1159 j> ^» ij» HET BRABANTSCH-ZEEUWSCHE GESLACHT'.TAK DOOR P. C. LABRIJN. '%4, , l/MT ' HET brabantsch-zeeuwsche Geslacht TAK DOOR P. C. LABRIJN. AAN MIJNE VROUW. VOORWOORD. Door verschillende omstandigheden ben ik in den loop der jaren bezitter geworden van vele gegevens, betreffende de oudere generatiën der familie tak. Al deze zaken, meest in handschrft, zijn in dossiers geschift en in een lijvige portefeuille samen gebracht. Nu ware deze laatste, vooraf aangevuld met hetgeen oudere leden der familie mij mondeling mededeelden, te deponeeren in de bekende verzamelingen van het „Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen". Ik vrees evenwel, dat dan weinigen de vergeelde paperassen zouden inzien, nog minder de geschiedenis der familie daaruit construfieren. Dit nu schijnt mij jammer; immers geldt het hier een geslacht dat niet alleen eene eigen geschiedenis bezit, doch daarenboven meer dan één verdienstelijk man aan land en gewest leverde. Ondenkbaar schijnt het mij dat afstammelingens der Tak's, tot welke familie overigens behoorend, volkomen onverschillig zouden zijn voor het doen en laten hunner voorouders en verwanten. Zoo rijpte de gedachte en daarmede de lust, de vergaarde materie in boekvorm vast te leggen, en ze in dit kleed den meerderjarigen descendenten der familie aan te bieden. Geene conventioneele genëalogie dus; doch biografisch schetswerk op genëalogischen grondslag. Van nog levende personen zullen uit den aard der zaak gewoonlijk slechts korte en zakelijke mededeelingen worden gegeven. Bij de aanbieding dezer pennevrucht zij hier openlijk dank ' gebracht, allereerst aan het lid der familie, dat edelmoediglijk de aan de uitgaaf van dit werkje verbonden kosten voor zijne 4 rekening nam; en ook aan de Heeren Dr. J. de Hullu te 's Gravenhage en Mr. J. A. heijse te Middelburg voor hunne zoo bereidwillig verstrekte historische inlichtingen. Ik heb getracht hier waarheid en niets dan waarheid te geven, al moest zij, uit kieschheid tegenover nabestaanden, wel eens verzacht worden. Mochten er niettemin lezers in hunne gevoelens zijn gekrenkt, men zij er van overtuigd dat het onopzettelijk geschiedde en vergeve zulks den schrijver. veenendaal, i November 1916. L. 't Huis „de Zoom". LIJST VAN IN DIT WERKJE VOORKOMENDE VERKORTINGEN. Armor. Génér. Nagtglas Smallegange Stam- en Wapenb Ned. Patric. Genëal. en Herald Bladen Armorial-Général de J. B. rietstap. Levensberichten van Zeeuwen door F. Nagtglas. Cronijk van Zeeland door M. Smallegange. Stam- en Wapenboek van aanzienlijke Nederlandsche familiën door A. A. VORSTERMAN VAN OlJEN. Nederland's Patriciaat, onder redactie van D. G. VAN EPEN. Genealogische en Heraldische Bladen, onder redactie van Jhr. Mr. E. B. F. F. WlTTERT VAN HOOGLAND. INLEIDING. Naam. In nagenoeg alle provinciën van ons land worden familiën van den naam Tak, ook Tack, Tackx, aangetroffen. Zij hebben gewoonlijk slechts den naam gemeen en staan verder tot elkaar niet in het minste verband. In sommige provinciën komen zelfs meerdere familiën Tak voor (Holland, Zeeland), waarvan niettemin de geheel verschillende herkomst en afstamming is aan te toonen (v.g. 1. bladz. 28). Wordt derhalve de naam Tak vrij algemeen gevoerd, moeilijk is het, de oorzaak op te sporen, waarom hij door zoovelen is aangenomen. Geen oudheidkenner kon mij hieromtrent inlichten, terwijl evenmin over naams-afleiding handelende werken (J. Winkler, „De Nederlandsche geslachtsnamen", Van Lennep en Ter Gouw, „De uithangteekens") licht ontsteken; tenzij men mocht meenen, dat het oude Vlaamsche gebruik, aan herbergen een groenen tak uit te steken, wanneer daar een begrafenis-maal stond gehouden te worden, aanleiding gaf tot het voeren van den naam Tak. Wapen. Ook het door de hier te behandelen familie van oudsher gebezigde zegel (wapen) brengt ons weinig verder, al kan het als „half-sprekend", J) worden beschouwd. Het vertoont op een zilveren schild een rood hart, rustende op twee schuingekruiste blauwe pijlen, de punten omlaag, en drie groengesteelde en gebladerde roode rozen op een groenen stengel (tak), oprijzende uit het hart. a) Zie Supplém. a 1'Armor. Génér. en Ned. Patric, jaarg. 1911, waar de stamreeks-TAK is opgenomen. 7 De symboliek van dezen driebloemigen rozentak is verloren gegaan; alléén de groote ingenomenheid van den eersten voorzaat, die dit familie-embleem aannam, voor het begrip „liefde", manisfesteert zich over-duidelijk: het hart met de pijlen, de roos en ten slotte het devies „Amore crescit" in één der takken. Ook komen als deviezen voor: „Virtute amore crescit" (tak v. Poortvliet) en „Nil sine Deo" (lijn-servaas en lijn-ELiAS Tak). De helmen worden afwisselend gesierd met een gestengelde roos (lijn-ELiAS), de roos tusschen een rood-zilveren vlucht (Tak v. Poortvliet), een dorre tak (lijn-anthony Martinus) of dragen in het gehéél geen helmteeken (lijn-servaas en diverse leden van andere lijnen). De lambrequins zijn zilver en rood. Het zegel (wapen) opent derhalve geen nieuwe gezichtspunten omtrent den naams-oorsprong. Het is stellig jonger dan de naam en richtte ten deele zich naar dezen. De oudste mij bekende wapen-zegels der familie Tak zijn uit de i8e eeuw herkomstig; de naam daarentegen werd reeds in de i7e eeuw en wellicht reeds véél vroeger gevoerd. Afkomst der De omstandigheid intusschen dat deze familie reeds sinds familie. minstens1) twee eeuwen een geslachtsnaam voert, leidt tot de gevolgtrekking dat zij tot de meer gezeten kringen der bevolking behoorde. Immers het zoogenaamde „lagere volk" bezat oudtijds in den regel geen erfelijken geslachtsnaam, doch bezigde als zoodanig een patronimicum, bijnaam, scheldnaam, huisnaam, naam der plaats van herkomst, van het beroep enz. Aan den anderen kant zoeke men de bakermat van het geslacht evenmin aan de voeten van een troon of zelfs op een ridderburcht. Het stamt uit den breeden kring van kleine kooplieden en nijveren, uit welken het meerendeel der tegenwoordige aanzienlijke en brief-adellijke geslachten in Nederland zich heeft opgewerkt en bevindt zich in dit opzicht dus in goed gezelschap. Herkomst der De aanvankelijk bescheiden stam wortelde in den schralen familie. bodem van Staats-Brabant, daarvóór denkelijk in Spaansch- *) Sinds drie eeuwen, mogen wij thans zeggen; zie het naschrift in Bijlage II. 8 Vlaanderen; eerst na overplanting in den zwaarderen Zeeuwschen grond wies hij op tot een krachtigen boom. Patriarchaat Het door de menschelijke samenleving ingestelde „patriarchaat" stamboom ^et overgaan van den vadersnaam en staat op de kinderen), leidt er toe dat wij stamboomen alléén in hunne mannelijke vertakkingen volgen, de vrouwelijke daarentegen buiten beschouwing laten. Dit is eigenlijk hoogst irrationeel; want de banden van moeder tot kind zijn zoowel vóór als na de geboorte veel hechter en minder onloochenbaar dan die tot den vader. Ook is het éénzijdig, de afstammelingen der vrouwelijke liniën als niet-bestaand aan te merken. Wij kunnen op deze bedenkingen slechts antwoorden dat hier de geschiedenis van het geslacht Tak wordt gegeven en dat de descendenten der vrouwelijke Takken volgens de bestaande patriarchale opvattingen tot de familiën hunner vaders behooren. Als eene concessie aan het logischer en natuurlijker „matriarchaat" zullen wij intusschen de namen der uit de vrouwelijke lijnen gesproten familiën vermelden. OVERZICHT VAN DE OUDSTE VIER GENERATIËN DER FAMILIE IN MANNELIJKE LIJN. Gen. V. Gen. IV. Gen. III. Gen. II. Gen. I. Anthony Tak X Dingena Nuijens Cornelis Tak Pieter Tak Hendrik Jacobus Tak X X x . Anthonia van Johanna Kroon Maria Faassen van 't Geloof Opstall a. Anthony Tak Cornelisz. b. Anthony Tak Pz. bb. Servaas Tak c. Govert Tak te Antwerpen XX X -j- ongehuwd ? PlETERNELLA bruijs Anna Catharina v. Herckhuijzen a. Jacobus a. Anthony b. Pieter b. Pieter b. Anthony b. Jacob b. Abraham bb. Pieter bb. Cornelis bb. Pieter bb. Anthony bb. Jacobus Tak Tak Tak Tak Tak Tak Tak Roetert Tak Roetert Martinus Tak \ ongehuwd \ ongehuwd -j- ongeh. -j- ongeh. \ ongeh. -j- ongeh. -j- ongeh. Tak \ ongeh. Tak Tak \ ongeh. \ ongeh. X X Dina Ant. L. A. Vermere Dingemans I \ A. Oödere B. Jongere linie linie in 3 staken (DumonTak) 1. Servaas I staak 2. Adriaan 3. Eli as 10 Generatie I. Het toeval wil dat de oudste tak, van wie de geslachtslijsten iets vermelden eene vrouw is. Haar vóórnaam was catelijne t') haar man heette cornelis van eekelen. Bekend zijn ook de kinderen van dit echtpaar, uit welke familiën van eekelen, Spiering, Roëll, Pleijte, Kuijl, Beijdals en RlPPlNG zijn voortgekomen. Deze van Eekelen's stierven in mannelijke lijn op 12 Augustus 1911 uit, door den dood van Mr. Albert Johan van Eekelen, advocaat te Middelburg. Een jongere broeder van de stammoeder der van Eekelen's was Anthony Tak, de eigenlijke stamvader van het hier behandelde geslacht. Hij moet omstreeks 1655 geboren zijn, leefde en overleed te Leur, waar hij houtkooper was en een lakenwinkel dreef. Hij en de zijnen waren Protestant, doch woonden temidden eener overwegend Katholieke bevolking. Dit versterkt het vermoeden 2) dat zijn geslacht niet inheemsch was in Brabant, doch vanuit de Oostenrijksche Nederlanden om den geloove was uitgeweken (volgens Dr. J. C de Man, „De geneeskundige School te Middelburg", deel II blz. 22, uit Vlaanderen). Hun geloof zijn de Tak'S op een enkele uitzondering na (gener. lila) immer trouw gebleven; het wonen temidden eener Roomsche bevolking gedurende ettelijke generatiën, wekte bij velen hunner eene anti-Roomsche gezindheid. Anthony Tak huwde te Leur Dingena Nuijens, geboren aldaar in 1669, en op hare geboorteplaats overleden 26 Juli 1718, dochter van Hendrik Jacobus Nuijens en Heijltje van den Beemdt, uit welk huwelijk te Leur 5 kinderen werden geboren, ril.: GeneratieH. i- ANTHONETTA Tak, geb , overl. 5 Maart 1776; zij huwde te Dordrecht den francois van RlEL, bier¬ brouwer te Leur, geboren aldaar 11 Mei 1683, overleden 21 September 1768. x) Ged. te Leur 14 April 1647, zie bijl. II, blz. 80. 2) V.g.1. de stam-legende der Doopsgez. Takken op blz. 74, waarin de Leursche familie verondersteld wordt van eene Zierikzeesche af te stammen. ii Generatie II. Hunne eenige dochter cornelia huwde jacobus de Vos, uit welke echtvereeniging familiën de Vos, van overklift, Gaberel, van Stuwen, Mijnlieff e. a. 2. Heijltje Tak, geb , overl. 16 Augustus 1760, huwde te den AdrianüS Ouwens, landbouwer, later 's Lands Collecteur, te IJsselmonde. Uit hunne 4 kinderen stammen familiën OUWENS, LANS, Mijnlieff e.'a. 3. Cornelis Tak, geb overl., trouwde te den Johanna Kroon, geb. Bergen op Zoom. Hij was beurtschipper op 's Gravenhage en liet 2 kinderen na: Generatie lil. a. i. anthony Tak Cz., geb. Bergen op Zoom, overleden te Antwerpen. Hij volgt hieronder. 2. Adriana Tak, geb. Bergen op Zoom, geh. met AdRIAAN de gastelaar, uit welke verbintenis familiën AUGUSTIJN, den Beer Poortugael, Barendregt van Charlois, van Reekum en von Stein Callenfels sproten. Anthony Tak Corn.z., hiervóór sub 1 genoemd, trok naar Antwerpen, werd daar een aanzienlijk koopman en huwde er eene ons onbekende vrouw. Zijn neef anthony Tak pieterszoon (zie gener. III. b. blz. 13) schrijft in eene geslachtslijst over hem: „anthony „Tak Corn.z. is (zoo hij zegt) getrout, woont te Antwerpen, „heeft ook verschijde kinderen, maar off dezelve Echt zijn en „hij nog gereformeert is geen de minste zekerheijt van, altans „de kinderen zijn Rooms ...." Hier gluurt de geloofshaat van den „gereformeerden" neef om den hoek. De Roomsch geworden Anthony Corneliszoon liet als kinderen na: Generatie iv. a. 1. jacobus Tak , ongetrouwd overleden te Antwerpen; 2. anthony Tak, verdronken te Leuven als student; 3. Johanna Maria Tak, overl. te Antwerpen 8 Februari 1838 als bruid. Bij testamentaire beschikking bemaakte zij twee dagen vóór 12 Generatie IV. a. haar dood aan de familie van haar neef govert augustijn frs. 70.000 en aan de armbesturen te Bergen o. Z. en Steenbergen hare vaste goederen in Noord-Brabant. Tot erfgenaam benoemde zij zekeren van campen, handelaar in effecten te Antwerpen. De Roomsche linie der familie stierf hiermede uit. Vervolgen wij thans de kinderen van de stamouders Anthony Tak en Dingena Nuijens. Generatie II. 4. Pieter Tak, geb. Leur in ') 1698. Hij blijft de stamhouder der familie en volgt hieronder blz. 12/3. 5. Hendrik Jacobus Tak, geb. Leur in 1703, overl. aldaar 4 Juni 1782. Hij was bierbrouwer te Leur, waar hij 4 Januari 1739 huwde met Anthonia van Opstall, geb. Rozendaal in 1712, overl. 19 September 1786. Hunne 6 kinderen, allen geboren te Leur, zijn: Generatie iii. c 1. DlNGENA Tak, geb. 6 Nov. 1739, ongehuwd overleden aldaar 22 Juli 1806; 2. goverdina TAK, geb. 20 Juli 1741, jong overleden; 3. antonia Tak, geb. 12 Sept. 1742, ongehuwd overleden 7 Maart 1806; 4. goverdina Tak, geb. 27 Febr. 1744, jong overleden; 5. govert TAK, geb. 30 Aug. 1745, ongehuwd overleden 15 April 1823, bierbrouwer bij zijn vader; 6. Dl na Maria Tak, geb. 9 Juli 1747, overl 18 Octo- ber 1821, huwde Jacobus Benjamin van Breda, geb. te Etten 11 Nov. 1750, burgemeester van Oudenbosch, uit welk huwelijk familiën van Breda, van Breda Beausar, Schultze, van Aalst en de Bas. De linie Hendrik Jacobus Tak stierf derhalve in mannelijke lijn uit met zijn zoon govert. I Generatie II. Keeren wij thans weer terug tot Pieter Tak, hiervóór sub 4 genoemd, de eigenlijke voortzetter van zijn geslacht. Evenals zijn jongere broeder hendrik jacobus Tak en zijn *) Gedoopt 23 September 1696, zie blz. 80. 13 Generatie II. zwager francois van RlEL was hij bierbrouwer van beroep. Hij vestigde zich in het nabij Leur gelegen dorp Hoeven, waar hij 12 Juni 1753 overleed en in de kerk werd begraven. In 1720 huwde hij Maria (ook Maaijken) Faassen van 't Geloof, geb. op het gehucht „het Slagveld" onder Etten 28 Januari 1701, overl. te Aardenburg 27 Februari 1760, dochter van SERVAAS GOVERTSE VAN 'T GELOOF en NEELTJE ANTHONETTA BERK. Uit hun huwelijk werden te Hoeven 6 kinderen geboren en ook aldaar gedoopt, namelijk: Generatie iii. b. I. ANTHONY TAK PlETERSZ., gedoopt IO Augustus 1721 (getuigen: zijne grootouders ANTHONY TAK en DlNGENA NUIJENS), overl. te Aardenburg 6 Maart 1776 en aldaar in de kerk begraven. De familie Tak is hem dank verschuldigd voor het aanleggen eener geslachtslijst, later door den jongsten zoon (ANTHONY MARTINUS) van zijn broeder SERVAAS (gen. III. b. sub 3) overgeschreven en vervolgd. Uit deze documenten, met groote nauwkeurigheid bijgehouden en van korte kantteekeningen voorzien, is veel, van wat hier over de eerste generatiën is vastgelegd, geput. Anthony Tak vestigde zich bij zijn huwelijk te Aardenburg, waar hij bierbrouwer en wijnkooper was. Den 20 Juni 1753 trouwde hij te Tholen PlETERNELLA BRUIJS (ondertrouw gedaan te St. Annaland 28 Mei 1753), geb. Tholen 20 November 1726, overl. 1 Januari 1795, dochter van PlETER BRUIJS en CORNELIA STRIJDT. Uit dit huwelijk werden te Aardenburg 7 kinderen geboren, van welke 5 zoons, die echter alle ongetrouwd overleden, zoodat ook deze staak in mannelijke lijn uitstierf. Hunne kinderen waren: Generatie IV. b. i. PlETER TAK, geb. 13 Maart 1754, overleden Aardenburg 30 Mei 1754; 2. Maria Cornelia Tak, geb. 15 September 1755, overl. te Middelburg 26 December 1830, gehuwd geweest met PlETER van der Velden, overl. aldaar 9 Maart 1808. Generatie IV. b. Uit dit huwelijk drie kinderen, van welke familiën van der Velden en Jekellng stammen. 3. PlETER Tak, geb. 17 October 1757, makelaar in effecten te Aardenburg, en aldaar ongehuwd overleden den 4. CoRNELlA Maria Tak, geb. 27 December 1760, overl. Aardenburg 7 Juni 1761. 5. Anthony Tak. geb. 10 Maart 1762, ongehuwd overleden te Aardenburg 12 Augustus 1788. 6. Jacob Tak, geb. 8 Augustus 1763, overleden te Aardenburg 3 September 1763. 7. Abraham Tak; geb. 15 September 1767, overleden te Aardenburg 2 November 1767. Vervolgen wij thans weer de kinderen van Pieter Tak en Maria Faassen van 't Geloof, (gener. III. b. blz. 12/3): Generatie III. b. 2. DlNGENA TAK, geb. 16 November 1724 (ged. 19 Nov. d. a. v.), overl. te Oudenbosch 10 Augustus 1757, huwde 1751 cornelis back, geb. te Oudenbosch, uit welk huwelijk twee kinderen, van wie eene familie Back stamt. 3. Servaas Tak, die het geslacht voortzet, volgt hieronder gener. III. bb. 4. Cornelia Tak, ged. 11 Maart 1730, overl. te Middelburg 15 Juni 1802, huwde 26 Juni 1769 Martinus Bruijn hogerzeijl, geb. aan boord van een walvischvaarder in 1728, overl. te Middelburg 1 Februari 1790, koopvaardij-kapitein op de kust van Guinea en op West-Indië. Uit dit huwelijk een meisje dat ongedoopt overleed. Volgens eene acte van transport van 12 September 1780 kocht hij „publicq en met den stokke" het huis „Hoopt op Rust", gelegen te Middelburg in den Karelsgang onder gem. Stads Ambagten. 5. maria Tak, geb. 20 December 1732, ged. 1 Jan. 1733, ongehuwd overleden te Hoeven 16 Februari 1806, waar zij huishoudster was bij Ds. Pijzel. 6. Heijltje Tak, geb. 14 Oct. (ged. 23 October) 1735, 15 Generatie III. b. overleden te Middelburg 10 April 1784, huwde 19 Mei 1760 Cornelis Visser, geb. te Goes. Uit dit huwelijk eene dochter, van wie familiën flippo en de Jonge stammen. Generatie lil. bb. Servaas Tak, hierboven sub 3 genoemd, stamhouder van zijn geslacht, wérd te Hoeven geboren en, evenals zijne broeders en zusters, aldaar Protestantsch gedoopt, achtereenvolgens op 10 en 16 Nov. 1727 (doopgetuigen jacobus van den broeck en janneken Faassen van 't Geloof), overl. Middelburg 29 Maart 1807. Hij verwisselde de vaderlijke brouwersriek voor ganzepen en plak en werd schoolmeester. Hoe en waar hij zich voor dit ambt bekwaamde, is mij niet gebleken. Alleen vinden wij in de resolutie van den Raad van State van 13 Maart 1759 vermeld, dat een verzoekschrift is ingekomen van Servaas Tak, om begunstigd te worden met de door. het overlijden van Joh. Rombouts opengevallen schoolmeestersplaats „te St. Baafs onder Eede", aan welk ambt tevens het voorzangers-, kosters- en klokluidersschap verbonden was. De Raad besloot, requestrant ten overstaan van een paar gecomteerden uit zijn midden te doen examineeren door den predikant van Staveren, ten einde zich omtrent zijne bekwaamheden te doen voorlichten. Men mag derhalve aannemen, dat het onderzoek en de benoeming een ernstig karakter droegen, en het ambt niet lichtvaardig aan een gunsteling werd vergeven, zooals in den ouden tijd maar al te veel geschiedde. De candidaat werd voldoende bekwaam bevonden en bij 's Raads resolutie van 19 Maart 1759, „gelezen de attestatie van Ds. van Staveren", werd besloten, „hem (Tak) tot het verzochte ambt te benoemen". Was hij, tengevolge hiervan, te Eede reeds een man van eenig aanzien geworden, dit werd nog ten zeerste versterkt door zijne benoeming tot „Hoofdman" aldaar, alsmede tot „Schepen in 't Collegie van Middelburg (Vlaanderen)." i6 Generatie Hl. bb. Tot recht begrip van een en ander stippen wij hieraan, dat het opzicht over de bijzondere kerspels en over de daarin gelegen dorpen in Westelijk Staats-Vlaanderen was toevertrouwd aan zoogenaamde „Hoofdmannen" die door „Het College 's Lands van den Vrije te Sluis" werden aangesteld. Deze Hoofdmannen voerden in hun kerspels en dorpen de burgerlijke regeering en droegen met name zorg voor de handhaving van orde en rust; zij hoorden de klachten aan, welke door de ingezetenen vóór hen werden gebracht, en legden, zoo mogelijk, de onderlinge geschillen van deze laatsten bij. De gerechtsdienaars of „Schutters" stonden hun daarbij ten dienste. Zelfs oefenden de Hoofdmannen nog een soort lijfstraffelijke rechtspraak uit. Lastige dronkaards, dienstboden die tegen hun meesters of meesteressen opstonden en dergelijke overtreders der goede orde deden zij in den zoogenaamden „blok" sluiten. Deze „blok" was een hoogst ongeriefelijke zitplaats, waarbij de beenen der delinquenten door gaten in een plank werden gestoken en daaraan bevestigd; de schuldigen werden aldus ten aanschouwe hunner mede-ingezetenen voor korteren of langeren tijd ten toon gesteld. De Hoofdman beschikte derhalve in zijne omgeving over geen geringe mate van macht, en vereenigde in zijn persoon verschillende bevoegdheden van een burgemeester, een vrederechter, en een schout. Ook de waardigheid van „Schepen in het Collegie van Middelburg" (Vlaanderen) vereischt eenige toelichting. Immers schijnt het zonderling, dat een inwoner en magistraat van de Republiek der Vereenigde Nederlanden een ambt kon bekleeden in een vreemd land, de Oostenrijksche Nederlanden. Het Graafschap (niet de stad) Middelburg lag namelijk ten deele op Oostenrijkschen, ten deele op Staatschen bodem en omvatte op laatstgenoemd gebied een deel van St. Kruis, Hulle en Eede. 17 GeneratieIII.bb. De regeering van dit Graafschap bestond uit een baljuw, een burgemeester, acht schepenen en een secretaris, allen door den Graaf benoemd. Zes schepenen waren van den Roomschen godsdienst en twee van den Hervormden, welke laatsten dat deel van het Graafschap vertegenwoordigden, hetwelk op Nederlandsch gebied lag. Van de vonnissen door dit College in burgerlijke gedingen gewezen, viel appèl op het College van den Vrije te Brugge of wel van den Vrije te Sluis, al naar gelang de zaak op Oostenrijksch of Nederlandsch gebied aanhangig was. Wij zien uit dit alles dat ook de magistratuur servaas Tak niet vreemd was, en als wij dan nog in aanmerking nemen, dat hij naast de uitoefening zijner verschillende ambten handel dreef (waarin is mij onbekend), dan zal moeten worden erkend, idat hij een man van veelzijdigen arbeid was, in zijn omgeving daarenboven een persoon van grooten invloed. Hij huwde te Eede 27 Mei 1760 Anna Catharina van Herckhuijzen, geb. te Steenbergen 16 Februari 1735, overl. te Aardenburg 4 Juni 1804 .(in de kerk aldaar begraven in het graf der familie de hasert), dochter van roetert van herckhuijzen, provoost te Steenbergen, en Apollonia de Hasert (van Aardenburg). Uit hun huwelijk werden te Eede zeven kinderen geboren, te weten: GeneratieIV.bb. i. PlETER ROETERT Tak, geboren 21 Juli 1761, overleden 28 Maart 1766. 2. cornelis Tak, geboren 12 Augustus 1763, overleden 30 October 1763. 3. apollonia TAK, geboren 1 Maart 1765, overleden 30 Maart 1766. 4. Maria Tak, geb. 18 Maart 1766, „op een Dingsdag morgen om 7 uuren", overl. te Zierikzee 7 Januari 1844. Zij huwde te Aardenburg 1 Augustus 1803 Ds. frederik van ruijven, geb. Arnhem 16 Mei 1761, overleden te Hoofdplaat 15 Februari 1823, predikant te St. Kruis, West-Souburg i8 GeneratieIV. bb. en Hoofdplaat, zoon van antonie van RuiJVEN en Jenneke Crisman. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren, een zoon, die jong overleed, en een dochter van wie eene (thans uitgestorven) tak der familie CALAND stamt. 5- Pieter Roetert Tak, geb. 6 Februari 1768 „Opeen Saturdagmorgen om 3 uur" (Doopget. ANTHONY Tak, peter). Hij volgt onder afdeeling A, gen. IV. bb., en is de stamvader der oudere linie (blz. 20). 6. Anthony Martinus Tak, geb. 19 Juni 1770 „Op een Dingsdagavond om 10 uuren". Hij volgt onder afdeeling B, gen. IV. bb., en is stamvader de jongere linie, thans Dumon Tak (blz. 57). 7. Jacobus Tak, geb Sept. 1773, overl. 17 Augustus 1775. Wij zullen nu eerst de oudste linie der familie, stammend van Pieter Roetert, het vijfde kind van Servaas Tak, geheel behandelen, tot in de jongste generatiën, en daarna op dezelfde wijze de jongere linie, stammend van Anthony Martinus. OVERZICHT VAN DE MANNELIJKE LEDEN VAN DE FAMILIE IN DE OUDERE LINIE (PIETER ROETERT). Gen. VIII. Gen. VII. Gen. VI. Gen. V. Gen. IV. Gen. III. Servaas Tak huwt Anna Catharina v. Herckhuijzen Pieter Roetert Tak Anthony Martinus Tak huwt huwt Dina Antoinetta Verme(i)re Leintje Adriana Dingemans l Jongere linie, 17 kinderen, waarvan 10 zoons later Dumon Tak Servaas Tak Elias Tak Ds. Adriaan Tak Elias Elias Jacobus Jac. Anth. Elias Tak Pieter Pieter Aarnout f ongeh. X Tak Tak Tak Tak X Tak Tak Tak E. Tak (D.G.) J. M. Pous f ongeh. T ongeh. f ongeh. f ongeh. J. C. Fak Brouwer j- ongeh. f ongeh. -j- ongeh. Mr. Pieter Roetert Tak Ez. Jac. Anth. Roetert Tak Pieter Roetert Tak Sz. Mr. J. P. R. Tak v. Poortvliet x X x M. H. v. Uije C. J. Velsen S. C. Was C. L. van Oordt Geene kinderen Servaas Tak Jan Tak I , Elise Joh. Chr. Tak ^ Mr. Adr. Tak v. Poortvliet v ongeh. x <"> M. W. v. P. C. Labrijn _ _ M. Francken Vollenhoven . Geene kinderen Eveline Victoria Tak v. Poortvliet . AFDEELING A. OUDERE LINIE (PIETER ROETERT). I GeneratieIV.bb. Pieter Roetert Tak, zooals we hiervoor zagen, op 6 Februari 1768 te Eede geboren, verdient onze bijzondere belangstelling, omdat hij zijn geslacht krachtig omhoog heeft gestuwd op den maatschappelijken ladder — hij heeft het tot rijkdom en aanzien gebracht. Van zijn eerste jeugd weten wij weinig stelligs. Dat zijn vader hem en zijn jongeren broeder Anthony Martinus een zorgvuldige opvoeding en degelijk onderwijs zal hebben gegeven, moet van zulk een ontwikkeld man worden aangenomen. Vol jens Nagtglas J) zou PlETER ROETERT reeds vroeg door scherpzinnigheid en een helder oordeel hebben uitgemunt, en op twintigjarigen leeftijd naar Zeeland's hoofdstad zijn getrokken, om zich daar in den handel te bekwamen. Aanvankelijk zou hij er met zijn jongeren broeder samen een zaak in Vlaamsch linnen, garen en band hebben gedreven. In een door dien broeder (Anthony Martinus) eigenhandig geschreven geslachtslijst der familie, in welke hij een beschrijving geeft van zijn eigen loopbaan, wordt evenwel met geen woord van dezen handel gerept. Het is mij niet bekend, op welke gegevens deze mededeelingen van den kenner bij uitnemendheid van Zeeland's familiegeschiedenis steunen. Het eerste, dat ik omtrent PlETER ROETERT gevonden heb, is zijn bewijs van Poorterschap van 4 Juli 1793, waarin Burgemeesteren en Schepenen der Stad Middelburg verklaren, dat ') Nagtglas, deel ii blz. 739. PIETER ROETERT TAK. (1768-1857) 21 Generatie iv.w. „de Perzoon van PlETER ROETERT TAK, geboortig van d'Eede in Staats Vlaanderen" na het doen van den gebruikelijken eed tot „Burger en Poorter dezer Stad" werd aangenomen. Hij was toen dus 25 jaar oud. Een halfjaar later, op den ien Januari 1794, wordt hij deelgenoot in de zaak van P. DE LlGNY, die in de Langeviele te Middelburg een bloeienden handel (grossierderij en gesloten winkel) in laken en linnen dreef. De oudste vennoot zond naar aanleiding hiervan eene gedrukte circulaire aan zijne afnemers van den volgenden inhoud : „Hebbe d'eer UEd. hiermede te berichten, dat P. R. Tak bij „mij in mijne Negotie is toegetreden. De Affaires bevoorens „onder mijn Naam gedaan, zullen van nu voortaan onder de „firma van de Ligny & Comp. continuéeren, gelijk als ook alle „nog openstaande Rekeningen onder deeze firma zullen worden „geliquideerd. Ben UEd. zeer verpligt voor het vertrouwen en „de vriendschap waarmede UEd. mij hebben vereerd, en vertrouwe, daarmede wel zullen gelieven te continuéeren. „Verzoeke van onderstaande Handteekeningen nota te nemen, „en te gelooven dat ik onder toewensing der keuze van 's Hemels „zegeningen in dit Nieuwbegonnen Jaar, de eer hebbe van met „achting te zijn UEd. Dw. Dienaar P. de Ligny. „P. de Ligny „zal onderteekenen (volgt handteekening). „P. R. Tak „zal onderteekenen (volgt handteekening)." Hiermede werd de grondslag gelegd voor het groote fortuin dat Pieter Roetert voor zich en zijne nazaten zou bijeengaren. TAK bleek koopman in hart en nieren, met een scherpen blik op zaken, in het bezit van wat men „flair" noemt. Onvermoeid arbeidde hij; om vier uur in den morgen kon men hem aan zijn lessenaar vinden en 's avonds laat vond men 22 GeneratielV. er hem nog — tenminste wanneer hij niet voor zaken op reis. was in binnen- of buitenland. Ook zijne vrouw, de sterke DlNA antoinetta, gaf hare krachten aan „de zaak", door het bijhouden der boeken, en later eveneens de zoons servaas, Pieter en elias. Waar zóó gearbeid werd, kon het succes niet uitblijven; gestadig groeide het vaderlijke vermogen. Toch had, in den moeilijken Franschen tijd ook Tak zijn tegenspoed gekend. Volgens zijn eigen zeggen tegen een zijner kleinzoons waren er oogenblikken geweest dat hij geen tien gulden in huis had: „Jongentje, jongentje, de menschen hadden eens moeten weten dat PlETER ROETERT toen onder nul is geweest, dan hadden ze hem zeker zooveel crediet niet gegeven!" Neen, de menschen wisten niet beter of Tak was, zelfs in zijn slechtste jaren, een gegoed en solied man en de achterdochtige Fransche douaniers, die zijne balen kwamen doorsnuffelen, speurend naar Engelsche goederen, dachten daarenboven dat hij wars was van smokkelarij. Doch de kleine, pokdalige man, nooit zonder zijn onmisbaar pijpje, zag de Fransche „broeders" niet zonder hartkloppingen binnenkomen; want achter het huis lag een groot magazijn, tot den nok gevuld met Engelsch laken en andere contrabande .. . Wanneer dan de „broeders" eindelijk verdwenen, de voordeur uit, de Langeviele in, ten einde elders hunne visitatiën te vervolgen, ademde PlETER ROETERT weer ruimer. In zijne slimme, grijsblauwe spleet-oogjes glunderde het even en hij zag zijn vrouw eens aan.... beiden wisten wel, wat daar juist aan hen voorbijgegaan wasl Napoleon I kon Continentaal-stelsels uitdenken — PlETER Roetert, van ander economisch inzicht, paste zijn privaat vrijhandels-stelsel toe en voer daar wel bij. Zijne immer aangroeiend handelsrelatiën dwongen hem, veel op reis te gaan, zoodat hij in het bijzonder de kaart van Zeeland terdege leerde kennen. Het kon niet anders of hij zag alom weinig voorspoed, 23 Generatie iv. daarentegen des te meer achteruitgang en verarming, óók bij vele vroeger welgestelden. De landprijzen waren schrikbarend gedaald, landerijen en hofsteden veelal met schuld bezwaard, handel en nering kwijnden. Wat lag nu meer voor de hand dan dat Tak, wanneer er een winstje als om belegging smeekte, niet ongenegen was, verarmde grondeigenaars tegen baar geld van hunne sterk in waarde gedaalde bezittingen af te helpen? Natuurlijk tegen den prijs van die dagen. Toen in 1813/4 ('n Zeeland het laatst) het Fransche bewind werd afgeschud en Oranje ingehaald, braken betere tijden aan. Het Continentaalstelsel had afgedaan (en daarmede het stelselTak); handel en scheepvaart, nijverheid en landbouw herleefden, welvaart groeide weer in het voormalige „Departement der Scheldemonden." En de landprijzen stegen, stegen en de pachten naar verhouding en de slimme Tak, die zoo menigen Zeeuw in den Franschen tijd van zijn onroerende goederen had afgeholpen (zaken zijn nu eenmaal zaken), werd met den dag rijker en ten slotte de grootste grondeigenaar van Zeeland. Ik zeide u dat hij „flair" had Hebben voorspoedige menschen in gewone tijden hunne benijders, iemand als tak, die goed de teekenen van zijn bewogen tijd had verstaan, ondervond als vanzelf geen vriendelijk oordeel van de verarmde familiën, welke hem in hunne zwaarste jaren hun land hadden afgestaan Intusschen ging hij rustig zijns weegs, in den handel oververdiende kapitalen op oud-Zeeuwsche wijze in landerijen beleggend, de bedijking van nieuwe polders steunend. Onder de door hem verworven goederen noemen wij met name de ambachtsheerlijkheid Poortvliet, in 1839 van de familie de Jonge te Tholen gekocht. Een beknopt overzicht der geschiedenis van deze heerlijkheid is te vinden in „Zelandia Illustrata" deel II, ie aflevering. Zij omvatte de polders Poortvliet en Malland, Baarsdijk, 24 GeneratieIV.