1013 5 M REISBESLUIT 1916 MET TOELICHTINGEN, TABELLEN EN MODELLEN, BEWERKT DOOR J. L. BROUWER, Hoofdcommies bij het Departement van Waterstaat. Alphen (Z.-H.) N. SAMSOM 1916 VOORBERICHT. L. S. Aangezocht om het Reisbesluit 1916 van toelichtingen te voorzien, heb ik gemeend mij aan die taak niet te mogen onttrekken, te minder, omdat ik van oordeel ben, dat aan zoodanig werk inderdaad behoefte bestaat. Van alle Koninklijke besluiten is er toch niet een, dat door zoovele en velerlei personen gebruikt wordt als het Reisbesluit. Immers bijna ieder, hetzij hij ambtenaar, commissielid oj particulier is, die opdracht krijgt ten dienste van het Rijk op reis te gaan, moet het Reisbesluit raadplegen, om de hem uit die opdracht voortvloeiende vergoeding voor reisen verblijfkosten te kunnen deelachtig worden. Ofschoon mogelijk in de practijk zal blijken, dat ook dit werkje gebreken aankleven, houd ik mij overtuigd, dat bij de niet altijd duidelijke bepalingen van het besluit, van de toelichting en de daarbij gevoegde tabellen en modellen, bij het opmaken der declaratiën een nuttig gebruik zal kunnen gemaakt worden. Voor mededeeling van noodig geoordeelde aanvullingen en wijzigingen, houd ik mij beleefd aanbevolen, zullende daarmede bij erkenning der juistheid, in eventueel volgenden druk rekening worden gehouden. 's-Gravenhage, Februari 1916. J. L. B. BEKNOPTE INHOUDSOPGAVE. Bladz. Koninklijk besluit van 29 Oct. 1915 (St.bl. no. 451) tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten 5—84 Artikel 1 5—8 Eerste klasse 8, 9 Tweede klasse ... ... 9—18 ■\ Derde klasse A 18—27 . j§ Derde klasse B ^ . 27—35 | Vierde klasse A 35—42 Vierde klasse B 43—47 Vijfde klasse 47—52 Artikelen 3 -32 52—84 Beschikking van den Min. v. Oorlog van 16 Deo. 1915, VUIe Afd., no. 117, tot uitvoering van het K. b. van 29 Oct. 1915 (St.bl. no. 451) . 85—90 Tarief voor algemeene abonnementskaarten en voor groepenkaarten 91—99 Idem voor abonnementskaarten voor trajecten 100 — 102 Tabel, aangevende wat het vervoer over 1 t/m 200 K.M. kost, bij gebruik van kilometerboekjes . 103—110 Idem, aangevende in de vijf klassen de vergoeding voor verbhjfkosten over 1 t/m 100 uur . 111—114 Model-declaratiën 116—120 Bq den Uitgever van dit werkje zijn verkrijgbaar: Bestelnommer 3459. Declaratie, model A, van reis- en verblijfkosten, op klein zegelformaat. (Ook gezegeld, / 0,221/a). Bestelnommer 3460. Declaratie, ah voren, op half vel schrijfformaat. (Ook gezegeld, /0,37Va). Verdient de voorkeur boven no. 3459 wegens de meerdere schrijfruimte. (Zie voor declaratiën voor bijzondere doeleinden inliggend blaadje.) ART. 1. 5 KONINKLIJK BESLUIT van den 29sten October 1915 (Staatsblad no. 451) tot regeling van de vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods; Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassatj, enz., enz., enz. Overwegende, dat het wenschelijk is de bepalingen nopens de \ergoeding van reis- en verblijfkosten, wegens reizen voor 's Rijks dienst, te herzien; Op de voordracht van Onzen Minister van Financiën van den 22 Juni 1915, no. 109, Generale Thesaurie; Den Raad van State gehoord (advies van den 17 Augustus 1915, no. 41); Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Financiën van den 26 October 1915, no. 117, Generale Thesaurie; Hebben goedgevonden en verstaan: Met ingang van 1 Januari 1916 te bepalen als volgt: Artikel 1. L Vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen buiten de woonplaats, ten behoeve van het Rijk gedaan, wordt verleend naar de regelen van dit besluit. Toeï. art. 1, le lid. Om de vergoeding van reis- en verblijfkosten deelachtig te kunnen worden moet het zich begeven buiten de woonplaats als reis en wel als dienstreis ten behoeve van het Rjjk aangemerkt kunnen worden. Als zoodanig zijn niet te beschouwen: 1°. de reizen welke het gevolg zijn van eene verandering van standplaats. De ter zake betrekkehjke kosten moeten, zoo noodig, uit eene te verleenen vergoeding wegens verplaatsingskosten worden bestreden; 2°. het afleggen van afstanden, zoowel binnen als buiten de woonplaats, welke het noodzakelijke en onmiddellgke 6 ART. 1. gevolg zijn van het bekleeden der betrekking zonder dat van een vervoermiddel gebruik gemaakt behoeft te worden. Ten aanzien van bijv. arbeiders bij Rijkswaterstaatswerken, postboden enz., wier dienstkring over meerdere plaatsen en vaak over een aantal K.M. zich uitstrekt, en die dientengevolge geruimen tijd van hunne woonplaats verwijderd moeten zijn, kan niet gezegd worden, dat zij „op reis zijn". Wel kan zulks gezegd worden als hur diensten worden opgedragen buiten hun woonplaats en vreemd aan hunnen dagekjkschen arbeid, zoodat aangenomen mag worden dat men genoodzaakt wordt voor voeding en (of) nacht-verblijf uitgaven te doen, waarop bij het aanvaarden van de betrekking niet kon worden gerekend. 2. Waar in dit besluit sprake is van woonplaats, wordt daaronder verstaan de plaats (burgerlijke gemeente of het bij name bekend, afgezonderd liggend, onderdeel dier gemeente), die den belanghebbende tot standplaats strekt of waar hij metterwoon gevestigd is ingeval hij eene bepaalde standplaats niet heeft. Of en waar de belanghebbende voor de toepassing van dit besluit eene bepaalde standplaats heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Daarbij geldt als regel, dat als standplaats wordt aangemerkt de plaats, waar de belanghebbende zijne gewone dienstverrichtingen moet uitoefenen. Ten aanzien van die landsdienaren, welke slechts gedurende een zeer klein gedeelte van het jaar tot die uitoefening verplicht zijn en aan wie tot het wonen buiten hunne standplaats verlof is verleend, wordt voor de reizen van uit de plaats waar zij metterwoon gevestigd zjjn, deze plaats als woonplaats aangemerkt. 3. Bij reizen van burgerlijke en militaire landsdienaren en andere personen in dienst van publiekrechtelijke lichamen, gedurende den tijd dat zij met verlof buiten hunne woonplaats vertoeven, wordt de tijdelijke verblijfplaats, van uit Welke de reis geschiedt, als woonplaats aangemerkt. 4. Het bepaalde in het vorig lid geldt niet: a. indien de werkzaamheden, tot welker uitvoering de reis strekt, vóór den aanvang van het verlof zijn opge- ART. 1. 7 dragen, tenzij taj die opdracht het bepaalde in het vorig lid van toepassing mocht zijn verklaard; b. indien de reis wordt gedaan naar de woonplaats. In dit geval kunnen alleen dan de reiskosten in rekening worden gebracht, wanneer de belanghebbende weder naar de tijdelgke verblijfplaats terugkeert, terwijl de verblijfkosten slechts worden vergoed, wanneer hjj in zijne declaratie de uitdrukkelijke, verklaring aflegt, dat de kosten, welke uit het verblijf in zijne woonplaats z^jn voortgevloeid, hetzelfde karakter dragen als de kosten verbonden aan het vertoeven op eene tijdelijke verblijfplaats. Toel. art. 1, 2e, 3e, 4e lid. Hier worden onderscheiden: A personen wier standplaats door het betrokken gezag is aangewezen, en B zij die geen bepaalde standplaats hebben. Ten aanzien van die onder A wordt de standplaats, ten aanzien van die onder B (commissieleden) de plaats waar men zich metterwoon gevestigd heeft, als „woonplaats" aangemerkt. Heeft men als ambtenaar verlof bekomen elders dan op zijne standplaats te wonen Of eenigen tijd door te brengen dan wordt, behoudens de gemaakte uitzonderingen genoemd in het vierde lid onder a en b, die tijdelijke verblijfplaats als „woonplaats" aangemerkt. Is een ambtenaar met verlof en wordt hem tijdens dat verlof eene opdracht gegeven, dan mag als vanzelf sprekend worden aangenomen, dat hem reis- en verblijfkosten worden vergoed van het oogenblik af, dat hij zijne tijdelijke verblijfplaats tot het uitvoeren van de opgedragen taak, heeft verlaten. In twee gevallen echter is op dezen regel eene uitzondering gemaakt. Eerstens kan het voorkomen, dat iemand tot zekere functie geroepen wordt juist met het oog op de ligging zijner woonplaats. Dit geval doet zich meermalen voor ten aanzien van bijv. leeraren aan Hoogere burgerscholen, die benoemd worden tot leden eener examencommissie. Indien de benoeming geschiedt vóór de vacantie, dus vóór den aanvang van het verlof, dan kan hiermede door den betrokkene worden rekening gehouden. Het 4de lid onder a heeft bepaaldelijk op deze gevallen het oog. Tenzij • dus bij de opdracht uitdrukkelijk is overeengekomen, dat . 8 ARTT. 1—2. het bepaalde in het 3e lid toepasselijk is, moet de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten worden gedeclareerd van uit de woonplaats, en verblijft men al elders, dan mogen althans geen meerdere kosten in rekening worden gebracht, dan de vergoeding voor reis- en verblijfkosten zou bedragen als de reizen zouden zijn gedaan van uit de woonplaats. De tweede uitzondering is omschreven in het 4de lid, onder b. Ter toelichting kan volstaan worden met de opmerking, dat in een geval als hierbedoeld, slechts dan termen bestaan voor vergoeding wegens verblijfkosten, wanneer de reiziger, gedurende zijn tijdelijk verblijf in zijne woonplaats, zich buitengewone uitgaven heeft moeten getroosten welke vermeden zouden zijn, ware hij niet met verlof gegaan. 5. Bjj reizen van anderen dan de in het derde lid bedoelde landsdienaren en personen, wordt de tijdelijke verblijfplaats, van uit welke de reis geschiedt, als woonplaats aangemerkt, wanneer het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur hiertoe termen aanwezig acht. Toel. art. 1, 5e lid. Hier is in hoofdzaak gedacht aan leden van commissiën. Wenschen zij hunne woonplaats blijvend of tijdelijk te verleggen, dan hebben zij hiervan kennis te geven aan het Hoofd van het betrokken Departement van Alg. Bestuur. In ieder bijzonder geval zal beslist worden of van uit de verlegde woonplaats tot het bijwonen van vergaderingen vergoeding van reis- en verblijfkosten geheel of gedeeltelijk kan worden gedeclareerd. Artikel 2. 1. Voor de toepassing van dit besluit worden de burgerlijke en militaire landsdienaren en andere personen, die tot eenige dienstverrichting buiten hunne woonplaats ten behoeve van het Rgk geroepen worden, verdeeld in de volgende vijf klassen: EERSTE KLASSE. De Ministers, Hoofden van de Departementen van algemeen bestuur. De vice-president en leden van den Raad van State. De president en leden van de Algemeene Rekenkamer. Ie KLASSE (reis- le lel,: verblijfk. f 9 — en f 0,38). 9 De directeur van het Kabinet der Koningin. De buitengewone gezanten en gevolmachtigde ministers. De president en leden der commissie voor het afnemen van examen voor diplomatieke betrekkingen. De president, vice-president, leden, procureur-generaal en advocaten-generaal van en bij den Hoogen Raad der Nederlanden. De president, leden, advocaat-fiskaal en plaatsvervangende advocaat-fiskaal van en bij het Hoog Militair Gerechtshof. De president en leden van den Hoogen Raad van Adel. De Commissarissen der Koningin in de provinciën. De curatoren van de Rgks-Universiteiten. De curatoren van de Technische Hoogeschool. De vlagofficieren en in rang daarmede gelijkgestelden bij de zeemacht. De generaals, luitenant-generaals en generaal-majoors bij de landmacht. De leden van den Raad van Defensie en hunne plaatsvervangers. De curatoren van het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut. ToeL art. 2, eerste klasse. De in deze klasse gerangschikten zijn bevoegd als vergoeding in rekening te brengen: a. voor reiskosten: hetgeen is uitgegeven voor eene plaats in de le klasse van een openbaar vervoermiddel; b. voor verblijfkosten: bij reizen binnenslands: per etmaal ƒ 9,—, per uur ƒ 0,38; bij reizen buitenslands (maximum vergoeding, bedoeld in art. 14, laatste lid). per etmaal ƒ 13,50, per uur ƒ 0,57. TWEEDE KLASSE. Staten-Generaal. De griffiers van de beide Kamers der Staten-Generaal. De bibliothecaris bg de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 10 2e KLASSE (reis- le kl.: verblijfk. f 7 — en f 0,30). Hooge Colleges van Staat. De secretarissen van den Raad van State en van de Algemeene Rekenkamer. De secretaris bij het Kabinet der Koningin. Departementen enz. De secretarissen-generaal, directeuren-generaal, administrateurs, referendarissen en met deze ambtenaren in rang gelijkgestelden bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en verdere Rijksinstellingen. Buitenlandsche Zaken. De ministers-residenten, zaakgelastigden, gezantschapsraden, gezantschaps-secretarissen en gezantschaps-attachés. De chef van het Kabinet van den Minister van Buitenlandsche Zaken. De consuls-generaal en consuls. De president en leden der commissiën belast met het afnemen van examens \cor den consulairen dienst. De Rijkslandbouwconsulent te Londen. De afgevaardigde van Nederland in den Internationalen Gezondheidsraad te Gonstantinopel. Justitie. De secretaris van den Hoogen Raad van Adel. De hoofddirecteur der Rnkswerkinrichtingen te Veenhuizen. De griffier en substituut-griffiers bij den Hoogen Raad der Nederlanden. De griffier van het Hoog Militair Gerechtshof. De presidenten, vioe-présidenten, leden, procureurs-generaal, advocaten-generaal en griffiers van en bij de Gerechtshoven. De presidenten, vice-presidenten, leden en officieren van justitie, substituut-officieren van iustitie en griffiers bij de Arrondissements-Rechtbanken. De presidenten en plaatsvervangende presidenten der krijgsraden. 2e KLASSE (reis- le kl.: verblijfk. f 7 — en f 0,30). 11 De kantonrechters. De auditeurs-militair en de plaatsvervangende auditeursmilitair. De fiskaal en de fiskaal-plaatsvervangers bij den zeekrijgsraad. De directeuren van Rijkspolitie. De Rijksbouwmeester voor de Justitiegebouwen. De leden van de Kamers van Toezicht op de notarissen en de candidaat-notarissen. Binnenlandsche zaken. De leden van Gedeputeerde Staten van de provinciën. De griffiers der Staten van de provinciën. De mihtie-commissarissen en zij, die hen vervangen.De voorzitters van de Militieraden en hunne plaatsvervangers. De leden en de buitengewone leden van den centralen gezondheidsraad, met inbegrip van de hoofdinspecteurs van de volksgezondheid, de inspecteurs van de volksgezondheid en de leden en den secretaris van het College van bijstand bedoeld in art. 35 der Woningwet. De directeur en de hoofden van de ba«teriologisch-biologische en van de chemisch-pharmaceutische afdeeling van het centraal laboratorium ten behoeve van het Staatstoezicht cp de volksgezondheid. De directeur van het Rijksbureau voor drinkwatervoorziening. De inspecteurs voor het toezicht op de naleving van de Drankwet. De secretaris-generaal van het Permanent internationaal bureau der geneeskundige congressen. De inspecteurs voor het Staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten. De geneesheeren-directeur van 's Rijks krankzinnigengestichten. 12 2e KLASSE (reis- le kl.: verblijfk. ƒ 7 — en f 0,30). De directeur van het centraal bureau voor de statistiek. De leden en de secretaris van de Algemeene Armencommissie. De hoogleeraren aan de Rflks-Uhiversiteiten. De directeur-geneesheer der klinieken voor chirurgie, obstetrie en gynaecologie aan de Rijks-Universiteit te Utrecht. De hoogleeraren aan de Technische Hoogeschool en de deskundigen buiten de Technische Hoogeschool, bedoeld in art. 119 der Hooger Onderwijswet. De inspecteur der Gymnasia. De inspecteurs van het middelbaar onderwijs. De inspecteurs van het lager onderwijs. De inspecteurs van de Lichamelijke opvoeding. De algemeene Rijksarchivaris. De bibliothecaris van de Koninklijke bibliotheek. De leden van de commissie van toezicht van 's Rijks academie van beeldende kunsten. De hoogleeraren aan de Rijksacademie van beeldende kunsten. De leden van de commissie van toezicht van 's Rijks museum te Amsterdam. De hoofddirecteur van het Rijksmuseum te Amsterdam. De architect voor de Rijksmuseumgebouwen. De Rijksbouwkundige bij het Departement van Binnenlandsche Zaken voor de gebouwen van onderwijs enz. De deskundigen, belast met het toezicht op en het onderzoek van de gedenkteekenen van geschiedenis en kunst. De directeur van de Algemeene Landsdrukkerij. De leden van de commissie van toezicht op de Algemeene Landsdrukkerij. Marine. De inspecteur-generaal en de inspecteurs over het loodswezen, de betonning, bebakening en verlichting. De directeur van scheepsbouw bij het Departement van Marine. 2e KLASSE (reis- le ld.: verblijfk. f 7,— en f OffO). 13 De chef en de sous-chef der afdeeling hydrographie bij liet Departement van Marine. De hoofdingenieurs der Marine. De hoofdofficieren bij de zeemacht en in rang daarmede gelijkgestelden bij de zeemacht. De adviseur-verificateur van 's Rijks, zee-instrumenten. De scheikundige bij de Marine. De directeur van 's Rijkswerven, directeur van 's Rijkswerf te Willemsoord. De adjunct-directeur van 's Rijkswerven, directeur van 's Rijkswerf te Hellevoetsluis. Financiën. De Koninklijke commissaris bij de Nederlandsche Bank. De agent van het Ministerie van Financiën te Amsterdam — directeur van de Grootboeken der Nationale Schuld. De muntmeester van 's Rijksmunt. De hoofddirecteur, hoofdinspecteurs, directeuren en inspecteurs der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De inspecteur der grondbelasting. De inspecteur van den waarborg en de belasting op de gouden en zilveren werken. De Rijksadvocaten en waarnemende Rijksadvocaten. De directeur van het Laboratorium van het Departement van Financiën. De hoofddirecteur van de registratie, de hypotheken en het kadaster. De directeuren en inspecteurs der registratie en domeinen. De voorzitter en leden van het bestuur der visscherjjen op de Zeeuwsche stroomen. De directeur der Staatsloterij. De inspecteurs van het kadaster. De ingenieurs-verificateurs van het kadaster en der domeinen. 14 2e KLASSE (reis- le kl.: verblijfk. ƒ 7,— en f 0,30). De voorzitter, leden en secretaris van den burgerlijken pensioenraad. De voorzitter, leden en secretaris van den militairen pensioenraad. De voorzitter, leden en secretaris van den pensioenraad voor de gemeenteambtenaren. De commissarissen en directeur van het weduwen- en weezenfonds voor burgerlijke ambtenaren. De commissarissen en directeur van het pensioenfonds voor de gemeenteambtenaren. De adviseur in zake arbeidsbemiddeling. *) De voorzitter van de commissie van uitvoering in zake de vergemakkelijking der voldoening aan de credietbehoefte van den kleinen middenstand als gevolg van de oorlogscrisis. Oorlog. De kolonels, luitenant-kolonels en majoors en in rang daarmede gelijkgestelden bij de landmacht. De kolonels, luitenant-kolonels en majoors van het reservepersoneel der landmacht. De stations-commandanten. De directeuren der artillerie-inrichtingen. De adjunct-directeur der artillerie-inrichtingen. De secretaris der artiUerie-inrichtingen. De directeur der topographische inrichting. De onderdirecteur der topographische inrichting. De secretarissen toegevoegd aan den Baad van Defensie. Waterstaat. De inspecteurs-generaal, de hoofdingenieurs-directeuren en de hoofdingenieurs van den Rijkswaterstaat. De leden voor Nederland van de Permanente Internationale commissie voor scheepvaartcongressen. De leden en plaatsvervangende leden voor Nederland van het Permanent Bureau tot voorbereiding der driejaarlijks te houden scheepvaartcongressen. 1) Ressorteert sedert 16 Febr. 1816 onder Waterstaat. 2e KLASSE (reis- le kl.: verblijfk. f 7,— en f 0,30). 15 De leden en plaatsvervangende leden voor Nederland van de Permanente Internationale commissie voor wegencongressen. De deskundige belast met het aan het Departement van Waterstaat geven van adviezen omtrent aangelegenheden op electrotechnisch gebied. De toezichthebbenden op de onteigeningen ten behoeve van Rijkswerken. De commissaris voor Nederland bij de centrale commissie voor de Rijnvaart. De technische commissaris voor Rijnvaart-aangelegenheden. De Rijksbouwmeesters. De voorzitter, leden en secretaris van den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. De hoofdingenieurs voor het stoomwezen en voor de electrische inrichtingen der spoorwegdiensten. De Rijkshoofdingenieurs voor de spoorwegen. De Rijkscommissaris bg de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en bij de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. De Rijkscommissaris voor de spoorwegen met beperkte snelheid. De hoofdinspecteurs bg den dienst der posterijen en telegrafie. De hoofdingenieur der telegrafie. De inspecteurs bij den dienst der posterijen en telegrafie. De voorzitter en leden van den Raad van toezicht op de Rijkspostspaarbank. De directeur der Rijkspostspaarbank. De onderdirecteur der Rijkspostspaarbank. Landbouw, Nijverheid en Handel. De directeur van 's Rijksveeartsenijsohool. De directeur van de Rijksseruminrichting. 16 2e KLASSE (reis- le kl.: verblijfk f 7,— en ƒ 0,30). De hoofddirecteur van het Koninkhjk Nederlandsen Meteorologisch Instituut. De voorzitter, de leden en de secretaris van het college voor de visscherijen. De hoofdinspecteur en de inspecteurs der visscherijen. De wetenschappelijke adviseur in visscheqjzaken, tevens hoofd van het Rijksinstituut voor visscherjjonderzoek. De wetenschappelijke adjunct-adviseur in visschergzaken. De directeur-generaal van den arbeid. De hoofdinspecteurs van den arbeid. De inspecteurs van den arbeid der le klasse. De electro-technisch ingenieur bg de arbeidsinspectie. De medisch-adviseur bjj de arbeidsinspectie. De voorzitter, leden, secretaris en hun plaatsvervangers van den Raad voor de Scheepvaart. De hoofdinspecteur en de inspecteurs voor de scheepvaart. De inspecteur van het jjkwezen. De hoofdingenieur der mijnen. De hoofdingenieur voor het stoomwezen. De ingenieur-directeur der Rijksopsporing van delfstoffen. De voorzitter, de leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van den Mjjnraad. De leden en plaatsvervangende leden van den Raad van beroep, bedoeld big het Mijnreglement 1906. De leden van den Octrooiraad. De directeur van het bureau voor den industriéelen eigendom. De inspecteurs van het landbouwonderwijs. De inspecteurs van den landbouw. De inspecteur in algemeenen dienst bjj den landbouw. De directeur en de adviseur van het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. De inspecteurs van den veeartsenjjkundigen dienst. < De inspecteurs der domeinen. 2e KLASSE (reis- le kl.: verblijfk. f 7 — en f 0,30). 17 De directeur van de Rijks hoogere land-, tuin- en bosch- bouwschool. De directeur van het Instituut voor Landbouwwerktuigen, verbonden aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De directeur van het Instituut voor veredeling van landbouwgewassen, verbonden aan de Rijks hoogere land-, tuinen boschbouwschool. De inspecteur der Staatsbosschen en -ontginningen. De Rijkszuivelinspecteur. De directeur van het Phytopathologisch Instituut. De nijverheidsconsulenten. De Regeeringscommissaris bij de te Amsterdam gevestigde Naamlooze Vennootschap „Koninklijke Hollandsche Lloyd". De Gevolmachtigde volgens artikel X van het Zalmtractaat. De Regeeringsgevolmachtigde bij de maatschamoiï ..De Schelde" en Regeeringscommissaris bij de gemeente Vlissingen. De commandant van het korps geleiders van ontplofbare stoffen. Koloniën. De leden der commissie van keuring voor het Departement van Koloniën te Amsterdam. De directeur en de ingenieurs der 1ste klasse van het technisch bureau aan het Departement van Koloniën. Commissiën. De voorzitters, leden en secretarissen der bij eene Wet, een ir«.{nu^i. i .-m xwxuiuu^jB. ucöiiut oi eene ivumsteneeie beschikking ingestelde commissiën, alsmede hunne plaatsvervangers en de aan die commissiën toegevoegde deskundigen, voor zoover niet door Ons, hetzn m dit besluit, hetzij in nader op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur te nemen besluiten, die commissiën als zoodanig, al Reisbesl. 2 18 3e KLASSE A (reis- le kl.: verblijfk. f 6,— en f 0,25). dan, niet met inbegrip van hare voorzitters, de secretarissen of de deskundigen in eene lagere klasse worden gerangschikt. Toel. art. 2, tweede klasse. De in deze klasse gerangschikten zijn bevoegd als vergoeding in rekening te brengen: a. voor reiskosten: hetgeen is uitgegeven voor eene plaats in de le klasse van eenig openbaar vervoermiddel; b. voor verblijfkosten: bij reizen binnenslands: per etmaal ƒ 7,—, per uur ƒ 0,30; bij reizen buitenslands (maximum vergoeding, bedoeld in art 14, laatste lid): per etmaal ƒ 10,50, per uur ƒ 0,45. DERDE KLASSE A. Staten-Generaal. De commiezen-griffier der beide Kamers der StatenGeneraal.De commiezen van Staat. De directeur en de onderdirecteur van de stenografische inrichting van de beide Kamers der Staten-Generaal. De directeur van de tachygraphische inrichting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Departementen enz. De hoofdcommiezen en daarmede in rang gelijkgestelden bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de provinciale griffiën. Buitenland sche zaken. De vice-consuls, adspirant-vice-consuls en candidaat consulaire ambtenaren. De directeuren der kanselarijen van- en kanseüers aan gezantschappen en consulaten. De ambtenaren en candidaat-ambtenaren hg de tolkendiensten hjj gezantschappen en consulaten. 3e KLASSE A (reis- le kl; verblijfk. f 6 — en f 0,25). 19 Justitie. De secretarissen van de Voogdijraden. De secretaris van het Centraal college voor de reclasseering. De substituut-griffiers bij de Gerechtshoven en rechtbanken. De griffiers, substituut-griffiers en ambtenaren van het Openbaar Ministerie bij de kantongerechten. De commies ter griffie van het Hoog Militair Gerechtshof. De oüstócts-commandanten tevens Inspecteurs der Rijksveldwacht. De adjunct-rgksbouwmeesters voor de justitiegebouwen. De directeuren der gevangenissen 1ste klasse en van de tuchtscholen en de Rijksopvoedingsgestichten. De directrices van de tuchtscholen en de Rijksopvoedingsgestichten. De geestelijken en godsdienstleeraren in de gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen), tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De burgerlijke geneesheeren en apothekers bij de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen) èn de burgerlijke geneesheeren bg' de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De hoofdcommissarissen en commissarissen van politie. Binnenlandsche zaken. De leden der Militieraden en hunne plaatsvervangers. De deskundigen door den centralen gezondheidsraad tot bijwoning van bijeenkomsten van den raad uitgenoodigd en de deskundigen door den voorzitter van eene sub-commissie van den centralen gezondheidsraad tot bijwoning van vergaderingen van die sub-commissie uitgenoodigd. De ingenieurs en de geoloog bij het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening. De geneesheeren bij 's Rijks krankzinnigengestichten. 20 3e KLASSE A (reis- le kl.: verblijfk. ƒ 6 — en f 0,25). De burgerlijke genees-, heel- en vroedkundigen voor 's Rijks dienst in commissie gesteld, s De geneesheer-directeur van de Rijkskweekschool voor vroedvrouwen te Rotterdam. De leeraren bij de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. De secretaris bij het Permanent internationaal bureau der geneeskundige congressen. De secretarissen van de Colleges van curatoren der Rijksuniversiteiten . De secretaris van het college van curatoren der Technische Hoogeschool.- De lectoren bij de Rijks-universiteiten. De bibliothecarissen bij de Rijks-universiteiten. De lectoren bij de Technische hoogeschool. De bibliothecaris bij de Technische hoogeschool. De directeuren van de Rijks hoogere burgerscholen. De leeraren der Rijks hoogere burgerscholen. De directeur van de Rijksrietvlechtschool. De directeur van de Rijksschool voor leerlooiers en schoenmakers, met daaraan verbonden proefstation voor de lederindustrie. De directeuren en directrices van de Rijkskweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen. De districts-schoolopzieners. De arrondissements -schoolopzieners. De adjunct-Rijksbouwkundigen voor de gebouwen van onderwijs, enz. De Rijksarchivarissen en de hoofdcommiezen bij 's Rijks archieven. De directeur voor het Nederlandsen instituut voor geschiedkundig en Kunsthistorisch onderzoek te Rome. De secretaris van het Nederlandsen Historisch Instituut te Rome. De bewaarder van het paviljoen Welgelegen te Haarlem. 3e KLASSE A (reis- le kl.; verblijfk. f 6,— en f 0,25). • 21 De directeur en onderdirecteur bij het bureau van de commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën. De onder-bibliothecarissen bij de Koninklijke Bibliotheek. De Rijksarchitect voor de monumenten van geschiedenis en kunst. De directeuren, beheerders en onder-directeuren van de Rijksmusea, kabinetten, verzamelingen en monumenten. De directeur van de Rijksnormaalschool voor teekenonderwijzers. De leeraren aan de Rijksnormaalschool voor teekenonderwijzers. De directeur van de Rijksschool voor kunstnijverheid. De leeraren en leeraressen aan de Rijksschool voor kunst¬ nijverheid. De deskundigen bn het eindexamen der Rijksnormaalschool voor teekenonderwijzers en der Rijksschool voor kunstnijverheid. De deskundigen, belast met het toezicht op en de verbetering van het teekenonderwijs. De leden van de commissie van toezicht op de te houden spreekcursussen. De leden van de commissie van toezicht op de met Rijkssubsidie te houden cursussen in handenarbeid. Marine. De kaartgraveur, hoofd van het bureau gravure bij het Departement van Marine. De ingenieur bij den dienst van het loodswezen. De bouwkundige bij het loodswezen. De ingenieurs en adjunct-ingenieurs bij de Marine. De luitenants ter zee der lste, 2de en 3de klasse en de in rang daarmede gelijkgestelden bij de zeemacht en de Koninklijke Marine-reserve; de adelborsten der lste klasse en de buitengewone adelborsten bij de Koninklijke Marine^ reserve. 22 3e KLASSE A (reis- le kl.: verblijfk. f 6,— en f 0,25). De elektrotechnisch ingenieur bij de Marine. De electro-technicus der Marine. De commiezen van aanneming der Marine. De ingenieur der verlichting. De adjunct-ingenieurs bij den dienst van het loodswezen. Het hoofd van het internaat voor adspirant-adelborsten bij de zeemacht. De burgerleeraren bij het Koninkhjk Instituut voor de Marine en bij de Marine-Machinistenschool. De burgerapothekers hij de zeemacht. Financiën. De Rijksbetaalmeesters. De eerste scheikundige, chef der afdeeling controle bij 's Rijks munt. De stempelsnijder bij 's Rijks munt. De leden der commissiën van aanslag voor de inkomstenbelasting. De secretaris van den raad van beroep voor de invoerrechten. De leden der commissiën van beoordeeling in zake de heffing van invoerrecht naar de waarde der goederen. De controleurs der grondbelasting. De ontvangers-entreposeur en de ontvangers der directe belastingen, invoerrechten en aocijnzen aan kantoren der lste en 2de klasse. De controleurs, essaieurs en de ontvangers van den waarborg en de belasting op de gouden en zilveren werken. De scheikundigen bij het laboratorium van het Departement van Financiën te Amsterdam. De bewaarders van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen. De ontvangers van de registratie, de successie en de domeinen aan kantoren met een pensioensgrondslag van ƒ 3000 of meer. De ontvangers van het buitengewoon zegel. 3e KLASSE A (reis- le kl.; verblijfk. f 6,— en f 0,25). 23 De landmeters van het kadaster en der domeinen met een pensioensgrondslag van ƒ 3000 of meer. De ingenieurs der domeinen. De verificateur van werkloozenkassen en werkloozenfondsen in verband met de noodregeling in zake werkloozenverzekering. 1) De leden, de buitengewone leden en de secretaris van de algemeene commissie en van de commissie van uitvoering in zake de vergemakkelijking der voldoening aan de credietbehoefte van den kleinen middenstand als gevolg van de oorlogscrisis. Oorlog. De kapiteins en in rang daarmede gelijkgestelden bij de landmacht. De kapiteins van het reserve-personeel der landmacht. De luitenants en in rang daarmede gelijkgestelden bij de landmacht. De luitenants van het reservepersoneel der landmacht. De bedrijfschefs, de administrateur en de technoloog bij de artiUerie-inrichtingen. De keurmeesters bij de centrale magazijnen van kleeding en uitrusting. De burgerleeraren tog de Hoogere Krijgsschool, bg de Koninklijke Militaire Academie, bij de Cadettenschool en bij den Hoofdcursus. De correctoren bg de topographische inrichting. De magazijnmeesters bij de centrale magazgnen van militaire kleeding en uitrusting. De tijdelijke civiele ingenieurs ressorteerende onder het Departement van Oorlog. Waterstaat. De ingenieurs van den Rijkswaterstaat alsmede de tijdelijke inp-enieurs bü den A.lo-emp.AnATi rHonaf. trati Aon T?iiL-c._ waterstaat. 1) Ressorteert sedert IS Febr. 1916 onder Waterstaat. 24 3e KLASSE A (reis- le kl.: verblijfk. f 6,— en f 0,25). De havenmeesters bij de groote kanalen en zeehavens. De administrateur bij de visschershaven te IJmuiden. De halchef bij de visschershaven te IJmuiden. De adjunct-Rgksbouwmeesters. De Rgksingenieurs voor de spoorwegen. De tijdelijke en adjunct-ingenieurs bg den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. De ingenieurs en adjunct-ingenieurs voor het stoomwezen der spoorwegdiensten. De ingenieurs en adjunct-ingenieurs voor de electrische inrichtingen der spoorwegdiensten. De tijdelgk-ingenieur bij de voorbereiding van de werken voor den aanleg van spoorwegverbindingen met de havens West bij Amsterdam, de aansluiting van den spoorweg Amsterdam—Haarlem aan die verbindingen en den aanleg van een rangeerterrein met bijkomende werken nabij Duivendrecht. De geneeskundige inspecteurs der spoorwegdiensten. De district-inspecteurs der spoorwegdiensten. De inspecteurs in algemeenen dienst voor de spoorwegen. De adjunct-Rijkscommissaris bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen en bg de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij. De controleur-magazijnmeester bij de posterijen en telegrafie. De adjunct-inspecteurs bg' den dienst der posterijen en telegrafie. De directeuren der spoorwegpostkantoren. De directeuren der postkantoren te Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage. De directeuren van postkantoren van de lste tot en met de 4de klasse. De directeuren der telegraafkantoren te Amsterdam, Rotterdam en 's-Gravenhage. •De directeuren van telegraafkantoren van de lste tot en met de 3de klasse. 3e KLASSE A (reis- le kl.; verblijfk. f 6 — en f 0,25). 25 De directeuren van vereenigde post- en telegraafkantoren, waarvan één der beide dienstvakken is gerangschikt in de 5de klasse of hooger. De directeuren van post-, telegraaf- en vereenigde post- en telegraafkantoren, van hun beheer ontheven en met andere werkzaamheden bij den post- en telegraafdienst belast, voor zooveel hun kantoor op het tijdstip van ontheffing van dat beheer behoorde tot één der kantoren, hiervoor vermeld. De adjunct-directeuren bij den dienst der posterijen en telegrafie. De ingenieurs en adspirant-ingenieurs der telegrafie. De chef van den technischen dienst der radio-telegrafie De door den raad van toezicht op de Rijkspostspaarbank aangewezen deskundigen, belast met het onderzoek naar de soliditeit van fondsen, welke voor aankoop tot belegging in aanmerking komen. Landbouw, Nijverheid en Handel. De leeraren en de bibliothecaris aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. I De afdeelingchefs bij de instituten, verbonden aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De leeraren en prosectoren aan 's Rjjks veeartsenijschool. De directeur der Middelbare Landbouwschool te Groningen en de Middelbare Koloniale Landbouwschool te Deventer. De directrice aan de Rijkslandbouwhuishoudschool. De Rijksland- en Rijkstuinbouwleeraren. De Rijkslandbouwingenieurs. De leeraren aan de middelbare landbouwschool te Groningen. De leeraren aan de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De directeur der Rijkszuivelsohool. De leeraren aan de Rijkszuivelschool te Bolsward. De directeur der Rgksland- en Rijkstuinbouwwinterschólen. 26 3e KLASSE A (reis- le kl.: verblijfk. f 6,— en f 0,25). De directeur van het Rijkshengstveulendepöt te Bergen op Zoom. De districtsveeartsen. De plaatsvervangende districtsveeartsen. De geëxamineerde veeartsen. De onderdirecteur der Rijkssenuninrichting. De-bacteriologen aan de Rijksseruminriohting. De rentmeesters der domeinen. De houtvesters bg het Staatsboschbeheer. De directeur van het Rijkszuivelstation. De scheikundigen aan het Rijkszuivelstation. De Rijkszuivelconsulenten. De Rijksveeteeltconsulenten. De inspecteurs bij den Phytopathologischen dienst. De directeuren van de Rijkslandbouwproefstations en van het proefstation voor zaadcontröle. De afdeelingchefs aan de Rijkslandbouwproefstations en het proefstation voor zaadcontrölè. De directeuren bij het Koiunldijk Nederlandsch Meteorologisch instituut. De ingenieur bij het Nijverheidslaboratorium. De ijkers, chefs van dienst, der maten en gewichten. De ingenieurs bij den Octrooiraad. De juridische ambtenaren bij den Octrooiraad. De chef van den administratieven dienst en de chef van het bureel „aanvragen" bij het bureau voor den industrieelen eigendom. De ingenieur en adjunct-ingenieur der mijnen. De districtsgeoloog bij de Ryksopsporing van delfstoffen. De afdeelingchef bij het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. De inspecteur voor de Rijnvaart. De adjunct-inspecteur der visscherijen. De consulent voor de schelpdierenteëlt. 3e KLASSE B (reis- 2e kl. spoor, le kl. tram of boot: verblijfk. f 6,— en f 0,25). 27 De technoloog bij den voorlichtingsdienst ten behoeve van den rubberhandel en de rubbernijverheid. De scheikundig-ingenieur bij de arbeidsinspectie. De geneeskundige bij de arbeidsinspectie. De inspecteurs van den arbeid der 2de klasse. De adjunct-inspecteurs van den arbeid. De inspectrices en adjunct-inspectrices van den arbeid. De ingenieurs en adspirant-ingenieurs voor het stoomwezen. De voorzitter van de plaatselijke commissie bedoeld bij art. 86 der Ongevallenwet 1901. *) Koloniën. De ingenieurs van de 2de en van de 3de klasse, alsmede de technische ambtenaren der lste klasse en de tijdelijke ingenieurs bij het technisch bureau aan het Departement van Koloniën. Toel. art. 2, derde klasse A. De in deze klasse gerangschikten zijn bevoegd als vergoeding in rekening te brengen: a. voor reiskosten: hetgeen is uitgegeven voor eene plaats in de le klasse van eenig openbaar vervoermiddel; b. voor verblijfkosten: bij reizen binnenslands: per etmaal ƒ 6,—, per uur ƒ 0,25; bij reizen buitenslands (maximum vergoeding, bedoeld in art. 14, laatste lid): per etmaal ƒ 9,—, per uur ƒ 0,37%. DERDE KLASSE B. Staten-Generaal. De stenografen. Departementen enz. De commiezen en adjunct-commiezen en in rang daarmede gelijkgestelden bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de provinciale grifhen. 1) Eessorteert sedert 15 Febr. 1916 onder Waterstaat. 3e KLASSE B (reis- 2e kl. spoor, le ld. tram of boot: 28 verblijfk. f 6 — en f 0,25). De surnumerairs bij de verschillende administratiën, ressorteerende onder de Departementen van algemeen bestuur, voor zoover voor sommige hunner geen andere klassen zijn aangewezen. Justitie. De agenten van de voogdijraden. De plaatsvervangende secretarissen van de voogdijraden. De Rijksagenten voor gezinsverpleging. De directeuren en directrices der gevangenissen 2e, 3e en 4e klasse en van de Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen) en de adjunct-directeuren van de Rijksopvoedingsgestichten. De godsdienstonderwijzers in de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De hoofdonderwijzers en hoofdonderwijzeressen bij de gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen), tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De Rijksagenten voor voorwaardelijk ontslag. De hoofdopzichters over de justitiegebouwen. De hoofdcommiezen ter directie bij de Rijksopvoedingsgestichten. Binnenlandsche zaken. De secretarissen der Militieraden en zij die hen vervangen. De burgemeesters, wethouders, leden der gemeenteraden en secretarissen der gemeenten, alsmede de burgerlijke geneeskundigen wegens reizen ter zake van de militie. De secretarissen van de keuringsraden en zij, die hen vervangen. De plaatseHjke autoriteiten, wegens reizen ter zake van de inspectie van de grenzen des Rijks. De assistenten vanThet centraal laboratorium ten behoeve van hetTStaatstoezicht op de volksgezondheid. De adjunct-ingenieurs bn het Rijksbureau voor drinkwatervoorziening. 3e KLASSE B (reiê- 2e kl. spoor, le kl. tram of boot: verblijfk. f 6,— en f 0,25). 29 De boekhouder bij 's Rijks krankzinnigengesticht te Medemblik. De assistent-verloskundigen aan de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. De adjunct-inspecteurs voor het toezicht op de naleving van' de Drankwet. De assistenten bij het onderwijs aan de Rijks-Universiteiten. «< .j De conservatoren en de observatoren bij de Rijksuniversiteiten. De prosectoren bij de Rijks-Universiteiten. De hortulanussen bij de Rijks-Universiteiten. De assistenten bij het onderwijs aan de Technische hoogeschool. De conservatoren bij de Technische hoogeschool. De ambtenaar van administratie bij de Technische hoogeschool. De leeraren aan de Rijksrietvlechtschool. De leeraren aan de Rijksschool voor leerlooiers en .schoenmakers met daaraan verbonden proefstation voor de lederindustrie. De onderwijzers en onderwijzeressen aan de Rijkskweekscholen voor ondenvijzers en onderwijzeressen zoomede de hoofden, onderwijzers en onderwijzeressen der daaraan verbonden leerscholen. De hoofden, onderwijzers en onderwijzeressen der Rijks lagere scholen in de Koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid. De districtsbouwkundigen belast met het toezicht op de gebouwen van onderwijs, enz. De hoofdopzichters voor den technischen dienst der gebouwen ressorteerende onder het Departement van Binnenlandsche Zaken. De architect-teekenaars bij de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving 3e KLASSE B (reis- 2e kl. spoor, le kl. tram of boot: 30 verblijfk. f 6,— en ƒ 0,25). van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. De architeot-teekenaar voor de monumenten van geschiedenis en kunst. De adjunct-secretaris bij de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. De commiezen en adjunct-commiezen bij 's Rijks archieven. De wetenschappelijke assistenten en de administrateur bij de Koninklijke bibliotheek. De hoofdopzichter met den personeelen titel van chef van het dienstpersoneel van het Rijksmuseum te Amsterdam. De conservators en administrateurs van de Rijksmusea, kabinetten, verzamelingen en monumenten. De onder-directeur van de Algemeene Landsdrukkerij. De algemeene bedrijfschef bij de Algemeene Landsdrukkerij. Marine. De adjunct-scheikundige bij de Marine. De adjunct-verificateur van 's Rijks zeeinstrumenten. De administrateur van de marine-bakkerij. De lste technische ambtenaren bij het bureau Gravure bij het Departement van Marine. De hydrographische teekenaars bij de afdeeling Hydrographie van het Departement van Marine. Het hoofd van het teekenbureau voor scheepsbouw bij het Departement van Marine. De commissarissen der loodsen. De ontvangers der loodsgelden. De lste teekenaar, toegevoegd aan den inspecteur van den Marinestoomvaartdienst. Financiën. De chef der afdeeling Muntfabricage bij 's Rijks Munt. De chef van administratie bij 's Rijks Munt. De scheikundige der fabricage bij 's Rijks Munt. 3e KLASSE B (reis- 2e kl. spoor, le kl. tram of boot: verblijft, f 6,— en f 0,25). 31 De inspecteur bij de afdeeling Controle bij 's Rijks Munt. De door de commissiën van beoordeeling in zake de heffing van invoerrecht naar de waarde der goederen en de door den raad van beroep voor de invoerrechten geraadpleegde deskundigen. De experts voor de invoerrechten. De adjunct-inspecteurs der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De controleurs der invoerrechten en accijnzen. De adjunct-controleurs der grondbelasting. De ontvangers der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen, voor zoover zij bij dit besluit niet in klasse 3 A zijn gerangschikt. De hoofdcommiezen en commiezen ter directie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De adjunct-controleurs van den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken. De ontvangers van de registratie, de successie en de domeinen, met een pensioensgrondslag van minder dan ƒ 3000. De controleurs van het buitengewoon zegel. De commiezen ter directie van de registratie en domeinen. De boekhouder en de commies van trekking aan de directie der Staatsloterij. De secretaris-penningmeester van het bestuur, alsmede de hoofdopziener en de technische opziener der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. De bacteriologisch onderzoeker bij het bestuur der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. De hoofdopzieners en adjunct-hoofdopzieners der domeinen. De landmeters van het kadaster en der domeinen met een pensioensgrondslag van minder dan ƒ 3000. Oorlog. De bibliothecarissen b$ de Koninklijke Militaire Academie en bg de overige inrichtingen van militair onderwijs. 3e KLASSE B (reis- 2e ld. spoor, le. ld. tram of boot: 32 verblijfk. f 6— en f 0,25). Waterstaat. De opzichters van den Rijkswaterstaat der lste klasse. De boekhouder bg de visschershaven te IJmuiden. De hoofdopzieners bg' de Rgkselectriciteitswerken. De hoofdopziener bij Rijksbemalmgsinrichtingen en Rgksstoompontveren. De hoofdopzichters bg' de landsgebouwen. De technische ambtenaren lste klasse bij den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. De directeuren van postkantoren van de 5e tot en met de 8e klasse. De directeuren van telegraafkantoren van de 4e tot en met de 8e klasse. De directeuren van vereenigde post- en telegraafkantoren, waarvan elk der beide dienstvakken is gerangschikt in de 6e klasse of lager. De directeuren-brievengaarder van Rijkstelegraaf- en hulppostkantoren. De directeuren van post-, telegraaf- of vereenigde post- en telegraafkantoren, van hun beheer ontheven en met andere werkzaamheden bij den post- en telegraafdienst belast, voor zooveel hun kantoor op het tijdstip van ontheffing van dat beheer behoorde tot één der kantoren, hiervoren in deze rubriek vermeld. De hoofdcommiezen en commiezen bg den dienst der postergen en telegrafie. De technische ambtenaar voor keuring van Rg'ks-telegraafen telefoonmaterieel. De opzichters der telegrafie. De magazijnchef bij den telegraafdienst. Landbouw, Nyverheid en Handel. De hoofdambtenaar van administratie aan de Rg'ks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De hoofdassistenten bg de instituten verbonden aan de Rgks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. 3e KLASSE B (reis- 2e kl. spoor, le kl. tram of boot: verblijfk. f 6 — en f 0,25). 33 De assistenten aan de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De leeraren aan de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. *) De assistenten aan de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De leeraren aan de Rrjkslandbouwhuishoudschool. De leeraren aan de Rijksland- en tuinbouwwinterscholen. De leeraren aan de Rijkszuiyelschool. x) De assistenten aan het Rijkszuivelstation. De hoofd-assistenten en assistenten aan de Rijkslandbouwproefstations en aan het proefstation voor zaadcontröle. De assistenten aan de Rijksveeartsenijschool. De conservator van 's Rijksveeartsenijsohool. De assistenten aan de Rijksseruminrichting. De landbouwkundige aan de Rijksseraminriohting. De RijkskeurmeesterB. De gouvernementskeurmeesters. De adjunct-Rgkszuivelinspecteurs. De technische hoofdassistenten en de assistenten bij den Octrooiraad. De assistenten bij het bureau voor de fabrieks- en handelsli merken bij het bureau voor den industrieelen eigendom. De bibliothecaris bij den Octrooiraad. De kassier bij het bureau voor den industrieelen eigendom. De adjunct-directeur bij het Koninklijk Nederlandsen Meteorologisch Instituut. De secretaris en de assistenten bg het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut. . De ijkers en adjunct-gkers der maten en gewichten. De assistenten bij het Rijksinstituut voor het onderzoek der zee. De assistenten bg het Rgksinstituut voor visscherij1 onderzoek. w2? ?fzte bStre™ngen opgenomen in klasse 3 A moeten beschouwd worden nier niet te zijn vermeld. ReisbesL „ 3e KLASSE B (reis- 2e kl. spoor, le li. tram of boot: 34 verblijfk. f 6 — en ƒ 0,25-). De adjunct-houtvesters bij het Staatsboschbeheer. De hoofdassistent en de assistenten bij het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. De bureauambtenaren bij het Staatstoezicht op de mijnen. De experts bij de scheepvaartinspectie met standplaats Amsterdam en Rotterdam. De ambtenaar bij den administratieven dienst der visscherij-inspectie. De ambtenaar belast met het bewerken van verslagen en de visscherijstatistiek bij de visscherij-inspectie. De onderinspecteurs der visscherijen met eene bezoldiging (jaarwedde en toelage) van ƒ 1800 en daarboven. De assistenten bij den voorlichtingsdienst ten behoeve van den rubberhandel en de rubbernijverheid. De assistent-scheikundige bij het Proefstation voor de Lederindustrie. De administratieve ambtenaren der lste klasse bij de arbeidsinspectie. Koloniën. De technische ambtenaren der 2de klasse en de tijdelijke technische ambtenaren bij het technisch bureau aan het Departement van Koloniën. Examen-Commissiën. De voorzitters, leden en secretarissen van examencommissiën alsmede hunne plaatsvervangers en aan die commissiën toegevoegde deskundigen, voor zoover niet de commissiën als zoodanig of wel de voorzitters, de secretarissen of de deskundigen als zoodanig bij dit besluit in eene hoogere klasse zijn gerangschikt of door Ons in nader op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur te nemen besluiten in de 2de klasse of de 3de klasse A worden gerangschikt. Toel. art. 2, derde klasse B. De in deze klasse gerangschikten zijn bevoegd als vergoeding in rekening te brengen: 4e KLASSE A (reis- 2e kl. spoor: le kl. trant of boot: verblijfk. f 5,— en ƒ 0,21). 36 a. voor reiskosten: hetgeen is uitgegeven voor een plaats in de 2e klasse spoor, le klasse tram of boot; b. voor verblijfkosten: bij reizen binnenslands; per etmaal ƒ 6,—, per uur ƒ 0,25; bij reizen buitenslands (maximum vergoeding, bedoeld in art. 14, laatste lid): per etmaal ƒ 9,—, per uur ƒ 0,37%. VIERDE KLASSE A. Departementen enz. De klerken bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de provinciale griffiën voor zoover zij niet in eene andere klasse zijn of worden gerangschikt. Justitie. De directeuren van de gevangenissen 5de en 6de klasse alsmede de adjunct-directeuren en adjunct-directrices van de gevangenissen. De commiezen bij de gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen) en Rijksopvoedingsgestichten. De meesterknechts bij den arbeid in de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De commiezen bij de tuchtscholen. De commiezen ter directie bij de Rijksopvoedingsgestichten. De hoofdopzichter van den arbeid in de Rijksopvoedingsgestichten. De werkmeesters en werkmeesteressen bij de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De onderwijzers en onderwijzeressen bij de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De candidaat-opvoedende ambtenaren en de opvoedende ambtenaren bij de Rijksopvoedingsgestichten. De Rijksklerken van de le klasse ter griffie en ten parkette. De Rijksveldwachters-rechercheurs. 4e KLASSE. A (reis- 2e kl. spoor: le kl. tram of boot: 36 verblijfk. f 5 — en ƒ 0,21). De opzichters der lste en 2de klasse en de tijdelijke opzichters bij de Justitiegebouwen. Binnenlandsche zaken. De opzichters benevens het bureau-personeel bij het Rijksbureau voor Drhikwatervoorziening. De meesterknechten ter Algemeene Landsdrukkerij. De inspecteurs van politie wegens reizen ter zake van de inspectie van de grenzen des Rijks. De commiezen en verdere bureau-geëmployeerden bij de gemeentebesturen en de inspecteurs van politie wegens reizen ter zake van de militie. De huismeester, de adjunct-directrice, de hoofdverplegers en hoofdverpleegsters bij 's Rjjks krankzinnigengestichten. De meesteressen-vroedvrouw, de huismeesteressen, de hoofdonderwijzers, de hoofdonderwijzeressen, de hoofdverpleegsters en de administrateurs bij de Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. De teekenaars bij de Rgks-Universiteiten. De praeparateurs en praeparatrices bij de Rijks-Universiteiten. De opzichters en de ambtenaren van administratie bij den technischen dienst der gebouwen, ressorteerende onder het Departement van Binnenlandsche Zaken. De bouwkundig teekenaar bij de Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. De assistenten, de amanuenses, en de adjunct-amanuenses bij de Konmklijke bibliotheek. De assistenten bij 's Rijksmuseum te Amsterdam. De assistenten bij het Koninklijk munt- en penningkabinet. De opzichters-teekenaars voor de gedenkteekenen van vaderlandsche geschiedenis en kunst. 4e KLASSE A (reis- 2e kl. spoor: le kl. tram of boot: verblijfk. f 5,— en f 0,21). 37 Marine. De 2de technische ambtenaren bij het bureau Gravure bij het Departement van Marine. De teekenaar bij het bureau Artillerie bij het Departement van Marine. De teekenaar bij het bureau Torpedodienst bij het Departement van Marine. De adjunct-commissarissen der loodsen. De bureelambtenaren bij het loodswezen. De ambtenaren voor opnemingswerkzaamheden ten behoeve van loodswezen, betonning en verlichting. De opzichters voor den algemeenen dienst van loodswezen, betonning en verlichting. De opzichters bij de kustverlichting. De machinist bij 's Rijks verlichting. De hoofdmachinisten, machinisten en adjunct-machinisten bij den Marine-stoomvaartdienst en de in rang daarmede gelijkgestelden bij de Marine-reserve. De burgeronderwijzers bij opleidingen van de zeemacht. De' studenten voor den militairen geneeskundigen dienst. De adelborsten bij het Koninklijk instituut voor de Marine. De adspirant-administrateurs voor de Marine. De acispirant-machinisten bij de Marine. De teekenaars bij de afdeeling Hydrographie bij het Departement van Marine. Financiën. De verificateurs, adspirant- en kommiezen-verificateurs, de hoofdkommiezen en de assistenten der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De assistent en de analisten bij het Laboratorium van het Departement van Financiën. De Rijksklerken der lste klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. 4e KLASSE A (reis- 2e kl. spoor: le kl. tram of boot: 38 verblijfk. f 5 — en ƒ 0,21). De personen in dienst gesteld voor het houden van toezicht op ten behoeve van het Departement van Financiën uit te voeren werken. De deskundigen, bedoeld in art. 50, § 2 der Wet van 16 April 1896 (Staatsblad no. 72). De commiezen, aide-essaieurs en plaatsbekleedende ontvangers van den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken. De magazijnmeester van het algemeen zegelkantoor. De Rijksklerken van de lste klasse bij de administratie der registratie. De boekhouders van het kadaster. De adspirant-landmeters van het kadaster. De teekenaars van het kadaster. De opzieners bij de ontmanteling der opgeheven vestingen. De opzieners en tijdelijke opzieners der domeinen. De opzieners-teekenaar der domeinen. De opzichter in algemeenen dienst voor de voormalige vestinggronden. De teekenaars ten behoeve van het domeinbestuur. De Rijksklerk ten kantore van den secretam-penningmeester van het bestuur der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. De controleurs der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. Da opzieners der visscherijen op de Zeeuwsche stroomen. T>3 adjunct-commies en de klerken aan de directie der Staatsloterij. Db opzichters bij 's Rijks Munt. T>3 controleurs bij de afdeeling Controle bij 's Rijks Munt. Oorlog. De adjunct-bedrijfschef, de adjunct-administrateurs, de eerste-opzichters, de opzichters, de eerste-machinist, de bureelambtenaren lste klasse, de eerste-teekenaar werkzaam bij een der artiUerie-inrichtingen. 4e KLASSE A (reis- 2e kl. spoor: le kl. tram of boot: verblijfk. f 5,— en f 0,21). 39 De cadetten bg de Koninklijke Militaire Academie. Da cadetten der cadettenschool. Da leerlingen van den hoofdcursus. De buitengewone opzichters van fortificatiën. De opzichters-bureelambtenaar der Genie en die bij de bureaux van de commandanten in de verdedigingsstelhngen en liniën. De tijdelijke opzichters, de tijdelijke teekenaars en tijdelijke opzichters-teekenaars der Genie. De assistent-magazijnmeesters, de bureelambtenaren lste klasse bg de centrale magazijnen van militaire kleeding en uitrusting en bij 's Rijks magazgn van geneesmiddelen. De adjudanten -onderofficier en onderofficieren van hoogeren rang alsmede de daarmede in rang gelijkgestelde onderofficieren der landmacht en bij de reserve van de landmacht. De administrateurs der verplegingsinrichtingen. Da bureelambtenaren lste klasse bij 's Rijks magazijn van geneesmiddelen. De hoofdwerktuigkundigen bij de Luchtvaartaf deeling. De hoofdmachinist bij eene militaire inrichting tot drinkwatervoorziening. Waterstaat. De opzichters 2de, 3de en 4de klasse, de adjunct-opzichters en buitengewone opzichters bij den Rijkswaterstaat. Da tijdelijke hoofdopzichters, opzichters, teekenaars en schrijvers-teekenaar bij den aanleg van Rijkswaterstaatswerken. De ambtenaren bij den algemeenen dienst van den Rijkswaterstaat. De bureelambtenaren van den Rijkswaterstaat. De havenmeesters, met uitzondering van die bij de Marine en bij de groote kanalen en zeehavens. De hoofdmachinisten bij Rijksstoomgemalen en electrische centralen. 4e KLASSE A (reis- 2e lel. spoor, le lel. tram of boot: 40 verblijfk. f 5 — en f 0,21). De opzieners bg de Rgkselectriciteitswerken. De opzichters-electricien en de hoofdmachinisten-electrioien bij de Rijkselectriciteitswerken. De opziener bij het stoompontveer over het Noordzeekanaal te Velsen. . De sluismeesters en hulpsluismeesters. De voogd van Rottum. De opzichters en buitengewone opzichters bij de Landsgebouwen. De technische ambtenaren 2de klasse bij den Raad van toezicht op de spoorwegdiensten. De opzichters in algemeenen dienst voor de spoorwegen. De tijdelijk-opzichter bij de voorbereiding van de werken voor den aanleg van spoorwegverbindingen met de havens West bg Amsterdam, de aansluiting van den spoorweg Amsterdam—Haarlem aan die verbindingen en den aanleg van een rangeerterrein met bijkomende werken nabij Duivendrecht. De surnumerairs bg den dienst der posterijen en telegrafie. De telegrafisten. De klerken van de lste klasse bij den dienst der posterijen en telegrafie. De bureelambtenaren der posterijen en telegrafie met eene jaarwedde van ƒ 900 en daarboven. De buitengewoon geëmployeerden bij den Rijkstelegraafdienst, wier maximum-jaarwedde ƒ 1500 of meer bedraagt. De boekhouders bij den dienst der posterijen en telegrafie. De adspirant-opzichters en chefs-instrumentmaker der telegrafie. De werkmeester bij de herstellingswerkplaats der telegrafie. De magazijnchef bij de directie van de Rijkspostspaarbank. Landbouw, Nijverheid en Handel. De boekhouder, de conservator en de lithograaf-teekenaar aan de Rijksseruminrichting. 4e KLASSE A (reis- 2e kl. spoor, le kl. tram of boot: verblijfk. f 5,— era ƒ 0,21). 41 De conservatrice en de ambtenaar van administratie bij de Rijks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De boekhouders bij de instituten, verbonden aan de Rjjks hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De adspirant-Rijksland- en tuinbouwleeraren. De adspirant-Rij kslandbouwingenieur. De ambtenaren van administratie bij de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De onderwijzers bij de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De opperstalbaas bij het "Rg'kshengstveulendepöt. De ambtenaar aan het instituut voor Phytopathologie. De controleurs bij den phytopathologischen dienst. De hoofdopziener en de opzieners bij 's Rijksveeartsenijschool. De hoefsmidbaas, tevens onderwijzer in practisch hoefbeslag bij 's Rijksveeartsenijschool. De veeopzichters. De hulpkeurmeesters. De boschwachters en tijdelijke ambtenaren bij het Staatsboschbeheer. De Rijksklerken op de kantoren der rentmeesters en op het bureau van den inspecteur der Staatsbosschen en ontginningen. De analisten, adjuncten, boekhouders en controleurs bij de Rijkslandbouwproefstations en bij het proefstation voor zaadcontrole. De Rijkszuivelvisiteurs. De controleurs aan het Rijkszuivelstation te Leiden. De boekhouders bij het Rgkszuivelstation. De assistenten bij den dienst der Rijkszuivelconsulenten. De adjunct-secretaris, instrumentmaker, rekenaars, klerken en observatoren bij het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut. 4e KLASSE A (reis- 2e kl. spoor, le lel. tram of boot: 42 verblijfk. f 5,— en ƒ 0,21). De bureelambtenaar bij den nvrjnraad. De opzichters der mijnen. De hoofdopzichters en de opzichters bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De administratieve ambtenaar bij de visscherijinspectie. De onderinspecteurs der visscherijen met eene bezoldiging (jaarwedde en toelage) van minder dan ƒ 1800. De laboranten en amanuenses van het Rijksbureau tot onderzoek van handelswaren. De laboranten bij het Proefstation voor de lederindustrie. De analist bij den voorüchtingsdienst ten behoeve van den rubberhandel en de rubbernijverheid. De experts bij de scheepvaartinspectie met uitzondering van die met standplaats Amsterdam en Rotterdam. De administratieve ambtenaren bij het bureau voor den industrieelen eigendom. De opzichters van den arbeid. De administratieve ambtenaren der 2de klasse bij de arbeidsinspectie. De opzichters voor het stoomwezen. De bureelambtenaar bg het stoomwezen. Koloniën. De pakhuismeester, de eerste pakhuisopzichter, de pakhuis' opzichters, de werkopzichters en de assistenten bij de keuringen bij het Koloniaal Etablissement te Amsterdam. Toel. art. 2, vierde klasse A. De in deze klasse gerangschikten zijn bevoegd, als vergoeding in rekening te brengen: a. voor reiskosten: hetgeen is uitgegeven voor eene plaats in de 2e klasse spoor, le klasse tram of boot; b. voor verblijfkosten: bij reizen binnenslands: per etmaal ƒ 5,—, per uur ƒ 0,21; bij reizen buitenslands (maximum vergoeding, bedoeld in art. 14, laatste lid): per etmaal ƒ 7,50, per uur ƒ 0,31. 4e KLASSE B (reis- laagste kl: verblijfk. ƒ5,— en f 0,21). 43 VIERDE KLASSE B. Departementen. De schrijvers bij de Departementen, administratiën en colleges van algemeen bestuur en verdere Rijksinstellingen alsmede bn de Provinciale griffiën. Justitie. De cipiers van de gevangenissen- 7de klasse. De onderwijzers en onderwijzeressen, de geagreëerde onderwijzers en geagreëerde onderwijzeressen bij de gevangenissen en de Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). , De schrijvers bij de gevangenissen, Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen), tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De bedienden bij den arbeid in de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De opzichters der 3de klasse bij de justitiegebouwen. De Rijksklerken der 2de klasse ter griffie en ten parkette. De klerk bij den dienst der justitiegebouWen. Binnenlandsche Zaken. De expediteurs bij de Nederlandsche Staatscourant en het Staatsblad. De amanuenses bij het centraal laboratorium voor het Staatstoezicht op de volksgezondheid. De machinisten bij 's Rijkskranlainnigengestichten. De machinisten * bij 's Rijkskweekscholen voor vroedvrouwen. De amanuenses bij de Rijksinrichtingen voor hooger en voor middelbaar onderwijs. De machinist bij 's Rijks archief te 's Gravenhage. De amanuenses bij 's Rijksarchieven. De amanuenses bij 's Rijks normaalschool voor teekenonderwgzers en bij 's Rijksschool voor kunstnijverheid. De beambten bg 's Rijks academie van beeldende kunsten. 44 4e KLASSE B (reis- laagste kl.: verblijfk. f 5 — en f0,21) De machinist bij het Departement van Binnenlandsche Zaken. De klerken bij het Koninklijk penningkabinet. Marine. De tijdelijke opzichters bij werken voor de Marine, het loodswezen enz. De instrumentmaker bij de verificatie van 's Rijks zeeinstrumenten. De amanuensis bij de verificatie van 's Rijks zeeinstrumenten. De amanuensis bij het Koninklijk Instituut voor de Marine. Financiën. De deurwaarders der directe belastingen. De kommies-ontvangers der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De kommiezen lste en 2de klasse en de kommiezen te water lste klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De Rijksklerken der 2de klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De Rijksklerken van de 2de klasse bij de administratie der registratie. De onderopzieners der domeinen. De machinisten bij de visscherijpolitie op de Zeeuwsche Stroomen. De waardsman voor de gronden van de Bergsche Maas (Nieuwe Maasmond). Oorlog. Alle onderofficieren der landmacht in de rangen van sergeant-majoor en sergeant of daarmede gelijkgestelden; de administrateurs der verplegingsinrichtingen, in rang met vorenstaanden gelijkgesteld, de opzichter eener militaire bakkerij; de opzichters en meestér-werklieden bij de centrale magazijnen van kleeding en uitrusting; de opzichter en de 4e KLASSE B {reis- laagste kl: verblijfk. f5,— enf 0,21). 46 machinist bg' 's Rijks magazgn van geneesmiddelen, de verplegers en verpleegsters bij de nulitaire hospitalen. De bureelambtenaren 2de klasse bg' 's Rijks magazijn van geneesmiddelen. De beheerder van het materieel, tevens belast met de werkzaamheden van schrijver bg' de Normaalschietschool. De machinisten, 'de keurders, de amanuenses, de bureelambtenaren 2de klasse, de teekenaars, de.buitengewone werklieden, de werklieden belast met den dienst van hulpopziohter en hulpkeurder, werkzaam bg' een der artMerie-inrichtingen alsmede de meestér-geweermakers bg' de wapendepots. De meestér-schoenmaker en de meestér-zadelmaker bg' het centraal-magazgn van militaire Meeding en uitrusting te Amsterdam. De bureelambtenaren 2de klasse bg' de centrale magazijnen van militaire kleeding en uitrusting en bg' 's Rijks magazijn van geneesmiddelen. De amanuenses bij de Koninklijke Müitaire Academie en bij de Hoogere Krijgsschool. Waterstaat. De schrgvers bij den aanleg van Rijkswaterstaatswerken. De onderhavenmeesters met uitzondering van die bij de Marine. De dokmeester, afslagers, havenklerken en bureelambtenaren bij de visschershaven te IJmuiden. De machinisten, hulpmaehinisten en machinisten-stokers bij Rijksstoomgemalen, bij electrische centralen, op Rijksstoomponten en directievaartuigen. De electriciens, electriciens-monteurs, electriciens-hulpmachinisten, maehinisten-electriciens en monteurs. De gezagvoerders, stuurlieden, stuurlieden-roergangers en motorschippers op Rgksdirectievaartuigen. De gezagvoerders-pontwachters. 46 4e KLASSE B (reis- laagste kl.: verblijfk. f 5,— en f 0,21). De klerken van de 2de klasse bij den dienst der posterijen en telegrafie. De bureelambtenaren der posterijen en telegrafie met eene jaarwedde tot ƒ 900. De buitengewoon geëmployeerden bij den Rijkstelegraafdienst, wier maximum-jaarwedde minder dan ƒ 1500 bedraagt. De telefonisten. De hulptelegrafisten. De hulptelefonisten. De kantoorbedienden bij den dienst der posterijen en telegrafie. De brievengaarders. De adsistenten. De conducteurs der brievenmalen. De hoofdbestellers, magazrjnopzichters, hulpboekhouders, machinisten en teekenaars bij den dienst der posterijen en telegrafie. De assistent-chefs-instrumentmaker, monteurs en lijnwachters der telegrafie. De machinist bij de Directie van de Rijkspostspaarbank. Landbouw, Nijverheid en Handel. De beambten aan de Rijks- hoogere land-, tuin- en boschbouwschool. De beambten aan de Rijksveeartsenijschool. De beambten aan de middelbare landbouwschool te Groningen en de middelbare Koloniale landbouwschool te Deventer. De beambten aan de Rijkszuivelschool. De beambten aan de Rijksland- en tuinbouwwinterscholen. De onderstalbaas bij het Rijkshengstveulendèpöt. De amanuenses bij de Rijkslandbouwproefstations en het proefstation voor zaadcontröle. De schrijvers bij de Rijkslandbouwproefstations en het proefstation voor zaadcontröle. 5e KLASSE (reis- laagste kl.: verblijfk. f 3,50 en f 0,15). 47 De schrijvers bij het Rijkszuivelstation. De amanuenses bij het Rijkszuivelstation. De amanuenses bij het Rijksinstituut voor het visscherijonderzoek. De klerken bij het Staatstoezicht op de mijnen. De hulpopzichters bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De amanuenses bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De amanuenses-schrijver bij de Rijksopsporing van delfstoffen. De opperkeurmeester van de gekaakte haring. De adspirant-adjunct-inspecteur der visscherijen. De opzieners der visscherijen andere dan die voor de Zeeuwsche stroomen. De klerk-rekenaar en de amanuenses bij het Rijksinstituut voor visscherijonderzoek. De controleurs van den arbeid. De tijdelijke controleurs van den havenarbeid. De administratieve ambtenaren der 3de klasse bij de arbeidsinspectie. ToeL art. 2, vierde klasse B. De in deze klasse gerangschikten zijn bevoegd als vergoeding in rekening te brengen: a. -voor reiskosten: hetgeen is uitgegeven voor eene plaats in de laagste klasse van eenig openbaar vervoermiddel: b. voor verblijfkosten: bij reizen binnenslands: per etmaal ƒ 5,—, per uur ƒ 0,21; bij reizen buitenslands (maximumvergoeding, bedoeld in art. 14, laatste lid): per etmaal ƒ 7,50, per uur ƒ 0,31. VIJFDE KLASSE. Departementen enz. De kamerbewaarders, conciërges, portiers, boden en alle verdere mindere beambten, bedienden en werklieden bij de Departementen, Administratiën en Colleges van algemeen 48 5e KLASSE (reis- laagste kl.: verblijfk. ƒ 3,50 en ƒ 0,15). bestuur, bij de Gerechten en verdere Rijksinstellingen alsmede bij de Provinciale griffiën. Justitie. De Rijksklerken der 3e klasse ter griffie en ten parkette. De Rijksveldwachters. De provoosten-geweldige. De bewaarders, bewaarsters, zaalopzichters en zaalopziohteressen bij de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De geagreëerde schrijvers bij de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De verdere mindere beambten bij de gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen (behalve die te Veenhuizen). De huismeesters bij de Rijksopvoedingsgestichten. De tuinlieden-portiers, beambten in algemeenen dienst, koks en assistent-koks bij de tuchtscholen en Rijksopvoedingsgestichten. De vrouwelijke beambten voor den huishoudehjken dienst (dienstboden) bij de tuchtscholen voor jongens. De vrouwelijke beambten in algemeenen en voor den huishoudelijken dienst bij de tuchtschool en het rijksopvoedingsgesticht voor meisjes. Binnenlandsche Zaken. De gemeente-boden, veldwachters, agenten van poütie en verdere lagere beambten bij de gemeentebesturen wegens reizen ter zake van de militie en van de Landweer. De beambten bij de Rijks-Quarantaine en Ontsmettingsdienst. De verplegers-, verpleegsters, leerling-verplegers, leerlingverpleegsters, adspirant-verplegers, adspirant-verpleegsters en bedienden bij de Rijkskrankzinnigengestichten. De conciërge, hoofdassistent en assistenten bg het Koninklijk Kabinet van schilderijen te 's-Gravenhage. 5e KLASSE (reis- laagste kl.: verblijfk. f 3,50 en f 0,15). 49 De oppassers, opzichters en custoden bij 's Rijks musea, kabinetten en verzamelingen. De klerken en klerken-binders tojj 's Rijks archieven. De mculeurs bij de Rijkscommissie voor de vervaardiging en ruiling van reproductiën van kunstvoorwerpen. Marine. De lichtwachters bij 's Rijks kustverhohting. De leerhng-machinisten bij de Marine-reserve. De monteurs, instrumentmakers, stokers en matrozen bij 's Rijks verlichting. Financiën. De assistent-deurwaarders der directe belastingen. De kommiezen 3de klasse en de kommiezen te water 2de klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De hulpkommiezen en hulpkommiezen op daggeld en de vaste knechts bij de administratie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De Rijksklerken der 3de klasse der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen. De Rijksklerken van de 3de klasse bij de administratie der registratie. De stempelaars aan de zegelkantoren. De schippers en schippersknechts bij de visscherijpolitie op de Zeeuwsche stroomen. Oorlog. Alle jaarwedde genietende mihtairen der landmacht in den rang van korporaal of in den stand van soldaat cf daarmede gelijkgestelden. De portier bg de centrale magazijnen van kleeding en uitrusting. De portier bij 's Rjjks magazijn van geneesmiddelen. De üjnwerkers bjj het regiment genietroepen. Reisbesl. ^ 50 5e KLASSE (reis- laagste kl: verblijfk. f 3,50 en f 0,15). De portiers, magazijnknechts en bedienden bij de artillerieinrichtingen en bg de magazgnen ressorteerende onder het Departement van Oorlog. De machinisten, stokers en bedienden bij eene militaire inrichting tot drmkwateivoorziening. De wachters en tijdelijke wachters ressorteerende onder het Departement van Oorlog. De corveëers in de kazernen. Waterstaat. De machinekneohts bg de Rijksstoomgemalen, bg electrische centralen, op Rgksstoomponten en -directievaartuigen. De arbeiders bg de Rgkswaterstaatswerken. De bakenmeesters. De sluiswachters. De sluisknechts. De brugwachters. De brugknechts. De pontwachters. De pontknechts. De duinwachters. De dgkwachters. De lichtwachters. De schippers en schippersknechts. De stokers. De dekknechts. De stokers-dekknechts. De Rijkswachthouders. De smeden-bankwerkers. De kanaalwachters. De havenknechts. De haven-, hal- en dokknechts, smeden-machmedrgvers en havenbeambten, belast met het pohtietoezicht, bij de visschershaven te IJmuiden. 5e KLASSE (reis- laagste kl.: verblijfk. f 3,50 en f 0,15). 51 De schrijvers, conciërges, portiers, zaalwachters, stokers, kantoorknechts, bestellers en jongelingen bij den dienst der posterijen en telegrafie. De postboden. De instrumentmakers en vaste werklieden der telegrafie. Landbouw, Nijverheid en Handel. De kweekelingen en vaste arbeiders bg* het beheer der Staatsbosschen. De stalknechts bij het Rijkshengstveulendepöt te Bergen op Zoom. De bedienden bij het ijkwezen. De vaste en tijdelijke geleiders van transporten ontplofbare stoffen. De bedienden bij het Rijksinstituut voor het visscherijonderzoek. De schipper, knecht, stuurman en machinist van de bij de visscherijinspectie in dienst zijnde vaartuigen. De bedienden bij het Rijksinstituut voor visscherijonder-' zoek. Toel. art. 2, vijfde klasse. De in deze klasse gerangschikten zijn bevoegd als vergoeding in rekening te brengen: a. voor reiskosten: hetgeen is uitgegeven voor eene plaats in de laagste klasse van eenig openbaar vervoermiddel; b. voor verblijfkosten: bij reizen binnenslands: per etmaal ƒ 3,50, per uur ƒ 0,15- bij reizen buitenslands (maximum vergoeding, bedoeld in art. 14, laatste lid): per etmaal ƒ 5,25, per uur ƒ 0,22. 2. Rangschikking van andere dan de hierboven genoemde burgerlijke en müitaire landsdienaren geschiedt door Ons op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur, met medewerking van Onzen Minister van Financiën, indien de voordracht niet van dezen uitgaat. 52 ARTT. 2—4. Toel. art. 2, laatste lid. De aandacht wordt er op gevestigd, dat hier alleen gesproken wordt van „andere" landsdienaren, d. z. die landsdienaren, wier betrekking nog niet in het Reisbesluit 1916 is opgenomen, omdat dit alsnog niet noodig werd geoordeeld, of omdat bij het in werking treden van het K. B. die betrekking nog niet bestond. Reeds in één der klassen opgenomen betrekkingen naar hoogere klasse over te brengen, dit kan alleen geschieden door wijziging van het Reisbesluit, alzoo bij Staatsblad besluit, en op de voordracht van den Minister van Financiën. Artikel 3. 1. Gepensionneerden alsmede burgerlijke en militaire landsdienaren op wachtgeld of nonactiviteit zijn gerangschikt in de klasse, waartoe de betrekking behoort, die zij het laatst hebben bekleed of waarin zij het laatst dienst gedaan hebben. 2. Het bepaalde in het vorig lid is niet van toepassing wanneer de daarbedoelde personen reizen in eene betrekking of functie, welke in eene der bij artikel 2 genoemde klassen "is gerangschikt. Toel. art. 3. De hierbedoelde oud-ambtenaren behoeven, wanneer zij voor Rijksdienst reizen, niet afzonderlijk te worden gerangschikt, maar ontvangen de vergoeding verbonden aan de betrekking, waarin zij het laatst dienst hebben gedaan. Dit moet echter gelezen worden in verband met het bepaalde in art. 5. Worden toch een met den titulairen rang van majoor gepensionneerden kapitein dienstreizen opgedragen, dan zal hij de onderwerpelijke vergoeding niet als majoor, dooh als kapitein mogen in rekening brengen. Reist men echter in eene in het Reisbesluit gerangschikte betrekking of functie, dan heeft men de daarvoor bestemde vergoeding te declareeren. Artikel 4. 1. Personen, geene bezoldiging uit 's Rijks schatkist trekkende en niet opgenoemd onder een der klassen van artikel 2, zijn gerangschikt in de 3de klasse A. 2. Wij behouden Ons evenwel voor personen als evenbedoeld in ieder bijzonder geval, op de voordracht van het ARTT. 4—6. 53 hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur, in eene hoogere klasse te rangschikken. 3. De hoofden der Departementen van algemeen bestuur zijn bevoegd personen als in het eerste lid bedeeld in ieder bijzonder geval te rangschikken in eene lagere klasse dan de 3de klasse A. Toel. art. 4. Dit artikel voorziet automatisch in de rangschikking van anderen dan landsdienaren voor zoover classificatie niet reeds in art. 2 is geschied. Op grond van verkregen ervaring is aangenomen, dat in de meeste gevallen de aan klasse 3 A verbonden vergoeding overéénkomt met die waarop de betrokkenen naar billijkheid aanspraak kunnen maken. Intusschen kan het voorkomen, dat de belanghebbende in een hoogere of in een lagere klasse moet worden gerangschikt, hetgeen dan moet geschieden resp. bij Koninklijke of Ministerieele beschikking. Artikel 5. Dienstdoende ambtenaren of officieren, aan wie een hoogere rang is toegekend dan die van de betrekking naar welke zij zijn bezoldigd of aan wie een personeele titel of titulaire rang is verleend, mogen de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten niet berekenen naar den maatstaf van dien hoogeren rang of titel. Toel. art. 5. Uit de bewoordingen van dit artikel valt af te leiden, dat de hierbedoelde ambtenaren dus slechts de vergoeding mogen declareeren verbonden aan de betrekking waarin zij gesalarieerd worden. Artikel 6. 1. Die meer dan ééne betrekking bekleedt of eene betrekking tijdelijk waarneemt, geniet de vergoeding wegens reisen verblijfkosten naar de klasse van het tarief waarin de betrekking is gerangschikt, waarin hij gereisd heeft. 2. Onder de mtdrukking „betrekking" wordt in dit artikel verstaan iedere functie welke in een der bij artikel 2 genoèmde klassen is gerangschikt. 54 ARTT. 6—7. 3. Wij behouden Ons voor, op de voordracht van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur, afwijking van het bepaalde in dit artikel toe te staan ten behoeve van voorzitters van commissiën. Toel. art. 6. Uit het hier gegeven voorschrift volgt, dat als bjjv.' een als ambtenaar in de le klasse gerangschikte lid van eene in de 2e klasse gerangschikte commissie wordt, hij als commissielid slechts volgens de 2e klasse mag deel areeren, terwijl anderzijds, als een in de 3e klasse A gerangschikte ingenieur van den Rijkswaterstaat, tijdelijk de betrekking waarneemt van den in de 2e klasse gerangschikten Hoofdingenieur-Directeur van den Rijkswaterstaat en als zoodanig reist, hij ter zake ook volgens die klasse kan declareeren. Slechts ten aanzien van voorzitters van commissiën is de mogelijkheid tot uitzondering geopend, vermits niet ontkend kan worden, dat in vele gevallen de voorzitter eene hoogere positie inneemt dan de leden eener commissie. Een gewezen Minister bijv. tot Voorzitter van een Staatscommissie benoemd wordende, en als zoodanig gerangschikt in de 2e klasse van het Reistarief, kan bij Kon. besluit in de le klasse worden opgenomen. Artikel 7. *) 1. De reizen behooren te worden gedaan op de voor het Rijk minst kostbare wijze tenzij bijzondere omstandigheden naar het oordeel van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of van de door dezen daartoe aangewezen autoriteit zich daartegen verzetten. Toel. art. 7, le lid. Dit artikel is als eene inleiding te beschouwen, welke eenige algemeene regelen stelt. De reizen moeten worden gedaan op de voor het Rijk minst kostbare wijze (lste lid) en met openbare middelen van vervoer (4e lid). Een en ander mag als vanzelfsprekend worden aangemerkt. Intusschen is het in de practijk niet steeds mogelijk of wenscheljjk die regelen in alle omstandigheden na te leven. Wat den eerstbedoelden regel betreft, zal in spoedeischende gevallen het dienstbelang kunnen vorderen, dat niet op de *) Zie beschikking m. v. o. op bladz. 43—48a 85—90. ART. 7. 55 goedkoopste wijze worde gereisd. Onder dergelijke bijzondere omstandigheden zal afwijking van den regel kunnen worden toegestaan. i Gelijke bevoegdheid wordt voorbehouden met betrekking tot den. in het 4de lid gesteldeh regel. Niet alle plaatsen zijn met 'een openbaar vervoermiddel te bereiken. Bovendien kan de reiziger er de voorkeur aan geven van een eigen vervoermiddel gebruik te maken. Voor zoover hieruit geene meerdere kosten voor den Staat voortvloeien — welke voorwaarde met zoovele woorden in artikel 11, 3de lid, wordt gesteld, — bestaat er geen reden om niet met die voorkeur rekening te houden. 2. Wanneer reizigers tusschentrjds van uit hunne woonplaats heen en weer hebben gereisd, ten gevolge waarvan de uitgaven hooger zijn geworden dan bij onafgebroken verblijf buiten de woonplaats het geval zou zijn geweest, worden die hoogere kosten alleen dan vergoed indien [het heen en weer reizen met het oog op 's Rijks belang door het Hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit werd toegestaan of nader wordt goedgekeurd. Toel. art 7, 2e lid. Het is wenschelijk geoordeeld deze bepalingen op te kernen met het oog op de moeilijkheden, welke zich in de daarbij bedoelde gevallen hebben doen gevoelen. Het komt meermalen voor, dat reizigers, met name leden van examen-commissiën, zich gerechtigd achten de kosten, welke verbonden zijn aan het heen- en weer reizen van uit hunne woonplaats naar de plaats, waar de werkzaamheden moeten worden verricht, aan het Rijk in rekening te brengen, ook indiefi een onafgebroken verblijf op de laatstbedoelde plaats op eene lagere vergoeding wegens reis- en verblijfkosten aanspraak zou hebben gegeven. Ten einde voor het vervolg misverstand ten deze buiten te sluiten, bepaalt de 2de alinea uitdrukkelijk, dat in een geval als hier bedoeld, de hoogere uitgaven slechts dan zullen vergoed worden, indien het heen en weer reizen is toegestaan „met het oog op 's Rijks belang". Deze uitdrukking evenwel is elastisch. Als bijv. iemand, aangezocht om lid van eene commissie te worden, het aan- 56 ARTT. 7—8. . nemen van het lidmaatschap afhankelijk stelt van het feit, dat hij niet dagelijks wenscht heen en weer te reizen en hij toch in de commissie wordt benoemd, dan is door' die benoeming dit „ter plaatse blijven" te beschouwen als in 's Rijks belang, en zullen de meerdere kosten moeten worden vergoed. Ten einde de verevening van het bedrag desbetreffende reisdeclaratie te bespoedigen, is het. wenschelijk hiérvan met een enkel woord op dat stuk melding te maken. 3. Voor zoover, met het .oog op de werkzaamheden, tusschentijdsche terugkeer naar de woonplaats i^elijkerwijze mag verwacht worden en in 's Rijks geldelijk belang is, worden hoogere kosten, veroorzaakt door onafgebroken verblijf buiten de woonplaats, alleen dan vergoed indien dit verblijf met het oog op 's Rijks belang door het Hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit werd toegestaan of nader wordt goedgekeurd. 4. De reizen worden in den regel gedaan met openbare middelen van vervoer. Afwijkingen van dezen regel kunnen worden toegestaan of goedgekeurd door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit. Artikel 8. *) Behoudens het bepaalde in de artikelen 7, 9, 10 en 12, wordt als vergoeding voor reiskosten niet meer in rekening gebracht dan: 1°. de verschuldigde en betaalde vracht voor het vervoer — daaronder begrepen dë kosten verbonden aan het bezigen van een slaapwagen in den spoortrein en voor zooveel noodig van eene slaaphut aan boord van schepen — van: aJfden reiziger; b. de medegenomen reisbenoodigdheden ingeval buiten de woonplaats is overnacht; *) Zie beschikking m. v. o. op bladz.' 85—90. ART. 8. 57 c. dienstbenoodigdheden ingevolge algemeenen of bijzonderen last medegenomen; 2°. de verschuldigde en betaalde tol-, brug-, veer- en overvaartgeld«o;< ■ 3°. eene overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 berekende vergoeding wegens het gebruik van eigen vervoermiddelen. De artt. 8 tot en met 13 betreffen meer bepaaldelijk de vergoeding der reiskosten. Toel. art. 8. Het bedrag der reiskosten, ingevolge dit artikel te berekenen, vormt het maximum dat aan den Staat in rekening mag worden gebracht. Niet steeds zal dat bedrag worden genoten. Integendeel legt artikel 25 aan de Ministers de verplichting op om in elk geval, waarin de noodige spaarzaamheid door den reiziger niet is in acht genomen, het gedeclareerde maximum te verlagen. 'De in rekening gebrachte vrachtprijs moet niet alleen betaald, maar ook verschuldigd zijn. Neemt b.v. een militair in uniform een gewoon biljet, niettegenstaande hij van een uitsluitend voor militairen bestemd kaartje had kunnen gebruik maken, dan betaalt hij meer dan voor het vervoer van zijn persoon verschuldigd is. Dit meerdere kan niet in rekening worden gebracht. Het gebruik maken van D-treinen en dergelijke duurdere reisgelegenheden blijft toegestaan. Immers de betaalde toeslag is inderdaad verschuldigd. Evenwel is overeenkomstig artikel 7, lste lid, door de betrokken autoriteit na te gaan of dat gebruik door bijzondere omstandigheden wordt gewettigd. De kosten voor het gebruik maken van een slaapgelegenheid in den spoortrein of aan boord van schepen kunnen worden gedeclareerd. Het is toch billijk, dat hetgeen de reiziger aan den vervoerder moet betalen, ook als vervoerkosten in rekening kan worden gebracht. Echter zal in de hierbedoelde gevallen de vergoeding wegens verblijfkosten naar evenredigheid worden verminderd. (Zie art. 17, sub a.) Behalve de vracht voor het vervoer van den reiziger zei ven, zullen mogen gedeclareerd worden de transportkosten van de medegenomen reisbenoodigdheden, ingeval buiten de woon- 58 ARTT 8—9. plaats is overnacht, en van de dienstbenoodigdheden ingevolge algemeenen of bijzonderen last medegenomen. Wat de kosten voor „medegenomen reisbenoodigdheden" betreft zij hier aangeteekend,' dat wanneer één nacht of een paar nachten op reis nachtverblijf wordt gehouden, aangenomen mag worden dat slechts wat handbagage wordt medegenomen, hetgeen kosteloos wordt vervoerd. Alleen dus als aan den ondernemer van het openbaar vervoermiddel „transportkosten voor reisbenoodigdheden" zijn betaald moeten worden, kunnen deze worden gedeclareerd. Artikel 9. *) 1. Reizigers, behoorende tot de eerste klasse, tot de tweede klasse en tot de derde klasse A, mogen wegens het vervoer van hun persoon met een openbaar middel van vervoer in rekening brengen de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats der eerste klasse. 2. Reizigers,, behoorende tot de derde klasse B en tot de vierde klasse A, mogen Wegens het vervoer van hun persoon in rekening brengen: a. voor reizen per spoortrein, de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats in een rijtuig der tweede klasse, tenzij de reis in spoedeischende gevallen gedaan is met een trein, waarin dergelijke rijtuigen niet zijn, in welk geval de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats in een rijtuig der eerste klasse kan in rekening gebracht worden; b. voor reizen per stoomboot, stoomtram of ander openbaar middel van vervoer, niet vallende onder letter o, de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats der eerste klasse. 3. Reizigers, behoorende tot de vierde klasse B en tot de vijfde klasse, mogen wegens het vervoer van hun persoon niet meer in rekening brengen dan: •) Zie beschikking m. v. 0. op bladz. 88 88. 86—90. ART. 9. 59 a. voor reizen per spoortrein^ de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats in een rijtuig der derde klasse, tenzij de réis, in spoedeisohende gevallen, gedaan is met een trein, waarin dergelijke rijtuigen niet zijn, in welk geval de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats in een rijtuig der daarop volgende, hoogere klasse in rekening mag gebracht worden; b. voor reizen per stoomboot, stoomtram of ander open¬ baar middel van vervoer, niet vallende onder letter o, de vracht voor eene plaats der tweede klasse, tenzij er slechts éóne klasse is. 4. Echter kunnen reizigers als in het tweede en derde lid van dit artikel bedoeld, in geval zij de reizen gezamenlijk moeten doen met personen, die in een hoogere klasse van artikel 2 zijn gerangschikt, ten aanzien van de vergoeding wegens reiskosten, met de laatstbedoelden worden gelijkgesteld, wanneer het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur zulks met het oog op de te verrichten werkzaamheden toestaat of nader goedkeurt. Toel. art. 9, 4e lid. Daar het meermalen voorkomt, dat personen die bijv. gezamenlijk inspectie-reizen moeten maken, m verschillende klassen van den spoortrein moeten plaats nemen, indien zij de kosten willen vergoed zien, kan het, voor het bespreken tijdens de reis van dienstbelangen of uit anderen hoofde wenschelijk zijn, dat de reizigers in dezelfde spoorwegcoupé plaats nemen. Dit wordt door deze alinea mogelijk gemaakt. De aandacht wordt er evenwel op gevestigd, dat de bevoegdheid tot afwijking uitsluitend aan den betrokken Minister is verleend, zoodat öf vooraf, öf in spoedeischende gevallen na de reis (bij het inzenden der declaratie), de ministerieele goedkeuring moet gevraagd en verkregen zijn of nader verleend worden. Het plaats nemen in eene hoogere klasse spoorwegcoupé geeft echter geen aanspraken op hoogere vergoeding voor verblijfkosten. 5. Wij behouden Ons voor te bepalen, dat eene of meer bepaalde groepen van commiezen bij een der Departementen 60 ARTT. 9—10. van algemeen bestuur, uit hoofde van den bjjzonderen aard der door hen te verrichten werkzaamheden, wegens het vervoer van hun persoon met een openhaar middel van vervoer in rekening mogen brengen de verschuldigde en betaalde vracht voor eene plaats der eerste klasse, mits de reizen zijn geschied tot het verrichten van de evenbedoelde werkzaamheden. Toel. art. 9, 5e lid. Deze bepaling vindt haar grond in de omstandigheid, dat aan commiezen bij een Departement inspectiën kunnen worden opgedragen over inrichtingen, aan wier hoofd personen zijn geplaatst, die wegens hunne betrekking aanspraak kunnen maken op vervoer per le klasse spoortrein. Het zou voor het prestige der commiezen-inspecteurs bedenkelijk zgn, indien zij zeiven in eene lagere spoorwegklasse moesten plaats nemen. Artikel 10. *) 1. Abonnementen en andere speciale biljetten, tot het doen van een onbeperkt aantal reizen gedurende eenig tijdvak recht gevende, worden van 's Rijkswege verstrekt. Toel. art. 10, le lid. Ter beoordeeling of het gebruik van de hier genoemde biljetten voor den Staat voordeel zou opleveren, wordt als bijlage A hieraan toegevoegd eenige mededeelingen uit de door den Minister van Waterstaat goedgekeurde Tarieven voor algemeene abonnementskaarten, groepenkaarten en trajectkaartén. 2. Bij gebruik van een, niet van 's Rijkswege verstrekt, biljet als in hét eerste lid bedoeld, kan eene vergoeding in rekening gebracht worden, welke overeenkomt met % gedeelten van de vergoeding, welke, bij gebruik van een kilometerboekje, overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid, in rekening zou gebracht kunnen worden of, bijaldien en voor zoover het gebruik van kilometerboekjes voor de betrokken^reis^niet mogelijk is, van de vergoeding volgens het gewone tarief voor het betrokken middel van vervoer. *) Zie beschikking m. v. o. op bladz. 85—90. ART. 10. 61 Toel. art. 10, 2e lid. De vraag is overwogen of de Staat den reiziger (bijv. een commissielid, die uit anderen hoofde veel reist), die voor eigen rekening zich een biljet als bedoeld in alinea 1 van dit artikel aanschaft, kan verplichten, ook bij het doen van dienstreizen, zonder vergoeding, van dat biljet gebruik te maken. Die vraag is evenwel ontkennend beantwoord. Dit neemt evenwel niet weg, dat het zoowel in 's Rijks belang als in dat van den reiziger wordt geacht, een prikkel in het leven te roepen om bij dienstreizen van een voor eigen rekening aangeschaft biljet als hiervoren bedoeld, gebruik te maken. Daarom wordt bij zoodanig gebruik de hier bedoelde vergoeding verleend. Zij kan, in verband met het bepaalde in art. 8, lid 1, in totaal echter nimmer meer bedragen dan de voor het biljet betaalde prijs. 3. Bij gebruik van eene vrijkaart mag geene vergoeding aan het Rijk in rekening gebracht worden. Reizigers, die in het bezit zijn van eene vrijkaart, zijn verplicht bij dienstreizen daarvan gebruik te maken. Toel. art. 10, 3e lid. Betaalde en verschuldigde vracht voor reis- en dienstbenoodigdheden kunnen in rekening worden . gebracht. 4. Bij gebruik-van een kilometerboekje of van een ander speciaal biljet, tot het doen van een beperkt aantal reizen recht gevende, kan vergoeding in rekening gebracht worden naar evenredigheid van den, voor dat boekje of biljet betaalden, prijs. Toel. art. 10, 4e lid. Een tabel, aangevende wat het vervoer over 1 tot en met 200 K.M. in de drie klassen kost, wordt als bijlage B hieraan toegevoegd. 5. Door of van wege het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur kan aan reizigers, als in dit besluit bedoeld, de verphchting worden opgelegd tot het aanschaffen van een boekje of biljet als in het vorig lid omschreven. De schade, welke door den reiziger buiten diens schuld, uit hoofde van het nakomen van evenbedoelde verplichting, wordt geleden, wordt door het Rijk vergoed. 62 ARTT. 10—11. Toel. art. 10, 5e lid. Geleden schade wordt vergoed als bijv.: a. het kilometerboekje niet geheel verbruikt is en zulks niet vooraf was te voorzien; 6. de belanghebbende in een werkkring wordt overgeplaatst, waarin niet of weinig gereisd wordt; c. het kilometerboekje door omstandigheden buiten de schuld van den bezitter in het ongereede is geraakt. De schade wordt niet vergoed als het kilometerboekje verloren gaat ten gevolge van nalatigheid of onachtzaamheid van den bezitter. Als algemeene toelichting op dit artikel kan hieraan nog worden toegevoegd, dat verschuldigde waarborgsommen niet van Rijkswege worden betaald. Zij blijven voor rekening van den reiziger, die ze te zijner tijd van de betrokken spoorwegmaatschappij kan terugvorderen. Artikel. 11. *) 1. In gevallen als bedoeld sub 3 van artikel 8 mag ten hoogste worden in rekening gebracht: 1°. wegens het gebruik van eigen rijwiel: 3 cents per afgelegden kilometer; 2°. wegens het gebruik van eigen motorrijwiel: 6 cents per afgelegden kilometer; 3°. wegens het gebruik van eigen automobiel: 20 cents per afgelegden kilometer; Toel. art. 11, le lid, sub 1, 2, 3. De woorden „afgelegden kilometer" moeten gelezen worden in verband met het bepaalde in art. 13. Gaat men van A naar B, en doet men die reis langs allerlei omwegen, dan wordt niet vergoed het aantal „afgelegde kilometers", dat bjjv. de afstandsmeter op het vervoermiddel aangeeft, maar kan alleen het aantal kilometers in rekening worden gebracht, dat die plaatsen volgens den afstandswijzer, bedoeld in art. 13, lid 1 (dat zijn dezelfde afstanden die op de handwijzers der Alg. Ned. Wielrijdersbond worden aangegeven), van elkaar zijn verwijderd. Eischt evenwel de dienst, dat niet de kortste, maar de langere route worde gevolgd, hetgeen uit de op de declaratie te stellen verklaring moet blijken, dan kan de werkelijk afgelegde afstand worden berekend. •) Zie beschikking M. v. O. op bladz. èi—&&. 84—80. ART. 11. 63 4°. wegens het gebruik van eigen rijtuig onderscheidenlijk met één en met twee paarden ƒ 1 en ƒ 1,50 voor elk uur dat het rijtuig voor den dienst ter beschikking van den reiziger moet zijn; Toel. art. 11,4e lid, sub 4. De aandacht worde er op gevestigd, dat hier met opzet niet gesproken wordt van elk uur dat de reis duurt en wel met het oog op die gevallen, waarin de reiziger op korten afstand van zijne woonplaats gedurende een lang tijdsverloop werkzaamheden heeft te verrichten. Was die uitdrukking gekozen, dan zou misbruik mogelijk- zijn. De reiziger zou het rijtuig kunnen laten wachten, ook al zou dit zonder bezwaar gedurende den tijd, dat de werkzaamheden moeten verricht worden, naar de woonplaats kunnen teruggezonden zijn. Alhoewel zulks niet met zoovele woorden is bepaald, komt het voor, dat als tijdsduur, waarop het rijtuig voor den dienst ter beschikking van den reiziger is, moet worden aangemerkt, de tijd liggende tusschen het tijdstip waarop de reiziger met het rijtuig zijne woning verlaat, en het oogenblik dat het rijtuig aldaar is teruggekeerd. Bijv. A. laat zich brengen van zijn woonplaats B naar C, om van daar verder te reizen met den trein naar D. De tijd, welke het rijtuig noodig heeft om van B naar C te komen en van daar naar B terug te gaan, is het ter beschikking van A. 5°. wegens het gebruik van eigen rijpaard ƒ 0,75 voor elk uur dat het paard voor den dienst ter beschikking van den reiziger moet zijn. ■2. Gedeelten van een kilometer gelden voor eenen geheelen kilometer; gedeelten van een uur worden als een vol uur aangemerkt. 3. Echter mag voor reizen met eigen middelen van vervoer gedaan, als vergoeding voor reis- en verblijfkosten, niet meer in rekening gebracht worden dan het bedrag waarop, bij gebruik van openbare middelen van vervoer, aanspraak zou zijn verkregen. Hier wordt gesproken van „reis- en verbUjfkt»tea", waaruit volgt, dat ook al is de gedeclareerde som wegens het gebruik van eigen vervoermiddel op zich zelf hooger dan de reiskosten bij gebruik van openbaar vervoermiddel zouden 64 ARTT. 11—12. bedragen hebben, de evenbedoelde som aan den reiziger zal vergoed worden, indien deze kan aantoonen, dat ten gevolge van de door hem gekozen wijze van vervoer op de verblijfkosten tenminste evenveel is bespaard als de reiskosten méér bedragen. Art. 7, alinea 1, is hier van toepassing. 4. Wij behouden Ons voor den in dit artikel vastgestelden maatstaf voor vergoedingen, wegens het gebruik van eigen vervoermiddelen in rekening te brengen, op de voordracht van Onzen Minister van Financiën, naar gelang van de omstandigheden, te wijzigen en aan te vullen. Artikel 12. *) 1. Reizen naar een plaats (burgerlijke gemeente of het bij name bekend, afgezonderd liggend, onderdeel eener gemeente), op geen vérderen afstand dan van 3 kilometers buiten de woonplaats, geven geen aanspraak op vergoeding van kosten wegens het vervoer van den persoon des reizigers, behalve wanneer op denzelfden dag twee of meer reizen zijn gedaan en de werkelijk afgelegde afstand, met inbegrip van de terugreis of -reizen, meer dan 6 kilometers bedraagt of wanneer de reizen zijn gedaan met een openbaar middel van vervoer. Toel. art. 12, le lid. De verplichting om naar plaatsen, gelegen op afstanden van 3 kilometer en minder te voet te gaan, geldt slechts in die gevallen, waarin geen openbaar vervoermiddel ten dienste staat. Eenerzijds zijn de kosten, aan het bezigen van een openbaar vervoermiddel over dergelijke korte afstanden verbonden, zoo gering, dat het geldelijk belang van den Staat bezwaarlijk als motief voor eene beslissing in anderen zin kan worden gebezigd. Anderzijds zal eene zoodanige regeling tot eene besparing aanleiding kunnen geven, daar de totale duur van de reis, ten gevolge van het gebruik van spoortrein of tram, zal inkrimpen, hetgeen vermindering van de vergoeding wegens verblijfkosten zal kunnen tengevolge hebben. Indien het gebruik van het openbaar vervoermiddel tot verlenging der reis zou leiden (bijv. doordat men bij de *) Zie beschikking M. v. 0. op bladz. 85—90. ART. 12. 65 terugreis eenigen tijd op dat vervoermiddel moet wachten), is het te voet gaan geboden. De uitdrukking in lid 1, 2 en 3 „het vervoer van den persoon des reizigers" leidt er toe, dat al het andere, hetwelk als reiskosten volgens art. 8, lid 1 en 2, in rekening kan worden gebracht, worde vergoed, ook wanneer die kosten zijn gemaakt ten behoeve van reizen, waarbij de totale buiten de woonplaats afgelegde afstand 6 Kilometer of minder bedraagt. 2. Wegens vervoer van den persoon des reizigers binnen de bebouwde kom van de woonplaats worden geene reiskosten vergoed. Deze bepaling geldt niet ten opzichte van het vervoer hetwelk binnen de bebouwde kom geschiedt met het openbaar middel van vervoer waarmede, tot het ondernemen van de reis, de woonplaats wordt verlaten of wel, bij het einde van de reis, in de woonplaats wordt teruggekeerd. 3. Wegens vervoer van den persoon des reizigers binnen de bebouwde kom van eene andere plaats dan de woonplaats mag uitsluitend de vracht voor de gebezigde openbare middelen van vervoer worden in rekening gebracht, mits dat gebruik door 's Rijks belang wordt gevorderd. Toel. art. 12, 2e en 3e lid. Wat betreft het vervoer binnen de bebouwde kom, is te onderscheiden tusschen de woonplaats en de plaatsen, welke door den reiziger worden bezocht. Wegens het vervoer van den persoon des reizigers in de bebouwde kom van laatstbedoelde plaatsen wordt vergoeding verleend. De hieruit voortvloeiende uitgaven zullen — gelet op de aanstonds te noemen beperking — niet van beteekenis zijn, terwijl het belang van den Staat meebrengt, dat de, in de te bezoeken plaatsen, te verrichten werkzaamheden binnen den kortst mogelijken tijd afloopen. Ten einde echter, opdrijving van kosten te voorkomen, worden slechts de kosten van het vervoer met openbare transportmiddelen vergoed. Indien echter het vermoeden van misbruik rijst, zal den reiziger worden opgelegd het bewijs te leveren, dat 's Rijks belang het bezigen van het vervoermiddel vorderde. Dit belang is daarentegen niet betrokken bij het vervoer binnen de bebouwde kom van de woonplaats. Tot besparing Reiabesl. 5 66 ARTT. 12—13. op de verblijfkosten zal, gelet op art. 15, het toekennen van vergoeding voor dat vervoer nagenoeg nimmer leiden. De Staat mag eischen, dat de reiziger zich te voet of voor eigen rekening naar het station begeve, evenals zulks geëiscbt wordt voor het bereiken van bureau of werkplaats, waar de ambtenaar zijne dagelij kscbe werkzaamheden pleegt te verrichten. Intusschen is ook hier niet verder gegaan dan noodig werd geacht. Er bestaat toch geene aanleiding om, ingeval het openbaar vervoermiddel, waarmede de reis moet worden gemaakt, in eenzelfde gemeente aan twee stations kan bereikt worden, den reiziger te dwingen van dat station te vertrekken, hetwelk het dichtst bij het doel der reis is gelegen. De reiziger is in zoodanig geval vrijgelaten in de keuze van station. 4. Ten behoeve van personen, reizende in een kwaüteit, aan welke geenerlei bezoldiging of belooning uit 's Rijks schatkist verbonden is, kan door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur afwijking van het bepaalde in dit artikel worden toegestaan of goedgekeurd. Toel. art. 12, 4e lid. In de hier bedoelde gevallen is het wenschelijk geacht ten opzichte van de vergoeding wegens reiskosten binnen de woonplaats eenige meerdere vrijgevigheid te betrachten. Ook aan ambtenaren zal deze bepaling ten goede kunnen komen, indien zij niet als zoodanig reizen doch in eene functie — bijv. het lidmaatschap eener commissie — aan welke geenerlei bezoldiging of belooning uit 's Rijks schatkist verbonden is. Kosten van vervoer binnen de bebouwde kom der woonplaats zullen o. a. dan kunnen worden vergoed, als de Minister, blijkens door hem op de declaratie te stellen verklaring, deze goedkeurt. Artikel 13. li Bij" de toepassing van de artikelen 11 en 12, lste lid, geschiedt de berekening van het aantal afgelegde kilometers met gebruikmaking van den, hjj het Koninklijk besluit van 4 Maart 1862 (Staatsblad no. 27) vastgestelden of nader door Ons vast te stellen afstandswij zer. Indien in eenig geval de lsiekl. 2&ekl. #3&ekl. 4dekl. 5e kl. Voor een reis van -.4 uur f 1.- f 0.90 f 0,75 f 0.60 f 0,50 ,, 5 "1,20 * 1,10 "0,90 "0,70 "0,60 ,, ,, ,, 6 ,, " 1,40 tt 1,30 " 1,05 " 0,80 " 0,70 Hg ,, 7 ,, " 1,60 " 1,50 " 1,20 " 0,90 " 0,80 , , |é , . , . 3 , , * 1,80 * 1,70 " 1,40 " 1,05 " 0,90 .. m »» .t 9 "2.- " 1,90 " 1,60 " 1,80 « 1.- L ,, , , ,, 10 ,, » 2,25 " 2,10 " 1,80 H 1,7,5 n 1,10 , , ,, 11 ,, " 2,50 * 2,25 " 2.- " 1,50 ■ 1,25 1 1 : ARTT. 13—14. 67 afstand tussohen de twee plaatsen niet op den evenbedoelden afstandswijzer is aangegeven, wordt die afstand bepaald door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit. 2. Indien door den belanghebbende het bewijs wordt geleverd, dat het overeenkomstig het vorige lid berekende aantal kilometers belangrijk kleiner is dan dat der werkelijk afgelegde kilometers, kan, wanneer dit met het oog op 's Rijks belang wenschehjk is te achten, door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of door dezen daartoe aangewezen autoriteit worden bepaald, dat de vergoeding over het laatstbedoelde aantal kilometers zal berekend worden. Artikel 14. *) L De vergoeding wegens verbüjfkosten bedraagt per etmaal: voor de le klasse ƒ 9;— „2e „ „ 7_ „ „ 3e „ p 6,— yj.i „ 4e „ i „ 5,— gi.t „5e „ „ 3,50 2. Voor gedeelten van een etmaal bedraagt de vergoeding: voor de le klasse ƒ 0,38 per uur „2e „ „ 0,30 „ „ a nl „3e „ „ 0,25 „ „4e „ , 0,21 „ „5e „ „ 0,15 „ „ , j, met dien verstande, dat de aldus berekende vergoeding in geen geval meer zal mogen bedragen dan de voor de betrokken klasse vastgestelde vergoeding per' etmaal. 3. Gedeelten van een uur worden als een vol uur aangemerkt. •) Zie beschikking m. v. o. op bladz. 86—-90. 68 ARTT. 14—15. De artikelen 14 tot en met 18 betreffen meer in het bijzonder de vergoeding wegens verblijfkosten. Toel. art. 14, le, 2e, 3e lid. Een staatje, vermeldende in de verschillende klassen de vergoedingen over 1 tot en met 100 uur, is als bijlage C hieraan toegevoegd. 4. De hoofden van de Departementen van algemeen bestuur zijn bevoegd, voor reizen naar, in en uit het buitenland gedaan, de in dit artikel vastgestelde vergoeding in bijzondere gevallen of voor bepaalde klassen van personen met ten hoogste de helft te verhoogen. Toel. art 14, 4e lid. Met het oog op de groote verscheidenheid in levensstandaard, welke in het buitenland valt te constateeren, is het niet doenlijk één tarief vast te stellen, hetwelk voor alle buitenlandsche reizen als aeugüeiijK: Kan woraen aangemerkt. Evenmin is het juist voor reizen in het buitenland steeds eene hoogere vergoeding toe te kennen dan voor het verblijf binnenslands. Het is toch zeer wel mogelijk, dat de levensstandaard in eenig vreemd land of in een deel van dat land niet hooger is dan in Nederland. In verband hiermede is slechts één algemeen tarief voor binnen- en buitenlandsche reizen vastgesteld, met voorbehoud voor laatstbedoelde reizen, door den betrokken Minister in ieder bijzonder geval de vergoeding te regelen tot een maximum van 1 % maal de vergoeding, die berekend kon worden bij het doen van binnenlandsche reizen. Op wdk bedrag de vergoeding is bepaald, zal uit eene door of van wege den Minister op de declaratie te stellen verklaring moeten blijken. Voor de enkele gevallen, waarin langs dezen weg niet tot eene billijke vergoeding is te geraken, is nadere regeling bij Koninklijk besluit voorbehouden. (Zie artikel 19.) Artikel 15. *) . 1. Voor de berekening van de vergoeding wegens verblijfkosten wordt als begin eener reis aangemerkt: a. wanneer de reis wordt aanvaard met een openbaar middel van vervoer en het station van vertrek ligt *) Zie beschikking m. v. o. op bladz. 86—90. ART. 15. 69 binnen of in de onmiddellijke nabijheid van de bebouwde kom, het tijdstip waarop dat vervoermiddel volgens de officieele dienstregeling vertrekt; 6. in alle andere gevallen, het tijdstip waarop tot het aanvaarden van de reis de woning moet worden verlaten. 2. Op overeenkomstige w\jze wordt het tijdstip bepaald, waarop eene reis geacht wordt te zijn geëindigd, met dien verstande, dat, wanneer bij het einde van de reis het openbaar vervoermiddel met vertraging in de woonplaats aankomt, het uur van aankomst als tijdstip van terugkeer wordt beschouwd, mits van die vertraging door den belanghebbende bewijs worde overgelegd. In gevallen, waarin de reis niet in de woonplaats wordt beëindigd, wordt dit tijdstip bepaald door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de door dezen daartoe aangewezen autoriteit. Toel. art. 16, 2e lid. Indien de terugkomst geschiedt per spoor zal de vertraging kunnen bewezen worden door overlegging bij de in te dienen declaratie van een verklaring van den betrokken stationschef of diens plaatsvervanger, luidende: „De ondergeteekende, Stationschef te „verklaart dat trein no op 191 .... „eerst ten uur minuten v.m. of n.m. aldaar „is aangekomen. De Chef voornoemd" Indien zij geschiedt per boot, door eene overeenkomstige verklaring, af te geven door den kapitein van de boot. Afgescheiden van ziekte of overlijden tijdens de reis, kan het geval zich voordoen, dat een ambtenaar buiten zijn woonplaats wordt gedetacheerd en, nadat die detacheering eenigen tijd heeft geduurd, wordt overgeplaatst. Zonder in zijne vroegere woonplaats terug te keeren, begeeft hij zich rechtstreeks van de plaats zijner detacheering naar de nieuwe standplaats. Daar het besluit op reizen wegens overplaatsing niet van toepassing is,, eindigt in een dergelijk geval de reis in plaats van in de vjoonplaate, op de plaats van detacheering. De vaststelling van het tijdstip der beëindiging wordt in die gevallen aan den Minister of aan de door hem aangewezen autoriteit overgelaten. 70 ARTT. 15—16. 3. Met afwijking in zooverre van het bepaalde in de vorige twee leden, worden twee of meer reizen als ééne reis aangemerkt, wanneer kennelijk slechts aan eene voortgezette reis moet worden gedacht ter besüssing van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of van de door dezen daartoe aangewezen autoriteit. Toel. art. 15, 3e lid. Aan eene kennelijk voortgezette reis wordt gedacht: a. als men van elders komt, en het vervoermiddel, waar¬ mede men reist, in de woonplaats niet stilhoudt; b. als het vervoermiddel wèl stilhoudt, doch niet wordt verlaten, en men de bedoeling heeft daarmede verder te reizen; c. als het vervoermiddel wel wordt verlaten, doch de tijd te kort is om naar de woning te gaan. alvorens de reis met de volgende reisgelegenheid voort te zetten. Artikel 16. *) Vergoeding wegens verblijfkosten wordt niet geleden: a. wanneer de reis niet langer heeft geduurd dan vier uren, behoudens ingeval het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of de daartoe door dezen aangewezen autoriteit, in verband met het gedeelte van den dag dat voor de reis moest worden bestemd, termen voor vergoeding op den voet van artikel 14 aanwezig acht; 6. wanneer de belanghebbende reeds in eene bezoldigde betrekking of met genot van verblijfkosten uit anderen hoofde geacht moet worden ter bestemder plaatse aanwezig te zjjn. Toel. art. 16. Van de hierbij gegeven bevoegdheid zal gebruik kunnen gemaakt worden, wanneer de reis zich heeft uitgestrekt over een gedeelte van den dag, gedurende hetwelk in den regel uitgaven voor onderhoud worden gedaan en bovendien het belang van den dienst vordert, dat juist zóódanig gedeelte van den dag voor de reis worde bestemd. •) Zie beschikking M. V. 0. op bladz. SS—90. ARTT. 16—17. 71 Door het stellen van deze twee voorwaarden mag verzekerd worden geacht, dat slechts in enkele gevallen termen voor afwijking van het algemeen voorschrift zullen bestaan. Deze afwijkingen zullen bovendien door de betrokken autoriteit op de declaratie zijn goed te keuren. Artikel 17. *) it Vergoeding wegens verblijfkosten wordt slechts voor % gedeelten verleend: a. over elk etmaal of — ingeval vergoeding voor een ge¬ deelte van een etmaal in rekening wordt gebracht — over het gedeelte van een etmaal, tijdens hetwelk óf het nachtverblijf moest gehouden worden in een door of vanwege het Rijk beschikbaar gestelde gelegenheid (gebouw of vaartuig, tent, enz.) öf op 's Rijks kosten van eene bijzondere slaapgelegenheid in een vervoermiddel is gebruik gemaakt. Toel. art 17, lste lid a. Hier wordt duidelijk aangewezen over welk tijdvak de vermindering moet worden toegepast. Voorts is tot uitdrukking gebracht, dat, wanneer de gelegenheid tot nachtverblijf door het Rijk wordt geboden, slechts % der normale vergoeding zal worden uitgekeerd, ook al is van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De slotwoorden zijn opgenomen in verband met de bij art. 9 aan de reizigers gegeven bevoegdheid om de kosten van slaapwagen of slaaphut aan het Rijk in rekening te brengen. b. over het tijdvak dat de belanghebbende meer dan 30 achtereenvolgende etmalen verblijf op dezelfde plaats buiten zijne woonplaats heeft gehouden. 2. Voor de toepassing van het in dit artikel onder b bepaalde, wordt het verbhjf op dezelfde plaats geacht niet te zijn onderbroken: 1°. wanneer de belanghebbende zich gedurende niet langer dan drie achtereenvolgende etmalen buiten die plaats heeft opgehouden; •) Zie beschikking M. v. O. op bladz. 85—90. 72 ART. 17. 2°. wanneer, niettegenstaande de belanghebbende zich langer achtereen dan gedurende drie etmalen buiten die plaats heeft opgehouden, het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur termen aanwezig acht om het verblijf als niet onderbroken aan te merken. Toel. art. 17, 2e lid, sub 2. Vermits het kan voorkomen, dat de afwezigheid uit de tijdelijke verblijfplaats, ook zonder dat de opgedragen werkzaamheden zijn afgeloopen, in het persoonlijk belang van den reiziger wordt toegestaan (bijv. verlof) is deze restrictie opgenomen. Bovendien kan het voorkomen, dat een ambtenaar uit A gedurende eenige maanden te B gedetacheerd wordt. Na 30 dagen wordt hij voor een aantal dagen te C geplaatst met de bedoeling daarna te B weer terug te keeren. Alsdan zal de betrokken Minister termen aanwezig kunnen achten, om te bepalen dat, na terugkeer te B, de verminderde vergoeding zal doorloopen, doch heeft de ambtenaar uit den aard der zaak recht op voUe vergoeding gedurende het tijdvak, dat hij te C doorbracht. 3. Bij reizen naar, in en uit het buitenland gedaan, wordt over het tijdvak, gedurende hetwelk de reiziger noch voor nachtverblijf noch voor voeding kosten behoeft te betalen, doordat die kosten in de door hem betaalde vracht zijn begrepen, per etmaal wegens verblijfkosten vergoed: voor de le klasse ƒ 4,50 „2e „ „ 3,50 „3e „ „ 2,50 „4e „ „ 1,75 „5e „ , 1,25 Toel. art. 17, 3e lid. De bepaling strekt om reizigers, die aan boord van schepen noch voor nachtverblijf, noch voor voeding afzonderlijk behoeven te betalen, doordat de kosten van een en ander in den passageprijs begrepen zijn, schadeloos te stellen voor de overige uitgaven, welke zij zich tijdens den overtocht moeten getroosten. Als zoodanig komen in aanmerking fooien, uitgaven voor muziek, voor dranken aan de ARTT. 17—18. 73 maaltijden e. d. Eene vergoeding van % der in het tarief van art. 14 opgenomen bedragen ware in deze gevallen te hoog. Bij de beschouwing van de daarvoor in de plaats gestelde bedragen dient het eigenaardig karakter van de hierbedoelde reizen niet uit het oog te worden verloren. De nauwere aansluiting tusschen de reizigers onderling, welke bij dergelijke reizen regel is, maakt het voor één hunner vaak uiterst bezwaarlijk zich aan het deelen in gemeenschappelijke uitgaven te onttrekken. 4. Voor gedeelten van een etmaal wordt de zooeven bedoelde vergoeding naar evenredigheid verminderd. Artikel 18. *) De hoofden der Departementen van algemeen bestuur zijn bevoegd de vergoeding wegens verblijfkosten te verminderen: a. voor bepaalde klassen van personen; 6. voor bijzondere personen, wanneer, in verband met de door de belanghebbenden te bezoeken plaatsen of den duur der reis, een lager bedrag dan tojj dit besluit is vastgesteld, geacht wordt voldoende te zijn. Toel. art. 18. Behalve voor bepaalde klassen van personen, zal vermindering van liet normale tarief ook voor één of meer personen uit eene klasse in bijzondere gevallen mogelijk zijn. De vermindering voor „bijzondere personen" is slechts dan mogelijk, als eene lagere vergoeding dan de normale voldoende is te achten „in verband met de te bezoeken plaatsen of den duur der reis". Wat het eerste betreft, is het zeer wel denkbaar, dat het leven op de plaats of plaatsen, waar in eenig geval ter uitvoering van de gegeven opdracht moet vertoefd worden, minder kosten vordert dan die, waarop het algemeen tarief is gebaseerd. En wat den duur der reis betreft, geeft weliswaar artikel 17, sub 6, reeds eene algemeene regeling van den invloed, welken deze factor op de vergoeding wegens verblijfkosten zal oefenen, doch dit neemt niet weg, dat bij langdurige reizen — men denke aan eene detacheering van eenige maanden — alleszins termen'"aanwezig kunnen zijn voor eene verder gaande vermindering dan uit evenbedoeld voorschrift zou voortvloeien. •) Zie beschikking m. t. 0. op bladz. 85—90. 74 ARTT. 19—20. Artikel 19. Wn behouden Ons voor in bijzondere gevallen of voor bepaalde klassen van personen de vergoeding wegens reis- en verblijfkosten voor reizen naar, in en uit het buitenland gedaan, bij afzonderlijke besluiten te regelen. Artikel 20. *) 1. Vergoeding wegens reis- en verblijfkosten wordt alleen genoten voor reizen, die krachtens eene wet, een Koninklijk besluit, eene instructie, eene doorloopende machtiging of op last van eene hoogere autoriteit zijn gedaan of door deze worden goedgekeurd. Toel. art. 20, le lid. Hoe eenvoudig dit artikel ook moge zjjn, eene kleine toelichting is des ondanks gewenscht. Iedere dienstreis — behoudens die van de in bet 2e lid genoemde autoriteiten — moet tot grondslag hebben een opdracht, verstrekt door een daartoe bevoegde hoogere autoriteit. Ontbreekt deze, dan beloopt de betrokken ambtenaar de kans, dat hem ter zake van de op eigen gezag ondernomen reis geen vergoeding wegens reis- en verblijfkosten wordt verleend. 2. De hoofden van de Departementen van algemeen bestuur, de vice-president van den Raad van State, de voorzitter der Algemeene Rekenkamer en de Directeur van Ons Kabinet genieten vergoeding voor reizen op eigen gezag gedaan. 3. Vergoeding voor reizen naar, in en uit het buitenland wordt alleen genoten ingeval de reizen zgn gedaan, voor zooveel betreft de in het vorig lid bedoelde personen, met Onze toestemming of nadere goedkeuring en voor zooveel de overige personen betreft, met toestemming of nadere goedkeuring van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur. •) Zie beschikking m. v. o. op bladz. 85—80. ART 21. 75 Artikel 21. *) 1. De declaratiën wegens reis- en verblijfkosten vermelden: a. dag en uur waarop iedere reis is aangevangen en geëindigd. Moeten de verblijfkosten overeenkomstig artikel 17 worden berekend, dan worden de bijzonderheden, welke voor die berekening noodig zijn, in de declaratie vermeld. ■ Ingeval de reis langer heeft geduurd dan uit hoofde van de voor 's Rijksdienst te verrichten werkzaamheden noodzakelijk was, wordt het tijdvak van dien langeren duur in de declaratie vermeld; 6. de gevolgde route, met duidelijke aanwijzing van de verschillende middelen van vervoer waarvan gebruik is gemaakt; c. de kwaliteit waarin gereisd is en de klasse van het tarief, waarnaar wordt gedeclareerd; d. de verklaring, dat de reis is geschied voor 's Rijks dienst en dat de declarant gedurende het tijdvak, waarover de Verblijfkosten in rekening zijn gebracht, werkelijk tot het doen van de gedeclareerde reis of reizen, van zgne woonplaats afwezig was en heeft moeten zijn of wel, in verband met het bepaalde in artikel 7, 2de lid, van dit besluit afwezig zou geweest moeten zijn in geval van onafgebroken verblijf als in die bepaling bedoeld; e. de verklaring, dat de bedragen, volgens de declaratie uitgegeven wegens reiskosten, de vracht van goederen en andere bijkomende kosten hieronder begrepen, niet hooger zgn dan hetgeen ter zake werkelijk is betaald. Is voor de reis van een speciaal biljet gebruik gemaakt, dan wordt hiervan, met omschrijving van het biljet, melding gemaakt; *) Zie beschikking m. v. o. op bladz. 85—90. 76 ART. 21. ƒ. de verwijzing naar de wet, het Koninklijk besluit, de instructie, de doorloopende machtiging of bijzondere lastgeving krachtens welke gereisd is; g. of een voorschot overeenkomstig artikel 27 genoten is en, zoo ja, het bedrag van dat voorschot. Toel. art. 21, le lid. Declaratiën worden in den regel in drievoud opgemaakt. Indien het bedrag der vergoeding voor reis- en verblijfkosten of, als geen vergoeding voor reiskosten wordt in rekening gebracht, indien het bedrag der vergoeding voor verblijfkosten méér dan ƒ 10,— bedraagt, moet één exemplaar worden gesteld op gezegeld papier 'van ten minste ƒ0,15 in hoofdsom. Het doen zegelen der declaratie moet geschieden vóór dat deze wordt onderteekend. Is de declaratie opgemaakt door derden, dan heeft men zich voor de onderteekening bovendien te overtuigen, dat het daarin vermelde is overeenkomstig de waarheid. Voor een geregelden gang van zaken is het wenschelijk en aan de meeste Departementen gebruikehjk, dat door de ambtenaren de declaratiën maandelijks, resp. driemaandelijks, worden ingezonden, en wel op den eersten dag der maand, resp. van het kwartaal, volgende op gelijk tijdvak, waarin de reis of reizen zijn gedaan. Deze inzending moet geschieden aan de autoriteit, belast met het stellen der verklaring. Bedoelde autoriteit overtuigt zich dan zooveel mogelijk, dat de reizen hebben plaats gehad en moesten plaats hebben op de wijze als in de declaratie is vermeld, dat niet meer berekend wordt dan noodig is, en dat ter zake niet vóór dien is gedeclareerd. Na accoordbevinding wordt de vereischte verklaring gesteld, een ongezegeld exemplaar der declaratie voor diens archief behouden, en worden de beide andere exemplaren, zoo noodig met opmerkingen, doorgezonden. Op welke wijze declaratiën moeten worden opgemaakt, moge blijken uit de als bijlagen D hierbij gevoegde modellen. 2. Door Onzen Minister van Financiën worden de modellen van de declaratiën wegens reis- en verblijfkosten vastgesteld ). 1) Formulieren-reisdeclaratie, geheel overeenkomstig het door den Minister van Finanoiën vastgestelde model A, zijn bij den uitgever dezes verkrijgbaar gesteld, en wel onder no. 3459 op klein zegelformaat en onder no. 3460 op half vel sohrUfformaat. ARTT. 21—22. 77 ToeL art. 21, 2e lid. Alhoewel van den zakelijken inhoud van het door den Minister van Financiën vastgesteld model niet mag worden afgeweken, kan men het formulier natuurlijk wel op grooter formaat doen drukken. Ook is het, naar het oordeel van dien Minister, niet als een afwijking van het vastgesteld model te beschouwen, indien dit wordt aangevuld met het oog op de gevallen, waarin, behalve vergoeding voor reis- en verblijfkosten, ook vacatiegelden worden in rekening gebracht. Artikel 22. *) 1. Bij de declaratiën worden overgelegd de lastgevingen, waar die bestaan, zoomede de kwitantiën wegens betaalde en in rekening gebrachte kosten van bijzondere vervoermiddelen. ToeL art. 22, le lid. Eene reis geschiedt alleen dan op schriftelijken last, als de missive, welke de lastgeving inhoudt, aan declarant zelf is gericht; de schriftelijke lastgeving is alsdan in originaU over te leggen. Wordt echter bijv. aan een directeur door den inspecteur schriftelijk opgedragen een ambtenaar of beambte van zijn kantoor ter hulpverleening uit te zenden, zoo is de schriftelijke lastgeving niet aan laatstgenoemde gericht. In de meeste gevallen zal de reis dus geschieden op „mondelingen last". Kwitantiën, méér dan ƒ 10,— bedragende, moeten van kwitantiezegel zijn voorzien, waarvan de kosten echter niet voor Rijksrekening kunnen genomen worden. 2. Indien de reis is gedaan op mondelingen last, moet hiervan blijken door eene op de declaratie te stellen verklaring van hem, die den last gaf. Is zij geschied zonder last, doch later goedgekeurd, dan moet van die goedkeuring blijken door eene, door de bevoegde autoriteit op de declaratie te stellen, verklaring. 3. Uit eene door de bevoegde autoriteit op de declaratie te stellen verklaring moet blijken, dat de reizen en het verbbjf, waarvoor wordt gedeclareerd, in het belang van 's Rijks dienst hebben plaats gehad. *) Zie beschikking m. v. o. op bladz. 85—90. 78 ARTT. 22—23. 4. Het doel der reis moet in de lastgeving tot reizen of ih de nadere, overeenkomstig het tweede lid gestelde, verklaring vermeld worden, tenzij de zaak geheimhouding vordert. ToeL art. 22, 4e lid. Hebben de op één declaratie opgenomen reizen voor meerdere doeleinden gestrekt, zoodat de betrekkelijke kosten uit meer dan één artikel van de Staatsbegroting moeten gekweten worden, dan is door de autoriteit in zijne op de declaratie te stellen verklaring te vermelden, welk bedrag uit ieder artikel moet worden bestreden, of welke reizen hebben gestrekt voor het eene, en welke voor het andere doel. 5. In de gevallen, waarin is afgeweken van de in artikel 7 gestelde regelen, alsmede in de gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede -lid, of waarin is gebruik gemaakt van de in de artikelen 1, laatste lid, 9, voorlaatste üd, 12, laatste lid, 14, laatste lid, 15, laatste lid en 16 sub a gegeven bevoegdheid, wordt door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur of — voor zoover zoodanige aanwijzing bij dit besluit is toegestaan — door de daartoe door dezen aangewezen autoriteit eene verklaring hieromtrent afgegeven. 6. Op wijzigingen in de declaratie, ten gevolge waarvan de door den reiziger gedeclareerde bedragen zijn verhoogd, wordt geen acht geslagen, tenzij uit de declaratie blijkt, dat die wijzigingen door den declarant zjjn goedgekeurd. Toel. art. 22, 6e lid. Indien het bedrag eener declaratie wordt verhoogd —■ hetgeen alleen kan geschieden door wijziging bij geparafeerd renvooi — is die verhooging èn door declarant èn door de betrokken autoriteit goed te keuren. Artikel 23. *) I. De declaratiën van de voorzitters, leden en secretarissen van commissiën, alsmede van hunne plaatsvervangers en van de aan die commissiën toegevoegde deskundigen, zjjn steeds, onverschillig of de declarant al of niet van Rijkswege be- •) Zie beschikking M. v. 0. op blada. 85—80. ARTT. 23—24. 79 zoldigd wordt, onderworpen aan het onderzoek en de goedkeuring van het hoofd van het Departement van algemeen bestuur, waaronder de commissie ressorteert. 2. Die declaratiën vereischen overigens tot staving van hare deugdelijkheid geen ander bewijs dan, wat de voorzitters betreft, eene verklaring van het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur en wat de overige, in het vorig lid bedoelde, personen aangaat, eene verklaring van den voorzitter der commissie, dat de reis en het verbluf, waarvoor wordt gedeclareerd, in het belang van 's Rijks dienst hebben plaats gehad. Toel. art. 23, De wenken, ten aanzien van het indienen der declaratiën voor ambtenaren gegeven (zie toelichting ad art. 21), kunnen ook gelden voor die van commissieleden, met dien verstande echter, dat inzending der declaratiën in den regel eerst zal plaats hebben na beëindiging van de werkzaamheden der commissie, of indien de arbeid der commissie geruimen tijd duurt, per kalender-kwartaal of -half jaar. 't Is — althans als de opdracht der commissie van dien aard is, dat ze niet spoedig afloopt — wenschelijk, dat een ongezegeld exemplaar van iedere declaratie blijft berusten in het archief der commissie. Vóór dat de voorzitter de verklaring op de declaratiën van de leden stelt, overtuige hij zich, dat voor de in rekening gebrachte kosten niet reeds gedeclareerd is, en of eventueel verleend voorschot in mindering is gebracht, 't Is zeer in het belang van de administratie, dat de declaratiën van de leden over eenzelfde tijdvak (in tweevoud), zooveel mogelijk gelijktijdig door den voorzitter aan den betrokken Minister worden ingezonden. Artikel 24. Wij behouden Ons voor om, in overeenstemming met de Algemeene Rekenkamer, personen of categorieën van personen aan te wijzen, voor welke eene verklaring van de bevoegde autoriteit, dat de reis en het verblijf, waarvoor wordt gedeclareerd, in het belang van .'s Rijks dienst hebben plaats gehad, niet behoeft te worden afgegeven. 80 ARTT. 25—27. Artikel 25. De hoofden der Departementen van algemeen bestuur verminderen het bedrag der ingediende declaratiën wanneer het tijdvak, waarvoor vergoeding wegens verblijfkosten in rekening gebracht wordt, te groot voorkomt voor de werkzaamheden die te verrichten waren of wanneer de noodige spaarzaamheid door de declaranten niet is in acht genomen. Artikel 26. *) 1. Ter vervanging van de bij dit besluit geregelde vergoeding voor reis- en verblijfkosten kan door het hoofd van het betrokken Departement van algemeen bestuur aan personen, wier werkkring zich over meer dan ééne plaats uitstrekt, eene vaste som als afkoop of abonnement worden toegekend. Elk abonnement moet na een tijdsverloop van ten hoogste vjji jaren opnieuw worden geregeld. 2. De bij het in werking treden van dit besluit bestaande afkoopen of abonnementen bhjven voorloopig van kracht, doch niet langer dan tot op den eersten dag van het tweede kwartaal volgende op den datum van dat in werking treden. Toel. art. 26. De bevoegdheid tot het toekennen van eene vaste som als afkoop of abonnement is bij dit K. B. verleend aan de Ministers, hoofden der Departementen van algemeen bestuur. Ten einde te voorkomen, dat abonnementen als hier bedoeld worden gehandhaafd ondanks dat zij niet meer met de, sedert de vaststelling gewijzigde omstandigheden in overeenstemming zijn, wordt herziening voorgeschreven na elke 5 jaren. Het laatste lid houdt eene overgangsbepaling in. De daar omschreven dag is zoodanig gekozen, dat uit het vervallen van de bestaande abonnementen geen moeilijkheden zullen voortvloeien. Artikel 27. 1. Door de hoofden der Departementen van algemeen bestuur kunnen voorschotten worden toegekend op rekening van de voor reis- en verblijfkosten te declareeren bedragen. Deze ♦) Zie beschikking M. v. 0. op bladz. 86—90. ART. 27. 81 voorschotten mogen niet meer bedragen dan twee derden van het totaalbedrag, hetwelk naar schatting ter zake van de reis, of, indien het voor meer dan ééne reis strekt, ter zake van de gedurende ten hoogste ééne maand te doene reizen, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, in rekening gebracht zal mogen worden. Het voorschot kan tot ten hoogste zeven achtsten van het zooeven in de eerste plaats bedoelde totaalbedrag worden toegekend in de gevallen, waarin door den betrokkene eene buitenlandsche reis van langen duur moet worden gedaan. 2. Aan hen, die ingevolge dit artikel voorschot hebben genoten, kan een nieuw voorschot niet worden verstrekt •alvorens eene declaratie ter verrekening van het laatst ontvangen'voorschot is ingediend. ToeL art. 27. Een gebrek, dat vroegere regelingen aankleefde, was, dat ook personen, voor wie zulks zeer groote bezwaren medebrengt, verplicht werden, voor betrekkelijk geruimen - ^e re*f" en verblijfkosten, aan dienstreizen verbonden, uit eigen middelen te moeten voorschieten. Niet zelden moest, ten einde hiertoe in staat te zijn, de betrokkene trachten het benoodigde door leening te verkrijgen. Dat dit geen aanbeveling verdient, behoeft geen betoog. Mitsdien is den Ministers de bevoegdheid verleend om voorschotten toe te kennen tot een maximum van % der geraamde vergoeding, welke door den reiziger, ter zake van de betrokken reis of van de gedurende ten hoogste ééne maand te doene reizen, in rekening zal kunnen gebracht worden, welk bedrag tot 7/8 der geraamde vergoeding kan worden verhoogd, als door den betrokkene eene buitenlandsche reis van langer duur moet worden gedaan. Het verzoek om voorschot zal door tusschenkomst van hem die de declaratie goedkeurt, aan den betrokken Minister moeten worden gedaan, die het bedrag bepaalt, en bij beschikking verleent. Zijn geen kasgelden aanwezig waaruit het voorschot kan worden betaald, dan zal het bedrag bij assignatie kunnen betaalbaar gesteld worden, opdat de belanghebbende binnen den kortst mogelijken tijd in het bezit van het bedrag worde gesteld. 82 ARTT. 28—29. Artikel 28. 1. Dit besluit is niet van toepassing cp: a. de ambtenaren en beambten van de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen, met uitzondering van den hoofddirecteur van die gestichten; 6. personen, opgeroepen tot herkenning van veroordeelden; c. de officieren van de zeemacht, die met eene van wege het Rijk verstrekte gelegenheid zich naar het buitenland begeven of vandaar terugkeeren; d. militairen der zeemacht beneden den rang van officier, uitgezonderd het machinekamerpersoneel,^de mindere geëmployeerden en werklieden bg 's Rijks werven en maritieme inrichtingen en het lagere personeel bij het. loodswezen; e. de wakers bij den dienst der belastingen; ƒ. de deurwaarders bij den dienst der belastingen in de gevallen waarin door hen reizen zijn gedaan als bedoeld in art. 47 der wet van 18 April 1874 (Staatsblad no. 66); g. alle militairen niet in het genot van jaarwedden; h. het personeel van de Staatsmijnen in Limburg alsmede particulieren, die ten behoeve van de Staatsmgnen reizen. 2. Voor zoover dit besluit niet van toepassing is op reizen door de in dit artikel bedoelde personen gedaan, wordt de vergoeding voor reis- en verblijfkosten wegens die reizen genoten naar de regelen bg het in werking treden van dit besluit bestaande of nader door Ons vast te stellen. Artikel 29. Dit besluit is niet van toepassing op reizen welke verandering van woonplaats ten doel hebben. Toel. art. 29. De strekking van dit artikel kwam reeds bij de toelichting op art. 1 ter sprake. De uitdrukking „verandering van woonplaats" is ontleend aan artikel 1 van het ingetrokken ARTT. 29—31. 83 Kon. besluit van ö Januari 1884 (St.bl. no. 4). Door het bezigen van deze uitdrukking kan geen twijfel ontstaan over de vraag of ook reizen, in verband met detacheering gedaan, aan de werking van het reisbesluit zullen onttrokken «ja. Het is toch duidelijk, dat bij detaoheering niet van woonplaats, in den zin van art. 29, j°. art. 1 van het Reisbesluit 1916, wordt veranderd, zoodat een ontkennend antwooid op de vraag voor de hand ligt. Artikel 30. Het Koninklijk besluit van 5 Januari 1884 (Staatsblad no. 4) en alle besluiten, waarbn dat besluit is aangevuld of gewijzigd, worden door de tegenwoordige bepalingen vervangen. Artikel 31. 1. De vergoeding voor reis- en verbhjfkosten, wegens reizen aangevangen vóór den dag waarop dit besluit in werking treedt, wordt berekend volgens de vóór dat in werking treden geldende bepalingen. 2. Wegens reizen, waarbij gebruik is gemaakt van een, vóélden in het vorig üd bedoelden dag aangeschaft, speciaal biljet, als bedoeld inartikel 10 van dit besluit, wordt de betrekking, waarin gereisd is, voor zooveel betreft de vergoeding ter zake van het vervoer van den persoon des reizigers, gerekend te zijn gerangschikt in de klasse, waarin die betrekking vóór het in werking treden van dit besluit gerangschikt was. Voor de toepassing van deze bepaling worden de 3de en de 4de klasse van artikel 2 van het in artikel 30 genoemde besluit gelijkgesteld met onderscheidenlijk klasse 3 A en klasse 4 A van artikel 2 van Ons onderhavig besluit. Toel. art. 31. De in het 2de lid van dit artikel opgenomen overgangsbepaling dient om onbillijkheden te voorkomen tegenover personen, die volgens het Kon. besluit van 1884 gerechtigd zijn bij dienstreizen van de lste klasse spoortrein gebruik te maken, doch volgens dit besluit slechts op vergoeding voor een biljet der 2de klasse aanspraak kunnen maken. 84 ART. 32. Artikel 32. Dit besluit kan worden aangehaald onder den titel van „Reisbesluit 1916". Onze Ministers zijn, ieder voor zooveel hem aangaat, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad en in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. 's-Gravenhage, den 29sten October 1915. wilhelmtna. De Minister van Financiën, trextb. Uitvoeringsbepalingen landmacht. 85 / BESCHIKKING van den Minister van Oorlog van 16 December 1915, VlIIe Afd., no. 117, tot uitvoering van vorenstaand Besluit. De Beschikking van 14 Juli 1900, VLtlBte Afd., no. 94 (V. B. U. blz. 907), zooals deze bij onderscheidene Beschikkingen is gewijzigd en aangevuld, wordt ingetrokken. De navolgende bepalingen worden vastgesteld, ad art. 7. Tot het goedkeuren van de afwijkingen, in dit artikel bedoeld, wordt aangewezen: de naast hoogere militaire chef, die de functie van Korpscommandant uitoefent of als zoodanig te beschouwen is, dan wel in een hoogere functie dan Korpscommandant is geplaatst. Wanneer het" bepaalde in de vorige alinea niet kan worden toegepast, wordt de goedkeuring van den Minister van Oorlog gevorderd. Bij het doen der aanvrage tot goedkeuring wordt opgave gedaan van de reden, waardoor de afwijking noodig is geworden. Het gebruikmaken van bijzondere transportmiddelen moet worden bevolen of goedgekeurd. . Onder bijzondere transportmiddelen worden o.m. verstaan: gehuurde automobielen, rijtuigen, rijwielen en motorrijwielen. Indien bij het verrichten van dienstreizen van gehuurde rijtuigen of automobielen is gebruik gemaakt, kunnen, behalve de daarvoor verschuldigde huursommen, ook eventueel betaalde fooien aan het Ryk in rekening worden gebracht. ad art. 8. De reiskosten worden in de declaratiën zoodanig gesplitst, dat blijkt, welk bedrag voor elk van de gebezigde vervoermiddelen is betaald. In verband met het gestelde in het artikel onder 1°. c kunnen alleen dan kosten voor het vervoer van dienstbenoodigdheden in rekening worden gebracht, wanneer de last tot het medevoeren blijkt uit de lastgevingen of de, op de declaratiën, te stellen verklaringen, in art. 22 bedoeld. ad art. 9. Indien het gewenscht is gebruik te maken van de bevoegdheid, verleend in het voorlaatste lid van het artikel, 86 Uitvoeringsbepalingen landmacht. behoort een met redenen omkleed voorstel aan het Departement van Oorlog te worden ingediend. Dat voorstel behoort te worden ingediend: • o. indien de betrokkene ressorteert onder een der autoriteiten genoemd in ad art. 7, lste lid, door die autoriteit; b. indien de betrokkene niet ressorteert onder een der hiervoren bedoelde autoriteiten, door hem zelf. Een gewaarmerkt afschrift van de genomen beslissing wordt zoo noodig bij de declaratie overgelegd. ad art. 10. Voor het opleggen van de verplichting, omschreven in het laatste lid van het artikel, gelden de regelen, vermeld in ad art. 7. Voorzitters van Keuringsraden, voor zoover zij niet declareeren volgens het militair tarief, zoomede de secretarissen en de burger-geneeskundigen bij die raden, zijn verplicht bij het reizen per spoor zooveel mogelijk gebruik te maken van een Kilometerboekje, indien het te voorzien is, dat de, gedurende de zitting van den keuringsraad, per spoor af te leggen afstand ten minste 500 K.M. of een veelvoud van 500 K. M. zal bedragen. Is echter de prijs van een groepen- of trajectkaart goedkooper, dan moet van deze soort kaarten gebruik worden gemaakt. ad art. 11. Onder „eigen rijpaard", als in het artikel bedoeld, worden niet verstaan de dienstpaarden van officieren en mindere militairen. ad art. 12. Het gebruikmaken van de vervoermiddelen, bedoeld in het 3de lid van het artikel, behoort te worden goedgekeurd door de autoriteiten, bedoeld in ad art. 7. ad art. 14. Bij de berekening van verblijfkosten worden gedeelten van centen verwaarloosd. Wordt het noodig geacht voor reizen naar, in en uit het buitenland eene hoogere vergoeding toe te kennen, dan wordt daartoe langs den hiërarchieken weg een met redenen omkleed voorstel aan den Minister van Oorlog ingediend. ad art. 15. In het geval, genoemd in den 2den volzin van het 2de lid van het artikel, wordt het tijdstip van beëindiging der reis bepaald door de autoriteit, bedoeld in ad art. 7. Twee of meer réizen kunnen slechts dan als één reis worden aangemerkt, indien de tijdsduur tusschen het tijdstip van Uitvoeringsbepalingen landmacht. 87 terugkomst van de eene reis en het tijdstip van vertrek van de daarop volgende reis niet meer dan 1 uur bedraagt, ad" art. 16. Indien een reis 4 uur of korter beeft geduurd en het tijdvak 11 uur v.m. tot 1 uur n.m. of 5 uur n.m. tot 7 uur mm. geheel in de reis begrepen is, wordt voor zoodanige reis de vergoeding1 genoten naar den maatstaf, in art. 14 bepaald. ad art. 17. Wanneer gedurende een reis het etmaal, waarin nachtverblijf in een Rijksvaartuig of -gebouw is gehouden, niet is opgevolgd door een etmaal, waarin voor eigen rekening in het nachtverblijf is moeten worden voorzien, dan moet de vermindering van verblijfkosten blijven doorloopen. ad art. 18. In verband met de bevoegdheid, gegeven in het artikel, wordt: a. voor officieren van de militaire verkenningen het bedrag der verblijfkosten, gedurende de gewone verkenningsreizen, bepaald op ƒ 5,— per etmaal of 20 cent per uur; b. voor alle militairen beneden den rang van officier en voor hen, die zijn gelijkgesteld met een rang beneden dien van officier, voor zoover zij, hetzij krachtens wettelijke verplichting, hetzij krachtens vrijwillige verbintenis, gehouden zijn tot het met tusschenpoozen vervullen van werkehjken dienst, de vergoeding voor verblijfkosten verminderd in die mate, dat zij slechts genieten de vergoedingen, vastgesteld bij bijzondere voor hen geldende voorschriften; c. voor de vaste lijnwerkers bij de Magazijnen van het Regiment Genietroepen, het bedrag der verblijfkosten bepaald op ƒ 2,25 per etmaal of 10 cents per uur; d. voor de opzichters der oorlogstelegraafverbindingen, het bedrag der verblijfkosten bepaald op ƒ 3,— per etmaal of 13 cent per uur; e. door militairen en personen, die uit den aard hunner betrekking moeten geacht worden bij het krijgsvolk te behooren, bij detacheeringen, bij afwezigheid buiten de standplaats in verband met oefeningen en werkdiensten, verblijftoelage genoten, zooals die bij afzonderlijke regeling is of zal worden vastgesteld. ad art. 20. In verband met het bepaalde in het laatste lid van het artikel behoort voor reizen naar, in en uit het buitenland steeds de machtiging van den Minister van Oorlog te worden gevraagd. 88 Uitvoeringsbepalingen landmacht. Bij de betrekkelijke declaratiën behoort een gewaarmerkt afschrift van de verleende machtiging te worden overgelegd. Voor reizen als vorenbedoeld, die spoedshalve zonder machtiging zijn geschied, behoort zoo spoedig doenlijk de nadere goedkeuring te worden gevraagd. Voor reizen in en uit het buitenland, te verrichten door militairen, die hebben deelgenomen aan bevolen luchtvaarten welke gevolgd zijn door eene landing in het buitenland, wordt bij deze de machtiging verleend. ad art. 21. De declaratiën worden opgemaakt volgens het hierbij gevoegde model A. De kosten van vervoer wegens reizen van militairen, gelijktijdig met den troep, waartoe zij behooren of waarbij zij zijn geplaatst om daarbij dienst te'Verrichten, worden niet gebracht op de hiervorenbedoelde declaratie, doch verantwoord onder de overige kosten van het detachement. Evenmin worden op vorengenoemde declaratie gebracht de kosten van vervoer van de personen, genoemd onder b van ad art. 18; dit vervoer heeft plaats op de wijze als in het algemeen voor bedoelde reizen is voorgeschreven. Met de declaratiën wegens reis- en verblijfkosten wordt gehandeld en de bedragen daarvoor worden betaald als volgt: a. 1°. die wegens reizen door personen, in betaling bij de korpsen en Inrichtingen van Onderwijs, worden — voor zoover de bedragen komen ten laste van één of meer der artikelen, waarvan de kosten geheel of gedeeltelijk op de Afrekening met 's Rijks Schatkist dier korpsen, enz. worden verantwoord — ingediend bij de Administrateurs der korpsen, korpsgedeelten of inrichtingen, door dezen betaald eh op de gemelde Afrekening in uitgaaf gesteld; 2°. die wegens reizen door personen, behoorende tot of dienstdoende bij de landweer, worden ingediend bij den Administrateur van het korps (of van het korpsgedeelte), belast met het doen van de betalingen ten behoeve van het betrokken landweerdistrict en door dezen betaald en in uitgaaf gebracht als onder 1°. is voorgeschreven; b. alle andere declaratiën worden door de belanghebbenden gezonden aan den Hoofdofficier, belast met de mandateering te 's-Gravenhage, die — voor zooveel de bedragen ten laste van de begrooting van het Departement van Oorlog komen — daarvoor mandaten van betaling opmaakt en aan de belang- Uitvoeringsbepalingen landmacht. 89 hebbendén toezendt. De declaratiën, waarvan de bedragen ten laste van een ander Departement moeten komen, worden door hem aan het Departement van Oorlog ter verdere behandeling toegezonden. De declaratiën wegens reizen tot het ambtshalve houden van verkoopingen'worden ingediend bij en betaald door hem, te wiens overstaan de verkoop geschiedt, en de bedragen worden onder de overige kosten, op den verkoop gevallen, verrekend. De declaratiën van rekenplichtige magazijnmeesters, administrateurs, enz. wegens het afhalen en storten van gelden, worden door hen verantwoord onder de uitgaven voor de onderwerpen, ten dienste waarvan de reizen gedaan zijn. Reizen, als hier bedoeld, moeten echter zooveel mogelijk vermeden worden, door het incasseeren en storten van de gelden te doen geschieden door tusschenkomst van de administiatiën der korpsen, welke bij deze gemachtigd worden daartoe hare tusschenkomst en hulp te verleenen. fffTen einde eene geregelde afdoening te bevorderen is het gewenscht de declaratiën, tenzij onvoorziene omstandigheden zulks onmogelijk maken, binnen één maand na afloop van de reis of reizen of na het volbrengen van de opdracht in te dienen, met dien verstande, dat indien ingevolge de gegeven opdracht de reizen over een tijdvak van langer dan één maand geschieden, maandelijks de declaratiën van de in de afgeloopen maand verrichte reizen behooren te worden ingediend. Het verdient aanbeveling, dat op de declaratiën, welke worden ingediend bij den Hoofdofficier, belast met de mandateering, het juiste adres van declarant nauwkeurig wordt vermeld. Wl Declaratiën van secretarissen en leden van keuringsraden behooren zooveel mogelijk tegelijk met de declaratie van den voorzitter te worden ingediend. Op de keerzijde van de over de maand Juni op te maken verzameling no. 51 der modellen, behoorende bij het Reglement van de Administratie bij de Landmacht, moet c.q. melding worden gemaakt van de declaratiën, welke door belanghebbenden ingediend, doch niet afgedaan zijn. Bedoelde aanteekening betreft alleen declaratiën wegens reizen, geschied in het dienstjaar, dat op 31 December t. v. is geëindigd. 90 Uitvoeringsbepalingen landmacht. Wanneer reisdeclaratiën niet anders betreffen dan vergoeding voor reiskosten en vergoeding voor bet gebruik van eigen vervoermiddelen (ïjgwiel, motorrijwiel, automobiel; rijtuig, paard, enz.), zijn zij, ook al is bet totaalbedrag booger dan tien gulden, niet aan het zegelrecht onderworpen. De bedragen van declaratiën, een reis betreffende welke over meer dan één dienstjaar loopt, worden, indien de kosten van de geheele reis gelijktijdig gedeclareerd worden, ten laste gebracht van het dienstjaar waarin de reis eindigt. ad art. 22. Ten einde het opmaken van lastgevingen te beperken, verdient het aanbeveling, zoo eenigszins mogelijk, de reizen op mondelingen last te doen geschieden. • ad art. 23. In verband met het bepaalde in het lste lid van het artikel, behooren de daar bedoelde declaratiën gezamenlijk, vóór de betaling of mandateering, door den voorzitter rechtstreeks aan den Minister van Oorlog ter goedkeuring te worden aangeboden. ad art. 26. De vaste sommen als afkoop of abonnement, bedoeld in het lste lid van het artikel, worden voor elk geval afzonderlijk geregeld. Abonnements- en groepenkaarten. 91 Bijlage A. I. TARIEF VOOR ALGEMEENE ABONNEMENTSKAARTEN EN VOOR GROEPENKAARTEN. § 1. Er worden verkrijgbaar gesteld: a. ALGEMEENE ABONNEMENTSKAARTEN. Deze zijn geldig op alle door de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, de Hoüandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij, de Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij en de Noord-Brabantsch-Duitsche SpoorwegMaatschappij geëxploiteerde spoorwegen, bedoeld in de Wet van 9 April 1875 (Staatsblad no. 67) en in artikel 1 van de Wet van 9 Juli 1900 (Staatsblad no. 118), met uitzondering van de baanvakken: Oldenzaal—Salzbergen, Enschede—Duitsche grens, Broekheurne—Ahaus, Babberich—Emmerik, Groesbeek—Duitsche grens, Gennep—Wesel, Vlodrop—Duitsche grens, Kerkrade: Rolduc—Duitsche grens, Bocholtz-*—Duitsche grens, 94 Abonnements- en groepenkaarten. & II. III. 3 maanden ƒ 112,— ƒ 84,— ƒ 56. 4 „ „ 144,— „ 108,— „ 72; 5 „ „ 176,— „ 132— „ 88, 6 „ „ 208,— „ 156,— „ 104, 7 „ „ 240,— „ 180,— „ 120, 8 „ „ 272,— „ 204,— „ 136, 9 „ „ 304,— „ 228,— „ 152, 10 „ „ 336,— „ 252,— „ 168, 11 „ „ 368,— „ 276,— „ 184, 12 „ „ 390,— „ 290,— „ 190, De abonnementskaarten voor Groep III zyn geldig op de lijnen Rotterdam—Utrecht—Arnhem, Rotterdam—Venlo, Lage Zwaluwe—Rosendaal (grens), Breda—Vhssingen, Moerdijk — Lage Zwaluwe — 's-Hertogenbosch, Baarle Nassau (grens)—Tilburg—Nijmegen, Utrecht—Boxtel, Eindhoven— Valkenswaard (grens), Budel (grens)—Vlodrop, Arnhem— Maastricht—Bocholtz, Maastricht (grens)—Eijsden (grens), Sittard—Kerkrade, Rolduc en Gouda,—Den Haag. De prijzen voor de drie klassen bedragen: I. II. III. 1 maand ƒ 50,— ƒ 38,— ƒ 25,— 2 maanden „ 84,— „ 63,— „ 42,— 3 „ „ 118,— „ 89,— „ 59 — 4 „ „ 152,— „ 114,— „ 76 — 5 „ „ 186,— „ 140,— „ 93,— 6 „ „ 220— „ 165,— „ 110 — 7 „ „ 254,— „ 191,— „ 127 — 8 „ „ 288,— „ 216,— „ 144,— 9 „ „ 322,— „ 242,— „ 161,— 10 „ „ 356,— „ 267— „ 178 — 11 „ „ 376,— „ 280— „ 185,— 12 „ „ 390,— „ 290,— „ 195,— 98 Abonnements- en groepenkaarten. verzoek daartoe moet met een aanvrage-formuKer, als bedoeld in § 2, worden gedaan aan een station van de Maatschappij, welke de oorspronkelijke kaart heeft verstrekt. § 14. Een geabonneerde, die zjjne kaart verliest, is verplicht daarvan onmiddellijk kennis te geven aan het Hoofdbestuur van de Maatschappij, welke de kaart heeft verstrekt. Hem wordt desverlangd tegen betahng van een bedrag van ƒ 10,— eene duplicaatkaart verstrekt. Gedurende den verderen geldigheidsduur is uitsluitend deze duplicaatkaart geldig, terwijl de dientengevolge ongeldig geworden oorspronkelijke, kaart aan het in de eerste zinsnede bedoelde Hoofdbestuur moet worden ingeleverd, zoodra zij wederom in het bezit van den geabonneerde is gekomen; in dit geval kan van het voor de duplicaatkaart betaalde bedrag van ƒ 10,— de helft worden teruggegeven. Van den prijs van eene vermiste abonnementskaart wordt evenmin vergoeding gegeven als van den prijs van de plaatskaarten, welke tengevolge van de vermissing van de kaart worden genomen. § 15. Onverminderd het bepaalde in § 5 van dit tarief kan eene abonnementskaart worden afgenomen, zonder dat de geabonneerde aanspraak heeft op eenige vergoeding of op teruggave van de kaart, indien: a. de abonnementskaart is verminkt of gewijzigd of onleesbaar gemaakt of de geabonneerde de controle der plaatsbewijzen in eenig opzicht bemoeilijkt; 6. de abonnementskaart gebruikt wordt door een ander dan den op de kaart genoemden persoon; c. de geabonneerde van zijne abonnementskaart gebruik maakt om ten nadeele van de Spoorweg-Maatschappijen goederen of pakjes voor derden als bagage te verzenden of mede te nemen, onverschillig of hij zulks doet ten behoeve van anderen, dan Wel ten eigen bate; 102 Trajectenkaarten. b. de abonnementskaart gebruikt wordt door een ander dan den op de kaart genoemden ■ persoon; c. de geabonneerde van zijne abonnementskaart gebruik maakt om ten nadeele van de Spoorweg-Maatschappijen goederen of pakjes voor derden als bagage te verzenden of mede te nemen, onverschillig of hij zulks doet ten. behoeve van anderen, dan wel ten eigen bate; d. met de abonnementskaart gereisd wordt op eene hjn, waarop of in treinen, waarin zij niet geldig is; e. van "de abonnementskaart gebruik wordt gemaakt, nadat de geldigheidsduur is verstreken; ƒ. de geabonneerde zijnen medereizigers hinder of overlast aandoet. Wordt een dezer handelingen gepleegd, dan kan door de daarbij betrokken personen geen aanspraak meer worden gemaakt op het verstrekken van eene nieuwe abonnementskaart. Een geabonneerde heeft geen aanspraak op vergoeding wegens het door hem ondervonden oponthoud tengevolge van verkeersstoring, treinvertraging, missen eener aansluiting, vermindering van het aantal treinen, wijziging der dienstregeling of anderszins. Kilometerboekjes. 103 Bijlage B. TABEL, aangevende wat het vervoer over 1 t/m 200 K.M. kost, bij gebruik van kilometerboekjes. 4 In centen. Aantal kilometers. TE klasse. ! He klasse. IHe klasse. 1 3 2.25 1.5 2 6 4.5 3.— 3 9 6.75 4.5 4 12 9.— 6.— 5 15 11.25 7.5 6 18 13.5 9.— 7 21 15.75 10.5 8 24 18,-r- 12.— 9 27 20.25 13.5 10 " 30 22.5 15.— 11 33 24.75 16.5 12 36 27.— 18 — 13 39 29.25 19.5 14 42 31.5 21.— 15 45 33.75 22.5 16 48 36.— 24.— 17 51 38.25 25.5 18 54 40.5 27.— 19 57 42.75 28.5 20 60 45.— 30 — 21 63 47.25 31.5 22 66 49.5 33.— 104 Küometerboekjes. Aantal _in centen. kilometers. ie klasse. j iie klasse. I ILIe klasse. _ 23 69 51.75 34.5 24 72 54.— 36.— 25 75 56.25 37.5 26 78 58.5 39.— 27 81 60.75 40.5 28 84 63.— 42.— 29 87 65.25 43.5 30 90 67.5 45.— 31 93 69.75 46.5 32 96 72.— 48.— 33 99 74.25 49.5 34 102 76.5 51.— 35 105 78.75 52.5 36 108 81.— 54. 37 111 83.25 55.5 38 114 85.5 57.— 39 117 87.75 58.5 40 120 90.— 60.— 41 123 92.25 61.5 42 126 94.5 63.— 43 129 96.75 64.5 44 132 99.— 66 — 45 135 101.25 67.5 46 138 103.5 69.— 47 141 105.75 70.5 48 144 108.— 72.— 49 147 110.25 73.5 50 150 112.5 75.— Kilometerboekjes. 105 Aantal |_ In centen. ... kilometers. te klasse. ile klasse. iile klasse. 51 153 114.76 76,5 52 156 117.— 78.— 53 159 119.25 79.5 54 162 121.5 81.— 55 165 123.75 82.5 56 168 126.— 84.— 57 171 128.25 85.5 58 174 130.5 87.— 59 177 132.75 88.5 60 180 135.— 90 — 61 183 137.25 91.5 62 186 139.5 93.— 63 189 141.75 94.5 64 192 144 — 96.— 65 195 146.25 97.5 66 198 148.5 99.— 67 201 150.75 100.5 68 204 153.— 102.— 69 207 155.25 103.5 70 210 157.5 105.— 71 213 159.75 106.5 72 216 162.— 108.— 73 219 164.25 109.5 74 222 166.5 111.— 75 225 168.75 112.5 76 228 171.— 114.— 77 231 173.25 115.5 78 234 175.5 117.— 106 KÜómeterboekjes. Aantal in ™kilometers. 1e klasse. ile klasse. iüë klasse. 79 237 177.75 118:5 80- 240 180.— 120V— 81 243 182.25 121:5 82 246 184.5 123,— 83 249 186.75 124.5 84 252 189.— 126.— 85 255 191.25 127.5 86 258 193.5 129.— 87 261 195.75 130.5 88 264 198.— 132.— 89 267 200.25 133.5 90 270 202.5 135.— 91 273 204.75 136.5 92 276 207.— 138.— 93 279 209.25 139.5 94 282 211.5 141.— 95 285 213.75 142.5 96 288 216.— 144.— 97 291 218.25 145.5 98 294 220.5 147.— 99 297 222.75 148.5 100 300 225.— 150.— 101 303 227.25 151.5 102 306 229.5 153.— 103 309 231.75 154.5 104 312 234.— 156.— 105 315 236.25 157.5 106 318 238.5 159 — Kilometerboekjes. 109 Aantal In centen. kilometers. IE klasse. He klasse. IIlE klasse. 163 489 366.7S 244.5 164 492 369. — 246.- 165 495 371.25 247.5 166 498 373.5 249.— 167 501 375.75 250.5 168 504 378.- 252.— 169 507 380.25 253.5 170 510 382.5 255.— 171 513 384.75 256.5 172 516 387.- 258.— 173 519 389.25 259.5 174 522 391.5 261.— 175 525 393.75 262.5 176 528 396.— 264.— 177 531 398.25 265,5 178 534 400.5 267.— 179 537 402.75 268.5 180 540 405.— 270.— 181 543 407.25 271.5 182 546 409.5 273.— 183 549 411.75 274.5 184 552 414— 276.— 185 555 416 25 277.5 186 558 418.5 279.— 187 561 420.75 280.5 188 564 423.— 282.— 189 567 425.25 283.5 190 570 427.5 285.— 110 Kilometerboekjes. Aantal _ In oenten. kilometers. IB klasse. IlE klasse. IIIe klasse. 191 573 429.75 286.5 192 576 432.— 288.— 193 579 434.25 289.5 194 582 436.5 291.- 195 585 438.75 292.5 196 588 441.— 294.— 197 591 443.25 295.5 198 594 445.5 297.— 199 597 447.75 298.5 200 600 450.— 300.— Model A. DIENST 1916. Standplaats van den betaalmeester, bq wien de betaling verlangd wordt: 'S-GRAVENHAGE. DECLARATIE van 1(58 f ... ,, - . 3 etmalen a f 5.— = / 15,— _ (1) Nachtverbbjt gehouden in Rnksgebouw. „ 333 = «gg ' — Totaa' 5 i 62 uren l l fel = l lsV 1 23,53" 70 10 „ , „ 0,14 = „ 1,40 I Totaal verblijfkosten . . j- — . ■ , 36,08 Zie voor de noten ommezijde. Over te brengen / 59,61'' Overgebracht ... ƒ 59,61"' Af: wegens voorschot (Beschikking- van 6 Januari 1916, no. 184) , . „ 30.— (1) Naam en voorletters. (2) Rang.. (3) Woonplaats in den zin van artikel 1 van het Reisbesluit. (4) Betrekking of functie, waarin gereisd is. (5) In deze kolom alleen te vermelden het aantal uren, welke niet begrepen zijn in de, in de vorige kolom vermelde, etmalen; gedeelten van een uur worden als een vol uur aangemerkt. (6) Als plaatsen, waarheen gereisd is, alleen die plaatsen te vermelden waar men zich voor dienstverrichtingen moest ophouden. (7) Wanneer gebruik is gemaakt van een eigen middel van vervoer, moet hiervan melding worden gemaakt. Ingeval bijzondere ■— geen eigen — vervoermiddelen gebruikt zijn, de kwitantie over te leggen, die van zegel moet zijn voorzien» als zij meer dan ƒ 10,— bedraagt. (8) Deze kolom slechts in te vullen wanneer van een speciaal biljet (vrijkaart, abonnement, kilometerboekje e. d.) is gebruik gemaakt. (9) Hieraan kunnen zoodanige mededeelingen worden toegevoegd als de reiziger ter verduidelijking van zijne declaratie wenschelijk acht. Speioaal zal hier eventueel zijn te vermelden of en, zoo ja, over welk tijdvak artikel 17 van het Reisbesluit moet worden toegepast, of de vergoeding wegens verblijfkosten is verhoogd dan wel verlaagd en, indien de reis langer heeft geduurd dan voor 's Rijks dienst noodzakelijk ware geweest, het tijdvak van dien langoren duur. (10) Deze verklaring in te vullen door de bevoegde autoriteit, die tot de reizen last gaf of de reizen goedkeurde. Blijft . . "ƒ 89,61» De ondergeteekende verklaart vorenstaande declaratie te zijn deugdelijk en onvergolden tot een bedrag van negen en twintig gulden een en zestig en een halven centVoorts verklaart hü, dat de reizen zijn geschied voor 's Rijks dienst, dat hij gedurende het tijdvak, waarover de verblijfkosten in rekening zijn gebracht, werkelijk tot het doen van de gedeclareerde reis of reizen, van zijne woonplaats afwezig was en heeft moeten zijn of wel, in verband met het bepaalde in artikel 7, 2de lid, van het Reisbesluit afwezig zou geweest moeten zijn in geval van onafgebroken verblijf als In die bepaling bedoeld en eindelijk dat wegens reiskosten, de vracht van goederen en andere bekomende kosten hieronder begrepen, niet meer in rekening is gebracht dan hetgeen daarvoor werkelijk betaald Is of overeenkomstig de bepalingen van het Reisbesluit in rekening mag gebracht worden. (9) Met den moesten nadruk wordt er op gewezen, dat het, ter voorkoming van moeilijkheden, noodig is, dat declaranten niet door hen eigenhandig opgemaakte declaratiën eerst onderteekenen wanneer de inhoud nauwkeurig door hen is nagegaan en accoord bevonden. ■enhagc, den 1 Februari 1916. (get.) M. W. A. MEYER. (10) De ondergeteekende, Ingenieur van den Rijks waterstaat verklaart, dat de reizen en het verblijf, waarvoor wordt gedeclareerd, hebben plaats gehad op zijn mondelingen last ten dienste van den Rijkswaterstaat, dat aan die lastgeving werkelijk is voldaan, het gebruik van de gebezigde 'bijzondere vervoermiddelen wordt goedgekeurd, evenals de gevolgde routen; dat, in verband met het gedeelte van den dag waarop de reis dd. 13 Januari moest plaats hebben er termen zijn voor vergoeding voor verblijfkosten., en dat het bepaalde in art. 17a van toepassing is op de reis van 25/27 Januari. *8-Qravenhage, den 5 Februari 1916. [get) W. KREEFT. NOTA. De declaratie moet in tweevoud worden ingezonden, waarvan één exemplaar op gezegeld papier indien het gedeclareerde bedrag hooger is dan ƒ 10,— Deolaratiën, die alleen reiskosten betreffen, kunnen vrij van zegel worden ingediend. Wanneer eene reis geschied is volgens schrlfteUJken last moet die lastgeving In orlglnall worden overgelegd. 92 Abonnements- en groepenkaarten. alsmede van de locaalspoorwegen: Alkmaar—Broek op Langendijk, Egmond a/Zee Alkmaar— —, Bergen a/Zee Schagen—Wognum, Denekamp—Gronau. Daarenboven zijn zij geldig op de tramwegen: Den Haag—Scheveningen (S.S.), Ede—Wageningen (S.S.), ^ r_ Scheveningen (dorp of strand) Den Haag—- —5 -(H.IJ.S.M. Anna Paulownastraat alsmede tusschen Stavoren en Enkhuizen (stoombootveer) De prijzen voor de drie klassen bedragen: I. II. III. 1 maand ƒ 50,— ƒ 38,— ƒ 25,— 2 maanden „ 90,— „ 68,— „ 45,— 3 ,, „ 130,— „ 98,— „ 65 — 4 „ „ 170,— „ 128— „ 85,— 5 „ „ 210,— „ 158,— „ 105,— 6 „ „ 250,— „ 188,— „ 125,— 7 „ „ 290,— „ 218,— „ 145,— 8 „ „ 330,— „ 248,— „ 165,— 9 „ „ 370— „ 278,— „ 185 — 10 „ „ 410,— „ 308,— „ 205,— 11 „ „ 450,— „ 338,— „ 225,— 12 „ „ 480,— „ 360,— „ 240 — b. GROEPENKAARTEN. De abonnementskaarten voor Groep I zijn geldig op de Harlingen lijnen — Stiens, Metslawier—Leeuwarden, Leeu- iraneker warden—Stavoren, Stavoren—Enkhuizen (stoombootveer), Enkhuizen—Zaandam, Medemblik—Hoorn, Heerhugowaard Abonnements- en groepenkaarten. 93 —Hoorn, den Helder—Zaandam, Zaandam—Amsterdam (C. S. en M. P.), Uitgeest—Haarlem, Amsterdam (M.P. en C. S.)—Rotterdam (Beure), IJmuiden—Velsen, Zandvoort— „ , . Kurhaus Schevemngen Haarlem, Dorp of Strand —Den Haag, Anna Paulownastraat Den Haag—Rotterdam (Hofplein), Hoek van Holland— Schiedam en Rotterdam (Beurs)—Rosendaal (grens). De prijzen voor de drie klassen bedragen: £ H. III. 1 maand ƒ 41,— ƒ 29,— ƒ 20,50 2 maanden „ 79,— „ 56,— „ 39,50 3 „ „ 117,— „ 82,— „ 58,50 4 „ „ 155— „ 109— „ 77,50 5 „ „ 193— „ 135,— „ 96,50 6 „ „ 230,— „ 161,— „ 115,— 7 „ „ 268,— „ 188,— „ 134,— 8 „ „ 306,— „ 214,— „ 153,— 9 „ „ 344,— „ 241,— „ 172 — !0 „ » 382,— „ 267,— „ 191,— 11 „ » 420— „ 294,— „ 210,— 12 „ „ 458— „ 320,— „ 229,— De abonnementskaarten voor Groep LI zijn geldig op de lijnen Harlingen—Nieuwe Schans, Groningen—Delfzijl, Sau- werd—Roodeschool, Leeuwarden—Meppel, Groningen— Zwolle—Arnhem, Zwolle—Oldenzaal, Zutphen—Enschede, Delfzijl o Zwolle — - Stadskanaal—Coevorden—Mariënberg en Assen ° Almelo Deventer—Ommen. De prijzen voor de drie klassen bedragen: i. n. m. 1 maand ƒ 48,— ƒ 36,— ƒ 24,— 2 maanden „ 80,— „ 60,— „ 40,— Abonnements- en groepenkaarten. 95 § 2. Elke abonnementskaart is persoonlijk. Zij moet minstens 8 dagen vooraf worden aangevraagd op het daarvoor bestemde formulier, waarbij de aanvrager verklaart zich zonder voorbehoud te onderwerpen aan alle bepalingen en voorwaarden, welke ten aanzien van de abonnementskaarten met goedkeuring van den Minister van Waterstaat zijn of zullen worden vastgesteld. Het aanvrage-formulier voor eene Algemeene Abonnementskaart moet worden ingeleverd bij een station van S.S., H.U.S.M., N.C.S. of N.B.D.S., dat voor eene Abonnementskaart voor Groep I bij een station van H.U.S.M., en dat voor eene abonnementskaart voor Groep II of III bij een station van S.S. Bg elk aanvrage-formulier moet gevoegd worden een nieuw onopgeplakt portret van den aanvrager ter grootte van 6 bij 4 c.M., terwijl de hoogte van het hoofd minstens 1 y2 c.M. moet bedragen. Dit portret wordt op de kaart bevestigd en wordt na afloop van den geldigheidsduur niet aan den geabonneerde teruggegeven. De geldigheid kan op den len of op den 15en van elke maand aanvangen. § 3. Bjj het in ontvangst nemen van de abonnementskaart moet de prjjs worden betaald en eene waarborgsom van ƒ 5,— worden gestort. De kaart moet wederom aan een der stations, waaraan eene soortgelijke kaart overeenkomstig de 2e zinsnede van § 2 kan worden aangevraagd, worden ingeleverd uiterlijk op den dag, volgende op den laatsten dag van den geldigheidsduur, of, indien laatstbedoelde dag een Zondag of een algemeen erkende Christelijke of Israëlietische feestdag is, op den daarop volgenden dag. Geschiedt de inlevering later, dan wordt de waarborgsom niet teruggegeven. Indien eene aangevraagde abonnementskaart niet m ontvangst wordt genomen, is een bedrag van ƒ 1,— voor ge- 96 Abonnements- en groepenkaarten. maakte onkosten verschuldigd. Zoolang dit niet is betaald, wordt den aanvrager geen andere abonnementskaart meer verstrekt.. § 4. De abonnementskaart is slechts geldig indien daarop door den geabonneerde met inkt zijne handteekening is geplaatst. Hij is verplicht zijne handteekening opnieuw te stellen, telkens als het spoorwegpersoneel zulks verlangt. § 5. Elke geabonneerde is verplicht zijne abonnementskaart bij elke controle der plaatsbewijzen te toonen en desverlangd aan het spoorwegpersoneel te overhandigen. Is hij daartoe niet in staat of weigert hij daaraan te voldoen, of is zijne abonnementskaart verminkt of onleesbaar gemaakt, dan wordt luj geacht niet in het bezit te zijn van een behoorlijk plaatsbewijs en wordt art. 4 van het Algemeen Reglement voor het Vervoer op de Spoorwegen of van het Locaalspoorwegreglement 1902, deel B, toegepast. § 6. Voor kinderen wordt geen vermindering van de prijzen der abonnementskaarten verleend. § 7. Ten aanzien van houders van abonnementskaarten zijn van toepassing de bepalingen, op de biljetten der dienstregelingen vermeld betreffende het toelaten en vervoeren van reizigers. Van de op de biljetten der dienstregelingen met D en L aangeduide treinen mag slechts gebruik worden - gemaakt tegen betaling van den daarvoor eventueel vastgestelden toeslag. § 8. De abonnementskaarten zijn op de gemeenschappelijke lijnen geldig in de tremen van alle Maatschappijen. § 9. Elke abonnementskaart is slechts geldig in de daarop aangegeven rijtuigklasse. Geeft een houder van eene abonnementskaart aan het treinpersoneel kennis, dat hij in eene hoogere klasse wenscht Abonnements- en groepenkaarten. 97 plaats te nemen, dan wordt hem zulks toegestaan tegen betaling van: I. den gewonen vrachtprijs enkele reis tweede klasse, indien hij met eene abonnementskaart voor de derde klasse in de eerste, en II. den gewonen vrachtprijs enkele reis derde klasse, indien hij met eene abonnementskaart voor de tweede klasse in de eerste, of met eene abonnementskaart voor de derde klasse in de tweede wenscht te reizen. § 10. Een geabonneerde heeft bij gebrek aan plaats in de klasse, waarvoor zijne abonnementskaart geldig is, geen aanspraak op eene plaats in eene hoogere klasse en moet zich vergenoegen met eene plaats in eene lagere klasse. § 11, Maakt een houder van eene abonnementskaart voor de le klasse gebruik van een trein, waarin geen rijtuigafdeelingen van die klasse geplaatst zijn, dan heeft hij slechts recht op eene plaats in eene afdeeling van de 2e klasse, onverminderd het bepaalde in § 10. § 12. Een geabonneerde heeft het recht zijne kaart in te wisselen tegen eene abonnementskaart voor eene hoogere klasse, tegen bijbetaling van het werkelijk prijsverschil, berekend over geheele maanden. Het verzoek daartoe moet worden gericht tot het Hoofdbestuur van de Maatschappij, welke de oorspronkelijke kaart heeft verstrekt. Inwisseling tegen eene kaart voor eene lagere klasse wordt 'niet toegestaan. § 13. Een houder van eene abonnementskaart der eerste of der tweede klasse heeft het recht den geldigheidsduur van zijne kaart éénmaal, een houder van eene abonnementskaart der derde klasse tweemaal te doen verlengen tegen bijbetaling van het prijsverschil, mits dientengevolge de geheele geldigheidsduur een termijn van één jaar niet overschrijdt. Het Reisbeal. Abonnements- en groepenkaarten. 99 d. met de abonnementskaart gereisd wordt op eene lijn, waarop of in treinen, waarin zij niet geldig is; e. met de abonnementskaart gereisd wordt in eene hoogere dan de daarop vermelde Tijtuigklasse, zonder dat de geabonneerde den in § 9 aangegeven vrachtprijs bijbetaald heeft; ƒ. van de abonnementskaart gebruik wordt gemaakt, nadat de geldigheidsduur is verstreken; g. de geabonneerde zijnen medereizigers hinder of overlastaandoet. Wordt een dezer handelingen gepleegd, dan kan door de daarbij betrokken personen geen aanspraak meer worden gemaakt op het verstrekken van eene nieuwe abonnementskaart. § 16. Een geabonneerde heeft geen aanspraak op vergoeding wegens het door hem ondervonden oponthoud tengevolge van verkeersstoring, treinvertraging, missen eener aansluiting, vermindering van het aantal treinen, wijziging der dienstregeling of anderszins. 100 Trajectenkaarten. II. TARIEF VOOR ABONNEMENTSKAARTEN VOOR TRAJECTEN. Door de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, de Nederlandsche Centraal Spoorweg-Maatschappij en de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij worden de volgende abonnementskaarten voor trajecten verkrijgbaar gesteld: Gewone trajectkaarten (kortheidshalve genoemd: trajectkaarten). Deze zijn geldig op het op elke kaart genoemde traject. De prijzen voor de drie klassen bedragen per tariefkilometer: I. II. III. 1 maand ƒ 1,20 ƒ 0,90 ƒ 0,60 2 maanden „ 2,28 „ 1,71 „ 1,14 3 „ „ 3,24 „ 2,43 „ 1,62 4 „ „ 4,08 „ 3,06 „ 2,04 5 „ „ 4,80 „ 3,60 „ 2,40 6 „ „ 5,46 „ 4,0914 „ 2,73 7 „ „ 6,06 „ 4,54i/2 n 3,03 8 „ „ 6,60 „ 4,95 „ 3,30 9 „ „ 7,08 „ 5,31 „ 3,54 10 „ „ 7,50 „ 5,6214 „ 3,75 11 „ „ 7,86 „ 5,89 y2 » 3,93 12 „ „ 8,16 „ 6,15 „ 4,08 Trajectenkaarten. 101 De prijzen worden opwaarts op geheele guldens afgerond. De abonnementskaarten zijn persoonlijk. Zij zjjn slechts geldig indien daarop door den geabonneerde met inkt zijne handteekening is geplaatst. Hij is verplicht zijne handteekening opnieuw te stellen, telkens als het spoorwegpersoneel zulks verlangt. ■ Elke geabonneerde is verplicht zijne abonnementskaart hg elke controle der plaatsbewijzen onopgevouwen te toonen en desveriangd . aan het spoorwegpersoneel te overhandigen. Is hij daartoe niet in staat of weigert hij daaraan te voldoen, of is zijne abonnementskaart verminkt of onleesbaar gemaakt, dan wordt hij geacht niet in het bezit te zijn van een behoorlijk plaatsbewijs en wordt art. 4 van het Algemeen Reglement voor het Vervoer op de Spoorwegen of van het Locaalspoorwegreglement 1902, Deel B, toegepast. Ten aanzien van houders van abonnementskaarten zijn van toepassing de bepalingen, op de biljetten der dienstregelingen vermeld betreffende het toelaten en vervoeren van reizigers. Een houder van eene abonnementskaart heeft bij gebrek aan plaats in de klasse, waarvoor zijne kaart geldig is, geen aanspraak op eene plaats in eene hoogere klasse en moet zich vergenoegen met eene plaats in eene lagere klasse. Maakt een houder van eene abonnementskaart voor de le klasse gebruik van een trein, waarin geen rijtuigafdeelingen van die klasse geplaatst zijn, dan heeft hij slechts recht op eene plaats in eene afdeeling van de 2e klasse, onverminderd het bepaalde in de vorige zinsnede. Eene abonnementskaart kan worden afgenomen, zonder dat de geabonneerde aanspraak heeft op eenige vergoeding of op teruggave van de kaart, indien: a. de abonnementskaart is verminkt of gewijzigd of onleesbaar gemaakt of de geabonneerde de controle der plaatsbewijzen in eenig opzicht bemoeilijkt; Kilometerboekjes. 107 Aantal* In oenten. kilometers. ie klasse. ile klasse. iile klasse. I | , 107 321 240.75 160.5 108 324 243.— 162.— 109 327 245.25 163.5 110 330 247.5 165.— 111 333 249.75 166.5 112 336 252.— 168.— 113 339 254.25 169.5 114 342 256.5 171.— 115 345 258.75 172.5 116 348 261.— 174.— 117 . 351 263.25 175.5 118 354 265.5 177.— 119 357 267:75 178.5 120 360 270.— 180.— 121 363 272.25 181.5 122 366 274.5 183.— 123 369 276.75 184.5 124 372 279.— 186.— 125 375 281.25 187.5 126 378 283.5 189.— 127 381 285.75 190.5 128 384 288— 192.— 129 387 290.25 193.5 130 390 292.5 195.— 131 393 294.75 196.5 132 396 297.— 198.— 133 399 299.25 199.5 134 402 301.5 I 201.— 108 Kilometerboekjes. Aantal In oenten. kilometers. IB klasse. IlE klasse. IIIe klasse. 1 l l 136 405 303.75 202.5 136 408 306.— 204.— 137 411 308.25 205.5 138 414 310.5 207.— 139 417 312.75 208.5 140 420 315.— 210.— 141 423 317.25 211.5 142 426 319.5 213.— 143 429 321.75 214.5 144 432 324.— 216 — 145 435 326.25 217.5 146 438 328.5 219.— 147 441 330.75 220.5 148 444 333.— 222.— 149 447 335.25 223.5 150 450 I 337.5 225 — 151 453 339.75 226.5 152 456 342.— 228.— 153 459 344.25 229.5 154 462 346.5 231 — 155 465 348.75 232.5 156 468 351.— 234 — 157 471 353.25 235.5 158 474 355.5 237.— 159 477 357.75 238.5 160 480 360.— 240 — 161 483 362.25 241.5 162 486 364 5 243.— Tarief' verblijfkosten. 111 Bijlage C. TABEL, aangevende in de vijf klassen de vergoeding voor verblijfkosten over 1 t/m 100 uur. u li li II :' ' li Aantal _ 3e Klasse 4e Klasse uren. le Klasse. 2e Klasse. ft b ft. b 5e Klasse. L I | J| I 1 f 0.38 ƒ 0.30 ƒ 0.25 ƒ 0.21 ƒ 0.15 2 0.76 0 60 0.50 0.42 0.30 3 1.14 0.90 0.75 0.63 0.45 4 1.52 - 1.20 1.— 0.84 0.60 5 1.90 1.50 1.25 1.05 0.75 6 2.28 1.80 1.50 1.26 0.90 7 2.66 2.10 1.75 1.47 1.05 8 3.04 2.40 2.— 1.68 1.20 9 3.42 2.70 2.25 1.89 1.35 10 3.80 1 3.— 2.50 2.10 1.5C 11 4.18 3.30 2.75 2.31 1.65 12 4.56 3.60 3. - 2.52 1.80 13 4.94 3.90 3.25 2.73 1.95 14 5.32 4.20 3.50 2.94 2.10 15 5.70 4.50 3.75 3.15 2.25 16 6.08 4.80 4.— 3.36 2.40 17 6.46 5.10 4.25 3.57 2.55 18 6.84 5.40 4.50 3.78 2.70 19 7.22 5.70 4.75 3.99 2.85 20 7.60 6.— 5.— 4.20 3 — 21 7.98 6.30 5.25 4.41 3.15 22 8.36 6.60 5.50 4.62 3.30 112 Tarief verblijfkosten. Aantal 3e Klasse 4e Klasse leKlasse. 2eKlasse. „ x. a u öeKlasse. uren. a. d. a. d. 23 ƒ 8.74 f 6.90 ƒ 5.75 ƒ 4.83 ƒ 3.45 24 9.12 7.20 6.— 5.04 3.60 25 9.50 7.50 6.25 5.25 3.75 26 9.88 7.80 6.50 5.46 3.90 27 10.26 8.10 6.75 5.67 4.05 28 10.64 8.40 7.— 5.88 4.20 ■ 29 11.02 8.70 7.25 6.09 4.35 30 11.40 9.— 7.50 6.30 4.50 31 11.78 9.30 7.75 6.51 4.65 32 12.16 9.60 8.— 6.72 4.80 33 12.54 9.90 8.25 6.93 4.95 34 12.92 10.20 8.50 7.14 5.10 35 13.30 10.50 8.75 7.35 5.25 36 13.68 10.80 9.— 7.56 5.40 37 14.06 11.10 9.25 7.77 5.55 38 14.44 11.40 9.50 7.98 5.70 39 14.82 11.70 9.75 8.19 5.85 40 15.20 12.— 10.— 8.40 6.— 41 15.58 12.30 10.25 8.61 6.15 42 15.96 12.60 10.50 8.82 6.30 43 16.34 12.90 10.75 9.03 6.45 44 16.72 13.20 11.— 9.24 6.60 45 17.10 13.50 11.25 9.45 6.75 46 17.48 13.80 11.50 9.66 6.90 47 17.86 14.10 11.75 9.87 7.05 48 18.24 14.40 12.— 10.08 7.20 49 18.62 14.70 12.25 10.29 7.35 50 i9._ iö._ 12.50 10.50 7.50 Tarief verblijfkosten. H3 ff" ~n— ■ ij Aantal h 3e Klasse 4e Klasse! uren. le Klasse. 2e Klasse. a b & fo öeKlasse. 51 ƒ19.38 ƒ15:30 ƒ12.75 ƒ10.71 !ƒ 7.65 52 19.76 15.60 [ 13.— 10.92 7.80 53 20.14 15.90. I 13.25 11.13 7.95 54 20.52 16.20 13.50 11.34 8.10 55 20.90 1 16.50. 13.75 11.55 8.25 56 21.28 16.80 14.— 11.76 8.40 57 21.66 17.10. I 14.25 11.97 8.55 58 22.04 17.40. | 14.50 12.18 8.70 59 22.42 17.70 14.75 12.39 8.85 60 22.80 18.— 15.— 12.60 9.— 61 23.18 18.30. 15.25 12.81 9.15 62 23.56 18.60 15.50 13.02 9.30 63 23.94 18.90: 15.75 13.23 9.45 64 24.32 19.20 16.— 13.44 9.60 65 24.70 19.50 16.25 13.65 9.75 66 25.08 lè.80: 16.50 13.86 9.90 67 -25.46 20.10 16.75 14.07 10.05 68 25.84 20.40 17.— 14.28 10.20 69 26.22. 20.70 17.25 14.49 10.35 70 26.60 21.— 17.50 14.70 10.50 71 26.98 21.30 17.75 14.91 10.65 72 27.36 21.60 18.— 15.12 10.80 73 27.74 21.90 18.25 15.33 10.95 74 28.-12 22.20 18.50 15.54- 11.10 75 28.50 22.50 18.75 15.75 11.25 76 28.88 22.80 19.— 15.96 11.40 77 29.26 23.10 19.25 16.17 11.55 78 | 29.64 23.40 19.50 16.38 11.70 79 30.02 23.70 19.75 16.59 - 11.85 II II II 114 Tarief verblijfkosten. Aantal 3e Klasse 4e Klasse le Klasse. 2e Klasse. „ y, . u 5e Klasse, uren. a. u. a. u, 80 ƒ30.40 ƒ24.— ƒ20.— ƒ16.80 ƒ12.— 81 30.78 24.30 20.25 17.01 12.15 82 31.16 1 24.60 20.50 17.22 12.30 83 31.54 24.90 20.75 17.43 12.45 84 31.92 25.20 21.— 17.64 12.60 85 32.30 25.50 21.25 17.85 12.75 86 32.68 25.80 21.50 18.06 12.90 87 33.06 26.10 21.75 18.27 13.05 88 33.44 26.40 22.— 18.48 13.20 89 I 33.82 26.70 22.25 18.69 13.35 90 34.20 27.— 22.50 18.90 13.50 91 34.58 27.30 22.75 19.11 13.65 92 34.96 27.60 23.— 19.32 13.80 93 35.34 27.90 23.25 19.53 13.95 94 35.72 28.20 23.50 19.74 14.10 95 36.10 28.50 23.75 19.95 I 14.25 96 36.48 28.80 24.— 20.16 14.40 97 36.86 29.10 24.25 20.37 14.55 98 37.24 29.40 24.50 20.58 14.70 99 37.62 29.70 24.75 20.79 14.85 100 38.- 30.— 25.— 21.— 15.— Model a. DIENST 1916. Standplaats van den betaalmeester, bfl wien de betaling verlangd wordt: TERNEUZEN. DECLARATIE van (1) GROOT, a., (2) (8) Westdorpe, wegens hem toekomende vergoeding voor reis- en verblijfkosten als (4) Lid der Provinciale Keuringscommissie voor de paardenfokkerij in Zeeland, naar de 2e klasse van het tarief, vastgesteld hii het Rpfohaainir 1Q1H Bijlage D - Aanvang Eind? qfiT I Aantal i a„„t„, i ^^T^^^^^T^j der reis: der reis: \ £ S G^,iaA !k.M. afge- Aantal _ Wordt in rekening gebracht voor: — , l d GEREISD: uebezigd s uren Ge- i\ Uur g| Uur I § °°VOlgd° midde' h«\ Tef' **** • I vervoer I *«™ I veer-,- b uur h uur s van rijwiel, speciaal vervoer „.„ van » *HH I I I 1 van 1 naar(6) | I <7> ISrl^rd l <»> H^-^S. Maart 21 5 Westdorpe Terneuzen eigen rijtuig 4 uur. 1 ! 4 — Breskens j boot 1 175 10 Oostburg tram 45 10 Schoondijke id. 22» 10 Uzendgke v.v. id. Uq go Breskens id. 22& 10 Vlissingen boot 140 10 Middelburg S.S. 25 7 Goes S.S. 65 15 Cortgene rjjtuig (zie kwitantie.) 8 — 50 Zierikzee boot 90 10 Middelburg id. 150 10 Vlissingen j S.S. 25 7 Terneuzen boot 775 10 omnibus Sas van Gent j spoor 55 26 6.20 5 14 Westdorpe eigen rijtuig j 1 uur. Ij — 1«|10 j 120 50 TOt8al 5 14 uren „[ 0,80 = [ 4^20 / 17,89 14 Totaal verbUjfkosten . . _ . 30,20 Zie voor de noten ommezijde. „ , . , " Over te brengen / 57,09 Overgebracht ... ƒ 57,09 Af: wegens voorschot (Beschikking van ) . . „ —,—- öaöigSaëS Blijft ... ƒ 57,09 (1) Naam en voorletters. (2) Rang. (3) Woonplaats in den zin van artikel 1 van het Reisbesluit. (4) Betrekking of functie, waarin gereisd is. (5) deze kolom alleen te vermelden net aantal uren, welke niet begrepen zijn in de, in de vorige kolom vermelde, etmalen; gedeelten van een uur worden i een vol uur aangemerkt. (6) Als plaatsen, waarheen gereisd is, alleen die plaatsen te vermelden waar men zich voor dienstverrichtingen moest ophoudc (7) Wanneer gebruik is gemaakt van een eigen middel van vervoer, moet hiervan melding worden gemaakt. Ingeval bijzondere — geen eigen — vervol middelen gebruikt zijn, de kwitantie over te leggen, die van zegel moet zijn voorzien, als zij meer dan ƒ 10,— bedraagt. (8) Deze kolom slechts in te vuil wanneer van een speciaal biljet (vrijkaart, abonnement, kilometerboekje e. d.) is gebruik gemaakt. (9) Hieraan kunnen zoodanige mededeelingen word toegevoegd als de reiziger ter verduidelijking van zijne declaratie wenschelijk acht. Speciaal zal hier eventueel zijn te vermelden of en, zoo ja, over w« tijdvak artikel 17 van het Reisbesluit moet worden toegepast, of de vergoeding wegens verblijfkosten is verhoogd dan wel verlaagd en, Indien de reis lang heeft geduurd dan voor 's Rijks dienst noodzakelijk ware geweest, het tijdvak van dien langeren duur. (10) Deze verklaring In te vullen door de bevoeg autoriteit, die tot de reizen last gaf of de reizen goedkeurde. De ondergeteekende verklaart vorenstaande declaratie te zijn deugdelijk en onvergolden tot een bedrag van zeven en vijftig gulden negen cent. Voorts verklaart hij, dat de reizen zijn geschied voor 's Rijks dienst, dat hij gedurende het tijdvak, waarover de verblijfkosten in rekening zijn gebracht, werkelijk tot het doen van de gedeclareerde reis of reizen, van zijne woonplaats afwezig was en heeft moeten zijn of wel, in verband met het bepaalde in artikel 7, 2de lid, van het Reisbesluit afwezig zou geweest moeten zijn in geval van onafgebroken verblijf als in die bepaling bedoeld en eindelijk dat wegens reiskosten, de vracht van goederen en andere bijkomende kosten hieronder begrepen, niet meer in rekening is gebracht dan hetgeen daarvoor werkelijk betaald is of overeenkomstig de bepalingen van bet Reisbesluit In rekening mag gebracht worden. (9) Met den meesten nadruk wordt er op gewezen, dat het, tor voorkoming van moeilijkheden, noodig is, dat declaranten niet door hen eigenhandig opgemaakte declaratiën eerst onderteekenen wanneer de inhoud nauwkeurig door hen is nagegaan en aeeoord bevonden. Westdorpe, den 4 April 1916. (get.) A. GROOT. (10) De ondergeteekende, Voorzitter der voormelde Commissie, verklaart, dat de reizen en het verblijf, waarvoor wordt gedeclareerd, hebben plaats gehad ten dienste van de paardenfokkerij (premiënkeuring). Middelburg, den 1 Mei 1916. (get.) LEEFLANG. NOTA. De declaratie moet In tweevoud worden ingezonden, waarvan één exemplaar op gezegeld papier Indien het gedeclareerde bedrag hooger is dan ƒ 10,—. Declaratiën, die alleen reiskosten betreffen, kunnen vrij van zegel worden ingediend. Wanneer eene reis geschied is volgens sehriftellfken last moet die lastgeving in orlglnali worden overgelegd. Model A. DIENST 1918. Standplaats van den betaalmeester, bij wien de betaling verlangd wordt: GRONINGEN. DECLARATIE van (1) WATERMAN Jr„ M. (2) Uoogleeraar aan de Rijksuniversiteit, l3) Groningen, wegens.hem toekomende vergoeding voor reis- en verblijfkosten als (4) Gedelegeerde voor Nederland op het XXe Krijgskundig Congres, naar de 2e klasse van het tarief, vastgesteld bff het Reisbesluit 1918. Bijlage D Aanvang Einde I h I S Aantal ! »„_,„ | I „, ,. . 7~Z der reis: der reis: e » Oeheziml K.M. afge- Aanta t*L Wordt in rekening gebracht vo«: I — 2 I GEREISD: L.eDezigü 8 uren. Ge- . ■ , ü ab 1 I £ Gevolgde , m'ddel fjg(rn beschikt bezigd „„,„„„ [vervoer _ J Uur Lï Uur * S =^__=== van rijwïS, I °™ speciaal vervoer v™ van ™' ||— =11 I 1 3 route- vervoer. motor- biljet. van den J^. dienst- tol-en °1 v.m. Lm. °| v.m. Lm. | ; j van naar (8, ffl ofTuto- °' W '--••'■k.dSf-'nA-lT-"'' II" I I * M | 1 inobteL I P"""1- [ 11 "• 1 ge'"e"- I *"| Groningen Groningen (stat)! 'rijtuig*) jL ' ' . , J . I . . J . . . Rotterdam (M.) S.S. Kllom.- I 6 — 1180 vertrek boot: i binnenl. tarief kaart 4 I 10 I I . 18 Idem (boot) rjjtuig ll50 aankomst boot: H ssrai 13 7 9 I 9 New-York H.AXjjn ret. 562 50 vertrek boot: Philadelphia I Am. sp. 1 aankomst boot: buitenl. tarief 075