01 923 ORDE VAN ZEVEN. Bidstond voor Koningin en Land gehouden te 's Gravenhage, op den 26 Maart 1917, "s avonds te 8 uren, in MAISON „CONCORDIA" iï- -Vï: door DEN HEER EN MEVROUW Ch. E. J. MEYLL—TIMMERMANS. Bidstond voor Koningin en Land. Bijgewerkt verslag van het gesprokene, naar de stenografische weergave van het Bureau: „Stolze-Wery". CStenograaf: de Heer W. DREES.) INLEIDING De Heer Ch. E J. MEYLL: Aanwezigen, ik moet u vragen mij te vergunnen, van uit de diepte van het gevoel deze werking te verrichten, die voor ons allen toch altijd iets buitengewoons heeft in den merkwaardigen toestand, waarin de Heer Jezus Christus ons beiden plaatst, om dit land eene zending te brengen, waar wij uit onszelven niet om gevraagd hebben, die wij uit onszelven niet bepaald hebben begeerd, maar die ons is gegeven, zooals het leven den mensch ongevraagd geeft, wat hij, uit onwetendheid, aanvankelijk niet begeert. En zoo is het, dat ik u vraag, mij nu toe te staan, in te keer en tot mijzelf in den Geest van den Heer Jezus Christus. Daar is het „zelf" van elk mensch levend en tegenwoordig in alle waarheid van de toestanden des levens. !$Mf& Inkeerende in het gevoel, gaat de mensch dan uit alle vormelijkheid terug tot den ongekunstelden eenvoud van gemoed, waarbij de eenvoud van het onderling verstaan, over en weer, bestaat in de toegevendheid: elkander te nemen zooals wij zijn. Beginnen wij menschen elkander te nemen zooals wij zijn, dan zijn wij ook openlijk in de werking van liefde in den Naam des Heeren Jezus Christus. Want dat is immers alles wat wij den Heer verschuldigd zijn: dat wij ons geven zooals wij zijn. Meer kunnen wij toch niet voor den Heer doen. Meer geven dan wij zijn, vermogen wij toch niet tegenover den Heer Zelf. 2 % „ Geven m* ons7 fooals ™J zm> dan ™ dat, om te beginnen, het gebod van liefde, hetwelk de Heer van ons eischt voor Zichzelf, en het is ook het gebod van liefde, waarnaar de Heer ons vraagt ons aan elkander te geven. Zoo behooren immers broeders en zusters te doen die in den Geest van waarheid de hef de voelen door den eenvoud des harten El i°? i$-tet' daf ik V1zWn moet buiien Men schijn om terug te keeren tot het gemeenschappelijk gevoel van liefde in den Heer Jezus Christus, niet vragend, hoe ik voor u sta ; of ik sta m den geest, dan wel in den vleeze ; slechts vragend : of het gevoel, hetwelk de Heer ons samen doet doorleven, de waarde heeft van de belevendiging in den Geest van waarheid, waardoor ook uiteraard alles wat wij hedenavond mogen spreken, in Naam van den Heer, tot u doordringt, zooals het tot ons komt van uit den Heer Zelf. Want dat is de werking, broeders en zusters, dat wij ons geheel geven zooals wij zijn om uit den Heer te ontvangen de daad van liefde, zijnde het woord van liefde, voluit d w z' zonder schroom en zonder uitingen van schijn of bedekte tusschentoestanden. Wij gaan nu a len samen tot den Heer, zooals wij zijn en vragen Hem, of wij Hem mogen naderen zooals wij zijn, in het gevoel en daar treedt de Heer dan tot ons. En zoo zullen wij gezamenlijk dit werk kunnen volbrengen ; het werk, dat voor ons in het bijzonder eene zware taak is, zooals gij wel zult willen gelooven, als wij het u zeggen. r~ En toch zullen wij allen dat werk met elkaar kunnen volbrengen, indien gij allen medewerkt, om uw gevoel te plaatsen in het leven zooals gij zijt en niet meer of Ztnder Zit schijnen voor den Heer van liefde, die ons het harte regelt en het in Zich draagt, ook zonder dat gij of wij het weten. 6 wnuer En dat is de eerste band'van liefde, die ons hedenavond te zamen bindt in den Heer 8 - Jezus Christus, als de werking van waarheid, waardoor dit land zal komen tot de groote uiting van liefdevollen vrede, waarvoor het beschikt is, in den Naam des Heeren. De Heer geeft ons hedenavond) vreemd als wij voor het grootste gedeelte nog aan elkander zijn, eene proeve van de houding, die alle menschen voor elkander noodig hebben, wanneer zij trachten het leven op aarde te doen zijn een vredevol en hoogstaand geheel van menschelijken aard. Dan is dit de werking, zooals gij die nu met ons doorstaat. Dan is dit de werking, die gij ook moogt beschouwen als de grondslag van het gemeenschappelijk werken in den Heer Jezus Christus. Versta wel: niet slechts wat ik u zeg, hedenavond is de grondslag van wat er te doen is. Dat wil ik niet beweren. Er zou nog wel wat meer gezegd kunnen worden en het zou ook wellicht beter gezegd kunnen worden. Maar overal en altijd zal ongeveinsdheid van gemoed de grondslag moeten zijn van den vrede in ons, in den Naam des Heeren. Hieruit ontstaat de zegenrijke vrede om ons heen als de blijvende vrede door het geloof. Want wat is ,,geloof" in den Heer? Is het niet de ongekunsteldheid van den eenvoud des harten, zeggend: „Heer Jezus Christus, Yader, Uw wil geschiede, neem mij gelijk ik ben" ? Zijt gij in dezen gemoedstoestand, dan begrijpt gij, dat het hier gaat om de waarheid en niet om de menschen die wat tot u zeggen. Want zij die het u nu zeggen, hebben de waarheid niet uit zichzelf en plaatsen die niet uit zichzelf. Zij brengen u het werk van liefde, waaraan zij zich gegeven hebben in den Naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. 4 * 1 racht dus ongekunsteld alles mee te voelen, wat de Heer van liefde ons nu samen doet doorleven. Dit voorwoord zij u dan genoeg, opdat het niet schijne, alsof gij geen van allen toegankelijk waart voor onze werking van geestelijke verstandhouding in liefde en onderlinge verdraagzaamheid. Dat is hier niet de bedoeling. Er is geen andere bedoeling, dan dat de Heer mij dit alles in het gevoel legt om het u te zeggen. Ik weet verder niet waarom. De Heer regelt ons aller leven en, als wij dat willen, trekt Hij elk onzer in het werk van liefde en leert ons daarbij, niet verder te zien dan Hij ons te zien geeft. De Heer ziet dan op ons of wij, menschen, daarin vertrouwen hebben, dan wel of wij meer willen weten dan de Heer van liefde het goedvind en ons laat weten. Te weten geeft de Heer ons thans: dat hier in dit land eene groote werking moet ontstaan om de tegenkrachten te ontzenuwen, zal ik maar zeggen, die bezig zijn dit land ten onder te brengen, terwijl juist dit land bestemd is eene levenstaak te vervullen op grootsche wijze, zooals die te voren blijkbaar nooit is vermoed geworden. Wij weien wel, dat Nederland zoo een land is van „vrede", d. w.- z. van dien vrede, die in den schijn de politieke vrede genoemd wordt, maar die in de waarheid niet gekend wordt als de vrede uit den Heer Jezus Christus, den Vredevorst. Want deze laatste vrede heeft tot nu toe nooit aan politieken vrede ten grondslag gelegen en dat is de schijntoestand geworden van het onware menschenleven in Europa, waaruit ten slotte oorlog werd. En dit nog wel ten aanzien van de beschikbare waarheid, die de Heer Jezus Christus reeds zoo lang geleden gegeven heeft. Het is toch geen „nieuws", dat de Hei- 5 i land zegt: „vrede zij met u" en zelfs zegt: dat Hij zijn vrede zal geven ! „Mits wij daarvoor gereed zijn", denken wij ons daarbij. En zoo is dus Nederland tot heden niet genoeg beschouwd geworden als het land van vrede uit den Heer Jezus Christus. Daarom wordt hier in dit land eene werking geopend en gevestigd door den Heer Zelf en bekend gemaakt door ons, in Naam van den Heer — want wij beiden zijn het zelf niet, let daar wel op — eene werking, die van beteekenis is in deze tijden van nood. De moeilijkheid is daarbij, dat de noodtoestand van dezen tijd wel gekend wordt van uit den vleeze, zal ik maar zeggen, — gij kent immers allen die uitdrukking uit de Schrift ■— dus dat al wat nood doet aan het lichamelijk bestaan en de zekerheid van het lichamelijk bestaan, met zorg wordt waargenomen, nagegaan en besproken. Maar niet is kenbaar genoeg geworden : dat het nood doel, hoe de zielstoestand van de menschen in deze tijdendeverwarring heeft te weerstaan, die als een zwarte vloedgolf over het menschbestaan schijnt neer te rollen, om alles te onderste boven te werpen en te verdrinken, hopeloos. En daarop is nu juist de werking gericht, die de Heer van liefde ons laat plaatsen, waar wij staan en waar wij gaan. Het is geen geheim, dat de Orde van Zeven zich hier heeft gevestigd en dat die werkt „met den Heer Jezus Christus", maar het blijft een geheim voor u, zoo gij het zelf niet weten wilt, of indien uw gevoel niet eenvoudig genoeg in den Heer staat, dat de Orde van Zeven de Heer Zelf is en dat allen die den Heer dienen zonder voorbehoud, daartoe ook vanzelf in Hem staan als in de Orde van Zeven. Zoo plaatsen wij dan, in den Naam des Heeren het werk in Nederland, (ils eene aanbieding van de gedachte: dat indien Nederland niet 6- de kracht heeft om zich staande te houden in den Heer Jezus Christus, dit land zijne hooge bestemming verliest en den ondergang tegemoet gaat, net als alle andere landen om ons heen, die den weg des Heeren niet kennen en niet hebben willen volgen, door de macht van Wie is de macht die de werking tegenstaat van den Heer Jezus Christus ? Wie is de macht die altijd zegt: „och mensch, wat is er, ga toch niet met „den Heer" samen, dat is immers veel te lastig, dat is niet voor jou ; ga toch alleen, doe maar zooals je het zelf voelt en ga dan maar . . . ." Wie is die macht ? Voelt eens zelf en zoekt in u, wie die macht is, die altijd zegt: „mensch, ga maar zooals je zelf voelt; doe maar, ga maar, het is goed zoo ; je bent het immers zelf, zorg maar datje het goed hebt en dat je bestaat Die macht heeft ook de menschen om ons heen in de gedachte geplaatst: „wij zullen zorgen, dat wij bestaan, en dat wij bestaan, zooals wij dat willen." Zoo is dan dat land door die gedachte aangegrepen. Ook Nederland staat nu in die gedachte als in eene stpm van verleiding, die de kracht heeft de bezinningloosheid te wekken, d. w. z. de bezinning te verdooven op eene wijze die gevaarlijk wordt. Want, zooals de Heer ons in Zich opneemt, indien wij menschen dat willen, zoo laat de Heer ook allen vrij, die hun eigen lot liever plaatsen in eigen wil van eigen kracht, door eigen macht, om zich nief in Hem te verzamelen tot het werk van eenheid, waarvoor zij niettemin beschikt kunnen heeten, d.w.z. aangelegd zijn. En dit is dus het gevaar, dat de onbezonnenheid : om meer naar zichzelf te luisteren dan het bestaan te volgen van uit den Heer Jezus Christus, verwarring kweekt in Nederland. 7 Dat gevaar is niet denkbeeldig en de verwarring wordt kenbaar. Nu de verwarring in het land getreden is uit de tegenwerkingen van andere landen, die aan dit land niet gunnen zal ik maar zeggen — bewijzen doe ik het niet, ik voel het maar zoo — dat Nederland den vrede behoudt en de grootheid van zijne eensgezindheid kan blijven toonen, tegenover de bloedvergietende wanorde om ons heen, nu wordt het gevaar grooter, doordat die landen aan ons land zullen zeggen: ,gij gaat zoo niet voort, dat zal nief gebeuren!" waarop Nederland niet wetend hoe verder de wet van eenheid en eensgezindheid te volgen, ten slotte toegeeft aan die stem van : „gij zult niet !" En, let wel! die Stem is niet een stem des heils uit den Heer van liefde. Die dwingende woorden der strijdvoerende landen zijn nief uit de waarheid des Lichts ! Zij zijn het onheil mt de macht des gewelds, uit de heerschappij der duisternis. Zij ademen des pestwalm van het oordeel der vijandenlijke werkingen, buiten den heer Jezus Christus f Zij trekken Nederland m den afgrond van leugen en schijn, door de ongerechtigheid der eigengerechtigheid. Weest dus op uwe hoede, broeders en zusters en gij allen die Nederlanders zijt! Die stem van dwingend machtsvertoon is voor Nederland nief geldig en dus nief aannemelijk. Aannemelijk is voor Nederland alleen de wil des Heeren. Alleen die Stem zii van kracht! J En die wil is nief in bloeddorstig geweld van onzalige strijders, levend buiten den Vredevorst, dus buiten de Liefde, als in een vloek van het gericht des tijds. De stem uit den Heer Jezus Christus geeft het u te weten, waartoe dit land bestemd is: tot eene werking van liefde in de waarheid van den Vrede. 8 Vrede ! nu, juist nu ! Licht in duisternis is de werking van den Heiland op aarde. Licht in duisternis brengt ons de vermaning uit den Heer: dat niemand ons gelast krijg te voeren of, erger, ons tracht om te koopen, aldus de oneer van het menschdom op ons ladend. Nederland zal nief ! Omdat de Heer Jezus Christus het niet wil zal Nederland niet. . . .ten oorlog gaan ! Waakt en bidt, broeders en zusters ! De Heer komt als een dief in den nacht.. Kijkt op en smeekt. . . om liefde! „Gij zult niet !" zegt Liefde, „Ik ben met u, vreest niet! Volgt slechts en gij zult slagen". „Amen, Heer!" zeggen wij; „Wij volgen U! In den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes". „Het is misschien waar", zult gij, hoorders, zeggen, „dat gij beiden dat zoo voelen kunt, maar wij zien niet in, hoe dat alles bereikt moet worden". Daarmee hebben wij ons nu niet te veel in te laten, broeders en zusters ! Laten wij hopen, dat hetgeen voor ons duidelijk is geworden, en uit den Heer tot u is gesproken, ook voor u te voelen blijft als waarheid des Heeren. Voelt een mensch eenmaal dat de Stem uit den Heer waar is, dan heeft hij die werking kinderlijk te volgen en uit te voeren, zooals de omstandigheden dat vereischen Het gevaar van dezen tijd bestaat in het bijzonder hierin, dat de tijdsomstandigheden die werkingen uit den Heer onmogelijk dreigen te maken. Want wie uwer vindt genoeg rust en vrede in tijden van wanorde, wanneer het aardsche bestaan niet meer regelmatig is in het dagelijksch gebeuren P Wie heeft dan nog genoeg vertrouwen en geloof om eerst aan den Heer Jezus Christus te denken en Hem in de eerste plaats aan te roepen, wanneer het ons in den vleeze aan veel noodzakelijks ontbreekt ? De macht die ons allen neerdrukt is de macht die aan dit land wenscht te ontnemen degene, die bestemd is om dit land te brengen tot de werking van Liefde in de Eenheid als de Vrede der volkeren. Dat is immers de werking, die van dit land heeft uit te gaan door diegene, die aan het hoofd van het land is geplaatst in den Naam van den Heer Jezus Christus Zelf. Die is het, onze Koningin Wilhelmina die wij hebben te beschouwen als, ach, laat tk maar zeggen, de mensch, als de mensch, op wie de werking gericht is ! Op die eene mensch is gericht alle werking van vernietiging. En ziet, welke omwegen daartoe aangenomen worden ! De werking gaat niet rechtstreeks tegen de vorstin. Het is ook geen kennelijke bedreiging met open vizier. De werking gaat ongemerkt dm de vorstin, steeds om en om, steeds nauwer om de vorstin, steeds nauwer en nauwer en hooger en meer samenspannend ! ... Totdat de vorstin niets meer weet en mets meer doen kan, en zegt; „het is goed, menschen, neemt mij dan maarzooals ik ben", d. w. z. machteloos, hulpeloos, krachteloos, ach, wat al meer! Hoe vertoont zich van een wezen het gemoed hetwelk zoodoende, alzijdig, op onmenschelijk-verfijnde en meedoogenlooze wijze wordt verwrongen in de macht van het bestaan ? Wordt zoo'n gemoed dan ten leste niet verduisterd, versomberd, en verstikt alsof het geen levenwekkend geloof meer heeft en niet meer tot den Heiland kan zeggen : „Heer Jezus Christus, alleen Uw wil geschiede, ontferm U mijner ! Ik volg U tot in eeuwigheid!" De tegenstand in de verduistering van het gemoed verwekt twijfel en in de wanhoop van geen waren uitweg meer te vinden, weet het gemoed ook niets meer te uiten. De mensch 10 zegt dan niet eens meer : „Ik volg U, Heer Jezus Christus", want het gemoed is. . bedwelmd en de mensch weet niet meer van geloof. De bedwelming des gemoeds buiten den Naam des Heeren Jezus Christus, VaderZoon-Heiligen Geest, door de onoverkomelijke gebeurtenissen van den dag is de bijzondere werking waartegen krachtig moet worden gewaakt! Oppassen moeten wij allen, broeders en zusters, dat aan dit land niet worde gebracht de bedwelmingen uit den geest van leugen en schijn die aan de vorstin van Nederland trachten te ontlokken den kreet: „Ik kan niet meer, Vader, Uw wil geschiede over allen, maar ik kan niet meer, want ik ben niets meer!".... Weet, broeders en zusters, dat dan ook het teeken zegeviert van de onheilige werking dezes tijds als de volkomen vernietiging van de beschikking Gods voor Nederland, of van den natuurlijken gang des heils, als gij dat liever zoo noemt. Wij allen hebben dus te zorgen, aanwezigen, dat aan het hoofd van dit land niet gebeuren kan wat de tijdsomstandigheden omzichtig, met wreede stelselmatigheid trachten te maken van onze geëerbiedigde vorstin : een hulpeloos, „verdronken" schepsel, zonder kroon van gezag en zonder woord van liefde, zonder het ware moeder-zijn en het gade-zijn en zonder kracht van menschelijkheid en zonder vredeswerking door het geloof in de Liefde. \ Dit nu, heeft de Heer Jezus Christus in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes ons gezegd tegen te gaan. Dit is wat „de Orde van Zeven" nu heeft te doen, getrouw opvolgend den Wenk des Heeren en niet eerst vragend: „waartoe en waarom ?" De Heer doet ons weten in het hart van dienstbaarheid en volgzaamheid in Zijnen Naam en geeft ons het licht nu, nu 11 dat wij in den geest voor Hem staan, vragend, wat Hij met ons wenscht te doen. De Heer schenkt nu het licht: dat wij niet hebben te bidden voor het heil van het land zonder vooraf op te gaan in een gebed voor de vorstin van dit land. Want zonder deze vorstin is dit land niet langer een land van beschikking noch een land van belofte tot den Vrede Gods. Zonder onze Koningin Wilhelmina zal de vrede der volkeren NIET gebeuren in de Liefde der Eenheid of den Naam des Heeren Jezus Christus! Aan onze vorstin, broeders en zusters, is het gegeven te plaatsen den vrede door den Naam des Heeren, hetgeen nog niet gebeurd is, nergens, in geen der landen om ons heen, noch in eenig ander ter wereld. Dit geeft de Heer ons te weten en te voelen, om het openlijk te getuigen. Wij weten niet, waarom de Heer dat doet. Wij getuigen slechts zooals de Wenk luidt en betoogen niets uit onszelf. Houdt ons dus ten goede, dat wij niet weten, waar om dit alles zoo gaat en zoo moet gaan . . . Verstaan wij elkaar heden avond dus goed : De bidstond, gewijd aan Koningin en land.heeft ten doel den Heer Jezus Christus meer vat te geven op Nederland, door de smeekbeden van de hulpeloozen die wij allen zijn in Zijn' Naam {zoo gij dat wilt, zij 't slechts voor één' avond): dat de hoogste van dit land in Zijne genade moge vervullen, de grootsche liefdeswerking waarvoor Zij naar waarheid is beschikt en waartegen alle dreigende elementen, die dit land te niet willen doen, zelf te niet zullen gaan. Men zegt dat wie kaatst, den bal verwachten moet. Eén wezen kan ten onzent alles terugkaatsen. Alle gevaren van ongerechtigheid gaan tegen één wezen op, als tegen eene ongenaakbaarheid van liefde. En dat wezen is de mensch, die 12 ■ wij zeggen : Koningin Wilhelmina in^den Naam van den Heer Jezus Christus en voor dat wezen hebben wij hedenavond af te smeeken de blijvende ongenaakbaarheid in den Naam des Heeren, n.l. de ongenaakbaarheid in het gemoed van liefde om alleen den Heiland trouw te zijn en te blijven, wat er ook gebeure, zonder vrees en zonder zelfbehoud ! Opdat geen tegenkracht buiten den Heer Jezus Christus dat gemoed nog langer afbreuk kan doen en aan deze mensch in vleesch en bloed de gedachte kan. bijbrengen : „de Heer schijnt mij niet meer te beschermen, ik voel den Heer niet". Dat zal dus nief kunnen gebeuren, broeders en zusters, als wij, onderdanen van H. M. de Koningin van Nederland, dat willen. Zoo wordt alles wat wij doen aan de vorstin van dit land vanzelf den weg van den Heer Jezus Christus, opdat wij voor dit land ook deze vorstin verdienen, die de eenige zal blijken te zijn onder alle vorsten en groot en, in staat, de werking tot den vrede te plaatsen. Als werkelijk het hoofd van een land de kracht heeft om dat land groot te maken, dan moet ook dat land ontvankelijk zijn voor die grootheid van de hoogste en zich met dat hoofd nauw verbonden voelen in lief en leed. Wij allen moeten voelen, dat voor een land geen werkelijk geluk kan bestaan, zoo niet de hoogste, in de eerste plaats in dat geluk wordebetrokken. Wie voor zichzelf hier geluk eischt en niet vooraf geluk weet af te smeeken voor het hoofd van zijn land, heeft zijn land verraden en geofferd aan den leugen van den tijd ! Zoo zijn wij over en weer afhankelijk : wij van de hoogste en de hoogste van ons. Die gemeenschappelijke houding van dienstbaarheid in den Naam des Heeren Jezus Christus is'de band van de Liefde in de Eenheid, waarop wij den zegen van den Heer af smeeken. Wij vragen U dringend, aanwezigen, niet verder te • gaan in uwe gedachten, heden 13 avond; niet meer tot u te halen dan hetgeen wij u gezegd hebben. Vraagt niet: „hoe moet dit", „hoe moet dat" ? Voor het oogenblik weten wij ü dat niet te zeggen, het is daarvoor de tijd niet. Gij kunt zeggen : dat niet iedereen de vorstin beschouwt als de hoogste van ons land. Ach, dat is bekend; zulke gezegden zijn er meer. Gij kunt zeggen: dat het niet op den weg ligt van deze vorstin om dat alles hier tot stand te brengen, Gij zegt ook, dat het niet behoort, of wat dan ook . . . Wij kunnen daar nu niet op ingaan. Wij zeggen u slechts, wat de Heer Jezus Christus ons leert zeggen en het is aan u, hoorders, indien gij wezenlijk den Heer lief hebt, niet alleen naar ons te luisteren, doch in uw hart terstond te vragen : ,,Heer Jezus Christus, is het waar, wat hier in Uw naam is gezegd ? Mag ik dat óók voelen, indien het werkelijk uit U is ? Doet het maar, dat is de ware houding jegens den Heer en jegens ons. Het is ons lief dat gij ons streng ter verantwoording roept in den Heer Zelf; dan eerst zal de Orde van Zeven zich in U kenbaar kunnen maken, door de waarheid des Heeren Zelf. Doch zoo gij poogt rechtstreeks uzelf tot den Heer te wenden, dan zult gij wel merken dat het niet zoo gemakkelijk is, zoo maar uit den Heer een verstaanbaar antwoord op te vangen in het hart. En, kunt gij dit niet, zegt de Heer u z.t.z. „niets", laat het dan voor u eene fijne aanwijzing zijn, om voorloopig het niet beter te willen weten dan wij en alvast, om te beginnen, te gelooven hetgeen u nu is gezegd in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Tenzij gij wilt afwachten, wat de tijd brengt. Zijt gij echter heden avond hier, dan neem ik aan, dat gij met ons^hier naar waarheid zijt in den Naam des Heeren en niet in uw' eigen naam. 14 ■ Gij kunt hier niet zijn buiten den Heer, die de Waarheid is van onze werking. Ook is U de werking vooraf duidelijk gezegd: een bidstond voor Koningin en land. En die bidstond is U thans verklaard. Wij vragen U in den naam des Heeren Jezus Christus: ons te helpen om de vorstin van dit land met ons en met alle onderdanen te doen doorleven den band van liefde, in den naam van den Heer van liefde, Jezus Christus. Wij zullen dit nu samen vragen als een gebed aan den Heer. Voelt gij niet mee, verwijdert u dan van deze zaal. Verwijdert u bijtijds en blijft niet staan in schijn van belangstellend medevoelen in de werking van geest. Schijn zal u hierbij geen goed doen ! Het is niet goed om zoo intensief de kracht van Waarheid aan te smeeken en zich daarin innerlijk toch niet geheel naar waarheid te willen plaatsen. Geeft u over aan den Heer van liefde, deemoedig en waar, geheel zooals gij zijt en voelt dan, of gij den Heer nu verdragen wilt en kunt in dit werk van liefde. Doet het niet in uiterlijk vertoon, dat is niet juist. Er is toch geen gewin bij en slechts verlies, groot verlies in elke onoprechtheid van uw geweten voor God den Vader . . . Nogmaals moeten wij u waarschuwen, voelt gij niet dat gij nu nog met ons hebt samen te werken, doet het dan niet. Gij zijt ongemerkt gekomen en kunt ook ongemerkt heengaan. Er zal niets van gezegd worden. Zoo dadelijk wordt het gebed voorgelezen, hetwelk in druk is verschenen en u reeds is ter hand gesteld. Het is maar kort, doch het omvat alle verhoudingen, die de wereld uit deze vorstin, 15 onze Koningin Wilhelmina, heeft te verwachten en die heel wat beteekenen. Voordat wij dus zoover zijn, geef ik u in overweging, het gebed niet met ons te lezen als gij niet voelt het ook niet met ons in den Heer Jezus Christus te kunnen plaatsen, zooals u gevraagd is. Wij zijn dan over en weer waar, broeders en zusters, en deze waarheid is ten zegen. Al het andere is niet ten zegen. Voelt gij allen u bereid dit werk te doen? Als ik geen tegenstem hoor, dan neem ik aan : van wel. . . Dan gaan wij door en zullen wij het tweede deel van den avond, hetwelk kort zal zijn, aanvangen en beëindigen. Wij beginnen het „Onze Vader" te bidden. De Heer zal mij dan toestaan persoonlijk ons gebed aan Hem te wijden van uit het hart. Daarna wordt het gedrukte gebed door ons allen gelezen, d. w. z., ik lees het voor en gij leest mee. GEBED. Mevrouw H. M. C. MEYLL—TIMMERMANS. (met luide stem) Onze Vader die in de hemelen zijt! Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den booze, Want Uw is hel koninkrijk en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. AMEN ! 16 - r De Heer Ch. E. J. MEYLL. (in gebed, met luide stem) Heer Jezus Christus, Vader-Zoon-Heilige Geest, wij hebben uit U de werking ontvangen, die wij plaatsen in Uw' naam ; die wij zoo weergeven als wij ze uit U, krijgen. En wij smeeken U altijd af, dat wij niet anders zijn, dan wij voor U hebben te zijn, opdat wij, in U werkend, geen persoonlijke inmenging doen buiten Uwe liefde om. Gij plaatst ons in het midden van allen die tot U komen, om Uw woord te vernemen in het hart, dat ook aan hen geeft de Stem van de liefde, zooals Gij die in elk geopend menschenhart spreekt. En wij smeeken U, dat Gij ons allen, zooals wij hier te zamen zijn, geeft de overtuiging van de werking, waarvoor wij te zamen zijn gekomen ; opdat zoo aanstonds het woord, dat uit U is ontvangen, ook zal doordringen in den eenvoud van de woorden, als de werking van liefde, die wij hebben te volgen in Uw' naam, opdat aan dit land verzekerd blijve de werking van den Vrede, op de wijze als U dat beschikt. Wij smeeken U hierbij, geheel en al in U op te mogen gaan, want wij zijn niets, Heer, en Gij zijt alles. Wij weten ook niets, Gij alleen weet alles. Te allen tijde zijn wij bereid U te dienen. Neem ons gelijk wij zijn en doe'met ons overeenkomstig Uw' wil en beschikking. Vader, ontferm U onzer ! Meester Christus Jezus, wij zijn bereid U alleen te volgen, tot in eeuwigheid. In den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes ! AMEN. Thans zullen wij het gebed lezen : 17 - r Gebed voor onze geëerbiedigde Koningin Wilhelmiria. In den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes! Vader, wees onzer Koningin genadig! Vader, wees onzer Koningin tot steun! Vader, wees onzer Koningin tot kracht in de genade det liefde! Vader, wees onzer Koningin genadig in Hare werken van liefde, opdat het leed, in Haar zijnde, niet behoeft gedragen te worden buiten U om f De genade in Uw' wil, Heer Jezus Christus, is de verlichting in de taak om te regeereh over een volk van liefde, dat nog niet eens weet wat liefde is, als de Vrede in den mensch van liefde. Vader, wees onzer Koningin tot Licht: als Leider in het leven van lijden, opdat Uwe kracht, Heer Jezus Christus, — de innigheid in den Vredesband van het volk van liefde — moge versterkt worden, ten bewijze, hoe de vorstin van liefde den band van liefde alleen kan leggen in het volk van liefde als de Vredesstem, getuigend den wil des Vaders in het land van vrede ! Vader, wees onzer Koningin genadig, opdat gevoeld zullen worden de wegen in het leven van liefde, die de Koningin zelf weet te bewandelen om gekend te worden als geloovig, tot heil van het volk van liefde, waarin de Stem van den vrede altijd zal blijven luiden : „Het 18 geloof in den Heer Jezus Christus is de weg, de waarheid en het leven", en waarin de Koningin zich geplaatst heeft om te zijn : de weg voor het volk van liefde in den band van vrede, door God beschikt ! De weg van liefde, als de wil des Vaders, is de genade in de vorstin van liefde, onze Koningin Wilhelmina van Oranje-Nassau, de genade, waarin blijvend prijken zal het wapen van den Vrede. Wij smeeken U, o God, de liefde van onze Koningin te doen blijken voor het volk van liefde als Uw wil en beschikking, waarin als vanzelfsprekend, het geloof van onze Koningin reeds getoond heeft, hoe lief de Vrede prijkt in het Gemoed der Koningin! Vader, wees onzer Koningin genadig, opdat eindelijk het volk van liefde der vorstin van liefde moge toebehooren in Uwe genade van het woord: Liefde ! De genade van het woord : Liefde, o God, is het terugvinden van het volk van liefde, waarin de Vrede wordt uitgesproken als het geloof. Vader, ontferm U Har er en der Haren ! Meester Christus Jezus, Zij en de Haren zijn bereid U te volgen en te dienen tot in eeuwigheid. AMEN! 19 NAREDE. De Heer Ch. E. J. MEYLL. Indien gij deze werking medegevoeld hebt, broeders en zusiers, dan hoop ik, dat gij de kracht bezit, of die uit den Heer vraagt, om haar verder voort te zetten. Want 'het is geen werking van één enkel oogenblik, het is een levenstoestand die verder leven wekken moet en die dus levend heeft te blijven in het gemoed. Vandaar het verzoek op de laatste bladzijde : dat het gebed herhaald worde, voortgezet worde en zelfs dagelijks herhaald worde, zoo het u te doen is om het leven, hetwelk ieder mensch tn zich draagt m den Naam des Heeren, ook kenbaar te maken aan den Heer ten gunste van onze vorstin, opdat H. M. Koningin Wilhelmina steeds datzelfde leven deelachtig moge blijven, ten vrede en ten zegen van Nederland en van de geheele wereld. Ik dank u voor het gehoor ! 20 AANHANGSEL. De ondervolgende bijlagen, genummerd: I—IV, zijn verzoekschriften, welker beantwoordingen volgen in bijlage V. Bijlage I: Negen eensluidende verzoekschriften (op ongezegeld papier), afzonderlijk gericht tot Hunne Exc. de Ministers der Regeeringsdepartementen. Bijlage II: Twee eensluidende verzoekschriften (op gezegeld papier), afzonderlijk gericht tot de beide Kamers van de Staten-Generaal. Bijlage III: Verzoekschrift ( op gezegeld papier), gericht aan den Gemeenteraad van 's-Gravenhage. Bijlage IV : idem idem, aan het College van Burgemeester en Wethouders te 's-Gravenhage. Bijlage V : Beantwoording dezer verzoekschriften. 21 BIJLAGE I. 's-Gravenhage, 27 Maart 1917. Aan Z. Exc. den Minister van Marine, Oorlog, enz. Excellentie! Het Werk van de Orde van Zeven 'heeft Uwer Excellentie een verzoek te doen in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Het Werk van de Orde van Zeven is de samensmelting van Vorstin en Volk van Nederland in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Het Werk van de Orde van Zeven is de Band van Liefde in het Rijk, door den wil des Vaders. Wij hebben den Band van Liefde gevoeld door den Heer Jezus Christus en hebben den Wenk ontvangen, dien Band te zeggen op de wijze van een gebed. Wij hebben de eer, Uwer Excellentie eerbiedig te vragen: ons te steunen, dien Band van Liefde ook in zich op te willen nemen, opdat vervuld worde hel Werk van de Orde van Zeven tot heil van Nederland. Uw dienaar en dienaresse : Ch. E. J. MEYLL en echtgenoote. 22 r BIJLAGE II. 's-Gravenhage, 27 Maart 1917. Aan den Voorzitter van de ] — . , Kamer der Staten-Genetaal. Wij staan, in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, voor de Vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk en hebben de vraag te doen : ons het werk mogelijk te maken, land en volk samen te brengen in de vorstin van liefde, die wij hebben ontvangen als een band van liefde voor den Heer Jezus Christus en dien wij moeten brengen „aan de Voeten van den Meester". Het is ons niet mogelijk, dien band van liefde aan te gaan met de Koningin van Nederland, indien niet het heele volk van Nederland ons voelt als openlijke werkers in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Wij staan dus overal in de vraag: ons allen aan te nemen als vertegenwoordigers van het werk van liefde, dat de Heer Jezus Christus thans over heel Nederland doet geschieden, tot bevestiging van het land. Wij zijn dus ook genoodzaakt U allen, vertegenwoordigers van het Nederlandsche Volk te verzoeken: ons steun te geven, opdat het land behouden blijve door de werkingen van liefde in den Heer Jezus, Christus. 2b - r Wij gaan dan voor den Heer Zelf het werk doen van eenmaking in de Liefde, opdat Koningin en volk zich samen voelen komen in het werk van Vrede door den wil des Vaders. Wij hebben het werk van Liefde ook samen gebracht in een gebed, gewijd aan de werking van eenmaking in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Het verzoek is dus : dat de Vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk in de ?er8te Kamer der c Tweede btaten-Generaal, het gebed in zich opnemen, tot steun van de eenheid des Rijks, dewelke in deze dagen van strijd veel geleden heeft en nog zeer veel meer zal lijden. Het werk is hiermede volbracht. Het Werk is: de Orde van Zeven in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes! AMEN! Ch. E. J. MEYLL en echtgenoote. 24 BIJLAGE III. 's-Gravenhage, 29 Maart 1917. Aan de edelachtbare Leden van den Gemeenteraad van 's-Gravenhage. Wij zijn voor Uedelachtbaren de stadgenooten, die de Heer Jezus Christus beschikt heeft om te doen een werk van liefde in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Het werk van liefde is de voorbereiding van het leven, dat den Vrede zal brengen over heel het land en volk van Nederland. Het geheel van den Vrede zal in Uwe stad worden tot stand gebracht. Wij hebben mitsdien U eerbiedig te verzoeken, in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes : het gebed te steunen, dat wij hebben weergegeven, om onze Koningin Wilhelmina, de Hooge Bewoonster, die Gij in Uwe stad wel hebt te verzorgen, samen te brengen met het gevoel van liefde, dat het Nederlandsche volk in het algemeen en wij allen, stadgenooten, in het bijzonder, hebben te uiten in de Vredesstem der Vorstin. Wij zijn overtuigd, dat de tegenwoordigheid der Koningin in Uwe stad voor U geen beletsel is, om dat gebed met groote eerlijkheid te uiten als een bewijs van Uw gevoel voor den Vrede in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Het Werk van de Orde van Zeven heeft ons deze taak opgelegd. Wij zijn Uw dienstwillige dienaar en dienaresse: Ch. E. J. MEYLL en echtgenoote. 25 BIJLAGE IV. 's-Gravenhage, 29 Maart 1917. Aan het College van Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage. Hoogedelachtbare Heeren, Zooals wij den Leden van Uwen Gemeenteraad het verzoek deden, ons aan te hooren in de bede, om Koningin en volk samen te brengen in de liefde van den Vrede in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, nemen wij de vrijheid, Uw college eveneens die vraag te doen. Het is ons aangenaam, daarin de taak te verrichten, die de Orde van Zeven ons oplegt in den Naam des Heeren Jezus Christus. Uw dienstwillige dienaar en dienaresse, Ch. E. J. MEYLL en echtgenoole. — 26 — BIJLAGE V: Beantwoording der verzoekschriften. a. Antwoord van Z. Exc. den Minister van Koloniën: Ministerie van Koloniën. Kabinet van den Minister. 's-Gravenhage, 28 Maart 1917. Aan den Heer en Mevrouw Ch. E. J. ME YLL—Timmermans. 's-Gravenhage. . Ik heb de eer U namens den Minister van Koloniën mede te deelen, dat Zijne Excellentie wegens drukke ambtsbezigheden verhinderd is U te ontvangen. De Referendaris, Chef van het Kabinet des Ministers van Koloniën, (w. g.) BAKHUIS. ~ 27 — b. Antwoord van de overige Excellenties : *) c. Antwoord van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal: EERSTE KAMER. Op de 31e vergadering (gehouden: Donderdag 26 April 1917) deelt de Voorzitter mede dat zijn ingekomen: 40 de volgende geschriften : en een van Ch. E. J. Meyll, te 's-Gravenhage met een bijlage, die aan de leden der Kamer is rondgedeeld, inhoudende een gebed voor de Koningin, Deze geschriften worden voor kennisgeving aangenomen. (Handelingen: I: soa. r. k.) TWEEDE KAMER. Op de goe Vergadering (gehouden: Woensdag, 28 Maart 1917) deelt de Voorzitter mede, dat zijn ingekomen: 3e een verzoekschrift van Ch. E. J. Meyll te s-Gravenhage, houdende verzoek dat de vertegenwoordigers van het ~Nederlandsche volk in de Tweede Kamer der Staten-Generaal een gebed in zich opnemen tot steun van de eenheid des Rijks. Dit adres zal worden gesteld in handen van de Commissie voor de Verzoekschriften. *) („Handelingen" : II ; 2239, r. k.) *) Tot op den dag van het ter perse gaan dezer voordracht (12 Mei 1917) nog geen antwoord ontvangen. 28 e. Antwoord van de Griffie der Tweede Kamer van de Staten-Generaal: 's-Gravenhage. 27 Maart 1917. Naar aanleiding van Uw schrijven van heden, deelt de Griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal U namens den Griffier mede, dat het door U ingezonden drukwerk, waarvan de exemplaren U gelijk met dezen worden teruggezonden, niet in de termen valt om door de Griffie onder de leden te worden verspreid. De Griffie van de Tweede Kamer der Den Heere Ch. E. J. MEYLL, Staten-Generaal. Oude Scheveningscheweg 72. ƒ. Antwoord van den Gemeenteraad van 's-Gravenhage : (middellijk ontvangen uit de dagbladverslagen van de Raadszitting, gehouden op Maandagmiddag, 16 April 1917). 23. Adres, d.d. 29 Maart 1917, van Ch. E. J. Meyll en echtgenoote met verzoek, om een door hem weergegeven gebed voor H. M. de Koningin te willen steunen. (Bijlage no. 437). Aangenomen voor kennisgeving. g. Antwoord van het College van Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage: *) ontvanen0t °P ^ 9