738 Inkomsten der inspecteerende ambtenaren. 1. Gouv. besl. 5 Juni 1893 n°. 23 (Stbl. 1893 n°. 128). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten zesde: Krachtens machtiging der Koningin-Weduwe, Regentes: a. bij het Inlandsch onderwijs in dienst te stellen: 5 (vijf) Inspecteurs op eene bezoldiging van f 700 (zevenhonderd gulden) 'smaands met 2 (twee) tweejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 100 (éénhonderd gulden) 's maands en 5 (vijf) Adjunct-inspecteurs op eene bezoldiging van f 500 (vijfhonderd gulden) 'smaands met 2 (twee) tweejaarlijksche verhoogingen elk van f 100 (éénhonderd gulden) 'smaands; b. aan elk der sub a bedoelde ambtenaren toe te kennen eene indemniteit voor schrijfloonen en schrijfbehoeften van f 25 (vijf en twintig gulden) 'smaands; c. enz. Extract enz. 2. Gouv. besl. 29 Februari 1908 n°. 33 (Stbl. 1908 n°. 198). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten derde: Krachtens machtiging der Koningin boven de in artikel 6 van het besluit van 5 Juni. 1893 n! 23 (Staatsblad n; 128) (*) bedoelde 5 (vijf) Inspecteurs en 5 (vijf) AdjunctInspecteurs nog in dienst te stellen één Inspecteur en één Adjunct-Inspecteur op de in dat artikel sub a voor elke dier betrekkingen genoemde bezoldigingen en traktementsverhoogingen en onder toekennig der aldaar sub b genoemde indemniteit voor schrijfloonen en schrijfbehoeften. Ten vierde: enz. Afschrift enz. M Hierboven afgedrukt 739 3. Gouv. oesl. 6 Januari 1911 n°. 22 (Stbl. 1911 n°. 52). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Boven de in artikel 6 van het besluit van 5 Juni 1893 D? 23 (Staatsblad n? 128) 0) juncto artikel 3 van het besluit van 29 Februari 1908 11? 33 (Staatsblad 11' 198) (*) bedoelde 6 (zes) Inspecteurs en 6 (zes) Adjunct-Inspecteurs nog in dienst te stéllen één Inspecteur van het Inlandsch onderwijs, op de in eerstvermeld artikel sub a voor die betrekking genoemde bezoldiging en traktementsverhoogingen en onder toekenning van de aldaar sub b genoemde indemniteit voor schrijfbehoeften, wordende deze ambtenaar verbonden aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid om aldaar, overeenkomstig de bevelen van den Departementschef, werkzaam te zijn in het belang van het Inlandsch onderwijs. Extract enz. Instructie voor de inspecteerende ambtenaren. Besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n°. 7318 (Bijbl. n°. 4889). Gelezen enz.; Gelet op artt. .. en 7 van het Koninklijk besluit dd. 28 September 1892 n? 44 (Indisch Staatsblad 1893 D? 125) (2); HEEFT BESLOTEN: Artikel Een. Te bepalen enz. Artikel Twee. Vast te stellen: o. de aan dit besluit gehechte Instructie voor de inspecteerende ambtenaren bij het Inlandsch onderwijs; b. enz. 'dn>M-' Afschrift enz. . (!) Blz. 738. (2) „ 3. 745 Indienststelling van een klerk bij ieder der inspecteerende ambtenaren. Gouv. besl. 21 Januari 1914 n°. 68 (Stbl. 1914 n°. 95). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Gerekend van 1 Januari 1914, bij ieder der Inspecteurs en Adjunct-Inspecteurs van het Inlandsch onderwijs in dienst te stellen een klerk op eene bezoldiging van ƒ 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands; met bepaling, dat de klerken worden benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst op voordracht van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. Extract enz. Inspectie van scholen op afgelegen plaatsen. Miss. Dir. O. E. N. 3 Maart 1884 VB 2875 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs. De Regeering is van meening (*), dat het houden van somtijds kostbare inspectiën dér Inlandsche scholen van zeer problematiek nut is, wanneer het scholen geldt, nog voorzien van onderwijzers, niet van eene kweekschool afkomstig en niet van eene zoodanige ontwikkeling, dat de paedagogische wenken van UwEdG. op hen veel invloed zullen hebben. Ik heb daarom de eer UwEdG. te verzoeken Uwe insoectiën met oordeel des onderscheids te regelen en niet dan ih dringende gevallen veel tijd en geld kostende reizen naar afgelegen plaatsen te ondernemen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, STORTENBEKER. (J) Miss. lsten Gouv. Secr. 19 December 1883 no. 2065Ö aan Dir. O. E. N. 747 der traktemehtsverhoogihgen, verbonden aan de betrekking, waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd; 2. een indemniteit voor reis- en verblijfkosten van f 40.— (veertig gulden) 'smaands, wordende hun bij reizen over zee bovendien vergoed de kosten der reis van de plaats van inscheping tot de plaats van ontscheping als voor een reis in commissie overeenkomstig de bepalingen op de reis-, verblijf- en transportkosten in Staatsblad 1882 n! 187 juncto Staatsblad 1900 D* 274, met dien verstande, dat zij te dien aanzien worden gelijkgesteld met doktersdjawa. Ten zesde: enz. Algemeen toezicht op het aan Inl. scholen van technisch onderwijs gegeven gewoon schoolonderricht. Gouv. besl. 5 Februari 1934 n! 17. Herlezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Het algemeen toezicht op het aan de openbare en particuliere Inlandsche scholen van technisch onderwijs eventueel gegeven gewoon schoolonderricht is opgedragen aan den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs, in wiens ressort de school (scholen) gelegen is (zijn). Afschrift enz. Inrichting van voorstellen tot voorziening in vacatures aan scholen. Circ. wd. Dir. O. E. 8 Maart 1915 n! 5560 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. Reeds meermalen heeft het de aandacht getrokken dat de wijze, waarop tot dusver de voorstellen van de ispecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs tot voorziening in vacatures aan scholen zijn ingericht, noodeloos omslachtig is, terwijl daarbij, indien eene min of meer uitgebreide reeks mutaties gelijktijdig wordt voorgebracht, veelal niet vermeden kan worden dat de voorstellen aan overzichtelijkheid te wenschen overlaten. De gebruikelijke briefvorm leidt nl. van- 748 zelf tot betrekkelijk uitvoerig omschreven toelichting, ook waar met korte aanduidingen volstaan zou kunnen worden, en maakt voorts herhaling van tal van *™> onopgeleid. belasten met de ^ -g q _ waarneming van — : , • _ K 1 f- g. h. . | i. 1. Mangoenredja Hoofd. Opening der Mas Satria. onderwijzer 0nma Ra schoolaebouw is aereed Meubilair en (Preanger-Beg.) school. Besl. Bir. openb. Inl. school P9' 7 ■£? f Tf f T * _ „ ii». leermiddelen kunnen eerstdaags ter plaats» 172% 2dekl.Tjiandjoer\ verwacht worden. (Preanger-Beg.). \ Aantal ingeschreven leerlingen: 86. Be voorgedragene is een flink schoolhoofd, aan wien de opening eener nieuwe school volkomen kan worden toevertrouwd. 2- M- Zulpkr. Id. Soejitno. kweekeling M Huipond. Aan de beurt voor bevordering. openb. Inl. school (waarneming) 2de. kl. Garoet aMe. 2-2-'15-ö641. (Preanger-Beg). é Id- Id. Ismani. cand. kweek. M Kweek adres akte: 5-6-'14-15730. 4. Tjmndjoer Hoofd. Zie sub 1. Sapardi. ■ huipond. openb. Onderwijzer 2 veih. van f10. ' A Ird- 8cho°l 2di i (benoemen). Verzoek overplaatsing: Besl. Bir. 0. en E. kl. Soekaboemi 2-7-'13-14261 (Preanger-Beg.). 5. Soekaboemi Hulpkr. Zie sub 4. Mas Soelaka. huipond. openb. M Vermindering aantal leerlingen te Ban- m-}- Inl scho°l 2de kl. doeng n. 5 teerür. Bandoeng II. Aantal ^11^; Februari '15 : 140—10 verzuimen = 130. Januari „ : 143—14 „ =129. December '14 : 148—13 „ =135. November „ : 150— 7 „ =143. I G(ZT M' Zk sub2- Ngadiman. cand. kweek. \ Kweek, (benoemen) Verzoek plaatsing: Miss. Dir. 0. en E. akte: 1-3-14-9560. 7-9-'14-15567. UD Tr, Tl « „ *■„ —„:;_ j. i.__7. ■ , ... ——^———^———————"~*~——~—-—~~~ 753 No. 441. Bandoeng, den 2den Maart 1915. N.B. In kolom D c.q. te verwijzen naar de beschikking waardoor de vacature ontstaan is. In kolom H, voor zooveel betreft nieuw aan te stellen leerkrachten, het besluit tot uitreiking der akte aan te halen; voor wat aangaat herbenoemingen, het besluit van ontslag. In kolom I eventueel te verwezen maar beschikkingen, houdende toezegging van overplaatsing, of naar andere stukken waarbij daartoe strekkende verzoeken verhandeld zijn. Bij bevordering of herplaatsing het aantal toe te konnen verhoogingen op te geven. De Wde InsPecteiir _van het Inlandsch onderwijs -Adjunct Inripoctoiu» in de lste afdeeling, voorschriften inl. onderwijs. 48 756 Reglement voor de Inlandsche schoolcommissiën, bedoeld bij artikel 6 van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 n°. 44 (Staatsblad 1893 n°. 125) (*)■„ Abtikel % De Inlandsche schoolcommissiën (2) worden voorgezeten door het Hoofd van het gewest, waarin zij gevestigd zijn. In de afdeelingen wordt het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, bij verhindering om zelf als voorzitter op te treden, vervangen door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur. Artikel 2. Het aantal leden, met inbegrip van den voorzitter, bedraagt in den regel voor de hoofdplaatsen van gewesten 7, voor de hoofdplaatsen van bestuursafdeelingen 5 en voor alle overige plaatsen 3. In bijzondere gevallen, ter beoordeeling door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur, kunnen de commissiën uit meer of minder leden bestaan. Van zulke afwijking wordt mededeeling gedaan aan den inspecteerenden ambtenaar van het ressort. Artikel 3. De schoolcommissie kiest uit haar midden een secretaris. Is geen der leden genegen die betrekking op zich te nemen, dan wordt iemand buiten de schoolcommissie als secretaris aangewezen door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur. Artikel 4. De schoolcommissiën waken voor de naleving van de verordeningen op het Inlandsch onderwijs (s) en beijveren zich den bloei van dat onderwijs binnen haar ressort te behartigen. Artikel 5. Zij vergaderen eenmaal 's maands ter bespreking van de belangen der in hun ressort gevestigde Inlandsche scholen dan (1) Blz. 3. (2) De Inl. Schoolcommissiën moeten worden beschouwd als zellstandige lichamen, ieder met een eigen archief (Miss. Dir. O. E. 16 November 1911 n. 18929, blz. 757). (3) Ook wat aangaat het particulier onderwijs (zie art.'5, 11 en. 8 van de Regelen, respectievelijk in Stbl. 1895 no. 146, Stbl. 1906 no. 241 en Stbl. 1906 no. 242, blzz. 547, 527 en 697). 758 Commissie mede te deelen, dat ik meen geen gevolg te moeten geven aan Uw voorstel om voortaan voor de verschillende openbare Inlandsche scholen in de afdeeling .... van circulaires schoolverslagen enz. geen exemplaren meer te zenden aan elke Schoolcommissie ter plaatse waar die scholen gevestigd zijn, doch slechts twee exemplaren te doen toekomen aan Uwe Commissie. Uwe aandacht erop vestigende, dat op elke plaats waar één of meer openbare Inlandsche scholen gevestigd zijn, ingevolge artikel 6 der ordonnantie van 5 Juni 1893 (Staatsblad n! 125) 0) een Inlandsche Schoolcommissie moet zijn ingesteld, welke geacht wordt een zelfstandig lichaam le zijn met een eigen archief, merk ik verder nog op dat, al mogen thans door eene beschikking van den Resident van de Inlandsche Schoolcommissiën in de afdeeling .... een gemeenschappelijken secretaris~ leden hebben, het geenszins is uitgesloten, dat te eeniger tijd eene andere regeling noodig wordt geoordeeld, m welk geval eene voorafgaande samenstelling der archieven groote moeilijkheden zoü opleveren. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, Bij afwezen: De Secretaris, E. A. E. KALSHOVEN. Opschrift voor dienstbrieven. Circ. Dir. O. E. 24 November 1914 D? 23593 aan de Schoolcommissiën. Door den Chef van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst is de aandacht er op gevestigd, dat ingevolge artikel 56, alinea 4, van de Algemeene Bepalingen ter uitvoering van het Reglement voor den Postdienst in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1909 n? 563), bij verzending van dienstbrieven en open kaarten aan bijzondere personen, aan hef opschrift „dienst" de woorden „vrij van port" behooren te worden toegevoegd, wanneer de verzending uitsluitend geschiedt in het openbaar belang. Ontbreekt deze bijvoeging, dan worden de stukken beschouwd C1) Blz. 3. Vergl. ook artikel 2, alinea i, van het Reglement voor de Inlandsche Schoolcommissiën in Bijbl. no. 4889, blz. 756. 763 men van de toe te wijzen belooning, waarbij minder dan een kwart vel voor niets, grootere deelen doch minder dan driekwart vel voor een half vel en driekwart vel of meer voor een geheel vel worden gerekend (1). 6e. Het besluit van goedkeuring vermeldt tevens den omvang en de waarde per vel druks waarop het werk geschat is. 7e. Bezwaren tegen die schatting, ook op grond van later blijkend verschil met den omvang in druk, komen niet in aanmerking, tenzij ingeval van blijkbare vergissing ten nadeale van den betrokkene. 8e. Behalve de voormelde geldelijke belooningen kunnen voor werken van bijzonder verdienstelijken aard, behoorende tot de twee eerste klassen, toegekend worden medailles of eerepenningen in zilver en goud ter grootte van een rijksdaalder, aan de eene zijde gestempeld met het Koninklijk wapen, aan" de wederzijde met het opschrift: . De Begering van Nederlandsch-Indië als erkentenis van bijzondere verdiensten tot bevordering van kennis en beschaving onder den inlander. Deze medailles zijn bestemd om te dienen als legpenning en niet om gedragen te worden. 9e. De uitreiking van den eerepenning geschiedt zoo mogelijk gelijktijdig mët de toewijzing en gaat vergezeld van een toepasselijk diploma, behelzende den naam des bekroonden en het werk, waarvoor de onderscheiding is toegekend; wordende van de bekroning tevens melding gemaakt op het titelblad. 10e. Van alle aanspraak op de voormelde belooningen en onderscheidingen zijn uitgesloten bloote afschriften, uittreksels, omwerkingen uit proza in dichtmaat of omgekeerd of uit eene der zoogenaamde taaisoorten (zooals het kromo en ngoko) in de andere (2). Waar echter de uitgave van zoodanige geschriften wenschelijk geacht wordt, behoudt de Begering zich voor, de moeite, aan hunne bewerking verbonden, naar billijkheid te vergoeden, en daarbij ook de verdienste te erkennen, die in het opsporen en aanwijzen van een nuttig geschrift kan gelegen zijn. lle. Onder bloote uittreksels worden evenwel niet verstaan bloemlezingen of verzamelingen, met een bepaald doel uit een of meer werken bijeengevoegd, die even als overzettingen uit vreemde talen, naar de vastgestelde belooningen kunnen mededingen. (1) Aldus luidt paragraaf 5 ingevolge § 1 van Gouv. besl. 7 Mei 1904 no. 9 (Bijbl. no. 6024). (2) Aldus luidt deze zin ingevolge art. 1, § 11, van Gouv. besl. 4 September 1912 no. 30 (Bijbl. no. 7662). 767 Oprichting van een depöt van boeken en andere leermiddelen voor het Inl. onderwijs. Gouv. besl. 16 Januari 1878 n°. 11 (Stbl. 1878 n°. 32). Gelet enz.; : . Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat wordt opgerigt een dépöt van boeken en andere leermiddelen voor het inlandsch onderwijs. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Debitanten van de van Regeeringswege uitgegeven Inl. boekwerken. Gouv. besl. 23 Maart 1914 n°. 11 (Bijbl. n°. 8033). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van de besluiten van 23 Maart 1863 ff 12 (Bijblad ff 1348), 10 Januari 1866 ff 6 (Bijblad ff 1847), 4 Maart 1866 ff 21 (Bijblad ff 1846), 21 December 1868 ff 20,16 Maart 1867 ff 11, 7 April 1867 ff 7, 20 April 1867 ff 13, 26 Mei 1868 ff 24, 4 Februari 1869 ff 10 (Bijblad ff 2212) en van artikel 1 van het besluit van 8 Januari 1882 ff 11 (Bijblad ff 3807): Eerstelijk: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om personen en vereenigingen, die den wensch daartoe te kennen geven en die naar zijne meening daarvoor in aanmerking komen te belasten met het debiet van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten, .van Begeeringswege ten behoeve van den Inlander uitgegeven of aangekocht. Ten tweede: Te bepalen, dat de personen en vereenigingen, krachtens artikel 1 van dit besluit belast met het debiet der aldaar bedoelde boekwerken en gedrukten, zullen genieten een commissieloon van 25% (vijf en twintig procent) van den hun voor te schrijven verkoopprijs. Afschrift enz. 768 Voorschriften voor debitanten van de van Regeeringswege uitgegeven Inl. boekwerken. Besl. wden Dir. O. E. 20 Maart 1915 ff 6924. Herlezen enz.; Gelet op artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 23 Maart 1914 ff 11 (Bijblad op het Staatsblad ff 8033) C); Heeft besloten: Eerstelijk: Vast te stellen de bij dit besluit gevoegde , Voorschriften voor debitanten, die krachtens artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 23 Maart 1914 ff 11 (Bijblad ff 8033) f) zijn belast met het debiet van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten, van Begeeringswege ten behoeve van den Inlander uitgegeven en aangekocht". Ten tweede: enz. Afschrift enz. Voorschriften voor debitanten, die krachtens artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 23 Maart 1914 n». 11 (Bijblad n°. 8033) 0) zijn belast met het debiet van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten, van Regeeringsivege ten behoeve van den Inlander uitgegeven en aangekocht." Artikel 1. (1) De voor het debiet in aanmerking komende boekwerken en gedrukten worden door den debitant rechtstreeks aan het Depöt van Leermiddelen te Wéltevreden aangevraagd. (2) Hij dient daartoe aan den Administrateur van genoemd Depöt een aanvraag in duplo in, opgemaakt volgens model Bijlage I. (3) De op die aanvraag ontvangen pakketten worden geopend in tegenwoordigheid van twee door het Hoofd van plaatselijk bestuur aan te wijzen landsdienaren. (4) De bij die pakketten terugontvangen duplicaat-aanvraag en de desbetreffende factuur worden bij accoordbevm- C1) Blz. 767. 769 ding door den debitant voor ontvangst geteekend; de geteekende duplicaat-aanvraag wordt overgelegd bij de in artikel 3, alinea 1, dezer Voorschriften bedoelde jaarlijksche verantwoording van het beheer der boekwerken en gedrukten, de geteekende factuur zoo spoedig mogelijk teruggezonden aan voormelden Administrateur. Bij niet-accoordbevinding teekent de debitant op de beide gemelde stukken voor de artikelen, welke hij inderdaad heeft ontvangen, en vermeldt daarop tevens, wat niet in zijn bezit is gekomen. (5) Indien onbruikbare of geschonden boekwerken dan wel gedrukten worden ontvangen, wordt door den debitant en de in alinea 3 van dit artikel bedoelde commissie een behoorlijk omschrijvend proces-verhaal opgemaakt, dat mede wordt overgelegd bij de bovenbedoelde jaarlijksche verantwoording. (6) , Op gelijke wijze handelt de debitant en een commissie als vorenbedoeld, indien boekwerken of gedrukten onder het beheer van den eersten verloren gaan of in zoodanigen staat geraken, dat zij niet meer kunnen worden verkocht. Artikel 2. (1) De debitant moet de als zoodanig door hem ontvangen gelden vóór of op den 15den van elke maand bij den algemeenen ontvanger van zijn ressort overstorten tegen stortingsbewijs, overeenkomstig model Bijlage II. (2) Daarbij wordt tevens door hem aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur, in de residentie Batavia aan het Departement van Onderwijs en Eeredienst, het hem over de afgeloopen maand toekomend commissieloon aangevraagd. Artikel 3. (1) De debitant legt aan de Algemeene Bekenkamer over elk jaar verantwoording af van de als zoodanig door hem ontvangen gelden, overeenkomstig model Bijlage III. (2) De verantwoordingen met de daarbij behoorende bescheiden worden elk jaar uiterlijk op ultimo Januari ingediend door tusschenkomst van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 4. (1) Bij overgave van het debiet aan een anderen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aangewezen debitant moeten processen-verbaal van overgave van het geldeljik en materieel beheer, overeenkomstig modellen Bijlagen IV en V in duplo worden ingediend aan den Directeur van Onderwijs VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. *J 772 Bijlage II. De Algemeene Ontvanger van 's Lands kas te ( ) gelieve te ontvangen de som van ƒ ( ), wegens door den debitant te ( ) gedurende de maand geïnde gelden voor den verkoop van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten, van Regeeringswege uitgegeven en aangekocht ten behoeve van den Inlander. , den 19... origineel, Afgegeven voor duplicaat, triplicaat, De Debitant vd., Voor de ontvangst der som van f ( )• De Algemeene Ontvanger van 's Lands kas te , De laatstvorige opgave heeft plaats gehad op den De Debitant vd., 773 Bijlage III. Gewest VERANTWOORDING van den DEBITANT VAN LEER- EN LEESBOEKEN EN GEDRUKTEN. (*) te (**) over het jaar 19... (*) Naam van den debitant. (**)' Plaatsnaam. N. B. De jaarlijksche verantwooording moet ingediend worden op ultimo Januari van het jaar, volgende op dat, waarop de rekening betrekking heeft. Een tusschentijdsche verantwoording wordt ingediend 14 dagen na overgaaf van het beheer. 781 Kostelooze verstrekking van inl. werken aan de schrijvers, bewerkers of vertalers. Gouv. bsl. 25 Maart 1882 n°. 8 (Bijbl. n°. 3879). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat van alle van Regeeringswege uitgegeven wordende leer- en leesboeken in inlandsche talen en het Nederlandsch (1) bedoeld bij het besluit van 14 Februari 1870 n? 9 (Bijblad op het Stbl. n? 2289) (2), aan ieder schrijver, bewerker of vertaler desverlangd tien exemplaren van elk werk kosteloos zullen worden verstrekt, met machtiging aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, om op aanvraag aan belanghebbenden alsnog die verstrekking ook van vroeger uitgegeven werken, voor zoover die nog niet zijn uitverkocht, te doen geschieden. Extract enz. Druk en aankoop van Inl. boekwerken. Gouv. besl. 30 October 1892 n°. 7 (Bijbl. n°. 4974). Herlezen enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om: a. schoolboeken of andere werken ten dienste van het openbaar en het bijzonder Inlandsch onderwijs voor rekening van den lande te doen drukken of herdrukken bij de Landsdrukkerij te Batavia, dan wel zoo noodig ook bij particuliere drukkers (3); C1) De woorden „en het Nederlandsch" zijn aan het besluit toegevoegd bij art. 2 van Gouv. besl. 4 September 1912 n°. 30 (Bijbl. no. 7661). (2) Blz. 761. (3) Aldus luidt punt o ingevolge Gouv. besl. 5 Januari 1909 n°. 7 (Bijbl. no. 6974). 783 Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om aan de van Regeeringswege uitgegeven zoomede door de Regeering aangekochte boeken en andere gedrukten, welke voor het algemeen verkrijgbaar zijn gesteld, de noodige publiciteit te geven door middel van: a. eene doelmatige verspreiding van den betreffenden catalogus, welke gratis verkrijgbaar wordt gesteld; b. het plaatsen van aankondigingen in de voornaamste stations en halten van de Staatsspoorwegen, voorzoover de beschikbare ruimte zulks toelaat, zullende deze plaatsing kosteloos geschieden. Ten tweede: De in artikel 1 bedoelde boeken en gedrukten, voorzoover deze, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, bestemd zijn voor eene meer algemeene verspreiding onder het Europeesch of Inlandsch publiek, bij wijze van proef verkrijgbaar te stellen voor in Nederlandsch-Indië gevestigde boekhandelaren, welke op hun daartoe strékkend verzoek door den Directeur vd. worden aangewezen, tegen lageren prijs dan voor welke de boeken voor het publiek zijn verkrijgbaar gesteld, en wel: 20% (twintig procent) daar beneden bij aankoop van minder dan één dozijn exemplaren tegelijk; en 25% (vijf en twintig procent) daar beneden bij aankoop van twaalf of meer exemplaren tegelijk; onder beding dat de betrokken boekhandelaar, blijkens eene op elke aanvraag te stellen uitdrukkelijke verklaring, zich verbindt, om bij wederverkoop der boeken, voorzoover deze a, contant plaats vindt, ze te verkoopen tegen geen hoogeren dan den bovenbedoelden van Gouvernementswege voor het publiek vastgestelden prijs. Ten derde: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om wanneer en in zoover als hem zulks noodig of wenschelijk voorkomt van de in artikel 2 bedoelde boeken of gedrukten een door doelmatige stempeling voor verkoop onbruikbaar gemaakt precent exemplaar te verstrekken aan de daarbedoelde boekhandelaren ter kennismaking en aan couranten of tijdschriften ter kennisneming met het oog op eventueele bespreking. Afschrift enz. 784 Kosteiooze beschikking door de Departementschefs over de tot den voorraad van hun Departement behoorende boekwerken, kaarten en andere gedrukten. * Gouv. besl. 17 Mei 1905 n°. 29 (Bijbl. n°. 6237). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: De Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur te machtigen om in de gevallen, waarin zij dat wenschelijk achten, kosteloos te beschikken over tot den voorraad van hun Departement behoorende boekwerken, kaarten en andere gedrukten, welke van Begeeringswege tegen betaling voor het publiek verkrijgbaar zijn gesteld; met bepaling dat de beschikking geschiedt bij een gemotiveerd besluit van den betrokken Departementschef, waarvan een afschrift wordt gezonden aan de Algemeene Bekenkamer en een extract aan den met de bewaring der boeken, kaarten en andere gedrukten belasten ambtenaar en indien de bewaarder onder een ander Departement ressorteert, ook aan den 'Chef van dit Departement. Extract enz. Kostelooze verstrekking van leermiddelen ten behoeve van de Inl. scholen van het Leger des Heils. Gouv. besL 1 Mei 1906 n°. 6 (Bijbl. n°. 6480). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 15 April 1906 n! 14 (*) den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om aan den Leider van het Leger des Heils in Nederlandsch-Indië, ten behoeve van de door dat Leger beheerde scholen voor behoeftige Inlanders, kosteloos leermiddelen te verstrekken uit 's Lands dépöt van leermiddelen te Weltevreden. Extract enz. (i) Bijblad no. 6477. 785 Verkrijgbaarstelling van boekwerken in Nederland. 1. Miss. lsten Gouv. Secr. 2 Januari 1907 n? 4 aan de Departementschefs (Bijbl. n°. 6613). De Minister van Koloniën heeft het verzoek gedaan om telkens wanneer hier te lande een boekwerk van Landswege wordt verkrijgbaar gesteld, ook het belangstellend publiek in Nederland in de gelegenheid te stellen zich dat werk aan te schaffen, waartoe voortaan van elk zoodanig werk een 25 tal exemplaren en, in gevallen waarin vermoed wordt dat de belangstelling in Nederland groot zal wezen, een grooter aantal naar zijn Departement gezonden zou kunnen worden. In verband hiermede zal voortaan bij het doen van voorstellen tot verkrijgbaarstelling van boeken bij het Dépöt van leermiddelen te Weltevreden, door TT tevens het aantal in Nederland te verkoopen exemplaren zijn bekend te stellen en voor de verzending derwaarts (welke in den regel door tusschenkomst van het bureau der Algemeene Secretarie te Batavia zal kunnen plaats hebben) een voorstel te doen. Voorts zullen de prijzen waarvoor de van Landswege gedrukte boekwerken behooren te worden verkocht door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid rechtstreeks aan het Ministerie van Koloniën kunnen worden opgegeven. Op last van den Gouverneur-Generaal heb ik de eer ^rtmT te verzoeken bij voorkomende gelegenheid met het vorenstaande rekening te willen houden. De l8te Gouvernements-Secretaris, HULSHOFF POL. 2. Gouv. besl. 16 Maart 1907 n°. 30 (Bijbl. n°. 6664). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: De Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur, ieder voor zoover zijn Departement betreft, te machtigen om van elk tot den voorraad van zijn Departement behoorend boekwerk, dat voor rekening van den Lande is of wordt uitgegeven en in het Dépöt van Leermiddelen te Weltevreden voor het algemeen is of wordt verkrijgbaar gesteld, een aantal van 25 VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 50 786 of meer exemplaren, ter beoordeeling van den betrokken Departementschef te zenden aan het Departement van Koloniën in Nederland, ten einde aldaar voor het algemeen te worden verkrijgbaar gesteld. Extract enz. Verstrekking van boeken enz. ten behoeve van het openbaar Ini. onderwijs uit den voorraad voor het openbaar Eur. lager onderwijs. Gouv. besl. 8 November 1907 n°. 35 (Bijbl. n°. 6760). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om ten behoeve van het openbaar Inlandsch onderwijs boeken en andere schoolbenoodigdheden te doen verstrekken uit den voorraad van die artikelen voor het openbaar Europeesch lager onderwijs. Extract enz. Verstrekking van schoolbehoeften uit 's Lands depöt van leermiddelen te Batavia aan het ten behoeve van de landschapsscholen in Celebes opgericht depöt van leermiddelen te Makasser. Gouv. besl. 26 April 1911ff 26. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Machtiging te verleenen om, met afwijking in zoover van het bepaalde bij artikel 1 van het besluit van 28 September 1892 ff 27, zooals dat luidt ingevolge het besluit van 7 December 1892 ff 3, uit 's Lands dépöt van leermiddelen te Wéltevreden aan het te Makasser ten behoeve van de landschapsscholen in het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden opgericht dépöt van leermiddelen de voor die scholen benoodigde school-, schrijf- en teekenbehoeften, voor zooveel zij niet voor het algemeen zijn verkrijgbaar gesteld, te ver- 787 strekken tegen dezelfde prijzen, waarvoor die artikelen aan het Gouvernement worden geleverd: met bepaling dat de kosten van verzending der bedoelde school-, schrijf- en teekenbehoeften uit 's Lands dépöt van leermiddelen te Weltevreden naar Makasser komen ten laste van den Lande. Ten tweede: enz. Extract enz. Foto's, teekeningen, grafieken enz. op te nemen in jaarverslagen en andere boekwerken. Gouv. besl. 20 April 1914 n? 17. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen: le. dat voortaan foto's, teekeningen, grafieken, enz. op te nemen in ter Landsdrukkerij te drukken jaarverslagen en andere boekwerken voor 's Lands dienst, uitsluitend aan den Directeur dier inrichting moeten worden toegezonden, door wiens tusschenkomst voor de reproductie zal worden zorg gedragen; 2e. dat, ter bespoediging der werkzaamheden, de indiening dezer foto's en teekeningen zoo vroeg mogelijk moet plaats hebben, en dat daarmede, behoudens noodzakelijkheid niet mag worden verwijld totdat de kopie der werken voor den druk gereed is; 3e. dat alle litografische reproductie-werkzaamheden ten behoeve van 's Lands dienst zullen worden uitgevoerd bij de Topografische Inrichting te Batavia en alle autotypische en zincografische reproductiewerkzaamheden, naar gelang van omstandigheden, bij het daarvoor te Buitenzorg bestaande atelier van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, dan wel eveneens bij de eerstbedoelde inrichting, en dat bijaldien die beide inrichtingen niet tijdig aan de aanvragen kunnen voldoen, den Directeur der Landsdrukkerij vrijheid wordt gelaten om de werkzaamheden door particulieren te doen uitvoeren. Extract enz. INLANDSCHE SCHOOL- EN VOLKSLECTUUR. Instelling van eene commissie voor de Inl. schooien volkslectuur ('). Gouv. besl. 14 September 1908 II? 12. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Eene eommissiie (*) in te stellen, welke te Batavia zal bijeen komen en tot taak beeft den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid voor te lichten bij de keuzevan werkjes geschikt om te dienen voor lectuur ten behoeve van de Inlandsche bevolking van Nederlandsch-Indië en voor de bibliotheken der openbare Inlandsche scholen. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Drukken van werken voor volkslectuur. Gouv. besl. 23 Februari 1909 n°. 21 (Bijbl. n°. 7060). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om werken, welke door de Commissie voor de Inlandsche school- en volkslectuur, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 n? 12 (2), worden aanbevolen voor uitgave als volkslectuur, voor rekening van den Lande tedoen drukken of herdrukken bij de Landsdrukkerij te Batavia, dan wel zoo noodig ook bij particuliere drukkers. Extract enz. l1) Deze commissie kan ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 13 October 1910 n°. 5, blz. 792, aangeduid worden als „Commissie voor de volkslectuur"'. (2) Hierboven afgedrukt. 790 Belooningen aan vervaardigers van werken voor volkslectuur. Gouv. besl. 5 Augustus 1909 n°. 21 (Bijbl. n°. 7074). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 23 Februari 1909 ff 21 (*), den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om aan de schrijvers van werken, welke door de Commissie voor de Inlandsche school- en volkslectuur, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 ff 12 (*), worden aanbevolen voor uitgave als volkslectuur, geldelijke belooningen uit te keeren overeenkomstig de regelen in artikel 1 van het besluit van 14 Februari 1870 ff 9 (Bijblad ff 2289), zooals die zijn gewijzigd en aangevuld bij de besluiten van 7 Mei 1904 en 27 Juli 1905 nos. 9 en 24 (Bijblad nos. 6024 en 6305) f). Extract enz. Benoeming en ontslag der commissieleden voor de volkslectuur. Gouv. besL 14 April 1910 ff 3. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bevoegd te verklaren tot benoeming en ontslag van leden, met inbegrip van hel lid tevens voorzitter, van de bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 ff 12 (*) ingestelde Commissie van voorlichting bij de keuze van werkjes, geschikt om te dienen van lectuur ten behoeve van de Inlandsche bevolking van Nederlandsch-Indië en voor de bibliotheken der openbare Inlandsche scholen; met bepaling, dat aan de door dien Departementschef te benoemen leden van voormelde commissie, voor zoover buiten Batavia woonachtig, bijaldien zij zich voor de werkzaamheden der commissie naar de plaats begeven, reis- en verblijfkosten zullen worden vergoed op den voet der bestaande bepalingen. Afschrift enz. (i) Blz. 789. (*) „ 761. 791 Bepalingen betreffende de op- en inrichting van volksbibliotheken. Gouv. besl. 13 October 1910 II» 5. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Vast te stellen de volgende BEPALINGEN omtrent de op- en inrichting van bibliotheken voor volkslectuur (volksbibliotheken). Artikel 1. (1) Aan iedere openbare lagere Inlandsche school der 2e klasse op Java en Madoera wordt een volksbibliotheek verbonden. (2) Het hoofd der school is belast met het beheer van die bibliotheek. Artikel 2. (1) De Directeur, van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid is bevoegd ook elders de oprichting van volksbibliotheken te bevelen. (2) Het besluit van dien Departementschef tot oprichting van een volksbibliotheek houdt tevens de aanwijzing van den beheerder in. Artikel 3. (1) Onder het toezicht van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid berust de algemeene leiding der volksbibliotheken bij de commissie, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 n' 12 0). (2) Die commissie stelt een reglement vast (2) omtrent de inrichting, het beheer en het gebruik van de volksbibliotheken en geeft aan de beheerders alle algemeene en bijzondere aanwijzingen welke zij dienstig acht. (3) Dat reglement bevat de bepaling, dat leerlingen van openbare lagere Inlandsche scholen kosteloos de voor hen geschikte werken uit de volksbibliotheek hunner school ter lezing kunnen ontvangen. t1) Blz. 789. (2) Zie blz. 792. 792 (4) Voorts zorgt de commissie in overleg met de Inspectie van het Inlandsch gemeente-onderwijs dat de aan openbare lagere Inlandsche scholen verbonden volksbibliotheken dienstbaar worden gemaakt aan het onderwijs op de Inlandsche gemeentescholen aldaar. (5) De beheerders zijn verplicht aan de in alinea 1 bedoelde commissie alle verlangde opgaven en inUèhtingen te verstrekken. Artikel 4. (1) De in het vorig artikel bedoelde commissie bevordert de samenstelling van volkslectuur en doet aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid de noodige voorstellen tot aankoop, druk, herdruk enz. van werken, welke naar haar gevoelen voor plaatsing in de volksbibliotheken in aanmerking komen. (2) Zij regelt de verdeeling van door genoemden Departementschef te harer beschikking gestelde werken over de verschilleüde volksbibliotheken. (3) De verzending aan de beheerders der volksbibliotheken geschiedt overeenkomstig hare aanwijzingen door den Administrateur van het Dépot van leermiddelen. Ten tweede: Te bepalen, dat de bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 n« 12 (*) ingestelde commissie kan werden aangeduid als „Commissie voor de volkslectuur". Afschrift enz. Reglement op de volks-bibliotheken. (*) Artikel t Aan iedere openbare lagere school der 2de klasse op Java en Madoera wordt een Volksbibliotheek verbonden. Het hoofd der school is belast met het beheer van die bibliotheek. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid is bevoegd ook elders de oprichting van Volksbibliotheken te bevelen. (!) Blz. 789. (2) Vastgesteld door de Commissie voor de volkslectuur ingevolge art. 3 al. 2 van de Bepalingen, vastgesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 13 October 1910 No. 5, blz. 791. 793 Het besluit van dien Departements-cbef tot oprichting van een Volksbibliotheek houdt tevens de aanwijzing van den beheerder in. Artikel 2. Die bibliotheken bestaan uit de van Gouvernements-wege uitgegeven of aangekochte werken, die daartoe gesclnkt worden geoordeeld. Artikel 3. Iedere bibliotheek omvat de volgende categorieën: A. kinderlectuur; B. ontwikkelings- en ontspannings-lectuur voor volwassenen; C. wetenschappelijke en ontspannings-lectuur voor meer ontwikkelden; A en B in de volkstaal, C in het Maleisch of in het Hollandsch. Artikel 4. Iedereen, van wélken landaard of sekse ook, kan onder de bepalingen van dit Beglement boeken uit deze Volksbibliotheken ter leen ontvangen, mits de aanvrager: o. woonachtig is in het ressort, waarin de betrokken bibliotheek gevestigd is; b. te goeder naam en faam bekend staat, ter beoordeeling van den beheerder; c. goed kan lezen, alsmede de taal en het letterschrift, waarin hij (of zij) boeken wenscht te ontvangen, voldoende machtig is, ter beoordeeling van den beheerder. Artikel 5. Aan iederen aanvrager wordt tegelijk niet meer dan één werk of afzonderlijk deel van een werk ter hand gesteld; wanneer de aanvrager op grooten afstand woont, en (of) blijken van ernst voor zijne lectuur heeft gegeven, kan hiervan worden afgeweken. Artikel 6. Als regel zal de aanvrager persoonlijk het door hem verlangde werk komen afhalen; bij aanvraag door een ander moet deze een schriftelijk en onderteekend bewijs van aanvrage 794 meebrengen. Modellen hiertoe worden op verzoek door den beheerder gratis verstrekt. Artikel 7. Ieder werk of afzonderlijk deel van een werk wordt voor niet langer dan één maand uitgeleend. Zijn er intusschen geen andere gegadigden gekomen, dan kan de beheerder, mits hem het boek wordt vertoond, verlenging voor ten hoogste één maand toestaan. Artikel 8. Wanneer meerdere aanvragen om eenzelfde werk of afzonderlijk deel van een werk inkomen, wordt hiervan aanteekening gehouden, en het boek successievelijk uitgeleend naar volgorde der aanvragen; bij gelijktijdige aanvraag wordt om den voorrang geloot. Prioriteit op grond van maatschappelijke positie, of geboorte mag in geen geval worden verleend. Artikel 9. Beschadigde boekwerken, of dezulke met losse bladen mogen in geen geval worden uitgeleend, doch moeten ten spoedigste worden hersteld. Artikel 10. Voor het gewoon onderhoud der boeken en tegemoetkoming in andere onkosten, zal, behalve voor de categorie A (art. 3), per uitgeleend deel moeten worden vergoed: t voor werken in klein formaat of met minder dan 50 pagina s de somma van f 0,01 (één cent); voor alle andere werken de somma van f 0,02V2 (twee en een halven cent). Artikel 11. De houders van boekwerken zijn verplicht verloren geraakte of beschadigde boeken op hunne kosten te doen vervangen of herstellen. Op het formulier, bedoeld in artikel 14 wordt van deze bepaling uitdrukkelijk melding gemaakt, terwijl brj eerste uitleening de beheerder hierop den leeners opmerkzaam moet maken. Artikel 12. De beheerder is persoonlijk voor de goede naleving van dit 795 Reglement verantwoordelijk. Bij gebleken bijzonderen ijver kan hem eene renumeratie van Gouvernements-wege worden toegekend. Artikel 13. Hij is gehouden alle uitgeleende werken in een register op te teekenen, vermeldende den datum van uitgifte, den leener, alsmede titel en bibliotheek-nummer van het boek. Bij terugontvangst worden datum en toestand, waarin het boek verkeert, mede daarin aangeteekend. Jaarlijks, in de eerste helft van de maand Maart, moet het register rechtstreeks aan de Commissie voor de Volks-lectuur worden opgezonden. Artikel 14. Bovendien zal de beheerder van ieder uitgeleend werk op een afzonderlijk formulier gelijke mededeeling stellen en door den leener laten onderteekenen; is deze daartoe niet in staat, dan wordt daarvan aanteekening gehouden. Deze formulieren worden gerangschikt naar de bibliotheeknummers en teruggegeven bij retour der boeken. Artikel 15. De bibliotheek is geopend op dagen en uren, door de plaatselijke School-commissie te bepalen, c. q. door den beheerder als bedoeld in art. 1, al. 4 doch minstens één dag en één uur in de week, met dien verstande, dat ongeacht den tijdsduur van opening, alle gedane aanvragen vóór sluiting volgens de bepalingen van dit Beglement moeten worden afgedaan. Artikel 16. Afschrift van dit Beglement in de landstaal in Hollandsche karakters, c. q. mede in het inheemsche letterschrift, alsmede van den Catalogus der beschikbare boeken behoort in het lokaal der bibliotheek op eene gemakkelijk toegankelijke plaats te zijn opgehangen. . Artikel 17. De beheerder is verplicht kosteloos alle inlichtingen te verstrekken voor de aanschaffing van de gewenschte werken uit 's Lands Dépöt van Leermiddelen en desgewenscht zijne bemiddeling daartoe te verleenen. 796 Artikel 18. Ieder, die in een door bemiddeling der Commissie voor de Volks-lectuur uitgegeven werk verbeteringen en aanvullingen kan opgeven, ontvangt bij den eersten herdruk gratis een nieuw exemplaar, indien de opgegeven verbeteringen of aanvullingen juist worden bevonden, en van genoegzaam gewicht worden geacht. Aankoop van werken voor volkslectuur. Gouv. besl. 14 October 1910 n°. 10 (Bijbl. n°. 7451). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van de besluiten van 23 Februari en 5 Augustus 1909 n08. 21 en 21 (Bijblad op het Staatsblad nos. 7060 0) en 7074 (2)), den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om van bij particuliere uitgevers verschenen werken, welke door de Commissie voor de Inlandsche school- en volkslectuur, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 II' 12 0), worden aanbevolen voor vokslectuur, den noodigen voorraad aan te koopen. Extract enz. Toezicht op de volksbibliotheken. Circ. Dir. O. E. N. 19 Juli 1911II' 11779 aan de Inl. Schoolcommissiën op Java en Madoera. Zooals Uwer Commissie is gebleken uit het U bij mijne missive van 28 December 1910 n' 23589 o. m. toegezonden extract iuit het Gouvernementsbesluit van 13 October t.v. n' 5 (3) — vgl. artikel 1 van de daarbij vastgestelde Bepalingen omtrent de op- en inrichting van bibliotheken voor volkslec- (1) Blz. 789. (2) „ 790. (») „ 791. 797 tuur (volksbiblotheken) — zullen aan de Inlandsche scholen der 2e klasse op Java en Madoera vólksbibliotheken worden verbonden en zullen de hoofden dier scholen met het beheer van die bibliotheken worden belast. Door de Commissie voor de Volkslectuur (vgl. artikel 2 van gemeld Gouvernementsbesluit) is er mijn aandacht op gevestigd, dat voor de goede behartiging der aan de beheerders dier bibliotheken toe te vertrouwen belangen en voor de juiste naleving der daaromtrent te geven voorschriften eenige contröle op hun beheer noodzakelijk is, welke contröle echter uiteraard door die Commissie alléén, moeilijk in voldoende mate kan worden uitgeoefend. De overweging van de vraag, wie haar daarbij op de meest doeltreffende wijze behulpzaam zou kunnen zijn, leidde tot de conclusie, dat de beste hulp zou kunnen worden verleend door de plaatselijke Inlandsche Schoolcommissiën. In de omstandigheid nu dat de meergenoemde volksbibliotheken behalve aan het volwassen Inlandsch publiek ook ten goede zullen komen aan de leerlingen der scholen, waaraan zij verbonden zijn (vgl. artikel 3, alinea 3, der Bepalingen voornoemd), vind ik vrijheid Uwe Commissie uit te noodigen zich te willen belasten met het toezicht op de bibliotheek (theken) bij de onder Uw toezicht staande school (scholen) en daartoe op verschillende tijden (zoo mogelijk ten minste 2 maal 's jaars) die bibliotheek (theken) aan een onderzoek te onderwerpen en van Uwe bevinding aan dit Departement een verslag uit te brengen overeenkomstig het daarvoor door meergenoemde Commissie ontworpen model (*), waarvan een 4-tal afdrukken hierbij gaan. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTEB. (!) Zie blz. 798. 798 Model-verslag bedoeld in circ. Dir. O. E. N. 19 Juli 1911 n°. 11779, blz. 796. Eesidentie 19 Afdeeling VEESLAG van het onderzoek der plaatselijke Inlandsche Schoolcommissie te nopens het beheer der aan de openbare Inlandsche school der 2e klasse n? ter plaatse verbonden VOLKSBIBLIOTHEEK. A Nauwkeurigheid van (') OPMERKINGEN, beheer. B IJver van den beheerder. O Toestand der boekwerken. den 19... De secretaris ^er Schoolcommissie voornoemd: A Te letten op juiste plaatsing der boeken in hunne categorieën, nauwkeurige invulling der uiüeeningen in het register, en overeenstemming met de betrokken bons, alsmede juiste rangschikking daarvan. . " _.; , . . .... B Te vermelden ware of de beheerder op de uren van opening de gegadigden behoorlijk ' als dienaar van het publiek te woord staat, en of hrj verder naar vermogen moeite doet de uitleening bij eventueele belangstellenden te bevorderen. C Br ware te letten op zindelijkheid der kaften, netheid van hanteering der boeken ' (ezelsooren, vlekken, losse bladen) c.q. de exemplaren aan te wijzen, die al of niet op kosten van leeners door nieuwe moeten worden vervangen. (i) In te vullen: Slecht. Onbevredigend. Bevredigend. Goed. Zeer goed. 799 Bezoldiging Inl. schrijvers — Lokaalhuur — Verdere bureaukosten voor de Commissie voor de volkslectuur. Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 (Stbl. 1912 n°. 125). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Enz. Ten tweede: Te bepalen, dat voor bezoldiging van Inlandsche schrijvers en bestrijding van kosten van lokaalhuur en verdere bureaukosten ten behoeve van de bij artikel 1 van het besluit van 14 September 1908 II? 12 (*) ingestelde Commissie voor de volkslectuur jaarlijks kan worden beschikt over het bedrag dat daarvoor bij de begrooting wordt uitgetrokken. Ten derde: Reizen der Commissieleden voor de volkslectuur. Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 (Stbl. 1912 n°. 125). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Enz. Ten tweede: Ten derde: Den Voorzitter van de in artikel 2 van dit besluit (2) genoemde Commissie te machtigen om ter behartiging van de belangen der volkslectuur, hetzij zelf reizen over Java en Madoera te maken, hetzij aan de leden der Commissie en aan de te harer beschikking gestelde personen het maken van zoodanige reizen op te dragen, met bepaling dat voor het doen dier reizen reis- en verblijfkosten zullen worden vergoed op den voet der bestaande bepalingen (3). Ten vierde: Geldelijke belooning voor de beheerders van volksbibliotheken. Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 (Stbl. 1912 n°. 125). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Enz. Ten tweede: ' Ten vierde: Te bepalen, dat door den Directeur van On- (!) Blz. 789. (2) Hierboven afgedrukt. (8) Aldus luidt dit artikel 3 ingevolge Gouv. besl. 24 October 1913 no. 22 (Stbl. 1913 no. 6êS). 800 derwijs en Eeredienst aan de beheerders van volksbibliotheken een geldelijke belooning kan worden toegekend van ten hoogste f 2.50 (twee gulden vijftig cent) 'smaands per hoofd. Ten vijfde: Uitgaven voor de volksbibliotheken. Gonv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 (Stbl. 1912 n°. 125). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Enz. Ten vijfde: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om ter bestrijding van de uitgaven voor de volksbibliotheken, niet voortvloeiende uit de artikelen 2, 3 en 4 van dit besluit 0) of uit het aankoopen, drukken, kartonneeren, kaften enz. van voor die bibliotheken bestemde werken, jaarlijks te beschikken over het bedrag dat daarvoor bij de begrooting wordt uitgetrokken. Ten zesde: Te bepalen, dat deze beschikking wordt gerekend te zijn ingegaan op 1 Januari 1912. Extract enz. Kostelooze verstrekking van boekwerken, bestemd voor volkslectuur, aan Inl. vereenigingen en aan openbare en particuliere onderwijsinrichtingen. L Gouv. besl. 23 November 1912 lü 40. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om aan naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komende particuliere Inlandsche vereenigingen ten behoeve van door die vereenigingen onderhouden leesbibliotheken, op door dien Departementschef te stellen voorwaarden, kosteloos te verstrekken één exemplaar van de voor volkslectuur bestemde boekwerken. Afschrift enz. (i) Blz. 799. 801 2. Gouv. besl. 14 November 1914 ff 29. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen, om aan openbare en particuliere onderwijsinrichtingen welke naar het oordeel van dien Departementschef daarvoor in aanmerking komen, ten behoeve van hare eigen boekerijen voor de leerlingen, op aanvraag kosteloos de noodige boekwerken te verstrekken uit den voorraad bestemd voor de volkslectuur. Afschrift enz. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 51 EENIGE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE INLANDSCHE AMBTENAREN IN HET ALGEMEEN. BINNENLANDSCHE VERLOVEN. Reglement voor binnenlandsche verloven. Gouv. besl. 20 Februari 1912 n°. 50 (Stbl. 1912 n°. 198). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerlringstelling van de reglementen, vastgesteld bij de besluiten van 13 Mei 1872 n? 1 (Staatsblad IP 91) en 7 Augustus 1881 IP 4 (Staatsblad IP 174), zooals zij zijn aangevuld bij de besluiten respectievelijk van 15 October 1893 IP 1 (Staatsblad IP 270) en 2 Juni 1897 IP 31 (Staatsblad IP 151), vast te stellen het aan dit besluit gehecht „Reglement (*) omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren in Nederlandsch-Indië". Ten tweede: Met buitenwerkingstelling van het besluit van 27 September 1887 IP 5 (Saatsblad IP 176), het bij artikel 1 van dit besluit vastgesteld reglement toepasselijk te verklaren op de door of namens den Gouverneur-Generaal aangestelde Hoofden van vreemde Oosterlingen; met dien verstande, dat de binnenlandsche verloven aan de bedoelde Hoofden worden verleend door of namens de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur. Ten derde: enz. Ten vijfde: De voorafgaande artikelen van dit besluit treden in werking op 1 -Mei 1912. Ten zesde: enz. Afschrift enz. (J) Dit reglement is niet van toepassing op Eur. en Inl. burgerlijke landsdienaren, tot het Ned.-Ind. Leger behoorende, ingevolge Gouv. besl. 4 September 1913 no. 40 (Stbl. 191S no. 557). 804 Reglement omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren in Nederlandsch-Indië. Artikel 1. (1) Aan in vasten of in tijdelijken dienst zijnde Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren, waaronder begrepen de met Europeanen en de met Inlanders gelijkgestelden, kunnen binnenlandsche verloven worden verleend, hetzij wegens ziekte, hetzij wegens gewichtige redenen. (2) Bij de aanvraag van het verlof, welke schriftelijk moet worden ingediend, wordt nauwkeurig opgegeven het tijdstip van indiensttreding, zoomede krachtens welke beschikkingen en voor welken duur gedurende de laatste vijf jaren reeds binnenlandsche verloven zijn genoten. Artikel 2. (1) Binnenlandsche verloven wegens ziekte en verlengingen daarvan worden alleen verleend indien bij de aanvraag is overgelegd een aan de gestelde vereischten voldoend geneeskundig certificaat, vermeldend de noodzakelijkheid van het verlof en den tot genezing noodig geachten duur daarvan, zoomede de plaats of plaatsen, waar het verlof moet worden doorgebracht. n . (2) Indien ter zake reiskosten aan den Lande m rekening kunnen worden gebracht, moeten die plaats of plaatsen worden aangewezen, welke met de minste kosten te bereiken zijn. Artikel 3. Behoudens de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal om, buiten bezwaar van den Lande, wegens gewichtige redenen voor bepaalden of onbepaalden tijd verlof toe te staan, worden de bij het eerste lid van artikel 1 bedoelde verloven verleend: o. wegens ziekte voor ten hoogste zes maanden; b. wegens gewichtige redenen voor ten hoogste drie maanden voor landsdienaren, die op Java en Madoera, en voor ten hoogste vier maanden voor landsdienaren, die in de buitenbezittingen geplaatst zijn. 805 Artikel 4. (1) Verloven wegens ziekte brengen het behoud van vol traktement mede gedurende de eerste drie maanden, terwijl ingeval van verlof wegens gewichtige redenen, als bedoeld sub b van het vorig artikel, vol traktement behouden wordt gedurende de eerste maand voor hen, die op Java en Madoera en gedurende de eerste twee maanden voor hen, die in de buitenbezittingen geplaatst zijn. (2) Tijdens den verderen duur dier verloven wordt half traktement genoten. (3) De Gouverneur-Generaal is bevoegd ook voor den verderen duur van het verlof wegens ziekte de uitkeering van vol traktement te vergunnen, ingeval de ziekte een gevolg is van. bevolen of gevorderde diensten. (4) De emolumenten, aan eene betrekking verbonden, worden gedurende het geheele verlof toegekend aan — of verdeeld tusschen — de met de waarneming der betrekking belaste personen. (5) Onder emolumenten worden in deze niet verstaan de voordeelen, welke geacht moeten worden te zijn toegekend om vast traktement geheel of gedeeltelijk te vervangen of aan tevullen, als: pikolgelden, representatiekosten, indemniteiten: voor huishuur, enz. (6) Het genot van indemniteit voor reiskosten blijft aan den verlofganger geheel of ten deele verzekerd voor die ambtenaren of categorieën van ambtenaren, die daartoe worden aangewezen door den betrokken Departementschef, welke autoriteit tevens het bedrag bepaalt, dat als indemniteit kan worden uitbetaald. Artikel 5. (1) Buiten het geval, bedoeld in den aanhef van artikel 3, en behoudens hetgeen ten aanzien van de binnenlandsche verloven van bepaalde categorieën van burgerlijke landsdienaren bij bijzondere regelingen of instructiën is of zal worden vastgesteld, welke verloven overigens mede onderworpen zijn aan de bepalingen van dit Beglement, worden de bij het eerste lid van artikel 1 bedoelde verloven of verlengingen daarvan schriftelijk verleend: a. door den Gouverneur-Generaal aan den Vice-President en de Leden van den Baad van Nederlandsch-Indië en voorts aan die autoriteiten, welke ingevolge de bij dit artikel vastgestelde of aangeduide bepalingen bevoegd zijn tot het verleenen van binnenlandsche verloven, voor zoover die auto- 806 riteiten niet behooren tot het sub d hieronder genoemd personeel, zoomede, ten aanzien van de bij die bepalingen vermelde landsdienaren, in alle daarbij niet geregelde of niet voorziene gevallen; è. door den Vice-President van den Raad van NederlandschIndië, aan den Secretaris van dat College en het aan dezen toegevoegd personeel; v. door den Algemeenen Secretaris, aem het personeel der Algemeene Secretarie; d. door de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur, aan het aan hun Departement verbonden of uit anderen hoofde rechtstreeks onder hunne bevelen werkzaam personeel; e. door den Procureur-Generaal bij het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-Indië en door de Officieren van Justitie, aan het bij hun parket bescheiden bureaupersoneel; f. door de Voorzitters van Colleges, aan de leden daarvan en aan het tot die Colleges behoorend of daaraan toegevoegd personeel; g. door de Hoofden van gewestelijk bestuur, aan de in hun gewest gevestigde of voor den dienst in hun gewest aangewezen burgerlijke landsdienaren, voor zooveel niet overeenkomstig het bepaalde bij dit artikel de bevoegdheid toekomt aan eene andere autoriteit. (2) De autoriteit, welke wegens gewichtige redenen een binnenlandsch verlof heeft verleend, is bevoegd ook na den ingang daarvan dit alsnog te wijzigen in een verlof wegens ziekte, indien uit een aan de ter zake gestelde eischen beantwoordend geneeskundig certificaat blijkt, dat reeds bij den ingang van eerstbedoeld verlof een verlof wegens ziekte noodzakelijk was. (3) Indien eenig binnenlandsch verlof of eene verlenging daarvan door eene lagere autoriteit is geweigerd, kan de betrokkene zich om herziening van de genomen beslissing tot den Gouverneur-Generaal wenden. Artikel 6. (1) Ingeval dringende omstandigheden verbieden te verwijlen, totdat door de bevoegde autoriteit op een verzoek om verlof is beschikt, kan de hoogste plaatselijke bestuursambtenaar toestaan dat, in afwachting van die beschikking, van het gevraagd verlof worde gebruik gemaakt. (2) Van deze vergunning — aan welke geen aanspraken zijn te ontleenen ten aanzien van de beslissing op de aanvraag 807 om verlof — wordt onverwijld mededeeling gedaan aan de autoriteit, tot welker bevoegdheid het verleenen van het verlof behoort. Artikel 7. (1) De naaste chef van den verlofganger houdt aanteekening van den dag waarop deze begonnen is: a. van het verlof gebruik te maken; b. zijne ambtsplichten weder uit te oefenen. (2) Over den tijd, waarmede het verlof is overschreden, wordt geen traktement genoten. Het daarvoor ontvangene, berekend naar verhouding tot het aantal dagen der maand, wordt in 's Lands kas teruggestort. (3) Indien billijkheidshalve daartoe termen bestaan, kan echter de autoriteit, die het overschreden verlof heeft verleend, onafhankelijk van het bepaalde bij artikel 3, dit verlengen tot den dag, waarop de betrokken landsdienaar is begonnen zijne ambtsplichten weder uit te oefenen. Vrijstelling van zegelrecht voor verlofaanvragen. 1. Ord. 26 Januari 1908 (Stbl. 1908 n°. 80). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: De lijst van vrijstellingen van het zegelrecht in Nederlandsch-Indië, bedoeld bij artikel 13 der ordonnantie van 11 Augustus 1885 (Staatsblad ff 131), laatstelijk aangevuld bij artikel 1 van de ordonnantie van 30 December 1907 (Staatsblad ff 543), wordt nader aangevuld met het volgend nummer: 59. De door Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren in vasten of tijdelijken dienst, op eene maandelijksche bezoldiging van f 150 of minder, in te dienen geneeskundige certificaten en requesten tot het bekomen van binnenlandsche verlof wegens ziekte, zoomede de aan hen uit te reiken afschriften van of extracten uit de beschikkingen, waarbij zulke verloven worden toegekend (*). (i) Gewijzigd bij art. 1 der ord. 20 Februari 1912 (Stbl. 1912 no. 200), blz. 808. 808 Wordt nevens bezoldiging eene toelage genoten als indemniteit voor huishuur, dan geldt deze vrijstelling alleen ingeval bezoldiging en toelage te zamen niet meer bedragen dan f 150 's maands. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). 2. Ord. 20 Februari 1912 (Stbl. 1912 n°. 200). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Het eerste lid van nummer 59 van de lijst van vrijstellingen van het Zegelrecht in NederlandschIndië, bedoeld bij artikel 13 der ordonnantie van 11 Augustus 1885 (Staatsblad n! 131), zooals dit nummer luidt krachtens artikel 1 van de ordonnantie van 26 Januari 1908 (Staatsblad n! 80) (*), wordt gelezen: De door Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren in vasten of tijdelijken dienst, op eene maandelijksche bezoldiging van f 150.— of minder, in te dienen geneeskundige certificaten en requesten tot het bekomen van binnenlandsch verlof wegens ziekte en requesten tot het bekomen van binnenlandsch verlof wegens gewichtige redenen, zoomede de aan hen uit te reiken afschriften van of extracten uit de beschikkingen, waarbij zulke verloven worden toegekend. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). Verloven wegens gewichtige redenen. Circ. l8ten Gouv. Secr. 16 April 1912 n? 844 aan dè Hoofden van gewestelijk bestuur. In verband met de aanstaande inwerkingtreding van het nieuwe Reglement omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren (Staatsblad 1912 n; 198) (2) waarbij de bevoegdheden (!) Blz. 807. (2) „ 803. 809 van de gewestelijke bestuurders ten deze belangrijk zijn verruimd, heeft de Gouverneur-Generaal mij opgedragen nog het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Naar Zijne Excellentie is medegedeeld wordt tot schade en ongerief van het onderricht, bij het verleenen van binnenlandsche verloven wegens gewichtige redenen aan het personeel van het lager Onderwijs, door de Hoofden van gewestelijk bestuur niet altijd nauwgezet de vraag overwogen of de door belanghebbenden voor zulke verloven aangevoerde redenen inderdaad „gewichtig" zijn, terwijl toch voor het stellen dier vraag in het bijzonder ten aanzien van bedoeld personeel aanleiding bestaat, in aanmerking genomen dat onderwijzers en onderwijzeressen veelvuldige en vrij langdurige periodieke vacanties genieten en dus veelal gelegenheid hebben hunne particuliere zaken te regelen. De Landvoogd zou daarom gaarne zien dat in den vervolge verloven als hooger bedoeld, in het bijzonder wanneer het geldt verloven van eenigszins langen duur, met inachtneming van de belangen van het onderwijs slechts worde toegestaan in geval van welbewezen noodzakelijkheid en na ingewonnen advies van de plaatselijke schoolcommissie. Ten aanzien van personeel behoorende tot andere bijzondere diensttakken wenscht de Gouverneur-Generaal voorts dat tot het verleenen van verloven wegens gewichtige redenen voor eenigszins langen duur niet worde overgegaan dan nadat U zich, zoomogelijk, desnoods telegrafisch, er van vergewist heeft dat bij den betrokken dienstchef tegen het verlof geen bezwaar bestaat, blijvende de beslissing uiteraard bij U berusten. Nog is de aandacht van den Landvoogd er op gevestigd dat de wijze, waarop de Hoofden van gewestelijk bestuur thans kennis krijgen van het begin en het einde van verloven, vaak zeer omslachtig is en noodeloos uitgebreide correspondentie mede brengt. Hoezeer dit eene aangelegenheid is, die door de betrokken autoriteiten zelve geregeld kan worden, acht de GouverneurGeneraal het niet ondienstig, onder de aandacht van UHEdG. te doen brengen, dat het voldoende schijnt indien iedere landsdienaar, aan wien op den voet van artikel 5 sub g van het nieuwe verlofreglement door het Hoofd van gewestelijk bestuur een verlof is verleend, mondeling of schriftelijk aan zijn directen chef kennis geeft van de dagen waarop hij zijne werkzaamheden neergelegd en hervat heeft en dat de aldus verkregen data éénmaal 's maands door dien chef, desvereischt door tusschenkomst van het Hoofd van plaatselijk bestuur, 810 worden opgegeven aan het Hoofd van gewestelijk bestuur. Voor het geval twijfel mocht bestaan aan de juistheid der door belanghebbenden verstrekte gegevens dient daarnaar natuurlijk door den directen chef aanstonds een onderzoek te worden ingesteld. Ten slotte acht de Gouverneur-Generaal het niet overbodig om UHEdG. te doen opmerken, dat op plaatsen, waar naast het Hoofd van gewestelijk bestuur een assistent-resident bescheiden is als Hoofd van plaatselijk bestuur, eerstgenoemde autoriteit niettemin is aan te merken als de hoogste plaatselijke bestuursambtenaar en dus deze het is, die ingevolge artikel 6, alinea 1 van het nieuwe Reglement de bevoegdheid zal hebben om, ingeval dringende omstandigheden verbieden te verwijlen totdat door de bevoegde autoriteit op een verzoek om verlof is beschikt, toe te staan dat in afwachting van die beschikking van het gevraagde verlof wordt gebruik gemaakt. Door UHEdG. uit te noodigen, in voorkomende gevallen met het vorenstaande rekening te willen houden, voldoe ik mede aan bevelen van Zijne Excellentie. De lste Gouvernements-Secretaris, DE GRAEFF. Onderhandsche verloven. Circ. wden lslen Gouv. Secr. 17 Juli 1912 n? 1554 o. a. aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°.,7664). Zooals Uweirj".entia zal zi3n gebleken uit het reglement, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 20 Februari jl. D? 50 (Staatsblad n? 198) (1), is daarbij geen bijzondere voorziening getroffen ten aanzien van de zoogenaamde onderhandsche verloven (vrijstellingen van dienst) van korten duur, welke in de practijk tot dusver, geheel buiten de regeling der gewone binnenlandsche verloven (wegens ziekte en wegens gewichtige redenen) om, door de betrokken Chefs mondeling aan de hun ondergeschikte landsdienaren werden verleend. De Regeering wenschte nl. de regeling van bedoelde onderhandsche verloven afgescheiden te houden van die der gewone (i) Blz. 803. 811 verloven, waarvan zij in karakter verschillen, en voor zooveel mogelijk geheel aan het oordeel van die Chefs over te laten. In verband hiermede is mij thans opgedragen — van welke opdracht ik de eer heb mits deze mij te kwijten — het volgende te Uwer kennis te brengen. Tegen handhaving van voormelde practijk waarbij uiteraard in elk bijzonder geval met de belangen van den dienst rekening zal zijn te houden, bestaat bij de Regeering geen bezwaar. Is het echter gewenscht om den ambtenaar een recht op periodieke vrijstellingen van dienst te geven en is daarvan eene vermeerdering van uitgaven het gevolg, dan zal daartoe niet mogen worden overgegaan dan nadat een voorstel aan de Regeering is gedaan en op de geldelijke gevolgen bij de begrooting is gerekend. Mede enz. De wd. lsle Gouverements-Secretaris, SMEETS. Algeheels gelijkheid van Eur. en Inl. landsdienaren bij de toepassing van het verlofreglement. Circ. Gouv. Secr. 24 Februari 1914 II' 480 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Uit eene onder de aandacht van den Gouverneur-Generaal gebrachte beschikking van een Hoofd van gewestelijk bestuur op een verzoek om verlenging van binnenlandsch verlof is Zijner Excellentie gebleken, dat het Reglement omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren (Staatsblad 1912 n! 198) (l) door de betrokken autoriteit verschillend werd toegepast naar gelang van den landaard der verlofgangers. Het bedoelde verzoek om verlofsverlenging wegens ziekte, ingediend door een Inlandsch ambtenaar, die eene gewoonlijk door Europeanen bekleede betrekking vervulde, werd namelijk afgewezen o. m. op grond van de overweging dat, al wordt een Inlandsch landsdienaar op gelijken voet bezoldigd als zijne Europeesche collega's, er geen aanleiding bestaat hem, indien hij door ziekte als anderszins niet meer in staat is zoo- (i) Blz. 803. 812 danige betrekking te vervullen, zoolang mogelijk daarin te bandnaven. Waar een Inlander wegens zijne geringe levensbehoeften bij ontslag uit de betrekking onder toekenning van wachtgeld niet bepaald behoeftig wordt, — aldus luidde de motiveering, — behoeven in dit opzicht niet dezelfde motieven te gelden welke tot verlofsverlenging aan een in gelijke omstandigheden verkeerend Europeesch landsdienaar leiden. Deze opvatting acht de Gouverneur-Generaal geheel onjuist en in strijd met de aan voormeld reglement ten grondslag liggende beginselen en Zijne Excellentie wenscht dan ook dat bij het verleenen van binnenlandsche verloven en verlofsverlengingen aan Inlandsche landsdienaren geheel op denzelfden voet en naar denzelfden maatstaf wordt te werk gegaan, als ten aanzien van Europeesche ambtenaren gebruikelijk is. Door UHEdG. te verzoeken met het vorenstaande rekening te willen houden en doen houden, heb ik de eer van bekomen bevelen mij te kwijten. De Gouvernements-Secretaris, G. R. ERDBRINK. WACHTGELD. Regelen voor de toekenning van wachtgeld. Gouv. besl. 10 Augustus 1907 n°. 2 (Stbl. 1907 n°. 344). Gelet enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens Koninklijke machtiging, met wijziging in zoover van alle daarmede strijdige bepalingen, vast te stellen de volgende BEGELEN voor de toekenning van wachtgeld aan Inlandsche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren. Artikel 1 (1) (1) Wachtgeld wordt op verzoek toegekend aan Inland- t1) Aldus luidt alinea 1 van artikel 1 ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 20 Februari 1911 no. 46 (Stbl. 1911 no. 164). 813 sehe of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren — daaronder begrepen zij, die in tijdelijken dienst ziin doch te voren in vasten dienst zijn geweest —, die eervol uit hunne betrekking zijn ontslagen: 1°. wegens opheffing der betrekking, 2°. wegens andere oorzaken buiten hun schuld of toedoen, mits: a. onder overlegging van een dienststaat van den ontslagene uitdrukkelijk verklaard is, dat op diens behoud voor 's Lands dienst prijs is te stellen; b. de belanghebbende bij ontslag wegens ziekte minstens vijf jaren actief heeft gediend zonder in dat tijdvak wachtgeld te hebben genoten na eervol ontslag uit zijne betrekking wegens ziekte; c. de belanghebbende bij ontslag wegens ongeschiktheid te voren nooit wachtgeld heeft genoten na eervol ontslag uit zijne betrekking wegens ongeschiktheid. (2) De toekenning van het wachtgeld geschiedt door den Chef van het betrokken Departement van Algemeen Bestuur, tenzij die taak bij bijzondere regelingen aan lagere autoriteiten is of wordt opgedragen, zullende voor zooveel betreft personen, niet onder een der Departementen van Algemeen Bestuur ressorteerende, de toekenning plaats hebben door den Directeur van Financiën. (3) Van alle ter zake genomen besluiten zal afschrift moeten worden gezonden aan laatstgenoemden Departementschef en aan de Algemeene Bekenkamer. Artikel 2. (1) Het wachtgeld wordt verleend voor den tijd van ten hoogste één jaar of zooveel korter als omtrent den betrokken landsdienaar inmiddels in anderen zin mocht worden beschikt. (2) In het geval, bedoeld bij artikel 1, 1°, kan laatstgenoemde termijn worden verlengd, doch telkens voor niet langer dan ten hoogste één jaar of zooveel korter als omtrent den betrokken landsdienaar inmiddels in anderen zin mocht worden beschikt. Artikel 3. (1) Het wachtgeld bedraagt een derde van het laatst genoten activiteitstraktement. Voor Inlandsche zoutverkooppakbuismeesters bedraagt het een derde van het bedrag, vastgesteld als grondslag voor de berekening van hun pensioen (1). (i) Deze zin is aan alinea 1 toegevoegd bij Gouv. besl. 3 Februari 1908 n». 8 (Stbl. 1908 no. 108). 814 (2) Bij de berekening van het bedrag van het toe te kennen wachtgeld tellen de onderdeelen van guldens: zoo zij een halven gulden of minder bedragen voor een halven gulden en zoo zij meer dan een halven gulden bedragén voor een gulden. Artikel 4. Het wachtgeld gaat in met de maand, volgende op die, waarin het laatst activiteitstraktement is genoten, tenzij het betrekkelijk verzoek van den ontslagene is gedaan na verloop van meer dan een half jaar na het eervol ontslag uit de betrekking, in welk geval het wachtgeld wordt toegekend te rekenen van en met dë maand, volgende op die, waarin het request, of anders het schrijven van de autoriteit, die het eerst de zaak ter sprake brengt, gedagteekend is. Artikel 5. In andere gevallen, dan waarin bij deze regeling is voorzien, wordt, zoo daartoe termen bestaan, wachtgeld toegekend krachtens machtiging van den Gouverneur-Generaal. Artikel 6. Deze regeling treedt in werking op 1 September 1907. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Beperking aantal wachtgelders. Circ. Gouv. Secr. 10 Augustus 1907 n? 2178 aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van gewestelijk besuur (Bijbl. n°. 6701). Bij het besluit van heden n! 2 (1), waaruit het voor Uw archief bestemd extract hiernevens gaat, zijn, krachtens Koninklijke machtiging, met wijziging in zoover van alle daarmede strijdige bepalingen, regelen vastgesteld voor de toekenning van wachtgeld aan Inlandsche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren. Ten einde onder de werking dier regelen het aantal wachtgelders zooveel doenlijk te beperken, zou de Gouverneur-Ge- (i) Stbl. no. SU, blz. 812. 815 neraal gaarne zien, dat deze personen zoo spoedig mogelijk werden herplaatst, desnoods tijdelijk in lagere betrekkingen dan vroeger door hen werden bekleed. Door UHEdG. te verzoeken hiermede bij voorkomende gelegenheden rekening te willen houden, heb ik de eer aan eene opdracht van den Landvoogd te voldoen. De Gouvernements-Secretaris, DE GEAEFF. Berekening van wachtgeld voor ambtenaren die tijdelijke functiën hebben vervuld. Miss. lsten Gouv. Secr. 27 December 1913 n' 2931 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. n°. 8003). Op last van den Gouverneur-Generaal heb ik de eer te Uwer kennis te brengen dat, met afwijking in zoover van het bepaalde sub 2° van Bijblad 11' 1801, in den vervolge het wachtgeld of non-activiteitstraktement van een Europeesch of Inlandsch ambtenaar, die laatstelijk gedurende ten minste één jaar in tijdelijke functie eene hoogere bezoldiging heeft genoten dan in eene vroegere door hem bekleede vaste betrekking, behoort te worden geregeld naar reden van het totaal der maandelijksche bezoldigingen, welke gedurende het laatste jaar door hem zijn genoten. De lste Gouvernements-Secretaris, E. MOBESCO. PENSIOENEN. Inlandsch pensioenreglement. Kon. besl. 24 Augustus 1887 n°. 18 (Stbl. 1887 n°. 192). Wij WILLEM III enz, (gewoon hoofd). Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van den 8en Juli 1887, Lett. D, 11' 18; Den Baad van State gehoord (advies van 2 Augustus 1887 11'10); 816 Gezien het nader rapport van Onzen genoemden Minister van den 19en Augustus 1887, Lett. D, II? 21; Hebben goedgevonden en verstaan: Art. 1. Aan inlandsche burgerlijke landsdienaren op Java en Madoera wordt pensioen verleend ten laste van de Indische begrooting overeenkomstig de bepalingen van het bij dit besluit vastgestelde reglement (*). A)i. 2. Indien zulks noodig blijkt, worden voor de inlandsche burgerlijke landsdienaren in de gezamenlijke bezitingen buiten Java en Madoera, dan wel in een of meer gewesten afzonderlijk, bij koloniale ordonnantie de bepalingen van het bij dit besluit vastgestelde reglement (x) toepasselijk verklaard. Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Soestdijk, den 248ten Augustus 1887. whxem. y • De Minister van Koloniën, Sprenger van Eijk. Accordeert met het Origineel: De Secretaris-Generaal bij het Departement van Koloniën, H. van der WlJCK. En opdat enz. (gewoon slot). Reglement op het verleenen van pensioenen aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren. Art. 1. Inlandsche burgerlijke landsdienaren, die eervol uit den dienst zijn ontslagen, hebben recht op pensioen indien zij: a. een diensttijd hebben van dertig jaren; Dit reglement is bij Ord. 23 September 1891 (Stbl. 1891 no. 208) toepasselijk verklaard voor de Inlandsche landsdienaren in de gezamenlijke bezittingen buiten Java en Madoera. 817 b. in of door de uitoefening van hun ambt of ter zake van die uitoefening, ten gevolge van gewelddadige aanranding of verzet, of van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen, wonden of gebreken bekomen hebben, welke hen volstrekt ongeschikt maken langer te dienen. Hun kan, na eervol ontslag uit 's Lands dienst, pensioen worden verleend, indien zij: c. een diensttijd hebben van ten minste tien jaren en ongeschikt worden geacht voor verderen dienst (*); d. een diensttijd hebben van ten minste vijf jaren en door wèl bewezen ziels- of lichaamsgebreken belet worden langer te dienen (2). Het pensioen wordt verleend door den Gouverneur-Generaal. Art. 2. Als inlandsche burgerlijke landsdienaren worden voor de toepassing van dit reglement beschouwd zij, die behooren tot de inlandsche bevolking van Nederlandsch-Indië, en zijn aangesteld tot eenig burgerlijk ambt, waaraan eene vaste maandelijksche bezoldiging ten laste der begrooting van Nederlandsch-Indië, verbonden is (3). Art. 3. Als diensttijd komt in aanmerking: a. de tijd, gedurende welken in een burgerlijk ambt vaste maandelijksche bezoldiging is genoten ten laste der begrooting van Nederlandsch-Indië; b. de tijd in militairen dienst doorgebracht, voor zoover hij voor belooning met pensioen of gagement in rekening zou kunnen zijn gebracht, doch niet daarmede beloond is (4). Van den tijd na eervol ontslag uit de betrekking met of zonder onderstand in nonactiviteit doorgebracht, wordt telkens niet meer dan één jaar als diensttijd in rekening gebracht. Art. 4. Bij de berekening van den voor pensioen geldenden diensttijd wordt het eindcijfer tot jaren en maanden afgerond. Overschietende dagen worden voor een volle maand gerekend (5). t1) De in Bijblad n» C569 vervatte regel, dat aan Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst, die voor verderen dienst ongeschikt worden geacht, geen pensioen wordt verleend in de gevallen, dat die ongeschiktheid aan eigen schuld is te wijten, is ingetrokken bij Gouv. besl. 24 Januari 1911 no. 21 (Bijbl. no. 7355), blz. 821. (2) Aldus luidt alinea 2 van artikel 1 ingevolge § I van Kon besl 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (3) Aldus luidt artikel 2 Ingevolge § II van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (.*) Aldus luidt alinea 1 van artikel 3 ingevolge § III van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (5) Aldus luidt artikel 4 ingevolge § IV van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 52 818 Abt. 5. Verzoeken of voordrachten tot toekenning van pensioen moeten vergezeld zijn van een staat van dienst en, voor zooveel mogelijk, van de besluiten van aanstelling en andere stukken strekkende tot bewijs van de gedane opgaven, of wel geauthentiseerde afschriften daarvan. Abt. 6. Voor een diensttijd van dertig jaren wordt het jaarlijksch bedrag van het pensioen vastgesteld op driemaal de hoogste maandelijksche bezoldiging gedurende vier en twintig maanden genoten. Wanneer de hoogste bezoldiging niet gedurende vier en twintig, maanden is genoten, bedraagt het pensioen driemaal de gemiddelde maandelijksche bezoldiging berekend over de vier en twintig maanden waarin de hoogste en de naast daarbij komende bezoldigingen zijn genoten. Het jaarlijksch pensioen op grond van artikel 1 letter b verleend, wordt, onaangezien den diensttijd, bepaald op driemaal de hoogst genoten maandelijksche bezoldiging. Art. 7. Onder bezoldiging wordt verstaan het aan het hoofdambt verbonden vast tractement, zonder bijberekening van toelagen, indemniteiten, emolumenten of wisselvallige inkomsten. Ten aanzien van de inlandsche zoutverkooppakhuismeesters wordt door den Gouverneur-Generaal het bedrag vastgesteld, dat tot grondslag voor de berekening van het pensioen zal strekken. Art. 8. Bij toepassing der 2e alinea van artikel 1 wordt het pensioen van een dertigjarigen dienst verminderd met één driehonderdzestigste voor elke aan dat tijdvak ontbrekende maand (1). Art. 9. De pensioenen worden in volle guldens verleend; onderdeelen van een gulden tellen voor een gulden (2). Art. 10. Het pensioen, toegekend ingevolge artikel 1 % a en b, wordt voor het eerst uitbetaald over de maand volgende op die, waarin het eervol ontslag uit 's lands dienst is ingegaan. In geval van toekenning van pensioen krachtens de voorlaatste alinea van artikel 1, wordt bij die toekenning tevens het tijdstip van ingang van het pensioen bepaald. Het pensioen wordt vooii het laatst uitbetaald over de (1) Aldus luidt artikel 8 ingevolge § V van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (2) Aldus luidt artikel 9 ingevolge § VI van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). 819 maand, waarin het wegens overlijden of om andere redenen vervalt. Art. 11. Wanneer een gepensionneerde weder in 's lands dienst treedt, wordt het pensioen niet uitbetaald over den tijd, gedurende welken hij aetiviteitstraetement geniet.' Indien hij op nieuw 's lands dienst verlaat, wordt hem zijn vroeger of een hooger pensioen toegelegd, naarmate hij daarop volgens dit reglement aanspraak heeft. Art. 12 0). Indien uitsluitend ten gevolge van een schrijfof rekenfout, het pensioen op een te hoog bedrag blijkt te zijn vastgesteld, wordt het besluit, waarbij het pensioen is verleend, herzien bij een nieuw besluit, dat de gronden voor de herziening moet bevatten. Aan de vermindering van het pensioen zal geen terugwerkende kracht mogen worden toegekend. Art. 13. Het pensioen is onvervreemdbaar. Hij die pensioen geniet mag dit niet verpanden of beleenen, noch daarover op andere soortgelijke wijze beschikken. Indien hij last geeft het pensioen voor hem te ontvangen, kan hij die lastgeving altijd herroepen. Alle overeenkomsten hiermede strijdig zijn nietig. Onder de bij dit artikel verboden beleeningen is niet begrepen het nemen van voorschotten op pensioenen, hetzij renteloos, hetzij tegen eene matige rente, bij liefdadige of tot algemeen nut werkende instellingen — waartoe ook gerekend worden de door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen credietinstellingen met philantropisch karakter, gedreven door eene als rechtspersoon erkende vereeniging of eene naamlooze vennootschap —, mits de bepalingen, waarnaar die voorschotten geschieden, zijn goedgekeurd door de Hoofden van gewestelijk bestuur (2). Art. 14. Het pensioen wórdt in zijn geheel gelijktijdig genoten met de soldij en de toelage verbonden aan de Militaire Willemsorde en de medaille voor moed en trouw. Art. 15. De Gouverneur-Generaal kan ten voordeele van regenten en om politieke of andere gewichtige redenen ook ten voordeele van anderen van de bepalingen van dit reglement afwijken. t1) Dit artikel is ingelascht bij artikel 1 van Kon. besl. 24 September 1913 no. 55 (Stbl. 1913 no. 644); het oorspronkelijk artikel 12 is vervanen ingevolge § VII van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527). (2) De laatste alinea van artikel 13 is aan dat artikel toegevoegd bij § VIII van Kon. besl. 8 Juni 1905 no. 59 (Stbl. 1905 no. 527) 820 Tijdelijke schorsing van pensioen enz. van veroordeelden. Kon. besl. 8 Juni 1905 n°. 60 (Stbl. 1905 n°. 528). Wij WILHELMINA enz. (gewoon hoofd). Hebben goedgevonden en verstaan: Met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, te bepalen als volgt: Een ten laste van de Indische geldmiddelen gepensionneerde, gegageerde of onderstand genietende Inlander, die in iVederlandsch-Indië is veroordeeld tot ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor den tijd van drie maanden of tot eenige zwaardere straf, mist, gedurende den tijd dat hij zijne straf ondergaat of zich door de vlucht aan de tenuitvoerlegging van het vonnis onttrekt, het genot van pensioen, gagement of onderstand. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om: 1°. gedurende dien tijd over het pensioen, het gagement of den onderstand van den veroordeelde te beschikken ten behoeve van zijne naaste betrekkingen; 2°. voor zoover van de sub 1°. bedoelde bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, hem, die de straf heeft ondergaan, in het genot te stellen van eene uitkeering tot een bedrag, dat in geen geval de helft van het jaarlijksch bedrag van het pensioen, het gagement of den onderstand te boven gaat. Dit besluit treedt in werking op den dag der plaatsing in het Staatsblad van Nederlandsch-Indië. Onze Minister van Koloniën enz. (gewoon slot). Uitreiking van een schriftelijk bewijs bij benoeming, bevordering, overplaatsing en ontslag ter voorkoming van moeilijkheden bij pensioenaanvragen. Circ. Gouv. Secr. 28 December 1905 n°. 4248 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. n°. 6414). Naar aanleiding van de, bij het Koninklijk besluit van 8 Juni jl. ff 59 (Staatsblad ff 527) tot stand gekomen en met 1 November jl. in werking getreden wijziging van het Inlandsch pensioenreglement (*), waardoor ook aan Inlandsche landsdie- (i) Blz. 815. 821 naren, die eene vaste maandelijksche bezoldiging van minder dan f 20 genieten na 30-jarigen dienst recht en in sommige andere gevallen aanspraak op pensioen is toegekend, heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal, U te verzoeken, te willen zorg dragen, dat, ook waar dit tot dusver niet gebruikelijk mocht geweest zijn, hij benoeming, bevordering, overplaatsing en ontslag van Inlandsche burgerlijke landsdienaren aan den belanghebbende een schriftelijk bewijs dienaangaande wordt uitgereikt, opdat later bij eene aanvrage om pensioen geene moeilijkheden zich zullen voordoen voor zooveel betreft de berekening van den diensttijd en het pensioensbedrag. De Gouvernements-Secretaris, HULSHOFF POL. Pensionneering wegens ongeschiktheid van Inl. landsdienaren met ten minste 10 Jaren dienst. Gouv. besl. 24 Januari 1911 n°. 21 (Bijbl. n°. 7355). Herlezen de reeds bij het besluit van 15 September 1909 n' 10 verhandelde ministerieele missive van 21 Mei 1909, Afdeeling D, n? 23/848, waaruit o. m. blijkt, dat bij de beoordeeling van de vraag of aan een wegens ongeschiktheid eervol uit 's Lands dienst ontslagen landsdienaar, die den Lande meer dan tien jaren heeft gediend, pensioen behoort te worden toegekend krachtens artikel 1, § c van het Europeesch burgerlijk pensioenreglement (Staatsblad 1881 II' 142 j°. Staatsblad 1892 n? 175), het al of niet bestaan van eigen schuld aan de ongeschiktheid niet meer, gelijk vroeger regel was, als beslissend criterium mag gelden; Overwegende dat bedoelde interpretatie van artikel 1, § c van voormeld reglement ook van toepassing moet worden geacht op den gelijkluidenden inhoud van artikel 1, alinea 2, sub c van het Inlandsch pensioenreglement (Staatsblad 1887 ll! 192 j°. Staatsblad 1905 II' 527) (J); Is goedgevonden en verstaan: In te trekken den in 11' 6569 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië vervatten regel, dat van de bevoegdheid, bedoeld bij artikel 1, alinea 2 sub c van het Inlandsch pensioenreglement (Staatsblad 1905 n' 527) 0), om f1) Blz. 817. 822 aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren, na eervol ontslag uit 's Lands dienst pensioen te verleenen indien zij een diensttijd hebben van ten minste tien jaren en ongeschikt worden geacht voor verderen dienst, geen gebruik wordt gemaakt in die gevallen, waarin de ongeschiktheid voor verderen dienst aan •eigen schuld te wijten is. -Afschrift enz. Herinnering aan de aanmaning om Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst, die voor verderen dienst ongeschikt geacht worden, voor pensionneering in aanmerking te brengen. Circ. wden lstol Gouv. Secr. 21 April 1915 m 889 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera met uitzondering van de Vorstenlanden. Naar den Gouverneur-Generaal gebleken is, wordt van de gelegenheid om ongeschikte Inlandsche landsdienaren met toepassing van Bijblad n? 7355 (1) voor pensionneering in aanmerking te brengen, door de Hoofden van gewestelijk bestuur tot dusver slechts zelden gebruik gemaakt. Bij de door den inmiddels afgetreden Begeeringscommissaris voor de Beorganisatie van het Bestuurswezen, den Heer S. de Graaf f, gehouden conferentiën over de bestuurshervorming kwam zelfs meer dan eens aan het licht, dat besturende ambtenaren nog niet of slechts vaag bekend waren met het bestaan van bedoeld voorschrift (vgl. bladzijde 143 van Bijlage II A van het gedrukt verslag van dien Begeeringscommissaris omtrent de verdere voorbereiding eener hervorming van het Bestuurswezen in Nederlandsch-Indië). Naar aanleiding hiervan heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal UHoogEdelGestrenge te verzoeken om voortaan, meer algemeen dan tot nu toe is geschied, Inlandsche landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst, die in het door hen bekleede ambt niet voldoen en ook niet geschikt worden geacht voor eene andere hun passende betrekking, te willen voordragen voor eervol ontslag uit 's Lands dienst met toekenning van pensioen op den voet van artikel 1, letter c van het Inlandsch pensioenreglement (Staatsblad 1887 H! 192 j°. 1905 n? 527) (2), zooals dat voorschrift is geïnterpreteerd in Bijblad ri' 7355 0). De wd. lste Gouvernements-Secretaris, KINDEBMANN. (i) Blz. 821. X2) „ 817. 823 VOORSCHOTTEN. Voorschriften voor het verleenen van voorschotten bij overplaatsing. Gouv. besl. 10 Mei 1902 n°. 17 (Stbl. 1902 n°. 200). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Gelet op het besluit van 9 Januari 1902 ü; 8 (Saatsblad W 16); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de volgende: VOORSCHRIFTEN op het verleenen van voorschotten aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren en daartoe benoemde Inlandsche per•sonen bij verandering van stand- of woonplaats in Nederlandsch-Indië. 1. Inlandsche burgerlijke landsdienaren en daartoe benoemde Inlandsche personen kunnen, wanneer zij zich ingevolge ontvangen bevelen op eene andere plaats in Nederlandsch-Indië moeten vestigen, een voorschot bekomen (1): indien zij bezwaard zijn met een bij hen inwonend gezin ten hoogste bedragende drie maanden traktement; anders ten hoogste bedragende twee maanden traktement; gerekend naar de bezoldiging, welke op de nieuwe standplaats zal worden genoten. Indemniteiten, toelagen en emolumenten komen voor voorschot niet in aanmerking. 2. Het voorschot wordt aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur gevraagd vóór het vertrek of uiterlijk binnen een maand na aankomst ter plaatse van bestemming. Bij de aanvrage wordt overgelegd een certificaat van ophouding van betaling, waarop van het voorschot, wanneer dit verleend wordt, door het daarbij betrokken Departement van Algemeen Bestuur, of wel het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk Bestuur, melding wordt gemaakt, terwijl bij een eerste aanstelling door de autoriteit, die het voorschot heeft verleend, daarvan schriftelijke mededeeling moet worden gedaan aan de autoriteit, die voor de aanzuivering zorgen moet. t1) Aldus luidt alinea 1 ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 20 Februari 1911 no. 46 (Stbl. 1911 no. 164). 824 3. De terugbetaling van het voorschot heeft plaats door inhouding, indien de Landsdienaar bezwaard is met een bij hem inwonend gezin van een vierde, anders van een derde gedeelte van het traktement, te beginnen met de derde maand, over welke op de nieuwe standplaats traktement wordt genoten. De voorschotten, welke bij ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst, met onderstand of pensieon, onaangezuiverd zijn gebleven, worden in dezelfde verhouding van een derde of een vierde gekort van het bedrag van den onderstand of het pensioen. Bij overlijden of bij ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst, zonder onderstand of pensioen, wordt het geheele voorschot of het daarvan onaangezuiverd gebleven gedeelte in eens teruggevorderd. 4. Wanneer een vroeger genoten voorschot nog niet is aangezuiverd, kan geen nieuw voorschot worden uitbetaald, dan met verrekening van het overschot van'het vroegere voorschot met het latere. 5. Geen voorschot wordt verleend wanneer de belanghebbende inmiddels ontslag uit 's Lands dienst dan wel ontslag uit de betrekking wegens andere redenen dan ziekte heeft gevraagd of verkregen of daarvoor is voorgedragen, of eene aanzegging heeft ontvangen om binnen een bepaalden tijd een verzoek om ontslag uit 's Lands dienst in te dienen. 6. Deze voorschriften doen niet te kort aan de vastgestelde of nader vast te stellen regelingen ten opzichte van het inlandsch personeel bij den aanleg en de exploitatie van Staatsspoorwegen. Afschrift enz. SCHORSING. Bevoegdheid van de Hoofden van gewestelijk bestuur tot schorsing van de onder hen dienende ambtenaren. Ord. 2 Mei 1895 (Stbl. 1895 n°. 93). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: 825 Te bepalen, dat artikel 35 der instructie voor de Hoofden van Gewestelijk Bestuur (Staatsblad 1867 ff 114) wordt gelezen: „De Besident is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag uit hunne betrekking van de onder hem gestelde ambtenaren, beambten en Inlandsche hoofden, voor zooveel zulks „niet aan andere of hoogere autoriteiten is voorbehouden. „Hij is bevoegd, om, wanneer de belangen van den dienst „dit vorderen, ook de andere onder zijne bevelen gestelde ambtenaren,- beambten en Inlandsche hoofden, uitgezonderd de „Inlandsche Officieren van Justitie, onder nadere goedkeuring van de autoriteit, die hen benoemd heeft, in de uitoefening hunner bediening te schorsen, en tijdelijk in het daardoor openvallend ambt te voorzien, mits hiervan terstond aan „de betrokken autoriteit kennis gevende". En opdat enz. (gewoon slot). Onderstand aan geschorste Inl. ambtenaren. 1. Circ. Dir. B. B. 21 April 1903 ff 2452 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, except die der Vorstenlanden (Bijbl. n°. 5869). J Ingevolge ter zake bekomen opdracht (*) heb ik de eer UHoogEdelGestrenge mede te deelen, dat door de Begeering besloten is om in gevallen van schorsing van Inlandsche ambtenaren, aan hen, met inachtneming van het onderstaande gedurende den tijd der schorsing onderstand uit te keeren. De Gouverneur-Generaal is nl. van oordeel dat het in het algemeen niet wenschelijk kan worden geacht om geschorste ambtenaren geheel buiten Landsinkomsten te laten, wanneer het mocht blijken dat zij gedurende den schorsingstijd eene geldelijke tegemoetkoming van den Lande niet kunnen ontberen. Voor geschorste Inlandsche ambtenaren zoude daarom hetzelfde beginsel kunnen worden aangenomen, hetwelk ten aanzien van geschorste Europeesche ambtenaren pleegt te worden gevolgd nl. dat al dadelijk na de schorsing een maandelijksche som, iets minder bedragende dan één derde van het laatstelijk genoten activiteitstraktement, aan den geschorsten ambtenaar wordt uibetaald, indien deze zelf om eenigen onderstand ver- (*) Miss. Gouv. Secr. 16 Maart 1903 no. 880. 826 zoekt en hij geen eigen middelen bezit om voldoende in zijn onderhoud te voorzien. Voor Inlandsche ambtenaren zou bovendien nog het gewone voorbehoud dienen te worden gesteld dat zij geen familiebetrekkingen hebben in staat en genegen om zich met hun onderhoud te belasten. Na afloop der schorsing wordt dan de eventueele genoten onderstand verrekend met het over het schorsingstijdvak c. q. nader toe te kennen bedrag aan traktement of onderstand bij wijze van wachtgeld. Ten aanzien van de toekenning van laatstbedoelde inkomsten zou de Gouverneur-Generaal voorts de volgende regelen in toepassing willen zien gebracht. Den ambtenaar, van wien na een plaats gehad hebbende schorsing met absolute zekerheid gebleken is dat hij geheel zonder schuld is, wordt het volle bedrag van zijn activiteitstraktement over den duur der schorsing uitbetaald. Den ambtenaar, van wien de algeheele onschuld niet met absolute zekerheid is gebleken of van wien bij het onderzoek feiten zijn aan den dag gekomen, welke hem niet geheel zonder blaam laten, wordt, hetzij hij eervol uit 's Lands dienst ontslagen wordt, hetzij hij daarin wordt gehandhaafd, wachtgeld of onderstand bij wijze van wachtgeld toegekend. De ambtenaar ten slotte, die schuldig wordt bevonden aan het hem ten laste gelegde en dientengevolge niet eervol uit 's Lands dienst wordt ontslagen, hetzij een veroordeelend rechterlijk vonnis hem trof of niet, bekomt niets. Beleefd verzoek ik UHoogEdelGestrenge bij voorkomende gelegenheden met het vorenstaande rekening te willen houden. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, P. C. ABENDS. 2. Circ. Dir. B. B. 7 October 1904 n« 6923 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 6123). Ingeval een Inlandsch ambtenaar door het betrokken Hoofd van Gewestelijk Bestuur uit zijne betrekking wordt ontslagen, onder aanteekening dat omtrent den aard van dat ontslag nader zal worden beslist, en daarna wordt bepaald, dat het ontslag als „eervol" verleend is te beschouwen, kan zoodanig ambtenaar, ingevolge de bestaande voorschriften niet voor toekenning van onderstand bij wijze van wachtgeld in aanmerking komen, terwijl die voorschriften evenmin zouden toelaten hem op anderen voet in het genot van onderstand te stellen. 827 Deze consequentie acht de Regeering niet billijk, waar een Inlandsch ambtenaar, luidens de circulaire van mijn ambtsvoorganger van 21 April 1903 n° 2452 (opgenomen in Bijblad n! 5869) (*), wèl voor eene ondersteuning in aanmerking kan komen, indien hij, in afwachting van den uitslag van een tegen hem ingesteld onderzoek in de uitoefening van zijne functiën is geschorst. Vermits derhalve de betrokkene, bij dadelijk verleend ontslag uit zijne betrekking in ongunstiger conditie geraakt dan bij schorsing in de uitoefening zijner functiën, zonder dat uiteraard hem geweten kan worden, dat de omstandigheden zich tegen zijne schorsing verzetten, acht de Begeering het wenschelijk in beide gevallen aan de aangehaalde circulaire een zelfde toepassing te geven. In verband met het vorenstaande heb ik, in voldoening aan eene van de Begeering ontvangen uitnoodiging (2), de eer UHEdG. mede te deelen, dat ten aanzien van de in Bijblad n? 5869 (*) bedoelde financiëele gevolgen met eene schorsing behoort te worden gelijkgesteld het ontslag van een Inlandsch ambtenaar in de gevallen, waarin tot zoodanig ontslag en niet tot eene schorsing is overgegaan, omdat dit laatste strijdig zou zijn geweest met het belang van den dienst. In elk voorkomend geval gelieve U te berichten, waarom de betrokken Inlandsche ambtenaar, in afwachting van den uitslag van het tegen hem ingesteld onderzoek, uit zijne betrekking werd ontslagen, in stede van te zijn geschorst, teekenende ik, ter uitvoering van eene daartoe mede ontvangen opdracht, hierbij aan, dat onverlet blijft Uwe bevoegdheid om Inlandsche ambtenaren, op wier behoud voor 's Lands dienst geen prijs is te stellen, welke ook de uitslag moge zijn van het in te stellen onderzoek, dadelijk uit hunne betrekkingen te ontslaan. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, VAN BEES. C1) Blz. 825. (2) M. G. S. 22 Augustus 1904 no. 3274. 828 ONTSLAG. Ontslag uit 's Lands dienst alleen te verleenen als er omj[gevraagd wordt of als er termen zijn voor een niet-eervol ontslag. Circ. l8ten Gouv. Secr. 4 April 1907 11? 903 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. n°. 6648). De in n? 4703 van het Bijblad op het Staatsblad opgenomen dezerzijdsche circulaire van 4 Januari 1889 en 23 September 1891 nos. 23 en 2297, blijkens welke een aan een Inlandsch landsdienaar verleend ontslag uit de betrekking gevolgd behoort te worden door een ontslag uit 's Lands dienst, wanneer op het behoud van den ontslagene voor dien dienst geen prijs wordt gesteld, zijn, volgens de in Bijblad n? 5052 opgenomen mededeeling, slechts van toepassing op hen, wier maandelijksche bezoldiging f 20 of meer bedraagt. Deze onderscheiding berustte op de omstandigheid, dat alleen de laatstbedoelden in aanmerking konden komen voor de toekenning van pensioen, ingevolge het Inlandsch pensioenreglement (Staatsblad 1887 II? 192 en 1891 11? 208). Aangezien door de in Staatsblad 1905 n? 527 opgenomen wijziging van dat pensioenreglement ook aan hen, die een bezoldiging van minder dan ƒ 20 per maand genieten, uitzicht op pensioen is geopend, is de grondslag, waarop de bestaande onderscheiding berustte, vervallen, zoodat Bijblad 11? 5052 zou behooren te worden ingetrokken. Het komt den Landvoogd echter wenschelijk voor om den regel zelf van Bijblad n? 4703 los te laten en terug te keeren tot dien van Bijblad 11? 4087, nl. dat niet wordt overgegaan tot het verleenen van ontslag uit den dienst aan niet door den Gouverneur-Generaal benoemde Inlandsche landsdienaren dan in de gevallen, dat daarom door den betrokken persoon gevraagd wordt, dan wel dat er termen zijn tot het verleenen van een niet-eervol ontslag. Het in Bijblad 11? 4703 ondersteld geval toch, dat tot het aannemen van de daarbij bedoelde gedragslijn geleid heeft — t. w. dat een uit zijne betrekking ontslagen ambtenaar eenige jaren daarna het verzoek doet om eervol ontslag uit den dienst en dan in de termen valt om wegens ziels- of lichaamsgebreken in het genot van pensioen te worden gesteld, in welk geval hij een jaar méér diensttijd zou kunnen doen gelden dan indien hij dadelijk uit den dienst ontslagen ware, — zal zich bezwaarlijk kunnen voordoen, wanneer wordt vastgehouden aan 829 den voor de toepassing van de betrekkelijke voorschriften in de practijk gesteld wordenden eisch, dat de ziels- of lichaamsgebreken, waarop een beroep wordt gedaan, reeds aanwezig waren op het oogenblik van ontslag uit de betrekking. Een Inlandsch ambtenaar, die bij eervol ontslag uit de betrekking niet in de termen valt voor pensioen, zal, bij niet-her plaatsing, ook daarna geen pensioen kunnen bekomen. Hierop bestaat alleen één uitzondering, nl. dat de betrokkene op het oogenblik van zijn eervol ontslag uit de betrekking 29 jaar dienst heeft; zoo iemand heeft in verband met het laatste lid van artikel 3 van het Inlandsch pensioenreglement een jaar later recht op pensioen, daar hij alsdan 30 jaren, dus volbrachten diensttijd kan doen gelden. Zelfs bij handhaving van Bijblad ff 4703 zou het echter, naar het inzien van Zijne Excellentie, niet aangaan om aan zulk een ambtenaar door een ontslag uit den dienst de gelegenheid om pensioen te erlangen te benemen. Door de mededeeling van het voresntaande met verzoek daarmede bij voorkomende gelegenheid rekening te willen houden, heb ik de eer aan een opdracht van den Landvoogd te voldoen. De lste Gouvernements-Secretaris, HULSHOFF POL. Landsdienaren, die zich aan laakbare of oneerlijke handelingen schuldig maken, moeten oneervol worden ontslagen. Circ. wden lsten Gouv. Secr. 13 Juli 1912 ff 1515 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. n°. 8088). Het heeft de aandacht van de Begeering getrokken, dat nu en dan landsdienaren, die zich aan laakbare of oneerlijke handelingen hebben schuldig gemaakt, door de betrokken autoriteiten, v. z. v. de bevoegdheid daartoe bij hen berust, eervol uit hunne betrekking worden ontslagen, terwijl dan later, wanneer hun ontslag uit den dienst aan de orde komt, blijkt dat zij op grond van de aan hun ontslag uit de betrekking voorafgegane feiten voor een oneervol ontslag uit 's Lands dienst in aanmerking komen. Naar het oordeel van de Begeering kan hierin niet langer worden berust. Landsdienaren behooren door de daartoe bevoegde autoriteit niet op eervolle wijze uit hun ambt te worden ontslagen, indien op dat oogenblik handelingen van hen 830 bekend zijn, welke een oneervol ontslag uit 's Lands dienst zouden wettigen. Zij moeten dan of strafrechterlijk vervolgd worden, zoo daartoe termen bestaan, en uit hunne betrekking ontslagen onder het gebruikelijk voorbehoud van nadere beslissing of het ontslag al dan niet moet worden beschouwd als te zijn verleend eervol, öf indien er redenen zijn om geen strafrechtelijke vervolging in te stellen, dadelijk na een oneervol ontslag uit de betrekking voor oneervol ontslag uit 's Lands dienst worden voorgedragen. Door UHEdG. het vorenstaande mede te deelen en U te verzoeken met het daarin uitgedrukt verlangen van de Regeering bij voorkomende gelegenheid rekening te willen houden, heb ik de eer van bekomen bevelen mij te kwijten. De wd. lsle Gouvernements-Secretaris, SMEETS. Oneervol of niet-eervol ontslag van landsdienaren. Miss. l8ten Gouv. Secr. 21 Januari 1914 n! 225a aan den Res. der Oostkust, van Sumatra (Bijbl. n°. 8004). Bij het besluit van heden n? 43, waaruit het voor Uw archief bestemd extract hiernevens gaat, is overeenkomstig het vooiv stel, vervat in het Uwerzijdsch tot den Directeur van Justitie gericht schrijven van 28 October 1913 II? 9862/1, ontslag uit 's Lands dienst verleend aan den bij het besluit van den wd. Besident der Oostkust van Sumatra van dien datum n? 878 uit zijne betrekking ontslagen Inlandschen schrijver bij het Magistraatsgerecht te Uwent, Bonang. Met betrekking tot laatstgenoemd besluit wenscht Zijne Excellentie Uwe aandacht er op te zien gevestigd dat eene beschikking als aan den betrokkene gegeven, nl. dat het ontslag is verleend oneervol, in dergelijke'gevallen vroeger ook in de Regeeringsbeschikkingen gebruikelijk was, maar dat de Regeering sedert tot het inzicht gekomen is, dat zulk eene formuleering feitelijk minder nauwkeurig is; een ontslag toch kan worden verleend al dan niet vergezeld van het praedicaat „eervol", in het laatste geval wordt de betrokkene ontslagen zondermeer, doch een „niet- of oneervol" ontslag bestaat in de Nederlandsch Indische administratie rechtens niet. In dergelijke gevallen behoort het dispositief dan ook te luiden: „ dat het ontslag niet moet worden beschouwd als te zijn verleend eervol". 831 Door het bovenstaande te Uwer kennis te brengen en UHEdG. te verzoeken met het daaruit blijkend inzicht van den Gouverneur-Generaal in den vervolge rekening te willen doen houden heb ik de eer van een bekomen opdracht mij te kwijten. De lste Gouvernements-Secretaris, E. MOEESCO. Wijze waarop ontslag uit 's Lands dienst moet worden verleend al of niet met het praedicaat „eervol". Circ. Gouv. Secr. 25 Augustus 1914 n; 2120 aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 8094). Zooals u^rogEariGestteDgebekend is, wordt door de Begeering sedert geruimen tijd het beginsel gehuldigd, dat bij ontslag van Landsdienaren wegens feiten waarvoor zij strafrechtelijk vervolgd zijn, verband behoort te worden gelegd tusschen den uitslag van de strafvervolging en de wijze waarop het ontslag uit 's Lands dienst moet worden verleend, nl. al of niet met het praedicaat „eervol". Van dat verband is voor het eerst sprake in de in Bijblad n? 4704 opgenomen missive van den lsten Gouvernements-Secretaris van 23 December 1890 W 3056, luidens welke naar het oordeel der Begeering een Landsdienaar, die aan knevelarij werd schuldig geacht, terecht oneervol uit zijne betrekking en later eervol uit 's Lands dienst ontslagen werd, dit laatste op grond van den uitslag der tegen hem ingestelde strafrechtelijke vervolging, waarbij hij door den rechter was vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Het beginsel, dat bij vrijspraak een eervol ontslag moest volgen, werd na dien door de Begeering vastgelegd in den regel, dat strafrechtelijk vervolgde doch niet veroordeelde ambtenaren bij voorkeur eervol zouden worden ontslagen, zelfs al bleek uit het onderzoek de schuld van den betrokkene overtuigend. Het motief dat hieraan ten grondslag lag, was, dat de Begeering wilde vóórgaan in eerbied voor het rechterlijk gewijsde. Niettemin achtte Zij Zich door dezen norm niet zóó gebonden, of Zij behield Zich de vrijheid voor om, indien de rechter zich over de schuld van den beklaagde had uitgesproken, van den gestelden regel af te wijken en den betrokkene toch oneervol uit 's Lands dienst te ontslaan. Sedert werd de hierbedoelde gedragslijn nog nader in dien zm gewijzigd, dat de Eegeering Zich voorbehield oneervol 832 ontslag te verleenen, indien niettegenstaande de vrijspraak of het ontslag van rechtsvervolging, uit de processtukhen de schuld van den betrokkene duidelijk was gebleken. Resumeerende, geldt dus met betrekking tot het verleenen van ontslag uit 's Lands dienst aan ambtenaren, die voor eenig feit strafrechtelijk worden vervolgd, thans de regel, dat ingeval van vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging, het ontslag eervol wordt verleend, tenzij de rechter zich over de schuld van den beklaagde heeft uitgesproken of uit de processtukken diens schuld duidelijk blijkt, in welke gevallen de Regeering Zich voorbehoudt het ontslag oneervol te doen zijn. Deze gedragslijn wenscht de Gouverneur-Generaal niet langer te zien gehandhaafd. Daargelaten dat tegen bedoelden regel is aan te voeren dat deze hinkt op twee gedachten, waar hij, immers steunende op de praemisse dat de Regeering in eerbied voor het rechterlijk gewijsde wenscht vóór te gaan, Haar tevens vrijheid laat met de beslissing van den rechter in bepaalde gevallen geen rekening te houden, is den Landvoogd meermalen gebleken, dat eene consequente toepassing tot onbillijkheden aanleiding geeft. Vooreerst, omdat tal van ambtenaren, verdacht van fraude of eenige andere strafbare tekortkoming in hun ambtelijken dienst, om welke redenen dan ook, niet strafrechtelijk vervolgd worden en zich oneervol ontslagen zien voor feiten, die, waren zij voor den rechter gebracht, allicht niet bewezen zouden zijn, hetgeen naar voornoemden regel in de meeste gevallen een eervol ontslag ten gevolge zou hebben. En in de tweede plaats, omdat mede de gevallen niet zeldzaam zijn dat op goede gronden aan een ambtenaar meerdere feiten kunnen worden ten laste gelegd, waarvan slechts een enkel strafrechtelijk vervolgd kan worden, en vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging ter zake van dat ééne feit moeilijk logisch een eervol ontslag kan motiveeren, met voorbijgang van de overige, in rechte niet bewijsbaar geoordeelde feiten, gezwegen van de mogelijkheid dat uit het strafgeding, hoezeer ten voordeele van den beklaagde uitgevallen, karaktereigenschappen en het volgen van een levenswandel kunnen blijken, welke op zich zelf een oneervol f) ontslag ten volle zouden kunnen wettigen. (i) Hierboven is gemakshalve de in het spraakgebruik opgenomen uitdrukking „oneervol ontslag" gebezigd, doch het wordt minder juist geacht dien term in besluiten of beschikkingen te bezigen, omdat het Indisch administratief recht slechts eervol ontslag dan wel ontslag zonder eenig praedicaat kent. Een eenvoudig ontslag zonder meer heeft dus de beteekenis van een zoogenaamd oneervol ontslag en in gevallen dat in zoodanigen zin later eene beslissing wordt genomen, zal de qualificatie dienen te luiden : „met bepaling, dat het ontslag niet moet worden beschouwd als te zijn verleend eervol". 833 Op grond van deze overwegingen acht de Gouverneur-Generaal het niet gewenscht, om het bovenbedoeld, tusschen de administratieve en de rechterlijke beslissing gelegd mechanisch verband te bestendigen. Intusschen kan ook, afgescheiden van zoodanig verband, uitstel van de beslissing over de ontslagqualificatie tot na afloop van het strafproces nuttig zijn, omdat daardoor in vele gevallen een dubbel onderzoek uitgespaard wordt of althans materiaal voor de administratieve beslissing verkregen wordt. t\ Uwer Excellentie r i -, -1,11 -L*001" UHEdG. üet vorenstaande mede te deelen, met verzoek daarmede v.z.n. rekening te willen houden en doen houden, heb ik de eer aan eene mij verstrekte opdracht te voldoen. De Gouvernements-Secretaris, KINDEEMANN. TRAKTEMENTSVERHOOGINGEN. Regeling voor de toekenning van traktementsverhoogingen. Kon. besl. 18 December 1909 n°. 53 (Stbl. 1910 n°. 183). Wij WILHELMINA enz. (gewoon hoofd). Hebben goedgevonden en verstaan als volgt: Artikel 1. Ten aanzien van betrekkingen of ambten in NederlandschIndië, aan welker bezoldiging periodieke tractementsverhoogingen zijn verbonden, wordt, ook waar zulks niet uitdrukkelijk is voorgeschreven, het toekennen dier verhoogingen afhankelijk gesteld van ijverige en trouwe phchtsbetrachting. Artikel 2. Dadelijk bij het voorvallen van eene tekortkoming en anders aan het eind van den termijn voor eene periodieke verhooging gesteld, wordt door de autoriteit, door wie de verhooging is te verleenen, beslist: a. in het eerste geval, of de tekortkoming van dien aard is dat zij aanleiding behoort te geven tot verlenging van den voor de eerstkomende periodieke verhooging gestelden termijn en, zoo ja, tot welke verlenging; VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 53 834 b. in het tweede geval of de betrokkene door ijverige en trouwe plichtsbetrachting gedurende den gestelden termijn zijn recht op de verhooging behouden heeft, en zoo neen, hoe lang de verhooging met het oog daarop behoort te worden uitgesteld in afwachting van betere plichtsbetrachting. Artikel 3 {% Wanneer aan de voor eene betrekking of ambt vastgestelde bezoldiging meer dan één periodieke verhooging verbonden is, behoeft het enkele feit, dat de toekenning van één dier verhoogingen op den voet van het bepaalde bij artikel 2 is uitgesteld, geen aanleiding te geven om de volgende verhoogingen te doen ingaan op een later tijdstip dan dat, waarop die verhoogingen, zonder dat uitstel, zouden moeten worden toegekend, zoodat telkens wanneer laatstbedoeld tijdstip aanbreekt de verhooging kan worden toegekend, indien daartegen op zich zelf geen bedenkingen zijn gerezen. Artikel 4. De bepalingen van de voorgaande artikelen vinden geen toepassing ten aanzien van landsdienaren, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit betrekkingen of ambten bekleeden, aan welker bezoldiging periodieke traktementsverhoogingen zijn'verbonden, waarvan de toekenning nog niet krachtens bestaande bepalingen afhankelijk is van ijverige en trouwe plichtsbetrachting, noch ten aanzien van Predikanten en Roomsch-Katholieke geestelijken, voor wie de bestaande regelingen blijven gelden. Onze Minister van Koloniën enz. (gewoon slot). ONDERSTAND. Onderstand aan de weduwen van Inl. ambtenaren. 1. Miss. lsten Gouv. Secr. 17 November 1881 Ti' 2142 aan Dir. O. E. N. In verband met het besluit van 8 September jl. n! 8 (Staatsblad n? 189), waarbij ten vervolge van dat van 9 April te voren lü 23 (Staatsblad Ti? 99) de Chefs der Departementen van Al- (i) Dit artikel is ook van toepassing op personen, aan wie vóór de inwerkingtreding daarvan de straf van latere toekenning van de eerstkomende periodieke verhooging is opgelegd (miss, loten Gouv. Secr. 29 Juni 1910 no. 1425 aan den Dir. O.E.N.). 835 meen Bestuur zijn aangeschreven, om ook tot het verleenen van onderstand aan weduwen en weezen van inlandsche of met inlanders gelijkgestelde landsdienaren, of gewezen landsdienaren onder hun Departement geressorteerd hebbende maandelijks eene voordracht rechtstreeks aan de Regeering in te dienen, acht deze het niet ondienstig alsnog Uwe aandacht te vestigen op de beginselen welke tot dusver steeds dienaangaande plegen te worden toegepast en welke zij alzoo ook gaarne door UHEdG. bij het doen van de betrekkelijke voorstellen m acht genomen zag. Ongerekend de in Staatsblad 1833 n? 32 opgenomen bepalingen 0), voor zooveel die inlandsche pensioenen gelden, zijn de bovenbedoelde beginselen nedergelegd in n08. 112 205 234 2884 en 3117 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië en komen in hoofdzaak op het volgende neder. Het toekennen van onderstand aan weduwen en weezen van inlandsche- of met inlanders gelijkgestelde landsdienaren of gewezen landsdienaren is eene gunst, waarop nimmer en door niemand als een regt aanspraak kan gemaakt worden en wordt alleen verleend, wanneer de betrokkene in behoeftige of armoedige omstandigheden verkeert, zich behoorlijk gedraagt en geene familiebetrekkingen heeft, die in hare behoeften kunnen voorzien. Aan weduwen van regenten wordt evenwel doorgaans — ook al zijn zij niet bepaald behoeftig — onderstand toegekend en zulks op grond van de overweging, dat de meest dringende' behoeften eener regentsweduwe geacht moeten worden grooter te zijn dan die van weduwen van ambtenaren van minderen rang. • Voor toekenning van onderstand komen in den regel alléén m aanmerkmg de oudste of eerste wettige vrouwen. Bijzon- t1) Stbl. 1833 no. 32 (Resolutie van den Gouverneur-Generaal in Rade van den 12 "3, .2 E .S o § .3 2 ^ .S S Tot gelijke bej2 '§ « dragen als de Euroinlandsche hoofden en * J|S ^che ambtena; ambtenarenalsmedehunne » ^kieh|bebnen on vrouwen en kinderen (»). fl kostelooze genees- "§ -g ® kundige GouverneQcsi ments hulp (•). gags Leerlingen van de opleidingscholen voor Inland- I sche ambtenaren op Java en te Makasser en van de school voor zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders te Tondano, wier ouders of verzorgers een in- j komen hebben: van minder dan ƒ 150 2 Gratis. van ƒ 150 — ƒ499 2 (5) 2 (5) van ƒ 500 's maands en meer (4) 2 (5) 4 (5) Kweekelingen aan de De helft van hun kweekscholen voor In- inkomen, landsche onderwijzers 2b (2) — — Kweekelingen (enz). I (1) De woorden „alsmede hunne vrouwen en kinderen" zijn hieraan toegevoegd ingevolge Gouv. besl. 16 Januari 1903 no. 5 (Stbl. 1903 no. 89). (2) Aldus gewijzigd bij art. 1 sub a van Gouv. besl. 9 November 1909 no. 3 (Stbl. 1909 no. 532). (8) Aldus luiden de woorden „Tot gelijke bedragen (enz.)" ingevolge art. 1 § o van Gouv. besl. 14 April 1908 no. 23 (Stbl. 1908 no. 825). (4) Aldus luiden de woorden „Leerlingen van de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren enz." ingevolge Gouv. besln. 16 Januari 1903 no. 5 (Stbl. 1903 no. 39), 9 Mei 1909 no. 11 (Stbl. 1909 no. 268) en 18 Mei 1911 no. 12 (Stbl. 1911 no. 335). (5) Aldus gewijzigd bij Gouv. besl. 9 Mei 1909 no. 11 (Stbl. 1909 no. 268). 847 OVERTOCHT. Overtochtsreglement voor gepensionneerde Inl. landsdienaren en hun weduwen en kinderen. Gouv. besl. 16 April 1905 n°. 15 (Stbl. 1905 n°. 255). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het aan dit besluit gehecht Reglement op de toekenning van overtocht binnen Nederlandsch-Indië aan gepensionneerde Inlandsche landsdienaren met hunne gezinnen en aan de weduwen en kinderen van overleden landsdienaren. Afschrift enz. Reglement op de toekennina van overtocht binnen Nederlandsch-Indië aan gepensionneerde Inlandsche landsdienaren met hunne gezinnen en aan de weduwen en kinderen van overleden Inlandsche landsdienaren. I. Overtocht voor rekening van den Lande wordt verleend: a. aan den Inlandschen landsdienaar, die eervol uit 's Lands dienst is ontslagen' met pensioen of met recht op pensioen van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar hij zich binnen Nederlandsch-Indië wenscht te vestigen; b. aan de echte vrouw (padmi) van den onder letter o genoemden Inlandschen landsdienaar of, bij ontstentenis van eene echte vrouw, aan diegene zijner wettige bijvrouwen (sëlir kawin) met wie hij op het tijdstip van zijn eervol ontslag uit 's Lands diepst het langst gehuwd is, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar de plaats, waarheen ingevolge letter a aan haar echtgenoot overtocht wordt verleend; c. aan alle eigen kinderen van den onder letter a genoemden Inlandschen landsdienaar, die zich naar het oordeel van het hoofd van plaatselijk bestuur nog niet zelfstandig hebben gevestigd of zouden kunnen vestigen, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar de plaats waarheen ingevolge letter a aan hun vader overtocht wordt verleend; in de gevallen sub b en c mits den sub a bedoelden man of vader vergezellende; 848 d. aan de echte vrouw (padmi) van een overleden Inlandschen landsdienaar of, bij ontstentenis van eene echte vrouw, aan diegene zijner wettige bijvrouwen (sëlir kawin), met welke hij op het tijdstip van zijn overlijden het langst gehuwd was, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar zij zich binnen Nederlandsch-Indië wenscht te vestigen, mits bedoelde landsdienaar eene betrekking heeft bekleed, welke hem aanspraak op pensioen zou geven bij voldoening aan de overige voor toekenning van pensioen gestelde vereischten; e. aan alle eigen kinderen van een overleden Inlandschen landsdienaar, die zich naar het oordeel van het hoofd van plaatselijk bestuur nog niet zelfstandig hebben gevestigd of zouden kunnen vestigen, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar zij zich binnen Nederlandsch-Indië wenschen te vestigen, mits bedoelde landsdienaar een betrekking heeft bekleed, welke hem aanspraak op pensioen zou geven bij voldoening aan de overige voor toekenning van pensioen gestelde vereischten. II. Het bij § I bedoeld recht op vrijen overtocht vervalt, indien niet binnen één jaar na het ontslag of na het overlijden van den landsdienaar aan het hoofd van plaatselijk bestuur van het werkelijk verblijf het verzoek tot verleening van overtocht is gedaan. III. Het hoofd van gewestelijk bestuur, binnen wiens gewest de in § II genoemde plaats is gelegen^ wijst aan belanghebbenden de reisgelegenheid aan overeenkomstier hun rang en stand en met inachtneming van de op dit stuk bestaande beginselen. TIJDELIJKE VOORZIENING IN DE VERVULLING VAN VACEERENDE FUNCTIËN. Bevoegdheid van de Hoofden van gewestelijk bestuur om tijdelijk te beschikken over de in hun gewest organiek beschikbare landsdienaren ter vervulling van vaceerende funtiën. Ord. 30 Augustus 1867 (Stbl. 1867 n°. Hé). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: 849 Bij deze alsnog openlijk afkondiging te doen van: I. de artikelen 1 en 3 van het besluit van 5 December 1859 n* 4 (Staatsblad n? 102) luidende als volgt: Artikel 1. Met intrekking van alle vroegere daarmede strijdende bepalingen, te arresteren de hieronder volgende instruktiën. A. Instruktie voor de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera Art. 1 (enz.). Art. 36. Hij (2) is bevoegd (3), om, bij overlijden, ziekte of andere wettige verhindering van eenen onder hem dienenden ambtenaar, beambte of inlandsch hoofd, wiens benoeming aan hoogere of andere autoriteiten is voorbehouden, tijdelijk in de vervulling der vacerende funktiën te voorzien, op de wijze die hem, in verband tot het beschikbaar personeel, in 's lands belang het meest geraden zal toeschijnen, mits onverwijld aan het betrokkene departement van algemeen bestuur of aan den Gouverneur-Generaal daarvan kennis gevende. De door het Hoofd van gewestelijk bestuur getroffen tijdelijke voorziening houdt op van kracht te zijn, zoodra die voorziening geregeld wordt door de daartoe bevoegde autoriteit (4). Art. 37 (enz.). (1) Deze instructie geldt ook voor de Hooiden van gewestelijk bestuur op de Buitenbezittingen, voor zooveel zulks niet door de vorsten of volken aangegane overeenkomsten en de daarbij verzekerde rechten wordt onmogelijk gemaakt [§ II der ord. van 30 Augustus 1867 (Stbl. 1867 no. 114)1. (2) D. i. het Hoofd van gewestelijk bestuur. (») Deze bevoegdheid heeft alleen betrekking op waarnemingen van zeer tijdelijken aard; voor waarnemingen van langer duur dan 6 maanden mag de aanwijzing van den vervanger niet door den Resident geschieden (Bijbl. no. 5943). De Hoofden van gewestelijk bestuur mogen, zoo noodig, alleen beschikken over het in hun gewest bescheiden organiek personeel (Bijbl. no. 4326). (4) Deze alinea is aan artikel 36 toegevoegd bij art. 1 der ord. van 9 Mei 1910 (Stbl. 1910 no. 301). 693 vierden enz. onderwijzer geen subsidie word verleend, wanneer het getal der leerlingen niet meer dan 50, 100, 150 enz. bedraagt; 2°. voor het bezit van een bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië wordt de ingevolge sub 1°. competeerende subsidie verhoogd met f 50.— 'smaands, terwijl het bezit van een bewijs (bewijzen) van met goed gevolg afgelegd examen in een (meer) inheemsche taal (talen), anders dan de Maleische taal, per maand een nadere verhooging met zich brengt ten beloope van de helft van het bedrag dat voor het bezit van dat bewijs (die bewijzen) aan de Europeesche on-. derwijzers bij de Gouvernements kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers maandelijks wordt te goed gedaan, indien genoemde Europeesche onderwijzers daarvoor een belooning ontvangen 0); 3°. voor den Europeeschen onderwijzer, die met de leiding van het internaat der kweekschool is belast, bovendien f 25.— 'smaands; d. voor iederen Inlandschen onderwijzer, in het bezit van een diploma van met gunstig gevolg afgelegd eindexamen eener gesubsidieerde particuliere kweekschool of van een diploma, dat hem benoembar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs, die door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs tot het geven van onderwijs aan de kweekschool geschikt is verklaard f 45.— 's maands; met dien verstande dat voor een tweeden, derden, vierden enz. onderwijzer geen subsidie wordt verleend, wanneer het getal der leerlingen niet meer dan 25, 50, 75 enz. bedraagt; van het bezit van een diploma als bovenbedoeld kan gedurende de eerste 10 jaren na de vaststelling dezer regelen vrijstelling worden verleend. (2) Aan kweekscholen, waar, ter voorziening in een naar het oordeel van den Gouverneur-Generaal werkelijk bestaande behoefte, ook onderwijs wordt gegeven in de Nederlandsche taal en die taal zooveel' doenlijk voermiddel bij het onderwijs is, wordt 1°. de subsidie, in het eerste lid bedoeld sub a en b, toegekend gedurende ten hoogste 7 jaren; 2°. de subsidie, in het eerste lid bedoeld sub c, onafhankelijk van het daar genoemd aantal leerlingen, toegekend voor ten hoogste vijf Europeesche onderwijzers. (i) Vide punt ft op blz. 251. 694 (3) Voor de berekening der in dit artikel bedoelde subsidiën komen ook in aanmerking tot de kweekschool toegelaten leerlingen van Chineeschen landaard. Artikel 4. (1) De subsidies ten behoeve van het onderwijzend personeel worden tot geen hooger bedrag uitgekeerd dan werkelijk door de gezamenlijke onderwijzers, arbeidende in dienst van eenzelfde bestuur, als traktement wordt genoten, zijnde intusschen dat bestuur verplicht aan eiken onderwijzer, voor wien volgens deze Regelen en voorwaarden subsidie wordt verkregen, een traktement uit te keeren tot geen minder bedrag dan 50 percent van hetgeen krachtens artikel 3 voor hem wordt toegekend (1). (2) Toekenning van subsidie tot een lager bedrag dan de in de artikelen 2 en 3 genoemde maxima kan alleen geschieden bij een met redenen omkleed besluit. Artikel 4a (2). (1) Het bestuur der kweekschool is bevoegd aan de daaraan verbonden Europeesche onderwijzers binnenlandsch verlof wegens ziekte en buitenlandsch verlof wegens ziekte of wegens langdurigen dienst te verleenen, overeenkomstig de daarvoor bij de openbare Europeesche lagere scholen geldende regelingen. (2) Ten opzichte van de subsidie worden de met verlof afwezige onderwijzers geacht aan de school verbonden te zijn, wanneer door het bestuur in de behoefte van den dienst ten genoegen van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs is voorzien. Artikel 5. Om aanspraak op subsidie te kunnen maken hebben de particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te voldoen aan de volgende voorwaarden: o. Het onderwijs omvat ten minste de volgende vakken: li Natuurkennis, 2. Geschiedenis, 3. Aardrijkskunde, 4. de Landstaal, of de Maleische taal als de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht, (1) Aldus luidt alinea 1 ingevolge art. 1, § II, der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 no. 359). (2) Artikel 4a is hieraan toegevoegd bij art. 1, § III der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 no. 359). 695 5. Lezen, 6. Schrijven, 7. Rekenen, 8. Vormleer, 9. Teekenen, 10. Paedagogie. b. Het onderwijs in de sub o genoemde vakken benevens, voor zooveel de in het tweede lid van artikel 3 bedoelde kweekscholen betreft, dat in de Nederlandsche taal, wordt' verstrekt volgens een door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs goedgekeurden en in een der schoollokalen op eene zichtbare plaats opgehangen rooster van lesuren gedurende een minimum van 24 lesuren (de practische lessen in de leerschool daaronder begrepen) per week en per klasse (*) c. Ten minste één Europeesch onderwijzer moet aan de school verbonden zijn. d. Het aantal ingeschreven leerlingen moet ten minste 12 bedragen. e. De school mag niet worden gehouden als winstgevend bedrijf. /. Ten genoegen van den Gouverneur-Generaal moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte. Artikel 6. (1) Aan elke particuliere kweekschool, ook aan die bedoeld in artikel 7, moet, tenzij ten genoegen van den GouverneurGeneraal wordt aangetoond dat op andere wijze voldoende is voorzien in de behoefte aan practische oefening van de leerlingen, verbonden zijn een leerschool, die minstens voldoet aan de voorwaarden, aan particuliere Inlandsche lagere scholen gesteld voor het verkrijgen van subsidie, behoudens dat aan die school geen ander onderwijzend personeel behoeft verbonden te zijn dan één onderwijzer als hoofd, dat het toezicht er op wordt uitgeoefend op dezelfde wijze als op de kweekschool waartoe zij behoort. (2) Ten behoeve van de leerscholen kunnen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend, op denzelfden voet, op dezelfde wijze en — mits met het bij alinea 1 gemaakte voorbehoud — onder dezelfde voorwaarden als voor particuliere Inlandsche lagere scholen is bepaald. (i) Aldus luidt punt o Ingevolge art. 1, § IV, der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 no. S59). 696 Artikel 7 C). (1) Particuliere kweekscholen, waarvan het aantal ingeschreven leerlingen minder dan 12 bedraagt, doch die overigens voldoen aan de in artikel 5 genoemde voorwaarden, benevens aan den eisch dat de cursus ten minste één jaar duurt, genieten als eenige subsidie een bedrag van f 300.— voor eiken door haar opgeleiden leerling die met gunstigen uitslag het examen van hulponderwijzer bij het Gouvernements Inlandsch onderwijs heeft afgelegd. (2) Zendelingen, Roomsch-Katholieke geestelijken en personen, in het bezit van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs genieten als eenig subsidie een bedrag van f 150.— voor iederen door hen opgeleiden leerling die het in alinea 1 bedoeld examen met gunstigen uitslag heeft afgelegd, mits de door hen gegeven opleiding aan de volgende voorwaarden voldoet: a. zij moet ten minste onafgebroken één jaar duren; b. elke week moet gedurende ten minste 6 uren onderwijs worden gegeven in de vakken van het programma voor bedoeld examen; c. door denzelfden persoon mag gelijktijdig aan niet meer dan 25 leerlingen onderwijs worden gegeven; d. de leerlingen moeten gedurende het jaar hunner opleiding ten genoegen van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs practisch geoefend worden. (3) Om voor de in het eerste respectievelijk tweede lid genoemde subsidie in aanmerking te komen moeten de daar gemelde instellingen respectievelijk personen binnen een maand nadat zij een of meer jongelieden in opleiding hebben genomen, daarvan kennis geven aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs, welke kennisgeving moet vergezeld gaan van een lijst, vermeldende ?rnamén van^in opleiding genomen-^^ de plaats ^afkomst, het tijdstip waarop-^j- de lessen ^^-aangevangen, alsmede de tijdstippen waarop en de plaats waar de lessen worden gegeven en de practische oefening plaats heeft. (4) Bedoelde inspecteerende ambtenaar, wien alle gewenschte inlichtingen omtrent de opleiding moeten worden gegeven, houdt toezicht op de opleiding. (i) Aldus luidt artikel 7 ingevolge art. 1, § V, der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 no. 359). 702 van de wijze waarop gedurende de afwezigheid van den verlofganger in de behoefte van den dienst bij de kweekschool wordt voorzien, terwijl uit een daarbij over te leggen, door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring moet blijken, dat tegen dé wijze van voorziening bij hem geen bezwaar bestaat. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Bij afwezen, De Secretaris, KALSHOVEN. 703 "&' VRAGENLIJST (*) behoorende bij het verzoekschrift (1) van strekkende ter erlanging van subsidie voor het jaar 19 , ten behoeve van de particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te N. B. De opgaven betreffen den toestand op 15 Januari van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. ( ) Deze vragenlijst is bij 's Lands dépót van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen f 0.10 per exemplaar (besl. Dir. O. E N 23 September 1911 no. 15684). J-?J t1) Dit tot den Gouverneur-Generaal te richten verzoekschrift moet op een zegel van f 1.50 geschreven zijn en bij het Hoofd van gewestelijk bestuur ingediend worden, die het met zijn advies doorzendt aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. 704 1. Wordt een subsidie voor de kosten van bouw en/of eerste inrichting (waaronder begrepen de kosten voor den bouw van woningen voor het onderwijzend personeel en die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) gewenscht ? 2. Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke uitgaven daarvoor bedragen, of zullen zij bedragen (2) ? 3. Waaruit blijkt, dat bij het doen van die uitgaven, of bij de raming daarvan gepaste zuinigheid is betracht? 4. Waaruit blijkt, dat de schoolgebouwen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie voldoen of zullen voldoen? 5. Hoeveel subsidie wordt ter bestrijding der in vraag 1 bedoelde kosten noodig geacht (*) ? 6. Verbindt de aanvrager zich om, in geval de school binnen den tijd van 10 jaren na haar eerste subsidieering al dan niet op den voet der Regelen in Staatsblad 1906 n' 242, juncto Staatsblad 1911 n? 359, ophoudt te bestaan de voor ~ (« Van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaaf worden verstrekt onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrooting Va(3) ^behoefte aan een subsidie tot het noodig geachte bedrag dient te worden aangetoond, d. w. z. er moet blijken, dat de vereischte uitgaven niet uit eigen fondsen kunnen worden bestreden. 705 bouw en/of eerste inrichting genoten subsidie verminderd met 5% voor elk jaar gedurende hetwelk de school subsidie genoot, te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen (4) ? 7. Bestaat er noodzakelijkheid tot verbouwing, vernieuwing of uitbreiding der school! 8. Zoo ja, om welke reden? 9. Hoeveel hebben de werkelijke uitgaven voor verbouwing, vernieuwing of uitbreiding bedragen, of zullen zij bedragen (2) ? 10. Waaruit blijkt, dat bij het doen van die uitgaven, of bij de raming daarvan gepaste zuinigheid is betracht? 11. Waaruit blijkt, dat de gebouwen na de verbouwing, vernieuwing of uitbreiding aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie voldoen of zullen voldoen? 12. Hoeveel subsidie wordt ter bestrijding van de in vraag 9 bedoelde uitgaven noodig geacht (s) ? («) In het bevestigend geVal moet eefa ttatetoe strekkende gezegelde -verklaring bij deze vragenlijst worden gevoegd. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 45 706 13. Verbindt de aanvrager zich om, ingeval de school binnen den tijd van 10 jaren na haar eerste subsidieering al dan niet op den voet der Regelen in Staatsblad 1906 n? 242, juncto Staatsblad 1911 n' 359, ophoudt te bestaan, de voor verbouwing, vernieuwing of uitbreiding genoten subsidie, verminderd met 5% voor elk jaar gedurende hetwelk de school subsidie genoot, te restitueeren en om bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen (4) ? 14. Hoeveel bedraagt het aantal ingeschreven leerlingen, in opleiding voor Inlandsch onderwijzer (5) ? 15. Ten behoeve van wie van de leerlingen, die van de kweekschool kost en inwoning genieten en tot welk bedrag voor ieder wordt subsidie gevraagd als tegemoetkoming daarin? 16. Ten behoeve van wie van de in de vorige vraag bedoelde leerlingen en tot welk bedrag voor ieder wordt subsidie gevraagd als tegemoetkoming in verdere uitgaven? {«) Bij het beantwoorden van deze vraag lette, men op de in rooden inkt gedrukte noot op de front-pagina van deze vragenlijst. 712 Inrichting van het einddiploma der particuliere kweekschool voor Ini. onderwijzers te Madjawarna (Soerabaja). Miss. Dir. O. E. N. 29 Januari 1908 ff 1527 aan den Inspecteur van het Inl. onderwijs in de 3de afdeeling. Naar aanleiding van Uw schrijven dd. 23 December 1907 ff 1421 heb ik de eer UEdG.. mede te deelen, dat het mij gewenscht voorkomt het diploma, bestemd ter uitreiking aan geslaagden in het eindexamen bij de particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Madjawarna, in te richten naar het hierbij aangeboden model, overeenkomende met de redactie van artikel 11 van Staatsblad 1906 ff 242 (*). De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, POTT. (i) Blz. 698. 713 DIPLOMA van met goed gevolg afgelegd eindexamen aan de gesubsidieerde particuliere Kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Madjawarna (Soerabaja), bedoeld in artikel 11 der Regelen en voorwaarden, vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n' 242), op den 19 , uitgereikt aan , afkomstig van De Directeur der Kweekschool vd., Goedgekeurd. De Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 3de afdeeling, 716 met dien verstande, dat voor de berekening van de subsidie niet in aanmerking komen de leerkrachten die boven het aantal door de voor de bezochte school geldende subsidiregeling gevorderd, daaraan mochten verbonden zijn. (2) Voor meer dan drie bezoeken per jaar aan dezelfde school wordt geen subsidie uitgekeerd. (3) Voor het toezicht, door een en denzelfden persoon uitgeoefend, wordt niet meer dan f 1500 (één duizend vijfhonderd gulden) 's jaars subsidie te goed gedaan. Artikel 4. (1) Organisatiën of vereenigingen, welke de in artikel 1 bedoelde subsidie wenschen te genieten, zijn verplicht aan elk Hoofd van plaatselijk bestuur, in wiens ressort van haar uitgaande scholen gelegen zijn waarvoor zij die subsidie verlangen, door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur mede te deelen, wie door haar met het toezicht op de in zijn ressort gelegen scholen wordt of worden belast. (2) De aldus aan het Hoofd van plaatselijk bestuur bekend gemaakte toezichthoudende persoon of personen wordt (worden) hierna aangeduid als beheerder der betrokken school. Artikel 5. (1) Na afloop van elk bezoek, dat minstens een geheelen schooltijd moet duren, geeft de beheerder door indiening van een door hem ingevuld en onderteekend formulier, ingericht overeenkomstig een daarvoor door den Gouverneur-Generaal vast te stellen model (*), van zijn bezoek kennis aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur, die deze kennisgeving zoo spoedig mogelijk voor gezien geteekend aan den beheerder terugzendt, na zich, voor zooveel noodig, te hebben overtuigd van de juistheid der in de kennisgeving voorkomende opgaven. (2) Eventueele opmerkingen, waartoe die opgaven hem aanleiding geven, stelt liet Hoofd van plaatselijk bestuur op de kennisgeving bekend. Artikel 6. De subsidiën, waarop gedurende een jaar aanspraak is verkregen, worden eerst na afloop van dat jaar toegekend. Artikel 7. (1) De subsidie wordt, overeenkomstig den wensch der betrokken organisatie of vereeniging, hetzij in Nederland, (i) Dit model is vastgesteld bij art. 2 van Gouv. besli 11 Januari 1911 no. 12 (Stbl. 1911 no. 81), blz. 717. O. VOOR ORGANISATIES OF VEREENIGINGEN IN DE AFDEELING MENADO TEN BEHOEVE VAN EUR. SCHOOLOPZIENERS. Regelen. Ord. 29 November 1912 (Stbl. 1912 n° 581). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Te bepalen als volgt: L Aan organisaties of vereenigingen, die in de afdeeling Menado, der residentie van dien naam particuliere Inlandsche scholen onderhouden, kunnen ten behoeve van schoolopzieners, als bedoeld in artikel 7 van de Eegelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in voornoemde afdeeling, vastgesteld bij de ordonnantie van heden (Staatsblad ff 579) (1), de volgende subsidiën worden toegekend: c. als tegemoetkoming in de uitbetaling van het salaris, naarmate de schoolopziener in het bezit is van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs, als onderwijzer bij dat onderwijs, dan wel deze onderwijsbevoegdheden niet bezit, f 200, f 175 of f 150 's maands, tweemalen, telkens na vijf jaren dienst van den schoolopziener als zoodanig te verhoogen met respectievelijk f 50, f 45 of f 40 's maands, en bovendien f 50 's maands, wanneer de schoolopziener in het bezit is van het bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië; b. als tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten f 75 's maands. II. (1) De besturen der organisaties of vereenigingen zijn bevoegd aan de schoolopzieners binnenlandsch verlof wegens ziekte en buitenlandsch verlof wegens ziekte of langduri- C1) Blz. 609. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 46 724 4. de na hun aankomst in Nederlandsch-Indië hij volmacht met hen in het huwelijk getreden vrouwen, zoomede de kinderen, die tengevolge van zoodanig huwelijk leden van hunne gezinnen worden. (2) De subsidie, bedoeld in de eerste alinea sub b 3, wordt niet genoten: a. indien het hoofd des gezins komt te overlijden of niet meer in dienst is van eene instelling, vereeniging of persoon als bedoeld in den aanhef van dit artikel; b. voor zooveel betreft hen, die ophouden in den zin van dit besluit leden des gezins te zijn. (3) Indien bij voormelde scholen Europeesche leerkrachten werkzaam zijn, voor wier uitzending geen subsidie is verleend, wordt uit 's Lands kas subsidie toegekend voor den overtocht van Nederland naar Nederlandsch-Indië van: L de in Nederland achtergebleven leden van de gezinnen van zoodanige leeraren of onderwijzers; 2. de bij volmacht met hen in het huwelijk getreden vrouwen, zoomede de kinderen, die tengevolge van zoodanig huwelijk leden van hunne gezinnen worden. Artikel 2. (1) Bij de toepassing van deze ordonnantie worden als leden van een gezin alleen erkend de ouders en hunne ongehuwde wettige (ook gewettigde) kinderen en stiefkinderen, zoons en stiefzoons echter niet, indien zij op den dag der inscheping den vollen ouderdom van drie en twintig jaren hebben bereikt. (2) Ingeval van echtscheiding treden de vrouw en de haar toegewezen kinderen en hare voorkinderen uit het gezin van den man en worden bij de toepassing van deze ordonnantie aangemerkt als een afzonderlijk gezin met de vrouw als hoofd. Artikel 3. Met gesubsidieerde scholen, als bedoeld in artikel 1, worden bii de toepassing van deze ordonnantie gelijkgesteld scholen, waaromtrent door de bevoegde autoriteit is beslist dat zij voor subsidie uit 's Lands kas in aanmerking komen. Artikel 4. (1) De in artikel 1 bedoelde subsidiën worden alleen toegekend, wanneer de betrokken leeraren en onderwijzers: 725 a. in het bezit zijn van de noodige onderwijsbevoegdheid (heden); b. voorzien zijn van eene vaste aanstelling in den dienst van de betrokken corporatie of persoon; c. bij de onderwijsinrichtingen, genoemd in het eerste lid van artikel 1, plaatsen innemen of bestemd zijn in te nemen van leerkrachten, voor wier bezoldiging, volgens de voor die onderwijsinrichtingen geldende subsidie-regelingen, subsidie kan worden verleend. Wanneer daaromtrent in de voor de betrokken onderwijsinrichting toepasselijke subsidie-regeling niets is voorgeschreven, moet ten genoegen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst worden aangetoond, dat de uit te zenden of uitgezonden leerkracht noodig is ter verzekering van een goeden gang van het onderwijs aan de inrichting, waarvoor de leerkracht bestemd is; d. bij geneeskundig onderzoek overeenkomstig het bepaalde bij artikel 4, lid 2, van het Pensioenreglement voor Europeesche particuliere onderwijzers (Staatsblad 1912 n! 419) lichamelijk geschikt zijn bevonden voor de betrekking van onderwijzer in Nederlandsch-Indië. (2) Ten behoeve van dezelfde leerkracht wordt slechts eenmaal subsidie voor uitrusting en overtocht verleend. Artikel 5. (1) De aanvrager van de in artikel 1 bedoelde subsidiën verbindt zich tot onverwijlde teruggave van de aan subsidie ontvangen gelden, bijaldien de betrokken leeraar of onderwijzer zijne bestemming bij het particulier onderwijs in Nederlandsch-Indië niet volgt, dan wel binnen den tijd van vijf jaren na zijne aankomst in Nederlandsch-Indië of, zoo hij behoort tot de in artikel 1, derde lid, bedoelde leerkrachten, na minder dan vijf jaren werkzaamheid in een plaats, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub c, ophoudt als gesubsidieerde leerkracht werkzaam te zijn om een andere reden dan a. overlijden; b. welbewezen ziels- of lichaamsgebreken, buiten eigen toedoen ontstaan (ter beoordeeling van de Regeering); c. overgang in den dienst van het Gouvernement van Nederlandsch-Indië. (2) De terugvordering van de in de vorige alinea bedoelde gelden kan zoo noodig geschieden door inhoudingen op de uit anderen hoofde aan de betrokken corporatie of persoon voor 726 de door haar (hem) onderhouden onderwijsinrichtingen toekomende subsidiën. Artikel 6. (1) Ter erlanging van subsidie voor uitrusting en overtocht moet het bestuur der corporatie of de persoon, in wier (wiens) dienst de betrokken leeraar of onderwijzer werkzaam zal zijn óf is, dan wel de door dat bestuur of dien persoon bij ondershandsche behoorlijk gelegaliseerde akte aangewezen gevolmachtigde, voor elke leerkracht afzonderlijk, bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst een aanvraag indienen, vergezeld van: a. de in het bezit van den betrokken leeraar of onderwijzer zijnde akte(n) van bevoegdheid; b. het door hem voor eensluidend met het origineel geteekend duplicaat van zijne akte van benoeming; c. het bewijs van de lichamelijke geschiktbevinding bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub d; d. eene op zegel gestelde verklaring van verbintenis als in artikel 5 bedoeld; e. naar gelang van omstandigheden, de huwelijksakte van den benoemde en de geboorteakten van de tot zijn gezin behoorende kinderen, voor zoover voor dezen subsidie voor overtochtskosten wordt gevraagd. (2) Genoemde Departementschef beslist of de subsidie ten rechte is aangevraagd, bepaalt het bedrag der subsidie uit 's Lands- kas en doet zijn besluit onder aangeteekend couvert aan den aanvrager toekomen. (3) Binnen dertig vrije dagen na ontvangst van dat besluit kan daarvan door den aanvrager bij den Gouverneur-Generaal in hooger beroep gekomen worden. (4) De aanspraak op en het bedrag van de subsidie wordt alsdan bij eindbeslissing van den Gouverneur-Generaal vastgesteld. (5) Indien uitbetaling van de subsidiën in Nederland wordt verlangd, wordt dit bij de aanvrage uitdrukkelijk vermeld. Artikel 7. Als subsidie voor de kosten van uitrusting en van overtocht van Nederland naar de havenplaats in Nederlandsch-Indië, het dichtst gelegen bij de aan de uitgezonden leerkrachten aangewezen standplaats, worden ten hoogste toegekend drie vierden van de bedragen welke voor die doeleinden van Regee- 727 ringswege worden uitgegeven ten behoeve van voor 's Lands dienst uitgezonden Europeesche leerkrachten, in het bezit van dezelfde onderwij sbevoegdheden. Artikel 8. Waar in deze ordonnantie wordt gesproken van leeraren en onderwijzers, zijn mede vrouwelijke leerkrachten bedoeld. Artikel 9. De bepalingen van deze ordonnantie zijn mede van toepassing ten aanzien van particuliere schoolopzieners, voor wier bezoldiging subsidie uit 's Lands kas kan worden genóten. Ten tweede: Te bepalen, dat deze ordonnantie wordt geacht te zijn in werking getreden op 1 Januari 1913. En opdat enz. (gewoon slot). PERIODIEKE SUBSIDIES AAN SCHOLEN IN DE BUITENBEZITTINGEN DOOR DE HOOFDEN VAN GEWESTELIJK BESTUUR TE VERLEENEN. % Ord. 9 December 1914 (Stbl. 1914 n°. 750). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften te bepalen, dat de periodieke subsidiën, waarop particuliere Inlandsche gewone lagere scholen en kweekscholen of andere inrichtingen tot vorming van Inlandsche onderwijzers in de Bezittingen buiten Java en Madoera op den voet van de ter zake geldende regelen aanspraak hebben, voor zoover ten behoeve van die inrichtingen over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën uit 's Lands kas zijn verleend, worden toegekend door de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur onder nadere goedkeuring van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; zullende die bestuurshoofden in hunne beschikkingen de voorwaarde opnemen, dat de aanvrager gehouden is tot restitutie van de gelden, die volgens de beslissing van genoemden Departementschef ten onrechte mochten zijn uitbetaald. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op 1 Januari 1915. En opdat enz. (gewoon slot). 2. Circ. wdeu Dir. O. E. 24 December 1914 W 25531 aan Hoofden van gewestelijk bestuur in de Buitenbezittingen. Bij mijn telegram van 14 dezer vestigde ik reeds Uwe aandacht op de ordonnantie van den 9den t. v. (Staatsblad n! 750,. Javasche Courant van 18 dezer), waarbij de Hoofden van gewestelijk bestuur in de Buitenbezittingen bevoegd zijn ver- 730 Maard tot toekenning, onder nadere goedkeuring van den Chef van dit Departement, van de periodieke subsidiën, waarop particuliere gewone Inlandsche lagere scholen en Kweekscholen op den voet van de ter zake bestaande regelen aanspraak hebben, voor zoover ten behoeve van die inrichtingen over het voorafgaande jaar reeds subsidiën uit 's Lands kas zijn verleend. Ter toelichting van bedoelde verordening, welke beoogt de toekenning van de daarin aangeduide subsidiën zooveel mogelijk te bespoedigen, heb ik de eer ^ | G het volgende mede te deelen. De beperking der bevoegdheid in zake de lagere scholen tot de particuliere „gewone" Inlandsche scholen heeft ten doel de tot dusver gevolgde wijze van toekenning der subsidiën voor die scholen, waar het Nederlandsch wordt onderwezen, ongewijzigd te laten. Door de restrictie, dat alleen de „periodieke" subsidiën door de Hoofden van gewestelijk bestuur zullen worden verleend is voorts mede gehandhaafd de tot dusver geldende regeling ten aanzien van de toekenning van subsidiën ineens voor den bouw of de eerste inrichting van scholen, terwijl eindelijk de beperking tot de scholen, die over het voorafgaande jaar reeds subsidie genoten, tengevolge zal moeten hebben, dat ook voor scholen, die voor de eerste maal voor subsidiëering in aanmerking komen, de subsidie, als tot ■dusver, door den Gouverneur-Generaal of door den Chef van dit Departement zal zijn te verleenen. Tot dusver had de toewijzing van subsidiën, yoorzoover betreft in de Buitenbezittingen gevestigde particuliere onderwijsinstellingen, in den regel eerst plaats in de tweede helft van het jaar, doordat groote vertraging in de afdoening van de voor die instellingen ingediende subsidie-aanvragen werd veroorzaakt, door de uit de subsidieregelen voortvloeiende noodzakelijkheid, om over alle aanvragen vooraf het advies in te winnen van de betrokken inspecteerende ambtenaren. Het ligt daarom in de bedoeling, dat bij toepassing der thans getroffen voorziening die toekenning zal geschieden zonder voorafgaand advies van de betrokken inspecteerende ambtenaren, door wier tusschenkomst evenwel Uwe betrekkelijke beschikkingen ter nadere goedkeuring aan den Chef van dit Departement zullen zijn aan te bieden (i) Alleen voor den Resident van Menado. Deze werkwijze zal voortaan mede zijn te volgen voor de aan scholen in de afdeeUng Menado toe te kennen subsidiën als in de hoogervermelde ordonnantie bedoeld, tot verleening waarvan UHEG. ingevolge artikel 3, alinea. 1, der subsidie-regelen in Staatsblad 1912 n°. 579 reeds te voren bevoegd was. 732 4. Kweekschool te Margdrëdjd (Semarang), uitgaande van de „Doopsgezinde Vereeniging tot bevordering der Evangelieverbreiding in de Nederlandsche Overzeesche Bezittingen" te Amsterdam, gesubsidieerd van af 1 Januari 1904 (Gouv. besl. 19 Juli 1904 ff 22). 5. Kweekschool te Tingkir (Semarang), uitgaande van het „Comité voor de Salatiga-Zending" te Utrecht, gesubsidieerd van af 1 Juli 1908 (Gouv. besl. 18 Augustus 1908 ff 27). 6. Kweekschool te Madjawarna (Soerabaja), uitgaande van het „Nederlandsch Zendeling Genootschap" te Botterdam, gesubsidieerd van af 1 Januari 1901 (Gouv. besl. 12 Januari 1901 n°. 17 in Bijbl. n°. 5549). 7. Kweekschool A te Moentilan (Kedoe) , uitgaande van de vereeniging „B. C. Kweekschool te Moentilan" te Moentilan, gesubsidieerd van af 1 April 1904 (Gouv. besl. 27 Maart 1905 ff 25). 8. Kweekschool B te Moentilan (Kedoe), uitgaande van de vereeniging „B. C. Kweekschool te Moentilan" te Moentilan, gesubsidieerd van af 1 December 1911 (Gouv. besl. 23 Juni 1915 ff 33). 9. Kweekschool te Djokjakarta (Keucheniusschool), uitgaande van de Gereformeerde Zending, gesubsidieerd van af 1 Januari 1903 (Gouv. besl. 25 September 1903 ff 28). 10. Kweekschool te Sipoholon — vroeger te Pansoer na Pitoe — (Tapanoeli), uitgaande van de „Bheinische Missions Gesellschaft" te Bannen (Pruisen), gesubsidieerd van af 1 Januari 1900 (Gouv. besl. 11 Januari 1900 ff 8 in Bijbl. n°. 5473). 11. Kweekschool te Ombolata — vroeger te Hoemene — (Tapanoeli), uitgaande van de „Bheinische Missions Gesellschaft" te Bannen (Pruisen), gesubsidieerd van af 1 Januari 1901 (Gouv. besl. 27 October 1901 ff 13). 12. Kweekschool te Na Roemonda (Tapanoeli) — vroeger School tot opleiding van zonen van Inl. hoofden en andere aanzienlijke Inlanders voor den bestuursdienst —, uitgaande van de „Bheinische Missions Gesellschaft" te Bannen (Pruisen), als kweekschool gesubsidieerd van af 1 Juni 1906 (Gouv.. besl. 17 Januari 1908 ff 10). 733 13. Kweekschool te Raja (Oostkust van Sumatra), uitgaande van het „Nederlandsch Zendeling Genootschap" te Botterdam, gesubsidieerd van af 1 Juni 1909 (Gouv. besl. 1 November 1910 ff 8). 14. Kweekschool te Bandjermasin (Zuider- en Oosterafdeeliug van Borneo), uitgaande van de „Bheinische Missions Gesellschaft" te Bannen (Pruisen), gesubsidieerd van af 1 Januari 1910 (Gouv. besl. 9 November 1910 ff 9). • 15. Kweekschool te Kaloewatoe — vroeger te Oeloe — (Menado), uitgaande van het „Sangi- en Talaut-Comité" te Botterdam, gesubsidieerd van af 1 Januari 1897 (Gouv. besl. 12 Januari 1897 n°. 36 in Bijbl. n°. 5202). 16. Kweekschool te Tomohon — wijk Koeranga— (Menado), uitgaande van het Nederlandsen Zendeling Genootschap" te Botterdam, gesubsidieerd van af 1 Januari 1900 (Gouv. besl. 2 Februari 1900 n°. 26 in Bijbl. n°. 5479). 17. Kweekschool te Woloan (Menado), uitgaande van de vereeniging „B. C. Kweekschool te Woloan" te Woloan, gesubsidieerd van af 1 Januari 1907 (Gouv. besl. 21 Juli 1909 ff 34). 746 Inspectie van kweek- en opleidingsscholen. Zie miss. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1891 11' 8055 aan den Inspecteur en Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs, blz. 231. Indienststelling van Inl. schoolopzieners voor de afdeeling Menado. Gouv. besl. 29 November 1912 n°. 55 (Stbl. 1912 n°. 582). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten vijfde: Te bepalen als volgt: I. Ten behoeve van de inspectie van de districts- en landschapsscholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam worden in dienst gesteld Inlandsche schoolopzieners tot een aantal als door den Gouverneur-Generaal zal worden noodig geacht. Zij worden benoemd en ontslagen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst en door hem toegevoegd aan den inspecteerenden ambtenaar, meer in het bijzonder belast met het toezicht op het Inlandsch onderwijs in die residentie. Hun dienstverhouding tot dezen wordt door genoemden Departementschef geregeld. II. De Inlandsche schoolopzieners genieten de volgende voordeelen: 1. 0) een bezoldiging van / 90.— (negentig gulden) 's maands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 10.— (tien gulden) 'smaands; met bepaling le. dat, ingeval tot de betrekking van Inlandsch schoolopziener wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als Inlandsch schoolopziener; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager onderwijs van een Inlandsch schoolopziener de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning (i) Aldus luidt punt 1 ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 n. 47 (Stbl. 1918 no. 278). 754 SCHOOLCOMMISSIËN. Benoeming der leden. 1. Ord. 28 October 1887 (Stbl 1887 n°. 196). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Met wijziging in zooverre van artikel 40, alinea 3, van het Keglement op het lager onderwijs voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bii de ordonnantie van 7 Juli 1868 (Staatsblad lü 81), en van artikel 73, alinea 6, van het Algemeen reglement op het Gouvernements lager onderwijs voor Inlanders in NederlandschIndie, vastgesteld bij de ordonnantie van 25 Mei 1872 (Staatsblad Iü 99), te bepalen, dat de leden der plaatselijke, zoo Euro. peesche als Inlandsche schoolcommissiën, worden benoemd en ontslagen door de Hoofden van Gewestelijk Bestuur, op voordracht der betrokken schoolcommissie. En opdat enz. (gewoon slot). 2- Circ. Dir. O. E. N. 15 November 1888 Iü 11399 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl n°. 4480). Ik heb de eer UHEG. mede te deelen, dat de Begeering m overeenstemming met het gevoelen van den Commandant van het Leger, verlangt dat de Hoofden van gewestelijk bestuur, alvorens een officier tot lid eener plaatselijke schoolcommissie te benoemen, het advies van den Af deelings- of Gewestelijk Militairen Commandant zullen inwinnen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Bij afwezen: De Secretaris, V. D. KEMP. 755 3. Ord. 16 Sepember 1893 (Stbl. 1893 n°. 233). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: In te trekken de artikelen 67 tot en met 77 van het algemeen reglement op het Gouvernements lager onderwijs voor Inlanders in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 25 Mei 1872 (Staatsblad ff 99), de artikelen 68 en 73, zooals die bij de ordonnantiën van 8 September 1877 (Staatsblad ff 174) en van 26 October 1879 (Staatsblad ff 298a; gewijzigd en aangevuld zijn; met bepaling dat de benoeming en het ontslag van de leden der Inlandsche schoolcommissiën, bedoeld bij artikel 6 van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 ff 44 (Indisch Staatsblad 1893 ff 125) (*), zullen geschieden op de wijze, aangegeven in de ordonnantie van 28 October 1887 (Staatsblad ff 196). En opdat enz. (gewoon slot). Reglement voor de Inl. Schoolcommissiën. Besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n°. 7318 (Bijbl. n°. 4889). Gelezen enz.; Gelet op artt. 6 en .. van het Koninklijk besluit dd. 28 September 1892 ff 44 (Indisch Staatsblad 1893 ff 125) (x). HEEFT BESLOTEN: Artikel Een. enz. Artikel Twee. Vast te stellen: a. enz.; b. het aan dit besluit gehechte Beglement voor de Inlandsche schoolcommissiën. Afschrift enz. (!) Blz. 3. UITGAYEN VAN BOEKEN VOOR HET INLANDSCH ONDERWIJS. Regelen voor de belooning van vervaardigers van Inl. boekwerken. 1. Gouv. besl. 14 Februari 1870 u°. 9 (Bijbl. n°. 2289). Gelezen de missive van den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid, van 12 November 1869 n! 9574 en bijlagen; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Ts goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met wijziging van de besluiten van 14 Januarij 1861 ff 4? 98 Junij 1867 ff 1 en 7 September 1868 ff 37 (*) aan te nemen de volgende regelen bij de belooning van vervaardigers van inlandsche werken: le. Voor uitgave van Regeeringswege komen in aanmerking geschriften in de Inlandsche talen en in het Nederlandsch, die tot hulpmiddelen bij het Inlandsch onderwijs of als ontwikkelirigs- en ontspanningslectuur voor de Inlandsche bevolking worden dienstig geacht (1). 2e. Aan hen, die zoodanige geschriften ter beschikking van de Regeering stellen, worden, in geval van goedkeuring voor de uitgave, tegen afstand van alle rechten van eigendom, toegekend belooningen, als sub 3e aangegeven, naar gelang van den aard en de hoedanigheid van het werk, het meer of minder nut, dat er van verwacht wordt en de mate van bekwaamheid of inspanning, waarvan het blijken geeft, alles ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst (2). (') Bijblad n. 2161. (1) Aldus luidt paragraaf 1, eerst gewijzigd bij § 1 van Gouv. besl. 7 Mei 1904 n°. 9 (Bijbl. no. 6024), ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 4 September 1912 n°. 30 (Bijbl. vo. 7662). (2) Aldus luidt paragraaf 2 ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 4 September 1912 no. 30 (Bijbl. no. 7662). 762 3e. Belooningen worden toegekend (*) i a. voor vertalingen uit Inlandsche talen onderling van f 25 (vijf en twintig gulden) tot ƒ 40 (veertig gulden) per vel druks; b' I°^n kinderlectuur, van ƒ 25 (vijf en twintig gulden) tot. / 50 (vijftig gulden) per vel druks; c. voor school- en volkslectuur, van f 40 (veertig gulden) tot t 75 (vijf en zeventig gulden) per vel druks; d. voor werken, waarvan de moeite der samenstelling geheel buiten verhouding staat tot den omvang, een voor elk geval afzonderlijk vast te stellen bedrag per vel druks; e. voor transcripties uit een letterschrift in een ander, hoogstens f 5 (vijf gulden) per vel druks; kunnende bij buitengewone verdiensten van het werk of bijzondere moeilijkheden bij de bewerking ervan voor de sub a en b bedoelde werken hoogstens f 75 (vijf en zeventig gulden) en voor die sub c bedoelde hoogstens f 100 (éénhonderd gulden) per vel druks worden toegestaan (2). 4e. Onder vel druks wordt verstaan eene hoeveelheid schrift, naar schatting gelijkstaande met 16 bladzijden gewoon octavo, met matige letter behoorlijk volgedrukt en wel: voor. Romeinsch schrift gemiddeld ongeveer 1200 letters en scheiteekens per bladzijde, voor Arabisch schrift 900, voor Javaansch schrift, op de gewone wijze, zonder woordscheiding geschreven 600, met woordscheiding 700, voor andere schriftsoorten nader bij proefneming te bepalen ('). De in de vorige alinea aangegeven wijze van berekening van een vel druks geldt niet voor spel-, taal- en rekenboeken en werken met teekeningen of illustraties tusschen den tekst, welke bezwaarlijk kunnen worden weggelaten. Voor die boeken wordt in elk bijzonder geval het aantal vellen drüks, dat zij worden geacht te bevatten, in billijkheid bepaald, onafhankelijk het aantal hunner bladzijden f). 5e. De geheele omvang van het uit te geven geschrift wordt naar den in de eerste alinea der vorige paragraaf aangegeven maatstaf van Regeeringswege dadelijk op het handschrift geraamd, en die raming zonder voorbehoud tot grondslag geno- (!) Bij art. 1 sub & van Gouv. besl. 30 October 1892 n«. 7 (Bijbl. no. 4974), blz. 781, is de Dir. O. E. N. gemachtigd de belooningen uit te keeren. (2) Aldus luidt paragraaf 3, eerst gewijzigd bij § 1 van Gouv. besl. 7 Mei 1904 no. 9 (Bijbl. no. 6024) en bij Gouv. besl. 27 Juli 1905 no. 24 (Bijbl. no. 6305), ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 4 September 1912 no. 30 (Bijbl. no. 7662). (3) Paragraaf 4 is aangevuld bij Gouv. besln. 21 Maart 1872 no. 33 (Bijbl. no. 2577), 23 April 1872 no. 32 (Bijbl. no. 2587) en 4'-April 1873 no. 4 (Bijbl. no. 2665), blzz. 764 en 765. (*) Deze alinea is aan paragraaf 4 toegevoegd bij § II van Gouv. besl. 7 Mei 1904 no. 9 (Bijbl. no. 6024). 764 12e. Het staat den schrijver of inzender vrij zijn naam geheim te houden, of geheimhouding daarvan, ook voor den beoordeelaar van zijn werk, te bedingen tot het onderzoek afgeloopen, en de hem eventueel toekomende belooning onder het noodige voorbehoud vastgesteld zij, doch de toewijzing van die beloonmg volgt in geen geval, dan nadat hij zich schriftelijk als schrijver of inzender bekend gemaakt heeft en tevens uitdrukkelijk verklaard heeft: le. of, en in hoe verre het in zijn geheel als zijn eigen oorspronkelijk werk te beschouwen, dan wel geheel of ten deele als vertaling, omwerking, bloemlezing, afschrift, uittreksel of anderzins, van anderen of ook aan zijn eigen, reeds in het licht verschenen of ter uitgave aangeboden werk is ontleend; met vermelding, zooveel doenlijk van de gebezigde bronnen, in zoover dit een en ander niet reeds voldoende in het werk zelf is aangeduid; 2e. of hij ingeval van goedkeuring, zich al dan niet openlijk als schrijver wenscht bekend gemaakt, en zijn naam als zoodanig op den titel geplaatst te zien. Blijkt de hierbedoelde verklaring nopens de oorspronkelijkheid van het werk onnauwkeurig of valsch te zijn, dan kan dit naar omstandigheden grond geven tot vermindering der beloonmg tot op of beneden het bedrag, waarop het bij juiste opgave zou hebben aanspraak gehad, tot terugvordering van hetgeen blijken mogt reeds te veel te zijn uitgekeerd, en zelfs tot strafvordering wegens misdrijf, indien daartoe termen bestaan. 13e. Bij afkeuring voor de uitgave wordt in overweging genomen of, en zoo ja tot welken prijs de aankoop van het handschrift wenschelijk is, doch blijft de inzender vrij het terug te nemen en wordt het hem alsdan kosteloos toegezonden. Heeft hij zich evenwel niet bekend gemaakt, dan wordt over het handschrift door de Regering naar goedvinden beschikt, en kan het later niet meer worden terug gevorderd. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 21 Maart 1872 n°. 33 (Bijbl. n°. 2577). Gelezen enz. ; Is goedgevonden en verstaan: Met aanvulling van § 4 van artikel 1 van het besluit van 14 Februarij 1870 D? 9 (bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië n? 2289) f) te bepalen, dat een gewoon octavo t1) Blz. 761 776 Bijlage IV. PROCES-VERBAAL. Op heden, den hebben wij ondergeteekenden, aftredend debitant, belast met het debiet van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde leer- en leesboeken en gedrukten te (gewest ), en optredend debitant aldaar, de administratie der op voormeld debiet betrekking hebbende gelden opgenomen en daarbij bevonden als volgt: Debietgelden. De ontvangsten sedert 1 Januari 19.. bedragen f Het saldo in kas op bet einde van het vorige jaar bedroeg. „ Te zamen f De o verstortingen sedert 1 Januari 19.. bedragen.... „ Het saldo in kas moet dus bedragen „ En hebben w|j in kas bevonden „ Alzoo meer ƒ Minder f wordende hierbij verklaard, dat de administratie tot op den dag is bijgewerkt en dat bovenbedoeld kassaldo met de administratie door den ondergeteekende is overgegeven aan en overgenomen door den medeonderge- teekende , van welke verrichting is opgemaakt dit proces-verbaal in duplo, om te dienen daar en waar zulks zal behooren. i £ origineel, , Afgegeven voor • du°llcaatr Voor de overgave, Voor de overneming, 777 Bijlage V. PROCES-VERBAAL, aantoonende de bij de opname van den voorraad van den debitant van voor het algemeen verkrijgbaar gestélde lees- en leerboeken en gedrukten te (gewest ) op den 19.. geconstateerde meerder- en minderheden en het geldswaardig bedrag ervan. De ondergeteekenden, (*) door in commissie gesteld voor bovenbedoelde opname, welke heeft plaats gehad bij de overdracht van het beheer van op i , verklaren te hebben bevonden als volgt: ' '»i'% (*) In te vullen namen en kwaliteiten. 778 -3 Alzoo Geldswaarde. f | I : ; cd § s-, i _; S a. - 03 o •£ ü ■ Q g ö cd o o§*c Aanmerkingen. 2 „ï 5 -S , . m cd cd cd ö jz; >• w s a > > De aftredende debitant, , den 19... De Commissie, De optredende debitant, N.B. In bovenstaande kolommen worden alleen die boekwerken en gedrukten vermeld, waarbij meerder- of minderheden geconstateerd zijn. Doen zich geen meerder- of minderheden voor, dan wordt dwars door die kolommen heen geschreven „geen". 779 Bijlage VI. PROCES-VERBAAL, aantoonende de bij de opname van den voorraad van den debitant van voor het algemeen verkrijgbaar gestelde lees- en leerboeken en gedrukten te (gewest ) op den 19.. geconstateerde meerder- en minderheden en het geldswaardig bedrag ervan. De ondergeteekende, (*) • > door in commissie gesteld voor bovenvermelde opname, welke heeft plaats gehad in voldoening aan artikel 4, alinea 2, der Voorschriften voor debitanten, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van den wden Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 20 Maart 1915 n! 6924, verklaren te hebben bevonden als volgt: t1) In te vullen namen en kwaliteiten. 780 a>©c „ S H ~ 3 5 s a % s j ögc»<« izj. i> a a a g g De debitant, , den 19... De Commissie, N.B. In bovenstaande kolommen worden alleen die boekwerken en gedrukten vermeld, waarbij meerder- of minderheden zijn geconstateerd. Doen zich geen meerder- of minderheden voor, dan wordt dwars door die kolommen heen geschreven „geen". 782 b. aan de schrijvers der onder § a bedoelde werken, welke voor uitgave van Regeeringswege in aanmerking komen, geldelijke belooningen uit te keeren overeenkomstig de regelen in art. I van het besluit van 14 Februari 1870 n? 9 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië n! 2289) 0) of de nader daaromtrent te geven voorschriften; c. van Inlandsche schoolboeken, bij particuliere uitgevers verschenen, waarvan het gebruik ten dienste van het Inlandsch onderwijs wenschelijk geacht wordt, den noodigen voorraad aan te koopen ter bewaring in het Dépöt van Leermiddelen te Weltevreden en ter verstrekking aan de Inlandsche scholen (2). Ten tweede: enz. Afschrift enz. Voorkoming van nutteloos werk door schrijvers. Miss. Dir. O. E. N. 2 Februari 1893 n? 1055 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. Niet zelden worden handschriften van werkjes ten behoeve van het Inlandsch onderwijs aangeboden, die niet voor eene uitgaaf van Begeerigswege in aanmerking kunnen komen, omdat reeds in de behoefte is voorzien. Ik heb de eer UEdGestr. daarom uit te noodigen, om personen, die U kennis geven van hun voornemen om een werkje voor het Inlandsch onderwijs te vervaardigen, in overweging te geven vooraf door Uwe tusschenkomst, mijne beslissing in te roepen, opdat zij geen nutteloozen arbeid verrichten. Bevordering ook door middel van den particulieren boekhandel van het debiet van de door de Regeering uitgegeven boeken en gedrukten. Gouv. besl. 26 December 1900 n°. 1 (Bijbl. n°. 5545). Gelezen enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met intrekking van artikel 2 van het besluit van 8 Januari 1882 n? 11 (Bijblad n? 3807), den Directeur van (!) Blz. 761. (2) Aldus luidt punt c, eerst gewijzigd bij Gouv. besl. 10 Juni 1902 n. 30 (Bijbl. no. 5724;, ingevolge Gouv. besl. 19 October 1905 n. 30 (Bijbl. no. 6359). VERZAMEtlNÖ VÖÖR^MfFtM r BffRÉPFENDE HET s" INLAND5CH f NDERWUS ; S A Mfc N O ES T?E Vpl^ DOÖJï VAN HEMERT AMBTENAAR BU HET DEPARTEMENT YAN ONDERWIJS Efl EEREDIENST BATAVIA — LANDSDRUKKERIJ 1915. . VERZAMELING VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE HET INLANDSCH ONDERWIJS SAMENGESTELD DOOR K. J. VAN HEMERT AMBTENAAR BIJ HET DEPARTEMENT VAN ONDERWIJS EN E EREDIENST. AFGESLOTEN OP 1 JULI 1915. BATAVIA — LANDSDRUKKERIJ 1915. INHOUD. GRONDSLAGEN VAN HET OPENBAAR INLANDSCH ONDERWIJS. Blz. Bepalingen 2 OPENBARE LAGERE SCHOLEN. SCHOLEN DER lste EN 2de KLASSE. Bouw en inrichting 7 Inl. Schoolreglement 7 Inhoudsopgave van dat reglement 20 Splitsing van de laagste klasse der scholen 21 Toepassing van het schoolgeldtarief voor lste klasse- scholen 23 Toepassing van het schoolgeldtarief voor 2de klasse- scholen 23 Leerplan met toelichting voor niet in de 4de inspectieafdeeling gevestigde scholen der 2de klasse, waar het Riouw-Maleisch voer- middel is «7 Leerplan voor scholen der 2de klasse met 4 klassen, waar het Soen- daasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel is 32 Leerplan voor scholen der 2de klasse, waar het Soendaasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel is en waaraan een 5de klasse is toegevoegd 35 Leerplan voor scholen der 2de klasse, waar het Makassaarsch en Boegineesch voermiddel is 38 Leerplan voor scholen der 2de klasse in de 4de inspectieafdeeling, waar het Riouw-Maleisch voermiddel is 42 Leerplan voor scholen der 2de klasse, waar het Rataksch voermiddel is <7 Inning van achterstallige schoolgelden 52 Wijze van handelen ingeval aangevraagde en toegestane schoolar- tikelen niet ontvangen zijn 53 Tegengang van overvulling der scholen 53 Aanvragen en verantwoording van schoolbehoeften en van gelden voor aanmaak en onderhoud van meubilair 54 Bij het onderwijs slechts gebruik te maken van de spelling volgens De Vries en Te Winkel 73 Spelling der Maleische taal met Latijnsche karakters op de Inl. scholen 73 IV Blz. Aanmaak van schoolmeubilair door Inlanders "hnoieèb'ou- '* Voorstellen tot het aanbrengen van verbeteringen aan s°hoolgebou ^ wen en erven ■ 75 Schoolspaarbanken " Abonnementskaarten op de Staatsspoorwegen voor schoolbezoek op ^ Ab^onnementskaartën'op'de'Staatsspoorwegen voor schoolbezoek op ^ Kostltzê toeiatmg 'van de' kinderen van Inl. onderwijzers tot de school waar hun vader oï verzorger werkzaam is ...... Transscriptie van de op de scholen gebruikte Javaansche: geschrif- ^ ten in Latijnsche karakters Vergunning tot gebruikmaking van Inl. schoolgebouwen voor par- . ticuliere cursussen door het Hoofd van gewestelijk bestuur te ^ verleenen '."' .„,._ sr Gedragslijn te volgen bij voorkomen van cholera in schoten Leeren schrijven van juiste adressen voor brieven en invullen van postwisselformulieren en adreskaarten voor pos P^ten .^ «« Volksbibliotheken aan Inl. scholen der 2*> klasse op Java^ M-dojm. Voorstellen tot oprichting van nieuwe of tot uitbreiding van reeds bestaande openbare Inl. scholen der 2*> klasse ONDERWIJZEND PERSONEEL. Benoembaarheid en bevordering 91 Maatregelen om kweekelingen die de kweekscholen tusschentijds ' 'verlaten voor het onderwijs te behouden •• Algemeene regelen voor toelating tot de examens voor kweekelmg en ^ hulponderwijzer en voor benoeming tot die rangen_ intrekking van de beperking der toelating van candidaten tot examens voor kweekeling en hulponderwijzer ......•••• — Candidaat-hulponderwijzers niet meer als *101 maar dadelijk te belasten met de betrekking van hulponderwijzer Uiring van een bewijs van benoembaarheid tot kweekeling b hefopenbaar Inl. onderwijs aan niet geplaatste geslaagden in het ^ toelatingsexamen tot een kweekschool :m Niet-benoembaarheid van vreemde Oosterlingen inkomsten voor het onderwijzend personeel. 107 Rpyoidieing van het Inl. onderwijzend personeel •••• Bezo diging Z hoofdonderwijzers en onderwijzers op Java en Ma- iTtot die rangen benoemd v66r de inwerkingtreding van de ordonnantie van 5 Juni 1893 (Stbl. 1893 nc 127). Bezoldiging van aan kweekscholen opgeleid Inl. onderwijzend V Blz. personeel, dat geslaagd is in het examen in het Nederlandsch, bedoeld in art. 4 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n». 38 (Stbl. 1912 n». 240). 115 Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden 115 Toelagen wegens dure levenswijze als anderszins voor Inl. onderwijzend personeel 116 Verdere bepalingen betreffende het personeel. Rang, statie, costuum enz. voor Inl. onderwijzers 129 Onderzoek naar het rechtmatig voeren van titels en praedicaten door Inl. onderwijzers Onttrekking van Inl. onderwijzers aan het onderwijs 137 Vervoer bij eerste aanstelling en overplaatsing van Inl. onderwijzers. 139 Vergoeding van reiskosten aan schoolhoofden bij storting van schoolgelden Ui Reizen van Inl. onderwijzend personeel met den Delispoorweg 141 Vervoer van openbare Inl. leerkrachten langs de Staatsspoor- en tramwegen gedurende den tijd, dat zij in opleiding zijn voor het examen in de Nederlandsche taal 142 Vervoer van Inl. onderwijzend personeel uit Midden-Java afkomstig en in Bantam geplaatst tijdens de Poeasavacantie 142 Wacht- en patrouille-diensten voor Inl. onderwijzers 143 Verantwoording der schoolgelden door schoolhoofden 144 Het opdragen van buitengewone werkzaamheden aan Inl. onderwijzers gedurende de schooltijden ' 145 Opgaaf betreffende de sterkte van het onderwijzend personeel in de kolom „Toelichtingen" van den leerlingen-staat ■. 145 Inrichting van de toelichtende staten der door schoolhoofden in te dienen jaarrekeningen 146 Tijdige indiening van voorstellen tot toekenning van traktements- verhoogingen aan Inl. onderwijzers 156 Voorstellen tot toekenning van traktementsverhoogingen aan Inl. onderwijzers door tusschenkomst van den inspecteerenden ambtenaar in te dienen j57 Vacantievrijheid voor Inl. onderwijzers 157 Afschrift van verlofsbesluiten aan den inspecteerenden ambtenaar te verleenen Voorstellen tot vermeerdering van het onderwijzend personeel bij de openbare Inl. scholen 158 Instructie voor het Inl. onderwijzend personeel 159 Beperking der overplaatsingen van Inl. onderwijzers 188 Beschikbaarstelling van leerkrachten van opeirbare Inl. scholen ten behoeve van landschapsscholen in Celebes 189 Beschikbaarstelling van leerkrachten van de openbare Inl. scholen ih de afdeeling Menado ten behoeve van gesubsidieerde particuliere Inl. scholen aldaar 189 Beschikbaarstelling van leerkrachten van de openbare Inl. scholen VI BlZ. ten behoeve van de particuliere Inl. onderwij s-inrichtingen op Soembaen Flores {Timor en Onderhoqrigheden) 191 Beschikbaarstelling van vrouwelijke leerkrachten van het openbaar Inl. onderwijs voor particuliere Inl. meisjesscholen, gesubsidieerd op den voet der Regelen in Stbl. 1914 no. 592 ^ Vrijstelling van schutterlijken dienst voor onderwijzers ™i Voorzieningen nopens de voortgezette studie der Nederlandsche taal door aan de kweekscholen opgeleid Inl. onderwijzend personeel. 192 Belooning voor de opleiding van Inl. onderwijzers tot het examen in het Nederlandsch, bedoeld in art. 4 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 no. 38 (Stbl. 1912 no. 240) • Onder „onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen" in ordonnantiën en besluiten ook te begrijpen vrouwelijke leerkrachten van 19b overeenkomstigen rang Ingang van het verhoogd traktement bij bevordering van Inl. onderwijzend personeel KWEEKSCHOLEN VOOR DE VORMING VAN INLANDSCHE ONDERWIJZERS. 197 Reglement voor ' dë' kweekscholen te Bandoeng, Oengaran, Probo- ^ linggo, Djokjakarta en Fort de Koek Reglement voor de kweekschool te Amboina •••• Leerplan voor de kweekscholen te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, ^ Djokjakarta en Fort de Koek Leerplan voor de kweekschool te Amboina Regeling van het onderwijs in de Inl. talen en in het handtee- ^ kenen 225 Onderwijs in eenvoudige boekhouding ••■" Programma's voor de examens aan de hoogste 2 klassen der kweekscholen te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Diokiakarta en Fort ^ Prtgfan^'*'^ te AM™;Z !J insDectie der kweekscholen ' Bezoldiging van den hoofdonderwijzer der aan de kweekscholen ^e^~ ^ bonden leerscholen '9q1 Personeel - Formatie - Bezoldiging - Verdere uitgaven *a Goedkeuring van den lesrooster door den Inspecteur Bepalingen speciaal het personeel betreffende. ^ 1. Eed voor de Eur. onderwijzers ^ 2. Benoembaarheid Eur. personeel ^ l Openhouden der betrekking van Directeur bij verlof naar Euro- ^ pa van den titularis 5 Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers • 6. Verdeeling van de taak der onderwijzers buiten de gewone ^ schooluren VII 7. Kostelooze toelating van de kinderen der Inl. hulponderwijzers r van den l«ten rang tot de Eur. lagere scholen 255 8. Indienststelling van een Inl. hulponderwijzer van den lsten ran'g aan de kweekschool te Djokjakarta 255 9. Bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel met ingang van 1 Januari 1911 10. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor het bezit van de akte landbouwkunde 11. Bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers met ingang van 1 Januari 1913 25g 12. Bezoldiging van de Eur. hulponderwijzers, aangesteld "vóór 21 Februari 1908 13. Bevoegdheid Dir. O. E. tot bevordering van Eur.' 'leerkrachten F beneden den rang van Directeur 260 Bepalingen speciaal de kweekelingen betreffende. 1. Opneming in militaire hospitalen 260 2- Vergoeding van reiskosten aan ontslagen kweekelingen . 260 3. Bevoegdheid Dir. O. E. tot vaststelling van het aantal kweeke- lingen, uit elk gewest tot de kweekscholen toe te laten 261 4. Bevoegdheid Dir. O. E. tot toelating van kweekelingen (ook vrouwelijke) boven de formatie 261 5. Verdeeling van het aantal kweekelingen-plaatsen over de verschillende gewesten 2 6. Maatregel ter verbetering van de voeding der leerlingen .. .. .. 265 7. Toelating tot elke der kweekscholen van 3 leerlingen boven de formatie ter latere opleiding in landbouwkundige richting .. 266 8. Toelagen en gratis-verstrekking van leermiddelen enz ook voor de vrouwelijke kweekelingen boven de formatie 269 NORMAALCURSUSSEN TER OPLEIDING VAN INLANDSCHE HULPONDERWIJZERS. Oprichting van een normaalcursus te Batavia, Buitenzorg, Malang Bondowoso en Koeta Hadja Idem te Bandjermasin en Kandangan 279 Idem te Singaradja ' Idem te Makasser Idem te Palembang Idem te Cheribon, Poerworedjo, Poerwokerto, Pekaïongan, "semarang ^ en Soerakarta Regeling der toelating, inrichting en''werking''van 'de''normaal- ^ cursussen Practische opleiding der normalisten 281 Vrij vervoer voor leerlingen van den normaalcursus te "cheribon voor zoover afkomstig uit Bantam ' m HOOGERE KWEEKSCHOOL VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS TE POERWOREDJO (KEDOE). gavehning.r PerS°neel ~ Formatie ~ Bezoldiging - Verdere uit- . vin SCHOLEN VOOB DE V0RMIN8 VAN INLANDSCHE AMBTENAREN. A OPLEIDINGSSCHOLEN VOOR INL. AMBTENAREN. Blz. Oprichting '235 Personeel — Formatie — Bezoldiging — Verdere uitgaven 286 Voorschriften (reglement) voor de seholen 289 299 Leerplan Regeling van het onderwijs in de Inl. talen en in het handteekenen. 310 Onderwijs in eenvoudige boekhouding 310 Nederlandsch als voermiddel bij het teekenonderwijs niet verplichtend 310 Inspectie der opleidingsscholen 310 Kostelooze verstrekking van het Staatsblad van Ned._ Indië aan de opleidingsscholen 310 Aansluiting bij het plaatselijk telefoonnet. a. Opleidingsschool te Bandoeng 311 b. Opleidingsschool te Serang 311 Fondsen voor onderhoud en aanvulling van de benoodigdheden voor het onderwijs in de natuur- en landbouwkunde 312 Bepalingen speciaal het personeel betreffende. 1. Eed voor de Eur. onderwijzers 2. Titel der Inl. onderwijzers 313 3. Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers 314 4. Verdeeling van de taak der onderwijzers buiten de gewone schooluren * 5. Open te houden betrekking bij verlof naar Europa. a. Leeraar in de rechtswetenschap 314 b. Directeur der school 31 6. Benoembaarheid Eur. personeel 315 7. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor het bezit van de akte landbouwkunde 0 8. Bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers met ingang van 1 Januari 1913 31 9. Bezoldiging van de Eur. onderwijzers beneden den rang van eersten onderwijzer, aangesteld vóór 21 Februari 1908 316 10. Bevoegdheid Dir. O. E. tot benoeming van Eur. leerkrachten beneden den rang van Directeur Bepalingen speciaal de leerlingen betreffende. 1. Opneming in militaire hospitalen 316 2. Vrije geneeskundige behandeling en kostelooze verstrekking van geneesmiddelen voor de leerlingen •■ 316 3. Verdeeling van het aantal leerlingen-plaatsen over de verschillende gewesten B. SCHOOL VOOR ZONEN VAN INL. HOOFDEN EN VAN ANDERE AANZIENLIJKE INLANDERS TE TONDANO. Oprichting — Personeel — Formatie — Bezoldiging — Verdere uitgaven IX Bik Reglement 323 Eed voor de Eur. onderwijzers 328. Opneming van de leerlingen in militaire hospitalen 328 Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers 328 Vrije geneeskundige behandeling en kostelooze verstrekking van geneesmiddelen voor de leerlingen 328- Onderwijs in eenvoudige boekhouding 328 Toelage voor het schoolhoofd en de hulponderwijzers 329- C. OPLEIDING VAN INL AMETENAREN BIJ DE KWEEKSCHOOL VOOR INL. ONDERWIJZERS TE FORT DE KOCK 33a OPLEIDINGSSCHOOL VOOR INLANDSCHE AMBTENAREN TEVENS KWEEKSCHOOL VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS TE MAKASSER. Oprichting — Personeel — Formatie —Bezoldiging — Verdere uitgaven 33j Reglement 33i Toelage voor de Eur. onderwijzers voor 't bezit van de akte landbouwkunde 3£i Maatregel ter verbetering van de voeding der leerlingen 342 Hevoegdheid Dir. O. E. tot benoeming van Eur. leerkrachten beneden den rang van Directeur 34^ Fondsen voor onderhoud en aanvulling van den natuurwetenschap- pelijken en landbouwkundigen inventaris 342- Fondsen voor bediendenpersoneel 342 Leerplan 342 Programma's voor de examens aan de hoogste 2 klassen 342ft OPLEIDINGSSCHOOL VOOR INLANDSCHE RECHTSKUNDIGEN. Oprichting — Personeel — Formatie —Rezoldiging — Verdere uitgaven 343 Reglement „„ Benoembaarheid der Inl. rechtskundigen 351 SPECIALE SCHOLEN. AMBONSCHE BURGERSCHOOL. Oprichting — Toepasselijkheid Eur. Schoolreglement — Schoolgeldtarief — Fondsen voor school- en lokaalbehoeften 355. Formatie en bezoldiging personeel 356 Schooltoezicht OM obo Kostelooze verstrekking van schrijfbehoeften aan de leerlingen 364 Onderwijs in de Maleische taal 364 X Blz. Indienststelling van een Inlandsen hulponderwijzer van den.**» 365 rang • ' Programma voor het examen van hulponderwijzer Aanwijzing van het hoofd der school door den Dir. O.E 366 Toelating van onbezoldigde (ook vrouwelijke) kweekelingen 367 Eén^endTaandeel in de geïnde schoolgelden voor het schoolhoofd. 368 369 Leerplan DEPOKSCHE SCHOOL. Oprichting — Formatie personeel 3 Toepasselijkheid Eur. Schoolreglement — Schooltoezicht 378 Indienststelling schoolbediende Programma voor het examen van hulponderwijzer • Toelating van kweekelingen Bezoldiging schoolhoofd """ Bezoldiging lsten mi. hulponderwijzer en hulponderwijzers Mi Bezoldiging Inl. hulponderwijzers, niet opgeleid aan kweekscholen. 383 Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het schoolhoofd. 383 MENADOSCHE, TONDANOSCHE, LANGOANSCHE, AIRMEDIDISCHE EN AMOERANGSCHE SCHOOL. 385 Oprichting Formatie en bezoldiging personeel - Verdere bepalingen 3»b Instructie voor het onderwijzend personeel bij de Menadosche school. 391 Leerplan voor de Menadosche school Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het hoofd der Me- nadosche school DELISCHE, ASAHANSCHE EN LANGKATSCHE SCHOOL. 393 Oprichting 3g5 Rezoldiging schoolbediende ........... orm Toelating van Eur. kinderen tot de Asahansche of Langkatsche school. 395 Toelage voor de schoolbehoofden Indienststelling van Eur. hulppersoneel Toelating van Inl. jongelieden die de Delische, Asahansche of Langkatsche school hebben doorloopen, tot de Inlandsche artsenschool te Batavia Handhaving der plaatsing aan de scholen van de Eur. onderwijzers der 3de klasse na hun eventueele bevordering 39B . Bezoldiging van den Inl. onderwijzer voor de Maleische taal 398 SERDANGSCHE SCHOOL. 401 Oprichting . ; ,m Bezoldiging van den Inl. onderwijzer voor de Maleische taal *ui Schooltoezicht XI SCHOOL VOOR KINDEREN VAN AANZIENLIJKE INLANDERS TE SAMBAS, Blz. Oprichting 403 Toelating van Eur. en Chin. leerlingen 405 Bezoldiging van den Inl. onderwijzer voor de Maleische taal 406 Schooltoezicht 49g SAPAROEASCHE SCHOOL. Oprichting 407 Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het hoofd der school 4qo Rezoldiging Inl. onderwijzers, opgeleid aan een kweekschool 410 Bezoldiging Inl. onderwijzers, niet opgeleid aan een kweekschool .. 411 Schooltoezicht 4-.c, SCHOLEN VOOR KINDEREN VAN AMBONSCHE CHRISTENMILITAIREN TE MAGELANG, KOETA RADJA, TJIMAHI, DJOKJAKARTA EN MAKASSER. Oprichting 41g Bezoldiging van het Inl. onderwijzend personeel bij de scholen te Magelang, Koeta Radja, Tjimahi en Djokjakatta 417 Schooltoezicht 419 INLANDSCHE VOLKSSCHOLEN. Personeel — Bezoldiging — Verdere bepalingen 421 Ondersteuning van Inl. gemeenschappen met betrekking tot de oprichting van Inl. volksscholen 424 Bessorten en standplaatsen der Hoofdopzieners bij het Inl. volksonderwijs op Java en Madoera 425 Leidraad voor de oprichting van Inl. volksscholen op Java en Ma- doera 426 PARTICULIERE SCHOLEN. Toezicht op het door Europeanen aan Inlanders gegeven particulier onderwijs 491 Berichten betreffende de oprichting van bijzondere scholen 493 Spelling der Maleische taal met Latijnsche karakters op particuliere scholen ,n, 494 Programma's voor de eindexamens aan particuliere kweekscholen a. kweekschool te Bandoeng 495 b. Kweekscholen te Margaredja en Tlngker (Semarang) 496 c. Kweekschool te Madjawarna (Soerabaja) 500 d. Kweekschool A te Moentilan (Kedoe) 502 e. Kweekschool te Djokjakarta 504 xn Blz. ƒ Kweekscholen te Na Roemonda, Ombalata en Sipoholon (Ta- ,, 505 panoeli) . g Kweekschool te Raja {Oostkust van Sumatra) ÖUJ h Kweekscholen te Kaloewatoe, Tomohon en Woloan (Menado). 511 Benoembaarheid der geslaagden in het eindexamen aan particuliere kweekscholen bij het openbaar Inlandsen onderwijs. , a. Kweekschool te Madjawarna (Soerabaja) ••• 51* b. Kweekschool A te Moentilan (Kedoe) jj c Kweekschool te Kaloewatoe {Menado) Voor particuliere cursussen aan Inlanders mag slechts van Inl. schoolgebouwen worden gebruik gemaakt ••••• Beschikbaarstelling van leerkrachten van openbare Inl. scholen ten behoeve van landschapsscholen in Celebes Beschikbaarstelling van leerkrachten van de openbare Inl. scholen in de afdeeling Menado ten behoeve van gesubsidieerde particu- ,, 516 liere Inl. scholen aldaar Beschikbaarstelling van leerkrachten van openbare Inl. scholen ten behoeve van de particuliere Inl. onderwijsinrichtingen op Soemba en Flores {Timor en Onderhoorigheden) 5 . Beschikbaarstelling van vrouwelijke leerkrachten van het openbaar •[nl onderwijs voor particuliere Inl. meisjesscholen, gesubsidieerd op den voet der Regelen in Stbl. 1914 n». 592 Geen subsidies rechtstreeks uit Landschapskassen te verleenen au Subsidieregelingen. A. Voor scholen van voorbereidingsonderwijs B. Voor lagere scholen op Java en Madoera. Regelen 529 Model-subsidieaanvraag "'"' Wijze van berekening van het gemiddeld aantal de school 540 bezoekende leerlingen Toepassing van de voorwaarde betreffende den eisch van minstens 12 de school bezoekende leerlingen C. Voor lagere scholen in de Buitenbezittingen. Regelen ^ Model-subsidieaanvraag &5? Maatstaf van berekening der subsidiën D. Voor lagere scholen in de residentie Zuider- en Oosterafdeehng van Borneo. 559 Regelen 560 Model-subsidieaanvraag E. ' Voor lagere scholen op Halmahelra en Nieuw-Guinea. . Regelen 562 Model-subsidieaanvraag F. Voor lagere scholen in de afdeeling Bolaang Mongondou (Menado). ™ Regelen 571 Model-subsidieaanvraag XIII Blz. Wijze van berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen 58i G. Voor lagere scholen in de residentie Tapanoeli. Regelen 583 Model-subsidieaanvraag 539 Maatstaf van berekening der subsidiën 600 H. Voor lagere scholen in de afdeeling Menado. Regelen 603 Model-subsidieaanvraag 612 Wijze van berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen 624 Subsidieering van scholen in de afdeeling Menado, welke niet voldoen aan de voorwaarde, omschreven in art. 1, tweede lid, sub 7e, al. 2, der Regelen in Stbl. 1912 11? 579 en over 1912 subsidiën hebben genoten 625 I. Voor lagere meisjesscholen. Regelen 627 Model-subsidieaanvraag 635 J Voor volksscholen, standaardscholen, normaalcursussen en kweekscholen in de afdeelingen Soemba en Flores der residentie Timor en Onderhoorlgheden. Regelen 655 Model-subsidieaanvraag 668 K. Voor Chineesche scholen op welke Inl. lager onderwijs wordt gegeven. Regelen 675 Model-subsidieaanvraag 676 L. Voor lagere scholen waar Nederlandsch wordt onderwezen. Regelen 677 M. Voor kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers. Regelen 691 Vragenlijst, over te leggen bij de subsidieaanvragen 699 Inrichting van het einddiploma der particuliere kweekschool voor Inl. onderwijzers te Madjawarna (Soerabaja) 712 N. Voor kerkelijke organisatiën of rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigtngen voor het beheer en toezicht op van haar uitgaande gesubsidieerde scholen. Regelen 715 Model der kennisgeving, bedoeld in art. 5, eerste lid der ord. in Stbl. 1911 11? 80 717 O. Voor organisaties of vereenigingen in de afdeeling Menado ten behoeve van Eur. schoolopzieners. Regelen ^ P- Voor de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland ten behoeve van een Eur. schoolopziener in de afdeeling Soemba 722 Q. Voor de toekenning van subsidiën uit 'sLands kas voor uitrus- xrv Blz. ting en overtocht van Nederland naar Nederlandsch-Indië van particuliere leerkrachten. Regelen -" Periodieke subsidies aan scholen in de Buitenbezittingen door de Hoofden van gewestelijk bestuur te verleenen 729 Tijdstippen sedert wanneer de particuliere kweekscholen voor Inl. onderwijzers uit 'sLands kas zijn gesubsidieerd 731 SCHOOLTOEZICHT. INSPECTIE. Verdeeling in inspectieafdeelingen Ressorten der Inspecteurs 7 Standplaatsen der Inspecteurs 73 Ressorten en standplaatsen der Adjunct-Inspecteurs 736 Inkomsten der inspecteerende ambtenaren 738 Instructie voor de inspecteerende ambtenaren 739 Vrijstelling van schutterlijken dienst voor de inspecteerende amb- Openhouden der betrekking van Inspecteur of Adjunct-Inspecteur bij verlof van den titularis naar Europa 743 Kostuum Adjunct-Inspecteurs op Java en Madoera, zoo zij Inlander 743 zijn Bevoegdheid der inspecteerende ambtenaren tot het verzenden van Regeeringstelegrammen Indienststelling van een klerk bij ieder der inspecteerende ambte- 745 naren . Inspectie van scholen op afgelegen plaatsen 7» Inspectie van kweek- en opleidingsscholen 74° Indienststelling van Inl. schoolopzieners voor de afd. Menado 746 Algemeen toezicht op het aan Inl. scholen van technisch onderwijs gegeven gewoon schoolonderricht 74 Inrichting van voorstellen tot voorziening in vacatures aan scholen. 747 SCHOOLCOMMISSIËN. , . 754 Benoeming der leden Reglement voor de Inl. Schoolcommissiën 755 Inl. Schoolcommissiën als zelfstandige lichamen te beschouwen ieder met een eigen archief w Voorstellen en mededeelingen door tusschenkomst van den inspecteerenden ambtenaar in te dienen ';' REMOEIENIS VAN HET BINNENLANDSCH BESTUUB MET HET ONDERWIJS 760 XV UITGAVEN VAN BOEKEN VOOR HET INLANDSCH ONDERWIJS. Blz. Regelen voor de belooning van vervaardigers van Inl. boekwerken. 761 Kostelooze verstrekking van boekwerken voor het archief der inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs 766 Oprichting van een dépót van boeken en andere leermiddelen voor het Inl. onderwijs 767 Debitanten van de van Regeeringswege uitgegeven Inl. boekwerken. 767 Voorschriften voor debitanten van de van Regeeringswege uitgegeven Inl. boekwerken ' 76g Kostelooze verstrekking van Inl. werken aan de schrijvers, bewerkers of vertalers 781 Druk en aankoop van Inl. boekwerken 78i Voorkoming van nutteloos werk door schrijvers 782 Bevordering ook door middel van den particulieren boekhandel van het debiet van de door de Regeering uitgegeven boeken en gedrukten 7S2 Kostelooze beschikking door de Departementschefs over de tot den voorraad van hun Departement behoorende boekwerken, kaarten en andere gedrukten 784 Kostelooze verstrekking van leermiddelen ten behoeve van de Inl. scholen van het Leger des Heils 784 Verkrijgbaarstelling van boekwerken in Nederland 785 Verstrekking van boeken enz. ten behoeve van het openbaar Inl. onderwijs uit den voorraad voor het openbaar Eur. lager onderwijs. 786 Verstrekking van schoolbehoeften uit 's Lands dépót van leermiddelen te Batavia aan het ten behoeve van de landschapsscholen in Celebes opgericht dépót van leermiddelen te Makasser 786 Foto's, teekeningen, grafieken enz. op te nemen in jaarverslagen en andere boekwerken 786 INLANDSCHE SCHOOL- EN VOLKSLECTUUR. Instelling van eene commissie voor de Inl. school- en volkslectuur. 789 Drukken van werken voor volkslectuur 789 Belooningen aan vervaardigers van werken voor volkslectuur 790 Benoeming en ontslag der commissieleden voor de volkslectuur .... 790 Bepalingen betreffende de op- en inrichting van volksbibliotheken. 791 Reglement op de volksbibliotheken 792 Aankoop van werken voor volkslectuur 796 Toezicht op de volksbibliotheken 796 Bezoldiging van Inl. schrijvers — Lokaalhuur — Verdere bureaukosten voor de Commissie voor de volkslectuur 799 Reizen der Commissieleden voor de volkslectuur 799 Geldelijke belooning voor de beheerders van volksbibliotheken .... 799 Uitgaven voor de volksbibliotheken 800 Kostelooze verstrekking van boekwerken, bestemd voor volkslectuur, aan Inl. vereenigingen en aan openbare en particuliere onderwijsinrichtingen goo XVI EENIGE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE INLANDSCHE AMBTENAREN IN HET ALGEMEEN. Blz. Binnenlandsche verloven. Beglement voor binnenlandsche verloven 803 Vrijstelling van zegelrecht voor verlof aanvragen 807 Verloven wegens gewichtige redenen • 808 Onderhandsche verloven 810 Algeheele gelijkheid van Eur. en Inl. landsdienaren bij de toepassing van het verlofreglement 811 Wachtgeld. Regelen voor de de toekenning van wachtgeld 812 Beperking aantal wachtgelders 811 Berekening van wachtgeld voor ambtenaren die tijdelijke functiën hebben vervuld 8 Pensioenen. Inlandsen pensioenreglement Tijdelijke schorsing van pensioen enz. van veroordeelden 820 Uitreiking van een schriftelijk bewijs bij benoeming, bevordering, overplaatsing en ontslag ter voorkoming van moeilijkheden bij pensioenaanvragen : 1 " 8"° Pensionneering wegens ongeschiktheid van Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst 821 Herinnering aan de aanmaning om Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst, die voor verderen dienst ongeschikt geacht worden, voor pensionneering in aanmerking te brengen 822 Voorschotten. Voorschriften voor het verleenen van voorschotten bij overplaatsing. .823 Schorsing. Bevoegdheid van de Hoofden van gewestelijk bestuur tot schorsing van de onder hen dienende ambtenaren 824 Onderstand aan geschorste Inl. ambtenaren 825 Ontslag. Ontslag uit 's Lands dienst alleen te verleenen als er om gevraagd wordt of als er termen zijn voor een niet-eervol ontslag 828 Landsdienaren, die zich aan laakbare of oneerlijke handelingen schuldig maken, moeten oneervol worden ontslagen Oneervol of niet-eervol ontslag van landsdienaren 830 Wijze waarop ontslag uit 's Lands dienst moet worden verleend al ^ of niet met het praedicaat „eervol" xvn Blz. Traktementsverhoogingen. Regeling voor de toekenning van traktementsverhoogingen 833 Onderstand. Onderstand aan de weduwen van Inl. ambtenaren 834 Vrijstelling zegelrecht voor verzoeken om onderstand 841 Onderstand aan geschorste Inl ambtenaren 842 Onderstand aan gewezen tijdelijke Inl. landsdienaren 842 Verpleging. Verpleging in militaire ziekeninrichtingen 845 Overtocht. Overtochtsreglement voor gepensionneerde Inl. landsdienaren en hun weduwen en kinderen 8i7 Tijdelijke voorziening in de vervulling van vaceerende iunctiën. Bevoegdheid van de Hoofden van gewestelijk bestuur om tijdelijk te beschikken over de in hun gewest organiek beschikbare landsdienaren ter vervulling van vaceerende functiën 848 2 CHRONOLOGISCHE OPGAVE VAN DE OPGENOMEN EN AANGEHAALDE ORDONNANTIES, BESLUITEN, CIRCULAIRES EN MISSIVES. Blz. Gouv. besl. 12- 6-1833 n°. 6 Stbl 1833 n°. 32 Vervallen van pensioen en onderstand. ^ , ola«K „o K _ Oprichting Kweekschool Bandoeng. 197 Gouv. besl. l<- a-li»» n . o 30- 8-1867 8 1 Stbl 1867 n'. 114 Instructies H. H. gew. bestuur en Regenten. 760,848 0rd- «n n » Toepasselijkheid instructie H. H. gew. bestuur voor Buiten- 849 " bezittingen. Gouv. besl. U- 4-1868 n°. 46 Bijbl. n'. 2227 Pajoeng Inl. onderwijzers Amboina. 129 Gouv besl. 6- 1-1869 n°. 18 art. 1 Bijbl. n°. 4979 Oprichting Amb. burgerschool. 356 t,ouv. Desi. ^ Mg69 n„ g _ Kon. goedkeuring oprichting Amb. burgerschool. *& öouv besl 14- 2-1870 n°. 9 Bpi n°. 2289 Regelen belooning vervaardigers Inl. boekwerken. 761 18- 7-1870 n°. 22 art. 1 „ „ 4979 Personeel Amb. burgerschool. Gouv. besl. ■ 21- 8-1872 n°. 33 Bijbl. n». 2577 Aanvulling regelen belooning vervaardigers Inl. boekwerken. 764 28- 4-1872 n°. 82 „ 2587 Id- 25- 5-1872 ^9 Stbl. 1872 n°. 99a Onttrekking Inl. onderwnzers aan t onderwijs. mi " " g. g.1872 no' 10 BjjbL n°. 8984 Verstrekking boekwerken aau insp. ambtenaren Inl. ond. 766 * " 16-12-1872 n". 8 art. 1 Stbl. 1872 n°.227 Oprichting Kweekscholen. 281 Gouv besl 24- 1-1878 n°. 25 Stbl. 1878 no. 26 Oprichting Depoksche school. . . ÜI? t. «873 n». 4 Bljbl. n°. 2665 Aanvulling regelen belooning vervaardigers Inl. boekwerken. '65. 16- 5-1873 n°. 16 Stbl. 1873 n°.8ï RegL en toezicht Depoksche school. 878 " " g_1873 no_ 4 _ Indienststelling schoolbediende DepokschS school 379 " " 16-10-1878 n". 1 art. 2 BjjbL n°. 4979 Schooltoezicht Amb. burgerschool. 368 Gouv. besl. 10-12-1874 nM7 Stbl 1874 n°. 278 Eed Eur. leerkrachten. 248 Gouv. besl. 1- 1-1875 n°. 22art.2§B Stbl 1875 n°.l Vervoer Inl onderwijzers. 189 Circ. Dir. O. E N. 16- 3-1875 n°. 2655' Brjbl. n°. 2965 Onttrekking Inl onderwijzers aan 't onderwijs. 138 Gouv. besl. 27- 4-1875 n°. 24 art. 1 Stbl. 1876 n°. 107 Programma eindexamen Kweekscholen. 228 Gouv. besl. 14- 1-1878 n°. 1 art. 1 Stbl. 1878 n°. 81 formatie en bezoldiging personeel Amb. burgerschool 358 „ „ 16- 1-1878 n°. 11 art. 1 „ „ „ 32 Oprichting depot leermiddelen Inl. onderwijs. 767 „ „ 6- 2-1878 n°. 5 „ „ „ 60 Klassen en bezoldigingen Inl onderwijzers Java en Madoera. 112 „ „ 30- 8-1878 n°. 21 art. 1 „ „ „ 121 Oprichting Hoofdenscholen. 285, 321 „ „ 19- 5-1878 n°. 30 — Toelagen InL onderwijzers Atjeh. 116 Gouv. besl, 25- 1-1879 n°.18art.l §1 Stbl. 1879 n°.75 Rang Inl onderwijzers Java en Madoera. .130 „ „ „ui, , , , ,,n „ n»n Titels Inl onderwijzers Kweekscholen Java. 252 „„ „„„„„„2 BjjbL n°. 8347 Pajoeng en costuum Inl. Onderwijzers Jasa en Madoera. 131 „ „ 1- 4-1879 n°. 2 art. 1 „ „ 8399 Regl. Hoofdenscholen. 323 „„ „„„„„„ 2 Stbl. 1979 n°. 185 Eed Eur. onderwijzers Hoofdenscholen. 812 Circ. Dir. O. E'. N. 27- 6-1879 n°. 7789 BjjbL n°. 3430 Wacht- en patroaille'diensten InL onderwijzers. 143 Circ. Dir. O. E. N. 14- 1-1880 n°. 508 Bijbl. n°. 8527 Verantwoording schoolgelden door schoolhoofden. 144 - Ord. 8-11-1880 Stbl. 1880 n°. 201 Toezicht part. onderwijs door Europeanèri aan Inlanders 491 gegeven. Circ. Dir. O. E. N. 11-11-1880 n°. 14685 Bijbl. n°. 8625 Berichten oprichting bijzondere scholen. ' 493 Gouv. besL 2- 2:1881 n°. 12 Bijbl n°. 8676 Met-benoembaarheid vreemde Oosterlingen bij 't onderwijs. 105 Circ, Gouv. Secr. 2- 6-1881 n°. 1087 „ „ 8756 Voorschriften toekenning onderstand aan wëduwen Inl. amb- 836 tenaren. Miss. Ie Gouv. secr. 17-11-1881 n°. 2142 — .. Onderstand weduwen InL ambtenaren. 834 Gouv. besl. 25- 8-1882 n°. 8 Bijbl. n°. 3879 Verstrekking Inl. werken aan de schrijvers. 781 „ „ 19- 6-1882 n". 70 — Toelagen Inl. onderwijzers Atjeh. 116 Circ. Dir. O. E. N. 21- 7-1882 n°. 10008 Inning achterstallige schoolgelden. 52 Gouv. besl. 1-12-1832 n°. 10 BjjbL n°. 3984 Verstrekking boeken aan insp. ambtenaren InL ond. 766 Miss. Ie Gouv. Secr. 27- 6-1833 n°. 1063a BjjbL n°. 4006 Onderstand weduwen Inl ambtenaren. 836 „ „ „ „ 19-12-1883 n°. 20656 — Inspectie scholen op afgelegen plaatsen. 745 Miss. Dir. OEN. 3- 3-1884 n°. 2875 — Inspectie scholen op afgelegen plaatsen. 745 Circ. Dir. B. B. 6- 6-1884 n°. 4106 — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 838 „ „ O. E. N, 25- 8-1884 n°. 10801 — Wijze van handelen ingeval toegestane schoolartikelen niet 58 ontvangen zijn. H H Blz. Gouv besl 12-12-188* n°. 7/c art. 1 Stbl. 1884 n°.221 Formatie en bezoldiging personeel Kweekscholen. ü ra, rv, vi, r!?7/ceartï«V ■ Afvoering landbouwkunde, teekenen en gymnastiek van pro- 230,238 » » " gramma Kweekscholen. . I 10- 2-1885 n° 4/c art. 1 Stbl. 1885 n". 87 Opheffing kweekschool Tondano. 231 Gouv. besl. ^^"o'rIi - Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 839 ïfiss. Gouv. Secr. 28- 4-1885 n; 651. Toelating onbemiddelde kinderen overleden regenten tot Amb. 355 Gouv. besl. 5- 8-1885 n . 23 burgerschool. ™ . n^o.T iitH «SA n» « Afvoering Nederlandsch van leerplan Kweekscholen. 229 Gouv. besl. 15- 2-1886 n'.TartM^ WU.U86n.47 Afvoenng^ gen onMzer KweeK3cholen door 236 »» »»»»»»»» » ■ ^ hulponderwijzer. m Benoembaarheid Eur. personeel Kweekscholen. » » " " " " " " ""tv " " " Instelling betrekking Inl. hulponderwijzer 2den rang. ^8 » • " » " " " " ""yj " l * vVJjz. art. 1 Gouv. besl 30-3-1878 n°. 21. aai, sas sub a t/m e. 325, 326, 327 n°. 7 art 2 «VI B«bL n°. 4193 Wjjz. regl. Hoofdenscholen. «, kissa ^YfiR6" " . *326 Beschikking H. H. gew. bestuur over organiek personeeL 849 Miss. Ie Gouv. Secr. 81- 5-1886 n . 865 » „ — , , , , 815 „ . j su- 8-1887 n° 18 Stbl. 1887 n°. 192 Inl. pensioenregl. Kon. besl 2*" 8-18B' n • ~ _ Tegen gang over vulling scholen. 6S Circ. Dir. O. E. N. Stbl 1887 n°. 196 Benoeming en ontslag leden van schoolcommissiën. 754 Circ. Dir. O. E. N. 15-11-1888 n°. 11399 Bijbl. n°. 4480 Benoeming officieren tot leden van schoolcommissiën. 07 -librp „° 10 art. 1 Stbl. 1889 n°.85 Voorschriften verpleging In militaire ziekeninrichtingen. 845 Gouv. besl. 27- 8-1889 n . 10 art. 1 w» _ Toelating onbemiddelde kinderen regenten tot Amb. burger- 355 30- 8-100" ïl • " " school. ■2 „ , 11 11890 n° 24 art. 1 Bijbl. n°. 4979 Schrijfbehoeften voor leerlingen. Amb. burgerschool. 364 Gouv. besl iloisonn'iR Stbl 1891 n°. 198 Titels InL onderwijzers Hoofdenscholen Java. 318 Circ Dir OEN. *£Z £» - Buitengewone werkzaamheden Inl. onderwijzers purende 14. Lire. vit. u. mm • de schooltijden. v , 0k.in.isqn n« 5 Stbl. 1890 n°. 214 Reiskosten ontslagen leerlingen Kweekscholen f" jgjgSi E. N. 5SS £ 11808 | S£ ■ «W [ OP-* ^ onderwijzend personeel in leerlingen-staat. ■ | 145 Besl. Dir. O. E N. 22-12-1890 n°. 12160 Bflbl. n». 5843 Voorschriiten aanvragen en verantwoording schoolbehoeften. 54 Oonv besl 31- H891 n". 16 § I Stbl. 1891 n°.80 Maleisch onderwijs Amb. burgerschool. 364 Gouv. besl. W ^ " » h „ „ „ „ Uitbreiding personeel Amb. burgerschool. 358 " q 21891 n" 15 art 1 l l 40 Opheffing Kweekschool Ban BesL Dir. O. E. N. 4- 7-1898 n°. 7818"art. 2 Bjj'bl. n°. 4889 Instructie insp. ambtenaren Inl. ond. sub o „„ „ „ „ n°. 7818 art. 2 „ „ „ RegL InL Schoolcommissiën. '°° 16 8-1893 n"b 14 „ 4894 Vrijstelling zegelrecht voor verzoeken om onderstand. 841 u. 0.1898 n»! 8 art. 2 Stbl. 1898 n°. 229 Openhouden betrekkingen Inspecteur en Adjunctlnspecteur 743 ■ " " Inl. ond. bü Eur. verlof titularissen. UgS ' 16- 9-1893 Stbl. 1893 n°. 233 Benoeming en ontslag leden van schoolcommissiën. 755 "SL. Gouv. Secr. 16-10-1898 n°. 2655 Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 838 Circ Dir. B. B. 26-10-1893 n°. 6179 Bflbl. n°. 4912 M. Miss Gouv. Secr, 2- 1-1894 n°. 4 Onderstand weduwen InL ambtenaren. 838. Gouv besl 4- 1-1894 n°. 8 Stbl. 1894 n°.6 W«z. Inl. Schoolregl. rwi- Tlir BB 18- 1-1894 n° 347 BjjbL n°. 4912 Onderstand weduwen InL ambtenaren. »*> yiTL. wt. ^ ^. ^ ^ ^- _ .. Model staat toegekende cijfers op examens kweekeling en hulp- 96 onderwijzer. Blz. Gouv. besl. 2- 2-1894 n°. 11 Stbl. 1894 n°.42 I Onttrekking lol. leerkrachten aan't onderwijs. I 139 19- 2-1894 n°. 7 — I Toelagen Inl. onderwijzers. 11' 80- 4-1894 n°. 7 art. 2 Stbl. 1894 n". 100 Regl. Kweekscholen. 206 Miss. Dir. O. E. N. 28- 6-1894 n°. 4880 Verstrekking gegevens voor Kol. Verslag. 741 Circ. Dir. O. E. N. 6- 7-1894 n°. 6406 — Behoud voor 't onderwijs ontslagen leerlingen Kweekscholen. 97 Gouv. besl. 18- 7-1894 n°. 6 art. 1 Stbl. 1894 n°. 156 Oprichting Kweekschool Djokjakarta. 287 „„„„„„ 2 „ „ „ „ Titel „Directeur" voor Hoofden Kweekscholen. 252 Circ. Dir. O. E. N. 22- 8-1894 n°. 8158 Bijbl. n°. 4995 Voorstellen toekenning trakt. verhoogingen. 156 Circ. Dir. O. E. N. 26- 8-1895 n°. 2880 Bflbl. n°. 5096 Vacantievrijheid Inl. onderwijzers. 157 Besl. Dir: O. E. N. 2- 4-1895 n°. 2625 — Leerplan Inl. 2de kl. scholen. 27 Circ Dir. O. E. N. 2- 4-1895 n°. 2625 Toelichting leerplan Inl. 2de kl. scholen. 30 Gouv. besl. 5- 4-1895 n°. 30 art. 1 Stbl 1895 n°.69 Openhouden betrekking Directeur Kweekscholen bij Eur. verlof 263 titularis. 0rQ> 2- 6-1895 „ „ „98 Bevoegdheid H. H. gew. bestuur tot schorsing. 824 Gouv. besl. 6- 5-1895 n°. 16 Bijbl. n°. 6111 Examen landmeetkunde Eur. onderwijzers Kweek- en Hoofden- 263 scholen. Circ Dir. O. E. N. 7- 6-1895 n°. 4874 Begelen toelating examens kweekeling en hulponderwijzer. 98 Miss. Ie Gouv. Secr. 18- 6-1895 n°. 1192 — Onderstand weduwen Inl. ambtenaren, 839 Ord. 10- 7-1895 Stbl. 1895 n°.146 Subs. regelen part. InL scholen. 543 Circ. Dir. O. E. N. 27- 9-1895 n°. 9484 Voorstellen toekenning trakt. verhoogingen. 167 BesL Dir. O. E. N. 1-10-1895 n°. 9716 — Wflz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 56 hoeften. Gouv. besl. 19-12-1895 n°. 10 — Bezoldiging schoolbediende Amb. burgerschooL 357 Circ Dir. O. E. N. 15- 1-18"16 n°. 454 Bflbl. n°. 5098 Verlofsbesluiten Inl. onderwijzers. 158 BesL Dir. O. E. N. 20- 2-1896 n°. 1838 Leerplan Kweekschool Afnboina. 220 19- 8-1896 n°. 3028 — Wïjz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 57, 59 hoeften. Gouv. besl. 12- 1-1897 n°. 86 Bflbl. n°. 6202 Subsidieering part. kweekschool Kaloewatoe. 738 6- 2-1897 n°. 6 art. 1 Stbl. 1897 n°. 59 "Wïjz. formatie personeel en uitgaven Kweekscholen Bandoeng 238 en Probolinggo. „ „ „ „ „ 2 „ „ „ » Aantal leerlingen uit elk gewest tot Kweekscholen toe te laten. 261 2- 9-1897 n°. 2 „ „ „ 222 "Wïjz. Inl. Schoolregl. H>12 " " 29-12-1897 n°. 20 „ „ „ 289 ld. 19 0rd" ' 80-12-1897 „ „ „ 802 "Wijz. regelen benoembaarheid Inl. onderwijzend personeel. 94 i ; Gouv. besl. 8- 4-1898 n°. 3 I Stbl. 1898 n°. 128 Aanwijzing hoofd Amb. burgerschool. 866 „ „ 3- 7-1898 n°. 19 art. 1 „ „ „ 206 "Wflz. Inl. Schoolregl. 8, 18 „ „ 9-10-1898 n°. 9 „ „ „ 271 Wflz. regl. Kweekscholen. 210 Circ Dir. O. E. N. 10-10-1898 n°. 16680 Model schooltafel met bank. 60 Gouv. besL 23-10-1898 n°. 88 — Toelating kweekelingen tot Depoksche school. 379 Besl. Dir. O. E. N. 24- 3-1899 n°. 6156 — "Wljz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 65, 66, 60,61 hoeften. Circ Dir. O E. N. 4- 4-1899 n°. 56146 BflbL n°. 5444 Voorstellen versterking personeel InL Bcholen. 168 Besl. Dir. O. E. N. 6- 4-1899 n°. 5720 „ „ 5445 Instructie Inl. onderwijzend personeel. 159 20- 7-1899 n°. 12107a — Wflz. bijl. IX en XI van instructie Inl. onderwijzend personeel. 179, 181 Gouv. besl. 11- 1-1900 n°. 8 BflbL n°. 5473 Subsidieering part. kweekschool Sipoholon. '32 2- 2-1900 n°. 26 „ „ 5479 ld. Tomohon. 733 28- 3-1900 n°. 8 StbL 1900 n°. 117 "Wflz. regelen benoembaarheid Eur. personeel Kweekscholen. 251 14- 4-1900 n°. 5 „ „ 133 Fondsen «voor leermiddelen enz. Kweekschool Amboina; 239 Miss. Gouv. Secr. 8- 5-1900 n°. 1241 — Toepassing schoolgeldtarief Inl. Ie kl. scholen. 28 Besl. Dir. O. E. K. 26- 7-1900 n°. 9981a Bflbl. n°. 6748 Wflz. instructie Inl. onderwijzend personeel. 163 Gouv. besl. 19- 8-1900 n°. 11 art 1§A „ „ 5516 Naamsverandering Hoofdenscholen. 285,312, 813 Miss. Ie Gouv. Secr. 21- 9-1900 n°. 2486 Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 839 Gouv. besl. 26-12-1900 n°. 1 Bflbl. n°. 5545 Bevordering debiet boekwerken. 782 Couv. besL 12: 1-1901 n°. 17 Bflbl. n°. 5549 Subsidieering part. kweekschool Madjawarna. 782 15- 1-1901 n°. 26 — Toelagen Inl. onderwijzers Oostkust van Sumatra. 118 26- 1-1901 n°. 16 — Opleiding Inl. ambtenaren bjj Kweekschool Fort de Koek. 330 „ „ 9-2-1901 n°. 6 StbL 1901 n°. 86 Oprichting Menadosche school. 385 BesL Dir. O. E. N. 6- 7-1901 n°. 8166 "Wïjz. instructie insp. ambtenaren Inl. ond. 741 Gouv. besl. 19- 7-1901 n°. 30 Stbl. 1901 n°. 266 Wflz. Inl. Schoolregl. 13 n 9- 8-1901 n°. 17 — Toelating onbezoldigde kweekelingen tot Amb. burgerschooL 367 Besl. Dir. O. E. N. 13- 8-1901 n°. 10065 art. 2 — Instructie personeel Menadosche schooL 391 Gouv. besl. 16-10-1901 n°. 28 Stbl. 1901 n°. 872 Wflz. InL Schoolregl. 14 27- 10-1901 n". 18 — Subsidieering part. kweekschool Ombolata. 732 „ „ 24-11-1901 n°. 8 art. 2 Stbl. 1901 n°. 432 Geneesk. behandeling en medicijnen voor leerlingen Hoofden- 316 scholen. Circ Dir. O. E. N. 29-11-1901 n°. 14936a — Spelling volgens Be Vries en Te Winkel 78 Gouv. besL 12-12-1901 n°. 8 — Opleiding InL ambtenaren bfl Kweekschool Fort de Koek. 330 Miss. Dir. O. E. N. 20-12-1901 n°. 16081a Verdeeling taak onderwijzers Opl. en Kweekscholen buiten de 264 gewone schooluren. „ „ „ n°. 160815 — ld. 264 M P Blz. Ord. 4- 1-1902 Stbl. 1902 n°.6 Kostelooze toelating kinderen InL hulponderwijzers lsten rang I 255 tot Eur. scholen. Gouv. besL 11- 1-1902 n°. 4 „ „ „ 20 Bezoldiging hulppersoneel Amb. burgerschooL 859 Miss. Dir. O. E. N. 14- 1-1902 n°. 643 — Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Fort de Koek. 264 Gouv. besl. 28- 1-1902 n°. 5 — Toelagen Inl. onderwijzers Sum. Westkust. 118 „ „ 1- 2-1902 n°. 5 Stbl. 1902 n°. 90 Fondsen bodiendenpersoneel Hoofdenschool Tondano. 322 * * 6- 2-1902 n°. 20 § H „ „ „ 97 Toevoeging 5de kl. aan 2e kl. scholen behoorende tot ressort 14 Kweekschool Fort de Koek. »•',-'» 10- 5-1902 n°. 17 „ „ „ 200 Voorschriften verleenen voorschotten. 823 Miss. Ie Gouv. Secr. 20- 5-1902 n°. 1688 — Maatstaf berekening subsidies part. InL scholen. 557 Circ. Dir. O. E. N. 27- 5-1902 n°. 10891 — ld. 657 Gouv. besl. 10- 6-1902 n°. 80 Bflbl. n°. 5724 Wflz. art. 1 Gouv. besl. 30-10-1892 n°. 7. 782 „ „ 28- 6-1902 n°. 18 — Toelagen wegens dure levenswijze Inl. onderwijzers. 119 „ „ „ „ „ „ 14 Bflbl. n°. 5716 Programma groot-ambtenaarsexamen. 249 Besl. Dir. O. E. N. 19- 7-1902 n°. 18548 — Vacantieregeling Amb. burgerschooL 367 Gouv. besL 16- 8-1902 n°. 56 — Toelagen Inl. onderwflzers Atjeh. 121 „ „ 7- 9-1902 n°. 18 art. 2 StbL 1902 n°. 342 Naamsverandering „Regl. van orde enz.". 856 Miss.'Gouv. Secr. 12- 9-1902 n°. 3081 Bflbl. n°. 5911 Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 839 Circ. Dir. O. E. N. 20- 9-1902 n°. 16951a — Spelling Maleische taal met Latflnsche karakters openb. InL 73 scholen. „ „ „ „ „ „ „ 169516 Bijbl. n°. 5821 ld. part. InL scholen. 494 Miss. lo Gouv. Secr. 19-10-1902 n°. 8532c — Maatstaf berekening subsidies part. Inl. scholen. 657 Circ Dir. O. E. N. 8-11-1902 n°. 19574 — ld. 657 Gouv. besl. 27-11-1902 n°. 25 art. 1 StbL 1902 n°. 482 Wflz. regl. Kweekscholen. 210 212 » » 18-12-1902 n°. 29 art. 1 — Tfld. indienststelling Inl. hulponderwijzer lsten rang bfl Kweek- 240 school Djokjakarta. Gouv. besL 16- 1-1903 n°. 5 Stbl. 1903 n°.39 Wflz. voorschriften verpleging in militaire ziekeninrichtingen. 846 nu 19- 1-1908 n°. 20 — Toelagen Inl. onderwflzers Benkoelen. 121 nu „ „ „ „ 21 — ld. Z. en O. afd. van Borneo. 122 n n 17- 2-1908 n°. 86 Stbl. 1908 n°. 181 Betrekking leeraar rechtswetenschap Opl. scholen InL ambte- 314 naren openhouden bfl Eur. verlof titularis. Miss. Gouv. Secr. 16- 8-1908 n°. 880 — Onderstand geschorste Inl. ambtenaren. 825 Gouv. besl. 25- 8-1903 n°. 8 StbL 1908 n°.178 Wflz. InL schoolregL ik i6 » » 12- 4-1903 n". 9 — Subsidieering part. kweekschool Bandoeng. 781 Circ Dir. B. B. 21- 4-1903 n°. 2462 BflbL n°. 6869 Onderstand geschorste InL ambtenaren. 825 Gouv. besl. 29- 4-1908 n°. 86 — Indienststelling hulppersoneel Amb. burgerschool. 360 Besl. Dir. O. E. N. 1- 5-1908 n°. 7037 Bflbl. n°. 5857 Wflz.voorschriftenaanvragenenverantwoordingschoolbehoeften 54,55,60, 61 Miss. Gouv. Secr. 8- 8-1903 n». 2608 Bflbl. n°. 5943 Tfld. voorziening vaceerende functiên door H.H. gew. bestuur 849 Gouv. besl. 25- 9-1903 n°. 28 _ Subsidieering part. kweekschool Djokjakarta. ' 732 " " 29- 9-1903 n°. 30 ^ Toelagen personeel 2de kl. school Sambas. 117 0rd- 17-11-1908 Stbl. 1903 n°. 389 -Wflz. ord. 3-11-1880 in Stbl. n°. 201. 492 Miss. Ie Gouv. Secr. 15-12-1908 n°. 4204 Toelage kweekelingen Depoksche school. . 330 Gouv. besl. 14- 1-1904 n°. 26 - Toelagen Inl. onderwflzers Benkoelen. 128 " " » » » » 28 — ld. Z. en O. afd. van Borneo. .00 Miss. Dir. O. E. N. 16- 2-1904 n°. 2517 _ Goedkeuring leerplan Hoofdenschool Tondano. 32e Gouv. besl. 2- 3-1904 n». 22 « 1 Stbl. 1904 n°.150 Wflz. regl. Kweekscholen. 210 » " ^ 3-1904 n°. 14 „ „ „ 184 Wflz. InL Schoolregl. U " " 7" B'1904 9 § 1 Bflbl. n". 6024 Wflz. regelen belooning vervaardigers InL boekweiken. 761, 762 763 " » 21- 5-1904 n°. 4 — Toelagen Inl. onderwflzers Sum. Westkust. " 124' ' _. " . „ „ * 7'1904 n°- 23 — Oprichting Lelische, Asahansche en Langkatsche scholen. 393 Circ^Dir. O. E. N. 14- 7-1904 n°. 12086 Bflbl. n°. 6066 Aanmaak schoolmeubilair door Inlanders. 7! Gouv. besl. 19- 7-1904 n°. 22 - Subsidieering part. kweekschool Margaredja. 7^ Circ. Dir. O. E. N. 9- 8-1904 n». 13661 BflbL n°. 6067 Splitsing laagste kl. openb. Inl scholen. 9, Miss. Gouv. Secr. 22- 81904 n». 3274 Onderstand geschorste Inl. ambtenaren. 897 BesL Dir. O. E. N. 5-10-1904 n». 16910 Bflbl. n°. 6122 Wflz. voorschriften, aanvragen en verantwoording schoolbe- 57 hoeften. Circ Dir. B. B. 7-10-1904 n°. 6923 „ , 6123 Onderstand geschorste InL ambtenaren. 826 „ „ O. E. N. 21-1U904 n». 19617 Voorstellen verbeteringen ichoolgebouwen en schtolerven. 74 Gouv. besl. 13-12-1904 n°. 6 BflbL n°. 6142 Kostuum Adj.-Inspecteurs InL ond. Java en Madoera zoo zfl 743 Inlander zfln. Gouv. besL 17- 1-1905 n°. 22 Bezoldiging schoolbediende Amb. burgerschool. «57 Miss.-Gouv. Secr. 18-1-1905 n°. 260 Onderstand weduwen InL ambtenaren. «To Circ Dir. B. B. 28- 1-1905 n°. 345 Bflbl. n». 6205 ld. ^ Gouv. besl. 27- 3-1905 n°. 25 — Subsidieering part. kweekschool A te Moentilan. 7 1B> 16 „." , !'• " 13- 2-1907 n°. 7 sub 6 „ „ „117 Indienststelling teokenonderwflzer Hoofdenschool Tondano. '399' ' Miss. Ie Gouv. Secr. 16- 2-1907 n°. 429 Subsidies part. Inl. scholen Java en Madoera. 526 Gouv. besl. 16- 8-1907 n°. 30 Bflbl. n'. 6664 Verkiflgbaarstelling boekwerken in Nederland. " 785 Circ. Dir. B. O. W. 26- 8-1907 n». 3930/A Regelen bouw Inl. scholen. 7 » 16 Ö0UT- Socr- *■ 4-1907 n°. 903 Bflbl. n°. 6648 Ontslag uit 's Lands dienst 828 Miss. Ie Gouv. Secr. 10- 4-1907 n». 966 Subsidies bouw en rerste inrichting part. kweekscholen. 691 Gouv. besl. 25- 4-1907 n». 52 Stbl. 1907 n°. 229 Verzenden diensttelegrammen door insp. ambtenaren Inl. ond. 744 Miss. Ie Gouv. Secr. 1- 5-1907 n°. 1165 Subsidies bouw en eerste inrichting en onderhoud en aan- 624, 525 Tt 1 Ti- r> -p w vulling eerste inrichting part. Inl. scholen Java en Madoera. es ■Ulr- a N- U" 5"1907 n°- mi Wflz. voorschriften aanvragen en verantwoording schoolbe- 55, 56, 60, 61, 63 hoeften. Gouv. besl. 10- 7-1907 n°- 9 BflbL n°. 6694 Programma eindexamen part. kweekschool Madjawarna. 500 Miss. ie Gouv. Secr. 19- 7-1907 n». 1937 Imperatief karakter subs. regelen part. Inl. scholen Java en 521 Madoera. Gouv. besl. 10- 8-1907 n». 2 art. 1 StbL 1907 n°. 344 Regelen toekenning wachtgeld. 812 Circ. Gouv. Secr. 10- 8-1907 n°. 2178 Bflbl. n°. 6701 Beperking aantal wachtgelders. 814 „ Dir. O. E. N. 13- 8-1907 n°. 16037 Beperking overplaatsingen InL onderwflzers. 188 wrav. besl. 20- 8-1907 n°. 16 sub a Toelage hoofden Delische, Asahansche en Langkatsche scholen. 396 " • " • » » » » » » 6 Wflz. art. 1 Gouv. besl. 8-7-1904 no. 23. 394 nr ' , 10- 9-1907 StbL 1907 n°. 392 Wflz. regelen benoembaarheid Inl. onderwijzend personeel. 93 94 95 MmW' 10-9-1907 nM6 art. 2 BflbL n°. 6719 Benoembaarheid gediplomeerden part. kweekschool Madjawarna 514' ' bfl openb. Inl. onderwfls. P X 4 ènf®» i biz. Miss Dir O E. N. 3- 1-1910 n». 9 - Regeling toelating, Inrichting en werking normaalcursussen I 278 • 1 • ' ' ' ' Inl. hulponderwijzers. . , 18' i 1910 no 20 Stbl. 1910 n°. 38 Wflz. art. 1 Gouv. besl. 25-10-1908 n°. 2. 343 BosL Dir. O. E. N. 29-1-1910 n°. 1864 § I - Opening normaalcursussen Inl. hulponderwijzers Batavia en 271 Buitenzorg. 7- 2-1910 n°. 2841 Bijbl. n°. 7202 "Wijz. standplaats Adj.-Insp. Inl. ond. 5de afd. 787 '.. " . "-yi" " 9-2-1910 n°. 2410 — Opening normaalcursus Koeta Radja. 27J 2J97 «i — ld. Malang en Bondowoso. Gouv besl " 2- 3-1910 n°. 4 - Beschikbaarstelling Gouv. onderwijzers voor landschapsscholen 189 ïVi • •' " Celebes. 11 3 1910 n° 49 Bflbl. n°. 7441 Programma 'eindexamen part. kweekschool Bandoeng. 495 " " 24- 8-1910 n°. 17 - Handhaving Eur. hulppersoneel Delische, Asahansche en 398 : < " V 54' Langkatsche scholen na eventueele bevordering. 81- 8-1910 n°. 35 BflbL n". 7288 Programma's eindexamens part. kweekscholen Kaloewatoe, To- • 511 ■ ">'•' ' mokon en Woloan. 12- 4-1910 n°. 88 — Oprichting normaalcursussen InL hulponderwijzers Bandjer- 272 " " masin en Kandangan. 14 41910 n° 3 ' — Benoeming en ontslag commissieledon volkslectuur. 790 Ord ■' 9- 6-1910 art. 1 StbL 1910 n°. 801 Wflz. art. 36 instructie H.H. gew. bestuur 849 besl 1S. 5.1910 n»_ eg n „ „ 521 Examen Maleisch en land- en volkenkunde Ned,IndiS in iVe- 249 • derland. . , R o 1n10 _o 12 _ Toelagen Inl. onderwflzers Z. en. O. afd. van Borneo. 126 Gouv. besl. £ ö-iaiun. u _ oprichting normaalcursus Inl. hulponderwijzers Singaradja. 278 " ! " r.„„„ »„, 9Q Riqm ri° U25 — Uitstel toekenning trakt. verhoogingen. 884 Miss: le Gouv. Secr. 29- 6-1910 n.,14|.. _ BageUng toelating, inrichting en werking normaalcursus InL 274 " ' ' ' T*. hulponderwijzers Singaradja. Id 274 12032 — BesL Dir. O Ê N. 14- 7-1910 n°. 12556 - Model getuigschrift hulponderwijzersexamen Depoksche school 365 en Amb. burgerschooL Circ. Dir. O. E. N. . 20- 7-1910 n°.' 12974 BflbL n°. 7268 Gedragslijn bfl voorkomen cholera in scholen. 86 ^uv best 28- 74910 n". 81 - Uitbreiding personeel Amb. burgerschooL 360 Besl Dir 0. E. N. 28- 7-1910 n°. 18509 Leerplan InL 2de kL scholen 88 Gouv. besl. 10- 8-1910 n°. 16 art. StbL 1910 n°. 453 Oprichting OpL tevens Kweekschool Makasser. 381 10- 8-1910 n°ei6 art 4 „ „ Regl. Opl. tevens Kweekschool Makasser. 838 " " go 8mo no' i0 " _ Oprichting normaalcursus Inl. hulponderwijzers Makasser. 275 ' " 29- 8-1910 n°: 13 art 1. StbL 1910 n°. 460 Oprichting Opl. scholen Inl. ambtenaren Serang,Madioen en Blitar. 285 " " . J • Wflz § A Gouv. besL 5-10-1908 n°. 1. ^ """Si"" .»"•". . Gouv. besl. 29- 8-1910 n°. 13 art. 8 StbL 1910 n°. 460 Wflz. regl. OpL scholen Inl. Ambtenaren. 289, 291, 296 ■ § II. '; Besl. Dir. O. E. N. 1- 9-1910 n°. 16789 — Opheffing gelegenheid opleiding Inl. kweekelingen Makasser. 275 Circ. le Gouv. Secr. 8- 9-1910 n°. 2060 — Voeren titels en praedicaten door Inl. ambtenaren. 187 BesL Dir. O. E. ET. 9- 9-1910 n°. 16376 § I — Opening normaalcursus Inl. hulponderwijzers Singaradja. 273 „ „ „ 13- 9-1910 n". 16550 — Verdeeling leerlingen-plaatsen OpL scholen InL ambtenaren. 817 Circ. Dir O. E. K. 17- 9-1910 n°. 16898 — Voeren titels en praedicaten door Inl. onderwflzers. 137 BesL Dir. O. E. N. 17- 9-1910 n°. 16906 art.2 — ' ' Opening normaalcursusson Inl. hulponderwijzers Bandjermasin 272 en Kandangan. GÖÜv. besl. 22- 9-1910 n°; 37 'art. 1 Bflbl. n°. 7316 Wflz. art. 1 Gouv. besL 1-2-1907 n°. 27. 521 Circ. Dir. O. E. N. 29- 9-1910 n°. 17745 — Leeren schrflven adressen enz. op scholen. 88 Gouv. besL 8-10-1910 n°. 25 art. 1 Stbl. 1910 n°. 522 Verstrekking Stbl. aan OpL scholen Inl. ambtenaren. 810 _ „ 4-10-1910 n°. 12 — Oprichting spéciale school Sambas. 408 • '„ „ ■ „ „ „ „ 18 — Oprichting Serdangsche school. 401 . „. t „ 13-10-1910 n°. 5 Bepalingen op- en inrichting volksbibliotheken. 791 „ „ 14-10-1910 n°. 10 BflbL n°. 7451 Aankoop werken voor volkslectuur. 796 „ „ 1-11-1910 n°. 8 — Subsidieering part. kweekschool Baja. 733 ' ' ' „; n ;' . 9-11-1910 n°. 9 — ld. Bandjermasin. 733 „ „ 26-11-1910 n". 30 — Oprichting normaalcursus Inl. hulponderwijzers Palembang. 276 Besl. Dir. O. E. N. 29-11-1910 n°, 21780 art. 1 — Opening normaalcursus Inl. hulponderwijzers Palembang. 276 •Goüy. besL 28-12-1910 n°, 22 BflbL n°. 7580 Programma's eindexamens part. kweekscholen Na Roemonda, ' 505 Ombolata en Sipoholon. Gouv. besl. 2- 1-1911 n°, 19 StbL 1911 n°. 4 Wflz. regelen benoembaarheid Eur personeel Kweekscholen. 250 Ord. 4- 1-1911 -'. „ „ „81 Vrflstelling schutterlijken dienst onderwflzers. 191 Gouv. bèsl. _ '6- 1-1911 n», SB' „ „ „ 52 Uitbreiding aantal insp ambtenaren Inl. ond. 789 OrSV :' 11- 1-1911 „ „ „80 Subs. regelen toezicht part. Inl. scholen. 715 Gouv. besL . 11- 1-1911 n°, 12 „ „ „ 81 Model kennisgeving toezicht part. InL scholen. 717 '"' ' „ ' 24-1-1911 n°. 21 BflbL n°. 7355 Pensionneering wegens ongeschiktheid. 821 '1 Ord. 25- 1-1911 art. 1 Stbl. 1911 n°.lll Wflz. subs. regelen part. Inl. scholen. 544, 545 '" „." „ „ „ „ „ „ 112 Évibe. regelen part. Inl. scholen Habnahera «n Nititw-Quüua. ' 561 . '"„'. ., 7-2-1911 „' „ „ 140 Subs. regelen part. Inl. scholen Bolaang Mongondou. 571 ' 1*1.", , ' 15-2-1911 art-1 „ ..„ „ 157 Wflz. subs. regelen part. Inl. scholen Tapanoeli. 585,587 Gouv. besl, 20- 2-1911 n°. 46 art. 1 „ ' „ „164 Wijz. regelen toekenning wachtgeld. 812 „ „ „„„„„'„ 2 „ „ „„ Wflz. voorschriften verleenen voorschotten. 828 ., „ „ 8- 3-1911 n°. 47 „ „ „ 198 Aanvulling § H Gouv. besl. 29-12-1906 n°. 22. 368 C% Dir. B. O. W. 14- 3-1911 n°, 4782/A Regelen bouw Inl. scholen. 7 BéilT Dir?Ö. E. N. 4-4-1911 n°. 5543 Bflbl. n6. 7391 Model subs. aanvraag part. InL scholen Tapanoeli.: 589 Gouv. besl. 18- 4-1911 n°. 14 — Bezoldiging schoolbediende Depoksche school, 379 tl X X Bic. £ , « 11011 „° ofi ftrt 1 I - Schoolbehoeften ten behoeve dépót leermiddelen Makassar. 786 bT'dT O E N £ «9U n«: . I BUbL 7892 Model subs. aanvraag part. Inl. scholen Halmakera en 562 ' ' * Guinea. iQ,Moii„»ia Stbl. 1911 n».885 Wflz. voorschriften verpleging in militaire ziekeninrichtingen. 84b ^ï mr O K N £ t 9U n»: 8107 Bflbl. n°. 7405 Model subs. aanvraag part. In. scholen Bolaang Mongondau. 571 Gouv besl 27- 5-1911 n°. 36 art. 1 Oprichting Saparoeasche school. 692 694 695 696 fï? 7-6-1911 art. 1 StbL 1911 n°. 359 Wijz. subs. regelen part. kweekscholen. tóu, t*4, «*. w» " . . ,„ o -toli „o rr art 1 . „ ,, 869 "Wt)z. regl. Kweekscholen. Gouv. besl. 18- 6-1911 n . 35 art. 1 ■> f » m ^ benoembaarheld to|. onderwijzend personeel. 92 Lv. besl. . ■ 19- 6-1911 n». 19 art. 1 "„ l n 876 Wflz. tal. schoolregL * «• 14 26- 6-1911 n°. 88 n » » 889 ld. BesL Dir. O- E. N. 18-7-19U n°. 11418 - Leerplan Kweekscholen. ^ tv nwv 10. 71911 n» 11779 -- Toezicht volksbibliotheken. 79° Circ. Dir. O. E. N. 19- 7-19U n. 11779 _ Toepassing schoolgeldtarief Inl. 2de kl. scholen. ™ " " , " . „.ion 18-11-1911 n». 4 - Indienststelling hulppei soneel Amb. burgerschooL ™ 16-11-1911 n°. 88 Stbl. 1911 n°.609 Beizen Inl. onderwflzers met den Delispoorweg. 141 Miss Dir O E 16-11-1911 n°. 18929 Inl. Schoolcommissiën zelfstandige lichamen. 757 Gouv. bék 24-11-1911 n». 65 Stbl. 1911 n°.617 Bezoldiging Eur. personeel Kweekscholen. , „ fi! ^ ^ n„ ^ „ „ 641 Bezoldiging Eur. personeel OpL tevens Kweekschool Makassar. 831 20-12-1911 n°. 25 "„ „ „ 663 Betrekking Directeur Opl. scholen InL ambtenaren openhouden 314 bfl Eur. verlof titularis. 27-12-1911 n°. 68 „ „ 678 Bezoldiging schoolhoofden Depoksche school, Menadosche school 380 en Amb. burgerschool. Gouv. besl. 10-1-1912 n». 50 Stbl. 1912 n°. 29 Telefonische aansluiting Opl. school Inl. ambtenaren Ban- 311 doeng. Gouv. besl. 16- 1-1912 n°. 96 StbL 1912 n°. 81 Fondsen benoodigdheden Onderwfls natuur- en landbouwkunde 245 Kweekscholen. 102 „ „ „ 95 Wflz. art. 1 Gouv. besl. 26-10-1908 n°. 2. 343 17- ï-1912 n°. 18 art. 2 „ „ 125 Bezoldiging Inl. schrijvers enz. Commissie InL volkslectuur. 799 3 „„ „„ Reizen commissieleden Inl. volkslectuur. 799 " " " '„ „ „ 4 „ „ „ „ Belooning beheerders volksbibliotheken. 799 . , 5 „ „ „ „ Uitgaven volksbibliotheken. 800 " " " 20 " Bflbl. n°. 7665 Ondersteuning InL gemeenschappen met betrekking oprichting 424 volksscholen. Besl. Dir. B. B. 18- 2-1912 n°. 170 „ „ 7590 Ressorten en standplaa' sen Hoofdopzieners Inl. volksonderwijs 425 Java en Madoera. Gouv. besl. 16-2-1912 n°. 12 Stbl. 1912 n°. 181 RegL Kweekscholen. 198 „ 20- 2-1912 li". 50 „ „ „ 198 Regl. binnenl. verloven. 803 Ord'. 20- 2-1912 „ „ „ 200 Vrijstelling zegelrecht voor verlofaanvragen. 808 BesL Dir. O. E. - 24-2-1912 n°. 3036 art. 2 Bflbl. n°. 7668 Leerplan Inl. 2de kl. schi len 4de insp. afd. 42 Circ Dir. O. E. 26- 2-1912 n°. 3114 — Voorstellen oprichting of uitbreiding Inl. 2de kl. scholen. 89 Circ Dir. B. O. W. 27- 2-1912 n°. 8169/A — Regelen bouw Inl. scholen. 7 Gouv. besl. 29- 2-1912 n°. 54 art. 1 Stbl. 1912 n°.219 Wflz. regl. Opl. scholen Inl. ambtenaren. 291 Circ. le Gouv. Secr. 29- 2-1912 n°. 449 Bflbl. n°. 7587 Onderstand weduwen Inl. ambtenaren. 841 Gouv. besl. 14-3-1912 n°. 38 art. 1 Stbl. 1912 n°. 240 Wflz. regelen benoembaarheid Eur. pel soneel Kweekscholen. 249, 250, 261, n°. 38 art. 2 en 3 „ „ „ „ Benoembaarheid Eur. personeel Opl. scholen Inl. ambtenaren. 815 " " .," . 4 en 5 „ „ „ „ Voorzieningen voortgezette studie Nederlandsch door Inl. on- 192 derwflzers. 7- 4-1912 n°. 19 „ „ „ 273 Wflz. regl. OpL scholen InL ambtenaren. 298 Circ. le"Gouv. Secr. 16- 4-1912 n°. 844 - Verloven wegens gewichtige redenen. 808 0r(j. 18-4-1912 StbL 1912 n°. 286 Vergunningen ge\en onderwfls door Europeanen aan Inlanders. 491,492 Gouv. besl. 22- 4-1912 n°. 56 art. 1 „ „ „ 287 Wflz. regL Opl. scholen Inl. ambtenaren. 292 2 „ „ „ „ Wflz. regl. Opl. tevens Kweekschool Makasser. 335, 336, 839 " 26- 4-1912 n°. 88 „ „ „ 298 Wflz. regl. Opl. school InL rechtskundigen. 850 Circ Dir. B. O. W. 4- 5-1912 n°. 6670/A — Regelen bouw Inl. scholen. 7 BesL Dir. O. E. 14- 5-1912 n°. 7664 — Model einddiploma Opl. school InL rechtskundigen. 350 17- 5-1912 n°. 7791 Bflbl. n°. 7669 Programma's examens hoogste twee klassen Kweekscholen. 226 Gouv. besl." 18-5-1912 n". 43 art. 1 Stbl. 1912 n°.829 Wflz. InL schoolregL n Ord. 20- 6-1912 „ „ „ 333 Premies onderwijzend personeel part. Inl. scholen Tapanoeli. 586 Besl. Dir. O. E. 8- 6-1912 n°'. 8966 Bflbl. n°. 7643 Leerplan Inl. 2de kl. scholen, waar 't Bataksch voermiddel is. 47 Gouv, besl. 25- 6-1912 n". 52 „ „ 7664 Programma eindexamen part. kweekschool A te Moentilan. 502 Besl. Dir. 0. E. 12- 7-1912 n°. 11146 „ „ 7670 Leerplan Opl. scholen Inl. ambtenaren. 299 os Circ. le Gouv. Secr. 13- 7-1912 n°. 1515 „ „ 8088 Oneervol ontslag voor laakbare handelingen. 829 „ wd. le Gouv. Secr. 17- 7-1912 n°. 1554 „ „ 7664 Onderhandsche verloven. 810 M M X X X Blz. on ,1Qian„ 19?1o | _ | Modellen einddiploma's leen 2e afd. Opl. scholen Inl. ambtenaren. 297 Bosl. Dir. O. E. „ ei, - Toelating Eur. kinderen tot speciale school Sambas. «* Gouv. besl. 16-8-1912 n . 17 Oprichting school voor kinderen Amb. Christen-MUitairen 416 » » Djokjakarta. .. „r_ „, H 101„ , o ,9 art l - Toelage Eur. onderwijze Kweek- en Opl. scholen voor bezit 257 » " akte landbouwkunde. 4- 9-1912 n«. 80 art. 1 Bijbl. n°. 7662 Wflz. regelen beloonin^vervaardigers lui. boekwerken. 761, 762, 763 » - » q Wflz. Gouv. bosl. 2o-3-1882 n . 8. , - , . Qm .. » „,»„»»" " _ Wflz. verdeeling lesuren behoorende bfl leerplan Opl. scholen 309 Besl Dir. O. E. 21-9-1912 n . 15242 Inl. ambtenaren. —• 8ibll912n:- -s°^^ 1 - Circ. Dir. B. O. W. 8,10-1912 J 17130/A " ^^^^„^^^.^ 800 Gouv. besl. Sn 1912 Stbl 1912n°. 579 Subs. re,elen part. Inl. scholen afd. Menad» | 603 Ord. 29-11-1912 btw. ^ wyz-subs regelen par|, kweekscholen afd. Jf««<.do. 691 " " " " " " 581 Subsidiën part. Eur. schoolopzieners afd. Menado. "ï no 55 „rt 3 " "„ " 582 Oprichting speciale scholen afd. Menado. , *ö Gouv. besl. 29-11-1912 n . 55 art. 3 „ ,, ,, °° Formatie en bezoldiging personeel enz. speciale scholen afd. 386 » » Menado. 7.r 5 Indienststelling Inl. schoolopzieners afd. Menado. ■ ™ » . " » » " ". ^ e " " " ", Beschikbaarstelling openbare leerkrachten voor part.Inl. scho- 189 » » len afd. Menado. . 4-12-1912 n°. 18 - Vrij vervoer S.S. Bandoeng-Tjimahi voor kinderen Ambonsche 413 ii » " school Tjimahi. „.„ „10 .„.„ „. O0272 - Model subs. aanvraag part. Inl. scholen afd. Menado 612 Besl. Dir. O. E. £-1*1912 n. 202TC ^ ^ ^ Model subs. aanvraag part. InL «holen Java en Madoera. 529 Circ Dir O E. 81-12-1912 n°. 21217 ,, » •> _ Toelating Chin. kinderen tot speciale school Sambas. ™ Gouv. besl. 7- 1-1913 n . 19 „ediendenpersoneel Kweekschool Djokjakarta. 246 n . 15-1-1918 n . 22 Stbl. 1913 n.^JO 0Qderwjjs natuur- en landbouwkunde Opl. scholen 312 ii " " " " " " Inl. ambtenaren. - 17 1 iqki n= 87 „ 158 Telefonische aansluiting Opl. school Inl. ambtenaren Serang 811 I. - " "_" verkrijgbaarstelling formulieren subs. aanvraag part. Inl. scho- 631,540 Besl. Dir. O. E. 30- 1-1913 n . 1813 len Jam m Madoera. Kon. besl. |:|S |:- |76 ««■^■■« 'SSr^Sulièr^b, aanvraag Par,Inl.scho- 613 Besl. Dir. 0. E. ^ 27- 2-1913 n°. 3576 | | len afd. Menado. \ Gouv. besl. 1- 3-1913 n°. 40 Stbl. 1913 n°. 270 Kogeling bozoldiging Inl. onderwijzend personeel. 107 41 „ „ „ 271 Bezoldiging Inl- taal- en teekenonderwflzers Kweek- on Opl. 268 scholen. 44 _ Bezoldiging Inl. onderwflzers Maleische taal speciale scholen. 398 " " " " 45 — Bezoldiging Inl. personeel scholen voor kinderen van Amb. 417 Christen-Militairen. 46 — Bezoldiging Inl. onderwflzers Sapaioeasche school. 410 " " l l l 47 art. 1 Stbl. 1913 n°. 273 Wflz. art. 4 en 5 Gouv. besl. 29-11-1912 n°. 65. 387, 745 " " n 48 „ „ „ 274 Bezoldiging Inl." hulppersoneel Depoksche school. 382 „ „ „ „ 49 „ „ „ 275 ld. Amb. burgerschooL 361 15- 3-1918 n°. 63 „ „ „ 297 Regeling onderwijs lui. talen en teekenen op Kweek- en Opl. 224 scholen. Ord. 31- 3-1918 art. 1 § I „ „ „ 308 Buitenwerkingstelling subs. regelen part. Inl. scholen voor 543 Timor en Onderk. „„„„„„II „ „ „ „ ld. part. kweekscholen voor Timor en Onderh. 691 „„„„„„ III „ „ „ „ ld. toezicht part. Inl. scholen voor Timor en Onderh. 715 Gouv. besl. 31- 3-1918 n°. 44 art. 4 — Organisatie Inl. volksonderwijs Timor, Flores en Soembawa. 617 „ „ „ „ „ 5 StbL 1913 n°. 309 Subs. regelen volksscholen, standaardscholen, normaalcursus- 655 6 en 7 sen on kweekscholen Soemba en Flores. 31- 3-1913 n°. 44 art. 8 - Beschikbaarstelling openb. leerkrachten voor onderwflsinrich- 517 tingen Timor en Onderh. 3- 4-1913 n°. 81 Bijbl. n°. 7881 Programma eindexamen part. kweekschool Baja. 509 " l 15- 5-1913 n°. 36 Stbl. 1913 n°. 371 Wflz. Gouv. besl. 24-10-1912 n°. 21. 424 19- 5-1913 n°, 44 art. 1 „ „ „ 377 Wflz. art. 4 Gouv. besl. 14-3-1912 n°. 38. 193 „•„„„„ 2 „ „ „ „ Belooning voor opleiding Inl. onderwflzers tot oxamen Neder- 196 en 3 landsche taal. 19- 5-1913 n°. 47 „ „ „ 379 Wflz. regl. Opl. school Inl. rechtskundigen. 347 „ 17- 6-1918 n°. 60 Bflbl. n°. 7974 Vervoer Inl. onderwflzers in opleiding Ned. taal. 142 Besl. Dir. O. E. 26- 6-1913 n°. 10695 — Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Djokjakarta. 263 Gouv. besl. 27- 6-1913 n°. 55 Bijbl. n°. 7975 Programma eindexamen part. kweekschool Kaloewatoe. 515 Besl. Dir. O. E. 11- 7-1913 n°. 11845 — Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Probolinggo. 263 Gouv. besl. 15- 7-1913 n°. 9 Bflbl. n°. 7852 Vervoer Inl. onderwflzers uit Midden-Java afkomstig en in 142 Bantam geplaatst. „ 16- 7-1913 n°. 47 — Verbetering voeding leerlingen Kweekscholen. 265 21- 7-1913 n°. 17 Stbl. 1913 n°. 463 Toelagen landsdienaren Bedjang en Lebong. 126 - 26- 7-1913 n°. 29 „ „ „ 483 Wijz. regeling bezoldiging Inl. onderwijzend personeel. 107 „ ' „ „ „ „ „ 30 „ „ „ 484 Wflz. art. 2 Gouv. besl. 1-3-1913 n°. 48. 383 Ord. 11- 8-1913 „ „ „ 524 Subs. regelen part. Inl. scholen waar Neilerlandsch wordt on- 677 derwezen. H Blz Ord. 11- 8-1918 I Stbl. 1918 n°. 525 I Subs. regelen uitrusting en overtocht part. leerkrachten. 728 Gouv. besl, 14- 8-1913 n°. 84 — | Toelating leerlingen boven formatie tot Kweek- en Opl. scholen 266 I ter latere opleiding in landbouwkundige richting. „ „ 29- 8-1918 n°. 47 — Opheffing Kweekschool Amboina. 247 Miss. Dir. O. E. 29- 8-1918 n°. 15047 Toelating leerlingen boven formatie tot Kweekscholen ter la- 267 tere opleiding in landbouwkundige richting. Circ. le Gouv. Secr. 3- 9-1918 n°. 2107 Bijbl. n°. 7872 Geen subsidies rechtstreeks uit landschapskassen verleenen. 519 Gouv. besl. 4- 9-1918 n". 40 Stbl. 1913 n° 557 l Niet toepasselijkheid verlofregl. op personen tot 't Leger be- 803 hoorende. 12- 9-1918 u°. 81 n » „ 570 | Bezoldiging Eur. hulppersoneel Kweok- en Opl. scholen. 259 Kon. besl. 24- 9-1918 n°. 65 art. 1 „ „ „ 644 "Wïjz. Inl. pensioenregl. 819 BesL Dir. O. E. 10-10-1913 n°. 1749] — I Model subs. aanvraag part. Inl. standaard- en volksscholen 668 Soemba en Flores. 17- 10-1918 n°. 17952 — | Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Bandoeng. 264 Gouv. besl. 18-10-1913 n°. 88 art. 1 StbL 1918 n°. 620 Wflz. regl. OpL tevens Kweekschool Makasser. 334, 339 „ 24-10-1918 n°. 22 „ „ „ 622 Wflz. art. 8 Gouv. besl. 17-1-1912 n°. 18. 799 „ 2-12-1918 n°. 1 — I Toelagen InL onderwflzers Lamp. districten. 127 10-12-1918 n°. 38 — Verstrekking Stbl. aan Opl. scholen Inl. ambtenaren. 811 18- 12-1918 n°. 9 — Subsidieering part. Kweekschool Batavia. 781 Miss. le Gouv. Secr. 27-12-1913 n°. 2981 BflbL n°. 8003 Berekening wachtgeld voor ambtenaren die tfld. functiën heb- 815 ben vervuld. Gouv. besl. 8- 1-1914 n°. 29 art. 1 Stbl. 1914 n". 11 Fondsen bediendenpersoneel Opl. tevens Kweekschool Makasser. 832 Besl. Dir. O. E. 16- 1-1914 n°. 897 — Verkrflgbaarstelling formulieren subs. aanvraag part. Inl. stand- 669 aard- en volksscholen Snemba en Flores. Gouv. besl. 20- 1-1914 n°. 81 art. 1 Stbl. 1914 n°. 56 Wflz. regeling bezoldiging InL onderwijzend personeel. 108 „ „ „„„„„„ 2 ■„ „ „ „ Aanvulling regeling bezoldiging InL onderwijzend personeel. 110 „ „ „ „ 87 „ „„61 Fondsen bediendenpersoneel Opl. scholen InL ambtenaren Se- 288 rang en Bandoeng. „ „„„„89 „„„63 Fondsen bediendenpersoneel Kweekschool Bandoeng. 246 „» „„„„95 „„„69 ld. Oengaran. 246 „ „ „„„„97 „„„71 Wflz. art. 1 Gouv. besl. 26-10-1908 n°. 2. 844 21- 1-1914 n°. 68 „ „ „ 96 I Indienststelling klerken bfl insp. ambtenaren Ii.l. ond. 745 Miss. le Gouv. Secr. 21- 1-1914 n°. 225a Bflbl. n°. 8004 I Oneervol of niet-eervol ontslag. 830 Gouv. besl. 23- 1-1914 n°. 62 — Toevoeging 5de kl. aan InL 2de kl. scholen Java en Madoera. 14 5- 2-1914 n°. 17 art. 2 — Algemeen toezicht gewoon schoolonderricht op Inl. technische 747 scholen. Kon. besl. 16- 2-1914 n°. 23 ^StbL 1914 n°.359 j Wflz. grondslagen openb. InL ond. Circ. Gouv. Secr. 24- 2-1914 n°. 480 Bijbl. n°. 8181 Toepassing regl. binn. verloven. 811 0l'ö- 28-2-1914 Stbl. 1914 n°. 242 Subsidieering part. Inl. scholen afd. Menado op voet Stbl. 1895 625 n°. 146. » 7-3-1914 „ „ ■ „ 258 Onder onderwijzers enz. ook te begrijpen vrouwelijke leerkrachten. 196 Gouv. besl. 16- 3-1914 n°. 46 Oprichting normaalcursussen Inl. hulponderwijzers. 276 » » » ii » ii 66 Stbl. 1914 n°- 278 Wflz. regeling bezoldiging Inl. onderwijzend personeel. 109 ii ii n n „ „ 58 „ „ „ 277 Benoembaarheid Inl. rechtskundigen. 351 ii n 23- 3-1914 n°. 11 Bflbl. n°. 8033 Debitanten InL boekwerken. 767 ii « 2- 4-1914 n°. 81 art. 1 Fondsen bediendenpersoneel Opl. school Inl. ambtenaren Madioen. 288 »• • ■* 8- 4-1914 n°. 49 — Oprichting school voor kinderen Amb. Christen-Militairen 417 Makasser. " ii 20- 4-1914 n°. 17 Bflbl. n°. 8182 Foto's, teekaiingen enz. op te nemen in jaarverslagen enz. 787 ii » 1-6-1914 n°. 12 Stbl. 1914 n°. 384 Benoeming Eur. leerkrachten Kweek-en Opl. scholen. 260 ii ii 15- 5-1914 n°. 40 — Heropening Kweekschool Amboina. 247 Miss. Dir. O. E. 30- 5-1914 n°. 10057 Regeling toelating, inrichting en werking normaalcursussen 278 Inl. hulponderwijzers. Besl. Dir. O. E. 30- 5-1914 n". 10059 § I Opening)normaalcursus lol. hulponderwijzers Cheribon. 277 ii ii n 2- 6-1914 n°. 10066 Bflbl. n°. 8187 Wflz. instructie Inl. onderwijzend personeel. 160, 162 Gouv. besl. 15-6-1914 n°. 15 Toelagen, leermiddelen enz. voor vrouwelijke leerlingen Kwoek- 269 scholen. » ii 7-7-1914 n°. 20 art. 2 Stbl. 1914 n°. 465 Wflz. regeling bezoldiging Inl. onderwflzend personeel. 111 || ii 25- 7-1914 n°. 31 Toelagen leerlingen normaalcursussen InL hulponderwijzers. 277 0l'd- 25-8-1914 Stbl. 1914 n°. 592 Subs. regelen part. Inl. meisjesscholen. 627 Gouv. besl. 25- 8-1914 n°. 28 BflbL n°. 8195 Beschikbaarstelling openb. vrouwelflke leerkrachten voor part. 518 InL meisjesscholen. Circ. Gouv. Secr. 25- 8-1914 n°. 2120 „ „ 8094 Ontslag al dan niet „eervol". 831 Besl. Dir. O. E. 27- 8-1914 n°. 16769 Toevoeging 5de kl. aan Inl. 2de kl. scholen Java en Madoera. 14 Gouv. besl. 3- 9-1914 n°. 39 art. 1 Stbl. 1914 n°. 603 Wflz. art. 5 Gouv. besl. 31-3-1914 n°. 44. 655 Circ. Dir. O. E. 11- 9-1914 n°. 18033 Berekening subsidies part. Inl. scholen Java en Madoera. 540 Gouv. besl. 14- 9-1914 n°. 50 StbL 1914 n°. 623 Oprichting hoogere Kweekschool Inl. onderwflzers Poerworedjo. 288 Besl. Dir. O. E. 15- 9-1914 n°. 18269 art. 1 Opening normaalcursussen Inl. hulponderwijzei s 2de insp. afd. 277 » » » 1-10-1914 n°. 19607 Bflbl. n°. 8151 Leerplan Inl. 2de kl. scholen met_5 klassen. 86 »;»'-•» 2-10-1914 n°. 19601 „ „ 8152 Model subs. aanvraag part. Inl. meisjesscholen. 635 Circ. Dir. O. E. 2-10-1914 n°. 19602 „ „ „ Subs. regelen part. Inl. meisjesscholen. 661 Miss. Dir. O. E. 21-10-1914 n°. 20969 Afzonderlijke insp. rapportenivoor part. InL scholen. 740 ».»(■« 2-11-1914 n°. 22009 Berekening subsidies part. InL scholen afd. Menado. 624 » » » o ii n ii 22011 — ld. Tapanoeli. 600 " » ii ii ii n ii 22013 — ld. Bolaang Mongondou. 581 3 H Blz. Besl. Dir. O. E. 11-11-1914 n°. 22617 I Verkrijgbaarstelling subsidieregelen en foi muiieren subs. aan- 627, 637, 652 I vraag part. Inl. meisjesscholen. Gouv. besl. 14-11-1914 n°. 29 — Kostelooze verstrekking boek weiken bestemd voor volkslectuur. 801 ,, „ 80-11-1914 n°. 89 Bijbl. n°. 8148 Ingang verhoogd traklement bij bevordering Inl. leerki achten. 196 » „ 5-12-1914 n°. 8 Stbl. 1914 n°.748 Administratieve indeeling Timor en Ond. 517, 655, 662,668 Besl. Dir. O. E.- 8-12-1914 n°. 24505 — Model verslag toestand onderwijs. 757 Ord. 9-12-1914 Stbl. 1914 n°. 750 Overdracht toekenning periodieke subsidies Buitenbezittingen 729 aan H. H. gew. bestuur. Gouv. besl. 14-12-1914 n°. 17 art. 8 „ „ „ 762 Indienststelling insp. ambtenaren Holl. Inl. ond. en toezicht 401 en 4 speciale scholen. °rd. . 24-12-1914 art. 1 „ „ „ 781 Wflz. suis. regelen pait. Inl. scholen afd. Menado. 603, 605, 606,607 Circ. wd. Dir. O. E. 24-12-1914 n°. 25531 — Overdracht toekenning periodieke subsidies Buitenbezittingen 729 aan H.H. gew. bestuur. Gouv. bosl. 28-12-1914 n°. 57 art. 1 Stbl. 1914 n°. 791 0»eidracht arbeid „Missie van de Orde der Jezuïeten" in Timor 517,662 en Onderh. op „Missie van de Congregatie der Taters van Steyl. Gouv. besl. 5- 1-1915 n°. 27 art. 1 Wflz. Gouv. besln. 19-1-1903 n°. 20, 19-1-1903 n°. 21. 14-1-1904 n°. 122, 124 28 en 21-5-19C4 n°. 4. „ „ 9- 1-1915 n°. 42 Stbl. 1915n°.28 Fondsen onderwfls natuur-en landbouwkunde aan Opl. tevens 342 Kweekschool Makasser. Ord. 12- 1-1915 „ „ „ 47 Buitenwerkingstilling subs. regelen part InL scholen voor Ti- 643 mor en Onderh. Gouv. besl. 12- 1-1915 n°. 41 „ „ „ 62 Fondsen bediendenpersoneel Opl. tevens Kweekschool Makasser. 842 „ „ 3- 2-1915 n°. 46 „ „ „ 150 Wflz. Gouv. besl. 24-10-1912 n°. 21. 424 Circ. wd. Dir. O. E. 3- 2-1915 n°. 2858 Practische opleiding leerlingen normaalcursusscn InL huipon- 281 derwflzers. Miss. wd. Dir. O. E. 12- 2.1915 n°. 8603 — Toepassing eisch 12 schcolbezoekende leerlingen voorpart.ini. 542 scholen Java en Madoera. Circ. wd. Dir. O. E. 12- 2-1915 n°. 8690 — Goedkeuring lesrooster Kweekscholen door Inspecteur. 247 „ „ le Gouv. Secr. 26- 2-1915 n°. 892 Bflbl. n°. 8178 Onderstand gewezen tfld. Inl. landsdienaren. 842 Gouv. besl. 6-8-1915 n°. 20 art. 1 Stbl. 1915 n°. 238 Bezoldiging onopgeleid Inl. personeel speciale scholen. 362 en 8 „ „ „ „ „ „ „ art. 2 — ld. 411 „ „ 8- 3-1915 n°. 20 BflbL n°. 8224 Vrij vervoer leerlingen normaalcursus Cheribon. 281 Circ. wd. Dir. O. E. 8- 3-1915 n°. 6660 — Inrichting voorstellen voorziening vacatures aan scholen. 747 Besl. wd. Dir. O. E. 20- 3-1915 n°. 6924 Voorschriften voor debitanten Inl. boekwerken. 768 „„„,', „ „ „ „ 6935 — Verdeeling leerlingen-plaatsen Kweekschool Amboina. 265 S'wdDÏoF Jnfï™ 'L - Voorstellen en medodeelingon inl. Schoolcommissiën. 759 duvlesl 'l *Ubl.n-.«MB Wflz. standplaats Adj,Inspecteur Inl. ond. 3de afd. 737 lfl" 44916 11 ' 32 Intrekking toelating leerlingen tot Opl. scholen Inl. ambtena- 266 rsé» i » „„„845 ld. patt. Inl. scholen Tapanoeli. raa Gouv. besl. 20- 6-1915 n°. 4 „ „ „ 364 Wflz. regl. Opl. school Inl. rechtkundigen. 345 347 349 7- 6-1915 n°. 17 — Subsidieering part. Kweekschool Depok. 731' ' " " 18-6-1916 n». 43 Stbl. 1916 n°. 417 Bezoldiging niet opgeleide Inl. hulponderwijzers Depoksche 383 ' schooL Besl. wd. Dir. O. E. 21- 6-1915 n.°. 14992 Leerplan Opl. tevens Kweekschool Mukasser. 34^ „ „ „ „ 14995 — Programma's examens hoogste 2 klassen Opl. tevens Kweek- 3427e Gouv b o school Makasser. Ti £1™ "o S cv, , ~ Subsidieering part. kweekschool B te Moentilan. 782 " » 24-6-1915 n». 86 Stbl. 1915 n». 432 Wflz. regl. Kweekschool Amboina. 207 »■ » S"" 6"191B n°' 31 art- 1 „ „ „ 444 Wflz. regl. Kweekscholen. 200 1 x «t 3 Verbeteringen en aanvullingen. Blz. 35. Achter „Besl. Dir. O. E. 1 October 1914 IP 19507" worde bijgeschreven: (Bijbl. n°. 8151). „ 47. Instede van „Besl. Dir. O. E. N. enz." moet worden gelezen: Besl. Dir. O. E. enz. „ 110. Achter „2. Gouv. besl. 20 Januari 1914 81" zal instede van Bijbl. zijn te lezen: Stbl. „ 112. De woorden „die in dienst waren" in den 2den regel zullen zijn te vervangen door: tot die rangen benoemd. „ 120. De laatste regel van § II sub c van Gouv. besl. 28 Juni 1902 11J 13 luidt: „en vervalt (4)". Dit moet zijn „verhooging en vervalt (*)". „ 122. 1°. De eerste 5 regels moeten worden vervangen door: toekenning der tweede traktementsverhooging wordt verminderd tot f 5 (vijf gulden) 's maands en bij de toekenning der derde traktementsverhooging vervalt (1); 2°. De laatste 5 regels van punt b van Gouv. besl. 19 Januari 1903 n? 21 worden gelezen: eerste traktementsverhooging de toelage met f 5 (vijf gulden) 's maands wordt verminderd en zoo vervolgens bij de toekenning van de 2de, 3de en 4de traktementsverhooging (3); 3°. Noot 1 moet worden gelezen: Aldus luidt punt a ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 5 Januari 1915 n« 27. 4°. De noten zullen zijn aan te vullen met een derde noot: (8) Aldus luidt punt ö ingevolge art. 1, § II, van Gouv. besl. 5 Januari 1915 n« 27. „ 124. 1°. De op 4 na eerste 5 regels moeten luiden: eerste XLII traktementsverhooging de toelage met f 5 (vijf gulden) 's maands wordt verminderd en zoo vervolgens bij de toekenning van de 2de, 3de en 4de traktementsverhooging (1); 2°. De laatste 3 regels van § I sub a van Gouv. besl. 21 Mei 1904.n? 4 zullen zijn te lezen: bij de toekenning der eerste traktementsverhooging vervalt ("); 3°. Noot 1 worde gewijzigd in: Aldus luidt punt b ingevolge art. 1, § II, van Gouv. besl. 5 Januari 1915 n' 27. 4°. Na noot 1 zal een 2de noot zijn te plaatsen: (2) Aldus luidt punt a ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 5 Januari 1915 n« 27. Blz. 157. „Setember" voorkomende in den 15den regel worde verbeterd in: September. „ 160. 1°. Artikel 4, alinea 2, der instructie voor het Inl. onderwijzend personeel moet luiden: Het hoofd der school houdt daarvan aanteekeniiig in een absentielijst overeenkomstig model bijlage TVa en zendt deze maandelijks aan den voorzitter der Schoolcommissie (*). 2°. De voet der bladzijde zal zijn te voorzien van de noot: (!) Aldus luidt alinea 2 van artikel 4 ingevolge besl. Dir. O. E. 2 Juni 1914 n». 10066 (Bijbl- n». 8187). „ 162. 1°. De op 2 na laatste 5 regels worden gelezen: lage II, de inventarisstaat, model bijlage III, de kwartaalstaat, model bijlage IV en de absentielijst, model bijlage IVa, benevens een legger van den staat der traktementen, model bijlage V, aanwezig behooren te zijn leggers van alle in de volgende artikelen te noemen staten C) . 2°. Verder zal de voet der bladzijde zijn te voorzien van de noot: C1) Aldus luidt punt 3e van artikel 15 ingevolge besl. Dir. O. E. 2 Juni 1914 n». 10066 (Bijbl. no. 8187). „ 193. Noot 2 zal zijn te lezen: Aldus luidt § 3 ingevolge art. 1 van Gouv. besl. enz. „ 19b. Deze bladzijde zal zijn aan te vullen met het volgende: XLIII Ingang van het verhoogd traktement bij bevordering van Inl. onderwijzend personeel. Gouv. besl. 30 November 1914 n°. 39 (Bijbl. n°. 8148). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat bij bevordering van kweekelingen, hulponderwijzers en onderwijzers bij het openbaar Inlandsen onderwijs het verhoogd traktement ingaat met de maand volgende op die, waarin het desbetreffend besluit officieel te hunner kennis is gekomen. Extract enz. Blz. 200. 1°. Artikel 6 zal volgenderwij ze zijn te veranderen: Artikel 6 (2). (1) Voor de practische vorming der kweekelingen is aan elke kweekschool als leerschool een openbare Hollandsch-Inlandsche school verbonden, waar de leerlingen der 6e klasse onder leiding van de onderwijzers der leerschool werkzaam zijn. (2) Wanneer de 6e klasse der kweekschool meer leerlingen telt dan er in de leerschool gelijktijdig te werk gesteld kunnen worden, kan de practische vorming ook geschieden in één of meer door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan te wijzen andere scholen. 2°. Na noot 1 worde een 2de noot gesteld: (2) Aldus luidt artikel 6 ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 30 Juni 1915 n°. 31 (Stbl. 1915 no. 444). 'Blz. 207 en 208. 1°. Artikel 5 zal volgender wijze zijn te veranderen. Artikel 5 (1) Het onderwijs omvat de volgende leervakken: XLIV a. de Nederlandsche taal; b. de Maleische taal; c. de rekenkunde; d. de aardrijkskunde; e. de geschiedenis; ƒ. de kennis der natuur: 1. natuurkunde, 2. plantkunde, 3. dierkunde; g. het handteekenen; h. het schrijven; i. de opvoedkunde; v". het zingen. .. . , , . (2) Deelneming aan het onderwijs m het zingen zoomede in het lezen en schrijven van het Arabisch letterschrift is facultatief. (3) De Maleische taal wordt gebezigd als voermiddel bij het onderwijs in de verschillende vakken voor zoover die daartoe geschikt zijn. (4, De lessen worden gegeven volgens een doordei Directeur van Onderwijs en Eeredienst vast te stellen leerplan. 2°. Noot 1 op blz. 207 zal zijn te lezen: Aldus luidt artikel 5, eerst gewijzigd bij art. 1 van Gouv. besl 13 Juni 1911 no. 35 (Stbl. 1911 w. se»), ingevolge Gouv. besl. 24 Juni 1915 no. 36 (Stbl. 1915 no. m). Blz. 229. De zinsnede „15 Februari 1886 no. 17 (Stbl. 1887 no. 47)" in noot 2 moet worden gelezen: 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 no. 47). 253. Achter „(Stbl 1890 ««. 198)" in noot 1 te plaatsen: , blz. 313. 265 Besl. Dir. O. E. N. 28 Maart 1900 & 4818. Krachtens artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 6 Februari 1897 ff 5 enz." te vervangen door: Besl. wden Dir. O. E. 20 Maart 1915 ff 6935. Gelezen enz.; Gelet enz.; Verder gelet op artikel 8 van het Eeglement op XLV de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (Staatsblad 1894 ff 100); Heeft besloten: Met wijziging van het besluit van 28 Maart 1900 n! 4818 het aantal kweekelingen, dat uit de na te noemen gewesten op de kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Amboina kan worden toegelaten, vast te stellen als volgt: 18 uit de residentie Amboina, 17 „ „ „ Menado, 1 „ „ „ Ternate, 4 „ „ „ Timor en Onderhoorigheden, te zamen 40 kweekelingen; met dien verstande, dat naar gelang het eene gewest minder kweekelingen oplevert dan plaatsen op gemelde kweekschool zijn gereserveerd, zooveel meer uit andere gewesten zullen kunnen worden toegelaten. Afschrift enz. Blz. 266. 1°. Achter het woord „Java" in den 16den regel van onder zal zijn te stellen: (*). 2°. De voet der bladzijde zal zijn te voorzien van de noot: (*) Tot de opleidingsscholen voor Inl. ambtenaren worden niet langer leerlingen ter latere opleiding in landbouwkundige richting toegelaten (Gouv. besl. 16 April 1915 n' 32). „ 278. 1°. Achter het woord „afdeeling" in den 4den regel zal zijn te stellen: ("). 2°. De noten zullen zijn aan te vullen met een 3d° noot: (3) Een schrijven van dezelfde strekking (miss. Dir. O. E. 30 Mei 1914 n* 10057) werd gericht tot den wden Inspecteur en den Adjunct-Inspecteur van het Inl. onderwijs in de 2de afd., in verband met Gouv. besl. 16 Maart 1914 n» 46, blz. 276. XL VI Blz. 281. Deze bladzijde zal zijn aan te vullen met het volgende:. Vrij vervoer voor leerlingen van den normaalcursus te Cheribon, voor zoover afkomstig uit Bantam. Gouv. besl. 8 Maart 1915 n°. 20 (Bijbl. n°. 8224). Gelézen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Machtiging te verleenen om aan de uit de residentie Bantam afkomstige leerlingen van den Inlandschen normaalcursus te Cheribon casu quo met hun wettig gezin vervoer voor rekening van den Lande toe te staan op de reis naar hun bestemming bij toelating tot den cursus, en op de heen- en terugreis, wanneer zij zich gedurende de poeasavacantie naar de streek hunner herkomst wenschen te begeven. Ten tweede: Te bepalen dat het in artikel 1 van dit besluit bedoelde vervoer zal geschieden op reisaanvragen, in verband waarmede de staat behoorende bii $ 3, artikel 4 van de bij artikel 1 van het besluit van 1 Maart 1913 ff 13 vastgestelde Bepalingen betreffende het vervoer van s Lands reizigers en goederen op de Staatsspoor- en tramwegen in Nederlandsch-Indië" (Bijblad op het Staatsblad ff 7849), nader wordt aangevuld als volgt: 28 Uit de residentie Bantam afkomstige leerlingen van den Inlandschen normaalcursus te Cheribon casu quo met hun wettig gezin op de reis naar hun bestemming bij toelating tot den cursus, en op de heen- en terugreis, wanneer zij zich gedurende de poeasa-vacantie naar de streefc hunner herkomst wenschen te begeven. Extract enz. XLVII Blz. 287. Noot 2 zal zijn aan te vullen met: 1910 n». 13 (Stbl. 1910 n". 460). „ 295. Instede van „Alinea 7" in noot 1 moet worden gelezen: De vroegere alinea 7. „ 318. Het op deze bladzijde voorkomende, met uitzondering van de eerste 11 regels, dus van af „4. Toelating tot eke enz." worde doorgehaald. „ 319 en 320. Het op deze bladzijden voorkomende zal geheel zijn door te halen. „ 334. 1°. Achter „leerplan" in alinea 3 van artikel 6 worde gesteld: (2). 2°. Vervolgens zal de voet van deze bladzijde zijn aan te vullen met dê noot: (2) Dit is geschied bij besl. wden Dir. O. E. 21 Juni 1915 n' 14992, blz. 342a. „ 345. 1°. Alinea 2 van artikel 1 moet worden gelezen: Zij is alleen toegankelijk voor jongelieden van Inlandschen landaard (1). 2°. Voorts zal aan den voet van deze bladzijde zijn aan te brengen de noot: i1) Aldus luidt deze alinea ingevolge punt a van Gouv. besl. 20 Mei 1915 no. 4 (Stbl. 1915 no. S64). „ 347. 1°. Alinea 5 van artikel 9 worde gelezen: De bepaling der klasse van betaling geschiedt door de Commissie van Toezicht, na overleg met het Hoofd van het gewest, waar de leerlingen thuis behooren (3). 2°. Aan den voet van deze pagina zal verder zijn te plaatsen de noot: (3) Aldus luidt alinea 5 van artikel 9 ingevolge punt b van Gouv. besl. 20 Mei 1915 no. 4 (Stbl. 1915 no. 364). v, 349. Alinea 2 van artikel 11 moet worden gelezen: De Commissie van Toezicht beslist welke candidaten als leerling worden toegelaten en geeft hiervan kennis aan de betrokken verzorgers en het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur (*). XLVIII 2°. Verder zal aan den voet der bladzijde zijn te stellen de noot: l1) Aldus luidt alinea 2 van artikel 11 Ingevolge punt c van Gouv. besl. 20 Mei 1915 n«. 4 (Stbl. 1915 no. S64). Blz. 363. 1°. De eerste 13 regels zullen volgenderwij ze zijn te wijzigen: gin II C); III. het besluit van 8 Januari 1906 ff 24 (Staatsblad ff 33), zooals dat luidt ingevolge artikel 1, sub b, van het besluit van 1 Maart 1913 ff 49 (Staatsblad ff 275) (2); I t/m III. de bezoldiging van I de Inlandsche onderwijzers bij de Menadosche, Tondanosche, Langoansche, Aiermedidische en Amoerangsche scholen, II O, 2°. Noot 1 wordt gelezen: Paragraaf II is ingetrokken bij art. 1 van Gouv. besl. 18 Juni 1915 no. 43 (Stbl. 1915 no. 417), blz. 383. 3°. Noot 2 wordt gelezen: Blz. 361. 4°. Noot 3 vervalt. 377 en 382. In noot 4 op blz. 377 en noot 2 op blz. 382 wordt de zinsnede „6 Maart 1915 no. 20 (Stbl. 1915 no. 238), blz. 362" gelezen: 18 Juni 1915 no. 43 (Stbl. 1915 no. 417), blz. 383. „ 383. Deze bladzijde zal zijn aan te vullen met het volgende: Bezoldiging Inl. hulponderwijzers, niet opgeleid aan kweekscholen. Gouv. besl .18 Juni 1915 n°. 43 (Stbl. 1915 n°.417). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: In te trekken § II van artikel 1 van XLIX het besluit van 6 Maart 1915 Il! 20 (Staatsblad ff 238), houdende regeling der bezoldiging van de Inlandsche hulponderwijzers bij de Depoksche ■school, voor zoover zij niet geslaagd zijn in het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers. Ten tweede: Met nadere wijziging van artikel 1, sub c, van het besluit van 24 Januari 1873 ff 25 (Staatsblad ff 26) 0), zooals dat luidt ingevolge artikel 1, sub b, van het besluit van 1 Maart 1913 in 48 (Staatsblad ff 274) (2) en het besluit van 26 Juli 1913 ff 30 (Staatsblad ff 484), de bezoldiging van de Inlandsche hulponderwijzers bij de Depoksche school, voor zoover zij niet geslaagd zijn in het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, gerekend van 1 Januari 1914, vast te stellen op f 40.— (veertig gulden) 's maands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands. Ten derde: Te bepalen, dat aan de op 1 Januari 1914 bij de in artikel 2 genoemde school reeds in dienst zijnde hulponderwijzers, gerekend van dat tijdstip, al dadelijk 2 van de aan hun betrekking verbonden verhoogingen worden toegekend, zullende de diensttijd, dien zij op 1 Januari 1914 reeds hadden, medetellen voor de toekenning van de derde en verdere verhoogingen. Extract enz. t1) Blz. 377. (2) „ 382. Blz. 412. 1°. Achter „Ten derde" worde geplaatst: (*) 2°. Vervolgens worde aan den voet der bladzijde aangebracht de noot: (!) Dit artikel 3 is opgenomen in Stbl. 1915 n> 238. „ 518. Achter „Gouv. besl. 25 Augusus 1914 ff 28" worde bijgeschreven: (Bijbl. n°. 8195). L Blz. 755. 1°. In het slot der ord. 16 September 1893 (StbL 1893 n°:233) zal achter „ (Staatsbladn' 196)" zijn te stellen: (2). 2°. Aan den voet der bladzijde worde een 2de noot aangebracht: „ 758 en 759. Circ. Dir. O. E. 24 November 1914 n' 23593 vervalt door circ. wden Dir. O. E. 14 Juni 1915 II' 17140, gericht o. a. tot de Schoolcommissiën en luidende: Naar aanleiding van de ü bekende dezerzijdsche circulaire van 24 November a. p. n' 23593, betreffende de verzending van dienstbrieven en open kaarten aan bijzondere personen, werd door den Chef van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst, er de aandacht op gevestigd, dat als openbare autoriteiten, die geen aanspraak hebben op vrijdom van briefport voor correspondentie met bijzondere personen, alleen worden aangemerkt de hoogste Chefs van zelfstandige diensten en als colleges instellingen zooals de Algemeene Bekenkamer, het Hooggerechtshof, de Wees- en Boedelkamer, enz. In verband hiermede gelieve U de bovenvermelde dezerzijdsche circulaire als niet geschreven te beschouwen. De wde Directeur van Onderwijs en Eeredienst, Voor den wden Directeur, De wde Secretaris, VAN DER MEULEN. Blz. 787. Achter „Gouv. besl. 20 April 1914 n' 17" worde bijgeschreven: (Bijbl. n». 8182). 811. Achter „Circ. Gouv. Secr. 24 Februari 1914 Iï' 480 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur" worde bijgeschreven: (Bijbl. 'n°. 8181). GRONDSLAGEN VAN HET OPENBAAR INLANDSCH ONDERWIJS. BEPALINGEN. 1. Kon. besl. 28 September 1892 n°. 44 (Stbl. 1893 n°. 125).. In Naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk; Op de voordracht van den Minister van Koloniën van 15 Juni 1892 Litt. A\ n°. 3; Den Raad van State gehoord (advies van 6 September 1892 n°. 7); Gezien het nader rapport van den voornoemden Minister van 23 September 1892 Litt. A1, n°. 13; Hebben goedgevonden en verstaan: Met intrekking van de Koninklijke besluiten van 3 Mei 1871 {Indisch Staatsblad n°. 104), 20 Mei 1872 (Indisch Staatsblad n°. 134), 22 Januari 1876 (Indisch Staatsblad n°. 108) en 21 September 1885 (Indisch Staatsblad n°. 204), te bepalen als volgt: Artikel 1. De openbare Inlandsche scholen voor lager onderwijs in Nederlandsch-Indië zijn verdeeld in twee categorieën, als: u. de scholen der eerste klasse, meer in het bijzonder bestemd voor de kinderen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke of gegoede Inlanders; b. de scholen der tweede klasse, bestemd voor de kinderen der Inlandsche bevolking in het algemeen. De plaatsen, waar scholen worden opgericht, worden aangewezen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid 0). (*) Aldus luidt de laatste zin ingevolge punt a van Kon. besl. 1 Februari 1907 no. 45 (Stbl. 1907 no. 210). VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 1 2 .v'"' Artikel 2. Aan het hoofd van elk der in artikel 1 genoemde scholen rtatreefonderlrijzei, hijgestaan »o »£?gng3J£Lrf meer hnlponderwi zers, en door een of moer "5™™*^. Artikel 3. De regelen betreffende de benoembaarheid tot onderwijzer, vastgesteld. Artikel 4. Het -a^^S,*- ÖtaEg ^"r^^op^cSten der Wee* klasse omvat minstens: . ,. ■ _ „niwaai of der Maleische taal, Ma^TS^Iig^ | gLt donder,* door den Gouverneur-Generaal bepaald. Artikel 5. Godsdienst onderwijs is op de openbare Inlandsche scholen verboden. no. 105 (Stbl. 1905 no mh toegevoegd bij Kon. besl. 1 Februari (s) Deze alinea is aan ariisei * iucB° 1907 no. 45 (Stbl. 1907 n°. 210). 3 De schoollokalen kunnen echter buiten de schooluren beschikbaar worden gesteld voor het geven van zoodanig onderwijs, volgens de daaromtrent door den Directeur van Underwrjs, Eeredienst en Nijverheid te geven voorschriften Artikel 6. Op elke plaats, waar een of meer scholen zijn, is eene commissie bestaande uit Europeesche ambtenaren of particulieren, benevens eenige voorname Inlanders, met het uitoefenen van toezicht belast. De aard en de omvang van den werkkring der plaatselijke schoolcommissiën worden geregeld door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die ook in het schooltoezicht voorziet op plaatsen waar geene commissie kan worden aangesteld (1). Artikel 7 (2). Voor het toezicht op het Inlandsch onderwijs in het algemeen wordt Nederlandsch-Indië in zes inspectieafdeelingen verdeeld, aan te wijzen door den Gouverneur-Generaal (3) In iedere inspectieafdeeling is werkzaam een inspecteur, al + bijgestaan door een of meer adjunct-inspecteurs. De standplaatsen van de inspecteurs worden door den Gouverneur-Oreneraal die van de adjunct-inspecteurs door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid aangewezen. Deze Directeur stelt ook de instructie der inspecteerende ambtenaren vast. Artikel 8. De inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (*), even als die van de scholen voor meer voortgezet onderwijs voor de zonen en afstammelingen van hoofden en andere aanzienlijken (•) wordt in haren geheelen omvang door den Gouverneur-Generaal geregeld. W Zie art. 2 sub ö van besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 no 7qia (Bijbl. no. 4889), hierachter onder het hoold „Schooltoezicht" (Stbl «0«Xno1Uw/)artikel 7 ingevolge Kon- aesl. 1 Februari'1908 no. 46 (3) Zie art. 2 van Gouv. besl. 29 Februari 1908 no. 33 (Stbl. 1908 n« ml hierachter onder het hoold „Schooltoezicht". ' J' (*) Zie art. 2 van Gouv. besl. 30 April 1894 no. 7 (Stbl 1894 no mn< blz 206, en Gouv. besl. 16 Februari 1912 no. 12 (Stbl. 1912 m isi) blz 198 h1 ' Jle ^rt 1 van Gouv. besl. 30 Maart 1878 no. 21 (Stbl. 1878 no.' 121) plz 321, art 1 van Gouv. besl. 1 April 1879 no. 2 (Bijbl. no. SS99), blz. 323 en § B van Gouv. besl. 5 October 1908 no. 1 (Stbl. 1908 no. 593) blz 289 4 Artikel 9. De kosten van het openbaar Inlandsen onderwijs komen ten laste van den Lande. v ,OT1 r,ar. ot) aiie scholen, Ter tegemoetkoming m die kostenkan opvge ^ behalve op. de kweekscholen ^£6^ dTe gedeelten van Hiervan zijn uitgezonderd Je scholen mc 0 *derwijs werd wege, waar die vereischt wordt. Artikel 10 0). Overgangsbepaling. artikel bedoelde categorieën ingedeeld, van State. Het Loo, den 288ten September 1892. EMMA De Minister van Koloniën, van dedem. Accordeert met het origineel: De Secretaris-Generaal bij het Departement van Koloniën, H. van der WlJCK. no. 58 (Stbl. 1913 n°. S6S). 5 En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, beveelt de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, dat deze in het Staatsblad van Nederlandsch-Indië worde geplaatst en dat daarvan, voor zooveel noodig, vertalingen in de Inlandsche en Chineesche talen worden aangeplakt. Gelast verder alle hooge en lage Colleges en Ambtenaren, Officieren en Justicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte naleving van het bovenstaand Koninklijk besluit de hand te houden, zonder oogluiking of aanzien des persoons. Gedaan te Buitenzorg, den 5den Juni 1893. O PIJNACKER HORDIJK. De Algemeene Secretaris, SWEERTS. Uitgegeven den veertienden Juni 1893. De Algemeeene Secretaris, SWEERTS. 2. Kon. besl. 16 Februari 1914 n°. 23 (Stbl. 1914 n°. 359). WIJ WILHELMINA ENZ. (gewoon hoofd). Hebben goedgevonden en verstaan: Met wijziging in zoover van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 n°. 44 (Indisch Staatsblad 1893 n°. 125) f), zooals dat sedert is gewijzigd en aangevuld, in het bijzonder van de artikelen 1, 2 en 7 van dat besluit, te bepalen als volgt: Eenig artikel. (1) Aan het hoofd van eene Inlandsche school der eerste klasse, waar de Nederlandsche taal onderwezen wordt, kan, indien, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, het peil van het onderwijs ongeveer gelijk is aan dat van de openbare Europeesche lagere scholen, een onderwijzer bij het openbaar Europeesch lager onderwijs geplaatst worden. (2) Eene school, ten opzichte waarvan de in het vorige lid C1) Blz. 1. 6 bedoelde maatregel toegepast wordt, draagt den naam van „Hollandsch-Inlandsche school". (3) De inrichting van en het toezicht op de HollandschInlandsche scholen worden geregeld door den GouverneurGeneraal 0). Onze Minister van Koloniën enz. En opdat enz. (gewoon slot). (i) Is geschied bij Gouv. besl. 14 December 1914 no. 17 (Stbl. 1914 no. 762). OPENBARE LAGERE SCHOLEN. SCHOLEN OER |Ste en 2de KLASSE. BOUW EN INRICHTING. Regelen voor den bouw en de inrichting van lste en 2** klasse scholen (Besl. Dir. B. O. W. 16 October 1906 n°. 16049/A S^S/ACU'f; ?? Maart 1907 n°- 393Ó/A, 3 Maart 1909 ïo ?Si' / w^mï911 n°- 4782/A' 27 Februari 1912 o iSSKiv 4 Mei 1912 n°- 66WA en 30 October 1912 INL. SCHOOLREGLEMENT. («) Gouv. besl. 5 Juni 1893 n°. 23 (Stbl. 1893 n°. 128). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten derde: Voor zooveel noodig krachtens Koninkliike machtiging vast te stellen het aan dit besluit gehecht Reglement voor de openbare lagere Inlandsche scholen, bedoeld bii o AA \t J*\h& K°?inklijk besluit van 28 September 1892 n°. 44 (Indisch Staatsblad 1893 n°. 125) (2). Ten vierde: enz. Extract enz. JStHI. aTsbKdtölfn* BW1 °P H0,,and8Ch""and8Che (2) Blz. L ' ' ' 8 REGLEMENT voor de openbare lagere Inlandsche scholen, bedoeld bij artikel 1 van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 n°. 44 (Indisch Staatsblad 1893 n°. 125) (*). § 1. Van de op- en inrichting der scholen der le en 2e klasse. Art. 1. (1) De scholen der le klasse, bedoeld bij artikel 1 alinea 1 sub a van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 n°. 44 (Indisch Staatsblad 1893 n°. 125) 0), worden gevestigd op hoofdplaatsen van gewesten, afdeelingen en onderaf deelingen en daarmede overeenkomende plaatsen, benevens m middelpunten van handel en nijverheid, en in het algemeen op zulke plaatsen, waar aan meer uitgebreid lager onderwijs behoefte bestaat. (2) Wanneer meer dan één school der le klasse op eene plaats gevestigd is, kan eene daarvan uitsluitend bestemd worden voor kinderen van aanzienlijken. (3) De scholen der le klasse worden ingericht op de wijze als voor de bij de vaststelling van dit Reglement bestaande openbare lagere scholen bepaald of gebruikelijk is. Art. 2. (1) De scholen der 2e klasse, bedoeld bij artikel I sub b van vorengenoemd Koninklijk besluit, worden naar behoefte opgericht, zoowel op de plaatsen waar de le klasse scholen gevestigd zijn, als op andere plaatsen. (2) De scholen der 2e klasse richten zich, wat gebouw en meubilair betreft, zooveel mogelijk naar de gewone omgeving der leerlingen. Art. 3. Tot regel wordt aangenomen: a. dat eene school der lste klasse niet voor minder dan 30 en eene school der 2de klasse niet voor minder dan 25 leerlingen wordt opgericht of op den duur in stand gehouden; b. dat niet meer dan 210 leerlingen gelijktijdig tot eene school worden toegelaten (2). § 2. Omschrijving van het onderwijs. Art. 4. (1) Het onderwijs op de scholen der le klasse omvat, behoudens voor die scholen in bepaalde gewesten te geven bijzondere voorschriften, minstens: (2) Aldus luidt artikel 3 ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 3 Juli 1898 no. 19 (Stbl. 1898 n°. 206). 9 a. het lezen en schrijven der landstaal met eigen en Latijnsche karakters, tenzij die taal (overeenkomstig het bepaalde bij de tweede zinsnede van artikel 4 van het meergenoemd Koninklijk besluit) voor het onderwijs onbruikbaar wordt geacnt, dan wel bijzondere omstandigheden het gebruik der Maleische taal noodig of wenschelijk maken, een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs Eeredienst en Nijverheid f); J ' b. het lezen en schrijven der Maleische taal met eigen en Latijnsche karakters; B waar geene behoefte bestaat aan de kennis van het eigen letterteeken der taal, ter beoordeeling van den Directeur c' Ll^g^-gels van het rekenen met geheele en ge- d. de aardrijkskunde van Nederlandsch-Indië: e. de beginselen van de kennis der natuur; g. het handteekenen; * (3) ; «• de Nederlandsche taal (4). (2) Verder kan op deze scholen, na daartoe verkregen vergunning of aanwijzing van den inspecteerenden ambtenIS onderwijs worden gegeven in elk der op de WkscServo?r de vormmg van Inlandsche onderwijzers onderwezen vakken uitgezonderd de paedagogiek (5). vajaren, (3) Het onderwijs in het zingen is facultatief naar het goedvinden van het hoofd der school. ' ' ai Üet W •••• O- wifs minstenU °P d° Seholen der 2' kIasse om™t het ondera. het lezen en schrijven der landstaal, tenzij deze voor het ^onderwijs onbruikbaar wordt geacht of bijzondere omstan- SMSt. ITnrZ; iDSeVOlge § 1 Van °0UV- b« Maart 1906 ^nV^/s^lffSTilff^ art * § Van Gouv- Wl U Februari iïg n^ë* S: ««a^geVOlge art « § * ™ Gouv. besl. 19 Juni tóïnSl^SS^S^ W3 art' § Van G°UV- besl" (5) Aldus luidt deze alinea insevniirp avt 1 s tt 11 Februari 1907 no. 33 (StblTl907 nc T/ijen%\ K "j. van ^ouv. besl. 19 Juni 1911 no. 19 (stbl 1911 no m) ' § UI' Van Gouv- besI- bel! n S^^^A&TE^ blJ art *• § Hl. van Gouv. art. 1, , IV, vri7 &.VJ5 ffirSAIy 10 digheden het gebruiken dier taal onnoodig of ongewenscht maken, en anders der Maleische taal met eigen of Latijnsche karakters, naar mate van de behoefte, een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid f); £ ö i « b de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. (2) Behalve in de laagste schoolklasse kunnen, na daartoe verkregen vergunning of aanwijzing van den inspecteerenden ambtenaar, bovendien een of meer der sub a t/m e en sub g en h in artikel 4 genoemde vakken worden onderwezen. (3) Het onderwijs in het zingen is facultatief, naar het goedvinden van het hoofd der school. Art 6 Voor het onderwijs in de landstaal wordt gevolgd de taal, gebruikelijk op die plaatsen, waar zij geacht wordt het zuiverst gesproken te worden en het meest ontwikkeld te Z12hk^Javaansch, volgens de taal, gebruikelijk teSoerakarta; het Soendaneesch, volgens die, gebruikelijk te Bandong; het Maleisch zal worden onderwezen volgens de regelen en de spelling van het op het schiereiland Malakka en m den Riouw-archipel algemeen gebezigde zuivere Maleisch; het Madoereesch, volgens de taal, gebruikelijk te boemenep; het Makassaarsch, het Boegineesch, het Battaks en andere Inlandsche talen, volgens de daaromtrent door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen bepalingen. Art 7. (1) De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid stelt de leerplannen der scholen vast (2). (2) Het onderwijs wordt wijders gegeven naar eene door den onderwijzer samengestelde en door de schoolcommissie voorloopig goedgekeurde tafel van werkzaamheden, welke op eene zichtbare plaats in het schoollokaal wordt opgehangen. De commissie onderwerpt deze tafel aan het oordeel van den inspecteerenden ambtenaar, die ze naar goedvinden wijzigt. Art 8 Geene andere boekwerken dan die, van wege het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid verstrekt, mogen op de scholen gebruikt worden. Art 8a Voor den aanmaak en het onderhoud van meubilair tén dienste der scholen, voor de aanschaffing van bij het spreek- en aanschouwingsonderwijs op de scholen noodige ~Ö"~aIo^s" luidt punt a ingevolge § II van Gouv. besl. 26 Maart 1906 no. 21 (Stbl. 1906 no. 200). (2) Zie blz. 27 e. v. 11 artikelen en voor de uitgaven ten behoeve van het bediendenpersoneel bij de scholen kan door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst worden beschikt over de bedragen, die daarvoor jaarlijks op de begrooting zullen worden uitgetrokken (1). ° § 3. Van de schooltijden. Art. 9. (1) Het onderwijs wordt gegeven gedurende hoogstens 5 uren daags (2). (2) De schoolcommissie is bevoegd dit aantal voor de twee laagste klassen der in artikel 1 bedoelde en voor de laagste klasse der in artikel 2 aangewezen scholen tot 3% uur daags te verminderen. Op scholen, waar aan meer dan 10 kinderen de toelating tot de laagste klasse wegens plaatsgebrek zou moeten worden geweigerd, kan, na daartoe verkregen vergunning of aanwijzing van den inspecteerenden ambtenaar, genoemde klasse worden gesplitst in twee afdeehngen, m dier voege dat aan elke afdeeling onderwijs wordt gegeven gedurende 2% uur daags (3). (3) Tusschen de lessen wordt gelegenheid gegeven tot uitspanning gedurende een half uur. (4) In de bij de alinea's 1 en 2 bepaalde uren is de tijd voor uitspanning begrepen. (5) De schoolcommissie stelt de tijdstippen van aanvang en einde der dagelijksche schooltijden vast. Art. 10. (1) Voor scholen, waarvan het meerendeel der leerlingen den Christelijken godsdienst belijdt, kan ten behoeve van het onderwijs in dien godsdienst het aantal schooluren per week door de schoolcommissie met twee verminderd worden. .(2) Voor scholen die des Zondags gesloten worden, terwijl het meerendeel der leerlingen den Mohammedaanschen godsdienst belijdt, kan des Vrijdags de schooltijd door de schoolcommissie worden verkort. Art. 11 (1) De school is gesloten des Zondags of op een anderen dag van elke week, ter beoordeeling van de schoolcommissie (4). «» ^r,t^1 8a is nieraan toegevoegd bij art. 1 van Gouv. besl. 18 Mei 1912 no. 43 (Stbl. 1912 no. 329). Het oorspronkelijk art. 8a, aan 2£» „glement toegevoegd bij art. 1, § IV, van Gouv. besl. 11 Februari ™ x ■ l^h 1907 n°; 11S)' verviel ingevolge art. i, § V, van Gouv. besl. 19 Juni 1911 no. 19 (stbl. 1911 no. 376). (2) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § V, van Gouv besl 11 Februari 1907 no. 33 (Stbl. 1907 no. 112). 9Q(*lt£t, laoan,Ste „zin, aan deze alinea toegevoegd bij Gouv. besl. rmoede]i;jk jonger dan 6 en ouder dan 17 jaren zijn. (2) Ook mogen volgelingen van kinderen der aanzienlijke Inlanders, als zoodanig, gedurende de lessen niet in de school aanwezig zijn. Art. 25. Toelating van leerlingen die nog geen school hebben bezocht, heeft slechts plaats dadelijk na de in artikel 12 genoemde vacantie Art. 26. (1) Leerlingen, die reeds eene school der le of l klasse hebben bezocht, kunnen dadelijk op eene dergelijke school, zoomede leerlingen der eerstbedoelde scholen op de laatstgenoemde worden toegelaten. , I2) hoofd der sckool bepaalt, eerst voorloopig en later deimitief, m welke klasse een tusschentijds toegelaten leerling plaats nemen zal. ö i 27. (1) De aanvragen om toelating geschieden aan het hoofd der school. (2) In de aanvragen moeten de gegevens vermeld staan ter bepaling van het schoolgeld, overeenkomstig de artikelen oö en 39. Art. 28. (1) Van de aanvragen om toelating tot de laagste klasse dient het hoofd der school uiterlijk één week voor het einde der in artikel 12 genoemde vacantie eene opgaat in aan de schoolcommissie, die over de toelating beslist (-). ° (2) Andere leerlingen kunnen onmiddellijk, doch onder nadere goedkeuring der commissie, door het hoofd der school worden toegelaten. w?" 29' Wa,nneer te£en toelating van leerlingen bezwaren bestaan geeft de commissie daarvan door tusschenkomst van Het hoofd der school aan belanghebbenden kennis. Art. 30 (3). Art. 31 (1) Éénmaal 'sjaars, onmiddellijk voor de in artikel 12 genoemde vacantie, wijst de commissie, gehoord (i) Aldus luidt artikel 25 ingevolge art. 1, § VII, van Gouv besl 11 Februari 1907 no. 33 (Stbl. 1907 no. m) {*) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § VIII, van Gouv besl 11 Februari 1907 no. 33 (Stbl. 1907 no. 112) (Stbl Al9oTL3°i7% VerVaUen inge™lge Gouv. besl. 25 Maart 1903 no. 3 16 het hoofd der school, de leerlingen aan, die tot eene hoogere klasse kunnen overgaan, en die, welke den cursus met vrucht doorloopen hebbende, de school kunnen verlaten ( ). (3) De 'aan de'leerlingen der hoogste klasse ten gebruike afgestane leermiddelen worden, behalve m het geval der. toepassing van artikel 37, bij het verlaten der school hun eig(4) °Aan leerlingen, die den geheelen cursus met vrucht hebben doorloopen, worden getuigschriften afgegeven, geteekend door den president of den secretaris der schoolcommissie, alsmede door het hoofd der school (3). Art. 32 • (*)■ § 6. Van de schooltucht. Art 33. Het hoofd der school is bevoegd leerlingen, die niet behoorlijk gewasschen en gekleed, dan wel na den aanvang der lessen, ter school komen, huiswaarts te zenden. Art. 34. Vóór het einde van de lessen verlaat geen leerling de school, dan met vergunning van haar hoofd. Art. 35. Geene andere straffen dan de volgende worden aan de leerlingen opgelegd: a. afkeuringen op de daarvoor bestemde lijsten; b. afzondering van de overige leerlingen gedurende niet langer dan één schooltijd; . , ,. c het afwerken van eene niet voltooide taak gedurende de uitspanning of na afloop van den schooltijd, onder opzicht van het. hoofd der school dan wel van een hulponderwijzer of kweekeling; d arrest in de school gedurende de uitspanning; e'. afzondering van de overige leerlingen gedurende meer dan één schooltijd. Art 36 De straf, bedoeld sub e van het voorgaand artikel, wordt uitsluitend door het hoofd der school, de overige ook (1) Aldus luidt deze alinea ingevolge Gouv. besl. 25 Maart 1903 nc 3 (Stbl. 1903 no. 173). r ],esl (2) Alinea 2 is vervallen ingevolge art. 1, § IX, van uouv. nesi. 11 Februari 1907 n°. 33 (Stbl. 1907 no. 112). (3) Alinea 4 is aan artikel 31 toegevoegd bij Gouv. besl. 25 Maart '"?) "Xrtikef 32 gewijzigd'bij Gouv. besl. 25 Maart 1903 nc 3 (Stbl. 1903 J. m^MSxTel uUoL besl. 7 April 1906 no. 16 (Stbl. 1906 no. 215). 17 «door de hulponderwijzers en de kweekelingen opgelegd, die daarvan na afloop van den schooltijd mededeeling doen aan het hoofd der school. Art. 37. Leerlingen, die op den duur de school ongeregeld bezoeken en daardoor den goeden gang van het onderwijs storen, of, ongevoelig voor vermaning en straf, een slecht voorbeeld voor hunne medeleerlingen zijn, kunnen op voordracht van het hoofd der school door de schoolcommissie worden verwijderd. § 7. Van de schoolgelden. Art. 38 (1). (1) Op de scholen der le klasse, waar schoolgeld ■wordt geheven, geschiedt dit naar den volgenden maatstaf: «. voor één kind: één ten honderd van het inkomen desgenen, voor wiens rekening het schoolgaat, tot een maximum van ƒ 6 en een minimum van f 1 's maands; b. voor het tweede kind uit hetzelfde gezin: een half ten honderd tot een maximum van ƒ 4 en een minimum van ƒ 0,75 's maands; en c voor elk volgend kind uit hetzelfde gezin: een vierde ten honderd van het sub a bedoelde inkomen tot een maximum van ƒ 2 en een minimum van ƒ 0,50 's maands. (2) De in alinea 1 vastgestelde bedragen worden met een vierde verhoogd voor de scholen van aanzienlijken, bedoeld in alinea 2 van artikel 1, met dien verstande, dat de verhooging voor elk kind minstens f 0.50 bedraagt. (3) Onder inkomen wordt voor ambtenaren het vast traktement, of hetgeen daarvoor in de plaats treedt, verstaan. (4) De schoolcommissie bepaalt, bij het verleenen der in artikel 28 bedoelde vergunning tot toelating, het bedrag van het schoolgeld. Daarbij is zij bevoegd ten behoeve van leerlingen uit de hoogere standen der Inlandsche maatschappij, voor wie de in alinea 1 voorgeschreven minima niet dan wel moeilijk zouden kunnen worden betaald, een lager schoolgeld vast te stellen, mits niet minder dan het vierde gedeelte der bedoelde minima (2). (5) In geval belanghebbenden zich met de vaststelling van het schoolgeld niet kunnen vereenigen, wordt de beslissing ingeroepen van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur. (1) Voor de toepassing van het schoolgeldtarief in dit artikel zie Miss. 'Gouv. Secr. 8 Mei 1900 n». 1241, blz. 23. (2) De laatste zin is aan alinea 4 toegevoegd bij Gouv. besl. 4 Januari 1894 no. 8 (Stbl. 1894 no. 6). VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 2 18 Art. 39 C). (1) Waar aan de scholen der 2de klasse schoolgeld wordt geheven, geschiedt dit volgens één der onderstaande tarieven: Schoolgeld door één persoon per maand te betalen^ Klassen I • van betaling.' , ,. . . ,. eiken leerling één leerling. twee leerlingen. meer Tarief a. le categorie f 0.50' f 0.75 f 0.10 2e „ „ 0.25 „ 0.35 „ 0.08 3e „ „ 0.10 „ 0.15 „ 0.05 Tarief b. le categorie „ 0.75 „ 1.15 „ 0.15 2e „ 0.50 „ 0.75 „ 0.10 (2) Het tarief b wordt met inachtneming van het bepaalde bij alinea 3 toegepast op scholen, die daartoe door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid worden aangewezen. (3) Voor kinderen, die met een bewijs van doorloopen cursus eener desaschool, tot de Gouvernementsschool worden toegelaten, wordt ook op de scholen, waar overigens het. tarief b geldt, het tarief a toegepast. (4) De beide laatste alinea's van het vorige artikel zijn bij de heffing van schoolgeld volgens dit artikel van toepassing. (5) ' Op de scholen, waar het tarief a wordt toegepast, wordt bij onvermogen van belanghebbenden, ter beoordeeling van de schoolcommissiën, geen schoolgeld geheven. (6) Tot de scholen, waar het tarief b wordt toegepast, kunnen kosteloos slechts worden toegelaten kinderen uit de hoogere standen der Inlandsche maatschappij en kinderen als bedoeld in alinea 3 van dit artikel, in beide gevallen als zij naar het oordeel der Inlandsche Schoolcommissie onvermogend zijn. Art. 40 (2). Kinderen van het onderwijzend personeel worden kosteloos toegelaten tot de school waar hun vader werkzaam is. (!) Aldus luidt artikel 39 ingevolge Gouv*. besl. 26 Juni 1911 n°. 38(Stbl 1911 no. 389). Voor de toepassing van het schoolgeldtarief in dat artikel, zie Miss. Dir. O. E. N. 12 December 1907 n°: 23090, blz. 23, en diens circ. 2 Augustus 1911 no. 12613 {Bijbl. no. 7478) blz. 25. p) Voor de toepassing van dit artikel, zie Miss. Dir. O. E. N. 30 December 1907 n°. 24147, blz. 84. 19 wJfl a' a' Het schoolgeld wordt vóór of op den laatsten dag der maand, in welke het onderwijs is genoten aan het hoofd der school afgedragen genoten, 15^^er^fTWijZei ?tOTt/e schoolgelden vóór of op den ±ö van de daarop volgende maand in 's Lands kas Het ^tojT^S^ ^T 18 beVOe^ om ten aanS S niVT 6 Sch0le? m Z1^n ^west, die niet zijn gelegen op plaatsen, waar een landskas is gevestigd, in bijzondere e? vallen te zijner beoordeeling, afwijking lan ^tTTgestfld ZïSnft \0ef\8t^> e? zulks te effecte, dTdf?vei stortmg eerst plaats behoeft te hebben vóór of op den 15°- onderwezen moeten —— - — waar de klasse •§ | worden. j ^ gesplitgt is> gesplitst is. KLASSE I (»). I. o. Zaakonderwijs, verbonden met spreek- en verstandsoefeningen 6XV2 = 3 | 5X72 = 272) b. Leesoefeningen met Latijn- I sche karakters nit het boek 8 7 en van het bord 6 X 7j = 3 6 X 7* = 3 c. Vertellen ±XV2 = 2 8XVi = lV»' II. Kekenen. Getallen 1-20. . Transporteeren | 8 7 (1) Paragraaf I is ingetrokken voor zooveel betreft de scholen der 2e klasse, waar het Makassaarsch en Boegineesch voermiddel bij het onderwijs is (art. 1 van besl. Dir. O E N. 2 Juni 19M no », ook voor zooveel betreft de scholen der 2« klasse waar het Soendaasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel bij het onderwijs is (art. 3 van besl Dir O E N. 30 April 1908 no. 7200, blz. 32) en mede voor zooveel betreft scholen der 2de klasse in de 4de mspectie-afdeeling, waar het Riouw-Maleisch voermiddel bij het onderwijs is (art. 2 van besl. uir. O. E. 24 Februari 1912 no. 3036, blz. 42). (2) Blz. 9. . , ■ («) Aldus worden de rubrieken „Klasse I" gelezen ingevolge besl. Du. O. E. N. 11 November 1905 no. 18920. 29 | > Vakken of deelen van Aantal te besteden uren g "g vakken, die onderwezen moeten i p "2 worden. waar de klasse waar de klasse ^ > niet gesplitst is. gesplitst is. Per transport 8 7 a. Met behulp van ) . ,. ti • mondeling 5X7* = 2Vï) 4XV, — 2 i kleine voorwer- 1 , ,Z ,„f /W2 '2 ^ '2 •4.- [schriftelijk BX1A = 21/«I« 4X72=2 K pen:pitjes,enz. * a/i o »a /« I" o- Uit het hoofd 2 X 72 == 1 ' 2 X V2 = 1 I III. Schrijven van letters en cijfers op de lei 8X7»= 4 6 X V2 = 3 Totaal 18 15" Ö | 5~« I «} S -£ Vakken of deelen van vakken, die onderwezen rg ■§ d S j 3 -g moeten worden. a m a 5 — * g 3 I KLASSE II. | o. Spreek- en verstandsoefeningen g b. Leesoefeningen met Latijnsche en Arabische karakters 8 e c. Dicté met Latijnsche karakters 0 d. Taaloefeningen I g II. a. Kekenen. Getallen van 20-100 - met behulp ] '*H van het telraam | g §""§ ö. Kekenen uit het hoofd (20-100) j m 3 III. Schrijven met Latijnsche karakters op de lei Eg (schoonschrift) 3 ~| :S, TV. Teekenen op de lei. De onderwijzer teekent op het "§o bord voor 1 fl & s Totaal 18 .SP* o rH KLASSE III. § g I. a. Spreek- en verstandsoefeningen i £ S b. Leesoefeningen met Latijnsche en Arabische karakters 12 -2 c. Dicté met Latijnsche en Arabische karakters... d. Taaloefeningen J 'S e a, Transporteeren 12 ^ 30 * 3 3 g | ■§ 1 £ Vakken of deelen van vakken, die onderwezen -g ■§ g' "|' g S 5 moeten worden. g | S & . >• _"*"_~~~~""""eb a Per transport 12 ^jg II. a. Eekenen. Getallen van 100-1000 en hooger .. | ^ § &. Rekenen uit het hoofd. (100-1000) 7 ■Sgjf c. Getalleer (schrijven en verklaren van getallen)... ) .g^-g III. Schrijven met Latijnsche en Arabische karakters | ® ° op de lei (schoonschrift) 3 ° > § IV. Aardrijkskunde. Platte grond der school, woonplaats ° fl» tot en met de afdeeling 2 o * § V. Teekenen op de lei. De onderwijzer teekent op het g cg © bord voor ^ -2 ® VI. .Zingen op Europeesche of Inlandsche wijze 1 ffl Totaal 27 g Sc . Toelichting van het besl. Dir. O. E. N. 2 April 1895 n°. 2625 0), waarbij het leerplan voor scholen der 2e klasse is vastgesteld. Circ. Dir. O. E. N. 2 April 1895 n°. 2625 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs. Ik heb de eer UEGr. een afdruk aan te bieden van mijn besluit van heden nummer dezer, waarbij in eenigszms gewijzigde bewoordingen het leerplan van openbare lagere Inlandsche scholen der 2e klasse is vastgesteld. De beschikking strekt tevens ter opheffing van een reeds voorgekomen misverstand, als zoude artikel 2 van het dezerzijdsch besluit van 21 Aprü 1894 n°. 3603 de strekking hebben gehad om de bevoegdheid te beperken, welke aan inspecteerende ambtenaren is verleend tot uitbreiding van het onderwijs aan gemelde scholen. ., , . . n %^L;Li, Wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt dan kunnen de nieuwe leervakken bezwaarlijk in hun geheelen omvang onderwezen worden binnen de uren, die voor de 2e en ó klasse der scholen zijn uitgetrokken; daardoor zou schade (i) Blz. 27. 31 worden toegebracht aan het onderricht in de verplichte vakken' en bovendien zullen ook niet alle leerlingen voor het uitgebreid onderwijs in aanmerking komen. Regel zal dus zijn dat bi] uitbreiding van het aantal leervakken tevens eene nieuwe (4e) klasse aan de school wordt toegevoegd C), welker leeiplan zal moeten overeenkomen met het bepaalde voor dezelfde klasse aan scholen der le klasse. Loopt het uitgebreid onderwijs over aardrijkskunde en teekenen, dan vervalt van zelve ook de uitsluiting van het aanvangsonderricht in die vakken m de 2e en 3e klasse en kan het leerplan der scholen le klasse in dat opzicht geheel gevolgd worden. Ik mag niet nalaten hier nog Uwe bijzondere zorg teverzoeken om te waken tegen elke niet bepaald gemotiveerde uitbreiding van het onderwijs aan scholen der 2e klasse, opdat de vroeger ondervonden nadeelen van overlading der leerstof met opnieuw van nadeeligen invloed op het gehalte 'van het onderwijs en op het schoolbezoek zullen blijken te zijn. Gaarne wenschte ik dan ook als regel te zien betracht, dat van Uwe bovenbedoelde bevoegdheid geen gebruik worde gemaakt, dan nadat uit eene persoonlijke inspectie gebleken zij dat het gehalte der leerlingen en de toestand van het onderwijs gelegenheid geven om met succes tot uitbreiding van het onderwijs over te gaan. Alleen in dringende gevallen en bij genoegzame bekendheid met de resultaten van het onderwijs zou voor sommige scholen, met afwijking van dien regel, zonder voorafgaand bezoek de gevraagde vergunning kiynnen worden verleend, doch altijd onder voorbehoud van intrekking, als eene latere inspectie daartoe aanleiding mocht geven. ö De Wd. Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. VAN DER WIJCK. (l) Zie al 2 van art. 22 van het Inl. schoolregl. in Stbl. 1893 n». m zooals dat artikel is gewijzigd laatstelijk bij art. 1, § VI, van Gouv besl 19 Juni 1911 no. 19 (stbl. 1911 no. 376), blz. 14. 32 «'Vz* LEERPLAN VOOR SCHOLEN DER 2DE KLASSE MET 4 KLASSEN, WAAR HET SOENDAASCH, JAVAANSCH OF MADOEREESCH VOERMIDDEL IS. Besl. Dir. O. E. N. 30 April 1908 n°. 7200. Ten eerste: enz. Ten derde: Voor zooveel betreft de openbare lagere Inlandsche scholen der 2°e klasse waar het Soendaasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel bi] het onderwijs. is, in te trekken § I van het dezerzijdsch besluit van 2 April n° 2625 O en vast te stellen het aan dit besluit gehechte leerplan voor de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse waar het Soendaasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel bii het onderwijs is, ' , . . . met bepaling, dat op zoodanige scholen met een driejarigen leertijd het leerplan voor de lste, 2de en 3de klasse der vierklassige school wordt gevolgd. Ten vierde: enz. Aantal te 1 c % Vakken of deelen van vakken, die onderwezen besteden 8 g £ moeten worden. uren per ij; jjjj week. KLASSE I. I. Landstaal: (3) a. Zaak-onderwijs, verbonden met spreek- en verstandsoefeningen 6. Leesoefeningen met Javaansche karakters van b/4 het bord en uit het boek c. Vertellen II. Eekenen (getallen van 1-20): • met behulp van alle moge- 1 mondeling j lijke aanschouwingsmiddelen I schriftelijk ) 1 van letters I g in. Schrijven op de lei } van cyfera I IV. Teekenen als onderdeel van het zaakonderwjjs l'/s Totaal 18 uur' (2) op'de scholen waar het Soendaasch het voermiddel is wordt begonnen met het aanleeren der landstaal met LaWnsche karakters. 33 o Aantal te | ö| Vakken of deelen van vakken, die onderwezen besteden | > -g moeten worden. uren per ^ week. KLASSE II. (') I. Landstaal: a. Zaakonderwijs, verbonden met spreek- en verstandsoefeningen b. Leesoefeningen met: 1. Javaansche karakters tot Mauloed 12 (2) 2. Javaansche en Latijnsche karakters na Mauloed. c. Dicté met Javaansche en Latijnsche karakters.. d. Taaloefeningen (mondeling en schriftelijk) II. Rekenen: (getallen van 1—100): a. Mondeling rekenen met behulp van aanschouwings- I middelen (getalleer) b. Rekenen uit het hoofd j 9 ^ c. Schriftelijk rekenen J C) III. Schrijven op de lei: et. Tot Mauloed met Javaansche karakters |. 6. Na Mauloed met Javaansche en Latijnsche ka- I 3*/, rakters IV. Teekenen op de lei 2V4 Totaal 27 uur. KLASSE III. X. Landstaal: a. Spreek- en verstandsoefeningen , b. Leesoefeningen met Javaansche en Latijnsche karakters . n c. Dicté met Javaansche en Latijnsche karakters.. d. Taaloefeningen (mondeling en schriftelijk) Transporteeren 9 uur. \v up scnoien waar net boendaasch het voermiddel is, wordt van het begin van het schooljaar af bij het leesonderwijs van Javaansche en Latijnsche karakters gebruik gemaakt. (2) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag wordt dit getal 11%. (3) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag wordt dit getal 8%. (*) Op scholen waar het Soendaasch het voermiddel Is, wordt van het begin van het schooljaar af bij het schrijfonderwijs van Javaansche en Latijnsche karakters gebruik gemaakt. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 3 34 n . Aantal te> S a g Vakken of deelen van vakken, die onderwezen bestedén a > ^ moeten worden. uren per ë a , week. Per transport 9 uur. II. Eekenen: getallen van 100—1000, zooveel mogelijk met aanschouwingsmiddelen Meten en wegen, ook met Inlandsche maten en gewichten 7iy2 Breuken met kleine noemers o. Mondeling b. Eekenen uit het hoofd c. Schriftelijk. III. Schrijven met Javaansche en Latijnsche karakters op papier 3 (J) IV. Aardrijkskunde: plattegrond der school; woonplaats tot en met de afdeeling 17* V. Teekenen op de lei 17* VT. Maleisch uitsluitend met Latijnsche karakters: a. Spreek- en verstandsoefeningen | b. Leesoefeningen [ 4 Vu i1) c. Taaloefeningen ) / Totaal 27 uur. KLASSE IV. I. Landstaal: a. Spreek- en verstandsoefeningen b. Leesoefeningen met Javaansche en Latijnsche karakters 9»/4 (*> c. Dicté met idem d. Taaloefeningen: opstellen en brieven II. Eekenen: getallen boven 1000; decimale breuken; , voortzetting gewone breuken; oppervlakte- en inhoudsmaten a. Mondeling b. Kekenen uit het hoofd c. Schriftelijk rekenen Transporteeren 17 74 uur. (1) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag worden deze getallen resp. 2% en 3%. (2) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag wordt dit getal 9. 35 <3 ^ • Aantal te I c g Vakken of deelen van vakken, die onderwezen besteden 1 *■ -g moeten worden. uren per ^ week. Per transport 17 V* uur. III. Schrijven met Javaansche en Latijnsche karakters op papier IVj (*) IV. Aardrijkskunde: het gewest en een overzicht van Java 2y4 V. Teekenen op de lei iy2 VI. Maleisch, uitsluitend met Latijnsche karakters | a. Spreek- en verstandsoefeningen ö. Taaloefeningen f c. Leesoefeningen j Totaal 27 uur. LEERPLAN VOOR SCHOLEN DER 2DE KLASSE, WAAR HET SOENDAASCH, JAVAANSCH OF MADOEREESCH VOERMIDDEL IS EN WAARAAN EEN 5DE KLASSE IS TOEGEVOEGD. Besl. Dir. O. E. 1 October 1914 n°. 19507. Gelezen enz.; Gelet op artikel 7, alinea 1, van het „Reglement voor de openbare lagere Inlandsche scholen" in Staatsblad 1893 n°. 128 (2); HEEFT BESLOTEN: Te bepalen, dat het bij artikel 3 van het dezerzijdseh besluit van 30 April 1908 n°. 7200 (8) vastgestelde leerplan voor de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse, waar het Soendaasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel bij het onderwijs is, voor de scholen dier categorie, waaraan een 5de klasse is toegevoegd, o. wordt aangevuld met het aan dit besluit gehecht leerplan voor die 5de klasse; C1) Voor scholen, met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag wordt dit getal %. (2) Blz. 10. (3) Blz. 32. 36 b. wordt gewijzigd in dien zin, dat de punten III en VI van de verdeeling der leerstof voor Klasse IV respectievelijk worden gelezen als volgt: III. Schrijven met Javaansche, Latijnsche en Arabische karakters op papier, voor elk 1 les t 2V4 VI. Maleisch met Latijnsche en Arabische karakters: a. Spreek- en verstandsoefeningen ^ b. Taaloefeningen c. Leesoefeningen (voor lezen met Arabische karakters 1 les). Afschrift enz. Leerplan voor de 5de klasse der Openbare Lagere Inlandsche scholen der 2?e klasse waar het Soendaasch, Javaansch of Madoereesch voermiddel bij het onderwijs is. u n Aantal te § e Vakken of deelen van vakken, die onderwezen besteden a * tf moeten worden. uren per ►3 j§ week. KLASSE V. I. Landstaal. • a. Leesoefeningen met Javaansche en Latijnsche karakters gS; b. Dicté met idem c. Stijloefeningen, opstellen en brieven d. Hoofdpunten der grammatica II. Eekenen: Voortzetting van de behandeling der decimale breuken; cijferen, ook met gewone breuken; interestrekening zooals in de Javaansche maatschappij in gebruik en voor haar van belang; vraagstukken van rekenkundigen aard met betrekking tot het 6 ^ ^ maatschappelijk en economisch leven op Java; herleiding van Inlandsche maten en gewichten tot die van het metriekstelsel, berekening van oppervlakten en inhouden (rechthoek, driehoek, parallelogram, trapezium, cirkel, kubus, prisma en cylinder _ Transnorteeren 137a uur. (i) a. Mondeling. 6. Rekenen uit het hoold c. Schriftelijk rekenen elk 3 lessen. 37 ' Aantal te Sa 5 Vakken of deelen van vakken, die onderwezen besteden g > -g moeten worden. uren per ^ 1=1 week. Per transport 13 72uur. III. Schrijven, op papier met: > a. Arabische karakters, 2 lessen b. Latijnsche karakters, 2 lessen 3 (J) Loopend schrift, brieven, adressen, telegrammen, rekeningen, quitanties, tarieven, tabellen IV. Aardrijkskunde: Java en een overzicht van Nederlandsch-Indië; bij dat overzicht Sumatra wat meer in bijzonderheden; verkeersmiddelen; toegangswegen tot het binnenland; voortbrengselen; handel en nijverheid; bevolking; algemeen en gewestelijk bestuur 3 (3) V. Teekenen op de lei en op papier, volgens de richting in Biegman's „Kitab Gambar"; voor- en zijaanzichten op schaal iy2 VI. Maleisch, met Arabische en Latijnsche karakters. Lezen; spreken; vertellen; hoofdpunten der grammatica; vertalen van de landstaal in het Maleisch en omgekeerd 3 VIL Natuurkennis: Bespreking van planten en dieren uit de omgeving, in de eerste plaats cultuurplanten en huisdieren. Eenig begrip van de levensverrichtingen van planten en dieren Beschouwing van het menscheüjk lichaam; in ver- g band daarmede het aanbrengen van de eerste begrippen van hygiëne Bespreking der dagelijks waarneembare verschijnselen in de natuur, zooals verdamping, koken, wolkenvorming, regen, dauw, wind, warmte en koude Totaal 27 uur. t1) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag wordt dit getal 2% en het schrijven met Latijnsche karakters met 1 les verminderd. (2) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag wordt dit getal 2%. 38 LEERPLAN VOOR SCHOLEN DER 2"E KLASSE, WAAR HET MAKASSAARSCH EN DOEGINEESCH VOERMIDDEL IS. Besl. Dir. O. E. N. 28 Juli 1910 n°. 13509. Gelezen enz.; Gelet op artikel 4 van Staatsblad 1893 n°. 125, zooals dat artikel luidt ingevolge Staatsblad 1905 n°. 485 0), op artikel 5 van het Inlandsch Schoolreglement in Staatsblad 1893 n°. 128, zooals dat artikel luidt ingevolge § II van Staatsblad 1906 n°. 200 f) en op artikel 7 van voormeld Schoolreglement (s); HEEFT BESLOTEN: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van het leerplan voor de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse, waar het Makassaarsch en Boegineesch voermiddel bij het onderwijs is, vastgesteld bij artikel 1 van het dezerzijdsch besluit van 2 Juni 1906 n°. 9588, vast te stellen het volgende leerplan voor die scholen. Ten tweede: Te bepalen, dat artikel 1 van dit besluit in werking treedt met het begin van het schooljaar 1910/1911. Afschrift enz. (1) Blz. 2. (2) Blz. 9. (3) Blz. 10. 39 Leerplan voor de openbare Inlandsche lagere scholen der Sfl* klasse, waar het Makassaarsch en Boegineesch voermiddel bij het onderwijs is. Aantal te § besteden uren > ■*£ - j £ jj| Vakken of deelen van vakken, die onder- 0 .g 0 © .s 9 +3 wezen mooten worden. "° S "S "° ö tg ca ters van het bord en uit het hoofd c. Vertellen II. Kekenen (getallen 1—20). a. Mondeling met behulp van aanschouwings- p=*X'"-. middelen 5 6 6. Schriftelijk c. Hoofdrekenen III. Schrijven op de lei. a. Van geleerde lettere en cijfers 3 4 ö. Afschrijven van geleerde lesjes XV. Teekenen (het nateekenen op de lei van weinig ingewikkelde figuren ter oefening van oog en hand) 1 1 Totaal 15 18 40 c3 tj . Aantal S a g Vakken of deelen van vakken, die onderwezen te beste(jen! 3 > moeten worden. KLASSE H. (Het voermiddel is uitsluitend de landstaal, behalve bij de Maleische spreek- en leesoefeningen). i. Landstaal en Maleisch. a. Zaakonderwijs verbonden met spreek- en verstandsoefeningen : 1. til de landstaal 2. in het Maleisch • U b. Leesoefeningen: .' 1. in de landstaal met eigen karakters 2. in de Maleische taal met Latijnsche karakters c. Dictee met eigen karakters in de landstaal d. Taaloefeningen in de landstaal II. Eekenen (getallen van 1 tot 100). a. Mondeling I g b. Schriftelijk rekenen c. Kekenen uit het hoofd ) III. Schrijven op de lei: a. Met de eigen karakters der landstaal I g b. Met Latijnsche karakters van geleerde letters en gelezen lesjes ) TV. Teekenen op de lei: De onderwijzer teekent op het bord 2 Totaal 27 KLASSE IH. (Het voermiddel is uitsluitend het Maleisch, behalve bij het onderwijs in de landstaal). I. Landstaal en Maleisch. o. Zaakonderwijs, verbonden met spreek- en verstandsoefeningen in de Maleische taal b. Leesoefeningen: 1. in de landstaal met eigen karakters 12 2. in de Maleische taal met Latijnsche karakters. c. Dictée in de Maleische taal met Latijnsche karakters d. Taaloefeningen: 1. in de landstaal 2. in de Maleische taal Transporteeren 12 41 co Aantal 9 e g Vakken of deelen van vakken, die onderwezen g * ^ , . te besteden 3 > ±* moeten worden. £ Ja urenPer transport 12 II. Kekenen (getallen van 100—1000 en hooger en breuken met kleine noemers). a. Mondeling rekenen met behulp van aanschouwingsmiddelen; behandeling van de korte bewerkingen der hoofdbewerkingen der rekenkunde met geheele getallen; aanbrengen van het begrip van breuken met behulp van aanschouwings- r, middelen als: touwtjes, draden, papiertjes en daarna ook met lijnen b. Schriftelijk rekenen: 1. cijferen 2. beredeneerd oplossen van rekenkundige vraagstukken c. Hoofdrekenen III. Schrijven. a. Schoonschrijven op papier: 1. met de eigen karakters der landstaal 2. met Latijnsche karakters b. Afschrijven van gelezen lesjes met Latijnsche karakters IV. Teekenen op de lei naar voorbeelden op het bord.. 2 V. Aardrijkskunde: platte grond der school, omgeving, woonplaats, afdeeling 2 Totaal 27 KLASSE IV. (Voermiddel als in klasse III). I. Landstaal en Maleisch. a. Leesoefeningen: 1. in de landstaal met eigen karakters 2. in de Maleische taal met Latijnsche en Arabische karakters ^ o. Dictée in de Maleische taal met Latijnsche karakters c. Kleine opstellen in de landstaal d. Taaloefeningen en kleine opstellen in de Maleische taal Transporteeren 12 42 Ég jj . Aantal | ö| Vakken of deelen van vakken, die onderwezen tQbeBteden | * moeten worden. n * ; : Per transport 12 II. Eekenen: gewone en tiendeelige breuken. a. Schriftelijk: 1. cijferen 2. beredeneerd oplossen van rekenkundige vraagstukken 6. Hoofdrekenen c. Theorie: verklaring der hoofdbewerkingen met geheele getallen, gewone en tiendeelige breuken. Ui. Schoonschrijven op papier: a. Met Latijnsche karakters 3 b. met Arabische karakters ) IV. Teekenen op de lei en op papier V. Aardrijkskunde: afdeeling, gewest, eiland Celebes en omgeving; overzicht van den O. I. Archipel 3 Totaal 27 LEERPLAN VOOR SCHOLEN DER 2DE KLASSE IN DE 4DE INSPECTIEAFDEELING, WAAR HET RIOUW-MALEISCH VOERMIDDEL IS. Besl. Dir. O. E. 24 Februari 1912 n°. 3036 (Bijbl n°. 7668). Herlezen enz.; Gelet op artikel 7, alinea 1, van het Reglement voor de openbare lagere Inlandsche scholen (Staatsblad 1893 n°. 128) (l); HEEFT BESLOTEN: Ten eerste: enz. Ten tweede: Voor zooveel betreft de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse in de 4de inspectie-af deeling, waar het Riouw-Maleisch voermiddel bij het onderwijs is, buiten werking te stellen § I van het dezerzijdsch besluit van 2 April 1895 n°. 2625 (2) en vast te stellen het aan dit besluit (1) Blz. 10. (2) „ 27- 43 gehechte Leerplan voor de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse in de 4de inspectie-afdeeling, waar het RiouwMaleisch voermiddel bij het onderwijs is. Ten derde: enz. Leerplan voor de Openbare Lagere Inlandsche scholen der 2de klasse in de 4de inspectie-afdeeling, waar het RiouwMaleisch voermiddel bij het onderwijs is. | Vakken of deelen van' Aantal te besteden uren per week. a « > vakken, die onderwezen i jg 1 moeten worden. Waar de klasse Waar de Masse ^ niet gesplitst is. gesplitst is. KLASSE L I. Maleisch. a. Zaakonderwijs, verbonden met spreek- en verstandsoefeningen 4 X SA = 4 X Vs = 2 o. Lezen met Lat-ijnsch karakter van het bord en uit het boek 6 X 3A = 4% 6 X 3I* = 4y2 c. VerteUen 1 x 3A = 3/4 1 X V» = Vs II. Rekenen: getallen van 1-20. a. Met behulp van aanschouwingsmiddelen : pitjes, steentjes e.d.g.: mondeling 3 X = 2'/4 3 X 3A = 21/4 schriftelijk 2 X 3A = l1/» 2 X Vï = 1 b. Uit het hoofd 2 X 3A = l'/s 2 X 'i = 1 III. Schrijven van letters, cij¬ fers en lesjes op de lei. 4 X 3A == 3 2X3/4-r-2X1A=21/2 IV. Teekenen als onderdeel van het zaakonderwijs. 2 X SA = l1/* IX'A+lXV^lVi Totaal 18 15 44 u . Aantal I ö S Vakken of deelen van vakken, die onderwezen te besteden S S +3 moeten worden. uren per >zj week. KLASSE II. L Maleisch. a. Lezen met Latijnsche en eigen karakters b. Zaakonderwijs, verbonden met spreek- en verstandsoefeningen 12 O c. Dicté in Latjjnsch en Arabisch karakter d. Taaloefeningen e. Vertellen II. Eekenen: getallen van 1—100. a. Mondeling met behulp van aanschouwingsmiddelen 9 O b. Rekenen uit het hoofd c. Schriftelijk rekenen (cijferen) III. Schrijven op de lei met Latijnsche karakters 3s/4 IV. Teekenen op de lei 2 /4 Totaal 27 KLASSE III. £ Maleisch. a. Lezen met Latijnsche en eigen karakters b. Spreek- en verstandsoefeningen 12 O c. Dicté met Latijnsche en eigen karakters d. Taaloefeningen (mondeling en schriftelijk) II. Eekenen: getallen van 100-1000; meten en wegen, ook met Inlandsche maten en gewichten; breuken met kleine noemers. a. Mondeling, zooveel mogelijk met aanschouwingsmiddelen b. Rekenen uit het hoofd 8y4 (*) e. Schriftelijk d. Cijferen Transporteeren 20 y4 (1) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag worden deze getallen resp. 11%, 8% en 11%. (2) voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag wordt dit getal 7%. 45 m Aantal | a 2 Vakken of deelen van vakken, die onderwezen te besteden | > -g moeten worden. uren per ^ ^ , week. Per transport 20y4 III. Schrijven op papier met Latijnsche en eigen karak¬ ters 3 IV. Aardrijkskunde: plattegrond van de school; de woon¬ plaats tot en met de afdeeling; het aanbrengen van de eerste aardrijkskundige begrippen iy2 V. Teekenen op de lei 2y4 Totaal 27 KLASSE IV. I. Maleisch. > a. Lezen met Latijnsche en eigen karakters ö. Dicté met Latijnsche en eigen karakters f A c. Taaloefeningen: steloefeningen ] II. Rekenen: getallen boven 1000; gewone en tiendeelige breuken; metriek stelsel; Inlandsche maten en gewichten. a. Mondeling \ b. Rekenen uit het hoofd c. Schriftelijk 'Va d. Cijferen I III. Schrijven op papier met Latijnsche en eigen karak¬ ters. 3% IV. Aardrijkskunde: het gewest van inwoning en om¬ liggende gewesten 2y4 V. Teekenen op de lei, zooveel mogelijk naar voorwerpen uit de omgeving 2y4 (*) VI. Natuurkennis: planten en dieren uit de omgeving.. s/4 Totaal 27 Indien aan de scholen een 5de klasse verbonden is, is het Leerplan voor die klasse het volgende: KLASSE V. I. Maleisch. os. Lezen met Latijnsche en eigen karakters i b. Dicté met Latijnsche en eigen karakters I 93/4 (*) c. Taaloefeningen: opstellen en brieven ) Transporteeren 9'/. t1) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag worden deze getallen resp. 3,1% en 9. 46 I Aantal S a > Vakken of deelen van vakken, die onderwezen te besteden S 2 ^ moeten worden. uren per g S week. I Per transport 9V« n. Eekenen: gewone en tiendeelige breuken; samenvatting van het metriek stelsel; rekenen uit het hoofd; schriftelijk rekenen en cijferen; eenvoudigste kenmerken van deelbaarheid; grootste gemeene deeler; kleinste gemeene veelvoud; oppervlakte van rechthoek, driehoek, parallelogram, trapezium en cirkel; behandeling van het prisma en den cylinder 8/4() III. Schrijven op papier met Latijnsche en eigen karakters 3 IY. Aardrijkskunde van Nederlandsch-Tndie 2y4 V. Teekenen op de lei, zooveel mogelijk naar voorwerpen uit de omgeving 21A VI. Natuurkennis: planten en dieren uit de omgeving; eenvoudige behandeling van het menschenjk lichaam Totaal 27 OPMERKINGEN. t In streken, waar wel het Riouw-Maleisch voermiddel bij het onderwijs maar toch de landstaal gedeeltelijk voor het onderwijs bruikbaar is, kunnen, op aanwijzing vaü den betrokken inspecteerenden ambtenaar, de vakken, genoemd sub I en II in de lste, 2de en 3de klasse, gedeeltelijk in de landstaal onderwezen worden. 2. Op scholen met 4 klassen worden de uren voor elk der vakken sub I, KI, IV en V in de 4de klasse met % uur verminderd. Van de vrijkomende uren wordt % uur toegevoegd aan het vak natuurkennis voor een eenvoudige behandeling van het menschelljk lichaam, en VA uur aan het vak rekenen voor een meer volledige behandeling van de breuken en voor de berekening van de oppervlakte van rechthoek, driehoek, parallelogram,en trapezium. (i) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag wordt dit getal 7%. 47 LEERPLAN VOOR SCHOLEN DER 2DE KLASSE, WAAR HET RATAKSCH VOERMIDDEL IS. Besl. Dir. O. E. N. 8 Juni 1912 n°. 8966 (Bijbl. n°. 7643). Gelezen enz.; HEEFT BESLOTEN: Voor zooveel betreft de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse, waar het Mandailingsch voermiddel bij het onderwijs is, in te trekken § I van het dezerzijdsch besluit van 2 April 1895 n°. 2625 f) en vast te stellen het aan dit besluit gehechte Leerplan voor de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse, waar het Bataksch voermiddel bij het onderwijs is. Leerplan voor de openbare lagere Inlandsche scholen der ^ klasse in het Bataksch taalgebied. «j M Vakken of deelen van Aantal te besteden uren per week. S rt g g g ' vakken, die onderwezen — B 1 moeten worden. Waar de Masse Waar ^ klasse niet gesplitst is. gesplitst is. KLASSE I. (De voertaal is het Bataksch).I. Bataksch. o. Zaakonderwijs, verbonden met spreek- en verstandsoefenmgen... 4 X 3A = 3 4 X Va = 2 o. Lezen met Latjjnsch karakter van het bord en uit het boek 6 X 3A = 4y3 6 X 8A = 4V> c. Vertellen 1 X 3A = 3A 1 X Va = Va II. Bekenen: getallen van 1-20. a. Met behulp van aanschouwingsmiddelen : pitjes, steentjes, e.d.g. mondeling 2 X SA = IVa 2 X 3A = lVa schriftelijk 2 X BA = IVa 2 X Va = 1 Transporteeren... I IV/t gy, W Blz. 27. 48 Ö } Vakken of deelen van Aantal te besteden uren per week. I | 1 vakken> die onderwezen Waar de klasse I Waar de klasse jg ■§ moeten worden. nSet gesplitst is. [ gesplitst is. Per transport 111U 9Va b. Uit het hoofd 2 X 3A = 17a 2 X Va = 1 III. Schrijven van letters, cijfers en lesjes op de lei. 5 X *U = 33A 3X'A+2X1A=31A rv. Teekenen als onderdeel van het zaakonderwijs....'. 2 X 3A = l1/* 1X3A+1XV2=1V4 Totaal 18 15 | fl"g Vakken of deelen van vakken, die Aantal te besteden i 2 ^ onderwezen moeten worden. uren per week. A KLASSE II. (De voertaal is het Bataksch, behoudens dat het zaakonderwijs dienstbaar wordt gemaakt aan het leeren van het Maleisch). I. Bataksch. a. Lezen met Latijnsche en eigen karakters 6X3A = 4V2 b. Zaakonderwijs, verbonden met spreek- en verstandsoefeningen 4 X SA = 3 O 10Va() c. Dicté in Latijnsche en eigen karakters. 3 X 3A = 21A d. Vertellen 1X8A= 3A II. Rekenen: getallen van 1-100. a. Mondeling met behulp van aanschouwingsmiddelen 5 X 3A — 33A I b. Rekenen uit het hoofd 3X3A = 2y4 ^ 9»/4() c. Schriftelijk rekenen (cijferen) 5XsA = 33/4(1)j m. Schrijven o > ("e lei 6X3A = 4/2 IV. Teekenen op de lei, 3 X SA = 21A Totaal 27 • (i) voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag worden deze getallen 2%, 9%, 3 en 9. 49 CD ^4 a ö g Vakken of deelen Tan vakken, die Aantal te besteden S > *a onderwezen moeten worden. uren per week. KLASSE III. (De voertaal is het Bataksch, behalve bij het onderwijs in het Maleisch en het rekenen uit het hoofd). I. Bataksch. ■a. Lezen met Latijnsche en eigen karakters 4X74 1 b. Dicté met Latijnsche en eigen karakters 2X74 c. Taaloefeningen 1 X 74 I II. Maleisch. a. Lezen met Latijnsch karakter 6 X 74 = 4Vat1) | b. Spreek- en verstandsoefeningen 2 X 74 | 71/ (1\ c. Dicté met Latijnsch karakter 1X 74 d. Taaloefening met Latijnsch karakter. 1 X 74 III. Eekenen: getallen van 100—1000; meten en wegen, ook met Inlandsche maten en gewichten; breuken met kleine noemers. a. Mondeling, zooveel mogelijk met aanschouwingsmiddelen 3 X 74 ) bi Eekenen uit het hoofd (in het Maleisch) 2 X 'A I c. Schriftelijk 3X74 ™* d. Cijferen 2 X 74 1 TV. Schrijven op papier met Latijnsche' en eigen karakters 4 X 74 = 3 Y. Aardrijkskunde:. platte grond van de school; de woonplaats tot en met de afdeeling; het aanbrengen van de eerste aardrijkskundige begrippen 2X74= iy2 VI. Teekenen op de lei 3X74= 21/4(1) Totaal 27 (!) Voor scholen met een schooltijd van V& uur op Vrijdag worden deze getallen 3%, 6% en 1%. VOOESCHEIFTEN INL. ONDERWIJS. 50 1 c Vakken of deelen van vakken, die j Aantal te besteden S > ^ onderwezen moeten worden. uren per week. I KLASSE IV. (De voertaal is het Maleisch, bebalve bij het onderwijs in het Bataksch en in de Aardrijkskunde). I. Bataksch. a. Lezen mei Latijnsche en eigen karakters 2X3A | 6. Dicté met Latijnsche en eigen karak- ters 1X A c. Taal- en stijloefeningen IX'/i 1 II. Maleisch. o. Lezen met Latijnsche en Arabische karakters 8 X 3A | 6. Dicté met Latijnsche karakters 1 X % 87* c. Taal- en stijloefeningen 2 X 3A J III. Rekenen: getallen boven 1000; gewone en tiendeelige breuken; metriek stelsel; Inlandsche maten en gewichten. a. Mondeling 3 X *A b. Rekenen uit het hoofd 2XSA 71, (l, c. Schriftelijk 3X3A M d. Cijferen ■ 2 X 3A = l'M1)) IV. Schrijven op papier met Latijnsche, Ba- taksche en Arabische karakters 5X3/4= 3*A V. Aardrijkskunde: het gewest van inwo¬ ning en omliggende gewesten (in het Bataksch) 3XSA = 2V4(1> VI. Teekenen op de lei; zooveel mogelijk naar voorwerpen uit de omgeving... 2X3A = l1/» VII. Natuurkennis: planten en dieren uit de omgeving 1X'/i= A Totaal 27 Indien aan de scholen een 5de klasse verbonden is, is het leerplan van die klasse het volgende: (i) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag worden deze getallen %, 6% en VA. 51 2 pM Sb* Vakken of deelen van vakken, die Aantal te besteden g > -ts onderwezen moeten worden. uren per week. * * [ KLASSE V. (De voertaal is het Maleisch, behalve bij het onderwijs in het Bataksch). I.' Bataksch. a. Lezen met Latijnsche en eigen karakters 2X8/4 1 6. Taaloefeningen; opstellen en brieven. 1 X'/( I 2'A II. Maleisch. a. Lezen met Latijnsche en Arabische karakters 6 X 3/4 | b. Dicté met Latijnsche en Arabische karakters 1 X 3A \ ^* c. Taaloefeningen; opstellen en brieven. 3 X 3A I III. Rekenen: gewone en tiendeelige breuken; samenvatting van het metriek stelsel; rekenen uit het hoofd; schriftelijk rekenen en cijferen; eenvoudigste kenmerken van deelbaarheid; grootste gemeene deeler; kleinste gemeene veelvoud ; oppervlakte van rechthoek, driehoek, parallelogram, trapezium en cirkel; behandeling van het prisma en den cylinder. a. Mondeling 4 X 3A 1 b. Rekenen uit het hoofd 2X3A = 1'/!(1) c. Schriftelijk 4X3A f^AC) d. Cijferen 1 X 3A IV. Schrijven op papier met Latijnsche en Arabische karakters. 4X3A= 3 V. Aardrijkskunde van Nederlandsch-Indië. 3X3A= 2>/4 VI. Teekenen op de lei, zooveel mogelijk naar voorwerpen uit de omgeving 3X3A= 21/4(1) Vil. Natuurkennis: planten 'en dieren uit de omgeving; eenvoudige behandeling van het menschehjk lichaam 2 X 3A == 1V2 Totaal 27 (i) Voor scholen met een schooltijd van 3% uur op Vrijdag worden deze getallen %, 7% en VA. 52 OPMERKING. Op scholen met 4 klassen worden de uren voor elk der vakken sub I II IV VI in de 4de klasse met % uur verminderd. Van de vrijkomende uren wordt % uur toegevoegd aan het vak natuurkennis voor een eenvoudige behandeling van het menscheli]k lichaam en VA uur aan het vak rekenen, voor eene meer volledige behandeling van de breuken en voor de berekening van de oppervlakte van rechthoek, driehoek, parallelogram en trapezium. INNING VAN ACHTERSTALLIGE SCHOOLGELDEN. Circ. Dir. O. E. N. 21 Juli 1882 n°. 10008 aan de plaatselijke Schoolcommissiën. Ik acht het niet overbodig onder de aandacht Uwer Commissie te brengen, dat vorderingen ter zake van verschuldigde schoolgelden tegen hen op, wie het burgerlijk wetboek van toepasiing is, ingevolge artikel 1975 van dat wetboek na vijf jaren en tegen Inlanders, overeenkomstig artikel 6 van Staatsblad 1832 n°. 41, na twee jaren verjaren. In verband daarmede heb ik de eer Uwer Commissie te verzoeken er nauwkeurig op te willen letten dat de schoolgelden geregeld worden betaald en dat een einde, gemaakt worde aan den bestaanden achterstand, die bij sommige scholen een te grooten omvang heeft verkregen. . Ten aanzien van die schulden, wier betakng noch op minnelijke wijze, noch door korting op de inkomsten uit s Lands kas kan worden verkregen, terwijl de weg van rechten wegens onvermogen van den debiteur, dan wel wegens verjaring genaard met onwü tot betalen, geen kans. van slagen aanbiedt, verzoek ik Uwer Commissie het noodige aan het üoold van gewestelijk bestuur voor te stellen, opdat zulke vorderingen Sn den voet der bepalingen, opgenomen m Staatsblad 187b n°. 169, uit de rekeningen der betrokken comptabelen kunnen worden afgeschreven.. : De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, •: - STORTENBEKER. 53 WIJZE VAN HANDELEN INGEVAL AANGEVRAAGDE EN TOEGESTANE SCHOOLARTIKELEN NIET ONTVANGEN ZIJN. Circ. Dir. O. E. N. 25 Augustus 1884 n°. 10801 aan de Eur. en Inl. Schoolcommissiën in Nederlandsch-Indië. Meermalen worden aanvragen van verstrekte leermiddelen en andere artikelen ten behoeve der scholen bij mijn departement terugontvangen, met de eenvoudige aanteekening, dat eenig werk of ander artikel niet is ontvangen, zonder eenige toelichting of het pakket, waarin de leermiddelen enz. besloten waren, al dan niet in geschonden toestand ontvangen is. Het behoeft geen betoog dat het alsdan hier moeilijk is na te gaan, waaraan het te min moet worden toegeschreven. Ten einde hierin verbetering te brengen, heb ik de eer Uwer Commissie beleefd doch dringend te verzoeken, voortaan alle bezendingen van leermiddelen, prijzen, enz., ten overstaan van een Lid Uwer Commissie te doen ontpakken en bij. eventueele reclames, van deze wijze van behandeling in den geleidebrief bepaaldelijk melding te maken en daarbij voorts al die inlichtingen te geven, welke ter opheldering strekken kunnen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, STOETENBEKER. TEGENGANG VAN OVERVULLING DER SCHOLEN. Circ. Dir. O. E. N. 19 September 1887 n°. 9231 aan de plaatselijke Inl. schoolcommissiën. Niet altijd wordt bij het toelaten van leerlingen tot de openbare Inlandsche scholen gelet op de capaciteit van het lokaal en de beschikbare zitplaatsen. In het belang van onderwijs en gezondheid is het volstrekt noodig, dat een en ander niet uit het oog worde verloren. Ik heb mitsdien de eer Uwer Commissie te verzoeken ervoor te willen waken dat door onoordeelkundige toelating van leerlingen tot de onder haar toezicht staande Inlandsche school of scholen, eene wanverhouding ontsta tusschen hun aantal en de beschikbare ruimte en zitplaatsen. Daar waar zulks reeds het geval mocht wezen, gelieve Uwe. Commissie maatregelen te treffen om tot de gewenschte verhouding terug te keeren. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, GROENEVELDT. 54 AANVRAGEN EN VERANTWOORDING VAN SCHOOLREHOEFTEN EN VAN GELDEN VOOR AANMAAK EN ONDERHOUD VAN MEUBILAIR. Besl. Dir. O. E. N. 22 December 1890 n°. 12160 (Bijbl n°. 5343). Gelezen enz.; HEEFT BESLOTEN: Met intrekking van alle ter zake bestaande circulaires, voor zooveel zij het Inlandsch Onderwijs betreffen, vast te stellen de ondervolgende: VOORSCHRIFTEN voor de aanvragen ten behoeve der Gouvernements Inlandsche lagere scholen in Nederlandsch-Indië en voor de verantwoording van hetgeen verstrekt of toegestaan is. Artikel 1. Ten behoeve van de openbare Inlandsche scholen in Nederlandsch-Indië worden verstrekt: a. Leermiddelen. b. Schoolbehoeften. c. Schrijf- en teekenbehoeften. d. — e. Gedrukten. f. Hetgeen voor den aanmaak en het onderhoud van schoolmeubelen noodig is, dan wel de schoolmeubelen zelve Artikel 2. Leermiddelen, schoolbehoeften, gedrukten, schrijf- en teekenbehoeften zijn de artikelen, welke onder die benamingen voorkomen in den Catalogus van het Depöt van LeermidcIgIgü. Schoolmeubelen (2) zijn schooltafels, kasten, banken, tafeltjes en stoelen voor het onderwijzend personeel, borden en ezels (3). (1) Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. o. e. N. 1 Mei 1903 no 7037 (Bijbl. no. 5857) en 25 Mei 1906 no. 8915 (Bijbl. no. 6513). (2) zooveel mogelijk door Inlanders aan te maken, zie circ. Dir. O. e. N. 14 Juli 1904 no. 12086 (Bijbl. no. 6066), blz. 74. (3) Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. o. e. n. 1 Mei 1903 no. 7073 (Bijbl. no. 5857) 55 Artikel 3. Leermiddelen, school-, schrijf- en teekenbehoeften en gedrukten worden in natura verstrekt. Voor den aanmaak en het onderhoud van meubilair moet geld worden aangevraagd (1). Artikel 4. De verstrekkingen en de beschikbaarstelling van fondsen geschieden op aanvragen, opgemaakt volgens de bij deze voorschriften gevoegde modellen (2). Artikel 5. De opmaking geschiedt in simplo, behalve van de aanvragen model II, IV en V, die in duplo moeten worden ingediend, door het hoofd der school in overleg met de Inlandsche Schoolcommissie, die de aanvragen na goedkeuring zendt aan den Inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs binnen wiens ressort de school gelegen is, waarvoor de aanvraag gedaan wordt (8). Het hoofd der school houdt een legger der aanvraag aan, waarin door hem de wijzigingen moeten worden opgenomen, door het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid voor zoover betreft model IV en door den in de vorige alinea bedoelden Inspecteerenden ambtenaar voor zoover betreft de modellen I, II en V, in ingediende aanvragen aangebracht (*). Artikel 6. De Inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs fiatteeren de aanvragen modellen I, II en V, na daarin met rooden inkt de wijzigingen te hebben aangebracht, die hun wenschelijk voorkomen en de op de aanvragen model I voorkomende werkjes, die reeds uitverkocht zijn, zoo noodig door andere te hebben vervangen. De aanvragen model IV worden door hen, nadat daarin de (1) Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. e. N. 24 Maart 1899 no. 5156, 1 Mei 1903 no. 7037 (Bijbl. no. 5857) en 25 Mei 1906 no. 8915 (Bijbl. no. 6513). (2) Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. e. N. 24 Maart 1899 no. 5156. .(3) Aldus luidt deze alinea ingevolge besl. Dir. O. e. N. 24 Maart 1899 no. 5156. (4) Aldus luidt deze alinea ingevolge besl. Dir. O. e. N. 11 Mei 1907 no. 8834. 56 noodige wijzigingen zijn aangebracht, voorzien van hun paraaf, aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid gezonden (1). Artikel 7. De indiening der aanvragen geschiedt zonder geleidemissive, tenzij bijzondere toelichtingen noodig geacht worden. Artikel 8. Zij geschiedt eenmaal 'sjaars in de eerste week van de maand Juni voor den in het daarop volgende jaar aanvangenden cursus (2). Alleen in zeer bijzondere gevallen kan onder opgaaf van redenen ook op andere tijden worden aangevraagd. Blijkt de bijzondere reden niet, dan worden de aanvragen teruggezonden. I-','."1 "JL In geval van suppletoire aanvragen van gelden behoort een afschrift te worden overgelegd van de vroegere aanvraag zooals die door het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid is gewijzigd. Artikel 9. Er worden geene leermiddelen, school-, schrijf- en teekenbehoeften en gedrukten verstrekt dan die voorkomen in den Catalogus van het Depot van Leermiddelen en geen gelden worden toegestaan voor den aanmaak van andere schoolmeubelen dan die in artikel 2 van deze voorschriften genoemd zijn (3). Artikel 10. Bij de berekening van de hoeveelheden aan te vragen artikelen dient als grondslag het aantal leerlingen, dat bij den aanvang van den loopenden cursus ingeschreven was,, vermeerderd met de helft van het aantal nieuwe leerlingen,, in den loop van den vorigen cursus ingeschreven (*). (1) Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. E. N. 11 Mei 1907 ■qq 8334 (2) Aidus luidt deze alinea ingevolge besl. Dir. O. E. N. 1 October 1895- Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. E. N. 24 Maart 1899) n°(*r Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. E. N_ 1 October 1895. n». 9715. 01 Artikel 11 0). In de kolom „restanten" der aanvragen moet worden opgegeven, hoeveel bij het begin van den cursns waarvoorde aanvragen dienen, vermoedelijk nog m voorraad zall zym. Van elk artikel mag niet meer worden aangevraagd dan de bij deze voorschriften vastgestelde maxima, verminderd met de in de vorige alinea bedoelde restanten. Leermiddelen. Artikel 12. Door den aanvrager behoort te worden vermeld, voor welke klasse of afdeeling de aangevraagde leermiddelen bestemd zijn. Artikel 13. Het aantal aan te vragen leer- en leesboeken mag per jaar honrsebrgcnT.oorde: 3e of hoogste klasse 5 » " Schoolbehoeften. Artikel 14 (2). Als regel geldt, dat hiervan in iedere school aanwezig mogen (niet moeten) zijn: Linialen: 1 per onderwijzer; ' Inktkokers met nauwe opening: 1 op. iedere 2 met inkt schrijvende leerlingen; Kaart van Nederlandsch-Indië: 1 wanneer het aantal leerlingen der beide hoogste klassen samen meer dan 10 bedraagt; Telraam: 1 per school; (i) Aldus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. O. e. N. 19 Maart 1896 n°(2)3°Aidus luidt dit artikel ingevolge besl. Dir. ■O e N. 5 October 1904 no. 16910 (Bijbl. no. 6122), 4 November 1905 no. 18464 (Bijbl. no. 6384) en 13 Maart 1906 no. 4229 (Bijbl. no. 6508). 58 Uurwijzer plaat: 1 per school; Atlas van Nederlandsch-Indië: de helft van het aantal leerlingen in de hoogste klasse; Atlas der wereld: voor de hoogste klasse; Kaart van Java en Madoera van Oehler: 1 per school op Java en Madoera, zoolang de voorraad strekt; Houten passer: 1 per school; Teekenoefeningen op de lei van Groeneveld: 1 stel „ „ Tjonto2 gambair van Holle: .... 1 „ „ „ Tjonto2 gamber van Krumpélman: 1 „ „ „ Tjonto2 gambar van raden Saleh: 1 „ „ „ Patronen voor Inlandsch vlechtwerk van Holle 1 „ „ „ Patronen voor Inlandsch vlechtwerk van hadji Abdoerahman: .. 1 „ „ „ Tjonto toelisan, bahasa Soenda, Mandaheling, Mangkasar dan Boegis: 1 „ „ „ Kertas bergaris, 3 roepa: 1 „ „ „ Handleidingen voor het onderwijzend personeel: 1 exemplaar per klasse; Ut, re, mi. Zangmethode, le stukje, door J. Worp: 1 „ „ school; Idem Idem, 2e stukje: .... 1 „ „ „ Een boekje met liedjes voor 2 stemmen door J. Worp: 1 „ „ „ 20 driestemmige liedjes door J. Worp: 1 „ „ „ In woord en toon, le stukje, door JB. J. Visscher en J. Kats: 1 „ „ „ Idem idem, 2e stukje: .. 1 „ „ „ Idem idem, 3e stukje: .. 1 „ „ „ Idem idem, 4e stukje: .. 1 „ „ „ Be Zangvogeltjes, le stukje: .. 1 „ „ ,, Idem, 2e stukje: .. 1 „ „ „ Idem, 3e stukje: .. 1 „ „ „ Idem, 4e stukje: .. 1 „ „ „ Idem, 5e stukje: .. 1 „ „ ., Idem, 6e stukje: .. 1 „ „ „ Tinnen maten voor natte waren van 1 L., % L., 1 dL., % dL., 1 cL. 1 stel per school; Een blok gewichten van 1 Gr. tot % KG 1 per school; Een gewicht van 1 KG 1 „ „ Een weegschaal (toonbank basoule) 1 „ 59 Schrijf- en teékenbehoeften. Artikel 15. Hiervan worden hoogstens toegestaan per jaar: y2; riem papier en 1 stuk potloodgomelastiek per school van minder dan 50 leerlingen; , ■> „Q„ 1 riem papier en 2 stuks potloodgomelastiek per school van 50—100 leerlingen; x, i 1% riem papier en 3 stuks potloodgomelastiek per school van meer dan 100 leerlingen; 20 griffels per leerling; 6 schrijfboeken % flesch inkt 5 , , " t * Jj y6 gros pennen per met inkt schrrjvenden leerling; 1 pennehouder 2 gewone potlooden iy2 kistjè krijt per onderwijzer; en leien van het geheele aantal leerlingen. Artikel 16 0). Gedrukten. Artikel 17. Per school en per jaar mogen worden aangevraagd: Staat letter A1 Mutatiën 48 exemplaren. „ A Verantwoording der schoolgelden 16 „ m B Leerlingen 48 „ , n C Achterstallige debiteuren 16 „ n „ D Inventaris van het schoolma- terieel 4 „ ■ )f E Aandeel in schoolgelden 48 „ Toelating leerlingen 48 „ Stortingsbewijs 48 „ Stamboek van de leerlingen.. 1 „ Kwartaalstaat 16 „ Jaarrekening 4 „ Toelichting op de jaarrekening 4 „ Traktementsstaat 48 „ (i) Artikel 16, gewijzigd bij besl. Dir. O. E. N. 19 Maart 1896 no 3028, is vervallen ingevolge diens besl. 25 Mei 1906 no. 8915 (Bijbl- no. 6513). 60 Model I. Aanvraag van leermiddelen, schoolbehoeften en gedrukten .. 2 exemplaren. „ II. Aanvraag van schrijf- en teekenbehoeften 4 „ » 111 o- „ IV. Aanvraag van gelden voor den aanmaak en het onderhoud van schoolmeubelen 4 „ „ V. Aanvraag van schoolbordenverf 2 „ Alamat tamat beladjar. Behoort door het hoofd der school geraamd te worden in verband met de behoefte van vroegere jaren (2). Aanmaak van schoolmeubelen. Artikel 18. Als regel geldt dat hiervan mogen aanwezig zijn: Borden (3), 1 voor iedere afdeeling of klasse; Ezels (3), 1 „ ieder bord; Stoelen, 1 „ iederen onderwijzer; Tafeltjes, 1 „ „ Kasten. 1 per school, tenzij de hoeveelheid op te bergen artikelen,' in verband met het groot aantal leerlingen, meer ruimte vereischt; Schoolbanken (3), een aantal voldoende om de leerlingen te doen plaats nemen, die gemiddeld de school bezoeken. Artikel 19 (*). Artikel 20. Schoolmeubelen en schoolbehoeften kunnen niet door andere vervangen worden dan nadat zij bij proces-verbaal zijn afgekeurd. Deze processen-verbaal behooren bij de aanvragen te worden overgelegd. De inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs (1) Dit model is vervallen ingevolge besl. Dir. O. e. N. 25 Mei 1906 no. 8915 (Bijbl. n°. 6513). (2) Aldus luidt artikel 17 ingevolge besl. Dir. O. e. N. 24 Maart 1899 no. 5156, 1 Mei 1903 no. 7037 (Bijbl. no. 5857) en 25 Mei 1906 no. 8915 (Bijbl. no. 6513). (3) De modellen voor het schoolbord en voor de schooltafel met bank zijn vastgesteld respectievelijk bij circ. Dir. O. e. N. 15 Januari 1907 no. 3088 en 10 October 1898 no. 16680; afdrukken van deze circulaires met daarbij behoorende teekeningen zijn op aanvrage bij het Departement van O. en e. kosteloos te verkrijgen. (4) Artikel 19 is vervallen ingevolge besl. Dir. O. e. N. 11 Mei 1907 no. 8834. 61 zenden deze proeessen-verbaal, na gemaakt gebruik aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid 0). Artikel, 21. De indiening van den inventaris van het schoolmaterieel geschiedt tegelijkertijd met de aanvragen om leermiddelen enz. Deze inventaris verantwoordingen worden door de Inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs ten behoeve van hun archief aangehouden (2). Artikel 22. De verantwoordingen der gelden toegestaan voor aanmaak en onderhoud van meubilair worden ingediend aan het Hoof d van Gewestelijk Bestuur, met uitzondering van de residentie Batavia, alwaar zij aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid worden gezonden (8). Na examinatie en accoordbevinding worden de verantwoordingen gedeponeerd in het archief der autoriteit aan welke zij worden ingediend. Ingeval de toegestane fondsen niet geheel zijn verbruikt, moet het onder ultimo van het jaar onbenut gebleven gedeelte in 's lands kas worden teruggestort, waarvan een stortingsbewijs door tusschenkomst van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid moet worden aangeboden. Extract enz. (!) Deze alinea is aan artikel 20 toegevoegd bij besl. Dir. O. e. N. 11 Mei 1907 no. 8834. (2) Deze alinea is aan artikel 21 toegevoegd bij besl. Dir. O. e. N. 14 Septemher 1909 no. 14491 (Bijbl. no. 7262). (3) Aldus luidt deze alinea ingevolge besl. Dir. O. e. N. 24 Maart 1899 no. 5156, 1 Mei 1903 n°. 7073 (Bijbl. no. 5857) en 25 Mei 1906 no. 8915 (Bijbl. n°. 6518). I MODELLEN 0 (TJONTOH*) behoorende bij de voorschriften voor de aanvragen ten behoeve der Gouvernements Inlandsche lagere scholen in Nederlandsch-Indië en voor de verantwoording van hetgeen verstrekt of toegestaan is. (*) De modellen (tjontoh-tjontoh) I, II en V zijn' vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 11 Mei 1907 no. 8834. 65 TJONTOH % Soerat permintaan boekoe hitoengan, boekoe pembatjaan da sabagainja, perkakas pengadjaran dan soerat tjëtak akan di pakai di sekolah Goeber- nemën kelas di (kerësidënan afdeeling district ) pada tahoen adjaran (cursus, leerjaar) jang akan moeial boelan — tahoen 19... & I Mi 11§ I a I Banjaknja •§ « 3 jang NAMANJA. ,§ m j? 'a §? .c Keterangan. diminta. o, .S4nja: Banjaknja goeroe Moerid-moerid moelaï menoelis memakai dawat di kelas .... Djoemlahnja den Goedgekeurd: De Inlandsche schoolcommissie, 19 den 19 De Administrateui van het Depöt van Leermiddelen gelieve de aan ommezijde voorkomende artikelen te verstrekken. Afgegeven voor origineel-duplicaat. Voor den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, ~ Inspecteur van het Inl. onderwijs in de afdeeling, •ue Adj.-Inspecteur Batavia, den 19 Heden per verzonden aan de consignatie van De Algemeene pakhuismeester, Batavia, den 19 . Heden per spoor post verzonden aan het adres der Inlandsche schoolcommissie te (res. ) • in colli. De Administrateur van het depöt van leermiddelen, Voor ontvangst der toegestane artikelen. De Inlandsche schoolcommissie te 69 TJONTOH IV. Soerat permintaan akan meminta oeang akan membeli perkakas sekolah dan akan membaiki perkakas sekolah bagi sekolah Goubernemën kelas... di (kerësidënan afdeeling district ) oentoek tahoen sekolah, jang akan moeial boelan tahoen 19.. § is a 00 "pi NAMANJA. jg .§ Keterangan. cs -S ? te a' •r? S oo . c cs ] Juni 19 . Kepala sekolah, 70 Banjaknja moerid pada permoelaan tahoen sekolah ini di kelas I " „ II 1 k ni » m iv 2 „ v 1 » vi Banjaknja moerid jang di masoekkan pada tahoen sekolah jang baharoe laloe .. J^nja: Banjaknja goeroe Djoemlahnja den 19 Goedgekeurd: De Inlandsche schoolcommissie, Gezien: Inspecteur , Adj .-Inspecteur Inl. onderwijs in de afd.. 71 TJONTOH V. Soerat permintaan akan meminta tgat papan toelis bagi sekolah G-ouber- nemën kelas ... di (kerësidënan afdeeling district ) oentoek tahoen sekolah jang akan moeial' boelan tahoen 19... Banjaknja Sisa tjat Banjaknja papan toelis. jang diterima jang Keterangan. dahoeloe. diminta. | I Juni 19 . Kepala sekolah, 72 den Goedgekeurd: De Inlandsche schoolcommissie, 19 den 19 De algemeene pakhuismeester te gelieve te verstrekken aan de Inlandsche schoolcommissie te (residentie ) de hoeveelheid schoolbordenverf aan de ommezijde vermeld. Voor den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, T)e Inspect61f— van het Inl. onderwijs in de afdeeling, Adj.-Inspecteur den 19 Aangeboden aan de Inlandsche schoolcommissie te (res. ) onder mededeeling dat de Algemeene Pakhuismeester te is uitgenoodigd om voor de verstrekking zorg te dragen. Voor den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, De *MSPecto°r— van het Inl. onderwijs in de afdeeling. Adj.-Inspecteur 73 BIJ HET ONDERWIJS SLECHTS GEBRUIK TE MAKEN VAN DE SPELLING VOLGENS DE VRIES EN TE WINKEL. Circ. Dir. O. E. N. 29 November 1901 n°. 14935a aan de Eur. Schoolcommissiën. Het is mij uit enkele geschriften gebleken dat verschillende onderwijzers bij het lager onderwijs hier te lande voorstanders zijn van de z.g. vereenvoudigde spelling der Nederlandsche taal. Daarvan zou allicht het gevolg kunnen zijn dat zij ook in de school die spelling in toepassing brachten en zich daarvan bij hun onderwijs bedienden. Dit laatste moet, waar de officieele spelling is die van de Vries en te Winkel, en de kennisneming van eene andere daarnaast slechts verwarring sticht, ongewenscht worden ■geacht. Ik heb mitsdien de eer Uwer Commissie te verzoeken om het onderwijzend personeel der onder Uw toezicht staande -^|~-mede te deelen dat bij het onderwijs slechts van de spelling volgens de Vries en te Winkel mag worden gebruik gemaakt. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. SPELLING DER MALEISCHE TAAL MET LATIJNSCHE KARAKTERS OP DE INL. SCHOLEN. Circ. Dir. O. E. N. 20 September 1902 n°. 16951a aan de InL Schoolcommissiën. Ter verkrijging van een vast stelsel van spelling der Maleische taal met Latijnsche karakters is in 1896 aan den heer Ch. A. van Ophuijsen, inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 4e afdeeling, een reis opgedragen naar eenige Maleische gewesten binnen en buiten Nederlandsch-Indië, tot het instellen van een onderzoek naar de meest verbreide uitspraak dier taal. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in een woordenlijst met spelregels, welke onder den naam „Kitab Logat Melajoe" zijn opgenomen in den Catalogus van het Depot van Leermiddelen (n°. 932). Ten einde het beoogde doel te bereiken, is het in de eerste 74 plaats noodig dat zij, die geroepen zijn meergenoemde taal te onderwijzen, van geen andere spelling gebruik maken, dan de in de woordenlijst gevolgde, welke reeds in verschillende m den laatsten tijd gedrukte Werkjes is' gebezigd. In verband daarmede heb ik de eer Uwe Commissie te verzoeken het onderwijzend personeel der onder Uw toezicht staande-S? °P te draeen in het vervolS voor het schri3veü der Maleische taal met Latijnsche karakters uitsluitend van de spelling, voorkomende in de woordenlijst gebruik te maken. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. AANMAAK VAN SCHOOLMEUBILAIR DOOR INLANDERS. Circ. Dir. O. E. N. 14 Juli 1904 n°. 12086 aan de Eur. en Inl. Schoolcommissiën in Nederlandsch-Indië (Bijbl. n°. 6066). Zooals Uwer Commissie bekend zal zijn, worden pogingen in het werk gesteld om de Inlandsche Nijverheid te bevor- Onder de middelen die daartoe kunnen leiden is zeker in de eerste plaats te noemen het beginsel om alles wat voor s Lands dienst noodig is, waar eenigszins mogelijk, te doen geschieden door Inlandsche ambachtslieden. Ik heb de eer de aandacht Uwer Commissie hierop te vestigen, met verzoek bij den aanmaak van schoolmeubilair daarmede rekening te willen houden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. VOORSTELLEN TOT HET AANBRENGEN VAN VERBETERINGEN AAN SCHOOLGEBOUWEN EN ERVEN. Circ. Dir. O. E. N. 21 November 1904 n°. 19617 aan de inspecteerende ambtenaren van het Eur. en Inl. onderwijs. Meermalen wordt naar aanleiding van gehouden inspecties 75 mijne tusschenkomst ingeroepen tot het doen aanbrengen van verbeteringen aan de schoolgebouwen en erven. Ik heb de eer UEdGestr. te verzoeken om, ter vermijding van noodeloos schrijfwerk, U voortaan in dergelijke gevallen dadelijk tot het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur te wenden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. SCHOOLSPAARBANKEN. 1. Gouv. besl. 7 Mei 1905 n°. 36 (Bijbl. n°. 6232). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen dat de hoofden der daartoe door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid aan te wijzen openbare scholen van Europeesch en van Inlandsch onderwijs belast zijn met het beheer der door de leerlingen op die scholen bespaarde gelden en in verband daarmede met de inontvangstneming en belegging dier gelden volgens daarvoor door dien Directeur te geven voorschriften. Ten tweede: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen tot kostelooze verstrekking, zoowel ten behoeve van de hoofden als van de leerlingen der in artikel 1 van dit besluit bedoelde scholen, van de gedrukten benoodigd voor het geregeld beheer der door die leerlingen in de school bespaarde gelden. Afschrift enz. 2. Circ. Dir. O. E. N. 7 Juni 1905 n°. 9401 aan de Eur. en Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 6379). Ik heb de eer Uwer commissie aan te bieden een afdruk van het Gouvernements-besluit van 7 Mei jl. n°. 36 (1), ingevolge hetwelk op de openbare Europeesche en Inlandsche scholen (*) Bijbl. no. 6333, hierboven afgedrukt. 76 die daarvoor in aanmerking komen, voor de leerlingen eene gelegenheid tot sparen zal worden geopend. De hoofden dier scholen zijn belast met het beheer der spaargelden en m verband daarmede met de inontvangstneming en belegging dier gelden. Dat beheer moet geschieden op de volgende wijze. Wenscht een leerling te sparen dan neemt het hoofd der school het geld in ontvangst en wordt de naam van den leerling ingeschreven in een daarvoor bestemd register, waarin gelijktijdig het bedrag der eerste inlage wordt geboekt. Tevens wordt hem een duplicaat-inlagebewijs uitgereikt, overeenkomende met zijn folio in het register en op geheel dezelfde wijze ingevuld. , .., . Op een door het hoofd der school vast te stellen tijdstip vóór den schooltijd of gedurende de uitspanning wordt dagelijks aan de leerlingen gelegenheid gegeven tot het doen van eène eerste of verdere inlagen, welke laatste eveneens op de voor eerste inlage aangegeven wijze worden in ontvangst genomen en geboekt in het register en in het duplicaat-inlagebewijs. . , , Bij het einde van elke maand worden de door ieder der leerlingen bespaarde bedragen op elk folio van het register samengeteld en de som, zoo zij daartoe voldoende is, bij de Postspaarbank (of desverlangd bij eene andere ter plaatse gevestigde spaarbank) op naam van den betrokken leerling belegd Het bedrag over eene maand wordt, casu quo na aftrek van het bij de spaarbank gestorte, in de kolom voor de volgende maand overgebracht (behalve als het geheele bedrag belegd is). . De spaarbankboekjes worden zoowel na de uitreiking (bij de eerste belegging) als na elke bijschrijving (bij verdere beleggingen) voor twee dagen aan de leerlingen mede naar huis gegeven, om ze aan hunne ouders of voogden te vertoonen, waarna zij door het schoolhoofd weer in ontvangst genomen en bewaard worden totdat opnieuw bijschrijving kan plaats hebben. . Van elke storting bij de spaarbank wordt — voor eiken leerling afzonderlijk — op het betrokken folio van het register en op het duplicaat-ontvangbewijs aanteekening gehouden. Het behoeft wel geen betoog dat deze spaargelegenheid alleen het gewenschte resultaat kan hebben, indien de schoolhoofden en de verdere onderwijzers (essen) de noodige medewerking willen verleenen, o. m. door den leerlingen het nut van sparen te doen inzien en hen tot sparen, met hoe kleine bedragen ook, op te wekken. Het is de bedoeling, niet dat de kinderen speciaal voor het sparen in de school geld van hunne ouders ontvangen, maar 77 dat zij van zak-, snoep- of ander dergelijk geld, waarover zij zeiven mogen beschikken, iets besparen. Tegen het sparen in de school zijn wel bedenkingen van opvoedkundigen aard aan te voeren, maar die kunnen niet zoo overwegend zijn dat daarom van het openen eener gelegenheid tot sparen in de school zou moeten worden afgezien. Van de hoofden en de andere onderwijzers (essen) der scholen mag zeker met gerustheid worden verwacht dat zij het mogelijke zullen aanwenden om de paedagogische gebreken die het hierboven ontwikkeld (en elk ander) stelsel van sparen aankleven zoo min mogelijk invloed te doen uitoefenen. Voor het bovengemeld register en het duplicaat-inlagebewijs zijn door mij modellen 0) vastgesteld waarvan een exemplaar wordt bijgevoegd. Registers en inlagebewijzen voor het gebruik worden op aanvraag kosteloos vanwege het Departement verstrekt. Aan de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch en het Europeesch onderwijs is opgedragen bij inspectie der scholen in hun ressort, voor zoover daar de gelegenheid tot sparen is opengesteld, na te gaan of de daarvoor gegeven voorschriften stipt worden opgevolgd, en daaromtrent en nopens den meerderen en minderen bloei der spaargelegenheid te rapporteeren. Het zal mij aangenaam zijn van Uwe commissie te vernemen of en, zoo ja, welke der onder Uw toezicht staande scholen (ook de kweek- en opleidingsscholen) in aanmerking kunnen komen voor het instellen van eene gelegenheid tot sparen voor de leerlingen. Bestaat zulke gelegenheid, zij het ook volgens eene andere regeling, reeds op een of meer scholen, dan zal ik dat gaarne vernemen. Op die scholen behoeft de bovenaangegeven wijze van sparen niet te worden ingevoerd, zoolang de daar tot dusver gevolgde wijze voldoet. Ten behoeve van de hoofden der scholen in Uw ressort worden de noodige exemplaren dezer circulaire bijgevoegd. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Bij ontstentenis: De Secretaris, A. WIEMANS. (i) Deze modellen zijn vervangen door de modellen, afgedrukt op blzz. 80 en 81. 78 3. Circ. Dir. Ü. E. N. 23 October 1905 n°. 17643 aan de Eur. en Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 6379). Door den Directeur der Postspaarbank zijn overwegende bezwaren ingebracht tegen de afgifte van een afzonderlijk spaarbankboekje aan eiken leerling eener school, die op de wijze als aangegeven in de dezerzijdsche circulaire van 7 Juni jl. n°. 9401 (*), 25 cent of meer heeft gespaard. Hij heeft daarom in overweging gegeven het daarheen te leiden: 1°. dat voor elke school een collectief spaarbankboekje worde genomen, ten name van „het hoofd der .. school te " (dus zonder vermelding van den naam van den titularis), en 2°. 'dat eerst worde overgegaan tot het nemen van afzonderlijke spaarbankboekjes ten name van leerlingen, nadat dezen een bedrag van ƒ 10 (tien gulden) bespaard en daarmede het bewijs geleverd hebben, dat zij inderdaad sparen kunnen en willen, en dit dan nog alleen voor zooveel betreft de scholen, welke op niet al te grooten afstand van een postkantoor gelegen zijn, zoodat er geen bezwaar tegen bestaat die leerlingen zelf naar het postkantoor te laten gaan, wanneer zij eene terugbetaling op hun boekje wenschen te ontvangen. Mij hiermede kunnende vereenigen, verzoek ik Uwe Commissie om, indien bij de onder Uw toezicht op bovenbedoelde wijze wordt gespaard, de aanwijzingen van den Directeur der Postspaarbank in toepassing te doen brengen. Voor zooveel het sparen op de postspaarbank aangaat, ondergaat dus de in bovengenoemde aanschrijving aangegeven manier van beheer in zoover wijziging dat bij het einde van elke maand niet de door ieder der leerlingen bespaarde bedragen op een afzonderlijk boekje ten name van den betrokken leerling worden ingeschreven, maar het totaal bedrag dier bedragen op één boekje ten name van „het hoofd der .. school te "• . D°or het betrokken schoolhoofd zal dan echter op het folio dat een leerling in het daarvoor bestemde register heeft en op het duplicaat-inlagebewijs telkens moeten worden aangeteekend welk bedrag door dien leerling is teruggevraagd, zoodat ten allen tijde kan blijken hoe groot zijn aandeel is in het bedrag ten name van het schoolhoofd belegd. Dit zou kunnen geschieden door de kolommen van dat folio en ook die van het duplicaatinlagebewijs in tweeën te verdeelen waarvan de eerste kolom dan bestemd wordt om het bedrag der inlagen en de tweede om het bedrag der teruggegeven gelden aan te teekenen (). (1) Blz. 75. J . . . „ (2) Zie de op blzz. 80 en 81 afgedrukte modeüen, welke de in de circ. van 7 Juni 1905 no. 9401, blz. 75, bedoelde modellen vervangen. 79 Verder zal het rnede naar huis geven van het spaarbankboekje dienen te vervallen. Heeft eindelijk een leerling minstens f 10 gespaard, dan wordt dit bedrag afgeschreven van het boekje van het schoolhoofd en overgebracht op een afzonderlijk boekje ten name van dien leerling, waarna dan verder voor dien leerling nader te besparen of terug te vorderen gelden op dat boekje kunnen worden bij- en afgeschreven. De wde Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, POTT. 80 3 a> S co 3 35 ^ «5 ^ 3 ^ n o ? H gei- ftg.|' cDOO-JOSOt^-COCOt—*3[ • fc£ »-* • " o Inlagen. £ • 3 . e g Teraggaven. § Inlagen. *j I g_| Teruggaven. * § Inlagen. I g » ——" ■— S Teruggaven. | 3- Inlagen. ^ — Teruggaven. p Inlagen. _ Teruggaven. Inlagen. ^ '3 Teruggaven. f" Inlagen. ^ 3 Teruggaven. Inlagen. t> — § Teruggaven. * f Inlagen. . §? W : ® g" * Teruggaven. ' g o o 2, Inlagen. o °- . O a o* ■ . cd Teruggaven. ® 03 " & Inlagen. g< § * — 5 < S, ~i a> Teruggaven. " B Inlagen. ö Is Teruggaven. " B SPAARREKENING. OP-bareBchool te Fo Naam van den leerling VOOBSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. fi DUPLICAAT-SPAARREKENING. Openbare ^SSte* school te Fo../ Naam van den leerling SnU*ri FarT" Maart. April. Mei. Juni. Juli. A^ I 86^m' October. N^m" Debceerm oöanödaflHCB.e "H A PPM ^ ® CO CO CO CD CD CO CD CO CD 5 g ^ a -fi g g a|g 3 b s ë s és a s s s a g s s Over- Ct. Ct. gebracht. ■ 1 2 3 i 6 7 8 9 enz. rotaal der maand. Over te j brengen. | Het hoofd- der school, 81 82 ABONNEMENTSKAARTEN OP DE STAATSSPOORWEGEN VOOR SCHOOLBEZOEK OP JAVA. Gouv. besl. 6 December 1905 n°. 34 (Bijbl n°. 6391). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van bet besluit van 18 Februari 1904 n°26 '(Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indte n°. 5982), te bepalen, dat het bij het besluit van 12 November 1892 n°. 24 (Biiblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indie n°. 4971) vastgesteld, en bij het besluit van 20 December 1902 n8 45 (Biiblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indie n°. 582y} gewijzigd en aangevuld tarief n°. VIII SS voor maandelijksche abonnementskaarten voor schoolbezoek, wordt gelezen als volgt: Voor kinderen en jongelieden beneden den leertijd van 1» jaren, die van de Staatsspoorwegen op Java gebruik moeten maken voor het ontvangen van onderwijs (godsdienst-onderwijs daaronder begrepen), zullen maandelijksche abonnementskaarten verkrijgbaar zijn voor het vervoer in de 2de en 3de klasse compartimenten van bepaalde treinen op een bepaald traject, ook geldig op Zon- en feestdagen, tegen prijzen, respectievelijk van f 4 (vier gulden) en ƒ 1 (een gulden); met dien verstande: dat de houders der vorenbedoelde abonnementskaarten der 2de klasse, zoo hiertoe uit hoofde van de treinformatie noodzakelijkheid bestaat en er tot overgang in de l8te klasse geene gelegenheid is, verplicht zijn genoegen te nemen met hun vervoer in de 3de klasse; dat, zoodra de hierbedoelde kaarten, als plaatsbewijs dienst doende, in andere handen worden bevonden dan in die van den op de kaart vermelden houder, op andere trajecten of in andere treinen of rijtuigen dan op de kaart zijn vermeld, zij, zonder aansraak op eenige vergoeding, ingenomen en ongeldig worden vreklaard; dat de kaarten geen aanspraak geven op vrij vervoer van bagage, en de houders dier kaarten ook geen bagage tegen betaling mogen mede nemen; dat de kaarten, zonder eenige aanspraak op vergoeding, ingenomen en ongeldig worden verklaard, wanneer blijkt, dat de houders in het bezit zijn van andere colli dan schoolbehoeften of voedingsmiddelen voor eigen gebruik of van emballage, die voor die voedingsmiddelen op de heenreis heeft gediend. Extract enz. 83 ABONNEMENTSKAARTEN OP DE STAATSSPOORWEGEN VOOR SCHOOLBEZOEK OP SUMATRA. Gouv. besl. 9 Januari 1906 n°. 10 (Bijbl. n°. 6407). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van bet besluit van 1 Juli 1905 n°. 46 (x) te bepalen, dat bet daarbij omschreven tarief wordt gelezen als volgt: TABIEF voor maandelijksche abonnementskaarten voor het ontvangen van onderwijs langs den Sumatra Staatsspoorweg. Voor kinderen en jongelieden beneden den leeftjid van 19 jaren, die van den Staatsspoorweg ter Sumatra's Westkust gebruik moeten maken voor het ontvangen van onderwijs (godsdienstonderwijs daaronder begrepen), zullen maandelijksche abonnementskaarten verkrijgbaar zijn voor het vervoer in de le en 2e klasse compartimenten van bepaalde treinen op een bepaald traject, ook geldig op Zon- en feestdagen, tegen prijzen respectievelijk van f 4 (vier gulden) en ƒ 1 (een gulden); met dien verstande: dat de houders der vorenbedoelde abonnementskaarten der le klasse, zoo hiertoe uit hoofde van de treinformatie noodzakelijkheid bestaat, verplicht zijn genoegen te nemen met hun vervoer in de 2e klasse; dat zoodra de hierbedoelde kaarten, als plaatsbewijs dienst doende, in andere handen worden bevonden dan in die van den op de kaart vermelden houder, op andere trajecten of in andere treinen of rijtuigen dan op de kaart zijn vermeld, zij zonder aanspraak op eenige vergoeding, ingenomen en ongeldig worden verklaard; dat de kaarten geen aanspraak geven op vrij vervoer van bagage, en de houders dier kaarten ook geen bagage tegen betaling mogen mede nemen; dat de kaarten, zonder eenige aanspraak op vergoeding, ingenomen en ongeldig worden verklaard, wanneer blijkt, dat de houders in het bezit zijn van andere colli dan schoolbehoeften of voedingsmiddelen voor eigen gebruik of van emballage, die voor die voedingsmiddelen op de heenreis heeft gediend. Extract enz. (*) Bijblad no. 6163. 84 KOSTELOOZE TOELATING VAN DE KINDEREN VAN INL. ONDERWIJZERS TOT DE SCHOOL WAAR HUN VADER OF VERZORGER WERKZAAM IS. Miss. Dir. O. E. N. 30 December 1907 n? 24147 aan een der Inl. Schoolcommissiën. Volgens bericht van den Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 4e afdeeling bevindt zich onder de leerlingen der school onder Uw toezicht een neef van den hulponderwijzer Si P. genaamd Si M., die, ingeschreven als kind van dien hulponderwijzer, de bedoelde school gratis bezoekt. Omdat Si M. niet het eieren kind van Si P. is, acht de AdjunctInspecteur het gratis schoolbezoek in strijd met artikel 40 van het Inlandsch Schoolreglement in Staatsblad 1893 ff 128 0), volgens welke bepaling kinderen van het onderwijzend personeel kosteloos worden toegelaten tot de school waar hun vader werkzaam is. Die zienswijze is niet juist. De Begeering heeft beslist (2)j dat bij de toepassing van het schoolgeldtarief, vastgesteld bij artikel 38 van genoemd Beglement (3) en geldend voor Inlandsche scholen der le klasse, het woord „gezin" in dat artikel in dien zin moet worden opgevat, dat personen, die zich de kinderen van anderen hebben aangetrokken, hen bij zich laten inwonen en hun opvoedig geheel bekostigen, die kinderen tot hun gezin mogen rekenen. Naar analogie van die Regeeringsbeslissing behoort m. ï. het eerstaangehaalde voorschrift mede in ruimen zin te worden opgevat en Si M. mitsdien als het eigen kind van Si P. te worden beschouwd, indien deze zich het lot van Si M. aangetrokken en zijne verzorging geheel op zich genomen heeft. Ik heb de eer Uwe Commissie te verzoeken te willen onderzoeken of dit laatste het geval is. Zoo ja, dan kan Si M. de onder Uw toezicht staande school kosteloos blijven bezoeken. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Voor den Directeur: De Secretaris, KALSHOVEN. (1) Blz. 18. (2) Miss. Gouv. Secr. 8 Mei 1900 no. 1241, blz. 23. (3) Blz. 17. 85 TRANSSCRIPTIE VAN DE OP DE SCHOLEN GEBRUIKTE JAVAANSCHE GESCHRIFTEN IN LATIJNSCHE KARAKTERS. Circ. Dir. O. E. N. 4 Juni 1908 n°. 9017 aan de betrokken Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 6892). In verband met het verlangen der ÏJegeering, dat op de Inlandsche scholen het onderwijs der Inlandsche talen in Latijnsche karakters veel meer op den voorgrond zal treden dan tot dusver, is door den Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 2de afdeeling L. G. Bertsch en den leeraar in de Javaansche taal bij de afdeeling Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië van het Gymnasium Willem III te Batavia, D. van Hinloopen Labberton, met het oog op de wenschelijkheid om bij het transcribeeren van Javaansche geschriften in vorenbedoeld letterschrift uniformiteit te doen betrachten, voor die transcriptie een systeem ontworpen. Dit „systeem voor de transcriptie van het Javaansch met Latijnsche karakters" en de Javaansche vertaling daarvan, de laatste vervaardigd door Mas Boediardjo, tijdelijk Inlandsch hulponderwijzer van den l8ten rang bij de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Djokjakarta, zijn opgenomen in den Catalogus van het Dépot van leermiddelen (nos. 1272 en 1285). Ik heb de eer Uwe Commissie te verzoeken het onderwijzend personeel der onder Uw toezicht staande —seMen— °P ^e dragen voortaan bij het onderwijs in het schrijven van het Javaansch met Latijnsche karakters uitsluitend bovenbedoeld transcriptie stelsel te volgen. Het Systeem kan op de gebruikelijke wijze tegelijk met de andere benoodigde boeken en leermiddelen door het schoolhoofd worden aangevraagd. Voor dit jaar kan daarvoor een afzonderlijke aanvraag worden ingediend. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. 86 VERGUNNING TOT GEBRUIKMAKING VAN INLANDSCHE SCHOOLGEBOUWEN VOOR PARTICULIERE CURSUSSEN DOOR HET HOOFD VAN GEWESTELIJK BESTUUR TE VERLEENEN. Circ. Dir. O. E. N. 4 Augustus 1909 Ti- 12003 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 7090). Door een der Hoofden van gewestelijk béstuur is de vraag gesteld of ik mij de bevoegdheid tot het geven van vergunning tot het gebruik van localen van Inlandsche scholen voor particuliere cursussen, als bedoeld in de slotalinea van de dezerzijdsche circulaire dd. 17 December 1906 n°. 22116 (Bijblad n°. 6776) f) wenschte voor te behouden, dan wel of eene dergelijke vergunning door hem kon worden verleend. Naar aanleiding daarvan heb ik de eer UHEdGL mede te deelen, dat er mijnerzijds geen bezwaar tegen bestaat, dat meérbedoelde vergunning in het vervolg door de Hoofden van gewestelijk bestuur wordt verleend, mits zulks niet dan tot weder opzeg gens geschiedt en in de beschikking de clausule wordt opgenomen, dat eventueele aan gebouw of meubilair toegebrachte schade door den houder van den cursus moet worden vergoed. Voor het geval ter plaatse eene Inlandsche school der lste klasse gelegenheid biedt om onderwijs in het Nederlandsch te ontvangen en de vergunning voor een cursus in dat leervak wordt gevraagd, zal bovendien de voorwaarde moeten worden gesteld, dat die cursus slechts toegankelijk zal zijn voor Inlanders en Chineezen, die ouder zijn dan 17 jaar en derhalve niet meer tot eene Inlandsche school als vorenbedoeld kunnen worden toegelaten. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. GEDRAGSLIJN TE VOLGEN BIJ VOORKOMEN VAN CHOLERA IN SCHOLEN. Cir. Dir. O. E. N. 20 Juli 1910 n°. 12974 aan de Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 7268). Het is in den laatsten tijd herhaaldelijk voorgekomen, dat (i) Hierachter opgenomen onder het hoofd „Particuliere scholen". 87 een openbare lagere school door de betrokken Schoolcommissie voor eenigen tijd — soms een week — werd gesloten wegens een cholerageval, dat zich bij één der leerlingen had voorgedaan. Ik heb hierin aanleiding gevonden om over de wenschelijkheid of noodzakelijkheid van het sluiten van onderwijsinrichtingen, ingeval zich onder de leerlingen een cholerageval, hetzij al of niet met doodelijken afloop, heeft voorgedaan, het oordeel te vragen van den Chef over den geneeskundigen dienst. Naar het gevoelen van deze medische autoriteit is het sluiten van een school alleen dan urgent te achten, wanneer alle leslokalen dier school tegelijkertijd tijdens den schooltijd door aan cholera lijdende kinderen zijn bezoedeld. In dat geval is het echter, naar de meening van genoemden deskundige, voorafdoende ontsmetting van leervertrekken, die bezoedeld zijn met braaksel of faeces van aan cholera lijdende kinderen, voldoende, dat gedurende één dag (den dag na de verontreiniging der lokalen) het schoolbezoek wordt gestaakt ten behoeve van een deugdelijke desinfeetie. Worden na de desinfectie de ramen en deuren goed opengezet, zoodat alles flink kan drogen, dan is er z. i. al heel weinig gevaar voor besmetting in het lokaal zelf meer over. Voor het geval zich slechts in één der schoolvertrekken eën cholerageval heeft voorgedaan, acht genoemde dienstchef algeheele sluiting der school onnoodig; er kan dan worden volstaan met de kinderen uit dat lokaal naar huis te zenden, nadat voor de ontsmetting van de leerlingen, die in de nabijheid van het zieke kind hebben gezeten, door een flinke zeep-afwassching en zoo mogelijk verwisseling van kleeren het noodige is verricht. Na de desinfectie van het lokaal, waarin zich het ziektegeval heeft voorgedaan, zal dit op de bovenaangegeven wijze flink zijn te ventileeren. Zijn kleederen van één of meer kinderen bezoedeld met uitwerpselen of braaksel van het zieke kind, dan behooren die kleederen door de zorg van het hoofd der school of van het bestuur volledig te worden ontsmet, voordat zij aan de eigenaren worden teruggegeven. Met deze zienswijze kan ik mij geheel vereenigen. Ik voeg hieraan toe, dat voor vele kinderen, vooral uit de minder ontwikkelde kringen, op wier doen en laten buitensbuis niet steeds voldoende toezicht wordt gehouden, sluiting der door hen bezochte school vergrooting van de kans op be■smetting medebrengt. Op grond van een en ander en ook uit overweging, dat in tijden van epidemisch heerschen der cholera sluiting van onderwijsinrichtingen ongewenscht moet worden geacht, wijl aiij voedsel geeft aan de zenuwachtige vrees voor die ziekte, 88 verzoek ik Uwe Commissie om, bij het onverhoopt voorkomen van een cholerageval op de onder Uw toezicht staande scheen met het bovenstaande rekening te willen honden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. LEEREN SCHRIJVEN VAN JUISTE ADRESSEN VOOR BRIEVEN EN INVULLEN VAN POSTWISSELFORMULIEREN EN ADRESKAARTEN VOOR POSTPAKKETTEN. Circ. Dir. O. E. N. 29 September 1910 n°. 17745 aan de Schoolcommissiën. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van den Hoofdinspecteur, Chef van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst heb ik de eer Uwe Commisie uit te noodigen de aandacht van ^Hortden der onder Uw toezicht staande ™*°£n te willen vestigen op de wenschelijkheid om, voor zoover dit niet reeds mocht geschieden, bij het onderwijs op de onder ^^ee leiding staande school rekening te houden met het groot belang van het leeren schrijven van juiste adressen voor brieven en andere poststukken, zoomede van het leeren invullen van postwisselformulieren en adreskaarten voor postpakketten. Hierbij wordt aangeteekend dat de juiste vorm der adressen wordt aangegeven in het door den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst in het Nederlandsch en in het Maleisch uitgegeven „Handboekje", dat tegen den geringen prijs van 10 cent per exemplaar bij alle postkantoren verkrijgbaar is, en waarin ook overigens menige voor de practijk van het leven gewichtige mededeeling omtrent bedoelden dienst voorkomt, welke onder de aandacht der leerlingen verdient gebracht te worden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid,. M. S. KOSTER 89 VOLKSBIBLIOTHEKEN AAN INL. SCHOLEN DER 2DE KLASSE OP JAVA EN MADOERA. Zie art. 1 van het Gouv. besl. 13 October 1910 n°. 5, circ. Dir. O. E. N. 19 Juli 1911 n.' 11779, art. 4 van Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 18 en art. 5 van dit laatste besluit, opgenomen onder het hoofd „Inlandsche school- en volkslectuur*', hierachter. VOORSTELLEN TOT OPRICHTING VAN- NIEUWE OF TOT UITBREIDING VAN REEDS BESTAANDE OPENBARE INL. SCHOLEN DER 2DE KLASSE. Circ. Dir. O. E. 26 Februari 1912 n°. 3114 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera (met uitzondering van de Residenten van Djokjakarta en Soerakarta). De behandeling van voorstellen tot oprichting van nieuwe openbare Inlandsche scholen der 2de klasse op plaatsen waar reeds een of meer dezer instellingen bestaan, of tot vergrooting van de localiteit der laatstbedoelde scholen ondervindt veelal groote vertraging doordat daarvoor geen ander motief wordt aangevoerd dan dat de aanwezige school of scholen overvuld zijn en dientengevolge vele aanvragen van adspirantleerlingen om plaatsing, wegens plaatsgebrek moeten worden afgewezen. Om de noodzakelijkheid van vermelde voorstellen te kunnen beoordeelen, moeten, in verband met alinea 12 van de circulaire van mijn ambtsvoorganger van 2 Augustus 1911 n°. 12613 (1), eerst allerlei gegevens verzameld worden, waarmede vaak veel tijd gemoeid is, terwijl die gegevens gemakkelijk te voren door de plaatselijke ambtenaren verstrekt kunnen worden, wat met het oog op de aangehaalde circulaire slechts, de eenige richtige wijze van behandeling geacht kan worden. Op grond van het vorenstaande zal ik het zeer op prijs, stellen — zulks ware ook ter kennis te brengen van de Inlandsche Schoolcommissiën in Uw gewest, daar ook van deze colleges dergelijke voorstellen worden ontvangen — indien voortaan bij voorstellen als bovenbedoeld steeds de volgende gegevens worden gevoegd. I. Met betrekking tot de bestaande openbare Inlandsche school of scholen der 2de klasse een opgaaf van: (M Blz. 25. 90 a. het aantal leerlingen in de verschillende klassen; b. het aantal leerlingen, dat de eventueel aan die scholen verbonden middagcursussen volgt; c. het aantal leerlingen, dat bij het begin van den cursus niet kon worden toegelaten; d. het aantal kinderen, vallende in de verschillende klassen van schoolgeldbetaling en het aantal gratis-leerlingen; e. de namen der desa's, waarvan kinderen de school bezoeken en het aantal leerlingen uit elk dier desa's. II. Ten aanzien van de desa-, zendings- en al of niet gesubsidieerde particuliere scholen ter plaatse en binnen een afstand van ± 3 paal daarvan gelegen: a. eene schetskaart, aangevende de situatie der verschillende onderwijsinrichtingen onderling; b. een opgaaf van het aantal leerlingen, dat elk dier scholen bezoekt; . c. een opgaaf van het'gemiddelde schoolgeld op die instellingen geheven. Ik heb de eer TJHEG. te verzoeken, met het vorenstaande te willen doen rekening houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. ONDERWIJZEND PERSONEEL. BENOEMBAARHEID EN BEVORDERING. Ord. 5 Juni 1893 (Stbl 1893 n°. 127). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd). Dat Hij, uitvoering willende geven aan artikel 3 van het Koninklijk besluit van 28 September 1892 n°. 44 (Indisch Staatsblad 1893 n°. 125) C); Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement óp het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië; Heeft goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de ondervolgende Regelen (2) betreffende de benoembaarheid en bevordering van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen der lste en 2de klasse voor lager onderwijs in Nederlandsch-Indië. Hoofdstuk I. Algemeene bepalingen. Artikel 1. De benoeming en bevordering van het onderwijzend personeel geschieden naar het beginsel van anciënniteit, in verband met geschiktheid en bestemming voor een bepaald gewest. Artikel 2. (1) Traktementsverhoogingen worden slechts bij behoorlijke plichtsbetrachting toegekend. (2) Wegens plichtverzuim, wangedrag of later gebleken mindere geschiktheid kan terugstelling tot den naast volgenden lageren rang plaats vinden. (3) De teruggestelde geniet de minimum-bezoldiging der lagere betrekking, met zooveel van de daaraan verbonden ver- (1) Blz. 2. (2) Deze regelen zijn niet van toepassing op vreemde Oosterlingen, zie Gouv. besl. 2 Februari 1881 no. 12 (Bijbl. no. 3676) op blz. 105. 92 hoogingen als noodig zijn om zoo dicht mogelijk bij zijne vroegere bezoldiging te komen, zonder die te overtreffen. Artikel 3. Zij, die vóór hunne benoeming aan eene school der le of 2& klasse aan eene openbare lagere Inlandsche school zijn werkzaam geweest, blijven, indien zulk eene benoeming in hun financieel nadeel zou zijn, in het genot van het aan hunne vorige betrekking verbonden traktement en de hun reeds toegekende traktementsverhoogingen en behouden hunne aanspraken op verdere verhoogingen op den ouden voet, waarbij de sedert de toekenning der laatste verhooging verloopen tijd medetelt. Hoofdstuk II. Van het onderwijzend personeel aan de scholen der le klasse. Artikel 4. Tot hoofd van de scholen der le klasse zijn benoembaar zij, die met gunstigen uitslag het eindexamen aan eene Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers of aan eene door den Gouverneur-Generaal aangewezen gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd 0). Artikel 5. (1) Benoembaar tot hulponderwijzer aan de scholen der le klasse zijn: a. de personen, bedoeld bij artikel 4; b. de thans nog in dienst zijnde onderwijzers der 4e klasse op Java en Madoera, bedoeld bij artikel 3 van Staatsblad 1878 n°. 60 (2); c. de thans nog in dienst zijnde onderwijzers der 3e klasse in de Buitenbezittingen, bedoeld bij artikel 4 van Staatsblad 1875 n°. 1; d. zij, die bij de inwerkingtreding dezer verordening in het bezit zijn van een diploma van het examen, omschreven bij artikel 3 § I van Staatsblad 1875 n°. 107; e. zij, die door het afleggen van een examen blijken hebben (1) Aldus luidt artikel 4 ingevolge ord. 15 Juni 1911 (Stbl. 1911 no. sn). (2) Blz. 112. 93 gegeven de bij het volgend artikel voor de kweekelingen vereischte kennis te bezitten, doeh grondiger, zoomede eenige kennis van de aardrijkskunde van het gewest van inwoning en de omliggende gewesten (*); ƒ, zij, die met gumstigen uitslag het eindexamen van eene der daartoe door den Gouverneur-Generaal aangewezen gesubsidieerde particuliere kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd (2). (2) Benoembaar tot eersten hulponderwijzer zijn uitstak tend de sub a bedoelde personen. Artikel 6. Tot kweekeling zijn benoembaar: 1°. de bij het inwerkingtreden dezer verordening in dienst zijnde kweekelingen; 2°. zij die met voldoenden uitslag examen hebben afgelegd volgens ondervolgend programma: a. de taal, waarin onderwijs gegeven wordt op de scholen, waar zij werkzaam zullen worden gesteld, te kunnen ïMen, zoowel in het eigen letterscfcöft als in het Latijnsehe en wel zoodanig, dat het geïezene blijkt te worden begrepen en te kunnen worden verklaard; b. die taal met eene goede hand te kunnen schrijven zoowel met eigen letterschrift dier taal als met het Latijnsche; cl voldoende kennis te bezitten om onderwijs te geven in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst met geheele getallen, zoomede met gewone en tiendeelige breuken en vaardigheid te bezitten in het schriftelijk en mondeling oplossen van vraagstukken tot toepassing dezer hoofdregels; d. waar het onderwijs niet in het Maleisch wordt gegeven eenige kennis van die taal en haar te kunnen lezen en schrijven met Arabisch en Latijnsch letterschrift (s) • zij, die met voldoenden uitslag hebben afgelegd het examen van toelating tot een kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, behoudens, voor zooveel op de school, door de candidaten afgeloopen, het Maleisch met Arabisch en Latijnsch letterschrift niet tot de leervakken behoort, het met gunstig gevolg afleggen van een aanvul- J%8SfinS 1Uidt PUnt 6 lngevol«e § 1 van ord. 23 Mei 1908 (Stbl. 1908 1907 (SMim^agF* 5 toegevoegd bij § 1 van 10 September (SmFim iiSS8Vn arÜkel 6 toegevoe«d bij § II ran ord. 23 Mei 1903 94 lingsexamen in die taal, overeenkomstig de eischen, niervoren sub 2° d aangegeven (x). Artikel 7. (1) De examens, bedoeld bij de artikelen 5, alinea 1, sub e en 6, worden afgenomen door den inspecteerenden ambtenaar ten overstaan der plaatselijke Inlandsche schoolcommissie (2). (2) Waar dit niet kan geschieden, wordt op voorstel van den inspecteerenden ambtenaar door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bepaald, waar en door wien het examen zal worden afgenomen. (3) Van het resultaat dezer examens wordt door den examinator een omstandig rapport (8) ingediend aan den Directeur, die den uitslag in de Javasche Courant publiceert en aan de voor het examen geslaagden eene akte van bekwaamheid uitreikt. (4) Candidaten, die tot het afleggen van examen verplicht zijn naar eene andere plaats te reizen, bekomen, ingeval zij slagen, vergoeding voor gemaakte reiskosten, overeenkomstig de Bepalingen nopens het vervoer van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen in NederlandschIndië, vastgesteld bij het Ten tweede sub B in Staatsblad 1875 n°. 1 (4). Artikel 8. Kweekelingen, die het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, kunnen, bij gebrek aan vacatures, als hulponderwijzers boven de formatie worden geplaatst, bij voorkeur aan de scholen der lste klasse (5). Hoofdstuk III. Van hét onderwijzend personeel aan de scholen der 2e klasse. Artikel 9. Tot hoofd van de scholen der 2e klasse zijn benoembaar: a. de personen, bedoeld ih artikel 4; (1) Sub 3o is aan artikel 6 toegevoegd bij § II van ord. 23 Mei 1908 (Stbl. 1908 no. 382). Aan de overeenkomstig den eisen sub 3« benoembare kweekelingen wordt een verklaring uitgereikt als bedoeld in de circ. van den Dir. O. E. N. 10 November 1909 no. 18062 (Bijbl. no. 7142), blz. 102. (2) Aldus luidt deze alinea ingevolge § II van ord. 10 September 1907 (Stbl. 1907 no. 392). , (») Bij dit rapport moet een staat worden overgelegd overeenkomstig het model op blz. 96. [*) Blz. 140. (») Aldus luidt dit artikel ingevolge ord. 30 December 1897 (Stbl. 1897 no. 802). 95 b. de onderwijzers, bedoeld in artikel 3 der Bepalingen tot regeling van de klassen en bezoldigingen van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 2, La. A, van het besluit van 1 Januari 1875 n°. 22 (Staatsblad n°. 1); c. de personen, bedoeld in artikel 5, alinea 1, sub d, e en / (*); d. de thans nog in dienst zijnde onderwijzers der 4e klasse N op Java, bedoeld bij artikel 3 der Bepalingen tot regeling van de klassen en bezoldigingen van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen op Java en Madoera, vastgesteld bij artikel 1, La. A, van het besluit van 6 Februari 1878 n°. 5 (Staatsblad n°. 60) (2); e. de thans nog in dienst zijnde onderwijzers der 2e klasse in de Buitenbezittingen, bedoeld bij artikel 4 der Bepalingen in Staatsblad 1875 n°. 1, hierboven sub b vermeld. Artikel 10. Benoembaar tot hulponderwijzer aan de scholen der 2e klasse zijn de personen, genoemd in het voorafgaande artikel. Artikel 11. Tot kweekelingen zijn benoembaar de personen, aangewezen bij artikel 6. En opdat enz. (gewoon slot). (!) Aldus luidt punt c ingevolge ord. 10 September 1907 (Stbl. 1907 no 2). (-) Blz. 112. 96 STAAT (*) aantoonende de cijfers toegekend aan de geslaagden op het examen voor Inlandsch h'SSSE af" genomen te op k , I i- Rang- & ^ ^ si * & nummer § g | ^ c | a> d -g naar aantal •: H§ "2 ^ m 33 -g S § 3 ~j punten. § € ■§«§.§ f 2 5 § | cS o 0 ca S © 3 ca a> "3 o C5 O !> * pq 5 a « M EH • I N.B. Bij gelijk aantal punten worden de candidaten alfabetisch in kolom 1 opgenomen. 1891. landsch onderwijs in de .. afdeeling. C1) Vastgesteld bij circ. Dir. O. E. N. 26 Januari 1894 no. 755. .(=) Achter de plaats van afkomst moet het gewest worden vermeld. 97 Maatregelen om kweekelingen, die de kweekscholen tusschentijds verlaten, voor het onderwijs te behouden. Circ. Dir. O. E. N. 6 Juli 1894 n°. 6405 aan de Inspecteurs van het Inlandsch onderwijs. Herhaaldelijk worden er een aantal kweekelingen van de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers ontslagen, zonder «dat zij het examen van onderwijzer hebben afgelegd. Velen van hen gaan voor altijd voor het onderwijs verloren, ■en de voor hen gedane uitgaven komen niet ten goede van den tak van dienst, waarvoor zij bestemd waren. Toch zouden deze personen, hetzij als hulponderwijzer, hetzij als kweekeling nog goede diensten in de school kunnen verrichten, daar zij door hun verblijf aan eene kweekschool veel voor zullen hebben, boven het hulppersoneel, dat zulk eene inrichting niet bezocht. Ten einde zooveel mogelijk bedoelde personen voor het onderwijs te behouden, heb ik de eer UEdQestr. te verzoeken, hen, in overleg met den Hoofdonderwijzer van de tot Uw ressort behoorende kweekschool onmiddellijk na hun ontslag in de gelegenheid te stellen tot het afleggen van het examen van hulponderwijzer of kweekeling, bedoeld bij Staatsblad 1893 n°. 127 art. 5 al. 1 sub e en art. 6 sub 2° (1). Ik teeken hierbij echter aan, dat zij, die in het eerstbedoelde examen geslaagd zijn, niet voor eene benoeming tot hulponderwijzer mogen worden voorgedragen, alvorens hunne collega's, die gelijktijdig met hen op de kweekschool zijn toegelaten, het examen voor onderwijzer hebben afgelegd (2). De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DER KEMP. (!) Blz. 92. De bedoelde ontslagen leerlingen zijn thans, zonder aflegging van het kweekelingsexamen, doch slechts v. z. n. na aflegging van het aanvullingsexamen, bedoeld in § II van Stbl. 1908 no. 382, benoembaar tot kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs (zie circ. Dir. OEN 10 November 1909 no. 18062 in Bijbl. no. 7142, blz. 102). (2) Met dit beginsel is gebroken, zie circ. Dir. O. E. N 1 December iqns :no. 17769, blz. 101. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 7 98 Algemeene regelen voor toelating tot de examens voor kweekeling en hulponderwijzer en voor benoeming tot die rangen. Circ. Dir. O. E. N. 7 Juni 1895 n°. 4874 aan de inspecteerende ambtenaren van bet Inl. onderwijs. Algemeen is de klacht vernomen, dat candidaten voor de examens van Inlandsch kweekeling en hulponderwijzer voor het meerendeel zich nagenoeg geheel onvoorbereid daaraan komen onderwerpen. Eene beperking der toelating tot die examens is daarom wenschelijk voorgekomen. De candidaten, die na afgelegd examen het diploma verkregen hebben, missen gewoonlijk nog ervaring en practische kennis voor de functiën waartoe-zij benoemd kunnen worden, wat bij velen van hen reeds tot teleurstelling heeft aanleiding gegeven. Ook de benoeming tot de rangen van Inlandsch kweekeling en hulponderwijzer vereischt dus in het belang van het onderwijs zekere beperking. Naar aanleiding van het bovenstaande en na overweging van de over deze aangelegenheid ontvangen adviezen der Inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs, heb ik de eer de volgende aanwijzingen onder Uwe aandacht te brengen, met uitnoodiging daarnaar in het vervolg te willen handelen. Tot de examens voor kweekeling behooren in den regel slechts te worden toegelaten zij, die gedurende minstens één jaar als onbezoldigd kweekeling aan eene openbare lagere Inlandsche school of als onderwijzer of kweekeling aan een particuliere school zijn werkzaam geweest. Candidaten, die na voldoend afgelegd examen het diploma verkregen hebben, kunnen bij eventueele vacatures voor eene benoeming worden voorgedragen. De examens van hulponderwijzer behooren in den regel slechts te worden afgenomen aan hen, die reeds het diploma van kweekeling verkregen hebben en daarna nog gedurende minstens 2 jaren aan eene openbare lagere of particuliere Inlandsche school zijn werkzaam geweest. Zij, die bij het examen slagen, worden ook niet tot den rang van hulponderwijzer of onderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs benoemd, dan nadat zij gedurende een minstens tweejarige werkzaamheid als bezoldigd kweekeling aan eene openbare lagere Inlandsche school — hetzij vóór of na het afleggen van examen hunne geschiktheid voor bevordering bewezen hebben. Deze voorwaarde van benoeming kan tevens al dadelijk worden toegepast op de eventueel thans reeds beschikbare perso- 99 nen met diploma van hulponderwijzer, die hunne benoeming tot dien rang afwachten Pr, Bij de toelating tot de bovenbedoelde examens zal verder zooveel mogelijk ook gelet moeten worden op leeftijd en lichaamsgestel der candidaten; te jeugdige, bejaarde, ziekelijke of gebrekkige personen moeten zoo noodig worden geweerd. Eindelijk kan ook de gelegenheid tot het afleggen van examen tijdelijk worden beperkt of gestaakt, indien in eenig ressort of gewest nog velen op plaatsing wachtende kweekelingen of hulponderwijzers zich bevinden (2). Het bovenstaande wensch ik slechts als algemeene regels te zien betracht, waarbij de inspecteerende ambtenaren vrijheid behouden om daarvan onder bepaalde omstandigheden en in werkelijk urgente gevallen af te wijken. Bepaaldelijk zal het noodig wezen om voor sommige gewesten en streken, waarvoor de openbare scholen moeilijk hulppersoneel te verkrijgen is, de hiervoren gestelde eischen van voorbereiding gedurende een minimum-termijn te doen vervallen en candidaten zoo mogelijk reeds dadelijk tot de examens toe te laten. Ik meen ten overvloede nog onder Uwe aandacht te moeten brengen, dat de boven gegeven voorschriften geen aanleiding mogen geven om zonder beperking onbezoldigde kweekelingen en adspirant-onderwijzers tot het onderwijs aan de openbare Inlandsche scholen toe te laten, zullende tegen overdrijving te dien opzichte ook van Uwe zijde moeten worden gewaakt. Ten aanzien van het afnemen van examens aan- en de benoeming van kweekelingen, die van de kweekscholen ontslagen zijn, blijft de dezerzijdsche missive van 6 Juli 1894 ne. 6405 (3) van kracht, waaraan ter verduidelijking nog wordt toegevoegd, dat de geslaagde candidaten wel niet dadelijk tot hulponderwijzer zullen worden benoemd, maar in afwachting toch als bezoldigd kweekeling kunnen invallen. De wde Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. VAN DER WIJCK. C1) Candidaat-hulponderwijz.ers moeten voortaan dadelijk met de waarneming der betrekking van hulponderwijzer worden belast om na gebleken geschiktheid (proeftijd minstens 1 jaar) tot dien rang te worden benoemd (Circ. Dir. O. E. N. 1 December 1908 no. 17769 aan de insp. ambtenaren van het Inl. onderwijs, blz. 101). (2) Met het in deze alinea bedoelde beginsel is gebroken, zie circ. Dir. O. E. N. 10 December 1906 no. 21638, blz. 100. («) Blz. 97. 100 Intrekking van de beperking der toelating van candidaten tot de examens voor kweekeling en hulponderwijzer. Circ. Dir. O. E. N. 10 December 1906 D? 21638 aan de Inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. In de 6e alinea der dezerzijdsche circulaire van 7 Juni 1895 TP 4874 0) werd aan de inspecteerende ambtenaren bij het Inlandsch onderwijs te kennen gegeven, dat de gelegenheid tot het afleggen van examens voor Inlandsch hulponderwijzer en kweekeling tijdelijk zou kunnen beperkt of gestaakt worden, indien in eenig ressort of gewest zich vele nog op plaatsing bij het openbaar Inlandsch onderwijs wachtende hulponderwijzers of kweekelingen bevonden. Met dit beginsel moet worden gebroken, o. a, met het oog op de omstandigheid, dat bij het subsidieeren van particuliere Inlandsche scholen op den voet der'Regelen in Staatsblad 1906 n- 241 (2) (thans enkel geldig voor scholen op Java en Madoera, maar die later ook van kracht zullen wörden verklaard voor scholen in de Buitenbezittingen) voor de aanwezigheid van gediplomeerd personeel premie's worden toegekend, zoodat de gelegenheid om een diploma van kweekeling of hulponderwijzer te behalen zonder beperking moet openstaan. Ik heb mitsdien de eer U.W.E.G. te verzoeken de gelegenheid tot het afleggen van bedoelde examens voortaan zoo ruim mogelijk open te stellen, met inachtneming overigens van de in de aangehaalde dezerzijdsche circulaire opgenomen voorwaarden voor toelating tot de examens ter verkrijging van de voormelde diploma's. Het zal echter noodig zijn, dat aan de candidaten, die aan een der examens hebben voldaan, worde medegedeeld, dat de uitreiking van het diploma geenerlei toezegging inhoudt op plaatsing bij het openbaar Inlandsch onderwijs. Di verzoek UEd.G. hiermede nauwkeurig rekening te willen houden. De wde Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, POTT. (1) Blz. 98. (2) Hierachter opgenomen onder het hoofd „Particuliere Inlandsche scholen". 101 Candidaat-huiponderwijzers niet meer als kweekeling te plaatsen, maar dadelijk te belasten met de betrekking van hulponderwijzer. Circ. Dir. O. E. N. 1 December 1908 n°. 17769 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs. Ingevolge de vierde alinea der dezerzijdsche circulaire van 7 Juni 1895 n°. 4874 (*) worden zij die in het examen voor Inlandsch hulponderwijzer slagen niet bij het openbaar Inlandsch onderwijs tot dien rang benoemd, dan nadat zij gedurende een minstens tweejarige werkzaamheid als bezoldigd kweekeling aan een openbare lagere Inlandsche school — hetzij vóór of na het afleggen van bedoeld examen — hunne geschiktheid voor bevordering bewezen hebben. Om verschillende redenen is het gewenscht voorgekomen vorengenoemden regel te verlaten en ten opzichte van de onderwerpelijke materie de volgende gedragslijn aan te nemen. Voortaan zullen nog niet in Gouvernementsdienst zijnde candidaat-huiponderwijzers niet meer als kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs worden werkzaam gesteld, maar reeds dadelijk met de waarneming der betrekking van hulponderwijzer worden belast om na gebleken geschiktheid voor hun taak definitief tot dien rang te worden benoemd. Een proeftijd van één jaar dient daarbij als minimum te worden aangenomen. Bij de door U in te dienen mutatievoorstellen zal met het bovenstaande rekening moeten worden gehouden. Verder zullen alle reeds in dienst zijnde kweekelingen bij het openbaar Inlandsch onderwijs, voor zoover zij in het bezit zijn van het hulponderwijzersdiploma, dadelijk tot den hoogeren rang moeten worden benoemd, hetzij definitief (indien hun geschiktheid voor bevordering reeds afdoende is gebleken) hetzij voorloopig tijdelijk (voor het geval die geschiktheid nog niet is geconstateerd). Ik verwacht in verband hiermede van U spoedig een gemotiveerd voorstel betreffende de bevordering van alle in Uw ressort werkzame kweekelingen van het openbaar Inlandsch onderwijs. Ten slotte merk ik op dat alle reeds bij het openbaar onderwijs in functie zijnde Inlandsche kweekelingen bij eventueel slagen in het hulponderwijzersexamen onmiddellijk voor een definitieve of tijdelijke (afhankelijk te stellen van hun al of niet gebleken geschiktheid) benoeming tot hulponderwijzer zullen moeten worden voorgedragen, wordende v. z. n. er (!) Blz. 98. 102 Uwe aandacht op gevestigd dat geen wijziging wordt gebracht in het beginsel dat evenbedoeld examen in den regel slechts behoort te worden afgenomen aan personen die reeds het diploma van kweekeling verkregen hebben en daarna nog gedurende 2 jaar aan een openbare lagere of particuliere Inlandsche school zijn werkzaam geweest. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. Uitreiking van een bewijs van benoembaarheid tot kweekeling bij het openbaar Inl. onderwijs aan niet geplaatste geslaagden in het toelatingsexamen tot een kweekschool. Circ. Dir. O. E. N. 10 November 1909 n°. 18062 aan eenige inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs (Bijbl n°. 7142). Van enkele inspecteerende ambtenaren bij het Inlandsch onderwijs is bij mij een voorstel ontvangen om aan jongelieden, die geslaagd waren in het toelatingsexamen van een kweekschool voor Inlandsche onderwijzers en aan wie y. z. n. het aanvullingsexamen was afgenomen, bedoeld m § 11 van Staatsblad 1908 n°. 382 f), het diploma van kweekeling uit te reiken. Aan dat voorstel kon echter geen gevolg worden gegeven aangezien de bij artikel 7, alinea 3, der Regelen in Staatsblad 1893 n°. 127 (2) o. m. bedoelde akte van bekwaamheid als kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs door den Chef van dit Departement wordt uitgereikt alleen aan hen, die met voldoenden uitslag examen hebben afgelegd volgens het programma, omschreven sub 2de van artikel 6 dier Regelen. Al kon evenwel aan het voorstel van bedoelde inspecteerende ambtenaren geen gevolg worden gegeven, toch acht ik het noodig, dat aan knapen als door hen bedoeld een bewijs worde ter hand gesteld, dat zij benoembaar zijn tot kweekeling bij eene openbare Inlandsche school voor lager onderwns. (1) Zie noot 1 op blz. 94. (2) Blz. 94. 103 Als zoodanig zal moeten dienen eene naar bijgaand model O ingerichte op zegel gesteld, door den in artikel 9 van het reglement in Staatsblad 1894 n°. 100 (2) bedoelden inspecteerenden ambtenaar afgegeven verklaring, dat zij m het admissieexamen voor een kweekschool zijn geslaagd, op welke verklaring verder zal zijn aan te teekenen, dat zij het aanvullingsexamen, bedoeld in § II van Staatsblad 1908 n°. 382 (3), niet behoeven af te leggen, dan wel dat zij dat examen met goed gevolg hebben afgelegd. Die gezegelde verklaringen, ingericht als aangegeven, zullen vervolgens aan dit Departement zijn toe te zenden, om te worden geviseerd en ingeschreven, waarna zij aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar zullen worden toegezonden, om ze aan belanghebbende te doen toekomen. Ik teeken hierbij aan dat, voor het geval zich in Uw ressort jongelieden bevinden als onderwerpelijk bedoeld, te hunnen aanzien al dadelijk op de voorschreven wijze te werk zal kunnen worden gegaan. C. q. verzoek ik U zoo spoedig mogelijk het noodige te willen verrichten. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, M. S. KOSTER. (1) Afgedrukt op blz. 104. ' (2) Met „artikel 9 van het Reglement in Staatsblad 1894 no. 100" blz. 209, thans ook te lezen „artikel 10 van het Reglement in Staatsblad 1912 no. 181", blz. 201. (8) Zie noot 1 op blz. 94. 104 VERKLARING (•>. De AdjunSpecteur van het Inlandsch onderwijs in de afdeeling verklaart dat (*),. geboren te (*), oud jaar, is geslaagd in het op 19.. te afgenomen toelatingsexamen voor de eerste klasse der kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te , onder aanteekening dat vd. het aanvullingsexamen, bedoeld in § II van Staatsblad 1908 ooo niet behoefde af te leggen j j. 1 • • ï. t_ n ■ 382> met gnnstigen uitslag heeft afgelegd en dat hl3 benoembaar is tot kweekeling aan eene openbare lagere Inlandsche school.. , den 19.... De Inspecteur, Adjunct-Inspecteur, Gezien: De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Voor den Directeur, De Secretaris, (*) Aldus gewijzigd bij miss. Dir. O. E. N. 15 December 1909 n. 20296, gericht tot een der inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. (1) Naam van den geslaagde. (2) Nauwkeurige aanwijzing der geboorteplaats (district, afdeeling, residentie). 105 Niet-benoembaarheid van vreemde Oosterlingen. Gouv. besl. 2 Februari 1881 n°. 12 (Bijbl. n°. 3676). Gelezen de missive van den Directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid van 6 December 1880 n°. 15743, daarbij,, naar aanleiding van een aan hem gerigt verzoek van den Cristen-Chinees T., strekkende om te worden benoemd tot onderwijzer aan een gouvernements inlandsche school, de beslissing der Regering inroepende nopens de vraag, of Chinezen voor een betrekking bij het inlandsch onderwijs benoembaar zijn; Gelet op de missive van den lsten Gouvernements-Secretaris. van heden n°. 246a; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Aan den Directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid te kennen te geven, dat de Regering het niet wenschelijk acht,, om ten dienste van het openbaar inlandsch onderwijs gebruik: te maken van Chinezen of andere vreemde oosterlingen, welkegodsdienst zij ook belijden. Afschrift enz. INKOMSTEN VOOR HET ONDERWIJZEND PERSONEEL. Bezoldiging voor het Inl. onderwijzend personeel. I. Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 40 (Stbl. 1913 n°. 270). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling, voor zoover nog noodig, van artikel 2, La. A, van het besluit van 1 Januari 1875 ff 22 (Staatsblad II' 1), de besluiten van 20 Juni 1876 ff 27 (Staatsblad ff 155) en 6 Februari 1878 ff 5 (Staatsblad 1T 60), artikel 1, § IX, van het besluit van 12 December 1884 ff 7/c (Staatsblad ff 221), artikel 4 van het besluit van 5 Juni 1893 ff 23 (Staatsblad ff 128), en de besluiten van 30 December 1897 ff 25 (Staatsblad ff 303), 17 Januari 1902 ff 3 (Staatsblad ff 53), 31 Januari 1907 ff 26 (Staatsblad ff 86) en 6 Februari 1908 ff; 2 (Staatsblad ff 118); Vast te stellen de volgende Bepalingen tot regeling van de rangen en bezoldiging van het Inlandsch onderwijzend personeel bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs in Nederlandsch-Indië. Artikel 1. Het Inlandsch onderwijzend personeel bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs in Nederlandsch-Indië wordt verdeeld in: I. hoofdonderwijzers. Zij zijn geplaatst aan het hoofd van de scholen der lste klasse en van de leerscholen, verbonden aan de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers en genieten een bezoldiging van f 90 (negentig gulden) 's maands (x); II. onderwijzers. Zij zijn geplaatst aan het hoofd van de scholen der 2de klasse en genieten een bezoldiging van: a. f 50 (vijftig gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd; (!) Aldus luidt § I ingevolge Gouv. besl. 26 Juli 1913 no. 29 (Stbl. 1913 no. 483). 108 b. f 40 (veertig gulden) 's maands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd; III. eerste hulponderwijzers aan de scholen der lste klasse. Zij genieten een bezoldiging van f 40 (veertig gulden), 's maands; IV. hulponderwijzers. Zij genieten een bezoldiging van a. f 35 (vijf en dertig gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd; b.. f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands, indien zij dat. examen niet hebben afgelegd 0); V. kweekelingen. Zij genieten een bezoldiging van f 15< (vijftien gulden) 's maands. Artikel 2. (1) De in het vorige artikel onder I, II sub a, III en IV sub a, genoemde onderwijskrachten genieten zes traktementsverhoogingen, elke van ƒ 10 (tien gulden) 's maands, die genoemd onder II sub b en IV sub b zes traktementsverhoogingen, elke van f 5 (vijf gulden) 's maands, en die genoemd onder V twee traktementsverhoogingen, elke van f 2.50 (twee gulden vijftig cent) 's maands (2). (2) Aanspraak op de in de voorgaande alinea vermelde verhoogingen wordt verkregen telkens na ommekomst, voor de in artikel 1 onder I, II, III en IV genoemde onderwijskrachten van drie en voor de aldaar onder V genoemde onderwijskrachten van twee volle dienstjaren (2). (3) Voor de berekening van deze dienstjaren komen in aanmerking de maanden gedurende welke ten minste de helft van het aan den rang verbonden traktement is genoten, voor zoover niet nadrukkelijk is bepaald dat zij niet voor verhooging medetellen. Artikel 3. De in artikel 1 onder II sub a genoemde onderwijzers en dein dat artikel onder III en IV genoemde eerste hulponderwijzers en hulponderwijzers, tot een hoogeren rang bevorderd wordende, blijven in het genot van de reeds verkregen traktementsverhoogingen en de tijd, verstreken na den datum van ingang der laatst toegekende verhooging, komt in rekening (!) Aldus luidt punt o ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 20 Januari 1914 no. 81 (Stbl. 1914 no. 56). {-) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § II, van Gouv. besl. 20 Januari 1914 no. 81 (Stbl. 1914 no. 56). 109 bij de toekenning der verdere verhoogingen in den nieuwen rang, echter met dien verstande dat nimmer meer dan het voor den nieuwen rang vastgesteld aantal verhoogingen wordt genoten. Artikel 3bis (*). %■ «.tjj Wanneer leerkrachten voor overplaatsing in aanmerking komen, maar overplaatsing in denzelfden rang niet mogelijk is en zij daarom door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst uit hun betrekking ontslagen en met de waarneming eener lagere betrekking belast worden, genieten zij de minimum-bezoldiging dier lagere betrekking, met zooveel van de daaraan verbonden verhoogingen als noodig zijn, om zoo dicht mogelijk bij hun vorige bezoldiging te komen, zonder die te overtreffen. Artikel 4. Hulponderwijzers boven de formatie, als bedoeld in artikel S der Regelen, vastgesteld bij de ordonnantie van 5 Juni 1893 (Staatsblad n? 127), zooals dat artikel luidt ingevolge de ordonnantie van 30 December 1897 (Staatsblad IT 302), worden bezoldigd op denzelfden voet als de hulponderwijzers, genoemd in artikel 1 onder IV sub a dezer Bepalingen. Artikel 5. Zij, die in het bezit zijn van een bewijs van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, door den Gouverneur-Generaal aangewezen als eene inrichting, waarvan dat bewijs den bezitter benoembaar maakt tot hoofd van de scholen der l8te klasse, worden, bij benoeming tot den rang van hulponderwijzer of onderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs, bezoldigd op denzelfden voet als is vastgesteld voor hen die het eindexamen eener Gouvernements-. kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd. Overgangsbepaling. Artikel 6. Met uitzondering van de hoofdonderwijzers en de onderwij- t1) Dit artikel ls ingelaseht ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 16 Maart 1914 no. 56 (Stbl. 1914 no. 373). 110 zers, bezoldigd op den voet van artikel 2 der bepalingen, vastgesteld bij artikel 1, La. A, van bet besluit van 6 Februari 1878 ff 5 (Staatsblad ff 60) f), voor wie die bepalingen van kracht blijven, zijn de bepalingen in de vorige artikelen mede van toepassing op de reeds in dienst zijnde hoofdonderwijzers, onderwijzers, eerste hulponderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, in dier voege, dat aan hen, van den dag van hare inwerkingtreding af, de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien deze bepalingen reeds gegolden hadden bij hun indiensttreding. Ten tweede: Te bepalen dat de bij artikel 1 van dit besluit vastgestelde Bepalingen voor geheel Nederlandsch-Indië, met uitzondering van de in het volgend artikel genoemde streken, worden geacht op 1 Januari 1913 in werking te zijn getreden (2). - , Ten derde: enz. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 81 (Bijbl. 1914 n°. 56). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: De Bepalingen tot regeling van de rangen en bezoldiging van het Inlandsch onderwijzend personeel bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs in Nederlandsch-Indie, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 1 Maart 1913 D, 40 ' (Staatsblad ff 270) (3) en gewijzigd bij § I van het besluit van 26 Juli 1913 ff 29 (Staatsblad ff 483), enz. Ten tweede: Te bepalen, dat aan de niet in het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers geslaagde Inlandsche onderwijzers en hulponderwijzers, die op 1 Januari 1914 reeds bij het openbaar Inlandsch lager (2) zie Gouv. besl. 7 Juli 1914 no. 20 (Stbl. 19U no. 455) blz. 111. (3) Blz. 107. 111 onderwijs in dienst waren, gerekend van dien datum, de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in artikel 1 van dit besluit genoemde Bepalingen, zooals die daarbij nader zijn gewijzigd, reeds gegolden hadden bij hun indiensttreding. Afschrift enz. 3. Gouv. besl. 7 Juli 1914 n°. 20 (Stbl. 1914 n°. 455). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. 3«Oi Ten tweede: Met wijziging in zooverre van artikel 2 (*) en met intrekking van artikel 3 van het besluit van 1 Maart 1913 ff 40 (Staatsblad ff 270), te bepalen dat de, bij artikel 1 (2) van dat besluit vastgestelde „Bepalingen tot regeling van de rangen en bezoldiging van het Inlandsch personeel bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs in Nederlandsch-Indië" zooals die sedert zijn gewijzigd en aangevuld bij § 1 van het besluit van 26 Juli 1913 ff 29 (Staatsblad ff 483), bij artikel 1 van dat van 20 Januari 1914 ff 81 (Staatsblad ff 56) (3) en bij het besluit van 16 Maart 1914 ff 56 (Staatsblad ff 273), voor de 'afdeeling Menado der residentie van dien naam en voor de residentiën Amboina en Timor en Onderhoorigheden worden geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1913, met dien verstande, dat voor de niet in het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers geslaagde Inlandsche onderwijzers en hulponderwijzers, de genoemde bepalingen, zooals zij luidden ingevolge de eerstvermelde beschikking, geacht worden te zijn in werking getreden op 1 Januari 1913 en zooals zij thans luiden, op 1 Januari 1914. Afschrift enz. (!) Blz. 110. (=) Blz. 107. (3) Blz. 110. 112 'Bezoldiging van hoofdonderwijzers en onderwijzers op Java en Madoera, die in dienst waren vóór de inwerkingtreding van de ordonnantie van 5 Juni 1893 (Stbl. 1893 n° 127) (»). Gouv. besl. 6 Februari 1878 n°. 5 (Stbl. 1878 n°. 60) (2). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstélijk: Krachtens magtiging des Konings: A. Met intrekking van alle daarmede strijdige regelingen, vast te stellen de volgende bepalingen tot regeling van de klassen en bezoldigingen van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen op Java en Madura. Artikel 1. De onderwijzers aan de openbare Inlandsche scholen op Java en Madura worden verdeeld in vier klassen en bijgestaan door hulponderwijzers en kweekelingen. Artikel 2. Kweekelingen aan eene gouvernements-kweekschool opgeleid, die, in verband met art. 2 van het Koninklijk besluit van 3 Mei 1871 n°. 17 (Indisch Staatsblad n°. 104), gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 22 Januarij 1876 n°. 16 (Indisch Staatsblad n°. 108) tot onderwijzer kunnen worden aangesteld, worden aanvankelijk benoemd tot onderwijzer der derde klasse. Zij genieten als zoodanig eene bezoldiging van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, welk traktement, bij behoorlijke, jpligtsbetrachtig, om de drie jaren wordt verhoogd met f 15 (vijftien gulden) 's maands tot dat een maximum van f 150 (een honderd vijftig gulden) 's maands zal zijn bereikt. Gelijktijdig met de toekenning van de tweede driejaarlijksche verhooging, worden zij bevorderd tot onderwijzer der tweede klasse, en, met de toekenning der vierde verhooging tot onderwijzer der eerste klasse. Na toekenning van het maximum traktement van f 150 (een honderd vijftig gulden) 's maands kan de onderwijzer der eerste klasse, indien hij zich .die onderscheiding waardig heeft gemaakt, den rang verkrijgen van hoofdonderwijzer. Artikel 3. In de vierde klasse worden gerangschikt de onderwijzers, die, niet aan eene kweekschool opgeleid, bij het (1) vergl. art. 3 van de Regelen in die ordonnantie, blz. 92 en art. 6 van de Bepalingen, vastgesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 n». 40 (Stbl. 1913 no. 170), blz. 109. (2) Dit Gouv. besl. is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 3. Maart 1913 no. 40 (Stbl. 1913 no. 270), blz. 107. 113 in werking treden dezer bepalingen tot de tweede klasse behooren, zoomede de hulponderwijzers, en andere personen, die, na met goedgevolg te hebben afgelegd het examen, voorgeschreven bij art. 3 § II van Staatsblad 1875 n°. 107, tot onderwijzer aan het hoofd eener school worden benoemd. Zij genieten eene maandelijksche bezoldiging van f 35 (vijf en dertig gulden), met toekenning, bij behoorlijke pligtsbetrachting, van twee vijf jaarlijksche verhoogingen van f 5 (vijf gulden) 's maands. Artikel 4. Een onderwijzer der vierde klasse, die zich door bijzondere geschiktheid, ijver en goedgedrag onderscheidt, kan op voordragt van den betrokken inspekterenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs, tot onderwijzer der derde klasse worden bevorderd, onder genot van de aan deze betrekking verbonden bezoldiging van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, doch zonder regt op verhoogingen. Artikel 5. De bij het in werking treden dezer bepalingen in dienst zijnde hulponderwijzers, of de personen, die, na met goed gevolg te hebben afgelegd het examen voorgeschreven bij art. 3 § 1 van Staatsblad 1875 n°. 107, tot hulponderwijzer worden benoemd, genieten eene maandelijksche bezoldiging van f 20 (twintig gulden), met toekenning, bij behoorlijke pligtsbetrachting, van twee vijf jaarlijksche verhoogingen van f 5 (vijf gulden) 's maands. Artikel 6. Indien een hulponderwijzer tijdelijk wordt geplaatst aan het hoofd eener school, geniet hij als zoodanig het maximum van het aan zijnen rang verbonden traktement. Artikel 7. Kweekelingen genieten eene maandelijksche bezoldiging van f 12 (twaalf gulden), na eene driejarige ijverige pligtsbetrachting te verhoogen tot f 15 (vijftien gulden) 's maands. Artikel 8. Een onderwijzer, in welke klasse ook gerangschikt, kan wegens pligtsverzuim, wangedrag of later gebleken mindere geschiktheid, tijdelijk of definitief tot eene lagere klasse van bezoldiging worden terug gesteld: de hoofdonderwijzers op een inkomen van f 135 's maands; de onderwijzers der eerste klasse op een inkomen van f 105 's maands; de onderwijzers der tweede klasse op een inkomen van f 75 's maands; en de overige onderwijzers op het aan den eerstvolgenden lageren rang verbonden maximum traktement. VOORSCHRIFTFN INL. ONDERWIJS. 8 114 Artikel 9. Onder de dienstjaren komt voor de verhoogingen niet in aanmerking: a de tijd met verlof voor langer dan drie maanden, dan wel buiten betrekking, met of zonder onderstand, doorgebragt; b. de tijd, wegens berispelijk gedrag, onder suspensie, of na terugstelling in eene lagere klasse doorgebragt. Zoomede die, gedurende welken het gedrag of de nadere ijver van den onderwijzer tot ernstige aanmerkmgen hebben aanleiding gegeven en dus niet voldaan is aan de voorwaarde van behoorlijke pligtsbetrachting. De plaatselijke Inlandsche schoolcommissie en daar, waar deze niet aanwezig is, degene, die met het schooltoezigt belast is houdt van het gedrag der onderwijzers nauwkeurig aanteekening, en geeft daarvan kennis aan den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid. Artikel 10. De onderwijzers en hulp-onderwijzers aan het hoofd eener school geplaatst, waar schoolgeld wordt geheven,, genieten één tiende aandeel in de schoolgelden. Overgangs bepaling. Deze bepalingen worden toegepast ook op de reeds in dienst zijnde onderwijzers der eerste klasse, in dier voege, dat zijzullen genieten een tractement van ƒ 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands en dat de reeds door hen verkregen tractementsverhoogingen van f 10 (tien gulden) 's maands worden veranderd in even zoo vele verhoogingen van f 15 (vijftien gulden) 's maands. Voor de onderwijzers, die nog niet m het genot van eenige verhooging zijn, telt de tijd, gedurende welken zij vóór de m werking treding dezer bepalingen hebben gediend, alleen voor de toe te kennen eerste driejaarlijksche verhooging mede. Voor de oudere onderwijzers telt de tijd na de laatst toegekende vijf jaarlijksche verhooging, voor eene volgende driejaarlijksche verhooging op gelijke wijze mede. Zij worden gerangschikt in de onderscheiden klassen van onderwijzers, naar gelang van hunne verhoogde bezoldigingVoor de thans in dienst zijnde onderwijzers der 2de klasse, hulponderwijzers.en kweekelingen zal de tijd, dien zij als zoodanig hebben doorgebragt, voor de toekenning der periodieke verhoogingen in rekening worden gebragt. B. enz. Ten tweede: Te verklaren, dat de bij artikel 1, lett. A hiervoren bedoelde bepalingen in werking treden op den- lsten der 115 maand, volgende op die, waarin zij in het Staatsblad van. Nederlandsch-Indië zijn opgenomen. Ten derde: enz. Afschrift enz. Bezoldiging van aan een kweekschool opgeleid Inl. onderwijzend personeel, dat geslaagd is in het examen in het Nederlandsen, bedoeld in art. 4 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 240) («). Zie art. 5 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 240), blz. 195. Één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor Inl. schoolhoofden. Gouv. besl. 29 December 1906 n°. 22 (Stbl. 1906 n°. 554). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin te bepalen: I. dat met ingang van 1 Januari 1907, a. in artikel 41, alinea 2, van het Reglement voor de openbare lagere Inlandsche scholen, vastgesteld bij artikel 3 van het besluit van 5 Juni 1893 n°. 23 (Staatsblad n°. 128), vervallen de woorden: „Van de geïnde schoolgelden geniet hij één tiende aandeel"; b. enz.; II. dat het recht op één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden behouden blijft voor alle op 1 Januari 1907 bij het Inlandsch onderwijs in vasten of tijdelijken dienst zijnde personen, zoolang zij bij dat onderwijs in dienst blijven, met dien verstande dat te dezen aanzien buitenlandsch verlof of ontslag uit de betrekking wegens ziekte worden geacht dien dienst niet te onderbreken. Afschrift enz. (i) Blz. 192. 116 Toelagen wegens dure levenswijze als anderszins voor Inl. onderwijzend personeel. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 19 Mei 1878 n°. 30 (l). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Gelet op n°. 2748 van het bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen: a. dat in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, twee openbare Inlandsche scholen worden geopend, één in GrootAtjeh ter plaatse door den Gouverneur te bepalen, en een te Edi-besar; . ... b. dat, met het oog op de vooralsnog bijzondere plaatselijke toestanden in Atjeh, aan de aan bedoelde scholen te plaatsen onderwijzers of waarnemende onderwijzers boven de aan hunne betrekking verbonden wettige inkomsten, voorloopig nog wordt toegekend eene toelage (2) van ƒ 25 (vijf en twintig gulden) 's maands, benevens bet genot van vrije woning (8), of eene indemniteit (3) daarvoor; zullende zij in het genot van de bovenbedoelde inkomsten treden in de maand volgende op die, waarin zij op de plaats hunner bestemming aankomen. Afschrift enz. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 19 Mei 1882 n°. 70 (4). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 19 Mei 1878 n°. 30 (5), bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen, dat met het oog ;i\ Een vervolg hierop'is Gouv. besl. 19 Mei 1882 no. 70, hieronder, rjeze toelage wordt alleen uitbetaald aan personen niet uit Atjeh afkomstig (art. 1 van Gouv. besl. 1 April 1906 no. 3, blz. 125). i (3) Het genot van vrije woning of eene indemniteit daarvoor is ingetrokken bij art. 2 van Gouv. besl. 1 April 1906 no. 3. (*) Gewijzigd, zie Gouv. besl. 19 Februari 1894 no. 7, blz. 117. (5) Hierboven. 117 op de vooralsnog bijzondere plaatselijke toestanden m Atjeh aan de aan de openbare Inlandsche scholen in dat gouvernement geplaatste onderwijzers der 3e klasse (hulponderwijzers) en kweekelingen, boven de aan hunne betrekking verbonden wettige inkomsten, voorloopig nog wordt toegekend eene toelage f) van ƒ 13 (dertien gulden) 's maands. Afschrift enz. Palembang, Oostkust van Sumatra, Riouw, Banka, Billiton en W ester af deeling van Borneo. Gouv. besl. 13 Januari 1893 n°. 16 (2). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen dat, gerekend van 1 Januari 1893, aan ieder der onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen aan de openbare Inlandsche scholen in de gewesten Palembang, Oostkust van Sumatra (3), Riouw, Banka, BiUiton en W ester af deeling van Borneo (*), voor zoover zij niet uit het gewest zelf afkomstig zijn, boven hunne bezoldiging eene toelage wordt toegekend, respectievelijk van ƒ 10 (tien gulden), ƒ 5 (vijf gulden) en ƒ 3 (drie gulden) 's maands. Afschrift enz. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 19 Februari 1894 n°. 7 (3). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met wijziging in zoover van het besluit van 19 Mei 1882 (i) Deze toelage is verhoogd bij Gouv. besl. 19 Februari 1894 n». 7, hieronder. (=) Gewijzigd, zie Gouv. besl. 28 Juni 1902 no. 13, blz. 119. (3) voor zooveel betreft de residentie Oostkust van Sumatra zijn de toelagen gewijzigd bij Gouv. besl. 15 Januari 1901 no. 26, blz. 118, en § 11 van Gouv. besl. 28 Juni 1902 no. 13, blz. 119. (*) De toelagen worden niet uitbetaald aan het personeel der 2e klasse school te Sambas (Westeraf deeling van Borneo), zoolang het Inlandsch zelfbestuur zich met zijn huisvesting belast (Gouv. besl. 29 September 1903 no. 30). (6) Een vervolg op dit besluit is Gouv. jaesl. 16 Augustus 1902 no. 56, blz. 121. 118 n°. 70'O, de daarbij aan het hulppersoneel der openbare Inlandsche scholen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden tijdelijk toegekende toelage van f 13 's maands boven de aan hunne betrekking verbonden wettige inkomsten te verhoogen met ƒ 7 en aldus te brengen op f 20 (twintig gulden) 's maands. Afschrift enz. Oostkust van Sumatra. Gouv. besl. 15 Januari 1901 n°. 26 (2). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging, gerekend van 1 Januari 1901, de toelagen voor ieder der onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche scholen in de residentie Oostkust van Sumatra, voor zoover zij niet uit dat gewest zelf afkomstig zijn, thans krachtens het besluit van 13 Januari 1893 n°. 16 (3) bedragende respectievelijk ƒ 10, T 5 en ƒ 3 's maands, te verhoogen tot respectievelijk ƒ 20 (twintig gulden), f 15 (vijftien gulden) en f 10 (tien gulden) 's maands; met dien verstande dat deze verhooging, voor zoover de toelagen van onderwijzers betreft, alleen toepasselijk is op hen die worden bezoldigd op den voet van artikel 4, § 3 o of b, van Staatsblad 1893 n°. 128 (*). Afschrift enz. Sumatra's Westkust. Gouv. besl. 28 Januari 1902 n°. 5. Gelet enz.; Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van artikel 1 van het besluit van 16 December 1900 n°. 2, krachtens machtiging der Koningin, aan ieder t1) Blz. 116. (2) Gewijzigd bij § II van Gouv. besl. 28 Juni 1902 no. 13, blz. 119. (3) Blz. 117. (*) Artikel 4 van Staatsblad 1893 no. 128 is bulten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 40 (Stbl. 1913 no. 270), blz. 107. 119 •der hulponderwijzers en kweekelingen brj de openbare Inlandsche school der 2« klasse te Sawah Loento (Sumatra s Westkust) boven hun traktement toe te kennen eene toelage respectievelijk van f 10 (tien gulden) en ƒ 5 (vijf gulden) S met dien verstande dat voor zooveel aangaat de hulponderwijzers die het eindexamen eener kweekschool voor Inlandscne onderwijzers met goed gevolg hebben afgelegd, de toelage slechts wordt uitbetaald zoolang het gezamenlijk bedrag van hun inkomsten daardoor niet hooger wordt dan het aan hun rang verbonden maximum-traktement en dat anders de toelage wordt verminderd tot het verschil tusschen hun bezoldiging •en dat maximum, zoodat zij geheel vervalt, wanneer hun bezoldiging het maximum heeft bereikt, en met bepaling dat deze beschikking ingaat met 1 Januari 1902. Afschrift enz. Palembang, Riouw en Onderhoorigheden, Banka en Onderhoorigheden, Billiton, W ester af deeling van Borneo en Oostkust van Sumatra. Gouv. besl. 28 Juni 1902 n°. 13. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen: X dat de bij het besluit van 13 Januari 1893 n°. 16 0) aan het onderwijzend personeel der openbare Inlandsche scholen in de gewesten Palembang, Riouw en Onderhoorigheden, Banka en Onderhoorigheden, Billiton en de W ester afdeeling van Borneo, voor zoover het niet uit het gewest zelf afkomstig is, toegekende toelagen worden ingetrokken, voor zooveel betreft de onderwijzers (hoofden van scholen) en de hulponderwijzers; wat de laatsten aangaat, indien zij het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd; met dien verstande evenwel dat van het thans aan de scholen in die gewesten geplaatste personeel de onderwijzers, die tijdens de invoering der traktementsregeling op (!) Blz. 117. 120 den voet van Staatsblad 1902 n°. 53 0) reeds een bezoldiging van ƒ90 's maands genoten op den voet van artikel 3 der Bepalingen sub A in Staatsblad 1875 n°. 1 0) de toelage behouden en voor de overige op dien voet bezoldigde onderwijzers, die door de toepassing van Staatsblad 1902 n°. 53 0) niet dadelijk in traktement zijn vooruitgegaan en voor hen, die bezoldiging genoten krachtens artikel 1 § IX van Staatsblad 1884 ff 221 0), alsmede voor de hulponderwijzers, de toelage eerst wordt ingetrokken bij toekenning der eerstvolgende traktementsverhooging op den voet van Staatsblad 1902 ff 53 0); II. dat de bij de besluiten van 13 Januari 1893 n°. 16 (2) en 15 Januari 1901 n°. 26 (3) aan het onderwijzend personeel der openbare Inlandsche scholen in de residentie Oostkust van Sumatra, voor zoover het niet uit dat gewest zelf afkomstig is, toegekende toelagen: a. worden ingetrokken voor zooveel betreft de onderwijzers (hoofden van scholen), die het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inandsche onderwijzers met goed gevolg hebben afgelegd; met dien verstande evenwel dat voor hen, die op 1 Jaunari 1902 bezoldiging genoten op den voet van artikel 1 § IX van Staatsblad 1884 ff 221 0) de toelage eerst wordt ingetrokken bij toekenning der eerstvolgende traktementsverhooging op den voet van § 1 van Staatsblad 1902 n°. 53 0); b. worden gesteld op ƒ 10 (tien gulden) 's maands voor de onderwijzers (hoofden van scholen), die niet het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goed gevolg hebben afgelegd; c. wordt verminderd tot f 10 (tien gulden) 's maands voor de hulponderwijzers, die het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goed gevolg hebben afgelegd; met dien verstande dat deze vermindering op de thans bij de scholen in gemeld gewest geplaatste hulponderwijzers eerst wordt toegepast bij toekenning der eerstvolgende aan hun rang verbonden traktements- en vervalt (*). Afschrift enz. t1) Staatsblad 1902 n°. 53, punt A van Staatsblad 1875 n°. 1 en art. 1„ § IX van Staatsblad 1884 no. 221 zijn buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 40 (Stbl. 191$ no. 270), blz. 107. (2) Blz. 117. (3) Blz. 118. *1feffbJS (4) De woorden „en vervalt" zijn vervallen ingevolge Gouv. besL 3 December 1908 no. 11. 121 Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 16 Augustus 1902 n°. 56 f). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van bet besluit van 19 Mei 1878 n°. 30 (2), bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen: I dat aan de hoofden van alle openbare Inlandsche scholen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden boven hun traktement wordt toegekend een toelage van t £> (vijf en twintig gulden) 's maands; II dat voor zooveel de thans aan die scholen geplaatste onderwijzers betreft, de toelage wordt gerekend te zijn ingegaan met den lsten van de maand, volgende op die, waarin zij hun betrekking hebben aanvaard, en onder aanteekening, dat de uit deze beschikking voortvloeiende uitgaven, voor zooveel het dienstjaar 1902 betreft, komen ten laste van artikel 227 der begrooting van dat jaar. Afschrift enz. Benkoelen. Gouv. besl. 19 Januari 1903 n°. 20 (3). Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin, aan ieder der hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse te Benkoelen, Kroë, Poelau-Pisang en Bintoehan (residentie Benkoelen) boven hun traktement toe te kennen eene toelage van respectievelijk ƒ 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands en ƒ 3 (drie gulden) 's maands; met bepaling: . - a. dat voor de hulponderwijzers, die met gunstigen uitslag het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd, de toelage bij de (1) Een vervolg op dit besluit is Gouv. besl. 1 April 1906 n°. 3, blz. 125. (2) Blz. 116. (3) Een vervolg op dit besluit, is Gouv. besl. 14 Januari 1904 no. & blz. 123. 122 toekenning der tweede traktementsverhooging op den voet van § 3a van het besluit van 17 Januari 1902 n°. 3 (Staatsblad n°. 53) (*), wordt verminderd tot f 5 (vijf gulden) 's maands en bij de toekenning der derde traktementsverhooging vervalt; b. dat voor de hulponderwijzers, di e niet het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzeds hebben afgelegd, de toelage bij de toekenning der tweede aan hun rang verbonden traktementsverhooging wordt verminderd tot ƒ 5 (vijf gulden) 's maands; «. dat aan de kweekeÜngen de toelage alleen wordt uitgekeerd, wanneer zij niet afkomstig zijn van de plaats, waar zij zijn werkzaam gesteld. Afschrift enz. Zuider- en O oster af deeling van Borneo. Gouv. besluit 19 Januari 1903 n°. 21 (2). Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin, aan het onderwijzend personeel bij de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse te Samarinda en Moeara-Teweh (Zuider- en Oosteraf'deeling van Borneo) boven hun traktement toe te kennen de volgende toelagen: a. voor de onderwijzers en de huionderwijzers, die niet het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goeden uitslag hebben afgelegd, f 15 (vijftien gulden) 's maands; b. voor de hulponderwijzers, die het eindexamen eener Gouvernements kweeksscnol voor Inlandsche onderwijzers met goeden uitslag hebben afgelegd, f 20 (twintig gulden) 's maands, met dien verstande dat bij de toekenning der eerste traktements-verhooging van f 5 (vijf gulden) 's maands op den voet van § 3a van het besluit van 17 Januari 1902 n°. 3 (Staatsblad n°. 53 (x), de toelage met een gelijk bedrag wordt verminderd en zoo vervolgens bij toekenning van elke traktementsverhooging; (1) Staatsblad 1902 no. 53 is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 40 (Stbl. 1913 no. 270), blz. 107. (2) Een vervolg op dit besluit is Gouv. besl. 14 Januari 1904 no. 28, blz. 123. 123 c voor de kweekelingen f 10 (tien gulden) 's maands, voor zoover zij niet respectievelijk van Samarinda en Moearo> Teweh zelf afkomstig zijn. Afschrift enz. Benkoelen. Gouv. besl. 14 Januari 1904 n°. 26. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin, te bepalen dat de bij het besluit van 19 Januari 1903 n°. 20 0) bedoelde toelagen boven het traktement ten bedrage van f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands en ƒ 3 (drie gulden) 's maands voor respectievelijk ieder der hulponderwijzers en kweekelingen brj de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse te Benkoelen, Kroë, Poelau-Pisang en Bintoehan (residentie Benkoelen), onder dezelfde bepalingen ook worden toegekend aan ieder der hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche school der 2e klasse te Lais in dezelfde residentie. Afschrift enz. Zuider- en O oster af deeling van Borneo. Gouv. besl. 14 Januari 1904 n°. 28 (=). Gelet enz.; ÉWM Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin, aan het onderwijzend personeel bij de openbare Inlandsche school der 2e klasse te Kota Baroe (Zuider- en Ooster af deeling van Borneo) boven hun traktement toe te kennen de volgende toelagen: a. voor den onderwijzer, ingeval hij niet het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goeden uitslag heeft afgelegd en voor ieder der hulponderwijzers, die genoemd examen niet hebben afgelegd, f 15 (vijftien gulden) 's maands; (!) Blz. 121. (2) Een vervolg op dit besluit is Gouv. besl. 6 Juni 1910 no. 12, blz. 126. 124 b. voor de hulponderwijzers, die het eindexamen eener Gouvernements kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goeden uitslag hebben afgelegd f 20 (twintig gulden) 's maands met dien verstande dat bij de toekenning der eerste traktementsverhooging van ƒ 5 (vijf gulden) 's maands op den voet van § 3a van het besluit van 17 Januari 1902 n°. 3 (Staatsblad n°. 53) (*), de toelage met een gelijk bedrag wordt verminderd en zoo vervolgens bij toekenning van elke volgende traktementsverhooging; c. voor de kweekelingen f 10 (tien gulden) 's maands, voor zoover zij niet van Kota Baroe zelf afkomstig zijn. Afschrift enz. Sumatra's Westkust. Gouv. besl. 21 Mei 1904 n°. 4. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat aan den onderwijzer en ieder der hulponderwijzers en kweekelingen bij de openbare Inlandsche school der 2e klasse te Bangkinang (residentie Padangsche Bovenlanden, gouvernement Sumatra's Westkust) boven hun traktement wordt toegekend eene toelage van f 10 (tien gulden) 's maands, met bepaling: I. a. dat voor de onderwijzers, die met gunstigen uitslag het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers hébben afgelegd, de toelage bij de toekenning der eerste traktementsverhooging op den voet van § la van het besluit van 17 Januari 1902 n°. 3 (Staatsblad n°. 53) (1) vervalt; b. dat voor de onderwijzers en hulponderwijzers, die niet het eindexamen eener Gouvernements-kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd en voor de candidaat-onderwijzers de toelage bij de toekenning der eerste aan hun rang verbonden traktementsverhooging wordt verminderd tot f 5 (vijf gulden) 's maands en bij de toekenning der tweede traktementsverhooging vervalt; II. dat de toelagen worden gerekend te zijn ingegaan met de t1) Staatsblad 1902 no. 53 is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 40 (Stbl. 1913 no. 270), blz. 107. 125 Pil maand, waarover hun voor het eerst bezoldiging is uitbetaald op hun nieuwe standplaats; en onder aanteekening, dat de uit deze beschikking voortvloeiende uitgaven (enz.). Afschrift enz. Atjeh en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 1 April 1906 n°. 3. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijh: Te bepalen, dat de toelagen aan de Onderwijzers bij de openbare Inlandsche scholen in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden, toegekend bij de besluiten van 19 Mei 1878 n° 30 f) en 16 Augustus 1902 n°. 56 (2), en die voor het hulppersoneel bij die scholen, toegekend bij het besluit van 19 Mei 1882 n°. 70 0) en verhoogd bij dat van 19 Februari 1894 n°. 7 (s), slechts worden uitbetaald aan de in genoemd gewest geplaatste onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, die uit een ander gewest afkomstig zijn; met dien verstande dat zij, die uit gemeld gewest afkomstig, thans in het genot van eene toelage zijn, deze behouden, zoolang zij in hun tegenwoordigen rang dienst doen. Ten tweede: enz. Extract enz. Celebes en Onderhoorigheden. Gouv. besl. 9 Mei 1909 n°. 3. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat Inlandsche hulponderwijzers en kweekelingen, afkomstig uit andere gewesten, die werkzaam worden gesteld in het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden, gedurende die werkzaamstelling eene toelage zullen genieten boven hun traktement van respectievelijk ƒ 15 (vijftien gulden) en ƒ 10 (tien gulden) 's maands. Extract enz. (!) Blz. 116. (2) „ 121. (3) „ 117. 126 Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Gouv. besl. 6 Juni 1910 n°. 12. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van de besluiten van 19 Januari 1903 n° 21 f1) en 14 Januari 1904 n°. 28 (2), bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen dat Inlandsche opgeleide onderwijzers en opgeleide hulponderwijzers, afkomstig uit andere gewesten die werkzaam worden gesteld in de residentie Zuider- en Oosterfadeehng van Borneo, gedurende die werkzaamstelling — wat de laatste categorie betreft indien zulks geschiedt aan een andere school dan in voormelde besluiten genoemd — zullen genieten eene toelage van f 15 (vijftien gulden) 's maands boven hun bezoldiging. Extract enz. Bali en Lombok. Gouv. besl. 4 Augustus 1911 n°. 35. Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen: I. enz.; II. dat de van Java en Madoera afkomstige onderwijzers, die niet het eindexamen eener Gouvernements-kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met goed gevolg hebben afgelegd, hulponderwijzers en kweekelingen, die Werkzaam zijn of worden gesteld bij het openbaar Inlandsch onderwijs m de residentie Bali en Lombok, boven hunne bezoldiging zullen genieten een toelage respectievelijk van / 15, ƒ 10 en ƒ 6. Afschrift enz. Benkoelen. Gouv. besl. 21 Juli 1913 n°. 17 (Stbl. 1913 n°. 463). Herlezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling in zoover van het (M Blz. 122. (2) .., 123. 127 besluit van 29 November 1907 n-. 23 en van artikel 3, Letter B ten eerste en ten derde van het besluit van 19 Juli 1909 n . -4 (SaSidiio. 386)> ten vervolge van artikel 3 van het bes luit van 19 Mei 1911 n° 52 (Staatsblad n°. 341 juncto het besluit van 19 Januari 1912 n»! 55 (Staatsblad n». 131) en van den staat Lett. C, behoorende bij het besluit van 27 Januari 1912 3? 16a (Staatsblad n°. 172), bij wijze van tijdelijken maatregel, wegens dure levenswijze toe te kennen een toelage van. a. f 1.50 (één gulden vijftig cent) per dag; b. f 30 (dertig gulden) 's maands; c. ƒ 25 (vijf en twintig gulden) s maands; d. ƒ 10 (tien gulden) 's maands; e. ƒ 5 (vijf gulden) 's maands; a aan de Europeesche ambtenaren, b. aan de Inlandsche geneeskundigen, c. aan de Europeesche beambten, d aan de Inlandsche burgerlijke landsdienaren — uitgezonderd die bedoeld sub b —, die eene bezoldiging van minstens ƒ 20 (twintig gulden) 's maands genieten e. aan de Inlandsche burgerlijke landsdienaren, met vallende onder b of d, f ' a t/m e. werkzaam in de onderafdelingen Redjang en Lebong van de afdeeling Lebong der residentie Benkoelen; met dien verstande enz. ('). Ten tweede: Te bepalen, dat artikel 1 van dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden met 1 Januari 1913. Ten derde: enz. Afschrift enz. Lampongsche districten. Gouv. besl. 2 December 1913 n°. 1. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel, gerekend van 1 October 1913, aan ieder der leerkrachten aan de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse te Soekadana en Goenoengsoegih (Lampongsche districten), wegens dure levenswijze boven zijn traktement toe te kennen eene toelage en wel van: (i) Dit slaat niet op Inlandsch onderwijzend- personeel. 128 u. f 10 (tien gulden) 's maands; b. f 5 (vijf gulden) 's maands; ö, b, aan ieder, die eene bezoldiging van a. minstens f 20 (twintig gulden) 's maands geniet; b. minder dan f 20 (twintig gulden) 's maands geniet. Extract enz. VERDERE BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSONEEL. Rang, statie, costuum enz. voor Inl. onderwijzers. a. Amboina. Gouv. besl. 11 April 1868 n°. 45 (Bijbl. n°. 2227). Gelezen de missive van den directeur van onderwijs, eerecHensten nijverheid, van 14 Maart 1868 n°. 1499, houdende J°°tebepalen, dat op voordragt van den resident van Amboina aan inlandsche onderwijzers m dat gewest, als belooning voor langdurige en trouwe diensten, het regt tot het voeren van een-met de Nederlandsche driekleur versierde pajong kan worden toegekend; 2e. enz.; Overwegende: dat het voeren van de pajong of songsong blijkens het besluit van 7 Maart 1863 n°. 22 (bijblad op het staatsblad van N.-I. n°. 1350), erkend is als middel tot onderscheiding van een inlandsch onderwijzer op Java; dat bedoeld onderscheidingsteeken, blijkens de artikelen 92, •93 94 en 95 van het reglement, vastgesteld brj het staatsblad van 1824 n°. 19% ook in de residentie Amboina bekend is en onder de regenten in dat gewest gebruikelijk is; dat er alzoo geen bezwaar tegen bestaat, om een dergelijk •onderscheidingsteeken aan verdienstelijke inlandsche onderwijzers in genoemd gewest toe te kennen; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid: u te kennen te geven, dat het hem vrij staat, om verdienstelijke inlandsche onderwijzers in de residentie Amboina, die goede en langdurige diensten bewezen hebben, voor te dragen tot de toekenning van het regt op het voeren van een pajong van hoogstens zeven Nederlandsche palmenstraal, versierd met de Nederlandsche driekleur, in dier voege, dat de cirkel van den top der pajong met een straal van drie palmen rood, de daaromheen loopende rand ter breedte van VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 130 twee palmen wit en de buitenrand mede ter breedte van twee palmen blauw gekleurd zij; b. aan te schrijven, van de sub a bedoelde beschikking kennis te geven aan den inspekteur van het inlandsch onderwijs in Nederlandsch-Indië en aan den resident van Amboina, met last aan dezen laatste, om daarvan ook mededeeling te doen aan de inlandsche onderwijzers in het onder zijn beheer staand gewest aanwezig. .elifife Afschrift enz. b. Java en Madoera. 1. Gouv. besl. 25 Januari 1879 n°. 18 (Stbl. 1879 n°. 75). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen: I. met intrekking van het besluit van 12 April 1861 n°. 12 (Staatsblad n°. 24), dat de inlandsche onderwijzers aan de openbare inlandsche scholen op Java en Madoera rang zullen hebben: de hoofdonderwijzers gelijk aan dien der eerste hoofden van de bosschen en met dezen gelijkstaande hoofden; de onderwijzers der le, 2e en 3e klasse gelijk aan dien der eerste hoofden van de waterleidingen en met dezen gelijkstaande hoofden; de onderwijzers der 4e klasse gelijk aan dien der onderhoofden van de bosschen en met dezen gelijkstaande hoofden; en de hulponderwijzers gelijk aan dien der mindere schrijvers, en met dezen gelijkstaande hoofden; kunnende zij mitsdien, des verkiezende, de staatsie en het gevolg voeren, voor de hoofden, aan wié zij in rang geassimileerd zijn, aangegeven bij de 4de, 5de, 6de en 7de alinea van artikel 5 van het reglement, opgenomen in Staatsblad 1824 n°. 13. II. enz. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 131 2. Gouv.. besl. 25 Januari 1879 n°. 18 (Bijbl. n°. 3347). Gelet op de besluiten van 6 Februari 1878 n°. 5 (Staatsblad n°. 60) en van 20 December 1878 n°. 4; Herlezen de missive van den directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid van 11 April 1877 n°. 3868, reeds gedeeltelijk verhandeld bij de besluiten van 29 Mei en 25 Juni 1877 n08. 21 en 9; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eersteltjk: Ten tweede: In verband met de bij artikel 1 van dit besluit vastgestelde rangregeling te arresteren de ondervolgende bepalingen voor pajoengs en kostumes van inlandsche onderwijzers en hulponderwijzers aan de openbare inlandsche scholen op Java en Madoera. A. Pajoengs, a. voor een onderwijzer der lste klasse: het geheele veld blauw met drie vergulde cirkels, één om den rand geplaatst, ter breedte van 7 centimeter en de twee anderen ter breedte van 3 centimeter elk, allen op een ouderlingen afstand van 3 centimeter; voorts met een vergulden knop en beneden den knop een vergulden rand van 3 centimeter, welke één verguldsel met den knop uitmaakt; hierna komen negen vergulde stralen, die puntig uitloopen ter lengte van 13 centimeter; moetende de stralen verbonden zijn aan het verguldsel onder den knop en van de punt tot dezes dus 16 centimeter meten; b. voor een onderwijzer der 2de klasse: dezelfde als voor een onderwijzer der lste klasse, doch slechts met twee cirkels, één om den rand van 7 en de andere van 3 centimeter breedte; c. voor een onderwijzer der 3de klasse: dezelfde als voor een onderwijzer der 2de klasse, doch met slechts één cirkel om den rand ter breedte van 7 centimeter; d. voor een onderwijzer der 4de klasse: dezelfde als voor een onderwijzer der 3de klasse, doch met slechts één vergulden cirkel om den rand ter breedte van 3 centimeter; (*) Dit artikel is ook opgenomen in Stbl. 1879 no. 75, blz. 130. 132 e. voor een hulponderwijzer: dezelfde als voor een onderwijzer der 4de klasse, doch zonder cirkel; /. voor een onderwijzer, die als onderscheiding den titel van hoofdonderwijzer voert: dezelfde als voor een onderwijzer der lste klasse, met dat onderscheid, dat de tweede vergulde cirkel even breed is als de randcirkel (7 centimeter). B. Kostumes. a. voor een hoofdonderwijzer: I. Gala-tenue te dragen bij officieele gelegenheden: le. de witte doorschijnende koeloek (hoed); 2e. de sikeppan-gedé, staatsie-buis, van donkerblaauw (koningsblaauw) laken, voorzien van borduursel en negen zilveren knoopen met gouden opkomende zon, met aan de uiteinden der stralen het opschrift „Inlandsch onderwijs". Het borduursel bestaat uit een goud- en zilverpassement, ter breedte van 4 centimeter, aan den kraag en de uiteinden der mouwen; een gelijk pasement ter breedte van 1 centimeter, loopende van den kraag langs het geheele buis, een van goud- en zilverdraad gevlochten koord, loopende van den kraag langs de binnenzijde van de knoopen en knoopsgaten en eindigende bij den laatsten knoop en het laatste knoopsgat, en een boordsel van goud- en zilverdraad om de plaatsen, waar de knoopen bevestigd worden en om de knoopsgaten; 3e. de rompi, vest, van wit kasimir, satijn of katoen, met negen kleine zilveren knoopen, voorzien van eene zon en van hetzelfde opschrift als de knoopen van den sikeppan; 4e. de dodot, gebatikt katoenen hofkleed, met patronen naar verkiezing, met uitzondering van de voor regenten bepaalde patronen en mits met een zwarten grond (latar ireng) en goebèg. De daarbij behoorende hoekoep (buikband) bestaat uit paarsch-rood (merah-woengoe) lint ter breedte van 5 centimeter, met gouden boro (kwast) van torsades; 5e. de tjelono, lange broek, van zwart laken of zijde, met gouden zilvergalon om den onderrand der pijpen ter breedte van 4 centimeter; 6e. de wedoeng, kapmes, wordt alleen gedragen in de tegenwoordigheid van den Gouverneur-Generaal of van een lid van den raad van Nederlandsch-Indië, als gouvernementskommissaris; 133 7e. de kris, gedragen op de wijze sengkelit genaamd, de rongko van het model ladrangan, de buitenscheede van het model bléwahan, van goud, verguld of koper. II. Het kostuum pradjoeritan, bij officieele gelegenheden te paard te dragen, bestaat uit: le. de koeloek-kanigoro. Instede van den koeloek kan ook, naar gelang van omstandigheden, gedragen worden de hoofddoek, overeenkomstig het patroon van de bëbëd, dat sawit heet, en daarbij de toedoeng of javaansche pet van donkerblaauw laken en van voren voorzien van een met goud geborduurde of vergalde opkomende zon; 2e. de tjelono, lange broek, van donkerblaauw laken, langs de pijpen afgezet met passement ter breedte van 2 centimeter en van dezelfde kleur als het passement van den kraag van het buis; 3°. de saboek, breede buikband, van paarsch-roode (merahwoengoe) zijde, met gouden boro (kwasten) van torsades; 4e. de epèk, ceintuur, van goudpassement ter breedte van hoogstens 5 centimeter en te dragen met de ketimang, lèrèp en bangkol (gesp, schuif passant en teugelhaak), en de talibandang (een streng gevlochten koord) van zilver- en gouddraad; 5e. de anggaran, krishanger, van zwart laken of leder, voorzien van een gouden of zilveren plaat, dan wel borduursel; 6e. twee krissen, de eene van het model als bepaald bij § B, I, 7de hiervoren, gedragen op de wijze sengkelit;. de andere van het model rongko ga jamman, gedragen op de wijze genaamd tjrigan (in den hanger aan den epèk); b. voor een onderwijzer der lste, 2de en 3de klasse: dezelfde kostumes als voor een hoofdonderwijzer hiervoren zijn vastgesteld, het verschil ligt alleen in de passementen en de koord van het buis; de koeloek en de tali-bandang, als volgt: le. voor een onderwijzer der eerste klasse: de zwarte koeloek; de sikeppan-gedé, van donkerblaauw laken, voorzien van goud- en zilverpassement langs den rand van het geheele buis, ter breedte van 1 centimeter, en van twee strepen van dezelfde soort passement, ter breedte elk van 1 centimeter, aan den kraag en aan de uiteinden der mouwen. Deze strepen worden met den passementen rand van 1 centimeter breedte geplaatst op een onderlingen afstand van 2 millimeter, terwijl de beide uiteinden der strepen van den kraag met den passementen rand worden bevestigd. Op den naad van den kraag wordt een koord van goud- 134 en zilverdraad aangebragt in verbinding met een dito-koord aan het buis. De tali-bandang moet zijn van zwart koord; 2e. voor een onderwijzer der 2de klasse: dezelfde kostumes als voor een onderwijzer der lste klasse hiervoren zijn vastgesteld, doch met slechts één streep van goud- en zilyerpassement in het midden van den kraag van het buis en één aan de mouwen op een afstand van 1 centimeter van den passementen rand; 3e. voor een onderwijzer der 3de klasse: >iJb«j dezelfde kostumes als voor een onderwijzer der 2de klasse, doch de sikeppan-gedé zonder streep van goud- en zilverpassement aan den kraag en de mouwen; c. voor een onderwijzer der 4de klasse: de zwarte koeloek; de sikeppan-gedé, van donkerblaauw laken en voorzien van twee gevlochten zilveren koorden, op een onderlingen afstand van 2 millimeter geplaatst langs het geheele buis en aan de uiteinden der mouwen; voorts van een gevlochten zilveren koord op den naad van den kraag en langs het buis, te plaatsen op de wijze als voor een onderwijzer der lste klasse hiervoren is aangegeven, en verder van dezelfde knoopen als voor dezen zijn voorgeschreven. De rompi, dodot, hoekoep met boro, tjelono, krissen; saboek met boro, epèk, ketimang, lèrèp, tali-bandang, anggaran, hikët (hoofddoek), bëbëd sawit en toedoeng zijn gelijk aan die van een onderwijzer der lste klasse, met dat onderscheid, dat de passementen der tjelono geheel van zilver moeten zijn; d. voor een hulponderwijzer: dezelfde kostumes als van een onderwijzer der 4de klasse, met dat onderscheid, dat het buis, in stede van twee koorden, één gevlochten zilveren koord langs den geheelen rand en aan de uiteinden der mouwen heeft. Ten derde: Aan de inlandsche onderwijzers aan de openbare inlandsche scholen in de residentiën Batavia en Preanger-Regentschappen te vergunnen om bij de bij artikel 2 van dit besluit vastgestelde kostumes, des verkiezende, gebruik te maken: van een hoofddoek met of zonder andere hoofdbedekking, naar plaatselijk gebruik, instede van den koeloek; van een bëbëd of sarong, naar plaatselijk gebruik, en van de saboek, epèk, ketimang en lèrèp, bedoeld bij 3 en 4 van § II der bij artikel 2 hiervoren vastgestelde bepalingen, in stede van de dodot met de hoekoep; 135 van de tjelono, bedoeld bij 2 van § II, in stede van die, bedoeld bij 5 van § I; en van een badé-badé, in stede van den wedoeng. Ten vierde: Te bepalen: lc. dat eervol ontslagen inlandsche onderwijzers, mits 20 jaren gediend hebbende, het kostuum mogen blijven dragen, voor den laatst door hen bekleeden rang vastgesteld; 2e. dat het aan de inlandsche onderwijzers en hulponderwijzers verboden is om hunne kleeding anders dan volgens de bij artikel 2 van het besluit bedoelde bepalingen met borduursels of galons te versieren, en om bij ceremoniële gelegenheden gebruik te maken van batikwerken, hoofdtooisels en schoeisel, voorgeschreven voor hoogere rangen dan die, welke door hen worden bekleed. Afschrift enz. C. Zuider- en Ooster af deeling van Borneo. Gouv. besl. 15 April 1908 n°. 7 (Bijbl. n°. 6828). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Ter vervanging van het in artikel 1 bedoeld Voorschrift te arresteeren de ondervolgende BEPALINGEN voor kostuums van Inlandsche ambtenaren en hoofden in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. I. Aan de. na te noemen ambtenaren en hoofden is het toegestaan bij officieele gelegenheden gebruik te maken van het volgende kostuum: 1. De 'districtshoofden: a. een pet van het model der Europeesche bestuursambtenaren van donkerblauw of zwart laken, aan de voorzijde voorzien van een zilveren geborduurde gekroonde letter W ter hoogte van 4^2 c.M., gevat tusschen twee gekruiste eikentakken van zilver, en om den onderrand van een zilveren galon ter breedte van 3 c.M.; h. een gesloten buis met staanden kraag, volgens den gebruikelijken Inlandschen snit, van donkerblauw of zwart laken 136 of serge, met vijf zilveren knoopen met zilveren gekroonde W; om de kraag een zilveren borduursel van oranje- en eikentakken ter breedte van 3 c.M., en de mouwopslagen voorzien van twee kleine zilveren knoopen met zilveren gekroonde W en van twee zilveren galons, elk ter breedte van 1 c.M. en 1 c.M. van elkaar verwijderd, bet bovenste met eene enkele krul naar boven; c. een pantalon van wit linnen of katoen; d. een donker gebatikte hoofddoek en sarong, de laatste zichtbaar te dragen onder het buis, doch niet meer dan 10 c.M. daaronder uitstekende; e. zwart verlakte of lederen schoenen. 2. enz. 3. De hoofddjaksa: hetzelfde kostuum als voor de districtshoofden, doch het bovenste galon om de mouwopslagen zonder krul. 4. enz. 5. De onderwijzers, hoofden eener school: hetzelfde kostuum als voor den hoofddjaksa, met dit verschil dat de onderrand der pet is voorzien van twee zilveren galons, elk ter breedte van 1 c.M. en 1 c.M. van elkaar verwijderd, en dat de kraag van het buis voorzien is van een zilveren zoom langs bet boordsel, ter breedte van 1 c.M. 6. De vaccinateurs en zoutverkooppakhuismeesters: hetzelfde kostuum als voor de onderwijzers, hoofden eener school, doch om de pet slechts één zilveren galon ter breedte van 1 c.M. en de mouwopslagen voorzien van één zilveren galon, zonder krul, ter breedte van 1 c.M. 7. De schrijvers, hulponderwijzers en alle andere ambtenaren van ongeveer gelijken rang: hetzelfde kostuum als voor de vaccinateurs en zoutverkooppakhuismeesters, doch zonder galon op de mouwopslagen. 8. enz. II. Aan de sub I genoemde ambtenaren en hoofden is het toegestaan om bij de uitoefening van hun dagelijkschen dienst of op dienstreizen de volgende kleeding te dragen: 137 a. een pet, als behoorende bij bet voor officieele gelegenheden voorgeschreven kostuum; b. een kort gesloten buis van wit linnen of katoen meteen rij. van vijf zilveren knoopen met zilveren gekroonde W; c. een wit linnen of katoenen pantalon en d. witte zeildoeksche of zwart lederen schoenen. Afschrift enz. Onderzoek naar het rechtmatig voeren van titels en praedicaten door Inl. onderwijzers. Circ. Dir. O. E. N. 17 September 1910 n°. 16898 aan de inspecteerende ambtenaren van het Inl. onderwijs. Door de Regeering is opnieuw de wensch te kennen gegeven O, dat bij elke eerste benoeming of bevordering van Inlandsche ambtenaren vóóraf een speciaal en nauwkeurig onderzoek worde gehouden of de aan te stellen persoon inderdaad gerechtigd is het praedicaat of den titel te voeren, waarop hij' aanspraak maakt. Naar aanleiding daarvan heb ik de eer UEG. te verzoeken, voortaan wanneer door TJ voorstellen worden gedaan tot eerste plaatsing van Inlanders bij het Inlandsch onderwijs, die voorstellen te doen vergezeld gaan van de door U verkregen bewijzen, dat zij recht hebben op den titel of het praedicaat, door hen gevoerd. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Voor den Directeur, De Secretaris, E. A. E. KALSHOVEN. Onttrekking van Inl. onderwijzers aan het onderwijs. 1. Gouv. besl. 25 Mei.1872 n°. 9 (Stbl. 1872 n». 99a). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: De Hoofden van gewestelijk bestuur op en buiten Java aan te schrijven: (i) Circ. lste Gouv. Secr. 8 September 1910 n°. 2060. 138 a. om geen der van Gouvernementswege ten behoeve van het Inlandsch onderwijs opgeleide kweekelingen, hulponderwijzers en onderwijzers aan hunne bestémming te onttrekken door plaatsing bij een anderen tak van dienst, zonder daartoe verkregen vergunning van den GouverneurGeneraal (*); b. enz.; Ten derde: enz. Afschrift enz. 2. Circ. Dir. O. E. N. 16 Maart 1875 n°. 2655 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. 2965). Bij art. 2, § a van het Gouvernements besluit van 25 Mei 1872 n°. 9 (Staatsblad n°. 99a) (2), zijn de Hoofden van gewestelijk bestuur op en buiten Java aangeschreven, óm geen der van Gouvernementswege ten behoeve van het Inlandsch onderwijs opgeleide kweekelingen, hulponderwijzers en onderwijzers aan hunne bestemming te onttrekken door plaatsing bij een anderen tak van dienst, zonder daartoe verkregen vergunning van den Gouverneur-Generaal (*). Dat voorschrift wordt zoowel door belanghebbenden als door de Hoofden van gewestelijk bestuur niet altijd juist begrepen en gewoonlijk in dien zin opgevat, dat overplaatsing van onderwijzers bij eenen anderen tak van dienst tot de zeldzame uitzonderingen moet behooren en dat derhalve voor de onderwijzers weinig of geen vooruitzigt bestaat, om ooit voor eene andere meer voordeelige landsbetrekking in aanmerking te komen. Deze meening is ongegrond. Het denkbeeld, dat Inlandsche onderwijzers voor immer aan het onderwijs gekluisterd moeten blijven en belet worden een hooger standpunt in te nemen, schijnt dikwerf flinke jongelieden van aanleg terug te houden zich voor het vak van onderwijs te doen opleiden. Hierin dient verbetering te komen. Ik heb mitsdien de eer UwEdG. te verzoeken bij voorkomende gelegenheid belanghebbenden te willen inlichten omtrent de juiste bedoeling van de in Staatsblad 1872 n° 99 a (2), opgenomen aanschrijving, namelijk: dat Inlandsche onderwijzers volstrekt niet worden uitgesloten van den overgang tot andere betrekkingen; alleen mag dit niet geschieden dan na verkregen vergunning van den Gouverneur-Generaal (*). C1) Thans van den Dir. O. en E., zie Gouv. besl. 2 Februari 1894 n°. 11 (Stbl. 1894 no. 42), blz. 139. (2) Blz. 137. 139 Groote voorzigtigheid dient daarbij echter in acht te worden genomen, want het kan de bedoeling niet zijn of worden, om de voor 's Lands rekening voor het onderwijzersambt opgeleide personen bij voorkeur in andere betrekkingen over te plaatsen. Het belang van het Inlandsen onderwijs, zoowel als dat van andere takken van dienst, zal daarbij met nauwgezetheid en in elk geval afzonderlijk dienen overwogen te worden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, HENNY. 3. Gouv. besl. 2 Februari 1894 n°. 11 (Stbl. Ï894 n°. 42). Is goedgevonden en verstaan: De bij artikel 2 litera a van het besluit van 25 Mei 1872 n°. 9 (Staatsblad n°. 99a) 0) aan den Gouverneur-Generaal voorbehouden bevoegdheid, om vergunning te verleenen tot onttrekking der van Gouvernementswege ten behoeve van het Inlandsch onderwijs opgeleide kweekelingen, hulponderwijzers en onderwijzers aan hunne bestemming door plaatsing bij een anderen tak van dienst, over te dragen op den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Afschrift enz. Vervoer bij eerste aanstelling en overplaatsing van Inl. onderwijzers. Gouv. bsel. 1 Januari 1875 n°. 22 (Stbl. 1875 n°. 1). Gelet enz.; Gelezen de missives: a. van den Minister van Koloniën, van 18 Maart 1874, La. Aaz., n°. 19/440; b. enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Nog gelet op Staatsblad 1874, nos. 72 en 74; t1) Blz. 137. 140 Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Krachtens machtiging des Konings, met intrekking van alle daarmede strijdige beschikkingen, vast testellen de volgende bepalingen als: A. enz. B. Bepalingen nopens het vervoer van het onderwijzend personeel aan de openbare inlandsche scholen in Nederlandsch-Indië. Inlandsche onderwijzers en kweekelingen, hetzij van gewone openbare inlandsche scholen, dan wel van kweekscholen voor inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië, genieten bij een eerste aanstelling en bij verplaatsing van de plaats van verblijf naar die van bestemming, voor het geval dat de afstand tusschen die plaatsen meer dan zes palen bedraagt: 1°. bij reizen over land: eene tegemoetkoming van f 0.20 (twintig cent) per paal, voor een heeren-rijpaard, zoomede de volgende koeliegelden, als: een ongehuwd onderwijzer der eerste klasse f 0.18 (achttien cent) per paal; een gehuwd onderwijzer der eerste klasse f 0.24 (vier en twintig cent) per paal; een ongehuwd onderwijzer der tweede klasse f 0.12 (twaalf cent) per paal; een gehuwd onderwijzer der tweede klasse f 0.18 (achttien cent) per paal; een ongehuwd onderwijzer der derde klasse f 0.06 (zes cent) per paal; een gehuwd onderwijzer der derde klasse f 0.12 (twaalf cent) per paal; een ongehuwd kweekeling f 0.03 (drie cent) per paal; een gehuwd kweekeling f 0.06 (zes cent) per paal. 2°. bij reizen over zee: vrij transport voor hen zeiven en hun wettig gezin voor rekening van den lande; de onderwijzers der eerste, tweede en derde klasse als passagiers der tweede klasse, en de kweekelingen als passagiers der derde klasse. Ten derde: enz. Afschrift enz. 141 Vergoeding van reiskosten aan schoolhoofden bij storting van schoolgelden. Gouv. besl. 12 Augustus 1911 n°. 44. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen dat de onderwijzers bij openbare lagere Inlandsche scholen op plaatsen welke, ter beoordeeling van het Hoofd van gewestelijk bestuur, gelegen zijn op zoodanigen afstand van de plaats waar de door die onderwijzers geïnde schoolgelden m 's Lands kas moeten worden gestort of van een dichterbij gelegen postkantoor of hulppostkantoor van waar zij die schoolgelden per aangeteekend dienststuk naar bedoelde Landskas kunnen verzenden, dat zij de reis van hun standplaats daarheen en terug niet in één dag te voet kunnen maken, telkens wanneer zy m verband met artikel 41 van het Inlandsch Schoolreglement m Staatsblad 1893 n°. 128, zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge het besluit van 24 Juli 1909 n°. 32 (Staatsblad n°. 394) C) verplicht zijn de ontvangen schoolgelden te storten, de reis van hun standplaats naar de betrokken Landskas c. q. het naastbij gelegen postkantoor of hulppostkantoor en terug mogen doen voor rekening van den Lande, op den voet van de bepalingen, voor ongehuwde onderwijzers vastgesteld sub B van artikel 2 van het besluit van 1 Januari 1875 n°. 22 (Staatsblad n°- 1) (2); . , & met bepaling, dat de hieruit voortvloeiende uitgaven enz. Ten tweede: enz. Reizen van Inl. onderwijzend personeel met den Delispoorweg. Gouv. besl. 16 November 1911 n°. 38 (Stbl. 1911 n°. 609). Gelet op het besluit van 21 October 1902 n°. 11 (Staatsblad n°. 381); Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van de besluiten van 31 Mei 1902 n°. 6 (Staatsblad n°. 224) en 10 October 1905 n°. 61 (Staatsblad n0. 505), (1) Blz. 19. (2) „ 140. 142 houdende regelingen op het reizen van landsdienaren met den Delispoorweg, te bepalen dat bij reizen voor 's Lands rekening met dien spoorweg, wordt gereisd: a. enz.; 6. door onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen Van het openbaar Inlandsch onderwijs, in rijtuigen der 2do klasse. Extract enz. Vervoer van openbare Inl. leerkrachten langs de Staatsspoor- en tramwegen gedurende den tijd, dat zij in opleiding zijn voor het examen in de Nederlandsche taal. Gouv. besl. 17 Juni 1913 n°. 60 (Bijbl. n°. 7974). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om het noodige te verrichten voor het verleenen van vervoer langs de Staatsspoor- en tramwegen voor rekening van den Lande, volgens de voorschriften van de bij artikel 1 van het besluit van 1 Maart 1913 n°. 13 0) goedgekeurde „Bepalingen betreffende het vervoer van 's Lands reizigers en goederen op de Staatsspoor- en tramwegen in Nederlandsch-Indië" aan onderwijzers en hulponderwijzers bij het openbaar Inlandsch onderwijs, gedurende den tijd dat zij in opleiding zijn voor het examen in de Nederlandsche taal, bedoeld in het besluit van 14 Maart 1912 n°. 38 (Staatsblad n°. 240) (2), voor reizen tusschen hun standplaats en die van dén met die opleiding belasten Europeeschen onderwijzer. Vervoer van Inl. onderwijzend personeel uit Mklden-Java afkomstig en in Bantam geplaatst tijdens de Poeasavacantie. Gouv. besl. 15 Juli 1913 n°. 9 (Bijbl. n°. 7852). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Machtiging te verleenen om aan onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, uit Midden-Java afkom- (1) Bijbl- no. 7849. (2) Blz. 192. 143 stig en geplaatst aan openbare Inlandsche scholen in de residentie Bantam, die zich gedurende de poeasavacantie naar de streek hunner herkomst begeven, zoowel voor de heen- als voor de terugreis, vervoer voor rekening van den Lande toe te staan voor henzei ven en hun gezin (daaronder mede te verstaan inwonende familieleden en bedienden). Ten tweede: Te bepalen dat het in artikel 1 van dit besluit bedoeld vervoer zal geschieden op reis-aanvragen, in verband waarmede de staat behoorende bij artikel 4 van de bij besluit van 1 Maart 1913 n°. 13 0) vastgestelde „Bepalingen betreffende het vervoer van 'sLands reizigers en goederen op de Staatsspoor- en tramwegen in Nederlandsch-Indië" wordt aangevuld als volgt: 24. Onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, uit Midden-Java afkomstig en geplaatst aan openbare Inlandsche lagere scholen in de residentie Bantam, die zich gedurende depoeasavacantie naar de streek hunner herkomst wenschen te begeven, voor henzelven en hun gezin (daaronder mede te verstaan inwonende familieleden en bedienden) van hun standplaats naar de streek hunner herkomst en terug. Extract enz. Wacht- en patrouille-diensten voor Inl. onderwijzers. Circ. Dir. O. E. N. 27 Juni 1879 n°. 7789 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 3430). Het geval deed zich onlangs voor, dat een kweekeling aan een openbare inlandsche school op Java bezwaren opperde tegen het doen van nachtelijke rondes en het verschijnen op het policiekantoor des morgens ten acht ure om verslag daarvan te doen. Dit een en ander, hetwelk ook van de andere docenten aan die school gevorderd werd, kon niet in het belang van het onderwijs zijn. Onderwijzers en kweekelingen kunnen niet met de gewenschte opgewektheid hun intellectuëlen arbeid verrigten als zij den geheelen nacht hebben moeten waken, en kunnen ook niet op hun tijd in de school zijn, als zij des morgens van hun nachtelijke patrouillediensten aan het bureau van policie rapport moeten doen. De over deze aangelegenheid met het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur gevoerde correspondentie heeft geleid tot (i) Bijbl. no. 7849. 144 een meer doeltreffende regeling dier gemeentediensten m de afdeeling, alwaar de school gevestigd is, waardoor bedoelde kweekeling slechts in den nacht van Zaturdag op Zondagnachtelijke rondes zal hebben te doen, en des Zondags rust zal kunnen nemen. ~ n • j„ Ik acht deze regeling als een middel tot bevordering van de belangen van het inlandsch onderwijs algemeen zeer aanbevelingswaardig, en heb daarom de eer UEdG, beleefd te verzoeken, om het noodige te willen bevelen opdat daar, waar voorschreven maatregel niet reeds mogt zijn genomen, in uw gewest de inlandsche onderwijzers en kweekelingen slechts in den nacht, voorafgaande aan den dag waarop geen school gehouden wordt, met het presteren van patrouille-diensten worden belast. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, STORTENBEKER. Verantwoording der schoolgelden door schoolhoofden Circ. Dir. O. E. N. 14 Januari 1880 n°. 508 aan de Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 3527). Bij de examinatie van de verantwoordingen der geïnde schoolgelden aan de openbare inlandsche scholen, blijkt nog steeds van groote onvolledigheid en grove onnauwkeurigheid in de opmaking. . Ter voorkoming van nutteloos geschrijf en oponthoud in de afdoening dier verantwoordingen, heb ik de eer Uwe Commissie dringend uit te noodigen, de aandacht der inlandsche •ij. j school onderwijzers aan de onder haar toezicht staande -schoïëiT hierop te willen vestigen, en zelve voor de rigtige en tijdige indiening zooveel mogelijk hare medewerking te willen verleenen. , De stukken die bij het einde van elk kwartaal door den onderwijzer behooren te worden ingediend, worden Uwer Commissie ten overvloede hierbij opgegeven. Zij zijn: de staat lett. A loopende over het geheele kwartaal; de staten lett. A1, B, C over elke maand afzonderlijk, vergezeld van de betrekkelijke stortingsbewijzen, die niet op een der genoemde staten mogen worden geschreven, maar afzonderlijk behooren te worden afgegeven; terwijl bij het 4de kwartaal ook nog ingediend moet worden de toelichting op de jaarrekening. 145 Ik teeken hierbij aan, dat de jaarrekening aan de Algemeene Eekenkamer regtsreeks behoort te worden ingezonden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, STORTENBEKER. Het opdragen van buitengewone werkzaamheden aan Inl. onderwijzers gedurende de schooltijden. Circ. Dir. O. E. N. 1 October 1890 n°. 9465 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Naar mij is medegedeeld, is het eenigen tijd geleden voorgekomen, dat een Inlandsch onderwijzer in een tijdsverloop van twee maanden gedurende 25 dagen de school heeft verzuimd om te kunnen voldoen aan eene opdracht van het Hoofd van gewestelijk bestuur, om de administratie van een gewezen adjunct-djaksa na te zien. Ook is het meermalen voorgekomen, dat vrij langdurige opdrachten aan zulke onderwijzers zijn gegeven tot het opmeten van stukken land, het ontvangen van zout en dergelijke werkzaamheden, waardoor zij eenigen tijd aan hun eigenlijk dienstwerk werden 'onttrokken en het onderwijs schade moest lijden. Op grond van deze berichten heb ik de eer, UHEdGëstr. uit te noodigen zoodanige maatregelen te willen treffen, dat aan inlandsche onderwijzers in Uw gewest geene veelomvattende diensten worden opgedragen, welke gedurende de schooltijden moeten verricht worden en waardoor stoornis in het onderwijs wordt veroorzaakt. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DER KEMP. Opgaaf betreffende de sterkte van het onderwijzend personeel in de kolom „Toelichtingen" van den leerlingen-staat. Bijbl. n°. 4647. Bij circulaire van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 11 December 1890 n°. 11808 is aan de Hoofden van gewestelijk bestuur in Nederlandsch-Indië, als voor- VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 10 146 eitters der Europeesche en Inlandsche schoolcommissiën in hunne gewesten, verzocht, den hoofdonderwijzers der openbare lagere scholen op te dragen, voortaan in de kolom Toelichtingen van den Leerlingen-staat (La. B) te vermelden, hoe groot het onderwijzend personeel hunner school is en, voor zooverre de Inlandsche scholen betreft, of de hoofdonderwijzer wordt bijgestaan door candidaat-onderwijzers dan wel gewone hulponderwijzers. Inrichting van de toelichtende staten der door schoolhoofden in te dienen jaarrekeningen. Circ. Dir. O. E. N. 19 Januari 1892 n°. 589 aan de Eur. en Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 4687). Door de hoofden van de Europeesche- en Inlandsche scholen worden tot dusver in de aan mijn Departement ingevolge artikel 7 der bepalingen in Staatsblad 1875 n°. 23 ingediende toelichtende staten hunner jaarrekeningen de schoolgelden over December, door hen in Januari d.a.v. ontvangen, over het algemeen geboekt als in December van het voorgaande jaar ontvangen. Omgekeerd gebeurt het ook zeer dikwijls, dat zrj de schoolgelden over December, door hen in Januari d.a.v. in 's Lands kas overgestort, in die toelichtingen boekten als achterstand op het einde van het voorgaande jaar, niettegenstaande die schoolgelden door hen reeds in Deecmber van dat jaar ontvangen waren. Zulks is niet alleen in strijd met § c van voormeld voorschrift, maar oefent tevens invloed uit op de begrootingsrekeningen van ontvangsten en uitgaven, aangezien de schoolgelden, als vallende in de termen van het tweede lid van artikel 10 § a der Comptabiliteitswet (Staatsblad 1864 n°. 106), moeten komen ten bate der begrooting van ontvangsten over het jaar, waarin zij door de comptabelen (hoofden der scholen) zijn ontvangen, terwijl het hun daarin aankomend aandeel ingevolge artikel 10 § b van voormelde wet, behoudens de uitzondering vermeld bij artikel 11 dier wet, moet Worden gebracht ten laste der begrooting van uitgaven over hetzelfde jaar. Ter verkrijging van de noodige eenvormigheid in de inrichting dier toelichtingen, zoomede van het vereischte verband tusschen de cijfers der ontvangsten en uitgaven, betrekkelijk het Europeesch lager- en Inlandsch onderwijs, heb ik de eer Uwe Commissie te verzoeken de hoofden der onder 147 haar toezicht staande scholen op een en ander te wijzen en de toelichtingen hunner jaarrekeningen voortaan te doen opmaken overeenkomstig de toelichtingen in het hierbij gevoegd uitgewerkt model. Tevens gelieve Uwe Commissie zorg te dragen, dat die toelichtingen in duplo worden ingediend, vermits een exemplaar na verificatie bij mijn Departement aan de Algemeene Rekenkamer moet worden doorgezonden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DER KEMP. 149 Residentie MODEL TOELICHTING VAN DE JAAR-REKENING van den Inlandschen Onderwijzer (a) te (b) over (c) (a) den naam van den onderwijzer, met Hollandsche letters. (b) de standplaats van dien onderwijzer. (c) het jaar waarop de toelichting betrekking heeft. 150 Vorderbaar bedrag. RUBRIEK Aanwijzing Verschijn- „„„ , . ■ ; > Achter- yorQerbaar der dag of stalhg op geworden REKENING. vordering. tijdvak. "ltim° in TotaaL December lög^ 188 . Schoolgelden van Schoolgelden (') (2) (3) (4). de inlandsche van de in- 1879 f 19. — scholen. landsche 1880 „ lo.— school te 1881 » 20.- 1882 - / 200.- ƒ245.- (') De jaren waarin het geld verschuldigd is geworden. (!) De achterstand van elk der voorafgaande jaren, achter het cijfer van het jaartal te plaatsen. (*) Het bedrag in 't jaar waarover de toelichting loopt, verschuldigd geworden. (4) Het gezamenlijk bedrag der sommen in de twee vorige kolommen vermeld. 151 Aanzuivering. . ~ Achter- Ontvangen. stand 0p Vernietigd ... * ƒ■ ultimo Aanmerkingen. afge. Totaal. December Dagteekening. Bedrag. schreven. 188 • i i i («) (b) (c) (d) (e) f 5.- f 8.— J / 10.- — „ 10.- „ 5.- „ 15.- — 1882 „ 18.- - „ 18.- f 2.- „175.- - „175.- „ 25.- /*208.- /218.- f 27.- (a) Het jaar waarin de gelden door den onderwijzer ontvangen zijn. (b) De bedragen welke ontvangen zijn, zoowel die welke over vroegere jaren nog verschuldigd waren als die welke vorderbaar zijn geworden in het jaar waarover de toelichting loopt, afzonderlijk voor elk jaar achter het jaartal te plaatsen. (c) De sommen waartoe, ingevolge Staatsblad 1876 n°. 169 magtigingtot afschrij. ving is vefleend, afzonderlijk voor elk jaar achter het jaartal te plaatsen. (d) De jaarsgewijze optelling der in de twee vorige kolommen vermelde sommen, aan den voet te totaliseren. (e) Het bedrag van den achterstand van vroegere jaren en van het jaar waarover de toelichting loopt, eveneens aan den voet te totaliseeren. 153 Residentie Semarang. Tjonto jang soedah diselesaikan dengan sampoernanja. KETERANGAN PERHITOENGAN OEWANG SEKOLA JANG ADA DALAM TANGGOENGAN GOEROE BESAR DI OENGARAN. SEPANDJANG TAHON 1891. JANG DITERIMA OLEH. Mas Atmodiprodjo moelai dari 1 Januari hingga 18 Mei 1891. Raden Kertasari moelai dari 19 Mei hingga 12 Juni 1891. Mas Sastradipoera moelai dari 13 Juni hingga 31 December 1891. a 154 155 Oewang jang boleh ditagih. Waktoe . NAMA OEWANG Asalnja jang ' g> a> g JANG oewang jang fff l| 8 J 8 djadi £ 3 S •» J ^ DIPERHITOENKEN. terhoetang. terhoe- J § p | g . | tang. 5? -3 ö 8 bo 43 cs § C c3 3 oo öeSoo O !-» H, Q Oewang sekola anak Oewang seko- 1888 f 30 — negri la anak negri di 1889 ' „ 25- 1890 /" 45 - 1891 „ / 550 - f 650- ■ Djoemlah...| | f 100 - ƒ 550 - ƒ 650- T p u I Hoetang jang didjelasken. § ia jg II . "3 2 X! Dengan bajaran. as o R . , Dengan '3 S " Koterangan. Hari diha- Djoemlah. J jij ... nja -g •£ -3 g boelan dan oewar)g poesken. S « ° » tahon- i. ii. W m. " f 15 - ct. f 10 - / 25 - 6. ƒ 5-o.. Telah dihapoeskan menoeroet besluitrjja ddü 1891 n°. .... 6. Manteri goeroe telah menagih dengan sa- • boleh-boiehnja. „ 20 — c. „ 5 — „ 25 — „ c. Dipoengoet dan di- j^gg, masoekkan kadalam 's Lands kas oleh toewan karana manteri goeroe soedah menagih, • tetapi tiada dapat oewang itoe. „ 25 — „ 25 — d. „ 20 — d. Diterima dalam boe- * lan Januari 1892. „ 500 — „ „ 500 — e. „ 50 — e. Oewang sekola dari boelan December 1891 telah diterima oleh manteri goeroe dalam boelan Januari 1892 ("). \f 560 - f 15 -1 f 575 4- f 75j -1 O Djikalau oewang sekola dari boelan December 1891 diterima oleh manteri goeroe dalam boelan itoe djoega, mak» oewang jang diterimanja itoe haroes diseboetkan dalam kolom 1 Banjaknja oewang) dan kolom 11 (Djoemlah), maskipoen oewang itoe dimasoekkan kadalam 'sLands kas dalam boelan Januari 1892. OENGABAN, pada ... Januari 1892. Manteri Goeroe, Ms. SASTRADIPOERO. 156 Tijdige indiening van voorstellen tot toekenning van traktementsverhoogingen aan inl. onderwijzers. Circ. Dir. O. E. N. 22 Augusus 1894 n°. 8158 aan de Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 4995). Het komt herhaaldelijk voor, dat voorstellen tot toekenning van traktementsverhoogingen aan het personeel der openbare lagere Inlandsche scholen, hoewel door de belanghebbenden aan de voorwaarde van behoorlijke plichtsbetrachting is voldaan, niet tijdig worden ingediend. Tekortkoming in deze strekt niet alleen ten nadeele van de belanghebbenden, die dientengevolge de hun toekomende traktementsverhoogingen vaak eerst veel later krijgen dan het tijdstip, waarop zij overeenkomstig de bestaande bepalingen er aanspraak op hebben, maar leidt ook dikwerf tot de onregelmatigheid dat aan hulponderwijzers, die ingevolge de Staatsbladen van 1887 n°. 239 en 1893 n°. 128, aanspraak hebben, op een tweetal jaarlijksche verhoogingen, beide verhoogingen tegelijk worden toegekend, waardoor de bedoeling der jaarlijksche verhoogingen wordt gemist. Voorts geeft de niet tijdige toekenning van traktementsverhoogingen dikwijls aanleiding tot noodeloozen omslag in de administratie. Zoo b. v. wanneer de toekenning zoo laat plaats heeft, dat de uitbetaling der verhooging niet kan geschieden vóór 1 April of — wat ook niet zelden gebeurt — zelfs eerst na ultimo December van het jaar, volgende op het dienstjaar waarin zij had moeten plaats hebben. In het eerste geval krijgt men eene uitgave, welke ingevolge artikel 10 der Regelen voor het administratief beheer in Staatsblad 1875 n°. 25 slechts na voorafgaand onderzoek der Algemeene Rekenkamer kan worden gedaan en derhalve niet meer door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur kan worden gelast. In het tweede geval kan de verhooging over het afgesloten dienstjaar niet meer worden gebracht ten laste van den voor dergelijke uitgaven bestemden post op de begrooting en meet zij ingevolge artikel 11 der comptabiliteitswet uit den post voor onvoorziene uitgaven gekweten en bij de begrootingsrekening afzonderlijk verantwoord worden. Op grond van het vorenstaande, heb ik de eer Uwer Commissie te verzoeken, de in hoofde dezes bedoelde voorstellen in den vervolge tijdig door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar in te dienen, en wel in dier voege, dat zij door U worden verzonden in de maand, voorafgaande aan die, met welke de traktementsverhooging behoort in te gaan. Mochten eventueel op de plichtsbetrachting van een onder- 157 wijzer ernstige aanmerkingen te maken zijn, op grond waarvan tegen de toekenning eener traktementsverhooging bij Uwe Connhissie bezwaar bestaat, dan zal ik gaarne tijdig ter zake worden ingelicht, ook ten einde te kunnen beoordeelen of voldoende termen aanwezg zijn tot onthoudng der verhooging en ot daarmede kan worden volstaan, dan wel nog een andere administratieve straf op den betrokkene behoort te worden toegepast. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DER KEMP. Voorstellen tot toekenning van traktementsverhoogingen aan Inl. onderwijzers door tusschenkomst van den inspecteerenden ambtenaar in te dienen. Circ. Dir. O. E. N. 27 Setember 1895 n°. 9484 aan de Inl Schoolcommissiën. Herhaaldelijk worden voorstellen ontvangen tot toekenning van traktementsverhooging aan personeel der openbare lagere SSA?Srven'-"andef'dat ^rbij van ^ tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar is gebruik gemaakt, zooals m de vierde alinea van de dezerzijdsche circuit iT f AufTustus 1894 n°- 8158 O is voorgeschreven o-iV ?e -eT Uwer, commissie te verzoeken in den vervolge aan de naleving van dat voorschrift de hand te willen houden De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. v. d. WYCK. Vacantievrijheid voor Inl. onderwijzers. Circ. Dir O E. N. 26 Maart 1895 n°. 2380 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Biibl. n°. 5096). rooiden. Herhaaldelijk wordt door Hoofden van gewestelijk bestuur aan personeel van het openbaar Inlandschenderwijs bSS irtVvin Verl<^/ ?P dr voet van SaatsDlad ?872 n 91 (), voor een tijdvak vallende binnen den tijd dat de school wegens vacantie gesloten is. P) Bijbl. no. 4995, blz. 156 ^\n%b?l9^m5oV^JZ 1872 n°- 91 is thans vervangen door ■ voorschriften betrTtUnti, w *l opgenomen onder het hoofd „Eenige 'fere 0eti effende Inlandsche ambtenaren in het Algemeen". 158 Beschikkingen van dien aard kunnen echter gevoegelijk achterwege blijven. Evenals bij het Europeesch onderwas toch is een onderwijzer bij het Inlandsch onderwijs in de vacantie vrij om te gaan waar het hem goeddunkt, behoudens kennisgeving aan den voorzitter der plaatselijke Inlandsche schoolcommissie en, indien de vertrekkende aan het hoofd eener school staat, zorg voor de achter te laten administratie. Ik heb de eer UHEdG. te verzoeken voor den vervolge met het vorenstaande rekening te willen houden. De wd. Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. v. d. WYCK. Afschrift van verlofsbesluiten aan den inspecteerenden ambtenaar te verleenen. Circ. Dir. O. E. N. 15 Januari 1896 n°. 454 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 5098). Door een der Inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs is mijne tusschenkomst ingeroepen ter erlanging van mededeeling, indien aan het onderwijzend personeel in zijn ressort binnenlandsch verlof wordt verleend. Naar aanleiding hiervan heb ik de eer UHEdG. te verzoeken om voortaan, voor zoover dit niet reeds wordt betracht, uit Uwe besluiten waarbij aan het personeel der openbare lagere Inlandsche scholen binnenlandsch verlof wordt verleend, ook extract te willen doen toekomen aan den betrokken Inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. v. t>. WYCK. Voorstellen tot vermeerdering van het onderwijzend personeel bij de openbare Inl. scholen. Circ. Dir. O. E. N. 4 April 1899 n°. 56146 aan de Inl. Schoolcommissiën (Bijbl. n°. 5444). Het komt herhaaldelijk voor dat door eene Inlandsche schoolcommissie het voorstel wordt gedaan tot vermeerdering van het onderwijzend personeel eener onder haar toezicht 159 staande openbare Inlandsche school op grond van toeneming van het aantal leerlingen, zonder dat blijkt dat rekening is gehouden met de omstandigheid dat het onderwijzend personeel der school moet worden berekend, niet naar het aantal ingeschreven leerlingen, maar naar het aantal leerlingen; dat haar gemiddeld bezoekt (vergl. artikel 14 van het schoolreglement in Staatsblad 1893 n°. 128, zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge Staatsblad 1898 n°. 206 0) ). Ik heb de eer Uwer Commissie te verzoeken, bij eventueele voorstellen als de hierbedoelde uitdrukkelijk te vermelden dat aan deze voorwaarde is voldaan. Tevens vestig ik er nog Uwe aandacht op dat dezerzijds als regel is aangenomen om niet tot vermeerdering van personeel wegens toeneming van het aantal leerlingen over te gaan, dan nadat die toeneming — met inachtneming van de hiervoren bedoelde voorwaarde — minstens over vier achtereenvolgende maanden is geconstateerd. Ook hiermede gelieve Uwe Commissie in den vervolge rekening te houden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, O. v. d. WYCK. Instructie voor het Inl. onderwijzend personeel. Besl. Dir. O. E. N. 6 April 1899 n°. 5720 (Bijbl. n . 5445). Gelezen enz.; Gelet op artikel 20 van het Inlandsch Schoolreglement in Staatsblad 1893 n°. 128 (2); Heeft besloten: Vast te stellen de aan dit besluit gehechte Instructie voor het onderwijzend personeel van de openbare Inlandsche scholen. Extract enz. (!) Blz. 12. (2) Blz. 14. 160 Instructie voor het Inlandsch onderwijzend personeel. Artikel 1. Het hoofd der school is verantwoordelijk voor de orde en tucht in zijne school. Hij wordt in de handhaving daarvan door het hulppersoneel bijgestaan. Ook gedurende de uitspanning is hij verplicht op de leerlingen toezicht te houden of door het hulppersoneel te doen houden. Artikel 2. Het hoofd der school zorgt voor voldoende luchtverversching in de school en is verantwoordelijk voor de zindelijkheid van het schoolgebouw, de schoolmeubelen, het schoolerf en de latrines en voor de zorgvuldige bewaring van schoolbéhoeften en leermiddelen. Artikel 3. Het onderwijzend personeel zorgt in alle opzichten een voorbeeld van orde en netheid te zijn voor de leerlingen. Het is minstens een kwartier vóór den aanvang der lessen in de school aanwezig en besteed dien tijd aan het voorbereiden der lessen. Artikel 4. Het onderwijzend personeel overtuigt zich vóór het eindigen van den schooltijd, elk voor zijne klasse of afdeeling, welke leerlingen afwezig zijn. Het hoofd der school houdt daarvan aanteekening in eené absentie-lijst en zendt deze maandelijks aan den voorzitter der schoolcommissie. Artikel 5. Ingeval van absentie wegens ziekte van een hulponderwijzer of kweekeling wordt daarvan door het hoofd der school kennis gegeven aan de schoolcommissie. In andere dringende gevallen kan door het hoofd der school aan het hulppersoneel vergunning worden verleend om een of meer schooltijden te verzuimen, mits daarvan onder opgaaf der redenen onmiddellijk mededeeling doende aan de schoolcommissie. 161 Artikel, 6. Indien het hoofd der school een schooldag geheel of gedeeltelijk moet verzuimen, geeft hij daarvan, zoo mogelijk tijdig te voren en in elk geval zoo spoedig doenlijk, onder opgaaf •der redenen, kennis aan de schoolcommissie. Tevens deelt hij dit mede aan zijn bij artikel 13 bedoelden vervanger. Artikel 7. Het onderwijzend personeel mag zich niet van zijne standplaats verwijderen, zonder daarvan vooraf kennis te geven aan de schoolcommissie. Artikel 8. Van de absentiën van het onderwijzend personeel wordt door het hoofd der school een staat aangehouden, waarin de verzuimde schooldagen en de redenen der verzuimen ziin vermeld. Die staat wordt maandelijks door het hoofd der school aan •de schoolcommissie ter teekening aangeboden. Artikel 9. Het hoofd der school is verantwoordelijk voor den gang van het onderwijs in de school en voor de stipte naleving der door •den inspecteerenden ambtenaar gegeven wenken. Het hulppersoneel is gehouden zich in alle zaken, het onderwijs betreffende, naar zijne inzichten te gedragen. Artikel 10. Het hoofd der school waakt dat geen andere straffen worden opgelegd dan die, vermeld in artikel 35 van het Schoolregjement (Staatsblad 1893 n« 128) O en dat geen lichamelijke kastijding wordt toegepast. Artikel 11. Klachten van het hoofd der school over het hulppersoneel of van het hulppersoneel over het hoofd der school worden gericht aan de schoolcommissie. ZiJ' die teS'en de beslissing der schoolcommissie bezwaar (M Blz. 16. ' j&itfep S VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. n 162 hebben, kunnen in hooger beroep komen bij den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Artikel 12. Wanneer het onderwijzend personeel zich omtrent persoonlijke belangen heeft te wenden tot den Directeur van Onderwijs Eeredienst en Nijverheid, geschiedt dat steeds door tusschenkomst van de schoolcommissie en wat het hulppersoneel betreft, tevens door tusschenkomst van het hoofd der school. Artikel 13. Bij tijdelijke afwezigheid of ontstentenis van het hoofd der school wordt hij vervangen door den hoogsten in rang — of bij gelijkheid van rang, door den oudsten in benoeming van het hulppersoneel. Om bijzondere redenen kan echter de tijdelijke vervanging door de schoolcommissie in overleg met den inspecteerenden ambtenaar aan een ander worden opgedragen. Artikel 14. Het hoofd der school is belast met de schooladministratie. Het hulppersoneel is verplicht hem buiten de schooltijden m het voeren daarvan behulpzaam te zijn. Artikel 15. De verplichtingen omtrent het voeren van de schooladministratie zijn: le. het aanhouden van een doorloopend stamboek der leerlingen overeenkomstig model bijlage I; 2e. het in acht nemen van de bepaling der zegelordonnantie dat van quitantiën voor meer dan f 10 een zegelrecht van f 0.10 (tien cent) verschuldigd is, hetwelk aan den schuldenaar in rekening wordt gebracht; 3e. de zorg voor het archief der school, waarin, ongerekend het formulier voor de toelating van leerlingen, model bijlage II, de inventarisstaat, model bijlage III, en de kwartaalötaat, model bijlage IV, benevens een legger van den staat der traktementen, model bijlage V, aanwezig behooren te zijn leggers van alle in de volgende artikelen te noemen staten. De leggers van de staten, modellen bijlagen VI, Vil en VIII moeten geviseerd zijn door de schoolcommissie. 163 Artikel 16 (1). De kwartaal-verantwoording der schoolgelden, model bijlage IX, wordt ingediend vóór den 16en van de eerste maand van het volgende kwartaal en gaat vergezeld van de betrekkelijke maandstaten der mutatiën van de leerlingen, model bijlage VI, der leerlingen, model bijlage VII, en der achterstallige debiteuren, model bijlage VIII, zoomede van de bewijzen van overstorting der schoolgelden, model bijlage X (alle in simplo). De indiening van den staat van het onderwijzers-aandeel in de schoolgelden, model bijlage XI, geschiedt maandelijks of per kwartaal in duplo en onder overlegging van het duplicaatstortingsbewijs. De indiening van de toelichting op de jaarrekening, model bijlage XII, geschiedt vóór 1 Februari in simplo. Uitgezonderd de staat van het onderwijzers-aandeel in de schoolgelden, model bijlage XI, worden de hiervoren vermelde staten ingediend aan het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. De indiening van den staat van het onderwijzers-aandeel in de schoolgelden geschiedt: a. in de residentie Batavia aan genoemd Departement; o. elders aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. De indiening van de jaarrekening, model bijlage XIII, geschiedt m simplo en vóór 1 Februari aan de Algemeene Rekenkamer, door tusschenkomst van meergenoemd Departement. De in dit artikel bedoelde staten moeten vóór de indiening ter teekening worden aangeboden aan de schoolcommissie, met uitzondering van de kwartaal-verantwoording der schoolgelden, model bijlage IX, van de bewijzen van overstorting der schoolgelden, model bijlage X, van den staat van het onderwijzers-aandeel in de schoolgelden, model bijlage'XI, van de toelichting op de jaarrekening, model bijlage XII en van de jaarrekening model bijlage XIII. Artikel 17. Na afloop van elk kwartaal wordt vóór den 16en van de eerste maand van het volgende kwartaal door het hoofd der school de kwartaalstaat, model bijlage IV, na geteekend te zijn door de schoolcommissie, aangeboden aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar. J1UïwL!fcjdt „dit«a^,ikel i?«evolKe nesln. Dir. O., E. en N. 26 Juli 1900 no. 9981a (Bijbl. n». 5748) en 13 April 1905 no. 6476 (Bijbl. no. 6S49). Bijlage I. 165 Residentie Afdeeling Kerësidênan STAMBOEK VAN DE LEERLINGEN VAN DE GOUVERNEMENTS INLANDSCHE SCHOOL DER-h^-KLASSE. 2de TE DAFTAR SEGALA MOERID SEKOLAH GOEBERNËMEN KELAS 1 KELAS 2 n°- • • • DI 166 o i « s 5 fa o 5 §, T3 S S KrtSP naam van den ■ | § 'S »■ fï ^ | Ijs § § i «• § is ■§ i? =1, a§ S.^ ^s.s ■e ■& leerling. .* hg 3 | |«, §| * ~ g Sf lH — | 5 1 oS "SI] I I S| |l 2 nama moerid. SS ° 3 ^ö g* 5 »S SS n 3 ■hji a-g ^ n » a « ge «S g es Ou g 5 g-g^ mg 05 "° ® O k I | a B o |3 h | a i§ | 1 167 Datum van bevordering tot de g Wijzigingen ._ •o In het 3 8 -j ö schoolgeld. Bilamana moerid dinaikkan. ° "° § Oeang sekolah •§ " o 2 • di 'S § ■§ £ g, •§ oebahkan. a S c |g * ™ a ' ■§ -g | -f | 2 I * gji !§ol ü ^ ü *s ü . » § o °°J§ ["O I6*» I&0 I 60 lbo I 60 i ^ s" ^3 (D ® S ^ . g a c a a a _, o I ï |' s ' | 3»' I f I I | 1 I | I f 3 a || g al mm r Hm m S .Sc? .§ -§ & & S S .§ | r m k s I | . f "_ : ■-. Bijlage II. SOERAT PERMINTAAN AKAN MENDJADI MOERID. kelas 1 disekolah kelas g n°... di 168 flama boedak jang I f Soedah I mekkan I ^toasoekkan I bendak mendjadi , n. r. . ■■ . § d soentik , . kelas Katerangan. .. bapanja. pentjaharian § kelas , . moend. r 1J*. § tjatjar. , . . bajaran jang bapanja itoe. £ J J bajaran jang J J ° Gezien en vastgesteld: pada hari boelan 19.. De Voorzitter der Inlandsche Schoolcommissie, Kepala sekolah, 169 Bijlage III. INVENTARIS van het sehoolmaterieel, behoorende tot de Gouvernements Inlandsche school der -et— 2e klasse te aanwezig onder ultimo Mei 19 . DAFTAR perkakas sekolah di dalam sekolah Goebernemën keias 2 n°- • • ^ pada 31 hari boelan Mei 19 . i .ij -3 -3 9 os S m h ■ § BENAMING, -g § I | J> 2 -E Aanmerkingen 3 c 3 m o 3 met vermelding der l~> i ^ « i ö i c a i betrekkelijke besluiten.. - ö - -s > - -e p< ^ • Keterangan ^ c3.h s CÖ cd CD CÖ CD O 5- j _ . ° . . pupiz a 17- a q -a 'gfl §> 'E"° a 'S"* ^ °* • dengan terseboet PERKAKAS. | | p | | a | |a| «S besluitnja. es eacoC c8^«i-! ca ,3 cd ,ïh 171 Bijlage TV. Residentie (Keresidênan)... Afdeeling , , kelas 1 bekolah kelas 2 n°-- ' di KWARTAALSTAAT JANG KE TAHOEN 19.... Residentie 172 KWARTAALSTAAT 173 Afdeeling . MOERID 19 " Banjak-1 . I _j I H' I J>' I ^ I H I !a I ifïfT 1* I J| I . M°fd Ij f ** Bilamana oeang" BOELAN. njanari ï S S * ï t | - | i ï~Sf »f J«W tiada Sl t§| Ang ^kaT' Jwjov, .3 J ' J S 3 i § •Cg-^jc|c§|,g masoek S 3 "3 g §^ beloem di^ , , S0,eJikan sekolah. -s -3 % -g -f -3 ° 8 § 3 ls 3 S § «,kolah sekolah. om « g hai»r kekantor oeang. M M M M M M S a£ Üj.P <; *-» " seKoian. a | pq | bajar. ^ •II . ! DAFTAR GOEROE. ~~ Apadjabatannja I Bilamam fT TIADA MASOEK SEBAB NAMA disekolah ini dan moelai bekerdja . KETERANGAN. berapa gadjinja disekolah c,alrit n„.ran MiiT1 Tiada dengan seboelan. ini. baJat- Kengan ïdjin. jdjin. y^L^l^t^^^S\Vm^Sm' 200 .de betrokken .inspecteerende ambtenaar er vergunning toe verleent, deze kolom oningevuld blijven diiïmkan oTehaTn^aT?0 da,nM?doera bolêh Jadjoer ini tiada di isi, kalau hal itoe anzinkan oleh Toean Inspecteur jang memeriksa sekolah-sekolah. .pada ... hari boelan 19.. Kepala sekolah, 174 Bijlage V. RESIDENTIE STAAT der traktementen, toekomende aan de onderstaande Inlandsche ambtenaref1 geëmployeerden over de maand 19.., in de afdeeling • Schadeloosstel- Periodieke xr a a tij- „ ., Maandelijksche Mng voor gemis txak+nmnnta Personeele _ NAAM. Qual.teit. traktement. - heerendienst- toela^ Te zamen' ^houdingen. Toelichtingen. # plichtigen. ■ 1 | Totaal N.B. In de kolom toelichting behoort te worden bekend gesteld bij welke beslui ten de nieuw in betalingkomenden zjjn benoemd, overgeplaatst enz.; teven moet daarin ook melding worden gemaakt -van de besluiten, houdende toe kenning van traktementsverhooging enz. en eene specificatie der inhoudin gen worden opgenomen. Verder de besluiten waarbij de verloven zijn vei leend, wanneer van die verloven is begonnen gebruik te maken en wanne de werkzaamheden weder zijn hervat. 175 Dienst 19. den 19. Voor de opmaking: De 176 Bijlage VI. Residentie (Keresidenan) lste School der n^Q klasse te kelas 1 Sekolah kela3 g n....di Maand (Boelan) Dienstjaar (Tahoen) MUTATIEN. DAFTAR moerid jang masoek dan moerid jang keloear sekolah. § -j o o S rt Leerlingen die ° g 1 A A^omen | | g £ ^ .«ooi | | g g leerlingen. ■ . g.| c verlaten hebbeI1- « i ^ *o 3 | I .f J 3 | I | | | Moerid jang m\m | I | Moerid jang £ I | o baroe masoek. « - § soedah keloear. « M o y 3eeo» es cs O O cdcD OO CCcD Q- S5 | a o 1 Q !zi a O Bijlage VIL 177 .Residentie Dienslgaar (Tahoen) lste School der 2fle klasse te Maand (Boelan) Lj. ' kelas 1 Sekolah kelas a n°....di LEERLINGEN. D AFT AR SEGALA MOERID. ü „ , . Bedrag van 1 ej Voor rekening he(. a -g, NAMEN. van wien ze schoolgeld Toelichtingen O c I § schoolgaan. >smaands. ■ö | 3 : : ; § j -| Namanja orang Banjaknja g tn NAMA-NAMA 'jang oeang -2 o L,,'i-^„ - v • ii i. Keterangan ('). g a MOERID. membajar sekolah 6 P i§ oeang sekolah. seboelan. t1) In deze kolom te vermelden, hoe groot het personeel der school is, en oi het hoofd wordt bijgestaan door candidaatonderwijzers dan wel gewone hulponderwijzers (vergl. Bijbl. no. 4647, blz. 145). (i) Didalam ladjoer ini haroes diterangkan berapa goeroe di sekolah itoe dan kepala sekolah dibantoe oléh candidaatonderwijzer atau oléh goeroe bantoe (goeroe penoeloeng) jang kebanjakan sahadja. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 12 Bijlage VIII. 178 Residentie (Keresidënan) Dienstjaar (Tahoen) 19. lste Sehool der 2de klasse te Maand (Boelan) kelas 1 Sekolah kelas 2 n ACHTERSTALLIGE DEBITEUREN. D AFT AR nama segala orang jang lagi berhoetang oeang sekolah. rö CÖ ^ | j NAMEN. * ■ S ^ g | . | § S §• 11 d I 8 -9 I -3 g -3 I g. ■S 3 NAMA ORANG fe ° § 3 M ö w>"3 "3 § o JANG cd -ö SS rib J2 c^.h >e g § BERHOETANG. I'S || "§ f ^ 1 g 3 S ° SP p jg agQca w w o " o ^ m' H ^ 1 • Bijlage IX (*). VERANTWOORDING DER SCHOOLGELDEN. PERHITOENGAN OEANG SEKOLAH. Residentie (Kerësideoan) School der klasse te (Sekolah ^e?as ï no. . . . di). 2de kelas 2 Dienstjaar (Tahoen) 19 . Kwartaal GETAL KINDEREN. 0 9 ~ | ^ 5 * 73 § 2-3 | §«£ g fö 3 &3 Aan- S «S-S ag^3 §|j S-J-S 3-9 Ü S Jg .ag jp Sj 5 " . a jcs ► ™ Keterangan. lïa §,"11 Didalam kwartaal lSj |-S §, |* ™| * 5 || 1-3 £ »Ö §g fSö ° «9 M| 3 sS2 .5:3 ëg ini, sepertl terse- 3- gf hebben afgelegd. § 11. (1) Voor eiken geslaagden geëxamineerde ontvangt de opleider een belooning van ƒ 600 (zeshonderd gulden) (2). (2) Hebben meer dan één Europeesch onderwijzer aan de opleiding van een geslaagde medegewerkt, dan wordt de belooning onder hen verdeeld in voege als de Directeur van Onder* wijs en Eeredienst in elk geval zal bepalen, met dien verstande dat aan hen, wien de opleiding is ontnomen op den voet van het bepaalde in § 6, geen aandeel wordt toegekend. § 12. Aan de Inlandsche onderwijzers die aan het onderwerpelijk examen hebben deelgenomen onverschillig met welken uitslag, worden vergoed de kosten der reis van en naar hun standplaats als voor een reis in commissie overeenkomstig de bepalingen op de reis-, verblijf- en transportkosten in Staatsblad 1882 n°. 187, juncto Staatsblad 1900 n°. 274, met dien verstande dat zij, die f 50 (vijftig gulden) of meer t1) Voor „inspecteerenden, ambtenaar van het Inlandsch onderwijs" thans te lezen „inspecteerenden ambtenaar van het HollandschfOLÏrtlandsch onderwijs", vergl. art. 4, sub b, van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 no. 762), blz. 402. (2) Gewijzigd, zie art. 2 van Gouv. besl. 19 Mei 1913 no. 44 (Stbl. 1913 no. 377), blz. 195. 195 s maands bezoldiging genieten, worden gelijkgesteld met dokters-djawa, vaccinateurs, hulpvaccinateurs en Inlandsche veeartsen, en die met een bezoldiging van minder dan f 50 (vrjitig gulden) 's maands, met kweekelingen der school tot opleiding van Inlandsche geneeskundigen, élève-vaccinateurs, dient g*Veeartsen en mantris voor den geneeskundigen Ten vijfde: Onderwijzers en hulponderwijzers bij het openbaar Inlandsch onderwijs, die in het in artikel 4 bedoeld examen zijn geslaagd, zullen, gerekend van de maand na die waarin zij m dat examen zijn geslaagd, een aanvangsbezoldigmg genieten f 10 (tien gulden) 's maands hooger dan die organiek voor hun rang vastgesteld. Afschrift enz. Belooning voor de opleiding van Inl. onderwijzers tot het examen in het Hederlandsch, bedoeld in art. 4 van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 249) (»). Gouv. besl. 19 Mei 1913 n° 44 (Stbl. 1913 n°. 377). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Jen tweede: Bij wijze van tijdelijken maatregel, in afwijking van het voorschrift, vervat in § 11 van artikel 4 van het bf alen^11 n°' 38 (Stóatsblad n°- 240) C) te (1) Aan Europeesche onderwijzers (onderwijzeressen* wordt voor eiken bij hen ingevolge de bij e4igSS35S vastgestelde regelen in opleiding zijnden Inlandschen onderwijzer een maandelijksch bedrag van f 12.50 (twaalf gulden Zde^rfVT-Gn ^ Sla^en van InlandschS onderwijzer in het m § 8 der genoemde regelen bedoeld examen nog een premie gelijk aan het verschil tusschen ƒ 600.^ £?£ honderd gulden) en het bedrag dat ten behoeve van de opleiding van dien Inlandschen onderwijzer reeds aan maandeHiksche toelagen is uitgekeerd. mddnaeiijic- (*) Blz. 192. 196 (2) Hebben meerdere Europeesche onderwijzers aan de opleiding van een geslaagde medegewerkt, dan wordt de in de vorige alinea bedoelde premie onder hen verdeeld in voege als de Directeur van Onderwijs en Eeredienst in elk geval zal bepalen, met dien verstande dat aan hen, wien de opleiding is ontnomen op den voet van het bepaalde in § 6 der meerbedoelde regelen, geen aandeel wordt toegekend. Ten derde: Artikel 2 van dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden op 14 Maart 1912. Afschrift enz. Onder „onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen" in ordonnantiën en besluiten ook te begrijpen vrouwelijke leerkrachten van overeenkomstigen rang. Ord. 7 Maart 1914 (Stbl 1914 n°. 258). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd)! Dat Hij enz.; Heeft goedsrevonden en verstaan: Ten eerste: Waar in ordonnantiën en besluiten wordt gesproken van onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen bii scholen van het openbaar Inlandsch onderwijs, zijn mede vrouwelijke leerkrachten van overeenkomstigen rang bedoeld, tenzij het tegendeel mtdrukkelijk is bepaald. Ten tweede: Deze ordonnantie wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Augustus 1907. En opdat enz. (gewoon slot). KWEEKSCHOLEN VOOR DE VORMING VAN INLANDSCHE ONDERWIJZERS. OPRICHTING. 1. Bandoeng. Gouv. besl. 17 Februari 1866 n°. 5. Gelet op het besluit van. 22 augustus 1861 n°. 3, waarbij o. a. is aangeteekend, dat de Koning magtiging heeft verleend, om eene school op te rigten, tot opleiding van inlandsche onderwijzers ten dienste van de inlandsche jeugd in de Soendalanden op Java; Gelezen de missive van den Inspecteur van het inlandsch onderwijs in N.-I. van 2 february 1866, n°. 20a, in voldoening aan de aanschrijving, vervat in het besluit van 6 january 1866 n°. 11; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat bovenbedoelde te Bandoeng (Preanger-Regentschappen) gevestigde school zal worden geopend op den 23sten mei Jggg Afschrift enz. 2. Probolinggo, Fort de Koek en Amboina. Zie art. 1 sub a van Gouv. besl. 16 December 1872 n°. 3 (Stbl. 1872 n°. 227), blz. 231. 3. Djokjakarta. Zie art. 1 sub le van Gouv. besï. 18 Juli 1894 n°. 6 (Stbl. 1894 n°. 156), blz. 237. 4. Oengaran. Zie art. 1 sub A van Gouv. besl. 12 September 1909 n°. 6 (Stbl. 1909 n°. 457), blz. 244. 198 REGLEMENT VOOR DE KWEEKSCHOLEN TE BANDOENG, OENGARAN, PROBOLINGGO, DJOKJAKARTA EN FORT DE KOCK. Gouv. besl. 16 Februari 1912 n°. 12 (Stbl. 1912 n°. 181). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling, behalve voor wat aangaat de kweekschool te Amboina, van het Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 30 April 1894 n°. 7 (Staatsblad n°. 100) O, zooals dat sedert is gewijzigd en aangevuld, van het Programma voor het eindexamen aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 27 April 1875 n°. 24 (Staatsblad n°. 107) (2) en van het besluit van 25 October 1890 n°. 5 (Staatsblad n°. 214), en met buitenwerkingstelling voorts van artikel 2 van het besluit van 6 Februari 1897 n°. 5 (Staatsblad n°. 59) (3), van het besluit van 19 Januari 1903 n°. 33 (Staatsblad n°. 65), zoomede van de I en II van het besluit van 2 Februari 1907 n°. 26 (Staatsblad n°. 90), van § I van het besluit van 9 Februari 1908 n°. 11 (Staatsblad n°. 129), van de §§ I en II van het besluit van 13 Augustus 1908 n°. 26 (Staatsblad n°. 512) en van § I van het besluit van 11 Maart 1909 n°. 18 (Staatsblad n°. 196), vast te stellen het volgende REGLEMENT voor de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers. Artikel 1. (1) De kweekscholen strekken tot vorming van Inlandsche onderwijzers ten behoeve van het openbaar Inlandsch onderwijs. (2) Bij uitzondering kunnen met toestemming van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst ook Inlandsche meisjes, dié tot Inlandsche onderwijzeres wenschen te worden opgeleid, tot de kweekscholen worden toegelaten. t1) Blz. 206. (?) „ 228. C) „ 261. 199 Artikel 2. (1) Het aantal leerlingen wordt voor elke school bepaald op ten hoogste een honderd twintig, behoudens dat bij de school te Fort de Koek het maximum voorloopig bepaald blijft op eén honderd. (2) De Directeur van Onderwijs en Eeredienst stelt het ressort van elke school vast en bepaalt hoeveel kweekelingen uit elk tot het ressort behoorend gewest of gedeelte van een gewest kunnen worden toegelaten (*). Artikel 3. De scholen staan onder toezicht van de Inlandsche Schoolcommissie ter plaatse. Artikel 4. De scholen zijn verdeeld in twee afdeelingen, de voorbereidende, bestaande uit twee, en de vakafdeeling, bestaande uit vier jaarklassen. De klassen worden aangeduid als le t/m €e klasse. Artikel 5. (1) Het onderwijs omvat de volgende leervakken: «a. de Nederlandsche taal; b. de landstaal (-talen); •c. de Maleische taal; 4* de rekenkunde; €. de aardrijkskunde; ./• de geschiedenis; g. de kennis der natuur: 1. natuurkunde, 2. scheikunde, 3. plantkunde, 4. dierkunde; h. de beginselen der landbouwkunde; i. het handteekenen; j. het schrijven; A;. de opvoedkunde. n\ Het onderwijs in het zingen is facultatief. _ (ó) De Nederlandsche taal wordt, naar gelang de vorderingen der leerlingen het toelaten, gebezigd als voermiddel bij (*) Zie blzz. 262 ë.v. 200 het onderwijs in de verschillende vakken voor zoover die daartoe geschikt zijn. (4) De lessen worden gegeven volgens een door den- Directeur van Onderwijs en Eeredienst vast te stellen leerplan (1). Artikel 6. (1) Voor de practische vorming der kweekelingen is aan elke kweekschool een leerschool verbonden, waar de leerlingen van de 6e klasse onder leiding hunner onderwijzers werkzaam zijn. (2) Wanneer de 6e klasse der kweekschool meer leerlingen telt dan er in de leerschool gelijktijdig te werk gesteld kunnen worden, kan de practische vorming ook geschieden in één of meer door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan te wijzen openbare lagere Inlandsche scholen ter plaatse. (3) Op de leerscholen zijn toepasselijk de voorschriften voor de openbare Inlandsche scholen der 2e klasse vastgesteld, met dien verstande evenwel dat het vaste personeel slechts bestaat uit één opgeleid Inlandsch onderwijzer als hoofd der school. Artikel 7. (1) In de le t/m 5e klasse wordt dagelijks gedurende 5 uren onderwijs gegeven, terwijl de leerlingen van de 6e klasse buiten hun werk in de leerschool dagelijks twee lessen ontvangen. (2) Tusschen de lessen wordt gelegenheid gegeven tot ontspanning. (3) Waar dit door de Inlandsche Schoolcommissie noodig wordt geacht, kan des Vrijdags het aantal lesuren met één worden verminderd. Artikel 8. (1) De scholen zijn gesloten op de Zondagen, op de erkende Christelijke en Mohammedaansche feestdagen en op Nieuwjaarsdag. (2) Nog kunnen zij gesloten worden op algemeen gevierde burgerlijke feestdagen en bij buitengewone plaatselijke feestelijkheden, in het laatste geval ter beoordeeling van de Inlandsche Schoolcommissie en onder verplichting daarop de goedkeuring te vragen aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. C1) Het leerplan voor de kweekscholen is door den Dir. van O. en E. vastgesteld bij diens besl. van 13 Juli 1911 no. 11413, blz. 213. 201 (3) Jaarlijks wordt een groote vacantie van 6 weken gegeven. (4) Het begin en het einde der vacantie worden op voordracht van den Directeur der school door de Inlandsche Schoolcommissie vastgesteld, met dien verstande dat in de Mohammedaansche landen de Poeasa zooveel mogelijk binnen den vacantietijd valle. Wanneer bij een school, waarvan het meerendeel der leerlingen Christenen is, de Kerstdagen en het Christelijk Nieuwjaar niet binnen den vacantietijd vallen,, wordt boyendien een vacantie verleend van 24 December tot. 3 Januari. (5) De kweekelingen verliezen gedurende den vacantietijd hun in het volgende artikel bedoelde toelagen eerst dan, wanneer zij niet tijdig vóór de heropening der lessen op de school zijn teruggekeerd, tenzij zij daarin verhinderd worden door omstandigheden onafhankelijk van hun wil. (6) Binnen een maand na den aanvang der lessen niet teruggekeerd, kunnen zij worden ontslagen. (7) In bijzondere gevallen kan aan de kweekelingen, die zich gedurende den vacantietijd naar hun familie begeven, tegemoetkoming in reiskosten dan wel vrij transport voor rekening van den Lande worden verleend op den voet van de voor reizen van kweekelingen vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen. Artikel 9. (1) De kweekelingen genieten een maandelijksche toelage van 10 gulden. (2) Alle mannelijke kweekelingen genieten vrije huisvesting aan de school voor zoover daartoe gelegenheid bestaat. (3) Voor zoover de Directeur der school hun niet vergunt elders te wonen, zijn de kweekelingen, zoowel gehuwde als ongehuwde, verplicht om, voor zooveel daartoe gelegenheid bestaat, op het erf der school te wonen. (4) Het is den gehuwden kweekelingen verboden zich aldaar door hun echtgenooten te laten vergezellen. (5) Alle kweekelingen hebben aanspraak op vrije geneeskundige behandeling en gratis verstrekking van geneesmiddelen. De behandelende geneesheer is verplicht hen in de inrichting te bezoeken. (6) De noodige leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften worden hun gratis verstrekt. Artikel 10. (1) Toelating tot de inrichtingen heeft overeenkomstig de volgende voorschriften plaats: 202 a. na het afleggen van een toelatingsexamen; b. op aanwijzing van den betrokken inspecteerenden ambtenaar. (2) De Directeur der school geeft aan de Hoofden van de gewesten, die het ressort der kweekschool uitmaken, tijdig kennis van beschikbaar komende plaatsen en van den datum, waarop het toelatingsexamen zal worden gehouden. Genoemde Bestuurshoofden berichten den Directeur der school zoo spoedig mogelijk, of zich al dan niet geschikte candidaten hebben aangemeld. (3) Het toelatingsexamen wordt vóór het begin van het nieuwe schooljaar afgenomen door den betrokken inspecteerenden ambtenaar bijgestaan door de onderwijzers der inrichting. (4) Bij dit examen moeten de candidaten het bewijs leveren, dat zij de lessen in de klasse, waartoe zij wenschen te worden toegelaten, met vrucht kunnen volgen. (5) Indien het aantal candidaten uit een gewest dat der beschikbare plaatsen overtreft, is het examen voor hen vergelijkend, behoudens de verplichting voor iederen candidaat om aan de minimum-eischen te voldoen. (6) Na afloop van het toelatingsexamen wordt voor elk gewest een ranglijst opgemaakt, waaruit op voordracht van den betrokken inspecteerenden ambtenaar de vacante plaatsen door de Inlandsche Schoolcommissie worden aangevuld, behoudens, voor wat toelating van meisjes aangaat, het bepaalde bij artikel 1, alinea 2. (7) Wanneer uit één van de tot het ressort der school behoorende gewesten langs den weg van het toelatingsexamen geen voldoend aantal leerlingen wordt verkregen, kunnen voor dat gewest candidaten worden toegelaten, die door den betrokken inspecteerenden ambtenaar op zijne inspectie-reizen voor toelating geschikt zijn bevonden. (8) Zijn zulke personen niet of niet in voldoend aantal beschikbaar, dan kunnen de vacante plaatsen voor dat gewest worden aangevuld door in het toelatingsexamen geslaagde candidaten afkomstig uit andere gewesten. (9) Geen candidaten worden tot de kweekscholen toegelaten, die den leeftijd van 11 jaren nog niet hebben bereikt, of dien van 15 jaren reeds hebben voltooid. (10) De candidaten moeten een geneeskundige verklaring Omtrent met goed gevolg ondergane vaccinatie overleggen, tenzij zij de natuurlijke pokken (variolae) hebben gehad. (11) De Inlandsche Schoolcommissie of de betrokken inspecteerende ambtenaar kan van eiken voor toelating tot de inrichting in aanmerking komenden-candidaat een geneeskundige verklaring vorderen, waaruit blijkt, dat deze voor zijn 203 toekomstige betrekking lichamelijk geschikt is te achten en geen ziekte heeft, die zijn aanwezigheid op de inrichting onwenschèlijk maakt. (12) De Directeur der school is bevoegd om, zoo daarvoor naar zijn oordeel goede redenen bestaan, toegelaten leerlingen in een hoogere of lagere klasse te plaatsen, dan waarvoor aia zijn toegelaten. Artikel 11. (1) Van de inrichting kunnen leerlingen worden verwijderd: a. wegens onvoldoenden aanleg, b. wegens aanhoudende overtreding van orde en tucht c. wegens wangedrag, d. wegens het lijden aan besmettelijke, voor andere leerlingen gevaarlijke, afzichtelijke, of hinderlijke ziekten. In het geval sub d kan de verwijdering voor een bepaalden tijd geschieden. (2) De verwijdering geschiedt op voordracht van den Directeur der inrichting, en in het geval sub a met toestemming van den betrokken Inspecteur, door de Inlandsche Schoolcom- -f' i daarvan onder mededeeling van redenen onmid■dellrik kennis geeft aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 12. (1) Voor den aanvang der groote vacantie wordt, ten overstaan van de Inlandsche Schoolcommissie, door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, bijgestaan door het onderwijzend personeel der school, aan de leerlingen van de 5e en 6e klasse een examen afgenomen. (2) Voor de leerlingen der 5e klasse loopt dat examen over de vakken, in artikel 5, alinea 1, genoemd onder b t/m g, i en j. Zij, die in dat examen slagen, worden bevorderd naar de be klasse. (3) Voor de leerlingen der 6e klasse loopt het over de vakthm t^t^1 5' alinea 1» genoemd onder a, h en Jc. (4) De Directeur van Onderwijs en Eeredienst stelt voor vast0 ) vorige alinea's bedoelde examens een programma (5) Van beide examens, waarvan de uitslag dadelijk aan de candidaten wordt medegedeeld, wordt een omstandig rap- T1o(1)^i/D^0,gramma ,is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 17 Mei 1912 n°. 7791 (Bijbl. no. 7669), blz. 226. 204 port ingediend aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (6) Aan hen, die het examen aan het einde der 6e klasse met gunstigen uitslag hebben afgelegd, wordt door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst een akte van bekwaamheid als Inlandsch onderwijzer uitgereikt. (7) Hun rangnummer op de lijst der geslaagden wordt bepaald naar de totalen, verkregen door samentelling van de door hen bij de examens aan het einde der 5e en 6e klasse behaalde punten, en bij gelijkheid dier totalen door loting. (8) Tegen het einde van het schooljaar wordt in een vergadering van het onderwijzend personeel, voorgezeten door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, beslist, welke leerlingen der le t/m 4e klasse naar een hoogere klasse zullen worden bevorderd. (9) Aan leerlingen eener klasse, wier vorderingen na het doorloopen dier klasse niet voldoende worden geoordeeld, kan door voornoemde vergadering worden vergund nog één schooljaar de lessen in die klasse te volgen, met dien verstande evenwel, dat geen leerling de school langer dan negen jaar mag bezoeken. Artikel 13. (1) De Directeur der school is belast met het geldelijk en materiëel beheer der inrichting. (2) Hij waakt voor de zindelijkheid der school en van alle andere gebouwen, welke tot de inrichting behooren, en van de schoolmeubelen, hij zorgt voor goed drinkwater en voor al die kleine benoodigdheden, welke onder geen bepaalde rubriek van schoolmeubelen of leermiddelen te brengen zijn. (3) Hij houdt, ook buiten den schooltijd, zooveel mogelijk toezicht op de leerlingen. (4) Hij onderwerpt aan de goedkeuring van den betrokken inspecteerenden ambtenaar een door hem ontworpen huishoudelijk reglement, waarin voorschriften worden opgenomen betreffende: de verrichtingen der leerlingen buiten de schooluren, de orde en zindelijkheid in hun slaapvertrekken, hun voeding, kleeding, enz. en alles wat strekken kan tot handhaving van de orde en de tucht. Artikel 14. (1) In alle zaken het onderwijs betreffende, zijn de andere onderwijzers gehouden zich naar de inzichten van den Directeur der school te gedragen. Zij staan hem bij in zijn toezicht op de gebouwen, de schoolmeubelen en leermiddelen en de 205 leerlingen. Bovendien zijn zij buiten de schooltijden hem behulpzaam in het voeren der schooladministratie. (2) Waar de voorbereidende afdeeling in een afzonderlijk gebouw is gevestigd, wordt het onmiddellijk toezicht op die afdeeling, onder de algemeene leiding van den Directeur, uitgeoefend door den Tweeden Onderwijzer. Artikel 15. (1) De leerlingen worden wegens overtreding van de orde en tucht in en buiten de school gestraft met: ■a. arrest binnen het schoolerf; b. kamerarrest gedurende de uren van den dag, niet voor het onderwijs bestemd, voor hoogstens drie achtereenvolgende dagen; c. ontslag. (2) De straffen, bedoeld bij a en b worden opgelegd door •den Directeur der school of, voor zooveel betreft de voorbereidende afdeeling, indien deze in afzonderlijke gebouwen is gevestigd, door den Tweeden Onderwijzer. Het ontslag, bedoeld bij c, geschiedt op de wijze, bepaald bij artikel 11, alinea 2. Artikel 16. Aan kweekelingen, die na met gunstigen uitslag afgelegd •eindexamen der 6e klasse of na ontslag de school verlaten, wordt tegemoetkoming in reiskosten dan wel vrij transport voor rekening van den Lande verleend naar de plaatsen, van welke zij afkomstig zijn op den voet van de voor reizen van kweekelingen vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen. Artikel 17. Aan de kweekelingen, die het eindexamen der 6e klasse met goed gevolg hebben afgelegd, kunnen de hun op de school ten gebruike gegeven boeken en andere leermiddelen in eigendom worden afgestaan. Afschrift enz. 206 REGLEMENT VOOR DE KWEEKSCHOOL TE AMBOINA. Gouv. besl. 30 April 1894 n°. 7 (Stbl. 1894 n°. 100). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met intrekking van artikel 2 van het besluit van 16 December 1872 n°. 3 (Staatsblad n°. 227), artikel 1 Van het besluit van 1 Juni 1873 n°. 2 (Staatsblad n°. 93), artikel 1 van het besluit van 19 Maart 1874 n°. 2 (Staatsblad n°. 87), artikel 1 van het besluit van 10 April 1875 n°. 16 (Staatsblad n°. 94), artikel 3 van het besluit van 31 Deecmber 1875 n°. 34 (Staatsblad n°. 329) en artikel 1 § V van het besluit van 12 December 1884 n°. 7/c (Staatsblad n°. 221), vast te stellen het aan dit besluit gehechte: Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (*). Ten derde: enz. Afschrift enz. Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (*). Artikel 1. (1) De kweekscholen strekken tot vorming van onderwijzers ten behoeve der openbare lagere Inlandsche scholen. (2) In bijzondere gevallen, te beoordeelen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, worden Inlandsche jongelieden, bestemd om tot onderwijzer aan eene particuliere school te worden opgeleid, op eene kweekschool toegelaten, wanneer daartoe de gelegenheid bestaat. (3) Van dezen worden vóór anderen toegelaten de zoodanigen, wier plaatsing verlangd wordt door Inlandsche vorsten, leenmannen en bondgenooten in Nederlandsch-Indië. Artikel 2. (1) Voor de practische vorming der kweekelingen wordt aan elke kweekschool verbonden eene externenschool, waarin (!) Dit reglement geldt nu alleen voor de kweekschool te Amboina, vide den aanhef van Gouv. besl. 16 Februari 1912 n°. 12 (Stbl. 1912 no. 181), blz. 198. 207 de kweekelingen onder de leiding hunner onderwijze*» werkzaam zijn. (2) Op deze scholen zijn toepasselijk alle voorschriften voor de openbare lagere Inlandsche scholen der 2e klasse vastgesteld, met dien verstande echter, dat het onderwijs uitsluitend wordt gegeven door de meest gevorderde kweekelingen onder de leiding van hunne onderwijzers. Artikel 3. (1) De cursus der kweekscholen wordt gesteld op vier jaren. (2) Aan kweekelingen, die zich door goed gedrag en vlijt onderscheiden, doch niet in staat zijn binnen dien termijn het eindexamen af te leggen, kan op voordracht van het hoofd der school door de schoolcommissie worden toegestaan hoogstens twee jaren langer aan de school te blijven Artikel 4. De kweekelingen ontvangen dagelijks gedurende minstens zes uren les. De uren, in de externenschool doorgebracht, worden als leeruren gerekend. Artikel 5. (1) Op de kweekscholen wordt onderwijs gesjeven in de volgende vakken: 6 6 a. de landstaal of talen; b. de Maleische taal; c. het lezen; d. het schrijven; e. de rekenkunde; f. de aardrijkskunde van Nederlandsch-Indië en de aleemeene; 6 g. de geschiedenis van Nederlandsch-Indië; n. de beginselen der kennis van de natuurhom. de beginselen der landbouwkunde f1) ■ fé (*)•; v'' j. het handteekenen; nj^teg^ ter verkri^ ^n duide- 208 1°. van klassikaal onderwijs; 2°. van- gepaste middelen, waardoor orde en tucht m de school worden gehandhaafd; 3°. van de bepalingen op het Gouvernements lager onderwijs voor Inlanders in Nederlandsch-Indië; 4°. behandeling van de wijze, waarop elk vak in iedere klas-, se eener lagere school behoort onderwezen te worden. (2) Het onderwijs in het zingen is facultatief. (3) De lessen worden gegeven volgens een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid voor elke kweekschool vast te stellen leerplan (1). Artikel 6. (1) De school is gesloten des Zondags of des Vrijdags, ter beoordeeling van de schoolcommissie. (2) Bovendien is de school gesloten op de erkende groote Mohammedaansche en Christelijke feestdagen. (3) Nog kunnen de scholen gesloten worden op algemeen gevierde burgerlijke feestdagen en bij buitengewone plaatselijke feestelijkheden, ter beoordeeling van de schoolcommissie. Artikel 7. (1) De kweekscholen staan onder toezicht van de Inlandsche schoolcommissie ter plaatse. ' (2) Deze stelt na overleg met den inspecteur ot adjunctinspecteur een door het hoofd der school ontworpen lesrooster of tafel van werkzaamheden vast, zoomede een huishoudelijk reglement, waarin worden opgenomen de taakverdeelmg der onderwijzers (2), de bepaling der schooluren, de verrichtingen der kweekelingen buiten de schooluren, en de noodige bepalingen betreffende de orde en de zindelijkheid in hunne slaapvertrekken, hunne voeding en alles wat strekken kan tot handhaving van de orde en de tucht. Van dit reglement wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. (3) De werkzaamheden der onderwijzers, voor zoover zij de administratie der kweekschool en der externenschool betreffen, worden door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid geregeld. (4) Zij, die met de administratie der externenschool belast worden, zijn rekenplichtig aan de Algemeene Bekenkamer. (!) Hieraan is voldaan bij besl. Dir. O. e. N. 20 Februari 1896 no. 1833. blz. 220. (?) Omtrent de taakverdeeling der onderwijzers buiten de gewone schooluren, zie miss. Dir. O. E. N. 20 December 1901 no. 16031Ö, blz. 254. 209 Artikel 8. * Voor elke kweekschool wordt bepaald het aantal kweekelingen, dat uit elk gewest op die kweekschool zal worden toegelaten (*). Artikel 9. (1) Voor de toelating van kweekelingen wordt jaarlijks vóór het begin van den nieuwen cursus aan elke kweekschool een toelatingsexamen gehouden, dat door den inspecteur of adjunct-inspecteur, bijgestaan door de onderwijzers aan de kweekschool, ten overstaan der schoolcommissie wordt afgenomen. (2) Bij dit examen moeten de candidaten toonen den cursUs eener openbare lagere Inlandsche school der le of der 2e klasse met vrucht te hebben doorloopen en verder het bewijs leveren, dat zij in staat zijn de lessen aan de kweekschool met vrucht te volgen. (3) Indien het aantal candidaten uit een gewest het cijfer der daarvoor beschikbare plaatsen overtreft, dan is het examen voor hen vergelijkend, behoudens de verplichting van iederen candidaat om aan de minimum-eischen te voldoen. (4) Het hoofd der school geeft door tusschenkomst der schoolcommissie van aanstaande vacatures tijdig kennis aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, uit wier gewest de kweekelingen behooren getrokken te worden. Deze berichten der commissie zoo spoedig mogelijk of geschikte candidaten al dan niet aanwezig zijn. (5) Wanneer zich geene candidaten voor het toelatingsexamen hebben aangemeld uit een of meer gewesten, behoorende tot het ressort der kweekschool, kunnen personen worden toegelaten, die door de inspecteerende ambtenaren op hunne inspectiereizen in die gewesten voor toelating tot de kweekschool geschikt zijn bevonden. (6) Zijn zulke personen niet beschikbaar dan kunnen de vacante plaatsen voor die gewesten worden aangevuld door in het toelatingsexamen geslaagde candidaten afkomstig uit andere gewesten. (7) Onmiddellijk na afloop van het examen, biedt de inspecteur of adjunct-inspecteur aan de commissie eene ranglijst der geslaagde candidaten aan. (8) De vacante plaatsen worden door de commissie volgens die ranglijst aangevuld. (9) Geene candidaten worden tot het examen of tot de C1) Dit geschiedt door den Dir. O. E. krachtens art. 2 van Gouv' besl 6 Februari 1897 n°. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 261. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. \A 210 kweekschool toegelaten, • die den leeftijd van 13 jaren niet hebben bereikt of dien van 15 jaren te boven zijn (*). (10) Na verloop van de eerste maand van den cursus worden geene nieuwe kweekelingen meer toegelaten. Artikel 10. (1) De kweekelingen, die tot gouvernements-onderwijzer worden opgeleid, geniéten gedurende hunne opleiding van gouvernementswege eene maandelijksche toelage van f 10.— (tien gulden) (2). (2) enz. (3). (5) De kweekelingen bestrijden uit de toelage de kosten hunner kleeding en voeding. (6) Voor zooveel daartoe gelegenheid bestaat, genieten zij vrije huisvesting aan de kweekschool, zoomede vrije geneeskundige behandeling. De behandelende geneesheer is verplicht de zieke internen aan de kweekschool te bezoeken (4). (7) Zij ontvangen gratis leermiddelen en schrijfbehoeften. Artikel 11. De kweekelingen, bedoeld in de 2e en 3e alinea van artikel 1, ontvangen gratis huisvesting, onderwijs, leermiddelen en schrijfbehoeften; in hun onderhoud wordt voorzien door hen, die hunne plaatsing op de kweekschool verlangd hebben. Artikel 12. De kweekelingen, zoowel gehuwde als ongehuwde, zijn verplicht, om voor zooveel daartoe gelegenheid bestaat, op het erf der kweekscholen te wonen. Het is den gehuwden kweekelingen verboden zich aldaar door hunne echtgenooten te laten vergezellen (5). Artikel 13. (1) Eenmaal 's jaars wordt ten overstaan van de schoolcommissie een openbaar examen gehouden. f1) Aldus luidt deze alinea. Ingevolge Gouv. besl. 9 October 1898 n°. 9 (Stbl. 1898 no. 271). (2) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § i, van Gouv. besl. 27 November 1902 no. 25 (Stbl. 1902 no. 432). (8) De alinea's 2, 3 en 4 zijn vervallen ingevolge art. 1, § ii, van Gouv. besl. 27 November 1902 no. 25 (Stbl. 1902 no. 432). (*) Voor opneming in een hospitaal, zie Stbl. 1889 no. 85, hierachter opgenomen onder de hoofdrubriek „Eenige voorschriften betreffende Inlandsche ambtenaren in het algemeen". (5) Aldus luidt dit artikel ingevolge § 1 van Gouv. besl. 2 Maart 1904 n». 22 (Stbl. 1904 no. 150). 211 (2) Overeenkomstig den uitslag van dit examen bepaalt de commissie in overleg met het hoofd der school welke kweekelingen tot eene hoogere klasse zullen overgaan. Artikel 14. (1) Het openbaar examen wordt gevolgd door eene vacantie van zes weken. (2) Het begin en het einde der vacantie worden op voordracht van het hoofd der school door de schoolcommissie vastgesteld, met dien verstande, dat in de Mohammedaansche landen de poeasatijd zooveel mogelijk binnen den vacantietijd valle. Wanneer bij eene school, waarvan het meerendeel der leerlingen Christenen is, de Kerstdagen en het Christelijk Nieuwjaar niet binnen den vacantietijd vallen, wordt bovendien eene vacantie verleend van 24 December tot 3 Januari (*). (3) De leerlingen kunnen zich gedurende den vacantietijd naar hunne familiën begeven en verliezen gedurende dien tijd hunne toelage alleen dan, wanneer zij niet tijdig vóór de heropening der lessen op de kweekschool zijn teruggekeerd, tenzij zij daarin verhinderd worden door omstandigheden onafhankelijk van hunnen wil. (4) Binnen één maand na den aanvang der lessen niet teruggekeerd, kunnen zij worden ontslagen. (5) In bijzondere gevallen kan aan de leerlingen, die krachtens de derde alinea van dit artikel zich naar hunne familie begeven, tegemoetkoming in reiskosten, dan wel transport voor rekening van den Lande worden verleend. Artikel 15. De schoolcommissie bepaalt welke der onderwijzers gedurende den vacantietijd aan de kweekschool aanwezig zal zijn, om het toezicht op de inrichting en de aanwezige kweekelingen te houden. Artikel 16. (1) Kweekelingen, die blijken geven geen voldoenden aanleg voor het onderwijzersvak te bezitten (2) of wel zich aan herhaald wangedrag schuldig maken, worden op voordracht van het hoofd der school en met toestemming van den inspecteur door de schoolcommissie ontslagen. t1) Deze zin is aan alinea 2 toegevoegd bij art. 1 van Gouv. besL 17 Juli 1905 no. 29 (Stbl. 1905 no. 389). (2) Omtrent maatregelen tot behoud voor het onderwijs van tusschentijdg ontslagen kweekelingen, zie circ. Dir. O. e. N. 6 Juli 1894 no. 6405, blz. 97. 212 (2) Van dit ontslag wordt, onder mededeelin^ van redenen, onverwijld kennis gegeven aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Artikel 17. Aan ontslagen kweekelingen wordt transport naar hunne woonplaatsen verleend voor rekening van den Lande. Artikel 18. (1) De kweekelingen worden wegens overtreding van de orde en tucht in en buiten de kweekschool gestraft met: o. kamerarrest gedurende de uren van den dag, niet voor het onderwijs bestemd, voor hoogstens drie achtereenvolgende dagen; b. arrest binnen het schoolerf op de vrije schooldagen; c. ontslag als kweekeling (1). (2) De straf, bedoeld bij o, kan door elk der onderwijzers, die, bedoeld bij b, alleen door het hoofd der school opgelegd worden. Het ontslag, bedoeld bij c, geschiedt op de wijze bepaald bij artikel 16 (2). Artikel 19. (1) Eenmaal 'sjaars, zooveel mogelijk vóór de groote vacantie, wordt door den inspecteur of adjunct-inspecteur, bijgestaan door de onderwijzers aan de kweekschool, en ten overstaan van de schoolcommissie, een eindexamen gehouden voor kweekelingen der hoogste klasse (3). (2) Na afloop van het examen wordt de uitslag aan de candidaten medegedeeld en een omstandig rapport van het examen ingediend aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die aan hen, die het examen met goed gevolg nebben afgelegd, eene akte van bekwaamheid als onderwijzer uitreikt en zorgt voor de voorloopige tewerkstelling der ten behoeve der Gouvernements scholen opgeleide kweekelingen. Artikel 20. Aan de kweekelingen, die het eindexamen met goed gevolg (1) Aldus luidt punt c ingevolge art. 1, § III, van Gouv. besl. 27 November 1902 no. 25 (Stbl. 1902 no. 432). (2) Aldus luidt alinea 2 van artikel 18 ingevolge art. 1, § IV, van Gouv. besl. 27 November 1902 no. 25 (Stbl. 1902 no. 432). (s) Het programma van dit eindexamen is vastgesteld bij Gouv. besl. 27 April 1875 no. 24 (Stbl. 1875 no. 107), blz. 228. 213 hebben afgleged, worden de hun op de kweekschool ten gebruike gegeven boeken en andere leermiddelen in eigendom afgestaan. LEERPLAN VOOR DE KWEEKSCHOLEN TE BANDOENG, OENGARAN. PROBOLINGGO, DJOKJAKARTA EN FORT DE KOCK. Besl. Dir. O. E. N. 13 Juli 1911 n°. 11413. Gelet enz.; Heeft besloten: Met buitenwerkingstelling van de leerplannen voor de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng en. Probolinggo, vastgesteld bij het dezerzdjdsch besluit van 20 Februari 1896 n°. 1833 en voor de gelijknamige inrichtingen te Djokjakarta en Fort de Koek, vastgesteld bij de dezerzijdsche besluiten respectievelijk van 20 Februari 1897 n°. 3059 en 12 November 1907 n°. 21075, voor de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek vast te stellen het aan dit besluit gehechte leerplan. Afschrift enz. • Leerplan voor de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek. Vakken 8 OMSCHRIJVING DER LEERSTOF §> M P Nederland- I. o. Spreekoefeningen naar aanleiding van handelinsche taal. gen, voorwerpen en platen o. Lezen e. Taaloefeningen in aansluiting met de spreek- 18 oefeningen d. üitspraakoefeningen (occasioneel) 214 Vakken § OMSCHRIJVING .DER LEERSTOF £ ^ II. a. Spreekoefeningen als in de lste klasse b. Lezen c. Vertaaloefeningen '15 d. Taaloefeningen e. Uitspraakoefeningen (occasioneel) ni. a. Spreekoefeningen: gesprekken en verbalen naar aanleiding van wat door de leerlingen beleefd, gelezen of gehoord is b. Lezen ■ H c. Taaloefeningen d. Steloefeningen e. Vertaaloefeningen IV. a. Spreekoefeningen: gesprekken over bekende onderwerpen o. Lezen n c. Taaloefeningen d. Stellen e. Vertaaloefeningen V. a. Gesprekken 1 6. Lezen I 7 c. Taaloefeningen. Beknopt overzicht der spraakkunst. d. Stellen: brieven en eenvoudige opstellen ) VI. a. Gesprekken naar aanleiding van vragen van den 1 dag en belangrijke onderwerpen I . b. Lezen en voordragen van prozastukken en ge- I dichten I Landstaal I. a. Lezen met eigen en Latijnsche karakters | (talen) (*). b. Taaloefeningen; spelregels, taaisoorten, werk- 3 woordsvormen ) (!) Zoolang aan de Kweekschool te Probolinggo onderwijs in het Madoereesch en het Javaansch voor alle kweekelingen noodig wordt geacht, kunnen daar in elke der eerste 5 klassen vier uren aan de landstalen worden besteed. De uren voor het Nederlandsch worden daarvoor verminderd met 1 uur in de 2de tot en met 5d» klasse en die voor het Maleisch met 1 uur in de lste, 4de en 5de klasse. 215 O «3 _, Vakken 3 OMSCHRIJVING DER LEERSTOF M P II. o. Lezen als in de eerste klasse b. Taaloefeningen; de voornaamste voor., achter-en tusschenvoegsels, reduplicatie en woordverdubbeling, overzetting van de eene taaisoort in de 3 andere c. stellen. IJJ. a. Lezen > b. Taal- en steloefeningen ! 3 c. Vertellen door de leerlingen ) IV. a. Lezen , b. Brieven en opstellen [ 2 c. Grammatica ] V. o. Lezen k Stellen 2 c. Grammatica J Maleische I. a. Spreekoefeningen, als voor het Nederlandsen.... , taal ('). b. Lezen met Latynsche karakters I 4 c. Taaloefeningen ) II. a. Spreekoefeningen « b. Lezen met Latijnsche en Arabische karakters... \ 3 c. Taal- en steloefeningen I HL a. Spreekoefeningen, als voor het Nederlandsch ) b. Lezen I c. Taal- en steloefeningen I d. Vertaaloefeningen I IV. a. Lezen j • b. Opstellen en brieven c. Grammatica [ * d. Vertaaloefeningen f1) Aan de Kweekschool te Fort de Koek worden de uren, voor de „landstaal(talen)" uitgetrokken, gedeeltelijk besteed aan het Maleisch en gedeeltelijk aan andere vakken, behalve teeketien en schrijven. 216 8 ö Vakken S§ OMSCHRIJVING DER LEERSTOF g V. a. Lezen | b. Stellen c. Grammatica d. Vertaaloefeningen I Rekenkun- I. a. Theorie: hoofdbewerkingen met geheele getallen, | de. metriek stelsel I g b. Practisch rekenen: hoofdrekenen, oplossen van vraagstukken, cijferen ) II. a. Theorie: breuken, ontbinding in factoren, eenvoudigste kenmerken van deelbaarheid, G. G. D. en K. G. V., voortzetting van het metriek stelsel, g Inlandsche maten en gewichten b. Practisch rekenen: hoofdrekenen, oplossen van vraagstukken, cijferen IH. a. Theorie: kenmerken van deelbaarheid; machten en wortels (door ontbinding in factoren), vierkantsworteltrekking o. Practisch rekenen: hoofdrekenen, vraagstukken, 6 cijferen » c. Vormleer: hoeken, driehoeken, gehjk- en gelijkvormigheid van driehoeken, constructies IV. a. Theorie: evenredigheden b. Practisch rekenen: hoofdrekenen, vraagstukken, cijferen c. Vormleer: evenredigheid van lijnen, gelijkvormig- , g heid van driehoeken en van veelhoeken, oppervlakten, berekening van oppervlakten en inhouden van meetkundige lichamen en van de lijnen aan die lichamen V. a. Theorie: iets over reeksen en talstelsels èn over evenredige afhankelijkheid van grootheden b. Practisch rekenen c. Vormleer: eenvoudigste eigenschappen van den cir- . kei, in- en omgeschreven drie- en veelhoeken, regelmatige veelhoeken, voortzetting van de berekening van oppervlakten en inhouden van meetkundige lichamen en van de lijnen aan die lichamen.... 217 Vakken § OMSCHRIJVING DER LEERSTOF S M p Aardrijks- I. Java {*) en een overzicht van Nederlandsch-Oostkunde. Indië 1 II. Nederlandsch-Oost-Indië en omliggende landen l HL Herhaling van Nederlandsch-Oost-Indië. Nederland. Algemeen overzicht van Europa .2 IV. a. De werelddeelen i b. Volkenkunde van Nederlandsch- Oost-Indië e. Hoofdzaken der wis- en natuurkundige aardrijks- I kunde I V. Wereldhandel en wereldverkeer. Herhaling en uit¬ breiding van het behandelde in de 4de klasse... & Geschiede- HL Voornaamste personen, gebeurtenissen en toestanden nis. uit de geschiedenis van Nederlandsch-Oost-Indië. 1 IV. Uitbreiding van het behandelde in de 3de klasse... 1 V. Onderwerpen uit de algemeene en de vaderlandsche geschiedenis, die in nauw verband staan met de geschiedenis van Nederlandsch-Oost-Indië * 1 Natuur- II. Evenwicht en beweging van vaste lichamen, vloeikunde, stoffen en gassen % III. Krachten; enkelvoudige werktuigen, warmte 2. IV. Geluid; licht en meteorologie 2 V. Magnetisme; electriciteit; herhaling 2. Scheikun- III. Scheikundige verschijnselen de. Mengsel, verbinding, element Zuurstof, verbranding, oxyden 2: "Waterstof, reductie, water-stikstof, lucht Eenige andere elementen (i) Voor de Kweekschool te Fort de Koek: Sumatra. 218 S a Vakken J 1 OMSCHRIJVING DER LEERSTOF £ 2 & IV. Zuren, bases, zouten Metalloïden en metalen Organische scheikunde 3 Koolwaterstoffen, petroleum, gas Alcohol, vetten, koolhydraten V. Eiwitstoffen ) ^ Voortzetting der organische scheikunde I Plantkun- I. Beschouwing van planten; vormleer. 1 de. II. Voortzetting der vormleer; bevruchting; nadere be¬ schouwing van vrucht en zaad 2 HL Iets over systematiek; determineeren; hoofdkenmerken der voornaamste plantenfamiliën 1 IV. Iets over cellen, vaten en weefsels; ademhaling; assimilatie l V. "Water- en voedselopname Nauwkeurige beschouwing van eenige landbouwgewassen 1 Iets over schimmels en bacteriën; plantenziekten die hieruit ontstaan en hunne bestrijding Dierkunde. II. De bouw van het menscheltjk lichaam in hoofd- 1 trekken I ^ Behandeling van eenige dieitypen, vooral ook naar ( leven en gewoonten I III. Gewervelde dieren; overzicht van de systematische rangschikking der dieren; begrippen soort en ras. 2 IV. Wormen, insecten, spinachtige dieren Dieren, die belangrijk ktmnen worden geacht voor • den landbouwer. Hun plaats in het stelsel 2 Nadere behandeling van den mensch; iets over gezondheidsleer en de eerste hulp bij oogelukken. 219 -n moeten worden. é J3 vxea- KLASSE i I. a. Lezen | 6. Dicté I g c. Taaloefeningen en opstel d. , Hoofdpunten der grammatica I . n. Rekenen: a. Theorie: hoofdbewerkingen met geheelegetallen, talstelsels, kenmerken van deelbaarheid, grootste g gemeene deeler, kleinste gemeene veelvoud b. Practisch c. Uit het hoofd LH. Aardrijkskunde. Java 4 IV. Natuurlijke historie. Het dierenrijk. Verdeeling, kenmerkende eigenschappen der verschillende groepen 2 V. Schoonschrijven: Arabische en Latijnsche karakters. 4 VI. Teekenen op papier naar voorbeelden 4 VIL Zingen op Inlandsche of Europeesche wijze 1 (!) 36 (*) Waar het zingen niet noodig of wenschelijk geoordeeld wordt, kan het uur voor het zingen vervallen en het aantal uren voor een der andere vakken met één vermeerderd worden. 222 ® M Aantal S ö S Vakken of deelen van vakken, die onderwezen . . ' g cs > ' te besteden 9 > *a moeten worden. £ £ uren- KLASSE II. . Svt I. a. Lezen 1 6. Dicté , | 12 c. Taaloefeningen en opstel d. Grammatica. Vertellen ) II. Eekenen: a. Theorie; verklaringen gewone en tiendeelige | breuken. Metriek stelsel I b. Practisch c. Uit het hoofd ) III. Aardrijkskunde: a. Indië 1 , f * b. Azië en Nederland ' IV. NatuurUjke historie: a. bloedsomloop, ademhaling, spijsvertering bij de I verschillende diersoorten [ 2 b. Plantkunde * J V. Landmeten: Planimetrie tot en met de gelijk- en i . gelijkvormigheid der drie- en veelhoeken 2 VI. Geschiedenis oudste rijken in Indië 1 VII. Schoonschrijven: Arabische en Latijnsche karakters. 3 VUL Teekenen: eenvoudige draadfiguren en blokken.... 3 IX. Zingen op Inlandsche of Europeesche wijze 1 36 KLASSE III. I. a. Lezen 1 o. Dicté I g c. Taaloefeningen en opstel d. Grammatica j II. Rekenen: a. Theorie: repetitie van het voorgaande, evenredigheden, machtsverheffing, worteltrekking, reeksen. Transporteeren 8 223 S e ^ Vakken of deelen van vakken, die onderwezen Aantal 15- moeten worden. te besteden |z; j§ uren. Per transport 8 o. Practisch i c. Uit het hoofd I III. Aardrijkskunde: a. Nederlandsch-Indië | &. De overige werelddeelen in hoofdtrekken I 4 c. "Wiskundige aardrijkskunde in hoofdtrekken , d. Natuurkundige aardrijkskunde in hoofdtrekken.. > IV. Natuurkennis: o. Physica: algemeene eigenschappen, hydrostatica, drukking der dampkringslucht, geluid, licht, warmte (stoommachines), magnetisme en electri- 4 citeit 0. Plant-, dier- en delfstofkunde V. Landmeten; a. Planimetrie: cirkels, in- en omgeschreven veelhoeken, berekening van oppervlakken, kennis der instrumenten 3 &. Practisch landmeten met ketting, meetkruis, equere en boussole VI. Geschiedenis tot den 2enJavaansehen successie-oorlog. 3 VU. Schoonschrijven: evenals in de le en 2e klasse 2 VIII. Teekenen naar blokken, schetsen van eenvoudige modellen op het bord 3 IX. Paedagogie. Begrippen van onderwijs, klassen, verdeeling leerstof, leervorm, leergang, leermiddelen. "Wijze waarop elk vak in iedere klasse eener le 3 en 2e klasse school behoort onderwezen te worden. Administratie X. Zingen op Inlandsche of Europeesche wijze 1 (') 38 (l) Waar het zingen niet noodig of wenschelijk geoordeeld wordt, kan het uur voor het zingen vervallen en het aantal uren voor een der andere vakken met één vermeerderd worden. 924 3 ö "i Vakken of deelen van vakken, die onderwezen , "fan^ . d cs ' te besteden 9 >■ -t» moeten worden. ë J§ uren. KLASSE IV. De 4e klasse geeft van 8 tot 1 uur onderwijs in de Externenschool en volgt de lessen aan de kweekschool alleen 's morgens van ?—8 en 's middags van half 5 tot half 6, dus 12 uren in de week. I. Maleische taal * 2 II. Rekenen 2 III, Aardrijkskunde Herhalings-ónderwijs 2 IV. Geschiedenis zoo noodig met uitbrei- 1 V. Natuurkunde ding voor enkele vakken. 2 VI. Landmeetkunde 2 VIL Opvoedkunde ' 1 12 Bij eene talrijke 4e klasse, waarvan niet alle leerlingen te gelijk in de externenschool werkzaam zijn, volgen de overblijvenden de lessen van de 3e klasse. - REGELING VAN HET ONDERWIJS IN DE INL. TALEN EN IN HET HANDTEEKENEN. Gouv. besl. 15 Maart 1913 n°. 63 (Stbl. 1913 n°. 297). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van de laatste alinea van sub 3e van § A van het besluit van 5 October 1908 n? 1 (Staatsblad II' 593), zooals die alinea wordt gelezen ingevolge artikel 3, § 1, van het besluit van 29 Augustus 1910 n? 13 (Staatsblad n! 460) (*), te bepalen dat, indien en voor zoolang als mogelijk, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, a. bij de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers en de opleidingscholen voor Inlandsche ambtenaren, waar onderwijs in meer dan één Inlandsche taal wordt gegeven, het onderwijs in twee of meer van die talen aan één Inland* schen taalonderwijzer wordt opgedragen; (i) Blz. 288 225 b. op plaatsen waar een kweekschool voor Inlandsche onderwijzers en een opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren gevestigd zijn, het onderwijs in het handteekenen en in elke van de bij die scholen onderwezen Inlandsche talen, op beide scholen aan één Inlandschen teekenonderwijzer, respectievelijk Inlandschen taalonderwijzer wordt opgedragen. Afschrift enz. ONDERWIJS IN EENVOUDIGE BOEKHOUDING. Circ. Dir. O. E. N. 22 Augustus 1905 LV 14008 aan de Inl. Schoolcommissiën te Bandoeng, Magelang, Djokjakarta, Probolinggo, Fort de Koek, Amboina en Tondano. Ten einde de leerlingen der hoogere scholen van Inlandsch onderwijs het nut te doen inzien van het voeren van huishoudelijke administratie en hen met zulk beheer vertrouwd te maken, acht de Regeering het noodig (*) dat zij onderwijs ontvangen in eenvoudige huishoudelijke boekhouding en duidelijke begrippen van de beteekenis en waarde ervan verwerven. Dit kan geschieden zonder van boekhouden een opzichzelfstaand leervak op de bedoelde scholen te maken. Voldoende kennis, theoretisch en practisch, van eenvoudige huishoudelijke administratie kan hun worden bijgebracht bij het onderricht in,, een of meer andere vakken als b.v. rekenen en (voor zoover op de scholen onderwezen) staathuishoudkunde, terwijl het geleerde toepassing kan vinden door de leerlingen te verplichten eene geregelde boekhouding te voeren over de te hunner beschikking staande gelden, waarop dan door het onderwijzend personeel toezicht dient te worden uitgeoefend. Tot de bedoelde scholen behoort (behooren) de onder Uw opleldingschool voor Inlandsche ambtenaren, toezicht staande kweekschool voor Inlandsche onderwflzers, ZOOdat hoofdenschool, gemeld onderwijs aldaar moet worden gegeven. Ik heb de eer Uwe Commissie uit te noodigen den Directeur de Directeuren dier school (scholen) met het bovenstaande den Hoofdonderwijzer in kennis te willen stellen, met verzoek om bij de daarvoor geschikt geoordeelde vakken onderricht te geven en te doen geven in eenvoudige huishoudelijke boekhouding en.aan de leerlingen op te dragen, van hunne ontvangsten en uitgaven (l) Miss. lste Gouv. Secr. 7 Augustus 1905 no. 2779 aan Dir. O. E. N. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 15 226 geregeld boek te houden, waarop dan door het onderwijzend personeel moet worden toegezien. Verder zal van elke geschikte gelegenheid door het onderwijzend personeel moeten worden gebruik gemaakt om de leerlingen de beteekenis en waarde van geregelde huishoudelijke administratie te doen begrijpen. In de jaarverslagen der school (scholen) ware het resultaat van bedoeld onderricht te vermelden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Bij ontstentenis: De Secretaris, A. WIEMANS. PROGRAMMA'S VOOR DE EXAMENS AAN DE HOOGSTE 2 KLASSEN DER KWEEKSCHOLEN TE BANDOENG, OENGARAN, PROBOLINGGO, DJOKJAKARTA EN FORT DE KOCK. Besl. Dir. O. E. 17 Mei 1912 n°. 7791 (Bijbl. n°. 7669). Gelet op artikel 12, alinea 4, van het Beglement voor de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, vastgesteld bij het Gouvernementsbesluit van 16 Februari 1912 n° 12 (Staatsblad n°. 181) 0); Heeft besloten: Vast te stellen de aan dit besluit gehechte programma's A en B voor de examens, af te nemen van de leerlingen respectievelijk van de 5de en 6de klasse der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers als bedoeld in de eerste «Me alinea's van artikel 12 van voormeld Reglement (*). Afschrift enz. Programma's A en B voor de examens, af te nemen aan de leerlingen respectievelijk van de 5de en de 6de klasse der kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers. Programma A. le. Kennis van de Maleische taal, zoomede van de andere landstalen welke aan de kweekschool worden onderwezen en (i) Blz. 203. 227 waarvan de kennis van den adspirant-onderwijzer met het oog op zijn bestemming gevorderd wordt. De candidaten moeten zich mondeling en schriftelijk goed in die taal (talen) weten uit te drukken, eenvoudig proza in die taal (talen) nauwkeurig kunnen lezen en bewijzen geven het gelezene goed te begrijpen en zoowel bij het mondeling als bij het schriftelijk examen doen blijken van voldoende kennis der grammatica dier taal (talen). 2e. Kennis van de gronden der hoofdbewerkingen in de rekenkunde met geheele getallen en met gewone en tiendeelige breuken; het metriek stelsel en de Inlandsche maten en gewichten; de evenredigheden; de berekeningen van de grootte en de vormveranderingen van eenvoudige vlakke figuren en de berekening van de inhouden der eenvoudigste lichamen. Vaardigheid in het oplossen, zoowel uit het hoofd als schriftelijk, van eenvoudige rekenkunstige vraagstukken. 3e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van haar natuur- en staatkundige verdeeling. Grondige bekendheid met de aardrijkskunde van Nederlandsch Oost-lndië. Eenige bekendheid met de hoofdzaken der wis- en natuurkundige aardrijkskunde. 4e. Bekendheid met de geschiedenis van NederlandschOost-Indië en met de hoofdpunten van de vaderlandsche en de algemeene geschiedenis, voorzoover die met eerstgenoemde in nauw verband staan. 5e. Kennis van: de hoofdzaken der natuurkunde; de beginselen der anorganische en enkele hoofdpunten der organische scheikunde; de voornaamste inheemsche planten en dieren, in het bijzonder landbouwgewassen en landbouwhuisdieren; de systematische rangschikking, den bouw en de levensverrichtingen van planten en dieren; de meest voorkomende ziekten bij planten en dieren en hare bestrijding; het menschelijk lichaam. 6e. Vaardigheid in het teekenen van vlakversieringen, het teekenen naar de natuur en het illustratief teekenen op het bord. 7°- Vaardigheid in het schrijven met een duidelijke loopende hand van de aan de kweekschool onderwezen letterschriften. Programma B. le. Voldoende kennis van de Nederlandsche taal. De candidaten moeten zich mondeling en schriftelijk redelijk in die taal weten uit te drukken, eenvoudig proza nauwkeurig kunnen lezen en bewijzen geven het gelezene goed te begrijpen en zoowel bij het mondeling als bij het schriftelijk 228 examen doen blijken van voldoende kennis van de beginselen der spraakkunst. 2e. Kennis van den bouwgrond en van de middelen ter verbetering daarvan. Eenig inzicht in de algemeene en de bijzondere plantenteelt, de veeteelt, de vischteelt en de hoofdpunten der landhuishoudkunde. 3e. Bekendheid met de inrichting der Inlandsche lagere school, het klassikaal onderwijs, de geschikte middelen tot handhaving van orde en tucht, de methodiek van het lezen, schrijven en rekenen en de voornaamste bepalingen op het openbaar lager Inlandsch onderwijs in Nederlandsch-Indië. PROGRAMMA VOOR HET EINDEXAMEN DER KWEEKSCHOOL TE AMBOINA. Gouv. besl. 27 April 1875 n°. 24 (Stbl. 1875 n°. 107). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Vast te steÜen het aan dit besluit gehecht programma 0) voor het eindexamen aan de kweekscholen voor inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië; met bepaling, dat voor zooveel het onderwijs aan sommige kweekscholen van minder omvang mogt wezen, dan het programma onderstellen doet, voor elk vak in 't bijzonder de gestelde vereischten daarnaar gewijzigd worden, met inachtneming van hetgeen aan het hoofd van het programma is bekend gesteld. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Programma (*) voor het Eind-examen aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel een van het besluit van 27 April 1875 n°. 24 (Staatsblad n°. 107). Het eind-examen aan eene kweekschool moet dienen, om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus der school met vrucht hebben gevolgd, daarbij lettende op het hoofddoel der (l) Dit programma geldt nu alleen voor de kweekschool te Amboina; voor de andere kweekscholen is het buiten, werking gesteld bij Gouv. besl. 16 Februari 1912 n'o. 12 (Stbl. 1912 no. 181), blz. 198. 229 kweekscholen, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers, toegerust met de noodige kundigheden, om, na twee jaren als hulponderwijzer te zijn werkzaam geweest (*), aan het hoofd eener Gouvernements inlandsche school te kunnen worden geplaatst. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand, dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de kandidaten weten en tot welke mate van inzigt hunne studie heeft geleid, dan om. de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hunne kennis verraadt. Het verslag van het resultaat van het examen moet in verband met het vorenstaande vermelden of het examen voldoende, dan wel uitstekend is afgelegd. De vereischten van een voldoend examen zijn: le. Voldoende kennis van de beginselen der Nederlandsche taal, waaronder wordt verstaan het vaardig en verstaanbaar lezen, en dat de kandidaat blijken geeft van eenvoudig Nederlandsch proza te begrijpen. Uit een schriftelijk opstel over eenig opgegeven eenvoudig onderwerp moet blijken, dat de kandidaat zich zonder grove fouten tegen de regelen der spraakkunst van de Nederlandsche taal bedienen kan. Bij het mondeling onderzoek mag geëischt worden, dat de kandidaat zich in de Nederlandsche taal redelijk wete uit te drukken en van de toepassing der taalregels rekenschap wete te geven (2). 2e. Grondige kennis van de Maleische taal, zoomede van de andere landstalen, welke aan de kweekschool worden onderwezen en waarvan de kennis van den aspirant-onderwijzer, met het oog op zijne bestemming, gevorderd wordt. De beoordeeling geschiedt zooveel mogelijk op de wijze als bij ll! 1 is voorgeschreven. 3e. Het vervaardigen van schoonschriften in de bij nos. 1 en 2 bedoelde talen met de eigenaardige karakters, voor zoover die onderwezen worden. Bij het beoordeelen van het schrift wordt gelet op dat van de opstellen. 4e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de (f) De eisen van tweejarige werkzaamheid als hulponderwijzer om tot hoofd eener school te worden benoemd is vervallen, vergl. art. 4 en 9 van Stbl. 1893 no. m, blzz. 92 en 94. (2) De Nederlandsche taal werd bij art. 2, § I, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 no. 17 (Stbl. 1887 no. 47) van het leerplan der verschillende kweekscholen afgevoerd. 230 schriftelijke oplossing van vraagstukken en bij het rekenen uit het hoofd. Naauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. Voorts voldoende kennis van de leer der evenredigheden en de toepassing daarvan bij het oplossen van eenvoudige vraagstukken. 5e. Voldoende kennis der eenvoudige meetkundige ligchamen, voldoende kennis der lijnen, hoeken en platte vlakken, als grondslag voor het onderwijs in de landmeetkunde, voor zoover bedrevenheid in dat vak bij dit programma gevorderd wordt, en voorts bedrevenheid om die kennis aan de leerlingen mede te deelen. 6e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië en van Nederland, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 7e. Eenige bekendheid met de hoofdpunten der geschiedenis in 't algemeen en van Nederlandsch-Indië en Nederland in 't bijzonder. 8e. Eenige kennis van dieren, planten en delfstoffen en van de algemeene natuurkundige eigenschappen der ligchamen. 9e. Eenige kennis van de beginselen der landbouwkunde 10e. Voldoende bedrevenheid in het hand- en regtlijnig teekenen om daarin onderwijs te kunnen geven. lle. Voldoende kennis van het opmeten en in kaart brengen van horizontale of nagenoeg horizontale terreinen, voldoende kennis van het waterpassen, voldoende kennis van en bedrevenheid in het gebruik der volgende instrumenten: a. meetketting, baken en pinnen; b. meetkruis, planchet en vizier-liniaal; c. boussole en équerre d'arpenteur met noniusboog; d. het fleschjes-waterpas. 12e. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs, van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd, en van de bepalingen betreffende het Gouvernements lager onderwijs voor Inlanders in Nederlandsch-Indië. 13e. Kennis van het notenschrift en de toonschalen voor zoover noodig voor het school-onderwijs in het zingen, en 14e. Voldoende bedrevenheid in de gymnastiek, om daarin onderrigt te kunnen geven f1). (i) De vakken landbouwkunde, rechtlijnig teekenén en gymnastiek zijn van het programma der kweekscholen afgevoerd bij art. 1 § V van Gouv. besl. 12 December 1884 n°. 7/c (Stbl. 1884 n°. 221). 231 INSPECTIE DER KWEEKSCHOLEN. Miss. Dir. O. E. N. 12 Augustus 189111' 8055 aan den Inspecteur en de Adjunct-Inspecteurs van het Inl. onderwijs. Ik heb de eer UEdGestr. te verzoeken in den vervolge, zoo mogelijk tweemaal, maar anders eenmaal 's jaars, een rapport uit te brengen over de tot Uw ressort behoorende kweek- en hoofdenscholen, waarbij U echter de beoordeeling over het onderwijzend personeel in de geleidemissive gelieve op te nemen. Voor het geval dat zich omstandigheden voordoen, die de indiening van een rapport ten eenen male verhinderen, ontving ik daarvan gaarne bericht. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, VAN DER KEMP. BEZOLDIGING VAN DEN HOOFDONDERWIJZER DER AAN DE KWEEKSCHOLEN VERBONDEN LEERSCHOLEN. Zie Gouv. besL 1 Maart 1913 n°. 40 (Stbl. 1913 n°. 270), juncto Gouv. besl. 26 Juli 1913 n°. 29 (Stbl. 1913 n°. 483), blz. 107. PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. 1. Bandoeng, Probolinggo, Fort de Koek en Amboina. Gouv. besl. 16 December 1872 n°. 3 (Stbl. 1872 n°. 227). Herlezen enz.; Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Nog gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens magtiging des Konings te bepalen: a. dat vier kweekscholen voor inlandsche onderwijzers zullen worden opgerigt, en wel ter hoofdplaats Probolinggo, te Fort de Koek (gouvernement Sumatra's Westkust), te Tondano (residentie Menado) 0) en ter hoofdplaats Amboina (*), ieder ingerigt voor vijftig kweekelingen, en ove- t1) De kweekschool te Tondano is opgeheven bij Stbl. 1885 no. S7- die te Amboina is opgeheven bij Gouv. besl. 29 Augustus 1913 no. 47, doch weer heropend bij den aanvang van het schooljaar 1914/1915 krachtens art. 1 van Gouv. besl. 15 Mei 1914 no. 40, blz. 247. 232 rigens in het algemeen op den voet der te Bandong (residentie Pr eanger-Reg entschappen) gevestigde kweekschool; b. dat het personeel (*) en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven voor deze kweekscholen en voor die welke reeds op Java gevestigd zijn, worden vastgesteld als volgt: een europeesche hoofd-onderwijzer (2), op eene bezoldiging van ƒ 500.— (vijf honderd gulden) 's maands, met jaarlijksche verhoogingen van f 50.— (vijftig gulden) 's maands, totdat een maximum zal zijn bereikt van f 900.— (negenhonderd gulden) bezoldiging 's maands (s); een europeesche tweede onderwijzer, op eene bezoldiging van f 300.— (drie honderd gulden) 's maands met jaarlijksche verhoogingen van f 50.— (vijftig gulden) 's maands totdat een maximum zal zijn bereikt van ƒ 450.— (vier honderd vijftig gulden) bezoldiging 's maands (4); een derde onderwijzer, op eene bezoldiging van f 150.— (een honderd vijftig gulden) 's maands, met jaarlijkscüe verhoogingen van f 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands, totdat een maximum zal zijn bereikt van f 250.— (twee honderd vijftig gulden) bezoldiging 's maands (5); voor het onderwijs in het hand- en regtlijnig teekenen,. (*) De formatie van het personeel te Bandoeng en Probolinggo wordt thans beheerscht door art. 1, § III, van Gouv. besl. 12 December 1884 n°. 7/c (Stbl. 1884 no. 221), blz. 234, en § 4, sub a en c van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no.. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 241. Het personeel te Fort de Koek is bij § III van Gouv. besl. 13 Augustus 1908 no. 26 (Stbl. 1908 no. 512), blz. 243, uitgebreid met 2 Eur. hulponderwijzers. (2) Thans den titel voerende van Directeur ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 18 Juli 1894 no. 6 (Stbl. 1894 no. 156), blz. 252. (3) De tegenwoordige bezoldiging van den hoofdonderwijzer (directeur) wordt beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 19U no. 617), blz. 255. (*) Voor de scholen te Bandoeng en Probolinggo is de tweede onderwijzer uit de formatie verdwenen door art. 1, § III, van Gouv. besl. 6 Februari 1897 no. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 239, doch weder in dienst gesteld respectievelijk bij § IV sub o van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 241, en art. 1 van Gouv. besl. 17 Januari 1907 no. 17 (Stbl. 1907 no. 47), blz. 241. De bezoldiging van den tweeden onderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. (°) Deze betrekking is voor de scholen te Bandoeng en Probolinggo bij art. 1, § III, van Gouv. besl. 12 December 1884 no. 7/c (Stbl. 1884 no. 221). blz. 234, voor die te Fort de Koek bij art. 2, § II, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 no. 7 (Stbl. 1886 no. 47), blz. 237, vervangen door die van hulponderwijzer op dezelfde voordeelen. Aan de school te Fort de Koek zijn thans tengevolge van § III van Gouv. besl. 13 Augustus 1908 no. 26 (Stbl. 1908 no. 512), blz. 243, drie en aan de scholen te Bandoeng en Probolinggo tengevolge van § IV sub o en c van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 241, vier Europeesche hulponderwijzers verbonden. De bezoldiging der Eur. hulponderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. 233 zoomede in de gymnastiek f 150.— (een honderd vijftig gulden) 's maands tot f 200.— (twee honderd gulden) s maands (1); voor bezoldiging van inlandsche onderwijzers f 100. (een honderd gulden) 's maands tot f 200.— (twee honderd gulden) 's maands (2); voor toelagen: aan dertig kweekelingen f 12.— (twaalf gulden) 's maands ieder, en aan twintig kweekelingen f 15-— (vijftien gulden) 's maands ieder (3); voor verder ondergeschikt personeel f 70.— (zeventig gulden) 's maands (4); voor schrijfbehoeften en leermiddelen f 100.— (een honderd gulden) 's maands (°); voor onderhoud en aanmaak van meubilair f 100.— (een honderd gulden) 's maands (s); c. dat zóówel de europeesche als de inlandsche onderwijzers met uitzondering van den onderwijzer voor het teekenen,' vrije woning genieten in de onmiddellijke omgeving van de kweekschool; j1) De vakken gymnastiek en rechtlijnig teekenen zijn van het programma der kweekscholen afgevoerd bij art. 1, § V, van Gouv besl 12 December 1884 no. 7/c (Stbl. mi no. 221). Bij § VI daarvan, blz. 23e' Is voor handtekeningen ƒ 50 's maands beschikbaar gesteld. De tegenhpTl1™ ?}«%ms teekenonderwijzers wordt beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. „J2), De. formatie van het Inlandsch onderwijzend personeel aan de scholen te Bandoeng en Probolinggo wordt thans beheerscht door art. 1. § III, van Gouv. besl. 12 December 1884 no. 7/c (Stbl. 1884 no. 221) blz 234 ï? oon^V 1' § m' van Gouv- besL 6 Februari 1897 no. 5 (Stbl. 1897 no. 59) blz. 239 Voor zooveel de bezoldiging, van dat personeel aangaat, zie thans Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258 m Thans genieten alle kweekelingen f 10 *s mds., zie art. 10 al 1 van het Rgl. in Stbl. 1894 no. m, zooals die alinea luidt ingevolge" art. 1 § I, van Gouv. besl. 27 November 1902 no. 25 (Stbl. 1902 no. 432) blz. ^10, en art. 9, al. 1, van het Rgl. in Stbl. 1912 no. 181, blz 201 Voor het aarital kweekelingen zie art. 1, § a, van Gouv. besl. 16 December 1872 no. 3 (Stbl. 1872 no. 227), blz. 231, voor zooveel betreft de kweekschool te Amboina, en art. 2 van het Rgl. in Stbl. 1912 no. 181, blz. 199 voor zooveel betreft de overige kweekscholen. (*) Voor Bandoeng en Probolinggo bij art. 1, § V, van Gouv. besl L^ï?ari fn7 n°" 5 (S*tbL 1897 n°- 59)' Wz' m- ingetrokken tegen beschikbaarstelling van f 40 'sinds, voor bezoldiging van bedienden1°°r„ Probolinggo is dat bedrag van f 40 bij Gouv. besl. 19 Januari 1909 no. 2 (stbl. 1909 no. 34), blz. 243, met f 10 'smds verhoogd. Voor Fort %ej»^™dm™ln?JS de som van ' 70 b« art- 1 van Gouv. besl. „Jfm1905 f - 2? (stbl- «>05 no. 365), blz. 240, gebracht respectievelijk op f 50 en f 45 's mds. («) Voor Bandoeng en Probolinggo bedragen de fondsen voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair te zamen thansi f 150 'smds + boven dat bedrag, f 1.50 'smds voor eiken leerling die boven het aantal van 100 leerlingen tot de school wordt toegelaten (§ II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 no. 11 in Stbl 1908 no. m, blz. 242); voor Fort de Koek zijn de fondsen voor beide 'doele:m<*e„n, sa,menI,biJ § 11 van Gouv. besl. 11 Maart 1909 no. 18 (Stbl. 1909 no. m), blz. 244, op ten hoogste ƒ 150 'smds. gebracht 234 zullende aan den teeken-onderwijzer, ingeval daarvoor een afzonderlijk onderwijzer wordt benoemd, eenige toelage als hnishunr-indemniteit worden toegekend, door den Gouverneur-Generaal naar gelang van de plaats te regelen (1). Ten tweede: enz. Afschrift enz. 2. Bandoeng, Probolinggo, Fort de Koele en Amboina. Gouv. besl. 12 December 1884 n° 7/c (Stbl. 1884 n°. 221). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstélijk: Voor zooveel noodig onder nadere goedkeuring des Konings te bepalen, dat enz. en dat voorts met ingang van 1 Februari 1885: I. enz.; II. het aantal van 100 (één honderd) kweekelingen, voor de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandong en Probolinggo (2),.toegestaan enz.; III. de formatie van het onderwijzend personeel aan de sub II genoemde scholen (ongerekend dat voor het teekenonderwijs, waar dit niet door een der onderwijzers voor andere vakken gegeven wordt), welke formatie thans beheerscht wordt door de bepalingen van: artikel 1, b, van het besluit van 16 December 1872 n* 3 (Staatsblad ü' 227) f); artikel 1 van dat van 16 Maart 1875 n! 55 (Staatsblad 11! 7i). artikel 3, b, van dat van 27 April 1875 n? 43 (Staatsblad 11' 108) en artikel 1, 2°, van dat van 15 Januari 1879 n' 5 (Staatsblad n; 27), zal zijn vastgesteld als volgt: t1) De positie van de Inl. teekenonderwijzers is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. (2) Voor het aantal kweekelingen, zie thans art. 2, al. 1, van het Rgl. in Stbl. 1912 n°. 181, blz. 199. (3) Blz. 232. 235 voor Bandong en Probolinggo: 1 Europeesche hoofdonderwijzer (*); 1 „ tweede onderwijzer (2); 1 „ hulponderwijzer (s); 3 Inlandsche onderwijzers, als: 1 voor het Maleisch, 1 voor het Javaansch (*) en 1 voor de landstaal, zijnde te Bandoeng het Soendaneesch en te Probolinggo het Madoereesch; voor Bandjermasin (5): enz.; een ieder, me t uitzondering van de Europeesche hoofdonderwijzers, op de bij de thans vigeerende bepalingen voor zijne betrekking vastgestelde voordeden, wat de Inlandsche onderwijzers betreft behoudens de vermindering der bezoldigingen voortvloeiende uit het bepaalde bij § IX van dit artikel, in verband met het besluit van 20 December 1876 n? 6 (Staatsblad n' 330) (6); TV. de Europeesche hoofdonderwijzers aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, met behoud van de hun bij artikel 2 (7) van het besluit van 9 November 1876 n- 33 (Staatsblad n! 283) verzekerde huishuurindemniteit bij gemis van vrije woning, boven de o. a. bij artikel 1, b, van het besluit van 16 December 1872 Ti° 3 (Staatsblad II' 227) (8) bedoelde minimum bezoldiging van f 500.— (vijf honderd gulden) 's maands instede van jaarlijks slechts om de 2 jaren eene verhooging van f 50.— (vijftig gulden) 's maands zullen genieten en niet verder dan tot een maximum van f 700.— (zeven honderd gulden) 's maands bereikt zal zijn (8), met uitzondering evenwel (*) Thans den titel voerende van Directeur ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 18 Juli 1894 no. 6 (Stbl. 1894 no. 156), blz. 252. (2) De tweede onderwijzer is voor Bandoeng en Probolinggo uit de formatie verdwenen door art. 1, § III, van Gouv. besl. 6 Februari 1897 no. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 239, doch weder in dienst gesteld voor Bandoeng bij § ÏV sub a van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 241, en voor Probolinggo bij art. 1 van Gouv. besl. 17 Januari 1907 no. 17 (Stbl. 1907 no. 47), blz. 241. (*) Voor Bandoeng en Probolinggo uitgebreid met 3 hulponderwijzers bij § IV sub oenc van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (Stbl. 1907 no. 90). blz. 241. (*) De onderwijzer voor de Javaansche taal is voor Bandoeng uit de formatie verdwenen door art. 1, § III, van Gouv. besl. 6 Februari 1897 no. 5 (Stbl. 1897 no. 59), blz. 239. (B) De kweekschool te Bandjermasin is opgeheven bij Stbl. 1891 no. 40. (•) De positie van het Eur. onderwijzend personeel Is thans geregeld bij Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255, en die van het Inl. personeel bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 191S no S71). blz. 258. (7) Dit artikel 2 is buiten werking gesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. (8) Blz. 232. 236 van de hoofdonderwijzers bij de kweekscholen te Padang-Sidempoean (1) en Bandjermasin (1), wier enz.; V. enz.; VI. voor het onderricht in het handteekenen aan elke kweekschool, als toelage voor den dat onderricht als bijbetrekking waarnemenden persoon eene som van f 50.— (vijftig gulden) 's maands wordt toegestaan, tenzij de voorkeur gegeven wordt aan de aanstelling van een afzonderlijken Inlandschen onderwijzer in bedoeld vak, wiens inkomsten alsdan gelijk zullen zijn aan die van de aan eene kweekschool opgeleide onderwijzers bij da openbare Inlandsche scholen (2); VII. enz.; VIII. de sommen van f 200.— (twee honderd gulden) 's maands voor schrijfbehoeften en leermiddelen en . ƒ 200.— (twee honderd gulden) 's maands voor onderhoud en aanmaak van meubilair, toegestaan voor ieder der kweekscholen te Bandong en Probolinggo elk tot f 150.— (één honderd vijfig gulden) 's maands worden verminderd (3) en die van enz.; IX. enz. Ten tweede: Te bepalen dat het voorgeschrevene bij artikel 1 van dit besluit, omtrent de inkomsten van de Europeesche hoofdonderwijzers bij de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers en van de Inlandsche onderwijzers bij kweekscholen en openbare Inlandsche scholen, geen verandering brengt in door eene definitieve benoeming bereids verkregen voordeden en aanspraken. Ten derde: enz. Afschrift enz. 3. Fort de Koek en Amboina. Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 n°. 47). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. (!) De kweekscholen te Padang Sidempoean en Bandjermasin zijn opgeheven respectievelijk bij Stbl. 1893 no. m en Stbl. 1891 no. 40. (2) De bezoldiging der teekenonderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. (3) Zie thans, voor zooveel Bandoeng en Probolinggo betreft, § II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 no. 11 (Stbl. 1908 no. 129), blz. 242, voor zooveel Amboina betreft, Gouv. besl. 14 April 1900 no. 5 (Stbl. 1900 no. 133), blz. 239, en voor zooveel Fort de Koek betreft § II van Gouv. besl. 11 Maart 1909 no. 18 (Stbl. 1909 no. 196), blz. 244. 237 Ten tweede: Ten vervolge van he besluit van 12 December 1884 11' 7/c (Staatsblad n' 221) Q), voor zooveel noodig krachtens machtiging des Konings, te bepalen als volgt: I. enz. II. Met wijziging in zooverre van artikel 1, lett. b, van het besluit van 16 December 1872 11' 3 (Staatsblad n' 227) (2), wordt de betrekking van derden onderwijzer aan de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Fort de Koek en Amboina, met behoud van alle daaraan verbonden voordeelen, veranderd in die van hulponderwijzer. III. enz. Afschrift enz. 4. Djokjakarta. Gouv. besl. 18 Juli 1894 n°. 6 (Stbl. 1894 n°. 156). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: le. dat ter hoofdplaats Djokjakarta (residentie van dien naam) ten behoeve van de openbare lagere Inlandsche scholen, waar het Javaansch voermiddel bij het onderwijs is, wordt opgericht eene kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, ingericht voor de opleiding van vijftig kweekelingen (8); 2e. dat het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven voor deze kweekschool, worden vastgesteld als volgt: een Europeesch hoofdonderwijzer (*), op eene bezoldiging van (enz.) (5) ■ een Europeesch tweede onderwijzer, op eene bezoldiging van (enz.) (5); t1) Blz. 234. (?) „ 232. (3) Voor het aantal kweekelingen, zie thans art. 2, al. 1, van het BbI in Stbl. 1912 no. isi, blz. 199. (4) Deze voert thans den titel van Directeur ingevolge art 2 van Gouv. besl. 18 Juli 1894 no. 6 (Stbl. 1894 no. 156), blz. 252. (») De bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel wordt thans Beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no 617) blz. 255. 238 een Europeesch hulponderwijzer, op eene bezoldiging van (enz.) (*); een teekenonderwijzer, op eene bezoldiging van (enz.) (*); twee Inlandsche taalonderwijzers, één voor de Javaansche en één voor de Maleische taal, op eene bezoldiging ieder van (enz.) (3); voor toelagen voor het bezit van akten van voldoend afgelegd examen in Inlandsche talen f 75.— (vijf en zeventig gulden) 's maands; # voor toelagen aan twintig kweekelingen op f 15.— (vijftien gulden) 's maands en dertig kweekelingen op ƒ 12.— (twaalf gulden) 's maands ieder, te zamen f 660.— (zes honderd zestig gulden) 's maands (*) ; voor ondergeschikt personeel (bedienden) f 40.— (veertig gulden) 's maands (5); voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubelen f 200.— (twee honderd gulden) 's maands (6); voor kosten van eerste inrichting f 8000.— (acht duizend gulden); 3e. enz. Afschrift enz. ■5. Bandoeng en Probolinggo. Gouv. besl. 6 Februari 1897 n°. 5 (Stbl 1897 n°. 59). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijh: Met nadere wijziging van het besluit van 12 l1) In stede van een Eur. hulponderwijzer is bij art. 1 van Gouv. besl. 18 December 1902 no. 29, blz. 240, tijdelijk een Inl. hulponderwijzer van den l«t«» rang werkzaam gesteld. Het aantal Eur. hulponderwijzers is krachtens § IV sub b van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (Stbl. 1907 no. 90), blz. 242, met 3 uitgebreid. De bezoldiging van de Eur. hulponderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. (*) De bezoldiging van den teekenonderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 171), blz. 258. (») De bezoldiging der taalonderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 m. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. (*) Thans genieten alle kweekelingen f 10 's maands, zie art. 9, al. 1, van het Regl. in Stbl. 1912 n°. 181, blz. 201. (») Verhoogd tot f 80 'smds bij Gouv. besl. 15 Januari 1913 no. 22 (Stbl. 1913 n". 90), blz. 246. («) Gewijzigd, laatstelijk bij § II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 n». 11 (Stbl. 1908 no. 129), blz. 242. 239 December 1884 D? 7/c (Staatsblad II' 221) (*) te bepalen dat, gelijktijdig met de opening van de krachtens artikel 1 van het besluit van 18 Juli 1894 D* 6 (Staatsblad n? 156) (2) opgerichte kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Djokjakarta, bij elk der kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng en Probolinggo: I enz.; III. de formatie van het onderwijzend personeel wordt verminderd met een tweeden onderwijzer (8), te Bandoeng bovendien met een Inlandschen onderwijzer voor de Javaansche taal; IV. instede van ƒ 150.— (één honderd vijftig gulden) 's maands voor schrijfbehoeften en leermiddelen en f 150.— (één honderd vijftig gulden) 's maands voor onderhoud en aanmaak van meubilair, wordt toegestaan voor schrijfbehoeften, leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair te zamen f 100.— (één honderd gulden) 's maands (4); V. tegen intrekking van de bij artikel l%b van het besluit van 16 December 1872 II' 3 (Staatsblad D? 227) (5) bedoelde som van f 70.— (zeventig gulden) 's maands voor ondergeschikt personeel, wordt beschikbaar gesteld ƒ 40.— (veertig gulden) 's maands voor bezoldiging van bedienden (e); met dien verstande dat het hierboven sub II bepaalde geen verandering brengt in de door eene definitieve benoeming reeds verkregen voordeelen en aanspraken. Ten tweede: enz. 6. Amboina. Gouv. besl. 14 April 1900 n°. 5 (Stbl. 1900 n°. 133). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met wijziging in zoover van artikel 1 § 6 van het besluit van 16 December 1872 lü 3 (Staatsblad TP 227) (5) en van artikel 1 § 2 van dat van 18 Juli 1894 11* 6 (Staatsblad 11? 156) (a), te bepalen dat de fondsen, toegestaan voor schrijfbehoeften en (*) Blz. 234. C) „ 237. (») Voor Bandoeng weder In dienst gesteld bij § IV sub o van Gouv. besl. 2 Februari 1907 no. 26 (stbl. 4907 no. 90), blz. 241, en voor Probolinggo bij art. 1 van Gouv. besl. 17 Januari 1907 no. 17 (Stbl. 4907 no. 47), blz. 241. (*) Gewijzigd, laatstelijk bij § II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 no. 11 (Stbl. 1908 no. 129), blz. 242. (B) Blz. 232. (9) De som van / 40 is voor Probolinggo bij Gouv. besl. 19 Januari 1909 no. 2 (stbl. 4909 no. 84), blz. 243, tot f 50 'smds en voor Bandoeng bij Gouv. besl. 20 Januari 1914 no. 89 (Stbl. 4944 no. 63), blz. 246, tot ƒ 60 's mds verhoogd. 240 leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair ten behoeve van de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Fort de Koek, Amboina en Djokjakarta, worden verminderd tot f 100.— (één honderd gulden) 's maands in het geheel voor elke van die kweekscholen (1). Afschrift enz. 7. Djokjakarta. Gouv. besl. 18 December 1902 D? 29. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met afwijking in zoover van artikel 1 sub 2de, van, het besluit van 18 Juli 1894 II' 6 (Staatsblad n' 156) (2) te bepalen dat bij de kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Djokjakarta, in plaats van een Europeesch hulponderwijzer, tijdelijk wordt werkzaam gesteld een Inlandsch hulponderwijzer van den lsten rang, als bedoeld bij artikel 2, § III, Lett. I van het besluit van 15 Februari 1886 ll! 7 (Staatsblad II'47) (3). Ten tweede: enz. Extract enz. 8. Fort de Koek en Amboina. Gouv. besl. 3 Juli 1905 n°. 29 (Stbl. 1905 n°. 365). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met nadere wijziging in zoover van artikel 1 § 6 van het besluit van 16 December 1872 n' 3 (Staatsblad n' 227) () de voor de kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te: a. Fort de Koek, b. Amboina, vastgestelde som van f 70.— (zeventig gulden) s maands voor verder ondergeschikt personeel te verminderen met: a. f 20.— (t wintig gulden), b. f 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands en derhalve te brengen op: o. f 50.— (vijftig gulden) (6), (i) Voor Djokjakarta, laatstelijk gewijzigd bij § II van Gouv. besl. 9 Februari 1908 no. 11 (Stbl. 1908 no. 119), blz. 242, en voor Fort de Koek bij § II van Gouv. besl. 11 Maart 1909 no. 18 (Stbl. 1909 no. 196), blz. 244. («) Blz. 237. C) „ 251. (4) ' 232 (o) du bedrag van f 50 is verhoogd tot f 70 bij § III van Gouv. besl. 11 Maart 1909 no. 18 (Stbl. 1909 no. 196), blz. 244. 241 b. f 45.— (vijf en veertig gulden) 's maands. Ten tweede: enz. Extract enz. 9. Probolinggo. Gouv. besl. 17 Januari 1907 n°. 17 (Stbl. 1907 n°. 47). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens Koninklijke machtiging met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van 5 September1905 n! 29 te bepalen, dat de formatie van het onderwijzend personeel bij de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Probolinggo (Pasoeroean), vastgesteld bij het besluit van 12 December 1884 n? 7/c (Staatsblad n? 221) (l) en bij dat van 6 Februari 1897 n! 5 (Staatsblad n? 59) (2) verminderd met een tweeden onderwijzer, wordt uitgebreid met een tweeden Euro- peeschen onderwijzer op eene bezoldiging van (enz.) («). Ten tweede: enz. Extract enz. 10. Bandoeng, Djokjakarta en Probolinggo. Gouv. besl. 2 Februari 1907 n°. 26 (Stbl. 1907 n°. 90). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: I. enz.; IV. dat, in verband met de I en III van dit besluit, de formatie van het personeel bij de kweekschool te: a. Bandoeng, vastgesteld bij artikel 1 sub III van het besluit van 12 December 1884 n' 7/c (Staatsblad n! 221) (*) en gewijzigd bij artikel 1 sub III van het besluit van 6 Februari 1897 II' 5 (Staatsblad TP 59) (4), wordt uitgebreid met een tweeden Europeeschen onderwijzer en drie Europeesche hulponderwijzers, ieder op de voor zijn rang organiek vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen (*); f1) Blz. 234. (-) „ 238. (») De bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 n°. 817). • blz. 255. {*) Blz. 239. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 16 242 b. Djokjakarta, vastgesteld brj artikel 1, 2e, van het besluit van 18 Juli 1894 n' 6 (Staatsblad n? 156) {% wordt uitgebreid met drie Europeesche hulponderwijzers op de voor dien rang organiek vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen; c. Probolinggo, vastgesteld bij artikel 1 sub III van het besluit van 12 December 1884 n? 7/c (Staatsblad n' 221) (2) en gewijzigd bij artikel 1 van het besluit van 17 Januari 1907 ff 17 (Staatsblad ff 47) (3), wordt uitgebreid met drie Europeesche hulponderwijzers op de voor dien rang organiek vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen (4); V. enz.. Afschrift enz. 11. Bandoeng, Djokjakarta en Probolinggo. Gouv. besl. 9 Februari 1908 n°. 11 (Stbl. 1908 n°. 129). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: I. enz.; 'II. dat de fondsen voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair, voor elke der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta en Probolinggo, ingevolge § V van het besluit van 2 Februari 1907 ff 26 (Staatsblad ff 90), f 150.— (één honderd vijftig gulden) 's maands bedragende, worden verhoogd met f 1.50 (één gulden vijftig cent) 's maands voor eiken kweekeling, die krachtens § I van dit liësluit boven het aantal van 100 kweekelingen tot de genoemde kweekscholen wordt toegelaten. Afschrift enz. 12. Fort de Koek. Gouv. besl. 13 Augustus 1908 n°. 26 (Stbl. 1908 n°. 512). Gelét enz.; Is goedgevonden en verstaan: (1) Blz. 237. (2) „ 234. (3) „ 241. (*) De bezoldiging van net Eur. onderwijzend personeel wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. 243 Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: I. a. dat met afwijking van artikel 3, alinea 1, van het Reglement op de inrichting der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 30 April 1894II' 7 (Staatsblad 11' 100), de kweekschool te Fort de Koek enz.; III. dat, m verband met § I van dit besluit, de formatie van het personeel bij genoemde kweekschool, vastgesteld bij artikel 1 lett. b van het besluit van 16 December 1872 II' 3 (Staatsblad II' 227) (l) en gewijzigd bij artikel 2 § II van het besluit van 15 Februari 1886 II' 7 (Staatsblad n' 47) (2) en artikel 1 van het besluit van 3 Juli 1905 n* 29 (Staatsblad II' 365) (3), wordt uitgebreid met twee Europeesche hulponderwijzers op de voor dien rang organiek vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen (4). Afschrift enz. 13. Probolinggo. Gouv. besl. 19 Januari 1909 n°. 2 (Stbl. 1909 n°. 34): Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: } Krachtens Koninklijke machtiging, het bedrag van f 40.— s maands, ingevolge artikel 1 § V van het besluit van 6 Februari 1897 II' 5 (Staatsblad n' 59) (B) toegestaan voor bezoldiging van bedienend personeel aan de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Probolinggo (Pasoeroean) te verhoo§enn/-C10 (hen gulden) ' smaands en mitsdien te stellen oo T 50 (vijftig gulden) 'smaands. Extract enz. 14. Fort de Koek. Gouv. besl. 11 Maart 1909 n° 18 (Stbl. 1909 n°. 196). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: _I_dat het aantal kweekelingen der kweekschool voor de t1) Blz. 232. (a) „ 237. (3) „ 240. ;.A J*e Dez°id1ig^ng,Tvan de Eur- hulponderwijzers wordt thans beheerscht W BlzV239 N0VemDer 1911 nó- 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255: 244 vorming van Inlandsche onderwijzers te Fort de Koek, (enz.); II. dat de fondsen voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair ten behoeve van de in § I van dit besluit genoemde kweekschool, krachtens het besluit van 14 Aprü 1900 ff 5 (Staatsblad ff 133) ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands bedragende en bij artikel 2 sub b van het besluit van 5 Augustus 1908 ff 8, bij wijze van tijdelijken maatregel verhoogd tot f 137 (één honderd zeven en dertig gulden) 's maands, geleidelijk wordt verhoogd tot ƒ 150 (één honderd vijftig gulden) 'smaands; met dien verstande dat dit bedrag met ƒ 1.50 (één gulden vijftig cent) [s maands wordt verminderd voor eiken leerling beneden het bij § I van dit besluit vastgestelde aantal van 100 kweekelingen; III. dat de som voor verder ondergeschikt personeel bij de in § I van dit besluit genoemde kweekschool, krachtens artikel 1, § a, van het besluit van 3 Juli 1905 ff 29 (Staatsblad ff 365) C) f 50 (vijftig gulden) 'smaands bedragende, met ingang van het schooljaar 1909/1910 wordt verhoogd tot ƒ 70 (zeventig gulden) 'smaands. Afschrift enz. 15. Oengaran. Gouv. besl. 12 September 1909 n°. 6 (Stbl. 1909 n°. 457). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: A. dat te Oengaran (Semarang) wordt opgericht een Kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, ingericht voor 120 (één honderd twintig) kweekelingen; B. dat het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere-uitgaven voor deze kweekschool worden vastgesteld als volgt: le. vijf Europeesche onderwijzers, en wel: a. één Directeur, op eene bezoldiging van .- (enz.) (2); b. een Tweede Onderwijzer op eene bezoldiging van (enz.) (2); (M Blz. 240. (2) De bezoldiging van den Directeur en den tweeden onderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 n». 65 (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. 245 c. drie Hulponderwijzers, op eene bezoldiging van (enz.) C); 2e. twee Inlandsche taalonderwijzers, één voor de Maleische en één voor de Javaansche taal, of, indien en voor zoolang als mogelijk, een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, één Inlandsche taalonderwijzer voor die beide talen, ieder op eene bezoldiging van (enz.) (2); 3e. één Inlandsch onderwijzer in het handteekenen op eene bezoldiging van (enz.) (2); 4e. voor bediendenpersoneel f 40.— (veertig gulden) 'smaands (3); 5e. voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair f 180.— (één honderd tachtig gulden) 's maands; met dien verstande, dat dit bedrag met f 1.50 (één gulden vijftig cent) 's maands wordt vermeerderd voor eiken leerling die boven — en verminderd voor eiken leerling, die beneden het vastgesteld aantal van 120 tot de school is toegelaten. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 16. Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek. Gouv. besl. 16 Januari 1912 n°. 96 (Stbl. 1912 n°. 81). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Machtiging te verleenen om ten behoeve van elk der Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Oengaran, Probolinggo, Djokjakarta en Fort de Koek voor onderhoud en aanvulling van de benoodigdheden voor het onderwijs in de beginselen der kennis van de natuur en de beginselen der landbouwkunde te beschikken over een som van f 200 (tweehonderd gulden) 's jaars. Extract enz. (*) De bezoldiging van de hulponderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 24 November 1911 no. 65' (Stbl. 1911 no. 617), blz. 255. (2) De bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers is laatstelijk geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. g7i), blz. 258. (8) Het bedrag van f 40 is verhoogd tot f 60 'smds. bij Gouv. besl20 Januari 1914 no. 95 (Stbl. 1914 no. 69), blz. 246. 246 17. Djokjakarta. Gouv. besl. 15 Januari 1913 n°. 22 (Stbl. 1913 n°. 90). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van artikel 2 van het besluit van 4 November 1910 ff 46 het bedrag van ƒ 40 's maands, bij artikel 1 sub 2de van het besluit van 18 Juli 1894 ff 6 (Staatsblad n! 156) (*) toegestaan voor de indienststelling van bediendenpersoneel bij de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Djokjakarta te verhoogen met ƒ 40 (veertig gulden) 'smaands en mitsdien te stellen op ƒ 80 (tachtig gulden) 's maands. Extract enz. 18. Bandoeng. Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 89 (Stbl. 1914 n°. 63). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Het bedrag van f 40 's maands, bij artikel 1, § V, van het besluit van 6 Februari 1897 ff 5 (Staatsblad ff 59) (^ toegestaan voor bezoldiging van bediendenpersoneel bij de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, gerekend van 1 Januari 1914, te verhoogen met f 20 (twintig gulden) 'smaands en mitsdien te brengen op ƒ 60 (zestig gulden) 's maands. Extract enz. 19. Oengaran. Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 95 (Stbl. 1914 n°. 69). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van 25 Januari 1913 ff 34, het bedrag van f 40 (veertig gulden) 'smaands, bij artikel 1, § B sub 4de, van het besluit van 12 September 1909 ff 6 (Staatsblad ff 457) (3) toegestaan voor (!) Blz. 237. (2) „ 239. J.8) „ 245. 247 de indienststelling van bediendenpersoneel bij de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Oengaran (Semarang), te verhoogen met ƒ 20 (twintig gulden) 's maands en mitsdien te brengen op f 60 (zestig gulden) 's maands. Extract enz. 20. Amboina. Gouv. besl. 15 Mei 1914 n? 40. Gelet enz.; Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat de Kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Amboina wordt heropend C) bij den aanvang van den cursus 1914/1915. Ten tweede: Voor het jaar 1914 ten behoeve van de in artikel 1 genoemde school voor de bezoldiging van personeel en verdere uitgaven beschikbaar te stellen een bedrag van ƒ 6210 (zes duizend tweehonderd tien gulden). T%n. derde: Te bepalen, dat het besluit van 16 Juli 1913 n- 47 (2) mede van toepassing is ten aanzien van de in artikel 1 van dit besluit genoemde kweekschool. Ten vierde: enz. Afschrift enz. GOEDKEURING VAN DEN LESROOSTER DOOR DEN INSPECTEUR. Circ. wd. Dir. O. E. 12 Februari 1915 W 3690 aan de betrokken Inl. Schoolcommissiën. Het Reglement voor de Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (Staatsblad 1912 n« 181) (") bevat geen voorschrift, dat de op die scholen op te volgen rooster van werkzaamheden moet zijn goedgekeurd door den betrokken Inspecteur van het Inlandsch onderwijs, zooals voor meerdere onderwijsinrichtingen is voorgeschreven. (1) De kweekschool te Amboina, krachtens art. 1 sub a van Gouv. besl. nL?hBCembt.r- r72 n. 3, (Stbl- 1872 n°- m>< Wz- «M. opgericht, was opgeheven bij Gouv. besl. 29 Augustus 1913 no 47 (2) Blz. 265. (*) „ 198. 248 In afwachting dat bij een herziening van genoemd Reglement een voorstel kan worden gedaan tot opneming van een voorschrift als bovenbedoeld, heb ik de eer Uwer Commissie te verzoeken den (wden) Directeur der onder Uw toezicht staande Kweekschool namens mij te willen opdragen om, indien dit nog niet geschiedt, voortaan den lesrooster dier school aan de goedkeuring van den betrokken Inspecteur te onderwerpen. De wde Directeur van Onderwin s en Eeredienst, E. MORESCO. BEPALINGEN SPECIAAL HET PERSONEEL BETREFFENDE. 1. Eed voor de Eur. onderwijzers. Gouv. besl. 10 December 1874 n°. 17 (Stbl. 1874 n°. 278). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van het besluit van 15 Mei 1869 lï3 7 (Staatsblad n! 43) te verklaren: a. dat de onderwijzers, leeraren of ambtenaren, Europeanen of met hen gehjkgestelden, die van eene aanstelling van den Gouverneur-Generaal voorzien en bij het Europeesch of inlandsch onderwijs geplaatst zijn, alvorens hunne betrekking te aanvaarden, behooren af te leggen den eed van trouw en geheimhouding, overeenkomstig het bepaalde bij Staatsblad 1827 D? 115; b. dat de direkteur en de leeraren van het gymnasium Willem III te Batavia of van later op te rigten hoogere burgerscholen, zoomede de hoofdonderwijzers aan de kweekscholen voor inlandsche onderwijzers, behalve den eed van trouw en geheimhouding, ook behooren af te leggen dien van zuivering, overeenkomstig het voorgeschrevene bij hetzelfde Staatsblad. Afschrift enz. 249 2. Benoembaarheid Eur. personeel. Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 n°. 47). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 12 December 1884 ü! 7/c (Staatsblad n? 221) (*), voor zooveel noodig krachtens machtiging des Konings, te bepalen als volgt: I. enz. III. De artikelen 4 en 5 van het besluit van 16 December 1872 ff 3 (Staatsblad n' 227), het besluit van 1 Mei 1873 Tl' 3 (Staatsblad n' 77) en artikel 1 van het besluit van 26 Juli 1877 n! 4 (Staatsblad Tl-147), worden ingetrokken en vervangen door de volgende voorschriften: a. Om definitief benoemd te worden tot Directeur, tweeden onderwijzer of Europeesch hulponderwijzer aan een kweekschool voor Inlandsche onderwijzers wordt vereischt een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs benevens het bewijs van met goeden uitslag afgelegd examen in de Maleische taal en de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië. Tot genoemde betrekkingen zijn ook benoembaar Inlanders in het bezit van gemelde akte en gemeld bewijs (2). b. De eischen van het sub o bedoelde examen zijn dezelfde als die voor de gelijknamige vakken bij het zoogenaamd groot-ambtenaarsexamen (3), zullende bovendien voor het Maleisch nog verlangd worden vaardigheid om zich, mondeling en schriftelijk, met juistheid in die taal uit te drukken. c. Dit examen wordt in Nederlandsch-Indië (*) afgenomen te Batavia, zoo noodig twee malen 's jaars, door eene commissie van minsten drie leden met inbegrip van den voorzitter, door den Directeur van Onder- W1JS> Eeredienst en Nijverheid te benoemen, welke t1) Blz. 234. «{« Aldu1Sniuidt punt a in8ev°lg-e art. I. § A, sub le, van Gouv. besl. 14 Maart 1912 no. 38 (Stbl. 1912 no. 240). (8) Het programma voor dit examen is te vinden in Bijbl no 5710 (' P1* ??ameiLwordt 00k in Nederland afgenomen ingevolge kon. besl. 13 Mei 1910 no. 58 (Stbl. 1910 no. 521). 250 Departementschef, bij voldoende waarborgen dat het naar den eisch zal geschieden, ook elders dan te Batavia dit examen zal kunnen doen afnemen door eene op gelijke wijze samengestelde commissie 0). d. Dit examen wordt gerangschikt onder de eerste categorie van examens, bedoeld bij het besluit van 4 Januari 1871 n? 13 (Staatsblad n' 2), zullende echter aan personen, bij het vak van onderwijs werkzaam, daarvoor geene vacatiegelden te goed gedaan worden. e. Aan hen die in dit examen slagen, worden vergoed de kosten der reis van en naar hunne standplaats, als voor eene reis in commissie, overeenkomstig de bepalingen op het declareeren van reis-, verblijf- en transportkosten voor ambtenaren, met dien verstande dat zij, die bij het examen slechts in één der twee vakken slagen, doch later een voldoend examen in het andere vak afleggen, op de bedoelde vergoeding slechts aanspraak hebben voor de laatste reis. f. Tot dit examen wordt ieder toegelaten, die in het bezit is eener acte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of hulponderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestelden (2) en de bevoegdheid tot het geven van onderwijs niet heeft verloren. Is een geslaagde candidaat niet reeds in 's lands dienst, dan wordt hij, voor de berekening der vergoeding van de kosten zijner reis van en naar zijne woonplaats, gerangschikt in de 4de klasse van het reisreglement. 9 O- h (»). i. Personen, in het bezit eener akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs, die dit examen nog niet met goeden uitslag hebben afgelegd, worden slechts tijdelijk aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers geplaatst; hun tijdelijke diensttijd daarbij telt mede voor de toekenning van de aan hun betrekking verbonden traktementsverhoogingen (*). (1) Aldus luidt punt c ingevolge Gouv. besl. 2 Januari 1911 no. 19 {Stbl. 1911 no. 4). (2) Voor „hulponderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestelden" moet thans gelezen worden: „onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs". (3) Punten g en h zijn vervallen ingevolge art. 1, § A, sub 2e, van Gouv. besl. 14 Maart 1912 no. 38 (Stbl. 1912 no. 240). (*) Aldus luidt punt i ingevolge art. 1, § A, sub 3e, van Gouv. besl. 14 Maart 1912 no. 38 (Stbl. 1912 no. 240). 251 3. Europeesche onderwijzers aan kweekscholen, die voldaan hebben aan de bovenomschreven verplichting tot het afleggen van een examen in de Maleische taal en in de land- en volkenkunde van NederlandschIndie, worden toegelaten tot een examen in het Javaansch, het Soendaasch, het Madoereesch, het Makassaarsch, het Boegineesch en andere inheemsche talen van den Archipel, die daartoe door den Gouverneur-Generaal worden aangewezen. Voor de examens in deze talen geldt hetgeen hierboven onder b, c, d, e en h § 1 voor het examen in het Maleisch en de land- en volkenkunde is vastgesteld (*). k. Europeesche onderwijzers aan de kweekscholen genieten eene toelage van f 50.— (vijftig gulden) s maands voor het bezit van een bewijs van voldoend afgelegd examen in eene dezer inheemsche talen en w1/ l^-~(viif en zeventig gulden) 'smaands voor het bezit van zulk een bewijs voor twee of meer dier talen. ■ (2) Tot hulponderwijzers aan de kweekscholen tot vorming van Inlandsche onderwijzers zijn ook benoembaar Inlanders, die in het bezit zijn der akte van bekwaamheid als hulponderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestel- Ziji voeren den titel van Inlandsch hulponderwijzer van den lsten rang en genieten dezelfde bezoldiging en verdere voordeelen, als voor hulponderwijzers bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen en met hen gelijkgestelden (s) is bepaald, zullende echter door deze bepaling geen afbreuk worden gedaan aan no1 «//"uidende^21811 m Gouv' besL 28 Maart 1900 n°- 8 (Stbl. 1900 „Met wijziging in zoover van artikel 2, § III, sub j van het besluit van 15 Februari 1886 nc 7 (Staatsblad nc' 47) te bepalen, Zt tot het l^ZTtLJ001^^ bedoeld examen in de daarbij vermelde inheemsche Sarrnr,Pid »0itgehatef°, Z1i' die- ln net bezlt z«n van eene akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of als onderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en tevens met goeden uitslag hebben karnen iïVvT^ %l V11' sub * van ™rmeld beslu/genoemd lands^h-Indië" en in de land" en volkenkunde van Neder¬ ig Pmit ! is vervallen; het blijft echter van kracht voor de nog in dienst zijnde Inl. hulponderwijzers van den eersten rang ingevolge art. 1 * V? 4 ' Ian Gouv. besl. 14 Maart 1912 no. 38 (Stbl. 1912 n» 240) (») Voor „hulponderwijzer bij het lager onderwijs voor Europeanen en S?er ondgemS" lden" ^ t6 lezen: "^derwijzer bij hel Europeesch 252 door eene definitieve benoeming bereids verkregen voordeelen en aanspraken. Van het examen in de Maleische taal en de landen volkenkunde van Nederlandsch-Indië zijn zij vrijgesteld. iv C). v. , C). VI. enz. Afschrift enz. 3. Titels. a. Directeur. Gouv. besl. 18 Juli 1894 n°. 6 (Stbl. 1894 n°. 156). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Te bepalen, dat de hoofdonderwijzers der kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers den titel voeren van „Directeur". Afschrift enz. b. Inlandsch hulponderwijzer van den lsten rang. Zie art. 2, § III lett. I van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 n°. 47), blz. 251. c. Onderwijzer der le klasse en hoofdonderwijzer voor de Inlandsche onderwijzers. Gouv. besl. 25 Januari 1879 n0.-18 (Stbl.1879 n°. 75). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen: (*) Paragrafen IV en V zijn vervallen ingevolge art. 1, § B, van Gouv. besl. 14 Maart 1912 n. 38 (Stbl. 1912 no. 240). 253 I. enz.; II. dat de inlandsche onderwijzers, definitief aan eene kweekschool voor inlandsche onderwijzers op Java aangesteld, den titel voeren van onderwijzer der lste klasse en na tienjarige behoorlijke pligtsbetrachting aan de kweekschool den titel verkrijgen van hoofdonderwijzer (*); zullende de tijd, gedurende welken zij vóór de inwerkingtreding dezer bepalingen als inlandsch onderwijzer aan eene kweekschool hebben gediend, zoomede die, krachtens eene tijdelijke aanstelling, waarop eene vaste aanstelling is gevolgd, aan eene kweekschool doorgebragt, ook medetellen ter verkrijging van den hoogeren titel. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 4. Openhouden der betrekking van Directeur bij verlof naar Europa van den titularis. Gouv. besl. 5 April 1895 n°. 30 (Stbl. 1895 n°. 69). Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Ten vervolge van artikel 2 van het besluit van 11 September 1893 lü 3 (Staatsblad n? 229) te bepalen dat, bij verlof naar Europa van de titularissen vöor niet langer dan een jaar, tijdelijk worden waargenomen de betrekkkingen van: Inspecteur van het lager onderwijs voor Europeanen; Directeur eener kweekschool voor Inlandsche onderwijzers. Ten tweede: enz. Afschrift enz. 5. Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers. Gouv. besl. 6 Mei 1895 n°. 16 (Bijbl. n°. 5111). Gelet enz.; Gelezen enz.; Nog gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Vast te stellen het volgende programma voor (*) Deze bepaling is ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 24 September 1890 no. 5 (Stbl. 1890 no. 198).niet van toepassing op de bij art. 2, § III, lett. I, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 no. 5 (Stbl. 1886 no. 47), blz. 251, bedoelde Inlandsche hulponderwijzers van den lsten rang. 254 een examen in de landmeetkunde, tot het afleggen -waarvan de Europeesche onderwijzers aan de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers of aan de scholen voor de zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders worden toegelaten. Het examen omvat de kennis van: le. de vlakke driehoeksmeting; 2e. het uitbakenen van lijnen, het meten van afstanden en hoeken, alsmede van de daartoe gebezigd wordende hulpmiddelen; 3e. de inrichting, de vereischten en het gebruik van de Smalkander bousole, de boussole-tranchemontagne met afstandmeter, den hellingmeter (patent niveau), den theodoliet, het prisma van Bauernfeind, den polarplanimeter, den transformateur en de meest gebruikelijke waterpasinstrumenten; 4e. de verschillende handelwijzen, die bij het opmeten en in kaart brengen van een terrein kunnen gevolgd worden; 5e. het gewone waterpassen; 6e. het vinden van den inhoud van eenig terrein, hetzij uit de oorspronkelijke gegevens der meting, hetzij uit de reed» vervaardigde kaart; 7e. de meest gebruikelijke projectiën van landkaarten. Ten tweede: Te bepalen, dat de Commissie voor het afnemen van het in artikel 1 van dit besluit omschreven examen zal bestaan uit een Inspecteur of Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs als voorzitter en twee leden, door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te benoemen, telkens wanneer hij het noodig acht tot het afleggen van dat examen de gelegenheid te openen. Ten derde: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen dat aan hen, die in dit examen slagen, worden vergoed de kosten der reis van en naar hunne standplaats, als voor eene reis in commissie, overeenkomstig de bepalingen op het declareeren van reis-, verblijf- en transportkosten. Afschrift enz. 6. Verdeeling van de taak der onderwijzers buiten de gewone schooluren. Miss. Dir. O. E. N. 20 December 1901 D? 16031& aan de InL Schoolcommissiën te Fort de Koek, Amboina en Tmd&rü~l?)~ i1) Een'schrijven van dezelfde strekking (brief van gelijken datum ho. 16031*) werd gericht tot de InL Schoolcommissiën te Bandoeng* Magelang, Djokjakarta en Probolinggo. 255 Het is mij gebleken dat bij enkele opleidingscholen voor Inlandsche ambtenaren en kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers aan het Inlandsche hulppersoneel dier scholen allerlei werkzaamheden worden opgedragen, welke de Europeesche onderwijzers niet aangenaam vinden. Hoewel deze toestand op de onder Uw toezicht staande kweekschool n- . , , hoofdenschool wellicht niet voorkomt, meen ik toch Uwe Commissie als mijn uitdrukkelijk verlangen te moeten kenbaar maken, dat de te verrichten werkzaamheden buiten het lesgeven zoo gelijkmatig mogelijk over het Inlandsche en Europeesche hulppersoneel worden verdeeld. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. 7. Kostelooze toelating van de kinderen der Inl. hulponderwijzers van den 1,,en rang tot de Eur. lagere scholen. Ingevolge Stbl. 1902 n°. 5 worden de kinderen der Inlandsche hulponderwijzers van den l8ten rang, voorzoover door den Gouverneur-Generaal niet anders is bepaald, kosteloos toegelaten tot de openbare Europeesche lagere scholen. 8. Indienststelling van een Inl. hulponderwijzer van den 1"" rang aan de kweekschool te Djokjakarta. Zie art. 2 van Gouv. besl. 18 December 1902 ff 29, blz. 240. 9. Bezoldiging van het Eur. onderwijzend personeel, met ingang van 1 Januari 1911. Gouv. besl. 24 November 1911 n°. 65 (Stbl. 1911 n°. 617). Gelezen enz.; Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van artikel 2 van het besluit van 9 November 1876 ff 33 (Staatsblad n' 283), zooals dat artikel is gewijzigd bij het besluit van 6 Juni 1906 ff 10 (Staatsblad ff 275), de bezoldiging van de 256 a. directeuren der b. tweede onderwijzers bij de . • c. hulponderwijzers bij de a, b en c kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, thans ingevolge a. artikel 1, § IV, van het besluit van 12 December 1884 Iü 7/c (Staatsblad Iü 221) 0) voor de titularissen te Fort de Koek en Amboina, artikel 1 sub 2e van het besluit van 18 Juli 1894 11! 6 (Staatsblad lü 156) (2) voor den titularis te Djokjakarta, het besluit van 16 Januari 1908 n: 23 (Staatsblad n! 46) voor die te Bandoeng en Probolinggo (Pasoeroean), en artikel 1 § B sub le a, van het besluit van 12 September 1909 Iü 6 (Staatsblad lï? 457) (3) voor dien te Oengaran (Semarang); b. artikel 1 sub b van het besluit van 16 December 1872 D* 3 Staatsblad Iü 227) (4) voor de titularissen te Bandoeng, Fort de Koek en Amboina, artikel 1 sub 2e van het besluit van 18 Juli 1894 Iü 6 (Staatsblad Iü 156) (2) voor den titularis te Djokjakarta, het besluit van 17 Januari 1907 Iü 17 (Staatsblad Iü 47) (5) voor dien te Probolinggo (Pasoeroean), artikel 1, § B sub le b, van het besluit van 12 September 1909 Iü 6 (Staatsblad Iü 457) (3) voor dien te Oengaran (Semarang); c. artikel 1 van het besluit van 21 Februari 1908 Iü 20 (Staatsblad Iü 152), voor de titularissen te Bandoeng, Djokjakarta, Probolinggo (Pasoeroean), Fort de Koek en Amboina, artikel 1 § B sub le c, van het besluit van 12 September 1909 Iü 6 (Staatsblad Iü 457) (6) voor de titularissen te Oengaran (Semarang); a, b en c bedragende a. f 500 (vijfhonderd gulden) 'smaands met 4 (vier) tweejaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 's maands, b. f 300 (driehonderd gulden) 's maands met 3 (drie) éénjaarli jksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 's maands, c. f 175 (éénhonderd vijf en zeventig gulden) 's maands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 'smaands, indien zij de akte van hoofdonderwijzer, en f 150 (éénhonderd vijftig gulden) 's maands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke '}) Blz. 235. 2) „ 237. „ 244. !*) „ 232. B) „ 241. '.*) » 245. 257 van ƒ 25 (vijf en twintig gulden) 'smaands, ingeval zij de akte van onderwijzer bezitten, a, b en c te stellen on a. f 550 (vijfhonderd vijftig gulden) 's maands met gelijke verhóogmgen; b. f 350 (driehonderd vijftig gulden) 's maands met gelijke verhoogingen; c. respectievelijk f 225 (tweehonderd vijf en twintig gulden) smaands en f 200 (tweehonderd gulden) s'maands, met gelijke yerhoogingen, wordende de diensttijd bij het openbaar Indisch onderwijs medegeteld voor de toekenning van vorenbedoelde traktementsverhoogingen. Ten tweede: Op de sub a, b en c van artikel 1 van dit besluit bedoelde onderwijzers van toepassing te verklaren de artikelen 5 en 12 van de Bepalingen tot regeling van de klassen en de bezoldigingen der onderwijzers en onderwijzeressen bij het openbaar Europeesch lager onderwijs in NederlandschIndie, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 27 September 1911 W 75 (Staatsblad ff 532), zullende voor de toepassing van dat artikel 12 het daar bepaalde nopens de onderwijzers en onderwijzeressen der lste en der 2de klasse gelden respectievelijk ten opzichte van de directeuren en de tweede onderwijzers van de voormelde kweekscholen. Ten derde: Te bepalen, dat dit besluit wordt geacht op -1 Januari 1911 m werking te zijn getreden. Extract enz. 10. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor het bezit van de akte landbouwkunde. ; Gouv. besl. 24 Augustus 1912 ff 32. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: a ?eJst^k: Bi\ wiJze van tijdelijken maatregel te bepalen, Ti a Europeesche onderwijzers bij de Kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren en de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, die met gunstig gevolg het examen ter verkrijging van een akte van bekwaamheid tot het geven van huis- en schoolonderwijs m de landbouwkunde hebben afgelegd, boven hun bezoldiging een toelage van f 50 (vijfti/ gulaln) s maands zullen genieten. 6 8 ' Ten tweede: enz. Afschrift enz. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 17 258 11. Bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers mét ingang van 1 Januari 1913. Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 n°. 271). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Gerekend van 1 Januari 1913, de inkomsten van de taal- en teekenonderwijzers aan L de kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta, Probolinggo, Fort de Koek en Amboina, 2. de kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Oengaran, 3. de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren te Serang, Bandoeng, Magelang, Madioen, Blitar en Probolinggo, 4. de opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, 5. de school voor zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders te Tondano, welke inkomsten thans worden beheerscht door L het besluit van 6 Maart 1903 ff 28 (Staatsblad ff 160) juncto dat van 1 Mei 1909 ff 55 (Staatsblad ff 262), 2. artikel 1, § B sub 2e en 3e, van het besluit van 12 September 1909 ff 6 (Staatsblad ff 457), ,. 3. § A sub 3e en 4e van het besluit van 5 October 1908 ff 1 (Staatsblad ff 593) juncto artikel 3, § I, van het besluit van 29 Augustus 1910 ff 13 (Staatsblad ff 460), 4. artikel 1, § B sub 2e en 3e, van het besluit van 10 Augustus 1910 ff 15 (Staatsblad ff 453), 5. artikel 1 sub g 2e van het besluit' van 30 Maart 1878 ff 21 (Staatsblad ff 121) juncto artikel 2, § VI, sub d, van het besluit van 15 Februari 1886 ff 7 (Staatsblad ff 47) en § b van het besluit van 13 Februari 1907 ff 7 (Staatsblad ff 117), vast te stellen op f 90 (negentig gulden) 's maands, met 6 (zes) driejaarlijJüsehe verhoogingen elke van f 10 (tien gulden) 'smaands, benevens vrije woning of, bij gemis daarvan, een indemniteit voor huishuur Van ƒ 30 (dertig : gulden) 'smaands; met bepaling: le. dat, ingeval tot de betrekking van taal- of teekenonderwijzer wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer van het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de 259 diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als taal- of teekenonderwijzer wordt medegeteld; 2* dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een taal- of teekenonderwijzer de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking, waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd. Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 bii de in artikel 1 genoemde scholen reeds in dienst zijnde taaien teekenonderwijzers, gerekend van dien datum de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding; 8 met dien verstande dat zij in geen geval zal leiden tot vermindering van hun traktement met inbegrip van de reeds verworven traktementsverhoogingen. Afschrift enz. 12. Bezoldiging van de Eur. hulponderwijzers, aangesteld vóór 21 Februari 1908. ööuv. besl 12 September 1913 n° 31 (Stbl. 1913 n". 570). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: EerstéUjk: Met buitenwerkingstelling van artikel 1 van het besluit van 21 Februari 1908 W 20 (Staatsblad DJ 152) te bepalen, dat aan de Europeesche onderwijzers beneden den rang In 6erïfn onderwiJzer bij de Opleidingsscholen voor Inland vlta^tTri!n en,de ^onderwijzers bij de Kweekscholen vnnLSf^'fM ondffwijzers, die vóör Timor en Onderhoorigheden, te zamen 50 kweekelingen; met dien verstande dat naar gelang het eene gewest minder kweekelingen oplevert dan plaatsen op gemelde kweekschool zijn gereserveerd, zooveel meer uit andere gewesten zullen kunnen worden toegelaten. Afschrift enz. 6. Maatregel ter verbetering van de voeding der leerlingen Gouv. besl. 16 Juli 1913 ff 47. Gelezen enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om indien en voor zoolang als door hem wordt noodig geacht, aan de directeuren der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta, Oengaran, Probolinggo en Fort de Koek en van de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren, tevens kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers te Makasser, uitsluitend ter ve£ betering van de voeding der leerlingen, de beschikking te geven over een bedrag van ten hoogste f 3 per maand voor eiken leerling binnen de formatie der onder hun beheer staande inrichtingen (wat laatstgenoemde school aangaat, slechts voor zooveel betreft de tot Inlandsch onderwijzer in opleiding zijnde leerlingen), alsmede voor eiken leerling, die ter opleid ding tot Inlandsch onderwijzer boven de formatie, doch ove- (*) Blz. 261. 266 rigens op den voet als voor leerlingen adspirant-onderwijzers binnen de formatie vastgesteld, tot gemelde inrichtingen is toegelaten. Ten tweede* Te bepalen, dat de uit dit besluit voortvloeiende uitgaven, voor zooveel het dienstjaar 1913 betreft, komen ten laste, wat de kweekscholen aangaat van artikel 293, wat de opleidings- tevens kweekschool te Makasser aangaat van artikel 290 der begrooting van dat jaar. Afschrift enz. 7. Toelating tot elke der kweekscholen van 3 leerlingen boven de fortnatie ter latere opleiding in landbouwkundige richting. a. Gouv. besl. 14 Augustus 1913 ff 34. Gelezen enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel machtiging te verleenen om, te beginnen met het schooljaar 1913/1914, indien en voor zoolang als mogelijk — een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst —, jaarlijks ten hoogste drie door genoemden Departementschef, na overleg met den Directeur van Landbuow, Nijverheid en Handel, aan te wijzen leerlingen boven de formatie toe te laten tot elke der opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren op Java en elke der kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng, Djokjakarta, Oengaran, Probolinggo en Fort de Koek, welke leerlingen na voleindigde studie zullen worden bestemd voor verdere opleiding in landbouwkundige richting; met bepaling: le. dat het voor elke van gemelde scholen geldend reglement, voor zoover het niet in strijd is met den bijzonderen aard der toelating boven de formatie, op die leerlingen van toepassing is; 2e. dat door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst per leerling kan worden beschikt over de volgende bedragen: a. voor kosten van eerste inrichting gemiddeld f 75 (vijf en zeventig gulden); b. voor kosten van levensonderhoud gemiddeld ƒ 13 (dertien gulden) 'smaands, indien de toelating van dien 267 leerling het niet, en gemiddeld f 17.50 (zeventien gulden vijftig cent) 'smaands, indien die toelating het wel noodzakelijk maakt om een of meer leerlingen binnen of boven de formatie van de betrokken opleidings- of kweekschool buiten die inrichting te huisvesten; c. voor kosten van leermiddelen, schrijf- en teekenbehoeften gemiddeld f 18 (achttien gulden) 's jaars, bij toelating tot een kweekschool en f 15 (vijftien gulden) 's jaars bij toelating tot een opleidingsschool; en met uitnoodiging aan de Directeuren van Landbouw, Nijverheid en Handel en van Onderwijs en Eeredienst om, in gezamenlijk overleg, het hoodigfr te verrichten of voor te stellen voor de affectatie der uit deze beschikking voortvloeiende uitgaven. Ten tweede: enz. Afschrift enz. b. Miss Dir. O. E. 29 Augustus 1913 D? 15047 aan de betrokken Inspecteurs van het Inl. onderwijs. Bij het Gouvernementsbesluit van 14 dezer TL- 34 0), waarvan een 4-tal afdrukken hierbij gaat, is machtiging verleend om jaarlijks, te beginnen met het schooljaar 1913/1914 o m tot de kweekscholen te Bandoeng, Djokjakarta, Oengaran', Probolinggo en Fort de Koek ten hoogste 3 leerlingen boven de formatie toe te laten, welke leerlingen na voleindigde studie zullen worden bestemd voor verdere opleiding in landbouwkundige richting. Die verdere opleiding, welke aan het te Buitenzorg op te neuten landbouwtechnicum zal plaats hebben, heeft tot doel de leerlingen te bekwamen voor een der volgende betrekkingen: 1. adspirant-Inlandsch landbouwleeraar, 2. leerling-Inlandsch ambtenaar bij het volkscredietwezen, ó. adspirant-Inlandsch adjunct-houtvester, 4. Inlandsch veearts. De opleiding voor de sub 1 t/m 3 genoemde betrekkingen zal gegeven worden m een cursus, waarvan de duur voorlooP1f ^ vastgesteld °P 2 iaar; zij, die den cursus met goed gevolg hebben doorloopen, kunnen tot één van die betrekkingen worden benoemd op een bezoldiging van f 75 ' maands. i j ?f P/oe^^d in de praktijk volgt benoeming tot Inlandsch landbouwleeraar, Inlandsch ambtenaar bij het volks- (!) Blz. 266. 268 credietwezen of Inlandsch adjunct-houtvester, zulks op een bezoldiging van f 100 's maands met, wat de eerst- en de laatstgemelde betrekking aangaat, 4 en, wat de in de tweede plaats genoemde betreft, 6 driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 25 'smaands. Voor een benoeming tot Inlandsch landbouwleeraar is echter nog vereischt het met goed gevolg afleggen van een examen, dat als regel na een 2-jarige praktijk zal kunnen gedaan worden. Voor de aanstaande Inlandsche veeartsen bedraagt de studietijd 4 jaar; aan die betrekking is verbonden een bezoldiging van f 100 's maands met 4 driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 25's maands. . De voor het landbouwtechnicum bestemde jongelieden moeten zich bij hun toelating tot de kweekschool verbinden om, na afgelegd eindexamen aan deze inrichting, hunne studie aan eerstgenoemd instituut voort te zetten. Evenwel zal niet van hen worden gevergd, dat zij al aanstonds beslissen in welke der hierboven aangeduide vier richtingen zij later wenschen te studeeren; die beslissing kan worden uitgesteld tot zij gedurende eenige jaren de kweekschool hebben bezocht. Echter moet in dit verband dadelijk worden opgemerkt, dat hun bestemming mede afhankelijk zal zijn van het voor elke categorie van betrekkingen beschikbaar aantal plaatsen. Alleen uit hen die, opzettelijk met het oog op een latere opleiding in landbouwkundige richting toegelaten, den volledigen cursus der kweekschol hebben doorloopen, zullen t. z. t. de leerlingen voor het technicum worden gekozen met uitsluiting van alle andere leerlingen der kweekschool, die het einddiploma hebben verworven. , - De tot het landbouwtechnicum toegelatenen genieten kosteloos onderwijs met gratis-verstrekking van leermiddelen en bovendien een toelage van f 25 'smaands; voor de candidaat-Inlandsche veeartsen bedraagt deze toelage gedurende het 3de en 4de studiejaar respectievelijk ƒ 30 en ƒ 35 's maands. Volledigheidshalve voeg ik hieraan nog toe, dat genoemde voordeelen alleen genoten worden door die leerlingen van het technicum, die zich verbinden om, na geslaagd te zijn in het daaraan af te nemen eindexamen, het Gouvernement ten minste 5 jaar lang te dienen. , , -u A ttt^ Naar aanleiding van het vorenstaande heb ik de eer UJMx. te verzoeken, eiken van de in dit jaar tot voormelde kweekscholen toegelaten, eventueel nog toe te laten mannelijke leerlingen, onder mededeelnig v. z. n. van het bovenstaande, te willen afvragen of hij in aanmerking wil komen (en — indien hij aangewezen wordt — zich wil verbinden) om na beëindiging van zijn kweekschoolstudie de middelbare landbouwschool te bezoeken. 269 Mocht onder hen geen voldoend aantal (minstens 3) gegadigden zich aanmelden, dan gelieve U te trachten het benoodigd aantal candidaten voor het landbouwtechnicum te vinden uit de hoogste nummers van de dit jaar in het toelatingsexamen geslaagde, doch niet tot de kweekschool toegelaten jongelieden. Voor het geval van de eerstbedoelde groep (reeds tot de kweekschool toegelatenen) één of meer adspiranten voor het landbouwtechnicum worden aangewezen, zullen, dit zij wellicht ten overvloede opgemerkt, na die aanwijzing de daardoor vrijkomende plaatsen voor de eerste klasse door de daarvoor in de termen vallende, in het examen geslaagde, doch niet voor toelating aangewezen knapen moeten worden bezet. Gaarne zal ik, kan het zijn spoedig, een opgaaf ontvangen van de jongelieden, die voor het technicum wenschen te worden bestemd. Aangezien het in de bedoeling ligt daarvoor de meest intelligente leerlingen uit te kiezen, gelieve U hun namen in die opgaaf te vermelden in volgorde van hun aanbevelenswaardigheid. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, Bij verhindering: De Secretris, CREUTZBERG, L s. 8. Toelage en gratis-veretrekking van leermiddelen enz. ook voor de vrouwelijke kweekelingen boven de formatie. Gouv. besl. 15 Juni 1914 Iü 15. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat, bij wijze van proef, de door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst tot de Kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers en de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser ter opleiding tot Inlandsche onderwijzers boven de formatie toegelaten vrouwelijke leerlingen zullen gemeten de voor de leerlingen binnen de formatie dier inrichtingen vastgestelde maandelijksche toelage van 270 f 10.— (tien gulden) en gratis-verstrekking van leermiddelen, schrijf- en teekenbehoeften. Ten tweede: Dit besluit wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1914. Afschrift enz. NORMAALCURSUSSEN TER OPLEIDING VAN INLANDSCHE HULPONDERWIJZERS. Oprichting van een normaalcursus te Batavia, Buitenzorg, Malang, Bondowoso en Koeta Radja. Gouv. besl. 29 December 1909 Tl- 23. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat te Batavia, Buitenzorg, Malang, Bondowpso en Koeta Radja, op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te bepalen tijdstip, bij wijze van proef, zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcursus 0) ter opleiding voor het examen, SonrZ^ 5'-,aünea 1 sub e' der Regelen in Staatsblad m)ó li-127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge $ I der ordonnantie in Staatsblad 1908 II? 382 (2), aan welken cursus gedurende 12 uren 's weeks en per klasse onderwijs zal worden gegeven. ?.m tweede: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst eb Nijverheid te machtigen om a. bij wijze van tijdelijken maatregel ten behoeve van eiken der bij artikel 1 bedoelde normaalcursussen te beschikken over: I. f 8 (acht gulden), voor dien te Koeta Radja f 10 (tien . gulden) s maands per persoon voor de toekenning van maandelijksche toelagen aan, zoolang van den cursus nog slechts de eerste jaarklasse bestaat, ten hoogste 25 (vlJf en twintig), zoodra van den cursus beide (1) De nomaalcttrstusen te Batavia en Buitenzorg zijn geopend ot) 29 Januari en 1 Februari 1910 ingevolge § I van besl Dir O E n 29 Januari r1910 no. 1864, die le Malang en BlndowoBb oil Febraarl 1910 Kn»7°l%eJ 1 YB?£2: Dlr- °- K N- 9 Februari 1910 n» 2497 en die te IMO no S. °P 7 Febn,aM 1M0 in»eTOl«e O. E. N. 9 Februari (2) Blz. 92! 272 jaarklassen zijn gevormd ten hoogste 50 (vijftig) op te leiden jongelieden, als tegemoetkoming in hunne uitgaven voor kost en inwoning, voor zoover zij daarvoor naar het oordeel der betrokken Inlandsche Schoolcommissie in aanmerking komen; II. f 48 (acht en veertig gulden) 's maands zoolang van den cursus nog slechts de eerste jaarklasse bestaat, f 96 (zes en negentig gulden) 's maands zoodra van den cursus de beide jaarklassen zijn gevormd, voor het geven van toelagen aan het aan den cursus verbonden onderwijzend personeel, naar den maatstaf van f 4 (vier gulden) 'smaands voor elk lesuur 's weeks; III. f 10 (tien gulden) 's maands voor eene extra-toelage aan den onderwijzer, die als hoofd van den cursus is aangewezen; b. de voor het volgen der cursussen benoodigde leermiddelen kosteloos uit 's Lands depöt van Leermiddelen te Weltevreden te doen verstrekken. Ten derde: Te bepalen dat door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid voor de regeling der toelating tot, benevens de inrichting en werking van de in artikel 1 bedoelde normaalcursussen de noodige voorschriften zullen worden vastgesteld (*). Ten vierde: enz. Afschrift enz. Oprichting van een normaalcursus te Bandjermasin en Kandangan. Gouv. besl. 12 April 1910 n« 38. Eerstelijk: Ten vervolge van het besluit van 29 December 1909 n' 23 (2) te bepalen, dat ook te Bandjermasin en te Kandangan (Zuider- en Ooster af deeling van Borneo) op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen tijdstip, bij wijze van proef, zal worden geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcurcus (3) ter opleiding voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1, sub e, der Eegelen in Staatsblad 1893 ll° 127, zooals dat punt e wordt gelezen ingevolge $ I der ordonnantie in Staatsblad 1908 (i) Dit is geschied bij miss. Dir. O. E. N. 3 Januari 1910 no. 9, blz. 278. (*) Blz. 271. (») De normaalcursussen te Bandjermasin en Kandangan zijn Ingevolge art. 2 van besl. Dir. O. E. N. 17 September 1910 no. 16906 op 17 October 1910 geopend. 273 W 382 (*), aan welken cursus gedurende 12 uren 's weeks en per klasse onderwijs zal worden gegeven; zullende op deze cursussen van toepassing zijn het bepaalde bij de artikelen 2 en 3 van het in den aanhef dezes genoemd besluit, met dien verstande, dat voor deze cursussen het bedrag tflïï ^fi 2' §AS,ub,L van dat besluit vermelde toelagen -wordt gesteld op f 8 (acht gulden) 'smaands per leerling; ™ amtn°od}&?g aan voornoemden Departementsschef om ïavL f .ffewie Va? de Ult dit besluit voortvloeiende uitgaven t. z. t. het noodige te verrichten of voor te stellen. Ten tweede: enz. Oprichting van een normaalcursus te Singaradja. dat te Singaradja (Bali en Lombok), op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Niiver ïeorJn^ ^ ^ T^6 van Proef> zal ^Sen geopend een uit twee jaarklassen bestaande normaalcursus (8) ter opleiding voor het examen, bedoeld in artikel 5, alinea 1 sub e der Rege en in Staatsblad 1893 ff 127, zooals dat punt è Jm n^2eWneeV°lëeJ 1 der ordo^tie in Staatsblad j yu» ii- óbZ (), aan welken cursus, zoolang nog slechts de eerste jaarMasse bestaat, gedurende 13% uur 's weeks en ?s wÏLdnbfdG gassen zijn gevormd, gedurende 22% uur s weeks onderwijs zal worden gegeven. Ten tweede: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om ?>\T7 en h^Wi 7*? {9ddiiken maatregel ten behoeve van (pffWer-Begmtschappen), te Magelang Kadoe) teProbolinggo en te Tondano (Menado) wordt eene school geopend voor zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders f1)- b. enz. v'' b. Opleidingsscholen te Serang, Madioen, BUtar. Gouv. besl. 29 Augustus 1910 n°. 13 (Stbl 1910 n°. 460). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Eerstelijk: Voor zooveel noodig krachtens Koninlrliilro machüging te bepalen, dat te Sefang, MaZen^TsÊtr ambtenaren" insAotnf f93Jml m). 0pleid^^ voor Ini. 286 (Kediri) wordt opgericht een opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren. Ten tweede: enz. PERSONEEL - FORMATIE - BEZOLDIGING - VERDERE UITGAVEN. Gouv. besl. 5 October 1908 n°. 1 (Stbl. 1908 n°. 593). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging, met buitenwerkingstelling van de bij artikel 1 sub B van het besluit van 19 Augustus 1900 IV 11 (Bijblad TV 5516) vastgestelde Voorschriften voor de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren, zooals die sedert zijn gewijzigd, bmtstelijk bij de besluiten van 16 October en 18 November 1907 n°8. 18 en A (Bijblad n08. 6744 en 6763); A De formatie en de bezoldiging van het personeel zoomede de verdere uitgaven voor elke der Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren vast te stellen als volgt: 1« één Leeraar in de rechtswetenschap en aanverwante vafc' ken die moet zijn doctor in de rechtswetenschap, op eene bezoldiging van f 700 (zevenhonderd gulden) s maands met 2 driejaarlijksche verhoogingen elk van t 75 (vijl en zeventig gulden) 'smaands; 2e. i1) zes Europeesche onderwijzers, en wel: . a. één Directeur der school, voor wien wordt vereischt het bezit der akte van hoofdonderwijzer bij het openbaar Europeesch lager onderwijs, op eene bezoldiging van f 550 (vijfhonderd vijftig gulden) 'smaands, met 3 drieiaarüjksche verhoogingen, de eerste twee elke van f 75 (vijf en zeventig gulden) 'smaands, de derde van f 50 (vijftig gulden) 's maands, benevens eene toelage van f 20 (twintig gulden) 'smaands die echter niet wordt uitbetaald, wanneer en voor zoolang als den betrokkene een dienstwoning is aangewezen of indien bij behoort tot de onderwijzers die, bijaldien zij bij bet Europeesch onderwijs waren werkzaam gebleven, na 31 December 1910 tot onderwijzer der 2de klasse bij dat (1) Aldus luidt 2* ingevolge Gouv. besl. 10 November 1911 no. 32 (Stbl. 1911 no. 602). 287 onderwijs zouden zijn bevorderd, terwijl hij, indien hij behoort tot de personen, bedoeld in § II van het besluit van 29 December 1906 Iü 22 (Staatsblad Iü 554) (*), bovendien geniet een tiende aandeel in de geïnde schoolgelden; b. een eerste onderwijzer, eveneens in het bezit der voormelde akte, op eene bezoldiging van f 350 (driehonderd vijftig gulden) 's maands met 3 éénjaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 'smaands, benevens eene toelage van f 10 (tien gulden) 's maands. die niet wordt uitbetaald in dezelfde gevallen als waarin de sub a vermelde toelage niet wordt uitgekeerd; c. vier onderwijzers in het bezit van voormelde akte,' of van die van onderwijzer bij het Europeesch lager 'onderwijs, op eene bezoldiging van f 225 (tweehonderd vijf en twintig gulden) 's maands, met 4 driejaarlijksche yerhoogmgen, elke van f 50 (vijftig gulden) 's maands, ingeval zij de akte van hoofdonderwijzer, en van f 200 (tweehonderd gulden) 's maands, met 4 driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 25 (vijf en twintig gulden) s maands, ingeval zij de akte van onderwijzer bezitten wordende de diensttijd bij het openbaar Europeesch onderwijs hier te lande en die als Europeesch onderwijzer bij eene openbare Inlandsche school medegeteld voor de toekenning van bovenvermelde traktementsverhoogingen; 3e. (2) voor het onderwijs in de Inlandsche talen: aan elke school één Inlandsche onderwijzer voor het Maleisch, en wijders te Serang en Bandoeng één voor het Soendaasch; te Magelang, Madioen en Blitar één voor het Javaansch; ^}*Pro°oUnggo één voor het Javaansch en één voor het Madoereesch; of, indien en voor zoolang als mogelijk, (een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid) één Inlandsch onderwijzer voor twee of meer van die talen, ieder op eene bezoldiging van ƒ 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands met 4 driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) smaands, beneyens vrije woning of, bij gemis daarvan, eene indemniteit voor huishuur van f 30 (dertig gulden) 'smaands en overigens op de voorwaarden, vastgesteld bij I sub a le en 2e en II van het besluit van 6 Maart 1903 Iü 28 (Staats- P) Blz. 368. P) Aldus luidt punt 3e ingevolge art. 3, § I, van Gouv. besl. 29 Augustus 288 blad ff 160), § I zooals die luidt ingevolge het besluit van 1 Mei 1909 ff 55 (Staatsblad ff 262) (l); behoudens de mogelijkheid dat, ter beoordeeling mede van voornoemden Departementschef, te Bandoeng en te Probolinggo de lessen in één of meer der Inlandsche talen kunnen worden opgedragen aan een Inlandschen onderwijzer van de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, in welk geval daarvoor aan dezen eene toelage van ƒ 50 (vijftig gulden) 'smaands zal worden toegekend (2); 4e. (8) één Inlandsch onderwijzer in het handteekenen op eene bezoldiging van f 50 (vijftig gulden) 's maands met 4 driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 10 (tien gulden) 'smaands, behoudens de mogelijkheid, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, dat de lessen in het handteekenen kunnen worden opgedragen aan een dat onderricht als bijbetrekking waarnemenden persoon, in welk geval daarvoor aan dezen een toelage van ten hoogste f 75 (vijf en zeventig gulden) 'smaands zal worden toegekend (4); 5e. voor het onderwijs in landmeten en waterpassen, benevens lijn- en kaartteekenen: a. eene toelage van f 50 (vijftig gulden) 's maands voor den Europeeschen onderwijzer, aan wien het onderwijs in dit vak wordt opgedragen en die voor de practische oefeningen door een mantri van het kadaster wordt bijgestaan, wordende de toelage alleen toegekend in het geval dat de onderwijzer met gunstig gevolg heeft afgelegd het examen in landmeetkunde, ingesteld bij artikel 1 van het besluit van 6 Mei 1895 ff 16 (Bijblad ff 5111) (5); b. f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands als toelage voor den sub a bedoelden mantri; 6e. voor bedienden personeel f 70 (zeventig gulden) 'smaands (8); 7e. voor school- en lokaalbehoeften f 2100 (twee duizend één- (1) De bezoldiging der Inl. taalonderwijzers wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 171), blz. 258. (2) Deze alinea is buiten werking gesteld bij Gouv. besl. 15 Maart 1913 no. 63 (Stbl. 1913 no. 297), blz. 224. (») Aldus luidt punt 4« ingevolge art. 3, § I, van Gouv. besl. 29 Augustus 1910 no. 13 (Stbl. 1910 no. 460). (*) De bezoldiging van den Inl. teekenonderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1918 no. 271), blz. 258. (5) Blz. 253. (8) Dit bedrag van f 70 'smaands is voor Serang tot ƒ 80 en voor Bandoeng tot f 100 'smaands verhoogd bij Gouv. besl. 20 Januari 1914 no. 87 (Stbl. 1914 no. 61), terwijl dat bedrag voor Madloen bij wijze van tijdelijken maatregel, gerekend van 1 Januari 1914, is verhoogd met f 30 's maands hij art. 1 van Gouv. besl. 2 April 1914 no. 31. 289 honderd gulden) 's jaars, met dien verstande dat dit bedrag met f 15 (vijftien gulden) 's jaars wordt vermeerderd voor eiken leerling, die boven- en verminderd voor eiken leerling, die beneden het vastgestelde aantal van 140 tot de school is toegelaten. B. enz.. Afschrift enz. VOORSCHRIFTEN (REGLEMENT) VOOR DE SCHOLEN. Gouv. besl. 5 October 1908 n°. 1 (Stbl. 1908 n°. 5.93). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging, met buitenwerkingstelling van de bij artikel 1 sub B van het besluit van 19 Augustus 1900 II? 11 (Bijblad 11? 5516) vastgestelde Voorschriften voor de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren, zooals die sedert zijn gewijzigd, laatstelijk bij de besluiten van 16 October en 18 November 1907 n08. 18 en 2 (Bijblad n08. 6744 en 6763); A. enz. B. Vast te stellen de volgende Voorschriften voor de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren. Artikel L >">'/'•' (1) De scholen zijn in de eerste plaats bestemd tot opleiding van zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders en verder voor jongelieden van Inlandsche afkomst in het algemeen, wier doel is later in eene ambtelijke Tretrekking te worden geplaatst. (2) Bij twijfel of iemand kan geacht worden tot de aanzienlijke Inlanders te behooren beslist de Resident van het gewest, waarin de Inlander gevestigd is. (3) De scholen staan onder het toezicht van de Inlandsche Schooicommissie ter plaatse (l). ■ Artikel 2 (2). bbi. . .< xb Q (1) Het ressort, waaruit leerlingen tot een der scholen worden toegelaten, omvat: ■ „ Alinea 3 is aan artikel 1 toegevoegd bij . art. 3, § II .sub o, van Gouv. Desl. 29 Augustus 1910 no. 13 (Stbl. 1910 no. 460). X2) Aldus luidt -artikel 2 ingevolge art. 3, § II. sub- &,..van. Gouv. besl. 29 Augustus 1910 no. 13 (Stbl. 1910 no. Ueoj^l-t .-; VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 19 290 voor de school te Serang, de residentiën Bantam en Batavia; voor de school te Bandoeng, de residentiën Preanger-Regentschappen en Cheribon; i „77 voor de school te Magelang, de residentiën Pekalongan, Banjoemas en Kedoe; . voor de school te Madioen, de residentiën Semarang, Djokjakarta, Soerakarta en Madioen; voor de school te Mfor, de residentiën Rembang, Soerabaja en Kediri; . voor de school te Probolinggo, de residentiën Madoera, Pasoeroean, Besoeki en Baii e% Lombok. (2) De school te Serang is mede bestemd voor de zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders in de gewesten buiten Java en Madoera — met uitzondering van de residentiën Bali en Lombok —, voor wie de vorming aan eene Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren noodig of gewenscht moet worden geacht. Artikel 3. (1) Het aantal leerlingen wordt voor elke school vastgesteld op één honderd veertig. (2) De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bepaalt hoeveel leerlingen uit elk gewest tot de betrokken school kunnen worden toegelaten (*)• (3) In de huisvesting van die leerlingen, wier ouders niet ter plaatse wonen, kan van Gouvernementswege worden voorzien. Artikel 4. De scholen zijn verdeeld in drie afdeelingen, de voorbereidende, bestaande uit twee, de eerste bestaande uit drie en de tweede bestaande uit twee jaarklassen. Artikel 5. (1) Het onderwijs (2) omvat de volgende leervakken: I. In de voorbereidende afdeeling: a. de Nederlandsche taal; b. de Maleische taal; (1) Dit is geschied bij besL Dir. O. E. N. 13 September 1910 n». 16550, blz. 317. (2) Ook wordt onderwijs gegeven in eenvoudig boekhouden (Circ. Dir. E. N. 22 Augustus 1905 no. 14008, blz. 225). 291 c. 0) de landstaal of -talen, te weten: te Serang en Bandoeng het Soendaasch, te Magelang, Madioen en Blitar het Javaansch, te Probolinggo het Javaansch en het Madoereesch- d. de aardrijkskunde van Nederlandsch-Indië; e. de beginselen van de kennis der natuur- f. de rekenkunde; g. de vormleer en de meetkunde, bepaaldelijk ook als voorbereiding voor het onderwijs in de landmeetkunde; n. het handteekenen; i. het schoonschrijven. II. In de eerste afdeeling: a. de Nederlandsche taal; b. de Maleische taal; c. 0) de landstaal of -talen, te weten: te Serang en Bandoeng het Soendaasch, te Magelang, Madioen en Blitar het Javaansch, j j te Pr°P.olin990 het Javaansch en het Madoereesch; d. de aardrijkskunde van Nederlandsch-Indië en de algemeene aartojkskunde benevens de beginselen der wis- en natuurkundige aardrijkskunde; e. de geschiedenis van Nederlandsch-Indië; f. de kennis der natuur; g. de rekenkunde; h. de beginselen der algebra; t. de vormleer en de meetkunde, bepaaldelijk ook als voor. bereiding voor het onderwijs in de landmeetkunde; Tc. het handteekenen. III. In de tweede afdeeling: l. de beginselen der rechtswetenschap; m. het staats- en administratief recht van Nederlandsch-Indië; n. () de beginselen der staathuishoudkunde in hare toepassing op Nederlandsch-Indië; o. het landoieten en waterpassen; p. het lijn- en kaartteekened; q. de beginselen van de landbouw- en de landhuishoudkunde (*); en voorts, voor zoover noodig, de vakken o, d, e, f, a. h en i der eerste afdeeling. (!) Aldus luidt punt c ingevolge art. 3, § II sub c, van Gouv. besl 89 Augustus 1910 no. 13 (Stbl. 1910 no. m) lMa^r^*/wMTeÏZ,?len i?«?volge art' % § *• ™n Gouv. besl. 29 Februari 1»1 ! • Vormleer en meetkunde. Evenredigheid van lijnen. Gelijkvormigheid. Handteekenen. Teekenen naar. wandplaten m&t pastel. Eenvoudige voorwerpen (met schaduw). Projecties en doorsneden. 305 3de KLASSE. Nederlandsche taal. 1. Spreken. Behandeling van verschillende onderwerpen die voor aanstaande ambtenaren van belang kunnen geacht worden. 2. Stellen. Spreekwoorden en spreekwijzen. Stijloefeningen. Yrrje opstellen (verhalen en beschrijvingen). Brieven. S. Taal. Uitbreiding van het voorgaande. 4. Lezen. Maleische taal. Lezen. Grammatica. Opstellen. Brieven. Ambtelijke rapporten. Vertalingen in het Maleisch. Landstaal (talen). Lezen. Grammatica. Opstellen. Brieven. Ambtelijke rapporten. Vertalingen in de landstaal (talen). Tembangs Hoogere taaisoorten (Krama-inggil, Kawidjarwa). Aardrijkskunde. Algemeene herhaling. Elementaire behandeling van de hoofdpunten der wis- en natuurkundige aardrijkskunde. Geschiedenis. Van de verdeeling van het rijk Mataram tot heden. Natuurkunde. Geluid, licht en meteorologie. Scheikunde. Zuren, bases, zouten. Metalloïden en metalen. Hoofdpunten der organische scheikunde. Koolwaterstoffen petroleum, gas. ' Plantkunde. Water- en voedselopname. Nauwkeurige beschouwing van eenige landbouwgewassen. Iets over schimmels en bacteriënplantenziekten, die hieruit ontstaan en hare bestrijding. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 20 306 Dierkunde. Nadere beschouwing van de landbouwhuisdieren. De voornaamste ziekten en beschadigingen, welke bij planten en dieren ontstaan door lagere dieren; bestrijding dier ziekten. Rekenkunde. Theorie der rekenkunde tot en met de evenredigheden. Vierkantsworteltrekking. Vraagstukken en vormen. Algebra. G. G. D. en K. G. V. Hoofdbewerkingen met gebroken vormen. Vergelijkingen van den lsten graad met één of meer onbekenden. Hoofdbewerkingen met eenvoudige wortelvormen. Vormleer en meetkunde. Cirkel. Handteekenen. Voorwerpen en gipsornamenten. Teekenen uit het hoofd. Beginselen der perspectief. TWEEDE AFDEELING. lSJe KLASSE. Nederlandsche taal. De meest voorkomende bastaardwoorden. Vrije opstellen. Brieven. Behalve het leesboek worden ook geschikte couranten- en tijdschriftartikelen gelezen. Aardrijkskunde. Uitbreiding van de wis- en natuurkundige aardrijkskunde in de vorige klasse. Landkunde van Nederlandsch-Indië meer in bijzonderheden. Inleiding tot de volkenkunde van Nederlandsch-Indië. Geschiedenis. Uitvoerige behandeling van de gebeurtenissen na de opheffing der Oost-Indische Compagnie. 307 Natuurkunde. Magnetisme; electriciteit. Scheikunde. Alcohol, vetten, koolhydraten. Eitwitstoffen. Rekenkunde. Reeksen. Algemeene herhaling. Vormleer en meetkunde. In- en omgeschreven veelhoeken. Rechtswetenschap. Staats- en administratief recht. Staathuishoudkunde. De nadere omschrijving en de rangschikking van de leerstof voor deze vakken is overgelaten aan de inzichten van den leeraar in die vakken. Landmeten en waterpassen. Baken. Meetketting (lat, lint). Equerre d'arpenteur. Prisma van Bauernf eind. Planchet. Eenvoudige opmetingen en carteeringen. Lijn- en kaartteekenen. Constructies van recht- en kromlijnige figuren. Het samenstellen en het gebruik van teekenschalen. • Copieeren van kaarten (ongekleurd). Situatieteekeningen (ongekleurd) van opgemeten terreinen met gebruikmaking van topographische teekens. Rondschrift. Beginselen der landbouwkunde. Iets over. den bouwgrond. Algemeene plantenteelt. Beginselen der landhuishoudkunde. Belastingen in geld en in arbeid. Economische verhoudingen in de desa. Credietwezen. Coöperatie. 2de KLASSE. Nederlandsche taal. Bastaardwoorden. Vrije opstellen (in verhalenden, beschrijvenden en betoogenden vorm). Brieven (ook ambtelijke). 308 Lezen uit een of andere bloemlezing, couranten of tijdschriften. Aardrijkskunde. Herhaling en uitbreiding van het voorgaande. Volkenkunde van Nederlandsch-Indië. Geschiedenis. Als in de voorgaande klasse. Natuurkunde. Voortzetting en herhaling. Rekenkunde. Herhaling Verkorte bewerkingen der hoofdbewerkingen. Vraagstukken die betrekking hebben op het dagehjksch leven en den handel. De beteekenis van graphische lijnen en haar beschrijving. Vormleer en meetkunde. Oppervlakte- en inhoudsberekeningen. Herhaling. Rechtswetenschap. Staats- en administratief recht. Staathuishoudkunde. De nadere omschrijving en de rangschikking van de leerstof voor deze vakken is overgelaten aan de inzichten van den leeraar in die vakken. Landmeten en waterpassen. Boussoles. Eenvoudige waterpasinstrumenten. Het gebruik van den barometer bij het bepalen van hoogten. Het gebruik van den nonius. Opmeten en waterpassen van terreinen. Carteeren. Het lezen van landrentekaarten. Lijn- en kaartteékenen. Voortzetting van het voorgaande. Rondschrift. Copieeren van kaarten. Situatie-teekeningen, ook gekleurd, van opgemeten terreinen, met gebruikmaking van topographische teekens. Beginselen der landbouwkunde. Bemestingsleer. Iets over veeteelt (algemeene en bijzondere) en vischteelt. 309 Beginselen der landhuishoudkunde. Agrarisch recht. Handel en verkeer, inzonderheid in verhand met den landbouw. VERDEELINGr der lesuren, behoorende bij het leerplan voor de Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren (*). I Voor- , . „, ., , lste 2de bereidende . ., ,. ... m . , ... .. Afdeeling. Afdeeling. Totaal Afdeeling. Leervakken. 7-7—; ; ; ; ; ~ lesuren I 2 § 2 § i § 's weeks. Cu CO CO CO Cu CO CO 3 3 3 3 3 3 3 -H CN CO —I 113 Nederlandsche taal.... 15 15 14 13 12 9 9 87 Maleische taal 3 3 3 2 2 - - 13 Landstaal (talen) 3 3332-- 14 Aardrijkskunde 2 22232 2 15 Geschiedenis - - 1 1 2 1 1 6 Kennis der natuur: a. Natuurkunde - - 222 1 1 8 b. Scheikunde ___221- 5 c. Plantkunde 1 1111- - 5 d. Dierkunde 1 1 1 1 1 - - 5 Rekenkunde..... 6 65332 2 27 Algebra ---23-- 5 Vormleer en meetkunde 2 2221 1 1 11 Handteekenen 2 2222-- 10 Schoonschrijven 1 1 — — — — — 2 Rechtswetenschap — _ _ _ _ 5 4 9 Staats- en administra- tiefrecht — ■ — _ _ _ 4 4 8 Staathuishoudkunde... — _ _ _ _ — 1 1 Landmeten en waterpassen — — _. _ _ 3 4 7 L\jn- enkaartteekenen. _ _ _ — — 3 3 6 Landbouwkunde — — — — — 2 2 4 Landhuishoudkunde... — — — — — 2 2 4 Totaal 36 36 | 36 36 36 36 36 | 252 (!) Zooals zij gewijzigd luidt ingevolge besl. Dir. O. E. 21 September 1912 no. 15242. 310 REGELING VAN HET ONDERWIJS IN DE INL. TALEN EN IN HET HANDTEEKENEN Zie Gouv. besl. 15 Maart 1913 n°. 63 (Stbl. 1913 n°. 297), blz. 224. ONDERWIJS IN EENVOUDIGE BOEKHOUDING. Zie circ. Dir. O. E. N. 22 Augustus 1905 n°. 14008, blz. 225. NEDERLANDSCH ALS VOERMIDDEL BIJ HET TEEKENONDERWIJS NIET VERPLICHTEND. Bijbl. n°. 6318. Blijkens de missive van den lsten Gouvernements Secretaris van 22 Augustus 1905 n! 2962 is de waarnemende Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid gemachtigd om, voor zoover het teekenonderwijs aan de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren betreft, af te wijken van de, in artikel 5 alinea 3 der bij het besluit van 19 Augustus 1900 ïl° 11 (Bijblad fl! 5516) vastgestelde voorschriften voor bedoelde scholen opgenomen bepaling, dat bij het onderwijs de Nederlandsche taal als voermiddel gebezigd wordt. INSPECTIE DER OPLEIDINGSSCHOLEN. Zie miss. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1891 W 8055, blz. 231. KOSTELOOZE VERSTREKKING VAN HET STAATSBLAD VAN NED. INDIË AAN DE OPLEIDINGSSCHOLEN. 1. Gouv. besl. 3 October 1910 n°. 25 (Stbl. 1910 n°. 522). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met nadere uitbreiding van het vastgestelde bij hét besluit van 25 Maart 1861 n! 25 (Staatsblad n? 16a), te bepalen, dat, gerekend van 1 Januari 1910, het Staatsblad van Nederlandsch-Indië ook kosteloos wordt verstrekt aan elke der Inlandsche Schoolcommissiën te Bandoeng, Magelang en Probolinggo, ten behoeve van het onderwijs in de rechts- 311 wetenschap bij de onder haar toezicht staande opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren. Ten tweede: enz. Extract enz. 2. Gouv. besl. 10 December 1913 11° 38. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met nadere uitbreiding van het vastgestelde bij het besluit van 25 Maart 1861 D? 25 (Staatsblad W 16a) , te bepalen, dat, met ingang van 1 Januari 1914, het Staatsblad van Nederlandsch-Indië ook kosteloos wordt verstrekt aan elke der Inlandsche Schoolcommissiën te Madioen, Serang en Blitar, ten behoeve van het onderwijs in de rechtswetenschap bij de onder haar toezicht staande opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren. Extract enz. AANSLUITING BIJ HET PLAATSELIJK TELEFOONNET. a. Opleidingsschool te Bandoeng. Gouv. besL 10 Januari 1912 n°. 50 (Stbl. 1912 n°. 29). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met biiitenwerkrngstelling van artikel 1 van het besluit van 6 Januari 1911 n? 31, machtiging te verleenen om ten behoeve van de aansluiting van de beide afdeelingen der opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren te Bandoeng bij het plaatselijk telefoonnet te beschikken over een som van ƒ 20 (twintig gulden) 's maands. Extract enz. b. Opleidingsschool te Serang. Gouv. besl. 17 Januari 1913 n°. 37 (Stbl. 1913 n°. 158). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van het besluit van 19 Maart 1912 11' 40, ten behoeve van de aansluiting van de beide af dee- 312 lingen der Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren te Serang bij het plaatselijk telefoonnet, beschikbaar te stellen, een som van f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands. Extract enz. FONDSEN VOOR ONDERHOUD EN AANVULLING VAN DE BENOODIGDHEDEN VOOR HET ONDERWIJS IN DE NATUUR- EN LANDBOUWKUNDE. Gouv. besl. 15 Januari 1913 n°. 70 (Stbl. 1913 n°. 110). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Machtiging te verleenen om gerekend van 1 Januari 1913 ten behoeve van elke der Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren te Bandoeng, Magelang, Probolinggo, Serang, Madioen en Blitar voor onderhoud en aanvulling van de benoodigdheden voor het onderwijs in de kennis der natuur en. de beginselen der landbouwkunde te beschikken over een som van f 200 (tweehonderd gulden) ' jaars. Extract enz. BEPALINGEN SPECIAAL HET PERSONEEL BETREFFENDE 1. Eed voor de Eur. onderwijzers. Gouv. besl. 1 April 1879 n°. 2 (Stbl. 1879 n°. 135). Gelet op art. 1 van het besluit van 30 Maart 1878 D- 21 (Staatsblad n! 121), waarbij bepaald is dat te Bandong (Preanger-Regentschappen), te Magelang (Kadoe), te Probolinggo en te Tondano (Menado) eene school wordt geopend voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders (*); Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. (!) Voor Bandoeng, Magelang en Probolinggo is de naam der school' bij art. L § A, van Gouv. besl. 19 Augustus 1900 no. 11 (Bijbl. no. 55iey veranderd in dien van opleidingschool voor Inlandsche ambtenaren (zie ook art. 14 der „Voorschriften voor de Opl. scholen voor Inl. ambtenaren" in Stbl. 1908 no. 598, blz. 298). 313 Ten tweede: Ten opzigte van de hoofdonderwijzers (*) aan de scholen voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders te Bandong, Magelang, Probolinggo en Tondano te bepalen: civ dat zij den eed behooren af te leggen, bedoeld bij la. b van Staatsblad 1874 II? 278 (2); b. enz. Afschrift enz. 2. Titel der Inl. onderwijzers. Gouv. besl. 24 September 1890 n°. 15 (Stbl. 1890 n°. 198). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen dat artikel 1 § II van het besluit van 25 Januari 1879 n; 18 (Staatsblad ïï; 75) (3), betreffende de toekenning der titels van onderwijzer der lste klasse en van hoofdonderwijzer aan de Inlandsche onderwijzers, die definitief aan eene kweekschool voor Inlandsche onderwijzers op Java zijn aangesteld, mede van toepassing is op de Inlandsche onderwijzers, definitief aan eene school voor zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders (*) op Java aangesteld. Ten tweede: Aan te teekenen dat de boven aangehaalde bepaling in artikel 1 § II van het besluit van 25 Januari 1879 n- 18 (Staatsblad n? 75) (3) en het bepaalde bij artikel 1 van dit besluit niet van toepassing zijn op de Inlandsche hulponderwijzers van den lsten en 2den rang, bedoeld in artikel 2 § III lett. I (5), en § IV van het besluit van 15 Februari 1886 11' 7 (Staatsblad n' 47) (°). Afschrift enz. t1) Voor „hoofdonderwijzers" thans te lezen „directeuren" (zie art. 14 der „Voorschriften voor de Opl. scholen voor Inl. ambtenaren" in Stbl. 1908 w. 598, blz. 298). Voor den door de overige Europeesche onderwijzers af te leggen eed, zie § a van Gouv. besl. 10 December 1874 no. 17 (Stbl. 1874 no. 278), blz. 248. (2) Blz. 248. (s) Blz. 253. {*) Thans te lezen „Opleiding-school voor Inlandsche ambtenaren", ingevolge art. 1, § A, van Gouv. besl. 19 Augustus 1900 no. 11 (Bijbl. no. 5516), zie ook art. 14 der „Voorschriften voor de Opl. scholen voor Inl. ambtenaren" in Stbl. 1908 no. 598, blz. 298. (5) Blz. 251. (°) De betrekking van Inlandsch hulponderwijzer van den 2den rang. ingesteld bij § IV van het Gouv. besl. van 15 Februari 1886 no. 7 (Staatsblad no. 47), bestaat niet meer, zie noot 1 op blz. 252. 314 3. Examen landmeetkunde voor de Eur. onderwijzers. Zie Gouv. besl. 6 Mei 1895 n°. 16 (Bijbl. n°. 5111),, blz. 253. 4. Verdeeling van de taak der onderwijzers buiten de gewone schooluren. Zie miss. Dir. O. E. N. 20 December 1901 D? 160316, blz. 254. 5. Open te houden betrekking bij verlof naar Europa. a. Leeraar in de rechtswetenschap. Gouv. besl. 17 Februari 1903 n°. 36 (Stbl. 1903 n°. 131). Gelet op artikel 17 van het Reglement op het verleenen van verloven naar Europa aan Europeesche landsdienaren in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1892 n' 235); Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Ten vervolge van artikel 1 van het besluit van 10 Februari 1903 Ti' 7 (Staatsblad n? 123) te bepalen, dat bij verlof naar Europa van den titularis1 voor niet langer dan één jaar, tijdelijk wordt waargenomen de betrekking van leeraar in de rechtswetenschap bij de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren. Ten tweede: enz. ' Afschrift enz. b. Directeur der school. Gouv. besl. 20 December 1911 n°. 25 (Stbl. 1911 n°. 663). Gelet op artikel 17 van het Reglement op het verleenen van verloven naar Europa aan Europeesche landsdienaren in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1892 TP 235); Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 30 Mei 1911 n? 29 (Staatsblad n' 349) te bepalen, dat bij verlof naar Europa van den 315 titularis voor niet langer dan één jaar, tijdelijk wordt waargenomen de betrekking van Directeur eener Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren. Extract enz. 6. Benoembaarheid Eur. personeel. Gouv. besl. 14 Maart 1912 n°. 38 (Stbl. 1912 n°. 240). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Om definitief benoemd te worden tot Europeesch onderwijzer bij een opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren wordt vereischt een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs. Ten derde: Tot directeur, eersten onderwijzer en onderwijzer bij eene opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren zijn ook benoembaar Inlanders in het bezit eener akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs. Ten vierde: enz. Afschrift enz. 7. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor het bezit van de akte landbouwkunde. Zie Gouv. besl. 24 Augustus 1912 n°. 32, blz. 257. 8. Bezoldiging van de Inl. taal- en teekenonderwijzers met ingang van 1 Januari 1913. Zie Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1913 n°. 271), blz. 258. 316 9. Bezoldiging van de Eur. onderwijzers beneden den rang van eersten onderwijzer, aangesteld vóór 21 Februari 1908. Zie Gouv. besl. 12 September 1913 n°. 31 (Stbl. 1913 n°. 570), blz. 259. 10. Bevoegdheid Dir. 0. E. tot benoeming van Eur. leerkrachten beneden den rang van Directeur. Zie Gouv. besl. 1 Mei 1914 n°. 12 (Stbl. 1914 n°. 384), blz. 260. BEPALINGEN SPECIAAL DE LEERLINGEN BETREFFENDE. 1. Opneming in militaire hospitalen. Zie Gouv. besl. 27Maart 1889 n. 10 (Stbl. 1889 n°. 85), hierachter opgenomen onder de hoofdrubriek „Eenige voorschriften betreffende Inlandsche ambtenaren in het algemeen". 2. Vrije geneeskundige behandeling en kostelooze verstrekking van geneesmiddelen voor de leerlingen. Gouv. besl. 24 November 1901 n°. 3 (Stbl. 1901 n°. 432). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Te bepalen: , o. met buitenwerkingstelling van het besluit van 14 Juni ïyuo Iü 5 (Staatsblad m 180), dat de civiele en militaire geneeskundigen, die onder genot eener toelage uit 's Lands kas belast zijn met de waarneming van den civielen geneeskundigen dienst en het opzicht over de vaccine, gehouden zijn de leerlingen der opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren op Java en der school voor zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders te Tondano (Menado), wier ouders of verzorgers een inkomen hebben van minder dan f 150.— (éénhonderd vijftig gulden) 'smaands, zonder verdere belooning, gratis geneeskundig te behandelen en hen desvereischt in hunne woning te bezoeken; b. dat de leerlingen, die ingevolge het bepaalde sub a van dit 317 artikel recht hebben op vrije geneeskundige behandeling, tevens aanspraak hebben op kostelooze verstrekking van geneesmiddelen. Ten derde: enz. Afschrift enz. 3. Verdeeling van het aantal leerlingen-plaatsen over de verschillende gewesten. Besl. Dir. O. E. N. 13 September 1910 Tl- 16550. Gelezen enz.; Heeft besloten: Krachtens artikel 3, alinea 2, der „Voorschriften voor de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren" (Staatsblad 1908 D? 593, juncto Staatsblad 1910 11? 460) 0), met buitenwerkingstelling van het dezerzijdsch besluit van 26 October 1908 n? 15809, te bepalen, dat het aantal leerlingen dier scholen, voor wat aangaat de school te Serang het aantal leerlingen van Java over de verschillende residenties wordt verdeeld als volgt: voor de school te Serang: uit de residentie Bantam 37 leerlingen, „ „ „ Batavia 38 „ voor de school te Bandoeng: uit de residentie Preanger-Regentschappen ... 92 leerlingen, „ „ „ Cheribon 48 „ voor de school te Magelang: uit de residentie Kedoe 58 leerlingen, „ „ „ Banjoemas 36 „ „ „ „ Pekalongan 46 „ voor de school te Madioen: uit de residentie Madioen 36 leerlingen, „ „ „ Djokjakarta 19 „ „ „ „ Soerakarta 22 „ „ „ „ Semarang 63 „ voor de school te Blitar: uit de residentie Kediri 43 leerlingen, „ „ „ Rembang 37 „ „ „ „ Soerabaja 60 „ C1) Blz. 290. 318 voor de school te Probolinggo: uit de residentie Madoera 35 leerlingen, „ „ „ Pasoeroean 45 - „ „ Besoeki 35 „ „ „ „ Bali en Lombok 25 „ met dien verstande dat, naar gelang het eene gewest minder leerlingen oplevert dan plaatsen op de betrokken school zijn gereserveerd, zooveel meer uit het (de) andere der tot het ressort dier school behoorende gewest (en) zullen kunnen worden toegelaten. Afschrift enz. 4. Toelating tot elke der opleidingsscholen van 3 leerlingen boven de formatie ter latere opleiding in landbouwkundige richting. a. Zie Gouv. besl. 14 Augustus 1913 TB 34, blz. 266. b. Circ. Dir. O. E. 29 Augustus 1913 ïl'15048 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera. Bij het Gouvernementsbesluit van 14 dezer n! 34 (*), waarvan een 4-tal afdrukken hierbij gaat, is machtiging verleend om jaarlijks, te beginnen met het schooljaar 1913/1914, o.m. tot elke der Opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren ten hoogste 3 leerlingen boven dé formatie toe te laten, welke leerlingen na voleindigde studie zullen worden bestemd voor verdere opleiding in landbouwkundige richting. Die verdere opleiding, welke aan het te Buitenzorg op te richten landbouwtechnicum zal plaats hebben, heeft tot doel de leerlingen te bekwamen voor één der volgende vier betrekkingen: 1. adspirant-Inlandsch landbouwleeraar, 2. leerling-Inlandsch ambtenaar bij het volkscredietwezen, 3. adspirant-Inlandsch adjunct-houtvester, 4. Inlandsch veearts. De opleiding van de hierboven sub 1 t/m 3 genoemde betrekkingen zal gegeven worden in een cursus, waarvan de duur voorloopig is vastgesteld op 2 jaar; zij, die dien cursus met goed gevolg hebben doorloopen, kunnen tot één van die betrekkingen worden benoemd op een bezoldiging van f 75 's maands. Na een proeftijd in de praktijk volgt benoeming tot In- (!) Blz. 266. 319 landsch landbouwleeraar, Inlandsch ambtenaar bij het volkscredietwezen of Inlandsch adjunct-houtvester, zulks op een bezoldiging van f 100 'smaands met, wat de eerst- en de laatstgemelde betrekking aangaat, 4 en, wat de in de tweede plaats genoemde betreft 6 driejaarlijksche verhoogingen, elke. van f 25 's maands. Voor een benoeming tot Inlandsch landbouwleeraar wordt echter nog vereischt het met goed gevolg afleggen van een examen, dat als regel na een 2-jarige praktijk zal kunnen gedaan wórden. Voor de aanstaande Inlandsche veeartsen bedraagt de studietijd 4 jaar; aan die betrekking is verbonden een bezoldiging van f 100 'smaands met 4 driejaarlijksche verhoogingen,, elke van f 25 's maands. De voor het landbouwtechnicum bestemde jongelieden moeten zich bij hun toelating tot de opleidingsschool verbinden om, na afgelegd eindexamen aan deze inrichting, hunne studie aan eerstgenoemd instituut voort te zetten. Evenwel zal niet van hen worden gevergd, dat zij al aanstonds beslissen in welke der hierboven aangeduide vier richtingen zij later wenschen te studeeren; die beslissing kan worden uitgesteld tot zij gedurende eenige jaren de opleidingsschool hebben bezocht. Echter moet in dit verband dadelijk worden opgemerkt, dat hun bestemming mede afhankelijk zal zijn van het voor elke categorie van betrekkingen beschikbaar aantal plaatsen. Alleen uit hen die, opzettelijk met het oog op een latere opleiding in landbouwkundige richting toegelaten, de 2d& afdeeling der vakschool hebben doorloopen, zullen t. z. t. de leerlingen voor het technicum worden gekozen met uitsluiting van alle andere leerlingen dier inrichting, die het einddiploma van genoemde afdeeling hebben verworven. De tot het landbouwtechnicum toegelatenen genieten kosteloos onderwijs met gratis verstrekking van leermiddelen en bovendien een toelage van f 25 'smaands; voor de candidaatInlandsche veeartsen bedraagt deze toelage gedurende het 3d& en 4de studiejaar respectievelijk ƒ 30 en ƒ 35 'smaands. Volledigheidshalve voeg ik hieraan nog toe, dat genoemde voordeelen alleen genoten worden door die leerlingen van het technicum, die zich verbinden om, na geslaagd te zijn in het daaraan af te nemen eindexamen, het Gouvernement ten minste 5 jaar lang te dienen. Onder mededeeling van het vorenstaande heb ik de eer UHEG. beleefd te verzoeken Uwe medewerking te willen verleenen om het landbouwtechnicum in de toekomst aan geschikte leerlingen te helpen. Daartoe zou U kunnen doen nagaan of in Uw gewest jongelieden zijn, genegen om met het oog op een latere opleiding aan 320 •de middelbare landbouwschool, waartoe zij zich — mdien zrj aangewezen worden — bepaaldelijk zullen hebben te verbinden, te worden toegelaten tot de l8*6 klasse van de l8te afdeeling 0) der opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren, tot wier ressort ook Uw gewest behoort. Aangezien luidens artikel 1 sub le van het m hoofde aangehaald Gouvernementsbesluit op de leerlingen in kwestie het voor de opleidingsschool geldend reglement van toepassing is, voor zoover het niet in strijd is met den bijzonderen aard der toelating boven de formatie, zullen, ingevolge artikel 8, alinea 4 sub I en II, der Voorschriften in Staatsblad 1908 n? 593, de tot een opleidingsschool toe te laten adspirant-landbouwkundigen hun zeventiende levensjaar nog niet mogen ■zijn ingetreden (2) en voorts als leerling eener openbare Europeesche lagere school de zevende klasse met vrucht moeten hebben doorloopen, dan wel, indien zij ander onderwijs hebben genoten, een gelijke mate van ontwikkeling en kennis — bepaaldelijk van de Nederlandsche taal — bezitten als zij, die aan evengenoemden eisch voldoen. Met het oog op de latere studie aan het landbouwtechnicum zal met deze eischen niet mogen worden getransigeerd; integendeel zal moeten worden getracht, alleen knapen met werkelijk voldoende kennis en ontwikkeling en goeden aanleg voor studie aan te werven. Gaarne zal ik van UHEG., zoo mogelijk spoedig, een opgaaf ontvangen van jongelieden als evenbedoeld, welke opgaaf ware in te richten als bij aangifte van candidaten voor de opleidingsscholen gebruikelijk is. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, v Bij verhindering, De Secretaris, CREUTZBEBG, 1. s. (i) Het ligt nl. in de bedoeling dat de leerlingen niet eerst nog de voorbereidende afdeeling zullen doorloopen. P) Dus nog geen 16 jaar zijn. B. SCHOOL VOOR ZONEN VAN INL. HOOFDEN EN VAN ANDERE AANZIENLIJKE INLANDERS TE TONDANO. OPRICHTING — PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. Gouv. besl. 30 Maart 1878 n°. 21 (Stbl. 1878 n°. 121). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens magtiging des Konings te bepalen: a. te en te Tondano (Menado) wordt een school geopend voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders; b. de vakken van onderwijs, op die scholen te geven, zijn, buiten en behalve de Nederlandsche taal, dezelfde als aan de ter plaatse gevestigde kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers, met uitzondering der paedagogie (1); c. het toezigt over die scholen wordt op dezelfde wijze uitgeoefend als dat over de bedoelde kweekscholen, alzoo door dezelfde kommissiën als die, ter plaatse aangewezen voor de gewone inlandsche scholen; d. op die scholen wordt een schoolgeld geheven, overeenkomstig een nader vast te stellen tarief; behoudens de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal, om in bijzondere gevallen, jeugdige inlanders van goeden aanleg kosteloos op die scholen te doen opleiden; e. de europeesche onderwijzers voor die scholen worden gekozen uit het korps onderwijzers van het lager onderwijs voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden en als zoodanig bij hun kader gevoerd „a la suite"; / (2); g. de formatie van het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven voor de vier bovenbedoelde scholen worden vastgesteld als volgt: (1) Aldus luidt punt & ingevolge art. 2, § VI sub a, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n». 7 (Stbl. 1886 no. 47). (2) Betreft de vroegere hoofdenscholen op Java. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 21 322 le. één hoofdonderwijzer (onderwijzer der lBte of 2de klasse bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen), twee hulponderwijzers, bij voorkeur Inlanders, benoembaar of reeds benoemd tot Inlandsch hulponderwijzer van den lsten of 2den rang bij de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, en, bij ontstentenis van dezen, onderwijzers der 3de klasse bij het openbaar lagér onderwijs voor Europeanen; de Europeanen onder genot van de inkomsten, respectievelijk aan hunnen rang toegekend bij de bepalingen, gearresteerd bij het besluit van 18 Maart 1875 Iü 12 (Staatsblad LV 76a) f), en de Inlanders op den voet, voor hunne ranggenooten bij de kweekscholen bepaald (2); 2e. één Inlandsch onderwijzer in de Maleische taal voor de school te Tondano (8); een inlandsch onderwijzer in de soendasche taal voor de school te Bandoeng (enz.); allen onder genot van de inkomsten, als bedoeld bij het besluit van 20 December 1876 n« 6 (Staatsblad LI- 330); onder dien verstande, dat zij eene huishuurindemniteit genieten van f 30.— (dertig gulden) 's maands; 3e. voor onderwijs in het teekenen f 50.— (vijftig gulden) 'smaands (4); 4e. voor school- en lokaalbehoeften f 600.— (zeshonderd gulden) (5) 's jaars; 5e. voor bedienend personeel: aan de scholen op Java ieder f 60.— (zestig gulden) 'smaands en aan de school te Tondano f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) ($) 'smaands; 6e. voor kosten van eerste inrigting: (*) De bepalingen in Stbl. 1875 no. 76a zijn thans vervangen 'door de bepalingen in Stbl. 1911 no. 5S2 j°. Stbl. 1912 w>. 281. (?) Aldus luidt punt le ingevolge art. 2, § VI sub b en c, van Gouv. besL 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 no. 47). (8) Aldus luidt deze zinsnede ingevolge art. 2, § VI, sub d, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 n°. 7 (Stbl. 1886 no. 47). De bezoldiging van dezen Inl. taalonderwijzer is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 41 (Stbl. 1918 no. 271), blz. 258. (*) Punt 3« is aldus gewijzigd bij art. 2, § VI sub e, van Gouv. besL. 15 Februari 1886 n. 7 (Stbl. 1886 no. 47). Het bedrag van f 50 's maands is thans ingetrokken bij § o van Gouv. besl. 13 Februari 1907 no. 7 (Stbl. 1907 no. 117), blz. 329. (*) Gebracht op f 900 bij § a van Gouv. besl. 15 Januari 1907 n°- 40 (Stbl. 1907 no. 85). (e) Bij Gouv. besl. 1 Februari 1902 n». 5 (Stbl. 1902 no. 90) gebracht opf 20 en bij § 6 van Gouv. besl. 15 Januari 1907 n». 40 (Stbl. 1907 no. 45> op f 35 'smaands voor de school te Tondano. 323 aan de scholen op Java f 7000.— (zeven duizend gulden ) en aan de school te Tondano f 1200.— (een duizend tweehonderd gulden). Ten tweede: enz. Afschrift enz. REGLEMENT. Gouv. besl. 1 April 1879 n°. 2 (Bijbl. n°. 3399). Gelet op art. 1 van het besluit van 30 Maart 1878 n? 21 (Staatsblad n! 121) (*), waarbij bepaald is: dat te en te Tondano (Menado) eene school wordt geopend voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders; Gelezen de missives: a. van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 14 November 1878 en 20 Februari 1879 nos. 13502 en 2113; b. enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Vast te stellen het aan dit besluit gehecht reglement voor de scholen voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders te en Tondano, bedoeld bij art. 1 van het besluit van 30 Maart 1878 ff 21 (Staatsblad ff 121) (*). Ten tweede: enz. Afschrift enz. Reglement voor de scholen voor zonen van inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke inlanders te en te Tondano (Menado), bedoeld in het besluit van 30 Maart 1878 n°. 21 (Staatsblad n°. 121) 0). Artikel 1. De in hoofde dezes genoemde scholen strekken hoofdzakelijk ter opleiding van die zonen van inlandsche hoofden en van t1) Blz. 321. 324 andere aanzienlijke inlanders, wier doel is later m eene ambtelijke betrekking te worden geplaatst. Bij twijfel of iemand geacht kan worden tot de aanzienlijke inlanders te behooren, beslist het hoofd van bestuur van het gewest, waarin de inlander gevestigd is. Abtikel 2. De school te Tondano wordt aanvankelijk bestemd voor veertig leerlingen te verdeelen over de hieronder genoemde residentiën als volgt: uit de residentie Menado 20 leerlingen; „ „ h Ternate 5 „ „ Amboina 15 „ Indien het voor eenig gewest bepaalde getal leerlingen bij den aanvang van een schooljaar niet wordt bereikt, kunnen na verkregen magtiging van den Directeur van onderwijs, eeredienst en nijverheid de open plaatsen worden aangewezen voor leerlingen uit andere gewesten boven het bepaald getal. Abtikel 3. Voor het te heffen schoolgeld worden de leerlingen verdeeld in klassen, volgens het onderstaand tarief. voor het derde , . . , voor het tweede ieder volgend voor het eerste kind. ... en ieQer VUiëÖUU jano. kind le klasse ƒ 10.- 'smaands. ƒ6.- 'smaands. ƒ4.- 'smaands. 2e „ „ 8.- „ „5.- „ „3.- 3e „ „ 6.- „ „4.- „ „2.- „ 4e „ „ 4.- „ „2.50 „ „1-50 5e "„ | „ 2.50 „ „1.50 „ „ 1.- Bij de vaststelling van de klassen van betaling wordt als grondslag aangenomen het gezamenlijk bedrag van de inkomsten der ouders, het genot van vrije woning daaronder be- ^D? kinderen worden in de eerste, tweede, derde, vierde en vijfdé klasse gesteld, naarmate het bedrag der bedoelde inkomsten gerekend wordt op: (i) Betreft de vroegere hoofdenscholen te Bandoeng, Magelang en Probolinggo. 325 f 800.— 's maands en daarboven; „ 600.— „ tot f 799.— 'smaands. „ 400.— „ „ „ 599.— „ 250.— „ „ „ 399.— „ 150.— „ „ „ 249.— Is dat bedrag minder dan f 150.— 'smaands, dan hebben de kinderen, mits van goeden aanleg zijnde, aanspraak op gratis onderwijs, tenzij hunne ouders of voogden uitdrukkelijk verlangen tot de kosten van het onderwijs bij te dragen. In dit laatste geval worden zij gerekend te behooren tot eene zesde klasse, en betalen, voor het eerste kind f 1.50, voor het tweede kind f 1.— en voor het derde en ieder volgend kind f 0.50 's maands. Ingeval de betaling van het vastgestelde schoolgeld wegens bijzondere omstandigheden als te bezwarend moet worden beschouwd, kan de Voorzitter der plaatselijke schoolkommissie de kinderen in eene lagere klasse stellen. De bepaling der klasse van betaling geschiedt door de schoolkommissie, waaronder de school sorteert, in overleg met het hoofd van bestuur van' het gewest, waar de kandidaten te huis behooren. De schoolgelden worden, hetzij regtstreeks, dan wel door tusschenkomst van het plaatselijk bestuur, maandelijks aan den hoofdonderwijzer overgemaakt. De noodige leermiddelen en schrijfbehoeften worden gratis' verstrekt. Akxikbl 4. Eenmaal 's jaars na afloop der groote vakantie worden nieuwe leerlingen toegelaten. Het verzoek hiertoe wordt gerigt aan de plaatselijke inlandsche schoolkommissie, door tusschenkomst van den Resident van het gewest, waaruit de kandidaten afkomstig zijn. Om tot de school te worden toegelaten wordt vereischt dat de kandidaat niet ouder dan 15 jaren zij, en moet hij het bewijs overleggen dat hij den kursus aan eene openbare inlandsche school mpt vrucht heeft doorloopen, dan wel ten genoege van het plaatselijk schooltoezigt het bewijs leveren, dat hij in staat is de lessen aan de in dit reglement bedoelde scholen met vrucht te volgen (*). Zoo zich meer jongelieden aanmelden dan plaatsen beschikbaar zijn, doet de plaatselijke inlandsche schoolkommissie eene keuze uit de meest geschikten. (!) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 2, § vi sub /, van Gouv. besl! 15 Februari 1886 no. 7 (Bijbl. no. 4193). 326 Artikel 5. De duur van den kursus wordt gesteld op vier jaren. De leerlingen worden verdeeld in vier klassen; de eerste klasse bestaat uit de eerstbeginnenden. De hoofdonderwijzer bepaalt de klasse, waarin de leerlingen na hunne toelating worden geplaatst. Artikel 6. Op de erkende Christelijke en Mohammedaansche feestdagen, den verjaardag des Konings, nieuwjaarsdag en des Zondags is de school gesloten. Bovendien worden verleend: o. een groote vacantie van 6 weken, aanvangende omstreeks het begin der poeasa, b. een Kerstvacantie, van 24 December tot 3 Januari (1). Voor den aanvang der groote vacantie wordt door den Inspecteur of betrokken Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs ten overstaan der plaatselijke Inlandsche schoolcommissiën een openbaar examen afgenomen dat drie dagen duurt. Het dient als maatstaf om te beoordeelen welke leerlingen tot een hoogere klasse kunnen overgaan 0). Van den uitslag van dit examen wordt een uitvoerig verslag ingediend aan den Direkteur van het departement van onderwijs. De leerlingen, die den geheelen kursus doorloopen hebben, ontvangen een getuigschrift, waarin door de kommissie na overleg met den betrokken Inspekteur de vorderingen in elk vak worden aangeteekend. Abtikel 7. Het onderwijs wordt gegeven gedurende zes uren daags, waartoe zooveel mogelijk de morgenuren worden bestemd. De hoofdonderwijzer zorgt, dat in elke klasse eene tafel van werkzaamheden voorhanden is, door den Direkteur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid goedgekeurd (2). In de twee laagste klassen wordt behalve de Nederlandsche taal, slechts één inlandsche taal onderwezen en aan het onderwijs in de eerste dubbel zooveel tijd als aan dat in de laatste besteed. In de hoogere klassen wordt waar noodig, eene (i) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 17 Juli 1905 n". 29 (Bijbl. no. 6S04). ~ . , (*) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 2, § VI sub g, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 no. 7 (Bijbl. no. 4193). Het leerplan, thans in gebruik dat werd goedgekeurd bij brief Dir. O. E. N. 16 Februari 1904 no. 2517, is afgedrukt op blz. 73 van het Algemeen Verslag van het Inlandsch onderwijs over de jaren 1900 t/m 1904. 327 tweede inlandsche taal op het leerplan gebracht, maar aan het onderwijs dier twee inlandsche talen wordt niet meer tijd besteed, dan aan het Nederlandsch alleen 0). Artikel 8. Verwijdering van de leerlingen uit de school kan slechts plaats hebben: a. wegens onvoldoenden aanleg, blijkende uit ongeschiktheid óm na twee jaren in eene hoogere klasse over te gaan; b. wegens aanhoudende overtreding van orde en tucht; €. wegens wangedrag; d. wegens het achterstallig blijven der ouders in de betaling der schoolgelden over drie maanden. De verwijdering geschiedt door de plaatselijke inlandsche schoolkommissie, die daarvan, met vermelding der redenen, onmiddellijk kennis geeft aan het hoofd van bestuur van het gewest, waar de leerling te huis behoort. Artikel 9. De hoofdonderwijzer is belast met het geldelijk en materieel beheer der school en is daarvoor rekenpligtig aan de Algemeene Rekenkamer. Hij waakt voor de zindelijkheid der school en van alle andere gebouwen, die daartoe behooren en van de schoolmeubelen; hij zorgt voor goed drinkwater en voor al die kleine benoodigdheden, die onder geen bepaalde rubriek van schoolmeubelen of leermiddelen te brengen zijn. Hij houdt ook buiten schooltijd zooveel mogelijk toezigt op de leerlingen. Hij geniet één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden (2). Artikel 10. In alle zaken, het onderwijs betreffende, zijn de andere onderwijzers gehouden zich naar de inzigten van den hoofdonderwijzer te gedragen. Ook staan zij hem bij in zijn toezigt op de gebouwen, de schoolmeubelen en de leerlingen. (*) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 2, § VI sub a, van Gouv. besl. 15 Februari 1886 no. 7 (Bijbl. no. 419S). (2) Dit recbt op één tiende aandeel in de schoolgelden is vervallen voor de onderwijzers, die op 17 December 1903 niet in vasten dienst van den Lande waren of die na dien datum opnieuw in 's Lands dienst zijn opgenomen, met uitzondering van de uit Nederland uitgezonden onderwijzers, voor zoover hun het genot .van één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden in uitzicht werd gesteld in de oproeping, tengevolgé waarvan zij zich voor den Indischen dienst hebben aangemeld (Gouv. besl. 20 November 1907 no. 18 in Stbl. 1907 no. 47/;. 328 De tweede en derde onderwijzer zijn hem buitendien, buiten de schooltijden, behulpzaam in het voeren der schooladministratie. Abtikel 11. Het toezigt op het onderwijs wordt uitgeoefend op dezelfde wijze, als is bepaald bij de derde afdeeling van het algemeen reglement op het Gouvernements lager onderwijs voor inlanders in Nederlandsch-Indië, behoudens de wijzigingen in de vorige artikelen omschreven. EED VOOR DE EUR. ONDERWIJZERS. Zie Gouv. besl. 1 April 1879 n°. 2 (Stbl. 1879 n°. 135), blz. 312. OPNEMING VAN DE LEERLINGEN IN MILITAIRE HOSPITALEN. Zie Gouv. besl. 27 Maart 1889 n°. 10 (Stbl. 1889 n°. 85), hierachter opgenomen onder de hoofdrubriek „Eenige voorschriften betreffende Inlandsche ambtenaren in het algemeen". EXAMEN LANDMEETKUNDE VOOR DE EUR. ONDERWIJZERS, Zie Gouv. besl. 6 Mei 1895 n°. 16 (Bijbl. n°. 5111), blz. 253. VRIJE GENEESKUNDIGE BEHANDELING EN KOSTELOOZE VERSTREKKING VAN GENEESMIDDELEN VOOR DE LEERLINGEN. Zie Gouv. besl. 24 November 1901 n°. 3 (Stbl. 1901 n°. 432), blz. 316. ONDERWIJS IN EENVOUDIGE BOEKHOUDING. Zie circ. Dir. O. E. N. 22 Augustus 1905 n°. 14008, blz. 225. 329 INDIENSTSTELLING INL. TEEKENONDERWIJZER. Gouv. besl. 13 Februari 1907 n°. 7 (Stbl. 1907 n°. 117). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens Koninklijke machtiging, te bepalen: a. dat (enz.); b. dat met uitbreiding van de formatie van het personeel, vastgesteld bij artikel 1, letter g, van het besluit van 30 Maart 1878 Tl'- 21 (Staatsblad II' 121) 0), zooals die formatie sedert is gewijzigd, aan de school voor zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders te Tondano wordt indienstgesteld een Inlandsch onderwijzer in het handteekenen, op eene bezoldiging (2) van f 50.— (vijftig gulden) 'smaands^ met vier driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 10.— (tien gulden) 'smaands en zulks tegen intrekking van de bij voormeld artikel, letter g, sub 3 (*), juncto artikel 2 § VI, letter e van het besluit van 15 Februari 1886 11' 7 (Staatsblad n! 47), beschikbaar gestelde fondsen voor het onderwijs in het teekenen ad f 50.— (vijftig gulden) 'smaands. Extract enz. TOELAGE VOOR HET SCHOOLHOOFD EN DE HULPONDERWIJZERS. Gouv. besl. 29 Juli 1909 n' 7. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat het Hoofd en ieder der hulponderwijzers bij de school voor zonen van Inlandsche Hoofden en andere aanzienlijke Inlanders te Tondano (Menado) boven hunne bezoldiging eene toelage zullen genieten van respectievelijk f 50 (vijftig gulden) 'smaands en f 25 (vijf en twintig gulden) 'smaands; onder aanteekening, dat de daaruit voortvloeiende uitgaven, voor zooveel het dienstjaar 1909 betreft, komen ten laste van artikel 236 der begrooting van dat jaar. Afschrift enz. (1) Blz. 322. (2) De bezoldiging van den Inl. teekenonderwijzer is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 41 (Stbl. 1913 no. 271), blz. 258. C. OPLEIDING VAN INL. AMBTENAREN BIJ DE KWEEKSCHOOL VOOR INL. ONDERWIJZERS TE FORT DE KOCK. De opleiding — krachtens Gouv. besl. van 25 Januari 1901 ff 16, juncto dat van 12 December 1901 ff 8 - van Inlandsche ambtenaren bij de Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Fort de Koek is ingevolge Gouv. besl. van 5 Augustus WU» ff 8 gestaakt. • . '. .. Bij Gouv. besl. van 26 Augustus 1908 ff 21 is brj wijze van tijdelijken maatregel bepaald, dat aan de Atjehsche jongeheden die thans reeds de bedoelde kweekschool bezoeken ter opleiding tot Inlandsch ambtenaar, ingeval en voor zoover zulks •door den Civielen en Militairen Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden noodig wordt geoordeeld, tegemoetkoming in de reiskosten, dan wel vrij transport voor rekening van den Lande van Fort de Koek naar hunne woonplaats en terug zal worden verleend, indien hun wordt vergund zich gedurende den vacantietijd naar hunne familièn te begeven. OPLEIDINGSSCHOOL VOOR INLANDSCHE AMBTENAREN TEVENS KWEEKSCHOOL VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS TE MAKASSER. OPRICHTING — PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. Gouv. besl. 10 Augustus 1910 n°. 15 (Stbl. 1910 n°. 453). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk:. Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: A. dat ter hoofdplaats Makasser wordt opgericht eene Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, ingericht voor 90 (negentig) leerlingen; B. dat het personeel en de bezoldiging daarvan, zoomede de verdere uitgaven worden vastgesteld als volgt: le. (1) vijf Europeesche onderwijzers, en wel: a. (2) één directeur, op eene bezoldiging van f 550 (vijfhonderd vijftig gulden) 'smaands, met 4 (vier) tweejaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 's maands, benevens eene toelage van f 20 (twintig gulden) 'smaands, die echter niet wordt uitbetaald, • wanneer en voor zoolang als den betrokkene een dienstwoning is aangewezen of indien hij behoort tot de onderwijzers die, bijaldien zij bij het Europeesch onderwijs waren werkzaam gebleven, na 31 December 1910 tot onderwijzer der 2de klasse bij dat onderwijs zouden zijn bevorderd, terwijl hij, indien hij behoort tot de personen, bedoeld in § II van het besluit van 29 De- (1) Aldus luidt punt le ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 6 December 1911 n». 45 (Stbl. 1911 no. 641). (2) Ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 6 December 1911 no. 45 (Stbl. 1911 no. 641) is pp de sub a, 6, c van art. 1 van dat besl. bedoelde onderwijzers van toepassing art. 5 van de Bepalingen tot regeling van de klassen en de bezoldigingen der onderwijzers en onderwijzeréssen bij het openbaar Europeesch lager onderwijs, vastgesteld bij art. 2 van Gouv. besl. 27 September 1911 no. 75 (Stbl. 1911 no. 53%). 332 cember 1906 ff 22 (Staatsblad ff 554) f), bovendien geniet een tiende aandeel in de geïnde schoolgelden; b. (2) één eerste onderwijzer, op eene bezoldiging van f 350 (driehonderd vijftig gulden) 'smaands, met 3 (drie) éénjaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 'smaands, benevens, eene toelage van f 10 (tien gulden) 'smaands, die niet wordt uitbetaald in dezelfde gevallen als waarin de sub a vermelde toelage niet wordt uitbetaald; c. (2) drie onderwijzers, op eene bezoldiging van f 239 ü (tweehonderd vijf en twintig gulden) 's maands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 25 (vijf en twintig gulden) 's maands, ingeval zij de akM, van onderwijzer bezitten, wordende de diensttijd brj het openbaar Europeesch onderwijs hier te lande en die als Europeesch onderwijzer bij eene openbare Inlandsche school medegeteld voor de toekenning van bovenvermelde traktementsverhoogingen; met dien verstande, dat ten aanzien van het sub a, b en c vermelde personeel van toepassing, zijn de voorschriften sub a, i, j en k in artikel 2, § III, van het besluit van 15 Februari 1886 ff 7 (Staatsblad ff 47) (s), zullende voor de toepassing van het voorschrift sub a het daar bepaalde nopens hoofdonderwijzer, tweeden onderwijzer en Europeesch hulponderwijzer aan een kweekschool gelden respectievelijk ten opzichte van directeur, eersten onderwijzer en onderwijzer aan de onderwerpelijke school; 2e. twee Inlandsche taalonderwijzers, één voor de Maleische taal en één voor de Makassaarsche en Boegineesche talen, of, indien en voor zoolang als mogelijk, een en ander ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, één Inlandsche taalonderwijzer voor die talen, ieder op eene bezoldiging van # (4) ï 3e. één Inlandsch onderwijzer >n het handteekenen, op eene bezoldiging van .(4) > ,, ., . ,5. 4e voor bediendenpersoneel ƒ 60 (zestig gulden) s maands () r 5e voor schrijfbehoeften en leermiddelen en voor onderhoud en aanmaak van meubilair f 150 (éénhonderd vijftig gulden) 'smaands; (1) Blz. 368. (2) Zie noot 2 op de vorige bladzijde. (3) Blz. 249. ■•{«) Bezoldiging van de Inl., taal- en teekenonderwijzers wordti tharus beheerscht door GouV. besl. 1 Maart 1913 n». 41 StbL 1918 n». 171) hlz. 258, . (5v• Dit bedrag van f 60 'smaands is bij art. 1 van Gouv. besl., 8 Januari 1914^0. 29 (Stbl. 19U no. 11) gebracht op ƒ 130 's mds. en bil Gouv. besl. 12 Januari 1915 no. 41 (Stbl. 1915 n«. 62), blz. 342, op f 145 smds. 333 met dien verstande dat dit bedrag met f 1.50 (één gulden vijftig cent) 's maands wordt vermeerderd voor eiken leerling die boven- en verminderd voor eiken leerling die beneden het vastgesteld aantal van 90 (negentig) tot de school is toegelaten; €e. voor toelagen ter bestrijding van de kosten van kleeding en voeding, toe te kennen aan de leerlingen die tot onderwijzer worden opgeleid, f 10 (tien gulden) 'smaands voor eiken zoodanigen leerling (*). Ten tweede: Voor kosten van eerste inrichting van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers beschikbaar te stellen een bedrag in eens van ten hoogste f 8500 (acht duizend vijfhonderd gulden). Ten derde: enz. Afschrift enz. Reglement. Gouv. besl. 10 Augustus 1910 n°. 15 (Stbl. 1910 n°. 453). •Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten vierde: Vast te stellen het volgende Reglement voor de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser. Artikel 1. De school strekt le. tot opleiding, in de eerste plaats van zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders en verder van Inlandsche jongelieden in het algemeen, voor den Inlandschen bestuursdienst, 2e. tot vorming van onderwijzers Voor de Inlandsche scholen. Artikel 2. Het ressort, waaruit leerlingen tot de school worden toegelaten, omvat het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden en de residentie Zuider- en O osteraf deeling van Borneo. (!) Ter verbetering van de voeding der leerlingen is een bedrag van f 3 's mds. per leerling beschikbaar gesteld bij Gouv. besl. 16 Juli 1913 n« 47, blz. 265. 334 Artikel 3. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid bepaalt, hoeveel leerlingen als adspirant-bestuursambtenaar, hoeveel als adspirant-onderwijzer, uit elk gewest tot de school worden toegelaten. Artikel 4. De school staat onder toezicht van de Inlandsche Schoolcommissie ter plaatse. Artikel 5. De school is verdeeld in twee afdeelingen, de voorbereidende bestaande uit twee, en de vakaf deeling bestaande uit vier jaarklassen. De klassen worden aangeduid als le tot en met 6e klasse (*). Artikel 6. (1) Het onderwijs omvat de volgende leervakken: a. de Nederlandsche taal; b. de landstalen (Boegineesch en Makassaarsch); c. de Maleische taal; d; de rekenkunde; e. de aardrijkskunde; f. de geschiedenis; g. de kennis der natuur: £ natuurkunde, 2. scheikunde, 3. plantkunde, 4. dierkunde; h. de beginselen der landbouwkunde; i. het handteekenen; j. het schrijven; benevens voor de adspirant-ambtenaren: Tc. de beginselen der landmeetkunde; voor de adspirant-onderwijzers: l. de opvoedkunde. (2) Het onderwijs in het zingen is facultatief. (3) De lessen worden gegeven volgens een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen leerplan. (i) De laatste zin is aan artikel 5 toegevoegd ingevolge art. 1, § I, van Gouv. besl. 18 October 1913 n°. 33 (Stbl. 1913 no. m). 335 Artikel 7. De practische vorming der aspirant-onderwijzers geschiedt in een of meer door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid daartoe aan te wijzen openbare lagere Inlandsche scholen ter plaatse. Artikel 8. (1) Op de school wordt dagelijks gedurende vijf uren onderwijs gegeven volgens een door den Directeur der school samengestelden en door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs goedgekeurden lesrooster, waarvan een exemplaar in elke klasse wordt opgehangen (1). (2) De leerlingen-adspirant-onderwijzers nemen buiten de uren, aan hun practische vorming gewijd, dagelijks aan twee lessen deel (1). (3) Tusschen de lessen wordt gelegenheid gegeven tot ontspanning. Artikel 9. (1) De school is gesloten op de Zondagen, op de erkende Christelijke en Mohammedaansche feestdagen en op Nieuwjaarsdag. (2) Nog kan zij gesloten worden op algemeen gevierde burgerlijke feestdagen en bij buitengewone plaatselijke feestelijkheden, in het laatste geval ter beoordeeling van de Inlandsche Schoolcommissie en onder verplichting daarop de goedkeuring te vragen aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. (3) Jaarlijks wordt eene groote vacantie van zes weken gegeven. Het begin en het einde dier vacantie worden op voordracht van den Directeur der school door de Inlandsche Schoolcommissie vastgesteld met dien verstande dat de Poeasa zooveel mogelijk binnen den vacantietijd valle. (4) De leerlingen, adspirant-onderwijzers, verliezen gedurende dien vacantietijd hunne toelage eerst dan, wanneer zij niet tijdig vóór de heropening der lessen op de school zijn teruggekeerd, tenzij zij daarin verhinderd worden door omstandigheden, onafhankelijk van hunnen wil. (5) In bijzondere gevallen kan aan leerlingen-adspirantonderwijzers die gedurende den vacantietijd zich naar hun familie begeven, tegemoetkoming in reiskosten, dan wel trans- (1) Aldus luiden alinea's 1 en 2 ingevolge art. 2, § i, van Gouv. besl. 22 April 1912 n°. 56 (Stbl. 1912 no. 287). 336 port voor rekening van den Lande worden verleend op den voet van de voor reizen van kweekelingen vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen 0). Artikel 10. (1) Van de adspirant-bestuursambtenaren wordt schoolgeld geheven volgens onderstaand tarief. Voor het tweede Voor ieder volgend Voor het kind ujt hetzelfde kind uit hetzelfde eerste kind. gezin. gezin. le klasse f 10.— 'smaands. f 6.— 'smaands. f 4.— 'smaands. •2e „ „ 8.— „ „ 5— » „ 3-— » 3e „ 6.— „ „ 4.— „ „ 2.— 4e \ ;) 4.— ■ „ „ 2.50 „ „ 1.50 ge „ „ 2. - „ „ 1150 •" ■„ „ 1— ii (2) Bij de vaststelling van de klasse van betaling wordt als grondslag aangenomen het gezamenlijk bedrag van de inkomsten der ouders of andere verzorgers, het genot van vrije woning daaronder begrepen. . (3) De in alinea 1 bedoelde leerlingen worden m de eerste, tweede, derde, vierde of vijfde klasse van betaling gerangschikt, naar mate het bedrag der bedoelde inkomsten gerekend wordt op ƒ 800.— 's maands en daarboven; 600— „ tot beneden ƒ 800.— 'smaands; " 400.- „ „ „ „ 600.250.- „ „ „ „ 400.150— „ „ „ „ 250.— '(4) Is dat bedrag minder dan f 150.— 's maands, dan hebben de adspirant-bestuursambtenaren, mits zij van goeden aanleg zijn, aanspraak op gratis-onderwijs, tenzij hunne ouders of verzorgers uitdrukkelijk verlangen tot de kosten van het onderwijs bij te dragen. In dit laatste geval worden zi] gerekend te 'behooren tot eene zesde klasse en betalen voor het eerste kind ƒ 1.50, voor het tweede f 1.— en voor elk volgend kind ƒ 0.50 's maands. (5) Ingeval de betaling van het vastgestelde schoolgeld wegens bijzondere omstandigheden als te bezwarend .moet worden beschouwd, kan de Voorzitter der Inlandsche School- (i) Aldus luidt alinea 5 van artikel 9 ingevolge art. 2, § II, van Gouv. fcesl. 22 April 1912 n°. 56 (Stbl. 1912 no. 287). 337 commissie de leerlingen, adspirant-bestuursambtenaren, in eene lagere klasse stellen. (6) De bepaling der klasse van betaling geschiedt door de Inlandsche Schoolcommissie, in overleg met het Hoofd van bestuur van het gewest, waar de leerlingen thuis behooren. (7) De schoolgelden worden, hetzij rechtstreeks, hetzij ■door tusschenkomst van het plaatselijk bestuur, maandelijks aan den Directeur der school overgemaakt. (8) De adspirant-onderwijzers ontvangen gratis onderwijs. (9) De noodige leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften worden aan alle leerlingen gratis verstrekt. Artikel 11. (1) Alle leerlingen genieten vrije huisvesting in de school, voor zooveel daartoe gelegenheid bestaat. (2) Alle leerlingen, adspirant-onderwijzers, hebben aanspraak op vrije geneeskundige behandeling en gratis verstrekking van geneesmiddelen. De behandelende geneesheer is verplicht hen in de inrichting te bezoeken. (3) Ten opzichte van de adspirant-bestuursambtenaren geldt het bepaalde bij het besluit van 24 November 1901 ïl- 3 (Staatsblad D? 432) C). Artikel 12. (1) Voor zoover de Directeur der school hun niet vergunt elders te wonen, zijn de leerlingen, zoowel gehuwde als ongehuwde, verplicht om, voor zooveel daartoe gelegenheid bestaat, op het erf der school te wonen. (2) Het is den gehuwden leerlingen verboden zich aldaar •door hunne echtgenooten te laten vergezellen. Artikel 13. (1) Toelating tot de inrichting heeft, overeenkomstig de volgende voorschriften, plaats: ■a. na het afleggen van een toelatings-examen; b. op aanwijzing van den betrokken inspecteerenden ambtenaar. /ï>i' ' (2) De Directeur der school geeft, na overleg met den betrokken inspecteerenden ambtenaar, aan de Hoofden van de gewesten, die het ressort der inrichting uitmaken, tijdig kennis van beschikbaar komende plaatsen, onderscheidenlijk van adspirant-bestuursambtenaren en van adspirant-onderwijzers, en van den datum waarop het toelatingsexamen zal worden gehouden. Genoemde bestuurshoofden berichten den Directeur der school zoo spoedig mogelijk of zich al dan niet t1) Blz. 316. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 22 338 geschikte candidaten hebben aangemeld, en zoo ja, tot welke categorie van leerlingen deze eventueel zullen behooren. (3) Het toelatingsexamen wordt vóór het begin van het nieuwe schooljaar afgenomen door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, bijgestaan door de onderwijzers der inrichting. (4) Bij dit examen moeten de candidaten het bewijs leveren dat zij de lessen in de klasse, waartoe zij wenschen te worden toegelaten, met vrucht kunnen volgen. (5) Indien het aantal candidaten uit een gewest dat der beschikbare plaatsen voor de betrokken categorie van leerlingen overtreft, is het examen voor hen vergelijkend, behoudens de verplichting voor iederen candidaat om aan de minimumeischen te voldoen. (6) Na afloop van het toelatingsexamen wordt voor elk gewest en elke categorie een ranglijst opgemaakt, waaruit op voordracht van den betrokken inspecteerenden ambtenaar de vacante plaatsen door de Inlandsche Schoolcommissie worden aangevuld. (7) Wanneer uit een van de tot het ressort der school behoorende gewesten of eenig deel daarvan langs den weg van het toelatingsexamen, geen of geen voldoend aantal leerlingen wordt verkregen, kunnen voor dat gewest of voor dat gedeelte candidaten worden toegelaten die door den betrokken inspecteerenden ambtenaar op zijne inspectiereizen voor toelating geschikt zijn bevonden, met dien verstande dat voor toelating van adspirant-bestuursambtenaren op den voet van deze bepaling de instemming van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur wordt vereischt. (8) Geen candidaten worden tot de eerste klasse der voorbereidende afdeeling toegelaten die den leeftijd van 11 jaren nog niet hebben bereikt of dien van 15 jaren reeds hebben voltooid. (9) De candidaten moeten eene geneeskundige verklaring •omtrent met goed gevolg ondergane vaccinatie overleggen, tenzij zij de natuurlijke pokken (variolae) hebben gehad. (10) De Inlandsche Schoolcommissie of de betrokken inspecteerende ambtenaar kan van eiken voor toelating tot de nrrichting in aanmerking komenden candidaat eene geneeskundige verklaring vorderen, waaruit blijkt, dat deze voor zijne toekomstige betrekking lichamelijk geschikt is te achten en geene ziekte heeft, die zijne aanwezigheid op de inrichting onwenschelijk maakt. (11) De Directeur der. school is bevoegd om, zoo daarvoor naar zijn oordeel goede redenen bestaan, toegelaten leerlingen in eene hoogere of lagere klasse te plaatsen dan waarvoor zij zijn toegelaten. 339 Artikel 14. (1) Van de inrichting kunnen leerlingen worden verwijderd: a. wegens onvoldoenden aanleg; b. wegens aanhoudende overtreding van orde en tucht- c. wegens wangedrag; d. wegens het lijden aan besmettelijke, voor de andere leerlingen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten; en, wat de adspirant-bestuursambtenaren betreft, e. wegens het achterstallig blijven der ouders of verzorgers m de betaling der schoolgelden over drie maanden. In het geval sub d kan de verwijdering voor een bepaalden tijd geschieden. (2) De verwijdering geschiedt op voordracht van den Directeur der inrichting en wat de leerlingen-adspirant-onderwij-zers betreft m het geval sub a met toestemming van den betrokken Inspecteur, door de Inlandsche schoolcommissie die daarvan onder vermelding van redenen onmiddellijk kennis geert aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst en aan net rlooid van het gewest, waar de verwijderde leerling thuis behoort (1). (3) Aan ontslagen adspirant-onderwijzers wordt transport naar hunne woonplaats verleend voor rekening van den Lande op den voet van de voor reizen van kweekelingen vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen (2). Artikel 15 (3). (1) Vóór den aanvang der groote vacantie wordt, ten overstaan van de Inlandsche Schoolcommissie, door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, bijgestaan door het onderwijzend personeel der school, aan de leerlingen van de 5e en 6e klasse een examen afgenomen. (2) Voor de leerlingen der 5e klasse loopt dat examen over de vakken, m artikel 6, alinea 1, genoemd onder b t/m g, i en j Zij, die in dat examen slagen, worden bevorderd naar de oe klasse. (3) Voor de leerlingen der 6e klasse loopt het over de vakKen, m artikel 6, alinea 1, genoemd onder a en h benevens voor de adspirant^ambtenaren over het vak, aldaar genoemd sub k en voor de adspirant-onderwijzers over het vak, aldaar genoemd sub l. ° ml y^geV°lge art 2' § van *™ -esl. 22 Apxü ]>S nfSftïfw *mV $T0lge 2' § m' Van Gouv- besl' ™ April IS^otoi^ïo. l^^pjf art: *> § m- van Gouv. oesl. 340 Voor de adspirant-ambtenaren zullen, wat betreft de kennis van de Nederlandsche taal, eenigszins zwaardere eischen worden gesteld dan voor de adspirant-onderwijzers. (4) De Directeur van Onderwijs en Eeredienst stelt voor de in de vorige alinea's bedoelde examens een programma vast. (5) Van beide examens, waarvan de uitslag dadelijk aan dè candidaten wordt medegedeeld, wordt een omstandig rapport ingediend aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (6) Aan de adspirant-ambtenaren, die het examen aan het einde der 6e klasse met gunstigen uitslag hebben afgelegd, wordt door de Inlandsche Schoolcommissie een einddiploma uitgereikt; ingericht volgens een door den Directeur voornoemd vast te stellen model. (7) Aan de adspirant-onderwijzers die in het in de vorige alinea bedoeld examen zijn geslaagd wordt door dien Departementschef een akte van bekwaamheid als Inlandsch onderwijzer uitgereikt. (8) Het rangnummer op de lijst der geslaagde adspirantonderwijzers wordt bepaald naar de totalen, verkregen door samentèlling van de door hen bij de examens aan het einde der 5e en 6e klasse behaalde punten, en bij gelijkheid dier totalen door loting. (9) Tegen het einde van het schooljaar wordt m een vergadering van het onderwijzend personeel, voorgezeten door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, beslist welke leerlingen der le t/m 4e klasse naar een hoogere klasse zullen worden bevorderd. (10) Aan leerlingen eener klasse, wier vorderingen na het doorloopen dier klasse niet voldoende worden geoordeeld, kan door voornoemde vergadering worden vergund nog één schooljaar de lessen in die klasse te volgen, met dien verstande evenwel, dat geen leerling de school langer dan negen jaar mag bezoeken. Artikel 16. (1) De Directeur der school is belast met het geldelijk en materieel beheer der inrichting en is ter zake van het geldelijk beheer rekenplichtig aan de Algemeene Rekenkamer. (2) Hij waakt voor de zindelijkheid der school en van alle andere gebouwen, welke tot de inrichting behooren, en van de schoolmeubelen, hij zorgt voor goed drinkwater en voor al die kleine benoodigdheden welke onder geene bepaalde rubriek van schoolmeubelen of leermiddelen te brengen zijn. (3) Hij houdt, ook buiten den schooltijd, zooveel mogelijk toezicht op de leerlingen. 341 (4) Hij onderwerpt aan de goedkeuring van den betrokken inspecteerenden ambtenaar een door hem ontworpen huishoudelijk reglement, waarin voorschriften worden opgenomen betreffende: de verrichtingen der leerlingen buiten de schooluren, de orde en zindelijkheid in hunne slaapvertrekken, hunne voeding, kleeding enz. en alles wat strekken kan tot handhaving van de orde en de tucht. Abtikel 17. (1) In alle zaken, het onderwijs betreffende, zijn de andere onderwijzers gehouden zich naar de inzichten van den Directeur der school te gedragen. Zij staan hem bij in zijn toezicht op de gebouwen, de schoolmeubelen en leermiddelen en de leerlingen. Bovendien zijn zij buiten de schooltijden hem behulpzaam in het voeren der schooladministratie. (2) Het onmiddellijk toezicht op de voorbereidende afdeeling wordt, onder de algemeene leiding van den Directeur, uitgeoefend door den Eersten Onderwijzer. Abtikel 18. (1) De leerlingen worden wegens overtreding van de orde en tucht in en buiten de school gestraft met: a. arrest binnen het schoolerf; b. kamerarrest gedurende de uren van den dag, niet voor het onderwijs bestemd, voor hoogstens drie achtereenvolgende dagen; c. ontslag. (2) De straffen, bedoeld bij a en b worden opgelegd door den Directeur der school of, voor zooveel de voorbereidende afdeeling betreft, door den Eersten Onderwijzer. Het ontslag, bedoeld bij c, geschiedt op de wijze bepaald bij artikel 14. Artikel 19. Aan de leerlingen die het eindexamen met goed gevolg hebben afgelegd, kunnen de hun op de school ten gebruike gegeven boeken en andere leermiddelen in eigendom worden afgestaan. Afschrift enz. Toelage voor de Eur. onderwijzers voor 't bezit van de akte landbouwkuude. Zie Gouv. besl. 24 Augustus 1912 n°. 32, blz. 257. 342 Maatregel ter verbetering van de voeding der leerlingen. Zie Gouv. besl. 16 Juli 1913 n°. 47, blz. 265. Bevoegdheid Dir. 0. E. tot benoeming van Eur. leerkrachten beneden den rang van Directeur. Zie Gouv. besl. 1 Mei 1914 n°. 12 (Stbl. 1914 n°. 384), blz. 260. Fondsen voor onderhoud en aanvulling van den natuurwetenschappelijken en landbouwkundigen inventaris. Gouv. besl. 9 Januari 1915 n°. 42 (Stbl. 1915 n°. 28). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Machtiging te verleenen om gerekend van 1 Januari 1915 ten behoeve van de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser voor onderhoud en-aanvulling van den natuurwetenschappelijken en landbouwkundigen inventaris te beschikken over een som van f 200.— (tweehonderd gulden) 's jaars. Afschrift enz. Fondsen voor bediendenpersoneel. Gouv. besl. 12 Januari 1915 n°. 41 (Stbl. 1915 n°. 62). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van artikel 2 van het besluit van 8 Januari 1914 11' 29, het bedrag, toegestaan voor de indienststelling van bediendenpersoneel bij de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, thans ingevolge artikel 1, sub B, 4e van het besluit van 10 Augustus 1910 n5 15 (Staatsblad n! 453) juncto artikel 1 van het besluit van 8 Januari 1914 Il! 29 (Staatsblad n! 11) f 130.— 's maands bedragende, te verhoogen met f 15 (vijftien gulden) 'smaands en mitsdien te stellen op f 145.— (éénhonderd vijf en veertig gulden) 's maands. Afschrift enz. 342a Leerplan. Besl. wdeu Dir. O. E. 21 Juni 1915 W 14992. Gelezen enz.; Gelet op artikel 6, alinea 3, van het Reglement voor de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, vastgesteld bij artikel 4 van het Gouvemementsbesluit van 10 Augustus 1910 TP 15 (Staatsblad TV 453) ('); Vast te stellen het aan dit besluit gehecht leerplan voor de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser. Afschrift enz. Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. Nederlandsche L a. Spreekoefeningen naar aanleiding van taal. handelingen, voorwerpen en platen... b. Lezen c. Taaloefeningen in aansluiting met de spreekoefeningen d. Uitspraakoefeningen (occasioneel).... II. a. Spreekoefeningen als in de le klasse.. b. Lezen c. Vertaaloefeningen 14 d. Taaloefeningen e. Uitspraakoefeningen (occasioneel)... III. tl. Spreekoefeningen: gesprekken en verhalen naar aanleiding van wat door de leerlingen beleefd, gelezen of gehoord is b. Lezen c. Taaloefeningen b. De werelddeelen. Nederlandsch West- \ 2 Indië 1 V. a. Volkenkunde van Nederlandsch OostIndië b. Hoofdzaken der wis- en natuurkun- 3 dige aardrijkskunde | c. Herhaling Geschiedenis. IV. a. Geschiedenis van Nederlandsch Oost- , Indië tot den val der Compagnie.... b. Geschiedenis van Nederland (zeer be- l 2 knopt) van 1500 tot de Bataafsche republiek J V. a. Geschiedenis van Nederlandsch Oost- Indië in de 19e en üOe eeuw 5. Geschiedenis van Nederland in de 19e en 20e eeuw c. Onderwerpen uit de Algemeene Geschiedenis, die in nauw verband staan met de geschiedenis van Nederlandsch Oost-Indië 'j (!) adspirant-onderwijzers. (2) adspirant-ambtenaren. M2f Vakken. Klasse. 'Omschrijving der leerstof. Uren. Kennis der natuur: A. Natuurkunde. II. Natuurkundige proeven, om een begrip te geven van natuurkundige verschijnselen 1 III. Vaste, vloeibare en gasvormige lichamen. Algemeene eigenschappen 't Gewicht der lichamen S.G. Wet van Archimedes Oppervlakte der vloeistoffen — Communi- ceerende vaten Waterpassen 2 Iets over capillariteit, osmose en diffusie. Opwaartsche druk der lichamen in de lucht Spanning van gassen — barometer Luchtpomp — blaasbalg — manometer.. Zuigpomp — perspomp — brandspuit en steékhevel ) IV. Krachten — zwaartekracht — zwaarte¬ punt — evenwicht — hefboom—balans — katrol Evenwicht van vloeistoffen — Hydraulische pers 2 Iets over de leer der beweging-slingers. Warmte-uitzetting door warmte-thermometers De hoofdzaken der stoommachine V. Geluid — Licht — Magnetisme — Electri- i citeit. Enkele opmerkingen omtrent | 2 meteorologie ' B. Scheikunde. HL Scheikundige verschijnselen Mengsel, verbinding, element Zuurstof, verbranding, oxyden 2 Waterstof, water, stikstof, lucht Eenige andere elementen. Reductie IV. Zuren, basen, zouten i ^ Metaloïden en metalen I 342fir Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. V. Organische scheikunde Koolwaterstoffen, petroleum, gas, alcoholen, organische zuren, vetten, koolhydraten 2 Eiwitstoffen Voortzetting organische scheikunde Herhaling O. Plantkunde. II. Beschouwing van planten: hoofdbegrippen van voimleer 1 III. Overzicht vormleer der planten: bestui¬ ving, bevruchting, nadere beschouwing van vrucht en zaad, hoofdkenmerken der voornaamste plaritenfamiliën IV. Iets over cellen, vaten en weefsels, ademhaling en assimilatie 1 V. Water- en voedselopname Nauwkeurige beschouwing van eenige landbouwgewassen Iets over schimmels en bacteriën; plantenziekten, die hieruit ontstaan, en hunne bestrijding B. Dierkunde. II. De bouw van het menschelijk lichaam | in hoofdtrekken Behandeling van eenige diertypen, voor- f al ook naar leven en gewoonten ] III. Gewervelde dieren; overzicht van de systematische rangschikking der dieren, begrippen, soort en ras 2 IV. Wormen, insecten, spinachtige dieren.. Dieren, die belangrijk kunnen geacht worden voor den landbouw Hun plaats in het stelsel Nadere behandeling van den mensch (levensverrichtingen), iets over gezondheidsleer en de eerste hulp bij ongelukken M2h Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. V. Nadere beschouwing van de landbouwhuisdieren De voornaamste ziekten en beschadi- , gingen, welke .bij planten en dieren ontstaan door lagere dieren; bestrijding dier ziekten...! Beginselen der V. a. Kennis van den bouwgrond 1 3 Landbouwkunde. b. Plantenteelt I VI. a. Bemestingsleer b. Bijzondere plantenteelt c. Veeteelt (algemeene en bijzóndere) * en vischteelt i d. Hoofdpunten der landhuishoudkunde. Handteekenen. I, Eenvoudige oefeningen naar voorbeelden .; •> II. Teekenen naar eenvoudige voorwerpen en platen & III. Als de He klasse en opzettelijke behan¬ deling van waargenomen perspectivische verschijnselen 2 IV. Het léeren ontwerpen van vlakversie- ringen; illustratief teekenen op papier. 2 V. Voortzetting en herhaling; illustratief teekenen op het bord ' 2 Schrijven. I. (Oefeningen voor het vormen van een l 2 II. J loopende hand. I 1 Beginselen der landmeetkunde: A. Meetkunde en V. a. Vlakke meetkunde tot en met de j beginselen der stelling van Pythagoras I 2 algebra. b. Algebra. Hoofdbewerkingen met ge- j heele getallen I VI. a. Vlakke meetkunde: Evenredigheid van lijnen, oppervlakte van rechtlijnige figuren, cirkel, in- en omgeschreven veelhoeken g. ö. Algebra: Merkwaardige producten en quotiënten. Machten en wortels G.Gf.D K.G.V. Bewerkingen met gebroken getallen I 342i Vakken. Klasse. Omschrijving der leerstof. Uren. i B. Landmeten en V. Baken. Meetketting (lat, lint). Equerre 1 waterpassen. d'arpenteur....! | 2 Prisma van Bauernfeind. Hanchet. Een- [ voudige opmetingen en carteeringen. ) : aiafcÉi VI. Boussoles. Eenvoudige waterpasinstrumenten. Het gebruik van den barometer bij het bepalen van hoogten. Het gebruik van den nonius. Opmeten en waterpassen van terreinen. Oarteeren. Het lezen van landrentekaarten 3 O. Lijn- en kaart- V. Constructies van recht- en kromlijnige teekenen. figuren. Het samenstellen en het gebruik van teekenschalen. Copieeren van kaarten (ongekleurd). Situatieteekeningen (ongekleurd) van opgemeten terreinen, met gebruikmaking van topographische teekens. Rondschrift 1 VI. Voortzetting van het voorgaande. Rondschrift. Copieeren van kaarten. Situatieteekeningen, ook gekleurd, van opgemeten terreinen, met gebruikmaking van topographische teekens 2 Opvoedkunde. V. Methodiek der leervakken; klassikaal onderwijs 3 ] VI. Orde en tucht. Besprekingen naar aanleiding van het werk in de oefenschool; het ontwerpen van leergangen of1) 3 en lessen. Bepalingen op het openbaar a ,2, ^ lager Inlandsch onderwijs; schooladministratie. Algemeene onderwijsteer Aan zang kan in de lste tot en met de 6de klasse één uur per week worden besteed. Dit uur wordt van de lesuren voor het Nederlandsch afgenomen. (*) adspirant-onderwijzers. (2) adspirant-ambtenaren. 342j VERDEELING der lesuren, behoorende bij hét leerplan voor de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, vastgesteld bij het besluit van den wden Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 21 Juni 1915 ff 14992. Aantal uren in elke klasse. Vakken. ! j I I V 71 ^ UvÏi-k I II UI IV j j a(>) o(2) a(>) offl aO.joH 1. Nederlandsche taal... 16 14 12 11 7 21 5 81 65 2. Landstalen 4- .4 4 3 3 — — 18 18 3. Maleische taal 4 4 3 3 2 _ — 16 16 4. Rekenkunde 5 5 5 6 3 | 5 — — 24 26 5. Aardrijkskunde 2 2 2 2 3 — —1111 6. Geschiedenis — — — 2 2 44 7. Kennis der natuur: a. natuurkunde — 1 2 2 2 ■ 7 b. scheikunde — — 2 2 2 6 6 c. plantkunde — 12 1 1 5 0 d. dierkunde.......... — 1 2 2 1 6 6 8. Beginselen der landbouwkunde — — — — 3 4 4 7 7 9. Handteekenen 3322 2 __12 12 10. Schrijven 2 1 — — — — — * 3 11. Beginselen der landmeetkunde : o. Meetkunde en beginselen der algebra.... — — — — 21 — 6 ° b. Landmeten en waterpassen — — I — — 2 — 3 5 — c. Lijn- en kaartteeke- nen — — — — 1 — 2 3 12. Opvoedkunde — — I — — — I 3 ~ 3 _ Totaal 36 36 36 36 36 J 36 36 j 12 216 192 (') adspirant-ambtenaren. (2) adspirant-onderwijzers. 342& Programma's voor de examens aan de hoogste 2 klassen. Besl. wden Dir. O. E. 21 Juni 1915 II' 14995. Herlezen enz.; Gelet op artikel 15, alinea 4 van het Reglement voor de Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser, vastgesteld bij artikel 4 van het Gouvernementsbesluit van 10 Augtistus 1910 ff 15 (Staatsblad n! 453), zooals dat artikel wordt gelezen ingevolge artikel 1, § III, van het Gouvernementsbesluit van 18 October 1913 D» 33 (Staatsblad ff 620) (*); Heeft besloten: Te bepalen, dat de bij het dezerzijdsch besluit van 17 Mei 1912 ff 7791 (Bijblad op het Staatsblad ff 7669) (2) vastgestelde programma's A en B voor de examens, af te nemen aan de leerlingen respectievelijk van de 5de en de 6de klasse der kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, onderscheidenlijk mede zullen gelden voor de aan de leerlingen respectievelijk van de 5de en de 6de klasse der Opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren tevens Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Makasser af te nemen examens, met dien verstande dat voor de adspirant-ambtenaren het vereischte sub 3e van programma B wordt vervangen door: „Voldoende kennis van het opmeten en in kaart brengen van horizontale of nagenoeg horizotale terreinen; voldoende kennis van het waterpassen; voldoende kennis van en bedrevenheid in het gebruik van de eenvoudigste waterpas- en hoekmeetinstrumenten". Afschrift enz. (1) Blz. 339. (2) „ 226. OPLEIDINGSSCHOOL VOOR INLANDSCHE RECHTSKUNDIGEN. OPRICHTING — PERSONEEL — FORMATIE — BEZOLDIGING — VERDERE UITGAVEN. Gouv. besl. 25 October 1908 n°. 2 (Stbl 1908 n°. 621). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: EersteUjk: Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: 1. dat te Batavia bij wijze van proef wordt geopend eene opleidingsschool voor Inlandsche rechtskundigen; 2. i1) dat het personeel en de bezoldigingen daarvan zoomede de verdere uitgaven voor deze inrichting worden vastgesteld als volgt: a. drie leeraren, doctoren in de rechtswetenschap, waarvan één tevens directeur en één tevens adjunct-directeur der school, ieder op eene bezoldiging van f 700 (zevenhonderd gulden) 'smaands met vier driejaarbijksche verhoogingen van ƒ 75 (vijf en zeventig gulden) 'smaands, tot een maximum van f 1000 (één duizend gulden) 's maands, benevens voor den leeraar-directeur eene toelage van ƒ 100 (éénhonderd gulden) 'smaands en genot van vrije woning of bij gemis daarvan eene indemniteit voor huishuur van f 150 (éénhonderd vijftig gulden) 'smaands; b. vier onderwijzers van het openbaar Europeesch lager onderwijs, daartoe aan te wijzen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, en wel: één hoofd der voorbereidende afdeeling, onderwijzer der lste of der 2de klasse, en drie onderwijzers der 2de of 3de klasse, allen op de gewone inkomsten voor onderwijzers van gelijken rang vastgesteld, benevens toelagen, voor het hoofd der voorbereidende afdeeling van f 150 (éénhon- i1) Aldus luidt paragraaf 2, eerst aangevuld bij Gouv. besl. 18 Januari 1910 no. 22 (Stbl. 1910 no. 38), ingevolge Gouv. besl. 16 Januari 1912 no. 102 (Stbl. 1912 no. 95). 344 derd vijftig gulden) 'smaands en voor ieder der andere onderwijzers van ƒ 100 (éénhonderd gulden) 'smaands; c. toelagen van f 200 (tweehonderd gulden) en f 100 (éénhonderd gulden) 's maands voor onderwijs respectievelijk in het volksrecht en in de Maleische taal: d. een vrouwelijk hoofd der huishouding voor het internaat op eene bezoldiging van f 100 {éénhonderd gulden) 's maands, benevens vrije woning ih de inrichting; e. voor schrijfloonen van den Directeur f 120 (éénhonderd twintig gulden) 's jaars (J); /. voor bediendenloonen, g. voor leermiddelen en schrijf- en locaalbehoeften, h. voor voeding der leerlingen, *. voor bewassching en verlichting, j. vor behoeften der huishouding van het internaat, buiten de voeding der leerlingen, Ti. voor aanvulling der eerste inrichting, f t/m Tc het bedrag dat daarvoor jaarlijks bij de begrooting wordt uitgetrokken; l. voor vergoeding van reis- en verblijfkosten aan de elders gevestigde leden der Commissie van toezicht en vergoeding van bureaukosten aan haren Secretaris f 300 (driehonderd gulden) 's jaars; m. voor toelage aan voornoemden secretaris f 50 (vijftig gulden) 'smaands. Ten tweede: enz. Afschrift enz. REGLEMENT. Gouv. besl. 29 Januari 1909 n°. 14 (Stbl. 1909 n°. 93). Gelet enz.; Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgend: Reglement voor de Opleidingsschool vor Inlandsche rechtskundigen. Abtikel 1. (1) De school strekt tot vorming van Inlandsche rechtskundigen. (i) Dit bedrag van f 120 is bij het Gouv. besl. 20 Januari 1914 n°. 97 (Stbl. 1914 no. 71) verhoogd tot f 300 's jaars. 345 • (2) Zij is alleen toegankelijk voor jongelieden van Inlandschen landaard, afkomstig van Java of Madoera. Artikel 2. (1) Over de inrichting is gesteld eene Commissie van Toezicht, bestaande uit vijf leden, te benoemen door den Gouverneur-Generaal, die een der leden als Voorzitter aanwijst en op voordracht van de Commissie de vacaturen aanvult. (2) De Commissie wordt bijgestaan door een Secretaris, dien zij zich toevoegt. (3) De Commissie treedt in rechtstreeksche briefwisseling met de Regeering. (4) De benoeming van de leeraren voor de rechtskundigeafdeeling en de aanwijzing van de onderwijzers voor de voorbereidende afdeeling alsmede de benoeming van het vrouwelijk hoofd der huishouding voor het internaat geschieden opvoordracht der Commissie. (5) De leiding der inrichting berust bij den Leeraar-Directeur, die bij belet, afwezigheid of ontstentenis wordt vervangen door den Leeraar-Adjunct-Directeur en aan wien het verdere personeel ondergeschikt is. Artikel 3. (1) De school is verdeeld in twee afdeelingen, een voorbereidende en een rechtskundige afdeeling, elk bestaande uit driejaarklassen. (2) Het maximum aantal leerlingen van beide afdeelingen tezamen bedraagt twee en zeventig. Artikel 4. (1) Het onderwijs omvat de volgende leervakken: I. In de voorbereidende afdeeling: a. de Nederlandsche taal en letterkunde; b. de Fransche taal; c. de algemeene geschiedenis; d. de wiskunde; e. de kennis der natuur. II. In de rechtskundige afdeeling: Eerste jaar: a. algemeene inleiding tot de rechtswetenschap; b. globaal overzicht der Nederlandsche staatsinrichting; c. Staatsrecht van Nederlandsch-Indië; d. Nederlandsch-Indisch materieel strafrecht; 346 Tweede jaar: 24 (Staatsblad n* 33)" thans te lezen „artikel 1 sub b van het besluit van 1 Maart 1913 n' 49 (Staatsblad n' 275)", blz. 361, „of artikel 1, § III, van het besluit van 6 Maart 1915 n' 20 (Staatsblad n* 238)", blz. 362. 361 8. Gouv. besl. 13 November 1911 ff 4. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Machtiging te verleenen om, zoolang geen personen beschikbaar zijn, geschikt voor een der betrekkingen van kweekeling bij de Ambonsche burgerschool, instede daarvan tijdelijk één hulponderwijzer boven het organiek aantal bij die school in dienst te stellen, op den voet van § I sub b van het besluit van 11 Januari 1902 ff 4 (Staatsblad ff 20), juncto het besluit van 8 Januari 1906 ff 24 (Staatsblad ff 33) (*). Extract enz. 9. Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 49 (Stbl. 1913 n°. 275). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Gerekend van 1 Januari 1913, met wijziging in zoover (2) van het besluit van 8 Januari 1906 ff 24 (Staatsblad ff 33), de inkomsten van a. den Inlandschen lsten hulponderwijzer b. de Inlandsche hulponderwijzers a. b. bij de school speciaal voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina vast te stellen op a. f 90 (negentig gulden) 's maands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 's maands, indien hij het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag heeft afgelegd, en op f 50 (vijftig gulden) 's maands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 's maands, indien hij dat examen niet heeft afgelegd; b. f 50 (vijftig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhooginsen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands, indien zij het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gun- t1) Voor „§ I sub o van het besluit van 11 Januari 1902 n* 4 (Staatsblad n» 20), juncto het besluit van 8 Januari 1906 11' 24 (Staatsblad, ia?' 33)" thans te lezen „artikel 1 sub b van het besluit van 1 Maart 1913 11' 49 (Staatsblad n» 275)", hieronder, „of artikel 1, § III, van het besluit van 6 Maart 1915 n' 20 (Staatsblad 11' 238)", blz. 362. (2) Voor „met wijziging in zoover" te lezen „met buitenwerkingstelling voor zooveel betreft de Ambonsche burgerschool". 362 stigen uitslag hebben afgelegd, en op f 40 (veertig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 5 (vijf gulden) 'smaands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd (*); o. b. met bepaling: le. dat ingeval tot de betrekking van Inlandsch lst^ hulponderwijzer of Inlandsch hulponderwijzer bij de school speciaal voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina wordt benoemd een onderwijzer of hulponderwijzer van het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als lste hulponderwijzer en hulponderwijzer bij genoemde speciale school; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een Inlandsch lst^° hulponderwijzer of Inlandsch hulponderwijzer bij die speciale school, de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning der traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd. Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 bij de in artikel 1 genoemde speciale school reeds in dienst zijnde leerkrachten, gerekend van dien datum de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding. Afschrift enz. 10. Gouv. besl. 6 Maart 1915 n°. 20 (Stbl. 1915 n°. 238). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met nadere wijziging van I. artikel 4, § III sub c, van het besluit van 29 November 1912 ff 55 (Staatsblad ff 582), zooals dat punt luidt ingevolge artikel 1 sub b van het besluit van 1 Maart 1913 ff 47 (Staatsblad ff 273) (2); (!) De positie van de niet aan een kweekschool opgeleide hulponderwijzers is nader geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 n°. 20 (Stbl. 1915 no. SS8), hieronder. (2) Blz. 387. 363 II. artikel 1, sub c, van het besluit van 24 Januari 1873 n! 25 (Staatsblad ïï 26) (1), zooals dat luidt ingevolge artikel 1. sub b, van het besluit van 1 Maart 1913 11! 48 (Staatsblad n' 274) O; III. het besluit van 8 Januari 1906 Tl- 24 (Staatsblad n; 33), zooals dat luidt ingevolge artikel 1, sub b, van het besluit van 1 Maart 1913 n? 49 (Staatsblad Iü 275) (3), I t/ui III. de bezoldiging van I. de Inlandsche onderwijzers bij de Menadosche, Tondanosche, Langoansche, Aiermedidische en Amoerangsche scholen, II. de Inlandsche hulponderwijzers bij de Depoksche school, III. de Inlandsche hulponderwijzers bij de school voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina, I t/m III. allen voor zoover zij niet geslaagd zijn in het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, gerekend van 1 Januari 1914, vast te stellen op f 40.— (veertig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 'smaands. Ten tweede: enz, Ten derde: Te bepalen, dat aan de Inlandsche leerkrachten, die op 1 Januari 1914 reeds in dienst waren bij een der in de artikelen 1 en 2 van dit besluit genoemde scholen, gerekend van dien datum de inkomsten worden toegekend, waarop zij aanspraak zouden hebben gehad, indien de in die artikelen aangegeven regelingen reeds gegolden hadden bij hun indiensttreding. Afschrift enz. Schooltoezicht. Gouv. besl. 15 October 1873 n°. 1 (Bijbl. n°. 4979). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met wijziging van art. 1 § 5 van het besluit (!) Blz. 377'. (*) „ 382. (8) „ 361. 364 van 6 Januari 1869 1T-13 0) te bepalen, dat de school voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina staat onder het toezicht van den betrokken adjunct-inspecteur van het inlandsch onderwijs (2), terwijl het dagelijksch toezicht is opgedragen aan de plaatselijke inlandsche schoolcommissie aldaar. Kostelooze verstrekking van schrijfbehoeften aan de leerlingen. Gouv. besl. 11 April 1890 n°. 24 (Bijbl. n°. 4979). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met aanvulling van art. 1 § IV, van het besluit van 6 Januari 1869 n? 13 (3) te bepalen, dat de leerlingen der school voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina kosteloos door den hoofdonderwijzer van schrijfbehoeften worden voorzien, waartoe aan dezen voor ieder leerling der middelste en der hoogste klasse een bedrag van f 0.25 (vijf en twintig centen) 's maands uit 's lands kas wordt uitgekeerd. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Onderwijs in de Maleische taal. Gouv. besl. 31 Januari 1891 n°. 16 (Stbl. 1891 n°. 30). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Voor zooveel betreft § II van dit besluit, krachtens Koninklijke machtiging, te bepalen: I. dat in de 3e en hoogere klassen van de bij het besluit van 6 Januari 1869 D« 13 (Bijblad op het Staatsblad n? 4979) (*) ingestelde Ambonsche burgerschool onderwijs in de Maleische taal wordt gegeven (B). II enz. Afschrift enz. (!) Bijblad no. 4979. (2) Het toezicht op de school is thans ingevolge art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 no. 17 (Stbl. 1914 no. 762), blz. 402, opgedragen aan de inspecteerende ambtenaren van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs. (3) Bijblad n' 4979, blz. 355. (*) Blz. 355. (5) Aldus luidt § I ingevolge § I van Gouv. besl. 11 Juni 1908 no. 25 (Stbl. 1908 no. 407). 365 Indienststelling van een Inlandsch hulponderwijzer van den eersten rang. Zie § II van Gouv. besl. 31 Januari 1891 n°. 16 (Stbl. 1891 n°. 30), blz. 358. Programma voor het examen van hulponderwijzer. Gouv. besl. 24 April 1891 n°. 11 (Bijbl. n°. 4756). Gelet op het besluit van 24 Januari 1873 ff 25 (Staatsblad ff 26); Gelezen enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Vast te stellen het aan dit besluit gehecht programma voor het examen voor hulponderwijzer aan de Depoksche school en de school speciaal voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina (1). Ten tweede: Te bepalen dat het in art. 1 van dit besluit bedoeld examen door den Inspecteur of den betrokken Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs, ten overstaan der betrokken schoolcommissie zal worden afgenomen op zoodanige tijdstippen als door die inspecteerende ambtenaren noodig zal worden geoordeeld. Afschrift enz. Programma voor het examen voor hulponderwijzer aan de Depoksche school en de school speciaal voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina. De vereischten zijn: le. nauwkeurig lezen, zoowel Nederlandsch als Maleisch met Latijnsch karakter. De candidaat moet daarbij blijken geven dat hij het gelezene verstaat; 2e. het vervaardigen van een schoonschrift — groot, middel- (x) Het model van het getuigschrift wegens met voldoenden uitslag afgelegd examen als hier bedoeld is laatstelijk vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 14 Juli 1910 no. 12556. 366 soort en klein; het laatste zoowel met een loopende als staande hand; 3e. vaardigheid om zich in de Nederlandsche taal zoowel mondeling als schriftelijk behoorlijk uit te drukken; zij wordt beoordeeld: a. naar de wijze waarop de vragen in den loop van het examen gedaan, zijn beantwoord; b. naar een of twee opstellen over onderwerpen, die verondersteld mogen worden aan de candidaten bekend te zijn; 4e. bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der rekenkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken, als met geheele getallen, en daarenboven vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken en bij het rekenen uit het hoofd. Bekendheid met het tegenwoordige stelsel van munten, maten en gewichten en met die maten en gewichten zelve; 5e. eenige kennis van de aardrijkskunde van NederlandschIndië en meer in bijzonderheden van het gewest en het eiland, waar de school is gevestigd, waarvoor de candidaat in geval van slagen bestemd is; 6e. duidelijke begrippen: a. van classicaal onderwijs; b. van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. Aanwijzing van het hoofd der school door den Dir. 0. E. Gouv. besl. 8 April 1898 n°. 3 (Stbl. 1898 128). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met wijziging voorzooveel noodig van artikel 1 van het besluit van 14 Januari 1878 ns 1 (Staatsblad n! 31) (1) te bepalen, dat aan het hoofd van de school speciaal voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina, staat een onderwijzer der le klasse van het openbaar lager onderwijs voor Europeanen, aan te wijzen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Ten tweede: enz. Extract enz. (i) Blz. 358. 367 Toelating van onbezoldigde (ook vrouwelijke) kweekelingen Gouv. besl. 9 Augustus 1901 n« 17. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen als volgt: Tot de Ambonsche burgerschool kunnen door de Inlandsche Schoolcommissie te Amboina, na overleg met den Inspecteur van het Inlandsche onderwijs in de 5e afdeeling 0) aldaar, jongelieden van beiderlei kunne worden toegelaten als onbezoldigd kweekeling. Behoudens het geval van tijdelijke onvoltalligheid van het personeel mogen zij niet dan onder toezicht onderwijs geven. Extract enz. Vacantieregeling. Besl. Dir. O. E. N. 19 Juli 1902 ü' 13543. Gelezen enz.; Gelet enz.; Nog gelet op artikel 1 van het Gouvernements besluit van 7 Maart 1902 n? 13, op artikel 1 § IV van het Gouvernements besluit van 6 Januari 1869 n! 13 (2) en op artikel 2 sub b 1° van het Gouvernements besluit van 10 September 1894 n! 8 (Staatsblad IH 193); Heeft besloten: Krachtens artikel 10, alinea 2, van het Europeesch Schoolreglement (Staatsblad 1894 11' 193) en met afwijking van het dezerzijdsch besluit van 15 Maart 1897 ü' 3734, voorloopig bij wijze van tijdelijken maatregel, vast te stellen de volgende regeling der vacantiën bij de Ambonsche Burgerschool: Er zijn jaarlijks vier vacantiën, te weten: le. eene Paaschvacantie van tien dagen, aanvangende met Goeden Vrijdag; 2e. eene vacantie van zes dagen in dier voege, dat de lessen hervat worden op den eersten Maandag in de maand Juli; t1) Voor „Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 5de afdeeling" moet thans gelezen worden „betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs", zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1014 n. 17 (Stbl. 1914 no. 162), blz. 402. (2) Bijblad n' 4979, blz. 355. 368 3e. eene vacantie van elf dagen in de maand October, in dier voege, dat de lessen hervat worden op den derden Maandag in die maand; 4e. eene Kerstvacantie van veertien dagen, ingaande den 22sten December. Afschrift enz. Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het schoolhoofd. 1. Gouv. besl. 29 December 1906 n°. 22 (Stbl. 1906 n°. 554). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Krachtens machtiging der Koningin te bepalen: I. dat met ingang van 1 Januari 1907, a. enz.; b. voor de hoofden van de Depoksche school, de Ambonsche burgerschool en de Menadosche school vervalt het recht op één tiende aandeel in de geinde schoolgelden, hun toegekend respectievelijk bij artikel 1, § a, van het besluit van 24 Januari 1873 II' 25 (Staatsblad D* 26) 0), artikel 1 van het besluit van 14 Januari 1878 n* 1 (Staatsblad n? 31) (2) en § III, sub 1, van het besluit van 9 Februari 1901 n! 6 (Staatsblad LV 86); c. enz. II. dat het recht op één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden behouden blijft voor alle op 1 Januari 1907 bij het Inlandsch onderwijs in vasten of tijdelijken dienst zijnde personen, zoolang zij bij dat onderwijs in dienst bijven, met dien verstande dat te dezen aanzien buitenlandsch verlof of ontslag uit de betrekking wegens ziekte worden geacht dien dienst niet te onderbreken. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 3 Maart 1911 n°. 47 (Stbl. 1911 n°. 193). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met aanvulling van de overgangsbepaling in § II van het (1) Blz. 377. (2) 358. 369 besluit van 29 December 1906 Iü 22 (Staatsblad Iü 554) (*), le bepalen, dat gerekend van 1 Januari 1907 bet recht op één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden mede behouden blijft voor het hoofd der Ambonsche burgerschool en het hoofd der Menadosche school, indien zij behooren tot de onderwijzers, die ingevolge het besluit van 3 Juni 1907 Iü 33 (Staatsblad rü 262), juncto dat van 20 November 1907 Iü 18 (Staatsblad Iü 471), in het genot van schoolgeldaandeel gelaten zijn. Afschrift enz. Leerplan. Besl. Dir. O. E. N. 29 December 1908 n°. 19140 (Bijbl, 71°. 6969). Gelezen enz.; Gelet enz.; Heeft besloten: Met buitenwerkingstelling van het leerplan voor de Menadosche school, vastgesteld bij artikel 1 van het dezerzijdsch besluit van 13 Augustus 1901 Iü 10065 en gewijzigd bij de •dezerzijdsche besluiten van 27 Augustus 1903 Iü 13914 (Bijblad op het Staatsblad Iü 5899) en 10 Maart 1905 Iü 4272, vast te stellen het navolgende: LEEBPLAN voor de Menadosche school en de Ambonsche burgerschool. Voorbereidende klasse. Spreken. Het zuiver uitspreken van klanken en klankverbindingen. Speciale oefeningen voor het verbeteren van uitspraakfouten. Eenvoudige spreekoefeningen naar aanleiding van rechtstreeksche aanschouwing. Lezen. Het ontbinden en samenstellen van en het zoeken naar woorden, die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Rekenen. Zuiver aanschouwelijk rekenen met hoeveelheden, niet grooter dan 10. Het aanbrengen van de begrippen: meer, minder, evenveel, keer en deel. 't Gebruik van cijfers uitgesloten. (!) Blz. 368. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 24 370 Schrijven. Vooroefeningen voor het schrijven op de lei. Zingen. Eenvoudige liedjes van zeer weinig toonsomvang. Vrije en ordeoefeningen. Kinderspelen. Marcheeren. Bewegingen met hoofd, romp en ledematen. Eerste klasse. Spreken. Voortzetting van de spreekoefeningen in de voorbereidende klasse. Het uit het hoofd leeren van zeer eenvoudige lesjes en versjes. Lezen. Aanvankelijk leesonderwijs. Taal. Woorden en zinnetjes uit het leesboek naschrijven. Dictées naar aanleiding van het leesboek. Vertellen. Zaakonderwijs. De omgeving van het kind. Rekenen. Aanschouwelijk, mondeling en schriftelijk rekenen. Getallen van 1 tot 20. Schrijven. Op de lei. Vorming van letters en letterverbindingen. Teekenen. Eenvoudige teekenoefeningen. Stokjes en vouwblaadjes. Het teekenen van voorwerpen, waarbij 2 afmetingen in het oog vallen, voorafgegaan door aanschouwingslessen. Zingen. Eenvoudige liedjes van weinig toonsomvang. Vrije en ordeoefeningen. Als in de voorbereidende klasse. Tweede klasse. Spreken. Voortzetting van het aanschouwelijk spreekonderwijs in de l8te klasse. Het uit het hoofd leeren van eenvoudige lesjes, samenspraken en versjes. Lezen. Voltooiing van het aanvankelijk leesonderwijs. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Lesjes uit het leesboek naschrijven. Het dicteeren van woorden en zinnen uit het leesboek. Meervoudsvormen. Vertellen. Zaakonderwijs. Voortzetting van het onderwijs in de l8te klasse. Rekenen. Aanschouwelijk, mondeling en schriftelijk rekenen tot 100. Allereerste begrippen van het metriek stelsel. Leeren zien op de klok. Munten tot den gulden. Schrijven. Op de lei of met potlood op papier. Hoofdletters. 371 Teekenen. Uitbreiding van het geleerde in de lste klasse; zoo mogelijk tot het teekenen van eenvoudige groepeeringen en tafereeltjes, ook in verband met het taal- en zaakonderwijs. Het teekenen uit het geheugen. Het teekenen naar eigen vinding. Zingen. Als in de lste klasse. Vrije en ordeoefeningen. Lichaamsoefeningen. Ordeoefeningen met zang. Spelen. Derde klasse. Spreken. Het weergeven van behandelde leerstof. Het van-buitenleeren van eenvoudige lesjes, samenspraken en versjes. Opzettelijke oefeningen in het gebruik der voornaamste tijdvormen. Lezen. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Het maken van kleine zinnen. Beantwoording van vragen naar aanleiding van het zaakonderwijs. Vorming van verkleinwoorden. Eenvoudige spelregels; vorming van den onvoltooid tegenwoordigen tijd der werkwoorden. Dictées. Vertellen. Zaakonderwijs. Voortzetting van het onderwijs in de 2de klasse. Bespreking van enkele planten en dieren. Rekenen. Aanschouwelijk, mondeling en schriftelijk rekenen tot 1000. Voortzetting van het metriek stelsel. Eenvoudige vraagstukjes. Schrijven. Met de pen. Aardrijkskunde. School en schoolerf. Plaats van inwoning. Eenvoudige aardrijkskundige begrippen. Teekenen. Op papier naar wandplaten. Teekenen uit het geheugen en naar eigen vinding. Zingen. Eenstemmige liedjes op het gehoor. De beginselen van het notenschrift. Maleisch. Lezen (Latijnsche karakters). Oefeningen in het maken van kleine zinnen. Eenvoudige dictées. ' Eenvoudige taaloefeningen. Handwerken voor meisjes. Op grof stramien den kruissteek, eenvoudige randjes, letters en cijfers. Vierde klasse. Spreken. Voortzetting van het spreekonderwijs in de 3d° klasse. 372 Lezen. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Het maken van zinnen naar aanleiding van behandelde leerstof. Het kiezen van het juiste woord. Gemakkelijke tegenstellingen en synoniemen. Voortzetting der eenvoudigste spelregels. Vorming van den onvoltooid verleden tijd der werkwoorden. Ontleding van den enkelvoudigen zin. Onderwerps- en voorwerpsvorm van de lidwoorden en gelijkverbogen woorden. Dictées. Rekenen. De vier hoofdbewerkingen met geheele getallen. Voortzetting van het metriek stelsel. Eenvoudige breuken. Schriftelijk oplossen van vraagstukjes. Hoofdrekenen. Schrijven. Voortgezette schrijfoefeningen. 7 . .7 7 , Voor de Menadosche school: de Minahassa. Aardrijkskunde. yoor ae Ambonsche burgerschool: het eiland Amboina en de ttt. Het teekenen van schetskaartjes. Oehasers. Natuurkennis. Behandeling van enkele planten en dieren uit de omgeving. Teekenen, Voortzetting van het geleerde in de 3de klasse. Zingen. Kennis van het notenschrift. Één- en tweestemmige liedjes. Maleisch. Lezen (Latijnsche karakters): 't Maken van zinnen. Dictées. Eenvoudige taaloefeningen. Handwerken voor meisjes. Moeilijker randjes en hoofdletters. Op een naailap: rijgen, stikken en zoomen. Vijfde klasse. Spreken. Voortzetting van het spreekonderwijs in de 4de klasse. Het weergeven met eigen woorden van eenvoudige verhaaltjes, 't Van buiten leeren van eenvoudig proza en eenvoudige poëzie. Lezen. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Het uitbreiden van gegeven punten tot een opstelletje naar aanleiding van eene vertelling. Eenvoudige tegenstellingen en synoniemen. Het maken van zinnen, die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Ontleding van enkelvoudige zinnen. Bepalingen. Het vormen van de samengestelde tijden der werkwoorden. Dictées. Rekenen. Hoofdbewerkingen met groote geheele getallen, 't Metriek stelsel. Gewone en tiendeelige breuken. Het berekenen van oppervlakten. Schriftelijk oplossen van vraagstukken. Hoofdrekenen. ótó Schrijven. Voortgezette schrijfoefeningen. . , ., - , Voor de Menadoscho school: de residentie Menado eu het A.arClnjKSICUnCle. voor de Ambonsche burgerschool; de residentiën Amboina, fpi,m" - Schetskaartjes. Ternate en Tmtor. •> Natuurkennis. Voortzetting van het behandelde in de 4de klasje. Teekenen. Voortzetting van het geleerde in de 4de klasse. Het maken van projecties en doorsneden van rechtlijnige lichamen. Zingen. Voortzetting van het voorgaande. Maleisch. Lezen (Latijnsche karakters). Dictées. Taaloefeningen. Behandeling van eenvoudige werkwoordelijke vormen. Inleiding voor het leeren stellen. Handwerken voor meisjes. Op de naailap: overhandsnaaien, overnaaien, tegennaaien. Aanzetten van banden, haken, oogen en knoopen. Trensen maken. Merken op linnen. . Zesde klasse. Spreken. Voortzetting en uitbreiding. Lezen. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Het gebruiken van gegeven woorden en uitdrukkingen in zinnen. Tegenstellingen en synoniemen. Aanvullen van zinnen. Het schriftelijk navertellen van een behandeld verhaal. Ontleding van enkelvoudige zinnen. Dictées. Rékenen. Voortzetting der behandeling van gewone en tiendeelige breuken. Practische kenmerken van deelbaarheid G.G.D. en K.G.V. Voortgezette berekening van oppervlakten (paralellogram, driehoek, trapezium, cirkel). Behandeling van het prisma en den cylinder. Beredeneerd oplossen van vraagstukken. Hoofdrekenen. Schrijven. Voortgezette schrijfoefeningen. Aardrijkskunde. Nederlandsch-Indië en een overzicht van Zuid- en Oost-Azie. Kaartteekenen. Geschiedenis. Beginselen van de geschiedenis van Nederlandsch-Indië. Natuurkennis. Voortzetting van het voorgaande. Eenvoudige behandeling van het menschelijk lichaam. Eenige natuurkundige verschijnselen. Teekenen. Voortzetting van het voorgaande. Zingen. Voortzetting van het voorgaande. 374 Maleisch. Lezen met Latijnsche en Arabische karakters. Maleische taaloefeningen. Opstellen. Hoofdbegrippen der Maleische spraakkunst. Handwerken voor meisjes. Knoopsgaten, vetergaten, splitten, verstellen (stukken inzetten). Stoppen. Zevende klasse. Spreken. Voortzetting en uitbreiding van het geleerde. Lezen. Voortgezet leesonderwijs. Taal. Stijloefeningen. Opstellen over behandelde onderwerpen. Brieven, waarvan de inhoud gegeven is. Eenvoudige stukjes Maleisch proza in het Nederlandsch overbrengen. Ontleding van zinnen. Algemeene herhaling. Rekenen. Herhaling en uitbreiding van het geleerde. Behandeling van de pyramide, den kegel en den bol. Schrijven. Voortgezette schrijfoefeningen. Aardrijkskunde. Een overzicht van Nederland, Europa en de andere werelddeelen. De eenvoudigste begrippen der wisen natuurkundige aardrijkskunde. Kaartteekenen. Geschiedenis. Geschiedenis van Nederlandsch-Indië. Grepen uit de geschiedenis van Nederland. Natuurkennis. Voortzetting van het voorgaande. Teekenen. Voortzetting van het geleerde in de 6de klasse. Zingen. Voortzetting van het voorgaande. Maleisch. Voortzetting van het voorgaande. Vertaling van Nederlandsche brieven in het Maleisch. Handwerken voor meisjes. Voortzetten van het stoppen (linnen- en keperstop, winkelhaak). Knippen en naaien van een broekje en een baadje. Opmerkingen. Maleische taal. Aan het onderwijs in de Maleische taal wordt in de 3de en 4de klasse 4 uur en in de 5de t/m 7de klasse 6 uur per week besteed. Schrijven. In alle klassen wordt uitsluitend het schuinschrift beoefend. Teekenen. Aan het teekenen worden in elke klasse minstens 1V2 en hoogstens 2 uren per week besteed. Handwerken voor meisjes. De meisjes ontvangen les in dit vak op de uren, waarin de jongens teekenen. Deze uren vallen 375 na de tweede pauze. Het Hoofd der school kan in overleg met de onderwijzeres in 't handwerken bepalen, dat ook eenig onderwijs in haken en borduren zal worden gegeven. Het onderwijs in handwerken wordt alleen gegeven, als aan de school eene onderwijzeres verbonden is. Afschrift enz. DEPOKSCHE SCHOOL. Oprichting — Formatie personeel. Gouv. besl. 24 Januari 1873 n°. 25 (Stbl. 1873 n°. 26). Herlezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens magtiging des Konings, aan de Gouvernements inlandsche school te Depok (residentie Batavia), voortaan te noemen „Depoksche school", in dienst te stellen het volgend personeel, als: a. een Europeesch hoofdonderwijzer op een traktement van C); b. een eersten hulponderwijzer, op eene bezoldiging van O; c. een of meer hulponderwijzers (3), op eene bezoldiging van (4); met bepaling, dat tot hulponderwijzers, zoo mogelijk, zullen benoemd worden Depoksche jongelieden, en dat het aantal der hulponderwijzers zal worden geregeld op den voet van het bepaalde voor de scholen voor Europeanen en met dezen gelijkgestelden, bij artikel 15 van het reglement op het lager onderwijs (Indisch Staatsblad 1868 TL- 81), zooals het is gewijzigd bij de ordonnantie van 29 December 1871 (Indisch Staatsblad Tl°- 224) (5). Ten tweede: enz. Afschrift enz. C1) De bezoldiging van den hoofdonderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 27 December 1911 n°. 68 (Stbl. 1911 no. 673), blz. 380. (2) De positie van den eersten hulponderwijzer is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 48 (Stbl. 1918 no. 274), blz. 382. (8) Voor iederen hulponderwijzer kunnen tijdelijk twee kweekelingen worden in dienst gesteld op een maandelijksche toelage van f 25 'smds. (Gouv. besl. 28 October 1898 n°. 33, blz. 379, zie ook miss. lsten Gouv. Secr. 15 December 1903 no. 4204, blz. 380). (4) De bezoldiging van de aan een kweekschool opgeleide hulponderwijzers is laatstelijk geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 48 (Stbl. 1913 no. 274), blz. 382, en die van de niet aan een kweekschool opgeleide hulponderwijzers bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 no. 20 (Stbl. 1915 no. 238), blz. 362. (°) Voor „artikel 15 van het reglement op het lager onderwijs enz." moet thans gelezen worden „artikel 18 van het Europeesch Onderwijsreglement (Indisch Staatsblad 1894 no. 192)". 378 Toepasselijkheid Eur. Schoolreglement — Schooltoezicht Gouv. besl. 16 Mei 1873 n°. 16 (Stbl. 1873 n°. 82). Gelezen enz.; De Eaad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Ten vervolge van het besluit van 24 Januari 1873 Iü 25 (Staatsblad Iü 26) f) te bepalen: le. dat op de Depoksche school van toepassing is het reglement van orde, tucht en beheer voor de openbare lagere scholen in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1868 Iü 82) (2): met deze wijziging nogtans, dat het schoolgeld wordt betaald volgens het tarief, vastgesteld bij het besluit van 5 Maart 1873 Iü 35 (Staatsblad Iü 48) (3), en dat daarin ook begrepen is het kostende van de schrijf- en leermiddelen; 2e. dat de Depoksche school staat onder het toezigt van den Inspekteur van het Inlandsch onderwijs (4), terwijl het dagelijksch toezigt is opgedragen aan de plaatselijke inlandsche sehoolkommissie. Ten tweede: enz. Afschrift enz. (1) Blz. 377. (2) Voor „reglement van orde, tucht en beheer enz." moet thans worden gelezen: „Europeesch Schoolreglement in Staatsblad 1894 no. 193". Dit reglement is opnieuw afgekondigd in Stbl. 1908 no. 312. (3) Volgens het bij dit Staatsblad vastgestelde tarief A (voor Java en Madoera) bedraagt het schoolgeld 'smaands: Voor Voor Voor eiken één leerling. twee leerlingen, leerling meer. le klasse f 3.- f 4.50 f 0.75 2e „ „ 2.- „ 3.- „ 0.50 3e „ v 1.50 „ 2.25 „ 0.37 4e „ „1.- „ 1.50 „ 0.25 5e „ „ 0.50 „ 0.75 „ 0.12 6e „ „ 0.25 „ 0.37 gratis. 7e „ gratis. gratis. „ (4) Het toezicht op de school is thans ingevolge art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December n°. 17 (Stbl. 1914 no. 762), blz. 402, opgedragen aan de inspecteerende ambtenaren van het Hollandsch-Inlandsch onderwij s. 379 Indienststelling schoolbediende. Gouv. besl. 22 Augustus 1873 n; 4. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Ten vervolge van het besluit van 24 Januari 1873 II5 25 0) aan de Depoksche school in dienst te stellen een bediende op eene bezoldiging van ƒ 5.— (vijf gulden) 'smaands (2); met bepaling dat deze indienststelling wordt gerekend te zijn ingegaan met 1 Februari 1873. Afschrift enz. Programma voor het examen van hulponderwijzer. Zie Gouv. besl. 24 April 1891 n°. 11 (Bijbl. n°. 4756), blz. 365. Toelating van kweekelingen. 1. Gouv. besl. 28 October 1898 Iü 33. Gelezen en?.; Gelet op het besluit van 24 Januari 1873 ff 25 (Staatsblad ff 26) O; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om: a. bij de Depoksche school jongelieden van beiderlei kunne als kweekelingen toe te laten, mits zij hun vijftiende jaar ingetreden en hun één en twintigste niet volbracht hebben; b. aan de bij § a bedoelde kweekelingen, bij ontstentenis van een of meer der hulponderwijzers aan genoemde school, uit het daardoor in 's Lands kas verblijvende traktement tijdelijk eene toelage toe te kennen van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands. Extract enz. C1) Stbl. 1873 no. 26, blz. 377. (2) Bij art. 1 van Gouv. besl. 13 April 1911 n°. 14 is bij wijze van tijdelijken maatregel, gerekend van 1 Februari 1911, een bedrag van f 2,50 beschikbaar gesteld tot verhooging van de bezoldiging van den schoolbediende. (3) Blz. 377. 380 2. Miss. lsten Gouv. Secr. 15 December 1903 Iü 4204 aan den Dir. O. E. N. Met verwijzing naar Uw schrijven van 24 November jl. ns 18692 heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal, UHEdG. mede te deelen, dat naar het Zijne Excellentie voorkomt, de redactie van het besluit van 28 October 1898 Iü 33 (*) een zoodanige is dat het geacht kan worden evenzeer de machtiging in te houden om, wanneer bij de Depoksche school door ontstentenis van een hulponderwijzer (es), welke bij die school zou kunnen worden aangesteld, een bedrag van f 50.— 's maands in 's Lands kas verblijft, aan twee kweekelingen ieder ' tijdelijk eene toelage van ƒ 25.— 's maands toe te kennen. In verband hiermede is eene verduidelijking in dit opzicht van het aangehaald besluit achterwege gelaten. De lste Gouvernements Secretaris, PAULUS. Bezoldiging schoolhoofd. Gouv. besl. 27 December 1911 n°. 68 (Stbl. 1911 n°. 673). Gelezen enz.; Gelet op het besluit van 27 September 1911 Iü 75 (Staatsblad Iü 532); Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: De bezoldiging van a. den Europeeschen hoofdonderwijzer bij de Depoksche school, b. (!>, c. den aan het hoofd van de school speciaal voor kinderen van Ambonsche burgers te Amboina staanden onderwijzer der lste klasse, a, b en c thans ingevolge a. artikel 1, § o, van het besluit van 24 Januari 1873 Iü 25 (Staatsblad Iü 26) (3), b (enz.) (2), (i) Blz. 379. P) Punt b betreft de Menadosche school en is buiten werking gesteld krachtens art. 4 van Gouv. besl. 29 November 1912 no. 55 (Stbl. 1912 no. 582), blz. 386. (3) Blz. 377. 381 e. artikel 1 van het besluit van 14 Januari 1878 ïl! 1 (Staatsblad ll? 31) (*) juncto artikel 1 van het besluit van 8 April 1898 11' 3 (Staatsblad 11' 128) (2), a, b en c bedragende: a. en b. f 200 (tweehonderd gulden) 'smaands, met 4 (vier) vijf jaarlijksche verhoogingen, elke van f 75 (vijf en zeventig gulden) 'smaands of van f 50 (vijftig gulden) 's maands, al naar gelang hij in het bezit is der akte van hoofdonderwijzer of onderwijzer, c. f 250 (tweehonderd vijftig gulden) 's maands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 50 (vijftig gulden) 'smaands, a, b en c benevens vrije woning of, bij gemis daarvan, een indemniteit voor huishuur ten bedrage van f 60 (zestig gulden) 's maands, te stellen op: a. en b. f 250 (tweehonderd vijftig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 75 (vijf en zeventig gulden) 'smaands of van f 50 (vijftig gulden) 's maands, al naar gelang hij in het bezit is der akte van hoofdonderwijzer of van onderwijzer; c. f 300 (driehonderd gulden) 's maands, met gelijke verhoogingen; c, b en c benevens ■a. en b. voor den bij de inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijnden hoofdonderwijzer en voor de eventueel als zoodanig bij de voornoemde school te plaatsen onderwijzers der 2de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs, voor zoover zij op voormeld tijdstip dien rang bekleedden, c. voor den bij de inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijnden hoofdonderwijzer en voor de eventueel als zoodanig bij de voornoemde school te plaatsen onderwijzers der lste klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs, voor zoover zij op voormeld tijdstip den rang van onderwijzer der 2 de of der lste klasse bekleedden, a, b en c een toelage van f 10 (tien gulden) 'smaands, die echter niet wordt uitbetaald, wanneer en voor zoolang als hem een dienstwoning is aangewezen; •a. met bepaling, dat de diensttijd door hem bij het openbaar lager onderwijs doorgebracht, bij de berekening van deze tractementsverhoogingen medetelt. ■c. met bepaling, dat de tijd, gedurende welken hij aan die school werkzaam blijft, ter toekenning van zijn traktementsverhoogingen in rekening wordt gebracht. (!) Blz. 358. (2) „ 366. 382 Ten tweede: Op de sub a, b en c van artikel 1 van dit besluit bedoelde onderwijzers van toepassing te verklaren artikel 5 van de Bepalingen tot regeling van de klassen en de bezoldigingen der onderwijzers en onderwijzeressen bij het openbaar Europeesch lager onderwijs in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 27 September 1911 Iü 75 (Staatsblad Iü 532). Ten derde: Te bepalen, dat dit besluit wordt geacht op 1 Januari 1911 te zijn in werking getreden. Extract enz. Bezoldiging lsten Inl. hulponderwijzer en hulponderwijzers. Gouv. besl. 1 Maart 1913 n°. 48 (Stbl. 1913 n°. 274). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Gerekend van 1 Januari 1913, met wijziging in zoover van artikel 1 sub b en c van het besluit van 24 Januari 1873 Iü 25 (Staatsblad Iü 26) 0) de inkomsten van: a. den inlandschen lsten hulponderwijzer b. de Inlandsche hulponderwijzers a. en b. bij de Depoksche school vast te stellen op a. f 90 (negentig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands, indien hij het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag heeft afgelegd, en op f 50 (vijftig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 's maands, indien hij dat examen niet heeft afgelegd; b. f 50 (vijftig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, en op f 40 (veertig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, eke van f 5 (vijf gulden) 'smaands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd (2); (!) Blz. 377. (2) De bezoldiging van de niet aan een kweekschool opgeleide hulponderwijzers is laatstelijk geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 n». 20 (Stbl. 1915 no. 238), blz. 362. 383 a. en b. met bepaling: le. dat ingeval tot de betrekking van l8ten hulponderwijzer en hulponderwijzer bij de Depoksche school wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer van het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze bétrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als lste hulponderwijzer en hulponderwijzer bij genoemde speciale school; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een l8*6" hulponderwijzer of hulponderwijzer bij de voormelde specialè school, de diensttijd als zoodanig medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking bij dat onderwijs, waartoe hij wordt benoemd. Ten tweede: Te bepalen dat aan den op 1 Januari 1913 bij de in arikel 1 genoemde speciale school reeds in dienst zijnden lsten hulponderwijzer, gerekend van dien datum, de inkomsten worden toegekend, waarop hij aanspraak zou nebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij zijn indiensttreding en dat aan de op meerbedoelden datum bij die school reeds in dienst zijnde hulponderwijzers, gerekend Van dat tijdstip al dadelijk 2 van de aan hun betrekking verbonden yerhoogingen worden toegekend, zullende de diensttijd, dien zij op 1 Januari 1913 reeds hadden, medetellen voor de toekenning van de derde verhooging (*). Afschrift enz. Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het schoolhoofd. Zie Gouv. besl. 29 December 1906 n°. 22 (Stbl. 1906 n°. 554), blz. 368. (*) Aldus luidt artikel 2 ingevolge Gouv. besl, 26 Juli 1913 no. 30 (Stbl. 1918 no. 484). MENADOSCHE, TONDANOSCHE, LANGOANSCHE, AIRMEDIDISCKE EN AMOERANGSCHE SCHOOL. Oprichting. 1. Gouv. besl. 9 Februari 1901 n°. 6 (Stbl 1901 n°. 86). Gelet enz.; c-'-i De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen als volgt: I. Met opheffing van de ter hoofdplaats Menado bestaande openbare Inlandsche school voor lager onderwijs der le klasse, wordt aldaar opgericht eene school voor kinderen van aanzienlijke en gegoede Inlanders, welke den naam draagt van ,Menadosche school" (1). Het tijdstip van opening der school wordt nader door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid geregeld. II. enz. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 29 November 1912 n°. 55 (Stbl 1912 n°. 582). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten derde: Te bepalen als volgt: I. Te Tondano, Langoan, Airmedidih en Amoerang worden, voor zooveel eerstgenoemde plaats betreft na de opheffing der openbare Europeesche lagere school aldaar en op de overige plaatsen op een ander door den Gouverneur-Gene- f1) De Menadosche school, geopend op 1 Juli 1901, is thans bestemd voor kinderen van Inlanders, bij voorkeur uit aanzienlijke en gegoede kringen, vergl. art. 4, § I, van Gouv. besl. 29 November 1912 n°. 55 (Stbl. 1912 no. 582), blz. 386. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 25 386 raai te bepalen tijdstip, speciale scholen opgericht, onderscheidenlijk den naam dragende van „Tondanosche school", „Langoansche school", „Airmedidihsche school" en „Amoerangsche school" (1). II. enz. Ai^chrift enz. Formatie en bezoldiging personeel — Verdere bepalingen. Gouv. besl. .29 November 1912 n°. 55 (Stbl. 1912 n°. 582). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: EerstélijJc: enz. Ten vierde: Met buitenwerkingstelling van de paragrafen III tot en met X van het besluit van 9 Februari 1901 H; 6(Staatsblad ïl; 86) betreffende de „Menadosche school", zooalsdie paragrafen luiden ingevolge de besluiten van 22 September 1901 Iü 1 (Staatsblad Iü 351), 25 Maart 1904 lü 13 (Staatsblad Iü 179) en 11 Juni 1908 Iü 25 (Staatsblad IÜ 407), van artikel 1 van het besluit van 21 Januari 1903 Iü 28 (Staatsblad lü 84) en van de besluiten van 8 Januari 1906 Iü 24 (Staatsblad II? 33) en 27 December 1911 Iü 68 (Staatsblad Iü 673) de beide laatste besluiten voor zoover zij de Menadosche school betreffen, en voorts met wijziging van § I van voornoemd besluit van 9 Februari 1901 (2) voor zooveel betreft de daarin uitgedrukte bestemming der Menadosche school, voor de speciale scholen te Menado, Tondano, Langoan, Airmedidih en Amoerang te bepalen als volgt: I. Behalve voor kinderen van Inlanders, bij voorkeur uit aanzienlijke en gegoede kringen, zijn de scholen, met uitzondering van die te Menado, toegankelijk voor kinderen van Europeanen en met dezen gelijkgestelden en van Vreemde Oosterlingen. II. Als regel worden de scholen op den duur voor niet minder dan 30 leerlingen in stand gehouden en worden tot de school te Menado niet meer dan 250, tot de overige scholen niet meer dan 150 leerlingen gelijktijdig toegelaten. III. De formatie en de bezoldigingen van het onderwijzend personeel, zoomede de verdere uitgaven voor elke van deze scholen, worden vastgesteld als volgt: t1) Van deze scholen zijn de Tondanosche school op 7 Juli 1913 en 'deAmoerangsche school op 6 Juli 1914 geopend. (2) Blz. 385. 387 a. als hoofd der school, wanneer zij meer dan 150 leerlingen telt, een onderwijzer der 2de klasse, wanneer zij 130 of minder leerlingen telt, een onderwijzer der 3de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs, op de aan zijn rang verbonden bezoldiging, verhoogd met f 50 (vijftig gulden) smaands, en verdere wettige voordeelen; b. als eerste onderwijzer, i wanneer de school meer dan 150 leerlingen telt een onderwijzer der 3de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs op de aan zijn rang verbonden bezoldiging, verhoogd met f 25 (vijf en twintig gulden) smaands, en verdere wettige voordeelen; 2. (*) wanneer de school 150 of minder leerlingen telt, een Inlandsch onderwijzer op een bezoldiging van f 90 (negentig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands, indien hij het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag heeft afgelegd, en van ƒ 50 (vijftig gulden) smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 10 (tien gulden) 'smaands, indien hij dat examen niet heeft afgelegd; met bepaling: le. dat, ingeval tot de betrekking van Inlandsch l8ten onderwijzer wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als Inlandsch l8*6 onderwijzer; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager onderwijs van een Inlandsch l8*8» onderwijzer de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning der traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd; c (2) Inlandsche onderwijzers, indien zij het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, op een bezoldiging van t1) Aldus luidt punt 2 ingevolge art. 1 sub a van Gouv. besl 1 Maart 1913 n». 47 (Stbl. 1913 no. 273). (2) Aldus luidt punt c ingevolge art. 1 sub b van Gouv. besl 1 Maart 1913 no. 47 (Stbl. 1913 no. 273). 388 f 50 (vijftig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands, en van f 40 (veertig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 5 (vijf gulden) 's maands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd 0); met bepaling: le. dat, ingeval tot de betrekking van Inlandsch onderwijzer 'wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkmgen'verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als Inlandsch onderwijzer; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager onderwijs van een Inlandsch onderwijzer de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning der traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd; d. voor een schoolbediende ƒ 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands; e. voor school- en lokaalbehoeften, hieronder ook begrepen leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften, een bedrag berekend naar den maatstaf van 4 (vier) gulden per leerling 's jaars, wordende bij die berekening als grondslag aangenomen het getal leerlingen die op den vijftienden dag der maand Januari van het loopende jaar als werkelijk schoolgaande bekend staan. IV. Voor plaatsing als Inlandsch lste onderwijzer en als onderwijzer bij deze scholen komen in aanmerking: a. personen die het examen, bedoeld bij het besluit van 24 April 1891 n' 11 (Bijblad op het Staatsblad n- 4756) () met gunstigen uitslag hebben afgelegd; b personen die benoembaar zijn tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs en bovendien eyengenoemd examen met gunstigen uitslag hebben afgelegd of op andere wijze blijken hebben gegeven van voldoende kennis der Nederlandsche taal. V De Inlandsche onderwijzers bij deze scholen worden benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, die hen, mgeval zij zich aan berispelijke handelingen, wangedrag of plichtsverzuim schuldig n\ rif» bezoldiging van de niet aan een kweekschool opgeleide Inlandsche onderijzers is laatstelijk geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 no. 20 (Stbl. 1915 no. 238), blz. 362. (2) Blz. 365. 389 makerij kan straffen met inhouding van hun bezoldiging of een gedeelte daarvan gedurende niet langer dan een halve maand. VI. Het aantal onderwijzers voor elke der scholen wordt berekend op gelijke wijze als voor openbare Europeesche lagere scholen is voorgeschreven bij artikel 18 van het Europeesch onderwijsreglement in Staatsbad 1894 n* 192. VII. Het onderwijs in alle vakken van het nader te vermelden leerplan der school behalve dat in de Maleische taal, wordt gegeven in het Nederlandsch, welke taal zelve ook opzettelijk wordt onderwezen. VIII. Het toezicht op elke der scholen wordt onder de bevelen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst uitgeoefend door de betrokken inspecteerende ambtenaren van het Inlandsen onderwijs (*) en de Inlandsche Schoolcommissie, ter plaatse ingesteld. IX. Overigens is op de scholen van toepassing het Europeesch Schoolreglement, zooals dat laatstelijk is afgekondigd in Staatsblad 1908 ïi- 312 en sedert is of nader mocht worden gewijzigd, voorzoover dat Reglement niet in strijd is met den specialen aard der scholen en met de volgende voorschriften: le. In de 3de en hoogere klasse der scholen wordt onderwijs gegeven in de Maleische taal. 2e. De aanneming van nieuwe leerlingen geschiedt door de Inlandsche Schoolcommissie in overleg met het hoofd der school. 3e. Voor kinderen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden wordt schoolgeld geheven naar den volgenden maatstaf: A. In dienst -zijnde districtshoofden en alle Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die ter beoordeeling van de plaatselijke Inlandsche Schoolcommissie meer dan f 100 (éénhonderd gulden) 'smaands inkomen hebben, betalen: voor het eerste kind f 3 (drie gulden) 'smaands; voor het tweede kind uit hetzelfde gezin ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) 'smaands; voor elk volgend kind uit hetzelfde gezin ƒ 2 (twee gulden ) 's maands. B. In dienst zijnde onderdistrictshoofden betalen: voor het eerste kind ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) 's maands; (*) Het toezicht is thans ingevolge art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 no. 17 (Stbl. 1914 no. 762), blz. 402, opgedragen aan de inspecteerende ambtenaren van het Hollandsen-Inlandsen onderwijs. 390 voor het tweede kind uit hetzelfde gezin f 2 (twee gulden) 'smaands; voor elk volgend kind uit hetzelfde gezin f 1.50 (een gulden vijftig cent) 's maands. C. De overige Inlanders en met dezen gelijkgestelden betalen: voor het eerste kind f 2 (twee gulden) 'smaands; voor het tweede kind uit hetzelfde gezin f 1.50 (een gulden vijftig cent) 'smaands; voor elk volgend kind uit hetzelfde gezin ƒ 1 (een gulden) 'smaands; met uitzondering van weduwen van aanzienlijke Inlanders alsmede Weduwen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, wier kinderen bij den dood van den vader reeds de school bezochten, die: voor het eerste kind ƒ 1 (een gulden) 'smaands; voor het tweede kind uit hetzelfde gezin f 0.50 (vijftig cent) 'smaands, en voor elk volgend kind uit hetzelfde gezin ƒ 0.25 (vijf en twintig cent) 'smaands betalen. 4e. De Schoolcommissie bepaalt het bedrag van het schoolgeld. Daarbij is zij bevoegd om ten behoeve van leerlingen, voor wie de sub 3e genoemde bedragen niet dan wel moeilijk zouden kunnen worden betaald, een lager schoolgeld vast te stellen, mits niet minder dan: voor het eerste kind f 1 (een gulden) 's maands; voor het tweede kind uit hetzelfde gezin f 0.50 (vijftig cent) 'smaands; voor elk volgend kind uit hetzelfde gezin f 0.25 (vijf en twintig cent) 's maands. 5e. Ingeval de belanghebbenden zich met het bepaalde bedrag van het schoolgeld niet kunnen vereenigen, wordt de beslissing van het Hoofd van gewestelijk bestuur ingeroepen. 6e. Kinderen van het bij de scholen werkzaam Inlandsch onderwijzend personeel worden kosteloos tot de scholen toegelaten. 7e. Leermiddelen, schrijf- en teekenbehoeften worden aan de leerlingen kosteloos verstrekt. 8e. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst stelt een leerplan voor de scholen vast, voor zooveel noodig een instructie voor het onderwijzend personeel en regelen, volgens welke de scholen van leermiddelen en schrijfbehoeften worden voorzien. Ten vijfde: enz. Afschrift enz. 391 Instructie voor het onderwijzend personeel bij de Menadosche school. Besl. Dir. O. E. N. 13 Augustus 1901 W 10065. Gelezen enz.; Gelet op § X sub 4 van bet Gouvernements besluit van 9 Februari 1901 11? 6; Heeft besloten: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Te bepalen dat, voor zoover de na te noemen bepalingen niet in strijd zijn met ,den specialen aard der Menadosche school en met het Gouvernements besluit van 9 Februari 1901 n? 6 (1), op het onderwijzend personeel dier school van toepassing zijn de artikelen 1'tot en met 43 van de Instructie omtrent de verplichtingen van de schoolcommissiën, van de inspecteurs en van het onderwijzend personeel werkzaam bij het openbaar lager onderwijs voor Europeanen in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 1 van het dezer.zijclsch besluit van 1 October 1894 n! 9457 (Bijblad op het Staatsblad ïl? 4989), met de in die artikelen aangebrachte of nog aan te brengen wijzigingen. Afschrift enz. Leerplan voor de Menadosche school. Zie besl. Dir. O. E. N. 29 December 1908 n°. 19140 (Bijbl. n°. 6969), blz. 369. Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het Hoofd der Menadosche school. Zie Gouv. besl. 29 December 1906 n°. 22 (Stbl. 1906 n°. 554) en Gouv. besl. 3 Maart 1911 n°. 47 (Stbl. 1911 n°. 193), blz. 368. (i) Voor „Gouvernements besluit van 9 Februari 1901 n°. 6" moet thans worden gelezen „Gouvernements besluit van 29 November 1912 Btt. 55" (Stbl. 1912 no. 582), blz. 386. DELISCHE, ASAHANSCHE EN LANGKATSCHE SCHOOL Oprichting. Gouv. besl. 3 Juli 1904 ff 23. Gelezen enz.; \ De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen als volgt: I. Bij wijze van proef wordt eene school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders geopend te Medan, een te Tandjoeng Balei en een te Tandjoeng Poera (alle in de residentie Oostkust van Sumatra), welke scholen respectievelijk den naam van „Delische school", „Assahansche school" en „Langkatsche school" dragen; II. Bij elke dier scholen worden tijdelijk in dienst gesteld: a. als hoofd der school een onderwijzer der 3de klasse (*) van het openbaar Europeesch lager onderwijs,, op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens eene toelage van ƒ 50.— (vijftig gulden) 'smaands (2); b. als onderwijzer voor de Maleische taal een Inlandsch onderwijzer, die benoembaar is tot hoofd eener openbare Inlandsche school der lste klasse, op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen (3), benevens eene toelage van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands; c. als hulponderwijzers hoofden van openbare Inlandsche lagere scholen dan wel candidaat-onderwijzers op eene bezoldiging en verdere wettige voordeelen als verbonden aan de laatstelijk bij het openhaar Inlandsch onderwijs door hen bekleede betrekking, be- (*) Deze onderwijzer der 3de klasse kan bij eventueele bevordering tot onderwijzer der 2de klasse aan de school geplaatst blijven (Gouv. besl. 24 Maart 1910 no. 17, blz. 398). (2) Deze toelage is tot f 100 's mds verhoogd bij punt o van Gouv. besl. 20 Augustus 1907 no. 16, blz. 396). (3) De bezoldiging van den Inl. taalonderwijzer wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 44, blz. 398. 394 nevens eene toelage van f 25.— vijf en twintig gulden) 'smaands (*); III. Voor elke der scholen worden beschikbaar gesteld eene som van f 250.— (tweehonderd vijftig gulden) 's jaars voor leermiddelen en schoolbenoodigdheden en bovendien ter bezoldiging van een bediende enz. (2); IV. Het aantal onderwijzers voor elke der scholen, de onderwijzer in de Maleische taal daaronder niet begrepen, wordt berekend op gelijke wijze als is voorgeschreven voor openbare Europeesche lagere scholen bij artikel 18 van het Europeesche Onderwijsreglement (Staatsblad 1894 n? 192); V. Op de scholen worden de vakken der openbare Europeesche lagere niet-eerste scholen onderwezen in het Nederlandsch en in de beide hoogste klassen ook de Maleische taal in die taal zelve; VI. Het toezicht over de scholen wordt, onder de bevelen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid uitgeoefend door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs (3) en de Inlandsche schoolcommissie, ter plaatse ingesteld of nog in te stellen; VII. Overigens is op de scholen, voor zoover dit niet met haar specialen aard en met de bovenstaande bepalingen in strijd is, van toepassing het Europeesch Schoolreglement (Staatsblad 1894 DP 193) (4), behoudens de volgende voorschriften: le. Schoolgeld wordt geheven naar den maatstaf, vastgesteld bij artikel 38 van het Reglement voor de openbare lagere Inlandsche scholen (Staatsblad 1893 D» 128 juncto Staatsblad 1894 ïl° 6) (5); 2e. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid stelt een leerplan voor de scholen vast, voor zooveel noodig, eene instructie voor het onderwijzend personeel en regelen volgens welke de scholen van leermiddelen en schrijfbehoeften worden voorzien. Deze worden aan de leerlingen gratis verstrekt. (1) Aldus luidt punt c ingevolge punt o van Gouv. besl. 20 Augustus 1907 no. 16. De Inlandsche hulponderwijzers zijn thans vervangen door ■onderwijzers der 3de klasse of hulponderwijzeressen van het openbaar Europeesch lager onderwijs (Gouv. besl. 29 Juli 1908 no. 6, blz. 396). (2) Zie Gouv. besl. 8 April 1906 no. 28, blz. 395. (3) Het toezicht is thans ingevolge art. 4 sub a van Gouv. besl. -14 December 1914 no. 17 (Stbl. 1914 no. 162), blz. 402, opgedragen aan de Inspecteerende ambtenaren van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs. (4) Dit reglement is opnieuw afgekondigd bij Stbl. 1908 no. 312. (o) Blz. 17. 395 Ten tweede: Aan te teekenen dat voor de localiteit en het meubilair der in artikel 1 van dit besluit bedoelde scholen zal worden zorg gedragen door het betrokken Inlandsch Zelfbestuur. Ten derde: enz. Afschrift enz. Bezoldiging schoolbediende. Gouv. besl. 8 April 1906 11' 28. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Het bedrag van f 17«50 (zeventien gulden vijftig cent) en f 7.50 (zeven gulden vijftig cent), bij artikel 1 § III van het besluit van 3 Juli 1904 h! 23 (1) beschikbaar gesteld ter bezoldiging van een bediende respectievelijk aan de, bij wijze van proef, geopende Delische school te Medan, Assahomsche school te Tandjoeng Balei en Langkatsche school te Tandjoeng Poera (alle in de residentie Oostkust van Sumatra), respectievelijk te verminderen en te verhoogen met eene som van f 2.50 (twee gulden vijftig, cent) en f 7.50 (zeven gulden vijftig cent) en mitsdien te brengen op f 15.— (vijftien gulden) 'smaands voor elke der drie scholen. Extract enz. Toelating van Eur. kinderen tot de Asahansche of Langkatsche school. Gouv. besl. 10 November 1906 n? 21. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met afwijking in zoover Van het besluit van 3 Juli 1904 n? 23 f): a. den Resident der Oostkust van Sumatra te machtigen om, bij wijze van proef, Europeesche kinderen, in wier behoefte aan onderwijs hunne ouders naar zijn oordeel niet op andere wijze kunnen voorzien, toe te laten tot de Assahansche of de Langkatsche school, zullende die toelating weer C1) Blz. 393. 396 door hem kunnen worden ingetrokken, indien mocht blijken, dat de aanwezigheid dier leerlingen van nadeeligen invloed is op den goeden gang van zaken op de school; b. te bepalen dat van de in het vorig artikel bedoelde Europeesche leerlingen schoolgeld wordt geheven en dat hun leermiddelen en schrijfbehoeften zullen worden verstrekt op den voet van de te dien aanzien voor de openbare Europeesche lagere scholen geldende voorschriften in het Europeesche Schoolreglement (Staatsblad 1894 ff 193 j°. Staatsblad 1905 ff 225 en Staatsblad 1906 ff 306) (l), met dien verstande dat de Assahansche en de Langkatsche school in dat. opzicht worden gelijkgesteld met de niet eerste Europeesche scholen. Extract enz. Toelage voor de schoolhoofden. Gouv. besl. 20 Augustus 1907 ff 16. Gelezen enz.; Met wijziging in zoover van het besluit van 3 Juli 1904 ff 23 (2) te bepalen dat: a. de bij artikel 1, § II, sub a, aan de hoofden der bij artikel I § I bij wijze van proef geopende scholen voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te Medan, Tandjong Balei en Tandjong Poera toegekende toelage van f 50.— 's maands wordt verhoogd met f 50.— 'smaands en mitsdien gebracht op ƒ 100.— (éénhonderd gulden) 's maands. b. enz. Extract enz. Indienststelling van Eur. hulppersoneel. Gouv. besl. 29 Juli 1908 ff 6. Gelezen enz.; Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-ïndië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met nadere wijziging van artikel 1, § II, sub c, van het besluit van 3 Juli 1904 ff 23, zooals dat punt van § II wordt gelezen ingevolge het besluit van 20 Augustus 1907 ff 16 (2)f C1) Het Europeesche schoolreglement is opnieuw afgekondigd bij Stbl. 1908 no. 312. (2) Blz. 393. 397 te bepalen dat als .hulponderwijzer of hulponderwijzeres bij de krachtens artikel 1, § 1, van eerstgenoemde beschikking bij wijze van proef geopende scholen voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te Medan, Tandjoeng Balei en Tandjoeng Poera worden aangewezen onderwijzers der 3de klasse of hulponderwijzeressen van het openbaar Europeesch lager onderwijs, op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens een toelage van f 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands. Extract enz. Toelating van Inl. jongelieden die de Delische, Asahansche of Langkatsche school hebben doorloopen, tot de Inlandsche artsenschool te Batavia. Gouv. besl. 9 December 1909 n°. 17 (Stbl. 1909 n°. 572). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat bij wijze van proef, met afwijking in zoover van artikel 9 sub c, van het „Reglement voor de school tot opleiding van Inlandsche artsen", vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 9 December 1902 Ti- 38 (Staatsblad W 443), als kweekeling tot de voorbereidende afdeeling van die school ook kunnen worden toegelaten Inlandsche jongelieden, die den geheelen cursus van een der speciale Inlandsche scholen in de residentie Oostkust van Sumatra, t. wi. de Delische school te Medan, de Langkatsche school te Tandjoeng poera en de Asahansche school te Tandjoengbalei, met vrucht hebben doorloopen; zullende evenwel voor bedoelde jongelieden van kracht blijven de overige in de artikelen 9 en 10 van hoogerbedoeld Reglement voorkomende bepalingen betreffende de candidaten voor de voorbereidende afdeeling der genoemde opleidingsschool voor Inlandsche artsen, met dien verstande dat zij instede van het bewijs, bedoeld in de tweede alinea van laatstgenoemd artikel, waaruit blijkt welke afdeeling eener Europeesche lagere school zij hebben doorloopen, zullen moeten overleggen een bewijs dat zij den geheelen cursus van een der speciale Inlandsche scholen in de residentie Oostkust van Sumatra met vrucht hebben doorloopen. Afschrift enz. 398 Handhaving der plaatsing aan de scholen van de Eur. onderwijzers der 3de klasse na hun eventueele bevordering. Gouv. besl. 24 Maart 1910 ff 17. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat de onderwijzers der 3de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs, die krachtens artikel 1, § II sub a, van het besluit van 3 Juli 1904 ff 23 (1) tijdelijk zijn of zullen worden in dienst gesteld bij elke der bij wijze van proef geopende scholen voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te Medan, Tandjoengbalai en Tandjoengpoera (allen in de residentie Oostkust van Sumatra), bij eventueele bevordering tot onderwijzer der 2de klasse, bij die school geplaatst kunnen blijven, op de voor dien rang vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens de bij § a van het besluit van 20 Augustus 1907 ff 16 (2) bedoede toelage van ƒ 100 (éénhonderd gulden) 's maands. Extract enz. Bezoldiging van den Inl. onderwijzer voor de Maleische taal. Gouv. besl. 1 Maart 1913 ff 44. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Gerekend van 1 Januari 1913, met wijziging in zoover van artikel 1, § II sub b van het besluit van 3 Juli 1904 ff 23 0), artikel 1, § II sub b van het besluit van 4 October 1910 ff 12 (3) en artikel 1 van het besluit van 4 October 1910 ff 13 (*), de inkomsten van den Inlandschen onderwijzer voor de Maleische taal bij de school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te 1. Medan (Delische school), 2. Tandjoeng Balei (Asahansche school), 3. Tandjoeng Poera (Langkatsche school), 4. Simpang Tiga (Serdangsche school), 5. Sambas, (1) Blz. 393. (2) „ 396. (8) „ 403. (*) „ 401. 399 vast te stellen op f 90.— (negentig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 'smaands; met bepaling: le. dat ingeval tot genoemde betrekking wordt benoemd een onderwijzer van het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd die voor de toekenning van de aan deze betrekking verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, aan eerstgemelde betrekking verbonden; 2e. dat bij terugkeer tot het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een onderwijzer voor de Maleische taal bij een dier speciale scholen de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning der aan de betrekking van onderwijzer verbonden traktementsverhoogingen.- Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 bij de in artikel 1 genoemde scholen reeds in dienst zijnde onderwijzers voor de Maleische taal de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding. Afschrift enz. > ' SERDANGSCHE SCHOOL. Oprichting. Gouv. besl. 4 October 1910 TT- 13. Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen, dat bij wijze van proef een school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders wordt geopend te .Simpang Tiga (Oostkust van Sumatra), welke school dén naam van „Serdangsche school" zal dragen en waarop van toepassing zullen zijn de bepalingen in § II tot en met VII van artikel 1 van het besluit van 3 Juli 1904 II? 23 f), zooals die sedert zijn gewijzigd en aangevuld, zoomede het bepaalde bij het besluit van 24 Maart 1910 EP 17 (2); met uitnoodiging aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid om voor de affectatie der uit deze beschikking voortvloeiende uitgaven het noodige te verrichten of voor te stellen. Ten tweede: Te bepalen dat de uit artikel 1 van dit besluit voortvloeiende uitgaven door het Zelfbestuur van Serdang zullen worden gerestitueerd. Afschrift enz. Bezoldiging van den Inl. onderwijzer voor de Maleische taal. Zie Gouv. besl. 1 Maart 1913 n? 44, blz. 398. Schooltoezicht. Geuv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n°. 762). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. C1) Blz. 393. (*) „ 398. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 26 402 Ten derde: Bij wijze van tijdelijken maatregel met buitenwerkingstelling van het besluit van 13 Januari 1914 11! 26: I. In dienst te stellen: a. 1 (één) Inspecteur van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs op eene bezoldiging van f 700.— (zevenhonderd, gulden) 's maands met 2 (twee) tweejaarlijksche verhoogingen, elke van f 100.— (éénhonderd gulden) 's maands, wiens standplaats is Batavia; b. 2 (twee) Adjunct-Inspecteurs van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs op eene bezoldiging van f 500.— (vijfhonderd gulden) 's maands met 2 (twee) tweejaarlijksche verhoogingen, elke van f 100.— (éénhonderd gulden) 'smaands, wier standplaatsen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst worden aangewezen; c. 1 (één) kierk op eene bezoldiging van f 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands, ten behoeve van den sub a genoemden inspecteur, wordende die klerk benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst op voordracht van voornoemden ambtenaar. II. Aan elk der onder I sub a en b bedoelde ambtenaren toe te kennen eene indemniteit voor schrijfloonen en schrijfbehoeften van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands. Ten vierde: Met buitenwerkmgstelling van alle daarmede strijdende voorschriften, te bepalen, dat de in artikel 3 van dit besluit bedoelde inspecteerende ambtenaren van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs mede belast zijn: a. met het toezicht op de Ambonsche burgerschool, de Depoksche school, de Menadosche school, de Tondanosche, Langoansche, Airmedidihsche en Amoerangsche scholen, de Saparoeasche school, de Delische, Asahansche en Langkatsche scholen, de Serdangsche school, de school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te Sambas en de openbare lagere scholen voor kinderen van mindere Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende te Magelang, Koeta-Radja, Tjimdhi, Djokjakarta en Makasser; b. met de ingevolge artikel 4 van het besluit van 14 Maart 1912 lü 38 (Staatsblad ïl° 240) f) thans aan de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs opgedragen bemoeienissen met de voortgezette studie der Nederlandsche taal door aan eene Kweekschool opgeleid Inlandsch onderwijzend personeel. Ten vijfde: enz. Afschrift enz. t1) Blz. 192. SCHOOL VOOR KINDEREN VAN AANZIENLIJKE INLANDERS TE SAMBAS. Oprichting. Gouv. besl. 4 October 1910 Iü 12. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen als volgt: I. Bij wijze van proef wordt eene school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders geopend te Sambas (W ester af'deeling van Borneo). II. Bij die school worden tijdelijk in dienst gesteld: a. als hoofd der school een onderwijzer der 3de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs, op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen, bénevens eene toelage van f 100 (éénhonderd gulden) 's maands; b. als onderwijzer voor de Maleische taal een Inlandsch onderwijzer die benoembaar is tot hoofd eener openbare Inlandsche school der lste klasse, op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens eene toelage van f 25 (vijf en twintig gulden) 'smaands (J); c. als hulponderwijzer of hulponderwijzeres, onderwijzers der derde klasse of hulponderwijzeressen van het openbaar Europeesch lager onderwijs op de aan dien rang verbonden bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens eene toelage van f 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands; met bepaling, dat de onderwijzer der 3de klasse, sub a bedoeld,bij eventueele bevordering tot onderwijzer der 2de kla sse bij deze school geplaatst kan blijven op de voor laatstgenoemden rang vastgestelde bezoldiging en verdere wettige voordeelen, benevens de voormelde toelage van f 100 (éénhonderd gulden) 'smaands. (*) De bezoldiging van den Inl. taalonderwijzer is thans geregeld bij Gouv. besl. 1 Maart 1913 n» 44, blz. 398. ' 404 III. Voor die school wordt beschikbaar gesteld eene som van f 250 (tweehonderd vijftig gulden) 's jaars voor leermiddelen en schoolbenoodigdheden en bovendien ter bezoldiging van een bediende een bedrag van f 15 (vijftien gulden) 's maands. IV. Het aantal onderwijzers voor die school, de onderwijzer in de Maleische taal daaronder niet begrepen, wordt berekend op gelijke wijze als is voorgeschreven voor openbare Europeesche lagere scholen bij artikel 18 van het Europeesch Onderwijsreglement (Staatsblad 1894 n; 192). V. Op die school worden de vakken der openbare Europeesche lagere niet-eerste scholen onderwezen in het Nederlandsch en in de beide hoogste klassen ook de Maleische taal in die taal zelve. VI. Het toezicht over de scholen wordt, onder de bevelen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid uitgeoefend door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs 0) en de Inlandsche Schoolcommissie ter plaatse. VÏI. Overigens is op de school, voor zoover dit niet met haar specialen aard en met de bovenstaande bepalingen in strijd is, van toepassing het Europeesch Schoolreglement (Staatsblad 1894 n? 193) (2) behoudens de volgende voorschriften: le. Schoolgeld wordt geheven naar den maatstaf, vastgesteld bij artikel 38 van het Reglement voor de openbare lagere Inlandsche scholen (Staatsblad 1893 TP 128, juncto Staatsblad 1894 n' 6) (3); 2e. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid stelt een leerplan voor de school vast, voor zooveel noodig, eene instructie voor het onderwijzend personeel en regelen volgens Welke de school van leermiddelen en schrijfbehoeften wordt voorzien. Deze worden aan de leerlingen gratis verstrekt. Ten tweede: Aan te teekenen, dat voor de localiteit en het meubilair der in artikel 1 van dit besluit bedoelde school zal worden zorg gedragen door het Zelfbestuur van Sambas. Ten derde: Te bepalen, dat de uit artikel 1 van dit besluit voortvloeiende uitgaven door het Zelfbestuur van Sambas zullen worden gerestitueerd, met dien verstande, dat de helft (1) Voor „inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs" thans te lezen „inspecteerenden ambtenaar van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs", vergl. art. 4 sub o van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 no. 762), blz. 402. (2) . Het Eur. Schoolreglement is opnieuw afgekondigd bij Stbl. 1908 no. 812. (3) Blz. 17. 405 van de gedurende het eerste jaar uit dien hoofde gedane uitgaven eerst zullen' behoeven te worden terugbetaald, wanneer de toestand der landschapskas van Sambas zulks, naar het oordeel der Regeering, zal toelaten. Ten vierde: enz. Afschrift enz. Toelating van Eur. en Chin. leerlingen. 1. Gouv. besl. 16 Augustus 1912 Iü 17. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met afwijking in zoover van het besluit van 4 October 1910 Iü 12 0), . . a. den Resident der W ester af deeling van Borneo te machtigen om, bij wijze van proef, Europeesche kinderen, in wier behoefte aan onderwijs hunne ouders naar zijn oordeel niet op andere wijze kunnen voorzien, toe te laten tot de school voor kinderen van aanzienlijke Inlanders te Sambas, zullende die toelating weer door hem kunnen worden ingetrokken, indien mocht blijken, dat de aanwezigheid dier leerlingen van nadeeligen invloed is op den goeden gang van zaken op de school; b. te bepalen, dat van de sub a bedoelde Europeesche leerlingen schoolgeld wordt geheven en dat hun leermiddelen en schrijfbehoeften zullen worden verstrekt op den voet van de te dien aanzien voor de openbare Europeesche lagere scholen geldende voorschriften in het Europeesch Schoolreglement (Staatsblad 1908 lü 312), met dien verstande, dat de speciale school te Sambas in dat opzicht wordt gelijkgesteld met de niet-eerste Europeesche scholen. Extract enz. 2. Gouv. besl. 7 Januari 1913 lü 19. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met afwijking in zoover van het besluit van 4 October 1910 lü 12 f) den Resident der W ester af deeling van Borneo te machtigen om, bij wijze van proef, kinderen van notabele en gegoede Chineezen toe te laten tot de school voor kinderen (!) Blz. 403. 406 van aanzienlijke Inlanders te Sambas, onder dezelfde voorwaarden en op denzelfden voet als in het besluit van 16 Augustus 1912 n! 17 (1) aangegeven voor de toelating van Europeesche kinderen tot die school. Extract enz. Bezoldiging van den Inl. onderwijzer voor de Maleische taal. Zie Gouv. besl. 1 Maart 1913 IV 44, blz. 398. Schooltoezicht. Zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n°. 762), blz. 402. (i) Blz. 405. SAPAROEASCHE SCHOOL. Oprichting. Gouv. besl. 27 Mei 1911 m 36. Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen als volgt: I. Bij den aanvang van het Europeesch schooljaar 1911/1912 wordt te Saparoea ten behoeve van kinderen van Europeanen en met dezen gelijkgestelden en van aanzienlijke en gegoede Inlanders en met dezen gelijkgestelden een speciale school geopend, die den naam zal dragen van „Saparoeasche school". II. Zij zal Worden gevestigd in het gebouw der Europeesche lagere school aldaar. III. Op deze school worden de vakken der openbare Europeesche lagere niet-eerste scholen onderwezen in het Nederlandsch en bovendien in de derde en hoogere klassen het Maleisch in die taal zelve. IV. De formatie en de bezoldiging van het onderwijzend personeel zoomede de verdere uitgaven voor de school worden vastgesteld als volgt: a. als hoofd der school een onderwijzer der eerste of tweede klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs op de aan zijn rang verbonden bezoldiging, verhoogd met f 50 's maands, en verdere wettige voordeelen; b. als eerste onderwijzer een onderwijzer der derde klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs op de aan zijn rang verbonden bezoldiging, verhoogd met f 25 'smaands, en verdere wettige voordeelen; c. Inlandsche onderwijzers op een bezoldiging (1) van f 40 's maands met drie driejaarlijksche verhoogingen van f 5 'smaands, voor hen die met gunstigen uitslag het eind- (M De bezoldiging van de> Inlandsche onderwijzers, opgeleid aan een kweekschool, wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 46, blz. 410, en die van de Inl. hulponderwijzers, niet opgeleid aan een kweekschool, door Gouv. besl. 6 Maart 1915 no. 20, blz. 411. 408 examen eener Grouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd verhoogd tot ƒ 50 's maands met vijf driejaarlijksche verhoogingen van f 10 's maands, wanneer zij, bij het openbaar Inlandsch onderwijs geplaatst, in aanmerking zouden komen voor hoofd eener school; d. voor school- en lokaalbehoeften, hieronder ook begrepen leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften, wordt jaarlijks toegestaan een bedrag van f 1200; e. voor een schoolbediende f 10 's maands. V. Tot Inlandsch onderwijzer aan deze school zijn benoembaar personen, die het examen bedoeld bij het besluit van 24 April 1891 H? 11, opgenomen in het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië n; 4756 (*), met gunstigen uitslag hebben afgelegd. VI. De Inlandsche onderwijzers worden benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die hen, ingeval zij zich aan berispelijke handelingen, wangedrag of plichtsverzuim schuldig maken, kan straffen met inhouding van hunne bezoldiging of een gedeelte daarvan gedurende niet langer dan een halve maand. De voor hen vastgestelde traktementsverhoogingen worden hun alleen toegekend bij ijverige plichtsbetrachting. VII. Het toezicht op de school wordt onder de bevelen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid uitgeoefend door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs (2) en de Inlandsche Schoolcommissie te Saparoea. VIII. Overigens is op de school van toepassing het Europeesch Schoolreglement, zooals dat laatstelijk is afgekondigd in Staatsblad 1908 n; 312 en sedert is gewijzigd of nader gewijzigd mocht worden, voor zoover dat Beglement niet in strijd is met den specialen aard der school en met de volgende voorschriften: A. De school is toegankelijk voor kinderen van: 1. Europeanen en met dezen gelijkgestelden; 2. actief dienende, eervol ontslagen of in dienst dan wel na eervol ontslag overleden civiele en militaire Inlandsche Landsdienaren, wat eerstgenoemden betreft, als aan de door hen bekleede of laatstelijk bekleede betrekking een salaris van minstens f 25 'smaands is ver- (*) Blz. 365. (2) Voor „inspecteerenden ambtenaar van bet Inlandsch onderwijs" thans te lezen „inspecteerenden ambtenaar van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs", vergl. art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 no. 762), blz. 402 409 bonden, Eegenten, Chineesche officieren (ook titulaire) en hoofden van andere Vreemde Oosterlingen; 3. Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die naar het oordeel van den Eesident van Amboina tot de gegoeden kunnen worden gerekend. B. (1) Naar gelang de maandelijksche inkomsten van de ouders of verzorgers bedragen ƒ 150 of meer, van f 100 tot f 149, van ƒ 60 tot f 99, van f 25 tot f 59, is het maandelijksch bedrag van het schoolgeld voor kinderen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden als volgt: lste kind 2de kind. verdere kinderen lste categorie ƒ 6.— f 4.— f 2.— 2de „ ,, 4— „ 2.50 „ 1.50 3de l ' „ 2.50 „ 1.50 „ 1 — 4de „ „ 1.50 „ 1— 0.50 (2) De kinderen van de personen in deze paragraaf genoemd onder A ten 2de kunnen, als de vader overleden is, van de betaling van schoolgeld worden vrijgesteld. (3) Eecht op gratis onderwijs hebben de kinderen van het Inlandsch onderwijzend personeel der school. (4) Leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften worden aan alle leerlingen gratis verstrekt. C. Aanneming van nieuwe leerlingen geschiedt door de Inlandsche Schoolcommissie na overleg met het hoofd der school. Ten tweede: enz. Afschrift enz. Eén tiende aandeel in de geïnde schoolgelden voor het hoofd der school. Gouv. besl. 17 October 1912 n°. 41 (Stbl. 1912 n°. 519). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met nadere aanvulling in zoover van de overgangsbepaling 410 in § II van het besluit van 29 December 1906 ff 22 (Staatsblad ff 554) f), te bepalen dat, gerekend van 1 Juli 1911, het recht op één tiende aandeel in de geïnde schoolgelden mede behouden blijft voor het hoofd der Saparoeasche school, indien hij behoort tot de onderwijzers, die ingevolge het besluit van 3 Juni 1907 ff 33 (Staatsblad ff 262), juncto dat van 20 November 1907 ff 18 (Staatsblad ff 471) in het genot van schoolgeldaandeêl gelaten zijn. Afschrift enz. Bezoldiging Inl. onderwijzers, opgeleid aan een kweekschool. Gouv. besl. .1 Maart 1913 ff 46. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Gerekend van 1 Januari 1913, met wijziging in zoover van artikel 1, § IV sub c, van het besluit van 27 Mei 1911 ff 36 (2) de inkomsten van de Inlandsche onderwijzers bij de Saparoeasche school te Saparoea (Amboina), vast te stellen op ƒ 50.— (vijftig gulden) 'smaands met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, en op ƒ 40.— (veertig gulden) 'smaands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 5. — (vijf gulden) 's maands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd (3); met bepaling: le. dat ingeval tot de betrekking van Inlandschen onderwijzer bij de Saparoeasche school wordt benoemd een hulponderwijzer of onderwijzer van het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekking verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als Inlandsch onderwijzer bij de voormelde speciale school; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een Inlandsch onderwijzer bij die (!) Blz. 368. (?) „ 407. (s) De bezoldiging van de Inlandsche onderwijzers, niet opgeleid aan een kweekschool, is laatstelijk geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 no. 20, blz. 411. 411 speciale school de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd. Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 reeds in dienst zijnde Inlandsche onderwijzers bij de in artikel 1 genoemde speciale school de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding. Afschrift enz. Bezoldiging Inl onderwijzers, niet opgeleid aan een kweekschool. Gouv. besl. 6 Maart 1915 D? 20. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met nadere wijziging van: I. artikel 1, § IV sub c, van het besluit van 27 Mei 1911 n? 36 O, zooals dat punt luidt ingevolge artikel 1 van het besluit van 1 Maart 1913 n? 46 (2), II. § II, sub c, van het besluit van 15 Augustus 1911 n? 52 (3), zooals dat punt luidt ingevolge artikel 1, sub b, van het besluit van 1 Maart 1913 n? 45 (4), en met wijziging in zoover van artikel 1 van de besluiten van 16 Augustus 1912 en 8 April 1914 n°s. 28 en 49 (5), I. en II. de bezoldiging van I. de Inlandsche onderwijzers bij de Saparoeasche school, II. de Inlandsche hulponderwijzers bij de openbare lagere scholen voor kinderen van mindere Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor .en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst be- » Blz. 407. ;=) „ 410. '?) „ 414. [*) „ 417. [") „ 416 en 417. 412 lijdende, te Magelang, Koeta Radja, Tjimahi (PreangerRegentschappen), Djokjakarta en Makasser, I. t/m II. allen voor zoover zij niet geslaagd zijn in het eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, gerekend van 1 Januari 1914, vast te stellen op f 40.— (veertig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f. 7.50 (zéven gulden vijftig cent) 'smaands. Ten derde: Te bepalen, dat aan de Inlandsche leerkrachten, die op 1 Januari 1914 reeds in dienst waren bij een der in de artikelen 1 en 2 van dit besluit genoemde scholen, gerekend van dien datum de inkomsten worden toegekend, waarop zij aanspraak zouden hebben gehad, indien de in die artikelen aangegeven regelingen reeds gegolden hadden bij hun indiensttreding. Extract enz. Schooltoezicht. Zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n°. 762), blz. 402. SCHOLEN VOOR KINDEREN VAN AMBONSCHE CHRISTENMILITAIREN TE MAGELANG, KOETA RADJA, TJIMAHI, DJOKJAKARTA EN MAKASSER. Oprichting. I. Gouv. besl. 15 Augustus 1911 D? 52. Gelet enz.; Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen als volgt: L Te Magelang, Koeta Radja en Tjimahi (Preanger-Regentschappen) wordt een openbare lagere school geopend voor kinderen 0) van mindere Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende, welke school ook toegankelijk zal zijn voor Christen-kinderen van denzelfden landaard, wier vaders geen militairen of gewezen militairen zijn. II. De formatie en de bezoldiging van het onderwijzend personeel zoomede de verdere uitgaven worden voor elke der scholen vastgesteld als volgt: a. als hoofd der school een onderwijzer der derde klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs op de aan zijn rang verbonden bezoldiging, verhoogd met f 50 (vijftig gulden) 'smaands, en verdere wettige voordeelen; met bepaling, dat de onderwijzer na zijne bevordering tot onderwijzer der 2de klasse, onder genot van de aan zijn nieuwen rang verbonden bezoldiging, verhoogd met ƒ 50 (vijftig gulden) 'smaands, en verdere wettige voordeelen, aan die school geplaatst zal kunnen blijven, totdat hij bij het openbaar Indisch onderwijs een totalen diensttijd van negen jaar zal hebben, met dien verstande dat in bijzon. dere gevallen, ter beoordeeling van den Directeur van (i) De school te Tjimahi bezoekende kinderen van militairen, te Bandoeng in garnizoen, hebben vrij vervoer in de 3de klasse langs den Staatsspoorweg Bandoeng—Tjimahi, zoolang te Bandoeng geen Amboineesche school bestaat (Gouv. besl. 4 December 1912 no. 18). 414 Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die diensttijd eenigs- zins mag worden overschreden; 6. een Inlandsch lste hulponderwijzer c. Inlandsche hulponderwijzers b. en c. op een bezoldiging (1) van b. f 50 (vijftig gulden) 'smaands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 10 (tien gulden) 'smaands, c. f 40 (veertig gulden) 'smaands met 3 (drie) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 5 (vijf gulden) 's maands, b. en c. welke bezoldiging voor hen, die met gunstigen uitslag het eindexamen eener Gouvernements Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd, zoodra zij, bij het openbaar Inlandsch onderwijs geplaatst, in aanmerking zouden komen voor benoeming tot hoofd eener school, wordt verhoogd tot b. f 60 (zestig gulden) 's maands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands; c. f 50 (vijftig gulden) 'smaands met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10 (tien gulden) 'smaands; b. en c. benevens, wat het aan de school te Koeta Radja geplaatste personeel betreft, een toelage wegens dure levenswijze, voor den lsten hulponderwijzer gelijk aan die welke voor onderwijzers, en voor ieder der hulponderwijzers gelijk aan die welke voor de hulponderwijzers aan de openbare Inlandsche scholen in het Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden is of zal worden vastgesteld; d. voor een schoolbediende een bedrag, als door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid wordt beschikbaar gesteld voor elke der openbare Europeesche lagere scholen ter plaatse; e. voor school- en lokaalbehoeften, hieronder ook begrepen leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften, ƒ 600 (zeshonderd gulden) 's jaars; f. voor eerste inrichting f 1200 (een duizend tweehonderd gulden). III. Voor plaatsing als V** hulponderwijzer of als hulponderwijzer bij deze scholen komen in aanmerking: a. personen, die het examen, bedoeld bij het besluit van 24 April 1891 Ti°11 (Bijblad op het Staatsblad TT- 4756) (2) met gunstig gevolg hebben afgelegd; b. personen, die benoembaar zijn tot hulponderwijzer bij het (1) De bezoldiging van het aan een kweekschool opgeleid Inl. onderwijzend personeel wordt thans beheerscht door Gouv. besl. 1 Maart 1913 no. 45, blz. 417, terwijl de bezoldiging van de Inl. hulponderwijzers, niet opgeleid aan een kweekschool, laatstelijk is geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 no. 20, blz. 411. (2) Blz. 365. 415 openbaar Inlandsch onderwijs en bovendien evengenoemd examen met gunstigen uitslag hebben afgelegd of op andere wijze blijken hebben gegeven van voldoende kennis der Nederlandsche taal. IV. De Inlandsche hulponderwijzers bij deze scholen worden benoemd en uit de betrekking ontslagen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die hen, ingeval zij zich aan berispelijke handelingen, wangedrag of plichtsverzuim schuldig maken, kan straffen met inhouding van hunne bezoldiging of van een gedeelte daarvan gedurende niet langer dan een halve maand. De voor hen vastgestelde traktementsverhoogingen worden hun alleen toegekend bij behoorlijke plichtsbetrachting. V. Het aantal leerkrachten voor elke der scholen, de Europeesche onderwijzer daaronder begrepen, wordt berekend op gelijke wijze als voor openbare Europeesche lagere scholen is voorgeschreven bij artikel 18 van het Europeesch onderwijsreglement (Staatsblad 1894 li5 192). VI. Het toezicht op elke der scholen wordt onder de bevelen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid uitgeoefend door de betrokken inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs (1) en de Inlandsche Schoolcommissie, ter plaatse ingesteld. VII. Overigens is op de scholen van toepassing het Europeesch Schoolreglement, zooals dat laatstelijk is afgekondigd in Staatsblad 1908 ü! 312 en sedert is of nader mocht worden gewijzigd, voor zoover dat Eeglement niet in strijd is met den specialen aard der scholen en met de volgende voorschriften: A. (1) Schoolgeld wordt geheven volgens onderstaand tarief: Schoolgeld door één persoon 's maands te betalen Klassen van betaling voor voor voor eiken één leerling twee leerlingen leerling meer Eerste klasse f 0.50 f 0.75 f 0.10 Tweede klasse „ 0.25 „ 0.35 „ 0.08 Derde klasse ,, 0.10 ., 0.15 „ 0.05 (2) Bij onvermogen van belanghebbenden ter beoordeeling (!) Voor „inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs" moet thans worden gelezen „inspecteerende ambtenaren van het Hollandsch-Inlandsch onderwijs", zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n». 17 (Stbl. 1914 no. 762), blz. 402. 416 van de Schoolcommissie, wordt echter geen schoolgeld gevorderd. (3) Recht op gratis onderwijs hebben de kinderen van het bij de scholen werkzaam Inlandsch onderwijzend personeel. B. Leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften worden aan alle leerlingen gratis verstrekt. C. Aanneming van nieuwe leerlingen en de bepaling van het bedrag van 't schoolgeld geschiedt door de Inlandsche Schoolcommissie, wat de aanneming betreft na overleg met het hoofd der school. VIII. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid stelt een leerplan voor de scholen vast voor zooveel noodig een instructie voor het onderwijzend personeel en regelen volgens welke de scholen van leermiddelen en schrijfbehoeften worden voorzien. Afschrift enz. 2. Gouv. besl. 16 Augustus 1912 II5 28. Gelezen enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: (1) Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat op een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vast te stellen tijdstip te Djokjakarta wordt geopend een openbare lagere school voor kinderen van mindere Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende, welke school ook toegankelijk zal zijn voor Christen-kinderen van denzelfden landaard, wier vaders geen militairen of gewezen militairen zijn; zullende op deze school van toepassing zijn hetgeen bij de paragrafen II tot en met VIII van het besluit van 15 Augustus 1911 n? 52 (2) is bepaald ten aanzien van de bij dat besluit bedoelde scholen te Magelang en Tjimahi ('Preanger-Regentschappen). Ten tweede: enz. Afschrift enz. (!) Gewijzigd, zie art. 2, § II, van Gouv. besl. 6'Maart 1915 no. 20, blz. 411. (2) Blz. 413. 417 3. Gouv. besl. 8 April 1914 lü 49. Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: (*) Bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen, dat op 1 Juli 1914 te Makasser wordt geopend een openbare lagere school voor kinderen van mindere Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende, welke school ook toegankelijk zal zijn voor Christen-kinderen van denzelfden landaard, wier vaders geen militairen of gewezen militairen zijn; zullende op deze school van toepassing zijn hetgeen bij de paragrafen II tot en met VIII van het besluit van 15 Augustus 1911 n? 52 (2), zooals dat is gewijzigd bij artikel 1 van het besluit van 1 Maart 1913 Iü 45 (3), is bepaald ten aanzien van de bij dat besluit bedoelde scholen te Magelang en Tjimahi (Preanger-Regentschappen). Ten tweede: enz. Afschrift enz. Bezoldiging van het Inl. onderwijzend personeel bi] de scholen te Magelang. Koeta Radja, Tjimahi en Djokjakarta. Gouv. besl. 1 Maart 1913 lü 45. Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met wijziging in zoover van § II sub b en c van het besluit van 15 Augustus 1911 lü 52 (2) en van artikel 1 van het besluit van 16 Augustus 1912 Iü 28 (4), gerekend van 1 Januari 1913, de bezoldigingen van de Inlandsche a. lste hulponderwijzers b. hulponderwijzers bij de openbare lagere scholen voor kinderen van mindere (1) Gewijzigd, zie art. 2, § II, van Gouv. besl. 6 Maart 1915 no. 20, blz. 411. (2) Blz. 413. (3) Hieronder. («) Blz. 416. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 27 418 Inlandsche militairen of gewezen militairen, afkomstig uit de residentiën Menado, Amboina, Ternate en Onderhoorigheden en Timor en Onderhoorigheden en den Christelijken godsdienst belijdende, te Magelang, Koetaradja, Tjimahi (Preanger-Regentschappen) en Djokjakarta, vast te stellen op: a. ƒ 90.— (negentig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 10.— (tien gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernementsof daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, en op f 50.— (vijftig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 'smaands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd; b. ƒ 50— (vijftig gulden) 'smaands, met 6 (zes) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 10.— (tien gulden) 's maands, indien zij het eindexamen eener Gouvernementsof daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers met gunstigen uitslag hebben afgelegd, en op ƒ 40.— (veertig gulden) 'smaands, met 4 (vier) driejaarlijksche verhoogingen, elke van f 5.— (vijf gulden) 'smaands, indien zij dat examen niet hebben afgelegd f); a. en b. met bepaling: le. dat, ingeval tot de betrekking van lsten hulponderwijzer of hulponderwijzer bij de voormelde speciale scholen wordt benoemd een onderwijzer of hulponderwijzer van. het openbaar lager Inlandsch onderwijs, de diensttijd, die voor de toekenning van de aan deze betrekkingen verbonden traktementsverhoogingen in aanmerking komt, medetelt voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als lste hulponderwijzer en hulponderwijzer bij de meergenoemde speciale scholen; 2e. dat bij terugkeer tot of plaatsing bij het openbaar lager Inlandsch onderwijs van een lsten hulponderwijzer of hulponderwijzer bij die speciale scholen de diensttijd als zoodanig zal medetellen voor de toekenning van de traktementsverhoogingen, verbonden aan de betrekking waartoe hij bij dat onderwijs wordt benoemd. Ten tweede: Te bepalen dat aan de op 1 Januari 1913 reeds in dienst zijnde Inlandsche lste hulponderwijzérs en hulpon- (i) jje bezoldiging van de niet aan een kweekschool opgeleide hulponderwijzers is nader geregeld bij Gouv. besl. 6 Maart 1915 no. 20, blz. 411. 419 derwijzers bij de in artikel 1 genoemde speciale scholen gerekend van dien datum de inkomsten worden toegekend, waarop zij op dat tijdstip aanspraak zouden hebben, indien de in dat artikel aangegeven regeling reeds gegolden had bij hun indiensttreding. Afschrift enz. Schooltoezicht. Zie art. 4 sub a van Gouv. besl. 14 December 1914 n°. 17 (Stbl. 1914 n». 762), blz. 402. INLANDSCHE VOLKSSCHOLEN. Personeel — Bezoldiging ■— Verdere bepalingen. Gouv. besl. 24 October 1912 n°. 21 (Stbl. 1912 n°. 526). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van alle daarmede strijdige of daardoor overbodig geworden bepalingen, in het bijzonder van artikel 1 der besluiten van 13 April 1910 n; 35 en 22 Februari 1911 n! 47, de besluiten van 20 Februari en 9 Mei 1911 beide n; 24, en artikel 2 van het besluit van 26 Januari 1912 n! 21, te bepalen, dat het personeel van den Dienst van het Inlandsch volksonderwijs zal worden bezoldigd zooals op den aan dit besluit gehechten staat is aangegeven en dat de formatie van dat personeel, benevens het bedrag der fondsen voor de bezoldiging van klerken en oppassers en voor de betaling van schrijfloonen, lokaalhuur, alsook bureau- en lokaalbehoeften, zoomede voor de inrichting van dat onderwijs, voortaan in verband met de behoefte jaarlijks bij de begrooting zullen worden geregeld; met dien verstande: o. dat van het aantal ambtenaren en beambten, waarop bij de begrooting gerekend is, er niet meer zullen worden aangesteld en in dienst gehouden dan noodzakelijk is; b. dat ter vervanging van ambtenaren van hoogeren rang, zoo noodig, een gelijk aantal van lageren rang kan worden in dienst genomen of gehouden. Ten tweede: Te bepalen: § 1. (1) De benoeming tot eene betrekking bij den Dienst van het Inlandsch volksonderwijs, waaraan periodieke traktementsverhoogingen verbonden zijn, geschiedt op de minimum-bezoldiging, tenzij de autoriteit, die de benoeming doet, meent billijkheidshalve een hoogere aanvangsbezoldiging te moeten toekennen. (2) Heeft de benoemde in eene vorige Gouvernementsbetrekking eene bezoldiging genoten, gelijkstaande met of 422 hooger dan vorenbedoeld minimum, dan kan de tijd, gedurende welken hij die bezoldiging genoten heeft, voor het toekennen der verhoogingen in rekening worden gebracht. § 2. (1) De periodieke traktementsverhoogingen worden slechts verleend bij voldoende geschiktheid en goede plichtsbetrachting, ter beoordeeling van de tot toekenning der verhooging bevoegde autoriteit. (2) Bij buitengewone geschiktheid en uitmuntende plichtsbetrachting kunnen door den Gouverneur-Generaal de aan eene betrekking verbonden traktementsverhoogingen worden toegekend, vóór het verstrijken van den daarvoor gestelden termijn. Ten derde: Al verder te bepalen: § 1. (1) De Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs is gevestigd te Batavia. Hij staat den Directeur van Binnenlandsch Bestuur ter zijde bij de algemeene leiding van het Inlandsch volksonderwijs in geheel Nederlandsch-Indië. Bij al zijne voorstellen en verdere gestie zal hij voeling hebben te houden met den Directeur van Onderwijs en Eerediénst, die in alles, wat gemeld onderwijs betreft, dient te worden gekend. (2) Hij beschikt over de ten behoeve van den Dienst van het Inlandsch volksonderwijs toegestane fondsen voor de bezoldiging van klerken en oppassers en voor de betaling van schrijfloonen, lokaalhuur, alsook bureau- en lokaalbehoeften. § 2. De werkkring en de standplaatsen der Adjunct-Inspecteurs, zoomede van het bij meergenoemden diensttak bescheiden Inlandsch personeel worden door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur geregeld in overleg met den Inspecteur. <§ 3. De opzieners der Inlandsche volksscholen worden benoemd en uit hunne betrekking ontlagen door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, den Inspecteur gehoord. § 4. Het Inlandsch personeel bij den Dienst van het Inlandsch volksonderwijs mag bij benoeming of bij overplaatsing ter bereiking van zijn standplaats reis-, verblijf- en transportkosten declareeren, overeenkomstig de bepalingen, geldende voor Inlandsche geneeskundigen, met dien verstande, dat aan de Hoofdopzieners een daggeld van f 2.— (twee gulden) wordt toegekend. § 5. Indien het dienstbelang zulks noodzakelijk maakt, kunnen de dienstreizen tusschen Batavia, Semarang, Soerabaja, Banjoewangi en tusschengelegen plaatsen door den Inspecteur en de Adjunct-Inspecteurs over zee in plaats van over land worden gemaakt. Ten vierde: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen: 423 i. om, naar gelang van de behoefte, onderwijzers brj het openbaar Inlandsch onderwijs, die met gunstigen uitslag het eindexamen aan eene Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers of aan eene door den GouverneurGeneraal aangewezen gesubsidieerde particuliere Kweekschool voor Inlandsche onderwijzers hebben afgelegd, ter beschikking te stellen van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur om door dezen Departementschef te worden werkzaam gesteld als Opziener der Inlandsche • volksscholen, zullende de diensttijd, die voor de toekenning van traktementsverhoogingen als onderwijzer in aanmerking komt, voor de toekenning van de traktementsverhoogingen als Opziener worden medegeteld; met bepaling dat de tijd dezer wlerkzaamstellmg bij terugkeer tot het openbaar Inlandsch onderwijs medetelt voor de aan de betrekking van onderwijzer verbonden traktementsverhoogingen; b. C) om van de jaarlijks bij de begrooting toegestane fondsen ten behoeve van het Inlandsch volksonderwijs te beschikken over de bedragen, benoodigd tot ondersteuning der Inlandsche gemeenschappen, wat betreft den bouw en de inrichting van de scholen, de opleiding van en de verschaffing van bestaansmiddelen aan het onderwijzend personeel, de uitoefening van het toezicht op het onderwijs als anderszins; .. 1 , c 0) om ten behoeve van het Inlandsch volksonderwijs kosteloos leermiddelen, benevens school- en schrijfbehoeften te verstrekken uit 's Lands depöt van leermiddelen te Weitevreden, met bepaling dat ten aanzien van het aanschaften en het doen drukken en herdrukken van boeken ten dienste van dat onderwijs van toepassing is de machtiging, verleend bij artikel 1, § § a en c van het besluit van 30 October 1892 ff 7 (Bijblad ff 4974), zooals die %J.thans luiden ingevolge de besluiten van 19 October 1905 en. b Januari 1909 n08. 30 en 7 (Bijbladen nos. 6359 en 6974) (). Ten vijfde: Ten vervolge van het besluit van 17 October 1912 ff 40 (Staatsblad ff 518) te bepalen, dat, bij verlof naar Europa van den titularis, voor niet langer dan een jaar tijdelijk worden waargenomen de betrekkingen van Inspecteur en Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs. Ten zesde: enz. Afschrift enz. * (i) Het hier bepaalde komt ook voor in Gouv. besl. 17 Januari 1912 no. 20 (Bijbl. no. 7565), blz. 424. (2) Blz. 781. 424 STAAT der maandelijksche inkomsten van het personeel van den Dienst van het Inlandsch volksonderwijs. I Driejaarlijk- Tweejaar- 0 £ Bezoldiging sche verhoo- hjksche ver- o"° gingen hoogingen. c. Betrekkingen. ^"S-S S d SP -S öd 5 t)bo | c 9 8 £ 3 JS * a.s 2 Inspecteur ƒ 800 /1000 — — ƒ 100 2 I (') Adjunct-Inspecteur „ 500 „ 700 — — „ 100 2 (') Hoofdopziener der Inlandsche volksscholen L 150 „ 200 f 25 2 — — ƒ1000 Opziener der Inlandsche volksscholen L 90 „ 150 „ 10 6(") — — (*) I (**) D (1) Deze titularissen hebben het recht om voor hunne dienstreizen te declareeren op den voet der bestaande bepalingen. (2) Voor eiken opziener door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur vast te stellen. Ondersteuning van Inl. gemeenschappen met betrekking tot de oprichting van Inl. volksscholen. Gouv. besl. 17 Januari 1912 n°. 20 (Bijbl. n°. 7565) (***). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Met buitenwerkingstelling van § b van het besluit van 25 Januari 1907 Il! 6 0), artikel 1 sub b van het besluit van 10 Juli 1908 ff 14 en artikel 2 sub b van het besluit van 21 Maart 1909 Il; 2, den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen: o. om van de jaarlijks bij de begrooting toegestane fondsen ten behoeve van het Inlandsch volksonderwijs te beschikken over de bedragen, benoodigd tot ondersteuning der Inlandsche gemeenschappen, wat betreft den bouw en de t1) Bijblad no. 6597. (*) Dit cijfer is aldus gewijzigd bij Gouv. besl. 3 Februari 1915 no. 46 (Stbl. 1915 no. 150). (**) Deze cijfers zijn aldus gewijzigd bij Gouv. besl. 15 Mei 1913 no. 36 (Stbl. 1913 no. 371). (*"") Het bij dit Gouvernementsbesluit bepaalde komt ook voor in art' 4 sub b en c van Gouv. besl. 24 October 1912 no. 21 (Stbl. 1912 no. 526), blz. 423. 425 inrichting van de scholen, de opleiding van en de verschaffing van bestaansmiddelen aan het onderwijzend personeel, de uitoefening van toezicht op het onderwijs als anderszins; .. b. om ten behoeve van het onder o bedoeld onderwijs kosteloos leermiddelen benevens school- en schrijfbehoeften te verstrekken uit 's Lands depöt van leermiddelen te Weltevreden, met bepaling dat ten aanzien van het aanschaffen en het doen drukken en herdrukken van boeken ten dienste van dat onderwijs van toepassing is de machtiging, verleend bij artikel 1, § § a en c van het besluit van 30 October 1892 ff 7 (Bijblad ff 4974), zooals die § § thans luiden ingevolge de besluiten van 19 October 1905 en 5 Januari 1909 n°8. 30 en 7 (Bijbladen n08. 6359 en 6974) f). Afschrift enz. Ressorten en standplaatsen der Hoofdopzieners bij het Inl. volksonderwijs op Java en Madoera. Besl. Dir. B. B. 13 Februari 1912 n°. 170 (Bijbl. n°. 7590). Gelet enz.; Heeft besloten: Met buitenwerkingstelling van de dezerzijdsche besluiten van 27 Juli 1910 ff 707 en 13 Maart 1911 ff 238, ten behoeve van het toezicht op het Inlandsch volksonderwijs op Java en Madoera vast te stellen de navolgende vier ressorten: 1. de residentiën Batavia en Preanger-Regentschappen, de afdeelingen Pandeglang en Lebak der residentie Bantam, de afdeelingen Madjalengka en Galoeh en de contröle-afdeeling Koeningan der residentie Cheribon, met Bandoeng als standplaats van den Hoofdopziener; 2. de residentiën Kedoe, Banjoemas en Madioen, alsmede de afdeeling Serang der residentie Bantam, met Keboemen als standplaats van den Hoofdopziener; 3. de residentiën Pekalongan, Semarang en Rembang, alsmede de afdeelingen Indramajoe en Cheribon (behalve de contröle-afdeelihg Koeningan) der residentie Cheribon, met Semarang als standplaats van den Hoofdopziener; 4. de residentiën Soerabaja, Kediri, Pasoeroean, Besoeki en Madoera, met Kediri als standplaats van den Hoofdopziener. Afschrift enz. (i) Blz. 781. 426 LEIDRAAD voor de oprichting van Inlandsche volksscholen op Java en Madoera. 1. Aard en verspreiding van de volksschool. De school is eene gemeentelijke instelling. Om practische redenen echter zullen in vele gevallen eenige gemeenten te zamen moeten volstaan met eene gemeenschappelijke school, of hier en daar de omstandigheden het wellicht noodig maken om voor één of meer gehuchten een eigen instelling in het leven te roepen. De school is dus bestemd voor één of meer desa's of gehuchten. In het algemeen zal het aanbeveling verdienen om, waar de omstandigheden dit toelaten, in de eerste plaats de afstand tot de school dientengevolge geen beletsel zou opleveren, voor eenige gemeenten te zamen eene gemeenschappelijke school op te richten, waardoor het groote voordeel verkregen wordt, dat de kosten voor de bevolking gemakkelijker te dragen zijn en de kans geringer wordt, dat de school te eeniger tijd verloopt. Echter worde niet uit het oog verloren, dat door het vormen van te groote groepen van desa's allicht gevaar zal ontstaan voor overbevolking der scholen, met het gevolg dat — hetgeen met het doel der zaak zeer weinig zou strooken — nieuwe leerlingen moeten worden afgewezen. Bij de oprichting van kring- of groepscholen worde derhalve gelet op het aantal kinderen van zes tot tien jaar, aanwezig in de gemeenten, die zich voorgenomen hebben een gemeenschappelijke school te bouwen. Wenschelijk zal het zijn geen grooter groepen van desa's te vormen dan met een aantal van ± 600 kinderen binnen genoemde leeftijdsgrenzen. Van de meisjes is het niet te verwachten, dat in de eerste jaren velen de school zullen bezoeken, zoodat aangenomen mag worden, dat bij toepassing van de evenverinelde norm die inrichting jaren lang aan de plaatselijke behoefte zal voldoen, terwijl bij eene latere algemeene neiging tot schoolbezoek bij kinderen van beide seksen in elk geval slechts eens splitsing van den kring zal worden vereischt. De ligging en de verspreiding behooren zoodanig te zijn, dat de kinderen als regel niet meer dan anderhalf paal behoeven af te leggen om de school te bereiken, welke afstand aldus is gesteld om het ook aan de meisjes mogelijk te maken de school te bezoeken en om de ouders te ontheffen van het meegeven van teerkost. Wenschelijk zal het zijn zooveel doenlijk te streven naar 427 de verkrijging van één afgeronden kring van proefneming in elke afdeeling, eensdeels om de resultaten der proef beter te kunnen beoordeelen en t. z. t. dienaangaande meer besliste conclusiën te kunnen uitspreken, andersdeels — en dit wel inzonderheid — om de uitoefening van een algemeen toezicht te vergemakkelijken en minder kostbaar te doen zijn. 2. Gevallen, waarin wegens vermoedelijk onvoldoende levensvatbaarheid van het oprichten eener volksschool worde afgezien. Zoolang in een kring van anderhalf tot hoogstens twee paal straal minder dan 30 kinderen van omstreeks zes- tot tienjarigen leeftijd worden aangetroffen (jongens en meisjes), worde de oprichting eener volksschool achterwege gelaten, tenzij eenige bijzondere aanleiding bestaat, bijv. in minder bevolkte streken, om de school niettemin wenschelijk te kunnen achten. ; ... Rekenende op een schoolverzuim van + 30 procent, zal, bij een aantal van 30 leerlingen, dagelijks een 20-tal kinderen onderwijs genieten, wat wel een minimum is. Oudere kinderen, ofschoon tot zekere grens van schoolbezoek niet uitgesloten, worden buiten beschouwing gelaten. 3. Besprekingen met het bestuur en de ingezetenen der betrokken Inlandsche gemeenten in zake de oprichting eener school. Is eenmaal met inachtneming van het vorenstaande de oprichting van eene volksschool mogelijk gebleken, dan heeft met de betrokken gemeente of gemeenten ter zake overleg plaats. .. , Raadpleging der gemeentenaren is te meer noodig, wijl de kosten in hoofdzaak, zoo niet geheel, door hen moeten worden gedragen en rekening valt te houden met desatoestanden en gewoonten, aan welke de organisatie der school zich behoort aan te passen. In verband met het bepaalde bij artikel 4 van de Inlandsche Gemeente-ordonnantie (Staatsblad 1906 n* 83) wordt bovendien gemeenschappelijk overleg tuschen het desabestuur en de kiesgerechtigde ingezetenen bepaaldelijk gevorderd voor de totstandkoming van de hierbedoelde instellingen. Bij de onder TT- 6576 van het Bijblad opgenomen circulaire van den Directeur van Binnenlandsch Bestuur van 24 November 1906 TT- 3615 ter toelichting dier ordonnantie werd, tot constateering van door de gemeente genomen beslissingen, op 428 de wenschelijkheid gewezen van het aanleggen van een door het Districtshoofd of eenige andere autoriteit te foliëeren en te parafeeren „Register van desabeslissingen". Ook bij de oprichting van volksscholen, hetzij voor één enkele desa dan wel voor een kring van desa's, zal het noodig zijn zoowel de verplichtingen, welke de ingezetenen van iédere desa op zich hebben genomen wat aangaat de oprichting en de instandhouding der instelling als de regelingen, welke met betrekking tot het gebruik der school als anderszins voor de gemeenten onderling zullen gelden, in bedoeld register te doen inschrijven. Ligt het dus aan den eenen kant op den weg der ambtenaren, om de bevolking te wijzen op het nut van onderwijs voor hare kinderen en eventueel daartegen bestaande vooroordeelen te weerleggen, aan den anderen kant moet worden vermeden bij de bevolking den indruk te vestigen, alsof de oprichting der school een last ware van hoogerhand. De school moet van den aanvang af het karakter dragen van eene aan de gemeente toebehoorende, door haar vrijwillig bekostigde instelling en een gewaardeerd bezit, geen opgedrongen lastpost zijn. 4. Schoolgebouw en schooier f. De constructie van het schoolgebouw zij eenvoudig en weinig kostbaar, doch duurzaam. Zooveel mogelijk worden plaatselijk beschikbare of te vervaardigen materialen gebezigd. In de behoefte aan houtwerken voor schoolbouw en aanmaak van schoolmeubilair zal echter, waar gelegenheid daartoe bestaat, kunnen worden voorzien door kosteloozen aankap uit 's Lands bosschen, op daartoe strekkende aanvraag van de zijde der bevolking. Bij schrijven van den Gouvernements-Secretaris van 31 Mei 1906 11! 1527 is den Directeur van Landbouw verzocht de betrokken ambtenaren van den dienst van het Boschwezen uit te noodigen hunnerzijds al het mogelijke te verrichten, opdat aan bovenbedoelde aanvragen ten spoedigste gevolg worde gegeven. • Men zorge voor voldoende ruimte en voor genoegzame lichten luchtopeningen. Waar kalk goedkoop is, worden de wanden gewit. De vloer worde met ingestampte steenen of met cement verhard dan wel met platgeslagen bamboe belegd. Op het zindelijk houden van het gebouw en erf worde toegezien. De school mag niet worden gehouden in het huis van den onderwijzer. 429 Zoolang de levensvatbaarheid twijfelachtig is, of de voor den bouw benoodigde gelden en materialen niet beschikbaar zijn, kan wellicht van een gehuurd huis of c. q. van de „balé desa" gebruik worden gemaakt. Het schoolgebouw wordt geplaatst op een afzonderlijk erf, zooveel mogelijk in het centrum gelegen. Het erf worde beplant met schaduwboomen en andere door hunne bloeiwijze als anderszins aan het geheel een vroolijk aanzien gevende gewassen. 5. Bestrijding van de kosten van het gebouw en het erf. Naar gelang van omstandigheden kan de bestrijding van deze kosten geschieden uit: a. eventueel aan de gemeente toevallende schadeloosstelling voor afstand of onteigening van gemeentelijken grond, voorzoover niet geheel of gedeeltelijk benoodigd voor andere urgente gemeentebelangen; b. de opbrengst der verhuur van onverdeelden of tot het onderwerpelijk doeleinde voor korteren of langeren tijd • buiten de geregelde verdeeling gelaten gemeentelijken bouwgrond; . i c. bijdragen uit de gemeentekas of uit de desaloemboengs, voor zoover de belangen der credietverschaffing zulks gedoogen, zonder dat nochtans op deze laatste ondersteuningen blijvend zou mogen worden gerekend ter voorziening in de kosten der school, daar de desa-credietinstelhngen m geen geval mogen worden beschouwd als een bron van inkomsten voor de gemeente; d. een hoofdelijken omslag; j e gemeenschappelijken arbeid der daarvoor m aanmerking komende ingezetenen, omtrent welke vordering rekening zal zijn te houden met artikel 17 der Inlandsche Gemeenteordonnantie (Staatsblad 1906 ff 83), terwijl, gelijk sub 4° medegedeeld, ter voorziening in de behoefte aan Houtwerken voor de samenstelling van het gebouw, waar die zich mocht voordoen, kostelooze aankap in 's Lands bosschen kan worden verzocht. . Ingeval de gemeente of hare ingezetenen niet bij machte zijn om de oprichtingskosten geheel te dragen worde voor zoover onmisbaar, in het uiterste geval bijstand van Regeeringswege gevraagd. 6. Meubilair. Alhoewel hooge banken de voorkeur zouden verdienen, als minder vermoeiend voor de kinderen en gemakkelijker voor 430 het geven van klassikaal onderwijs, zal in sommige gevallen wel genoegen moeten worden genomen met lage schrijflessenaars (dampar). In de kosten worde eveneens voorzien op de sub 5 bedoelde wijzen. 7. Aanschaffing van boeken en leermiddelen. De benoodigde boekjes, leien, griffels enz. kunnen voorshands kosteloos uit 's Lands Dépöt van leermiddelen worden bekomen. Aanvragen om boeken en leermiddelen worden voor elke contröle-afdeeling in het begin der maand October, rechtstreeks aan den Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs ingediend volgens model bijlage I. Voor de hoeveelheid der aan te vragen artikelen raadplege men het daarop betrekking hebbend tarief (bijlage VII). De boeken en leermiddelen, ten gebruike óp de volksschool aan den dorpsonderwijzer verstrekt, worden in een daartoe bestemde kast zorgvuldig opgeborgen en den kinderen niet naar huis medegegeven. De boeken dienen behoorlijk gekaft te worden. 8. Subsidies van de Regeering. Het verleenen van geldelijken bijstand van Staatswege — voor zoover daartoe zeker bedrag ter beschikking van het Hoofd van gewestelijk bestuur is gesteld — moet zoomin mogelijk een blijvend karakter dragen, doch in hoofdzaak slechts strekken om den eersten stoot te geven en de totstandkoming^ der school over het doode punt heen te brengen of wel om in onvermijdelijke tekorten op het budget der scholen te voorzien. Voor oogen worde gehouden het scheppen van een zooveel mogelijk uit eigen plaatselijke of persoonlijke middelen bekostigd onderwijs. Aanvragen om geldelijken bijstand van Staatswege worden jaarlijks in het begin der maand October afdeelingsgewijze aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur ingediend volgens model bijlage II. Zij betreffen de uitgaven in het tweede jaar volgende op dat, waarin de aanvraag geschiedt. Afzonderlijke staten worden opgemaakt: le. voor de reeds bestaande en de in het volgende jaar te 431 openen scholen (voor welke reeds geldelijke steun van Regeeringszijde is aangevraagd); 2*. voor de scholen, welker oprichting voor het eerst wordt voorgesteld. Tot toelichting van bovenvermeld model bijlage II moge voorts het volgende worden opgemerkt: Voor de twee hierboven bedoelde opgaven kan van hetzelfde model gebruik worden gemaakt met doorschrapping of behoud van de tusschen haakjes gestelde woorden. Kolom 1— 8. Behoeven geen nadere toelichting. „ 9. Te vermelden de uitgestrektheid der ambts- velden met aanteekening daaronder van de naar raming door den dorpsonderwijzer jaarlijks uit die gronden genoten inkomsten. „ 10. Te vermelden de hoeveelheid padi of het bedrag aan geld door de desa of groep van desa's jaarlijks ten behoeve van den dorpsonderwijzer op te brengen. Ingeval padi wordt verstrekt, daaronder bekend te stellen de geldswaarde dier hoeveelheid rijst. „ 11. Voor de bestaande scholen, het bedrag aan schoolgeld in het laatste jaar geïnd; voor de nog op te richten scholen, het vermoedelijk aan schoolgeld te heffen bedrag. „ 12. Voor aanmaak en onderhoud van schoolge¬ bouw en schoolmeubilair, zal hoofdzakelijk de desa te zorgen hebben, weshalve voor dat doeleinde slechts eene geringe tegemoetkoming ineens — in den regel een bedrag van f 50 niet te boven gaande — van de Regeering mag worden gevraagd. „ 14. Zooals zal blijken uit het aangeteekende onder § 9 zullen de kosten voor opleiding in den regel niet meer dan f 30 per candidaat bedragen. „ 15. Totaal der kolommen 10 t/m 14. „ 16. Wenschelijk zal het zijn den volks-onder- wijzer een minimum inkomen van f 180 's jaars te waarborgen. (Voor een tweeden goeroe of kweekeling kan eene voorloopige verdienste van f 120 's jaars voldoende zijn). Een voorstel tot toekenning van een bijslag op het inkomen der goeroe's wordt derhalve gedaan, indien de bezoldiging — het- 432 zij die gevonden wordt in het gebruik van zekere uitgestrektheid gemeentelijken bouwgrond dan Wel in het heffen van schoolgeld als anderszins — minder bedraagt dan f 180 (respectievelijk f 120) 's jaars en wel tot een bedrag, uitmakende het verschil tusschen die minima en het tot geldswaarde herleid inkomen, van de zijde der gemeente genoten. Kolom 17. Voor complexen van minder dan een vijftigtal scholen zal het algemeen toezicht worden uitgeoefend door Inlandsche onderwijzers der naburige Gouvernementsscholen tegen vergoeding der reiskosten en genot van zekere geldelijke belooning, voor elke school te rekenen op een totaal bedrag van f 15 's jaars. Omvatten de complexen ongeveer vijftig scholen, dan kan, voorzoover daartoe opgeleide Inlandsche onderwijzers beschikbaar zijn, een afzonderlijke mantri goeroe onder, den titel „Opziener der Inlandsche gemeentescholen" met de controle worden belast. „ 18. Voor onvoorziene uitgaven wordt een be¬ drag van f 5 per school uitgetrokken. „ 19. Totaal van kolommen 16 t/m 18. De cijfers worden districtsgewijze opgeteld. Voor het geval een renteloos voorschot wordt gevraagd, hetzij voor den bouw der scholen en den aanmaak van meubilair, hetzij voor den aankoop van apanagegronden, worde het bedrag afzonderlijk met rooden inkt in de betrekkelijke kolommen (12,13 of 16) ingevuld en in kolom 21 nader toegelicht. Daar de ten behoeve van het volksonderwijs aangevraagde fondsen in het begin van het begrootingsjaar worden beschikbaar gesteld, zullen in den regel de nieuwe scholen eerst in de maand Juli van dat jaar geopend kunnen worden. Bij de raming der kosten voor het eerste jaar van oprichting dier instellingen worde hiermede rekening gehouden en berekene men de bedragen derhalve niet over een geheel doch over een half jaar. 9. Onderwijzers. Als beginsel zal moeten gelden, dat alleen personen, voldoende aan zekere bij besluit van den Besident vast te stellen eischen van bekwaamheid en geschiktheid, als Inlandsch dorpsonderwijzer worden aangenomen. 433 Dat besluit behelzen de navolgende regelen: Eens of, indien noodig, meermalen 's jaars wordt door het hoofd der Inlandsche Gouvernementsschool op de afdeelingshoof dplaats of elders ten overstaan van de plaatselijke Inlandsche schoolcommissie een examen gehouden, waartoe worden toegelaten personen, die uiterlijk vijf jaren geleden met goed gevolg een Inlandsche Gouvernementsschool der tweede klasse ten einde toe, of eene zoodanige inrichting der eerste klasse minstens tot het vijfde leerjaar dan wel eene particuliere school, gelijkstaande met eerstgenoemde instelling, hebben afgeloopen en o. m. voldoen aan den eiseh van zekeren minimumleeftijd, voorts van goed gedrag zijn en, voorzoover bekend, niet lijden aan hinderlijke ziekten of gebreken. Slechts indien de aanmelding van candidaten, aan alle gestelde voorwaarden beantwoordend, ten eenenmale onvoldoende mocht blijken, worde van de beide eerste eischen: het verlaten hebben der hooger aangeduide scholen uiterlijk vijf jaren geleden en het voldoen aan zekeren minimumleeftijd, desnoods dispensatie verleend en, behoudens de overige vereisehten, alleen het bovenbedoeld examen beslissend verklaard. Dat examen omvatte een onderzoek, of de candidaten de kennis bezitten, welke een leerling aan de Inlandsche Gouvernementsscholen der tweede klasse kan verkrijgen. Van het afleggen van het examen kunnen worden vrijgesteld: a. personen, die uiterlijk vijf jaren geleden met goed gevolg het „kweekelingsexamen" hebben afgelegd; b. gewezen onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen bij het Gouvernements-Inlandsch Onderwijs, die als zoodanig eervol ontslagen zijn, in beide gevallen echter onder het voorbehoud van voldoening aan de algemeene eischen omtrent leeftijd, gedrag en lichamelijke geschiktheid. -Aan de voor toelating in aanmerking komende candidaten worde vervolgens een certificaat (bijlage A) uitgereikt. Met uitzondering van gewezen onderwijzers en hulponderwijzers, zullen deze candidaten, alvorens zij als dorpsonderwijzer optreden, eene opleiding behoeven, welke bijzondere zorg vereiseht. De tijd van voorbereiding zal op een jaar zijn te stellen. Zoowel practisch als theoretisch zal die opleiding moeten geschieden door de hoofden der Inlandsche Gonvernementsscholen of van particuliere instellingen, die, volgens oordeel der betrokken Inlandsche schoolcommissie, geschiktheid daartoe bezitten. Practisch, door de betrokken jongelieden het onderwijs te doen bijwonen op die scholen en onder het toezicht van den onderwijzer zich te doen oefenen in het geven van onderricht in de laagste klassen. Theoretisch, door weke- VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 28 434 lijks hun eenige uren onderwijs te verstrekken voornamelijk in de behandeling der op de desascholen in gebruik zijnde leerboekjes, in de verklaring en toepassing der hoofdbewerkingen van de rekenkunde, ook, voorzoover noodig, wat betreft de behandeling der tiendeelige breuken, — eene opleiding, ongeveer overeenkomende met die, welke door de kweekelingen der Gouvernementsscholen wordt genoten. Het spreekt vanzelf, dat aan de Gouvernements- en particuliere onderwijzers voor dat in hunne vrije uren te verstrekken onderricht en de aan de verdere opleiding bestede zorgen eene belooning zal dienen te worden toegekend. Daar niet meer dan vier candidaten tegelijkertijd bij één Gouvernementsschool kunnen worden ingedeeld en het door deskundigen voldoende wordt geacht, indien voor het geven van anderhalf uur onderricht, driemaal per week, den mantrigoeroe eene belooning van f 10 'smaands of f 120 'sjaars wordt toegekend, zal voor het opleiden van eiken dorpsonderwijzer eene premie van f 30 behooren te worden toegezegd. Eene tegemoetkoming in onderhoud-, reis- en verblijfkosten aan de candidaten zeiven, gedurende hunne opleiding, zal, zooals uit de ruime aanmelding van personen thans reeds valt op te maken, niet verleend behoeven te worden dan bij uitzondering, in streken waar slechts met moeite personen zijn te vinden, geschikt en genegen om voor de betrekking van dorpsonderwijzer in aanmerking te worden gebracht. Voor de betrekking van dorpsonderwijzer meent men bovenal als kweekplaats te moeten beschouwen de Inlandsche Gouvernementsschool der tweede klasse, waar het betrekkelijk gering getal scholen der eerste klasse meer en meer voornamelijk bestemd zal zijn voor de opleiding der kinderen van Inlandsche hoofden en meer gegoede Inlanders, wier plannen, wat aangaat hun toekomstigen werkkring, veelal verder reiken. Voor het volk in het algemeen, voor de kinderen van den gewonen desaman, wier bestemming het zal zijn in den stand hunner ouders voort te leven, zal het onderwijs, gegeven aan de gemeentescholen zooals deze thans worden voorbereid, de aangewezen opleiding zijn. Het tegenwoordig peil van ontwikkeling der bevolking van Java stelt, voor de naaste toekomst althans, geen hooger eischen, die trouwens ook onvereenigbaar zouden zijn met de financiëele krachten niet alleen van de bevolking zelve, dóch ook van de Schatkist, indien de Regeering de vervulling daarvan tot Hare taak mocht willen rekenen. Voor de Gouvernementsscholen der tweede klasse daarentegen zal, naast dat eigenlijk „volksonderwijs" op de desascholen, plaats zijn tot opleiding van hen, die om bijzondere redenen: men denke hier bijv. aan den stand der grootere In- 435 landsche handelaren eh dergelijken, eene eenigszins meer uitgebreide vorming voor hunne belangen noodig oordeelen. In zoover dus is het doèl dier instellingen van tweeledigen aard te achten: hebben zij te voorzien in de evenvermelde bijzondere behoefte aan een eenigszins uitgebreider elementair onderwijs, terwijl verder van die scholen verwacht mag worden de verschaffing van het aanzienlijk aantal gemeente-onderwijzers, dat mettertijd voor Java en Madoera noodig zal blijken. Wat dit laatste aangaat, zal het van niet geringe beteekenis zijn bij de keuze der dorpsonderwijzers te letten op de streek hunner afkomst. Blijvende in de omgeving waar zij thuis behooren, zullen deze onderwijzers zich eerder tevreden stellen met de bescheiden inkomsten, welke de desa in staat is hun te verstrekken, en kan van hen meer verwacht worden, dat zij jaren achtereen, zoo niet voortdurend, aan het hoofd derzelfde school werkzaam zullen zijn, langzamerhand het vertrouwen van de medeingezetenen der desa zullen winnen en zoodoende op den duur een overwegenden invloed op de vorming van de Inlandsche jeugd zullen uitoefenen. Opgevat derhalve in den hierboven omschreven zin, zullen beide categorieën van instellingen: de Gouvernementsscholen tweede klasse en de Inlandsche volksscholen niet alleen in eene nuttige verhouding naast elkander voortbestaan, maar dienen zij in zeker opzicht elkander zelfs op den voet te volgen. Waar het ontstaan van een complex van volksscholen is te voorzien, zullen zoo mogelijk te voren reeds op een of meer geschikte plaatsen Gouvernementsscholen der tweede klasse behooren te worden gesticht, aan jongelieden uit den omtrek gelegenheid biedend o. m. om de eerste opleiding voor het ambt van gemeente-onderwijzer te bekomen. In de oprichting en verspreiding dier inrichtingen zal derhalve zekere aansluiting zijn te betrachten met de uitbreiding van het gemeente-onderwijs. Hebben de candidaten gedurende hunne opleiding geschiktheid tot het geven van elementair onderwijs getoond en mag van hen derhalve verwacht worden, dat zij met vrucht in de functie van dorpsonderwijzer werkzaam zullen zijn, dan worde hun een radicaal (Bijlage B) uitgereikt. Door eene zoodanige regeling zal alsdan een zelfstandig korps gemeente-onderwijzers in het gewest worden gecreëerd, bevoegd tot het geven van onderricht aan de dorpsschool, doch aan hun radicaal geene aanspraken kunnende ontleenen op plaatsing bij het Gouvernementsonderwijs of in eenige andere Landsbetrekking, .zoodat van een voortdurend streven in die richting geene sprake zal wezen. 436 De positie van den dorpsonderwijzer toch is eene andere, dan die van de Gouvernements-onderwijzers. Deze laatsten. zijn Landsdienaren, de eersten beambten van de desa. Mogen zij door hunne opleiding eenigszins verheven zijn boven het gros van de bevolking, naar hun stand zijn zij niet meer en dit dienen zij ook te blijven, dan de eersten onder hunne gelijken. Zij behooren in de desa zich thuis te gevoelen, werkelijk lid der gemeente te zijn, op vertrouwelijken voet om te gaan met de mede-ingezetenen en daardoor in de gelegenheid te zijn om ook ouderen met hunne kennis te verrijken. Het sta den onderwijzers daarom ook ten volle vrij, evenals hunne dorpsgenoten het landbouwbedrijf uit te oefenen. 10. Inkomsten van den Inlandschen volksonderwijzer. In het algemeen kan een maandelijksch inkomen, vertegenwoordigend een bedrag van + f 15 als minimum en ƒ 20 a ƒ, 25 als gemiddeld, voor de hierbedoelde onderwijzers passend worden geacht. De bezoldiging wórde zooveel mogelijk gevonden in de verleening van het gebruik van zekere uitgestrektheid gemeentelijken bouwgrond als middel tot levensonderhoud. In streken, waar de erfelijk individueele bezitsvorm de heerschende is, zal met behulp van een voorschot uit de middelen der plaatselijke credietinstellingen de gemeente wellicht hier en daar in staat kunnen worden gesteld om zoodanig apanageveld voor den dorpsonderwijzer aan te koopen. Mischien kan voorts de onderwijzer somwijlen tevens worden belast met de administratie van de dorpscredietinstellingen en hieruit nog een bijdrage tot zijne inkomsten kunnen putten. In elk geval behoort de onderwijzer bovendien een aandeel in de te heffen schoolgelden te genieten, ten einde hem belang te doen hebben bij toeneming van het aantal leerlingen. Zelfs kan het noodig blijken hem die gelden geheel af te staan, wanneer zijne inkomsten uit anderen hoofde te gering mochten zijn. Wijders behoort de onderwijzer te worden begrepen onder die categorieën van personen, door welke krachtens beschikking van den Eesident vrijstelling van heerendiensten wordt genoten, terwijl van de gemeente zelve ten aanzien van het verrichten van desadiensten eenzelfde tegemoetkoming mag worden verwacht. Mochten niettemin door bijzondere omstandigheden de aan het ambt verbonden voordeelen ontoereikend zijn om een geschikt persoon daarvoor te bekomen en de gemeente inder- 437 daad niet bij machte worden bevonden om die baten te verhoogen, dan, doch ook niet eerder en niet langer dan noodig is, kan ook in deze weder tot ver schaf fing eener subsidie van Regeeringswege als bedoeld in § 8 het verzoek aan den Resident Worden gedaan. 11. Leerplan. Het leerplan omvatte het lezen en schrijven van de landstaal, alsmede de toepassing der vier hoofdbewerkingen van de rekenkunde met geheele getallen. Het onderwijs moet voorts dienstbaar worden gemaakt aan de verschaffing van juister begrippen omtrent hetgeen de kinderen dagelijks in hunne omgeving kunnen waarnemen en voor hen van belang is te achten. Bij het rekenen bezige men vooral de onder de bevolking gebruikelijke lengte-, vlakte- en inhoudsmaten en gewichten, doch worde aan de meergevorderde leerlingen zoo mogelijk tevens eenig begrip gegeven, voorzoover dit voor hen van nut kan zijn, van de vóórnaamste maten en gewichten van het metrieke stelsel en de verhouding daarvan tot de eerstbedoelde. Overwegende dat het Javaansche volk in het algemeen nog zeer gehecht is aan zijn eigen letterschrift, ofschoon het om verschillende redenen noodig is, het gebruik der Latijnsche karakters langzamerhand ingang te doen vinden, is besloten voorshands in beide letterschriften onderwijs te doen geven. Zal in het Javaansch taalgebied begonnen worden met het / aanleeren van het eigen letterschrift, in de Soendalanden verdient het, ook volgens meening der Inlandsche onderwijzers, die hieromtrent gehoord zijn, aanbeveling eerst de Latijnsche karakters te leeren. Behalve dat het Javaansch letterschrift in dit taalgebied feitelijk niet inheemsen is en de Soendasche taal ook beter met Latijnsche karakters is te sehrijven, zoodat door de Inlandsche hoofden in de Preanger-Regentschappen daarvan vrij algemeen gebruik wordt gemaakt, is dat schrift, volgens deskundigen, voor kinderen gemakkelijker aan te leeren, daar het minder ingewikkeld is, de woorden afzonderlijk worden geschreven en samengestelde woorden in lettergrepen verdeeld kunnen wórden. Bovendien wordt sedert een tiental jaren op de Inlandsche Gouvernementsscholen eveneens aangevangen met het onderricht in het Latijnsch schrift. De volksschool zal bestaan uit drie klassen van één jaar. In het belang van het onderwijs zullen, zoo eenigszins mogelijk, slechts eens in het jaar na afloop der vastenmaand, nieuwe leerlingen worden aangenomen. 438 Alleen daar waar de lust om de school te bezoeken nog gering blijkt te zijn, kan toelating van nieuwe leerlingen om het halfjaar (in de maanden Sawal en Moeloed) plaats vinden, in welk geval de eerste klasse gesplitst wordt in twee semesterklassen. Het onderwijs worde geregeld naar het leerplan met bijbehoorende tafel van werkzaamheden, voorkomende onder de bijlagen lila en UK. Waar, om de bovenvermelde reden, eene splitsing der eerste klasse noodzakelijk wordt geacht, zal voor die klasse eene nadere regeling in overleg met den Inspecteur van het Inlandsch gemeente-onderwijs worden ontworpen. 12. Schoollectuur en schoolbibliotheken. Het algemeen oogmerk om de Inlandsche dorpsschool zooveel mogelijk te doen bijdragen tot verspreiding van juister begrippen omtrent verschillende, in het dagelijksch leven of de naaste omgeving van den desaman zich voordoende zaken of verschijnselen, kan alleen door mondelinge mededeelingen van den onderwijzer bezwaarlijk worden bereikt. Het gros dier personen zal zonder hulpmiddel niet daartoe in staat zijn of hunne voordracht niet zoodanig weten in te kleeden, dat zij de aandacht der leerlingen boeien. Dat onmisbaar hulpmiddel moet worden gezocht in eene door de zorg van het Departement van Onderwijs en Eeredienst te publieeeren uitgebreide verzameling van opstellen van allerlei aard, kort en helder in populairen vorm vervaardigd, o.m. met het doel om de onjuistheid van allerlei gangbare meeningen nopens tal van feiten en verschijnselen aan te toonen en betere begrippen daarvoor in de plaats te stellen, zonder nochtans daarbij af te dalen in verbijsterende bijzonderheden. Tot de daarin te behandelen onderwerpen zullen bijv. behooren: de functies van de verschillende deelen der plant; de levensvoorwaarden en eigenaardigheden der meest voorkomende aan den landbouw schadelijke of nuttige insecten en andere diersoorten; het ontstaan van bronnen; de uiteenzetting van verschillende natuurverschijnselen; de voordeelen eener goede grondbewerking; behandeling van hygiënische onderwerpen enz. Tot afwisseling zal verder die lectuur worden aangevuld met verhaaltjes van boeienden aard, fabeltjes, vertelsels van zedelijke strekking als anderszins. Bedoelde werkjes, waarvan bovendien steeds een paar exemplaren aan de onderwijzers der dorpsscholen voor het mondeling onderricht zullen worden verstrekt, worden, ten behoeve 439 van een kring van scholen, achtereenvolgens bijeenverzameld tot bibliotheken, welker beheer bij voorkeur worde toevertrouwd aan de onderwijzers der Inlandsche Gouvernementsscholen en waaruit beurtelings toezending plaats vindt aan elke gemeenteschool, welke wijze van verspreiding het voordeel verschaft, dat met eene kleinere oplaag kan worden volstaan en dus eene aanzienlijke besparing van kosten kan worden verkregen. 13. Schooltijden. .H-tTgu Bij de vaststelling van de schooltijden worden de hoofden der bevolking nauwkeurig geraadpleegd, ten einde rekening te houden met plaatselijke omstandigheden en de gelegenheid tot schoolgaan zooveel mogelijk binnen algemeen bereik te brengen. Mitsdien moet bovenal worden gelet op de uren, waarin van de hulp der oudere kinderen gebruik pleegt te worden gemaakt voor veld- of huisarbeid. De grootere jongens zullen bijv. veelal eerst tot schoolbezoek tijd kunnen vinden in den namorgen of in den namiddag. Zooals uit het rooster van werkzaamheden (bijlage UIb) kan blijken, is de leertijd voorloopig gesteld op twee en een half uur. Eene uitspanning van den duur van een half uur is voor de laagste klasse wellicht wenschelijk doch niet bepaald noodzakelijk. Een langdurige schooltijd, welke de kinderen den geheelen voor- of namiddag aan het huisgezin onttrekt, kan slechts schade doen aan de populairiteit van het onderwijs. De roeping trouwens van de dorpsschool, ter voorkoming van overdrijving wel in het oog te houden, is in het algemeen geen andere dan de kinderen te oefenen in lezen, schrijven en eenvoudig rekenen, behoudens verspreidig van elementaire begrippen omtrent dagelijks voor hen waarneembare feiten en verschijnselen. De school mag geen verstoring brengen in het Inlandsch huishouden; zij stelle alleen de kinderen in de gelegenheid gedurende enkele van hunne vrije uren zich min of meer geestelijk te ontwikkelen. Door den leertijd op twee en een half uur te stellen wordt bovendien het voordeel verkregen, dat het zeer goed mogelijk en voor de onderwijzers in het minst niet vermoeiend zal zijn tweemalen per dag school te houden. Nergens is bezwaar gemaakt tegen gelijktijdig schoolbezoek van jongens en meisjes, mits slechts zorg worde gedragen, dat zij afzonderlijk zitten. Splitsing van het schoolbezoek voor de verschillende klassen heeft op de beste wijze plaats door in de morgenuren alleen 440 de eerste klasse, in den namiddag de tweede en derde klasse te zamen onderricht te geven. Waar de school slechts door één onderwijzer wordt beheerd, zal deze bij eene zoodanige regeling des morgens zich geheel met de pasbeginnenden bezig kunnen houden, terwijl in de twee andere klassen afwisselend schriftelijk en mondeling onderwijs kan worden gegeven. Met één onderwijzer kan aldus worden volstaan, zoolang elke klasse uit niet meer dan ongeveer 35 leerlingen bestaat. Bij de opening der school kunnen ongeveer 50 leerlingen worden toegelaten. In den drukken tijd der sawahbewerking of van den oogst kan — behoudens de nader te bespreken vacanties — het aantal schooluren zoo noodig worden verminderd, terwijl verder bij de vaststelling van de schooltijden tevens zooveel doenlijk acht worde geslagen op de uren, gedurende welke de kinderen godsdienstonderwijs plegen te genieten. Uit het vorenstaande volgt, dat de schooltijden niet voor alle scholen in het gewest of de afdeeling uniform behoeven te worden gesteld, zij het ook dat gemakshalve zooveel doenlijk naar regelmaat worde gestreefd en het Bestuur voor elke desa nauwkeurig bekend behoort te zijn met de aldaar geldende regeling. Zijn bovendien de schooluren eenmaal met goedkeuring van het Plaatselijk bestuur bepaald, dan behoort stipte inachtneming der vastgestelde tijdstippen voor de onderwijzers zoowel als voor de kinderen als eerste eisch te gelden. 14. Vacanties. Ook de regeling hiervan geschiede in voege als in § 13 is aangegeven, met inachtneming van het navolgende. Aangezien de gemeente-onderwijzer niet zoozeer behoefte zal hebben aan een rusttijd in de vastenmaand, is het niet noodig deze geheel als vacantiemaand aan te wijzen. Sluiting der school gedurende eenige dagen bij het begin en bij het einde der vasten zal over het algemeen voldoende zijn. De eischen van den veldarbeid of van het algemeen bedrijf der bevolking zullen in den regel aangeven, of, en zoo ja in welke maand, eene vacantie van eenigszins langeren duur noodzakelijk zal zijn. Een vrije dag eenmaal 's weeks is bovendien gewenscht om de eentonigheid in het schoolbezoek te temperen. 15. Schoolgelden. Als regel, behalve voor onvermogenden, zij de school alleen tegen betaling toegankelijk. Kosteloos onderwijs toch, de 441 ervaring heeft het bewezen, wordt zoomin als welke andere gift ook op den duur gewaardeerd. Het schoolgeld voor de minstvermogenden worde echter zeer laag gesteld. Een bedrag, variéerende van 5 tot 50 cent 's maands per kind, naar gelang van de meerdere of mindere gegoedheid der ouders, met bepaling, dat voor volgende kinderen uit hetzelfde gezin het bedrag zekere vermindering ondergaat, zal uit een practisch oogpunt wel het meest doelmatig blijken. In sommige streken of voor sommige personen moet wellicht de gelegenheid worden geopend, om het schoolgeld desverlangd in natura bij den oogst te voldoen. 16. Schooladministratie. Door den dorpsonderwijzer worde van de leerlingen zijner school in de eerste plaats aangehouden een stamboek en een absentie-lijst (bijlagen IV en V). Aan het einde der maand worden de cijfers in laatst bedoelde lijst opgeteld en het percentage der absentiën berekend. Voorts worde maandelijks, in een speciaal daarvoor bestemd cahier, uit de absentielijst een opgaaf samengesteld volgens bijlage VI, welke door tusschenkomst van het betrokken Districts- en Onder districtshoofd ter kennisneming gezonden worde aan den Controleur en door dezen aan den Regent en Assistent-Resident der afdeeling, ten einde genoemde autoriteiten op de hoogte te houden van den toestand van het schoolbezoek. Bijlage VII is het tarief der leermiddelen welke jaarlijks door den betrokken Controleur of opziener der Inlandsche volksscholen kunnen worden aangevraagd; bijlage VIII het tarief der te verstrekken gedrukten voor de schooladministratie. Van de vorderingen der leerlingen zal maandelijks een rapport gemaakt worden volgens bijlage IX. Een inventaris-staat volgens model bijlage X worde jaarlijks in de maand September aan den betrokken Controleur of Opziener der volksschool gezonden ter opmaking van de aanvragen van boeken en leermiddelen. Voorts bediene de dorpsonderwijzer zich van een correspondentie-boek, ingericht volgens bijlage XI, voor het doen van mededeelingen of verzoeken zijne school betreffende. Waar schoolgeld geheven wordt, worden de betalingen geboekt in een staat volgens model bijlage XII. In het begin van elke maand worde aan het betrokken Districts- of Onderdistrictshoofd een staat van achterstalligen in het betalen van het schoolgeld aangeboden volgens bijlage XIII. 442 Aan het einde van elk kwartaal zullen voorts door het Districtshoofd of door den Opziener der volksscholen opgaven worden opgemaakt volgens bijlage XlVa en XTVb om daarop ter kennisneming te worden gezonden aan den Controleur, den Regent en den Assistent-Resident der afdeeling. Het Hoofd van plaatselijk bestuur zendt deze kwartaalstaten aan den Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs. De Opzieners der volks-scholen, of de Mantrigoeroe's belast met het toezicht over de desascholen, dienen maandelijks aan den betrokken Controleur een inspectierapport in, ingericht volgens bijlage XV. Dit verslag worde ter kennisneming gezonden aan den Regent en het Europeesch Bestuurshoofd der afdeeling, die het verder zendt aan meergenoemden Inspecteur. 17. Leiding en toezicht. De Algemeene leiding, wat betreft de totstandkoming en de bevordering van het Inlandsch volksonderwijs, berust 'voorshands bij den Directeur van Binnenlandsch Bestuur, aan wien voor de behandeling der daarop betrekking hebbende aangelegenheden een Inspecteur en de noodige Adjunct-Inspecteurs zullen worden toegevoegd. Voorts worden Inlandsche onderwijzers, met den titel van „Hoofdopziener der Inlandsche volksscholen", belast met de algemeene controle op de voor de verschillende groepen van scholen aan te stellen Opzieners, aan welke laatste, mede aan het korps der Inlandsche Gouvernementsonderwijzers te ontleenen, functionnarissen, zooals in § 8 is vermeld, het toezicht wordt toevertrouwd over een complex van in doorslag een vijftigtal scholen. De rechtstreeksche zorg echter voor het gemeentelijk schoolwezen blijft opgedragen aan de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur, onder de bevelen van den Resident. Immers geldt het hier eene aangelegenheid, ten nauwste verband houdend met het volksbestaan en met de ontwikkeling van het Inlandsch gemeentewezen, zooals dit in wettelijken zin in de Inlandsche Gemeente-ordonnantie in Staatsblad 1906 m 83 belichaamd is. Te rade gaande met de in de vorige paragrafen ontvouwde beginselen en met de eventueel door den Chef van genoemd Departement te geven nadere wenken en voorschriften, is het de taak der Hoofden van gewestelijk bestuur om in overleg met de betrokken Europeesche en Inlandsche ambtenaren geleidelijk de noodige regelingen te treffen of te doen treffen nopens de besproken onderwerpen en voorts die instrucÜën ter zake te geven, welke de omstandigheden gewenscht mochten maken. Daarbij worde tevens bepaald, dat de goedkeuring van den Resident wordt vereischt om een Inlandsche volksschool op te richten of op te heffen, waardoor voorkomen zal worden, 443 dat het Inlandsch onderwijs nog langer afhankelijk is van de vaak wisselende inzichten der elkander opvolgende plaatselijke ambtenaren. Gelijk hierboven gezegd, zal de daadwerkelijke bemoeienis met het gemeentelijk schoolwezen tot de taak van het Bestuur behooren. Van de toewijding en het doorzicht, inzonderheid van de Regenten en de aan dezen ondergeschikte Inlandsche hoofden, zal het afhangen of het desideratum van een populair onderwijs, aanpassende aan de behoeften en de levensomstandigheden van het gros der Inlandsche bevolking en voor alle kinderen toegankelijk, verwezenlijkt wordt. Zal het in de eerste plaats de materieéle zijde van het vraagstuk zijn, waaraan zij hunne zorgen hebben te wijden, ook het onderwijs zelf zal hunne onverpoosde belangstelling behoeven, waar immers inzonderheid door hunne overreding verkregen zal moeten worden, dat de bevolking de haar toegedachte nieuwe instelling, ondanks de daaraan verbonden gemeentelijke lasten, als een nuttige aanwinst aanvaardt en op prijs toont te stellen. Niet de weg van bevelen doch die van voorhouding en bespreking met den desaman moet daarbij worden bewandeld. Overigens behoeft het geen betoog, dat de controleerende ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur ook in zake het volksonderwijs op de gebruikelijke wijze hunne medewerking hebben te verleenen en tot het algemeen toezicht op den gang van zaken het hunne hebben bij te dragen. In het bijzonder ligt het op hun weg de besprekingen met de bevolking bij te wonen, daarbij aanwijzingen te verstrekken en hun bijstand te verschaffen tot oplossing der bezwaren, welke bij de verwezenlijking der plannen mochten worden ontmoet. Met het oog op de wenschelijkheid om in de regeling van het Inlandsch volksonderwijs in de verschillende gewesten zooveel mogelijk eenheid te betrachten, zullen dé Hoofden van plaatselijk bestuur zich moeten onthouden van eigenmachtige ingrijping in den voorgeschreven gang van zaken. Ingeval door hen inlichtingen omtrent aangelegenheden betreffende het desaonderwijs worden verlangd of het hun wenschelijk voorkomt dienaangaande denkbeelden aanhangig te maken, zullen, ter voorkoming van misverstand, die bestuurshoofden mede niet rechtstreeks tot de Inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch Gouvernementsonderwijs zich moeten vervoegen, doch, voor zooveel het niet in hunne bedoeling ligt reeds aanstonds tot bepaalde voorstellen aan het Hoofd van gewestelijk bestuur over te gaan, zich moeten wenden tot den aan den Directeur van Binnenlandsch Bestuur toegevoegden Inspecteur van het Inlandsch volksonderwijs. Bijlage A. 444 Soerat keterangan. Boepati dan Controleur di menjatakan bahwa , pekerdjaan , tinggal beroemah di desa , distriet ,. kaboepaten , soedah tjoekoep oedjiannja pada tanggal aken djadi goeroe desa dalam afdeeling Boepati dan Controleur, Bijlage B. 445 Soerat ketetapan. Bagi seorang bernama pekerdjaan , tinggal beroemah di desa district , kaboepaten , jang dapat soerat keterangan tanggal _. tahoen dari Boepati dan Controleur kaboepaten di tetapkan djadi —goer°6 x sekolah desa dengan belandja goeroe bantoe Assistent-Resident , 446 Bijlage I. AANVRAAG van boeken en overige leermiddelen voor (') "iSfC) volksscholen in de ^_afdeelin9 , afdeeling , residentie 3 "és Vermoede- Vermoedelijk aantal | ö * o üjk restant leerlingen bij het begin ■o § b 3 bii het van het nieuwe school- || ël TITELS. begin van jaar. § g ff het nieuwe Klasse Klasse Klasse (g ® g » schooljaar. j. jj. in. (') In te vullen het aantal Voor de opgaaf: scholen. (2) Afzonderlijke aanvragen , den 19. in te dienen voor de bestaande en voor de nieuw op te rich- controleur ten scholen. opziener Bijlage II. 447 GEGEVENS omtrent de (bestaande en) in 19.. op te richten Inlandsche volksscholen. 448 449 •g Bijzonderheden omtrent elk Regeling van de " ' | JS schoolressort. gemeentelijke I Uitgaven van Gouvernementswege. * fe (Verwacht) inkomsten der 1 ^ Aantal aantal 'onderwflzers in Ineens voor: g Jaarhjks voor: | 1 i % s Aderen sehoolgaan. g grond, geld of § f jjj •S o „| ^n 6 tot deklnde. g natura. , g é d ^ 'M ^ & I I DISTRICT, o o ■ * "g 10 jaar in , f § § ■§ "I'S c 3 S ë § . | :| l« ^school- -r°i0. 1 | ||| . 2 I ^§ 1,1 3 | % Toefen. II s? ressortaan- jarigenleef- § 1 «|g ? m * « Sl| g è 3 3 j. m. j. ïq. I ■ | £^ | | § g | f | f g | | g | | I g 1 2 8 4 5 6 7 8 9 10 11 ^ ° H PQ pon H 1 ■' 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 vooescheipten inl. ondeewijs. 29 Bijlage lila. 450 Inlandsch Volksondebwijs. Javaansch Taalgebied. Patokan pengadjaran. Pangkat I. Membatja dan menoelis: Cat. ff 52 Bertsch; Lajang watjan £ „ „ 53 „ ; „ M II (separonja). Menghitoeng 1—20: Cat. ff 61 Wisselink; Lajang etoeng I (handl.). „ „ 62 m ; „ „ II ( id. )• „ 1286 B. Darmawinata I (handl.). „ „ 1287 „ II ( id. )• Pangkat II. Membat ja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. ff 53 Bertsch; Lajang watjan II. „ „ 1699 Kats en Gadroen; Soejoed £ J „ 1700 „ „ „ | „ II- Membatja dan menoelis hoeroef Wol.- Cat. ff 1189 M. Nirman; Lajang watjan £ E „ 1190 J ; » „ II- Menghitoeng 1—100: Cat. ff 63 Wisselink; Lajang etoeng III (handl.). „ „ 1288 R. Darmawinata III (handl.). Pangkat III. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. ff 1701 Kats en Gadroen; Soejoed III. „ „ 1702 „ „ „ i m IV. 451 Membatja dan menoelis hoeroef Wol.: Cat. n' 54 Bertsch; Lajang watjan III. » » 55 „ ; „ „ IV. „ „ 1191 M. Nirnian; Lajang wat jan III. » » 1499 „ ; IV. „ „ 1500 „ ; Dongëng Tjekaq2 (handl.). Menghitoeng 1—1000: Petjahan biasa jang moedah2, perpoeloehan hingga peratoesan. Cat. n' 64 Wisselink; Lajang etoeng IV. » » 65 » ; n „ v. „ „ 1289 R. Darmawinata IV (handl.). » „ 1290 „ V ( id. ) . Boekoe jang lain tidak boleh dimasoekkan dalam „Aanvraag". 452 Bijlage lila. Inlandsch Volksonderwijs. Soendaasch Taalgebied. Patokan pengadjaran. Pangkat I. Membatja dan menoelis: Cat. ff 143 van Haastert I. „ .„ 144 „ , „ n. Menghitoeng 1—20: Cat ll! 150 van Gelder I (handl.). „ „ 151 „ „ H ( id. ). Pangkat II. Membatja dan menoelis hoeroef Wol.: Cat ff 1243 Among Pradja; Sesela I. „ 1432 B. Soeria Winata; Boekoe batjaan. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. ff 140 Ardiwinata; Tjatjarakan I. Menghitoeng 1—100: Cat. ff 152 van Gelder III. Pangkat III- Membatja dan menoelis hoeroef Wol.: Cat. ff 180 van Gelder; Mangle. „ 1243a Among Pradja; Sesela 11. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. ff 141 Ardiwinata; Tjatjarakan II. Menghitoeng 1—1000: Petjahan biasa jang moedah2, perpoeloehan hingga peratoesan. Cat. ff 153 van Gelder IV (handl.). " " 113 Wisselink. Kitab membilang IV (handl.). 14 » » V ( ïcL ;. Boekoe jang laïn tidak boleh dimasoekkan dalam „Aanvraag". 453 Bijlage lila. Inlandsch Volksondebwijs. Madoereesch Taalgebied. Patokan pengadjaran. Pangkat I. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. ü' 197 Bertsch; Ketab batjaqan I. „ „ 198 „ ; „ ~ „ II (sentengahnja). Menghitoeng: Cat. n? 203 Wisselink; Ketab ngetoeng I (handl.). „ „ 204 . „ ; „ „ II ( id. ). Pangkat II. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. n! 198 Bertsch; Ketab batjaqan II (setengahnja). „ „ 1183 Kartasoedirdja. I. „ „ 1184, „ II. Membatja dan menoelis hoeroef Blanda: Cat. n! 1185 Kartasoedirdja I. „ „ 1185a „ II. Menghitoeng 1—100: Cat. 11? 205 Wisselink; Ketab ngetoeng III (handl.). Pangkat III. Membatja dan menoelis hoeroef Djawa: Cat. D? 215 Djahidin. „ „ 216 Poespasastra; Ketab pengadjharan. Membatja dan menoelis hoeroef Blanda: Cat. Iü 1447 Kartasoedirdja Hl. „ „ 212 Djajakoesoema; Kandhana bhoeroen alas. Menghitoeng 1—1000: Patjahan biasa jang moedah2, „ persepoeloehan hingga peratoesan. Cat. n' 206 Wisselink; Ketab ngetoeng IV. „ „ 207 „ ; „ „ V (handl.). Kitab" jang lain tiada boleh dimasoekkan dalam „Aanvraag". 454 455 Bijlage IHfe. DAFTAR PENgADJARAN. pan katL Waktoe. Senen. Waktoe. Selasa. | Waktoe. Eebo. Waktoe. Kemis. Waktoe. Djoemaao. Waktoe. Saptoe. 7, djam Membatja kitab. 7, djam M^ngMtoeng ^ 7, djam Membatja kitab. \ 1/sdj.am Dictee. V.djam Membatjadipapan I % djam Membatga kitab. laran, awangan). toelis. ■/« „ Menoelis. % » Menoelis. */4 „ MfgMtoeng * j % „ Menghitoeng di % „ Menghitoeng di •/« , Menghitoeng di V. , Membatja di pa- V» , Membatja di pa- >/, , Menghitoeng „ J**0,? +t.oe^: . batoe toelis. batoe toelis. pan toelis. " pan toelis. " mentjongak (ta- k » Membatja kitab. »/. ■ Menoehs. V, , Berlgeritera. laran, awangan), % " ttffSul. ^ 3/4 ■ ï»^- Men06liS- U. Menoelis. %. Menghitoeng Menoelis. mentjongak (talaran, awangan). p a n l| k a t i1. Waktoe. Senen. Waktoe. Selasa. |Waktoe.| Eebo. ' LaktoeJ Kemis. Iwaktoe.1 Djoemaah. Iwaktoe.l Saptoe. "T" — f 7, djam Membatja kitab % djam Menghitoeng soe- 7, djam Membatja hoeroef 1/2djam Menghitoeng bi- 7, djam Menghitoeng »/4djam Menghitoeng soenoeroei woi. aian^ di batoe Wol. iang, di batoe mentjongak (ta- alan di batoe toe- % . Menoelis hoeroef 7, . Dktéehoeroef Dj. % , Menoelis hoeroef % , ^tja kitab % , MeTe^Te* V, . Membatja kitab i/ Monffiiitrontr »/ «.„„„,;„ 1/ -n-v- . ttt 11 hoeroefDj. roen) batjaan Dj. hoeroef Wol. " meSngak (ta " D? " r' Va " Menoelis hoeroef „ Bertjeritera. »/4 „ Menghitoeng bi- laran, awangan). DJ- lanfn di batoe V* ,, Menoelad (noe- »/i . Membatja kitab „ Menghitoeng bi- ,, Menehitoens *U Memboeat kali- V, Dictee'hoer Wol roen) batjaan • hoeroef Dj. langan di batoe j U " menWonlak " mat " Wol. . toefls. ■ ë _ pangkat iii. ;—i —i i i i 1 , ■ i——ï—i = Waktoe. | Senen. Waktoe.| Selasa. | Waktoe. Rebo. 1, Waktoe.| Kemis. Waktoe. Djoemaah. Waktoe. Saptoe. •Adjam Menoelis hoeroef V2 djam Dictee hoeroef Dj. 3/4djam Menoelis hoeroef] y2djam Membatja kitab % djam Menoelad (noe- 72djam Membatga kitab W0L dl kertas dengan Wol. hoeroef Dj. roen) batjaan: hoeroef Wol. potiooa- Wol. (sek. soenda) Dj. ( „ djawa.) V* " M^mr^w^tab 3/4 " Mf g^fg !06' Va ' ^emtetiam ^tabl 3/< . Menghitoeng bi- 7, „ MenghitoerS' „ Menghitoeng soe- hoeroefWol. alan di batoe toe- hoeroef Wol. I' langan di batoe mentjongak. " alan di batoe toe- toelis lis U „ Ito^t (w-'V, „ Membatja kitab % , Menghitoeng: bi U Menghitoeng •/« , Memboeat kali- 7, , Dictee hoer. Wol. Wol dKtas. Dj- di batoe| mentjongak. mat. " di kertas. 1/3 » *5ïïffi2JÊ % » Menoelis hoeroef: % . Dictée'hoer. Wol, ./4 Menoelis hoeroef »/• , Bertjeritera. % „ Menghitoeng bimentjongak. Wol. sek. soenda) I Dj. " langan di batoe Dj. ( „ djawa). toelis. 457 Bijlage IV. Afdeeling District INLANDSCH VOLKSONDERWIJS. DAFTAR segala moerid sekola 458 459 Moerid itoe " Nama Tanggal moerid naik Moerid Oemoer moela danpekerdjaan . . . ke Mas' Tanggal Angka itoe baüa" moerid ke" moela ke Naina orang jang ^aïLiifr m06rid ting. Sebabnja moerid oeroet Nama moerid. roe masoek tikabaha- sekolah danpakerdjaan membajar oewmg galkan soedah mening- sekolah roe masoek masoek' bapanja. oewang seko- sekolah- Ü. UI. sekola. galkan sekolah. tanggal. sekolah. klag ïah. 461 Bijlage V. INLANDSCH VOLKSONDERWIJS. Sekolah ABSENTIELIJST MOERID dalam tahoen 191.. 462 ABSENTIELIJST DA KI MOERID-MOERID. 463 ëlli^l I i II Hari Boelan- ti| f Ld 9 -| Hg Nama moerid. -3 j—■ ■—■—» r p i I j I i -g « g .2 § Keterangan. ê I ê 8 (§123 4 5678 9 1011 12131415 16 17 18 19 20'2122 28 2425 2627 2829 30 31 S S J H S 464 Bijlage VI. ~1 Berapa moerid jang maaoek . —i moerid kolom Boelan. Banjak.Dja lebih dari toi 16gn Koerang 5 dengan moerid. loum Ud,il sampai 20 , . 1R diterangkan 20 han. ^ dan 16. dari desa , mana). lt 2, 8. 4. | o- ___ BlJIiAGE VII. 465 TARIEF permoehoenan serba-serbi sekolah desa tiap-tiap tahoen. Batoe toelis, seboeah bagi masing-masing moerid. Anak batoe toelis, 20 batang bagi masing-masing moerid. Boekoe toelis, 2 helai bagi masing-masing moerid klas II. dan 3 helai bagi masing-masing moerid klas IIT. Pena, 1/12 gros bagi masing-masing moerid klas II. dan V„ gros bagi masing-masing moerid klas III. Tangkai pena, 1 batang bagi masing-masing moerid klas II dan III. Dawat, Vi2 botol bagi masing-masing moerid klas II dan III. Potlod, 2 batang bagi masing-masing moerid klas III. Tempat dawat, seboeah bagi tiap-tiap doea moerid klas II dan III. Kertas dan karet, kertas rata-rata 1/l riem bagi tiap-tiap sekolah; karet 1 boeah bagi masing-masing goeroe. Kapoer, l1/2 peti bagi masing-masing goeroe. Kajoe garis, seboeah bagi masing-masing goeroe. Tjat papan toelis, V* K.Gk bagi tiga papan toelis. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 30 Bijlage VIII. 466 TARIEF VAN GEDRUKTEN. *Ia. voor iederen Opziener 3 ex. II. „ „ Controleur van B. B. 4 „ lila. „ iedere nieuwe school 1 „ nm „ l „ „ 1 » iy. „ „ 1 „ (buitenvel). V. „ „ school 4 „ ( „ ). VI. „ „ nieuwe school 1 „ (model). IX. „ „ school 1 k (buitenvel). X. „ „ „ 1 „ XI. „ li nieuwe school 1 „ (model). **XII. „ „ school 1 „ (buitenvel). **XIII. „ „ „ 1 „ ( „ )• XIVo. „ iederen opziener of mantri goeroe met toezicht belast .. 4 „ ( „ ). XIV6. „ id. 4 „ ( „ ). XV. „ id. 15 „ ( „ )• * Waar nog geen Opziener is, wordt deze bijlage ingediend door den betrokken Controleur van B.B. ** Uitsluitend voor scholen waar schoolgeld wordt geheven. 467 Bijlage IX. Afdeeling .. District.. . Volksschool DAFTAR KEMADJOEAN MOERID. 468 469 MEMBATJA. I MENO L j g_ MENGHITOENG. I .ICl t J H; I . ; I ^ —. . 1—i—i—i ■ 5 ba ik sekali. 4 baik. 3 tjoekoep. 2 koerang. 1 djelek. Bijlage X. 470 STAAT perkakas sekolah didalem sekola tahoen Adanja , , , Perkakas tanggal 30 Perkakas Perkakas jang ada Namanja per- September Janf J. , ,jang J. pada30Sep- Keteran- kakas. tahoen dl" k^ear dl" tember gan. . jang dalam 1 dalam 1 tahoen se- soedah. tahoen- tahoen- karang. 471 Bijlage XI. DAFTAR roepa-roepa chabar atawa permoehoenan akan goenanja goeroe-goeroe dan moeridmoerid sekolah desa 472 473 . „ , JANG DI CHABAEKAN ATAU Poetoesan wedana atau JANG DI CHABAEKAN ATAU Boetoesan wedana atau Tanggal boelan. DI POEHOENKAN assistent-wedanaatasperj Tanggal boelan. - POEHOEHKAN assistent-wedanaatasper- moehoenan goeroe. I cv^™^*. moehoenan goeroe. i 475 Bijlage XII. Afdeeling District Sekolah INLANDSCH VOLKSONDERWIJS. Daftar pembajaran oeang sekolah tiap-tiap boelan i tahoen 19 r 476 DAFTAB PEMBAJABAN OEANG SEKOLAH TIAP-TIAP BOELAN. a w . SiSh-^ - 1 § 1 I 1 g £ moend. ftn^Sa^a^^^laolzifi i W x> g S g §£ 123456789 10 11 12 ® ^ Oh M 477 Bijlage XIII. INLANDSCH VOLKSONDERWIJS. Afdeeling Tahoen 191.. District Boelan Sekolah DAFTAR nama segala orang jang lagi berhoetang oewang sekolah. ~~ i I i Keterangan Oewang Angka Nama oranS boelan Banjaknja °etangjang Hoetang oeroet. v fng mana ber- hoetang. diterima jang ting- berhoetang. koetang. dalam boe- gal lagi. lan ini. ' | I j j Bijlage XlVa. 479 Besidentie Afdeeling. District. KWARTAALSTAAT jang ke_ Tahoen 19 48Ö STAAT ^ . . I Banjaknja moerid. I ~ • t I Di dalam satoe* boelan berapa moerid Keadaan' J J Banjak- gerapa lian goeroe. aesa- toeng. I. H. HL IV- V- VI. VII. VIII. IX. PARTICULIERE SCHOLEN. TOEZICHT OP HET DOOR EUROPEANEN AAN INLANDERS GEGEVEN PARTICULIER ONDERWIJS. Ord. 3 November 1880 (Stbl. 1880 n°. 201). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd). Dat Hij enz.; Lettende enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de volgende: „Eegelen (x) voor het toezigt op het bijzonder onderwijs,, „door Europeanen en met dezen gelijkgestelden aan inlanders„en met dezen gelijkgestelden te geven". Art. 1. Europeanen en met dezen gelijkgestelden behoeven voor het geven van bijzonder onderwijs aan Inlanders of met dezen gelijkgestelden, hetzij school-, hetzij huisonderwijs, deschriftelijke vergunning van het hoofd van gewestelijk bestuur (2), door wien zij op schriftelijke aanvraag wordt verleend voor één of meer plaatsen, binnen het door hem bestuurd gewest gelegen. Het geven van zoodanig onderwijs zonder de vereischte vergunning wordt gestraft: de eerste maal met eene boete van. f 25.— (vijf en twintig gulden) tot f 100.— (éénhonderd gulden), de tweede maal met eene boete van f 100.— (éénhonderd gulden) en gevangenisstraf van 8 (acht) dagen, te zamen of afzonderlijk, en vervolgens telkens met gevangenisstraf van 1 (één) tot 3 (drie) maanden. Art. 2. (1) De bij artikel 1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend als: (1) Deze regelen hebben geen betrekking op voorbereidingsonderwijs(Art. 3 van Gouv. besl. 1 Februari 1907 n°. 27 in Bijbl. no. 6633). (2) Vergunningen als hier bedoeld, verleend vóór de inwerkingtreding der ord. 18 April 1912 (Stbl. 1912 no. 286), blijven ingevolge art. 2 van die ordonnantie van kracht. 492 • dagen, en bij herhaling telkens met beide straffen te zamen. Huis-onderwijs, dat is: onderwijs aan de kinderen van ten hoogste drie gezinnen bij elkander in de woningen hunner ouders of voogden, is niet aan dit toezicht onderworpen. Art. 6. Op bijzondere scholen, voor de Europeesche jeugdbestemd, mogen kinderen van inlanders en met dezen gelijkgestelden worden toegelaten zonder de in artikel 1 dezer ordonnantie bedoelde vergunning, zoolang hun aantal niet meer' dan een derde van het geheele getal leerlingen der school bedraagt. Voor overschrijding van dit maximum wordt genoemde vergunning vereischt. Op het niet vragen dier vergunningzijn de boeten en straffen in artikel 1, alinea 2 omschreven,, toepasselijk. Deze scholen blijven nogtans uitsluitend onderworpen aanhet toezigt, over bijzondere Europeesche scholen voorgeschreven. En opdat enz. (gewoon slot). BERICHTEN BETREFFENDE DE OPRICHTING VAN BIJZONDERE SCHOLEN. Circ. Dir. O. E. N. 11 November 1880 14685 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 3625). Uit de aan mijn departement ingediende inspectierapportenvan den inspecteur en de adjunct-inspecteurs van het inlandsch onderwijs is mij gebleken, dat die ambtenaren meermalen onkundig worden gelaten omtrent de opening van bijzondere inlandsche scholen in enkele residentiën. Naar aanleiding daarvan en in verband met het bepaalde bij de 3e alinea van art. 5 van Staatsblad 1871 TT- 104, heb ik deeer TJEdG. te verzoeken het noodige te willen verrigten, opdat in den vervolge van de opening van dergelijke scholen in uw gewest, zij het ook door de hoofden van plaatselijk bestuur, dan wel door de controleurs bij het binnenlandsch bestuur, onverwijld aan den betrokken inspecteur of adjunctinspecteur kennis worde gegeven. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid,. STORTENBEKER. 494 SPELLING DER MALEISCHE TAAL MET LATIJNSCHE KARAKTERS OP PARTICULIERE SCHOLEN. Circ. Dir. O. E. N. 20 September 1902 Iü 16951& aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 5821). Ter verkrijging van een vast stelsel van spelling der Maleische taal met Latijnsche karakters is in 1896 aan den heer Ch. A. van Ophuijsen, inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 4e afdeeling, een reis opgedragen naar eenige Maleische gewesten binnen en buiten Nederlandsch-Indië, tot het instellen van een onderzoek naar de meest verbreide uitspraak dier laai. . De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd m een woordenlijst met spelregels, welke onder den naam „Kitab Logat Melajoe" zijn opgenomen in den Catalogus van het Dépot van Leermiddelen (n! 932). Ten einde het beoogde doel te bereiken, is het in de eerste plaats noodig dat zij, die geroepen zijn meergenoemde taal te onderwijzen, van geen andere spelling gebruik maken, dan de in de woordenlijst gevolgde, welke reeds in verschillende in -den laatsten tijd gedrukte werkjes is gebezigd. Ik heb daarom aan de Inlandsche schoolcommissiën C) verzocht het onderwijzend personeel der verschillende Gouvernements Inlandsche scholen op te dragen in het vervolg voor het schrijven der Maleische taal met Latijnsche karakters uitsluitend van de spelling voorkomende in de woordenlijst gebruik te maken. In het belang van de noodige eenheid moet het echter aanbeveling verdienen dat ook de particuliere scholen het voorbeeld der Gouvernements scholen volgen. In verband daarmede heb ik de eer TJHEdG. te verzoeken de aandacht der houders van particuliere scholen in Uw gewest te willen doen vestigen op de voor openbare scholen aangenomen spelling en op het gemak en het nut voor de leerlingen hunner school om dezelfde spelling te volgen. Ik teeken hierbij aan dat bedoelde Kitab Logat Melajoe bij het Dépot van Leermiddelen te Weltevreden voor het algemeen verkrijgbaar is tegen den prijs van f 0.45 per exemplaar. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. (i) Bij circ. 20 September 1902 no. 16951a, blz. 73. 495 PROGRAMMA'S VOOR DE EINDEXAMENS AAN PARTICULIERE KWEEKSCHOLEN. a. Kweekschool te Bandoeng. Gouv. besl. 11 Maart 1910 n°. 49 (Bijbl. n°. 7441). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad Tf 242) 0) j Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgende programma voor het eindexamen aan de particuliere Protestantsche zendingskweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Bandoeng. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsche lagere school in het oog gehouden. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 onder 1 tot en met 10 van de Begelen en voorwaarden enz. vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n- 242) (*). Hiervan zijn facultatief de vakken 1 en 2 en de Maleische taal. De vereischten zijn de volgende: le. (facultatief). Eenig inzicht in den bouw en de verrichtingen van het menschelijk lichaam; eenige algemeene kennis van dieren en planten, verklaring van de voornaamste verschijnselen op het gebied der physica. 2e. (facultatief). Kennis van de voornaamste personen en gebeurtenissen uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië. Algemeen overzicht van de geschiedenis van Nederland. 3e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die (!) Blz. 691. 496 van Nederlandsch-Indië en Nederland, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 4e. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen van het Soendaneesch. Vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, gemakkelijk in de Soendaneesche taal uit te drukken. 5e. (facultatief). Vaardigheid, om zich in de Maleische taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza in Arabische en Latijnsche karakters. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 6e. Vaardig en duidelijk lezen van Soendaneesch leesstof. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 7e. Het vervaardigen van een schoonschrift met Javaansehe, Arabische en Latijnsche karakters op papier en op het schoolbord. 8e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken, ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 9e. Oppervlakte berekenen van vlakke figuren. Oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 10e. Voldoende bedrevenheid in het handteekenen, om daarin onderwijs te kunnen geven. lle. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. Extract enz. b. Kweekscholen ie Mergaredja en Tingkir (Semarang). Gouv. besl. 28 December 1909 n°. 32 (Bijbl. n°. 7275). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Begelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) f); Is goedgevonden en verstaan: (i) Blz. 691. 497 Vast te stellen de volgende programma's voor het eindexamen aan de gesubsidieerde Protestantsche zendingskweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Mërgarëdja en Tingkir (Semarang): Programma voor het eindexamen aan de zendingskweekschool te Mërgarëdja. Het eindexamen moet dienen om te • onderzoeken of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd en of zij voldoende bekwaamheid bezitten om als onderwijzer aan eene Inlandsche lagere zendingsschool geplaatst te kunnen worden. Bij het examen moet meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hunne studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hunne kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsche lagere zendingsschool in het oog gehouden. Het verslag van het resultaat van het examen moet vermelden, of het examen voldoende of even voldoende, dan wel uitstekend is afgelegd. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 van de Begelen en voorwaarden enz., vastgesteld bij de Ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ff 242) f), benevens Maleische taal, zang, bijbelsche geschiedenis, bijbelsche aardrijkskunde, kerkgeschiedenis, bijbelkennis en Christelijke geloofsleer. De vereischten voor een voldoend examen zijn: 1°. Voldoende kennis van de Javaansche taal, waaronder wordt verstaan het vaardig en verstaanbaar lezen en het begrijpen van Javaansch proza en tembang en tevens voldoende kennis van de regels der Javaansche spraakkunst. Uit een schriftelijk opstel over eenig opgegeven onderwerp moet blijken dat de candidaat zich zonder fouten tegen de regels der spraakkunst van de Javaansche taal bedienen kan. Bij het mondeling onderzoek mag geëischt worden dat de candidaat zich in de Javaansche taal juist wete uit te drukken en zich van de toepassing der taalregels rekenschap wete te geven. 2°. Eenige kennis van de Maleische taal, waaronder wordt verstaan het vaardig en verstaanbaar lezen van Maleisch met Latijnsch karakter, en dat de candidaat blijken geeft van een- (M Blz. 691. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 32 498 voudig Maleisch proza te begrijpen en in het Javaansch te kunnen weergeven. Bij het mondeling onderzoek mag geëischt worden, dat de candidaat zich in de Maleische taal redelijk wete uit te drukken, en eenige kennis toone te bezitten van de Maleische woordvorming in vergelijking met die in het Javaansch. 3°. Het vervaardigen van schoonschrift in de bij D? 1 en 2 bedoelde talen met Javaansch en Latijnsch karakter. Bij het beoordeelen van het schrift wordt ook gelet op dat der opstellen; 4°. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metrieke stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. Voorts eenige kennis van de leer der evenredigheden, der reeksen en der verschillende talstelsels, en de toepassing daarvan bij het oplossen van eenvoudige vraagstukken. 5°. Eenige algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 6°. Eenige kennis van de beginselen der vormleer, der eenvoudige meetkundige lichamen, der lijnen, hoeken en platte vlakken, en het berekenen van inhouden en oppervlakten. 7°. Eenige bedrevenheid in het handteekenen, voldoende om een eenvoudig voorwerp op het bord te kunnen voorteekenen. 8°. Eenige kennis der algemeene en bijzondere methodiek, en voldoende begrip van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 9°. Voldoende kennis van het notenschrift en van de Europeesche en Inlandsche toonschalen, alsmede van het cijferschrift ten dienste van den zang. 10°. (facultatief). Eenige bekendheid met de hoofdpunten der geschiedenis van Java. 11°. (facultatief). Eenige algemeene kennis van de beginselen der natuurkunde en der natuurlijke historie. 12°. Grondige kennis der bijbelsche geschiedenis. 13°. Voldoende kennis der bijbelsche aardrijkskunde, in het bijzonder van Palestina. 14°. Eenige bekendheid met de hoofdpunten der kerkgeschiedenis. 15°. Eenige algemeene bijbelkennis: verstandig bijbellezen 499 en exegese, verdeeling en inhoud der bijbelboeken, en bijbelsche oudheidkunde. 16°. Voldoende kennis van de grondbeginselen der Christelijke geloofsleer, ook in verband met die van andere godsdiensten. Ihv'-d Programma voor het eindexamen aan de zendingskweekschool te Tingkir. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, terwijl moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de'vorming van geschikte onderwijzers aan de Lagere Inlandsche Zendingsschool. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsch Lagere Zendingsschool in het oog gehouden. Het eindexamen omvat naast de vakken genoemd in artikel 5 onder 1 t/m 10 van de Regelen en voorwaarden enz. vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) C): Bijbelsche- en kerkgeschiedenis, Christelijke geloof s- en zedeleer, Maleische taal en Zingen. De vereischten zijn de volgende: 1°. Eenige algemeene kennis van de natuurkunde en van de natuurlijke historie (facultatief). 2°. Eenige kennis van de voornaamste gebeurtenissen uit de geschiedenis van Java (facultatief). 3°. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 4°. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen van het Javaansch. Vaardigheid om zich zoowel mondeling als schriftelijk gemakkelijk in de Javaansche taal uit te drukken. 5°. Vaardig en duidelijk lezen van Javaansch proza. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 6°. Het vervaardigen van schoonschrift met Javaansch en Latijnsch karakter. 7°. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijfer- (*) Blz. 691. 500 kunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd, nauwkeurige kennis van het metrieke stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 8°. Oppervlakte berekenen van vlakke figuren. Oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 9°. Eenige bedrevenheid in het handteekenen, voldoende om eenvoudige voorbeelden op het schoolbord te kunnen voorteekenen. 10°. Voldoende kennis van de methodiek en eenig begrip van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 11°. Grondige kennis van de feiten der Bijbelsche geschiedenis en algemeene kennis van de voornaamste gebeurtenissen uit de geschiedenis der Christelijke Kerk. 12°. Algemeene Bijbelkennis en recht verstand van den tekst des Bijbels. Kennis der hoofdwaarheden van de Christelijke geloof s- en zedeleer en eenig begrip van de tijdorde en de ontleding der Bijbelboeken. 13°. Eenige vaardigheid om zich in de Maleische taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza. Blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en kan worden verklaard in het Javaansch. 14°. Eenige kennis der toonschalen, het zingen van het blad op noten en cijfers van meerstemmige liederen op woorden en van Inlandsche melodieën (facultatief). Extract enz. c. Kweekschool te Madjawarna (Soerabaja). Gouv. besl. 10 Juli 1907 n°. 9 (Bijbl. n°. 6694). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de Begelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers, vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad 11= 242) O ; Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgende Programma voor het eindexamen aan de gesubsidieerde kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Modjowarno (Soerbaja): (!) Blz. 691. 501 Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken of de kweekelingen den Cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, daarbij lettende op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studio heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsche Lagere school in het oog gehouden. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 onder 3 t/m 10 van de Regelen en voorwaarden enz. vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) (*). De vereischten zijn de volgende: 1°. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 2°. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen van het Javaansch. Vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, gemakkelijk in de Javaansche taal uit te drukken. 3°. Vaardigheid en duidelijk lezen van Javaansch proza. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 4°. Vaardigheid, om zich in de Maleische taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza in Arabische en Latijnsche karakters. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 5°. Het vervaardigen van een schoonschrift met Javaansch, Arabisch en Latijnsch karakter op papier en op het schoolbord. 6°. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. '.'<•'•, Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken ontleend aan de practijk en aan de. omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 7°. Oppervlakte berekenen van vlakke figuren. Oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 8°. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die (!) Blz. 691. 502 van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 9°. Voldoende bedrevenheid in het handteekenen, om daarin onderwijs te kunnen geven. Extract enz. d. Kweekschool A te Moentilan (Kedoe). Gouv. besl. 25 Juni 1912 n°. 52 (Bijbl. n°. 7654). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ïl! 242), juncto de ordonnantie van 7 Juni 1911 (Staatsblad n? 359) C); Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling voor het jaar 1913 en volgende jaren van het programma voor het eindexamen aan de gesubsidieerde particuliere Roomsch-Katholieke kweekschool (?) voor Inlandsche onderwijzers te Moentilan (Kedoe), vastgesteld bij het besluit van 4 Augustus 1911 ïï; 16 vast te stellen de volgende programma's A en B voor de examens, af te nemen aan de leerlingen respectievelijk van de 5de en de 6de klasse dier kweekschool. Programma A. le. Kennis van de Maleische en Javaansche taal. De candidaten moeten zich mondeling en schriftelijk goed in die talen weten uit te drukken, eenvoudig proza in die talen nauwkeurig kunnen lezen en bewijzen geven het gelezene goed te begrijpen en zoowel bij het mondeling als bij het schriftelijk examen doen blijken van voldoende kennis der grammatica van die talen. 2e. Kennis van de gronden der hoofdbewerkingen in de rekenkunde met geheele getallen en met gewone en tiendeelige breuken; het metriek stelsel en de Inlandsche maten en gewichten; de evenredigheden; de berekeningen van de grootte en de vormveranderingen van eenvoudige vlakke figuren en de berekening van de inhouden der eenvoudigste lichamen. Vaardigheid in het oplossen, zoowel uit het hoofd als schriftelijk, van eenvoudige rekenkunstige vraagstukken. (!) Blz. 691. (2) Deze kweekschool wordt thans „Kweekschool A" genoemd ter onderscheiding van een te Moentilan geopende 2de r. k. kweekschool, aangeduid met „Kweekschool B". 503 3e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van haar natuur- en staatkundige verdeeling. Grondige bekendheid met de aardrijkskunde van Nederlandsch-Oost-Indië. Eenige bekendheid met de hoofdzaken der wis- en natuurkundige aardrijkskunde. 4e. Bekendheid met de geschiedenis van NederlandschOost-Indië en met de hoofdpunten van de vaderlandsche en de algemeene geschiedenis, voorzoover die*met eerstgenoemde in nauw verband staan. 5e. Kennis van: de hoofdzaken der natuurkunde; de beginselen der anorganische en enkele hoofdpunten der organische scheikunde; de voornaamste inheemsche planten en dieren, in het bijzonder landbouwgewassen en landbouwhuisdieren; de systematische rangschikking, den bouw en de levensverrichtingen van planten en dieren; de meest voorkomende ziekten bij planten en dieren en hare bestrijding; het menschelijk lichaam. 6e. Vaardigheid in het teekenen van vlakversieringen, het teekenen naar de natuur en het illustratief teekenen op het bord. 7e. Vaardigheid in het schrijven met een duidelijk loopende hand van de aan de kweekschool onderwezen letterschriften. Programma B. le. Voldoende kennis van de Nederlandsche taal. De candidaten moeten zich mondeling en schriftelijk redelijk in die taal weten uit te drukken, eenvoudig proza nauwkeurig kunnen lezen en bewijzen geven het gelezene goed te begrijpen en zoowel bij het mondeling als bij het schriftelijk examen doen blijken van voldoende kennis van de beginselen der spraakkunst. 2e. Kennis van den bouwgrond en van de middelen ter verbetering daarvan. Eenig inzicht in de algemeene en de bijzondere plantenteelt, de veeteelt, de vischteelt en de hoofdpunten der landhuishoudkunde. 3e. Bekendheid met de inrichting der Inlandsche lagere school, het klassikaal onderwijs, de geschikte middelen tot handhaving van orde'en tucht, de methodiek van het lezen, schrijven en rekenen en de voornaamste bepalingen op het openbaar lager Inlandsch onderwijs in Nederlandsch-Indië. Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 8 October 1911 n! 28, krachtens artikel 4 der Begelen betreffende de benoembaarheid en bevordering van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen der lste en 2de klasse voor lager onderwijs in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1893 n! 127 504 juncto Staatsblad 1911 lü 371) 0), de in artikel 1 van dit besluit genoemde particuliere kweekschool aan te wijzen als een inrichting, waarvan het bewijs van met gunstigen uitslag afgelegd examen volgens het bij dat artikel vastgesteld programma B den bezitter benoembaar maakt tot hoofd van de scholen der lste klasse. Afschrift enz. e. Kweekschool te Djokjakarta. Gouv. besl. 12 Mei 1909 n°. 31 (Bijbl. n°. 7048). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ff 242) (2); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgende programma voor het eindexamen van de gesubsidieerde kweekschool voor Inlandsche onderwijzers (Keucheniusschool) te Djokjakarta. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht gevolgd hebben en of zij voldoende bekwaamheid bezitten om als onderwijzer aan een zendingsschool geplaatst te kunnen worden. De vereisehten voor het examen zijn: le. Voldoende kennis van de Javaansche taal, waaronder wordt verstaan: a. vaardig en verstaanbaar lezen van gewoon Javaansch proza en begrijpen van het gelezene; b. kennis van de hoofdregels der Javaansche spraakkunst. Uit een opstel over een opgegeven onderwerp moet blijken, dat de candidaat zich in die taal behoorlijk weet uit te drukken, zonder ernstige fouten tegen de regels der spraakkunst. Bij het mondeling onderzoek mag geëischt worden, dat de candidaat zich juist weet uit te drukken en zich van de toepassing der taalregels rekenschap weet te geven. 2e. Eenige kennis van de Maleische taal, waaronder wordt verstaan: a. vaardig en verstaanbaar lezen van Maleisch met Arabisch karakter; b. vertalen van eenvoudig Maleisch proza in het Javaansch; (!) Blz. 92. (=) .. 691. 505 c. ' eenige vaardigheid in het spreken der taal; d. eenige kennis van de hoofdregels der spraakkunst. 3e. Het vervaardigen van een schoonschrift met Javaansch en Latijnsch karakter. Bij de beoordeeling van het schrift worde ook gelet op dat der schriftelijke opgaven. 4e. Kennis van de vier hoofdbewerkingen der rekenkunde met geheele en gebroken getallen; vaardigheid in de toepassing der hoofdbewerkingen bij de schriftelijke oplossing van eenvoudige vraagstukken en bij het rekenen uit het hoofd; kennis van het metrieke stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. . - 5e. Eenige algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië; eenige bekendheid met de hoofdzaken van de wis- en natuurkundige aardrijkskunde. 6e. Eenige kennis van de beginselen der vormleer, der eenvoudige meetkundige lichamen; eenig begrip van lijnen, hoeken en platte vlakken; vaardigheid in het berekenen van inhouden en oppervlakten van regelmatige lichamen en figuren. 7e Eenige bedrevenheid in het handteekenen. 8e. Eenige kennis van de algemeene en de bij zonderemethodiek; eenig begrip van de inrichting eener lagere school en van de beteekenis van klassikaal onderwijs; kennis van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school gehandhaafd worden. 9e. Eenige bekendheid met de hoofdpunten van de geschiedenis van Nederlandsch-Indië. 10e. Eenige bekendheid met de hoofdzaken van de natuurlijke historie. lle. Kennis van de Bijbelsche Geschiedenis en de Gereformeerde Belijdenis. Extract enz. f. Kweekscholen te Na Roemonda, Ombolata en Slpoholon (Tapanoeli). Gouv. besl. 28 December 1910 n°. 22 (Bijbl. n°. 7530). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaar- 506 den voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad m 242) f); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de volgende programma's voor het eindexamen aan de gesubsidieerde Protestantsche zendingskweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Sipoholon, Na Roemonda, en Ombolata, alle gelegen in de residentie Tapanoeli: I. Programma voor het eindexamen aan de Protestantsche zending skweehscholen te Sipoholon en Na Roemonda. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers en voorgangers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben, om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. De waardeering van de kennis der candidaten in de verschillende vakken geschiedt door middel van de getallen 10 tot 1, welke de volgende beteekenis hebben: 10 = uitmuntend; 9 = zeer goed; 8 = goed; 7 = ruim voldoende; 6 = voldoende; 5 = twijfelachtig; 4 = onvoldoende; 3 = gering; 2 = slecht; 1 = zeer slecht. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 van ■de „Regelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad 11! 242) (*) en die, welke verder in het leerplan der school zijn opgenomen. De vereischten zijn de volgende: 1. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer in het bijzonder (!) Blz. 691. 507 die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 2. Grondige kennis van het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen in het Bataksch. Vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, gemakkelijk in het Bataksch uit te drukken. 3. Vaardig ên duidelijk lezen van het Bataksch met eigen en Latijnsche karakters. Blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 4. Het vervaardigen van schoonschrift in eigen, en Latijnsche karakters. Tevens zal bij de beoordeeling van het schrift gelet worden op dat van het overig schriftelijk werk. 5. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 6. Kennis van dé voornaamste eigenschappen der drieen veelhoeken en van den cirkel. Kennis van de berekening van oppervlakte en inhoud van eenvoudige meetkunstige lichamen. 7. Voldoende bedrevenheid in het teekenen van eenvoudige voorwerpen uit het dagelijksch leven. 8. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs; van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd, en van de methodiek der leervakken. 9. Kennis van de voornaamste gebeurtenissen, vermeld in de boeken van het Oude en het Nieuwe Testament, benevens bekendheid met den oorsprong dier boeken en hun hoofdzakelijken inhoud. Grondige kennis van den kleinen katechismus en van de voornaamste kerkelijke gezangen. 10. Eenige bekendheid met de geschiedenis van Nederlandsch-Indië sedert het einde der XVIde eeuw. Eenige bekendheid met de volken der oudheid voor zoover zij een overwegenden invloed op het verloop der wereldgeschiedenis hebben uitgeoefend. Kennis van de geschiedenis der Christelijke kérk gepaard aan bekendheid met de voornaamste feiten der algemeene geschiedenis, die met haar in verband staan. Grondige kennis van de uitbreiding der Christelijke kerk in de Bataklanden. 11. Eenige kennis van dieren, planten en delfstoffen. Eenige kennis van de algemeene eigenschappen der lichamen e.n verklaring der voornaamste natuurverschijnselen. 12. Vaardig lezen van het Maleisch met Latijnsche karakters. Blijken geven dat het gelezene wordt verstaan. 508 13. Kennis van het notenschrift en bekwaamheid in het voorzingen der kerkelijke melodieën. 11. Programma voor het eindexamen aan de Protestantsche zendingskweekschool te Ombolata. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer wörden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben, om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Het eindexamen omvat de vakken genoemd in Artikel 5 van de „Begelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad Tl- 242) f). De vereischten zijn de volgende: 1. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 2. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen in het Niasch. Vaardigheid om zich zoowel mondeling als schriftelijk in die taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen en blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 3. Vaardigheid om zich in de Maleische taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza in Latijnsche karakters en blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 4. Het vervaardigen van schoonschrift met Latijnsche karakters op papier en op het schoolbord. 5. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken, ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 6. Kennis van de berekening van de oppervlakte van vlakke figuren alsmede van oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 7. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van (!) Blz. 691. 509 hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 8. Voldoende bedrevenheid in het handteekenen, om daarin onderwijs té kunnen geven. 9. Eenige bekendheid met de geschiedenis van Nederlandsch-Indië sedert het einde der XVIde eeuw. Eenige bekendheid met de volken der oudheid voor zoover zij een overwegenden invloed op het verloop der wereldgeschiedenis hebben uitgeoefend. 10. Eenige kennis van dieren, planten en delfstoffen. Eenige kennis van de algemeene eigenschappen der lichamen en verklaring der voornaamste natuurverschijnselen. Extract enz. g. Kweekschool te Raja (Oostkust van Sumatra). Gouv. besl. 3 April 1913 n°. 81 (Bijbl. n°. 7881). Gelezen enz. Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Regelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere Kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad 11? 242) juncto de ordonnantie van 7 Juni 1911 (Staatsblad W 359) C); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het volgende programma voor het eindexamen aan de gesubsidieerde Protestantsche zendingskweeksehool voor Inlandsche onderwijzers te Raja (Oostkust van Sumatra): Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid dan om de leemten op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 van de „Begelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad Tl' 242) juncto de (!) Blz. 691. 510 ordonnantie van 7 Juni 1911 (Staatsblad n! 359) (*) en die, welke verder in het leerplan der school zijn opgenomen. De vereischten zijn de volgende: 1. Eenige kennis van dieren, planten en delfstoffen, alsmede van de algemeene eigenschappen der lichamen. 2. Een algemeen overzicht van de geschiedenis van Nederlandsch-Oost-Indië. 3. Eenige kennis van de oppervlakte der aarde, iets meer in bijzónderheden afdalende voor zoover betreft Sumatra. 4. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen in het Bataksch. Vaardigheid om zich zoowel mondeling als schriftelijk in die taal uit te drukken. Vaardig en duidelijk lezen van die taal in eigen en in Latijnsche karakters en blijken geven dat het gelezene wordt verstaan en .duidelijk kan worden verklaard. 5. . Vaardig lezen van het Maleisch in Latijnsche karakters. Blijken geven dat het gelezene wordt verstaan. 6. Het vervaardigen van schoonschrift met eigen en met Latijnsche karakters. Bij het beoordeelen van het schrift wordt ook op dat der opstellen gelet. 7. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken, ontleend aan de praktijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 8. Eenige kennis van de eigenschappen der rechtlijnig ingesloten figuren en van den cirkel. Bedrevenheid in het berekenen van oppervlakte en inhoud van de eenvoudigste meetkundige lichamen. 9. Voldoende bedrevenheid in het teekenen van eenvoudige voorwerpen uit het dagelijksch leven. 10. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs, van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd en van de methodiek der leervakken. 11. Bijbelsche geschiedenis. 12. Eenige kennis van de Christelijke geloofs- en zedeleer. 13. Het in koor zuiver zingen van een- of meerstemmige liederen. De waardeering van de kennis der candidaten in de verschillende vakken geschiedt door middel van de getallen 10 tot 1, welke de volgende beteekenis hebben: (!) Blz. 691. 511 10 — uitmuntend; 9 = zeer goed; 8 = goed; 7 == ruim voldoende; 6 = voldoende; 5 = twijfelachtig; 4 = onvoldoende; 3 == gering; 2 = slecht; 1 = zeer slecht. Bij de beslissing omtrent den uitslag van het examen wordt: a. afgewezen de candidaat, die in meer dan twee vakken een onvoldoend cijfer heeft behaald; b. over den candidaat, die in alle vakken het cijfer 5 heeït behaald beslist in verband met zijne maandrapporten. Extract enz. h. Kweekscholen te Kaloewatoe, Tomohon en Woloan (Menado). Gouv. besl. 31 Maart 1910 n°. 35 (Bijbl. n°. 7233). Gelezen enz.; Gelet op artikel 11, alinea 4, van de „Begelen en voorwaarden voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers", vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad Ir 242) (*); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de volgende programma's voor het eindexamen aan de gesubsidieerde Roomsch-Katholieke kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Woloan en de gesubsidieerde Protestantsche zendingskweekscholen voor Inlandsche onderwijzers te Tomohon en Kaloewatoe, alle gelegen in de residentie Menado: I. Programma voor het eindexamen aan de RoomschKatholieke kweekschool te Woloan. Het eindexamen moet dienen om te onderzoeken, of de kweekelingen den cursus aan de kweekschool met vrucht hebben gevolgd, waarbij moet worden gelet op het hoofddoel der opleiding, namelijk de vorming van degelijke onderwijzers. Bij het examen moet daarom meer worden geëischt van het verstand dan van het geheugen. Het moet meer de strekking hebben om te ontdekken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht hun studie heeft geleid, dan om de leemten W Blz. 691. 512 op te zoeken, die in zaken van ondergeschikt belang hun kennis verraadt. Bij de beoordeeling van de kennis der kweekelingen wordt steeds de behoefte der Inlandsche Lagere school in het oog gehouden. Het eindexamen omvat de vakken, genoemd in artikel 5 onder 3 t/m 10 van de „Regelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de Ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) C). De vereischten voor een voldoend examen zijn: ... le. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig die van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wiskundige aardrijksbeschrijving. 2e. Het gebruik, de kracht en de beteekenis der taalvormen van het Maleisch. Vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, gemakkelijk in de Maleische taal uit te drukken. 3e. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza. Blijken geven, dat het gelezene wordt verstaan en duidelijk kan worden verklaard. 4e. Het vervaardigen van schoonschrift met Arabische en Latijnsche karakters op papier en op het schoolbord. Tevens zal bij de beoordeeling van het schrift gelet worden op dat van het overig schriftelijk werk. 5e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met gewone en tiendeelige breuken als met geheele getallen. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van vraagstukken ontleend aan de practijk en aan de omgeving, en bij het rekenen uit het hoofd. Nauwkeurige kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten en van het muntstelsel. 6e. Het berekenen van de oppervlakte van vlakke figuren en van oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 7e. Voldoende bedrevenheid in het handteekenen om daarin .onderwijs te kunnen geven. 8e. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs, van de methode der leervakken en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 77. Programma voor het eindexamen aan de Protestantsche zendingskweelcschool te Tomohon. Bij het eindexamen zal meer worden gelet op het verstand dan op het geheugen. De strekking van het eindexamen zal meer zijn te onderzoeken, wat de candidaten weten en tot welke mate van inzicht zij door hunne studie gekomen zijn, dan wel om de leemten op te sporen in zaken van onderge- (i) Blz. 691. 513 schikt belang. De behoeften van de Inlandsche lagere school dienen steeds in het oog gehouden te worden, zoowel bij de practische als bij de theoretische opleiding. Het eindexamen omvat de Vakken, genoemd in artikel 5 onder 3 t/m 10 van de „Regelen en voorwaarden enz.", vastgesteld bij de Ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad ïl° 242) 0). De vereischten voor een voldoend examen zijn: le. Grondige kennis van de Maleische taal, d.w.z. vaardigheid om zich daarin uit te drukken, vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza in Arabische en Latijnsche karakters en een goed begrijpen van het gelezene. Uit een schriftelijk opstel over eenig opgegeven eenvoudig onderwerp moet blijken, dat de candidaat zich zonder grove fouten tegen de regelen der spraakkunst van deze taal bedienen kan. 2e. Het vervaardigen van schoonschrift op papier en op het schoolbord met Latijnsche karakters, alsmede het vervaardigen van een eenvoudig dictee met Arabische karakters. Tevens zal bij de beoordeeling van het schrift gelet worden op dat van het overig schriftelijk werk. 3e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst, zoowel met geheele getallen als met gewone en tiendeelige breuken. Vaardigheid in de toepassing der hoofdregels bij de schriftelijke oplossing van voor Inlanders practische vraagstukken en bij het rekenen uit het hoofd. Kennis van het metriek stelsel van maten en gewichten in de Minahassa in gebruik. 4e. Het berekenen van de oppervlakte van eenvoudige vlakke figuren, alsmede van oppervlakte en inhoud van eenvoudige lichamen. 5e. Algemeene kennis van de oppervlakte der aarde en van hare natuur- en staatkundige verdeeling, meer uitvoerig van Nederlandsch-Indië, zoomede eenige bekendheid met de wisen natuurkundige aardrijkskunde. 6e. Duidelijke begrippen van klassikaal onderwijs, van de methode der leervakken en van de gepaste middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. 7e. Voldoende bedrevenheid in het teekenen van eenvoudige ylakversieringen of voorwerpen, ten einde in dit vak onderwijs te kunnen geven. III. Programma voor het eindexamen aan de Protestantsche zendingskweêkschoól te Kaloewatoe. le. De eenvoudigste beginselen van de kennis der natuur in verband met de omgeving. (!) Blz. 691. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 33 51é 2e. Eenige bekendheid met de hoofdgebeurtenissen uit de geschiedenis van Nederlandsch-Indië in meer bijzonderheden, waar deze de geschiedenis van het gewest of eiland raken; algemeene kennis van de inrichting van het Bestuur van Nederlandsch-Indië. 3e. Kennis van Nederlandsch-Indië, zoomede van zijne bewoners (in verband met nijverheid); algemeene kennis van de aardoppervlakte; eenige bekendheid met de wis- en natuurkundige aardrijkskunde, in zooverre deze dienstbaar kan zijn ter verklaring der geregeld voorkomende verschijnselen der omgeving. 4e. Kennis van het gebruik en de beteekenis der vormen van de Maleische taal. Vaardigheid om zich schriftelijk en mondeling juist en gemakkelijk uit te drukken in die taal. 5e. Vaardig en duidelijk lezen van Maleisch proza, zoowel met Latijnsche als met Arabische karakters. Weergeven van het gelezene, zoowel mondeling als schriftelijk, zoodanig, dat daaruit blijkt, dat de inhoud begrepen wordt. 6e. Het maken van schoonschrift met Latijnsche karakters op papier en op het schoolbord. Tevens zal bij de beoordeeling van het schrift gelet worden op dat van het overig schriftelijk werk. 7e. Bedrevenheid in de vier hoofdbewerkingen der cijferkunst met geheele getallen, gewone en tiendeelige breuken; vaardigheid in het oplossen van eenvoudige, practische vraagstukken, schriftelijk en uit 't hoofd. Kennis der maten, gewichten en munten 8e. Berekenen der oppervlakte van vlakke figuren, zoomede van de oppervlakte en den inhoud van eenvoudige lichamen. 9e. Voldoende bedrevenheid in het handteekenen om daarin onderwijs te kunnen geven. 10e. Juiste begrippen omtrent leergang en methode der onderwijsvakken van de Lagere school en van de middelen, waardoor orde en tucht in de school worden gehandhaafd. Extract enz. BENOEMBAARHEID DER GESLAAGDEN IN HET EINDEXAMEN AAN PARTICULIERE KWEEKSCHOLEN BIJ HET OPENBAAR INLANDSCH ONDERWIJS. a. Kweekschool te Madjawarna (Soerabaja). Gouv. besl. 10 September 1907 n°. 16 (Bijbl. n°. 6719). Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; 515 Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: De gesubsidieerde particuliere kweekschool te Modjowarno (Soerabaja) aan te wijzen als eene inrichting, waarvan het bewijs van met goed gevolg afgelegd eindexamen krachtens artikel 5, alinea 1, sub / (*), en artikel 9, sub c (2), der Regelen betreffende de benoembaarheid en bevordering van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche scholen der l8te en 2de klasse voor lager onderwijs in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1893 ff 127, juncto Staatsblad 1907 ff 392) den bezitter benoembaar maakt tot hulponderwijzer aan de scholen der lste klasse en tot hoofd van de scholen der 2de klasse. Afschrift enz. b. Kweekschool A te Moentilan (Kedoe). Zie art. 2 van Gouv. besl. 25 Juni 1912 n°. 52 (Bijbl n°. 7654), blz. 503. c Kweekschool te Kaloewatoe (Menado). Gouv. besl. 27 Juni 1913 n°. 55 (Bijbl. n°. 7975). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: De gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers te Kaloewatoe (Menado) aan te wijzen als eeno inrichting, waarvan het bewijs van met goed gevolg afgelegd eindexamen krachtens artikel 5, alinea 1 sub ƒ (J), en artikel 9 sub c (2) der Regelen betreffende de benoembaarheid en bevordering van het onderwijzend personeel aan de openbare Inlandsche seholen der lste en 2de klasse voor lager onderwijs in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1893 ff 127, juncto Staatsblad 1907 ff 392) den bezitter benoembaar maakt tot hulponderwijzer aan de scholen der l8te klasse en tot hoofd van de scholen der 2de klasse, Extract enz. t1) Blz. 93. (2) „ 95. 516 VOOR PARTICULIERE CURSUSSEN AAN INLANDERS MAG SLECHTS VAN INL. SCHOOLGEBOUWEN WORDEN GEBRUIK GEMAAKT. Circ. Dir. O. E. N. 17 December 1906 TP 22116 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 6776). Op advies der Inspecteurs van het lager onderwijs heb ik in beginsel besloten, dat ten behoeve van particuliere cursussen aan Inlanders geen gebruik meer mag worden gemaakt van Europeesche schoolgebouwen. Aanleiding hiertoe heeft gegeven de door een dier Inspecteurs gekoesterde en door de beide andere gedeelde vrees voor besmetting, waaraan de leerlingen der Europeesche scholen zijn blootgesteld, wanneer zij plaats moeten nemen in hetzelfde lokaal en op dezelfde banken, waar wellicht kort te voren met besmettelijke oog- en huidziekten behepte Inlandsche leerlingen les hebben ontvangen. Ik heb de eer UHEdG. te verzoeken om, waar in Uw gewest tot dusver Europeesche schoolgebouwen worden benut voor het hierboven omschreven doel, daarvoor desgewenscht localiteit beschikbaar te willen stellen in de Inlandsche schoolgebouwen (1). De wde Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, POTT. BESCHIKBAARSTELLING VAN LEERKRACHTEN VAN OPENBARE JNL. SCHOLEN TEN BEHOEVE VAN LANDSCHAPSSCHOLEN IN CELEBES. "Zie Gouv. besl. 2 Maart 1910 TP 4, blz. 189. BESCHIKBAARSTELLING VAN LEERKRACHTEN VAN DE OPENBARE INL. SCHOLEN IN DE AFDEELING MENADO TEN BEHOEVE VAN GESUBSIDIEERDE PARTICULIERE INL. SCHOLEN ALDAAR. Zie art. 6 van Gouv. besl. 29 November 1912 n°. 55 (Stbl. 1912 n°. 582), blz. 189. (l) De vergunning tot het gebruik van lokalen van openbare Inl. scholen kan door het Hoold van gewestelijk bestuur worden verleend, zie •circ. Dir. O. E. N. 4 Augustus 1909 no. 12003 (Bijbl. no. 7090), blz. 86. 517 BESCHIKBAARSTELLING VAN LEERKRACHTEN VAN OPENBARE INL. SCHOLEN TEN BEHOEVE VAN DE PARTICULIERE INL. ONDERWIJS INRICHTINGEN OP SOEMBA EN FLORES (TIMOR EN ONDERHOORIGHEDEN). Gouv. besl. 31 Maart 1913 D.' 44. Gelet enz.; Gelezen enz.; De Baad van Nederlandsch-Indië gehoord; Eerstelijk: enz. Ten vierde: Den Besident van Timor en Onderhoorigheden uit te noodigen om overeenkomstig de hem daarvoor door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst in overleg met diens ambtgenoot van Binnenlandsch Bestuur te geven aanwijzingen het noodige te verrichten voor de invoering en/of organisatie van het volksonderwijs in de tijdelijke afdeeling Timor, met uitzondering van de onderafdeeling Beloe, in het landschap Adoenara der tijdelijke afdeeling Flores, benevens in de tijdelijke afdeeling Soembawa van zijn gewest (*). Ten vijfde: enz. Ten achtste: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen van het openbaar Inlandsch onderwijs op de aan hun rang en diensttijd verbonden inkomsten ter beschikking te stellen van I. den Besident van Timor en Onderhoorigheden, II, de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland, III. de Missie van de Orde van Jezuieten (2), I. ten einde door dezen II en III. ten einde door deze corporatie I t/m III te worden werkzaam gesteld bij I. het volksonderwijs in het in artikel 4 van dit besluit omschreven gedeelte van zijn gewest, II en III. van haar uitgaande onderwijsinrichtingen in de tijdelijke afdeeling '(*) II. Soemba, f1) De residentie Timor en Ond. is met ingang van 1 April 1915 definitie! verdeeld in 5 afdeelingen : Zuid-Timor en Eilanden, Noord- en Midden-Timor, Soemba, Flores en Soembawa (art. 1 en 7 van Gouv. besl. 5 December 1914 no. 8 in Stbl. 1914 no. 743). (2) Voor „Missie van de Orde van Jezuieten" moet thans worden gelezen „Missie van de Congregatie der Paters van het Goddelijk Woord te Steijl" (art. 1 van Gouv. besl. 28 December 1914 no. 57 in Stbl. 1914 no. 791). 518 III. Flores, II en III der residentie Timor en Onderhoorigheden, I t/m III met bepaling: le. dat de ter beschikking gestelden gedurende den tijd der terbeschikkingstelling bij hun corps „a, la suite" worden gevoerd; 2e. dat aanvragen om terbeschikkingstelling van personeel als voormeld niet mogen Worden ingewilligd, wanneer zij niet vergezeld zijn van een verklaring L van voornoemd Hoofd van gewestelijk bestuur, II en III. van voornoemde corporatie, I. dat voor de Landsinkomsten van het aangevraagde personeel het beginsel, uitgesproken in de eerste alinea van letter g sub 2e van den Leidraad in Bijblad n! 6672, volledig toepassing kan vinden. II en III. dat de Landsinkomsten van het aangevraagde personeel door haar ten volle zullen worden vergoed. Afschrift enz. BESCHIKBAARSTELLING VAN VROUWELIJKE LEERKRACHTEN VAN HET OPENBAAR INL. ONDERWIJS VOOR PARTICULIERE INL. MEISJESSCHOLEN, GESUBSIDIEERD OP DEN VOET DER REGELEN IN STBL. 1914 No. 592. Gouv. besl. 25 Augustus 1914 D? 28. Gelezen enz.; >af|{tt1 De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om vrouwelijke leerkrachten van het openbaar Inlandsch onderwijs op de aan haar rang en diensttijd verbonden inkomsten te detacheeren aan op den voet der Begelen, vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 25 dezer (Staatsblad n! 592) (1), gesubsidieerde particuliere Inlandsche meisjesscholen, met bepaling: le. dat de gedetacheerden gedurende den tijd harer detacheering bij haar corps „a. la suite" worden gevoerd; 2e. dat aanvragen om detacheering van personeel als voormeld niet mogen worden ingewilligd, wanneer zij niet vergezeld zijn van een verklaring, dat de landsinkomsten van het aangevraagde personeel vanwege de betrokken school ten volle zullen worden vergoed. Afschrift enz. .(!)' Blz. 627. 519 GEEN SUBSIDIES RECHTSTREEKS UIT LANDSCHAPSKASSEN TE VERLEENEN. Circ. lsten Gouv. Secr. 3 September 1913 TP 2107 aan eenige Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 7872). In verband met de omstandigheid, dat op de begrootingen van uitgaven van eenige Zelf besturende landschappen fondsen worden beschikbaar gesteld voor de subsidieering van aldaar door de Zending geopende onderwijsinrichtingen voor de inheemsche bevolking, wenscht de Gouverneur-Generaal het volgende onder Uwe aandacht te zien gebracht. In beginsel bestaat bij Zijne Excellentie tegen het verleenen van geldelijken steun voor dit doel uit landschapskassen niet het minste bezwaar, omdat de daaraan uitgegeven bedragen nuttig zijn besteed. Wel meent Zij echter bedenking te moeten maken tegen de wijze waarop die subsidiën worden berekend, of liever tegen het gemis van eenigen regel bij die berekening, ten gevolge waarvan het wel eens is voorgekomen, dat uitgekeerde subsidiebedragen hooger waren dan de ten laste van de Zending komende kosten van het Onderwijs, terwijl in een ander geval een Bestuurder van eenig landschap zich schriftelijk verbond tot het verleenen van geldelijken steun aan een door de Zending te openen onderwijsinrichting, waaraan in het geheel geen behoefte bestond. In aanmerking nemende voorts, dat het wenschelijk is bij het verleenen van bovenbedoelde subsidies ook in Zelfbesturende landschappen de voor het betrokken gebied op dat stuk geldende Gouvernementsregelingen na te volgen en dat de vraag of al dan niet subsidie verleend moet worden het best kan worden beoordeeld door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, wélke Departementschef ook het best in staat is om te beoordeelen of de middels het onderwijs verkregen resultaten geëvenredigd beschouwd kunnen worden aan de van Overheidswege daaraan ten koste gelegde sommen, terwijl het uit den aard der zaak gewenscht is dat de in de Zelfbesturende landschappen gevolgde onderwijspolitiek gebaseerd zij op de door de Regeering aangegeven, ten aanzien van de verleening van subsidies door voornoemden Directeur ten uitvoer gelegde algemeene beginselen en dat aldaar geen daarmede strijdige handelingen als gevolg van de persoonlijke inzichten van de wellicht niet met evenbedoelde algemeene beginselen bekend zijnde plaatselijke ambtenaren worden verricht, — heeft de Regeering gemeend als beginsel te moeten aannemen, dat voortaan in Zelfbesturende landschappen geen subsidies voor onderwijsdoeleinden rechtstreeks uit de landschapskassen enz. 520 behooren te worden toegestaan, ook niet bij wege van overeenkomst, doch dat het verleenen van dergelijke subsidies aldaar, volgens de Gouvernementsbepalingen, uit 's Lands kas, zooveel mogelijk met restitutie door de betrokken Zelfbesturen, behoort te geschieden. Door tr. h. e". g. üet vorenstaande mede te deelen en TJ te verzoeken daarmede v.z.n. rekening te willen houden en doen houden bij de goedkeuring en opmaking van begrootingen voor de in Uw gewest aanwezige Zelfbesturende landschappen, heb ik de eer van een van den Landvoogd bekomen opdracht mij te kwijten. Voor enz. De lste Gouvernements-Secretaris, E. MORESCO. SUBSIDIEREGELINGEN. A. VOOR SCHOLEN VAN VOORBEREIDINGSONDERWIJS. Scholen van voorbereidingsonderwijs aan Inl. kinderen, mits als afzonderlijke cursussen verbonden aan Europeesche scholen van voorbereidingsonderwijs, kunnen worden gesubsidieerd op den voet der Regelen, vastgesteld bij art. 1 van Gouv. besl. 1 Februari 1907 n°. 27 (Bijbl. n°. 6633) en gewijzigd bij art. 1 van Gouv. besl. 22 September 1910 n°. 37 (Bijbl. n°. 7316). B. VOOR LAGERE SCHOLEN OP JAVA EN MADOERA. Regelen. Ord. 4 Mei 1906 (Stbl. 1906 n°. 241). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Krachtens machtiging der Koningin, met buitenwerkingstelling, voor zoover Java en Madoera betreft, der ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n? 146) (*), vast te stellen de volgende: REGELEN (2) voor de toekennnig van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera. Artikel 1. (1) Aan particuliere Inlandsche scholen op welke lager onderwijs wordt gegeven, worden subsidiën uit 's Lands kas verleend (3). (2) Zij hebben daarvoor te voldoen aan de volgende voorwaarden: le. Ten genoegen van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte. t1) Blz. 543. (2) Afdrukken van deze regelen zijn bij 's Lands depot van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 2 cents per exemplaar (besl. Dir. O. E. N. 11 Augustus 1906 no. 14191). (8) Volgens eene Regeeringsbeslissing verzet het imperatief karakter van deze alinea er zich tegen om aan scholen, die aan alle gestelde eischen voldoen, door haar aangevraagde subsidiën te onthoudén (Miss. leten Gouv. Secr. 19 Juli 1907 no. 1937 aan Dir. O. E. N.). 522 2e. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven met eigen of Latijnsche karakters der landstaal of der Maleische taal; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. 3e. Het onderwijs wordt gegeven gedurende minstens drie uren daags; wanneer ook godsdienstonderwijs wordt gegeven, moet de minimum-schooltijd met den duur daarvan worden verlengd. 4e. Het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen moet minstens 12 bedragen f). Dat aantal wordt berekend over de zes maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend (2), met dien verstande dat die termijn voor scholen, welke pas opgericht zijn en ten behoeve van welke voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, tot drie maanden kan verkort worden. 5e. Het hoofd der school wordt ten minste bijgestaan door 1, 2, 3, 4 of 5 hulponderwijzers of kweekelingen wanneer het aantal geregeld de school bezoekende leerlingen respectievelijk meer dan 40, 80, 120, 160 of 200 bedraagt en bij elk 50-tal leerlingen boven het laatstgenoemde aantal door nog een hulponderwijzer of kweekeling. 6e. De onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen moeten ten genoegen van het plaatselijk schooltoezicht het bewijs leveren van voldoende bekwaamheid in de vakken onder 2e genoemd en van geschiktheid voor hunne taak. Hiervan wordt hun eene schriftelijke verklaring gegeven. Van deze voorwaarde zijn vrijgesteld zendelingen, hulppredikers en Roomsch-Katholieke geestelijken, terwijl het bewijs van voldoende bekwaamheid niet meer behoeft te worden geleverd door hen, die ih het bezit zijn van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers of van een diploma, dat- hen benoembaar maakt tot de betrekkingen van onderwijzer, hulponderwijzer of kweekeling aan eene openbare lagere Inlandsche school. Hoofden van scholen van meer dan 200 leerlingen zullen echter in ieder geval voorzien moeten zijn van een door den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring van geschiktheid voor hunne betrekking. M Zie voor de toepassing van deze voorwaarde miss. wden Dir. O. E. 12 Februari 1915 no. 3603, blz. 542. (2) Hoe het gemiddeld aantal de schoolbezoekende leerlingen moet worden verkregen, geelt de circ. van den . Dir. O. E. van 11 September 1914 no. 18033, blz. 540, aan. 523 7e. Geene onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen worden tot het geven van onderwijs toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoegen van het plaatselijk toezicht voldoen aan den eisch van goed zedelijk gedrag. 8e. De onderwijzers verspreiden geene leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands. 9®. De schoollocalen moeten bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn. :VU..e a Geen bezwar. n! ' , den 19 De Assistent-Resident van 115 , den 19 De Resident van n? , den 19 De Gouverneur van n! , den 19 De ^uncHntpecteur Van .het I^l Ond. 'in de afd. (10), (9) Den titel van den betrokken ambtenaar bij het BinnenlandschBestuur in te vuUen, als: Posthouder, Civiele Gezaghebber, Controleur. (10) Behoort de voornoemde school tot het ressort van een AdjunctInspecteur, dan zendt deze de subsidie-opgaven, na onderteekening rechtstreeks, dus zonder tusschenkomst van den betrokken Inspecteur, aan het Departement. Van een geleidebrief wordt daarbij alleen gebruik gemaakt, wanneer de opgaven den inspecteerenden ambtenaar daartoe aanleiding geven. 557 Maatstaf van berekening der subsidiën. t Circ. Dir. O. E. N. 27 Mei 1902 n? 10391 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Ik beb de eer —u^e™.— mede te deelen dat bij het verleenen van subsidiën aan particuliere Inlandsche scholen op den voet van de regelen in Staatsblad 1895 ff 146 (J) door de Regeering als maatstaf voor de berekening der toe te kennen bedragen is aangenomen (2) het gemiddeld aantal ingeschreven leerlingen der betrokken school gedurende het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor subsidie wordt gevraagd. Van dezen maatstaf zal onder geen voorwaarde worden afgeweken. ü, Exe'.— gelieve de betrokken besturende ambtenaren en, voor zooveel noodig, de belanghebbenden bij subsidieering hiermede in kennis te stellen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. 2. Circ. Dir. O. E. N. 8 November 1902 ff 19574 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Ten vervolge van mijn schrijven dd. 27 Mei jl. ff 10391 (3) heb ik de eer UHEG. mede te deelen, dat bij het verleenen van subsidiën aan particuliere Inlandsche scholen op den voet van de regelen in Staatsblad 1895 ff 146 (*) door de Begeering nog als regel is aangenomen (*): 1°. dat aan scholen met gemiddeld minder dan 25 leerlingen in het jaar voorafgaande aan dat waarin en waarvoor subsidie wordt gevraagd, doch die in laatstbedoeld jaar dat getal hebben bereikt of overschreden in dat jaar wordt toegekend de minimum-subsidie en 2°. dat voor scholen, die subsidie vragen over het jaar, waarin zij geopend zijn, de subsidie wordt berekend over het gemiddeld aantal leerlingen gedurende de vóór de indiening der aanvraag reeds verschenen maanden van dat jaar. (!) Blz. 543. (2) Miss. lsten Gouv. Secr. 20 Mei 1902 no. 1688 aan Dir. O. E. N. (s) Hierboven afgedrukt. (*) Miss. lsten Gouv. Secr. 19 October 1902 no. 3532c aan Dir. O. E. N. 558 —— gelieve de betrokken besturende ambtenaren en, voor zooveel noodig, de belanghebbenden bij subsidieering hiermede in kennis te stellen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. D VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE RESIDENTIE ZUIDER- EN OOSTERAFDEELING VAN BORNEO. Regelen. Ord. 19 Juli 1909 (Stbl. 1909 n°. 388). IN NAAM ENZ. (gewoon hoofd). Dat Hij enz. Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met afwijking in zoover van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen", vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n' 146) (l), te bepalen, dat voor de residentie Zuider- en O oster af deeling van Borneo: I. artikel 1, alinea 2, sub 4°. dier Regelen wordt gelezen: „4°. Het aantal ingeschreven leerlingen moet minsens 20 bedragen". II. van artikel 2, houdende vaststelling van de bedragen welke ten hoogste als subsidie worden toegekend, de b en c worden gelezen: „b. daarna jaarlijks (2) voor onderhoud en aanvulling der eerste inrichting: Bedrag Aantal leerlingen der school. L),y^ti k jaarlijks a. in eens. ,,. L , ■ '• 20 tot 40 f 200 ƒ 20 41 tot 70 „ 300 „30 71 tot 100 s 400 „40 101 en daarboven 500 50 (1) Blz. 543. (2) De jaarlijksche subsidie, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds een zoodanige subsidie is genoten, wordt thans verleend door het Hoofd van gewestelijk bestuur (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 no. 750, blz. 729). 560 „c. ter tegemoetkoming in verdere uitgaven jaarlijks f): Aantal leerlingen der school. Bedrag. 20 f 100 21 tot 30 | 150 31 tot 40 200 41 tot' 50 ; 225 51 tot 75 260 76 tot 100 "275 101 en daarboven b 30o Ten tweede: Te bepalen dat deze ordonnantie geacht wordt in werking te zijn getreden op 1 Januari 1909. En opdat enz. (gewoon slot). Model-subsidieaanvraag. Voor de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo geldt het model, vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 12 Augustus 1911 n°. 13186 (Bijbl. n" ), blz. 548. W De jaarlijksche subsidie, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds een zoodanige subsidie is genoten, wordt thans verleend door het Hoofd van gewestelijk bestuur (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 no. 750, blz. 729) E. VOOR LAGERE SCHOLEN OP HALMAHERA EN NIEUW GUINEA. Regelen. Ord. 25 Januari 1911 (Stbl. 1911 n°. 112). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij enz. Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Voor het eiland Halmaheira en het Nederlandsch gedeelte van Nieuw-Guinea, met buitenwerkingstelling van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen", vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n' 146) 0), vast te stellen de volgende subsidieregeling ten behoeve van het bijzonder Inlandsch onderwijs. Artikel 1. Op Halmaheira en het Nederlandsch gedeelte van NieuwGuinea kan aan particuliere Inlandsche scholen, waar lager onderwijs wordt gegeven, subsidie uit 's Lands kas worden verleend. Artikel 2. De subsidie wordt jaarlijks in de maand Januari, voor iedere school afzonderlijk, voor het ingetreden jaar aangevraagd en bedraagt 3/4 van de feitelijke onkosten over het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor ze dient (2). • Artikel 3. De aanvrage, waarin gegevens moeten worden verstrekt omtrent het aantal onderwijzers, den omvang van het onder- (!) Blz. 543. (2) De subsidie, voor zooveel betreft scholen welke over het voorafgaande jaar reeds een tegemoetkoming hebben ontvangen, wordt thans verleend door het Hoofd van gewestelijk bestuur onder nadere goedkeuring van den Dir. O. E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 no. 750, hlz. 729). VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 36 562 wijs en de uitgaven over het afgeloopen jaar, wordt ingericht naar een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en ■Nijverheid vast te stellen model en aan dezen Departementschef aangeboden door tusschenkomst van de door hem aan te wijzen autoriteiten. Artikel 4. In bijzondere gevallen kan de Gouverneur-Generaal subsidien verleenen naar een anderen maatstaf dan die vermeld in artikel 2. Artikel 5. Wanneer in de in arikel 1 genoemde gebiedsdeelen door of van wege eenig kerkgenootschap, zendingscorporatie of ander lichaam, op groote schaal — ter beoordeeling der Regeering — scholen worden gesticht en onderhouden, stelt de GouverneurGeneraal voor elk dier gebiedsdeelen of gedeelten daarvan een maximum vast, hetwelk de voor de betrokken streek te verleenen subsidiën gedurende een bepaald tijdvak niet zullen mogen overschrijden. Ten tweede: Deze ordonnantie wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1911. En opdat enz. (gewoon slot). Model-subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. N. 26 April 1911 n°. 6557 (Bijbl. n°. 7392). Gelet enz.; Nog gelet op artikel 3 der subsidieregeling ten behoeve van het bijzonder Inlandsch onderwijs op het eiland Halmaheira en het Nederlandsch gedeelte van Nieuw-Guinea, vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 25 Januari 1911 (Saatsblad H* 112) ( ) T Heeft besloten: Eerstelijk: Vast te stellen het bij dit besluit behoorend model voor de subsidie-aanvragen, bedoeld in artikel 3 van de Subsidieregeling in de ordonnantie van 25 Januari 1911 (Staatsblad n? 112), met bepaling dat de aanvraag door het (!) Blz. 561. 563 Hoofd van plaatselijk bestuur wordt opgemaakt naar de, v.z.n. door hem geverifieerde gegevens, hem in den loop van de maand Januari bij onderteekend geschrift door de belanghebbenden (de beheerders of bij gebreke daarvan de hoofden der scholen) verstrekt. Ten tweede: Te bepalen, dat de aanvragen door de Hoofden van plaatselijk bestuur aan den Departementschef worden toegezonden door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur. Afschrift enz. 565 OPGAVEN omtrent de particuliere Inlandsche school te (De opgaven betreffen het jaar vóórafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt aangevraagd;. Ternate en Onderhoorigheden. Gewest Zuid-Nieuw-Guinea. Eiland Afdeeling Onderafdeeling naar aanleiding van het verzoek van ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19... N. B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Behoort bij het besluit van den Directeur van Onderwijs,. Eeredienst en Nijverheid van 26 April 1911 ff 6557. 566 1. Hoeveel leerlingen waren Januari 19 in elke maand ingeschre- Februari ven? Maart " .'.' \ April „ Mei n Juni Juli „ .'. Augustus „ September „ October _ November „ December „ 2. Hoeveel leerkrachten wa- Januari 19 ren in elke maand aan de Februari „ school verbonden? Maart April " Mei „ Juni Juli „...'.'.'. Augustus „ September „ .. .... October „ November „ December 3. Wat omvatte het onderwijs op de school? 4. Hoeveel uren werden aan dat onderwijs per dag besteed? 5. Werd schoolgeld geheven? 6. Zoo ja, hoeveel bedroeg de opbrengst daarvan in het geheele jaar? 7. Hoeveel heeft elke der leerkrachten in elke maand aan bezoldiging genoten O? P) Indien de bezoldiging geheel oi gedeeltelijk in natura is genoten, is het geldswaardig bedrag daarvan in rekening te brengen. 567 8. Zijn voor de leerkrachten, behalve voor hunne bezoldiging, nog andere uitgaven gedaan? 9. Zoo ja, waarvoor en tot welk(e>-bedrag(en) (2)? 10. Indien de/ school in den loop van liet jaar is opgericht, hoeveel hebben de kosten van bouw en eerste inrichting bedragen (waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) (") ? 11. Indien de school reeds bij den aanvang van het jaar bestond, hoeveel hebben bedragen de kosten van: o. verbouwing (s), b. vernieuwing (8), c. uitbreiding (3), d. gewoon onderhoud (2), e. aanvulling der eerste inrichting (2) ? 12. Hoeveel is voor de aanschaffing van leermiddelen en schrijfbehoeften uitgegeven (2)? 13. Hoeveel is daarvan van de leerlingen terug ontvangen? (2) Een gespecificeerde opgaaf hierbij over te leggen. (8) Van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaaf worden verstrekt, onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrooting van kosten. 568 14. Zijn voor de school, behalve de hiervoren reeds genoemde, nog andere uitgaven gedaan! 15. Zoo ja, waarvoor en tot welk(e) bedrag (en) (2)? 16. Hoeveel hebben dus de feitelijke onkosten (d. i. de uitgaven verminderd met de inkomsten) bedragen? 17. Worden subsidiën verlangd naar een anderen maatstaf dan in artikel 2 van Staatsblad 1911 n« 112 aangegeven? Zoo ja, waarom? 18. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school? a. Protestantsche zendingsschool. b. Roomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. /. Neutrale school. In verband met bovenstaande opgaven wordt voorgesteld 569 aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot een bedrag van gulden. , den Januari 19. De («). c). Geen bezwaar. No , den 19. j-j Besident van Ternate en Onderhoorigheden, Assistent-Residont van Zuid-Nieuw-Guinea, {*) Den titel van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur in te vullen, als: Posthouder, Civiele Gezaghebber, Controleur. (*) Handteekening. F. VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE AFDEELING BOLAANG MONGONDOU (MENADO). Regelen. Ord. 7 Februari 1911 (Stbl. 1911 n°. 140). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Met afwijking in zoover van de Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen, vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n! 146) (1), te bepalen, dat aan zoodanige scholen in de afdeeling Bolaang Mongondou der residentie Menado, welke volgens evenbedoelde Regelen voor subsidieering in aanmerking komen, over de jaren 1911 tot en met 1915 subsidie zal worden toegekend overeenkomstig artikel 4 der Regelen in Staatsblad 1906 n* 241 (2) instede van overeenkomstig artikel 2 van eerstbedoelde Regelen, mits die scholen, behalve aan de in eerstbedoelde Regelen gestelde voorwaarden, bovendien voldoen aan de voorwaarde, dat het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen minstens 25 bedraagt, dit aantal berekend over de zes maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend, met dien verstande dat die termijn voor scholen, welke pas opgericht zijn en ten behoeve'van welke voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, tot drie maanden kan worden verkort. En opdat enz. (gewoon slot). Model-Subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. N. 20 Mei 1911 n°. 8107 (Bijbl. n°. 7405). Gelet op artikel 2, alinea 2, van de Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen, vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 f1) Blz. 543. (2) „ 524. 572 Juli 1895 (Staatsblad n' 146) (*), juncto de ordonnantie van 7 Februari 1911 (Staatsblad n? 140) (2); Heeft besloten: Het bij het dezerzijdsch besluit van 21 December 1895 Iü 12949 (Bijblad op het Staatsblad lü 5344) vastgestelde model van de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen, voor zooveel betreft die scholen in de afdeeling Bolaang Mongondou der residentie Menado, te vervangen door het bij dit besluit behoorende model. Afschrift enz. (!) Blz. 546. (2) .„ 571. 573 OPGAVEN omtrent de particuliere Inlandsche school te Gewest Menado. Afdeeling Bolaang Mongondou. Landschap naar aanleiding van het verzoek van ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 191... N. B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worc'en de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan ' den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Behoort bij het besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 20 Mei 1911 U' 8107. 574 1. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte? 2. Wat omvat het onderwijs op de school (*) ? 3. Wordt de landstaal voor het onderwijs bruikbaar, geacht? 4. Is voor de Maleische taal het eigen (Maleisch) karakter ter plaatse gebruikelijk? 5. Wordt het onderwijs in de vakken, genoemd in noot 1, gedurende ten minste 3 uren daags gegeven? 6. Wanneer is de school geopend? 7. Hoeveel leerlingen waren Januari 191 191 ingeschreven in elke reeds Februari „ verschenen maand van het Maart „ jaar, waarvoor subsidie April „ wordt gevraagd, en hoe- Mei „ veel in elke maand van het Juni „ voorgaande jaar? Juli „ Augustus „ September „ October „ November „ December „ 8. Hoeveel bedroeg het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der 6 maanden, voorafgaande i1) Het onderwijs moet zijn lager onderwijs en minstens omvatten: a. het lezen en schrijven met eigen en Latijnsche karakters der landstaal of der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; o. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. 575 aan die, waarin de aanvraag om subsidie is ingediend (a)? 9. Hoe heet (3): a. de onderwijzer, die aan het hoofd der school staat? b. ieder der overige onderwijzers? 10. Welk diploma (welke akte) bezit: a. de onderwijzer, die aan het hoofd der school staat? b. ieder der overige onderwijzers? 11. Is aan de onderwijzers, die niet in het bezit zijn van een diploma, dat benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan een Gouvernements lagere Inlandsche school, door het plaatselijk schooltoezicht eene schriftelijke verklaring gegeven van voldoende bekwaamheid in de vakken, genoemd in noot 1 en van geschiktheid voor hun taak? 12. Is het hoofd der school voorzien van een door den betrokken inspecteerenden (2) Ook scholen, welke korter dan 6, doch ten minste 3 maanden hebben bestaan, kunnen voor subsidieering in aanmerking komen; voor deze scholen moet worden vermeld het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der maanden, vóóralgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie is ingediend. Scholen die minder dan 3 maanden hebben bestaan komen niet voor subsidieering in aanmerking. (8) Het woord onderwijzer is hier en in de volgende vragen gebezigd in de beteekenis van leerkracht en omvat dus ook hulponderwijzers en kweekelingen. 576 ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring van geschiktheid voor zijn betrekking (*)? 13. Voldoen de onderwijzers naar het oordeel van het plaatselijk schooltoezicht aan den eisch van goed zedelijk gedrag? 14. Verspreiden de onderwijzers leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands? 15. Is het schoollokaal zooveel mogelijk ingericht naar den plaatselijken Inlandschen bouwtrant en geeft het, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? 16. Is de school in overeenstemming met het aantal ingeschreven leerlingen voldoende voorzien van: a. eenvoudig meubilair (schoolbanken, schoolborden en kast voor opberging der leermiddelen) ? b. lees- en leerboeken voor de vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, godsdienstonderwijs uitgezonderd? (4) Deze vraag alleen te beantwoorden voor scholen met meer dan 200 geregeld de school bezoekende lterlingen. Is het hoold van zulk een School in het bezit van een verklaring als hierbédoeld, dan wordt voor hem een premie van f 120 toegekend. 577 c. schrijfbehoeften (leien, griffels en, waar onderwijs wordt gegeven in het schrijven met inkt, pennen, papier en inkt) ? 17. Is de school toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17de levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid? 18. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd? 19. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt? 20. Heeft die verstrekking gratis of tegen betaling plaats? 21. Zoo de verstrekking tegen betaling geschiedt, gaat deze boven den prijs, waarvoor de leermiddelen bij het Gouvernementsdepót verkrijgbaar zijn (5) ? 22. Wordt schoolgeld geheven ? (5) De titels en prijzen der in het Gouvernementadépöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in den catalogus van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco door den Administrateur van genoemd depot wordt toegezonden. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 37 578 23. Zoo ja, gaat het bedrag daarvan boven f 0.50 'smaands voor één leerling, ƒ 0.75 voor twee leerlingen, f 0.10 voor eiken leerling meer uit hetzelfde gezin? 24. Zijn er leer- of leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkoin de catalogi der leermid- , delen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen? 25. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid? 26. Heeft de school reeds subsidie genoten? 27. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend? 28. Zijn de toegestane gelden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de school? 29. Voor wie der aan de school verbonden onderwijzers wordt subsidie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? 30. Voor wie der in de vorige vraag bedoelde onderwijzers wordt bovendien een premie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? 579 31. Welk bedrag wordt gevraagd voor de kosten van gewoon onderhoud en aanvulling der eerste inrichting? 32. Wordt vrijstelling gevraagd van één of meer der voor het erlangen van subsidie in Staatsblad 1895 n! 146, juncto Staatsblad 1911 n: 140, gestelde voorwaarden en, zoo ja, op welke gronden? 33. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? 34. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school? a. Protestantsche zendingsschool. b. Roomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. 35. Op welken datum is de aanvraag om subsidie, die tot deze opgaven heeft geleid, ingediend? 580 In verband met vorenstaande opgaven wordt voorgesteld aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot de aangegeven bedragen. , den 191 . De Controleur van Bolaang Mongondou, Geen bezwaar. No , den 191 . De Resident van Menado, No , den 191 . De Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 5de afdeeling, 581 Wijze van berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen. Miss. Dir. O. E. 2 November 1914 IV 22013 aan den Resident van Menado. In vraag 8 van het bij het dezerzijdsch besluit van 20 Mei 1911 ff 8107 (Bijblad ff 7405) O vastgesteld model van subsidieaanvragen ten behoeve, van particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Bolaang Mongondou van Uw gewest wordt in verband met Staatsblad 1911 ff 140 (*) opgave verlangd van het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der 6 maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie is ingediend. Door de Begeering is beslist, dat bij de toepassing van de subsidieregeling voor particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera in Staatsblad 1906 ff 241 (2) ten aanzien van de berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen het schoolverzuim in aanmerking moet genomen worden (vergl. bijgaanden afdruk van mijn tot de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera gerichte circulaire dd. 11 September jl. ff 18033 (3)). Naar analogie van die Begeeringsbeslissing behoort voortaan de in antwoord op de 88te vraag van voornoemd model voor elke maand te verstrekken opgaaf van het aantal de school bezoekende leerlingen evenals op Java en Madoera te worden verkregen door de aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deelen door het aantal schooldagen in die maand. Onder aanbieding van 5 afdrukken van dit schrijven heb ik de eer UHEG. te verzoeken, den belanghebbende, den zendeling-leeraar A. van der Endt, te willen uitnoodigen bij de invulling van zijn subsidieopgaven voortaan met het vorenstaande rekening te houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. (!) Blz. 571. (2) „ 521. (3) „ 540. G. VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE RESIDENTIE TAPANOELIE. Regelen. Ord. 10 Juli 1895 (Stbl. 1895 n°. 146) 0). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens machtiging der Koningin-Weduwe, Regentes, met mtrekking der ordonnantiën van 1 April 1874 (Staatsblad ff 99), 23 November 1875 (Staatsblad ff 262) en 10 November 1890 (Staatsblad ff 224), vast te stellen de volgende REGELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands ' kas aan particuliere Inlandsche scholen. Artikel 1. Aan particuliere Inlandsche scholen op welke lager onderwijs wordt gegeven, kunnen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend. Zij hebben daarvoor te voldoen aan de volgende voorwaarden: 1°. Ten genoegen van de Regeering moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte. 2°. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven met eigen en Latijnsch karakter der landstaal dan wel der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; . b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. Van het onderwijs in de Maleische taal met eigen karakter, waar die niet gebruikelijk is, kan bij de toekenning van subsidie vrijstelling worden gegeven. 3°. Het onderwijs wordt gegeven gedurende minstens drie t1) Junctis de ordonnanties van 25 Januari en 15 Februari 1911 (Stbl. 1911 non. 1H en 157), 20 Mei 1912 (Stbl. 1912 no. 333) en 3 Mei 1915 (Stbl. 1915 no. 345). 584 uren daags; wanneer ook godsdienstonderwijs wordt gegeven, moet de minimum-schooltijd met den duur daarvan worden verlengd. 4°. Het aantal ingeschreven leerlingen moet minstens 25 bedtageri. 5°. Wanneer de school meer dan 5U leerlingen telt, wordt het hoofd der school bijgestaan door één hulponderwijzer of kweekeling, en bij elk 50-tal boven 100 leerlingen door nog een hulponderwijzer of kweekeling. 6°. De onderwijzers, tenzij in het bezit van een diploma, dat hen benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan eene Gouvernements lagere Inlandsche school, en de kweekelingen moeten ten genoegen van het plaatselijk schooltoezicht het bewijs leveren van voldoende bekwaamheid in de vakken onder 2°. genoemd en van geschiktheid voor hunne taak. Hiervan wordt hun eene schriftelijke verklaring gegeven. In streken, waar naar het oordeel van het Hoofd van gewestelijk bestuur het plaatselijk schooltoezicht niet zóó kan worden samengesteld, dat daaraan het afgeven van bedoelde verklaring kan worden overgelaten, kan deze voorloopig worden uitgereikt door den beheerder der school, zoo hij Zendeling, Hulpprediker of Roomsen-Katholiek geestelijke is. Zoodra de gelegenheid zich voordoet, worden door den betrokken inspecteerenden ambtenaar, na gehouden onderzoek, de voorloopige verklaringen bevestigd, dan wel ingetrokken (*). 7°. Geene onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen worden tot het geven van onderwijs toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoegen van het plaatselijk toezicht voldoen aan den eisch van goed zedelijk gedrag. 8°. De onderwijzers verspreiden geene leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands. 9°. De schoollokalen worden zooveel mogelijk ingericht naar den plaatselijken Inlandschen bouwtrant en moeten, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn. 10°. De scholen moeten op eenvoudige maar voldoende wijze voorzien zijn van meubilair en leermiddelen, volgens daarvoor door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te geven, zooveel mogelijk algemeene aanwijzingen. De zitplaatsen worden zooveel doenlijk overeenkomstig 's Lands wijs ingericht. (*) De laatste twee zinnen zijn aan punt 6» toegevoegd bij art. 1 sub lp der ord. 25 Januari 1911 (Stbl. 1911 no. m). 585 11° .De scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, welke den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17e levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid. 12°. Kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. 13°. Aan alle leerlingen worden gratis of tegen betaling, mits niet hooger dan waarvoor ze bij het Gouvernementsdepöt verkrijgbaar zijn, voldoende leermiddelen verstrekt. Schoolgeld kan geheven worden hoogstens tot de bedragen, voor de Gouvernements lagere Inlandsche scholen der 2e klasse vastgesteld. 14°. Voor zoover, behalve voor het godsdienstonderwijs, leerof leesboeken gebruikt worden, die niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen, wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die bevoegd is, het gebruik van zoodanig boek te verbieden. De Gouverneur-Generaal is bevoegd vrijstelling te verleenen van een of meer dezer voorwaarden en daaraan zoodanige nieuwe voorwaarden te verbinden als Hij noodig achten zal. Wanneer in eenig gebiedsdeel door of van wege eenig kerkgenootschap, eene zendingscorporatie of ander lichaam op groote schaal — ter beoordeeling van de Regeering — scholen worden gesticht en onderhouden, stelt de Gouverneur-Generaal een maximum vast, hetwelk de voor dat gebiedsdeel te verleenen subsidiën gedurende een bepaald tijdvak in totaal niet zullen mogen overschrijden (1). Artikel 2 (2). (1) Subsidie wordt verleend in eens of jaarlijks. (2) Onverminderd het bij alinea 7 en 8 bepaalde wordt de subsidie in eens door den Gouverneur-Generaal en de jaarlijksche subsidie door-den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid verleend (3). (1) Deze alinea is aan artikel 1 toegevoegd bij art. 1 sub 2° der ord. van 25 Januari 1911 (Stbl. 1911 no. m). (2) Aldus luidt artikel 2, met uitzondering van al. 5, § II, daarvan ingevolge art. 1, § I, der ord. van 15 Februari 1911 (Stbl. 1911 no. 157). (3) De jaarlijksche subsidies, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te verleenen door den Resident onder nadere goedkeuring van den Directeur van O. en E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 no. 750, blz. 729). 586 (3) De subsidie in eens wordt verleend: a, voor de kosten van bouw en eerste inrichting (waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein), zoowel ten behoeve van te openen nieuwe scholen, als ten behoeve van voor het eerst te subsidieeren scholen; b. voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding (waaronder niet begrepen de kosten van gewoon onderhoud), wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend; en wordt voor iedere school vastgesteld naar de behoefte tot een maximum van 3/4 der werkelijke uitgaven. (4) Subsidie voor bouw en eerste inrichting wordt niet verleend alvorens drie maanden na de opening der school zijn verloopen. Wanneer echter, ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, voldoende waarborgen zijn verkregen, dat een reeds geopende school voldoen zal aan de voor toekenning van verdere subsidiën gestelde voorwaarden, of dat de school zeker zal geopend worden en dan aan die voorwaarden zal voldoen, kan de subsidie vroeger toegekend worden. (5) Jaarlijks worden ten hoogste toegekend: I. voor iederen aan de school verbonden onderwijzer een bedrag van f 90.—; II. (1) bovendien voor iederen onderwijzer, die aan het hoofd eener school staat of als eerste onderwijzer werkzaam is aan een school met meer dan 150 ingeschreven leerlingen, een premie van: a. f 100.— (2) voor het bezit van een diploma van met goed gevolg afgelegd eindexamen eener gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers of van een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer aan eene openbare Inlandsche school; b. f 150.— voor het bezit van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers; met dien verstande, dat van deze premiën nooit meer dan één gelijktijdig zullen toegekend worden voor één persoon; (1) Aldus luidt § II ingevolge art. 1 der ord. 3 Mei 1915 (Stbl. 1915 no. 345). (2) Deze premie van f 100 wordt, op grond van art. 1 der ord. van 20 Mei 1912 (Stbl. 1912 no. 333), mede toegekend voor aan het hoofd eener school staande of als eerste onderwijzer aan een school met meer dan 150 ingeschreven leerlingen werkzaam zijnde onderwijzers, die in het bezit zijn van een diploma, door de thans bestaande gesubsidieerde particuliere kweekscholen voor Inlandsche onderwijzers in de residentie Tapanoeli (dus de kweekscholen te Sipoholon, Na Roemonda en Ombolata) afgegeven, vóórdat deze werden gesubsidieerd. 587 III. voor de kosten van gewoon onderhond en aanvulling der eerste inrichting f %— per leerling (1), berekend naar het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen (2). (6) Het aantal onderwijzers, waarvoor subsidie kan worden verleend, bedraagt: 1 voor scholen met 25—50 ingeschreven leerlingen ("), 2 voor scholen met 51—100 ingeschreven leerlingen (s), en zoo vervolgens, bij elk 50tal ingeschreven leerlingen (8) of deel daarvan één meer, tot een maximum van 9. (7) De Gouverneur-Generaal is bevoegd hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf toe te kennen dan in alinea 5 aangegeven. (8) Bij toekenning van subsidiën tot lagere bedragen dan de in alinea 5 genoemde, is beroep óp den GouverneurGeneraal toegelaten. (9) De aanvragen om subsidie worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid wordt vastgesteld (4). (10) De aanvrager van de in de derde alinea bedoelde subsidie voor bouw en eerste inrichting verbindt zich om, ingeval de school binnen den tijd van 5 jaren na hare opening ophoudt te bestaan, de uit hoofde van deze subsidie genoten gelden te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen. Artikel 3. De als subsidie gegeven gelden worden uitsluitend gebruikt ten behoeve der scholen, voor welke ze zijn toegestaan. Artikel 4. (1) De subsidiën bedoeld bij artikel 2, alinea 5, worden voor een geheel jaar toegekend en uitbetaald. (2) Wanneer een gesubsidieerde school in den loop van het jaar wordt gesloten, kan van de in artikel 2, alinea 5, bedoelde bedragen zooveel maal 1/12 worden teruggevorderd, als na de sluiting der school tot aan het einde des jaars volle maanden overblijven (5). (1) Deze subsidie wordt niet verleend over het jaar, waarin eene subsidie voor bouw en eerste inrichting is aangevraagd. (2) Het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen te verkrijgen op de wijze, aangegeven in circ. Dir O. E. 2 November 1914 n». 22011, blz. 600. (s) Zie voor verkrijging van het aantal ingeschreven leerlingen circs. Dir. O. E. N. 27 Mei 1902 n». 10391 en 8 November 1902 no. 19574, blz. 557. {*) De wijze van inrichting en indiening der aanvragen is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. N. 4 April 1911 no. 5543 (Bl]bl. no. 7391), blz. 589. (5) Aldus luidt artikel 4 ingevolge art. 1, § II, der ord. 15 Februari 1911 (Stbl. 1911 no. 157). 588 Artikel 5. De gesubsidiëerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs, dat er mocht gegeven worden, onderworpen aan het plaatselijk en het algemeen schooltoezicht. Het plaatselijk schooltoezicht wordt uitgeoefend door schoolcommissiën (1), daar waar die mochten ingesteld zijn, en elders door den controleur der controle- of bestuursafdeeling als president en twee Inlandsche leden; en waar dit niet kan geschieden, uit zoodanige personen, als door het Hoofd van gewestelijk bestuur zullen worden aangewezen. Het bij artikel 15 der instructie voor de Regenten op Java en Madoera^ (Staatsblad 1867 ff 114) (2) bedoelde toezicht strekt zich niet uit tot gesubsidiëerde Inlandsche scholen, waar het onderwijs op Christelijk-godsdienstigen grondslag wordt gegeven. Het schooltoezicht berust wijders bij de inspecteerende ambtenaren van het Gouvernements Inlandsch onderwijs. Artikel 6. De hoofden en bestuurders der gesubsidiëerde scholen zijn verplicht, aan de personen, met het schooltoezicht belast, alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent de aanwending der als subsidie ontvangen gelden en der schoolgelden, waar deze mede strekken tot bezoldiging van het onderwijzend personeel. Zij behooren hunne wenken en bemerkingen op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Artikel 7. Wanneer eene school niet voldoet aan de verplichtingen, onder welke het subsidie is toegekend, kan het tusschentijds worden ingetrokken. De intrekking gaat in met de maand, volgende op die, waarin zij op officieele wijze ter kennis is gekomen van den bestuurder of het hoofd der school en kan met zich brengen restitutie der reeds ontvangen gelden over de verdere maanden van het loopende jaar, op de wijze als in artikel 4 aangegeven. Artikel 8. Wanneer door intrekking eener Gouvernements lagere Inlandsche school een gebouw, meubilair of leermiddelen beschikbaar komen, kunnen ten behoeve eener gesubsidiëerde school het gebouw in gebruik gegeven of afgestaan, het meubilair en de leermiddelen afgestaan worden tegen eene evenredige vermindering van het subsidie. 0) Met „schoolcommissiën" wordt hier bedoeld „Inlandsche Schoolcommissiën", overeenkomstig het Regl. vastgesteld bij art. 2 sub b van besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n°. 7318 in Bijbl. no. 4889, blz. 755, ingesteld op plaatsen waar één of meer openbare Inl. scholen zijn gevestigd. (2) Blz. 760. 589 Een en ander wordt bij de toekenning van het subsidie geregeld. Artikel 9. De eommissiën of personen, aan wie het plaatselijk toezicht over de gesubsidiëerde Inlandsche scholen is opgedragen, dienen jaarlijks van die scholen aan den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs een verslag in, overeenkomstig de verslagen der Gouvernements lagere Inlandsche scholen ingericht. Ten twééde: Te bepalen dat deze ordonnantie in werking treedt op 1 Januari 1896. En opdat enz. (gewoon slot). Model-subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. N. 4 April 1911 n°. 5543 (Bijbl. n». 7391). Gelezen enz.; Gelet op artikel 2, alinea 9, van de Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in de residentie Tapanoeli, vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad Iü 146), juncto artikel 1 van de ordonnantie van 15 Februari 1911 (Staatsblad lü 157) 0); Heeft besloten: Het bij het dezerzijdsch besluit van 21 December 1895 Iü 12949 (Bijblad op het Staatsblad Iü 5344) vastgestelde model van de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen, voor zooveel betreft die scholen in de residentie Tapanoeli, te vervangen door het bij dit besluit behoorende model. Afschrift enz. (!) Blz. 587. 591 OPGAVEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche school te Gewest Tapanoeli. Afdeeling Onderafdeeling .. naar aanleiding van het verzoek van ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19... N. B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opopgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid^. Vastgesteld bij besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 4 April 1911 II' 5543. (*) Deze opgaven zijn bij 's Lands depót van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 5 cents per exemplaar (besl. Dir. O. E. N. 24 Augustus 1911 n». 13970). 592 1. Waaruit blijkt,, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoef tel 2. Wat omvat het onderwijs op de school (1) ? 3. Wordt de landstaal voor het onderwijs bruikbaar geacht? 4. Is voor de Maleische taal het eigen (Maleisch) karakter ter plaatse gebruikelijk? 5. Wordt het onderwijs, genoemd in noot 1, gedurende ten minste drie uren daags gegeven? 6. Wanneer is de school geopend? 7. Hoeveel leerlingen waren Januari 19.... | 19.... ingeschreven in elke reeds Februari „ verschenen maand van het Maart „ jaar, waarvoor subsidie April „ wordt gevraagd, en hoeveel Mei „ in elke maand van het Juni „ voorafgaande jaar? Juli „ Augustus „ September „ October „ November „ December (*) Het onderwijs moet zijn lager onderwijs en minstens omvatten : (7. het lezen en schrijven met eigen en Latijnsche karakters der landstaal of der Maleische taal, waar de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; &. de vier hoofdrégels van het rekenen met geheele getallen. 593 8. Hoeveel bedroeg het aan- Januari 19.... 19 tal de school bezoekende Februari „ leerlingen in elke reeds Maart „ verschenen maand van het April „ jaar, waarvoor subsidie Mei „ wordt gevraagd, en hoe- Juni „ veel in elke maand van het Juli „ voorafgaande jaar? Augustus „ Septembe» „ October „ November „ December "9. Hoe heet (2) i a. de onderwijzer die aan het hoofd der school staat; b. de eerste onderwijzer; c. elke der overige onderwijzers? 10. Welk diploma (welke akte) bezit: a. de onderwijzer die aan het hoofd der school staat; b. de eerste onderwijzer; c. elke der overige onderwijzers? 11. Is aan de onderwijzers, die niet in het bezit zijn van een diploma, dat benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan eene Gouvernements lagere Inlandsche school, door het plaatselijk schooltoezicht eene schriftelijke verklaring gegeven van voldoende bekwaamheid in de vakken, genoemd in noot 1 en van geschiktheid voor hunne taak? (2) Het woord onderwijzer is hier en in de volgende vragen gebezigd in de beteekenis van leerkracht en omvat dus ook hulponderwijzers en kweekelingen. VOOESCHBIFTEN INL. 0NDEBWLT3. 38 594 12. Voldoen de onderwijzers naar het oordeel van het plaatselijk schooltoezicht aan den eisch van goed zedelijk gedrag! 13. Verspreiden de onderwijzers leeringen strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands? 14. Is het schoollokaal zooveel mogelijk ingericht naar den plaatseüjken Inlandschen bouwtrant en geeft het, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? 15. Is de school in overeenstemming met het aantal ingeschreven leerlingen voldoende voorzien van: a. eenvoudig meubilair (lage tafeltjes (dingkliks) met zitmatjes of tafels met banken (3), schoolborden en kast voor opberging der leermiddelen); b. lees- en leerboeken voor de vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, godsdienstonderwijs uitgezonderd; c. schrijfbehoeften (leien, griffels en, waar onderwijs wordt gegeven in het schrijven met inkt, pennen, papier en inkt) ? (3) De zitplaatsen moeten zooveel doenlijk overeenkomstig 's Lands wijs worden ingericht. 595 16. Is de school toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17de levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid? 17. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd? 18. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt? 19. Heeft die verstrekking gratis of tegen betaling plaats? 20. Zoo de verstrekking tegen betaling geschiedt, gaat deze boven den prijs, waarvoor de leermiddelen bij het Gouvernementsdepöt verkrijgbaar zijn (*) ? 21. Wordt schoolgeld geheven ? 22. Zoo ja, gaat het bedrag daarvan boven f 0.50 's maands voor één leerling, f 0.75 voor twee leerlingen, f 0.10 voor eiken leerling meer uit hetzelfde gezin? (4) De titels en prijzen der in het Gouvernements-depöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in den catalogus van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco door den Administrateur van genoemd depot wordt toegezonden. 596 23. Zijn er leer- of leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen? 24. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid? 25. Heeft de school reeds subsidie genoten? 26. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend! 27. Zijn de toegestane gelden uitsluitend gebruikt ten behoeve der school? 28. Wordt een subsidie verlangd voor de kosten van bouw en eerste inrichting (waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) (5) ? 29. Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke uitgaven daarvoor bedragen of zullen zij bedragen (8) ? (5) Deze subsidie kan alleen worden verleend ien behoeve van te openen nieuwe scholen of voor het eerst te subsidieeren reeds bestaande scholen. (e) Van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaaf worden verstrekt onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrooting van kosten. 597 30. Welk bedrag wordt als tegemoetkoming in die uitgaven noodig geacht (7) ? 31. Verbindt de aanvrager zich om, ingeval de school binnen den tijd van 5 jaren na haar opening ophoudt te r bestaan, de in de vorige vraag bedoelde subsidie te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen (s) ? 32. Bestaat er noodzakelijkheid tot verbouwing, vernieuwing of uitbreiding der school? 33. Zoo ja, om welke reden? 34. Hoeveel hebben de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding bedragen of zullen zij bedragen (")? 35. Welk bedrag wordt als tegemoetkoming in die kosten noodig geacht (7) ? 36. Voor wie der aan de school verbonden onderwijzers wordt subsidie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? (7) De behoefte aan een subsidie tot hel aangevraagde bedrag dient te worden aangetoond, d. w. z. er moet blijken, dat de vereischte uitgaven niet uit eigen fondsen kunnen worden bestreden. (s) In het bevestigend geval moet een daartoe strekkende gezegelde verklaring bij deze opgaven worden gevoegd. 598 37. Voor wie der in de vorige vraag bedoelde onderwijzers wordt bovendien een premie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? 38. Gaat de school uit van een vereeniging, welke een kweekschool tot vorming van Inlandsche onderwijzers in stand houdt? 39. Welk bedrag wordt gevraagd voor de kosten van gewoon onderhoud en aanvulling der eerste inrichting (»)? 40. Worden hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf verlangd dan in artikel 2, alinea 5, van Staatsblad 1895 n» 146, juncto Staatsblad 1911 n! 157, aangegeven? Zoo ja, waarom? 41. Wordt vrijstelling verlangd van één of meer der voor het erlangen van subsidie in Staatsblad 1895 n* 146 gestelde voorwaarden en, zoo ja, op welke gronden? 42. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? 43. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school? a. Protestantsche zendingsschool. (°) Deze subsidie kan niét worden verleend over het jaar waarvoor een subsidie voor bouw en eerste inrichting is aangevraagd. 599 b. Roomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. In verband met vorenstaande opgaven wordt voorgesteld aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot de aangegeven bedragen. ,den 19.... De (10), C1). Geen bezwaar: IP .... , den 19.... De Assistent-Resident van , n? .... , den 19.... De Resident van Tapanoeli, n* .... , den 19.... De Adjunct-Inspecteur van het Inl. ond. in de 4de afd. te Medan, (io) Den titel van den betrokken ambtenaar bi] het Binnenlandsch Bestuur in te vullen, als: Posthouder, Civiele Gezaghebber, Controleur. (u) Handteekening. 600 Maatstaf van berekening der subsidiën. L Circ. Dir. O. E. N. 27 Mei 1902 ff 10391 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, blz. 557. 2. Circ. Dir. O. E. N. 8 November 1902 ff 19574 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, blz. 557. 3. Miss. Dir. O. E. 2 November 1914 ff 22011 aan den Besident van Tapanoeli. In vraag 8 van het bij het dezerzijdsch besluit van 4 April 1911 ff 5543 (Bijblad ff 7391) f) vastgesteld model van subsidie-aanvragen ten behoeve van particuliere Inlandsche scholen in Uw gewest wordt o. m. opgave verlangd van het aantal de school bezoekende leerlingen in elke der maanden van het jaar, vóóraf gaande aan dat waarvoor subsidie wordt gevraagd. Die vraag is in dat model opgenomen met het oog op de aan de bedoelde scholen toe te kennen subsidie voor de kosten van gewoon onderhoud en aanvulling der eerste inrichting ad ƒ 1 per leerling, op grond van artikel 2, alinea 5, § III, der Begelen in Staatsblad 1895 ff 146, zooals dat artikel voor Uw gewest luidt ingevolge artikel 1, % I, van Staatsblad 1911 ff 157 (2), en in verband met de dezerzijdsche circulaire van 27 Mei 1902 ff 10391 (8) te berekenen naar het gemiddeld aantal de school bezocht hebbende leerlingen in het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt gevraagd. Bij het dezerzijdsch telegram van 5 Augustus 1911 werd Uw ambtsvoorganger medegedeeld, dat voor het aantal de school bezoekende leerlingen in elke maand iedere leerling, welke die maand zij het ook maar een dag de school heeft bezocht, moest medetellen. Van die wijze van verkrijging van het aantal de school bezoekende leerlingen nu moet thans worden teruggekomen, in verband met een recente beslissing der Begeering, dat bij de toepassing van de subsidieregeling voor particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera in Staatsblad 1906 ff 241 (4) ten aanzien van de berekening van het gemiddeld (1) Blz. 589. (2) „ 586. (8) „ 557. (4) „ 521. 601 aantal de school bezoekende leerlingen het schoolverzuim in aanmerking moet genomen worden (vergl. bijgaanden afdruk van mijn tot de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera geriehte circulaire dd. 11 September jl. II5 18033 Naar analogie van die Regeeringsbeslissing behoort voortaan de door subsidie-aanvragers in Uw gewest in antwoord pp de 8ste vraag van voornoemd model voor elke maand te verstrekken opgaaf van het aantal de school bezoekende leerlingen evenals op Java en Madoera te worden verkregen door de aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deelen door het aantal schooldagen in die maand. Onder aanbieding van 60 afdrukken van dit schrijven ter verspreiding onder de belanghebbenden en de onder U staande bestuursambtenaren heb ik de eer UHEGr. te verzoeken, die belanghebbenden te willen uitnoodigen bij de invulling van hun subsidie-opgaven met het vorenstaande rekening te houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, O. A. J. HAZEU. !) Blz. 540. H. VOOR LAGERE SCHOLEN IN DE AFDEELING MENADO. Regelen. Ord. 29 November 1912 (Stbl. 1912 n°. 579). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met buitenwerkingstelling voor de na te noemen afdeeling van de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad lï3 146) (1), vast te stellen de volgende REGELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam. Artikel 1. (1) Aan particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam, op welke lager onderwijs wordt gegeven, kunnen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend. (2) Zij hebben daartoe te voldoen aan de volgende voorwaarden: 1°. Ten genoegen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in een werkelijk bestaande behoefte (2). 2°. Zij moeten uitgaan van een erkende kerkelijke organisatie, van een rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging,. die blijkens hare statuten niet het behalen van winst ten doel heeft, dan wel in de onderafdeelingen Menado, Tondano en Amoerang van een district, in de onderafdeelingen Sangieüanden en Talaud-eilanden van een landschap. De kerkelijke organisaties en vereenigingen wijzen den persoon of de personen aan, die namens hen de scholen beheeren, en geven van die aanwijzing kennis aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst en den Resident van Menado (s). t1) Blz. 543. (2) Aldus luidt punt 1» ingevolge art. ï, § I, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). (s) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. 1, § II, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). 604 3°. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven der Maleische taal met Latijnsch karakter; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. 4°. De scholen bestaan uit drie jaarklassen. Aan bepaalde scholen kan met goedvinden van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst door den beheerder een vierde klasse worden toegevoegd. In die vierde klasse wordt, behalve in de vakken genoemd sub 3° van deze alinea, minstens onderwijs gegeven in: o. het rekenen met gewone en tiendeelige breuken; b. de aardrijkskunde van de residentie Menado; c. het teekenen. De scholen met vier klassen heeten uitgebreide, die met drie klassen eenvoudige scholen. De leerlingen der eerste of laagste klasse ontvangen dagelijks gedurende minstens twee en een half uur onderwijs, die der tweede, derde en vierde klasse gedurende minstens drie uur. Van de lesuren kan in elke klasse tweemaal in de week drie kwartier voor godsdienstonderwijs worden afgenomen. Kinderen, wier ouders zulks verlangen, worden van dit godsdienstonderwijs vrijgesteld. 5°. Het gemiddeld aantal geregeld de school bezoekende leerlingen moet in de onderafdeelingen Menado, Tondano en Amoerang minstens 25, in de onderafdeelingen Sangi-eilanden en Talaud-eilanden minstens 20 bedragen. Dit aantal wordt berekend over de twaalf maanden voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend (1), met dien verstande, dat deze termijn voor bestaande scholen ten behoeve waarvan voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, kan worden verkort tot drie maanden en voor pas opgerichte scholen tot den duur van haar bestaan. 6°. Het hoofd der school wordt bijgestaan: door minstens één hulponderwijzer of kweekeling, wanneer het aantal geregeld de school bezoekende leerlingen, berekend als in de vorige alinea is aangegeven, van 51 tot 130 bedraagt, door minstens twee hulponderwijzers of kweekelingen, als het van 131 tot 220, door minstens 3 hulponderwijzers of kweekelingen als het van 221 tot 320 bedraagt, daarboven voor elk 100-tal of gedeelte daarvan door nog een hulponderwijzer of kweekeling. 6°a. Het hoofd der school en de hulponderwijzers en kweekelingen, die het hoofd der school bijstaan, voor zoover (!) zie voor de berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen circ. Dir. O. E. 2 November 1914 ïï? 22009, blz. 624. 605 die bijstand met inachtneming van het bepaalde sub 6° verplicht is, moeten elk een maandelijksch inkomen genieten ten minste gelijk aan het bedrag, dat te hunnen behoeve uit 's Lands kas aan subsidie wordt te goed gedaan (1). 7°. Aan de scholen mag, behalve door zendelingen, hulppredikers en Roomsch-Katholieke geestelijken, uitsluitend les gegeven worden door personen, die in het bezit zijn van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers, van een diploma dat hen benoembaar maakt tot de betrekking van onderwijzer, hulponderwijzer of kweekeling aan een openbare lagere Inlandsche school, of van een verklaring van bekwaamheid en geschiktheid als bedoeld in artikel 1, alinea 2, sub 6°, der Regelen in Staatsblad 1895 11; 146 (2), mits die verklaring verkregen is vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie (3). Tot hoofden der scholen zijn alleen benoembaar zij, die in het bezit zijn van het bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers, van het einddiploma eener Gouvernementskweekschool, of van een diploma, dat hen benoembaar maakt tot hulponderwijzer aan eene openbare Inlandsche lagere school (*). 8°. Geen onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen worden tot het geven van onderwijs toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoege van het plaatselijk schooltoezicht voldoen aan den eisch van goed zedelijk gedrag. 9°. Het onderwijzend personeel verspreidt geen leeringen, strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des lands. 10°. De schoollokalen moeten bij voldoende licht en ruimte behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn. H°. De scholen moeten op eenvoudige maar voldoende wijze voorzien zijn van meubilair en leermiddelen, volgens daarvoor door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te geven, zooveel mogelijk algemeene aanwijzingen. C1) Punt 6»a is ingelascht ingevolge art. 1, § III, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). (2) Blz. 544. (3) De ord. in Stbl. 1895 no. 146 is op / Januari 1896 in werking getreden. (4) Scholen, welke niet voldoen aan de voorwaarde in deze alinea van punt 7o, en over 1912 subsidiën hebben genoten, kunnen tot en met 1916 subsidiën ontvangen op den voet der Regelen in Stbl. 1895 no. 146, blz 543 (zie de ord. 28 Februari 1914 in Stbl. 1914 no. 242, blz. 625) 606 12°. De scholen zijn toegankelijk voor leerlingen van elke godsdienstige gezindte. Leerlingen, die het zesde levensjaar nog niet hebben voltooid of den leeftijd van twaalf jaar hebben overschreden, worden niet toegelaten. Op eenvoudige scholen mogen de leerlingen het onderwijs niet langer dan zes jaren volgen met dien verstande, dat leerlingen, die hun dertiende levensjaar hebben voltooid, uiterlijk aan het eind van het schooljaar, waarin zij dien leeftijd hebben bereikt, de school moeten verlaten (1). Tot de vierde klasse eener uitgebreide school kunnen ook worden toegelaten leerlingen, die met goed gevolg een eenvoudige school hebben afgeloopen; geen leerling mag in die klasse langer dan gedurende drie jaren aan het onderwijs deelnemen met dien verstande, dat leerlingen, die hun zestiende levensjaar hebben voltooid, uiterlijk aan het eind van het schooljaar, waarin zij dien leeftijd hebben bereikt, de school moeten verlaten (1). 13°. Kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten of die niet behoorlijk gevaccineerd zijn, worden in de schoollokalen niet toegelaten. 14°. Aan alle leerlingen worden gratis of tegen betaling, mits, voor zoover het leermiddelen betreft die bij het Gouvernementsdépot verkrijgbaar zijn, niet hooger dan tegen den prijs waarvoor ze door dat dépot worden geleverd, verhoogd met de kosten van verzending, voldoende leermiddelen verstrekt. Schoolgeld kan geheven worden hoogstens tot het bedrag van gemiddeld f 1 per leerling en per maand. Voor de leerlingen der vierde klasse van de uitgebreide scholen is de betaling van een schoolgeld van minstens 25 cent voor het eerste, 10 cent voor elk verder kind uit hetzelfde gezin per maand verplicht. Van deze verplichting kan echter ten aanzien van leerlingen van goeden aanleg en ijver en goed gedrag, wier verzorgers onvermogend zijn, door den beheerder der school, onder goedkeuring van de met het plaatselijk schooltoezicht belaste personen, vrijstelling worden verleend. De geïnde schoolgelden en de voor vergoeding van verstrekte leermiddelen ontvangen bedragen worden in 's Lands kas gestort, voor zoover niet uit eene verklaring van den Resident blijkt, dat zij zijn aangewend ten nutte van het onderwijs. 15°. Voor zoover, behalve voor het godsdienstonderwijs, leer- of leesboeken gebruikt worden, die niet voorkomen in (i) Aldus luidt deze alinea ingevolge art. % § IV, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). 607 de catalogi der leermiddelen van do Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen, wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, die hevoegd is het gebruik van zoodanig boek te verbieden, wanneer hij den inhoud er van in strijd acht met de goede zeden of de openbare orde. (3) De Gouverneur-Generaal stelt zoowel voor het in alinea 1 genoemde gebied als voor elk lichaam, dat gesubsidieerde Inlandsche scholen onderhoudt, een maximum vast, hetwelk de op grond van deze Regelen te verleenen subsidiën in een bepaaM tijdvak in totaal niet zullen mogen overschrijden. Dit laatste maximum kan voor het loopende jaar verhoogd worden met het bedrag van de in het vorig jaar in 's Lands kas gestorte schoolgelden en vergoedingen voor verstrekte leermiddelen. Artikel 2. (1) Behoudens inachtneming van de in artikel 1, alinea 3, bedoelde maxima, wordt jaarlijks als subsidie uitgekeerd: I. als tegemoetkoming in de salarissen van het personeel, dat ingevolge artikel 1 alinea 2, sub 6°. aan de scholen minstens verbonden moet zijn, voor zoover dat personeel niet bestaat uit ter beschikking gestelde Gouvernements onderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen: a. voor elke het hoofd der school bijstaande leerkracht, die niet in het bezit is van een der bewijzen of diploma's, bedoeld in artikel 1, tweede lid, sub 7°, alinea 2, van deze ordonnantie, ƒ 5 'smaands (1); b. voor elke het hoofd der school bijstaande leerkracht, die in het bezit is van een der sub a bedoelde bewijzen of diploma's, met minder dan vijf dienstjaren f 7.50 'smaands, met 5 doch minder dan 10 dienstjaren f 12.50 'smaands, met 10 of meer dienstjaren f 17.50 's maands en bovendien voor het bezit van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener kweekschool f 2.50 'smaands (2); c. voor het hoofd eener eenvoudige school met minder dan 5 dienstjaren als zoodanig f 20 'smaands, met 5 doch minder dan 10 dienstjaren als zoodanig f 25 'smaands, met 10 doch minder dan 15 dienstjaren als zoodanig f 30 'smaands, met meer dan 15 (3) diénstjaren als zoodanig f 35 's maands; t1) Aldus luidt punt o ingevolge art. 1, § V, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). (2) Aldus luidt punt 6 ingevolge art. 1, § V, der ord. 24 December 1914 (Stbl. 1914 no. 781). (3) Voor „met meer dan 15" moet worden gelezen „met 15 ol meer". 608 d. voor het hoofd eener uitgebreide school ƒ 5 meer dan voor hem te goed zou worden gedaan, als hij hoofd eener eenvoudige school was; e. voor hoofden van scholen, hulponderwijzers en kweekelingen ter hoofdplaats Menado f 10 per maand boven de hooger genoemde bedragen. De verhoogde bedragen naar het aantal dienstjaren voor hoofden van scholen en voor hulponderwijzers, hiervoren bedoeld sub b en c, worden niet te goed gedaan, dan nadat door den beheerder der school in de opgaven voor subsidie is verklaard, dat de betrokkene behoorlijk zijn plicht doet. II. voor leermiddelen en schoolbehoeften 75 cents per geregeld de school bezoekenden leerling. Het aantal leerlingen wordt daarbij berekend naar den maatstaf van artikel 1, alinea 2, sub 5°. (2) Ten behoeve van bij de in werking treding dezer ordonnantie in de afdeeling Menado in functie zijnde gouvernements-onderwijzers, -hulponderwijzers en -kweekelingen, die overgaan in dienst van een lichaam, dat Inlandsche scholen onderhoudt, wordt als suppletoire subsidie nog te goed gedaan het verschil tusschen het inkomen, dat ieder hunner genoten zou hebben wanneer hij in zijn laatste Landsbetrekking ware werkzaam gebleven, en het ingevolge alinea 1 als tegemoetkoming in zijn salaris uit te keeren bedrag. (3) De suppletoire subsidiën, bedoeld in de tweede alinea worden alleen toegekend, als de aanvrager zich schriftelijk verbindt de daar bedoelde onderwijzers, hulponderwijzers en kweekelingen, anders dan op eigen verzoek, niet te ontslaan dan wegens ongeschiktheid of om andere wettige redenen, ter beoordeeling van den Resident van Menado. Artikel 3. (1) Subsidie overeenkomstig artikel 2 wordt, onder nadere goedkeuring van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, verleend door den Resident van Menado, die in zijne beschikking de voorwaarde opneemt dat de aanvrager zich verbindt tot restitutie van de gelden, welke volgens de beslissing van genoemden Departementschef ten onrechte mochten zijn uitbetaald. (2) De Gouverneur-Generaal is bevoegd hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf toe te kennen dan in artikel 2 genoemd. Artikel 4. (1) De aanvragen om subsidie worden ingericht en inge- 609 diend op de wijze, als door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt vastgesteld (1). (2) De indiening moet plaats hebben in de maand Januari van het jaar, waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Artikel 5. De als subsidie gegeven gelden worden uitsluitend gebruikt ten behoeve der scholen, voor welke ze zijn toegestaan. Artikel a (1) De subsidiën worden telkens voor een geheel jaar toegekend en zoo mogelijk in de maand April van het jaar, waarvoor ze dienen, aan de beheerders der scholen uitbetaald. (2) Wanneer een gesubsidieerde school in den loop van het 'jaar wordt gesloten, kan van de in artikel 2 bedoelde bedragen zooveel maal 1/12 worden teruggevorderd, als na de sluiting der school tot aan het einde des jaars volle maanden overblijven. Artikel 7. (1) Wanneer het aantal scholen, uitgaande van een zelfde organisatie of vereeniging, meer dan 80 bedraagt, is zij verplicht voor de regeling van het onderwijs en het algemeen toezicht op de scholen een Europeeschen Schoolopziener aan te stellen. (2) Van deze verplichting kan door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst tijdelijk ontheffing worden verleend. (3) Nopens de aanstelling van een Schoolopziener, die geen bevoegdheid bezit om als onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs in Nederlandsch-Indië op te treden, moet vooraf overleg worden gepleegd met den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; bij verschil van gevoelen beslist de Gouverneur-Generaal. (4) Op plaatsen, waar geen geschikt persoon wordt gevonden, die als beheerder der scholen wil optreden, fungeert de Schoolopziener als zoodanig. Artikel 8. (1) De gesubsidieerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs dat er mocht gegeven worden, onderworpen aan het plaatselijk en het algemeen schooltoezicht. (2) Het plaatselijk schooltoezicht, behalve op de scholen, waar geregeld onderwijs wordt gegeven door zendelingen, hulppredikers of Roomsch-Katholieke geestelijken, wordt uitgeoefend: W De inrichting der aanvragen is vastgesteld bij besl. Dir. O. E 13 December 1912 II» 20272, blz. 612. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 39 610 a. op de scholen, uitgaande van eene kerkelijke organisatie of vereeniging in de onderafdeelingen Menado, Tondano en Amoerang door het Hoofd van onderafdeelingsbestuur en het Districtshoofd, in de onderafdeelingen Sangi-eilanden en Talaud-eilanden door het Hoofd van onderafdeelingshestuur en den Radja; b. op de scholen, uitgaande van een district of landschap, in de onderafdeelingen Menado, Tondano en Amoerang door hét Hoofd van onderafdeelingshestuur en den Hulpprediker, in de onderafdeelingen Sangi-eilanden en Talaudeilanden door het Hoofd van onderafdeelingshestuur en den Dienaar des Woords. (3) Het plaatselijk toezicht op de scholen, waar geregeld onderwijs wordt gegeven door zendelingen, hulppredikers of Roomsch-Katholieke geestelijken, wordt uitgeoefend door het Hoofd van onderafdeelingshestuur. (4) Het van Gouvernementswege uit te oefenen schooltoezicht berust wijders bij de inspecteerende ambtenaren Van het Gouvernements Inlandsch Onderwijs en, voor zooveel betreft de districts- en landschapsscholen, bij de aan die ambtenaren toe te voegen schoolopzieners. Artikel 9. De hoofden en beheerders der gesubsidieerde scholen zijn verplicht om aan de personen, met het schooltoezicht belast, alle verlangde inhchtingen te geven, ook omtrent het financieel beheer der school. Zij behooren de wenken en bemerkingen van die personen op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 10. (1) Wanneer eene school niet voldoet aan de verplichtingen, onder welke de subsidie is toegekend, kan deze tusschentijds worden ingetrokken. (2) De intrekking gaat in met de maand volgende op die, waarin zij op officieele wijze ter kennis is gekomen van den beheerder der school en kan met zich brengen restitutie der reeds ontvangen gelden over de verdere maanden van het loopende jaar, op de wijze als in de tweede alinea van artikel 6 aangegeven. Artikel 11. Gouvemementsschoolgebouwèn en schoolmeubelen, die door intrekking van Gouvernements lagere Inlandsche scholen be- 611 schikbaar komen, kunnen ten behoeve van gesubsidieerde scholen in bruikleen worden gegeven, terwijl de leermiddelen en schoolbehoeften kunnen worden afgestaan tegen eene evenredige vermindering van de subsidie, te verrekenen bij de eerstvolgende toekenning daarvan. Artikel 12. De beheerders der gesubsidieerde scholen dienen jaarlijks, door tusschenkomst van het plaatselijk schooltoezicht, van die scholen aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs een overeenkomstig de verslagen der Gouvernements lagere Inlandsche scholen ingericht verslag in, hetwelk zal worden gepubliceerd. Artikel 13. Veranderingen in deze subsidieregeling, waarmede een der organisaties of vereenigingen, die in de afdeeling Menado particuliere scholen onderhouden, zich niet kan vereenigen, treden niet eerder in werking dan twee jaren na afkondiging. Ten tweede: Te bepalen: a. dat deze ordonnantie in werking treedt: 1. voor de particuliere Inlandsche scholen, welke in de plaats komen van de op te heffen Gouvernements lagere Inlandsche scholen, op den dag harer opening; 2. voor de overige particuliere Inlandsche scholen op 1 Januari 1913; b. dat voor de sub o 1 genoemde particuliere Inlandsche scholen, met afwijking van artikel 4, alinea 2, der bij deze ordonnantie vastgestelde Regelen, de indiening van subsidieaanvragen moet plaats hebben uiterlijk één maand na den datum harer opening en dat zij den eersten keer zullen worden gesubsidieerd over het gedeelte van het dienstjaar van de maand harer opening af; c. dat voor de sub a 2 bedoelde particuliere Inlandsche scholen in 1913 mede mag worden afgeweken van het bepaalde bij artikel 4, alinea 2, der bij deze ordonnantie vastgestelde Regelen. En opdat enz. (gewoon slot). 612 Model-Subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. 13 December 1912 Iü 20272. Gelet op artikel 4, alinea 1, van de „Begelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam", vastgesteld bij artikel 1 van de ordonnantie van 29 November 1912 (Staatsblad Iü 579) 0); Heeft besloten: Vast te stellen het bij dit besluit behoorend model voor de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado van de gelijknamige residentie. Afschrift enz. (!) Blz. 603. 613 OPG-AVEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche school (eenvoudige school ^. X ^ uitgebreide school J Gewest Menado. Afdeeling Menado. Onderafdeeling District Landschap naar aanleiding van het verzoek van (2) ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19.... NB. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk ie, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Resident van Menado. (1) Als de school 3 jaarklassen telt, moet „uitgebreide school" en als de school 4 jaarklassen telt, moet „eenvoudige school" worden doorgehaald. (2) Naam en qualiteit van den aanvrager in te vuUen. (") Deze opgaven zijn bij 's Lands depöt van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 10 cent per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 27 Februari 1913 n». 3576). Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 13 December 1912 n; 20272. 614 1. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte1! 2. Van welke erkende kerkelijke organisatie, welke rechtspersoonüjkheid bezittende vereeniging, die blijkens hare statuten niet het behalen van winst ten doel heeft, welk district of welk landschap gaat de school uit! 3. Zoo de school uitgaat van eene kerkelijke organisatie of eene vereeniging, als bedoeld in vraag 2, welke persoon (personen) is (zijn) aangewezen om namens haar de school te beheeren! 4. Is van die aanwijzing kennis gegeven aan de daarvoor aangewezen autoriteit! 5. Bestaat de school uit 3 of uit 4 jaarklassen! 6. Zoo de school uit 4 jaarklassen bestaat, is de toevoeging van de 4de klasse met goedvinden van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst geschied! 7. Wordt op de school lager onderwijs gegeven en omvat dat onderwijs ten minste: a. het lezen en schrijven der Maleische taal met Latijnsche karakters; b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen! 8. Zoo de school uit 4 jaarklassen bestaat, Wordt in de 4de klasse, behalve in de vakken, genoemd in vraag 7, ook lager onderwijs gegeven in: 615 a. het rekenen met gewone en tiendeelige breuken; b. de aardrijkskunde van de residentie Menado; c. het teekenen? 9. Wordt op de school dagelijks onderwijs gegeven? 10. Gedurende hoeveel uren In de lste jaarklasse uren daags. daags wordt in elke jaarklasse i » 2de » » » onderwijs gegeven met inbe- » » 3de » » » grip van den tijd aan het gods- » « 4de » » » dienstonderricht besteed? 11. Hoeveel uren worden In de lste klasse uren per week. per week in elke jaarklasse bin- » » 2de » » » » nen den schooltijd aan gods- » » 3de » » » " dienstonderwijs besteed? » » 4de » " " " 12. Worden kinderen, wier ouders zulks verlangen, van het godsdienstonderwijs vrijgesteld? 13. Wanneer is de- school geopend (in werking getreden) (3)? 14. Hoeveel bedroeg het Jan. 19 aantal de school geregeld be- Febr. „ zoekende leerlingen in elke Maart „ maand van het jaar, vóóraf- April „ gaande aan dat waarvoor sub- Mei „ sidie wordt gevraagd? Juni „ Juli „ Aug. „ Sept. „ Oct. Nov. „ Dec. „ totaal (3) Alleen te beantwoorden, als ten behoeve van de school voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd. 616 15. Hoe heet: a. het hoofd der school? a. b. elk der hulponderwijzers? b. c. elk der kweekelingen? c. 16. Zijn er onder het onderwijzend personeel zendelingen, hulppredikers of RoomschKatholieke geestelijken? 17. Zoo ja, hoe heet ieder van hen? 18. Zijn er onder het onderwijzend personeel ter beschikking gestelde Gouvernementsonderwijzers, hulponderwijzers of kweekelingen? 19. Zoo ja, hoe heet ieder van hen? 20. Zijn er onder het personeel der school personen, die bij de inwerkmgtreding der ordonnantie (4) in Staatsblad 1912 n! 579 in de afdeeling Menado in functie waren als Gouvernements-onderwijzers, -hulponderwijzers of -kweekelingen en zijn overgegaan in den dienst van het lichaam, dat de school onderhoudt (5)? 21. Zoo ja, hoe heet ieder van hen? (*) Deze ordonnantie treedt in werking voor de particuliere Inlandsche scholen, welke in de plaats komen van op te hef len Gouvernements lagere Inlandsche scholen, op den dag harer opening en voor de overige particuliere Inlandsche scholen op 1 Januari 1913. C6) De hierbedoelde leerkrachten wel te onderscheiden van die, bedoeld in vraag 18. De laatsten zijn in den dienst van het Gouvernement gebleven en ontvangen hun bezoldiging direct uit 's Lands kas, de eersten zijn uit dien dienst ontslagen en geheel overgegaan in den dienst van de organisatie, vereeniging enz., die de school onderhoudt. . 617 22. In welken rang diende ieder van hen op het in vraag 20 bedoelde tijdstip bij het Gouvernements-onderwi js ? 23. Welke bevoegdheid heeft: o. het hoofd der school? a. b. elk der hulponderwijzers? b. c. elk der kweekelingen (6) ? c. 24. Voldoen de onderwijzer (hoofd der school), de hulponderwijzers en de kweekelingen naar het oordeel van het plaatselijk schooltoezicht aan den eisch van goed zedelijk gedrag? 25. Verspreidt het onderwijzend personeel leeringen, strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands? 26. Geeft het schoollokaal, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? («) Naast vraag 23 moet van elke der leerkrachten — uitgezonderd die bedoeld in vraag 19 — worden vermeld of hij in het bezit is van: a. een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat bewijs en plaats van de kweekschool te vermelden); o. een diploma wegens afgelegd eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat diploma en plaats van de kweekschool te vermelden); c. een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald); d. een diploma, dat benoembaar maakt tot kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald); e. eene door het plaatselijk schooltoezicht uitgereikte verklaring van bekwaamheid en geschiktheid als bedoeld in artikel 1, alinea 2, sub 6°, der subsidieregelen in Staatsblad 1895 No. 146 (datum van uitreiking der verklaring te vermelden). 618 27. Is de school in overeenstemming met het aantal ingeschreven leerlingen voldoende voorzien van: a. eenvoudig meubilair (school- a. tafels met banken, schoolborden en kast voor opberging der leermiddelen) ? b. lees- en leerboeken voor de b. Vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, godsdienstonderricht uitgezonderd? c. schrijfbehoeften (leien, c. griffels en waar onderwijs wordt gegeven in het schrijven met inkt, pennen, papier en inkt) ? 28. Is de school toegankelijk voor kinderen van elke godsdienstige gezindte? 29. Worden leerlingen tot de school toegelaten, die het zesde levensjaar nog niet hebben voltooid, of die den leeftijd van twaalf jaar hebben overschreden? 30. Zoo de school uit 3 jaarklassen bestaat, telt zij onder hare leerlingen kinderen, die haar langer dan zes jaren hebben bezocht? 31. Zoo aan de school een 4de jaarklasse verbonden is, telt deze onder hare leerlingen kinderen, die langer dan gedurende drie jaren aan het onderwijs in die klasse hebben deelgenomen? 32. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten, of die niet behoorlijk gevaccineerd zijn, van de school geweerd? 619 33. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt? 34. Heeft de verstrekking gratis of tegen betaling plaats? 35. Zoo de verstrekking tegen betaling geschiedt, gaat deze, voor zoover het leermiddelen betreft, verkrijgbaar bij het Gouvernementsdëpot (7), boven den prijs "waarvoor die leermiddelen door dat dépöt worden geleverd, verhoogd met 4e kosten van verzending? 36. Wordt schoolgeld geheven? 37. Zoo ja, gaat het bedrag daarvan boven gemiddeld f 1 per leerling en per maand? 38. Zoo aan de school een 4de jaarklasse verbonden is, wordt van de leerlingen dier klasse — uitgezonderd die, in de volgende vraag bedoeld — een maandelijksch schoolgeld geheven van minstens 25 cent voor het eerste kind en van minstens 10 cent voer elk verder kind uit hetzelfde gezin? 39. Bevinden zich onder de leerlingen van de 4de jaarklasse scholieren van goeden aanleg en ijver en goed gedrag, die wegens onvermogen hunner verzorgers door den beheerder der school zijn vrijgesteld van schoolgeldbetaling ? (t) De titels en prijzen der in het Gouvernements-dépöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in den catalogus van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco door ■den Administrateur van dat dépöt wordt toegezonden. 620 40. Zoo ja, hoe heeten die leerlingen? 41. Is de in vraag 39 bedoelde vrijstelling geschied onder goedkeuring van de met het plaatselijk schooltoezicht belaste personen? 42. Zijn de in het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij de school geïnde schoolgelden en voor vergoeding van verstrekte leermiddelen ontvangen bedragen in 's Lands kas gestort? 43. Voor het geval zij niet of slechts ten deele in 's Lands kas zijn gestort, blijkt uit eene verklaring van den Resident van Menado, dat de niet gestorte gelden zijn aangewend ten nutte van het onderwijs? 44. Zijn er leer- of leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements lagere Europeesche en Inlandsche scholen? 45. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst gezonden? 46. Hoeveel dienstjaren heeft: a. het hoofd der school ais a. zoodanig? b. ieder der hulponderwijzers b. als zoodanig? 621 47. Voor wie der aan de school verbonden leerkrachten wordt subsidie gevraagd als tegemoetkoming in het salaris en tot welk bedrag voor ieder? 48. Zoo het hoofd der school -^f-één of meer van de hulponderwijzers in aanmerking komen voor verhoogde subsidiebedragen naar het aantal dienstjaren, wordt door den beheerder der school verklaard, dat de betrokkene (n) behoorlijk zijn (hun) plicht heeft (hebben) gedaan? 49. Welk bedrag wordt gevraagd als subsidie voor de aanschaffing van leermiddelen en schoolbehoeften? 50. Voor wie van de naast vraag 21 genoemde leerkrachten wordt een suppletoire subsidie gevraagd, als bedoeld in artikel 2, alinea 2, der Regelen, vastgesteld bij de ordonnantie in Staatsblad 1912 II' 579, en tot welk bedrag voor ieder? 51. Verbindt de aanvrager zich om de naast vraag 50 genoemde leerkrachten anders dan op eigen verzoek, niet te ontslaan dan wegens ongeschiktheid of om andere wettige redenen, ter beoordeeling van den Resident 'van Menado (8) ? 52. Worden hoogere subsidiën of subsidiën naar een anderen maatstaf verlangd dan in (8) In het bevestigend geval moet een daartoe strekkende afzonderlijke verklaring bij deze opgaven worden gevoegd. 622 artikel 2 van de in vraag 50 gemelde Regelen is aangegeven (")? Zoo ja, waarom1? 53. Heeft de school reeds subsidie genoten? 54. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend? 55. Zijn de toegekende subsidiegelden uitsluitend gebruikt ten behoeve der school? 56. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? 57. Wanneer is laatstelijk door den beheerder der school het te publiceeren jaarlijksch verslag betreffende de school aan den Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de 5de afdeeling ingediend? In verband met vorenstaande opgaven wordt voorgesteld aan de voornoemde school subsidie te verleenen tot de aangevraagde bedragen. , den Januari 19.. > De beheerder der school, (») In het bevestigend geval moet de aanvrager een op een zegel van f 1.50 gesteld, tot den Gouverneur-Generaal te richten verzoekschrift indienen bij den Resident van Menado, die het met zijn advies door tusschenkomst van den Adjunct-Inspecteur van het Inlandsch onderwijs, in de 5de afdeeling doorzendt aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. 623 Geen bezwaar. No , den 19. De (10), C1). No , den 19. De Adj. Inspecteur van bet Inl. onderwijs in de 5de afd. (12), (10) Den titel van den ambtenaar bij het Binnenlandsch-Bestuur in de betrokken onderafdeeling in te vullen. i11) Handteekening. (12) Deze zendt de subsidie-opgaven, na onderteekening rechtstreeks, dus '.onder tusschenkomst van den betrokken Inspecteur, aan den Resident van Menado. Van een geleidebrief wordt daarbij alleen gebruik gemaakt, wanneer de opgaven den Adjunct-Inspecteur daartoe aanleiding geven. 624 Wijze van berekening van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen. Miss. Dir. O. E. 2 November 1914 ü' 22009 aan den Eesident van Menado. In vraag 14 van het bij het dezerzijdsch besluit van 13 December 1912 n! 20272 (*) vastgesteld model van subsidie-aanvragen ten behoeve van particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado van Uw gewest wordt opgave verlangd van het aantal geregeld de school bezoekende leerlingen in elke maand van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt gevraagd. Die vraag correspondeert o. m. met de in artikel 1, alinea 2 sub 5°, tweede lid, van de Regelen in Staatsblad 1912 D* 579 (2) voorkomende bepaling, dat het gemiddeld aantal geregeld de school bezoekende leerlingen wordt berekend over de twaalf maanden, voorafgaande aan die, waarin de aanvraag om subsidie wordt ingediend. Daartoe gemachtigd door de Begeering heb ik de eer UHEGr. mede te deelen, dat aan de boven onderstreepte woorden „gemiddeld" en „geregeld" slechts één beteekenis en wel de eerste moet worden gehecht, evenals dit geschiedt bij de toepassing van de subsidieregeling voor particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera in Staatsblad 1906 § 241 (3), waarin de gemelde woorden afwisselend voorkomen (vergl. bijgaanden afdruk van mijn tot de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera gerichte circulaire dd. 11 September jl. Iü 18033) •(*). De door subsidie-aanvragers in antwoord op de 14de vraag van voornoemd model voor elke maand te verstrekken opgaaf van het aantal de school bezoekende leerlingen behoort dan ook evenals op Java en Madoera te worden verkregen door de aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deelen door het aantal schooldagen in die maand. Onder aanbieding van een 50-tal afdrukken van dit schrijven ter verspreiding onder de belanghebbenden, verzoek ik UHEG. beleefd die belanghebbenden te willen uitnoodigen bij de invulling van hun subsidie-opgaven met het vorenstaande rekening te houden. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. (i) Blz. 612. (?) „ 604. (!) „ 521. (4) „ 540. 625 Subsidieering van scholen in de afdeeling Menado, welke niet voldoen aan de voorwaarde, omschreven in art. 1, tweede lid, sub 7e al. 2, der Regelen in Stbl. 1912 n°. 579, en over 1912 subsidiën hebben genoten. Ord. 28 Februari 1914 (Stbl. 1914 n°. 242). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Met wijziging in zoover van den aanhef van artikel 1 der ordonnantie van 29 November 1912 (Staatsblad n! 579) i1), te bepalen, dat aan particuliere Inlandsche scholen in de afdeeling Menado der residentie van dien naam, die niet voldoen aan de voorwaarde, omschreven in artikel 1, tweede lid, sub 7e alinea 2, van de bij genoemde ordonnantie vastgestelde Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen ih genoemde afdeeling (2), voor zoover die scholen over het jaar 1912 subsidiën hebben genoten op den voet der ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad n? 146) (3), ook over de daarop volgende jaren, doch voor het laatst over 1916, op evengemelden voet subsidiën kunnen worden toegekend. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). (!) Blz. 603. (2) „ 605. (3) „ 543. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 40 I. VOOR LAGERE MEISJESSCHOLEN. Regelen ('). Ord. 25 Augustus 1914 (Stbl. 1914 n°. 592). IN NAAM enz. (gewoon hoofd), Dat Hij, enz.; Lettende op de artikelen 21, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van NederUmdsch-lndië; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Vast te stellen de volgende: REGELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche meisjesscholen. Artikel 1. (1) Aan particuliere Inlandsche meisjesscholen, op welke lager onderwijs wordt-gegeven, kunnen overeenkomstig de navolgende. bepalingen subsidiën uit 's Lands kas worden verleend. (2) Zij hebben daartoe te voldoen aan de volgende voorwaarden: le. Ten genoegen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst moet worden aangetoond, dat de scholen voorzien in eene werkelijk bestaande behoefte. 2e. De scholen, al dan niet uitgaande van eene vereeniging van Inlanders, moeten staan onder het dagelijksch beheer van eene Inlandsche vrouw, wier persoonlijkheid en/of positie in de Inlandsche samenleving, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, voldoende waarborgen voor de deugdelijkhëid van dat beheer opleveren (oplevert). 3e. Het onderwijs omvat minstens: a. het lezen en schrijven met eigen of Latijnsche karakters van de landstaal of de Maleische taal; (J) Deze Regelen zijn bij het Depöt van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbaar gesteld tegen den prijs van 2 cent per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 11 November 1914 no. 22617). 628 b. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. 4e. Het onderwijs wordt gegeven gedurende minstens drie uren daags; wanneer ook godsdienstonderwijs (daaronder begrepen Bijbelsche geschiedenis) wordt verstrekt, moet de minimum-schooltijd met den duur daarvan worden verlengd. Ingeval het onderwijs meer omvat dan het sub 3e omschreven minimum, moet, ter beoordeeling van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, het aantal wekelijksche lesuren berekend zijn op den omvang van dat onderwijs en moeten leerplan en lesrooster door dien Departementschef zijn goedgekeurd. 5e. Van het bijwonen van het godsdienstonderwijs, bedoeld sub 4e, worden leerlingen, wier ouders of verzorgers zulks verlangen, vrijgesteld. Gelijke vrijstelling wordt gegeven ten opzichte van het bijwonen van godsdienstige verrichtingen. 6e. Het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen moet minstens 25 bedragen. Dit aantal wordt berekend over de twaalf maanden, voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met dien verstande, dat deze termijn voor bestaande scholen, ten behoeve waarvan voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd, kan worden verkort tot drie maanden en voor pas opgerichte scholen tot den duur van haar bestaan. Voor scholen, opgericht in den loop van het jaar, waarover subsidie wordt aangevraagd, wordt het gemiddeld aantal leerlingen berekend over de maand harer oprichting en de beide daarop volgende maanden. 7e. Aan de scholen zijn uitsluitend vrouwelijke leerkrachten verbonden. 8e. Het hoofd der school moet worden bijgestaan door minstens 1, 2, 3, 4 of 5 enz. leerkrachten, wanneer het gemiddeld aantal leerlingen, berekend naar den maatstaf sub 6°. meer dan 40, 80, 120, 160 of 200 enz. bedraagt. 9e. Het hoofd der school en de leerkrachten, die haar bijstaan, moeten ten genoegen van het plaatselijk schooltoezicht het bewijs hebben geleverd van voldoende bekwaamheid in de sub 3e genoemde vakken en van geschiktheid voor hare taak. Hiervan wordt haar door dat toezicht eene schriftelijke verklaring uitgereikt. Van deze voorwaarde zijn vrijgesteld zij, die in het bezit zijn van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers, of van een diploma, dat benoembaar maakt tot de betrekkingen van kweekelinge, hulponderwijzeres of onderwijzeres aan eene openbare Inlandsche lagere school, als- 629 mede zij, die uitsluitend onderwijs geven in andere dan de sub 3e genoemde vakken. Hoofden van scholen, waarvan het gemiddeld aantal leerlingen, berekend naar den maatstaf sub 6e, meer dan 200 bedraagt, zullen in ieder geval moeten voorzien zijn van eene door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring van geschiktheid voor hare betrekking. 10e. Geen leerkrachten worden tot het geven van onderwijs toegelaten of blijven daarmede belast, die niet ten genoegen van het plaatselijk schooltoezicht voldoen aan den eisch van goed zedelijk gedrag, of die behept zijn met besmettelijke, voor de andere leerkrachten en voor de kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten. lle. Het onderwijzend personeel verspreidt geen leeringen, strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des Lands. 12e. De schoollokalen moeten bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn. 13e. De scholen- moeten op eenvoudige, maar voldoende wijze voorzien zijn van meubilair, leermiddelen en schoolbehoeften. 14e. De scholen zijn toegankelijk voor dochters van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch het 17e levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindte, met dien verstande, dat kinderen van aanzienlijken en gegoeden vóór anderen worden toegelaten. 15e. Kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. 16e. Van de leerlingen wordt een schoolgeld geheven van minstens 25 cent per leerling 's maands. 17e. Aan alle leerlingen worden gratis of tegen betaling, mits, voor zoover het leermiddelen betreft, welke bij het Gouvernementsdépöt verkrijgbaar zijn, niet hooger dan tegen den prijs waarvoor zij door dat dépöt worden geleverd verhoogd met de kosten van verzending, voldoende leermiddelen verstrekt. 18e. Voor zoover, behalve voor het godsdienstonderwijs, leer- of leesboeken gebruikt worden, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements Europee- 630 sche en Inlandsche lagere scholen, wordt een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, die bevoegd is het gebruik van zoodanig boek te verbieden, wanneer b.rj den inhoud ervan in strijd acht met de goede zeden of de openbare orde. (3) De Gouverneur-Generaal is bevoegd vrijstelling te verleenen van een of meer dezer voorwaarden en daaraan zoodanige nieuwe voorwaarden te verbinden als hij noodig achten zal. Artikel 2. (1) Subsidie wordt verleend ineens en jaarlijks. (2) Onverminderd het bij artikel 5 bepaalde worden de subsidiën ineens, bedoeld in artikel 3, alinea 1 sub a en b, door den Gouverneur-Generaal, de overige subsidiën door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst toegekend (1). Artikel 3. (1) De subsidie ineens wordt toegekend: a. voor de kosten van het schoolgebouw, waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein, zoowel ten behoeve van te openen nieuwe scholen, als ten behoeve van voor het eerst te subsidiëeren, reeds bestaande scholen; b. voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding van het schoolgebouw (waaronder niet begrepen de kosten van gewoon onderhoud), wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal wordt erkend; c. voor de kosten van eerste inrichting, waaronder niet begrepen de aanschaffing van leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften, zoowel ten behoeve van te openen nieuwe scholen als ten behoeve van voor het eerst te subsidiëeren, reeds bestaande scholen; d. voor de kosten van vernieuwing of uitbreiding der eerste inrichting als bedoeld sub c, waaronder niet begrepen de kosten van gewoon onderhoud; en wordt voor iedere school vastgesteld naar de behoefte tot een maximum van 2/3 der werkelijke uitgaven. (2) De aanvrager van deze subsidies zal ten genoegen van de betrokken autoriteit moeten aantoonen, dat bij de raming of het maken van de in het vorig lid bedoelde kosten gepaste zuinigheid is betracht en, indien subsidies als bedoeld sub a i1) De jaarlijksche subsidies in de Buitenbezittingen, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te verleenen door de Hoofden van gewestelijk bestuur (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 no. 750, blz. 729). 631 en b verlangd worden, dat de nieuwe of de verbouwde dan wel vernieuwde gebouwen voldoen of zullen voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie. (3) De subsidie, bedoeld in alinea 1 sub a, wordt voor eene nieuw op te richten school niet toegekend dan nadat de noodige waarborgen zijn verkregen, dat zij zeker zal geopend worden en dan zal voldoen aan de voorwaarden voor verkrijging van verdere subsidies. (4) De aanvrager van subsidie voor de kosten van de schoollokaliteit en bijgebouwen of van subsidie voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding daarvan verbindt zich om, ingeval de school binnen den tijd van 10 jaren na de toekenning van de eerste, respectievelijk tweede dier subsidiën ophoudt te bestaan, de uit hoofde van die subsidie, respectievelijk die subsidiën genoten gelden, verminderd met 5 procent voor elk jaar, sedert de toekenning ervan verloopen, aan 's Lands kas te restitueeren of, bij gebreke daarvan, het geheele schoolgebouw onbezwaard -aan het Gouvernement over te dragen. Artikel 4. Jaarlijks worden ten hoogste toegekend: I. voor iedere school: a. voor iedere der aan de school verbonden verplichte leerkrachten een bedrag van ƒ 90.—; b. (*) voor iedere der sub a bedoelde leerkrachten bovendien een premie van: £ f 50.—, indien zij in het bezit is van een diploma of bewijs, dat benoembaar maakt tot kweekelinge aan eene openbare Inlandsche school; 2. f 100.—, indien zij in het bezit is van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidiëerde particuliere school tot opleiding van Inlandsche onderwijzers (essen) of van een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzeres aan eene openbare Inlandsche school; 3. f 150.—, indien'zij in het bezit is van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers; 4. ƒ 200.—, indien zij in het bezit is van de verklaring, bedoeld in artikel 1, 2de lid sub 9e, alinea 3; (!) Aldus luidt punt 6 ingevolge art. 1 der ord. van 3 Mei 1915 (Stbl. 1915 no. SU). 632 met dien verstande, dat van deze premiën nooit meer dan één gelijktijdig zullen toegekend worden voor één persoon; c. voor de kosten van gewoon onderhoud van het schoolgebouw en de inrichting daarvan, zoomede voor de kosten van aanschaffing van leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften f 1.— per leerling, zullende het aantal leerlingen daarbij worden berekend naar den maatstaf van artikel 1, alinea 2 sub 6e; II. wanneer aan de school onderwijs wordt gegeven in vrouwelijke handwerken en/of andere vakken van huishoudkundigen aard, bovendien, ter tegemoetkoming: a. in de bezoldiging van het daarmede belast personeel, indien het in artikel 1, alinea 2 sub 6e, bedoeld gemiddeld aantal leerlingen 50 of minder bedraagt, f 90.—, indien het meer bedraagt, f 180.—; b. in de kosten van aanschaffing van benoodigdheden voor dat onderwijs f 2.— per leerling, zullende het aantal leerlingen daarbij worden berekend naar den maatstaf van artikel 1, alinea 2 sub 6e; III. wanneer aan de school ook onderwijs wordt gegeven in de Nederlandsche taal tot zulk een aantal lesuren 's weeks en op zoodanige wijze, dat daarvan naar het oordeel van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst resultaten kunnen verwacht worden, die voor de leerlingen van werkelijk nut zijn, bovendien: o. f 30.— 'smaands, wanneer dat onderwijs gegeven wordt door één of meer leerkrachten, in het bezit van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd kleinambtenaarsexamen of van ■ een daarmede minstens gelijk te stellen diploma; b. f 120.— 's maands, wanneer dat onderwijs gegeven wordt door eene leerkracht, in het bezit van eene akte van bekwaamheid als onderwijzeres bij het Europeesch lager onderwijs, of door meer leerkrachten, van wie ten minste één in het bezit is van zoodanige akte en de overige van een diploma, als bedoeld sub afkunnende in bijzondere gevallen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst voor verkrijging van de sub a en b gemelde subsidiën van den daarbij gestelden eisch van het bezit van een diploma of eene akte, als daar genoemd, vrijstelling worden verleend. Artikel 5. (1) De Gouverneur-Generaal is bevoegd hoogere subsidiën 633 of subsidiën naar een anderen maatstaf toe te kennen dan in artikel 4 aangegeven. (2) Bij toekenning van subsidiën tot lagere bedragen dan de in artikel 4 genoemde, is beroep op den Gouverneur-Generaal toegelaten. Artikel 6. De aanvragen van subsidiën worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt vastgesteld (1). Artikel 7. De als subsidie gegeven gelden worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de scholen, voor welke zij zijn toegestaan. Artikel 8. (1) De subsidiën, bedoeld bij artikel 4, worden voor een geheel jaar toegekend en uitbetaald. (2) Wanneer in den loop van het jaar de samenstelling van het personeel voor het onderwijs in het Nederlandsch zoodanige veranderingen ondergaat, dat de ten behoeve van dat onderwijs genoten subsidie meer of minder bedraagt dan de som, waarop artikel 4, § III, aanspraak geeft, wordt het bedrag van dat verschil in het eerste geval teruggevorderd dan wel verrekend bij de eerstvolgende toekenning van jaarlijksche subsidie aan de school, in het tweede geval als aanvullingssubsidie alsnog tegoed gedaan. (3) Wanneer eene gesubsidiëerde school in den loop van het jaar wordt gesloten, kan van de voor dat jaar overeenkomstig artikel 4 toegekende bedragen zooveel maal 1/12 worden teruggevorderd als na de sluiting der school tot aan het einde des jaars volle maanden overblijven. Artikel 9. (1) De gesubsidiëerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs, dat er mocht gegeven worden, onderworpen aan het plaatselijk en algemeen schooltoezicht. (2) Het plaatselijk schooltoezicht wordt uitgeoefend door Inlandsche schoolcommissiën (2), daar waar die mochten inge- (1) Dit is geschied bij besl. Dir. O. E. 2 October 1914 no. 19601 (Bijbl. no. 8152), blz. 635. (2) Met „Inlandsche Schoolcommissiën" wordt bedoeld „Inlandsche Schoolcommissiën", overeenkomstig het Regl. vastgesteld bij art. 2 sub o van besl. Dir O. E. N. 4 Juli 1893 no. 7318 in Bijbl. no. 4889, blz. 755, ingesteld op plaatsen waar één of meer openbare scholen zijn gevestigd. 634 steld zijn, en elders door den betrokken Europeeschen bestuursambtenaar als president en twee Inlandsche leden; en waar dit niet geschieden kan, door zoodanige personen, als door het Hoofd van gewestelijk bestuur zullen worden aangewezen. (3) Het schooltoezicht berust verder bij de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. Artikel 10. De hoofden en beheersters der gesubsidiëerde scholen zijn verphcht om aan de personen, met het schooltoezicht belast, alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent het financieel beheer der school. Zij behooren de wenken en bemerkingen van die personen op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 11. (1) Wanneer eene school niet voldoet aan de verplichtingen, onder welke de subsidie is toegekend, kan deze tusschentijds worden ingetrokken. (2) De intrekking gaat in met de maand volgende op die, waarin zij op officieele wijze ter kennis is gekomen van de beheerster der school, en kan met zich brengen restitutie der reeds ontvangen gelden over de verdere maanden van het loopende jaar, op dè wijze als in de 3de alinea van artikel 8 aangegeven. Artikel 12. Gouvernements schoolgebouwen en schoolmeubelen, die door intrekking van Gouvernements Inlandsche lagere scholen beschikbaar komen, kunnen ten behoeve van gesubsidiëerde scholen in bruikleen worden gegeven, terwijl de leermiddelen en schoolbehoefen kunnen worden afgestaan, tegen eene evenredige vermindering van de subsidie, te verrekenen bij de eerstvolgende toekenning daarvan. Artikel 13. De beheersters der gesubsidiëerde scholen dienen jaarlijks, door tusschenkomst van het plaatselijk schooltoezicht, van die scholen aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs een overeenkomstig de verslagen der 635 Gouvernements Inlandsche lagere scholen ingericht verslag in, hetwelk zal worden gepubliceerd. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op den dag der afkondiging en werkt terug tot 1 Januari 1914. En opdat enz. M ode l-Subs i d ie aan vraag. 1. Besl. Dir. O. E. 2 October 1914 n°. 19601 (Bijbl. n°. 8152). Gelet op artikel 6 van de „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche meisjesscholen", vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 25 Augustus 1914 (Staatsblad n' 592) 0); Heeft besloten: Vast te stellen het bij dit besluit behoorend model voor de opgaven tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche meisjesscholen op den voet van de bovengenoemde Begelen. Afschrift enz. (i) Blz. 633. 637 OPGAVEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche meisjesschool te Gewest Eiland Afdeeling Onderafdeeling verstrekt door w ter verkrijging van subsidie ten behoeve van die meisjesschool voor het jaar N. B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met enkel „ja" of „neen" beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 2 October 1914 n? 19601. (') Deze opgaven zijn bij 's Lands depöt van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 5 cent per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 11 November 1914 no. 22617). (i) Naam en qualiteit van den (de) aanvrager (aanvraagster) in te vullen. 638 1. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte? 2. Gaat de school uit van eene vereeniging van Inlanders? 3. Zoo ja, hoe heet die vereeniging en waar is zij gevestigd? 4. Staat de school onder het dagelijksch beheer van eene Inlandsche vrouw ? (2) 5. Welke positie neemt zij in de Inlandsche samenleving in? (3) 6. Wat omvat het onderwijs op de school? (*) 7. Hoeveel lesuren daags zijn voor het onderwijs in de in noot 4 sub a en b genoemde vakken uitgetrokken? (5) p) Den naam der vrouw naast vraag 4 te vermelden. De beheerster behoeft niet hoofd der school te zijn. (3) Hare familiebetrekkingen en ook het ambt van haar echtgenoot, indien zij gehuwd is, naast vraag 5 te vermelden. (4) Naast vraag 6 moeten alle vakken, waarin onderwijs wordt gegeven, worden omschreven. Het onderwijs moet zijn lager onderwijs en minstens omvatten: a. het lezen en schrijven met eigen of Latijnsche karakters van de landstaal of de Maleische taal; ö. de vier hoofdregels van het rekenen met geheele getallen. (6) Vraag 7 alleen te beantwoorden, zoo het op de school verstrekte onderwijs beperkt is tot de in noot 4 sub a en ö genoemde vakken eo eventueel godsdienstonderricht. 639 8. Hoeveel uren daags worden aan het godsdienstonderwijs (waaronder begrepen Bijbelsche geschiedenis) besteed? (6) 9. Worden leerlingen, wier ouders of verzorgers zulks verlangen, van het godsdienstonderwijs, zoomede van de godsdienstige verrichtingen vrijgesteld? (6) 10. Hoeveel lesuren 's weeks zijn voor het onderwijs in zijn geheelen omvang uitgetrokken? (T) 11. Zijn leerplan en lesrooster door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst goedgekeurd? (7) 12. Hoeveel lesuren 's weeks worden aan het onderwijs in de Nederlandsche taal besteed? (8) 13. Wanneer is de school geopend (in werking getreden)? (9) («) Vragen 8 en 9 alleen te beantwoorden, indien op de school ook godsdienstonderwijs wordt 'verstrekt. (7) Vragen 10 en 11 alleen te beantwoorden, zoo het op de school verstrekte onderwijs, behalve godsdienstonderricht, meer omvat dan het in noot 4 sub a en b omschreven minimum. Naast vraag 11 moeten eventueel worden vermeld datum en nummer van het besluit van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, waarbij leerplan en lesrooster zijn goedgekeurd. (8) Vraag 12 alleen te beantwoorden, wanneer op de school ook onderwijs in de Nederlandsche taal wordt verstrekt. (9) Vraag 13 slechts te beantwoorden, indien ten behoeve van de school voor de eerste maal subsidie wordt aangevraagd. 640 14. Hoeveel bedroeg het ge- Januari 19.. middeld aantal de school Februari „ .... bezoekende leerlingen in Maart „ elke der maanden van het April „ — jaar, voorafgaande aan Mei „ — dat, waarover subsidie Juni „ — wordt aangevraagd? (10) Juli „ — Augustus „ 'September „ .... October „ November „ December „ Totaal d.i. dus gemiddeld .... : .... = 15. Hoeveel bedroeg het ge- .... 19.. — middeld aantal de school — „ — bezoekende leerlingen in — „ — de maand van oprichting (opening) der school en in Totaal — elke der twee daarop vol- d.i. dus gemiddeld .... : 3 = .... gende maanden? (") 16. Zijn aan de school uitsluitend vrouwelijke leerkrachten verbonden? 17. Hoe heet: 1. het hoofd der school ? (") 1. 2. ieder der overige leer- 2. krachten? (12) (10) De voor elke maand te verstrekken opgaaf van het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen moet worden verkregen door de aantallen de school bezocht hebbende leerlingen dag voor dag bijeen te tellen en het totaal te deelen door het aantal schooldagen in die maand. Voor scholen, opgericht (geopend) in den loop van het jaar, voorafgaande aan dat waarover subsidie wordt gevraagd, wordt opgegeven het gemiddeld aantal de school bezoekende leerlingen in de maand van oprichting (opening) der school en in elke der daarop volgende maanden van eerstbedoeld jaar. (11) vraag 15 alleen te beantwoorden voor scholen, opgericht (geopend) in den loop van het jaar, waarover subsidie wordt gevraagd. (12) Naast vraag 17 moeten alle aan de school verbonden leerkrachten worden genoemd; achter den naam van leder der leerkrachten zal bovendien de datum van aanvaarding harer betrekking aan de school zijn te vermelden. 641 18. Wie van de in vraag 17 bedoelde leerkrachten zijn belast met het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal? 19. Wie van de in vraag 17 bedoelde leerkrachten geven uitsluitend onderwijs in andere vakken dan het Nederlandsch en de in noot 4 sub a en b genoemde vakken? 20. Welke bevoegdheid tot onderwijs geven heeft: 1. het hoofd der school ? (13) 1. 2. ieder der overige leer- 2. krachten? (") 21. Is het hoofd der school voorzien van eene door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het In- Naast vraag 20 moet van ieder der leerkrachten worden vermeld, welke der hieronder genoemde bevoegdheden zij bezit (de in vraag 19 bedoelde leerkrachten zijn vrijgesteld van het bezit van één dier bevoegdheden). a. Bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat bewijs en plaats van de kweekschool te vermelden). 6. Diploma wegens afgelegd eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers (datum van behalen van dat diploma en plaats van de kweekschool te vermelden). c. Diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald). d. Diploma, dat benoembaar maakt tot kweekeling bij het openbaar Inlandsch onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald). €. Door het plaatselijk schooltoezicht uitgereikte schriftelijke verklaring van voldoende bekwaamheid in de vakken, genoemd in noot 4 sub a en o, en van geschiktheid voor hare taak. ƒ. Diploma van met gunstigen uitslag afgelegd klein-ambtenaarsexamen (te vermelden waar en wanneer behaald). q. Daarmede minstens gelijk te stellen diploma (te vermelden welk diploma en waar en wanneer behaald). Ti. Akte van bekwaamheid als onderwijzeres bij het Europeesch lager onderwijs (te vermelden waar en wanneer behaald). VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 41 642 landsch onderwijs afgegeven schriftelijke verklaring van geschiktheid! voor hare betrekking? (") 22. Geeft het schoolgebouw, bij voldoende licht en ruimte, behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? 23. Is de school op eenvoudige maar voldoende wijze voorzien van meubilair, leermiddelen en schoolbehoeften? 24 Is de school uitsluitend toegankelijk gesteld voor dochters van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17de levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindte? 25. Worden kinderen van aanzienlijke en gegoede Inlanders vóór andere kinderen toegelaten? 26. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd? 27. Wordt van iederen leerling een schoolgeld van minstens 25 cent 's maands geheven? (") Alleen hoofden van scholen met meer dan gemiddeld 200 de school bezoekende leerlingen moeten in het bezit zijn van eene verklaring ald in vraag 21 bedoeld. 643 28. Worden aan alle leerlingen voldoende leermiddelen verstrekt? 29. Heeft die verstrekking tegen betaling plaats? 30. Zoo ja, gaat de betaling, voor zoover het leermiddelen betreft bij het Göuvernementsdépöt verkrijgbaar, hooger dan den prijs, waarvoor die leermiddelen door dat dépöt worden geleverd, verhoogd met de kosten van verzending? 31. Zijn er leer- en leesboeken in gebruik op de school, behalve bij het godsdienstonderwijs, welke niet voorkomen in de catalogi der leermiddelen van de Gouvernements Europeesche en Inlandsche lagere scholen? (15) 32. Zoo ja, is van die boeken reeds een exemplaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst? 33. Heeft de school reeds subsidie genoten? 34. Zoo ja, bij welk besluit en voor welk jaar werd die het laatst toegekend? («) De titels en prijzen der in het Gouvernementsdepót van leermiddelen te Weltevreden verkrijgbare boeken enz. zijn te vinden in de catalogi van boeken enz., welke op aanvraag kosteloos en franco door den Administrateur van dat depót worden toegezonden. 644 35. Zijn de toegestane gelden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de meisjesschool, voor "welke deze subsidie-opgaven worden ingediend? 36. Wordt eene subsidie ineens verlangd: a. voor de kosten van het a. schoolgebouw, waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein? (") b. voor de kosten van 6. Y't*-* verbouwing en/of vernieuwing en/of uitbreiding van het schoolgebouw? (1T) c. voor de kosten van eer- c. ste inrichting? (1S) d. voor de kosten van ver- d. nieuwing en/of uitbreiding der eerste inrichting ("), als bedoeld sub ct (") 37. Bestaat er noodzakelijkheid: a. tot verbouwing en/of a. vernieuwing en/of uitbreiding van het schoolgebouw? (") 6. tot vernieuwing en/of b. uitbreiding der eerste inrichting? (1S) 38. Zoo ja, om welke reden? H (16) Subsidies als bedoeld in vraag 36 sub a en c kunnen alleen worden verleend ten behoeve van te openen nieuwe scholen of voor het eerst te subsidieeren, reeds bestaande scholen. Onder „eerste inrichting" in vraag 36 sub c en d is niet begrepen de aanschaffing van leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften. (1T) Hieronder niet begrepen de kosten van gewoon onderhoud. (is) Vragen 37 sub a en ï» en 38 alleen te beantwoorden, indien subsidiën als bedoeld in vraag 36 sub 1 en i worden gevraagd. 645 39. Hoeveel bedragen de werkelijke uitgaven voor de in vraag 36 bedoelde voorzieningen? (19) a. Voor het schoolgebouw f ' b. Voor verbouwing en/of vernieuwing en/of uitbreiding der school f c. Voor eerste inrichting f i d. Voor vernieuwing en/of uitbreiding der eerste inrichting f 40. Welk bedrag wordt als tegemoetkoming in die uitgaven noodig geacht? (20) a. Voor het schoolgebouw f b. Voor verbouwing en/of vernieuwing en/of uitbreiding der school f c. Voor eerste inrichting f . d. Voor vernieuwing en/of uitbreiding der eerste inrichting f 41. Waaruit blijkt, dat bij de raming of het maken van de in vraag 39 bedoelde kosten gepaste zuinigheid is betracht? 42. Waaruit blijkt, dat de nieuwe of verbouwde dan wel verniewde gebouwen voldoen of zullen voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie? (21) (1») Van de uitgaven een gespecificeerde opgaaf afzonderlijk bij te voegen, onder overlegging, indien eene subsidie als bedoeld in vraag 36 sub a of b verlangd wordt, van bet bouwproject c.q. met bijbeboorende begrooting van kosten (het project moet minstens de grootte van het schooiert, het aantal leslokalen en de afmetingen daarvan aangeven, onder vermelding van het maximum-aantal leerlingen, dat tot het nieuwe of verbouwde dan wel vernieuwde schoolgebouw kan worden toegelaten). (20) De behoefte aan eene subsidie tot het aangevraagde bedrag dient te worden aangetoond, d.w.z. er moet blijken (bv. door overlegging van een specificatie van de inkomsten der school en de tot dusver voor haar gedane uitgaven) in hoever de vereischte uitgaven niet uit eigen fondsen kunnen worden bestreden. (21) Vraag 42 alleen te beantwoorden, wanneer eene subsidie als bedoeld sub a of b van vraag 36 verlangd wordt. 646 48, Verbindt de aanvrager zieh om, indien de school binnen den tijd van 10 jaren na de toekenning van de aangevraagde subsidie voor de kosten van de schoollocaliteit en bijgebouwen of voor de kosten van verbouwing eh/of vernieuwing en/of uitbreiding daarvan ophoudt te bestaan, de uit hoofde van die subsidie genoten gelden, verminderd met 5 procent voor elk jaar, sedert de toekenning ervan verloopen, aan 's Lands kas te restitueeren, of bij gebreke daarvan, het geheele schoolgebouw onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen? (22) 44. Voor wie der aan de school verbonden verplichte leerkrachten wordt subsidie gevraagd als tegemoetkoming in de bezoldiging en tot welk bedrag voor ieder? (23) 45. Voor wie der in vraag 44 bedoelde leerkrachten wordt bovendien een premie gevraagd en tot welk bedrag voor ieder? (22) In het bevestigend geval moet een daartoe strekkende afzonderlijke gezegelde verklaring hierbij worden gevoegd. Vraag 43 moet uiteraard alleen worden beantwoord, indien eene subsidie als bedoeld sub a of b van vraag 36 verlangd wordt. (23) Naast vraag 44 moeten niet subsidtön worden gevraagd voor bezoldiging van het personeel, belast met het geven van onderwijs in vrouwelijke handwerken en/of andere vakken van huishoudkundigen aard, evenmin voor het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal, zie de vragen 47 en 49. 647 46. Welk bedrag wordt gevraagd voor de kósten van gewoon onderhoud van het schoolgebouwen |de) inrichting daarvan, zoomede voor de kosten van aanschaffing van leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften? 47. Hoeveel subsidie wordt gevraagd als tegemoetkoming in de bezoldiging van het personeel, belast met het geven van onderwijs in vrouwelijke handwerken en/óf andere vakken van huishoudkundigen aard? 48. Welk bedrag wordt gewenscht als tegemoetkoming in de kosten van aanschaffing van benoodigdheden voor het in vraag 47 bedoeld onderwijs? 49. Hoeveel subsidie wordt verlangd voor het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal? 50. Heeft de samenstelling van het personeel, belast met het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal, in den loop van het jaar, waarover laatstelijk subsidie is verleend, sedert de indiening van de desbetreffende subsidie-aanvraag ■ verandering ondergaan? 648 51. Zoo ja, wanneer heeft die verandering plaats gehad en van welken aard is zij geweest? (24) 52. Hoeveel bedraagt de som, welke tengevolge van die verandering, in verband met artikel 4, § III, en artikel 8, alinea 2, der Regelen in Staatsblad 1914 W 592, gedurend het in vraag 50 bedoeld jaar aan subsidie a. te veel genoten is? (2B) a. te veel genoten f b. te weinig genoten b. te weinig genoten ƒ is? (25) 53. Is het te veel genotene in 's Lands kas teruggestort (in het bevestigend geval het desbetreffend stortingsbewijs hierbij over te leggen) ? (25) 54. Zoo neen, wordt de voorkeur gegeven aan verrekening van het te veel genotene met de thans aangevraagde subsidiën? (2B) 55. Wordt het te weinig genotene thans als aanvulhngssubsidie gewenscht? (26) (24) Naast vraag 51 eventueel te vermelden: a. de data van neerlegging der betrekking door de naast vraag 18 in de vorige subsidie-opgaven genoemde leerkrachten voor het onderwijs in de Nederlandsche taal; b. de namen van de ter vervanging van die leerkrachten aangestelde nieuwe leerkrachten, zoomede de data van aanvaarding harer betrekking door die nieuwe leerkrachten. c. in het bezit van welke der in noot 13 sub f, g en h genoemde bevoegdheden de nieuwe leerkrachten zijn. (25) Vragen 52 sub a, 53 en 54 moeten alleen worden beantwoord, wanneer voor het geven van onderwijs in de Nederlandsche taal gedurende het in vraag 50 bedoeld jaar te veel, en vragen 52 sub ö en 55, wanneer voor dat onderwijs gedurende dat jaar te weinig subsidie genoten is. 649 56. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? (26) 57. Wanneer is laatstelijk door de beheerster der school het te publiceeren jaarlijksch verslag betreffende de school aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs ingediend? 58. Tot welke der hieronder genoemde categorieën behoort de school? a. Protestantsche zendingsschool? b. Roomsch-Katholieke zendingsschool. c. Protestantsche gemeenteschool. d. Roomsch-Katholieke gemeenteschool. e. Mohammedaansche school met onderwijs in den Mohammedaanschen godsdienst. f. Neutrale school. De vragen aldus naar waarheid beantwoord. , den 19. De subsidie-aanvrager (aanvraagster), (26) wanneer ter plaatse, waar de op de frontpagina van deze opgaven genoemde particuliere Inlandsche meisjesschool gevestigd is, een openbare Inlandsche school bestaat, moet het plaatselijk toezicht op die particuliere meisjesschool worden uitgeoefend door de Inlandsche Schoolcommissie aldaar. Op alle overige plaatsen moet het toezicht op de particuliere Inlandsche scholen, voor zoover dit geschieden kan, worden uitgeoefend door den betrokken Controleur, Gezaghebber of Posthouder als president en twee Inlandsche leden. 650 Onder aanteekening, dat de op de frontpagina van deze opgaven genoemde particuliere Inlandsche meisjesschool, voor zoover bekend, aan alle gestelde voorwaarden voldoet (27), wordt voorgesteld de aangevraagde subsidiën toe te kennen. , den 19 Controleur , De Gezaghebber van , Posthouder , den 19.... De Ass.-Resident van , , den 19.... t\ Gouverneur _ De —Besident Va» > , den 19.... De igSr van het Inl. ond. in de afd., (28) (2T) Inzonderheid er op te letten, of de school beantwoordt aan den eisch, gesteld in artikel 1, alinea 2 sub 2», der Regelen in Staatsblad 1914 H? 592. (28) Behoort de op de frontpagina van deze opgaven genoemde particuliere Inlandsche meisjesschool tot het ressort van den AdjunctInspecteur, dan zendt deze de subsidie-opgaven rechtstreeks, dus zonder tusschenJtomst van den betrokken Inspecteur, aan het Departement. Van een geleidebrief wordt daarbij alleen gebruik gemaakt, wanneer de opgaven den inspecteerenden ambtenaar daartoe aanleiding geven. 651 2. Circ. Dir. O. E. 2 October 1914 n°. 19602 (Bijbl. n°. 8152) aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Bij het UwerI^|1^^- bekend Gouvernementsbesluit van 25 Augustus jl. ff 27 is eene ordonnantie 0) vastgesteld, inhoudende regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche meisjesscholen. Voor de motieven, welke tot de samenstelling daarvan hebben geleid, moge worden verwezen naar bijgaand extract uit de memorie van toelichting op de ontwerp-begrooting voor 1914. In voldoening aan artikel 6 van voormelde regelen heb ik bij mijn besluit van heden ff 19601 (2), waarvan een afschrift hierbij gaat, een model vastgesteld voor het doen van opgaven ter verkrijging van subsidie voor bedoelde scholen. De in het model opgenomen vragen zijn zoodanig gesteld en van toelichtingen en aanwijzingen voorzien, dat, naar ik vertrouw, een rechtstreeksche en juiste beantwoording duidelijk zal aantoonen, of de meisjesscholen geheel aan de gestelde voorwaarden voldoen en mitsdien in aanmerking kunnen komen voor toekenning van tegemoetkoming uit 's Lands kas. Uitdrukkelijk meen ik er de aandacht op te moeten vestigen, dat de in de subsidiebepalingen aangegeven bedragen als maxima moeten worden beschouwd en dus niet meer mag worden toegekend, dan hetgeen werkelijk noodig is. Subsidies, in de door belanghebbenden overeenkomstig bovenbedoeld model in te dienen opgaven aangevraagd tot lagere bedragen, dan waarop de bepalingen aanspraak geven, behooren dan ook door de in het slot van dat model vermelde autoriteiten niet te worden verhoogd. Wijders acht ik het niet ondienstig hierbij op te merken, dat de onderwerpelijke nieuwe subsidieregeling geenszins de mogelijkheid uitsluit om voor particuliere Inlandsche meisjesscholen subsidiën te erlangen op den voet van de bestaande bepalingen in zake subsidieering van particuliere Inlandsche scholen (Staatsbald 1895 ff146 (3) en Staatsblad 1906 ff 241 (4Ï, zoomede verschillende regelingen voor bepaalde gebiedsdeelen), dan wel op den voet van de subsidieregeling voor HollandschInlandsche scholen in Staatsblad 1913 ff 524 (B). (1) Stbl. 1914 no. 591, blz. 627. (2) Bijbl. no. 8151, blz. 636. (») Blz. 543. (*) „ 521. (s) Toepassing van deze subsidieregeling op scholen voor Inlandsche meisjes zal uiteraard alleen kunnen plaats vinden, indien aangenomen moet worden dat de onderwijsbehoefte geen bevrediging kan vinden door eene school van het eenvoudiger type, waaraan, bij de totstandbrenging der nieuwe regeling is gedacht. 652 Van deze circulaire en de bijlagen worden hierbij eenige afdrukken overgelegd ter verspreiding onder de Europeesche bestuursambtenaren in Uw gewest. Verdere afdrukken van het model en het Staatsbladnummer zijn op aanvraag tegen matigen prijs te verkrijgen bij 's Lands Dépot van leermiddelen te Weltevreden (1). Ten slotte heb ik de eer p™1ggena9 te verzoeken, bij voorkomende gelegenheid de subsidie-aanvragers te willen uitnoodigen om voor hun subsidie-opgaven, in het belang van een gemakkelijke verificatie en dus ook vlugge afdoening der aanvragen, slechts gebruik te maken van de bij gemeld Dépot verkrijgbaar gestelde gedrukte formulieren, dan wel van formulieren, op geheel overeenkomstige wijze van hunnentwege te drukken. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst, G. A. J. HAZEU. EXTRACT uit de memorie van toelichting op de ontwerpbegrooting voor 1914. Aangezien de resultaten van alle streven om de inlandsche bevolking op een hooger peil van ontwikkeling te brengen voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van de mate, waarin de inlandsche vrouw daarbij betrokken is, is andermaal de vraag in overweging genomen of, en zoo ja, op welke wijze afzonderlijke gelegenheid tot onderwijs voor inlandsche meisjes ware te organiseeren. Wees de uitkomst van vroeger op dat gebied ingestelde onderzoekingen allerminst op eene algemeen gevoelde behoefte aan zoodanig onderwijs, in de laatste jaren is daarin groote verandering gekomen hetgeen wel ten duidelijkste blijkt uit het feit dat op verschillende plaatsen door de belanghebbenden zeiven pogingen in het werk gesteld zijn of worden om met eigen krachten zoo goed mogelijk onderwijsgelegenheid voor inlandsche meisjes tot stand te brengen. Het daarmede beoogde doel schijnt in algemeenen zin — en terecht — niet zoozeer te zijn het toerusten van die meisjes met eene gelijke mate van schoolkennis als voor de mannelijke inlandsche jeugd gewenscht wordt, als wel het verschaffen van een- Pi De prijs van het model van de subsidie-opgaven is op 5 cent en die van Staatsblad 1914 no. 592 op 2 cent vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 11 November 1914 no. 22617. 653 voudig, practisch onderricht tot vorming van degelijke en beschaafde vrouwen en moeders, zij het ook dat, vooral in prijajikringen — ruim genomen —, het bijbrengen van eenige kennis van het Nederlandsch aan de meisjes, ook in het belang van de haar wachtende positie en opvoedingstaak, op hoogen prijs wordt gesteld. Dit uit de inlandsche maatschappij voortkomende initiatief kan nog niet beslissend zijn ten aanzien van de oprichting van Gouvernementsscholen voor inlandsche meisjes, ook omdat eerst de practijk zal hebben aan te geven, wat als norm voor schoolinrichting en leerplan zal moeten dienen; maar wel ligt het op den weg van het Gouvernement om het particulier initiatief, in het belang van eene behoorlijke verwezenlijking van zijn streven met geldelijke hulp te steunen. De vigeerende subsidieregelen voor de gewone particuliere inlandsche scholen (Indisch Staatsblad 1895 n! 146 (*) en 1906 n! 241 (2)) zijn voor het verleenen van die hulp niet geschikt. Vooreerst beantwoorden die regelen niet aan de bedoeling om met betrekking tot de oprichting en instandhouding van deze scholen, die in de eerste plaats voor meisjes uit aanzienlijke en gegoede standen bestemd zullen zijn, het eigen initiatief der inlandsche maatschappij op den voorgrond te doen treden. In de tweede plaats zijn de bedragen der subsidies, welke op den voet van genoemde regelen kunnen genoten worden, te gering om te kunnen voldoen aan veler wensch om op de meisjesscholen ook onderricht in vrouwelijke handwerken, koken, e.d., zoomede eenig onderwijs in het Nederlandsch te doen geven. Er bestaat derhalve behoefte aan eene speciale subsidieregeling voor particuliere inlandsche meisjesscholen, welke regeling, behoudens eenige onmisbare vaste beginselen, zich door een groote mate van elasticiteit moet kenmerken. (!) Blz. 543. (2) „ 521. J. VOOR VOLKSSCHOLEN, STANDAARDSCHOLEN, NORMAALCURSUSSEN EN KWEEKSCHOLEN IN DE AFDEELING EN SOEMBA EN FLORES DER RESIDENTIE TIMOR EN ONDERHOORIGHEDEN. Regelen. Gouv. besl. 31 Maart 1913 n°. 44 (Stbl. 1913 n°. 309). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten vijfde: Te bepalen: dat de predikant te Koepang en de in dé tijdelijke afdeeling Timor der residentie Timor en Onderhoorigheden (1) geplaak sté of nog te plaatsen hulppredikers, ieder voor zoover zijn ressort betreft (2), I. ambtshalve lid zullen zijn van de plaatselijke Inlandsche Schoolconumssiën in de tijdelijke afdeeling Timor der residenie Timor en Onderhoorigheden (1), met uitzondering van de onderaf deeling Beloe; II. zullen optreden, de predikant als opziener, ieder van de hulppredikers als adjunct opziener van het in het sub I omschreven gebied in te voeren en/of te organiseeren volksonderwijs, onder genot van een maandelijksche toelage uit 's Lands kas, voor den predikant van f 30.—, voor ieder der hulppredikers van f 25.—, zullende de ambtsverhouding tussohen opziener en adjunct opziener overeenkomen met hun ambtsverhouding op kerkelijk gebied. Ten zesde: De zorg voor het Inlandsch onderwijs in de tijdelijke afdeeling Soemba der residentie Timor en Onderhoorigheden (1) voorloopig voor het tijdvak 1 Juli 1913 tot en met 30 Juni 1923 op te dragen aan de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland, op den voet der navolgende bepalingen: (i) De residentie Timor en Ond. is- met' ingang van 1 April 1915 'definitief verdeeld in 5 afdeelingen: Zuid-Timor en Eilanden, Noord- én Midden-Timor, Soemba, Flores en Soembawa (art. 1 en 7 van Gouv besl. £December 1914 no. 8 in Stbl. 19U no. 743). {-) Aldus luidt deze zinsnede ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 3 September 1914 no. 39 (Stbl. 1914 no. 603). 656 § 1. Er zullen zijn standaardscholen en volksscholen. § 2. (1) Standaardscholen zullen worden geopend a. te Pajeti binnen 12 maanden, b. op een door voornoemde zendingscorporatie in overeenstemmig met het Hoofd van gewestelijk bestuur nader te bepalen plaats in West Soemba binnen 5 jaren a en b. na inwerkingtreding van deze bepalingen. (2) Volksscholen zullen worden geopend op de plaatsen en tot een aantal als jaarlijks door de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland of door haar vertegenwoordigers op Soemba in overeenstemming met het Hoofd van gewestelijk bestuur zal worden bepaald. § 3. (1) Het onderwijs op, de standaardscholen omvat: a. bijbelsche geschiedenis en kerkleer, b. het zingen, c. zooveel mogelijk de vakken, onderwezen op de openbare lagere Inlandsche scholen der 2e klasse met een vierjarigen leertijd. (2) De voertaal bij het onderwijs is het Maleisch. (3) Aan het onderwijs, bedoeld in alinea 1 sub a, evenals aan het gebed aan het begin en het eind van iederen schooldag behoeven andersdenkenden geen deel te nemen. § 4. Het onderwijs op de volksscholen wordt, ter beoordeeling van de vertegenwoordigers op Soemba, van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland, ingericht naar de behoeften der bevolking, zooveel mogelijk evenwel naar het voorbeeld van het onderwijs op de Inlandsche gemeentescholen op Java en Madoera (1). § 5. Alle scholen hebben te voldoen aan deyolgende voorwaarden: le. de schoollokalen moeten bij voldoende licht en ruimte behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn; 2e. de scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en met dezen geüjkgestelden wier leeftijd valt binnen de daarvoor door de vertegenwoordigers op Soemba van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland in (i) Een leidraad voor de oprichting van Inlandsche volksscholen op Java en Madoera is opgenomen op blz. 426 e. v. 657 verband met den aanleg der kinderen te bepalen grenzen, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid; 3e. kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. § 6. (1) Wordt op de standaardscholen schoolgeld en vergoeding voor verstrekte leermiddelen geheven, dan mag daarvoor in totaal geen hooger bedrag worden gevorderd dan aan schoolgeld kan worden geheven op de op den voet van Staatsblad 1906 n! 241 gesubsidieerde particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera (1). (2) De geïnde schoolgelden en vergoedingen voor leermiddelen moeten ten bate van de standaardscholen worden aangewend. § 7. (1) Ten aanzien van de overeenkomstig deze bepalingen tot stand gekomen dan wel als zoodanig erkende volksscholen verleenen de ambtenaren van het Binnenlandsch-Bestuur hunne medewerking om, zoo noodig met eenige tegemoetkoming uit de na te noemen aan die scholen te verleenen Gouvernementssubsidiën door de ouders der ingeschreven leerlingen of, zoo zulks wenschelijker wordt geacht, door de geheele betrokken kampongbevolking, te doen voorzien: a. bij wijze van onbetaalden gemeentelijken dienst in de oprichting van een schoolgebouw, den aanmaak van het schoolmeubilair en, zoo noodig, het bouwen van woningen voor de onderwijzers, b. in de stichting, hetzij door gemeenschappelijken arbeid, hetzij door het bijeenbrengen van gelden, van een schoolfonds ter bezoldiging van het onderwijzend personeel. (2) Die bezoldiging bedraagt maandelijks ten hoogste f 30.— voor het hoofd eener school, ten hoogste ƒ 25.— voor eiken onderwijzer van bijstand en ten hoogste f 7.50 voor eiken kweekeling. Bovendien kan ieder der leerkrachten in het genot van vrije woning worden gesteld. (3) Het hoofd eener volksschool wordt bijgestaan door ten hoogste 1, 2, 3, 4, enz. leerkrachten, wanneer het aantal ingeschreven leerlingen respectievelijk meer dan 40, 80, 120, 160 enz. bedraagt. § 8. Het recht van benoeming en ontslag van het onderwijzend personeel, zoowel bij de standaardscholen als bij de volksscholen, berust bij de Zending der Gereformeerde Kerken in (i) Zie punt 13» 0p blz. 523. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 42 658 Nederland, die ook de aan dat personeel op te dragen werkzaamheden regelt. § 9. Indien daaraan naar het oordeel van den GouverneurGeneraal behoefte bestaat, kan aan de standaardscholen een tweejarige normaalcursus voor de opleiding van onderwijzers voor de volksscholen worden verbonden of kan voor dat doel een kweekschool worden opgericht. § 10. De Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland kan voor de regeling van en het toezieht op het onderwijs aan de van haar uitgaande, in de vorige paragrafen genoemde onderwijsinrichtingen een Europeesch schoolopziener aanstellen. § 11. (1) Subsidie wordt verleend in eens en jaarlijks. (2) De subsidiën, bedoeld in § 12, letter A sub I en letter D, worden verleend door den Gouverneur-Generaal, de overige door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst (1). (3) Van de door dezen Departementschef genomen besluiten in zake door hem te verleenen subsidiën kan bij den Gouverneur-Generaal in beroep worden gekomen. § 12. De subsidiën bedragen: A. voor zoover betreft de standaardscholen (daaronder begrepen de eventueel aan die inrichtingen verbonden internaten), de normaalcursussen of de kweekschool: L in eens: a. het totaal der werkelijke uitgaven voor de opgerichte of op te richten gebouwen naar een daarvan te verstrekken gespecificeerde opgaaf, vergezeld, zoo mogelijk, van het project en de begrooting, waarnaar gebouwd is (zal worden), b. het totaal der werkelijke kosten van aanmaak en aanschaffing van het schoolmeubilair en de leermiddelen, noodig voor de eerste inrichting; II. jaarlijks: V* der werkelijke kosten van de bezoldiging van het onderwijzend personeel, van vernieuwing en aanvulling (i) De jaarlijksche subsidies, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te verleenen door den Resident onder nadere goedkeuring van den Dir. O. E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. mi no. 750, blz. 729). 659 van schoolmeubilair en leermiddelen en van onderhoud der gebouwen; met dien verstande, dat wat de subsidiën sub I betreft ten genoege van den Gouverneur-Generaal moet worden aangetoond dat bij het doen of het ramen der uitgaven genoemd onder a, en het maken der kosten genoemd onder b, gepaste zuinigheid is betracht en dat wat aangaat de subsidie sub II, geen hooger bedrag wordt uitgekeerd dan voor de standaardscholen 8/4 van het door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te bepalen gemiddelde der jaarlijksche kosten van eene openbare Inlandsche school der 2de klasse met overeenkomstigen leertijd en eenzelfde aantal leerlingen, voor de normaalcursussen */* der jaarlijksche kosten van een Gouvernementsnormaalcursus ter opleiding van Inlandsche hulponderwijzers met een gelijk aantal leerlingen en een gelijk aantal lesuren per week, voor de kweekschool het bedrag dat te haren behoeve zou kunnen worden toegekend bij toepassing van de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 242) (*) zooals die ordonnantie is gewijzigd en aangevuld bij de ordonnantie van 7 Juni 1911 (Staatsblad n' 359) (2); B. voor zoover betreft de volksscholen: I. ineens per school ten hoogste ƒ 300.— ter tegemoetkoming in de kosten van oprichting en eerste inrichting; II. jaarlijks per school ten hoogste f 100.— ter tegemoetkoming in de bezoldiging van het onderwijzend personeel, de kosten van onderhoud, vernieuwing en aanvulling van het schoolmeubilair en de leermiddelen enz. voor zooveel in een en ander door de betrokken bevolking niet zelf kan worden voorzien; C. voor zoover betreft den in § 10 bedoelden Europeeschen schoolopziener per maand: I. f 250.— indien hij een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer benevens een bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de Land- en Volkenkunde van- Nederlandsch-Indië bezit, II. ƒ 225.— indien hij een akte van bekwaamheid als onderwijzer benevens een bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië bezit, (1) Blz. 691. (2) Zie noot 1 op blz. 692, noten 1 en 2 op blz. 694, noot 1 op blz. 695 en noot 1 op blz. 696. 660 III. f 200 — indien bij een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer bezit, IV. f 175.— indien hij een akte van bekwaamheid als onderwijzer bezit, V. f 150.-- indien-hij geen der sub III en IV genoemde onderwijsbevoegdheden bezit, I t/m V. vermeerderd na 5 jaren dienst met eenmaal en 10 jaren dienst met tweemaal I. f 50.— II. f 45.— III t/m V. f 40.— met dien verstande dat voor dien diensttijd als evenbedoeld mede in aanmerking komt de tijd als onderwijzer doorgebracht in dienst van eenige openbare of gesubsidieerde particuliere inrichtingen voor Europeesch of Inlandsch onderwijs in Nederlandsch-Indië; D. in eens het bedrag dat der Regeering billijk en noodig zal voorkomen ter bestrijding van de passagekosten voor Inlandsch onderwijzend personeel waarvan de overkomst uit andere deelen van Nederlandsch-Indië door de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland in het belang van het door haar op Soemba te geven onderwijs wordt noodig geacht. § 13. Na de inwerkingtreding van deze bepalingen a. zal de te Pajeti bestaande school van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland worden hervormd tot de aldaar te openen standaardschool en ten aanzien van de te haren behoeve te verleenen subsidie worden beschouwd als een op te richten school van dien aard, b. zullen de overige scholen van genoemde zendingscorporatie, voor zoover zij te voren geen subsidie van Gouvernementswege hebben genoten, worden beschouwd als op te richten, de overige als bestaande volksscholen en dienovereenkomstig worden gesubsidieerd. _§ 14. De aanvragen om subsidie worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt vastgesteld ('). § 15. (1) De op den voet van deze bepalingen toegekende subsidiën mogen slechts ten bate van het daarin bedoeld onderwijs worden aangewend. (2) Van alle aan subsidie ontvangen gelden en van alle f1) De wijze van inrichting en indiening der aanvragen is vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 10 October 1913 no. 17491, blz. 668. 661 daaruit gekweten uitgaven wordt door of namens de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland nauwkeurig boek gehouden en telken jare voor of uiterlijk op 31 Januari door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan de Regeering een verantwoording van haar geldelijk beheer over het afgeloopen jaar ingediend. (3) Ongebruikt gebleven subsidie gelden worden voor het einde van het jaar in 's Lands kas terug gestort en het (de) desbetreffende stortingsbewijs (bewijzen) wordt (worden) bij de in de vorige alinea bedoelde verantwoording overgelegd. § 16. (1) De standaardscholen, de normaalcursussen en de kweekschool zijn onderworpen aan het toezicht van de betrokken inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. (2) De Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland behoort de wenken en bemerkingen van die ambtenaren op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (3) Zoolang door de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland geen schoolopziener is aangesteld, als bedoeld in § 10, zijn de volksscholen onderworpen aan het toezicht van de betrokken bestuursambtenaren. § 17- De door de opheffing der openbare lagere Inlandsche school der 2de klasse te Waingapoe beschikbaar komende schoolmeubelen en leermiddelen worden kosteloos overgedragen aan de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland. § 18. Voor of uiterlijk op den 31sten Januari van elk jaar wordt door de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan de Regeering verslag uitgebracht nopens den stand en de resultaten van het van haar uitgaand onderwijs gedurende het voorafgaande jaar.. § 19 In alle gevallen, waarin de vorenstaande bepalingen niet voorzien, zich omtrent bedoeling en strekking van die bepalingen verschil van opvatting openbaart of een door die bepalingen voorgeschreven overeenstemming tusschen ambtenaren en de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederlandmet kan worden verkregen, kan de uitspraak worden ingeroepen van den Gouverneur-Generaal. 662 § 20. Het in den aanhef van vorenstaande bepalingen genoemd tijdvak zal geacht worden telkens met 5 jaren te zijn verlengd, wanneer niet ten minste 2 jaren voor het einde van dat tijdvak, dan wel voor het verstrijken van een termijn van verlenging, door den Gouverneur-Generaal al dan niet op verzoek van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland, is bepaald, dat de bij deze voorschriften geregelde verhouding een einde zal nemen. § 21. In vorenstaande bepalingen kunnen geen veranderingen worden gebracht dan met goedvinden van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland. % 22. De bedragen der over het tijdvak 1 Juli tot en met 31 December 1913 of een gedeelte van dat tijdvak toe te kennen subsidiën, bedoeld in § 12, sub A II en B II worden naar gelang van het aantal maanden waarover zij worden genoten, verminderd met evenveel twaalfde deelen van de bedragen der subsidiën, welke ten behoeve van dezelfde scholen op den voet der thans bestaande bepalingen voor het jaar 1913 mochten zijn verleend. Ten zevende: De zorg voor het Inlandsch onderwijs in de tijdelijke afdeeling Flores (x) der residentie Timor en Onderhoorigheden, met uitzondering van het landschap Adoenara, voor zoover het niet betreft onderwijs, gegeven aan BoomschKatholieke meisjesscholen, voorloopig voor het tijdvak 1913 tot en met 1922 op te dragen aan de Missie van de Orde der Jezuieten (2) op den voet der navolgende bepalingen: § 1. Er zullen zijn standaardscholen en volksscholen. § 2. (1) Standaardscholen zullen worden geopend a. te Larantoeha en te Lela (Maoemerie) binnen 12 maanden, (!) De residentie Timor en Ond. is met ingang van 1 April 1915 definitie! verdeeld in 5 afdeelingen: Zuid-Timor en Eilanden, Noord- en Midden-Tlmor, Soemba, Flores en Soembawa (art. 1 en 7 van Gouv. besl. :5 December 1914 no. 8 in Stbl. 1914 no. 743). (2) Ten aanzien van de hier bedoelde zorg treedt ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 28 December 1914 no. 57 (Stbl. 1914 no. 791), de Missie van de Congregatie der Paters van het Goddelijk Woord te Steyl thans in de plaats van de Missie van de Orde der Jezuieten. 663 b. te Ende binnen 2 jaren, c. te Badjawa (Ngada) en te Beo (Maoemerie) binnen 5 jaren, a t/m c. na inwerkingtreding van deze bepalingen. (2) Volksscholen zullen worden geopend op de plaatsen en tot een aantal als jaarlijks door de Missie van de Orde der Jezuieten of door haar vertegenwoordigers op Flores in overeenstemming met het Hoofd van gewestelijk bestuur zal worden bepaald. § 3. (1) Het onderwijs op de standaardscholen omvat a. onderricht in den Roomsch-Katholieken godsdienst, b. het zingen, c. zooveel mogelijk de vakken, onderwezen op de openbare lagere Inlandsche scholen der 2de klasse met een vierjarigen leertijd. (2) De voertaal bij het onderwijs is het Maleisch. (3) Aan "het onderwijs, bedoeld in alinea 1 sub a, evenals aan het gebed aan het begin en het eind van iederen schooldag behoeven andersdenkenden geen deel te nemen. § i Het onderwijs op de volksscholen wordt, ter beoordeeling van de vertegenwoordigers op Flores van de Missie van de Orde der Jezuieten ingericht naar de behoeften der bevolking, zooveel mogelijk evenwel naar het voorbeeld van het onderwijs op de Inlandsche gemeentescholen op Java en Madoera (1). § 5. Alle scholen hebben te voldoen aan de volgende woorwaarden: le. de schoollokalen moeten bij voldoende licht en ruimte behoorlijk beschutting geven tegen wind, regen en zonneschijn; 2e. de scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden wier leeftijd valt binnen de daarvoor door de vertegenwoordigers op Flores van de Missie van de Orde'der Jezuieten in verband met den aanleg der kinderen te bepalen grenzen, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid; 3®. kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten worden niet toegelaten. t1) Een leidraad voor de oprichting van Inlandsche volksscholen op Java en Madoera is opgenomen op blz. 426 e. v. 664 § 6. (1) Wordt op de standaardscholen schoolgeld en vergoeding voor verstrekte leermiddelen geheven, dan mag daarvoor in totaal geen hooger bedrag worden gevorderd dan aan schoolgeld kan worden geheven op de op den voet van Staatsblad 1906 Iü 241 gesubsidieerde particuliere Inlandsche scholen op Java en Madoera (1). (2) De geïnde schoolgelden en vergoedingen voor leermiddelen moeten ten bate van de standaardscholen worden aangewend. % % (1) Ten aanzien van de overeenkomstig deze bepalingen tot stand gekomen dan wel als zoodanig erkende volksscholen verleenen de ambtenaren van het Binnenlandsch-Bestuur hunne medewerking om, zoo noodig met eenige tegemoetkoming uit de na te noemen aan die scholen te verleenen Gouvernementssubsidiën door de ouders der ingeschreven leerlingen of, zoo zulks wenschelijker wordt geacht, door de geheele betrokken kampongbevolking, te doen voorzien: a. bij wijze van onbetaalden gemeentelijken dienst in de oprichting van een schoolgebouw, den aanmaak van het schoolmeubilair en, zoo noodig, het bouwen van woningen voor de onderwijzers; b. in de stichting, hetzij door gemeenschappelijken arbeid, hetzij door het bijeenbrengen van gelden, van een schoolfonds ter bezoldiging van het onderwijzend personeel. (2) Die bezoldiging bedraagt maandelijks ten hoogste f 30.— voor het hoofd eener school, ten hoogste f 25.— voor eiken onderwijzer van bijstand en ten hoogste f 7.50 voor eiken kweekeling. Bovendien kan ieder der leerkrachten in het genot van vrije woning worden gesteld. (3) Het hoofd eener school (2) wordt bijgestaan door ten hoogste 1, 2, 3, 4, enz leerkrachten, wanneer het aantal ingeschreven leerlingen respectievelijk meer dan 40, 80, 120, 160 enz. bedraagt. § 8. Het recht van benoeming en ontslag van het onderwijzend personeel, zoowel bij de standaardscholen als bij de volksscholen, berust bij de Missie van de Orde der Jezuieten die ook de aan dat personeel op te dragen werkzaamheden regelt. § 9. Indien daaraan naar het oordeel van den GouverneurGeneraal behoefte bestaat, kan aan de standaardscholen een (!) Vide punt 13» op blz. 523. (2) Voor „school" moet hier „volksschool" worden gelezen. 665 tweejarige normaalcursus voor de opleiding van onderwijzers voor de volksscholen worden verbonden of kan voor dat doel een kweekschool worden opgericht. § 10. (1) De Missie van de Orde der Jezuieten kan jaarlijks een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te bepalen aantal van de van hare scholen in de tijdelijke afdeeling Flores afkomstige leerlingen zenden naar Woloan (Menado) ter opleiding bij de Roomsch-Katholieke kweekschool voor de vorming van Inlandsche onderwijzers aldaar. (2) Aan de in de vorige alinea bedoelde leerlingen zal tegemoetkoming in de reiskosten en/of vrij transport voor rekening van den Lande worden verleend, van hun woonplaats via Menado naar Woloan en, na het afleggen van het bij voornoemde kweekschool af te nemen eindexamen of bij vroeger eervol ontslag als leerling dier school, van Woloan via Menado naar hun woonplaats, op den voet van de bepalingen, voor ongehuwde kweekelingen vastgesteld sub B van artikel 2 van het besluit van 1 Januari 1875 W 22 (Staatsblad Iü 1) (1). § 11. (1) Subsidie wordt verleend in eens en jaarlijks. (2) De subsidiën, bedoeld in § 12, letter A sub I en letter C, worden verleend door den Gouverneur-Generaal, de overige door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst (2). (3) Van de door dezen Departementschef genomen besluiten in zake door hem te verleenen subsidiën kan bij den Gouverneur-Generaal in beroep worden gekomen. § 12. De subsidiën bedragen: A. voor zoover betreft de standaardscholen, de normaalcursussen of de kweekschool: •I. in eens: • a. het totaal der werkelijke uitgaven voor de opgerichte of op te richten gebouwen naar een daarvan te verstrekken gespecificeerde opgaaf, vergezeld, zoo mogelijk, van het project en de begrooting, waarnaar gebouwd is (zal worden), b. het totaal der werkelijke kosten van aanmaak en aanschaffing van het schoolmeubilair en de leermiddelen, noodig voor de eerste inrichting; (!) Blz. 139. (2) De jaarlijksche subsidies, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans te verleenen door den Besident onder nadere goedkeuring van den Dir. O. E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 no. 750, blz. 729). 666 11. jaarlijks: SA der werkelijke kosten van de bezoldiging van het onderwijzend personeel, van vernieuwing en aanvulling van schoolmeubilair en leermiddelen en van onderhoud der gebouwen; met dien verstande dat, wat de subsidiën sub I betreft ten genoege van den Gouverneur-Generaal moet worden aangetoond dat bij het doen of het ramen der uitgaven, genoemd onder a, en het maken der kosten, genoemd onder b, gepaste zuinigheid is betracht en dat, wat aangaat de subsidie sub II, geen hooger bedrag wordt uitgekeerd dan voor de standaardscholen s/4 van het door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te bepalen gemiddelde der jaarlijksche kosten van eene openbare Inlandsche school der 2de klasse met overeenkomstigen leertijd en eenzelfde aantal leerlingen, voor de normaalcursussen 3/4 de jaarlijksche kosten van een Gouvernementsnormaalcursus ter opleiding van Inlandsche hulponderwijzers met een gelijk aantal leerlingen en een gelijk aantal lesuren per week, voor de kweekschool het bedrag dat te haren behoeve zou kunnen worden toegekend bij toepassing van de ordonnantie van 4 Mei 1906 (Staatsblad D? 242) O zooals die ordonnantie is gewijzigd en aangevuld bij de ordonnantie van 7 Juni (2) (Staatsblad IV 359) (3); B. voor zoover betreft de volksscholen: I. ineens per school ten hoogste f 300.— ter tegemoetkoming in de kosten van oprichting en eerste inrichting; II. jaarlijks per school ten hoogste f 100.— ter tegemoetkoming in de bezoldiging van het onderwijzend personeel, de kosten van onderhoud, vernieuwing en aanvulling van het schoolmeubilair en de leermiddelen enz. voor zooveel in een en ander door de betrokken bevolking niet zelf kan worden voorzien; C. ineens het bedrag dat der Begeering billijk en noodig zal voorkomen ter bestrijding van de passage-kosten voor Inlandsch onderwijzend personeel, waarvan de overkomst uit andere deelen van Nederlandsch-Indië door de Missie van de Orde der Jezuieten in het belang van het door haar op Flores te geven onderwijs wordt noodig geacht. § 13. Na de inwerkingtreding van deze bepalingen zullen a. de te Larantoeka en te Lela bestaande scholen van de (!) Blz. 691. (2) Voor „7 Juni" moet gelezen worden „7 Juni 1911". (8) Zie noot 1 op blz. 692, noten 1 en 2 op blz. 694, noot 1 op blz. 695 en noot 1 op blz. 696. 667 Missie van de Orde der Jezuieten worden hervormd tot de aldaar te openen standaardscholen en ten aanzien van de te haren behoeve te verleenen subsidie worden beschouwd als op te richten scholen van dien aard, b. de overige bestaande scholen van die Missie voor zoover zij te voren geen subsidie van Gouvernementswege hebben genoten, worden beschouwd als op te richten, de overige als bestaande volksscholen, en dienovereenkomstig worden gesubsidieerd. § 14. De aanvragen om subsidie worden ingericht en ingediend op de wijze als door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt vastgesteld (*). § 15. (1) De op den voet van deze bepalingen toegekende subsidiën mogen slechts ten bate van het daarin bedoeld onderwijs worden aangewend. (2) Van alle aan subsidie ontvangen gelden en van alle daaruit gekweten uitgaven wordt door of namens de Missie van de Orde der Jezuieten nauwkeurig boek gehouden en telken jare voor of uiterlijk op 31 Januari door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan de Begeering een verantwoording van haar geldelijk beheer over het afgeloopen jaar ingediend. (3) Ongebruikt gebleven subsidie gelden worden voor het einde van het jaar in 's Lands kas terug gestort en het (de) desbetreffende stortingsbewijs (bewijzen) wordt (worden) bij de in de vorige alinea bedoelde verantwoording overgelegd. § 16. (1) De standaardscholen, de normaalcursussen en de kweekschool zijn onderworpen aan het toezicht van de betrokken inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. (2) De Missie van de Orde der Jezuieten behoort de wenken en bemerkingen van die ambtenaren op te volgen, behoudens beroep op den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (3) De volksscholen zijn onderworpen aan het toezicht van de betrokken bestuursambtenaren. § 17. Voor of uiterlijk op den 31sten Januari van elk jaar wordt door de Missie van de Orde der Jezuieten door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur en van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst aan de Begeering ver- (i) De wijze van inrichting en indiening der aanvragen is vastgesteld hij besl. Dir. O. E. 10 October 1913 no. 17491, blz. 668. 668 slag uitgebracht nopens den stand en de resultaten van het van haar uitgaand onderwijs gedurende het voorafgaande jaar. § 18. In alle gevallen, waarin de vorenstaande bepalingen niet voorzien, zich omtrent bedoeling, en strekking van die bepalingen verschil van opvatting openbaart of een door die bepalingen voorgeschreven overeenstemming tusschen ambtenaren en de Missie van de Orde der Jezuieten niet kan worden verkregen, kan de uitspraak worden ingeroepen van den Gouverneur-Generaal. § 19. In vorenstaande bepalingen kunnen geen veranderingen worden gebracht dan met goedvinden van de Missie van de Orde der Jezuieten. Ten achtste: enz. Afschrift enz. Model-subsidieaanvraag. Besl. Dir. O. E. 10 October 1913 W 17491. Gelezen enz.; Gelet op § 14 der Bepalingen, vastgesteld bij de artikelen 6 (*) en 7 (2) van het Gouvernementsbesluit van 31 Maart 1913 Iü 44 (Staatsblad II? 309); Heeft besloten: Eerstelijk: Vast te stellen het bij dit besluit behoorend model voor de opgaven van gegevens tot het verkrijgen van subsidie uit 's Lands kas voor particuliere Inlandsche standaard- en volksscholen in de tijdelijke afdeelingen Soemba en Flores (3) met uitzondering van het landschap Adoenara, der residentie Timor en Onderhoorigheden. Ten tweede: Te bepalen, dat de in artikel 1 bedoelde opgaven aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst worden toegezonden door tusschenkomst van de Hoofden van plaatselijk en gewestelijk bestuur en, voorzoover de standaardscholen betreft, mede door tusschenkomst van den betrokken inspecteerende ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. Afschrift enz. (!) Blz. 660. (?) „ 667. (?) De residentie Timor en Ond. is met ingang van 1 April 1915 definitief verdeeld in 5 afdeelingen: Zuld-Timor en Eilanden, Noord- en Midden-Timor, Soemba, Flores en Soembawa (art. 1 en 7 van Gouv. besl. 5 December 1914 no. 8 in Stbl. 1914 no. 743). 669 OPGAVEN (*) omtrent de particuliere Inlandsche ()) school te Gewest Timor en Onderhoorigheden. Afdeeling Onderafdeeling naar aanleiding van het verzoek van (3) tér verkrijging van subsidie ten behoeve van die school voor het jaar 19.... N.B. Ook ter bevordering eener gemakkelijke verificatie der opgaven is korte, doch zakelijke beantwoording van elke der vragen gewenscht. Waar zulks mogelijk is, worden de vragen met „ja" of „neen" beantwoord. Voor een standaardschool behoeven de vragen, voorafgegaan door (v) en voor een volksschool de vragen, voorafgegaan door (8) niet te worden beantwoord. Aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (*) Afdrukken hiervan zijn bij 's Lands dépót van leermiddelen te Batavia verkrijgbaar gesteld tegen 5 cent per exemplaar (Besl. Dir. O. E. 15 Januari 1914 no. 897). P) Het overbodige door te halen. (2) Naam en qualiteit van den aanvrager in te vullen. Vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs •en Eeredienst dd. 10 October 1913 n? 17491. 670 TL Is nopens de oprichting der school overeenstemming verkregen met het Hoofd van gewestelijk bestuur (") ? 2 (s). Uit hoeveel jaarklassen bestaat de school? 3 (s). Hoeveel bedraagt het aantal ingeschreven leerlingen ? 4 (s). Wat omvat het onderwijs op de school (4) 5 (s). Is het Maleisch de voertaal hij het onderwijs? 6 (s). Staat het kinderen van andersdenkenden Vrij geen deel te nemen aan het godsdienstonderwijs en het gebed aan het begin en het eind van iederen schooldag? 7 (v). Is het onderwijs ingericht naar de behoeften der bevolking en zooveel mogelijk naar het voorbeeld van het onderwijs op de Inlandsche volksscholen op Java en Madoera? 8. Geeft het schoolgebouw bij voldoende licht en ruimte behoorlijk beschutting tegen wind, regen en zonneschijn? (») Deze vraag alleen te beantwoorden voor scholen, als bedoeld in § 2, alinea 1 sub o, en alinea 2 der Bepalingen in artikel 6 en in § 2, alinea 2 der Bepalingen in artikel 7 van het Gouvernementsbesluit van 31 Maart 1913 no. 44 (Staatsblad no. 309), indien voor de eerste maal een subsidie wordt aangevraagd. (*) Het onderwijs op een standaardschool moet omvatten: a. bijbelsche geschiedenis en kerkleer (onderricht in den RoomschKatholieken godsdienst), b. het zingen. c. zooveel mogelijk de vakken, onderwezen op de openbare lagere Inlandsche scholen der 2«e klasse met een vierjarigen leertijd. 671 9. Is de school toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, wier leeftijd valt binnen de daarvoor door de vertegenwoordigers op Soemba van de Zending der Gereformeerde Kerken in Nederland (op Flores van de Missie van de orde der Jezuieten) in verband met den aanleg der kinderen bepaalde grenzen, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid? 10. Welke zijn die grenzen? 11. Worden kinderen met besmettelijke, voor de andere kinderen gevaarlijke, afzichtelijke of hinderlijke ziekten van de school geweerd? 12 (s). Wordt schoolgeld en vergoeding voor verstrekte leermiddelen geheven? 13 (s). Zoo ja, gaat het totaal bedrag daarvan boven gemiddeld ƒ 1.— per leerling en per maand? 14 (s). Worden de geïnde schoolgelden en vergoedingen voor leermiddelen ten bate van de school aangewend? 15. Heeft de school reeds subsidie genoten? 16. Zoo ja, bij welk besluit werd deze het laatst toegekend? 17 (s). Wordt een subsidie gewenscht voor de oprichting van het schoolgebouw (daaronder begrepen het eventueel aan de school verbonden internaat) ? 672 18 (s). Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke uitgaven daarvoor bedragen of zullen zij bedragen (5) ? 19 (s). Waaruit blijkt, dat bij het doen van die uitgaven, of bij de raming daarvan gepaste zuinigheid is betracht? 20 (»)• Wordt een subsidie gewenscht voor aanmaak en aanschaffing van het schoolmeubilair en de leermiddelen, noodig voor de eerste inrichting?. 21 (»)• Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke kosten daarvan bedragen of zullen zij bedragen? 22 (s). Waaruit blijkt dat bij het maken dier kosten of bij de raming daarvan gepaste zuinigheid is betracht? 23 (s). Wordt een subsidie gewenscht ter tegemoetkoming in de kosten van bezoldiging van het onderwijzend personeel, van vernieuwing en aanvulling van schoolmeubilair en leermiddelen en van onderhoud der gebouwen? 24 (s). Zoo ja, hoeveel hebben de werkelijke kosten daarvan bedragen of zullen zij bedragen? (5) van de uitgaven moet een gespecificeerde opgaai worden verstrekt onder overlegging, zoo mogelijk, van het bouwproject en de begrooting van kosten. 673 25 (v). Bestaat behoefte aan een subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van oprichting en eerste inrichting f 26 (v). Zoo ja, welk bedrag is noodig? 27 (v). Bestaat behoefte aan een subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van bezoldiging van.het onderwijzend personeel, van onderhoud, vernieuwing en aanvulling van het schoolmeubilair en de leermiddelen enz.? 28 (v). Zoo ja, welk bedrag is -noodig? Geen bezwaar, No , den 19 De Assistent-Besident van No , den 19 De Besident van Timor en Onderhoorigheden, No (8) , den 19.... De Inspecteur van het Inlandsch onderwijs in de afd., (6) Indien de opgaven een volksschool betreffen wordt de tusschenkomst van den inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs niet. vereischt. VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 43 K. VOOR CHINEESCHE SCHOLEN OP WELKE INL. LAGER ONDERWIJS WORDT GEGEVEN. Regelen. Ord. 12 Februari 1909 (Stbl. 1909 n°. 133). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: De „Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere Inlandsche scholen", vastgesteld bij de ordonnantie van 10 Juli 1895 (Staatsblad 1}! 146) 0) en bij die van 4 Mei 1906 (Staatsblad n? 241) (2), juncto de ordonnantie van 30 November 1906 (Staatsblad n! 495) (8), van toepassing te verklaren op particuliere Chineesche scholen, op welke Inlandsch lager onderwijs wordt gegeven, behoudens de volgende afwijkingen: a. Artikel 1, alinea 2 sub 11°, der Regelen in Staatsblad 1895 n; 146 (*) en artikel 1, alinea 2 sub lle der Regelen in Staatsblad 1906 n! 241 (5) worden gelezen als volgt: „De scholen zijn mede toegankelijk voor alle kinderen van Inlanders en daarmede gelijkgestelden, welke den leeftijd van 6 jaren bereikt, doch hun 17e levensjaar nog niet volbracht hebben, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid"; b. In artikel 5, alinea 2 der Regelen in Staatsblad 1895 ns 146 (6), zoomede in artikel 11, alinea 2, der Regelen in Staatsblad 1906 n! 241 (7), wordt instede van „door den Controleur der controle- of bestuursaf deeling als president en twee Inlandsche leden" gelezen: „door den Controleur der contröle- of bestuursafdeeling als president en twee Chineesche of Inlandsche leden". !) Blz. 543. -) „ 521. 3) Zie noten 1 en 2 op blz. 528. ;*) Blz. 545. ;5) „ 523. ;°) „ 547. i7) ,. 527. 676 Ten tweede: Te bepalen, dat aeze ordonnantie wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1909. En opdat enz. (gewoon slot). Model-subsidieaanvraag. Voor Chin. scholen op Java en Madoera geldt het model, laatstelijk vastgesteld bij besl. Dir. O. E. 31 December 1912 n? 21216 (Bijbl. n°. 7800), blz. 529, en voor Chin. scholen in de Buitenbezittingen het model, vastgesteld bij besl. Dir. O. E. ÏST. 12 Augustus 1911 lü 13186 (Bijbl. n° ), blz. 548. L. VOOR LAGERE SCHOLEN WAAR NEDERLANDSCH WORDT ONDERWEZEN. Regelen. Ord. 11 Augustus 1913 (Stbl. 1913 n°. 524). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Vast te stellen de volgende: REGELEN voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas aan particuliere lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen. Artikel 1. Aan particuliere lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, worden over elk dienstjaar — bij eerste oprichting over het gedeelte van het dienstjaar na de maand harer oprichting — subsidiën uit 's Lands kas verleend, mits 1°. de school staat onder het bestuur van een instelling of vereeniging, die rechtspersoonlijkheid bezit, zullende instellingen of vereenigingen, die haar zetel buiten Nederlandsch-Indië hebben, hier te lande een vertegenwoordiger moeten aanwijzen, van welke aanwijzing aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst kennis moet gegeven worden; 2°. de school voorziet in een door de Regeering erkende behoefte en ook overigens hare oprichting door de Regeering is goedgekeurd; 3°. jaarlijks het leerplan met den rooster van lesuren — op welken rooster de feestdagen en vacantietijden moeten vermeld worden — voor het eerstvolgende schooljaar aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst wordt overgelegd, het onderwijs op de school ten minste omvat de vakken, welke zijn voorgeschreven voor de gewone openbare lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch 678 wordt onderwezen, in die vakken gezamenlijk in elke klasse onderwijs wordt gegeven gedurende een aantal uren 's weeks, ten minste gelijk aan dat in de overeenkomstige klasse eener openbare school, als hiervoren bedoeld, verminderd met drie, en van het verplicht aantal lesuren niet meer dan drie aan handwerken voor meisjes worden besteed; 4°. een door genoemden Departementschef voor gezien geteekend exemplaar van voormelden lesrooster in een der schoollokalen op een zichtbare plaats wordt opgehangen; 5°. zoo op de school opzettelijk godsdienstonderwijs (daaronder begrepen Bijbelsche geschiedenis) wordt gegeven, de kinderen wier ouders zulks verlangen, van het bijwonen daarvan worden vrijgesteld; 6°. de samenstelling van het onderwijzend personeel in verband met de uit leerplan en lesrooster, als vorenbedoeld, blijkende inrichting van de school, redelijke waarborgen aanbiedt voor de deugdelijkheid van het op de school gegeven onderwijs; 7°. de onderwijzers der school in het bezit zijn, de Europeesche van een akte van bekwaamheid als onderwijzer, de Inlandsche van een bewijs van met vrucht doorloopen cursus eener gesubsidieerde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, een diploma dat hen benoembaar maakt tot onderwijzer of hulponderwijzer aan een openbare Inlandsche lagere school of van een bewijs dat zij hebben voldaan aan het examen, bedoeld bij artikel 1 van het besluit van 24 April 1891 ff 11 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië ff 4756) (*); van het bezit van een akte, diploma of bewijs als vorenbedoeld kan ten behoeve van op het tijdstip van inwerkingtreding dezer regelen reeds gesubsidieerde scholen gedurende de eerste drie jaren na dat tijdstip vrijstelling worden gegeven, behoudens dat aan het hoofd der school steeds een Europeesch onderwijzer moet zijn geplaatst, in het bezit van een akte van bekwaamheid als zoodanig; 8°. de onderwijzers der school, te wier behoeve subsidie uit 's Lands kas wordt te goed gedaan, elk een maandelijksch inkomen genieten, ten minste gelijk aan het bedrag dat voor hem per maand aan subsidie wordt uitgekeerd; 9°. behoudens het bepaalde aan het slot van deze voorwaarde, alle onderwijzers in het bezit zijn van een door het bestuur der school onderteekende akte van benoeming, vermeldende o. naam en voornamen van den benoemde, (i) Blz. 365. 679 b. bepaling of de benoeming voor vast of voor welk tijdvak zij geschied is; c. de bezoldiging en de wijze, waarop de bezoldiging zal worden uibetaald, d. de regeling van binnenlandsch verlof wegens ziekte en, voor zoover de Europeesche onderwijzers betreft, van buitenlandsch verlof wegens ziekte of wegens langdurigen dienst, welke regelingen aan de onderwijzers in substantie dezelfde rechten en voordeelen moeten verzekeren als de onderwijzers bij de openbare Europeesche en Inlandsche lagere scholen genieten, e. een bepaling omtrent den wederzijdschen termijn van opzegging, f. of, ingeval van opheffing van de school of van de betrekking, aan de onderwijzers al dan niet schadeloosstelling voor het verlies van hun betrekking zal worden gegeven en, zoo schadeloosstelling is bedongen, hoeveel die zal bedragen; de akte van benoeming van onderwijzers, voor wie geen subsidie uit 's Lands kas wordt te goed gedaan, behoeft een regeling, als bedoeld sub d, niet in te houden; 10°. geen onderwijzer voor langer dan een jaar tijdelijk wordt aangesteld; 11°. de voor vast benoemde onderwijzers, en de voor een bepaald tijdvak benoemde onderwijzers voor zooveel het tijdvak waarvoor zij zijn aangesteld niet is verstreken, die anders dan op eigen verzoek worden ontslagen, van dat ontslag in beroep kunnen komen bij een arbiter of een commissie van beroep dan wel bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, hebbende het bestuur der school zich te onderwerpen aan de uitspraak van dien arbiter, die commissie of van dien Departementschef; dat beroep moet schriftelijk worden ingediend bij den arbiter of bij den voorzitter der commissie van beroep dan wel bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst binnen tien dagen, nadat het ontslag schriftelijk ter kennis van den onderwijzer is gebracht; hangende het beroep blijft de onderwijzer in het genot van zijn inkomsten; aan het bestuur der school en aan den appellant wordt • gelegenheid gegeven hun belangen schriftelijk en, indien zij zulks verlangen, ook mondeling voor te dragen of te doen voordragen; aan het bestuur der school en aan den appellant zal een afschrift worden uitgereikt van de uitspraak van den 680 arbiter of van de commissie van beroep, dan wel van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; 12°. tot de school in de eerste plaats worden toegelaten kinderen van aanzienlijken en gegoeden; 13°. tot de school geen kinderen worden toegelaten dan die den leeftijd van zes jaren hebben bereikt of, voor zooveel bij den aanvang van een schooljaar toegelaten kinderen betreft, in de eerste helft van dat schooljaar dien leeftijd zullen bereiken en geen kinderen tot de school toegelaten blijven die den leeftijd van zestien jaar hebben bereikt, met dien verstande dat leerlingen der school, welke dien leeftijd gedurende een ingetreden schooljaar bereiken, tot het einde van dat schooljaar de school kunnen blijven bezoeken; 14°. het aantal kinderen van Inlanders niet minder bedraagt dan dertig, met dien verstande, dat voor een school, welke reeds subsidie volgens deze regelen genoot, doch waar het aantal leerlingen beneden dertig daalt, dat gehot gedurende een jaar niet op dien grond verloren gaat, mits in geen maand het aantal daalt beneden vier en twintig; 15°. het schoolgeld niet meer bedraagt dan gemiddeld één honderd en twintig gulden per leerling 's jaars en geen leerling per maand minder schoolgeld betaalt, dan voor hem zou gevorderd worden als leerling van een gewone openbare lagere school voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen; 16°. de onderwijzers, te wier behoeve subsidie wordt te goed gedaan, aan de school wekelijks gedurende minstens vier en twintig uren onderwijs geven; 17°. niet blijkt dat de school wordt gehouden als winstgevend bedrijf. Artikel 2. (1) Subsidie voor het onderwijzend personeel eener school wordt gegeven ten hoogste ten behoeve van zooveel Europeesche en van zooveel Inlandsche onderwijzers, als verbonden zijn aan een gewone openbare lagere school voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, van gelijke grootte (2) Wanneer aan een school minder Inlandsche onderwijzers verbonden zijn dan op den voet van het eerste lid voor subsidie zouden kunnen in aanmerking komen, kan ten behoeve van eiken der in de plaats van zulk een Inlandsche leerkracht aan de school verbonden Europeeschen onderwijzer subsidie worden toegekend, zoo hij een akte van bekwaamheid als onderwijzer bezit tot het hoogste, zoo hij zulk een akte niet bezit tot het laagste bedrag der subsidie die kan worden ver- 681 leend ten behoeve van een Inlandschen onderwijzer, met dien verstande, dat het uit dien hoofde toegekend bedrag niet mag te boven gaan de subsidie, welke voor dien Europeeschen onderwijzer zou worden tegoed gedaan indien hij behoorde tot de volgens het eerste lid toegestane formatie van Europeesch onderwijzend personeel. (3) Wanneer aan een school minder Europeesche onderwijzers verbonden zijn, dan op den voet van het eerste lid van dit artikel voor subsidie zonden kunnen in aanmerking komen, kan ten behoeve van eiken in de plaats van zulk een Europeesche leerkracht aan de school verbonden Inlandschen onderwijzer de subsidie worden toegekend, waarop deze overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, naar rang en diensttijd aanspraak kan maken. Artikel 3. (1) Als maandelijksGhe subsidie wordt toegekend: A. voor het onderwijzend personeel: I. het twee derde gedeelte van de aanvangsbezoldiging, in eiken overeenkomstigen rang toegekend aan het onderwijzend personeel bij het openbaar Europeesch of Inlandsch lager onderwijs; II. de verhoogingen in eiken overeenkomstigen rang toegekend aan het onderwijzend personeel bij het openbaar Europeesch of Inlandsch lager onderwijs; voor de toekenning van deze verhoogingen komt, met inachtneming van de op dit stuk geldende beginselen voor het onderwijzend personeel bij het openbaar lager onderwijs, als diensttijd in aanmerking de tijd vóór of sedert de inwerkingtreding van deze regelen doorgebracht a. bij het openbaar lager onderwijs in Nederlandsch-Indië; b. bij het particulier lager onderwijs in Nederlandsch-Indië; III. voor zoover betreft voor het eerst bij het particulier onderwijs hier te lande in dienst getreden Europeesche onderwijzers, die geen diensttijd, als bedoeld sub Ila voor verhooging kunnen in aanmerking brengen en wier rang overeenkomt met dien van onderwijzer der 3de klasse bij het openbaar Europeesch lager onderwijs een toelage van f 50.— (vijftig gulden), welke vervalt met ingang van het tijdstip, waarop door hen recht op de eerste der verhoogingen, vermeld sub II, verkregen is, of vóór dat tijdstip, bij bevordering tot een rang, overeenkomende met dien van onderwijzer der 2de klasse bij voormeld openbaar onderwijs ingaat: dadelijk voor de onderwijzers met een diensttijd van ten minste zes jaren, na ver- 682 kregen bevoegdheid, doorgebracht als onderwijzer bij het openbaar of het particulier lager onderwijs in Nederland, voor de overigen zoodra hun diensttijd, na verkregen bevoegdheid doorgebracht als onderwijzer bij het openbaar Indisch onderwijs of bij het particulier Europeesch lager of Inlandsch onderwijs in Nederlandsch-Indië, met mederekening van vorenbedoelden Nederlandschen diensttijd voor de helft, drie jaren bedraagt; deze toelage wordt niet uitgekeerd ten behoeve van onderwijzeressen; voor onderwijzers, wier rang overeenkomt met dien van ondewijzer der 3de klasse bij het openbaar Europeesch lager onderwijs, die na indiensttreding met, of na het behalen van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer, een diensttijd, in den zin als aangegeven sub II, van vijf jaren hebben en nog niet zijn bevorderd tot een rang, overeenkomende met dien van onderwijzer der 2de klasse bij dat openbaar onderwijs, wordt de subsidie berekend naar de inkomsten van een onderwijzer van laatstgenoemden rang; IV. voor Europeesche onderwijzers, aan wie vrijstelling is verleend van het bezit van een akte, als bedoeld in artikel 1 sub 7° dezer regelen, één vierde van de subsidie die naar de grondslagen sub I en II kan worden te goed gedaan voor een Europeesch onderwijzer met een diensttijd, gelijk aan dien van den betrokkene, en gelijkgesteld met een onderwijzer der 3dc klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs zonder hoofdakte, als bedoeld in artikel 7 sub III; V. voor Inlandsche onderwijzers, aan wie vrijstelling is verleend van het bezit van een diploma of bewijs, als bedoeld in artikel I sub 7° dezer regelen, de helft van de subsidie die naar de grondslagen sub I en II kan worden te goed gedaan voor een Inlandsch onderwijzer met een diensttijd, gelijk aan dien van den betrokkene en behoorende tot de onderwijzers, bedoeld in artikel 7 sub V; VI. voor zoover betreft de Inlandsche onderwijzers, die hebben voldaan aan het examen, bedoeld bij artikel 1 van het besluit van 24 April 1891 n? 11 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië H? 4756) (*), een bedrag van ƒ 10.— (tien gulden) boven de naar hun rang en diensttijd berekende subsidie; VII. voor Inlandsche onderwijzers, wier rang overeenkomt met dien van een onderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs, als bedoeld in artikel 7 sub IV, (i) Blz. 365. 683 en die geslaagd zijn in het examen, bedoeld bij artikel 4, § 8, van het besluit van 14 Maart 1912 ff 38 (Staatsblad ff 240) (1), een bedrag van f 12.50 (twaalf gulden vijftig cent) boven de naar hun rang en diensttijd berekende subsidie; B. voor een schoolbediende f 5.— (vijf gulden); C. wanneer door de school geen subsidie in eens, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub I, is genoten en zij niet kosteloos is gevestigd in een landsgebouw, het twee derde gedeelte van de werkelijke of de geschatte huurwaarde. (2) De uitbetaling der in de vorige alinea bedoelde subsidiën geschiedt maandelijks, op aanvrage van het bestuur der school; zij wordt verminderd naar mate de onderwijzers, ten behoeve van wie subsidie is toegekend, ophouden actief deel uit te maken van het personeel der school, en gestaakt, wanneer de school gesloten wordt. Artikel 4. (1) Als subsidie in eens wordt toegekend: I. het twee derde gedeelte van de werkelijke kosten van het schoolgebouw, waaronder begrepen die voor het verkrijgen van een geschikt terrein; II. het fwee derde gedeelte van de werkelijke kosten van verbouwing, vernieuwing en/of uitbreiding van het schoolgebouw, wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend; III het twee derde gedeelte van de kosten van eerste inrichting van het schoolgebouw. (2) De aanvrager van subsidiën, als bedoeld in het eerste lid, sub I en II, zal ten genoegen van den Gouverneur-Generaal moeten aantoonen dat bij het ramen of het maken van de daar bedoelde werkelijke kosten gepaste zuinigheid is betracht en dat het nieuwe dan wel verbouwde, vernieuwde en/of uitgebreide gebouw voldoet of zal voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie. (3) De subsidiën, bedoeld in het eerste lid, sub I en III, worden voor een nieuw op te richten school niet toegekend, dan nadat de noodige waarborgen zijn verkregen dat zij zeker zal geopend worden en dan zal voldoen aan de voorwaarden voor verkrijging van verdere subsidiën. (4) De aanvrager van subsidie voor de kosten van het schoolgebouw, of van subsidie voor de kosten van verbouwing, vernieuwing en/of uitbreiding van het schoolgebouw, verbindt C1) Blz. 194. 684 zich om ingeval de school binnen den tijd van 10 jaren na de toekenning van de eerste, respectievelijk de tweede dier subsidiën ophoudt te bestaan, de uit hoofde van die subsidie respectievelijk die subsidiën genoten gelden, verminderd met 5 procent voor elk jaar, sedert de toekerming ervan verloopen, aan 's Lands kas te restitueeren of, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen. Artikel 5. Als jaarlijksche subsidie wordt toegekend: I. het twee derde gedeelte van hetgeen voor onderhoud en aanvulling der eerste inrichting gedurende het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is noodig geweest; II. voor de scholen, die een subsidie ineens hebben genoten, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub I, het twee derde gedeelte van de werkelijke kosten van onderhoud van het schoolgebouw gedurende het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Artikel 6. (1) De in artikel 4, eerste lid, sub III en in artikel 5, sub I, bedoelde subsidiën worden tot geen hooger bedrag toegekend dan het twee derde gedeelte der kosten van eerste inrichting van het schoolgebouw, respectievelijk onderhoud en aanvulling dier eerste inrichting van een gewone openbare lagere school voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, van gelijke grootte (d. i. van een gelijk aantal leerlingen). (2) Voor de bepaling van de grootte der school, als bedoeld in het voorgaande lid, wordt tot grondslag aangenomen het aantal der leerlingen, die op 15 Januari van het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd als werkelijk schoolgaande bekend staan. Waar die grondslag met het oog op het tijdstip van oprichting der school niet kan worden vastgesteld, wordt tot grondslag aangenomen het aantal der leerlingen die op den laatsten dag der maand, volgende op die, waarin aanspraak op subsidie is verkregen, als werkelijk schoolgaande bekend staan. Artikel 7. Voor de berekening van de in artikel 3, eerste lid, sub A, bedoelde subsidiën wordt geacht in rang overeen te komen 685 I. met een onderwijzer der lste klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs de Europeesche onderwijzer, in het bezit van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer en geplaatst aan het hoofd eener school, bij welke het schoolhoofd wordt bijgestaan door ten minste twee Europeesche onderwijzers, in het bezit van een akte van bekwaamheid als onderwijzer; II. met een onderwijzer der 2de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs de Europeesche onderwijzer, in het bezit van een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer en geplaatst aan het hoofd eener school, bij welke het schoolhoofd wordt bijgestaan door één of geen Europeeschen onderwijzer, in het bezit van een akte van bekwaamheid als onderwijzer, of als eerste onderwijzer aan een school, als bedoeld sub I; III. met een onderwijzer der 3de klasse van het openbaar Europeesch lager onderwijs elke andere Europeesche onderwijzer, in het bezit van een akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of als onderwijzer; IV. met een onderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs, die met gunstigen uitslag het eindexamen eener Gouvernementskweekschool voor Inlandsche onderwijzers heeft afgelegd, de onderwijzer, in het bezit van een diploma van met gunstigen uitslag afgelegd eindexamen eener Gouvernements- of daarmede gelijkgestelde particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers; V. met een onderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs, niet behoorende tot die bedoeld sub IV, de onderwijzer in het bezit van een diploma van met gunstig gevolg afgelegd eindexamen eener particuliere kweekschool voor Inlandsche onderwijzers, niet met een Gouvernementskweekschool gelijkgesteld, van een diploma van hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch lager onderwijs of van het bewijs dat hij heeft voldaan aan het examen, bedoeld bij artikel 1 van het besluit van 24 April 1891 n? 11 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië n; 4756) (*). Artikel 8. (1) Ter bestrijding van de kosten, verbonden aan de uitvoering der in artikel 1 sub 9° d bedoelde regeling van buitenlandsch verlof ontvangt het bestuur der school een subsidie van tien procent der subsidiën, welke naar de grondslagen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, sub A, I, II en III, voor de aan (!) Blz. 365. 686 de school verbonden Europeesche onderwijzers worden uitbetaald. (2) Bovendien is het bestuur bevoegd tot dat doel op de inkomsten van het personeel, waarvoor gemelde verlofsregeling geldt, een korting te leggen van ten hoogste tien ten honderd. Artikel 9. De subsidiën in eens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub I en II, worden door den Gouverneur-Generaal, de overige subsidiën door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst verleend. Artikel 10. (1) Van de subsidiën, overeenkomstig artikel 3, eerste lid, sub A berekend, wordt afgetrokken de subsidie van den onderwijzer die I. handel drijft of eenige nering of beroep, behalve het geven van onderwijs, uitoefent; of II. niet-kerkelijke ambten of bedieningen bekleedt of gedoogt dat te zijnen huize handel of nering wordt gedreven of eenig beroep, behalve het geven van onderwijs, uitgeoefend wordt door leden van zijn gezin, tenzij door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vrijstelling is verleend. (2) Wanneer tot het personeel der school behooren gepensionneerde openbare of particuliere onderwijskrachten, wordt het door dezen genoten pensioen in mindering gebracht van de te hunnen behoeve toegekende subsidiën, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, sub A. Artikel 11. (1) Na ommekomst van elk jaar, waarover aan een school subsidiën overeenkomstig deze regelen zijn toegekend, moet door het bestuur dier school aan het Departement van Onderwijs en Eeredienst worden ingezonden een rekening en verantwoording van het totaal van die subsidiën zoomede van de in dat jaar geïnde schoolgelden en vergoedingen voor leermiddelen en schrijf- en teekenbehoeften en van de voor die school in dat jaar gedane uitgaven. (2) Het batig saldo moet in 's Lands kas gestort en het bewijs van storting aan gemeld Departement overgemaakt worden. (3) Subsidiën voor het volgende jaar worden niet toege- 687 kend alvorens aan het bepaalde in de beide vorige leden is voldaan. Artikel 12. De op den voet van deze regelen gesubsidieerde scholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs dat er mocht worden gegeven, onderworpen aan hetzelfde plaatselijk en algemeen toezicht als de gewone openbare lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen. Artikel 13. (1) Aan hen, die het plaatselijk of algemeen toezicht uitoefenen, moet te allen tijde toegang tot de school worden verleend. (2) De besturen zijn, op straffe van verlies der aanspraak op subsidie, verplicht aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst en aan de personen, die verder met het toezicht zijn belast, mondeling en schriftelijk alle verlangde inlichtingen te geven, ook omtrent de wijze waarop de subsidie-gelden zijn besteed. Artikel 14. {1) Jaarlijks in de tweede helft der maand Januari worden de aanvragen van subsidie, onder overlegging van alle opgaven en bescheiden, welke voor de toepassing van deze regelen noodig zijn, door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar gezonden aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, die, voor zoover de beschikking op de aanvragen tot zijn bevoegdheid behoort, beslist of de school, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voldoet aan de in deze regelen gestelde eischen en voorwaarden, het bedrag der subsidiën bepaalt en zijn besluit onder aangeteekend couvert doet toekomen aan het bestuur der school, dat de aanvrage deed. (2) Binnen dertig vrije dagen na de ontvangst van dit besluit kan daarvan door het bestuur der school bij den Gouverneur-Generaal in beroep worden gekomen. (3) Het bedrag der subsidiën wordt alsdan bij eindbeschikking van den Gouverneur-Generaal vastgesteld. (4) Voor scholen, die in den loop van het jaar zijn opgericht, moet de aanvraag van subsidie worden ingediend in de eerste helft van de tweede maand, volgende op die, waarin aanspraak op subsidie is verkregen. (5) Het in dit artikel bepaalde betreffende het tijdstip van indiening der subsidie-aanvragen geldt niet de aanvragen van 688 subsidie, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, sub I en II, waarvan de indiening aan geen bepaalden tijd gebonden is. Artikel 15. (1) Een arbiter, als bedoeld in artikel 1 sub 11° dezer regelen, kan worden aangewezen voor iedere scbool afzonderlijk of voor meer scholen te zamen. (2) De aanwijzing, telkens voor een tijdvak van ten hoogste twee jaren, moet met eenparigheid van stemmen geschieden door het bestuur (de besturen) dier school (scholen) en de onderwijzers, daaraan verbonden. (3) Door het bestuur (de besturen) der school (scholen), waarvoor een arbiter is aangewezen, wordt van de aanwijzing en van den naam van den aangewezene kennis gegeven aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (4) Het personeel, verbonden aan de school of scholen, waarvoor een arbiter is aangewezen, komt bij dien arbiter in beroep. (5) De arbiter behandelt de aan zijn uitspraak onderworpen zaken op de wijze, door hem zelf te bepalen. De kosten, waartoe zijn bemoeiingen in een zaak aanleiding geven, komen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij. Artikel 16. (1) De commissie van beroep, als bedoeld in artikel 1 sub 11° dezer regelen, moet haar werkkring uitstrekken over ten minste drie scholen, die op de in dat artikel bedoelde subsidie uit 's Lands kas aanspraak maken, tenzij de GouverneurGeneraal in bijzondere gevallen daarvoor een lager cijfer vaststelt. (2) Zij moet bestaan uit vijf leden, waarvan twee leden worden gekozen door de besturen en twee leden door de onderwijzers der scholen, terwijl deze vier leden het vijfde lid, tevens voorzitter, kiezen. De leden dezer commissie mogen geen zitting hebben in het bestuur, noch deel uitmaken van het personeel eener lagere school. (3) De besturen der scholen, welke een commissie als vorenbedoeld hebben ingesteld, geven daarvan kennis aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, onder opgave van de aangesloten scholen, van de regeling, welke voor de verkiezing van de leden der commissie is getroffen en van de namen der door de besturen en onderwijzers gekozenen. Wijzigingen, in een en ander gebracht, worden eveneens aan genoemden Departementschef medegedeeld. (4) In de regeling voor de verkiezing van de leden der 689 commissie, krachtens de vorige alinea getroffen, wordt in elk geval bepaald: a. dat om de twee jaar één der door de besturen en één der door de onderwijzers gekozen leden aftreedt, volgens een door de commissie op te maken, bij loting vast te stellen rooster; b. dat de voorzitter wordt gekozen voor den tijd van twee jaar; c. dat zoowel de aftredende voorzitter als de aftredende leden aanstonds herkiesbaar zijn. (5) Binnen tien dagen na zijn verkiezing geeft de voorzitter daarvan kennis aan de besturen der scholen, welke de commissie hebben ingesteld, met aanduiding van zijn woonplaats en van de plaats, waar de commissie zitting zal houden, veranderingen van deze plaatsen worden medegedeeld binnen tien dagen, nadat zij zijn ingetreden. De besturen, elk voor zooveel hem aangaat, geven van een en ander binnen tien dagen kennis aan het aan hun scholen verbonden onderwijzend personeel. (6) Het personeel, verbonden aan scholen die gezamenlijk een zoodanige commissie hebben ingesteld, komt in beroep bij die commissie. (7) De commissie stelt een huishoudelijk reglement voor haar werkzaamheden vast, waarin in elk geval wordt geregeld: a. de wijze, waarop de beroepen zullen worden behandeld; b. de verdeeling van de kosten, waartoe de werkzaamheden der oommissie aanleiding geven, over de besturen der scholen, die haar hebben ingesteld, met dien verstande dat de mogelijkheid wordt voorbehouden, om de schadeloosstelling van getuigen en deskundigen bij de uitspraak der commissie geheel of gedeeltelijk ten laste van de in het ongelijk gestelde partij te brengen. Het in de vorige zinsnede bedoelde huishoudelijk reglement wordt onderworpen aan de goedkeuring van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Artikel 17. (1) Het personeel, .verbonden aan scholen die geen arbiter hebben aangewezen, noch een commissie van beroep hebben ingesteld, komt in beroep bij den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. (2) Door dien Departementschef worden voor de behandeling van bij hem ingediende beroepen regelen vastgesteld. Artikel 18. (1) Het hoofd der school dient jaarlijks in de maand Ja- VOORSCHRIFTEN INL. ONDERWIJS. 690 nuari aan den inspecteerenden ambtenaar, die belast is met het toezicht op de in hetzelfde gewest gelegen openbare lagere scholen voor Inlanders, waar Nederlandsch wordt onderwezen, een volgens een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. vastgesteld model ingericht verslag in omtrent den toestand der school en de resultaten van het onderwijs. (2) Hij is voorts gehouden tot inzending van al zoodanige administratieve bescheiden als hem van bestuurswege mochten worden voorgeschreven. Artikel 19. Waar in deze regelen wordt gesproken van onderwijzers zijn mede onderwijzeressen bedoeld, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald. Artikel 20. Voorschriften omtrent de uitvoering van deze regelen worden, zoo noodig, door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst gegeven. Ten tweede: Te bepalen dat deze ordonnantie wordt geacht op 1 Januari 1913 in werking te zijn getreden. En opdat enz. (gewoon slot). M. VOOR KWEEKSCHOLEN VOOR INLANDSCHE ONDERWIJZERS. no- w Regelen. Ord. 4 Mei 1906 (Stbl. 1906 n°. 242). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: £ Vast te stellen de volgende: REGELEN en voorwaarden, voor de toekenning eener bijdrage uit 's Lands kas aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (1). Artikel 1. Aan particuliere kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers wordt subsidie verleend overeenkomstig de navolgende bepalingen. Artikel 2. (1) Als subsidie in eens wordt ten hoogste toegekend: a. voor de kosten van bouw en eerste inrichting (waaronder begrepen de kosten voor den bouw van woningen voor het onderwijzend personeel en die voor het verkrijgen van een geschikt terrein) het 2/3 gedeelte van de werkelijke uitgaven (2); b. voor de kosten van verbouwing, vernieuwing of uitbreiding (waaronder niet begrepen de kosten van gewoon onderhoud), wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend, eveneens het 2/s gedeelte van de werkelijke uitgaven. (Ibis) in bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Gouverneur-Generaal, kan de subsidie, bedoeld in alinea 1 sub b, hooger worden gesteld dan op 2/s der werkelijke uitgaven (s). i1) Deze regelen zijn voor de residentie Timor en Onderhoorigheden buiten werking gesteld bij art. 1, § II, der ord. 31 Maart 1913 (Stbl. 1913 no. SOS). (2) Aan scholen, welke vóór de inwerkingtreding der Regelen zijn opgericht, kunnen geen subsidiën voor bouw en eerste inrichting worden toegekend (Miss. lstec Gouv. Secr. 10 April 1907 n°. 966 aan Dir. O. E. N.). (3) Alinea Ibis is uitsluitend voor de afdeeling Menado hieraan toegevoegd bij art. 1 der Ord. 29 November 1912 (Stbl. 1912 no. 580). 692 (2) De aanvrager van deze subsidies zal ten genoegen van den Gouverneur-Generaal moeten aantoonen dat bij de raming of het maken van de in het vorig lid bedoelde kosten gepaste zuinigheid is betracht, en dat de nieuwe of de verbouwde dan wel vernieuwde gebouwen voldoen of zullen voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie. (3) De subsidie, bedoeld sub a, wordt voor eene nieuw op te richten school niet toegekend dan nadat de noodige waarborgen zijn verkregen dat zij zeker zal geopend worden en dan zal voldoen aan de voorwaarden voor verkrijging van verdere subsidies. ' ^ (4) De aanvrager verbindt zich om, ingeval de school binnen den tijd van 10 jaren na hare eerste subsidieering al dan niet op den voet dezer regelen ophoudt te bestaan, de uit hoofde van dit artikel genoten gelden, verminderd met 5 percent voor elk jaar gedurende hetwelk de school subsidie genoot, te restitueeren en om, bij gebreke daarvan, het schoolgebouw met alles wat daartoe behoort onbezwaard aan het Gouvernement over te dragen. Artikel 3 (*) (1) Als jaarlijksche subsidie (2) wordt ten hoogste toegekend: a. voor iederen leerling, die van de kweekschool kost en inwoning geniet, als tegemoetkoming daarin, f 8.— 's maands en als tegemoetkoming in verdere uitgaven f 3.50 's maands gedurende ten hoogste 5 jaren; b voor iederen leerling, die van de kweekschool al dan niet inwoning, maar geen kost geniet, f 3.50 'smaands gedurende ten hoogste 5 jaren; c 1°. voor iederen Europeeschen onderwijzer respectievelijk ƒ 200. , f 175.— en f 150.— 's maands, naarmate hij in het bézit is van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs, dan wel aan de genoemde voorwaarden niet voldoet, doch door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs geschikt is verklaard tot het geven van onderwijs aan de kweekschool in de vakken, genoemd in artikel 5, al dan niet met inbegrip van het teekenen, met dien verstande dat voor een tweeden, derden, (1) Aldus luidt artikel 3 ingevolge art. 1, § I der ord. 7 Juni 1911 (Stbl. 1911 no. S59). : (2) rje jaarlijksche subsidies in de Buitenbezittingen, voor zooveel betreft scholen ten behoeve van welke over het voorafgaande jaar reeds zoodanige subsidiën zijn genoten, thans door de Hoofden van gewestelijk bestuur te verleenen onder nadere goedkeuring van den Dir. O. E. (Ord. 9 December 1914 in Stbl. 1914 no. 750. blz. 729). 697 (5) De in dit artikel bedoelde instellingen en personen zenden, nadat een door hen opgeleide leerling de akte van bekwaamheid als hulponderwijzer bij het Gouvernements In-, landsch onderwijs heeft verkregen, een aanvraag tot uitkeering der hun toekomende subsidie met bijvoeging van de verkregen akte aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar, welke die stukken, vergezeld van zijn advies, binnen twee maanden na ontvangst aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid doet toekomen. Artikel 8. (1) De op den voet van artikel 2 tot en met 4 gesubsidieerde particuliere kweekscholen zijn, behalve wat betreft het godsdienstonderwijs dat er mocht worden gegeven, onderworpen aan het plaatselijk en het algemeen schooltoezicht. (2) Het plaatselijk schooltoezicht wordt, behalve op scholen uitgaande van zendingscorporaties of van Roomsch-Katholieke geestelijken, uitgeoefend door schoolcommissiën (*) daar waar die mochten zijn ingesteld, en elders door den Controleur der contröle- of bestuursaf deeling als president en twee Inlandsche leden, en waar dit niet kan geschieden door zoodanige personen als door het Hoofd van gewestelijk bestuur zullen worden aangewezen. (3) Het plaatselijk toezicht op scholen, welke uitgaan van zendingscorporaties of van Roomsch-Katholieke geestelijken, wordt uitgeoefend door den Controleur der betrokken contröle- of bestuursafdeeling. (4) Het schooltoezicht berust wijders bij de inspecteerende ambtenaren van het Inlandsch onderwijs. Artikel 9. Aan hen, die het plaatselijk of algemeen schooltoezicht uitoefenen, wordt ten allen tijde toegang tot de school verleend, terwijl het hoofd der inrichting gehouden is aan die autoriteiten alle verlangde inlichtingen te verstrekken over alles wat op het schoolgebouw,.het financieel beheer en het onderwijs betrekking heeft. Artikel 10. Het hoofd der school dient jaarlijks in de maand Januari (i) Met „schoolcommissiën" wordt hier bedoeld „Inlandsche Schoolcommissiën", overeenkomstig het Regl. vastgesteld bij art. 2 sub o van besl. Dir. O. E. N. 4 Juli 1893 n°. 7318 in Bijbl. no. 4889, blz. 755, ingesteld op plaatsen waar één of meer openbare Inl. scholen zijn gevestigd. 698 aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar een volgens door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid vastgesteld model ingericht verslag in omtrent den toestand der inrichting en de resultaten van het onderwijs. Hij-is voorts gehouden tot inzending van al zoodanige administratieve bescheiden als hem van bestuurswege mochten worden voorgeschreven. Artikel 11. (1) Het eindexamen omvat ten minste de vakken, in artikel 5 genoemd onder 3 t/m 10 en wordt, voor zoover die vakken betreft, afgenomen in tegenwoordigheid van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. (2) Een diploma van met goed gevolg afgelegd eindexamen wordt niet uitgereikt dan met zijne toestemming en nadat het door hem met zijne handteekening is gewaarmerkt. (3) Omtrent het gehouden examen brengt hij verslag uit, welk verslag zal openbaar gemaakt worden. (4) De Gouverneur-Generaal stelt voor iedere gesubsidieerde kweekschool een programma (*) voor het eindexamen vast, na daarover het bestuur der school te hebben gehoord. Artikel 12. (1) Uiterlijk zes maanden van te voren doet het hoofd van de kweekschool schriftelijk een voorstel aan den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs en aan het Hoofd van gewestelijk bestuur ter bepaling van de maand, waarin het eindexamen zal plaats hebben, en van den tijd voor het afnemen daarvan vereischt. (2) Het hoofd van gewestelijk bestuur bepaalt dan in overleg met den inspecteerenden ambtenaar en zoo noodig in nader overleg met het hoofd der kweekschool op welken dag het examen zal beginnen. Artikel 13. Na verloop van tien jaren na de afkondiging dezer regelen zullen de tijdens die afkondiging reeds gesubsidieerde particuliere kweekscholen niet anders voor eene bijdrage uit 's Lands kas in aanmerking kunnen komen dan overeenkomstig de voorgaande artikelen. II. Te bepalen, dat deze ordonnantie in werking treedt op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). t1) Zie blz. 495 e. v. 699 Vragenlijst, over te leggen bij de subsidie-aanvragen. Circ. Dir. O. E. N. 22 Augustus 1911 ff 13820 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. n°. 7486). In de bij het Departement ontvangen verzoekschriften, strekkende ter erlanging van een bijdrage uit 's Lands kas ten behoeve van particuliere kweekscholen, voor de vorming van Inlandsche onderwijzers worden niet steeds alle gegevens aangetroffen, noodig ter beoordeeling van de vraag of de scholen voldoen aan de voor toekenning van die bijdrage gestelde voorwaarden en of zij inderdaad aanspraak kunnen maken op de gevraagde subsidie-bedragen. Hierdoor wordt vaak vertraging veroorzaakt in de afdoening dier aanvragen, omdat de desbetreffende rekesten, ter aanvulling met de ontbrekende gegevens, moeten worden teruggezonden. Is dit reeds meermalen het geval geweest onder de werking der betrekkelijk weinig ingewikkelde susidieregelen in Staatsblad 1906 ff 242 (*), na de daarin bij de ordonnantie van 7 Juni jl. (Staatsblad ff 359) (2) aangebrachte wijzigingen en aanvullingen, waardoor die Regelen beduidend gecompliceerder zijn geworden, is bij behoud van de tot dusver gevolgde wijze van handelen te vreezen, dat de verstrekking van gegevens door subsidieaanvragers nog meer zal te wenschen overlaten en de afdoening der subsidie-aanvragen nog meer vertraging zal ondervinden. Ten einde een en ander zooveel mogelijk te voorkomen heb ik een lijst van vragen doen samenstellen, welke lijst, na door de subsidie-aanvragers nauwkeurig te zijn ingevuld, moet worden overgelegd bij het op een zegel van f 1.50 te schrijven rekest ter erlanging van subsidie voor de door hen bestuurde of beheerde kweekscholen. De vragen zijn zoodanig gesteld, dat een juiste beantwoording daarvan moet aantoonen of de school, voor welke subsidie wordt aangevraagd, aan de gestelde voorwaarden voldoet en dus recht kan doen gelden op de gevraagde tegemoetkoming uit 's Lands kas. Er zal natuurlijk op moeten worden toegezien, dat elk rekest om subsidie van een volledig en nauwkeurig ingevulde vragenlijst vergezeld ga. Ter verzekering daarvan gelieve UHEGr. aan de besturen of beheerders van in Uw gewest gevestigde of opgericht wordende particuliere kweekscholen, onder toezending. van een t1) Blz. 691. (2) Zie noot 1 op blz. 692, noten 1 en 2 op blz. 694, noot 1 op blz. 695 en noot 1 op blz. 696. 700 exemplaar van deze circulaire en van gemelde vragenlijst, van welke beide stukken daartoe eenige afdrukken hierbij gaan (*)> te verzoeken hun aanvragen van subsidie voor die inrichtingen steeds door Uw tusschenkomst in te dienen. Het ligt in de bedoeling dat door U geen verzoekschriften aan het Departement zullen doorgezonden worden dan wanneer of nadat daaraan een volledig en nauwkeurig ingevulde vragenlijst is toegevoegd. In het belang eener vlugge afdoening van zaken geschiede die doorzending steeds door tusschenkomst van den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs. Hoewel de vragen in de lijst, naar ik meen, weinig toelichting behoeven, mogen toch de volgende opmerkingen een plaats vinden. 1°. Een enkel woord ter verklaring van de op de frontpagina der lijst in rooden inkt gedrukte noot: „De opgaven betreffen den toestand op 15 Januari van het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd". Hoewel de hooger vermelde subsidieregelen in Staatsblad 1906 n? 242, juncto Staatsblad 1911 n? 359, nergens voorschrijven, dat voor de berekening van aan particuliere kweekscholen toe te kennen subsidiën de toestand dier inrichtingen op een bepaalden datum als grondslag moet worden aangenomen, is het in de practijk niet wel mogelijk anders te handelen, met name bij de bepaling van het aantal voor subsidie in aanmerking komende onderwijzers, zoo Europeesche als Inlandsche. Dat aantal toch is, behoudens wat de eerste betreft bij kweekscholen met Nederlandsch op het leerplan, als omschreven in artikel 3, alinea 2 (nieuwe lezing) der Subsidieregelen, afhankelijk gesteld van het aantal leerlingen der kweekschool. Het is rationeel te achten voor den bovenbedoelden datum, in overeenstemming met wat te dien aanzien voor de particuliere Europeesche lagere scholen is vastgesteld (vgl. artikel 1, alinea 1 sub 4°, der ordonnantie in Staatsblad 1909 n? 238), aan te nemen den 15den Januari van het jaar, waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Is nu het aantal voor subsidie in aanmerking komende onderwijzers naar dezen grondslag bepaald, dan zal vermeerdering of vermindering van het aantal leerlingen in den loop van het kalenderjaar daarin ook geen verandering mogen brengen. 2°. Het is de bedoeling dat de bestuurder of beheerder eener particuliere kweekschool, aan welke subsidie is toege- t1) Verdere exemplaren der vragenlijst zijn tegen betaling verkrijgbaar bij het Depót van Leermiddelen te Weltevreden. De vragenlijst is bij dat depöt verkrijgbaar gesteld tegen 10 cent per exemplaar (besl. Dir. O. E. N. 23 September 1911 n. 15684). 701 kend, bij het indienen van zijn aanvraag om betaalbaarstelling der subsidie over een verschenen tijdvak (maand, trimester, enz.) die aanvraag steeds zal doen vergezeld gaan van een nominatieve opgaaf van de leerlingen der school over de verschenen maand of maanden (voor elke maand afzonderlijk) met duidelijke vermelding voor ieder dier leerlingen van den aard en het bedrag der voor hem per maand verlangde tegemoetkoming. Wordt van de in antwoord op de vragen 15, 16 en 17 door den subsidie-aanvrager te verstrekken opgaven, den toestand op 15 Januari weergevende, bij Uw kantoor afschrift aangehouden, dan kan dit dienen als basis voor de controle op de voormelde aanvragen om betaalbaarstelling en nominatieve staten. 3°. De bepalingen in artikel 1, II en III, der ordonnantie van 7 Juni jl. (Staatsblad D? 359) C) maken tweeërlei noodzakelijk. In de eerste plaats zullen voortaan de ten behoeve van het onderwijzend personeel toe te kennen subsidiën op naam moeten gesteld worden. Intusschen sluit dit geenszins in zich, dat bij vervanging, in den loop van het subsidiejaar, van een voor subsidie in aanmerking komende leerkracht door een ander het voor deze maandelijks uit te betalen subsidie-bedrag opnieuw bij een gouvernementsbesluit zal worden vastgesteld. Dat bedrag zal door U kunnen bepaald worden naar de daarvoor in de subsidie-regelen aangegeven grondslagen. Ten einde latere bemerkingen van de zijde van het Departement en opdrachten tot invordering van aan subsidie te veel uitbetaalde gelden te voorkomen, zal bij die bepaling met groote nauwkeurigheid zijn te werk te gaan. Ingeval van twijfel zou U, alvorens een beslissing te nemen, de zienswijze van het Departement kunnen vragen. In de tweede plaats zal het bestuur eener gesubsidieerde kweekschool telkens, wanneer het gebruik .maakt van de bevoegdheid om de daaraan verbonden Europeesche onderwijzers binnenlandsch verlof wegens ziekte of buitenlandsch verlof wegens ziekte of. wegens langdurigen dienst te verleenen (natuurlijk alleen voor zoover betreft de onderwijzers voor wie subsidie wordt uitgekeerd) van de verlofsverleening kennis hebben te geven zoowel aan UHEG. als aan dit Departement. Die kennisgeving moet de mededeeling bevatten van den naam van den verlofganger, van de reden, den datum van ingang, den duur en den aard van het hem verleend verlof en t1) Zie noten 1 en 2 op blz. 694. 707 17. Ten behoeve van wie van de leerlingen, die van de kweekschool geen kost genieten, en tot welk bedrag voor ieder wordt subsidie gevraagd? 18. Hoe heeten de Europeesche onderwijzers, die aan de school verbonden zijn? 19. Welke akten of bewijzen van met goed gevolg afgelegd examen bezit ieder van hen? 20. Aan wie van de Europeesche onderwijzers, die niet in het bezit zijn van de akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer of onderwijzer bij het Europeesch lager onderwijs, is door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs een verMaring uitgereikt, dat zij geschikt zijn tot het geven van onderwijs in de vakken, genoemd in noot 8, al dan niet met inbegrip van het teekenen? 21. Hoeveel bedraagt het maandelijksch traktement van ieder der aan de school verbonden Europeesche onderwijzers? 22. Voor wie van hen wordt subsidie verlangd en tot welk bedrag per maand voor ieder: o. voor het bezit der akte van bekwaamheid als hoofdonderwijzer ? 708 b. voor het bezit der akte van bekwaamheid als onderwijzer! c. voor het bezit der door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs afgegeven verklaring van geschiktheid? d. voor het bezit van een bewijs van met goed gevolg afgelegd examen in de Maleische taal en de land- en volkenkunde van NederlandschIndië? e. voor het bezit van een bewijs (bewijzen) van met goed gevolg afgelegd examen in (een) andere inheemsche (taal) talen dan het Maleisch (6)? f. voor de leiding van het internaat der kweekschool? 23. Hoe heeten de Inlandsche onderwijzers, die aan de school verbonden zijn? 24. Welke diploma's bezit ieder van hen? 25. Wie van de Inlandsche onderwijzers is door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs tot het geven van onderwijs aan de kweekschool geschikt verklaard? («) Naast de vraag te vermelden welke taal ol talen 709 26. Hoeveel bedraagt het maandelijksch traktement van ieder der aan de school verbonden Inlandsche onderwijzers? 27. Voor wie van hen wordt subsidie verlangd en tot welk bedrag per maand voor ieder? 28. Voor wie van de Inlandsche onderwijzers en op welke gronden wordt vrijstelling (T) gevraagd van den eisch van het bezit van een diploma van met gunstig gevolg afgelegd eindexamen eener gesubsidieerde particuliere kweekschool of van een diploma, dat benoembaar maakt tot hulponderwijzer bij het openbaar Inlandsch onderwijs? 29. Onderhoudt het bestuur van de onderwerpelijke kweekschool nog andere kweekscholen? 30. Zoo ja, a. waar zijn die gevestigd? b. hoe heeten de Europeesche en de Inlandsche onderwijzers, aan elke daarvan verbonden? c. hoeveel bedraagt het maandelijksch traktement, door ieder van die onderwijzers genoten? (7) Deze vrijstelling kan na 3 Mei 1916 niet meer worden verleend. 710 31. Welke vakken omvat het onderwijs op de kweekschool (")? 32. Wordt de landstaal voor het onderwijs bruikbaar geacht (e) ? 33. Wordt, indien op de kweekschool ook onderwijs wordt gegeven in de Nederlandsche taal, deze taal zooveel doenlijk als voermiddel bij het onderwijs gebezigd? 34. Waaruit blijkt, dat het onderwijs in de Nederlandsche taal in een werkelijk bestaande behoefte voorziet? 35. Wordt het onderwijs in de vakken, genotemdin noot 8, en c. q. in de Nederlandsche taal verstrekt volgens een door den betrokken inspecteerenden ambtenaar van het Inlandsch onderwijs goedgekeurden lesrooster? 36. Is die lesrooster in een der schoollokalen op een zichtbare plaats opgehangen? 37. Gedurende hoeveel lesuren (de practische lessen in de leerschool daaronder begrepen) wordt per week en per klasse onderwijs gegeven in elk der vakken, welke het onderwijs op de kweekschool omvat? (s) Het onderwijs moet ten minste omvatten de vakken: natuurkennis; geschiedenis; aardrijkskunde; de landstaal of de Maleische taal als de eerstgenoemde voor het onderwijs niet bruikbaar wordt geacht; lezen; schrijven; rekenen; vormleer; teekenen; paedagogiek. (») Indien geen in de landstaal geschreven leerboeken bestaan, moet die taal voor het onderwijs onbruikbaar worden geacht. 711 38. Wordt de school als winstgevend bedrijf gehouden? 39. Waaruit blijkt, dat de school voorziet in een werkelijk bestaande behoefte H ? 40. Is aan de kweekschool een leerschool verbonden voor de practische oefening der leerlingen? 41. Zoo ja, voldoet die leerschool aan de voorwaarden, aan particuliere Inlandsche lagere scholen gesteld voor het verkrijgen van subsidie (") ? 42. Zoo neen, op welke wijze is dan in de behoefte aan practische oefening der leerlingen voorzien? 43. Door wie wordt het plaatselijk schooltoezicht uitgeoefend? De vragen aldus naar waarheid beantwoord. De subsidie-aanvrager, (")• (io) Deze vraag behoeft alleen beantwoord te worden de eerste maal, dat voor de kweekschool subsidie wordt aangevraagd. f11) Aan de leerschool behoeft geen ander onderwijzend personeel verbonden te zijn dan één onderwijzer als hoofd, terwijl het toezicht op de leerschool op dezelfde wijze kan worden uitgeoefend als op de kweekschool. (") Handteekening. N. VOOR KERKELIJKE ORGANISATIËN OF RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTENDE VEREENIGINGEN VOOR HET BEHEER EN TOEZICHT OP VAN HAAR UITGAANDE GESUBSIDIEERDE SCHOLEN. Regelen ('). Ord. 11 Januari 1911 (Stbl. 1911 n°. 80). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz. Heeft goedgevonden en verstaan: Artikel JL Aan kerkelijke organisatiën of rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen, die zich mede of uitsluitend belasten met het oprichten, onderhouden en beheeren van Inlandsche scholen, kan, voor zoover die uit 's Lands kas worden gesubsidieerd, voor het door of van wege haar op die scholen uitgeoefend toezicht subsidie worden verleend. Artikel 2. Geen subsidie wordt toegestaan voor toezicht, namens een organisatie of vereeniging als in artikel 1 bedoeld uitgeoefend door personen, voor wier saJArieering reeds uit anderen hoofde subsidie wordt genoten, of die hun salaris uit 's Lands kas ontvangen. Artikel 3. (1) Behoudens het bepaalde in het vorig artikel wordt voor elk schoolbezoek te goed gedaan per leerkracht f 5 (vijf gulden), met een minimum van f 10 (tien gulden) en een maximum van f 25 (vijf en twintig gulden) per schoolbezoek, t1) Deze Regelen zijn voor de residentie Timor en Onderhoorigheden buiten werking gesteld bij art. 1, § III, der ord. 31» Maart 1913 (Stbl. 1913 no. 308). 717 hetzij in Nederlandsch-Indië uitbetaald aan den door haar aan te wijzen persoon. (2) Deze zendt een daartoe strekkende aanvraag, vergezeld van de ter justificatie daarvan noodig geviseerde kennisgevingen als bedoeld in artikel 5, in Nederland aan den Minister van Koloniën, in Nederlandsch-Indië aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die voor de uitbetaling der subsidie de noodige maatregelen neemt. Artikel 8. Te bepalen dat deze ordonnantie in werking treedt op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). Model der kennisgeving, bedoeld in art. 5, eerste lid der ord. in]Stbl. 1911 n°. 80 ('). Gouv. besl. 11 Januari 1911 n°. 12 (Stbl. 1911 n° 81). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Vast te stellen het aan dit besluit gehecht model der kennisgeving, bedoeld in artikel 5, eerste lid, der bij artikel 1 van dit besluit vastgestelde ordonnantie van heden (Staatsblad D? 80) 0). Afschrift enz. (!) Blz. 715. 719 MODEL der kennisgeving, bedoeld in artikel 5, eerste lid, der ordonnantie van 11 Januari 1911 (Staatsblad Iü 80) 0). De ondergeteekende, beheerder der gesubsidieerde particuliere Inlandsche school te geeft aan het Hoofd van plaatselijk bestuur te kennis dat hij voormelde school op 19.., voor de maal in den loop .van dat jaar gedurende een geheelen schooltijd heeft bezocht. Het aantal aan de school verbonden verplichte leerkrachten bedroeg tijdens het bezoek De school werd laatstelijk gesubsidieerd bij het besluit van , Gouverneur-Generaal 11 Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 19.. Iü Voor voormeld schoolbezoek wordt aanspraak gemaakt op een subsidie van f , den 19... De beheerder van voornoemde school, Aan het Hoofd van plaatselijk bestuur te (l) Blz. 716. Z. O. Z. 720 Gezien en geen bedenkingen. (•) , den 19... Het Hoofd van plaatselijk bestuur te Aan den beheerder der gesubsidieerde particuliere school te (•) Wanneer het Hoold van plaatselijk bestuur tegen een 01 meer der opgaven in de kennisgeving bedenking heeft, worden de woorden „en.geen bedenking" door hem doorgeslagen en doet hij van zijne opmerkingen mededfeêling. 722 gen dienst te verleenen, overeenkomstig de daarvoor bij de openbare Europeesche lagere scholen geldende regelingen. (2) Ten opzichte van de subsidie worden de met verlof afwezige schoolopzieners geacht hunne fnnctiën te blijven vervullen, wanneer zij door hun bestuur ten genoegen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst zijn vervangen. Ten tweede: De Gouverneur-Generaal kan in bijzondere gevallen van het bepaalde bij artikel 1, § I afwijken. Ten derde: Te bepalen, dat deze ordonnantie in werking treedt op 1 Januari 1913. En opdat enz. (gewoon slot). P. VOOR DE ZENDING DER GEREFORMEERDE KERKEN IN NEDERLAND TEN BEHOEVE VAN EEN EUR. SCHOOLOPZIENER IN DE AFDEELING SOEMBA. Zie & 10 en punt C van § 12 der Bepalingen, vastgesteld bij art. 6 van Gouv. besl. 31 Maart 1913 n°. 44 (Stbl. 1913 n°. 309), blz. 655. Q. VOOR DE TOEKENNING VAN SUBSIDIËN UIT 's LANDS KAS VOOR UITRUSTING EN OVERTOCHT VAN NEDERLAND NAAR NEDERLANDSCH-INDIË VAN PARTICULIERE LEERKRACHTEN. Regelen. Ord. 11 Augustus 1913 (Stbl. 1913 n°. 525). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Vast te stellen de volgende: Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas voor uitrusting en overtocht van Nederland naar Nederlandsch-Indië van particuliere leeraren en onderwijzers. Artikel h (1) Aan instellingen, vereenigingen of personen, die onder genot van subsidie uit 's Lands kas in Nederlandsch-Indië scholen onderhouden voor lager onderwijs, voortgezet en uitgebreid lager onderwijs of middelbaar onderwijs, dan wel kweekscholen tot opleiding van onderwijzers, worden ter bestrijding van de kosten van uitzending uit Nederland van Europeesche leerkrachten ten behoeve van die scholen, volgens de in deze ordonnantie gestelde regelen subsidiën uit 's Lands kas toegekend: a. voor uitrusting; b. voor den overtocht-van Nederland naar de havenplaats in Nederlandsch-Indië, het dichtst gelegen bij de aan die leerkrachten aangewezen standplaats, van: % de uit te zenden of uitgezonden leeraren of onderwijzers zeiven; 2. de leden van hunne gezinnen, die hen op reis vergezellen of hebben vergezeld; 3. de leden van hunne gezinnen, die hen later volgen, behoudens het bepaalde bij alinea 2 van dit artikel; 731 In die beschikkingen zal voorts steeds de voorwaarde zijn op te nemen, dat de aanvrager zich verbindt tot restitutie van ° £ Ann. g m ^ o -iLd'11 g, der ® g, . ^ merkingen. o „j boekwerken. « • _ "3 3 I IS § 31 5 (3 " i <1 Ah H . ' 1 I I Totaal generaal f Voor de verstrekking, Voor de aanvraag ( ) Weltevreden, den 19.. „ . , . . . , den 19. De Administrateur . van het Depót van Leermiddelen, De Debitant, * Voor de ontvangst, , den 19.. De Debitant, 774 n . , ft * Ontvangen (2) ö i « p, : I d Catalogusnum- g1 . ; 5°0j 2'~l Xe mer en -g g den den den den 3 § I § „ S f ?>rjjs pey verantwoorden Aan teekeningen. benaming der |g ? §2| S "S 1 ^ § boekwerk. Dedrag. boekwerken. « J 1*11 "3 19... 19... 19... 19.. ^ S M | m | | I ' i i I (') B\j overgaaf van het beheer als restant op te breneen het aantal bii die overgaaf bevonden. (*) Zoo noodig trekke men meer dan 4 kolommen. 775 , den 19-•• De debitant,