1160 E 117 PRACTISCHE HANDLEIDING tbk beoefening van DE SPAANSCHE ÏAAL (Método practico para aprender el espanol) dook Leeraar in de Spaansche Taal aan de Gemeentelijke Hoogere Handelsschool te Rotterdam. EERSTE DEEL 2e Stuk Tweede, herziene druk 's-gravbnhage DE GEBROEDERS VAN CLEEP 1922 INLEIDING. (Uitbreiding van de Uitspraakleer.) Hier volgen nog eenige opmerkingen betreffende de uitspraak %) ter aanvulling en uitbreiding van het reeds vroeger behandelde (Inleiding iste Stuk). a. Klinkers. E klinkt als onze ee in veel, maar minder gesloten, dat wil zeggen met een klank, tusschen de ee in veel en de e in vel: i°. in betoonde open lettergrepen; 2°. in betoonde gesloten lettergrepen op n of s. Opmerking 1. Velen maken een uitzondering voor de e in open lettergreep, gevolgd een (Spaansche) j klank, een th-klank, een f of een s. Deze e spreken zij uit als de- e in vel en ook wel als de i in bril. (Vgl. Dr. A. A. Fokker, Spaansche Spraakkunst, pag. 8). Opmerking 2. Ook omtrent de uitspraak van de e in gesloten lettergr. op n of s bestaat verschil. Velen spreken uit: tengo (e = onze e in ben), atento (id.), mes (als ons woord mes). Compré, sello (spr. sê-llo), zegel, 'pecho (spr. pé-cho), cabeza, cortés, francés; dejo, ik verlaat, mesa, pero. De e klinkt als onze e in bed, ver : i°. in gesloten lettergreep (niet eindigend op n of s); i) Naar D. T. Navarro Tomés. Manual de Protiunciación espaftola. VI 2°. voorafgegaan of gevolgd door de rr-klank; 3°. in den tweeklank ey en ei. regla, rey, ley, reina, guerra, corner, aquel, lector, sección, perro. O 1. In open lettergreep met heelen of halven klemtoon iets minder volkomen dan onze oo in doos. 2. In gesloten lettergr. met heelen of halven klemtoon en in den tweeklank oi (oy) als onze o in tot, maar met een tikje van de Fransche O in note. 3. Gevolgd door rr of, in gesloten lettergr., door r of 1 als onze o in tor. Opmerking bij 1. Velen maken weer een uitzondering voor de o in open betoonde lettergr., gevolgd door een (Spaansche) j-klank, een th-klank, f of s (Zie de opmerking bij de E). Como, corro, amor, sol, hermano, soy, estoy, sois, adorar, peor. b. Medeklinkers. B en V klinken als onze b : i°. als eerste letter van een zin of klankgroep, dus na een kortere of langere pauze en derhalve buiten invloed van een voorafgaande letter; 2°. onmiddellijk na een m of n, onverschillig of deze letters in het zelfde woord of in een voorafgaand woord staan; 3°. volgens sommigen1) ook in de groep: bl en br. 1) K. Nyrop. Spansk Grammatik, p. 2. — Dr. Fokker. Spaansche Spraakkunst, p. 11. VII In ieder ander geval heeft de b (v) den klank, dien men krijgt, als men een b uitspreekt zonder dat de lippen elkaar geheel aanraken. De afstand tusschen de lippen is i a 2 millimeter, zooals bij het uitblazen van een lucifer of het blazen op een te warme spijs of drank. Buenos dlas, un buen dia, hombre, lumbre, vuur, glans, invierno, un vaso; acabar, la boca, abdicar, uva, comemos para vivir, vivamos (Imperativo de vivlr), bebamos (id\ de beber). jVen aquil kom hier/ c, z. (Zie Inleiding ie Stuk, p. XIV en XX). Nog deze twee opmerkingen. i°. De klank der c vóór e en i en der z lijkt gewoonlijk iets scherper dan de Engelsche scherpe th, en de tongspits komt een weinigje meer naar voren. 20. Onder invloed van een volgenden zachten medeklinker of van een volgende 1, m of n wordt de z-klank zacht en klinkt als de Engelsche zachte th, bij vb. in their, thia. juzgar, oordeelen, juezgo, rechter, luz dorade, goudgeel licht, el (of la) tizne, roet. Ch als de Engelsche ch in church, maar scherper en korter. D klinkt als onze d (explosieve d): i°. als eerste letter van een zin of klankgroep (zie B en V i°), vin 2°. na een n of 1, volgens sommigen ook na s en r. Toch is er eenig verschil. De punt der tong ligt bij de Spaansche d iets lager dan bij de onze, nl. tegen den achterkant der boven-snij tanden en raakt zelfs wel den bovenkant der ondersnijtanden. 2. In ieder ander geval is in de omgangstaal de aanraking tusschen de punt der tong en de tanden zeer snel en zeer zacht, zoodat de lucht niet geheel wordt afgesloten en er geen ontploffingsgeluid, maar een schuringsgeluid ontstaat [fricatieve d) 1). Diciembre es el ultimo mes. Conde, prenda, falda, rok, verde, desde; madera, ruido, moneda, mi dinero, la luz del dia. 3. In den uitgang ado heeft de d in de omgangstaal een uitspraak, die zelfs bij een zelfden persoon kan variëeren tusschen de fricatieve d en geheele weglating van de d. Don T. Navarro Tomas geeft aan vreemdelingen den raad deze d Wel uit te spreken, maar zeer zwak en wel op deze wijze: de punt der tong nadert de boven-snij tanden met een snelle beweging, die echter ophoudt, voordat de rand der tanden bereikt is. In de woorden op ada, ido en ida, bij welke in den volksmond de d stom is even als in die op ado, heeft de d in de beschaafde omgangstaal den klank der fricatieve d. (Zie verder Inleiding ie Stuk, bladz. XV en XVI). i) Inde Inleiding van het ie Stuk, pag. XV staat ten onrechte: „met de punt der tong tusschen de voortanden". De punt der tong blijft achter de voortanden. IX G. vrlv.m-y^ (Zie Inleiding ie Stuk, pag. XVI). Binnen in een woord of klankgroep, behalve na een n, wordt de g zeer zacht uitgesproken. De achterkant van de tong raakt bet verhemelte niet geheel, zooals wel het geval is bij de explosieve g, bij vb. in Grande, Gante. pagar, el pago, ciego, llegada, tengo, vengo, ik hom, un gorro, una gorra, een pet. LI. (Zie Inleiding ie Stuk, pag. XVII en XVIII). Bij het uitspreken van dezen ondeelbaren klank ligt het middengedeelte der tong tegen het verhemelte en de punt der tong raakt de beneden-snijtanden. Vgl. hallado en aliado, verbonden, hallar en aliar. M als in onze taal, maar op het eind van een woord klinkt ze als n: Abraham {spr. Abran), album, ultimatum. P is meestal stom ie in de woorden: septiembre, séptimo, suscriptor, 2e in de groep pc, bij vb. suscripción, 3e in de groep ps, bv. (p)seudoerudito, schijngeleerde. S. (Zie Inleiding ie Stuk, bladz. XIX). Voor de r wordt de s in de omgangstaal bijna niet uitgesproken, bijvb. los reyes, dos reales. X Nog valt op te merken, dat de punt der tong bij het uitspreken der Spaansche 8 de tandkassen der boven-snijtanden nadert en daarmee een kleine ronde opening vormt. T. Positie der tong als bij de explosieve d. Dus de punt der tong tegen den achterkant der boven-snijtanden en ook wel, daar de beneden-snij danden zich zeer nabij de boventanden bevinden, tegen den bovenrand der onderste snijtanden. Zij bbjft achter de tanden (zie de D). C. Klinkerverbindingen. De lezer weet, dat onbetoonde i of u met een vooraf gaanden of volgenden klinker een tweeklank vormt. (Zie Inleiding ie Stuk p. XX en XXI) *). Bij eenigszins snelle uitspraak geschiedt dit ook, wanneer de twee onmiddellijk op elkaar volgende klinkers in twee verschillende woorden staan, en dat niet alleen met ienu maar ook met andere klinkers. De oro bijvb. wordt uitgesproken in twee lettergrepen, te admiro in drie, terwijl in teologia, beato, de groep eo en ea elk in twee verschillende lettergrepen staan *). Regel I. Twee. zelfde klinkers zonder accent vloeien ineen tot één onbetoonden klinker. 1) Uitgezonderd i ° de groep ie, als de 1 tot den stam van het ww. behoort, bijv. rieron (spr. ri-eron), riendo, spr. ri-endo, 2° de groep ia en ua in vormen van die ww. op lar en uar, die in de vervoeging somtijds een betoonde i of u hebben, bijvb. fiar (spr. fi-ar), criar (spr. cri-ar) etc.; acentuamos (spr. acentu-amos). 2) De dichter mag dergelijke groepen, al naar het hem schikt, beschouwen als twee- of eenlettergrepig. XI angulo oscuro, donkere hoek. implacable enemigo, onverzoenlijke vijand. Indien ze behooren tot een zelfde woord, worden ze bij eenigszins langzame uitspraak afzonderlijk gehoord, bijvb. acreedores, schuldeischers, en vooral in het futuro en den Condicional van leer en creer, bijvb. leeré, etc. Regel II. Twee zelfde klinkers met accent vloeien ineen tot één betoonden klinker, bijvb.: cuatro ojos (spr. cuatrojos), cada ano (spr. cadano). Wanneer ze staan in hetzelfde woord, blijven ze weer bij langzame uitspraak twee lettergrepen vormen; dus: alcohol (spr. alcol of alco-ol.), azahar (spr. azar of aza-ar), oranjebloesem. (Zie noot 2 bij Regel I). Opmerking. Geen samensmelting heeft plaats: i°. in creencia (spr. cre-encia), geloof {van creer), mohoso (spr. mo-oso), verroest, beschimmeld (van moho, roest, schimmel). 2°. in den ien pers. enk. v. h. pretérito der w.w. op ear, bijvb. paseé (van pasear), creé (van crear). 3°. in de infinitieven leer en creer, als zij voorkomen op het eind van een zin of zinsdeel, bijvb.: Voy a leer un libro (leer, één lettergr). El libro que voy a leer (le-er). Regel III. De e van de toonlooze woorden de, que, se, le, en etc, gevolgd of voorafgegaan door een betoonde o en vooral a, wordt heel zwak en snel uitgesproken en verdwijnt in de volkstaal geheel. XII segün se ha (spr. sea) notado; de ambos modos, vendra en seguida, hablemos de otra cosa. Slotopmerking. Als binnen een klankgroep een eindmedeklinker gevolgd wordt door een beginklinker, behoort eerstgenoemde in de uitspraak tot de volgende lettergreep, bijvb. malestar (spr. ma-lestar), onwelzijn, bienestar (spr. bie-nestar), welzijn; un hombre (spr. u-nombre). Vandaar dat de volgende woordgroepen of woorden dezelfde uitspraak hebben als de er naast geplaatste: las aves, la sabes; el heno, het hooi, Heleno, Helleen; el ej ido, dorps-dorschvloer, elegido; en ojo, enojo,erg-emts;enaguas, enaguas;elhado,A^/a/.). Laten wij niet gaan zitten op een bespro-. ken plaats. Hoeveel (a qué) beloopt de factuur? Om hoe laat wekt uw bediende u ? Zij, die hun hartstochten niet matigen, zijn ongelukkig. Zet u aan mijn zijde en laten wij een poosje (un rato) praten. Ejercicio 96. Vertalen, daarna terugkeren: Vlaje a Amsterdam. I. Al recjbir a) el coronel retifado de artilleria Don Francisco de la Poza y Ramos b) la lujosa esquela en que se le inyitaha c) a_ tornar parte en el Congreso de Oceanistas gue debia celebrarse en Amsterdam, respondió a su senora, dofia Amparo, que le preguntaba lo que pensaba hacer: — No puedo desairar de manera alguna la invitación, tratandose de tan excelentes vecinos nuestros comolosholandeses, y por lo tanto estoy resuelto a ponerme en camino - 14 - para tornar parte en la discusión del segundo punto: Estudio comparativo del tagalo y el javanés. — Pero festas sonando, Paco? — replicó la sefiora. — «■Los holandeses son vecinos nuestros? — Si, ya lo creo, en Filipinas. Dofia Amparo se dió por conveneida y se resignó a que su senor esposo abandonase las comodidades de su casa de Vitoria para trasladarse a la Venecia del Norte; pero no siendo prudente que D. Francisco, algo achacoso de resulta de sus campafias en Filipinas, partiese solo, convinieron en que le acompanaria su hijo Fernando, guapo mozo de dieciocho (diez y ocho) afios. Quedaban en compania de la madre tres nifias hermosas como tres soles. Corrian por entonces los prirneros dias de julio y el Congreso debia inaugurar sus tareas el 15. El coronel retirade-, de gepensionneerde kolonel. —Lujoso, -a, weelderig, hier: elegant. — Esquela, biljet, missive. — El congreso de Oceanistas, het Oceanisten-congres. — Celebrarse, gehouden worden. — Hacer, doen. — Desairar, weigeren. — No de manera alguna (= no de nin- guna manera), geenszins, bij geen mogelijkheid. — Tratarse de, gelden, sprake zijn van. Tïatandose de, waar het geldt. — Por lo tanto, om die reden .daarom. — Resuelto, part. pas, de resolver(se), besluiten. — Ponerse en camino, zich op weg begeven, op reis gaan. — Punto, punt (van de agenda). — El tagalo y el jaVanés, het Tagaalsch (taal der vermoedelijk oorspronkelijke bewoners der Philippijnen) en het Javaansch. Sofiar, droomen. — Ya lo creo, dat zou ik meenen. — Dió, pretérito de dal», geven. — Convencido, part. pas. de convencer, overtuigen. Darse por convencido, -a, zich gewonnen geven. — Resignarse a que (con subj.), zich er in schikken dat. — Trasladarse a, zich begeven naar. — Algo achacoso de resulta de, eenigszins sukkelend (lijdend) ten gevolge van. — Convinieron (en que), pret. de convenir (en que), overeenkomen (dat), v. irr • — Guapo mozo, knappe, flinke jongen. — Por entonces, toen. — Corrian - 15 - por entonces los primeros dlas de etc, men was toen in enz. — Inaugurar sus tareas, zijn werkzaamheden beginnen. Aanteekeningen. a. De Spaansche Infinitief wordt zeer vaak als zelfst. naam. gebruikt, bijv.: Al despuntar el sol, bij het aanbreken van den dag. el dia, la aurora, Al entrar el padre, bij het binnentreden van den vader. Al recibir el coronel la carta, bij het ontvangen door den kolonel van den brief, dus: toen de kolonel den brief ontving. Al cruzar un arroyuelo, bij het overtrekken van een beekje. El décirlo él y el negarlo tti no dat hij het zegt en jij het ontkent beprueba nada, wijst niets. Uit de voorbeelden blijkt, dat de Infinitivo, zelfs met het lidwoord, een onderwerp en een voorwerp kan hebben, evenals het werkwoord met persoonsvorm. b. D. Francisco de la Poza y Ramos. Zeet dikwijls voegen de Spaanjaarden achter hun familienaam den familienaam hunner moeder, eraan verbonden door y; van daar: D. Francisco de la Poza y Ramos. Gehuwde dames voegen aan den naam van haar vader dien van den echtgenoot toe. Een dame, wier vader Fernandez en wier echtgenoot Rodrlguez heet, zal bijv. teekenen: Adela Fernandez de Rodriguez. In gemeenzamen stijl worden vrouwen dikwijls aangeduid door la de vóór den naam van den echtgenoot, en meisjes door la de vóór den naam van den vader; bijv. la de Bringas = la seflora (la mujer) de Bringas; la de Alvarez = la hija de Alvarez; los martes de las de Gómez. De familie-namen op ez komen overeen met onze namen op sen (= zoon), bijv. Pérez (= el (hijo) de Pedro) beteekent letterlijk: Pietersen. Enrique Hendrik, Enriquez = Hendriksen; Esteban, Steven, Estébanez = Stevens, vgl. Eng. Stephenson. Hier volgen eenige der gebruikelijkste eigennamen in alphabetische volgorde: Adela, Adelheid. Inés, Agnes. Agustin, -a, Augustinus ,-a. Isabel, Isdbella, Elisabeth. - i6 — Amelia, Amalia. Alejandro, -a ,A lexander ,-dra. Ana, Anna. Antonio, -a, Anton, -ia. Arnoldo, Arnoud. Beatriz, Beatrix. Beltran, Bertrand. Benito, Benedictus. Carlos, Karei. Catalina, Catharina. Diego, Jakob. Domingo, Dominicus. Emilio, Emile. Enrique, Hendrik. Enriqueta, Henriette. Esteban, Steven. Eugenio, -a ,Eugenius, Euge'nie. Federico, Frederik. Felipe, -a, Philips, -ippa. Felipina, Philippine. Félix, Felix. Fernando, ) J. -n , t Ferdinand. rernan, ) Fernanda, Fernande. Francisco, Frans. Gerónimo, Hieronymus. Godofredo, Godfried. Guillermo, Willem. Guillermina, Wilhelmina. Hernan, Ferdinand. De naam Jacobus (tevens die van «3 Isidoro, (Isidro), Isidoor. Jacoba, Jacoba. Jaime, Jacob. Joaquin, Joachim. Jorge, George. José, Jozef. Juan, Jan. Juana, Johanna. Julio, Julius. Julia, Julia. Luis, Lodewijk. Luisa, Louise. Manuel, Emmanuel. Maria, Mar ie. Mauricio, Maurits. Miguel, Michiel. Pablo, Paulus. Paulina, Pauline. Pedro, Pieter. Rodolfo, Rudolf. Rodrigo, Roderik. Roque, Rochus. Rosa, Rosa. Santiago, St. Jacob. Venceslao, Wenceslaus. Vicente, Vincent. Victor ) Tr. . . \ , Victor. Victono ) Yago, Jakob. en Schutspatroon van Spanje) komt - 17 - dus in de verschillende vormen voor: Yago (Santiago), Diego, Jaime. Hetzelfde geschiedt bij vele andere namen; buitendien komen, vooral bij vrouwennamen, verkleinwoorden voor, bijv.: Francisco: Francisquito, Frasquito, Paco, Paquito ,Pancho. Francisca: Francisquita, Frasquita, Paca, Paquita .Pancha. José: Joserto, Pepe, Pepito; Josefa, Josefina, Pepa, Pepita, Pepilla. Manuel: Manoio, Manolito. Isabel: Belica. Pedro: Perico, Perucho. Catalina: Catana, Cata. Maria: Marica, Mariquita, Mariquilla. Concepción: Concha, Conchita. Dolores: Lola, Lolita. In sommige landen van Amerika, vooral in Chili, maakt men misbruik van verkleinwoorden. Senorita heet niet alleen iedere ongehuwde dame, van welken leeftijd ook, maar ook gehuwde i) en weduwen. De verkleinwoorden Pepita, Conchita, enz. worden gebruikt voor vrouwen van lederen omvang en leeftijd. De dikwijls voorkomende vrouwennamen: -Amparo, Dolores, Mercedes, Pilar, Paz, Concepción, Rosario etc. zijn eigenlijk attributen van den naam der H. Maagd. Voluit luidt deze naam: la Virgen del Amparo (amparo = bescherming, toevlucht), la Virgen de los Dolores, la Virgen de las Mercedes (genade), la Virgen del Pilar 2) (pilaar), la Virgen de la Paz, la 1) Vgl. ons „Mevrouwtje". — In Spanje zelf wordt senorito(-a) ook veel gebruikt door en tot het huispersoneel, inplaats van senor, senora, bijvb.: Don N. (al criado).; Pepe! Pepe. Senorito. Don N. Vaya usted a ver si esta visible lasenorita. (D. P.M. Barrena, Soliloquios). 2) Volgens de overlevering was de Apostel Jacobus met zeven personen, die hij tot het Evangelie bekeerd had, aan den oever der Ebrote 2 - 18 - Purlsima Concepción (de Onbevlekte Ontvangenis, vandaar de beide namen: Pura en Concepción), la Virgen de la Paloma (duif; la Virgen de (met) la Paloma is de Patrones van Madrid). Vooral in de Zuidelijke provinciën dragen de vrouwen somtijds poëtische namen, bijv. Estrella (ster), Sol, Luna. . e. Se le invitaba, men noodigde hem uit, hij werd uitgenoodigd. Ons voornaamwoord men wordt in het Spaansch op verschillende wijzen uitgedrukt (Zie hierover Lección 15). Saragossa in gebed verzonken, toen hem de H. Maagd verscheen op een marmeren pilaar en omringd door duizenden engelen. Zij gaf hem de opdracht naast den pilaar een altaar te bouwen voor een kapel tot haar eer. Dank zij de rijke giften van koningen, edellieden, prelaten, gemeenten en burgers is langzamerhand uit deze kapel ontstaan de schoone kerk, die den naam draagt van Iglesia de nuestra Sefiora del Pilar. Pronombres y adjetivos indeterminados. Verbos irregulares de la 2a clase. 1. De Onbepaalde voornaamwoorden zijn: Lección catorce. Alguien, Nadie, Alguno, iemand. ^ niemand. bijv. eenig, een of ander. zelfst. iemand. bijv. geen. zelfst. niemand, iemand. menigeen, zekerde), de een.... de ander. de een.... de ander. Ninguno, Uno, -a, Tal, Cual.... cual, Quién... n quién, - ig - Se, Cada uno, Cada cual, Cada, Algo, Nada, Cualquiera, pl. cualesquiera. Quienquiera, Muchos, -as, Pocos, -as, Varios, -as, Otro, -a, Todo, Todo, -a, Todos, -as, Cierto, -a, .Fulano, -a, Fulano(-a) y Zutano(-a). Fulano (-a), Zutano(-a), y Mengano(-a). Opmerkingen. a. Alguno, -a, bijvoeglijk ander, eenig. Voorbeelden: Si eso fuese cierto, algün1) historiador hubiera hablado de ello. Comamos algunas manzanas y peras. men. j iedereen. ieder (bijv.). iets, wat. niets. welk(ë) ook, onverschillig welk (e). wie ook, al wie. velen, weinigen. verscheidenen. ander, alles. geheel (bijv.), elk, ieder, alle (zelfst. en bijv.). zeker. Dinges, die en die. Die en die. Die en die en die. gebruikt, beteekent: een of Als dat waar was, zou een of ander geschiedschrijver er van gesproken hebben. Laten wij eenige appelen en peren eten. i) Alguno en Ninguno werpen vóór een mnl. enk. zelfst. nw. de o af. — 20 — Zelfstandig gebruikt, beteekent het in het enkelv. iemand en in het meervoud, eenigen, sommigen. Alguno lo ha dicho. Iemand heeft het gezegd. Algunos lo han dicho. Sommigen hebben het gezegd . ^Estuvo aqui alguno de mis Is een (iemand) van mijn amigos? vrienden hier geweest? Alguien == iemand. Het heeft geen meerv. en kan niet gevolgd worden door een partitieven genitief, dus in plaats van alguno lo ha dicho kan men zeggen alguien lo ha dicho, maar bij alguno de mis amigos mag alguno niet vervangen worden door alguien. Algo kan beschouwd worden als de onzijdige vorm van alguno. Het komt voor als onbep. voornw. met de beteekenis van iets, wat, en als bijwoord met die van iets, wat, eenigszins, bijvoorbeeld: Tengo algo para V. Ik heb iets voor u. El coronel estaba algo acha- De kolonel was eenigszins coso de resulta de sus cam- lijdend tengevolge vanzijnveldpanas en Filipinas. tochten in de Philippijnen. b. Ningün (o),-a, -os, -as, (bijvoegl.) = geen. Ningün hombre ni ninguna Geen man of vrouw mag zich mujerpuedenhacersejusti- zeiven recht verschaffen. cia a sf mismos. No tengo ningün deseo de Ik heb (volstrekt) geen lust verlo. het te zien. N .B. Als N ingun (o) achter het werkwoord staat, plaatst men no voor het werkwoord. Deze regel geldt eveneens voor nadie (niemand) en nada (niets) en in het algemeen voor alle ontkennende woorden. — 21 — Ninguno (zelfst.) = niemand. Het kan evenals alguno gevolgd worden door een part. gen., wat niet het geval is met nadie, dus: Ninguno (of nadie) se cono- Niemand kent zich zelf. ce a sf mismo. Ninguno (niet: nadie) de Geen (Niemand) mijner mis amigos estuvo aqui. vrienden is hier geweest. Nada = niets (la nada, het niet, fr. le néant). Nada hay de nuevo. Er is niets nieuws. ,iNo hay nada de nuevo? Is er niets nieuws? Nada creo de lo que V. Ik geloof niets van hetgeen u me dice. mij zegt. No creo nada de lo que V. id. me dice. c. Uno, -a, een, de eene; zelfst. iemand, men. Unos, -as, eenige. Los unos, las unas, de eenen. Uno y otro, de een en de ander, beide. Ni uno ni otro, noch de een noch de ander, geen van beiden. Voorbeelden: Tenemos unos libros. He aqui unas cartas. No esta uno siempre con- tento. Una y otra son felices. Ni uno ni otro estaban con- tentos. Ni unos ni otros me agra- ) dan. (No me agradan ni > unos ni otros). ) Wij hebben (eenige) boeken. Ziehier (eenige) brieven. Men (iemand) is niet altijd tevreden. Beide (n) (vr.) zijn gelukkig. Geen van beide (n) was tevreden . Noch de eenen, noch de anderen bevallen mij. —- 22 — Ni un(o), met of zonder volgend zelfst. nw., beteekent: (zelfs) niet een. No tengo ni un cuarto. *) Ik heb geen duit. iHa encontrado V. a algu- Hebt gij eenige vrienden ontnos amigos? Ni uno. moet? Niet een. d. Tal, menigeen: Tal que se dice nuestro Menigeen, die zich onzen amigo no lo es. vriend noemt, is het niet. Tal escribe cosas ridiculas. Menigeenschrijftbelachelijke dingen. Bijvoegl. gebruikt : (A) Tal amo, tal criado. Zoo heer, zoo knecht. (Un) tal Pablo. Zekere Paul. (Una) tal Paquita. Zekere Francisca. Tales pueblos, tales leyes. 's hands wijs, 's lands eer. (letterl. zoo volken, zoo wetten). e. Cual.... cual, de een.... de ander: Todos, cual mas, cual me- Allen, de eene meer, de nos, contribuveronalresul- ander minder, brachten het tado. hunne bij tot het succes. Quién quién, de een de ander: Quién aconseja la retirada; De een raadt den terugtocht quién, morir peleando. aan, de ander (raadt aan) strijdende te sterven. Ejercicio 97. Ter vertaling: Er is niets zoo afschuwelijk (odioso) als de ondankbaarheid (la ingratitud). Niemand zal het gelooven. Kent iemand i) Un cuarto =1/34 peseta = 3 maravedis (maravedises, o maravèdles) m 2 ochavos (alle thans in onbruik). — 23 — zich zeiven? Wij hebben eenige appelen en peren gegeten. Is er iets nieuws ? Er is niets nieuws. Zoo het klimaat (clima) is, zoo zijn de voortbrengselen (productos). Allen spreken, en niemand zwijgt. Een zekere N. heeft dezen brief geschreven. Zegt gij iets? Ik zeg (digo) niets. Hij ziet niets en begrijpt niets. Wij hadden volstrekt geen lust om hem te ontvangen. Menigeen, die heden behaagt, zal morgen mishagen (desagradar). Allen, de een meer, de ander minder, klagen over (quejarse de) uw zoon. Geen van beiden is (mrv.) tevreden. Heb je eenig geld? Geen duit. Hebt u (eenige) vrienden? Niet een. Deze kinderen zijn eenigszins bedeesd (Hmido). Deze lieden (gente, f. sg.) doen niets voor niets. Noch de eenen noch de anderen zijn tevreden. Zij hebben geen (enkele) reden (razón) het te zijn. Sommigen beklagen zich niet zonder reden over uw gedrag (la conducta). Wij zullen met niemand spreken. Hij heeft (volstrekt) geen kwaad (malo) gedaan (hecho). Andere tijden, andere zeden (costumbres f.). 's Lands wijs, 's lands eer 2. Onregelmatige vervoeging. - Clase II (stamklinker o). Gontar, rekenen, vertellen. Morder, bijten. Presente. Indicativo. Subjuntivo. Indicativo. Subjuntivo Cuento cuente Muerdo muerda cuentas cuentes muerdes muerdas cuenta cuente muerde muerda contamos contemos mordemos mordamos contais contéis mordéis mordais cuentan cuenten. muerden muerdan. - 24 - Imperativo. Cuenta cuente él (V.) contemos contad Muerde muerda él (V.) mordamos mordëd cuënten ellos (Vds.) muerdan ellos (Vds.) Regel. De stamklinker ö van de ww. der 2e klasse wordt, als ze den klemtoon krijgt, gediphthongeerd tot ue. Dit heeft dus plaats in het enkelv. en den %en p. mrv. van het Presente de Indicativo y de Subjuntivo en van den Imperativo "(vgl. de'iste klasse, pag. 153, Opm. b). Ejercicio 98. Ter vervoeging: a. Het Presente de Indicativo y de Subjuntivo en de Imperativo der volgende ww., die alle tot de 2e kl. behooren: Acordar1), (overg. ww.) be- costar, kosten, sluiten, (iemand iets) her- Uover, regenen, inneren; (onoverg. ww.) encontrar, ontmoeten, vinden, overeenstemmen, forzar, dwingen, noodzaken. Acordarse de, zich herinneren, descontar, disconteeren'. acostarse, naar bed gaan, gaan probar, bewijzen. liggen. rogar3), verzoeken. almorzar, ontbijten. tronar4), donderen (v. imp.) apostar2), wedden. jugar5), spelen. 1) Acordar, gebruikt in de beteekenis van otogar, conceder (toestaan, schenken) is een gallicisme. Acordar, stemmen (een instrument) is regelmatig. 2) Apostar, posteeren, plaatsen, is regelmatig. 3) De samenstellingen van rogar zijn regelmatig. 4) De afleidingen van trono (troon): entronar, op den troon plaatsen, kronen, en destronar, (onttronen) zijn regelmatig. 5) Jugar verandert de u in geaccentueerde lettergreep in ue. - 25 - avergonzarse ), zich schamen. soler, plegen te, gewoon zijn cocer, koken. te. moler, malen. volver, terugkeer en, terugko- mover, bewegen. men. resolver ), besluiten. oler, rieken, ruiken. (o wordt hue). b. Dezelfde tijden der volgende ww., die regelmatig zijn: corresponder,correspondeeren. esconder, verbergen. coser, naaien. correr, loopen. toser, hoesten. socorrer, ondersteunen, c. Schrijf in alle personen: Me desayuno a las 8, como a la una, meriendo a las 4, ceno a las siete y media, me acuesto a las 11 y me levanto a las 7. - Cada vez que juego, pierdo. 6) De o van avergonzarse moet veranderen in üe (dus met trema), want in de groep gue (zonder trema) is de u stom. Verder verandert de Z vóór eene e in C, dus bijvb.: No te avergüences, avergoncémonos. 7) De ww. op olver hebben buitendien nog deze onregelmatigheid, dat zij hun part. pas. vormen door verandering van olver in uelto, dus: resolver, part. pas. resuelto: volver, part. pas. vuelto. Naast de meeste ww. der 2e kl., die tot de eerste vervoeging behooren, staan zelfst. nw. met den tweeklank ue; bijv.: Acordar, el acuerdo, de samenwerking; el desacuerdo, de oneenigheid; almorzar, el almuerzo, het ontbijt; apostar. la apuesta, de weddenschap; contar, el cuento, de vertelling; la cuenta, de rekening; descontar, el descuento, het disconto; encontrar, el encuentro, de ontmoeting, de schok; forzar, la fuerza, de kracht; rogar, el ruego, de vraag,het verzoek; tronar, el trueno, de donder; jugar, el juego, het spel; mostrar, la muestra, het staal, het monster;, sofiar, el sueflo, de droom; consolar, el consuelo, de troost; desconsolar, el desconsnelo, de droefheid, troosteloosheid; probar, la prueba, het bewijs; avergonzarse, la vergüenza, de schaamte. - 26 - Ejercicio 99. Ter vertaling: Ga naar bed, laten wij naar bed gaan, gaat naar bed. Ga niet naar bed, laten wij niet naar bed gaan, gaat niet naar bed. Laten wij wedden. Ik wed niet, ik heb nooit gewed en zal nooit wedden. Hoeveel (Cudnto) kost dit paard? Het kost iooo pesetas. Het heeft mij meer gekost. Zij disconteeren dezen wissel. Zij ontmoeten eenige vrienden. Wij worden gedwongen. Laten wij spelen. Wij spelen niet. Ik speel nooit. Speelt niet, werkt. Ik bewijs, wat ik zeg. Laat hij bewijzen wat hij zegt. Het dondert. Het heeft gedonderd. Zou (trad. zal) het donderen? Ik geloof niet, dat het dondert (subj). Zij malen. Wij malen niet. Laten wij dit koren (el trigo) malen. Het beweegt zich. Het beweegt zich niet. Zij besluiten terug te keeren. De meisjes naaien hemden. Wat (cómo) hoest u ! Laten wij loopen. Verbergt u. Ondersteun de ongelukkigen. Ik pleeg iederen dag eenige uren te werken. Wij hebben besloten. Zij zijn teruggekeerd. Wij hadden besloten. Zij zullen teruggekeerd zijn. Waarom zouden wij teruggekeerd zijn? Wat hebt u besloten? Vocabulario. Semejante, dergelijk. semej ante cosa, iets dergelijks. la ignorancia, de onwetendheid. la presunción, de aanmatiging. el sepulcro, het graf. la ilusión, de illusie. la existencia, het bestaan. Acordarse de (Cl. II), zich herinneren. demostrar, (Cl. II), aantoo- nen. sonar (Cl. II), droomen. desconsolarse (Cl. II), diep bedroefd zijn. aprobar (Cl. II), goedkeuren. desaprobar (Cl. II), afkeuren. - 27 - el deudor, de schuldenaar. probar, (Cl. II), beproeven, la promesa, de belofte. op de proef stellen. la letra de cambio, de wissel. contarcon(Cl.II) ,rekenenop. el cartero, de brievenbesteller. fundar, gronden, grondvesten. la tarjetapostal, de briefkaart, ejecutar, uitvoeren. la tarjeta postal) de prent- adivinar, raden. ilustrada, ) briefkaart, acostumbrarse, zich gewennen. la desgracia, het ongeluk. efectuar, uitvoeren. la maquina, de machine. permanecer, blijven. el premio, de prijs. costar (Cl. II) mucho, moei- la exposición universal, de lijk vallen. wereldtentoonstelling. oler (Cl. II) a quemado, «ara- el trigo, het koren. gebrand rieken. en esta plaza, hier ter stede, sepultar, begraven. el pedido, de bestelling. dejar, laten el proyecto, het plan. fiero, woest, wild. la broma, de grap. ünico, -a, eenig. el molinero, de molenaar. barato, -a, goedkoop, billijk. el almizcle, de muskus. inmenso, -a, onmetelijk. la violeta, het viooltje. porque, want, omdat. la olla, de pot. «ipor qué? waarom? la carne, het vleesch. aun, nog. la habitación, het vertrek. pronto, gauw, spoedig. a mi lado, aan mijne zijde. N.B. Als bij een in den Vocabulario voorkomend werkw. niets anders vermeld staat, is het ww. of althans de in de thema te gebruiken vorm regelmatig. Ejercicio 100. Ter vertaling : No nos acordamos de haber dicho semejante cosa. No me acuerdo de haber escrito aquella carta. jA qué hora - 28 — se acuesta V. por la noche? Todas las noches me acuesto a las once. Nada demuestra tanto nuestra ignorancia comó nuestra presunción. Lo pasado es un sepulcro inmenso: cada dia sepultamos en él una parte de nuestra existencia. Cada noche suena el héroe que su patria es libre y feliz, y cuando se despierta, se desconsuela al ver que ha sido una ilusión. Desaprobamos todo lo que no esta fundado en la razón. Si V. aprueba su proyecto, no encuentro ninguna dificultad en ejecutarlo. (Cuanto cuesta este libro? Cuesta quince pesetas. Esta tierna madre se desconsuela cada vez que los nifios tienen la menor indisposición. Tenga V. la bondad de descontarme esta letra de cambio. No se acuerda nuestro amigo de sus promesas. Suelo acostarme a media noche y levantaime a las seis y media de la mafiana. jCuidado ! ese perro muerde, es muy fiero. Vuelva V. a mediodia. Tenga V. la bondad de volver a la una. No vuelva V. antes de aquel tiempo. Nada teme perder quien nada tiene. (Ha venido alguien a preguntar por mi ? No, Don Jaime, nadie ha venido. jCartero ! (tiene V. algo para mi? Si, senor, tengo para V. varias cartas y algunas tarjetas postales ilustradas. Almuerzo a las 12 y media. Quien suele perder minutos se acostumbra muy pronto a perder horas y dias, y yo deseo, hijo mio, que tu no pierdas un solo momento, porque el tiempo es uno de los bienes mas preciósos de este mundo. Con el fuego se prueba el oro, la desgracia es la que prueba al hombre y a los amigos. Las maquinas S. para coser han obtenido los primeros premios en- todas las exposiciones universales. Es la unica casa que goza de alguna reputación en el comercio de vino en esta plaza. He efectuado su apreciado pedido a un precio muy barato y cuento con su entera satis- — 29 — facción. Pienso permaneeer aqui como (ongeveer) quincedias. Le cuesta mucho hablar espanol. No temo que mi padre desapruebe mi conducta. Ese nifio juega todo el dia y no piensa en estudiar. No juguemos dinero. No juguéis con el fuego, porque tiene malas bromas. Huela V. esta rosa. Huele muy bién. El cuarto olia muy mal. La carne huele a quemado. Aquellas senoras olian a violeta. Este pafiuelo huele a agua de Colonia y ese otro a almizcle. Ejercicio 101. Tema. Herinnert ge u, iets dergelijks gezegd te hebben ? 'lederen avond ging ik om tien uur naar bed. Zijn aanmatiging bewijst zijn onwetendheid. Waarom keurt u mijn plan af? Ik vond geen moeilijkheid in het uitvoeren van mijn plan. Ik herinner mij deze zaak (el asunto) niet. Mijn ouders plachten om tien uur naar bed te gaan. Ik keur alles ai, wat hij zegt. Zij keuren ons plan goed. Wij ondervonden geenerlei moeilijkheid dit plan uit te voeren. Waarover (De qué) bedroeft zich uw zuster? Zij bedroeft zich over de ziekte van haar kind. Waarom disconteert u dezen wissel niet? Herinner u steeds uw beloften. Om hoe laat staat u op en hoe laat gaat u naar bed? Toen ik in B. woonde, placht ik om tien. uur naar bed te gaan en om vijf uur op te staan. Hij vertrok en kwam nooit terug. Opgepast! deze honden zijn zeer kwaadaardig, zij bijten. Eenige uwer vrienden hebben naar u gevraagd gedurende uw afwezigheid. De brievenbesteller heeft niets voor ons dezen keer. Wij ontbijten (almorzar) iederen morgen om 12 uur. Wij ontbijten (desayunarse) in den zomer om 7, in den winter om 8 uur. Het goud wordt beproefd door het vuur, de vrienden door den tegenspoed. Wat. kost deze 30 — naaimachine? Deze uitstekende naaimachine kost slechts (no.... mds que) zestig pesetas. Daar wij uw bestelling tegen (een) zeer billijken prijs hebben uitgevoerd (gerundio pasado), rekenen wij op uwe geheele tevredenheid. Valt het u moeilijk Spaansch te spreken? Vele menschen kennen zich zelf niet. Zekere N. heeft mij gezegd, dat eenige personen van groote verdienste uw gedrag afkeuren. Zoo heer, zoo knecht. Ejercicio 102. Tema. De tegenspoed beproeft dèn mensch. Wij plegen wakker te worden om vijf uur 's morgens. Verlies den kostbaren tijd niet. Laten wij wedden, dat u niet raadt wat ik op (en) dit oogenblik denk. Deze hond bijt niet, hij is niet kwaad. Wie niets heeft, vreest niets te verliezen. Wij zullen ons steeds onze beloften herinneren. De ouders bedroeven zich, wanneer de kinderen ziek zijn. Dit boek kost 5 pesetas en eenige céntimos. Waarom keurt u mijn plan niet goed? Ik keur het niet goed, omdat ik geloof, dat het niet kan (puede) slagen. lederen nacht droom ik,dat mijn kinderen aan mijn zijde zijn. De molenaar maalt het koren. Vreest u niet, dat uw vader uw gedrag zal afkeuren (subj. pres.) ? Deze bloemen ruiken lekker. De pot ruikt aangebrand. Ruik deze bloemen eens. Hoe (qué) lekker ruiken deze rozen ! DitVleesch wordt moeilijk gaar (kookt met moeilijkheid). lederen keer, dat ik speelde, verloor ik. lederen keer, dat wij speelden, verloren wij. Als je gauw terugkomt, zal je ons nog hier vinden. Deze bloemen rieken te sterk om (mucho para) ze gedurende (por) den nacht in een gesloten vertrek te laten. Op de tafel lag een zakdoek, die sterk naar muskus rook. Wat besluit gij omtrent (sobre) deze zaak ? Wij hebben - 31 — besloten ons niet met deze zaak bezig te houden. Zet u naast mij neer en schaam u niet mij de waarheid te openbaren. Zet u naast ons neer en schaamt u niet ons de waarheid te openbaren. Ik wed dat ik raad wat u (enkv.) denkt, maar u raadt niet wat ik denk. Wij wedden, dat wij raden wat u (mrv.) denkt, maar u raadt niet wat wij denken. Ejercicio 103. Vertalen, daarna terugleeren: Viaje a Amsterdam. Continuación. Y he ahi por qué D. Francisco y D. Fernando de la Poza se dejaban ver por breve tiempo en San Sebastian, donde, a poco de llegar, tomaban el tren de Francia a) sin parar hasta Reims, donde descansaron hasta el dia siguiente, en que continuaron su camino, con billete para Lieja. El paisaje por donde cruzaron a las pocas horas de salir de las llanuras de Champagne, o Champafia mejor dicho, era muy pintoresco por lo variado de los accidentes del suelo. Llegaron a la formidable plaza de Verdun, bafiada por el Mosa; ya desde entonces no perdieron de vista el caudaloso rio, bordeado por la linea férrea. Poco a poco las montanas fueron disminuyendo en elevación y al cruzar un humildisimo arroyuelo dijoles un empleado del ferrocarril, en tono de burla: — Ésta es la frontera franco-belga; — como si quisiera expresar que aquello no era frontera ni era nada. Ya en Bélgica el paisaje apareció mas pintoresco que nunca; el Mosa describia continuas curvas, y el tren se metia a cada momento por profundos tüneles, abiertos a través de negruzcas montanas, para salir las mas de las veces a verdes y amenos vallecitos. — 32 — — Pues no veo hasta aqui los Paises Bajos, — dijo Fernando, — sino los Paises Altos. Tenia razójj el conductor, en bürlarse de Ja frontera franco-belga. Asi Uegaron a la estación de Dinant. La falta de tiempo impidió a nuestros viajeros visitar las famosas grutas de Han, cruzadas por el rio Lesse. He ahl por qué (vgl. Fr. voila pourquoi), daarom.—Dejar, laten. — A poco de, kort na. — Tren, trein. —' Parar, ophouden, stoppen. — Descansar, uitrusten. — Siguiente, p.pr. de seguir, volgen. — Camino, weg. — Cruzar, doorreizen. — A las pocas horas de salir de, weinige uren, nadat zij gekomen waren uit. — Llanura, vlakte. — Pintoresco, schilderachtig. — Lo variado, het afwisselende, de afwisseling. — Los accidentes del suelo, de oneffenheden van den bodem. — Plaza, vesting. — Banar, bespoelen. — Desde entonces, van toen af. —Caudaloso, waterrijk. — Bordear, langs loopen. — Fueron disminuyendo, pret. de ir disminuyendo, (steeds) afnemen (vgl. Fr. aller (en) diminuant). — Arroyuelo, beekje. — Dijo, pret., 3a p. S. de decir, zeggen. —■ Un empleado del ferrocarril, een spoorwegbeambte. — Burla, spot. — Quisiera, Subj. imperf. de querer, willen — Curva, bocht. — Abierto, part. pas. de abrir, openen, bier: aanleggen. — A través de negruzcas montanas, dwars door zwartachtige bergen. — Amenos vallecitos, liefelijke kleine dalen. — Impidió, pret. 3. p.S. de impedir, beletten. — Cruzado por, waardoorheen loopt. Aanteekening. Hier volgen eenige namen van landen en hun bewoners: Espafia, Spanje (el espanol); Portugal (elportugués); Francia, (el francés. Gabacho, scheldnaam voor de Franschen 1); Italia (el italiano); Turquia (el turco); Grecia (el griego, de Griek); Alemania (el aleman); Suiza (el suizo, de Zwitser); Austria (el austriaco, de Oostenrijker); Prusia (el prusiano), Sajonia (el sajón, de Saks); Inglaterra (el inglés); Escocia (el escocés); Irlanda (el irlandés); Holanda, los Paises Bajos (el holandés); Bélgica (el belga); Rusia (el ruso); Dinamarca (el danés); Escandia, Scandinavië (el escandinavo); Suecia (el sueco, de Zweed); Noruega (el 1) Eigenl. de naam van de bewoners van sommige plaatsen aan den voet der Pyreneeën. (Het woord gabacho (gavacho) is afgeleid van Gave, den naam van enkele rivieren in de Fransche Pyreneeën)-. - 33 - noruego); Los Estados Unidos (el americano) ; Peru (el peruano o peruviano); Chile (el chileno); Repüblica Argentina (el argentino); Uruguay (el uruguayo); Paraguay (el paraguayo); Venezuela, (el venezolano); Costa Rica (el costarriqueflo); Colombia (el colombiano); Ecuador (el ecuatoriano); Honduras (el hondureflo); Guatemala (el guatemalteco); San Salvador (el sansalvadoreno); Puerto Rico (el portorriqueno), Cuba (el Cubano); Canada (el canadiense); el Brasil (el brasileflo); Argel (el argelino); Egipto (el egipcio), Marruecos (el marroqui). — El judlo (de jood); fem. la judia. Alvorens een enkele monarchie uit te maken was Spanje verdeeld in 14 onderling onafhankeüjke deelen, waarvan twee prinsdommen (Catalufia, Asturias); een heerlijkheid (Vizcaya) en elf koninkrijken: Galicia, León, Castilla la Vieja, Navarra, Aragón, Extremadura, Castilla la Nueva, Murcia, Valencia, Andalucia, islas Baleares. Namen der bewoners; el catalan, el asturian'o, el vizcaino, el gallego, el leonés, el castellano viejo, el navarro, el aragonés, el extremeno, el castellano nuevo, el murciano, el valenciano, el andaluz, el balear (el mallorquin). Thans wordt Spanje verdeeld in 49 provinciën. Eenige steden: Amberes, Antwerpen; Aquisgran, Aken; Burdeos, Bordeaux; Colonia, Keulen; Esmirna, Smyrna; Esparta, Sparta; Elorencia, Florence; Ginebra, Genève; La Haya, den Haag; Jerez, Xeres; Lieja, Luik; Liorna, Livorno; Lisboa, Lissabon; Londres, Londen; Marsella, Marseille; Maguncia, Mainz; Napoles, Napels; Roma, Rome; Tunez, Tunis; Viena, Weenen ; Zaragoza, Saragossa. Rivieren: El Danubio, de Donau; el Nüo, de Nijl, el Rin, de Rijn; el Tdmesis, de Theems; el Vistula, de Weichsel. Ejercicio 104. Dos Anuncios. 1. Tarjetas postales ilustradas. a) De venta en todas las librerias y papelenas. — Pidase catalogo a Hauser y Menet, Ballesta 30, Madrid. De venta, te koop. — Papeleria, papierhandel. — Pidase, 3ap. Sg. Subj. pres. de pedirse, gevraagd worden; dus: men vrage. 3 - 34 - 2. Santos Hermanos, 22, Arenal, 22. Automóviles, Bicicletas y Motobicicletas de las mejores marcas. Accesorios de todas clases. Pidanse catalogos. Santos Hermanos, Cebr. Santos. — Bicicleta, rijwiel. — Motobicicleta, motorfiets, — Accesorios, (rijwiel)benoodigdheden. — Pidanse, 3a p. pl. Subj. pres. de pedirse; dus: men vrage. Aanteekening. Una tarjeta postal, een briefkaart. Una tarjeta postal ilustrada, een prentbriefkaart, een ansicht; una carta, een brief; el sello, el sello de correo, de postzegel; las seüas, het adres; el sobre, de enveloppe; el cartero, de brievenbesteller; la administración de correos, het (hoofd)postkantpor; el buzón, de brievenbus; la recogida de cartas en los buzones, de buslichting; la distribución, de bestelling; franquear, frankeeren; franqueo insuficiente, onvoldoende frankeering; certificar una carta, een brief laten aanteekenen; una carta certificada, een aangeteekende brief. A Lección quince. Pronombres y adjetivos indeterminados (Continuación). Verbos irregulares de la 3a Glase. 1. El pronombre se, men (eigenlijk: zich). Evenals in het Fransch wordt in het Spaansch zeer vaak de lijdende vorm vervangen door den wederkeerenden, bijv.: De deur wordt geopend, la puerta se abre (Fr. la porte s'ouvre). De deuren worden geopend, las puertas se abren (Fr. les portes s'ouvrent.) Dit gebruik heeft in het Spaansch een bijzondere uitbreiding gekregen, bijv.: Er wordt gezegd (men zegt). Se dice. Er wordt gedanst (men danst). Se baila. - 35 - Er wordt gezongen (men zingt). Se canta. Er worden verschillende liede- Se cantan varias canciones ren gezongen. Er worden vele dingen gezegd Se dicen muchas cosas que (men zegt vele dingen), die no son verdad. niet waar zijn. Is bij soortgelijke zinnen degene, die de werking ondergaat, een persoon, dan blijft het ww. in het enkelvoud, se krijgt geheel en al de beteekenis van ons woord men, en de naam van den persoon, die de werking ondergaat, krijgt a voor zich, bijv.: Se castigó a los mas delin- Men strafte de meest schuldicuentes. . gen (de meest schuldigen werden gestraft). Het gebruik van den zuiver reflexieven voim, waarbij het ww. tot onderwerp zou hebben: los mds delincuentes, zou aanleiding geven tot dubbelzinnigheid: Se castigaron los mds delin- De meest schuldigen strafcuentes. ten zich zelf. In den zin: Se castigó a los mds delincuentes zien we dus het woord se geheel en al de beteekenis en de functie aannemen van ons woord men: het wordt voor het taalgevoel een nominatief. Dit heeft vooral plaats als het lijd. voorw. een persoonlijk voornaamw. is: Als men ze roept, komen zij. Cuando se les x) llama, vie- nen. Als men ze (vr.)roept, komen zij. Cuando se las llama, vienen. Men ziet ze bijna nooit. No se les (las) ve casi nunca. l) In dit geval is les, hoewel eigenlijk 3e nv., volgens Segismundo Mir gebruikelijker dan los. - 36 - Andere voorbeelden: Se me pagó. Se te dice que es verdad. Se le (la) creia culpable. Se nos saluda. Se os pagara. Se les dijo la verdad . No se le creia con el derecho de hacer esto (men meende niet, dat hij het recht had enz.). Ons voornw. men kan in het Spaansch nog op andere wijzen worden uitgedrukt: a. door uno : i0 . vooral wanneer het w .w. wederkeerend is: Men wordt het wachten moe. Uno se cansa de aguardar. 2°. als men = iemand: Als men getrouwd is, is men Cuando uno (una) esta caniet altijd meester van zijn sado, -a, no es 1) siempre handelingen. dueno (duena) de sus ac- ciones. 3° . als men — iedereen: Men moet de deugd liefhebben. Uno debe amar la virtud. b. door den len pers. mrv., als de spreker zich zelf meerekent: Men moet de deugd liefhebben. Debemos amar la virtud. c. door den 3en pers. mrv., als de spreker zich zelf buitensluit . . Men zegt. Dicen. Men zingt liederen. Cantan canciones. Men straft de meest schut- Castigan a los mas delin- digen. cuentes. Zoo ook: Er wordt geklopt. Llaman. Er wordt gebeld. Toean.. i) Uno wordt dus in den tweeden zin niet herhaald. - 37 - Ejercicio 105. Vervoeg: Cuando se me llama, vengo. Se me pagara. Se me cree culpable. Se me saludaba. Se me creyó inocente. Se me dijo que no era verdad. Ejercicio 106. Gebruik zooveel mogelijk de besproken constructies in de volgende zinnen: Mucho se habla por ahi (daar), pero también se miente mucho. No se debe aceptar lo que no se puede 1) hacer. En la tertulia (soirée, avondpartij) se habló de varias cosas y se discutió con calor. Se conoce (conocer = kennen) al hombre por sus obras. cQué se dice1) de nuevo ? Uno trabaja para vivir, cuando no tiene rentas. Cuando uno juega y pierde, no esta contento. No se hace nada para nada. Se han dicho ciertas cosas que nadie debe repetir. Muchas veces se dice lo que no se piensa. Se debe amar la virtud. Se dice a veces (somtijds) mas de lo que se debe. Se dicen cosas extraordinarias. Generalmente tiene uno amigos, si tiene dinero. No se debe aspirar (streven) a ser mas de lo que se puede. Con paciencia todo se logra (prov.) (lograr = bereiken). Ejercicio 107. Ter vertaling: Er wordt geklopt. Er wordt gebeld. Men moet alle menschen liefhebben. Het yenster wordt geopend. Men moet l) Ind. pres. de poder, kunnen: puedo, puedes, puede, podemos, podéis, pueden. Ind. pres. de decir, zeggen: digo, dices, dice, decimos, deels, dicen. Part. pas. dicho. - 38 de deugd liefhebben. Men heeft over verschillende dingen gesproken. Als men mij roept, kom ik dadelijk (luego). Men heeft mij gezegd, dat gij gisteren aangekomen zijt. Men moet eten om te leven en niet leven om te eten. Men is niet tevreden over uw gedrag. Als men geld heeft, is men niet altijd gelukkig. Als men geen geld heeft, is men ongelukkig. Men doet meer dan men kan. Er wordt gedanst. Er werden schoone liederen gezongen. Hier spreekt men Spaansch. Men zal de meest schuldigen straffen en den overigen (los demds) vergiffenis schenken (perdonar). Als men Don N. heet, doet men zoo iets niet. Er zal gedanst worden. Men streeft er somtijds naar meer te zijn dan men kan. Met geduld komt men alles te boven (spreekw.). 2. Cada, elk (bijv.), ieder (bijv.) is onveranderd in beide geslachten: Cada pais, Ieder land, elk land. Cada madre, iedere (elke) moeder. El médico viene cada tres De dokter komt om de drie dias. dagen. Cada uno (Cada cual), iedereen, ieder (zelfst.) . Cada uno (cada cual) piensa Iedereen denkt aan zich zeiven. en si mismo. He dado a cada una de mis Ik heb aan elk mijner zusters hermanas dos libros. twee boeken gegeven. 3. Cualquiera, pl. cuales- een of ander (welke ook, on- quiera, bijv. verschillig welke). Mozo, traigame V. cual- Kelner, breng mij een of ande- quier (a) diario of un diario re krant. cualquiera. - 39 - Traigame V. cualesquier(a) Breng mij boeken, onverschillibrosoflibroscualesquiera. lig welke. N.B. Als cualquiera, cualesquiera vóór het zelfst. nw. staat, mag de slot-a wegblijven. Cualquiera, quienquiera (zelfst.) beteekenen: al wie. Ze worden in deze beteekenis gevolgd door que met den subjuntivo . Cualquiera (quienquiera) Al wie u vleit, is uw vijand. que te adule, es tu enemigo. Cualquiera, mrv. cualesquiera wordt ook gebruikt aan het hoofd van toegevende bijzinnen, met de beteekenis: wie ook, welke ook: Cualquiera que sea; wie hij ook zij. Cualesquiera que sean tus welke ook uwe talenten zijn, talentos, cualesquiera que welke ook uwe rijkdommen . sean tus riquézas; zijn. N .B. Wie hij ook zij luidt ook: sea quien fuere of sea cual fuere; wie zij ook zijn, sean quienes fueren of sean cuales fueren; wat er ook van de zaak zij: sea lo que fuere, sea lo que quiera. Op deze en andere uitdrukkingen van toegeving komen wij later terug. Poco, -a, -os, -as (bijv.), weinig: ■Poco pan, poca agua, pocos hombres, pocas mujeres. Un poco de, een weinig: Dame un poco de sal. Pocos, -as, zelfst. weinigen: Pocos lo creen. - 40 - Poco, bgw. weinig: He viajado poco. El obrero gana (verdient) poco. Otro, -a, (bijv.), ander. Het duldt geenonbep. lidw. voor zich: Esta pluma no vale nada (deugt niet), dame otra. No he recibido hasta aqui los otros libros. Otro (zelfst.) — een ander, ook wel: een tweede, iemand. No hablemos mal de otro. Si otro me lo hubiera pedido (gevraagd), habria rehusado. <;Hay otro mas generoso que él ? Is er iemand edelmoediger dan hij? (Hay otro tan generoso como él? Is er een tweede zoo edelmoedig als hij? N.B. De anderen, de overigen, los demas, las demas. Un amigo me ha quedado, los demas me dejaron. Una amiga me ha quedado, las demas me dejaron. Ajeno, -a, vreemd, toebehoorend aan iemand anders, is steeds bijvoeglijk: Bienes ajenos, goederen van een ander, vreemde goederen. Todo, (bijv.) iedere, elke: Todo joven, ieder jongeling. toda joven, ieder jong meisje. N.B. Tusschen todo -a, en cada bestaat onderscheid: Todo hombre tiene defectos, ieder mensch heeft gebreken. (de menschen in het algemeen beschouwd). Cada hombre tiene sus ieder mensch heeft zijn bijdefectos especiales. zonder e gebreken. (de verschillende menschen individueel beschouwd). — 41 - Todo, gevolgd door het bep. lidw. of een bez. of aanw. voornw., beteekent geheel, al: Todo el dinero1), todo mi dinero. Toda la ciudad, toda esta ciudad. Todos los libros, , todos aquellos libros. Todas las mesas, todas mis mesas. Todo (zelfst. vrnw. onveranderd), alles. Todo esta perdido. Lo he visto todo. Todo lo he visto (Zie Aant. 2 op El todo, (zelfst. nw.), het geheel: p. 12). El todo se compone de varias partes. N.B. De in het Fransch zoo gebruikelijke zinswendingen als iout pdle, tout triste, enz. luiden in het Spaansch: cotnpletamente pdlido, enteramente triste, muy triste, etc. Todos, (zelfst. vrnw.) allen, iedereen (= todo el mundo). Todos lo creen = todo el mundo lo cree. Fulano, Zutano y Mengano (fem. Fulana, Zutana y Mengana). Zeer eigenaardig gebruikt het Spaansch deze woorden om personen aan te duiden, wier namen men niet kan of wil zeggen: He hablado esta manana a Fulano (Dinges). Le he visto con Fulano y Zutano (met die en die). Paseabanse con Fulano y Mengano. Fulana ha venido a hablarme de su hijo. 1) Vóór eigennamen van Steden blijft het lidwoord na todo weg, vóór vrouwelijke namen van steden gebruikt men zonder onderscheid todo en toda: Todo Paris, todo (toda) Valencia. Todo Valencia= todo el pueblo de Valencia (Vgl. fr. tout Rome et toute Rome). - 42 - Ejercicio 108. Ter vertaling: Iedere moeder bemint hare kinderen. Elk dezer kinderen kreeg eenige boeken. Om de drie dagen komt de dokter mij bezoeken. Iedereen denkt aan zich zeiven. Iedereen gelooft dat hij gelijk heeft, niemand denkt dat hij gedwaald heeft. Geef mij een of ander boek of tijdschrift. Alwie dit zegt (diga, subj. pres. de decir), vergist zich (enganarse) . Ieder mensch, wie hij ook zij, heeft zijn verplichtingen. Welke uw rijkdommen ook zijn, gij zijt niet gelukkig. Welke uw talenten ook zijn, die van uw broeder zijn grooter. Wat er ook van de zaak zij, onze chef (jefe) is zeer ontevreden. Gij hebt mij weinig geld gegeven. Weinigen denken dat hij zal slagen. Velen verliezen den kostbaren tijd. Is er een tweede zoo geleerd (sabio) als hij ? Ziehier een ander boek. Gij hebt mij twee uwer boeken getoond; waar zijn de andere? Alwie kwaad spreekt van een ander in uw tegenwoordigheid, zal kwaad spreken van u in uw afwezigheid (ausencia). Het geheele huis was vol (llena de) vrienden. Het geheel is grooter dan elk zijner deelen. Iedereen zegt, dat deze tijding (notieia) onwaar is (falsa). Iedere leerling heeft boeken. Iedere leerling zal op zijn beurt lezen. Hebt u Dinges gesproken? Wij hebben gereisd met die en die en die. Ik heb uw neef gezien met juffrouw .Dinges. 3. Onregelmatige vervoeging. Glase III. Tot deze klasse behooren de ww. op acer, ecer, ocer en ucir. Deze werkwoorden veranderen de c in zc vóór o en a. Tot deze klasse van onreg. ww . behooren echter niet de volgende werkwoorden: - 43 - Hacer, maken (geheel onregelmatig). Hierover later. Evenzoo over placer en yacer. Mecer, wiegen, en remecer, heen en weer bewegen, (beide geheel regelm., maar c voor a en o verandert natuurlij k in z).1) Cocer, koken, bakken, behoort tot de tweede klasse (o wordt ue in geaccentueerde lettergr.; c vóór a en o wordt weder z); evenzoo: escocer, (snerpende) pijn of leed doen, en recocer, op nieuw koken. Nacer, geboren worden. Conocer, kennen. Presente. Indicativo. Subjuntivo. Indicativo. Subjuntivo. Nazco nazca conozco conozca naces nazcas conoces conozcas nace nazca conoce conozca nacëmos nazcamos conocëmos conozcamos nacéis nazcais conocéis conozcais nacen nazcan. conocen. conozcan. Ofrecer, aanbieden. Traducir, vertalen. Indicativo. Ofrezco of reees ofrece ofreeëmos ofrecéis ofrecen. Presente. Subjuntivo. Indicativo. ofrezca ofrezcas ofrezca ofrezcamos ofrezcais of rezcan. Traduzco traduces traduce tradueïmos traducis traducen. Subjuntivo. traduzca traduzcas traduzca traduzcamos traduzcais traduzcan. l) Empecer, schaden, benadeelen, wordt door sommige grammatici (bijvb. Galban) beschouwd als regelm. De Academia doet dit niet. - 44 — Imperativo. Nace. Ofrece. Conoce. Nazca* él (V.). ofrezca él (V.). conozca él (V.), Nazcamos. ofrezcamos, conozca mos. Nacêd. ofrecëd. conocëd. Nazcan ellos {Vds.) • ofrezcan ellos( Vds.).conozcan ellos (Vds.). Traduce. traduzca él (V.). traduzcamos. traducïd. traduzcan ellos (Vds.). Opmerkingen. a. De Subjuntivo presente wordt dus weder regelmatig gevormd van den ien pers. enk. van den Indicativo presente door verandering van o in a, as, etc. b. De zc treffen we dus aan in den len pers. E. Ind. Pr., in den geheelen Subj. pres. en in die Imperatiefvormen, die ontleend zijn aan den Subjuntivo pres. c. Het defectieve werkw. yacer, liggen (waarover later meer) verandert de c in zg of zc, dus yazgo of yazco.1) d. De werkwoorden op ucir (uitgezonderd lucir, blinken, dat geen andere onregelmatigheden vertoont dan de reeds aangegevene) hebben buitendien een onregelmatig pretérito. Ook wijkt ih dezen tijd de plaatsing van het accent in den ien en 3en pers. enk. af van de in Lección X gegeven regels. In dé andere persoonsvormen van dezen tijd valt het accent zooals bij de reg. ww. op er en ir. Traducir. Tradüje tradujïste i) Oudtijds - veranderden de ww. op ucir eveneens de c in zg of zc, - 45 - tradüjo tradüjïmos tradujïsteis tradujêron. N.B. Dezelfde accentuatie hebben alle onreg. werkwoorden wier ie pers. pretérito eindigt op een onbetoonde e.1) Van den 3en pers. pl. Pret. worden weer volgens de algemeene regels der vervoeging gevormd het imperfecte- van den Subjuntivo en het futuro van den Subjuntivo, dus: Tradujêron : Subj. imp.: tradujêra, eras, era, éramos, etc. tradujf^fe, eses, ese, ésemos, etc. l_ § ,, fut.: tradujëre, eres, ere, éremos, etc. Ejercicio 109. Ter vervoeging: io. Het presente de Ind. y Subj. en den Imperativo van: aborrecer, verafschuwen. anochecer, i°. verb. imp. acontecer, gebeuren. nacht worden. adormecer, in slaap maken. 2°. verb. pers. bij adormecerse, in slaap vallen. het vallen van agradecer (overg .ww.), dank- dennacht ergens baar zijn voor. aankomen. amanecer, i°. verb. imp. dag apetecer, wenschen. worden. carecer de, missen, niet heb- 2°. verb. pers. In ben. den morgen er- compadecer, medelijden hebgens aankomen. ben. 2) Deze werkwoorden zijn: ie. de reeds bekende ww. haber, tener en estar; 2e. andar, caber, hacer, poder, poner, querer, sober, traer, decir,venir. - 46 - crecer, groeien. ofrecer, aanbieden. desconocer, miskennen, niet padecer, lijden. kennen. parecer, verschijnen. empecer, benadeelen i). perecer, omkomen. empobrecer, verarmen. permanecer, blijven, volhar- enriquecer, verrijken. den. estremecerse, huiveren, rillen. reconocer, herkennen. favorecer, begunstigen. renacer, herboren worden, her- merecer, verdienen. leven. obedecer, gehoorzamen. resplandecer, schitteren. 2°. Het Presente de Ind. y Subj., den Imperativo, het Preterito en de drie daarvan afgeleide tijden van: Conducir, geleiden. inducir, leiden (in) . deducir, afleiden. seducir, verleiden. reducir, terugbrengen, dwin- lucir, blinken. gen. producir, voortbrengen. 3°. Het Pres. de Ind. y Subj. en den Imperativo van: empecer en van empezar. 4°. De enkelvoudige tijden van cocer. 5°. Vervoeg in alle personen: Yo amaneci en Madrid y anocheci en Toledo. Ik was bij het aanbreken van den dag in Madrid en bij het vallen van den avond in Toledo. Cada vez que encuentro a Fulano me estremezco. Ejercicio 110. Vertaal: Zij worden geboren. Zij werden geboren. Laten wij herboren Worden. Bied aan. Biedt aan. Laten wij niet aanbieden. Ik ken. Wij kennen. Laten zij kennen. Gij kent niet. Zij miskennen. Ik vertaal en vertaalde. Zij vertaalden. i) Zie de Aapt. op p. 42. - 47 - Indien ik vertaalde (subj. imp.). Wanneer wij zullen vertalen (subj. fut.). Zij zouden vertalen. Ik vertaal. Verafschuw de leugen. Laten wij de leugen verafschuwen. Zij maakt het kind in slaap. Laat men dit kind in slaap maken. Zij missen moed. Laten wij hem niet miskennen. Dat hij begunstige. Gehoorzaam. Gehoorzaam niet. Zij lijden. Wij verschijnen. Zij zijn omgekomen. Laten zij erkennen. Ik geleid, ik geleidde, ik heb geleid, dat ik geleidde (subj. imp.), ik zou geleiden, als ik zal geleiden. Dat zij voortbrengen. Brengt voort. Dat zij u niet verleiden. Ik begin. Hij benadeelt. Dat hij beginne. Dat hij benadeele. Zij blinken en blonken. Dat zij blinken en blonken. Ik kook. Zij kookt. Dat zij koke. Dat zij koken. (Zie de Aanteekening op blz. 31). Vocabulario. El barrio, de wijk. sencillo, -a, eenvoudig. el padre de familia, de huis- tonto, -a, dwaas. vader. próximo, -a, eerstvolgend, finasatenciones,beleefdheden, establecer (Cl. III), vestigen, el agradecimiento, de dank- oprichten. baarheid, erkentelijkheid. desaparecer (Cl. III), verla. medida, de maatregel. dwijnen. la confianza, het vertrouwen, estremecerse (Cl. III), huiel sueno, de droom. veren, rillen, sidderen. el error, de dwaling. aparecer (Cl. III) como, blijel Banco, de Bank. ken te zijn. él alcalde, de burgemeester, amanecer (Cl. III), den morel cajero, de kassier. gen beleven. la caja, de kas. nacer (Cl. III), voortkomen. el ladrón, de dief rogar (Cl. II), verzoeken. - 48 - la orden, de order, de ridder- probar (Cl. II), bewijzen. orde. dispensar i), vergeven. sus gratas órdenes, uwe ge- manifestar (Cl. I), toonen. eerde orders. descuidar, verwaarloozen, verel dano, de schade. zuimen. el embalaje, de verpakking, aprobar (Cl. II), goedkeuren. el bulto, het colli, de baal, llevarse, meenemen. het pak, enz. llevar el nombre, den naam el consumo, het verbruik. dragen. la satisfacción, de tevreden- celebrar sesión, zitting hou- heid. den. el género, de (koop)waar. asistir, aanwezig zijn. la ventaja, het voordeel. contestar, antwoorden, el góbierno, het gouvernement. no dejar de, niet nalaten te. él ayuntamiento, de gemeen- existir, bestaan. teraad. destinar, bestemmen. la presidencia, het voorzitter- premiar, beloonen. schap. constar de, bestaan uit. el acta, f, de notulen. durar, duren. la aclaración, de opheldering, adular, vleien. toelichting, verklaring. experimentar, ondervinden. el propósito, het voornemen, ejecutar, uitvoeren, el Conséjo, de ministerraad. procurar, zorg dragen. el imperio, het rijk. . hacer (v. in-.) usode, gebruik el magistrado, de magistraat. maken van. el pueblo, het volk. en ésa, in uwe stad. el mal, het kwaad, de ramp. en lo sucesivo, in het vervolg. con es m er o, met zorg. I) De ww., waarbij iij den Vocabulario niets bijzonders vermeld staat, zijn regelmatig. ■'-' . — 49 — el hombre de bien, de brave la parroquia, de clientèle. man. bajo, onder. el patrón, de patroon. previo, -a, adj., voorafgaand. el obrero, de werkman. previa una aclaración, na een el papa, de paus. toelichting. la preferencia, de voorkeur, u, of (in plaats van o vóór la oferta, het aanbod, de of- woorden die met o of ho ferte. beginnen). la exactitud, de nauwkeurig- sea(n)... o (u), hetzij... of. heid. desde que, zoodra als. la orden, de order. Ejercicio 111. Ter vertaling: Dispense V., Senor, (la calle de Alcala? — No conozco este barrio, senor, soy extranjero. (Conoce V. a una senbrita que se llama Paquita H. ? No la conozco personalmente a ella, pero conozco muy bien a su primo. Agradecemos sus finas atenciones y esperamos que se nos presente la ocasión de manifestarle a V. nuestro agradecimiento. No descuidaré nada para probarle que merezco su confianza. La noche pasada tuve un sueiio, en el cual me apareció mi querida madre. Esta noticia carece de toda verdad. Les aconsejo que reconozcan su error. Parece que el cajero del banco tal desapareció, lleyandose lo que halló en lacaja. Se le cteia tan hombre de bien y ahora aparecera como ladrón. (No conoce V. al sefiör N. ? Conozco a uno de sus hij os j pero no le conozco a él personalmente. jjóvenes! obedeced a vuestros padres que tanto han hecho por vosotros desde que nacisteis. El médico teme que nuestro pobre amigo no amanézca. Ruego a V. que me favorezca con sus gratas órdenes. Ofrezco a V. mis servicios para representarle 4 - 50 — en esta plaza para la venta de sus vinos, pues el consumo aqui es muy importante. No dudamos de que mereceremos su entera confianza. El gobierno ha resuelto que una estación de ferrocarril se establezca en N. Ayer tarde celebró sesión el ayuntamiento bajo la presidencia del alcalde seftor Bilbao. Asistieron los senores C, D, E, etc. Se leyó el acta de la sesión anterior que fué aprobada previa una aclaración del senor B. Se dice que existe el propósito de crear una nueva orden civil que se llamara de Alfonso XIII. Se destinara a premiar los méritos en cualquier clase de trabajo, sean patrones u obreros. Se aprobara en el Conséjo próximo. Procura conocer bien al hombre antes de recibirle por amigo. Para que dure un imperio, es menester que el magistrado obedezca a las leyes y el pueblo a los magistrados. Quien te adula, te aborrece. Siempre los males presentes nos parecen mayores que los que no hemos experimentado todavia. Muchos valen mas, y muchos valen menos de lo que parece. Bienes mal adquiridos a nadie han enriquecido fj>rov.). La lengua es la parte del cuerpo por la cual los médicos conocen las enfermedades del cuerpo, y los filósofos las del alma. La lengua es o gran bien, o gran mal. Si se gobierna bien, es gran bien; si se gobierna mal es gran mal. ïQué es lo que se nos aparece una vez en un minuto, dos veces en un momento y nunca en un siglo? La letra M . No es cara la tranquilidad que se compra con el silencio. No se vive para si desde que no se vive para otros. Del templo de la virtud se pasa al de la gloria. Cada di* que amanece, el numero de los tontos crece (firov.). La severidad bien ordenada comienza por uno misnw. - 5i - Ejercicio 112. Tema. Pardon, kunt u mij zeggen, waar de Toledo-straat is? De Toledo-straat, mijnheer, is de derde straat links. Ik ken dezen heer niet persoonlijk, maar ik ken hem van reputatie. Ons huis verzuimt niets om te bewijzen, dat het het vertrouwen zijner cliënteele verdient. Men heeft in de stad P. een nieuw spoorwegstation gebouwd. Deze goederen bieden weinig voordeel, wij hopen andere te vinden. lederen keer dat wij Die en Die tegenkomen, huiveren wij als we bedenken (al pensar) wat zij geweest zijn en wat zij nu zijn. De dokters vreesden, dat de paus den morgen niet zou beleven. Wij zullen niet nalaten gebruik te maken van dit aanbod, waarvoor (que) wij u zeer dankbaar zijn. De kassier is verdwenen, de kas medenemend.- In mijn droom verscheen mij mijn vriend, die voor (hace) eenige jaren gestorven is. Sedert dat wij geboren zijn (pret. I) hebben onze ouders voor ons gearbeid. Erkent gij uw dwaling? Iedereen meende dat hij een braaf man was (trad. geloofde hem braaf man) en thans blijkt hij een schelm (trad. als schelm). Indien u ons met uw geëerde orders begunstigt, zullen wij niets verzuimen om te bewijzen dat wij deze voorkeur verdienen (subj. pres.). Gisteren hield onze gemeenteraad zitting onder voorzitterschap van den burgemeester. De notulen der vorige vergadering werden gelezen en goedgekeurd. Hij bood ons zijn diensten aan, maar wij hebben ze geweigerd. Waaruit (De qué) komt al de schade voort? Dit huis is bekend om de uitstekende wijnen, die het verkoopt. Men zegt dat het voornemen bestaat hier een spoorwegstation te bouwen. De nieuwe orde zal heeten orde van (de) verdienste. Wij zullen dezen armen huisvader begunstigen. Ik hoop dat zij u dankbaar zullen zijn — 52 — voor (subj. pres.) uwe attenties. Wij raden u, dat gij uw dwaling erkent (subj. pres.). Uw geëerde orders zullen met zorg uitgevoerd worden. Het gouvernement heeft besloten dat er twee nieuwe spoorwegstations zullen gebouwd worden (subj. pres.) in de hoofdstad. Begunstig dezen armen huisvader, die zich in uw stad wenscht te vestigen. In het vervolg zal ik mijn maatregelen nemen, opdat dit niet meer gebeure. Ik ben u dankbaar voor de aanbieding uwer diensten en zal niet nalaten er gebruik van te maken (er van = de ellos). Wij zijn u dankbaar voor uwe dienstaanbieding en zullen niet nalaten er gebruik van te maken. Wij zijn u dankbaar voor de nauwkeurigheid, waarmee u onze orders hebt uitgevoerd. Al de schade komt voort uit de slechte verpakking der collis. De stad Jerez is zeer bekend om {por) haar grooten handel en den uitstekenden wijn, die haar naam draagt (llevar). Wij hopen andere waren te vinden, die ons meer voordeel bieden (subj. pr.). Het gouvernement besloot dat de verdiensten zouden beloond worden in onverschillig welke soort van arbeid. Slecht verworven goed gedijt niet. Ejercicio 113. Vertalen en terugleeren. Una presentaclón. A. Don Alfonso, permitame V. presentarle mi amigo don Alberto. B. Tengo mucho gusto de (of en) conocerle. (Tengo una gran satisfacción en hacer su conocimiento). C. Muchas gracias, senor, igualmente yo. B. Reconózcame V. por su servidor y amigo. Esta casa esta a su disposición. Opmerking. Met deze laatste uitdrukking wordt eenvoudig bedoeld, dat men zijn'huis voor iemand openstelt. - 53 — Er zijn in het Spaansch meer beleefdheidsuitdrukkingeh, die men niet letterlijk opvat. Als men bijvb. aan tafel zit en een goede bekende komt binnen, is de gewone formule: ègusta V. (acompanarnös) ? (blieft u mee te eten?). Het antwoord luidt natuurlijk: gracias, gewoonlijk gevolgd door buen provecHo (wel bekome het u, of wel: eet smakelijk). Ander voorbeeld: bij het begroeten van een dame (de heer buigt naar links en de dame naar rechts) zegt de heer: A los pies de V., senora, (Mevrouw, Uw dienaar); de dame antwoordt: Beso (ik kus) a V. la mano, caballero (mijnheer). Ziehier eenige andere beleefdheidsformules: Buenosdias (voluit: Tenga V. buenosdias), buenas tardes, buenas noches. (Cómo esta V.? — (Cómo se encuentra V.? Muy bien, gracias, ^y usted? En onder vrienden: (Cómo te portas? (Cómo te encuentras? (Cómo estas? <;Cjué tal, amigo? — Adiós y paselo V. bien of que V. lo pase b-en (het ga u goed). Adiós y le deseo una pronta mejoria (Adieu, beterschap). Adiós, que se mejore V. (idem). Adiós y deseo una pronta mejoria a su hijo, a su senora (Ai:eu en beterschap met uw zoon, met mevrouw). Hasta la vista o hasta mis ver (tot ziens). Sirvase V. (gelieve) saludar a su senor padre en nombre mio (en mi nombre). — Asi lo haré (zonder manheer en).z) Salude V. en mi nombre al Sr. N. — Muchas expresiones (complimenten) al Sr. N. — Memorias de mi parte a su hermano (groet uw broeder van mij). i) Het Futuro van hacer, doen, is: haré, hards, haré, haremos, haréis, harén. - 54 - Perdone V. of dispense V. — No hay de qué, senor (het is niets, mijnheer). Doy a usted las gracias (pres. ia p. S. van dar'las gracias, danken). Muchas gracias. Muchisimas gracias. — De nada (geen dank); para servir a V. (tot uw dienst); no hay de qué (niet te danken, vgl. Fr. il n'y a pas de quoi). Ejercicio 114. Vertalen, daarna terugleeren. Viaje a Amsterdam. (Continuación). Después de una corta estancia en Lieja, la ciudad negra, y en Bruselas, ese pequeno Paris, brillante y elegante, llegaron nuestros viajeros a Amberes. Amberes es un gran puerto y una gran plaza de guerra. El puerto es una maravilla; la ria del Escalda tiene alli 800 metros de anchura por 13 de profundidad en la alta marea. Cuatro kilómetros de muelles bordean las orillas, 765 kilómetros de via férrea facilitan los transportes de una a otra de sus siete darsenas. En los Docks de-este puerto entran diariamente mas de 25000 vagonesa). Las cabrias o gruas para la descarga son a centenares, todas poderosas. — Pero, £es posible que haya aqui tanto movimiento comercial? — preguntaba D. Francisco a su cochero. — jYa lo creo ! t>) respondió éste — por aqui exporta Bélgica todos sus productos al por mayor; aqui embarca Alemania sus aceros y sus hierros; por aqui salen los huevos y frutas que nos envia Italia desde la perforación del San Gotardo: aqui desembarcan los cargamentos de petróleo y de trigo que nos envian los Estados Unidos; finalmente éste es el puerto de salida de 30000 emigrantes al ano. También en Amberes se ha procedido como en Bruselas - 55 - —\ Ul^r^* f haciendo inmensos derribós de calles viejas, si bien, en honor a la verdad, pareee que se lo tenian merecidoc); y en efectó no es posible lamentar, por ejemplo, la desaparición del que se llamaba: el Mercado de los piojos (Luizen-markt). — Veo que los belgas tienen la costumbre de hablar sin metafora, — dijo con zumba D. Francisco a su cochero. — Lo aprenderiamos d) de Vds., cuando estaban aqui, — respondió el hijo de los Geuses. * ■ Estancia, verblijf, oponthoud. — Puerto, haven. —Maravilla, wonder. — Ria = het breede gedeelte van een rivier, dicht bij de monding, waar zich de werking van den vloed doet gevoelen; la rla del Escalda, de beneden-Schelde. —- Anchura, breedte. — Alta marea, vloed, hoogtij. — Muelle, kade. — Darsena, havenkom, binnenhaven, dok. — Diariamente, dagelijks. — Cabria o grüa, kraan. — Ser a centenares, bij honderden geteld worden. — Poderoso, krachtig, sterk. —■ Ya lo creo, dat zou ik meenen. — AI por mayor, in het groot, voor den groothandel. —■ Sus aceros y sus hierros, zijn staal- en ijzerwaren. — Perforación, doorboring. — Trigo, koren, tarwe. — Puerto de salida, de haven van vertrek. — Emigrante, landverhuizer. — Proceder, te werk gaan. — Derribo, afbraak. — Si bien, en honor a la verdad, hoewel, om de waarheid hulde te doen. — Lamentar, betreuren. — Desaparición, verdwijning. — Hablar sin metafora, onverbloemd spreken, het kind bij den naam noemen. — Zumba, grap, jokkernij; con zumba, schetsenderwijze. Aanteekeningen. a) En los docks de este puerto entran diariamente mds de 25000 vagones. Dagelijks kan op verschillende wijzen teruggegeven worden; nl. door: cada dia, todos los dias, diariamente en door het adjectief: diario. Bovenstaande zin kon ook luiden: En los docks etc. entran cada dia (todos los dias) 25000 vagones, 25000 vagones diarios. Ditzelfde geldt voor jaarlijks (cada ano, al afto, anual, anualmente); en maandelijks; bijv. Gana 1000 pesetas cada mes, al mes, mensuales, mensualmente. - 56 - b) \Ya lo creo ! Dat zou ik meen en. He aqui algunas otras frases usuales para afirmar: Es la verdad (het is waar). Nada hay mds cierto (niets is zekerder). Eso es cierto (dat is zeker). Le doy mi palabra de honor (ik geef u mijn eerewoord). Puede V. creerme (IV kunt mij gelooven). Estoy seguro (ik ben er zeker van). Garantizo a V. el hecho (ik sta u voor het feit in). Y para negar: Eso no es verdad (dat is niet waar). No, no es eso (neen, dat is niet zoo). Es una mentira (het is een leugen). V. se engana (U vergist zich). Eso no puede ser (dat kan niet). Le aseguro que no (Ik verzeker u van niet). Nada hay mas falso (niets is minder waar). Lo niego formalmente (ik ontken het beslist). Esta V. en un grave error (U vergist zich ten zeerste). c) Se lo tenian merecido. In plaats van haber wordt, hoewel zelden, ook tener als hulpww. gebruikt. In dat geval schikt zich het part. pasado in geslacht en getal naar het lijd. voorw. Als er echter geen lijd. voorw. is, mag, volgens de Academia, tener in geen geval haber vervangen. Voorbeelden: Tengo leida toda la obra (daarentegen: he leido toda la obra). Tengo ya (reeds) leidos algunos tomos (deelen). He leido ya algunos tomos. He escrito a mi tia (er is geen lijd. vw. dus het hulpww. is haber, en tener is ongeoorloofd). Se lo tenian merecido. Vaak wordt in het Spaansch het pronombre reflexivo gebruikt zonder bepaalde noodzaak. Zoo vindt men naast venir, corner, beber, olvidar (vergeten), reir (lachen), subir (naar boven gaan, klimmen) de vormen: venirse, comerse, beberse, olvidarse, relrse, subirse. Over de nuanceering in beteekenis spreken we later. d) Lo aprenderiamos de Vds., cuando eslaban aqui. Zeer eigenaardig is het gebruik van den Condicional om waarschijnlijkheid uit te drukken. Onze taal gebruikt hier een andere constructie of een anderen werkwoordelijken vorm: Lo aprenderiamos de Vds., cuando Wij zullen het van u geleerd hebben, estaban aqui. toen gij hier waart; of Wij hebben het zeker van u geleerd, toen, enz. Serian las ocho, cuando salió. Het kan (zal) ongeveer acht uur ge¬ weest zijn, toen hij vertrok. - 57 - Tal vez se pond r ia malo (cond. van Misschien is hij onderweg ziek ge- ponerse malo, ziek worden) en el worden. camino . (El si de las ninas). Diria: pues yo (para qué he de Hij zal gezegd hebben: welnu, waarom molestar a nadie? (ib.). zal ik het iemand lastig maken? Ejercicio 115. Algunas anécdotas. a. La viuda de Quintanez no cesa- de, llorar a su difunto mar ido. — Pero si tü misma — la1) dice una amiga — decias que Quintanez era un animal. — Si; pero le tenia tan bien domesticado. La viuda, de weduwe. — Difunto, overleden. — Si, immers (of niet vertalen1) . — Domesticar, temmen, dresseeren. b. Gedeón echa en cara a uno de sus amigos el vicio de beber con exceso. — j Bah ! — le replica este; — bebo asi desde los quince anos, y he cumplido los sesenta. — Es que si no hubieras bebido tanto — contesta Gedeón — acaso habrias llegado ya a los setenta. Echar en cara, verwijten. — Con exceso, bovenmate, onmatig. — Es que, ja maar. — Acaso, misschien. — Llegar a, bereiken. — Ya, reeds. c. Dos antiguos amigos que no se habian visto hacia mucho tiempo, se encuentran en la calle de Alcala. — (Tü aqui? — Si, amigo mio, me he casado hace (vóór) quince dias, y he venido a Madrid a pasar mi luna de miel. — (Y tu esposa? i) De Academia heeft een tijd lang het gebruik van la en las in den 3en nv. vrouw. enk. en mrv. afgekeurd. Ter vermijding van dubbelzinnigheid worden ze door sprekers en schrijvers toch vaak gebruikt. De Academia begint toeschietelijker te worden in dit opzicht. - 58 - — (Mi esposa? La he dejado en Badajoz. Kacfa, sedert. — La luna de miel, de wittebroodsweken. d. En un juicio oral: a,E1 acusado.'' — Senor, es verdad que yo cometi el robo, pero fué por instigaciones de mi médico. ,,E1 presidente". — Expliquese V. , ,E1 acusado". — Me aconsejó que no me acostara ninguna noche, sin tornar algo. Juicio oral, rechtszitting. — Cometer un robo, een diefstal begaan. — Por instigaciones de, op aanstoken van. i. Adverbios de lugar: Aqui, hier (bij densprekei). enfrente, (er) tegenover. ahi, daar (bij den hoorder), dentro, binnen. alli, daar (bij spreker, noch fuera, buiten. adonde, waarheen. De tiempo: Hoy, ayer, anteayer, manana, ahora (nu), antes (vroeger), después (daarna), entonces (toen), luego, i°. dadelijk, 2°. Lección diez y seis. Adverbios. Verbos irregulares. (Clstse IV). hoorder) arriba, boven. abajo, beneden. delante, voor. _^ÉS£, detras, achter. encima, er op. debajo, er onder. junto, er bij. aca, hier (heen). alla, daar (heen). aculla, ,, cerca, dichtbij. lejos, ver (af). donde, waar. - 59 - later, in het vervolg1), 3°. dus; tarde (laat), temprano (vroeg), presto (gauw), pronto (spoedig), siempre, nunca, jamas, ya (reeds), mientras (terwijl, intusschen), aün, todavia, hogano (dit jaar, tegenwoordig) a), antafio *) (verleden jaar, oudtijds). De modo: Bien, mal, cómo, asi (aldus), apenas (nauwelijks), quedo, (zachtjes), recio (hard, sterk), duro (hard), despacio (langzaam) , alto (luid), bajo (zachtjes), adrede en aposta (het laatste minder gebruikelijk) (opzettelijk), buenamente, malamente, etc. De cantidad: Mucho, poco, muy, casi, harto en bastante (genoeg), tan, tanto, cuan, cuanto, nada, solo (slechts). De comparación: Mis, menos, mejor, peor, tan, tanto, cuan, cuanto. De orden: Primeramente (ten eerste), ültimamente (ten laatste), sucesivamente (achtereenvolgens), antes (eerst), después (vervolgens). De afirmación: Si, cierto, ciertamente, verdaderamente (waarlijk), también (ook), indubitablemente, ongetwijfeld. De negación: No, ni (noch, zelfs niet, niet eens), nunca, jamas, tampoco (ook niet, evenmin). 1) De tweede beteekenis heeft het met een futuro: dus: lnego voy, ik ga dadelijk. Luego te lo dire, ik zal het u later zeggen. 2) Hogano en ttntano worden thans nog maar weinig gebruikt en alleen in gemeenzamen stijl. — 6o - De duda: Acaso (bij toeval, toevallig), quiza of quizas (misschien). Opmerkingen. Dónde, Adónde. Dónde1) drukt uit: de plaats, waar; adónde: de plaats, waarheen: jDónde estas ? — ? Dónde vives ? Adónde vas, 2) waar gaat gij heen? Aqui, ahi, alli; aca, alla. Tusschen aqui, ahi en alli bestaat een soortgelijk onderscheid als tusschen de aanw. voorw.: este, ese en aquel. Tusschen aqui en acd, alli en alld bestaat volgens de Academia geen ander onderscheid, dan dat aqui en alli meer een bepaalde plaats, acd en alld een onbepaalde plaats aanduiden *). Vele spraakkunstenaren bevelen aan, aqui en alli te gebruiken bij ww. van rust, en acd en alld bij ww. van beweging; dus: Ven acd, kom hier. Voy alla, ik ga daarheen. Estoy aqui, ik ben hier. Esta alli, hij is daar. 1) Als donde en adonde niet staan aan het hoofd van een directe vraag, verliezen zij het acento: La casa donde vivo, het huis waar ik woon; adonde vayas (Subj. pres. de ir, gaan) te seguiré, waar gij ook heen gaat, zal ik u volgen. 2) Het Presente de Indicativo de ir, gaan, is: voy, vas, va, vamos, vdis, van. 3) In de Nueva Edición van 1920, p. 134, zegt zij: Aunque los adverbios aqui y alli suelen emplearse como sinónimos deacd y alld respectivamente, advertiremos que aqui y alli se refieren a lugar mas circonscrito que acd y alld, cuya significación es de suyo mds vaga: por lo mismo decimos mds acd, mds alld, muy acd, muy alld, tan acd, tan alld; y no decimos mds aqui, mds al'4. — 6i — He. Het bijwoord he (van Arabischen oorsprong) komt voor in verbinding met aqui en alli en met persoonl. voornw. in den accusatief. He aqui, ziehier, he ahi, (id.), heme, hier ben ik, hele, hela, helo, daar is hij, zij, hei; henos, helos, helas, hier zijn wij, zij.1). Aun »). Aun bet eekent: i°. nog (sinónimo: todavia): Aun es temprano. Es muy joven aun. No ha contestado aun a mi carta. Aun «0\ha contestado a mi carta. 2°. zelfs: Te daré los cien reales que Ik zal je de 100 realen geven, mepides, y aun doscientos die je. mij vraagt, en zelfs si los necesitas. tweehonderd, als je ze noo- dig hebt. Aun en las aldeas reina el Zelfs in de dorpen heerscht desofden. wanorde. Hier kan men in het Spaansch als in het Nederlandsen aun, zelfs, vervangen door,hasta, tot: 1) Vroeger werd dit he vrij algemeen beschouwd als de imperativo sg. 2e p. de haber. Diez dacht dat het een corruptie was van ve, zie; anderen brachten het in verband met f e, wegens den ouden vorm a f e (vgl. foi als uitroep in het Fr. ma foi). Ramon Menéndez Pidal in zijn uitgave (1913) van het Poema de mio Cid zegt dat het is een aanwijzend bijwoord van Arabischen oorsprong (P. 134. Nota 152.) 2) Aun vóói'het ww. is eenlettergrepig; achter het werkw. is het .tweelettergrepig en krijgt het acenio: jAun no ha venido ? Is hij nog niet gekomen} No ha venido a - Zijn gezicht bevalt mij weinig, Su cara me gusta poco, pero maar ik wen er aan. me acostumbro a ella (UI. aan haar). Ik denk er aan. Pienso en ello (eso, esto). Hij denkt niet aan zijn belan- No piensa en sus intereses, gen, hij houdt er zich niet no se ocupa de ellos. mee bezig. N.B. Als er van bezit aanduidt wordt het gewoonlijk weggelaten: Zijn mantel is goed gemaakt, Su capa esta bien hecha, pero maar de kleur er van is el color es feo. leelijk. Er genitief mrv. van het pers. vrnw. 3e p. of van het aanw. voornw. blijft in het Spaansch gewoonlijk weg: Hij heeft verscheidene boeken, El tiene varios libros y yo ik heb er slechts twee. solo tengo dos. Ziehier pennen, neem er eeni- He aqui plumas, tome usted ge • algunas. Hij heeft pennen, ik heb er Jiene él plumas, yo no ten- geen. go ninguna. Ik heb honderd pesetas en gij Tengo yo cien pesetas y usted hebt er evenveel. tiene otras tantas. N.B. Ter vervanging van een zelfst. nw. in onbepaalden zin genomen, gebruikt men in het Spaansch, evenals vaak in onze taal, het voornw. van den 3en pers. Cuando tengo dinero, lo als ik geld heb, geef ik het uit. gasto, Si tuviera libros, te los als ik boeken had, zou ik er u prestaria, (of ze u) henen. Dus niet als in het Fransch: si j'avais des livres, je i' en prêterais. — gi - Ejercicio 128. Ter vertaling: Deze kaart (mapa, m) is te klein voor dat doel (pbjeto). Zij loopen te hard dan dat wij ze kunnen (podamos, subj. pres. v. poder) inhalen. Gij hebt te veel ondervinding om soortgelijke fouten te begaan. Dat kind werkt veel *©ats zijn leeftijd. Deze grijsaard (anciano) werkt te veel voor zijn leeftijd. Hoeveel geld hebt gij? Ik heb ongeveer twintig pesetas (op verschillende manieren vertalen). Ik verheug mij te meer, daar ik vandaag vrij ben. Voor ongeveer drie en een half uur heb ik hem er gezien. Niemand weet hoe lichtzinnig (ligero) hij in deze zaak geweest is. U weet niet hoe slecht hij is. Niemand weet hoe slecht zij zijn. Gij kunt u niet voorstellen hoeveel dat gekost heeft. Deze redenaar spreekt geleerd en welsprekend. Verklaar u duidelijk en kort. Schrijf steeds duidelijk en sierlijk. Nog gisteren heb ik hem gesproken. Nog heden zal ik u beloonen. Zelfs in Parijs is er geen schooner schouwburg (teatro) dan deze. Spreek niet zoo zacht. Spreek luider, wij kunnen u niet verstaan. U komt uit Parijs en ik ga er heen. Als u naar de Beurs (la Bolsa) gaat, zult u er hem vinden. Ik heb uw brief ontvangen, maar ik heb er den zin (el sentido) niet van begrepen. Ik heb u van de zaak gesproken: indien u naar het ministerie gaat, denk er aan. Wij hebben goeden wijn en drinken hem. Zoo (si) ik geld uitgeef (gastar), ik verdien (ganar) het ook. Houd (guardar) dezen raad voor u en spreek niemand er van. Ik kan niet van Rome spreken, omdat ik er nooit. geweest ben. Hij zegt dat hij verscheidene boeken meegebracht (traido) heeft, maar ik heb er geen gezien. U spreekt Spaansch, ik ben er zeker (seguro) van. Het huis is groot, maar de trap er van is nauw (estrecho). Leen hem 100 pesetas, ik sta - 92 - er voor in (instaan voor = responder de). Als ik dorst heb en water vind, drink ik het. Het paleis (palacio) is zeer mooi, maar de tuinen er van zijn klein. U verdient iooo pesetas per maand en ik verdien er vijfhonderd. Ik heb al zijn werken en ik heb er niets merkwaardigs (notable) in gevonden. Jij hebt honderd realen en ik heb er evenveel. Hij heeft ons zeer trouw gediend. Wij moeten wijs en voorzichtig te werk gaan. Ik heb hem gelukkig gesproken. Wat komt u laat ! Wat werkt hij voor een kind van zijn leeftijd ! Niemand kan zich voorstellen hoe schrander deze kinderen zijn. Het meisje wilde (queria) niet laten (dejar) zien hoe versleten (usado) haar schoeisel (calzado) was. Deze tafel is te klein voor ons gezelschap. Gij gaat te overijld te werk, dan dat gij zult slagen (subj. fut.). De generaal had te veel ervaring om zich te laten bedriegen (enganar) door de bewegingen (maniobras) van den vijand. Hoe meer ik er aan (vert. er in) werk, des te beter begrijp ik het. Voor ongeveer een half uur is hij vertrokken^naar P. Dit werk bevalt mij zeer weinig, toch begin ik er aan te wennen.' Spreken zij van de politieke aangelegenheden van hun land? Neen, zij houden er zich niet mee bezig. Ik kan u niet zeggen hoe ziek ik ben (estar malo). Ik kan u niet zeggen hoe slecht zij zijn. -Modos adverbiales (Bijwoordelijke uitdrukkingen). Desde ahora, reeds nu, van nu af. de aqui adelante, | en lo venidero, ' anoche, antes de anoche, al amanecer, al anochecer, manana por la manana voortaan. gisteren avond. eergisteren avond. bij het aanbreken van den dag. bij het vallen van den avond. morgen ochtend. - 93 - pasado manana i), al dia siguiente, dos dias después, en otrö tiempo, de poco aca, i poco ha, ' de aqui a un mes (un ano), de alli a un mes, a menudo (muchas veces), muy a menudo, las mas (de las) veces, de repente, de cuando en cuando, I de vez en cuando, I a veces, alguna vez, en breve, cuanto antes. a mas tardar, en otra parte, a otra parte 2), en cualquier parte, al rededor, en contorno, lo de arriba abajo, al revés, cuando mas 3), cuando menos, poco mas o menos, en primer lugar, overmorgen. den volgenden dag. twee dagen daarna, vroeger. vóór korten tijd. over een maand (een jaar). een maand daarna, dikwijls. zeer dikwijls, meestal. plotseling. van tijd tot tijd. somtijds. binnen kort. zoo vroeg mogelijk, op zijn laatst, elders . (naar) elders, waar ook. rondom, er omheen. ,, , in den omtrek, het onderste boven. (lik. het bovenste onder). het achterste voren.' op zijn meest, op zijn minst, ongeveer. in de eerste plaats. 1) Pasado manana eigenlijk een absolute accusatief met de beteekenis: cuando el dia de manana esté pasado. 2) A otra parte wordt gebruikt bij werkw. van beweging, en otra parte bij werkw. van rust, bijv. Esta en otra parte; le enviaremos d otra parte. 3) Niet te verwarren cuando mds (= a lo mas) en cuanto mas (hoe meer, v. Lección XVI, p. 67). - 94 — por mayor, por menor, a corros, de hilera, de tropel, sin orden, cara a cara, a sabiendas, de improviso casualmente, de paso, de prisa, poco a poco, sin mds ni mds, de buena gana, de mala gana, quiera o no quiera, a las claras, a hurtadillas, a porfia, a cual mejor, a tontas y a locas, a la buena de Dios, a escondidas, a la francesa, a la moda, a la antigua, a la moderna, de memoria, de ningün modo, estar de (en) pie, estar de (en) cuclillas, estar boca arriba, ir (andar) a caballo, a pie, hacia at ras, de puntillas, in het groot. in het klein. in de rondte. op een rij. in menigte. door elkaar. onder vier oogen: willens en wetens. onverziens, onverwacht. toevallig. in het voorbijgaan. in haast, in allerijl. langzamerhand. zonder eenige aanleiding. gaarne. tegen zijn zin. of hij wil of niet. open en bloot. ter sluiks. om strijd. om het best, om het mooist. er maar op los, (a tort et a travers). op goed geluk. ter sluiks, sluiksgewijs. Op zijn Fransch. naar de mode. antiek (adr.). modern (adv.). van buiten. volstrekt niet. staan. ineengehurkt zijn. achterover liggen, (te paard) rijden, te voet gaan. achteruit loopen. op de teenen loopen. - 95 - a mujeriegas, als een dame le paard rijden. a toda brida, | a todo escape, ' a todo correr, met lossen teugel rijden. loopen zoo hard men kan. a la coz-cojita, | a la pata coja, < a gatas, op handen en voeten. hinken. Ejercicio 129. Vertaal: \\t zal u reeds nu beloonen. In het vervolg zal dit niet meer gebeuren (suceder). Gisteren avond ging ik om half tien naar bed en eergisteren avond om tien uur. Bij het vallen van den avond kwamen zij aan te N. Morgen ochtend vertrekken zij. Overmorgen komen zij terug. Den volgenden dag verliet {dejar) hij de stad en twee dagen later kwam hij op zijn bestemming (destino) aan. Over een maand zal ik dit werk geëindigd (acabar) hebben. Ik heb hem dikwijls gezien. Plotseling verdween hij. Hij bezocht ons van tijd tot tijd. Binnenkort zal hij ons bezoeken. Hij kan hier zijn om twaalf uur op zijn vroegst (op zijn laatst). Zoek hem elders. Wij zullen hem naar elders zenden. In den omtrek was alles (2 rust (descanso) en (1 vrede. Hij bezit op zijn minst tien duizend pesetas. Spreek mij in de eerste plaats van u zeiven en daarna van hem. Zij keerden de boot het onderste boven. Zij verkoopen staal- en ijzerwaren in het groot en klein. Hij heeft het willens en wetens gedaan . Ik vroeg het hem onverwacht. Ik wil dat zeer gaarne doen. Wij hebben dat zeer tegen onzen zin gedaan. Hij zal betalen, of hij wil of niet. Zij keek hem ter sluiks aan. Ik heb deze les van buiten geleerd. De jongens schreven om het best. Ik wil hem volstrekt niet ontvangen. Hij heeft twee uur gestaan en wij hebben twee uur gezeten. Het - 96 - kind zat ineengehurkt in een hoek (rincón, m.). Hij lag achterover onder een boom. Zij rijden i) en wij gaan te voet. Loop niet achteruit. Zij loopen op de teenen om den zieke niet te wekken. Hij reed met lossen teugel. Laten wij loopen zoo hard wij kunnen. Deze kinderen hinken. Het kleine kind loopt op handen en voeten. Voor korten tijd bezocht ik de kerk te N. Meestal komt hij om negen uur. Binnen kort zal ik u schrijven. Hij keerde het wapen het achterste voren. Hij verdient op zijn minst 3000 duros per jaar en zijn broer verdient er ongeveer 2000. Zij loopen op een rij. Zij kwamen in menigte aan. Allen loopen door elkaar. Wij waren onder vier oogen. Ik heb u niet willens en wetens beleedigd. Hij sprak zeer snel. Ik kan hem dat niet zonder eenige aanleiding zeggen. Zij schreeuwden om strijd. Zij vertrokken op goed geluk af. Hij is op zijn Fransch gekleed (vestido). Wij kleeden ons (vestirse) naar de mode. 4. Verbos irregulares de la Glase V. Deze klasse omvat alle ww. der 3e vervoeging, die een e hebben in de laatste lettergr. van den stam en niet behooren tot de 4e klasse. Zij worden vervoegd naar de volgende regels: a. Als .de stam gevolgd wordt door een betoonde i, blijft de stamklinker e onveranderd. b. In alle andere gevallen, verandert deze e in i. (Natuurlijk uitgez. de futuro en de condicional). Pedir, verzoeken. Ger. pidiendo. Part. pas 1) Pres. van ir: voy, vas, va, vamos, vais, van. Imperativo: ve, vaya él (Vd.); vamos, id, vayan éllos (Vds.). Het pres. van andar is regelmatig. - 97 - Presente. Indicativo. Subjuntivo. Pido Pida pidamos pides ........ pidas pida is. pide piden pida pidan. Pretérito. pidió pidieron. Opmerkingen. N.B. i. De subjuntivo presente wordt regelmatig gevormd naar den len pers. van den Indicativo presente: pido, en heeft dus in alle personen de i1). 2. Van den 3en pers. mrv. pretérito worden weder regelmatig gevormd het imperfecto en het futuro de Subjuntivo. Pidieron: Subj. imperf.: pidiera, pidiese. ,, futuro: pidiere. Hier volgen eenige der meest gebruikelijke werkwoorden van deze klasse: Cenir, *) aangorden, omgor- elegir3), verkiezen. den. embestir, aanvallen. competir, mededingen, wed- gemir, steunen, zuchten. ijveren, medir, meten. derretir, smelten. regir, regeer en, besturen. 1) De Imperativo is dus: pide, pida él (usted), pidamos, pedid, pidan ellos (ustedes), en ontkennend: No pidas, no pida él (usted), no pidamos, no piddis, no pidan ellos (ustedes). Als de stam op n eindigt, valt de onbetoonde 1 van den uitgang "weg, dus cinendo, cinó, cifieron. 3) De g der ww. op gir verandert volgens de algemeene spelregels in J voor de a en o, dus: elijo, eliges etc., elija, elijas etc. 7 - 98 - rendir, overgeven. renir, vechten, kijven servir, dienen. tefiir, verven. vestir, kleeden. reir, lachen *). rëpetir, herhalen. seguir *), volgen. Samenstellingen van deze werkw. worden op dezelfde wijze vervoegd. Ejercicio 130. Ter vervoeging: 10. De enkelvoudige tijden van medir, regir, servir, seguir, reir. 20. De Ind. pres. en imperfecte- en de Imperativo (bev. en ontk.) van: elegir, repetir, vestir, tenir. Ejercicio 131. Breng in alle personen: Escojo buenos amigos 8) y sigo sus consejos. Despedi (ik zond weg) a todos mis criados. Sigue tu camino. Yo seguiré el mio. Escoge buenos amigos y sigue sus consejos. Ejercicio 132. Ter vertaling: Zij wedijveren, wedijverden en zullen wedijveren. Zij smelten. Wij verkiezen, wij verkozen en hebben verkozen. Gij zucht. Zij zuchten. Dat zij zuchtten, dat zij zuchten. Laten wij meten. Wij zouden gemeten hebben. Dat zij besturen. Zij gaven de plaats over. Zij vochten. Wij zullen herhalen. Ik volg, gij volgdet, hij heeft gevolgd, zij had gevolgd, 1) De hulpletter u der werkw. op guir wordt overbodig voor a en o en vervalt. 2) Als de vervoeging twee i 's achter elkaar zou eischen, vervalt er , een, dus: riendo, rió, rieron, niet: riiendo, riió, riieron. 3) Als het lijd. vw. onbepaalde personen aanduidt, laat men gewoon lijk a weg. - 99 - wij zullen volgen, gij zult gevolgd hebben, zij zouden volgen* zij (vr.) zouden gevolgd hebben. Dat ik volge, dat gij volgdet, dat hij gevolgd hebbe, dat wij gevolgd hadden, als gij zult volgen, als zij zullen gevolgd hebben. Gij kleedt, hij kleedde, wij hebben gekleed, gij hadt gekleed, wij zullen kleeden, gij zult gekleed hebben, zij zouden kleeden. Dat zij kleeden, dat ik kleede, dat gij gekleed hebbet, dat hij gekleed hadde. Wij dienen, gij diendet, hij heeft gediend, zij had gediend, wij zullen dienen, gij zult gediend hebben, gij zoudt dienen, zij zouden gediend hebben. Dat hij diene, dat wij dienden, dat gij hebbet gediend, dat zij hadden gediend, als ik zal dienen, als gij zult gediend hebben. Hij herhaalt, wij herhaalden, gij hebt herhaald, dat zij herhalen. Herhaal, herhaal niet, herhaalt, herhaalt niet. 5. Verbos irregulares de la Glase VI. De 6e klasse wordt gevormd door de w.w. op uir, bijv. huir, vluchten; destruir, verwoesten; instruir, onderrichten; concluir, besluiten; argüir, betoogen. De onregelmatigheden dezer werkw. zijn behandeld ie stuk blz. 144 en 145. N.B. Tot deze klasse behooren niet de werkw. op guir (zonder trema) en quir, zooals er guir, delinquir, daar in deze ww. de u stom is en zij dus feitelijk niet eindigen op uir. Vocabulario. las trincheras, de verschan- la aventura, het voorval. singen. la resistencia, de tegenstand. el consejo, de raad. la dimisión, het ontslag. la voluntad i . „ .. la exactitud, de juistheid. \ de volkswil. ' nacional ) la bala, de baal. las telas, de linnen stoffen. el algodón, het katoen. IOO el respiro, het uitstel. expedir (Cl. V), verzenden. lista decorreos,-poste restante. despedir (Cl. V), wegzenden el ejemplar, het exemplaar, despedirse de (Cl. V), af- el trigo, de tarwe. scheid nemen van. el celo, de ijver. perseguir (Cl. V), vervolgen. el abuso, het misbruik. proseguir (Cl. V), voortzetten, la compania, het gezelschap. vervolgen. el establecimiento, de inrich- corregir (Cl. V), verbeteren. ting. sirvase(Impera- \ gelieve,heb la desventura, het ongeval, tivo de ser- / de goedheid het ongeluk, de tegenspoed. virse), / te. el mono, de aap. ir al campo, naar buiten gaan. la mona, de apin. apreciar, waardeeren. el ayuda de camara, de ka- procurar, zorg dragen. merdienaar. dirigir, richten. fresco, frisch, koel. responder de, instaan voor. pintoresco, schilderachtig. pasear, wandelen. claro, helder. dar (v. irr.) su zijn ontslag cansado, vermoeid. dimisión, nemen. pardo, grijs, grauw. los senores, mijnheer en me- impedir (Cl. V), beletten. vrouw. Ejercicio 133. Ter vertaling: Escoge buenos amigos y sigue sus consejos. Esto no me impide que me divierta. Los senores despidieron a todos sus criados excepto su cocinera. Persiguieron al enemigo hasta sus trincheras. Siga V. su camino y yo seguiré el mio. Sirviéndonos fidelisimamente este criado, le apreciamos mucho. La senora vestia siempre de negro. Si no procura usted corregirse, le despediré. Usted sigue siempre su camino sin pedir nada a nadie. Pedimos consejo, pero bus- 101 camos aprobación. Las leyes que nos rigen son la expresión de la voluntad nacional. Prosigamos nuestra obra como la hemos empezado. No creemos que nadie nos persiga, porque no tenemos enemigos. (Por qué tine V. sus telas con estos colores tan claros ? Vistase V., le advierto que es tarde. El rey rió mucho de esta aventura. La plaza se rindió después de una larga resistencia. Es menester que mida V. sus tierras antes de venderlas. El director del Banco pidió su dimisión. iYa expidieron Vds. las balas de algodón para Lisboa? Pido un respiro de algunos dias. Sirvase V. dirigirme sus cartas, lista de correos Madrid. Dispense V., (la calle de Córdoba? Siga V. esta calle y luego la tercera de la derecha (de la izquierda). Sirvase V. sentarse. El aire de la primavera es aun muy fresco para ir al campo. Estoy tan convencido de la exactitud de ese hecho, que responderia de él con mi cabeza. Ocüpese usted de sus asuntos. — Ya me ocupo. — Lo dudo. Queriamos tornar el tren con ustedes, pero llegamos muy tarde. Doy a usted las gracias por el ejemplar de la obra que me ha enviado; leo cada dia diez o doce paginas de ella. Solo deseo pasear. Deseo pasear solo (fem. deseo pasear sola). Este hombre es sobradamente rico y generoso. Este hombre es rico y sobradamente generoso. Hablaba tan bajo que nadie le entendia. El precio del trigo esta muy bajo. Senores, pido la palabra. León X se reia del celo que Fray Martin Lutero mostraba tener para corregir los abusos de la iglesia. Las espanolas vistieron antes con mucho gusto y de una manera muy pintoresca, pero hoy en dia visten la mayor parte a la francesa. Aunque la mona se vista de seda, mona se queda (prov.). De noche todos los gatos son pardos {jtrov.) — 102 — Ejercicio 134. Tema. Laten wij goede vrienden zoeken en hun raad volgen. De meeste Spaansche dames kleeden zich tegenwoordig naar de Fransche mode, en niet zooals vroeger op zijn Spaansch. Het gezelschap lachte zeer om mijn avonturen. Zij verven deze stoffen met heldere kleuren. Waarom zouden wij hen vervolgen? zij zijn onze vijanden niet. Ik zond al mijn bedienden weg, behalve mijn kamerdienaar. Zij vervolgden den vijand tot aan zijn verschansingen. Laten wij onzen weg vervolgen. Mijne zusters kleeden zich altijd in het zwart. Draag zorg u te beteren, opdat men u niet wegzende. Daar gij steeds uw weg vervolgt (ger.) zonder iemand raad te vragen, begaat gij dikwijls misslagen. Weest zoo goed te gaan zitten, heeren! De koopman vroeg" een uitstel van eenige dagen. Ik zend hem steeds mijn brieven, poste restante Madrid. De directeur van deze inrichting heeft zijn ontslag aangevraagd. De plaats zal zich niet spoedig overgeven. Kimt u mij ook zeggen, waar de Luchanastraat is? Volg u deze straat en neem vervolgens de vierde rechts. Laten wij deze stoffen meten alvorens ze te verkoopen. Wij zullen deze balen katoen binnen een week verzenden. Ik denk niet, dat zij ze zullen verzenden (subj. pres.) vóór een maand. Zijt gij overtuigd van de juistheid van dit feit? Ik sta er voor in met mijn hoofd. Ik wilde den trein van twaalven nemen, maar ik kwam te laat aan. Deze dame is rijk en Uitermate edelmoedig. Deze dame is uitermate rijk en edelmoedig. Spreek zoo zacht niet, niemand verstaat ,u. Laten wij luider spreken, opdat men ons versta. Zij willen slechts wandelen en niet werken. Wij willen alleen wandelen. Ik ben nog te vermoeid om te gaan slapen. Wanneer zult gij deze waren verzenden? Daar deze man ons ge- — ic-3 — trouw dient, zullen wij hem niet wegzenden. Gelieve mij te zeggen, waar ik u dezen avond kan vinden. Men zegt, dat de heer N. zijn Ontslag zal vragen. Waarover lachen zij zoo? Zij lachen over mijn ongevallen. Lachende vertelde hij wat hij daar gezien had. Ik geloof niet, dat hij u deze brieven poste restante zal zenden (subj. pres.). Laten zij zich verbeteren, het is hoog noodig. Waarom kleeden deze dames zich altijd in het zwart? De kleeren maken den man niet (prov.). 'S nachts zijn alle katjes grauw. Vocabulario 2. El esqueleto, het geraamte. el craneo, de schedel. el ala,' (f), de vleugel. el batallón, het bataillon. el portero, de portier. la casa de banca, de bankinrichting . el banco, de bank. el celo, rie ijver. el marinero, de zeeman. la alegria, de vreugde. el estanque, de vijver. el capricho, de gril. el poder, de macht. la liberalidad, de mildheid. el decoro, de welvoeglijkheid. el precipicio, de afgrond, het verderf. excesivo, overdreven. parecerse (Cl. III), gelijken. concebir (Cl. V), begrijpen. pedir perdón (Cl. V), vergiffenis vragen. exigir, eischen. derretirse (Cl. V), smelten. diferenciarse, verschillen.. renunciar, afstand doen van. echarse a los j zich voor iem. pies de al- \ op de knieën guno, J werpen. falta poco para que (con subj.) het scheelt weinig of. ahogarse, verdrinken. patinar, schaatsen rijden. ensenar, leer en. el interés, het belang. .>>:$J:' el riesgo ) 7 . ° > het gevaar. el peligro 1 la fundición, de gieterij, de smelterij. — 104 ~~ el Estado, de Staat. gustar de conservar, willen el empleado, de beambte. bewaren. la huelga, de werkstaking. cuidar, zorg dragen voor. el ejército, het leger. comunicar, berichten. la acción, de daad. competir (Cl. V), mededin- la cima, de top. gen. la desgracia, het ongeluk. declararse en huelga, den la aumentación, de vermeer- arbeid staken. dering. indudablemente, ongetwijel desacierto, de mislukking. feld. la mosca, de vlieg. especialmente, in 'tbijzonder. erudito, geleerd. explidtamente, uitdmkkelijk. perverso, slecht, bedorven. solemnemente, plechtig. detenido, gevangen (gehou- sumamente, hoogst. den). rara vez, zelden. venerable, eerbiedwaardig. las mas (de las) veces .meestal. un impertinente, een lastig, en favor de, ten behoeve van. vervelend mensch. mas alla de, voorbij. ser debido a, te wijten, toe te ocurrirse a uno, iemand in schrijven zijn. den zin komen. Ejercicio 135. Ter vertaling: El tiempo pasa muy rapidamente, empleémoslo bien. El animal que mas se parece al hombre es indudablemente el mono por las cuatro manos que tiene, y por la forma del craneo. Isabel II renunció explicita y solemnemente a todos sus derechos en favor de su hijo Alfonso XII. A menudo el excesivo celo es el companero obligado del desacierto. El capitan cifió la espada y se despidió de los suyos. Los enemigos embistieron el ala derecha del batallón. Compitieron mas de cien personas para lograr (krijgen) el puesto de - 105 - portero en esa casa de banca. Por fin concibieron los hij os que el tesoro que buscaban con tanto celo era el trabajo mismo. El hombre prudente yerra rara vez, el imprudente a menudo, y el necio las mas de las veces. Los marineros llenos de alegria se echaron a los pies de Colón, pidiéndole perdón. Segun las ültimas noticias faltó poco para que el erudito Senor P. se hubiese ahogado al patinar en el estanque del Buen Retiro 1). Los caprichos de las mujeres no son debidos siempre a su imaginación; sirvense a veces de ellos para medir hasta donde llega su poder. No se mide la liberalidad por las promesas, midese por las obras. La mujer que da un paso mas alla del decoro, marcha hacia el precipicio. El hombre pasa facilmente deunaopinión a otra, si asi lo exige su interés. No hay cosa alguna (of no hay ninguna cosa) que los hombres gusten tanto de conservar como la propia vida, y sin embargo es lo que menos cuidan. En el callar rara vez hay riesgo, en el hablar casi siempre. En boca cerrada no entran moscas {prov.). Hablar es sumamente facil, pero el hablar bien sumamente dificil. Debemos tener buenos amigos que nos ensenen lo bueno, y perversos y crueles enemigos que nos impidan hacer, mal. Comunican de san Petersburgo que en una fundición del Estado se declararon en huelga 1500 obreros, pidiendo la libertad de tres companeros detenidos. Ocurriósele a cierto impertinente preguntar a un conocido suyo: „iCómo come V.?" Y el conocido, que no estaba de muy buen humor, le contestó: ,, jCómo ! <; Como como ?.. Como como como". 1) Jardin püblico de Madrid. — io6 — Ejercicio 136. Tema. De opstandelingen wierpen zich aan de voeten des konings en vroegen om vergiffenis. Het scheelde weinig of ik had mij boos gemaakt. Hij wenscht te meten hoever zijn macht gaat . De voorzichtige man zal zich zelden vergissen (vert. dwalen), de dwazen vergissen zich meestal. Hoeveel personen dongen mede om dezen post te verkrijgen? Zij nemen afscheid van de hunnen. De held gordde den degen aan en vertrok in aller ijl. In 1555 deed Karei volledig afstand van al zijn rechten aan zijn zoon Filips den tweeden. Wie zal hem beletten kwaad te doen? Hij belette mij te werken gelijk ik (het) wenschte. De vijanden vielen den linker vleugel van ons leger aan. Men meet de deugd niet af naar {por) woorden, maar naar daden. Ons belang eischt, dat wij zorg dragen voor (subj. pres.) onze gezondheid. Duizenden werklieden hebben verklaard het werk te staken. Laten wij den tijd, die zoo snel voorbijgaat, goed gebruiken. Welk dier gelijkt het meest op.den mensch? De aap gelijkt ongetwijfeld meer op den mensch dan welk ander dier ook. Hebt gij niet uitdrukkehjk afstand gedaan van dit recht? (Het) spreken is meestal uiterst gemakkelijk en (het) zwijgen dikwijls uiterst moeilijk. Mijn neef heeft vijf huizen en mijn nicht heeft er evenveel. Van tijd tot tijd gaan we onze buren bezoeken. In den zomer smelt de sneeuw op de toppen der hooge bergen. Laten wij steeds goeden raad (pl.) volgen. Ik herhaal u, dat ik er niet aan (en) gedacht heb. Deze dames kleeden zich bijna altijd in het (de) wit. Hij antwoordde lachend: ik zal u niet beletten uw weg te vervolgen, laat (dejar) mij den mijnen vervolgen. Waarom vraagt gij geen raad aan dezen eerbiedwaardigen grijsaard? Laten wij niet lachen om (de) de ongelukken van anderen — io7 — (adj. ajeno). Ik dank u voor uw goeden raad, ik zal hem volgen. De heer N. vroeg het woord en sprak gedurende eenige minuten, maar niemand luisterde. Zij bediende zich van dat middel om te weten, hoever haar macht ging. Ons belang eischt, dat wij dezen beambte wegzenden. Wie zal ons beletten het te doen ? In de fabriek van den Heer N. te R. hebben meer dan tweehonderd werklieden het werk gestaakt, omdat de vermeerdering van loon (salario), die zij vroegen, hun niet is toegestaan. Het scheelde weinig, of het arme kind was verdronken (subj. pluscuamperf.) met schaatsenrijden. Ejercicio 137. Vertalen en daarna terugkeren: Conver sación. A. Senores, vengo a despedirme de ustedes. B. jCómo ! ^nos deja usted ya? A. Si, senor, me marcho manana por la noche por el ferrocarril. C. (Va usted directamente a Rotterdam ? A. No, senora, me detendré dos o tres dias en Bilbao. Después tengo la intención de embarcarme para R. C. Esperamos volver a) a verle pronto. A. Esto dependera de los asuntos y de las circunstancias. Si sólo dependiese de mi, estar ia de vuelta dentro de algunas semanas. B. No ha permanecido V. mucho tiempo entre nosotros. A. No es culpa mia: mi intención era permanecer aqui aun dos meses al menos, pero unas cartas que acabo t>) de recibir me obligan a ausentarme de unos lugares donde dejo tantas simpatias. — io8 — B. Nunca olvidaremos el placer que su conocimiento y amable trato nos ha hecho experimentar. A. Muchisimas gracias; estén ustedes persuadidos que Uevo conmigo el mas dulce recuerdo de su grata hospitalidad. En cualquier parte en que me halle, pueden Vds. contar conmigo. £. Deseamosle un feliz viaje, y que halle a toda sufamilia en buena salud. B. Haganos usted el favor de escribirnos; nos alegraremos infinito de tener noticias suyas. Marcharse, vertrekken. — Detenerse,'zich ophouden, vertoeven. — Volver, terugkeeren; volver a ver, weerzien. — Estar de vuelta, terug zijn. — Permanecer, vertoeven. — Ausentarse de.un lugar, een plaats verlaten. — Dejar, achterlaten. — Su amable trato, uw aangenaam gezelschap. — Llevar consigo, medenemen. — Recuerdo, herinnering. — Su grata hospitalidad, uw lieve gastvrijheid. — Contar con, rekenen op, beschikken over. — Tener noticias de alguno, (iets-) van iemand hoor en. Aanteekeningen. a) Esperamos volver a verle, wij hopen u weder te zien. Het werkwoord volver heeft de algemeene beteekenis van draaien, keer en, wenden. Het kan zijn: i°. trans, werkw., bijv.: volver la hoja, het blad omslaan; volver los ojos a, de oogen slaan op, volver la cabeza, het hoofd omdraaien, volver las espaldas, den rug toekeeren; volver la cara, het gelaat afwenden. 2°. intr. werkw., bijv.: Dos veces ha vuelto aqui (hij) is hier tweemaal teruggekomen; volver a casa, naar huis terugkeeren, weer naar huis gaan; volver en si, (weer) bijkomen. Gevolgd door een onbepaalde wijs met a, geeft het de herhaling der handeling te kennen, bijv.: volver a empezar, op nieuw beginnen; volver a decir, herzeggen, herhalen; volver a cantar, op nieuw zingen, over zingen. 3°. wederk. werkw.: — iog — volverse i°. zich omkeeren, 2°. omkeeren (in fig. tin, dus van idee veranderen), 3°. worden, bijv. volverse loco, gek worden l). b) Cartas que acabo de recibir. Acabar beteekent eindigen, ten einde brengen. Acabar con = l°. tot een goed einde brengen, bijv. Acabó con su empresa, 2*. afmaken: Acabó con so perro. Acabar de (gevolgd door een Inf.) = 1°. pas iets gedaan hebben, (Fr. venir de), bijv. acababa de recibir una carta, acaban de partir. 2°. No acabar de o] no cansarse de = niet ophouden te, (het) niet moede worden bijv,: No acaban de (no se cansan de) mirar a su hijito (zoontje). No acababan de alabar al héroe. Acabar por (gevolgd door een Inf.) = ten slotte iets doen, (Fr. finir par): Acabara por consentir, hij zal ten slotte (wel) toestemmen. Ejercicio 138. Vertalen, daarna terugleeren: Vlaje en Holanda (1896). Cont inuación. Hallase situado Rotterdam en la confluencia del Mosa del Norte (de Noord) o Mosa-Rhin y del Rotte, y es por su población — 300,000 habitantes — la segunda ciudad de Holanda. Y ahora hay que decir que nunca hubieran creido, en sus dias, nuestros viajeros poder ver una ciudad de la manera que vieron ellos a Rotterdam.... En efecto, pasado el rio, el ferrocarril cruza por un viaducto encima de la ciudad de parte a parte, viéndose el caserio como desde un globo aerostatico. Nuestros viajeros se sentian algo turbados. Desde que habian llegado a Holanda no podian darse cuenta de por donde andaban; a cada momento cedia la tierra y se en- 1) Vgl. Eng. to turn, dat ook dikwijls de beteekenis van worden krijgt, en ons worden, dat oorspr. beteekent keer en, draaien: Het kan verkeeren == het kan anders worden. 110 contraba un rio, y los rios se dividian, se bifurcaban, se trifurcaban, volvian a reunirse.... Como habian visto a Rotterdam de tejas arriba, pudieron formarse cargo de sus entreveradisimas vias y se echaron a) a temblar al pensar cómo se las iban a componer para no extraviarse en aquel laberinto de callejuelas en su mayor ia cruzadas por canales. — !Es una cuidad anfibia — dijo D. Francisco. En fin decidieron aventurarse a la buena de Dios y echaron a andar. Entonces vieron con admiración que todo Rotterdam era puerto. El puerto de Rotterdam es las calles de Rotterdam , junto a cuyas aceras convertidas en muelles, atracan los vapores y toda clase de buques. Sin embargo, hay un puerto principal por decirlo asi, una calle de un kilómetro, el Boompjes; a cada lado hay un muelle, plantado de arboles. Confluencia, samenvloeiing. — Nunca.... en sus dias, nooit van kun leven. — Pasado el rio, nadat hij de rivier overgestoken is. — (Por) encima de la ciudad de parte a parte, over de stad van het eene eind tot het andere, dwars over de stad. —■ Viéndose el caserlo, zoodat men de gezamenlijke kuizen ziet. — Un globo aerostatico, een luchtballon. — Turbado, onthutst. — Darse cuenta de, zich rekenschap geven, er uit wijs worden. — Ceder, wijken. — Bifurcarse, trifurcarse, zich in tweeën, in drieën verdeelen. — De tejas arriba, van uit de hoogte. — Hacerse cargo, zich een denkbeeld vormen. — Entreverado, verwikkeld. — Ir a componérselas, het aanleggen. — Extraviarse, verdwalen. — Aventurarse, zich wagen. A la buena de Dios, op góed geluk af. Aventurarse a la buena de Dios, heter maar op wagen. — Vieron, pret. de ver. —Junto a cuyas aceras, naast welker trottoirs. — Atracar, aanleggen. — Buque, schip. Aanteekening. Se echaron a temblar, zij begonnen te beven. Het werkw. echar, dat de algemeene beteekenis heeft van werpen, komt voor in een groot aantal idiomatische uitdrukkingen, bijv. r III echar contribuciones, ,, una proclamación, la culpa, ,, suertes, ,, por un camino, ,, a mala parte, ,, en cara, ,, el ancora, f. (anclar), ,, rayos y cent e lias, ,, fuego por los ojos, ,, los bof es (o el bofe), ,, el guante, ,, algo de menos, echar de menos a alguno, echar pie a tierra, ,, raices, ,, tierra a un negocio, echarse a los pies de alguno, ,, a dormir, ,, a temblar, ,, a perder, ,, a Uorar, echar de ver, belastingen heffen. een proclamatie uitvaardigen. de schuld geven. loten. een weg inslaan. kwalijk nemen. verwijten. het anker werpen. vuur en vlam schieten. vuur uit de oogen schieten. zwoegen. den handschoen toewerpen, iets, iemand missen. voet aan wal zetten, afstijgen, wortel schieten. een zaak begraven, er niet meer over spreken. zich aan iemands voeten werpen. zich te slapen leggen. beginnen te beven. bederven, slecht worden. beginnen te weenen. zien. Ejercicio 139. Anuncio. Se vende una mesa de billar, muy barata con tacos y bolas, por la cantidad de 400 pesetas. Informara Don Asensio Iturraspe, Calle Maria. Barato, goedkoop. — Taco, (biljart)keu. — Bola, (biljart)bal. — Por la cantidad de, voor de som van. — Informar, inlichtingen geven; 'informard N. (letterlijk: N. zal inlichtingen geven), inlichtingen te bekomen bij N. Aanteekening. Algunos otros juegos: El juego de bolos, het kegelspel; el bolo, de kegel. El juego de naipes, het kaartspel; una baraja, een spel kaarten; un naipe — 112 — een kaart; el palo, de kleur1); espadas, schoppen (espada = zwaard); bastos, klaveren (v. baston = (knoestige) stok); copas, harten (copa=beker, oros, ruiten (oro = goud(stuk); un rey, koning, heer; un caballo 4), vrouw; una sota 2), boer; el nueve, ocho, siete, etc. hasta el dos, el as. (El rey vale 12 puntos, el caballo tl, la sota 10, el nueve 9, el ocho 8, etc, el as n. El as mata al rey (gaat boven den heer), el rey mata al caballo, el triunfo (troef) los mata a todos). Barajar, schudden; alzar, coupeeren, afnemen; salir, uitkomen. El juego de damas, dammen; una dama, een dam; corner una dama, een dam slaan; soplar una dama, een dam blazen; jugar a ganapierde (qui perd gagne). El juego de ajedrez, schaakspel; un tablero, schaakbord; las piezas, de stukken; el rey, la reina, un alfil8), (raadsheer); un caballo, una torre (kasteel); un peón (pioen); dar jaque al rey, den koning schaak zetten; dar jaque mate, schaakmat zetten. El juego de domino; una partida, een partij; un desquite, revanche. Lección diez y ocho. Conjunciones. Verbos irregulares de la 1* conjugación. (Andar, dar, estar). I. De Academia4) verdeelt de conjunciones (voegwoorden) in: i°. copulativas (aaneenschakelende): y (e), ni, que, tampoco (evenmin). 1) De Spaansche kaarten hebben andere figuren dan de onze. 2) El caballo stelt voor een paard met zijn ruiter; la sota (v. h. lat. subtus, onder, dus de onderste der hoofdkaarten): een soldaat te voet. 3) Alfil (Arab. de olifant, naar den oorspr. vorm van dit stuk), van daar het Fransen le fon (de raadsheer). 4) De Real Academia Espanola beschouwt als voegwoorden vele woorden, die onze spraakkunstenaren voegwoordelijke bijwoorden of gewoonweg bijwoorden zouden noemen, en als modos adverbiales vele uitdrukkingen, die wij eveneens anders zouden beschouwen. - H3 — 2°. disyuntivas (scheidende): o (u); ahora ahora of ora .... ora (nu eens .... dan weder), ya .... ya (id.); bien bien (id). 3°. adversativas (tegenstellende): mas, pero, sino; aun cuando (al), aunque (ofschoon), antes of antes bien (veeleer), bien que (hoewel), mas que (zelfs indien, al), puesto que (hoewel, ofschoon). Als zoodanig worden ook gebruikt vele modos adverbiales, bijv. a pesar de (ondanks) *), con todo eso (met dat al), no obstante (niettegenstaande) 2), como quiera que (hoe ook). 4°. Condicionales (voorwaardelijke): si1), como (indien), con tal que (mits), siempre que ([altijd] als), dado que (mits). 5°. Causales (oorzakelijke): porque (daar, want); pues of puesto que (daar, dewijl), una vez que (daar, daar nu eenmaal), ya que (daar, daar toch eenmaal). 6°. Coritinuativas (voortzettende): pues (dan) a), asi que (zoodra). 7°. Comparativas (vergelijkende): como (gelijk), asi como (gelijk)? 8°. Finales (doelaanwijzende): para que (opdat), a fin de que (opdat). 9°. Ilativas (gevolgaanduidende)*): conque (i«s), luego (dus), pues (ia»), por consiguiente (bijgevolg). io°. Temporales (tijdbepalende): luego que (zoodra), cuan- 1) Bij oude Spaansche schrijvers vindt men vaak donde gebruikt in plaats van *» (indien). Dit gebeurt in onze taal nog, bijv. waar hij spreekt, moet ik zwijgen (vgl. Duitsch: wo nicht, indien niet; Sp. oudt. bvb. bij Cervantes: donde no). 2) Zie de 4e aanteekening vorige pagina. 8 - ii4 - do, (wanneer), mientras (que), (terwijl), hasta que (totdat), antes que (voordat), después que (nadat). Opmerkingen over eenige voegwoorden. Y wordt e voor woorden, die met i of hi beginnen, bijv.: Fernando e Isabel; padres e hij os. Uitgezonderd: i°. voor hie; bijv. tigre y hiena, tijger en hyena; nieves y hielos, sneeuw en ijs; 2°. aan het begin van vragen: ^Y Inés? En Agnes? Ni beteekent: i°. noch, bijv. Ni de dia ni de noche descansa, hij rust dag noch nacht. N.B. Als ni achter het w.w. staat, moet no er voor komen dus: No descansa (ni) de dia ni de noche. 2°. Zelfs niet (vooral na een andere ontkenning); bijv. Nunca cometas una bastardia ni en los mayores apuros, bega nooit een laagheid,zelfs niet in den grootsten nood. No tengo ni un amigo, ik héb zelfs niet één vriend, ik heb geen enkelen vriend. 3°. dan ook niet; bijv. Le recibió con carino y le hos* pedó en su casa, ni hubiera podido excusarse de ello, siendo tan próximo pariente, hij ontving hem vriendelijk en huisvestte hem, hij had er dan ook moeilijk buiten gekund, daar hij zoo nauw met hem vermaagschapt was. Que heeft als voegwoord verschillende beteekenissen: *) l) Voor qui als bijwoord zie men de vorige les. - H5 - i°. dat, bijv.: Dicen que tengo razón. Lo cierto es que él se rie de todo. 2°. dan (na comparatieven), bijv.: Eres mejor que yo. Su corazón es mas duro que un diamante. El diamante es menos duro que su corazón. 3°. want (blijft ook vaak onvertaald). No entréis en el prado, que hay muchas culebras, Gaat niet de wei in, want er zijn een menigte adders. Acostémonos, que es tarde. Laten wij naar bed gaan, (want) het is laat. Eh, eh ! que duele, senorita, au, au, dat doet zeer, kindje. 4°. of... .of (que... .que): Que quiera, que no quiera el enfermo, se le debe sangrar. Of de zieke wil of niet, men moet hem aderlaten. 5°. en : Justicia pido, que no gracia. Ik vraag recht en geen genade. Antes debiste meditarlo que no ahora, cuando ya no tiene remedio. Je hadt het te voren moeten bedenken en niet nu, nu er niets meer aan te doen is. 6°. expletief: Hombre, por Dios ! — exclamó Pepa con amante solicitud, alzandolo el cuello de la levita — que te constipas, hace frio.... déjate cuidar, asi. Goede Hemel, lieve ! riep Fientje met liefdevolle bezorgdheid, terwijl ze den kraag van zijn jas opzette, je vat kou (zult kou vatten), het is koud.... laat je verzorgen.... zoo ! 7°. wordt het gebruikt in uitdrukkingen als de volgende en heeft intensieve beteekenis: El aya Jas dejó subir solas, por est ar se abajo charla que - n6 - charla. De kindermeid liet ze (de meisjes) alleen naar boven gaan, omdat ze beneden naar hartelust stond te babbelen, O wordt u vóór woorden, die met o of ho beginnen: mujeres u hombres, plata u oro. Mas, Pero, Sino. Na een bevestigenden zin kan men ons maar terug geven door mas of pero; na een ontkennenden zin door pero, als men in den voorzin kan inlasschen: wel, wel is waar, en door sino, als dit niet kan: No es rico, pero es honrado. Hij is (wel) niet rijk, maar eerlijk. No es rico, sino pobre. Hij is. niet rijk, maar arm. Si drukt uit: i°. voorwaarde of veronderstelling: si aspiras a ser docto, estudia, als je geleerd verlangt te worden, moet je studeeren. 2°. twijfel: No sabemos si ha estado aqui, wij weten niet, of hij hier geweest is. Somtijds evenals in onze taal met weglating van den hoofdzin, bijv.: (Si llovera esta tarde? Of het van middag zal regenen? 3°. dient het alleen ter versterking : jSi parece mentira lo que esta pasandol Wat er gebeurt, schijnt een leugen! Pues kan zijn i°. redengevend: Sufre la pena, pues cometiste la falta. Onderga de straf, daar je de fout begaan hebt. 2°. voortzettend: Repito, pues, que esa, y no otra, fué - ii7 - la causa del alboroto. Ik herhaal dan (of Aas), dat dit en niets anders de oorzaak was van het oproer. 3°. gevolgaanduidend: {No quiere seguir los consejos de su padre? pues él lo llorara algün dia. Wil hij den raad van zijn vader niet volgen ! Dan zal hij er eens spijt van hebben. 4°. oorzaakaanduidend: En vano es que insistais, pues nunca revelaré este secreto. Te vergeefs dringt gij aan, want ik zal dit geheim nooit openbaren. ^Es posible que asi se haya conducido? pues nunca le tuve por un hombre desatento. Is het mogelijk dat hij zich zoo gedragen heeft ? nooit toch hield ik hem voor een onbeleefd man (of terwijl ik hem toch nooit enz.). 5°. bevestigend bijwoord: {Conque dices que te quiere mal? — Pues. Dus ge zegt, dat hij u niet mag lijden? Zeker. En somtijds ironisch: Haz por mi ese sacrificie... — jPues, para exponerme a nuevos sinsabores ! Breng mij dit offer.... Ja wel zeker, om mij aan nieuwe verdrietelijkheden bloot te stellen! Als bijwoord kan het nog andere zeer eigenaardige beteekenissen krijgen: Pues yo no lo sabia Welnu, ik wist het niet. {Pues cuantos son ? Met hoevelen zijn ze dan wel ? jPues qué! {piensa V. bur- Wat! wilt u den spot met larse de mi? mij drijven? Pues en verdad lo ignoraba. Werkelijk, ik wist het niet. {Aceptara V. este propuesto ? Zult u dit voorstel aanne- Pues ya. men? Natuurlijk. Esta noche (no) iré a la Ik ga van avond (niet) naar tertulia. {Pues? de soiree. Waarom (niet)? - n8 - Ejercicio 140. Ter vertaling: Los antiguos griegos cultivaron las letras y las ciencias. Se quiere a los ninos instruidos y modestos, no se quiere a los ninos tercos e ignorantes. Nb han llegado ni Alberto ni Ana, pero llegó su hijo. {Y Inés, su hija? Inés no puede dejar su cuarto, que esta indispuesta. Ni Manuel ni Luciano acudieron a la cita. Jamas hizo1) bien, ni aun a sus parientes. Los hombres que més codician las riquezas dicen que no las apetecen. En este tiempo cayó {pret. van caer) también enferma su madre, que rara vez una desgracia viene sola. Que quiera, que no quiera, es menester que pague. Justicia pedimos, que no gracia. Le ruego (que) me conteste pronto. Si tü no comes, tampoco yo comeré. Le daré diez u once pesetas. Estas nifias ya rien, ya lloran. Ahora (ora) en verso, ahora (ora) enprosa, siempre esta escribiendo. Bien por este correo, bien por el de manana recibiras la credencial. Tomando ora la espada, ora la pluma, siempre estaba sirviendo a su patria. Quiero escribir, mas (of pero) no tengo papel ni pluma. La buena crianza no es obra de la naturaleza, sino el fruto de una buena educación. El dinero hace a los hombres ricos, pero no dichosos. No f altaria a la verdad, aun cuando le costara la vida. El juez, aunque severo, es justo. No le debo nada, antes (antes bien) soy su acreedor. La virtud, bien que perseguida, es amada. No se ha de vivir para corner, sino corner para vivir. Si aspiras a ser docto, estudia. Como vuelvas a replicarme, te despido. Diviértete, con tal que cumplas con tu obligación. Adelantaras en tu carrera, siempre que te i) Préterito de hacer: hice, hiciste, hizo, hicimos, hicisteis, hicieron. - lig - apliques como hasta aqui. Dado que se enmiende, la perdonaré. i Si sera verdad lo del testamento ? {Por qué no responde V.? Porque no tengo nada que decir. Sufriré la pena, pues cometi la culpa. Sin duda esta malo, puesto que no ha venido. Pues has venido, comeras con nosotros. Pues asi es, debemos consentir. Pues lo ignoraba. [Pues qué ! mo va V. con nosotros? No comprendo que asi se haya conducido, pues nunca le tuve por un hombre improbo. Amonesta al vicioso, para que se enmiende. El maestro se afana, porque su propósito es hacer que adelanten sus discipulos; y les pondera los males de la ociósidad, a fin de que huyan de ella. Te educó, te dió carrera y te acudió en todas tus necesidades: con que no tienes motivo sino para estarle muy agradecido. Anoche le vi {pret. van ver) en el teatro: luego no sera tan grave su dolencia. {No quieres seguir los consejos de tu padre? pues lo lloraras algun dia. Gasta mas de lo que tiene: por consiguiente, no tardara mucho en arruinarse. Cultivar, beoefenen. terco, koppig. acudir a ) op de afgesproken lacita, ) plaats komen. codiciar, begeer en. apetecer (Cl. III), begeer en, verlangen naar. caer enfermo, ziek worden (vgl. Fr. tomber malade). gracia, gunst, genade. ilorar, schreien, weenen, betreuren . en verso, in poëzie. el correo, de post. la credencial, de aanstelling. la buena crianza, de welopgevoedheid . la naturaleza, de natuur. faltar a la verdad, de waarheid te kort doen. — 120 — el juez, de rechter. adelantar, vooruit komen, vot el acreedor, de schuldeischer. deringen maken. baber de, moeten. ponderar, uitmeten. aplicarse, zijn best doen. la ociosidad, de ledigheid. enmendarse (Cl. I). zich dar carrera, laten studeeren. beteren. acudir, helpen, bijstaan. lo del testamento, dat (wat las necesidades, de behoeften, hij, men enz. zegt) van het no tener motivo sino para,' testament. slechts reden hébben om. sufrir, lijden, ondergaan. agradecido, dankbaar. la luz, het licht. aspirar a, er naar streven te. el entendimiento, het ver- cumplir con ) zijn verplich- stand. su obligación j ting vervullen. amonestar, vermanen. la carrera, de loopbaan. afanarse, zich veel moeite ge- la dolencia, lijden, ziektetoeven, hard werken. stand. el proposito, het doel, de no tardar en ) zich weldra bedoeling. arruinarse j ruineeren. Ejercicio 141. Tema. Niemand houdt van koppige en domme kinderen. Ferdinand en Isabella waren koning van Aragon en koningin van Castilie. Ouders en kinderen hebben elkander lief. Tijgers en hyena's zijn wilde (fiero) dieren. De bergen van Zwitserland zijn in den winter bedekt met (cubierto de) sneeuw en ijs (pl.). Hier zijn Willem en Fransje. En Ignacius? Ignacius is niet gekomen, want hij is ziek. De werkzame man rustte nacht noch dag. De gierigaard heeft geen enkelen vriend, en kan er ook geen hebben. De brave man zou geen laagheid begaan, zelfs niet in de moeilijkste omstandigheden. Wat zeker is, is (tr. het zekere is) dat hij niet 121 wil komen. Kom niet binnen, want ik sta mij aan te kleeden (estar vistiendo). Of je wilt of niet, je zait betalen. Zij vroegen recht en geen gunst. Mijn jongen, je vat kou, pas op (\cuidado !). De dienstboden stonden beneden naar hartelust te babbelen. Hij beveelt (mandar) het wel niet, maar hij wenscht het toch. Hij beveelt het niet, maar verzoekt het. Of het morgen regenen zal? Als u niet toestemt, is hij verloren. Laten wij de stwff ondergaan, daar wij de fout bedreven hebben. Ik herhaal u dan, dat het mijn schuld niet is. Willen zij den raad hunner ouders niet volgen? dan zullen zij het eenmaal betreuren. Wij begrijpen niet dat hij deze fout begaan heeft (subj.), sedert jaren toch heeft hij deze taal bestudeerd. Het is te vergeefs, of u aandringt (insistir, subj. pres.), want zij zullen dit geheim nooit openbaren. Difs u denkt, dat hij weigeren zal? Zeer zeker. — Deze zaal is te klein voor ons gezelschap. Met hoevelen zijt gij dan wel? Werkelijk, ik weet (sé) het niet, maar ik ben zeker dat deze zaal niet groot genoeg zal zijn. De oude Romeinen beoefenden de letteren en de wetenschappen. In dien tijd stierf ook de vader, want een ongeluk komt zelden alleen. Nu eens lacht dat kind, dan weer schreit het. Zilver of goud (het) heb ik niet. Het is niet mijn schuld, maar de uwe. Al kostte (subj. imp.) het mij het leven, ik zou de waarheid niet te kort doen. Wij moeten niet leven om te eten, maar eten om te leven..Je zult vooruit komen, mits ge uw best doet (subj. pres.) gelijk tot nu toe. Als hij dit weer doet, zend ik hem weg. Waarom gaat u weg (pres. van irse)l Omdat ik hier niets meer (ya) te doen heb. Ik zal vertrekken, opdat u niet zult denken (subj. pres.) dat ik u wil hinderen (tmportunar). Ik ben gisterenavond niet in den schouwburg geweest, bij gevolg kunt u er mij niet gezien hebben. 122 2. Onregelmatige werkwoorden der le vervoeging, die niet tot bepaalde klassen terug te brengen zijn. Andar (loopen, gaan) is alleen onregelmatig in het pretérito en de daarvan afgeleide tijden: , Pretérito. Anduve anduviste anduvo anduvimos anduvisteis andu vieron. Het imperfecto de subj. is derhalve: anduviera en anduviese, anduvieras, anduvieses, etc. en het futuro de subj.: anduviere, etc. Dar (gei strijd rra a ) voeren met. matar, dooden. relativamente a, met betrekking tot. tan luego como, zoodra (als). va lo creo, dat zou ik meenen. Ejercicio 145. Ter vertaling: Anoche anduve dos horas buscando un coche y no lo encontré. Anduvieron todo el dia sin pararse un momento. Ese hombre no estara contento aunque le dé todo lo que tengo. El mozo perezoso, por no dar un paso, da ocho. — 132 — Para vi*4r en paz contigo mismo es preciso que estés haciendo continua guerra a tus pasiones. Esperamos que V. nos dé (dara) la preferencia para sus órdenes. Dénos parte en su próxima carta de sus deseos relativamente a este negocio. Le damos a V. las gracias por la preferencia que nos ha demostrado. Éste es el precio mas bajo, no puedo darlo a menos. Si me lo da a ese precio, lo llevaré. Mi reloj no anda, se ha parado, no le di cuerda anoche. No es imitación, sino articulo legitimo. Sirvase V. enviarme su cuenta, para que la pague. Tan luego como me den a conocer el resultado, volvepé a escribirle. Antes de que yo venda las sederias a un precio tan bajo, cerraré la tienda. Siento mucho este incidente, mas (o pero) no es culpa mia. El estara enfermo, pues no me ha escrito desde hace un mes. {Dónde esta la oficina de telégrafos mas cercana? En esta calle misma. Los primeros que dieron la vuelta al mundo fueron u^tal(!) Fernaö Magelhaens de Portugal y el espafiol Sebastian Cano. Anoche, serian las nueve, cuando oimos (hoorden) un gran ruido por la calle. sin que nadie hubiera podido saber de qué provenia. Puesto que V. reconoce su deuda, {por qué no me paga? Nada le han dado al pobre ciego en casa del vecino, ni un pedazo de pan. Quien mal anda, mal acaba (prov.). Qué hora es ? Dan las seis, las ocho, las doce. Cada hora que da nos hiere, y la ültima nos mata. Entraré un momento para dar los buenos dias a mi hija. Este reloj se ha parado, seré necesario darle cuerda. He dado la ültima mano a esta obra. Mas vale un ,,toma" que dos ,,te daré" (prov.) *). {Adónde da esta calle? Esta calle da a la plaza de Toledo. Una noche preguntaba un poeta i) Vgl. Fr. Un tiens vaut mieox que deux tu 1'auras. — 133 - sent imental: jDios mio ! cQué es lo que separa la risa de las lagrimas? Un profesor de Historia Natural, que estaba presente, le contestó: Pues.... la nariz. Ejercicio 146. Tema. Wij hebben den ganschen nacht geloopen zonder stil te houden. Zij reden te paard en wij gingen te voet. Wij lity> pen (pret.) op de teenen om onze goede moeder niet te wekken. De kleine kinderen loopen dikwijls op handen en voeten. Waar ik ook ben, kunt u op mij rekenen. De knaap zat neergehurkt aan den voet van een boom en zijn vriend lag achterover naast hem (a su lado) naar de lucht te kijken (ger.). Met lossen teugel rijdend kunt u nog voor tienen aankomen. Het jongentje hinkte en zijn zusje liep op handen en voeten. Om in vrede te leven met ons zei ven is het noodig, dat wij voortdurend strijd voeren (subj.) tegen onze hartstochten. Hij deelde ons zijn wenschen mede en wij vervulden die gaarne. Ik dank u voor de voorkeur, die u mij hebt geschonken. De prijs, dien u mij biedt, is te laag. Ik kan u het artikel, dat geen namaak is, maar volkomen echt, niet geven voor (a) dien prijs. Zoodra wij hem den uitslag deden weten, schreef hij ons opnieuw. Voordat u deze zijden stoffen koopt (subj. pres.), verzoeken we u, dat u ons de offertes (oferta, f.) doet kennen (subj. pres.). Pardon, mijnheer, kunt u mij zeggen, waar het telegraafkantoor is ? Volg u deze straat, sla vervolgens linksom en neem de derde straat rechts: die leidt naar het telegraafkantoor. Kent ge eenige Hollanders, die in de 17e eeuw de reis om de wereld maakten? Ik ken er niet een, maar ver* scheidene. Het kan acht uür geweest zijn, toen wij in onze straat een luid gedruisch hoorden (pret.). Het was een ruiter, - 134 - die met lossen teugel reed (ger.) en gevolgd werd door (de) eenige rijtuigen, waarin zich de vorst en zijn gezin bevonden. Hij erkent immers zijn schuld, waarom betaalt hij mij niet? Laten wij een oogenblik binnengaan om onze schoondochter goeden avond te zeggen. Als ge uw horloge hadt opgewonden (subj. pluscuamp.), zou het niet zijn blijven stilstaan {pararse, Cond. perf.). Al deze straten loopen uit op de Groote Markt. Wanneer zult u de laatste hand aan dit werk leggen? Een vogel in de hand is beter dan tien in de lucht. Ejercicio 147. Vertalen, daarna terugleeren: Conversación. A. {Cuales son las horas de salida de los trenes del ferrocarril del Norte? B. He aqui el Indicador; en él hallara V. todos los datos necesarios. A. Marcho esta noche en el tren de las diez. Sirvase darme la cuenta.... {Quiere V. ayudarme un poco para arreglar mis baüles? B. Con mucho gusto.... {Hay que ir a buscarle a V. algo ? A. Cómpreme cigarros, dos limones, azücar y los periodicos de la noche. Me dara los cigarros y pondra lo demas en mi saco de noche. Vamos a ver si olvido algo.... He aqui mi bastón, mi paraguas, mi capa y mi manta de viaje. Es menester Uenar mi frasco de mimbre de vino generoso. B. Helo aqui, senor. Lo he llenado de viejo Burdeos. A. Bueno. Vaya V. a buscarme un buen carruaje y man- — 135 — deme un mozo de cuerda. (Al mozo de cuerda). {Quiere V. bajar mi equipaje? Tengo mis guantes, mi paiiuelo, mi portamonedas, me falta mi petaca. (Al mozo) Suba V. a buscarla a mi cuarto. Cochero, arregle V. bien mis bultos; cuéntelos. Mozo, tome, para V Ya dan las nueve y media. Andemos aprisa. Adios. B. Muchisimas gracias, senor. Buen viaje. Salida, vertrek. — Indicador, reiswijzer. — Datos, gegevens, aanwijzingen. — Cuenta, rekening, nota. — Dar una mano, een handje helpen. — Arreglar, in orde brengen, hier: pakken. — El baül, koffer. — Hay que, is ket noodig, moet ik. — Limón, citroen. —- Azucar, suiker. — Los periódicos de la noche, de avondbladen. — El saco de nochë, de nacktzak. — El baston, de wandelstok. — El paraguas, de paraplu. — La manta de viaje, de reisdeken. — El frasco de mimbre, mandefleschje (frasco = flacon, mimbre = vlechtwerk). — Carruaje, rijtuig. — Mozo de cuerda, pakjesdrager, besteller. — Bajar, naar beneden brengen. — El equipage, de bagage. — Faltar, ontbreken, missen. — La petaca, de sigarenkoker. — Subir, naar boven gaan. Aanteekening. Het werkwoord dar komt in een groot aantal idiomatische uitdrukkingen voor. (Zie den Vocabulario van deze Les). Hier volgen er nog eenige: Dar la enhorabuena por, feliciteeren met. „ el parabién por, >. ,, el pésame por, condoleer en met. „ la bienvenida, welkom heeten. oidos hei oor leenen aam. „ diente con diente, klappertanden. ,, con el pie, ' *•*' den voet aanstooten. voces om hulp roepen. „ las espaldas, den rug toekeeren. coces, achteruitslaan (v. e. paard, enz.), fig. tegen beter weten in, iets volhouden. „ una vuelta, een wandeling doen. „ saltos, sprongen doen, springen. — 136 — Dar razón, i, cuenta, „ fin a, ,, por concluido un negocio, ,, a luz, ,, de palos, ,, en el blanco, „ de corner, ,, contra un poste, „ con la carga en el suelo, „ con ün hombre en tierra, darselas de millonario, de gran senor, gelijk geven. rekenschap geven. een eind maken aan. een zaak als afgedaan beschouwen. in het licht geven (een boek). het leven schenken (aan een zoon, een dochter), stokslagen geven, het wit treffen, fig. het raden, te eten geven, tegen een paal aanloopen. bezwijken (onder den last), iemand op den grond werpen, den millionair, den grooten heer spelen. Ejercicio 148. Viaje a Amsterdam: (Contlnuación). La ciudad se divide en nueva y vieja, separadas por un gran dique sobre el cual se han construido casas a un lado y otro. El Mercado principal es un puente, pues el agua pasa por debajo. En cambio y por excepción, la plaza de la Bolsa esta en terreno firme. No pasa ningün canal por debajo. En sus inmediaciones hay lacatedral protestante y la casa de la ciudad. Y ahora viene lo bueno; no hay ninguna fachada de Rotterdam que guarde la vertical; son por lo regular estrechas y puntiagudas; las unas se inclinan para ver pasar a los tanseuntes: las otras se echan hacia atras, como para no ser vistas; las otras se tumban a un lado o a otro. Ya se comprendra que tal estrambotismo debia dejar estupefactos a nuestro coronel y a su hijo.a). Otra particularidad de Rotterdam: toda la ciudad esta Uena de relojes que dan las horas con grande acompafia- - 137 - miento de carillones, de manera que al dar las doce aquello es un concierto de timbres capaz de trastornar a un sordo. *) Otra: Rotterdam tiene dentro de su recinto un parque inmenso, pero no como el Parque de Barcelona, por ejemplo, sino como los bosques del Pardo 2), aunque eso si, limpio como un plato del mds aseado restaurant, antes de servirse la comida. Tal es el famoso Park. Por lo demas jqué actividad tan metódica en aquellas gentes ! Parecia que todo el mundo caminara alli a compas. Ello es que la extrafia Rotterdam les hacia olvidar a nuestros viajeros las magnificencias arquitectónicas de Bélgica, bajo las cuales, lo mismo que bajo su jactanciosa riqueza, les parecia descubrir cierto malestar de la mayor ia. Puente, brug. — Por abajo, er onder door. — Inmediaciones, onmiddellijke nabijheid. — Fachada, voorgevel. — Guardar la vertical, in het lood staan, rechtop staan. — Por lo regular, over het algemeen. — Puntiagudo, spits. — Tumbarse, zich laten vallen. — Estrambotismo, vreemdheid, eigenaardigheid. — Dejar estupefacto, -a, etc., verbazen. — Carillones, klokkenspel. — Timbre, klok. — Trastornar, het hoofd doen omloopen. — El recinto, de omheining, omtrek. — Aunque eso si, maar daarenboven. — Aseado, zindelijk, net. — Caminar a compas in de maat loopen. — Ello es que, zeker is het dat. — Arquitectónico, architectonisch, bouwkundig. Magnificencias arquitectónicas, pracht van bouwwerken. •— Lo mismo que, zoowel als, evenals. — Jactancioso, snoeverig. — Malestar, malaise. — La mayoria, het meerendeel. Aanteekening. Het werkwoord dejar met de algemeene beteekenis van laten, verlaten, nalaten, toelaten, loslaten, komt eveneens voor in een aantal idiomatische uitdrukkingen. Ziehier eenige voorbeelden: 1) Don Francisco en zijn zoon hebben blijkbaar gelogeerd in de onmiddellijke nabijheid van den Rotterdamschen toren met zijn prachtig en krachtig carillon. 2) El Pardo. Sitio real a pocos km. N.O. de Madrid. Magnificos bosques y caceria. - 138 - Dejar una obra, een werk staken. „ una cosa en tal estado, een zaak laten zooals zij is. ,, atras, achter zich laten. ,, por lo que es, laten voor hetgeen het is. „ con la boca abierta, i verbaasd achterlaten, 2 heengaan zonder het antwoord af ie wachten. „ con un palmo de narices, met een langen neus (of voor gek) laten staan. „ el siglo, in een klooster gaan (ltk. de eeuw, het wereldlijke verlaten). „ en el tintero, iets vergeten (bij het schrijven). ,, memoria, tich onsterfelijk maken, een groolen naam achterlaten. ,, plantado, laten zitten. ,, en la calle, zonder stuiver achterlaten. Dejando burlas a parte, scherts ter zijde. Es a tornar o a dejar, gij kunt het doen of gij kunt het laten. N.B. Somtijds komt het voor met de beteekenis van een hulpww., bijvb eso los dejó estupefactos, ltk. dat liet hen verbaasd, dus: dat deed hen verbaasd staan, dat verbaasde hen. Dejaron dicho que volverian manana, zij hebben gezegd, dat zij morgen terug zouden komen. Ejercicio 149. Dos anécdotas. 1. Hablando del extraordinario tino que tienen los ciegos, decia un andaluz: — En Malaga conoci yo un ciego de nacimiento, que entraba en una caballeriza y con solo pasar la mano por el lomo de cualquier bestia, decia el color del pelo. — {Y acertaba siempre? — le preguntaron. — Jamas — respondió con la mayor naturalidad. Tino, tastzin. — Caballeriza, stal. — Lomo, rug, lende. — Pelo, haar. 2. En un tribunal: „El presidente". — {No se avergüenza usted? ,,E1 acusado". — {De qué? - 139 - ,,E1 presidente". — Es esta la vigésima vez que viene nsted a este sitio. , ,E1 acusado ". — {Y eso quë importa ? {No viene usted también todos los dias? Adivinanza. Guardada en estrecha carcel por soldados de marfil esta una roja culebra que es la madre del mentir. (Lengua). Adivinanza, raadsel. — Carcel, gevangenis. — Marfil, ivoor. — Culebra, adder. Lección diez y nueve. La Interjección. Verbos de Ia 2a conjugación que tienen irregularidades especiales (hacer, eaer, traer, poner, valer, tener, y sus compuestos). i. Hier volgen de meest gebruikelijke tusschenwerpsels, gerangschikt naar beteekenis. Smart, schrik, vrees. [Ah ! ach! jAh de mi! helaas! [Oh ! Dios mio ! ach, mijn God. jValgame Dios ! Goede hemel! jVirgen santisima ! Heilige Maagd! jCalle ! he, kijk! Vreugd. Ah ! ay ! [Bueno ! — ! [Bueno, bueno ! — Viva, viva! — jotra vez, otra vez! o jotra, otra I bis, bis! Spot, ironie, \ Ay, ha ! ah ha! jya 1 ya se ve ! o [Pues sf l ja wel! — 140 — Begeerte. \ Ojala ! gave God! — jPlegue a Dios ! 0 jquiera D.ios ! God geve! — [Dios nos libre ! God beware ons! Goedkeuring. ;Bravo ! vaya ! bravo, vooruit ! — jBien ! ya, ya! Goed! ja! ja! — jGrandemente ! 0 jlindamente ! uü* stekend! Afkeer, afkeuring. jPuf! poeah! — jBah ! och kom! — jQuita alla! foei! Waarschuwing. jHola ! oiga ! hola! — jCuidado ! opgepast! — jGuarda, guarda ! hei! — jA un lado ! op zij! — ; Fuego, fuego ! brand! — jLadrones! ladrones ! dieven! — jQue me matan ! 0 jCjue le matan ! (al naar dat men spreekt van zich zelf of van een ander), moord! Aanmoediging. jEa ! sus ! animo ! vooruit, moed gehouden! jVamos ! 0 jVamos vamos ! vooruit! Toeroep. jEa! hola ! He, halo! — jMis, mis ! poes, poest jMichito, michito ! (michita, michita) poes(je)! poes(je)f Gebod om te zwijgen : Chito 1 chitón ! sst — jCallar ! stil! — Silencio ! stilte! — jPunto en boca ! mondje dicht! Verschillende andere uitroepen: jPor vida ! ;Voto a tal (te drommel)! — jTate ! torna! (id.) \ Guerno ! Fuego! Naranjas ! Canario ! Caramba! Soga ! Caspita ! (id.), jDiantre ! (id.), jSopla ! sapperloot. jArre ! (uitroep om paarden [Vaya ! Goed zoo! Het zij zoo! aan te zetten). jYa ! 0, nu weet ik het!. jDale ! al weer! jTate tate ! 0 juist! (als men jEuera ! er uit! zich iets herinnert). Eenige opmerkingen. Ah, ay en oh worden onverschillig voor elkaar gebruikt en beteekenen: smart, vreugd, verwondering, bewondering, toorn, spot,- bijv. - i4i - ]Ah qué desgracia ! jAy de mi! jOh dolor ! jAh- bribón ! (o, die schobbejak!) jAh, qué alegria ! joh (qué) asombro ! (o, wonder! ) . jAh j qué necio ! [Ay, si le cojo ! \Oh, ya nos veremos! jEh ! dient om te berispen, te roepen, te ondervragen, te waarschuwen, geeft ook te kennen dat men iets niet verstaan heeft. jEa ! dient om aan te moedigen, aan te zetten, het stilzwijgen op te leggen. jOx ! om tamme vogels op te jagen. jZape ! om katten weg te jagen. jArre ! om paarden aan te zetten. jSo ! ,, ,, te doen stilhouden (ho! ). N.B. Dikwijls wordt het tusschenwerpsel herhaald ter "versterking; bijv. jEa, ea! jDale, dale! jToma, torna! (Kijk, kijk!) Ya, ya ! jHombre ! als tusschenwerpsel doet velerlei dienst: i°. Het vervangt den naam van den aangesproken persoon of een uitdrukking als , ,mijn waarde'', enz. ;Si, hombre ! cuando yo te lo digo ! 2°. Komt overeen met: dan, zeker. Pero hombre, {qué piensas Maar, wat wil je dan doen? hacer ? Si hombre, puede V. contar Zeker, u kunt op me rekenen. conmigo. 3°. Drukt ook uit: verwondering, verbazing. jHombïe ! {No la encon- Hé! Hebt u haar niet aantró V.? getroffen? — 142 — Pero, hombre, yo estoy ad- Neen maar, ik ben waarlijk mirado. verwonderd. {Hombre ! lo que me han Goede Hemel! Wat ze me al dicho ! gezegd hebben! In vele van deze gevallen zou men het in onze taal kunnen teruggeven door den gemeenzamen uitroep: Kerel! Man! i Jesüs ! wordt o .a. gezegd tot iemand die niest, op de wijze van ons: , ,Wel bekome het U! '' Het antwoord luidt dan: Gracias ! Ejercicio 150. Zinnen en uitdrukkingen ter vertaling : [Ah ! qué desgracia ! jAy de mi! que desgraciado soy ! [Oh, oh, cuanta flor ! {Jongen, jongen ! wat een bloemen! )1) jValgame Dios ! cuantos infelices ! jVirgen santisima ! qué susto ! (schrik). jAy, qué contenta estoy! jBueno, bueno ! me alegro. jVaya, que esta bien pensado ! (Wel, dat is zeer goed gedacht). jOjala a) llegara mi hermano ! jEa, amigos, animo ! jEa, hola, espérenme ustedes ! jComo pues ! (wat! ) ;no respondes ? jPor vida ! si me enfado ! (Te drommel, als ik boos word! ) jVoto a tal! si no viene, me lo ha de pagar (zal ik het hem betaald zetten, vgl. Fr. il me le payera). 1) \Cudnta flor] in plaats van \cudntas floresl Het enkel vond dient, ter versterking, zoo ook bijv j cuanta mujer hay aqui! 2) Ojala is ontleend aan een Arabisch tusschenwerpsel, dat beteekent jQuiera Dios! (Ac). - 143 - iQué diantre estas haciendo ! jVaya! que eso no esta bien! (Dat is niet goed, hoor!). jCanario ! (jcuerno ! etc.) qué caros son ! jZape ! (de Hemel bewaar me!) no quisiera yo caer en sus garras (ik zou niet graag in zijn handen vallen. Garra» eig. klauw van een roofdier). [Caspita.! como se ha enfadado ! jGracias a Dios ! estamos salvados ! ;Bendito sea Dios! el nino vive ! ;Ea, vamos, muchachos ! adelantemos! (adelantar, opschieten) . [Hombre ! qué favor me has hecho ! Ven (kom), [hombre! y hablaremos. Anda, que eres muy lindo ! (Je bent erg lief, hoor!) jCuidado ! que no se enfade. b. O, wat smart! ik heb alles verloren, wat ik bezat. Helaas ! wat ben ik ongelukkig ! Heer bewaar mij ! wat een ongelukkigen in ons arm land ! Gave God, dat hij hier ware f Komaan, jongens ! opschieten ! He, hola! wacht even (un rato). Wat! wil hij niet antwoorden? Pas op, dat ik niet boos word. Drommels, maak me niet boos ! Te drommel t wat zijn ze leelijk ! Wat, drommel, voert hij uit (estar haciendo ) ! God zij geloofd ! de overwinning is ons. Goddank T het kind is gered ! Kerel, wat een dienst heb je me bewezen ! Bravo, bravo, bis, bis ! riep het publiek opgetogen (arrobado). Ik zal u alles vertellen, maar mondje dicht. Kerel! kan ik op je rekenen? Man, man ! wat ze me al gevraagd hebben ! Kijk, kijk! ziedaar onze vriend N. Wel bekome het ul Dank u ! Kerel, pas op, het is koud, vat geen kou I Geloofd zij God! mijn vader leeft. - i44 - 3- Verbos de la 2a Conjugación que tienen irregularidades especiales. Hacer. Ger. haciendo. Part. pas. hecho. Indicativo. Imperativo Presente. Pretérito. Futuro. Hago hïce haré haz haces hiclste haras haced. hace hïzo etc. hacemos hicïmos Condicional. hacéis hicïsteis haria hacen hiciëron etc. Imperfecto. hacia. etc. Opmerkingen: a. Naar den Ind. pres. ia pers. S. hago wordt regelmatig gevormd de Subjuntivo presente : haga, hagas, haga, hagamos, etc. b. Naar het Pretérito 3e pers. PI. hiciëron wordt eveneens regelmatig gevormd het imperf. de Subj. hiciera en hiciese en het futuro de Subj. hiciere. c. Als hacer worden vervoegd de samenstellingen (cornpuestos) : deshacer, ontdoen, verslaan, vernietigen. rehacer, opnieuw maken, herstellen. - 145 - contrahacer, namaken, nabootsen. satisfacer x), voldoen. N.B. Satisfacer heeft in den Imperativo satisfaz of satisface; voor het overige wordt het geheel vervoegd als hacer. De vormen satisfaciera en satisfaciese (Subj. imperf.) en* satisfiere (Subj. fut.) die men wel eens aantreft in plaats van .satisficiera, satisficiese en satisficiere worden afgekeurd door de Academia. Ejercicio 151. Geef de volledige vervoeging van : Hacer, rehacer, contrahacer en satisfacer. Gaer, vallen. Ger. cayendo. Part. caido. Indicativo. Imperativo. Preserlte. Pretérito Futuro. Caigo cai caeré caes caiste etc. cae cayó Condicional caemos caimos caeria, caéis caisteis etc. caen cayeron Imp. ca ia, etc. i) In satisfacer komt de in het Spaansch verouderde vorm facer in plaats van hacer (latijn: facere) voor. Andere voorbeelden van den overgang der latijnsche / in Sp. h: haba (faba, Fr. fève, 600»), hoja (folium, Fr. feuille), hablar (fabulari, vgl. Fr. hableur), herir (ferire, Fr. férir), hierro (ferrum, Fr. fer). Zoo ook in: hado, noodlot, fatum, halcón, valk, Fr. faucon; hambre, Fr. faim; harina, meel, Fr. farine; higo, vijg, Fr. figue; hijo, hija, Fr. fils, fille; hilar, spinnen, Fr. filer; hilo, draad, Fr. fil; hormiga, mier, ir. fourmi; homo, oven, Fr. four. 10 — 146 — Opmerkingen: i°. De Subj. pres. wordt weder regelmatig gevormd naar den Ind. pres. i*. pers. caigo, dus: caiga, caigas, caiga, etc. 2°. Evenzoo het imperf. en futuro de Subj. naar de *$« p. PI. cayeron, dus: cayera, cayese, cayere. 3°. De i van den uitgang verandert in y in hetzelfde geval als bij leef (ongeaccentueerde i tusschen twee klinkers), dus in cayendo, cayó, cayeron en de van dezen la at sten vorm. afgeleide tijden). 40. Als caer worden vervoegd: recaer, op nieuw vallen, weer ziek worden, in dezelfde fout vervallen. decaer, vervallen. Ejercicio 152. Geef de volledige vervoeging van: caer en recaer. Traer, brengen. Ger. trayendo. Part. traido. Indicativo. Presente. Pretérito. Futuro. Traigo traje traeré traes trajiste etc. trae trajo Condityona, traemos trajimos traeria traéis trajisteis etc. traen. trajeron. Imperf. Imperativo. traia trae etc. traed. - 147 — Opmerkingen: 1°. Naar traigo wordt weder regelmatig gevormd de Subj. pres. traiga, traigas, etc. en naar traèron het imperf. en futuro de Subj. dus: trajera, trajese, etc. en trajere, etc. atraer, aantrekken, aanlokken. contraer, sluiten, aangaan (een overeenkomst), maken (schulden). extraer, uittrekken, uitvoeren, su(b)straer, aftrekken (in de rekenkunde) retraer, terugtrekken. Ejercicio 153. Geef de volledige vervoeging van : traer, contraer en extraer. Poner, leggen, zetten, stellen. Ger. poniendo. Part. puesto. Indicativo. Presente. Pretérito. Futuro. Pongo. puse pondré, pones pusiste etc. pone puso Cond. ponemos pusimos pondria ponéis pusisteis etc.. ponen. pusieron. Imperf. Imperativo. pon ia pon etc. poned. Opmerkingen : a. Naar pongo weder de Subj . pres. ponga, pongas, etc. - 148 — en naar pusieron het imperf. en futuro del Subj.: pusiera en pusiëse, etc, en pusiëre, etc. b. Als poner worden vervoegd de compuestos: Anteponer, voortrekken, er- oponerse, zich verzetten. gens voor plaatsen. proponer, voorstellen. componer, samenstellen. reponer, herstellen, weer op deponer, afleggen, afzetten, zijn plaats stellen. getuigen. sobreponer, boven iets plaatdisponer, beschikken, in ge- sen of stellen. reedheid brengen. sobreponerse a, zich stellen exponer, tentoonstellen, bloot- boven, zich verheffen boven, stellen, uiteenzetten. zich niet laten ontmoedigen imponer, opleggen. door. indisponer, ongunstig stem- suponer, veronderstellen. men, boosmaken. trasponer, verplaatsen. oponer, tegenoverstellen. Ejercicio 154. Geef de volledige vervoeging van: Poner, deponer en suponer. Valer, waard zijn, opleveren, beschermen. Ger. valiendo. Part. valido. Presente. Valgo vales vale valemos valéis valen. Indicativo. Pretérito. vali valiste etc. Futuro. valdré, etc. Condicional. valdria, etc. •ét i49 — Impert. Imperativo. valia vale o val etc. valed. Opmerkingen: a. Naar valgo de Subj. pres. valga, valgas, etc. b. Als valer worden vervoegd de compuestos : èquivaler, evenveel waard zijn . prevalerse (de), partij trekken (van). c. De Imperativo 2» p. S. vale is gebmikélijker dan.va/. Beide vormen komen alleen voor in verbinding met me, te, of nos: valme of valeme etc. (Ac.). Ejercicio 155. Geef de volledige vervoeging van: valer, waard zijn, en van valerse (de), zich bedienen van, aanwenden, gebruiken. Tener1), hébben. Ger. teniendo. Part. tenido. Indicativo. Presente. Pretérito. Fut. Tengo tuve tendré, tienes tuvïste etc. tiene tüvo Condicional. tenèmos tuvïmos tendria, tenéis tuvisteis etc. tienen. tuviëron. i) De geheele vervoeging van tener is reeds gegeven, toch laten we ze nog eens tot vergemakkelijking van het- overzicht volgen. •■ — 150 — Imperfecte. Imperativo. tenia ] ten etc. tened. Opmerkingen: i°. Naar tengo de Subj. pres. tenga, tengas, etc. en naar tuvieron de imp. en fut. de Subj. tuviera, tuviese; tuviere. 2°. Als tener worden vervoegd de compuestos: Abstenerse, zich onthouden, detenerse, ophouden, zich inatenerse (a), zich houden houden. (aan). entretener, onderhouden. contener, bevatten. mantener, handhaven. detener, tegenhouden, gevan- obtener, verkrijgen. . gen zetten of houden. retener, tegenhouden. j&risostener, ondersteunen. Ejercicio 156. Geef de volledige vervoeging van: entretener, mantener en obtener. Vergelijkend overzicht van de onregelmatigheden van hacer, caer, traer, poner, valer en tener. i°. Deze werkwoorden hebben met elkaar gemeen, dat bij alle de Ind. pres. p. S. eindigt op go. hago, caigo, traigo, pongo, valgo en tengo. 2°. Hacer en poner hebben een onreg. part. pas. hecho, puesto. 3°. Hacer, traer, poner en tener eindigen in het pretérito ia p. S. op onbetoonde e1). hice, traje, puse, tuve. ■ i) Zooals wij reeds vroeger gezien hebben, hebben zulke ww. in den 3en p. E. Pret. een onbetoonde o. De andere personen van het Pretérito - i5i - 4°. Hacer, poner, valer en tener hebben een onreg. futuro (en dus ook een onreg. condicional): haré, pondré, valdré, tendré (haria, pondria, etc.). 5°. Hacer, poner, valer en tener hebben een onreg, Imperativo sing.: haz, pon, val, ten. N .B. Bij al deze werkw. worden de niet aangegeven vormen regelmatig afgeleid naar de vroeger gegeven regels. Ejercicio 157. Ter vertaling (zoo mogelijk op meer dan ééne wijze): • Ik maak, gij maakt op nieuw, hij voldoet, wij vallen, gij brengt, zij leggen. Ik gaf de voorkeur, gij rangschiktet, hij getuigde, wij brachten in orde, gij steldet bloot, zij legden op. Ik heb tegenstand geboden, gij hebt voorgesteld, hij heeft verondersteld, wij hadden verplaatst, gij hadt de voorkeur gegeven, zij hadden samengesteld. Ik zal waard zijn, gij zult u onthouden, hij zal bevatten, wij zullen onderhouden, gij zult handhaven, zij zullen verkrijgen. Ik zou tegenhouden, gij zoudt ondersteunen, hij zou doen, wij zouden "op nieuw doen, gij zoudt voldoen, zij zouden leggen. Doe, doet, leg, legt, bedien u, bedient u, heb, hebt, veronderstel, veronderstelt, verkrijg, verkrijgt, handhaaf, handhaaft, Doe niet, doet niet, leg niet, legt niet, verkrijg niet, verkrijgt niet, handhaaf niet, handhaaft niet. Dat ik valle, dat gij brenget, dat hij legge, dat wij de voorkeur geven, dat gij neerlegget, dat zij blootstellen. Dat ik oplegde, dat gij voorsteldet, dat hij rangschikte, dat wij vet' hebben de gewone accentuatie. Degene, die in den ie. p. E. eindigen op je missen evenals de ww. op ucir in den 3en p. mrv. de i, dus trajeron (evenals condujeron). 152 - onderstelden, dat gij verplaatstet, dat zij waard waren. Dat ik zal hebben, dat gij u zult onthouden, dat hij zal tegenhouden, dat wij zullen verkrijgen, dat gij zult ondersteunen, dat zij zullen onderhouden. Verschillend gebruik van Haber en Tener1). Haber: i°. Haber is het hulpww. tot vorming der samengest. tijden van alle Spaansche werkwoorden2). 2°. Haber de, gevolgd door een onbep. wijs, beteekent: a. moeten, hebben te; bijv. He de escoger, ik heb te kiezen, ik moet kiezen. Habré de responder, ik zal te antwoorden hebben, ik zal moeten antwoorden. b. zullen, willen; bijv. Este perro es muy peügroso. Deze hond is zeer gevaarlijk, ik aliïÉfe ^e ^e matarl°- zal hem (moeten) dooden. {Quién ha dicho eso? Yo Wie heeft dat gezegd? Ik wil he de saberlo. het weten . 1) Het onderscheid tusschen Haber en Tener is reeds in hoofdzaak gegeven. Wij laten thans een volledig overzicht volgen van het onderscheiden gebruik van deze werkwoorden. 2) Oudtijds kon haber ook voorkomen als overgankelijk werkw. Het had dan ook een Imperativo, die luidde: he tü, haya él, hayamos nosotros, habed , vosotros, hayan elles. Als overg. werkw. komt het thans nog voor: ï . in de beteekenis van in zijn macht krijgen, te pakken krijgen, vatten. Los malhechores no podian ser habidos, de boosdoeners kon men niet vatten. El lee cuantos libros puede haber, hij leest allé boeken, die hij machtig kan worden. 2 . in enkele uitdrukkingen, bijvb. haber menester, noodig hebben; habérselas con uno, het met iemand aan den stok hebben. - 153 - 3°. Haber kan zijn onpersoonlijk werkw. (Fr. y avoir). In dat geval luidt de Ind. pres. niet ha maar hay. We hebben dus: Indic. Presente: Hay 1), er is, er zijn. Imperfecto : Habia, er was, er waren. Pretérito: Hubo, ,, ,, ,, ,, ,, (2* forma): Ha habido, er is geweest, er zijn geweest . Pluscuamperf. : Habia habido, er was geweest, er waren geweest. Pret. anterior: Hubo habido, er was geweest, er waren Condicional presente . perfecto . Subjuntivo presente: Imperf. : Futuro: Habra, er zal zijn, er zullen zijn. Fut. perfecto : Habra habido, er zal geweest zijn, er zullen geweest zijn. Habria, er zou zijn, er zouden zijn. Habria habido, er zou geweest zijn, er zouden geweest zijn. Haya, dat er zij, dat er zijn. Hubiera, ) , , , . )dat er ware, dat er waren Hubiese, ) l) De Indicativo presente van het verbo impersonal haber luidt: ha en niet hay in drie gevallen: 1°. Na een tijdsbepaling, dus: Un ano ha (of hay un ano), vóór een jaar of (het is) een jaar geleden. Dos meses ha (of hay dos meses), vóór twee maanden of (het is) twee maanden geleden. 2°. In de uitdrukking: (No) ha lugar, er is (geen) aanleiding of reden (rechsterm). 3°. Als het gevolgd wordt door de met een onbepaalde wijs; bijvb. Ha de haber orden, er moet orde zijn. - 154 - . Perfecto: Haya habido, dat er geweest zij, dat er geweest zijn. Pluscuamperf. : Hubiera (hubiese) habido, dat er geweest ware, dat er geweest waren. Futuro: Hubiere habido, (als) er geweest zal zijn, (als) er geweest zulte» zijn. Deze onpersoonlijke vormen, gevolgd door que (of door de) met een onbepaalde wijs, beteekenen: moeten, hébben te; bijv.: Hay que trabajar. Er is te werken, men moet wer¬ ken , er moet gewerkt worden. Hay que consultar a un Men moet (zal moeten) een abogado. advocaat raadplegen. Se ha de estudiar mucho Men moet hard studeeren om para saber algo. (Zie noot iets te weten. vorige bldz.). Tener is: i°. overgankelijk werkwoord; bijv. tener amigos, dinero, razón, hambre, paciencia, etc. 2°. hurpwerkw. in de uitdrukking tener que gevolgd door een onbep. wijs (= haber de). Tengo que salir. Ik moet uit. Tenia que retirarse. Hij moest terugtrekken. Tendras que reformarte. Ge zult u moeten beteren. Tuvieramos que huir. Wij zouden moeten vluchten. N.B. Vroeger werd ook tener de op deze wijze gebruikt; maar deze vorm is verouderd, behalve in den ien pers. Ind. pres., meestal om bedreiging uit te drukken: - 155 - Tengo de hacer un ejemplar. Ik moet (zal moeten) een voorbeeld stellen. Tengo de avergonzarle. Ik moet hem beschamen . 3°. Zeer zelden komt het ook voor als hulpww. in plaats van haber x), bijv.: Tengo pensado ir a Badajoz. Ik heb gedacht naar B. te gaan. Se lo tenian merecido. Zij hadden het verdiend. Tengo leida toda la obra. Ik heb het geheele werk gelezen. ' Tengo ya leidos algunos Ik heb al eenige deelen gelezen. tomos. Daarentegen : He leido toda la obra; he leido ya algunos tomos (zie p. 56, Aant. c). De vreemdeling doet beter als hulpww. tot vorming der -samengestelde tijden steeds haber en nooit tener te gebruiken. Ejercicio 158. Ter invulling (haber of tener). — (Pret. ia p. S.) la factura antes de recibir los géneros (waren). — (Ind. pretér. i> p. PI.) que pagar todos los gastos (kosten). — (Ind. pres. 3a p. PI.) pagado todas sus deudas (schulden) y a estas horas (op dit oogenblik). — (Ind. fut. 3a p. PI.) obtenido su rehabilitación. — (Ind. pres. 3a p. PI.) mucho que hacer (of — mucho de hacer). — (Ind. pres. Ia p. S.) comprado muy caro y ahora el género (es, estd) muy barato. Si la calma (de stilstand) de los negocios con- 1) Maar volgens de Academia alleen bij overgankelijke ww. en dat wel; als het lijd. vw. is uitgedrukt. Zoo kan men niet zeggen: tengo eiiado en su casa, noch tengo sido soldado, noch tengo comido con gusto, maar bijv. wel: me tengo comida una manzana. - 156 - tinüa, — (iap.pl. fut. Ind.) que liquidar (liquideeren). Los fondos püblicos — (Ind. pres.) bajado (gedaald) hoy en la Bolsa y todos creiamos que — (Cond.) subido (gestegen). La suspensión de pagos (staking van betaling) de nuestros parroquianos (cliënt) — (Ind. pr.) sido causa de nuestra quiebra (failliet). Su letra (wissel) de V. — (Ind. pres.) vencido (vervallen) el veinte de este mes. — (Ind. pr. 3a p. S.) que hacer un viaje a Inglaterra (of — de hacer un viaje a Inglaterra). — (Ind. fut. ia p. PI.) que suspender (opschorten) el envio (verzending) de sus pedidos (bestellingen), si no — (Ind. pr. ia p. pl.) una garant ia. Mis corresponsales (handelsvrienden) — (Ind. pr.) que arreglar sus cuentas conmigo. El ano pasado no — (Ind. Imperf .3ap.pl.) cobrado (ontvangen) aun lo que se les debia. V. — (Ind. pres.) pagado de antemano (vooruit) todo lo que —- tornado. Por el próximo correo — (fut.) ustedes buenas noticias. Vocabulario. La razón, de rede. la riqueza, de rijkdom. el uso, het gebruik. la indüstria, de vlijt. la imbecilidad, de domheid el hombre de) de man van ge buen sentido,j zond verstand laAmérica del Sur, Z. Ame rika. la calidad, de soort, de kwali teit. la confianza, het vertrouwen su atenta, Uw geëerde. elentrante, het toekomend jaar. el ladrón, de dief. la golondrina, de zwaluw. , el trecho, de tusschenruimte. . el fondo de comercio, de (handels)zaak. . la solicitud, de zorg. - la murmuración, de kwaad¬ sprekendheid, achterklap. - el viajante, de (handels)- reiziger. . el viajero, de reiziger (in het algemeen) - 157 - el paso, de doorreis. el ensayo, de proef. el pedido, de bestelling. el socio, de compagnon. la pendencia, het geschil. el ofrecimiento, het aanbod. la oferta, de offerte. el buitre, de gier. la gamuza, de gems. obligar a, verplichten te. el paso, de doorreis. por lo que hace a, wat betreft el ensayo, de proef. valer lapena, de moeite waard el pedido, de bestelling. zijn. el socio, de compagnon. valersede, gebruik maken van. la pendencia, het geschil. valgo lo que valga, het koste, el ofrecimiento, het aanbod. wat het wil. la oferta, de offerte. prevalerse de, zijn voordeel el buitre, de gier. doen met. la gamuza, de gems. atenerse a, zich houden aan. obligar a, verplichten te. acelerar, bespoedigen. elevarse, zich verheffen, voor- dirigir a, richten tot. uitkomen. no puede ser, dat kan niet. sobreponerse al dolor, zich embarcarse, zich inschepen, niet laten overmeesteren door resultar bien, goed uitvallen. de smart. arreglarsea, zich schikken naar tener por, houden voor. regalar, schenken, geven. no tener nada ) niets te maken el f lorin, de gulden. que hacer con ) hebben met las instrucciones, de instuw? hacerse raro, -a, etc, zeld- tien. zaam worden. la carta de recomendación, de hacer falta, ontbreken. aanbevelingsbrief. hacer la co- / de correspon- el dentado, de tanden. rrespondencia) dentie voeren, la vecindad, de buurt. hacer una visita, een bezoek considerable, aanzienlijk. brengen. ventajoso, -a, voordeelig. hacer todos ) zijn uiterste en oportunas ) te gelegener sus esfuerzos,i best doen. ocasiones. ) tijd. Yo te hacia en Bélgica, ik ajeno, -a, vreemd, aan iemand dacht, dat je in België was. anders toebehoorend. Yo te hacia trabajando, ik la ajena imbecilidad, de domdacht, dat je zat te werken. heid van de andere lui. - 158 - consistir en, bestaan in. un poquito, een weinig(je), callarse, ftttjgen. eventjes. poner en evidencia, duidelijk con fecha de, dato. doen uitkomen. a principios de, in het begin seguir al pie de la letra, let- van. terlijk opvolgen. a su paso / op zijn doorreis delante de, voor. por ésa ) door uwe stad. a la espalda, achter. verdaderamente, waarlijk. Ejercicio 159. Ter vertaling: La liberlad no consiste en hacer lo que se quiere, sino en hacer lo que se debe. Has de saber que tienes dos orejas y una sola bpca, para que, oyendo mucho, hables poco. Tenemos los vicios ajenos delante de los ojos y los nuestros a la espalda. Mas cosas nos obliga a hacer contra nuestro gusto la vanidad que la razón. La riqueza no consiste en la posesión, sino en el uso que se hace de los bienes. Muchas personas no tienen enemigo mayor que su propia lengua. Casi no tenemos por hombres de buen sentido sino a los que son de nuestro parecer. Hacemos un comercio considerable con la América del Sur. Las buenas calidades de este articulo se hacen muy raras. Le agradezco la confianza que V-. me hace. Me hacen falta algunas pesetas para pagar esta cuenta. Hazme el favor de esperar un poquito. Hemos recibido la atenta que nos ha dirigido con fecha del 15 corriente. No teneiflos nada que hacer con ella. Por lo que hace a mi, he resuelto no volver a ese pais. No podemos ejecutar esta orden, porque no hacemos nunca semejantes negocios. Le pedimos a V. (que) haga la correspondencia en franeés, si no puede ser en espafiol. Haremos uso de las amables ofertas que se ha servido V. hacemos. Nuestro - i59 ~ socio Sr. N. se embarcara para Europa a principios del entrante (het aanstaande jaar) y les hara una visita. El ejercicio hace al maestro. La ocasión hace al ladrón. Una golondrüia no hace ver ano. Haz el bien y no mires a quien. Del dicho al hecho hay gran trecho (J>rov.). Trajo (meebrengen) cartas de recomendación para las principales personas de la ciudad. Compraré ese fondo de comercio, valgaf lo que valga. No tienes que agradecerme nada,.era mi deber. Mama te suplica por mi conducto (door mij, door mijn mond) que le hagas el favor de no presentarte a ella. Todos tenemos suficientes fuerzas para sufrir los males de otro. Ejercicio 160. Ter vertaling: La curiosidad y la murmuración son causas de que los vecinos se indispongan unos con (o contra) otros. El hombre propone y Dios dispone. La pobre mujer trataba en vano de sobreponerse al dolor de esta pérdida. Le damos gracias por la solicitud que ha tenido en este asunto. Hagan Vds. lo que juzguen mas ventajoso para nosotros. Nuestro viajante le hara una visita a su paso por ésa. Haga V. todos sus esfuerzos para acelerar este asunto. Los negocios se hacen dificilmente. Aquel articulo se hace raro. Yo hacia a Juan en Francia y estaba él en Madrid. Te hacia estudiando, pero estas jugando, hijo. No le hago tan necio como dicen. Vale por (goed voor) doscientas pesetas. Eso no vale la pena. Si me resulta bien el ensayo que me propongo, haré pedidos de mayor importancia. Pondré la mayor atención en este asunto. Los socios son dos jóvenes que disponen de un capital bastante considerable. En oportunas ocasiones nte valdré de las of er tas que tiene V. la bondad de hacer me. Pongo en V. toda mi confianza. Seguiré al pie de la letra — i6o — las instrucciones que contengan (mogen, zullen bevatten) sus cartas.1) Me abstendré por ahora de toda otra observación sobre esta pendencia. Nos atendremos puntualmente a sus instrucciones. A caballo regalado no hay que mirarle el dentado. Suplico a V. (que) se valga de mis servicios cuando la ocasión se presente. Nos prevaldremos con mucho gusto de sus ofrecimientos. Esperamos que en tales casos dispondra V. libremente de nuestros servicios. Me valgo de esta oportunidad para ofrecerle a V. mis servicios y me rep ito su atento y S. S. (seguro servidor) Q. E. S. M. (que estrecha su mano). La fortuna pone en evidencia nuestros vicios y nuestras virtudes como la luz pone en evidencia los objetos. He aqui algunos pro verb ios. Mds vale un «torna» que dos «te daré». Mas vale pajaro en mano que buitre volando. Mas vale buena fama que dorada la cama. Mas vale buen callar que mal hablar. Compra lo que ho has menester, y vender as lo que no podras excusar (missen). Ejercicio 161. Tema : De waarlijk vrije man doet niet wat hij wil, maar wat hij moet. Wij hopen, dat hij een goed gebruik zal maken van zijn rijkdommen. Er zijn verscheidene manieren om dit te doen. Gij hebt geen grooteren vijand dan uw eigen tong. Houdt u hem voor een man van gezond verstand? Frankrijk voert een aanzienlijken handel met Engeland. De gemzen worden zeldzaam. Wij zijn hun zeer dankbaar voor het vertrouwen dat zij in ons stellen. Er ontbraken hem slechts eenige guldens om deze rekening te betalen. Wil u mij het genoegen doen deze rekening voor mij te i) Cp. Seguiré al pie de la letra las instrucciones que contienen sus cartas (die de reeds door mij ontvangen brieven bevatten). - i6i - betalen? Doe mij het genoegen te zwijgen. Ik heb niets met u te maken. Wat mijn neef betreft, hij heeft besloten niet meer terug te keeren. Wij zullen nooit dergelijke zaken doen. De correspondentie met dat huis werd in het Spaansch gevoerd. Waarom maakte u geen gebruik van zijn aanbod ? In het begin van het volgend jaar zal ik u een bezoek brengen. Tusschen doen en zeggen lange mijlen leggen. Een zwaluw maakt nog geen lente. Ik dacht dat hij zat te werken, maar hij was aan het spelen met de jongens uit de buurt. Een goede naam is goud waard. Wij zullen beschikken over het bedrag onzer rekening. Ik zal gebruik maken van deze gunstige gelegenheid. Ik zal mij houden aan deze instrocr tie(s). Laten wij ons onthouden van iedere verdere opmerking. Hij stelde in u zijn volle vertrouwen (al zijn vertrouwen). Dit bedrag is niet de moeite waard. Een vogel in de hand is beter dan tien in de lucht. Onze compagnon de Heer N. zal zich in het begin van het volgend jaar naar Europa inschepen en zal het genoegen hebben u een bezoek te brengen op zijn doorreis door uwe stad. Wij zullen ons uiterste best doen om deze zaak te bespoedigen. Doe wel en zie niet om. De gelegenheid maakt den dief. De oefening maakt den meester. Als ik dat deed, zou ik de goedheid niet waard zijn, die u steeds voor mij gehad hebt. Onze vennoot zal aanbevelingsbrieven meebrengen voor de voornaamste huizen der stad. Koop deze handelszaak, het koste wat het wil. Gij .houdt hem voor een man van gezond verstand, omdat hij altijd van uw meening is. In het begin van het volgend jaar zal ik het genoegen hebben u te bezoeken. Wij zullen dit huis koopen, het koste wat het wil. Wij maken van deze gelegenheid gebruik om u onze diensten aan te bieden en blijven hoogachtend N. N. IX — IÖ2 — '" .Ejercicio 162. Vertalen, daarna terugkeren: Conversación. A. {Quién llama a la puerta? B. Soy yo. Abra V. A. Entre V. La Have esta en la cerradura. B. jComo ! todavia esta V. en la cama ! A. {Pues, qué hora es? B. Es hora de levantarse. Son las ocho dadas. A. No sabia qué hora era. B. Levantese V. El tiempo perdido no se recupera jamas. (Después de una pausa.) {No me responde V.? (A. fonca). jAh ! perezoso ! jpues ha vuelto a donnirse ! (Alto). Vamos, amigo mio, despiértese V. • A. Es tan dulce el sueno de la manana! Me gusta levantarme tarde. B. No sé como puede V. estar tanto tiempo en la cama. A. Cüando no tiene uno quien le mande, puede dormir tranquilo. B. Los grandes hombres duermen poco. A. jOh ! es que yo no soy ambicioso. B. Es necesario aprovechar el tiempo. • A. Es que no sé en qué pasarlo cuando me levantó; me fastidio. B. El fastidio es companero inseparable de la pereza. Imiteme V. y se librara del hastio. A. {Pues, qué es lo que V. hace? B, Divido mi tiempo entre los placeres propios de mi edad y .eïttre los negocios que constituyen mi deber. A. {Perfectamente dicho. Y a qué hora se levanta V.? B. A las seis, tanto en verano como en invierno; A. {Y se acuesta V.? na — i63 — B. A las diez. A. Procuraré seguir su ejemplo. B. Hard V. bien. jPero entre tanto todavia no ha salido de la cama! - A. En efecto, es verdad. jVamos! ya estoy de pie. Voy a vestirme. Abrir, openen. — Recuperar, terugkrijgen, inhalen. — Roncar, snorken. — Mandar, bevelen. — Aprovechar, zich ten nutte maken. — Fastidiarse, zich vervelen, el fastidio, de verveling. — La pereza, de luiheid. —Xibrarse de, zich bevrijden, zich ontdoen van. — Hastio, oververzadiging, spleen. — Procurar, zorg dragen. — Entre tanto, intusschen. Ejercicio 163. Vertalen, daarna terugkeren: Viaje a Amsterdam. (Continuaelón). D. Francisco y Fernando, cuyos recuerdos de la geograf ia holandesa se habian destenido mucho, creyéronse en el caso de refrescarlos, y he aqui ahora el resumen de sus impresiones. El clima de Holanda es hümedo; son frecuentes las nieblas y aunque Uueve mucho, no llueve copiosamente. Es ademas muy inconstante-: un refran dice que en un mismo dia vienen en Holanda las cuatro estaciones. En invierno quedan a) helados los cariales durante un mes. El verano es muy corto. No hay en Holanda mas que tierra y agua; carece de minerales y sus primeros moradores debieron limitarse a vivir de la pesca y de la caza. Gracias a la industria humana, Holanda es hoy un pais riquisimo, agricola, ganadero comercial. Viven en su territorio mas de 5 millones de almasr 160 por kilómetro cuadrado, la población mas densa de Europa después de Bélgica. — 164 — Los holandeses han creado la Holanda, a despecho b) de los elementos. Han opuesto diques al mar; diques de tierra, de troncos de arbol, de granito que tienen de 50 a 100 metros de espesor y dominan las olas desde una altura de 8 a 10 metros ; y como es preciso dar salida a los rios, se les da, pero por medio de esclusas. Han dominado los rios haciéndolos pasar por canales, entre fuertes malecones y cortandolos con esclusas. Han desecado los pantanos haciendo que los molinos de viento, reemplazados hoy por bombas de vapor, sorbiesen la humedad. Asi se ha conseguido dejar en seco el mar de Harlem,queteaia.44 kilómetros de circuito. Proyectan ahora dejar en seco el golfo de Zuyderzee, que tiene 2.300 kilómetros cuadrados. Y se le dejara, es cuestión de 400 millones de francos y de 32 aflos. Recuerdo, herinnering. — Destefiirse, eig. verschieten (van kleuren, bier: verzwakken. — Refrescar, opfrisschen. — Resumen, résumé, korte samenvatting. — Niebla, mist.—Copiosamente, overvloedig. — Refrdn, spreekwoord. Helado, bevroren. — Carecer de, missen. — Morador, bewoner. — Limitarse a, zich bepalen tot. — La pesca y la caza, de vischvangst en de jacht. — Ganadero, veehandeldrijvend. — Denso, dicht. — A despecho de, ten spijt van, trots. — Dominan las olas desde una altura de 8 a 10 metros, zich verheffen boven de golven tot een hoogte van enz. — Salida, uitweg. — Esclusa, sluis. — Dominar los rios, de rivieren bedwingen. — Malecón, steenen dam. — Cortar, snijden, doorsnijden. — Desecar un pantano, een plas droog maken. — Reemplazado, vervangen. — Bombas de vapor, stoompompen. — Sorber la humedad, het vocht opzuigen. —■ Dejar en seco, droogleggen. — Circuito, omtrek. — Proyectar, projecteeren, van plan zijn. Aanteekeningen. a. Het werkwoord quedar (hoofdbeteekenis: blijven, overblijven, achterblijven) neemt verschillende beteekenissen aan: l^. blijven. Quedo aqui. Ik blijf hier. - i65 - l Dónde quedamos? Quedar debajo. Me quedan cien pesetas limpias. Quedamos amigos como antes. Quedan abandonados. Los rios quedan helados durante un mes. Quedarse en el sitio. Echaba suspiros y se quedaba miran- do al suelo. 2°. blijven staan; staan: Quedar (of liever: quedarse) absorto. Quedar en la calle. 3 . uitloopen, eindigen. {En qué quedara esto? 4°. Overeenkomen, besluiten: {En qué quedamos? 5°. worden: Quedarse ciego. Quedar huérfano. Quedar abandonado. Quedarse trio (of helado). Quedó resuelto que se haria tal o cual cosa. Waar zijn we (den laatsten keer) gebleven ? Het onderspit delven (Uk. onder blijven.) Ertèlijven me ioo pes. netto over. Wij blijven even goede vrienden. Zij blijven verlaten achter. De rivieren blijven bevroren (liggen dichtgevroren) gedurende een maand. Op de plaats (dood) blijven. Zij slaakte zuchten en bleef naar den grond staren. Verbaasd (blijven) staan. Op straat staan (fig.). Waarop zal dit uitloopen} Waartoe besluiten wij} (ltk. waarbij blijven wij}) Blind worden. Wees worden. Verlaten worden (zie I^.). Ijskoud van iets worden. Er werd besloten, dat dit of dat gedaan zou worden. b. Niet te verwarren de woorden despecho, despacho, despacha, despejo, despego: despecho, spijt (a despecho de, ten spijt van, ondanks, trots). despacho beteekent o.a. afzet, (ver)zending, depêche, kantoor, studeerkamer. jdespacha! tusschenw. Vooruit! spoed! despejo, ontruiming; wakkerheid, flinkheid, onbevangenheid. despego, afkeer, verkoeling (bijvb. tusschen vrienden), onverschilligheid. - i66 - Ejercicio 164. Algunas anécdotas: . «. Entre dos amigos: — {Por qué no te casft, Ramón? — Porque impongo condiciones. — {Cuales ? — Quiero que mi mujer sea guapa, rica y estüpida. Si no es rica y guapa, no la acepto, y si no es estüpida, no me aceptara ella a mi. Guapa, mooi. b. — {Qué haces? — preguntó a un gotoso, que estaba comiendo jamón, un médico amigo suyo. — {No conoces que el jamón es malo para la gota? — Tienes razón — contestó el doliente; — pero es bueno para el gotoso. • Gotoso, jichtlijder. — Gota, jicht. — Doliente, lijder. c. Entre madre e hijo: — Te he dicho mil veces que te débes callar mientras habla tu madre. — Pues en ese caso me pasaré toda la vida con la boca cerrada. d. Después de una larga ausencia preséntanse en una tertulia dos hermanas, una de ellas muy gruesa, y la otra muy delgada. — {Como? {son ustedes? — dice la duena de la casa. — Si, senora, — contestan las dos hermanas; — nosotras mismas en carne y hueso. Delgado, mager. — Carne, vleesch. — Hueso, been. Adivinanza. {Quién sera la desvelada, lo puedes tü discurrir, — i6? de dia y noche acostada sin poder nunca dormir? (Estera). Desvelado,.slapeloos. — J)iscurrir, uitdenken, raden. A- Acostado, liggend. — Estera, vloermat. Aanteekening. Eenige termen, betrekking hebbend op den lichaamstoestand: El ciego. de blinde, la ceguera, de blindheid, tuerto, 'eenoogig, bizco, scheet, el miope, de bijziende, la miopia, de bijziendheid, el présbite, de verziende, la presbicia, de verziendheid; el sordo, de doove, la sordera, de doofheid; el mudo, de stomme,- la>mudez, de stomheid, el sordomudo, • de - doofstomme, la sordomudez, de doof stomheid; el tartainudo, de stotteraar, tartamudear, stotteren, la tartamudez, het stotteren; Calvo, kaalhoofdig, la calvio^e, A* kaalhoofdigheid; un manco, een eenarmige; una joroba, een bochel,- un jorobado, een gebochelde; un gigante, een reus, un enano, een dwerg. Un enfermo, een zieke, la enfermedad, de ziekte, indispuesto, ongesteld, una indisposición, een ongesteldheid; una inflamación, een ontsteking; la languidez, de verzwakking, kwijning, languidecer, kwijnen; .laüctericia, de geelzucht, el sarampión, de mazelen, las viruelas, de pokken, la (fiebre) escarlatina, het roodvonk, la calentura, de koorts, el escalofrio, de huivering, rilling, el resfriado, de verkoudheid, estar resfriado, verkouden zijn, la tos, de hoest, toser, hoesten, la tisis, de tering, el tisicó, de teringlijder; el dolor, de. pijn, el dolor de muelas, de kiespijn, el dolor de garganta, de keelpijn, el dolor de cabeza, de hoofdpijn; la gota, de jicht,- el gotoso, de jichtlijder, la apoplejia, de beroerte, un ataque de apoplejia, een aanval ,van berqerte; ün ramo de apoplejia (= un ataque ligero), la paralisis, de verlamming, el insomnio, de slapeloosheid, el desvelado, de slapelooze; la pesadifla,' de nachtmerrie; el desmayo, de bezwijming, un vahido, een duizeling; la pèste, de pest, el cólera, de cholera, tl cólico, de.holi«k;1a. curaéión, de genezing, la convalecencia, de herstelling, el convaleciente, de herstellende; una cicatriz, een litteeken, una herida, een wond, una quemadura, een brandwond, el loco, de krankzinnige, la locura, la demencia, de waanzin\.AxeaX de piedra, de steen. • 168 - Lección veinte. Verbos irregulares de la 2a conjugación, que tienen Irregularidades especiales. (querer, poder, caber, saber, ver.). . Querer, willen, liefhebben. Ger. qüeriendo. Part. querido. Indicativo. Presente. Pretérito. Fu turo. Quiero quise querré quieres quisiste etc. quiere quiso Cond. queremos quisimos querria queréis quisisteis etc. quieren. quisieron. Imperativo. quiere quered. Opmerkingen: i°. De niet aangegeven vormen worden volgens de bekende regels afgeleid. 2°. De Subj. pres. wordt gevormd als bij de onreg. ww. der ia Clase. Ejercicio 165. Geef de volledige vervoeging van querer, willen, beminnen. m Poder, hunnen. Gaber, gaan in (zie bldz. 3077. Ger. pudiendo. Ger. cabiendo. Part. podido. Part. cabido. — 169 — Indicativo. indicativo. Presente. Pretérito. Presente Pretérito. Puedo pude, etc. Quepo cupe, etc. puedes Futuro. cabes Fut. puede podré, etc. cabe cabré, etc. podemos Cond. cabemos Cond. podéis podria, etc. etc. cabria, etc pueden. Opmerkingen: i°. De niet aangegeven vormen worden volgens de bekende regels afgeleid. 2°. De Subj. pres. van poder wordt gevormd als bij de onreg. ww. der 2* Clase. (De Imperativo van poder ontbreekt natuurlijk). Ejercicio 166. Geef de volledige vervoeging van poder en caber. Saber., weten. Ver, zien. Ger. Sabiendo. Ger. viendo. Part. sabido. Part. visto. Indicativo. Subj. Indicativo. Presente. Pretérito. Pres. Presente jmp. Sé süpe sepa Veo veia. sabes etc. etc. ves etc. sabe Fut. ve Pretérito sabemos sabré vemos vi' sabéis Cond. veis viste saben sabria. ven. viól) etc. I Zie de aanteekening op bit; 123. — zyo — Opmerkingen : a. De niet aangegeven vormen Worden weder' volgens de bekende regels afgeleid. b. Als ver worden vervoegd: entrever, ten halve zien, prever, voorzien (in de toekomst); antever (weinig gebruikt, vervangen door prever) en rever (eveneens weinig gebruikt en vervangen door volvèr a ver). Proveer (voorzien, bijv. in iemands behoeften) is regelmatig en wordt vervoegd als creer. c. Saber heeft nog een geheel andere beteekenis, nl. die yan smaken (naar); bijv. Este vino sabe al tonel, deze wijn smaakt naar het vat. El agua de este frasco sabe al lodo de la fuente, het water van deze flesch smaakt naar het 9Üjk van de fontein. Ejercicio 167. Geef de volledige vervoeging van : saber, ver, prever en proveer. Ejercicio 168. Ter vertaling (zoo mogelijk op meer dan één manier): Ik wil, je kunt, hij weet, wij zien, gij voorziet, zij willen. Ik kon, je wist, hij zag, wij voorzagen, gij wildet, zij konden. Ik heb geweten, je hebt gezien, hij heeft ten halve gezien, wij hebben gewild, gij hebt geweten, zij hebben gezien. Ik had voorzien, je had gewild, hij had gekund, wij hadden geweten, gij hadt gezien, zij hadden voorzien. Ik zal willen, je zult kunnen, hij zal weten, wij zullen zien, gij zult voorzien, zij zullen ten halve zien. Ik zou weten, gij zoudt zien, hij zou voorzien, wij zouden willen, gij zoudt kunnen, zij zouden weten. Dat ik zie, dat gij voorziet, dat hij wille, dat wij kunnen, dat gij ziet, dat zij voorzien. - I7i Dat ik wiste, dat ge zaagt, dat hij voorzage, dat wij'ten halve zagen, dat gij liefhadt, dat zij konden. Dat ik hebbe geweten, dat gij haddet gezien, dat hij hebbe voorzien, djat wij hadden gewild, dat gij hebbet gekund, dat zij hadden geweten. Dat ik zal zien, dat je zult ten halve zien, dat hij zal voorzien, dat wij zullen willen, dat gij zult kunnen, dat zij zullen weten. Zie, zie niet, laten wij willen, laten wij niet willen, weet, voorziet, voorziet niet. Het werkwoord Caber heeft de grondbeteekeriis van: ergens, in kunnen, gaan in, bijv.: Mil personas ca ben en esta Er kunnen (er gaan) duizend sala. menschen in deze zaal, of: Deze zaal kan duizend menschen bevatten. Van daar : 2°. Plaats zijn voor (letterlijk en figuurlijk): No quepo en este sillón. Ik kan niet in dezen leunstoel. No quepo en esta empresa. Er is geen plaats voor mij in deze onderneming. Entre ellos no caben los mal- Onder' hen is geen plaats voor vados. slechtaards. No cabe el orgullo en el In het hart van den christen is corazón del cristiano. geen plaats voor hoogmoed. Van daar: 3°. In staat zijn tot: Eso no cabe en mi. Todo cabe en ese hombre. Todo cabe. • Tot zoo iets ben ik niet in staat. Die man is tot alles in staat. Alles kan (gebeuren). — IJ2 — Uit de hoofdbeteekenis (gaan in) laat zich ook afleiden dievaa vervullen, wanneer sprake.is van vreugde of smart: 4°. Nos cupo el dolor de Ons-vervulde de smart den dood saber la muerte de nuestro van onzen vriend te verneamigo. men, of: ons trof de smart enz., wij vernamen met smart, enz. Me cabe la satisfacción de ver Mij valt de vreugd ten deel, establecido a mi hijo. mijn zoon gevestigd te zien of: ik heb de voldoening, mijn zoon enz. Van daar in het algemeen: 5°. Te beurt vallen, ten deel vallen: Me ha cabido el fastidio de Mij is de verveling ten deel gerecibir a ese hombre desa- vallen, dezen onaangenamen gradable. man te ontvangen. lA quién ha cabido el honor Wien is de eer de beurt gevalde ser presidente? len president te zijn? Uit de beteekenis vullen eindelijk laat zich afleiden die van: 6°. No caber (a), te klein, te nauw zijn: Estos zapatos no me caben. Deze schoenen zijn mij te klein (te nauw). La gorra no cabia al niho. De pet was den knaap te klein. 7°. Ten slotte komt caber voor in een aantal idiomatische uitdrukkingen, bijv.: No cabe duda. Er is geen twijfel mogelijk. No caber en si de orgullo, de Buiten zich zeiven zijn van gozo. hoogmoed, van vreugd. - 173 - No caber en el mundo. No caber en su pellejo. En cuanto cabe ) En lo que cabe ) Opgeblazen zijn van hoogmoed. Uit zijn vel springen (van dikte). Voor zoover mogelijk. Ejercicio 169. Ter vertaling: Mucha gente cabe en esta iglesia. No cabia mucha gente en mi cuarto. No cabe V. en nuestra empresa.»Entre nosotros no caben los cobardes (lafaards). No cabe la venganza en su noble corazón. Eso no cabe en nosotros. Todo cabe. Le cupo el dolor de saber la ruina de sus amigos. Me cupo la satisfacción de verle establecido. Me cabe el honor de estar nombrado. Le cupo el desengano (de teleurstelling) de no ser nombrado. El cuervo no cupo en si de gozo. Los libros no cupieron en la caja: (fcts/) y fué necesario meter los en el cofre. Dos mil soldados caben en este cuartel (kazerne). No cabe en ese sillón. Caben dos libras (pond) de aceite (olie) en esta botella. No cabemos en este cuarto. Toda el agua no cupo en el jarro (pot, kan). Los caballos no caben en la caballeriza (stal). El sombrero no me cupo. Los zapatos no cupieron al nino. Es tan grande que no cabe (kan) por aquella puerta. Todo mi dinero cabe en el dedo de un guante. La gente no cabia en la iglesia. A todos nos cabe parte de (wij nemen allen deel in) la desgracia de V. Ejercicio 170. Ter vertaling : Hoeveel soldaten kunnen in deze kazerne (of kan deze kazerne bevatten) ? De dikke heer kon niet in mijn leunstoel. Deze flesch kan een liter water bevatten. Kunnen ze allen in deze kamer? Kunnen wij allen in deze zaal? Al - 174 - de melk kan niet in deze kan. De stallen zullen al deze paarden niet kunnen bevatten. (vert. Al deze paarden zullen niet gaan in de stallen). Deze schoenen zijn het kind te klein. De man was zoo groot en dik, dat hij niet door de deur kon. Ik verzeker u dat wij allen deelnemen in uw ongeluk. De circus (el circo) kan drie duizend toeschouwers (espectadores) bevatten. De circus kan meer menschen bevatten dan de schouwburg (vert. Meer volk gaat in enz.) In uw beurs gaat meer geld dan in de mijne. Meer dan duizend personen gaan in deze zaal. Dit groote gezelschap gaat niet in deze kleine kamer. Er is geen plaats voor verraders in ons huis. Onder hen is geen plaats voor lafaards. In het hart van den edelmoedigen man is geen plaats voor wraak. Deze menschen zijn tot alles in staat. Haar trof de smart, den dood van haar zoon te vernemen. Ons viel de voldoening ten deel, onze kinderen gevestigd te zien. Wien zal de verveling te beurt vallen, dit slechte werk te corrigeeren? Wien zal de eer te beurt vallen, belast (cargado) te worden met deze zending? Gelijk hij gezegd heeft, er is geen twijfel mogelijk. De raaf van la Fontaine was buiten zich zeiven van vreugd en liet óe kaas (el queso) vallen. Nadat hij rijk geworden was (enriquecerse) was hij buiten zich zeiven van hoogmoed. In het vat (el tonel), dat zich bevindt in den kelder van het kasteel (el castillo), gaan ongeveer 283,000 flesschen wijn. Hoeveel liter zouden in dat vat gaan? De circus maximus kon eenige duizenden toeschouwers bevatten. 3. Verbos impersonales. Amanecer(Cl.III),) dag anochecer (Cl. III), nacht alborear, ( worden. worden. - 175 - lescarchar, rijpen. granizar, hagelen. helar (Cl. I), vriezen. llover (Cl. II), regenen. diluviar, stortregenen. lloviznar, motregenen. nevar (Cl. I), sneeuwen. relampaguear, bliksemen. tronar (Cl. II), donderen. ventear, waaien. ventiscar, waaien (van een sneeuwstorm). Voorbeeld van vervoeging. Indicativo. Subjuntivo. Pres. Hiela. Pres. hiele. Imp. helaba. Imp. heiara. Pret. heló. helase. ,, II. ha helado. Perf. haya helado. Pluscuamp. habia helado. Pluscuamp. hubiera helado Pret. anterior hubo helado. hubiesehelado. Fut. heiara. Fut. helare. Fut. perf. habra helado. Fut. perf. hubiere helado Cond. heiaria. Cond. perf. habria helado. Ejercicio 171. Ter vervoeging: Amanecer, anochecer, llover, nevar, tronar. Ejercicio 172. Ter vertaling : Amanece, alborea, anochecia, escarchó, ha granizado, habia (hubo) helado, llovera, habra lloviznado, nevaria, habria relampagueado, truene, venteara (ventease), haya ventiscadq, hubiera amanecido, hubiese alboreado, escarchare, hubiere granizado. Amanece, amanezca; anochece, — 176 — anochezca; hiela, hiele; llueve, llueva; nieva, nieve; truena, truene; graniza, granice. Het hagelt, het hagelde, het heeft gehageld, dat het hagele. De dag brak aan. De nacht viel. .Het heeft gerijpt. Het regent. Er waait een sneeuwstorm. Vriest het? Het heeft gevroren en dezen nacht zal het weer vriezen (volver a helar). Kijk, hoe het sneeuwt. Het dondert en bliksemt. Het zal regenen en waaien. Het zou hagelen. Ik hoop, dat het vriezen zal. Het waaide niet. Het stortregende. Het zal stortregenen. Opmerkingen, a. Als onpersoonlijke werkwoorden worden ook gebruikt: Ser, bijv. Es de dia, es de noche, es temprano, es tarde. Estar, ,, Esta nublado, esté. todavia oscuro. Temblar,,,, cNo sentis que tiembla? (voelt gij de aardbeving niet, voelt gij niet dat de grond beeft? ) Hacer, bijv. Hace frio (het is koud); hace calor (het is warm, vgl. Fr. il fait froid, il fait chaud); hizo grandes calores en el mes de enero, of van den accusatief het onderwerp makend , ook zeer gebruikelijk: hiciëron grandes calores en el mes de enero. Hace *) (het is geleden) algunos dias que le vi, of : Le vi algunos dias hace (geleden). Llegó hace (vóór) un mes. 1) In de oudere Spaansche schrijvers vindt men voorbeelden van hacer, als persoonlijk werkwoord gebruikt om den verloopen tqd uit te drukken; bijv. Hoy hacen, senor, segün (volgens) mi cuenta, quince aflos, un mes y cuatro dias, que llegó a esta posada (herberg, hotel) una senora en habito de peregrina (pelgrimsgewaad). (Cervantes). - 177 - Haber, bijv. Hay gente que etc. Hubo fiéstas {feesten), habra alborotos x) (opstootjes). Hay algunos dias que le he visto, of le he visto algunos dias ha (zie p. 290 Aant.). b. Het werkwoord pesar (wegen) wordt onpersoonlijk gebruikt in de beteekenis: spijt hebben over, bijv. Me pesa de mis culpas, (ook: mis culpas me pesan), ik heb spijt over mijn zonden. Me pesa en el alma, het doet me in mijn ziel leed. Met een Infinitivo als logisch onderwerp mag de weg- • blijven, dus: me pesa (de) haberte enojado, het spijt mij u boos gemaakt te hebben. c. In f iguurlijken zin komen vele eigenlijk onpersoonlijke werkwoorden ook persoonlijk voor: Ejercicio 173. Voorbeelden ter vertaling: Tronaba la artilleria. Sus ojos relampagueaban. Sus palabras me helaron (helar, koud maken). Yo amaneci en Madrid y anocheci en Toledo. En fin, como (als) los animales (de dieren, de paarden) amanezcan vivos, no sera poco (zal y het mooi zijn), (moratin). Tü anocheciste bueno (gezond) amaneciste malo. Amaneceran (amanecer = aanbreken) mejores dias. Anocheceran y no amaneceran los malvados 1) Een in Chili (Spaansch: Chile) vaak voorkomende fout is: den accusatief van haber in soortgelijke uitdrukkingen tot onderwerp te maken en bvb. te zeggen: hubieron fiestas, habrdn alborotos; habriamos alli cuarenta personas (voor: seriamos alli cuarenta personas). Eveneens in Chili de misplaatste inlassching van a voor het voegwoord que na de onpers. ww. haber en hacer, bijv. Hablan cuatro meses a que no le veia, in plaats van Habia cuatro meses que no le vela; haclan algunas semanas a que aguardaba {verwachtte) su llegada, in plaats van: hacia algunas semanas que aguardaba su llegada. 12 — 178 — (= dejaran de existir de la noche a la manana). Cuando Dios amanezca (als de morgen aanbreekt, ltk. als God den morgen doet aanbreken). Llovia (Dios) a cantaros (het stortregende) x). Opmerking. Als onpers. ww. worden door de Academia ook beschouwd de ww., in den 3en pers. mrv. gebruikt zonder bepaald onderwerp, of die met se als onderwerp (in onze taal: men): Aseguran que buena sera la cosecha (= se asegura que, etc). iQué diran? 2) (= {Qué se dira?). Ejercicio 174. Ter vertaling : Het is dag. Het was nacht. Het was laat. De lucht is bewolkt. Het zal nog donker zijn. De aarde beeft. Het zal / koud zijn. Het is te warm. In ons land heerscht er groote warmte (pl.) in de zomermaanden. Vóór eenige dagen hebben we hem gezien. Het is een maand geleden, dat wij hem gezien hebben. Wij hebben hem in geen maand gezien. (Het is een maand, dat wij hem niet gezien hebben). Er zijn menschen, die dat niet gelooven. Er eullen groote feesten zijn. Het is vandaag vier maanden geleden, dat hij hier 1) Vgl. ons: God regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. 2) Als onpers. ww. vat men in Chili ook het ww. dar op ter aanduiding van het uur. In Spanje zei men eertijds: El reloj da las cuatro. Daar het onderwerp steeds hetzelfde was en dus volkomen bekend, kon men het veilig weglaten, vandaar: Da (dió, ha dado) las cuatro, en in den lijdenden vorm: eran dadas las ocho. In later tijd heeft men van den ace. het onderwerp gemaakt en daardoor zegt men thans: Dan las cuatro, habian dado las ocho. In Chili echter beschouwt men veelal dit onderwerp als lijd. voorwerp bijv. {Han dado las cuatro? — No, pero luego las darau. In Spanje zegt men: {Han dado las cuatro? — No, pero luego daran. - 179 *=• , aankwam. Wij hadden hem in geen maand gesproken. Sedert eenige dagen verwachtten wij zijne aankomst. Hij heeft spijt over zijn misslagen. Hebt u geen spijt over uw gedrag? Ik heb geen spijt het hem gezegd te hebben. Waarom zou ik spijt hebben de waarheid gezegd te hebben? Het geschut donderde en de slag begon. Zijn oogen bliksemden, toen hij zijn vijand zag. Houd op (dejar) ! uw woorden maken mij koud. Hij ging gezond naar bed en was 's morgens ziek. Er braken betere dagen aan. Als de morgen aanbreekt, zullen wij ons op weg begeven (ponerse en camino). Heeft het al vijf uur geslagen? Neen, maar het zal dadelijk slaan. Het had acht uur geslagen, toen zij zich op weg begaven. Verbos cuasi-impersonales. (Schijnbaar onpersoonlijke werkw.). Acaecer \ gebeuren, bijv. Acaeció (aconteció, sucedió) Acontecer > que el rey murió al mismo dia que Suceder / la reina. constar, vast staan, bijv. Consta que no ha llegado. parecer, schijnen, bijv. Parece que se ha enfadado. poder ser, kunnen zijn, bijv. Puede ser que no consienta. No puede ser (dat kan niet). seguirse, er uit volgen, bijv. De esto se siguió que mi her- mano no podia haberlo dicho. ser menester, \ noodig zijn, bij v. Es menester que partamos ser necesario, > temprano. Es menester partir. serpreciso, / Es preciso (necesario) que quedemos aqui. Es preciso (necesario) quedamos aqui. — 180 — ser verdad, waar zijn, bijv. Es verdad que no he pensado en esto. antojarse a alguno, lust krijgen, bijv. Ayer se le antojó ir de caza, gisteren kreeg hij lust op de jacht te gaan. N.B. In zinnen als: siempre suceden desgracias (er gebeuren altijd ongelukken); de esto se siguieron grandes desórdenes (hieruit vloeiden groote wanordelijkheden voort) zijn de werkw. persoonlijk. Bastar con (voldoende zijn) en tratarse de (sprake zijn van, er op aankomen) zijn zuiver onpersoonlijk; bijv. : Basta con diez pesetas. Tratase de paz. Tratabase de retener al enemigo durante algunas horas. Ejercicio 175. Ter vertaling: In die dagen gebeurde het, dat de keizer onze stad be/ zocht. Er is niet veel geld noodig, ongeveer 100 pesetas zullen voldoende zijn. Het schijnt, dat uw schoonmoeder zich boos gemaakt heeft. Het kan zijn, dat ik mij vergist heb (equivocarse, subj.), maar daaruit volgt niet, dat ik te kwader trouw heb gehandeld (estar de mala je, subj.). Zou het niet noodig zijn, dat hij dadelijk vertrekt? Integendeel, (al contrario), het is hoog noodig, dat hij hier blijft. Het is waar, dat u het mij gezegd hebt. Soldaten, het komt er op aan, den vijand hier twee uur op te houden, het behoud (la salvación) van het leger hangt er van af. Ik voorzie, dat hieruit groote wanordelijkheden zullen voortkomen. Welk nieuw ongeluk is er gebeurd? Verleden week kreeg ik lust naar Parijs te gaan. Wat u wilt, kan niet. Hieruit volgt, dat ik gelijk heb. Zou het noodig zijn (Fut. Ind.), dat wij hier bleven (Subj. pres.)} Het is niet waar, dat hij hier geweest is. - 181 - Vocabulario. El refran, het spreekwoord. la fama, de naam. el encargo, de opdracht. lo módico, \de matigheid, la baratura, ) de goedkoopte. el orden, de orde. el desorden, de wanordelijkheid . la cólera, de toom. el miedo, de vrees. el consejero, de raadsman,. la sabiduria, de wijsheid. la frugalidad, de matigheid, soberheid. la temp lanza, de gema tigdheid. el ensayo, de proef. el dolor de muelas, de kiespijn. recuerdos mios, de complimenten van mij. las providencias, de voorzorgen, voorzorgsmaatregelen. la equivocación, de vergissing. los gastos, de kosten. el pagador, de betaler. el alza (f.), de stijging, rijzing (in den prijs). el patinador, de schaatsenrijder . la caja, de kist. perjudicar, benadeelen. entenderse (Cl. I), elkaar verstaan. firmar, onderteekenen. me da el sol ) de zon schijnt en la cama, ) mij in het bed. apretar (Cl. I), knellen. inducir (Cl. III), brengen tot. aspirar, streven. distinguir, onderscheiden. faltar, ontbreken. alabarse de, zich beroemen op. pasar por, doorgaan voor. descubrir, on tdekken. curar, genezen. gozar, genieten. contener, v. irr., in bedwang houden. percibir, bemerken. tornar el partido, de partij kiezen. d iet ar, voorschrijven. es lastima que, het is jammer, dat (con • subj.). ocasionar, veroorzaken. correr de j voor mijn,, cuenta mia, [ zijn enz. resuya etc., } kening komen. — 182 — natural, natuurlijk. me importa, het is voor mij social, maatschappelijk. van belang (con subj.). envejecido, verouderd. mantenerse, v. in., stand hou- bien acondicionado, adj, in den. goeden staat, in behoorlijken celebrar, blijde zijn. toestand. hace luna llena, het is volle vecino, -a, adj., naburig. maan. la casa vecina, het huis hier- hacer experiencias, ondervinnaast, ding opdoen. gustar, bevallen. patinar, schaatsenrijden. extrafio, -a, vreemd. doler (Cl. II), pijn doen, leed antes de fines .)vddr het eind doen. de este mes, wan deze maand inmediatamente, onmiddelpor eso, daarom: lijk. a pesar de, ondanks. Ejercicio 176. Ter vertaling: iPueden Vds. venir con nosotros al campo? No, senores, no podemos; si pudiésemos, iriamos con mucho gusto. No quise ir anoche al teatro, porque estaba lloviendo. No sé lo que quiere esta senora; cuando lo sepa, le responderé. No veo nada que pueda perjudicar a usted ni a nadie. Si me hiciera usted el favor de escucharme, acaso podriamos entendernos. No supe que responderle, porque no conocia el asunto de que me hablaba. No firmes carta que no leas, ni bebas agua que no veas' (refrdn). He aqui algunos otros refranes: Si quieres buena fama, jno te dé el sol en la cama ! Nadie puede decir: de esta agua no beberé (Men weet nooit waartoe men komen kan). Cada uno sabe donde le aprieta el zapato. No hay peor sordo que el que no quiere oir. Quien todo lo quiere todo lo pierde. — No sera antes de fines de este mes que podremos satisfacer su encargo. Lo - 183 - módico (la baratura) de los precios podria inducirle a hacer un corto ensayo de este articulo. Los malos no pueden ser amigos entre si, ni tener amistad con los buenos. En el orden natural, asi como en el social, no se debe aspirar a sef mas de lo que se puede. La cólera y el miedo son los peores consejeros que existen, ambos hacen que todo lo veamos negro, y donde todo es negro, ya no se distingue nada. {Queréis conocer las cualidades que le faltan aun hombre? Observad las que se alaba de poseer. El hombre puede pasar por sabio cuando b'usca a la sabiduria; pero si cree haberla encontrado, es un necio. Algunos hay que no saben hablar sino de lo que se debe callar. A lo que puedes solo no esperes a otro. Jamas se descubre mejor que un hombre sabe poco que cuando habla mucho. La frugalidad puede llamarse hija de la prudencia, hermana de la templanza y madre de la libertad. Los males envejecidos no se pueden curar sin remedios fuertes. Ese asunto quiere (vereischt) prudencia. Quien vive hoy como quiere, manana vive como puede. Quien compra lo que no puede, vende lo que le duele. El nifio sabia de memoria todas las palabras de su lección. V. cree que esa senora quiere a su marido; no, senor, ella no puede verle .Vea V. si esta todo arreglado (in orde). Adiós, amigo mio, hasta mas ver (hasta la vista). Ejercicio 177. Tema. Kunt u met mij mee (komen) naar buiten? Neen, mijnheer, ik kan niet; als ik kon, zou ik met veel genoegen gaan. Wij wilden gisteren niet naar buiten gaan, want het stortregende. Wij weten niet, wat zij willen; wanneer wij het weten (subj. pres.), zullen wij het doen. Doe mij het — 184 — genoegen naar mij te luisteren. Als u mij niet hetgenoegen doet (Ind. pres.) naar mij te luisteren, kunnen wij elkander niet verstaan. Hij wilde geen brief teekenen, dien bij niet gelezen bad (subj. pluscuamp.). Het zal niet zijn voor het eind van het jaar, dat wij u zullen kunnen bezoeken. De matigheid van onze prijzen zal u er waarschijnlijk toe brengen een proef te nemen mét onze artikelen. Hoe zou het mogelijk zijn, dat de boozen vriendschap hielden (subj.) met de goeden? Toorn en vrees maken, dat wij alles zwart zien. Het is hier erg donker, men onderscheidt niets. De meeste menschen vleien zich eigenschappen te bezitten, die hun ontbreken. Hoe kan een mensch, die zulke dwaasheden doet, voor wijs doorgaan. Het is duideüjk, dat deze man-weinig weet, want hij praat veel. Zonder krachtige middelen kan men dit kwaad niet genezen. Kent u al de woorden van deze les van buiten? Ik ken ze nog niet van buiten, maar voordat ik aan het einde van de les gekomen ben (llegar, subj. perf.), zal ik ze allen kennen. Ieder weet, waar hem de schoen wringt. De morgenstond heeft goud in den mond. Indien ik hem zag, zou ik hem verzoeken, mij de waren spoedig te zenden (subj. imp.) x). Zij kan hem niet luchten of zien. Zult u zorgen (ver), dat alles in orde is (subj. pres.)} In deze zaak zie ik niets, dat hem kan benadeelen. Zij wisten niet, wat té antwoorden. Bijna iedereen streeft er naar meer te zijn dan hij kan. Wie veel praat, weet gewoonlijk weinig. Als ik'wist waar hij zich bevond, zou ik hem bezoeken. Dit kwaad kon alleen ge- i) Na de ww., die beteekenen vragen, verzoeken, aanraden, gebruikt het Spaansch nooit den Inf initi vo, maar alleen den Subjuntivo met ot zónder que. Na de ww. mandar en ordenar, bevelen, gebruikt men den subjuntivo met of zonder que of den Infinitivo, bijv. Mandaronle venir qf (que) viniera. - i85 - nezen worden door krachtige middelen. Wij hopen, dat u een kleine proef zult nemen met dit artikel. Ejercicio 178. Ter vertaling: Ha visto cuanto (al wat) hay que ver y gozado cuanto hay que gozar. Su suegra le ama como se podria amar a un dolor de irruelas. Si vuelve V. a Ver al Sr. N., déle recuerdos mios. Hubiera habido graves desórdenes, si no hubiese habido tropas que los contuvieran. Comienza a llover, entremos. Es necesario que haya habido graves causas para tornar tan severas providencias. «Cantan en la casa vecina» es mia expresión muy castellana, aunque (zelfs wanneer) se perciba que es una sola persona la que canta. Si eso sucede asi, tomaremos el partido que dictara la prudencia. Parece que estan contentos con la visita de V. Se me antoja salir inmediatamente. Hace dos meses que nuestro viajante partió para Europa. Hace mucho calor en este cuarto, es preciso abrir la puerta y las ventanas. El Mosa se habia helado. Es lastima que las mercancias no hayan llegado bien acondicionadas. Debe haber una equivocación por su parte. Es probable que nuestro viajante parta la semana próxima. No es justo que los gastos que ocasionan las ca jas corran de cuenta mia. Nos importa mucha recibir pronto estos géneros. Es preciso tener paciencia con aquella gente, son malos pagadores. {Les parece a Vds. que se mantendra el alza? Celebro hallarle a V., pues tengo que decirle algo que le importara mucho saber La noche pasada ha hecho luna Uena, por eso hace tanto frio hoy, a pesar del sol que esta haciendo. Estando ayer tarde en el campo con mi familia, llovia, relampagueaba, tronaba y granizaba, pero muy mucho. Suceden cosas muy --• i86 - èxtrafias en este mundo, pero lo mas extrano es que los hombres aprovechdn tan poco las experiencias hechas en la escuela de la vida. jQué calor hace aqui! Quien no sabe no vale. El amor hace ciegos a los que tienen mas penetración. Ejercicio 179. Tema: Wat is het warm in deze kamer! het zal noodig zijn de vensters te openen. De Maas is bevroren, wij hebben duizenden personen gezien, die op de rivier schaatsen reden. Men heeft nooit zulk een feest gezien en (ni) zal er ook nooit zulk een zien. Het is jammer, dat gij dit niet gezien hebt (subj.). Zij hadden alles gezien, wat er te zien was, en alles genoten, wat er te genieten ,was. Het komt mij voor, dat de stijging zal stand houden. Ondanks den zonneschijn is het koud vandaag, want het vriest en het waait. Er zouden groote ongelukken gebeurd zijn, als de twee treinen elkander ontmoet hadden (subj.). Er zingt iemand in het huis hiernaast. Het scheen, dat zij tevreden waren over ons bezoek. Er gebeuren in dat huis vreemde zaken. Zal het van nacht volle maan zijn? Ik ben blij u aan te treffen. Het is noodig geduld te hebben met de kinderen. Er is mij veel aan gelegen nog heden deze waren te ontvangen. Is het rechtvaardig, dat alle kosten voor mijn rekening komen (subj.)? Hij kreeg op eens lust op de jacht te gaan. Zij hebben lust dadelijk te vertrekken. Als het begint te regenen, zullen wij naar binnen gaan. Het regent niet alleen, maar het dondert en licht. Het zal nóodig zijn de vensters te sluiten. Er moeten ernstige oorzaken zijn voor zulke (tan) strenge voorzorgsmaatregelen. Voor drie maanden is onze vennoot naar Zuid-Amerika vertrokken. Wij - 187 - hebben hem in geen jaren gezien. Wij zouden niet willen, dat hij wist (subj.) wat er gebeurd is. Hij is zoo groot, dat hij niet door de deur kan. Deze jas is mij te nauw. Als het niet waaide (subj. imp.), zou het regenen. In Londen mist het zeer dikwijls. Hoe laat is het? Het is zes uur geslagen. Het is juist acht uur geslagen (acabar de). Het spijt mij u te moeten zeggen, dat er dingen gebeurd zijn, die u niet zullen bevallen. Wij zijn blij u te ontmoeten, want wij hebben u iets te zeggen, dat voor u van veel belang is Ejercicio 180. Vertalen, daarna terugleeren: Conversación (EI tiempo). A. {Hace hoy frio? B. Tenemos quince grados bajo cero. A. {Se ha helado el rio? B . Esta cubierto de patinadores. A. cHay niebla? B. No; el frio es bastante vivo, pero el cielo esta despej ado. A. Tanto mejor. B. Si va V. a salir, tome V. la capa; hiela de una manera atroz. A. {Esta helado el piso ? B. No, aun no esta resbaladizo. A. {Ha cafclo mucha nieve? B. Ha nevado toda la noche. A. Entonces debe haberse dulcificado el tiempo. B. Ni mas ni inenos; anoche habia descendido el termómetro a veinte grados. A. jVeinte grados ! cEs posible ? Resueltamente hay que empezar a creer que nuestro globo se enfria. B. {Qué quiere V.? Va a) haciéndose viejoD). - 188 - A. En todo caso, prefiero un frio seco a un tiempo hümedo y malsano. B. Opino como V.; pero cuando el deshielo llega, no hay mas remedio que aceptarlo. A. No me hable V. de ello, detesto el deshielo: la lluvia, la niebla y todo lo que le sigue. B. {Pretende V. gozar una primavera eterna? A. Confieso que me gustaria mucho. B. Entonces, abandone V. la tierra y véyase a vivir a los Campos Eliseos. A. Gracias por el consejo; lo aprovecharé oportunamente. Cero, nul. — Cubierto, part. pas. de cubrir, vullen. — La niebla, de mist, — Bastante, genoeg, tamelijk. — Despejado, onbevolkt, helder. — Atroz, verschrikkelijk; hiela de una manera atroz, het vriest, dat het kraakt. — El piso, de straat. — Resbaladizo, -a, glad. — Dulcificarse, zachter worden. — Ni mds ni menos, zeker. — Resueltamente, ad v. stellig, bepaald. — Enfriarse, afkoelen. — i Qué quiere V.? wat zal ik u zeggen} (vgl. Fr. que voulez-vous?). — Seco, droog. — Opinar como, het eens zijn met. — El deshielo, de dooi. -— No hay mds remedio que, er zit niets anders op dan. — Detestar, een afschuw hebben van. — Aprovechar algo, gebruik van iets maken. — Oportunamente, te gelegener tijd, bij gelegenheid. Aanteekeningen. a) Va haciéndose viejo. Het werkwoord Ir gevolgd door een gerundio dient om de voortduring der handeling uit te drukken. Hiertoe dienen ook verschillende andere werkwoorden, bijv. andar, estar, venir, quedarse, continuar, seguir, caminar: El mal que me va consumiendo. De kwaal, die mij (langzaam) verteert. Se va haciendo tarde. Het wordt (gaandeweg) laat. (Hacerse = worden. Zie Aanteekening b). La tierra va haciéndose vieja. ' De aarde wordt (langzamerhand) oud. La tierra va enfridndose. De aarde koelt voortdurend af. Continüa el crudo temporal que ve- Het ruwe weer, dat wij sedert eenige nimos sintiendo desde hace unos dagen te verduren hebben, duurt dias. voort. - i8q — Estamos aguardando sus órdenes. Wij wachten uwe bevelen (wij staan te wachten op enz.). Echaba suspiros y se quedaba mi- Zij slaakte zuchten en bleef naar den rando al suelo. starenSiguieron escribiendo. Zij schreven door (zij bleven door- schrijven). Continuaron hablando. Zij bleven doorpraten. Caminaban mirando a los tran- Zij liepen naar de voorbijgangers te seuntes. hiihmSe iba paseando por el jardin. Hij (zij) liep in den tuin ie wandelen. Iban viniendo poco a poco. Zij kwamen langzaam nader. b) Hacerse = worden. Ons werkwoord worden kan ook op velerlei wijze in het Spaansch worden teruggegeven: i°. Ser: Hay que estudiar mucho para ser sabio. [Qué seré. de mi! 2°. Ponerse: Su café de V. pone frio. Leyendo la carta se puso triste. Ponerse loco (gek worden), ponerse bueno (er weer goed uit gaan zien), ponerse flaco (mager), gordo (dik), alegre, colorado (een kleur krijgen), palido, malo (ziek worden). 3°. Volverse (Als er sprake is van een geheelen ommekeer): Volvióse triste. Hij werd bedroefd (eerst was hij blij). Volvióse alegre. Hij werd blij (eerst was hij bedroefd). 4°. Hacerse, salir (drukken uit de langzame wording van een toestand): - La senora se hace vieja. Salió un gran general (Hij werd ten slotte een groot generaal). Hacerse rico, pobre, juicioso (wijs). 5°. Pasar a ser, llegar a ser, venir a ser (ergens toe komen), meterse a (verandering van den wil afhankelijk): Meterse a fraile (monnik worden), meterse a comerciante. El joven se metió a soldado. Vendra a ser infeliz por la mala conducta de su hijo. — IQO — Si continua trabajando, Uegara a ser el primero de todos. 6°. Ir a parar, venir a parar, parar en (op iets uitloopen: parar, eig =-stilhouden): dat gij logenstraft, dat zij hun woord intrekken, dat ik voorspelde, dat gij zegendet, dat hij vervloekte, dat wij zeiden, — iq6 — dat gij tegenspraakt, dat zij logenstraften. Dat ik zal voorzeggen, dat gij zult zegenen, dat hij zal vervloeken, dat wij zullen zeggen, dat gij zult tegenspreken, dat wij zullen logenstraffen. Ik zou mijn woord intrekken, gij zoudt voorspellen, hij zou zegenen, wij zouden vervloeken, gij zoudt zeggen, zij zouden tegenspreken. Ik zeg het u, ge ze'gt het mij, hij zegt het ons, wij zeggen het hem, gij zegt het haar, zij zeggen het ons, Ik zei het hem, gij zeidet het haar, hij zei het me, wij zeiden het u, gij zeidet het ons, zij zeiden het ons. Zeg het mij, zeg het hem, zeg het haar, zeg het ons, zeg het hun. Zeg het mij niet, zeg het hem niet, zeg het haar niet, zeg het ons niet, zeg het hun niet. Laten wij het hem zeggen, laten wij het hun zeggen, laten wij het hem niet zeggen, laten wij het hun niet zeggen, Zegt het mij, zegt het mij niet, zegt het óns, zegt het ons niet. Zegt het hem, zegt het hem niet. Zegt het hun, zegt het hun niet. Het ons zeggen, het hun zeggen, het mij zeggen, het ons zeggende, het haar zeggende, het mij zeggende. Venir, komen. Ger. viniendo. Part. venido. Indicativo. Subjuntivo. Presente. Pretérito Futuro Pres. Vengo vine vendré venga vienes vïniste etc. etc. viene- vfno Cond. Imperativo venimos vinïmos vendria ven venis vinïsteis etc. venid. vienen. viniëron - 197 - Opmerkingen. a. De niet aangegeven tijden worden naar de bekende regels gevormd. b. Als venir worden vervoegd de samenstellingen van venir: Avenir, schikken, verzoenen, intervenir, tusschenbeide koavenirse, met elkaar in goede men. harmonie leven. pro venir, voortkomen. contravenir, overtreden. prevenir, voorkómen. convenir, overeenkomen, pas- sobrevenir (o supervenir), sen. gebeuren, onverwacht kodesavenir, in onmin brengen. men 1). desconvenir, niet eens zijn. subvenir, (onder)steunen, reconvenir, weerleggen, ver- subsidiëeren wijten. Ejercicio 185. Ter vervoeging : Venir, intervenir, prevenir. Ejercicio 186. Verander in den volgenden zin te in os, in le en in les: Te dije que vinieses cuando quisieras, pero nunca viniste. Ejercicio 187. Ter vertaling: Ik kom, ik kwam, ik ben gekomen, ik was gekomen. Gij overtraadt, gij hebt overtreden, gij hadt overtreden, gij zult overtreden. Hij is tusschenbeide gekomen, hij was i) Supervenir is minder gebruikelijk. — iq8 — tusschenbeide gekomen, hij zal tusschenbeide komen, hij zal tusschenbeide gekomen zijn. Hij had voorkomen, hij zal voorkomen, hij zal voorkomen hebben, hij zou voorkomen. Wij zullen voorkomen, gij zult overeengekomen zijn, gij zoudt voorkomen, gij zoudt overeengekomen zijn. Zij zouden komen, het zou onverwachts komen. Laten wij overeenkomen, laten zij tusschenbeide komen. Kom, kom niet, komt tusschenbeide. Dat ik overtrede, dat gij voorkomt, dat hij weerlegde, dat wij zullen overeenkomen. Oir, hoor en. Salir, uitgaan. Asir, grijpen. Ger. oyendo. saliendo asiendo Part. oido. salido. asido. Ind. pres. oigo *) salgo asgo oyes sales ases oye etc. etc. olmos ois oyen. Pret. oi sali asi oiste etc. etc byó oimos jg>£S oisteis oyeron. Fut. oiré. saldré asiré. Imperativo. oye sal ase oid. salid. asid. i) Eertijds: oyo, dus vroeger ook in den Subj. pres,: oya. oyas, oya etc. - 199 - Opmerkingen. i°. De niet aangegeven tijden worden naar de bekende regels gevormd. 2°, In de samenstelling van salir is de Imperativo 2a p. S. meestal regelmatig, bijv. sobresale (tü). 3°. Als oir worden vervoegd: desoir, niet luisteren naar, weigeren in te willigen. entreoir, niet geheel verstaan, half verstaan trasoir, verkeerd verstaan. Als salir: sobresalir, te boven gaan, uitmunten resalir, uitspringen, uitsteken. Als asir: desasir, loslaten 4°. De onregelmatige vormen van asir zijn ongebruikelijk. Ejercicio 188. Ter vervoeging: oir, salir, sobresalir, asir. Ejercicio 189. Ter vertaling: Ik hoor, gij gaat uit, hij grijpt, wij gaan uit, gij hoort, zij gaan uit, Ik hoorde, gij greept, hij hoorde, wij gingen uit, gij hoordet, zij grepen. Ik zal hooren, gij zult grijpen, hij zal uitmunten, wij zullen uitgaan, gij zult grijpen, zij zullen hooren. Ik zou uitgaan, zij zouden uitmunten, gij zoudt grijpen, hij zou hooren, zij zouden uitgaan. Hoor, hoor niet, hoort, hoort niet, laten wij hooren. Ga uit, ga — 20O — niet uit, gaat uit, gaat niet uit, laten wij niet uitgaan. Grijp, grijpt. Dat ik hoore, dat gij uitgaat, dat hij uitmunte, dat wij hoorden, dat gij uitgingt, dat zij grepen. Dat ik zal hooren", dat gij zult uitgaan, dat hij zal uitmunten, dat wij zullen grijpen, dat gij zult uitgaan, dat zij zullen hooren. Vergelijkend overzicht: i°. Decir, venir, oir, salir en asir eindigen in den ien p. Ind. pres. op go. 2°. Decir en venir hebben in den ien pers. Pretérito en dus ook in den 3en pers. E. het accent op den stam en niet op dén uitgang (zie p. 44 Opm. d). Wij krijgen dus: dïje, dijïste, dïjo, dijlmos, dijlsteis, dijêron; vlne, vinïste, vfno, vinünos, vinlsteis, viniêron. 3°. Decir, venir en salir zijn onreg. in het futuro : diré, vendré, saldre', dus ook in den Condicional: diria, vendria, saldria. 4°. Decir, venir en salir zijn onregelm. in den Imperativo 2a p. S.: di, ven, sal (pl. 2a p. decid, venid, salid). Omtrent de samenstellingen van decir, zie p. 194, Opm. b. Ir, gaan. Ger. yendo. Part. ido. Indicativo. Subjuntivo. Presente. Imperf. Pretérito. . Presente. voy iba fui vaya vas ibas fuïste etc. 201 va iba fué Imperativo* vamos ibamos fuïmos ve vais ïbais fuïsteis vaya él (V.) van iban. fuêron. vamos id vayan ellos (Vs). Opmerkingen: i°. De niet aangegeven tijden of tijdvormen worden naar de bekende regels gevormd. 2°. Als pretérito doet dienst het pretérito van ser. *) 3°. In plaats van den Subj. pres. ia y 2a p. PI. vayamos en Vayais, worden ook wel gebruikt de kortere vormen: vamos en vais, in den Imperativo ia p. PI. steeds vamos.a) 4°. Irse = i°. heengaan, 2°. gaan (met de bijgedachte van: door eigen kracht, op eigen beenen gaan; zie Ejercicio 195). De Imper. 2a p. PI. is idos. Irse is het eenige reflexieve werkw., waarbij de d in dezen persoonsvorm blijft (zie Lección XI, p. 122, Opm. a). Ejercicio 190. Geef de volledige vervoeging van wen van irse. 1) Vgl. het Fr. je fus le voir, voor j'attai le voir, j'ai èté le voir, voor je suis allé le voir en ons: ik ben hem wezen opzoeken, voor: ik ben hem gaan opzoeken. — Op dezelfde wijze wordt in het Spaansch ook estar gebruikt, bijv. Una manana, después de oir misa .con don Valentln,. .estuvo dona Blanca a visitar a dona Antonia (Valera. El comendador Mendoza, X). 2) Bij oudere schrijvers vindt men imos (thans: vamos) en ides of is (thans: vais); verder vais voor vayais, vo voor voy. Evenzoo: estó, so, do. thans: estoy, soy, doy. — 202 — Ejercicio 191. verbiales): Vertaali(zie Lección XVII, modos ad- Ik rijd te paard, gij gingt te voet, hij ging achteruit, wij zullen op de teenen loopen, gij zoudt (als een dame) te paard rijden, rijd(t) met lossen teugel, laten wij loopen zoo hard wij kunnen, dat ik hinke, dat gij op handen en voeten liept, dat hij te paard zal rijden. Wij gaan te voet, gij gingt achteruit, hij liep op de teenen, wij zullen te paard rijden, gij zoudt met lossen teugel rijden, loop(t) zoo hard gij kunt, laten wij hinken, dat gij op handen en voeten loopt en zult loopen. Dormir, slapen. Ger. durmiendo. Part. dormido. Indicativo. Presente. Duermo duermes duerme dormimos dormis duermen. dormi dormïste durmió dormimos dormïsteis durmiëron. Pretérito. Morir, sterven. muriendo. muerto. muero mueres muere morïmos moris mueren. mor i moriste murió morïmos morïsteis muriëron. — 203 — Subjuntivo. Presente duerma duermas duerma muera muera mueras durmamos muramos durmais duerman murais mueran. Opmerkingen: i°. De niet aangegeven tijden worden weder naar de bekende regels gevormd. 2°. Dormirse beteekent inslapen, in slaap vallen, bijv. El nifto se esta durmiendo, se ha dormido. Morirse (vgl. Fr. se mourir) beteekent: den dood naderen, den dood nabij zijn. Het kan nooit een gewelddadigen dood aanduiden, dus niet: se murió fusilado, maar wel: semurió (stierf aan, kwijnde weg aan) de tisis o pulmonia (zie Ejercicio 195 van deze les). Het part. van morir: mucrto doet ook wel dienst als part. van matar, dooden (het part. pas. van matar in den zin van doodelijk vervelen is altijd regelm. dus matado); bijv.: Le hari muerto, 0 matado, men heeft hem gedood. Ese hombre me ha matado con tantas preguntas, hij heeft mij met al die vragen doodelijk verveeld. Matarse, zich zelf dooden, zich van het leven berooven, is eveneens regelmatig in het participio, dus: Se ha matado, hij heeft zich van het leven beroofd, daar se ha muerto uitsluitend behoort bij morirse. Ejercicio 192. Ter vervoeging. Dormir, dormirse, morir en morirse. — 204 — Abrir, openen. Cubrir, bedekken. Escribir, schrijven. Part. abierto. cubierto. escrito. Opmerkingen: i°. Alle andere vormen van deze ww. zijn regelmatig. 2°. Als cubrir wordt vervoegd: descubrir, ontdekken; als escribir gaan alle werkw. op scribir, bijv. inscribir, inschrijven, proscribir, verbannen, vogelvrij verklaren, describir, beschrijven, subscribir, inteekenen, transcribir, overschrijven; prescribir, voorschrijven (part. prescrito en ook, maar minder gebruikelijk, prescribido). Ejercicio 193. Ter vertaling (zoo mogelijk op meer dan een manier). Ik slaap in, gij sterft, hij kwijnt weg, wij openen, gij bedekt, zij schrijven. Ik schreef in, gij verbandet, hij ontdekte, wij beschreven, gij teekendet in, zij schreven over. Ik heb voorgeschreven, gij hebt gedood, hij is gestorven, hij heeft zich gedood, wij hadden geslapen, gij waart ingeslapen, zij waren gestorven. Ik sliep, hij sliep, hij stierf, zij sliepen, zij stierven. Slaap(t), slaap(t) niet, sterf(t), sterf(t) niet, laten wij sterven. Dat ik slape, dat hij opende, dat wij sliepen, dat gij stiervet, dat hij zal slapen, dat gij zult slapen. Dat ik hebbe geopend, dat gij hebbet bedekt, dat hij hebbe geschreven, dat wij hebben ingeteekend, dat gij hebbet voorgeschreven, dat zij hebben gedood, dat zij waren gestorven, dat zij zich zullen gedood hebben, dat zij zullen gestorven zijn. Vocabulario. El empleo, de betrekking, het la pieza, het stuk. gebruik. la exposición, de tentoonstel- . ling. — 205 — la opinión sobre, de meening over el medio, het middel. el buen suceso, de goede uitslag, het succes. la indigestión, de indigestie. la lisonja, de vleierij. el ruido, het gedruisch. el pasagero, de passagier. la lucha, de worsteling, de strijd. la carcel, de gevangenis. el fugado, de vluchteling el trineo, de slede. el gobernador, de gouverneur. el ministro de la gobernación, de minister van binnenl. zaken. el coche, het rijtuig, de koets. la guardia civil, de burgerwacht. la agresión, de aanranding. el significado, de beteekenis. el conato, de inspanning, het opzet. el estorbo, de hindernis, hinderpaal.el preso, de gevangene. la vasija, het vat. la pulnionia, de longziekte. la mofa, de spot. solicitar, dingen naar : ir solicitando, voortdurend solliciteeren. ir buscando, maar steeds zoeken, voortdurend zoeken. representar, voorstellen, spelen. conceder, toestaan. sobrevenir a alguno, iemand overkómen reparar el mal, het kwaad herstellen. sostenerse, stand houden. concluir, eindigen. aplicar, toepassen, aanwenden. llegar a viejo, oud worden. ir a buscar, (loopen) zoeken. el cebo, het lokaas. cebarse en, zich laten lokken, vangen, verstrikken door. salir con acierto, slagen. principiar, beginnen. atreversea, zich verstouten te, durven. dormir a cortinas verdes (o al sereno), onder den blooten hemel slapen. dormir la siësta, zijn middagslaapje doen. morir en el lecho del honor, op het bed van eer vallen. — 20Ó — ir a misa, ter mis gaan. percibir, bemerken. salir de los limites, de grenzen overschrijden. salir a, (te staan) komen op. salir a campana, te velde trek. ken. el desprecio, de minachting. la conseja, de fabel, het sprookje. juntos, -as, samen. mediano, -a, middelmatig. conveniente, gepast, geschikt. necio, -a, dwaas. seguro, -a, veilig. criminal, misdadig. susceptible de, vatbaar voor. cuasi-reflejo, schijnbaar wederkeerendinherente, innerlijk. placentero, -a», aangenaam, liefelijk. risueno, -a, lachend. cada vez que, telkens wanneer. fuerte (o alto), luid. al dia siguiente, den volgenden dag. gravemente, adv., ernstig. v.g. (verbigracia),bijvb. (bijvoorbeeld) . en (o de) cierto modo, eenigszins. a pesar de, ondanks. sencillamente adv., eenvoudig. en virtud de, krachtens, ten gevolge van. a diferencia de, in onderschei¬ ding van. salir al camino, op den groo- ten weg aanvallen. hacer escala en un puerto, een haven aandoen. capturar, vangen. fugarse, ontvluchten. quedar muerto, gedood worden . quedar moribundo, stervende zijn (als gevolg v.d. strijd). resultar herido, gewond worden. te legraf iar, telegrafeer en. l) Een verbo cuasi-reflejo is een werkw. dat naar den vorm wederkeerend is, maar niet naar beteekenis, bijv. maravillarse, zich verwonderen, reir se, lachen met. "Eén verbo reflejo is wederkeerend èn naar vorm èn naar beteekenis,. bijvb. vestirse, «iet (aan)kleeden. — 20J — escoltar, escorteeren. evitar, vermijden. comparar, vergelijken. llevar, dragen. anadir a, voegen bij. denotar, aanduiden. burlar la vigilancia, de waak- acercarse a, naderen. brotar, ontkiemen, uitkomen. soler, plegen. tornar el café juntos, -as, samen koffie drinken. espontaneamente, adv., van zelf. zaamheid verschalken. sin embargo, toch. atropellar, omverloopen, over- al paso que, terwijl, hoop loopen. 'Ejercicio 194. Ter vertaling: Ese hombre va solicitando empleos. Esa buena senora iba buscando protectores para sus hijos. Bien puede decirse que el hombre no tiene mas enemigo que él mismo *). Nada hay que se sostenga mas tiempo que .una fortuna mediana; nada hay que se vea concluir mas pronto que una gran fortuna. Muchas veces el necio dice un buen consejo (Refrdn). Quien no oye consejo no llega a viejo (Refrdn). SjjL Quien no oye razón no hace razón. Todos vamos a buscar la felicidad, pero ninguno por el mismo camino. Mas son los que mueren de indigestión que de hambre. Si te acostumbras a abrir las orejas a las lisonjas y a cebarte en ellas, jamas oiras la verdad. Para que tus obras salgan con acierto, principialas con calma y meditación. Atrévete a decir lo que te atreves a hacer. Los viajeros estaban obligados a dormir al sereno. Cuando entré en su cuarto, estaba durmiendo la siësta. jAy! iqué tiempo ! me muero de frio. El héjoe murió en el lecho del honor. Nadie se muere hasta 1) Ook wel: a si mismo. — 208 — que Dios quiere (Refrdn). Dime con quien andas, te diré quien eres (Refrdn). Esta calle va a palacio. Al ir a misa percibió la senora que no'llevaba su bolsa. {De dónde viene el viento ? Viené del Norte. Se oye por la noche un ruido particular en la casa. Jamas saldré de los limites del deber. Esta obra sale a 20,000 pesetas. El verano próximo el ejército saldra a campafia. Le salieron los ladrones al camino. Amigo mio, ase la ocasión cuando se te presente. Dicen de Vigo (men meldt uit V.) que el vapor aleman Cap Roca de la Compafiia Hamburguesa, que hizo escala en aquel puerto, tomó 19 pasageros para la América del Sur. — Han sido capturados en Cooperstown, después de terrible lncha, los crimkiales hermanos N., que se habian fugado de la carcel de Pittsburg. Los fugados iban en trineo. Uno de los hermanos quedo muerto, el otro moribundo. El cherif que perseguia a los fugitivos resultó gravemente herido. — Segün telegrafia el gobernador de N. al ministro de la Gobernación, su coche ha tenido que ir escoltado por la guardia civil para evitar agresiones. Ejercicio 195. Ter vertaling: Hay en espafiol muchos verbos intransitivos que son susceptibles de la construcción cuasi-refleja, v.g. reirse, estarse, quedarse, morirse, etc. Algunas veces el empleo de esta construcción cambia en cierto modo el significado del verbo, por ejemplo: Estarse es permanecer voluntariamente en cierta situación o estado, como lo percibira cualquiera, comparando estas expresiones: estuvo escondido (hij was verborgen) y se estuvo escondido (hij hield zich schuil), estaba en el campo y se estaba (hield zich op) en el campo. La misma diferencia aparece entre quedar y quedarse, ir e irse : — 209 — , ,Mas parecia (het scheen eerflque le Uevaban que no que (dan dat) él se iba." Entrarse anade a entrar la idea de cierto conato o fuerza con que se' vence algün estorbo: , ,A pesar de las guardias apostadas a la puerta, la gente «e entraba." Lo mismo salirse : ,,Los presos salieron" anuncia sencillamente la salida; se salieron denotaria que lo habian hecho burlando la vigilancia de las guardias o atropellandolas. ,,Se sale el agua de ia vasija", en virtud de una fuerza inherente, que obra contra la materia destinada a contenerla *). Morirse no es morir, sino acercarse a la muerte, y denota ademas la muerte natural a diferencia de la violenta; asi no puede decirse que alguien.se murió fusilado, pero si que se murió de tisis o pulmonia. Nacerse es nacer espontaneamente y se dice de las plantas que brotan en la tierra sin preparación ni cultivo. Reir y reirse parecen diferenciarse muy poco: y sin embargo, ningün poeta diria qué la naturaleza se rie, para dar a entender que se muestra placentera y risuena; al paso que, cuando se quiere expresar la idea de mofa o desprecio, parece mas propia la construcción cuasi-refleja: , JLa ambición se rie de la muerte.'' El verbo ser es de los que alguna vez se prestan a la construcción cuasi-refleja: con Érase (er was eens) solian principiar los cuentos y oonsejas *). Ejercicio 196. Tema. Van nacht (=dezen nacht) sliep ik te Madrid en overmorgen om 9 uur 's morgens zal ik te (a) Valencia aankomen .Wij 1) La pipa (el tonel) se sale = het vat lekt. (La pipa catalana es una medida de 460 htros). 2) Ontleend aan Bello-Cuervo. Gramatica castellana. 210 gaan naar den schouwburg telkens wanneer er een nieuw stuk gegeven wordt (wanneer men (se) voorstelt enz.). Spreek luider, mijn zoon, (que) ik hoor je niet. Kom vroeg en we zullen samen koffie drinken. Als ik de tentoonstelling bezocht heb (subj.), zal ik u mijn meening er over zeggen. Dezen nacht slaapt hij niet thuis. De reizigers sliepen in N. en vertrokken dan (al) volgenden dag naar P. Ga niet uit, het stortregent. Wilt u dat wij samen uitgaan? Ik zeide hem, dat ik hem niet kon toestaan, wat hij vroeg. Ik betreur zeer, wat hem is overkomen. Zeg hem, dat hij den raad van zijn compagnon volgt en hij zal het kwaad kunnen her• .stellen. Zeg hem, dat hij mij vraagt (pedir), wat hij wil; als ik kan, zal ik het hem toestaan. Al wat mijn vriend me zeidej was waar(heid). Ik zeg u, dat ik niemand gezien heb. Ik slaap zes uren en werk er twaalf iederen dag. Ik zeide hem te komen (vert. dat hij kwame) wanneer hij wilde (subj. imp.), maar hij kwam nooit. De dame zocht (ir buscando) beschermers voor haar zoon. Ik weet niet, wat hij mij gezegd heeft, het zal noodig zijn het hem te vragen (preguntar). Wij zullen gaan zien (ir a ver), of de post is aangekomen. Wij hebben uw vader gezegd, dat u gelijk hebt. Men kon van dezen man wel zeggen, dat hij geen erger (mds) vijand had dan zich zelf. Veelal houdt een middelmatig fortuin zich langer tijd staande dan een groot. Ejercicio 197. Tema. j Men moet de gelegenheid aangrijpen en de passende middelan aanwenden. Open uw ooren niet voor (a las) vleierijen, indien gij waarheid wilt hooren. Dien nacht sliepen wij onder den blooten hemel. Iederen dag van éene tot drieën deed hij zijn middagslaapje. Hoeveel helden zijn op het veld van eer 211 gevallen ! Waar men mee verkeert, daarmee wordt men geëerd . Deze straat leidt naar het marktplein. Iederen morgen om 7 uur ging de gravin naar de mis. De wind kwam uit het IMoorden, het was koud. Des nachts hoorde men vreemde geluiden in het huis. Nooit overschreed hij de grenzen van den plicht. Op hoeveel komt dit werk ? Het komt op minstens 5000 pesetas. Den volgenden zomer trok het leger te velde. Onderweg hebben ons dieven (roovers) aangevallen. Wij grijpen de gelegenheid bij de haren. Wij zagen de kinderen sleetje rijden (ir en trineo). De koets van den gouverneur werd geëscorteerd door de burgerwacht. Hij hield zich schuil in het huis van zijn vriend. Zij drongen bihnen ondanks de aan de deur geplaatste wachten. De natuur lachte, alles was licht en leven. De stoomboot deed de haven van Cadiz aan. Indien hij zeide, wat hij weet, zouden wij vreemde dingen hooren. Wat zullen wij in deze omstandigheden doen? Als de moeder stierf, zouden de kinderen zeer ongelukkig zijn. Spreek mij tegen, als ik ongelijk heb. Spreek mij niet tegen, want je weet zeer goed, dat ik gelijk heb. Wij hebben de brieven, die zij ons geschreven hebben, niet ontvangen. Waarom zouden (tr. zullen) 'zij al de deuren geopend hebben? Ejercicio 198. Vertalen, daarna terugkeren: Conversación. En el ferrocarril. A. Empleado, he aqui mi billete, <;cual es mi vagón? (a si mismo): No quisiera ir hacia atras. Senores, dispensen ustedes; ? me permiten ustedes colocar mi saco de viaje? * — 212 — B. Con mucho gusto, no se incomode usted. A. {Le incomoda a V. el sol? B. Un poco, sera menester que bajemos las cortinillas. A. {Se puede fumar aqui? B. Puede V. fumar, caballero; no hay senoras. A. {Qué puente es aquél que veo alli abajo? B. Es el nuevo puente sobre el Ebro. — Henos aqui en la estación de Miranda. Tenemos quince minutos de tiempo para ir al comedor. A. {Donde esté. el comedor? B. Justamente en frente de nuestro vagón ve V. la puerta de Ta sala de espera; si V. quiere, iremos juntos. A. Con mucho gusto. B. Llaman; es menester volver a subir al coche. A. El tren no va muy aprisa. {Temen que descarrile? B. Descuide usted; los carriles estan en buen estado y los coches también.Ya nos acercamos a Zaragoza; no nos j faltan mas que dos estaciones. A. Ya hemos llegado. {Quiere usted decirme dónde esta la sala de equipajes? B. Hela ahi. Adiós, caballero. A. Adiós, caballero, y muchas gracias por su amabilidad. j B. No hay de qué, senor. Ir hacia atras, achteruit rijden. — Cortinilla, gordijntje, store. — Alli I abajo, daar ginds. — Descarrilar, derailleeten. — El carril, de rail. — La sala de equipajes, het goederenkantoor. Ejercicio 199. Vertalen, daarna terugkeren: Viaje a Amsterdam. (Continuación). Partieron de Rotterdam nuestros viajeros para la Haya, / — 213 — y bajaron en camino a Delft, tan famoso por sus lozas vidriadas. Desde Delft a la Haya se puede ir en tranvia, por en medio de un espléndido vergel, paralelamente a un gracioso canal orillado de arboles. Se ha comparado a la Haya con Versalles, y es mucha verdad; se le parece mucho, y no tiene nada de holandés, ni aun canales. En cambio posee en medio de la ciudad un magnifico lago ,,de Vijver" en cuyas limpias aguas se reflejan los palacios de la plaza. Las calles estan pavimentadas de ladrillos y no se nota en ellas la animación que en Rotterdam; compréndese que se encuentra uno en un centro oficial. Sus Museos estan repletos de obras maestras. A corta distancia hay un soberbio bosque-paseo que termina en la célebre estación balnearia de Scheveningen. Desde la Haya pasaron nuestros viajeros a Leyden, ciudad universitaria del Oeste, como Groningen lo es del Norte y Utrecht del centro. El camino es1) a través de un bosque tan limpio, que al parecer, deben de barrerlo tres o cuatro veces cada dia; Leyden a orillas del Rhin es la tierra clasica de la ciencia holandesa. La Universidad es soberbia, con sus magnificos museos, colecciones y bibliotecas. De Leyden a Harlem el camino es corto, por una deliciosa campifia llana y cubierta de molinos de viento; Harlem es una población deliciosa, en medio de una llanura verde, pero matizada de inmensas plantaciones de tulipanes de todos colores. La limpieza es perfecta, la tranquilidad absoluta. Las casas son de ladrillo, pequenitas, con ventanas cuyos vidrios estan engastados en plomo. La catedral gótica i) Vgl. de aanteekening bij het ww. ser op p. 128 (En la escalera es el ruido.). — 214 — y la Casa de la Ciudad, muy tétrica, con el techo en forma de quilla, son sus edificios publicos mas notables. Bajar, afstappen. — Loza, aardewerk. — Vidriado, verglaasd. — Vergel, boomgaard, boom- en bloemrijke streek. — Orillar, omzoomen. — Parecerse, gelijken. — Lago, meer, groote vijver. — Reflejarse, zich weerkaatsen, zich spiegelen. — Ladrillo, baksteen klinker. — Repleto, zwaarlijvig, hier: propvol. — Bosque-paseo, wandelbosch. — Estación balnearia, badplaats. — Al parecer, naar allen schijn, naar men zou denken. — Barrer, vegen. — Llanura, vlakte. — Matizado, geschakeerd. — Pequenito, (dim. de pequefio), lief en klein. — Engastar en plomo, in lood vatten. — Tétrico, streng, somber. — Quilla, scheepskiel. Ejercicio 200. Vertalen, enz. Un choque. A las tres de la tarde de ayer y al pasar por el muelle de Uribitarte un tren de viajeros que procedia de Portugalete e iba arrastrado por la maquina Olaveaga numero 10, chocó violentamente con la locomotora Sestao numero 5, que estaba haciendo maniobras en la misma via, sin duda por una equivocación habida en las agujas. El choque produjo el panico que es de suponer entre las personas que iban en el tren. Las dos locomotoras sufrieron desperfectos, aunque no son de mucha consideración, porque el tren llevaba poca velocidad, segün costumbre establecida al pasar por los muelles. Afortunadamente no ocurrieron desgracias. Solo la joven Antonia L., de 20 afios de edad y natural de Elanchove, sufrió una herida leve en la frente y fué curada en la casa de Socorro l). 1) En cada barrio de las ciudades espafiolas hay una casa de Socorro, dirigida por un médico pagado por la ciudad y con ayuda de otrós dos médicos, los cuales turnan en el servicio de dia y de noche. - 215 - En el servicio de la linea hubo un pequefio retraso mientras se retiró el tren y las locomotoras de la via. Choque, botsing (tusschen twee treinen). —■ El muelle, het goederen-perron, .— Proceder de, komen van. — Arrastar, trekken. — La locomotora, - de locomotief'. — Hacer maniobras, maneuvreercn. —- Equivocación, vergissing. — Habido (part. del verbo impers. haber, plaats hebben), die plaats gehad had. — Aguja, wissel. — Que es de suponer, die men zich kan voorstellen, licht verklaarbaar, begrijpelijk. — Sufrir desperfectos, schade lijden. Ejercicio 201. (id.) Se habla de un choque de trenes, y dice Gedeón: — A mi no me afectan esas catastrofes. La muerte de los demas me deja frio. Después, queriendo corregir tan feroz declaración, anade: — Advierto a ustedes, que también me dejaria frio mi muerte. Placer wordt gewoonlijk slechts gebruikt in den 3den persoon der volgende tijden: Lección veinte y dos. Verbos defectivos. Indicativo. Subjuntivo. Presente. Presente. Place. Imperfecte-. plega (plegue, plazca). Imperfecte-. . 2l6 — placia. Pretérito. plugo o plació pluguiera, pluguiese Futuro. pluguiere. Opmerkingen: i°. De Academia in haar Gramatica castellana (Uitg. 1920) komt tot de volgende slotsom: a. het werkw. placer kan gebruikt worden in alle wijzen, tijden, getallen en personen, evengoed als zijn samenstellingen completeer en desplacer. b. Het mag vervoegd worden als de werkwoorden der lila Clase, behalve dat enkele 3e personen bijzondere vormen hebben, nl. Pret. plugo (of plació), pluguieron (of placieron); Subj. pres. plega (plegue of plazca); Subj. Imperf. pluguiera (of placiera), pluguiese (of placiese); Subj. Futuro: pluguiere (of placiere). c. Is het werkw. onpersoonlijk, dan verdienen de vormen met pleg en plug als stam de voorkeur boven die, welke gaan naar de 3a Clase. 20. Zij, die placer als defectief beschouwen, vullen de ontbrekende vormen aan door gustar of agradar. 3°. Complacer, iemand believen en desplacer of displacer, mishagen, verdriet dóen, worden in alle vormen gebruikt en worden vervoegd als de onr. ww. der 3e Klasse (nl. die op acer, ecer, ocer). Ataner, betrekking hebben op, betreffen, wordt slechts in de 3e personen gebruikt. Het meest gebruikelijk is de Ind. pres.: atane, atanen. — 217 Balbucir (als lucir), stamelen, is niet gebruikelijk in de vormen, waarin de ww. der 3e klasse een z aannemen. Het wordt thans dikwijls vervangen door den frequentatieven vorm balbucear *). . • Concernir (Cl. I), betreffen, aangaan, wordt slechts gebruikt in de 3e personen, in het gerundio concerniendo en in het part. act ivo: concerniente. Het komt zelden voor in een anderen tijd dan in den Ind, pres. en imp. en in den Subj. pres.: Concierne, conciernen, concernia, concernian; concierna, conciernan. Soler (Cl. II), plegen, gewoon zijn, wordt gebruikt in den Indicativo pres. en imperf.: suelo, sueles etc, solia, solias etc., ook wel in den Subj. pres.: suela etc.; en ook (maar hoogst zelden) in het Pret. soli en het part. pas. solido. Het wordt in de niet gebruikelijke vormen vervangen door: acostumbrar. Yacer, liggen, begraven liggen, wordt gebruikt in de volgende personen: Indicativo. Subjuntivo. Presente'. Presente. S. i. Yazco (yazgo, yago) yazca (yazca, yaga) 3. yace yazcas (yazgas, yagas) PI. 3. yacen. etc. Imperf ecto. Yacia etc. 1) De frequentatieve ww. eindigen in het Spaansch op ear, bijvb. pisotear, trappen, vertrappen (van pisar, betreden), pasear, wandelen (van pasar), tirotear, tirailleeren (van tirar, schieten), palmotear, applaudisseer en (van palmear, en dit weer van palma, palm v. d. hand). — 2l8 — Het werkw. yacer wordt bijna uitsluitend gebruikt in de uit