1 (Yi THsi JÈ La Société des Conférences *" I-a Revue Hebdomadaire 0 De Parisienne, gisteren en lieden DOOR MAURICE DONNAY VAN DE FRANSCHE AKADEMIE Be Terugkeer tot de Franscne cultuur DOOR ' GASTON DESCHAMPS Een nieuw Frankrijk DOOR ANDRÉ BEAUNIER c 59 PRIJS': 25 CENTIMEN JÏOURRIT et O.. 8, ru« Garanciere | PARIS 1915 / La Société des Conférences La Revue Hebdomadaire el De Parisienne, gisteren en herten DOOR MAURICE DONNAY VAN. DE FRANSCHE AKADEMIE De Terugkeer tot de Fransche cultuur DOOR GASTON DESCHAMPS Een nieuw Frankrijk DOOR ANDRÉ BEAUNIER PRIJS : 25 CENTIMEN PLON-NOURRIT et O", S^rue Garanciöre - PARIS 1915 DE PARISIENNE, GISTEREN EN HEDEN DE PARISIENNE, GISTEREN EN HEDEN door Maurice DONNA"* Van de Fransche Akademie Dames en Heeren ! Het laatste groote Pariische feest Hat ;v 1 ■■ zoo noemt men dat nu eenmaal • gala ~ dien ik TT van HfL eenmaai — geogarmseerd. In- vooïeenheWerzS g™ dan is het °^at wer, d?e loc^tZllTK^^ toeschouwilde, voo eer met af ff 1 Z°U Zij"' noch ^n dien avond duidPlSÏÏ ' u zaal van de °Pe™ trustende^iï^ ^terT^-mSdtóip1?6 hTSeoisie> tooneel! courtisanes van WSm aIlemans:™ndaineS, nooge vlucht, van middelmatige, — 6 — kortom van diverse vlucht. En diamanten, edelgesteenten, paarlen, pluimen, aigrettes! Op dat tijdstip kon men in de speciale bladen onder speciale platen, aanduidingen van deze soort lezen : rok van zilver-brokaat met blauwe pruik... mantel van zwart fluweel met goud bestik, het haar goud gepoederd. Die buitensporigheden en die pracht, de Pariizenaar waarvan ik U sprak, helderziend zonder geblazeerd te zijn, noch te mondain noch te onmondain, durfde nauwelijks aan de werkelijkheid ervan gelooven. Dien avond zag hij er eemge en toch was het geen tot de uiterste mode-dolheid en teugelloosheid gaand publiek als op zekere avonden van de Russische balletten, waar men, niet op he* tooneel, maar in de zaal, een dame met bloote, beschilderde voeten in gelakte sandalen zag, een andere vrouw in een foudraal van goudlaken, gespleten tot aan de knieën, en blauwe, groene en paarse pruiken. Toch hadden, op den gala-Antome de vrouwen in de loges waaiers van pluimen op het hoofd, die haar het aanzien gaven van Indiaansche krijgers Een witte pruik verontschuldigde een jong gezichtje ; een geele pruik wees een minder jong gezicht aan. . ><$£ Tal van vrouwen hadden japonnen en vooral coisages die uit buitengewoon weinig stof bestonden en die een rechtvaardiging schenen van die zm, die zij alle zeggen in alle omstandigheden : «Ik heb niets om mij te kleeden! » (Je n'ai rien a me mettre!) Het grootste gedeelte der mannen, die deze vrouwen vergezelden en deze weelde van juweelen en toiletten onderhielden, waren er door gevleid m hun eigen-liefde en hun ijdelheid. Het waren de uiterlijke teekenen van hun macht en rijkdom; maar met hun zwarte rokken, uniform zonder roem of liever livrei zonder schittering, symbool van schuldige onderwerpingen, zagen deze mannen er uit als knechten, belast met het bedienen van de vrouwen bij 's levens banket; zij schenen bedienden, met bepaald van een begrafenis - maar van een mon- «aan en die Monimarfre beto kenïe dan'"ï T zoovele andere hS^1 v50uw^> maar die als «er wi vS^iTs^dat^16110 Slacht°'frust liet ' dat haar «een minuut Wrongen, Tta^'ï^.ftaST'h"?1'™ dat zich neen ^JSt^Ti 21611 Van duizend wit geschoSde SnS°n dienen — 8 — en weer bewogen met haar waaiersJ ^ de wanhopige hand van die ongelukkige. Aiies deed oj dat oogenblik een nabij zijnde uitbarsting ^Orfdtn gala-Antoine had men ons als nieuwigheid een Elzasser ballet gegeven. Na het eerste tableau pruttelde een gouvernementeel journalist m de gange™ tijdens de pauze : «Ik meende een oogenblik dat ze de Fransche driekleur voor den dag zouden gaan halen... Het zijn nog met die soort dingen die ons Elzas-Lotharingen terug zullen geverf(20 Juni 1914). Na bet balletj.komt Edmond Rostand het publiek toespreken. Mijn collega Edmond Rostand, ge weet het, Wtni^ ^. rader de woorden en de beelden Hij drukt tr zijn ontevredenheid over uit, dat Antome verplicht i naar de Turken te gaan, naar onze ™?f*'J£ Turken ! - Zij waren toen onze vrienden ! En toen hS gesproken had, applaudisseerde de geheele zaal en ri pom Antoine ; men wilde hem toefen Si moet verschijnen en Antome verschi n . Hij komt den rug rondend, met een gezicht dat Sik knorrig, diep bewogen en sarcastisch is. Zijn ronde oogwerpt over deze van aigretten p£men paarlen, diamanten trillende en flikkerende S'een tegelik verwonderde, droevige en spottende blik en hij groet, hij, de overwonnene, wien men een trSmf brengt. Maar zijn blik, zijn groet, ietwat zwSr en moede, dat alles wil zeggen (o, hoe goed heb ik hem begrepen) : ^, «Ja gij zijt heel lief vanavond, omdat gij Uw loges duizend frank en Uw stalles-plaatsen honderd rink betaald hebt. En dan. heeft^men U gezegd dat het een kunstmanifestatie was ; dan komt gi] opzeilen en gij geeft mij Uw applaus, al naai. gelang gii Uw plaatsen duurder betaald hebt Zeker ik ben zeer getroffen, maar niet tot in 't binnenste v^n mijn haft; gij hadt de andere avonden m g o^ ten getale moeten opkomen, toen mijn plaatsen maar acht frank kostten en ik U in schoone decors — 9 — Maar I^wSa^ïïet ^Ic St b°°dweg en gij nrnaktet ovehet « 0^2^^ maakte want 1 &n Aurélien Scholl spotternij™iaktóebt^fl^' eenmaal <*n los. Gij gingt^et naafltö^VZ^T^ vrouwen ziin rn0 tt yueon, omdat het Uw minste krachtinsnSS I ?P ^ de wet van de tijd, de minste moeite rfl eenen Seven de minste en de anderen komen\£l h^enarbeid dacht, voor het mÏÏst mLiff ^ ^üjke kanalleen komt gS omïiT,?eïike !fld" In de Opera te hooren. Dan SS eH Z r-&/°^ aI om Parsifal schouwburg Jij zoudf S Jd' Gli dineert m den snobisme en * eS^aainTU,Sten' indien het den eischen. ° ™en van Wagner het zou- ^JtóS&ï T^f; * schad- -ntlrtTeTL? ^S^^f houdt' enkel nL "tT^t °f het st^e is ; S naakte rev^,^^? aK°°Pi Van « wen van de gel^enhedPrf f houden u^e vroumaxixe, den two * Sde^uX^ !*»*>' *» dansen of zien dangPn ae turlana en de lu-lu-fado Daarom ga ik naar de Turken net woord genomen had. 10 Maar, zoo zult gij mij zeggen, die Opera-zaal bevatte dien avond niet alle Parisiennes en het heeft geen pas enkele buitensporige exemplaren tot een Sgemeenheid te maken voor het doel Uwer lezing Dat weet ik wel. Parijs was reeds bijzondei- groot ten tijde van Molière, het is onmetelijk groot geworden; Parijs telt drie millioen inwoners en als men aanneemt, dat er evenveel vrouwen als mannen zijn [de statistieken toonen, dat er meer zijn) komt men tot anderhalf millioen vrouwen ; en op dat anderhalf millioen kan men twaalf honderd duizend tellen, die Parisienne van geboorte, van ras zijn of Francaises, die tot Parisiennes genaturaliseerd zijn door een min of meer lang verblijf in de hoofdstad. Welnu, alle zijn met luchtig frivool, elegant, nietsdoend ; alle dansen zeker niet del tango, de maxixe, den two- steps, de furlana en de lu lü-fado. Onder die twaalf honderd duizend Parisiennes die te Parijs leven en derven die er van leven en er van sterven, zijn meerdere klassen, meerdere soorten en heel wat verscheidenheid. Daar zijn eerst, in grooten getale, de vrouwen uit het volk de arbeidersvrouwen, arbeidsters zeil, vlijtig en moedig, die van wege de duurte van het iven en het onvoldoende van het loon van den man zelf ook werken om het huisgezin te onderhouden en de kinderen op te voeden :. de proletariërs hebben veel kinderen ! Er zijn arbeidsters| var,i alle soort de eeme, die zwaren, de andere die lichten Sbeid verrichten ; er zijn vereelde vrouwen-handen ef de vrouwen-handen, die lichte stoffen verwerken Onder de vrouwen die haar kost moeten verdienen, zijn er verder die kleine ambtenaarsposten ' Sleeden er zijn stenografen, maehme-schri sters toedienden van banken, van handel en nijverheid • en dan zijn er de intellectueele vrouwen, de « verlichtsters », welker aantal dagelijks aangroeit; zij willen onafhankelijk zijn, of althans moet men onafhankelijk zijn van den man ; zij willen zelf haar kost verdienen, in de vrije beroepen, op het ' — II — gebied van den geestelijken arbeid die laffe «» en de vrouwen, die niet werken, Te Vronen vS parisiennes. Wat verstaat men dan onder dP Pari lachen sMIen sich op sentime„T-"bied de pi held S 'S °1 d? taohHgüid, de onsfandvifc' Sdtn™f,"«If., ^.hierin beslaat, dat i ntet |i&Sdi% ïï«f » dramas van de lipfdp • nnf ^ „ T1.- van aUe dmpüPd rint „ x ' net 1S een atelier-meisje (midmette) dat carrière gemaakt heeft of een vrouw van voorname afkomst, die naar beneden getuimeld tQ toch Z1^n er midinettes, die haar deUgd Je 12 waren vrouwen van de bourgeoisie, die haar echtgenoot trouw zijn en bewonderenswaardige moeders zijn, en deugdzame « grandes dames», er zijn een heeleboel getrouwde vrouwen, die geen avonturen hebben ; dat is niet altijd een bewijs, dat ze gelukkig zijn ; het is althans een bewijs van verstandigheid en rustigheid. . Maar de deugd maakt geen lawaai; zij doet met van zich spreken. « Beste lui! zei een tooneelschrijver bij het heengaan na een diner bij uitstekende menschen, maar ten tooneele gebracht zouden ze geen cent opbrengen. » * ^ De ondeugd daarentegen, tenminste, die welke tot deugd heeft niet huichelachtig te zijn, heeft een zekere schittering, doet van zich spreken. Een schandaal houdt iedereen bezig en levert stof tot gesprek Ten tooneele gebracht en in boeken beschreven, brengen de flirt, de liefde, het overspel, de diefstal uit liefde, zelfs de misdaad uit liefde, geld op En nu is het door de kranten, door de boeken door het tooneel, dat het buitenland, de provincie en zelfs Parijs hun oordeel vormen over de Parisienne. Men moet erkennen, dat bij wijlen een Parisienne, zelfs als zij volkomen deugdzaam is, door haar woorden en manieren alles doet wat zij kan om te maken, dat men een verkeerde meenmg over haar zal hebben. Na al deze onderscheidingen en reserves gemaakt te hebben, kan men vaststellen, dat de Parisienne m deze laatste jaren al te zeer de speelbal en de slavin van de mode geworden is. Terwijl zij tenopzichte van de traditien, de wetten, de vooroordeelen, ten opzichte van elk soort gezag in de beweging van onafhankelijkheid en verzet getreden is, die gaheel Frankrijk meesleept, is zij daarentegen ten opzichte van de mode van een verwonderlijke buigzaamheid, van een volmaakte gehoorzaamheid ; zij staat onder den tucht van al de mode-fantasien ; zij gehoorzaamt zonder tegenstribbelen aan al de grillen, al de sprongen van de mode. Al naar de beslissing — 13 — van de groote modiste of de groote kleermaker gaat zij van het ernstige tot het zachte over, van het lachende tot het strenge, van de bloem tot de veer van het nauwe tot het wijde. Van den eenen dag op den anderen vervangt het kleine tot ovêr de ooren gaande hoedje den veel te grooten hoed boven op het hoofd geheschen, vervangt de wijde rok de beenomspannende en den loop bemoeilijkende In alle andere daden van haar leven redeneert de Parisienne en biedt het hoofd ; zij is zelfs in staat in verontwaardiging en in opstand te komen • en zeker zou ze er niet toe komen te gehoorzamen zonder te begrijpen ; maar wanneer het japonnen betreft dan neemt zij zonder kritiek, zonder controle zonder vrij onderzoek, de besluiten en bevelen van den kleermaker aan ; zij hult zich in de vreemde uitvindingen en de belachelijke smaak-uitspattingen van dezen beroepsman, die soms expres uit Duitschland of Oostenrijk gekomen was om haar te leeren, hoe zij zich kleeden moest. Dat was toch wel wat heel erg. Die dure en vaak belachelijke mode verandert voortdurend ; zij staat nooit stil zij is als het ware hijgend. Dat komt omdat dadelijk wanneer de Rue de la Paix of het Vendöme-plein iets nieuws geschapen hebben, een nieuwe japon of een mantel, de groote magazijnen het navolgen, het namaken, er wassen poppen van natuurlijke groote mee aankleeden en aldus de voorbijgangsters in verleiding brengen. Zoo leest men in de vakbladen zinnen als deze : « Zijn succes (het gaat over de cape) is te algemeen en te snel om te duren. In minder dan veertien dagen zullen de elegante vrouwen er niet meer over willen hooren spreken,... » of wel (het gaat over een corsage) « Deze nieuwigheid zal wel een week duren » of wel : « Elke dag brengt een nieuwe creatie ; men kan het niet meer volgen, het is een den weg ver sperrende opeenhooping... Ja, het is een dwarrelende opeenhooping, een wervelwind, een dolheid Teekenend is ook, dat voor de ij dele mannen de — 14 — groote courtisane of de tooneelster vervangen is door de «mannequin». (de toiletten-dragende en zich vertoonende employées der groote kleermakersïiuizen). In waarheid, wanneer het toiletten betreft wordt de Parisienne dol. Alles wat te maken heeft met haar huid, haar haren, haar wenkbrauwen, haar nagels, haar vorm, haar vergankelijk lichaam, krijgt een geheimzinnig, enkel voor ingewijden bestemd, heilig en zelfs academisch karakter. Er .zijn instituten van schoonheid, academies van haarkletarin-g, hooge scholen van de hand- en nagelverpleging. Toch kan een Parisienne, wanneer zij smaak heeft en 't wat handig aan weet te leggen, elegant zijn zonder haar echtgenoot te ruïneeren, zonder onheilen en rampen om zich heen te zaaien. Maar boven de mode staat nog op het terrein, of liever op het hellend vlak, van het dure en rijke, de begeerte, de behoefte van vertoon, van. hetgeen men schijnen wil. Daar treden wij op het gebied van het buitensporige, van den waanzin, van de dolzinnigheid. Vertoonen, vertoon maken, verblinden, stof opwerpen, meer doen dan men kan — dat is, vóór den grooten oorlog, het kwaad waaraan wij te gronde gaan. Het is een onzinnige, ongehoorde, teugellooze weelde. De jongste tijdperken van bederf schijnen een idylle in vergelijking met de onze. Dat komt waarschijnlijk doordat in een democratie de hof zeden gemeen goed worden. Wanneer het volk souverein is, dan is het hof overal, op straat en in de hofjes. Het tweede Keizerrijk had wat diamanten, de derde Republiek heeft veel paarlen. Zij waren eerst zoo groot als aalbessen, nu zijn ze groot als noten. De snoeren telden eerst een rij, zij tellen nu drie rijen, vijf rijen, zes rijen en rijd maar door ! Het worden nu al gansche kettingen, die tot aan de knieën gaan en die zelfs, na om het midel heen gegaan te zijn tot op de voeten neerdalen, quo non descendam ! Daar is een vrouw, wier echtgenoot democratische denkbeelden en vooral democratische — 15 — woorden heeft, voortdurend spreekt van meer welzijn aan het volk, meer gelijkheid in de verdeeiing der goederen, uitvaart tegen de dolle bewapeningsuitgaven — en die vrouw heeft paarlen, die elk den prijs vertegenwoordigen van meerdere arbeiderswoningen of wel van een kanon 75 ! Wat komt dat er op aan — door het toilet, door de juweelen moet men vertoon maken, ook door de woning en door de meubelen. De salon moet een museum zijn : antieke meubelen, gravures, schilderigen worden tot eiken prijs gezocht, het'minste bibelot wordt honderd maal duurder dan zijn waarde betaald en de antiquiteiten-handelaars, waaronder zich toevallig eenige min of meer genaturaliseerde Duitschers bevinden, wrijven zich de handen. Die behoefte van vertoon, die begeerte naar groote en dure weelde; is het eerst ontstaan bij de plutocratie ; van daar is zij overgegaan naar de aristocratie, in de groote bourgeoisie en, eindelijk, in de kleine. Duizend kikvorschen willen zich even groot maken als de os, het minste karretje wil zich omzetten in een praeht-auto van 40 paardekrachten En de verschillende klassen en standen zijn buitengewoon dooreengemend, ieder wil aan zijn milieu ontsnappen ; men gaat om met lieden, die rijker zijn dan men zelf is, men eet ten hunnent Dan is men verplicht diners terug te geven. In het «ene huisgezin, rijk of beseheiden, is het de man, die het eerst door het kwaad aangetast is en die de vrouw meegesleept heeft ; en een ander maal is het de vrouw, die den man meegesleept heeft ; weer een ander maal hebben man en vrouw elkander meegesleept en doen aan vertoon met hun tweeën, in een vroolijke medeplichtigheid. Welnu, die behoefte tot vertoon maakt egoïstisch, hard, blind, onverschillig voor anderer leed ; zij belet er aan te denken ... soms kan zij zelfs oneerlijk maken. Hoe het zij, laat ons vaststellen, dat veel te veel Parisiennes deze laatste jaren meegesleept werden in die beweging tot pracht, die, zelve ons — i6 — weer meesleepte, men wist niet waarheen, maar naar iets verontrustends, een revolutie of een oorlog. * * * Het was de oorlog. Toen, plotseling, in een enkele dag, veranderde de Parisienne van den hoogsten tot den laagsten trap van de wereldsche ladder ; of liever zij vond zich zelve terug, en met moed en teederheid ging zij haar plicht doen, gansch haar plicht. De wanorde, dei onafhankelijkheid, het egoïsme, de verblinding, dat alles wordt orde, discipline, naastenliefde en helder inzicht. Onder die Parisiennes zijn er die zich op den oorlog voorbereid hebben. De oorlog van 1870 had, gelijk een vrouw met hart en verstand, Mevrouw Siegfried het gezegd heeft, de vrouwen zonder voorbereiding gevonden. « Zij speelden er een buitensporig geringen rol. Dat kwam niet omdat zij niet wilden werken, maar omdat zij het niet konden. Haar zeer onvoldoende onderricht, de gewoonte, die zij hadden om te. zwijgen, wanneer in de familie besprekingen van politieken of godsdienstigen aard plaats hadden, de aalmoes, die in dien tijd de eenige filantropische gedachte van de weldoende vrouwen was, dat alles had haar in 't geheel niet voorbereid om gedurende den oorlog een overwegende rol te spelen. Haar hart van moeder, van vrouw, vp,n vriendin ondervond diepe smart. Maar in dien tijd waren de mannen, die in het leger dienst namen, zeldzaam en een groot aantal familiën bleven ongedeerd. » In enkele regelen zijn hier, voor wat de vrouw betreft, twee toestanden voortreffelijk uiteengezet, die van 1870 en terzelfder tijd daarbij die van 1914. Gedurende het beleg van Parijs waren eenige Parisiennes den chirurgen en geneesheeren wel met zeer goeden wil komen bijstaan, maar zonder eenige kennis of methode. Na den oorlog werden in gansch Frankrijk vereenigingen gevormd rondom. — !7 — hei Roode Kruis van Genève • m +„ r> •• honderden Parisiennes lid 1? ' T te PariJS waren gingen, zij S^0^,^ri» vm ^ yBreenihet noodig mocht C^nsussen/evolgd om, wanneer pende en LSgl Lip aan de °nde"ichte' hegrij. rorgen te kunnen vefscSen ElkT*^ 6n chi" post vooruit aangeSïiuïp^1 had. haar de provincie Zo rtTL l e PariJS' hetziJ in vaardigd werd gingJt* mobilisatie-bevel uitgediende vTS'h£gMaarTaast ^ haar opgeleide vrouwen ziin^er Sn T°°r haar taak wen en jonge meisjes,L plo^fngt TÜi Vr0U" mng ontdekken gewönd^ te 4™ ïen h ^ kruis willen draeen dfP hoï v"zor8fin» die een kleur van het voo?' hÏÏ ? i°°de kruis- dat de heeft, als haar teeken U f'^ gestorte bloed See^S^ «IS een'tieX jaren Sf ±? eeuw' en ™>ral sedert breeder en Sr tZS7'J? ™n be' W meisje methoden brj ÏZJZï hïïft'3 t™ f" " ™<™* is het integendeel in V? op te Saan> zoo liikp tii* * tragische, smartelijke gevaar njke tijden de massa, die zich verhJt gevaar" aangetrokken gevoelt 'tot de elite ' en Z1Ch heSeSgereed S^acE in°de ^ \ fj ^ gewonden. Er zou zèlerméér tifd * °P de waarover ik r>eschik nm L J n°°dlg Z1*n> dm alleen al de o?meS 'in ^P ^fF™ Wat te ParÜs tuums gedaan SLn ^ verplee^rs-cosDe psychologie van de" verpleegster, dit zou een . Jgv 2 H. — 18 — belangwekkende studie zijn. Onder de witte sluiers bevinden zich grijze of witte haren : ^j^™6" ders. Ze hebben een zoon of meerdere zonen aan het front, in de loopgraven, en elke gewonde, die men haar aanbrengt, is haar kind. Zij hebben moederlijke zorgen en toewijding voor hem, t geen aan een soldaatje, die drie wonden had deze woorden ontlokte : « Wij zijn wel erg gehavend maar gelukki J zijn er overal in Frankrijk moeders voor de Soldaten 1 » Soms is een dezer moeders bezig een drankje in te geven, of wel met schrijven aan een andere moede/om haar te berichten over haar zoon te o-even ■ « Hij gaat vooruit, hij gaat goed, hij is ïenezTn Men komt haar halen, men deelt haar rnede dat haar zoon, haar eigen kind, gedood li. S gaat heen , Zij komt twee dagen later terug en ze hervat haar plaats bij de gewonden. Ik ken er een, die in zulke omstandigheden terugeekomen is. Daar het haar waakbeurt was, wilde SjÏÏnacht doorbrengen bij een ernstig geval een amputatie van een arm tengevolge van een koudvuTonteteking. Het arme soldaatje da stervende is, roept zijn moeder, die men niet beeft kunnen waarschuwen, die ver weg woont, die te laat lou komen « Ik wil een kus van moeder »>. « Ja, mijn Sen zij is onder weg ; zoodra zij aankomt, zal men"naar bij je brengen ». - ..Moede r^moed erU De stem' breekt, de blik verstart, het zweet üreem ot het lichaam uit, stroomt over het voorhoofd. Dra bukt de ve'pieeg^ter, die pas haar zoon verloren ■hel zich oveAet brandende, klamme. voorhoofd Dn drukt er lang haar lippen op, totdat het nam van dra jongen held opgehouden heeft te kloppen; mSJonae/dien kus had het kinL*>g « moeder, moeder» gezegd met een vagen glimiacn. Ja zij fijn subliem, die moeders. Allen zijn ze in staat het woord te herhalen van de moeder van den HeilSen Odewijk : « Ik zou mijn zoon liever dood zien dan schuldig aan een doodzonde »_ Fn op dit oogenblik zou de doodzonde voor een jonge — '9 — J > A ia"»njK niet te verrif rHe-pn Vr. i . een zoon geldt of een echf^nnT ~ °T , of het minnaar, het is de SSj^?ooi> ee? br03d^ een wiizeresqen S V10uwelijke studenten, onder- artiesten nemen elk vsrïlee^ Jf?" 1 °evierde zwakte, zonder afkeer "^lk aan zonder vervangen de lakens ïl? WasSGl?en voe<^ Onder de wittp «i,f;' d °en hy»»enische emmers. zielI sotV^ttïS fn VerpIeTfer' bevinden ten; dat zijnde' zusS'en f 60 knaPPe ^zichzaal-opzichtster nS / de vriendmnen. Een heeftEr pW?n twei ? P^^chen zin de «nuwene^ naar de verbanden zorge*efde^ï ri^ ^ dle voor zing ik zeg niet %rV%Z$SS%& ^k00" voelen onknmf T n zlJn verpleegster een seen ik noem heieenVmirH° * le ?mschrijven, hetYonde vn„%t\0odê|"* k°°rtS' wetenschap dia "« »„S <„ J ls,de s0lala' van de doodt. ZijVriaafh 'vXie?- S'fdle van haar pHclt. Een^rife ïïït^SS? — 20 — aanval is verplicht eenige dagen thuis te blijven omte genezen ; gedurende haar afwezigheid sterft Z haS gewonden. Zij kan er zich mei, ovei■ trc-> sten'- zii heeft een ware wroeging: «Ik had niet weg moeten gaan. Indien ik gebleven was, zou het WdSW ook gevaren; een schram waarirTeen besmetting kan komen, een besmetteliike koorts. Meer dan eens heeft zi] zich held hiftis betoond; eenigen, in de provincie, zijn op den dagorder van het leger vermeld, gedecoreerd^ Zif hebben gewonden verpleegd in door den vijand belette dep'artementen, hebben me= hewoxi^ renswaardigen moed en gezag het hoofd geöooen aln den vijand, die haar drempel overschreed ; zij Sen tot de ruwheid, tot de beestachrtgheid tot de wreedheid en den gruwel, m een w™£d de Duitsche « Kultur ». : « Hier zult gi] met bmnentr. SS » En hetgeen haar kameraden aldus in de^provincie gedaan hebben en hetgeen trouwens zekere Parisiennes die dicht bij het front gemobiliseerd wÏÏeTgedaan hebben, de Parisienne zou het, bij Senheid in de hoofdstad gedaan hebben.. De fewonde ïldaat begrijpt dat alles wel. De verdelgster hecht zich aan haar gewonden, door de moeite die zij haar geven, door hetgen zij goeds Tor hen doen kan : zij is hun dankbaar voor haar toewitdTng ^ bewondert vooral hun moed, den mold3 waarmee zij; gevochten hebben den moed warmee zii de pi nen doorstaan, de operatie, ae TSXie zonder klachten, zonder naklagen. Zij bXndert het, dat ze ondanks alles nog vroohjk Sn zii is er verbaasd en verrukt over, dat die strijders ten haren opzichte zacht als kinderen zijn. FikoosenK-ontmoet men in de straten een broos i meTste die een twaalftal herstellenden begeSdt S soldaten van alle wapenen zoeaven, dragonS taroo's, alpenjagers, en groote, bronz n ker£ Senegaleezen, Marokkanen, Algerijnsche tirailleurs. 21 7 Z1jn, die die woorden vinden Een verpleegster neemt acht en veertig u„r WT }«es maanden is dat niet overdreven Alsz Ti lZt?LtBï rf kleine dragonder haar ^« De tïaül1 uf s\etzraeenng a^ntM- m^M^^dame nemend' »il En hij gaat heen ! Montmartre den hn 1, PanJzenaar' kind van dame iaangebeden STen Clown on*dekt. De ^nJ^Sr^^tt! manschaPPen, want wijding en ^^feS^S T toe" d«e~HS en op het kerkW * df .familie, in de kerk gewonden hlj VOerde de andere pen konden met zich mpe • V0J°r ,zoover «ij loo«oo goed mógSTenors^ „1J hadden zich aIIen ren heelemaal van SreekïLZ^T^ en wa" goed troosten kon, tranen zagen Toen' zij haar eeniee riimn i„+ loen hebben «even en zif heb£" *LW»' ™rstrooiing willen vriendin een'fee* ™ h™ «">* — 22 — Ieder is op zijn beurt een romance komen zingen : De vrouwen-handen, het witte kleed; sluit Uw schoone oogen, enzoovoort. Zij zeiden : «Het is om U een herinnering aan ons te doen behouden ». Is het niet treffend ? Tot slot heeft de clown, die de dame graag ziet lachen, ongelooflijke dansen uitgevoerd en de dame bekent, dat zij ondanks haar rouw, van harte gelachen heeft. Welk een decor i Een hospitaal-zaal, buiten de droeve klacht van de zee. En de personnages! Gewonden, geamputeerden, krukken, armen in verband, omwonden hoofden doeken, die wit afsteken op de donkere kapotjassen, een witte verpleegster — en zij lachen. O welk een gevoel in dat alles. Ja, dat is ook weer eën manifestatie van het gevoelen, en zoo ik nadruk leg op dit gevoelen, dan is 't omdat het vol beteeknes is en rijk aan de schoonste hoop. Door toedoen van de vrouwen hebben de klassen, die elkaar niet kenden, elkander leeren achten, eerbiedigen, kennen, liefhebben. Rijke en bevoorrechte vrouwen hebben het volk leeren kennen ; zij ontdekken in het volk verstand, geest, hart, goedheid, edelmoedigheid, die men voor hen verborgen had gehouden, gelijk zooveel andere dingen. Zij zijn ontroerd en verrukt. Aan haar dankbaarheid aan haar bewondering voegt zich het edelste meaelijden toe. Dat alles zal niet verloren zijn. Alle Parisiennes kunnen niet verpleegstere zijn ; er zouden teveel zijn... er is geen plaats meer in de hospitalen en zekere militaire hospitalen willen er geen Bovendien zijn er zekere kwaliteiten van zenuwen, gezondheid, geschiktheid voor noodig, of om duidelijk te spreken : een roeping, Maar zij, die niet bij de gewonden zijn, zijn daarom nog met werkeloos gebleven. De studie van sociale kwesties heeft niet te vergeefs sedert een halve eeuw, en vooral sedert een twintigtal jaren, een groote ontwikkeling gekregen ; de gedachte aan sociale hulp heeft zich niet tevergeefs in een aantal instellingen geuit. Te Parijs zijn tal van vrouwen, die vóór den oorlog — 23 — ciale kennis hadden t> * ?ë ë&m enkele sPe" telwoord? of e ^hXofTd"! " lil ? w&è^.sia te$ — 24 — is rijk ; zij heeft de zaak der ziek geworden en uitgeputte soldaten ter hand of liever ter harte genomen en zij wil, dat allen het belang van deze zaak zullen gevoelen. Zij overtuigt, overreedt, zij heeft een apostolischen ijver, zij is in extase : Mijnheer X, schrijf toch artikelen, houd toch lezingen. Het publiek weet niet en het is noodig, dat het wete : er zijn er honderdduizend ; een geheel leger is verloren, indien men ze niet krachtdadig te hulp homt. Ga ze zien, ga een dier depots bezoeken. » En zij neemt mijn vriend -mee naar Aubervilliers. Daar bevinden zich een duizend van haar beschermelingen; zij spreekt ze aan; zij wil weten wat ze noodig hebben; zij reclameert, zij vindt, dat het niet vlug genoeg gaat; zij spreekt met de chefs ; zij kent geen hinderpalen, geen censuur, geen rangen, geen hiërarchie. Men moet haar tegenhouden ; zij loopt gevaar opgepakt te worden. Maar welk een prachtig vuur ! Zij kan geen halve maatregelen uitstaan, nog minder kan ze lauwheidof weekheid verdragen. Zij geeft zich geheel — en slaagt. Deze jonge Parisienne, zij is een figuur onderduizend. Andere hebben zich bemoeid met de vluchtelingen uit België en uit de Noorder departementen. Gij weet welk een verschrikkelijke uittocht het daar was. Zij kwamen bij duizenden aan, van alles verstoken. In de stations was het een schouwspel, dat U tot de verre tijdperken der menschheid terugwierp, al floten de locomotieven ook om te beduiden, dat dit alles in de twintigste eeuw plaats vond. Men hoopte die arme lieden op in het « Circus van Parijs » Daar komt de Parisienne. ontroerd hulp brengen Die ongelukkigen hebben brood, onderkomen, kleeren noodig. De dame, die zich met vluchtelingen bezig houdt, ziet van den morgen tot den avond gedurende tal van dagen gansch de menschelijke ellende aan haar oogen voorbij gaan. Daar is een vrouw, die gevlucht is met een klem wezentje in een doek gewikkeld en die, na eenige kilometers 2S — ' ' V1 gevlucht te zijn, bemerkt i u was ; daar. is een man wièn?. haar kindJe nie* is van emotie. toen'^ zif vln,^ de m°eder garven overjas vraagt! St Z^art ErV" "? lie, van arme Herten , e ' aaar is een fami- de vader, d^moeder 6n viTu,mt ®elgië g^men, van één onder wÏÏ isfnrX klnderen, waa^ doen verhalen Z? SooTZT ^ 7 &1 die lieden marteling ; men meen) ' brand> verkrachting, derheden* deïr vTrschr«I die vóór den oorlog geen 3t Parisienne, «onder bijna flauw fa^vallen toJ ïïï-struikeIenvan bloed, rouw en ellen^* „al dl€ verhalen maar zij 'bezakt niet h\ ^ ZlJ is g^oken, «eggen met tranegedSnkf ZH W?? iS °m 200 * jammerklachten zuchter?^ J ??* te midden van en van stille smar£ESee' weeklag^de smarten, de lagereïcholen ^5^"^ -ddelbareTn wijzers, die in denTtriirt ' • leeraren en onderTal van vrouwehSe arS' VeKrvangenhet lot van huTS^?^,^™ zic» met of mannelijke kamaraden z " " ' Vr0UweIiJke gelegenheden, binden e!n' t1 orgamseeren etensbedienen de werSnl groot' boezelaar om en tant. Zij Zs7SSnZnd7n ST* °f caf-ohan smartelijke verzen doe ™' die d°en gIoeien # dingen, verzen oUedL °°k ^ lachen. Ja, men ma- • men moet wel wat veel, en alleeneen bepaaldT^ IaChen' niet te Parijs moet zich niet Tervetn Z T Iachen : sters, die chanteuses hSt 6 toneelspeelDe- had een ha eï zeer ZeThJ*° g06den dienstDecembermorgen in SfïLÏÏ^^- — 26 — mij zeide : « ik heb mijn ambulance verlaten ; ik heb een ambulance in de provincie georganiseerd; zii loopt goed, verpleegsters zijn er zooveel als men maar heb ben wil ; maar ik hoor, dat sommige theaters weer open zullen gaan, dat men matinees geeft en dat men bezig is in de hospitalen te zingen en verzen te zeggen. Daarom ben ik toegesneld. O, ik ben er heelemaal niet op gesteld te spelen en vooral niet om geld te verdienen ; ik wilde zelfs niet naar gewonde soldaten gaan. Daar houdt men zich reeds mee bezig. Maar ik wilde tot arme vrouwen gaan jonge meisjes, waar men zich met mee bezig houdt, in dien zin... Ik zou ze willen vereenigen mooie dingen voor haar reciteeren en haar moed geestdrift, hoop en ideaal brengen. » Werkelijk, deze artieste had een juiste en hooge opvatting van haar taak. , Overal' in het volk, vindt men medewerking tot het nationale werk, in den vorm van berusting, geduld vlijt en zelfs weldadigheid. Vrouwen, die de toelage van 1 franc 25 per dag ontvangen, wi len niet, dat het enkel een steun zij ; men verschaft wol stoffen ; zij breien, naaien, zij werken voor het allerbescheidenste loon, er op uit mede te werken tot het welzijn onzer soldaten. Telefoon-juffrouwen betalen den arbeid van een naai-inrichting, waarvoor zij zelf arbeiden. Van het begin van den oorlog af hebben een menigte atelier-meisjes zich aangeboden voor toezicht op kinderen van strijders of op grijsaards. Op Montmartre is een etensverschaffing georganiseerd, en op haar kosten onderhouden, door de jonge vrouwen, die haar lichaam verkoöpen, en die aldus de armen uit de buurt voeden. Met den prijs van haar jeugd en haar ijskwaliteiten, doen ze de soep koken. Laat ons met glimlachen, die Parisiennetjes hebben haar soort ^'ÏÏs een Parisienne ook, die kleine Denise Cartier dochtertje van een conciërge, die ernstig gewond wordt door een bom, welk een adellijk en dapper — 27 — Duitsch officier-vlieger ftfi *an m i wier eerste woordef tot l T aube en hulp komen, dezzHn„ Ze/n'T6"' die haar het ernstig is & ^ w p .5 m'et aan moeder, dat ken... 't is ePn v7J zeer van k™nen schrik« Jaar, faÜ^eS^X 'ff6 i ™ ten-unllorm steekt, naar Versaïïl- °? m S°Ida" »et in een militairen wtoS^lat? V* kanS Indien de vrouwen in FranEhk li , t.™6"" land, bij den aetievpn /d. ♦ J ' gellJk m EngeW4 ^nde^^ lening, bij het «wonl, w J J de etensvoorzieworden, dan zou SBin;dragen ingedeeld konden ment leuren En Sï? °°fetwijfeld een mooi regi- weer te hanteeren g m staat ZIJn een ge- ■ vö^^^^* ^ei alle Parisiennes van niets doen, in^X £ hLpLt^ » en bre -inrichtingen in nlir P n' m naai — schaffingen zijn £ rnl£ d ngS ~ of etensver- zingen te komen S J ir^'-T naar de le" ben, jongeTü, en indien df ? Z1J Aderen hebhouden zij zich^ n^t Zltl^ ^ *** iS' dan maar ook met hun ond^ w js bel"Til dat zij schikken 2ïïu^St?Te,1?d WOrde' en wollen trui mooier ziin' ïïf? 6 cache-nez en de eens bij de een danhu l °Tn bij' eIkaar- nu Zij spreken over de afl? 0m te breien, ongelijk hebbèn • z!j Smeken het *tmMl *een Het gesprek is vól gezichES t communiqué, inlichtingen over den 'Êmfen' beschouwingen, — 28 — kwaadsprekende praatjes en de boosaardige opmerkingen. De Parisienne heeft dadelijk begrepen, gevoeld wat met den oorlog paste en wat met. Welnu de afkammerij, de boosaardigheid staan niet bij den oorlog ; men gevoelt heelemaal niet de behoefte kwaad te spreken van zijn naasten ; men heeft genoeg kwaad te zeggen van de Duitschers ; maar de Duitscher is onze naaste niet; hij is niemand's naaste. Zij breien, zij naaien, praten...; de woorden : eer, vaderland, plicht, moed, hoop, uithoudings — vermogen, schrapnell, « marmite » — destroyer, dreadnought, periskoop, ravitailleering, munitie, « Boches » en « poilu » zijn haar gemeenzaam geworden. Om te dienen hebben zij zich niet ingelijfd of verbonden aan de actieve diensttakken; zij zijn van den auxiliairen dienst van de weldadigheid, de onafhankelij ken, de « franc-tireuses », van het weldoen. . Zij nebben geen collectieve ziel; haar hart is bang voor de menigte ; het is niet geschikt om een heeleboel menschen te omvatten ; zij bemoeien zich vooral met de lieden, die zich in haar omgeving bevinden, maar zij zijn in staat die omgeving ver uit te strekken. Vernemen zij, dat er in de hospitalen gewonden zijn, die droevig zijn, omdat ze op de bezoekdagen geen enkel bezoek ontvangen, dan gaan zij hen bezoeken. Indien men haar soldaten op het front signaleert, die nooit berichten ontvangen omdat zij geen familie hebben of wel omdat hun familie in de door den vijand bezette landsgedeelten is, dan wil elk harer een dier dapperen aannemen; zij treedt met hem in briefwisseling: « Gij hebt een vriendin, die belang in U stellt. Wat hebt gij noodig ? Laat mij weten, wat U genoegen zou doen »». En al naar het antwoord, zendt zij chocolade, cigaretten, boeken, koek of conserven. Zi] staan gaarne een onbezet vertrek af aan vluchtelingen., gaarne geven zij haar oud linnen en haar oude kleeren, die toch' niet heel oud zijn. Zi] hebben de kerstboomen voorzien, zij zullen de Paasch- — 20 ■—. eieren vullen. Bovendien doen zij nog iets heel goeds; zij wennen zich aan den eenvoud. Eerst hebben zij dien aangenomen omdat er reden voor was- iaafüt ï?ben zij zich er aan aangepast, en ten slotte hebben zij er den smaak van gekregen, bijna den harstocht. Een heeleboel van de Parisiennes die te voren het aller opgewondens! waren, komen tot de ontdekking, dat het eenvoudige leven dat zij verplicht zijn te leiden sedert bijna acht maanden, een groote en ware bekoring heeft. Ja, indien de oorlog er niet de reden van was en indien de oorlogs-obsessie dat eenvoudige leven niet omspande en doordrong, zouden zij er zich over verheugen in all gevallen erkennen zij, dat het verkieselijk is .boven het leven der laatste jaren, dat weelderig en ellendig van trappelende schokking en van stilstand was. Zij vragen zich af, hoe zij dat leven hebben kunnen leiden ; zij zeggen : « Men wist met meer wat nog uit te vinden ; op de een of andere manier moest daar een einde aan komen. »> Zij erkennen, dat zij dol-dwaas waren Zij leveren geen strijd in toilletten meer, maar m zuinigheid. Daar zij haar oude linnen, haar oude kleeren, weggegeven hebben, hebben zij werkelijk mets meer om aan te doen, in den strikten zin van het woord. Om dan « er dan even uit te loopen » « pour aller et venir.,, zooals zij nog zeggen,-bestellen zij zich een praktisch taüor-made-costuum van sombere kleur, neutraal, horizon-bluw, khaki een laken, dat haar onzichtbaar maakt en, dat toch' met tengevolge heeft, dat zij onopgemerkt blijven ! Parisiennes, die nooit te voren afgedaald waren in de diepten van den «métropolitain» (ondergrondsche spoor) hebben geleerd deze onderaardsche 3n te /^fuiken. Zij zijn in de volte, zij Zo\\ T fdrukt; maar ziï vinden, dat de drukkerij met slecht werkt en zij vermaken zich er over Eenige vriendinnen komen, in klein comité bii elKaar om te dineeren. Mevrouw X... is op tijd eekomen^ ofschoon zij (vlak bij woont; dat komt — 3° — omdat zij haar auto niet meer heeft. Iedereen begrijpt dat! Bij de soep al waarschuwt de gastvrouw : « Ge weet, 't is een klein dineetje, een oorlogsmaal ; slechts twee gerechten en gij zult toegeeflijk zijn voor de bediening. Ik heb maar één meid; mijn knecht is in de loopgraven... Hij schrijft trouwens prachtige brieven. » Wie zou zich dien avond en de andere avonden niet vergenoegen met een heel klein dineetje, waar zoovele lieden dezen avond en de andere avonden juist genoeg eten om te leven en zelfs om niet te sterven. De gastvrouw is dus vooruit verontschuldigd. Meer dan een veroordeelt zelfs streng alle troela en trala van voorheen, die festijnen zouder onschuld, die tot de dyspepsie leiden, tot de arterio-sclerose, tot -de algemeene gestelsondermijning, waarbij zooveel geld zoo dwaas en nutteloos besteed wordt; want de meerderheid der genoodigden, onthoudt zich, volgt een diëet, en de anderen, die zich niet onthouden, zijn op weg naar het diëet. Men heeft het plan om na den oorlog een «bond van twee gerechten » te stichten ; ja, twee gerechten, wanneer men zijn vrienden ten eten ontvangt, maar een keuken zouder sophismen ; een enkele wijn, maar een oprechte. De tafel is niet bedekt met orchiedéeen, noch met anjers noch met rozen. Daar er geen bloemen zijn, zal men meer plaats hebben om er, in figuurlijken zin zijn elleboogen op te plaatsen. Men komt bij elkaar om elkaar te spreken, om in vertrouwen van gedachten en van nieuws te wisselen, soms van nieuwe gedachten. Men heeft behoefte aan hartelikheid, aan vriendelijkheid, aan vrienschap. Het is aan de Parisienne te danken, dat Parijs op het oogenblik dien bij zonderen aanblik heeft, streng en zacht, dien ernstigen glimlach, die maakt, dat men nog meer van de groote stad houdt, dan men ooit gehouden heeft. Onze vijanden hebben, afgaand op de ten onzent verspreide spionnen, dien aanblik van Parijs een tijdlang kunnen toeschrijven — 31 — . aan ik weet niet welken angst, of droefheid ; zii hebben zich zwaar bedrogen, maar kunnen zij zich anders dan zwaar en plomb bedriegen ! Zij hebben niet begrepen, dat Parijs schaamtegevoel heeft, dat het niet aan feestvieren doet, wanneer er gevochten wordt, wanneer er dooden vallen, Terwijk Berlijn illuminaties hield voor zoogenaamde overwinningen, heeft Parijs niet geillumiheerd na den slag van de Marne, na den slag van de Yser. In elke electrische lamp, in elke gasvlam, zouden de Parisiennes de ziel van een voor het vaderland gestorven soldaat hebben meenen zien branden. Zoo zijn de Parisiennes dus in den eenvoud getreden ; mogen zij er blijven, mogen zij er haar echtgenooten in meevoeren ; en de sociale kwestie zal in een harer deelen opgelost zijn. Zij zal het nog op een andere wijze zijn. Wanneer men onder al de andere Vrouwen, die zich ijverig bezig houden met weldoen, die zich met toewijding aan het weldoen gewijd hebben, diegenen ondervraagt, die vóór den oorlog niets deden, dan zullen zij U alle antwoorden, dat zij na den oorlog niet weer haar banaal mondain leven zonder nut en zonder doel zouden kunnen hervatten ; zij vragen zich af, hoe zij zoo hebben kunnen leven. Dat komt omdat zij tot het volk gegaan zijn... De witte dames bij de gewonden, de dames van de liefdadige instellingen bij de arbeidsters, bij de kinderen, de weezen, de weduwen, de grijsaards, alle zijn ze in aanraking gekomen met de misère, het lijden, de ellende, maar ook met den moed, de berusting, de edelmoedigheid van dat bewonderingswaardige volk. Rijke en arme vrouwen hebben tezamen gehoopt, geleden, geweend; moeders, vrouwen, zusters, zij heb- ' ben den zélfden rouw: zij hebben elkaar a^s gelijken erkend bij de smart. Dat alles zal niet verloren zijn ; in de gevoelsreacties gaat even min iets verloren als in de scheikundige reacties. Laat ons dan diegenen beklagen, die voorspellen en schijnen te verlangen, dat, na den ~~ 32 oorlog der volkeren, de oorlog der klassen zal ontbranden, in een strijd, die een bloedigen broedermoord kan zijn. Laat ons diegenen beklagen, die klaar staan om aan onze vijanden een broederlijke hand te bieden en die zoo noodig de Franschen tegen elkaar zouden ophitsen, de Franschen, die maandenlang zijde aan zijde gevochten hebben, broeders in den strijd, in de ontbering, in de heldhaftigheid en in de overwinning. Zeker, na den oorlog zullen er heel wat huizen herop te bouwen zijn, heel wat slachtoffers schadeloos te stellen, weduwen en invalieden van pensioen te voorzien zijn ; er zal veel vcor het volk gedaan moeten worden en de rijken zullen in groote opofferingen moeten toestemmen. Maar laat ons ,dank zïj de vrouwen en de soldaten, in een overeenstemming, een wederzijdsch begrijpen en tot elkaar doordringen der klassen hopen. Dankbaarheid, achting, wederkeerige bewondering, weldadigheid en medelijden, uit dat alles moet niet haat voortkomen, maar de liefde, die liefde, die tweeduizend jaar geleden onder de menschen gepredikt werd door een grooten en reinen socialist. Maurice DONNAY DE TERUGKEER TOT DE FRANSCHE CULTUUR DE TERUGKEER TOT DE FRANSCHE CULTUUR Dames en Heeren ! Deze eeuw, die geopend: is met de vreedzame feesten eener wereldtentoonstelling en die gewijd soheen "Jxan moreelen vooruitgang en menscheiijkhetö, heeft tevens het Verschijnsel gebracht van een groep hoogleeraren, zoogenaamde «intellectueelen», die zich tot de geleerdsten onder de geleerden rekenden en die niettemin in staat bleken 's werelds geweten in opstand te brengen en 's werelds beschaving versteld ie doen staan door de uitstalling van een schoolmeesterachtige barbaarschheid die gelijkt op een terugkeer tot de tijden toen de oerme^SChud^ dierliJ'ken staat nog zeer na stond. Wij hebben allen met een gevoel van walging en afschuw dat manifest gelezen, waarin de uitnemendste vertegenwoordigers van de Germaansche Kullur, zich met een zeldzame onbeschaamdheid tot de «beschaafde Wereld » richten en op cynische wijze de verdediging aanvaarden van alle misdaden, die door het leger van den keizer en den kroonprins bedreven zijn tegen het volkerenrecht, tegen de heiligste rechten van de eer en van de eerlijkheid De keizer heeft gewild, dat een soort sohoolmeesterig commentaar om zoo te zeggen stap voor stap zijn verwoesters, zijn brandstichters en zijn moordenaars vergezelde. Eens te meer heeft in de geschiedenis van het moordende en geleerde Duitsch- -36 - land de schoolvos zich op hoog bevel tot medeplichtige van den rauwen vechter gemaakt. Wilhelm II heeft zich blijkbaar dit woord van zijn voorvader Frederik II herinnerd, toen deze de staten van de keizerin van Oostenrijk binnenviel : «Ik begin met te pakken. Daarna zal ik wel de schoolmeesters vinden, die mijn zaak zullen steunen en mijn goed recht zullen bewijzen ». Als waardig erfgenaam van den overweldiger der Silesische hertogdommen, als voortzetter van een politiek van felle begeerigbeid en brutale roofzucht, waarbij hij, behalve het genie, de meeste der eigenschappen toont van den cynischen vorst, die zijn voorganger was en die blijkbaar zijn voorbeeld is, heeft de beul van België tegelijkertijd al zijn legercorpsen en al zijn hooge scholen gemobiliseerd. Deze laatste hebben tot taak het afschuwelijke werk der eerste voor te bereiden, uit te leggen en te rechtvaardigen door een afstootende uitstalling van sophismen. Trouwens, deze professoren in immoraliteit en die ondernemers van plunderarijen, zijn uiterst geschikt elkaar te begrijpen. Wilt gij door eenige uittreksels, zoo op goed geluk af geput uit den stapel der Duitsche geschiedkundigen, oordeelen over de beginselen van de academische leer, welker uitwerking wij thans zien bij het aanschouwen van het afschuwelijk tafereel der branden en moordpartijen van Leuven, van Mechelen, van Aerschot, van Gerbéviller, van Clermont in Argonne, van Sermaize ? Hebt het geduld te luisteren naar eenige korte gezegden, ex cathedra verkondigd door Herr Professor Heinrich-Gothard von Treitschke, het orakel van de hooge scholen van Freiburg, van Leipzig, van Kiel, van Heidelberg, van Berlijn, ambtelijk geschiedschrijver van den koning van Pruissen. Dit gewichtig heer, voorzien van rijke toelagen, van aanzienlijke voordeelen, lid van den Reichstag, ingelijfd bij de partij van Bismarck, ingewijd in de zwartste plannen van het pangermanisme, heeft langen tijd de positie gehad van • — 37 — leider van het geweten van het Duitsche volk. Man met grootenbaard, kop van een schoolhoofd, die zich tot den rol van volkstribuun zou willen verheffen bezield met een soort razernij, furor teutónicm die aan zijn manier van spreken een afgebeten, hijgenden, buiten adem rakenden toon gaf aldus was deze verwoede propagandist van de Bismarckiaansche politiek reeds, toen de heer Emile Boutroux hem voor de eerste maal zag en hoorde in den leerstoel voor geschiedenis van de universiteit van Heidelberg. Al die praat van Treitschke, al de declamatorische uitkraamsels, die deze volijverige pennekrasser tegen een goed salaris gewijd heeft aan de voorouders der Hohenzollenfs, aan de markgraven, die de eerste grondslagen voor hun fortuin gelegd hebben door de boeren van Brandenburg uit te persen, zijn er van verzekerd in een diepe en verdiende vergetelheid te raken. De meest onversaagde- samenstellers van bloemlezingen zijn teruggedeinsd voor de harde taak eenige staaltjes uit zijn massief proza of uit zijn zwaar gehamerde verzen te voorschijn te brengen. Treitschke had verklaard, dat hij slechts voor Duitschers wilde schrijven, en de vertalers hielden hém aan zijn woord. Zoo bezitten wij geen Pransche vertaling van zijn werken. Dat is jammer. Want indien men de leer van dezen geschiedkundige ten onzent beter gekend had, zouden wij meer op onze hoede geweest zijn voor zijn landgenooten. Deze leer kan samengevat in deze werkelijk bondige formule«De grooste immoraliteit, heeft Treitschke gezegd' is zwak te zijn. » Dat komt ongeveer overeen met hetgeen in 1867 een zoogenaamd godsdienstig geschiedschrijver zeide, een zekere Wuttke, schrijver van een lange uiteenzetting, die verscheen in een evangelisch (i) tijdschrift, op dit thema: «Het historisch recht berust op de kracht. Das geschichtliche Recht ruhl auf der Kraft. » Monsterachtige leer, die op afschuwelijke wijze - 38 - Alle schandaden van de geschiedenis verontschuldigt, die de onderdrukten overlevert aan de vrije beschikking der onderdrukkers, die alle tyranieën verheerlijkt, die het rechtmatig protest dér onschuldigen en der zwakken met verachting in den wind slaat, die de rechtvaardigheid met voeten treedt, die als het ware een sluier van wreede vergetelheid en onherstelbaren rouw over de heilige zieltogingen der vrijheid werpt. Afzichtelijke ontwrichting van een barbaarsche wetenschap, die de menschheid, van achteruitgang tot achteruitgang, tot de tijden der holbewoners terugvoert en ons onder het zwaarwichtig kleed der doctorale formules en der scholastieke redeneeringen, het instinctief moraallooze toont van den wilde, die op een prooi uit is. Hoezeer had Tacitus gelijk, toen hij met één woord de Germaansche barbaarschheid kenschetste, Germanos ad prsedam! Is dat dan die Duitsche wetenschap, van welker onberispelijke methode en verbazingwekkende resultaten wij zoo hoog hadden hooren opgeven ? Helaas, ja... En zoo de geweldige tragedie waarvan wij getuige zijn, plaats kon laten voor een komisch Intermezzo, zou men gaarne toegeven aan de verleiding te lachen, wanneer men thans de ontstelde, lange gezichten en het late berouw ziet van diegenen, die zich ten onzent en elders, de handelsreizigers van het Germanisme gemaakt hebben, de goedwillige invoerders van die zoogenaamde «wetenschap », die een ellendig masker was van de grofste en roofzuchtigste begeerten ; het slecht vastgehecht masker valt thans in den grooten schok der veldslagen en laat ten volle het begeerig, gulzig gelaat van den barbaar zien, de lange tanden, de booze oogen, de onbeschaamde roofdiermuil, al die punten, die de Elzasser teekenaar Hansi met openbarend en profetisch potlood neergelegd had in het portret van den professor Knachke. Onder de professoren, onderteekenaars van het «manifest» der «intellectueelen» van den anderen — 39 — kant van den Rijn en voorzien van den titel van Excellentie door de bewakers van den dienst van het protocol te Berlijn, vindt men, naar het schijnt, de hoogste vertegenwoordigers van de historische' studiën in Duitschland, de beste steunpilaren van de Duitsche moraal, de geleerdste Duitsche theologen, de meest befaamde doctoren in Germaansch recht. Die geschiedschrijvers ontkennen de schending van de tractaten, die de keizer geteekend had en die de onzijdigheid van België waarborgden : « vodden papier.» had dr. von Bethmann-Hollweg gezegd tot Sir E. Goschen, den Engelschen gezant, in dat historisch gesprek van 8 Augustus. En onmiddellijk, met een zelfde stijve beweging, als ware het de parade-pas, verklaren die archiefbewaarders, die document-verzamelaars, die manuscript-ontcijf eraars, dat de internationale' overeenkomsten slechts «vodden papier» zijn. Die moralisten, waarvan sommige de leermeesters van de Duitsche prinsen geweest zijn en bijzonderlijk de opvoeders van den kroonprins, spreken hun goedkeuring uit over het breken van het eens gegeven woord, over de valschheid, het 'bedrog, over al de misdaden, waardoor het leger, dat een waardigen chef gevonden heeft in den persoon van den zoon van Wilhelm II, zich bijzonder onderscheiden heeft na onze overwinning aan de Marne, overal waar het langs kwam bij zijn verbitterden terugtocht, te Révigny, te Villers-sur-Vent, te Clermonten-Argonne. Die meesters in de theologie van de universiteiten van Berlijn, van Bonn, van Munster, van Marburg, van Tubingen, van Wurzburg, een Adolf Deissmann, een Gerhard Esser, een Josef Mausbach, een Wilhelm Herrmann, een Anton Koch, een Sebastiaan Merkte, een Adölf von Schatter, een Reinhold Seeberg, die er zich geen rekenschap van schijnen te geven, dat zij zich met naam en toenaam aan den schandpaal der geschiedenis geslagen hebben, ver- heugen zich over de profaneeringen en'heiligschennissen, door de troepen des keizers 'bedreven in de godsdienstige gebouwen. Die juristen, een Paul Laband, een Theodor Kipp, een Pranz von Liszt, maken gemeene zaak met brandstichters, moordenaars en dieven. Zij kikken niet over het bombardement van de kathedraal van Reims. En dat is toch wel in waarheid hetgeen onze collegaas en vrienden van de Engelsche pers terecht «een Duitsche daad » noemen. Het is een heldenstuk, dat werkelijk op het peil staat van generaal Josias von Heeringen en van de rauwe moordenaars, die Leuven, Termonde, Senlis verbrand hebben, die duizenden boeren en werklieden doodgeschoten hebben in de dorpen en in de steden, die grijsaards, vrouwen en kinderen omgebracht hebben. En de Duitsche schoolvossen hebben den droevigen moed hun slachtoffers te beleedigen. Terwijl de gansche •, wereld het heldhaftige en gemartelde België bewon* derf, en beklaagt, wagen zij het de Belgen voor « bandieten » uit te maken. Laaghartige en dwaze beleediging, die voor altijd de onderteekenaars van dit afschuwelijke stuk brandmerkt en die deze professoren in de geschiedenis, in de moraal, in de theologie en in het recht neerhaalt tot op geestelijk peil van dien kroonprins, die tot aanmoediging van zijn staf zeide: « Wij ■^zullen gratis champagne drinken!» Historsch woord, dat geplaatst moet naast het befaamde woord, van Nietzsche : « Wij Duitsche schoolvossen, wij hebben een opfrissching noodig, daarom zullen wij naar Parijs gaan om er de goddelijke buikdans te dansen. » Het is nu te laat! En niet zonder grond, De Moulin-Rouge is afgebrand ! Overal waar het manifest der zoogenaamde «intellectueelen » van het door Pruissisch cesarisme en door de dynastie der Hohenzollern in slavernij gehouden Duitschland doorgedrongen is, daar heeft het menschelijk geweten geantwoord met een gebaar van verwerping en walging. Wij hebben van ~ 41 — alle zijden en bijzonderlijk van die edelmoedige lan- d üiXl? neutfalitei* geen onvenchfflSSdta de u drukking ontvangen van de gevoelens wel £ ven doofblden a ?mST' m het inbaar bedresnreker? Ji ' die Z1Ch er °P doen voorstaan te spreken uit naam van de wetenschap Geweldige geestesafdwaling, welker oorsprong en til! m deteerefe ^aats ^kenmol £ een misbruik van vertrouwen, dat al deze afzichteijke professoren gemaakt hebben, ten koste vanïn landgenooten. Wanneer een man volgettwt is me een onverteerbare geleerdheid, deTS2daa? nÏÏ met noodzakelijkerwijze ook uit, dat KertïeSS vaardig en zijn hart goed is. Hetgeen nien DuSche «wetenschap» noemt, de WissenschaftW um versneden van de andere zijde van den RiS dat" is een soort barbaarsche discipline, een Mte ge leerdheid-inprenting; de kwade werking daarvan aJZT ^ LfM Van 'de welda<2 die wij anderen verwachten van de klassieke beschaving en noemen Niets is onmenschelijker, dan de nm gramma's van het Duitsche onderwijs. Het is Tn dichte, gedrongen onderwijsmethode ruig als de moerassige dichte plekken van dat bosch fan Ten? toburg, waar de droevige held van het duistere GerSsïh oZ"1113^ ValSChlijk **** als S Z. r«Z£r£ v d°°r Verraad de pioenen van den ongelukkigen Varus wist heen te lokken In dat bosch vol dicht struikgewas ontmoet men%ondom den voorhistorischen afgod, waarvan de keizer ziS «ouden god » gemaakt heeft, een zonderlinge massa van filologen die krioelen en van meta^S d£ kruipen, kortom alle verscheidenhedenvan den Herr Professor. 1 De Herr Professor is een werkelijk national voortbrengsel van dat Pruissisch Duitschland, dat sedert badowa en Sedan verwilderd en schcolmeesterig geleefd heeft, onder de roede van den stompzinnigen — 42 — en norschen schoolmeester, onder de karwats van den bloeddorstigen en geniepigen « junker». Die Herr Professor is sedert meer dan een halve eeuw de offlcieele gids van den Duitschen geestestoestand. Zijn heerschappij heeft alles verdorven, alles verstard door een stelselmatige vergiftiging. De schaduw van de professoriale katheders van de overzijde van den Rijn, bezet als ze z'jn door gewichtige grootheden, die middelmatigheden van geest en hart zijn, is doodend voor het talent. Niets is dommer dan het hooger onderwijs op de Duitsche manier. Het wachtwoord is geen denkbeelden en geen gevoelens te hebben. De smaak voor de volmaaktheid in de kunst van het schrijven, die steeds een van de bekoorlijkste goede eigenschappen van de élite der Franschen, der Latijnen, der Grieken geweest is, is'verbannen van het programma der « moffen ». Indien gij spreekt over eer, loyauteit, geweten, rechtschapenheid, belangeloosheid, ontzegging, ridderlijkheid dan spotlacht de bende der ongeletterde barbaren ; dan giert zij het uit, dan haalt zij de schouders op, gelijk die professor Werner Sombart, die dezer dagen in een aanval van zotten waanzin meende de Franschen fijn te bespotten door hen met Don Quichotte te vergelijken; de arme kerel gaf er zich heelemaal geen rekenschap van, dat hij ons een groot compliment maakte. Onder het voorwendsel van Duitsche methode heeft men ten onzent oorlog gevoerd tegen de Fransche welsprekendheid, tegen de dichtkunst. Men heeft de gélukkig zoo levende bloemen van onzen nationalen bodem willen doen verdorren. Men heeft in de hooge scholen .de Fransche gewoonte om duidelijke en heldere taal te spreken en te schrijven en om zooveel mogelijk met aangenaam geluid te spreken willen vervangen door duisterheid van taal, door de wolken van een troebele ideologie, door een barsche, onbeleefde toon, door ploertige mameren. Vooral heeft een grof nietzscbeïsme, van lage ruwheid enkel bedacht op materieele resultaten — 43 — het 'pran^hP "u^hndsoverwegingen gebaseerd, net Fransch idealisme vervangen, welks breedê stroom, .opwellend uit de diepten vknWs natioS nln Z TÏTS"1 Uit/ie onuitP*^e Sn van de ziel der oude Celten, zich over do were d verbreid heeft door-de werkdadige propaganda van onze grootste schrijvers Men kan thans zien met welk een intelleetueele SeiThe nT^1^0"^1113^ de ™W b£ arelgd heeft, gedurende een halve eeuw van mili- sar1 indusiriee,e m — Welk een dorheid van hart I Welk een armoede van denken ! Geen dichter geen redenaar, EJ°mtanSChrijVer' die de «Watoie van hef ge letterde Europa verdiend heeft. Onder de stapel boeken, die de kooplieden van Leipzig over aUe wearrS Ve - Wereid 1Uifeeg0ten heb£nggeen enkelwerkelijk nieuw boek, in die vijftig jaren. Dat is de weemoedige conclusie van een onpartijdig onderzoek dat kort geleden ingesteld is door een zeer verdienstelijk Zwitsersch schrijver Maurice Muret in zijn boek Utterature allemande d'aujourd'huï Wanneer men de ondernemers van de Kvitur in de universiteiten van de andere zijde van den Riin een «transcendentale.» - zoo noemen ze dat minachting aan den dag ziet leggen voor onze bondgenooten de Belgen, Bussen, Engelschen, dans is men geneigd hen te vragen, wat hun Hermann Sudermann of hun Gerhardt Hauptmann waard is in vergelijking, van een Maeterlinck, een Tolstoi een Gorki, een Kipling. eerlijk letterkundige, onze Boileau heeft eens Le vers se sent toujours des bassesses du cceur. De dichtkunst kon niet ontbloeien in de atmosfeer, die ingeademd werd door dien keizer der onbarmhartige winkeliers, die toeliet, dat zijn braven vriend Adb-ul-Hamid, de Roode Sultan, driehonderd duizend Armeniërs ombracht, omdat deze — 44 — schandalige bescherming van de misdaden van den Groeten Truk den afzet van alle Duitsche waren in den Levant zeer vergemakkelijkte. Wat hebben zij tot stand gebracht gedurende die halve eeuw van geestelijke armoede ? Een metaphysiek vol dwaze visionenen, waarbij men onder het voorwendsel de «phenomenologie I van het onbewuste » op te helderen, de « identiteit der tegenstellingen » aantoont: een uitstekend voorwendsel om in een sombere sophistèrij a la Nietzsche, den gevaarlijken gek, den leider en den nar van dezen collectieven waanzin, de meest elementaire begrippen van goed en kwaad te doen versmelten. Een philologie van ongeletterden, die onder voorwendsel van metriek, van phonetiek, van morphologie en van andere verstellende specialiteiten, het ideale domein van den menschelijken geest volstopt met een, verwarde rommel, de litteratuur verstikt onder de papparassen, de meesterwerken bedelft onder een opeenhooping van dubbelen wartaal, die den tekst doodt door het commentaar en te midden van de schoone wonderen van de oudheid een versdhrikkelijken stormloop van geleerde barbaren doet losbreken. Een oudheidkunde, die geheel geen begrip heeft van kunst, die zich geheel niet bekommert om schoonheidsoverwegingen, een norsche zelfgenoegzaamheid van afgunstige en inhalige uitdragers. Bij het bombardeeren van de kathedraal van Reims, bij het met granaten van het model 42 o. M. vernielen van het meesterwerk van Jean d'Orbais en van Bernard van Soissons, bij het stukbreken van de groote en kleine torens, van de rosetten, van al die machtige en teedere vindsels van de nationale kunst, opias Frwncigenum, waar Frankrijk de eer van heeft, hebben zij zonder twijfel ten doel gehad een der modellen te vernietigen zonder welke d j kathedralen van Keulen, van Trier, van Marburg, t !ui Regensburg niet zouden bestaan. — 45 — Wij hebben de bekentenis van den reeds genoemden Treitschke zelf over heigeen de hiatoritóhewl nrSZ ,geW(Sden -iS in handen van de Duitsche professoren. «De zuivere en onpartijdige geschiede- hLT,,2. 6 ldeZe7°Orlo0per van Maximiliaan warden, ligt met in den aard van een hartstochtelijke en krijgslustige natie als Duitschland Inderdaad is een gansche ploeg van ambtelijke pennekrassers m dienst van de Pruissische vorstelijke familie; een uitstekend Zwitschersch schrijver de heer Antoine Guillaud, professor aan de polytechnische school zan Zurich, heeft sedert lang .de vers ellende leugens dier lieden aan het licht gebracht. Deze oprechte kriticus der geschiedsohriiyers van het Pruissische Duitschland heeft uitgelegd, hoe men in het land van het Emser4ele,gram een document, een tekst weet te vervalschen, en hoe men het verhaal van de gebeurtenissen van het verleden aan te passen weet aan de doeleinden van de Bismarckiaansche politiek. Zoo hebben de Duitsche universiteiten onder de hooge leiding van de prachtigste schoolvossen van de overzijde van den Rijn een onmetelijk Wolff-agentschap samengesteld, waar men dikke boekdoelen met leugens geladen fabriceert, evenals men granaten van groot kaliber geladen met meliniet vervaardigt In die boekwerken wordt geleerd, dat Duitschland «aan- , gevallen» is en dat Wilhelm II een brave apostel is, die op wreede wijze miskend wordt Die -begrippen zijn met stokslagen in ontelbare bermaansche koppen geprent en hebben geleid tot het resultaat, wat wij voor onze oogen zien . Terwijl deze heftig ingeprente kuituur bij voorbaat de brandstichters van Leuven, de doodschieters van Senlis en de bombardeerders van Reims vormde, hadden wij, idealisten, een zachte en zoo menschelijke opvoedkunde uitgevonden, dat men haar soms verweet te humanitair te zijn. Onze gewetensnauwheid was zoo groot, dat wij gaarne alles wat in de geschiedenis van oorlog en veldslag -46- sprak uit onze leerprogrammen gebannen zouden hebben, om de • verhalen van geweldadige gevechten te vervangen door het geruststellend tafereel van den arbeid in vrede. Wij droomden van een mensöhheid, die zacht en goed was .En onze verbeelding, die op de wijze der Celten gaarne dichterlijk is, plaatste op een onzichtbaar maar steeds aanwezig altaar de edele denkbeelden, waarvoor de brave lieden van ons ras altijd geleefd hebben en waarvoor zij weten te sterven. Het afzichtelijk afgodsbeeld der Germanen, de «oude God» Wotan of Thor, heeft ons uit dien schoonen droom gewekt. En thans zijn die kinderen uit de Pransche scholen, die opgevoed zijn met Vrijzinnige en edelmoedige denkbeelden, de groote soldaten geworden, die Wilhelm II voor zich vindt, met den bajonet op het geweer, den sabel getrokken, allen opstaand met den vasten wil te overwinnen', gelijk de ridders van onze oude nationale legenden, voor de verdediging van het recht, van de gerechtigheid en van de vrijheid. Welk een fier gevoel in den bloem onzer jeugd een nieuwe Fransehe ridderschap te zien ontbloeien, voortgekomen uit den ouden Franschen bodem, die onze voorouders doorploegd hebben! Het is ons gansche ras, dat eens te meer uitdrukking vindt in een opwelling van heldenmoed, opkomend voor de nobele beginselen, waarvoor wij altijd gestreden en geleden hebben. De Franschen, wier domein wij geërfd hebben — die van de Revolutie gelijk die van de kruistochten — zijn ridders van het ideaal geweest, gewapende kampioenen van het recht, beschermers van de zwakken, verdedigers van de onderdrukten, tegenstanders van onrechtvaardige machthebbers en, overal en altijd, gezworen vijanden van het bedrog, van den leugen, van de list, van de geweldadigheid. Laten wij onze dooden eeren. Laten wij onze martelaars beweenen. Laten wij aan onze helden van gisteren en heden de voorschriften vragen van — 47 — den plicht en de voorheelden, die de kracht geven dien plicht te vervullen. Welke ook hun geboortestreek was, al die Franschen van Frankrijk zijn te samen gekomen om te strijden, om te 'lijden, om te overwinnen. En opnieuw habben zij de vrijwel volledige lijst der menschelijke deugden neergeschreven in het gulden boek van de Fransche heldendaden. Dank zij deze deugden, die van het jaar 1914 het begin van een nieuw tijdperk zullen maken, zal het jaar 1915 ons weldra, in de straling van hernieuwing, die op den diepen arbeid èn het langzame zaaien volgt, de vergeldende en noodzakelijke vrede brengen. Zoo zal eens te meer het goddelijk woord tot waarheid worden : « Vrede op aarde aan de mannen van goeden wil I» Daarom is er ook heden geen enkel volk, dat onverschillig kan blijven bij het groote drama, waarvan het lot der wereld afhangt. Indien er nog politieke neutraliteiten zijn, er zijn geen moreele neutraltteiten meer. Het is'Franskrijk's eer aldus zijn eigen zaak en de zaak zijner edele bondgenooten, nog sterker te zien worden door de algemeene overeenstemming der gemoederen, die voor den vrede van de wereld de triomf van onze zaak wenschen, omdat het de rechtvaardige zaak is. ' Onlangs schreef de Italiaansche geschiedschrijver van de « Grandeur de Rome », de heer Ferrero, een der nobelste geesten van de Latijnsche beschaving, een brief aan een zijner Fransche vienden om hem zijn nieuwjaarswenschen te bieden en hij wenschte hem voor 1915 het tot stand komen van een duurzamen vrede, van den vrede, die «het recht in Europa zou herstellen». De verovering van den vrede door de verdediging van het recht, dat is inderdaad het voorwerp van den huidigen oorlog, die ontstaan is door het Duitsche twisizoeken. Een oorlog voor het recht der menschen en voor het recht - 48- der volkeren. Heilige opstand van de vrije menschheid tegen een soort beroepsrooverij, waarin weder het schrikkelijke woord van Tacitus bewaarheid wordt : « Gallos pro libertate, Batavos pro gloria, Germanos ad prasdmn». De Galliërs strijden voor de vrijheid, de Batavieren voor den roem, de Germanen voor den buit. Men heeft ons vriendschappelijk verweten geen voldoende propaganda gemaakt te hebben in de geleerde en geletterde kringen van Europa en van de Nieuwe Wereld... Men zegt, dat wij niet voldoende antwoorden op de Duitsche leugens. Ziet den verwoeden veldtocht, zoo zegt men ons, dien de Duitsche professoren voeren om de openbare meening te misleiden in de landen, die tot nu toe bewaard zijn gebleven van de Germaansche invasie door een neutraliteit, welker waarborgen echter niet veel heteekenis hebben in den oogen van den Duitschen keizer. Evenals op het slagveld begon het met een « plotselingen overval» op zijn Pruissisch, een bestorr ming in dichte massa's, een overstrooming van pakken drukwerk, bijna even zwaar als de granaten van groot kaliber, die de hallen van Yperen en den toren van Arras vernietigd hebben. Deze methode mislukte. De eerlijke lieden, die men met verpletterend gebaar bedreigde, verklaren, dat zij niet in het minst verpletterd zijn. Getuigen kolonel Secretan, te Genève en de heer Chapuisat, lid van den Grooten Raad ; professor Dake te Amsterdam ;doctor Hindhede en de heer Franz von Jessen te Kopenhagen, die allen naar behooren geantwoord hebben op de donderende Jupiter's van de Duitsche Kultwr. Een officier van het Braziliaansch leger antwoordde in een uitstekend werk, dat tot titel draagt Delenda Germania, waarin wij na een krachtigen lof aan de Fransche beschaving, deze definitie van de Duitsche kultur kunnen lezen : « Er is een Duitsche kultur, die gedoemd is te verdwijnen. Iedereen kent haar aan haar stuitende etiketten. Haar dwaas en somber dogma is een — 49 — afstootend anachronisme... Hei is het sophisme van de moderne apostelen van de ambtelijke rooverij, hetwelk beweert den collectieven roof te wettigen... de Pruissische Staat, de absolute en tyranieke Staat, die de waardigheid der andere volkeren, de internationale regelen en de opperste beginselen der moraal geringschat, de Staat als een gier, gelijk de Treitschke's, de Bernhardi's, de von der Goltz pacha's hem zien...» Bij het opgaan van die edelmoedige protesten heeft de taktiek der Duitsche professoren zich gewijzigd. Hun propaganda is veranderd al naar het droombeeld van den triomfalen intocht van den keizer te Nancy, te Galais, te Parijs, te Warschau in rook vervloog... Thans is het een veldtocht van insluipende, vaak zoet-lieve betoogen, waarmee de makelaars van het in ontsteltenis verkeerend Germanisme beproeven de getuigen van het groot proces te misleiden. Een Adress-Buch ter hand nemend, dat rijk voorzien was door hun spionnagedienst, hebben zij aan de voornaamste schrijvers der onzijdige landen een serie van epistels gezonden, opgesteld met die sierlijkheid, die de landgenooten van professor Harnack te baat nemen, wanneer zij handig willen zijn. Het waren grof verlokkende beloften ; het .beginsel van de Duitsche dwaling bestaat namelijk hierin te meenen, dat aUe menschen toegankelijk zijn voor de motieven en \ beweegredenen, die de allergrofste leerlingen van de immoralisten van Bonn, Halle, Göttingen en Breslau doen handelen. Dwaze berekening, die voortdurend blootstelt aan wreede teleurstellingen. Degenen, die men aldus heeft willen omstrikken met perfide manieren, weten waaraan ze zich te houden hebben op het gebied van Duitsche lieflijkheid. Het is een groote voldoening om in alle landen, waar de traditiën van de eer en van de moraal zich handhaven, door een spontane tergkeer tot de Fransche kuituur de instemming tot ons te zien komen van al die nobele geesten, die de ver- — 5° — dedigers zijn van de beschaving. Met Perrero, met Jessen, met Gaibriele d'Annunzio, komt ook de Athener Andreadès, a'ls vertegenwoordiger van de Universiteit van Athene, in de Sorbonne getuigenis afleggen van den band van menschelijke solidariteit, die de hoofdsteden van het Latijnsché Westen vereenigt met de verjongde hoofdstad van het overwinnend hellenisme... Daar zijn ook Gantacuzène, Xénopol, Diamandy, Istrati, die uit het Trajaansehe Dacië aan de Franschen de wenschen komen brengen van onze Latijnsché hoeders van Roemenië; daar is Blasco-Ibanez, uit Spanje gekomen om met ons te getuigen, dat de moderne wereld niet in staat geweest zou zijn alle krisissen.van zijn moeilijke jeugd te overwinnen, indien zij niet, bij haar langzameevolutie, steun gevonden had in de grondslagen gelegd door het Romeinsche keizerrijk en door het genie van de antieke Stad ; daar is Eliot, die zich op de beginselen van de Amerikaansche instellingen baseert onj aan de arbeiders van het groote werk, aan de bevrijders van het oude vasteland van Europa, den hartelijken groet van de Nieuwe Wereld te zenden. En wanneer thans Herr Professor Karl Lamprecht, van de Universiteit van Leipzig, zijn beroep yan ambtelijk geschiedschrijver uitoefent en het portret van zijn souverein wil weergeven door te schrijf ven, dat Wilhelm II een model van idealisme is * (der Kaiser ist idealist!), dan zou men geneigi zijn deze hoveling, die zich neerwerpt aan de voeten van een veeleischenden meester, in zijn gezicht uit te lachen, indien het schouwspel van de tranen en het bloed, vergoten om de monsterachtige ijdelheid van den Hohenzóllern te bevredigen, aan de lieden van normaal gemoed andere gevoelens kon laten dan van toorn en verontwaardiging over de misdaden van den chef der Barbaren. En men herinnert zich de bladzijden, die deze zelfde Lamprecht vóór den oorlog geschreven heeft, over de voelhorens van het Duitsche keizerrijk, die — 5» — volgens hem zich uit moeten strekken tot Antwerpen in het westen en tot Saloniki en Bagdad in het oosten. Wanneer Herr Professor Adolf Lasson beweert, . dat Keizer Wilhelm II, « de verrukking der mensen- ƒ iieid is», dan herinnert men zich, dat een lage ' vleier hetzelfde gezetï heeft van keizer Nero. Wanneer Herr Professor Martin Spahn een masker / van pacifisme op zijn gezicht zet om gemakkelijker eenige naïeven te kunnen misleiden, dan herinnert men zich een verklaring onlangs door dien zelfden Martin Spahn afgelegd en aldus luidend : « Wanneer Engeland en Rusland verpletterd zullen zijn, wanneer België geannexeerd en een stuk van Frankrijk afgesneden zal zijn, dan zal Oostenrijk de dwalingen van 1859 en van 1866 moeten herstellen, krachtig zijn macht op de west-kust van de Adriatisohe Zee moeten bevestigen, Venetië en zelfs Lombardije hernemen... » En men is geneigd hier het befaamde vers te herhalen : Ah ! qu'en termes galants ces choses-la sont dites ! Wanneer wij ten slotte professor Ostwald, do vurige ohimist van Leipzig, zien verklaren dat de Middellandsche-Zee-staten niet meer bestaan en hem het genie van Rome en Athene zien vervloeken, dan zeggen wij, dat hij geheel en al in zijn rol is. Wij zijn niet verwonderd de Duitsche professoren in opstand te zien tegen het humanisme, dat wil zeggen tegen de klassieke beschaving waarvan wij twee maal, door den invloed van de antieke letteren en door de propaganda van het Christianisme, de onschatbare weldaden ontvangen hebben. Deze nieuwe betooging van bandeloozen haat, werpt een beslissend licht op het groote debat, waarbij het lot der wereld op het spel staat. Immers zijn, ondanks de rasverschillen, die overheerscht worden door een wonderschoone gemeenschap van gevoelens en gedachten, alle thans in — — den strijd voor recht, rechtvaardigheid en vrijheid verbonden machten solidair in het behoud van de traditiën van Rome en Athene. Het Belgische Gallië herinnert zich den tijd, waarin de steden aan de oevers van Sambre en Meuse de wetten, de gewoonten en de taal van de Romeinsche gemeente-autoriteiten aannamen, terwijl de dichter Ausonius, die keizer Gratianus vergezeld had op zijn tocht tegen de Duitschers, de 'bekoring van den Moezel bezong sinuosis flexibus errans Amnis... : De geschiedschrijvers van Engeland — bijzonderlijk de heer Jusserand, in zijn schoone Hisloire HU téraire du peuple anglais — doen ons zien hoe Groot-Brittanië reeds in de tweede eeuw van de Ghristelijke jaartelling den weideenden invloed van de Latijnsché wereld ontvangen heeft. Moet hier in herinnering gebracht, dat in het jaar 84 de onderzoekingen van Agricola, gouverneur van Groot Brittanië, zich tot de streek der Oreaden uitstrekken, en dat een Griek uit Marseille den weg naar het Noorden ontdekt heeft, over de fjorden van Scandinavië, door de nevelen van het verre Thule ? Tacitus, die het leven van Agricola beschreef, zegt ons dat de Celtische volkeren van Engeland gelijk zijn aan de bewoners van ons land. Proximi Gallis et similis sunt... Later, toen het steeds vruchtbare Rome over de puinhopen van het keizerrijk de leer verspreidde, die tegenover de wreede dogma's van de aanbidders van Thor en Wotan het medelijden stelde, dat de troosteres der zwakken is, en de rechtvaardigheid, dat de bevrijdster der onderdurkken is, toen gaven onze buren van Engeland, evenals onze Gallische en Frankische voorouders, gewillig gehoor aan de nieuwe leer van de Eeuwige Stad. En dit is zóó waar, dat het tijdperk der «Renaissance ». hetzelfde is voor Engeland als voor Italië, Spanje, Portugal en Frankrijk. De ontwikkeling van de Engelsche natie is in overeenstemming met den vooruitgang van alle Latijnsché volkeren en volgt het spoor van de Fransche en Europeesche beschaving. Shakiespeare behoort tot de eeuw van Michel-Angelo, van Gervantes, van Gamoëns, van Ronsard. En die Europeesche Renaissance — waaraan het Germanisme natuurlijk tegenstand bood — is het wonderbaarlijk gevolg geweest van een ideëele herleving van het Hellenisme, juist op het noodlottig oogenblik, dat de Turken Konstantinopel verwoestten en de Duitsche methode inwijdden door de stad van Gonstantijn m vuur en vlam te zetten, de keizerlijke hoofdstad, die gedurende tien eeuwen weerstand boód aan de aanvallen van het barbarendom en die nu weldra, na vijf eeuwen naamlooze beproeving, eindelijk teruggegeven zal worden aan de Europeesche beschaving. Rusland en de volkeren van den Balkan hebben het eerst door Konstantinopel de echoën en de afschijning van de antieke beschaving ontvangen. Het Hellenisme is triomfantelijk Rusland binnengekomen den dag, dat, Czaar Jaroslow de Groote besloot, dat Kief, zijn hoofdstad, evenals Konstantinopel een hoofdkerk zou hebben! die gewijd zou zijn aan de heilige Sophie, dat wil zeggen aan de « goddelijke wijsheid ». Uit de diepte der vervlogen eeuwen drong het ideaal van de antieke Stad zich gebiedend op aan den wedijver der Slaven, gelijk het zich bij de Celten ingeplant had door zijn kracht, zijn harmonie en door zijn schoonheid. Zoo heeft dus het zelfde ideaal gezweefd boven de natiën, die thans verbonden zijn door een onoverwinnelijke broederschap. Zoo vinden, die moderne naties, bij het oproepen van haar verren oorsprong, de twee bronnen van. licht terug, die uitgestraald hebben over ons, over onze buren en over onze vrienden. De horde, die ons aanvalt in onze haardsteden, in onze altaren, blijft buiten dit algemeen ideaal. Wilhelm II heeft dit hatelijke woord gesproken : — 54 — « Voor mij houdt de mensöhheid op bij de Vogezen ». En wij zijn helaas verplicht hem te antwoorden : « Heden houdt de beschaving op bij den Rijn, gelijk in den tijd, dat de Romeinsche legioenen het einde van de bewoonbare wereld vatstelden te Keulen (Colonia Agrippina)». Uitgerust met methode, gewapend voor roof en plundering, is het Germanendom in den grond niet veranderd. Berlijn is een stad, die van moreel standpunt buiten Europa gelegen is; het is de hoofdstad van een soort Turkije met punthelm. En men begrijpt, dat de keizer der « Boches » de bondgenoot van den sultan der Turken is. Laat ons in het voorbijgaan hulde brengen aan een Fransen geschiedkundige, die langen tijd vóór de gebeurtenissen van heden, zich niet liet misleiden door de wetenschappelijke pretenties van onze vijanden en die wist, dat hun wetenschap geen ziel had. De betreurde Victor Duruy, wiens jongste zoon, kolonel van een regiment tirailleurs, roemvol gevallen is op het veld van eer, heeft in enkele treffende regelen het karakter van onze verbitterde vijanden aangegeven: «Met een onvoorzichtige edelmoedigheid, zeide hij, hebben onze geleerden hen langen tijd ondersteund in hunne pretenties om in de moderne maatschappij het Germanendom, das Gèrmanentum, als eenigen factor te zien, alsof de rest der volkeren werkeloos en sprakeloos gebleven was bij de nieuwe openbaring, die neerkwam van den Germaanschen Sinai. » En hij voegde er aan toe : « De waarheid is, dat dit roof ras de plaag der wereld geweest is. En Gregorius van Tours geeft antwoord aan Tacitus, wanneer hij de kwaadstichtende en grove instincten toont van die lieden zonder eerbied voor het gegeven woord, zonder medelijden voor den overwonnene, zonder trouw tenopzichte van de vrouw, het kind en de zwakken... » Een ander onzer groote .geleerden, de heer Chal- — 55 — lemel-Laoour' zeide den 10 Maart 1892 op de Senaatstribune, terwijl hij zich richtte tot de hervormers, die goede bedoelingen hebben maar slecht op de hoogte zijn : «De Duitsche hoogescholen fascineeren en verblinden U ; gij schrijft haar ongetwijfeld een superioriteit van onderwijs toe die ik volstrekt ontken... Past op 1 » Het zij mij veroorloofd aan deze belangrijke getuigenissen een bladzijde toe te voegen, die een twintig jaar geleden geschreven werd en die aan zijn auteur eenige vijandelijkheden bezorgde, waar hij trotsch op is : «Heeft men thans ten onzent eindelijk genoeg opgegeven van het idealisme aan de overzijde van den Rijn! Heeft men ons eindelijk voldoende gezegd, dat onze sentimentaliteit niets waard was in vergelijking met de heilige Gemüthlichkeit! Heeft men ons eindelijk genoeg verzadigd met de deugden van den eerlijken Duitscher (Der ehrliche Deutscher) in vergelijking met al de ondeugden van den perversen Welsch ? Heeft men voldoende opgegeven van de Duitsche trouw (Deutsche Treue) en van dat plichtgevoel, dat befaamde Pflichtgefühl, dat zoo essentieel Duitsch is!... Welnu, wat vindt men achter deze huichelchtige prediking, wanneer men de batterijen ontmaskert. Dit: een fel er op losslaand realisme, een politiek van gebalde vuisten en volgestopte zakken, de vereering van kracht en geweld in al zijn rauwheid ; nog krasser: het bewust, het cynisch toegegeven gebruik van den leugen, bedrog, fraude en om alles in een woord te zeggen : Bismarck. Indien wij dus werkelijk ten onzent de Duitsche leerprogramma's wilden invoeren, dan zouden wij boven de poorten onzer scholen en faculteiten deze vijf woorden moeten schrijven : Kracht gaat boven Recht» (1). Welnu, wij zijn in tegendeel van meening, dat (1) Gaston Deschamps, Le Malaise de la Démocratie, p. 195. - 56 - de rede boven de feiten staat, dat het succes geen rechtvaardiging is en dat het'recht nooit en nimmer verjaren kan. Wij blijven trouw aan on2e tradities, aan onzen oorsprong, aan onze beschaving. Wij willen ons niet buigen voor dat soort afgodsbeeld, dat de barbaren Wissenschaft noemen, zonderling woord, dat de Duitschgezinden en Duitschland-bewonderaars in het Fransch hebben meenen te moeten vertalen door «Science» — kortweg «Science». Dat gebruik van het woord «Science» met een hoofdletter, in een absoluten zin, is in strijd met de gebruiken van onze oude schrijvers evenals met de logische gewoonten van den Franschen geest. « Wij zien, zoo zeide Pascal, dat alle wetenschappen oneindig zijn in de uitgestrektheid harer onderzoekingen». Er zijn namelijk, in goed Fransch, wetenschappen die getallen, figuren en bewegingen tot voorwerp hebben. Dat zijn de wiskundige wetenschappen. Daar zijn ook de natuur kundige, de scheikundige wetenschappen en de natuurlijke historie. Frankrijk heeft toch waarlijk niet het initiatef der Duitschers afgewacht om op den eersten rang van 's werelds élite de namen te plaatsen van een Glaude Bernard, een Berthelot, een Pasteur. Uit naam van deze wetenschappen, vertegenwoordigd door die groote mannen, deed indertijd een gezaghebbende stem onder den koepel van het Institut de France, deze gedenkwaar lige woorden hooren : « Het zoeken naar de wetenschappelijke waarheid door een geest, die naar moreele schoonheid streeft, is het edelste doel, dat een menschelijk bestaan zich stellen kan. Maar wanneer de studie der wetenschappen afgekeerd wordt van een voortdurend ideaal van recht en menschelijkheid, wanneer zij op een eng specialiseeren gericht wordt, wanneer zij op overheersching afgericht en tot hoofdzakelijk practisch nut beperkt wordt, dan leidt zij spoedig tot een beschaving van egoisme, van hardvochtigheid en materialisme, tot een soort geleerde — 57 — " ■'■'* barbaarschheid, gelijk langzamerhand in het huidige Duitschland het geval geworden is. Zoo het wetenschappelijk scholen van den geest al onontbeerlijk moge zijn voor de opvoeding, dan moeten er toch nog andere elementen aan toegevoegd om werkelijk een mensen te vormen, die den naam mensen verdient; en die elementen zijn de klassieke studiën, de wijsbegeerte en de geschiedenis, de godsdienstige en sociale wetenschappen, het recht der individuen en der volkeren, de scheppingen der denkers en der kunstenaars. Dan moet men ook veelwetendheid en geleerdheid niet verwarren met opvoeding en het harde werk van kennis vergaren niet verwarren met inwendige ontbloeiing der beschaving. De ware opvoeding moet een inwendigen godsdienst ontwikkelen, een steeds gevoeliger en hooger geweten, de liefde tot helderheid, de macht om algemeene denkbeelden te vormen, den dienst der gerechtigheid, den eerbied voor andere menschen. Die harmonische cultuur heeft Frankrijk door alle tijden heen nagestreefd. » Wij hebben geen gebrek gehad aan wiskundigen, scheikundigen en kenners van natuurlijke historie; het ontbrak ons evenmin aan geleerden en mannen van veelzijdige kennis, maar het zijn geleerden op de Fransche manier, en dat is niet de minst goede ! Het eerste beginsel van de Fransche beschaving, evenals van de antieke beschaving, bestaat hierin, dat door een harmonische samenwerking, gegrond op het evenwicht onzer moreele krachten, de wetenschappen, de leiteren, de kunsten, alle hoogere disciplines van de denkende menschheid, in een soort ernstigen wedijver moeten medewerken tot de steeds grootere glorie van den menschelijken geest. De vernuftige en ware fantasie der oude Grieken had aan deze uit de natuur der dingen voortspruitende rangschikking de schoonste uitdrukking gegeven door het scheppen van de bekoorlijke sage der Muzen, de goddelijke zusters, die wonen op de - 58 - toppen, waar alles licht en muziek en regelmaat en rythme is; en zij waren de bezielsters van de rechtvaardige gedachten, van den eerlijken wil, van de edelmoedige gevoelens. Hoog boven den strijd der hartstochten, begeerten en belangen, uit, in een oneindig zuivere atmosfeer, te midden van paradijsbloemen, en zich, gelijk de bijen, voedend met een soort hemelschen honig, die in een geheimzinnige taal nectar en ambrozijn heette, handhaven zij door een soort voordurend wonder de wonderbaarlijke souvereiniteit van den geest over de stof en van het ideaal over de realiteit. * * Wij zullen onze gevolgtrekking vinden bij het lezen van die lijsten van heldendaden, van wonden en van roemzuchtige dooden, die het Journal Official openbaar maakt en die van dag op dag het Guldenboek en de martelaarsgeschiedenis van het gekwekte en onoverwinnelijke Frankrijk vormen. Ziehier onder zooveel andere dit wapenfeit, waarvoor de militaire medaille toegekend is : « Le Guennec, soldaat bij het 202° regiment infanterie, heeft den 27sten Augustus het vaandel van zijn regiment gered. Alleen overgebleven van de vaandel-beschermers heeft hij het vaandel 's nachts weggevoerd, zoekend naar zijn regiment; een officier van het 318° regiment infanterie heeft deze man ontmoet, die verdwaald was met het vaandel in zijn armen en vreesde het niet te kunnen redden». Het avontuur van dezen eenvoudlgen Bretonsohen soldaat, die, eenig overgebleven van de vaandelbeschermers, in den nacht zijn regiment zoekt en vast besloten was liever te sterven dan te scheiden van het heilig symbool des vaderlands, is van verheven schoonheid. Is het ook niet het ontroerend beeld van de Fransche ziel, die vreesde op onbekende wegen verdwaald te raken in de duisternis, en die een leidend pad zocht in het dichte woud van — 59 — dwalingen, leugens en spoken, die een zonderlinge verduitschings-onderneming rondom haar trachtte te scheppen. Frankrijk heeft zich van af den eersten dag van dezen oorlog, die door een laaghartigen vijand aan zijn eerlijken moed opgedrongen is, bereid gevoeld tot de zwaarste taken, omdat het in den grond van zijn ziel, die onuitputtelijk is in steeds nieuwe krachten, een kapitaal van moreele kracht, bewaard had ; zijn ergste vijanden en zelfs eenige onzer beste vrienden hadden dat niet vermoed. Onder een uiterlijken schijn van vreemde nieuwigheden, die de Parijsche gastvrijheid opnam met een onvoorzichtig overdreven toegeeflijkheid, was de Fransche ziel steeds blijven leven. Onuitputtelijke, ontembare ziel, die in zich zelf een voortdurende bron van nieuwe kracht, van geduld, van toewijding vindt, en die de wereld verbaast (wij hebben wel het recht het te zeggen zonder valsche bescheidenheid en zonder ijdelen hoogmoed) door den overvloed en (gelijk de Engelschen zeggen) door de pracht van zijn moreele rijkdommen. Verplicht als het was zich te verdedigen tegen den Germaanschen overval en in overeenstemming mét zijn eeuwen-oude roeping, te strijden voor de bescherming der beginselen, die het verkondigd heeft in den loop van zijn lange en roemruchtige geschiedenis en die het gemeenschappelijk erfgoed vormen der beschaafde natiën, heeft Frankrijk door liefde, eerbied en verontwaardiging zijn traditioneele deugden teruggevonden. De liefde voor de heengegane geslachten, voor die brave lieden van Frankrijk, die eenvoudig en thans vergeten, de grondleggers van onze nationaliteit waren, de onbekende arbeiders van de Fransche taal, en die gedurende tien eeuwen in allen eenvoud, bescheidenheid en vergetelheid dit werktuig van onzen geestelijken en moreelen arbeid smeedden tot een zuiver en fijn metaal, van diepe kracht door den onnoemlijken arbeid, waar het van doordron- — 6o — gen is. Die taal is het geheimzinnig, teeder en onvernietigbaar werktuig, dat gevoelig is voor alle echoën en voor alle lichtsehakeeringen, dat een wonderbaarlijken weerklank geeft en een tooverachtige weerspiegeling, dat de muziek van de menschelijke stem en het licht van den menschelijken geest vermenigvuldigt. En die taal zegt en herhaalt zonder ophouden tot ieder die neergedrukt wordt en dien men vernietigen wil, tot ieder der nationaliteiten die men dood waande, het Woord van den meester van alle medelijden en alle zachtheid : « Sta op en loop ! » Eérbied voor de groote mannen van Frankrijk, die de woorden van onze taal gerangschikt hebben naar de regelen van een vernuftige en instinctmatige welluidendheid, die de discipline vereenigd hebben met de fantasie, de wijsheid met de verbeelding, de bezieling met de leer, de dichtkunst met de waarheid en die als dichters of redenaars den roem gehad hebben een symphonie van liederen te scheppen, die men overal herhaalt of een systeem-van 'beginselen op te stellen, die men overal aanneemt in een algemeene overeenstemming. Verontwaardiging ten slotte over het misbruik maken van macht, over onbillijkheid en geweld — de verontwaardiging, die de hooge -gedachten, het eerlijke willen en de beslissende daden schept. Zoo strijden wij dan thans, met onze bondgenooten, niet alleen om materieele bezittingen te behouden, maar ook om het ideeële domein van de •Fransche beschaving te redden. Zoo is het oogenblik gekomen, waarop de beschaafde wereld met erkenning van al het menschelijke en broederlijke,. dat er in die beschaving is, en in opstand komend tegen de verwoestingen van de zoogenaamde Duitsche «wetenschap », met ons te zamen optrekt om het voortschrijden te beletten van een geestelijke vergiftiging, die al te lang de wereld bedreigd heeft. De moderne natiën zullen getrouw blijven aan den doorluchtigen oorsprong, die haar roem is door - 6i - het weder opvatten van de traditiën der oude beschaving, waardoor zij gevormd zijn. De groote gedachten, die ontbloeid zijn onder den stralenden hemel van Athene, die in kracht versterkt zijn door den arbeid van Rome, die overgeplant zijn naar Parijs door een reeds duizend jarige evloutie, hebben niets van haar eerste frischheid noch van haar antieke schoonheid verloren. Ze beheerschen thans opnieuw de beschaafde wereld, die nog gelukkig is, dat zij zich ondanks de beproevingen van een geweldige krisis, verstandig, dapper, vrij van geest en rechtvaardig terugvindt. Het is als in de tijden, waarin de wijsbegeerte van het oude hellenisme overeenstemde 'met het evangelie van het opkomend Christendom om de groote tijding te verkondigen, dat wil zeggen : de heerschappij van de menschelijke gerechtigheid en van de goddelijke weldadigheid, de uitnemende waardigheid der armen en der zwakken in een betere maatschappij, het einde der tyranieën en der slavernijen, het neerstorten der kwaadstichtende machten, de bevrijding der onderdrukte volkeren. Het ridderlijke Frankrijk gehoorzaamt, eens te meer, aan zijn lotsbestemming door zijn smartelijk en stralend aandeel te nemen in den nieuwen kruistocht, door met zijne getrouwe bondgenooten den goeden strijd te strij den, dien het steeds gevoerd heeft met zulk een grooten goeden wil, dat de oude geschiedschrijvers, die het eerst zijn geschiedenis begonnen zijn, niet hebben kunnen nalaten te schrijven : Gesta Dei per Francos. Frankrijk is immer de soldaat van God. Gaston DESCHAMPS. EEN NIEUW FRANKRIJK EEN NIEUW FRANKRIJK Men heeft de Renaissance wel genoemd : «iets nieuws, dat niet nieuw was » ; zij riep een schitterend verleden op, >le antieke wereld. Het nieuwe, dat aangekondigd wordt door deze beide woorden « nieuw Frankrijk » is ook niet nieuw. Het is nieuw voor ons: een geluk, dat wederkeert na 45 jaren, een lang tij dperk in het menschelyk bestaan — en dat wederkeert op een oogenblik, dat men het al niet meer durfde hopen — zulk een geluk is een wonderbaarlijk voorspel. Miaar dit nieuwe: een overwinnend Frankrijk, is ook al niet nieuw in de Fransche geschiedenis. Een zeer oude traditie wordt Weer aangeknoopt. Door de geschiedenis der eeuwen heen is Frankrijk een overwinnende natie. De nederlaag, die weldra uitgewischt zal zijn en waar wij gedurende bijna een halve eeuw onder gebukt gegaan zijn, was een ongeval. Men is bezig het te herstellen; reeds heeft men de tweede boog opgesteld van den brug, die, over de 45 booze jaren heen, ons terugbrengt op den schoonen en goeden weg, den breeden weg, helder beschenen '""oor de zon van Frankrijk. in alle oprechtheid verontschuldig ik mij reeds — 66 - heden dit woord overwinning uit te spreken te hebben, terwijl het werk nog niet beëindigd is : het woord' is gemakkelijker dan de daad en gaat sneller. Gaat het niet te snel ? De zelfde trilling, die gij gevoelt, gevoel ik zelf ook. Zulk vooruiffloopen op de gebeurtenissen kwetst ons vertrouwen en het zou onze zekerheid verontrusten', indien wij aan de voorbijgaande ongerustheid onzer harten toegaven-. Hoezeer hebben sedert het begin van den oorlog en tot op den dag van heden — trouwens ik weet dat het nog niet uit is — de er op lostrekkende voorspellers mij mishaagd : de eenen, die een gemakkelijke overwinning, de anderen, die de ergste rampen voorspelden, beide even dogmatisch en even arm aan onbetwistbare argumenten. De eenen waren sedert bet begin van Augustus, en zelfs een weinig later, toen zij minder dan ooit zoo zeker hadden moeten zijn, al bezag met het in stukken verdeelen- van Duitschland. Zij schonken provincies weg, verdeelden grondgebied: en dat was waarschijnlijk hun manier de aardrijkskunde te leeren. Zij deden mij denken aan die karikatuur van weleer — van Daumier geloof ik — waar men burgers aan een cafétafeltje domino ziet spelen en Europa naar hun fantasie ziet opbouwen ; een der * mannen legt de dubbele zes op tafel en vraagt: « En wat doen wij met Oostenrijk ? » De ongeluksprofeten waren en zijn niet minder onaangenaam. Zij zijn er op uit tusschen de regels van de communiqués een verzwegen onheil te ontdekken. Ik zal altijd met wrok blijven denken aan dien malcontente, die in de eerste dagen van September en aan den voomavond van de overwinning aan de Marne verklaarde : « Het is erger dan in 1870 ; wij zullen niet eens een Reichshoffen hebben ! » En daarop vertrok hij naar Bordeaux. Terwijl de geweldige en verheven taak verricht wordt, zouder voor ons, die niet de eer hebben te vechten, slechts één wensen zijn, die verstandig is : te zwijgen. Zwijgen tegenover anderen en tege- -67 - nover ons zelf. Wat een zuivering van de gedachte: te zwijgen in plaats van te praten, hetzij 't uit hoop of vrees is... Maar mem brengt zijn naaste niet tot stilte en zich, zelf ook niet. En wanneer onze lippen zwijgen, dan spreekt onze verbeelding nog; zoo is het nog beter al die geheime praatjes te vervangen door een duidelijke, wel overdachte meening. Ik veronderschuldig mij U heden reeds over overwinning te spreken. En toch is het enkel uit oprechtheid : ieder onzer spreekt tot zich zelf van overwinning ; het komt er slechts op aan goede redenen aan te voeren voor dit vertrouwen', dat bovendien een wil is. Ons vertrouwen en — om ons zelf de waarheid te zeggen — onze zekerheid, steunt op redenen, die ik hier aldus opsom : 1° De Duitschers hadden op de beste wijze van de wereld en met een zorg, die niet te ontkennen valt, een oorlog voorbereid : ik zeg niet den oorlog, maar een oorlog, welks karakter bestaan moest in een verpletterende snelheid. Dien oorlog, den verpletterend snellen oorlog is in alen gevalle mislukt. Wij'zien niet, dat zij sedertdien de lenigheid van uitvinding én de hulpbronnen hebben om een anderen oorlog te voeren. Sedert het oogénblik, dat zij zich ie> hum loopgraven geborgen en hun toevlucht tot den bélegeringsoorlog genomen hebben, die de langste is, geloof ik, dat zij, die zooveel haast hadden, verloren zijn. In den tijd, dat zij een oorlog voorbereidden, bereidden wij er geen voor — ik zeg het zonder voldoening. Echter, alles wat wij vóór den oorlog badden moeten doen (en hoe komt 't, dat wij het niet deden!), dat hebben wij sedert den oorlog gedaan : en hoe zijn wij er in geslaagd ? Dit wonder is verricht dank zij de krijgskunde van Joffre, die gedurende maanden den overweldiger in bedwang hield en ons den onontbeerlijken tijd verschafte; dank zij ons leger, dat met zijn moed den onbeweeglijken muur opbouwde, waarachter gewerkt kon worden ; en dank zij de — 68 — wonderbaarlijke levenskracht van dit land, dat onder de bedreiging en in den rampspoed, met tien departementen onder vijandelijke bezetting, zijn jongelingschap onder de wapenen, nog kans ziet zijn bewapening en zijn munitie te vermenigvuldigen en zich een artillerie te scheppen. Al naar mate het Duitsche leger in kracht afnam, werd het onze sterker. Het evenwicht werd hersteld, daarna verbroken ten onzen gunste. 2° Tot aan den slag van de Marne hebben Frankrijk, geheel Europa en Duitschland ook, een vaste gedachte gehad, die van 1870-71 dateerde, de gedachte, dat het Duitsche leger onoverwinnelijk was. Maar in den veldslag van. de Mame werd dit onoverwinnelijk leger overwonnen. Zijn prestige zonk ineen ; zijn prestige, waar wij onder gebukt gingen. Dit leger is dus, ondanks zijn reputatie en zelfs ondanks zijn onbetwistbare kracht, niet onoverwinnelijk. En zoo zal het dan ook overwonnen worden door een leger, waarvan men kan zeggen, dat er geen tweede in de geschiedenis was : een leger, dat in zijn verstandigen terugtocht zijn energie behoudt; en dat na weken van terugtrekken plotseling op een gegeven bevel weer oprukt en toont, dat het niets van zijn werkelijke kracht verloren heeft; een leger, dat geen zwakte kent, noch in de verdediging noch in den aanval en dat van het een in het ander overgaat; een leger, dat ongelooflijke lenigheid heeft, een nauw luisterende en vurige gevoeligheid ; en leger waaraan men alles vragen kan op het gebied van opoffering en krijgsvuur ; een leger, dat zoo intelligent is, dat het sedert meer dan een half jaar alle soorten oorlog voert, steeds vaardig en bereid; dat leger is het onze. Het zou een onoverwinnelijk leger nog er onder weten te krijgen; zoo zal het er een, dat niet onoverwinnelijk is, zeker weten te overwinnen. 3° De huidige oorlog is begonnen met toevalligheden en tegenspoeden. Het was onmogelijk iets te voorzien. Gedreven door de Duitschers, die eerst -69- alles leidden, was deze oorlog gedurende langen tijd slechts ruwe ingeving en geweld : succes en échec mengden zich in groote wanorde. Maar op een goeden dag heeft Joffre hem in zijn verstandige handen genomen. Hij heeft hem getemd; hij heeft hem vermeesterd en hem gedwongen in een logische lijn te treden, waar hij hem niet weer uit heeft doen raken. De oorlog verweerde zich als een krankzinnige ; Joffre heeft hem bedwongen. Joffre heeft hem de gestrengheid van een gebiedende dialecktiek aangelegd, die zich zonder ongevallen, zonder avonturen, volgens de wetten ontwikkelt en hem naar zijn 'noodzakelijke conclusie leidt. De premissen zijn gesteld — zoo moet het syllogisme tot zijn slot komen. Voor zoover het veroorloofd is de verschillende bewingen van een concrete werkelijkheid te vergelijken met den loop van een syllogisme, kan men zeggen dat Joffre de toevalligheden uit dezen oorlog verwijderd heeft. Vergelijkt men al deze heldere kalme redelijkheid, die misschien wat lang- v zaam is maar oneindig voorzichtig en waarlijk cartesiaansch, vergelijkt daarmee den Dmtschen waanzin. Ik zeg met belistheid : waanzin. .Want het is een klaarblijkelijke dwaasheid, die het streven onzer vijanden gebroken heeft. Hun krijgsplan, door geleerde strategen uitgewerkt en thans bekend, omvatte drie operatiën, welker opvolging met gewijzigd kon worden : de plotselinge invasie van ons land- vernietiging van het voornaamste Fransche leger'; de verovering van Parijs. Welnu, de eerste dier operatiën, de invasie, is hun gelukt; maar de tweede de vernietiging van ons voornaamste leger, die hadden ze nog niet volbracht, toen zij reeds de derde begonnen. Een krisis van grootheidswaanzin joeg hen voort; zij vergaten hun programma: en ze kwamen voor Parijs, zeker van hun zaak, daarna geheel de kluts kwijt. Zij hadden slechts te maken, dat zij weg kwamen. Hun waanzin had hierin bestaan dat zij de hoofdstad wilden nemen zonder het leger dat haar verdedigde, gebroken te hebben ; de — fo — redelijkheid van Joffre had hierin bestaan dat hit het leger, dat de hoofdstad en het land verdedigen moest, ongeschonden bewaard had. Welnu waanzin en redelijkheid hebben niet de zelfde 'uitwerking. Een gek, die plotseling aan komt stormen kan waad doen. Vertienvoudigt zijn waanzin niet zijn kracht ? Hij is gevaarlijk tot op het oogenblik, dat men hem stevig bij de polsen heeft. Maar heeft Joffre den Duitsohen gek niet overmeesterd ? 4° Ik verzoek U bij wijze van betoog deze eenvoudige opmerking te overwegen. Alles wat van het front komt, berichten, meeningen, gevoelens, kan samengevat in dit eene woord : vertrouwen. Ik'geloof niet dat een Uwer van een chef, van een soldaat een brief ontvangen heeft waarin ook maar de minste ontmoediging te bespeuren is, de minste daling m geestkracht. Zoo is het thans ; en zoo was het zeifs gedurende de dagen van wreede onzekerheid. De enkele burgers, die verlof kregen naar het front te gaan en onze troepen te bezoeken, zijn geheel anders terug gekomen, dan zij gegaan waren, zij zijn met een voortaan onwankelbaar vertrouwen teruggekeerd. Indien zij getwijfeld hadden, dan twijfelen zij niet meer. Ja, daar op het front heerscht zekerheid. Indien er nog pessimisme ten onzent is, dan is het te Parijs of in de provincies, die het verst van alle gevaar zijn. 't Is te Parijs vooral, en niet openlijk, maar in beschutte hoekjes, in de clubs bijzonderlijk, waar de mannen, die niets te doen hebben bridge'en poker spelen. Zonder veel te zoeken zou men in de veiligheid van die elegante plaatsen, kweekplaatsen van bibberend pessimisme vinden. Die heeren zijn heelemaal geen slechte burgers. Mén kent onder hen onbetwistbare patriotten, maar ze zijn zonder kracht: ongetwijfeld weten zij niet, dat zij onschuldig weg (voor het meerendeel althans) de kwaadstichtende geruchten verbreiden, welke onze vijanden uitvinden en verspreiden ; zij weten niet, dat zij rondbrengers zijn van de leugens der « mof- — 7-1 — fen ». Zij doen noodlottig werk en laat ons hen, met Ronsard, zeggen : Pères ne faudrait, a qui la force tremble, Par u'n mauvais conseil les jeunes retarder! Alles saamgenomen heb ik nog liever, dat wanneer er pessimisme bestaat, dit zich verbergt in de gelederen der non-combattanten en dat men op het front optimistisch is. Dat is beter ! Welke der beide adviezen, die men ons geeft, zullen wij kiezen f Het komt mij voor, dat de « poilus » inlichtingen hebben die den « clubmen » ontbreken. Tenslotte, indien het vertrouwen met een plicht was — en het vervullen van dien plicht is reeds vol goede gevolgen - zou het voortspruiten uit een geheel 'van voor mij zeer geldige redenen. * * * Daarom gevoel ik mij er toe aangespoord om als eerste der Fransche «nieuwigheden», waarop wij het recht hebben te rekenen, een overwinnend Frankrijk aan ie kondigen. Welk een verandering . Is het niet waar, dat .sedert den anderen oorlog het Fransche leven een treurige kleur had? Ik beken het- men vermaakte zich, men vermaakte zich zelfs te veel. Vergis ik mij, wanneer ik in ƒ en overdaad van luchtigheid, van uitgaven en drukte, in het soort weelderige bedwelming, waarin men de laatste jaren leefde, de poging tot een hol vermaak raad ? Trachtten wij niet ons zelf zand in de oogen te strooien? Zéker, er was ook in den oorsprong van dat verschijnsel, het spontane van ons ras de tevredenheid weder herboren te zijn en een afschuwelijke crisis te boven gekomen te zijn en te triomfeeren door rijkdom, industrie, smaak en sehoone kunsten; een ander ras zou gestorven zijn; het onze verheugde zich te overleven Wij over eefden : het is niet heelemaal hetzelfde als le* — 72 — meendit *?/ n J /edachte aan een oorlog? en bedenW7 aM m ^ met ^^rkeid weer noTvele S ï i::f™** geIoofdet het niet- En uueveie mijner tijdgenooten, juist onder hPn ri;Q lïn^Ên^Wf -^^heid tnden"' heb og en Z « ? J1J de Rijkheid van een oor !°°> en dan snel deze gedachte terziide qtellP,n OT1 .ssg' iLiksrs ». - — 76 — de _ overwinning, de weldaad van de besproeving ontvangen hebben. De woldaad van de beproeving ■ de tegenstelling dezer woorden, hun, laat ik zee-en wondende paradoks, is zij niet het beginsel zelf van het moreele leven ? Bij de begrafenisdiensten bezingt de Christelijke liturgie bij het lijk den God, «die altijd medelijden heeft en altijd spaart» : verheven bevestiging van de essentielle tegenstrijdigheid. Maar om de beproeving te kunnen uithouden, is het noodig dat wij gelooven, dat zij nuttig is. Ik heb in het begin van den oorlog een brief onder de oogen gehad van een eenvoudigen boer aan zijn beide zoons die optrokken; hij zeide hun : « Tracht je leven te behouden; maar spaart het niet. » Het nut, dat zulk ■Jen volmaakte zelfverloochening veroorloofde dat was het heil van het vaderland. Thans, nu de smart m uitgestrektheid, in hevigheid, in wreede afwisseling alle vooruitzichten overtroffen heeft is het noodig de hoeveelheid en de soort dier smart als iets nuttigs te gevoelen en als iets, dat vruchtbaar in gevolgen is; het is noodig, dat wij weten dat in gem enkel dorp, hoe ver verwijderd ook, in'geen enkele eenzame hut een moeder is, die tevergeefs weent Is dat mysticisme ? Zelfs de positivisten die er het meest op uit zijn hun droom tot hun'leer te beperken, zouden zich ten onrechte daarover boos maken.. De meest positieve wetenschap-geeft toe en stelt zelfs als axioma, dat « niets verloren gaat» dat elke kracht wijziging ondergaat, maar nooit teniet gaat. Deze wet, als het eene is, beheerscht de moreele wereld evengoed als de materieele ; en zij die gewoonlijk weigeren de ziel van de materie te' scheiden, zullen ze toch niet toegeven, dat zekere verschijnselen, met name die van de ziel, kunnen ontsnappen aan het materieele were'ldmekanisme ? En aldus is de smart vruchtbaar. Wij zouden haar niet gekozen hebben : wie zou den schrikkelijken moed gehad hebben haar op te eischen ?... Maar wij hebben haar thans : Zij is ons — 77 — o-eo-ev-n Wij hebben haar te plaatsen m de orde der gebeurtenissen. Aan de wereld een gedachte toeschrijven, ligt daarin niet de waardigheid van het menlchèlijk verstand? Haar een gedachte toeschrijven of wel de gedachte erkennen die haar St en op die manier is de wereld niet meer een ohandTal. Welnu, de smart zal ^t verloren zijn indien zij, tezamen met de overwinning, Frankrijk herslhept.' Het is duidelijk dat de«mg alleen niet voldoende hier toe geweest zou zijn . maïr de smartvolle overwinning zal er voldoende lib ik mij overgegeven aan vap dromerijen ? In het geheel niet, en het was mijn doel zoo.dicht mo-elijk bij de meest blijkbare werkelijkheden te SXn Maar indien ik van de weldaden der beSvrng spreek dan bedoel ik, dat de .beproeving SSTSSw 5! èn het staat aan ieder de resultaten ?an de proeve te beoordeelen. Een beproeving is IZ proeve S de meest overtuigende proeven zijn Se, welke'wij op ons zelf doen, of wel d»op ons gedaan worden en dan waarschuwt onze «nart ons. ° De buidige oorlog zal voor ons land^tegenheid zijn voor een proef, zoo ruim, zoo doordringend en zoo overvloedig rijk aan gevolgtoekkingen S, geen ander Tand er nog ondergaan had. Zeer zeker zïl daardoor niet minder vruchtbaar zijn Ss door zijn voordeelen van revanche, verovering en terugname. Welke zijn de lessen van den oortor di "op het nieuwe Frankrijk een sterken invloed tullen hebben ? Men kan ze op nog niet alle voorzien ; maar meerdere komen reeüs dtS ttTgS; der —« wij v^Sïütij*. bun 1.«™S»B* «TiHmilitaristen werden uitstekende soldaten, ue burger wTeTs geest het meest door sophismen aanSÏCm * weerzinwekkende plannen in -78- den steek en had slechts één oprechten spijt • niet zelf het vaandel op de vijandelijke muren te "kun nen pan planten. Geen politiek meer ; "n pÏÏs wil. Frankrijk redden. En wij ia«pn den « ev>rf« vrede» tot stand komen, de bewoirenswaafdïe eensgezindheid van een volk, dat zich opricht als een regiment. Met welk een ontroerden eerbied constateerden wij, dat een aanplakbiljet de opfoep mng m alle harten omzette in een en denzelfden Wil i Zal die godsvrede duren ? Op deze vraag zou ik wel ja willen antwoorden. Ik wil nog■ liever de waarheid zeggen. Ik geloof niet, dat de godsvrede m zijn volmaaktheid heel veel langer zal duren dan het gevaar, dat hem heeft doen ontstaan. Ik ™" he* 1 \eenig °pzicht' m ik kan ^ niets aan doen Reeds bespeuren wij in enkele bladen van rechts en van links een klein begin van een ruzietje En de een zegt tot den ander : « Gij zijt begonnen. » ™ het antwoord luidt: «Neen gij...» Zij denken dan weder aan den godsvrede; zij zwijgen - maar m stilte stapelen zij polemiek-voorraad op en zii wachten slechts op den vrede om ten strijde te kunnen trekken. Reeds steekt het oude anti-clerdcahsme der rustige tijden even het hoofd op ; ik zou het gaarne aan zijn oor trekken. En reeds blijken meerdere politieke redenaars hun rust moede. Laten zij niettemin zwijgen ! Frankrijk luistert beter naar hun stilte dan het ooit naar hun woord geluisterd heeft. Dat maakt ze juist nijdig Laten zij zich niettemin stil houden ! Ik had gehoopt, dat men ze te Bordeaux zou laten, en niet aldeen gedurende de oorlogsmaanden, maar voor altijd. Wat zou Parijs er bekoorlijk door zijn ! En wij zouden niet naar Bordeaux gaan, dat is alles • Bordeaux zou een stad zijn, die aan het parlementaire euvel gewijd zou zijn, een roemruchtige maar opgeofferde stad. De goden, of althans de autoritei- 79 — ten hebben anders beschikt. En of 't te Bordeaux oi te Pakijs zij, zoolang wij een Parlement zullen hebben zal het spreken, en zijn redevoeringen zullen verstoken zijn van aanminnelijkheid. Trouwens, laten wij er niet verwonderd over zijn en laat-ons bij goed beschouwen, vaststellen, dat het Parlement niet de eenige reden van onze oneenigheid is : het is er het teeken van. Indien wij het ééns waren, dan zou het niet noodig zijn, dat wij een goede duizend personen .te eten gaven en met gunsten overlaadden, opdat zij onze particuliere meeningen zouden verdedigen. En al hun gekrakeel is het beeld van onze oneenigheid. Moet er op gerekend worden dat na den oorlog de eenheid voor goed gevestigd zal zijn en dat wij af zullen zien van de weelde de vertegenwoordigers onzer oneenigheid te onderhouden ? Ik koester deze hoop maar niet daar ik een buitenkansje boven een teleurstelling' verkies. Laten wij ons geen denkbeeldigen geluksstaat vormen. De twisten zijn van ouden datum; de meeste zullen door den oorlog onderbroken maar niet geëindigd zijn. In volle oprechtheid f verwacht zelfs een toenemen der twisten, want de likwidatie van den oorlog zal niet plaats hebben, zonder dat men verantwoordelijkheden zal ontdekken van mannen, van groepen, van partijen; en om gansch mijn gedachte te zeggen, ik wensen en hoop, dat die kwesties behandeld, en geregeld zullen-worden Maar ik wil niet verder aandringen om niet op het eind van den godsvrede vooruit te loopen. Zullen dan de twisten voortduren? Ja... Zal er dan niets veranderd zijn? Zeker wel !. En de nieuwheid zal hierin bestaan : wij zullen zekerheden bezitten en wij zulen die tegenover de dwalingen stellen. Die vaste zekerheden zullen de weldaad van de beproeving en de ondervinding zijn. De oorlog zal ons den toetssteen gegeven hebben en een buitengewone massa valsche ideeën zullen den toets met doorstaan hebben. Een proef als deze levert duidelijke en klaarblijkelijk resultaten op ; zij biedt haar gevolg- — 8o S ^ £iet t*?™™ °P- Wij moeten ons met verbeelden, dat alle problemen voortaan opget£lost zullen zijn ; de twisten zullen voo/duren. Maar tall van problemen zullen goed en wel'opgelost zijn en wij zullen onloochenbare feiten in handen hebben, die niet zullen veroorloven, dat de twist daarover eeuwig zal duren. Het komt mij voor, dat wij voor den oorlog in een ongelooflijken gedachten-wanorde leefden Gedurende de laatste halve eeuw nam Frankrijk met nieuwsgierige inschikkelijkheid alle ideeën op, die overal vandaan kwamen; de verste en meest exotische lokten' haar aan en de verme- hilV eiddenthaar- Zij vond er> wa* haar zelf betreft, meer uit dan de gansche wereld tezamen Er was geen buitensporigheid die niet bij ons apostels had : en wat. voor apostels vaak! En daar frankrijk met meer in Europa de hegemonie der werkelijke macht had, wezen hare kinderen — niet de slechtste maar de onvoorzichtigste — haar een zonderlinge rol aan, die op onze munten en onze postzegels afgebeeld wordt door de zaaiende vrouwenfiguur Zij hadden haar een phrygische muts op het hoofd gezet. En heur haren woeien in den "™ ■ ijaöb UP • zij zaait in den wind ! Het verheven gcjjacii van aen zaaier, die. enpA nn ™n i is kort en bedachtzaam ; maar zij verkwistte haar graan. Zn beeldden haar af rrw oa„ __■>_ -raar, • Ak »nt ™i ~ ^» *w» Parisienne, hier et aujourd'h Vendredi te fivrler Mercredt u mar, M. ANIXtE M1CHEL -ï^l^fJ^a^SL Uonservateur au Musée du Louw d« 1 Académie Francais* La guerre aux monuments : V; V» uóre du militarisme allemani Senlis, Soissons, Arras Frédério Guü aume f (avec projections) -—i— — 'i—: Vendredi tb mart Mercredl S mart M. JEAN R1CHEPIN M. GASTON DESCHAMPS ae FAcadémle Francalse Le Ketour a la Culture francais* Paris pendant la guerre ie benefice net sera intégralement versé aux CEuvrei da Secuur* waiiti *t d'Assïstance locisie. Les HERCHEDIS et Wml a 2 heures 1/1