HET VRAAGSTUK OER ZUURSTOF OPGEDRAGEN AAN DEN LEVENDEN GOD EN AANGEBODEN AAN DE ARME WETENSCHAP TOT HEIL VAN DE LIJDENDE MENSCHHEID DOOR A. A. VAN DER MEULEN Chemicus te Hilversum 1 ' Deze brochure is verzonden aan de Ministers, aan alle leden van de Tweede Kamer en aan vele doctoren. UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ „HET ROZENKRUIS" HILVERSUM 1484 8862 HET VRAAGSTUK DER ZUURSTOF OPGEDRAGEN AAN DEN LEVENDEN GOD EN AANGEBODEN AAN DE ARME WETENSCHAP TOT HEIL VAN DE LIJDENDE MENSCHHEID DOOR A. A. VAN DER MEULEN Chemicus te Hilversum A UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ „HET ROZENKRUIS" HILVERSUM HET AUTEURSRECHT. SPECIAAL DE OVERZETTING IN VREEMDE TALEN, BLIJFT DEN SCHRIJVER VOORBEHOUDEN. WOORD VOORAF Dit boekje is voor een ieder, die het hebben wil te verkrijgen brj den Boekhandel. Opgedragen is het aan Den Levenden God, die boven de natuur staat. Aangeboden is het aan De arme Wetenschap, doch omdat De Wetenschap geen mensch is en zij toch kinderen heeft voortgebracht, wordt dit boekje aan vele doktoren in den lande gratis toegezonden, opdat die de gelegenheid zullen hebben hare moeder te berichten dat, wat heden gratis aangeboden wordt om de luberculose en de Waterzucht te genezen. De gevolgen van de Spaansche griep, zij zullen niet uitblijven en de ziekte, als die zich met het aanstaande voorjaar gaat herhalen, dan noemt niemand die meer zoo, dan zal de naam, dien men daaraan geeft een naam wezen, die zelve zegt wat ziekte het is. De Tuberculose door het zieke bloed, ten gevolge van het ontuchtig leven op de aarde, zij is de eerste hulp, en aantasten zal in het voorjaar die ziekte, die men heden Spaansche Unep noemt, die menschen het eerste, als die ziekte zich dan herhaalt. Ook waterzuchtigen hebben groeten kans de eersten mede te wezen en daarom een middel heden aangeboden wordt aan De Wetenschap zoowel om de Tuberculose als de Water- zucht te genezen, opdat als het voorjaar komt met zooveel geschikt materiaal gevonden zal worden door die ziekte. Omdat De Wetenschap zoo arm is en geen enkel speciaal geneesmiddel heeft, ja zelfs voor de zoogenaamde Spaansche Griep niet, noch voor de Tuberculose of waterzucht, die zulke bij uitstek geschikte voedingbodems straks zullen blijken als het voorjaar gekomen is, daarom wordt, hoewel aan De Wetenschap aangeboden, dit aanbod algemeen verspreid, opdat een ieder kan weten in ons land wat aangeboden is. Een ieder doe hiermee, geheel gelijk hij wenscht, hij bidde, lache, vloeke, geheel naar dat hij wil en de verantwoordelijkheid voor de menschheid bedenke bij tevens daarbij, dat hij die bidt of lacht of vloekt, die niet van zich af kan schuiven! De mannen der arme wetenschap zijn soms gewoon de verantwoordelijkheid te bekijken door een glas dat erg verkleint, doch die blijft toch geheel gelijk zij is en een struisvogel wordt daarom gevangen, omdat hij zijn kop steekt in het zand.j De verantwoordelijkheid van wat kan komen, is hiermee geheel van den schrijver af en de geheele menschheid draagt die nu zelve in ons land, door het verschijnen van dit boekje. Hilversum, den 27 Nov. 1918. A. A. VAN DER ME.ULEN, Chemicus. N.B. Men lette s.v.p. speciaal op bladz. 26. 4 De steen, die door de tempelbouwers Verachtelijk is een plaats ontzegd, Is ook eene waarheid van de elementen, Waar sommige alchimisten in het verleên mee werkten. Het is een steen en toch geen steen, Doch het waren krachten, Die in het heden niet zijn bekend bij De Wetenschap. Daarom zal De Wetenschap goed doen op te letten Als haar heden wordt verklaard De werking van de vier elementen Vuur, lucht, water en aarde saam. De krachten in deze werden elementen genoemd, Doch noch vuur, noch lucht, noch water, noch aarde Waren de elementen zelf. Bij de Godheid en de menschen Kan dit eveneens zoo zijn En hoewel er als het ware goddelijke menschen kunnen zijn, Daarom kunnen zij toch nooit worden de Godheid. In het vuur kan niets blijven bestaan zooals het is En daarom is de vuurkracht ook de meeste van de vier. De lucht en het water, zij vernielen alles, Doch beiden zijn deze noodig daarvoor, Wat het vuur als het ware alleen kan doen. Toch heeft het vuur een hulpe noodig als de lucht, Zal het kunnen branden En daarom is de luchtkracht ook de baas van het vuur. De luchtkracht, wie die weet te vangen, Die heeft een zeer groot vergift; Doch het water, dat grenst aan de luchtkracht, Dat is juist geheel tegenovergesteld En daarom een zeer groot geneesmiddel. Een ander, doch grooter geneesmiddel Is te maken uit de krachten van de aarde, De lucht, het water en het vuur, En wie die vier krachten weet te maken tot één, Die heeft een wondervolle zaak, Omdat de krachten als de elementen Uit vuur, lucht, aarde en water zijn vereend. De luchtkracht wordt heden aangeboden Aan De arme Wetenschap, Die niets hiervan verstaat En daarom leeren kan als zij wil ' Hoe zij een geneesmiddel moet maken Om de gisting in het bloed, ook wel bacteriën genoemd, Om die te dooden door vloeiende zuurstof. Als De Wetenschap nu wil en kan erkennen, Dat zij geen geneesmiddel heeft Om de luchtkrachten te brengen in het bloed, Dan kan zij leeren maken Waar De Wetenschap jaren van is overtuigd, Dat als zij had het vermogen daartoe, Dat zij dan in staat was te kunnen Dat wat zij heden niet kan doen. Het gaat dus heden om de menschheid, Omdat een ieder beloopen kan de kans 6 Gisting in zijn bloed te krijgen Gelijk de koorts en de Tuberculose doen. De dood aan de koorts, De dood aan de Tuberculose, Door de krachten uit de lucht! En wat zoude al niet moeten wijken Als De Wetenschap eens bleek, Dat de luchtkrachten zouden genezen Den Tuberculeuzen mensch? De Wetenschap zij weet wel, Dat de Tuberculose ging van de aard' Als maar vrije zuurstof kon worden ingebracht In het bloed van die patiënten. De Wetenschap heeft de vier elementen Als de krachten van vuur, lucht, water en aarde Als de bouwers, die het weten Verachtelijk eene plaats ontzegd. En daarom kan De Wetenschap niet maken Dat wat zij zelve verworpen heeft. Iemand in de oogen van De Wetenschap, Die alles weet en kent en onderzoekt, Is maar een leek, die niets verstaat van De Wetenschap, Die eens verachtelijk een plaats heeft ontzegd Aan de vier krachten van vuur, lucht, water en aarde. En toch een zoogenaamde leek Moet en kan De arme Wetenschap onderwijzen Hoe De Wetenschap alleen De Tuberculose kan genezen. Jaren moeite, jaren arbeid, jaren winst gederfd En nu kan De Wetenschap genezen, Den Tuberculeuzen patiënt, Als zij erkennen wil en kan in het openbaar, Dat een zoogenaamde leek meer vermag Dan De Wetenschap heden. 7 De moeite, de zorgen, den tijd zal De Wetenschap zeker Wel beloonen voor den arbeid, die geleverd is, Als haar is gebleken de waarheid, Dat Tuberculosepatiënten genezen Als De Wetenschap zich aan het voorschrift houdt, Dat de maker van dit middel Haar wenscht te geven bij een zekere hoeveelheid daarvan. De wet verbiedt nu eenmaal aan zoogenaamde leeken, Iets te mogen geven tegen betaling aan een patiënt, Zij mogen alleen maar werken jaren aan jaren, Sparen geen kosten en geen tijd En als dan door hunnen arbeid De Tuberculosepatiënten genezen kunnen worden, Dan kunnen de kinderen van De Wetenschap Ontvangen den dank en de duiten, Omdat De Wetenschap alleen dat mag. Daarom wordt heden De Wetenschap aangeboden De arbeid, die jaren noodig had En als De Wetenschap billijk wil wezen, . Nadat haar gebleken is de daadzaak, Dan willen ook hare kinderen zeker niet Geld verdienen met wat niet het hunne is! Als de Wet nu heden toestaat aan De Wetenschap, Dat zij alleen genezen mag de Tuberculose En zij kan dat niet, Dan zal zeker die wet niet toestaan Dat, wat hoogst onbillijk zoude zijn En wel dat die dit niet kan doen, Dat die wel zal ontvangen de gelden, Die een ander voor zijnen arbeid Ontvangen moest, die dit wel vermag. Het is eene zaak de geheele menschheid aangaande, Niet alleen in Nederland, doch ook elders En alle volkeren op de aarde, Zij kunnen hiervan profiteeren door De Wetenschap. Wanneer nu een deputatie van Nederlandsche kinderen Van De Wetenschap onpartijdig en eerlijk Onderzoeken wil het resultaat, Dan kan De Wetenschap bekomen Niet voor enkele van hare kinderen, Doch voor De Wetenschap in het algemeen Het resultaat van mijnen arbeid Als de werkwijze om tef kunnen maken Het middel om de Tuberculose te genezen. En niet alleen De Wetenschap heeft dan wat, Doch de gansche menschheid. De gansche menschheid heeft een Wet En die Wet is in haar zelve En die bepaalt de maat en het gewicht En laat die Algemeene Wet in de menschen Bepalen den prijs voor den arbeid verricht, Als geblek en is de waarheid. Opgedragen wordt dit , aan De Levende Godheid, Aangeboden aan De arme Wetenschap Tot heil van de lijdende menschheid, Omdat De Wetenschap niets heeft om de Tuberculose te genezen. 9 Het vraagstuk der zuurstof en de ontwikkeling daarvan is en blijft een vraag voor De Wetenschap evenals: wat is electriciteit. Wat heeft nu zuurstof te maken, zal men oppervlakkig beschouwd zeggen, met de electriciteit. Ja oppervlakkig beschouwd dan kan men zeggen: niets heeft zuurstof daarmee gemeen. Moet dan altijd iets wat gemeen hebben met dat waar het wel in verband mee kan staan, of zoude ook iets met iets in verband kunnen staan zonder dat De Wetenschap dit heden is bekend? Als nu dit ook eens zoo zoude zijn met de zuurstof en met de electriciteit, dan was ook het antwoord niets, een leugen. Een oppervlakkige beschouwing, zooals die zoo dikwijls wordt gegeven voornamelijk door de zoogenaamde Wetenschap, die oppervlakkige beschouwing klopt niet met De Wetenschap zelve, die altijd de dingen haalt uit elkaar om te willen constateeren wat of het is. Neem nu eens een levende vogel en haal die eens uitéén gelijk De Wetenschap doet en zeg dan daarna eens wat een vogel is. Zoude de levende vogel u zelve niet beter kunnen zeggen wat hij zelve is? Zoude de oplettendheid van de menschen ook kunnen leeren de menschen-het hoè der dingen? Hóe is de zuurstof er gekomen en hoe ontwikkelt zij zich, 10 daarop dienden de mannen van De Wetenschap te letten als De Wetenschap zelve daar hen attent op had gemaakt. De Wetenschap zij is zoo knap zelve en zoo zal zij wel dit weten en vergeten heeft zij maar alleen hare kinderen attent te maken op het hoe der dingen, omdat zij vermeent alles al te weten. De Wetenschap heden als het ware leeren, dat is niet de bedoeling van den schrijver, doch de kinderen van De Wetenschap, die vergeten zijn attent te maken, te letten op het hoe der dingen, tegen die kinderen wordt alleen maar gesproken en als die dan eens letten op de dingen als deze in wezen zijn hoe of die dingen zijn en werken! Hóe is een ding als het is? Wat dfiet een ding als het werkt? Werken alle dingen? Doen vele dingen als niets? Is er wel een ding dat overbodig is? Dit zijn vijf vragen, die wij heden zullen behandelen in verband met zuurstof en electriciteit. De zuurstof om mee te beginnen, daar weet De Wetenschap zoo ongeveer niets bijzonders van, dan alleen, dat die in de lucht is. Hoe of die zuurstof daar kwam en of zij zich zelve vernietigen kan of zich zelve in stand kan houden, daar weet De Wetenschap ook niets van. Wat zoude De ^Vetenschap dan willen constateeren als zij alles openmaakt en gaat zoeken naar dat, waarvan zij weet dat het noodig is voor het leven van een dier, zoowel als voor een mensch? Als De Wetenschap de centrale niet kent, dan kan zij geen aansluiting krijgen voor het electrische licht, ten minste als men het kantoor niet wenscht te beschouwen als zoude dit het wel kunnen doen. Electrisch licht, wat is dat? Ja wat zoude dat zijn? Maken doen wel de menschen dat en toch zij weten niets daarvan wat of zij maken, dan dat het licht geven kan en op eene andere wijze kracht of warmte. 11 Licht is het middelste tusschen warmte, licht en kracht en wie nu licht wil hebben, moet daardoor kracht verliezen en warmte ook. Het verlies nu van warmte en kracht is derhalve het bewijs dat het omgezet is en wel tot licht. Warmteverlies en krachtverlies is dus electriciteit en daarom kan branden dat wat men electrisch licht belieft te noemen en toch als er geen warmte werd ontwikkeld door een kracht, dan bleef dat electrische licht niet branden. Met de zuurstof is het evengelijk gesteld; als de zuurstof niet zich zelve in evenwicht kon houden dan stikte alles wat leeft. De boomen, planten en heesters zij nemen allen het koolzuur op uit de lucht en zetten die om in zuurstof en ademen dat uit, dit is het wat De Wetenschap is bekend en daarom raden hare kinderen dikwijls aan de menschen te gaan in de vrije natuur, omdat die vrije natuur veel zuurstof heeft. Ja de vrije natuur, zij heeft zeer veel zuurstof, doch of zij dat loslaat, dat. is een tweede vraag, want anders zouden de menschen, die altijd in de vrije natuur zich bewegen niet ziek kunnen zijn, omdat De Wetenschap wel is bekend dat, wat zij zelve niet kan, dat als er zuurstof door hare kinderen in het bloed van een zieke kon worden ingebracht, dat die dan zouden genezen. Als men nu niets beters weet, dan moet men nemen dat, wat men denkt dat het beste kan helpen, doch als er nu eens een ander en beter middel was, dan de vrije natuur alleen, die dagelijks het bewijs levert, dat zij niet loslaat dat, wat zij heeft, zoude men dat middel dan verschoppen of zoude men dat aanwenden om te zien het resultaat? Dit is eene vraag, die niet De Wetenschap aangaat, doch alle menschen, die er zijn op de aarde, omdat iedere mensch, de gezondste ook, de kans heeft om ziek te kunnen worden! De Wetenschap, zij weet wel, dat als zuurstof in het bloed van een zieke ingebracht zoude kunnen worden, dan moest die zieke wel genezen, omdat zuurstof de ziektekiemen verteert! Dit weten is een basis voor de kinderen der Wetenschap 12 C? *°,ch, efn P"i8Vraag daarvoor, wie las die ooit in touranten of tijdschriften? Aan hen, die den Nobelprijs ontvingen, werd bij voorkeur deze verleend aan een man, die De Wetenschap diende door zooveel mooghjk mede te deelen over de uitstraling ten gevolge van electrische kracht. Hierover uit te wijden is niet noodig voor hen die professoren daann zijn doch de vraag blijft onbeantwoord, waar, waar komt die electrische kracht vandaan? Als wij zoo en zoo doen dan komt het, doch hóe komt het als kracht of als licht of als warmte, de professoren der electrotechmek zij weten geen antwoord daarop te geven. Nu zijn de kinderen der Wetenschap en de professoren der electrotechmek. in dezen geheel gelijk en toch beiden zijn zij kinderen der Wetenschap! De Wetenschap zij heeft zeer vele kinderen en die kinderen weten èn van zuurstof bijna niets èn de broeders van die kinderen, zn weten bijna niets of nog veel minder dan de oudere broeders van de herkomst van de electriciteit. De Wetenschap hare kinderen zijn dokters, professoren en anderen met geleerde namen en toch, den oorsprong van de dingen, zij kennen dien niet! Als men mi niet gaat tot den oorsprong van de dingen als tot de bron, hoe zoude men dan willen weten hóe een rivier ontsprong ? Gelijkerwijze nu de natuur* zelve geeft het geheim, waar een groote rivier vandaan komt en geheel laat zien hóe dat in zijn werk gaat, gelijkerwijze nu doen alle dingen dat! Deze verhandeling is om den oorsprong aller dingen te stellen ui het licht en als de oorsprong is gezien in de stof gelijkerwijze de natuur dien zelve wil en kan openbaren, zal men ook kunnen komen tot Hem, die boven en achter die natuur is Hn, die boven en achter de natuur is, Hij is de oorzaak zelt van alle leven op de aarde! Het leven nu aller dingen is drieledig van alles wat men ziet en wel evengoed de visschen in het water, de vogelen in de lucht, de beesten en de menschen op de aarde als de minerale zouten en de planten. 13 Deze verhandeling zal en kan de waarheid bewijzen ten opzichte van deze alomvattende drieledigheid en het vraagstuk van de zuurstof en van de electriciteit kan dan in één greep worden genomen en beantwoord door een dommen mensch. Daar waar nu De Wetenschap en hare kinderen, de dokters en professoren, zoowel die der geneeskunde als die der werktuigkunde en electrotechmek, niets van is bekend, daar moet wel een door hen genoemde domme hen onderwijzen en hen helpen, omdat moeder De Wetenschap dat niet kan. Deze verhandeling is daarom, opdat De Wetenschap zal verlaten hare eenmaal aangenomen stelling, dat zij het weet en tevens, dat zij op zal letten op het hoe der dingen, als de dingen in wezen zijn. Leert men een ding niet kennen door wat daarop geschreven staat, zeker zal men dat niet leeren als men het wezen van het ding vernietigt door het stuk te maken. De natuur zelve drukt haar stempel op alles wat zij doet en die stempel is het waarmerk hoe of de natuur heeft gewerkt. Ziet men nu den arbeid aan van de levende natuur, dan moet men letten op de drie rijken, die er zijn en wel het dierenrijk, het plantenrijk en het rijk der mineralen. Het middelste rijk heeft groen aan den buitenkant, het eerste van binnen en het derde heeft geheel geen groen en toch dat is het machtigste en kan doen ontspringen zoowel in het dierenrijk als in het rijk der planten het groen. Gelijkerwijze nu het minerale rijk het minste en ondeugdelijkste is ten opzichte van het leven in de geheele natuur, is toch het minerale rijk het machtigste en als begrepen werd de macht, die de minerale zouten hadden in zich zeiven, dan zoude men daarbij bedenken, dat zij leven moesten hebben in zich zelf. Alles dat wat leven heeft, dat kan leven verwekken en de dood als de doode stof, hij is niet dood gelijk De Wetenschap tot heden aangenomen heeft. Men leerde een boer b.v. om den grond te bemesten met kalizouten en kalk enz., en deze stoffen ook zij hebben leven in zich, doch dat is zoo verhard, dat het dat niet mee kan deelen aan de aarde. Nam men het nu uit elkaar en zette dat weder inéén, doch 14 op de wijze als de planten, dan zoude men bemerken, dat het groeikracht had en wel zooveel, dat het de korenaren groene aren geheel gevuld tot bovenaan zoude kunnen bezorgen! Dit is het wat De Wetenschap bedoelt en toch niet weet en deze verhandeling is alleen maar om te bewijzen, dat al die drie genoemde rijken van ééne afkomst zijn. De Wetenschap, zij weet niet hoe of mest moet zijn, die den boeren groene volle aren op kan brengen en daarom wil en kan iemand, die in de oogen van de Hoog Geloofde Wetenschap een boer is, de boeren leeren hoe zij kunnen maken een kostbare mest van die stoffen, waar zóóveel levenskracht in zit voor het geheele plantenrijk. Geen professor zal dit kwalijk nemen als in zijne oogen een boer dit doet en de echte boeren zullen zijn verblijd als zij groote volle aren zien tot bovenaan gevuld. Dat de electriciteit zou nauw in verband staat met het maken van een kostbaren mest voor de boeren, dat is De Wetenschap natuurlijk niet bekend en nog minder, dat het licht en de warmte samen zoo nauw verband houden met het inwendige van den mensch. Het groene nu der planten en boomen, dat groen is geheel binnen in den mensch en de minerale zouten zij kunnen beiden ontwikkelen, doch alleen als hunne kracht is losgemaakt. Krachten losmaken, dat kan wel De Wetenschap uit een mineraal en wel de salpeter, doch hóe het komt dat het plantenrijk dat kan doen, ook daarvan weet De Wetenschap nagenoeg niets te zeggen. De Wetenschap wil de menschheid dienen en waarmee wil zij dat doen? Een grooten mond opzetten gelijk een professor deed toen ik met hem sprak over wat mineralen kunnen en zeggen: „dat weten wij alléén", dat is geven blijk ten opzichte van de praktijk van het leven, dat zulke professoren, kinderen der Wetenschap, niet dienen de menschheid, want anders had hij toen kunnen hooren iets, wat hij toen niet wist en wel dat de minerale zouten als het ware ééne ziel hebben saam. Zwijgen deed daarom de schrijver van deze verhandeling en die professor hij deed, omdat hij moest, geheel 15 zooals ik hem dat leerde en toen reageerde zuur dat wat alcalisch was en wel tot zijne groote verwondering en hoewel hij wel wist, dat dit niet kon geschieden volgens zijn eigen overtuiging, zag hij toch dat dit wel kon en toch hij was nu eenmaal de professor en vroeg niet waarom. Dat hij zoo wijs ? bleef als hij was, dat is nog al duidelijk en zulke professoren moeten nu blijven doceeren aan hunne studenten dat, wat niet klopte met de prakrijk! Omdat een professor reeds in de gelegenheid was iets te kunnen leeren wat hij vermeende te kennen en hij die gelegenheid niet nam te baat, daarom wordt deze verhandeling niet gericht tot een professor, doch aan Den Grooten Professor en wel aan de Godheid zelf, die geen professoren ooit nog geschapen heeft op een onnatuurlijke wijs, doch eeuwig is gebleven in Zijne eenmaal gestelde orde en aan menschen, die leefden volgens de regelen van de natuur, gaf het vermogen om op te letten hoe of Hij, de Almachtige zelf, de geheele levende natuur regeert. De Godheid, Hij dacht eens en het was! Dat is eens een Professor, Denken en er zijn! Doch de professoren op de aarde, Zij willen denken wat niet is, Omdat zij niet weten Dat iemand iets kan denken Of het is. Niets nieuws kon er daarom komen Al schijnt het wel voor het oog, Doch inderdaad is het stofwisseling, Die eeuwig was. De stofwisseling is een eeuwige zaak, Niet alleen op onze aarde, Doch het heelal getuigt daarvan En anders was onze aarde Nooit geschapen. 16 Moeder natuur is wel een dienstmaagd, Die haar werk verricht Geheel de Scheppende Machten willen, Doch zij zelve is onderworpen daaraan. Des menschen ziel is niet van de aarde En evenmin van de aard' En daarom is zij van Hoogere sferen. Hij die nu de natuur regeert, Hij is meerder dan de natuur zelve is En ook meer dan de Scheppende machten, Die de natuur zelve houden in toom. Vier regeerders zijn er, Die de natuur regeeren ■ En dat zijn saam De Scheppende Machten En gelijk vuur, water, lucht en aarde En toch zijn zij dat niet. De oude Alchimisten zij wisten wel, Dat niet het vuur zij regeerden En evenmin de lucht Het water of de aarde; En daarom zochten ook zij Het Opperwezen zeiven te leeren kennen, Dat Boven de natuur zelve is. De krachten nu van vuur, Lucht, aarde, water, Die noemden zij elementen En de bedoeling was daarmee Om aan te toonen aan de leerlingen, Dat niet het vuur, aarde, lucht of water Daarmee werd bedoeld. Evenmin bedoelden zij daarmee, Dat de Godheid zelve dat was, Doch een losgemaakte kracht Uit het vuur, de lucht, water en aarde. En die kracht was zoo geweldig sterk, Dat het een geluk is, die niet is bekend heden. Het onweder lijkt wel niets daarbij En eens ging een vóórschepping verloren, Omdat de wezens toen Evenveel wisten daarvan Als heden alle professoren saam En die ontspanden die krachten. Na den zondvloed, die toen kwam, Heeft de Godheid die krachten Geheel gebonden, Dat niet het waterelement Ooit weder de overhand kan hebben. Hét vuurelement, dat kan ontbonden worden En als dat eens geschiedt, Dan springt onze aarde aan stukken En is zij weder wat zij was vóór de schepping En dat is fijne asch. De oorsprong aller dingen nu Is stof als asch en waterdamp En de oude alchimisten, Zij wisten wel, dat alle zichtbare dingen Eens zouden vergaan En dat zij dan stof zouden wezen En waterdamp daarbij. De Wet, die de Godheid had gegeven Aan Het Heelal, Die Wet was als de hunne En daarom was het maar een kleinigheid voor hen Om goud te laten groeien gelijk een plant dat doet. 18 Het Heelal is niet de Godheid zelve, Omdat Hij eeuwig al was, Doch Het Heelal heeft Hij geschapen Geheel gelijk Hij Zelve is. De Godheid Hij is en Leeft En niemand heeft Hem ooit gezien, Doch in de schepping wil Hij toonen Hóe of Hij zelve is En daaiom, hij die leert kennen Het werk van de natuur, Hij kan leeren begrijpen daardoor Den Alwetende, Den Almachtige zelf. De stof heeft daarom twee helpers als het ware, Den Alwetende en Almachtige zeiven En de regeerders van de natuur, En samen zijn die regeerders Zoowel in het vuur, de aarde Lucht en water En niemand ziet hen toch. Gelijkerwijze nu de Godheid is Als de Eeuwige, Eenige, onzichtbare, Die staat boven en achter de natuur, Gelijkerwijze zijn ook de regeerders Van die vier elementen Als water, lucht, aarde en vuur. Des menschen ziel is niet van aarde En ook niet van de aardnatuur En daarom kan die alleen zich zelve verheffen Boven de lucht, water en het vuur En gaan tot Den Onzichtbaren Schepper, Den Vader van al dat wat is En vragen Hem om bijstand. De Alvader aller dingen op de aarde, Hij geeft De Wijsheid aan de ziel Van een nietig mensch op de aarde En als die De Wijsheid heeft ontvangen, Dan geeft die de Godheid de eer En een professor lijkt die mensch wel gewon En toch hij is het niet, Omdat als de ziel zich zelve Niet liet vullen keer op keer Door den Alvader zeiven, Dan wist die mensch gelijk niets. Gelijkerwijze nu drie rijken er zijn Als dieren, planten en mineralen, AIzoo verheft ook de ziel des menschen Zich zelve tot Den Alvader En trapsgewijze gaat zij naar boven En als zij daar is, Dan vult de Godheid haar En dan gaat zij weder naar beneden En gelijkt die mensch, Waar die ziel in woont De wijsheid zelve wel. Mijne ziel roept daarom maar Als zij ledig is Den Alvader haar te halen En dan dragen De Scheppende Krachten, Die de natuur regeeren, Die arme ledige ziel Tot voor den Troon van de Godheid En Hij vult haar geheel. Een mënschenziel nu, Die Leeft en roepen kan, Zij kan maken den domsten man Wijzer dan een professor. Och, als een professor dit eens kon, Wat zoude hij dan wel kunnen ZÓ Als nu een ongestudeerde al kan Professoren lesjes geven, Wat zoude hij dan wel kunnen doen! .Langs den weg der middelen Werkt de Godheid alléén En als Hij, De Almachtige, Nu al lesjes kan geven Voor de geheele menschheid geschikt, Door een niet gestudeerden mensch, Dan bewijst Hij met de daden, Dat Hij De Almachtige is. Door innerlijke erbarming bewogen, Riep mijne arme ziel Tot Den Alvader daarboven En Hij gebood de Scheppende Krachten Te brengen die arme ziel Boven voor Zijnen Troon En daar, daór heeft Hij die zelve gevuld. Dit nu geschiedde niet in dit leven, Doch eerder was het al, Omdat een roepende ziel, Als die gedragen wordt Door de Scheppende Krachten Naar haar Vader toe Dan gaat zij zingende heen En zingende komt zij terug. Mijne ziel weet wel wanneer zij eens ging En ook wel wanneer zij terugkwam En niemand op de aard' als mensch Heeft het vermogen om uit te vorschen Waar mijne eigene ziel is geweest. De ontvangen gave, die kan men constateeren, Doch meerder ook al niet En wie nu op die gaven letten, Die weten dan meteen Dat een ziel kan stijgen en nederdalen En leven in een mensch op aard . De gaven, die een arme ziel in'een mensch Ontvangen heeft van de Godheid, Die zijn niet alleen voor dien mensch, Doch voor de gansche menschheid En toch én de ziel én die mensch Mag die gaven niet laten vertrappen En neemt dat alles weer mee, Als mannen zich zeiven verheffen Als waren zij een God. De Wetenschap, zij is geen mensch En toch heeft zij vele kinderen En die kinderen weten niets Van het ontstaan van de dingen En toch hoogmoedig zijn die wel En weten in der waarheid Doen zij bitter weinig En staan tot De Wijsheid zelve, Die de Godheid geven kan Als niets als het waar. Deze verklaring komt zooeven in den midden als het ware er tusschendoor, opdat de menschheid zal begrijpen de schrijver zelve niet als mensch zich zeiven verheft of verheffen wil boven velen, die veel meer weten van de dingen, waarover hij schrijft, doch'tevens is het om aan te toonen De Eénige Eeuwige Bron als de Oorsprong aller dingen, waarom hij schrijft. Door innerlijk medeleven met de menschheid, daarom verklaart de ziel dat, wat zoo hoognoodig is in het heden en als het dat niet was, dan gebeurde noch het een, noch het andere en liet hij alle menschen met rust. Een onruststoker is hij wel, doch alleen maar om den dood te verdrijven, die de aarde regeert en De Wetenschap zoo heeft gekneveld, zóó dat zij zelve met 22 weet, dat zij gelijk een slavin is en denkt een vrije te zijn! De Wetenschap wordt daarom hulpe geboden als het ware door de Godheid zelf en toch als eens niet de ziel geroepen had, opdat de Godheid zelve zoude helpen De arme Wetenschap, dan hadden de Scheppende Krachten, die eens den zondvloed deden ontstaan, niet kunnen doen dat, wat zij deden en was de ziel even arm geweest als vele doode zielen, die wonen in professoren en andere mannen van De arme Wetenschap. Na deze tweeledige verklaring gaan wij weder verder over de electriciteit, en over de zuurstof en de mest der boeren, die zal dan wel blijken hóe of die moet worden gemaakt als ten minste de geleerden opletten hóe of de levende natuur beschreven wordt en werkt en als de geleerden dat niet kunnen vatten, dan moeten zij maar wachten totdat het boekje in druk verschijnt, dat ik hiervoor heb geschreven. Bij Jehova zeiven, de Eeuwige Godheid, daar komt het achterste altijd voor en de ziel gevuld door Hemzelven, zij doet ook altijd gelijk en daarom liggen er al stapels geschrevene boeken te wachten tot het is de rijd daarvoor, omdat de Godheid zelve zooveel wijsheid geeft, dat als het noodig is de mensch maar heeft te kiezen naar de omstandigheden, die de menschen maken als bezwaren tegen den arbeid van de ziel. De noodige reserve is dus al onder de wapenen en voor De arme Wetenschap is het te hopen, die niet behoeft in het veld te treden, want dan blijft er niets van haar heel. Geladen zijn die boeken gelijk kanonnen en een ieder zal en kan die lezen als die moeten de wereld in, doch als de menschen dan nog wat kunnen leeren van De Wetenschap, die heden is, dan is dat hoogst, hoogst bedenkelijk. Feiten als koeien zoude men zeggen, staan daarin en die koeien loeien en roepen tot de menschheid in haar geheel en toonen de daden, die De arme Wetenschap verricht, dat dat heldendaden zijn van geleerdheid. . Liever verbrandde ik die boeken en ging die opgeroepen reserve demobitiseeren, dan dat zij ten strijde moet gaan, omdat ik gaarne vereenig als het maar even mooglijk is, doch wanneer de arme wetenschap door blijft gaan hare domheid en 23 lompheid te toonen door wat zonen der arme Wetenschap zijn, dan ben ik wel genoodzaakt de reserve te zenden de wereld in. Daarom gaat voor één van die allen dit boekje de wereld in om aan allen, die maar even kunnen en willen denken, te toonen dat het is geen taal gelijk de kinderen van De arme Wetenschap spreken, die geen of weinig nuttige gevolgen hebben kan. De electriciteit, zij bewijst zelve, dat zij is een levende kracht,- die grooter kracht heeft dan het leven van den mensch is en kan dat in minder dan één tel vernietigen. Met den bliksem staat het evenzoo. De bliksem en de electriciteit zij bewijzen, dat zij meer macht hebben van De Scheppende Krachten, die de natuur regeeren en die Scheppende Krachten zij regelen de productie van die te ontwikkelen kracht zóó, dat de menschen zeiven daar deel aan kunnen hebben. Het zoogenaamde onweder zijn de menschen dan zeiven ook mede de oorzaak van en toch als het nooit onweerde, dan zouden de menschen op de aarde sterven bij gebrek aan zuurstof, die door den plantengroei niet Voldoende ontwikkeld kan worden. De menschen hebben niet alleen zuurstof noodig om te blijven leven, doch ook om het voedsel te verteeren is zuurstof noodig en tevens om het vleesch en de beenderen te houden in een toestand, dat de mensch kan blijven ademen. De menschelijke machine als lichaam is dus juist ingericht gelijk men wenscht en weet, dat een eeuwigdurende beweging zoude moeten zijn en wel eene kracht, die in en tot zich zelve terugkeert. Nu is de zuurstof, die het lichaam en de beenderen noodig hebben, een geheel andere soort als die het bloed noodig heeft en De Wetenschap onzer dagen zij kent die zuurstof niet en nimmer zoude zij die kunnen leeren kennen, als zij niet eerst aannam door het geloof, dat die is. Een derde soort zuurstof en veel zwaarder dan de eerste en de tweede, die is noodig om èn het bloed èn het vleesch èn de beenderen als aaneen te schakelen wat de werking aangaat als de mensch groeit en als hij is volwassen, dan houdt die soort zuurstof instand dat, wat zij zelve heeft helpen opbouwen. 24 Deze derde soort zuurstof, zeer zwaar in gewicht, is echter zeer, zeer vluchtig en de oude alchimisten zij wisten bij ervaring wel, dat het een vlugge vogel was, dien zij spoedig moesten vangen, anders ging die in de lucht en dan was hij hun meester, omdat hij in de lucht, hoewel op zich zeiven geheel Onschadelijk, werkte als een vergiftig gas. Heel ongelooflijk behoeft dit niet te wezen, omdat de lucht zelve ook een zeer vergiftig gas bevat en dat noemden de oude alchimisten de Vuurkracht van de lucht. De drie beschrevene soorten zuurstof, daar behoort één maar van in de lucht en de andere twee zijn in de planten en de mineralen zouten en toch De Wetenschap in onzen tijd haar is daar geheel niets van bekend. Het geheim der Egyptenaren en ook eens der Israëlieten en van sommige oude alchimisten was die drie soorten zuurstof machtig te worden en onder eede hebben zij beloofd liever dat geheim mede te nemen in het graf, dan dat bekend te maken aan hen, die onwaardig waren daartoe en die de Levende Godheid loochenden. Heden blijft echter die zelfde belofte nog van kracht en nimmer zal iemand op de aarde vernemen hoe of die drie soorten zuurstof ontwikkeld kunnen worden, die wel op de aarde zijn, als zij, dien het bekend gemaakt kan worden, niet van harte belooven met de daad en het woord, dat zij dat zullen aanwenden tot het heil der menschheid. De drie soorten zuurstof zijn alle drie vloeibaar te makenen te maken tot één en één droppel daarvan kan als het ware wonderen verrichten bij een mensch, die bijna stervende is als de ouderdom en het daardoor verharde gebeente niet de oorzaak zijn moet van den dood van het lichaam. Aangezien nu De Wetenschap maar ééne soort van die drie soorten kent, is het haar absoluut onmooglijk zuurstof te kunnen brengen in het bloed van een mensch, omdat aan haar ontbreekt de macht het bloed als het ware te openen. De opening van het menschenbloed is een geheim, dat in het nauwste verband staat met den Christus. Gelooven moet men dit wel, doch ik zelve weet dit bij ervaring en die gaat altijd boven beter weten willen, dat niets kan. 25 De eerste zuurstof kan men wel maken uit de lucht alleen en als de zon schijnt helder, dan is die vloeibare zuurstof behalve glanzend, met een goudglans getooid en deze werd door Paracelsus eens genoemd De Groene Leeuw. Eenige fleschjes heb ik van die vloeistof en een wonderbare kracht heeft zij en geen tuberculeuz of waterzuchtige mensch behoefde er meer op de aarde te wezen als algemeen dat werd aangewend. De kosten zijn gering en eveneens de arbeid en toch De Wetenschap zij weet dit niet en hoe zoude zij moeten maken uit de lucht vloeibare zuurstof, die vluchtig is en bij de verdamping door de natuur, die als het ware haar kind tot zich zelve neemt, achterlaat op een voorwerpglaasje een rein vonkelend zout, dat eenigszins zuur is. Maken kan De Wetenschap dit niet en toch ik wensch wel in het belang van de arme zieke Tuberculoselijders en Waterzuchtigen, dien het water moet worden afgetapt, dit middel te geven, doch alleen om te probeeren, dat waar is niet alleen wat ik schrijf, doch ook opdat De Wetenschap dit algemeen zoude kunnen blijven toepassen. Voor een enkele zich noemende geleerde kan ik dit niet doen, omdat het een algemeene zaak geldt en daarom als er zich eene commissie in Nederland wil vormen van geleerden, dan wensch ik die voldoende gratis persoonlijk ter hand te stellen, opdat zij eenige tuberculose patiënten radicaal genezen kan en tevens zóóveel daarbij, dat ook bij eenige waterzuchtigen, dien het water afgetapt moet worden, dat niet meer noodig blijken zal te zijn. Nu, den 26 November 1918, ben ik reeds begonnen met den aanmaak daarvan en ik zal zoolang blijven doorgaan tot er voldoende van is. Bewaren kan ik het vele, vele jaren als het maar op een koude plaats geschiedt en wel omdat het de kracht van de lucht is, die grenst aan de vuurkracht. Wanneer dit onpartijdige aanbod voor de geheele menschheid niet wordt aangenomen op bovenbedoelde wijze, dan komt De Wetenschap dit nooit te weten en het aanbod, dat trek ik dan in. Na het verschijnen van dit boekje zal ik daarmede wachten 26 slechts drie maanden en is er dan nog niet op een menschelijke en ordentelijke wijze gereageerd op dit geheel belangenlooze aanbod, dat de gansche menschheid ten goede kan komen, dan is op den datum af het aanbod ook vervallen. Hoe gaarne ik ook wenschte het te kunnen, mag ik niet algemeen openbaren die twee andere soorten zuurstof, die gebonden kunnen worden door zich zelf en dan zijn een rood elixer, dat wonderen kan doen als het ware, omdat de Scheppende Krachten zich zeiven daarin afspiegelen en kunnen ontwikkelen de grootst mooglijke kracht in het bloed der menschen en de ziekten, welke het ook zijn, in verwonderlijk korten tijd verdrijven. Nu gaan wij zoo weder over tot de Scheppende Krachten in de levende natuur en deze krachten werken in den bliksem en in de electriciteit en toch is daar weinig of niets van waarneembaar voor de mannen der Wetenschap. De Scheppende Krachten, die de levende natuur regeeren, zij regeeren ook de maan en daarom zullen de heeren, die de maan bekijken als een dood lichaam, daar toch eens meer van vertellen dan dat nu is bekend aan hen, omdat juist heden ten dage de Scheppende Krachten in en van de levende natuur èn de maan èn de aarde zóó bewerken en daarom heden die damp er is, die uit de aarde opkomt. Die opkomende dampen voorspellen niet veel goeds en daarom zal ook de tuberculose zich snel vermeerderen niet alleen, doch in zeer hevige mate en werken gelijk een bliksem en omdat mijne ziel dit al wist, daarom ging ik maken Het Roode Elixer Immanuël, om mijn lichaam en dat van de mijnen te dekken, omdat het wel de pest worden kan, de ziekte, die op zal komen. Zoude De Wetenschap zich nu niet kunnen overtuigen van het een en ander wat ik schreef al vóór het voorjaar daar is, dan zoude haar ook de mooglijkheid geheel ontbreken, als de pest uitbreken zoude, om voor te kunnen schrijven Het Roode Elixer Immanuël en het Nederlandsche volk zoude dan moeten sterven als honden en katten, omdat De Wetenschap daar evenmin iets voor is bekend als voor andere speciale ziekten. Opdat' zij kan vertrouwen, daarom bied ik haar één van de drie soorten aan, om de proef te nemen, wat de allerzwakste soort van die drie wel doen kan en verder moet zij dan maar 27 gelooven en zien wat Het Roode Elixer Immanuël kan doen, omdat ik absoluut geen plan heb dit algemeen bekend te maken. Binnen een engen kring zoude dat wel kunnen blijven, doch nooit voor De Wetenschap in het algemeen, omdat zij te veel zonen heeft waarop niet gebouwd kan worden als op een rots om de eenvoudige reden daar geen grond voor is, daar velen de Godheid niet erkennen. De Scheppende Krachten van het Heelal en van de levende natuur, zij zouden zeiven verhinderen De Wetenschap in het algemeen dit kreeg, omdat zij zijn de bewaarders en de regulateurs van de krachten, die eens werden aan Noach beloofd, dat niet weder zoude overstroomen de aarde het water. De luchtkrachten, die alleen mogen heden worden geopenbaard, doch de bloedkracht niet en nog minder de bindende kracht van dood en leven. Hoewel nu de electriciteit ook deze drie krachten heeft, zal toch nooit een geleerde kunnen snappen wat is electriciteit en hoewel de eigenschappen zijn in de dingen, zal geen professor bij machte blijken daar verder iets van te kunnen zeggen, dan dat het is. Als De Wetenschap nu haar armen staat wil erkennen en komen bij een nietig mensch, dan dient zij de menschheid over de gansche aarde en helpt de Tuherculose en de Waterzucht van de aarde af. Is zij te hooghartig en kan en wil zij dat niet, dan bewijst zij met de daad, dat zij de menschheid ook niet dient en na mijn dood als mensch zullen velen dan treuren en De arme Wetenschap verwenschen en breekt er een periode aan, dat De Wetenschap wel zal begrijpen, dat geen mensch met gezonde hersenen iets van haar aannemen zal. De Godheid zelve, Hij zal toonen, dat Hij de aarde regeert en langs een zeer natuurlijken weg, heden beschreven, doet Hij dat en een ieder mag denken wat hij wil hierover, doch ondervinden zal ook een iedereen naardat hij denkt of gelooft, i Denken en gelooven is als het ware hetzelfde, omdat zoo een mensch gelooft, zóó denkt hij ook en de daden zij ontspringen als van zeiven gelijk bij het electrische licht en zoo groeien ook de planten en de mensch zelf als vleesch, bloed en beenderen eveneens. 28 Wie nu meer van het electrische licht wil weten, hij heeft maar even eenige jaren geduld, dan komt er wel een ander en die geeft eene verklaring daarvan. Daarom kunnen zij wel begrijpen, dat het mijn meerdere is, die dan zal schrijven en spreken tevens over dingen, waar dit maar als kinderspel bij vergeleken kan worden. Het zuurstofvraagstuk is hiermee behandeld en valt natuurlijk geheel anders uit dan de mannen der Wetenschap zich dat hadden voorgesteld, doch papegaaienlesjes gaf de Godheid nooit aan mijne arme ziel en daarom kan ik als mensch die ook niet geven. Geven kan de Godheid wat Hij heeft en eveneens de ziel des menschen en als van te voren al wordt besteld wat of de Godheid moet geven, dan geeft Hij zelve niets en de ziel des menschen kan niet anders, omdat de ziel van een menschenkind Goddelijk is geheel. Gód is zij niet en zal dat ook nooit worden, doch door den Christus kan zij Leven en de eens Levend gemaakte ziel door den Christus Geest, die geeft de Godheid zelve alles waar die om vraagt. Daarom is het eene verhooring van een bede eens gedaan de menschheid te bewaren voor een ziekte, die zoude moeten komen op de aarde, door de ontucht geheel veroorzaakt, omdat de ziel wel wist, dat de ontucht toe zoude nemen door De Wetenschap, die een langen rijd heeft gehad, dat zij die groote en erge zonde beschouwde als een noodzakelijk kwaad. Omdat De Wetenschap geen mensch is en gelijk een kracht, daarom is ook niemand als mensch kwalijk te nemen, dat ontucht door haar bestendigd werd en toch als hare zonen niet zich hadden gegeven om dit kwaad te verbreiden over de aard', dan was de arme menschheid niet zoo verre gezonken als zij heden is. Had De Wetenschap, die geen mensch is doch een Kracht gelijk de electriciteit, licht ontwikkeld bij de menschen in plaats van hen te leeren hunne kracht te vergooien, dan was het met de ziekte niet zoo gegaan als het is en noch tuberculose noch de kanker waren dan op de aarde gebleven doch nu zijn die teruggekeerd in verdubbelde mate en het oordeel is als het ware op de aarde en brengt de menschen jong en oud ten grave heen door die twee ziekten. 29 Buigt De Wetenschap zich nu voor een ziel van een mensch, dan kan de Godheid helpen; doet De Wetenschap dat niet, dan zal de Godheid ook niet helpen, omdat Hij met buiten Zijne eeuwige orde gaat en dat ook nimmer heeft gedaan zoolang de aarde bestaat en bestaan zal. Ieder doe hiermee geheel gelijk hij wil, lachen, spotten of De Wetenschap aansporen, doch een ieder zal hebben naardat hij doet en ondervinden, dat noch de Godheid, noch de Scheppende Machten, noch de ziel van een menschenkind zich bespotten laat en als de tijd is verstreken, dat is drie maanden na het verschijnen van dit boekje, dan is het hierbij gedane aanbod niet meer van kracht en als de menschen met het voorjaar dan sterven als ratten en muizen, dan is De Wetenschap, die zegt de menschheid te willen helpen, geen dienares daarvan geweest. De ziekte heeft niet altijd hare oorzaak in het bloed; beleediging van het vleesch of gebeente kan ook wel de oorzaak zijn en het vatten van koude. Drieledig is daarom de oorzaak, dat een mensch ongesteld kan zijn en de eene oorzaak is de reden van en voor de andere. Hoewel koude vatten is het begin, is koude vatten toch niet d eoorzaak als iemand zoude sterven, doch de gevatte koude is het begin en de ziekte, die ontstaat ten gevolge van de gevatte koude, die ziekte was de kiemkracht in het bloed aanwezig. De ziektekracht in het bloed aanwezig, als een mennch ongesteld is geworden, die kracht is natuurlijk niet te zien en niemand als mensch heeft het vermogen die ziektekracht te kunnen zien. De ziel des menschen is gelijk alvermogend en die kan waarnemen daar binnen in dien mensch, waar een ziel in woont, hoe of het daar binnen is gesteld met de ziektekracht, die opgewekt kan worden door de koude. De ziekte, die door en na koudevatten ontstaat en als eene latente kracht was in het lichaam, die ziekte was daar rustende geheel en als de koude die niet had opgewekt, dan had waarschijnlijk die mensch zijn geheele leven nooit last van die ziekte gehad, die door de koude, ten gevolge koude vatten, was ontstaan. Koude vatten is dan ook een van de gevaarlijkste dingen, die een mensch kan opdoen, omdat als ééns dit is geschied 30 die mensch vatbaar blijven zal zijn geheele leven, zoodat de ziekte, die daardoor eens wordt opgewekt, zijn dood veroorzaken kan. Het is niet noodzakelijk, dat een mensch juist zal en moet sterven aan de ziekte, die hij kreeg nadat hij eens koude heeft gevat, doch hij blijft steeds zijn geheele leven daarvoor vatbaar en openstaan. Openstaan is de ware uitdrukking, omdat de mensch door de koude en het vatten daarvan, geopend wordt en wel niet alleen de huid, doch ook het vleesch, ja zelfs het bloed en het gebeente. Hoe nu dat mogelijk is, dat zullen wij heden niet beschrijven, omdat de tijden daarvoor nog niet rijp zijn en zeer, zeer weinigen heden het vermogen hebben dit te kunnen vatten. Omdat bijna de meeste menschen wel weten, dat koude vatten zoo gevaarlijk is, bewijzen degenen, die daarvoor zijn bevreesd, dat er een zekere aanleg is daarbinnen om ziek te kunnen worden en dat die ziekte op kan worden gewekt door koude vatten. De vrees van vele menschen om koude te vatten is dan ook een gezonde vrees en die daaraan gevolg geeft, voor hem zal die vrees de oorzaak kunnen zijn, dat hij niet ziek wordt niet alleen, doch dat hij zich zeiven vrijwaren kan voor eene zaak, waar verder het lichaam het geheele leven voorzichtig mede wezen moet. De koude is de oorzaak zoowel van den dood als van het leven en de wetten in de natuur, die den kouden dood verhinderen te komen weder tot het leven, van die wetten is bij hen, die men wetenschappelijke mannen noemt, niets bekend. De koude heeft hare wetten gelijk iedere natuurkracht die heeft en de gevolgen van het verwaarloozen van die wetten, die zal ik heden beschrijven en besluiten daarmee deze verhandeling. De koude als die eens is gevat, dan heeft het lichaam iets van die koude tot zich zelve genomen en die koude* is men zoo van zelve maar niet weer kwijt, evenmin als die als van zelve daar is gekomen. Hoewel de gelegenheid een mensch wel maken kan om koude te kunnen vatten iederen dag, als hij dat wil, is toch de natuur zelve de helpster en bewerkstelligster daarvan. De noordenwind en de zuidenwind zij beiden hebben de 31 macht om de menschen zeer gemakkelijk koude te doen vatten. De zuidenwind is in zijn wezen even scherp als de noordenwind, ja soms nog gevaarlijker voor dezulken, die zeer gevoelig zijn dan de noordenwind dit is. De Wet, die achter en in den noorden- zoowel als in den zuidenwind regeert, is eene hardvochtige kracht en die kracht is de grootste vijand van het menschelijke lichaam, omdat die kracht mee helpen moet uit te werken de Rechtvaardige Wet van oorzaak en gevolg. Omdat de zoogenaamde geleerden niet eens weten bij name, dat er eene Wet is in hét heelal, die èn den naam èn de daad heeft de wet van oorzaak en gevolg te regelen, daarom kunnen die natuurlijk ook niets weten van die Kracht, die èn den noordenwind èn den zuidenwind regeert. De Kracht, die èn den noordenwind èn den zuidenwind regeert en de wet van oorzaak en gevolg, die Kracht heeft te regeeren geheel gelijk de Godheid is, hoewel een ondeelbare kracht, toch drieledig in hare werking. De koude, zoowel als de warmte regeert die Kracht en eveneens doet zij dat de oorzaak en de gevolgen, die moeten komen en daarom is die Kracht als geheel onverbiddelijk, omdat deze niet met zich spotten Iaat. Lachen kan wel iemand hierom en zijne domheid daardoor laten blijken, doch laat hem maar eens door en door warm zoo ineens in de koude gaan, dan zullen er wel gevolgen komen, die wel eens anders kunnen worden dan lachen, als die mensch zich van te voren niet behoorlijk heeft gedekt, niet om warm te blijven alleen, doch voor de Kracht, die in de koude is. De Kracht der koude is gelijk de dood en daarom zijn ook vele menschen doodelijk bang om koude te hebben in hun lich aam, omdat juist de mogelijkheid die koude weder te verdrijven, die men zoogenaamd heeft opgedaan, er niet altijd is. Warmte is de eenigste mooghjkheid om die kracht der koude kwijt te worden, doch de Kracht van de koude, die is meer als het ware als de Kracht van de warmte, omdat die nu eenmaal meerdere Macht ontvangen heeft van de Scheppende Krachten in de natuur. 32 De ziel des menschen als die eenmaal Leeft, dan blijft die Leven ook al gaat dood de mensch en die Levende ziel, die leert daarom kennen in het doodenrijk hem, die doodde het lichaam en daarom zal de waarlijk Levende ziel straks de Kracht van den dood overwinnen in haar lichaam, omdat de ziel uit de eeuwigheid is en de Kracht, die heerscht over de koude en de warmte en over den noorden- en zuidenwind en over de wet van oorzaak en gevolg, die Kracht haar evenals die Wet, geheel onderworpen wordt door die te leeren kennen. Dat is nu de Hoogeschool waarop de Godheid mijne arme ziel heeft doen gaan en De Wetenschap daar opgedaan, die is juist voldoende om mij heden als een arme, eenvoudige mensch zooveel te kunnen doen leeren aan de zoogenaamde waanwijze geleerden, die niet eens zijn bekend, dat die H o o g eschool voor de ziel bestaat. Als De Wetenschap nu ook eene ziel had, dan kon die ook gaan op die Hoogeschool, doch omdat De Hoog Geloofde Wetenschap geen ziel heeft en geen persoonlijkheid is, daarom kan zij natuurlijk ook niet komen op de Hoogeschool en kan hare kinderen van al deze dingen dan ook niets leeren en niemand behoeft het te verwonderen, dat de kinderen van De arme Hoog Geloofde Wetenschap, als die zich alléén aan hare moeder houden, ook niet het vermogen hebben om van een vijand te maken een vriend èn de oorzaak, die de menschen ziek deed worden, gebruiken om hen te doen herstellen! De grootste kracht in de natuur is in de koude, droge lucht -en wie gedurende een paar uren met die kracht weet te werken, kan daarmee aanmaken een electrisch vuur en dat vuur, wie -dat éénmaal heeft aangemaakt, hij kan dit doen blijven branden niet alleen, doch voort gaan planten tot in het oneindige als hij daarvoor brandhout neemt, dat de electrische kracht instand kan houden. Dit brandhout is zoo openbaar en toch De arme Wetenschap zij kent het wel bij name, doch voorschrijven doet zij Jiet niet om de eenvoudige reden het, zooals het is, geen nut kon doen in het menschelijke lichaam om èn de koude èn de ziekte als de oorzaak te verdrijven. 33 Wat weet De Wetenschap heden er van om keukenzout tot een geneesmiddel te maken, zij zoude zeggen tegen hare arme kinderen gelijk een professor dat eens tegen den schrijver deed ten opzichte van de asch: Dat weten wij, dat dit niet kan!! Wat eene wijsheid, niet eens bekend zijn met het bestaan van De Hooge School voor de ziel en dan als een heel gewone professor, die alleen maar te beschikken heeft over zijne fantasie en zijne hersenen, toch willen beoordeelen dat wat De Godheid leert daarboven. Kom op daarom, geleerde heeren, laat eens zien wat gij hebt voor de Tuberculose, voor de Waterzucht, voor de Spaansche Griep, de Cholera en de pest! Daden toonen aan de zieke en gezonde menschen en niet langer roepen zooals mijn vriend professor I. . . deed te L en zeggen, dat weten wij, dat niet kan en dan drie en een half uur later roepen onder getuige, dat het zuur reageert, wat de professor beweerde, dat het alleen maar doen kon alcalisch. Als nu zulk eene kleine zaak als transmutatie van de qualiteit van planten eens in verband stond hiermee, dan had die professor heel wat kunnen leeren toen en dat deed hij niet. Transmutatie van de qualiteit van doode planten, die geconserveerd zijn, is wel deeglijk mooglijk, doch voor praktisch gebruik zijn niet geschikt die reeds verwerkt zijn b.v.: suiker, aardappelmeel en stijfsel, doch alle andere soorten, die kunnen wel verbeterd worden geheel gelijk dit Boven wordt geleerd door de Ziel en wel door het eigene zieleleven van die planten zeiven. De asch van die planten" is het niet, waarin de ziel dier planten zich terugtrekken kan, doch gelijk de wet van oorzaak en gevolg met iemand, die gestorven is aan een vergift, blijven de resten daarvan in het lichaam en dat lichaam is dan de vrucht. Vele vruchten groeien onder den grond en de aardappel is daarom een wonderlijk symbool, niet alleen voor en van de doode zielen op de aarde, doch ook hoe velen hunne vruchten stoppen onder den grond! 34 De asch der vruchten van de planten, daarin is een zeer kostbaar geheim verborgen, doch in het lichaam waaraan die vruchten kunnen groeien nog veel meer en daarom hij, die weet hoe hij de lichamen der planten moet verteeren zonder brandwonden te doen ontstaan, hij zal kunnen verkrijgen een k o o 1pit voor electrisch licht voor en om het plantenrijk te verlichten en dit is transmutatie van de stof, alleen ontstaan uit en door planten. Planten verbeteren derhalve planten en toch dit geheim, dat ik kende, dat moest ik wel behouden in mijne ziel, omdat een professor, die wel wat anders zag dan dat hij leerde, niet bij machte was te vragen, wat dat was, waar ik hem opmerkzaam op maakte. Transmutatie van de stof als gedroogde planten, die had De Wetenschap dan al eenige jaren kunnen kennen en dan was zij geweest op den weg om te kunnen leeren dat èn de planten èn de minerale zouten een geheime kracht in zich kunnen hebben, die aan De arme Wetenschap heden niet is bekend en daarom ook niet aangewend kan worden door hare kinderen tot herstel van den zieken mensch. Nu eenige jaren geleden is er daarom al eene poging gedaan om te trachten een professor opmerkzaam te maken op dat, wat hij niet wist dat kon en toch de geleerde had zóóveel wijsheid in eigen oogen en toch hij verstond niet De Sprake van Boven de natuur. In De Taal, die Boven des menschen natuur is, in Die Taal daar kan men Lezen alles wat of er is en de Hebreeuwsche Taal zij komt als taal, die de mensch op de aarde spreken kan, het dichtste nabij Die Eenige Algemeene Zieletaal. De Algemeene Zieletaal, die moet worden geleerd en dan zal De Wijsheid van de Godheid wel getuigenis geven met de daad, dat De Wijsheid is van Boven en die Wijsheid zich vinden laat. Als een klein bewijs alleen werd dit maar gegeven om de menschen die willen denken, om die zelfstandig dit te laten doen, opdat zij trachten hun eigen leven te leven en niet altijd maar door blijven denken gelijk die professor te L deed en toch zelve zag de waarheid niet te hebben en 35 tevens daarbij getuigenis gaf hóe hij de slaaf was van zijne moeder, De arme Wetenschap. Nu is hierbij deze verhandeling afgeloopen en een ieder, die doet er mee geheel gelijk hij wenscht en wil en de daden zij zullen wezen geheel naar ieder persoonlijk wil. De Godheid heeft de menschen gegeven eene zekere mate van vrijheid en als zij die eenige mate van vrijheid in hun denken laten ten ondergaan door hen, die blijken in de praktijk van het leven De Waarheid niet te hebben in hunne ziel, dan worden zij slaven in hun denken en zullen nooit zelfstandig kunnen worden, omdat zij liever slaven blijven van de nu éénmaal aangenomen stellingen der arme Wetenschap en toch die eenmaal aangenomen stellingen zij maken bij de arme boeren ledige aren en de menschen, die geleerden willen worden om de stof te transmuteeren en een beter gebruik te kunnen hebben van vele dingen, zij moeten dat nu derven en de zieken zij gaan zeer dikwijls verre voor hun tijd in het graf, omdat de arme Wetenschap geen enkel speciaal geneesmiddel heeft en dat noemt men heden ten dage: De Wetenschap, die alles weet! Als De Wetenschap eens zoude willen beginnen met te gelooven de wonderen, die de doode natuur kan doen, dan zoude zij verstomd kunnen staan, dat doode padden haar nog wat konden leeren. Een doode pad, gestorven hangende aan hare achterpooten en geheel verdroogd, doet een zeer bijzondere wisselwerking ontstaan in het lichaam van een mensch, die de zoogenaamde vallende ziekte heeft, als zulk een verdroogd paddenlijkje om den hals gedragen wordt, zoo dicht mogelijk bij het strottenhoofd. De arme padden, zullen velen zeggen, die worden dan levend opgehangen, doch padden zijn zeiven voortgekomen op de aard' door eene neergeslagene kracht, die de menschen beter deden in zich zeiven te behouden. De oorzaak keert daarom tot zich zelve terug als het ware en het doode paddenlichaam neemt gaarne aan de kracht, die den mensch doet vallen en als de mummie van een pad die eenmaal aangenomen heeft, dan zal de mensch, die eens last 36 van vallende ziekte had wel bemerken, dat hij niet zooveel last daar meer van heeft. Als die mummie volgeladen is met die kracht na eenige weken, verbrand die dan, dan is die kracht niet meer in staat zich ooit weder te kunnen belichamen in wien of wat dan ook en laat de mensch, die haar heeft gedragen datzelfde herhalen en dragen eene andere mummie van een pad, totdat alle kracht, die hem deed vallen keer op keer, tot die is gegaan in de mummies en dan zal wel blijken aan De Wetenschap hare kinderen, dat die zoogenaamde patiënten geen last meer hebben, dat een kracht hen lichamelijk en geestelijk vernietigen wil. Wij hebben niet te strijden en te kampen als in de lucht, doch tegen als het ware levende krachten en de eens losgemaakte menschelijke krachten door het leven in ontucht, die wreken zich op de menschen, omdat nu eenmaal alles terug wil keeren als tot zich zeiven. Keert nu de ziel terug als tot zich zelve, dan wordt de mensch, waarin die ziel, ook zoo wijs als van zelve en dit is het geheim waarom ik als schrijver den Cosmos in mijn eigen Geest doorloopen kan en zoeken daar in mij zeiven alles dat, wat noodig is, zoowel voor mijn eigen lichaam als voor de mijnen en het geheele menschelijke geslacht, omdat alle menschen van ééne afkomst zijn. Zij die zich zeiven nu willen verheffen, dat zij heel bijzondere menschen zijn, zij bedriegen zich zeiven, omdat de natuurlijke mensch straks tot stof en asch zal wederkeeren en zijne hersenen, evenals zijne fantaseerende kracht, die verteren geheel gelijk de kracht van iemand, die heeft de vallende ziekte, omdat de aarde zelve doet ten opzichte van de in haar ingebrachte lijken van de menschen geheel gelijk een mummie van een pad dat doet. De ziel echter heeft het vermogen zich boven dit alles te kunnen verheffen en als eene ziel van een mensch dit eens heeft gedaan, dan lacht zij gelijk de Godheid om de domheid van de menschen op de aard' en tracht langs en in den weg der orde die domme menschen te helpen gelijk een god. Een Levende menschenziel in het lichaam van een mensch is daarom een wonder, omdat de Godheid aan haar gegeven heeft een goddelijke macht en als zij die gebruikt, dan geeft 37 zij dagelijks en hare kracht, o wonder, die vermeerdert en hoe meer zij geven wil, hoe meer zij kan. Het hangt dus in het boven aangebodene niet af noch van De arme Wetenschap, noch van de menschen of die dat wenschen te aanvaarden, doch van de ziel des menschen zelve als die dit geheel in oprechtheid doet en als het aanbod als van harte is gedaan of het aangenomen wordt of niet, de ziel springt op in zich zelve en is daardoor vermeerderd in kracht en weet veel meerder doordat de mensch van vleesch en bloed de ziel liet arbeiden door behulp van het lichaam en dat lichaam niets tegen had te denken. Het lichaam van de menschen staat in vele gevallen hun in den weg en die „hun", dat zijn de zielen zeiven en is de Ware M e n s c h, die eens geschapen werd als Adam en Eva samen en die zielen samen ook. Als nu De Nieuwe Mensch eens weder is opgestaan en hij valt niet weder, dan kan de Godheid wat doen en toonen, dat Hij is De Schepper aller dingen en voor Dien Nieuwen Mensch daarvoor blijft geen enkel natuurgeheim verborgen, omdat de ziel in zich heeft De Kracht der Eeuwigheid. Dit, o Wetenschap, dit te weten is het eenigste fundament dat een arme menschenziel maar te onthouden heeft en als zij daarnaar leeft, dan geeft de Godheid Zijne Wijsheid aan die menschen ter wille van de ziel. Ja, dat is nog eens gemakkelijk, gaan op De Hoogeschool bij de Godheid zelf als het ware en toch hier beneden wezen en zich laten verschoppen keer op keer en als die les goed is geleerd, dan zegt de Godheid zelve: het is genoeg. Ik zal u, o arme ziel, geven van Mijne Wijsheid door de Christus Kracht, dat wat gij noodig hebt op de aarde om te bewijzen aan al die domme eigenwijze menschen, dat Ik er ben en eeuwig was en daarom zijn zal tot in alle eeuwigheid. Zijn zal, wezen en was, dat is De Eeuwige Kracht, die zich als Jehova zelve openbaarde reeds lang in het verleên en diezelfde Kracht, die is er nog en openbaart zich zelve aan allen, die Hij wenscht en wil, als de menschen het zeiven mooglijk maken en als zij de mooglijkheid daartoe zeiven weg 38 nemen, al zijn zij nomen of goddeloozen, dan gebeurt dat heel eenvoudig nooit. De Kracht van en in Het Heelal, zij spiegelt zich zelve af in vele dingen op de aarde en wie nu zijne eigene scheppende Kracht niet vergooit en vindt daarbij de Geestelijke Liefde, hij zal wel ondervinden daar binnen in zich zelf, dat zijne ziel gaat leven en negen maanden daarna, gelijk bij de geboorte van een mensch dat geschiedt, dan werkt en arbeidt die ziel geheel zelfstandig en is niets noodig van andere krachten van de menschen, noch van de krachten in de levende natuur en als zij hulpe moet hebben, dan vraagt die ziel maar haren Vader daar boven en dan geeft die tijdelijk de macht om de Scheppende Krachten te houden in toom, totdat door dien mensch het licht, dat hij aan wenschte te steken, aangestoken is en dan laat hij daarna de Scheppende Krachten in de natuur weder ongestoord haren gang gaan en het vuur dat aangestoken is gelijk een electrisch licht, dat laat hij drie dagen branden geheel uit zich zelf en dan gebeuren er wonderen op het laboratorium mee, die een lust zijn voor de oogen om te aanschouwen. Vuur maken zonder vuur. Licht maken zonder warmte. Kracht ontwikkelen zonder kracht. Ja, dat zijn de wonderen, die de Godheid geeft te aanschouwen ter wille alleen van Zijnen Zoon. Wie zoude nu die gaven laten verschoppen, mijne ziel zeker niet en daarom zal ik zoolang ik heden ben op de aarde nooit iemand leeren dat, die geen ontzag heeft voor de Godheid en leeren wil hoe de Godheid zich zelve in het heden openbaart. Alleen aan dezulken, die wenschen de Godheid te leeren kennen gelijk Hij is en was, aan dezulken zal de gelegenheid worden geboden te aanschouwen het wonderlicht, dat als het aangestoken is éénmaal branden blijft geheel uit zich zelf. Niemand als mensch zal mijne arme ziel daarbij kunnen bedriegen, omdat de ziel, die leeft, helpers heeft zoovelen, dat de menschen op de aard' niet begrijpen kunnen hoe of een mensch kan weten de gedachten van hen, die vijandig daar tegenover staan. 39 In een flesch van een liter inhoud zal ik maken zonder batterij een eeuwig lichtje en dat zal ik sluiten luchtdicht af en na mijn dood als mensch dan mag De Wetenschap dat hebben en als zij het dan open gaat maken, dan is het weg en is zij even wijs als van te voren en dat is eene kracht, die eeuwig branden kan geheel uit zich zelve. De tijd is nu uit, dat domme menschen wenschen te fungeeren voor De Wetenschap en daarom zal de Godheid met de daden door eenvoudige menschen bewijzen, dat H ij een God der daden is. Daden, daden daarop komt het aan en de ledige flesschen en ledige woorden, die mag de duivel zelve behouden en de speeches daarbij, omdat die de arme menschen hoogmoedig maken en houden van de Godheid af. Het eeuwige licht, dat ik achterlaten zal als ik als mensch ga van de wereld, dat zal ik echter wel laten zien als ik leef en velen zullen dit zeiven kunnen maken gelijk ik deed als zij het vermogen hebben verkregen door hunne eigene levende ziel, omdat die hen gelijk een godheid daarbij behulpzaam zelve moet zijn. De zielekracht, die ontwikkeld kan worden, dat is De Hoogst denkbare kracht en die geneest alle kwalen zonder onderscheid en daarom hebben ook menschen in het verleden door een lichte aanraking met de hand of den teen ook andere menschen kunnen genezen, omdat zij van hunne eigene kracht afstonden aan anderen, die dat noodig hadden. AI het oude komt weerom en gelijk de ziekte, die ook na twee honderd jaren versterkt als het ware weder op de aarde komt, alzoo komen ook deze krachten met en in de zielen weder daar en kunnen dan doen wat men wonderen belieft te noemen. Wonderen zijn het wel en niet, doch onverklaarbaar voor de zulken wier zielekrachten nog sluimeren in hen zelf, doch de tijd is nu gekomen, dat de zielen in de menschen kunnen en moeten ontwaken, zal niet de Den Christus tegenwerkende kracht die zielen als tot zich nemen. De geestesstrijd is daarom hevig en de tegenwerkende krachten, die den Christus wenschen te verhinderen te komen tot Zijn 40 doel, die krachten wenschen aansluiting bij De Wetenschap en daarom zoeken niet-lichaamlijke krachten bij niet-lichaamlijke krachten, gelijk De arme Wetenschap is, aansluiting te vinden, omdat De Wetenschap vele kinderen heeft. De daadzaak zelve zij wil verhinderen, dat De Wetenschap een compagnonschap gaat sluiten met hem, dien ik Lucifer noem en die Luciferische kracht is toch wel deeglijk op dea arde en in een mensch van vleesch en bloed en toch hij zal en kan De Wetenschap niets aanbieden dan groote woorden alleen. De toekomst van De Wetenschap daar wordt heden om gestreden en De Wetenschap zij weet daar niet van en hare kinderen nog minder. Eveneens gaat het met de doode ziel van den mensch en waar de mensch zich nu bijvoegt in dit leven, daar zal ook straks zijn de ziel. De Wetenschap èn de ziel des menschen zijn twee en één als het ware en toch als De Wetenschap niet gaat weder leven gelijk de ziel van een mensch dat kan doen, dan is De Wetenschap, die in het heden zich zelve gelden laat gelijk een god, dan is die Wetenschap niet langer de helpster van en voor de menschheid en zal die worden aan den kant gezet als was zij er nooit geweest. Met De Wetenschap gaat het daarom gelijk met den mensch, kiezen mogen zij beiden en de ontwikkeling daarvan, die zal gaan naardat de keuze was en als die keuze dan is gedaan, dan is die keuze een onberouwelijke en kan dan niet terug. De mensch mag en kan kiezen eens, en als geheel van harte en met den wil dat is gedaan, dan is de wil niet meer bij machte terug te keeren van zijne keus en moet wel gaan in de richting, die hij gekozen heeft en als die keuze was, dat de ziel van dien mensch koos den dood inplaats van Het Leven, dan zal zij hebben dat wat zij koos, omdat de Rechtvaaardige wet van oorzaak en gevolg die ziel en daarom dien mensch brengen zal daar waar zij zelve wenschte te wezen toen de keuze werd gedaan. Dit nu is voor velen onbegrijpelijk en daarom wordt .deze verhandeling ook afgesloten daarmee, omdat vele andere boeken daarover als voorloopig materiaal liggen te wachten op het af- 41 drukken en dan wel in den handel komen langs den gewonen weg. Zij, die deze boeken willen hebben, zij zullen die kunnen krijgen bij den Boekhandel en af en toe zal er een nieuw exemplaar verschijnen van den voorraad, die al geschreven is. Voor De Wetenschap zijn er ook een vijftal al gereed en en die zoude ik liever niet doen verschijnen en daarvoor in de ■plaats anderen inhoud geven, waar De Wetenschap wat meer aan hebben kan dan de stokslagen in die vijf boeken, die heden zijn gereed. De verschillende Wetten, die De Wetenschap heden niet kent, die zoude ik liever beschrijven en de zoogenaamde geleerde heeren, die tegenwoordig den neus optrekken voor de zoogenaamde dommen, die zouden dan wel eens mogen vragen wie eigenlijk die dommen wel zijn, als zij eens de gelegenheid zouden hebben te lezen boeken, die hen zouden verklaren het ontstaan van den mensch, dier, plant en mineraal. Het hóe der dingen, waar ik een aanvang mee maakte, daarmee wil ik sluiten deze verhandeling af, omdat eene in zich zelve terugkeerende kracht altijd is te herkennen daaraan, dat zij eindigt daar waar zij begon. Het hóe der dingen is zeer belangrijk en hóe de dingen, die er zijn op de aarde, hóe die wel ontstaan, daarover is De Wetenschap in duister en is haar niets van bekend. De Wet, die het hóe der dingen regelt, dat is eene bewuste kracht in het heelal en die wil zich zelve wel verklaren aan de menschen en hoewel die mijne ziel niet dwingen kan, daarom wil ik mij zelve als mensch wel schikken opdat die Cosmische Kracht zelve zich kan openbaren hóe of die zelve werkt. De Wetenschap zij zoude hare kinderen dan wat kunnen leeren en toetsen de waarheid van die scheppende Kracht op de aarde in de praktijk van het leven en dan kreeg zij een vasten grond, waarop zij zoude kunnen bouwen. Hiema zal ik eenige bladen schrijven en die kan de deputatie der Nederlandsche geleerden tevens ontvangen als zij komen zal om het middel te halen om de Tuberculose en de Waterzucht te verdrijven van de aarde en dan zal zij wel bemerken, dat het niet is een ledige dop, die haar heden wordt aangeboden en voortaan wat be- 42 leefder zijn als tot nog toe vele harer kinderen dat waren. Kolen vuur op de hoofden werpen, dat heb ik reeds geleerd en de daden, die zullen bewijzen, dat mijne ziel dat kan en daarom zal ik mij zelve opofferingen getroosten en de slaap zal mij niet overmannen, omdat mijne ziel het lichaam regeert en daarmee bewijs ik De Wetenschap, dat mijn lichaam geheel onderworpen is aan mijne zielekracht anders zoude mijn lichaam niet kunnen werken voor De Wetenschap en de lijdende menschheid bijna dag en nacht. Zoude het dat ook mogen heeten als men des morgens negen uur aan den arbeid gaat en des nachts drie uur en ook wel later ter ruste en toch geheel niets gebruikt van wat ik anderen wel zoude kunnen geven tot versterking van het lichaam en geheel geen alcoholische dranken tot zoogenaamde opwekking en geen vleesch of visch of gevogelte? Het hóe der dingen daar wensch ik dan mee door te gaan nog eenige bladen nadat deze afgesloten zijn en de werkende Kracht in het heelal, die zal zich zelve beschrijven, omdat mij die is bekend. Afscheid nemen of de kennismaking voortzetten met De arme Wetenschap, dat zal dus geheel afhangen van de kinderen van De Wetenschap zeiven en als zij vermeent reeds genoeg te hebben, dan gaat zij maar heel gewoon haren gang en de schrijver doet dan ook hetzelfde en wel als had hij nooit getracht aanknooping te vinden met De Wetenschap door hare kinderen. De menschheid geheel moet daarom Kunnen en mogen oordeelen Over wat heden aangeboden is En daarom wordt dit tevens verzonden Aan de Ministers in Nederland En alle leden van de Tweede Kamer En aan vele doktoren En dan staat de schrijver vrij. Niemand zal kunnen veroordeelen Iemand, die zijn best doet voor de menschheid En zijn persoonlijkheid daarbij niet Iaat gelden Om geld te verdienen of menscheneer. 43 Daarom wordt dit aangeboden Als De arme wetenschap hare zonen Maar een weinig menschlijk zijn En minstens de burgelijke wellevendheid In acht kunnen nemen; En niet zeggen van de dingen, Die zij niet kennen: O dat weten wij aléén! Drie maanden zal ik geduldig wachten Van den datum af die hier onder staat En den morgen daarna Dan is vervallen wat aangeboden is heden. Ik heb de eer te zijn De dienaar van de menschheid En van De Wetenschap Als zij gediend wil worden. Hoogachtend A. A. VAN DER MEULEN, Chemicus te Hilversum. November 1918 MIJNE VERKLARING WAAROM EN WAARDOOR DE TUBERCULOSE GENEZEN KAN WORDEN Wat zoude toch de reden zijn, Dat als des winters het vriest En de ramen beslagen zijn door damp Bloemen op de ruiten staan? Waarom, o arme Wetenschap, Waarom komen daar bloemen, Hoe komen die op de ruit Als er alleen maar vocht was en koude ? Nog nooit gaf De Wetenschap Een afdoende verklaring hiervan. Dat de bloemen komen door .de koude, Dat weten de kleine kinderen wel, Omdat zij dat zeiven aanschouwen. De groote menschen zien dat eveneens En ook zij aanschouwen die bloemen En toch zouden die bloemen daar niet zijn, Als de koude den waterdamp Niet had doen stollen. Wanneer men des winters als het vriest Water zoude doen op eene ruit, Zouden er dan ook bloemen op komen? Nooit nog heeft een mensch aanschouwd, Als het des winters vriest Bloemen er kwamen of waren Op den buitenkant van een ruit. En toch aan den buitenkant In de vrije natuur, Daar is zeker veel meer waterdamp Dan binnen in een kleine kamer! Dat deze bloemen des winters Niet komen door de menschen zelf Door den uitgedampten adem, Die geslagen is tegen de koude ruit, Bewijzen wel de bloemen, Die op de ruiten staan Van een kamer, Waarin vele dagen geen menschen waren! Waarom dan toch die bloemen daar? Veel, zeer veel geven deze te denken En toch wie geeft een antwoord hierop? Kunnen er wel, o Wetenschap, Bloemen zich vertoonen op de ruiten Als de lucht die zelve niet had? Kunnen er wel bloemen komen Op een ruit als een voorwerpglaasje, Als er geen zout aanwezig is? Deze vraag moet De Wetenschap Ontkennend beantwoorden, Omdat haar wel is bekend, Dat eene zoutoplossing in de koude Stremmen gaat als eene bloem! Zout is het dus, dat de bloemen deed komen En de koude was de oorzaak toch En het water was maar bijzaak, Omd at dit er bij noodig was! Water, zout en koude Deed de bloemen alleen ontstaan En toch als men zout en water Op een ruit in de koude brengt, Dan ontstaan er geene bloemen Gelijk des winters op een ruit! Wat mag dan wel de oorzaak wezen Bloemen er komen op eene ruit, Als het des winters geweldig koud is. En men dit vriezen noemt? De lucht bevond ik te bevatten Behalve een olie, Een vluchtig zout, Een vergiftig gas En water. Ziehier mijne verklaring, Waarom ik weet, Dat de vluchtige zouten van de lucht De tuberculose zullen genezen, Omdat een vluchtig zout In water opgelost zuurstof HEET te wezen En toch zuurstof is geen vluchtig zout in water Doch deze zaak hier bedoeld, Heeft in zich De Zuurstof, Waarvan De Wetenschap verwacht, Dat deze zal en moet genezen Dat wat de vrije lucht niet kan! Mijn wondervol instrument, Dat ik zelve maakte Voldeed mij niet geheel En daarom beviel het mij niet, Omdat ik resten overhield, Die ik niet vermocht te verklaren. Ik verbeterde daarom het instrument En toen was ik geheel gereed En de zaak waar het om gaat, Die was er na lang zoeken. De lucht zelve heeft vrije zuurstof genoeg En het bloed van een mensch Zal die gaarne tot zich nemen En daarom zal deze zaak Die heden aangeboden wordt De Wetenschap moeten interesseeren, Niet alleen omdat zij niet wist tot heden Hoe of de bloemen des winters kwamen op de ruit, Doch tevens omdat zij mets heeft Om de Tuberculose te genezen! De vrije zuurstof zal genezen Den Tuberculeuzen mensch, Als de mooglijkheid maar daar was Deze te kunnen krijgen in het bloed! Deze verwachting en hoop Van De Wetenschap zelve Zal haar zeker niet bedriegen gaan, Als 'zij wilde onderzoeken Dat wat heden aangeboden wordt! Zeker zal De Wetenschap onderzoeken willen De stelling, die zij zelve innam En dan kan zij rijker worden zeer veel En de Tuberculosepatiënten genezen Op eene w ij ze, die zij zelve heeft bedacht En toch zelve dit niet heeft kunnen maken! Ddarom wordt De Wetenschap aangeboden heden „Het Vraagstuk der Zuurstof" niet alleen, Doch De Zuurstof zelve, die genezen moet Den Tuberculeuzen mensch!