B R U N A 'S BIBLIOTHEEK HET SCHOONZUSJE DOOR DORA MUSBACH A.W. BRUNA & ZOON's UITGEVERS Mg, - UTRECHT KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 0776 7046 HET SCHOONZUSJE HET SCHOONZUSJE ROMAN DOOR DORA MUSBAGH — UTRECHT — A. W. BRUNA & ZOON'S UITGEVERS-M"- Dokter Cornélie van Hilken stapte vlug in de wachtende auto die snel wegsuisde. Ze hield de ernstig kijkende oogen op haar notitieboekje gevestigd, krabbelde er haastig iets met 't potlood in. De groef tusschen haar Wenkbrauwen boven den neus, plantte zich scherper, dieper. Ze dacht na over het ernstige geval, 't ongunstig verloop dat zich eerst zoo gunstig deed aanzien, maar nu door een plotselinge complicatie het ergste deed vreezen. Peinzend leunde ze achterover, denkend aan de jónge vrouw, de patiënte die haatsympathie had, 't onnüsbare moedertje voor haar huisgezin. Na Cornélie's vertrék deed de ouderwetsch gebalkte eetkamer verlaten, bijna stilte uitdrukkend. De tafel was gedekt 6 met drie couverts, tusschen 't zilver fleurde 'n vaas met theerozen, gevat in teer groen. De oude Mevrouw van Hilken trad de eetkamer binnen, zette zich aan de tafel en keek naar de twee ledige plaatsen; ze belde 't dienstmeisje om het eten maar op te brengen, en ze dacht hoe ongezellig het was dat Cornélie, haar oudste dochter, nu weer was uitgehaald en Julie ... waar bleef ze weer? Julie dineerde zeker met kennissen, ontmoet aan 't strand. Ta ... ze leefden hier allen hun eigen leventje ... ongezellig, kil... ze lieten moeder maar alleen ... daar was ze reeds aan gewend. Cornélie, de dokteres, ja, die was niet zeker van haar tijd, maar Julie .. . waarom deed 't kind zoo vreemd? Ze werden toch al zoo besproken in den kring derHaagsche kennissen, na 't familie-schandaal... bijna 'n jaar geleden. Zuchtend zat ze daar alleen in de kamer en verkruimelde gedachteloos een stukje brood in de tenger-beringde vingers. 7 Zooals ze daar zat, geleek ze niet de moeder van drie volwassen dochters; ze was 't type van 'n levendig, mondain vrouwtje, in Spanje geboren; zij had reeds vroeg haar ouders verloren en leefde een bohémienne-achtig bestaan. Toen was zij getrouwd met dokter van Hilken, zoon van vrij gefortuneerde en deftige familie. Hij had haar ontmoet in 'n hotel te Parijs en zich aangetrokken gevoeld tot 't geestige, artistiek begaafde vrouwtje, met 't glanzend donker haar en de fluweelbruine oogen; ze was alleen, leefde van de rente van een. klein kapitaal, haar nagelaten door haar vader, een Fransch geneesheer, getrouwd met een Spaansche vrouw. Groote moeielijkheden had dokter van Hilken te doorworstelen gehad; zijn vader, ^n bekrompen man, had zich tegen 't huwelijk van zijn zoon verzet, achterdocht en antipathie gevoelde hij voor 't eendje met vreemde veeren. Waarom had Eduard juist dit meisje hier gebracht; in den gewonen degelijken Hol- 8 landschen kring paste ze niet, 't frivool-dartel schepseltje, vol hartstocht voor tooneel, literatuur, vol artistiek gevoel. Zijn huwelijk gaf 'n verwijdering tusschen den dokter en zijn familie. Dokter van Hilken had geen spijt van zijn keuze en daar hij 'n zeer drukke praktijk had, was zijn vrouw meestal alleen en verdeelde haar tijd tusschen de kinderen, 't huisgezin en haar artistieke neigingen. In hun huis bleef altijd iets hangen van dwarrelende drukte. Ze gaven diners, ze kleedde zich hoogst artistiek, ze ontving beroemde artisten, stelde belang in alles wat kunst betrof. Dan kwamen de drie dochtertjes bij mama hun „entrez de salon" maken. Cornélie, de oudste en onknapste, een stil verlegen kind, dat zich schuw terug trok, maar Béatrice en Julie . . . „o die doddige snoesjes met de prachtige fluweelige oogen van Mama . .. die stalen de harten der gasten." Cornélie was 't evenbeeld van haar 9 vader, donkerblond, bleek met groote grijze oogen,te ouwelijk passend bij 'tkindergezichtje. En Bé en Julie zeiden versjes op, natuurlijk Fransche gedichtjes en Bé danste zoo élégant, haar moeder genoot bij de glorie van haar kinderen. „God-sta-me-bij" bromde 'n oud kolonel, toen hij een van de „jours" bezocht had bij Madame van Hilken, wat 'n ondegelijk moedertje ... wat zullen dat voor meisjes worden, gedresseerde apen voor 'n théater... dokter is üit met zoo'n gezin ... En Mijnheer van Bremen, 'n groot bewonderaar van „la belle Espagnole", Mevrouw van Hilken, op z'n Hollandsch, kwam goedig tusschen beiden: „Wel amice, ze is toch van goede familie... ze is 'n hoogst artistiek persoontje, 'n geëmancipeerde vrouw, die haar kinderen 'n vrije opvoeding geeft... ze is nu eenmaal geen Hollandsche bourgeoise-vrouw, geboren om op te gaan in bekrompen huishoudelijke plichtjes . .. 10 „En ik vind van Hilken 'n ezel om de teugels niet strakker aan te halen ... enfin de man leeft voor z'n praktijk; ik vind haar 'n oppervlakkige, égoistische vrouw, die opgaat in zelfaanbidding en pronkzucht en haar dochtertjes bederft. .. De bewonderaar van „la belle Espagnole" had koeltjes den kolonel gegroet en was verder alleen gegaan ... Aldus liepen de meeningen over het doktersgezin uiteen. Toen was de slag gekomen dat dokter van Hilken door 'n ernstige keelaandoening aan zijn huisgezin werd ontrukt, na een huwelijk als zoo ontelbare verbintenissen, korte, hevige passie . . . lange bittere teleurstelling. En zij bleef alleen met de drie meisjes, nu bakvischjes, in goed verzorgde omstandigheden achter. Cornélie werd na 't verlaten der H. B. School studente te Leiden. Béa en Julie fladderden, na 't verlaten der school, als 11 vlindertjes rond. Mevrouw van Hilken vond de ziekelijke overdrijving van de tegenwoordige vrouw ridicule. Vooral haar meisjes behoefden niet op 'n kantoorkruk te zitten; 't was van velen aanstellerij, meisjes die niet ongefortuneerd waren, behoefden zich niet zoo nuttig te maken. Nu ja, kindervoeding of 'n fancy-fair, dat ging er nog mee door. Toen dan ook Béatrice en Julie achttien en twintig jaren waren, dwarrelden ze als bonte bloempjes de uitgaande wereld in, begeleid door mama, onder vroolijke menschen, die door 't leven schenen heen te fladderen, vooral onder artistieke menschen. Julie had aanleg voor schilderkunst, doch ze vatte haar kunst niet ernstig, niet diep genoeg op, door allerlei onvruchtbare nietigheden, door flirt en liefdesscènetjes ging ze in oppervlakkigheid onder, verwaarloosde haar kunst. Ze was 'n comédiante met haar honigzoet stemmetje, haar voorname maniertjes, die zich in alle kringen 12 schikte. Ze schonk afternoon-tea bij vrome stijf-deftige dames, die Bijbelspreuken borduurden en verkochten voor een of ander liefdadig doel en Juul beijverde zich er voor. Julie, die overal den spot mee stak, volkomen op de hoogte der cronique scandaleuse en zonder blikken of blozen verhalen aanhoorde, die voor jonge dames totaal ongeschikt waren; maar toch wist ze zich onmisbaar in de uitgaande wereld met haar flirt, haar scherts, haar jong, mooi gezichtje. Béatrice, een paar jaren ouder dan Julie, was ernstiger. Soms ontwaakte bij haar een gevoel van pijn, van verachting voor 't nuttelooze leven, dan wilde ze 'n doel... maar wat. .. ? En ze klaagde haar onrust bij mama. Maar mama lachte haar even uit. Bé, die zooveel aanbidders had, zou zich wel spoedig 'n eigen „home" scheppen, wilde ze zich nu vermoeien met droge studie zooals Cornélie, 't vreemde schepseltje, haar zuster ? En mama cf^frseerde 13 wat nieuwe muziek, zong bij den vleugel 'n operadeuntje, reeds wat afgezaagd, mama verbeeldde zich nog jong, bemerkte niet, ondanks massage en schoonheidskuren, boe zij reeds verwelkteEn na dit onderhoud had Béatrice niet meer ovttr 'n levensdoel gesproken, er nauwelijks, meer aan gedacht. Mevrouw leefde op in de élégante voorname gezelligheid der uitgaande wereld. En de complimentjes der heeren, die zeiden haar voor 'n zuster van haar meisjes aan te zien, deden haar parelende lachjes opdarfcelen als van 'n jonge vrouw. Nu waren er weer eenige jaren verloopen en woonde Cornélie* gepromoveerd tot arts, bij haar in hoi». Cornélie^. bijzijn had ;haar eerst gehinderd, t strenge koude in haar optreden maakte haar boos, maar daar 't kapitaaltje duchtig was aangesproken voor de opvoeding der beide meisfes, Jtml was 'n jaar naar Londen geweest, in 14 'n duur pension, was 't noodzakelijk, dat zij financieel gesteund werd door de oudste dochter, die langzamerhand 'n goede praktijk veroverde. Voor Cornélie was ze eenigszins bang. Cornélie, de hoogstaande vrouw, sterk afkeurend 't nuttelooze leven harer zusters, goedig in medelijden voor 't zwak wispelturig vrouwtje, dat haar moeder was, vooral na 't geval met Béatrice ... Zoo zat Mevrouw van Hilken dien Augustusavond in de sombere eetkamer en raakte 't diner bijna niet aan ... Haar hoofd hield ze gebogen boven den hoogen boord van het zwarte mousselinen kleed; ze steunde de kin in de blanke gesoigneerde hand, de donkere oogen wijdden groot open, nu met diepe melancholie. De avond viel... Door de tuindeuren viel kille atmosfeer reeds van stervende zomer binnen ... Ze at vlug door en stond toen van tafel op, bevelend aan 't dienstmeisje, dat ze maar 15 de tafej gedekt moest laten, juffrouw Julie was er nog niet en dokter had ook nog niet gedineerd, wel? Betje bromde iets onverstaanbaars, 't was nog al haar avondje, 't zou weer mooi laat worden.. Mevrouw van Hilken liep de trap op .en zette zich boven in den salon voor den vleugel; vól tintelde het electrische licht rond ... zoo was 't goed, leven, licht... ze hield niet, van schemer ... ze was bang in 't duister . .. Zacht gleden haar handen over het toetsenivoor, ze speelde „Adagio Cantabile" van Tartini, gevolgd door 'n Menuet van Beethoven, toen eenige Spaansche dansen. Maar plots brak ze af; als 'n dissonant warrelden, de klanken onzuiver aan. . . Ze speelde niet meer, ze sloeg de handen voor 't gelaat en wild hartstochtelijk snikte ze 't plots uit... om haar lievelingsdochter... Béatrice ... 16 O God ... ze schreef bijna niet... en zou die man haar nu trouwen ... ? Ze haalde 'n verfrommelden brief uit haar zak, las voor den zooveelsten keer den reeds bekenden inhoud ... een brief uit Londen ... Ze verborg schuw het verkreukeld papier, er kwamen voetstappen de trappen op ,., Cornélie mocht haar niet zien schreien, Cornélie mocht niet weten, dat ze weer den brief las en herlas van de zuster... Cornélie, die veroordeelde in hooge, koude strengheid.. En ze wikkelde haastig een tafellooper uit krakend vloeipapier, borduurdeij verigdoor. Julie trad 't vertrek in, viel vermoeid op 'n drie-kaïit stoeltje neer, moe door 't gedrentel aan 't strand, waar ze heel den middag had doorgebracht, loom van hitte ,, * „Ik ben het, mama!" „Maar Juul, wat ben je laat'.. . ik dacht: Juul dineert zeker bij kennissen," vind je die tango-kleur 't niet goed doen, zèg?" • 17 Vol verrukking bezag Mevrouw het werk, als 'n kind zoo opgewonden, 't hoofd over de zachte nuances buigend, plots 't leed vergetend .... Julie knikte zonder te zien. Mevrouw bracht even haar zakdoekje aan de oogen, keek de dochter aan. Er zweefde 'n cynisch antwoord op Julie's lippen, doch ze zeide niets. Ze voelde dat haar moeder van haar afstond, anders had ze moeten voelen haar lijden, haar liefde indertijd voor den man van haar zuster Béatrice ... Maar het leven nam Mevrouw van Hilken geheel in beslag, vrouw van de wereld, die niets liever wenschte dan met haar mooie dochters te pronken. Totdat het huwelijk van Béatrice, Julie's zuster, getrouwd met Mr. Alma van Dongen door echtscheiding ontbonden werd ... een publiek schandaal, waar heel de uitgaande Haagsche wereld over sprak... Het Schoonzusje 2 18 En steeds bleef de naklank hangen ... Mevrouw van Hilken onttrok zich aan de wereld, liet alleen toe, dat eenige intieme kennissen haar huis nog bezochten... . En een sensatie van eindelooze eenzaamheid trok als 'n zwarte sluier over 't huis. Alleen Cornélie verhief zich boven 't gepraat, ze leefde voor haar studie, nam met grooten ijver en plicht haar praktijk waar, zij was niet verantwoordelijk voor gekke kuren van haar zusters. Voor Julie, de jongste der drie zusters, was 't als 'n heerlijk droombeeld... dat eindelijk verwezenlijkt zou worden, droomen die haar hart sneller deden kloppen . .. woorden, die ze zich zelf toesprak, woorden, dat hij, haar zwager, eenmaal komen zou om haar te halen ... Zij, Julie, de jongste zuster zou hem vergoeden wat Béatrice hem had aangedaan ... de zuster, die alleen haar kunst liefhad. Maar haar zwager brak na de echtscheiding den familieband af, schreef van tijd 19 tot tijd een briefkaart, dat Eddy, de driejarige kleinzoon, het goed maakte ... Ze verlangde naar hem en het liet hem onverschillig . . . Ze had sinds dien tijd geen lust meer in een of ander doel. Ze fladderde vol onrust door de wereld . . . onbegrepen door haar bekrompen moeder, die zelf de grootste schuld had aan de lichtzinnige opvoeding van haar meisjes. Julie had, zonder dat de familie het wist, haar zwager geschreven of zij ook zou komen, om Eddy, de arme verlaten boy, op te voeden. Doch Mr. Alma van Dongen, had onverstoorbaar koel bedankt. Een gevoel van schaamte en vernedering, gemengd met opkomenden wrok tegen den man die haar steun weigerde, was over haar gekomen. En sinds dien tijd was alles in haar dood, fladderde ze doelloos door haar leeg leven heen. Ze was betrekkelijk gefortuneerd, waarom moest ze 20 dan een werkkring zoeken! Om aan de dwaze mode mee te doen, die tegenwoordig alle vrouwen scheen te beheerschen? Een zich nuttig makende arbeid? Waarvoor? Ze deed toch aan philantropie? Ze bezocht arme patiënten van haar zuster, verlicht als ze de deur van de schamele kamers jdicht sloeg... br ... ze walgde van de vunze lucht... de ellende .. . zeker, ze had medelijden, maar ze vond er geen troost in ... ze verlangde ver weg van dat alles . .. Ze wilde wel anders, maar ze wist niet hoe. Die fatale liefde in de eerste plaats uit haar hart rukken ... die gedachte maakte haar ongeschikt voor bezigheden. Ze keek naar haar moeder. En plots greep ze haar moeders hand, als in 'n behoefte aan troost en zelf doorvlijmde haar wankelend hart 'n medelijden met de oppervlakkige vrouw, die haar had opgevoed," haar geen levensdoel had gegeven. 21 „Ik heb jullie allen verloren, tot zelfs mijn kleinzoon zie 'k nooit meer". Als 'n plotseling licht in de duisternis, zoo grepen Julie die woorden aan ... „Maar mijn God, mama ... als grootmoeder heeft u toch recht om 't kind van uw dochter te zien ... ik zal Henri schrijven, dat u naasr 't kind van Béatrice verlangt. .. dat is toch begrijpelijk, u, als grootmoeder, mag hij t kleinkind niet onthouden." „Ja, ja," gaf de oude Mevrouw toe, vaag, en in eens weer irf de werkelijkheid, de vree selijke: „Neen kind ... Henri komt nooit... hij schijnt niets meer met de familieplan zijn vrouw te maken willen hebben ... en dan .. jj Cornélie is er beslist tegen!" „Cornélie heeft hier niets in te zeggen ... u als grootmoeder alleen !" haastte zich Julie tegen te spreken. En in eens, met 'n ruk aan 't stoeltje, stond ze op. „Ik ga hem schrijven en direct!'" 22 „Julie ... zou je 't wel doen?" „Natuurlijk, moeder .. . 't zal ons allemaal in huis opvroolijken, als 't kind hier komt!" Ze haastte zich de kamer uit, liep de trap op en haar kamer binnen. Even bleef ze besluiteloos voor 't geopende venster staan,... aan den hemel trokken donkere. wolken voorbij, een opkomend onweer, dat broeide in de lucht... Toen zette zij zich neer voor 't schrijftafeltje, schreef in groote, dunne letters, haar handschrift: „Waarde Henri!" ' „Ruim een jaar is het geleden, dat Mama haar Meinzoon zag ... zij trekt zich dit heel erg aan . .. zoo wreed zal je toch niet zijn om aan haar wensch niet te voldoen, wij kunnen toch niet helpen dat je vrouw, mijn zuster, zich misdroeg. Mag Eddy eenige weken bij ons komen logeeren, ik zal mij wel met hem occupeeren, je weet misschien wel hoe dol ik van kinderen houd ..." 23 m.sn Julie hield plotseling op met schrijven,, luisterde ge'spannen. Zachtjes werd de kamerdeur geopend. „Julie ... ben je hier?" Julie schoof haastig 't beschreven postpapier in de half geopende schuiftafellade, doch Cornélie voorkwam dit. Ze wees erop. „Aan wien schrijf je?" Een oogenblik dacht Julie na, zei toen gemaakt kalm: „Aan Henri Alma van Dongen!" „Dat wist ik." „Waarom vraag je 't dan?" „Omdat ik eerst zekerheid wilde hebben!" Cornélie zette zich op een tabouret, keek scherp haar jongste zuster aan. Cornélie was een groote, forsche vrouwengestalte van twee en dertig jaar. Zij bezat verstandige oogen, in 'n frisch blozend gelaat; 't donkerblonde haar was eenvoudig opgemaakt. Ze liet haar blikken weer vluchtig over Julie 24 gaan, zei toen rustig doende, alsof ze als dokter tegen 'n patiënte sprak: „Bespaar ons en vooral jezelf de vernedering en verscheur den brief.. . laat eens zien ... wat schreefje hem?" Ze stond nu op, wilde 't papier vatten. Ze was een ernstige, jonge vrouw, die de misère van het leven als dokteres dagelijks aanschouwde en haar jongste zuster een groot, zwak kind vond. Dit wist Julie en ze voelde zich kleiner dan ooit te voren, maar dit besex van de mindere te zijn hitste haar juist aan tot verzet. „Ga nu weg," zei ze kort, „die brief moet afkomen, mama verlangt naar Eddy!" „Zoo," zei Cornélie kalm, „verlangt moeder naar 't kind .. . wees nu eens waar.., jij verlangt naar den vader... 't hengelspel zal weer beginnen ... bah!" Het klonk zoo snijdend, spottend, alsof een scherp ijzer haar inwendig kwetste. 25 „Je beleedigt... jij met je dwaze principes!" stoot ze op. Cornélie, heel kalm, glimlachte even. „Ik beleedig niet, maar ik wil jou bewaren voor 'n beleediging. Geloof je nu werkelijk Julie, dat ik niet weet, waarom je dezen brief schrijft? Je dwaze hartstocht voor den man van Béatrice, woedt nog altijd in je ... werkelijk, hij voelt niets voor je en als jij je meer met Mama bezig houdt, heeft ze Eddy's gezelschap niet noodig ... je bent altijd uit... je gaat steeds je eigen weg ... je bemoeit je hier met niets. Ik heb 't druk met mijn praktijk ... de weinige uren, die ik over heb, geef ik nog aan moeder, die altijd tobt over Béatrice... doe in 's hemelsnaam verstandiger en geef niet toe aan die meisjes-dweepzucht, om iets te willen veroveren wat buiten je bereik is !'r Cornélie scheen de sluiers weg te trekken en Julie voelde zoó helder de waarheid, dat al haar illusies vernietigd werden. 26 Maar ze gaf zich niet gewonnen. De toon, waar en vrij van overdrijving, dien de oudste zuster aannam, hinderde haar. Eenige oogenblikken zat ze sprakeloos, toen viel ze uit, heftig ongemotiveerd: „Ik schrijf den brief en 'k behoef geen rekenschap te geven van wat ik denk en wil, bemoei jij je nu alstjeblieft niet met dingen van huishoudelijken aard ..." „Hartsgeheimen en aanverwante artikelen meen je!" „Gelukkig. . . laat me nu alleen!" „Je compromiteert ons allen door hem te smeeken . . .!" Cornélie's ijzige bedaardheid was verdwenen ... ze liep, kwaad „op dat nest van ^n Julie" de kamer uit, trad haar studeerkamer binnen, bleef nadenken hoe zij 't verhinderen kon, dat 't kind van haar zuster kwam. 't Zou weer hartroerende scènes geven van haar moeder . . . tobbend over de dochter, die nooit 27 zou terugkeeren, Béatrice, de eerlooze... nooit, neen nooit zou Cornélie haar weer willen terug zien, al was 't haar eigen zuster ... al keerde ze stervend terug ... Want in Cornélie's hart waren twee wegen, goed en kwaad, het middelmatige bestond in haar gevoelen niet. Julie bleef alleen en schreef. Meer dan een vel postpapier werd in snippers gescheurd, want ze wist, dat de oogen die lezen zouderiy wat ze schreef, scherp en onderzoekend waren en hij moest niet beseffen, vooral niet beseffen de strikken, die 't gewezen schoonzusje spande. Oma, die zoo naar 't kleinkind verlangde ! Juist... zoo was 't best. In de ouderwetsche kamer, een tuinkamer, beneden in 't huis, zat oude Trui, de linnennaaister, tusschen de saamgetrokken lippen glinsterden wat spelden, ze hield 't hoofd met 28 stijf van 't voorhoofd gestreken haar, rechts en links, plooide en knipte aan 'n grijslinnen jongensboezelaar, afgezet met rood katoen. Van tijd tot tijd bliktén haar goedig grauwgrijze oogjes, omgeven door licht-roode randjes door 't veel twren op fijn naaiwerk, door 't geopende venster met uitzicht in tuinen. Kamperfoeliestruiken bogen geurend langs het raam ... ,,'t Was toch mooi zoo'n tuin ... net-niet of je in Amsterdam zat met die rozenstruiken en de duiven," vond Trui. En dan, in ijver, nam ze weer 't even onderbroken naaiwerk, snorde 't machinewieltje met roezemoezig gesuis. In den ouden stadstuin, omgeven door hoog-grijs steenen muren, waar klimop tegen rankte, dribbelde Eddy Alma van Dongen; geduldig hurkend op de kiezelsteentjes, zocht hij naar mogelijke schelpjes, soms verdwaald tusschen 't krakend grint. Zijn jolig, blozend snoetje was in strakken ernst... de lange 29 wimpers teekenden schaduwstreepjes op 't rose wangendons. Dan, luidruchtig rende hij om 't perk heen, verjoeg de blanke duiven, die klapwiekend omhoog fladderden ... Toen deed Eddy 'n vondst. Een dik-wol lige rups, die traag over 'n rozeblad kroop. Eerst peuterde hij er tegen met 'n dor takje, toen haalde hij 'n]leeg lucifersdoosje en met den gevonden schat liep hij voorzichtig de tuinkamer in. „Liefje" vleide Trui, „kom 's bij Truitje, hij mot 'n nieuw schortje passé ... kijk eris aan, wat 'n mooi jongensschortje ..." Op 't woord „passen" was 't jongemensch heengesneld, de keuken in, waar Jans, de gedienstige, bezig was met koper poetsen. Jans .zong uit volle longen een treurig lied over 7n soldaat. Ze was geheel in haar zang en bemerkte Eddy niet, die voorzichtig de dikwollige rups op Jans' rooden pols liet kruipen. Totdat ze met 'n gil het „ongedierte" 't fornuis 30 in wierp, vol afschuw. „De mooie jups," gilde Eddy snikkend over Jans' wreedheid. „Ondeugende bengel, met die vuiligheid in m'n keuken te komme!" verweet Jans, weer doorpoetsend. „Is 'n jups!" huilde Eddy. „Praat eerst goed, jongen van drie jaar .. . mot je mijn broertje Hein eris hoore .. . die spreekt veel mooier dan jij!" „Stoute meid !" huilde Eddy . .. totaal 't broertje „Hein" negeerend en hij zocht z'n heil in de naaikamer, waar Trui paaiend, lief, hem gauw 't boezelaar paste, schikkend en plooiend. „Hij krijgt van Trui, as Trui weer komt, 'n doos mooie schelpjes hoor ... nou niet meer huilen ... zoo ... wat 'n mooie schort!" De deur kraakte open. „Is ie hier?" vroeg Jans, staande in de donkere deuropening . . . mot je beprijpen Trui; .daar laat-ie me 'n rups op m'n hande kruipen, zoo'n viezerik!" 31 „Och ..." kwam Trui en in haar zachte oogjes, schichtte 'n blik vol meewarige goedheid ... 'n groot medelijden met kleine, moederlooze Eddy ... hij miste al zooveel." En Jans verdween nog na-brommend. „Als Eduardje nou lief is, mag ie daar zitte, en dan zal Trui vertelle!" Trui's verdord oud-vrouwen gezicht, werd als verlicht door stillen glans van oneindige goedheid, och de kleine stumper... ze hield van hem, was ze niet jaren lang in de familie geweest, bij meneer's ouders? Eddy's vader had ze nog gekend als schooljongen. Trui voelde voor de familie, was er als 't ware een stuk, 'n deel van. Jammer, jammer, dat meneer 't slecht trof met huishoudsters. Dat zijn vrouw ook .. . Slecht schepsel. .. Och, maar zij, Trui, mocht niet op d'r trappe.. . Gods hand zou wel kastije . .. dat deden de menschen niet... en dan ... ze was ¥• 32 misschien zwak geweest... had dominé in zijn laatste preek niet gezegd „Gij zult niet oordeelen !" „Vertel nou Trui, asieblief!" verzocht Eddy. En Trui, vegend langs haar rood-omrandé oogjes, begon, terwijl 't suizelend wieltje der naaimachine draaide en 't heel stil was: „Er waren eris twee mooie, witte vlindertjes en die vlogen in 'n grooten tuin ... „Zoo groot als hier Trui?" ,Ja lieverd . .. nou en .. . enne ... effe de schaar ... zóo ... en toen komt me daar een heel stout meissie . .. „Hoe heette ze Trui ?" 's Bedenke . . . Rosemarientje heette 't meissie ... „Joosemajientje!" zei Eddy haar na, de licht blauwe oogen glinsterend groot. „En die nam 'n hoed en ving de vlindertjes en sloot ze op onder 'n groot glas ... Toen zaten ze zoo treurig bij elkaar . .. 33 „Ta . .. treurig" knikte Eddy. Maar daar kwam 's avonds 'n lieve toovergodin met blonde haren ... „As ik Trui ?" „Nee lieverd... jij hebt 'n kort geknipt bolletje maar héél lang haar droeg die toovergodin . .. Het verhaal werd gestoord door Jans, die rumoerig 't vertrek binnen viel. ,,'t Is bijna half zes . . . kom jongen ... ik mot je opknappe ... je pa komt direct thuis." „Trui vertelt!" verzette zich heftig Eddy, zich vasthoudend aan de stoelleuning als om geen kamp te geven. „Nou ... dan mag-ie straks terug komen!" suste de naaister. Na 'n moeittevolle overtuiging, volgde Eddy, Jans naar de slaapkamer, waar Jans zijn toilet ging maken. Eddy's vader opende de voordeur ... bleef nog even in de hall staan ... hoor, de boy zong ... waar zat de kleine rekel ? Hij opende Het Schoonzusje 3 34 de deur van z'n studeerkamer, wierp zich moe, loom van de warmte op 'n divan, bleef, de oogen gesloten, 'njsigaret rookend, liggen. Hij woonde te Amsterdam, was advocaat met goede praktijk, tenminste zijn loopbaan kon goed worden, doch Mr. JAlma van Dongen, tamelijk gefortuneerd, die niet van de praktijk behoefde te leven, nam 't| kalmpjes op. Veel gasten ontving hij niet meer na die fatale gebeurtenis ;|waarom dan zoo groot te blij ven wonen en daarom had hij met z'n eenigst kind een kleiner {huis betrokken. Maar nu 't zomer was, moest 't kind toch naar buiten. .|. Eddy zag wit en teer. En hij, waar zou hij z'n vacantie doorbrengen ? 't Was lastig een keuze te bepalen ... och 't was hem onverschillig alles ... na het verschrikkelijke dat in z'n leven wasj gekomen ... Boven uit deUkinderkamer klonk Jans' stem lijzig en schril en Eddy zong 'n straatliedje mee. Vervelend toch, dat hij 't zoo slecht^met 35 huishoudsters getroffen had, de eerste had 't kind geslagen, de tweede, ja, dat was wel 'n bruikbaar menschje, maar ze werd ziek, moest naar buiten. Nu had hij 'n annonce geplaatst voor 'n degelijke, beschaafde dame; als 't schepsel nu maar niet dacht, dat hij haar trouwde en ze was 'n lady en jgoed voor 't kind, nu dan zou 't wel weer beter worden in zijn ongezellig thuis. Hij schrikte plots op uit zijn gesoes door Eddy, die de kamer in kwam springen, gevolgd op bescheiden afstand door Jans. „Heb 'k 'm niet netjes gekapt meneer?" Henri tuurde naar 't hoofd van zijn eenigste; Jans had met natten haarkam Eddy's blond, kort, dik haar als sluike franje, glimmend nattig gekamd. „Wat is dat nu?" verwonderde zich Henri. - „Jans gedaan!" triomfeerde de zoon. „Zo<5... nou ... enfin ... hij zou de meid maar in haar waarde laten ... er kwam nu 36 spoedig beschaafde hulp, hoopte hij ... God beware wat 'n „Pietje-pucksachtige kop" had Jans van zijn zoons hoofd gefabriceerd ... enfin ... „Jansje ... je kunt wel 't eten brengen!" sneed hij kort af; terwijl hij 't kind op z'n knie trok en 't nattige haar wegstreek. „Zoo frisch met de warmte!" zei Jans nog en toen verdween ze, uit humeur mopperend op de gróote lui, die nooit dankbaar waren ... ze had 'n werk met dat haar gehad en geen woord van dank." Henri ging met Eddy naar de eetkamer, lustig deden de eikenhouten meubels, béwerkt met koperen leeuwenkopjes. Boven den divan deed vreemd-kaal 'n vak waar een groot portret had gehangen, 't groote portret van Henri's jonge vrouw, gekleed in laag uitgesneden baltoilet, zij leunde tegen 'n achtergrond van fluweelen draperieën. Een klassiek donker kopje. Maar nadat zij gescheiden waren, 37 was 't portret naar haar boudoir gebracht en nu onwillekeurig dacht hij er aan om er een gravure of Engelsche photo neer te hangen. Hij tilde Eddy op 'n hoogen stoel, die er onmiddellijk weer afklauterde, om met 'n groot gejuich een verloren bal op te rapen, uitkijkend van onder het buffet. „Eerst zitten!" gebood Henri streng. „Eerst bal!" weerstreefde zijn zoon. Henri trok de wenkbrauwen zoo hoog op als hij kon. 't Kind werd verwaarloosd ... „Zitten en gauw wat!" De slag op de tafel, waarbij een plasje water door dreuning uit de karaf stortte, deed Eddy nu geschrokken, een, twee, drie op z'n stoel klauteren. Gehoorzaam at hij zijn bordje leeg, babbelde in zijn kindertaaltje, maar zijn vader was verdiept in eigen gedachten. Na 't spoedig gebruikte middagmaal, trok Henri zich weer terug in zijn studeerkamer, terwijl Eddy 38 direct de kans waarnam om bij Trui aan} te dringen het beloofde sprookje uit'te vertellen. Hetgeen geschiedde. Op Henri's schrijftafeljlagen eenige brieven en brochures zoo juist gebracht. Hij las ze rustig door, meest zakenbrieven, 't laatste couvert was sterk geparfumeerd en van lila kleur. Hij draaide 't couvert om en om in zijn handen, bekeek 't van alle kanten... uit Den Haag ... alle duivels van zijn ex-schóonzusje Julie. Dat ontbrak er nog aan, wat had die te vertellen ! Wat had 't schepseltje hem te schrijven? Hij had toch gebroken met de familie van haar, die eens zijn vrouw was. 't Briefje was geparfumeerd met 'n modegeurtje, wat Henri's reuk-orgaan onaangenaam aandeed. Enfin, lezen maar! JHij las met steeds]meer klimmende verbazing, liet 't briefje op den grond dwarrelen. God, God ... wat werd de familie plots teer en verlangend. Aandoenlijk bepaald, dat schoonzusje zoo verlangde om zich met zijn kind 39 te occupeeren. Och ... de oude vrouw ... nu ja ... ze was Grootmoeder hé ... 'n goed, dom menschje, dat beter had gedaan, nooit te trouwen, dan waren er twee gevaarlijke schepseltjes als ... zijn vrouw .. . gewezen vrouw meende hij, en 't zusje minder geweest op 't aardsche tranendal. De meeste vrouwen deden zich zoo lief voor... als zachte muziek... maar o wee... de dissonnanten... Godverd... hij verscheurde 't briefje in fijne snippers ... o, als hij dacht... dacht... Hij zag haar weer voor zich, haar, die zijn vrouw was geweest ... Hij had haar ontmoet bij kennissen op 'n buitenplaats te Zeist en zich dadelijk tot haar aangetrokken geveeld, met haar vroolijk gezichtje, mooi als 'n reine bloem. Hij was spoedig ingepakt door haar ontwikkelingvooral ... ze stelde belang in onderwerpen, waar de meeste vrouwen zich niet voor interesseerden, over rechtskundige studies, las brochures die hij haar leende... En als 40 'n verliefd jongmensch had hij haar coquette inpakkende maniertjes voor echt aangezien, alles geloovende wat zij verkondigde. In hun korten verlovingstijd veranderde zij reeds van gedachten „De geleerdheid" veranderde voor neiging tot kunstgevoel. Op yn soirée bij bevriende familie had ze door haar élegantie uitgeblonken met haar dansen; na de tableau-vivants, waarmede zijn meisje een weergaloos succes had behaald en den hellen schijn van magnesiumlicht doofde, kletterde heftig applaus op. Hij was er stil door geworden, blij toen haar hand weer in de zijne rustte, zoo was 't goed ... daar onder al die menschen, meest heeren die haar flatteerden, was ze heel ver van hem afgeweest. Ze had gelachen, was nogmaals opgetreden, als Oostersche Prinses ... en had gedanst in luchtig gewaad. Zij voelde zich plots als 'n artistieke persoonlijkheid, haar dans voerde ze uit in kleur en lijn, artistiek, 41 een dans, waarin zij legde heel haar zuidelijk temperament. En ze wist dat aller oogen vol verrassende bewondering op haar rustten, de stijfdeftige familiekring, de jongelui die serieus tango en „two-step" dansten ... ha... ha ... ze hadden niet gedacht, niet geweten, dat zij zich heimelijk bij een bekenden professeur de danse geoefend had, voelende haar aanleg ... 't was weer 'n caprice van haar geweest... en wat zou Han zeggen? ... Zijn meisje zóó te zien opgaan in de edele danskunst... alleen mama had van de danslessen afgeweten. Maar „Han" scheen niet verrast. Han scheen zich zelf niet meer. „Dat ging te ver . .. zeker hij voelde voor kunst... maar zijn aanstaande vrouw ... een aanstaande advocaatsvrouw als moderne salondanseres te zien optreden, was beneden alles. Dan 't engagement verbreken ... dat ging niet. En in den salon, 42 waar dringende menschen hulde brachten aan zijn meisje ... achter haar rug 't gedrag ten hoogste afkeurden, hem beklaagden, deed hem de oplaaiende drift, in dolle teleurstellende ergernis, 't huis verlaten. Recht wirrel-warrelde hij door de roezemoezige menschen heen. Ze stond coquet, lief, 't donkerlokkig kopje schuin, spelend met 'n roode roos, door 'n piepjong ambtenaartje haar vol extase toegeworpen. Toen Henri op haar toe kwam loopen, schoof 't kringetje ritselend uiteen. Ze schrikte van de verandering, op zijn goed gelaat, 't verharden in zijn blik, 't gezicht wit vertrokken. „Ga mee... daar... in de serre ...!" bracht hij heesch uit. In de stille, verlaten serre bleven ze wel een minuut lang staan, zonder te spreken, tusschen zacht-teere lila en witte sèringenplanten, wit van lelies, zachtrood en violet van orchideeën ... 43 En in dit luxe milieu, vól teere, frissche bloemenschoonheid, bleef Béatrice hem aanstaren, 't matbleeke van haar tint overwaasd door zacht rose gloed, nog inspanning van haar danskunst.,, de donkere oogen grootglanzend. „Kind" } fluisterde hij heesch-driftig, zich nog beheerschend . . . „waarom deed je zoo iets ontzettend dwaas ... je hebt ons beiden door je krankzinnig gedrag gecompromiteerd! Wat een toilet!" Ik wist niet dat je 't zoo hoog opnam ... ik dacht dat je een meer ontwikkeld kunstgevoel zou hebben..." pruilde ze nog lief. „Neen ... zeide hij heftig, haar teere polsen vattend ... ik verkies niet dat mijn aanstaande vrouw in 't publiek danst... je kunst acht ik hoog ... als je een ander was... begrijp je dat dan niet? Ons leven zou nu heel anders worden dan we ons hadden voorgesteld... in Godsnaam Béa . .. wanneer nam je die lessen? Waarom 44 zweeg je steeds ... ? Ik wil 't weten... ik heb er recht op, versta-je?" Zijn hand steunde op 'n tafeltje, een hortende snik kroop op tot zijn keel... De teleurstelling was te hevig voor de diepte zijner groote liefde ... zij was onwaar ... „Ik heb mij niets te verwijten ... ik deelde wetenschappelijke studies met je... ik las gedichten, die jij me gaf... maar de kunst is mij heilig ..." „Dan moet je je daar aan geven ... dan moet 't uit zijn tusschen ons ... ik verkies geen danseres tot vrouw ... je stelde je gewoon aan, te dansen in 't luchtig kleed ... dat is mooi voor 'n ander, niet voor mijn aanstaande vrouw, begrijp je dat?" Hij dacht vluchtig aan zijn ouderlijk huis. Als zijn moeder dit wist... o natuurlijk hoorde zij hiervan door kennissen ... Ontsteld staarden haar donkere oogen hem aan. Was haar ontluikend talent meer waard 45 dan zijn liefde? Wanneer ze zijn liefde wilde behouden, moest ze er haar talent, haar danskunst aan geven ... Vluchtig dwarrelden visioenen door haar hoofd ... een huwelijk, gebonden aan een man ... voor immer. De trotsche familie van Henri... Zachte, meesleepende dansmuziek ruischte, lokte. „Je vergooit mijn toekomst!" snikte ze fel, zich niet meer beheerschend. „Kies!" hijgde hij, de besluitelooze uitdrukking in haar oogen niet langer kunnende verdragen, „kies tusschen mij en je talent, zooals" je 't blieft te noemen!" Ontsteld over zijn heftig spreken vatte ze zijn handen. „Er zijn toch veel mannen getrouwd met artistiek aangelegde vrouwen," aarzelde ze voorzichtig, „zangeressen, actrices ... schik deressen ..." „ Te hebt mij bedrogen, al dien tijd. Je nam 46 lessen bij dien professor in de danskunst en waartoe diende dit, vraag ik je? Wisten je zusters dit?" „Mama wel!" Zijn heftig neerhalen van haar kunst hinderde haar; met fonkelende oogen stond ze voor hem. „Mijn wordend talent heb ik lief!" barstte ze uit. „Dan moet het uit zijn, Béatrice... tusschen ons; dan ben jij niet de vrouw, die ik begeer..." Er kwamen gasten, ze voegden zich bij de anderen... En een week na dien avond sprak men over ,,'n nieuwtje", 't Verbroken engagement van Béatrice van Hilken en Mr. Alma v. Dongen. Henri herinnerde zich dien dag nog, toen hij naar Hilversum ging, om zijn ouders, die daar woonden, te vertellen, dat het engagement verbroken was! 47 Hij reed |in 'n auto naar de villa, langs groene wegen, langs buitens in kleurigen herfsttooi. Het huis doemde op, rustig massief grijssteenen blok, half verscholen achter geelbruin bladeren-net.|Uit de stilte steeg 'n adem van ernst. En opeens"dacht hij weer aan den tijd, toen Béatrice gelogeerd had bij zijn ouders. Een huisknecht opende met breeden zwaai de huisdeur; in de vestibule sprong dof-keffend „Beauty" de\Iersche Setter, tegen hem op, met aanhoudend gewuif van zijn bruinen pluimstaart. Een deur kraakte... zijn moeder verscheen, lange, élégante ^verschijning; zij keek hem aan, met onverholen verbazing. „Jij... Henri?... Ikjmeende je naar Londen... kom binnen!" Haar|wit-zilver kapsel omlijstte een wassig-v wit gelaat, waar nu 'n rose waas doorschemerde, émotie, veroorzaakt door 't plotseling komen van haar eenigen zoon ... de grauwblauwe oogen keken in verwondering. De 48 huiskamer deed somber door de zware fluweelen gordijnen; gemeubileerd met donker notenhouten meubels, reeds jaren oud. Aan den wand hingen familieportretten in dof gouden lijsten ... boven 't buffet tintelend door spiegelglas en kristal, hing 'n stilleven, roode appels, gevallen uit 'n korf. De oude heer Alma van Dongen zat in 'n leuningstoel en wreef appels glimmend, als 'n kind verdiept in 'n spel. De oude man wees op 't stilleven. „Ze zijn als die!" Henri verrast keek op. Bijna vergat hij de kindschheid zijns vaders. Het overviel hem plots als 'n groote treurigheid ... hij had steun willen hebben, steun van 'n man ... om te spreken over het verbroken engagement... „Dag papa . .. maakt u 't goed?" Zijn vader streek over't ivorig kale hoofd, de oogen tuurden, glansden even op in herkenning. „Dag Henri...!" Hij stak de handen uit, groot en geaderd en huilde ...!" „Hij heeft je herkend ...!" De oude dame poogde te glimlachen, streek haar man over de handen. „Ja... je zoon... onze jongen!" klankte dof haar stem. De glans doofde weer in z'n oogen, hij wreef weer de appels glimmend met zacht-wollen doek. Frederik, de oude huisknecht, kwam zeggen, dat de tafel voor de lunch was gedekt... schoof den stoel op wieltjes van gummi naar de andere kamer; de oude heer lachte weer tegen den knecht, toonde de appels. Moeder en zoon bleven alleen. Hij greep plots haar handen, zei kort-schor: „Mijn engagement is af, mama!" Zij schrikte op en werd zéér bleek, maar spontaan greep ze zijn handen. Het Schoonzusje 4 50 „Mijn God ... wat 'n geluk voor je!" Het was als 'n striem in zijn gelaat.. . „Moeder!" „Ja... ja... 't was geen partij voor je.*.. 't was 'n slag in 't gezicht voori onzej oude familie... ik voelde 'n wrok ... 'n wrok tegen dat... dat meisje... ze staan niet gunstig bekend. Tante Beem van Dongen, in Den Haag, wist er veel van te zeggen... Cornélie alleen, die dokteres... staat hooger en zedelijk aangeschreven . . . héél dat huisgezin . . . mijn jongen 'k ben blij!" Ze was opgestaan en wilde hem omhelzen. Doch ruw duwde hij zijn moeders blanke handen van zich. Door de vreugde over de verbreking der verloving, dacht zij zich niet de gevoelens van haren zoon in. Henri, met zijn carrière, de relaties in hun familie en^diplomatieken dienst, op-end'-op 'n gentleman, gesproten uit 'n familie van oud-aristocratischen stempel... 51 had zich met dat meisje tot 'n mésaillance verlaagd. . . wanneer zij zijn vrouw was geworden. Haar man had indertijd 'n eervolle positie aan 't Ministerie bekleed ... o Godlof... nu Jwas die angst voor dat ongelijke huwelijk van hun eenigen zoon... gebroken." „Haar vader was 'n bekend geneesheer!" verdedigde hij, zwak overrompeld door 't koel-hooge van [zijn moeder, [de ongenaakbare in hun familie ... „Dat kan wel... maar die dwaze moeder... die twee meisjes . .. Julie . .. geloof ik en ... enne .. . 't gewezen meisje van jou . . . stelden zich aan ... liepen 's avonds alleen te Scheveningen ... je wilde niet luisteren ... Sik zal tante Beem van Dongen eens schrijven, dan zal je hooren ... zij weet hoe 'n vreemd gezin het is ..." „Spaar u me 't gelaster van tante ... ik wil er niet meer over spreken . .. het is uit... 52 dat kwam ik u zeggen ... ik wil geen kwaad over haar hooren . .. De oude man, in de andere kamer riep om zijn vrouw ... hij wilde niet alleen zijn. Ze gingen er heen. Henri tuurde door 't venster op den verlaten weg, in kille herfstgrauwheid, een weemoed van stervenden zomer. De oude huisknecht liep af en aan, presenteerde de koffie. Hij zat tusschen de twee oude, eenzame menschen, zijn moeder wegtreurend met den kindschen man, wegkwijnend op 't eenzaam buiten, zij, de gevierde vrouw, vroeger schitterend op Hofbals, zich hoog voelend in haar trotschen levenswandel, zich klein-bang verschuilend in de Haagsche coterie, scherp kritiseerend en veroordeelend mogelijke afdwalingen tegen de étiquette, door kennissen gepleegd. De oude dame bediende haar man, sneed brood in kleine blokjes, voerde hem 'n ei.. . noodde Henri toch iets te gebruiken ... Hij 53 gebruikte bijna niets ... hij zag hier scherp de misère van 't leven . . . den man, die eens 'n groot staatkundig man was ... zóo te zien zitten ... zijn vader, dit was nu het einde. En hij haatte op 't oogenblik de bekrompen vrouw,... omhuld door trotsche, ongenaakbare vooroordeelen, die niet in-dacht de toestanden van 't leven . .. bang voor „on-dits" ... bang voor den schijn. Hij had niet moeten gaan . . . wat kwam hij hier nu doen? En door zijn moeders hoofd ging maar eén gedachte: ... Een groot geluk . .. 't engagement was verbroken ... hij zou zich wel haasten en 'n meisje zoeken uit den kring die hem paste. Van den zomer zou zij logees vragen . . ."' En ze ging den kring harer chique kennissen na .. . passend bij haar zoon. " Toen zij opstonden en de knecht hem 't sigarenkistje nabracht in dev kleine serre, bleef 54 hij alleen zitten. Er was hier 'n diepe zwaarmoedigheid over hem gekomen, waarin slechts één gedachte rond bleef hangen J. Béatrice... Zijn liefde voor haar was zoo omvattend En dat bedrog ... dat niet zeggen van die dwaze lessen, dat zich plots vertoonen in I luchtig opzichtige kleed... uitjubelend haar kunst voor kennissen ... o 't had hem geknauwd ... beleedigd ... diep ... diep . . . Hij begreep haar niet meer... 'n dwaze spontane kunstopvatting was 't van haar geweest ... 'n gril... Hij had spoedig afscheid van z'n ouders genomen, hij verlangde de stilte hier te ontvlieden... Amsterdam ... vrienden... afleiding De oude dame weende, de oogen deppend met 't geborduurde zakdoekje „Ik heb medelijden met je Han!" Hij had zich onverschillig afgewend doorzag 't comédiespel... de oogen zonder tranen, voelde haar blijdschap .. 55 „U moet niet zoo ... huichelen mama!" kwam hi} kort-stroef. Zij schrikte en greep z'n arm. „Foei... jongen ... ik begrijp je verdriet. maar 't is zoo 't beste ... geloof me ..." Hij kuste haar luchtig op 't voorhoofd, met belofte van weer te komen . . . plots bezield door 'n meêlij voor de eenzame vrouw, zich opofferend voor de verpleging van |den kindschen man. De oude man keek boos ... voelend dat ze niet aan hem dachten ... hij stiet grommend gebrom uit... „Dag vader!" boog Henri zich over den rolstoel heen. Maar hij wendde zich af.. . duwde Henri's hand weg van de leuning. Hij liep 't huis uit. De knecht opende het zwart-ijzeren hek, dat snerpend knarste over 't kiezel. En hij liep naar 't station, door de lanen 56 vól herfsttinten en uitgebloeide zomerweelde, in grijze, diepe neerslachtigheid. * * * Maar ze hadden elkaar weer ontmoet. Ze had hem na eenige weken een brief geschreven, zich vernederd, smeekend om zijn vergeving. O, schreef ze, dwaas had zij gedaan . . . 'n oogenblikkelijke opwinding had haar meegesleept, 'n mode-gril, 'n inspiratie, haar zuidelijk temperament had vól hartstocht voor de danskunst gesproken. Zou Henri haar een woord van vergeving willen schrijven ,.. ze was rampzalig geworden door haar afdwaling. Zoo schreef zij ... Al den invloed eener vrouw op 'n zwak mannenkarakter had ze gebruikt. Herwinnen moest ze hem', tot eiken prijs. Eerst voerde hij 'n heftigen tweestrijd. Het jubelde in hem op, ze smeekte hem terug te 57 keeren, lakend, vernielend tot gruis haar wordende kunst. En Béatrice was nu Werkelijk waar in haar liefde voor den man, die eens harde woorden tot haar gesproken had ... En op dienzelfden avond schreef hij haar 'n brief, 'n brief vól hartstochtelijke woorden over hun liefde ... overdreven in zijn weergevonden geluk. Ze was zijn vrouw geworden. Het gepraat over Béatrice, haar afkeurenswaardig gedrag ten hóógste veroordeelend, liet hem koud. Zij lachte om de menschen. 't Was of ze 'n misdaad had begaan, om ééns in vriendenkring te dansen blootvoets... vlinderlicht.. . bezield nog door haar nu uitgebloeide kunst. . . een drang harer natuur.. 58 En ze haatte de freules, de jonkers, héél haar kennissenschaar, dat ze haar veroordeeld hadden om haar luchtig gewaad, passend bij haar dans, zéér gedecolleteerd ... wat ze aanzagen met onreine blikken ... niet begrijpend hóe schoon juist de lichaamslijnen uitkwamen in dit gewaad, als éen lijn van gratie ... zooals men 'n mooi beeldhouwwerk of schilderstuk beschouwen moest... Deze menschen begrepen niet, ze voelden niet artistiek . . . Hun huwelijk was gelukkig. Na een jaar werd hun kind geboren, Eduard genoemd naar haar gestorven vader. Maar na de geboorte van het kind nam ze 'n goede kinderjuffrouw, verflauwde haar ijver voor de huishouding en begon ze haar dagen druk te maken, door 't ontvangen van veel artisten. Ze organiseerde soirées, was zelf veel afwezig. Haar man begon aanmerkingen >te maken. 59 Zou ze zich meer met de huishouding willen bemoeien? 't Werd weer te druk. Heusch^ de uitgaven waren roekeloos. Ze was als wakker geschrikt. Naar zijn werk op rechtskundig gebied, had ze heelemaal nooit meer gevraagd ... ze leefden elk hun eigen leventje en 't kind stond tusschen hen in. Men complimenteerde hem over zijn élégant, lief vrouwtje .. . Maar hoe innemend de nieuwe kennissen haar [vonden, ze bleef excentriek, vond men. En na een scène had ze Henri beloofd, zich weer meer met de huishouding te occupeerem Zeker, zeker, 'k zal alles weer worden, alstoen wij pas getrouwd waren, had ze met 'n lief lachje beloofd, zijnjknorriggelaat streelemL „Als je dan eens mijn sokken na wilt zien en je in 't keukenterrein wil wagen hè? En 't huishoudboek eens bijhouden." Ze was in lachen uitgebarsten. „Ik meen 't7.?.{. 't eten is tegenwoordig on- 60 genietbaar... ik eisch 'n goed diner! En er gaat te veel geld aan onnoodige dingen weg!" „O zoo'n prozaïsche man toch!" En ze had hem aangekeken, maar hij lachte haar niet toe, zooals anders. Want hij voelde, dat zij weer andere neigingen in haar hoofd had... al dat bezoeken van theaters... cabarets... 't deugde niet voor haar, dacht hij zuchtend. Béatrice, op 'n avond alleen thuiszittend, Henri was naar Utrecht voor zaken, werd verrast door 'n invitatie van kennissen of ze genoegen had mede naar 't circus Althoff te gaan... Ze had er niet veel lust in, doch nam de invitatie aan. Zelf bracht ze Eddy naar 't bedje, stoeide even met 't blonde kindje, dat schaterend naar haar armband greep. 61 Dien avond werd ze voorgesteld aan een Engelsch componist, 'n man met imponeerend gelaat, koel-grijze oogen, tintelend oplevend, vol passie gloeiend als hij in discuus geraakte met vrouwen, welke hem boeiden. In 't nog half verlichte circus kletterden luchtige muziektonen rond, schuinend gezoek naar plaatsen hinderend met „Pardon" en „mag 'k even passeeren?" Toen ontploften overal de lichten, neerschitterend over de menschen. Zwepen knalden, lichtgetrap van paardenhoeven ronddravend door 't omhoog stuivend gele zand, afgewisseld door clownsgrappen. Stil, verveeld, beleefd-lachend onder 't' praten en vragen van den componist, staarde Béatrice naar 't warrelig-bont circus-tafreel. 't Volgend nummer was de beurt aan 'n solodanseres. In 't luchtig, wit-zijden gewaad, verscheen ze «p 't podium, achter 't circus. Gouden vlinders waren hier en daar als 62 heergefladderd op haar kleed bevestigd, trillend op de spiraaltjes. Op 't rhytme der zachte melodieën deinde 't slanke lichaam droomerig, in schoone lijnbeweging, fantastisch verlicht .door zacht-kleurende toneelbelichting. Béatrice keek. Haar hart klopte tot in de keel, haar mond voelde droog-heet van nerveusiteit. Het ."kleurend licht begloeide het kleed, rose, blauw, rood, carmin-rood. De diepe, wijde; plooien, overbloosd door roze gloed, waaierden om 't slank lenig lichaam. In gratie-vol bewegen schoof zij vóór en achteruit, de kleine voetjes bewegend op 't rhytme der zangerige dansmuziek. Een artistiek beeld van schoonheid, zoo stond zij: daar aan 't einde van den dans, de blanke armen omhoog gevouwen achter 't blondlokkig kopje, 'n lachje om haar mond vol eerzucht, als wist zij reeds de hulde, welke men haar zou bewijzen. Béatrice voelde den dans, ze was zich onbewust van haar geheel weg-zijn in de dans- 63 kunst. Ze zag de kleuren violet, groen, geel, golvend over 't wit-teere kleed, ze vergat waar ze zat; de dans doordrong haar weer geheel, zette haar ziel in licht, zuiver licht; het opjagend bloed klopte door haar leden, de dansmuziek ruischend was haar te machtig. Haar dansen, haar korte illusie die nog bestond, altijd in haai* geweest was, wiekte weer op, omhoog... Plotseling voelde Ize zacht de hand van den componist de hare vatten. „Treft u dit zoo Mevrouw?... 't is toch matigjes niet waar... 'n circus-danseresje!" zeide zacht zijn stem aan haar oor. Even verbrak de betoovering. Ja, hij had gelijk . . . was haar kunstgevoel zoo verminkt, dat ze hier over reeds enthousiast was? Ze verlangde weer op te gaan in haar kunst ■en ze dacht er aan geinspireerd door de danseres, zelf een scène te kombineeren, 64 waarin ze haar gloeiende overtuiging van den dans uit kon leven . .. En haar overtuiging stond vast. Zij zou geven, wat ze zou willen ... een dansscène, een brok fantasie, véél mooier dan dit was. Wéér haalde zijn stem haar uit haar overdenkingen. Hij wilde meer weten van deze vrouw met de hartstochtelijke donkere oogen, deze Spaansche schoone. Zacht, fluisterend ging hun gesprek, terwijl de kennissen door wie zij geinviteerd was 't niet bemerkten. En hij ontlokte haar 't geheim, haar wensch om aan haar kunst te offeren; zij vertelde dat ze haar illusie door haar huwelijk opgegeven had. En hij beklaagde. En 't werd de eeuwige oud-nieuwe geschiedenis ... het altijd weer keerende ... Hij was haar komen bezoeken. Samen in de intiemheid van haar luxueus boudoir, had hij voor haar gespeeld, gecomponeerd, xiroomerige-oostersche dansmuziek, waar zij 65 gekleed in klassieke gewaden, haar dans had uitgevierd. Van dit alles bemerkte haar man, die veel afwezig was, niets. Toen kwam 't tot 'n geweldige scène. Hij verbood haar de lessen, weigerde James Bernot, den componist hun huis. Totdat het einde van dezen toestand kwam... Béatrice vertrok op 'n dag met James Bernot naar Londen om samen in theaters en cabarets op te treden. Geheel onder den invloed van dezen man met zijn ijzeren wil was zij gekomen. Het einde ... Waar iedereen schande over sprak, waar Henri 't medelijden afsloeg van de op schandaal beluste, nieuwsgierige kritizeerende ken©issen. JDe wereld scheen dood voor hem... maar in dien stikiduisteren nacht fonkelde nog éen sterretje... zijn jongen. En hij had 't uitgesnikt bij 't bedje van Het Schoonzusje 5 66 zijn kind en gevloekt de vrouw, die hem getrapt had— getrapt... om haar liefde te geven aan 'n ander, hem te laten, eenzaam, met hun hulpeloos kind. Cornélie, de dokteres, zijn schoonzuster, had er hevig onder geleden. Flinke vrouw, zich verheffend boven 't kleingeestig gepraat over hun familieschandaal, lijdend om den misstap harer zuster, die verblind door haar kunst-idée... haar kunst-waan ... zóó was heengegaan. En Cornélie verborg haar verdriet onder het masker van onverschilligheid, zoodat haar moeder haar verweet, dat zij nooit treurde om de ellende... haar alleen liet met 't verdriet... de moeder en de jongste dochter Julie. Henri leefde stil met het kind in 'n kleine woning, ontving weinig kennissen, alleen Chef Latour, *'n Belg van geboorte, reeds eenige jaren werkzaam op 'n handelskantoor in Holland, bezocht hem veel. Chef had in de club van vrienden, die dubbelzinnige toespelingen maakten op Henri's vrouw, 't noodige gezegd en de lui eens even „hun snuiten gemuilband". „Wel bliksem nog toe ... oude wijven zijn jullie! Ik acht onzen vriend Alma te hoog om dit schandaal in 't publiek te bespreken, in 't bijzijn van ieder, die 't maar hooren wil. Praat over Mies in 't openbaar, maar niet over die treurige historie van onzen vriend." „Genoeg onderwerpen lui, over effecten, over kunst, unifonnverandering, de Venus van Milo, 't nadeel van nauwe schoene... maar laat die droeve geschiedenis rusten, hè?" „Geestig zag!" had 'n jong tweede luitenantje gezegd, die een groote jongensachtige liefde voor Béatrice had opgevat, doch nu 't zoo met haar was afgeloopen, haar heel graag naar de diepte trok, en onverschillig-weg mee wilde spreken. En zoo bleef Henri Alma van Dongen voortleven, zorgend voor zijn twee-jarig kind. 68 De eerste weken na haar heengaan was hij als versuft geweest; hij kon het zich gewoon niet indenken. Het geleek een schijn-verdriet, iets als 'n bange droom, geen werkelijkheid. Zelfs nadat hij nog een zakenbrief van haar had ontvangen uit Londen, verwachtte hij gespannen 't ontwaken. Hij hoorde haar zangerige stem nog door 't huis klinken, hij staarde verbaasd rond, haar slank figuur niet aan de koffietafel te zien als hij van 't Gerechtshof kwam, vermoeid van 'n pleidooi, of dat ze zich niet meer bezig hield met hun kind. De oude Mevrouw van Hilken zijn gewezen schoonmoeder, veroordeelde haar dochter wél, doch kwam steeds aan met medelijdende woorden, ze was zwak... Henri paste niet bij haar, hetgeen de oudste dochter onderbrak door heftig uit te vallen over haar zusters gedrag. 'tWas min, in-gemeen van Béatrice, haar naam moest zelfs verbannen uit haar huis... de zuster was doodvoor haar... de eerlooze vrouw. 69 „Kom maar veel bij ons Han I" had 't schoonzusje gezegd, toen hij voor 't laatst besloot de familie van z'n gewezen vrouw te zien. „Jawel... jawel... merci voor jullie hartelijke woorden ... 't beste hoor!" „O Henri... mijn arme, arme dochter!" had Mevrouw gesnikt. Ze zal toch ongelukkig worden met dien ... dien man!" Hij had maar even 'n korte handbeweging gemaakt... Soit... mama ... daar nu niet meer over!" En hij had de domme vrouw beklaagd, die door 't leven was gegaan aan de zijde van haar man, dokter van Hilken, als 'n kindi Ze had haar dochters 'n verwaarloosde jeugd bezorgd... de gevolgen droeg ze nu zelf, de schande van haar dochter en Julie, de jongste zou 't er ook niet goed afbrengen, zoo jong, pas twintig jaar, met dat beeldmooie gezichtje, met de donkere passieoogen... maar inhoud? Niets ... 'n mooie vrucht... be» 70 dorven nu reeds. Een hysterisch schepseltje, dat flink neergezet moest worden, anders zonk ze zeker.. . Hij had Cornélie er over moeten spreken om meer te letten op de jongste zuster ... Cornélie, de uitzondering op de dochters ... de onafhankelijke, krachtige figuur "van dokteres. Maar hoewel hij haar hoog hield, boeide zij niet als vrouw ... en bovendien, wat ging hem nog de familie zijner gewezen vrouw aan? En een jaar was voorbij gegaan, zonder dat hij de familie van zijn vrouw ooit meer had gezien. Nu was de brief, het geparfumeerde lila briefje, van 't ex-schoonzusje gekomen. Hij dacht na... hij wist 't niet. Eddy sturen? 't Kind had behoefte aan zeelucht^ 't ventje zag bleek. Na 't gezeur met de twee 71 huishoudsters, waarvan de een ziek was geworden en de andere maar kort was gebleven, omdat zij met 'n familie naar Indië mee zou gaan, was hij steeds aan 't zoeken naar 'n beslist goed mensch, dat voelde voor z'n kind. Maar hij slaagde niet. Hij tastte niet door, lusteloos, vervelend, doorsuffend over die duistere bladzijde in z'n leven... Hij liep nerveus door z'n studeerkamer en keek werktuigelijk naar fotografieën van Italiaansche meesters, gekocht op hun huwelijksreis te Rome... te Napels ... Hij zag zijn vrouw weer naast zich staan op I balkon van hun kamer. De zon straalde uit de roze wolken over de zee... Het was als 'n sprookje geweest, 'n sprookje van kort geluk. En toen zij iets gezegd had over de prachtige lucht en over 't geluk met hem hier te zijn, had hij geroerd haar handen gedrukt... dankbaar voor haar liefde ,.. 72 'n Gek was hij geweest... 'n stomme sentimenteele idioot... „zulk soöft mannen hoorden thüfó in romans .. ." had hij later gedacht, 't Was alleen gekomen, omdat hij zich altijd eenzaam had gevoeld bij de aristocratische familie, zijn koude, trotsche moeder, die alleen aan uiterlijke vormen hechtte, fcijn vader, 'nhóoge positié bekleedend en onder deft invloedj van zijn Vrouw handelend ... Jfi iwakkelihg, voortgesproten uit 'n gedegenereerd, adellijk geslacht, 'n geslacht mét veel familie-schandalen. Voorbij gegaan waren i&èlïeve, lachendeklnderjaren Zónder warmte... Totdat hij 't Gymnasium verlaten had en te Leiden ïn de réchten studeerde. Hij was géëteu onder zijn vrienden, hij léèik ÖnvèrsèhilH^ 'n jonge leuke vent, die royaal geld rondbraste, van vrdö!§k studentenleven fefèïê. Makr niémand vermoedde, hoe Kïj altijd verlangde naar 9at ééne ... *n behoefte aan groote sympathie, 'h behoefte aan 't zacnte 73 mooie gevoel, 't onbewust harmonisch in elkaar vloeien .van twee zielen ... En zorgvuldig had hij „de sentimenteele nonsens" onder den dekmantel van luchtige levensopvatting verborgen ... hij sprak nooit zijn diepere gevoelens uit. .. zijn zacht-teere illusies hield hij angstig verborgen, bang, bang, dat ruwe woordklanken hard en scherp zijn idealen zouden doen breken . . . Zij mochten niets weten ... Eéns zou hij 't misschien vinden ... Toen ontmoette hij de vrouw, die hem t geluk beloofde ... Nu wist hij 't..,. daar had hij onbewust steeds op gewacht... Totdat voorgoed zijn „malle dweepzucht", zooals hjj 't zelf noemde, genezen was. Hij zette zich aan zijn bureau-ministre, wierp 't briefje van Julie onverschillig op 'n tafeltje, begon te werken in den zachten jglans van de groen-omkapte studeerlamp. 74 Maar hij schoof de papieren van zich, leunde achterover in zijn bureaustoel, 't Briefje van Julie, 't belangstellend informeeren naar Eddy, flitste weer door zijn denken .». Totdat hij opschrikte door 't binnenkomen van Eddy, die onstuimig op z'n knie klauterde. „Komt boy goeden nacht zeggen?" ifeddy'fe frissche lipjes beroerden zijn wang. Maar 't trof hem dat 't kind bleek zag, eenigszins zwak. Als hij belet voor hem vroeg bij zijn moeder, te Hilversum? Och, maar wat zou 't vroolijk kinderstemmetje ontstemmen in de somber drukkende atmosfeer, in rt stille huis van zijn ouders. En in 'n kinderpension dan? Als hij toegaf aan de invitatie van Julie en 't kind 'n poosje daar liet ? In alle geval zouden ze goed voor 't kind zorgen. Cornélie, de verstandige opvoedster, in de eerste plaats en och dat bekrompen kind, Julie, zou wel 'n aardig speelmakkertje voor Eddy zijn, dwaas 75 jong kind nog zelf, ze zou door haar vroolijkheid in 'n paar weken aan de opvoeding geen kwaad doen. Eddy vroeg om de klontjes in pappie's theekop te mogen doen, 't was 't steeds weerkeerend spelletje; toen ging hij gehoorzaam, vermoeid van gansch den dag spelen in den tuin, aan Jans' hand mede naar de kinderkamer. Eenige oogenblikken daarna werd er licht aan de deur geklopt. Op Henri's „Entrez" kwam Chef Latour de studeerkamer binnen. Zijn prettig joviaal gezicht scheen de stilte, de' sombere ernst der studeerkamer te verbreken. Een glimlach plooide om z'n donkeren knevel, wonderlijk opgeruimd glansden z'n blauwe ooge^ in 't frisch rose-bruin gelaat, 'n gelaat, gebruind door veel zijn in de buitenlucht. ('f^| „Stoor ik ?" „Weineen ... plak je ergens neer... wacht, die boeken zal 'k van den stoel nemen. 76 " „O wel neen, laat maar. 'k Zit al." „Waar ben je al die dagen geweest? Wil je rooken?" „Merci,,« Waar 'k gezeten heb! Och hier en daar en overal. Ik woonde 'n vergadering bij van Haagsche handelslui. En hoe is 't hier? De boy goed?" „Eddy ? Jawel.. . maar 'k piekerde er juist over om hem eens wat frissche lucht te laten happen . . . lees eens, zeg ... 'n invitatie ... Op Chefs gezicht teekende verbazing zich af, na 't lezen van 't geurend lila-briefje. „Potdoozie! Wat verlangt Oma... hm... hm." Henri schoot in rn lach,. „Nu ja ... dat grillig ex-schoonzusje laat ik er buiten, 't gaat meer om Eddy, hij is daar goed verzorgd, de Rechtbank heeft spoedig vacantie en ik heb volkomen genoeg voor 'n poosje van al de processen, ik ga eens naar de Ardennen ... 77 Chef richtte zich uit z'n half liggende houding op, dacht na. „Och ... stuur hem 'n paar weken ..." Ze zwegert beiden. Tusschen de dicht omringende boekenwanden zaten ze stil bijeen, zacht scheen het licht uit onder de groene lampekap. „Straks komt er 'n juffrouw spreken ... voor de huishouding ..." verbrak Henri 't zwijgen... „O ... 't is te hopen, dat je 't nu beter treft dan ... Nerveus wuifde Henri met z'n hand. „Praat daar maar niet over ... mijn lot hangt tegenwoordig van die schepsels af." Chef begon over 'n ander onderwerp, wilde zijn vri*nd aan zijn bange aarzeling onttrekken. En ze spraken over verschillende dingen. Chef, druk, opgaand in z'n zakenleven, besprak met Heari, zijn mond omlijnd door jolige trekjes, 'n ingewikkeld proces van 'n bekend vennootschap. En Henri vergat nu 78 even de misère van zijn eenzaam achterblijven met het kind, totdat de electrische schel zacht bescheiden door de hall ratelde. „Zeker 't menschje om zich te presenteeren... „Dan verdwijn ik even ..." Chef bonkte bijna in z'n vaart tegen een jufje aan, dat angstig, verlegen duizend excuses stamelde. „Pardon juffrouw ... 't excuus is aan mij ..!" Maar 't menschje was de kamer reeds ingetreden, stond schuw, als 'n 'geschrikt konijntje, Henri aan te staren, terwijl hij met z'n informeeren begon. Chef stond in de hall, toen hij plots 'n zacht stemmetje hoorde roepen, 't kwam uit de kinderkamer: „Oom ... Oommm Chef, kom me goeie nacht zegge ... oomm ...!" Chef zacht lachend, liep o.p z'n teenen' de trap op, opende behoedzaam de kamerdeur. Een flauw schijnsel van*'n nachtlicht teekende 79 schaduwen en lichtplekjes door 't vertrek. In 'n hoek der kamer stond 'n kinder-ledikantje van wit ijzer met koper bewerkt. Eddy zat helder-wit in z'n nachtpon boven op 't kussen. „Oom Chef!" juichte Eddy's stemmetje. „Zoo, kleine schavuit... slaap je nog niet... gauw de luikjes dicht!" I „Sjavuit!" deed Eddy hem na. Hij stoeide even met 't kind, dat overmoedig, druk uit 't ledikantje wilde springen, op ooms knie, maar Chef voorkwam dezen halsbrekenden toer. Hij beloofde Eddy 'n volgenden keer 'n trompetter mee te zullen brengen, 'n belofte, waar Eddy luid over ging gillen, uit pure blijdschap. Oom Chef verweet zich zelf zijn onhandigheid met kinderen om te gaan. Inplaats dat deze belofte tot kalmte dwong, begon Eddy wild door 't bedje te springen luid uitjoedelend: Tetteretet... tetteretet.., de handjes als trechters voor 't mondje, om de denkbeeldige trompet vast te bewerken. 80 Maar "eindelijk vermoeid, vleide hij 't blonde kopje op 't kussen-blank, en bukte Chef zich tot hem over, drukte 'n kus op 't fluweelzacht •van Eddy's wang. Bij 't verlaten der kamer, viel zijn blik op ;'n portret, gevat in bruin mahoniehouten lijst. Het stelde een jonge vrouw voor, een meisje bijna nog, 'n droomend zachte trek om den gevoeligen mond. Een oogenbïik bleef hij voor 't portret staan, schudde 't hoofd en liep de kamer uit. Henri moest dat portret nu wegbergen, waar diende 't voor, 't doode verleden hier zichtbaar te maken in de kamer van den boy, die toch geen moeder meer bezat! Beneden gekomen, zag Chef juist de juffrouw door de voordeur verdwijnen. „En? Geslaagd?" vroeg hij vol belangstelling. ,,'k Denk er niet over... 't leek 'n schuw 81 konijn en ongemanierd, ze was brutaler dan ik dacht, met één oogopslag zag ik dit... o neen, merci." „Was je niet wat voorbarig in je oordeel ?" „Neen ... dat was ik volstrekt niet, ik wil 'n geschikte zorg voor mijn jongen ... voorloopig schrijf ik de van Hilkens, dat ik gaarne veertien dagen boy bij haar «laat komen, dan zullen we verder zien. 't Zou toch te gek zijn als ik mijn zin niet kreeg 'n goede opvoedster voor Eddy vinden. Ga je mee 'n glas bier drinken ?" „Best." Eenige oogenblikken later liepen ze langs 't Rokin. Amsterdam leek verarmd door het op reis zijn der vele bewoners, vreemdelingen liepen hier en daar rond. De atmosfeer was onfrisch-zwoel en Henri dacht er over maar spoedig te besluiten, op reis te gaan en 's avonds bij zijn thuiskomst nog 'n briefje te schrijven aan de moeder van zijn gewezen Het Schoonzusje 6 82 vrouw, dat haar kleinzoon kwam. In alle geval had de moeder ook verdriet over den misstap van haar dochter ... al had ze haar dochters dwaas opgevoed, dacht hij. ■ * * In goud-gloeiend licht van warmen Augustusdag lag Scheveningen uitgestrekt. Glanzend het blond der Hollandsche duinen, waar zoute zeegeur over zweefde als streeling van frischheid. En de zee, parelmoer tot in de fijnste zilvergrijze nuances, met zacht golfgeruisch, deinde breed uit de schuimende golven. In de lichttintelingen vól kleurende zomerweelde, bewogen de menschen ... Overal zaten ze ... in badstoelen, in café's, overal, 'n stuk mondain leven met veel schijn van glans en geluk en weelde, vol klatergoud gedoe ... diep innerlijk verbergend veel leelijks en duisters. Voor 't oog van de wereld, in 't glorierijke 83 gouden licht van zon en warmte, bruiste heerlijk vol blijden jubel, leefde het leven zich uit. 't Publiek wilde genieten, al was' veel schijngenot. En ze zaten in 't Kurhaus en kwamen onder de ernstige toonzwevingen van melodieuse viooltonen, die deden als van reine hooge machten ... Julie zat alleen tusschen de menschenscharen, onbewust als droomend, onder den invloed van de zachte opparelende klanken. Ze schrikte toen kletterend applaus opketste. Het verbrak plots het zachte, teere in haar ziel, als 'n dissonant... Ze schudde met energieke hoofdbeweging het blonde hoofd en de droomuitdrukking in haar oogen vaagde weg . . . haar pupillen glansden op, ze keerde tot de werkelijkheid terug, ze boog heur kopje links en rechts als 'n coquet vogeltje en groette vriendelijk kennissen, doch voor nog een sonate van Bach 84 was begonnen, sloop ze geruischloos de zaal uit. De frissche zeelucht deed haar goed .. _ O, ze was in geluks-extaze! Henri kwam 't kind zelf brengen. Haar zin had ze dan toch doorgezet. En ze zou hem winnen, winnen ... o tot eiken prijs . . . haar moeite, haar verlangen, zouden niet te vergeefs zijn. Zij liep door, langs den Boulevard de trappen af naar het strand. En verder en verder liep ze langs de ruischende zee, ze wilde nu geen kennissen zien, ze zette zich in 'n badstoel neer. Als waggelende reusachtige notendoppen dreven wat pinken in zee, doch ze zag niets. En opeens lijnde 'n vastberaden trek om haar weeken mond, ze wilde haar plan tot uitvoer brengen, ze wilde; heel haar ziel, heel haar wezen verlangde naar dat eene machtiggroote dat in haar woedde in verteerende passie, de vrouw te worden van haar gewezen zwager, de tweede moeder van haar zusters kind. 85 Zij, Julie, hechtte door haar wil de afgebroken familieband weer vast, een jaar, een vol jaar, had 't nu geduurd eer zij haar wensch had geuit, hem weer te zien, angstvallig had ze 't onderwerp van H, gesprek vermeden, zoo maar, zonder verzet had ze mee gesproken met Cornélie en de familie. „O ja . . . natuurlijk, nu Henri gescheiden was van haar zuster Béatrice, zou men elkaar niet meer zien.'' Ze had|dit uitgesproken, terwijl heel haar hart 't tegensprak. Om den schijn .. . Ze stond langzaam op, keerde met de elecrHsche tram huiswaarts, 't Was vijf uur. Thuiskomend liep ze de trappen op naar den salon op de tweede étage. Schemerend licht, vallend door 'thooge gekleurde portaalraam, tooverde rood-groene en paarse figuurtjes op de witgelakte trappen. In de kleine serre, grenzend aan den salon, zat 86 Mevrouw van Hilken een brief te lezen. De serre deed als 'n rustig, groen nestje, vól waaierpalmen en bloemen. Aan 't plafond hing 'n Chineesche, reusachtige lantaarn, Japansche rieten meubeltjes stonden luk-raak door elkaar. „Ma belle mère!" boog Julie zich over haar moeder, die verschrikt 't papier wilde wegmoffelen. Julie ... voici une lettre de Béatrice .. . Mevrouws gelaat was hoog-rood gekleurd, de beringde vingers omvatten als in liefkoozing den brief van haar dochter. Julie's gelaat betrok, ze strekte de hand naar de dicht beschreven velletjes mailpapier uit. „Mag 'k lezen?" ' , Schuw aarzelend keek Mevrouw naar de deur. „Als Cornélie komt..,", voorzichtig ma chérie!" Onverschillig zette Julie zich naast haar moeder neer. 87 „Hebt u nog thee Mama?" „Zeker... hier lees. Ze schrijft zooveel Engelsche woorden, ik ben niet sterk in die taal... ze verdient zooveel geld . . . o mijn kind... ze is nu geëngageerd in een der élégantste cabarets van Londen ..." „Dat schepsel..." verzette zich Julie, wetend hoe dat haar moeder pijn deed.. . striemde, maar ze moest het zeggen. Mevrouws gelaat verstarde, de armen gestrekt op de zijleuningen van haar stoel, zat ze onbeweeglijk, alleen 't trillen der fijne neusvleugels en 't felle schitteren der donkere oogen bewezen haar émotie. Julie ... zwijg! Het artistiek gevoel heeft altijd in haar gesluimerd, onbewust, even als in mij, ze had zich niet moeten binden aan 'n materiëel aangelegden man als Henri Alma van Dongen; even als je vader en ik naast elkaar leefden, hij steeds verwijtend mijn grilligheid ... mijn kunstgevoel, mijn vrije ideën 88 over de opvoeding, die ik jullie gaf. Nog zie ik haar, in haar rose kleed vol zachte bloementinten, openbarend haar kunst, haarrhytmische bewegingen voor moeders spiegelkast... mijn lieveling had nooit moeten trouwen .. I Julie wierp den brief van zich. Heel haar bewegelijk gelaat stond strak, ze haatte dat ongemotiveerde spreken van haar onbeduidende moeder, die in blinde verafgoding van de eerlooze dochter, haar kind in 'n stralend, rein, licht plaatste, om haar liefde voor de kunst alles vergaf. „Het is van Béa 'n slechte, schuldige daad geweest man en kind te verlaten, een man als Henri te bedriegen; hij is verblind geweest... gèk .. . om 't verbroken engagement met haar, die zich zoó krankzinnig aanstelde, weer aan te knoopen ... nu heeft hij zijn dwaling ingezien . .. toen 't te laat was!" „Julie, wat ik je bidden mag, zwijg... 89 Béatrice heeft gedwaald .. I maar haar hartv is niet slecht... stil... daar komt Cornélie . . .!" Mevrouw, met de oogen vól tranen, door Cornélie dadelijk opgemerkt, deed gemaakt opgewekt tegen haar oudste dochter. Ze wilde geen verwijten Uit .haar mond verneöien over Béa, de lievelingsdochter . .. reeds door al de Haagsche kennissen en familie gebrandmerkt,, veroordeeld. Zij, als moeder in blinde onberedeneerde liefde, dacht steeds in weemoed aan de dochter, welke zij nooit meer zien zou. „Pf... blies Cornélie, vermoeid neervallend in 'n rieten stoel... 'n druk dagje vandaag... ik ga volgende week een dag of tien naar Laren ... dokter Brink neemt mijn praktij waar... 'k heb heusch genoeg van beslagen tongen . . . gaat U nóg uit de stad, moedertje?"' Julie's blik ging uit Waar haar moeder. In één gedachte trok t ^denkbeeld door haar hoofd: „Hoe zou CornëMé »het opnemen, dat 90 de gewezen man met 't kind van de vergeten zuster, kwam logeeren. Er scheen 'n onrust door de kamer te zweven. Cornélie's scherpe doktersblik keek naar de twee vrouwen. „Het zou me niet verwonderen, als er weer 7n plan is beraadslaagd buiten mij om," dacht ze snel, maar ze zweeg. Toen kwam 't dienstmeisje aankondigen, dat het eten opgedaan was. Na 't diner zetten ze zich in gemakkelijke stoelen neer, in den tuin, vóór de waranda, Cornélie sloeg 'n witte wollen doek om haar moeders schouders, „Het wordt al vroeg donker!" zeide Julie, zich heen en weer bewegend in den schommelstoel. Stille zomeravond viel. .. De grasperken vervaagden reeds in 't duister tót onverwezen voorwerpen; geur van vochtige aarde, vermengd met rozenaroma ver- 91 vulde de lucht. Uit 'n huis aan den overkant klonken pianotonen; eerst 'n wals, tonen van bevallig meesleepende vroolijkheid, gevolgd door 'n sonate van Beethoven. Een welluidende weemoed doorsuisde de stille avondlucht ... „Dat is beter!" zeide Cornélie . .. Stil zaten de drie vrouwen bijeen, elk verdiept in eigen gedachten. Cornélie's hooge figuur dook geheel weg in den hoog-omranden leuningstoel, ze zag Julie 't theegoed klaarzetten, den stoom zich werkend uit de bouilloirtuit met kort, puffig geluid; de geelomkapte schemerlamp trok muggen aan, zoemig gonzend... om de lamp. Julie zette zich weer in den schommelstoel, wippend de kleine voeten heen en weer. Cornélie dacht even aan haar patiënten, de uitwerking van 'n nieuw uitgevonden serum, waar men zich in geneeskundige kringen bizonder voor interesseerde ... o 92 't was toch heerlijk, hoog, haar gekozen loopbaan . . . helpend de lijdende menschheid, Jhier 'n woord van . troost.. . daar 'n zacht toonend meegevoel... en dan de dankbaarheid van patiënten ... 't geval met 't jonge moedertje door haar behandeld, goddank ... H gevaar was geweken. Nog voelde ze den .innigen handdruk van den man... „Dokter... ik dank u!" Dat waren momenten, die zich voor altijd griften in je hart... Vreemd, dat zij hier leefde in dit milieu bij haar moeder en zuster, zoo geheel anders van opvatting. Wel had ze zich alleen moeten opwerken om 7t zoo ver te brengen. Wat had ze vader gemist; hij, de sterke, kundige man, gesnakt had ze dikwijls naar zijn bijzijn... z'n raad, z'n steun . .. ach, te vroeg heengegaan was hij... Goddank dat hij de vernedering niet mee had gemaakt van Béatrice . . . Wat hadden ze weer vanmiddag besproken? 93 O zeker, er was weer wat. Ze lieten haar er buiten, bang voor haar oordeel. .. vooral moeder. Moeder? Was dat onbeduidend wuft wereldvrouwtje, dat haar kinderen uit de rechte lijn had doen loopen, haar moeder? -God, hoe ondenkbaar dwaas ... Ze had zich zelf moeten opvoeden... altijd... In den schemerschijn der serrelamp bleven •Cornélie's oogen rusten op haar moeders gelaat. En opeens vond ze haar moeder nu oud, ondanks 't zachte blanketsel lichtjes bedonzend heur wangen-blank. Om den kleinen, slappen mond griften zich diepe lijnen, 't levenslustige was weggevaagd tot 'n smarttrek ... En plots flitsten gedachten door het hoofd der oudste dochter, als vermoeide vlinders die nooit op één bloem rusten, doch door 'n druk bezig-zijn veel afwezig waren ... . ,Ze moest haar moeder, de zwakke, meer steunen ... zij kon 't niet helpen, dat heel •heur hart zoo vol vergevende liefde bleef 94 voor de ... eervergeten dochter Béatrice ... Toen verbrak plots Julie de avondstemming; jolig, jong scheurend de stilte. „Kom ... mamaatje ... dormez-vous ? Wie wil 'n kopje thee ... ? Mevrouw begon met Julie te schertsen in 't Fransch, wat ze veel spraken, over 't nieuwste modesnufje, over Haagsche kennissen ... Plotseling vroeg Julie, denkend hoe goed dit zou treffen — als Cornélie juist op reis zou zijn en Henri kwam: , „Wanneer ga je op reis Cor?" „Over vier dagen ... denk ik ... hoezoo F* Ze snapte direct, dat 't niet alleen was de belangstelling, wanneer ze heen zou gaan. En Julie overwoog, gelukzalig van gedachten, hoe goed dit trof... zij, niet gade geslagen door de critiseerende blik van de zuster... zij, alleen met den gewezen zwager. Maar Cornélie, die niet hield van geheim1 95 zinnigheid, steeds recht 't doel wilde weten, vroeg kalm, de thee omroerend: Wat is er dan ...? o ja ... komt Alma van Dongen nog? Of. . . ben je niet zoo dwaas geweest hem te' inviteeren met Eddy?" „Henri komt... mama verlangt zoo naar Eddy ... niet mamaatje?" „Oui... certainement... mon petit-fils ..." zuchtte Mevrouw, knabbelend op 'n bonbon, „Julie... 't is heel dwaas ... opdringend dwaas ... ik zeg je dit voor je eigen welzijn!" zeide Cornélie met gedempt geluid. „Maar Cornélie ... maakte zich Julie beleedigd af, Cornélie's hand, die even rustte op haar arm, bruusk wegduwend, mama's wensch is 't ook!" „Maar natuurlijk!" hielp Mevrouw de jongste dochter... ik verlang naar 't kind van ... van haar ... Julie heeft hier geen schuld aan!" De twee vrouwen wisselden 'n blik. Ze 96 stakea elkaar de handen toe, Mevrouw uit eigenbelang :Julie tegemoet komend, rekenend dan op Julie's zachter oordeel in 't vervolg over Béatrice ... En de oudste dochter verkilde plots... weg vielen de zachtere gevoelens om haar moeder tot meer steun te zijn... ze zou altijd alleen blijven ... onbegrepen door de moeder en de zuster, die haar eerlijke bedoelingen niet wilden vatten ... „Dan moet jullie beiden maar dwaas doen!.. .w Ze stond op, zwijgend ... ze wilde rustig werken in haar studeerkamer, wat gaf al dat beuzelachtig gepraat met vrouwen die haar eigen dwaze hoofden volgden ... ze wilde werken aan haar brochure over de vrouw in de ziekenkamer, 'n korte, krachtige brochure over hygiëne in 't gezin ... 97 Hij! was gearriveerd, haar zwager met Eddy. Hij stond in de hem bekende salon, waar zijn vrouws figuurtje rondgeloopen had ... eens, lang geleden. Mevrouw van Hilken, met de armen uitgestrekt, wilde den lang vermisten kleinzoon aan 't hart drukken ... voelde 'n teleurstelling, dat 't kind niets op zijn moeder geleek ... Doch Eddy, bang voor de omhelzing van Oma en tante Julie, fladderde als 'n opgejaagd vogeltje de kamer door, leunde bang 't kopje tegen vader aan. Julie, op de knieën kruipend schoof hem tegemoet, Oma rammelde 'n witzijden doos met geconfijte vruchten heen en weer als zoet lokmiddel. „Wanneer u even geen notitie wilde nemen ...?" verzocht JHenri in 't Fransch ... vaag reeds teleurstelling voelend, dat hij gekomen was, vooral nu Cornélie, de verstandige, er niet was. Toen verzon tante Juul: „Ik heb op mijn Het Schoonzusje 7 98 kamer 'n groote doos houten beestjes . . . koeien ... geitjes ... schaapjes . . . wie gaat ze mee halen?" Tegen zooveel verleiding was 't hart van Alma van Dongen Jr. niet bestand en wonderlijk snel hipte hij naar tante toe, die met 'n blik van triomf, 't zacht-gebruinde kinderpootje lokte in haar blanke hand. De oude Mevrouw bleef alleen met Henri. Ze wisten niets te zeggen . .. om hem heen was 't vol herinneringen, die zweefden als oude melodieën door 't vertrek. Maar Mevrouw zocht en vond terug de juiste conversatietoon ... vlug, rad, grappig Fransch werpend tusschen haar vragen over zijn werkkring... Amsterdam ... concerten, luttel zeggen over Augustusavonden die reeds lang werden ... dadelijk aanvullend met pittige opmerkingen, van haar wuft toontje, waar stilte gaapte. En hij verwonderde zich over dat vrouwtje, • 99 dat eeuwig jong bleef, trots volwassen dochters, heel de atmosfeer was als 'n levensblijheid, hij wist en bevroedde niet, hoe haar moederhart leed om zijn gewezen vrouw ... haar dochter. Julie had aan neefje 't geschenk gegeven. Hij stalde vol verrukking de houten beestjes uit, keek daarna tantes kamer rond. Julie lette niet op 't kind. Ze stond voor haar toiletspiegel in zalige verrukking haar beeld te beschouwen. Zij had luid kunnen jubelen. Ze zou hem winnen; ze had zijn ontroerden blik wel bemerkt, bij zijn binnenkomen; o ze geleek ook zoo op Béatrice; juist had ze 'n rose zomerjapon laten maken, de kleur die zijn vrouw meestal droeg. Deze teere kleur verleende haar bleek gezichtje een bijzonderen gloed; als 'n roos ontknoppend in schoonheid stond ze daar . .. Zij drukte onstuimig zijn kind in haar armen, drukte 't fiuweeligzacht snoetje van 100 Eddy tegen haar gloeiend gelaat weg, vleien dlief: „Zal Eddy veel van tante Julie houden ... dan krijgt Eddy o zooveel moois ... hoor little boy!" En 't§jongmensch, zijn wangen afvegend, dacht even na, vroeg toen, van de belofte partij trekkend, slim als kinderen zijn: „Dan wil Eddy van tante een levend paard hebben ... net als oom Frits heeft..." Oom Frits, was luitenant bij de cavalerie, 'n vriend van Henri en tilde Eddy wel 's 'n keertje op z'n goudvos ... Tante Julie bekoelde snel van haar gulgevige stemming en daarom besloot ze maar niets meer te zeggen, kamde 't dikblonde haar van den neef wat op en daalde met hemj de trap af. Zonnig gelukkig, straalde Eddy's gezichtje zijn vader tegen. „Ik bemerk al dat de vriendschap gesloten is; meneer, mijn zoon, is spoedig te vinden 101 voor symphatie" kwam Henri vriendelijk en iets warms trof Julie's verlangenden blik. En hij wendde 'plots zijn oogen van haar af. .. Julie, 'n echt stukje onnatuur ... God ja . .. hij moest er vooral aan denken, dat mejuffrouw Juliette van Hilken niets deed dan poseeren... kijk dat loopen nu, als 'n kittig kwikstaartje, bij elke gracieuse beweging dacht ze hoe ze deed ... „Je blijft toch zeker 'n paar dagen Henri?" vroeg Mevrouw van Hilken. Hij trok de donkerblonde wenkbrauwen bedenkelijk samen. „Tot mijn spijt niet. Drukke zaken vóór ik mijn reisje ga maken, wel heel graag laat ik Eddy een poosje onder uw goede zorg achter!" „Ben je bang, dat je je hier zult vervelen?" spotte Julie, geraakt over zijn spoedig vertrek .. .we hebben de portefeuille, boeken van de nieuwste auteurs ... je kunt aan 't strand 102 liggen en in zalig „dolce far niente" lieve meisjes fixeeren ... „Julie!" berispte mama, bang dat haar gewezen schoonzoon dit onderwerp te nietig zou vinden, Julie, die zoo enfantine alles maar uitflapte. Zijn lippen trokken spottend samen en hij wachtte af, wat ze verder zou zeggen, doch ze verliet met Eddy aan haar hand 't vertrek. Julie bemoeide zich dien middag met het dekken van de tafel. En toen Mevrouw van Hilken en Henri binnen traden, deed de tafel aan als 'n verrassing. Op het sneeuw-blank damast fonkelde 't oude familiezilver, tintelde 't kristal, deed een kristallen milieu als 'n feest van herfst... hoog torsend blauw bedauwde druiventrossen, gevat in sappig-groene bladen. Geurende theerozen en herfstseringen sierden hier en daar tot volmaking van het geheel. Mevrouw van Hilken vond Julie wat over- 103 dreven, 't was als voor 'n feest... enfin, als dit nu 't kind behaagde ... Even deed 't hem, den eenzamen man, behagelijk aan, hij vergeleek zijn stille eetkamer, tegenover hem zittend in 't hooge stoeltje, Eddy, 'n nuchter daagsche prozaïsche omgeving, waar geen zachte vrouwenhand meer schikte en vermooide. Hij verbood Eddy, die met een messenlegger langs z'n bord kraste ... 't kind had geen éducatie, dat zag hij wel... En hij klaagde over de juffrouwen, waar hij 't slecht mee trof. Hij keek naar Mevrouw van Hilken; zij schilde in bevallige distinctie 'n peer, élégant, fijn vrouwtje, nog voor haar zestig jaren. Hij fixeerde ongemerkt Julie en [even beroerde hem 'n passie voor de mooie bekoorlijke meisjesfiguur. Maar schuw vluchtte zijn blik. Schuchter, lief boog ze 't hoofdje, onstuimig drongen de geluksgedachten in haar hart, dat zij hem winnen zou, hem winnen moest... 104 Maar zijn verstand drong de even opbloeiende | hartstocht ver van hem ... Bah! Vrouwen! Wezens als... enfin, zij die zijn vrouw was geweest... en dan 't zusje... la même qualité, hoor ... God nog toe, hoe stom, dat hij eigenlijk weer in deze familie was aangeland ... enfin om 't kind te bezorgen ... totdat hij 'n geschikte verzorgster gevonden had." De oude Mevrouw was na 't intiem diner wat gaan rusten en Julie had Eddy naar zijn bedje gebracht; ze had 'n ledikantje op haar kamer gezet. Ze zaten in de voorkamer, 't regende 'n fijne motregen, den avond verkillend. Aan den wand hingen eenige familieportretten, Henri stond ze te bekijken, toen Julie binnentrad. „En wat doe je nu zoo tegenwoordig?" informeerde Henri, meer om iets te zeggen, dan uit belangstelling, 't liet hem volkomen koud hoe zij van haar leven wat maakte, kennende haar wispelturig, onbeduidend zieltj e. 105 Ze somde op, tellend op de vingers met grappig gewichtig gezichtje: Literatuur, ik lees veel Daudet... de Balzac ... Zoo ... voel je daar voor... dat valt me nog mee... ik dacht meer je genre om vrouwenromannetjes te lezen... 't einde: twee menschen gelukkig... „Fidonc Han ... wat schat je me klein... Nu, verder doe 'k aan muziek, zorg voor Mama ... bezoek concerten ... ja wat zal ik je meer zeggen hè?" „IJver je voor vrouwenkiesrecht?" „Welnee J.. hoe kom je daarbij... dat is Cornélie's terrein ... ,,'k Zou niet weten, waarom jij daar niets voor voelen zoudt... 't vrouwenkiesrecht zal ongetwijfeld vele moeilijkheden hebben door te maken, maar toch verwacht men veel invloed van de vrouw in het maatschappelijk leven..." „Dat soort vrouwen... de zoogenaamde 106 man-vrouwen, 't soort wat Speenhoff en meer mannen berijmen, valt toch niet in jullie term.'" „Dat is 'n onjuiste opvatting... men kan alles overdrijven... de vrouw moet blijven de echtvrouwelijke fijne, gracieuse vrouw zooals wij haar graag zien" heeft dr. van Eeden eens geuit... en dat willen wij mannen ook... 't echte vrouwelijke gepaard met geestelijke flinkheid... wat hebben wij mannen op den duur aan de bekrompen ondegelijke wezens, die even 'n passie in ons wakker schudden, een vuurpijl laaiend" omhoog en dan niets overlaten dan wat uitgebluschte vonken... „Ik wist niet, dat je nog zoo over vrouwen dacht... ik dacht, dat je op ze smaalde ... nadat... Ze hield verschrikt stil... wetende dat zij dat onderwerp niet mocht aanraken... Zijn lippen vertrokken nerveus, hij dacht even aan den tijd terug, toen hij de vrouwen 107 allen vervloekt had, in 'n dolle ongetemde woede... allen vergeleek met de éene, die zijn leven verwoest had, in 'n ongemotiveerd oordeel. Doch de tijd, zijn overdenkingen en logisch redeneeren met Chef, hadden hem tot andere inzichten gebracht. Maar dit schepseltje, Julie, moest hij neerzetten in eén slag, ze moest leeren inzien met haar wuft niets inhoudend zieltje, hoe hij dergelijke kinderen, want meer was ze niet, doorzag... Jawel, kijk dat pruilend mondje; nu nam ze 'n beleedigend airtje van gewicht aan... good gracious ... 'n lam avondje, kwam Mevrouw van Hilken nog niet? Hij bekeek ongeduldig eenig antieke pastels; zijn gezicht klaarde op ... goddank... ze zette zich aan de piano... een uitkomst... wat te^wereld moest je nu nog spreken met zoo'n fladderflairtje als dit kind, met haar bedorven aanleg?... In-mal dat hij zijn jongen hier heen had gebracht, maar waarachtig hij wist op I 108 moment niet waar Eddy in te kwartieren. „Wat zei je, Julie?'' „Ze had zich op de pianokruk neergezet, vlinderlicht... als 'n zwaluwtje, neerstrijkend op 't wijnrood fluweel der zitting." „Ik zal eiken dag met Eddy naar 't strand gaan... dat zal hem goed doen, denk je niet?" koosde lief haar stem. „O ja... dolgraag!" Ze speelde nu. Hij hoorde muziek om zich heen, zachte tonen, een sonate van Handel, gevolgd door „übertass" van Wieniawski. Dit laatste deed weer herinneringen bij hem opleven. Hij zag 'n teere gestalte zingend door de kamers gaan. Hij herinnerde zich, hoe licht en zonnig eenmaal alles ge-, weest was en hoe plotseling dat licht was uitgedoofd. O, wel lief had hij die vrouw gehad, nog steeds zoo aan haar te kunnen denken. Julie keek hem aan, zijn oogen tuurden ver- 109 schriktjverbaasd ... 't schokte in hem opihoe zij nu geleek op Béatrice... die schittering van de oogen... de kleine wulpsche mond... „Heel mooi!" kwam hij rustig... toe speel nog wat... Weer ruischten tonen, zacht weemoedigklagend... En even werd zijn oordeel zachter over haar. Och... haar opvoeding was verknoeid ... niet getemd... de kern was au fond goed... misschien... zou ze een goede moeder voor Eddy kunnen zijn, onder zijn leiding? Julie blies de kaarsen uit, wiekte naast hem neer op 'n driekantig stoeltje. En de werkelijkheid greep hem plots aan, toen Julie zich op den divan vleide; zij sloeg de oogen op, de fluweel-glanzende, glimlachte, een glimlach vol verlokking, onbewust een vleiend gesmeek uitlokkend in al haar gebaren... En hoog opgericht, gentlemanlike, met 't rustige van den geboren aristocraat, sprak hij kalm door, bood haar 'n sigaret aan, waar 110 zij om vroeg, 'nfplotselingen afkeer voor dat mooie meisjesgelaat gevoelend. Toen kwam de oude Mevrouw binnen en schonk Julie thee. Dien avond, rustig in de kamer met 't oude, donker mahonie ameublement, boog Henri zich over tot de oude dame, leerde haar eenige nieuwe patiencefiguren, waar ze geheel in verdiept was. En Julie, bezig met 'n handwerkje, voelde haar stemming rustiger worden... „Wanneer hij zou inzien, welk een zorg zij voor z'n kind was... dan... dan... Henri was weer thuis, hij liep door de nu doodsche en verlaten kamers. .. Eddy's hooge stoel stond in 'n hoek gedrukt; onrustig verliet hij de huiskamer, ging in 't salon jzitten, avondschemer kwam door de neergelaten gordijnen kieren. 111 Hij rekte zich uit, gedrukt door de stilte. De stilte hoorde hier in huis... dat stemde, die hoorde bij 't leed, dat rondom heerschte in zijn woning. Was hij overdreven volgens zijn vrienden ? Hoeveel paren leefden er tegenwoordig niet gescheiden; 't was schering en inslag, de mode gewoon, de „bon-ton." En treurden en dachten zij allen als hij? Weineen, natuurlijk niet. Ze zochten afleiding, kochten zich 'n-passie-liefde. Daar waren twee naturen; de eene was 'n normale, gewoon, prozaïsch aangelegd wezen... maar hij behoorde tot de abnormalen, die mijmerden en peinsden over dingen die passeerden. Julie bood zich aan ... hij verachtte haar, even, als 't domme moedertje en hij kwam er tóch weer... hij bracht er zijn kind. En 'n drang was in hem, om nog eens te zijn in haar ouderlijk huis; hij wist dat ze nog van haar brieven ontvingen, ze wisten daar van haar leven, ze was nog niet met dien vervloeke- , 112 ling, dien James getrouwd. Mogelijk had ze 'n ander, mogelijk zes aanbidders... of meer... fo bah... God wat had hij die vrouw aangebeden ... daar kwamen de herinneringen weer... Hij wierp z'n hoofd achterover, zijn gezicht vertrok wit... een gouden tempel was zijn liefde geweest, waar zij in leefde. Er werd bescheiden aan de deur geklopt. Oude Trui, de naaister, stak haar hoofd om 't hoekje. Tiet schemerlicht viel heiligzacht op 't gerimpeld geel-grauw gezicht van t bejaarde vrouwtje. „Kom maar hier, Trui.1.;, wat is er?" „Och meneer}... 'k zocht uj... Trui hield 'n houten [paardje op 'ngarms- % lengte van haar af. „Ik heb uw|thee beneden gebracht, meneer... zal 'k den kop hier brengen?" „Merci Trui... dusfdat blijfrjafgesproken. .J. nu Jans met vacantie is, kom jij hier oppassen, overmorgen reis ik af... 113 Bestig meneer ... ik zal goed sluiten, tegen- | woordig met de. inbrekers ... „Wat heb je daar, Trui?" 'n Paardje van Eduardje meneer ... ik wou I den poot en 't staartje lijmen ... hij houdt zoo 1 verschrikkelijk van dat beestje ... ik zochtlS 't potje lijm meneer . .. och gut, wat is 'tnouü toch saai zoo zonder de dreumes ... Een warm, weldadig gevoel kwamlpverj Henri bij^de woorden van 't oudelvrouwtje;! eenvoudig, best, mensch, Trui... mensch met 'n hart... Trui, die dacht aan den kleinen slampamper . . . den schavuit . .. „Goed Trui.. . maar hij is pas verdwenen, nog al de tijd, hoor . .." Trui sprak nog even door over zaken>anü huishoudelijken aard en verliet toen de kamer, gevolgd door Henri, die in zijn slaapkamer verdween, om zich tej verkleeden en uit te gaan, Eenige oogenblikken later liep hij in den lauw broeierigen zomeravond; hij had afge- Het Schoonzusje 8 114 sproken met Chef Latour en zou hem wachten in „Trianon" op 't Leidscheplein. Drukkend van hitte was de dag geweest en nu begon 't zacht te regenen, 'n lauwe motregen, de atmosfeer niet verfrisschend; 't ontstoken electrische licht, wierp reflecties op 't glimmend asphalt; — de nog leegstaande stoeltjes werden ingenomen door haastig schuilende menschen. Trams dreunden voorbij. En hij dacht hoe Eddy 't nu zou maken; als 't weer zich maar goed hield, dan had hij tenminste zeelucht, anders had 't kind er niets aan alleen bij de twee dames. Julie moest maar trouwen ... dat geflirt tegenover hem ... dat zich presenteeren ... minnetjes hoor ... onladylike. Graag had hij haar zoo in de ooren geschreeuwd: „Kind, stel je niet aan! Geen kans!... Waar bleef Chef nu?" Chef liet zich wachten . . . enfin . . . hm ... zeker bij zijn liefje. Gekkekerel Chef... Alhoewel 'n coeur d'or,,. wstt t>9urgeois in z'n idees... te vrij... 115 O, daar kwam hij aanslenteren .. . zeker weer geduvel daar in dat huisgezin bij 't juf je... Vreemd-stil kwam Chef aandrentelen, zuigend op 'n sigaret zijn staal-blauwe pogen somber starend. „Zoo sinjeur!" begroette Henri.. . zet u ..." „En hoe heb jij 't gehad ... Eddy, in 't Haagje? ,Ja ... nou 'k ben maar anderhalven dag gebleven en toen had ik er precies genoeg van .. . allersnoezigste ... allerbekoorlijkste Julie ... dan 't eeuwig jonge grootmamaatje, Eddy volstampend met „marrons glacés .. * „frou-frou... jammer dat Cornélie op reis was ... enfin laat ik niet ondankbaar zijn ..» mijn kind geniet nu zeelucht en verzorging ... wat kijk jij beroerd . j . wat heb je? Geen goed verslag gegeven?... Op je bol gehad? .. I „Och ... dat vervloekte gezeur met Loulou... 116 „Is ze je ontrouw geworden?" „Spot nu niet, hè?" „God kerel! Ik spotten met vrouwen? Ze zijn me nog niet eens waard om over te praten... laten we 't liever hebben over effecten, wij hebben verdiend met detabaksaandeelen, zeg!" ... Ze spraken nu jdoor over zaken .. . toen plots, onrustig, begon Chef over zijn verhouding tot Lou-lou te spreken, meisje, werkzaam op 'n atelier. Met iets koel-hautains luisterde Henri. {Hij hield niet van dergelijke liaisons. Als je je dan 'n liefde wilde koopen . . . dan maar 'n Vrouw die alleen stond, je moffelde haaf weg, ergens op kamers in 'n-derderangs-buurt, 'n enkelen keer bood je haar 'n soupertje aan . .. voila tout... de buitenwereld kletste er niet over en enfin . .. dat liet hem koud ... als man mocht je je vrijheden permitteeren ... maar een verhouding van Chef tot Lou-lou 117 was bourgeois. Maar Chef zocht juist dergelijke toestanden. Chef, met z'n socialistische ideeën zag steeds om naar minder soort, Chef zat daar nou met 'n beroerd treurigen snuit over 't naaistertje te zeuren, ze had 't thuis zoo miserabel, zei hij. Enfin .. . praat tegen 'n verliefden kerel... dat was voor 'n koe 't „Wilhelmus" zingen ... hij volgde toch z'n eigen kop. Hij, Henri raakte 't onderwerp nooit aan als Chef er niet over begon. Chef bestelde den wachtenden kellner 'n kleintje mokka, zei toen plots bruusk: ,,'t Is geen omgeving daar voor haar!" Henri, afgetrokken, luisterde nu met meer belangstelling. Chef had kennis gemaakt met 'n meisje beneden zijn stand, dit was 'n geval zooals er meer dan duizend gevallen voorkomen, maar met dit onderscheid, dat hij werkelijk van haar hield en haar wilde trouwen, wanneer de onmogelijke omstandigheden dit niet beletten. Want er rezen te 118 H*r groote muren op tusschen hun jonge liefde. Zij had te zorgen voor 'n ziekelijke moeder, verlamd door 'n zenuwziekte; dan was er 'n broer, 'n mauvais-sujet, die korten tijd student was geweest, den boel er door heen had gelapt, na de spaarduitjes van zijn moeder, offerend aan zijn studie voor advocaat, verbrast te hebben en nu meestal zonder betrekking rondliep, thuis kwam, om 't leven van zijn zwak-toegevende moeder en eenige zuster ondragelijk te maken. Ze nam in 'n vrij uur 's avonds les in typen en stenografie, ze leerde Fransch van Chef, ze wilde 't milieu ontvlieden, na eeuwig geharrewar met haar moeder, die blind scheen voor den ontaarden zoon, 't zuur verdiende geld aannam van Louise, alsof 't zoo behoorde, haar soms nog verwijten deed door haar omgang met Chef, die er 'n enkelen keer aan huis kwam. En zij dacht aan haar jeugd terug, toen haar 119 vader nog leefde en als boekhouder op 'n tabakskantoor was. Door kennissen overgehaald, was hij aan 't speculeeren in Amerikanen gegaan, eerst maakte hij winst, toen kwam de slag, dat hij de zuur opgespaarde spaarpenningen in speculaties verloor. Een week [daarna kreeg hij longontsteking waar hij niet weer van opkwam, zijn reeds ziekelijke vrouw bleef alleen met dochter en zoon achter. Louise werd van de H. B. S. thuis genomen, ze moest zoo gauw mogelijk aan 't verdienen, de broer mocht studeeren.. [ O, zij haatte heel de omgeving thuis. Medelijden deed haar nog blijven ... anders! ... anders ... Ze voelde den drang naar beschaving sterk in zich, den drang naar ontwikkeling. Toen had ze Chef ontmoet, met schaatsenrijden hadden ze kennis gemaakty en sinds dien tijd leefde zij als in 'n lachenden droom; maar wanneer die droom werkelijkheid zou worden, dat wist ze niet, dè 120 omstandigheden waren nog te™ moeie§ lijk ... En Chef vertelde dien avond jweer [over! 't |lamme huishouden daar $".^"Louise, ^die* ' voor alles zorgde ... de fluimen™ |van [ haar j moeder verdroeg. „Huur dan kamers voor haar... dan isf ze er uit?" raadde Henri, wat verveeldjover^ 'deze liefdes-tragedie ... God|betert... zoo 'n£ i meisje was gauw tevreden" ... „Je kent haar niet!" .. . stoof Chef op, nijdig op Henri, die na zijn echtscheiding, op alle vrouwen laag scheen neer te zien, je weet niet hoe zacht en beschaafd ze is .. .f alleen als mijn wettige vrouw wil ik haaif aan de wereld toonen, ze zal geëerd worden als mijn vrouw, begrijp je... de schijnleugens van 't mooie van vrije liefde, waar iedereen maar mee schermt of 't niets is, bespaar ik haar.!" „Trouw haar dan!" § 121 „De omstandigheden beletten dit[voorloopig nog, later zeker." Ze spraken nu jweer over andere dingen, over 't reisplan van Henri, toen keerden ze huiswaarts ;|Chef naar zijn gemeubileerde kamers met 'n opgewekt gezicht nu weer, 't levendige, Belgische karakter, was niet geneigd tot pessimistischelzwarigheden ... tiens ... alles zou wel] goedlmarcheeren ... kleine Lou-lou, dat goede kind, eens zou ze zijn vrouwtje zijn." Julie van Hilken zat in haar boudoirtje, 't élégante "nestje vól fijne, luxueuse dingen. Ze zat voor 't geopende venster en las, de donkere |wimpers neer over de oogen. Ze keek werktuigelijk in den [tuin, in weligen najaarsbloei van bruin-groene heesters, herfstseringen en rood-vlammende wingerd, opklimmend tegen de muren van 't huis. Sinds haar 122 gesprek met Henri wilde ze zich meer ontwikkelen in 't lezen van ernstiger lectuur dan 1n luchtig Fransch romannetje van Gyp, of 'n „water en melkkostje" van ,,'n Hollandsche degelijkheid" zooals Henri spottend aangemerkt had. Een gloeiende kleur brandde op haar wangen; ze klemde de handen stijf ineen. Als al haar moeite toch te vergeefs was ... Plots zag ze weer zijn scherpe onbarmhartigblauwe oogen, ze schenen haar gedachten te lezen. En in haar drong 'n gejaagd verlangen om „degelijk" te schijnen. Ze las filosofische brochures, las rechtskundige studiën, waar ze niets van begreep, waar ze niets voor voelde en dan zou ze met hem aanknoopingspunten vinden tot 'n gesprek, dan zou hij zien, dat ze niet alleen bestond uit iets vaags en ledigs . .. Haar strijd om hem te winnen gaf ze niet op. Ze wilde bereiken.. .. 123 Ze schrikte van haar moeder, die binnen trad. „Hè ... kwam Julie, onaangenaam gestoord ... „wat is er mama ?" Ze zag een brief in moeders handen ... ozeker weer van Béatrice! Mevrouw, met 'n verrukt gezicht, staarde haar dochter aan, haar donkere oogen schitterden als van 'n iong meisje. „Lees eens chérie ... van Béatrice ... o ze heeft zoo'n schitterend succes, ze is nu geëngageerd in 't „Palace-theater", avonden vól succes . .. bloemen, applaus ... lees deze recensies kind!" Samen bogen ze over 't dichtbeschreven mailpapier. „Ze schrijft niets over James . .. wanneer trouwt dat gedrocht haar nu?" „Maar kind ... je hebt nog niet alles gelezen, James gaat een tijd naar New-York. voor z'n kunst, later gaat zij er heen . . . 124 „Zal ik u eens iets zeggen moeder ... ze is niet gelukkig... uit al haar opgeschroefde brieven lees je 't tusschen de regels door!" „Haar schitterende triomf...!" hield Mevrouw hardnekkig vol... vaag 'n angst onderdrukkend om Julie's woorden. Ja ... haarj succes . .. enfin als u 't geloof in haar schijn-leven wilt behouden... mij is 't goed .. . „Je zegt altijd zulke harde dingen," snikte haar moeder, voelende dat Julie gelijk had, ze kende Béatrice haar bestaan van intuïtief doorvoelen, en ze besefte toch dat er veel schijn-geluk bijkwam. „Slaapt Eddy nog, 't is al drie uur, ik zal den boy uit z'n middagslaapje halen, dan ga 'k nog wat 'met hem naar 't strand ... gaat u mee Mama?" Julie trad behoedzaam de kamer in, Eddy zat recht overeind, de wangen gloeiend gekleurd, huilend in kribberig gedrens. 125 Julie schoof de overgordijnen van elkaar, ze kuste hem op 't gloeiend gezichtje. „Wil Eddy opstaan?" Maar 't kind borg z'n kopje in 't kussendons, dreinde huilerig, "schudde „neen". En plots voelde zij 'n angst, dat hij ziek was. Zoo deed hij nooit, hangerig, huilend . .. hij was nu tien dagen bij hen gelogeerd, gelukkig dat Cornélie vanavond thuis kwam ... toch 'n verantwoording, zoo'n kind!" flitste 't door haar hoofd. (Na geduldig praten kreeg ze 't eindelijk gedaan, dat hij gewillig uit 't bedje kwam, zich liet wasschen en aankleeden. Ze ging fmet hem in [de huiskamer zitten, begon 'n" huis van blokken te bouwen, doch hij düwde ze ongeduldig weg. Julie hield van 't kind, zij de ongeduldige, putte zich nu uit in waar engelengeduld. Ze kreeg een kinderverfdoos, mengde verf op 't wit paletje, begon met hem te kleuren, huzaren tefpaard, hondjes, katjes. Niets hielp. Alles 126 stuitte af op Eddy's stemmetje, moe gehuild : „Wil niet hebbe ... wil pappa hier ..." En Julie, ten einde raad, riep haar moeder. Oma greep vol zorg de kleine handjes, die gloeiend aanvoelden, 't Kind had koorts. Gewillig liet hij zich naar z'n bedje brengen, behoedzaam sloot Julie de gordijnen om het te schelle daglicht te weren. Mevrouw en Julie zaten in strakken angst, elk voor 'n venster. In gedachten ging Mevrouw na of hij kou had kunnen vatten, ze zorgden toch zoo goed voor hem . .. den kleinen schat... En ze overwogen wat te doen. Een dokter te raadplegen ... of wachten tot Cornélie 's avonds kwam. Geen prettige thuiskomst. Stil en gedrukt zaten ze bij elkaar. Door Julie's hoofd trokken de gedachten ... als 't kind ernstig ziek werd en 't werd dan beter, verzorgd door haar, verpleegd door Julie» .. dan zou zij den vader toch onmisbaar worden» 127 Hij zou komen, haar trekken aan zijn borst en haar fluisterend danken met een kus voor haar teere zorgen zijn kind bewezen... Zij dacht aan dien kus, ze was geheel weg in haar fantasie. Maar ineens schokte ze op door 't klagend stemmetje van Eddy ... „Ik wil pappie .. . hier!" Mevrouw suste 't kind, zei lief-kalmeerende Fransche woordjes, zong 'n liedje. Julie liep naar de eetkamer, perste 'n citroen uit, maakte er wat limonade van. Gretig dronk hij van \ verfrisschende vocht. En de uren kropen om. Totdat 's avonds Cornélie van haar reisje thuis kwam. Frisch, uitgerust, vulde haar hooge figuur de kamer. „Dag moedertje ... Julie er niet! En hoe gaat 't hier... 'k heb 'n dol gezellig rustiuurtje genoten!" Mevrouw nam haar handen ... gaf den kus térug. Toen met 'n angstige stem : 128 „Cornélie ... 't kind van Henri is hier ... hij is in Wiesbaden ... maar 't ventje is vandaag ziek geworden. Julie is bij hem, toe ga eens zien ... „Maar mama ... tóch heeft Julie haar plan doorgezet... de afgebroken familierelatie weer hervat... en ü de last van 't kind . .. hoe is 't mogelijk!" Mevrouw zweeg, doch toen ze opkeek en den blik ontmoette van haar oudste dochter, werd ze bang; koud en strak keken de oogen, zoo vroolijk tintelend bij haar thuiskomst. Cornélie liep, onaangenaam gestemd, de studeerkamer in, 'n eenvoudig gemeubileerd vertrek, bijna sober. En ze keek rond, nam wat instrumenten van 't kastje. De bekende voorwerpen weer te zien, stemde tevreden. Toen ging ze naar de slaapkamer, waar Julie in 'n grooten stoel zat, als neergezakt bij 't ledikantje. Zoodra ze Cornélie zag, lichtte blijdschap op in haar oogen, ze stond op, vroeg: 129 „Heb je je geamuseerd op reis!" Cornélie knikte even, liep op 't bedje toe. Ze onderzocht Eddy, die klagelijk schreiend zich verzette, bang voor het onbekende gelaat, dat zich over hem heen boog. ,,'t Kind heeft flink koorts .. . wanneer komt Henri terug ... ik kan nog geen diagnose vaststellen,.van deze ziekte ... in alle geval moet er gewaakt worden!" Julie knikte, schoof de neteldoeksche sprei luchtig over de deken heen. „Ik blijf vannacht op!" In den fiauwen lichtschijn bleven ze even met elkaar praten, schreef Cornélie 'n recept. Als 'n benauwd, dreigend gevaar hing nu en dan 'n stilte, dan begon Julie weer zacht te vragen. Onrustig verliep de nacht. Eddy ijlde, riep om zijn vader. Bij 't eerste gloren van den morgen stond Julie van den divan, bij Eddy's bedje geschoven, op. Ze voelde zich onprettig Het Schoonzusje 9 130 vermoeid van 't ongewone waken. Cornélie kwam reeds vroeg boven, haar gelaat stond ernstig strak na 't onderzoeken van Eddy. Ze klopte de koortsthermometer op haar arm af, zei, de wenkbrauwen fronsend: „We moesten Henri van den toestand van 't kind op de hoogte stellen, dat zijn we verplicht; weet jij 't adres van zijn hötel te Wiesbaden?" Julie zocht in haar schrijfbureautje en vond zijn kaartje met den naam van 't hötel. „Ga jij nu rusten, mama komt hier, ik moet straks patiënten bezoeken ... De brief aan Henri werd verzonden, er kwam 'n telegram terug, hij was reeds op de terugreis. Eddy was ernstig ziek. Cornélie was bang voor hersenziekte, overdag waakte Julie, des nachts was er 'n pleegzuster. Weer was er 'n dag verstreken. De huiskamer was in gelen schijn van gasgloeilicht, de najaarswind ruischte tegen de vensters als 'n droevig gezang, 't Was nu September. Mevrouw van Hilken zat aan de tafel, de handen rustend in den schoot, er werd gebeld ... neen dat was Henri nog niet... Betje bracht „de Avondpost" binnen. Jammer dat het zoo trof... ach God als ... als 't eens niet goed afliep met den kleinen lieveling ... zou zijn moeder nu niets gevoelen ... geen berouw hebben over haar misstap? Als zij wist? Voor 't eerst besefte de oude Mevrouw hoe ontzettend het was ... 't heengaan van haar dochter, 't verlaten van man en kind. Wat was nu kunst vergeleken bij moederliefde...? De moeder moest nu aanwezig zijn, op de plaats aan 't bedje, waar nu een pleegzuster zat... De oude Mevrouw weende. De pendule tjiengelde acht slagen. Julie kwam binnen, priemde ongeduldig een hoedenpen door haar hoed heen. „Ikganaar 't station, Henri afhalen!" zei ze kort. 132 „Hoe is 't boven?" Julie zag dat haar moeder geschreid had en spontaan sloeg ze de armen om haar moeders hals. „Kom mamaatje ... 't zal misschien wel goed met hem gaan!" „Hij is zoo lijef, Juul... Even bleven ze zoo dicht naast elkaar gebogen, denkend aan 't kind, dat een warm plaatsje in de harten veroverd had, toen stond Julie op uit de gebukte houding. Vluchtig bezag ze zich in den spiegel, toen klapte ze zacht de deur toe, ging naar 't station. Henri Alma van Dongen zat in den luxewagen, vól onrust... vól brandend verlangen. Goddank nog drie kwartier, dan was hij in Den Haag. Hoe zou 't zijn, hoe zou 'tdaar zijn?" Gelukkig dat 't kind tenminste daar in ver- 133 pleging was en niet geheel aan de zorg toevertrouwd van vreemde, ongevoelige menschen. Hij sloot de oogen, elke 'minuut leek hem 'n uur. En eindelijk reed de trein slingerend over wissels het station binnen. Hij zocht even rond. Er zou wel niemand zijn. O .. . dat was hartelijk .. . Julie I „Dag Henri..." zei ze zacht, opzij gaande voor 'n witkiel met twee fietsen aan de hand. „Hoe is 't?" vroeg hij schor van emotie en opwinding, zijn blond hoofd dicht tot haar neergebogen. „Nu, de koorts is niet heviger ... Cornélie denkt dat er wel een gunstige wending zal komen ..." „Gelooft ze? O Goddank ... Je weet niet Julie, dat gemartel zoo ver af te zijn van wat mij 't liefste is . .. mijn jongen . .." Zij ontroerde even. Hij greep plots haar hand. 134 „O 'k ben jullie zoo dankbaar... voor al die goede zorg ..." Nu hief ze 't kopje op. Zij glimlachte hem toe vól teerheid... ze speelde nu geen comédie. Hij wenkte 'n auto. Samen, alleen met hem in de kleine ruimte nam hij haar hand. „Waakte jij ook bij hem Julie?" „Ja ... ik houd zooveel van hem ... Weer sprak ze waarheid, maar tegelijk dacht ze er aan, dat ze dien man zou boeien door te spreken van haar opoffering voor zijn kind. De dagen aan 't bedje doorgebracht... Het regende nu hevig. Als tranen druppelden de stralen tegen de raampjes der auto aan. Zij waren thuis. Mevrouw en Cornélie verwelkomden hem in de hall. „Hoe is 't?" vroegen in doodsangst strakstarend zijn oogen. Cornélie drukte ontroerd zijn hand. „Hij is héél dicht bij den dood geweest... \ 135 maar 't gevaar is voorbij ... hij slaapt nu rustig. Henri.. .!" Hij huilde ... hij hield zich niet in ... onmachtig nog iets te zeggen liep hij de trap op, de voetstappen dempend in 't trijp der loopers. En voorzichtig naderde hij 't bedje. Eddy sliep rustig. Hij keek Cornélie aan, die met 'n glimlach naast hem stond, 'n glimlach vol geluk dat zij, als dokter, niet den dood had gestreden om 't behoud van 'n dierbaar leventje ... en dat zij overwinnen mocht... „Dank je ... dank je Cornélie ... voor al je goedheid." Daarop zweeg hij weer, om hem heen scheen de stilte te trillen van gedachten, die ze geen van beiden uitspraken. Hij .bukte zich voorzichtig over 't bedje, drukte 'n zachten kus op 't nu koele, zachte wangetje. Samen verlieten ze 't vertrek; Julie was binnengekomen, ze was vroolijk, bijna uitgelaten ... 't gevaar was immers 136 voorbij! Met haar veranderlijke stemming sloeg ze van 't een tot 't ander over ... ze keek naar haar moeder, die moe, zacht sprak met Henri. „Qu'as tu donc, chérie?" vroeg zekoozend strijkend over 't nog zwarte haar van haar petite-mère, die weer dacht aan de afwezige dochter... Cornélie fronste even de wenkbrauwen; Julie deed weer zoo uitgelaten in 't huis, waar nóg 't gevaar hing .. . vreemd meisje toch, luchthartig wezentje. Op vaders knieën zat de kleine patiënt, 'n miniatuur-vliegmachine bekijkend. Julie, over de tafel geleund keek toe. Henri kuste de donswangen van zijn kind, streelde de zijige blonde lokjes, zóo dankbaar, zóo innig dankbaar terug te hebben wat hij bijna verloren had. En Eddy lachte verrukt, babbelde honderd 137 uit in zijn gebroken taaltje. Julie kuchte, 't Had nu lang genoeg geduurd 't gezeur met zijn kind; nu was hij toch beter, alleen nog wat zwak. 't Ergerde haar, ze was jaloersch ... geen blik had hij voor haar over. „Kom, nu gaat mijn boy weer rusten . . . anders bromt tante Cor . .. éen, twéé ... drie .. . hoepla ... zóo ... Hij liet zich gewillig weer in 't ledikantje tillen, vermoeid nog van zwakte ... - Twee uur sloeg de gangklok. Mevrouw van Hilken maakte zich gereed om 'n bezoek af te leggen, Cornélie had tot half drie spreekuur. „Als Dientje, de 'huisnaaister, vanmiddag eens 'n uurtje bij Eddy zit, zullen wij dan wat gaan wandelen ?" vroeg Julie, hunkerend naar een gunstig antwoord. „Als 't mensch te vertrouwen is dan ... zéker" haastte hij zich tot antwoorden; liever had hij thuisgebleven, doch zijn égoisme 138 moest niet te ver gaan ... de menschen hier hadden al zooveel zorg gehad door Eddy's ziekte. Julie zag ook wat bleek, door vermoeidheid van 't waken. „Best" kwam hij opgewekt... waar wil je heen? „De boschjes of zoo ... niet naar Scheveningen!" zeide ze op haar bevelend toontje, „ik kom dadelijk terug, 'k ga mij kleeden !" Hij bleef, wachtend in de tuinkamer, in ge4 dachten voor zich staren ... Om de deur der kamer boog Julie weer haar hoofd. „Kom je?" „Zeker..." Ze verlieten 't huis; zwijgend liepen ze 'n poosje naast elkaar voort. „Zou dat juf je... die naaister goed op boy passen?" waagde hij even te vragen. „Natuurlijk, 't mensch is weduwe en heeft 139 zelf drie kinderen ... nu deze straat... daar is de tram!" Ze reden tot den Scheveningschen weg, gingen toen door de boschjes. In de plechtige herfststilte liepen ze daar, zonder veel te spreken. Julie ergerde zich. Waarom liep hij nu maar zwijgend naast haar, als 'n nederig dienaar? 't Was niet om' uit te staan. „Vertel eens wat van je reis," vroeg ze, om 7t drukkend zwijgen te verbreken. „Lieve kind... ik zat er juist, toen ik weer weg moest... Wiesbaden is 'n mooie stad..." Zij lachte, met het donkerfluweel der oogen streelend, lonkend. „Is dat alles ... dat weet ik ook wel!" Hij zag haar weer aan ... opgeschrikt 'uit gedachten... „Als hij haar eens vroeg tot zijn tweede vrouw... ze was zoo goed voor 't kind geweest ... Hij bezag haar weer, zooals ze 140 naast hem liëp, in 't grijs najaarstoiletje. Toen begon hij dadelijk druk te praten, over onverschillige onderwerpen . *. Coquet, lief hield ze 't kopje schuin . .. zich opdringend in lief-doen. Warme, bleeke zonnestralen koesterden nog het bosch... ritselden verdorde bladeren reeds, onder hun voeten. Zij waren nu den „Bataaf' genaderd. „Zullen we hier even uitrusten Julie?" vroeg hij, 't hek reeds naderend. Toestemmend boog ze 't hoofd. O ze was zoo ingelukkig. Hij had haar lief. .. ze bemerkte 't uit al zijn attenties voor haar . . . Ze vloog plots op kennissen toe. Een officier met zijn zuster, ze stelde Henri voor; 't jonge meisje dacht weer aan de historie van Julie's zuster . .. vreemd, dat die man nu in gezelschap was van de van Hilkens en alleen met julie nog wel! Bepaald gaf dat 'n engage- 141 ment. .. nu, dat zou weer 'n prachtig huwelijk geven. Julie coquetteerde met Max, den luitenant en bewonderaar van haar. Ze draaide om hem heen, met overmoedigen glimlach, die den armen aanbidder weer moed gaf; de zuster, stijf bedaard meisjermetoud-achtige manieren, ergerde zich hevig ... ze bedacht plots dat ze om half vier met kennissen afgesproken hadden. En Henri was verlicht toen men afscheid nam. En zoo snel als hij even onder Julie's bekoring was geweest, zóo spoedig vluchtten zijn gedachtten van haar weg... haar opdringende aanstellerige manieren . . . nóóit, neen nooit wilde hij zich door 'n vluchtige passie-liefde laten verschalken... haar zuster had hem bedrogen ... zij geleek sprekend op zijn gewezen vrouw ... hoewel nóg coquetter... Ze zaten aan 'n tafeltje, Julie bedaard nu, 142 lepelde een plombiere, dacht dat ze dom gedaan had door 't geflirt met dien armzaligen luitenant. En daarom begon ze hem te bespotten tegenover Henri. Op den terugtocht, was 't reeds koel door schaduw, weefden zich herfstdraden tusschen de boomen. En Julie begon over den langen winter te praten ... wat ging Han nu doen? Een juffrouw zoeken of met 't kind en pension? Heel rustig zeide hij haar juist in onderhandeling te zijn met 'n bedaarde, nette dame, 'n ontvangers-weduwe, niet zoo jong meer „God" barstte ze uit . . . trouw je dat mensch?«.. Hij schrikte even van 't bourgeoise in haar toon en ze schaamde zich over haar uiting. O, maar 't was ook niet langer te dragen, 't Was als 'n muur waar zij zich telkens tegen stiet. Al haar inpakkende manieren, dl haar goedheid leden 143 telkens schipbreuk. Bemerkte hij dan niets van haar liefde? Ze liep haastig naast hem voort met ongelijke passen. Hij keek haar van terzijde aan, vroeg vriendelijk. „Ben je moe Julie? Misschien hebben we te veel geloopen, je hebt vermoeide dagen gehad met 't oppassen van Eddy." „Nog al" kwam ze kort... ik ben niet gewend zieken te verzorgen!" „O maar kind ... 't spijt me zóo ... als 't je te veel vermoeid heeft... had dan nog 'n verpleegster genomen!" • Het berouwde haar onmiddellijk dit te hebben gezegd. Ze legde haar hand op z'n arm. „Dat had ik toch over voor jou ... en 't kind Han ... vergeef me als ik wat vreemd doe ... 't is 'n beetje vermoeidheid. Heusch." Geroerd drukte hij haar handje: Hij begreep haar niet... hoe was dit kind toch ? Alles gehuichel en coquetterae? O natuurlijk... 144 even als ... haar zuster. Neen, hij liet zich niet vangen. Maar Julie zag zijn aarzeling, voelde de lichte handdruk... haar wil zou overwinnen.,. eens zou ze hem als zijn vrouw toebehooren ! Henri verlangde dat hij weg kon gaan met Eddy uit 't huis van zijn gewezen schoonmoeder. Onrustig, voortgejaagd waren zijn gedachten over Julie. Hij wilde van haar weg. Want zóo groot was zijn angst dat hij zich door z'n hartstocht zou laten gaan, dat hij haar soms bijna ruw bejegende. Hij herinnerde zich weer, twee avonden geleden toen hij haar van 'n concert had gehaald. Ze hadden door 't mooie weer nog wat omgezworven; langs 'n buitenweg omgeven door weilanden. Dicht naast hem had ze geloopen. Idioot was 't 'geweest toe te geven aan haar gekke gril, 145 7 om haar te halen en nog om te wandelen. Over de weilanden hadden witte avondnevels gehangen ... en diepe stilte was overal. Een spoortrein had langs't land gegleden, 't leek miniatuurachtig met de verlichte ruitjes. O hij herinnerde 't zich als pas gebeurd. In flirttoon had Julie gesproken, dicht naast hem loopend. En hij had wat gezegd, 'n banaal gesprekje, dat hij nu weer gauw met Eddy thuis zou zijn. Ze was gaan schreien, haar arm trillend op zijn mouw. Hii had zich tot haar overgebogen en toen hadden haar donkere oogen hem tegenge- gloeid... o God... afschuwelijke herinnering ... dezelfde oogen van haar zuster ... zijn eervergeten vrouw. Hij had haar onbeleefd, ruw van zich af geduwd en gezegd om wat haastiger door te loopen ... 't was al laat... Hij had bij 'n lantaarn-licht 't pijnlijk verHet Schoonzusje 10 146 trekken van haar mond gezien en nog even in medelijden had hij haar hand gevat. „Julie ... nu 'k wegga... moet je mij eens zeggen ... wat je voor souvenir wilt hebben... 'n gouden armband of... bedenk eens wat hé? Eddy zou tante zoo héél graag wat geven, zoo goed was je voor 't baasje... voorzichtig daar die steenen". Hij had zich zelf 'n monster van wreedheid gevonden... maar 't moest... nooit mocht ze illusies koesteren om zijn vrouw te worden... nooit... Ze had eerst niets gezegd, strijdend met haat en liefde... beleedigd als vrouw... neergeknakt en doorzien. Over banale dingen sprekend waren ze thuis gekomen. Uitgelaten vroolijk vertelde Julie; Henri grapte mee, maar Cornélie's scherpen blik merkte 't stil verslagene in zijn doen, 't aanstellerige, opgeschroefde van Julie. Cornélie bladerde in 'n brochure „Sportontwikkeling 147 bij 't kind". Ze begon er met Henri over te spreken, verveeld-nerveus zat Julie rond te kijken. Mevrouw van Hilken sprak mee, ze bemerkte niets van de stemming, dacht met blijdschap hoé Juul en Henri onafscheidelijk waren. O als dat tóch... Maar 's avonds op Julie's kamer, grenzend aan Cornélie's slaapvertrek, kreeg Julie 'n soort razernij-aanval. Ze liep half gek van woede door de kamer... ze beukte met de kleine handen tegen den muur aan... „Ze haatte hem ... haatte hem!" gilde ze uit. En toen verscheen kalm, rustig haar zuster... „Ga weg... laat me alleen!" gilde Julie uit. ,Julie... zou je*je willen beheerschen?" Ze bleef razen en toornen. Als hij haar zóo wreed verliet... wilde ze hem nóóit meer zien... de fielt... de ellendeling... daarvoor had ze zich opgeofferd om 't kind te verplegen ... daarvoor zag ze er nu afgetobt uit... 148 „Wat stel je je min aan... wil je soms hebben dat ik je naar 'n Sanatorium voor zenuwlijderessen breng Julie ? Toe hé... wees gewoon... hier is water... eigenlijk onnoodig, maar dan is 't gejammer spoediger uit... Julie luister eens ... „Ga heen... wat doe je in mijn kamer... bemoei je met patiënten ... met mij niet P Julie... ?" Een medelijden klonk uit Cornélie's stem om het armzalig, onfiére, gedrag van haar zuster... en weer voelde haar krachtige figuur zich ver van haar familie staan. „Beheersch je Julie... ik heb 't aan zien komen je spel om Henri hie*r weer te vragen ... het is werkelijk dwaas geweest en. .. tevergeefs ... Henri heeft hier geen schuld aan ; hij stond hulpeloos, zonder verzorging voor 't kind op dit oogenblik... vroeger toen hij nog 'n goede huishoudster had, bedankte hij steeds voor je invitaties. •.. en is dat je hulp 149 geweest? Was je zorg voor 't kind alleen égoïsme om den vader te winnen? Bah... hoe min. Bedenk, dat wij hem geen verdriet meer mogen aandoen, hij heeft door onze familie reeds genoeg geleden ... kom, ga rusten... ik zal blij zijn als hij heen is gegaan, hoé lief ik Eddy ook heb!" En knielend raapte Cornélie eenige boeken van den grond op door Julie neergesmakt in toomlooze woede en teleurstelling. Julie zat verslagen, 't lichaam naschokkend van stil gesnik. Haar geheim, maanden lang martelend begraven in haar hart, had ze onzinnig prijs gegeven. Henri wist... Cornélia wist . . . door haar eigen schuld. Ze zou zich in gaan houden ... al was 't te laat. Ze zou hem de twee laatste dagen ontwijken . . . o ging hij morgen maar heen! Ze zou volharden met stuggen kracht, ze zou haar verlangen naar zijn liefde dooden ... voor goed. Ze zou niet smeeken meer . . . 150 „Kom Juul ... ik meen 't goed met je ... als . . . hij weg is, heb ik veel werk voor je te doen." „Ga nu heen!" verzocht ze kortaf en spreek hier niet over tegen mama ... die begrijpt toch niets". Cornélie keek naar haar, 't was of Julie's jong zorgeloos gezicht plots ouwelijker scheen. Ze zei niets meer, liep snel de kamer uit. En heen en weer loopend door haar kamer dacht ze er aan Julie tot een werkkring over te halen, ze zou eens denken... Zoo ging het niet, ze werd nog zenuwpaT tiente. Als mama nu maar meewerkte en Julie aanspoorde haar leeg leven nuttig te maken ... o ... waarom maakte ze hier in huis, alles zoo nietig en moeieiijk wat Cornélie opbouwde ... Ze wilden het goede niet zien . . . De lucht, hel-blauw, met hier en daar wat 151 donswolkjes, was vol lente-belofte. Als fijn kantwerk deden de nog knoppende takken der boomen en struiken tegen |'t blauw der lucht. Julie von Hilken zong de woorden van Maurice Maeterlinck: „Et s'il revenait un jour". Leuk toch dat ze nu haar plan door had gezet om met moeder naar Amsterdam te gaan . . . Als ze nu maar eerst door de verhuisdrukte heen waren. Ze keek naar de meubels nog maar luk-raak neergezet . . . half uitgepakte kisten . . . 't Avonddonker deed den dag reeds verbleeken 't zwartte reeds in de kamerhoeken. De gaskroon hing nog niet in den salon .. . wacht, deze kaars zou ze opsteken . . . daar waren lucifers . . . 'n Blauw-geelachtig licht van de ontstoken kaars verlichtte flauw 't ongezellig hol vertrek, waar 't vloerkleed nog ontbrak. En plots kwam 'n groote blijdschap over haar. 152 Gezellig zou ze de vertrekken maken van 't gehuurde bovenhuis, dicht bij ;'t Concertgebouw ... goed dat ze ondanks de bezwaren van Cornélie en moeder doorgedreven had in Amsterdam te gaan wonen .., Cornélie woonde nu alleen in Den Haag, gelukkig, dat zij haar niet meer zou hinderen, bij alles was 't of die haar dadelijk doorzag. Lusteloos en saai was ze den winter doorgekomen, van Henri hoorde ze weinig, hij had 't nu getroffen met de dame voor de huishouding, haar zorgende handen kweekten daar orde. Liefde gelukkig niet, 't mensch was veertig jaar, had Julie in blijdschap bedacht. Daar in de serre zou 't een luxe-nestje worden van varenplanten en palmen, evenals in Den Haag. De serre was moeders terrein, die kweekte en verzorgde de bloemen. Mama had eerst geklaagd dat ze nu den tuin miste, maar was eindelijk bezweken voor Julie's doorzetten in alles. Van den zomer, zouden ze naar de Italiaansche 153 meren gaan Henri had dit gezegd, hij ging er ook heen ... Wanneer ze hier nu een paar weken woonden, zou Julie verzoeken eiken Woensdag Eddy op visite te mogen hebben ... Zouden die maanden van spanning nu eindelijk voor haar uitloopen op 't verlangde geluk? Ze lachte even, vreemd klonk dit door de holle kamer, ze lachte, omdat ze haar zin had doorgedreven. Ze keek nog even rond, morgen moest deze kamer in orde komen. Zondag zou Henri wel 'n bezoek komen maken natuurlijk dat eischte de etiquette. Zingend ging ze naar de huiskamer waar Mevrouw van Hilken Japansche theekopjes en schoteljes ontdeed van rose vloeipapiertjes. De huiskamer was op orde. Rustig deden de meubels in stille kleurenharmonie met 't nieuwe gekozen behangsel en de bijpassende gordijnen. Mevrouw, wat vermoeid, door de verhuisdrukte, liet 't werk rusten. Julie, chérie . .. pak jij die paar schoteltjes. 154 nog uit... voorzichtig kind ... ze zijn zoo broos." Mevrouw van Hilken was niet meer die ze geweest was. Het laatste nieuws van Béchice was verontrustend. Met James had ze gebroken, hij had haar alleen gelaten voor 'n actrice te New-York 'n bekende schoonheid. En ze ging nu naar Parijs . . . maar zoo héél graag zou ze even Mama zien . .. dan zou ze eenige dagen haar intrek in 'n Hollandsch hötel nemen, natuurlijk alles zéér in 't geheim. Mevrouw van Hilken vergat in haar verlangen, haar blijdschap hoe Cornélie en Julie zich tegen dit bezoek zouden verzetten, maar ze wilde als moeder haar zin doordrijven . . . 't was haar kind, de lievelingsdochter . . . Onbarmhartig oordeelde Cornélie, bijgestaan door Julie. Twee tegen eén .. . dat ging niet. En na deze scène was 't, dat Cornélie opperde 't huishouden op te breken. Cornélie voelde zich toch vreemd in dit milieu. En Julie, 155 steeds éen lichtpunt in' haar leven dragend, 'n mogelijk huwelijk met Alma van Dongen,, had na heftig gekibbel, door weten te zetten om Den Haag te verlaten. En Mevrouw schreef aan haar dochter; ze was bij haar welkom„ in de nieuwe woning te Amsterdam. En toen dit antwoord verzonden was, knaagde een: onrust in haar hart of zij wel goed had gedaan toe te geven. Als alles in 's hemelsnaam maarvoor Henri en de kennissen werd verzwegen. „Ons huis zal spoedig geheel in orde zijn mama!" poogde Julie haar moeder uit de drukkende stilte op te doen leven. ,,'t Is mij alles zoo vreemd hier Julie." „Eh bien mama ... u zult zien ... wij zullen kennissen krijgen, en dan worden we lid van 't Concertgebouw . .. Mevrouw deelde deze illusies niet. „O hoe sma^ lend voor Béatrice dat zij door dien man verlaten was ... door James, voor hem had ze man en kind verlaten.... 156 „Zegt u iets mama?" Mevrouw verschrikt dat ze de woorden half luid gepreveld had, schudde ontkennend 't hoofd. „Jawel mama, bitste Julie ... U dacht weer aan haar... Met booze oogen keek ze haar moeder aan, plaatste de Japansche kopjes en schoteltjes nu ontdaan van vloei en stroo, in 't buffet. Een paar uren later was Mevrouw van Hilken in haar slaapkamer. Woelend van onrust luisterde zij of Julie nog op was, of er nog bericht van Béa was gekomen, zij was vroeg ter ruste gegaan, vermoeid van al 't ongewone .. . Jde mail zou komen ... had ze nog maar gewacht... Er kwam 'n brief uit Londen . .. En Julie herkende 't handschrift van Béatrice. Ze kantelde den brief eerst om en om in haar handen. Zou ze naar mama gaan? Een flauw schijnsel verspreidde het nachtlichtje door haar moeders slaapvertrek. 157 In dezen zachten lichtschijn deed 't gelaat van haar moeder oud aan. Julie schrikte ervan, haar gedachten vloeiden over tot zachtere stemming, 't was of ze haar moeder troost moest geven, „Uit Londen!" Mevrouw richtte zich overeind, Julie ontstak 'n schemerlamp. En de dochter schreef dat ze komen zou, twee dagen ... gelukkig dat Mama nu niet in Den Haag was, maar o ... als .. . Henri nu die dagen kwam! Niemand mocht iets weten ... ze verlangde zoo naar „petite mère" ze was zoo verlaten ... Mevrouw van Hilken steunde ... En toen Julie 't vertrek verlaten had verborg ze 't hoofd in de kussens. Als 'n dief die 't daglicht schuwde zou de dochter komen ... Om haar „petite mère ..." En ze weende om 't kind dat haar moeder- 158 liefde nog bezat . . . een deel van haar lichaam... Want haar trots in haar kind was weg... Ze woelde zich om en om, bij 't eerste gloren van den nieuw geboren morgen sliep ze onrustig in. Zij was gekomen. Vermoeid naar lichaam en ziel, doch ze wilde niet laten blijken de teleurstelling der vrijwillig gekozen weg. Niemand zou ooit beseffen haar bitter, bitter berouw, het verlangen naar haar man en kind, wreed door haar verlaten. In 'n bedwelming had ze geleefd, bijna twee jaar lang.., extatisch, glanzend, glorieus haar opstijgen tot 't hoogste, wat in haar was... haar danskunst. Als 'n storm van oplaaiend geluk, een zucht naar roem, aan 159 de zijde van den man, die haar ontrokken had aan 't gewone bestaan. Bloemen en lauweren die haar naar roem hakend hart weldra verblindden, in 'n waan van schijngeluk ... fiPil Totdat het schijn-geluk zijn hoogtepunt bereikte en de man, die haar beloofde zijn naam te geven... verdween uit haar leven ... trouwde met 'n vermaarde actrice... Als 'n zonsondergang deed haar kunst..^. De vernedering... de smart knakte haar neer... Langzaam, stervend, uitbloeiend als wit verwaaide bloemen ging haar danstalent onder... Zij werd ziek. Vol deernis gaf men haar blijken van sympathie, doch na haar herstel was haar plaats in 't Palace ingenomen door 'n Russische solodanseres, een opkomende ster. Haar contract werd verbroken... Nu ging ze naar Parijs, haar oude veerkracht 160 herleefde weer... zij, de gevierde danseres; het was als 't beklimmen van een steilen berg dalend en stijgend... maar ze zou de verloren krachten herwinnen ... het klatergoud leven weer ingaan. Haar trotsche hart gewend aan hulde liet zich niet neerslaan... Niemand zou ooit beseffen ... 't verlangen naar eigen haard ... De oude Mevrouw van Hilken zat in den salon. En Béatrice knielde neer aan haar moeder's stoel, haar wang op de blanke hand van de oude vrouw drukkend. Geruimen tijd zaten ze zoo onbewegelijk . .. „Mon enfant... ma chérie . .. ben je nu heusch gelukkig ... of?" Ze had 't uit kunnen kermen van leed, maar ze keek haar moeder aan, de groote 161 oogen, hoewel vermoeid starend, dringend wijd-open, in moeder's angstigen blik. „Natuurlijk moedertje . . . vrij van . . . James ... in Parijs zal ik schitteren ...!" Zij keek in den spiegel en haar glimlach brak weer door ... de bleeke wangen werden overbloosd door rozentint. Doch plots staarden haar oogen op 'n jongensportret, Eddy in 'n matrozenpakje, met 'n scheepje in zijn handje. Een geschenk voor Oma in haar nieuwe woning. Het stond op 'n tafeltje dicht bij 't Venster, gevat in ivoren lijst. Ze stond op nam 't portret in de bevende handen, tuurde lang op 't jongens-gezichtje, haar kind. Als 'n zwarte schaduw deed 't onschuldig kopje haar ontstellen ... Haar kind, haar jongen ... Ze wierp zich op de sofa, hartstochtelijk uitbarstend in gesnik, ze was even waar in haar verdriet... ze zag — aldoor 't portret Het Schoonzusje 11 162 vin 't kind voor zich, als vertrouwelijk keek hij haar aan met de groote blauwe oogen, 't was de blik van Henri, zijn vader. Kom, niet denken meer. Ze moest die paar dagen vroolijk gezelschap zijn voor moeder en haar zuster, de herinnering aan haar moest niet pijnlijk zijn . . . Ze stond op,, klemde haar blanke handen om moeder's arm, verschrikt staarde Mevrouw van Béatrice .. . naar 't portret. . . „Julie trad den salon in, de schuwe, bijna stootende afgetrokkenheid bij 't weerzien, van haar zuster was verzacht door Béas eenvoudig optreden, bijna vergat ze 't gebeurde ... 't wéggaan met een man die haar troosteloos op zijn beurt, achter liet. En 't feit, dat ze maar twee dagen bleef, deed.haar vriendelijker zijn- dan ze zich had voorgenomen, tot blijdschap harer moeder, die scènes verwacht had. In 'n inpulsief verlangen haar moeder en m zust#r dyipote de. gulkbgntfêa^&^mhajJr, [Ös mrstpobpm, is^kfe aan toedoen, g©ifi;j?#fg% schenken. Mevrouw ontving *n koHthj&r btfoghg iö«3j»relsijbfê?Ö3(erboiulie. ijtae® ^bHfêifter van roomkleurige BjtjtögelgcletifeaMonnBqg siiïe^sw^ mQQH leftfewe^[iefbJuj^irr§^ê\ahm „Het is zulk goed weer . xjfiiw^ mUm ,9War gaaitelÖ Stëfèö'fjf iscn&disa-gól aniahl 3b qO jnjBéjatrtóeagHg-gha^ari na^edAT s2*aflSs,I M¥L kffHf? inschonk, vroeg of ze aan de lpehtisMaf§o%. -sjlfJofairdegk-t & mo^ffll^i^rfn n' isil aS bnM#Ttn9W»iaWBtèS nh^aW&ate jgiftP-i^nil^ItfissesBhaMena^imetni^ dggeicSiadraa 3S nB^Fjbafezou 'ij_ifeenJpss§nJzi^/. .j'. que(fjaitg£rffósMte-op)s€g*HoU>|itefififeftê» (a -ifiWt kua$e# 164 mij de menschen schelen ... al heb ik ... gedwaald . .. door . te trouwen, mijn kunst heb ik nog lief.!" „Kindje, kindje. .. zoo bedoel ik 't niet!" Spannend hing 'n stilte. Julie keek terzijde naar haar zuster, die nerveus haar koffielepeltje op de dunne vingertoppen liet balanceeren. Mooi was Béa toch. Ze had zich nog niet gekleed; 't donkere haar losjes opgemaakt, de lichaamsvormen, slank als van 'n jong meisje, omhuld door 'n matinee van gele zijde, zacht getint. Op de kleine logeerkamer kleedde Béatrice zich. Het lange zwarte haar golfde breed uit over haar rug. Ze liet 'n ring schitteren in warme fonkeling van kleurenspel en licht en spelend wond ze een collier van parels om haar blanke hals. O... 't was toch heerlijk 't leven van haar... Wat al veroveringen had ze gemaakt, 165 zelfs zonder te willen ... Hoe was 't mogelijk geweest met James heen te gaan, liefde had ze niet voor hem gevoeld, hij was in haar leven gevallen als 'n boos beeld dat haar hypnotiseerde, haar sluimerend talent, haar dans, ontwaken deed door zijn wil, 'n armzalige speelbal was ze van dien man geweest, die haar vertrapt achter liet. En in haar roekeloos spel met hem, had ze haaf man en 't kind verlaten... Ze bleef weer peinsend staren, haar geluksextase zonk weer weg... o te gaan naar Henri en vergeving te smeeken ... Ijzig en streng zou hij haar de deur wijzen... Onherroepelijk gescheiden... De deur van de kamer kierde open en Julie boog zich om de deur. „Ben je al gekleed, 't is half drie... o wat 1n prachtige sieraden, zeg!" Een verlangen kwam over Julie om zoo te leven als haar zuster, de gevierde danseres... 166 En Béa vertelde uit haar leven, terwijl ze haar toilet voltooide, vertrouwelijke dingen — die haar bewogen te zeggen, in een uiting van mededeelzaamheid. Julie, geboeid met gloeiende wangen, luisterde, zittend in de breede vensterbank. Even doorlichte haar 'n verlangen met haar zuster mede te gaan naar Parijs ... y-D-och even schielijk verwierp ze 't plan... Henri zou ze. nu weer. zien in éénzelfde stad immè^hsSaiéjximtóe^cBéatsn^e plots: i^jtöntmegt sjfc .o.. mij» gewezen üacik -meen Henri nog. weidss ma oi %ruv9$T37 n3 nnsH .. JuHer r/bufctè skich^rf paiapte 's/nntgoudjéeten schoentje op vanrrHéis^wae^bekeekodeglinBlerend^kcaaftjcö^bpdtn^dem stukje." Erb golfde 'n blos naar haar*rwang)énjTto rfoix %ood a's'uj^ i.e#Een enkele kfeeir ki .ï}e,begrijp$ ,l& w|ijrwÖonden in Den Haag"i.$&s .'nsbjs-rsie ssiJrbinq V 9}„Ej ns^nBhjSv nsH . .„©&.-rs,Rj(dfafli afeVaivfljaikB .batyus ?.\& navol 167 „Hij was ziek bij jullie hé... schreef moeder." Julie's lippen bewogen, maar ze zweeg, zette 't schoentje neer. „Julie... sprak hij nooit over mij ?" „Neen ... nooit..." Ze keerde zich langzaam om, vroeg toen op 'n toon, alsof ze niet meer aan 't verleden dacht: „Vindt je deze hoed goed staan ... ? Kom, nu zullen we maar gaan ..." Julie, verrast dat ze over 't onderwerp zweeg, volgde haar de trap af. Mevrouw van Hilken bewonderde haar dochter, doch Julie vond zich in haar nieuw voorjaarstoiletje armelijk afsteken bij 't opzichtig toilet harer zuster. Ze liepen door de drukke straten, nagestaard, gefixeerd door heeren, tot ergernis van Béatrice die de Hollanders „ongentlemanlike" vond en de dames klein-steedsche schepsels... in Londen liep 168 men ongehinderd.. . neen, in 't buitenland was het toch anders... Ze deden nu boodschappen, kochten toilet-artikelen en 'n doos geconfijte vruchten, daar hield moeder van, is 't niet Julie?" vroeg Béatrice. Ze liepen door de Leidschestraat, druk samen pratend, Béatrice rustig-opgewekt, niet dat overmoedige drukke meer in haar toon. Maar door haar rustig praten, sloeg haar hart hevig angstig om haar gaan naar Parijs... ze voelde zich zoo spoedig vermoeid... als ze nog maar opgang maakte. Ze had haar leven ingericht volgens haar eigen wil en meer en meer verlangde ze terug naar vroegere tijden; haar illusies waren uitgebloeide bloemen, welke zij uit elkander zag vallen, éen voor éen ... Toen ze thuis kwamen fluisterde Mevrouw verschrikt Julie eenige woorden in. De huishoudster was er geweest met Eddy, hij kwam 169 tante Julie bedanken voor 't nieuwe prentenboek ... o 't was toch vreeselijk deze toestand ... ,,'t Is maar goed dat Béa morgen heen gaat!" fluisterde Julie terug. Afgetrokken, met 'n snik wendde haar moeder zich af. Ze zaten in de kleine serre waarin mandjes lelietjes van dalen zoet geurden en seringen in hooge kristallen vazen sierden tot 'n feestelijk geheel. „Morgen om dezen tijd ben ik reeds weg... Mevrouw zag op. O Béatrice... zou dat leven je niet te zeer vermoeien?" „Maar wat dan Mama? Ik moet toch leven ... ? Haar oogen begonnen eensklaps te tintelen, zij gevoelde zich 'n verwende prinses, steeds haar grillen volgend. „Ik ben dat leven gewoon ... heusch moedertje... 'n schepsel geboren voor licht en kunst en leven..." 170 Ze liet zich neer op 'n pooffe bij haar moeder en ze borg lachend haar hoofd in de plooien van haar moeders' > kleed... opdat zij haar oogen vol tranen en de trillende mond niet bemerkte... Weer dacht ze aan haar toekomst... Moeder en Julie leefden zuiniger... Mevrouw had pas verlies geleden in effecten, ook hadden ze boven hun stand geleefd... dom als moeder in «geldzaken was. En Cornélie verkoos nu niet meer bij te springen, ze had reeds genoeg gedaan, dan moest Julie maar een kantoor zoeken of zich toeleggen op een of andere werkkring. Mevrouw dacht er over om een dame in pension te nemen, doch daar ze er tegen op zag stelde ze nog steeds uit. Neen Béatrice wilde niet tot last van de familie komen ... als ze zich nu maar sterker ging gevoelen, bloeide haar kunst weer op... die scène met James had haarjillusies gedood... 171 Wanneer zij daar aan dacht... de vernedering als vrouw in vrije liefde ... of liefde ... neen ... dat was 't niet geweest... haar hart was nog bij Henri en 't kind ... altijd. Het was haar eigen afschuwelijke schuld, een verblindend dwaallicht dat haar gelokt had gelokt... Niet denken meer daar aan. O goud had ze gegeven ... een stuk van haar leven, als ze haar kind even in de armen had mogen sluiten. Niemand zou gelooven haar berouw ... de wereld trapte op haar... de boetvaardige Magdalena ... nooit mochten ze beseffen haar verdriet waar ze smalend om zouden lachen... hoonend haar vertrapte eer ... En ze begon weer vroolijk te praten, Mama moest geen „poor child" meer zeggen hoor! En ze vertelde over haar succes als 'n eeuwig bloeiende frischheid en ze maakte illusies dat zt veel geld ging verdienen, dan kwam ze 172 ppjl moeder halen om te gaan naar Lausanne, Genève . . . overal heen ... En ze lachten om haar dwaze verhalen, haar plastische uitbeelding van verwaande actrices ... Dien avond gingen ze laat tér ruste . .. En toen ze den volgenden dag afscheid nam, was ze de wereldsche vrouw, vól mondaine schittering. En Julie had meer teederheidsuitingen verwacht, meer onderdanige kalmte ... want zooals ze daar keek, uit 't portierraampje van de luxe-wagen naar Parijs, met 'n rustig glimlachje, iets koels hautains, keurde Julie haar gedrag ten zeerste af... 't was toch goedheid geweest dat Mama en naai viitinjciijft. uauucu uuivaugcu . . . 't was toch 'n historie ... een verleden ... en nu dat air van gewicht of de heele wereld van haar hoorde ... mama schreide natuurlijk weer ... mama deed théatraal... 't was toch haar eigen verkiezing naar Parijs te 173 gaan ... mama vergoodde Béatrice ... de algedwaalde ... had zij, Julie eens zoo gedaan! De trein floot in snerpend lang gegil... portieren klapten dicht. Ze wuifden... wuifden ... En Béatrice hoog opgericht, 't gezicht bleek zette zich op de roodfluweelen bank, de oogen gesloten als in pijn. Het leven lonkte haar weer .. . Mevrouw Renenburg, de dame die 't huishouden van Henri behartigde, 'n stille beschaafde vrouw van middelbaren leeftijd zat in de huiskamer, en was bezig kindergoed in 'n koffer te pakken, toen ze gestoord werd door Juli van Hilken, die onhoorbaar en onaangediend binnenkwam. „O juffrouw van Hilken ... ik schrikte!" Mevrouw Renenburg rukte nerveus weer wat ondergoed uit de koffer... dit moest Trui, de oude naaister morgen nog verstellen; die boezelaartjes werden te kort, enfin aan 't storsnU wa^tt^ê^og-b^W/tê«8ragen ! nM*Maatiwf aifö^i^fiietisvfefirfHilkê^'pwfeött orntieschéisöÖS^ ^a^tfaaf" a^p^ffiïek^ze kwam •ma^^fti^n^diérlai^irilSé^fiMallSa'isM 't huis van haar gewezen zwager waarn3fe i^^drfgiê^arrriétetfila^ft spfig '-daï^ bemeste fiSQPQmk ré@«cbögb^Sfö#bP9i 3b qo rbis aJJas „Stoor ik soms ?" vroegi^tlliei mfet «tfiftteejfc van gewicht, op^^n'é^têfe.liaetn^Stèri^feel «èeiiviïii%Hü,3gb^it3k mti^ff^AmQo-vM -9d,N^èM2 aJfeenb§iMB|f§§'d 'v&aHEfldy ïftfzféSt ^^twli^a^Mfeèèi^'k^aafi^ër 9$g4fèel feaeOStebitoëröflsad esw na ^amBjfem.f ab ni b^MalaroNoöld^ijTeP^a^sq 3? isIojI b' ni -nojas jBm1aïe¥rfichgê!ft ^Tf^Pg^etiblieerdfe kamers gehuurd, wiOlBiF^ffflét ^aiba^nBB 'N§è#JteêIi wistn^gM .qB%iwqft£$nft Q,er- diP'itilaQet ïïoudeöPl^e^etf^z^^'éeynwllö'é ^fetéff,3Ö^êgvzip*eg^We5f9Bii5fl; gè^Me h'aaïB&lelfrgeelHHgj ltóai«|frlêP'n<^iv^êÊgë^ 175 voor de vrouw die hier ondergeschikt w^ft dacht ze minachtend. /vnoivasab „Eddy is uit... op visite bij Me#jï=QpwoHe& ringa, daar zijn twee ventjes varbz;g^j^a|$yd,, ongeveer ... wilt u 'n kopje theejggbruïk#p. §x „Dank u!" zei ze kort. 99-t u jbbQ,, „Maakt uw mama 't goed . .bngif^egs qgb moette ik Mevrouw in de trajgD tsaar zgTjag erg betrokken . . . isrbaBürj Jib marl „Vindt u .. . 't was ook gBur......-Biflsiackan niet tegen koude . . . zuidelijknbip§dm- j-ilfr aan zee ook erg koud zijoi3# wa^nflejbgfcit/t • ■ e . .. meneer er heen?"n9 naarf Mdbs ia-abfil „Met Mei... ik alleen met. fekind m- l©£8fi«S blijft hier ... Eddy moet ze^ö$h$^bbi>(ï[t>... Mevrouw Renenburg spraJftjjm^jr|ftftid_oor over de wonderen nd^s^ftel^ebHuitw^sk-tS,-, • • over haar gestoRvejB,0|ch|genoo^Bfl.-af M*ffir culose overleden ... Julie M$&t^bjtjnja -nifitj Hoe was 'timog^feHenriih^dThun-iMb©J;en gelaten, ?ij^jd^[-fe^ind leeoye^pr,^ h^adcJeS 176 met zijn ziekte ... en met dit mensch, met deze vrouw werd alles besproken en geregeld... ze zou hem zijn ondankbaarheid eens onder 't oog brengen ... wat dacht hij wel... als ze hem maar eens alleen sprak ... „Gaat u reeds weg ?" vroeg Mevrouw, blij, dat ze opstond. „Ja ... ik dacht Eddy te zien ... geeft u hem dit paaschei... wilt u?" „O zeker... wat 'n groot ei... nu daar zal hij blij mee zijn ...!" Mevrouw van Renenburg bewoog 't chocolade-ei zacht heen en weer, waar rammelend muisjes in tikten. „Dag Mevrouw .. . „Juffrouw Julie . . . „Brengt u Eddy morgen bij ons . .. mama wil dit graag . .. met goed weer gaat ze dan naar 't Vondelpark!" „O juffrouw Julie ... meneer wil liever niet dat hij zoo ver loopt... werkelijk, de laatste 177 dagen is hij spoedig moe . . . daarom juist heeft hij de zeelucht dringend noodig ... past u op de mat... Marie heeft die zoo scheef neergelegd ... Zich hoog oprichtend, stond Julie daar. Haar oogen vinnig priemend in de eerlijke, grijze oogen van Mevrouw Renenburg, die verlegen aan haar schortje frommelde. Ik zal 't meneer wel eens zeggen ... vreemden weten niet alles... u bent hier pas. Vergeet u niet, dat wij Eddy's gestel weten te schatten ... voor niets heb ik niet nachten aan zijn ziekbed gewaakt". Met een koel knikje, liep ze de hall door, Marie schoot uit de keuken, liet de huisdeur achter haar dicht vallen. „Spook" dacht Mevrouw Renenburg, terug keerend in de huiskamer... 't schepsel is stapel verliefd... de man telt haar niet, 't is me nog al 'n grap geweest dat eerste huwelijk met die danseres ... wat 'n air... Het Schoonzusje 12 178 'k zal 't hem eens zeggen... dat veel ik niet... de weduwe van ontvanger! och gut als je toch onder de menschen moet... Zoo'n toon tegen me... weduwe van 'n ontvanger... en mijn goede vader die ons zoo'n opvoeding gaf!" Mevrouw snikte luid over de beleediging haar aangedaan, veegde in verwarring haar tranen af aan een blouse van Eddy .. En 's middags, met groot vertoon van achteruitzetting, kreeg Henri 't verhaal te hooren. Hij stond op, liep heen en weer, hij had veel te denken, een ingewikkeld proces, daarbij 't gesukkel van Eddy... alles maakte hem prikkelbaar en last not least dat gekke optreden van die malle, verliefde, meid.. i die Julie... welzeker die de lakens maar uit kwam deelen... wat bliksem dat moest uit zijn... en voor goed. Dan had ze weer dit gezegd... dan dat. Wat gaf haar 't recht in zijn huis te regeeren! Z§ maakte nog dat dit m^bhs^ehetlig^sélikt'ïnte'rtócfi- weg ging. ,rrMèVrfePkennis, die ook te Amsterdam woonde. tebjga^^êuV van Hilken uit Mevrouw?" ^roeg^tó^Sidg voorzichtig. • • „Jareneer... tenminste de dochter ver- teldeoÖS?} 't was zoo toevallig dat haar mama deze -Haagsche kennis... f $9ojawel... aardig..." a^Sifenri Wist, dat hij nu 'n onnoodig uitgerekt verhaal kreeg, dit had Mevrouw Renenburg légen... anders 'n beste zorg, maar ze zeurde lang als ze vertelde. En hij ging naar Julie. Gelukkig ze was alleen, ze speelde juist piano, keek verrast op. „Gunst Han... wat 'n wonder! Kom je weer 180 eens aan ? Wat 'n eer! Ga zitten... neen hier!" Ze ging naast hem zitten op den divan, vroeg naar Eddy. Hij voelde zich plots verlegen met zijn bezoek, hij bekeek de voorwerpen in de kamer, zonder te zien, maar eindelijk sprak hij scherper dan hij wilde, overmoedig door dit onaangenaam gesprek: „Julie... luister eens ... ik heb liever dat je je buiten mijn huishoudelijke zaken wilt houden ... 't was misschien beter dat je... dat je vooreerst niet kwam ... ik bedoel... dat we de voortgezette kennismaking..." Hij schraapte z'n keel, die zenuw-droog 't spreken belemmerde. Medelijden, afkeer, alles flitste door zijn hoofd heen. • Ze greep vol ontzetting zijn hand, haar donker hoofd, waarvan hem de parfum onaangenaam aandeed, dicht tot hem overgeboven. „Wat meen je met die woorden?" De angst in haar stem verzachtte hem niet. 181 Een plotselinge afkeer van dit onvrouwelijk gedrag, van dit verregaande opdringen, deed hem driftige woorden zeggen, „Laten we nu maar „carte blanche" spelen Juli... misschien zie ik 't verkeerd in ... vergeef mij dan ... maar 't is beter dat ik hier niet meer kom; Eddy mag zeer zeker je moeder bezoeken... ik heb door je zuster, die ik zielslief heb gehad... ontzettend geleden ... ondraaglijk veel... ik zal nooit weer trouwen ... al de oude herinneringen hier in huis, doen mij aan... laatst las je mama een gedeelte uit 'n brief voor van ... haar... werkelijk ik vond 't onkiesch mij met die oude herinneringen te pijnigen; dan verzoek ik je in 't belang van mijn huishoudelijke toestand, Mevrouw Renenburg niet te beleedigen... ik zou haar ongaarne missen... werkelijk, 't klinkt vreemd maar laten wij elkaar niet meer zien!" Ze stond op, sidderend, maar ze zag hem 182 vast aan en hij schrikte van dien blik vol haat; haar oogen priemden als scherpe stralen in de zijn ... „Wat? Wat? herhaalde ze zoekend naar woorden om haar gesmade liefde ... is dat mijn dank ... je kind gered te hebben ... jouw liefde... Ik ontzeg je ons huis van dit oogenblik af... Begrijp je dat... ? Versta je dat...? en Eddy verbied ïk hier te komen ... Ik zal moeder alles zeggen ... Ze voelde zich sidderen bij de bittere gedachte dat alles nu uit was ... voor goed .. { maar ze raasde door. Wat ze nu uitte scheen haar voorgezegd te worden, als 'n stormvlaag van 'n orkaan gingen haar woorden over hem heen. Ze redde nog erbarmelijk zwak haar eer... ze maakte zich belachelijk. Maar toen slingerde ze hem in 't gelaat een verwijt, een verwijt dat Béatrice haar zuster door hem mishandeld was, door 183 zijn drift... zijn ongemotiveerd optreden tegen een vrouw .., Hun woorden bonsden dol tegen elkander in, overspannen van woede, wilde hij haar polsen grijpen, maar plots dacht hij dat hij tegenover een vrouw stond. Zijn drift kalmeerde. Zijn trekken namen weer het voorname aan wat bij heel zijn houding paste. „Vergeef me" zeide hij schor . . . vaarwel...!" Hij tastte gejaagd naar zijn hoed; hij verachtte zich zeiven haar dit allemaal gezegd te hebben . . . niet om haar . . . maar om de oude vrouw ... haar moeder ... „Julie ...?" Ze schoof nog verder van hem af, leunde tegen de suite deuren aan. „Dan ga ik .. . laten we elkaar vergeven .. . ik was misschien wat ruw... ik zal aan j e driftige verwijten geen waarde hechten." Hij hoorde haar lach... scherp ... gillend... haar fluweelen oogen gloeiden hem tegen • • • vól haat.. * 184 En hij ging heen, half ziek van al die ongename dingen, smakte hij neèr in z'n bureaustoel. Kom, 't was beter zóo ... En terwijl Eddy hem goeden nacht kwam zeggen, op zijn knie klauterde en 't oude spelletje hervatte, om de klontjes in pappie's thee te doen, werd 't rustig kalm in hem ... Zoo alleen met 't kind, was nog 't beste ... Toen met stuggen ijver begon hij aan 'n pleidooi te werken. Totdat hij onrustig 't papier wegschoof. Dien avond vlotte zijn werk niet bijster . . . zijn herinneringen dwaalden in 't verleden rond. julie streed tot het uiterste om de hartstochtelijke liefde voor den gewezen man van haar zuster, uit haar hart te rukken. Eerst dacht ze er aan om een huwelijksaanzoek te 185 accepteeren uit dépit, 'n aanzoek van 'n> officier uit Den Helder, doch ze bedankte. Haar moeder leed onder Julie's slecht humeur, haar bitse uitvallen; o ze miste zoo Cornélie's flink optreden, haar hulp, hoewel ze haar dikwijls van harteloosheid had beticht. En ze schreef Cornélie een brief om steun, om raad. Cornélie vroeg haar moeder eenige dagen bij haar te logeeren en Julie vond dit best, ze verlangde alleen te zijn.. Ze sleet haar dagen in 'n wakenden droom,, telkens doemde 't beeld voor haar op van hem, waar ze ruw door verstooten was. Toen ontwaakte ze uit de doffe zwaarmoedigheid en ze schreef aan Béatrice, ze wilde ook naar Parijs gaan. Doch haar zuster ontnam haar die illusie: Wat moest zij daar nu uitvoeren? En mama geheel alleen laten? In 't droefgeestige Holland, wat moeder steeds treurigstemde, omdat ze zich er niet thuis gevoelde? En ze uitte in haar brief wanhoopsklachten. 186 tegen Julie smeekend dit alles niet aan moeder te zeggen. O ze had leed in Parijs; haar vermoeid lichaam gaf niet meer wat noodig was voor haar kunst, 't alleen staan in de wereldstad zonder James, onder 'n publiek dat 'n gewone danseuse in haar zag, nu zij aan een theater van minder soort was aangeland, walgde haar. Ze zond ingesloten een photographie, haar gezichtje vermagerd, de groote oogen als rouwviolen van smart... En Julie bleef 'n tijd roerloos zitten, gebogen over de photo van haar zuster. Neen, Béatrice had het geluk niet gevonden. Als zij, Julie nog eens naar Henri ging, 't portret liet zien, hij zou er bedroefd om zijn, als hij wist dat de moeder van zijn jongen het zóó ellendig ging, of juichen misschien. Mannen waren zoo raadselachtig. Als zij hem ermee kon treffen in zijn ziel, zou ze 't zenden. Neen... 't gaf niets. Ze sloot de beeltenis in haar kastje weg. 187 Julie maakte kennis met Lize Welkers, 'n pianiste. Ze musiceerden samen veel, tot blijdschap harer. moeder dat Julie haar nutteloos bestaan vaarwel scheen te zeggen en — dat eindelijk die fatale liefde onderdrukt scheen. En blij zag Julie de dagen tegemoet dat Lize, 'n vroolijk en toch ernstig meisje^ met haar samen was. Er kwam 'n rUst eh? zelftevredenheid in haar wispelturig zieltje, voor haar als zachte balsem voor 'n gewond1 hart... Want diep innerlijk vergat ze 'niet.. Nimmer sprak ze tegen haar möëder HenfiW tiaanxeuit . 3Ën5rMevB0uwi v&h; Hilken berustte, hoewel; zBJCÏeLtezoekjesrvMjfl haar kleinzoon miste'.. J -»ob»©W9§qQ —rfiBfi*? «r»' 'ree":r—'eG.;— ise^ . .Het-^rarlogsbeeBt Jwoeddé^rond'inaïde verschrikking jzóöjjcm^baiih^aritig'rWTéed, als bijbal. 188 niet te beschrijven valt. Men trachtte eigen angst en zorg voor elkander te verbergen. Chef Latüur ging zijn vaderland dienen, als Belg. 't Was 'n sombere zomerdag met regen •en wind. Chef stapte met groote passen 't hoofd recht, de oogen glinsterend; uit heel zijn houding sprak een doel... eén bezieling teekende zijngelaat: ,,'t Vaderland verdedigen!" Maar 't afscheid van Lou-lou... zijn meisje... Dat smartte... dat smartte diep... Ze waren nu geëngageerd, zij had 'n betrekking op 'n kantoor en hij steunde financieel haar moeder eenigszins. De dag was aangebroken dat hij afscheid nam. Haar handen gedrukt in de zijne, de lach, dien ze hem wilde toonen, verstard op 't gelaat... - Voor haar bleef hij staan, opgewonden pratend: „Zoodra ik aankom zal ik je schrijven... bij welk regiment ik dien Lou-lou... ]89 Ze knikte... ze sprak niet... „We zullen dapper strijden ... we zullen overwinnen!" Ze rilde* even... ze zag 'n visioen van vuur en bloed, van kermende soldaten en beroofde vrouwen en moeders ... Ze zag 't land van Vlamingen, waar ze eéns, lang geleden met haar vader geweest was. Zacht glooiende akkers, riviertjes zich kronkelend door 't groene weidemalsch, huisjes met rieten en roode daakjes rustig verscholen in 't groen. „Zal je flink zijn Lou-lou ... je zult zien ... „Ja .. ." kreunde zij zich werpend tegen hem aan en ze vatte Chef, als wilde ze hem niet laten gaan naar het land waar moordlust hem wachtend was .. . En hij was gegaan, als zoo vele jonge krachten met 'n visioen van overwinning, van lauweren en wapperende vlaggen der triomf... m Half gek vamsaoaflriep! aagst. hadnze attch dtéttjjdag/ aanf!fef^tton9^ïpbheiB[9ös gètftkt. 0 die terugkeer op haar kamertje^ iaHöStt} héöT rtaJléeii rtw^de ase. . bKj>;en,9fctët hlar le*disi£b!o?. sbnarrnajl hbv ,baokf na tuuv Ze drukte .haa*bho, tusschen bossen helm en distels bewogen zij zich voort. Eddy, gebruind door de zon, klauterde zandheuvels op, plofte soms languit in 't gele zand. Groepjes soldaten kampeerden aan 't strand, aangestaard door 't nog aanwezige publiek als iets geheimzinnigs... 't woord oorlog suisde door de lucht, bruiste uit de golven op als 'n dissonant, niet passend in deze zomerweelde. De soldaten déden denken aan oude prenten van 't jaar 1870, toen de FranschDuitsche oorlog uitgebroken was, 't was iets onwezelijks dat 'tgevaar nu weer dreigde. Eddy trok Mevrouw Renenburg, die hij tante noemde, steeds weer mee naar de militaire macht, 's Morgens bij 't ontwaken werd hij er reeds mee wakker: „Tante... straks naar de soldaatjes?" Daar Henri maar eens of twee keer in de week over 'kwam, verzon Mevrouw Renen- 197 burg eens Eddy 'n plezier te doen en Trui, de naaister twee dagen te vragen. Eddy's boezemvriendin! Trui verscheen. Zij deed verhalen over den trein zoo druk bezet met militairen en ze vertelde met veel ophef, dat Jan, haar zusters neef, ook „in mobelisatie was" te Alkmaar." Eddy leunde tegen 't buffetje aan, in de lage buitenkamer, keek met groote oogen naar Trui, die voorzichtig haar zwart strooien kapot hoedje, met 'n kanariekleurig pluimpje getooid, van haar peper- en zoutkleurig toetje afzette. „Zoo'n lieve jongen!" zei Trui bij hem neerknielend ... „kijk eris in de tasch ... wat zou er wel voor 'm inzitte?" „Truitje verevent hem weer... ga daar nu eens zitten... kijk dan zie Je de duinen" glimlachte Mevrouw Renenburg. ,,'t Is een peertje... nog meer peertjes" juichte Eddy, bij 't zien van wat vroeg-rijpe 198 peertjes, door Trui zorgvuldig uit haar tasch gehaald. En echt als kinderen zijn, scheen hem dit 'n luxeus geschenk. „Ja... maar da's niet alles... kijk 's hier!" Met verrukt gezichtje nam Eddy 'n paardenleidsel vol kopere rinkelende schelletjes uit Trui's handen. „Neen maar... je bederft den rakker!" „Och", deed 't oude menschje met 'n blik vol liefde op Eddy, alsof ze excuus vroeg voor haar gaven ... Toen kreeg Eddy 'n lumineus ideé. {Hij wilde absoluut Mevrouw Renenburg en Trui met 't nieuwe leidsel tooien en dan met „dit span" naar de duinen om de soldaten te zien. Hetgeen door Mevrouw en^Trui af werd geslagen, tot boosheid van Eddy, die op den grond ging liggen, 't gezichtje verborgen in de kleine bruine handen. Na 'n berisping van Mevrouw Renenburg 199 en 'n troostrede van Trui, kwam 't jongemensch met vereende krachten weer op den been • en zocht hij zijn troost bij Mieke van den melkboer, 'n vierjarige hummel, wonende in 'n winkeltje naast 't huis, waar Alma van Dongen had gehuurd. Mieke, met J't vlas stroogeel vlechtje, een vinger in den mond, keek eerst verlegen rond, wilde toen wel „paard" zijn en eindelijk draafden ze voor 't huis heen en weer, over de knappende schelpjes. Ze gingen naar 't strand, ^Mevrouw Renenburg niet begrijpend Trui's extaze. Mevrouw Renenburg goedig, dor, plichtmenschje, met weinig mee-gevoel vond Trui overdreven doen, toen ze de zee zag. 't Eenvoudig menschje, dat leefde heur zuiver blank leventje, op de twee kamertjes in 'n achterafbuurt te Amsterdam, die haar zuiver Godsdienstig geloof bezat en al 't moeilijke getob wat 't leven haar gebracht had, zonder morren droeg, vouwde de ge- 200 rimpelde handen en de grauw-grijze oogjes van oude Trui tuurden, tuurden over den zil vergrij zen waterplas, de golven vól speli n gen van parelmoer en daarboven de blauwe lucht met hier en daar drijvend in 't diepe blauw, wat teere donswolkjes. Roerloos staarde de eenvoudige ziel. En ze dacht er aan hoe de zee haar man, jong van haar ontrukt had en ook haar zoon en zij arm achter bleef; toen werd ze linnennaaister bij Henri's ouders en kwam er in dienst voor hulp van de huishoudster... „Als je dat alles ziet... zoo mooi die zee ... en de natuur dan zie je toch dat er 'n Lieve Heer is Mevrouw!" haperde Trui... al moest ik al wat me lief was afstaan ..." Mevrouw Renenburg trok even smadelijk met de dunne lippen. „Ja Trui, 't is heerlijk je vast vertrouwen... maar als je aan de ontzetting van den oorlog denkt hè... dan zal je wel wankelen in je geloof... 201 en jij, die jong je man verloor, toen je zoon!" „Nee", kwam oude Trui beslist... dat zal wel ergens voor moete diene... Mevrouw Renenburg pakte gretig 'n ander onderwerp aan, over een dergelijke Godsdienstige discussie viel met oude Trui toch niet te redeneeren, dat mensch was niet van haar standpunt af te brengen. En Mevrouw begon uit te vragen of de dames Van Hilken nog wel eens meneer Henri opzochten; die juffrouw Julie liep haar gewezen zwager gewoon n&... ridicule bepaald, vond Mevrouw, Eddy bij 'n hand trekkend voor den opkomenden vloed. ,,Och" nou u 't vraagt... ze, is er pas nog eens geweest, ze kwam geloof ik boeken terug brengen die ze geleend had ... o lieve jóngen pas op je voetjes... kijk wat 'n water!" Eddy genoot. Trok Trui aan haar hand naar de zee, gilde van pret dat 't water Trui's voeten nat maakte. Mevrouw Renenburg dacht na. 202 Ze was er dus geweest?... zij, Julie, die gek verliefd was op Eddy's vader. .J. nu, ze hoopte maar 'dat zij niet [meneer's vrouw werd ... dat aanstellerige schepsel met haar schandelijk brutale opdringende kunsten... ze was er in lang niet geweest... enfin meneer zou wel wijzer zijn... zejjmoest toch eens meer van dat huwelijk weten en ze begon listig Trui uit te hooren. Doch Trui had rt te druk met Eddy. Mevrouw |herhaalde haar vraag. Maar Trui stotterde, glimlachte even treurigjes, zei toen rustig, de ingevallen mond trillend : „Och Mevrouw... °dat is voorbij ... laten we er niet over beginnen... kijk 's wat 'n groote schelp ... gut... mag ik die meeneme, op min schoorsteen zal jdie prachtig staan!" Mevrouw Renenburg maakte ti vaag gebaar. Ze vond plots de oude naaister 'n vervelend mensch, kijk die strakke samenklemming der lippen, of 't mensch bang was eén 203 slecht woord van de familie te zeggen... overdreven bepaald, nu, zij zou niets meer vragen... wat ging haar 't ook aan; ze had er een beste, vrije, betrekking als hij nu maar niet trouwen ging met dat spook, dat gewezen schoonzusje, met de dolle, gloeiende oogen en de donkere haren om dr' ooren... Ze liepen langs het strand, héél ver, waar weinig [menschen waren, totdat Eddy moe werd en ze huiswaarts keerden. Trui had twee heerlijke dagen, in haar goedhartigheid bemerkte ze niet, de wat trotsche koelheid waarmede Mevrouw Renenburg haar nu behandelde, Trui zoende bij 't afscheidnemen Eddy's donkerblond kopje alsof ze voor eeuwig afscheid nam en tranen gleden langs haar wangen toen de trein zich in beweging zette en Eddy luidkeels gilde „Dag Trui.. daggg..!" En Mevrouw Renenburgs' glimlach werd zachter; ze dacht na over de groote ziel van 't eenvoudige vrouwtje... 204 Zij begreep haar nu beter. Julie van Hilken had boeken terug gebracht aan Henri, hij was alleen thuis en de wereld scheen voor zijn oogen om te draaien, toen Jullie weer verscheen met 'n lief lachje, onschuldig als of er geen beleedigende woorden tusschen hen waren afgespeeld. In de huiskamer, staarde zij hem aan, térwij 1 hij kalm 't avondblad dicht vouwde en over den oorlog nadacht. „Ik kwam je deze boeken nog terug brengen, ik had weinig tijd eerder te komen." „Merci... er was anders geen haast bij... „Ik dacht dat je boos was... na die scène Han, k was 'n beetje driftig... maar... ik wilde eens vragen of Eddy nog te Noordwijk is?'* „Boos? Ik word zoo gauw niet boos... Eddy? Zeker. Hij ziet er best uit 't baasje.'* 205 - Zij keek hem aan en hij wendde kalm zijn blik van haar af en sprak rustig door over Eddy. Maar 't flitste door zijn hoofd, hoe onmogelijk dit meisje zich aanstelde om zóo lief te hebben, dat ze alle conventie vertrapte, trots zijn beleedigingen. „Wat 'n ellende de oorlog he ?" vroeg ze 'm onderweg aangrijpend. „Ontzettend," zeide, hij geheel nu opgaande in deze wereldellende... kijk, ik ontving eergisteren 'n brief van Chef... „O ja... hij is naar 't front... „Hij is nu in de streek van het IJsergebied en heeft 't hard te verantwoorden... maar hij is vol moed... ,, Vreeselijk voor zijn meisje, hij is toch verloofd niet waar... 'n burgelijke familie hè?" „Och... dat zou je aan haar niet zeggen, 't meisje is op en top 'n lady... 'n lief goed kind... ik hoop innig dat Chef 't er goed af mag brengen ... 't is een vervloekte toestand, 206 dat moorden in deze eeuw'... God-allemachtig 't is een schande... een afschuwelijk menschonteerend gedoe... bah...!" Hij sidderde van opgewondenheid, denkend aan de jonge krachten die vielen op 't zoogenaamde veld van eer... Totdat hij Julie's stem weer hoorde. „Ik heb 'n verband-cursus gevolgd bij 't Roode Kruis ... in tijd van oorlog Han. „Zóó? Ja, veel jonge dames...!" kwam hij onverschillig-beleefd en toen met meer belangstelling: „En hoe maakt je mama het nu? Is ze al gewend in Amsterdam?" Op 't oogenblik logeert ze bij Cornélie... „O, dat is prettig voor haar. Ik acht Cor zeer... 't is 'n flinke vrouw, die eerbied afdwingt, ze gaat zoo kalm haar weg, ze heeft zoo'n rechte lijn aan haar leven gegeven, er gaat 'n kracht en rust van haar uit, bewonderenswaardig!" Julie wendde 't hoofd terzij, ze wist dat hij haar zuster hoog achtte als vrouw, ze behoefde 207 op Cornélie niet jaloersch te zijn, maar de waardeerende woorden waren voor haar kleine ziel reeds te veel. Ze dulde niemand's lof te hooren uit zijn mond. En hij dacht hoe jammer het was dat Julie niet onder Cornélie's invloed was gekomen ... dit opdringende kind, met haar hartstochtelijk, vreemd karakter.... „Het wordt al frischjes .. . volgende week komen Mevrouw Renenburg en Eddy weer thuis ... Mag Eddy dan weêr eens komen Han?" vleidde ze lief. Hij deed een poging om .vriendelijk te zijn. „Kom Juul.. . laten we elkaar nu begrijpen hè? 't Is werkelijk 't beste dat alles zoo blijft... heusch kind, er is te veel tusschen ons voorgevallen, wees jij nu flink... we zullen denken dat we goede vrienden zijn gebleven, werkelijk je moeder tobt maar weer over... Béatrice wanneer ze Eddy dikwijls ziet!" Ze stond op. Weer was ze de minste ge- 208 weest... weer voelde ze dat hij haar niet begeerde ... nu was 't gedaan. Kroppend van drift, slikte ze nog wat woorden in, toen stond ze op. „Als je mama dan niet gunt dat ze 't kleinkind ziet, heb ik niets meer te zeggen... adieu dan!" Hij gaf geen antwoord, volgde haar de gang door en opende de voordeur. „Wel thuis!" zei hij stroef. Ze liep de gracht afin de zomeravondlucht; zij balde de vuisten, groote tranen sprongen in haar oogen! O ze vernederde zich steeds weer ... altijd weer .. . dat ze zich toch zoo laag aanstelde om dien man... die haar min zou vinden... min... en ze kon hem niet vergeten... Ja, zij had nog steeds hoop gekoesterd ... hoe had ze steeds gedacht aan hem! 't musiceeren had haar afleiding gegeven, maar zij kon het niet langer verdragen, dat zij Henri haar ruwe, ongemotiveerde, beleedigingen naar 't hoofd had geslingerd, op dien avond toen 209 toen ze alleen thuis was. En bij 't opruimen van een boekenkastje, zag zij de geleende boeken, een werk van Daudet en „Gottes Reich ist in Euch" van Tolstoi. Begeerig greep zij toen de gelegenheid aan om de nog ongelezen boeken zelf terug te brengen ... ze zou excuus vragen voor haar drift... ze zou ... Zij kon dien toestand van halfheid van onrust niet langer verdragen en ze was gegaan . .. Maar zijn koele kalmte, zijn welberaden optreden om de familie-band nu voor goed maar te breken, had haar weifelingen, ot hij haar toch liefhad, geheel vernietigd. Nu was alles uit. . . Krankzinnig had ze zich aangesteld, nooit en nooit kwam ze meer. Eddy moest oma en tante Julie maar vergeten, met vaste zekerheid wist ze nu dat hij de relaties met de familie van zijn gewezen vrouw, wilde verbreken. Haar liefde mocht haar niet langer verlagen, ze moest vergeten, ze wilde. En ze Het Schoonzusje 14 210 schreef den volgenden dag aan haar moeder, die nog bij Cornélie logeerde, of het goed was dat zij eenige dagen kwam,lAnne, 't dienstmeisje zou goed voor alles thuis zorgen, ze voelde zich zoo alleen. Mevrouw van Hilken, steeds in smart over Béatrice, die met den oorlog nog te Parijs in 't „Théater Francais'1 optrad, — dacht aan mogelijke slechte tijding door Julie ontvangen en dat ze daarom zelf kwam. Cornélie zat naast haar moeder op den divan en greep de kleine handen. „Lieve mamaatje u tobt maar over Béa, werkelijk, zoo bereisd als zij is zal ze wel veilig te Parijs zijn... 't is geen kind, schrijft u nu maar gauw dat Julie komt... u weet.., ik ben hier niet groot behuisd dus samen de kleine logeerkamer deelen of wacht eens, ik zal daar gaan, dan kunt u met Julie op mijn slaapkamer ... Och kindje, zoo'n drukte .. . dat behoeft 211 immers niet voor die paar dagen. .. „Weest u nu rustig mama ... ik moet nog even naar 'n patiënt en dan gaan wij vanavond naar 't concert waar ik vrijkaarten voor ontving . . . Mevrouw keek naar h*aar oudste dochter, die haar steeds kalmeerde. De gezonde zenuw sterke natuur van Cornélie deed haar zwak nerveus temperament rustiger worden. Cornélie had 'n klein benedenhuis gehuurd en 'n meid-huishoudster zorgde voor de huishouding en terwijl ze haar studeerkamer in trad en de overgordijnen dicht schoof, dacht ze er aan hoe veel rustiger het was dat mama en Julie niet meer samen met haar woonden. De twee menschen werkten, als ze lang bij haar waren, nerveus op haar zoo krachtig gestel, 't Eeuwige gezeur over Béa, Julie met haar fladderend zieltje, 't was gewoon om iemand prikkelbaar te maken. Hier, zoo rustig 212 in de stille kamer waren al de dingen haar lief. De studeerlamp op haar schrijfbureau wierp zacht schijnsel over haar boeken. Ze staarde op eenige cabinetportretten in lijsten van bekende professoren, waar zij college bij geloopen had. En z'e was dankbaar, dat zij dezen weg gekozen had, al waren er ook groote teleurstellingen in haar leven geweest zij maakte vele physiologische studies en ze dacht in grooten ernst over Julie na. Ze vond zich zelf te zwak en te onverschillig tegenover haar zuster, die ernstig kalm aangepakt moest worden. Maar och . . . hadden al haar goede bedoelingen schipbreuk geleden? Zij ondervond geen meegaandheid van familie... Julie wilde haar nooit gelooven, ze deed haar eigen zin töch. En mama was als 'n groot, dom kind. Ze werd oud, de laatste maanden. Wat was moeder mooi geweest, zoo jöng zoo élégant met dat tenger-fijne figuurtje. JEn nu plots, sedert dat tobben oyer haar dochter 213 was mama zoo verouderd; hoe dwaas dat Béa uit Londen over was geweest en ze 't haar eerst niet durfden zeggèn. Was ze dan zoo streng in haar oordeel? Zoo ongevoelig? Neen, maar 't was haar nu eenmaal onmogelijk nog voor de zuster te voelen, de zuster die 't leven van zich zelf vergooid had. Waarom moest ze nu beklaagd, zooals mama deed? Ze wilde immers haar danskunst uitvieren, welnu, ze had haar zin. Ze was zich immers haar groot talent zoo bewust geweest, dat ze haar leven haar toekomst er voor offerde en nu was ze minder enthousiast, vertelde mama en zag ze vermoeid! Geen wonder . . . wie weet hoe ze 't leven leefde ... o wel was 't een ellende dat zij, Cornélie zoo geheel buiten alles stond zonder te kunnen helpen. Ze waren bang voor haar geweest, altijd. Julie niet, zij verzette zich steeds tegen haar idee's en ze meende het toch waarlijk zoo goed. 214 Ze zat werkeloos aan haar schrijftafel en om den energieken mond [teekende 'n lijn van droefheid ... licht bedroefd omdat zij, trots al haar toewijding, nooit in haar geloofden, haar aanzagen als 'n streng rechter... moeder en Julie .. . Ze ging, naar de huiskamer en opgewekt sprak ze weer met haar moeder ... „Kom mama, wilt U thee schenken . .. daar staat 'n blikje vanille wafeltjes . .. ziezoo . .. nog even gauw naar Mevrouw Martens, dan kom ik terug en gaan wij naar 't concert... u zult er weer Haagsche kennissen ontmoeten!" Mevrouw met levendige drukke gebaren, schonk thee in; ze kwam weer in vroolijker stemming dan ze de laatste dagen geweest was; I logeeren bij Cor deed haar goed . . . och ja, ze had Den Haag niet moeten verlaten, Julie had dit door gedreven ... Julie! * * 215 Toen Henri Alma van Dongen 's middags tegen 't etensuur jthuis kwam, wachtte hem 'n jong meisje in dep salon" zeide het dienstmeisje hem, wijzend op de deur. Hij dacht Julie weer te zien . . . werkelijk, 't onmogelijke schepseltje was er toe in staat, maar toen hij binnen trad, zag hij Louise Tilman, ,Chefs' verloofde. Ze zag£doodsbleek, 't gezichtje nerveus vertrokken en ze greep, vóór hij haar nog had begroet, spontaan zijn handen in de hare. „Meneer Alma... ik kom zelf... o Chef is gewond, ik kreeg bericht!" Hij wilde haar trillende hand vatten en hij zag haar wankelend een stoelleuning vastgrijpen. „Kom" zei hij, niet anders wetende te zeggen en hij bedacht hoe dwaas dat woordje „kom" klonk, moest hij haar niet tot steun zijn, het eenzame kind, Chefs meisje? Hij vroeg haar naar eenige bizonderheden, 216 hij belde de meid en verzocht haar 'n glas wijn te brengen. | Toen vertelde ze dat hij gewond was in de loopgraven, aan 't hoofd, door 'n sabelhouw van den vijand, waar ze streden, man tegen man . . . Ze sloeg de handen voor 't gelaat en weerde 't glas met wijn af, wat 't dienstmeisje, verwonderd kijkend, had gebracht. Met ontzetting staarde Henri op 't tengere figuurtje, gezakt in den leuningstoel. „Louise toe ... hij is toch alleen maar gewond" poogde hij te troosten. Even deden zijn welgemeende woorden haar goed. „Ik ging zelf naar hier heen . . . ik Éiad geen rust thuis ... ik moet nu weer heen gaan, moeder is ook ziek." „Als ik wat voor je kan doen, beschik maar over mij ik zal je naar de tram brengen." 217 „Neen, heusch niet, ik ben nu bedaard . . ."' weerde ze af. Hij nam haar handen weer. „Zal je kalm zijn kind . . . ?" Ze poogde even te glimlachen, 'n hopeloos, treurig lachje en ondanks flink willende zijn. voelde ze haar hart steeds sneller van angst kloppen, 't Deed haar toch goed dat ze in haar groote smart en verlatenheid Henri had gesproken. Een zachte zusterlijkheid, een sympathie voelde ze voor den vriend van haar aanstaande, zijn medegevoel deed haar zoo goed in deze dagen vol onrust. Ze liep langs de stille grachten naar huis. Het was 'n gure Octoberdag, ;de regen prikkelde haar in 't beschreide gelaat. Snel nam ze den huissleutel; boven, in 't kleine portaal hoorde ze voetstappen. Moeder lag te bed, wie was daar nu? Ze hield den adem in, toen zag ze 'n groote mannengestalte een neef van Chef, Jan Duinkers* 218 die haar 't bericht gebracht had dat Cher was gewond. Met uitgestoken hand kwam hij op haar toe. Zij knikte hem toe, de oogen groot, diep in 't doodsbleeke gelaat. Ze voelde iets ontzettends over haar komen. Er was natuurlijk weer bericht... daarom kwam hij . . . daarom dat meewarige in heel zijn houding. Hij kuchte, wilde spreken haperde. De blikfvan die groote oogen boeiden hem als 'n vreemde macht, de oogen pijnigden hem om 't leed wat zij uit zijn mond moest hooren. Ik wilde je zeggen ... er kwam nog 'n bericht ... maar wees nu kalm.. .|zijn toestand is... Ze stond recht voor hem. Een waanzinnige gelijk. „Zeg 't maar" gilde zei woest.. . verzwijg maar niets . .. Chef is . . . 't Woord gesneuveld wilde ze niet uitspreken. Hi[ knikte zonder te spreken, zich laf en klein 219 voelend dat hij geen woorden wist te vinden om haar te troosten ... hij verweet zich zelf, dat hij 't haar verkeerd had medegedeeld, groote, goedige jongen van twee en twintig jaar, die zich verweet haar nu zoo |als martelares te zien, Chefs meisje, zoo zacht en lief •.. En hij huilde, onhandig in zijn pogen tot troost. Hij vloekte, vloekte, tandenknarsend op den oorlógsafschuw ... God ... wat vrouwen en moeders en meisjes zouden er lijden, onnoembaar lijden in al de landen waar het oorlogsbeest woedde in dolle razernij. Hij begreep, dat hij zoo niet kon blijven nadenken... hij moest haar helpen ... Ze stond bij 't venster, starend, zonder tranen. Jan Duinkers greep haar handen vast, zóo zacht alsof de minste aanraking haar pijn zou doen. Eén voor éen maakte hij haar knellende vingers, van de gordijnen, die ze vast had gegrepen, los. Ze keek hem aan, zonk toen kermend op 220 'n stoel. Wezenloos staarde ze maar. Toen kwam de gedachte in haar op, wat Jan Duinkers hier moest doen, hij, die nooit kwam . .. wat zei hij nu . . . ?" Ze barstte uit in 'n radeloos gesnik, hulpeloos stond hij naast haar, bang onder zooveel smart. Onhandig morsend plenste hij eenscheut water in 'n kopje, uit de karaf die op 't buffetje, stond bracht 'taan haar trillenden mond. „Toe Lou.. . drink eens ... Ze had 't hoofd in de handen verborgen. Toen hoorde ze een stem, moeder's stem uit de half duistere alcoof. Wankelend liep ze de kamer uit, de alcoof in. „Moeder!" De oude vrouw richtte zich overeind hoestend en steunend, met oogen, gloeiend van koorts. „Chef is . .. Verder kwam ze niet. Ze stortte neer bij 't bed van de zieke vrouw. In de zwarte deur- 221 •opening stond Jan Duinkers. Hij hielp haar weer overeind, de oude vrouw had begrepen, luid steunend met wijdgesperde oogen, streek ze haar gerimpelde hand over 't blonde kopje van de dochter ... Doodstil was 't in de alcoof. Zwijgend stond Jan daar, vreemd, in deze omgeving van rouw, waar zijn jonge levenslust niet scheen te wennen. Hij had gaarne weg willen gaan en hij dacht er aan, dat hij zijn ongetrouwde zuster zou sturen om hier te helpen, Louise in haar smart alleen met de zieke, oude vrouw, alleen tot hulp 'n dagmeisje, ging toch niet. Hij zou even naar Alma van Dongen gaan en hem van Chefs overlijden vertellen. Arme kerel. . . Hij wist dat hij in 'n hospitaal overleden was te Brussel, bizonderheden ontbraken nog. Hij roerde zacht haar hoofd aan, ze keek op en streek 't verwarde, blonde haar uit de oogen. „Wat ?" vroeg ze aarzelend. 222 „Ik zal mijn zuster naar je toe sturen, ze zal je van dienst zijn Louise!" „Neen ... geen vreemde hier", kwam de oude vrouw bits, 'n wantrouwen opvattend tegen onbekende menschen in hun stil eenzelvig bestaan. „U moet hulp hebben ... van Louise kunt u nu niet verlangen dat ze voor alles zorg draagt", kwam hij stroef. De oude vrouw, streek nerveus over 't laken. „Afleiding is beter voor Louise .. . het valt niet te veranderen ... 't is heel naar. . ." Een hoestbui schokte de hoekige schouders op en neer. Louise stond wezenloos op, vergat in haar smart haar plicht niet en schonk 'n glas water in, waar ze kalmeerende druppels in telde, toen schudde ze 't kussen op. „Kom moeder ga wat rusten." Haar fijne hand, streek over 't grijze haar van haar moeder, die vermoeid door de. hoestbui, diep in de kussens zakte. Jan Duinkers 223 S^J* nam afscheid met belofte dat hij zijn zuster zou sturen, verlicht toen hij op straat liep, weg uit de atmosfeer vól ellendige treurnis . . . arme meid . . . dacht hij. Louise ging naar de huiskamer, ze wierp zich, nu onbespied wetend en geheel [alleen voorover op den grond, de handen woelend door haar losgewoeld haar, 'tuitkermend van wee, zielepijnen, die folterden door haar arm hart... Doodstil was 't in de kamer. De regen tikte zonder ophouden tegen de vensters aan. Zwijgend staarden de muren, 'n stilte hing rondom als in 'n sterfhuis. En haar leed was zoo]ontzettend ■ diep, dat het buiten haar om scheen te gaan, 'n ding waar zij buiten stond, 't was niet te omvatten. En zooals ze daar lag, zacht Chefs naam prevelend, was ze een beeld van verwoest geluk ... Eén uit velen, in deze rampzalige tijden. Henri Alma van Dongen ging zijn ouders 224 bezoeken, zijn gedachten vol groote treurigheid over 't verlies van zijn vriend Chef. Somber weer was 't, met 'n natten nevel die onaangenaam aan deed. Door de in elkaar warrelende takken der boomen, vóór 't huis scheen licht uit de serre; de huisknecht was bezig met 't sluiten der blinden, toen hij met 'n plotselinge beweging zich van 't venster afwendde, hij had Henri gezien, zeide dit tegen Henri's moeder. De oude Mevrouw liep hem tegemoet, met langzame pasjes, voorzichtig trippend over de plassen in den tuin hier en daar bloeide nog 'n late herfstbloem,, de struiken verloren zich reeds in den vallenden schemer . . . Mevrouw Alma van Dongen schudde even 't hoofd om het altijd onverwachts komen van haar zoon, waarom dit niet gezegd? En hij kwam met 'n lach in zijn oogen, naar Raar toe. „Mama ... ik kwam eens even aan . .. hoe. gaat 't hier?" 225 Ze keek hem aan, neen, zijn gezicht stond opgewekt, er was dus niets, toen met 'n lichte beving in haar stem: . ,Je vergeet ons geheel... je komt zoo zelden, dat ik bijna vergeten zou een zoon te hebben. Hoe is 't met het kind?" „Kom mamaatje," deed hij opgewekt en hij drukte de koele handen . . . u weet toch wel dat mijn bezigheden beletten . .. Ze viel hem glimlachend in de rede. \ „O ja ... altijd de bezigheden . .. enfin ... oude menschen worden vergeten niet waar?" Hij trok haar arm door de zijne en zei wat vriendelijke dingen. Al deed zij hoog en koel, toch was de oude dame gevoelig voor hartelijkheid en ze drukte even zijn arm. „Kom maar gauw binnen, 't is al zoo guur..." Eenige oogenbjikken daarna zat hij in de hem bekende huiskamer, waar de huisknecht een stoel, dicht bij den haard, voor hem Het Schoonzusje 15 226 plaatste. Hij hield nog, weg in gedachten, een bos witte seringen en chrysanten in de handen. „Kijkt u moeder, voor ü." Hij wist haar altijd te verrassen wanneer hij bloemen mede bracht, want zij had altijd Dioemen om haar heen en daar de oude dame haar tevredenheid in huis moest zoeken, door 't sukkelen van haar man, vertoonden de kamers een rustigen smaak en zachte geur van bloemen, al waren ze duur, bloemen moesten er zijn ... Zijn moeder schikte ze in 'n kristallen vaas, zette zich toen naast haar zoon, starend in de ros-blauwe vlammen. „Hoe is 't nu met vader?" vroeg hij, de hand uitstrekkend naar 't glas vermouth, wat Frederik bracht. „Och ... langzaam gaat hij achteruit. Vader ligt de laatste weken veel. te bed, er is nu overdag 'n pleegzuster, 't maakte mij te nerveus en te moe zoo heele dagen bij 'n 227 zieke. Lastig is hij, niet maar je begrijpt, een patiënt eischt zijn zorg." „Is er oogenblikkelijk gevaar ?'f „O neen ... de professor uit Utrecht zegt dat langzaam de. krachten verminderen." „Ik zal er even heengaan moeder, is vader op de slaapkamer^ of is er soms een ander vertrek voor ingericht?" „Neen .. . onze slaapkamer, maar wacht dan tot na 't diner, je blijft toch dineeren? Als je nu vooruit had getelegrapheerd, had ik wat uitgebreider menu laten opdisschen... je komt ook bijna nooit." Haar wenkbrauwen trokken wrevelig saam, ze frommelde met 't kanten zakdoekje, begon zachtjes te schreien. Hij nam haar hand, streelde heur grijs haar, een ongewone gebeurtenis, want Mevrouw Alma van Dongen hield niet van théatrale uitingen zooals zij steeds beweerd had. Maar de eenzaamheid in de groote villa met den kindschen ouden man, had haar treurig ge- 228 maakt, een behoefte naar afleiding en sympathie had ze noodig. „Kom moeder ... toe, drink eens!" Hij was naar 't buffet geloopen, schonk 'n glas half vol water. „Weineen Henri... dat is niet noodig... de eenzaamheid hier buiten gaat mij tegenstaan... „Vraagt u dan een logé .. . b.v. tante Lindenhof of Cato Bloemstra, dat zijn toch kalme menschen die geen bepaalde soireés wenschen, bovendien is hier te Hilversum genoeg ontspanning, corcerten, schouwburg, 't Nederlandsch Tooneel geeft hier toch ook wel voorstellingen?" Zij vatte zijn hand en schudde 't grijze, mooie hoofd. „Ons leven hier is voorbij mijn jongen. Weet je wel vroeger in Den Haag? Dat was 't schitterende gezonde leven om mij heen. Onze salon was 't middelpunt der conversatie... „Veel klatergoud, mama!" 229 Ze maakte 'n afwerend gebaar. De oude dame uitte zich gaarne over vroegere dagen; hoe zij schitterende diners gaf, de verschillende kennissen allen bijna behoorend tot de aristocratische elementen ... ze informeerden nog wel naar papa's toestand, 'n enkele keer zocht men haar op, maar och, 't bestaan hier en 't sukkelen van haar man, deed vooral in den winter, de reis afschrikken. Henri streelde den Htrad die languit uitgestrekt lag voor den haard en dacht even aan zijn jeugd terug, arm aan liefde en gezelligheid... Maar nu had hij medelijden met zijn moeder... „Eddy zou ook te lastig zijn, wanneer ik hem bij u zondt, niet waar moeder?" „Ja en wat zou 't kind hier hebben? Ik verlang wel naar hem en zal volgende week eens te Amsterdam komen." „Ja" kwam hij levendig, toe, doet u dat." Plotseling flitste 'n gedachte door zijn hoofd. 230 Kort na 't sterven van Chef, was Louise's moeder overleden, ze zocht nu 'n betrekking... als hij haar eens 'n thuis bezorgde hier, bij mama? Ze was geen meisje dat na al 't leed een leven vól afleiding wenschte, arm kind, ze stond nu geheel alleen op de wereld. En voor mama was 't een aanspraak. Hij begon over zijn plan te spreken, rustig. Doch Mevrouw weerde af. . . Hier, zou 't kind neerslachtig worden en dan, natuurlijk zou 't meisje aldoor treurig zijn over 't verlies van haar verloofde en 't sterfgeval harer moeder; 't zou 't eeuwig onderwerp van gesprek zijn, was dat afleiding? Henri dacht na. Louise was stil, zag er zeer bleek uit, diep zonk ze weg in haar melancholie ... neen, 't wederkeerig gezelschap zou niet gezellig zijn. En hij liet 't onderwerp rusten. Frederik kwam zeggen dat de oude heer om Mevrouw riep. 231 Henri volgde zijn moeder naar de slaapkamer en keek om 't kamerscherm heen, wat voor 't ouderwetsche, mahoniehouten ledikant was geschoven. Hoe oud was nu zijn vader; behoedzaam zette hij zich naast 't bed, fluisterde: Dag papa!" De oüde man keek hem wezenloos aan, de oogleden onrustig knippend en wendde 't hoofd af. „Hij herkent je niet" zeide zacht zijn moeder. Zij liep rustig door 't vertrek en liet hem wat bouillon drinken. De oude man doezelde weer in en ze gingen naar beneden. De knecht kwam zeggen dat de tafel gedekt was. De tafel glansde onder 't licht, zacht geurden bloemen . .. „Hoe vindt je papa? Min, is 't niet?" Even beving hem 'n aandoening. „Ja moeder ... 't gaat achteruit met vader" „O, je weet niet hoe nerveus 't mij maakt Henri." Mevrouw Alma van Dongen schonk zelf 232 de koffie in en dacht met weemoed hoe eenzaam 't straks weer zijn zou als haar zoon weg was. De dagen sleepten zoo stil voorbij ... En ze dacht eraan om over 't meisje te spreken, waar Henri van had gesproken. Als ze toch eens gezelschap had was 't misschien beter dan altijd alleen; de lange, lange winter zou minder vervelend zijn misschien. „Zou dat meisje ... toch eens willen komen ik meen ... Louise niet? Ik houd 't zoo niet uit. .. ik moet 'n aanspraak hebben ... als ik maar weet dat er iemand om mij heen is, 's nachts is hier de zuster en ... 0£ij voltooide de zin, niet, te ontroerd over haar eenzaam leven op 't groote buiten, maar een vrouw die zich niet gaf, haar teleurstellingen steeds willende verbergen. „Maar natuurlijk wil ik er over spreken, moedertje".... * Hij stak, 'n sigaar op en liep met korte 233 pasjes heen en weer. Hoe zou Louise's fijnvoelende ziel aan deze kille atmosfeer wennen ? Zij was zoo gevoelig, een kind met 'n hart vol_ liefde ... mocht hij haar wel brengen bij zijn moeder? Hij schrikte van zijn gedachtenloop. Vanaf zijn eerste kennismakking met Chefs' meisje had hij haar bizonder aantrekkelijk gevonden in haar ongekunstelde eenvoud ... dat zou 't geschikte moedertje voor zijn jongen zijn! Héél dwaas was 't van hem geweest en tóch... Wanneer de tijd de wond haar toegebracht zou genezen en zij was bij zijn moeder in huis ...? Hij strekte de handen uit en trok zijn moeder naast zich op de ouderwetsche sofa ... „Ik zal maken dat u een aardige „dame de compagnie" krijgt moeder, maar" .. . „Wat Henri!" Hij dreigde met den vinger: 234 „Dan een beetje toegevend zijn . . . bedenk mama, 't meisje heeft véél ellende gehad .. . „Gekke jongen ... wanneer haar verloofde niet pas gestorven was dan zou 'k denken ... Vuurrood bukte hij zich om 'n uitgevallen roos op te rapen. „Dwaasheid moeder!" „Neen ... 't was maar gekheid. Je zult wel 'n andere keuze doen na dat vreeselijke eerste huwelijk van je:... bega in Godsnaam geen tweede mesalliance .. . 't is een zeer bourgeoise familie zeker?" 't Was hem niet mogelijk iets terug te zeggen... ongenaakbaar koel, met dat rustige hautaine, zag hij zijn moeder nu ... hij stond plots weer ver van haar af... Dien avond, toen hij te Amsterdam was, besloot hij den volgenden dag Louise op te zoeken en haar 't voorstel van zijn moeder te doen, maar mooier en aangenamer dan 235 het was, zou hij 't niet maken ... dan zou 't haar, zoo zij er op in wilde gaan, misschien nog meevallen .. . zoo hoöpté hij. Louise logeerde na 't sterven van haar moeder bij nicht van haar vader. De weinige ouderwetsche meubels had ze bij kennissen op 'n zolder mogen zetten tot ergernis van de nicht. Welja, nog air's ook ... waarom dat meubilair niet verkocht. .. vooral nu Louise de betrekking op haar kantoor niet meer had. Ze deed 't werk werktuigelijk, altijd met hare gedachten bij Chef... en de patroon had haar kalm, vriendelijk gezegd eens rust te nemen ... heusch... ze hadden medelijden, maar op 't kantoor met 't correcte werk was zij op 't oogenblik niet „bruikbaar." En ze was heen gegaan. In 'n half droomende stemming had ze Pp 236 't aanbod van nicht Bergstra aangenomen, om een poosje te komen logeeren, ze moest maar in de huishouding assiteeren, afleiding was 't allerbeste. Nicht, weduwe van 'n ontvanger der belastingen met vier nog jonge kinderen had 'n druk huishouden en profiteerde nu van Louise's hulp, met klagende stem aan de kennissen rondvertellend, dat ze zoo'n medelijden met 't nichtje had . . . Louise, in dit huis, met de verwende, onhebbelijke kinderen, gevoelde zich als 'n vreemde. Zij wilde van 't overgespaarde geld 'n klein bovenhuisje huren en pension beginnen, wat nicht sterk afraadde, bang om Louise's hulp te missen. En op 'n middag, n Woensdag, verscheen plots Henri Alma van Dongen, om haar te spreken. Nicht, slordig gekleed in 'n vlekkerige peignoir op afgetrapte pantoffels, luisterde met nieuwsgierige verbazing. De kinderen, hangend om de half afgeruimde koffietafel, luisterden stil naar de 237 ' vreemde stem in 't portaaltje. Louise nerveus, opende de deur van den salon, 'n opgesmukt vertrek, met guldens bazar-achtige weelde. „Ga zitten," zei ze 'n stoel aanbiedend, de gordijneh wat hooger trekkend, waarop nicht, die geluisterd had, 't hoofd om de deur boog met scherpe stem verzocht, de gordijnen zoo te laten tegen de zon. Om Henri's mond trilde 'n lachje, zon was niet te bekennen; nicht scheen „bazerig" en nieuwsgierig. In dit milieu was Lou-lou dus! Hij fronste zijn voorhoofd en terwijl ze nog heen en weer liep, sloeg hij haar slank gedistingeerd figuurtje gade, zoo rustig in bewegen. Hij schrikte terug voor zijn gedachten. Dwaas, was hij toen dien avond geweest, om te oordeelen, zonder haar te kennen; dien ayond met Chef saam zittend voor „Trianon" toen Chef, arme kerel, klaagde over 't vervelend leven van zijn meisje. Hij had spottend gelachen, met 'n cynisch lachje 238 opgemerkt, dat hij 't zoo zwaar niet op moest nemen, haar maar op kamers moest zetten... stel je voor zij, met haar ingetogen, zuiver leventje! Gek was 't, dat deze vrouw hem zoo aantrok. [Misschien doordat er nog iets natuurlijks en waars van haar uitging. Toen zette ze zich tegenover hem en aarzelend langzaam, begon hij te spreken over zijn moeder, deed haar 't voorstel om er voor gezelschap te komen. Zij zweeg en bleef voor zich staren ... in tweestrijd. Hij liet haar enkele minuten zoo stil. „Ik zal geen aangenaam gezelschap zijn..." Weer hing er 'n stilte, alleen de schelle stem van de nicht klonk tot hun door, die in de andere kamer, de kinderen verbood. Die stem deed haar plots in-zien, de onaangename omgeving van haar tegenwoordig thuis. Dankbaar keek ze Henri aan. Hij was zoo 239 goed en zoo vriendelijk voor haar .. . vreemd eigenlijk, dat ze elkander reeds tutoyeerden... haar smart had hun vrijer gemaakt, hij als vriend van Chef voelde zoo'n medelijden met haar... dat wist ze. Ze overwoog om te gaan naar zijn moeder. Kijk, Louise ... ik zou je voorstellen er eerst als logée heen te gaan, bevalt 't wederkeerig niet, welnu, dan ga je heen; moeder is een weinig... hoe zal 'k je dit zeggen ... koel... maar ... wanneer je in haar smaak valt, dan heeft ze veel voor iemand over... Een nieuw leven ... weg uit deze sfeer, ging 't door haar vermoeid hoofd . .. och, was haar leven nog wel iets waard ... zonder hem .. . zónder hém .. . Zij voelde hoe de tranen langs haar wangen gleden, doodelijk bedroefd zat zij daar..; „Wanneer je er te veel tegen opziet Louise, dan wil ik niet langer aandringen kind ... 240 En plots nam ze 'n besluit, „ïk wil 't probeeren Henri... wil je je mama dan schrijven?" „Goed ... Mama zal 't werkelijk treffen met haar „dame de compagnie", deed hij"opgeruimd, „geef haar je sympathie Louise, zoo dit mogelijk is en je zult, hoop ik geen berouw hebben; zij is eenzaam ... Hij slikte 'n opkomende ontroering weg, 't leven was toch vol misère ... zijn vader zoó .. . zijn trotsche moeder eenzaam, Loulou ongelukkig... bah... 'n beroerd, wereldje hoor! Nicht tikte aan de kamerdeur. Welja, in haar eigen huis speelde Louise maar de baas ... wat had die chique vent haar te te zeggen . . . 't had nu lang genoeg geduurd . .." En nicht trad binnen. „O, 'k vraag excuus ... ik dacht dat u reeds heen was gegaan ..." Louise stelde voor. Nicht, nu in 'n verschoten blauw-zijden japon, nog haar ge- '241 verfde bruidsjapon, deed allerliefst, vroeg of Henri soms 'n kopje thee wilde gebruiken, al was 't nog wat vroeg. Doch Henri dankte. „En wat zegt u wel van m'n nichtje? Vindt u 't nu wel goed zich zoo aan verdriet over te geven? Ze wil absoluut geen afleiding nemen; 't is hier juist zoo'n gezellige omgeving met mijn vroolijk viertal, Careltje, de oudste en Lize en Heintje en Benjamin . . . Doch Henri bleef niet langer dan de beleefdheid eischte; om de verhalen over de lieve kinderen aan te hooren, had hij minstens 'n week moeten blijven... Hij hoorde, in strijd met nichts' verhalen over hun verdraagzaamheid, 'n hevig gekrijsch in 't portaal, waarop Careltje de deur open benste en gilde dat Benjamin de inktkoker over 't tafelkleed had geworpen . .. Nicht verdween en Henri vertrok. Aan de trap drukte hij Louise's hand. Het Schoonzusje 16 242 „Ik ben blij, Lou-lou, voor moeder ... en misschien voor jou ... de Gooische lucht zal je bleeke wangen weer kleuren ... „Misschien", poogde ze te glimlachen ... 't beste met Eddy ... „Merci... au revoir dan." Louise was ongeveer twee maanden bij Mevrouw Alma van Dongen in huis. Ze was nu gewend; haar diepe melancholie had plaats gemaakt voor 'n meer rustige droefheid, die zij, in betrekking zijnde, trachtte te verbergen, om 's avonds stil uit te schreien, in de veiligheid van haar kamer. Maar de oude Mevrouw had geduld met haar droefheid. En in haar trotsch hart gloeide zacht aan. 'n vonkje sympathie voor 't jonge gezelschapsjuffrouwtje ; vreemd, dat haar gevoelens zoo veranderden, zij, die 't door haar zoon opgedrongen gezelschap niet had begeerd, wilde Louise nu niet gaarne missen, 243 dacht ze 'n beetje bang, dat Louise haar verlaten zou. Toen kwam er 'n scheuring in 't stille leven van de laatste jaren ... Eerst stierf haar man. Het was al zoo lang te voorzien geweest, maar de dood komt steeds nog te onverwachts. En na de begrafenis op „Eik en Duinen" waar 't lijk heen was gevoerd, en nog vele leden uit de officieele wereld aanwezig waren, om de laatste eer te bewijzen aan den man, wiens laatste levensjaren in kindschheid heen waren gedoezeld, waren de zenuwachtige dagen nog niet voorbij, en kwam Henri op 'n avond het sensioneele bericht brengen, dat door den oorlogstoestand, effecten, in zijn moeders' bezit, aanmerkelijk gedaald waren ... In haar effen leven kwam nu wilde warreling van gedachten en smartelijke gewaarwording. Ze besloot kleiner te gaan wonen, te 244 Bussem ... Frederik, de oude huisknecht zou blijven met een dienstbode en de gezelschapsjuffrouw moest heen . .. 't salaris was niet meer te betalen . . . Stil vérslagen, zat de oude dame alleen in haar boudoir. Haar tranen hield ze in wanneer haar zoon of Louise bij haar waren. Ze dwong zich als altijd, in kalme- fierheid ... ze wilde niet beklaagd zijn. „Moeder ... laat u Louise blijven ... laat mij het salaris betalen, kom moedertje, zoo hopeloos is de toestand nog niet. . . u hebt ook het pensioen van vader nog!" Zijn moeder rees op. „Ik zie 't aankomen, dat je weer een vrouw beneden je stand zult trouwen" ... zeide ze sidderend ... maar ga je gang .. . alles is zoo anders gegaan dan ik dacht... En ze dacht met radeloosheid, hoe ze 't groote huis moest verlaten, 't gqpraat van de kennissen . .. haar fierheid kromp in een. 245 Ze verliet, de kamer, Henri alleen achter latend en ze trad haar boudoir in . .. ze staarde rond naar al 't antieke luxueuse ... oude vrouw, met volle gehechtheid aan mooie, fijne, dingen ... in 't kleine huur-huis te Bussum misstond dat antieke cabinet. . j Ze zou die meubels maar verkoopen.. . Zachtjes werd er aan de deur getikt. Aarzelend als bang, stond Louise in de zwarte deuropening. „Mevrouw ... wij wachten met de thee . . . u kwam niet... zal ik u hier 't kopje maar brengen0 U moet wat rusten gaan Mevrouw... De oude dame had zich weer 't masker voorgedaan van strakke koelheid, doch Louise wist beter, ze liet zich niet terug sturen. Ze boog 't blonde hoofd dicht bij 't grijze hoofd van Henri's moeder en vatte de weerstrevende handen in de hare... „Laat mij bij u blijven . . . och toe?" . . . 246 Bijna streng deden de oogen in | wasbleeke gelaat van Henri's moeder. „Je zult wel 'n andere betrekking vinden Louise ... wees daar niet bang voor." „Daarom zeg ik 't niet Mevrouw... ik ben tevreden met..." „Wat meen je Louise?" Ze durfde den zin bijna niet voltooien . .. bang dat ze de trotsche vrouw beleedigen zou. „Nu u de levensomstandigheden anders inricht, haperde ze, strak kijkend naar 't strenge, onbewogen gelaat der oude vrouw, behoef ik niet dat groote salaris ... bedenkt u eens, ik ben ook alleen Mevrouw . .. wij zijn aan elkaar gewend ... mag ik hier blijven?" De trotsche trekken ontspanden. „Wanneer je 't gaarne wil... mij is 't goed Ik ga rusten ... laat me nu alleen." Louise keerde zich naar de deur. Maar plotseling voelde ze haar hand grijpen. 247 De oude dame stond naast haar; het trotsche hoofd boog zich naar haar toe ... „Je bentin goed, goed kind ... ik dank je.'r Met langzame schreden wankelde Henri's moeder haar haar stoel terug... Én Louise liep de trappen af, om haar energieken, zachten mond speelde 'n glimlach ... Ze wist wel, dat ze een plaatsje in dat trotsche hart veroverd had . .. En ze dankte, dankte in stilte, dat ze niet onder vreemden moest en 'n thuis had gevonden .. . een thuis bij 'n vrouw, veroordeeld door de wereld als „de ongenaakbare", maar zij, Louise, had den weg naar dat hart gevonden en [daar was ze dankbaar voor, zij, zelf zoo eenzaam in 't leven .., * * * Anderhalf jaar was voorbij gesneld .., 't Was lente ., f 248 De nachten werden korter ... herleving in de lucht. . . herleving ... op de aarde ... herleving in 's menschen harten .. . Takken en struiken ontknopten en wit, bruidswit en teer-rose, prijkten de boomgaarden in een verblindenden pracht van bloesem ... Herleving .... Eddy Alma van Dongen stond in den tuin bij Oma te Bussum en keek naar de kuikentjes, gele pracht-donsjes, zoo juist gekropen uit het ei.. . Louise strooide wat zaadjes neer en gretig weerden zich de snaveltjes. „Nu ik tante?" „Voorzichtig Eddy ... pas op ... och, die kleinste stumper krijgt niets ..." Als twee blije kinderen, zóo opgetogen waren tante Louise en Eddy over de gele donsjes. .„Piep . . . piep ... piep ..." deed Eddy hen na. Louise liep den kleinen moestijn door en Eddy, bij Oma gelogeerd op „Huize Nora" 249 te Bussum, dribbelde de serre in. O, 't was; zoo heerlijk nu buiten . . . Eouise liep verder; zoete^ geur van ontluikende knoppen was rondom . x. De lucht hel blauw en bloesems overal.. Iets juichends had de moestuin . .. een feest van lente ... Herleving ... ,' Een zacht geluk beving haar; maar de glimlach om haar lippen werd bleeker, de blik harer oogen dieper ... Ze wist het. Hij zou haar vragen zijn tweede vrouw te worden . . . d§ tweede moeder van zijn kind.. Henri Alma van Dongen.. En Chefs beeld leefde nog voort in haarhart... dat wist hij wel... En haar hart voerde 'n strijd, 'n stemming om te grijpen naar 't gestorven geluk,, dit steeds vast te houden ... Chefs beeld ... Waren zij niet, Henri en zij, als goede: vrienden ? 250 Ze liep verder . . . De tuin lokte met de lente-geuren, de blaadjes-teer .. i Ze keek verschrikt op en hoorde haar naam roepen . .. Henri Alma van Dongen, onverwachts overgekomen uit Amsterdam, haalde haar in. I „Neen maar, is dat zoeken?" kwam hij vroolijk, blij haar handen drukkend „en mijn zoon wist ook niet waar je was!" Verrukkelijk weer hè ? Ik moest vandaag Amsterdam ontvlieden . . . Ze lachte en bewoog nerveus de handen en zwijgend liepen ze zoo verder. Een vogel ritselde door de seringenstruiken, de lentelucht woei zacht over hun heen .. . En hij dacht nu de vraag te doen, al zoo •dikwijls' overdacht... hij wilde haar zoo graag als zijn vrouw, als moedertje van Eddy . .. Rozeroode bloesems fladderden neer. Roze- 251 roode bloesems van de appelboomen ... En* in die lenteweelde greep Henri haar hand enflitste 'n angst" door hem heen voor haar weigering. O, hij was werkelijk geen verliefde jonge man meer, 't beeld van haar, die hem bedrogen had, doemde bij 't zien van zijn kind nog te veel voor zijn oogen op . .. Zijn liefdedroom was uitgebloeid ... Maar als zij wilde aanvullen het leege, koude leven van man-alleen met 'n jong kind, dan zou 't geluk nog opbloeien . .. Een vrouw als Lou-lou ... En al waren hun zielen nog verwijderd,, onbewust kwam de nadering ... Ze schrikte op, toen hij 't haar vroeg, zijn vrouw te worden ... Zijn woorden klonken oprecht... ze keek hem aan ... Langzaam trok zij haar handen uit de zijne terug... 252 „Het verleden . . ." zeide ze zacht. .. „Wij beiden hebben geleden, Louise, wat is ons leven zö<5? Zeg me alleen dit: zou 't een offer zijn, wat je mij bracht, om Eddy's moeder te worden?" Zij schudde van neen, greep zijn hand. „Wanneer je geduld met mij wilt hebben?" yroeg ze verlegen. Hij sloot haar mond met 'n kus, hij wilde haar niet meer missen uit zijn leven . . . Ze sprak zacht door over haar doode liefde, •nog voortlevend in haar hart. En- ze keek hem aan met oogen, als vroeg ze om vergeving, weemoedig glimlachend. Hij knikte slechts bij haar woorden, denkend hoe kalm hun beider liefde was ... en hij zag 't beeld van Béartice, als 'n vluchtige duisternis doemde even de herinnering aan haar op ... Hun oogen ontmoetten elkaar. En 't was of ze elkanders gedachten wisten . .. Om hun beider gestorven liefdes ... 253 Uit de verte, door de stille lente-lucht, klonk Eddy's schril kinderstemmetje tot hen door... Zijn rappe beentjes haastten zich om naar pap en tante Lou te gaan . .. Gelukkig, hij had ze bereikt! „Bengel f? kwam Henri. . . hoe vondt je ons hier zoo?" En hij tilde zijn zoon van den grond. Maar Eddy wrong zich los en graaide de rozeroode afgedwarrelde bloesems van den grond ... En zijn kleine handen wierpen in dartel kinderspel, overal de bloesems rond. Hij strooide ze guitig lachend uit, over tante Lou's japon. En 'n stroom van vreugde golfde af van Eddy op de twee ernstige menschen. Toen bukte Henri zich, tilde zijn weerspannigen zoon van den grond. „Geef nu tante Lou 'n kusje ... zij wordt je moedertje." 254 Even zag Henri haar ernstig diep in de oogen . . . Toen bedekte ze Eddy's frisch snoetje met kussen .. . En 't lenteleven was rondom .. . droom van belofte, droom van weerkeerend geluk... Herleving. . . * * * Mevrouw van Hilken had een verlovingskaart ontvangen van Henri Alma van Dongen. Zwijgend reikte ze 't kaartje over aan haar dochter Julie . En zij lachte, lachte smalend, verscheurde de kaart in kleine stukjes. Toen sloot ze de oogen als in zware, geestelijke inspanning... Voorbij.., IfRAsj En ze ging de kamer uit. Mevrouw van Hilken was zenuwachtig over Julie's vreemd gezicht. En zij voelde dat ze leed, dat haar 255 kind leed, dat de liefde opnieuw wakker geschud was ... die heillooze passie ... voor Henri... Julie bleef heen en weer loopen als gek van woede. O ... als zij dacht aan al die dagen, wachtende, steeds wachtende dat groote geluk... zijn vrouw te worden. Een vloed van tranen brak zich baan, haar opbruisend bloed kalmeerde. O, als ze zich nu maar sterk hield .. . sterk . .. alles doen om te vergeten. Ze hadden elkander nog wel gesproken, al had hij de familieband willen breken. Zijn kind 'was nog wel bij hen op visitie geweest, terwille van haar moeder. En de laatste keeren had zij hem juist zoo opgewekt en vriendelijk gevonden. Dat was natuurlijk door zijn liefde voor dat schepsel dat nu zijn vrouw werd ... Zijn vrouw ... Haar hartstocht, haar zuidelijk temperament maakte haar dol, radeloos; vertrapt door hem, vertrapt. .. Ze redeneerde niet. Ze dacht niet hoe 256 bespottelijk ongemotiveerd zij zich over hem uitliet, nooit had Henri haar illusies voedsel gegeven, nooit zelfs geflirt. Kom, ze had al zoovéél doorstaan, ze wist nu dat het einde gekomen was. Sarcastisch, jaloersch cynisch begon ze over het onbekende meisje van Henri uit te razen, tegen haar moeder. Mevrouw kalmeerde de opgewonde dochter met bedarende woorden, die haar nog driftiger maakte. Cornélie, vond toen ze thuiskwam van 'n vergadering, de verlovingskaart. Zij vond 't goed dat Henri weer trouwde en Eddy 'n moeder kreeg. Ze schreef 'n welgemeende félicitatiebrief. Cornélie dacht na over Julie. Wonderlijk meisje toch, haar zuster. Met héél haar hartstochtelijke karakter, met al haar onvolmaaktheden, was ze toch haar liefde trouw gebleven in haar noodlottige vereering voor Henri. Slecht was ze nietr dan had ze wel dwaze streken gedaan en zich. 257 wanneer 't alleen passie was, met anderen afgegeven . . . En de dagen sleepten weer verder. Béatrice was nog steeds te Parijs; ze woonde op kamers in rue de Choistel, in een groot gebouw met vele verdiepingen. Maar door den oorlogstoestand wilde ze Parijs verlaten en naar Amerika gaan. Ze was reeds geëngageerd geweest aan verschillende „cabarets artistiques," maar ze wilde een vast engagement hebben, met den oorlogstoestand was 't te onzeker. Ze was weer Béatrice. De mooie, zelfbewuste vrouw. Haar zin voor de danskunst was weer opgebloeid, toen na de scènes dat James haar verliet, had ze zich als mislukt gevoeld zonder 'n bezieling voor haar kunst, zonder enthousiasme. En die paar dagen in Holland doorgebracht bij moeder en Julie... God, hoe bespottelijk week was ze toen geweest... Haar oogen schitterden weer, licht, muziek, Het Schoonzusje 17 258 weelde . . . 't volle leven hield haar omvat. .. In 'n lichtblauwen peignoir bewoog ze zich in de kleine kleedkamer van ,,'t Cabaret Artistique" waar ze zou dansen. Ze donsde wat poudre-deriz over haar gelaat, bekeek zich in den grooten toiletspiegel. En terwijl ze tusschen toiletartikelen zocht naar 'n flesch met parfum, stampte ze met den kleinen voet ongeduldig op den grond, 't Was reeds laat, ze moest zich reppen. Ze bukte zich, liet de peignoir van haar schouders glijden, maar op 't zelfde oogenblik kronkelde het dunne crêpe, gevat door 'n vlam uit de lamp, in vuurgloed op. In 'n oogenblik lekten vuurroode vlammen langs de gordijnen overal heen. Ze gilde, ze rukte 't kleed van haar schouders, ze wrong zich al kronkelend op den grond, ze voelde helsche pijnen, gloeiende, verschroeiende hitte in 't gelaat slaan ... zij zonk neer ... gillend, machteloos. De vlammen kronkelden, gloeiden als losgebroken duivels omhoog. Er 259 kwam hulp, men trapte de deur in en was 1t brandje spoedig meester, maar Béatrice lag in onmacht, 't gelaat overdekt met brandwonden, kreunend in haar bewusteloosheid. Men bracht haar naar 'n gasthuis, reeds vol door gewonde militairen, waar nog 'n kleine kamer vrij was. Dagen lang lag zij zoo in kalme gevoelloosheid ... 't gelaat, de handen verbonden . .. voor dood had men haar weggebracht .. . 't leven wreekte zich . . . Zij kwam terug in 't leven ... in eeuwige duisternis ... Ze had 't gezicht verloren... ze was blind... Een „soeur de charité" verkoelde de brandende oogen met natte compressen, ze hoorde dokters fluisteren ... Eeuwige stikdonkere nacht rondom . ». 't Noodlot had zich gewroken . .. Die woorden prevelden haar bevende 260 lippen ... die woorden hamerden in haar vermoeid hoofd. Geen toekomst, geen carrière meer ... o God ... I In radeloosheid klemde ze zich aan de zuster vast, die haar kalmeerend toesprak, 't kussen schikte. In radeloosheid dacht ze uit 't ledikant te komen en tastend het venster te bereiken, zich neer te werpen uit 't raam, ten pletter... , Maar ze werd bewaakt. . . Vernietigd was haar leven ... Ze vroeg den dokter om raad, smeekend knellend zijn handen tusschen haar klamme vingers. „Kom," zei hij kalm, „er is geschreven naar Holland . .. dan brengt een zuster u . . . uw moeder wacht." „Neen," steunde zij .. . o laten ze mij zoo niet terug zien . . . Hij keek haar aan, in groote deernis, 't Rood-beplekte gelaat... de arme, blinde 261 oogen. De tranen sprongen hem in de oogen, gevoelsmensch als hij was ... Beter was 't geweest, 'n zegen, om haar den doodslaap in te laten gaan, dacht hij, zich van 't bed afwendend. En hij sprak nog even met de zuster, verliet 't vertrekje. En terwijl de lente, bijna ontplooid tot vollen zomer, de aarde opnieuw tooide, ontving Mevrouw van Hilken de tijding van 't ongeluk dat Béatrice getroffen had. En werd de dochter in 't ouderlijk huis terug verwacht... En bad haar moeder, om de tijding te mogen ontvangen, dat haar kind, haar lievelingsdochter bezweken, was in 't vreemde land... Want haar zoo voort te laten martelen .. .dat was eén wanhoop ... eén foltering... eén leed... Ze was gekomen ... Door 'n Hollandsche pleegzuster gebracht. 262 Bij 't bed zat de moeder, haar hand in de hare geklemd ... „Hoe is 't nu kind?" „Goed moeder... toe vraagt u nu niets!" Zuchtend berustte de moeder. „Zal ik de ramen hooger openen kind?" „Neen, moeder" ... Mevrouw van Hilken drukte den zakdoek tegen haar mond, [om niet luid uit te gillen de smart over dit verloren, jonge leven... „Petite mêre... schreit u nu .., om mij ?" „Stil kindje... neen... 't gaat over..." „Moedertje?" „Ja?" „Wilt u oprecht zijn?" „Wat dan Béatrice?" „Hoe ziet dat gezicht van mij? Vuurrood, mismaakt, vól litteekens, is 't niet?" „Och, kind ... dat vergroeit immers wel!" „Vergroeien! Neen moeder ... zeg geen 263 troostwoorden ... ik ben mismaakt... en mijn [ oogen ... gevaarlijke, donkere oogen zei Henri altijd. . . o mijn God ... moeder doe 'n weldaad ... geef me vergif! Niemand weet 't toch.. . haar morphine ... zegt u tegen den dokter dat ik slapelooze nachten doorbreng ... help me . . . u bent altijd lief voor me geweest... uw bijstand ... uw zachter oordeel... och toe moedertje, dit leven is één lange marteling ... Mevrouw van Hilken sloeg de armen om haar dochter heen ... ' Julie trad stil de kamer in, zette zich naast 't bed. „Zal ik wat voorlezen Béa? Mama gaat u wat rusten?" „Neen . .. Julie... laat jullie me stil liggen... ik zal niet meer klagen ... ik zal niets meer zeggen moeder ... waar is uw hand ... zóo ... toe gaat u' wat rusten, Julie blijft hier." Mevrouw verwijderde zich, langzaam verliet 264 ze 't vertrek en in haar naamloos wee dacht ze zich nog vast te klemmen aan Cornélie, die uit Den Haag over zou komen met een bekend oogarts... maar och, ze wist 't immers, er was niets meer aan te doen ... Julie zette zich naast 't ledikant, wilde 'n boek nemen, doch haar zuster weerde af: „Niet lezen, Julie..." Moedeloos staarde Julie naar haar zuster. Geen woord van troost vond zij. De avond viel. Naderende schaduwen slopen als schimmen binnen, Béatrice sliep in ... De stilte drukte Julie; ze keek uit 't venster en zag de postbode aankomen ... er klepte wat in de brievenbus. Onhoorbaar ging ze 't portaal in, kijkend over de trapleuning, of de meid haar soms brieven bracht, misschien van Cornélie . . . Ze greep ongeduldig naar de twee brieven. Een van haar zuster, morgen kwam ze met den professor en de andere ... 265 Een ondertrouwkaart van Henri Alma van Dongen . .. Ze bleef roerloos staan. Dus hij was nu bruigom na 'n verloving van drie maanden. Haar oogen dwaalden over 't gelaat van Béatrice ... En plots wist ze .. . 't Uur van haar wraak was gekomen, zij, versmaad door hem ... Een trek van ironie, hartstocht en triomf wisselde op haar doodsbleek gelaat... Henri wist niet dat zijn eerste vrouw, de moeder van zijn kind, nu bij hun was. En zij, Julie zou hem bezoeken, zijn bruidsdagen vertrappen, leed zou ze hem doen ... leed ... Als 'n boos beeld van satanische slechtheid rees dat voornemen in haar, tot krankzinnig opgedreven hartstocht, voor den man die zij begeerde . .. haar zuidelijk bloed sprak ... Béatrice schrikte wakker. „Ik heb zoo'n dorst!" wm! 266 „Hier is limonade ... ik ben bij je, Julie .. . „O ... dank je . . . hoe laat is 't nu?" „Bijna zeven uur ... Béa?" „Zou je . . . ben je rustig om wat aan te hooren?" vroeg Julie. „Ik heb kracht om 't ergste te hooren!" zeide ze bitter, wat is er dan?" „Je weet... dat... Henri... trouwen gaat?" „Ja," steunde zij... je vertelde mij daarvan." „Wil... ik meen, zou je hem nog eens wenschen te spreken?" „O Julie! Zoo graag ... o God ... zijn vergeving te hooren ... dan zal ik rustig zijn... en ... Eddy ... mijn jongen ... nog eens bij me te voelen ... zien, gaat niet... En als dan maar 't einde kwam ... o 't einde Julie ... ik lijd zoo ... de wroeging ... Wil je gelooven dat mijn kunst dadelijk uit was gebloeid? Een schijn-geluk was 't... een waan ... een droom ... een spel der verbeelding ... want mijn geluk ... was bij 267 Henri en 't kind . .. 't berouw kwam dadelijk.' O Julie . ., ik leed zoo ... ik leed soo .. . James sprak over de harmonische schoonheid van mijn lichaamslijnen, mijn donker glanzende oogen ... mijn kunst vooral... en ik dwaas schepsel kwam onder zijn invloed ... ik brak mij baan ... op weg naar 't ongeluk . .." Krampachtig schokte haar vermagerd lichaam van wild gesnik. „Stil Béa... je moet bedaard zijn ... ik zelf, zal Henri verzoeken te komen ... zeg niets aan moeder ..." Mevrouw van Hilken trad binnen. „Hoe gaat 't, kind? Huil je nu? Hier zijn druiven . .. doe je mond open .. . zóo ..." „Och mama ... u bent zoo lief.. . 'k heb er heusch geen zin in ..." Ze stopte, op gevoel, 't laken in haar mond, opdat moeder 't snikken niet zou hooren. Julie liep 't vertrek op en neer. Ze sprak niets meer. En ze dacht er aan, dat 't oogen- 268 blik eindelijk aan was gebroken om Henri's geluk te verstoren. Ze hield 't hoofd gebogen, alsof ze niet wilde laten zien, het booze licht dat uit haar oogen straalde... In zijn bruidsdagen zou ze hem treffen... * * De bruidsdagen van Henri en Louise gingen kalm voorbij. Hij voelde zich nu gelukkig. Hoe licht was het leven nu, na al die stormen. De oude Mevrouw, al was haar wensch altijd geweest, dat haar zoon een meisje uit den adelstand zou trouwen, was tevreden met deze keuze. Het leven had haar ook geleerd... De zomer was bijna verstreken; de oude boomen in den tuin verloren al wat bladeren. De oude Mevrouw Alma van Dongen liep aan den arm van het bruidje door de stille lanen. Zacht leunde ze tegen Louise aan, 't loopen werd haar moeilijker, de rechte gestalte was gebogen. Ze spraken over het 269 nieuwe huis te Amsterdam, zeker, ze zouden veel mama bezoeken en Mevrouw Renenburg, de huishoudster van Henri, kwam nu voor gezelschap bij Henri's moeder. En Louise peinsde, hoe vreemd het leven liep. In haar hart was stille vreugde ... al spraken dikwijls de stemmen van vervlogen geluk. . . toen Chef nog leefde ... In zijn studeerkamer zat Henri, verdiept in schrijfwerk, toen hij gestoord werd door 't dienstmeisje, dat hem -'n»kaartje overhandigde. „Julie von Hilken." Verwonderd staarde hij ... zeide dat de juffrouw maar hier moest gelaten worden. Vóór hij goed besefte, stond ze reeds voor hem. „Ik wensch je geluk," zeide ze heesch, de 270 stoel weg duwend, welke hij voor haar plaatste. „Dank je . ... Julie." „Ik moet... ik kom je over 'n ernstigen toestand spreken .. . Hij werd bleek, staarde haar in 't wit ge-,, laat. Doodstil was 't in de kamer, vreemd benauwend hing dat zwijgen. En toen plots, zonder omwegen: „Béatrice is terug . .. bij ons in huis ... ze wilde je zien ... je zult dit niet weigeren . .. want ze is heel rampzalig . .. blind... en ziek ... ze vroeg om jou nog eens te zien en jullie kind ., | „God allemachtig . .. blind!" Zijn schorre stem brak af, hij zonk terug in zijn bureaustoel... Haar lichaam schokte op. Ze zag hoe goed haar welgekozen woorden werkten ... „Vertel me," zei hij sidderend . .. „vertel dan..." En in de momenteele marteling zijner 271 mffi smart greep hij als om steun, haar handen ... „ Ja ... de moeder van je kind... blind..." Hij keek haar fel aan ... en hij begreep plots klaar haar toeleg ... ze had hem willen treffen in zijn ziel... zijn geluk wilde ze breken... nu hij trouwen ging met Louise... Want haar strak, koud gelaat, vertoonde geen smart... alleen de oogen gloeiden hem tegen völ haat. . . vol, triomf... Zijn hart klopte, hij drukte er beide handen tegen. Hij stond nu vlak voor haar, zijn adem voelde ze op haar wangen. „Ik zal komen ... ik dank je voor je medegevoel ,. .". zeide hij kort, zich geheel beheerschend. En zij lachte,. .. zij lachte ... zij blikte in zijn verwrongen gelaat... ze wist nu nog zijn liefde voor de moeder van zijn kind. . . al trouwde hij die andere... Toen, als doorzag hij haar geheel, trad hij 272 op haar toe, schudde haar ruw bij de schouders . . . „Wézen zonder gevoel. .. zonder genade .. . schepsel... ga heen ...!" „Denk je dat ik lieg?" gilde ze, verschrikt voor zijn woede. „Neen ... maar heb dan medelijden met je zuster ... schepsel zonder hart... moet je van haar ongeluk misbruik maken om mij dit aan te doen ... ik veracht je ... je hadt kunnen wachten . .. juist nu kom je deze dagen verstoren ..." Zijn gelaat was verwrongen van drift... hij had moeite haar niet bij 'n arm te nemen de deur uit te werpen ... En zij, met onbeteugelde woede, ketste hare woorden terug, niet wetende meer wat ze zeide. Ze gevoelde, dat hij haar aan den arm greep en de deur achter haar dicht patste; ze stond op straat en wankelde naar huis. Ze liep regelrecht naar haar kamer; een smart doorvlijmde haar ... wat... wat had ze er mee 273 gewonnen? Zijn diepe, diepe minachting ... maar toch . . . zijn geluk was nu heen! Ze bleef op haar kamertje, gaf voor dat ze hoofdpijn had en bleef te bed; ze wilde niemand zien, zwaar lijdend voor wat ze in haar opgezweepte razernij en teleurstelling misdreven had. Henri Alma van Dongen was gekomen met Eddy. Béatrice lag op een divan, gehuld in 'n witte peignoir, völ witschuimende kanten . .. Daar lag zij .. . die eenmaal zijn vrouw was geweest... Ze strekte de handen uit.. . „Béatrice ... hoe gaat 't nu?" Zij lag daar... de vrouw die zijn leven had verwoest... maar de oogen zagen niets meer. En ze betastte 't blonde kopje van hun kind, Het Schoonzusje 18 274 dat angstig bescherming zocht bij vader, bang voor de vreemde vrouw, de moeder van hem ... ,,'t Is heel goed en lief dat je nog eens komt.. . vergeef me Henri..," snikte ze zich oprichtend van de kussens. Gedwongen sprak hij, stamelend wat banale zinnen. Hij zette Eddy op z'n knie, want 't kind, bang van al 't vreemde, begon te schreien..." Ze vroeg niets ... ze stamelde alleen 'n woord . . . om zijn vergeving . . . Het terugzien maakte hem machteloos tot spreken ... haar lichtzinnig leven vergaf hij bij zooveel vernieling .. . „Hij is zeker groot geworden . .. Eddy ... zal ze veel van hem houden ... ik bedoel... je aanstaande vrouw?" „Ja zeker ... ze zorgt goed voor hem .. 1 Mevrouw van Hilken kwam binnen, de dokter was er, Julie was ziek. 275 Toen namen ze afscheid . . . voor 't laatst..i „Ik dank je..." sprak ze, machteloos om nog meer te zeggen ... dat je eéns nog kwam... En bei haar handen drukte hij met kracht in de zijne ... „Ik heb je vergeven, Béatrice ... nu zullen wij elkaar niet meer zien . .. dat is 't allerbeste . . ." Hij ging heen en vond 't leven verschrikkelijk. Zijn rustig geluk was gedaan.. ..o God hij had die vrouw aangebeden... Eddy's moeder.. | Eddy rukte aan zijn handen ... „Ik wil nooit nfeer mee pappie ... die leelijke, zieke, vrouw ... kan ze niet zien ? Lekker hè pap .. . morgen gaan we naar Bussum ... naar oma en tante Lou . .. Hij knikte ... te onmachtig tot spreken . Bij Louise vond hij zichzelf terug . . . Langzaam liet de beklemming hem los. Ze 276 wist alles ... hij had haar niets verzwegen. Met vochtige oogen keek ze hem aan ... „Ik begrijp je ontroering," zeide ze zacht... „Ben je boos kind, dat ik ging?" „Weineen, Henri... al blijft zij je eerste liefde, de moeder van je kind . .. dan kan ons huwelijk immers toch goed zijn, 't was wel een treurig weerzien... in onzen bruidstijd." Hij sloot haar zacht in zijn armen en de sterke kracht, die van haar uit scheen te gaan, stelde hem weer in evenwicht... De toekomst met 'n vrouw als Lou-lou zou mooi zijn ... al bleef die duistere bladzijde in z'n leven. * * * Julie van Hilken was ernstig ziek. Harde koortsen folterden haar broos lichaam. Haar ziel was vergaan in liefdesstrijd, geknakt vóór haar tijd ... In den overspannen toestand, sloopten zware zenuwkoortsen haar jong lichaam. 277 En de dood overwon, zeker van zijn prooi. Haar onbeteekenend leventje was uitgebluscht. Roerloos, zonder tranen zat Mevrouw van Hilken naast haar blinde dochter. Regen kletterde tegen de vensters, onzichtbaar door de neergelatengordijnen. Cornélie logeerde eenige dagen bij haar moeder. Haar ernstig gelaat scheen ouder .. . Geen der vrouwen sprak. Men had verzocht van rouwbeklag verschoond te blijven ; een tikje tegen de kamerdeur deed Mevrouw en Cornélie opkijken. Het dienstmeisje bracht 'n krans binnen, 'n krans van witte rozen en rouwviolen. Op 't kaartje las Cornélie den naam van Henri Alma van Dongen ... 't was een laatste groet voor 't gewezen schoonzusje, als teeken van zijn vergeving ... 'n soort medelijden met 't moe-fladderend zieltje zonder diepte, dat eindelijk rust gevonden had . . . „Zijn er bloemen gekomen, Cornélie ... ik ruik geur van rozen ... 278 Béatrice streek langs de blinde oogen, als wilde zij zien .. ,. „Van Henri... rouwviolen en witte rozen ... „O ... van hem . .." „Geef mij eén viool uit zijn krans... dat zal niet schenden, Cor ..." bad Béatrice zacht. „Hier is 'n roos Béatrice... 'n witte knop..." „Dank je Cornélie . .." Ze streek met de wit-teere rozenknop langs de wang ... Mevrouw van Hilken keek naar haar kind. Langzaam doofden de kolen in den haard, reeds aangelegd voor kille herfstatmosfeer. Mevrouw van Hilken vouwde de handen en staarde in den yuurgloed ... Cornélie stond roerloos, de groote krans in de handen. Ze keek naar haar moeder, oud nu, gebroken en ze zag 't misvormd gelaat van haar zuster, de vrouw die zich misdroeg en boete deed ... Toen overweldigde Cornélie, de altijd sterke 279 vrouw, een ongekende aandoening van weemoed . .. Maar ze schudde energiek het hoofd. Haar leven was helpen in lijden, strijden om kracht, een worsteling om het behoud der lijdende, zwakke menschheid ... ze mocht zich niet laten neerslaan ... Zon brengen in duisteren nacht. En de kamer verlatend, bracht zij de bloemen naar de sterfkamer; zij bleef er lang... want zij schreide, en moeder mocht haar zwakheid, haar tranen niet zien . . . moedertje had reeds te veel verdriet... en zij, Cornélie was de sterke... EINDE.