HET GEHEIM VAN DEN DOOD DEEL III VREDE DOOR REDE : DOOR *' '"tjtj"' J. L. W. P. MATLA en G. J. ZAALBERG VAN ZELST TE 's-GRAVENHAGE. HET GEHEIM VAN DEN DOOD DEEL III VREDE DOOR REDE DOOR J. L. W. P. MATLA EN G. J. ZAALBERG VAN ZELST TE 's-GRA VENHAGE. UITGAAF LUCTOR ET EMERGO - 's-GRAVENHAGE HET GEHEIM VAN DEN DOOD. DEEL III. PRO EN CONTRA DER CYLINDERPROEVEN; n.1. het physisch-mathematisch bewijs, dat de menschelijke ziel in een tweeden vorm van leven kan bestaan, en ook dan stoffelijk is: CONTRA DE HEEREN PHYSICI, PRO J. L. W. P. MATLA en G. J. ZAALBERG VAN ZELST, te 's-Gravenhage. UITTREKSELS der internationale psychologische debatten over onze vijfde hypothese; n.1. De tweede vorm van leven van den mensch is evenals de eerste vorm tijdelijk, zooals de stof van den stofmensch terugkeert tot zijne elementen, zoo keert de bouwstof van het krachtmensch eveneens tot zijne elementen terug, en hierdoor is de individualiteit van den mensch geëindigd. CONTRA DE GODSDIENSTIGE SPIRITISTEN, THEOSOFEN EN ANIMISTEN. PRO BOVENGENOEMDE AUTEURS. VREDE DOOR REDE- UITGAAF: LUCTOR ET EMERGO - 'S-GRAVENHAGE. INHOUD. Btr Inleiding 9 Gedeeltelijke correspondentie met de offlcieele wetenschap in Holland 11 Kort verslag der psychophysische proeven van Matla en Zaalberg met medewerking en onder controle van Dr, H, Onnen Sr. te s'-Gravenhage. 15 Kort verslag der psychophysische proeven en afleidingen met medewerking en onder controle van de commissie van onderzoek 26 Internationale psychologische debatten over onze 5 '1 \ des ochtends 4; 11 uur op bevel twee uitslagen te hebben waargenomen, die geprojecteerd werden op een wit vel papier; hierdoor zich echter tot niets bindende, noch eene verklaring willende en kunnende geven, waardoor deze uitslagen ontstonden. Wel geloovende, hiermede aan Uw verzqek zooveel mogelijk te hebben voldaan(w-g.) j. N. van Sjrijen, Magn. Doet. 18 Den volgenden dag bezocht Dr. O. ons, en wenschte de proeven op verschillende manieren te herhalen, en wel van elke manier series proeven van 50 uitslagen, onder voorwaarden, dat de droppel eerst minstens Hen minuten op normaal moest blijven, zich dan op verzoek zou verplaatsen, en na eenige minuten, na een tweede verzoek, weer op normaal moest terugkeeren, terwijl Z.E.d. tijdens de proeven beslist in de cylinderkamer wilde blijven vertoeven. Wij schreven Dr. O. onder meer onze voorwaarden voor experimenteel onderzoek, n.1. Onder een agnosticus verstaan we een onbevooroordeelde zoeker, die de waarheid tracht te benaderen, en alleen aanneemt, wat hem proefondervindelijk getoond wordt, hem is geoorloofd een verklaring voor het experiment te zoeken, doch die verklaring mag nooit ontaarden in een dogma, nog minder aan andersdenkenden als waarheid opgedrongen worden, zij behoort steeds hypothetisch te zijn. Een hypothese gebaseerd op experiment behoudt zoolang hare waarde, totdat een feerere verklaring experimenteel aangetoond wordt! Om den droppel op normaal te kunnen houden is de eerste physische eisen, dat de m- en uirwen,dige druk gelijk moet zijn. De uitslag is dan alleen mogelijk; als er moleculen in den cylinder komen, het terugkeeren van den droppel op normaal, als het complex moleculen zich mt den cylinder verwijdert Wij meenen hierdoor de objectieve beteekenis der proef te zullen aantoonen. Om echter aan uw eisch te voldoen, n.1. „om in de cylinderkamer te blijven, en dan de droppel 10 minuten op normaal te houden", is het noodig, dat de cyhnders in een dubbele luchtdichte kast van constante temperatuur geplaatst worden. 17 Aug. bespraken we met de doctoren H. Onnen Sr. en H. Onnen Jr. te Wageningen, verschillende wijzen van proefnemen. Als basis voor die conferentie gold de gevoeligheid van een luchtdichten cylinder van 55 dM3, want om 19 daarin een volumeverandering van 36 mM3 te verkrijgen, was er slechts een temperatuurverschil van c^qq °C noodig, terwijl de droppel reeds 6.5 mM. afwijkt bij een drukverschil van slechts 0.63 mG. Op grond daarvan werd besloten. lste De proef zonder projectie met 2 cylinders van 55 dM8 te nemen, (zie beschrijving deel I pag. 12 met 2 cylinders van + 22 dM8, zoodat de afwijking op verzoek in een der cylinders kan plaats hebben, terwijl de droppel van den anderen cylinder constant moet blijven. 2de Elke cylinder door een slang te verbinden aan een nog gevoeliger manometer, de beide manometers op een verstelbaar plankje te bevestigen, en te plaatsen vooreen glazen deur, en in die leiding twee kranen te lasschen, die buiten de cylinderkamer verstelbaar zijn. 3de Dit dubbele toestel te plaatsen in een afzonderlijke cylinderkamer, waarvan alle naden met papierrepen beplakt zijn. Zoodra die inrichting 29 Aug. gereed was, waren de Heeren echter weer van opinie veranderd, en wilden toen de uiteinden der beide manometers met een slang verbinden, zoodat er een differentiaal thermometer van 110 dM3 ontstond, waardoor het toestel nog veel gevoeliger werd. Bovendien moest de uitslag kleiner worden, omdat er in plaats van 1 droppel nu 2 droppels, plus de hoeveelheid lucht tusschen de droppels, verplaatst moesten worden, en van dien kleineren uitslag zouiveer slechts de helft verkregen worden, omdat de lucht in den eenen cylinder gecomprimeerd werd, als er in den anderen cylinder stof werd ingebracht, terwijl het contröletoestel verviel. Niettegenstaande deze physische bezwaren onzerzijds, werd de proef toch met gesloten manometers 30 Aug, genomen, met het natuurlijk gevolg, dat de droppels niet stil bleven staan, zoodat aan den eersten physischen eisch voor de proef nier voldaan werd, n.1. dat de in- en uitwendige druk gelijk moet zijn. De Heeren namen derhalve twee waardelooze proeven, en durfden zelfs op dien grond Verklagen, d^f opze wtsJlagen. aje^hte aan toevallige storingen waren toe te schrijven, en zij daarom het onderzoek staakten. ^3 eeP ^riWrrfl verweeg van 8?vep argumenten gnjz^Fb^ptefl 4? heeren. echter weer het onderzoek vorjpj t5 S?*^- Slwfcts één argqmeflt moet qns even van 't hfllt Neem een? aan, dat «0« he* volgend^ zouden peperen : 4r? dFORpels op normaaj staan, zal pet; door toevallige Ugriflgen mogel^ r^JBi daj RP oqs^ i>erzoe{f in den Qfuraagden manometer, eep ccuisfatfó afwijkiqg gedurende een door pps, vooraf bepaald, aantal secopden kap. plaats hebben, zoodat die afy^jking, waj gjjj, richting en afmeting betreft, naar wensch kan geschieden, terwijl de dj-pppej *B fop, anderen ^}indj|f op normaal zaj blijven. Zon fan Wf* ffiPfefPf? zoo'n he^tfrüig ong^rijm^} noemen? Kort daarna gtejden de Heeren ma#r liefst weer acht andere manieën yan proefn^meq y^gr, $e ej^ een #?9Pd?xlijke stu^i? verefsehtep, waarqa we de capclusie fcwanieji, dat dofl? f|? meeste ygorstellgp & mtslag j?f Vfrkjejnd, wo,rden, of geheel zou moeten rpjslukken,. IJaarorp betoogden, wij, dat de peoef met ? cyljndprg en djife^te aflerijyj èq yoqr de heeren critici èn ypor qns, de br*£ Waarborgen hood,. Voor de critjd, flfudat tjfdjm W* a^If^gde pjroef de tweede dxpppej op nornjaal mqe^t WS^Wi SP er dus controle is, waardpor de objectieve waarde der proef verjigyqgd wordt; vppf ons, omda,t wji door middel vaq den fweeden droppel kunnen, copstateeren, flf een toevallige storing in positieven of in nega#f«SB zin heeft plaats gehad. 11 §ept. verzocht Dr. Q. Sr. |p de fejdüjg yap een der cylfaiders, te lasschen eep pompbuis^ met ?uiger, wejke^ door een schroef beweegbaar is, en buiten de cyljpderkamer bediend kan worden. Het doel is, qm te bewijzen, dat, bjj het inschroeven yan den zuiger, het volume iq de afgesloten ruimte verkleind wordt door jnbrenging VfW kflF^rmolecnJen, zo^Jqt de droppel een uitslag mpgr aantöfthéh. Wij wèfèft Dr. O. zeer dankbaar voor zijn iflèfe, want iW köfidéii wij önzë stéilihd fexriërïfnèrittÖ bewijzen, dat ook kraditmenschmöleculèn döi uitsteQ jtóriden Vêroorzakéil-. Oök wrj brathtên nég éeh VerUëterïng aan Rèt rtièstël, door dén manometer dök èüifèft de Cyrafleïskamér $db Vëfstélbaar te makëfi, tlat wij 'èé dröpfJèls ImfeS èri rëdMS Van dé riormaal kóndefl laïëö foöpën, öm t!é ëdftaésiê \n 6ëh iïrrjr/èn maribmeter të olidërvèhdéri. 16 Sëpt. was ftfet pompje rëèds gèrëéd. Wij fiSddën géén HJ8 nteèr èé verlièzén-, want In het najaar is ift Holland géért droge atmo'sfëët të Vërwachtén, êri dan zÖn het proefnemen weer tot het völgéhde voorjaar uirgëstera möëtën wbftlën. Töt onzen spïjt möëst D*. ö. échter o^èer 14 dagen Bp" rèiS, ffl) vefzbcht Öfrs gedurende dien tijd pröèvën mét Vërschillënaë Vlöéistóffén VÖd? de Örorjpéls, Hi vèfbafid mël nét pömjjjè, té nëmëft; ën claarvah Vër'slag lÖt \£ ï>fën$ên. 27 Sëpt. zortdén wé Öfc O. öns vérslag n.1. Bijflfcage tót fle fcfeflnls van bpeh manömetérs Vërbündén aan een luchtdichten kartonnen cylinder van 55 dM3. inhoud, {fcè L m d 1 m pag\ 4t*"$7k In tüt Verslag wérd ëxfiérimëntéèl bëwézëri? 1*. dét dé mittóëlhjn der buizëè in vëfband mël tèjJillalre werking niét ktëiftëjr cHm i mM. én in vërbaritl mét dê ttttVtóëiing der droppels Öfet grooter dan 2,6 mM. mag zijn, 2°. dat ÏJfetózinë rlè meest geschiktste 'vlóeWtóf vötfk Ut proef is, 3". dat Öë gtöötté Van den droppel niét kleiner dan 8 ën fiïët grootèf dan 10 mM. mag zijn, 4°. dat dè helling" dër Btózén zó© gestéld mbët wórdëh, tïat eén bénzirtédrbppei ï W seconden ndódijj hééft, om ëëö wèf) van 20 cM. at tè lëfjgéfi. De prbëVèn 'mët het p^ripjè bëwezén, dat er, bf) inbrenging Van 4l mM*. stóf Hl dëii cylinder, gèVÜÏd itiët dróge, Vèïsche hkÖlt, één uitslag van 4 a 5 mM. ftntstond, terwïjléft droppel na 'èèftigë Seconden weër öp normaal tërügkwim. 22 Het resultaat der proeven met krachtmenschen. met een manometer van 2.3 mM. middellijn, was variëerende uitslagen van 9—12 mM. 1 Oct. verzocht Dr. O. ons. om nog een tweede pompje te maken dat met één duw een grooteren uitslag teweeg bracht. Verder wenschte ZEd. de cylinderproeven nu weer ntet anders te nemen dan onafhankelijk van temperatuur en druk n.1. in een luchtdichte kamer van constante temperatuur, daarom verzocht ZEd. ons prijsopgave van dit toestel te geven, en zou dan trachten bij den Heer MARC. Emants e.a. de onkosten voor die proef bij elkaar te krygen. (Zie pagina 45). 7 Oct. was ook dit pompje in de cylinderkamer aan97?S; CD n0teerden voor de kast alleen het materiaal ad. f 300. terwijl wij het arbeidsloon voor onze rekening zouden nemen. Intusschen hadden de Heeren Onnen ons 20 Aug en 9 Oct. ter bestudeering gegeven een wetenschappelijke verhandehng over „inertie, kracht, versnelüng. ÏÏ1HSS3 • In verband met den uitslag liep het verschil in hoofdzaak over de benoeming en berekening der grootheid M in de formule P = mg. Professor J. J. v. LlTTROW, astronoom te Weenen verklaart die formule als volgt: het gewicht V — het vermogen g der zwaartekracht, vermenigvuldigd met de massa m of hoeveelheid stof. De heeren O be toogden echter: massa = inertie, inertie = kracht, krachtversnelüng = kracht. Voor ons volgend, verweer moeten we echter een punt uit Dr. onnen's betoog releveeren, n.1. „ Van elk lichaam, oat 1 K.G. weegt, is dus de massa 1 :9.812 = 0102 onverschilhg uit welke materie het lichaam bestaat. Men kan dus ook zeggen, dat een kracht van 0.102 K.G aan een lichaam van 1 K.G. gewicht een versnelling van 1 M per seconde geeft. Welk gewicht moet een lichaam hebben,' QXl9dVrSSa daa™n =1 »1 zijn? Een gewicht van 9.812 K.G. want 9,812 :9.812 = 1." (Zie verder pag.41) 23 Het resultaat der debatten van 21 pagina's was, dat Dr. O ons in overweging gaf om de volgende vraag in te zenden aan de „Scientific American". Wilt U zoo beleefd zijn, mij in de rubriek „Notes and Queries" een heldere en juiste verklaring te geven van het begrip massa, zoowel in natuurkundige, mathematische als astronomische beteekenis. In een boek heb ik gevonden, massa is hoeveelheid stof, in een ander massa is inertie, terwijl een derde boek zegt, massa is slechts een coëfficiënt. Ik zou gaarne willen weten, wat goed is, en ook wat ik heb te verstaan onder de eenheid van massa." Wij achten ons onbevoegd om de benoeming van de grootheid M. te bepalen, maar er schijnt daaromtrent in de wetenschap een chaotische begripsverwarring te heerschen, zoodat zij moeielijk zal kunnen volhouden, dat over het gangbare begrip massa niets meer te zeggen valt, dat zij daar nu wel alles van weet. Het komt ons voor, dat het begrip massa bij de heeren physici evenveel beteekenissen schijnt te hebben, als het begrip god bij de heeren godgeleerden. (Zie vervolg pag. 52—55). Niettegenstaande de atmosfeer de laatste tien dagen droog was, kwam Dr. O. ons 15 Oct. zeggen, dat hij geen financieelen steun voor een luchtdichte kamer kon bekomen, zoodat hij eerst dan de proefnemingen kon voortzetten, als we over zoo'n inrichting konden beschikken. Wij stonden perplex, want aan geen der universiteiten bestond die inrichting, maar wij waren ook overeen gekomen, — nadat de heeren de realiteit van den uitslag op verzoek geconstateerd hadden, en zij volkomen met onze inrichting bekend waren, — dat wij ZEd. series proeven zouden toonen, en de onkosten voor de te maken instrumenten voor onze rekening zouden nemen, terwijl Dr. O. ons daarvan een verslag zou geven, en dit verslag zelfs zou uitspreken in de afdeeling wis- en natuurkunde der koninklijke akademie van wetenschappen. Maar we begrepen toen, dat Dr. O zich op de 24 f&lsoèólïjkStfe markier vatt tf e zaak wildé afmaken-, miasfcfiien bbk óm dé öfficïéëlë wërënèëilap iüël ««aangenaam te zijn. W, sthrëvëb Dr. 0. ëën brief Van 9 pag., waarVa» wl alleen het s!8t niUSèft rêVëlëéreö. ;.W!; 3ëiöbvëh\ «at-, als wë dë cêrrësp^aëntie mët dë «W»*** en hët mMèèpig oHdérroefc dëf h^rë» fysici in zfh Qêfmi pöbhcèferefi; iéder dnóar, «ja* Qëhkénd mënsch zél Sèrdeélètt, Üat dé Höllahdsthè ^T'?ai* J** 100 in 81,6 6ï^htèn bëtéëkênisvéllë prbéf. bëttëSëndé tién efoö* niét ml. ttf ftièt öfidërzoeken, en dat voor dergelijke ohdërzbé*ëfs atfêën dë dood zélf hét afdóëhdê bewijs *an zijn vöof Set léven «te dëh dood, om daft ëëfir aëh zeJjf té «oëtèii érkëhn«il ik hët Witf vergist Na Öfttvahgst van dézen brféf wilde Dr. O. hét o&aër-iöëk Wéér Vbêrtzètrén; ««ar dat Was zijn f*èht gewéést öiréct na 13 toén er 2 goëd gëëonstéteéitle^öaslaöê» warëè Waargénóméh. én met nu ifi &« najaar, als er Weinig windstilte én geeh drbge atmosfèèr te VërWachten was. D4t dit voorstel bbk niet ëHisflg géméénd was, blijkt Uil êen schrijven Vdn 10 Mei 1915 van Dr. O zëlfe (tÖén wij dé lüfehtdichté kamer vóör éxgèn rëfcêèftg haddén vervaardigd ëh ZEd. ufthoodigden, om té kbmëri ptöéfhemeri,) n.1.: tt* Wil écht» ftëver heelëftaal geen deel méér nemén aaó ftët bndérzoek, eö hoop daarom, dat U « «R ' ëxcusëefl»; «ft ik morgén «fër op het afgësörokén tmt tëh üwëhl fcbm -. 24 Qö. 'li dröngen we nogmaals aan óp een schriftelijke verklaring ó»rréflt dë jirbevëh van 13 Au#. WB ÖötV»géH bhder meer hét Vozende anïwbórd: *ttt Begrijp zeer goed UWë fföète teleurstelling-. Wtfn ft nïet terstond brj dé éérste prbëf toégaf, dal nu het bewijs geleverd was. Aan dë enkele fJëïsbnëfa »et Wie ik bver Ü gesprokén heb, heb ik steeds 25 verklaard, dat ik van Uwe goede trouw volkomen overtuigd was." Verder Wilde ZEd. de helft der onkosten betalen, doch voor dit aanbod hebben we bedankt. Wij willen hier aan Dr. O. openlijk onzen dank zeggen voor de vele moeite, dié hij zich getroost heeft, en voor hetgeen we Van hem geleerd hebben. Wfj hebben geenszins de bedoeling gehad Dr. O. onaangenaam te zijn, maar ter wille Van de groote beteekenis der zaak zelf moeten we elkaar ais man tegenover man precies zeggen, waar het omgaat, en dan zeggen we ten slotte dit i Dr. O. heeft niet aan den eersten en voornaamsten eisch voor een critisch onderzoek voldaan, n.1. om onpartijdig en onbevooroordeeld te zijn. Dlrie maanden lang hebben we, ter wille van het onder- ^«^^«joJt* zoek, het benedenhuis onverhuurd gelaten, en alle mogelijke ) controle toegestaan. Drie maanden lang heeft ZEd. ons vele instrumenten laten vervaardigen, maar nier geëxperimenteerd. Drie maanden lang hebben wij ons met de grootste welwillendheid disponibel gesteld. Dóch Dr. O. was drie maanden lang zelfs niet te bewegen, om bij windstilte een serie proeven te nemen, niettegenstaande er in den prachtigen zomer van 1911 bijna dagelijksch gelegenheid voor was. Wij meenen, dat een onpartijdig onderzoeker in drie maanden door series proeven de iworpróeven ter bepaling Van den uitslag had kannen constateeren, te meer als hij wist, dat daarna geld disponibel zou gesteld worden, om de proef zoo te kunnen inrichten, dat tegenstanders, waaronder ook de officieele wetenschap, eveneens zouden moeten bekennen; de uitslag is goed waargenomen. Het ié zoo. Dat was de plicht van een onpartijdig onderzoeker geweest tegenover het goed recht der ontdekkers. 26 KORT VERSLAG der psychophysische proeven en afleidingen van Matla en Zaalberg van Zelst met medewerking en onder controle van de heeren: Dr. H. A. Naber, physicus te Hoorn, Dr. J. A. Vollgraff, physicus te Leiden, (assistent aan het physisch laboratorium van Prof. H. Kamerlingh Onnes.) B. Sybrandi, arts te Worga, }. Tillema, notaris te Hoorn. marcellus emants te 's Gravenhage en anderen. Van 5 April 1913 tot 5 Febr. 1918, Dat bovengenoemde commissie van onderzoek zich gevormd heeft, is uitsluitend te danken aan Dr. Mr. A. J. Hankes Drielsma, correspondent van deN.R.Ct, te Parijs. Naar aanleiding van ons Fransche werk is Matla verzocht, om een lezing met lichtbeelden te houden op het Parijsche internationale congres voor experimenteele psychologie, in Maart 1913. Daar ontmoette hij voor het eerst Dr. H. D., een scherpe denker, een uitmuntend sceptidst, een man met een objectief oordeel. >. \ Vele malen heeft ZEd. hem uren lang geïnterviewd, met het resultaat, dat ZEd. 5-4*13 in de N.R.Ct. een groot artikel schreef onder het opschrift: Een onbevooroordeeld wetenschappelijk onderzoek gevraagd van de „bewijzen" van een leven na den dood. Als gevolg daarvan heeft zich die wetenschappelijke commissie geconstitueerd, bestaande uit mannen, die, aan de hand onzer experimenten, èn de kennis èn de middelen bezitten, om het door de menschheid zoozeer gewenschte antwoord te kunnen geven op de vraag: „wat is de dood." Die eer komt aan Dr. H. D. toe, waarvoor wij onzen oprechten dank betuigen. Hier volgen enkele condusies uit zijn betoog in de N.R.Ct. „Het gaat hier om niets minder dan om het experimenteel natuurwetenschappelijk bewijs van een voortbestaan van den mensch na zijn dood, in een weliswaar voor de 27 menschen onzichtbaar bestaan, maar niettemin levend, bewust en stoffelijk Uit de uitvoerige gesprekken, die ik na deze eerste, ontmoeting met den heer Matla nog had, blijft mij dezen hoofdindruk bh": een ernstig, onbevooroordeeld wetenschappelijk onderzoek naar de juistheid en de waarde van de proeven, van deze blijkbaar te goeder trouw werkende Nederlanders, is geboden. . . . (Hier volgt een, voor het groote publiek, zeer duidelijke beschrijving over de geschiedenis en den gang der cylinderproef, met het slot, dat het hchaamsvolume, het massavolume en het gewicht van een vrije psyche te meten is...) Maar stel eens, dat de proeven geheel juist bevonden worden, dan zou er aangetoond zijn, dat er buiten ons, om ons een bezielde, denkende, onzichtbare stof is, die directe uitwerking kan hebben op onbezielde stof. Dit zou reeds een ontdekking van onberekenbaar gewicht zijn, en horizonnen openen, die men altijd voor gesloten gehouden had. Het is dus van ontzaglijk belang, dat de cylinderproeven gecontroleerd worden. . . . Maar stel een oogenblik, dat het bestaan van een bezielde materie bewezen was,' dan is daarmee nog niet bewezen, dat het de psyche van een overleden mensch is, en dit moeten zij zonder medium bewijzen door middel van de dynamistograaf. ... En zij vragen, dat bevoegde wetenschappelijke mannen ook dit op de strengste wijze zullen onderzoeken! .... Maar waarom moeten wij hier aan het buitenland overlaten, over deze Nederlandsche vinding uitspraak te doen ?. . . Aan de Nederlandsche wetenschap dus om te zeggen, of twee onzer landgenooten, bij hun jarenlange onderzoekingen naar het geheim van den dood en het opstellen van het resultaat er van, zich schromelijk vergist en op niets berustende illusies gemaakt hebben, of dat het mogelijk is, dat twee Nederlanders door volharding en vernuft de belangrijkste ontdekking gedaan hebben, die de eeuwen nog gezien hebben. .. Er is in de schildering, die de beide 28 ktachtmenschen van liet tweede bestaan geven» niets zeer verlokkends maar ook niets afstootends. Hetbeantwoofdt bet meest aan wat we fa de verdere natuur buiten den mensch ziet», en bet laat alle geloof volkomen onaangetast. • • • Maat de Nederlandsche natuurkundige wetenschap is ons schuldig, zoo spoedig mogelijk te onderzoeken, wat voor waarde de cyfinder- en de dynamistograafproef van de Nederlanders M. en Z. hebben." Naar aanleiding van dit verzoek verschenen er verschillende artikelen fa de N. R. C waaronder een 25—4 '13 van Dr. H. A. Naber, phystow. te Hoorn, dat in hoofdzaak op het volgende neerkomt. Cornelis Drebbel heeft reeds 300 jaren geleden, op het heen en weer gaan van de vloeistof fa een manometer. Ae verbonden is met een gesloten vat met lucht, een perpetuum mobile gebaseerd, dat voortdurend in beweging was. zonder dat iemand het ooif aanraakte of opwond, terwijl zelf» Archimedes reeds iets dergelijks tot stand had gebracht Wie het toestel van Drebbel heeft begrepen, — ook ik heb een toestel, dat in beginsel hetzelfde is, — begrijpt dan zonder moeite de raadselachtige woorden van Claudianus omtrent dit planetarium. „De ingesloten lucht staat fa dienst van de verschillende hemellichamen en drijft het levend mechanisme met nooit falende beweegkracht**. Hoewel bereid de verschijnselen onbevooroordeeld te onderzoeken, sta ik perplex, dat wel maatregelen waren genomen, om vocht en temperatuurwisseling uit te sluiten, maar geene, om de bedoelde barometervariaties te neutral^ seeren. Ia de z.g. controleproef heb ik geen vertroHwea. want met de variatiebarometer van Hefner-Alteneck, waarin opzettelijk een Hem lek gelaten is, bereikt men hetzelfde. Ik geloof tot nader order niet, dat et eenig ander verschijnsel fa het spel was, dan dat. hetwelk misschien door Archimedes en onwankelbaar zeker door Drebbel *» benat, waarover de dichter Constantijn Huygens *fcb 1631 ais volgt uitliet: „ik meen te weten wat het is, 29 het is hetzelfde heen- en weergaan, dat we bij het weerglas kennen, en waarover wij hebben opgehouden, ons te verbazen". Intusschen onderstel eens. dat er werkelijk een bijzonder drukverschil bij die proeven plaats vond, dan is het noodig. dat de meteorologie ons geeft de betere qualiteit barogrammen, die zij met hare statoskopen verkrijgt, doch voor zich zelf houdt. Het werk van M. maakt ons op een lacune opmerkzaam. Als hij ons te eeniger tijd behoorlijke barogrammen toont, waaruit z. i. eenig nieuw verschijnsel moet blijken, zijn wij niet in staat, die te controleeren door vergelijking met behoorlijke barogrammen voor eenig punt van ons eigen land. of elders, tenzij ons die als een groote gunst ter inzage worden afgestaan. Dit artikel is in zijn geheel overgenomen door het „Toekomstig leven" 15-7-'13. Voor onze e*perimenfee/e weerlegging verwijzen we naar pag. 50. Ons voorloopig antwoord van 26-4 is niet in de N.R.C. geplaatst, doch wel in het T. L. van 15-8-'13, waaraan we ontleenen. In al onze werken wijzen wij, onder de physische voorwaarden der proef, er steeds op, dat de proef alleen dan te nemen is, als de in- en uitwendige temperatuur en druk gelijk is, hetgeen blijkt uit het stationnair blijven der droppels. Registratie der droppels is dus vrijwel overbodig, omdat de registratielijn dan een rechte lijn wordt. Worden twee kartonnen cylinders, verbonden aan twee manometers waarin alcoholdroppels, bij windstilte en droge atmosfeer opgesteld, nemen we 2 a 3 seconden na ons verzoek in den gevraagden manometer een constante afwijking gedurende een vooraf bepaald aantal seconden waar, om na ons tweede verzoek weer op normaal terug te keeren, terwijl de andere droppel stationnair blijft. Als dit door series proeven bewezen wordt, is het dunkt ons uitgesloten, dat door toevallige storingen die drukvariaties steeds op verzoek zouden kunnen plaats hebben. 30 Deze proeven zijn reeds gedurende drie maanden door twee doctoren in de physica gecontroleerd, een geschreven rapport van 98 pag. zenden we U gaarne. Daar de toestellen zeer gevoelig zijn, is dit onderzoek niet voortgezet, omdat de Heeren de proef alleen verder wilden onderzoeken in een luchtdichte kamer van constante temperatuur. Daarom achten wij het gewenscht, dat niet alleen een wetenschappelijke commissie gevormd, maar ook een voldoend bedrag aan die commissie beschikbaar gesteld wordt, om de objectieve beteekenis der proef definitief vast te stellen. Het antwoord van Dr. N. luidde. Met belangstelling zie ik het door U toegezegde verslag te gemoet. Zoolang ik nier weet in hoe sterke mate „windstil" het geweest is en op welke dagen, blijf ik bij mijn opinie, dat er door atmosferische storingen continueel variaties moeten zijn geweest. 30 April antwoordden wij: Het bevreemdt ons, dat U, zonder de proef genomen te hebben, en zonder de finesses der proef te kennen, derhalve zonder een enkel bewijs. bij Uwe opinie blijft. Prof. KOHNSTAMM te Amsterdam is sedert 1911 op dezelfde gronden de vader der beroemd geworden „toevallige storingen". Wij zijn echter zoo vrij voor onaannemelijk te verklaren, dat drukvariaties op verzoek kunnen plaats hebben, of beter, dat drukvariaties kunnen hooren. zien en d*enA:en. Hooren; omdat er na ons verzoek uitslag ontstaat. Zien; omdat in een der cylinders de afwijking plaats heeft. Denken: omdat er een handeling verricht wordt. Wij accepteeren echter zeer gaarne Uwe hypothese, en stellen U voor deze experimenteel tegenover de onze te plaatsen. Ook stellen wij U nogmaals voor, de proef onafhankelijk van temperatuur en druk te controleeren. Barogrammen zijn dan ook overbodig. Er kan dan experimenteel bewezen worden, dat Uwe hypothese juist is, en wij ons vergist hebben, of omgekeerd, in het laatste 31 geval, dat er in den manometer van een zeker complex moleculen voor het eersr experimenteel het massa- of moleculenvolume, en gelijktijdig in den cylinder het lichaamsvolume gemeten is, terwijl deze proef den grondslag vormt, om langs electro-mechanischen weg te bewijzen, dat die vrije psyche een ex-mensch is. Wij meenen, dat de proef eerst onder die voorwaarden dient herhaald te worden, waardoor de realiteit van den uitslag in absoluten zin vaststaat, en dat dan eerst het debat kan beginnen. Indien U ons een wetenschappelijk tijdschrift noemt, waarin wij onze discussie kunnen voortzetten, zenden wij U gaarne het verslag. 1 Mei antwoordde Dr. N. ons. „Voor mijn eigen proeven heb ik vaak geen fondsen, dus zie ik geen kans, nu mee te werken aan de door U gewenschte kast. Maar wat zoudt U zeggen van een „klok", als door asthmalijders wordt gebruikt. Men heeft daar m. i. geen storing als door mij bedoeld. Wat de indicaties van goede luchtbarometers aangaat, ik dacht, dat die van HEFNER-ALTENECK vrij gevoelig mocht heeten, al kan ik persoonlijk de constructie niet roemen. Ik heb uw brieven doorgezonden aan een kennis, die misschien raad weet inzake het tijdschrift, en de verschijnselen, — evenmin als ik trouwens, — niet zooals anderen a priori wegredeneert." Wij deelden Dr. N. mede, dat een glazen klok ongeschikt was voor de proef, omdat krachtmenschen m'ef door glas kunnen gaan. 10 Sept. berichtte Dr. N. ons. „Zoo juist verzond ik aan de redactie van het „Toek Leven" een antwoord op uw stuk van 15 Aug. Het houdt in, dat de heeren enz. bereid zijn op uw voorstel in te gaan. Iedereen zou uit al het vorige opmaken, dat de heeren niet alleen ons voorstel aangenomen hadden, om de proef in een luchtdichte kamer van constante temperatuur te controleeren, maar dat zij daarvoor ook den flnancieelen steun gevonden hadden. Tot onze verbazing lazen we in het T. L. van 15 Sept. een artikeltje, onderteekend door 32 alk Heeren, met het oixjchrifc „Proeven met de dynami* tograaf." - waarvan echter in het geheel aog geen «rake geweest was, - van des volgenden inhoud. «De twijfel die» uwe proeven hebben gewekt is ©,i, onder meer daaraan te wijten, dat gij de onrust van den atmosferischen druk, (die aan een barometer niet wel kan Worden ontdekt,) niet van den beginne af hebt gekend en uitgeschakeld, althans niet behoorlijk hebt vermeld Ook is het opvallend, dat U de namen niet noemt van die twee doctoren in de physiea. die bij uw proeven aanwezig waren, en ons evenmin het toegezegde verslag zendt, tenzij wij U een tijdschrift noemen, waarin het kan worden afgedrukt. (1) Daar U zich echter bereid Verklaart, de proef onder elke wetenschappelijk* voorwaarde te herhalen, verklaren ondergeteekenden zich gaarne bereid, daarpjr re zijn. Tijd en plaats kunnen nader worden vastgesteld. Een glazen kast en verdere onkosten achten zij niet noodig of gewenschf'. Daar u;i>- niets naders van de heeren vernamen, antwoordden wij 14 Oct. en toonden aan, dat er in onze werken niet minder dan 16 verwijzingen voor kwamen bojreffende den atmosferischen druk in verband met de cylma>rproeven. Wij zonden hen de correspondentie met ffe off. wet en het rapport van Dr. O. met verzoek, dat WÜ ons mochten verdedigen, indien de heeren in het openbaar critiek op dit rapport gavep. Ook betoogden wij, dat het juist op grond van hun teweren, — n.1. om den uitslag door atmosferische tot*®** te verklaren, - een noodzakelijke physische eisch geworden is, om terajKSratuur en druk uit te schakelen. omdat de proef dan slechte êehe beteekenis krijgt, en dat J*t daarna de taak der meteorologie zou worden, om om barogrammen te overleggen, _ op gelijke data en un» Wkregen door statoskopep van Richard, - waardoor W9 atmosferische storingen zouden kunnen contrpleeren in afmeting, tijd en richting overeenkwamen met de 33 door de heeren verkregen uitslagen, en dat dan eerst een definitief besluit zou genomen kunnen worden. Verder stelden wij voor. de volgende experimenten en afleidingen te wille» controleeren: alt l,te Ejrperimenteele bepaling van uitslag op verzoek, 20* exp. bepaling van het lichaamsvolume en het massa- of moleculenvolume van een zeker complex moleculen, op verzoek, 34» controleproef, (»it- e» inslag,) op verzoek. 4de bepaling va» het gewicht, afgelekt Uit het massavolume, 5^* bepaling van het S. Gi afgeleid uit het gewicht, 6de gewichtsbepaling van het middenstofvolume van een prye psyche, 7?M. middellijn. M. bemerkte, dat, afgezien van de capillaire werking in 36 dit buisje, de hoeveelheid stof van een geest ± 36 mM' fijn verdeeld is over een volume van ± 50 dM3. zoodat een cylinder van 1 dM'. slechts '/so deel van het volume dus ook een Vso deel van de hoeveelheid stof (0 7mM') kan bevatten, en dat het doel der cylinderproeven toch is. om de hoeveelheid stof en het volume van een geest te meten. Dr. N. verklaarde echter, dat is ons plan volstrekt niet. wi, willen slechts den uitslag controleeren. meer niet omdat die proeven voor ons te ingewikkeld zijn. Als U de proef zonder kast wilt geven, stel ik voor mijn best te doen. om U na het slagen der proef duizend gulden als belooning toe te kennen. Het is voor mij niet aangenaam, als de proeven in die kast genomen worden, omdat daardoor mijn hypothese verzwakt wordt. M kon daartoe niet besluiten, want als Dr. N. in zijn laboratorium de bewegingen van den droppel gedurende een jaar ging registreeren. en op die gronden een waarscrujrUijkheidsrekening ging toepassen, zou het resultaat voor ons altijd negatief moeten zijn. r Dhr. Tillema bracht in het midden: wij verlangen van U mets anders, dan dat U ons het physisch bewijs voor het voortbestaan van den mensch levert, alle 'verdere experimenten en alle mogehjke theorieën kunt U buiten beschouwing laten, ook het Matlaïsme. Maar den godsdienst ; moet U beslist buiten beschouwing laten, dat is een Vprivaatzaak. Ik begrijp wel. dat U door uwe studie de laatste jaren achter de schermen hebt kunnen zien. maar U hebt niet het recht de inchvidualiteit van den mensch na een tweede bestaan als geëindigd te beschouwen, er is zeer goed een derde leven mogelijk. M. antwoordde: wij begrijpen zeer goed. dat de geloovigen van allerlei richting slechts den uitslag op verzoek willen onderzoeken, dan kunnen zij er van maken, wat «ö willen, maar onze speculatieve methode berust op proefondervindelijke aantoonbaarheid in getal en maat 37 waar tegenover staat de op niets berustende leer der onsterfelijkheid der oude en nieuwe gcKlsdiensten. b.v. spiritisme, theosophie etc., met het einddoel sectariscite kerken. Het wordt dus hoog tijd, dat het onderzoeknaar den dood in handen komt van de wetenschap. Onze studte is echter in verband gebracht met de hoogere politiek, de politici achten die studie staatsgevaarlijk, daarom kan of mag noch de wetenschap, noch eenig ander isme het onderzoek degelijk ter hand nemen. Indien de dualisten; ons volgens de empirische methode een derde leven kunne* aantoonen, moeten we het aanvaarden, maar eer niet, nu niet. Niet hun argumenten maar hun proeven z*tn we gaarne tegemoet, het bewijs voor de onsterfelijkhekl schenken we hun, evenals ieder isme. U moet nooit gelooven, dat we te vinden Jüjn, om alken het physiscfc bewijs voor het voortbestaan van den mensch te leveren. Ah) het massavolume, het §eit voor een vrije, stoffelijke psyche, door de physici gemeten is, en de heeren wille» ons helpen, dan kan er toch geld genoeg noor het verder onderzoek gevonden worden. De Nobelprijs is wel voor proeven of gedachten van minder beteekenis verleend, o. a. aan rabindranath TaOORE. Na veel praten is het volgende besloten. Indien de spiritisten het bedrag nier bijeen brengen, aal onderstaand concept aan de bladen gezonden worden, na 15 Pebr. '14: „Na ampele besprekingen met dhr. M. komt het der commissie voor, dat de zaak het best gediend is. als f 500 bij elkaar wordt gebracht op de volgende voorwaarden. De heeren M. en Z. nemen alle onkosten voor kon rekening, wat betreft den uitslag der cyhnderproef en hebben de kast uiterlijk 31 Dec. '14 gereed. Dé commissie verbindt zich daartegenover-. Ie. de bijeengebrachte ƒ500 te deponeeren bij een bank; 2e. een maand nadat de heeren M. en Z. met hun proef gereed zijn, dus uiterlijk 1 Febr. '15, brengt de commissie een gedocumenteerdl verslag van haar proeven uit; 3e. zij laat bij eventueel 38 geschil drie arbiters (physici) toe; 4e. zij betaalt den heeren M. en Z. de f 500 bij slagen uit Wij noodigen dus U allen uit. deze som bij elkaar te helpen brengen, slaagt de proef niet, dan is uw geld niet verloren, en de heeren M. en Z. hebben een degelijke waarschuwing ontvangen slaagt ze wel. dan is er iets bijzonder belangrijks aan den dag gekomen." Niettegenstaande M. en Z. dit eenigszins gewijzigde contract schriftelijk bevestigden, verscheen er inplaatsvan dit artikel een ander in het T. L. van 1 Febr. '15 door Dr. V. In dit artikel werden de volgende motieven behandeld: le. Omdat er een oproep is geplaatst, om de heeren M. en Z. aan f 300 te helpen, acht ik het wenschelijk even op hun werk in te gaan. Ik doe dit. noch om de lezers aan te moedigen, den beiden heeren het geld te verschaffen, noch om hun het tegendeel aan te raden. 2e. Toch zal het niemand, die het werk „Le mystère de la mort" inziet, verwonderen, dat de Kon. Ak. v. Wet. zich niet met de controle der proeven heeft willen belasten Het komt mij voor. dat in dat werk een groot gebrek aan soberheid valt op te merken. 3e. Hun volharding is prijzenswaardig, maar er mag wel eens op gewezen worden, dat het er zeer ver vandaan is, dat deze theoretische beschouwingen zouden kunnen gelden als resultaten van onderzoek. 4e. Eenigszins eigenaardig doet het aan. dat in het werk af en toe gefulmineerd wordt tegen spiritisme de schrijvers willen bepaald, dat de mensch na zijn tweede leven voor goed sterft, het opkomen van nieuwe godsdiensten, even valsch als alle vorige, zou op die wijze verhinderd worden. 5e. Ik sta op een ander standpunt en acht het gezegde, dat ik wel in theosophische werken aantrof, „er zijn vele godsdienstvormen, doch er is slechts één godsdienst", juist. Gedichten als die van Rabindranath taoore zijn niet waardeloos. 6e. Het gemis aan soberheid is dus voor mij geen reden, om hunne beweringen als beneden mijn aandacht terzijde te leggen. 7e. Mochten 39 dc heeren, ook nadat zij in het bezit van een behoorlijke luchtdichte kast zijn geraakt, positieve resultaten bereiken, zoo zal ik gaarne trachten na te gaan, waaraan de verschuivingen, op verzoek, van den droppel in den manometer zijn te danken. (Het vervolg van dit verslag bewijst echter het tegendeel). Ons antwoord is niet in het T. L. opgenomen, daarom betoogden wij per brief, dat wij niet uitgaan van beweringen en theoretische beschouwingen maar van physische experimenten, zoodat onze eerste poging om het bestaan van- dit in de wetenschap onbekend wezen te bewijzen, zoowel physisch als psychologisch geslaagd mag heeten, terwijl die dorre cijfers sober genoeg zijn voor de officieele wetenschap, om een critisch onderzoek in te stellen, en dat het voor haar belangrijk genoeg is, om van een ex-mensch de drie noodzakelijke physische voorwaarden, — volume, gewicht en densiteit, — te meten, zoodat dan, physisch gesproken, dat bestaan even zeker is als het bestaan van ieder ander stoffelijk lichaam. Einde Maart verzochten we Dr. N., om nu eens eindelijk het concept-contract in de bladen te plaatsen. Dr. N. schreef ons nota bene terug, dat bij nog steeds op ons wachtte, doch dat Dr. V. niet veel voelde voor het concept, en eerst fers positiefs wenschte te zien, en daartoe den zomer wilde afwachten, met verzoek om ons tot Dr. V. te wenden. Wij schreven alzoo 27 Maart aan Dr. V. onder meer. „Wij meenden, dat uw wensch om eerst zonder kast, iets positiefs te zien, na onze verdediging van 14 en 25 Oct. 6, 20 en 26 Nov. '13 en vooral na uw artikel in het T. L. van 1 Febr. '14 tot het verleden behoorde. Wij releveerden drie argumenten; le. dat het maken van barogrammen een noodeloos werk is; 2e. dat we experimenteel hebben aangetoond, dat met elke door de physici voorgestelde wijze van proefnemen geen uitslag verkregen kan worden; 3e. dat een luchtdichte kamer van constante temperatuur een noodzakelijke eisch is, 40 om iets positiefs te kunnen bereiken. Wif Vroegen nog eens, wat wil de commissie meet. zij heeft friet de minste risico als de proef mislukt, integendeel zij kan ons openlijk aan de kaak stellen, Wat de hóofdproef betreft. Waarop onze theorie berust. De proef is toch wel de onkosten waard? De kwestie is ook hier niet, dat wij behoefte hebben aan een Wetenschappelijke controle, maar wel, dat de wetenschap behoefte heeft aan een inductief laboratoriumbewijs, — in getal en maat, — voor het voortbestaan van den mensch. Ons ontbreekt niets anders dan geld, om de proef onafhankelijk van temperatuur en druk te kunnen laten zien. Wijv hebben U nu openhartig alles verklaard, U moet na voor UW eigen geweten uitmaken, of U ons door uwe relaties in de gelegenheid wilt stellen, óns tot bewijs toe te laten". 28 Maart schreef Dr. N. ons: „Ik schreef aan Dr. V. om ons concept-pari öto door t& sturen aan Dr. Sybrandi en zoo aan mij, wij zullen dan definitieve redactie opmaken, U copie zendende, alles VOör het in de courant komt. ft Was va» idee, dat Dr. V. voor het pari weinig voelde, doch lees op een zijner briefkaarten nu toch het tegendeel. Ik meld It dit abuis van mij tot uwe geruststelling^'/ Maar 29 Maart ontvingen we van Dr. V. het volgende schrijven, dat we alleen wat de hoofdzaak aangaat, hier kunnen behandelen. De cursiveering is van ons. U schrijft o.sfc: Mogen wij U eens op den man af vragen, speelt het nieuwe natuurkundige vraagstuk, massabepaling en afleiding va» het gewicht, U en Dr. N. geen groote rot in uw aarzeling, om de proef te controleeren? Hierop zal ik nu eens wat nader ingaan. Er is m.i. steeds groot verschil te maken, bij ieder die proeven doet; tusschen wat hij beweert waargenomen te hebben, en tusschen de theorieën, die hl) uit het waargenome afleidt, of daarvoor bevestigd meent te Vinden, Voor waargenomen feiten heeft ieder het hoofd te buigen. 41 Maat meestal worden de feiten, door hem, die ze meedeelt, zóó met theorie vermengd, veelal onbewust, dat er een beschrijving der feiten ontstaat, die, hoe eerlijk ook bedoeld, toch niet geheel juist of althans boven discussie verheven is. Dit is nu ook in uw boek het geval. Gij spreekt van een nieuw natuurkundig vraagstuk massabepaling enz. Hiermede doelt gij ongetwijfeld op de bepaling van het volume der moleculen alleen, en wat daaruit voortvloeit. Als men vraagt, hoe groot in een K.G. water het volume is, alleen door de moleculen ingenomen, zoo is dit een zuiver natuurkundig vraagstuk. Dit vraagstuk is nier nieuw, en men heeft voor de grootte van dat volume ook zeer goede berekeningen. Vooral de oude Prof, V. D. WAALS heeft veel aan zulke berekeningen gedaan, b.v. het gezamenlijk volume van alle moleculen, die zich in een cM» lucht bevinden, bedraagt 0,000,494 cM8. Maar wat doet gij nu in uw boek? Gij doet alsof het een geheel nieuw denkbeeld is, dit volume der moleculen alleen te berekenen, en alsof deze berekening kon plaats hebben, door heel eenvoudig alleen maar uit te gaan van de vergelijking P = mg. Gij komt tot de verbazende con-. clusie, of liever stelt zoo maar de bewering op, dat men het volume der moleculen in een K.G. water, (of andere stof,) kan vinden door 9,812 te deelen op 1. (Zie verslag van Dr. O, pag. 22). Nu kunt gij toch wel begrijpen, dat Prof. v. D. WAALS, (of ook anderen, die de bekwaamheid van Prof. V. D. W. in zulke dingen grooter achten dan de uwe,) weinig lust hebben, om van een boek, waarin zulke dingen voorkomen, notitie te nemen, Deze berekening van het massavolume is heusch nier goed. Het is natuurlijk volstrekt niet mijne bedoeling tfe zeggen, dat er in uw boek niets goeds staat Her kan heel goed wezen, dat zich aan U allerlei krachtmenschen geopenbaard hebben. Daar gij blijkbaar uwe theoretische uitkomsten zoo zeer overschat, is het mogelijk, dat Gij U ook in uwe proeven 42 bedriegt. Gif zult dus wel kunnen billijken, dat ik van aiijn standpunt, daar ik zelf niets bij U gezien heb, en uw boek over het algemeen niet kan bewonderen, twijfel, of gij u niet in alle opzichten bedriegt. Vandaar, dat ik niet veel lust gevóél, het in de bladen openlijk te zeggen, dat uw onderzoekingen zoo gewichtig zijn, dat er bepaald geld voor moet wezen. Uwe volharding is zeker prijzenswaardig. Gij meent blijkbaar met zekerheid te weten, dat de droppel in den manometer, als de krachtmenschen meewerken, zich op uw verzoek verplaatsen kan. Ik hoop ook, dat het geld er komt, maar ik kan er mij zeiven, zooals uit het bovenstaande blijkt, niet voorspannen, om het u te bezorgen. Indien gij er toe mocht overgaan, zelf het noodige geld te leenen, en indien er dan volgens mijn oordeel een positief resultaat werd bereikt, zou ik daarna gaarne moeite willen doen, (met welk resultaat weet ik natuurlijk niet,) om U het uitgegeven geld terug te bezorgen". Wij schreven 30 Maart aan Dr. V. terug. „Het schijnt bij de wetenschap usance te blijven, dat waarnemingen van anderen 4 priori veroordeeld worden, maar juist daarom heeft nog nooit een dergelijke aanval ons geschokt. Wij meenen, dat U in Uw verweer niet duidelijk genoeg onderscheidt: de theoretische massabepaling van Prof. V. D. W. eenerzijds, en de experimentele massabepaling anderzijds, en zoolang U ons niet kunt bewijzen, van welke stof de „wetenschap" het massa- of moleculenvolume experimenteel bepaald heeft, zoolang blijven wij er bij, dat de massa het eerst gemeten is van bezielde stof, en dit experiment daarom een nieuw vraagstuk in de physica is geworden. Nu hebben we niets anders gedaan, dan de eenigste formule, die de wetenschap ons verstrekt, om het gewicht af te leiden, voor het eerst toe te passen: n.1. massa maal versnelling is gewicht: mg = P, of gewicht gedeeld door versnelling is massa. P : g = m. Omdat het lichaamsvolume óók 43 gemeten Is, kan daarna ook het S.G. berekend worden. Neem aan, dat hier een fout schuilt, dan is het alleen de taak der wetenschap, die fout te herstellen. Voor het overige hebben we niets anders betoogd, dan dat massa, — een complex moleculen zonder moleculaire afstanden, — ruimte inneemt, dus uitgedrukt kan worden in maat, cM3. b.v. en wij daarom spreken van massavolume. Maar wat leert de wetenschap omtrent het „begrip" massa ? Eenerzijds komt zij tot de wet; massa — kracht: versnelling. Wij vragen slechts: Heeft kracht gewicht? Neemt kracht ruimte in? Is kracht afzonderlijk waarneembaar? Bij de kinetische gastheorie wordt anderzijds geredeneerd, b.v. in 1 cM3* zuurstof van 0°C en 760 m/m druk, wordt 0.000322 cM8 ingenomen door de eigenlijke moleculen. Dus dan toch cM3. Het komt mij voor, dat de „wetenschap" hier op twee beenen hinkt. Nu erken ik gaarne, dat de afleiding van het gewicht, het zwakste punt, (maar het moeielijkste, ook voor de wetenschap), in ons boek is, maar in verband met ons geheele onderzoek is het toch een onderdeel van een onderdeel, want welke waarde heeft ten slotte het motief, of de geest 300 of 400 mG. zou wegen, tegenover het experiment, dat de z.g. geest uit weegbare materie bestaat? Maar laten we voor een oogenblik aannemen, dat de metingen juist zijn n.1. 36 mM3 massavolume en 49 dM3 lichaamsvolume, dan vragen we, ZOO de door ons gevolgde methode, om het gewicht en het S.G. af te leiden, geen recht van bestaan heeft, wilt U dan zoo vriendelijk zijn, ons op te geven, volgens welke methode en met welke formule we dan wel moeten berekenen, en wat volgens li de uitkomst moet zijn? Door eenvoudig weg te zeggen: „nu kunt gij toch wel begrijpen, dat Prof. v. d. W. weinig lust heeft, om van een boek, waarin zulke dingen voorkomen, notitie te nemen", bewijst u niets, en kunnen wij 44 slechts beantwoorden met pag. 145 in L.m. d.l.m. Hoe het echter mogelijk is, dat U als man van wetenschap, zonder een enkele proef van ons gezien te hebben, dus zonder het minste bewijs weer kunt zeggen: „ik twijfel of gij u niet in alle opzichten bedriegt," is ons een raadsel. Maar... met insinuaties bereikt U niets tegenover ons aanbod, dat wij bij mislukking van het experiment zelf de onkosten zullen betalen, terwijl U onze fout wereldkundig kunt maken. Dan eerst hebt U recht van spreken. En ... is dat nu heusch de eenige reden, waarom U uwe handteekening niet wilt plaatsen ónder den door Dr. Naber opgestelden oproep in de bladen? Wij eischen slechts, dat de feiten koel en sceptisch gecontroleerd zullen worden, en voor feiten heeft een ieder, zooals U zelf zegt, het hoofd te buigen." (zie verder pag. 52). „Aangenaam was het mij, den volgenden dag Dr. V. te ontvangen, het levende woord is duidelijker dan de doode letter. Z.Ed. motiveerde zijn vorig schrijven door te zeggen, dat wij niet verstandig geweest waren, om de wetenschap in L. m. d. 1. m. aan te vallen, vooral omtrent het begrip massa. Maar wij hebben de aanvallen der wetenschap slechts beantwoord. Bovendien kunnen de physici niet hebben, dat buiten de wetenschap om de massa experimenteel bepaald is, de metaphysici moeten niets hebben van een stoffel ij ken geest, de geloovigen zijn beleedigd door de seances van Multatuli, de verschillende psychische scholen zien hun geliefkoosde dogmata bedreigd, de theologen van allerlei richting gevoelen hun godsbegrippen wankelen, daarom weigeren de staatslieden het onderzoek, dat is alles. Maar de wetenschap zal zich blameeren, als zij zonder onderzoek vooropstelt; de uitslag is onmogelijk, als dan later door middel van die kast de realiteit van het feif' vaststaat, want dan is toch de massa voor het eerst gemeten, en is er tevens een bezielde stof- 45 verbinding, die lichter is dan waterstof, ontdekt. Dit zijn toch twee nieuwe gezichtspunten in de physica? Dr. v. erkende, als de uitslag reëel is, is het physisch wel een mooie proef, maar het blijft echter de vraag, of er wel moleculen in den cylinder komen? Is het wel stof? Want... de aggregatio is niet te bepalen, (zie verder pag. 62). . Elk motief mijnerzijds leed echter schipbreuk op het slotwoord van Dr. v., n.1. dat wij de onkosten voor de proef in die kast uit eigen middelen moesten bestrijden." Den heer marcellus Emants stelde ik toen op verzoek van Dr. v. voor, mij voor een jaar f500 te leenen, doch Z.Ed. antwoordde mij, „dat hij gereed stond om naar het Zuiden te vertrekken, en geen honderd gulden N e d e r 1. geld meer v r ij beschikbaar in h u i s had." De heer goedhart berichtte mij, dat de heer wehlberg toezeggingen had tot f 80, en dat hij f22,50 ontvangen had, doch dat hij dat bedrag juist gisterenavond zou retourneeren, Z.Ed, voegde er nog aan toe: „De spiritisten hebben blijkbaar uwe bewijzen niet noodig, en de materialisten voelen niet veel voor een bewijs, dat hen van dwaling overtuigt." Dr. sybrandi schreef ons: „Wegens verhuizing en te drukke bezigheden wenscht ondergeteekende zich niet langer met de zaak matla te bemoeien." Dr. E. C. de vries schreef, dat Z.Ed. wegens ongesteldheid verhinderd was, om te experimenteeren. Ook Dr. Onnen trok zich terug. (Zie pag. 24). Dr, Naber schreef onder meer: „Ik zie U met uw proeven precies in dezelfde conditie, als ik zelf ben met andere dingen en daarom een waarschuwing „pas toch op,!' die U wel van mij wilt aanvaarden, en een vriendelijk woord van afscheid." Dr. N. gaf het volgende artikeltje voor de N. R. C. en het T. L., dat niet is geplaatst. „Ondergeteekende wenscht even mee te deelen, dat hij 46 zich terugtrekt uit het gevormde comité tot controle van de proeven der heeren M. en Z. De reden is, dat eenerzijds het comité niet in staat wordt gesteld, om met behoorlijke instrumenten de proeven te controleeren, anderzijds, dat de heeren M. en Z. niet in staat worden gesteld hun proeven zoo in te richten, dat de critiek door ondergeteekende uitgeoefend in de N. R. C. tot zwijgen wordt gebracht. Van de goede trouw der genoemde heeren is hij intusschen overtuigd, en voor hun volharding past een woord van hulde." Ik schreef Dr. N. 9 April onder meer: „Ben oppervlakkig beoordeelaar zou naar aanleiding van een en ander geneigd zijn, zijn anathema uit te spreken, maar hij, die ons archief kon raadplegen, en niet heelemaal een vreemdeling in Jeruzalem is, behoefde waarlijk geen minister van rechts of links te zijn, om te weten, hoe laat het was. De tendenz lag er te dik op. In ieder geval zal ik uwen goed bedoelden raad „pas toch op" ter harte nemen, en wel zeer voorzichtig maar toch zeker mijn weg vervolgen. Voorloopig zeg ik u allen voor alles hartelijk dank, en bevestig nogmaals, dat het nooit mijn bedoeling is geweest, iemand te krenken, de toon van het levende woord drukt beter mijn gevoelens uit dan mijn geschrijf'. Den 12den November 19H zonden wij aan Dr. N. en Dr. V. een teekening op ware grootte van den in bewerking zijnde manometer voor de luchtdichte kamer van constante temperatuur, met bericht, dat wij, — alhoewel het voor ons een omvangrijke en moeielijke taak is, om de flnancieele en technische bezwaren te overwinnen, — binnen een niet al te lang tijdsverloop de hoofdproef „einwandfrei" aan de commissie zouden toonen. Dr. V. schreef: Hlk meen te begrijpen, dat gij de luchtdichte kast etc. nu op eigen kosten laat maken.. Wat een volharding 1" De heer Tillema schreef ons, dat Dr. N. uit het comité getreden was, waarop wij Dr. N. bemerkten, dat wij, naar aanleiding van de schriftelijke verbintenis van Dr. V., besloten hadden, om de toestellen voorloopig voor 47 eigen tekening te vervaardigen, waardoor de flnancieele bezwaren voor de commissie tot na het proefnemen opgelost zijn, zoodat het niet meer dan billijk is, dat Dr. N. zijn belofte houdt, om de proef te controleeren, en na accoord bevinding ons, volgens eet en geweten, het beloofde verslag geeft, en zijn aanval in de N. R. C. herroept. Dr. N. antwoordde echter : „Ik acht mij niet meer tot de commissie te behooren. Van één proefneming zal ik gaarne getuigen zijn. Als U gelijk krijgt, zal ik gaarne mijn woorden in de N. R. C. terugnemen". 10 Mei '15 schreven wij: „de psychatomometer (zielenstofmeter) is voor de correctie gereed. Alvorens de zesde wand dicht te schroeven, noodigen wij U beleefd tot een bezoek uit, om de plaats van uwe contröletoestellen te bepalen, en het functionneeren van het toestel te bezichtigen, terwijl we ons voor eventueele bemerkingen houden aanbevolen. Daarna kunnen we met de technische proeven beginne n". 25 Mei bezocht ons Dr. V. alleen. Z.Ed, heeft geen bemerking gemaakt, en mij gezegd, dat Dr. N. geen contröletoestellen had te plaatsen, doch dat het zeer gewenscht zou zijn, om van het inwendige der kast een teekening te maken, terwijl het jammer zou zijn voor de gemaakte onkosten, als ik niet verzekerd was van de medewerking der geesten. PROEVEN met den psychatomometer met medewerking en onder leiding van den Weledelzeergeleerden Heer Dr. H. Brandes de ROOS, physicus, te 's-Gravenhage. Van 3 Juni tot 8 Juli 1915. Kort verslag. Met Dr. Br. de R. namen wij vele technische proeven omtrent de dichtheid en warmtegeleiding der kamer; de dichtheid, gelijke inhoud en warmtegeleiding der cylinders, het vermeerderen of verminderen van de gevoeligheid der 48 cylinders; de poreusheid der kartonnen vlakken; de geüjke lengte der leiding; de gelijke helling der manometers ; het gelijk gewicht der droppels; de gelijke condities voor beide cylinders ten opzichte van temperatuur in de luchtdichte kamer; het plaatsen van niet reflecteerende schermen voor de inwerking van het licht, enz. Verder stelde ZEd. de mechanische voorwaarden voor de proef op, uit lijsten loopende van 5 Juni tot 7 Juli, waaruit blijkt, dat de luchtdichte kamer voor den atmosferischen druk bij zwakke en matige winden dicht is. Wat de temperatuur betreft is bewezen, dat de toestellen onder gunstige voorwaarden werkelijk een temperatuurverschil van 1l5too° C. uitsluiten. Verder is experimenteel vastgesteld, dat droge versche lucht een vereischte voor de proef is, omdat dan de uitslag het grootst is. En eindelijk stelden wij de psychologische voorwaarden vast. Het bleek ons, dat, naarmate de uitslag op verzoek kleiner, de atmosfeer ook vochtiger werd, en dat er zelfs na langdurige zeer vochtige atmosfeer inslag, in plaats van uitslag op verzoek volgde, zoodat wij vermoedden, dat het wezen aan natuurlijke invloeden onderhevig is, waardoor zijn stof niet altijd geheel meetbaar is, b.v. omdat de lichaamstemperatuur van het intellect op het oogenblik van waarnemen iets lager zou kunnen zijn, dan de temperatuur van de lucht in den cylinder. (Zie verder pag, 56). Toen 7 Juli de correctie van het toestel gereed was, bleven beide droppels bij zwakke en matige winden ongeveer een half uur onbeweeglijk. Alléén wij zonden de commissie 14 Juni en 10 Juli foto met beschrijving der toestellen, en een verslag van 20 pagina's omtrent bovenstaande proeven, met bericht, dat wij onder die voorwaarden gereed waren voor nummer I van het program der werkzaamheden, — experimenteele bepaling van uitslag op verzoek met twee metalen cyÜnders van 55 dM3 inhoud, -~ met beleefd 49 verzoek dit experiment aan een critisch onderzoek te willen onderwerpen. 7 Juli was de atmosfeer normaal, en de windkracht zwak; zoodat we 'savonds om 9 uur metDr. BRANDES DE ROOS enechtgenoote konden experimenteeren.ZEd. heeft de volgende schriftelijke verklaring gegeven. Na een afwijking van 2 cM. van normaal op het projectieveld, (vergrooting 30 maal), bleef de droppel van cylinder II ook stilstaan. Na eenigen tijd verzocht Dr. Br. de R. een uitslag van 3 seconden in cyünder II. Uitslag 6,5 mM., stilstand 3 seconden, teruggang 6,5 mM, Cylinder I bleef op normaal, De droppel van cylinder I heeft ruim een half uur op normaal gestaan, daarna verzocht Dr. B. de R. onverwachts een constante afwijking van 3 seconden. Uitslag 3,5 mM., stilstand 3 seconden, teruggang 3,5 mM. Dr. Br. de R. heeft alleen den uitslag geconstateerd, en kon de studie voor een numerieke massabepaling niet ter hand nemen, omdat ZEd. tijdelijk naar het buitenland moest, maar hij gaf ten slotte als zijn overtuiging te kennen, dat de heeren mathematici wel een bevredigende oplossing zouden kunnen vinden, om het gewicht en het soortelijk gewicht uit de massa af te leiden. Dr, Naber was zoo vriendelijk 3, 4 en 5 Aug. '15 bij ons te vertoeven, maar de atmosfeer was gedurende die dagen zóó vochtig, dat wij tot onzen spijt aan Dr. N. den uitslag niet konden toonen, zoodat wij niet geëxperimenteerd hebben, maar ons moesten bepalen tot besprekingen en het onderzoek van den psychatomometer. Uit het verslag van 20 pag. citeeren wij slechts het volgende: Niettegenstaande Dr. N. voor het sluiten der kast ons door bemiddeling van Dr. V. had laten weten, dat hij 50 geen contröletoestellen te plaatsen had, begon hij waarachtig weer te betoogen, dat de proef zonder contröletoestellen niet te controleeren was, en dat wij reeds lang barogrammen hadden moeten maken, die wij met de barogrammen der wetenschap konden vergelijken, en dan alleen kon blijken, of er een nieuw verschijnsel was waargenomen. Ik antwoordde: Indien de wetenschap haar barogrammen niet wil, of niet mag afstaan, zou zij het in haar macht hebben, het onderzoek onopgelost te laten, maar óók, van een wetenschappelijk standpunt beschouwd, is het de weg niet Elke controle buiten den Haag is m. i. waardeloos, omdat de drukverschillen, b.v. in Utrecht, misschien niet gelijk zullen zijn met die in Den Haag. De controle dient daarom niet alleen plaatselijk en ex-tempore te geschieden, maar ook de contröletoestellen moeten even gevoelig zijn en onder dezelfde voorwaarden geplaatst worden. De wetenschap zou dus moeten beginnen, om aan ons te bewijzen, dat ze toestellen bezat, waarmee een drukverschil van een onderdeel van een milligram te meten is, eerst dan zou er raison zijn, zoon toestel voor de cuvette in ons toestel te plaatsen. Indien dan een even gevoelig toestel een rechte lijn zou registreeren gedurende de afwijking van den droppel, dan eerst zou de controle beteekenis krijgen. Maar al zou de wetenschap zoon contröletoestel bezitten, dan nog resten uwe bezwaren omtrent de vluchtigheid van benzine, die volgens U een spanningsverschil in den cylinder zou kunnen veroorzaken. Mijns inziens, is er dus geen betere controle denkbaar, dan twee gelijke toestellen, die onder gelijke voorwaarden geplaatst zijn, zoodat het drukverschil in den door U gevraagden cylinder moet geschieden, terwijl het andere toestel stationnair moet blijven. Is dit niet de eenige oplossing, die elk bezwaar uwerzijds uit den weg ruimt? Daarna heeft Dr. N. het functionneeren van den psychatomometer onderzocht. De luchtdichte kamer was 51 zoo geopend, dat de cylinders de druk- en temperatuurverschillen door den droppel in den manometer konden aanwijzen. Voor cylinder I werd een benzinevoor cylinder II een alcoholdroppel gebruikt. Zoodra de kraan van C I gesloten was, bewoog zich de benzinedroppel. Ziet ge, zei Dr. N., die beweging van den droppel is nu het Drebbelverschijnsel, ge hadt reeds lang openlijk moeten erkennen, dat mijn artikel in de N. R. C. juist was. Toen de kraan van C II gesloten was, bleef de alcoholdroppel onbeweeglijk staan. Met alcohol gaat reeds de theorie van het Drebbelverschijnsel niet op, zei ik. Die cylinder deugt niet, die droppel is dood, antwoordde Dr: N. Met het pompje kunt U reeds direct het tegendeel waarnemen, zei ik. Bij het induwen of uittrekken van het pompje constateerden wij den vereischten u i ten inslag. De kwestie was hier alleen, dat de wrijvingscoëfficiënt van alcohol viermaal grooter is, dan van benzine. Dr. N. verzocht toen, om de kast te sluiten, om te kunnen constateeren, of ze werkelijk dicht is, en de benzinedroppel dan ook stilstaat. Zooals U ziet, staat nu ook de benzinedruppel stil, en als «— onder de opgegeven voorwaarden — het acetyleenlicht ontstoken wordt, staan beide droppels gedurende een half uur stil, hetgeen bewijst, dat de in- en uitwendige temperatuur en druk in de toestellen gelijk zijn. Open nu de kamer bij den inlaat, verzocht Dr. N., om te zien, of het Drebbelverschijnsel zich weer voordoet. Na den inlaat afgedopt te hebben, bewoog de droppel van C I lichtelijk. Ik had U openlijk op uw artikel kunnen antwoorden, zei ik, dat een kwikdroppel in een manometer, verbonden aan een kartonnen cylinder, alleen bij storm zal bewegen, of dat een alcoholdruppel na enkele dagen zal verdampen, zoodat er geen sprake kan zijn van een perpetuum mobile, nog minder van een in verbinding staan van een gesloten vat met lucht met de hemellichamen. Bovendien verschillende physici hebben 52 ook geconstateerd, dat de droppels bij windstilte ook zonder kast op normaal bleven, en dan een uitslag op verzoek waargenomen. Hoe kunnen we nu verklaren, Dr. N. heeft in zijn artikel in de N. R. C. gelijk, dié droppels staan nooit stil? Die erkenning zou gelijk staan, met te zeggen: wij hebben den uitslag nooit gezien, het is een leugen. U kunt toch niet van ons vergen, dat wij ter wille van een hypothese der wetenschap door een onwaarheid ons zelf zullen executeer en? (Vervolg van pag, 44.) Voor het overige heeft ook Dr. N. veel gedebatteerd over de benoeming van de grootheid M, het geüefkoosde thema der heeren physici, om ons op het zwakste punt in ons werk aan te vallen, n.1. de bepaling van het gewicht afgeleid uit de experimenteele massabepaling. In L.m. d.l.m. pag. 63 geven we een v o o r p r o e f j e om te bewijzen, hoe verschillend de opinies daaromtrent zijn, wij zouden die met vele uitspraken van doctoren in de physica kunnen aanvullen, maar plaatsgebrek noodzaakt ons, om ons tot de volgende conclusie te moeten bepalen. „Vooreerst achten wij ons onbevoegd de benoeming van de grootheid M te bepalen, maar als leek en zijn wij met de meeste bescheidenheid zoo vrij te bemerken, dat de astronomen betoogen, massa is hoeveelheid stof; de mathematici, massa is slechts een coëfficiënt; de natuurkundigen der 18e eeuw, massa is inertie; de physici van den lateren tijd, massa is kracht, ofschoon zij in de kinetische gastheorie spreken van het volume der moleculen; andere goochelen met het woord eenheid van massa, en zeggen, in het centimeter-gram-secondestelsel wordt aangenomen als eenheid van massa een gram, dat is de massa van 1 cM3. zuiver water, in plaats van, dat is het gewicht van de massa van 1 cM3. zuiver water; weer andere zeggen, de formule P = m g is gebaseerd op de vroegere formule, K = —-ma en g op grond daarvan is de eenige juiste definitie, massa 53 in grammen, (want de massa van een lichaam heeft, hetzelfde gewicht als het lichaam zelf). Het tusschen haakjes geplaatste is zeer juist, maar de formule zegt, massa maal versnelling is gewicht, enz. enz. Zij betoogen natuurlijk allemaal, dat is nu je ware definitie van God, pardon! van massa, maar iedere intellectueel, die geen physicus is, zal vragen, wat is nu eigenlijk massa? Met zoo'n staalkaart van definities als basis zou het verstandig zijn te zwijgen, maar de physici zeggen onder groot kabaal: „nu kunt ge toch wel begrijpen, dat de wetenschap geen lust heeft, om notitie te nemen van zoo'n gewichtig werk van twee doodgewone onbetitelde mannekes, die zich op het standpunt der astronomen durven plaatsen, en brutaalweg zoo maar met woorden in de ruimte slaan, door te beweren: „massa, een complex moleculen zonder moleculaire ruimten, neemt ook ruimte in." Niettegenstaande iedere stof ruimte inneemt, en gewicht heeft, beweren Dr. N. en anderen, „massa neemt heelemaal geen ruimte in, ruimte en kleur zijn slechts eigenschappen van de massa"; wij antwoorden, toont ons dan materie die geen ruimte inneemt, en als Dr. V. vraagt: komen er wel moleculen in den cylinder? dan antwoorden wij weer, toon ons dan kracht, die ruimte inneemt<""Dr. N. en anderen zeggen, wij zien geen kans om uit ruimte het gewicht te bepalen, terwijl Dr. V. en anderen ons beloven om het gewicht uit de massa af te leiden, doch tot nog toe blijven ze ons een betere uitkomst schuldig, en toch volgt steeds hun stereotiep verwijt: „jelui berekening is fout, dus, dat dus is kostelijk, jelui moeten je ook met al je experimenten vergist hebben, wij gelooven er niets van." Maar de waarheid is, dat niet de wetenschap, maar wij het eerst het massa- of moleculenvolume, dus uitgebreidheid hebben gemeten, en dat ook wij gelijktijdig experimenteel hebben vastgesteld, dat dit massavolume van die bezielde.stof uit weegbare materie bestaat, dus ook gewicht moet 54 hebben. Als het absolute nulpunt in het cryogeen bereikt is. kan, volgens de theorie van Prof. v. d. W.. het massa- of moleculenvolume ook van meerdere stoffen gemeten worden, en dan zal de wetenschap wel moeten beginnen, met een scherp omlijnde clefmitie van het begrip massa, in physische, mathematische en astronomische beteekerris, vast te stellen. (Wij geven haar gaarne de definitie van Dr. Muller te Hoorn in overweging: n.1. „de massa-eenheid is de (massa van de) hoeveelheid «tof, die onder de werking van een kracht van een krachtseenheid, een versnelhng van een versneüingseenheid krijgt.") Daarna zal de wetenschap niet alleen genoodzaakt zijn, de berekening van het gewicht uit de massa te moeten oplossen, maar het zal haar dan ook blijken, dat er een en ander verbeterd moet worden. Bij voorbaat verzoeken wij haar beleefd, om dan ook eens het gewicht van een geest te gaan bepalen, en geven haar weer in overweging, om daarvoor een prijsvraag voor de heeren physici uit te schrijven. Als de physid dan niet zoo arrogant zijn, om te meenen, dat de ziel en de zaligheid der menschen afhankelijk is van het juiste aantal milligrammen van een geestenlichaam, zal het dan eerst blijken, — wij erkennen dit gaarne, — dat de geest van wijlen Mevrouw Zaalberg geen 360 mG. kan wegen, doch dat haar gewicht iets meer, of iets minder zal bedragen. Die verbetering, zelfs met de onontbeerlijke decimalen inchus, gunnen wij daarom van harte den heeren physici, maar uit die berekening zal, in verband met onze bepaling van haar lichaamsvolume, ten slotte ook blijken, dat er een nieuwe stofverbinding ontdekt is, die lichter is dan waterstof." (Zie verder pag. 62—64). Voor het overige veroorlooven wij ons de vrijheid een citaat te releveeren uit het werk „Exacte (?) wetenschap", door Dr. H. A. Naber zelf. De spatieering is 55 van ons." Pag. 35. Het eerste waar we opkomen, is dan het experiment, Proefhemen, niet alleen observeeren en nadenken. Dat is het koene woord van Galilei! Maar als het experiment het karakteristieke der methode vormt, dan moet toch gezegd, dat de wiskunde, die den kern der exacte wetenschap heet te vormen, dat karakteristieke ten eenenmale mist. Pag. 39. Is het soms niet, of het woord van Fontenelle bewaarheid wordt, dat de menschen in geen enkel genre tot iets verstandigs kunnen geraken, dan nadat zij hebben uitgeput, „toutes les sottises imaginables." Pag. 41. En daarom verklaarde Faraday, dat hij als experimentator zich gerechtigd achtte, te gaan in elke gedachte nlijn, die door het experiment scheen te worden gerechtvaardigd. Pag. 43. En wanneer de wetenschap, als een afgeleefde baron, kinderen adopteert, en zoo waakt voor het uitsterven van het geslacht, kwam de kracht dan uit de wetenschap, of uit de maatschappij?. Zoo zijn de vruchten der exacte wetenschap niet steeds haar eigene, zij stelt zich meest vijandig tegenover vreemde kinderen, maar adopteert ze, als ze tegen den druk ingroeien, en vertroetelt ze dan, en loopt er mee te koop, als waren het haar eigen spruiten. Pag. 44. Terwijl duizenden, — en men weet, dat daaronder de meest respectabele menschen, vakgenooten, vrienden, bezadigde lui zijn, «•» getuigen, dat er waarheid is in de beweringen der spiritisten, houdt de wetenschap zich van den domme. Pag. 45. Zoo zijn haar flaters groot in aantal, en wat ze merkt met haar stempel is niet altijd het hare, haar werk is niet universeel, het is stukwerk, gelooven op gezag heerscht op haar gebied even goed als elders, er is mode, er is dwang, zij gaat niet altijd aan de spits. En zoo is er eenige waarheid in den sneer van Edison: De mannen der wetenschap weten in gekuischten vorm te zeggen, wat de mannen der praktijk gevonden hebben." 56 Wij zijn verheugd, dat Dr. N. dit voor ons gezegd heeft, want.... hij kan het weten. Toen wij 13 Aug. '15 bij droge atmosfeer in beide cylinders 10 mM. uitslag hadden waargenomen, verzochten wij Dr. V. om, zoo hij den atmosferischen toestand voor de proef gunstig achtte, ons te bezoeken, dan zouden wij trachten de proef te toonen. Dr. V. heeft vier malen geëxperimenteerd, daarvan zijn nauwkeurige verslagen opgemaakt, die voor belangstellenden ter inzage liggen. Door plaatsgebrek moeten we ons hier tot het noodzakelijkste bepalen. 18 Aug. bezocht Dr. V. ons onverwachts. De atmosfeer was zeer vochtig, regen en wind, waarneemtijd ± 20 minuten. De droppel van cylinder II bewoog zich nu en dan. Toen de droppel van cylinder I eenige minuten had stilgestaan, deed Dr. V. het verzoek. Er volgde 2 mM. inslag, teruggang 2 mM., na het tweede verzoek. Ook aan Dr. V. heb ik toen het verslag van Dr. Br. de R. laten lezen, waarin ZEd. erkende 6,5 mM. uitslag te hebben waargenomen. Naar aanleiding van den waargenomen inslag schreven wij s'avonds nog aan Dr. V." Daar Dr. N. elke beweging van den droppel alleen aan drukverschillen blijft toeschrijven, betoogen wij het volgende: le niet alleen de druk maar ook de temperatuur heeft invloed op de beweging der droppels; 2e de inslag, in plaats van den uitslag, kan, op grond van een reeks proeven, ook ontstaan, omdat de hchaamstemperatuur van het intellect mogelijk iets koeler kan zijn, dan de lucht in den cylinder, in dit geval zou daaruit niet alleen blijken, dat het een stoffelijk wezen moet zijn, maar ook, dat het verschil in druk, door het inkomen van zijn moleculen in den cvlinder te weeg gebracht, „uitslag", gelijktijdig geheel of gedeeltelijk zal opgeheven worden, zoodat er zelfs inslag kan volgen; ■■bi 57 en omgekeerd als de lichaamstemperatuur iets hooger is, dan van de lucht in den cylinder, zal de uitslag vergrooten; 3e om een zuivere uitslag te verkrijgen, b.v. bij een numerieke bepaling van het massavolume, moet de temperatuur in de cylinders, in de luchtdichte kamer, in de waarneemkamer en van het intellect gelijk zijn; 4e zou een en ander geen aanleiding kunnen geven tot de bepaling van de soortelijke warmte van de stof van een geest? (zie vervolg pag, 61—62.) Dr. V. antwoordde 22-8 onder meer. „Indien de eene droppel naar links als de andere b.v. naar rechts gaat, (kortom zijn de beide schommelingen geheel onafhankelijk van elkaar), dan zou ik eerder aan temperatuurverschillen denken, hoe dan ook ontstaan. Wat U schrijft, dat inslag kan worden verkregen als een koud voorwerp, (b.v. een stukje ijs,) in een der cvlinders komt, is j u i s t" 24 Aug. antwoordde ik weer aan Dr. V. Hier volgen de vier physische voorwaarden en voorzorgen voor de cylinderproef. U alleen kent nu alle finessen der proef. Ik vertrouw, dat U, gegeven niet alleen de groote beteekenis der proef, maar ook uwe uitspraak als man van wetenschap, zoo objectief mogelijk de waarheid zult benaderen door een reeks experimenten, (ook met uwe collega's,) en dan eerst uw oordeel zult uitspreken. Als de atmosferische toestand gunstig is, verwacht ik U. Tweede proefneming 25-8, atmosfeer zeer vochtig, matige wind. De beide droppels stonden onbeweeglijk. Dr. V. wenschte 5 minuten met het verzoek te wachten. Na 4 m. in C II temperatuurverschil, stelselmatige afwijking naar rechts, na 7 m. ook in CI naar links. U ziet, als de drukverschillen uitgeschakeld zijn, beginnen eerst de moeilijkheden met de temperatuurverschillen, zoodat men een luchtbarometer met even veel recht een luchtthermometer kan noemen. Toen de beide droppels weer eenige minuten zóó stil stonden, verzocht Dr. V. uitslag in C II. Er volgde 58 3 mM. inslag, na zijn tweede verzoek een teruggang van 3 mM., de droppel van C I bleef stil. Daarnn werd het verzoek gedaan voor C I. Er volgde 1 mM. inslag, na zijn tweede verzoek een teruggang van 1 mM., de droppel van C II bleef stil. Dr. V. vroeg mij: waarom noemt U dit inslag op verzoek? Ik antwoordde, omdat bij beide afwijkingen de druppels na het tweede verzoek ook teruggaan. Bij temperatuurverschillen is de afwijking alleen naar een kant. Als U het verzoek doet, en er volgt b.v. 6 mM. uitslag, moet de droppel na een door U te bepalen aantal seconden op uw tweede verzoek teruggaan tot de normaal, terwijl de andere droppel stationnair moet blijven. Eerst dan noemen wij den uitslag reëel. 27 Aug, bezochten Dr. V. en Dr. D. v. Eck ons 's avonds 8 uur onverwachts. Derde proefneming. Wij gaven het volgende schriftelijk. „Bij in- en uitslag heeft de afwijking 3 stadia; le. de in- of uitslag op verzoek, tijdfactor voor het inkomen van het intellect in den cylinder 4 seconden, 2e. stilstand van een door U te bepalen aantal seconde, 3e. teruggang na uw tweede verzoek tot op normaal, tijdfactor voor het uitgaan van het intellect weer 4 sec. Bij druk en temperatuurverschillen zullen de tijdfactoren van een of meer stadia steeds verschillend zijn. Ten slotte nog dit. Als de droppel op normaal staat, is er physisch slechts één geval mogelijk, dat na uw verzoek de droppel onbeweeglijk kan blijven, n.1, als de uitslag van de ingebrachte stof aequivaleert met den inslag van de lagere temperatuur van het wezen." Dr. V. ging met dit schrijven accoord, doch bemerkte, dat de inslag zeer klein was, en daarom moeielijk waarneembaar als de droppels niet absoluut stil stonden. M. merkte op, dat is zoo, maar het teruggaan der droppels! na een vooraf bepaald aantal seconden, geeft toch wel eenige zekerheid. 59 Atmosfeer vochtig, wind zwak. Waarneemtijd van 8.13 tot 9 uur. De droppel van C. I bleef al dien tijd op normaal, behoudens nu en dan een schommeling van 1 mM. CU bleef 15 min, op normaal, daarna langzaam een temperatuurverschil van 3 mM. naar rechts, en bleef daar nog 30 min. op normaal, behoudens nu en dan een schommeling van ruim 1 mM. Hierdoor is bewezen, dat bij droge atmosfeer en zwakke wind een uitslag van 6 a 10 mM. met absolute zekerheid is waar te nemen. Dr. V. herhaalde 4 maal zijn verzoek. De afwijkingen waren echter zoo klein, dat ze niet met zekerheid te constateeren waren, omdat de beide droppels, zonder dat het verzoek gedaan was, gedurende het proefnemen van 45 minuten, ook die kleine schommelingen vertoonden, De in-en uitslagen stonden ongeveer op het doode pont. Om ook te bewijzen, dat de toestellen goed functionneerden, brachten we door middel van het pompje + 35 mM* stof in den cylinder, er volgde 8 a 10 mM. uitslag, de afwijking had n u in 1 sec. plaats, de stilstand was zeer gering, terwijl de droppel weer in enkele seconden op normaal stond. Ten slotte bemerkten Wij, dat wij n o g nooit een toevallige storing hadden waargenomen, die gelijk was' aan de drie stadia van den uitslag van een geest. 1 Sept. '15 zonden,wij Dr. V. een verslag van onze proeven op 31 Aug. bij droge atmosfeer. *sAvonds om 8 uur was het bladstil, zoodat de beide droppels met geopende luchtdichte kamer eenige minuten stil gestaan hebben. „Met gesloten kamer was het resultaat van 8,30tot 9,30 als volgt i De droppel van CI stond tot 9,30 onbeweeglijk, van C II nu en dan een afwijking van 1 mM. 8.45 In C II uitslag op verzoek van 5 mM. in 4 seconden, stilstand 3 sec. teruggang tot normaal in 4 sec. 9 Uur, in C I uitslag op verzoek van 4 mM. in 4 sec.stilstand 3 sec., teruggang tot normaal in 4 sec. Nu er in den nazomer veel kans is op droge atmosfeer, SHmmmmm 60 zal ik voor U thuis blijven 's morgens van 10—12, 's middags van 2—5, en s avonds van 7—9 uur, en verzoek U vriendelijk den uitslag te komen constateeren." Vanaf 3 tot en met 8 Sept. was de atmosfeer normaal, vanaf 9 tot en met 13 Sept. droog, en van 3 tot 14 Sept. de windkracht zeer zwak, zoodat de atmosferische toestand in den Haag zeer gunstig voor de proef was. Daarom herhaalden wij 10 Sept. ons verzoek, en drongen er op aan, om den uitslag te constateeren, vooraleer het weer minder gunstig werd, Ook wezen wij Dr. V er op, dat Mevrouw GROET vanaf Juni haar huis niet verhuurd had, omdat dit n o o dzakelijk was voor de proef, en dat wij nu reeds 10 dagen lang drie maal daags alle mogeüjke voorzorgen genomen hadden, terwijl de intellecten al dien tijd geduldig hadden gewacht. Doch al die argumenten mochten niet baten, want eerst 17 Sept. schreef Dr. V, ons, dat hij in het begin der maand moeilijk kon komen, en vond het jammer, dat het weer nu minder fraai was, 22, 23 en 28 Sept. was de atmosfeer weer droog en de wind zwak, 22 Sept, beloofde Dr. V, dat bij Vrijdag 24 Sept. zou komen, doch wij ontvingen van ZEd. het volgende schrijven. „Hoe jammer, dat het weer nu weder omgeslagen is, U zult begrepen hebben, dat dit de reden is, waarom ik van middag niet gekomen ben." Ook 28 Sept. hebben wij te vergeefs gewacht, daarna schreef ik weer. „Bij droge atmosfeer en zwakke wind verwacht ik U om 10,2, of 9 uur, en verklaarde ik met behulp van een teekening, dat, als de droppels op verschillende normalen stonden, de uitslagen van eenzelfde intellect in beide cylinders dan niet even groot konden zijn." Toen 4 Oct. de atmosfeer weer vochtig was, schreef Dr. NABER ons. „De heer TlLLEMA en ik hebben eindelijk gelegenheid eens naar den Haag te komen, Dr. V. verzocht ons dat bovendien een tij dj egeleden. „Ik antwoordde, dat ik vooral weer in Sept geconstateerd had, dat de stof 61 van het intellect alleen meetbaar is bij droge atmosfeer, terwijl bij zwakke winden de droppels minstens een half uur en in het gunstigste geval een vol uur hebben stil gestaan, zoodat dan de uitslag zonder twijfel te controleeren is. Ook bij Dr. N, drong ik aan op controle bij droge atmosfeer." 18 October 's middags om 3 uur wilde Dr. V. nogmaals bij vochtige atmosfeer de proef controleeren, aan dit verzoek heb ik voor de vierde maal voldaan, maar nu ook uitdrukkeüjk verzocht, om d a a r n a ook eens bij d r o g e atmosfeer te experimenteeren. Het was echt najaarsweer. In C II steeds temperatuurverschillen, de droppel van C I stond onbeweeglijk. Driemaal heeft Dr. V. het verzoek gedaan. Er volgde telkens zeer kleine uitslagen van 0,5 tot 1 mM, (15 tot 30 millimeter op het projectiescherm), doch geen inslag. Toen Dr. Naber mij 20 Nov. '15 bezocht, was de atmosfeer weer zeer vochtig, en toch wilde ZEd. nu en slechts'een ma al experimenteeren. Ik vroeg, waarom wil de commissie toch uitsluitend bij vochtige atmosfeer de proef nemen? Als zij op die wijze b.v. een serie van 12 proeven neemt, moet het resultaat voor ons wel negatief zijn. Waarom geven de heeren ons nu ook geen kans, om hen de uitslag bij droge atmosfeer te toonen? Waarop Dr. N. vroeg, is dit weer „un nou veau fait", dat de stof van het intellect bij vochtige atmosfeer niet meetbaar is? Volstrekt niet antwoordde ik. in al onze werken, bijna in elk verslag en bij elk bezoek hebben wij steeds een droge atmosfeer als eerste voorwaarde voor den uitslag gesteld, doch in het begin onzer studie wisten we nog niet het „waarom". In Sept. 1.1. is ons gebleken, dat de droppel stationnair blijft, als de hygrometer een vochtigheidsprocent van 40 tot 50 aanwijst, naar rato dat het hooger wordt, volgt er ■BH -62 zelfs inslag, en naar rato dat het lager is, wordt de uitslag grooter. Voor zoover ik momenteel kan nagaan, wordt het intellect, als electrisch wezen, in vochtige lucht ontladen, waardoor een afkoeling van zijn stoffelijk lichaam ontstaat, zoodat de uitslag, veroorzaakt door het inbrengen van zijn stof in den cylinder, geheel of gedeeltelijk wordt opgeheven, omdat zijn lichaamstemperatuur dan iets lager is, dan de temperatuur van de lucht in den cylinder. (Dr. V. vergelijkt een en ander met het inbrengen van een stukje ijs). Is deze hypothese juist, — en misschien zijn er nog meerdere oorzaken, m dan is dit dus weer een nieuw, bewijs, dat het intellect stoffelijk moet zijn, omdat het aan temperatuurveranderingen is blootgesteld, zoodat zelfs de soortelijke warmte van de stof van een geest te bepalen zal zijn. Door een en ander is de cyhnderproef dus op een hooger wetenschappelijk peil gebracht, ook daarom is het te bejammeren, dat de proef in Sept. niet door de commissie gecontroleerd is. Onzerzijds hebben wij noch onkosten, noch opofferingen voor het onderzoek gespaard, maar het particuliere initiatief in Holland is nihil, en de officieele wetenschap is niet vrij. Dat is maar pro forma antwoordde Dr. N., zoodra de heeren der Ak. v. Wet. een proef willen aannemen, is daar best een mouw aan te passen, want in werkelijkheid is de akademie vrij in haar onderzoek. Het gewraakte artikel bestaat alleen, omdat niemand de Ak. kan dwingen tot onderzoek. Willen zij er af zijn, beroepen zij zich op art. 10. Al is dit waar voor wetenschappelijk onderzoek, dat niet staatsgevaarlijk is zei ik, zoodra het z.g. staatsbelang door een of ander onderzoek in het gedrang komt, kan de z.g. hoogere politiek dan toch ook gebruik maken van het bewuste artikel, door het onderzoek te verbieden, en de staatsdienaressé moet dan gehoorzamen. Ook Dr. N. betwijfelde, of er wel moleculen in den cylinder komen, want de aggregatio is niet te bepalen. Ik 63 antwoordde. „Wij hebben nu zes experimenteele bewijzen, dat het intellect stoffelijk moet zijn; le de uitslag, omdat stof ruimte inneemt, 2e de temperatuurverhooging- en verlaging van het lichaam, waardoor zelfs i nslag ontstaat, 3e de bepaling van het overwicht door middel van den cylinder aan de balans, t ij d e n s den uitslag, 4e de bepaling van het overwicht met den sleutel in horizontalen stand, 5e de bipolairiteitsbepaling van een geest, 6e de aantrekking van de stof van het intellect op een positief geladen slinger. (De nog niet gepubliceerde nieuwe sleutel in verticalen stand voor de dynamistograaf.) Maar afgezien daarvan, is de aggregatio wel degeüjk vast te stellen, zoodat dit laatste argument om te betoogen, dat de geest niet stoffelijk is, niet opgaat. Vooreerst komt Prof. Scozzi door middel van magnetische proeven tot de slotsom, dat het een vloeibaar wezen moet zijn. De geesten zelf kwamen aanvankelijk tot de conclusie, dat zij gasvormig waren, vooral omdat bij plotselinge groote temperatuurverschillen, (b.v. van 0° buiten tot 15° C. in een warm vertrek,) hun uitzetting zeer groot is. Indien er echter sprake is van een wezen, is er sprake van grenzen, waar sprake is van grenzen is sprake van moleculaire kracht, maar waar sprake is van moleculaire kracht, kan geen sprake zijn van een gewoon gas. Sommige physici beweren nu wel, dan moet het een vaste stof zijn, omdat ook voor vloeistof een bewanding noodzakelijk is, doch we herinneren dan slechts aan een wolk. De stof, qua wezen, zal dus hoogstwaarschijnlijk een vloeistof zijn, derhalve een vloeibaar wezen v r ij levende in een gasvormige middenstof, — lucht. Een en ander staat echter in nauw verband met de bewustheid van het wezen. Indien n.1. na den eersten dood de stof niet compact en de kracht niet intens genoeg is, om te kunnen voortleven, zal dit o nbewuste wezen zich langzaam uitzetten, en de moleculen van het wezen zullen zich ten slotte mengen met de middenstof. In dat 64 geval is de stof. qua stof. gasvormig. Wordt het wezen echter naden eerstendood weer bewust, wordt het tijdelijk een vloeibaar wezen. Wordt dit vloeibaar wezen door den tweeden dood weer onbewust, schijnt de moleculaire kracht langzaam op te houden waardoor de moleculen zich weer gedragen als dié van een gas. Een en ander zou aanleiding geven te vermoeden, dat de stof van het wezen de critisch e toestand nadert, zoodat de aggregatio qua wezen, o.i. het best is te definieeren door vloeibaar gas". (Zie verder Vrede door rede hoofdstuk XI.) Dr. N. beloofde mij de proef bij droge atmosfeer te zullen controleeren. 18 Dec. schreef Dr. N. „Mijn collega MULLER zou eens gaarne uwe installatie zien. Ik kan U zeggen, dat hij, evenals ik, denkt over de noodzakelijkheid, dat de wetenschap zich over deze zaak uitspreekt, en er bijvoegen, dat U in hem zult vinden een knap physicus, met wien te praten valt". (Voor het resultaat dier besprekingen verwijzen we naar pag. 54. voor het overige achtte ZEd. het noodig, dat er school gevormd werd, opdat de proeven niet verloren zouden gaan.) 24 Aug. '16 schreven we aan Dr. V. en Dr. N. Gedurende een jaar, (van af 1 Sept. 1915 tot einde Aug. 1916,) hebben wij dagelijks het betrekkelijk vochtigheidsprocent van den dampkring te 's-Gravenhage bepaald. Uit dit journaal blijkt, dat de atmosfeer in Sept. '15 twaalf dagen droog is geweest, en in 1916 tot nu toe alleen de 20e Maart en 23 Juni. Zoolang we experimenteeren. - vanaf 1907, - is de zomer nog niet zoo ongunstig voor de cylinderproeven geweest als dit jaar. Indien de atmosfeer in den nazomer gunstig is. verzoeken wij U nogmaals dringend, de proef te nemen, te meer, omdat we nu reeds drie jaren doende zijn, om aan de commissie de realiteit van den massauitslag afdoende te kunnen bewijzen. 65 Dr. N. antwoordde ons 28 Aug. „Ik kom 31 Aug. in den Haag. Is het dan de decisieve proef met VOLLGRAFF en de anderen er bij, dan blijf ik gaarne, als het U genoegen doet, maar anders kom ik liever een ander keer". 31 Aug. '16 hebben wij alles voor de proef in gereedheid gebracht, doch niemand heeft ons bezocht. 12 Oct. '16 lazen we in de N. R. C, dat Dr. V. benoemd was tot hoogleeraar in de wiskunde aan de hoogeschool te Gent. Vanaf 1 Mei tot 31 Oct.'17 was de atmosfeer gedurende honderd en twee dagen gunstig voor de proef, maar de heeren physici hebben ook toen de decisieve proef niet willen zien, ofschoon Dr. V. gedurende de zomervacantie in Holland vertoefde. De heeren MARC Emants, Sybrandi en Tillema hebben zelfs hét fraaie toestel. — dat ons f 1200 gekost heeft, — niet eens gezien. Hoe welwillend we de heeren gedurende tal van jaren behandeld hebben, hoe we ook a 1 h u n motieven, ter verklaring van den uitslag, langs speculatieven weg ontzenuwd hebben, hoeveel onkosten we ons al getroost hebben, om hun argumenten ook experimenteel omver te werpen, zij bleven weigeren de proef bij droge atmosfeer te controleeren. Zoodra de heeren bemerkten, dat het oogenblik naderde, waarop zij mat zouden worden gezet, trokken zich óf terug, of zij kwamen alleen bij vochtige atmosfeer proefnemen, omdat zij dan zeker wisten, dat de uitslag niet aan te toonen was. In het werk van Dominee P. ELDERlNQ te Rotterdam, „Het hedendaagsche spiritisme," lazen we echter het volgende: „Zoowel Dr. Naber als Dr. VOLLQRAFF hebben eenigen tijd met de beide onderzoekers proefnemingen gehouden, doch niets van de door hen vermelde verschijnselen waargenomen." Hoe zoo iemand zoo iets kon laten drukken, was ons een raadsel. Daarom schreven we aan Ds. E., dat Dr, V. enDr. N. nog niets hebben kunnen verklaren. 66 omdat de heeren de decisieve proef niet hebben willen zien, maar dat de bescheiden van de heeren, die de proef gecontroleerd hadden, gaarne terr inzage liggen. Zijn Weleerwaarde debiteerde ook in zijn antwoord van 14 April 1917 weer reine onzin, oftewel nonsens, daarom heten we het zoo. Later lazen we in een brochure van Dr. Naber voor de jaarbeurs in 1918 het volgende: „Ik construeerde een toestel, dat even gevoelig is, of kan worden gemaakt, als dat van caswell. maar waarbij de zware massa zich niet beweegt. Het is een cyünder omgeven door een spiraal. Op de Jaarbeurs is geëxposeerd een zeer verkleind model van dit toestel, waarmee ik mij had voorgesteld te controleeren de curieuse proeven van den Heer MATLA in den Haag, die de variaties van een luchtvolume van wel 40 dM.3 aan den invloed van geesten toeschreef, in plaats van te bedenken, dat Archimedes en Drebbel die schommelingen al hadden gekend, en benut in hun prachtige en sedert hen ongeëvenaarde toestellen. De heer M. heeft de zaak nog allerminst opgegeven, zich groote uitgaven getroost; zijn eerlijkheid en volharding verdienen wel, dat het geschilpunt word t uitgemaakt, maar de eischen die hij stelt aan wind en weer maken het bijeenkomen van een comité zeer moeilijk". Na lezing van dit geheele verslag zal de lezer zich met ons verwonderd afvragen, hoe is. het mogelijk, dat Dr. N. in 1918 niet alleen weer precies dezelfde argumenten als in 1913 laat drukken, maar daarbij nog de onwaarheid voegt, dat wij de variaties van een luchtvolume van wel 40 dM.3 aan den invloed van geesten toeschrijven. Daarom alleen dit Omtrent den laatsten zin, zou zelfs een H.B.Ser met alle recht kunnen verklaren, die menschen zijn niet goed wijs. Maar toen wij de variaties van een luchtvolume van 55 dM8 hadden uitgeschakeld, en de proef onafhankelijk van temperatuur en druk wilden toonen, was 67 het eerste resultaat, dat de meeste examinatoren zich terugtrokken; het tweede resultaat was, dat wij de proef in den psychatomometer aan een onafhankelijk physicus, Dr. J. Brandes de roos, konden toonen, die ons daarvan een schriftelijke verklaring gaf; het derde resultaat was, dat de examinandi tegenover de examinatoren de leiding in handen kregen inzake het proefnemen. Allen, die het onsterfelijkheidsg e 1 o o f verdedigden, kwamen toen ook op het tapijt. Wij gaan nu voorbij hun hoopelooze motieven, hun kinderlijke phrases, doch constateeren alleen, dat zij, evenals drenkehngen, zich met hun allen vasthielden aan een stroohalm. (Zie psychologische debatten.) Dat het geschilpunt, zooals Dr. N. het noem t, niet is uitgemaakt, is dus alleen de schuld van de commissie zelf, die de consequentie van hare hypothesen blijkbaar niet aandurfde, terwijl zij ons geen cent vergoed heeft voor het geleende geld, dat noodig was, om hunne hypothesen omver te kunnen werpen. Na vijf jaren wachten, roept Dr. N. ons namens het comité een „non possumus" toe, maar de heeren mogen het zich voor gezegd houden, dat wij die handelwijze niet nader behoeven te qualificeeren, zoodat wij onzerzijds hieraan alleen hebben toe te voegen: dat het alles behalve raadzaam zou zijn, om nog eens met Hollandsche physici in zee te gaan. De dynamistograaf is door niemand onderzocht. i Internationale psychologische debatten over onze 5de hypothese, contra de godsdienstige spiritisten, theosofen en animisten, pro de auteurs. Zoodra de oplossing van het geheim van den dood gemeen goed is, zullen godsdiensten overbodig zijn. Multatuli's geest. .... is gelijk aan, beschrijving der proeven en toestellen, 68 of citaten uit onze werken, of persoonlijke insinuaties, die we steeds onbeantwoord zullen laten. In verschillende talen zijn er eenige honderde recensies verschenen. Wij zullen trachten de voornaamste motieven tegen onze vijfde hypothese zoo kort en duidelijk mogelijk te releveeren, en ons antwoord er aan toevoegen, terwijl in „Vrede door rede" ons slotbetoog volgt. Vele leden der spiritische vereeniging „Harmonia" hebben in hun orgaan, „Het toekomstig leven", steeds onze studie bestreden. Voor hen die dit interesseert, verwijzen we naar de debatten in de jaargangen 1909' '11, '12 en '13. De heer H. N. de Fremery, te Bussum, begon b.v. zijn aanval Jan. 1909, aldus:" Dit boek met zijn formules, zijn berekeningen, zijn hypothesen, zijn proeven, zijn conclusies heeft een allergrappigst quasi wetenschappelijk voorkomen, en doet denken aan een jongetje, dat met den hoogen hoed en een wandelstok van zijn vader voor de mop doktersvisites gaat maken. Onmogelijk het boek of het jongetje voor vol aan te zien, enz." Z.Ed. eindigde vijf jaar later in het „Bulletin offlciël du bureau international du spiritisme", te Luik, als volgt: 1. „Aangaande de dynamistograaf kan men niet ontkennen, dat zij op een schrandere wijze is gemaakt. Maar zij is zoo gevoelig voor de minste verschillen in temperatuur, dat men nog niet geslaagd is onberispelijke experimenten te doen. 2. De uitvinders hebben geëxperimenteerd voor een commissie van leden van de spiritische vereeniging „Harmonia" in den Haag, onder omstandigheden, die niet geheel en al voldoende zijn. De resultaten zijn mager geweest. 3. Twee doctoren hebben teruggangen geconstateerd, die schijnen plaats te hebben gehad op verzoek, maar men is niet zeker, dat deze verschijnselen niet zijn ontstaan door verschil in temperatuur, en dat het 69 derhalve slechts een eenvoudig samentreffen geweest is. 4. Om al deze redenen van vergissingen te vermijden, zou de machine op een volmaakte wijze geïsoleerd moeten worden, maar dat kost zeer duur. en omdat niemand goed overtuigd is van de realiteit, hebben de uitvinders veel moeite om het benoodigde geld te vinden. 5. Een request aan den minister van binnenlandsche zaken, inhoudende het verzoek, dat een professor aan een der universiteiten het onderzoek der beweerde uitvinding zou controleeren, is geweigerd. 6. De uitvinders zeggen ook, communicaties met overledenen te hebben gehad door middel van hun apparaat, maar zij hebben het bewijs niet kunnen leveren. Alzoo weten wij niet, wat er van te denken." 1. De dynamistograaf is niet gevoelig voor temperatuurverschillen, buiten ons heeft ni emand de Donderzocht, en dat is dan het eerste bewijs, dat nog niemand geslaagd is onberispelijke experimenten te doen. 2. Er heeft nooit een commissie van Harmonialeden bestaan, dit praatje heeft zijn ontstaan te danken aan het volgende. Op aandrang van den Heer KEEN, zouden wij op een vergadering de c y 1 i n d e r proef toonen, doch wij stelden 3 voorwaarden: le de cylinder in een afzonderÜjk tochtvrij kamertje te plaatsen, 2e de zaal niet te verwarmen, 3e de proef bij het begin der lezing ± 8'/4 uur te toonen. Aan geen dier 3 voorwaarden is voldaan, want in het kamertje tochtte het. de zaal was wel verwarmd, en de proef werd eerst om ± 10 uur genomen in een v o 11 e zaal menschen. Door die ongunstige voorwaarden stonden de droppels slechts nu en dan stil, en toch volgde er eenmaal op verzoek van den Hr. K. uitslag, stilstand 3 seconden, teruggang precies tot de normaal. In het debat bevestigde een ons onbekende heer, dat de proef wel degelijk eenmaal gelukt was. (Wij verzoeken den lezer, nu ook eens het verslag in het T. L. 70 van 15 Jan. '12 na te gaan.) Daarna hebben wij het bestuur voorgesteld, de proef wel voor alle leden doch bij gedeelten te herhalen, mits zij de onkosten voor zaalhuur etc. wilden betalen, onder voorwaarde echter, dat wij alle onkosten zouden restitueeren, als de proef mislukte, Dit voorstel is geweigerd. En dat isnuhet tweede bewijs, dat de dynamistograaf door een commissie onderzocht is. en de resultaten (zonder toestel) mager waren. 3. Wij verwijzen naar het kort verslag van Dr, O. dat wij in zijn geheel aan den Heer de Fr. en vele leden ter lezing gezonden hebben, en voegen er bij; als de heeren de proef onder kostbare voorwaarden willen herhalen, dienen zij zelf de onkosten te betalen, of te zwijgen, en als wij ten overvloede die onkosten zelf betalen, dienen zij ten minste te k ij k e n. 4. De mannen der wetenschap, zoowel als de vermogende spiritische leiders, hebben om het hardst geroepen, die proeven dienen onder de strengste voorwaarden herhaald te worden. — en dat is zeer goed, wij vreezen. het onderzoek niet, — maar als dan de eerste betoogen, er moet eerst zeer veel geld zijn, om de realiteit der feiten te kunnen vaststellen, en de laatste betoogen weer, dat eerst de realiteit der feiten moet vastgesteld worden, eer de fameuse „men" geld voor een inrichting kan geven, dan zegt de logica ons: Heeren, gij beiden durft de consequentie der feiten niet aan, al krijgt ge het beste laboratorium cadeau, dan nog zult ge u met geheel uw macht verzetten, omdat die physische experimenten uwe materialistische en metaphysische dogmata in gevaar brengen, en omdat Ge U niet kunt en niet moogt plaatsen op een agnostisch standpunt. 5. Om de groote verantwoording der onberekenbare sociale gevolgen die uit onze studie kunnen voortvloeien, hebben wij onze werken bij de officieele wetenschap ingediend. Ook die volledige correspondentie hebben 71 wc den heer de Fr. ter inzage gezonden. Z.Ed. antwoordde ons: „De correspondentie met den Minister en met de vertegenwoordigers der officieele wetenschap gevoerd, geeft niet bepaald blijk van onbevangenheid. Hadt ge een dokterstitel zoudt ge er anders voor gestaan hebben" enz. 6. Naar het oordeel van bijna iedere beoefenaar der wetenschap in de wereld is het wetenschappelijk bewijs voor het voor tbestaan van den mensch nog niet geleverd. Nu echter een natuurkundig controleerbaar bewijs gevonden is, worden we niet in de gelegenheid gesteld, om experimenteel te bewijzen, dat communicatie met overledenen een vaststaand feit is, maar zijn het juist de gods dienstige spiritische tijdschriften, die door laster en verdachtmaking het beste bewijs leveren, dat zij dat onderzoek vreezen. En dat moet dan als derde bewijs gelden, dat wij het bewijs niet hebben kunnen leveren, en toen de heer de F. repliceerde: „hoe onwaardig en onwaar is het slot van dit ingezonden stuk", wisten wij wel, wat er van te denken, n.1. dit. Bovenstaand doorzichtig artikel is voor Holland niet zoo gevaarlijk, maar als aan de godsdienstige spiritische tijdschriften door middel van een internationaal blad verteld wordt: „de proeven van M. Z. zijn door een commissie onderzocht, maar zij hebben het bewijs niet kunnen leveren, wij weten niet, wat er van te denken", dan volgt daaruit, dat al die bladen dit artikel gretig overnemen, en er allerlei commentaren op borduren, zoodat het bewuste artikel een sneeuwbal wordt. Met al die artikelen is een boekdeel te vullen, om te bewijzen, dat wij zonder onderzoek, zonder een zweem van bewijs internationaal belasterd zijn, direct voor .... de verschijning' van ons Fransche werk, waardoor dit boek gedisqualificeerd moest worden. Toen wij den heer de Fr. verzochten, zijn artikel in het openbaar te logenstraffen, heeft hij dien plicht verzaakt, 72 en de vrome buitenlandsche tijdschriften weigerden collectief ons verweer te plaatsen, zoodat zij ons evenmin in onze eer hersteld hebben. Niet wij, maar de vrome spiritische leiders waren dus onwaardig en onwaar. En waarom dit alles? Omdat ons proefondervindelijk onderzoek omtrent de stoffelijke ziel niet strookt met de op niets berustende, dus gefantaseerde, dogmata der metaphysici, omtrent onsterfelijkheid, eeuwige gelukzaligheid, vergelding enz. Daarom ook heeft de heer de Fr. reeds in 1907, dus voor het verschijnen van deel I, — aan mij gevraagd, om alleen de eerste hypothese te behandelen, en de overige 4 onvermeld te laten, dan zou Z.Ed. mij alle mogelijke faciliteiten verleenen enz. Ik vroeg op mijn beurt, denkt u, dat ik de metaphysici van allerlei slag zonder meer het eerste wetenschappelijke bewijs van het voortbestaan van den mensch in handen speel, om de onsterfelijkheid der ziel nog beter te kunnen propageeren, terwijl ik voor me zelf proefondervindelijk overtuigd ben, dat dit een leugen is? Bij het verschijnen van het prospectus van deel II heeft ook de heer W. J. E. DüYMAER VAN TwiST den Haag in een onderhoud van 4 uur driemaal verzocht, of ons tweede werk niet in den doofpot kon? enz. Hoe schoon dienen die heeren de waarheid! De motieven ter bestrijding onzer hypothesen waren meestal hoon, spot, ontkenning, verdraaiing der experimenten, enz. Voor ons geldt alleen wat is de waarheid, en als de geloovige spiritische leiders de waarheid niet hoog houden, gaan zij in hun dogma ten onder. De buitenlandsche leiders zijn al niet veel beter. Zoo schreef de heer GABRIEL DELANNE, te Parijs, in zijn blad, „Revue Scientifique et morale du spiritisme" van 15 Jan, '13 een artikel van 12 pagina's tegen onze studie op den volgenden grond. „Indien wij de cylinderproeven van een zuiver objectief standpunt examineeren, verklaart wel een zeer eenvoudige hypothese 73 dé feiten van uitzetting en inkrimping van het inwendige luchtvolume van den cylinder. Het is voldoende, als men, (al weer die fameuse men), aanvankelijk een warme luchtstroom richt op cylinder II, die de vermeerdering van het luchtvolume, en daarna een koude luchtstroom, die zijn samentrekking zal veroorzaken. Wij weten door talrijke waarnemingen gedurende de seances gedaan, dat een zoodanig verschijnsel niet alleen mogelijk is, maar zelfs herhaald kan worden. Het is derhalve niet noodig te gelooven aan de noodzakelijkheid der gymnastiek van het krachtmensch, nog minder aan het bestaan van zijn stoffelijk lichaam, om de bewegingen van den alcoholdroppel' te verklaren". De heer D. plaatst zich op het standpunt der Fransche school van, „Allan Kardec", opgericht in 1858, een echt openbaringsspiritisme voor het groote publiek, dat in een jezuïetenklooster niet beter uitgebroed had kunnen worden. Doch stel, dat hij oprecht gelooft, aan al wat die school van Kardec leeraart, dan behoeft hij toch nog niet zijn ingenieurswetenschap te verloochenen voor een godsdienstige overtuiging, nog minder behoeft hij zich van de wapenen laster en verdachtmaking te bedienen, om zonder het minste bewijs te beweren, dat men den uitslag der cylinderproeven kunstmatig k an_ maken, dat is dus nog erger dan vervalschen. De heer D. kiest derhalve een hoogst immoreel wapen, om een laakbare handelwijze te plegen, met het doel om het openbaringsspiritisme te verdedigen, doch in werkelijkheid bewijst hij alleen, dat hij tegenover ons experiment geen ander argument dan verdachtmaking kan vinden, om, zoo mogelijk, de onsterfelijkheidsleer voor het Kardecisme te redden. Maar wij vragen, hebt U de toestellen laten vervaardigen en de cylinderproeven gecontroleerd binnen 14 dagen, n.1. tusschen de verschijning van ons werk en het plaatsen van uw artikel? Waar? Met wie? Waar is uw gedetail- 74 leerd verslag? Is U de in- en uitslag alleen mogelijk gebleken, door of een warmen of een kouden luchtstroom te richten op den cylinder, waarin U met opzet het nuttig-effect kunstmatig wilt veroorzaken? U zoudt ons verplichten, om ons dat hulptoestel, dat kunstproduct te toonen, waarmee het mogelijk zou zijn, om een druk van een onderdeel van een milligram voor een onbepaald aantal seconden in den gevraagden cylinder te kunnen constateeren. En al zoudt Ge dit onmogelijke kunnen bewijzen, dan hadt Ge nog niets bewezen, want dan nog zoudt Ge ons moeten aantoonen, dat de realiteit van den uitslag in physischen en psychologischen zin onvereenigbaar is met de door ons gegeven verklaring van het experiment ; m. a. w. Ge zoudt ons experimenteel moeten bewijzen, dat een geest onstoffelijk is, dan eerst zoudt Ge op een wetenschappelijke basis het ontsterfelijkheidsgeloof kunnen verdedigen. In stede daarvan geeft U echter van onze voorproeven een valsche verklaring, terwijl U het experiment, waar alles op berust, n.1. de „bepaling van de hoeveelheid stof van een geest", voor uwe lezers opzettelijk verzwijgt, om te eindigen met de tirade, dat Wijlen Z. zich inbeeldt, dat hij een stoffelijk lichaam heeft. Uw verdediging zoowel als uw conclusie is uwer waardig, Mijnheer Delanne. Omtrent de dynamistograaf geeft D de volgende bespotteüjke beschrijving. „De aanwijzer zou een zeer gevoelige balans zijn. gevormd door een gespannen membraan, en die evenals de vorige tafel, (de slinger,) in verbinding zou zijn met twee geleiders, die in verbinding staan met de polen van een Wimshurstmachine." Wij vragen al weer? Moet een ingenieur niet het verschil kennen tusschen een balans en een slinger? Is het geen vereischte, dat hij op de hoogte is van statische electriciteit? Mag hij, of beter kan hij zwakstroom met 75 hooggespannen stroom verwarren? Hij moet dus. beter weten. De heer D. eindigt; „Het schijnt wel, dat deze ex opticus (Z.) in verhouding tot zijn diepzinnige materialistische ideeën in de lagere gewesten der geestelijke wereld leeft, omdat hij door zijn opzienbaren nog bijkans grondbezitter lijkt enz." Dit epistel was voor zijn lezers, aan ons schreef Z.Ed.: „Ik geef gaarne recht aan uwe groote inspanningen, want ik waardeer ze, omdat ze den weg openen, die de wetenschap later zal bewandelen". Maar ... daar is meer voor noodig dan averechtsche beschrijvingen van proeven en toestellen, valsche conclusies en de bewering, dat ALLAN Kardec reeds gezegd heeft, dat de ex-materialisten in de lagere gewesten der geestelijke wereld leven* In ieder geval hebben die lagere geesten dan toch ontdekkingen gedaan, die voor het onsterfelijkheidsgeloof en de getuigenissen der h o o g e geesten onberekenbare gevolgen kunnen en zullen hebben, zij zullen n.1. der menschheid een nieuwe levensbeschouwing schenken, gebaseerd op proefondervindelijk onderzoek en natuurphilosophie. En daartegen verzetten zich de dualisten op een hopelooze wijze, waarvan acte. De redactie van Light, te Londen, (geloovig spiritisme,) heeft onze werken eerst tot Sept. '12 doodgezwegen, daarna heeft zij nu en dan zeer verkorte uittreksels uit de wetenschappelijke bladen geplaatst, doch steeds met liefelijke commentaren, b.v. „Sommige mededeelingen ontvangen van wijlen Z. schijnen wonderlijk, en wij zijn geneigd te vragen, of een tooverachtig spook een loopje met de schrijvers heeft willen nemen, om te zien, hoe ver hun Uchtgeloovigheid wel gaat", Zoo's ontboezeming uit den grond des harten door een wasechte geloovige geuit is kostelijk. De artikelen tegen onze studie nam zij natuurlijk in Zijn geheel op, en dikte ze nog wat aan. Zoo was zij in 1916 nog niet uitgepraat 76 over het bewuste artikel van den heer DE FR. Ten slotte begon dit toch blijkbaar de abonné's zelf te vervelen, zoodat zij vroegen om nu ook eens een waar verslag van „Le mystère de la mort" te geven, maar dat heeft zij, evenmin als alle andere geloovige redacteuren, durven doen. De geloovige abonné's worden derhalve, wat het groote vraagstuk „de dood" betreft, niet objectief op de hoogte gehouden, dus zij blijven „de armen van geest", en zoo bewijzen de heeren zelf, dat het geloovig spiritisme niets anders is dan een valstrik, die dienst moet doen als een ezelsbrug naar het geloof. Zelfs Prof. Ch. RlCHET en DE Vesme redacteuren der „Annales des sciences psychiques" te Parijs, hebben zich niet ontzien, om gedurende 1911, '12 en * 13 onze studie met laakbare motieven te bestrijden. Zoo schreven zij b.v. 1 Maart '13: „Eenige Parijsche dagbladen maken een zeker lawaai over het werk „Le mystère de la mort", zelfs zekere spiritische tijdschriften nemen de beuzelpraat uit dit werk op. Is de stand van zaken niet zonderling, dat de dagelijksche pers juist dit boek kiest, om zich te occupeeren met metaphysische kwesties, terwijl meer verdienstelijke werken onopgemerkt gepasseerd worden? Wij hebben reeds in Juli 1912 gezegd, dat een HoUandsche wetenschappelijke commissie, in hoofdzaak samengesteld uit spiritisten, niet heeft bereikt, om de realiteit van dit onzinnig feit, (de functionneering der dynamistograaf) vast te stellen." Daar Prof. Ch. RlCHET persoonlijk aan ons geschreven had: „Het zijn buitengewone, nieuwe, onverwachte feiten van groote beteekenis, daarom zou het van groot belang zijn, als er een Fransche vertaling gegeven werd", vroegen wij om opheldering. Wij ontvingen van den heer DE VESME het volgende antwoord. „Ik heb ten slotte niets anders gedaan, dan een uittreksel gezonden door den heer D E F r. zelf aan het internationaal bureau voor spiritisme omschrijvend te verklaren." 77 Wij zonden de redactie een zeer hoffelijk gesteld verweer, en aan het privé adres van Prof. R. het volgende schrijven." Wij bemerken U alleen, dat we in onze werken geen metaphysica maar psychophysica behandelen, en de groote pers a costi, o.a. „Le Matin", U een goed voorbeeld geeft, door te publiceeren, dat de psychologie is overgebracht op physisch terrein, en zij daarom een onbevooroordeeld onderzoek vraagt. Sedert duizende jaren heeft het menschdom metaphysica bestudeerd, zonder een enkele hypothese afdoende te kunnen bewijzen. Dat de groote pers zich niet uitlaat over zulk een negatief resultaat, is beschaafd en verdraagzaam te noemen, en zou het verstandiger van U zijn, om ook dit goede voorbeeld te volgen, door de eerste uitkomsten der psychophysica naar waarheid te vermelden, misschien zou de groote pers zich dan ook met uw tijdschrift kunnen occupeeren. Wij vertrouwen derhalve, dat U ons het nummer van 1 Juli a.s. zult zenden, waarin U uw artikel van Maart '13 herroept, en ons eerherstel zult geven, zooals het een man van wetenschap betaamt." Ons verweer is echter niet geplaatst. Het zal de spiritisten in het algemeen wel verwonderen, waarom of, mannen als Prof. RlCHET te Parijs. Prof. Hyslop te New-York, Prof. ochorowisz te Wilna, de Professoren van de „Society" te Londen en vele anderen de cylinderproeven niet in de laboratoria der respectievelijke universiteiten gecontroleerd hebben, zooals trouwens bij alle overige wetenschappelijke proeven usance is. Dan konden zij. of met gronden aantoonen, dat de uitslag foutief is waargenomen en ons aan de kaak stellen, of zij moesten den uitslag sanctionneeren. Het eerste kunnen zij niet, het tweede durven zij niet, want dan zouden zij ten slotte ook moeten bekennen, dat de uitslag alleen kan verklaard worden door het inkomen van moleculen, en... een stof felij ke 78 geest, filet alle gevolgen van dien, past niet in het kader der dualisten. Indien het ging, om de o nstoffelijkheid van den geest experimenteel aan te toonen, dan zou desnoods het duizendvoudige bedrag binnen korten tijd disponibel zijn. En toch zouden de dualisten, ol zoo gaarne, de dynamistograaf Willen exploiteeren, mits wij maar genegen waren, om de cylinderproeven in den doofpot te stoppen, zoodat het begrip „stoffelijke geest" verviel. O! ja, dan zouden zij ons wel in goud willen beslaan. Maar dat gaat niet waarde heeren dualisten. Vooreerst, omdat wij de D niet in dienst van den leugen willen stellen, en ten tweede, omdat de functionneering der D in physischen zin niet te verklaren is, zonder het begrip stoffelijke geest, zoodat de cylinderproeven het bewijs leveren, dat de D kan functionneeren. Staat dus de realiteit van den uitslag vast, dan is a 11 e s bewezen, dan is de functionneering der D slechts een kwestie van inrichting, van geld, niets anders. Hèt spijt ons voor U, maar ge Zult de waarheid niet kunnen weerstaan, en eenmaal zal de tijd aanbreken, dat ge deemoedig het hoofd zult moeten buigen, voor die waarheid. Wij zouden nog zeer veel van dien aard kunnen aanhalen, om al het gedoe der geloovige spiritisten aan de kaak te stellen, doch wij zullen, onder beleefd excuus aan den lezer, over dezen onvetkwikkelijken strijd, zoo rijk aan insinuaties, doch zoo pover aan wetenschappelijke waarde, niet verder uitweiden. Alleen moeten we nog vernielden, dat de spiritisten óns op het Parijsche congres enorm hebben tegengewerkt, terwijl zij op hun internationaal congres, te Genève, tegen onze studie getuigden. De eenige die óns metterdaad gesteund heeft is de heer J. M. Keen, te 's-Gravenhage. Z.Ed. schreef o.a. in 1911 en '12 een reeks artikelen in „Le Fraterniste", (He veel hebben bijgedragen tot de uitgave van ons Fransche werk. Ook in Duitschland en Engeland is menig 79 artikel van zijn hand verschenen. Al kunnen wij met zijn critieken niet geheel accoord gaan, toch eerbiedigen wij gaarne zijn oprechte godsdienstige overtuiging. Hij was de eenige, die rond voor de waarheid dorst uit te komen, daarom brengen wij hem hier openlijk onze hulde. Naar aanleiding van een en ander verschenen er vele waardeerende artikelen over „Le mystère de la mort" in de volgende wetenschappelijke tijdschriften. Psychische Studiën, Leipzig, Red. Prof. Dr. Maier, Luce et ombra, en Ultra, Rome, The Health Record, en The Occult Review, Londen, Mercure de France- Athénée, Journal du magnétisme, Parijs, Philosophie de 1'avenir, Beauvais, France, .enz. De critieken en vergelijkingen waren meestal leerzaam. De meesten verlangden, dat de Off. Wet. de proeven zou controleeren; anderen waren daar juist tegen, en achtten het noodzakelijk, dat een vrije school tot stand kwam; weer anderen wenschten een eigen laboratorium voor onderzoek, en dat wij daarvoor de palmtakken van Stockholm zouden deelachtig worden, opdat de waarde van dien prijs de helpster zou worden voor nieuwe leerrijke experimenten; terwijl velen aandrongen op een vertaling in hun taal, doch door den oorlog zijn tot pnzen spijt vele mooie plannen verijdeld. Alhoewel de theosofen onze werken in hun tijdschriften hebben doodgezwegen, ■— zeker om aan het openbaar debat te ontkomen, — des te meer hebben zij door brieven en bezoeken getracht hun theorie te verdedigen. Wij laten hier hun schriftelijke argumenten tegen onze studie volgen. 1ste Argument. „De theosophie spreekt van meerdere gebieden, of sfeeren, welke elkander doordringen, ieder bestaande uit hun geëigende stofsoort, en in al die gebieden blijven we een ongescheiden onderscheiden deel van den universeelen geest." De theosophie mag, — wat ons betreft, — gerust het 80 luchtruim al vast ia gebieden verdeelen, zooals de menschen b.v. de landkaart van Europa indeelen; zij mag ook naar believen luchtkasteelen bouwen, zooals devachans, louterings-sfeeren enz.; zij mag naar hartelust al die afdeelingen bevolken met dronkaards, moordenaars, materialisten, theosophische heiligen en adepten; zij kan zelfs in haar verbeelding over en in al die gebieden een universeelen geest plaatsen, zoodat niemand met mogelijkheid te scheiden is van dien god, en wij daarom ook allemaal deel uitmaken van dien universeelen geest; zij mag evenals alle andere godsdiensten ook beweren, dat dit alles de eenige, ware oplossing is; zij mag ons zelfs verwijten, dat het een prindpieele fout van ons is, dat wij onze experimenten niet naar behooren met dat alles in verband hebben gebracht, omdat wij niets begrijpen van „theosophie"; maar.... ons principieel verschil is, dat wij, als niet gesuggereerden, voor al die theosophische wijsheid een redelijk bewijs blijven vragen, en bij gebrek aan bewijs, al die z.g. Godswijsheid zullen blijven rangschikken onder de rubriek „theosophische fantasie." (Zie verder Vrede door rede hoofdstuk IV, VI en XII.) 2de Argument," Ten tweede kunnen zij zijn. (door aardsche menschen) belevendigde, (niet „bezielde",) astrale lijken van hen, die het astrale lichaam reeds afgelegd hebben. Stelt U eens voor, dat Gij met astrale lijken geëxperimenteerd hadt, die Gij-zelf tot levende dingen, (want ik spreek nu liever niet van wezens.) gemaakt hadt, gelijk Galvani zijn kikkerlijkjes „levend" maakte. Aan U nu te bewijzen, dat uwe krachtmenschen geen belevendigde lijken waren." Het wetenschappelijk spiritisme is steeds de nachtmerrie geweest van de theosophie. Nu de geestenhypothese óók physisch-mathematisch bewezen is, is het ondoenlijk, om met de animistische theorie van het „subjectieve-ik" die experimenten te ontzenuwen, en 81 daarom komt de theosophie nu aandragen met de gefantaseerde hypothese van," belevendigde astrale lijken." Dat is weer een novum. De Th. geeft echter voor het bestaan van astrale lijken al weer geen zweem van bewijs, nog minder bewijst zij, hoe het mogelijk zou zijn, zoo'n astraal lijk te belevendigen, en allerminst toont zij aan, hoe er met zoo'n belevendigd astraal lijk valt te experimenteeren. De Th. schijnt in eerste instantie te me enen, dat er bij den tweeden dood van den mensch een astraal lijk overblijft. Wij concludeerden deel II pag. 132: „De ziel zal hoogstwaarschijnlijk tot het laatste stadium door een.physisch proces ophouden te bestaan; d.w.z. de stof van het wezen zal geleidelijk molecule na molecule uitstooten, dus verdampen." Die conclusie is, behoudens de goede trouw der proefgevers, experimenteel te bewijzen, n.1. met een cylinder van 55 dM8., verbonden aan een manometer van 2,5 mM. middellijn, varieert de uitslag van volwassen geesten van 6,5 tot 10 mM. Bij oudere geesten wordt de uitslag, (op hetzelfde uur waargenomen) naar gelang van den ouderdom van den geest steeds kleiner tot 2 mM. Oók met den sleutel in horizontalen stand is het o v e rwicht van oudere geesten beduidend kleiner. Als dus zelfs het bewijs voor het bestaan van astrale lijken niet geleverd kan worden, zouden wij met de beantwoording van uw argument kunnen volstaan, door te concludeeren: het is voor U onmogelijk een bewijs te leveren voor het onbestaande, of het onbestaanbare (een astraal lijk), zoodat het ook onmogelijk is, om aan ons het kunststuk te leer en, om het onbestaande te belevendigen, laat staan om er mee te experimenteeren. Maar wij zouden ook nog gaarne een antwoord ontvangen op een wedervraag, n.1. als de cylinderproeven met behulp van belevendigde astrale lijken zouden kunnen genomen worden, hoe is het dan mogeÜjk, dat de u i t slag 82 alleen meetbaar is bij droge atmosfeer, terwijl er bij Vochtige atmosfeer zelfs i n slag ontstaat ? Hoe we, b.v. bij het experimenteeren met Dr. V. ook bij vochtig weer uitslag hadden willen aantoonen, volgde er steeds inslag op zijn verzoek, zoodat o.i. het zonder eenigen twijfel vaststaat, dat noch de wil, noch de fluidieke exteriorisatie der experimentatoren eenigerlei invloed kunnen hebben op de verkregen afwijkingen van den droppel. (Zie vervolg: pag. 87, le argument.) 3e Argument." Gij schrijft p. 133." Nog zal voor theosofen de vraag resten, waar blijft de denkkracht (x-kracht ?) Van den mensch in z'n tweeden levensvorm." Naar ik meen te begrijpen, is uw bedoeling, hoe kan nu denken plaats hebben, als die stof vervluchtigd is. Vorm weg! Denkkracht weg! De theosophie antwoordt: „het bewustzijn kan daarin niet meer gevestigd zijn,omdat die vorm opgehouden heeft te bestaan, maar het wezen bevindt zich, na zijn tweeden dood, in de hemelwereld". Uwe conclusie, dat het gedachtenvoertulg vernietigd is, is derhalve ongerijmd. Gij, die de wetenschap van dien tweeden bestaansvorm met zooveel moeite aan het verborgene ontworsteld en aan velen ontsluierd hebt, U kan het in het minst niet verwonderen, de derde bestaansvorm nog niet ontdekt te hebben, daarom rekenen wij U niet onder der zake kundigen". Zeggen kan iedereen natuurlijk alles, maar een dergelijk antwoord eischt toch wel eenig bewijs, vooral in verband met de reïncarnatieleer. Maar daarover loopt nu de kwestie niet. De vraag is, dat de theosophie ons physisch en langs experimenteelen weg dient aan te toonen, en ons eenig begrip dient bij te brengen, dat die denkkracht in een derden levensvorm blijft voor tleven. En dat is nu weer ons principieel verschil, want dat bewijs ontbreekt ten eenenmale totaal in elk theosophisch leerboek, evenals een zweem van bewijs voor een tweeden bestaansvorm. Opvallend mag het ge- ■ 83 noemd worden, dat de theosophie niet eens den wezensvorm van het eerste astrale gebied wist, of gepubliceerd heeft, terwijl zij beweert, dat het in het zevende gebied, of in den zevenden hemel al zoo verrukkelijk is, en reeds over het twaalfde gebied een uivoerig relaas geeft, de waarnemers Zijn daar n,l. al in relatie met de adepten of halfgoden. Maar we willen U helpen. Prof. FJmer Gates, te Washington, en anderen komen tot de conclusie, dat gedachten of geestelijke verrichtingen onaf scheide 1 ij k zijn verbonden met.... stofwisseling. Welnu, die derde bestaansvorm moet dan ook stoffelijk zijn, ook die vorm moet derhalve dan ook aantoonbaar wezen. Doet dus Uw best heeren, het bewijs zou mogelijk kunnen zijn, want Gij zelf zegt de monisten na", geen stof zonder geest, geen geest zonder stof', en vergeet ook niet, dat zonder dat bewijs uw gansche gebouw als een kaartenhuisje uiteenvalt, en Gijzelf dan bewijst, dat dat gebouw weer een luchtkasteel was. De intellectueelen zullen veeleer besluiten, dat al die onbewezen nieuwe geloofsartikelen der theosophie naar jezuïetisme rieken. De katholieke kerk kan zich immers onmogelijk aan den tegenwoordigen stand der psychische wetenschap aanpassen met nieuwe onfeilbare uitspraken, „ex-cathedra", zonder met de vorige onfeilbare uitspraken in botsing te komen, terwijl het protestantisme moet vast houden aan den Bijbel, — Godswoord, — Welnu, de spiritische en theosophische godsdiensten zijn in een zoodanigen vorm gegoten, dat zij voor begindenkers aannemelijker zijn, b.v. de reïncarnatieleer verklaart veel beter de rechtvaardigheid van den christengod, dan Godswoord zelf. Maar het principieel verschil tusschen christendom en die nieuwe godsdiensten is nihil, omdat allen propageere»; „God, ontsterfelijkheid, vergelding". En kunt Ge ons daarom niet rekenen onder der zake kundigen? Maar eilieve wij speelden de theosophie toch het 84 eerste wetenschappelijke bewijs voor het eerste astrale gebied met ap- en dependentiën gratis in handen. Zoodra de theosophie een derde leven experimenteel kan aantoonen, zal iedere agnosticus natuurlijk dat derrie leven aanvaarden, maar eer niet, nu niet. 4°. Argument". Meerdere onzer voorlichters b e w ij z e n, naar welgevallen hun bewustzijn te kunnen onttrekken aan het stoffelijk lichaam, en het aldus te verplaatsen in het astrale, alwaar waarneming plaats vindt. Vervolgens kunnen zij hun bewustzijn ook daaraan onttrekken, en bevinden zich op het mentale- of gedachten gebied. Deze werkhypothese is het bewijs voor de onsterfelijkheid", Maar waarom controleeren die theosophische voorlichters ons dan niet? Durven zij geen gebruik te maken van hun werkhypothese ? Of zijn ze, evenals alle andere psychische scholen, tot de overtuiging gekomen, dat, als de ziel het lichaam verlaat, dan voor het lichaam den dood intreedt? Sterven is toch niets anders, dan de scheiding van lichaam en ziel ? Is Uwe werkhypothese voor het op te trekken gebouw „onsterfelijkheid" dan al weer een luchtkasteel? Vaart de theosoof dan wel met niemendal? Maar hebt ge wel eens nagedacht over het begrip onsterfelijkheid of eeuwigheid van het individu? Dat is zonder begin en zonder einde. De geboorte- en sterfdata van den mensch vervallen dus. Het v o o rbestaan van den mensch beweert de theosophie door hare reïncarnatieleer te kunnen bewijzen. Reïncarneeren wil feitelijk zeggen, dat een stoffelijke geest van + 50 dM3. en met een ontwikkeling b.v. van een geleerde theosoof plotseling wordt verkleind in een volume van eenige dM3., terwijl al die wijsheid op slag wordt omgezet in onnoozelheid. Geheugen weg! Denkkracht wegl Lang leve de evolutieleer van de ziel! De vraag „waar blijft de denkkracht van den mensch?" lost de theosophie ook aldus op, want die geleerde theosoof gaat weer het a. b. c. leeren, krijgt weer voor z'n broek 85 enz. Men moet toch wel erg onnoozel zijn, om zulke ongerijmdheden te gelooven. Jammer ook voor de theosophie, dat de geesten nooit dit reïncarnatieproces hebben waargenomen, niettegenstaande er toch op aarde elke seconde een kind geboren wordt. Maar als we over de eeuwigheid spreken moeten we toch nog verder terug. De Th. zou ons b.v. moeten bewijzen, dat ik (Matla) reeds bestond bij het ontstaan der aarde. Neen, pardon 1 dan was er voor mij weer een begin geweest Nog veel verder terug, maar ik durf niet meer te vragen, ik zou onbescheiden worden. Maar . .. voor het v o o r toestaan van den mensch heeft de Th. alle bewijzen in handen. Nu dan de Th. zou ons moeten bewijzen, dat ik nog zou kunnen leven tot het vergaan van onze planeet dat is in verhouding tot de eeuwigheid toch een bescheiden vraag. Neen, pardon I dan zou er voor mij weereen einde zijn. Nu, dan tot het vergaan van ons zonnestelsel. Pardon! weer een einde. Dan geven wij toe, dat het bewijs der onsterfelijkheid door niemand kan geleverd worden (zie vervolg Vrede door rede hoofdstuk IX, X en XI). In 1913 is er een groot geïllustreerd artikel in Amerika uitgegeven, dat op grooten schaal in het engelsen, spaansch en portugeesch verspreid is. Het begon doodgewoon met: de professoren M. en Z. zeggen: Dan volgen er een massa verrukkelijke leugens, vier uit den duim gezogen clichés van den wezensvorm en de cylinders, terwijl dit alles in verband werd gebracht met theosophie, openbaringsspiritisme, etc. Het spijt ons, dat we door plaatsgekrek het artikel niet kunnen plaatsen. Een uittreksel ervan is te vinden in „Die uebersinnhche Welt", Berlijn, Juli 13, toegezonden door Prof. Willij Reichel. De redactie teekent hierbij aan: „Dit is een uittreksel van het bericht uit Amsterdem. Wanneer dit onverwacht op waarheid berust heeft deze geschiedenis sterken bijval met de beroemde school van ALLAN KARDEC. Het is hier slechts als een curiosum geschreven en als bewijs S6 voor de fabelachtige fantasie, waarvoor het openbaringsspiritisme vatbaar is." En dat zijn dan de wapenen, waarmede de theosophen en de geloovige spiritisten ons bestrijden. De heer G. A. Römer te Apeldoorn heeft in de „Hollandsche Lelie" van 1912, twee artikelen geplaatst, waarin hij nu eens een geargumenteerde bestrijding zou leveren, om zonder onderzoek voor ieder denkend mensch zonneklaar aan te toonen, dat onze studie feitelijk is terug te brengen tot het animisme a ls Römer." Wij hadden n.1. volstrekt geen waardevol werk geleverd, dat geldelijke steun verdiende; ons physisch-mathematisch bewijs had evenveel waarde, als er waarde kan worden toegekend aan tafeldans; door natuurkundige ketterijen hadden we driemaal rein geweld gepleegd aan de meest elementaire begrippen der physica, en halsbrekende evoluties op het slappe koord der physica vertoond; ons geheele werk had evenveel waarde als het wetenschappelijk bewijs, dat drie cirkels naast elkander een vierkant, of dat drie dobbelsteenen een bol zouden vormen; er was zelfs getwijfeld aan de toerekenbaarheid der schrijvers in zake het Matlaïsme; het is niet waar; enz. enz.," zoodat ons werk geen genade kon vinden in de oogen des heeren R. Om verwarring te stichten werd alles en nog wat verkracht, het een door het ander gehaspeld, ja zelfs de motieven voor, en de experimenten zelf opzettelijk vervalscht, zoodat een principieel debat onmogelijk is. Over het geheel was de bestrijding physisch zoo beneden peil, en animistisch zoo laag bij den weg, dat we het niet noodig achten dit leekenwerk met al die groote woorden hier te weerleggen. Wij zijn daarom zoo vrij naar onze replieken in de Holl. Lelie te verwijzen. Om de animistische theorie tegenover onze studie duidelijk in het licht te stellen, zullen we eenige uittreksels geven van de debatten in 1911 en '12, in „Filosofia della Scienza" te Palermo. Dit 5/ tijdschrift heeft een geheelen staf Italiaansche professoren als medewerkers, die het dualisme verdedigen met alle aanverwante vakken van wetenschap. 1° argument. „De grondhypothese van een geest, (die ook in het begrip van MYERS, lid der Society for i psychical research, te Londen, bestaat), als iets half aetherisch is absurd en belachelijk, als men bedenkt, " dat reeds de aether behoort tot het rijk der onweegbare stoffen, 't Verstaat zich dan, dat wij ons eerst een abstracte gedachte moeten vormen van het probleem der identiteit, 4 dat het eerste zou moeten zijn, om opgelost te worden, zonder dat verzekert ons niemand, dat het niet een enkel verschijnsel betreft, n.1. dat de fluide van het onder- ■ bewustzijn buiten bet lichaam van het medium gebracht wordt, (exteriorisatie), en den uitslag veroorzaakt." Onze repliek luidde: Het spreekt van zelf, dat de animisten direct op de bres stonden, om hun onbewezen veronderstelling, hun dogma tegenover ons physisch experiment te stellen, door weer eenvoudig te zeggen, dat de uitslag verkregen werd door het „subjectieve-ik", en de macht der fluidieke exteriorisatie der ... onderzoekers. Alhoewel het wel wat komisch wordt, dat die groote onbekende „het subjectieve-ik" nu weer plotseling is geëxamineerd in de physica, aanvaarden wij uwe hypothese, en stellen onze toestellen gaarne in gebruik voor heeren, die hun subjectieve-ik of hun fluidieke exteriorisatie disponibel willen stellen, doch wij vreezen met groote vreeze, dat de droppel na het verzoek op normaal zal blijven. Want indien ons experimenteel bewezen kon worden, dat onze fluidieke exteriorisatie stoffelijk is. dan zou ons ook bewezen moeten worden, dat onze uitstraling, op verzoek van den experimentator, slechts een vooraf bepaald aantal seconden kan plaats hebben, en hoe verklaart U dan nog de afwijking naar links? (inslag). Dupliek van F. d. S, „Wij zijn er echter niet zeker van. 58 Zooals de veronderstelde geest van Zaalberg in den cylinder kan doordringen, evengoed kan het geëxterioriseerde fluide van een medium doordringen, en den droppel verplaatsen. Neen de hypothese is gewaagd, maar het is noodig eerst zekerheid te hebben, of de onderzoekers, die het verschijnsel aan dien geest toeschrijven, niet begiftigd zijn met de macht der fluidieke exteriorisatie, met omkeering van hun subliminaal. „En deze proef ontbreekt". Dupliek onzerzijds. Indien de beweging van den alcoholdroppel veroorzaakt zou kunnen worden, door de macht der fluidieke exteriorisatie der onderzoekers met omkeering van hun subliminaal, zoudt U ons eerstexperimenteel dienen te bewijzen, dat in het algemeen de exteriorisatie en in 't bijzonder onze exteriorisatie stoffelijk is. Maar afgezien daarvan, bewijst elke cylinderproef, dat uwe veronderstelling niet waar kan zijn. (Hier volgt de gang der proef,) Zou dus onze fluidieke exteriorisatie stoffelijk zijn, en den uitslag veroorzaken; zouden de beide droppels bij onze komst, dus tijdens het proefnemen, een constante afwijking van normaal moeten aan toonen, en eerst na ons vertrek op normaal terug komen. Noch eenig physicus, noch wij hebben gedurende vier jaren proefnemen deze afwijkingen waargenomen, zoodat de theorie van het subjectieve-ik en der fluidieke exteriorisatie voor d'i't experiment waardeloos zijn. Triphek van F. d. S. Nu is het voldoende de beide werken te lezen van Kolonel de ROCHAS om niet te spreken van de onderzoekingen van recenten datum van Prof. Dr. G. OCH0R0W1SZ aan, „des Sciences Psychique", 1909, '10,'11, en '12, om overtuigd te worden, dat die exteriorisatie bestaat, en onder haar eigenschappen die bezit, om de beweging te bewerken van voorwerpen, zonder dat de tegenwoordige personen ze aanraken. Welke de natuur van dergelijke geëxterioriseerde 89 zelfstandigheid is, zullen we vermoedelijk later weten. Intusschen weten we nu, dat zij zich gedraagt, als ware zij stoffelijk, of juister gezegd, als ware ze een kracht, een bewegingshandeling, die dikwijls zeer aanzienlijk is. Triphek onzerzijds. Als er gedefinieerd wordt door alle mogelijkheden op te sommen, is de definitie voor een deel goed, maar het blijft de vraag voor welk deel. En de geachte opponent b 1 ij ft in gebreke, om de proef te toonen, die bewijzen moet, dat fl: Ext. stoffelijk is, dus ruimte inneemt, en daarom den uitslag kan veroorzaken. Als dus het minste bewijs voor uw stelling ontbreekt, wordt het een veronderstelling, die feitelijk buiten beschouwing kan blijven, totdat het bewijs voor die stelling geleverd is. Wij verzoeken beleefd hiervan goede nota te nemen. 2°. Argument. „Of er geesten bestaan of niet, er is geen twijfel aan, of de tafel wordt door de fluidieke exteriorisatie bewogen, en het is waarschijnlijk, dat door haar de tafel typtologische antwoorden geeft. Met of zonder geesten zijn we nu in de hypothese, door tallooze feiten duidelijk gestaafd, van psychische, extensieve, biopsychische mediamieke kracht, verbonden aan de namen en aan de proeven van GaSPARIN, Thury FlammariON, Crookes, Morselli etc. En 'wanneer we nu deze hypothese verbinden met de andere van de subconsciente psyche, wanneer wij stellen, dat de psychische geëxterioriseerde kracht gehoorzaamt aan de subconsciente gedachte van een medium, wat in enkelvoudige gevallen niet twijfelachtig schijnt, dan hebben we genoeg om de typtologie te verklaren". Wij antwoordden: Geachte Professoren 1 Het is zeer onwetenschappelijk om te verklaren, dat het onverklaarde, (de fluidieke exteriorisatie), met het onverklaarbare, (de subconsciente gedachte van een medium,) te verklaren is, want daardoor wordt niets verklaard, en om dan ook nog, tegen alles in, op zoo'n grond te durven 90 verklaren, .dat er bewijs genoeg is, om de typtologie te verklaren, dan behoeft het tegendeel geen nadere verklaring. Wij vragen slechts, hoe het b.v. mogelijk is, dat de z.g. subconsciente gedachte van een medium, zonder hypnotiseur, plotseling vloeiend Fransch kan spreken, als het medium zelf die taal absoluut niet kent? Of hoe het mogelijk is, dat de bewegingskracht geconstateerd door onze vijf experimenten, als voorproeven voor de dynamistograaf, (zie L. m. d. 1. m. pag. 128—132,) zou verklaard kunnen worden door de fluidieke exteriorisatie van het medium? enz. enz. Volgens onze vaste overtuiging berust de theorie der animisten op een valschen grondslag. (Zie L. m. d. 1. m. pag. 193—205). Zoodra er een goed ingericht psychophysisch laboratorium bestaat, kunnen de wetenschappelijke spiritisten met succes de animisten uitdagen. De animisten zullen dan door middel van een medium die toestellen moeten laten functionneeren. Op grond van ons tienjarig onderzoek met die toestellen, willen wij U verzekeren, dat de animisten met hun theorie een erbarmelijk fiasco zullen lijden, omdat die toestellen alleen zonder medium kunnen functionneeren. 3°. Argument. „Wat betreft de o nstoffelijkheid van een geest, is alle ontkenning ij del, de gedachte, het bewustzijn is onstoffelijk, veeleer beperkt, en indien een monistische opvatting moet prevaleeren, dan zal het zijn, die van een geestelijk monisme. U neemt zonder wetenschappelijk bewijs aan, de stoffelijkheid der andere wereld en de sterfelijkheid der geesten". Repliek, Wij vragen, heeft de metaphysica ooit een zweem van bewijs kunnen geven voor het onstoffelijk voortbestaan van den mensch? Moet zij zich daaromtrent niet in alle opzichten incompetent verklaren? Voor de bewering, dat wij zonder wetenschappelijk bewijs de stoffelijke geest zouden aannemen, is waarlijk durf noodig, nadat we niet minder dan 41 psychophysische en psychologische experimenten en afleidingen omtrent dit 91 onzichtbare, stoffel ij ke wezen hebben gereleveerd, daarom kunnen wij die bewering gevoeglijk onbeantwoord laten. Het is jammer, dat we de verdere debatten over onsterfelijkheid en het begrip god niet kunnen geven. Alleen moeten we nog aanstippen, dat de redactie slechts eenmaal ons verweer gedeeltelijk geplaatst heeft, zoodat de totale debatten alleen in ons manuscript kunnen nagelezen worden, (Zie verder Vrede door rede hoofdstuk VII en VIII). Ten slotte constateeren wij, dat noch de geloovige spiritisten, noch de theosofen, noch de animisten tot nog toe een enkel steekhoudend argument tegen onze vijfde hypothese konden aanvoeren. En dat was het juist, wat wij moesten bewijzen. Vanaf 22 Oct. 1894, een kwart eeuw dus, heeft een vereeniging van geesten en menschen — die wel zoo goed als alle wetenschappen vertegenwoordigden, doch voor het overige met zeer beperkte hulpmiddelen bedeeld waren — samengewerkt» om vijf hypothesen, gebaseerd op experimenteel psychophysisch onderzoek, op te stellen, die der menschheid een nieuwe levensbeschouwing schenkt. Gedurende de laatste tien jaren is deze theorie door de internationale zeef der critiek bewerkt, maar noch de mannen der physische wetenschap, noch de leiders der psychologische scholen is het tot nog toe mogen gelukken, deze hypothesen omver te werpen. Integendeel, juist door die critiek, — die niet altijd op de meest nobele en moreele wijze gevoerd werd, — zijn de experimenten op een hooger wetenschappelijk peil gebracht, waardoor de realiteit der verschijnselen nog beter bevestigd werd, de bewijzen voor die hypothesen nog talrijker geworden zijn, dus de waarheid nog beter benaderd is. De heer Hereward Carrington schreef Aug, '16 in, „The Occult Review", te Londen, onder meer." In ernst, we schijnen aan het begin van groote ontdekkingen op 92 dit gebied te zijn, en ik voor mij ben zeker, dat deze zouden worden gedaan, indien wij slechts een góed uitgerust laboratorium bezaten, waarin zulke proeven konden genomen worden.... In een rijk en vooruitgaand land als dit, is het te dwaas, om te veronderstellen, dat zoo'n laboratorium niet zou worden opgericht Wanneer zooals nu zeker schijnt te zijn, dat de menschelijke wil een dynamische energie is, en gedachten. fotographische platen vermogen te beïnvloeden, is' er zeker slechts een stap van hier tot het bestaan van physische apparaten. Die stap schijnt inderdaad slechts heel klein. De hoop is zeker gewettigd, dat we eens zullen stooten op een middel tot directe gemeenschap met de twee werelden door behulp van instrumenten, en dat deze inleidende proeven van M. en Z., hoewel zij op zich zelf nog niet voldoende mogen zijn, ons toch den weg hebben gewezen, dien wij moeten gaan, en bij ons de hoop voeden, dat hier ten laatste een laan loopt, die ten koste van onze grootste inspanningen en machtigste verlangens wa a r d i s betreden te worden. Voorzeker, indien zulk een methode van gemeenschap was gevestigd door middel van eenige tusschenstof, of werktuig, (zie Vrede door rede, Hoofdstuk VIII, No. 6) dan zou dit zoo'n ommekeer te weeg brengen in onze wetenschap, onze wijsbegeerte, onze godsdienst, onze ethica, onze kijk op het leven als een geheel, als niets anders met mogelijkheid zou vermogen. En de man, die deze energie, aan de beide werelden gemeen, ontdekt, en leert hoe haar te gebruiken, en hoe er nut uit te trekken voor communicatiedoeleinden, zal voorzeker als de grootste man van wetenschap van alle tijdperken worden begroet, als iemand naast wien Newton, Galilei, Darwin en Archimedes als menschen van geen beteekenis zullen schuil gaan, en hunne ontdekkingen zullen klein lijken en aüedaagsch in vergelijking met deze groote cosmische waarheid. 93 De weg ligt open voor den vurigen en moedigen avonturier der wetenschap, om zijn geluk te beproeven, enden grooten weg verder op te gaan, wetende, dat hij, dank zijn inspanning, er in zal slagen, niet alleen de mogelijkheid van die onmiddelijke intra-cosmische gemeenschap aan het licht te brengen, en aan te toonen, maar ook het waarachtig bestaan van een geestenwereld, waarover in onze dagen zooveel twijfel heerscht." Indien dit bereikt zal worden, zal èn onze arbeid èn onze strijd ruimschoots beloond zijn, omdat zoo'n laboratorium ten slotte onze levensbeschouwing zal moeten aannemen en propageeren, die volgens onze innige overtuiging voor de opvolgende generaties ten zegen zal strekken. 's-Gravenhage, December 1919. Voor copie conform, J. L. W. P. MATLA. G. J. ZAALBERG VAN ZELST. VREDE DOOR REDE. Proeve van gedachtenoverbrenging door psychen in tweeden bestaansvorm aan, en uitgewerkt door J. L. W. P. Matla, te 's Gravenhage, Geschreven in 1914. Het tweede leven van den mensch. Eens komt de dag, dat bewezen zal worden, — ik kan niet zeggen wanneer en waar, — dat de ziel van den mensch reeds in haar aardsche leven in onafgebroken gemeenschap is met de zielen, die in een andere wereld leven; dat de ziel van den mensch op die wezens kan inwerken, en als antwoord indrukken van hen kan ontvangen, zonder er in de gewone persoonlijkheid bewust van te zijn. Het zou een zegen zijn, indien de staat van zaken in de andere wereld en de voorwaarden waaronder een wisselwerking tusschen de beide werelden plaats kan hebben, — door ons langs den weg der b espiegeling bespeurd, — niet alleen theoretisch werd voorgesteld, maar ook practisch werd vast gesteld door werkelijke en algemeen erkende waargenomen feiten. Immanuel Kant, 1724—1804. Bewustzijn. Het bewustzijn zal een onoplosbaar wereldraadsel b 1 ij v e n. Ignorabimusrede van Prof. E. Du-BoiS, Reymond. Dualist Berlijn 1872. Psychophysica voor metaphysica door matla en Zaalberg. 's Gravenhage 1911. INLEIDING. I. De dood van den witten en den zwarten paus. Het eindelooze aantal van wondervolle gedaanten, welke op onze aardbol leven, Is in zijn allereersten oorsprong veranderd zonnelicht. Prof. E. Hackel. Jena. 19 Aug. '14. Paus Pius X, de steenrots van Christus kerk op aarde, is , . . dood. Pardon! Zijn lichaam keert tot z'n elementen terug, z'n ziel is . . . Alle klokken der R.K. kerk op aarde luiden droevig, de klokken der overige christenkerken zwijgen als het graf van Pius. Pius, de witte paus, heette reeds heilig, de heilige vader. Als ook zijn lichaam gaat gehoorzamen aan de wetten van het kringproces, wordt het lijk door Monsigneur CEPPETELLI bewierookt, met• wijwater besprenkeld, en geabsolveerd, terwijl de christenscharen, de knieën krommend, met gesloten oogen litanieën prevelen, en gebedjes zingen, om Zijne Heiligheid . . . heilig te maken. Den volgenden dag, den twintigsten dag van den Buropeeschen oorlog, wisselt de zwarte paus, generaal der jezuïeten, zoogenaamd het tijdelijke met het eeuwige. Hoe is het mogelijk, dat het individu, op een zeker tijdstip ontstaan, eeuwig is, of kan worden? Beide lichamen worden aan den schoot der aarde toevertrouwd, hun zielen ontwaakten, na korter of langer tijd, als uit een droom. Gedach tengang dezer bewustzijnsstudie. In Hoofdstuk II-VI wordt door vrije bewustzijns, — bewoners der geestenwereld, — hun leven en streven in den 2den bestaansvorm geschetst. In Hoofdstuk VII—VIII zijn de door de vrije 97 bewustzijns verstrekte psychophysische bewijzen gereleveerd, om aan de bewustzijns in len levensvorm, (de menschen,) hun werkelijk bestaan te bewijzen. In Hoofdstuk IX—XI wordt het onsterfelijkheidsgeloof in verband gebracht met: a. het ontstaan of de geboorte van een „dubbelwezen'mensch, b. den dood van den mensch, of 1 de geboorte van een v r ij bewustzijn, c. den definitieven dood van een mensch-geest, of een vrij bewustzijn. In Hoofdstuk XII—XV worden door bewustzijns in den 2den levensvorm de directe en- indirecte oorzaken van den oorlog psychologisch verklaard, en motieven voor contra massale gedachtenconcentraties gegeven, om langs den weg der rede den oorlog in het algemeen onmogelijk te maken, waardoor het mogelijk kan worden, om een werkelijke wereldvrede af te dwingen. Op verzoek der geesten worden, terwiUe van de familie, hunne namen verzwegen, doch alleen hun kwaliteiten vernield. Wèl zijn ze bereid, om hunne identiteit aan de Off. Wet. te bewijzen. De opgaven van dè geesten der pausen gelden slechts als proeve van bewerking voor dit werk, met het doel om de leer der R.K. kerk omtrent den dood beter in het licht te kunnen stellen. In dit verband en ook voor een geregelde volgorde dezer studie, hebben wij sommige gebeurtenissen later op moeten geven, dan dat ze in werkelijkheid hebben plaats gehad. Mevrouw C. C. A. GROET heeft gedurende tien jaren hare mediamieke gave geheel belangeloos ten beste gegeven. II. Pias' geest in het vaticaan en in de buitenlucht. Laat de geesten losbarsten. Luther, ex-priester. Pius' ontwaken. Maar wat schrik, hij, zijne heiligheid de witte paus, de plaatsbekleeder van Christus' kerk op aarde, ziet 98 zich omgeven door wezens zonder armen en beenen, rompen met grootere of kleinere hoofden, waarvan de holten hem grijnzend aanstaren. Zijne heiligheid's geest bemerkt echter, dat hij niet in den hemel maar in het vaticaan is. Niet door het glas maar door het hout van een deur zag hij in z'n tuin, en tot zijn verbazing kwamen die griezelige wezens ook door het hout der gesloten deur naar binnen, Angstig zag hij rond, zijn paleis was voor die monsters niet te sluiten, nergens was hij veilig. Wel onderscheidde hij de voorwerpen niet goed, want alles was als in een nevel gehuld, maar toch hoorde hij duidelijk de stem van een zijner kardinalen. Daar hoorde hij weer een ander geluid. Zou dat de gedachtenstem van een mensch kunnen zijn? Had hij maar licht, hij was evenmin als de H. Johannes het licht, maar daar in de verte zag hij toch licht. Zou daar een van zijn booglampen van zijn paleis schitteren ? Maar wat een vreemd licht, een licht van eenige meters middellijn met een stralend middelpunt! Wat! hij kon zich zelf niet gelooven, dat middelpunt was een.... non ? Een medium ? Hij, de vrome Pius, werd voor het eerst door een onweerstaanbare mediamieke kracht als door een magneet aangetrokken door een.... vrouw. O wonder 1 nu kon hij zien, zien zooals hij als mensch nooit gezien had, hij zag letterlijk in haar lichaam, maar weldra zag hij ook nog beter zijn demonen met electrische uitstralingen van allerlei grootte, aura's. Toen bad hij uit angst tot den kuischen Joseph, en dacht aan Mevrouw Potifar, doch dank zij de aantrekkende kracht van het medium bleef bij meester der positie. Voor het eerst werd .hij beschut, beschermd en aangetrokken door een vrouw. Het nonnetje knielde op een bidstoel neer voor een gladzilveren tabernakel. In die gepolijste metaal oppervlakte, een geestenspiegel, — kreeg Pius het bewijs, dat ook bij zich ontpopt had in een wezen, hetwelk hij als mensch wel eens afgebeeld had gezien. Niet lang daarna kwam 103 IV. De stoffelijke geest. De structuur van het bewustzijn is atomistisch. Daar ontwaarde de ex-heilige vader vol schrik rompen met bijna even groote hoofden, omgeven door aura's, die hem bijna verblindden. Als die ex-geleerden van de korst slechts dachten, trilde Pius' geest, terwijl hun wilswerking voldoende was, om een der machtigste ex-menschen der aarde te doen gehoorzamen. Vol angst en schrik wilde de ex-paus vluchten, vluchten in de onmeteüjke velden van het heelal naar Onze Lieve Heer. Onder die machtige geesten bemerkte de ex-witte paus den ex-zwarten paus, De zwarte paus verweet grijnzend zijnen heiligheid, dat hij het dualisme zijner firma niet beter geëxploiteerd had met al het geld, al die macht, al die suggestieve kracht. Ontsteld zweefde daar de witte paus voor den zwarten paus, zelfs de geest van Mevrouw BLAVATSKY begreep nu eerst, dat ze door de trawanten der heilige stoel (de jezuïeten en jezuïetinnen bedde in zwarten rok), er in geloopen was, en.... dat het heele zaakje occult was. Halt! verraders, dacht onverwachts een zeer krachtige geest, hel verlicht door zijn aura. Is het de vloek, die van de jongste tijden af de menschen verlaagden tot een niets? O! neen, jullie weten maar al te goed, dat het gif, door ellendigen naastenliefde genoemd,' wordt gebruikt voor onheil, moord en roof. Hoeveel offers, O! pausen vergt ge nog? Zelfs tijdens den oorlog knielen de naties nog neder voor u w god, die voor ieder denkend mensch onbestaanbaar is. De Duitsche god b.v., wint aanvankelijk in het westen, doch verliest in het oosten en blijft neutraal op zee, omdat de Duitsche vloot zich met godshulp schuilhoudt. Wat is die domme menschheid toch ongelukkig. Maar... er komt een kentering, want er is fexperimenteel bewezen, dat het zoogenaamde uitvloeisel van godsziel, n.1. de menschelijke ziel, stoffelijk is, omdat 104 van een vrije psyche, dus van den mensch in zijn tweeden levensvorm, de hoeveelheid stof en het lichaamsvolume te meten is, zoodat het gewicht en het soortelijk gewicht kan afgeleid worden, (Le m. d. I mort pag, 28—85), Evenals voor elk ander stoffelijk ding zijn nu de drie noodzakelijke physische voorwaarden tot formeering van een stoffelijke psyche gegeven, Gij, Ol pausen, zijt dus als geest nog stoffelijk, dat is tijdelijk, dus sterfelijk. Voor jelui gelden ook hier nog de woorden van MULTATULI: „Leer verrotten, dat is de weg naar bloei." Als Newton's geest nog kon leven, zou hij je beduiden, dat je stoffelijke ziel evenmin naar den gefingeerden hemel kan stijgen, alsdat een appel omhoog kan vallen, of beter, dat je stoffelijke lichaam de atmosfeer zou kunnen verlaten. Door dezelfde aantrekkingskracht, die den appel doet vallen, zijt ook gij ex-pausen, — evenals elke sterveling, — verpacht om om de aarde te blijven. De regen zal door je lichaam gaan, de wind zal je over de zee vagen, of de f e 11 e zon zal je krachten zoo sloopen, dat je tijdelijk onbewust wordt, als je niet tijdig zorgt de causaliteitswet op eigen lijf toe te passen, door je te beschutten tegen de natuur, en je te bergen in een huis of anderszins. In het vaticaan hebben wij ons reeds vermaakt met de onaesthetische en verwaande voetkusserij van je opvolger, maar hier, in onze voor de menschen onzichtbare wereld, bestaat geen bezit dan eigen lijf, dus geen gezag, geen macht, hier geldt slechts een wet, zooals in de geheele natuur, „het recht van den sterkste". Hier heerscht anarchie, — regeeringloosheid, — in de zuiverste en schoonste beteekenis van het woord. (Deel I 78—85). De ex-zwarte paus bemerkte, dat het bewijs voor een „s t o f f e 1 ij k e ziel" niets anders was dan materialistische bluf. Kracht afzonderlijk kan alleen door stof dringen, maar stof door stof is een absurditeit. Gij zijt slecht onderlegd in de kennis der natuur, ant- 105 woordde een ex-physicus, anders zoudt ge weten, dat het der dualistische wetenschap nog niet gelukt is, om kracht zonder stof aan te toonen. Bovendien het weegbaar overwicht van een geest is experimenteel bewezen. (Deel II pag 62.) Het eenige abstracte begrip van weegbare materie is uitgebreidheid. Kracht afzonderlijk is niet waarneembaar. Kracht uit zich aan de stof. Kracht is niet meetbaar zonder stof. Kracht heeft geen gewicht. Kracht neemt geen ruimte in. Wij moeten dus stoffelijk zijn, zoodat wij zelf dagelijks het bewijs leveren, dat stof door stof kan gaan. (Niet wat de moleculen betreffen.) Ook onze stof, qua stof, is eeuwig, onvernielbaar, maar de stof, qua wezen, is tijdelijk; of in het algemeen, kracht en stof zijn eeuwig, alleen de vormen zijn door verandering van aggregaat tijdelijk, waaruit onmiddellijk volgt, dat wij onvermijdelijk in gedaanteverandering moeten te niet gaan. Dit alles hebt ge reeds als mensch in „Le m. d. 1. m." met verkropte woede geconstateerd, doch je miste den moed, om dit boek op den index te plaatsen, Wat hebben wij toen genoten van de onmacht van den machtigste. Onmacht was het. om aan de R. K. pers in verschillende landen bevel te geven,het filet af te maken, door.... de auteurs uit te schelden. Onmacht was het, om de vrijmetselarij te gebieden, die staatsgevaarlijke studie met al de hun ten dienste staande middelen te ontkennen, en te belasteren. Onmacht was het eindelijk, om het onderzoek der wetenschap te willen belemmeren, met het doel om de waarheid te overweldigen. Maar dacht jij nu werkelijk, dat die van machteloosheid getuigende maatregelen de bewijskracht van psychophysische experimenten konden te niet doen? 106 En dat wij geesten zouden wijken voor wereldlijke macht? Nog nooit heefr het jezuïetisme, zelfs in zijn geheimste schuilhoeken, — spiritisme, theosophie, animisme, -~ zulke hevige likken uit de pan gehad, als in dit boek. En toch heeft het door zijn woedende scheldpartijen zoo'n enorme reclame voor dit zelfde boek gemaakt, dat het indirect het delven van haar eigen graf heeft verhaast. Voorwaar! voorwaar! ik zeg u, dat die levensbeschouwing, gebaseerd op experimenteel onderzoek, een intellectueele revolutie zal inluiden, en dat die het begin van het definitieve einde der kerk zal beteekenen. V. De politiek der R. K. kerk in beide bestaansvormen. Vervloekt zal zijn ieder, die meent, dat het door de vooruitgang der wetenschap eenmaal zoover kan- komen, dat de door de kerk vastgestelde leerstellingen anders moeten worden opgevat, dan de kerk ze heeft opgevat, en nog altijd opvat ! Oeconomisch concilie. Rome. 1870. Ik ben volkomen zeker van den voortduur des levens na den dood. Onsterfelijkheid? Als geloovige zou ik gaarne zeggen, het is een feit, als man van wetenschap m o e t ik zeggen, ik weet het niet, want tusschen een voortduur van het leven na den dood en onsterfelijkheid ligt een onmetelijke ruimte. Dr. A. van der Naillen, te San Francisco. Het staat voor ons geesten vast, zei een ex-psycholoog, dat natuurlijk sterven van het dubbelwezen mensch niets anders is, dan het feit, dat het bewustzijn zijn eersten vergankelijken vorm moet verlaten, om in zijn tweede vergankelijke belichaming t ij d e 1 ij k te k u n n e n voordeven, en daarna eerst definitief sterft. Daaruit volgt direct, dat we in ons tweede leven nagenoeg met dezelfde ontwikkeling, hartstochten, godsdienstige en poli- 111 media zoo beïnvloed, dat wij der menschheid blijk gaven, dat een tweede natuurlijk leven van den mensch mogelijk is. Geen middel heten jelui echter onbeproefd, om een geweldige strijd in ons geestenrijk te doen losbarsten, terwijl jelui handlangers op aarde, — de jezuïeten, — al het mogelijke deden, om de menschheid omtrent haar hoogste belang, — den dood, — op een dwaalspoor te brengen, door theosophische en animistische theorieën te propageeren omtrent reïncarnatie, karna loka,, devachan, het subjectieve-ik, onderbewustzijn, fluidieke exteriorisatie en wat al meer, (Le m. d. 1. m., pag. 188—'205). De reactionnairen op aarde vormen de grootste en de gedisciplineerdste macht; op een wenk stellen zij zich overal in actie, al moesten ze met hnn nagels door een meter dikken muur krabbelen, ze zouden krabbelen. Als die menschen geesten worden, zijn ze als het ware erfelijk beiast met die slaafsche onderworpenheid, hun suggestie is nog volkomen, en daardoor vormen zij ook in den tweeden bestaansvorm om de aarde de machtigste partij, waardoor ze een tijd lang meester der positie waren. Een wenk van hen, die ze als leider erkennen, en de reactionnairen geesten zijn werkzaam in hun geheimste misdaden in hun lugerberste beulenwerk. (L. m. d. 1. m., pag. 119—126.) Bijna elk medium op aarde, dat de natuurgave bezat, om met het opvolgende leven in contact te komen, werd door jelui mentale beulen of krankzinnig, of zenuwziek gemaakt, zoodat door uitputting de dood moest volgen. Jelui handlangers in eersten levensvorm publiceerden daaromtrent heel naïef; „Menschen wees toch voorzichtig voor psychisch onderzoek, het resultaat is of het krankzinnigengesticht, of het kerkhof." Ook de pionniers der psychologie, die reeds als mensch vast besloten waren, om na hun dood hun identiteit te bewijzen, hebben jelui als geest op de afschuwelijkste wijze belet, om hun voorgenomen plan te volvoeren. Zoodra dergelijke wetenschappelijke mannen hun eersten dood 112 volstreden hadden, en de t ij d e 1 ij k o n bewuste bolvormige gedaante zich gevormd had tot een puntigen romp met hoofd en holten, (M. d. 1. m.. pag. 97,) werden hun geesten zoo bewaakt en ingesloten door jelui handlangersgeesten, dat aan ontkomen niet te denken viel. De natuur schiep de geesten voor elkaar onschendbaar, het fanatisme van je mentale legers heeft ook hier die onschendbaarheid, — de natuur, — verkracht. De edelste zonen der menschheid werden in donkere, vochtige kelders ingesloten gehouden, door de houten ingangen dag en nacht aan den buiten kant te bewaken, om de opgeslotenen te beletten, die holen te verlaten. Die bewakers, die monsters ontwaarden later tot hun verbazing, — dit zij nadrukkelijk gezegd, — dat de wezensvorm dier ongelukkigen zich na korter of langer tijd wederom gewijzigd had in een o n bewuste, bolvormige gedaante, die zich ten slotte met de lucht mengde. Die stakkers stierven een onnatuurlijken tweeden dood. Hun identiteit was niet meer te bewijzen, het gevaar voor de kerk was weer tijdelijk geweken. Op de seances waar jelui reactionnairen in eersten en tweeden levensvorm je strijdplannen ontwikkelden, zwegen de mentalen wijselijk over het verloop van dit kunstmatig bevorderd natuurproces, doch beraamden in stilte hun verdere plannen. VI. De tweede dood van den zwarten paus. De dood is iets, wat noodzakelijk bij het leven der stof behoort, en iedere vorm van stof moet onvermijdelijk in gedaanteverandering te niet gaan. Dr. O. Burgess te San Francisco. Een ex-physicus vervolgde: Wij zijn wezens, omdat wij begrensd zijn. Hoe gering ook ons gewicht met betrekking tot ons groot volume, hoe gering ook onze densiteit en dampspanning ook wezen moge, experimen- 113 teel is bewezen, dat deze eigenschappen zuiver stoffel ij k zijn, en ook ons lichaam plaatsen in de rij der stofverbindingen. Daarom staat het ook vast, dat een ontzettende kracht, — die een electrisch karakter heeft, — de onderlinge aantrekking der op grooten afstand verwijderde moleculen van eigen stofsoort in stand houdt, waardoor de begrenzing - van ons wezen mogelijk blijft. De natuur voedt ■ die kracht door zonlicht, droge lucht en meerdere weldadige gegevens, waardoor dat denkend vloeibaar lichaam, vrij levende in een gasvormige middenstof, — lucht, .— versterkt wordt. De jezuïeten in tweeden levensvorm hebben voor die ongelukkige geesten die hulpbronnen der natuur voor de instandhouding van hun leven, •— dat is voor hun wezen, — gesloten, waardoor de moleculaire afstanden al grooter en grooter werden, zoodat de moleculaire aantrekking, — de bewustheid? ** in het kwadraat verminderde, totdat het wezen ten slotte zijn begrenzing verloor, dus ophield een wezen te zijn. ■ Als martelaren der wetenschap zijn ze gevallen. Het is niet meer dan billijk, dat individuen, die door een geraffineerde en volgens een vast plan beraamde intrige duizende edele natuurgenooten in eersten en tweeden levensvorm lieten vernietigen, dezelfde straf ondergaan. Jij, die evenals je voorgangers deze ontzettende ramp over ons geestenrijk hebt uitgestort, en door geweld de waarheid hebt willen overweldigen, hebt geen recht van bestaan meer. Vervloekt zijt gij, ellendige! Insluiten klonk het allerwege, en de ex-zwarte paus was gedoemd zich tegen een, in rechtmatige woede ontstoken, geestenschaar te verdedigen. Zijn lot was beslist. De vrome Pius sidderde, en bad God om hulp, maar god trok zich het lot der zwakkeren niet aan, zelfs niet het lot van zijn ex-stedehouder. Vrees ons niet, zei een goedhartige geest aan Pius, maar je gesuggereerde ziel gaat een vreeselijken strijd te gemoet. Tientallen van jaren zullen er verloopen, eer je 114 de suggestie van god, onsterfelijkheid, vergelding en wat al meer uit je geest kunt bannen, en toch.... als hei goede, dat is het ware, werkelijk nog deel van je geest uitmaakt, zal de wroeging je tot de erkentenis dwingen, dat je kerk niet alleen een zee van ellende over de menschheid, maar ook een naamloos wee over het geestenrijk heeft uitgestort. Volg ons. VIL Telepathie, Nooit is er voor 1882, (stichting der S. P. R. te Londen) van de zijde der menschheid iets gedaan, wat op een ernstig onderzoek geleek van een reeks van beweerde feiten, welke zoo zij waar, of zelfs ten deele waar zijn, de belangr ij k s t e feiten van de wereld zijn. Alle feiten wijzen er op, dat er gemeenschap geweest is met een of ander onzichtbaar intelligentie, en nooit is er een gezamenlijke, ernstige, wetenschappelijke poging gedaan, om in deze groote kwestie de waarheid te vinden. Tafeldans is een niet geheel verklaard natuurverschijnsel, veroorzaakt door een bewustzijn in tweeden bestaansvorm. (Le m. d.1. m. pag. 128—133). Dr. Minot ]. Savage, te New-York. De aanhoudende regens gepaard aan krachtige winden, noopten de geesten binnenshuis te blijven. Zij besloten den ex-paus behulpzaam te zijn bij het gebruiken zijner waarnemingsvermogens, hem te wijzen op allerlei gevaren voor z'n stoffelijke ziel, kortom hem te leiden in zijn geesteskindsheid en hem te ontwikkelen. De hevige emoties hadden echter z'n ziel zoodanig geschokt, dat het vrij lang duurde, eer de zielekracht van den paus zoover ontwikkeld was, dat hij in vereeniging en met behulp van een groep geesten in bedde werelden kon waarnemen. 115 Zie eens, zei een ex-psycholoog tegen Pius, daar hebt je nu een mensch, wiens geestenhoofd grooter is dan zijn menschenhoofd, zoodat w ij tot hem kunnen spreken, evenals wij met onze natuurgenooten van gedachten kunnen wisselen. (Le m. d. 1. m. pag 98.) Twee van zulke menschen staan dikwijls met elkaar in telepathisch verband, zelfs op afstand kunnen zij dan met elkaar gedachten uiten, zonder dat beiden meestal weten, wat er eigenlijk gebeurd. Dan eens wordt hij geïnspireerd door een geest, een andermaal vangt hij telepathisch de gedachten van een ander mensch op, somtijds hoort hij geesten en menschen tegelijk, zoodat hij een wir-war waarneemt, en eindelijk is hij wel eens erg verwaand op een mooie gedachte, omdat hij dan niet weet, dat die gedachte van ons is; kortom hij weet soms niet, of hij zelf denkt, of dat een geest of een ander mensch invloed op zijn denkvermogen uitoefent. Het bewustzijn, •— de voortbrenger van gedachten, •— schijnt, wat het functionneeren betreft, veel overeenkomst te hebben met radiotelegraphie, waaruit ook blijkt, dat de mensch radio-actief is. De medici verklaren dit alles kortweg met. „de echo der gedachten". Bewijs voor hun bewering schijnen ze onnoodig te achten. Je moderne theologen, .— vooral de animisten te Parijs, b.v. op het internationaal congres voor experimenteele psychologie, •— maken van dit onopgelost natuurprobleem gebruik, om een theorie van het onder bewustzijn op te bouwen, en pas klaar te maken in jelui onfeilbaar godsdienstig stelsel, en dan nog wel door middel van gehypnotiseerden, dat zijn abnormale menschen op het oogenblik van proefnemen. Die animisten, die pietlutten kakelen dan veel over telepathie, maar zij vergeten, dat de vermogens en grenzen der telepathie nog niet bekend zijn, evenmin als de scheidingslijn tusschen clairvoyance en telepathie. Voor ons kakelen ze dus als blinde vinken. Maar hij weet, dat-ie 116 clairaudiant (helderhoorend) is. Als-t-ie gedisponeerd is en ernstig gaat denken, hoort-ie. of beter voelt-ie, dat we hem antwoorden en helpen met z'n geschrijf, maar hij »s om den bliksem niet gemakkelijk dat heer, hij lacht ons dikwijls uit, zijn wachtwoord is „experiment" heeren geesten. Terwijl het medium diep in gedachten verzonken was, wilde de ex-paus zich er van overtuigen, of een en ander op waarheid berustte, maar de uitstralende gedachtenconcentratie van het medium trilde het zwakke Pius-geestje in een hoek van de kamer. Pius begint van z'n ziekte te genezen, zei een grappenmaker-geest, hij krijgt een redelijke twijfel aan alles, maar die twijfel zal hem nog menige opduvel kosten. Pius was alweer geschrokken, doch hij herstelde zich spoedig, toen een krachtiger geest een geregeld gesprek met het medium onderhield. Dat gesprek scheen gewichtig te zijn, want het medium schreef enkel e zinnen op, en verzocht den geest die geïnspireerde zinnen door middel van den seancetafel aan te wijzen, als bewijs, dat ze goed verstaan waren, en niet gedeeltelijk z'n eigen gedachten inhielden. Een oogenblik daarna kreeg een sensibele dame in een ander huis een niet te ontkomen neiging, om haar hand op een houten tafeltje, - waaraan links op het blad een puntig houten latje bevestigd was, - te leggen. De geest bewoog, dit tafeltje krachtig heen en weer, ten teeken, dat hij iets wilde aanwijzen. Het medium plaatste links van haar voor het puntige latje een ander tafeltje, waarop in een rij al de letters, gedrukt, van het alfabet bevestigd waren, en keek strak voor zich uit. Een helper nam de bewegingen waar van het puntige latje langs het alfabet. Telkens wees de geest een letter aan, die door naar helper genoteerd werd. Binnen enkele minuten had de geest de letters aangewezen, die de zinnen vormden, welke hij aan den clairaudiant geïnspireerd had. Het slot luidde: geef dit aan 117 Dat werd Pius te machtig. Als zoo'n proef door de officieele wetenschap gesanctionneerd werd, was het uit met al de uitspraken ex-cathedra van zijn opvolger, wat de menschelijke ziel betrof. Niets aan te doen Pius, zei de ex-psycholoog, ook jou kerk moet voor feiten het hoofd buigen, door zich aan te passen, of ... ze gaat in haar dogma ten onder. Als een tweede levensvorm van den mensch zijn o n uitgesproken gedachte aan een helderhoorend mensch kan inspireeren, en dit daarna bewijst, doordat hij een ander medium diezelfde gedachte alfabetisch laat aan wijzen; of omgekeerd, als een helderhoorend mensch zijn onuitgesproken gedachte denkt, en een tweede levensvorm van den mensch diezelfde gedachte van den helderhoorenden daarna door middel van een ander medium alfabetisch laat aanwijzen, dan bewijzen deze proeven, dat het bewustzijn van den mensch, — zeowel in eersten als in tweeden levensvorm, — onuitgesproken gedachten kan hooren, en daardoor is het natuurlijk voortbestaan van den mensch ook reeds experimenteel bewezen; m.a.w. er is bewezen, dat dit fluïdum in staat is, om, onafhankelijk van het menschelijk organisme, zijn bestaan als zich zelf gelijk blijvend wezen voort te zetten, n a de ontbinding van zijn lichaam, derhalve dat het zonder hersenen, zenuwen, spieren en gangliëncellen kan hooren, denken en spreken door gevoelstrillingen. Door deze twee proeven zijn, wat de tafeldans betreft, niet alleen alle animistische theorieën, — de o nbewuste spierwerking incluis, — waardeloos, maar is ook het grootste probleem voor de komende eeuwen in g e 1 u i d, het m o e t n.1. de taak der wetenschap worden, of ze het wil of niet, om de oorsprong van het bewustzijn en de natuur der menschelijke ziel te doorgronden, omdat die problemen ten nauwste samenhangen met de oplossing van kracht en stof. Maar de persoonlijke identiteit zal toch nooit met een 118 medium te bewijzen zijn, bemerkte Pius. (D. II pag. 121—125). Zeg, houdt jij je nou niet zoo leuk, vroom broekie, antwoordde een ex-mechanicus. Als mensch wist je toch al bliksems goed, dat er een telegraaftoestel uitgevonden was, dat de beide werelden langs mechanischen weg met elkaar in gemeenschap kon brengen. Het prospectus van dit werk is je toch door een episcopaat toegezonden. Door de dynamistograaf is het de vrije ziel mogelijk geworden, zijn persoonlijke identiteit zelfs zonder medium te bewijzen, Door die vinding in de R.K. pers van verschillende landen uit te schelden, en te bespotten, hebben jelui zoo'n enorme reclame voor die machine gemaakt, dat zelfs hofjesmenschen elkaar verwenschen met: „Laat je wegen, als je dood ben, en vertel dan aan mijnheer pastoor, hoe je het maakt. Pius zuchtte. VUL Een helderhoorende ziener. De wetenschap heeft inderdaad behoefte aan een inductief feit, uitgaande vaneen rechtstreeksche waarneming van de objectieve voorwaarden van het andere leven, n.1. een inductief laboratoriumbewijs. Indien zulk een proef ooit zal gedaan worden, dan zullen de biologie en de psychologie zijn uitgebreid tot over de grens zonder een tusschenliggende kloof, en het onafgebroken voortleven der persoonlijke wezenseenheid voorbij den dood zal wetenschappelijk aangetoond zijn. Er is een hooger gezag voor de Waarheid dan getuigenis, n.1. proefondervindelijke aantoonbaarheid in getal en maat, overeenstemming in systematische rangorde met alle andere feiten van die wetenschap, waartoe* het gegeven feit behoort, en uit een wijsgeerig oogpunt passend aan het geheel der wetenschappelijke kennis. Professor Elmer Gates, te Washington. 119 De algemeene zwaartekracht veroorzaakt zoowel de loop der planeten om de zon, de cosmische bewegingen van alle wereldlichamen, als de aantrekking der vrije stoffelijke bewustzijns door de aarde. De geestenschaar arriveerde kort daarna in een laboratorium, waarin vele toestellen stonden opgesteld, die speciaal bestemd schenen, om experimenteel aan te toonen, dat het vrije bewustzijn stoffelijk is; m. a. w. een laboratorium waar den eersten stap gezet werd voor een nieuwe wetenschap de „psychophysica". Op een ruststoel lag een man van middelbaren leeftijd te peinzen. Mag ik mij even aan hem laten zien? zei een geest, ik wacht reeds enkele dagen, om hem iets te verzoeken. De man werd loom, sloot z'n oogen en zag voor hem een vrouwenbuste van natuurlijke grootte. Wat zie ik nu eigenlijk? zei de man in gedachten. Reeds jarenlang zie ik onverwachts die verschijningen. Een materialisatie is het niet, anders zouden alle aanwezigen, — geesten en menschen, — het verschijnsel waarnemen. Is het een stuk van je bewustzijn, dat ik alleen als clairvoyant zien kan? Zweef je nu voor me? Wel neen antwoordde de geest, ik geef je slechts een indruk van me zelf, daarom zweef ik boven je, rust ik op je, en bespeel als het ware dat gedeelte van je ziel, hetwelk boven je hoofd uitsteekt. Bewijs me dat s. v. p. liefst experimenteel dacht de ziener. Daar hebt je 't nu weer, zuchtten de andere geesten, je schrikt om hem wat te zeggen, voor alles en nog wat wil dat heer een experiment. ^Vacht! zei de experimenteerende geest tot de anderen, ik zal trachten me verkleind te laten zien. Nu zie ik je hel verlicht, ^ 10 c.M. groot, antwoordde de ziener met z'n gedachtenstem. Hij opende z'n oogen, constateerde, dat hij op twee meter afstand van een s t e e n e n muur lag, en redeneerde bij zich zelf; ik 120 veronderstelde, dat ik v o o r me een gematerialiseerde Jevensgroote vrouwenbuste. zag. Indien dat iets stoffelijk was, en voor mij zweefde, en zich daarna zoo verkleind zou willen laten zien, zou de afstand tusschen mij en den muur minstens 30 Meter moeten bedragen. Voor mij was dus niets concreets. Maar zou de imaginatie mij geen parten kunnen spelen ? Imaginatie van me zelf, of van een ander mensch, waarmee ik in telepathisch verband sta, of van een geest. Die man is niet te overtuigen, zei Pius. Door hardop te praten, verzocht de ziener aan den geest, om door middel van een ander medium alfabetisch aan te wijzen: haar naam, een adres van een harer familieleden, maar vooral een deugdelijk identiteitsbewijs, Met die gegevens gewapend, toogde de ziener op goed geluk direct naar het opgegeven adres. Hij vroeg en verkreeg een stapeltje van twintig familieportretten, het 19e was de beeltenis van de verschijning, die hij gezien had, Het was het portret van de vrouw van den weduwnaar, die zichtbaar ontstelde van het opgegeven idenditeitsbewijs. Later kon de ziener zich weer niet vereenigen met het idee, dat een afgestorvene een impressie zou kunnen geven van zijn menschelijke gedaante. Wél kon het een reflexwerking zijn, maar die kon evengoed van hem zelf uitgaan, zoo althans concludeerden de animisten. De geesten gevoelden z'n twijfel. De ziener werd op een goeden dag zeer loom, had geen lust in werken, in eten, en verveelde zich 's avonds in de huiskamer. Terwijl hij zich even absenteerde, zag hij onverwachts in het donker een hel verlichten electrisch-golvenden romp met hoofd, waarin holten. Hij ontstelde zoo hevig, dat zijn huisgenooten bij z'n terugkomst als uit een mond riepen: Wat ben je ontdaan? Scheelt je wat? Ik ben erg geschrokken, zei de ziener, voor het eerst heb ik een geest in natura gezien, een prachtigen maar 'n overweldigenden aanblik voor een mensch. 't Is geen lolletje, om in twee werelden te moeten leven, zei z'n vriend. 121 Prettig is het dikwijls niet, maar als ziener ben ik, wat den vorm van het bewustzijn betreft, nu voor me zelf overtuigd, maar dat is nog geen bewijs voor derden, want jelui en anderen moeten mij maar weer gelooven. Dat is dus nog geen wetenschappelijk maar een persoonlijk bewijs. Pius griezelde van zoo'n twijfelaar. De ziener gevoelde iets hoogst onaangenaams als Pius' geest in zijn sfeer kwam. Het waren twee schreeuwende zielencontrasten. Den volgenden morgen bij het ontwaken was de ziener nog geheel onder den indruk van dat vreeselfjke hoofd maar vooral van die holten, die hem zoo ernstig, zoo beteekenisvol hadden aangestaard. Aan zoo'n aanblik moet ik nog wennen, maar nu kan ik- toch met een gerust geweten op een gezonde basis mijn wetenschappelijk gebouw optrekken, dacht de ziener. Laten we goed luisteren zeiden de geesten, de ongeloovige Thomas schijnt tot een besluit te komen, hij gaat generaliseeren. le. Is er een dossier van 160 seances alleen betreffende de identiteit van J. ZAALBERG, en wel onder voorwaarden, die elke animistische theorie uitsluit. Bovendien heb ik van vele anderen, b.v. van mijne overledene vrouw, van mijn vader, van Multatuli e. a. voldoende identiteitsbewijzen. 2e. Bepaalde dokter Duncan, te Boston, geheel onafhankelijk van ons, op het oogenblik van sterven van den mensch een gewichtsvermindering van 50 tot 100 gram. 3e. Dit gewichtsv e r s c h i 1 komt + overeen met het berekende gewicht van den door Zaalberg opgegeven wezensvorm van een geest. (D. I. pag 17—20.) 4e Van zoo'n wezensvorm, — een vrije psyche. .— hebben wij de hoeveelheid stof, het volume, het gewicht, en de densiteit gemeten. (D. II pag, 39—55.) 5e. De experimenteele bepaling van het overwicht van een vrije psyche is bewezen; a door middel van den cylinder aan de balans t ij d e n s den uitslag, (d II 122 pag 62.) b door middel van den sleutel in horizontalen stand, (d. II 71—79.) De physica kan dus spreken van een weegbaar-vrij-bewustzijn. 6e. De aantrekking van de stof van het intellect op een positief geladen slinger is een feit. (Dit experiment is nog niet gepubliceerd. Het nuttig-effect voor de dynamistograaf is nu verhoogd tot 300 mG, zoodat een zerk overbodig is geworden.) Onze vragen omtrent identiteit kunnen.derhalve beantwoord worden zonder medium. 7e. De bipolairiteitsbepaling van den door mij gezienen geest in natura is onbetwistbaar. (Le m. d. 1. m. pag, 141 — 145.) 8e (Verbeterd in 1915.) Het weegbare bewustzijn wordt, als electrisch wezen, door vochtige lucht ontladen, daardoor ondergaat dat lichaam een temperatuurverlaging. Een en ander moet de off. Wet. t e t~ z ij n e r t ij d aanleiding geven tot de bepaling van de soortelijke warmte van de stof • van een geest, of een vrij bewustzijn. (Zie pag. 48—56—61.) 9e. Alle veronderstellingen der dualisten, die den massa-uitslag, dus het begrip stoffelijke ziel, aanvielen met hun theorieën subjectief-ik, onderbewustzijn en fluidieke exteriorisatie, blijken derhalve experimenteel waardeloos. 10e. Kortom, door reeksen physische en psychologische proeven omtrent het denken, zien, hooren, bewegen van een vrij bewustzijn, leverden wij niet minder dan 41 bewijzen voor de formeering van dat bij de wetenschap onbekende wezen. (Le m. d. 1. m., pag. 150.) Deze tien conclusies, van een agnostisch standpunt beschouwd, zullen voor de wetenschap, omtrent de n a t u u r van het bewustzijn, een betere richtsnoer naar het zoeken en benaderen der waarheid zijn, dan de zoogenaamde tien geboden van god, strekkende tot het eeuwige welzijn der onstoffelijke bewustzijns, onderbraken de geesten. 123 Dit alles bewijst dus niet alleen, vervolgde de helderhoorende ziener, dat het individueele bewustzijn, zoowel in eersten als in tweeden bestaansvorm, aan een afzonderlijke stofsoort gebonden moet zijn, maar vooral ook, dat het met die ijlere stoffelijke belichaming slechts tijdelijk kan voortleven. Een individueel bewustzijn zonder stoffelijke basis is onaantoonbaar, dus onbewijsbaar. Tegen een o nstoffelijken derden bestaansvorm pleit ook bovenal, dat gedachten onafscheidbaar verbonden zijn met stofwisseling. Indien dus een derde leven van den mensch bestaanbaar zou kunnen zijn, —- zelfs zonder een tweede leven, — zou het ook een stoffelijk bewustzijn moeten zijn, dus als stoffelijk wezen aantoonbaar, maar daarom ook tijdelijk, dus weer sterfelijk. Ook dan nog zou zelfs onze tweede hypothese gelden; „Geen bewustzijn kan ontkomen aan de aantrekkingskracht der aarde." Mijn gebouw staat dus op een experimenteele fundeering, de materialen zijn* uiterst solide, zoodat het den tand des tijds kan weerstaan. Nou jij Pius! onderbrak de ex-psysoloog, Niet plagen, en niet eischen wat onmogeüjk is, zei de ex-philosoof onhoorbaar voor Pius, Pius handelt nog niet in logica, de stumperd is nog te veel gebiologeerd met bewustzijnsideeën over alomtegenwoordigheid en almacht in verband met Gods heilige drievuldigheid. Maar laten we steeds menschen blijven, en humaan voor hem wezen, hij heeft vele goede eigenschappen, hij is slechts een slachtoffer van de leugen. Heeren, zei de ex-physicus, na zoo'n arbeid, die jaren tijd vorderde, stel ik voor, wat rust te nemen. Ons medium gaat zich verpoozen, door z'n geleerdheid' in Parijs uit te kramen. Bonjour, veel succes, lot ziens, dondert er maar op in, en dergelijke uitroepen hoorde de helderhoorende ziener, die op zijn beurt in naam der menschheid alle medewerkers in tweeden bestaansvorm hartelijk dankte voor de enorme inspanning, die ze zich getroost hadden. 124 Eindelijk hoorde hij duidelijk (de stem ?) den toon zijner overledene vrouw. Dag....! ik ga mee naar Parijs. Als ik niet beter wist, zou ik zweren, dat ik mijn vrouw nog als mensch hoorde spreken. Als geest mist' zij natuurlijk haar stembanden, maar hoe ontstaat dan dat geluid? peinsde de helderhoorende. Wij staan nog voor een oerwoud. Hoe zullen we het bewustzijn kunnen doorgronden? Eén menschenleven is te kort. Misschien zullen de opvolgende generaties beter slagen, als het tweede gezicht en het tweede gehoor als nieuwe zintuigen meer algemeen bij de menschen ontwikkeld zijn. En wat daarna? Werd ik voorloopig zoo oud als Methusalem, schertste de helderhoorende ziener. IX. Een ontstaan kan niet eeuwig zijn, of worden. Onder den dekmantel van wetenschappelijk conservatisme is het de algemeene neiging der menschen, die een zekere positie in universiteiten en wetenschappelijke gezelschappen bereikt hebben, om den weg te versperren aan alles, wat te opvallend afwijkt Ook in de bladen waar bedoelde heeren hunne hoogepriesterlijke waardigheid vervullen. Het zal een aantal onzer geleerden tot schande blijven strekken, dat zij zoo hardnekkig geweigerd hebben, een blik te slaan in feiten van zoodanig belang, voornamelijk nu deze feiten meer dan een halve eeuw tot waarneming hebben uitgedaagd. Dr. Paul Gibier, te New-York. Het bewustzijn is een ponderabele materie. Kom oude heer! zei een ex-medicus tot Pius, ga je mee, er ligt in den omtrek een vrouw in barensnood, het wordt een bijzonder geval. De vrome Pius had gemoedsbezwaren. De gelofte van kuischheid, als priester afgelegd, wilde hij ook in de geestenwereld gestand doen. Wees maar 125 gerust brave Pius, antwoordde de medicus, in de geestenwereld blijf je zoo zuiver als de zuiverste zuiverheid, want wij geesten zijn geslachtloos. Maar wat was dat nu weer voor een dwaas idee ? Verbeeld je, dat ieder mensch die gelofte zou afleggen, dan zou de aarde weer na een eeuw onbewoond zijn, en binnen twee of drie eeuwen zou er ook geen geestenwereld meer bestaan. Zouden jelui in naam van je God het bewustzijn op aarde willen dooden? Maar de beesten dan? Zouden die dan weer een nieuw maar beter menschenras moeten ontwikkelen? Maar a propos, kwam het bevel van je God „ga en vermenigvuldig", niet in verdrukking? Door die gelofte hebt je derhalve het eerste en het grootste gebod van je God overtreden. Maar.... Pius! Tegen die logica was Pius niet opgewassen. Bij het binnenkomen der kraamkamer werden de geesten hevig ontroerd door het kermen der lijdende moeder. O! wat een wee was dat, gilde ze op het oogenblik, dat ze een meisje baarde. Let nu goed op, zei de ex-medicus, nu het kindje niet meer door de navelstreng aan de placenta verbonden is, bengelt het geestje, aan den hals verbonden, buiten het lichaampje. Op het oogenblik dat het geestje in het lichaampje verdwijnt, gaat het kindje schreeuwen. Wat de behandelende geneesheer ook deed, het kindje bleef levenloos, het was een doodgeborene. Pius bemerkte, dat het kindje het heilig doopsel moest ontvangen, en deed wanhopige pogingen om den geneesheer te beïnvloeden, doch de zwakke Pius had geen kans, om eenigen invloed uit te oefenen op die krachtige physieke natuur. De ex-medicus had intusschen geen blik af van het pasgeboren geestje, dat nog altijd aan den hals van het kindie bengelde, s' Nachts toen alles rustig was, tuurde de geestenschaar onafgebroken op het verloop van dit natuurproces. In den nanacht werd het geestje, — een bolvormige gedaante, ■— langzaam van het lichaampje 126 gescheiden, en steeg weer langzaam naar het plafond boven het lijkje. Door den o n bewusten toestand, bij de geboorte en den dood van een geest, wordt het soortelijk gewicht, qua wezen, door uitzetting kleiner, zei de ex-physicus. Het kindje moet geleefd hebben, vervolgde de ex-medicus, want het verloop der scheiding van lichaam en ziel gedraagt zich evenals bij den dood van een volwassen mensch. En niet gedoopt zuchtte Pius. Ik heb de geneesheeren bij een plotselingen dood dikwijls hooren zeggen, zei de ex-medicus, het is afgeloopen, zonder dat wij geesten op dat oogenblik de ziel van het lichaam hadden zien scheiden, het eerste kenteeken voor ons, dat het lichaam dood is. Bij plotselinge sterfgevallen heb ik ook wel eens waargenomen, dat de geest eerst na 36 uur het lichaam verliet, en dan niet, zooals gewoonlijk, bij het sterven uit den mond trad, maar zeer langzaam uit het geheele lichaam ging. Na eenige dagen schouwde de ex-physicus aandachtig het kleine geestenlijkje. De bolvormige gedaante had zich zoodanig vervormd, dat die onbewuste ijle stof in brokstukken verdeeld was. Na eenigen tijd zal ook dit lichaam tot z'n elementen terug keeren, nadat de moleculen zich met de middenstof gemengd hebben, zeide hij, en constateerde den tweeden dood. Onmogelijk! riep Pius, de ziel van den mensch is onsterfelijk. Hier wordt weer het bewijs geleverd, vervolgde de ex-medicus, dat het lichaam niet kan leven zonder ziel, maar ook, dat de ziel zich niet kan ontwikkelen zonder lichaam. Het is dus noodzakelijk, dat ziel en lichaam elkaar eerst moeten ontwikkelen, wil er van een tweede leven sprake kunnen zijn. Dit tweede leven, vulde de ex-physicus aan, is alleen mogelijk, als de stof intens en de x-kracht compact genoeg is, om te kunnen voortleven. De onsterfelijkheid is volgens mijne meening ook onmogelijk in verband met 127 de wet van „overleving van het meest geschiktste," in de g e h e e 1 e natuur van kracht. Waarom zou die wet op het stoffelijk wezen ziel een uitzondering maken? Bovendien, bracht de ex-medicus in het midden, de leer van het embryo neemt aan, dat op het oogenblik der vereeniging van de vaderlijke en de moederlijke cellen de mensch, dat is ziel en lichaam, zich begint te vormen. Het is dus onaannemelijk, dat er een begin zonder einde kan bestaan, of anders, dat een eeuwig iets geboren kan worden. Zelfs de krachtigste vrije psyche, besloot de ex-physicus, moet gehoorzamen aan de wetten van het kringproces, om de eenvoudige reden, dat het wezen ziel stoffel ij kis. Toegegeven, zei de ex-philosoof, maar is daarna een derde onstoffelijk leven misschien mogelijk, m. a. w. zou de mensch geen drievoudig wezen kunnen zijn, n.1. een menschelijk lichaam, een stoffelijke geest, (beide bestaande uit kracht en stof,) en laten we zeggen een derde lichaam, bestaande uit kracht, dat bij den tweeden dood den stoffelijken geest verlaat, en misschien eeuwig voortleeft ? Dat kan niet, zei de ex-physicus. Het negatieve is wel niet te bewijzen, maar als we de geesten die we zien verongelukken, zelfs buiten beschouwing laten, nemen we waar, dat kinderen, zenuwzieken, door gas verstikten etc. etc, geen tweede leven leven, er zou dan een schakel ontbreken. Bij een doodgeborene zelfs twee schakels. Algemeen wordt ook aangenomen, dat kracht geen ruimte inneemt, er kan b.v. geen sprake zijn van een dM3. kracht, zoodat een lichaam van een zeker volume, uitsluitend bestaande uit kracht, onbestaanbaar is; bovendien een bewustzijn Zonder stoffelijke basis is ondenkbaar, omdat geestelijke verrichting onafscheidbaar ' verbonden is met stofwisseling, terwijl stofwisseling niets anders is, dan een reeks van bewegingen van atomen en moleculen. [28 Pius hield vol, dat de menschelijke ziel, evenals god, eeuwig is. Maar Pius, zei een ex-astronoom, voor zoover ons bewustzijn momenteel kan begrijpen, is het middelpunt der ruimte overal, de omtrek nergens, dus alleen de ruimte is in alle richtingen oneindig en daarom ook eeuwig, dat is zonder begin en zonder einde. Een oneindig en eeuwig god zou derhalve aan dezelfde voorwaarden van ruimte en tijd moeten voldoen, maar kan daarom ook nooit een persoonlijkheid zijn. Een eeuwige ziel zou er dus niet alleen altijd geweest moeten zijn, — zelfs voor het ontstaan, of de geboorte van ons aller moeder de aarde, — maar zij zou ook altijd moeten voortbestaan, dat is ook na de stofwisseling onzer planeet. Dit alles zou uw kerk, of de theosophie eerst op aannemeüjke gronden moeten kunnen bewijzen, vooraleer er sprake zou kunnen zijn van hypothesen omtrent een oneindig en eeuwig god, en van een eeuwige menschelijke ziel. Wat het voorbestaan der ziel betreft, zei de ex-psycholoog, de eerste voorwaarde en de voornaamste eigenschap van een bewustzijn is de „herinnering." Wij geesten herinneren ons slechts één leven als mensch, dus de reïncarnatieleer van uwe theosofen is reeds onbewijsbaar. Wij geesten hebben ook het afdoende bewijs, dat een voortbestaan als tweede leven niet eens voor elk individu bestaanbaar is. Als een bewustzijn uit een ponderabele materie bestaat, (zie voor bewijs deel II pag. 62.) dan alleen is het sterk genoeg om zijn twieede leven te kunnen leven. De ex-physicus constateerde ook, dat geesten dampkring noodig hebben om te kunnen leven. Afgezien zelfs van de aantrekkingskracht der aarde, zouden wij onmogelijk den dampkring kunnen verlaten, omdat de temperatuur in den aether dicht nabij het absolute nulpunt, — 273°, daalt, zoodat onze moleculen, volgens de theorie van 129 Prof. V, D. WAALS, dan tegen elkander zouden vallen. Zelfs onder een druk O staat het reeds vast, dat ons bestaan èn stoffelijk èn intellectueel onmogelijk is. Stoffelijk, omdat het wezen na eenige seconden van vloeistof tot gas zou overgaan, daardoor houdt de moleculaire invloed op, en de stof, qua stof, zou zich uitzetten evenals bij de gassen. Intellectueel, omdat hoe meer de druk mindert, des te sneller het wezen niet alleen molecule na molecule zal verdampen, maar ook met elk molecuul een klein deel der x-kracht zal verliezen, totdat de moleculaire invloed geheel zou ophouden en al weer alleen zou overblijven de stof, qua stof, die zich als gas zou verspreiden. Ook in den dampkring hebben wij beslist een steunpunt noodig, waaruit direct volgt, dat het voor ons noodzakelijk is, om meestal in de huize'n te vertoeven. Uit dit alles volgt derhalve, dat de eeuwigheid der menschelijke ziel slechts fictie is, Pius. De ex-mechanicus betoogde ten slotte: Tegenover al dat gezeur over eeuwige vergelding van goed of kwaad door een Onze Lieve Heertje, staat de nuchtere werkelijkheid, dat het meerendeel der menschen niet eens weet, dat we bestaan, daarom lijden wij, — vooral s'winters, — een ellendig leven. Wij hebben ook behoefte aan licht, warmte en vooral versche droge lucht. Ons lichaam heeft evenals het menschelijke een steunpunt noodig, doch meestal moeten wij onze zitplaatsen zoeken op een kast, een onbezette plaats, of in de sfeer van een medium. Wij moeten derhalve voortdurend op de menschen letten, en hen steeds uit den weg gaan. Vooral in het onbewuste begin-stadium van ons leven, zijn wij het meest van de menschen afhankelijk, terwijl zij geen flauw begrip hebben, dat we hen dan juist het meest noodig hebben. Wat den dood van den mensch betreft, is het dus een gebiedende eisch, dat de ficties der godsdiensten en der materialisten plaats maken voor een natuurphilosophie. 130 gebaseerd op psychophysisch onderzoek, en dan is er ter wille van ons geesten allereerst noodig, dat de menschheid tot het besef gebracht wordt, dat er in een sterfhuis een slaapkamer, met geopende deur, voorzien van licht en droge warme lucht gereserveerd wordt, opdat de geest van den overledene, — met behulp zijner natuurgenooten, tenminste ongestoord bewust kan worden. Als er aan de universiteiten in verschillende landen leerstoelen voor de psychophysica zullen geopend zijn, en die wetenschap gemeen goed is geworden, moeten de mechanici het eerst streven naar een directe verbinding, — hetzij een telegrafische of wel een telefonische, — tusschen de geestenwereld en het groote publiek. Technisch is het namelijk zeer goed mogeüjk, om een microfoon te construeeren, die onze aethertrillingen opvangt, en naar de telefoon geleidt, waardoor een ideale gemeenschap tusschen de beide werelden tot stand zal komen. Zeker, dan zal er eerst een chaos van gedachten ontstaan, die alleen genieën vermogen te ontwarren, maar de waarheid omtrent den dood zal al meer en meer benaderd worden, zoodat die nieuwe wetenschap tot heil dier twee werelden zal moeten arbeiden, en ten slotte de leugen zal overweldigen. X. De overgang van mensch in geest. Zoolang de mensch niet zal kunnen doordringen in het geheim van den dood, zullen er godsdiensten zijn, die opeen kinderlijke of fatsoenlijke manier die verontrustende problemen zullen oplossen, en hun beweerde oplossingen zullen slechts in vorm verschillen. Prof. Edmond Picard, te Brussel. De ex-paus werd daarna geleid naar het sterfbed iener brave, katholieke moeder. Een geest, haar overleden 131 man, spande al z'n krachten in, om het lijden zijner vrouw te verzachten, door de uitstralende mediamieke kracht der aanwezige menschen te verzamelen, om daarmee haar ziel te versterken, en haar zoodoende den overgang te vergemakkelijken. Een priester diende haar de laatste heilige sacramenten der stervenden toe, d.w.z. hij rafelde de bekentenis harer zonde van haar gansche leven ragfijn uit, besmeerde de vijf zintuigen met gewijde olijfolie, — dat bij het heilig oliesel noemde, — legde haar z ij n god, n.1. een gewijde hostie, op den tong, gaf haar een brandende gewijde kaars in de handen, prevelde gebedjes, — gelukkig voor de martelares in het Latijn, — doch pijnigde de angstige vrouw op wreede wijze met de schrikbeelden god, oordeel, 1 hel. Die foltering kostte ook nog geld. Die brandende kaars hindert me vreeselijk, zuchtte de geest van haar man. Als de anima mijner vrouw straks door den mond het lichaam verlaat, zal die vlam haar verwonden, Toe! helpt me. (Le m. d. 1. m., pag. 97.) Zeg me nu nog eens na, scheeuwde de priester de penitente in het oor; „god wees mij arme zondares genadig." Door het doodsgerochel heen, fluisterde de stervende hortend en stootend; god • • • •, wees.... mijn ... ar.... me .... ziel.... De vrouw kon niet meer. Dat noemde de priester bidden tot z ij n god. Zelfs de ex-paus zweeg. Onverwachts trad haar zoon binnen. Hij tikte den voor het lijdensbed geknielden priester op z'n schouder, en wees hem met een onheilspellenden blik de deur, vervolgens blies bij de kaars uit, en sloot haar in de kast weg. Dank je wel, zei de geest van haar man aan een anderen krachtigen geest, je hebt een passende natuurkracht voor mijn zoon, om z'n ziel te beïnvloeden, dank je wel. De stervende slaakte een zucht van verlichting. Moedertje, zei haar zoon, wat ben U ontdaan! Heeft die man met zijn z.g. voorbereiding voor den dood weer 132 ow doodsangst vergroot? Geloof me toch, hij zelf weet niets omtrent den dood, hij, zoowel als U zijn slachtoffers van ongehoorde verdichtsels. Zonder de massasuggestie van god, oordeel, hel, kan de kerk geen schatten verzamelen, en kan zij de machthebbers niet helpen, om het gezag te handhaven, waarvoor zij niet alleen voor haar priesters nog eens een schat van geld uit de staatskassen ontvangt, maar ook geestelijke privileges bij de regeeringen kan bedingen, om ook in het staatsbestuur beter haar rol te kunnen spelen. De dood is niets anders dan een behoefte aan een natuurlijk proces der scheiding van ziel en lichaam. Zij, wier zielen krachtig genoeg zijn, kunnen t ij de 1 ijk een natuurlijk leven vervolgen, voor hen is de dood dus niets anders dan een kromming op hun levenspad. Zij wier zielenkrachten door jeugd, of o nnatuurlijken dood te zwak zijn, gaan in werkelijkheid dood, dat is, het stoffelijke lichaam en de stoffelijke ziel keeren gelijktijdig tot hun elementen terug. Geloof me moedertje, bijna ieder mensch sterft onbewust, de mensch weet dus niet eens, dat hij sterft.- en als de bewustheid als geest terugkeert, weet hij de eerste dagen of weken nog niet eens, dat-ie gestorven is, slechts langzaam komt de herinnering terug. Maar jongen de hel dan stamelde de moeder. Veronderstel, dat jij daar, — ze wees op den vloer, — op ren brandstapel levend zou verbrand worden. Zou jij niet angstig zijn? En toch zou dat lijden slechts enkele minuten duren, maar ik, ik, die misschien jaren moet gelouterd worden O! jongen, daarom heb ik doodsangst voor den dood, ik .... ben .... zoo .... bang. Zoo slecht kan god niet zijn moedertje, god is geen ïeul, wees gerust. Laat ik U, evenals de Mahomedaansche jriesters dat bij stervenden doen, troosten met al de joede en schoone daden uit uw leven, dan sterft U ook net een glimlach om de lippen. Kom! laat ik U herin- 133 neren aan al het moederlijke, al het teedere waarmede U mij van kind af omringd hebt, hoe U de plichten als vrouw, als moeder, als mensch steeds vervuld hebt, U bent nooit slecht geweest moedertje, wees gerust. Zal je een uitvaart laten doen en.... veel missen laten lezen mijn jongen? De stervende reutelde weer, zij scheen weer onbewust, maar nog dagen lang streed de ongelukkige vrouw haar doodstrijd, zelfs tot verwondering van haar geneesheeren. Haar zoon waakte nog vele nachten aan haar sponde. Daar ligt nu mijn moedertje te zieltogen, knarsetandde hij. Zij baarde mij in smarte, mijn lichaam en ziel werden toen gescheiden van haar lichaam en ziel, in smarte wordt nu weer haar ziel gescheiden van haar lichaam. Wat ben je wreed natuur! Wij beiden konden toch niet om het leven vragen ? Wat maakt de R. K. kerk het afscheid van het leven toch droevig! Zoo'n afscheid voldoet niet in het minst aan humaniteit, integendeel het is barbaarsch en leugenachtig. I k wil mijn verder leven wijden aan de studie van den dood. ik zal trachten, om al die ontaarde leugens aan de kaak te stellen, en ze ter dood te doemen, maar.... met gronden; ik zal die kerk... Opeens werd de stervende vreeselijk onrustig, haar haren rezen omhoog, haar oogen staarden waanzinnig, uitpuilend; in haar doodsangst greep ze haar zoon om den hals, en braakte golven bloed en water, haar zieleangst had de uiterste grens bereikt, het lichaam was cataleptisch. Nog een halve minuut en haar zoon hield z'n moeder dood in zijn armen, haar strijd als mensch was volstreden, maar zijn strijd begon. Hij legde zijn moeder zachtkens neer, en plechtig zwoer h ij o p z ij n e e r, om ten koste van alles de menschheid in te lichten omtrent den dood. Dan kunnen de katholieken ten minste even tevreden 134 sterven als de Mahomedanen, zeide het eerst een oude geest. En ook wij geesten behoeven niet langer het leed der katholieke kerk te torsen, vulde een ander aan. Dat is een verheven doel, besloot de geestenschaar plechtig, wij hebben niet alleen een medium maar ook een mensch ontmoet, wij zullen hem helpen, om zijn menschelijken plicht te kunnen vervullen. De vrome Pius waande zich in de hel, hij wilde weer weg, weg! ver van hier, z'n ziel zwel de van onrust, maar de begeleidende geesten beduidden hem, dat die episode voor de ontwikkeling zijner ziel slechts een begin was, om de waarheid omtrent het bewustzijn eenigszins te kunnen benaderen. Zij konden niet helpen, dat zijn ziel ook zoo verleugend was. Behoedzaam brachten de geesten de o nbewuste moedergeest naar een rustig vertrek, waar de menschen hen niet hinderden, en waar hun lichamen beschut waren tegen de natuur. Omdat haar ziel nog o nbewust was, steeg ze tot aan het plafond, daarom hielden de geesten haar op het bed vast. Het medium, haar zoon, werd door de geesten beïnvloed, om te zorgen voor droge, versche lucht, geladen met positieve electridteit. Hij ontstak 's avonds en 's nachts licht, evenals de Chineezen dit deden voor hun.... dooden. Gedurende de ziekte der patiënte was haar lichtkrans, die het lichaam omgaf, verflauwd, bij den dood van het lichaam, of de geboorte van het vrije bewustzijn verdween hij, ongeveer tien dagen na haar sterven begon de lichtkrans zich weer om den geest te ontwikkelen. Toen werd zij zich zelf weer langzaam bewust, het morgenrood der herinnering begon te dagen. Zij hoorde noch zag haar natuurgenooten, de geesten, maar als de menschen haar naam noemden, keek ze vreemd op. Na eenige dagen werd zij bij het mediamieke licht van haar zoon, — een helderhoorende, — een geest gewaar, Verschrikt dacht ze, jongen ben ik dood? Het was of de zoon 135 z'n moeder hoorde. Zij prevelde weer, God wees mij... arme... zondares... genadig ... Zal je een uitvaart... en veel missen... laten lezen... mijn jongen? Post-hypnotische suggestie van een mensch-geest, zei de ex-medicus, Weer na eenige dagen scheen de x-kracht, die de onderlinge aantrekking der moleculen tot wezen in stand houdt, zoodanig versterkt, dat door inkrimping van het wezen het S. G. grooter werd, waardoor haar geest meer door de aarde werd aangetrokken, want het was niet meer noodig, dat de geesten haar op het bed vasthielden. Het is wel eigenaardig, zei de ex-physicus, dat dit physische feit verband houdt met de mindere of meerdere bewustheid van het wezen. Toen de lichtkrans echter weer schitterde zooals bij haar eersten levensvorm, werd zij zich zelf volkomen bewust, doch zij kon niet haar eigen geest-lichaam zien, maar wel die van andere geesten, waaruit volgt, dat zij met haar geheele lichaam zag. Ook bemerkte zij niets van een God, zij onderging dus ook geen oordeel en ook geen straf, maar zij leefde in de vrije natuur bij diegenen, die ze liefhad. Van den drukkenden last der schrikbeelden, — God, oordeel en eeuwige straf, —- was ze nu gelukkig verlost, met verruimd gemoed kon ze nu over alles vrij denken, zij was blij gemoed. Na veel praten werd ze overtuigd, dat ze door de katholieke leiders bedrogen was, zij begon nu zelf te denken over den dood, zij was voor de kerk verloren. XI, Een verongelukte geest. Het intelligente fluidieke lichaam, of de ziel is voldoende onafhankelijk van het organisme, om in staat te zijn, zijn bestaan als zichzelf gelijkblijvend wezen voort te zetten n a de ontbinding van het lichaam. Dit wezen is een 136 t ij del ij k overblijfsel van het gewone levensproces, wat op zijn beurt zich moet oplossen. Prof. Dr. Visani Scozzi, te Florence. Het was heerlijk droog zonnig weer. Om in hun vlucht niet belemmerd te worden door kerktorens of anderszins, bewogen de anima's zich op een hoogte van ^ 200 Meter. Het panorama dat door de zon beschenen werd, zagen ze, als waren ze nog mensch. Dat gedeelte hetwelk beschaduwd was, zagen ze als in een waas. Na een lange tocht bevonden zij zich voor een bergketen. Pius! nu gaan we naar den hemel, zei een spottergeest. Kom! maar steeds rukkend uitzetten, dan ben je spoedig bij het vaste domicilie van onzen lieven heer. Hoe spijtig, zei een der geesten, dat onze astronoom geen deel uitmaakt van de tocht; misschien zou hij uit den stand der zon kunnen afleiden, waar we zoowat zijn. Nog spijtiger is het, dat de cosmographie en de volkenkunde zoo weinig door de menschen beoefend worden, het zijn de nuttigste Wetenschappen voor geesten, vooral met het oog op hunne snelle verplaatsing. Het is te wenschen, dat de psychologie in de democratische landen eens ernstig bestudeerd wordt, dat zou ook van een ontzaglijk belang zijn om den tweeden bestaansvorm van den mensch te veraangenamen. Pius knikte toestemmend. Ik begin me onlekker te gevoelen, zei een andere geest (Le m. d. 1. m. p. 101-107). Ja, zei de ex-physicus, we bevinden ons in hoogere luchtlagen, wij moeten voorzichtig zijn, want bij groote drukvermindering zal ons volume, dus ook de moleculaire afstanden grooter worden, terwijl de moleculaire aantrekking, de x-kracht, in het kwadraat zal veranderen. De moleculen die daardoor verdampen, zijn we voor goed kwijt, en we komen verzwakt beneden. Laten we dus verstandig zijn, en al dalende een lengtedal zoeken. Wat was het daarboven akelig sol, ik ben blij, dat ik onder mijn rompie weer leven bemerk, zei de grappenmaker. 137 Om je de waarheid te zeggen, zei Pius, ben ik ook blij, want geen sterveling zal zich op den duur amuseeren met in de lucht te staren. Wat ligt het landschap daar vreedzaam, hoe heerlijk dat klokkengelui. De avond viel, en de geesten zochten in het dorp ieder voor zich een goed onderkomen. Enkelen zweefden een café binnen, en genoten zoo lang van warme cognacdamp, totdat hun geheele ziel in letterlijken zin daarmee vervuld was. Anderen ontlaadden zich van overvloedige electriciteit, door zich in de dauw van een grasveld om te rollen. Pius ging uit gewoonte naar het lof. Bij het krieken van den dag bevonden zich alle geesten volgens afspraak bij den kerktoren. Fluks vlogen ze omhoog, en de geestenschaar bewoog zich weer door de lucht met een élan, alsof ze de wereld wilde veroveren. P ar bleu! kanongebulder, zei de grappenmaker-geest, en meteen spleet zijn stoffel ij k lichaam in stukken door een.... i granaatkartets. Verschrikt stoof de geestenclub uit elkaar. 7 Gctdxerdomme vloekte een ruwe geest, die moordenaars, die zich menschen noemen, zijn krankzinnig, bijna nergens in Europa kunnen wij zonder levensgevaar zweven, Treurig, dat ook een onzer het slachtoffer is geworden yan oorlogswaan, dacht de ex-mechanicus. Bemerkte je wel, zei de ex-physicus, hoe die brokstukken van zijn romp naar boven stegen, waaruit volgt, dat dit bewustzijn plotseling van vloeistof tot gas is overgegaan, zoodat de moleculen zich na eenigen tijd moeten mengen met de lucht? Begrijpen jelui nu, dat de physica de aggregatio van een geest het best kan definieëren door „vloeibaar gas," waaruit volgt, dat de stof, qua stof, eeuwig is, maar de stof, qua wezen, tijdelijk? Neen stofman, dat dacht ik niet, antwoordde de ex-philosoof. Ik dacht het eerst aan het onnoozele idee der moderne theologen en theosofen, die beweren, dat een geest een o ngescheiden onderscheiden deel van den 138 universeelen geest uitmaakt. Niettegenstaande het der dualistische wetenschap tot nog toe niet gelukt is, kracht zonder stoffelijke basis aan te toonen, en ondanks het feit, hetwelk de geheele natuur ons bewijst, dat de dood noodzakelijk behoort bij het leven der stof, vervallen de voormannen der theosofen, waaronder zelfs physici, de laatste decennia toch weer in uitersten, en verkondigen van af de daken, geest is alles, stof is een illusie. Zij durven zelfs te beweren, stof neemt geen ruimte in, de mensch is geen persoonlijkheid, maar een deel van den Al-geest, en daarom eeuwig. Het grootsche begrip „Al-geest" vervalt echter bij eenig nadenken tot een wanbegrip. Wat beteekent in dien zin het woort geest? Is het een iets? De eerste voorwaarde voor elk iets is echter een begrenzing. Hoe kan er dan sprake zijn van een al- of oneindigen geest? Of zou dat soms een o nbegrensde bewustheid moeten zijn? Waar sprake is van oneindig, houdt begrenzing op, en eindigt het begrip verbonden aan een wezen. Beide begrippen sluiten elkander dus volkomen uit, zoodat het woord algeest zou gedefinieerd moeten worden door; een onstoffelijke, bewuste, onbegrensde begrensdheid. Menschen die dergelijke ideeën verkondigen, om te bewijzen, dat de werkelijkheid van het bestaan van stof, de werkelijkheid van het bestaan van hun persoonlijkheid slechts droombeelden zijn, zijn als mislukte genieën zoo pessimistisch, dat zij lijdende zijn aan, wat men noemt, de ziekte der geleerden. Het zijn n.1. gedegenereerden. Ik voor mij sta perplex over de natuur, eenerzijds schiep ze ons onschendbaar voor elkaar, anderzijds vernielt zij zelf haar maaksel, terwijl de menschen (?) die vernietiging nog door onbewusten moord bespoedigen. Heeren geesten, zei de ex-psycholoog, ik stel voor deze waarnemingen aan ons medium te inspireeren, hij kan ze dan vergelijken met studies uit andere landen en, bij gelegenheid de volgende conclusie publiceeren. 139 Daar in de geheele natuur naast ieder begin een einde valt te constateeren, bewijst ook de psychophysica in verband met alle bestaande wetenschappen afdoende, dat dit met een individueel stoffelijk bewustzijn eveneens het geval moet zijn, terwijl het ons terfelijkheidsgeloof door niemand bewezen kan worden. XII. De hemel van het pausdom. De atomen zelf zijn onbewust. Prof. E. Hackel, Jena. Toen de zon begon te schijnen, zagen de geesten onder zich troepen vluchtende soldaten, die bij honderdtallen tegelijk gedecimeerd werden. Jammer, dat die stakkers niet, evenals wij, met de snelheid van het geluid hun veege lijf ergens kunnen bergen, zuchtte Pius. Dan zou hun stoffelijke ziel niet tegelijk met hun stoffelijk lichaam vermorzeld worden, vulde de physicus aan. Pius ontstelde hevig. Na eenigen tijd scheen er beneden stilte te heerschen. Langzaam dalende, zweefde de geestenschaar over het slagveld. Hun toch zoo ontvankelijk gemoed voor vreugde en smart rilde van ontzetting over al dat afgrijselijke. Overal lijken aan stukken; armen, hoofden, beenen, rompen, hier en daar kleinere en grootere lijkenklompen, stapels opengereten paardencadavers, romdom, tusschen en over al die verminkte lijken werd, te midden van allerlei oorlogstuig, de aanblik nog afschuwelijker door het kermen en gutsend bloeden der tallooze gewonden, en door het waanzinnig gegil der lichamelijk ongedeerden, wier gemoed tot berstens toe vol was, bij het aanschouwen van zoo'n menschenslachting. Het grasveld dampte nog van het warme menschenbloed. Maar het treurigste voor de geesten was wel, het totaal gemis aanvrije menschenzielen. Als ziel en lichaam door geweld in stukken gereten worden, is de 140 stoffelijke ziel tegelijk met het stoffelijk lichaam vernietigd. De zielen die nog leefden, waren door den plotselingen dood slechts gedeeltelijk vrij van het lichaam, en t ij d e 1 ij k onbewust, maar hen werd meestal geen tijd gegund, om hun 1 ijk te verlaten, omdat die slachtoffers te vlug begraven, of verbrand werden. De doodgraversbrigade verzamelde zorgvuldig het oorlogstuig, het geld, de kleinoodiën en de plaatjes met de nummers der dooden, (?) maar zij begroef den koning der aarde als een hoop mest in een pas gedolven ondiepen kuil, waardoor de nog levende zielen verstikten. De niet te versjouwen hjkenklompen werden met een groot deel der gesneuvelden zonder lijkschouwing verbrand, n.1.; lijken, waarin nog zielenlijken, lijken, met tijdelijk onbewuste zielen, bewustelooze menschen. Bij het verbranden, begonnen dan ook sommige zoogenaamde lijken te bewegen, zelfs tot ontzetting der doodgraversbrigade. De mensch zelf schiep dus voor zijn bewustelooze natuurgenooten en misschien ook voor de levende zielen, nog gebonden aan hun 1 ij k e n, voor de tweede maal een ware hel. maar nu des onbewust. Nu was alles, letterlijk alles vernietigd, zelfs de bewustzijns der menschen, dus twee levens van elk slachtoffer. Ze waren nu werkelijk dood, zoodat de stof qua stof, van lichaam en ziel, zich ging omzetten in andere verbindingen. De doodgravers, die ook de zielen begraven of verbrand hadden, waadden door het menschenbloed verder, de club geesten, die zich volgens hun natuur tusschen de luchtmoleculen dus door de lucht bewegen, zweefden in lagere luchtlagen door lucht verpest met lijkenstank, in de hoogere luchtlagen door lucht bezwangerd met in ontbinding zijnde zielenstof. Bij denluguberen aanblik van dit tweevoudig moordtooneel, van zoo'n moorddadige menschen- en zielen- 169 Een psycholoog nam voor het laatst het woord. De duizende intellectueelen in tweeden bestaansvorm hier vergaderd, zijn als een wezen bezield met de machtige idee, om de menschheid van den oorlogsgruwel te verlossen. Die gedachtenconcentratie is niet suggestief, omdat zij gegrond is op de rede en op waarheid. Bovendien is zij belangeloos, dus gegrondvest op een humaniteit van hooger orde. Laten wij, — een van ziel, — onze gedachtenuitstralingen gebruiken, om onomkoopbare menschen in eersten levensvorm met die onweerstaanbare kracht te bezielen. Onder die psychologische voorwaarden kan het niet anders, of die c o n t r a-massale gedachtenconcentraties in eersten en tweeden levensvorm moeten zoo geweldig krachtig zijn. dat zij de door leugen en bedrog gesuggereerde gedachtenconcentraties van minderwaardige zielen in eersten levensvorm onverbiddelijk moeten overwinnen. Vaarwel! en geeft aan de miskende ongelukkigen het geluk weer, waarop ook zij als kinderen onzer onbewuste moeder de aarde „recht" hebben. Den lezer heil. Psychophysisch Laboratorium, te 's-Gravenhage, J. L. W. P. MATLA. G. J. ZAALBERG VAN ZELST.