DENKBEELDEN BETREFFENDE DE AFSLUITING EN DROOGMAKING DER ZUIDERZEE DOOR K. DEN TEX c. i. MET EEN KAART. UTRECHT A. OOSTHOEK 1915 DENKBEELDEN BETREFFENDE DE AFSLUITING EN DROOGMAKING DER ZUIDERZEE DENKBEELDEN BETREFFENDE DE AFSLUITING EN DROOGMAKING DER ZUIDERZEE DOOR K. DEN TEX c. i. MET EEN KAART. UTRECHT A. OOSTHOEK 1915 INLEIDING. Sedert de Staatscommissie van 1892 inzake de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee haar verslag uitbracht, heeft de techniek zich zoodanig ontwikkeld, dat van een ongewijzigde uitvoering der plannen van 1894 geen sprake zal zijn. Wanneer bepaald moet worden hoe die werken thans zijn uit te voeren, dan is vooral de ontwikkeling van den bouw der baggerwerktuigen van invloed. De groote baggerwerktuigen, die tegenwoordig gebouwd worden, geven tweeërlei voordeel. In korten tijd kunnen op één punt groote hoeveelheden gebaggerden grond aangevoerd worden. De geringe prijs per eenheid van het grondverzet maakt een bouwwijze der dijken geldelijk voordeelig die in vroeger tijden te kostbaar zou zijn geweest. In het weekblad „De Ingenieur" !) is door mij vóór eenigen tijd in het kort aangegeven hoe, met gebruikmaking van deze hoedanigheden der baggerwerktuigen, naar mijne meening de werken in de Zuiderzee, en in het bijzonder de afsluitdijk, zijn te maken. Daarop is van de hand van den heer V. J. P. de Blocq van Kuffeler c. i. een stukje ^ verschenen, waarin deze zich kantte tegen de door mij uitgesproken denkbeelden. Ik kon daarop aantoonen 8), dat de door hem ingebrachte 1) De Ingenieur Nr. van 2) » h 43 „ 24 October 1914. » » ti 45 „ 7 November „ 6 bezwaren op misvatting zijnerzijds berustten. Mijn bestrijder voerde ook in zijn repliek ') geen afdoend bezwaar tegen mijn voorstellen aan. Ofschoon dit een negatief resultaat is, acht ik het niet zonder waarde, ook in aanmerking genomen, dat 'mijn bestrijder een der leden is van de commissie die in 1913 door den Minister van Waterstaat is benoemd om de begrooting van de Staatscommissie te toetsen aan de tegenwoordige arbeidsloonen, materiaalprijzen en werkwijzen. In hoofdzaak richtte zich de heer de Blocq van Kuffeler tegen den door mij geschatten eenheidsprijs voor het grondverzet, namelijk f 0.10 per M:t. Doch niet door te zeggen dat deze te laag is, of hoe hoog hij naar zijn meening moest zijn. Slechts zijdelings werd twijfel omtrent de juistheid van dien eenheidsprijs uitgesproken. Nu had ik dien prijs geschat op grond van in Nederland van verschillende zijden welwillend mij verstrekte inlichtingen. Inmiddels is in het Zentralblatt der Bauverwaltung, het officiëele Duitsche regeeringsblad, van de hand van een regeeringsambtenaar, den Regierungsbauführer Schroeder te Duisburg, een artikel verschenen, dat mijn raming eer te hoog, dan te laag doet voorkomen. Op grond van de ondervinding door het Hafenbauamt te Swinemünde gedurende een reeks van jaren bij het werken met emmerbaggermolens opgedaan, deelt de heer Schroeder het volgende mede. In een tijdsverloop van 70 jaren is het vermogen der baggermolens 50-maal grooter, en de diepte tot welke gebaggerd wordt 5-maal grooter geworden, doch is de eenheidsprijs tot één zesdedeel van zijn waarde verminderd, niettegenstaande de gebaggerde grond over grooteren afstand wordt weggevoerd. 1) De Ingenieur Nr. 48 van 28 November 1914. 2) Zentralblatt der Bauverwaltung 1914, Nr. 79. 7 De prijs enkel van het baggeren, exclusief vervoer van den grond, rente en afschrijving van het materieel, bedraagt 0,06 Mark of circa 3'/» cent per M'., wanneer de baggermolen, die een vermogen heeft van + 260 M*. per uur, in één jaar 600,000 M3. baggert. Hoeveel de prijs zal zijn voor het baggerwerk in de Zuiderzee, uitgevoerd door grondzuigers, die per jaar tienmaal meer kunnen verzetten dan de Duitsche baggermolens, en die den grond vervoeren op de gemakkelijkste wijze, door hem, met water vermengd, weg te spuiten, is slechts te gissen. Mij komt een prijs van f 0.06 per M*. voor het baggeren en vervoeren, met inbegrip van alle kosten, rente en afschrijving van het materiëel, een redelijke raming voor. Daar echter de aanvankelijk door mij geraamde prijs van f 0.10 per M'. laag genoeg is om bij uitvoering der grondwerken volgens mijn denkbeelden een groot geldelijk voordeel te doen verwachten, heb ik dezen eenheidsprijs ook verder hier aangehouden. DE UITWATERINGSSLUIZEN. Omtrent de plaats, waar deze sluizen gebouwd moeten worden, bestaat geen eenstemmigheid. De Staatscommissie nam, op voorbeeld der Zuiderzeevereeniging, aan, dat zij in den droge, op den Noordoosthoek van Wieringen, gebouwd moesten worden. Dit vereischt echter groote kosten voor onteigening en voor het graven van het uitwateringskanaal dwars door het eiland. In de gewapend-beton-commissie oordeelde de groote meerderheid dat de sluizen buiten Wieringen moeten gebouwd worden, zonder aan te geven hoe dit moet uitgevoerd worden. 8 Verder bestaat nog meeningsverschil of deze sluizen op één punt bij elkaar gebouwd, of wel over verschillende punten verdeeld moeten worden. Dit laatste heeft het voordeel, dat de gelegenheid tot spuien niet meer afhankelijk zal zijn van de waterstanden binnen- en buitendijks op één punt van den dijk, doch dat meerdere punten gekozen kunnen worden die met betrekking tot opwaaiing van het water zoo verschillend mogelijk gelegen zijn. Naar mij voorkomt zou een uitwateringssluis, met groot vermogen, gemaakt moeten worden in een der geulen ten Oosten van Wieringen. En nog eene, met kleiner vermogen, nabij Zurig aan de Friesche kust. Door het leggen van een zanddam langs de kust over de Makkumer waard, kan een ruim spuikanaal, tevens scheepvaartkanaal, ter vervanging van een gedeelte der ontworpen binnendijksche vaart, gemaakt worden. Voor het bouwen der uitwateringssluizen kan de werkwijze gevolgd worden die veelvuldig wordt toegepast bij het maken van havendammen en kaaimuren. Van gewapend beton worden in geschikte havens caissons gebouwd. Deze worden drijvend naar de plaats van opstelling gevoerd en dan bezwaard, zoodat een vaste stand verzekerd is. Indien gezorgd wordt, dat voor elke sluisopening het samenstel genoegzame stijfheid bezit dat de daarin aan te brengen bewegende deelen, zooals sluisdeuren en schuiven, niet kunnen vastloopen door schranking van het bouwwerk, dan is deze wijze van uitvoering wegens doelmatigheid en geringe kosten volkomen aanbevelenswaard. AFSLUITING VAN DE ZUIDERZEE. De plannen der Zuiderzee-Vereeniging voor het maken van den afsluitdijk werden in hoofdzaak door de Staats- 9 commissie onderschreven. Zij bestonden uit twee deelen. Ten eerste het maken van gedeelten dijk, uitgaande van de kusten en van het te vormen eiland nabij het midden van den dijk, op het Breezand. Deze zouden ineens tot de volle hoogte, door verlenging, door vooruitbouwen in zee, gelegd worden. En ten tweede het dichten der dan. overblijvende, zoogenaamde sluitgaten door ophooging van den dijk, vanaf den bodem omhoog werkend. Verschil in opvatting bestaat tusschen de rapporten van beide. lichamen ten opzichte van het laatste deel en wel op het punt hoe het werk over de verschillende jaren, die ervoor noodig werden geacht, zou zijn te verdeelen. De vereeniging, meer consequent, wilde den opbouw van den door haar ontworpen rijzen dam laagsgewijs.uitvoeren over de geheele wijdte van het sluitgat. De commissie achtte het beter in elk jaar het onder handen genomen vak aftewerken tot boven water. Hiermede geeft zij echter het beginsel, dat in water met belangrijke getijbeweging een dam gelijkmatig omhoog gewerkt moet worden, weder prijs. In de vakken waar de dam in het laatste jaar der uitvoering aangelegd zou worden, dus in de eigenlijke sluitgaten, zou de stroom zeer groote kracht verkrijgen, daar de wijdte dier gaten gering is vergeleken met de wijdte van de af te sluiten opening vóór den aanvang van het werk. Kostbare voorzieningen worden daardoor noodig, om den zeebodem tegen uitschuring te verdedigen. Aan het door Sanders opgeworpen denkbeeld, om de afsluiting door gebruikmaking van het materiaal gewapend beton tot stand te brengen is de benoeming eener commissie door de Zuiderzee-Vereeniging, te danken. Deze commissie, de z.g. gewapend-beton-commissie, deed in haar zeer belangrijk verslag duidelijk uitkomen hoe groot de gevaren zijn die het werk, uitgevoerd volgens de plannen van Zuiderzee-Vereeniging en Staatscommissie, bedreigen. 10 Zij beschreef het leggen van den spoorwegdam lang 1000 M. door het Sloe, dat als voorbeeld heeft gediend voor laatstbedoelde plannen, aldus: „In afwijking van de vroeger gebruikelijke en soms in dezen tijd nog gevolgde wijze van werken met twee rijzen dammen tot laagwater en eene daartusschen aangebrachte aardkist met schorgrond, tot vorming van een vast fondement, werd slechts één rijzen dam opgezonken, geplaatst in het Noordelijk gedeelte van het profiel. De wijze van afdamming was in het bestek in hoofdtrekken voorgeschreven en werd bij de uitvoering geheel gevolgd: eerst den steilen onderzeeschen oever van Walcheren over voldoende lengte verdedigen; dan den bodem van het vaarwater tegen verdieping vrijwaren; vervolgens op den oever boven laagwater een aardedam en op de bezinkingen een rijzen afsluitdam maken, over welks watervrije kruin gespoord kon worden; eindelijk deze afsluiting uitbreiden tot het voor den spoorwegdam vereischte profiel. Nadat in Maart 1871 de onderzeesche oever aan de zijde van Walcheren over 375 M. lengte met zinkstukken was bekleed werd 11 April het eerste stuk van de bodembezinking in het vaarwater gezonken en reeds 14 Juni kwam de kruin van den daarop gezonken rijzen dam over de geheele lengte boven water. De grondbezinking werd vrij breed aangelegd, op het diepst 82 M., en de rijzen dam opgezonken van de oevers naar het midden en van beneden naar boven, onder steile beloopen (nauwelijks 1 op 1) opgaande tot eene kruinsbreedte van 17.50 M. noodig geacht voor het opwerken van de sluitkade met hulpspoor. Het Noordelijk beloop van den rijzen dam is met zand aangestort, verdedigd door bestorte zinkstukken, vormende een 11 helling van ongeveer 5 op 1. De sluitkade op den rijzen dam kwam omstreeks half Juli gereed, in aansluiting met eene inmiddels gelegde grondkade aan den ZuidBeverlandschen oever en daarmede eene doorgaande waterkeering vormende tegen zomerstormvloeden. Met spoor- en baggergrond is het dijkslichaam achter de afsluiting verder opgewerkt, waarbij de voet aan de zuidzijde gedeeltelijk is gesteund door een lagen rijzen dam (2 a 3 M. hoog) en het beloop onder water, geleidelijk volgende met de grondvulling, is bekleed met bestorte zinkstukken, vormende een helling van 5 op 1. Op 1 December werd de laatste trein met grond gelost en reeds 21 December, ruim 7 maanden vóór den bepaalden tijd, het geheele werk opgeleverd, opgenomen en goedgekeurd, ondanks mislukking van enkele zinkstukken en eenigen tegenspoed wegens de reeds bovenvermelde grondafschuivingen. In het boekje van P. J. Neijt wordt aan het slot gezegd dat deze voorspoedige uitvoering is te danken aan: de zeer gunstige ligging van de plaatsen der aardhaling; de welgekozen voorschriften der uitvoering; de voortvarendheid van den aannemer, die geen kosten ontzag om spoedig klaar te komen, daartoe aangespoord door de uitgeloofde premie van f 10.000 voor elke maand dat hij het werk vroeger dan den bepaalden tijd opleverde; de gunstige weersgesteldheid; en de fortuin. Gunstige omstandigheden en geluk hebben hier alzoo gediend voor het welslagen van het werk in korten tijd." En verder: „Het welslagen bij deze wijze van werken hangt 12 voornamelijk af van eene snelle uitvoering, waartoe veel materiëel voor het grondwerk en het beschikken over de noodige rijsmaterialen en steen worden vereischt. Kan in de behoefte aan materieël voor het grondwerk worden voorzien, voor de benoodigde rijsmaterialen daarentegen is men afhankelijk van de in elk jaar te bekomen hoeveelheid, welke niet onbeperkt is. Waar deze omstandigheid reeds van invloed zou kunnen zijn op den tijd van uitvoering van den dijk door het Amsteldiep, zal zij het temeer worden voor den duur van het groote dijkwerk Wieringen—Piaam. Al neemt men met de Staatscommissie aan dat alle soort rijshout voor de rijzen dammen kan worden toegelaten en dat zoodoende de noodige hoeveelheid rijshout wel in 8 jaren zal zijn te verkrijgen (blz. 9 van het verslag) dan is daarmede nog niet gezegd dat de uitvoering, voor zoover de rijswerken betreft, ook in 8 jaren kan geschieden. Het is meer de vraag of de benoodigde hoeveelheid rijsmaterialen telkens zal zijn te verkrijgen voor het gedeelte werk, dat in elk werkseizoen gewenscht en noodig is tot stand te brengen, teneinde minder risico te beloopen. Daarom is het gewenscht bedacht te zijn op middelen tot beperking van het gebruik van- rijsmaterialen, waartoe een rijkelijke zandstorting bij het opwerken van de rijzen dammen in aanmerking komt, terwijl voorts wellicht eene beteekenende besparing mogelijk is door den bodem in de diepe geulen vooraf met eene grondstorting en daarop aantebrengen grondbezinking optehoogen, zoodanig dat het profiel van den rijzen dam aldaar belangrijk worde verminderd. In hoeverre het laatste is te bereiken zal proefondervindelijk moeten blijken, zoodat daarvan bezwaarlijk vooraf eene raming is te maken. Wij meenen evenwel dat de benoodigde 13 hoeveelheid rijsmaterialen toch altijd aanzienlijkende vordering van het werk in elk jaar daarvan afhankelijk zal blijven." De gewapend-beton-commissie achtte daarom gebruik van gewapend beton tot het maken van de afsluiting gewenscht. Echter niet in den door Sanders voorgestelden, doch in een anderen vorm. Belangrijke besparing in tijd, niet in kosten, verwachtte zij van deze toepassing. Dit was het oordeel van de meerderheid in de commissie, eene minderheid vereenigde zich niet met de door de commissie voorgeslagen werkwijze. De ondervinding opgedaan met den dam door het Sloe is leerrijk. En niet alleen die, 'opgedaan bij het maken, is van gewicht voor den ontwerper van den afsluitdijk in de Zuiderzee. Van belang is ook hoe het werk zich op den duur gehouden heeft. De sterke verdedigingsmiddelen, de steenbezettingen en palenrijen van den Sloedam hebben sedert den aanleg geen beschadiging door het water ondervonden. Het eenige onderhoudswerk dat daaraan moest verricht worden, is noodig geweest doordat palen verrot zijn en de aangrenzende steenen daardoor uit hun verband zakten. Wanneer men dit werk bezoekt dan is het ook opvallend dien sterken dam te zien liggen tusschen de aangrenzende betrekkelijk zwakke dijken. De dam ligt, aan beide zijden, in een dooden hoek. Toen eenmaal de afsluiting van het water geschied was behoefde de dam volstrekt niet zoo sterk te zijn als hij, in verband met de wijze waarop hij tot stand kwam, gemaakt moest worden. Ook de afsluitdijk in de Zuiderzee zal een weinig blootgestelde ligging hebben. Naar mijn meening is de afsluiting van de Zuiderzee op de volgende wijze te verkrijgen. 14 Onderwijl de sluizen geplaatst worden kunnen de geulen in den Zuiderzeebodem, ter plaatse waar de dam moet komen, aangevuld worden tot een diepte van b.v. 4 M. onder water. Daardoor zal de stroom der getijen zich meer gelijkmatig over de geheele wijdte van de te dichten opening verdeelen. Is een en ander gereed dan is de tijd gekomen om de afsluiting uittevoeren. Dit kan geschieden door een zanddam, mits deze aan de oppervlakte tegen het wegspoelen van het zand wordt voorzien. Die zanddam moet over de geheele lengte gelijkmatig omhoog gewerkt worden. Daardoor wordt de kracht van den stroom, die door eb en vloed dwars over den dam heen en weer gedreven wordt, zooveel mogelijk beperkt. De snelheid van dezen stroom blijft op deze wijze binnen matige grenzen. Zooals nader aangetoond zal worden is het mogelijk de afsluiting in korten tijd uittevoeren. Een gunstig seizoen, waarin de kans op stormvloeden gering is, kan dan voor het werk worden gekozen. De snelheid van den stroom die thans op gewone dagen door de opening gaat is, blijkens de stroommetingen die door de ZuiderzeeVereeniging zijn verricht, gemiddeld nog geen 0.50 M. per secunde op de oogenblikken der sterkste getijbeweging. De diepte van het doorstroomingsprofiel is daarbij pl.m. 4 M. Naarmate de dam verrijst neemt de totale hoeveelheid water die eroverheen stroomt af, de snelheid van den stroom neemt daarentegen toe. Is de dam tot 2 M. beneden den waterspiegel opgehoogd, dan bedraagt volgens berekening, bij gewone omstandigheden, de gemiddelde stroomsnelheid in het profiel hoogstens 0.80 M. per secunde. Bij een hoogte van 1 M. beneden den spiegel wordt, op overeenkomstige wijze berekend, een snelheid van 1.30 M. per secunde en bij een hoogte van 0.50 M. beneden den spiegel een snelheid van 1.90 M. per secunde bereikt. 15 Dit zijn stroomsnelheden die volstrekt niet schrikbarend zijn. Niettemin zijn zij te groot dat de dam enkel uit zand, zonder verdediging, zou opgeworpen kunnen worden. Het overstroomende water zou den dam plaatselijk insnijden en, daar de kracht van den stroom vermeerdert naarmate de diepte der doorstrooming grooter wordt, zou weldra plaatselijk niet alleen het damlichaam weggespoeld zijn, doch zou een geul in den zeebodem zich gevormd hebben. Het is dus noodig het zand van den dam tegen wegspoelen te verdedigen. Dit zand zal niet ineens bij groote stukken weggevoerd, doch aan de oppervlakte deeltje voor deeltje door het water gegrepen en medegesleurd worden. Een laag van een stevige stof, zooals zaklinnen of jute, die het stroomende water afscheidt van het zand, is voldoende om het wegspoelen te beletten. Dit is bewezen door de ervaring. Menigmaal zijn reeds met zand gevulde zakken gebruikt tot het maken van dammen in stroomend water. En steeds met goeden uitslag. Het zand blijft in den zak. Alleen bij zeer sterken stroom wordt wel eens de zak met zand en al voortgedreven. Hoe grooter de met zand gevulde zak is, hoe'sterker de stroom zou moeten zijn om hem in beweging te brengen. Den dam door de Zuiderzee optewerpen van zulke zandzakken zou tijdroovend en kostbaar zijn. Het is ook alleen noodig een bekleeding te hebben aan de oppervlakte van den dam, welke met het stroomend water in aanraking komt. Daarom stel ik voor te werk te gaan als volgt. Ter plaatse van den te maken dam wordt een bekleeding op den zeebodem uitgespreid. Onder deze bekleeding wordt door krachtige baggerwerktuigen zand ingevoerd, waartoe op de plaats van invoering de bekleeding in het midden boven water wordt gehouden. Het zal niet mogelijk zijn de bekleeding te doen bestaan 16 enkel uit een laag jute, zooals bij de zandzakken het geval is. De groote afmetingen der bekleeding brengen hun bezwaren mede, die een andere samenstelling noodig maken. Bij een gewonen zak is de stof sterk genoeg om de spanning, die de vulling met zand veroorzaakt, te weerstaan. Bij groote zakken of bekleedingen zal zich die spanning kunnen vermeerderen, zoodat de zak weldra zal scheuren. Dit is echter te voorkomen door de stof te wapenen, ongeveer op dezelfde wijze als het omhulsel van een gewone luchtballon tegen scheuren is voorzien, namelijk door een net dat in dit geval van staal- of ijzerdraad kan gemaakt worden. Verder zullen onder een bekleeding van eenige afmeting, op de plaatsen waar de stof niet aangedrukt ligt op het zand, tusschen beide in zich kleine waterstroomen kunnen vormen, die het zandlichaam aantasten. Ook tegen dit bezwaar kan voorziening getroffen worden. En wel door de bekleeding te ballasten, zoodat zij door haar gewicht op den zanddam blijft aangedrukt. Aan de randen zal de bekleeding in ieder geval bezwaard moeten worden, om haar op haar plaats te houden, en het uitspoelen van het zand, van onder haar weg, te verhinderen. Dit laatste zou ook verhinderd kunnen worden door de bekleeding over den bodem, dus onder den zanddam, te laten doorloopen. Zij zou daardoor den vorm van een zak verkrijgen. Door proefnemingen zal moeten onderzocht worden welke samenstelling van de bekleeding de meest gewenschte is. Dat wel een samenstelling te vinden is die aan alle hier te stellen eischen voldoet ziet men in, wanneer men zich voorstelt zulk een bekleeding bestaande uit een ijzeren net, met in elke maas van het net een met zand gevulden zak, tot een dicht en hecht geheel vereenigd. Voor het inbrengen van het zand zal dan een inrichting 17 gemaakt moeten worden met sterke hijschwerktuigen, om de bekleeding in het midden boven water te trekken. Het zand voor het ballasten der bekleeding en voor het maken van den dam onder deze kan in de onmiddellijke nabijheid aan den zeebodem ontleend worden. Men kan de bekleeding ook maken van andere materialen en samenstelling. Bijvoorbeeld zouden zinkstukken, op de gewone wijze uit rijshout samengesteld en met steen bezwaard, gebruikt kunnen worden. Dan moet slechts gezorgd worden dat men de zinkstukken, die in twee rijen naast elkaar te leggen zijn, aan de naar elkander gekeerde zijden kan opbeuren, om er het zand tusschen en onder te brengen. Mij komt jute, met staaldraad gewapend, het meest geschikte materiaal voor, omdat het voor het doel sterk genoeg is, en daarbij goedkoop en gemakkelijk aantevoeren, te hanteeren en te ballasten is. Zonder te willen zeggen dat het werk juist zóó ingericht moet worden, doch meer om de gedachten te bepalen geef ik hieronder een beschrijving van de uitvoering der afsluiting die gevolgd kan worden. De jute, of andere geschikte stof, wordt tot groote stukken aaneengenaaid en bevestigd aan het net van ijzer of staaldraad. Deze stukken, van honderden meters lengte, worden gebracht naar de drijvende inrichting, waar de bekleeding op den zeebodem wordt neergelegd. De aan de buitenranden aangebrachte zakken worden met zand gevuld. (Zie flg. 1). Fig. i. Nadat de bekleeding gelegd is verdeelt het beschikbare 18 aantal baggerwerktuigen zich langs den te maken dam. Ik stel mij voor dat grondzuigers voor dit doel, zooals ook voor de meeste andere werken in de Zuiderzee het best geschikt zijn, wegens hun groot vermogen en de gemakkelijke wijze om den grond te vervoeren. Een twintigtal zuigers, die elk 1000 M3 grond per uur verzetten, kunnen dan aanvangen de tot dusver ledige bekleeding vol te spuiten. Wordt de spuitleiding van een grondzuiger aldus gevoerd in een grooten zak van jute, waarvan de randen boven water gehouden worden dan zal zich het volgende voordoen. De ingespoten grond is gemengd in een wel vijfmaal grootere hoeveelheid water. Nu zal de grond naar beneden zinken en het teveel aan water zal den zak door de poriën der stof verlaten. Enkele deelen van'den grond zullen door dit water medegevoerd worden en zich gedeeltelijk in de stof vastzetten. Daardoor zullen de poriën min of meer verstopt raken. De kracht die het water uit den zak drijft zal gevonden worden doordat de wateroppervlakte binnen den zak iets hooger staat dan daarbuiten. Er heerscht dus overdruk in den zak. Deze overdruk zal in staat zijn, bij het allengs verrijzen van de grondvulling, de bekleeding optelichten. Het water, uitstroomend door de nog niet verstopte poriën, verdeelt zich over een steeds grooter oppervlak van den zak. Op zijn weg binnen den zak stroomt het over de grondvulling en breidt deze steeds uit. Slechts door het nemen van proeven zal kunnen vastgesteld worden onder welke glooiing der beloopen, in verband met de grootte, zwaarte en samenstelling van den zak, een dam van de afmetingen als voor de afsluiting der Zuiderzee noodig zijn, kan opgespoten worden. Proefnemingen op verkleinde schaal zullen geen betrouwbare resultaten geven. Keeren wij na deze uitweiding naar het groote werk terug. 19 De ledige lap kan gemakkelijk in het midden boven water getrokken worden. (Fig. 2). De eerste laag grond Fig. 2. die ingespoten wordt kan een goede dikte verkrijgen, b.v. van de helft der waterdiepte, omdat daardoor, zooals wij gezien hebben, de stroomsnelheid over den dam niet hooger wordt dan 0.90 M. per secunde. Bevat de le laag 40 M3. grond per M1. dam, dan zal elke grondzuiger 25 M. per uur kunnen vorderen met het werk, en daar voor hem ~ deel van 30 K.M., = 1500 M. dam te storten is, vereischt 1500 de eerste laag -—- = 60 uren arbeid met vol vermogen. Aan dit deel van het werk kan, evenals aan de later te beschrijven deelen, nacht en dag doorgewerkt worden. Ten einde nu de tweede laag aantebrengen, moet de bekleeding weer in het midden boven water gebracht worden. Neemt men aan dat de ruimte die aanwezig was toen men de bekleeding, na het inbrengen van de eerste laag, liet vieren, nu verdwenen is door eenige beweging van het zand onder de bekleeding, of door uitspoeling van den bodem nabij den rand. Dan zal de bekleeding strak over den dam liggen, en zóó niet op te beuren zijn. Doch wel kan onder water werkend, desnoods in een duikerklok, de naad in het midden opengemaakt worden. De randen die dan vrij komen kunnen wel boven water geheschen worden. (Fig. 3). Ten einde dit werk met gemak te kunnen uitvoeren, 20 in den steeds sterker wordenden stroom, en zonder stoornis door den zeegang, zal een omvangrijke inrichting kunnen gemaakt worden die in dwarsdoorsnede in fig. 3. is aangegeven. Fig. 3. De omhoog getrokken randen der bekleeding worden opgehangen aan rollen die op staven loopen, van voren naar achteren, gerekend naar de richting waarin het werk voortgaat. De inrichting rust op twee caissons, aan weerszijden van den dam, die drijfvermogen hebben, doch door het inlaten van water op den zeebodem dragen. Door deze caissons afwisselend te bezwaren en te ontlasten zullen zij beurtelings voortgeschoven kunnen worden, zooveel als het werk vordert. Ten einde de bekleeding over den verhoogden dam weder te kunnen sluiten kan een nieuwe baan ingezet worden. De tweede laag bevat 24 M3. per M'. dam. Gesteld dat twee zuigers samenwerken bij één inrichting, dan kan 2000 M '. per uur ingebracht worden. De snelheid van voortgang is dan 83 M. per uur. Hoeveel tijd het leggen van de tweede laag in den geheelen dam zal vorderen hangt af van het aantal van zulke inrichtingen. Bij het inbrengen van de derde laag grond wordt op dezelfde wijze te werk gegaan. Is deze gereed dan is het water afgesloten. Om de zomer-stormvloeden te keeren zal echter nog een vierde laag zijn aantebrengen. (Fig. 4). Een andere wijze om de afsluiting tot stand te brengen zou de volgende zijn. Tegelijk met het inbrengen van de 21 eerste laag, die overigens gestort wordt op de hiervoren aangegeven wijze, kunnen b.v. op 100 M. onderlingen afstand Fig. 4- heuveltjes in den dam gemaakt worden die met den top boven water reiken. Aldus worden eilandjes gevormd. Om de tusschenliggende ruimten te dichten kan men dan telkens van zulk een eilandje uitgaan, en den dam tot boven water opwerken. Dit lijkt wel eenvoudiger. Men geeft er echter het beginsel, om gelijkmatig omhoog te werken, gedeeltelijk mede prijs. Het gevolg hiervan zal eenige verhooging der stroomsnelheid zijn in de diepste gedeelten der openingen tusschen de eilandjes. Er bestaat m. i. geen reden om te betwijfelen dat, op een of andere wijze, door gebruikmaking van een bekleeding de afsluiting met een zanddam in kort tijdsverloop kan tot stand gebracht worden. VOLTOOIEN VAN DEN DIJK. Na de afsluiting van het water behoeft de grootste vijand van den dam, de daaroverheen gaande stroom, niet meer gevreesd te worden. De golfslag en de stroomingen langs den dam zijn niet gevaarlijk zoolang de bekleeding in goeden staat blijft. Daar de jute een vrij vergankelijke stof is, die zich niet langer dan een jaar goed houdt, moet ook binnen dezen tijd de dijk duurzaam bestand gemaakt worden tegen de aanvallen van het water. 22 Dit kan het snelst en het goedkoopst geschieden door het in den dijk verwerken van veel grond. Zóóveel, dat zich niet alleen de flauw hellende beloopen van oever en strand kunnen vormen die tegen den aanval van het water blijvend bestand zijn, doch dat nog een hoeveelheid grond boven water aanwezig is, die den sterksten stormvloed kan weerstaan. De Noordwestkust van Wieringen ligt Ongeveer even blootgesteld als de dijk aan de zeezijde zal komen te liggen. De Staatscommissie verwacht aanslibbing langs die zijde, zooals ook langs Wieringen gevonden wordt. Om nategaan welke verdedigingen de volgens deze beschrijving samengestelde dijk verder nog noodig heeft, kan te leer gegaan worden aan die kust van Wieringen. Zeer kostbare werken zullen dit niet zijn. Aan de Zuidzijde van den dam zal de toestand nog gunstiger zijn, daar de getijbeweging ontbreekt. De rijs-, paal- en steenwerken die de dijk volgens het plan der Staatscommissie zou bevatten, zijn zeer kostbaar. Zij werden door deze begroot op circa 24 millioen gulden. Wegens de stijging in loonen en prijzen zal die som in den tegenwoordigen tijd nog verhoogd moeten worden. Een groot deel van. het bedrag zou naar het buitenland gaan, tot aankoop van steen. Een volgens mijn voorstel samengestelde dijk zou b.v. 100 millioen M\ grond bevatten. De kosten hiervan, tegen 0.10 per M3., bedragen slechts 10 millioen gulden. Daarbij zal gerekend moeten worden op de kosten van de bekleeding en van de inrichtingen om deze naar den eisch te behandelen. Het hiervoor noodige bedrag is moeilijk te schatten doch zal, indien de te nemen proeven mijne overtuiging bevestigen, met enkele millioenen gulden ruim gedekt zijn. Ofschoon de besparing in tijd die met deze werkwijze 23 verkregen wordt in de eerste plaats van belang is, zal ook de besparing in kosten zeer beduidend zijn. Het storten van de 100 millioen M'. grond zal door de 100 000 000 meergenoemde 20 grondzuigers in „„ v , — 5000 B e & 20 X 1000 werkuren kunnen volbracht worden. Dat wil zeggen, in één jaar tijds. Deze zuigers kunnen daartoe liggen binnen de afsluiting en den grond baggeren uit den bodem van het afgesloten deel der Zuiderzee. De vorming van de oevers van den afsluitdijk uit het opgespoten zand kan aan de werking van het water zelf overgelaten worden. Voor het maken van het dijklichaam boven water zal een tweede dam, op b.v. 200 M. afstand uit den afsluitdam, van zand opgeworpen, en de tusschenliggende ruimte volgespoten kunnen worden. De persleiding, waarmede gespoten wordt, zal een lengte van b.v. 1000 M. moeten hebben, om te voorkomen, dat het zand terugloopt in de putten waar het gebaggerd werd. DE MEERDIJKEN. Zoodra de afsluitdijk gereed is zullen de vrijkomende baggerwerktuigen kunnen beginnen de meerdijken en de ringvaarten met aangrenzende dijken te maken. De meerdijken kunnen, evenals de afsluitdijk, met een zwaar profiel enkel van grond opgeworpen worden. Wordt de grond in den dijk gespoten dan zal een inrichting kunnen gemaakt worden die steeds aan den kop van den dijk blijft en dient om het water dat bij het spuiten wordt gebruikt te doen wegloopen, terwijl den grond wordt belet een al te flauwe glooiing aan te nemen. Deze inrichting zal tevens den kop van den dijk beschermen tegen de stroomingen in de afgesloten Zuiderzee, die, ofschoon gering in kracht, toch grondverlies zouden veroorzaken. 24 De gezamenlijke lengte der meerdijken is 170 K.M. Stelt men den inhoud van het op te werpen profiel op gemiddeld 1000 M3. per M'. dijk dan is het geheele grondverzet 170 millioen M;. Dit grondverzet kunnen onze 20 zandzuigers binnen de twee jaren uitvoeren. Daar het geruimen tijd zal vorderen om de bemalingswerktuigen te plaatsen zal er voldoende gelegenheid bestaan om de meerdijken te versterken, op de plaatsen waar dit noodig mocht blijken wegens aantasting door golfslag, stroom of om andere reden. De kosten van het grondverzet berekend tegen f 0.10 per M3., zijn 17 millioen gulden. De Staatscommissie raamde 35 millioen gulden voor de meerdijken. Het gunstige verschil is toe te schrijven aan het weglaten der steenglooiingen en rijswerken en aan den lagen eenheidsprijs voor het grondverzet. De invloed der vermeerdering van de hoeveelheid te verwerken grond wordt geheel opgeheven door den lagen eenheidsprijs, vergeleken met dien in 1894 door de Staatscommissie aangenomen. DE RINGVAARTEN. De plannen der Staatscommissie bevatten den aanleg van ringvaarten die gegraven worden in het vaste land langs den oever. In den tijd toen men gemakkelijker dergelijke vaarten in het vaste land groef dan men die in het water uitbaggerde was dit gemotiveerd. Zoodra het werk omvangrijk genoeg is om den handenarbeid door den machinalen te vervangen wordt dit anders. De ringvaarten zullen daarom in zee zijn uit te baggeren. Nu komt het mij voor dat het beter zal zijn de ringvaart niet vlak langs de kust te leggen, doch op eenigen afstand van deze, afhankelijk van de diepte van de zee. Met minder kosten kan daar een diep en breed scheep- 25 vaart-kanaal gevormd worden, dan in het ondiepe water, vlak langs de kust. Deze diepe kanalen zullen de oude havenplaatsen langs de Zuiderzee weder nieuw leven kunnen inblazen wanneer zij door zijkanalen daarmede verbonden worden, zooals op de kaart is aangegeven. De strook tusschen ringvaart en kust kan in kleine polders verdeeld worden, die weinig diep beneden het IJsselmeerpeil liggen. De groote breedte van de ringvaarten behoeft niet ten nadeele te komen van de grootte van het droogteleggen gebied. De ringvaarten vormen een deel van het wateroppervlak van het IJsselmeer. Wat aan de ringvaarten wordt toegegeven kan op andere plaatsen teruggenomen worden. By de IJsselmonden zijn er watervlakten door de Staats commissie opengehouden die m.i. met voordeel drooggelegd zouden kunnen worden. Er kan toch niet veel bezwaar zijn de IJssel te verlengen met een breed en diep riviervak. Door dit het eerst te bedijken en in aansluiting te brengen met de ringvaarten naar beide zijden zal het mogelijk zijn het zoetwater spoediger te brengen naar de kusten van Friesland en van Gelderland. In Friesland zal het welkom zijn ter verversching van de boezemwateren. Aan de Geldersche kust kan het gebruikt worden om de tusschen ringvaart en kust gelegen polders, die het eerst in aanmerking komen -voor droogmaking, te ontzilten. DE KANALEN EN SCHEEPVAARTSLUIZEN. De oude weg van Amsterdam naar zee, die de stad groot heeft gemaakt, zou kunnen hersteld worden. De baggerwerken, noodig om de meerdijken te maken, zijn daartoe zoodanig uit te voeren dat een breed en diep scheepvaartkanaal ontstaat in het ondiepste gedeelte van 26 de Zuiderzee. Waar de dijken der Z.W. en Z.O. droogmakingen evenwijdig loopen op eenige Kilometers onderlingen afstand, zal door het baggeren van den grond voor die dijken een geul gevormd worden die b.v. tien M. vaardiepte bij een paar honderd M. breedte kan verkrijgen. De kosten verbonden aan het maken van een doorgaande geul van Amsterdam naar de scheepvaartsluizen bij Wieringen zullen betrekkelijk gering zijn. Gebaggerd moet er tóch worden! In verband met de mogelijkheden die voor Amsterdam en de andere oude Zuiderzeehavens opgesloten liggen in de plannen tot afsluiting en droogmaking, en met de toekomst der droog te leggen landen moet de wijdte van de scheepvaartsluizen bepaald worden. De Staatscommissie bepaalde die wijdte op slechts 10 M., redeneerende als volgt: „De afsluitdijk belet vijandelijke gepantserde schepen mede te werken tot den aanval op de stelling van Amsterdam, mits die schepen geen gelegenheid vinden om, hetzij door het kanaal Harlingen-Piaam, hetzij door de sluizen op Wieringen, in het IJsselmeer te komen. Met het oog daarop is het van belang, aan de sluizen op Wieringen niet meer wijdte te geven dan 10 M., waardoor zij vanzelf ontoegankelijk zijn voor de meeste pantserschepen. Vermoedelijk is door de Zuiderzee-Vereeniging voor de grootste der beide schutsluizen op Wieringen een wijdte van 14 M. aangenomen om tusschen de wederzijds den afsluitdijk vallende gedeelten der Zuiderzee gemeenschap voor monitors te houden. De Commissie acht het echter onnoodig, dat monitors de sluizen in den afsluitdijk kunnen doorvaren. Voor het gebruik dat van de schutsluizen op Wie- 27 ringen zal worden gemaakt, wordt geen grootere door vaart wijdte dan van 10 M. vereischt. De vaart van Amsterdam over de Zuiderzee naar de Noordzee is van weinig belang; bovendien kunnen de weinige zeeschepen, die thans van Amsterdam hun weg nemen over de Zuiderzee, ook door het Noordhollandsch kanaal of door het Noordzeekanaal de Noordzee bereiken. Op die schepen behoeft men dus, bij vaststelling van de afmetingen voor de schutsluizen op Wieringen, minder te letten." Met het passieve doel een vijand te beletten het een of ander te doen dat hij, naar men zich voorstelt, zou willen doen, worden dan werken van algemeen nut beknot, zoodat zij voor het gebruik in waarde verminderen. Bij consequente toepassing van die opvatting zou men Nederland tot een ontoegankelijk oord willen maken. De welvaart der bewoners wordt aan banden gelegd. Neen, beter is in de eerste plaats te zorgen voor de welvaart van het land, want daardoor worden de geldmiddelen verkregen, die noodig zijn om de verdediging in goeden staat te houden. De grootte der scheepvaartsluizen bij Wieringen worde dus bepaald niet naar de schepen die men nu buiten wil houden, doch naar die welke men in het eerste tiental jaren binnen wil halen, tot bloei van de oude en van de nieuwe landen aan de afgesloten Zuiderzee. Tot gedeeltelijke vervanging van het door de Staatscommissie binnendijks ontworpen kanaal Piaam-Harlingen kan, zooals reeds opgemerkt werd, het van voordeel zijn buitendijks een ruim spuikanaal te maken, teneinde aan de uitwateringssluizen een gunstige plaats te geven. Daarbij zouden ook de scheepvaartsluizen gebouwd moeten worden, die toegang geven naar zee en naar het verder Noordwaarts leidende,-binnendijks te graven kanaal. 28 DE SPOORWEGEN. De eenige spoorweg die in de Zuiderzeeplannen tot dusver opgenomen is, gaande over den afsluitdijk, moet een verbinding vormen tusschen de lijnen Amsterdam—den Helder en Stavoren—Leeuwarden. De landstreken, die door dien spoorweg doorsneden worden, kunnen weinig bijdragen tot het verkeer. Het zijn slechts een paar hoekjes vastland, in Noord-Holland en Friesland, benevens het eiland Wieringen. Om deze landstreken te bedienen is de lijn ook niet ontworpen, doch wel voor het doorgaand verkeer, ter vervanging van het spoorwegveer Enkhuizen—Stavoren. In de tweede plaats werd zij bestemd voor den aanvoer van materialen benoodigd voor het onderhoud van den afsluitdijk, zooals de Staatscommissie zich dien voorstelde. Nu kan het veer Enkhuizen—Stavoren even goed blij ven varen, al is de afsluitdijk gelegd. Opheffing van dit veer is niet nooodig, doch slechts gewenscht, wanneer in de plaats daarvan een korte verbinding over den vasten grond verkregen kan worden. Indien de dyk gemaakt wordt van enkel grond volgens de hiervoren aangegeven denkbeelden, dan vervalt de behoefte aan een spoorweg als vervoermiddel voor de materialen ten dienste van het onderhoud van den dijk. De Rijksweg, die thans wel bijna uitsluitend door automobielen zal gebruikt worden, blijft dan over ten dienste van het verkeer over den afsluitdijk. Een spoorwegverbinding tusschen Amsterdam en Leeuwarden, korter dan over den afsluitdijk, kan gemaakt worden door een lijn aanteleggen dwars door de Z.O. en N.O. droogmakingen en aansluitende bij Heerenveen aan de lijn Meppel—Leeuwarden. Deze lijn zal +15 K.M. korter zijn dan die over den afsluitdijk. Zij zal loopen midden door 29 de beide grootste droogmakingen, en reeds daarom onontbeerlijk zijn voor de ontwikkeling van deze. Een brug zou over de verlengde IJssel moeten voeren, tenzij bij nader onderzoek zou blijken dat aan het maken van een tunnel onder de rivier de voorkeur moet worden gegeven. Wordt de lijn gebouwd met geringe ophooging boven het maaiveld in de droogmakingen dan zal de tunnel eenige meerdere kans hebben. Acht men echter te verkiezen de lijn hoog te bouwen en te voeren over de wegen en vaarten in de droogmakingen heen, hetgeen wel aanbeveling verdient, dan is de brug over de IJssel meer in het voordeel. Nog eenige lijnen van meer lokaal belang, zijn op de kaart geschetst. De bestuurders van de spoor- en tramwegen in de nabijheid van de droog te leggen gewesten zullen waarschijnlijk andere lijnen daarvoor in de plaats weten aan te geven. Ook hier liggen vraagstukken opgetast, gereed om in studie genomen te worden. DE MILITAIRE ZIJDE DER PLANNEN. Men is verheugd een enkele maal iets goeds te vinden dat gebracht is door den thans woedenden oorlog. Het gesterkte vertrouwen in de kracht van onze inundaties, als hulpmiddel bij de verdediging van ons vaderland, is een van die zaken. Een leek ziet de militaire zijde van de Zuiderzeeplannen nu geheel anders aan dan vóór den oorlog. Zouden de militaire leden van de Staatscommissie van 1892 hun oordeel niet geheel herzien, indien hun meening thans gevraagd werd? Toen moest de meerdijk van de Z.O. droogmaking 5 K.M. uit het fort Pampus verwijderd blijven en werd de afstand tusschen de meerdijken der Z.W. en Z.O. droogmakingen eveneens bepaald op 5 K.M., wegens de draagkracht 30 der kanonnen van dien tijd. Zouden die afstanden nu b.v. 15 K.M. moeten bedragen? En hoeveel dan over twintig jaar? De Staatscommissie ging schijnbaar van de veronderstelling uit dat de verdediging van Nederland eerst begon nadat het ten Oosten van het IJsselmeer gelegen gebied in 's vijands handen was. Moet men zich niet veeleer de vraag stellen of de droogmakingen, en vooral de Oostelijke, niet te maken zijn tot een bij uitstek verdedigbaar gedeelte van ons land? Een waterlinie, bij Naarden aansluitende aan de Nieuwe Hollandsche linie, kan van daar langs de tegenwoordige kust doorloopen tot bij het Gaasterland. De ligging van de ringvaart op eenige Kilometers afstand van de kust geeft gelegenheid tusschen deze beide een reeks polders aan te leggen die niet zeer diep beneden het peil van het IJsselmeer gelegen zijn. Goede verkeersmiddelen, door dijken gedekt, kunnen den verdediger in het niet geïnundeerde gedeelte der droogmakingen ten dienste staan. Bij het maken van andere groote werken van algemeen nut, zijn de forten, die noodig werden geoordeeld om het werk te verdedigen, wel eens groote hinderpalen geweest. Bij de Zuiderzeeplannen zijn de verhoudingen anders. Hier is de vraag, kan het nieuwe stuk Nederland niet gemaakt worden tot versterking zoowel als tot vergrooting van het oude vaderland? Zoo ja, dan zullen militairingenieur en civiel-ingenieur tezamen moeten aangeven hoe het gemaakt moet worden, en hun werk zal slagen indien de militair hart heeft voor de welvaart, en de burger voor de verdediging van dat land. SCHOONHEID VAN HET LANDSCHAP. Een goed Nederlander is trotsch op de schoonheid van zijn land. Het nieuwe gewest, dat een plaats zal winnen 31 onder dezelfde Hollandsche luchten, loopt gevaar een 'schamel figuur te maken in de rij der broeders. De civiel-ingenieur kan er bij zijn werk slechts zelden naar streven een kunstwerk te maken. Dit ligt hem zoo verre, dat hij den naam „kunstwerk" geeft aan geheel iets anders, aan een brug, een duiker en dergelijke. In den regel kan hij geen werk aanvangen of hij moet reeds dadelijk de schoonheid van het landschap, van de omgeving aantasten. Bij de droogmaking in de Zuiderzee is het ook zoo. Aan het landschap langs haar kusten wordt het uitzicht over de zee ontnomen. Voor deze in de plaats worden gegeven: vlak land, slooten, wegen, dijken en vaarten. Het schijnt hopeloos daaruit iets schoons, een kunstwerk te willen maken. Doch de plantengroei komt te hulp en vindt in het water zijn bondgenoot. Slechts een weinigje valt voor den ingenieur nog te doen. Het weinigje is, dat hij zich vrij make van passer en lineaal. Dit zijn goede dienaren op de teekentafel, doch afgrijselijke tirannen indien zij slaafs gehoorzaamd worden op het veld. Wanneer de dijken en vaarten, naar ik mij voorstel, gemaakt worden met de groote werktuigen waarover de tegenwoordige tijd de beschikking geeft, dan zullen daarmede de groote lijnen van de plannen gevolgd worden, doch de zuivere kantlijnen, de regelmatige beloopen, die de teekenaar zoo netjes op het papier aangeeft, kunnen daarmede niet precies uitgevoerd worden. Laat men nu niet, geheel zonder noodzaak, met kleine middelen en kostbaren handenarbeid die beloopen gaan effenen langs touwtjes en paaltjes! Aan het koperen drijfwerk vijlt de kunstenaar ook de teekens niet weg, die zijn werktuigen in het metaal achterlieten. 32 Laat men de boorden der vaarten niet met kostbare voorzieningen inperken om ze vooral kaarsrecht te houden, Door een berm, tusschen vaart en dijk gelegen, aan afbrokkeling prijs te geven, kan dezelfde zekerheid verkregen worden, en het oog zal geboeid worden door de grillige kanten en de begroeiing daarlangs. Wanneer aan de zee zelf wordt overgelaten het strand langs den afsluitdijk te vormen uit den opgespoten grond, dan wordt de doodsche rechtlijnigheid daar vermeden. De wind zal spelen met den overigen grond, en oneffenheden vormen die luwte geven aan de plantengroei en daardoor aan de ontwikkeling van deze ten goede komen. Door zaaien en poten moet die groei bevorderd worden. Dan zal die strook van minstens een paar honderd meter breedte tusschen het zoute en het zoete water nog een lusthof worden voor ons volk. De hooikoortslijders vooral zullen dien waardeeren. Zij vinden, midden op den dijk, een plaats waar zij vrij kunnen ademhalen in den hooitijd. Slordig werk, als men het zoo noemen wil, maar breed! Aan die onregelmatigheden, waar anders de natuur voor zorgt, heeft het landschap behoefte, opdat het Hollandsen mooi zich daar kunne nestelen. SAMENVATTING DER GEOPPERDE DENKBEELDEN. Als finantiëele onderneming beschouwd, zijn de plannen der Staatscommissie, volgens hare begrooting, niet aanlokkelijk te noemen. Geldelijke winst beloofden zij niet. Ternauwernood bereikten de verwachte baten het totaal der kostenraming. In de troonrede van 1913, bij de aankondiging van het voornemen om de afsluiting en droogmaking ter hand te nemen, is dan ook gewezen op voordeelen van anderen aard, die moeilijk in geldswaarde zijn uit te drukken. 33 Het besluit om het werk aan te vatten is nog niet genomen. En de vraag mag gesteld of dit besluit, waartegen reeds lange jaren is opgezien, in den bedrukten tijd van heden zal worden genomen. Dit zal bedaard overwogen moeten worden door hen, die het geheel van ons volkshuishouden kunnen overzien. Bij het schrijven van deze bladzijden heb ik enkel de voordeelen, die de onderneming ons volk brengen kan, voor oogen gehad. Het gewicht van deze voordeelen wordt zooveel te grooter, naarmate het werk in korter tijd tot stand kan worden gebracht. En wanneer bovendien op de kosten millioenen kunnen gespaard worden, en de waarde der te winnen landerijen gestegen is sedert de Staatscommissie de balans opmaakte, dan beloven de plannen ook geldelijke winst. De voorgestelde werkwijze om de afsluiting tot stand te brengen is nog niet beproefd. Door het nemen van proeven, die niet kostbaar behoeven te zijn, zal hetgeen nu slechts een mogelijkheid mag genoemd, zekerheid kunnen worden. Het onderzoek behoeft in de eerste plaats slechts te betreffen den vorm die een grondophooging onder een bekleeding in zee aanneemt en de sterkte die aan deze bekleeding moet gegeven worden. Voor enkele honderden guldens zijn op dit punt reeds belangrijke gegevens te verkrijgen. Verder heb ik de aandacht willen vestigen op enkele zijden van het ingewikkelde vraagstuk: hoe het nieuwe stuk Nederland zal moeten zijn en hoe het vereenigd moet worden met het oude land. Door zich daarin te verdiepen neemt men reeds geestelijk bezit van dien grond. Doen velen dit, dan zullen hun gedachten elkaar ontmoeten, hetgeen slechts van nut zal 34 zijn voor de oplossing der vraagstukken, waarmede de bodem der Zuiderzee als het ware bedekt ligt. Het is wel geen heldentaak, de nieuwe gewesten te veroveren op bot en garnaal, toch blijft het een kloeke onderneming voor het Nederlansche volk. Te meer eert dit zichzelf, wanneer het in dezen tijd besluit het werk tot stand te brengen, en op dit besluit krachtig de daad doet volgen. <