Verzameling Voorschriften betreffende den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst SAMENGESTELD Btf HET HOOFDBUREAU VAN DEN BURGERLIJKEN GENEESKUNDIGEN DIÉNST ALBRECHT & Co. WELTEVREDEN 1916 ' ■ Algemeene Opmerking. Bij de raadpleging van de in deze Verzameling opgenomen voorschriften neme men in acht artikel 1 der ordonnantie van 15 December 1910 (Staatsblad No. 650), zooals dit artikel is gewijzigd bij artikel 1 der ordonnantie van 29 October 1914 (Staatsblad No. 691) luidende: „Voor zoover zulks niet reeds voortvloeit uit de ordonnantie van heden „(Staatsblad No. 649), te bepalen dat, waar in de ordonnantiën en besluiten, betrekking hebbende op den burgerlijken geneeskundigen dienst, „gesproken wordt van den of bedoeld wordt de Directeur van Onderwijs, ,,Eeredienst en Nijverheid of de Chef over den geneeskundigen dienst, „daarvoor — behalve in die voorschriften, waarin den Directeur van „Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid comptabele werkzaamheden zijn „opgedragen — wordt gelezen de Hoofdinspecteur, Chef van den burgerlijken geneeskundigen dienst, terwijl in de ordonnantiën en besluiten betrekking hebbende op den burgerlijken geneeskundigen dienst, „waarin wordt gesproken van den dan wel bedoeld wordt de Gewestelijk Eerstaanwezende(n) Officier(en) van Gezondheid, voor Java, „Madoera, Bali en Lombok, Benkoelen, de Lampongsche districten, „Banka en Onderhoorigheden en Billiton daarvoor — behalve in artikel „4, alinea 3, der „Bepalingen" in Staatsblad 1913 No. 695 — wordt „gelezen de betrokken inspecteerende ambtenaar. Hoofdstuk I. Het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst in Nederlandsch-Indië en de daarmede samenhangende uitvoeringsvoorschriften. A. Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1882 No. 97, 1894 Nos. 190 en 273, 1897 Nos. 112 en 230, 1899 No. 73, 1901 Nos. 1 en 368, 1902 No. 127, 1903 No. 375, 1904 Nos. 108, 329 en 332, 1905 Nos. 257 en 409, 1907 Nos. 194 en 236, 1910 No. 649, 1914 Nos. 610, 690 en 787 en 1916 Nos. 455 en 529. EERSTE AFDEELING. Geneeskundig Staatstoezicht. ARTIKEL 1. Het geneeskundig Staatstoezicht in Nederlandsch-Indië omvat: a. het onderzoek naar den staat der volksgezondheid, zoomede, waar noodig, de aanwijzing van middelen tot verbetering en de bevordering van de toepassing dier middelen; b. de handhaving der wetten en verordeningen, in het belang der volksgezondheid vastgesteld. ARTIKEL 2. l) 1) Met betrekking tot het geneeskundig Staatstoezicht worden Java en Madoera, Bali en Lombok verdeeld in drie geneeskundige af deelingen t. w.: West-Java bestaande uit de residenties Bantam, Batavia, Preanger-Regentschappen en Cheribon; Midden-Java omvattende de residenties Pekalongan, Semarang, Banjoemas, Kedoe, Djokjakarta, Soerakarta en Madioen; i) Artikel 2 luidt aldus ingevolge Staatsblad 1910 No. 649, juncto Staatsblad 1914 No. 690. 6 Oost-Java bestaande uit de gewesten Soerabaja, Rembang, Kediri, Pasoeroean, Besoeki, Madoera en Bali en Lombok. 2) In de bezittingen buiten Java en Madoera, behalve de gewesten Bali en Lombok, Benkoelen, de Lampongsche districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton geldt voor de uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht dezelfde indeeling in gewesten als voor den militairen geneeskundigen dienst is bepaald. *) 3) Benkoelen, de Lampongsche districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton vormen, wat betreft het geneeskundig Staatstoezicht, één op zich zelf staand ressort. ARTIKEL 3. s) 1) De leiding van het geneeskundig Staatstoezicht wordt uitgeoefend door een Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken geneeskundigen dienst, die tevens Chef is van de afdeeling „Burgerlijke geneeskundige dienst" van het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid en als zoodanig in zaken den burgerlijken geneeskundigen dienst betreffende dë adviseur van den Departementschef, door wiens tusschenkomst hij zijne tot de Regeering gerichte brieven indient. 2) De uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht is opgedragen aan: A. Inspecteurs, ieder in het hem door den GouverneurGeneraal aan te wijzen ressort, voorts, doch uitsluitend in het gedeelte van Nederlandsch-Indië, bedoeld in de tweede alinea van het voorgaand artikel, de Gewestelijke Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid en de ter beschikking van die Inspecteurs en Officieren van Gezondheid gestelde Gouvernements artsen. Bij artikel 1 van de ordonnantie van 27 September 1915 (Staatsblad No. 571) is met afwijking in zoover van artikel 2, alinea 2, en van artikel 3, 'alinea 2, sub A, van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst (Staatsblad' 1882 No. 97), zooals die artikelen luiden ingevolge de ordonnanties in Staatsblad 1910 No. 649 en Staatsblad 1914 Nos. 690 en 787, bepaald, dat in het Gouvernement Oostkust van Sumatra de uitoefening van'"het geneeskundig Staatstoezicht is opgedragen aan den Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid te Medan, wordende in verband hiermede, voor zooveel genoemd gewest betreft, alle op de Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid van kracht zijnde bepalingen, welke op de uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht betrekking hebben, op den Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid te Medan van toepassing verklaard. J) Staatsblad 1916 No. 455. 7 B. de Hoofd en van gewestelijk en plaatselijk bestuur voor zooveel hun ressort betreft. 3) De uitoefening van het geneeskundig staatstoezicht kan door den Gouverneur-Generaal mede worden opgedragen aan andere personen dan in de voorgaande alinea vermeld, die door of namens den Gouverneur-G°neraal zijn belast met werkzaamheden in het belang van de volksgezondheid alsmede aan de in de voorgaande alinea sub A, genoemde Inspecteurs buiten de hun aangewezen ressorten indien de uitvoering van bijzondere werkzaamheden zulks noodig maakt. Eene zoodanige opdracht houdt tevens in de aanwijzing van het gebied waarvoor zij geldt. ARTIKEL 4. l) 1) De formatie van de Inspecteurs en hunne verdeeling over de geneeskundige afdeelingen worden door den Gouven. neur-Generaal geregeld. 2) De standplaatsen van de Gouvernements artsen worden door den Hoofdinspecteur aangewezen. ARTIKEL 5. a) 1) De bevoegdheden en verplichtingen van den Hoofdinspecteur en van de Inspecteurs, alsmede de verhouding van dat personeel tot de Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur en van eerstgenoemd"; tot den Directeur van Onderwijs en Eeredienst worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld. 2) De bevoegdheden en verplichtingen van de Gouvernements artsen worden door den Hoofdinspecteur vastgesteld. ARTIKEL 6. De Hoofden van gewestelijk bestuur oefenen onmiddellijk toezicht uit over den geneeskundigen dienst en de ziekeninrichtingen binnen hun gewest. Zij wijden hunne bijzondere aandacht aan den gezondheidstoestand der ingezetenen en nemen, in overleg met den betrokken Inspecteur of den Gewestelijk Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid in het gedeelte van Nederlandsch-Indië, bedoeld in de tweede alinea van i) Artikelen 4 en 5 luiden aldus, ingevolge Staatsblad 1910 No. 649, juncto Staatsblad 1914 No. 787. 8 artikel 2, en met de plaatselijke geneesheeren, de maatregelen, die tot bevordering van den algemeenen gezondheidstoestand noodig zijn. Bij het uitbreken van epidemische en besmettelijke ziekten geven zij daarvan onverwijld kennis aan den Hoofdinspecteur en voorts op Java en Madoera, Bali en Lombok aan den Inspecteur, in het gedeelte van Nederlandsch-Indië, bedoeld in de tweede alinea van artikel 2, aan den Gewestelijk Eerstaan» wezenden Officier van Gezondheid, tot wiens ressort het gewest onder hun beheer behoort. *) • De voorschriften van dit artikel zijn ook van toepassing op de Hoofden van plaatselijk bestuur, voor zoover daardoor geen inbreuk wórdt gemaakt op hunne verhouding tot — en ondergeschiktheid aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. ARTIKEL 7. Burgerlijke hospitalen, scholen, gevangenissen, dwangarbeiders-kwartieren en dergelijke openbare gebouwen 2) worden in het belang der openbare gezondheid niet op- of ingericht dan met goedkeuring van de Hoofden van gewestelijk bestuur, die daartoe, zoo noodig, in overleg treden met den Hoofdinspecteur. *) ARTIKEL 8. 8) De particuliere geneesheeren, onder genot eener toelage of belooning belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst (civiele geneesheeren) zijn in alles wat dezen dienst betreft ondergeschikt aan den Hoofdinspecteur en aan de Inspecteursop Java en Madoera, Bali en Lombok; in Benkoelen, de Lampongsche districten op Banka en Onderhoorigheden en Billiton en in het gedeelte van Nederlandsch-Indië, bedoeld in de tweede alinea van artikel 2 aan de Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid. Bij het verrichten van hun dienstwerk is hunne verhouding tot de genoemde en andere autoriteiten dezelfde als die der gouvernementsartsen. Hunne verplichtingen worden door den Hoofdinspecteur vastgesteld. *) Staatsblad 1910 No. 649, juncto Staatsblad 1914 No. 787. *) Bij de oprichting van een landsgebouw in het belang der openbare gezondheid zal, ook wat de keuze van het terrein uit een hygiënisch oogpunt betreft, steeds het advies dienen te worden ingewonnen van den Inspecteur B. G. D. in wiens ressort het gebouw zal worden opgericht, zie circ. Hisp. B. G. D. van 31 Juli 1915 No. 6451. *) Staatsblad 1916 No. 529. 9 ARTIKEL 9. Vervallen (St. 1910 No. 649). ARTIKEL 10. Vervallen (St. 1910 No. 649). ARTIKEL 11. !) 1) De in artikel 3 genoemde autoriteiten en voorts ook degenen aan wie met toepassing van de derde alinea van artikel 3 de uitoefening van het geneeskundig staatstoezicht door den Gouverneur-Generaal is opgedragen, zijn binnen hun ambtsgebied en in het geval, bedoeld in de derde alinea van artikel 3, binnen het in voldoening daaraan aangewezen gebied, bevoegd alle openbare gebouwen, alle scholen en andere tot het geven van onderwijs bestemde lokalen, kinderbewaarplaatsen, gestichten van liefdadigheid, weeshuizen, herbergen, logementen, slaapsteden, fabrieken, werkplaatsen, koelieverblijven, ondernemingen van landbouw of nijverheid, magazijnen, winkels, gevangenissen, ziekeninrichtitigen en badhuizen, ook zonder vergunning van degenen die de genoemde gebouwen, of terreinen beheeren of op eenigerlei wijze in gebruik hebben, binnen te treden of te bezoeken, ten einde zich in het belang der volksgezondheid bekend te maken met den toestand en de inrichting uit een sanitair oogpunt van die gebouwen of ondernemingen en op de wijze die hun dienstig voorkomt een onderzoek te doen naar den gezondheidstoestand der op die ondernemingen werkzame arbeiders, f) 2) Ook tot particuliere woningen hebben de in de vorige alinea bedoelde autoriteiten en personen tot hetzelfde doel toegang, en de bewoners zijn verplicht hun dien toegang te verleenen, mits die autoriteiten of personen — voor zoover zij niet zelf zijn Hoofd van gewestelijk bestuur—vergezeld zijn van het Hoofd van gewestelijk bestuur of van een daartoe door dezen aangewezen ambtenaar. ARTIKEL 12. De in het voorgaand artikel aangeduide geneeskundige autor.teiten en andere personen zijn bevoegd van overtreding der ») Aldus luidt dit artikel ingevolge Staatsblad 1916 No. 455. 2) Zie circ. Hisp. B. G. D. 8 Augustus 1916 No. 6573 (Hoofdstuk XIII sub XXVII). 10 algemeene of plaatselijke verordeningen, ter bevordering der volksgezondheid vastgesteld, procesverbaal op te maken. Zij doen dat stuk toekomen aan het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur ter doorzending aan den betrokken ambtenaar van het openbaar ministerie, en zenden een afschrift aan den Hoofdinspecteur. 2) ARTIKEL 13. Vervallen (St. 1910 No. 649). ARTIKEL 14. De opdracht der waarneming van den plaatselijken geneeskundigen dienst, zoomede de ontheffing daarvan geschieden door den Hoofdinspecteur. s) TWEEDE AFDEELING. Voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunst, de tandheelkunst, de artsenijbereidkunst en de verloskunst als vroedvrouw. ARTIKEL 15. Tot het uitoefenen van de geneeskunst in haren vollen omvang, of van de tandheelkunst, of van de artsenijbereidkunst als apotheker of apothekersbediende, of van de verloskunst als vroedvrouw, in geheel Nederlandsch-Indië zijn bevoegd zij, die tot de uitoefening derzelfde kunst in Nederland bevoegd zijn volgens de daar bestaande bepalingen. ARTIKEL 16. De officieren van gezondheid in actieven dienst en die op eervolle wijze den dienst hebben verlaten, zijn bevoegd tot de uitoefening van de geneeskunst in haren vollen omvang in geheel Nederlandsch-Indië. 4) De militaire apothekers in actieven dienst, of die op eervolle wijze den dienst verlaten hebben, zijn bevoegd tot uitoefening der artsenijbereidkunst in geheel Nederlandsch-Indië. 1) Aldus luidt deze alinea ingevolge Staatsblad 1910 No. 649 jo. Staatsblad 1916 No. 455. 2) Staatsblad 1910 No.649. 3) Staatsblad 1894 No. 273, j°. Staatsblad 1910 No. 649. 4) Staatsblad 1904 No. 329. 11 ARTIKEL 16a. *) Tot het uitoefenen van de geneeskunst in haren vollen omvang aan boord van op een Nederlandsch-Indischen zeebrief of jaarpas varende schepen zijn zonder eenige nadere vergunning bevoegd zij, aan wie ingevolge de in Nederland geldende bepalingen vergunning is verleend de geneeskunst uit te oefenen op Nederlandsche zeeschepen. Die bevoegdheid vervalt, zoodra de in Nederland verleende vergunning ophoudt van kracht te zijn. ARTIKEL 166. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om aan personen, die na afgelegd examen, het recht tot uitoefening der geneeskunst in haren vollen omvang in een ander rijk of eene andere kolonie verkregen hebben, onder bepaalde voorwaarden vergunning te geven tot die uitoefening aan boord van op een NederlandschIndischen zeebrief of jaarpas varende schepen. Deze vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken. ARTIKEL 17. De bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunst in haren vollen omvang, of van de tandheelkunst, of van de artsenijbereidkunst als apotheker of apothekersbediende, of van de verloskunst als vroedvrouw, kan ook in Nederlandsch-Indië verkregen worden door het afleggen van de in de volgende artikelen bedoelde practische examens. ARTIKEL 18. Bij het practisch artsexamen ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening van de genees-, heel- en verloskunst worden voldoende bewijzen gevorderd van practische kennis aan het ziekbed en van bekwaamheid in het verrichten van heel- en verloskundige kunstbewerkingen en het gereed maken van recepten. Het wordt gesplitst in een algemeen geneeskundig en een heel- en verloskundig gedeelte. Voor de toelating tot het eerste gedeelte moet de verklaring worden overgelegd van een in Nederland of in NederlandschIndië bevoegd geneeskundige, dat de candidaat gedurende min- *) Staatsblad 1914 No. 610. 12 stens twee jaren de genees- en heelkundige behandeling van zieken gevolgd heeft, en voor de toelating tot het tweede gedeelte het bewijs, dat hij, in tegenwoordigheid van een bevoegd verloskundige, in Nederland of in Nederlandsch-Indië minstens tien gewone en twee buitengewone verlossingen verricht heeft. In geval beide gedeelten niet gelijktijdig met goed gevolg worden afgelegd, wordt aan hem, die bij het eerste gedeelte voldaan heeft, hiervan een bewijs uitgereikt, tegen overlegging waarvan hij tot het tweede gedeelte afzonderlijk wordt toegelaten. Van de overlegging der in de vorige alinea bedoelde verklaring en van het daarin genoemd bewijs zijn vrijgesteld de personen bedoeld in artikel 19 onder b. ARTIKEL 19. Tot het afleggen van het practisch arts-examen zijn alleen bevoegd: a. zij, die bedoeld zijn in artikel 94 der wet van 28 April 1876 (Nederlandsch Staatsblad No. 102) tot regeling van het hooger onderwijs, of volgens de bepalingen dier wet met de zoodanigen gelijk staan; b. zij, die na afgelegd examen het recht tot uitoefening der geneeskunst in haren geheelen omvang in een ander Rijk overeenkomstig de aldaar geldende bepalingen hebben verkregen. J) ARTIKELEN 20 t/m 23 vervallen (St. 1905 no. 257). ARTIKEL 24. Bij het practisch examen ter verkrijging van de bevoegdheid tot het uitoefenen der tandheelkunst, waaronder verstaan wordt de plaatselijke behandeling van ziekten der tanden, der tandkassen en van het tandvleesch, worden gevorderd voldoende bewijzen van practische kennis van de operatieve tandheelkunde en van het inzetten van kunsttanden en gebitten. ARTIKEL 25. Bevoegd tot het afleggen van het practisch examen als i) Staatsblad 1905 No. 257. 13 tandmeester zijn alléén zij, die met goed gevolg het theoretisch examen in de tandheelkunde hebben afgelegd. Dit examen betreft: a. de ontleedkunde van de tanden, de tandkassen en het tandvleesch; b. de physiologie dezer deelen; c. de gezondheids-, ziekte- en geneesleer dezer deelen, daaronder begrepen de onderkenning der ziekten van de tanden, de tandkassen en het tandvleesch, waarvan de oorzaak algemeen is of in andere deelen zetelt; d. de geneesmiddelleer en de recepteerkunde, voor zooveel noodig tot het voorschrijven van de plaatselijke geneesmiddelen bij de ziekten der genoemde deelen. Van het examen in de vakken hierboven onder a en b vermeld, zijn vrijgesteld: 1°. zij, die met goed gevolg aan eene Nederlandsche Universiteit het examen naastvoorgaande aan dat ter verkrijging van den doctoralen graad in de faculteit der geneeskunde hebben afgelegd, of, voor zooveel die faculteit betreft, vermeld zijn in artikel 119 der wet van 28 April 1876 (Nederlandsch Staatsblad No. 102) tot regeling van het hooger onderwijs; 2°. zij, die voldaan hebben aan een examen in: a. de ontleedkunde, b. de physiologie en weefselleer, c. de algemeene ziektekunde, d. de pharmacognosie, of aan eene universiteit in Nederland den graad van candidaat in de geneeskunde hebben verkregen. *) ARTIKEL 26. Van het theóretisch examen als tandmeester, bedoeld in artikel 25, zijn vrijgesteld zij, die een bewijs kunnen overleggen dat zij dit examen aan eene Nederlandsche Universiteit met goed gevolg hebben afgelegd. ARTIKEL 27. Bij het practisch examen ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening der artsenijbereidkunst als apotheker wor- *) Staatsblad 1905 No. 257. 14 den gevorderd voldoende bewijzen van practische kennis der artsenijbereidkunst en der scheikundige analyse zoo in de apotheek, als in het laboratorium. Voor de toelating tot het examen moet worden overgelegd de verklaring van een bevoegd apotheker in Nederland of in Nederlandsch-Indië, dat de candidaat gedurende minstens twee jaren de uitoefening der. artsenijbereidkunst onder de leiding van zulk een apotheker gevolgd heeft. ARTIKEL 28. Bevoegd tot het afleggen van het practisch apothekersexamen zijn alléén: a. zij, die bedoeld zijn in artikel 96 der wet van 28 April 1876 (Nederlandsch Staatsblad No. 102) tot regeling vanhethooger onderwijs, of volgens hare bepalingen met de zoodanigen gelijk staan; b. zij, die het theoretisch apothekersexamen, in artikel 29 bedoeld, met goed gevolg hebben afgelegd. ARTIKEL 29. Het theoretisch apothekersexamen betreft: a. de artsenijbereidkunde; b. de toxicologie; c. de analytische scheikunde. ARTIKEL 30. Vrijgesteld van het theoretisch apothekersexamen, bedoeld in artikel 29, zijn zij, die een bewijs kunnen overleggen dat zij dit examen aan eene Nederlandsche universiteit met goed gevolg hebben afgelegd. ARTIKEL 31. Bevoegd tot het afleggen van het theorethisch apothekersexamen zijn alleen zij, die voldaan hebben aan een examen in: a. de natuurkunde, b. de scheikunde, c. de plantkunde, of het bewijs kunnen overleggen, dat zij töt het candidaatexamen in de geneeskunde bij eene universiteit in Nederland zijn toegelaten. Zij moeten bovendien bewijzen hebben geleverd van kennis der beginselen van de natuurlijke geschiedenis van dieren en • delfstoffen. 15 Tot het afleggen van het examen in de sub a, b en c vermelde vakken zijn alleen bevoegd : 1°. zij, die blijkens een getuigschrift, afgegeven door curatoren van een gymnasium met zesjarigen cursus het overgangsexamen van de vierde naar de vijfde klasse van dat gymnasium of het toelatingsexamen tot laatstgenoemde klasse met goed gevolg hebben afgelegd, of blijkens gelijksoortig getuigschrift, afgegeven door curatoren van een progymnasium, de lessen in de hoogste klasse van dat progymnasium ten einde toe met vrucht gevolgd hebben; 2°. zij, die in het bezit zijn van het getuigschrift, verkregen door het met goed gevolg afleggen van het eindexamen voor de hoogere burgerscholen 'met vijfjarigen cursus, bedoeld in artikel 57 der wet van 2 Mei 1863 (Nederlandsch Staatsblad No. 50) houdende regeling van het middelbaar onderwijs en in artikel 1 van het Koninklijk besluit van 21 Mei 1873 No. 37 (Indisch Staatsblad No. 128) of van het examen A, bedoeld in artikel 59 der bovengenoemde wet. *) ARTIKEL 32. Het practisch examen ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening der artsenijbereidkunst als apothekersbediende, wordt, tegelijk afgenomen met een theoretisch examen. Bij dit examen,' waartoe alleen zij worden toegelaten, die den achttienjarigen leeftijd volbracht hebben, worden bewijzen gevorderd van de noodige kennis en geschiktheid tot het gereed maken van recepten. Voor de toelating tot het examen moet worden overgelegd de verklaring van een bevoegd apotheker in Nederland of in Nederlandsch-Indië, dat de candidaat gedurende ten minste twee jaren de uitoefening der artsenijbereidkunst onder de leiding van zulk een apotheker heeft gevolgd. 8) ARTIKEL 33. Het practisch examen in de verloskunde, ter verkrijging van de bevoegdheid tot het verleenen van verloskundigen raad en bijstand als vroedvrouw wordt te gelijk afgelegd met een theoretisch examen. «J Staatsblad 1905 No. 257. J) Staatsblad 1899 No. 73. 16 Voor de toelating tot dit examen moet het bewijs worden overgelegd dat de candidaat in Nederland of in NederlandschIndië als leerling-vroedvrouw is ingeschreven en daarna minstens tien gewone verlossingen in tegenwoordigheid van een bevoegd verloskundige in Nederland of in Nederlandsch-Indië verricht heeft. ARTIKEL 34. De voorwaarden om als leerling-vroedvrouw te worden ingeschreven, worden door den Hoofdinspecteur l) vastgesteld. ARTIKEL 35. De bovengenoemde examens worden kosteloos afgenomen door commissiën door den Hoofdinspecteur *) aan te wijzen. De examens worden in het openbaar gehouden, met uitzondering van die aan het ziekbed, in het scheikundig laboratorium en die in de verloskunde, welke alleen kunnen bijgewoond worden met vergunning van den voorzitter der examineerende commissie. ARTIKEL 36. Aan ieder, die aan het examen voldaan heeft, bedoeld in de artikelen 18, 24 en 27 wordt een diploma uitgereikt, dat hem in Nederlandsch-Indië het recht geeft om den titel te voeren: a. in het geval van artikel 18 van arts; b. in het geval van artikel 24 van tandmeester; c. in het geval van artikel 27 van apotheker. ARTIKEL 37. Aan den apothekersbediende of aan de vroedvrouw, die aan het examen voldaan heeft, wordt hiervan een getuigschrift uitgereikt. ARTIKEL 38. Zij, die voldaan hebben bij het examen als arts, tandmeester, apotheker, vroedvrouw of apothekersbediende, leggen, voordat zij als zoodanig worden toegelaten, in handen van den voorzitter der examineerende commissie den volgenden eed (of belofte) af: Ik zweer (beloof) dat ik de genees-, heel- en verlos- (tandheel-, . artsenijbereid-, verlos-) kunst volgens de daarop wettelijk vastgestelde bepalingen naar mijn beste weten en vermogen zal uitoefenen, en dat ik aan niemand zal openbaren wat in die uitoefening als geheim mij is toevertrouwd of te mijner !) Staatsblad 1894 No. 273, juncto St. 1910 No. 649. 17 kennis is gekou._n, tenzij mijne verklaring als getuige of déskundige v rech en gevorderd of ik anderszins tot het geven van mededeeling door de wet verplicht worde. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig (dit beloof ik). Het proces-- iaal der beëediging wordt ingediend aan den Hoofdinspecteur, i) ARTIKEL 39. Tot het aflet, en van de in het voorgaand artikel bedoelde examens wordt r Jnstens tweemaal 's jaars gelegenheid gegeven. Al hetgeen verder op de regeling der examens betrekking heeft wordt door den Hoofdinspecteur 2) vastgesteld. ARTIKEL 40. De bevoegdheid en de verplichtingen van de dokters-djawa, de Inlandsche - roedvrouwen en de vaccinateurs worden door den Hoofdinspecteur vastgesteld. 2) DERDE AFDEELING. Over de uitoefening der geneeskunst en over de verstrekking van geneesmiddelen door geneeskundigen. ARTIKEL 41. 8) Uitoefening der geneeskunst, waaronder wordt verstaan het verleenen van genees-, heel-, tandheel- of verloskundigen bijstand, als beroep, is alléén geoorloofd aan hen, die de bevoegdheid daartoe bezitten. i) Staatsblad 1910 No. 649. ») Staatsblad 1894 No. 273, juncto St. 1910 No. 649. 3) Bij § i van de ordonnantie van 26 Juli 1911 (Staatsblad No. 435) Is met afwijking van artikel 41 van het Reglement op den burgerlijken geneeskundigen dienst in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 30 Maart 1882 (Staatsblad No. 97), bepaald, dat aan bepaalde vreemde geneeskundigen, die blijkens de door hen overgelegde diploma's in hun eigen land bevoegd zijn tot uitoefening van de genees-, heel- en verloskunde, voor zoolang zij in dienst staan van een in Nederlandsch-Indtë arbeidend zendinggenootschap, door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, vergunning kan worden verleend tot uitoefening der geneeskunst, doch uitsluitend in zendingshospitalen en onder de Inlandsche bevolking der landstreek waarin zij als zendelingarts werkzaam zijn, zullende, wanneer zij de geneeskunst binnen de perken der hun verleende vergunning uitoefenen, de strafbepaling in artikel 86 van .gemeld Reglement op hen niet van toepassing zijn, terwijl bij § ii verder is bepaald, dat zendeling-artsen, in het bezit van eene vergunning, als bedoeld in § i, bij de toepassing van artikel 5, artikel 7, alinea 1, sub c, «n artikel 15, sub c, le van de regelen, vastgesteld bij § i der ordonnantie van 6 Juni 1906 (Staatsblad No. 276), worden aangemerkt a s bevoegde Europeesche geneeskundigen. 2 18 Het verleenen van geneeskundigen bijstand, door verstrekking van Inlandsche geneesmiddelen tegen zoogenaamde ziekten van het land, is geene uitoefening der geneeskunst. ARTIKEL 42. De tandmeester is bevoegd ziekten van de tanden, de tandkassen en van het tandvleesch, door het voorschrijven of aanwenden van middelen op die deelen, te behandelen. Aanwending van algemeen gevoelloos makende middelen en het voorschrijven van inwendige geneesmiddelen, alsmede het afleveren van geneesmiddelen is hem verboden. ARTIKEL 43. Behoudens het bepaalde bij de laatste alinea van dit artikel, mag niemand genees-, heel-, verlos- of tandheelkundige praktijk uitoefenen, zonder daartoe eene akte van toelating van den Hoofdinspecteur *) ontvangen te hebben. Bij de aanvrage tot toelating moeten worden overgelegd de bewijzen dat de bevoegdheid is toegekend of krachtens welke de bevoegdheid bestaat. De akte van toelating wordt niet vereischt voor de uitoefening der genees-, heel- en verloskunst ingevolge de artikelen 16, 16a en 166. Voor officieren van gezondheid in actieven dienst wordt de uitoefening van deze bevoegdheid beperkt door de voor hun ambt bestaande of nader te maken voorschriften. ARTIKEL 44. Vervallen (St. 1894 No. 190). • ARTIKEL 45. Alvorens de praktijk uit te oefenen, doen de geneeskundigen, tandheelkundigen en vroedvrouwen hunne bewijzen van bevoegdheid viseeren door het Hoofd van gewestelijk bestuur in het gewest, waar zij zich vestigen. 2) ') Staatsblad 1894 No. 273 j° St. 1910 No. 649. 2) Zie nopens deze visa verder het Gvts besl. 5/10-1906 No. 34 (Bijblad 6578). 19 ARTIKEL 46. 1) Voor iederen Europeaan of met dezen gelijkgestelde, die sterft op een der door den Hoofdinspecteur aangewezen plaatsen *) worden op zoodanig tijdstip, dat het verlof tot begraven tijdig kan worden verleend, aan den ambtenaar van den burgerlijken stand kosteloos eene doodsverklaring en eene doodsoorzaakverklaring ingediend. 2) Deze twee verklaringen worden afgegeven door den geneeskundige, die den overledene heeft behandeld. Is de over ledene gestorven zonder geneeskundig behandeld te zijn of zonder dat de dood op verzoek der nabestaanden door een geneesheer is geconstateerd, dan geeft de betrokken stadsgeneesheer dan wel de particuliere geneesheer of de officier van gezondheid, belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst, de verklaringen af. 3) Voor iederen Europeaan of met dezen gelijkgestelde, d.e sterft buiten de in alinea 1 bedoelde plaatsen, na geneeskundig behandeld te zijn, worden binnen acht dagen na zijn overlijden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand een doodsverklaring en eene doodsoorzaakverklaring ingediend 4) De twee verklaringen, in het vorig lid bedoeld, wo'rden afgegeven door den geneeskundige, die den overledene heeft behandeld. 5) De Hoofdinspecteur doet zijn besluit van'aanwijzing der in alinea 1 bedoelde plaatsen opnemen in de Javasche Courant en zendt een afschrift van het besluit aan den betrokken ambtenaar van den burgerlijken stand. 6) De Hoofdinspecteur stelt het model voor de doodsverklanngen vast. 7) De doodsverklaring wordt afgegeven in een gesloten couvert, gericht aan den ambtenaar van den burgerlijken stand en dwars over de sluiting voorzien van de handteekening van den geneeskundige, die de doodsverklaring afgeeft. 8) Ten aanzien van de doodsoorzaakverklaring gelden de volgende voorschriften: a- zij wordt afgegeven in een gesloten couvert, gericht aan den Hoofdinspecteur, hetwelk dwars over de sluiting voorzien lL m-u TM1""»,9 ^ HiSP' B- G- D' Van 4 September 1915 No. 7516 (Bijblad No. 8354) zijn de plaatsen aangewezen. 20 wordt van de handteekening van den geneeskundige en gestoken in het couvert, waarin de doodsverklaring is gesloten; b. zij wordt door den Hoofdinspecteur gebruikt voor de sterftestatistiek; c. de naam van den overledene wordt niet in de verklaring genoemd; d. voor de doodsoorzaak of vermoedelijke doodsoorzaak wordt gebezigd de nomenclatuur, aan te geven door den Hoofdinspecteur; e. de Hoofdinspecteur stelt een of meer modellen voor de doodsoorzaakverklaringen vast. 9) De doodsverklaringen en de doodsoorzaakverklaringen met de bijbehoorende couverten zijn voor rekening van den Lande kosteloos te verkrijgen bij de ambtenaren van den burgerlijken stand. *) De Hoofdinspecteur zorgt voor de verstrekking daarvan aan die ambtenaren. 2) ARTIKEL 47. De geneeskundige, die een lijder aan eene besmettelijke ziekte waarneemt, is verplicht daarvan binnen 24 uren kennis te geven aan het Hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 48. De recepten moeten duidelijk bevatten den datum, waarop zij worden voorgeschreven, den naam van den persoon, ten behoeve van wien zij worden afgegeven, de wijze van gebruik van het middel en de onderteekening of de paraaf van den geneesheer Tevens zullen zij,—tenzij een in de Nederlandsche pharmacopoea opgenomen samengesteld geneesmiddel, of wel een geneesmiddel als bedoeld in de laatste zinsnede van artikel 60, wordt voorgeschreven — de duidelijke vermelding moeten bevatten van de verschillende bëstanddeelen, waaruit het middel moet bestaan, zoomede van hunne hoeveelheden. ') 1) Alle door den ambtenaar van den burgerlijken stand ontvangen couverten, waarin doodsoorzaakverklaringen zijn besloten, worden door hem van een doorloopend nummer voorzien en op de door den Hisp. Chef B. G. D., te bepalen tijdstippen aan dezen hoofdambtenaar toegezonden Stbld. 1914 No. 606. 2) Staatsblad 1907 No. 236, j° St. 1910 No. 649. 3) Staatsblad 1901 No. 368. 21 Is op een recept een vergif voorgeschreven, dat ingevolge artikel 61 in de apotheken in eene gesloten kast meet worden bewaard en acht de geneesheer eene herhaling der levering van het geneesmiddel op hetzelfde recept buiten zijne voorkennis schadelijk voorden lijder, dan voorziet hij het recept van de aanwijzing ne i te retur.*) ARTIKEL 49. Alleen op plaatsen, waar geen apotheek gevestigd is, zijn de aldaar gevestigde geneesheeren bevoegd geneesmiddelen af te leveren. Zij behouden die bevoegdheid, zoolang zij daar gevestigd blijven, ook nadat ter plaatse eene apotheek geopend is. 2) Behalve in het geval, bedoeld in de vorige alinea, moeten de geneeskundigen ter plaatse, waar een apotheek gevestigd is, geneesmiddelen verstrekken, wanneer hulp oogenblikkelijk mocht worden vereischt en het verlangde geneesmiddel niet spoedig ' genoeg kan worden verkregen. Deze uitzondering bepaalt zich uitsluitend tot de eerste visite van den geneesheer. s) De beperkende bepaling in de eerste alinea is niet toepasselijk op verstrekkingen van geneesmiddelen, welke van Landswege worden gedaan aan daarop rechthebbenden, of die ten behoeve van landsdienaren in particuliere ziekeninrichtingen geschieden krachtens ter zake met het Gouvernement bestaande overeenkomsten.8) ARTIKEL 50. Ten aanzien van geneeskundigen, die van de in artikel 49 om-. schreven bevoegdheid gebruik maken, en ten aanzien van hunne apotheken gelden de voorschriften voor apothekers en hunne apotheken vastgesteld in de artikelen 59, 60 tot en met 62, 64 tot en met 70, 73, 74, 76 tot en met 82, met dien verstande evenwel, dat zij niet alle in de Nederlandsche pharmacopoea aangegeven geneesmiddelen in hunne apotheken voorhanden behoeven te hebben, maar alleen die geneesmiddelen, welke zijn aangewezen op eene door den Hoofdinspecteur vastgestelde algemeene lijst. 4) 1) Staatsblad 1905 No. 409. 2) Staatsblad 1903 No. 375. *) Staatsblad 1897 No. 112. 4) Staatsblad 1901 No. l,j°St. 1910 No. 649. 22 De geneesmiddelen mogen door geen ander dan door hen zelve of door een apothekersbediende ter aflevering gereed gemaakt worden. ARTIKEL 51. De geneeskundigen, die de bevoegdheid tot het leveren van geneesmiddelen ingevolge artikel 49 niet bezitten, mogen bij geheime ziekten de geneesmiddelen aan de zieken leveren, mits die middelen in den vorm, waarin zij gebruikt worden, aan hen zeiven door een apotheker afgeleverd en nog van diens onverbroken zegel voorzien zijn. ARTIKEL 52. Het is den geneesheeren verboden met een apotheker rechtstreeks of zijdelings eene overeenkomst te sluiten aangaande het leveren van geneesmiddelen aan hunne zieken. Dergelijke overeenkomsten zijn van rechtswege nietig. J) ARTIKEL 53. De vroedvrouwen zijn alléén bij ongestoord en natuurlijk verloop der baring bevoegd tot het verleenen van verloskundigen bijstand of raad. In alle andere gevallen roepen zij de hulp in van een tot de uitoefening der verloskunst bevoegd geneeskundige. Bij ontstentenis van dezen, roepen zij den bijstand in van een ander geneeskundige, des noods van eene vroedvrouw, en in geval de verelschte kunstbewerking geen uitstel kan lijden, gaan zij zelve daartoe over, onder verplichting hiervan onverwijld kennis te geven aan den eersten stadsgeneesheer en elders aan den plaatselijken geneesheer. ARTIKEL 54. De vroedvrouwen zijn bevoegd tot het zetten van lavementen en het aanwenden van dén katheter bij barenden. Op voorschrift van een geneeskundige mogen zij ook bij niet barenden den katheter aanwenden en lavementen en bloedzuigers zetten. i) Staatsblad 1901 No. 368. 23 ARTIKEL 55. De vroedvrouwen geven aan de geneeskundige autoriteiten, belast met het toezicht over den burgerlijken geneeskundigen dienst, alle door hen gevraagde inlichtingen omtrent de uitoefening van hare kunst. VIERDE AFDEELING. Over de uitoefening der artsenijbereidkunst. ARTIKEL 56. Uitoefening der artsenijbereidkunst is het tot geneeskundig doel bereiden of leveren van geneesmiddelen. Tot uitoefening der artsenijbereidkunst zijn alleen bevoegd apothekers en apothekersbedienden, de laatsten onder de in artikel 75 gestelde beperking, en ie geneeskundigen, aan wie dit bij artikel 49 is toegestaand. ARTIKEL 57. Zij. die de artsenijbereidkunst wenschen uit te oefenen zijn onderworpen aan dezelfde verplichtingen, als in de artikelen 43 en 45 ten aanzien van genees-, heel-, verlos- en tandheelkundigen zijn omschreven. . De akte van toelating wordt niet vereischt voor de uitoefening der artsenijbereidkunst ingevolge artikel 16 ARTIKEL 58. Behoudens het bepaalde bij artikel 71 mag de apotheker niet meer dan ééne apotheek persoonlijk bedienen. Hij oefent zijn beroep niet anders uit, dan in een uitsluitend daartoe bestemd, bij dag steeds toegankelijk gedeelte van een huis, dat ook des nachts door hem of een apothekersbediende bewoond is. Wanneer een apotheker eene tweede, hem toebehoorende apotheek wil doen bedienen, zal hij gehouden zijn, daarin een bevoegd apotheker te plaatsen, die verantwoordelijk is voor hetgeen in de apotheek aanwezig is en voor de bereiding der geneesmiddelen, en voorts onderworpen is aan de bepalingen op een gevestigden apotheker van toepassing. 24 ARTIKEL 59. In elke apotheek moeten voorhanden zijn nauwkeurige maten, gewichten en balansen, een exemplaar van de Nederlandsche pharmacopoea en de geneesmiddelen, welke zijn aangegeven in de lijst, bedoeld in de volgende alinea. Telkens wanneer eene nieuwe uitgave van de Nederlandsche pharmacopoea verschenen is, wordt het tijdstip, waarop die uitgave voor Nederlandsch-Indië verbindend zal worden, benevens eene lijst van geneesmiddelen, welke in elke apotheek voorhanden moeten zijn, door den Gouverneur-Generaal vastgesteld. De daartoe aangewezen autoriteit beoordeelt of van elk geneesmiddel eene genoegzame hoeveelheid aanwezig is. Bij verschil van meening met den apotheker beslist de Hoofdinspecteur. Het ontbrekende in den voorraad moet zijn aangevuld binnen den termijn, die wordt vastgesteld door de in de derde alinea van dit artikel bedoelde autoriteit. x) ARTIKEL 60. Elk geneesmiddel wordt bewaard in een daartoe geschikt voorwerp, hetwelk den officieelen en den gewonen officinalen naam van het middel duidelijk leesbaar tot opschrift heeft. Bij geneesmiddelen in de Nederlandsche pharmacopoea niet vermeld, wijst het opschrift aan naar welk voorschrift zij bereid zijn. Hiervan zijn uitgezonderd de geneesmiddelen, welke de apotheker in een verzegeld voorwerp ten verkoop ontvangt van den bereider, wiens naam op het voorwerp staat uitgedrukt, en welke hij met onverbroken zegel aflevert. ARTIKEL 61. De vergiften, bij openbare bekendmaking, aan te wijzen door den Hoofdinspecteur 2) worden in gesloten kasten bewaard. 8) De sleutels daarvan berusten bij den apotheker of den apothekersbediende. !) Staatsblad 1907 No. 194,]° St. 1910 No. 649. >) Staatsblad 1910 No. 649. 3) Zie de bij besl. Dir. O. E. van 13 Augustus 1907 No. 15034 vastgestelde lijsten A en B van vergiften, aangevuld bij besl. wd Hisp. B. G. D. van 15 Juli 1915 No. 5058. 25 De vergiften in de Nederlandsche pharmacopoea niet vermeld, welke de apotheker voorhanden heeft, worden in dezelfde kasten bewaard. ARTIKEL 62. De apotheker levert op recept geene geneesmiddelen af, dan nauwkeurig volgens het recept en van deugdelijke bestanddeelen bereid. Vermoedt hij in het recept eene wellicht schadelijke vergissing, dan geeft hij daarvan terstond mondeling of schriftelijk kennis aan den geneeskundige, die het voorschreef. Is deze afwezig, dan vraagt hij inlichting van een ander bevoegd geneeskundige. Vindt hij geen geneeskundige, dan stelt hij de aflevering uit en geeft onmiddellijk kennis aan eerstgenoemden geneeskundige. ARTIKEL 63. De apotheker mag geene geneesmiddelen afleveren dan op een aan de voorschriften van artikel 48 beantwoordend recept l); of die met bepaalde aanduiding van het verlangde geneesmiddel, gevraagd worden. Herhaling der aflevering van geneesmiddelen op eenzelfde recept is verboden, wanneer dat recept krachtens het 3e lid van artikel 48 is voorzien van de aanwijzing n e i t e r e t u r 2). ARTIKEL 64. De apotheker zorgt, dat aan of op elk voorwerp, waarin hij een geneesmiddel op recept, afleverteen papier gehecht zij, waarop de naam van den zieke staat, of desverlangd een cijfer tot vervanging daarvan, de bepaald omschreven wijze van gebruik, de dag van aflevering en zijn naam. De opschriften worden bij geneesmiddelen tot inwendig gebruik op ongekleurd, bij die tot uitwendig gebruik op gekleurd papier gesteld. ARTIKEL 65. De apothekers liasseeren de door hen bereide recepten naar volgorde van bereiding en bewaren die aldus gedurende twintig jaren. 1) Staatsblad 1901 No. 368. 2) Staatsblad 1905 No. 409. 26 Bij overgang van de apotheek op eenen anderen apotheker gaan ook de recepten op dezen over; bij opheffing der apotheek worden zij door de naaste belanghebbenden overgegeven, op Java en Madoera, Bali en Lombok aan den Inspecteur der geneeskundige afdeeling waarin de apotheek ligt, in Benkoelen, de Lampongsche Districten, op Banka en Onderhoorigheden en Billiton aan het Departement van Onderwijs en Eeredienst en elders in de Buitenbezittingen aan den Gewestelijk Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid, teneinde in het archief Ie worden gedeponeerd. x) ARTIKEL 66. De apothekers mogen aan niemand inzage of afschrift van de recepten geven, dan aan den geneeskundige, die ze voorschreef of die den zieke behandelt, aan dezen zeiven en aan de rechterlijke of geneeskundige ambtenaren, met het onderzoek van die recepten belast. Zij geven een nauwkeurig onderteekend afschrift van die recepten, wanneer dit. door bovengenoemden gevraagd wordt. ARTIKEL 67. De apothekers leveren geene vergiftige zelfstandigheden af, dan op voorschrift van een geneeskundige, of aan apothekers, aan geneeskundigen tot het leveren van geneesmiddelen bevoegd, aan veeartsen, of, op schriftelijke en onderteekende aanvraag, met opgave van het doel, waartoe de vergiftige zelfstandigheden dienen moeten, aan andere doch bij hen bekende personen. De vergiftige zelfstandigheid niet door een geneeskundige voorgeschreven, wordt afgeleverd in een verzegeld voorwerp, waarop de naam staat van den persoon, aan wien het wordt geleverd, de naam van het vergift en daarnevens het woord „vergift", de dag van aflevering en de naam van den apotheker. ARTIKEL 68. De apothekers schrijven zonder uitstel in een register elke aflevering van vergiften, met vermelding van den dag, waarop en van den persoon, aan wien de aflevering is gedaan. i) Staatsblad 1910 No. 649, juncto Staatsblad 1914 No. 690. 27 Deze bepaling is niet toepasselijk op de afleveringen op voorschrift van een geneeskundige. Zij liasseeren de in artikel 67 bedoelde schriftelijke aanvragen afgescheiden van de voorschriften der geneeskundigen, en bewaren die gedurende twintig jaren. Het tweede lid van artikel 65 is hier van toepassing. ARTIKEL 68a. Het is den apotheker verboden met een geneesheer rechtstreeks of zijdelings eene overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 52. i) ARTIKEL 69. De apotheker geeft aan de bevoegde autoriteiten alle inlichtingen, die met betrekking tot zijne apotheek door hen gevraagd worden, tot handhaving der geneeskundige wetten en verordeningen. ARTIKEL 70. De apotheker geeft op aanvrage van een der in artikel 66 genoemde personen eene gespecificeerde rekening der geleverde geneesmiddelen. ARTIKEL 71. De apotheker kan vergunning bekomen om eene andere apotheek, die doorziekte, afwezigheid, ontslag of overlijden van den daarin geplaatsten apotheker dan wel door andere omstandigheden onbeheerd is, tijdelijk tegelijk met de zijne waar te nemen. *) De daartoe noodige schriftelijke vergunning, die door den Hoofdinspecteur «) wordt verleend, moet alle drie maanden op nieuw worden aangevraagd en verkregen. In spoedeischende gevallen kan de vergunning, in afwachting van de beschikking van den Hoofdinspecteur I), door het Hoofd van plaatselijk bestuur verleend worden. ARTIKEL 72. Eene onbeheerde apotheek, als bedoeld in het le lid van artikel 71, mag waargenomen worden door een niet gevestig- ') Staatsblad 1901 No. 368. 2) Staatsblad 1905 No. 409. s) Staatsblad 1910 No. 649. 28 den apotheker, nadat de akte van zijne toelating door het Hoofd van plaatselijk bestuur is geviseerd. *) De waarnemende apotheker is verantwoordelijk voor hetgeen in de apotheek aanwezig is en voor de bereiding der geneesmiddelen, en is verder onderworpen aan de bepalingen op een gevestigd apotheker van toepassing. ARTIKEL 73. Wanneer een apotheek onbeheerd is geraakt en niet voorzien is in hare waarneming, wordt de sleutel der vergiftkast binnen 24 uren door de erfgenamen, den bewindvoerder of de huisgenooten ter hand gesteld aan het Hoofd van plaatselijk bestuur. Zoodra iemand met de waarneming is belast, wordt aan dezen de sleutel ter hand gesteld. x) ARTIKEL 74. Het is den apothekers vergund, om door daartoe door hen opgeleide Inlanders (mannen en vrouwen) bloedzuigers en lavementen te doen zetten. ARTIKEL 75. De apothekersbediende mag alleen onder toezicht van een apotheker of van een geneeskundige, ingevolge art. 49 bevoegd tot het leveren van geneesmiddelen, in eene apotheek werkzaam zijn. De apothekersbediende moet zijn getuigschrift laten viseeren door het Hoofd van gewestelijk bestuur ter plaatse van zijne vestiging. ARTIKEL 76. Wanneer een apothekersbediende in eene apotheek aangenomen of daaruit ontslagen wordt, geeft de apotheker daar van terstond kennis aan den Hoofdinspecteur. 2) >■) Staatsblad 1905 No. 409. *) Staatsblad 1910 No. 649. 29 ARTIKEL 77. De apothekersbediende is aansprakelijk voor. de door hem begane overtredingen van deze verordening. Evenwel blijft de apotheker ook in die gevallen verantwoordelijk voor hetgeen in zijne apotheek geschiedt, zoo eenige schuld of nalatigheid van zijne zijde tot de overtreding aanleiding gegeven of bijgedragen heeft. ARTIKEL 78. Alle apotheken, de werk- en bergplaatsen der apothekers, hunne pharmaceutische toestellen, de maten, balansen en gewichten en -de aanwezige geneesmiddelen worden op onbepaalde tijden onderzocht door de daartoe bij nadere regeling aan te wijzen autoriteiten. ARTIKEL 79. De apotheken zijn van des morgens zeven uur tot des avonds negen uur toegankelijk voor de in het vorig artikel bedoelde autoriteiten. De apothekers dragen zorg dat het onderzoek, in het vorig artikel bedoeld, ook in hunne afwezigheid kan plaats hebben en dat daartoe ook een verzegelde sleutel van de vergiftkast aanwezig zij. ARTIKEL 80. Worden bij het onderzoek geneesmiddelen niet deugdelijk of geneesmiddelen, die voo'rhanden moeten zijn, niet aanwezig bevonden, dan maken zij, die het onderzoek doen, daarvan procesverbaal op. Door hen wordt de tijd bepaald, binnen welken deugdelijke geneesmiddelen voor de niet deugdelijke of ontbrekende moeten voorhanden zijn. Wanneer de apotheker de ondeugdelijkheid niet erkent, kan hij in beroep komen bij den Hoofdinspecteur, *) aan wien de afgekeurde middelen, vergezeld van de noodige bescheiden, worden toegezonden door den apotheker en hen, die het onderzoek deden. ARTIKEL 81. Wordt de staat van de apotheek onvoldoende bevonden, zoodat een tweede onderzoek noodig wordt geoordeeld, dan ontvangt de apotheker hiervan bericht van den Hoofdinspecteur. *) 4 Staatsblad 1910 No. 649. 30 ARTIKEL 82\ Bij het verkoopen in het openbaar van een apotheek mogen de vergiftige zelfstandigheden alléén worden verkocht aan apothekers, aan geneeskundigen, ingevolge artikel 49 tot het leveren van geneesmiddelen bevoegd en aan veeartsen. De verkoop mag niet plaats vinden, wanneer niet minstens vijf dagen te voren daarvan schriftelijk kennis is gegeven aan het Hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 83. Behalve door de apothekers en de geneeskundigen, tot het afleveren van geneesmiddelen bevoegd, mogen noch geneesmiddelen, hetzij afzonderlijk of in mengsels, noch zoogenaamde geheime of depötmiddelen worden verkocht. Verkoop van geneesmiddelen, die in een verzegeld voorwerp ten verkoop worden ontvangen van den bereider, wiens naam daarop staat uitgedrukt en met onverbroken zegel worden afgeleverd, wordt niet als uitoefening der artsenijbereidkunst aangemerkt. Evenmin de verkoop van Chineesche en zoogenaamde Inlandsche geneesmiddelen. ARTIKEL 84. De verkoop van vergiften op de Inlandsche pasars wordt bij eene afzonderlijke verordening door den Gouverneur-Generaal geregeld. ' Strafbepalingen. ARTIKEL 85. Akten van toelating, als bedoeld bij de artikelen 43 en 57, kunnen wegens wangedrag, onzedelijkheid of krankzinnigheid (waaronder ook te verstaan ziekelijke wijzigingen van het voorstellingsvermogen) van de toegelaten personen, op voorstel van den Hoofdinspecteur door den Gouverneur-Generaal worden ingetrokken. Om dezelfde reden en op dezelfde wijze kan aan eervol ontslagen officieren van gezondheid en eervol ontslagen militaire apothekers de hun krachtens artikel 16 toekomende be- i) Staatsblad 1910 No. £49. 31 voegdheid worden ontnomen tot uitoefening respectievelijk van de genees-, heel- en verloskunst, en van de artsenijbereidkunst.*) ARTIKEL 86. Onverminderd de vervolging tot zwaardere of andere straffen, zoo daartoe termen zijn, worden met gevangenisstraf van drie maanden tot één jaar en eene geldboete van ƒ 75.—tot ƒ300,_, te zamen of afzonderlijk, gestraft zij, die zonder in het bézit'te zijn van de krachtens deze verordening vereischte waarborgen van bekwaamheid, in den zin bedoeld bij artikel 41 eerste lid, de geneeskunst uttoefenen. ARTIKEL 87. Onverminderd de vervolging tot zwaardere of andere straffen, zoo daartoe gronden zijn, worden overtredingen van andere dan' in artikel 86 bedoelde voorschriften betreffende de uitoefening van de geneeskunst gestraft met eene geldboete van ƒ 10.—tot ƒ 100.— Bij herhaling van eene overtreding binnen twee jaren kan de boete tot ƒ500.- gebracht en daarenboven eene gevangenisstraf van drie dagen tot één jaar opgelegd worden. ARTIKEL 88. Onverminderd de vervolging tot zwaardere of andere straffen, zoo daartoe gronden zijn, worden met gevangenisstraf van drie maanden tot één jaar en eene geldboete van ƒ 75.— tot ƒ 300.— te zamen of afzonderlijk gestraft zij, die zonder in het bezit te zijn van de bij deze verordening vereischte waarborgen van bekwaamheid, het apothekersbedrijf uitoefenen in den zin bedoeld bij artikel 56. Met eene geldboete van ƒ 10. _ tot ƒ 100.- worden gestraft de overtredingen van de overige bepalingen dezer verordening betreffende de uitoefening der artsenijbereidkunst voor zoover daartegen geen straf bedreigd is bij het volgend artikel. Bij herhaling van eene overtreding binnen twee jaren kan de boete tot ƒ 500.- gebracht en daarenboven eene gevangenisstraf van drie dagen tot één jaar opgelegd worden. ARTIKEL 89. Voor elk geneesmiddel, dat bij het onderzoek volgens ') Staatsblad 1904 No. 108. 32 artikel 80 ondeugdelijk wordt bevonden, en voor elk geneesmiddel, dat volgens de artikelen 50 en 59 van deze verordening voorhanden moet zijn, doch ontbreekt, wordt eene boete van ƒ3.— opgelegd. Wanneer bij een tweede onderzoek na verloop van den in artikel 80 tweede lid bedoelden termijn het ontbrekende niet is aangevuld, of de ondeugdelijke geneesmiddelen niet door deugdelijke zijn vervangen, wordt deze boete verdubbeld. Wanneer bij een derde onderzoek, onder inachtneming van het bepaalde in het tweede' lid van artikel 80, de toestand nog onvoldoende wordt bevonden, wordt de apotheker of geneeskundige gestraft met eene boete van f 100. — tot ƒ 600.— en kan hem daarenboven eene gevangenisstraf worden opgelegd voor den tijd van drie maanden tot één jaar. ARTIKEL 90. Bij overtreding van artikel 82 eerste lid worden de ten verkoop aangeboden vergiftige zelfstandigheden in beslag genomen, verbeurd verklaard en op rechterlijk bevel vernietigd. Overgangsbepalingen. ARTIKEL 91. .'ƒ! Ieder, die op het tijdstip, waarop deze verordening in werking treedt, bevoegd is tot uitoefening van de genees-, heel-, verlos-, tandheel- of artsenijbereidkunst, of tot uitbreiding zijner bevoegdheid door het afleggen van een aanvullingsexamen, blijft die bevoegdheid behouden. Ieder, die op bedoeld tijdstip door het afleggen van eenig examen de bevoegdheid verkregen had tot het afleggen van een ander examen of tot het genot van eenigerlei vrijstelling, behoudt die bevoegdheid met betrekking tot de gelijksoortige examens, afteleggen volgens deze verordening. ARTIKEL 92. Vergunning tot afwijking van artikel 58 tweede lid betreffende de inrichting der, bij de invoering dezer verordening bestaande apotheken, kan door den Hoofdinspecteur J) verleend worden. i) Staatsblad 1910 No. 649. 33 Aanteekening. Bij artikel 2 der ordonnantie in Staatsblad 1894 No. 273 fs bepaald als volgt: Waar de Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, in voldoening aan de voorschriften dezer ordonnantie, beschikken moet over de diensten van niet tot zijn Departement behoorende landsdienaren, handelt hij niet dan na verkregen instemming van den betrokken Departementschef. In verband met artikel 1, sub III van Staatsblad 1910 No. 649 en met artikel 1 van Staatsblad 1910 No. 650 zal dit voorschrift in dien zin zijn op te vatten dat de Hoofdinspecteur, indien hij beschikken moet over de diensten van niet onder zijne bevelen dienende landsdienaren, niet handelt dan na verkregen instemming van den Departementschef tot wiens Departement de landsdienaar behoort. 3 34 B. De in voldoening aan art. 5 van het Regl. op den B. G. D. door den Gouverneur-Generaal vastgestelde INSTRUCTIES voor den Hoofdinspecteur en de Inspecteurs, alsmede de INSTRUCTIE nopens de uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht door de Gewestelijk Eerstaanwezende Officie} en van Gezondheid in de Buitenbezittingen, uitgezonderd Bali en Lombok, Benkoelen, de Lampongsche districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton. Gouv. Besl. van 27 Januari 1911 No. 5. (Bijbl. No. 7376),juncto Gouv. Besl. van 23 November 1914 No. 3 (Bijbl. No. 8202). I. INSTRUCTIE voor den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. ARTIKEL 1. De Hoofdinspecteur heeft Batavia tot standplaats. ARTIKEL 2. 1) De Hoofdinspecteur houdt zich op de hoogte van den staat der volksgezondheid, overweegt alle klachten ter zake van benadeeling der volksgezondheid tot hem gekomen en vestigt — voor zoover hij niet zelf bevoegd is tot het treffen der noodige voorzieningen — de aandacht van de Regeering of van lagere autoriteiten dan wel van locale raden op maatregelen, die naar zijn oordeel van Overheidswege zijn te nemen in het belang der volksgezondheid. 2] Hij zorgt, dat al le voorschriften of mededeelingen betreffende den burgerlijken geneeskundigen dienst, waarvan de bekendheid bij het personeel van dien tak van dienst noodig is, periodiek dan wel tusschentijds aan dat personeel worden bekend gemaakt. ARTIKEL 3. 1) De Hoofdinspecteur kan, indien de belangen van de afdeeling „Burgerlijke Geneeskundige Dienst" van het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid zulks naar het oordeel van den Directeur van dat Departement niet verhinderen, zijn . standplaats verlaten tot het doen van dienstreizen zoo dikwijlsen zoo lang hij dit noodig acht. 35 2) Gedurende zijne afwezigheid is met de behandeling der dagelijksche zaken belast de aan het Hoofdbureau verbonden Inspecteur, sous-chef, die hem ook bij verhindering vervangt en op wien alsdan de bepalingen van deze instructie eveneens van toepassing zijn. ARTIKEL 4. De Hoofdinspecteur correspondeert over zaken den burgerlijken geneeskundigen dienst betreffende rechtstreeks met de betrokken civiele en militaire colleges en autoriteiten. ARTIKEL 5. 1) Het geheele personeel bij den burgerlijken geneeskundigen dienst is den Hoofdinspecteur ondergeschikt. 2) De Directeuren van het Geneeskundig Laboratorium, de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur en de School tot opleiding van Inlandsche artsen te Weltevreden staan rechtstreeks onder hem. 3) Voor zoover de bevoegdheid daartoe niet aan andere autoriteiten is voorbehouden, geschieden de benoeming, de bevordering, de overplaatsingen en het ontslag uit de betrekking van het Europeesche personeel bij den burgerlijken geneeskundigen dienst op eene bezoldiging van minder dan / 150. _ 's maands en van het Inlandsche personeel door den Hoofdinspecteur, door wien ook na overleg met de Algemeene Rekenkamer ») aan alle ambtenaren en beambten bij dien tak van dienst de aan hunne betrekking verbonden periodieke traktementsverhoogingen worden toegekend met inachtneming van hetgeen bepaald is bij het besluit van 17 Juni 1909 No. . 4 (Staatsblad No. 326). 4) De Hoofdinspecteur is bevoegd in tijden van epidemieën onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal tijdelijk UU u.^ gouvernements besl"it van 3 Juni 1914 No. 14 is bij wijze van tijdelyken maatregel, met afwijking in zoover van het bepaalde bij ten 1ste van artikel 1 van hét besluit van 17 Juni 1909 No. 4 (Staatsblad No. 326) Bepaald, dat-voor zoover de toekenning daarvan niet uitdrukkelijk aan den Gouverneur-Generaal is voorbehouden _ periodieke verhoogingen van trakte-' ment en toelagen, welke van het doorbrengen van een bepaalden diensttijd afhankelijk zijn, zonder overleg met de Algemeene Rekenkamer kunnen worden verleend door de betrokken Chefs der Departementen van Algemeen Be. stuur, dan wel door de autoriteiten, aan wie de bevoegdheid daartoe bij afzonderhjke bepalingen is of zal worden gegeven, in de gevallen, waarin naar hun oordeel de aanspraak op de verhooging vaststaat. 36 Europeesch en Inlandsen personeel in dienst te stellen wanneer er dringende redenen bestaan die —naar zijn oordeel —eene dadelijke voorziening noodzakelijk maken. 5) Hij is bevoegd aan het Inlandsche personeel bij den burgerlijken geneeskundigen dienst wachtgeld toe te kennen overeenkomstig de bestaande bepalingen. 6) Hij is bevoegd om aan de ambtenaren en beambten van den burgerlijken geneeskundigen dienst, wegens ziekte en wegens andere gewichtige redenen, binnenlandsch verlof te verleenen op den voet van het „Reglement omtrent hetverleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren in Nederlandsch-Indië" (Staatsblad 1912. No. 198). *) 7) Hij kan die ambtenaren en beambten in commissie renden ter bespreking van dienstaangelegenheden, oproepen en hun alle voor den dienst gevorderde opdrachten geven. *) ARTIKEL 6. De Hoofdinspecteur kan de hem bij artikel 5, alinea 3, 4, 6, en 7, gegeven bevoegdheden binnen door hem te stellen grenzen aan de Gewestelijke Inspecteurs van den burgerlijken geneeskundigen dienst overdragen. 8) ARTIKEL 7. De Hoofdinspecteur dient jaarlijks door tusschenkomst van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid aan den Gouverneur-Generaal een algemeen verslag in over den burgerlijken geneeskundigen dienst. !) Bijblad No. 8202. *) Bij het gouvernements besluit van 15 Juni 1915 No. 22 (Staatsblad No 408) is met buiten werkingstelling van artikel 2, sub II, van het besluit van 12 Juni 1901 No. 34 (Bijblad No. 5926) en artikel 6 van de Vaccineregeling vastgesteld bij artikel. 2 van het besluit van 5 Mei 1905 No. 29 (Staatsblad No. 285) den Hisp B. G. D. de bevoegdheid verleend om het Inlandsen personeel behoorend tot dien tak van dienst wegens berispelijke handelingen, wangedrag of plichtverzuim te straffen met inhouding van de bezoldiging of een gedeelte daarvan, gedurende niet langer dan een halve maand. 3) Dit is geschied bij het besluit van den Hoofdinspecteur, Chef'van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 18 Juli 1913 No. 4831 (Bijbl. No. 8013) 37 ARTIKEL 8. 1) Het is den Hoofdinspecteur verboden geneeskundige praktijk uit te oefenen. 2) Onder dit verbod is niet begrepen het verleenen van oogenblikkelijke hulp zonder belooning in die gevallen waarin de humaniteit zulks vordert en evenmin het houden van consulten met andere geneesheeren. 3) Het geven van geneeskundige adviezen aan particuliere maatschappijen en het keuren van personen, die eene levensverzekering wensoiien aan te gaan of bij eene particuliere maatschappij in dienst willen treden, wordt als geneeskundige praktijk beschouwd. II. INSTRUCTIE voor de Gewestelijke Inspecteurs van den burgerlijken geneeskundigen dienst op Java, Madoera, Bali en Lombok. ARTIKEL 1. 1) De Inspecteurs zijn ieder in hunne afdeeling onder de bevelen van den Hoofdinspecteur belast met de uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht. 2) De Inspecteur van West-Java heeft Weltevreden, *) die van Midden-Java Semarang i) en die van Oost-Java Soerabaja tot standplaats. ARTIKEL 2. De Inspecteurs: a. houden zich op de hoogte van den staat der volksgezondheid in hunne afdeeling en van de toepassingder voorschriften den burgerlijken geneeskundigen dienst betreffende, welker handhaving aan hun toezicht is onderworpen; b. oefenen in hunne afdeeling toezicht uit op den arbeiden de plichtsvervulling van allen, die op het gebied van den burgerlijken geneeskundigen dienst voor den Lande werkzaam zijn—met uitzondering .van het personeel verbonden aan het Hoofdbureau, aan het Geneeskundig Laboratorium, aan de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteuren aan de School tot opleiding van Inlandsche artsen te Weltevreden—dan wel in eenigen vorm voor de behan- i) Gouvernements besluit van 15 April 1913 No. 61. 38 deling of verpleging van zieken uit de schatkist voordeelen genieten, en geven aan vorenbedoelde organen van den burgerlijken geneeskundigen dienst voorlichting naar behoefte; c. vestigen, indien zij maatregelen noodig of wenschelijk achten in het belang der openbare gezondheid of tot verbetering der toepassing van voorschriften als sub a bedoeld dan wel in verband met de hun sub b opgedragen werkzaamheden, op die maatregelen de aandacht van den Hoofdinspecteur, dan wel van den betrokken Resident, lagere autoriteit of localen raad; d. houden bij het overwegen van maatregelen in verband met de volksgezondheid zooveel mogelijk voeling met de gewestelijke en plaatselijke bestuursambtenaren; e. dienen den localen raden en den Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur in zaken den burgerlijken geneeskundigen dienst betreffende van advies, "telkens wanneer zulks door die raden of bestuurshoofden gevraagd wordt; ƒ. wijden hunne bijzondere aandacht aan het verzamelen van statistische gegevens betreffende de volksgezondheid, inzonderheid met betrekking tot de sterfte. ARTIKEL 3. 1) De Inspecteurs zijn bevoegd tot het doen van dienstreizen binnen hun afdeeling zoo dikwijls en zoolang zij dit noodig oordeelen. 2) Vervallen in verband met Staatsblad 1914 No. 786. ARTIKEL 4. De Inspecteurs dienen aan het einde van elk kwartaal aan den Hoofdinspecteur een verslag in nopens hunne verrichtingen in het belang van de volksgezondheid in hunne afdeeling en vóór ultimo December van elk jaar een omstandig verslag betreffende den burgerlijken geneeskundigen dienst, ingericht volgens een door den Hoofdinspecteur vast te stellen model. ARTIKEL 5. Ten aanzien van de uitoefening van particuliere praktijk, geldt voor de Inspecteurs hetzelfde als voor den Hoofdinspecteur in artikel 8 van diens instructie is bepaald. 39 III. INSTRUCTIE voor den Inspecteur van den burgerlijken geneeskundigen dienst voor de Buitenbezittingen. ARTIKEL 1. 1) De Inspecteur voor de Buitenbezittingen is aan het Hoofd bureau verbonden ten behoeve van den burgerlijken geneeskundigen dienst in de bezittingen buiten Java en Madoera _ Bali en Lombok uitgezonderd — en fungeert tevens als Inspecteur voor het ressort Benkoelen, de Lampongsche districten, l) Banka en Onderhoorigheden en Billiton. 2) Hij heeft Batavia tot standplaats. ARTIKEL 2. 1) De Instructie voor de Inspecteurs op Java, Madoera, Bali en Lombok geldt ook voor den Inspecteur voor de Buitenbezittingen in zijne hoedanigheid van Inspecteur voor het ressort Benkoelen, de Lampongsche districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton, terwijl artikel 5 dier instructie ook overigens op hem van toepassing is. 2) Zijne werkzaamheden in het belang van den burgerlijken geneeskundigen dienst in de overige gewesten buiten Java en Madoera — Bali en Lombok uitgezonderd — worden door den Hoofdinspecteur geregeld, met dien verstande, dat zij zullen strekken tot aanvulling van den arbeid der Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid ten behoeve van den burgerlijken geneeskundigen dienst in dat deel van Nederlandsch-Indië en dat de' Inspecteur steeds zal handelen in overleg met bedoelde Officieren van Gezondheid, die niet aan hem ondergeschikt zijn. IV. INSTRUCTIE nopens de uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht door de Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid in de Buitenbezittingen, uitgezonderd Bali en Lombok, Benkoelen, de Lampongsche districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton. EENIG ARTIKEL. Voor de Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid, die in de gewesten buiten Java en Madoera _ Bali i) Bijbl. No. 8154. 40 en Lombok, Benkoelen, de Lampongsche districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton uitgezonderd — belast zijn met de uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht en in die functie ondergeschikt zijn aan den Hoofdinspecteur van den burgerlijken geneeskundigen dienst, geldt dezelfde instructie als voor de Gewestelijke Inspecteurs van den burgerlijken geneeskundigen dienst op Java, Madoera, Bali en Lombok, behalve — voor zooveel betreft de subalterne Officieren van Gezondheid onder hen —artikel 5 dier instructie. /. INSTRUCTIE voor den Inspecteur Pharmaceut van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (vastgesteld bij artikel 2 van het gouvernements besluit van 25 Maart 1915 No. 3 Bijbl. No. 8226). ARTIKEL 1. De Inspecteur-Pharmaceut is aan het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst verbonden. ARTIKEL 2. De Inspecteur-Pharmaceut is onder de bevelen van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, belast met het toezicht op de handhaving van de bepalingen inzake de uitoefening der artsenijbereidkunde en op de uitvoering van de van Regeeringswege te treffen maatregelen betreffende de controle op het onderzoek van de voedingsmiddelen hier te lande. ARTIKEL 3. Hij is belast met de inspectiën over de burgerlijke apotheken in Nederlandsch-Indjë, bedoeld bij artikel 78 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst (Staatsblad 1882 No. 97), daaronder begrepen de apotheken, welke door geneeskundigen worden gehouden, alsmede met de inspectiën over de voorraden geneesmiddelen in beheer bij personen, die ten behoeve van de zieke bevolking geneesmiddelen ontvangen uit het Algemeen Magazijn van Geneesmiddelen. 41 ARTIKEL 4. Hij vestigt, indien hij maatregelen noodig of wenschelijk acht in het belang van de openbare gezondheid of van eene betere toepassing van de voorschriften, waarvan de handhaving aan zijn toezicht is onderworpen, daarop de aandacht van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, dan wel van den betrokken gewestelijken bestuurder, van lagere autoriteiten of locale raden. ARTIKEL 5. Hij dient den Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur, zoomede den localen raden desgevraagd van advies in alle" aangelegenheden bedoeld bij artikel 2. ARTIKEL 6. Hij is bevoegd tot het doen van dienstreizen, zoo dikwijls en zoolang hij dit noodig acht, indien de belangen van het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst naar het oordeel van den Hoofdinspecteur, Chef van dien dienst, hierdoor niet worden geschaad. ARTIKEL 7. 1) Hij dient in de maand Januari van elk jaar aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst een omstandig verslag in betreffende zijne verrichtingen en bevindingen in het afgeloopen jaar. 2) Omtrent spoedeischende en belangrijke aangelegenheden dient hij ook tusschentijds een verslag in. 42 C. INSTRUCTIE voor de particuliere geneesheeren, onder genot eener toelage of belooning belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst (Civiele geneesheeren) bedoeld in art. 8 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Besl. van den Hisp. Chef B. G. D. van 4 October 1916 No. 8212. ARTIKEL 1. Behoudens hunne zelfstandigheid als behandelend geneesheer zijn de Civiele geneesheeren onderworpen aan de voorschriften, betreffende den burgerlijken geneeskundigen dienst. ARTIKEL 2. De Civiele geneesheeren zijn in hun arbeid en plichtsbetrachting onderworpen aan het toezicht van de ambtenaren, die algemeen of plaatselijk het geneeskundig Staatstoezicht uitoefenen en geven dezen, naar vermogen alle gevraagde inlichtingen omtrent alles wat den geneeskundigen dienst in hun ressort betreft. ARTIKEL 3. Waar naast een Civiel geneesheer een of meer andere geneeskundigen (Gouvernements arts, Officier van gezondheid, Inlandsen geneeskundige) geplaatst zijn, zal de verdeeling van den in de volgende artikelen aangewezen werkzaamheden geschieden door den betrokken (fungeerenden) Inspecteur. ARTIKEL 4. De verrichtingen, voortvloeiende uit algemeene verordeningen of voorschriften aangaande de volksgezondheid, behooren binnen hun ressort tot hun werkkring, tenzij anders is bepaald. ARTIKEL 5. De Civiele geneesheeren zijn verplicht overeenkomstig de bepalingen die ter zake bestaan l) of zullen worden vastgesteld, de Justitie voor te lichten. i) Zie de artikelen 35, 36 en 37 van het Reglement op de strafvordering en artikel 42 van het Inlandsch Reglement. 43 ARTIKEL 6. Zij zullen, daartoe opdracht ontvangen hebbende van den betrokken Inspecteur, volgens diens voorschriften hygiënisch toezicht uitoefenen op de gevangenissen, scholen en kazernes der gewapende politie op hun standplaats en op de plaatsen, die zij op geregelde tijden bezoeken voor hunne dienstverrichtingen. ARTIKEL 7. Zij vestigen door tusschenkomsl van het Hoofd van gewestelijk bestuur de aandacht van den betrokken Inspecteur op maatregelen, die zij in het belang van de volksgezondheid en ziekenzorg in hun ressort noodig achten. ARTIKEL 8. De Civiele geneesheeren zijn verplicht om zonder afzonderlijke belooning en overeenkomstig de daarvoor geldende bepalingen te behandelen de niet in de termen van artikel 10 dezer instructie vallende zieken, die recht hebben op kostelooze geneeskundige hulp van gouvernementswege. ARTIKEL 9. Op gelijken voet als in artikel 8 omschreven zullen zijverloskundige hulp verleenen aan wie daarop aanspraak hebben, voor zoover deze niet den bijstand eener van gouvernementswege daartoe aangewezen vroedvrouw kunnen inroepen. Kan zoodanige bijstand wel worden ingeroepen, dan hebben zijhunne hulp alleen te verleenen voor verrichtingen, waartoe de vroedvrouw onbevoegd is of zich onbekwaam acht. ARTIKEL 10. Zij treden op als hoofd der ziekeninrichting(en) op hun standplaats. Zij zijn, daartoe door de bevoegde autoriteit uitgenoodigd zijnde, verplicht inspecties over de onder hun beheer staande ziekeninrichting(en) bij te wonen. ARTIKEL 11. Zij zullen kosteloos polikliniek houden voor de behoeftige bevolking op hunne standplaatsen en daarbuiten, waar hun 44 zulks door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst is of zal worden opgedragen. ARTIKEL 12. Zij hebben overeenkomstig de daartoe geldende regelingen in hun ressort de keuringen te verrichten, die vanwege het Gouvernement worden gevorderd. ARTIKEL 13. Tenzij een andere regeling is getroffen zijn zij gehouden om zonder afzonderlijke belooning den militairen geneeskundigen dienst waar te nemen, indien deze niet door een Officier van Gezondheid wordt uitgeoefend. ARTIKEL 14. In de gewesten der Buitenbezittingen, waar Officieren van Gezondheid fungeerend Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst zijn, is den civielen geneesheeren in hun ressort het toezicht op de vaccine opgedragen. Zij dragen in die qualiteit den titel van opziener der vaccine. ARTIKEL 15. Zij zullen om uitvoering te geven aan de taak hun opgelegd in de artikelen 4, 5, 11 en 14 dezer instructie, voor zoover noodig na bekomen opdracht, reizen kunnen maken binnen hun ressort tegen vergoeding van reis- en verblijfkosten op den voet van het Europeesch Reisreglement. ARTIKEL 16. Zij zullen jaarlijks een verslag den burgerlijken geneeskundigen dienst in hun ressort betreffende en een jaarrapport der burgerlijke ziekeninrichting(en) in tweevoud indienen aan den betrokken (fungeerenden) Inspecteur door tusschenkomst van het Hoofd van gewestelijk bestuur. 45 ARTIKEL 17. In gevallen, waarin deze instructie niet voorziet zullen de Civiele geneesheeren zich hebben te gedragen naar de aanwijzing van den betrokken (fungeerenden) Inspecteur, in afwachting van de beslissing van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. D. Voorwaarden om als leerling-vroedvrouw (Europeesch) te worden ingeschreven bedoeld in artikel 34 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Besl. van den Dir. O. E. N. van 30 Augustus 1898 No. 14362 (Bijbl. No. 5309). Ter vervanging van het bepaalde bij het Gouvernements besluit van 20 Juni 1885 No. 2/c (Staatsblad No. 118) en bij artikel 2 van het Gouvernements besluit van 13 Februari 1883 No. 20, de voorwaarden om als leerling-vroedvrouw te worden ingeschreven en het programma van het examen voor vroedvrouw vast te stellen als volgt: I. Voorwaarden om als leerling-vroedvrouw te worden ingeschreven. Voor de inschrijving wordt vereischt: a. dat de candidaat volgens schriftelijke verklaring van het Hoofd van plaatselijk bestuur harer woonplaats is van onbesproken gedrag; b. dat zij eene "goede gezondheid geniet en vrij is van lichaamsgebreken, welke bij de uitoefening van het beroep van vroedvrouw hinderlijk kunnen zijn ; c. dat zij in staat is, zoowel mondeling als schriftelijk hare gedachten in de Nederlandsche taal behoorlijk uit te drukken, eene duidelijke hand schrijft en bekend is met de hoofdregels van het rekenen. De. inschrijving geschiedt door den Hoofdinspecteur, Chef van den burgerlijken geneeskundigen dienst. 46 Zij wordt, onder overlegging van de sub a genoemde verklaring, aangevraagd: te Batavia, Semarang en Soerabaja bij een der stadsgeneesheeren, elders bij den geneesheer, belast metdencivielen geneeskundigen dienst. De geneesheer, die de aanvraag ontvangt, doet ingeval hem blijkt dat de candidaat aan de bovengenoemde vereischten voldoet, een voorstel tot inschrijving aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. II enz. E. Regelingen betreffende de geneeskundige examens bedoeld in artikel 39, alinea 2 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst! h Besl. Hisp. B. G. D. 18 April 1914 No. 3852 (Bijbl. No. 8058). Ter vervanging van de voorschriften, vastgesteld bij het besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 11 Januari 1908 No. 399 (Bijblad op het Staatsblad No. 6818), vast te stellen de volgende: VOORSCHRIFTEN voor de examens ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunst, de tandheelkunst, de artsenijbereidkunst en de verloskunst in Nederlandsch-Indië. ARTIKEL 1. Het practisch arts-examen en het theoretisch en practisch apothekers-examen worden alleen te Batavia afgenomen, de overige examens ook op die plaatsen, waar naar het oordeel van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, eene examen-commissie kan worden samengesteld. ARTIKEL 2. 1) De examens worden in den regel afgenomen in de Nederlandsche taal, doch kunnen voor vreemdelingen, die deze taal niet voldoende machtig zijn, ook in de Hoogduitsche, Fransche of Engelsche taal worden afgenomen. 47 2) Daarbij kan de examencommissie zich op kosten van den candidaat door een tolk doen bijstaan, wiens remuneratie vooraf bij haar moet worden gedeponeerd. ARTIKEL 3. 1) De examens worden mondeling afgenomen, de theoretische examens voor tandheelkundige, apotheker en apothekersbediende voor een gedeelte bovendien schriftelijk. 2) De regeling van elk examen heeft plaats in eene door den voorzitter belegde vergadering der examencommissie. 3) Bij afwezigheid of verhindering van den voorzitter treedt de oudste in jaren van de ambtelijke leden der commissie als plaatsvervangend voorzitter op. 4) Het jongste lid fungeert als secretaris der commissie. ARTIKEL 4. In de examen-commissies nemen zitting: a. voor het practisch arts-examen, bedoeld in artikel 18 van het Reglement op den burgerlijken geneeskundigen dienst: als voorzitter, de Directeur van de School tot opleiding van Indische artsen te Batavia; als leden, de leden van de commissie voor het afnemen van het eindexamen der bovenbedoelde School, met uitzondering van de examinatoren in de vakken gerechtelijke geneeskunde en ziekenverpleging; b. voor het practisch en theoretisch apothekers-examen bedoeld in de artikelen 27 en 29 van voormeld Reglement: als lid, tevens voorzitter, de Inspecteur-pharmaceut van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst; als leden: voor het practisch gedeelte, de leeraren in deartsenijbereidkunde en in de plantkunde aan de School tot opleiding van Indische artsen te Batavia en een door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, aan te wijzen particuliere apotheker; voor het theoretisch gedeelte, de leeraren in de artsenijbereidkunde en in de scheikunde aan bovengemelde School; c. voor het examen in de natuurkunde, de scheikunde en de plantkunde en het aanvullingsexamen in de beginselen 48 van de natuurlijke geschiedenis van dieren en delfstoffen, bedoeld in artikel 31 van voormeld Reglement, voor zoover het te Batavia wordt afgenomen: als lid, tevens voorzitter, de Inspecteur-pharmaceut van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst; als leden, de leeraren in de natuurkunde, de scheikunde, de plantkunde en de dierkunde aan de School tot opleiding van Indische artsen te Batavia; d. voor het practisch -examen voor tandmeester, bedoeld in artikel 24 van voormeld Reglement, voor zoover het te Batavia wordt afgenomen: als lid, tevens voorzitter, de Directeur van de school tot opleiding van Indische artsen te Batavia; als leden, de géneesheer-directeur van het Gouvernements ziekenhuis, de leeraar in de heelkunde aan de bovengemelde school en een door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst aan te wijzen gediplomeerde tandmeester; e. voor het theoretisch examen voor tandmeester, bedoeld in artikel 25 van voormeld Reglement, voor zoover het te Batavia wordt afgenomen: als lid, tevens voorzitter, de Directeur van de School tot opleiding van Indische artsen te Batavia; als leden, de leeraren in de anatomie, de physiologie en de algemeene pathologie aan de bovengemelde school en een door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, aan te wijzen gediplomeerde tandmeester; /. voor het practisch en theoretisch examen voor apothekersbediende, bedoeld in artikel 32 van voormeld Reglement, voor zoover het te Batavia wordt afgenomen: als lid, tevens voorzitter, de Inspecteur-pharmaceut van . den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst; als leden, de Hoofdonderwijzer aan de voorbereidende afdeeling der School tot opleiding van Indische artsen te Batavia, de leeraren in de artsenijbereidkunde aan gemelde School .en een door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, aan te wijzen particuliere apotheker; g. voor het examen voor vroedvrouw, bedoeld in artikel 33 van voormeld Reglement, voor zoover het te Batavia wordt afgenomen: 49 als lid, tevens voorzitter, de Directeur van de School tot opleiding van Indische artsen te Batavia; als leden, de leeraren in de verloskunde en de heelkunde aan de bovengemelde School. ARTIKEL 5. 1) Voor zoover de examens, bedoeld sub d, e, f en g van het vorig artikel, niet te Batavia worden afgenomen, worden de commissies door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, samengesteld zooveel mogelijk op overeenkomstige wijze als de in die zinsneden bedoelde commissies. 2) In die commissies zullen alleen kunnen benoemd worden en zitting nemen examinatoren, gevestigd of tijdelijk verblijf houdende ter plaatse, waar het examen wordt afgenomen. ARTIKEL 6. In bijzondere omstandigheden kan de Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, van de in de artikelen 4 en 5 aangegeven samenstelling der examencommissies afwijken. ARTIKEL 7. 1) De beslissing, zoowel omtrent elk vak als omtrent den uitslag van het geheele examen, wordt bij meerderheid van stemmen genomen. Staking van stemmen wordt geacht eene beslissing te zijn in den voor den geëxamineerde minst gunstigen zin. 2) Bij afwijzing van een candidaat bepaalt de commissie na welken termijn hij zich opnieuw voor het examen kan aanmelden. De termijn mag niet langer worden gesteld dan één jaar. ARTIKEL 8. 1) De uitslag van het examen wordt dadelijk na de beslissing door den voorzitter der commissie aan belanghebbende medegedeeld. $«ËÉv 2) Het diploma of getuigschrift wordt door den voorzitter en den Secretaris der commissie onderteekend en door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, geviseerd. 4 50 2. Programma van het examen voor vroedvrouw (Europeesch). Besl. Dir. O. E. N. van 30 Augustus 1908 No. 14362 (Bijbl. No. 5309, gedeeltelijk voor zoover betreft de voorwaarden om als leerling-vroedvrouw te worden ingeschreven reeds hiervoren vermeld. Ter vervanging van het bepaalde bij het Gouvernements besluit van 20 Juni 1885 No. 2/c (Staatsblad No. 118) en bij artikel 2 van het Gouvernements besluit van 13 Februari 1883No.20.de voorwaarden om als leerling-vroedvrouw te worden ingeschreven en het programma van het examen voor vroedvrouw vast te stellen als volgt: I. enz. II. Programma van het examen voor vroedvrouw. theoretisch gedeelte. a. elementaire kennis van het samenstel van het menschelijk lichaam en zijne verrichtingen; b. meer bijzondere kennis van het bekken en van de vrouwelijke zachte geslachtsdeelen; c. kennis van den loop der zwangerschap, der baring en van het kraambed in den regelmatigen toestand en van den daarbij te verleenen bijstand; d. theoretische bekendheid met en practische bedrevenheid in de toepassing van antisepsis gedurende de baring en het kraambed, benevens eenige kennis aangaande zwangerschapshygiëne; e. kennis van de meest voorkomende stoornissen gedurende de zwangerschap, de baring en het kraambed en van de daartegen aan te wenden middelen, b.v. het verrichten van eene onderhuidsche injectie; ƒ. eenige kennis van de behandeling en verpleging van het pasgeboren kind in de eerste levensdagen. Practisch gedeelte. a. aanwijzing op het droge bekken of op het fantoom van het werktuigelijke verloop der baring bij de verschillende liggingen der vrucht; b. het aanleggen van de tang bij laagstaand hoofd en het verrichten van eene keering, zoo noodig met opvolgende extractie. 51 Overgangsbepaling. Zij, die op de dagteekening dezer beschikking reeds als leerling-vroedvrouw zijn ingeschreven, zullen desverkiezende nog worden geëxamineerd volgens het examenprogramma in artikel 2 van het Gouvernements besluit van 13 Februari 1883 No. 20. 3. Programma voor het examen van apothekersbediende (apothekersassistent). Besl. wd. Hisp., B. G. D. van 28 Juli 1915 No. 6297 (Bijbl. 8353). I. Het examen betreft: a. het lezen; b. het schrijven; c. het rekenen; d. de beginselen der Nederlandsche taal; e. de beginselen der Vaderlandsche geschiedenis, ƒ. de beginselen der aardrijkskunde; g. de beginselen van de kennis der natuur; h. de beginselen van de Fransche of de Hoogduitsche of de Engelsche taal; f. de beginselen van de Latijnsche taal, voor zoover noodig bij het lezen en verstaan van recepten; ;'. de beginselen der natuurkunde, voor zoover noodig bij de bereiding van geneesmiddelen in de apotheek: k. de beginselen der scheikunde, voor zoover noodig bij de bereiding van geneesmiddelen in de apotheek; /. de beginselen van de kennis der geneesmiddelen j m. kennis der synoniemen en van maten en gewichten, welke bij de bereiding van geneesmiddelen in de apotheek gebruikelijk zijn; n. de wettelijke bepalingen op de uitoefening der artsenijbereidkunst ; o. bedrevenheid in het gereedmaken van recepten. II. Van het examen in de vakken a — h, hiervoor genoemd, zijn vrijgesteld zij die een bewijs overleggen, dat zij met .. vrucht hebben doorloopen, hetzij een der scholen, bedoeld in artikel 48, 1ste lid, 1°, b I, II en voorlaatste zinsnede der Nederlandsche Lager Onderwijswet en in het Reglement in Indisch Staatsblad 1914 No. 447, hetzij ten minste drie klassen van eene Hoogere Burgerschool of een Gymnasium. 52 F. Bevoegdheid en verplichtingen van dokters-djawa (Inlandsche geneeskundigen) en Inlandsche vroedvrouwen (artikel 40 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst). 1. Reglement betreffende de bevoegdheid en verplichtingen van dokters-djawa (Inlandsche geneeskundigen). Besl. Dir. O.E.N. van 2 Januari 1902 No. 32, 9 Maart 1907 No, 4610 en 13 December 1909 No. 20152, Bijbl. No. 5663, 6654 en 7198. ARTIKEL I 1) De dokters-djawa zijn bevoegd in Nederlandsch-Indië de genees- én heelkunde uit te oefenen, voorts de verloskunde, bijaldien zij ter verkrijging van hun diploma ook in dat vak examen hebben afgelegd, zoomede de artsenijbereidkUnde, tenzij hierin te hunner standplaats op andere wijze is voorzien. 2) Na ontslag uit 's Lands dienst kunnen zij, na eene door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, te verleenen akte van toelating tot uitoefening der praktijk als Inlandsen geneeskundige te hebben verkregen, dezelfde bevoegdheid behouden, behalve die tot uitoefening der artsenijbereidkunde op plaatsen, waar een apotheker dan wel een Europeesch geneesheer gevestigd is. ARTIKEL 2. De bevoegdheid, krachtens de tweede alinea van het vorig artikel verkregen, kan door intrekking der akte van toelating tijdelijk of voortdurend door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, worden ontnomen uit hoofde van wangedrag, onzedelijkheid, vermindering der geestvermogens of krankzinnigheid. ARTIKEL 3. De dokters-djawa kunnen worden werkzaam gesteld: a. aan burgerlijke ziekeninrichtingen; b. aan krankzinnigengestichten; c. op plaatsen, waar een geneesheer belast is met den civielen geneeskundigen dienst; d. zelfstandig; e. als assistent-leeraar aan de dokter-djawaschool. 53 ARTIKEL 4. Behalve aan den algemeenen en gewestelijken dienstchef, zijn zij rechtstreeks ondergeschikt, bij eene plaatsing als in artikel 3 vermeld: sub a, aan den stadsgeneescheer of den civielen geneesheer, aan de ziekeninrichting verbonden; sub b, aan den geneesheer-directeur van het krankzinnigengesticht; sub c. aan den met den civielen geneeskundigen dienst belasten geneesheer; sub d, aan het Europeesch hoofd van plaatselijk bestuur; sub e, aan den directeur der dokter-djawaschool. ARTIKEL 5. De dokters-djawa zijn in algemeenen zin bestemd ter voorziening in de behoefte van den civielen geneeskundigen dienst en om het opzicht over de vaccine te voeren, waar hun dat wordt opgedragen. Bij vacatures in ressorten van Europeesche geneeskundigen, belast met den civielen geneeskundigen dienst en het opzicht over de vaccine, of bij tijdelijke verhindering van die Europeesche geneeskundigen, kunnen de dokters-djawa door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, tijdelijk met de waarneming van die functiën belast worden, onder genot der voor zoodanige waarneming toegestane maandelijksche toelage. ARTIKEL 6. Zij zijn belast met de behandeling van de verpleegden in burgerlijke inlandsche ziekeninrichtingen en van de behoeftige inlandsche bevolking, voor wie zij eene polikliniek houden op hunne standplaatsen, en ook op de plaatsen, waar zij op hunne dienstreizen verblijven. Verder verleenen zij geneeskundige hulp bij epidemieën onder de inlandsche bevolking en tot tegengang van de nadeelige gevolgen der prostitutie, van algemeene volksziekten en ter voorkoming van blindheid onder die bevolking. 54 Op plaatsen, waar zij zelfstandig werkzaam zijn of bij ontstentenis van Europeesche geneesheeren tijdelijk met den civielen geneeskundigen dienst belast zijn, verleenen zij geneeskundige hulp aan de landsdienaren en andere rechthebbenden, die aanspraak hebben op vrije geneeskundige behandeling. Eindelijk verleenen zij, desgevraagd, hunne diensten aan de Justitie en verstrekken de daartoe noodige inlichtingen. ARTIKEL 7. De diensten, welke de dokters-djawa te verrichten hebben, worden, met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 3 tot en met 6, geregeld door hunne onmiddellijke chefs, in overleg met den gewestelijk eerstaanwezenden officier van gezondheid en het hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 8. Aan dokters-djawa kan door het bestuur of de politie worden opgedragen het schouwen van lijken van- en het verleenen van geneeskundigen bijstand aan tot de inlandsche maatschappij behoorende personen, aan wie een ongeval is overkomen. Voor zoover die diensten buiten de standplaatsen van de dokters-djawa moeten worden verricht, zal de opdracht daartoe beperkt blijven tot gevallen, waarin het vervoer van de lijken of de personen naar de naastbij zijnde ziekeninrichting of plaats, waar geneeskundige bijstand kan worden verkregen, aan te groote bezwaren onderhevig is, ter beoordeeling van de hoogste plaatselijke Europeesche of inlandsche autoriteit. ARTIKEL 9. Dokters-djawa kunnen onder genot van eene maandelijksche toelage belast worden met de geneeskundige behandeling van een garnizoen op eene plaats, waar organiek wel een officier van gezondheid bescheiden is, doch waar deze ontbreekt. Op plaatsen, waar organiek geen officier van gezondheid bescheiden is, kan in urgente gevallen door de militaire overheid de hulp ingeroepen worden van den ter plaatse woonachtigen dokter-djawa, die voor zijne diensten overeenkomstig het daarvoor vastgesteld tarief x) wordt beloond. i) Voor dit tarief zie Hoofdstuk VIII, sub V, No. tl. 55 ARTIKEL 10. De dokters-djawa zijn verplicht steeds onmiddellijk de bestemming te volgen, die hun door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, wordt aangewezen. Bij aankomst te Batavia en aldaar langer dan vier en twintig uur vertoevende, melden zij zich bij den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. x) ARTIKEL 11. Wanneer zij bij een lijder eene besmettelijke ziekte (cholera, diphtheritis, pokken, typhus, pest) hebben geconstateerd, geven zij daarvan onverwijld kennis aan hun onmiddellijken chef. ARTIKEL 12. Zij geven binnen acht dagen na het overlijden van eiken door hen behandelden Europeeschen of met dezen gelijkgestelden lijder kosteloos — ten behoeve van den ambtenaar van den burgerlijken stand — eene verklaring af van dit overlijden en zooveel mogelijk van de oorzaak van den dood. Geen dood-attest mag worden afgegeven, zonder persoonlijk onderzoek van het overlijden, ARTIKEL 13. De dokters-djawa zijn bevoegd tot het afgeven van geneeskundige certificaten voor binnenlandsch verlof of vrijstelling van dienst. 2) De plaats, waar het verlof moet worden doorgebracht, moet zooveel mogelijk gelegen zijn in de nabijheid der standplaats van den zieken landsdienaar. Moet hiervan worden afgeweken, dan dient in het certificaat de reden te worden bekend gesteld. De geneeskundige certificaten voor binnenlandsch verlof moeten — begeleid van een beknopt ziekte-verslag — den gewestelijk eerstaanwezenden officier van gezondheid ter viseering worden aangeboden, terwijl voor het overige wordt gehandeld overeenkomstig de voorschriften in Staatsblad 1900 No. 237. i) Besl. Dir. O. E. N. 9 Maart 1907 No. 4610 (Bijbl. No. 6654). „) 13 Dec. 1909 No. 20152 (Bijbl. No. 7198). 56 ARTIKEL 14. Alle visa-reperta en geneeskundige certificaten — van welken aard ook — worden afgegeven op den eed, bij de aanvaarding der bediening afgelegd. ARTIKEL 15. Het geneeskundig onderzoek van inlandsche burgerlijke landsdienaren, die wegens ziekte uit hunne betrekking of wegens ziels- en lichaamsgebreken uit 's Lands dienst wenschen te worden ontslagen, kan ambtshalve ook aan dokters-djawa worden opgedragen. ARTIKEL 16. Zelfstandig geplaatste dokters-djawa geven bij hun aftreden den dienst aan hun opvolger over bij een in duplo op te maken procesverbaal volgens het model bijlage I. Voeren zij het beheer over eene apotheek, dan geschiedt de overgave en overneming van de geneesmiddelen, utensiliën enz. in tegenwoordigheid van eene door het Hoofd van plaatselijk bestuur daartoe aan te wijzen commissie van twee landsdienaren, die het proces-verbaal mede onderteekenen. De twee exemplaren van het proces-verbaal worden door tusschenkomst van het hoofd van plaatselijk bestuur aan den gewestelijk eerstaanwezenden officier van gezondheid gezonden, die ze ter verificatie doorzendt aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. ARTIKEL 17. Aan zelfstandig werkzame dokters-djawa worden de voor hun dienst benoodigde geneesmiddelen enz. in beheer gegeven en voor rekening van den Lande verstrekt. Alle aanvragen van geneesmiddelen enz. (waarvoor gedrukten worden verstrekt) geschieden éénmaal 's jaars in de maand Februari en worden in viervoud *) ingediend volgens het model bijlage II. Voor in Indië aangekochte geneesmiddelen en andere geneeskundige behoeften worden afzonderlijke -aanvragen ingediend. i) Cir. Dir. O. E. N. 6 Maart 1903 No 3619 (Bijbl. No 5833). 57 De aanvragen van geneesmiddelen worden door tusschenkomst van het hoofd van plaatselijk bestuur ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, met uitzondering van de ondervolgende gewesten, vanwaar zij worden toegezonden aan den gewestelijk eerstaanwezenden officier van gezondheid: voor Amboina en Ternate aan dien te Amboina; voor Celebes en Onderhoorigheden en Menado aan dien te Makasser; voor de Zuider- en Oostei afdeeling van Borneo aan dien te Bandjermasin; voor de Westerafdeeling van Borneo aan dien tePontianak; voor de Oostkust van Sumatra aan dien te Medan; voor Palembang en Djambi aan dien te Palembang; voor Sumatra's Westkust aan dien te Padang; voor Timor en Onderhoorigheden aan dien te Koepang; voor Tapanoeli aan dien te Taroetoeng. ARTIKEL 18. In bijzondere omstandigheden, die in een nota van toelichting behooren te worden vermeld, kunnen aanvragen ooktusschentijds worden ingediend. In dringende gevallen kan ook de aanvulling van de geneesmiddelen uit den naastbijzijnden Gouvernementsvoorraad geschieden. ARTIKEL 19. Voor zoover daarin niet op andere wijze is voorzien, zijn de dokters-djawa gehouden de door hen voorgeschreven recepten zelf gereed te maken, onverminderd het recht van iederen patiënt zulks op eigen kosten in eene andere apotheek te laten doen. Geen geneesmiddelen worden afgegeven dan op recept; de recepten — tot het archief behoorende — worden naar volgorde van bereiding bijeen gehouden en gedurende minstens 20 jaren bewaard. Die recepten moeten — tenzij een samengesteld geneesmiddel wordt voorgeschreven dat in de Nederlandsche pharmacopoea opgenomen is — de vermelding bevatten van de verschillende bestanddeelen, waaruit het middel moet bestaan, zoomede de hoeveelheden daarvan. 58 ARTIKEL 20. Op plaatsen, waar een dokter-djawa zelfstandig geplaatst en geen apotheker gevestigd is, mogen geneesmiddelen enz. ten behoeve van particuliere praktijk door eerstgenoemde uit's Lands voorraad, bij hem in beheer, worden betrokken tegen de waarde, in de prijscourant van het algemeen magazijn van geneesmiddelen aangegeven, met 25 °/0 verhooging. Van het verbruikte wordt maandelijks eene opgave met een aantooningstaat volgens het model bijlage III door tusschenkomst van het hoofd van plaatselijk bestuur ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. De indiening moet plaats hebben vóór den 10en van de maand volgende op die, waarover de opgave van het verbruikte loopt. Waar in de Buitenbezittingen medicijnen bij den gewestelijk eerstaanwezenden officier van gezondheid worden aangevraagd, gaan voormelde stukken mede door zijne tusschenkomst. ARTIKEL 21. In alle aanvragen, restant-staten, verantwoordingen en dergelijke worden de namen der geneesmiddelen en utensiliën geschreven geheel overeenkomstig de vigeerende prijscourant van het algemeen magazijn van geneesmiddelen. ARTIKEL 22. Bij het onbruikbaar worden van geneesmiddelen, utensiliën of instrumenten wordt door eene op aanvraag van den dokter-djawa door het hoofd van plaatselijk bestuur te benoemen commissie daarvan proces-verbaal in triplo opgemaakt volgens het model bijlage IV. Het proces-verbaal wordt door tusschenkomst van genoemd bestuurshoofd ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, die machtiging verleent tot verkoop of vernietiging van het onbruikbare. Het orgineel blijft in berusting bij het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst; het duplicaat wordt gevoegd bij de jaarlijksche verantwoording; het triplicaat blijft als legger in het archief van' den dokter-djawa. Instrumenten, die voor reparatie vatbaar zijn, kunnen — vergezeld van eene advieslijst, de defecten van elk instrument aan- 59 gevende — door bemiddeling van het hoofd van plaatselijk bestuur, ter reparatie naar het algemeen magazijn van geneesmiddelen te Bandoeng worden opgezonden. ARTIKEL 23. De verantwoording van geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten geschiedt jaarlijks volgens het model bijlage V en moet in de maand Januari van elk jaar aan het hoofd van plaatselijk bestuur, ter verdere doorzending aan den administrateur van het algemeen magazijn Van geneesmiddelen, worden aangeboden. Waar in de Buitenbezittingen medicijnen bij den eerstaanwezenden officier van gezondheid worden aangevraagd, gaat voormelde verantwoording mede door zijne tusschenkomst. Deze verantwoording gaat vergezeld van: a. de triplicaat expeditie-lijsten der in het afgeloopen jaar ontvangen geneeskundige behoeften; 'b. de bewijzen van uit 's Lands voorraad verstrekte geneesmiddelen ten behoeve van particuliere praktijk; c. de van eene beschikking voorziene processen-verbaal van afkeuring, en d. alle andere bewijzen van eventueele ontvangsten of van verstrekkingen anders dan op recept. ARTIKEL 24. Bij verwaarloozing of tekortkomsten van Gouvernements goederen in beheer bij dokters-djawa wordt daarvan door hun onmiddellijken dienstchef aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, kennis gegeven, onder nauwkeurige opgave van het geldswaardig bedrag der berokkende schade, waarna door genoemden dienstchef de maatregelen worden getroffen, die in elk bijzonder geval zullen worden noodig geacht. 60 Bijlage t PROCES-VERBAAL van overgave en overneming van den civielen geneeskundigen dienst te f Op heden den (in letters) , hebben wij' ondergeteekenden aftredend dokter-djawa te en , optredend dokter-djawa aldaar, overgegeven en overgenomen: I. het archief met: a inkomende en uitgaande stukken tot b. visa reperta tot c. jaarrapporten tot . ..... d. wetenschappelijke verslagen tot e. vaccine-rapporten tot II. de apotheek met geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten volgens bijgaanden staat; III. de ziekeninrichting met zieken. Alles in góeden staat. Voor de overgave: Voor de overneming: In tegenwoordigheid van de ondergeteekenden, daartoe in commissie gesteld door het hoofd van plaatselijk bestuur, 61 STAAT der bij de overgave en overneming van den civielen geneeskundigen dienst bevonden geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten. Restant Op Restant op Bi de opne- Benaming, . H . . _ i ... -,i oen dag van ming te min der genees- |l Januari Ontvangen. Verbruikt, j overgayae en of te Teel middelen enz. j j | overneming. bevonden. Opgenomen in tegenwoordigheid van de commissieleden voornoemd, 62 Bijlage II. AANVRAAG tot verstrekking uit den voorraad van het Departement van Oorlog ten behoeve van het Departement van Onderwijs en Eeredienst. Voorraad waaruit de verstrekking wordt verzocht. Geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten. Hoeveelheid aangevraagd. Omschrijving. Restant op 1 Januari.. Verbruikt in het afgeloopen jaar. Hoeveelheid verzonden. I Geldswaardevan het verzondene. j Bijzondere tak van dienst, ten behoeve waarvan de aanvraag geschiedt. Civiel geneeskundige dienst te Gezien: , den *) Afgegeven voor: De dokter-djawa, Fiat verstrekken: den Namens den Chef van het Ontvangen: Departement van Oorlog: , den De dokter-djawa, *) Op de aanvragen van Java en Madoera en elders, die worden ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dier.st, komt hier het visum van of namens dien dienstchef. Op de aanvragen, die ter verstrekking worden gezonden aan den gewestelijk eerstaanwezenden officier van gezonheid, wordt gesteld het visum van het hoofd van plaatselijk bestuur. 63 Bijlage III. DEPARTEMENT VAN ONDERWIJS EN EEREDIENST. Maand 191 . Gouvernements apotheek te AANTOONING van hejgeen uit den voorraad van het Departement van Onderwijs en Eeredienst bij opgemelde bewaarplaats is verstrekt aan den dokter djawa te gedurende de maand 191 rw _ _ ... Goederen of artikelen. Datums waarop de verstrekkingen hebben Geldswaarde. plaats gehad, blijkens de L , „ . overgelegde bewijzen. Omschrijving. Geneesmiddelen enz. aan I den dokter-djawa te . voor diens particuliere praktijk volgens de overgelegde bewijzen Nos. ƒ Totaal ƒ .., den 191 De dokter-djawa, 64 BIJLAGE IV. CIVIEL GENEESKUNDIGE DIENST te PROCES-VERBAAL van keuring van onbruikbaar opgegeven geneesmiddelen, utensiliën enz. Op heden den hebben wij' ondergeteekenden ingevolge last van den *) ons in commissie gesteld, ten einde ten overstaan van den dokterdjawa op te nemen en te examineeren den staat van onbruikbaarheid van de na te melden geneesmiddelen en utensiliën, in verantwoording zich bevindende in de apotheek van dien dokter-djawa, waarbij onze bevinding is geweest als volgt: GENEESMIDDELEN. Gewicht in Benaming Omschrijving Advies Advies N. P. a Bevonden van den getallen in: der der redenen van der den'genees- — —— toestand. kundigen , ,. ... artikelen. onbruikbaarheid, commissie, dienst, letters, enters. *) Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur. 65 Utensiliën, chirurgische instrumenten, veldtoestellen. Benaming Omschrijving Advies Advies Getallen in: Bevonden van den der der redenen van] der deï'genees- , toestand. kundigen letters, cijfers, artikelen. onbruikbaarheid |commissie.| dienst _ . __ En hebben wij hiervan opgemaakt dit proces-verbaal in drie gelijkluidende expeditiën om te dienen daar waar zulks behoort. Ten overstaan van mij: De dokter-djawa voornoemd, Te op dag en datum als voren omschreven: De Commissie, Bijlage V. 66 JAARVERANTWOORDING van geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten, in beheer bij den dokter-djawa te _ Verbruikt Restant Restant op , , _ , _ . _ ■ . , of afgeschreven op ultimo Benaming. 1 Januari Ontvangen. Totaal. , _ van den December 19... inventaris. 19 . . . |gbsr • Geneesmiddelen. Utensiliën en instrumenten. , den 19 De dokter-djawa, 67 2. REGLEMENT betreffende de bevoegdheid en de verplichtingen van Inlandsche vroedvrouwen (Besl. Hisp. B. G.D. 13 Maart 1914 No. 2399 (Bijbl. No. 8055) juncto 9 April 1915 No. 3061 (Bijbl. No. 8533). ALGEMEENE BEPALINGEN. ARTIKEL 1. Zij, die voldaan hebben aan het examen voor Inlandsche vroedvrouw, bedoeld bi] het besluit van. den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken .Geneeskundigen Dienst van 14 Maart 1914 No. 2405, x) leggen in handen dan wel ten overstaan van de examencommissie den volgenden eed af: .Ik zweer (beloof), dat ik de verloskunst, volgens de daarop .wettelijk vastgestelde bepalingen, naar mijn beste weten en ver„mogen zal uitoefenen, en dat ik aan niemand zal openbaren wat .in die uitoefening als geheim mij is toevertrouwd of te mijner .kennis is gekomen, tenzij mijne verklaring als getuige of deskundige in rechten gevorderd of ik anderszins tot het geven „van mededeeling door de wet verplicht worde". Het proces-verbaal van beëediging wordt door de examencommissie ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burger lijken Geneeskundigen Dienst. Deze voorziet daarna de beëedigde van eene akte van toelating tot de uitoefening der verloskundige praktijk met inachtneming van het bij artikel 2 bepaalde. Deze akte kan door genoemden Dienstchef tijdelijk of voor goed worden ingetrokken uit hoofde van wangedrag, onzedelijkheid, vermindering der geestvermogens of krankzinnigheid. ARTIKEL 2. De bevoegdheden en de verplichtingen van de Inlandsche vroedvrouwen zijn dezelfde als die van de Europeesche vroedvrouwen. Verplichtingen van- Inlandsche vroedvrouwen, die onderstand van Gouvemementswege genieten. ARTIKEL 3. De Inlandsche vroedvrouwen, die onderstand van Gouvemementswege genieten, staan onder de rechtstreeksche bevelen, *) Sedert vervangen door het Besl. Hisp. B. G. D. 28 April 1915 No. 3630 (Bijbl. No. 8251). 68 te Batavia, Semarang en Soerabaja van den Directeur van het Gouvernements ziekenhuis en elders van den geneesheer belast met den civielen geneeskundigen dienst, dan wel bij ontstentenis van dezen, van het Hootd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 4. Zij zijn verplicht, steeds onmiddellijk de bestemming te volgen, die haar door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, met inachtneming v. z. n. van het voorkomende in Staatsblad 1873 No. 104, wordt aangewezen, en moeten zich bij aankomst ter plaatse harer bestemming melden bij het Hoofd van plaatselijk bestuur en bij den plaatselijken geneesheer, onder wiens bevelen zij staan. ARTIKEL 5. l) Zij zijn verplicht om, binnen een kring met een straal van twee paal gerekend van af hare woonplaats, bij bevallingen en gedurende negen daarop volgende dagen gratis bijstand te verleenen aan: a. behoeftige vrouwen, behoorende tot de Europeanen en met dezen gelijkgestelden. Zij kunnen van dezen de overlegging van een bewijs van behoeftigheid eischen, afgegeven door het Hoofd van plaatselijk bestuur of den wijkmeester; b. vrouwen van Inlanders en met dezen gelijkgestelden, indien de geldswaarde van het maandelijksch inkomen der vrouw zelve of van haren verzorger minder dan tien gulden bedraagt. Het inkomen zal worden geschat door de vroedvrouw, bij verschil van meening dienaangaande beslist het Hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 6. Zij zijn verplicht, een register aan te houden van de door haar verrichte verlossingen. Een extract uit bedoeld register, volgens het model bijlage III, wordt maandelijks ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, door tusschenkomst van den betrokken In- i) Bijbl. No. 8533. 69 specteur van dien dienst of den betrokken Gewestelijk Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid. Voor het register en het extract daaruit worden gedrukten verstrekt, aan te vragen op de wijze als omschreven in artikel 9. ARTIKEL 7. Zij ontvangen als eerste uitrusting een, aan de binnenzijde van eenige linnen zakjes voorziene, lederen tasch (model citybag), lang ± 45 c. M, en de geneesmiddelen, utensiliën eninstrumenten, vermeld In bijlage I. ARTIKEL 8. Bij het onbruikbaa* worden van geneesmiddelen, utensiliën of instrumenten, wordt, op aanvraag van de Inlandsche vroedvrouw, door het Hoofd van plaatselijk bestuur in overleg met den geneesheer, onder wiens bevelen zij staat, eene commissie benoemd, welke daarvan pre ces-verbaal opmaakt volgens het model bijlage II. Het proces-verbaal wordt door tusschenkomst van genoemd bestuurshoofd ingediend aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, die machtiging verleent tot verkoop of vernietiging van het onbruikbare. Instrumenten, die voor reparatie vatbaar zijn, kunnen — vergezeld van eene advieslijst, de defecten van elk instrument aangevende — door bemiddeling van het Hoofd van plaatselijk bestuur, ter reparatie naar het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst worden opgezonden. ARTIKEL 9. Aanvulling, verwisseling of vernieuwing van geneesmiddelen, utensiliën of instrumenten geschiedt op eenvoudige schriftelijke aanvraag aan den geneesheer onder wiens bevelen de Inlandsche vroedvrouw staat, en bij ontstentenis van dezen aan het Hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 10. De Inlandsche vroedvrouwen zijn verplicht, de haar van Gouvernementswege verstrekte instrumenten zorgvuldig te onderhouden. 70 Bij verwaarloozing van die instrumenten of van de haar verstrekte geneesmiddelen en utensiliën wordt daarvan door haar onmiddellijken dientschef, door tusschenkomst van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur en den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst of Gewestelijk Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid, aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, kennis gegeven, onder nauwkeurige opgave van het geldswaardig bedrag der berokkende schade, waarna door genoemden Dienstchef de maatregelen worden getroffen, die in elk bijzonder geval zullen worden noodig geacht. ARTIKEL 11. Ingeval van staking van haren onderstand moet de Inlandsche vroedvrouw den aan het Gouvernement toebehoorenden voorraad geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten, door tusschenkomst van het Hoofd van plaatselijk bestuur, opzenden aan den Directeur van het Algemeen magazijn van geneesmiddelen te Bandoeng of, op de Buitenbezittingen, naar de militaire apotheek, van waaruit de aanvulling van geneesmiddelen plaats vindt. 71 BIJLAGE I. Eerste uitrusting ten behoeve van de Inlandsche vroedvrouwen, die onderstand van Gouvernementswege genieten. ARTIKELEN A. Tot verbruik bestemd. 1. Geneesmiddelen. 0,05 K.G. Aether cum spiritu. 0,003 „ Extr. secalis cornuti (solutio aquosa 1X9) 0,1 . Glycerinum. 0,1 „ Iodoformum. 0,1 „ Liquor kresoli saponatus. 0,0003 „ Nitras argenticus (sol. aq. 1: 100). 0,1 „ Oleum olivarum. a!^lPl 0,2 „ Phenolum liquefactum. 12 stuks Tabletten chinosol. 0,1 K.G. Vaselinum flavum. 2. Verhandartikelen en Utensiliën. 5 Meter Band, navelstreng (breed 1/2 c.M.). 1.5 „ Buis elast. 1 stuk Catheters elast. Nélaton No. 14. 5 pak Gaas iodoform a 1 M. 10 „ Watten hydrophile a 0,1 K°. 1 doosje Zeep (carbol) voor vroedvrouwen. 2 klosjes Zijde sublimaat (No. 1 en 2). ARTIKELEN B. (Inventarisgoedereri). Instrumenten en Utensiliën. 1 stuk Canulen lavement ebon. met kraanstuk. 1 „ Canulen vagina ebon. 1 „ Catheters n. z. vr. blaas. 1 „ Centimetermaten. 1 „ Doozen hechtnaalden. 72 1 stuk Flesschen droppel. 1 „ Iodoformsprays. 1 „ Irrigators email. 2 stuks Klemtangen arterie Pean. 1 stuk Maten glazen. 6 stuks Naalden hecht gebogen. 1 stuk Naaldvoerders rechte Hégar. 1 » Nagelborstels in flesch. 1 „ Pincetten fixeer 3 + 4 tand Graefe. 1 ,. Scharen rechte. 1 „ Spuiten microclysma. 1 „ Stethoscopen. 1 „ Tangen, uteruspolyp Mayer. 1 „ Tangen, verlos Naegle. -tfc^ëM 1 „ Tasschen vroedvrouwen. 1 „ Thetmometers medische. 1 „ Verbandbekkens. N.B- Extractum secalis cornuti (solutio aquosa 1 X 9) wordt bereid als volgt: Extractum secalis cornuti Wernich 1 Glycerinum 2 aqua destillata 7 Solutio phenoli 5 % guttas 2 73 Bijlage II. CIVIEL GENEESKUNDIGE DIENST te PROCES-VERBAAL van keuring van onbruikbaar opgegeven geneesmiddelen, utensiliën enz. Op heden den hebben wij on- dergeteekenden ingevolge last van den *) ons in commissie gesteld, ten einde ten overstaan van de Inlandsche vroedvrouw op te nemen en te examineeren den staat van onbruikbaarheid van de na te melden geneesmiddelen en utensiliën, behoorende tot den voorraad dier vroedvrouw, waarbij onze bevinding is geweest als volgt: GENEESMIDDELEN. Gewicht in Benaming , Omschrijving Advies AednT n^f? N. P. Bevonden inspecteur, Getallen in der **er redenen van der chef van den toestand. Burgerlijken I ... artikelen onbruikbaarheid, commissie. Geneeskun- letters, cijfers. digen dienst *) Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur. 74 UTENSILIËN, CHIRURGISCHE INSTRUMENTEN. Benaming Omschrijving der Advies deli^Hoofd" Getallen in Bevonden inspecteur, der J redenen van der Chef van den toestand. "' Burgerlijken , I .., artikelen. onbruikbaarheid, commissie.il?6"6".un: letters, enters. jdigen Dienst i I En hebben wij hiervan opgemaakt dit proces-verbaal om te dienen waar zulks behoort. Ten overstaan van mij: De Inlandsche vroedvrouw voornoemd, Gezien: De Resident (of Ass. Res:dent), Te op dag en datum als voren omschreven: De Commissie, Bijlage III. 75 DAFTAR DARI HAL ORANG-ORANG JANG DITOELOENG oleh DOEKOEN BERANAK GOUVERNEMENT 76 77 Nommer oeroetan. Namanja orang jang beranak. Pekerdjaan orang jang beranak atawa lakinja. Oemoernja orang jang beranak. Keberapa kali beranaknja ini. Berapa boelan boentingnja. Hari boelan beranaknja. Berapa lama beranaknja. Hal anaknja dan maknja sasoedahnja beranak slamet atawa tida. Kalau ada toean dokter jang menoeloeng dengan perkakas siapa namanja. Kalau doekoen beranak sendiri pakai perkakas apa sebabnja. Kalau ada toean2 dokter jang dipanggil tida dateng siapa namanja. Apa troes dikasih taoe kapada dokter kota (atawa tida). Tanda tangannja toean dokter jang menoeloeng. Tanda tangannja toean2 dokter jang dipanggil tida dateng. Tanda tangannja dokter kota. j 78 G. Plaatsen bedoeld in artikel 46, alinea 1, van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Besluiten van den Wden en van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken' Geneeskundigen Dienst van 4 September 1915 No 7516 (Bijbl. No 8354), 13 December 1915 No 10283 (Bijbl. No...) en 6 Mei 1916 No. 3711 (Bijbl. No. 8516). Gelezen enz. Gelet op artikel 46 van het reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst (Staatsblad 1882 No. 97, juncto 1907 No. 236 en 1910 No. 649); Heeft besloten: Met buitenwe'rkingstelling van het besluit van den Chef over den Geneeskundigen Dienst van 4 November 1907 No. 2142/4 te bepalen, dat op de na te noemen plaatsen voor iederen over. leden Europeaan of met dezen gelijkgestelde, op zoodanig tijdstip, dat het verlof tot begraven tijdig kan worden verleend, aan den ambtenaar van den Burgerlijken Stand kosteloos eene doodsverklaring en eene doodsoorzaakverklaring moet worden ingediend: JAVA en MADOERA. I. Residentie Batavia: Batavia. , Meester-Cornelis en Buitenzorg. II. Residentie Preanger-Regentschappen : Bandoeng en Soekaboemi. III. Residentie Cheribon: Cheribon. IV. residentie semarang: Semarang, Ambarawa en Salatiga. 79 V. Residentie kedoe: Magelang en Poerworedjo. VI. Residentie Djokjakarta: Djokjakarta. VII. Residentie Soerakarta: Soerakarta en Baten. VIII. Residentie Soerabaja: Soerabaja. IX. residentie pasoeroean: Malang. X. Residentie madioen : Madioen. BEZITTINGEN BUITEN JAVA EN MADOERA. I. Residentie Sumatra's Westkust: Padang en Fort de Koek. II. Residentie Tapanoeli: Taroetoeng. III. Gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden Koeta Radja en Sigli. IV. Gouvernement Oostkust van Sumatra: Medan. V. Residentie Palembang: Palembang. VI. Residentie Lampongsche Districten: Telokbetong (Tandjongkarang en Sepandjang inbegrepen). 80 VII. residentie zuider- en oosterafdeeling van borneo Bandjermasin. VIII. gouvernement celebes en onderhoorigheden: Makasser. IX. Residentie Amboina. Amboina. 81 H. Modellen voor de doodsverklaringen en de doodsoorzaakverklaringen bedoeld in artikel 46, alinea's 6 en 8, van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. VERKLARING VAN OVERLIJDEN. (Bestemd voor den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand). De ondergeteekende 1 < geneeskundige te _ verklaart, dat op den 191 te (plaats van overlijden) ; is overleden (naam en'voornamen) aan wie tijdens laatste ziekte door hem geneeskundige hulp werd verleend. wiens .... , uitwendige , , °P „Ho. lnk door hem 3-=- schouwing werd verricht. wier inwendige 3 Op nevensgaand biljet in het couvert gesloten, is vermeld waaraan, naar zijn beste weten, het overlijden moet worden toegeschreven. (Datum) _ (Handteekening) *) Doorhalen wat niet wordt ingevuld. 6 82 De naam van de(n) overledene behoeft niet te worden vermeld. DOODSOORZAAK-VERKLARING. Naam van het Gewest waar Naam der plaats waar het het overlijden heeft plaats gehad: overlijden heeft plaats gehad: . , Europeaan i) Overleden een =—————— ——;— ....... met Europeaan gelijkgestelde *) Geslacht -^-f ; „ Vr. i) Leeftijd jaar maanden wonende te 2) 1 , bij zijn overlijden verblijf houdende te 2) sedert aan de gevolgen van „ 8) geneeskundig behandeld door x)- niet geneeskundig behandeld „ uitwendige, inwendige doodschouw verricht door -1} (Datum) 4) .......... (Handteekening) J) Doorhalen, wat niet wordt ingevuld. *) Opgave van adres, zoo nauwkeurig mogelijk, met huisnummer. 8) Invullen volgens de internationale nomenclatuur 4) Handteekening. Z. O. z. 83 Deze verklaring is bestemd voor den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Zij wordt gestoken in een gesloten, liefst verzegeld, couvert, hetwelk dwars over de sluiting voorzien wordt van de handteekening van den geneeskundige. Dit couvert wordt met de doodsverklaring in een ander couvert gesloten en geadresseerd aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand. Deze laatste zendt wekelijks alle binnengekomen doodsoorzaakverklaringen ongeopend aan voornoemden Hoofdinspecteur. Model vastgesteld bij het besluit van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 21 October 1914 No. 9468. 84 Naam van het Gewest waar de Naam der plaats waar de geboorte heeft plaats gehad: geboorte heeft plaats gehad: DOODSOORZAAK-VERKLARING VOOR LEVENLOOS AANGEGEVENEN. De vermoedelijke doodsoorzaak van het op , Europeesch i . j j 191 levenloos geboren — et Europ geiijkgesteid kind moet worden gebracht onder: A. Ziekte van (den vader of) de moeder. Syphilis. to Andere algemeene ziekten. Habitueele voorbeschiktheid tot abortus. Albuminurie en andere ziekten met de zwangerschap in verband staande. tn Ondergaan geweld of overmatige arbeid. 'Ziekten van de placen- i ta en de vliezen (Placenta praevia). C D De omstandigZiekten heden, waaronder h f tus ^e 9eb°orte ' plaats heeft. Monstruositeit en andere vormgebreken, hydrocephalus, enz. Niet onder A te brengen ontijdige geboorte. Afwijkingen in den vorm van het^noèderlijk bekken. to Liggingsafwijkingen van het kind. Uitzakking, inklemming van de navelco . 3 streng. Stikking bij de geboorte. E. F. Andere, Onbeniet kende onder of niet de vori- opgege rubrie- geven ken te oorbrengen zaken, oorzaken. N. B. De rubriek der vermoedelijke doodsoorzaak duidelijk aan te schrappen. (Datum) (Handteekening) In gesloten enveloppe met de aanwijzing: „bestemd voor den Chef over den Geneeskundigen Dienst" in te dienen aan den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand. 85 I. Algemeene lijst van geneesmiddelen vastgesteld door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst in voldoening aan artikel 50, alinea 1, van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. In opvolging van artikel 50 van Staatsblad 1882 No. 97 (zooals dit artikel is gewijzigd bij Staatsblad 1901 No. 1) wordt bepaald 'dat geneesheeren. die gebruik maken van de bevoegdheid, hun bij artikel 49 van eerstgenoemd Staatsblad verleend, de ondervolgende geneesmiddelen in hunne apotheek voorhanden behooren te hebben. De bij dezerzijdsche Circulaire van 29 Januari 1901 No. 117/1, vastgestelde lijst komt hierdoor te vervallen. Antidotum arsenici Acidum aceticum dilutum. „ arsenicosum. a. „ boricum. „ hydrochloricum dilutum. „ sulfuricum dilutum. Adeps lanae cum aqua. Aether. c. Ammonia liquida. a. solutio chloreti ferrici 60. aqua 250. b. oxydum magnesicum 14. aqua 250. Antipyrinum. Aqua. „ laurocerasi. c. Balsamum copaivae. „ peruvianum. Bicarbonas natricus. Brometum kalicum. „ natricum. Camphora. Chloras kalicus. Chloretum ammonicum. „ hydrargyricum. a. Chloretum hydrargyrosum.ó.c. „ natricum." Chloroformum ad narcosin.a.c. Cortex chinae. i „ simarubae. ; Extractum belladonna© „ chinae liquidum. c. „ filicis. c. „ -". hydrastis liquidum. b. c. I liquiritiae. „ rhamni purshiani liq. c. „ secalis cornuti. b.c. Folia digitalis. Glycerinum. Gossypium depuratum. Gummi arabicum pulv. Hydras chlorali. Hydrochloras cocaini. „ codeini. „ morphini. chinini. Iodetum kalicum of. „ natricum. Iodoformum. b. d. a. a. a. a. c. c. c. 86 Nitras argenticus. b. „ bismuthicus basicus. Oleum cajuputi. c. „ foeniculi. c. menthae piperitae. c. „ ricini. c. Opium (pulv.) a. c. d. Oxydum hydrargyricum flavum. a. c. Oxydum magnesicum (zie antidotum arsenici). Oxydum zincicum. Pastillae chloreti hydrar- gyrici. a. Phenolum liquefactum. b. c. Pulvis gummosus. * opiï compositus. b.c.d Saccharum lactis. Salicylas natricus. Santoninum. b. c. Sirupus iodeti ferrosi. Solutio acetatis plumbici basici. b. Solutio ammoniae spirituosa anisata. Solutio arseniïtis kalici composita. Solutio camphorae spirituosa „ chloreti ferrici. b. c. (zie antidotum arsenici). „ idiï spirituosa c, Spiritus. Sulfas atropini. a. „ chinini (of hydrochl. chinini). c. „ cupricus. . magnesicus (of sulfas natricus). Sulfas zincicus. Talcum. Tanninum. Tartras kalico stibicus. b.c. Tela. Tela cum iodoformo. c. Tinctura digitalis. b. o. „ ipecacuanhae. c. „ opiï crocata. a. c. „ strophanti. a, c. Unguentum hydrargyri. Vaselinum flavum. a. geneesmiddelen, die in de gesloten vergiftkast bewaard moeten worden; b. geneesmiddelen, die desverkiezende buiten de vergiftkast bewaard mogen worden, mits zij duidelijk een blauw kruis als kenmerk dragen; c. geneesmiddelen, die tegen den invloed van het licht beschut moeten worden, door bewaring in flesschen van zwart, rood of donker geelbruin glas; d. geneesmiddelen, die in kalk-stopflesschen bewaard moeten worden. BATAVIA, den llen Juli 1907. De Chef over den Geneeskundigen Dienst, Dr. WlJCKERHELD BISDOM. 87 J. De lijst van vergiften bedoeld in artikel 61, alinea 1, van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Besl. Dir. O. E. N. van 13 Augustus 1901 No. 15034, aangevuld bij Besl. Hisp B. G. D. 15 Juni 1915 No. 5058. A. Lijst van Vergiften, die in de gesloten vergiftkasten bewaard moeten worden. Acetum mylabridum. Acidum arsenicosum. hydrocyanicum dilutum. Arsenas natricus. Bromoformum. Cantharides. Cevadinum. Chloretum hijdrargyrico-am- monicum. Chloretum hydrargyricum. Chloroformum. ., ad narcosin. Codeinum Extractum opiï. „ strychni. Hydras chlorali. Hydrobromas homatropini. ,. scopolamini. Hydrcchloras aethylmorphini. ff apomorphini. • cocaini. ,, codeini. ■ morphini. Hydrochloras pilocarpini „ Tropacocaini. Iodetum hydrargyricum. Liquor arsenicalis Fowleri. Mylabrides. Nitras strychnini Novocainum.' Oleum crotonis. Opium. Oxydum hydrargyricum flavum rubrum. Pastillae chloreti hydrargyrici. Phosphorus. Semen strophanthi. „ strychni. "'-'i ~ Solutio Hydrochloratis sup- rareninis, suprareninum. Solutio nitroglycerini. Sulfas atropini „ physostigmini. Tinctura cantharidum. „ opiï. crocata. „ strophanthi. strychni. B. Lijst van Vergiften die, mits zij duidelijk een blauw kruis als kenmerk dragen, desverkiezende buiten de gesloten vergiftkasten bewaard mogen worden. Acetas plumbicus. Acetum digitalis. Acetum scillae. Acidum aceticum concentratum. 88 Acidum chromicum. » diacthylobarbituricum , hydrochloricum. „ nitricum. „ sulfuricum. „ trichloraceticum. Argentum proteinatum. Bulbus scillae. Carbonas plumbicus. Chloretum ferricum. „ hydrargyrosum. „ „ ope vaporis aquae paratum. . zincicum. Coffeinum. Dimethylamidoantipyrinum Extractum belladonnae. „ cannabis. „ colocynthidis. „ hydrastisliquidum. „ hyoscyami. „ secalis cornuti liqui: duro. Folia belladonnae. „ digitalis. » hyoscyami. „ stramonii. Fructus bruceae. Guaiacolum. Herba adonidis Vernalis. I cannabis indicae. „ lobeliae. „ ■ sabinae. Hydras kalicus. „ natricus. Iodetum hydrargyrosum. Methylsulfonalum. Metadioxybenzolum. B Naphtholum. Nitras argenticus. Nitras argenticus in bacillis, Nitris amylicus. Oleum Chaulmogra. » sinapis. Phenolum. „ liquefactum. Pulvis opiï compositus. Pyrogallolum. Resina podophylli. Salicylas natricus cum theo- bfominonatrio. Santonimum. Secale cornutum. Semen colchici. „ crotonis. staphidis agriae. Sirupus codeini. , opiatus. » papaveris. Solutio acetatis plumbici basicl. „ chloreti ferrici. „ formaldehydi. „ hydratis kalici. „ „ natrici. Sulfonalum. Tannas hydrargyrosus. Tartras kalico-stibicus. Tinctura aconiti. „ belladonnae. „ colchici. „ digitalis. ,, hyoscyami. ,, lobeliae. ,, opiï benzoica. ,, secalis cornuti. Tubera aconiti. Vinum colchici. 89 K. Over het viseeren der bewijzen van öevoegdheid van geneeskundigen, tandheelkundigen, apothekersbedienden en vroedvrouwen door de Hoofden van Gewestelijk bestuur. Gouv. Besl. van 5 October 1906 No. 34 (Bijbl. No. 6578). Met intrekking van het besluit van 11 Juli 1883 No. 5. (Bijblad op het Staatsblad No. 4001), te bepalen: De Hoofden van Gewestelijk Bestuur geven van de door hen ingevolge de artikelen 45 en 57 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst (Staatsblad 1882 No. 97) gestelde visa, onverwijld, door tusschenkomst van den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, casu quo den Gewestelijk Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid kennis aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst en doen, wanneer in hun gewest een genees-, heel-, verlos- of tandheelkundige; dan wel een apotheker of apothekersbediende komt te overlijden, naar elders verhuist of wegens andere omstandigheden ophoudt zijne of hare functiën uit te oefenen, daarvan op dezelfde wijze mededeeling aan genoemden Hoofdinspecteur. l) i) De afwijkingen in dit besluit zooals het hier afgedrukt is van het origineel houden verband met St. 1910 No. 650. Hoofdstuk II. Burgerlijke ziekeninrichtingen. A. Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen. b. Formatie van het personeel. 1. BATAVIA. Gouv. Besl. van 24 September 1907 No. 28 (Staatsblad No. 419). juncto Gouv. Besl. 24 September 1913 No. 27 (Stbld. No. 582). Met intrekking van § A van het besluit van 13 Januari 1879 No. 4 (Staatsblad No. 18), bij het Stadsverband te Batavia in dienst te stellen: a. een opziener-administrateur, op eene bezoldiging van / 120.— (een honderd en twintig gulden) 's maands, met vrije woning *) in het gesticht; b. een schrijver op eene bezoldiging van ƒ 30.— (dertig gulden) 's maands; Gouv. Besl. van 25 September 1909 No. 16. Bij wijze van tijdelijken maatregel: I. het personeel bij het Stadsverband te Batavia, vastgesteld bij het besluit van 24 September 1907 No. 28 (Staatsblad No. 419), uit te breiden met één Inlandschen portier en één Inlandschen sectiebediende, ieder op eene bezoldiging van ƒ 12.— (twaalf gulden) 's maands met 6 (zes) tweejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 1.— (één gulden) 's maands; *) Bij gemis aan vrije woning, treedt hij in het genot van een huishuurindemniteit van ƒ 30.— 's maands (Gouv. Besl. van 4 December 1909 No. 15). 91 II. met wijziging in zoover van § d van het sub I bedoeld besluit de bezoldiging van de mannelijke bedienden bij genoemd Stadsverband te stellen op ƒ 12.— (twaalf gulden) 's maands met 6 (zes) tweejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 1.— (één gulden) 's maands; met bepaling dat de thans reeds in dienst zijnde mannelijke bedienden in het genot blijven van de hun ingevolge de aangehaalde paragraaf toegekende bezoldiging van ƒ15.— (vijftien gulden) 's maands, en dat aan diegenen onder hen, die minstens 8, 10 of 12 jaren in hunne tegenwoordige betrekking hebben gediend, indien zij, ter beoordeeling van den Oudstaanwezenden Stadsgeneesheer te Batavia, hebben voldaan aan den eisch van ijverige plichtsbetrachting, al dadelijk een traktement kan worden toegekend van respectievelijk / 16.— (zestien gulden), ƒ 17.— (zeventien gulden) of ƒ 18.— (achttien gulden)'s maands. Gouv. Besl. van 5 October 1909 No. 22. Bij wijze van tijdelijken maatregel machtiging te verleenen om met ingang van 1 November 1909 te beschikken over eene som van; a. ten hoogste ƒ 300.— 's maands, om ten behoeve van het Stadsverband te Batavia ter vervanging van de daar te werk gestelde gestraften vrije koeUes in te huren; onder aanteekening enz. b. enz. Gouv. Besl. van 16 Januari 1913 No. 72. Met buiten werkingstelling van artikel 2 van het besluit van 14 October 1911 No. 8, beschikbaar te stellen eene som van: a. ten hoogste ƒ 7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands voor het onderhoud van den Simplex-rijwiel-brancard bij het Stadsverband te Batavia; b. ƒ 15 (vijftien gulden) tot ƒ 18 (achttien gulden)'s maands, ter beoordeeling van den Oudstaanwezenden Stadsgeneesheer te Batavia, voor bezoldiging van een mandoerberijder bij het sub a genoemd Stadsverband. Extr. enz. 92 tïouv. Besl. van 24 September 1913 No. 27. Ten derde: Bij wijze van tijdelijken maatregel machtiging te verleenen om ten behoeve van: a. het Stadsverband. b. het hulpstadsverband. a. b. te Batavia te beschikken over een bedrag van ten hoogste a. ƒ 1070 (een duizend zeventig gulden) b. ƒ 560 (vijf honderd zestig gulden) a. b. 's maands voor de indienststelling van het "bij die ziekeninrichting benoodigd Inlandsch personeel. Ingevolge het Gouv. Besl. van 25 October 1874 No. 15 Stbl. No. 252 genieten de bij het Stadsverband te Batavia geplaatste Inlandsche geneeskundigen vrije woning binnen de ziekeninrichting, dan wel eene indemniteit voor huishuur van ƒ 15 ('vijftien gulden) 's maands. VOEDING IN EIGEN BEHEER. Bij het Gouv. Besl. van 28 December 1915 No. 16 is machtiging verleend om: I. in de behoefte aan voeding, ijs en sirih voor de zieken in de centrale burgerlijke ziekeninrichting te Batavia en voor de verpleegden in het beri-beri gesticht te Buitenzorg, zoomede in de benoodigdheden voor de verlichting, bewassching en verpleging bij de eerstgenoemde inrichting te voorzien in eigen beheer en om op gelijke wijze eene regeling te treffen ten aanzien van het begraven uit en -het reinigen van bovengenoemde ziïkeninrichting te Batavia en van het begraven uit het beri-beri gesticht te Buitenzorg; II. op den voet van artikel 49 der Indische Comptabiliteitswet en met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 8 en 9 der voorschriften, vervat in het besluit van 10 December 1873 No. 6 (Bijblad op het. Staatsblad No. 2716), voor de bestrijding der uitgaven, uit de sub I van dit besluit genomen beschikking voortvloeiende, sommen ter goede rekening te verstrekken. II. SEMARANG. Gouv. Besl. van 22 Januari 1908 No. 17 (Staatsblad No. 64), 19 Januari 1909 No. 14 (Staatsblad No. 40), '23 Mei 1912 No. 44 (Staatsblad No. 336) en 16 Februari 1915 No. 44 (Staatsblad No. 197). 93 Krachtens Koninklijke machtiging, met intrekking van het besluit van 22 December 1876 No. 16 (Staatsblad No. 337), zooals het is gewijzigd bij dat van 31 December 1885 No. 1/C (Staatsblad No. 233), ten behoeve van het Stadsverband en het hulpstadsverband te Semarang toe te staan: A. voor beide inrichtingen te zamen: 1 (één) Europeeschen opziener op eene bezoldiging van ƒ 150. — (één honderd vijftig gulden) 's maands, met vrije woning in het hulpstadsverband; 1 (één) Inlandschen schrijver op eene bezoldiging van ƒ 30 (dertig gulden) s, maands; ') / 120.— (één honderdtwintig gulden) 's jaars voor schrijfbehoeften ; B. voor het Stadsverband: 1 (één) Europeeschen portier, op eene bezoldiging van ƒ 50.- (vijftig gulden) 's maands, met vrije woning in het Stadsverband; 1 (één) of meer verbandmeesters op eene gezamenlijke bezoldiging, de som van / 50 (vijftig gulden) 's maands niet te boven gaande. 2) 1 (één) mandoer, op eene bezoldiging van ƒ 20.— (twintig gulden) 's maands; / 2592.— (twee duizend vijf honderd twee en negentig gulden) 'sjaars voor verplegend personeel; / 240.— (twee honderd veertig gulden) 's jaars voor bedienden; / 180.— (één honderd tachtig gulden) 's jaars voor de aansluiting bij het plaatselijk telefoonnet; s) C. voor het hulpstadsverband: 1 (één) Inlandschen portier, op eene bezoldiging van ƒ 20.— (twintig gulden) 's maands, met vrije woning in het hulpstadsverband; 1 (één) mandoer, op eene bezoldiging van ƒ 15.— (vijftien gulden) 's maands,- ƒ 2952.— (twee duizend negen honderd tweeden vijftig gulden) 's jaars voor verplegend personeel; ƒ 240.— (twee honderd veertig gulden) 's jaars voor bedienden; ƒ 180.— (één honderd tachtig gulden) 's jaars voor de aansluiting bij het plaatselijk telefoonnet. 8) J) Gouv. Besl. 16 Februari 1915 No. 44 (Staatsblad No. 197). ») Gouv. Besl. 23 Mei 1912 No. 41 (Staatsblad No. 336). 3) Gouv. Besl. 19 Januari 1909 No. 14. 94 Ingevolge het Gouv. Besl. van 25 October 1874 No. 15 (Stbl. No. 252) genieten de bij het Stadsverband te Semarang geplaatste Inlandsche geneeskundigen vrije woning binnen de ziekeninrichting, dan wel eene indemniteit voor huishuur van ƒ 15 (vijftien gulden) 's maands. UI. SOERABAJA. Gouv. Besl. van 7 Augustus 1909 No. 43. Bij wijze van tijdelijken maatregel: I. met wijziging in zoover van het besluit van 12 Januari 1902 No. 26 (Bijblad op het Staatsblad No. 5676) juncto dat van 12 Januari 1904 No. 37 (Staatsblad No. 67) en met buitenwerkingstelling van het besluit van 25 Februari 1909 No. 16, de formatie en de bezoldigingen van het personeel bij het Stadsverband te Soerabaja vast te stellen als volgt: a. één administrateur, op eene bezoldiging van ƒ 100. — (een honderd gulden) 's maands, benevens vrije woning in het Stadsverband.; ') b. 3 (drie) mantri-verplegers ieder op eene bezoldiging van ƒ 25. — (vijf en twintig gulden) 's maands met 5 (vijf) driejaarlijksche verhoogingen elke van ƒ 5 — (vijf gulden) 's maands; c. 5 (vijf) Inlandsche verplegers, ieder op eene bezoldiging van ƒ 15. — (vijftien gulden) 's maands met 2 (twee) driejaarlijksche verhoogingen elke van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) 's maands; d. 5 (vijf) Inlandsche leerling-verplegers ieder op eene bezoldiging van ƒ 10.— (tien gulden) 's maands met 2 (twee) driejaarlijksche verhoogingen elke van ƒ2.(twee gulden) 's maands; e. 2 (tweej Inlandsche verpleegsters, ieder op eene bezoldiging van ƒ 15. — (vijftien gulden) 's maands met 2 (twee) driejaarlijksche verhoogingen elke van ƒ 2.50 (twee gulden, vijftig cent) 's maands; ƒ 2 (twee) Inlandsche leerling-verpleegsters, ieder op eene bezoldiging van ƒ 10. - (tien gulden) 's maands met i) Bij G. B. 28 December 1911 No. 56 is aan den administrateur van het Stadsverband te Soerabaja boven zijne bezoldiging van ƒ 100's maands met ingang van 1 Januari 1912 toegekend eene toelage van ƒ25's maands. 95 2 (twee) driejaarlijksche verhoogingen elke van f2.— (twee gulden) 's maands; g. één Inlandsche portier op eene bezoldiging van ƒ15._ (vijftien gulden) 's maands met 2 (twee) driejaarlijksche verhoogingen elke van / 2.50 (twee gulden, vijftig cent) 's maands; h. één nachtportier tevens waker, op eene bezoldiging van ƒ 15.— (vijftien gulden) 's maands; ;'. één stoker, voor de bediening van de desinfectieinrichting, op eene bezoldiging van f 20. — (twintig gulden)'s maands; /. één Inlandsche oppasser tevens plaatsvervangend dagportier, op eene bezoldiging van ƒ 12.— (twaalf gulden) 's maands; met bepaling dat boven het getal van 200. — (twee honderd) verpleegde mannen en 100. _ (een honderd) verpleegde vrouwen op elk twintigtal lijders (lijderessen) één verpleger of verpleegster meer in dienst kan worden gesteld op eene bezoldiging van ƒ 15 — (vijftien gulden) 's maands. II. ten behoeve van voormelde ziekeninrichting beschikbaar te stellen eene som van / 25. — (vijf en twintig gulden) 's maands voor schrijfloonen. Gouv. Besl. van 21 Januari 1914 No. 72 (Staatsblad No. 99). Met buitenwerkingstelling van het besluit van 2 Februari 1910 No. 27, zooals het is gewijzigd bij het besluit van 4 Augustus 1911 No. 68, machtiging te verleenen om voor den inhuur van vrije koelies ten behoeve van het Stadsverband te Soerabaja, ter vervanging van de toenmaals daar te werkgestelde gestraften, te beschikken over eene som van ten hoogste ƒ 13.90 (dertien gulden, negentig cent) per dag. Bij het Gouv. Besl. van 24 Januari 1908 No. 13 is bij wijze van tijdelijken maatregel bepaald dat, met afwijking in zoover van het besluit van 25 October 1874 No. 15 (Staatsblad No. 252), de Inlandsche geneeskundigen, geplaatst bij het stadsverband ter hoofdplaats Soerabaja, bij gemis van vrije woning binnen dat ziekengesticht, zullen genieten eene indemniteit voor huishuur van ƒ 30 (dertig gulden) 's maands, onder verplichting zoo dicht mogelijk bij genoemde ziekeninrichting te wonen. 96 Voorts is bij het Gouv. Besl. van 12 October 1912 No. 9 machtiging verleend om bij elk der stadsverbanden te Batavia, Semarang en Soerabaja en bij het Hulpstadsverband te Semarang tijdelijk in dienst te stellen eene gediplomeerde Europeesche verpleegster op eene bezoldiging van ƒ 150's maands, benevens vrije woning in de ziekeninrichting of bij gemis daarvan eene huishuurindemniteit van ƒ 25 's maands, welk aantal voor het Stadsverband te Batavia bij het Gouv. Besluit van 21 Augustus 1916 No. 62 tijdelijk met een is vermeerderd. Bij het Gouv. Besl. van 16 Augustus 1914 No. 14 is de Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, gemachtigd om bij genoemden dienst tijdelijk werkzaam te stellen vijf Europeesche hoofdverpleegsters, op eene bezoldiging van ƒ 160 — ƒ260 's maands'iedèr, benevens vrije woning of bij gemis daarvan eene huishuurindemniteit van ƒ 40 's maands. Deze verpleegsters kunnen worden geplaatst bij de Stadsverbanden te Batavia, Semarang en Soerabaja, bij het Hulpstadsverband te Semarang en bij het Koningin Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng. C. Bij het Gouv. Besl. van 30 September 1915 No. 23 j". het Gouv. Besl. van 5 Augustus 1916 No. 30 is machtiging verleend om op den voet van artikel 49 der Indische Comptabiliteitswet en met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 8 en 9 der Voorschriften, vervat in het Gouv. besl. van 10 December 1873 No. 6 (Bijblad No. 2718), aan den Directeur van de centrale burgerlijke ziekeninrichting te a. Batavia, b. Semarang, c. Soerabaja, a. b. c. gerekend van 1 Januari 1915, voor de aanschaffing van meubilair, kleedingstukken, fournituren en andere huishoudelijke artikelen, reparatiën daaronder begrepen, ten behoeve van de inrichting onder zijn beheer sommen ter goede rekening te verstrekken tot een bedrag van a. ƒ 12000 (twaalf duizend gulden), b. ƒ 6850 (zes duizend acht honderd vijftig gulden), c. ƒ 4800 (vier duizend acht honderd gulden), a. b. c. 's jaars. 97 B. Beri-beri gesticht te BUITENZORG. 1. Reglement (Gouv. Besl. van 23 Juni 1891 No. 14, Bijbl. No. 4640, gewijzigd bij het Gouv. Besl. van 25 Juni 1910 No. 47). ARTIKEL \. i) Het gesticht is bestemd voor de verpleging in het bijzonder van aan beri-beri lijdende gevangenen, veroordeelden en andere personen, doch kan tevens dienen tot verpleging van niet aan beri-beri lijdende gevangenen en veroordeelden, voor wie dit om gezondheidsredenen noodig wordt geacht. ARTIKEL la. J) De directeur staat aan het hoofd der inrichting. Hij voert de administratie; buiten noodzaak wordt de opziener niet met administratieve bezigheden belast. Bij afwezigheid of ontstentenis van den directeur treedt de opziener in zijne plaats. ARTIKEL 2. De directeur is onmiddellijk ondergeschikt aan het hoofd van plaatselijk bestuur. De opziener en de hoofdmandoers, mandoers en oppassers zijn aan den directeur ondergeschikt en in hunne dienstverrichtingen verplicht zich nauwkeurig te houden aan zijne bevelen. De bij de inrichting geplaatste dokters-djawa volgen de bevelen van den behandelenden geneesheer en zijn tevens gehoorzaamheid verschuldigd aan den directeur in alles wat niet tof hun eigenlijke ambtsplichten behoort. Bij verschillen beslist het hoofd van plaatselijk bestuur, na overleg met den eerstaanwezenden officier van gezondheid. Benoeming en ontslag van hoofdmandoers, mandoers en oppassers geschieden door het hoofd van plaatselijk bestuur, op eene door den directeur of zijn vervanger in overleg met den behandelenden geneesheer gedane voordracht. De directeur houdt een register aan van het geheele personeel, van de uitbetaalde traktementen en de mutatiën, die plaats vinden. i) Gouv. Besl. van 25 Juni 1910 No. 47. 7 98 ARTIKEL 3. In alles wat met de voeding en verpleging in verband staat, volgt de directeur de voorschriften en aanwijzingen op van den eerstaanwezenden- of met den dienst belasten officier van gezondheid. Indien hij bezwaren heeft tegen die voorschriften, volgt hij ze niettemin op, maar is bevoegd zijne bedenkingen, voor gezien geteekend door den behandelenden geneesheer, schriftelijk in te dienen bij het hoofd van plaatselijk bestuur, dat na overleg met den eerstaanwezenden officier van gezondheid beslist, dan wel de zaak aan het oordeel van den resident onderwerpt. ARTIKEL 4. Directeur en opziener zijn verplicht, indien hun een landswoning is aangewezen, daarin verblijf te houden. De directeur heeft vergunning noodig van het hoofd van plaatselijk bestuur om zich verder dan 3 palen van de inrichting te verwijderen. Zonder vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur mag de opziener niet buiten het gesticht overnachten. Nimmer mogen directeur en opziener gelijktijdig afwezig zijn, ARTIKEL 5. De directeur houdt gestadig toezicht op het aan hem ondergeschikt personeel. Hij zorgt dat dit personeel de-strengste waakzaamheid in acht neemt en zich zonder zijn voorkennis niet van de inrichting verwijdert. Van verzuim of wangedrag rapporteert hij aan het hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 6. De zorg voor behoorlijke bewaring der veroordeelden binnen de inrichting en voor de handhaving van strenge tucht, stipte orde en onberispelijke zindelijkheid aldaar is inzonderheid aan den directeur toevertrouwd. Hij zorgt dat alle vertrekken dagelijks worden gelucht en gereinigd, zoomede dat het terrein der inrichting dagelijks wordt aangeveegd en schoongehouden. 99 Waar nachttonnen gebruikt worden, doet hij deze ten minste tweemalen in de 24 uren ledigen en schoonmaken. ARTIKEL 7. Zooveel zulks met eene goede bewaking vereenigbaar is, moeten alle verpleegden niet alleen in de gelegenheid gesteld, maar ook, tenzij naar het oordeel van den behandelenden geneesheer hun gezondheidstoestand dit verbiedt, verplicht worden dagelijks zich te baden en eenigen tijd in de open lucht te bewegen. De directeur zorgt dat in alle lokalen steeds goed drinkwater in ruim voldoende hoeveelheid voorhanden is. Hij neemt voorts alle door den eerstaanwezenden- dan wel met den dienst belasten officier van gezondheid noodig geoordeelde of goedgekeurde maatregelen en voorzorgen voor zoover hij zulks in zijne macht heeft, welke kunnen strekken tot bevordering eener goede gezondheid der verpleegden. ARTIKEL 8. De directeur neemt de meest nauwgezette voorzorgsmaatregelen tegen brand en voorziet het personeel van duidelijke instructiën omtrent ieders verplichtingen bij het uitbreken van brand, opdat geen paniek ontsta en dadelijk doeltreffende maatregelen verdere uitbreiding kunnen voorkomen. De daarvoor te maken regelingen onderwerpt hij aan de goedkeuring van het hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 9. Niemand mag in het gesticht worden opgenomen of gehouden dan krachtens een schriftelijk bevel van het hoofd van plaatselijk bestuur. » ARTIKEL 10. De directeur en het aan hem ondergeschikt personeel moeten de veroordeelden met menschlievendheid, maar tevens met gepasten ernst en gestrengheid behandelen en zich buiten de belangen van den dienst zoo weinig mogelijk met hen inlaten. 100 ARTIKEL 11. De directeur is verplicht zorg te dragen dat nimmer in het bezit van de lijders worden gelaten of tijdens hun verblijf in het gesticht worden gevonden: scherpe werktuigen, wapenen, vergift, opium, sterke dranken, preciosa, geld en andere zaken, die in het belang van orde en tucht niet kunnen worden toegelaten. ARTIKEL 12. De directeur waakt, dat alle in de inrichting opgenomen personen, zonder onderscheid, zich voortdurend ordelijk en rustig gedragen en zich niet alleen onthouden van eigenlijke ongeregeldheden, maar ook van alle rumoer en gedruisch en van alles wat tot wanorde of aanstoot aanleiding kan geven. ARTIKEL 13. De directeur is verplicht de veroordeelden, die iets onbehoorlijks bedrijven of zich niet ordelijk en rustig gedragen, te vermanen, daarna hen te waarschuwen en opmerkzaam te maken op de straffen, die hen wachten bij ongehoorzaamheid aan zijne bevelen. Hij is echter niet bevoegd tot het opleggen van straffen, doch brengt alle ongeregeldheden in zoowel als buiten het gesticht, zoo mogelijk onverwijld, doch steeds binnen 24 uren ter kennis van het hoofd van plaatselijk bestuur. Vrije lieden onder de verpleegden, die zich ondanks herhaalde vermaning van den directeur misdragen, kunnen op zijn voorstel door het hoofd van plaatselijk bestuur uit de inrichting worden verwijderd. ■ ARTIKEL 14. Ingeval van ongeregeldheden van ernstigen aard, van oproeren feitelijk verzet en van poging tot ontvluchting der veroordeelden, is de directeur gerechtigd de daders of belhamels op zijne verantwoordelijkheid op te sluiten en desnoods in de boeien te plaatsen. Zoo de gelegenheid daartoe ontbreekt, kan hij hen aan den cipier van de gevangenis overleveren; alles onder nadere goedkeuring van het hoofd van plaatselijk bestuur, aan hetwelk onverwijld van een en ander bericht gezonden wordt. 101 ARTIKEL 15. Door persoonlijk bezoek — zooveel mogelijk op ongeregelde tijdstippen, doch niet tijdens de geneeskundige visite — binnen de verschillende zalen, waarin het gesticht verdeeld is, overtuigt de directeur zich minstens eenmaal per dag, dat alles daar behoorlijk toegaat en dat niets geschiedt wat in strijd is met een strenge tucht en goede orde. " ARTIKEL 16. De directeur dient dagelijks een rapport in aan het hoofd van plaatselijk bestuur, betreffende alles wat den vorigen dag in de inrichting en daarbuiten, voor zoover veroordeelden buiten werkzaam waren, belangrijks is voorgevallen. Van gewichtige gebeurtenissen wordt steeds bericht gezonden dadelijk nadat zij bekend zijn geworden. ARTIKEL 17. De directeur draagt zorg, dat de veroordeelden steeds behoorlijk gekleed zijn in de voorgeschreven kleeding ; dat zij die kleeding en hunne ligging in ongeschonden en zindelijken staat houden en dat de afgedragen of versleten stukken op den bepaalden tijd tegen nieuwe worden verwisseld. Hij doet, zoo dikwijls hij dit noodig oordeelt, doch minstens eenmaal 's weeks, onderzoek of de verpleegden in het bezit zijn van de hun van landswege verstrekte voorwerpen. Geen nieuwe kleeding of ligging mag worden verstrekt, dan na voorafgaande inlevering van de versletene of verantwoording van de vermiste. ARTIKEL 18. Geen bezoekers worden bij de veroordeelden toegelaten dan . na vertoon en afgifte aan den directeur of zijn vervanger eener schriftelijke vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur. Acht de behandelende geneesheer het op geneeskundige gronden niet gewenscht dat een lijder bezoek ontvangt, dan deelt hij dit. mede aan den directeur, die daarvan bericht zendt aan het hoofd van plaatselijk bestuur. 102 De directeur draagt zorg, dat gewapende bezoekers bij den ingang van het gesticht hunne wapens afleggen en is tevens bevoegd, desgeraden achtende, een onderzoek aan den lijve te doen instellen of zij contrabande bij zich hebben. Hij doet de bezoekers steeds door den opziener of een vertrouwd mandoer vergezellen. ARTIKEL 19. Bezoekers worden alleen toegelaten van des voormiddags 8 töt 11 ure en des namiddags tusschen 3 en 6 ure. Behalve ingeval van dringenden aard, zooals bij ernstige ongesteldheid, mogen de veroordeelden alleen des Zondags bezoek ontvangen. ARTIKEL 20. De directeur waakt, dat zonder zijne tusschenkomst geene voor veroordeelden bestemde brieven of zaken de inrichting worden binnengebracht, noch door of voor veroordeelden geschreven brieven of van hen afkomstige zaken de inrichting verlaten. ARTIKEL 21. Het is den directeur en het overig personeel verboden, onder welk voorwendsel of welken naam ook, eenige betaling of geschenken te ontvangen, of geld dan wel goederen in leen te nemen van in het gèsticht opgenomen personen, hunne betrekkingen of vrienden, en evenmin van aannemers of leveranciers van benoodigdheden voor het gesticht of van hunne gemachtigden. ARTIKEL 22. De directeur geeft dagelijks, op aanvraag, aan den leverancier der voeding een schriftelijke opgave in duplo van het aantal personen, waarvoor het voedsel moet geleverd worden, en van de extra voeding, volgens opgave van den behandelenden geneesheer. Van elke bon wordt een exemplaar door den directeur bewaard en in volgorde in maandelijksche bundels vereenigd. ARTIKEL 23. De directeur is gehouden mede toe te zien dat de voorwaarden, waarop de voeding enz. der verpleegden, de verlichting 103 der lokalen en de levering van andere benoodigdheden voor het gesticht, hetzij openbaar dan wel ondershands zijn uitbesteed, nauwgezet door de aannemers worden nagekomen. Bij niet nakoming der verplichtingen van de aannemers, doet hij daarvan mededeeling aan het hoofd van plaatselijk bestuur. Een afschrift van bovenbedoelde voorwaarden wordt, voor zoover zij betreffen den tijd, de hoeveelheid en hoedanigheid van de te leveren zaken, de wijze van levering en de op verzuimen en nalatigheid van de aannemers gestelde straffen, aan den directeur ter hand gesteld, en ligt steeds ter inzage van den behandelenden geneesheer. De behandelende geneesheer is te allen tijde bevoegd zich -te overtuigen van de hoedanigheid der voedingsmiddelen, zoowel rauw als toebereid. Ingeval hij meent daarop bemerking te moeten maken, geeft hij hiervan kennis aan den directeur en rapporteert aan den eerstaanwezenden officier van gezondheid. ARTIKEL 24. Bij de uitdeeling van het voedsel, de sirie of tabak en bij het leveren van alle benoodigdheden moet de directeur tegenwoordig zijn. Van de opmerkingen, die hij daarbij maakt en van klachten over het geleverde, die hem ter oore komen, houdt hij aanteekening in zijn dagrapport. ARTIKEL 25. De directeur zorgt voor goed toezicht op den arbeid der veroordeelden binnen het gesticht. Hij doet alle werkzaamheden ten behoeve der inrichting zooveel mogelijk verrichten door herstellende veroordeelden, daartoe door den behandelenden geneesheer aangewezen. Werkzaamheden, welke een gaan buiten het gesticht vorderen, als: water halen, reinigen van nachttonnen en andere, doet hij onder toezicht verrichten. ARTIKEL 26. Veroordeelden, die naar het oordeel van den behandelenden geneesheer hiertoe bekwaam zijn, kunnen voor tewerkstelling buiten de inrichting worden aangewezen. 104 ARTIKEL 27. De werkuren en de aard van het te Verrichten werk worden door het hoofd van plaatselijk bestuur vastgesteld, in overleg met den eerstaanwezenden officier van gezondheid. Buiten dringende noodzakelijkheid mogen veroordeelden, behalve voor het schoonhouden van het gesticht, niet tegen hunnen wil worden te werk gesteld op Zondag, op den verjaardag der Koningin en den nieuwjaarsdag van hunnen landaard. ARTIKEL 28. De directeur waakt dat er goed toezicht is bij het vertrek der veroordeelden naar de plaatsen, waar zij arbeiden, en bij hunne terugkomst van daar in het gesticht. Hij let er op, dat zij op de vastgestelde uren vertrekken en terugkeeren. Telkens bij vertrek en terugkomst doet hij de mandoers, nadat zij de veroordeelden in gelederen hebben geschaard, eene oproeping bij name houden van alle personen, die onder hun toezicht dien dag zullen arbeiden of gewerkt hebben, en houdt aanteekening van hun aantal. Bij hunne terugkeer worden zij, vóór zij zich naar hunne vertrekken begeven, aan den lijve onderzocht of zij verboden waren of zaken bij zich hebben. ARTIKEL 29. De directeur vestigt de aandacht van de mandoers, met het toezicht op werkploegen belast, op hunne verplichting om te waken, dat de veroordeelden gedurende den arbeid en terwijl zij naar het werk gaan of daarvan terugkeeren, zich stil en rustig gedragen en in geregelde orde gaan, zich niet van de arbeidsplaats verwijderen; den hun opgedragen arbeid zorgvuldig afwerken; voorts om, zoo daartoe gelegenheid bestaat, van elke ontvluchting onmiddellijk kennis te geven aan het hoofd van plaatselijk bestuur en in alles de hun gegeven bevelen stipt te gehoorzamen. Hij wijst de mandoers al verder op eene strenge inachtneming van rechtvaardigheid ten aanzien der verdeeling van de aan eiken ploeg opgelegde taak en op de zorg, die zij hebben te dragen, dat iedere veroordeelde zijn taak dagelijks afwerke. 105 Behalve in geval van overmacht zijn de mandoers aansprakelijk voor ontvluchting en voor alle ongeregeldheden, welke door de veroordeelden, zoolang deze onder hun toezicht staan, mochten worden gepleegd. ARTIKEL 30. De directeur ontvangt dagelijks van de mandoers, met het toezicht op de te werk gestelde veroordeelen belast, na hunnen terugkeer in het gesticht een mondeling rapport over het gedrag en de vlijt der veroordeelde arbeiders en over alle ongeregeldheden en bijzonderheden, welke dien dag zijn voorgevallen, en verneemt van hen welke veroordeelden de hun opgelegde taak niet of niet behoorlijk hebben afgewerkt. Hij stelt omtrent het medegedeelde een nader onderzoek in bij de arbeiders zeiven en houdt van alles aanteekening in zijn dagrapport. Wanneer na den dagelijkschen terugkeer in het gesticht, bij de oproeping, bedoeld in artikel 28, een of meer hunner mocht blijken te ontbreken, of hem bekend mocht worden, dat een of meer hunner van het werk is ontvlucht, doet de directeur daarvan onverwijld mededeeling aan het hoofd van plaatselijk bestuur, onverschillig of dit al dan niet reeds door de mandoers heeft plaats gehad. ARTIKEL 31. De gereedschappen, benoodigd voor den arbeid worden bij vertrek uit het gesticht onder goed toezicht aan de veroordeelden ter hand gesteld en bij terugkomst weder ingeleverd, waarbij zij door of van wege den directeur in oogenschouw genomen worden. Van moedwillige beschadiging of vernieling of geheel ontbreken van eenig gereedschap houdt de directeur aanteekening in zijn dagrapport, ten einde het hoofd van plaatselijk bestuur zoo mogelijk aan den schuldige de vergoeding oplegge, onverminderd de hem wachtende straf. ARTIKEL 32. De directeur zorgt, dat tegen zonsondergang alle veroordeelden binnen de zalen zijn en de deuren alsdan behoudens buitengewone omstandigheden tot den ochtend blijven gesloten. 106 Hij draagt bijzonder zorg, dat geen andere lichten branden dan die tot bewaking dienen. ARTIKEL 33. De directeur houdt van de verpleegden nauwkeurige registers en dagelijksche sterktestaten aan volgens vastgestelde of nader vast te stellen modellen en houdt daarin aanteekening van alle mutatiën. Hij draagt zorg voor de hem ter hand gestelde vonnissen van veroordeelden en waakt, dat de opgaven in de registers daarmede geheel in overeenstemming zijn. ARTIKEL 34. De directeur zorgt dat veroordeelden, wier straftijd is verstreken, op het bepaalde tijdstip in vrijheid worden gesteld. ■ Hij waakt er voor, dat de hem door den geneesheer als hersteld aangewezen personen ten spoedigste het gesticht verlaten en de veroordeelden onder hen naar hunne nieuwe bestemming worden opgezonden. Dagelijks zendt hij aan het hoofd van plaatselijk bestuur eene nominatieve opgave van de personen, die ontslagen moeten worden, onder overlegging hunner papieren. Komt door onvoorziene omstandigheden hierin verandering, dan zendt hij daarvan tusschentijds bericht. ARTIKEL 35. Bij overlijden van in het gesticht opgenomen personen geeft de directeur aanstonds kennis aan het hoofd van plaatselijk bestuur. Lijken van veroordeelden worden van bestuurswege ter aarde besteld. Indien betrekkingen van eenen overleden veroordeelde hun verlangen te kennen geven om diens lijk te begraven, kan het hoofd van plaatselijk bestuur dit hun daartoe afstaan, onder voorwaarde dat de begrafenis zonder eenige plechtigheid zal geschieden. ARTIKEL 36. De directeur is bewaarder van de gereedschappen en goederen, ten dienste van het gesticht of ten behoeve der verpleegden van landswege verstrekt. 107 Hij houdt nauwkeurig boek van alle goederen, tot het gesticht behoorende, welke onder de zoogenaamde inventaris-goederen gerekend worden, met vermelding van afkeuringen en verstrekkingen. ^Sf-^t Jaarlijks dient hij van deze goederen en van den toestand, waarin zij zich bevinden, met vermelding van de plaats gehad hebbende mutatiën, een staat in aan het hoofd van plaatselijk bestuur. Zijn archief moet steeds in de beste orde zijn. ARTIKEL 37. Eenmaal per maand zendt de directeur door tusschenkomst van het hoofd van plaatselijk bestuur eene opgave van noodig geoordeelde herstellingen der gebouwen enz. aan den eerstaanwezenden waterstaatsambtenaar. ARTIKEL 38. In alle gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, volgt de directeur de bevelen op van het hoofd van plaatselijk bestuur. 2. Formatie van het personeel. Gouv. Besl. van 13 Januari 1898 No. 7 (Staatsblad No. 32). Krachtens Koninklijke machtiging, met intrekking van het thans aan de inrichting tot verpleging van aan beri-beri lijdende gevangenen, veroordeelden en andere personen te Buitenzorg verbonden personeel, ten behoeve van die inrichting, in dienst te stellen: één Directeur op eene bezoldiging van ƒ 250.- (tweehonderd vijftig gulden) 's maands benevens vrije woning; één Europeesch opziener op eene bezoldiging van ƒ 100.— (een honderd gulden) 's maands benevens vrije woning; vier hoofdmandoers, ieder op eene bezoldiging van ƒ 20.— (twintig gulden) 's maands. en voorts mandoers en oppassers naar den maatstaf van: twee mandoers, ieder op eene bezoldiging van ƒ 15.— (vijftien gulden) 's maands, en vier oppassers, ieder op eene bezoldiging van ƒ 10.— (tien gulden) 's maands, voor elk 75tal lijders; 108 met dien verstande dat één mandoer en drie oppassers in dienst zullen kunnen worden gesteld voor een overblijvend aantal van meer dan 30 en minder dan 75 verpleegden. *) Gouv. Besl. van 28 Augustus 1909 No. 31. Bij wijze van tijdelijken maatregel, machtiging te verleenen tot de indienststelling bij het beri-berigesticht te Buitenzorg, ten behoeve van zieke dwangarbeiders, van verplegers op een traktement van ƒ 15.— (vijftien gulden) 's maands ieder, onder voorwaarde, dat deze verplegers slechts zullen worden aangesteld tot zoodanig aantal en voor zoolang als door den Eerstaanwezenden Officier van gezondheid te Buitenzorg noodig wordt geacht. Gouv. Besl. van 21 October 1912 No. 32. Met aanvulling van het besluit van 28 Augustus 1909 No. 31 bij wijze van tijdelijken maatregel, machtiging te verleenen tot de indienststelling bij het beri-berigesticht te Buitenzorg van een hoofdverpleger (verbandmeester) op een traktement van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands. C. Krankzinnigengestichten. 'REGLEMENT op het Krankzinnigenwezen (Staatsblad 1897 No. 54, 1898 No. 311, 1905 No. 358 en 1910 Nos. 550 en 651). § I. Inrichting tot verpleging en tot voorloopige opneming van krankzinnigen. ARTIKEL 1. Nevens de Gouvernements- krankzinnigengestichten kunnen particuliere krankzinnigengestichten worden opgericht. Als particuliere krankzinnigengestichten worden beschouwd alle inrichtingen, waarin iemand meer dan drie krankzinnigen, die niet tot zijn gezin behooren, verpleegt. *) Bij St. 1899 No. 194 is bepaald dat aan den bij het beri-beri gesticht te Buitenzorg geplaatsten Inl. geneeskundige, voor wien van Landswege geen woning kan worden aangewezen, eene indemniteit voor huishuur wordt toegekend van / 15 's maands. 109 ARTIKEL 2. Tot oprichting van een particulier krankzinnigengesticht wordt de vergunning van den Gouverneur-Generaal vereischt. Deze verbindt daaraan zoodanige voorwaarden, als Hij in het belang der krankzinnigen en hunner verpleging noodig acht. De particuliere krankzinnigengestichten zijn uitsluitend tot verpleging van krankzinnigen bestemd. Aan elk dier gestichten moet ten minste één bevoegd geneeskundige verbonden zijn. ARTIKEL 3. Indien een particulier krankzinnigengesticht zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal is opgericht, wordt het op Diens last gesloten. Indien zulk een gesticht niet voldoet aan de eischen, .in ds laatste twee alinea's van artikel 2 gesteld, en aan dé voorwaarden, aan de vergunning tot oprichting verbonden, kan de vergunning door den Gouverneur-Generaal ingetrokken en het gesticht op Diens last gesloten worden. Het besluit tot sluiting van een gesticht wordt met redenen omkleed en in de Javasche Courant geplaatst. Bij sluiting van een gesticht worden de daarin verpleegde krankzinnigen op kosten van hen, voor wier rekening zij verpleegd worden, binnen een door den Gouverneur-Generaal te s'.ellen termijn door de zorg van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst overgebracht naar andere krankzinnigengestichten. ARTIKEL 4. Tot de verpleging van drie of minder krankzinnigen, die niet tot het gezin behooren, wordt de vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur vereischt. Aan het verleenen der vergunning gaat een onderzoek naar de doelmatigheid der woning voor de verpleging der krankzinniger, bestemd, vooraf. De vergunning kan te allen tijde worden ingetrokken. ARTIKEL 5. Van het verleenen en van het intrekken van vergunningen, als bedoeld bij de artikelen 2 en 4, wordt kennis gegeven aan' 110 de hoofden van plaatselijk bestuur en aan de officieren van justitie, binnen wier ressort de krankzinnigengestichten of de inrichtingen tot verpleging van drie of minder krankzinnigen gevestigd worden of waren. ARTIKEL 6. Plaatsen tot voorloopige opneming van krankzinnigen zijn voor Europeanen de militaire hospitalen, voor Inlanders de voor hen bestemde ziekeninrichtingen, en wanneer de laatstbedoelde inrichtingen niet in eene afdeeling aanwezig zijn, insgelijks de militaire hospitalen. Ontbreken zoowel militaire hospitalen als voor Inlanders bestemde ziekeninrichtingen, of bieden deze geen voldoende ruimte aan, en bestaat in de afdeeling geen andere gelegenheid tot verpleging, dan worden de gevangenissen als plaatsen tot voorloopige opneming gebezigd. In deze plaatsen worden de krankzinnigen zooveel mogelijk van de overige daarin opgenomen personen afgezonderd. De bestuurders houden een register aan overeenkomstig het model, door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vastgesteld. ARTIKEL 7. In de krankzinnigengestichten en in de plaatsen tot voorloopige opneming van krankzinnigen wordt dagelijks van elke toepassing van een dwangmiddel op een verpleegde of opgenomene aanteekening gehouden in een afzonderlijk register naar een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vastgesteld model. § II. Toezicht. ARTIKEL 8. Het oppertoezicht over het krankzinnigenwezen wordt onder de bevelen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst uitgeoefend door den Chef over den geneeskundigen dienst. Het onmiddellijk toezicht wordt volgens de bepalingen van dit reglement uitgeoefend door de hoofden van gewestelijk bestuur en door de officieren van justitie. 111 ARTIKEL 9. De hoofden van gewestelijk bestuur en de officieren van justitie bezoeken op onbepaalde tijden de krankzinnigengestichten in hun ressort, om zich te verzekeren dat niemand wederrechtelijk daarin geplaatst of teruggehouden wordt en dat de verpleegden behoorlijk behandeld worden. Evenzeer om zich te verzekeren dat niemand wederrechtelijk daarin geplaatst of teruggehouden wordt en dat de opgenomenen en verpleegden behoorlijk worden behandeld, bezoeken de hoofden van gewestelijk bestuur op onbepaalde tijden de plaatsen tot voorloopige opneming van krankzinnigen en de inrichtingen tot verpleging van drie of minder krankzinnigen in hun gewest, terwijl de officieren van justitie tot hetzelfde verplicht zijn ten aanzien van de plaatsen en inrichtingen in het gewest van hun standplaats. In de genoemde gestichten, plaatsen en inrichtingen wordt zoowel aan de genoemde ambtenaren als aan de door den Chef over den geneeskundigen dienst aan te wijzen geneeskundigen te allen tijde toegang verleend. De geneeskundigen der gestichten, de bestuurders der plaatsen tot voorloopige opneming van krankzinnigen en de personen, die drie of minder krankzinnigen, niet tot het gezin behoorende, verplegen, geven hun de verlangde inlichtingen en verleenen hun inzage van de krachtens dit reglement aan te houden registers. § III. Plaatsing en verblijf in een krankzinnigen gesticht. A. Van Europeanen. ARTIKEL 10. Ieder meerderjarig bloedverwant of aangehuwde, in de rechte linie onbepaald en in de zijlinie tot den derden graad ingesloten, alsmede de echtgenoot, voogd of curator van een krankzinnige, zijn bevoegd om schriftelijk aan den president van den raad van justitie van de woon- of verblijfplaats des krankzinnigen machtiging te verzoeken om den krankzinnige voorloopig in een gesticht te doen plaatsen, in het belang der openbare orde of in dat van den lijder. ARTIKEL 11. De officier van justitie bij den raad van justitie van de woonof verblijfplaats des krankzinnigen kan, bij ontstentenis van de in 112 artikel 10 vermelde personen, bij schriftelijk requisitoir machtiging tot plaatsing in een gesticht verzoeken aan den president van den raad van justitie. Hij is daartoe eveneens bevoegd in het geval bedoeld bij artikel 12. Hij is daartoe verplicht, wanneer hij de plaatsing van den krankzinnige onder verzekerd toezicht, in het belang der openbare orde of ter voorkoming van ongelukken, noodzakelijk acht, of wanneer het hem gebleken is, dat een krankzinnige verwaarloosd wordt. ARTIKEL 12. In spoedeischende gevallen kunnen krankzinnigen door het hoofd van plaatselijk bestuur van hun werkelijk verblijf in bewaring worden gesteld. Deze ambtenaar geeft hiervan binnen vier en twintig uren, of waar dit niet mogelijk is, bij de eerste postgelegenheid, kennis aan den officier van justitie in wiens ressort de krankzinnige in bewaring is gesteld, met bijvoeging van de bescheiden, waaruit de krankzinnigheid blijkt. De inbewaringstelling kan in een krankzinnigengesticht geschieden, als een zoodanig gesticht zich in de nabijheid bevindt en aldaar gelegenheid tot opneming bestaat en anders in eene plaats tot voorloopige opneming. De duur van de inbewaringstelling mag nooit langer zijn dan strikt noodzakelijk. ARTIKEL 13. Ieder meerderjarige, die gevoelt dat zijn toestand verpleging in oen krankzinnigengesticht wenschelijk maakt, kan zijne plaatsing overeenkomstig artikel 10 en in een spoedeischend geval zijne inbewaringstelling overeenkomstig artikel 12 verzoeken. ARTIKEL 14. Bij de in de artikelen 10 en 11 vermelde verzoeken en requisitoiren wordt, zoo mogelijk, overgelegd eene uiterlijk zeven dagen vóór het verzoek opgemaakte, onderteekende en met redenen omkleede verklaring van iemand, bevoegd om in Nederlandsch-Indië het beroep van geneesheer uit te oefenen, waaruit blijkt dat de persoon, voor wien plaatsing in een gesticht verlangd wordt, in een toestand van krankzinnigheid verkeert. 113 Bij de verzoeken en requisitoiren kunnen bovendien omstandigheden vermeld en bescheiden overgelegd worden, waaruit de staat van krankzinnigheid nader blijkt. ARTIKEL 15. Wanneer de verklaring van den geneeskundige, hetzij alleen, hetzij in verband met de vermelde omstandigheden en overgelegde bescheiden het bestaan van krankzinnigheid aanvankelijk genoegzaam aantoont, of wanneer in het geval bij artikel 13 vermeld, of in het geval dat geen geneeskundige verklaring is kunnen worden overgelegd, de staat van krankzinnigheid voldoende blijkt, verleent de president van den raad van justitie de verzochte machtiging. Deze kan op het verzoekschrift of requisitoir gesteld worden. De president is bevoegd, alvorens op het verzoek te beschikken, den persoon, wiens plaatsing verzocht is, zijne bloedverwanten of aangehuwden, zijn echtgenoot, voogd of curator daarover te hooren, wat eerstgenoemde betreft, zoo noodig in tegenwoordigheid van een geneeskundige door den president aan te wijzen. Wanneer de te hooren persoon niet ter plaatse aanwezig is, kan de president het verhoor aan het hoofd van plaatselijk bestuur zijner woon- of verblijfplaats opdragen. Vindt de president geene voldoende redenen om machtiging tot plaatsing te verleenen, zoo verklaart hij dit op het verzoekschrift of requisitoir. De president brengt dit stuk onverwijld ter kennis van den raad van justitie. Deze beslist in het hoogste ressort volgens de voorschriften van dit artikel. De machtiging van den president of van den raad van justitie wordt, evenals de verdere beschikkingen van den raad van justitie krachtens dit reglement, niet beteekend aan den persoon wiens plaatsing is verzocht. Zij kan na een in de machtiging te bepalen termijn van ten hoogste zes maanden niet meer ten uitvoer gelegd worden. Bij weigering der machtiging door den raad van justitie wordt, indien de persoon, wiens plaatsing is verzocht, overeenkomstig artikel 12 reeds voorloopig in bewaring is gesteld, tevens bevolen, dat hij onmiddellijk daaruit worde ontslagen. ARTIKEL 16. Behoudens de bijzondere voorschriften, door den GouverneurGeneraal omtrent de opneming in een landsgesticht vast te 8 114 stellen, geschiedt de opneming van een krankzinnige in een gesticht tegen overlegging van eene expeditie der machtiging tot plaatsing. Deze expeditie en die der in de artikelen 20, 21, 32, 33 en 48 bedoelde rechterlijke beschikkingen moeten aan den geneeskundige van het gesticht worden overgelegd; zij worden vermeld in en bewaard bij een register, ingericht naar een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vast te stellen model. Dadelijk na de opneming van een krankzinnige, geeft de geneeskundige van een gesticht daarvan kennis aan den officier van justitie, in wiens ressort het gesticht is gelegen ARTIKEL 17. Bij elke plaatsing van een krankzinnige in een gesticht geeft de officier van justitie, in wiens ressort het gesticht gelegen isr daarvan onverwijld kennis aan het hoofd van plaatselijk bestuur der laatste woon- of verblijfplaats van den krankzinnige. Het hoofd van plaatselijk bestuur deelt die kennisgeving onverwijld mede aan de naaste bloedverwanten of aangehuwden, of aan den echtgenoot, voogd of curator van den krankzinnige, voor zoover deze personen in Nederlandsch-Indië gedomicilieerd zijn, ARTIKEL 18. Gedurende de eerste vier weken na iemands opneming houdt de geneeskundige van het gesticht, die den opgenomene behandelt,, in een- daartoe bestemd register dagelijks aanteekening van zijne bevinding. Na den afloop der eerste vier weken geschiedt gelijke aanteekening ten minste maandelijks en na het verstrijken der eerste drie jaren ten minste jaarlijks. ARTIKEL 19. Dadelijk na verloop van de vier weken in het eerste lid van artikel 18 bedoeld, zendt de geneeskundige van het gesticht een afschrift van de gedurende dat tijdvak gehouden aanteekeningen betreffende een verpleegde, vergezeld van eene gemotiveerde verklaring omtrent het noodzakelijke of wenschelijke van diens verdere verpleging in een krankzinnigengesticht, aan den officier van justitie, in wiens ressort het gesticht is gelegen. 115 Binnen eene week na ontvangst van deze bescheiden dient de officier van justitie, zoo daartoe termen zijn, onder overleg, ging der bescheiden, aan den raad van justitie een requisitoir in om den verpleegde gedurende een bepaalden tijd, dien van één jaar niet te boven gaande, in een krankzinnigengesticht te doen verblijven. Vindt de officier van justitie geen termen voor de indiening van een requisitoir, dan gelast hij dat de verpleegde uit het gesticht worde ontslagen. 7 *■? ARTIKEL 20. Op het requisitoir kan door den raad van justitie worden beschikt op de in artikel 19 vermelde bescheiden. De raad van justitie kan echter nader bewijs door getuigen of andere middelen gelasten, en zelfs het verhoor van den verpleegde bevelen. Wordt het verhoor van den verpleegde bevolen, dan geschiedt dit in het gesticht, zoo noodig, in tegenwoordigheid van een der daaraan verbonden geneeskundigen. De raad van justitie kan het verhoor opdragen aan een door hem te benoemen rechter-commissaris. Bij gelegenheid van het verhoor van den verpleegde kunnen tevens de geneeskundige en andere personen, die zich in het gesticht bevinden, als getuigen worden gehoord, zonder voorafgaande oproeping. Hangende het onderzoek, blijft de verpleegde in het gesticht. Bij afwijzende beschikking op het requisitoir van den officier van justitie, gelast de raad van justitie tevens, dat de persoon, wiens verdere aanhouding in een krankzinnigengesticht is verzocht, onmiddellijk uit het gesticht worde ontslagen. De beschikking van den raad van justitie wordt gesteld op het requisitoir. Zij wordt niet uitgesproken en is aan geen hooger beroep onderworpen. ARTIKEL 21. Ten hoogste ééne maand en ten minste veertien dagen vóór het verstrijken van den tijd, waarvoor de raad van justitie iemands aanhouding in een krankzinnigengesticht heeft vergund, wordt door den geneeskundige van het gesticht aan den officier van justitie, in wiens ressort het gesticht gelegen is, een af- 116 schrift gezonden van de in artikel 18 bedoelde aanteekeningen, vergezeld van zijne met redenen omkleede verklaring omtrent het noodzakelijke of wenschelijke eener verdere verpleging in een krankzinnigengesticht. De officier van justitie dient hierop, zoo daartoe termen zijn, onder overlegging van de in het eerste lid genoemde bescheiden, aan den raad van justitie een requisitoir in tot het verleenen eener nieuwe machtiging voor ten hoogste één jaar. Op dit requisitoir wordt beschikt overeenkomstig de voorschriften van artikel 20. Telkens bij het verstrijken van den termijn der laatst verleende machtiging kan opgelijke wijze eene nieuwe machtiging worden verleend voor ten hoogste één jaar. De verpleegde, te wiens aanzien machtiging tot verlengde aanhouding in een gesticht is verzocht, blijft daarin, hangende het onderzoek van den raad van justitie. Bij weigering der machtiging gelast de raad van justitie tevens, dat de persoon, wiens verdere aanhouding in een krankzinnigengesticht is gerequireerd, onmiddellijk uit het gesticht worde ontslagen. De beschikkingen krachtens dit artikel gegeven zijn niet onderworpen aan hooger beroep. B. Van Inlanders. ARTIKEL 22. Machtiging tot plaatsing in een krankzinnigengesticht wordt, behoudens het bij artikel 50 bepaalde, verleend door den landraad in welks ressort de krankzinnige zijne woon- of verblijfplaats heeft. ARTIKEL 23.- Tot de machtiging in artikel 22 bedoeld kunnen verzoek doen de krankzinnige zelf, diens echtgenoot, ieder van zijne bloed- of aanverwanten, of de inlandsche officier van justitie. De inlandsche officier van justitie is daartoe verplicht in het geval bedoeld bij artikel 24, zoomede wanneer hij de plaatsing van den krankzinnige onder verzekerd toezicht in het belang der openbare orde of ter voorkoming van ongelukken noodzakelijk acht. 117 Het verzoek wordt schriftelijk of mondeling gedaan aan den president van den landraad. De inlandsche officier van justitie kan het verzoek alleen schriftelijk doen. Van het mondeling verzoek wordt proces-verbaal opgemaakt. Zoowel bij de mondelinge als schriftelijke verzoeken wordt opgave gedaan van de omstandigheden, die tot het doen van het verzoek hebben geleid, en van de personen, die omtrent den toestand van den krankzinnige nadere bijzonderheden kunnen mededeelen. Zoo mogelijk wordt daarbij overgelegd eene onderteekende en met redenen omkleede verklaring van iemand, bevoegd om in Nederlandsch-Indië het beroep van geneesheer uit te oefenen, waaruit blijkt dat de persoon, wiens plaatsing verzocht wordt, in een toestand van krankzinnigheid verkeert. ARTIKEL 24. ]) In spoedeischende gevallen kunnen krankzinnigen door het hoofd van plaatselijk bestuur van hun werkelijk verblijf in bewaring worden gesteld. De inbewaringstelling kan in een krankzinnigengesticht geschieden als een zoodanig gesticht zich in de nabijheid bevindt en aldaar gelegenheid tot opneming bestaat, en anders in eene plaats tot voorloopige opneming. Het in het eerste lid bedoeld bestuurshoofd geeft van de inbewaringstelling binnen vier en twintig uren, of, waar dit niet mogelijk is, bij de eerste postgelegenheid kennis aan den president van den landraad, in welks ressort de krankzinnige in bewaring is gesteld, met bijvoeging van de bescheiden, waaruit de krankzinnigheid blijkt. Wanneer nog geen verzoek is gedaan om machtiging tot plaatsing van den betrokken persoon in een krankzinnigengesticht, dan wordt deze kennisgeving als zoodanig beschouwd en door den president van den landraad in behandeling genomen. ARTIKEL 25. Het in artikel 23 bedoelde verzoek of proces-verbaal wordt op de eerstvolgende zitting van den landraad overgelegd en behandeld. De landraad raadpleegt de stukken, hoort de personen, die omtrent den toestand van den krankzinnige inlichtingen kunnen *) Staatsblad 1910 No. 550. 118 geven, en kan, wanneer hij dit noodig acht, ook den krankzinnige zeiven hooren. ARTIKEL 26. Wanneer de staat van krankzinnigheid voldoende blijkt, verleent de landraad de verzochte machtiging voor ten hoogste één jaar. De beschikking van den landraad is aan geen hooger beroep onderworpen. Zij kan na een in die beschikking te bepalen termijn van ten hoogste één jaar niet meer ten uitvoer gelegd worden. • Bij weigering der machtiging wordt, indien de persoon, wiens plaatsing is verzocht, overeenkomstig artikel 24 reeds voorloopig in bewaring is gesteld, tevens bevolen dat hij daaruit onmiddellijk worde ontslagen. ARTIKEL 27. Het eerste lid van artikel 16 is van toepassing. De expeditie der machtiging tot plaatsing en die der in de artikelen 29, 36 en 48 bedoelde rechterlijke beschikkingen moeten aan den geneeskundige van het gesticht worden overgelegd; zij worden vermeld in en bewaard bij een register, ingericht naar een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst vastgesteld model. ARTIKEL 28. Gedurende de eerste vier weken na iemands opneming houdt de geneeskundige van het gesticht, die den opgenomene behandelt, in het daartoe bestemd register wekelijks .aanteekening van zijne bevinding. Na afloop der eerste vier weken geschiedt gelijke aanteekening gedurende drie jaren maandelijks en daarna jaarlijks. ARTIKEL 29. Ten hoogste ééne maand en ten minste veertien dagen vóór het verstrijken van den tijd, waarvoor de landraad iemands aanhouding in een krankzinnigengesticht heeft vergund, wordt door den geneeskundige van het gesticht aan den president 119 van den landraad, in welks ressort het gesticht gelegen is, een afschrift gezonden van de in artikel 28 bedoelde aanteekeningen, vergezeld van eene met redenen omkleede verklaring omtrent het noodzakelijke of wenschelijke eener verdere verpleging in een krankzinnigengesticht. Deze stukken worden op de eerstvolgende zitting van den landraad overgelegd en behandeld. r Na raadpleging der stukken en na den inlandschen officier van justitie te hebben gehoord, kan de landraad eene nieuwe machtiging voor ten hoogste één jaar verleenen. De verpleegde, te wiens aanzien machtiging tot 'verlengde aanhouding in een gesticht is verzocht, blijft daarin hangende het onderzoek van den landraad. Telkeris bij het verstrijken van den termijn der laatst verleende machtiging kan op gelijke wijze eene nieuwe machtiging worden verleend voor ten hoogste één jaar. De landraad doet van- elke nieuwe machtiging mededeeling aan den landraad, die de eerste machtiging heeft verleend.. Van de nieuwe machtiging wordt aanteekening gedaan op de minuut der eerste machtiging. Vindt de landraad geen termen tot het verleenen van eene nieuwe machtiging, zoo gelast hij tevens dat de opgenomene onmiddellijk uit het gesticht worde ontslagen. De landraad doet van zijne beschikking vervolgens mededeeling aan den officier van justitie bij den raad van justitie in wiens ressort het gesticht gelegen is. De beschikkingen krachtens dit artikel gegeven zijn niet onderworpen aan hooger beroep. § IV. Verlof en ontslag uit een krankzinnigengesticht. A. Van Europeanen. ARTIKEL 30. Door den geneeskundige van een gesticht kan aan ieder, die daarin is opgenomen, verlof worden verleend om het gesticht voor een bepaalden tijd te verlaten. Ingeval de verpleegde onder vaderlijke macht, voogdij of curateele staat, is daartoe de toestemming van den vader, of zoo deze ontbreekt, van de moeder, van den voogd of den curator noodig. Deze bepaling geldt niet, wanneer het verlof voor vier en twintig uren of korter wordt verleend. 120 Het ingaan van het verlof en de terugkeer in het gesticht worden op het in artikel 16 vermeld register aangeteekend. ARTIKEL 31. Ontslag wordt verleend door den geneeskundige van het gesticht; le wanneer de verpleegde geene blijken van krankzinnigheid heeft gegeven, of hij van zijne krankzinnigheid genoegzaam is hersteld; van het verleend ontslag wordt door den geneeskundige eene schriftelijke verklaring afgegeven aan den persoon of de autoriteit, die het verzoek tot opne ming heeft gedaan; 2e op verlangen van het openbaar ministerie; 3e op verlangen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, overeenkomstig de voorschriften van het derde lid van dit artikel. Ontslag kan worden verleend door den genoemden geneekundige: le op verzoek van hem, op wiens aanvraag de opneming geschied is, of, bij ontstentenis van dezen, op verzoek van een ander bloedverwant of aangehuwde bedoeld bij artikel 10, en in beide gevallen, wanneer de verpleegde onder vaderlijke macht, voogdij of curateele staat, met de toestemming van de in het 2de lid van artikel 30 genoemde personen; 2e wanneer de vastgestelde verpleegkosten of kosten buiten de verpleging niet op de bepaalde of overeengekomen wijze worden voldaan en de schuldenaar zonder gevolg is in gebreke gesteld om te betalen. Uit de landsgestichten kan de Directeur van Onderwijs en Eeredienst, bij gebrek aan plaatsruimte, zoodanige lijders doen ontslaan die, volgens een vooraf in te winnen schriftelijk advies van den geneeskundige van het gesticht, als ongeneeslijk zijn aan te merken en wier ontslag geen gevaar oplevert voor verstoring der openbare orde of voor ongelukken. Het ontslag wordt op het in artikel 16 vermelde register aangeteekend. De terugkeer in de maatschappij wordt door den geneeskundige van het gesticht geregeld in overleg met hem, op wiens aanvraag de opneming is geschied, of, bij ontstentenis van dezen, met iemand dergenen die bevoegd waren de opneming te vragen. Bij het ontslag van hen, die op eigen verzoek in het gesticht zijn opgenomen, wordt dit overleg niet vereischt. 121 Zijn de in de eerste zinsnede van het vorig lid bedoelde personen niet bekend of onthouden zij hunne medewerking, zoo kan de hulp van het hoofd van plaatselijk bestuur, ter plaatse waar het gesticht gelegen is, tot de opzending van den ontslagene naar zijne woonplaats worden ingeroepen. Hetzelfde geldt bij het ontslag van hen, die op eigen verzoek in het gesticht zijn opgenomen. ARTIKEL 32. In ieder der gevallen, bedoeld bij artikel 31 alinea 1, sub 2e en alinea 2, sub le en 2e, beoordeelt de geneeskundige van het gesticht vooraf of het ontslag kan plaats hebben zonder gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken. Blijkt het tegendeel, dan maakt hij daaromtrent eene schriftelijke verklaring op en zendt die — in het'geval van artikel 31 alinea 2, sub ie met het verzoek, in dat van artikel 31 alinea 2, siib 2e met het exploit van ingebrekestelling _ aan den officier van justitie, in wiens ressort het gesticht gelegen is. De officier van justitie vraagt onmiddellijk na ontvangst dezer stukken de beslissing van den raad van justitie, die op zijn requisitoir in het hoogste ressort óf het ontslag beveelt, na zich verzekerd te hebben dat de noodige maatregelen genomen zijn om het gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken te verhoeden; öf bepaalt dat het ontslag als gevaarlijk niet binnen den termijn der laatste machtiging zal geschieden; öf bij het verstrijken van dien termijn, in de hiervoren omschreven vormen machtiging verleent tot verder verblijf van den krankzinnige in een gesticht. Zoolang de raad van justitie beraadslaagt, wordt het gevraagd ontslag niet verleend. De raad kan voor het nemen eener beslissing een nader onderzoek bevelen. Het 2de lid en de volgende zinsneden van artikel 20 zijn daarbij van toepassing. ARTIKEL 33. Bevindt de officier van justitie, dat een verpleegde in een krankzinnigengesticht op onwettige wijze is opgenomen of gehouden, zoo beveelt hij diens onmiddellijk ontslag, tenzij dit niet zonder gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken kan geschieden. 122 Zoo het bestaan van dat gevaar blijkt uit eene met redenen omkleede verklaring van den geneeskundige van het gesticht, requireert de officier van justitie in de hiervoren omschreven vormen de machtiging van den raad van justitie tot verder verblijf van den krankzinnige in een gesticht. Treft de officier van justitie in een gesticht een verpleegde aan, die, ofschoon daarin op grond van een rechterlijke machtiging verblijvende, naar zijn oordeel niet meer krankzinnig is, dan kan hij diens ontslag alleen bevelen zoo de geneeskundige van het gesticht daarmede instemt. Bij gemis van die instemming, vraagt de officier de beslissing van den raad van justitie, die vooraf den bovenbedoelden geneeskundige hoort en een nader onderzoek kan bevelen; het 2de lid en de volgende zinsneden van artikel 20 zijn daarbij van toepassing. B. Van Inlanders. ARTIKEL 34. Op Inlanders zijn van toepassing: a. artikel 30, met uitzondering van het 2de Hd, en met dien verstande dat het ingaan van het verlof en de terugkeer in het gesticht worden aangeteekend op het in artikel 27 vermeld register; b. artikel 31 met dien verstande: |'»fL dat alinea 2, sub le aldus wordt gelezen: ,,op verzoek van hem op wiens aanvraag de opneming „geschied is, of bij ontstentenis van dezen, op verzoek „van een ander bloedverwant of aangehuwde, bedoeld „bij artikel 23"; dat het ontslag wordt aangeteekend op het in artikel 27 vermeld register; P|*J|> dat de terugkeer tot de maatschappij door den geneeskundige van het gesticht steeds geregeld wordt in overleg met het hoofd van plaatselijk bestuur ter plaatse waar het gesticht gelegen is, door wien de noodige medewerking verleend wordt voor de opzending van den ontslagene naar zijne woonplaats. ARTIKEL 35. In de gevallen bedoeld bij artikel 31 alinea 1, sub 2e en alinea 2, sub le, zooals het wordt gelezen ingevolge artikel 34, 123 en sub 2e, worden Inlanders alleen ontslagen wanneer de geneeskundige van het gesticht van oordeel is dat het ontslag kan plaats hebben zonder gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken. • ARTIKEL 36. . Bevindt de officier van justitie, dat een verpleegde in een krankzinnigengesticht op onwettige wijze is opgenomen of gehouden, zoo beveelt hij diens onmiddellijk ontslag, tenzij dit niet zonder .gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken kan geschieden. De geneeskundige van het gesticht zendt dan zijne met redenen omkleede verklaring aan den landraad, in welks ressort het gesticht gelegen is. De landraad verleent, zoo noodig, machtiging tot verder verblijf van den krankzin'nige in een gesticht. De bepalingen van hef 3de en het 4de lid van artikel 33 zijn op Inlanders van toepassing, met dit onderscheid dat de zaak ter kennis gebracht wordt van den president van den landraad, in welks ressort het gesticht gelegen is, en deze haar aan de beslissing van die rechtbank onderwerpt. § V. Beheer der goederen van verpleegden in een krankzinnigengesticht en hunne onder curateele-stelling. ARTIKEL 37. Ieder meerderjarig Europeaan, die ter zake van krankzinnigheid in een gesticht is geplaatst, verliest net beheer over zijne goederen en over die van anderen, indien hem dit mocht zijn opgedragen. Op de verbintenissen door hem aangegaan is artikel 1331 van het Burgerlijk Wetboek toepasselijk. Wat de artikelen 447 en 448 van het Burgerlijk Wetboek betreft, staat hij gelijk met iemand wiens curateele verzocht of verleend is. ■ \ ARTIKEL 38. Indien het noodzakelijk is om in het geheel of gedeeltelijk beheer der goederen van een Europeesch verpleegde in een 124 krankzinnigengesticht of in de waarneming zijner belangen, in welk opzicht ook, te voorzien, wordt een provisioneele bewindvoerder benoemd door den raad van justitie, in wiens ressort het gesticht gelegen is. Die benoeming geschiedt op verzoek van hen, die bevoegd zijn de opneming in het gesticht te viagen, of van andere belanghebbenden of, zoo dezen stilzitten, op requisitoir van den officier van justitie. De vrouw kan tot provisioneele bewindvoerster over haren man benoemd worden. De bewindvoerder kan geene andere daden dan van zuiver beheer verrichten, tenzij op machtiging van den raad van justitie. Die machtiging wordt alleen verleend om gewichtige redenen en na verhoor of behoorlijke oproeping der vier naaste bloedverwanten of aangehuwden en van den echtgenoot, zoo zij in Nederlandsch-Indië zijn. De bevoegdheid van den provisioneelen bewindvoerder houdt op, wanneer de verpleegde uit het gesticht is ontslagen in een der gevallen in artikel 31 alinea 1 sub le en 2e vermeld, alsmede wanneer een curator over hem is aangesteld en de provisioneele bewindvoerder op wettige wijze met dit een en ander is in kennis gesteld. ARTIKEL 39. Indien het na de eerste machtiging tot verlengd verblijf, uit kracht van artikel 21 verleend, noodzakelijk is dat een Europeesch verpleegde in een krankzinnigengesticht onder curateele wordt gesteld, hetwelk zoo niet andere daartoe bevoegden dit tijdig vragen, ook buiten de gevallen bedoeld in artikel 435 van het Burgerlijk Wetboek door het openbaar ministerie kan worden gerequireerd, worden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek in acht genomen met de volgende wijzigingen: le bij het verzoekschrift wordt geene opgave van getuigen vereischt; geene andere bewijsstukken behoeven te worden overgelegd dan eene door den geneeskundige van het gesticht afgegeven verklaring, waaruit de voortdurende staat van krankzinnigheid blijkt, benevens "een afschrift der laatste rechterlijke machtiging tot aanhouding in het gesticht, voor zoover de curateele wordt aangevraagd bij een anderen raad van justitie dan die de machtiging heeft verleend; 125 2e wanneer de sub le vermelde stukken zijn overgelegd, houdt de raad van justitie het bij artikel 438 van het burgerlijk wetboek bedoeld verhoor; 3e de beteekening bedoeld bij artikel 439 van dat wetboek kan geschieden aan den geneeskundige van het gesticht, ingeval deze verklaart, dat de beteekening aan den verpleegde in persoon voor dezen schadelijk wezen zou. Die verklaring wordt in het exploit vermeld en door den geneeskundige onderteekend, een en ander op straffe van nietigheid van het exploit; 4e de bij artikelen 439 en 443 van het burgerlijk wetboek bedoelde verhooren hebben plaats in het gesticht en, zoo noodig, in tegenwoordigheid van den daaraan verbonden deskundige; de 2de zinsnede van het 3de Hd en het 4de Hd van artikel 20 zijn daarbij van toepassing; 5e na afloop van het verhoor doet de raad van justitie uitspraak zonder nadere oproeping van partijen, onverminderd zijne bevoegdheid om ingevolge artikel 440 van het Burgerlijk Wetboek een getuigenverhoor te bevelen; 6e de beteekening aan de krankzinnige van het vonnis of arrest, waarbij curateele verleend wordt, geschiedt aan hem in persoon of, in het geval sub 3e voorzien, op de aldaar voorgeschreven wijze. ARTIKEL 40. Sfll Van de benoeming van provisioneele bewindvoerders, van de verleende onder curateelestelling en van de benoeming van curators wordt, binnen drie dagen na de dagteekening der stukken, waar bij zij plaats hebben, door den betrokken griffie bij brief kennis gegeven aan den geneeskundige van het gesticht, waarin de krankzinnige wordt verpleegd. Die brief wordt bij het in artikel 16 vermeld register bewaard, nadat daarin van den zakelijken inhoud aanteekening is gehouden. ARTIKEL 41. Het 1ste Hd van artikel 37 is van toepassing op eigenlijk gezegde Inlanders, die ter zake van krankzinnigheid in een gesticht zijn geplaatst. ARTIKEL 42. Indien het noodzakelijk is dat een Inlander, die ter zake van krankzinnigheid in een gesticht is geplaatst, onder curateele wordt 126 gesteld, is ieder nabestaande en, bij gebreke van dien, de inlandsche officier van justitie bevoegd om te verzoeken dat een curator over hem worde benoemd. Dit verzoek wordt ingediend aan den president van den landraad, in wiens ressort het gesticht, gelegen is. De president doet den verzoeker en de door dezen opgegeven ge:uigen oproepen om op een bepaaldelijk op te geven rechtdag voor den landraad te verschijnen. Ten dage dienende worden de aldus opgeroepen personen, en wel de getuigen na eedsaflegging, gehoord. Voor zoover de verzoeker en de door dezen opgegeven getuigen woonachtig zijn buiten het ressort van den landraad, wordt hun verhoor afgenomen door den landraad, in welks ressort zij woonachtig zijn. Ten opzichte van dit verhoor zijn het 3de en 4de lid van toepassing. Van het proces-verbaal van het afgenomen verhoor wordt een afschrift gezonden aan den landraad, die op het verzoek heeft te beschikken. Wordt het verzoek toegestaan, zoo benoemt de landraad tot curator dengene, die verondersteld kan worden het best voor den onder curateele gestelde en diens goederen te zullen zorgen. Ten aanzien van het einde dezer curateele zijn van toepassing de algemeene bepalingen omtrent curateele over Inlanders, met dien verstande dat de curateele wordt opgeheven door den landraad welke haar verleende. ARTIKEL 43. De artikelen 37 tot 40 zijn van toepassing op vreemde oosterlingen, die ter zake van krankzinnigheid in een gesticht zijn geplaatst en krachtens wettelijke bepaling aan den zéventienden titel van het eerste boek van het Burgerlijk Wetboek zijn onderworpen. Op vreemde oosterlingen, die aan het eerste, doch niet aan het laatste vereischte voldoen, zijn de artikelen 41 en 42 van toepassing. § VI. Strafbepalingen. ARTIKEL 44. Met gevangenisstraf van drie dagen tot zes maanden of geldboete van tien tot zes honderd gulden, voorzooveel Europeanen betreft, en met dwangarbeid buiten den ketting van gelijken duur of geld- 127 boete van gelijk bedrag, voorzooveel Inlanders betreft, wordt gestraft: . le hij, die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of eene vorde- • ring krachtens dit reglement gedaan door het bevoegd gezag; 2e hij, die opzettelijk eenige handeling, door het bevoegd gezag ter uitvoering van dit reglement ondernomen, belet, belemmert of verijdelt; 3e hij, die een krankzinnigengesticht opricht zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal of daarin krankzinnigen blijft verplegen, nadat de vergunning is ingetrokken; 4e hij, die drie of minder krankzinnigen, die niet tot het gezin behooren, verpleegt zonder vergunning van het hoofd van plaatselijk bestuur, of met die verpleging blijft voortgaan, nadat de vergunning is ingetrokken; 5e hij, aan wiens schuld te wijten is, dat iemand zonder de vereischte machtiging in een gesticht voor krankzinnigen is opgenomen of dat een verpleegde niet wordt ontslagen, wiens ontslag krachlens eene der bepalingen van de arti- kelen 31 tot 36 behoort te geschiedën. ARTIKEL 45. Met geldboete van vijf en twintig tot drie honderd gulden wordt gestraft de geneeskundige van een krankzinnigengesticht, die: le bij de opneming van krankzinnigen nalaat zich te doen overleggen de bij dit reglement gevorderde stukken; 2e nalaat de in dit reglement genoemde registers, aanteekeningen of verklaringen te houden of op te maken of te verzenden, overeenkomstig de in dit reglement gegeven voorschriften; 3e tot een ontslag overgaat in strijd met de voorschriften van dit reglement, of indien een aangevraagd ontslag niet zonder gevaar voor stoornis van de openbare orde of voor ongelukken geschieden kan, nalaat daarvan de vereischte verklaring te zenden aan het bevoegd gezag. ARTIKEL 46. Met geldboete van vijf en twintig tot drie honderd gulden wordt gestraft de bestuurder eener plaats tot voorloopige opneming van krankzinnigen, die nalaat de in de artikelen 6 en 7 genoemde registers op de daar omschreven wijze aan te houden. 128 ARTIKEL 47. Met geldboete van één tot zestig gulden wordt gestraft hij, die in een der gevallen in dit reglement vermeld, wettelijk als bloedverwant, aangehuwde, echtgenoot, voogd, curator of deskundige opgeroepen, zonder geldige reden van verschooning wegblijft. § VII. Slotbepalingen. ARTIKEL 48. Indien een persoon, tegen wien ter zake van misdrijf of overtreding eene strafvervolging is ingesteld, vermoed wordt krankzinnig te zijn dan wel krankzinnigheid voor te wenden, en daaromtrent geen voldoende zekerheid kan worden verkregen, dan is de president der rechtbank, bij welke de vervolging aanhangig is, bevoegd den beklaagde voor ten hoogste zes maanden ter observatie in een krankzinnigengesticht te doen opnemen. Deze termijn kan op een gemotiveerde verklaring van den geneeskundige van het gesticht eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd. De beklaagde of verdachte blijft in het gesticht tot dat omtrent de verlenging is beslist. l) De opneming van den beklaagde in een gesticht geschiedt zonder nadere formaliteiten, alleen op grond van de beschikking van den president der rechtbank en zoo spoedig mogelijk. De kosten van overbrenging naar het gesticht en van verpleging gedurende den tijd der observatie komen voor rekening van den lande, tenzij dit door of voor den beklaagde anders verlangd wordt. Bij de opneming doet de president der rechtbank aan den geneeskundige van het gesticht alle bescheiden en inlichtingen toekomen, welke dienen kunnen om dezen bij zijn oordeel over het geval voor te lichten. De geneeskundige van het gesticht zendt zoo spoedig mogelijk zijn met redenen omkleed rapport over de al of niet krankzinnigheid van den beklaagde aan den president der rechtbank. Zoo het rapport de verklaring inhoudt, dat de opgenomene aan krankzinnigheid lijdende is, wordt door het openbaar ministerie de definitieve plaatsing van beklaagde in een krankzinnigengesticht gerequireerd overeenkomstig de voorschriften dèr artikelen 19 en 20, of der artikelen 25 en 26 van dit reglement. Houdt het rapport de verklaring in, dat de opgenomene niet i) Staatsblad 1905 No. 358. 129 krankzinnig is, dan geeft de president der hiervoren bedoelde rechtbank last tot onmiddellijk ontslag uit het gesticht met bevel dat de beklaagde weder ter beschikking der justitie worde gesteld. ARTIKEL 49. Een krankzinnige, die krachtens eene rechterlijke machtiging in een gesticht is opgenomen, kan naar een ander gesticht -worden overgebracht binnen den termijn bij de laatstverleende machtiging gesteld. In geval van overbrenging worden de den krankzinnige betreffende stukken door den geneeskundige van het eene gesticht gezonden aai} dien van het andere. Wanneer door den bevoegden rechter machtiging tot plaatsing van een krankzinnige in een krankzinnigengesticht is verleend, maar in de bestaande gestichten geene gelegenheid tot opneming bestaat, terwijl- het nochtans in het belang van den krankzinnige of in dat der openbare orde noodzakelijk is hem onverwijld af te zonderen, dan kan deze voor den tijd, gedurende welken overeenkomstig de artikelen 15, 5de lid en 26, 2de lid de machtiging van den rechter kan ten uitvoer gelegd worden, door het Hoofd van plaatselijk bestuur van zijn werkelijk verblijf in eene plaats tot voorloopige opneming in bewaring worden gesteld of, indien hij zich in eene zoodanige plaats reeds bevindt, aldaar worden aangehouden. In zoodanig geval is van toepassing: op den aan het hoofd der plaats van voorloopige opneming gestel denambtenaar of persoon, hetgeen in de artikelen 16, 27 en 40 ten opzichte van den geneeskundige van het gesticht bepaald is, terwijl het in de artikelen 16 en 27 bedoeld register door dat vermeld in artikel 6 vervangen wordt; op den eerstgemelden ambtenaar of persoon, na overleg met een geneeskundige, de in de artikelen 30, 31 en 34 aan den geneeskundige van het gesticht toegekende bevoegdheid; op een daartoe door het Hoofd van gewestelijk bestuur aan te wijzen geneeskundige, hetgeen in de artikelen 18 en 28 aan den geneeskundige van het gesticht voorgeschreven is. ARTIKEL 49a. *) In de Gouvernements krankzinnigengestichten wordt ten behoeve van de opneming van personen, die ingevolge het bepaalde 0 Staatsblad 1910 No. 550. 9 130 in de artikelen 12 en 24 aldaar in bewaring kunnen worden gesteld, alsmede van personen als bedoeld in artikel 48, een door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te bepalen aantal plaatsen open gehouden. 1) ARTIKEL 50. De paragraven III en IV van dit reglement, voor zoover zij van toepassing zijn op Europeanen, zijn mede van toepassing op alle tot de Inlandsche bevolking behoorende personen, die krachtens wettelijke bepaling, hetzij zoowel in burgerlijke zaken als in strafzaken, hetzij in strafzaken alleen, terecht staan voor de voor Europeanen aangewezen rechtbanken. ARTIKEL 51. Onder landraad wordt in dit reglement tevens verstaan elke daarmede gelijkstandige inlandsche rechtbank. ARTIKEL 51a. s) De bij dit reglement aan den Inlandschen officier van justitie opgedragen functiën worden bij de landraden, waarbij een zoodanig ambtenaar niet bescheiden is, vervuld door den ambtenaar, die bij die rechtbanken het openbaar ministerie waarneemt. ARTIKEL 52. De stukken vereischt tot de opneming, het verblijf, de verplaatsing, het verlof en het ontslag van personen in en uit krankzinnigengestichten zijn vrij van zegel. Ten tweede: Te bepalen: I. De rechterlijke bevelen, verleend ingevolge de bepalingen ten aanzien van het krankzinnigenwezen van kracht vóór de inwerkingtreding dezer ordonnantie, blijven van kracht voor de termijnen daarin uitgedrukt. Is daarin geen termijn voor de in verzekerde bewaringhouding bepaald, zoo gelden zij niet langer dan één jaar na de inwerkingtreding dezer ordonnantie. 1) Bij besl. Dir. O. E. 3 Januari 1911 No. 68 (Bijblad No. 7433) is het aantal open te houden plaatsen vastgesteld. 2) Staatsblad 1898 No. 311. 131 Ten aanzien van de verlengingen zijn van toepassing de artikelen 21 en 29 van het reglement, bij artikel I dezer ordonnantie vastgesteld. II. Worden ingetrokken: a. 4e van de resolutie van 23 November 1833 No. 4 (Staatsblad No. 72); b. artikel 2 van het besluit van 5 April 1846 No. 34 opgenomen in Staatsblad 1847 No. 34; c. artikel 11 der bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving (Staatsblad 1848 No. 10); d. artikel 59 van het reglement van orde en tucht onder de gevangenen in Nederlandsch-Indië en tot voorloopige regeling van hunnen arbeid (Staatsblad 1871 No. 78). III. In de artikelen: 230 van het reglement op de uitoefening der politie, de burgerlijke rechtspleging en de strafvordering onder de Inlanders en de daarmede gelijkgestelde personen op Java en Madoera (Staatsblad 1848 No. 16); 160 van het reglement op het rechtswezen in de residentie Banka (Staatsblad 1874 No. 33); 183 van dat in het gouvernement Sumatra's Westkust (Staatsblad 1874 No. 946); 150 van dat in de residentie Palembang (Staatsblad 1878 No. 14); 149 van dat in de residentie Lampongsche districten ([Staatsblad 1879 No. 65); 148 van dat in de residentie Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo (Staatsblad 1880 No. 55); 153 van dat in het gouvernement Atjeh en Onderhoorigheden (Staatsblad 1881 No. 82); 189 van dat in het gouvernement Celebes en Onderhoorigheden (Staatsblad 1882 No. 22); 148 van dat in de residentie Timor (Staatsblad 1882 No. 26); 162 van dat in de residentie Menado (Staatsblad 1882 No. 27); 153 van dat in de residentie Amboina (Staatsblad 1882 No. 29); 146 van dat in de residentie Ternate (Staatsblad 1882 No. 32); 147 van dat in de residentie Riouw (Staatsblad 1882 No. 84); 148 van dat in de residentie Bali en Lombok (Staatsblad 1882 No. 142); 132 150 van dat in de residentie Westerafdeeling van Borneo (Staatsblad 1883 No. 59); 155 van dat in de residentie Oostkust van Sumatra (Staatsblad 1887 No. 45) en 161 van dat in de assistent-residentie Billiton (Staatsblad 1892 No. 183) vervallen de woorden „zinneloosheid of" en „die toestand van zinneloosheid duurt, of". IV. In No. 20 van de lijst van vrijstellingen van het zegelrecht in Nederlandsch-Indië, bedoeld bij artikel 13 der ordonnantie van 11 Augustus 1885 (Staatsblad No. 131), vervallen de woorden „gestichten voor krankzinnigen of andere". V. Deze ordonnantie treedt in werking op 1 Juli 1897. TOEPASSEUJKVERKLARING van bovenstaand reglement op de onderdanen der Vorsten in de residentiën SOERAKARTA en DJOKJAKARTA (Staatsblad 1906 No. 271). Te bepalen als volgt: Het Reglement op het krankzinnigenwezen in NederlandschIndië, vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Februari 1897 (Staatsblad No. 54), zooals dat sedert is gewijzigd, is van toepassing op de onderdanen der Vorsten in de residentiën Soerakarta en Djokjakarta met dien verstande dat de aanzienlijke Inlanders, bedoeld bij artikel 2 § I van de ordonnantie van 7 Januari 1903 (Staatsblad No. 8), ten aanzien van de voorschriften omtrent de plaatsing, het verblijf en verlengd verblijf in- en het verlof en ontslag uit de Gouvernements krankzinnigengestichten en de inbewaringstelling en voorloopige verpleging in plaatsen ter voorloopige opneming, worden behandeld op den voet van Europeanen en dat, voorzoover de toepassing van de overige bepalingen van genoemd reglement betreft, ze onderworpen blijven aan de rechtsmacht van den betrokken Vorst. In het geval, voorzien bij artikel 48 van meergenoemd reglement, kan voor zooveel betreft de aanzienlijke Inlanders, bedoeld in de laatste zinsnede van het vorig lid, de opneming in een gesticht, op verzoek van den betrokken Inlandschen Vorst, geschieden krachtens machtiging van den Resident, door 133 wien en te wiens opzichte verder wordt gehandeld, zooals bij dat artikel ten aanzien van den President der rechtbank is voorgeschreven. VERGOEDING van kosten van verpleging van onderdanen der zelfbesturen in DJOKJAKARTA in Gouvernements-krankzinnigen ge stichten. (Gouv. Besl. 5 October 1910 No. 9 Bijbl. No. 7324). Gelezen de, in voldoening aan het schrijven van den lsten Gouvernements-Secretaris van 12 September 1910 No. 2106 strekkende, missive van den Resident van Djokjakarta van den 17den dier maand No. 9452/286, houdende aanbieding van eene verklaring van: a. den Sultan van Djokjakarta van 26 Mei 1910, dat deze genegen is aan het Gouvernement te restitueeren de onkosten, bedragende ƒ 1.— daags per persoon, verbonden aan de verpleging van zijne krankzinnige onderdanen in de Gouvernements-krankzinnigengestichten, indien hunne familieleden niet zelve met de oppassing zich belasten en wegens armoede die verpleegkosten niet kunnen betalen; 6. van het Hoofd van het Pakoe Alamsche Huis van 27 April 1910, dat deze genegen is de kosten van verpleging van zijne onderdanen in Gouvernements-krankzinnigengestichten te dragen, overeenkomstig het tarief vastgesteld voor lijders der laagste klasse, voorzoover betreft die onderdanen die blijkbaar gevaarlijk zijn, dan wel hen, wier familieleden niet zelve met de oppassing zich belasten en wegens armoede de verpleegkosten niet kunnen betalen. Is goedgevonden en verstaan: Van vorenbedoelde verklaringen van den Sultan van Djokjakarta en van het Hoofd van het Pakoe Alamsche Huis aanteekening te houden. REGELING van de opneming van onderdanen van Inlandsche Zelf. besturen in de bezittingen buiten JAVA en MADOERA in de Gouvernements-krankzinnigengestichten. (Ordonnantie in Stsbl. 1910 No. 349). ARTIKEL 1. Krankzinnigen of personen als bedoeld in artikel 48 van het Reglement op het krankzinnigenwezen in Nederlandsch-Indië, 134 die onderdanen zijn van Inlandsche Zelfbesturen in de bezittingen buiten Java en Madoera, kunnen ter verpleging en observatie worden opgenomen in de Gouvernements-krankzinnigengestichten, wanneer daartoe door het betrokken Zelfbestuur schriftelijk het verzoek wordt gedaan aan het Hoofd van bestuur van het gewest, waartoe zijn landschap behoort, onder verklaring: a. dat het Zelfbestuur er in toestemt, dat de betrokkene tot na zijn onvoorwaardelijk ontslag uit het krankzinnigengesticht geheel zal behandeld worden op den voet van de bepalingen op het krankzinnigenwezen in Nederlandsch-Indië; b. dat het Zelfbestuur er genoegen mede neemt, dat ten aanzien van den betrokkene gelden de bepalingen omtrent opneming en verpleging van ambtelooze personen als lijders in de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang; c. dat'de kosten van verpleging van den betrokkene op den onder b aangegeven voet door het Inlandsch Zelfbestuur aan het Gouvernement zullen worden vergoed. ARTIKEL 2. Ingeval van onvermogen van den betrokkene en van zijne naaste bloedverwanten om de verpleegkosten te betalen, kan een door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur, met instemming van het betrokken Zelfbestuur, afgegeven certificaat van onvermogen in de plaats treden van de bij artikel 1, sub c bedoelde verklaring, in welk geval de betrokkene zal worden verpleegd en behandeld in een der krankzinnigengestichten, als ware hij afkomstig uit rechtstreeks bestuurd gebied. ARTIKEL 3. 1) De verrichtingen, in de artikelen 22, 23, 24, 25 en 26 van het Reglement op het krankzinnigenwezen in Nederlandsch-Indië opgedragen aan den landraad, aan den president van den landraad en aan den Inlandschen officier van Justitie, worden ten aanzien van de in de artikelen 1 en 2 van deze ordonnantie bedoelde lijders uitgeoefend respectievelijk door den landraad of daarmede gelijkstandige Inlandsche rechtbank binnen welks ressort het betrokken Zelfbesturend landschap gelegen is, door den president dier rechtbank en door den ambtenaar, die bij die rechtbanken het openbaar ministerie uitoefent. 135 2) In het geval bedoeld in artikel 48 van hetzelfde reglement wordt door en ten opzichte van het Hoofd van gewestelijk bestuur gehandeld zooals ten aanzien van den president van de rechtbank, bij welke de vervolging aanhangig is, bij evengenoemd artikel is voorgeschreven. De verrichtingen, bij dat artikel aan het openbaar ministerie opgedragen, geschieden dan door den ambtenaar, die het openbaar ministerie waarneemt bij den landraad of de daarmede gelijkstandige rechtbank, in het vorig lid bedoeld. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op den dag van hare afkondiging. 2. REGLEMENT voor de opneming en verpleging van lijders in de krankzinnigengestichten te BUITENZORG en LA WANG (Staatsblad 1885 No. 139). REGLEMENT voor de opneming en verpleging van lijders in de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang. J) ARTIKEL 1. De krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang 8) zijn bestemd voor de verpleging en geneeskundige behandeling van krankzinnigen, zoowel Europeanen als Inlanders en met dezen gelijkgestelden. ARTIKEL 2. s) 1) Ten opzichte hunner verpleging worden de lijders verdeeld in vier klassen. 2) In de eerste klasse worden opgenomen: a. Europeanen en met hen gelijkgestelden, die voor eigen rekening of voor rekening van hunne betrekkingen worden verpleegd ; b. Vlag- en hoofdofficieren der Koninklijke Nederlandsche Marine. 3) In de tweede klasse worden opgenomen: a. Europeanen en met hen gelijkgestelden, die voor eigen rekening of voor rekening van hunne betrekkingen worden verpleegd; >) Staatsblad 1905 No. 109. *) Staatsblad 1902 No. 261 en No. 1905 No. 109. *) Staatsblad 1903 No. 44.' 136 b. Subalterne officieren der Koninklijke Nederlandsche Marine ; c. Weduwen, die pensioen genieten uit de Civiele- of Militaire Weduwen- en Weezenfondsen, drie of meer kinderen hebben en aanspraak hebben om in deze klasse te worden verpleegd. 4) In de derde klasse worden opgenomen: a. Europeanen en met hen gelijkgestelden, die voor eigen rekening of voor rekening van hunne betrekkingen worden verpleegd ; b. Machinisten, dek- en onderofficieren en minderen der Koninklijke Nederlandsche Marine; c. Weduwen, die pensioen genieten uit de Civiele- of Militaire Weduwen- en Weezenfondsen, drie of meer kinderen hebben en aanspraak hebben om in deze klasse te worden verpleegd; d. Behoeftige Europeanen en met hen gelijkgestelden, wier verpleging op kosten van den Lande, van diaconie of andere liefdadige instellingen geschiedt. 5) In de vierde klasse worden opgenomen Inlanders en met hen gelijkgestelden, onverschillig of hunne verpleging tegen betaling of op kosten van den Lande plaats vindt. 6) De in de vorige alinea genoemde categorieën van personen kunnen op verzoek, met toestemming van den GeneesheerDirecteur en tegen betaling in eene hoogere klasse worden toegelaten. 7) Ten aanzien van Inlandsche burgerlijke en militaire landsdienaren, in het genot van activiteitstraktement, pensioen of onderstand, geschiedt de aanwijzing zoo noodig van eene hoogere klasse door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst na overleg met het Hoofd van het gewest, waaruit de betrokken persoon afkomstig is, en in verband met diens maatschappelijke positie. 8) Ook de subalterne officieren, machinisten, dek- en onderofficieren en minderen der Koninklijke Nederlandsche Marine kunnen op hun verzoek en met toestemming van den GeneesheerDirecteur worden toegelaten tot eene hoogere klasse dan voor hen is aangewezen. Zij moeten alsdan het verschil der verpleegkosten voor de aangewezene en de hoogere klasse bijpassen. 9) Vervallen (Staatsblad 1911 No. 107). ARTIKEL 3. De verpleeggelden worden per dag berekend als volgt: 137 le ,, 2e klasse. 3e klasse. 4e klasse, klasse. Ambtelooze per- ƒ6.— I ƒ 4.— ƒ 2.— ƒ 1.— sonen. Burgerlijke en mi- ,, 6.— „ 4 ,, 2 — litaire Europeesche mits, indien zij mits. indien zij landsdienaren in het gehuwd zijn of gehuwd z'in of genot van ƒ 125— kinderen hebben, ónderen heb" . ";. . . j j ben, niet meer of meer activiteits- niet meer dan de dan Qe [,elftvan traktement 's maands. helft van hunne hunne landsin- landsinkomsten. komsten. i) Burgerlijke en mi- „ 6. ƒ 4 ƒ 2 — litaire Europeesche mits niet meer landsdienaren in het landsinkomsten genot van minder dan of de helft daar- ƒ 125 activiteits- van, als zij ge- traktement 'smaands. LmdlntVn. . Burgerlijke en mi- ,, 6 — „ 4.— ƒ 2 — litaire Europeesche mits in de klassen, waarin zij landsdienaren in het in activiteit reductie hadden kun- genot van pensioen, nen genieten, niet meer dan hun-| gagement, wachtgeld, ne landsinkomsten, of de helft nonactiviteitstrakte- daarvan, als ze gehuwd zijn of of onderstand. kinderen hebben. Inlandsche burger- „ 6.— ƒ 4— / | ƒ 2.— ƒ 1.— lijke en militaire mits (indien de verpleging in een mits niet meer landsdienaren in het dezer klassen geschiedt krach- dan. nunne 'genot van activiteits-- tens aanwijzing van den Direc- 'aankomsten f ii . r\ j •• i- j- j. ,°' de helft daar- traktement, pensioen, teur van Onderwijs en Eeredienst van a]s ze ge_ gagement of onder- ■ niet meer dan hunne landsin- nuW(j zyjn 0f stand. 2) komsten of de helft daarvan, kinderen heb- als ze gehuwd zijn of kinderen i ben. 2) hebben. Deze reductie geldt niet voor verpleging van het gezin der Inlandsche landsdienaren. 2) Behoeftigen. — — gratis. | gratis. Onder de verpleging zijn begrepen: woning, voeding, oppassing, bewassching, geneeskundige behandeling en geneesmiddelen. ARTIKEL 4. 1) Vrouwen en kinderen van civiele en militaire landsdienaren, hetzij deze nog in dienst dan wel gepensionneerd zijn, kunnen worden opgenomen op dezelfde voorwaarden, als voor den man 1) Zie verbeterblad bij Staatsblad 1885 No. 139 2) Staatsblad 1892 No. 145. 138 of vader zouden gelden, met dien verstande, dat voor de vrouw het volle bedrag en voor kinderen de helft betaald wordt, mits het verschuldigde niet meer bedraagt dan de helft der landsinkomsten van den man of vader. 2) Mede kunnen worden opgenomen de weduwen en weezen der in het eerste lid genoemde personen, mits zij pensioen of onderstand genieten uit de Civiele of Militaire Weduwen- en Weezenfondsen. Voor hunne verpleegkosten geldt de volgende regeling: eene weduwe zonder kinderen betaalt het volle bedrag van het pensioen; eene weduwe met 1 kind betaalt de helft \ van het pensioen eene weduwe met 2 kinderen betaalt het \ en den een/derde ) onderstand; eene weduwe met 3 of meer kinderen betaalt niets. Weezen betalen hoogstens het bedrag van den onderstand. *) ARTIKEL 5. Kinderen van ambtelooze personen betalen de' helft van hetgeen voor volwassenen in elke klasse is vastgesteld. ARTIKEL 6. Onder kinderen worden voor de toepassing der bepalingen van dit reglement verstaan minderjarigen, die geen burgerlijk of militair ambt bekleeden. x) ARTIKEL 7. ' Europeesche en Inlandsche gevangenen, wier opname in het gesticht bevolen wordt, komen in de laagste klasse voor hunnen landaard aangewezen en worden als behoeftigen ten koste van den Lande verpleegd. Gegijzelden en preventief gevangenen kunnen, indien zij of hunne betrekkingen dit verlangen, daartoe beschikbare ruimte is en daartegen overigens geene bezwaren bestaan, in eene hoogere klasse worden geplaatst, mits voor hen het maximum der voor die klasse vastgestelde verpleeggelden wordt betaald. i) Staatsblad 1903 No. 44. 139 ARTIKEL 8. De begrafenis van in het gesticht overleden krankzinnigen geschiedt van wege de inrichting; voor betalende lijders op kosten van den boedel of van de betrekkingen des overledenen en voor gratis verpleegden, voor lijders der 4e klasse en voor hen, bedoeld in artikel 12 van dit reglement, op kosten van het gesticht. Hierbij is van toepassing het reglement met tarief van kosten, vastgesteld bij artikel 3 van het besluit van 9 October 1880 No. 24 (Staatsblad No. 187), met dien verstande, dat voor de lijders der 3e en 4e klasse respectievelijk geldt, wat in genoemd besluit voor Europeesche lijders der 2e klasse en Inlandsche en met hen gelijkgestelde lijders is bepaald. Indien de betrekkingen van een overledene zich met de begrafenis wenschen te belasten, wordt dit hun toegestaan mits geene vertraging in het begraven daaruit voortvloeie. ARTIKEL 9. De aanvrage tot opname van een lijder geschiedt aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst met opgave van de klasse waarin de verpleging gewenscht wordt of overeenkomstig artikel 2—7 geschieden moet. ARTIKEL 10. De Directeur van Onderwijs en Eeredienst wijst geene plaats in het gesticht aan, wanneer bij de aanvrage niet zijn overgelegd de na te noemen bescheiden: le voor alle lijders: a. het rechterlijke bevel of de rechterlijke machtiging tot opname; b. een behoorlijk ingevulde staat van inlichtingen, overeenkomstig het model, dat als bijlage A bij dit reglement is gevoegd; 2e bovendien voor alle lijders, die tegen betaling worden verpleegd, met uitzondering van die, bedoeld in artikel 11: eene quitantie van een algemeenen ontvanger van 's lands kas voor de ontvangst der verpleegkosten over eene maand; 3e voor betalende lijders der le, 2e en 3e klasse, met uitzondering van het geval bedoeld in artikel 12: 140 een stortingsbewijs, betaalbaar ter plaatse waar het gesticht gevestigd is, voor de gelden bedoeld in artikel 15 van dit reglement; 4e voor ambtenaren en militairen, zoowel in actieven dienst als op pensioen, nonactiviteit, wachtgeld of onderstand, benevens voor hunne vrouwen en kinderen, weduwen en weezen: eene officieele opgave der hoegrootheid van het inkomen, waarnaar de klasse van verpleging met genot van reductie wordt bepaald, en c. q. ook van de actueele inkomsten, waarnaar het bedrag der verpleegkosten wordt geregeld, zoomede voor de weduwen eene dergelijke opgaaf van het aantal kinderen; *) 5e voor ambtelöoze personen, die tegen betaling worden verpleegd : eene akte van borgtocht, gepasseerd door twee personen, goedgekeurd door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur der woonplaats van hem of hen, te wier verzoeke de opname is gelast of toegestaan, waarbij die borgen zich aansprakelijk stellen voor alle kosten van verpleging, vervoer, begrafenis enz. en zulks onder afstand van de voorrechten van uitwinning en schuldsplitsing; 6e voor behoeftigen : een certificaat van onvermogen afgegeven door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur der woonplaats van den krankzinnige. ARTIKEL 11. Voor lijders, die tegen afstand van het geheel of een gedeelte hunner inkomsten uit 's lands kas, dan wel uit het civiel of uit het militair weduwen- en weezenfonds worden verpleegd, behoeft bij de aanvraag tot opname niet te worden overgelegd het stortingsbewijs voor de verpleegkosten over de eerste maand, bedoeld in artikel 10 § 2 van dit reglement. ARTIKEL 12. Lijders, die tegen afstand van het geheel of een gedeelte hunner inkomsten uit 's Lands kas, dan wel uit het civiel of militair weduwen- en weezenfonds in de 2e en 3e klasse worden verpleegd, zijn vrijgesteld van de stortingen voor verschillende uitgaven, die buiten de verpleging vallen, als bedoeld l) Staatsblad 1903 No. 44. 141 in artikel 15 van het reglement, indien het Hoofd van Plaatselijk Bestuur hunner laatste woonplaats hen daartoe onvermogend verklaart. Van die stortingen zijn mede vrijgesteld de tot de Koninklijke Nederlandsche Marine behoorende Europeesche landsdienaren, die verpleegd worden in de derde klasse. *) §!•!; ARTIKEL 13. Van de voorwaarden, gesteld in de eerste alinea van artikel 10, kan worden afgeweken: <7. wanneer de aanvrage ambtshalve geschiedt en de betrokken autoriteit tevens verklaart, dat de noodige bescheiden reeds bij haar zijn ingediend; b. wanneer de aanvrage door belanghebbenden geschiedt en zij daarbij overleggen eene verklarinq van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur hunner woonplaats, houdende dat de bedoelde bescheiden zich reeds in zijne handen bevinden. ARTIKEL 14. W^m, De bescheiden, bedoeld in artikel 10, worden door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst onmiddellijk na eene aanwijzing tot plaatsing aan den Geneesheer-Directeur van het gesticht toegezonden. In de gevallen, bedoeld bij artikel 13, geschiedt deze toezending vóór of tegelijk met de opzending van den lijder door de daarbij genoemde autoriteiten. ARTIKEL 15. Het stortingsbewijs voor betalende lijders der le, 2e en 3e klasse, bedoeld bij artikel 10 § 3, bedraagt voor lijders der le klasse eene som van ƒ 150. —, voor lijders der 2e klasse eene som van ƒ 100.— en voor lijders der 3e klasse eene som van ƒ 50 Deze gelden zijn bestemd voor verschillende uitgaven buiten de verpleging, als voor aanschaffing en onderhoud van kleedingstukken enz., voor sigaren, tabak en andere kleine uitgaven tot genoegen of voor bijzondere behoeften van den lijder. i) Staatsblad 1903 No. 44. 142 Bij de opname verricht de Huismeester het noodige voor de ontvangst dezer gelden, en minstens ééne maand vóór het tijdstip, waarop hij rekent dat het bedrag zal verbruikt zijn, zendt hij eene afrekening aan de bloed- of aanverwanten van den verpleegde, te wier verzoeke de opname is bevolen of toegestaan, of wel aan den curator of provisioneelen bewindvoerder wanneer deze is benoemd. Deze afrekening gaat vergezeld van een verzoek tot vernieuwde storting van een gelijk bedrag als bij de eerste opname, waaraan door de bovenbedoelde personen dadelijk moet worden voldaan door rechtstreeksche toezending aan den Huismeester. Bij ontslag of overlijden van den lijder wordt eene afrekening dezer gelden door den Huismeester aan bovengenoemde personen toegezonden, vergezeld van het eventueel overschot. ARTIKEL 16. , \>' I Voor betalende lijders der 4e klasse en voor hen, die, bedoeld zijn in artikel 12 van dit reglement, wordt geene afzonderlijke betaling voor buitengewone uitgaven vereischt; al wat zij noodig hebben wordt hun, evenals aan behoeftige lijders, van wege het gesticht verstrekt. Voor de gratis verstrekking van hetgeen buiten de verpleging valt, aan lijders die daartoe volgens dit reglement in aanmerking komen, wordt toegestaan: voor Europeanen ƒ 0.10 (tien centen) per hoofd en per dag en voor Inlanders en met hen gelijkgestelden ƒ 0.05 (vijf centen) per hoofd en per dag. ARTIKEL 17. De verpleeggelden voor elke maand worden door de bloedof aanverwanten, den curator of voorloopigen bewindvoerder van den krankzinnige vooruitbetaald bij een algemeenen ontvanger van 's Lands kas, en, met uitzondering van het bepaalde bij art. 10, wordt de daarvoor ontvangen quitantie door hen rechtstreeks aan den Huismeester van het gesticht toegezonden. Zij zorgen daarbij de verzending dier quitantie zooveel vroeger te doen geschieden, dat deze, met de gewone middelen van verkeer, in handen van den Huismeester zijn kan vóór het begin der maand voor welke de betaling bestemd is. ARTIKEL 18. Bij ontslag of overlijden van een lijder worden de verpleeggelden berekend tot en met den laatsten dag van verpleging. 143 Wat daarna van de vooruitbetaalde verpleeggelden overblijft, wordt door den Huismeester toegezonden aan hem, door wien deze gelden gestort zijn. ARTIKEL 19. Wanneer bij het begin eener maand de quitantie voor de storting der verpleeggelden, bedoeld in art. 17 niet is ontvangen, of wanneer bij verbruik der som voor buitengewone uitgaven, omschreven in art. 15, de volgende storting niet heeft plaats gehad, zendt de Huismeester dadelijk eene herinnering aan hen, die tot de betaling dezer bedragen verplicht zijn. Zoodra de achterstand voor een dezer beide bedragen den tijd van drie maanden bereikt heeft, geeft de Huismeester hiervan kennis aan den Geneesheer-Directeur, die daarop zoo apoedig(mogelijk overeenkomstig de ter zake bestaande bepalingen, het noodige verricht voor het ontslag van den lijder uit het gesticht. Wanneer de krankzinnigheid van den lijder van dien aard is, dat hij voor zijne omgeving gevaarlijk moet worden geacht, wordt de vorige alinea niet toegepast, maar wordt het verschuldigde ingevorderd op de wijze als voor de invordering van aan den Lande verschuldigde gelden is voorschreven. ]) Ingeval een lijder wegens wanbetaling wordt ontslagen, blijven de personen, door wie de betaling had moeten geschieden, aansprakelijk voor de verschuldigde verpleeggelden, de gedane voorschotten en de kosten van terugzending van den lijder. ARTIKEL 20. De verpleegden der 4e klasse, de lijders, die bedoeld zijn in artikel 12 van dit reglement en de gratis verpleegden der 3e klasse, worden van wege het gesticht gekleed. De Geneesheer-Directeur is echter bevoegd hun te vergunnen geschikte eigene kleedingstukken te behouden en te dragen. Aan betalende lijders der 3e klasse kunnen, indien noodig^ onderkleederen en nachtgoed van wege het gesticht worden verstrekt. De overige verpleegden dragen uitsluitend hunne eigene kleeding en zullen bij hunne opname in het gesticht daarvan eene voldoende hoeveelheid medebrengen. l) Staatsblad 1903 No. 44. 144 In den regel zal als voldoende worden gerekend van alle witte goederen 12 stuks van elke soort, alsmede bovenkleederen en schoeisel in overeenstemming met den stand en gewone leefwijze van den lijder, alles ter beoordeeling van den Geneesheer-Directeur. Handdoeken, bed- en tafellinnen worden van wege het gesticht verstrekt. ARTIKEL 21. Wanneer lijders geheel of gedeeltelijk hunne eigene kleeding moeten dragen, zorgen hunne betrekkingen zoowel voor de hoeveelheid bij de eerste opname vereischt, als voor de latere aanvulling daarvan, aan welk laatste zij zoo noodig door den Huismeester herinnerd worden. Wordt aan deze verplichting niet tijdig of niet voldoende voldaan, dan is de GeneesheerDirecteur bevoegd den Huismeester te gelasten het noodige aan te'schaffen ten kosten van hen, door wie de verpleeggelden worden betaald. ARTIKEL 22. De eigene goederen, door lijders gedragen, moeten duidelijk met een onuitwischbaar merk geteekend zijn, dat voor alle goederen van denzelfden lijder gelijk i§. Zoowel de goederen bij de eerste opname medegebracht, als bok latere bezendingen daarvan, gaan vergezeld van eene lijst in duplo, waarvan een exemplaar bij den Huismeester blijft berusten en het andere door dezen, volgens zijne bevinding geteekend, aan belanghebbenden wordt teruggezonden. Wanneer aan de beide bovenstaande eischen niet wordt voldaan, laat de Huismeester het merken der goederen en het opmaken der lijsten verrichten op kosten van hen, die de verpleegkosten van den lijder betalen. ARTIKEL 23. Alle kleederen, door het gesticht verstrekt, worden bij ontslag van den lijder ten voordeele der inrichting ingenomen. De lijders ontvangen dan de kleederen terug, die zij bij hunne opname aan hadden en die tot dit doel door den Huismeester worflen bewaard. Is deze eigene kleeding onvoldoende, dan wordt het onvermijdelijk noodige van wege het gesticht verstrekt. 145 ARTIKEL 24. De voeding heeft plaats op den volgenden voet: le klasse. 2e klasse. _■ | 3e klasse. 1 4e klasse. 's morgens te 6 uur. 's morgens te 6 uur. 's morgens om 7 uur. 's morgens om 7 uur. Een kop koffie met Een kop koffie met Een kop koffie met Rijst met gezouten melk en suiker. " melk en suiker. melk en suiker, brood ei of gedroogde visch met boter. of voor Chineezen: 's morgens te 8 uur. s morgens te 8 uur. Zondags eene toe- gedroogd vleesch. spijs bestaande uit: Koffie met suiker. Brood met boter, Brood met boter, kaas, of een ei, of kaas, twee eieren, sau- kaas, twee eieren, sau- een stuk koudvleesch. 's namiddags te 12 uur cisse de Boulogne of cisse de Boulogne of rookvleesch; afwis- rookvleesch; afwisse- 's namiddags te 12 uur. Rijst met kerri, selend dagelijks twee lend dagelijks eene gedroogd of versch soorten dezer toe- soortdezertoespijzen. Soep van rund- [rund-of buffelvleesch spijzen. Thee met melk en vleesch; éénmaal of voor Chineezen: Thee met melk en suiker. 's weeks erwtensoep. Iversch spek of suiker. Ofi-HJ- • Aan zieken kan ook Rijst met kerri of varkensvleesch, en Aan zieken kan ook beschuit verstrekt sajoer en sambal- groenten in water beschuit verstrekt worden. . sambal twee soorten, gekookt, worden. Het soepvleesch gebraden, gestoofd 's namiddags te 5 uur. *5 namiddags te 1 uur. s namiddags 1 uur. of op andere wijze . , . ' . bereid. Rijst met groenten Rijet, kern en sa- Rijst, kern of sajoer Eenmaal 's weeks, in water gekookt, joer, sambal-sambal afwisselend, sambal- op den dag dat gezouten ei of versche in vier soorten. Hoen- samba! in vier soor- erwtensoep verstrekt of gedroogde visch dervleesch op twee of ten. Hoendervleesch wordt varkensvleesch of voor Chineezen: drie verschillende wij- met frikadellen of tot sesaté of op an- gedroogd vleesch **) zen toebereid met fn- gebakken visch, zoo- dere wijze bereid, kadellen of gebakken danig dat steeds twee visch, in dier voege schotels met vleesch- 'j namiddags 4 uur. dat steeds vier scho- of vischspijzen aan- tels met verschillen- wezig zijn. Thee met melk en de vleesch- en visch- Versche vruchten. suiker. *) spijzen aanwezig zijn. Versche vruchten. 's avonds te 6 uur. 's namiddags te 4 uur. 's namiddags te 4 uur. Aardappelen met ,, groenten door elkanThee met melk en I Thee met melk en der gest00fd, met suiker. suiker. gekookt of gebraden vleesch naar om. 's avonds te 7 uur. >s avmjs te 7 „„,._ standigheden. Soep, aardappelen' twee soorten groen- Driemaal per week • ten, twee soorten soep. vleeschspijzen of een Aardappelen, één soort vleesch en een soort groenten, één soort visch. soort vleesch of visch. Gestoofde vruchten Versche vruchten, of eene andere toe- Des Zondags kan spijs, als: gebak, pud- nu en dan een tweede ding, gort met rozij- groente met vleesch' nen, enz. Versche of visch dan wel eene vruchten. andere toespijs, als: Des Zondags gem- gebak, pudding enz. ber; nu en dan kan een verstrekt worden, der groenten met aard- Nu en dan kan de appelen en vleesch groente met aardap- door elkander ge- pelen en vleesch door stoofd worden tot elkander gestoofd hutspot. worden tot hutspot. *) Staatsblad 1888 No. 194. **) Staatsblad 1911 No. 563. 10 146 ARTIKEL 25. Voor de bepaling der maximum hoeveelheden van voedingsmiddelen en andere artikelen per hoofd en per dag geldt het tarief vastgesteld bij artikel 2 van het besluit van 14 October 1911 No. 18 (Staatsblad No. 564). x) ARTIKEL 26. Wijn en bier voor diaetisch gebruik worden alleen verstrekt met speciale vergunning van den Geneesheer-Directeur en voor rekening van den verpleegde. Het daartoe benoodigde kan uit den voorraad van het gesticht tegen inkoopsprijs worden geleverd. Wijn, voor een geneeskundig doel, wordt door den geneesheer voorgeschreven en kosteloos uit den voorraad van het gesticht verstrekt. ARTIKEL 27. Voor ziekenkost schrijft de geneesheer voor, wat hij in ieder geval noodig acht. ARTIKEL 28. De wijze van verpleging van zoodanige lijders, wier toestand eene afwijking van den gewonen regel noodzakelijk maakt, wordt door den Geneesheer-Directeur afzonderlijk geregeld. ARTIKEL 29. In bijzondere gevallen-kan de Geneesheer-Directeur toestaan, dat lijders der le en 2e klasse een eigen bediende houden. Deze staat dan geheel in den dienst van het gesticht, is onderworpen aan de voorschriften, die voor de andere oppassers • gelden, en ontvangt van het gesticht hetzelfde loon en dezelfde voeding als dezen. Zoodanige bediende wordt echter uitsluitend belast met de oppassing van den lijder, voor wiens rekening hij is aangenomen. Bij ongeschiktheid wordt hij door den Geneesheer-Directeur ontslagen. Voor een afzonderlijken Europeeschen bediende wordt aan het gesticht betaald / 70—, voor een Inlandschen bediende i) Staatsblad 1911 No. 563. 147 / 30.— 's maands, welk bedrag steeds vóór het begin der maand ter beschikking van den Huismeester wordt gesteld, zullende bij gebreke daarvan de afzonderlijke bediende onmiddellijk als zoodanig worden ontslagen. ARTIKEL 30. Bezoeken aan lijders mogen niet plaats vinden dan met toestemming van den Geneesheer-Directeur. Schriftelijke verzoeken om die toestemming, zooals van elders gevestigde personen, die ter vermijding van nuttelooze reiskosten vooraf zekerheid wenschen, dat zij tot den lijder toegelaten kunnen worden, behooren gedaan te worden per gefrankeerden x) brief en onder opgave der betrekking, waarin de aanvrager tot den lijder staat. Het vorenstaande is niet van toepassing waar het geldt ambtelijke bezoeken van de daartoe bevoegde ambtenaren. ARTIKEL 31. Betrekkingen van een lijder, djie omtrent zijnen toestand inlichtingen verlangen, wenden zich daartoe per gefrankeerden brief tot den Geneesheer-Directeur, die zorgt dat ze hun zoo spoedig mogelijk gegeven worden. ARTIKEL 32. Geld, scherpe werktuigen, lucifers en andere gevaarlijke voorwerpen, ter beoordeeling van den Geneesheer-Directeur, mogen door de lijders niet worden medegebracht, noch aan hen gezonden of ter hand gesteld worden. Ook voor alle andere voorwerpen, die men aan een lijder wenscht te overhandigen, moet vooraf de toestemming van den GeneesheerDirecteur verkregen zijn. Pakjes, voor verpleegden bestemd, worden aan den GeneesheerDirecteur gezonden en vooraf door dezen geopend. Brieven voor lijders worden open en onder een afzonderlijk tweede couvert aan den Geneesheer-Directeur geadresseerd. Brieven van lijders worden door tusschenkomst van den Geneesheer-Directeur verzonden, die bevoegd is, ze vooraf te lezen en zoo noodig toe te lichten. Staatsblad 1914 No. 663. 148 ARTIKEL 33. Wanneer gebrek aan ruimte dit eischt, doet de GeneesheerDirecteur, met inachtneming der daartoe voorgeschreven formaliteiten, de noodige stappen om er toe te geraken, dat ongeneeslijke niet gevaarlijke lijders aan hunne betrekkingen worden teruggezonden. 1) ARTIKEL 34. Zij, op wier verzoek de rechterlijke beschikking tot de plaatsing van een krankzinnige in een gesticht is uitgesproken, zijn door de opname zelve verbonden tot nakoming van alle verplichtingen, die volgens dit reglement op hen rusten. Wanneer het verzoek ambtshalve is geschied, is het bovenstaande niet van toepassing. ARTIKEL 35. De Residenten van Batavia en Pasoeroean 2) zijn superintendenten ieder van het in zijn gewest gelegen gesticht en hebben als zoodanig te allen tijde toegang tot de inrichtingen met de bevoegdheid den gang van zaken en de administratie na te gaan. ') Staatsblad 1903 No. 44. «) ; 1902 No. 261 en 1905 No. 109. BIJLAGE LaA*) 149 No.. van het gestichtsregister. STAAT van inlichtingen omtrent den (de) persoon van ,. , die zal opgenomen worden in het gesucni voor krankzinnigen te DATUM van opneming DATUM en wijze van ontslag. VRAGEN ANTWOORDEN Naam, Landaard, Geslacht, Ouderdom, Residentie, Afdeeling, District, Kampong of woonplaats, Beroep, Gehuwd of ongehuwd. Getal kinderen, Naam van den echtgenoot (de echtgenoote), Gegoed of behoeftig, Naam en woonplaats der naaste bloedverwanten, Zijn deze gegoed of behoeftig? Naam van het kamponghoofd, Duur der krankzinnigheid, Welke zijn de voornaamste verschijnselen der krankzinnigheid ? *) Staatsblad 1895 No. 58. 150 VRAGEN ANTWOORDEN Welke zijn de naaste redenen, die tot de opneming in een gesticht geleid hebben? Is de lijder (lijderes) rustig of onrustig en gevaarlijk voor zich zelf of voor anderen? Verwacht men herstel door geneeskundige behandeling? Wordt hij (zij) door zijne (hare) familie geheel onverzorgd gelaten? Bestaat er neiging tot zelfmoord? Lijdt hij (zij) aan vallende ziekte of latah? Welke zijn de vermoedelijke oorzaken der krankzinnigheid? Is hij (zij) reeds meer krankzinnig geweest? Zoo ja, hoeveel maal? Was, of is ook een der bloedverwanten krankzinnig of lijdende aan eene zenuwziekte, b.v. epilepsie, verlamming, latah? Zoo ja, wie? Was hij (zij) vóór het uitbreken der krankzinnigheid doorgaans gezond, of zijn er belangrijke ziekten aan voorafgegaan, b.v. koortsen, syphilis, buikziekten, verwondingen van het hoofd, sterk bloedverlies, het kraambed, enz.? Gebruikt hij (zij) alcoholische dranken; zoo ja, hoeveel ongeveer dagelijks? Gebruikt hij (zij) opium; zoo ja, hoeveel dagelijks? Is er reeds geneeskundige behandeling ingesteld? Zoo ja, welke? ' 151 TARIEF tot bepaling der maximum-hoeveelheden van voedingsmiddelen en eenige andere artikelen, per hoofd en per dag toegestaan voor de lijders in de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang. Vastgesteld bij artikel 2 van het Gouv. Besl. 14 October 1911 No. 18 (Staatblad No. 564). Per hoofd en per dag !2 T — Artikelen •{= je 2e 3e 4e Aanmerkingen W klasse klasse klasse klasse Aardappelen kilo 0.5 0.5 0.5 — — Agar-Agar 0.00125 0.00125 — — Voor pudding. Arrow-root 0.01 0.01 — — Voor saus en het stoven van vruchten. Bessensap fleschO.1 0.1 Boonen (bruine) .. kilo 0.0625 0.0625 0.0625 — Ter vervanging van één portie groenten. Boter..;...... 0.09 0.05 0.03 _ _ Braadolie. liter 0.02 0.02 0.02 0.025 — Brood (wit), kilo 0.2 0.2 0.2 _ _ Buffelvleesch „ _ _ _ 0.25 Ter vervanging van dezelfde hoeveelheid rundvleesch. Chocolade „ 0.02 0.02 — _ Voor pudding. Eendeneieren (gezouten) . stuks — — — 1 Voor ontbijt. Erwten (groene). .. kilo 0.08 0.08 0.08 _ _ Gedroogde vruchten. „ 0.05 — — — Appelen, peren, pruimen enz. Gember (geconfijte). „ 0.03 — Gort 0.06 0.06 — _ _ Groenten (versche). „ 0.3 0.3 0.25 — Hoenders (halfvolwassen.) stuks 0.50 0.50 — Hoendereieren 2 2 1 _ Voor het ontbijt. Idem „ 0.50 0.25 0.25 _ Voor het bereiden van spijzen. Kaas kilo 0.03 0.025 0.025 — — Kerriekruiden \ Kruiden voor sajoer > portie 0.50 0.50 0.50 0.50 en sambal J Keukenstroop kilo 0.07 0.07 —. — Koffie i 0.025 0.02 0.02 0.02 Krenten 0.01 0.01 — — Voor pudding of rijst. Laksa 0.01 0.01 0.01 — _ Limoensap ...fleschOOl 0.01 0.01 152 Per hoofd en per dag 1 i i Artikelen | le 2e 3e 4e Aanmerkingen W klasse klasse klasse klasse Macaroni kilo 0.01 0.01 0.01 — Voor soep. Maizena 0.02 0.02 — — Voor pudding. Meel [tarwe] 0.03 0.03 — — — Melk liter 0.2 0.2 0.1 — — Mosterd kilo 0.0005 0.0005 0.0005 — — Peper [zwarte] 0.001 0.001 0.001 — Reuzel 0.01 0.01 0.02 — Rookvleesch 0.03 0.025 — — Rozijnen 0.025 0.01 — — Voor pudding of rijst. Rundvleesch „ 0.35 0.3 0.3 0.25 Ter vervanging van dezelfde hoeveelheid buffelvleesch. Idem , 0.2 0.2 0.2 — Voor soep. Rijst 0.2 0.2 0 2 0.6 — Sago 0.035 0.035 0.035 — Voor soep. Idem„ 0.06 0.06 — — Voor pudding. Sajoer. 0.10 0.10 0.10 0.10 — Saucisse de Boulogne 0.03 0.025 — — - — Slaolie liter 0.015 ,0.015 — — — Soja 0.002 0.002 0.002 0.001 Specerijen .'. küo 1/3000 1/3000 1/3000 — — Sucade 0.0025 0.001 — — — Suiker [No. 20] 0.04 0.04 0.03 0.009 — Tamarinde 0.01 0.01 0.01 — — Thee „ 0.012 0.012 0.005 0.005 — Uien [roode] 0 015 0.015 0.015 — — Idem [witte] 0.001 0.001 lO.OOl — — Vanilje stokje 0.16 |0.16 [. — — — Varkensvleesch kilo 0.10 0.10 0.20 0.20 — Vermicelli 0.01 0.01 0.01 ' — — Versche vruchten., portie 1 1 '—', ' — Voor dessert. Idem .. >, 1 — Om te stoven. Visch rtmÜj.... kilo 0.25 0.25 — 0.1 — Idem. [gedroogde].. „ — — — 0 05 — Wijn. liter 0.100 0.100 — : " — Voor de bereiding van spijzen. Wijnazijn „ 0.015 0.015 0.015 — Ijs kilo 0 5 0.5 0.5 — — Zeep [Bristol] stuks 0.03 0.06 0.06 — Voor de badkamers van alle 3 klassen en de waschtafels2e en 3e klasse. Idem [Toilet] L „ 0.03 — — Voor de wasch- tafels le klasse. Zout , kilo 0.025 0.025 iO.025 0.025 □ I Zuren '. fleschO.04 0.02 |0.02 — — , 153 4. FORMATIE en bezoldiging van het personeel bij de krankzm* nigengestichten te BUITENZORG en LAWANG en het annexgesticht Soeko bij het krankzinnigengesticht te Lawang. A. BUITENZORG. (Staatsblad 1881 No. 74, 1881 No. 154, 1881 No. 218, 1897 No. 176, 1898 No. 150, 1900 No. 18, 1904 No. 65 en 158, 1905 No. 119 en 360, en 1914 No. 786; Bijblad No. 5705). TRAKTEMENTEN, i ~per maand. I per jaar. Toelichtingen BETREKKINGEN. ■ en Mini- Maxi- Mini- Maxi- Aanmerkingen, mum. mum mum. mum 1 geneesheer- direc- / 8001 ƒ 1200 / 9600 /1440o| Met 2 driej. verhoog, teur. van ƒ200.—'s maands. 2 Europeesche ge- „ 500 ,, 1000 , 6000 „12000 Met 5 driej. verhoog, neesheeren *) van /100.—'s maands. 1 huismeester d) „ 275., 4C0 „ 3300 . 4800 Met 2 driej verhoog. 1 eerste hoofdverple- van / 62.50 's maands. deeling'aT^r611^" " 150 •• 250 •• 1800 • 3000 Met 4 tweeJ' verh°°91 eerste hoofdver- van ƒ 25.- 's maands. pleegster der vrou- „ 150 ,, 250 „1800 . 3000 Met 4 tweej. verhoog. wenafdeeling 61:) \ an ƒ25 's maands. c) 1 tweede hoofdverpleger der mannenafdeeling, tevens belast met het opzicht over den land- .■ 12o 200 . 1440 „ 2400 Met 4 tweej. verhoog. bouw fl> ') , van / 20 - 's maands. 1 tweede hoofdverpleegster der vrouwenafdeeling, tevens belast met het opzicht over de wasscherij en naai- _ 12o|„ 200 , 1440 „ 2400 Met 4 tweej. verhoog, kamer é) ï) van ƒ 20.— -s maands. 1 machinedrijver te- l 12o „ 200 „ 1440 „ 2400 Met 4 tweej. verhoog, vens smidsbaas d) van f 20__ .s maands. c) Over de jaarlijks op de begrooting uitgetrokken sommen, voor bezoldiging van minder personeel bij het gesticht, daaronder begrepen klerkengelden, schrijfloonen en toelage aan den dokter-djawa, wordt beschikt door den geneesheer-directeur volgens aanwijzing van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst die daarbij zooveel mogelijk volgt de formatie als hieronder is aangegeven, zullende van alle mutatiën onder het personeel aan genoemden Departementschef moeten worden kennis gegeven 2). a) Met vrije woning. b) Met vrije woning of huishuurindemniteit van f 40.— 's maands. c) Als de opzichteressen met een der beambten van het gesticht gehuwd zijn, genieten zij geene tractementoverhoogingen en geene vrije woning of indemniteit voor huishuur. 1) Zie Staatsblad 1904 No. 158. 2) „ 1900 No. 18. *) Zie artikel 9 van het Gouvernements besluit van 28 December 1914 No. 2 (Staatsblad No. 786), waarbij verder is bepaald, dat de Geneesheer-Directeur en de geneesheeren de voor hen bestemde Gouvernements woningen bij de krankzinnigengestichten zullen betrekken tegen een nader vast te stellen korting op de maandelijkscne bezoldiging, zullende deze kortingen eerst ingaan bij het defungeeren van de tegenwoordige titularissen. 154 TRAKTEMENTEN, per maand. per jaar. Toelichtingen BETREKKINGEN. Té Té TT en si «3 .Sa Sa Aanmerkingen. 2E SB S E S Ë | a. Europeanen, klerken en schrijfloo- nen. / 150 / 150 / 1800 ƒ 1800 hofmeester d) l) „ 80 „ 110 „ 960 „1320 Met 3 tweej. verhoog. van ƒ10 's maands. Europeesche kok 6)J) „ 50 „ 70 „ 600,, 840 Met 2 tweej. verhoog. + van/10.— 's maands. portierdervoorpoortc) „ 60 „ 60 „ 720 „ 720 portier der achterpoort c) „ 60 ,. 60 „ 720 „ 720 t ambtelijk gediplomeerde Europeesche verplegers en verpleegsters d)J) „ 60 „ 90 „ 720 ,,1080 Met 3 driej. verhoog. Europeesche verple- van/10.—'s maands. gers of verpleegsters en oppassers of oppasseressen lste klasse d)3) „ 50 ,, 70 ,, 600 „ 840 Met 4 tweej. verhoog. idem der 2deklasse.) „ 40 „ 40 „ 480 ,. 480 van **T 'S maandS' binnennachtwacht c) „ 70 „ 100 „ 840 „ 1200 Met 4tweej. verhoog. van /7.50's maands. buitennachtwacht c) „ 60 „ 60 „ 720 „ 720 Europeesch lampenist d) „ 50 „ 60 „ 600,, 720 Met 2 tweej. verhoog. van ƒ5 's maands. leerlingverplegers a)4) , 40 „' 40 „ 480 , 480 leerlingverpleegsters d)4) „ 40 „ 40 „ 480 „ 480 b. Inlanders en Chineezen. dokter-djawa e) 6) „ 50 „ 50 „ 600 „ 600 ^f61^ boven 'racte~ Chineesche mandor/) „ 20 „ 25 „ 240] ,, 300 ^ensrkan'het maximum Inlandsche mandors tractement door den (1 man en 1 vrouw) /) „ 20 „ 25 „ 240 ,, 300 lgen«sheer-dir^^ schiktheid worden toegekend; deze is ook bevoegd de verhooging wederom in te trekken. a) Met huisvesting en voeding als patiënten der 3de klasse. b) Met huishuurindemniteit van f 12.50 's maands en voeding als voor patiënten 3de klasse i) , f De betrekkingen van 2de kok en magazijnsknecht zijn van den oorspronkelijken staat afgevoerd s) c) Met vrije woning d) Met huisvesting en voeding als lijders der 2de klasse 5) e) Met vrije woning of huisvesting, f) Met huisvesting en voeding als lijders der 4de klasse. 1) Zie Staatsblad 1905 No. 119. 2) „ „ 1904 No. 65. 3) „ „ 1897 No. 176. 4) „ „ 1904 No. 158. ») „ „ 1898 No. 150. 155 TRAKTEMENTEN: ~p"er maand. I per jaar. Toelichtingen BETREKKINGEN. —;—^-r-, ——; ——- en •S I S i S 3 S 3 Aanmerkingen. S E |S Ë 5 E |2 E Inlandsche oppassers of oppasseressen der 1 ste klasse a)l) / 12 ƒ 12 idem der 2de klasse a)1) n io I \q oppassers werklieden voor den landbouw a) „ 12 „ 15 idem voor ambachten en bedrijven a) „ 12 „ 15 idem bij de wasscherij a)2) „ 12 L 15 naaisters oppasseressen in de naai-en -verstelkamer a) „ 12 „ 15 •strijkster.s-oppasseressen in de strijkkamera) . 12 „ 15 Inlandsche stokers tevens machinedrijvers bij de stoomtoestellen b) 40 , 50 handlangers bij -de ., ''I stoom-toestellen 6) . 12 . 15 Het maximum door looper voor het bu- den geneesheer-direc- reau b) . 12 . 15 teur toe te kennen of bediende voor het te ontnemen als bo- schoonhouden der centrale gebouwen b) „ 12 „ 15 en' handlanger in de apotheek b) ,, 12 ! . 15 ^1»§s|3p| handlangers in het algemeene magazijn b) „ 12 „ 15 idem in de keuken a) „ 10 i . 12 barbier b) *) „ 20 „ 30 Inlandsche mandoer voor de magazijnen a) 31 „ 20 . 20 Inlandsche lampenisten b) „ 12 L 15 Het geheele personeel in dienst van het gesticht geniet vrije geneeskundige behandeling en geneesmiddelen (ook het wettig en niet wettig gezin), terwijl zij, aan wie vrije huisvesting in het gesticht met voeding is toegekend, aanspraak hebben op vrije wassching van lijfgoederen 2) 4) 6) fl) Met huisvesting en voeding als lijders der 4de klasse. &) Met Vrije woning of huisvesting. *) De betrekking van 3de kok is van den oorspronkelijken staat afgevoerd 3i s) 1) Zie Staatsblad 1905 No. 360. 2) „ „ 1881 „ 218. 3) „ „ 1898 „ 150. ■*) „ „ 1899 „ 60. 5) „ „ 1905 „ 119. «) ,, bijblad op het Staatsblad No. 5705. 156 B. LAWANG. (Staatsblad 1902 No. 180; 1904 No. 65 en 158; 1906 No. 27 en 414; Bijbl. No. 6980). Gouv. Besl. van 23 April 1902 No. 22 (Staatsblad No. 180) Herlezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerst el ijk: Krachtens machtiging der Koningin: I. Te bepalen dat het krankzinnigengesticht te Lawang (Pasoeroean) zal worden in dienst gesteld, zoodra alles voor de opneming van Inlandsche lijders gereed zal zijn. II. De formatie van het vaste personeel bij het krankzinnigengesticht te Lawang en de aan dat personeel toe te kennen bezoldigingen en verdere voordeelen vast te stellen zooals is aangeduid op den aan dit besluit gehechten staat A, met dien verstande dat deze betrekkingen eerst zullen worden vervuld, wanneer in verband met de geleidelijke voltooiing der etablissementen van het gesticht, de diensten van die ambtenaren noodig zullen zijn. III. De bezoldigingen en verdere voordeelen van het minder personeel bij het krankzinnigengesticht te Lawang vast te stellen zooals is aangeduid op den aan dit besluit gehechten staat B. Ten tweede: Aan te teekenen dat voor het minder personeel ten behoeve van het krankzinnigengesticht te Lawang zullen worden beschikbaar gesteld' de sommen, die daarvoor jaarlijks op de begrooting zullen worden uitgetrokken. Ten derde: Te bepalen dat over de jaarlijks op de begrooting uitgetrokken sommen, voor bezoldiging van minder personeel bij het krankzinnigengesticht te Lawang, daaronder begrepen klerkengelden, schrijfloonen, kantoorbehoeften en toelagen aan de dokters-djawa, wordt beschikt door den geneesheerdirecteur van gemeld gesticht volgens aanwijzing van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst zullende van alle mutatiën onder het personeel aan genoemden Departementschef moeten worden kennis gegeven. Ten vierde: enz. 157 STAAT A aantoonende de formatie van het vast Europeesch personeel bij' het krankzinnigengesticht te LAWANG en de aan dat personeel toe te kennen bezoldigingen en verdere voordeelen. TRAKTEMENTEN. :—| : Toelichtingen per maand. per jaar. BETREKKINGEN. ; — : ;—— en .si Si -Sa II Aanmerkingen. se se se se i I 1 geneesheer-direc- ƒ 800/ 1200/ 9600/ 14400 Met 2 driej. verhoog. teur (I) van ƒ200—'s maands. 1 Europeesch genees-,, 500,, 1000,, 6000,, 12000 Met 5 driej. verhoog. heer (I) van/100—'s maands. 1 huismeester (a) „ 300 ,, 400,, 3600 ,, 4800 1 hoofdverpleger der mannenafdeeling (a) „ 150,, 250,, 1800 ,, 3000 1 hoofdverpleegster der . .. . .... . ,. , , . ~« ~ „ JkM - Met 4dnejaarhiksche vrouwenafdeeling (a) „ 150,, 250,, 1800 ,, 3000 } verhoogingenvanf25.— 1 landbouwopzich- 'smaands. ter (a) „ 150,, 250., 1800 ,, 3000 1 opzichter over de werkplaatsen (a) „ 150,, 250., 180ol„ 3000 (a) Met vrije woning. (I) Met bepaling dat zij de voor hen bestemde Gouvernementswoningen bij de krank.- zinnigengestichten zullen betrekken tegen een nader vast te stellen korting op de maandehjksche bezoldiging, zullende deze kortingen eerst ingaan bij het defungeeren van de tegenwoordige titularissen. (zie artikel 9 van het Gouvernements besluit van 28 December 1914 No. 2 (Staatblad No. 786). STAAT B aantoonende de aan het minder personeel bij' het krankzinnigengesticht te LA WANG toe te kennen bezoldigingen en verdere voordeelen, alsmede de voor dat gesticht benoodigde fondsen voor klerkengelden, schrijfloonen en kantoorbehoeften. TRAKTEMENTEN. " I ■ Toelichtingen per maand. per jaar. BETREKKINGEN. 1 - en •e i S I -e i « § Aanmerkingen. se ss seIse I. Europeanen: Portier (*) ƒ 50 ƒ 60 ƒ 60C ƒ 720 L Nachtwacht (6) „ 50|„ 60 „ 60C „ 720 Met 2 driejaarlijk- I sche verhoogingen Jvan ƒ 5 's maands. (*) Met huisvesting en voeding als patiënten 3de klasse, (c) Met huisvesting en voeding als patiënten 2de klasse. 1) T De betrekkingen van kok of kokkin, magazijnsknecht en opzichteres over de naaikamer en de waschinrichting zijn van den oorspronkelijken staat afqevoerd. 2) t) Vergl. Staatsblad 1904 No. 158. -) „ „ 1906 No. 414. 158 TRAKTEMENTEN 1 ; Toelichtingen per maand. per jaar. BETREKKINGEN r— ; en c 3 3 § .Sa «3 Aanmerkingen S E | 2 E SE I Sê Ambtelijk gediplomeerd verpleger of verpleegster (a) ï) ƒ 60 ƒ 90 ƒ 720 ƒ 1080 Met 3 driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 10.— 's maands. Leerlingverpleger (b) 2) „ 40 „ 40,, 480 „ 480 Leerlingverpleegster (a) 2) 40 „ 40 „ 480] „ 480 II Inlanders: Dokter-djawa (c) *) .. ,, 50 „ 50 „ 600j ,, 600 Als toelage boven zijn traktement. Mandoer-verpleger (verpleegster) (d) 2) „ 25 „ 30 „ 300 „ 360 Kok of kokkin (d) 5) „ 35 „ 40 „ 420 „ 480 Mandoer voor den timmerwinkel en de smederij (d) 20 „ 25 „ 240 „ 300 Mandoer voordeelectri- Met 2 driejaarlijksche sche installatie (dj „ 20 „ 25 „ 240 „ 3001 verhoogingen van Mandoer voor het pomp- ƒ 2.50 's maands. station en de waterleidingen (d) 20 „ 25 „ 240 „ 300 Mandoer voor het landbouwbedrijf (d) 20 „ 25 „ 240 „ 300 Bediende voor de apotheek (d) 4) , 20 „ 25 „ 240 „ 300 Mandoer voor het magazijn (d) 4) „ 20 „ 25 „ 240 „ 300 Mandoer voor de wasch- inrichting (d) 4) 20 „ 25 „ 240 ,, 300 Barbier (e) 12 „ 15 „ 144 „ 180 Handlanger in de maga- Looper" voor 'het' bü. " 15 „ 144 „ 18 Met 3 driejaarliJklC*. reau(d) 12 „ 15 „ 144 ,. 180 verhoogingen van u ji • j 1f 1-50 s maands. Handlanger in de keu- J ken (e) 12 „ 15 „ 1441 „ 180 Naaister in de naaikamer (e) 12 „ 15| „ 144| „ 180| (a) Met huisvesting en voeding als patiënten 2de klasse. (b) Met huisvesting en voeding als patiënten 3de klasse. (c) Met vrije woning. (d) Met huisvesting en voeding als lijders 4de klasse. (e) Met voeding als lijders 4de klasse. 1) Vergl. Staatsblad 1904 No. 65. 2) „ „. 1904 No. 158. 3) „ „ 1906 No. 27. 4) „ „ 1906 No. 414. ») '„ „ 1911 No. 632. 159 TRAKTEMENTEN per maand I per jaar Toelichtingen BETREKKINGEN — 1 ; en c p § '5 H * p Aanmerkingen -; - üesesese Handlanger inde wasch- inrichting (a) .... ƒ 12 ƒ 15 ƒ 144 ƒ 180 Oppasser of oppasseres (6) 12 „ 15 „ 144 „ 180 Werkman in den tim- merwinkel (a) 12 „ 15 „ 144 „ 180 Werkman bij de electri- Met 2 driejaarlijksche sche installatie (6) . „ 12 „ 15 „ 144 „ 1801 verhoogingen van Werkman bij het pomp- - maan(J station en de water- J leidingen (6) 12 „ 15 „ 144 „ 180 Werkman bij het landbouwbedrijf (6) 12 „ 15 „ 144 „ 180 Bediende voor de sectie-en lijkenkamer (6) „ 12 „ 15 .,, 144 „ 180 III. Fondsen voor: Klerkengeiden en schrijfloonen 75 „ 75 „ 900 „ 900 Kantoorbehoeften — — „ 450 „ 450 Het geheele personeel in dienst van het krankzinnigengesticht te Lawang, alsmede het gezin van dat personeel, zoowel wettig als niet wettig, geniet vrije geneeskundige behandeling en geneesmiddelen, terwijl zij, aan wie vrije huisvesting in het gesticht met voeding is toegekend, bovendien recht hebben op vrije wassching van lijfgoederen. *) (a) Met voeding als lijders 4de klasse. (b) Met huisvesting en voeding als lijders 4de klasse *) Vergl. Bijbl. No. 6980. Gouv. Besl. 25 Maart 1912 No. 43 (Staatsblad No. 254). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstejijk: Te bepalen, dat het annex gesticht „Soeko" bij het krankzinnigengesticht te Lawang (Pasoeroean) zal worden in gebruik genomen naarmate het voor de opneming van Inlandsche lijders gereed is. Ten tweede: Met uitbreiding van de formatie van: a. den bij artikel 1 § II, van het besluit van 23 April 1902 No. 22 (Staatsblad No. 180) vastgestelden staat A, aantoonende de formatie van het vast Europeesch personeel bij het krank- 160 zinnigengesticht te Lawang en de aan dat personeel toe te kennen bezoldigingen en verdere voordeelen, de formatie van het vast Europeesch personeel bij het annex- gesticht „Soeko" en de aan dit personeel toe te kennen bezoldigingen en verdere voordeelen vast te stellen zooals is aangeduid op den aan dit besluit gehechten staat A. b. den bij artikel 1, § III, van het besluit van 23 April 1902 No. 22 (Staatsblad No. 180) vastgestelden staat B, aantoonende de aan het minder personeel bij het krankzinnigengesticht te Lawang toe te kennen bezoldigingen en verdere voordeelen alsmede de voor dat gesticht benoodigde fondsen voor kler* kengelden, schrijfloonen en kantoorbehoeften, de bezoldigingen en verdere voordeelen van het minder personeel bij het annexgesticnt „Soeko" vast te stellen, zooals is aangeduid op den aan dit besluit gehechten staat B. Ten derde: Aan te teekenen, dat voor het minder personeel ten behoeve van het annex-gesticht „Soeko" zullen worden beschikbaar gesteld de sommen, die daarvoor jaarlijks op de begrooting zullen worden uitgetrokken. Ten vierde: Te bepalen, dat over de jaarlijks op de begrooting uitgetrokken sommen voor bezoldiging van minder personeel bij het annex- gesticht „Soeko", zoomede voor klerkengelden, schrijfloonen, kantoorbehoeften en toelagen aan den dokterdjawa en den huismeester, wordt beschikt door den GeneesheerDirecteur van het krankzinnigengesticht te Lawang volgens aanwijzing van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, zullende van alle mutatiën onder het personeel aan genoemden Departementschef moeten worden kennis gegeven. Ten vijfde enz. 161 STAAT A, aantoonende de formatie van het vast Europeesch personeel bij het annex-gesticht „Soeko" behoorende bij het krankzinnigengesticht te Lawang (Pasoeroean) en de aan dat personeel toe te kennen bezoldigingen en verdere voordeelen: TRAKTEMENTEN. : Toelichtingen per maand. per jaar. BETREKKINGEN. j j en Mini- Maxi- Mini- Maxi- Aanmerkingen. mum. mum. mum. mum. Huismeester ƒ 50 ƒ 50 ƒ 600 ƒ 600 ƒ Als toelage boven zijn Verpleger \ 30 „ 30 „ 360 „ 360 \ traktement. Hoofdverpleger (a) 150 „ 250 „1800 „ 3000 Met 4 driejaarlijksche verhoogingen van ƒ25 I 's maands. (a) Met vrije woning. STAAT B, aantoonende de aan het minder personeel bij het annex-gesticht „Soeko" behoorende bij het krankzinnigengesticht te Lawang toe te kennen bezoldigingen en verdere voordeelen, alsmede de voor dat gesticht benoodigde fondsen voor klerkengelden, schrijfloonen en kantoorbehoeften. TRAKTEMENTEN. Toelichtingen per maand. per jaar. BETREKKINGEN. — -—'■ en Mini- Maxi- Mini- Maxi- Aanmerkinqen. mum. mum. mum. mum. I EUROPEANEN: Ambtelijk gediplo- meerd verpleger (a). 60 90 720 1080] Met 3 driejaar. Ambtelijk gediplo- I ' meerd verpleeg. Uijksche verhoogingen ster (a) 60 90 720 1080 I van ƒ 10's maands. II INLANDERS: ' Inlandsen geneeskundige 100 100 1200 1200 Als toelage boven Mandoer-verpleger zijn'traktement. (verpleegster) (b). 25 30 300 360 Kok (b) 20 25 240 300 „ . „ . . . Mandoer voor de Met 2 dnejaar- electrische instal- ' Hjksche verhoogingen latie (b) 20 25 240 300 van ƒ 2.50's maands. Mandoer voor de waschinrichting(b) 20 25 240| 300 (a) Met huisvesting en voeding als patiënten 2de klasse. (b) h «xii=V " >> •< " m 4de klasse. 11 1-62 TRAKTEMENTEN ■ T" ' i Toelichtingen per maand. per jaar. BETREKKINGEN. — j ; en Mini- Maxi- Mini- Maxi- , Aanmerkingen. mum. mum. mum. | mum. Handlanger in de % keuken (c) 12 15 144 180 Werkman voor de smids- en timmermanswerkplaats^) 12 15 144 180 Werkman voor de electrischeinstal- . „ , . . .... latie (b) 12 |l5 144 180 Met 2 drieJaarl'Jk- Handlangervoor.de j sche verhoogingen waschinrichting(c) 12 15 144 180 van ƒ 1.50's maands. Werkman voor stoomketel, pompstation en waterleiding (b) 12 15. 144 180 Looper voor het bureau (b) 12 15 .144 180 Koetsier (b) 15 |20 180 240 Met 2 driejaarlijk¬ sche verhoogingen van ƒ2.50 's maands. Werkman voor het landbouwbedrijf . (b) 12 15 144 180 Bediende voor apo- Met. 2 driejaarlijk- theek, sectie en lij- > sche verhoogingen kenkamer (b) 12 15 144 180 van ƒ 1.50's maands. Oppasser f oppasseres) (b) 12 15 144 180 III FONDSEN VOOR: schrijfloonen, klerkengelden en kantoorbedienden. — — !450 |450 (b) Met huisvesting en voeding als patiënten 4de klasse? (c) Met voeding als lijders 4de klasse. Bij het Gouv. Besl. van: a. 11 Maart 1910 No. 47. b. 21 October .1915 No. 45. is a. de Geneesheer-Directeur van het krankzinnigengesticht te Lawang b. de Geneesheer-Directeur van het krankzinnigengesticht te Buitenzorg 163 gemachtigd om, behoudens instemming van de'n Directeur van Onderwijs en Eeredienst voor elk geval op zich zelf, in het algemeen de onder hem dienende beambten andere dan hunne eigenlijke werkzaamheden op te dragen onder genot van eene voor ieder van hen in het bijzonder te bepalen maandelijksche toelage boven hunne inkomsten; met bepaling, dat die toelagen moeten worden 'bestreden uit de op de begrooting uitgetrokken sommen voor bezoldiging van minder personeel bij gemeld gesticht. Bij het Gouv. Besl. van 2 Januari 1914 No. 36 is bijwijze van tijdelijken maatregel bepaald, dat ambtelijk gediplomeerde verplegers bij de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang met het annexgesticht te Soeko, aan wie de hun o. m. toekomende huisvesting binnen het gesticht moet worden onthouden wegens plaatsgebrek of andere omstandigheden, ter beoordeeling van den betrokken Geneesheer-Directeur daarvoor eene indemniteit zullen ontvangen van ƒ25 's maands. d. Speciale bevoegdheid om af te wijken van de vastgestelde formaVën. Gouv. Besl. 28 Sept. 1905 No. 18 (Bijbl. No. 6340). Eerste lijk: Te bepalen, d'at aan de bij het Koninklijk besluit van 3 September 1894 No. 41 (Bijblad op het Staatsblad No. 5109) verleende machtiging*) uitvoering zal worden gegeven ten aanzien van het personeel bij de krankzinnigengestichten. Ten tweede: enz. *) Deze machtiging luidt: Den G.G. van N. I: te machtigen om, ter voorkoming van overplaatsingen, die alleen ten doel hebben het toekennen van eene geringe traktementa' verhooging èn niet wegens andere redenen vereischt worden, bij de regeling van de traktementen van het personeel van door hem aan te wijzen takken van dienst, binnen de grenzen der voor dat personeel bij de begrooting toegestane fondsen, af te wijken van de vastgestelde formatiën. 164 e. Mederekening van de materieele voordeelen toegekend aan het ambtelijk gediplomeerd verple ging spersoneel bij de krankzinnigengestichten voor pensioen, wachtgeld, nonactiviteitstraktement en verlof straktement. 1. Gouv. Besl. 15 Sept. 1903 No. 22 (St. No. 319). Krachtens machtiging der Koningin: le. Te bepalen, dat de materieele voordeelen, toegekend aan de ambtelijke gediplomeerde verplegers en verpleegsters bij de Krankzinnigengestichten in Nederlandsch-Indië, tot een bedrag van ƒ 75.- (vijf en zeventig gulden)'s maands in aanmerking komen bij de berekening van hun wachtgeld, nonactiviteitstraktement en verlofstraktement; 2e. Met nadere uitbreiding van artikel 30 van het Reglement voor het Weduwen- en Weezenfonds van burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië ') (Staatsblad 1854 No. 93) ■ te bepalen dat, ten opzichte van de contributiën aan- en bedeelingen uit dat fonds, de materieele voordeelen der hiervoren sub le bedoelde personen tot het daar genoemd bedrag als traktement worden aangemerkt. 2. Gouv. Besl. van 26 Juli 1910 No. 17 (St. No. 417). Eer stel ijk: Ingevolge het tweede lid van artikel 11 van het Reglement op het verleenen van pensioenen aan Europeesche burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië (Staatsblad 1881 No. 142, juncto 1892 No. 175), zooals dat lid wordt gelezen ingevolge het Koninklijk besluit van 2 November 1908 No. 40 (Indisch Staatsblad 1909 No. 4), te bepalen, dat de materieele voordeelen, toegekend aan de ambtelijke gediplomeerde Europeesche verplegers en verpleegsters bij de Krankzinnigengestichten in Nederlandsch-Indië, tot een bedrag van ƒ 75.— (vijf en zeventig gulden) 's maands in aanmerking komen bij de berekening van hun pensioen. Ten tweede: Te bepalen dat deze beschikking wordt gerekend te zijn ingegaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het Koninklijk besluit van 2 November 1908 No. 40 (Indisch Staatsblad 1909 No. 4). i) Dit reglement is vervangen door dat in Stbl. 1913 No. 359 (Zie artt 33 en 36). 165 3. Gouv. Besl. van 27 Februari 1907 No. 27 (Bijbl. No. 6634). Eerstel ij k: enz. Ten tweede: Te bepalen, dat aan de ambtelijke gediplomeerde verplegers en verpleegsters bij de krankzinnigengestichten in Nederlandsch-Indië bij binnenlandsche verloven wegens ziekte, door te brengen buiten het gesticht, waarbij zij werkzaam zijn, een bedrag van ƒ 55 (vijf en vijftig gulden) 's maands wordt uitgekeerd als vergoeding voor het gemis van de materieele voordeelen, die zij anders genieten; met dien verstande dat bij verloven van minder dan één maand het uit te keeren bedrag per dag wordt berekend. f. Instructiën. Zie Hoofdstuk Instructiën. g. Regeling van het bedrag en de invordering der kosten van verpleging in krankzinnigengestichten van het personeel der Marine, Gouv. besl. 16 Januari 1903 No. 28 (Bijbl. No. 5928). Eerstel ijk: Aan te teekenen dat de verpleegkosten van vlag -, hoofd - en subalterne officieren der Koninklijke Nederlandsche Marine en van Europeesche schepelingen dier Marine beneden den rang van officier, die in de Gouvernements krankzinnigengestichten in Nederlandsch-Indië worden opgenomen, ten laste van den Lande komen. Ten tweede: Door het Departement van Onderwijs en Eeredienst wordt voor de in artikel 1 bedoelde verpleegkosten per hoofd en per dag in rekening gebracht,: voor vlag-en hoofdofficieren voor verpleging in de 1ste klasse ƒ 6; voor subalterne officieren voor verpleging in de 2de klasse ƒ 4; voor machinisten, dek- en onderofficieren en minderen voor verpleging in de 3de klasse ƒ 2. Die verpleegkosten worden maandelijks door regularisatie door het Departement der Marine aan dat van Onderwijs en Eeredienst voldaan. Ingeval subalterne officieren, machinisten, dek-en onderofficieren en minderen in eene hoogere klasse worden toegelaten, 166 wordt door het Departement van Onderwijs en Eeredienst aan dat der Marine slechts in rekening gebracht de voor hunnen rang of graad hiervoren vastgestelde sommen; het meerdere bedrag der verpleegkosten zal door de betrokkenen of hunne betrekkingen rechtstreeks zonder tusschenkomst van het Departement der Marine worden voldaan. Gouv. Besl. 31 Januari 1905 No. 12 (Bijbl. No. 6171). Eerstel ijk: Met wijziging in zoover van artikel 2 van het besluit van 16 Januari 1903 No. 28 (Bijblad No. 5928) te bepalen dat door het Departement van Onderwijs en Eeredienst voor de in artikel 1 van dat besluit bedoelde verpleegkosten per hoofd en per dag wordt in rekening gebracht: voor hoofdmachinisten, machinisten en adjunctmachinisten voor verpleging in de 2de klasse ƒ 4. Ten tweede enz. Afschrift: enz, 2. Missive van den lsten Gouvernements Secretaris van 3 November 1903 No. 3639 (Bijbl. No. 5928). Aan den Commandant der Zeemacht en Chej van het Departement der Marine in Nederlandsch-Indië. Naar aanleiding van den U bekenden Indischen brief van 16 Januari jl. No. 103/28 (bestuit No. 28), waarbij aan den Minister van Koloniën in overweging werd gegeven een Koninklijk besluit uit te lokken, regelende de korting op de traktementen en soldijen van het personeel der Koninklijke Nederlandsche Marine bij verpleging in de Gouvernements krankzinnigengestichten in Nederlandsch-Indië, heeft die Staatsman als zijne meening te kennen gegeven zich geheel te kunnen vereenigen met de zienswijze van zijn ambtgenoot van Marine, dat het niet noodig is zulk eene Koninklijke beschikking in het leven te roepen, omdat de bestaande voorschriften reeds in deze aangelegenheid voorzien. J67 Volgens mededeeling toch van den Minister van Marine worden in Nederland onder ziekeninrichtingen ook verstaan krankzinnigengestichten, hetzij Rijks-, hetzij particuliere, en verder alle andere particuliere geneeskundige inrichtingen en worden, wanneer lijders in niet tot de Zeemacht behoorende Rijks-of in particuliere inrichtingen, van welken aard ook verpleegd worden, de kortingen toegepast, welke in de Hoofdstukken I _ VI. Deel I der Verordeningen voor de Kon nklijke Nederlandsche Zeemacht voor verpleging in hospitalen en ziekeninrichtingen zijn aangegeven. De verpleegkosten worden door het Departement van Marine aldaar verrekend hetzij met het Departement, waaronder de inrichting ressorteert, hetzij met het bestuur der betrokken particuliere inrichting. Onder mededeeling van het vorenstaande heb ik de eer op last van den G.G. U. E. te verzoeken daarmede v.z.n. rekening te willen houden. De 1ste Gouvernements-Secretaris, Paulus. h. Circulaires. 1. CIRCULAIRE van den Directeur van Onderwijs, Eerediensten Nijverheid van 8 Januari 1890 No. 188 (Bijbl. No. 4544). Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur. Bijna algemeen bestaat het gebruik om Inlandsche krankzinnigen in de gevangenissen op te sluiten, wanneer de gelegenheid ontbreekt tot hunne dadelijke opzending naar een krankzinnigengesticht. Door groot gebrek aan plaatsruimte in deze gestichten is het van lieverlede zelfs regel geworden, dat Inlandsche zinneloozen geruimen tijd in de gevangenissen vertoeven. Moet dit op zich zelf reeds schadelijk worden geacht voor hun herstel, het verblijf binnen gevangenissen geeft bovendien maar al te vaak aanleiding, dat de lijders aan allerlei voor hun geschokt zenuwgestel verderfelijke invloeden en kwellingen blootstaan, die hen telkens in hoogst opgewekte stemming brengen, waardoor dwangmaatregelen noodzakelijk worden. 168 Het zij mij vergund er de aandacht van UwHEdG. op te vestigen, dat dit niet in overeenstemming is met de bestaande voorschriften. Zoo is in art. 230 van het Inlandsch Reglement en de daarmede overeenkomende bepalingen in de Reglementen op het rechtswezen in de Buitenbezittingen slechts sprake van „daartoe bestemde gestichten, ziekenhuizen of andere geschikte plaatsen", waartoe gevangenissen niet zijn te rekenen. Verder wordt onder art. 59 van het Reglement van orde en tucht onder de gevangenen in Staatsblad 1871 No. 78 wel van gevangenissen gesproken, doch uitsluitend „bij gebreke van eene andere geschikte gelegenheid", en „hangende de beslissing van den rechter". Blijkbaar is dus slechts een zeer tijdelijke maatregel bedoeld, n.1. tot de opzending naar een geschikt verblijf, zoodra de rechter de inbewaringstelling heeft gelast. Hetzelfde beginsel wordt teruggevonden in art. 4 sub b van het Gouvernements besluit dd. 8 October 1883 No. 18, waar bovendien alleen van gevaarlijke krankzinnigen sprake is, en als eisch gesteld wordt, dat behoorlijke afzondering mogelijk zij. Het komt mij nu voor, dat het dikwerf mogelijk zal blijken om Inlandsche krankzinnigen op eene meer passende wijze te verplegen. Is bijv. ter plaatse een Inlandsch ziekengesticht, dan behooren de lijders aldaar te worden afgezonderd. Ontbreekt zulk eene ziekeninrichting, dan verplege men de krankzinnigen in het militair hospitaal (zie militair tarief No. 39— Staatsblad 1889 No. 85— noot e op blz. 10). Bij gemis eindelijk van plaatselijke gestichten of hospitalen, behooren de lijders met politiegeleide te worden opgezonden naar de naaste plaats, waar eene ziekeninrichting of een militair hospitaal gevestigd is. De geringe transportkosten zullen daartoe geen bezwaar mogen zijn. Ik heb de eer UwHEdG. beleefdelijk te verzoeken zoo veel doenlijk in vorenstaanden zin te handelen. Van mijn verlangen zag ik ook gaarne mededeeling gedaan aan de in Uw gewest bescheiden Hoofden van plaatselijk bestuur. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Van der Kemp. 169 2. CIRCULAIRE van den Directeur van Onderwijs, Eeredient en Nijverheid van 11 September 1897 No. 12660 (Bijbl. No. 5347). Aan de Hoofden van Gewestelijk en Plaatslijk Bestuur op en buiten Java en Madoera. Onder de toepassing van het met 1 Juli jl. in werking getreden Reglement op het krankzinnigenwezen in NederlandschIndië (Staatsblad 1897 No. 54) is het reeds eenige malen voorgekomen dat krankzinnigen, nadat te hunnen behoeve de rechterlijke machtiging tot plaatsing in een gesticht verkregen was, dadelijk door de betrokken hoofden van plaatselijk bestuur naar het naastbijzijnde krankzinnigengesticht ter opneming werden gezonden. Daarbij is over het hoofd gezien dat, blijkens artikel 16 van voormeld reglement, bij plaatsing van krankzinnigen in landsgestichten ook rekening moet worden gehouden met de bijzondere voorschriften, die door den Gouverneur-Generaal omtrent de opneming in zoodanige gestichten zijn vastgesteld. Dergelijke voorschriften nu bevat het reglement in Staatsblad 1885 No. 139 en volgens de artikelen 9 en 10 van dat reglement moet voor de opneming van krankzinnigen in de landsgestichten vooraf eene aanvrage worden gericht tot den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die alleen bevoegd is aanwijzing van het gesticht te doen, terwijl verder bij de aanvrage verschillende bescheiden moeten worden overgelegd, tot waarborg o.a. dat aan de geldelijke verplichtingen ten opzichte van de voldoening van verpleeggelden als anderszins naar eisch is of zal worden voldaan. Ik moet er prijs op stellen dat met de hiervoren bedoelde voorschriften in Staatsblad 1885 No. 139 in het vervolg stipt worde rekening gehouden. Op mijne beslissingen mag niet worden vooruitgeloopen, daar anders het Departement niet kan zorgen voor geregelde opneming van krankzinnigen, naar gelang er in de gestichten plaatsen openkomen. Deze laatste opmerking geldt evenzeer voor de opneming van krankzinnigen, die in spoedvereischende gevallen door het betrokken hoofd van plaatselijk bestuur voorloopig in bewaring 170 worden gesteld. Daarbij is plaatsing in een krankzinnigengesticht slechts toegelaten voor Europeesche krankzinnigen en bovendien onder voorbehoud, dat een zoodanig gesticht zich in de nabijheid bevindt en aldaar gelegenheid tot opneming bestaat. Nopens het laatste nu kan alleen zekerheid worden verkregen door navraag bij mijn Departement, waar bekend is of de gestichten plaatsen beschikbaar hebben en of daarover inmiddels niet reeds voor andere en oudere aanvragen is beschikt. Het zal dus noodig zijn dat hoofden van plaatselijk bestuur, die krachtens hunne bevoegdheid, omschreven in artikel 12 van het reglement in Staatsblad 1897 No. 54, Europeesche krankzinnigen voorloopig in bewaring doen stellen, daartoe niet over eenig nabij gelegen krankzinnigengesticht beschikken, dan na vooraf, zoo noodig telegraphisch, mijne beslissing nopens de gelegenheid tot opneming te hebben gevraagd. Ten slotte vestig ik er de aandacht op dat hoofden van plaatselijk testuur, die van hunne bevoegdheid tot voorloopige inbewaringstelling van krankzinnigen gebruik maken (artikelen 12 en 24 van het reglement), bij voorkeur daarvan moeten doen blijken uit een besluit, waarin het toepasselijk voorschrift wordt aangehaald en de spoedvereischende omstandigheden worden vermeld. De bestuurders der plaatsen tot voorloopige opneming zijn dan door zoodanig besluit gerechtigd, de krankzinnigen in de onder hun beheer staande inrichtingen op te nemen. De Directeur van Onderwijs, O. v. d. WlJCK. 3. CIRCULAIRE van den Directeur van 'Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 3 Februari 1898 No. 2315 (Bijbl No. 5259). Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur in Nederlandsch-Indië. Het opzenden van krankzinnigen naar de voor hen bestemde gestichten geschiedt in vele gevallen onder geleide van politiebeambten in uniform. 171 Voor de betrokken lijders is het pijnlijk om met zulk een geleide in het openbaar te worden aangetroffen, zoodat dit, vooral van de zijde van Europeesche patiënten, somwijlen hevig verzet uitlokt. Op lijders aan een bijzonderen vorm van krankzinnigheid (melancholie) heeft zoodanig geleide ook om andere redenen een nadeeligen invloed. Met het oog hierop heb ik de eer UHEdG. te verzoeken om ervoor te willen waken, dat het vervoer van krankzinnigen, indien dit door de zorgen der politie geschiedt, voortaan alleen plaats heeft onder geleide van politiebeambten in burgerkleeding. Mijne aandacht is er voorts op gevestigd, dat krankzinnigen wel eens door hunne geleiders gebonden worden overgebracht niet zoozeer omdat de toestand van den lijder zulks noodzakelijk maakt, dan wel uit voorzorg tegen ontsnapping. Zulke maatregelen moeten ten strengste worden tegengegaan en eene humane behandeling 'der lijders worde zooveel mogelijk verzekerd door het geleide aan bedaarde en kalme personen op,te dragen, die bovendien van uitdrukkelijke bevelen worden voorzien om niet dan in de uiterste noodzakelijkheid van dwangmiddelen gebruik te maken. Mocht de hersenopgewektheid van een op te zenden lijder van dien aard zijn, dat hij aan politiegeleide niet wel kan worden toevertrouwd, dan kan, indien de afstand geen bezwaar is, den geneesheer-directeur van het betrokken gesticht worden verzocht om zoo mogelijk deskundig personeel uit het gesticht te zenden tot overbrenging van den lijder. De Directeur van Onderwijs, O. v. d. WljCK. 4. Circulaire van den wd. Hoofdinspecteur, Chef van den B. G. D. 15 Juni 1915 No. 5060. Aan De Voorzitters der landraden op Java en Madoera en op de Buitenbezittingen. Het zal UWEdG niet onbekend zijn, dat in de laatste jaren de krankzinnigengestichten hier te lande, hoezeer deze geleide- 172 lijk reeds zijn uitgebreid, geen voldoende ruimte bieden om de lijders te kunnen opnemen, zoodra door de Landraden tot hunne opneming in een gesticht machtiging is verleend. De meeste dezer krankzinnigen vertoeven dan ook langer in de inrichtingen tot voorloopige bewaring dan wenschelijk is. Van hieruit worden zij naar gelang er in de gestichten plaatsruimte vrij komt, geleidelijk in volgorde van de data der vonnissen naar die gestichten overgebracht, met dien verstande nochtans, dat er zooveel mogelijk voor gezorgd wordt, dat er geen vonnissen komen te vervallen, doordat de termijn binnen welken zij ten uitvoer kunnen worden gelegd, verloopen is. Zoo wordt b.v. voor den inlander A. tot wiens opneming in een gesticht op / Maart 1915 machtiging werd verleend, door mij eerder een plaats aangewezen dan voor den Inlander B. tot wiens opneming bij vonnis van / April d.a.v. werd besloten, tenzij het vonnis van B b.v. slechts tot l Augustus 1915 ten uitvoer kan worden gelegd, terwijl het vonnis van A nog tot 1 October e.k. rechtsgeldigheid heeft. In het laatste geval wordt d.z.z. aan B eerder een plaats in een der gestichten aangewezen. Deze regeling die vele nieuwe machtigingen tot opneming voorkomt, heelt echter tot gevolg, dat de krankzinnigen, in wier vonnissen de kortste termijnen van ten uitvoerlegging is bepaald, steeds het eerst in de gestichten worden opgenomen, dus het .eerst een goede verpleging ondergaan, terwijl de medische noodzaak van de preferentie dan niet altijd vaststaat. Waar dit m.i. voorkomen zou kunnen worden, wanneer de landraden de termijnen binnen welke meergenoemde vonnissen ten uitvoer kunnen worden gelegd, als regel op minstens 6 maanden stelden en niet dan bij gebleken medische noodzaak van dien regel afweken, in zooverre dat een kortere termijn van ten uitvoerlegging wordt gesteld, verzocht ik den Directeur van Justitie mij te willen mededeelen of tegen een dergelijke uniforme vaststelling van dien termijn bezwaren zouden bestaan. Waar naar de meening van dien Departementschef daartegen geen bedenking bestaat, heb ik de eer UWEdG. in over. weging te geven, om het, zoo mogelijk daarheen te leiden, dat in de beschikkingen van de door U voorgezeten rechtbank waarbij machtiging tot plaatsing in een krankzinnigengesticht wordt verleend, de termijn na afloop, waarvan zoodanige beschikkingen niet meer ten uitvoer gelegd kunnen worden, bepaald 173 worde op ten minste 6 maanden en dat niet dan bij gebleken noodzaak een kortere termijn worde gesteld. De wd. Hoofdinspecteur, Chef van den B. G. D. Dr. Noordhoek Hegt. 5. Circulaire Hisp. B. G. D. van 17 Maart 1916 No. 2272. Aan . de Hoofden van Gewestelijk bestuur in Nederlandsch-Indië. Het komt meermalen voor, dat omtrent krankzinnigen, voor wie om opname in één der krankzinnigengestichten aan het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst eene aanvraag is ingediend en die, in afwachting van de verzochte opname,"' voorloopig in eene ziekeninrichting worden verpleegd, geen nadere berichten aan het gemeld Hoofdbureau worden ingediend, wanneer die patiënten wegens overlijden, herstel of om eene andere reden niet meer voor opneming in het krankzinnigengesticht in aanmerking komen. Wegens onbekendheid met den verderen toestand van den patiënt wordt dan door meergenoemd Hoofdbureau, zoodra in één der gestichten eene plaats open komt, die vacante plaats voor den patiënt gereserveerd en bedoeld gesticht voor zijne opname aangewezen. Eerst later nadat het desbetreffend dezerzijdsch besluit de betrokken autoriteiten heeft bereikt — waarmede uiteraard dikwijls lange tijd gemoeid is—wordt aan het Hoofdbureau kennis gegeven, dat opname van den lijder, op grond van een der bo venbedoelde redenen, niet meer noodig is. Afgescheiden van de omstandigheid, dat deze gewoonte leidt tot het verrichten op mijn bureau van onnoodig administratief werk—de genomen besluiten toch moeten worden ingetrokken heeft zij tot gevolg dat ter wille van een intusschen niet meer voor opname in aanmerking komenden patiënt, een plaats in een der krankzinnigengestichten langer dan noodig wordt opengehouden ten nadeele van een anderen lijder, die dikwijls ook reeds geruimen tijd voor een opname werd ingeschreven. 174 Op grond van het bovenstaande heb ik de eer UHEdG. beleefd te verzoeken de Hoofden van Plaatselijk bestuur in Uw gewest te willen uitnoodigen om bijaldien een krankzinnige, voor wien opname in een der gestichten is aangevraagd, voor die opname niet meer in aanmerking komt, het HoofdLureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst zoo spoedig mogelijk daarmede in kennis te stellen. Ook wordt bij de indiening van een aanvraag tot opname van een krankzinnige in een der gestichten niet altijd voldoende aandacht geschonken aan artikel 10 van het Reglement in Staatsblad 1885 No. 139, l) krachtens welke bepaling door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, geen plaats in het gesticht mag worden aangewezen wanneer bij de aanvrage niet overgelegd zijn de voorgeschreven bescheiden. Mlilji Het gebeurt toch meermalen dat de bedoelde bescheiden niet tegelijk met de aanvrage worden ingediend, zoodat alsdan — ook al is er plaats in één der gestichten —niet tot de aanwijzing van dat gesticht kan worden overgegaan. Dezelfde gevolgen als bovengemeld: onnoodig administratief werk — voor de herinnering aan de jndiening der bescheiden — en het langer laten wachten van een patiënt op opname dan noodig is, komen ook hieruit voort. Op grond hiervan roep ik beleefd Uwe medewerking in opdat door de Hoofden van Plaatselijk bestuur en de Voorzitters van rechtbanken in Uw gewest bij de indiening van aanvragen tot opneming van krankzinnigen in een krankzinnigengesticht steeds de hand worde gehouden aan de bij voormeld artikel voorgeschreven overlegging van de op de patiënten betrekking hebbende bescheiden. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst De Vogel. 6. Circulaire Hisp. B. G. D. 22 Maart 1916 No. 2375. Aan de Hoofden van Gewestelijk bestuur in de bezittingen buiten Java en Madoera. Ten einde te geraken tot een vlot vervoer van krankzinnigen uit de Buitenbezittingen, voor wier plaatsing een krankzinni- ï) Zooals dat artikel moet worden gelezen in verband met Staatsblad 1910 No. 650. 175 gengesticht is aangewezen naar Java, werd door mij ter zake overleg gepleegd met de Directie der Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Dit overleg heeft geleid tot de regeling aangegeven in het hierbij in extract aangeboden schrijven dier Maatschappij dd. 16 November 1915 No. 1628. Ik heb de eer UHEdG. te verzoeken de Hoofden van Plaatselijk bestuur in Uw gewest met bedoelde regeling —waarvan exemplaren hierbij gaan—in kennis te willen doen stellen, met uitnoodiging in voorkomende gevallen daarmede rekening te willen houden. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst De Vogel. Missive- Directie der Koninklijke Paketvaart Maatschappij van 16 November 1915, afd. S. No. 1628. De goede ontvangst erkennende van Uwe missive van 21 October jl. No. 8814 hebben wij de eer UHEdG. beleefd mede te deelen, dat wij geen bezwaar hebben de proef met het vervoer van krankzinnigen, welke gevaar voor hun omgeving opleveren, met onze in geregelden dienst varende schepen voort te zetten. Het komt ons gewenscht voor van deze gelegenheid gebruik te maken om nog eens het geheele vervoer van krankzinnigen te behandelen en de voorwaarden vast te leggen, waarop dit vervoer kan geschieden. De thans geldende regels hebben in de practijk geen bezwaren opgeleverd en zullen dus ook in de toekomst gehandhaafd kunnen blijven t. w. dat geen krankzinnigen worden vervoerd, voor wier vervoer niet door ons toestemming is gegeven; dat geen krankzinnigen met onze schepen vervoerd worden, indien hunne bestemming overland-te bereiken is; dat Europeesche krankzinnigen in geen geval in de 3de of 4de klasse worden vervoerd; dat in het algemeen krankzinnigen alleen vervoerd worden met de bedoeling hen in één der krankzinnigengestichten op Java te doen opnemen; 176 dat de Gezagvoerder het recht heeft om de krankzinnigen, die naar zijn oordeel door de geleiders niet voldoende in bedwang kunnen worden gehouden, gedurende de reis in verzekerde bewaring te stellen of hen in een haven, waar een hospitaal of ziekeninrichting is, te ontschepen, wanneer hem dat, met het oog op de veiligheid aan boord noodzakelijk voorkomt. In het algemeen heeft de ervaring geleerd dat het voor de krankzinnigen zelf het meest gewenscht is onder deskundig geleide te worden vervoerd, terwijl dan bovendien de overige opvarenden den minsten last van deze patiënten ondervonden. Wij begrijpen echter dat het niet mogelijk is bij kleine getallen steeds voor deskundig verplegers-personeel te zorgen en stellen wij U daarom voor zooveel mogelijk te trachten in de verschillende hoofdhavens als Sabang, Padang, BelawanDeli, Makasser en Ambon *) de krankzinnigen te verzamelen tot zich een aantal van bijv. 25 bijeen bevindt, die dan met één scheepsgelegenheid onder toezicht van gediplomeerde verplegers of verpleegsters wier aantal telkens door ons zal worden opgegeven, naar Java vervoerd worden. Voor deze lieden kan dan een afzonderlijke ruimte aan boord worden gereserveerd, zoodat zij niet met de overige dekpassagiers in aanraking komen. Het lijkt ons dus de aangewezen weg op trajecten waar regelmatig vervoer van deze lijders plaats heeft dit vervoer steeds te doen plaats hebben in konvooien van 20 — 30 zieken, zoodat het vervoer van enkele krankzinnigen daar uitzondering zal worden. Voor andere trajecten waar slechts een gering aantal krankzinnigen onregelmatig vervoerd worden, kan natuurlijk aan het samenstellen van zulke konvooien niet gedacht worden, en zal dus het vervoer van enkele krankzinnigen moeten blijven bestaan. Dit laatste vervoer kan in 3 deelen worden onderscheiden, t. w.: le Het vervoer van krankzinnigen, welke gevaar voor hunne omgeving opleveren met vrachtbooten. *) Het vervoer van krankzinnigen naar bedoelde hoofdhavens, ten einde de patiënten aldaar voor het vervoer naar één der krankzinnigengestichten op Java te verzamelen, wordt beschouwd als vervoer noodig om de lijders in een der krankzinnigengestichten op Java te doen opnemen (brief K. P. M. 7 Maart 1916, afd. A. D, Bureau II, No. 383). 177 2e. Het vervoer van krankzinnigen, welke niet gevaarlijk zijn, met vracht- of passagiersbooten. 3e. Het vervoer van krankzinnigen, welke gevaar opleveren voor hunne omgeving, met passagiersbooten. Ad le. Het vervoer van krankzinnigen, welke gevaar opleveren voor hunne omgeving, met vrachtbooten, mag met inachtneming van de in hoofde dezes aangehaalde regels alleen plaats hebben, indien iedere krankzinnige vergezeld wordt door minstens twee door het Hoofd van plaatselijk bestuur daarvoor speciaal aan te wijzen politie-beambten. Met vrachtbooten worden hier en verderop uitsluitend bedoeld de schepen die voor het vervoer van kolen en zout zijn aangewezen en die zonder vaste dienstregeling varen. Ad 2e. Voor het vervoer van krankzinnigen, welke geen gevaar voor hunne omgeving opleveren, met vracht- of passagiersschepen, geldt hetzelfde als hierboven is gezegd voor het vervoer van krankzinnigen welke wèl gevaarlijk voor hunne omgeving zijn met Vrachtbooten. Ad 3e. Krankzinnigen, welke gevaar opleveren voor hunne omgeving, worden alleen met passagiersschepen vervoerd, wanneer binnen afzienbaren tijd geen gelegenheid tot vervoer per vrachtboot bestaat en moet alsdan iedere krankzinnige vergezeld worden door minstens twee Europeesche gediplomeerde krankzinnigen-verplegers van één der krankzinnigengestichten op Java. Deze krankzinnigen worden steeds (ook al zijn het Inlanders) met hunne geleiders in de tweede klasse onzer schepen vervoerd, waarvoor het tweede klasse tarief wordt betaald, tenzij de krankzinnige als landsdienaar op passage in de 1ste klasse recht heeft, in welk geval voor hem en zijne geleiders Gouvernementspassage in de 1ste klasse verschuldigd is. Ten einde te kunnen beoordeelen of een lijder, waarvoor vervoer wordt aangevraagd, al dan niet geacht moet worden gevaar voor zijn omgeving op te leveren, zal de Agent of de Gezagvoerder eene verklaring verlangen van een geneeskundige, die den te vervoeren krankzinnige kort voor het embarkement gedurende minstens 14 dagen observeerde, dat van het vervoer van den betrokkene geen gevaar voor de overige opvarenden is te duchten. Wordt zoodanige verklaring overgelegd, dan zal de krankzinnige onder geleide van twee politie-beambten zoowel met vracht- als passagiersschepen, na vooraf van ons bekomen mach- 12 178 tiging, door den Agent of Gezagvoerder ten vervoer worden aangenomen. Wordt zoodanige verklaring niet overgelegd of blijkt uit die verklaring, dat de te vervoeren krankzinnige wel gevaar voor zijn omgeving oplevert, dan gelden voor hem de voorschriften hierboven genoemd voor het vervoer van krankzinnigen, welke gevaar voor hunne omgeving opleveren met vracht- resp. passagiersschepen. Is door bijzondere omstandigheden geen dokters-certificaat Verkrijgbaar, dan zal de Gezagvoerder of de Agent alleen, indien hij voor zich zelf de overtuiging heeft dat de krankzinnigen geen gevaar voor hunne omgeving opleveren, de voorwaarden voor het vervoer van krankzinnigen die geen gevaar voor hun omgeving opleveren toepassen, hetgeen evenwel uitsluitend te zijner beoordeeling staat. U zult ons verplichten met ons te willen mededeelen of U met bovenstaande voorwaarden accoord gaat. Koninklijke PaketvaartMaatschappij,Koning. 7. CIRCULAIRE van den Directeur van Binnenlandsch-Bestuur van 22 October 1903 No. 6517 (Bijbl. No. 5922). Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur op de Buitenbezittingen. Ingevolge eene van de Regeering ontvangen opdracht heb ik de eer UHEdG. te verzoeken bij eventueel vervoer van krankzinnigen met de booten van de Koninklijke Paketvaart-Maatschappij zooveel mogelijk te willen zorgen voor eene goede keuze van het begeleidend personeel alsmede voor een voldoend aantal geleiders. Het zij mij vergund hierbij Uwe aandacht te vestigen op het: voorkomende onder No. 5259 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië, onder aanteekening echter dat in het algemeen het in elk geval requireeren van geleidepersoneel uit een 179 krankzinnigengesticht geene aanbeveling verdient, wijl uiteraard daarvan veel vertraging te duchten is, zoodat die maatregel beperkt zal moeten blijven tot gevallen van dringende noodzakelijkheid, bij gemis van geschikte geleiders in de verblijfplaats van den krankzinnige. De Directeur van Binnenlandsch-Bestuur, van Rees. i. Bevoegdheid van de geneesheer-directeuren om patiënten te doen afhalen en begeleiden. Gouv. Besl. 22 April 1898 No. 37 (Bijbl. No. 5259). De geneesheer-directeuren van de krankzinnigengestichten te machtigen om, wanneer zulks door hen wordt noodig geacht, aan personeel uit het gesticht onder hun beheer op te dragen lijders, bestemd om in dat gesticht te worden opgenomen, af te halen en te begeleiden; met bepaling: 'h'. a. dat, behoudens gevallen waarin de toestand van den lijder het gebruik van bijzondere vervoermiddelen noodig maakt, ter beoördeeling van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur, bedoeld personeel voor deze reizen reis-, verblijf- en transportkosten kan declareeren op den voet der bestaande bepalingen; b. dat deze reis-, verblijf- en transportkosten, wanneer het behoeftige lijders geldt, blijven voor rekening van den Lande. j. Regelen voor het vervoer van krankzinnigen en van het hun toe te voegen geleide. Gouv. Besl. 24 Nov. 1904 No. 1 (Bijbl. No. 6135) en 30 Juni 1906 No. 32 (Bijbl. No. 6493). § 1. Voor de overbrenging van krankzinnigen naar de voor hen bestemde gestidhten of naar plaatsen van voorloopige opneming wordt geleide aangewezen door het Hoofd van plaatselijk bestuur waar de krankzinnigen zich bevinden, tenzij de familiebetrekkingen van den lijder in die overbrenging zelf wenschen te voorzien. Voor het geleide kunnen worden aangewezen ambtenaren en beambten van de politie (in burgerkleeding) of, waar mogelijk 180 en wenschelijk, ook particuliere verplegers of verpleegsters of andere personen, met dien verstande dat voor Europeesche krankzinnigen zooveel rrfogelijk Europeesch- en voor Inlandsche krankzinnigen Inlandsch geleide wordt aangewezen. Bij de keuze van het geleide wordt er naar gestreefd personen daarvoor aan te wijzen, die1 waarborgen geven van geschiktheid voor ziekenbehandeling en humanen omgang met zielszieken. Bij overbrenging van vrouwelijke krankzinnigen wordt zoo mogelijk vrouwelijk geleide gekozen of althans eene vrouw aan het geleide toegevoegd. Overigens blijft van toepassing de bij het besluit van 22 April 1898 No. 37 (Bijblad op het Staatsblad No. 5259) verleende machtiging om, waar noodig, personeel van de krankzinnigengestichten aan te wijzen voor het geleide van in die gestichten op te nemen lijders. § 2. Bij de overbrenging van Europeesche krankzinnigen op stoombooten der Koninklijke Paketvaart-Maatschappij worden dezen in de 2e klasse overgevoerd, tenzij zij, als landsdienaren, naar hun rang aanspraak hebben op overtocht in eene hoogere klasse, dan wel te hunnen behoeve de passagekosten voor de 1ste klasse zijn voldaan. Inlandsche krankzinnigen worden als 4de klasse reizigers overgebracht, tenzij uit eene geneeskundige verklaring blijkt, dat zij gedurende de reis afgezonderd moeten worden en in de 4de klasse daartoe geen afsluitbare ruimte aanwezig is, in welk geval het vervoer kan geschieden in de 3de of 2de klasse, al naar gelang in een dier klassen een geschikte gelegenheid tot afzondering bestaat. In beide gevallen geldt het voorbehoud, genoemd in de eerste alinea van deze paragraaf. *) § 3. Op stoombooten der Koninklijke Paketvaart-Maatschappij reizen de geleiders, voor zooveel zij landsdienaren zijn, in de voor hen bepaalde klasse, met dien verstande dat voor Europeesche verpleegsters minstens de 2e klasse wordt aangewezen. Voor particuliere Europeesche geleiders wijst het Hoofd van plaatselijk bestuur de klassen van overtocht aan, met dit voorbehoud dat in geen hoogere dan de 2e klasse gereisd wordt en dat voor geleidsters in elk geval die klasse wordt aangewezen. Particuliere Inlandsche geleiders reizen als passagiers der 4e klasse. •) Bijblad No. 6493. 181 Het reizen in een hoogere klasse is toegelaten indien de kosten daarvan worden voldaan. § 4. Bij reizen langs spoorwegen worden krankzinnigen in de 3e klasse overgevoerd, langs tramwegen in de overeenkomstig de bestaande bepalingen daarmede gelijkstaande klasse, een en ander tenzij zij als landsdienaren naar hun rang aanspraak hebben op vervoer in eene hoogere klasse of voor die krahkzinnigen en minstens één geleider de kosten van vervoer in eene hoogere klasse worden voldaan. Van de geleiders moet minstens één plaats nemen in dezelfde klasse waarin de krankzinnige wordt overgevoerd. Voor onrustige storende krankzinnigen kan, ter beoordeeling van het Hoofd van plaatselijk bestuur .ter plaatse waar de spqor(of tram) reis wordt aangevangen, een afzonderlijk rijtuigcompartiment worden ingehuurd, mits met de minste kosten. In dit geval nemen alle geleiders met den krankzinnige in het compartiment plaats en worden voor hen geen afzonderlijke plaatskaarten toegestaan. § 5. Voor het overige worden particuliere personen, Europeanen, belast met geleide van krankzinnigen, voor hunne aanspraken op reis-en verblijfkosten ingedeeld in de 4e klasse van het Reisreglement in Staatsblad 1890 No. 209. Voor particuliere Inlandsche geleiders wordt de minst kostbare reisgelegenheid aangewezen; zij ontvangen een daggeld van hoogstens ƒ 0.50 ter beoordeeling van het Hoofd van plaatselijk bestuur, ter plaatse waar de reis wordt aangevangen. Indien de overbrenging in één dag wordt volbracht en het geleide op dien dag weer is teruggekeerd op de plaats van vertrek, wordt de helft te goed gedaan van het daggeld dat bij een langere reis zou worden genoten, welke helft eveneens wordt toegestaan voor den dag van terugkomst, wanneer de reis meer dan een dag heeft geduurd. § 6. Op de plaatsen, waar tijdens de overbrenging van een krankzinnige verbleven moet worden, kan op 's Lands kosten worden voorzien in huisvesting en logies voor den lijder, behoudens dat Inlandsche krankzinnigen, waar dit mogelijk is, bij voorkeur worden ondergebracht in de plaatselijke Inlandsche ziekeninrichtingen. Ter bestrijding der kosten voor logies en voor voeding bij reizen over land worden de geleiders door het Hoofd van plaatselijk bestuur ter plaatse van vertrek voorzien van een matig, bij vervoer 182 voor rekening van den Lande uit 's Lands kas te verleenen, voorschot, waarvan na afloop der reis door hen aan dat bestuurshoofd verantwoording wordt gedaan. § 7. De geleiders melden zich, waar dat noodig is, aan bij het Hoofd van plaatselijk bestuur, ter regeling van overtocht of voor de afgifte van reisaanvragen dan wel tot verstrekking van vervoermiddelen. Ter plaatse waar het geleide met de krankzinnigen zal aankomen of op plaatsen, waar gedurende de reis verbleven moet worden, zorgt het Hoofd van plaatselijk bestuur voor aanwijzing van een persoon, die het geleide behulpzaam is met het verschaffen van logies of het geven van aanwijzingen. In verband hiermede geeft het plaatselijk bestuurshoofd bij vertrek of bij doorreis van het geleide telkens waar mogelijk telegraphisch of anders tijdig schriftelijk bericht van het vertrek van het geleide aan het Hoofd van bestuur op de naaste plaats van aankomst of verblijf. Voor onvermogende lijders wordt op de plaats van vertrek door het Hoofd van plaatselijk bestuur op 's Lands kosten voorzien in voldoende kleeding voor de reis. §8. De kosten van overbrenging van den krankzinnige, daaronder begrepen het geleide, zoomede de kosten der terugreis van het geleide, blijven voor rekening van den Lande, wanneer de krankzinnige onvermogend wordt geacht die kosten te vergoeden, ter beoordeeling van het Hoofd van plaatselijk bestuur waar de krankzinnige zich bevindt. Wordt naar diens oordeel de krankzinnige wel in staat geacht die kosten geheel of gedeeltelijk te dragen, dan moet naar evenredigheid daarvan bij genoemd bestuurshoofd een globaal berekend bedrag dier kosten vooruit worden gestort. Hetgeen na afloop van de reis blijkt te veel of te weinig te zijn vooruitgestort, wordt teruggegeven of bijgepast. § 9. De beoordeeling van het Hoofd van plaatselijk bestuur, bedoeld in de voorgaande paragraaf, wordt opgenomen in de declaratie van het geleide, met vermelding eventueel van het gedeelte der overbrengingskosten, dat de krankzinnige heeft te dragen; van de som, die vooruitgestort is en van het later bijgestorte of bij te storten, dan wel het teruggegeven of terug te geven bedrag; en van de Landskassen, waarbij, en de dagen waarop deze uitgaven en ontvangsten verhandeld zijn of worden. 183 k. Aantal plaatsen gereserveerd in de krankzinnigengestichten voor personen bedoeld in de artt. 12, 24 en 48 van het Reglement, op het Krankzinnigenwezen, Besl. Dir. 0„ E. en N. van 3 Jan. 1911 No. 68 (Bijbl. 7433). Herlezen enz. Gelezen enz. Gelet op artikel 49a van het Reglement op het krankzinnigenwezen in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij de ordonnantie van 4 Februari 1897 (Staatsblad No. 54) zooals dit is gewijzigd en aangevuld bij de ordonnantie van 20 October 1,910 (Staatsblad No. 550) waarbij is bepaald, dat in de Gouvernements-krankzinnigengestichten, ten behoeve van de opneming van personen die ingevolge het bepaalde in de artikelen 12 en 24 van bovengenoemd Reglement, aldaar in bewaring kunnen worden gesteld, alsmede van personen als bedoeld in artikel 48 van dat Reglement, een door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te bepalen aantal plaatsen zal worden opengehouden; Heeft besloten: Het aantal der bovenbedoelde, in de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en te Lawang open te houden plaatsen vast te stellen als volgt: Open te houden plaatsen in het gesticht in het gesticht voor Landaard Geslacht te Lawang. te Buitenzorg. personen j2 3 | -A -6 I ij als bedoeld u u \ v v u cd 'in .i' t-ii- 1 i , ^ i > mannelijke of vrou- Laboean Deli Deli. 1 1 (a)— (a.)— . _,. , v ' x ' wehjke bedienden Tandjoeng worden aangesteld. Poer'a. Langkat. 1 1 (b)_ 1 (a) Het personeel - van het hospitaal voor Tandjoeng zieke gevangenen Balei. Assahan. — 2 (a)— (a)— doet tevens dienst in Loeboeh Pa het gesticht voor zieke i prostituées. kam. Serdang. 1 3 - - (b) De mandoer van Bindjei. Langkat. 1 2 GO- 1 het hospitaal voor zie- ke gevangenen doet Tebing Tinggi Padang en tevens dienst in het Bedagai. _ _ 1 1 gesticht voor zieke prostituées. Bij Gouv. Besl. van 25 Januari 1916 No. 49 (Stbl. No. 114) is in dienst gesteld: A. Bij het mannenhospitaal te Medan: a. één hoofdmandoer, op eene bezoldiging van / 30 (dertig gulden) 's maands met vier driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) 's maands; b. één verbandmeester, op eene bezoldiging van / 25 (vijf en twintig gulden) 's maands met twee driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent)'s maands; c. Zeven oppassers, elk op eene bezoldiging van / 17.50 (zeventien gulden vijftig cent) 's maands met twee driejaarlijksche verhoogingen van / 2.50 (twee gulden vijftig cent)'s maands; B. bij het vrouwenhospitaal te Medan: a. één mandoer, op eene bezoldiging van ƒ 25 (vijf en twintig gulden) 's maands met twee driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) 's maands; 199 b. één oppasser(es), op eene bezoldiging van ƒ 17.50 (zeventien gulden vijftig cent) 's maands met twee driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) 's maands. A en B benevens vrije woning in het hospitaal of bij gemis daarvan eene huishuurindemniteit van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) 's maands. 3. AFSCHAFFING van de Staatsbemoeienis met de reglementeering der prostitutie. Gouv. Besl. van 29 November 1910 No. 39 (Bijbl. No. 7332). Gelet enz. Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstel ijk: Met ingang van 1 Maart 1911 buiten werking te stellen de besluiten van 21 Januari 1874 No. 14 (Bijblad No. 2741), 8 October 1883 No. 18 en 1 Maart 1884 No. 10. Ten tweede: Te bepalen dat I. van af 1 Maart 1911 geneeskundig onderzoek van prostituées als zoodanig door Gouvernements geneeskundigen of van Regeerlngswege met de waarneming van den burgerlijken geneeskundigen dienst belaste particuliere geneesheeren niet meer plaats vindt; II. ■ op 1 Maart 1911 de „gestichten voor zieke prostituées" worden gesloten voor zoover ter plaatse een „Inlandsch hospitaal" bestaat, zullende die gestichten overigens van af dien datum worden aangemerkt als „Inlandsch hospitaal" met dien verstande dat, in afwachting van een nadere voorziening, voor de formatie en bezoldiging van het personeel blijven gelden de bepalingen in § IV, alinea's 2, 3 en 4 en in § § V en VI van het besluit van 6 Juni 1902 No. 1 (Bijblad No. 5719); III. met ingang van 1 Maart 1911: A. in het besluit van 31 Mei 1886 No. 1/c (Bijblad No. 4364), zooals dat is gewijzigd bij artikel 1 van het besluit van 2 December 1902 No. 35 (Bijblad No. 5810), onder I, A, vervallen de woorden: „b. zieke prostituées, onverschillig van welken landaard"; 200 B. in het besluit van 25 Augustus 1896 No. 35 (Bijblad No. 5310) onder A vervallen de woorden: „b. zieke prostituées, zoowel Inlandsche als met deze gelijkgestelden"; C. in het besluit van 6 Juni 1902 No. 1 (Bijblad No. 5719) de volgende wijzigingen worden aangebracht: 1°. in § I vervallen de woorden „gestichten voor zieke prostituées en in de", benevens: „a. aan venusziekten lijdende prostituées"; r~r< 2°. in § § III en VII vervallen de woorden „gestichten voor zieke prostituées en". 4. VOORSCHRIFTEN betreffende de inspectiën over burgerlijke ziekeninrichtingen. CIRCULAIRE van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 26 April 1904 No. 7136 (Bijbl. No. 6037).- Aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur in Nederlandsch-Indië. Bij artikel 2 van het Reglement op den burgerlijken geneeskundigen dienst in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij artikel 1 der ordonnantie van 30 Maart 1882 (Staatsblad No. 97), is het geneeskundig Staatstoezicht opgedragen o. a. aan de Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur. Ingevolge de eerste alinea van artikel 6 van het reglement oefenen de Hoofden van gewestelijk bestuur toezicht uit over de ziekeninrichtingen binnen hun gewest, terwijl dit ingevolge de derde alinea van het aangehaalde artikel ook geldt voor de Hoofden van plaatselijk bestuur, voor zoover daardoor geen inbreuk wordt gemaakt op hunne verhouding tot en hunne ondergeschiktheid aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. Artikel 8, alinea 1, van het reglement schrijft voor dat de stedelijke geneesheeren (de stadsgeneesheeren) en de plaatselijke geneesheeren (de zoogenaamde civiele geneesheeren en de officieren van gezondheid, belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst) in alles wat niet het zuiver wetenschappelijk gedeelte , van den geneeskundigen dienst betreft, ondergeschikt zijn aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. 201 Verder zijn ingevolge artikel 13 van het reglement door den Gouverneur-Generaal bij het besluit van 7 November 1882 No. 27 (Bijblad No. 3860) nadere voorschriften gegeven tot regeling der verhouding van de voormelde autoriteiten. Artikel 3 hiervan bepaalt, dat bevelen de ziekeninrichtingen of de administratie der ziekenhuizen betreffende, alleen kunnen uitgaan van de Hoofden van gewestelijk bestuur of namens hen van de Hoofden van plaatselijk bestuur, terwijl ingevolge artikel 12 de voor den Chef over den geneeskundigen dienst bestemde jaarverslagen van de stedelijke en plaatselijke geneesheeren aan de Hoofden van gewestelijk bestuur moeten worden ingediend, die ze doorzenden na daarop hun visum te hebben gesteld. Uit het vorenstaande blijkt duidelijk de zeer'nauwe verhouding, waarin de Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur tot de ziekeninrichtingen in Nederlandsch-Indië staan, en de aansprakelijkheid dier bestuursambtenaren voor de toestanden in die inrichtingen. Uit bij mij ingekomen inspectie-verslagen van den inspecteur van den burgerlijken geneeskundigen dienst voor Java en Madoera heb ik ervaren, dat die toestand in eenige Inlandsche hospitalen veel, soms zeer veel te wenschen overlaat. Zonder de gevolgtrekking te maken, dat dit ook elders, waar in den laatsten tijd niet werd geinspecteerd, het geval zal zijn, vind ik toch in hetgeen te mijner kennis is gekomen aanleiding om op een nauwkeurig onderzoek aan te dringen, opdat overal aan bestaande misstanden zoodra mogelijk een einde worde gemaakt. De hierbedoelde misstanden kunnen niet voorkomen, indien de Hoofden van gewestelijk en van plaatselijk bestuur door geregelde en nauwkeurige inspecties, die ten minste éénmaal 's maands behooren te geschieden, zich van den staat van zaken in de hospitalen overtuigen. Het is de wensch der Regeering *), dat hieraan in het vervolg streng de hand zal worden gehouden, en dat het mogelijke zal worden gedaan om met de beschikbare middelenden verplegingsstandaard in de Inlandsche ziekeninrichtingen op hooger peil te brengen. Ten einde bij de inspecties, waarbij uit den aard der zaak de aangelegenheden op zuiver geneeskundig gebied buiten beschouwing blijven, de taak der Hoofden van gewestelijk en plaat- •) Missive G. S. 5 April 1904 No. 1428. 202 selijk bestuur te vergemakkelijken, worden hieronder eenige punten aangegeven, waarop in het bijzonder zal zijn te letten. a. Het terrein der ziekeninrichtingen. De afsluiting van de omgeving; de afsluiting tusschen de verschillende gedeelten der ziekeninrichting; het onderhoud van het erf; de zindelijkheid op het terrein; de afwatering; het gotenstelsel; de aanvoer en de verdeeling van stroomend water. b. Gebouwen en bijgebouwen. Het gebruik van gebouwen en lokalen overeenkomstig de vastgestelde bestemming; de toestand der gebouwen, in het bijzonder van vloeren en omwandingen; de ventilatie; de verlichting; de zindelijkheid. c. De verpleging der lijders. De ligplaatsen, waarbij is na te gaan of elke lijder een behoorlijke ligplaats heeft; het aantal lijders in de ziekenzalen, waarbij op overvulling is te letten; de toestand van fournituren, ziekenkleeding, eet- en drinkgereedschap, verplegingsartikelen en hospitaalmeubilair; de wijze van opbewaring en de voorraad van hospitaalgoederen in het magazijn. d. Voeding en drinkwater. De hoedanigheid, de bereiding en de verstrekking der voeding; de hoedanigheid van aanwezige voorraden; de distributie van het drinkwater voor de zieken. e. De latrines en b ad g el e ge n h e d e n. ƒ. De administratie. Het behoorlijk bijhouden van het ziekenregister (Bijblad No. 1169); het register der voorgeschreven extra-voeding. g. Het dienstdoend personeel. De sterkte van het personeel in verhouding'tot de werkzaamheden. Om verder het toezicht der met de inspectie belaste ambtenaren meer vruchtdragend te doen zijn, zal bij de doorzending van hunne inspectierapporten moeten worden medegedeeld, wat naar aanleiding der gemaakte opmerkingen is of zal worden verricht. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, Abendanon. 203 5. Bij het Gouv. Besl. van 16 Maart 1910 No. 26 (Staatsblad No. 207). Is de Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid gemachtigd om voor uitgaven ten behoeve van het personeel bij de Inlandsche ziekengestichten te beschikken over de jaarlijks bij de begrooting daarvoor beschikbaar gestelde bedragen. 6. VERVOER per Staatsspoor en op de. lijnen der Ned.-Ind. Spoorwegmaatschappij van behoeftige zieken, die in ziekeninrichtingen verpleegd moeten worden. 1. Gouv. Besl. 29 September 1911 No. 17 (Bijblad No. 7498 Gelezen enz. Gelet enz. :> Is goedgevonden en verstaan: Met buiten werkingstelling van het besluit van 20 Juli 1903 No. 12 (Bijblad qp het Staatsblad No. 5888), zooals dat besluit ,is aangevuld en gewijzigd bij de besluiten van 26 October 1904 No. 40 (Bijblad op het Staatsblad No. 6106) en 8 Maart 1907 No. 14 (Bijblad op het Staatsblad No. 6692), te bepalen als volgt: A. (1) Behoeftigen die zich ter behandeling aanmelden bij een tot de uitoefening der geneeskundige praktijk bevoegden geneesheer en voor hunne genezing naar diens schriftelijk te motiveeren oordeel, behandeling en verpleging in eene ziekeninrichting behoeven, kunnen, desvereischt onder geleide, mits dit laatste ter beoordeeling van het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur tot het strikt noodige beperkt blijve, voor rekening van den Lande per Staatsspoor of tram worden overgevoerd naar de meest nabijgelegen Gouvernements burgerlijke of militaire dan wel particuliere • ziekeninrichting, waar voor hunne opneming en verpleging gelegenheid bestaat. (2) Hebben zij behandeling door een specialist op eenig geneeskundig gebied noodig, dan kunnen zij, na daartoe bekomen machtiging, op Java van den betrokken Inspecteur van den B. G. D., in het gouvernement Sumatra's Westkust van den betrokken Gewestelijk Eerstaanwezenden 204 Officier van Gezondheid, op denzelfden voet voor rekening van den Lande per Staatsspoor of tram vervoerd worden naar eene ziekeninrichting als in alinea 1 bedoeld, waar de vereischte behandeling voor hen verkrijgbaar is. In spoed, vereischende gevallen kan de opzending onder nadere goedkeuring geschieden. (3) Ook de terugreis per Staatsspoor of tram, zoowel van den al of niet herstelden patiënt als van hoogerbedoeld geleide, geschiedt op 's Lands kosten. B. Het vervoer geschiedt op reisaanvragen volgens het model, behoorende bij de Bijzondere bepalingen betreffende het vervoer van 's Lands reizigers en goederen op de Staatsspoorwegen in Nederlandsch-Indië, goedgekeurd bij het besluit van 16 Juni 1886 No. 1/c. (Bijblad op het Staatsblad No. 4292), af te geven op schriftelijk verzoek van den behandelenden geneesheer of c.q. van den directeur der ziekeninrichting, waar de lijder is verpleegd, door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur of diens wettigen vervanger, door wien op de reisaanvraag zal moeten worden vermeld, dat de lijder inderdaad onvermogend is, en verder aangeteekend:" Voor rekening van den Lande ingevolge besluit van den Gouverneur-Generaal van 29 September 1911 No. 17" 2. Circulaires van den Gouv. Secretaris dd. 1 April 1912 No 733 (Bijbl. 7734) en 12 Juli 1913 No. 1697 (Bijbl. 8001). Aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java. Blijkens mededeeling van het comité van Bestuur der Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij heeft die Maatschappij zich voorloopig bereid verklaard om de bij het besluit van 29 September 1911 No, 17 (Bijblad op het Staatsblad No. 7498) bedoelde behoeftige zieken en c.q. ook hunne begeleiders op hare lijnen te doen vervoeren tegen een verlaagd tarief, overeenkomende met den halven vrachtprijs. Om van dat tarief gebruik te kunnen maken zullen de belanghebbenden moeten zijn voorzien van reispassen, hun op schriftelijk verzoek van den behandelenden geneesheer, c.q. van den Directeur der ziekeninrichting, waar zij zijn verpleegd, 205 verstrekt door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur of zijn wettigen vervanger. In deze passen zal moeten worden aangeteekend, dat de houders behooren tot de behoeftigen, omschreven in het aangehaald besluit, en in verband daarmede in aanmerking worden gebracht voor vervoer langs de lijnen der' Nederlandsch-Indische Spoorweg Maatschappij tegen den halven vrachtprijs, zoowel voor de heen- als voor de eventueele terugreis. Op last van den Gouverneur-Generaal heb ik de eer UHEdG. met het vorenstaande in kennis te stellen en U te verzoeken den Hoofden van plaatselijk bestuur in Uw gewest daarvan mededeeling te willen doen en hun te willen opdragen in voorkomende gevallen daarmede rekening te houden. Ten vervolge van de dezerzijdsche circulaire van 1 April 1912 No. 733 (Bijblad op het Staatsblad van NederlandschIndië No. 7734), houdende kennisgeving dat de NederlandschIndische Spoorweg Maatschappij zich voorloopig bereid had verklaard om de bij het besluit van 29 September 1911 No. 17 (Bijblad No. 7498) bedoelde behoeftige zieken en c.q. ook hunne begeleiders op hare lijnen te doen vervoeren tegen een verlaagd tarief, overeenkomende met den halven vrachtprijs, heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal, UHEdG. mede te deelen, dat voornoemde Maatschappij besloten heeft dezen maatregel te bestendigen en U te verzoeken de Hoofden van plaatselijk bestuur in Uw gewest hiervan mededeeling te doen en hun op te dragen, in voorkomende gevallen daarmede rekening te houden. 7. Verpleging van zieke gewapende politiedienaren. a. Gouv. Besl. van 4 September 1911 No. 5 (Bijbl. No. 7491). Gelezen, enz: Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met wijziging in zoover van artikel 1 van het besluit van 27 Mei 1908 No. 31 (Bijblad op het Staatsblad No. 6920), te bepalen, dat op plaatsen, waar geen Inlandsche burgerlijke ziekeninrichtingen zijn, de zieke gewapende politiedienaren, desverkiezende, kosteloos worden verpleegd in de militaire ziekeninrichtingen. Ten tweede, enz. Extract, enz. 206 b. Gouv. Besl. 13 October 1913 No. 54 (Bijbl. No. 7927) Gelezen, enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: enz. Ten tweede: Met buitenwerkingstelling van alle daarmede strijdige voorschriften vast te stellen de volgende: „Bepalingen betreffende de verpleging van zieke gewapende politiedienaren in NederlandsehI n d i ë". ARTIKEL 1. >) Bij opneming van het personeel der Gewapende Politie, beneden den rang van divisie-commandant der 2de klasse, in de militaire hospitalen en ziekenzalen en, voor zoover het niet-Europeesch personeel dier politie betreft, mede in de Inlandsche burgerlijke ziekeninrichtingen, om andere redenen dan wegens verwonding of gebreken bij gevechten in 's Lands dienst dan wel door gevorderde of bevolen diensten bekomen, wordt dat personeel verpleegd tegen betaling van verpleegkosten tot de bedragen vermeld in artikel 2, met dien verstande dat: I. verpleging van personen van niet-Europeeschen landaard alleen dan in de militaire hospitalen en ziekenzalen geschiedt, wanneer ter plaatse geen Gouvernements Inlandsche burgerlijke ziekeninrichting aanwezig is, en in andere gevallen enkel wanneer uit eene door den geneeskundigen Chef der burgerlijke ziekeninrichting, onder opgave van redenen, afgegeven verklaring blijkt, dat verpleging in eene ziekeninrichting noodzakelijk is, doch dat de aard der ziekte eene speciale behandeling vereischt, waartoe in de door hem beheerde ziekeninrichting geen gelegenheid bestaat, terwijl die gelegenheid volgens eene op die verklaring te stellen aanteekening van den Chef der militaire ziekeninrichting in de onder diens beheer staande ziekeninrichting wel bestaat en zonderden dienst te belemmeren, kan geschieden; II. dat de opneming in de onderscheiden afdeelingen der militaire hospitalen geschiedt zooals in artikel 2 van dit besluit is aangegeven en dat bij opneming in een burgerlijke zieken- i) Zie Gouv. Besl. 29 Mei 1915 No. 41 en 10 April 1916 No. 29 (Bijblad Nos. 8283 en 8498) 207 inrichting die klasse-indeeling zooveel mogelijk wordt nagevolgd, terwijl in elk geval de sergeanten afgezonderd van de korporaals en manschappen en deze allen afgezonderd van burgerpatiënten worden verpleegd. ARTIKEL 2. i) Het personeel der gewapende politie beneden den rang van divisie-commandant der 2e klasse, wordt in de onderscheiden afdeelingen der militaire hospitalen verpleegd als volgt: a. onderofficieren-administrateur der lste klasse en Europeesche detachementscommandanten der lste klasse in de afdeeling 2a tegen betaling van verpleegkosten van ƒ 1.25 per dag; b. onderofficieren-administrateur der 2de klasse en Europeesche . detachementscommandanten der 2de klasse in de afdeeling 2a tegen betaling van verpleegkosten van ƒ0.90 per dag; c. niet-Europeesche detachementscommandanten in de afdeeling 2a tegen betaling van verpleegkosten van ƒ0.55 per dag; d. Amboineesche sergeanten in de afdeeling 2a tegen betaling van verpleegkosten van ƒ 0.40 per dag; e. Inlandsche sergeanten in de afdeeling 2b tegen betaling van verpleegkosten van ƒ 0.30 per dag; ƒ. Amboineesche korporaals in de afdeeling 3a tegen betaling van verpleegkosten van ƒ 0.30 per dag; g. Inlandsche korporaals in de afdeeling 3b tegen betaling van verpleegkosten van / 0.25 per dag; h. Amboineesche gewapende politiedienaren in de afdeeling 3a tegen betaling van verpleegkosten van ƒ 0.25 per dag; t Inlandsche gewapende politiedienaren in de afdeeling 3b tegen betaling van verpleegkosten van ƒ 0.20 per dag; met dien verstande, dat zoowel bij verpleging in de militaire hospitalen, als in de ziekenzalen, de verpleegkosten van de inkomsten van belanghebbende worden ingevorderd en de in verband met het bepaalde in § 19 van het militair tarief No. 39 (Staatsblad 1889 No. 85) meerdere in rekening te brengen bedragen, worden verrekend met het Departement van Onderwijs en Eeredienst. ARTIKEL 3. Wanneer op of nabij de standplaats van gewapende politiedienaren geen militair of burgerlijk hospitaal of ziekenzaal, doch J) G. B. 29 Mei 1915 No. 41 (Bijbl. No. 8283.) 208 wel eene particuliere ziekeninrichting aanwezig is, zullen, indien zulks door den behandelenden geneesheer noodig geacht wordt, zieke gewapende politiedienaren in die particuliere ziekeninrichting mogen worden opgenomen tegen vergoeding van een nader overeen te komen bedrag, wanneer de toestand van den zieke vervoer naar het naastbijzijnde militair of burgerlijk hospitaal niet toelaat of wel het vervoer en verpleging in dit hospitaal hoogere kosten zouden eischen; zullende de lijders in hunne verpleegkosten bijdragen overeenkomstig een door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst voor elke afzonderlijke particuliere ziekeninrichting c.q. vast te stellen tarief, doch ten hoogste tot de bij artikel 2 van deze Bepalingen vastgestelde bedragen.x) ARTIKEL 4. 2) De personen, behoorende tot de gewapende politie, die a. ter verpleging in eene militaire ziekenzaal worden opgenomen, b. na ontslag uit eene militaire ziekeninrichting hunne verdere bestemming moeten afwachten, worden tijdelijk bij het garnizoen in subsistentie opgenomen. Bij opneming in eenige menage wordt aan deze van Landswege uitgekeerd: *) Een dergelijk tarief is vastgesteld voor de volgende hospitalen: hospitaal der Celebes Trading Company te Dobo (Amboina) besl. Hisp. B.G.D. 5-9-14 no 7911 hospitaal van de Mijnbouw Maatschapij „Paleleh" te Lintoedoe (Menado) idem 21-6 -'15 no 5270 hospitalen van de Billiton Maatschappij te Tandjong Pandan en Manggar (Billiton). idem 20,-12 - '15 no 10455 hospitaal van de Siak Sumatra Rubber Maatschappij te Pakan Baroe (Ooskust van Sumatra) idem 18 -1 - '16 no 412 hospitaal der Bataafsche Petroleum Maatschappij te Groot Samboe (Riouw en Onderhoorigheden) idem 23 - 2 - '16 no 1523 2) zie G. B. 29 Mei. 1915 No 41 (Bijbl. No, 8283). 209 voor hen, die aan de onderofficiersmenage deelnemen, een gelijk bedrag als door de onderofficieren van het korps of garnizoen wordt ingelegd; voor de overigen de halve infanterie-soldij (als fuselier). Deze bedragen, evenals de geldswaarde van verstrekte vivres of de indemniteit daarvoor, en c. q. andere aan de hierbedoelde personen gedane verstrekkingen, worden voor zoover het betreft: de sub a. bedoelde personen niet nader verrekend, de sub b. genoemde subsistenten, verrekend met het Departement van Binnenlandsch Bestuur en van de betrokkenen ingevorderd door inhouding op hunne traktementen, op het einde van iedere maand tot de volle som, welke de te hunnen behoeve gedane uitkeering over die maand bedraagt. ARTIKEL 5. I. Divisie- en afdeelingscommandantenj — of, waar en wanneer deze politieofficieren niet aanwezig zijn, de Hoofden van plaatselijk bestuur, die de beschikking hebben over gewapende politiedienaren — kunnen op plaatsen, waar geen geneesheer bescheiden of aanwezig is of waar, naar het oordeel van den aanwezigen geneesheer aan de eischen van verpleging in de Inlandsche burgerlijke ziekeninrichting niet kan worden voldaan, bijaldien zulks hun noodig toeschijnt, zieke onderofficieren, kader en manschappen ter behandeling opzenden naar de meest nabijzijnde plaats, waar een geneesheer aanwezig is respectievelijk waar gelegenheid tot voldoende verpleging in eene ziekeninrichting bestaat. II. Indien volgens de verklaring van den behandelenden geneesheer op zijne standplaats geen gelegenheid bestaat om bepaalde ziekten naar behooren te behandelen, kunnen de betrokken lijders geëvacueerd worden naar de naastbij gelegen militaire of burgerlijke of c. q. particuliere ziekeninrichting waar zulks wel mogelijk is. III. Indien de aard hunner ziekte verpleging in een koel klimaat gebiedend vereischt, kunnen zieke onderofficieren, kader en manschappen der Gewapende Politie naar Soekaboemi Worden geëvacueerd alwaar zij tijdelijk boven de sterkte van het centraal depót voor de Gewapende Politie worden gevoerd, (met dien verstande dat daartoe slechts kan worden overgegaan in- 14 210 dien de beschikbare ruimte in het kampement hunne huisvesting aldaar toelaat en . de formatie sterkte van het korps daardoor niet wordt overschreden. ARTIKEL 6. Door de administratiën der ziekeninrichtingen zal van evacuatie van personen, tot het personeel der Gewapende Politie behoorende, kennis worden gegeven aan den betrokken divisiecommandant. ARTIKEL 7. Alle in artikel 2 van dit besluit genoemde personen worden bij overlijden op kosten van den Lande begraven. ARTIKEL 8. Deze bepalingen zijn mede van toepassing op het tijdelijkbij de Gewapende Politie gedetacheerd kader van het Leger, Ten derde, enz. Extract, enz. 8. Koningin Wilhelmina Gasthuis voor ooglifders te BANDOENG. A. Formatie van het personeel. Gouv. Besl. van 19 Januari 1910 No. 11 (Staatsblad No. '44) en 18 Januari 1911 No. 40 (Staatsblad No. 99). Ten derde: Met ingang van 31 Januari 1910 bij het Koningin Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng tijdelijk in dienst te stellen: I. 1 (een) Geneesheer-Directeur op eene bezoldiging van ƒ 750. — (zeven honderd vijftig gulden) 's maands; II. a. 1 (een) hoofdverpleegster op eene bezoldiging van ƒ 150. — (een honderd vijftig gulden) 's maands benevens vrije woning in het gasthuis, vrije voeding en vrije geneeskundige hulp en verpleging; b. 1 (een) mantri-verpleger op eene bezoldiging van ƒ 50. — (vijftig gulden) 's maands benevens vrije woning in het - gasthuis, vrije voeding en vrije geneeskundige hulp en verpleging; c. 1 (een) verpleegster-huishoudster op eene bezoldiging van ƒ 50.— (vijftig gulden) 's maands benevens vrije woning 211 in het gasthuis, vrije voeding en vrije geneeskundige hulp en verpleging; d. 1 (een) mandoer-schrijver op eene bezoldiging van ƒ 20.— (twintig gulden) 's maands met 2 (twee) driejaarlijksche traktementsverhoogingen, elke van ƒ5.— (vijf gulden) 's maands, *) benevens vrije woning in het gasthuis en vrije geneeskundige hulp en verpleging; e. 4 (vier) oppassers, ieder op eene bezoldiging van ƒ 10.— (tien gulden) 's maands, benevens vrije woning in het gasthuis en vrije geneeskundige hulp en verpleging; 2 (twee) bedienden, ieder op eene bezoldiging van ƒ7.50 (zeven gulden vijftig cent) 's maands, benevens vrije geneeskundige hulp en verpleging; g. 1 (een) kok op eene bezoldiging van ƒ 12.50 (twaalf gulden vijftig cent) 's maands, benevens vrije geneeskundige hulp en verpleging; en h. 1 (een) hulpkok op eene bezoldiging van ƒ5.— (vijf gulden) 's maands, benevens vrije geneeskundige hulp en verpleging; met bepaling dat het onder II genoemd personeel wordt benoemd en ontslagen door den Geneesheer-Directeur. Ten vierde: Te beginnen met de maand Februari 1910 ten behoeve van het Koningin-Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng voorloopig beschikbaar te stellen een bedrag van hoogstens: a. f 25 — (vijf en twintig gulden) 's maands voor het onderhoud van den inventaris; b. f 435— (vier honderd vijf en dertig gulden) 's maands voor voeding van het op vrije voeding aanspraak hebbende personeel en van de patiënten; **) c. f 40.— (veertig gulden) 's maands voor bewassching; d. ƒ 35. — (vijf en dertig gulden) 's maands voor verlichting; *• ' f 5-— (vijf gulden) 's maands voor schrijfbehoeften en ƒ. / 10. — (tien gulden) 's maands voor aansluiting bij het plaatselijk telefoonnet. Ten v ij f d e: enz. Afschrift enz. *) Gouv. Besl. 18 Januari 1911 No. 40. (Staatsblad No. 99). ") vgl. Gouv. Besl. 1 October 1914 No. 23. 212 VOORLOOPIGE REGELING voor de opneming en verpleging van betalende patiënten in het Koningin-Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te BANDOENG en voor het gebruik, van de operatiekamer. Gouv. Besl. van 28 December 1910 No. 59. E e r s t e 1 ij k: Aan te teekenen dat het Koningin-Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng in de eerste plaats bestemd is voor de opneming en verpleging van onvermogende, niet betalende patiënten van eiken landaard. Ten tweede: Vast te stellen de volgende „Voorloopige regeling voor de opneming en verpleging van betalende patiënten in het sub 1 vermelde Gasthuis en voor het gebruik van de operatiekamer". ARTIKEL 1. Met inachtneming van het sub 1 van dit besluit aangeteekende nopens de eigenlijke bestemming van het Koningin-Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng kunnen daarin, voor zoover de ruimte zulks toelaat, ter beoordeeling van den Geneesheer-Directeur, ook betalende patiënten van eiken landaard worden opgenomen. ARTIKEL 2. (1) De verpleging van betalende patiënten geschiedt in de 1 ste t 2de of 3de klasse. (2) De patiënt kiest zelf de klasse waarin hij verpleegd wenscht te worden. ARTIKEL 3. (1) In de lste klasse wordt berekend / 5.— (vijf gulden), in de 2de klasse ƒ3.— (drie gulden) en in de 3de klasse ƒ1.— (één gulden) per dag en per lijder, gerekend van en met den dag van opneming tot en met den dag voorafgaande aan dien waarop het Gasthuis wordt verlaten. (2) Voor het gebruik van de operatiekamer kan bovendien, ter beoordeeling van den Geneesheer-Directeur, in rekening worden gebracht aan patiënten der lste klasse ten hoogste ƒ 25.— (vijf en twintig gulden), aan die der 2de klasse ten hoogste ƒ 15.— (vijftien gulden) en aan die der 3de klasse ten hoogste ƒ5.— (vijf gulden). 213 (3) Patiënten, die uitsluitend operatief worden behandeld en niet in het Gasthuis worden opgenomen, zijn, voorzoover zij niet onvermogend zijn voor het gebruik der operatiekamer eene retributie verschuldigd van ten hoogste ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) ter beoordeeling van den Geneesheer-Directeur. ARTIKEL 4. De in het eerste en tweede lid van artikel 3 bedoelde retributie geeft aanspraak op huisvesting, voeding, geneeskundige hulp, waaronder ook begrepen de operatieve, verpleging, verStrekking van geneesmiddelen en verlichting. ARTIKEL 5. (1) Verzoeken om opneming worden door of namens de aanvragers gericht tot den Geneesheer-Directeur. (2) Bij het verzoek om opneming worden tevens vermeld de naam, het geslacht, de leeftijd en de betrekking van den patiënt benevens de klasse waarin opneming wordt verzocht. (3) De verpleeggelden worden telkens voor veertien dagen vooruitbetaald, de eerste keer vóór de opneming en verder den dag vóór de expiratie van elke veertien dagen. (4) De Geneesheer-Directeur kan in bijzondere gevallen, wanneer hij daartoe termen aanwezig acht, van den eisch van vooruitbetaling geheel of gedeeltelijk vrijstelling verleenen. ARTIKEL 6. De retributies van betalende patiënten worden in 's Lands kas gestort en voor elk kwartaal door den Geneesheer-Directeur aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid verantwoord. ARTIKEL 7. Voor de voeding van de betalende patiënten in de verschillende klassen stelt de Geneesheer-Directeur een huishoudelijk reglement samen dat aan de goedkeuring van het Hoofd van plaatselijk bestuur wordt onderworpen. 214 ARTIKEL 8. Het is den Geneesheer-Directeur verboden aan in het Gasthuis opgenomen betalende patiënten een honorarium ten eigen bate in rekening te brengen. Ten derde: Machtiging te verleenen om, op den voet van artikel 49 der Indische Comptabiliteitswet en met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 8 en 9 der voorschriften, vervat in het besluit van 10 December T873 No. 6 (Bijbl. op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 2718), sommen ter goede rekening te verstrekken voor de bestrijding van de uitgaven voor de voeding van de in het Koningin- Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng opgenomen betalende patiënten. 9. Inlandsch hospitaal te Ngawi (Madioen) en daaraan verbonden polikliniek voor ooglijders. A. Formatie van het personeel. (Besl. van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 22 Januari 1913 No. 1279). Gelezen enz. Overwegende enz. Gelet op enz. Heejt besloten: Den Resident van Madioen te machtigen om te beschikken over een bedrag van f 190 (een honderd negentig gulden) 's maands, voor de indienststelling bij het Inlandsch hospitaal te Ngawi en de aan dat hospüaal verbonden polikliniek voor ooglijders, .van: 1 (een) Europeesche(n) verpleger (verpleegster) op eene bezoldiging van f 50 (vijftig gulden) 's maands; 10 (tien) Inlandsche verplegers (pleegsters), ieder op eene bezoldiging van hoogstens f 12.50 (twaalf gulden vijftig cent) 's maands; 1 (een) Inlandschen schrijver op eene bezoldiging van f 15 (vijftien gulden) 's maands. 215 B. Verpleging van onvermogende Europeesche ooglijders in de polikliniek voor ooglijders te Ngawi. , Gouv. Besl. 8 Januari 1916 No. 61. Met één jaar te verlengen den termijn, gedurende welken bij artikel 1 van het besluit van 6 Januari 1915 No. 44, bijwijze van proef H. I. Gerritzen, officier van gezondheid der 'lste klasse, Chef van het Inlandsch hospitaal en de daaraan verbonden polikliniek voor ooglijders te Ngawi (Madioen) is gemachtigd om tegen eene vergoeding door den Lande van f 2 (twee gulden) per dag en per persoon in die inrichtingen op te nemen en te verplegen Europeesche ooglijders, die voorzien zijn van een certificaat van onvermogen, geteekend door bet Hoofd van plaatselijk bestuur van de plaats van herkomst, en een bewijs, geviseerd door den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst dat specialistische behandeling noodzakelijk wordt geacht.- Hoofdstuk III. Particuliere ziekenhuizen en hulpztekenhuizen, alsmede ziekeninrichtingen van gebiedsdeelen met eigen middelen. ƒ Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas ten behoeve van particuliere Inlandsche ziekenhuizen en hulpziekenhuizen (Stbl. 1906 No. 276, 1911 No. 472 en 654 en 1916 No. 312), A. Inlandsche ziekenhuizen. ARTIKEL 1. (1) De Gouverneur-Generaal beslist in het algemeen ten aanzien van het al of niet verleenen van subsidie aan een bestaand of nog op te richten particulier Inlandsch ziekenhuis, met dien verstande evenwel, dat, wanneer voldaan wordt aan de vereischten en voorwaarden, in de artikelen 7 en 8 bedoeld, onthouding van subsidie of toekenning van subsidie tot andere bedragen, dan in de artikelen 4 en 5 genoemd, slechts zat kunnen plaats hebben in bijzondere omstandigheden en bij een met redenen omkleed besluit. (2) Overigens geschiedt de regeling der subsidiën overeenkomstig de hieronder volgende bepalingen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die daarbij, voor zooveel noodig, te rade gaat met den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. ARTIKEL 2. Met betrekking tot de subsidiën worden de particuliere Inlandsche ziekenhuizen verdeeld in die der: le (10 tot en met 25 2e 26 „ „ .. 75 3e[klasse bestemd voor 76 „ „ „ 120 4e 121 „ „ . 170 5e 171 of meer 217 ARTIKEL 3. De subsidiën worden onderscheiden in: 1. subsidiën in eens: II jaarlijksche suBsidiën: III subsidiën, welke niet aan bepaalde tijdvakken zijn gebonden ARTIKEL 4. (Aldus gewijzigd bij St. 1911 No. 472). (1) Als subsidie in eens wordt ten hoogste toegekend: a. voor oprichting van het ziekenhuis, waaronder begrepen de bouw van woningen voor het Europeesch personeel, dat volgens de bepalingen dezer subsidie-regeling is toegestaan, en het verkrijgen van terrein, wanneer geen geschikte Gouvernements grond beschikbaar is, die in bruikleen kan worden gegeven, het drie vierde gedeelte van de werkelijke uitgaven; b. voor verbouwing, vernieuwing of uitbreiding, waaronder niet begrepen gewoon onderhoud, wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend, eveneens het drie vierde gedeelte van de werkelijke uitgaven; c. voor eerste uitrusting van een ziekenhuis der: lste klasse een bedrag van f 2250 (twee duizend twee honderd vijftig gulden); 2e. klasse een bedrag van f 4200 (vier duizend twee honderd gulden); 3e. klasse een bedrag van f 6300 (zes duizend drie honderd gulden); 4e. klasse een bedrag van f 8400 (acht duizend vier honderd gulden); 5e. klasse een bedrag van f 11000 (elf duizend gulden); (2) De aanvrager van de subsidies sub a en b zal ten genoegen van den Gouverneur-Generaal moeten aantoonen, dat bij de raming der kosten of, zoo het benoodigd terrein reeds is verkregen en de werkzaamheden reeds hebben plaats gehad, bij het doen der uitgaven, gepaste zuinigheid is betracht, en dat de nieuwe of de verbouwde dan wel vernieuwde gebouwen voldoen of zullen voldoen aan billijke eischen van geschiktheid en goede constructie. 218 (3) Bij de uitbreiding van een ziekenhuis, waardoor het in eene hoogere klasse komt dan die, waarvoor de subsidie is verleend, wordt opnieuw eene subsidie voor eerste uitrusting verleend overeenkomende met het verschil tusschen de voor beide klassen vastgestelde subsidiebedragen. ARTIKEL 5. (Aldus gewijzigd bij St 1911 No. 472 en 1916 No. 312). (1) De jaarlijksche subsidie bestaat uit: ten behoeve van een ziekenhuis der; le klasse voor 1 2e 3e 4e 5e le 2e 3e 4e 5e le 2e 3e 4e 5e b. '.122 3 ■ % 2 :345 3 15 20 25 bevoegde Europeesche geneeskundigen of Inlandsche artsen (dokters-djawa), gediplomeerde Eupeesche verplegers (sters) of Inlandsche verplegers (sters), respectievelijk ƒ3500.—(drie duizend vijfhonderd gulden) met drie vijfjaarlijksche verhoogingen van ƒ300.— (drie honderd gulden) elk of ƒ 1200.— (één duizend twee honderd gulden) per persoon; respectievelijk ƒ600.— (zes honderd gulden) ... &T ƒ 240 (tweehonderd veertig gulden) per persoon; Inlandsche bedienden, ( f 120.— (een honderd twin( tig gulden) per persoon; als tegemoetkoming in de verplegingskosten ten behoeve van een ziekenhuis der: lste klasse f 1000 (een duizend gulden); 2de „ » 2500 (twee duizend vijf honderd gulden); 3de „ » 5000 (vijf duizend gulden); 4de „ „ 7000 (zeven duizend gulden); 5de „ „ 9000 (negen duizend gulden); c, voor het onderhoud der gebouwen 5% van de subsidie voor de oprichting; .d, voor het onderhoud van de uitrusting 10% van de subsidie voor eerste uitrusting. 219 (2) Behoudens het bepaalde bij artikel 5a draagt de Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, zorg, dat de jaarlijksche subsidie voor aan het ziekenhuis verbonden personeel slechts wordt uitbetaald voor zoover dit personeel voltallig is geweest, dan wel ander, te zamen gelijk of hooger bezoldigd, personeel er dienst heeft gedaan. (3) Op den in alinea 1 van dit artikel sub a aangegeven voet kan reeds vóórdat een ziekenhuis, tot welks subsidieering door den Gouverneur-Generaal is besloten, is tot stand gekomen, gedurende een termijn van ten hoogste vijfjaren, voor één bevoegd geneeskundige subsidie worden verleend, ongeacht de klasse waartoe het te openen ziekenhuis zal behooren. (4) De uitkeering van de in de vorige alinea bedoelde subsidie kan alleen plaats hebben voor zoover en zoolang: a. de geneeskundige, voor wien de subsidie wordt aangevraagd, ter plaatse waar het ziekenhuis zal worden opgericht, aanwezig is ter voorbereiding van die oprichting en zich aldaar beschikbaar stelt voor het kosteloos verleenen van geneeskundige hulp aan de Inlandsche bevolking. b. ten genoegen van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst blijkt, dat met den bouw van het ziekenhuis of met de voorbereiding daarvan voldoende voortgang gemaakt wordt. ARTIKEL 5a. (Opgenomen bij St. 1911 Nos. 472 en 654). (1) Het bestuur van het ziekenhuis is bevoegd om aan de daaraan verbonden Europeesche geneeskundigen en ziekenverplegers (sters) te verleenen: a. binnenlandsch verlof wegens ziekte, aanvankelijk voorniet langer dan drie maanden, welke termijn echter, zoo noodig, tot zes maanden kan worden verlengd; b. buitenlandsch verlof wegens ziekte of wegens langdurigen dienst, in het eerste geval voor den tijd in een geneeskundig certificaat te vermelden, doch niet langer dan drie jaren, in het laatste geval voor den tijd van acht maanden, na ten minste zes jaren dienst in Nederlandsch-Indië. Bedraagt de diensttijd meer dan zes jaren, dan wordt voor elk vol jaar boven dat getal de duur van het verlof met één maand verlengd, met dien verstande, dat het verlof 220 nimmer wordt verleend voor langer dan één jaar. Verlof wegens langdurigen dienst kan wegens ziekte met ten hoogste twee jaren verlengd worden. (2) Ten opzichte van de subsidie worden de met verlof afwezige Europeesche geneeskundigen en verplegers (sters) geacht aan de ziekeninrichting verbonden te zijn, wanneer door het bestuur in de behoefte van den dienst, ten genoegen van den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst c.q. Gewestelijk Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid is voorzien. (3) Ter bestrijding van de kosten, verbonden aan de uitvoering der verlofsregelingen bedoeld in alinea 1 van dit artikel, is het bestuur bevoegd op de inkomsten van het daarin genoemd Europeesch personeel een korting te leggen van ten hoogste tien ten honderd.. ARTIKEL 6. (Gewijzigd bij St 1916 No. 312) (1) De niet aan tijdvakken gebonden subsidie bestaat uit de kostelooze verstrekking uit 's Lands voorraad van geneesmiddelen, verbandartikelen en geneeskundige instrumenten. (2) De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst beoordeelt de noodzakelijkheid der verstrekking. (3) Zoolang overeenkomstig het bepaalde in de 3de en 4de alinea van artikel 5 uitkeering van subsidie plaats vindt vóórdat een ziekenhuis, tot welks subsidieering is besloten, is tot stand gekomen, kan daaraan tevens verbonden worden de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde kostelooze verstrekking van geneesmiddelen, verbandartikelen en geneeskundige instrumenten. ARTIKEL 7. (1) Bij de aanvraag om subsidie voor de oprichting van een particulier Inlandsch ziekenhuis moeten de volgende bescheiden worden overgelegd: a. eene verklaring van het Hoofd van Plaatselijk Bestuur, waaruit blijkt: le. dat aan eene dergelijke inrichting ter plaatse behoefte bestaat; 221 2e. of daarvoor Gouvernements grond beschikbaar is en, zoo neen, welke prijs voor het gekozen terrein betaald moet worden; 3e. dat hij dit terrein geschikt acht en geen ander te verkrijgen is voor lageren prijs; b. een project van het op te richten gebouw, voldoende aan de eischen, door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, voor eene dergelijke inrichting te stellen; c. eene verklaring van den aanvrager, waaruit blijkt, dat een bevoegd Europeesch geneeskundige ]) bevoegd tot de uitoefening van praktijk in Nederlandsch Indië, of een Inlandsch arts (dokter-djawa) aan het hoofd van het ziekenhuis zal komen te staan, en waarbij hij zich verbindt om, ingeval die inrichting binnen vijf jaren na de opening ophoudt te bestaan, de voor de oprichting verleende subsidie, verminderd met 5 % voor elk der verloopen jaren, terug te betalen, dan wel het ziekenhuis, c.q. met bijbehoorenden grond, onbezwaard in vollen eigendom aan het Gouvernement van Nederlandsch-Indië over te dragen. (2) De bepalingen der vorige alinea zijn mutatis mutandis mede toepasselijk op het geval van uitbreiding van een bestaand ziekenhuis. ARTIKEL 8. De subsidiën worden verleend onder de volgende voorwaarden: le. dat het ziekenhuis moet uitgaan van eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging of corporatie, die blijkens hare statuten, niet het behalen van winst ten doel heeft; 2e. dat zij uitsluitend worden aangewend ten behoeve van het ziekenhuis, waarvoor zij verleend worden, en de voor onderhoud van gebouwen en uitrusting bestemde bedragen alleen voor dat speciale doel gebruikt worden; 3e. dat zij, die het plaatselijk of algemeen toezicht op den burgerlijken geneeskundigen dienst uitoefenen, dagelijks, met uitzondering van Zondagen en Christelijke feestdagen, toegang hebben tot het ziekenhuis en dat hun door het hoofd daarvan alle verlangde inlichtingen zullen worden verstrekt nopens de geneeskundige behandeling en de verzorging der patiënten en nopens de aanwending der verleende subsidiën; ') Stbl. 1911 No. 472. 222 4de dat het hoofd van het ziekenhuis jaarlijks in de maand Januari door tusschenkomst der Hoofden van plaatselijken gewestelijk bestuur aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid een beknopt verslag over de door hem beheerde inrichting over het jongst verloopen jaar zal indienen. B. Hulpziekenhuizen. ARTIKEL 9. Hulpziekenhuizen zijn plaatsen, waar door particulieren gelegenheid wordt gegeven tot het bekomen van geneeskundige hulp, als bedoeld in de „Gebruiksaanwijzing van de medicijnen, die uit 's Lands voorraad worden verstrekt aan ambtenaren van het Binnenlandsch bestuur en anderen ten behoeve van de zieke bevolking". ARTIKEL 10. (1) De Gouverneur-Generaal beslist in het algemeen ten aanzien van het al of niet verleenen van subsidie aan een bestaand'of nog op te richten particulier hulpziekenhuis en ten aanzien van de bedragen der toe te kennen subsidiën in eens. (2) Overigens geschiedt de regeling der subsidiën met inachtneming van de hieronder volgende voorschriften door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, die daarbij, voor zooveel noodig, te rade gaat met den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. ARTIKEL 10a. (Opgenomen bij St. 1911 No. 472). Met betrekking tot de toekenning van subsidiën worden de particuliere Inlandsche hulpziekenhuizen verdeeld in die der: lste klasse, waarin 10 — 25 lijders ter verpleging kunnen worden 'opgenomen; 2de klasse, waarin 26 of meer lijders ter verpleging kunnen worden opgenomen. 223 ARTIKEL 11. De subsidiën worden onderscheiden in: I. subsidiën in eens; II. jaarlijksche subsidiën; III. subsidiën, welke niet aan bepaalde tijdvakken zijn gebonden. ARTIKEL 12. (Aldus gewijzigd bij St. 1911 No. 472) (1) Als subsidie in eens wordt ten hoogste toegekend: a. voor de oprichting van het hulpziekenhuis, waaronder begrepen de bouw van woningen voor het Europeesch personeel, dat volgens de bepalingen dezer subsidie-regeling is toegestaan, en het verkrijgen van terrein, wanneer geen geschikte Gouvernementsgrond beschikbaar is,, die in bruikleen kan worden gegeven, het drie vierde gedeelte van de werkelijke uitgaven; b. voor verbouwing, vernieuwing of uitbreiding, waaronder niet begrepen de kosten van. gewoon onderhoud, wanneer de noodzakelijkheid daarvan door den Gouverneur-Generaal is erkend, eveneens het drie vierde gedeelte van de werkelijke uitgaven; c. voor eerste uitrusting van een hulpziekenhuis der: lste klasse een bedrag van f 1000 (een duizend gulden) ; 2de klasse een bedrag van f 2250 (twee duizend twee honderd vijftig gulden). (2) De aanvrager van de subsidiën sub a en b zal ten genoegen van den Gouverneur-Generaal moeten aantoonen, dat bij de raming der kosten of, zoo het benoodigd terrein reeds verkregen en de werkzaamheden reeds hebben plaatsgehad, bij het doen der uitgaven, gepaste zuinigheid is betracht, en dat de nieuwe of verbouwde dan wel vernieuwdegebouwen voldoen of zullen voldoen aan billijke eischen vangeschiktheid en goede constructie. (3) Bij de uitbreiding van een hulpziekénhuis, waardoor het in eene hoogere klasse komt dan die, waarvoor de subsidie is verleend, wordt opnieuw eene subsidie voor eerste uitrusting, verleend overeenkomende met het verschil tusschen de voorbeide klassen vastgestelde subsidiebedragen. 224 respectievelijk f 600 (zes honderd gulden) en f 240 dwee honderd veertig gulden) per persoon ARTIKEL 13. (aldus gewijzigd bij St. 1911 no 472 en 1916 no 312) (1) De jaarlijksche subsidie bestaat uit: echtgenoote van 4) van beroep 6) wonende te 6) gratis verloskundige hulp heeft verleend. Malang, den 2) lf •• >. Gezien: De Assistent-Resident van Malang, 7) Gezien De Civiele Geneesheer (Officier van Gezondheid, belast met de waarneming van den civielen geneeskundigen Dienst) te Malang, ..') Behoort bij artikel 1 sub b van het besluit van 30 Augustus 1915 No. 34 (Staatsblad No. 532). i) Voornamen en naam van de vroedvrouw. a) Dag en jaartal. 3) Naam en voornamen van de kraamvrouw. 4) Naam en voornamen van den echtgenoot. 5) - Beroep van den echtgenoot. Indien de hulp wordt verleend aan een behoeftige Europeesche dan wel Inlandsche of daarmede gelijkgestelde vrouw, wordt bij deze verklaring het certificaat van behoeftigheid, afgegeven dóór het Hoofd van Plaatselijk Bestuur bijgevoegd, dan wel een bewijs, waaruit blijkt dal die Plaatselijke Bestuurder de hulp van de vroedvrouw ♦en behoeve van de behoeftige kraamvrouw heeft ingeroepen. 0) Wijk of buurt. 1) Handteekening. 261 6. Invoering van het stelsel van vrije vroedvrouwenkeuze ten behoeve van de Gouvernements verloskundige hulp ter hoofdplaats SOERABAJA. Gouv. Besl. van 20 October 1915 No. 69 (Stbl. No. 602). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk enz.; Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 30 Augustus 1915 No. 34 (Staatsblad No. 532) met afwijking in zoover van artikel 3 der Bepalingen omtrent kostelooze verloskundige Gouvernements hulp aan Europeanen, vastgesteld bij a'rtikel 2, letter B, van het besluit van 5 April 1906 No. 65 (Staatsblad No. 213), bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen: a. dat, met ingang van 1 Januari 1916, ten behoeve van de Gouvernements verloskundige hulp ter hoofdplaats Soerabaja, wordt ingevoerd het stelsel der vrije vroedvrouwenkeuze voor de vrouwen, bedoeld in artikel 2 dier Bepalingen, zoomede voor minvermogende en behoeftige Inlandsche vrouwen, waarbij aan die vrouwen vrijheid wordt gegeven zich bedoelde hulp te verschaffen bij de door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, jaarlijks op nieuw aan te wijzen Europeesche en Inlandsche vroedvrouwen, die daarvoor den Lande in rekening zullen kunnen brengen een bedrag van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) per verrichte verlossing van eene Europeesche en een bedrag van ƒ 7.50 (zeven gulden vijftig cent) per verrichte verlossing van eene Inlandsche of daarmede gelijkgestelde vrouw; b. dat de sub d genoemde vroedvrouwen ter erlanging van uitbetaling der bovenvermelde belooningen zich zullen hebben te wenden tot den Resident van Soerabaja, onder overlegging van verklaringen volgens het bij dit besluit bchoorend model. Ten derde: Aan de in artikel 2 van dit besluit bedoelde vroedvrouwen worden ten behoeve van de daarin genoemde vrouwen verbandmiddelen en andere benoodigdheden verstrekt volgens de regelen aangegeven bij artikel 4 der Bepalingen 262 omtrent kostelooze verloskundige Gouvernements hulp aan Europeanen, vastgesteld bij artikel 2, sub B, van het besluit van 5 April 1906 No. 65 (Staatsblad No. 213). Ten vierde: enz. Extract enz. MODEL-VERKLARING. De ondergeteekende *) TflsS vroedvrouw te Soerabaja, verklaart, onder aanbod van ejsde, dat zij op den 2) 19 bij de bevalling van 8) echtgenoote van 4) van beroep (6) wonende te 6) . gratis verloskundige hulp heeft verleend: Soerabaja, dan 2) 19 Gezien: De Assistent-Resident van Soerabaja, 7) Gezien: De Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van Oost-Java te Soerabaja. 7) 1) Voornamen en naam van de vroedvrouw. 2) Dag en jaartal. ') Naam en voornamen van de kraamvrouw. 4) Naam en voornamen van den echtgenoot. 5) Beroep van den echtgenoot. Indien de hulp wordt verleend aan een behoeftige Europeesche dan wel Inlandsche of daarmede gelijkgestelde vrouw, wordt bij deze verklaring het certificaat van behoeftigheid, afgegeven door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur bijgevoegd, dan wel een bewijs, waaruit blijkt dat die Plaatselijke Bestuurder de hulp van de vroedvrouw ten behoeve van de behoeftige kraamvrouw heeft ingeroepen. «) Wijk of buurt. ?) Handteekening. Behoort bij artikel 2 sub b van het besluit van 20 October 1915 No. 69 (Staatsblad No. 602). 263 7. Regeling tot restitutie aan burgerlijke ambtenaren, die in en door de uitoefening van hun dienst zijn verwond, van de door hen gemaakte kosten, verband houdende met hunne geneeskundige behandeling enjoj verpleging. Gouv. Besl. 30 December 1915 No. 34 (Stbl. No 745). Voor zooveel noodig met gebruikmaking van de bevoegdheid, verleend bij artikel 24 van het Reglement op het reizen in Nederlansch-Indië van Europeesche burgerlijke landsdienaren en andere personen, opgenomen in Staatsblad 1890 No 209, bij wijze van tijdelijken maatregel, te bepalen: I. dat aan burgerlijke ambtenaren, die in en door de uitoefening van hun dienst worden verwond, voor zoover die verwonding niet aan eigen onvoorzichtigheid of grove onachtzaamheid is te wijten, een en ander ter beoordeeling van den onmiddellijken chef, die van zijn oordeel ter zake op de betrekkelijke declaratiën zal moeten doen blijken, worden: a. gerestitueerd de volgens declaratiën onder overlegging van bewijsstukken betaalde kosten van geneeskundige behandeling hier te lande en van verpleging in militaire of burgerlijke hospitalen, dan wel in particuliere ziekeninrichtingen, voor zoover die behandeling en/of verpleging naar het oordeel van den betrokken ambtenaar van het Geneeskundig Staatstoezicht noodzakelijk is geweest; b. in gevallen dat de behandelende geneesheer behandeling en/of verpleging noodzakelijk acht ap een plaats buiten de standplaats van den verwonde, te goed gedaan reis- en verblijfkosten volgens declaratie op den voet van het Reisreglement; c. bij buitenlandsch verlof wegens ziekte, als gevolg van het bekomen letsel (hetgeen in het certificaat voor buitenlandsch verlof uitdrukkelijk moet zijn gestipuleerd), de kosten van de desbetreffende geneeskundige behandeling, zoowel in als buiten Europa, vergoed, mits zij zich ten opzichte van die behandeling richten naar de aanwijzingen van de Geneeskundige Commissie van het Departement van Koloniën; .II. dat in buitengewone gevallen, ter beoordeeling van de Regeering, aan de hoogerbedoelde ambtenaren kan worden vergund op hunne, ingevolge dit besluit sub b gemelde reizen zich op 's Lands kosten te doen vergezellen of volgen door hun wettig gezin; III. enz. 264 8. Bij afzonderlijke voorschriften zijn in het genot gesteld van vrije geneeskundige behandeling: a. personeel bij de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang en hunne gezinnen (Staatsblad 1881 No. 218, Bijbl. No 5705 en 6980); b. Europeesche en Inlandsche opvarenden aan boord van 's Lands vaartuigen ten behoeve van de bebakening en kustverlichting (Staatsblad 1892 No. 152 juncto Stbl. 1899 No. 241); c. tijdelijk personeel bij den aanleg en de exploitatie der Staatsspoorwegen (Staatsblad 1897 No. 256); d. kweekelingen voor het Inlandsch leeraarsambt (Staatsblad 1887 No. 86); e. tijdelijke boormeesters bij den dienst van het grondpeilwezen (Bijbl. No, 7272); /. in tijdelijken dienst zijnd Inlandsch en Chineesch personeel van den dienst der opiumregie (Bijblad No. 7552); g. in tijdelijken dienst zijnde ambtenaren bij den Waterstaat en 's Lands B. O. W. (Bijblad No. 7656); h. in tijdelijken dienst zijnd personeel bij den Post-, Telegraafen Telefoondienst (Bijblad 7578); /. kweekelingen bij de kweekscholen voor de vorming van Inlandsche onderwijzers (Staatsblad 1912 No. 181 art. 9); ;'. z.g. godsdienstleeraren die nog niet van eene ambtelijke aanstelling zijn voorzien (Staatsblad 1901 No. 255); k. de leerlingen van de middelbare landbouwschool te Buitenzorg en de Cultuurschool te Soekaboemi voor zoover de ouders of verzorgers een inkomen hebben van minder dan f 150 's maands (Staatsblad 1914 No, 187); /. de leerlingen van de N.I. veeartsenijschool te Buitenzorg voor zoover de ouders en verzorgers een inkomen hebben van minder dan ƒ 150 's maands (Staatsblad 1914 No. 499); m. de interne leerlingen bij de opleidingsschool voor Inlandsche rechtskundigen (Stbl. 1909 No. 93); n. de Inlandsche werklieden bij de zoutverpakking (Bijblad No. 7684); o. de leerlingen van de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren op Java en van de school voor zonen van Inlandsche hoofden en andere aanzienlijke Inlanders te Tondano (Menado) voor zoover de ouders of verzorgers 265 een inkomen hebben van minder dan ƒ 160.— 's maands (Stbl. 1901 No. 432); p. de kweekelingen van de school tot opleiding van Inlandsche artsen (Stbl. 1902 No. 443); q. militairen, die met, de waarneming van burgerlijke betrekkingen belast zijn en voor den duur van hun dienstverband bij het leger worden gevoerd „voor memorie" in dezelfde gevallen en op denzelfden voet als beambten in vasten dienst (Bijblad No. 8221); r. vaste of tijdelijke ambtenaren en beambten bij het Marine Etablissement te Soerabaja met eene bezoldiging van ten hoogste / 300. _ 's maands, voor zoover zij ten gevolge van gebrek aan gouvernements woningen op het Etablissement elders te Soerabaja woonachtig zijn (Stbl. 1913 No. 700, juncto Stbl. 1916 No. 387); s. de vrouwelijke Europeesche beambten in tijdelijken dienst bij de Directie van de Postspaarbank (Bijbl. No. 6919). N.B. Bij Gouv. Besl. van 29 Januari 1916 No. 37 (Bijblad No. 8461) is bepaald dat de besluiten in Staatsblad 1897 No. 256 en Bijblad Nos 7272, 7578, 7656 en 8221 in dien zin moeten worden gelezen dat de daarbij bedoelde Europeesche en daarmede gelijkgestelde landsdienaren in tijdelijken burgerlijken dienst, in dezelfde gevallen en op denzelfden voet als beambten in vasten dienst, mede aanspraak hebben op vrije verloskundige hulp voor hunne echtgenooten, een en ander op den voet van de bepalingen, vastgesteld bij artikel 2, sub B., van het besluit van 5 April 1906 No. 65 (Staatsblad No. 213). B. Aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren of gepensionneerde Inlandsche burgerlijke landsdienaren. Gouv. Besl. van 5 April 1906 No. 66 (Staatsblad No. 214). Voor zooveel noodig krachtens machtiging der Koningin vast te stellen de volgende: BEPALINGEN omtrent de kostelooze geneeskundige Gouvernements hulp van sommige categorieën van in dienst zijnde of gepensionneerde Inlandsche burgerlijke landsdienaren en van hunne gezinnen,^ weduwen en weezen en omtrent de kostelooze verstrekking van Gouvernementswege aan deze personen van geneesmiddelen. 266 ARTIKEL 1. (1) Op den voet dezer bepalingen hebben recht op kostelooze geneeskundige Gouvernements hulp bij een landsinkomen van hoogstens ƒ 150.— (een honderd vijftig gulden)'s maands de volgende personen, als; a. de Inlandsche burgerlijke landsdienaren; b. de gepensionneerde Inlandsche burgerlijke landsdienaren; p de eenige echtgenoote van de onder a en b genoemde personen of de echtgenoote, met wie zij het langst gehuwd zijn ; d. de inwonende eigene, aangehuwde kinderen en kleinkinderen van de onder a en b genoemde personen; e. de niet hertrouwde weduwen, gewezen eenige echtgenooten van de onder a en b genoemde personen of de echtgenooten, met wie zij tot op het oogenblik van hun dood het langst gehuwd zijn geweest; /. de nog niet zelfstandige weezen van de onder a en b bedoelde personen. (2) Voor zoover de in alinea 1 bedoelde personen geen recht kunnen doen gelden op geneeskundige behandeling door den militairen geneeskundigen dienst, wordt de in genoemde alinea bedoelde geneeskundige hulp verleend: a. door den Gouvernements Inlandschen arts (dokter-djawa), wanneer de rechthebbenden binnen diens ressort gevestigd zijn, met dien verstande dat hij in ernstige gevallen voor de behandeling zijner patiënten bevoegd is tot het inroepen der hulp van den op zijne standplaats bescheiden Euro- ■ peeschen geneeskundige, onder wiens toezicht hij gesteld is; b. door den Europeeschen geneeskundige, belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst, wanneer de rechthebbenden buiten het ressort van een Gouvernements Inlandschen arts maar binnen dat van genoemden Europeeschen geneesheer gevestigd zijn. (3) De geneeskundige hulp wordt slechts verleend, wanneer •de rechthebbenden zich bevinden binnen een kring met een straal van twee palen, gerekend van de woonplaats van de onder a of b bedoelde geneeskundigen, of op plaatsen waar dezen zich op dienstreizen in hun ressort tijdelijk ophouden het laatste voor zoolang hun verblijf op die plaatsen duurt. (4) Het Hoofd van plaatselijk bestuur bepaalt de grenzen van den in alinea 3 bedoelden kring. 267 ARTIKEL 2. (1) Onder het inkomen, bedoeld bij artikel 1, alinea 1, worden verstaan alle traktementen en alle voordeelen, die dat geheel of gedeeltelijk vervangen, verder nonactiviteitstraktement, wachtgeld, onderstand of pensioen; een en ander vermeerderd met huishuurindemniteiten — of het equivalent daarvan, indien eene Gouvernements woning aangewezen wordt — met toelagen, daggelden en alle verdere inkomsten, verbonden zoowel aan de hoofdbetrekking als aan de waarneming vjn bijbetrekkingen of genoten boven pensioen of nonactiviteitsinkomsten, doch niet de vergoeding voor bureaukosten, schadeloosstellingen, reiskosten en in het algemeen alles wat onder dergelijke benamingen tot vergoeding van onkosten afzonderlijk wordt toegelegd. (2) Bij een wisselvallig inkomen wordt als traktement beschouwd het gemiddeld inkomen in de betrekking genoten, over de laatste drie maanden, dat bedoeld inkomen bekend is. ARTIKEL 3. (1) De personen, die recht hebben op kostelooze geneeskundige Gouvernements hulp, zijn verplicht zich daartoe bij den geneeskundige te vervoegen op het tijdstip en ter plaatse als door hem, in overleg met het hoofd van plaatselijk bestuur, zal worden bepaald. (2) Mocht de toestand van een der in de vorige alinea' bedoelde personen naar zijne meening niet toelaten, dat hij zich naar die plaats begeeft, dan zal hij op een door of namens hem gedaan verzoek door den betrokken geneeskundige in zijne woning worden bezocht en daar geregeld behandeld worden, indien dit naar het oordeel van den geneeskundige noodzakelijk is. (3) Verzoeken ter bekoming van geneeskundige hulp in de woning van den patiënt moeten, spoedvereischende gevallen uitgezonderd, worden gedaan vóór een bepaald uur, vast te stellen door de geneeskundigen in overleg met het Hoofd van plaatselijk bestuur. (4) Bij verzoeken om onmiddellijke hulp tusschen 2 en 4 uur des namiddags en tusschen 10 uur des avonds en 6 uur des morgens, behoort het verzoek, zoo mogelijk, vergezeld te gaan van de toezending van een vervoermiddel. ARTIKEL 4. (1) De in artikel 1 bedoelde personen hebben recht op de door den behandelenden geneeskundige noodig geoordeelde 268 geneesmiddelen en verbandmiddelen op kosten van den Lande (2) De behandelende geneeskundigen schrijven als regel slechts voor de genees- en verbandmiddelen, welke voorkomen op de prijscourant (prijslijst) van het Algemeen magazijn van geneesmiddelen te Weltevreden J)- Mocht het volstrekt noodzakelijk zijn gebruik te maken van andere geneesmiddelen dan mogen dezen alleen op machtiging van den betrokken Gewestelijk Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid dan wel onder diens nadere goedkeuring worden ingekocht. Deze zal die machtiging of die goedkeuring niet mogen weigeren dan op eigen verantwoordelijkheid voor de gevolgen. De zoogenaamde depötmiddelen of medicijnen, slechts verkrijgbaar bij, dan wel uitsluitend vervaardigd door bepaalde personen, worden niet verstrekt. Ten aanzien van de keus en de hoeveelheid der genees- en verbandmiddelen behoort eene gepaste zuinigheid te worden in acht genomen. (3) De flesschen en andere verpakkingsmiddelen van verbruikte medicijnen moeten door de rechthebbenden na reiniging worden terugbezorgd bij de apotheek, van waaruit de verstrekking heeft plaats gehad, bij gebreke waarvan de rechthebbenden met vergoeding der waarde daarvan kunnen worden belast. ARTIKEL 5. De vorenstaande bepalingen zijn slechts in zoover van toepassing op personen, die tijdelijk in 's Lands dienst zijn, als hun bij speciale voorschriften uitdrukkelijk het recht op vrije geneeskundige behandeling en kostelooze verstrekking van geneesmiddelen is toegekend en die voorschriften niet van de hoogerbedoelde bepalingen afwijken. ARTIKEL 6. Ieder die zich in zijne, uit deze bepalingen voortvoeiende rechten verkort acht, kan zijne klachten inbrengen bij het Hoofd van plaatselijk bestuur. ARTIKEL 7. Deze bepalingen kunnen worden aangehaald onder den titel van: „Bepalingen omtrent kostelooze geneeskundige behandeling van Inlandsche landsdienaren. Afschrift enz. ') Thans te Bandoeng. 269 C. Aan de behoeftige Inlandsche bevolking. Als beginsel is aangenomen om, ingeval van epidemieën aan de behoeftige bevolking geneesmiddelen te doen uitreiken voor rekening van den Lande. (Gouv. Besl. van 25 April 1860 No. 38, Bijbl. No. 866). Bij het Gouv. BesL. van 2 October 1876 No. 13 (Bijbl. No. 4184) is het voorschrift dat bij epidemieën aan behoeftigen onder de bevolking voor 's Lands rekening geneesmiddelen verstrekt kunnen worden, in dier voege uitgebreid, dat die verstrekking ook mag plaats hebben, wanneer zich, hetzij al of niet epidemisch, ziekten vertoonen, die in NederlandschIndië niet inheemsch zijn, b. v. cholera, of bij het heerschen van endemieën (plaatselijke of werkelijke epidemieën). Op plaatsen waar zich geen Europeesche of Inlandsche geneesheer bevindt, zal het noodige verkrijgbaar zijn bij de controleurs en gezagvoerende ambtenaren. Zie in verband hiermede ook Bijblad 6036, waaruit blijkt dat de geneesmiddelen en verbandartikelen die op plaatsen, waar geen geneeskundige is gevestigd, worden verstrekt aan besturende ambtenaren enz. ook dienen om de behoeftige Inlandsche bevolking waar zij zich daartoe aanmeldt, zooveel mogelijk geneeskundigen bijstand te verleenen. Bij de Gouv. Besl. van 6 October 1900 No. 20 (Bijbl No 5528), 28 Februari 1904 No. 8 (Bijbl. No. 5985) en 11 Augustus 1904 No. 13 (Bijbl. No. 6052) is bepaald dat ten dienste van de behoeftige Inlandsche en Europeesche bevolking aan particuliere geneesheeren geneesmiddelen, utensiliën en verbandartikelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Bij het Gouv. Besl. van 31 Maart 1901 No. 12 (Bijbl. No. 5582) is bepaald dat aan beheerders van houtvesterijen ten dienste van de behoeftige Inlandsche bevolking en van het personeel in die houtvesterijen, voor zoover dat op vrije 270 geneeskundige behandeling aanspraak heeft, kosteloos geneesen verbandmiddelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Bij het Gouv. Besl. van 27 October 1906 No. 29 is bepaald dat aan de beheerders van boschdistricten, ten behoeve van de in dienst van het boschwezen werkzame arbeiders en van het onder die beheerders dienende personeel, voor zoover dit op vrije geneeskundige behandeling aanspraak heeft, kosteloos genees- en verbandmiddelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Bij het Gouv. Besl. van 26 Maart 1913 No. 69 is bepaald dat ook aan de Administrateurs der Caoutchoucondernemingen van het Boschwezen op wier standplaats geen Gouvernements apotheek aanwezig is, ten behoeve van de in dienst dier ondernemingen werkzame arbeiders en het aldaar te werk gestelde personeel, voor zoover dit op vrije geneeskundige behandeling aanspraak heeft, kosteloos genees- en verbandmiddelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Bij het Gouv. Besl. van 5 September 1901 No. 38 (Bijbl. No. 5628) is bepaald dat aan den Directeur van het Seminarie tot opleiding van Inlandsche zendeling-helpers te Depok (Batavia), ten behoeve van de kweekelingen van die inrichting, kosteloos geneesmiddelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Bij het Gouv. Besl. van 8 Maart 1902 No. 22 (Bijbl. No. 5700) is bepaald dat ten dienste der behoeftige Inlandsche bevolking, op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, kosteloos geneesmiddelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt aan Inlandsche leeraars 271 bij de Inlandsche Christengemeenten, die eene verklaring van een geneeskundige kunnen overleggen dat zij voldoende zijn onderlegd om van die geneesmiddelen een goed en nuttig gebruik te maken. Bij het Gouv. Besl, van 10 Juni 1902 No. 31 (Bijbl. No. 5725) is bepaald dat ten behoeve van de behoeftige Inlandsche bevolking, op aanvrage van de geneesheeren belast met het houden eener polikliniek voor ooglijders en op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, uit het Algemeen Magazijn van geneesmiddelen te Batavia kosteloos kunnen worden verstrekt: le brillen voor van staar (cataract) geopereerden; 2e gekleurde brillen, wanneer deze voor de genezing van een ooglijder bepaald noodig zijn; zullende laatsgenoemde brillen plaatselijk tegen den laagst te bedingen prijs ten behoeve van het Algemeen Magazijn van geneesmiddelen worden aangekocht. Bij het Gouv. Besl. van 9 Januari 1903 No. 8 (Bijbl. No. 5824) is bepaald dat aan ieder der te Kota Bahroe (Poeloe Kidjang), Kwala Mandah, Kwala Gaoeng en Soengei Goentoeng (residentie Riouw en Onderhoorigheden), bescheiden Europeesche ambtenaren bij de in- en uitvoerrechten, ten dienste van de behoeftige Iniandsche bevolking en van het recherche-personeel, voor zoover dat op vrije geneeskundige behandeling aanspraak heeft, kosteloos genees- en verbandmiddelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Bij het Gouv. Besl. van 24 Maart 1903 No. 5 (Bijbl. No. 5848) is bepaald dat aan de door Mejuffrouw M. Jansz beheerde landbouwkolonie „Pangoensen" (Semarang) kosteloos genees- en verbandmiddelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Bij bet Gouv. Besl. van 2 Maart 1905 No. 26 (Bijbl. No. 6182) is bepaald dat aan den te Sorong (afdeeling West-Nieuw-Guinea der Residentie Ternate en Onderhoorigheden) bescheiden Euro- 272 peesche ambtenaren bij de in- en uitvoerrechten, ten dienste van de behoeftige Inlandsche bevolking en van het recherche-personeel voor zoover dat op vrije geneeskundige behandeling aanspraak heeft, kosteloos genees- en verbandmiddelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Bij het Gouv. Besl. van 15 April 1906 No. 14 (Bijbl. No. 6477) is bepaald dat aan Officieren van het Leger des Heils in Nederlandsch-Indië, ten aienste van de behoeftige Inlandsche bevolking, kosteloos genees- en verbandmiddelen uit 's Rijks magazijn van geneesmiddelen kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Bij het Gouv. Besl. van 12 October 1907 No. 31 (Bijbl. No. 6757) is de Directeur van Onderwijs, Eerediensten Nijverheid gemachtigd om aan het Consulaat der Nederlanden te Djeddah (Arabië) ten behoeve van de behoeftige Nederlandsch-Indische pelgrims aldaar, kosteloosgeneesmiddelen uit'sRijksmagazijnte verstrekken. Bij het Gouv. Besl. van 16 Juni 1908 No. 5 (Bijbl. No. 6899) is bepaald dat aan de administrateurs der Gouvernements-pandhuizen, behalve op plaatsen waar voor rechthebbenden op kostelooze verstrekking van genees- en verbandmiddelen die artikelen kosteloos zijn verkrijgbaar gesteld, ten behoeve van de behoeftige Inlandsche bevolking en van het personeel bij die instellingen, voor zoover dat op vrije geneeskundige behandeling aanspraak heeft, kosteloos de in het van wege het Departement van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid uitgegeven werkje „Gebruiksaanwijzing van de geneesmiddelen enz." genoemde genees- en verbandmiddelen en verdere artikelen uit 's Rijks magazijn kunnen worden verstrekt op machtiging van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid. Verpleging op 's Lands kosten van behoeftige Inlanders in hospitalen van particuliere maatschappijen van landbouw of nijverheid. 1. Gouv. Besl. 6 Januari 1913 No. 28, jo. Gcuv. Besl. 28 November 1913 No. 31. Machtiging verleend om voor elk tot de Inlanders en met deze gelijkgestelden behoorend, behoeftig persoon, te Manggar (Billiton) 273 die eene geregelde geneeskundige behandeling noodig heeft en daarvoor in het hospitaal van de Billiton Maatschappij aldaar wordt verpleegd, aan genoemde Maatschappij uit te betalen eene som van / 0.35 per dag, zullende voor aan de lijders te verstrekken extra voeding de plaatselijke kostprijs worden vergoed, met bepaling dat deze machtiging wordt geacht te zijn ingegaan op 1 October 1912. 2. Gouv. Besl. 25 Januari 1913 No. 43, jo. Gouv. Besl. 28 November 1913 No. 31. Ten vervolge van het G. B. van 6 Januari 1913 No. 28 machtiging verleend om voor elk tot de Inlanders en met deze gelijkgestelden behoorend, behoeftig persoon, te Tandjoengpandan (Billiton), die eene geregelde geneeskundige behandeling noodig heeft en daarvoor in het hospitaal van de Billiton Maatschappij aldaar wordt verpleegd, aan genoemde Maatschappij uit te betalen eene som van ƒ 0.35 per dag, zullende voor aan de lijders te verstrekken extra voeding de plaatselijke kostprijs worden vergoed, met bepaling dat deze machtiging wordt geacht te zijn ingegaan op 1 November 1912. 3. Gouv. Besl. 2 Februari 1915 No. 33, jo. Gouv. Besl. 19 Juli 1916 No. 33. Machtiging verleend om voor eiken tot de Inlanders en met deze gelijkgestelden behoorend, behoeftig persoon, die een geregelde geneeskundige behandeling noodig heeft en daarvoor in een der hospitalen der Bataaf sche Petroleum Maatschappij te Balikpapan (Zuider-en Oosterafdeeling van Borneo) en te Pangkalan Brandan (Oostkust van Sumatra) wordt verpleegd, aan genoemde Maatschappij uit te betalen een som van ƒ1._ (één gulden) per dag; II. aan de geneesheeren van genoemde Maatschappij te* Balikpapan (Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo) en te Pangkalan Brandan (Oostkust van Sumatra) op te dragen de geneeskundige behandeling van behoeftigen en rechthebbenden onder genot van een maandelijksche toelage van respectievelijk ƒ 50._ en ƒ 100.— 18 274 4. Gouv. Besl. 31 Mei 1915 No. 44. Bij wijze van tijdelijken maatregel machtiging verleend om voor eiken behoeftigen Gouvernements onderdaan te Batjan (Ternate en Onderhoorigheden) die eene geregelde geneeskundige behandeling noodig heeft en daarvoor in het hospitaal van de Batjan Archipel Maatschappij aldaar wordt verpleegd, aan genoemde Maatschappij uit te betalen eene Som van ƒ 0.40 (veertig cent) per verpleegdag. 5. 'Gouv. Besl. 14 September 1916 No. 20. Bij wijze' van tijdelijken maatregel machtiging verleend om behoeftige Inlanders en met deze gelijkgestelden en Inlandsche landsdienaren, rechthebbende op vrije geneeskundige behandeling, te Langsa (Atjeh en Onderhoorigheden), die eene geregelde geneeskundige behandeling noodig hebben, en voor zoover de behoeftigen betreft, daarvoor wegens plaatsgebrek niet in de Inlandsche ziekeninrichting aldaar kunnen worden opgenomen, tot een maximum van tien lijders daags, te doen verplegen in het hospitaal van de vereeniging „Het Centraal Planters Hospitaal te Langsa" tegen eene betaling aan die vereeniging van een bedrag van ƒ 1.25 (een gulden vijf en twintig cent) per verpleegdag en per persoon wegens kosten voor geneeskundige behandeling, verpleging, medicijnen, voeding en kleeding; zullende door de bovengemelde Inlandsche landsdienaren als bijdrage in hunne verpleegkosten eene som van ƒ 0.20 (twintig cent) per verpleegdag aan den Lande worden vergoed. VERKOOP van KININE- TABLET TEN tegen lagen prijs aan de bevolking. L. Gouv. Besl. van 18 October 1910 No. 10 (Bijbl. No. 7318). E e r s t e 1 ij k: Te bepalen, dat, met ingang van 1 Januari 1911: I. buiten werking worden gesteld de besluiten van 9 September 1905 No. 3, 25 Juni 1906 No. 27 en 28 Februari 1907 No. 58; TL bij wijze van proef, in de gewesten op Java en Madoera kinine tegen lagen prijs zal worden verkrijgbaar gesteld ten behoeve van de bevolking, overeenkomstig de volgende voorschriften: 275 a. de kinine wordt verstrekt ïn tabletten, bevattende 0.2 gram, verpakt in buisjes en voorzien van eene (op 's Lands kosten te drukken) gebruiksaanwijzing in Inlandsche talen; b. de Hoofden van gewestelijk bestuur zijn bevoegd om naar gelang van de behoefte in hun gewest de benoodigde kininetabletten in de voorgeschreven verpakking aan te koopen van de Bandoengsche Kininefabriek; £ de verkoopprijs bedraagt voor elk buisje van 5, 10 en 20 M tabletten respectievelijk zes, acht en dertien en een halve cent; d. de Hoofden van gewestelijk bestuur wijzen de plaatsen van verkoop aan, zoomede de personen, met den verkoop belast, die daarvoor een collecteloon ontvangen van 10 b«>- ressort- Hisp. B. G. D. van SEMARANG. paö •■ Pati, Gaboes, Kajoen, We- dari, Tlogowoengoe ... 30 December 1913 No. 8946 Kendal Kendal, Welerie Japara ,. Petjangaan, Pelemkerep, Welahan DJoeanaDjoeana, Tajoe 30 December 1913 No. 8946. _ . . f3° December 1913 Pelantoengan Pelantoengan, Soekoredjo, No. 8946. Bawang, Reban |J0 19 Maart 1915 No. 2392. l _ ... f30 December 1913 Poerwodadi Poerwodadi, Wirosari, Koe- No. 8946. woe, Goendih, Toroh.... |jo. 20 Mei 1915 [ No. 4272. (29 Juni 1914 No. 5675. jo. 20 juli 1914 No. 6357. Demak Demak. Dempet, Gadong, D , » , I No. 5675. Batoe, Goeboeg ... I. j]o.22 November 1915 No. 9700. BANJOEMAS. Banj0emaSBanjoemas, Soempioeh.... 30 December 1913 No. 8943. (30 December 1913 No. 8943. jo. 11 Mei 1915 No. 3976. 292 Geneeskundig „ Ingesteld bij besl. PLAATSEN. ressort. Hisp. B. G. D. van Bandjarnegara Bandjarnegara, Mantrianom, Wonodadi, Lengkong Rahit. 30 December 1913 No. 8943. Maos Maos, Kroja, Madjenang.... PoerVokerto Poerwokerto, Patikradja, Ra- walo, Djatilawang, Tjilongok, Adjibarang .... 26 Februari 1914 No. 1882. KEDOE. Koetoardjo Ketawang, Pitoeroeh 26 Augustus 1913 No. 5804. Karanganjar Karanganjar, Koewarasan, Petanahan 30 December 1913 No. 8944. Keboemen Keboemen, Koetawinangoen, Ambal > .. Wonosobo Wonosobo, Kertek, Sapoe- ran *' Moentilan Moentilan, Salaman " SOERAKARTA. 130 December 1913 No. 8945. jo. 11 Mei 1915 No. 3976. Sragen Sragen, Karangpandan, Karanganjar 30 December 1913 No. 8945. MADIOEN. Magetan Magetan, Maospati, Kawe- danan 30 December 1913 No. 8948. Patjitan Patjitan, Ardjosari, Wono- djojo : . n 293 Geneeskundig PLAATSEN IngeSteld bi)' besU ressort. Hisp. B. G. D. van Madioen Madioen 20 Juli 1914 No. 6357. -Ngawi Ngawi Ponorogo Ponorogo, Slahoeng, Ardjo- winangoen. REMBANG. (22 October 1913 No. 7203. 22 Juli 1915 No. 6127. Toeban. Toeban, Mondokan, Merak Oerak, Senori, Djenoe, Ploempang, Rengel.Mroe- (3 November 1913 toek, Mlangi, Ngaglik, f No 7495 Glodak, (Lerankoelan,) Palang Tambakbojo, Bantjar en Boeloe (gedurende de ontstentenis van een In. landsch geneeskundige te Djatirogo) 13. Maart 1916 „ ,. No. 2132. Bodjonegoro Bodjonegoro, Baoereno, Ngemplak, Soemberredjo, Kapas, Balèn, Soegih- 22 Juli 1915 waras, Poengpoengan, 1 j^o 6127 Kalitidoe, Ngasem, Dan- der ■J., ; Tjepoe . Tjepoe, Padangan, Randoe- blatoeng, Ngroho SOERABAJA. Grisee Tjermee. Bendjeng, Balong- 26 Augustus 1913 No. panggang 5808 Modjokerto Kemlagi, Pandan 20 Juli 1914 No. 6368 294 Geneeskundig Ingesteld bij besl. PLAATSEN. ressort. Hisp. B. G. D. vair Lamongan Lamongan, Karanggeneng, Dradjat, Patjiran, Blim- bing Wringinanom, Boeloeteng- 0 t. , - . 24 Juni 1915 No, ger, Poetjoek, Soemlaran, > Tikoengpoelee, Kembang- 5361 bahoe, Soegio, Pelang, Mantoep, Ngimbang, Bloe- loek, Kedoengpring, Babat. PASOEROEAN. Malang Malang, Swaroe 26 Augustus 1913 No. 5806 Pasoeroean Pasoeroean 30 juni 1914 No. 5731 Kraksaün Kraksaan, Gending, Phaiton 10 Mei 1916 No. 3782 BESOEKI. Djember. Tanggoel, Soekowono, Kali- sat, Tjoerahmalang 26 Augustus 1913 No. 5807. Bondowoso Bondowoso, Maésan, Wono- sari 15 December 1913 No. 8538. Sitoebondo Sitoebondo, Soemberwaroe, 110 Juli 1913 No. 4605 Ardjasa, Saksak, Pasang- jo. 10 Februari, 21 grahan, Asembagoes, Ban- . September en 20 joepoetih, Besoeki, Pana- October 1914 No» roekan Jl307, 8366 en 9415. MADOERA. Bangkalan Bangkalan 24 November 1913 No. 7972 Sampang Sampang, Krampon 6 Mei 1914 No. 4039 Pamekasan Pamekasan, Sampang.... „ Soemenep Soemenep, Dasak, Kalianget „ 295 Geneeskundig PLAATSEN Ingesteld bij besl. ressort- Hisp. B. G. D, van BALI en LOMBOK. ■ Den Pasar Den Pasar, Tabanan 10 Januari 1914 No. 252 jo. 13 Juli 1916 Mataram Mataram, Ampenan, Tjakra- No. 5483. negara, Narmada 10 Januari 1914 No. 252. PraJa Praja, Kopang, Mantang, Bondjeroek Selon9 Selong, Lennek, Wanasaba, Pringgabaja, Sakra, Djrowaroe, Masbagih, Rarang, Sepolong 10 Januari 1914 No. 252 jo. 15 Decem- „. jjj berl916No. 10307. Singaradia c. j- „ ' Singaradja, Boeboenan 12 Maart 1914 No. 2357. Karangasem Karangasem, Oelahan 13 Juli 1916 No. 5844 SUMATRA'S WESTKUST. Kajoe Tanam Kajoe Tanam, Priaman, Soengei Liman, Tikoe, Loeboek-Basoeng 22 Januari 1914 No. 658. PadanS Padang, Emmahaven 22 Januari 1914 No. 658 jo 13 Juli 1914 No. 6122. Painan Painan, Pasar Koeok, Siran. tik, Kambang, Balei Selasa, Pasar Baroe, Teroesan, Kota Berapak, Asem- T. *°ePan\13 Juli 1914 No. 6122 Tal°eTaloe> Loeboek SikaPin9. jo 28 October 1915 Rau, Ajerbangis, Batoe No. 8993 en 25 Bertoedoeng, Moeara Kia- Februari 1916 No. wai 1605. Fort van der Capellen. Fort van der Capellen, Boea, Tandjoeng Ampaloe, Si Djoendjoeng . Sawah-Loentoe .... Sawah-Loentoe, Solok, Srag- karak .. 296 Geneeskundig Ingesteld bij besl. PLAATSEN. ressort. Hisp. B. G. D. van TAPANOELI Goenoeng Sitoli Goenoeng Sitoli, Afia, Awaai 25 October 1915 No. 8905 ATJEH EN ONDERHOORIGHEDEN. Koeta Radja Koeta-Radja, Lam Baro, Lam Peuneurot, Seulimeum, Lho Nga, Kroeëng Raja, Indrapoeri, Lam Njong, Olee Lheue 16 December 1913 No. 8591 Sigli Sigli, Padang Tidji .. _ ,. Tapa Toean Tapa Toean, Kota Boeloh 6 Januari 1914 No. 95 Langsa Langsa, Idi 23 Maart 1914 No. 2705 Rendeng .....Rendeng, Singkel 4 April 1914 No. 3141 Bireuën .......... Bireuën, Samalanga 3 Juli 1914 No. 5814 Lho'Soekon ...... Lho Soekon, Panton Leu- beue 24 April 1915 No. 3521 ZUIDER- EN OOSTERAFDEELING VAN BORNEO. Kendangan Kendangan, Barabei i (3 October 1916 No. Amoentai.... Amoentai, Kloewa Tan- | 8183 djoeng, Alabio J 297 Poliklinieken, ten behoeve waarvan helpers zijn in dienst gesteld. Plaatsen. GEWEST. Ingesteld bij: Bojolali Soerakarta Stbl. 1906 No. 30 Demak Semarang t> 1916 07 Ngawi (2) Madioen M 1909 n (,q . Magetan Madioen | ' igi0 118 Boemiajoe Pekalongan jj 1916 37 Batan9 id 1915 „ 134 N9raho Rembang G. B. 4 Januari 191ö' No. 20 Lamongan Soerabaja I Stbl. 1914 No. 31 Ardjasa Madoera 1915 252 Boeboenan Bali en Lombok G. B. 14 Februari 1914 No. 22 Padang Sidempoean Sumatra's Westkust 27 Januari 1916 No. 13 Padan9 © .. Stbl. 1916 No. 88 Fort van der Capellen n 57 Sibolga (2) Tapanoeli ■•' 1915 _ 131 Korintji ••■ Djambi G. B. 13 Augustus 1915 No. 36 Singkel Atjeh en Onderh. Stbl. 1915 No. 130 Painan Sumatra's Westkust Besl. Dir. O. E. 20 Mei 1914 No. 9366 Poerbolinggo Banjoemas G. B. 21 September 1916 No. 16 Balai Selasa Sumatra's Westkust G. B. 29 September 1916 No. 38 298 BENOEMING EN ONTSLAG VAN HELPERS BIJ POLIKLINIEKEN. Circulaire van den Hisp. B. G. D. aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java, Madoera en Bali en Lombok, van 8 Maart 1916 No. 1952. Tot dusver plegen helpers bij de poliklinieken voor Inlanders door de betrokken Hoofden van Gewestelijk bestuur te worden benoemd en uit hunne betrekking ontslagen. Krachtens artikel 5, alinea 3, der Instructie voor den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst (Bijblad No's 7376 en 8202). behooren echter deze handelingen door dien dienstchef te geschieden. Ik moet er dan ook prijs op stellen dat voortaan de hierbedoelde benoemings-en ontslagbesluiten van wege mijn dienst worden genomen. Ter bespoediging van de afdoening van eventueele voorstellen tot dergelijke aanstelling en ontslag, heb ik bij mijn besluit van heden No 1951 waarvan een afschrift hierbij gaat bedoelde bevoegdheid overgedragen aan de Inspecteurs van den door mij beheerden dienst, voor zoover betreft Java, Madoera en Bali en Lombok. Ik heb de eer UHEdGestr te verzoeken in voorkomende gevallen met het bovenstaande rekening te willen doen houden. Machtiging aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst om voor uitgaven ten behoeve van het personeel bij poliklinieken voor Inlanders te beschikken over de jaarlijks bij de begroqting daarvoor beschikbaar gestelde bedragen. Gouv. Besl. van 7 Augustus 1916 No 26 (Stbl. No. 541). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te machtigen om voor uitgaven ten behoeve van het personeel bij poliklinieken voor Inlanders te beschikken over de jaarlijks bij de begrooting daarvoor beschikbaar gestelde bedragen. Extract enz. Hoofdstuk V. Voorschriften ten opzichte van besmettelijke ziekten. I. De Quarantaine-ordonnantie. II. De Epidemie-ordonnantie. lH.De bijzondere bepalingen tot beveiliging van de Residentie Oostkust van Sumatra tegen invoer van pest en cholera inzonderheid door emigreerende koelies. IV. Vaccine-regeling. Van bovenbedoelde voorschriften zijn door het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst afzonderlijke boekjes uitgegeven. Hoofdstuk VI. LANDSKOEPOKINRICHTING *) EN INSTITUUT PASTEUR. A. FORMATIE van het personeel voor beide inrichtingen. Gouv. Besl. 25 Juli 1907 No. 57 (Staatsblad No. 317). Eerstel ijk: Voor zooveel noodig krachtens machtiging der Koningin, te bepalen als volgt: a. aan de landskoepokinrichting te Weltevreden en het daarbij behoorend Instituut Pasteur zijn verbonden: 1°. één Directeur, op eene bezoldiging van ƒ 800.— (acht honderd gulden) 's maands, met twee driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 200. —(twee honderd gulden) 's maands; s) 2°. twee Gouvernements artsen op eene bezoldiging van ƒ 400 (vier honderd gulden) 's maands met één verhooging van ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands na een jaar dienst en vijf driejaarlijksche verhoogingen van / 100 (één honderd gulden) 's maands elk, respectievelijk den titel voerende van «Onderdirecteur" en „ eerste(n) laborant''; met bepaling dat de plaatsing van de sub 2e bedoelde artsen onder toekenning van de genoemde titels en de opheffing dier plaatsing geschieden door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, na overleg met den Directeur van voormelde inrichtingen; s) 3°. één administrateur op eene bezoldiging van ƒ 150 (één honderd vijftig gulden) 's maands met vier driejaarlijksche verhoogingen, elke van / 25 (vijf en twintig gulden) 's maands, wien eene vrije woning op het erf van de Landskoepokinrichting wordt aangewezen; 8) i) Zie voor deze benaming artikel 1, sub a van het Gouv. Besl. van 6 Juli 1902 No. 7 Staatsblad No. 270). *) Gouv. Besl. 28 December 1914 No. 2 (Staatsblad No. 786). ») Gouv. Besl. 16 Januari 1913 No. 77 (Staatsblad No. 142). 301 4°. een adjunct-administrateur, op eene bezoldiging van ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands met vier driejaarlijksche verhoogingen van / 25 (vijf en twintig gulden) 's maands elk; *) aa. voor gemelde inrichtingen wordt beschikbaar gesteld eene som van ƒ 3264 (drie duizend twee honderd vier en zestig gulden) 's jaars voor bedienden. *) b. de jaarlijksche uitgaven voor: 1°. huur en voeding van kalveren, 2°. aanschaffing van utensiliën en instrumenten, 3°. onderhoud der gebouwen, utensiliën en instrumenten, 4°. drukloonen, schrijfbehoeften, onderhoud van meubilair en andere kleine uitgaven. 5°. aankoop en voeding van konijnen, 6°. aanschaffing van tijdschriften en boekwerken, worden naar de behoefte geregeld; c. aan de Landskoepokinrichting zijn verbonden: 1°. een hoofdvaccinateur, op eene bezoldiging van ƒ 60.— (zestig gulden) 's maands met drie driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 10.—(tien gulden)'s maands; 2°. twee vaccinateurs, op eene bezoldiging van ƒ 37.50 (zeven en dertig gulden vijftig cent) 's maands ieder, met vijf driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ5.— (vijf gulden) 's maands; 2) d. (ingetrokken bij Stbl. 1915 No. 119). e. aan het Instituut Pasteur zijn verbonden: 1°. een hoofdmantri, op eene bezoldiging van ƒ 70.— (zeventig gulden) 's maands met drie driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 10.— (tien gulden) 's maands; 2'. vijf mantri's waarvan één op eene bezoldiging van ƒ 40 (veertig gulden) en vier op eene bezoldiging van ƒ 37.50 (zeven en dertig gulden vijftig cent) 's maands ieder, met vijf driejaarlijksche verhoogingen elke van ƒ5.— 's maands. 8) ƒ. (ingetrokken bij Stbl. 1915 No. 119). g. aan den Directeur en den Onderdirecteur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur te Weltevreden is verboden de uitoefening van particuliere geneeskundige 1) Gouv. Besl. 20 Januari 1915 No. 44 (Staatsblad No. 119). 2) Gouv. Besl. 16 Januari 1913 No. 77 (Staatsblad No. 142). 302 en verloskundige praktijk van welken aard ook, met dien verstande dat onder dit verbod niet is begrepen het houden van consulten met andere geneesheeren en het verleenen van oogenblikkelijke hulp in dringende gevallen; h. bij verhindering, afwezigheid of ontstentenis van den Directeur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur gaan al zijne verplichtingen over op den Onderdirecteur ; /. aan den Directeur of den Onderdirecteur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur te Weltevreden kunnen in het belang van de vaccine door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid dienstreizen worden opgedragen. Gouv. Besl van 17 Januari 1910 No. 20 (Staatsblad No. 35), juncto Gouv. Besl. van 16 Januari 1913 No. 77 (Staatsblad No. 142) en 17 Juli 1915 No. 40 (Staatsblad No. 469). Eerstel ijk: De bij artikel 1, § a, van het besluit van 25 Juli 1907 No. 57 (Staatsblad No. 317) vastgestelde formatie van het aan de Landskoepokinrichting te Weltevreden en het daarbij behoorende Instituut Pasteur verbonden personeel uit te breiden met: twee Inlandsche schrijvers en voor bezoldiging dier schrijvers beschikbaar te stellen een gezamenlijk bedrag van ten hoogste ƒ 65 's maands; met bepaling dat de benoeming en het ontslag van die schrijvers geschiedt door den Directeur van genoemde inrichtingen. B. REGLEMENT voor de Landskoepokinrichting te WELTEVREDEN. Gouv. Besl. 4 April 1891 No. 16 (Bijbl. No. 4733). ARTIKEL 1. Het parc-vaccinogène te Weltevreden (Batavia) is bestemd: a. tot het aankweeken en verstrekken van animale vaccinestof; b. tot inrichting voor koepokinenting (vaccinatie-bureau). ARTIKEL 2. Het hoofd der inrichting voert den titel van Directeur. Het toezicht wordt uitgeoefend door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid en onder dezen door den Chef over den geneeskundigen dienst. 303 ARTIKEL 3. De werkzaamheden in het pare worden geregeld door den Directeur in overleg met den Chef over den geneeskundigen dienst. ARTIKEL 4. De verstrekking van vaccinestof geschiedt: a. kosteloos, ten behoeve van den vaccinedienst onder de bevolking van Nederlandsch-Indië en van alle personen, die recht hebben op vrije geneeskundige behandeling; b. tegen betaling aan bijzondere personen volgens onderstaand tarief: 1. één gulden voor een glasplaatje, eene hoeveelheid koepokstof bevattende voldoende voor de inenting van 3 a 4 personen; 2. vijf gulden voor een buisje, eene hoeveelheid koepokstof bevattende voldoende voor de inenting van ongeveer 25 personen; 3. tien gulden voor een buisje, eene hoeveelheid koepokstof bevattende voldoende voor de inenting van ongeveer 50 personen. x) ARTIKEL 5. De aanvragen tot verstrekking worden rechtstreeks ingediend aan den Directeur van het pare, in het geval sub a van het vorige artikel door de betrokken geneesheeren. ARTIKEL 6. Aan het pare wordt op afzonderlijke uren of dagen gelegenheid gegeven tot de volgende vaccinatiën of revaccinatiën: «. kosteloos voor Europeanen en met hen gelijkgestelden; b. kosteloos voor Inlanders en met hen gelijkgestelden; c. tegen betaling van / 1.— voor ieder die zich aanmeldt; d. tegen betaling van ƒ 2.50 voor ieder die zich aanmeldt; ARTIKEL 7. Voor elke der in het vorig artikel bedoelde categorieën van vaccinatiën of revaccinatiën wordt zooveel mogelijk wekelijks gelegenheid gegeven, op dagen of uren door den Directeur te regelen en bekend te maken. Gouv. Besl. van 20 October 1900 No. 12 (Bijbl. No. 5530;. 304 ARTIKEL 8. Voor elke aan het pare gedane vaccinatie (revaccinatie) wordt desverlangd door den Directeur der inrichting kosteloos een schriftelijk bewijs afgegeven, mits de gevaccineerde (gerevaccineerde)— wettige redenen van verhindering uitgezonderd — den achtsten dag na de inenting ten diens bureele verschijne of daar aan hem worde vertoond. ARTIKEL 9. De Directeur der inrichting is belast met het beheer van den inventaris en met het ontvangen der volgens dit reglement geheven inkomsten. Hij doet de uitgaven voor het huishoudelijk beheer, waartoe de Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid hem, met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 8 en 9 der voorschriften vervat in het besluit van 10 December 1873 No. 6 (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 2718), voorschotten kan verleenen. De geheven inkomsten worden driemaandelijks en wel in de eerste week volgende op het afgeloopen kwartaal in 's lands kas te Batavia gestort. ARTIKEL 10. In de maand Februari van ieder jaar dient de Directeur van het pare aan den Ohef over den geneeskundigen dienst een verslag in van zijne verrichtingen gedurende het afgeloopen jaar. C. Inentingscursus bij de Landskoepokinrichting. 1. Gouv. Besl. 6 Juli 1902 No. 7 (Staatsblad No. 270) én 5 Mei 1905 No. 29 (Staatsblad No. 285). Eerstelijk: Te-bepalen: a. enz. b. dat bij de Landskoepokinrichting wordt ingevoerd een cursus voor onderwijs aan Inlanders in de techniek van vaccineeren (inentingscursus). Ten tweede: Krachtens machtiging der Koningin te bepalen: a. enz. 305 b. dat aan de leerlingen van den fnentingscursus, voor zoover zij geen landsinkomsten genieten, voor den tijd dat zij dien .cursus volgen, wordt toegekend eene tegemoetkoming voor verblijfkosten van ƒ 5. — (vijf gulden)]) 's maands per leerling, met dien verstande dat deze tegemoetkoming door hoogstens 10 (tien) leerlingen tegelijk zal worden genoten; c. dat aan Inlanders, die tot den inentingscursus bij de Landskoepokinrichting zijn toegelaten, vervoer op's Lands kosten wordt verleend van de plaats hunner inwoning naar Weltevreden en na afloop van den cursus of bij ontslag als leerling (mits niet het gevolg van eigen' wil of onbehoorlijk gedrag) terug naar de plaats hunner inwoning, voor zoover zij niet in 's Lands dienst zijn, op den voet van het bepaalde onder „Ten tweede" letter B van Staatsblad 1875 No. 1 voor kweekelingen bij het openbaar Inlandsch onderwijs; onder voorbehoud dat moet worden gereisd langs den weg, die in den kortsten tijd en met de minste kosten voor het Land kan worden afgelegd, ter beoordeeling van de betrokken Hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur. Ten derde: enz. 2. REGLEMENT voor den inentingscurcus bij de Landskoepokinrichting te WELTEVREDEN. Gouv. Besl. van 6 Juli 1902 No. 7 (Bijbl. No. 5733). ARTIKEL 1. (1) De inentingscursus bij de Landskoepokinrichting te Weltevreden strekt tot het geven van onderwijs aan Inlanders in de techniek der inentingen met vaccine-lymphe. (2) De cursus wordt gesteld op vier maanden en kan door hoogstens tien leerlingen tegelijk worden gevolgd. 2) (3) Leerlingen, die na afloop van den cursus niet in staat zijn het examen, bedoeld in artikel 9 van dit Reglement af te leggen, doch overigens vlijt en aanleg bezitten, kunnen nog tot den volgenden cursus worden toegelaten, doch zijn na afloop daarvan van verder onderricht uitgesloten. l) Gouv. Besl. 24 April 1906 No. 26 (Staatsblad No. 233). s) Gouv. Besl. 25 Juni 1914 No. 64 (Bijbl. No. 8103). 20 306 ARTIKEL 2. Het onderricht aan den inentingscursus omvat: a. theoretisch: de theorie der vaccine, hare bedoeling, verloop en controle, hare toepassing en de gevaren en nadeelen waarvoor gewaakt moet worden, de administratieve voorschriften betreffende de vaccine en hare toepassing. b. practisch: het inenten met animale lymphe, onder aanwending van de „vaccinostyle individuel" en voor zooveel noodig het enten van arm op arm met gehumaniseerde stof bij gebruik van het gewone vaccinelancet. ARTIKEL 3. (1) Om tot leerling tot den cursus te worden toegelaten wordt vereischt: a. een leeftijd van 21 tot 25 jaren; x) b. gezond gestel, zonder lichaamsgebreken hinderlijk voor den dienst als vaccinateur; c. dat de candidaat het onderwijs aan eene openbare Inlandsche school met vrucht heeft genoten, dan wel door een af te leggen examen het bewijs levert voldoende kennis te hebben van lezen, schrijven (met Latijnsche karakters) en de vier hoofdregels van het rekenen met geheele en gebroken getallen; d. een bewijs van zedelijk gedrag, afgegeven door het hoofd van bestuur ter plaatse, waar de candidaat het laatst heeft gewoond; e. dat hij met succes is ingeënt, dan wel de natuurlijke pokken heeft gehad. (2) Overigens strekt kennis van de Nederlandsche taal tot aanbeveling en wordt bij de aanneming van candidaten de voorkeur gegeven aan diegenen, welke die taal voldoende verstaan en spreken. ARTIKEL 4. 2) (1) In de maanden Februari, Juni en October, of zooveel eerder als de Directeur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur dit noodig acht, worden op voorstel van dien 1) Gouv. Besl. 12 Juni 1908 No. 26 (Bijbl. No. 6859). 2) Gouv. Besl. 9 April 1914 No. 29 (Bijbl. No. 8020), juncto Gouv Besl. 25 Juni 1914 No. 64 Bijbl. No. 8103). 307 Directeur door den Hoofdinspecteur* Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst,, de Inspecteur van dien dienst en de Gewestelijke Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid in de Buitenbezittingen, uit wier geneeskundige ressorten leerlingen tot den eerstvolgenden cursus toegelaten kunnen worden, onder vermelding van het aantal voor elk gewest beschikbare plaatsen, uitgenoodigd om in overleg met de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur eene opgave in te dienen van de personen, die uit hun ressort to,t den inentingscursus wenschen te worden toegelaten. Deze opgave moet bij den Directeur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur, die omtrent de al of niet toelating beslist, worden ingediend uiterlijk aan het eind van de eerste week van de maanden April, Augustus en December. (2) Bij de aanvragen om toelating worden overgelegd de bewijzen, omschreven in artikel 3. (3) De toelating heeft plaats driemaal 's jaars, in de maanden Januari, Mei en September. (4) Van de toelating der candidaten wordt kennis gegeven aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, de betrokken Inspecteurs van dien dienst of Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid, en de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur. ARTIKEL 5. De leerlingen ontvangen gratis de noodige leermiddelen en schrijfbehoeften. ARTIKEL 6. Het onderwijs aan den inentingscursus, waarbij het Maleisch, zooals dit te Batavia wordt gesproken, dan wel het Nederlandsch als voertaal wordt gebezigd, al naarmate de leerlingen die laatste taal machtig zijn, wordt gegeven door den Onderdirecteur der Landskoepokinrichting, daarin bijgestaan door een der aan die inrichting geplaatste vaccinateurs. ARTIKEL 7. *) (1) Leerlingen, die blijken geven van niet voldoenden aanleg, zich herhaaldelijk aan wangedrag schuldig maken, dan wel door l) Gouv. besl. 9 April 1914 No. 29 (Bijbl. No. 8020). 308 langdurige of ongeneeslijke ziekten in hunne studiën verhinderd worden, kunnen door den Directeur der Landskoepokinrichting van het verder deelnemen aan den cursus worden uitgesloten. (2) Van de toepassing van dezen maatregel wordt met vermelding der redenen, mededeeling gedaan aan de in artikel 4, alinea 4, vermelde autoriteiten. ARTIKEL 8. Geen lessen worden gegeven'op de volgende dagen: a. op Zondagen en erkende groote Christelijke en Mohammedaansche feestdagen; b. op algemeen gevierde burgerlijke feestdagen. ARTIKEL 9. . (1) Driemaal 's jaars, telkens na afloop van den cursus in de maanden April, Augustus en December, wordt den leerlingen een examen afgenomen door eene commissie, bestaande uit den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van de geneeskundige afdeeling West-Java, den Directeur en den Onderdirecteur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur. *) (2) Aan de leerlingen, die met goed gevolg dat examen hebben afgelegd, wordt door de commissie een certificaat daarvan uitgereikt. 3. Keuring van leerlingen voor den inentingscursus bij de Landskoepokinrichting. Gouv. Besl. va". 28 December 1914 No. 69 (Bijbl. No. 8162). Te bepalen, dat personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene toelating als leerling tot den inentingscursus: bij de Landskoepokinrichting te Weltevreden, ter verkrijging van de daartoe o.m. vereischte geneeskundige verklaring, waaruit blijkt, dat zij een gezond gestel hebben, zonder lichaamsgebreken hinderlijk voor den dienst als vaccinateur, ambtshalve zullen worden gekeurd door den ter plaatse met den burgerlijken geneeskundigen dienst belasten geneeskundige, die voor eiken gekeurden persoon den Lande in rekening kan brengen ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent); met uitnoodiging enz. i) Gouv. besl. 25 Juni 1914 No. 64 (Bijbl. No 8103). 309 D. BEPALINGEN voor het INSTITUUT-PASTEUR te Weltevreden tot het erlangen van geneeskundige behandeling aan die inrichting. Gouv. Besl. 16 Juli 1895 No. 15, 16 Februari 1904 No. 34, 3 Juni 1911 No. 71, 8 October 1911 No. 7, 29 Augustus 1913 No. 44 (Bijbl. Nos. 5186,5981.7396, 7502 en 7870). ARTIKEL 1. Het Instituut-Pasteur te Weltevreden (Batavia) is bestemd tot het verleenen van geneeskundige behandeling tegen de gevolgen van dollehondsbeet. ARTIKEL 2. ' (1) Het Instituut staat onder beheer van den Directeur van het Parc-vaccinogène te Weltevreden. (2) Op het toezicht, het beheer en de administratie der inrichting zijn mutatis mutandis van toepassing de artikelen 2, 3, 9 en 10 van het reglement voor het Parc-vaccinogène te Weltevreden (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 4733). ARTIKEL 3. (1) Ieder persoon, ongeacht zijn landaard of maatschappelijke positie, die door een dollen hond oi ander dol dier of mensch gebeten is, heeft aanspraak om kosteloos aan het Instituut-Pasteur behandeld te worden, mits op vertoon eener schriftelijke verklaring, waaruit met voldoende zekerheid het bestaan van dollehondsbeet blijkt. (2) Over de geldigheid dezer schriftelijke verklaring en de noodzakelijkheid tot het instellen van geneeskundige behandeling wordt uitsluitend geoordeeld door den Directeur van het Instituut, die bevoegd is in dringende gevallen ook personen zonder schriftelijke verklaring in behandeling te nemen, wanneer de hém medegedeelde of bekende omstandigheden daartoe aanleiding geven. ARTIKEL 4. (1) De in het vorig artikel bedoelde schriftelijke verklaring moet zijn afgegeven door een bevoegden Europeeschen geneeskundige of een paarden- of veearts; 310 bij gemis van dezen door een Inlandschen geneeskundige of veearts, dan wel, wanneer ook dezen niet aanwezig zijn, door de hoogste ter plaatse gevestigde civiele autoriteit. (2) Zij, die de verklaringen afgeven, zijn gehouden, zooveel doenlijk van het bestaan van dollehondsbeet uit de waargenomen feiten of hun medegedeelde omstandigheden zich te overtuigen. (3) De schriftelijke verklaringen gaan zooveel mogelijk vergezeld van een ingevulden staat van inlichtingen overeenkomstig het bij deze bepalingen behoorend model. J) ARTIKEL 5. (1) Behoeftigen, voor wie een schriftelijke verklaring is afgegeven als in artikel 4 vermeld, kunnen ter erlanging van geneeskundige behandeling in het Instituut Pasteur op 's Lands kosten worden overgevoerd naar Weltevreden en terug naar de plaats hunner herkomst zoo noodig vergezeld van de hun door het bestuur toegevoegde geleiders, mits op de minst kostbare wijze, ter beoordeeling van het betrokken Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur. 2) (2) Voor zooveel Europeanen en met hen gelijkgestelden betreft, worden hier onder behoeftigen alléén begrepen zij, die als zoodanig worden aangemerkt volgens de voorschriften in' het besluit van 25 December 1867 No. 1 (Staatsblad No. 172). (3) Voor Inlanders en met hen gelijkgestelden beslist het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur, of zij als behoeftigen in den zin van dit artikel moeten worden beschouwd. ARTIKEL 6. (1) Europeanen en met hen gelijkgestelden, die ingevolge het vorig artikel op 's Lands kosten naar Weltevreden worden opgezonden, komen in aanmerking om tijdens hun verblijf aldaar in het groot militair hospitaal als behoeftigen te worden opgenomen; aan Inlanders en met hen gelijkgestelden wordt huisvesting en verpleging verleend in het stadsverband of het Chineesch hospitaal te Batavia naar gelang van hun landaard. (2) De hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur dragenzorg, dat het vervoer der op 's Lands kosten over te brengen ') Bijbl. No. 8196, zie blz. 314 van deze verzameling. z) Bijbl. No. 5981. 311 personen zooveel mogelijk worde bespoedigd; zij voorzien hen, voor zooveel noodig, van een schriftelijk bewijs ter erlanging van vrij transport door andere gewesten. ARTIKEL 7. De Hoofden van plaatselijk bestuur geven den Directeur van het Instituut-Pasteur op aanvrage inlichtingen omtrent den gezondheidstoestand van alle personen, die bij die inrichting in behandeling geweest zijn. E. Aankweeken en verstrekken van cholera-vaccin. 1. Gouv. Besl. 3 Juni 1911 No. 71 {Bijbl. No. 7396). 'jjjtfi Met aanvulling van de bepalingen voor het Instituut Pasteur, bepaald dat genoemd Instituut ook bestemd zal zijn tot het aankweeken en verstrekken van cholera-vaccin, alsmede voor het inenten tegen cholera, een en ander op den navolgenden voet: ARTIKEL 1. De verstrekking van cholera-vaccin geschiedt uitsluitend aan geneeskundigen en aan apothekers ten behoeve van geneeskundigen en wel tegen betaling van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) voor een fleschje inhoudende 10 c.M8. entstof, voldoende voor tien vaccinaties. Deze entstof wordt gratis verstrekt aan de geneeskundigen bedoeld bij artikel 2 der Epidemie-ordonnantie (Staatsblad 1911 No. 299), wanneer door hen bij de aanvrage wordt verklaard, dat deze geschiedt ten behoeve van de inenting van behoeftigen, of van personen die van Gouvernementswege recht hebben op vrije geneeskundige behandeling. ARTIKEL 2. De aanvragen tot verstrekking van cholera-vaccin worden door de geneesheeren en apothekers rechtstreeks ingediend bij den Directeur van het Instituut Pasteur. 312 ARTIKEL 3. -,*:,;. Aan het Instituut wordt op afzonderlijke uren of dagen gelegenheid gegeven tot inentingen tegen cholera: a. kosteloos; b. tegen betaling van / 1._ (een gulden) voor ieder die zich aanmeldt; c. tegen betaling van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent) voor ieder die zich aanmeldt. ARTIKEL 4. Voor zoover het Instituut Pasteur betreft bepaalt de Directeur de dagen en uren, waarop de onderscheidene inentingen, bedoeld in het vorig artikel, plaats vinden en geeft hij daaraan de noodige bekendheid. ARTIKEL 5. De directeur van het Instituut is belast met het ontvangen der volgens deze bepalingen geheven inkomsten. Die inkomsten worden driemaandelijks, en wel in de eerste week volgende op het afgeloopen kwartaal, in 's Lands Kas te Batavia gestort. 2. Gratis verstrekking van cholera-vaccin aan Officieren van Gezondheid der Land- en Zeemacht. Gouv. Besl. 8 October 1911 No. 7 (Bijblad No. 7502). Met wijziging in zooverre van het besluit van 3 Juni 1911 No. 71 (Bijblad op het Staatsblad No. 7396) te bepalen, dat het in de tweede alinea van artikel 1 van dat besluit bedoelde cholera-vaccin ook gratis wordt verstrekt aan Officieren van Gezondheid der Land- en Zeemacht, niet vallende onder artikel 2 der Epidemie-ordonnnantie (Staatsblad 1911 No. 299), indien bij de aanvraag wordt verklaard, dat de entstof is bestemd voor militairen der Land- en Zeemacht, of voor andere personen, ressorteerende onder de Departementen van Oorlog of der Marine in Nederlandsch-Indië, die van Gouvernementswege recht hebben op vrije geneeskundige behandeling. 313 3. Bereiding van Geneeskrachtige en voorbehoedende sera. Gouv. Besl. van 24 Juli 1915 No. 20. Is goedgevonden en verstaan: Eerstel ijk: Machtiging te verleenen om te beschikken over een bedrag van ten hoogste ƒ10.000.— (tien duizend gulden) voor den aankoop van 20 (twintig) paarden ten behoeve van het Instituut-Pasteur te Weltevreden voor de bereiding van geneeskrachtige en voorbehoedende sera. Ten tweede: Bij wijze van tijdelijken maatregel ten behoeve van voormeld Instituut in verband met de voorgenomen bereiding van diverse sera beschikbaar te stellen: a. boven de daarvoor reeds toegestane som van ƒ3264.— (drie duizend twee honderd vier en zestig gulden) 's jaars een bedrag van ƒ39.— (negen en dertig gulden)'s maands voor de bezoldiging van 3 (drie) bedienden; b. een bedrag van ƒ 150.— (.een honderd vijftig gulden) 's maands voor de tijdelijke aanstelling van een Europeeschen opzichter; Ten derde enz. Afschrift, enz. F. Nieuw model voor den staat van inlichtingen van personen die zich aanmelden voor anti-rabies behandeling (artikel 4, sub 3, van de Bepalingen opgenomen onder A hiervoren). Gouv. Besl. 30 Sept. 1914 No. 23 (Bijblad Nc. 8196). Te bepalen, dat het bij de bij artikel 3 van het besluit van 16 Juli 1895 No. 15 (Bijblad No. 5186) vastgestelde „Bepalingen voor het Instituut Pasteur te Weltevreden en tot het erlangen van geneeskundige behandeling aan die inrichting" behoorend model voor den bij artikel 4, sub 3 van die Bepalingen bedoelden staat van inlichtingen, wordt vervangen door het aan dit besluit gehecht model. 314 MODEL STAAT van inlichtingen omtrent , die zich ter erlanging van geneeskundige behandeling zal aanmelden bij het Instituut Pasteur te Weltevreden, Naam en landaard Ouderdom en geslacht Woonplaats (gewest, afdeeling en district) Beroep Behoeftig of niet Op welken datum en door welk dier is de beet toegebracht Op welke plaats van het lichaam bevinden zich de bekomen verwondingen (nauwkeurig op te geven) en hoe diep drong de beet door Was de plaats van verwonding door kleedingstukken bedekt, zoo ja, zijn deze door het bijten gescheurd , Heeft de toegebrachte wond gebloed Werd(en) de wond(en) gecauteriseerd, hoelang na den beet geschiedde dit, en waarmee (liefst met geconcentreerde zuren, alkaliën of ferrum candens). Geschiedde de infectie soms op andere wijze dan door bijten, zoo ja, op welke wijze (krabben, likken enz.). Wie is de eigenaar van het dier.. Waarop berust de meening dat het dier dol is (was) (Was de aard veranderd, had het vlagen van woede, bijtzucht, verlies van eetlust, verlamming van ledematen, veranderd stemgeluid, verslinden van buitengewone zelfstandigheden). 315 Wat is er met het dier geschied. a. Zoo het dier nog leeft, is het bij een deskundige in observatie gebracht? b. Zoo het dier dood is, werd er sectie verricht en wat werd daarbij gevonden (vreemde voorwerpen in de maag) ? . Is er hersenmateriaal ter onder zoek naar het Instituut Pasteur gezonden? Zoo neen, waarom niet? Datum en onderteekening. G. AANWIJZINGEN te verstrekken aan naar WELTEVREDEN ter verpleging in het Instituut Pasteur op te zenden behoeftigen. Circ. Directeur O. E. N. 7 Mei 1897 No. 6277 (Bijbl. No. 5346) aan de Hoofden van Gewestelijk bestuur in Ned. Indi'è (except Resident Batavia). Volgens mededeeling van den Directeur van het Parc-vaccinogène en het daaraan verbonden Instituut Pasteur te Weltevreden gebeurt het herhaaldelijk dat behoeftige inlanders, die van elders op 's Lands kosten zijn overgevoerd om in het Instituut Pasteur eene geneeskundige behandeling te ondergaan, zich bij het Pare aanmelden om onderkomen. Gewoonlijk gebeurt dit buiten werktijd en daar de Inlandsche mandoer der inrichting bezwaarlijk de. stukken beoordeelen kan welke de betrokkenen medebrengen, moet deze hen zenden naar de woning van den Directeur, die hen dan weder naar het stadsverband dirigeeren moet. Dit heen en weer zenden is voor de betrokkenen zeer bezwarend en kan worden voorkomen, wanneer hun te voren wordt uitgeduid waar zij zich hebben aan te melden. In verband hiermede heb ik de eer UHEdG. te verzoeken om behoeftigen, die door U ter verpleging in het Instituut Passteur voor rekening van den Lande naar Weltevreden worden opgezonden en die ingevolge artikel 6, alinea 1, der bepalingen voor genoemd instituut (Gouvernements besluit van 16 Juli 1895 No. 316 15) J) in aanmerking komen: de Europeanen en met hen gelijkgestelden om in het groot militair hospitaal, de inlanders en met hen gelijkgestelden om in het stadsverband of het Chineesch hospitaal te Batavia verpleegd te worden, van de noodige aanwijzingen te willen doen voorzien, opdat zij zich na aankomst alhier rechtstreeks naar de voor hun landaard bestemde ziekeninrichting begeven. De Directeur van Onderwijs, O. v. d. WYCK. H. WENKEN in acht te nemen bij de opzending wegens dollehondsbeet naar het Instituut Pasteur van Inlanders en met dezen gelijkgestelden. Cir. Dir. O. E. N. 16 Juni 1903 No. 9782 (Bijbl. No. 5873) aan de Hoofden van Gewestelijk en Plaatselijk Bestuur (met uitzondering van den Resident van BATAVIA en den Assistent-Resident der Stad en Voorsteden van BATAVIA). Het is wenschelijk dat Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die wegens dollehondsbeet naar het Instituut Pasteur te Weltevreden worden opgezonden, bij aankomst aldaar een geleider vinden voor zoover er rïl. gegronde vrees bestaat, dat de betrokkenen door onbekendheid met de plaats deze inrichting niet zouden bereiken, dan wel langer van geneeskundige behandeling zouden verstoken blijven, dan wenschelijk is. Teneinde hierin te voorzien is door den Resident van Batavia de toezegging gedaan dat een politieoppasser, zal worden belast met de afhaling van de patiënten van den trein of de boot en hen te geleiden naar het Instituut. Uwer Excellentie In verband hiermede heb ik de eer UHEdG. te ver- UWEdG. zoeken om in gevallen als bovenbedoeld aan den AssistentResident der Stad en Voorsteden van Batavia tijdig, zoo noodig telegrafisch, kennis te geven, met welke gelegenheid en wanneer een patiënt te Weltevreden of te Tandjong-Priok zal aankomen en den betrokkenen uitdrukkelijk aan te zeggen zich bij aankomst dadelijk te melden bij den aan trein of boot wachtenden politieoppasser. >) Bijbl. No. 5186. 317 De Directeur van het Instituut stelt er prijs op dat de patiënten steeds dadelijk na aankomst bij hem worden gebracht. Daarvoor zal het noodig zijn dien Directeur rechtstreeks kennis te geven van het vermoedelijk tijdstip van aankomst van een patiënt. Ook dit kan in spoedeischende gevallen telegrafisch geschieden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, ABENDANON. I. CERTIFICAAT van onvermogen voor behoeftige personen, die ter behandeling worden opgezonden naar het Instituut Pasteur, Circ. Dir. O. E. N, 29 Augustus 1907 No. 16145 (Bijbl. No. 6731) aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur in Nederlandsch-Indië (uitgezonderd den Resident van BATAVIA). Volgens mededeeling van den Directeur der Landskoepokinrichting en van het Instituut Pasteur te Weltevreden is het in den laatsten tijd voorgekomen, dat aan dolle-hondsbeet lijdende personen, die blijkbaar in de termen vielen om als behoeftigen op 's Lands kosten naar het Instituut Pasteur te worden overgevoerd en dan ook als zoodanig hierheen waren gezonden, niet in het bezit waren van een certificaat van onvermogen, zonder hetwelk het voor de autoriteiten hier ter plaatse niet mogelijk is uit te maken of de bedoelde personen aanspraak hebben op kostelooze verpleging, Europeanen en met hen gelijkgestelden in het groot militair hospitaal, Inlanders en met hen gelijkgestelden in het stadsverband of in net Chineesch hospitaal te Batavia (artikel 6 der bepalingen in Bijblad No. 5186), en op vervoer op 's Lands kosten terug naar de plaats van herkomst (ibid. artikel 5). Dit noopt mij UHEdG. te verzoeken, hèt daarheen te willen leiden dat behoeftige personen, woonachtig in Uw gewest, die ter behandeling in het Instituut Pasteur voor rekening van den Lande naar Weltevreden worden opgezonden, voortaan steeds worden voorzien van een certificaat van onvermogen, afgegeven door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur. Is het niet 318 mogelijk dit vóór het vertrek van den patiënt te doen, dan worde de verklaring met den meesten spoed aan den Directeur der Landskoepok-inrichting en van het Instituut Pasteur gezonden. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, POTT. J. CIRCULAIRE van den Directeur van het Instituut Pasteur te WELJEVREDEN van 25 Augustus 1909 omtrent de opzending van materiaal van van dolheid verdachte dieren naar het Instituut. De ervaring heeft ons geleetd, dat het niet voldoende bekend is, op welke wijze materiaal van van dolheid verdachte dieren naar het Instituut-Pasteur moet worden opgezonden, ten einde ons in de gelegenheid te stellen een afdoend onderzoek te doen. In den laatsten tijd is het weder herhaaldelijk gebeurd, dat wij materiaal ontvingen, dat door rotting of niet doelmatige keuze van het gezondene, ieder onderzoek onmogelijk maakte. Om hieraan tegemoet te komen, meen ik goed te doen U hierbij enkele korte aanwijzingen toe te zenden omtrent het materiaal, dat wij voor ons onderzoek noodig hebben en de wijze waarop dit moet worden geconserveerd. De Directeur van het Instituut Pasteur, DR. A. H. NIJLAND. Het toezenden van geheele cadavers of deelen er van (als afgesneden koppen) dient achterwege te blijven, indien deze niet binnen 24 uur na den dood van het verdachte dier aan het Instituut-Pasteur kunnen worden ontvangen. Het opzenden van cadavers of van niet geopende schedels in antiseptica (sublimaat, creoline, formaline en dergelijke) of in andere conservatiemiddelen als petroleum, glycerine, ongebluschte kalk of in luchtdicht afgesloten blikken bussen, verhinderd de optreding van rotting niet, zoodat dus ook op die wijze behandeld materiaal voor onderzoek ongeschikt is. Indien het materiaal voor onderzoek niet binnen 24 uur na den dood van het verdachte dier ontvangen kan worden, dient op de volgende wijze te worden gehandeld. 319 De schedel van het beest moet worden geopend, en daaruit bepaalde gedeelten van de hersenen worden uitgepraepareerd. Aan te bevelen is daarbij om het geheele cadaver gedurende minstens 15 minuten in een creoline oplossing (5%), in een grooten emmer of ton, onder te dompelen, waardoor vlooien en dergelijke onschadelijk worden gemaakt, en het stuiven van de haren bij het doen van de sectie wordt verhinderd. Na het afpraepareeren van de huid en de spieren van den schedel, waarbij het aan te bevelen is deze door een helper, wiens handen met in sublimaat-oplossing doordrenkte doeken omwikkeld zijn, te laten vasthouden, dient door enkele zaagsneden de schedel te worden geopend en de schedelkap te worden afgenomen. Van de nu bloot liggende hersenen moet, met kort te voren geflambeerde en weder afgekoelde instrumenten (het onderdompelen in of goed bevochtigen met alcohol of spiritus van die deelen der instrumenten, die met de hersenen in aanraking zullen komen, en het aansteken van de aanhangende alcohol of spiritus is voor het flambeeren voldoende), een stukje ter grootte van een dobbelsteen (met het oog op het steriel uitpraepareeren is het nemen van te groote stukken niet gewenschtl uit één der hersenhemisferen worden uitgesneden, en dit steriel'm een wijdmondsch stopfleschje met zuivere glycerine worden gedaan. (Het te voren steriliseeren yan fleschje en glycerine is wel aan te raden, doch niet bepaald noodig). De andere hersenhemisfeer moet vervolgens in haar geheel uit den schedel worden genomen, (steriel werken is hierbij overbodig) en hieruit de Pes Hippocampi worden uitgepraepareerd en in alcohol, 60 a 70%, liefst met bijvoeging van een weinig chloroform, worden geconserveerd. Gemakshalve kan ook de geheele hemisfeer ons worden toegezonden. Deze mag dan evenwel bij het uitnemen niet worden beleedigd; zij moet zooveel mogelijk in haar geheel blijven. Ten einde te voorkomen, dat door schudden gedurende de verzending de hersendeelen uit elkander vallen, is het aan te bevelen de flesschen geheel met de conservatievloeistoffen (glycerine en alcohol) te vullen, hierin dus slechts weinig lucht te laten, waardoor bij schudden geen golfbeweging kan ontstaan. Indien nu deze beide hersendeelen naar het Instituut-Pasteur worden gezonden, kan aldaar een volledig, zoowel microscopisch als biologisch, onderzoek worden verricht. Hoofdstuk VII Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden. .Bij Staatsblad 1888 No. 17, art 1, sub a, jo Staatsblad 1901, art 1, sub a, werd bepaald dat het laboratorium, in het militair hospitaal te Weltevreden (Batavia), ingericht ten behoeve van het onderzoek naar den aard en de oorzaken der in Nederlandsch Indië heerschende beri-beri, zou worden veranderd in een blijvend, onder burgerlijk beheer staand geneeskundig laboratorium. Bij Staatsblad 1916 No. 289 werd aan het Geneeskundig Laboratorium verbonden een chemisch-pharmaceutische afdeeling, bestemd voor het verrichten van scheikundige en pharmaceutische onderzoekingen en het onderzoek naar den aard der voedingsmiddelen hier te lande. A. Formatie van het personeel. 1. Europeesch geneeskundig personeel (Staatsblad 1914 No. 786); le. één Directeur op eene bezoldiging van ƒ800 (acht honderd gulden)'s maands met twee driejaarlijksche verhoogingen, elke van ƒ 200 (twee honderd gulden) 's maands; 2e. drie Gouvernementsartsen op eene bezoldiging van ƒ400 (vier honderd gulden)'s maands, met eene verhooging na één jaar van ƒ100 (één honderd gulden) 's maands en vijf driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 100 (één honderd gulden)'s maands elk, respectievelijk den titel voerende van „Onderdirecteur", „eerste(n) laborant" en „tweede(n) laborant". met bepaling dat de plaatsing van de sub 2 bedoelde artsen onder toekenning van de genoemde titels en de opheffing dier plaatsing geschieden door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, na overleg met den Directeur van voormeld laboratorium. 2. Verder personeel (Staatsblad 1915 No. 155 en 1916 No. 289). 1 e. één chef van de Chemisch-pharmaceutische afdeeling op eene bezoldiging van ƒ 400 (vier honderd gulden) 's maands met 321 één verhooging na één jaar van ƒ 100 (een honderd gulden) s' maands en vijf driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 100 (één honderd gulden) 'smaands; 2e. één administrateur op eene bezoldiging van ƒ 200 (twee honderd gulden)- 's maands, met vier driejaarlijksche verhoogingen van / 25 (vijf en twintig gulden) 's maands; 3e. één Europeeschen amanuensis op eene bezoldiging van ƒ200 (twee honderd gulden) 's maands, met vier driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 25 (vijf en twintig gulden) 's maands elk; 4e. één Inlandschen amanuensis op eene bezoldiging van ƒ 80 (tachtig gulden) 's maands, met zeven tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ 10 (tien gulden) 's maands elk; 5e. acht Inlandsche bedienden ieder op eene bezoldiging van ten hoogste ƒ 35 (vijf en dertig gulden) 's maands; 6e. drie Inlandsche bedienden ieder op eene bezoldiging van ten hoogste ƒ 25 (vijf en twintig gulden) 's maands; 7e. twee Inlandsche bedienden ieder op eene bezoldiging van ten hoogste ƒ 15 (vijftien gulden) *s maands; Bij Staatsblad 1911 No. 587 is bepaald dat over de jaarlijks bij de begrooting uitgetrokken fondsen voor aanschaffing van hulpmiddelen ten behoeve van het Geneeskundig Laboratorium wordt beschikt door den Directeur van genoemde inrichting volgens aanwijzing van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst. Bij Gouv. Besl. van 16 Januari 1913 No. 37 (Bijblad No. 7772) is eene som van ƒ 15 (vijftien gulden) 's maands beschikbaar gesteld voor de telefoonaansluiting. B. REGLEMENT voor het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden. (vastgesteld bij art. 2 van het Gouv. Besl. van 18 December 1916 No 38). ARTIKEL 1. Het geneeskundig laboratorium te Weltevreden behoort tot den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst en staat onder rechtstreeksch toezicht van den Hoofdinspecteur, Chef van dien dienst. 21 322 ARTIKEL 2. Het vast personeel dier inrichting bestaat uit: 1 directeur; 3 gouvernementsartsen, onderscheidenlijk den titel voerende van: onder-directeur, eerste(n) laborant en tweede(n) laborant; 1 Chef van de chemisch pharmaceutische afdeeling; 1 administrateur; 1 eersten amanuensis; 1 tweeden amanuensis; 13 bedienden. ARTIKEL 3. (1) De werkzaamheden in het laboratorium worden geregeld door den directeur dier inrichting. (2) Bij verhindering, afwezigheid of ontstentenis van den directeur gaan al diens verplichtingen over op den onder-directeur, die alsdan in zijne functiën wordt vervangen door den oudsten in dienst zijnden ambtenaar behoorende tot den wetenschappelijken staf van het laboratorium. ARTIKEL 4. Tot den werkkring van het laboratorium behoort: a. het bestudeeren van in de tropen voorkomende ziekten, hare oorzaken, verspreiding, voorkoming en bestrijding; b. voor zoover noodig het geven van leergangen in zoogenaamde tropische ziekten en hare voorkoming en bestrijding ; c. het onderzoek van pathologische praeparaten, in het belang van 's Lands dienst aangeboden door geneeskundigen ; d. het verstrekken van adviezen in het belang van 's Lands dienst op geneeskundig en hijgiènisch gebied; e. het verrichten van mikroskopische, biologische e^i scheikundige onderzoekingen in het belang der justitie; ƒ. het verrichten van scheikundige en pharmaceutische onderzoekingen en het onderzoek naar den aard van de voedingsmiddelen hier te lande. 323 ARTIKEL 5. (1) De in artikel 4 bedoelde leergang, welke gratis kan worden gevolgd door alle geneeskundigen, wordt zoo geregeld, dat er elke maand zoo noodig leerlingen kunnen worden opgenomen. (2) Het programma der te geven lessen wordt evenals de regeling der lesuren, door den directeur van het laboratorium in overleg met de overige leeraren vastgesteld. (3) De directeur kan aan elk der aan het laboratorium ■geplaatste of tijdelijk tewerkgestelde ambtenaren het geven van een of meer lessen aan den leergang opdragen. (4) Voor die vakken, waarin geen lessen kunnen worden ■gegeven door het personeel van het laboratorium, wordt op voorstel van den Directeur op andere wijze in het onderwijs voorzien. (5) Aan geneeskundigen, die den leergang met goeden uitslag gevolgd hebben, kan daarvan desverlangd door den Directeur van het laboratorium een diploma worden afgegeven. ARTIKEL 6. De in de centrale burgerlijke ziekeninrichting te Batavia verpleegde lijders worden, wanneer daartegen bij den directeur dier inrichting geen overwegende bezwaren bestaan, op verzoek van den directeur van het laboratorium ter waarneming of behandeling te zijner beschikking gesteld, ARTIKEL 7. (1) Aan het laboratorium worden in overleg met den directeur der centrale burgerlijke ziekeninrichting te Batavia afr gestaan, die lijken van in bedoelde ziekeninrichting overleden personen, welke niet door familieleden of andere belanghebbenden worden opgeëischt en waarvan het onderzoek door den directeur van het laboratorium wordt noodig geacht. (2) Bij uitzondering kunnen ook lijken van buiten genoemde ziekeninrichting overleden personen, in overleg met den directeur dier inrichting, naar de sectiekamer van die ziekeninrichting worden overgebracht, wanneer zulks door den directeur van het laboratorium wenschelijk wordt geacht. (3) Desverlangd geschiedt in het laatste geval de begrafenis van wege die ziekeninrichting. 324 ARTIKEL 8. De sectiekamer der centrale burgerlijke ziekeninrichting te Batavia met het daaraan verbonden personeel benevens de daarin aanwezige hulpmiddelen wordt in voorkomende gevallen ter beschikking gesteld van den directeur van het laboratorium, voor zoover de eischen van den dienst bij die inrichting ter beoordeeling van den directeur daarvan, zulks toelaten. ARTIKEL 9. (1) De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, kan, tenzij daartegen overwegende bezwaren voor den inwendigen dienst bij het laboratorium bestaan, na overleg met den Directeur van genoemd laboratorium, geneeskundigen, natuurwetenschappelijk technische ambtenaren en analysten van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst opdragen aan genoemde inrichting werkzaamheden of onderzoekingen in bet belang van den dienst dan wel speciale onderzoekingen te verrichten. (2) Indien overigens daartoe gelegenheid bestaat en daartegen bij voornoemden Directeur geen bezwaren bestaan, kunnen ook militaire en particuliere geneesheeren, scheikundigen en technologen aan voornoemd laboratorium onderzoekingen verrichten. (3) Zoowel voor Nederlandsche als voor vreemde geleerden behoort te allen tijde gelegenheid te bestaan eenigen tijd in die inrichting werkzaam te zijn. (4) Zooveel mogelijk en noodig worden alle tot het laboratorium behoorende hulpmiddelen door den diricteur ter beschikking gesteld van de in lid 1 van dit artikel bedoelde personen, terwijl de voorziening in hulpmiddelen voor de onderzoekingen, te verrichten do.or de in de leden 2 en 3bedoelde personen, door den directeur naar omstandigheden zal worden geregeld. ARTIKEL 10. (1) Voor zoover de directeur van het laboratorium meent dat dit in verband met de overige werkzaamheden mogelijk isr kunnen in die inrichting andere onderzoekingen worden verricht dan die welke in het belang van 's Lands dienst noodig zijnr tegen een door hem vast te stellen tarief. 325 (2) De betaling van het terzake verschuldigde geschiedt aan den administrateur van het laboratorium, die zorgt dat op 31 December alle ontvangsten van het afgeloopen jaar in 's Lands kas gestort zijn. (3) Personen, die verpleegd worden in Gouvernements burgerlijke ziekeninrichtingen en de zoodanigen, die naar het oordeel van den directeur van het laboratorium niet voldoende vermogend zijn, kunnen van die betaling worden vrijgesteld. ARTIKEL 11. (1) Aan het vast personeel van het laboratorium en het den directeur van die inrichting door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst ter beschikking gestelde personeel, kunnen in het belang van 's Lands dienst of van hunne studiën, onderzoekingen worden opgedragen buiten hun standplaats. (2) De opdracht tot dergelijke onderzoekingen wordt gegeven: a. voor die op Java en Madoera, voor zooveel den directeur betreft, door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst en wat de overige aangaat door den directeur van het laboratorium; b. voor die buiten Java en Madoera, aan allen door genoemden Hoofdinspecteur. . ARTIKEL 12. (1) Bij dienstreizen ingevolge artikel 11 kunnen de reizenden, indien dit naar het oordeel van den directeur van het laboratorium noodig is, worden vergezeld door minder personeel dier inrichting. (2) Dit personeel géniet alsdan, voor zooveel het Europeanen betreft, reis- verblijf- en transportkosten op den voet van het Europeesch reisreglement en voor zoover het Inlanders betreft, op den voet als voor vaccinateurs is bepaald bij het Reglement in Staatsblad 1882 No. 187, behoudens dat in afwijking van artikel 4 van laatstvermeld reglement steeds een daggeld wordt toegekend van ƒ 1 (een gulden) aan den tweeden amanuensis en van ƒ 0.50 (vijftig cents) aan het overig minder personeel. (3) De reglementaire tegemoetkoming voor transportkosten bij reizen te land (niet langs den spoorweg) wordt alleen dan 326 te goed gedaan, wanneer blijkens eene verklaring door den ingevolge een opdracht als bedoeld in artikel 11 reizenden ambtenaar van het laboratorium op de declaratie te stellen, het hem vergezellend minder personeel niet kosteloos heeft kunnen gebruik maken van het door hem zelf gebezigd afzonderlijk middel van vervoer. ARTIKEL 13. (1) De directeur van het laboratorium brengt in de maand Januari van ieder jaar een verslag uit aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, omtrent de in het afgeloopen jaar verrichte werkzaamheden en wetenschappelijke onderzoekingen. (2) Deze verslagen en de van het laboratorium uitgaande wetenschappelijke mededeelingen worden openbaar gemaakt in de „Mededeelingen van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst" en kunnen na bekomen machtiging van den Hoofdinspecteur, Chef van dien dienst, opgenomen worden in het Geneeskundig Tijdschrijft voor Nederlandsch-Indië of andere daarvoor in aanmerking komende tijdschriften. (3) De directeur van het laboratorium is gerechtigd tot het aankoopen van 100 (één honderd) exemplaren van de in het laboratorium bewerkte wetenschappelijke mededeelingen ter verspreiding onder de naar zijne meening daarvoor in aanmerking komende personen of inrichtingen. (4) De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, bepaalt over hoeveel exemplaren hij ten behoeve van zijn kantoor wenscht te beschikken. C. Cursus in tropische ziekten bij het Geneeskundig Laboratorium (zie art. 4 sub b. van het Regiement voor dat laboratorium). 1. Beschikbaarstelling van fondsen. Bij Stbl. 1914 No. 323, art. J, sub b, is ten behoeve van het onderwijs in vleesch- en veekeur aan den cursus beschikbaar gesteld een bedrag van ten hoogste ƒ 450 's jaars. 327 2. Deelneming door officieren van gezondheid van de Marine aan den cursus. Gouv. Besl. van 11 September 1901 No. 26 (Bijbl. No. 5629), 16 October 1915 No. 45 (Bijbl. No. 8370) en 1 December 1916 No. 11. Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: . . . krachtens Koninklijke machtiging, te bepalen dat aan den cursus in tropische ziekten bij het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden wordt deelgenomen door officieren van gezondheid, dienende aan boord van H.M. oorlogsschepen in N. I., met dien verstande dat daartoe door den Commandant der Zeemacht en Chef van het Departement der Marine in N. t telkens niet meer dan één officier van gezondheid voor den duur van een cursus zal worden aangewezen. D. Wateronder zoek aan het Geneeskundig Laboratorium, (circ. van den Hisp. Chef B. G. D. aan de geneeskundigen in NederlandschIndië van 19 Mei 1916 No. 4140.) . Voortdurend wordt door verschillende autoriteiten en geneeskundigen water in flesschen opgezonden naar het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden, met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de al of niet geschiktheid van het opgezonden water om als drinkwater te worden gebruikt, of om daarin de aanwezigheid van ziektekiemen op te sporen. Ter beoordeeling van water, dat voor drinkwater zal moeten dienen, alsook ter beantwoording der vraag of een bepaalde watersoort de oorzaak van de verspreiding van besmettelijke ziekten kan zijn of geweest zijn, worden gegevens vereischt, die alleen door een nauwkeurig onderzoek ter plaatse verkregen kunnen worden en is in vele gevallen een bacteriologisch onderzoek noodig, dat evenzeer alleen op de plaats zelve, van waar het water afkomstig is, kan geschieden. Daar nu van in flesschen opgezonden water enkel een scheikundig onderzoek kan worden verricht en de resultaten daarbij verkregen op zich zelf geheel onvoldoende zijn om de gestelde vragen te beantwoorden, wordt daarmede dus het doel 328 niet bereikt, zijn de moeite en kosten aan het verzamelen en verzenden van het water besteed geheel verspild, en wordt bovendien veel onnoodig schrijfwerk verricht. Ik heb de eer UWEdG. te verzoeken in voorkomende geval, len met het bovenstaande rekening te willen houden en doen houden. Voorstellen tot onderzoek van water als vorenbedoeld, behooren dus in den vervolge alleen in urgente gevallen, indien bijzondere redenen het onderzoek dringend noodzakelijk maken, te worden gedaan en waren alsdan in te dienen aan den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Deze autoriteit zal dan hebben te beslissen of het noodig is dat een plaatselijk onderzoek wordt ingesteld, c.q. daarvoor een deskundige aanwijzen. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, Namens dezen: De Inspecteur-Souschef, (w.g.) OUWEHAND. Hoofdstuk VIII. Geneeskundig en onder technisch personeel en hulppersoneel, voor zoover niet reeds vermeld onder de vorige hoofdstukken. I. Hoofdinspecteur en Inspecteurs. a. Gouv. Besl. 28 Dec. 1914 No. 2 (Staatsblad No. 786). Ten vierde: Met intrekking van paragraaf I, laatste alinea en paragraaf II, sub b, van artikel 5 van het besluit van 15 December 1910 No. 8 (Staatsblad No. 648), zoomede van de artikelen 1 en 2 van het besluit van 3 Januari 1913 No. 49 (Staatsblad No 6), bij den burgerlijken geneeskundigen dienst op te heffen de betrekking van Adjunct-inspecteur en te bepalen dat gerekend van af 1 Januari 1914: a. de Hoofdinspecteur, Chef van den dienst, zal genieten eene bezoldiging van ƒ 1500 (één duizend vijf honderd gulden) 's maands; b. de geneeskundige Inspecteurs zullen genieten eene bezoldiging van ƒ 1000 (één duizend gulden) 's maands, met één verhooging van ƒ 200 (twee honderd gulden) 's maands na drie jaren dienst, voor den Inspecteur Sous-chef van den Dienst bovendien verhoogd met eene toelage van ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands, zullende deze toelage voor de berekening van pensioen, wachtgeld, verlofsen nonactiviteitstraktement als een gedeelte van het activitèitstraktement worden beschouwd. N. B. De bezoldiging van den Inspecteur-pharmaceut is door de vorenvermelde nieuwe regeling niet gewijzigd, blijvende te dien aanzien van kracht artikel 5, § I, 4de alinea, van het Gouv. Besl. in Staatsblad 1910 No. 648 (ƒ800 's maands met 2 driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 100 's maands). 330 b. Instructies voor den Hoofdinspecteur en de Inspecteurs. Zie hoofdstuk I, blz. 34—38 C. Bevoegdheid van de Inspecteurs om personeel aan te stellen. Krachtens artikel 8 van het Gouv. Besl. in Staatsblad 1910 No. 648 zijn de gewestelijke Inspecteurs bevoegd tot benoeming van het personeel bedoeld bij en om te beschikken over de fondsen toegestaan onder respectievelijk artikel 6, § a, sub 2 en artikel 6, § b, sub 1 van voormeld Gouv. Besl. ieder voor zooveel betreft het bureau onder zijn beheer. d. Delegatie van bevoegdheid door den Hisp. krachtens artikel 6 van zifne Instructie aan de Gewestelijke Inspecteurs op Java en Madoera. Besl. Hisp. B.G.D. 18 Juli 1913 No. 4831 (Bijblad No. 8013), jo. 25 November 1916 No. 9758. Eerstelijk: Aan de Gewestelijke Inspecteurs van genoemden dienst, voor zoover betreft Java, Madoera, Bali en Lombok, over te dragen de volgende aan gemelden Dienstchef toegekende bevoegdheden: le. met inachtneming van de daarop betrekking hebbende algemeene voorschriften, aan de ambtenaren en beambten bij den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, bedoeld bij artikel 5, alinea 3, van bovengemelde Instructie binnenlandsch verlof te verleenen wegens ziekte en wegens andere gewichtige redenen, voor zoover zij niet door de Hoofden van Gewestelijk Bestuur worden benoemd en ontslagen; 2e. het sub le van dit besluit bedoelde personeel over te plaatsen, in commissie te zenden, ter bespreking van dienstaangelegenheden op te roepen en hun alle voor den dienst gevorderde opdrachten te geven; met dien verstande dat zij, voor zooveel betreft personeel dat in den zin van artikel 6 van het dezerzijdsch besluit van 25 November 1916 No 9755 (Instructie voor de directeuren der centrale burgerlijke ziekeninrichtingen) l) aangemerkt moet !) Zie Hoofdstuk X. 331 worden als te behooren tot de vaste formatie dier ziekeninrichtingen, van de omschreven bevoegdheid geen gebruik zullen maken dan met instemming van den directeur der betrokken ziekeninrichting, behoudens beslissing van den dienst-chef bij verschil van meehing. *) 3e. de te hunner beschikking gestelde Gouvernementsgeneesheeren in commissie te zenden, hen ter bespreking van dienstaangelegenheden op te roepen en hun alle voor den dienst gevorderde opdrachten te geven; l) onder voorbehoud van beperking dezer bevoegdheden binnen de grenzen van het ressort van elk dier inspecteurs. Ten tweede: Voornoemde Gewestelijke Inspecteurs uit te noodigen om van hunne krachtens artikel 1 sub le en sub 2e van dit besluit genomen beschikkingen, onverminderd hunne verplichting om ook aan andere autoriteiten afschriften te verleenen, onverwijld een afschrift te doen toekomen aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Besl. Hisp. B.G.D. 8 Maart 1916fNo. 1951 (BijbladNo. 8479). Ten vervolge van het dezerzijdsch besluit van 18 Juli 1913 No. 4831 (Bijblad op het Staatsblad No. 8013), aan de gewestelijke Inspecteurs van genoemden dienst, voor zoover betreft Java, Madoera, Bali en Lombok en ieder voor zooveel zijn ressort aangaat, over te dragen de aan gemelden Dienstchef toekomende bevoegdheid tot benoeming en het ontslag uit de betrekking van helpers bij de poliklinieken voor Inlanders; met uitnoodiging aan voornoemde Inspecteurs om van hunne krachtens dit besluit genomen beschikkingen, onverminderd hunne verplichting om ook aan andere autoriteiten afschriften te verleenen, onverwijld een afschrift te doen toekomen aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst en den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. e. Bevoegdheid van den Hoofdinspecteur, de Inspecteurs en de fungeerende Inspecteurs om Regeerings-telegrammen te verzenden. Bijblad 7367 (7645). Idem van den Inspecteur-pharmaceut. Bijblad 8255. ») Deze paragrafen luiden aldus ingevolge Besl. Hisp. B. G. D.28 November 1916 No. 9758. 332 f. Bevoegdheid van inspecteerende ambtenaren van den B.G.D. tot het gebruiken van huurauto's. Gouv. Besl. 20 Maart 1914 No. 82 (Bijblad No. 7999). Met gebruikmaking van de bevoegdheid verleend bij artikel 24 van het Reisreglement (Staatsblad 1890 No. 209), te bepalen, dat de inspecteerende ambtenaren van den B.G.D. behalve zij, op wie de in artikel 1 van het besluit van 14 Maart 1913 No. 59 vervatte regeling van toepassing is verklaard, in die gevallen waarin zulks door den Hoofdinspecteur, Chef van genoemden dienst, in 's Lands belang noodig wordt geacht, gebruik mogen maken van een huurauto en alsdan, in plaats van palengelden, den Lande de huurkosten van de auto in rekening mogen brengen. g. Machtiging aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, om namens de Regeering van Nederlandsch-Indië, als vertegenwoordigende den Lande, in bepaalde gevallen op te treden bij het aannemen van notarieele schuldbekentenissen. . Gouv. Besl. 20 Mei 1915 No. 25 (Bijblad 8282). Gelezen enz.; • Is goedgevonden en verstaan: Den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, te machtigen om namens de Regeering van Nederlandsch-Indië, als vertegenwoordigende den Lande, op te treden bij het aannemen van notarieele schuldbekentenissen, af te geven door aan den door dezen Hoofdambtenaar beheerden dienst verbonden personen, wegens aan hen bij of in verband met hunne indiensttreding wegens gratificatie voor uitrusting of anderszins betaalde gelden, welke moeten worden teruggestort wanneer de betrokkene binnen een bepaalden tijd uit 's Lands dienst wordt ontslagen om andere redenen, dan welbewezen ziels- of lichaamsgebreken buiten eigen toedoen ontstaan, ter beoordeeling van de Regeering. Extract enz. h. Indemniteit voor schrijfbehoeften aan de fd. Inspecteurs van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst (Gewestelijk eerstaanwezende officieren van gezondheid) op de Buitenbezittingen. 333 Bij Gouv. Besl. van 6 Februari 1902 No. 2 (Stbl. No 98) juncto artikel 3 sub d. van het Gouv.- besl. m Stbl 1910 No. 648, is voor den fd. Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van Sumatra's Westkust toegestaan een jaarlijksche indemniteit voor schrijfbehoeften van / 350 en voor de overige fd. Inspecteurs op de Buitenbezittingen (behalve in de gewesten. Bali en Lombok, Benkoelen de Lampongsche districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton) van / 120. Bij de Gouv. besl. van 14 Juli 1908 No. 14 en 26 Februari 1916 No. 50 is voor de fd. Inspecteurs respectievelijk van Celebes en Menado te Makassar en van Atjeh en Onderhoorigheden te Koeta Radja het bedrag der jaarlijksche indemniteit voor schrijfbehoeften verhoogd tot ƒ 350. Bij het Gouv. besl. van 3 Juli 1916 No. 32 is bij den Eerstaanwezenden officier van gezondheid, fd. Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst te Medan tijdelijk in dienst gesteld een schrijver op eene bezoldiging van ƒ 40 's maands. i. Vrijstelling van persoonlijken schutterlijken dienst van ds inspecteerende ambtenaren van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Ordonnantie in Staatsblad 1912 No. 291. Met uitbreiding van artikel 4 van het Reglement voor de schutterijen op Java (Staatsblad 1838 No. 22) te bepalen, dat van persoonlijken schutterlijken dienst mede zijn vrijgesteld de inspecteerende ambtenaren van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. j. Viseering van de door de Europeesche of Inlandsche geneeskundigen bij de tinwinning op het eiland Banka afgegeven geneeskundige verklaringen, noodig tot het verkrijgen van een binnenlandsch verlof wegens ziekte en tot verlenging daarvan. Gouv. Besl. van 15 Augustus 1912 No. 24 (Stbl. No. 439). Eer stel ijk: Te bepalen, dat, met afwijking in zoover van het bepaalde in de tweede alinea van artikel 1 van de Regeling: bedoeld bij artikel 3 van het besluit van 20 Februari 1912 No. 50 (Staatsblad No. 199) de door de Europeesche of Inlandsche geneeskundigen bij de tfnwinning op het eiland Banka afgegeven geneeskundige verklaringen, noodig tot het verkrijgen van een binnenlandsch verlof wegens ziekte en tot verlenging. 334 daarvan, bij afwezigheid van zijn standplaats, verhindering of ontstentenis van den betrokken inspecteerenden ambtenaar, moeten voorzien zijn van het visum van den Inspecteur Sous-chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Ten tweede: enz. II. Gouvernements artsen. a. Aantal, bezoldiging, medetelling van vroegeren diensttijd voor periodieke traktementsverhoogingen, verbod tot uitoefening van particuliere praktijk. Gouv. Besl. 28 Dec. 1914 No. 2 (Staatsblad No. 786). Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van het besluit van 13 Januari 1913 no. 49 (Staatsblad no. 55) bij den burgerlijken geneeskundigen dienst in dienst te stellen veertig J) Gouvernements artsen — waaronder zijn begrepen de Gouvernements artsen in de bij de artikelen 6 en 7 van dit besluit vastgestelde formaties van het Europeesch geneeskundig personeel bij het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden en aan de Landskoepokinrichting en het daarbij behoorend Instituut Pasteur — op eene bezoldiging van ƒ 400.— (vier honderd gulden) 's maands, met één verhooging na ^één jaar van ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands, en vijf driejaarlijksche verhoogingen elk van / 100.— (één honderd gulden) 'smaands; met bepaling dat aan die artsen, wanneer zij zonder vergunning tot uitoefening van particuliere praktijk belast worden met de uitoefening van den civielen geneeskundigen dienst, nog zal worden toegekend eene toelage van ƒ 50.— (vijftig gulden) 's maands voor kosten van vervoer binnen een rayon van zes paal, gerekend van hun standplaats, en eene toelage van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands voor huur of beschikbaarstelling van eene lokaliteit voor het houden van een spreekuur ten behoeve van de rechthebbenden op vrije geneeskundige behandeling, wanneer hun niet van Gouvernementswege voor dat doel de beschikking over eene lokaliteit kan worden gegeven. Ten tweede: enz. Ten twaalfde: Ten aanzien van het Europeesch geneeskundig personeel van den burgerlijken geneeskundigen dienst te bepalen als volgt: !)' Dit aantal is op zestig gebracht (Staatsblad 1916 no. 224) 335 t (1) De benoeming tot eene betrekking, waaraan periodieke traktementsverhoogingen verbonden zijn, geschiedt op de minimumbezoldiging, tenzij de autoriteit, die de benoeming doet, meent billijkheidshalve eene hoogere aanvangsbezoldiging te moeten toekennen. (2) Voor hen, die bij invoering dezer regeling in dezelfde of eene analoge vroegere functie werkzaam zijn, wordt de tijd in die betrekking doorgebracht voor het toekennen van traktementsverhooging in rekening gebracht. (3) Heeft de benoemde in eene vorige Gouvernementsbetrekking eene bezoldiging genoten gelijkstaande met of hooger dan vorenbedoeld minimum, dan kan de tijd gedurende welken hij die bezoldiging heeft genoten, voor het toekennen van de verhoogingen in rekening worden gebracht. (4) De periodieke traktementsverhoogingen worden slechts verleend bij voldoende geschiktheid en goede plichtsbetrachting. (5) Bij buitengewone geschiktheid en uitmuntende plichtsbetrachting, kunnen, na verkregen machtiging van den Gouverneur-Generaal, door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst de verhoogingen ook worden toegekend voor het verstrijken van den daarvoor gestelden termijn. (6) Aan in dienst zijnde medische ambtenaren, die voor hunne benoeming reeds praktisch werkzaam zijn geweest, kunnen bij betoonde goede ijver en geschiktheid onafhankelijk van den diensttijd verhoogingen worden toegekend. II. (1) Den Europeeschen medischen ambtenaren is in het algemeen verboden het uitoefenen van particuliere geneeskundige practijk van welken aard ook, met dien verstande dat onder dit verbod niet is begrepen het houden van consulten met andere geneesheeren, voor zoover de belangen van den dienst dit toelaten, en het verleenen van oogenblikkelijke hulp in dringende gevallen; kunnende hun evenwel bij eene jaarlijks op hun verzoek te verleenen vergunning, wanneer plaatselijke toestanden dit gewenscht maken of zich daartegen niet verzetten, door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, worden toegestaan om op de door dezen aan te geven wijze die practijk geheel of gedeeltelijk waar te nemen. (2) Zij hebben geen aanspraak op extra-belooningen voor eenigerlei quarantaine-diensten. Ten dertiende: Met intrekking van artikel 2 van het besluit 336 van 30 Maart 1914 No 4T bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen dat de voor de vrije geneeskundige behandeling van daarop rechthebbenden te Batavia, Semarang en Soerabaja te plaatsen Gouvernements-artsen, respectievelijk ten getale van hoogstens twee, één en één, gedurende die werkzaamstelling eene toelage genieten van ƒ 50 (vijftig gulden) 's maands voor huur of beschikbaarstelling van eene lokaliteit voor het houden van een spreekuur ten behoeve van de rechthebbenden op vrije geneeskundige behandeling, benevens eene indemniteit van ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands voor vervoermiddelen. b. Uitzendingsvoorwaarden van de Gouvernementsartsen. Kon. besl. 28 Juli 1916 No. 26. Wij WILHELMINA, enz. enz. enz. Op de voordracht enz. Hebben goedgevonden en verstaan: Met intrekking van Ons besluit van 30 Juni 1915, No 36 te bepalen: ARTIKEL 1. Onze Minister van Koloniën wordt gemachtigd om naar gelang van de behoefte Nederlandsche artsen ter beschikking te stellen van den Gouverneur-Generaal van NederlandschIndië, ten einde in vasten dienst met een dienstverband van acht jaren, dan wel in tijdelijken dienst, met een dienstverband van drie of vijf jaren, te worden benoemd tot Gouvernementsarts bij den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst daar te lande. ARTIKEL 2. Aan de terbeschikkingstelling wordt verbonden: a. overtocht naar Nederlandsch-Indië, ook-voor het wettig gezin, in de eerste klasse; b. eene tegemoetkoming in de uitrustingskosten ten bedrage van ƒ 3000 (drie duizend gulden) voor de geneesheeren, die een tijdelijk dienstverband van drie jaren aangaan en van ƒ 5000 (vijf duizend gulden) voor hen, die een tijdelijk dienstverband van vijf jaren aangaan, dan wel ter benoeming in vasten dienst worden uitgezonden; 337 c. eene voorloopige bezoldiging van ƒ 250 (tweehonderd vijftig gulden) 's maands, ingaande met den dag van inscheping naar Nederlandsch-Indië en voortdurende tot dien, waarop de ambtsbezoldiging ingaat; d. bij uitzending voor tijdelijken dienst, na beëindiging van het dienstverband en ingeval van ontheffing van de tijdelijke tewerkstelling, indien geen vaste aanstelling volgt en mits de ontheffing niet medebrengt de verplichting om ingevolge Ons besluit van 22 Juni 1916, No 12 (Staatsblad No 289) gelden terug te storten, recht op overtocht naar Nederland op denzelfden voet als omschreven onder a, welk recht echter slechts gedurende een jaar na de beëindiging of ontheffing van de tijdelijke tewerkstelling zal bestaan. ARTIKEL 3. Artsen, die bij de totstandkoming van dit besluit reeds voor den Indischen dienst zijn aangenomen, doch nog niet ter beschikking van den Gouverneur-Generaal zijn gesteld, kunnen, indien zij zulks wenschen alsnog worden uitgezonden op de voorwaarden, welke op het tijdstip hunner aanneming van kracht waren. ARTIKEL 4. De in Nederland uit dit besluit voortvloeiende uitgaven worden gekweten ten laste van het Eerste Hoofdstuk der bègrooting van uitgaven van Nederlandsch-Indië. C. Indienststelling van een Gouvernementsarts bij de Ombilin kolenmijnen. Gouv. Besl. van 31 Juli 1915 No. 36 (Stbl. No. 485). Met wijziging in zoover van den aan het besluit van 24 Januari 1907 No. 61 (Staatsblad No. 64) gehechten staat der bezoldigingen van de ambtenaren en beambten bij de Ombilinmijnen beneden den rang van Ingenieur, zooals die staat laatstelijk is gewijzigd hij artikel II van het besluit van 17 April 1913 No. 40 (Staatsblad No. 339), op te heffen de betrekking van Europeesch geneesheer bij de Ombilinkolenmijnen en bij genoemd bedrijf in dienst te stellen een Gouvernementsarts op eene bezoldiging 22 338 van ƒ400 (vier honderd gulden) 'smaands met een verhooging na een jaar van ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands gevolgd door vijf driejaarlijksche verhoogingen elk van ƒ 100 (één honderd gulden) 's maands; met bepaling: a. dat de plaatsing bij de Ombilinmijnen van evenbedoelden arts, aan wien de titel „bedrijfsarts" wordt toegekend, zoomede de ontheffing van die plaatsing, geschieden door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst na overleg met den Directeur van Gouvernements bedrijven. b. dat deze beschikking wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1914. d. Leergang in bacteriologie en hygiëne in Nederland. Kon. besl. 25 Sept. 1915 Ni. 29 (Ind. Stbl. No. 727). Wij WILHELMINA, enz., enz., enz. Op de voordracht enz. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL t. Indien Onze Minister van Koloniën noodig oordeelt, dat door hem voor den lndischen dienst ter beschikking van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië gestelde of te stellen geneeskundigen vóór hun vertrek naar Indië eene nadere opleiding ontvangen in bacteriologie en hygiëne, kan hij hun opdragen daartoe een leergang te volgen, voor zoolang als hem noodig voorkomt en onder genot van eene toelage van ƒ 150.— (een-honderd vijftig gulden) 's maands. ARTIKEL 2. Onze Minister van Koloniën wordt gemachtigd om ten behoeve van den in artikel 1 bedoelden leergang te beschikken over een bedrag van ƒ 50.— (vijftig gulden) per leerling als vergoeding van te gebruiken benoodigdheden en proefdieren. ARTIKEL 3. , De in artikel 1 bedoelde personen moeten zich bij notarieele akte verbinden tot terugbetaling van alle gelden, welke aan 339 hen of te hunnen behoeve worden voldaan ter zake van opdrachten als in dat artikel bedoeld, indien zij niet binnen den hun aan te wijzen termijn naar Indië vertrekken, de reis derwaarts moedwillig afbreken of om andere redenen dan weibewezen ziels- of lichaamsgebreken, buiten eigen toedoen ontstaan (ter beoordeeling van de Regeering) de werkzaamheden, waarvoor zij worden uitgezonden, niet aanvaarden, dan wel binnen een in elk geval door Onzen Minister van Koloniën vast te stellen aantal jaren na hunne aankomst in Indië uit 's Lands dienst worden ontslagen. ARTIKEL 4. De uitgaven, uit artikel 1 en 2 van dit besluit voortvloeiende, worden gekweten ten laste van het eerste hoofdstuk der begrooting van Nederlandsch-Indië. ) Staatsblad 1904 No. 248. 363 voldoen bij het eindexamen, bedoeld bij artikel 26 van het reglement voor die school". Afschrift enz. Vereischten, waaraan de leerlingen der school tot opleiding van Indische artsen moeten voldoen bij het eindexamen, bedoeld bij artikel 26 van het Reglement voor die school. I. INWENDIGE GENEESKUNDE. De candidaat maakt van twee patiënten een volledige ziektegeschiedenis, waarvoor hem op verschillende dagen een door de examinatoren telkens vast te stellen tijd wordt gelaten. Het op schrift gestelde dient als uitgangspunt voor een zich daaraan aansluitende bespreking en voor een onderzoek. a. naar de vaardigheid van den candidaat in het opnemen van de anamnese, de klinische onderzoekingsmethoden en het herkennen der inwendige ziekten. b. naar de kennis van de inwendige ziekten, hare voorkoming en hare behandeling. II. HEELKUNDE. De candidaat moet een schriftelijke verklaring overleggen, waaruit blijkt, dat hij onder leiding van een hier te lande bevoegd geneesheer twee maal genarcotiseerd en vijf verschillende kleine operaties uitgevoerd heeft. Het examen wordt gesplitst in de onderdeden A en B. A. De candidaat maakt van twee patiënten een volledige ziektegeschiedenis, waarvoor hem op verschillende dagen met minstens één dag tusschenruimte een door de examinatoren telkens vast te stellen tijd wordt gelaten. Het op schrift gestelde dient als uitgangspunt voor een zich daaraan aansluitende bespreking en voor een onderzoek naar de vaardigheid en de kennis van den candidaat: ai in het opnemen der anamnese, van de algemeen gebruikelijke heelkundige onderzoekingsmethoden en van asepsis en antisepsis; b. van de heelkundige ziekten en hare behandeling; c. in de toepassing van locale en algemeene anaesthesie en in het uitvoeren van kleine operaties in vivo, indien zich daartoe tijdens het examen de gelegenheid voordoet. B. De candidaat zal operaties op het lijk uitvoeren, onder opgave van indicaties en contra-indicaties. 364 III. VERLOSKUNDE. De candidaat moet eene schriftelijke verklaring overleggen, dat hij onder leiding van een hier te lande bevoegd geneesheer drie gewone verlossingen heeft verricht en minstens één buitengewone heeft bijgewoond. Bovendien wordt gevorderd een bewijs, dat de candidaat in minstens vijf gevallen den toestand van kraamvrouw en kind gedurende minstens tien dagen geregeld heeft nagegaan. Het examen wordt gesplitst in de onderdeelen A en B. A. De candidaat geeft in tegenwoordigheid van de subcommissie bewijzen, met het uit- en inwendig onderzoek van zwangeren vertrouwd te zijn. Hij stelt zijn bevinding en de daaruit te trekken conclusiën op schrift. Het op schrift gestelde dient als uitgangspunt voor een zich daaraan aansluitende bespreking omtrent physiologie en pathologie van zwangerschap en kraambed en de behandeling daarvan. B. De candidaat geeft bewijzen: a. een goed inzicht te hebben omtrent het mechanisme der baring, door demonstratie op het bekken; b. op het phantoom een juiste diagnose te kunnen stellen en de indicaties en contra indicaties voor verloskundige kunstbewerkingen te kunnen aangeven en deze te kunnen uitvoeren. IV. OOGHEELKUNDE. De candidaat moet eene schriftelijke verklaring overleggen, dat hij onder leiding van een hier te lande bevoegd geneeskundige twee verschillende oogheelkundige kunstbewerkingen heeft verricht. Hij stelt van twee patiënten, lijdende' aan een oogaandoening, op schrift anamnese, status praesens, zoo mogelijk de diagnose, met een beknopte uiteenzetting der daarvoor aan te voeren gronden, prognose en behandelingswijze. Hiervoor wordt hem een door de examinatoren te bepalen tijd toegestaan. In twijfelachtige gevallen kan hem een derde patiënt worden gegeven. Het op schrift gestelde dient als uitgangspunt voor een zich daaraan aansluitende bespreking en een onderzoek naar: a, de vaardigheid van den candidaat in het opnemen der anamnese, de klinische onderzoekingsmethoden, en het herkennen der oogziekten; b. naar zijn kennis van de oogziekten, hare voorkoming en hare behandeling. 365 V. HUID- EN GESLACHTSZIEKTEN. Het examen is verdeeld in de onderdeelen A. B. en C. A. De candidaat stelt van één patiënt, lijdende aan een der meest voorkomende huidziekten (c. q. lepra) op schrift de anamnese, den status praesens, zoo mogelijk zijn diagnose, met een beknopte uiteenzetting der daarvoor aan te voeren gronden, zijn prognose en behandelingswijze. Hiervoor wordt hem een door de examinatoren te bepalen tijd gelaten. Het op schrift gestelde dient tot uitgangspunt voor een zich daaraan aansluitende bespreking. :c',', B. Geslachtsziekten van den man. Als onder A C. Geslachtsziekten der vrouw. Iedere candidaat verricht in tegenwoordigheid van de examinatoren het algemeen en het plaatselijk onderzoek, stelt zijn diagnose en prognose, geeft zijn behandelingswijze aan en voert die eventueel uit. VI. ZIEKENVERPLEGING. De candidaat moet toonen, kennis van ziekenverpleging te bezitten en vaardigheid in de toepassing daarvan, door in tegenwoordigheid van de examinatoren in drie verschillende gevallen de tot dit gebied behoorende hulp te verleenen. De door den candidaat verleende hulp dient als uitgangspunt voor een nadere bespreking der ziekenverpleging. VII. GERECHTELIJKE GENEESKUNDE. De candidaat moet het bewijs overleggen, dat hij onder verantwoordelijkheid van een hier te lande bevoegd geneeskundige een gerechtelijke lijkschouwing heeft verricht en daarvan, zoomede van vijf, andere gerechtelijk geneeskundige gevallen, een concept visum repertum heeft opgesteld. Bij een mondeling examen moet de candidaat blijken geven, kennis te bezitten van de gerechtelijke geneeskunde. Indien er tijdens het examen gelegenheid voor is, kunnen de examinatoren zich overtuigen of de candidaat zijn theoretische kennis kan toepassen. 366 VIII. ARTSENIJBEREIDKUNDE. De candidaat moet toonen: a. te weten van welke geneesmiddelen maximale doses in de pharmacopee zijn aangegeven. b. bekend te zijn met de meest belangrijke combinaties van geneesmiddelen, welke niet in het zelfde recept mogen voorkomen; en voorts bedreven zijn in: c. het receptuurrekenen met decimaal-gewicht; d. het volgens de regelen der kunst gereedmaken van ten minste twee recepten, waarbij van de pharmacopee gebruik mag worden gemaakt. 3. TOELATING van aspirant-Inlandsche artsen tot de openbare Europeesche niet-eerste scholen. Hiervoor zijn o. m. voorschriften gegeven bij het besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 20 Februari 1911 No. 3067, ^ luidende: § L (1) Toelating in het belang van den toevoer van goede leerlingen aan onderwijsinrichtingen als bedoeld in artikel 14, alinea 1 sub 1°, van het Europeesch Schoolreglement, geschiedt inzonderheid ten opzichte van zoons van eigenlijk gezegde Inlanders bestemd voor de School tot opleiding van Inlandsche .artsen (zgn. aspirant-Inlandsche artsen). (2) Het getal in elk gewest uit dien hoofde tot de gezamenlijke openbare niet-eerste Europeesche lagere scholen binnen dat gewest toe te laten leerlingen wordt jaarlijks van Departementswege ter kennis van de Hoofden van gewestelijk bestuur gebracht. (3) Geen toelating als aspirant-Inlandsch arts mag geschieden, wanneer niet de overtuiging bestaat dat de ernstige bedoeling voorzit het kind t. z. t. te laten mededingen naar een plaats aan de School tot opleiding van Inlandsche artsen. (4) Overigens moet bij de keuze der aspirant-Inlandsche artsen uitsluitend gelet worden op de kans dat de candidaat een goed leerling der school tot opleiding van Inlandsche artsen Bijbl. No. 5508 en 5910 zijn buitenwerking gesteld bij artikel 2 van Staatsblad 1911 No. 104 367 zal worden, derhalve op zijn intellect, karakter en huiselijke omgeving. Wat dit laatste betreft worde met name onderzocht, in hoever de persoonlijkheid zijner ouders of andere verzorgers waarborgen geeft voor samenwerking van het huisgezin met de school. Afkomst en individueele behoefte aan de kennis der Nederlandsche taal moeten buiten beschouwing blijven. (5) Afwijking van artikel 14, alinea 3 en volgende, van het Europeesch Schoolreglement is bij toelating van aspirant-Inlandsche artsen niet geoorloofd. § II enz. 4. Vrijstelling van schoolgeldbetaling en gratisverstrekking van leermiddelen aan kinderen van Inlanders, ter latere opleiding tot Inlandsch arts toegelaten tot eene openbare Europeesche niet-eerste lagere school. Besl. van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 3 Mei 1911 No. 6907 (Bijbl No. 7393). Gelet op enz. Heeft besloten: Te bepalen, dat door de Hoofden van gewestelijk bestuur aan kinderen van Inlanders, die tot een der openbare Europeesche niet-eerste lagere scholen in hun gewest zijn toegelaten ter latere opleiding tot Inlandsch arts, zoo noodig vrijstelling van schoolgeldbetaling en gratis-verstrekking van leermiddelen kan worden verleend. Afschrift enz. 5. FORMATIE en bezoldiging van het personeel bij, en verdere uitgaven ten behoeve van de S. t. o. v. i. a. Staatsblad 1915 No. 216. ■a. één directeur, tevens leeraar, op eene bezoldiging van ƒ 800. — (acht honderd gulden) 's maands met twee driejaarlijksche traktementsverhoogingen elke van ƒ 200. (twee honderd gulden) 's maands, tot een maximum van ƒ 1200.— (één duizend twee honderd gulden) 's maands; >) b. zeven *) medische leeraren, waarvan één tevens onderdirecteur, ieder op eene bezoldiging van ƒ 600.— (zes x) Stbl. 1916 No. 536. 368 honderd gulden) 's maands met vier driejaarlijksche traktements verhoogingen van ƒ 100.— (één honderd gulden) 'smaands elk, tot een maximum van ƒ 1000.— (één duizend gulden) 's maands, zullende de leeraar tevens onder-directeur bovendien eene toelage van / 100— (één honderd gulden) 'smaands genieten; c. drie niet-medische leeraren, ieder op eene bezoldiging van ƒ 450.— (vier honderd vijftig gulden) 'smaands meteen tweejaarlijksche verhooging van ƒ 100.— (één honderd gulden) 's maands en daarna vier driejaarlijksche traktementsverhoogingen van / 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands elk, tot een maximum van ƒ 850.— (acht honderd vijftig gulden) 'smaands; s d. drie onderwijzers van het Europeesch openbaar lager onderwijs, daartoe aan te wijzen door den Directeur van Onderwijs en. Eeredienst en wel: één hoofd der voorbereidende afdeeling, onderwijzer der lste of der 2de klasse, en twee onderwijzers der lste, 2de of 3de klasse :), allen op de gewone inkomsten en verdere voordeelen voor onderwijzers van gelijken rang vastgesteld, benevens eene toelage van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands ieder; e. twee assistent-leeraren voor de theoretische vakken (Inlandsche artsen) op de gewone inkomsten voor Inlandsche artsen vastgesteld, benevens eene toelage van ƒ 100.— (één honderd gulden) 'smaands; /. drie assistent- leeraren (Inlandsche artsen) voor de practische vakken op de gewone inkomsten voor Inlandsche artsen vastgesteld, benevens eene toelage van / 50.— (vijftig gulden) 's maands, en vrije woning in de school; g. een ziekenverpleger (verpleegster) op eene bezoldiging van ƒ 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands; h. een Inlandsche vroedvrouw, assistente voor de verloskunde, op eene bezoldiging van ƒ 50.— (vijftig gulden) 's maands met zes tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ 5.— (vijf gulden) 'smaands elk, tot een maximum van ƒ80.(tachtig gulden) 'smaands, benevens vrije woning in de school; f. een sectie- knecht, op eene bezoldiging van ƒ 60.— (zes- ') Stbl. 1916 No. 423. 369 tig gulden) 's maands, zoo deze een Europeaan is, dan wel op eene bezoldiging van ƒ 20._ (twintig gulden) tot ƒ40.— (veertig gulden) *s maands, zoo hij een 'Inlander is; /I vier laboratoriumbedienden, ieder op eene bezoldiging van ƒ20.— (twintig gulden) 's maands met acht éën-jaarlijksche verhoogingen van ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent)'s maands elk, tot een maximum van ƒ 40. — (veertig gulden) 's maands; k. vier bedienden, waarvan twee voor de poliklinieken en twee voor de school, op eene bezoldiging van ƒ15.— (vijftien gulden) 's maands j ]) /. een suppoostschrijver op eene bezoldiging van ƒ 125.— (een honderd vijf en twintig gulden) 's maands met twee driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands elk, tot een maximum van ƒ 175 (een honderd vijf en zeventig gulden) 's maands benevens vrije woning in de school; m, een suppoost op eene bezoldiging van ƒ100.— (een honderd gulden) 's maands met twee driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands elk, tot een maximum van ƒ 150.— (een honderd vijftig gulden) 's maands, benevens vrije woning in de school ; »i een klerk op eene bezoldiging van ƒ 60.— (zestig gulden) tot ƒ 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands; 0. vier bedienden voor het internaat op eene bezoldiging van ƒ 15.— (vijftien gulden) 'smaands; L) P- vijf tuinjongens, ieder op eene bezoldiging van ƒ 12.— (twaalf gulden) 's maands; J) één administrateur op eene bezoldiging van ƒ 400 (vier honderd gulden) 's maands met twee-tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands elk en één tweejaarlijksche verhooging van ƒ 50 (vijftig gulden) 'smaands tot een maximum van ƒ 600 (zes honderd gulden) 's maands, benevens het genot van vrije woning in het internaat, vrij licht, vrij water en vrije geneeskundige behandeling door de klinische leeraren der school ]). Voorts, kan worden beschikt over: a. de na te noemen bedragen voor de toekenning van toelagen : 1. voor het onderwijs in de oogheelkunde ƒ 250.— (twee honderd vijftig gulden) 's maands; ») Staatsblad 1916 No. 536. 24 370 2. voor het onderwijs in de Nederlandsche en Duitsche talen ƒ 200.— (twee honderd gulden) 'smaands; 3. voor het onderwijs in de artsenijbereidkunde ƒ 50.— (vijftig gulden) 'smaands; b. de jaarlijks daarvoor op de begrooting uitgetrokken bedragen voor de aanschaffing van leermiddelen, meubilair, nieuwsbladen, tijdschriften en prijzen, voor aansluiting bij het plaatselijk telefoonnet, verlichting, voor de uitbetaling van toelagen aan en vergoeding van reisen transportkosten van de kweekelingen, benevens voor andere uitgaven. Toelagen voor de kweekelingen der S. T. O. V. I. A. zie Stbl. 1903 No. 111, sub i: i. toelagen aan hoogstens 200 kweekelingen en wel: 1° voor die in de laatste drie studiejaren der geneeskundige afdeeling ƒ 20 (twintig gulden) 's maands ieder ; 2° voor die in de eerste drie studiejaren der geneeskundige afdeeling ƒ 17.50 (zeventien gulden vijftig cent) 's maands ieder; 30 voor die in de voorbereidende afdeeling / 15 (vijftien gulden) 's maands ieder; met dien verstande enz, (heeft zijn beteekenis verloren). Gouv. Besl. 28 Sept. 1914 No. 22. Bij wijze van tijdelijken maatregel machtiging te verleenen om, gerekend van 1 Juli 1914, aan elk der kweekelingen van de Stovia, die vóór genoemden datum reeds als zoodanig waren ingeschreven, boven de bij artikel 1, sub i, van het besluit van 5 Februari 1903 No. 1 (Staatsblad No. 111) bedoelde toelage, toe te kennen een bedrag van ƒ 2,50 's maands. Regeling van de toelage van de niet-medische leeraren bij de School tot opleiding van Indische*artsen te Weltevreden. Gouv. Besl. van 13 Juni 1916 No. 22 (Stbl. No. 423). Gelezen enz; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk. (1) Aan de niet-medische leeraren en waarnemende en tijdelijke niet-medische leeraren bij de School tot opleiding 371 van Indische artsen 'te Weltevreden wordt in de na te noemen gevallen boven het aanvangstractement door den Hoofdinspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst toegekend eene maandelijksche toelage van ƒ100.- (één honderd gulden), welke vervalt bij toekenning van de eerste der aan hunne betrekking of _ wat de tijdelijke leeraren betreft - aan hunne inmiddels verkregen betrekking verbonden tractementsverhoogingen, tenzij die toekenning door eigen schuld van den belanghebbende is uitgesteld, in welk geval de toelage vervalt op het tijdstip, waarop de eerste verhooging onder gewone omstandigheden zou zijn toegekend. (2) De toelage wordt verleend: a. aan leeraren met een diensttijd van ten minste vier jaren, na verkregen bevoegdheid tot het geven van middelbaar of hooger onderwijs, doorgebracht als leeraar bij het openbaar of particulier middelbaar en hooger of naar het oordeel van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst daar- mede overeenkomend onderwijs in Nederland, of met een diensttijd van ten minste twee jaren met vorenbedoelde bevoegdheid doorgebracht als leeraar of tijdelijk leeraar bij het openbaar of particulier middelbaar en technisch onderwijs in Nederlandsch-Indië: bij eerste indiensttreding; é. aan de overigen: zoodra hun diensttijd, eventueel met mederekening van den sub a bedoelden Nederlandschen diensttijd voor de helft of van vorenbedoelden Indischen diensttijd ten volle, twee jaren bedraagt. Ten tweede: enz. 6. Nederlandsch-Indische artsenschool te Soerabaja (Nias). Formatie en bezoldiging van het personeel zoomede verdere uitga, ven voor de N. I. A. S. te Soerabaja Staatsblad 1913 No. 365 jo. St. 1915 No. 386 en 1916 Nos. 423 en 556. Eerstelijk: Te bepalen, dat te Soerabaja op 1 Juli 1913 •wordt geopend eene school tot opleiding van Indische artsen, onder den naam van Nederlandsch-Indische artsenschool. Ten tweede: De formatie en de bezoldiging van het personeel zoomede de verdere uitgaven voor de in artikel 1 vermelde school vast te stelllen als volgt: fi. een directeur, tevens leeraar, op eene bezoldiging van ƒ 800— (acht honderd gulden) 's maands, met twee drie- 372 jaarlijksche verhoogingen elke van / 200.— (twee honderd gulden) 'smaands tot een maximum van ƒ 1200.— (een duizend twee honderd gulden) 'smaands; *) b. zeven medische 2) leeraren, waarvan een tevens Onderdirecteur, op eene bezoldiging van ƒ 600 - (zes honderd gulden) 'smaands met vier driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 100.— (een honderd gulden) 's maands tot een maximum van ƒ 1000.- (een duizend gulden) 'smaands, zullende de leeraar tevens onder-directeur bovendien eene toelage van ƒ 100.- (een honderd gulden) 'smaands genieten. c. drie niet medische leeraren, ieder op eene bezoldiging van ƒ 450.— (vier honderd vijftig gulden) 'smaands met een tweejaarlijksche verhooging van ƒ 100 (een honderd gulden) 's maands en daarna vier driejaarlijksche verhoogingen elke van ƒ 75. (vijf en zeventig gulden) 's maands, tot een maximum van / 850. (acht honderd vijftig gulden) 's maands. 2) 'd. drie onderwijzers van het Europeesch openbaar lager onderwijs, daartoe aan te wijzen door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, en wel: een hoofd der voorbereidende afdeeling, onderwijzer der le of der 2e klasse en twee onderwijzers der lste, 2de of 3de klasse, 3) allen op de gewone inkomsten en verdere voordeelen voor onderwijzers van gelijken rang vastgesteld, benevens eene toelage van / 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands ieder; e. voor onderwijs in de oogheelkunde ƒ 250.- (twee honderd vijftig gulden) 'smaands; /. voor onderwijs in de Nederlandsche en Duitsche talen ƒ 200.— (twee honderd gulden) 'smaands; g voor onderwijs in de artsenijbereidkunde / 100.— (eenhonderd gulden) 'smaands, dan wel indien dit onderwijs aan den leeraar in de scheikunde wordt opgedragen / 50.— (vijftig gulden) 'smaands; h. vijf assistent-leeraren (Inlandsche artsen) op de gewone inkomsten voor Inlandsche artsen vastgesteld, benevens eene toelage, bedragende voor twee van hen ƒ 100. —(een 1) Stbl. 1916 No. 556. 2) Stbl. 1915 No. 386. 3) Stbl. 1916 No. 423. 373 honderd gulden) 'smaands en voor de drie overige ƒ50 — (vijftig gulden)'s maands, de laatsten bovendien onder genot van vrije woning in de school; t, voor onderwijs in ziekenverpleging ƒ 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands; j. een Inlandsche vroedvrouw, assistente voor de verloskunde, op eene bezoldiging van ƒ 50.— (vijftig gulden) 'smaands met zes tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ 5 (vijf , gulden) 'smaands, tot een maximum van ƒ80.— (tachtig gulden) 'smaands, benevens vrije woning in de school; k. vijf laboratoriumbedienden, een sectieknecht en een bediende voor het opzicht over de instrumenten en sterilisatie, ieder op eene bezoldiging van ƒ20.— (twintig gulden) 'smaands met jaarlijksche verhoogingen van ƒ 2.50. — (twee gulden vijftig cent) 'smaands tot een maximum van ƒ 40.— (veertig gulden) 's maands ; /. vier bedienden, ieder op eene bezoldiging van ƒ 12.— (twaalf gulden) tot ƒ 15.— (vijftien gulden) 'smaands; m. twee tuinjongens, ieder op eene bezoldiging van ƒ 10 (tien gulden) 'smaands tot ƒ 12 (twaalf gulden) 'smaands; n. een schrijver op eene bezoldiging van/125.— (een honderd vijf en twintig gulden) 's maands met twee driejaarlijksche verhoogingen van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 'smaands tot een maximum van ƒ 175.— (een honderd vijf en zeventig gulden) 'smaands; o. voor onderhoud en aanvulling van de eerste inrichting ƒ 3200.— (drie duizend twee honderd gulden) 's jaars; p. voor boeken en andere leermiddelen voor dienstverbandleerlingen ƒ 4000.— (vier duizend gulden) 's jaars; Ten derde : enz. Wijziging van de bezoldiging der niet-medische leeraren bij de Nederlandsch-Indische artsenschool te Soerabaja (z. g. practijk toelage Staatsblad 1915 No 386). Is goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Aan enz. Ten tweede: enz. Ten derde: 1) Aan de niet-medische leeraren en waarnemende en tijdelijke niet-medische leeraren bij de NederlandschIndische artsenschool te Soerabaja wordt in de na' te noemen 374 gevallen boven het aanvangstractement door den Hoofdinspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst toegekend eene maandelijksche toelage van / 100.— (een honderd gulden), welke vervalt bij toekenning van de eerste der aan hunne betrekking of — wat de tijdelijke leeraren betreft — aan hunne inmiddels verkregen betrekking verbonden tractementsverhoogingen, tenzij die toekenning door eigen schuld van den belanghebbende is uitgesteld, in welk geval de toelage vervalt op het tijdstip, waarop de eerste verhooging onder gewone omstandigheden zou zijn toegekend. 'i 2) De toelage wordt verleend: a. aan leeraren met een diensttijd van ten minste vier jaren, na verkregen bevoegdheid tot het geven van middelbaar of hooger onderwijs, doorgebracht als leeraar bij het openbaar of particulier middelbaar en hooger of naar het oordeel van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst daarmede overeenkomend onderwijs in Nederland, of met een diensttijd van ten minste twee jaren met vorenbedoelde bevoegdheid doorgebracht als leeraar of tijdelijk leeraar bij het openbaar of particulier middelbaar en technisch onderwijs in Nederlandsch-Indië bij eerste indiensttreding; b. aan de overigen: 'zoodra hun diensttijd, eventueel met mederekening van den sub a bedoelden Nederlandschen diensttijd voor de helft of van vorenbedoelden Indischen diensttijd ten volle, twee jaren bedraagt. Extract, enz. Gouv. Besl. van 29 October 1913 No. 18. Ten vervolge van artikel 4 van het besluit van 8 Mei 1913 No. 42 en in afwachting van eene nadere regeling van de daarin bedoelde aangelegenheid, te bepalen, dat door den Directeur der Nederlandsch-Indische Artsenschool te Soerabaja aan de leerlingen dier school, die zich hebben verbonden om na afloop hunner studiën in dienst van het Gouvernement te treden, toelagen voor huisvesting, voeding en kleeding worden toegekend, met inachtneming van de volgende xegelen: a. voor dienstverbandleerlingen, die bij hunne ouders of verzorgers gehuisvest zijn, bedraagt de toelage ƒ 15 (vijftien gulden) 's maands of, indien die ouders of verzorgers onvermogend zijn, ƒ 17.50 (zeventien gulden vijftig cent) 'smaands.; 375 b. voor de overige dienstverband-leerlingen bedraagt zij minstens / 20 (twintig gulden) en ten hoogste ƒ 40 (veertig gulden) 'smaands, zullende bij de bepaling van het juiste bedrag der aan eiken leerling toe te kennen toelage rekening worden gehouden met de wijze, waarop hij gehuisvest is, en in acht genomen worden, dat de toelagen, behalve in geval van onvermogen der ouders of verzorgers, niet strekken tot volledige vergoeding van voormelde kosten, doch tot tegemoetkoming daarin, een en ander overeenkomstig de dienaangaande door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, te geven nadere aanwijzingen. Gouv. Besl. van 21 December 1914 No. 29. Eerstelijk enz. Ten tweede: Ten vervolge van het besluit van 29 October 1913 No. 18 en in afwachting van de vaststelling van een reglement voor de Indische artsenscholen, met betrekking tot de leerlingen der Nederlandsch Indische Artsen school te Soerabaja, te bepalen als volgt: I. a. De kweekelingen onder dienstverband genieten kosteloos onderwijs en ontvangen gratis de noodige leermiddelen en schrijfbehoeften. b. Zij genieten bij aanneming en ontslag indemniteiten voor reis- en transportkosten van de plaats hunner inwoning tot de school en omgekeerd, op den voet van het Reglement in Staatsblad 1882 No. 187, zooals dat laatstelijk is gewijzigd bij artikel 1 van dit besluit mits het ontslag van de school niet het gevolg is van eigen wil of onbehoorlijk gedrag. c. Zij genieten vrije geneeskundige behandeling en geneesmiddelen uit de apotheek van het militair hospitaal te Soerabaja, en worden als lijders der tweede afdeeling in genoemd hospitaal verpleegd. d. Worden zij wegens ziekte tijdelijk naar de plaats hunner herkomst teruggezonden, zoo genieten zij reis- en transportkosten derwaarts en terug naar de school. 376 e. Ingeval van overlijden worden de lijken dezer kweekelingen voor zoover dit niet door familiebetrekkingen geschiedt, voor rekening van den Lande begraven door de zorg der administratie van het militair hospitaal, overeenkomstig de klasse, waarin zij verpleegd worden. II. a. Kweekelingen, buiten dienstverband studeerende, betalen een schoolgeld van ƒ10.— 'smaands en zorgen zelve voor de noodige leermiddelen en schrijfbehoeften. ') b. De betaling van het schoolgeld geschiedt maandelijks bij vooruitbetaling ten kantore van den algemeenen ontvanger van 's Lands kas te Soerabaja, zullende de betrokkene niet tot de lessen eener maand worden toegelaten, alvorens hij aan den Directeur de quitantie van het schoolgeld over die maand heeft vertoond. Candidaten, welke wegens phijsieke ongeschiktheid of om eenige andere reden niet als dienstverband-leerlingen kunnen worden aangenomen, zullen gratis de lessen kunnen volgen indien: de ouders van den leerling ten genoege van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, doen blijken van hun eigen onvermogen, zoowel als van dat van hun kind, dan wel de voogd van het onvermogen van zijn pupil, of wel dat zij aantoonen te wonen'buiten Soerabaja, en niet bij machte te zijn het schoolgeld, benevens de reis- en verblijfkosten te betalen; zij uitmunten door buitengewonen ijver en aanleg. Deze vergunning kan door genoemden Hoofdinspecteur te allen tijde worden ingetrokken. 7. BEZOLDIGING der Inlandsche geneeskundigen. Staatsblad 1910 No. 615. E e r st e 1 ij k: Met buitenwerkingstelling van artikel 1, § 3, van het besluit van 24 November 1875 No. 7 (Staatsblad No. 264) en van het besluit van 11 Januari 1899 No. 36 (Staatsblad No. 38), de bezoldiging der Inlandsche geneeskundigen te bepalen op i) Bij artikel 2 van het Gouv. besl. van 25 September 1916 No. 12 gewijzigd als volgt: „Kweekelingen, buiten dienstverband studeerende, betalen een schoolgeld van ƒ 10 (tien gulden) 's maands in de voorbereidende afdeeling en ƒ 15 (vijftien gulden) 's maands in de geneeskundige afdeeling en zorgen zelf voor de noodige leermiddelen en schrijfbehoeften" en zulks gerekend van 14 Augustus 1916 (artikel 4 van genoemd besluit). 377 ƒ 150.— (één honderd vijftig gulden) 'smaands met vier verhoogingen van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands, telkens na drie jaren ijverige en trouwe plichtsbetrachting; met dien verstande dat voor de Inlandsche geneeskundigen, die thans reeds eene bezoldiging van/ 150.— 's maands genieten, de diensttijd, op die bezoldiging doorgebracht, zal medetellen voor de toekenning der traktementsverhoogingen op den voet der nieuwe traktementsregeling. Ten tweede: Te bepalen dat voor de Inlandsche geneeskundigen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit in 's Lands dienst zijn de nieuwe traktementsregeling geacht wordt op 1 Januari 1910 in werking te zijn getreden; en dat in verband daarmede aan de erfgenamen van de Inlandsche geneeskundigen, die tusschen 1 Januari 1910 en voormeld tijdstip zijn overleden, zal worden uitgekeerd een bedrag gelijk aan het verschil tusschen de inkomsten door deze geneeskundigen van af 1 J anuari 1910 genoten ingevolge de traktementsregeling in Staatsblad 1899 No. 38 en de inkomsten die zij van af dien datum zouden hebben genoten indien de nieuwe traktementsregeling op 1 Januari 1910 was in werking getreden. 8. Toelagen wegens dure levenswijze zijn toegekend aan de Inlandsche geneeskundigen te: Bangko (Djambi) ƒ 25.— G.B. 30 Oct. 1909 No. 24. Residentie Palembang „ 25.— ,, 20 Dec. 1909 „ 15 Pontianak(Westerafd. Borneo) „ 25.— ,, 14 Dec. 1915 „ 22 Midden-Celebes (Menado) „ 25.— „ 15 Juni 1910 „ 16 Bonthain (Celebes en Ond.) „ 25.— ,, 7 Sep. 1910 „ 8 Tandj.-Pinang (Riouw en Ond.) „ 50.— ,, 12 Juli 1913 „ 3 Merauke (Amboina) „ 40.— „ 18 Mei 1905 „ 9. jo. „ 7 Mei 1908 „ 14 Banka . 75.— ,, 23 Juni 1908 „ 1. (art. 7) 378 9. Eene toelage voor de geneeskundige behandeling van het personeel der Staatsspoorwegen is toegekend aan de Inlandsche geneeskundige te baanvak: Pandeglang (Bantam) Waroenggoenoeng-Laboean G. B. 3 April 1912 No. 17 jo. 15 November 1912 No. 24. Maos (Banjoemas) Bandjar-Tambak G. B. 30 Juni 1915 No. 44. 10. Toelagen aan Inlandsche geneeskundigen belast met de behandeling van Inlandsche rechthebbenden op kostelooze geneeskundige hulp te Semarang en Soerabaja. Gouv. Besl. van 24 October 1916 No. 71. Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Machtiging te verleenen om te beschikken over een bedrag van ten hoogste ƒ 100.— (een honderd gulden) voor de inrichting van een spreekkamer van den met de behandeling van Inlandsche rechthebbenden op kostelooze geneeskundige Gouvernements hulp ter hoofdplaats a. Semarang b. Soerabaja a. b. belasten Inlandschen geneeskundige. Ten tweede: Bij wijze van tijdelijken maatregel, machtiging te verleenen om aan ieder der in artikel 1 van dit besluit bedoelde Inlandsche geneeskundigen, boven hunne gewone inkomsten toe te kennen eene toelage van / 75.— (vijf en zeventig gulden) 'smaands voor transportkosten en eene huishuurindemniteit van ƒ 40.— (veertig gulden) 'smaands. Ten derde: enz. Afschrift enz: 379 11. Tarief, bedoeld in alinea 2 van art. 9 van het bij het besluit van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 2 Januari 1902 No. 32 (Bijblad No. 5663) vastgesteld Reglement betreffende de bevoegdheid en verplichtingen van dokters-djawa (Inlandsche geneeskundigen). Gouv. Besl. 14 Juni 1901 No 29. Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen: le. dat in al die garnizoenen alwaar het bij afwezigheid of bij ontstentenis van een officier van gezondheid, door den Militairen Commandant noodig geacht wordt, de hulp van een aldaar of in de nabijheid geplaatsten dokter-djawa in te roepen, dezen eene belooning toegekend wordt van ƒ 0.50 (vijtig cent) per dag, bijaldien de garnizoenssterkte minder dan 50 man en van ƒ 1. —(een gulden) per dag als deze meer dan 50 man bedraagt; l) 2e. dat voor elke medische visite aan een Officier of diens gezin gebracht in bovenbedoelde garnizoenen, aan den betreffenden dokter-djawa een honorarium van ƒ1.— (een , gulden) wordt uitgekeerd, zullende echter door hem niet meer in rekening mogen worden gebracht dan ƒ 1— (een gulden) daags voor elk behandeld gezin; 3e. dat den dokter-djawa in bovengenoemde gevallen de gedane uitgaven voor transportmiddelen zullen worden gerestitueerd, bijaldien hij niet op de plaats zelve gevestigd is. Extract enz. 12 Rentelooze voorschotten aan Inlandsche geneeskundigen in Gou¬ vernements dienst, voor den aankoop van een microscoop. Gouv. Besl. 4 Sept. 1915 No. 24 (Bijblad No. 8340). Gelezen enz. Gelet op artikel 49 der Indische Comptabiliteitswet; Is goedgevonden en verstaan: rï*Q Eerstelijk: Den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te >) Ingevolge het Gouv. Besl. van 28 April 1915 No 32 ontvangen In. landsche geneesheeren bij de tinwinning op het eiland Banka, die eventueel op hunne standplaats den hun bij hunne aanstelling niet opgedragen militair geneeskundigen dienst moeten waarnemen, daarvoor eene toelage van J 50 (vijftig gulden) 'smaands tegen stilstand van hunne aanspraken op ?o«r.,ra9on' bedoeld in de Punten 1 en 2 van het besluit van 14 Juni 1901 Mr> OQ J 380 machtigen om, met inachtneming van het bepaalde bij het besluit van 10 December 1873 No. 6 (Bijblad No. 2718), aan de Inlandsche geneeskundigen in Gouvernements dienst, indien zij daartoe het verzoek doen, voor den aankoop van een microscoop uit te betalen een renteloos voorschot op hun te verdienen traktement van ten hoogste ƒ 300.— (drie honderd gulden). Ten tweede; Te bepalen dat: le. de aanzuivering van het in artikel 1 van dit besluit bedoeld voorschot, aanvangende met de maand, volgende op die, waarin de uitbetaling heeft plaats gehad, zal geschieden in ten hoogste 24 (vier en twintig) maandelijksche termijnen van / 12.50 (twaalf gulden vijftig cent) door inhouding op het traktement van de betrokkenen, welke korting evenwel achterwege blijft gedurende die maanden, dat zij onderworpen zijn aan korting wegens genoten voorschot op traktement ingevolge Bijblad op het Staatsblad No. 4784; 2e. bij overlijden of ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst van de betrokkenen, het geheele bedrag van het eerstbedoelde voorschot dan wel het alsdan nog niet aangezuiverde gedeelte daarvan, zonder nadere opzegging in zijn geheel opvorderbaar zal zijn; 3e. binnen eene maand na de ontvangst van het onderwerpelijk voorschot het bewijs van de plaats gehad hebbende betaling van de aangeschafte microscoop aan den Directeur van Onderwijs en Eeredienst moet worden ingediend. Extract enz. 13. Vrijstelling van persoonlijken schutterlijken dienst van de mannelijke Europeesche leerlingen van de Nederlandsch-Indische Artsenschool te Soerabaja en van de School tot opleiding van Indische artsen te Weltevreden. Ordonnantie in Stbl. 1916 No. 291. Met uitbreiding van artikel 4 van het Reglement voor de schutterijen op Java (Staatsblad 1883 No. 22) te bepalen, dat van persoonlijken schutterlijken dienst mede zijn vrijgesteld de Europeesche mannelijke leerlingen van de Nederlandsch-Indische Artsenschool te Soerabaja en van de school tot opleiding van Indische artsen te Weltevreden. 381 14. BEVOEGDHEID en verplichtingen van Inlandsche geneeskundigen, zie Hoofdstuk I blz. 52. 15. REGLEMENT op de reis-, verblijf- en transportkosten van het inlandsch personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst. ]) Staatsblad 1882 No. 187, 1901 No. 357, 1903 No. 262, 1908 No. 323, 1914 No. 776 en 1916 No. 23. ARTIKEL 1. 2) Aan doctors-djawa, kweekelingen van de school tot opleiding van inlandsche geneeskundigen, vaccinateurs, hulp- en élèvevaccinateurs, inlandsche veeartsen en kweekeling-veeartsen wordt bij dienstreizen, die zich verder uitstrekken dan tot «enen afstand van zes palen buiten' hunne verblijf- of standplaats, toegekend: a. te land: /U+h bij reizen in commissie, eene tegemoetkoming voor transportkosten van / 0.33 (drie en dertig cent) per paal aan doctorsdjawa, vaccinateurs, hulpvaccinateurs en inlandsche veeartsen, en van / 0.20 (twintig cent) per paal aan kweekelingen der school tot opleiding van inlandsche geneeskundigen, élève-vaccinateurs en kweekeling-veeartsen; bij reizen ter bereiking der bestemming, zooals bij overplaatsing of eerste aanstelling, worden de boven vastgestelde bedragen respectievelijk verhoogd: voor ongehuwden tot ƒ 0.36 (zes en dertig cent) en ƒ 0.23 (drie en twintig cent); voor gehuwden tot ƒ 0.42 (twee en veertig cent) en ƒ 0.26 (zes en twintig cent); ') Bij Gouv. Besl. van 14 April 1915 No. 33 (Stbl. No. 315) is dit reglement van toepassing verklaard op de niet-Inlandsche kweekelingen onder dienstverband der Indische artsenscholen. 2) Zie voor afwijking van dit artikel Gouv. Besl. 2 Januari 1911 No. 34 blz. 385. 382 b. te water (waaronder begrepen alle reizen op rivieren, binnenwateren en over zee): bij reizen in commissie, vrij transport voor zich zeiven, en bij reizen ter bereiking der bestemming ook voor hun wettig gezin, aan doctors-djawa, vaccinateurs, hulpvaccinateurs en inlandsche veeartsen en inlandsche kweekelingen onder dienstverband derlndische artsenscholen als passagiers der tweede klasse en aan élèvevaccinateurs en kweekeling-veeartsen als passagiers der derde klasse; dan wel, zoo zij zelf in de noodige transportmiddelen voorzien, eene tegemoetkoming, die het bij tarief of door gebruik vastgestelde' bedrag voor prauwhuur niet overschrijdt, hetgeen telkens door het hoofd van gewestelijk- of plaatselijk bestuur op de declaratie gecertificeerd wordt ]). ARTIKEL 2. Bij reizen te land langs wegen, waarvoor geene afstandwijzers zijn aangenomen, wordt het aantal afgelegde palen telkens door het hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur op de declaratie bekend gesteld, waarbij voor wegen, op welke de afstanden niet in palen zijn aangeduid, tot maatstaf wordt genomen dat een afstand, die gewoonlijk te voet in één uur wordt afgelegd, gelijk aan drie palen is. Voorts is nog bij reizen te land van toepassing het reglement op het reizen langs spoorwegen bedoeld bij Staatsblad 1872 No. 77, aangevuld bij Staatsblad 1873 No. 166; zullende, zoo van dit middel van vervoer wordt gebruik gemaakt, de in art. 1 genoemde personen worden overgevoerd als reizigers in rijtuigen der 3de klasse, met dien verstande evenwel, dat hun de kosten van vervoer van bedienden en bagage niet-worden vergoed. s) ARTIKEL 3. Daar waar door het Gouvernement overeenkomsten zijn of mochten worden getroffen met aannemers voor het vervoer van Gouvernements reizigers en hunne bagage, wordt door de in artikel 1 genoemde personen, voor zooveel zij vallen in de 1) Stbl. 1914 No. 776 2) Zie voor reizen met den Deli-spoorweg Staatsblad 1905 No. 505 blz 385 en voor afwijking van deze alinea Gouv. Besl. 2 Januari 1911 No. 34, blz. 385. 383 termen van die overeenkomsten, van de diensten en transportmiddelen van die aannemers gebruik gemaakt; wordende alsdan niet toegekend de bij dat artikel bedoelde tegemoetkoming. ARTIKEL 4. Aan Inlandsche geneeskundigen wordt: ö. bij reizen zoowel te land als te water een daggeld toegekend van ƒ5.— (vijf gulden) met. dien verstande dat bij reizen te water het daggeld ƒ 1.50 zal bedragen, indien door den reiziger niet in eigen voeding wordt voorzien; b. bij detacheering buiten hunne standplaats een daggeld van ƒ5.— (vijf gulden) toegekend, met dien verstande dat het daggeld voor niet langer dan twee maanden wordt te goed gedaan. ]) Aan de overige in artikel 1 bedoelde personen kan, zoowel bij reizen te land als te water, bij uitzondering in bijzondere gevallen een daggeld worden toegelegd van hoogstens ƒ1.— (een gulden) voor hen, die onbezoldigd zijn, en van hoogstens ƒ 0.50 (vijftig cent) voor hen, die bezoldiging, toelage of onderstand uit 's lands kas genieten; zullende de noodzakelijkheid tot het toekennen van daggeld en het bedrag daarvan telkens op de. declaratie moeten blijken uit eene met redenen omkleede verklaring van het hoofd van gewestelijk bestuur bij reizen ter bereiking der bestemming ter plaatse waar de reis aanvangt, en bij reizen in commissie van dezelfde autoriteit in de bereisde streken. 2) Bij reizen te land, waarbij de reiziger op één en denzelfden dag van- en naar zijne standplaats heen en terug reist, wordt hem de helft te goed gedaan van het daggeld, dat hij bij eene langere reis zou hebben genoten, welke helft eveneens woidt toegestaan voor den dag van terugkomst, wanneer de reis meer dan een dag geduurd heeft. ARTIKEL 5. Bij het toekennen van daggelden wordt zooveel mogelijk tot maatstaf genomen, dat per dag ten minste moet worden afgelegd een afstand van 18 (achttien) palen en, langs spoorwegen reizende, minstens 100 (één honderd) kilometers of 67 (zeven en zestig) palen van 400 rijnlandsche roeden. >) Stbl. 1916 No. 23. a) Stbl. 1901 No. 357. 384 ARTIKEL 6. Doctors-djawa en inlandsche veeartsen kunnen, bij reizen wegens overplaatsing of in commissie, de kosten van het transport der door hen mede te voeren medicijnkisten, geneesmiddelen en instrumenten den lande in rekening brengen; zullende de betrekkelijke vorderingen zooveel mogelijk moeten gestaafd worden door bewijsstukken in originali. ARTIKEL 7. Aan de in artikel 1 bedoelde personen kunnen voorschotten op hunne reis-, verblijf- en transportkosten worden toegekend, op den voet als bij artikel 12 van het reglement op de reisen verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in NederlandschIndië (Staatsblad T 862 No. 153a) voor Europeesche ambtenaren is vastgesteld. ,» ;v ', ARTIKEL 8. Vóór het vertrek legt de reiziger een declaratie aan overeenkomstig het model, vastgesteld bij het in artikel 7 bedoeld reglement. Die declaratie moet voor vertrek en aankomst ter viseering worden aangeboden aan het betrokken hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur. Op die declaratie wordt tevens aangeteekend of daarop al dan niet voorschot is verleend. ARTIKEL 9. Dit reglement is niet van toepassing op vaccinateurs, hulpen élève-vaccinateurs, reizende binnen hun vaccine-district voor de verrichting van hun gewoon dienstwerk. ARTIKEL 10. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om in bijzondere gevallen van vorenstaande regelen af te wijken. :) Ten tweede: enz. Ten derde: enz. !) Stbl. 1901 No. 357. 385 16. Verdere voorschriften omtrent de reis-, verblijf- en transportkosten van Inlandsche geneeskundigen. Staatsblad 1905 No. 505. Krachtens machtiging der Koningin, met wijziging in zoover van artikel 2, alinea 2 van het Reglement op de reis-, verblijfen transportkosten van het Inlandsch personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 4 Juli 1882 No. 40 (Staatsblad No. 187) te bepalen, dat bij reizen voor 's Lands rekening met den Deli-spoorweg door Inlandsche geneeskundigen, vaccinateurs en Inlandsche veeartsen wordt gereisd in rijtuigen der tweede klasse. Staatsblad 1908 No. 323. Krachtens Koninklijke machtiging, met nadere wijziging in zoover van het Reglement op de reis-, verblijf- en transportkosten van het Inlandsch personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst (Staatsblad 1882 No. 187) zooals dat reglement o. m. is gewijzigd en aangevuld bij Staatsblad 1901 No. 357, te bepalen, dat aan Inlandsche geneeskundigen, die bij ontstentenis dan wel tijdelijke verhindering van een Inlandsch geneeskundige in een naburig ressort of onder-ressort van den burgerlijken geneeskundigen dienst nevens hunne eigen functiën, met de waarneming van diens werkzaamheden worden belast, voor den geheelen duur dier waarneming een daggeld van f2.— (twee gulden) wordt toegekend. Gouv. Besl. van 2 Januari 1911 No. 34. Eerstel ijk: Met afwijking van artikel 1 van het Reglement op de reis-, verblijf- en transportkosten van het Inlandsch personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 4 Juli 1882 No. 40 (Staatsblad No. 187), te bepalen dat aan Inlandsche geneeskundigen, die zich binnen een afstand van zes palen van hun verblijf-of standplaats, ter beoordeeling van het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur, veel en dikwijls in dienst hebben te verplaatsen, door dat bestuurshoofd eene vergoeding voor transportkosten kan worden toegekend, waarvan het bedrag — behoudens een maximum van / 0.33 (drie en dertig cent) per paal — naar de werkelijke behoefte zal moeten worden geregeld. 25 386 Ten tweede: Met afwijking van artikel 2, alinea 2, van het in artikel 1 van dit besluit vermeld Reglement en van § A, a, van het besluit van 22 Juni 1903 No. 17 (Staatsblad No. 252) x) te bepalen dat Inlandsche geneeskundigen bij reizen voor 's Lands rekening per spoortrein reizen in rijtuigen der tweede klasse en bij vervoer per tram in rijtuigen der eerste of der tweede klasse naar gelang daarbij niet of wel rijtuigen der derde klasse bestemd voor of mede bestemd voor Europeesche reizigers in gebruik zijn. Gouv. Besl. van 19 Januari 1903 No. 24 (Bijbl. No. 5839). Krachtens machtiging der Koningin aan den dokter-djawa te Padang (Gouvernement Sumatra's Westkust) voor de reizen van zijne standplaats naar Oelak Karang, Pampangan en Loeboek Begaloeng in het belang van de poliklinische geneeskundige behandeling der behoeftige Inlandsche bevolking, toe te kennen een maandelijksche toelage ter tegemoetkoming in reiskosten van ƒ25.— (vijf en twintig gulden). Gouv. Besl. van 28 April 1907 No. 46 (Bijbl. No. 6693). Met afwijking in zoover van het Reglement op de reis-, verblijf- en transportkosten van het Inlandsch personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 4 Juni 1882 No. 40 (Staatsblad No. 187), te bepalen dat aan de in de residentie Djokjakarta !) § A, a, van Staatsblad 1903 No. 252 luidt als volgt: A. dat, met intrekking van artikel 1 van het besluit van 28 December 1887 No. 3 (Staatsblad No. 250), het Reglement op het reizen van landsdienaren langs spoorwegen, vastgesteld bij artikel 1 vah het besluit van 25 April 1872 No. 7 (Staatsblad No. 77), zooals het bij latere besluiten is gewijzigd en aangevuld — in afwachting van nadere regelingen ten deze— zooveel mogelijk van toepassing zal zijn op de ten laste van het Land komende reizen langs de bij het besluit van 18 Februari 1902 No. 45 (Staatsblad No. 107) bedoelde stoomtramwegen van landsdienaren en andere personen, voor wie het Reglement in Staatsblad 1890 No. 209 niet toepasselijk is, met dien verstande dat: a. de personen, die volgens de thans bestaande of nader in het leven te roepen voorschriften bij reizen met spoortreinen recht hebben op vervoer in rijtuigen der 2e of 3e klasse, bij reizen langs stoomtramwegen, waar geen rijtuigen der 3e klasse in gebruik zijn, respectievelijk plaats nemen in rijtuigen der le en 2e klasse." 387 geplaatste Inlandsche geneeskundigen, bij dienstreizen zich verder uitstrekkende dan zes palen van hunne standplaats, wordt toegekend eene tegemoetkoming voor transportkosten van ƒ 0.50 (vijftig cent) per paal; met dien verstande dat zij geen afzonderlijke transportkosten voor het vervoer van de door hen mede te nemen medicijnkist, geneesmiddelen en instrumenten mogen declareeren. Gouv. Besl. 10 Jan. 1916 No. 25 (Staatsblad No. 23). Met wijziging in zoover van de classificatie der Gouvernements passagiers bij overvoer met particuliere stoombooten in den Indischen Archipel, vastgesteld bij het besluit van 15 Maart 1861 No. 6 (Staatsblad No. 10), te bepalen, dat de Inlandsche geneeskundigen worden gerangschikt onder de passagiers der lste klasse. 17. Bijblad No. 4847 handelt over het kostuum van de Inlandsche geneeskundigen. 18. Bijblad No. 8454. Bevoegdheid van den Hoofdinspecteur, Chef B.G.D. om, wanneer hij dit in het belang van den dienst noodig oordeelt, Inlandsche geneeskundigen die verklaren wegens ziekte, al of niet gestaafd door een geneeskundig certificaat, geen dienst te kunnen doen of de hun aangewezen bestemming niet te kunnen volgen, dan wel op grond van een geneeskundig certificaat wegens ziekte ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst verzoeken, of voor zoodanig ontslag worden in aanmerking gebracht, op te dragen zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door een der commissiën bedoeld bij de Bepalingen, regelende het constateeren der ziekte van burgerlijke ambtenaren die een buitenlandsch verlof tot herstel van gezondheid verzoeken (Staatsblad 1913 No. 695). VI. INLANDSCHE VROEDVROUWEN. / Opleiding. Staatsblad 1902 No. 201. Met intrekking van de artikelen 1 tot en met 4 van het besluit van 21 Mei 1891 No. 3 en van het besluit van 28 October 388 1898 No. 4 voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen: a. dat om te worden opgeleid voor het examen van Inlandsch vroedvrouw, Inlandsche vrouwen, die voor die opleiding geschikt worden geoordeeld, door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid kunnen worden toegevoegd aaft Europeesche geneeskundigen, die tot die opleiding genegen zijn en daarvoor geschikt worden geacht, met dien verstande dat het aantal bij iederen geneesheer in opleiding zijnde vrouwen het getal van 6 (zes) niet zal te boven gaan ; b. dat aan de geneeskundigen over den duur van bedoelde opleiding —zijnde twee, hoogstens drie jaren —wordt toegekend eene toelage van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) 's maands, ter bestrijding der kosten van voeding en huisvesting van iedere in opleiding zijnde vrouw; c. dat voor iedere Inlandsche vrouw, die bij het examen voor Inlandsch vroedvrouw slaagt, aan den Europeeschen geneeskundige, die haar heeft opgeleid, door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid eene premie van ƒ1000. (één duizend gulden) wordt toegekend, met dien verstande dat die premie pondspondsgewijs door dien departementschef wordt verdeeld, indien de in het examen geslaagde vrouw achtereenvolgens door meer dan één geneeskundige is opgeleid; d. dat de in § a van dit artikel bedoelde regeling wordt gerekend te zijn ingegaan met 4 Augustus 1899; e. dat de noodige voorschriften betreffende het examen voor Inlandsche vroedvrouw worden vastgesteld door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid; ƒ. dat aan de Europeesche geneeskundigen, aan wie Inlandsche vrouwen ter opleiding tot Inlandsch vroedvrouw worden toegevoegd, ten behoeve van hun onderwijs de door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid aan te geven hulpmiddelen in bruikleen kunnen worden afgestaan; g. dat het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur bevoegd is om in bijzondere gevallen vergunning te verleenen dat de in opleiding te nemen of genomen vrouwen elders worden gehuisvest dan bij den opleidenden geneeskundige, wanneer redenen van overwegenden aard het onmogelijk of minder gewenscht maken haar bij dien geneeskundige te doen inwoner*. 389 2. HULPMIDDELEN ten gebruike bij de opleiding. Besl. Dir. O. E. N. van 18 October 1902 No. 18520 (Bijbl. No. 5784). a. krachtens letter ƒ van het Gouvernementsbesluit van 11 Mei 1902 No. 43 (Staatsblad No. 201) te bepalen, dat aan ieder der Europeesche geneeskundigen, aan wie Inlandsche vrouwen ter opleiding tot Inlandsche vroedvrouwen worden toegevoegd, de volgende hulpmiddelen in bruikleen kunnen worden afgestaan: een verloskundig phantoom met pop; een normaal vrouwelijk bekken; een normale schedel van een voldragen vrucht; een verloskundig handboek. 3. VOORSCHRIFTEN betreffende het examen voor Inlandsch vroedvrouw en wat daarmede verband houdt. Besl. wd. Hisp., Chef B. G. D. 28 April 1915 No. 3630 (Bijbl. No. 8251). ARTIKEL 1. (1) Het examen wordt afgenomen door eene commissie, samengesteld of samen te stellen volgens de voorschriften voor het examen ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening van de verloskunde in Nederlandsch-Indië als Europeesch vroedvrouw (Bijblad No 8058). l) (2) Het kan, op verzoek van de candidate, in de Malèische taal worden afgenomen. ARTIKEL 2. Tot het afleggen van het examen wordt geen candidate toegelaten, die den leeftijd van twintig jaren niet heeft bereikt, en die niet de bewijzen overlegt, dat zij als leerling-vroedvrouw is ingeschreven en daarna minstens tien gewone verlossingen in tegenwoordigheid van een bevoegd verloskundige verricht heeft. ARTIKEL 3. Voor de inschrijving als leerling-vroedvrouw wordt vereischt: a. eene schriftelijke verklaring van het Hoofd van plaatselijk bestuur harer woonplaats, dat de candidate van onbesproken gedrag is; ') Zie blz. 46. 390 b. eene schriftelijke verklaring van een bevoegd geneeskun dige, dat zij eene goede gezondheid geniet en vrij is van lichaamsgebreken, welke bij de uitoefening van het beroep van vroedvrouw hinderlijk kunnen zijn; c. een bewijs, dat zij in staat is, zoowel mondeling als schriftelijk hare gedachten in de Maleische taal (met latijnsche karakters) uit te drukken, een duidelijke hand schrijft en bekend is met de vier hoofdregels van het rekenen. " ARTIKEL 4. (1) De inschrijving geschiedt door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. (2) De aanvrage tot inschrijving wordt gericht aan den betrokken Inspecteur van dien dienst door de(n) verloskundige, die de opleiding op zich wil nemen, onder overlegging van de sub a, b en c genoemde bescheiden. (3) Ingeval den betrokken Inspecteur blijkt* dat de candidate aan de bovengenoemde vereischten voldoet, zal hij een voorstel doen tot inschrijving aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. ARTIKEL 5. Het programma van het examen is als volgt: A. THEORETISCH GEDEELTE: a. elementaire kennis van het samenstel van het menschelijk lichaam en zijne verrichtingen; b. meer bijzondere kennis van het bekken en van de vrouwelijke zachte geslachtsdeelen; c. kennis van den loop der zwangerschap, der baring en van het kraambed in den regelmatigen toestand en van den daarbij te verleenen bijstand; d. theoretische bekendheid met en practische bedrevenheid in de toepassing van antisepsis gedurende de baring en het kraambed, benevens eenige kennis aangaande de zwangerschapshygiène; e. kennis van de meest voorkomende stoornissen gedurende de zwangerschap, de baring en het kraambed en van de 391 daartegen aan te wenden middelen, b.v. het verrichten van eene onderhuidsche injectie; ƒ. eenige kennis van de behandeling en verpleging van het pasgeboren kind in de eerste levensdagen. b. Practisch gedeelte: a. aanwijzing op het droge bekken of op het fantoom van het werktuigelijke verloop der baring bij de verschillende liggingen der vrucht; b. het aanleggen van de tang bij laagstaand hoofd en het verrichten van eene keering, zoo noodig met opvolgende extractie. 4. Reglement betreffende de bevoegdheden en verplichtingen (zie Hoofdstuk I. F 2). 5. Onderstand aan Inlandsche vroedvrouwen, a. Staatsblad 1898 No. 46. Den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen tot toekenning van onderstanden aan Inlandsche vroedvrouwen, die in de uitoefening van het vak geen genoegzaam middel van bestaan kunneh vinden, mits tot geen hooger bedrag dan ƒ25.— (vijf en twintig gulden)'s maands voor ééne vroedvrouw. b. Maatstaf voor de toekenning van onderstand aan Inlandsche vroedvrouwen. 1. Missive Hisp, Chef B. G. D. 9 Maart 1914 No. 2237 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur en de Inspecteurs en fd. Inspecteurs van den B. G. D. Tot dusver ontbreekt een maatstaf, naar welken de bij Staatsblad 1898 No. 46 bedoelde onderstand aan de Inlandsche vroedvrouwen wordt toegekend. Deze onderstand wordt dan eens berekend naar het aantal verrichte gratis-verlossingen van het voorafgaand jaar, dan weer vastgesteld naar plaatselijke omstandigheden of naar den landaard van de betrokken vroedvrouw. 392 Teneinde nu in de toekenning van die onderstanden eene uniformiteit te verkrijgen, zal voortaan zooveel mogelijk de volgende regeling in acht worden genomen. De toelagen zullen wisselen van ƒ 10 tot / 25 'smaands en alleen worden toegekend voor kosteloos verleende verloskundige hulp aan behoeftige vrouwen, onverschillig tot welken landaard die behooren. Indien in het voorafgaand jaar het totaal aantal gratis verlossingen, bij behoeftige vrouwen verricht, resp. 24, 36, 48, 60, 72,84 of 96 bedragen heeft, wordt voor het loopende jaar eene toelage toegekend van resp. ƒ 10, ƒ 12.50, ƒ 15, ƒ 17.50, ƒ 20, ƒ 22.50 of ƒ 25 'smaands; met dien verstande, dat de in het vorig jaar genoten onderstand c.q. voor het loopende jaar met niet meer wordt verminderd dan met ƒ5.— 's maands. Bij nieuwe plaatsing zal, bij gebrek aan gegevens, waarop het bedrag van de toelage kan worden gebaseerd, aan de betrokken vroedvrouw een onderstand worden verleend van ƒ 12.50 's maands, welk bedrag evenwel in bijzondere gevallen, in verband met plaatselijke omstandigheden, zal kunnen worden verhoogd. Wanneer per jaar minder dan 24 gratis-verlossingen bij behoeftige vrouwen zijn verricht, zal moeten worden nagegaan, waaraan dit moet worden toegeschreven en c.q. worden overwogen, of de betrokken vroedvrouw niet moet worden overgeplaatst of haar onderstand worden ingetrokken en hare plaats voorloopig onvervuld worden gelaten. Ik heb de eer UHEdG. te verzoeken om de Inlandsche vroedvrouwen in Uw gewest of ressort met het bovenstaande in kennis te willen stellen, en voor zoover betreft Uwe nog in te dienen desbetreffende voorstellen, bok daarmede rekening te willen houden. De Hisp. Chef B. G. D. (w.g.) DE VOGEL. 2. Missive wd. Hisp., Chef B.G.D. 10 April 1915 No. 3062 aan de Inspecteurs van den B. G. D. op Java en Madoera. De bij het dezerzijdsch schrijven van 9 Maart 1914 No. 2237 vastgestelde regeling voor de bepaling van het bedrag der aan Inlandsche vroedvrouwen toe te kennen onderstanden .gaf in den laatsten tijd meermalen aanleiding tot moeilijkheid. 393 Bij voorstellen tot toekenning van bedoelde onderstanden werd nl. wel eens uit het oog verloren, dat voormelde regeling uiteraard niet met alle omstandigheden rekening kon houden en dat dus ruimte moest worden gelaten voor eene wenschelijk gebleken afwijking, hetgeen in alinea 3 van het in hoofde aangehaald schrijven tot uitdrukking is gebracht. Zoo lijkt het mij billijk om bij de vaststelling van die onderstanden als regel als gratis-verlossingen aan te merken die hulp bij bevallingen, waarvoor de betrokken vroedvrouw naar het oordeel der bevoegde autoriteit eene te geringe betaling heeft genoten. Zij het ook ten overvloede, vestig ik nog Uwe aandacht op de bij het dezerzijdsch besluit van heden No. 3061 plaats gehad hebbende wijziging van artikel 5 van het Reglement voor Inlandsche vroedvrouwen, waarmede dezen in kennis waren te stellen. Het bepaalde in artikel 12 van het Gouvernements Besluit dd. 26 Juni 1862 No. 18 (bijblad No. 1209) kan als vervallen worden beschouwd, nu ingevolge artikel 40 van het Reglement van den B. G. D. de verplichtingen der vroedvrouwen, die onderstand genieten, opnieuw door mijn voorganger werden vastgesteld. De Wd. Hoofdinspecteur. Chef van den B. G. D. (w.g.) NOORDHOEK HEGT. 3. Missive van den wd. Hisp., Chef B. G. D. van 9 Aug. 1915 No. 6661 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur en de Inspecteurs en fd. Inspecteurs van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Ten vervolge van de dezerzijdsche missive van 9 Maart 1914 No. 2237, betreffende de maatstaf aan te leggen voor de bepaling van den aan Inlandsche vroedvrouwen toe te kennen gouvernementeelen onderstand, heb ik de eer UHEdG. mede te deelen, dat als gratis-verlossingen ook kunnen worden aangemerkt die verlossingen, waarvoor de vroedvrouw eene betaling van ƒ 2.50 of minder heeft genoten. De Wd. Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w.g.) OUWEHAND. 394 6. VERPLICHTINGEN van Inlandsche vroedvrouwen, die van Gouverne'rentswege onderstand genieten. Artikel 12 van het Gouv. Besl. van 26 Juni 1862 No. 18 (Bijbl. No. 1209). Ten twaalfde. Te bepalen, dat de inlandsche vroedvrouwen, eenen onderstand van het Gouvernement genietende, verplicht zullen zijn gratis verloskundige hulp te verleenen aan behoeftige zwangere vrouwen uit de bevolking, die zich op en in de nabijheid van hare standplaats bevinden. 7. PLAATSING .en overplaatsing. Staatsblad 1873 No. 104. Ten vervolge van het besluit van 30 Maart 1856 No. 16 (Staatsblad No. 70) den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om, in overleg met den Chef over den Geneeskundigen Dienst, inlandsche vroedvrouwen, die onderstand van landswege genieten, te plaatsen en over te plaatsen ook buiten de gewesten, vanwaar zij herkomstig zijn, indien zij daartoe genegen zijn, en zulks wordt geacht te zijn in het belang der inlandsche bevolking. 8. VERVOER van Inlandsche vroedvrouwen en van Inlahdsche leerling-vroedvrouwen. a. Staatsblad 1901 No. 297. Krachtens Koninklijke machtiging te bepalen, dat lste aan Inlandsche vroedvrouwen, die onderstand van Gouvernementswege genieten, bij eerste aanstelling en bij verplaatsing, van de plaats van verblijf naar die van bestemming, zoomede t'ÊÊpM 395 2de aan Inlandsche leerling-vroedvrouwen, ingeval zij het examen voor Inlandsche vroedvrouw wenschen af te leggen, van sp plaats, waar zij in opleiding zijn, naar die, waar het examen gehouden wordt, en desverlangd terug, mits zij naar het oordeel van haren leermeester de noodige bekwaamheid bezitten tot het afleggen van genoemd examen. Vervoer op 's Lands kosten zal worden verleend op den voet van het bepaalde onder „Ten tweede" letter B van Staatsblad 1875 No. 1 voor kweekelingen bij het openbaar Inlandsch onderwijs. Onder voorbehoud dat moet worden gereisd langs den weg, die in den kortsten tijd en met de minste kosten voor het Land kan worden afgelegd, ter beoordeeling van de betrokken Hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur. b. Staatsblad 1907 No. 294. Voor zooveel noodig krachtens Koninklijke machtiging te bepalen, dat aan Inlandsche vrouwen, die voor de opleiding tot vroedvrouw geschikt worden geoordeeld en die eene opleiding moeten volgen buiten de plaats harer inwoning, vervoer op 's Lands kosten zal worden verleend van de plaats van inwoning naar die, waar zij in opleiding zullen worden genomen en desverlangd terug, op den voet van het bepaalde onder „Ten tweede," letter B, van Staatsblad 1875 No. 1 !) voor kweekelingen bij het openbaar Inlandsch onderwijs, echter, ingeval van staking der opleiding, alleen indien de staking niet het gevolg is van eigen wil of van onbehoorlijk gedrag; l) Het hierbedoeld voorschrift luidt als volgt: „B. Bepalingen nopens het vervoer van het onderwijzend personeel aan „de openbare inlandsche scholen in Nederlandsch-Indië: „Inlandsche onderwijzers en kweekelingen, hetzij van gewone openbare „inlandsche scholen, dan wel van kweekscholen voor inlandsche onderwij„zers in Nederlandsch-Indië, genieten bij eene eerste aanstelling en bij „verplaatsing, van de plaats van verblijf naar die van bestemming, voor „het geval de afstand tusschen die plaats meer dan zes palen bedraagt: ,,1°. bij reizen over land: „eene tegemoetkoming van / 0.20 (twintig cent) per paal, voor een „heeren-rijpaard, zoomede de volgende koeliegelden, als: 396 onder voorbehoud dat moet worden gereisd langs den weg, die in den kortsten tijd en met de minste kosten voor het Land kan worden afgelegd, ter beoordeeling van de betrokken Hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur. 9. OPGAVE nopens de praktijk van Inlandsche vroedvrouwen die onderstand van Gouvernementswege genieten. Circ. Dir. O E. N. van 10 Mei IS98 No. 7848 (Bijbl. No. 5280). Uit de verschillende gewesten, waar Inlandsche vroedvrouwen werkzaam zijn, die onderstand van Gouvernementswege genieten, worden jaarlijks bij mijn Departement met de adviezen betreffende verlenging van dien onderstand opgaven ontvangen nopens de praktijk dier Inlandsche verloskundigen in het afgeloopen jaar. In het belang van de eenvormigheid en volledigheid dier opgaven, heb ik de eer UHEdG. te verzoeken om deze in het vervolg te willen verstrekken in den vorm, die is aangegeven in nevensgaand model. „een ongehuwd onderwijzer der eerste klasse ƒ 0.18 (achttien cent) „per paal; „een gehuwd onderwijzer der eerste klasse ƒ 0.24 (vier en twintig „cent) per paal; „een ongehuwd onderwijzer der tweede klasse ƒ 0.12 (twaalf cent) per paal; „een gehuwd onderwijzer der tweede klasse ƒ 0.18 (achttien cent) „per paal; „een ongehuwd onderwijzer der derde klasse ƒ 0.06 (zes cent) per paal; „een gehuwd onderwijzer der derde klasse ƒ0.12 (twaalf cent) per paal; „een ongehuwd kweekeling ƒ 0.03 (drie cent) per paal, en „een gehuwd kweekeling ƒ 0.06 (zes cent) per paal; „2°. bij reizen over zee: „vrij transport voor hen zeiven en hun wettig gezin voor rekening „van den lande; de onderwijzers der eerste, tweede en derde klasse „als passagiers der tweede klasse, en de kweekelingen als passagiers „der derde klasse." 397 Model behoorende bij de circulaire van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 10 Mei 1898 No. 7848. Residentie Jaar OPGAVEN betreffende de praktijk van Inlandsche vroedvrouwen, die onderstand van Gouvernementswege genieten. Stand- NAAM. plaats. Jaar waarin de opleiding werd voltooid Bedrag v. d. onderstand per maand Aantal in verrichte verlossingen. Bij Inlan- Bij vreemde I Bij EuroOosterl.n- I ders. gen. I peanen. Gratis Tegen betaling Ontvangen bedrag Gratis Tegen betaling Ontvangen bedrag Gratis Tegen betaling Ontvangen bedrag Totaal aantal verlossingen Totaal der I inkomsten uit de praktijk. .waarvan /.... bij Inlanders. I 1- Aanmerkingen. 398 10. REGELING van het binnenlandsch verlof en van den onderstand gedurende dat verlof der Inlandsche vroedvrouwen. Staatsblad 1903 No. 381. De Hoofden van gewestelijk bestuur te machtigen om aan de In hun gewest geplaatste Inlandsche vroedvrouwen, welke op den voet van het besluit van 21 Januari 1898 No. 14 (Staatsblad No. 46) onderstand genieten, wegens gewichtige redenen te vergunnen zich voor een tijdvak van ten hoogste drie maanden van hare standplaats te verwijderen ; met bepaling dat gedurende dat tijdvak de onderstand wordt genoten: ten volle over de eerste maand, voor de helft over den verderen duur van het verlof. VII. Verplegingspersoneel. /. Regelen voor de OPLEIDING van Inlandsch verplegingspersoneel. Gouv. Besl. 6 Augustus 1911 No. 31, junctis de Gouvernementsbesluiten van 12 December 1911, 9 Augustus 1914, 29 Mei 1915 en 9 Mei 1916 Nos. 28. 33, 42 en 21. § I. Opleiding van Inlandsch verplegingspersoneel geschiedt door geneeskundigen, aan het hoofd staande van openbare of particuliere burgerlijke ziekeninrichtingen, de laatsten voor zoover zij zich daartoe bereid verklaren en door den Hoofdinspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst daarvoor geschikt worden geacht. § II. In opleiding kunnen genomen worden Inlanders en met dezen gelijkgestelden van beiderlei kunne, die: a. eene openbare Inlandsche lagere school der tweede klasse met vrucht hebben doorloopen of op andere wijze eene gelijkwaardige ontwikkeling hebben verworven; b. niet jonger zijn dan 16 jaar en niet ouder dan 21 jaar; c. blijkens eene geneeskundige verklaring een gezond gestel hebben; x) § Hl. De aanwijzing van in opleiding te nemen „leerlingen verpleger (verpleegster)" geschiedt door den Hoofdinspecteur !) Zie voor de keuring ter erlanging van deze verklaring Bijblad No. 8102. 399 met dien verstande, dat ten hoogste 200 leerlingen-verpleger (verpleegster) gelijktijdig in opleiding mogen zijn en dat dit aantal in 1911 niet meer zal bedragen dan 40. § IV. (1). De opleiding geschiedt kosteloos. (2) De bij het hoofd eener openbare ziekeninrichting in opleiding zijnde leerlingen-verpleger (verpleegster) ontvangen eene toelage uit 's Lands kas van ƒ 10 (tien gulden)'s maands, welke door den Hoofdinspecteur telkens na één jaar met ƒ 1 (één gulden) 's maands kan worden verhoogd tot een maximum van ƒ 12 (twaalf gulden) 'smaands. (3) . Aan hoofden van particuliere ziekeninrichtingen, die op den voet dezer Regelen leerlingen-verplegers (verpleegsters) in opleiding hebben, wordt voor eiken leerling-verpleger (verpleegster) uitgekeerd gedurende het eerste jaar der opleiding ƒ 10 (tien gulden) 'smaands, gedurende het tweede jaar ƒ 11 (elf gulden) 'smaands, gedurende het derde en eventueel latere jaren ƒ 12 (twaalf gulden) 'smaands. (4) . Leerlingen-verpleger (verpleegster) tellen als zoodanig niet mede in de sterkte van het verplegingspersoneel der ziekeninrichtingen waarbij zij in opleiding zijn. (5) Zij kunnen tijdens den duur der opleiding benoemd worden tot niet-opgeleid verpleger (verpleegster) bij die inrichting op de voor die betrekking vastgestelde inkomsten, doch verliezen dan het genot der in alinea 2 bedoelde toelage en tellen dan mede in de sterkte van het verplegingspersoneel. § V. Aan personen, die zijn aangewezen om tot verpleger (verpleegster) te worden opgeleid, wordt vervoer op 's Lands kosten verleend van de plaats hunner inwoning naar de plaats waar zij opgeleid zullen worden en na beëindiging dier opleiding of bij ontslag (mits niet het gevolg van eigen wil of onbehoorlijk gedrag) desverlangd terug naar de plaats hunner inwoning, op den voet van het bepaalde onder „Ten tweede" letter B, van Staatsblad 1875 No. 1 voor kweekelingen bij hei ' openbaar Inlandsch onderwijs; J) onder voorbehoud, dat moet worden gereisd langs den weg, die in den kortsten tijd en met de minste kosten voor het Land kan worden afgelegd, ter beoordeeling van de betrokken Hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur. § VL De Hoofdinspecteur doet de opleiding staken, wan- l) Zie noot op blz. 395. 400 neer naar zijn oordeel gegronde vrees bestaat dat zij niet tot het beoogde doel zal leiden. § VII. (1) Na beëindiging der opleiding wordteen — voornamelijk practisch — examen afgelegd. (2) Zij, die in dat examen geslaagd zijn, ontvangen een getuigschrift. § VIII. Voor het examen worden regelen en voor het getu:gschrift wordt een model vastgesteld door den Hoofdinspecteur, terwijl ook overigens de opleiding geschiedt overeenkomstig de algemeene en bijzondere aanwijzingen door den Hoofdinspecteur of namens dezen door den betrokken qewestelijken Inspecteur gegeven. § IX. Voor elke(n) geëxamineerde, die in het examen is geslaagd, ontvangt de opleider eene premie van ƒ 500 (vijf honderd gulden). § X. (1) Tot het in § VII bedoelde examen kunnen door den Hoofdinspecteur ook worden toegelaten Inlanders en met dezen gelijkgestelden, die langs anderen weg dan in § I bedoeld tot verpleger (verpleegster) werden opgeleid, mits die opleiding naar het oordeel van den Hoofdinspecteur voldoende waarborgen voor deugdelijkheid oplevert en de opgeleide personen voldoen aan de eischen gesteld in § II, sub a en c. (2) Op de ingevolge de vorige alinea geëxamineerden is § VII (2) wèl, doch § IX niet van toepassing. Gouv. Besl. van 12 December 1911 No. 28. Ten vervolge van het besluit van 6 Augustus 1911 No. 31 te bepalen: a. dat de op voornoemden datum reeds bij openbare of particuliere burgerlijke ziekeninrichtingen tot verpleger (verpleegster) in opleiding zijnde Inlanders of daarmede gelijkgestelden van beiderlei kunne, ter verdere opleiding op den voet der bij dat besluit vastgestelde „Regelen voor de opleiding van Inlandsch verplegingspersoneel" door den Hoofdinspecteur, Chef van den burgerlijken geneeskundigen dienst, kunnen worden aangewezen, al hebben zij .den in § II sub b dier regelen vastgestelden maximum-leeftijd van 18 jaar overschreden. b. dat voor elk der sub a bedoelde jongelieden, die in het in § VII van de „Regelen voor de opleiding van Inlandsch verplegingspersoneel" gepoemd examen is geslaagd, de 401 opleider een zoodanig gedeelte der in § IX dier regelen genoemde premie van ƒ 500 (vijf honderd gulden) ontvangt, als den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, billijk voorkomt in verband met den duur der verdere opleiding. Besl. Hisp. B.G.D. 17 Januari 1916 No. 376. Gelet op de Regelen voor de opleiding van Inlandsch verplegingspersoneel vastgesteld bij het Gouvernementsbesluit van 6 Augustus 1911 No. 31, junctls de Gouvernementsbesluiten van 12 December 1911, 9 Augustus 1914 en 29 Mei 1915 Nos. 28, 33 en 42; Heeft besloten: Krachtens § VIII der bovenaangehaalde Regelen vast te stellen de volgende; Voorschriften betreffende het examen voor Inlandsch ziekenverpleger (pleegster). ARTIKEL 1. Het examen wordt afgenomen door eene commissie, bestaande uit minstens drie leden waarvan een tevens Voorzitter, voor iedere plaats waar daartoe gelegenheid zal worden gegeven door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst telkens voor een jaar samen te stellen. ARTIKEL 2. Tot het examen worden alleen toegelaten Inlanders en met dezen gelijkgestelden van beiderlei kunne, die in opleiding tot Inlandsch verpleger (eegster) zijn geweest bij een door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst daarmede belasten geneeskundige. ARTIKEL 3. Het programma van het examen is als volgt: a. elementaire kennis van samenstelling en verrichtingen van het menschelijk lichaam; b. elementaire kennis van hijgiene; c elementaire kennis van de meest voorkomende ziekten ■ d. bedrevenheid in het waarnemen en verplegen van zieken- e. bedrevenheid in het aanleggen van verbanden en in het 26 mm msm 402 verleenen van eerste hulp bij ongelukken, en ƒ. vaardigheid om in een kliniek, laboratorium, operatiekamer en apotheek behulpzaam te zijn. Circulaire Hisp. B.G.D. van 21 Dec. 1915 No. 10499. Duur van de opleiding. Het is mij gebleken dat onder de verschillende medici, die door mij zijn belast met de opleiding van Inlandsch verplegingspersoneel, de meeningen uiteenloopen over den duur der opleiding. Zoo zijn de opleiders op Java van oordeel dat eene grondige vorming tot Inlandsch verpleger in niet minder dan 3 jaren bereikt kan worden, terwijl de daarmede belaste geneeskundigen op de Buitenbezittingen als hun advies hebben te kennen gegeven, dat eene opleiding van 2 jaren voldoende is te achten. Waar nu ook het U bekende Gouvernementsbesluit van 6 Augustus 1911 No. 31, waarbij de Regelen dier opleiding zijn vastgesteld, den opleidingsduur in het midden heeft gelaten, komt het mij om tot goede resultaten te geraken noodig voor, dat in deze materie eene uniforme regeling wordt getroffen. Derhalve heb ik de eer UHEdG mede te deelen, dat in den vervolge als norm voor den duur der opleiding zal worden aangenomen, een tijdvak van minstens drie jaren. Ik behoud mij de restrictie voor om ten behoeve van leerlingen aan wier opleiders reeds de speciale toezegging is gedaan dat zij het examen binnen den bovenqenoemden termijn mogen afleggen, die belofte gestand te doen. Beleefd verzoek ik U de(n) opleider(s) in Uw geneeskundig ressort met het bovenstaande in kennis te willen doen stellen. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, Bij verhindering De Inspecteur-Souschef, (w.g.) OUWEHAND. Aan de Inspecteurs en fd. Inspecteurs van den B.G.D. de laatsten voor zooveel betreft die te Makassar, Palembang en Tandjong- pinang. 403 2. Instelling van het ambt, van mantri-verpleger bij den B. G. D. Gouv. Besl. 16 Jan. 1912 No. 98 (Staatsblad No. 87). Eerstelijk: In te stellen de betrekking van mantri-verpleger bij den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst en daaraan te verbinden eene bezoldiging van / 25 (vijf en twintig gulden) 's maands met 5 (vijf) driejaarlijksche verhcogingen van / 5 (Vijf gulden) 's maands, met bepaling dat de daartoe door den Hoofdinspecteur, Chef van genoemden dienst, binnen de grenzen der begrooting te benoemen personen door dien Dienstchef zullen worden geplaatst bij de naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komende burgerlijke ziekeninrichtingen of poliklinieken. Ten tweede: Te bepalen: t dat voor de in artikel 1 genoemde betrekking van mantri verpleger in aanmerking komen: A zij, die met goed gevolg het examen, bedoeld bij § VII der Regelen voorde opleiding van Inlandsch verplegingspersoneel, vastgesteld bij het besluit van 6 Augustus 1911 No. 31, hebben afgelegd; b. de thans nog in dienst zijnde, door voornoemden Hoofdinspecteur daarvoor geschikt geoordeelde Inlandsche hulpgeneeskundigen en Inlandsche oogheelkundigen (doekoen mata). II. dat de sub b. bedoelde personen bij aanstelling tot mantri verpleger al dadelijk in het genot treden van de eerste der aan die betrekking verbonden traktementsverhoogingen, terwijl hun voorts in verhouding tot hun diensttijd de overige traktementsverhoogingen worden verleend. 3. Instelling van het examen voor ziekenverpleging. Gouv. Besl. 20 Aug. 1915 No. 43. Eerstelijk: In te stellen een examen voor ziekenverpleging dat al naar gelang van de behoefte, ter beoordeeling van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, zal kunnen worden afgenomen en dat ten doel heeft een maatstaf te verkrijgen ter beoordeeling van de vakkennis der personen, die ziekenverpleging beoefenen als beroep. Ten tweede: De verdere regeling van het examen, alsmede de vaststelling van het programma en van het model voor het tij slagen in het examen van Gouvernementswege uit te reiken diploma, geschieden door den Hoofdinspecteur voornoemd. 404 Ten derde: (1) De Hoofdinspecteur voornoemd is bevoegd getuigschriften door anderen dan de met het afnemen van het in artikel 1 van dit besluit bedoeld examen belaste commissiën afgegeven, zonder verder onderzoek met de van Gouvernementswege uit te reiken diploma's gelijkwaardig te verklaren. (2) Eene verklaring van die strekking kan desgewenscht door of van wege den Hoofdinspecteur op de eerstbedoelde getuigschriften gesteld worden. Ten vierde: Te bepalen dat de eerste kolom van den bij het besluit van 16 Mei 1882 No. 9 (Staatsblad No. 135a.) behoorenden staat l) in dier voege wordt aangevuld, dat achter de daarin voorkomende woorden. „Het examen voor genees-, heel-, verlos- en artsenijmengkundigen" wordt opgenomen: „en voor ziekenverpleging". "Extract enz. • Regeling van bovenbedoeld examen voor ziekenverpleging. Besl. wd. Hisp. B.G.D. 23 October 1915 No. 8881 (Bijbl. No. 8378). Gelezen enz.; Gelet op artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 20 Augustus 1915 No. 43; Heeft besloten: Te bepalen: ' Eerstelijk; dat candidaten die wenschen te worden toegelaten tot het examen voor ziekenverpleging, bedoeld bij artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 20 Augustus 1915 No. 43, zullen moeten overleggen de volgende bescheiden: A. een uittreksel uit de geboorte-akte of eenig ander bewijs] waaruit blijkt dat de candidaat den leeftijd van 20 jaren heeft bereikt; 1 B; een bewijs, afgegeven door het Hoofd van Plaatselijk Bestuur der laatste woonplaats, houdende de verklaring dat de candidaat van goed zedelijk gedrag is; C. eene geneeskundige verklaring, dat hij (zij) een goede gezondheid geniet en vrij is van gebreken, welke in de richtige uitoefening van het beroep van ziekenverpleger (eegster) gevaar of bezwaar opleveren; i) Deze staat vermeldt de examens tot het afnemen waarvan aan Landsdienaren geen vacatieloon wordt toegekend. 405 D. een bewijs dat de candidaat zonder onderbreking dan wel met eene onderbreking van ten hoogste zes maanden gedurende drie jaren met ijver en toewijding in de verpleging is werkzaam geweest in een algemeen ziekenhuis, waarvan de geschiktheid als opleidingsplaats door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst is erkend, en in die verpleging voldoende practische bekwaamheid heeft verkregen; E. eene verklaring dat de candidaat een volledigen cursus van drie jaren in ziekenverpleging heeft gevolgd; F. eene verklaring, dat de candidaat: a. onder toezicht van een geneesheer of van een verpleger (eegster) die daartoe door den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van het ressort waarin de opleidingsplaats gelegen is, bekwaam is geoordeeld, goed heeft verricht de navolgende handgrepen of bewerkingen: I. ' Patiënt uit voertuig of spoorcoupé halen; Patiënt van den grond optillen; Transport per brancard; Reinigingsbad geven; Aan- en uitkleeden van ernstige patinten; Scheren met mes; Haarknippen met tondeuse; Haarreinigen, kammen en vlechten bij érnstige zieken; Wegen van patiënten; Omgaan met thermometer; Temperatuur opnemen; Ademhaling opnemen; Pols opnemen; Curve maken ; , Doeken en dweilen uitwringen; Patiënt geheel wasschen op bed: Bed opmaken; Verbedden; Steeklakens verwisselen; Eenzijdig verlamden aan- en uitkleeden; Mondreinigen ; Besmettelijke zieken helpen; Rapport maken ; Windkussen gereedmaken; Waterbed gereedmaken enz.; 406 Steenen en metalen kruiken vullen; IJszak vullen; Huid desinfecteeren; Patiënt voorbereiden voor een operatie; Hulp verleenen na een operatie; Liggenden laven; Handen wasschen; Een pak watten verkleinen etc; Pakje gaas knippen: Verband steriliseeren; Verbandtrommel openen; Sterielpakje openen; Instrumenten steriliseeren; Lavement geven; Hoog lavement geven; Glijcerine lavement geven; Zetpil geven; Ontsmetting van een krib; Inpakken van een besmet bed; Zitbad geven; Zweetbad geven; Zweefbad geven; Zemelbad geven; Bad met koude overgieting; Koude afwassching; Onderhuidsche injectie geven; Creolinekap geven ; Epileeren; Faradiseeren; Ballonspuit vullen; Oog indruppelen; Oor indruppelen: Oor reinigen; Neus douche toedienen; Priesnitz om hals; id. om romp; Fulpiustoestel toepassen; Masseeren; Scabieskuur; Smeerkuur ; Inhalatietoestel gebruiken; 407 Inhaleeren van vluchtige oliën; Voorbereiding van het geven van injecties (Zoutsol, kamfer, morphine); Croupketel gebruiken ; Klaarzetten voor maagspoelen; Klaarzetten voor blaasspoelen; Catheteriseeren; Vagina uitspoelen; Voedingslavement geven; Suspensoir aanleggen; Schlauch aanleggen; Kleefpleisterverband leggen; Geneesmiddelen ingeven; Pap koken,—warmen; Mosterdpap aanleggen; Koude compressen geven; Kunstmatig ademhalen; Stijfselgaaszwachtel gebruiken; Paquelin bedienen; Drooge koppen zetten ; Mes slijpen; Instrumenten onderhouden; Tracheaalcanules reinigen; Lapisstift reinig**». '^J«f&i Verbandmateriaal rethirien" Instrumenten reinigen; Windring, ijszak, waterbed en zeiltjes reinigen; Sputumglazen reiregen; Condomen reinigen en conserveer^ - Injectiespuitje in orde brengen en controheren; Urinalen reinigen; Kind afnavelen; Pasgeborene reinigen; Luier aandoen (2 methoden); Wegen van zuigelingen; Zuigeling flesch geven; Kinderlavementje geven; Spenen reinigen en koken; Melkflesschen reinigen; Hulp verleenen bij toeval; Inwikkeling van het geheele lichaam; 408 Potain klaar zetten; II. Eenvoudig laboratoriumwerk, t. w.: Urine onderzoek: Soortelijk gewicht, reactie, eiwit, suiker, centrifugeeren, en sediment praeparaat gereedmaken; Onderzoeken van faeces: zoeken naar galsteen, kop lintworm, eieren van darmparasieten (m. n. Anchylostomum duodenale); tellen der afgedreven wormen; Bloedonderzoek : bloedpreparaat uitstrijken, kleuren; Hl. Verbanden: Mitella aanleggen; Handverband; Duim „ ; Pantser handschoen; Elleboogverband; Knie „ ; Hiel ' ., ; Voet „ ; Hippoerateskap; Neusverband; Kin „ ; Eenzijdig wangverband; Twee „ „ ' Enkel „ oog ,. '< Twee „ ; Schouder » * Heu^ •• • Rag- en borst „ ; Renversee „ ; Arm- en been „ ; Doekverbanden; Pusverband afnemen; b. heeft bijgewoond de volgende bewerkingen: narkose; voeding per sonde; tamponeeren van den neus; onderhuidsche inspuiting van zoutsolutie: het aanleggen van een : rekverband; 409 gipsverband; lijm „ ; alsmede enkele met name té noemen operaties, waarvan de beteekenis voor de vorming van den candidaat als verpleger door de examencommissies wordt beoordeeld. Ten tweede : dat zij die op grond van het bepaalde sub Eerstelijk van dit besluit tot het examen zijn toegelaten, blijk zullen moeten geven te bezitten : 1*. kennis van de beginselen der anatomie, physiologie, hygiëne en van de bereiding van eenvoudigen ziekenkost; 2e. kennis der algemeene en bijzondere ziekenverpleging3« kennis der ziekten, ook der besmettelijke in zooverre dit voor de verpleging noodig is, en van ontsmetting ; 4«. kennis van den dienst op de operatiekamer en' van de bij de toepassing der genees- en heelkunde meest gebruikelijke instrumenten; 5«. bedrevenheid in verband leggen en in het verleenen van eerste hulp bij ongelukken. Ten derde: dat aan hen die het in dit besluit bedoeld examen met voldoenden uitslag hebben afgelegd, een diploma zal worden uitgereikt, van het bij dit besluit behoorend model Extract enz. 4. Werkzaamstelling van 20 gediplomeerde Europeesche verplegers bi] den B. G. D. Gouv. Besl. 16 Januari 1913 No 67 Staatsblad No. 133). Met buitenwerkingütelling van artikel 1 van het besluit-^ 4 Juli 1912 No. 15 den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundige Dienst te machtigen om bij genoemden dienst werkzaam te stellen twintig gediplomeerde Europeesche verplegers op eene bezoldiging van ƒ 100 (een'honderCrjujrjen) tot ƒ 150 (een honderd vijftig gulden) 'smaands, ieder; met bepaling dat genoemde verplegers bij werkzaamstelh^ in de Buitenbezittingen in het genot treden van een toelage boven hunne bezoldiging van ƒ 25 (vijf en twintig gulden) tot ƒ 75 (vijf en zeventig gulden) 's maands, naar gelang van plaatselijke omstandigheden, ter beoordeeling door voormelden dienstchef. Extr. enz. 410 Gouv. Besl. 9 Aug. 1913 No. 22. Den Hoofdinspecteur Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst te machtigen om, bij wijze van proef, binnen het bij het besluit van 16 Januari 1913 No. 67 (Staatsblad No. 133), vastgesteld aantal van twintig en overigens op de in dat besluit vermelde voorwaarden van de werkzaamstelling van gediplomeerde Europeesche verplegers, ook gediplomeerde Europeesche verpleegsters bij voormelden dienst werkzaam te stellen. 5. Aanstelling van tijdelijke Europeesche verpleegsters bij de Centrale burgerlijke ziekeninrichtingen. Gouv. Besl. 12 Oct. 1912 No. 9. Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel den Hoofdinspecteur Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst te machtigen om bij elk der Stadsverbanden te Batavia, Semarang en Soerabaia en bij het Hulpstadsverband te Semarang, tijdelijk in dienst te stellen een *) gediplomeerde Europeesche verpleegster op een bezoldiging van ƒ 150 (een honderd vijftig gulden) 'smaands benevens vrije woning in de ziekeninrichting of bij gemis daarvan een huishuurindemniteit van ƒ25 (vijf en twintig gulden)'smaands. Ten tweede) > enz. Ten derde) lÊSm Extr. enz. 6. Tijdelijke werkzaamstelling ff Europeesche hoofdverpleegsters Sü •=>. ^7T>. Gouv. Besl. 16 Augustus 1914 No. U- Eerstelijk: Bij wijze van tijdelijken maatregel, den Hoofdinspecteur, Gbef van den Burgerlijker Geneeskundigen Dienst te machtiger om bij genoemden dienst tijdelijk werkzaam te stellen vijf Eu"JPeescbe hoofdverpleegsters, op eene bezoldiging van ƒ160 ree, honderd zestig gulden) Jot ƒ 260. (twee honderd zestig gulden) •/maands ieder, benevens vrije woning of bij gemis daarvan een huishuurindemniteit van ƒ 40 (veertig gulden) 's maands. Ter tweede enz. Extract enz. 1) Bij Gouv. Besl. van 21 Augustus 1916 No. 62 is machtiging verleend om bij de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Batavia nog een dergelijke verpleegster in dienst te stellen. 411 VIII. VACCINATEURS EN CANDIDAAT-VACCINATEURS (zie het afzonderlijk boekje over de vaccine regeling). IX. INLANDSCHE OOGHEELKUNDIGEN (DOEKOEN MATA). De opleiding van doekoen mata is gestaakt. Daar echter nog eenige van dat hulppersoneel in dienst zijn wordt hier het voor hen geldend Reglement opgenomen. REGLEMENT betreffende de bevoegdheid en de verplichtingen der ingevolge het Gouvernements besluit van 17 September 1902 No. 27 opgeleide Inlandsche oogheelkundigen. Besluit van den Directeur van O. E. N. van 30 December 1903 No. 20827 (Bijbl. No. 6002). ARTIKEL 1. Inlanders, in het bezit van een diploma, als bedoeld in alinea 9 van ten tweede van het Gouvernements besluit van 17 September 1902 No. 27, zijn gerechtigd tot het voeren van den titel van Inlandsch oogheelkundige (doekoen mata) en bevoegd tot het behandelen van alle uitwendig zichtbare oogziekten en het verrichten van kleine kunstbewerkingen, als uittrekken van oogharen, verwijderen van vreerpde lichamen, verwijden van het traankanaal, openen van abscesjes en het hechten van wonden. ARTIKEL 2. Inlandsche oogheelkundigen in Gouvernementsdienst zijn, behalve aan den algemeenen en gewestelijken dienstchef, rechtstreeks ondergeschikt aan het Europeesch hoofd van plaatselijk bestuur, dat, wanneer een civiel geneesheer ter plaatse bescheiden is, met dezen, aangaande de oogheelkundigen, in overleg treedt. Bovendien staan zij onder toezicht van den geneesheer, belast met de opleiding van Inlandsche oogheelkundigen. 412 ARTIKEL 3. Zij zijn bestemd en verplicht om kosteloos oogheelkundige hulp te verleenen aan de ooglijders onder de behoeftige Inlandsche bevolking en de behoeftigen van anderen landaard, die zich daartoe aanmelden. ARTIKEL 4. Door het Hoofd van gewestelijk bestuur, te wiens beschikking zij zijn gesteld, wordt hun een ressort als arbeidsveld en daarin een standplaats aangewezen, met bevoegdheid daarin verandering te brengen, ingeval zij elders in het gewest meer noodig zijn, dan in het hun aangewezen ressort. ARTIKEL 5. Zij behandelen, op vastgestelde dagen en op een bepaald uur, in een door het hoofd van plaatselijk bestuur aan te wijzen gebouw, kosteloos alle zich aanmeldende, in artikel 3 bedoelde ooglijders, en voorzien dezen, zoo noodig, eveneens kosteloos van geneesmiddelen. Op de dagen, dat op hunne standplaats geene zitting wordt gehouden, bezoeken zij volgens een, door het Hoofd van plaatselijk bestuur opgemaakten rooster, de in hun ressort gelegen desa's dan wel de plaatsen die het centrum vormen der door dat bestuurshoofd vast le stellen kringen, waarin het ressort is verdeeld, ten einde aldaar aanwezige ooglijders in behandeling te nemen. De dessahoofden worden met het' bovenstaande in kennis gesteld. * ARTIKEL 6. Ernstige ooglijders behoorende tot de behoeftige Inlandsche bevolking, voor wie naar het schriftelijk te motiveeren oordeel van den civielen geneesheer dan wel van den in het ressort van den Inlandschen oogheelkundige bescheiden Inlandschen geneeskundige, eene geregelde verpleging of wel eene kunstbewerking noodig is, kunnen kosteloos per Staatsspoor worden overgevoerd naar de meest nabijgelegen Gouvernements (c. q. particuliere) ziekeninrichting voor Inlanders. De Inlandsche oogheelkundigen doen daartoe het voorstel aan vorenbedoelde geneeskundigen. 413 ARTIKEL 7. De Inlandsche oogheelkundigen houden nauwkeurig aanteekening van hunne dienstverrichtingen en verder, op daartoe verstrekte ziekenlijsten volgens model A. *) van alle behandelde lijders, met vermelding van den aard der ziekte, de waargenomen verschijnselen, het verloop der ziekte en de ingestelde behandelingen. ARTIKEL 8. Zij zorgen, dat het hun van Gouvernementswege verstrekte kistje met de daarin aanwezige genees- en verbandmiddelen, utensiliën en instrumenten, in goeden staat wordt gehouden. ARTIKEL 9. Ter aanvulling van hunnen voorraad genees-en verbandmiddelen zullen zij zich wenden tot den, in hun ressort met den civielen geneeskundigen dienst belasten geneesheer. ARTIKEL 10. Zij zenden alle drie maanden, door tusschenkomst van den, met den civielen geneeskundigen dienst belasten geneesheer en het Hoofd van plaatselijk bestuur, aan den geneesheer, belast met de opleiding van inlandsche oogheelkundigen, een staat volgens model B. *) van alle door hen behandelde ziektegevallen. ARTIKEL 11. Zij zijn verplicht, aan den, in hun ressort met den civielen geneeskundigen dienst belasten geneesheer en aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur alle gevraagde inlichtingen te verstrekken en aan eerstgenoemde inzage te geven van de in artikel 7 bedoelde ziekenlijsten. ARTIKEL 12. Bij ontslag uit 's Lands dienst zijn zij verplicht het hün verstrekte, in artikel 8 bedoelde kistje met den inhoud bij het Hoofd van plaatselijk bestuur in te leveren. *) De opneming van deze modellen is achterwege gelaten. 414 ARTIKEL 13. Op gemotiveerd voorstel van den geneesheer, belast met de opleiding van Inlandsche oogheelkundigen, die ter zake den betrokken met den civielen geneeskundigen dienst belasten geneesheer zal moeten raadplegen, kan hun door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid de bevoegdheid tot het voeren van den titel van Inlandsch oogheelkundige worden ontnomen, indien zij blijken geven van onbekwaamheid. Reiskosten. Gouv. Besl. van 19 Juni 1904 No. 9. Bij wijze van tijdelijken maatregel aan Inlandsche oogheelkundigen, tijdelijk aangesteld krachtens artikel 2 § g van het besluit van 17 September 1902 No. 27, toe te kennen eene indemniteit voor reiskosten van / 15— (vijftien gulden) 'smaands. Hoofdstuk IX. Gezondheidscommissiën en Gezondheidsdiensten. I. Gezondheidscommissie voor de hoofdplaats Batavia der gelijknamige residentie. a. Instelling. Gouv. Besl. van 10 September 1913 No. 32 (Bijbl. No. 7979) jo. 4 November 1916 No. 34. Gelezen enz. De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Voor de hoofdplaats Batavia der gelijknamige residentie in te stellen eene Gezondheidscommissie, waarvan samenstelling, taak, werkwijze en bevoegdheden zijn omschreven in het bij dit besluit behoorende Reglement. Ten tweede enz. Afschrift enz. b. REGLEMENT. ARTIKEL 1. De Commissie is als volgt samengesteld: le. Een door de Regeering te benoemen lid-voorzitter. 2e. Vier van Regeeringswege aan te wijzen leden, waaronder een bestuursambtenaar ter plaatse. x) 3e. De Voorzitter van den Gemeenteraad van Batavia. 4e. Twee door den Gemeenteraad van Batavia, al of niet uit zijn midden aan te wijzen leden. De aanwijzing van de sub 2e en sub 4e bedoelde leden geschiedt >) Gouv. Besl. 4 November 1916 No. 34. 416 telkens voor den tijd van vier jaren. Tusschentijds aangewezen leden houden vier jaar zitting. De Secretaris van den Gemeenteraad van Batavia is Secretaris van de Commissie. ARTIKEL 2. De taak der Commissie bestaat uit: le. De stelselmatige bestudeering van den gezondheidstoestand binnen het ressort der Commissie. 2e. Het. voorstellen aan de bevoegde Overheid van maatregelen tot verbetering van den gezondheidstoestand en het uitvoeren of het toezicht op de uitvoering van die maatregelen, voor zoover door die Overheid aan de Commissie opgedragen. 3e. Het dienen van bericht en raad aan de bevoegde Overheid in alle zaken, de volksgezondheid betreffende. 4e. Het overwegen van alle klachten ter zake van benadeeling der volksgezondheid binnen haar ressort, die tot haar zullen .komen. 5e. Het verrichten van alle werkzaamheden, behalve de bovengenoemde, die haar door het Land of de gemeente Batavia zullen worden opgedragen. 6e. De uitvoering van speciale opdrachten, aan de Commissie door anderen dan de bevoegde Overheid gegeven, voor zoover het aanvaarden van zulke opdrachten als een algemeen gezondheidsbelang te beschouwen is en de begrooting der Commissie door de uitvoering daarvan niet wordt bezwaard. ARTIKEL 3. De Commissie benoemt uit haar midden een lid, dat samen met den Voorzitter en den Secretaris het Dagelijksch Bestuur der Commissie vormt. 2 De Voorzitter der Commissie is tevens Voorzitter van het Dagelijksch Bestuur. Het Dagelijksch Bestuur vergadert minstens eens in de 14 dagen. De Commissie in pleno vergadert minstens eens in de twee maanden. Alle leden brengen in de vergaderingen een stem uit. 417 Bij staking van stemmen geeft de stem van den Voorzitter den doorslag. De Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst in de geneeskundige afdeeling West-Java en de te zijner beschikking gestelde Gouvernementsartsen hebben het recht, alle vergaderingen bij te wonen en daarin een raadgevende stem uit te brengen. *) De Voorzitter is bevoegd, deskundigen, met raadgevende stem, tot het bijwonen van de vergaderingen der Commissie en van het Dagelijksch Bestuur uit te noodigen. De Commissie en het Dagelijksch Bestuur zijn bevoegd, belangstellende of belanghebbende personen wier meening zij wenschen te vernemen, tot het geheel of gedeeltelijk bijwonen der vergaderingen uit te noodigen. Van het verhandelde in alle vergaderingen worden notulen aangehouden. ARTIKEL 4. De Commissie benoemt op voordracht van het Dagelijksch Bestuur een bezoldigden administrateur, wiens salaris telkens voor den tijd van een jaar door haar wordt vastgesteld. De administrateur staat, onder leiding van den Secretaris, de Commissie en het Dagelijksch Bestuur in alle administratieve werkzaamheden bij en beheert, onder verantwoordelijkhe.d van het Dagelijksch Bestuur, alle ter beschikking der Commissie gestelde gelden. Zijn werkzaamheden en verplichtingen worden in een door het Dagelijksch Bestuur vast te stellen schriftelijke instructie geregeld. ARTIKEL 5. Aan de Commissie wordt, ter bestrijding harer uitgaven, jaarlijks een som toegekend, aan welker verstrekking door het Land en door de gemeente Batavia wordt bijgedragen. Jaarlijks in de eerste helft van de maand September dient het Dagelijksch Bestuur bij de Commissie een ontwerp-begrooting der uitgaven voor het volgend jaar in. 0 Bijblad No. 8163. 27 418 In dit ontwerp wordt duidelijk aangegeven, welk aandeel in de bestrijding der opgebrachte posten door het Land en welk aandeel door de gemeente Batavia zal moeten worden gedragen. Jaarlijks vóór den lsten October stelt de Commissie de ontwerp-begrooting voor het volgend jaar vast en dient het aan de Regeering en aan den Gemeenteraad van Batavia in. Afschriften van de ontwerp-begrootinq worden aan den Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, den Resident van Batavia en den Adviseur voor de decentralisatie aangeboden, met verzoek, de Regeering en den Gemeenteraad van Batavia daaromtrent vóór den lsten November van bericht en raad te dienen. De geldmiddelen der Commissie worden beheerd en verantwoord overeenkomstig de geldende comptabiliteitsbepalingen. ARTIKEL 6. Met de uitvoering der maatregelen, voortvloeiend uit de krachtens artikel 2 op de Commissie rustende taak, is onder haar toezicht, een Gezondheidsdienst belast. Deze dienst beschikt over : lo een bureau, 2o geneeskundig, administratief en hulppersoneel, 3o al die technische hulpmiddelen en werkkrachten, welke de Chef van den dienst behoeven zal om aan de hem door de Gezondheidscommissie gegeven opdrachten te kunnen voldoen. De formatie en werkwijze van het bureau, de samenstelling van het sub 2o bedoelde personeel en de wijze van beschikking over de sub 3o bedoelde hulpmiddelen en werkkrachten worden omschreven in een dienstregeling die door de Commissie 'wordt vastgesteld. De Commissie benoemt den Chef van den Gezondheidsdienst en het overige aan dezen dienst werkzaam te stellen geneeskundig personeel uit de hiertoe door den Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst te harer beschikking te stellen geneeskundigen. De verplichtingen en bevoegdheden van den Chef van den Gezondheidsdienst benevens de inwendige regeling van den 419 ^:enst worden in een door de Commissie aan dien Chef te verleenen schriftelijke instructie vastgelegd De Chef en het personeel van den Gezondheidsdienst kunnen geen hd van de Gezondheidscommissie zijn. ARTIKEL 7. De Commissie dient jaarlijks vóór den lsten Maart aan de Regeenng en den Gemeenteraad van Batavia een omstandt verslag van hare verrichtingen en die van den Gezondheid <üenst gedurende het afgeloopen kalenderjaar in eZ°ndhe'dS Afschriften van dit jaarverslag worden aan den Chef van tav aBe7d ; In den Resident v Ba- tav.a en den Adv.seur voor de decentralisatie aangeboden. ^(Behoort bij artikel' 1 van het besluit van 10 September 1913 Mij bekend De Algemeene Secretaris, DE GRAEFF. II. Gezondheidscommissie voor de hoofdplaats soerabaja. . Instelling. (Gouvernements Besluit van 24 November 1916 No. 4). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan • J7ude h°0fdplaatS S°eraba* ^r gelijknamige es.dent.e « te stellen een gezondheidsdienst, waarvan de taak >s omschreven in het bij dit besluit behoorende Reglement Ten tweede: Machtiging te verleenen om ten behoeve van den b,j artikel 1 ingestelden gezondheidsdienst te beschLken over de a njks daarvoor op de begrooting „«„JEf^ ^r^,Mi917rïwd?voor het n°9 niet verstrek- geaeeite van 1916 beschikt kan worden over een büHr«« ten hoogste f 5000 (vijf duizend gulden) 9 VM Afschrift enz. 420 b. Reglement voor den gezondheidsdienst te Soerabaja. ; ARTIKEL 1. (1) De gezondheidsdienst te Soerabaja is volgens de aanwijzingen van den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van Oost-Java werkzaam in het belang van de openbare gezondheid ter plaatse. (2) Meer in het bijzonder bestaat de taak van dien dienst u.t: a het opsporen en bestrijden van besmettelijke ziekten voor zoover zulks niet aan andere organen of autoriteiten is opgedragen, met dien verstande dat de uitvoering van maatregelen door de bevoegde autoriteit ingevolge de Epidemie-ordonnantie voorgeschreven - zooals bv. het transport van lijders aan besmettelijke- ziekten - door den gezondheidsdienst wordt ter hand genomen indien hem zulks door die autoriteit is opgedragen ; b het onderzoek naar de overbrenging van besmettelijke ziekten over zee en het verordenen der maatregelen tot tegengang daarvan (quarantaine-maatregelen) ; ? c het verzamelen van gegevens omtrent morbiditeit en mortaliteit en het opsporen van de oorzaken daarvan; het nagaan van de invloeden welke de volksgezondheid bedreigen, voorts het aangeven van middelen ter verbetering ; d het doen van speciale onderzoekingen teneinde tot de kennis te geraken van de meest doelmatige wijze van bestrijding van volksziekten, als mijnwormziekte, e. a. ; e het bestudeeren van de kindersterfte onder de Inlandsche ' bevolking en het aanwijzen van middelen tot beperking daarvan; . ^ f het uitvoeren van speciale opdrachten met betrekking tot de volksgezondheid, door den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst of door den Inspecteur van dien dienst van Oost-Java gegeven. ARTIKEL 2. (Ij Het Hoofd van den gezondheidsdienst doet aan denInspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van Oost-Java de voorstellen die hij noodig acht in het belang, van de volksgezondheid. 421 (2) Hij dient voorts in alle zaken de volksgezondheid betreffende van bericht en raad aan dien Inspecteur en aan den Gemeenteraad van Soerabaja. ARTIKEL 3. (1) Als Hoofd van den gezondheidsdienst treedt op een der als zoodanig door den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, aan te wijzen gouvernements artsen, (2) Het overige Europeesch en Inlandsch geneeskundig personeel wordt mede door den Hoofdinspecteur aangewezen uit het korps gouvernements artsen en Inlandsche geneeskundigen. (3) De Hoofdinspecteur neemt bij die aanwijzing, alsmede bij de verdere inrichting van den gezondheidsdienst, welke aan hem wordt overgelaten, in acht de voor de gezondheidsdiensten ieder jaar bij de begrooting uitgetrokken fondsen. (4) Bij gebleken noodzakelijkheid kan tijdelijk extra-personeel van den algemeenen dienst bij den gezondheidsdienst worden werkzaamgesteld, terwijl de Hoofdinspecteur met gebruikmaking van de bevoegdheid hem verleend bij artikel 5, alinea 4. zijner Instructie, in tijden van epidemieën onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal tijdelijk ander extrapersoneel bij den gezondheidsdienst kan aanstellen. Behoort bij artikel 1 van het Besluit van 24 November 1916 No. 4. Vrijstelling van persoonlijken schutterlijken dienst van het personeel van de desinfectie-brigades, zoomede van de ambtenaren en beambten bij de plaatselijke gezondheidsdiensten., met uitzondering van hen, die uitsluitend werkzaam zijn bij de administratie of bij de uitvoering van technisch-hygienische (zg. assaineerings-J werken. Ordonnantie in Staatsblad 1916 No. 8. Heeft goedgevonden en verstaan: Met nadere uitbreiding van artikel 4 van het Reglement voor de schutterijen op Java (Staatsblad 1838 No. 22) te bepalen, 422 dat van persoonlijken schutterlijken dienst mede zijn vrijgesteld, de Inspecteur van het Inlandsch ambachts- en nijverheids onderwijs, het personeel van de krachtens het ontsmettingsreglement (Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië No. 7407) ingestelde desinfectie brigades, zoomede de ambtenaren en beambten bij de plaatselijke gezondheidsdiensten, met uitzondering van hen, die uitsluitend werkzaam zijn bij de administratie of bij de uitvoering van technisch-hygienische (zg assaineerings-) werken. Hoofdstuk X. Instructies. I INSTRUCTIE voor den Hoofdinspecteur, de Inspecteurs en de funderende Inspecteurs op de Buitenbezittingen (zie hoofdstuk I), IL INSTRUCTIE voor de Directeuren der Centrale Burgerlijke Ziekemnnchtmgen te Batavia, Semarang en Soerabaja. mTtZS)^.vm dm Hisp- B-G-D-van 25 ARTIKEL 1. De Directeur staat aan het hoofd der ziekeninrichting en is als zoodanig rechtstreeks aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst ondergeschikt en verantwoordelijk voor den goeden gang van zaken in die inrichting en voor de nauwlettende behandeling en verzorging der daarin opgenomen zieken. ARTIKEL 2. (1) De Directeur is bevoegd ten opzichte van de onder zijn beheer gestelde ziekeninrichting rechtstreeks en buiten het intermediair van den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst in wiens ressort de ziekeninrichting ligt briefwisseling te voeren met het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur en met de territoriale of plaatselijke chefs van andere diensten, waarmede hij in zijn ambt bemoeienis heeft Van naar zijn oordeel belangrijke brieven zendt hij een afschrift (doorslag) aan den betrokken Inspecteur. (2) Zijne tot den Hoofdinspecteur gerichte ambtelijke briefw.sselmg met uitzondering van die, betreffende inlichtingen omtrent patiënten, dient de Directeur in, door tusschenkomst van den Inspecteur, voor wien hij, als het op de schrijfmachine geschreven stukken bstreft, een doorslag bijvoegt 424 ARTIKEL 3. (1) Het personeel aan de ziekeninrichting verbonden is behoudens wat de geneeskundigen betreft hunne zelfstandigheid als behandelend geneesheer - aan den Directeur ondergeschikt. (2) Deze regelt de werkzaamheden van dat personeel met inachtneming van de deswege door den Hoofdinspecteur gegeven of te geven algemeene dan wel bijzondere aanwijzingen. ARTIKEL 4. De Directeur is bevoegd aan het in artikel 3 bedoeld personeel ondershands en mondeling vrijstelling van dienst toe te staan, mits voor niet langer dan veertien achtereenvolgende dagen. ARTIKEL 5. De' Directeur is overeenkomstig het bepaalde bij artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 15 Juni 1915 No. 22 bevoegd om het onder zijne bevelen staand Inlandsch personeel bij de inrichting onder zijn beheer wegens kleine dienstve'rgrijpen en tekortkomingen te straffen met geldboeten, telkens een bedrag van / 1 (een gulden) niet overschrijdende, met dien verstande dat deze geldboeten te zamen maandelijks, voor ieder, het een vierde gedeelte der maandelijksche bezoldiging niet te boven gaan, zullende deze geldboeten in 's Lands kas worden gestort. ARTIKEL 6. (1) De Directeur pleegt met den Inspecteur overleg omtrent de vaststelling van het deel van het aan de centrale burgerlijke ziekeninrichting werkzaamgestelde personeel, over hetwelk de Inspecteur in gevallen van urgentie zal kunnen beschikken in het belang van den dienst buiten de ziekeninnchting. Het overige personeel wordt beschouwd te behooren tot de vaste formatie der ziekeninrichting. (2) De Directeur geeft den Hoofdinspecteur kennis van het resultaat van het in de vorige alinea bedoeld overleg en dient daarbij indien overeenstemming verkregen is, een staat in, waarin vermeld is welke aan de ziekeninrichting onder .zijn beheer werkzaam gestelde personen moeten worden beschouwd als te behooren tot de vaste formatie en welke niet. 425 (3) Indien het overleg niet tot overeenstemming leidt, beslist de Hoofdinspecteur, die alsdan den in de vorige alinea bedoelden staat vaststelt. (4) Wijzigingen in dien staat kunnen mede na verkregen overeenstemming tusschen Inspecteur en Directeur worden aangebracht. Van deze wijzigingen stelt de Directeur den Hoofdinspecteur in kennis. ARTIKEL 7. (1) De Directeur is verplicht - onverminderd zijn bevoegdheid om zich daarna met zijne bezwaren tot den Hoofdinspecteur te wenden _ zijne medewerking te verleenen aan door den Inspecteur met gebruikmaking van de hem verleende bevoegdheid te geven opdrachten, detacheeringen enz. waar het betreft in de centrale burgerlijke ziekeninrichting te werk gesteld of te stellen personeel, niet behoorende tot de vaste formatie der ziekeninrichting in den zin van artikel 6, alinea 1. (2) Opdrachten, detacheeringen enz. als vorenbedoeld aan personeel wel behoorende tot de vaste formatie der ziekeninrichting in den zin van artikel 6, alinea § kunnen door d=n Inspecteur alleen gegeven worden met instemming van den Directeur der ziekeninrichting, behoudens beslissing van den Hoofdinspecteur ingeval van verschil van meening. ARTIKEL 8. (1) De Directeur is gehouden, buiten het beheer van de hem toevertrouwde ziekeninrichting, behalve de werkzaamheden welke voortvloeien uit algemeene verordeningen of uit beschikkingen der Regeering, ook alle opdrachten te vervullen welke hem door den Hoofdinspecteur zijn of zullen worden opgedragen. (2) Met name neemt hij zitting als voorzitter van de commissie tot keuring van adspirant burgerlijke landsdienaren op zijn standplaats en verder, indien hij daarvoor aangewezen is, in de commissiën Ol afneming van geneeskundige examens' terwijl hij verder belast is of kan worden met de opleiding van geneeskundig hulppersoneel overeenkomstig de daarvoor geldende regelingen. 426 ARTIKEL 9. Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 12. sub II, van het Gouvernementsbesluit van 28 December 1914 No. 2 (Staatsblad No. 786) is den Directeur — behoudens eene speciale door den Hoofdinspecteur jaarlijks te verleenen vergunning als in gemeld Gouvernementsbesluit bedoeld — in het algemeen verboden het uitoefenen van particuliere geneeskundige praktijk van welken aard ook, met dien verstande dat onder dit verbod niet is begrepen het houden van consulten met andere geneesheeren voor zoover de belangen van den dienst dit toelaten, en het verleenen van oogenblikkelijke hulp in dringende gevallen. ARTIKEL 10. De Directeur stelt een huishoudelijk reglement vast waarin alles wordt geregeld wat betrekking heeft op den inwendigen dienst. Dit reglement vereischt de goedkeuring van den Hoofdinspecteur. ARTIKEL 11. De Directeur is overeenkomstig de daarop betrekking hebbende voorschriften in het „Reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand voor de Europeesche en daarmede gelijkgestelde bevolking in Nederlandsch-Indië", verplicht zorg te dragen dat van ieder sterfgeval onder de in de ziekeninrichting verblijf houdende Europeesche en daarmede gelijkgestelde personen, alsmede van iedere geboorte uit personen als vorenbedoeld, aangifte wordt gedaan aan den ambtenaar van den burgerlijken stand op zijn standplaats. ARTIKEL 12. Bij afwezigheid of ontstentenis van den Directeur gedurende niet langer dan een week wordt zijn dienst waargenomen door den in diensttijd oudsten der aan de ziekeninrichting verbonden, op het oogenblik daarvoor beschikbare Europeesche geneeskundigen. Duurt de afwezigheid of ontstentenis langer dan een week of is geen Europeesche geneeskundige voor de waarneming beschikbaar, dan wordt daarin op andere wijze door den Hoofdinspecteur op voordracht van den Directeur en bij ontstentenis van dezen op voordracht van den betrokken Inspecteur voorzien. 427 ARTIKEL 13. In het eerste kwart» oi -u_ . .. I'&ali npm. ; ° va" e,K Jaar dient de Directeur, met inachtneming van het bepaalde m V ~ ^ deze mstructie, aan den Hoofdinspecteur in: beheer 9 effe"de ^ ziekeni"^ting onder zij„ *• een (numeriek) jaarrapport over de in de ziekeninrichting voorgekomen ziekten; ng c een inventaris-verantwoording • e Th .;era"tW0°rdin9 van en instrumenten; aan d'T Z T T ^n^ens zes maanden het'ar 9 V6rb0nden °f burende hetzelfde tijdvak van het afgeloopen jaar daaraan verbonden geweest zijnd Europeesch en Inlandsch geneeskundig.personeel en ver der van het personeel waarvan de benoeming aan den Gouverneur-Generaal of den Hoofdinspecteur is voorbe- ARTIKEL 14. In gevallen waarin deze instructie niet voorziet, zal de Di- o re;rcMnern9 van bestaande bepa,i^; oordeel^ handelen onder nadere goedkeuring van den HoofdinUittreksel enz. JI VOORSCHRIFTEN betreffende de bevoegdheden en ver phchtmgen van de Gouvernementsartsen. (Vastgesteld bij besluit van den Hhr, R r n o r A/0. /36j e" H,SP- B- G- D- ddo 8 Januari 1917 ARTIKEL 1. teur r^f TementSartSen kUnne" door den Hoofdinspecteur Chef yan den Burger]ijken Geneesku »P c be ch.kk.ng worden gesteld van verschillende tot dien Die alsd°a°nr %aUt°Kteiten' °nder Wi6r r-htstreeksche ele 2 428 (2) Zij kunnen door den Hoofdinspecteur ook worden belast met speciale opdrachten dan wel worden werkzaamgesteld bij het Hoofdbureau van den Dienst, in welke gevallen zij rechtstreeks onder den dienstchef staan. (3) Voorts kunnen de Gouvernementsartsen worden belast met geneeskundige werkzaamheden ten behoeve van andere takken van Gouvernements dienst, van locale raden en, indien zulks met het algemeen belang is overeen te brengen, ook met geneeskundige werkzaamheden ten behoeve van particuliere vereenigingen of ondernemingen. ARTIKEL 2. = v\'^ Voor zoover den Gouvernementsartsen een ressort is toebedeeld zijn zij bevoegd tot het doen van dienstreizen binnen dat ressort zoo dikwijls en zoo lang zulks naar het oordeel van hun onmiddellijken chef in het belang van den dienst noodig is. • ARTIKEL 3. (1) Onderhandsche vrijstellingen van dienst kunnen den Gouvernementsartsen door hun onmiddellijken Chef mondeling worden verleend, mits voor niet langer dan veertien dagen achtereen, terwijl de gezamenlijke tijdsduur dier vrijstellingen van dienst in den loop van een jaar drie weken niet mag overschrijden. (2) Ter erlanging van een verlof wegens gewichtige redenen dan wel wegens ziekte hebben de Gouvernementsartsen zich langs den hierarchieken weg per gezegeld rekest te wenden tot den Hoofdinspecteur met inachtneming van het bepaalde bij artikel ï, 2de lid, van het verlofreglement (Staatsblad 1912 No 198) dat in de verlofaanvraag nauwkeurig moet worden opgegeven het tijdstip van indiensttreding, zoomede krachtens welke beschikkingen en voor welken duur gedurende de laatste vijf jaren reeds binnenlandsche verloven zijn genoten. Ook de in het loopende kalenderjaar reeds genoten vrijstellingen van dienst als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zullen in de verlofaanvraag vermeld moeten worden. ARTIKEL 4. (1) Behoudens de gevallen bedoeld in het 2de lid van artikel 1, voeren de Gouvernementsartsen geen briefwisseling met 429 den Hoofdinspecteur, doch richten zich in hunne ambtelijke briefwisseling tot hun onmiddellijken Chef. Ook kunnen zij, doch slechts voor zoover hun, bij afzonderlijke regelingen, daartoe de bevoegdheid is gegeven, met andere autoriteiten of colleges briefwisseling voeren. (2) Voor particuliere aangelegenheden kunnen zij zich langs den hierarchieken weg tot de bevoegde macht wenden. ARTIKEL 5. Overeenkomstig het bepaalde bij artikel 12, sub II, van het Gouvernementsbesluit van 28 December 1914 No. 2 (Staatsblad No 786), is den Gouvernementsartsen, behoudens eene speciale door den Hoofdinspecteur jaarlijks te verleenen vergunning, in het algemeen verboden, het uitoefenen van particuliere geneeskundige praktijk van welken aard ook, met dien verstande dat onder dit verbod niet is begrepen het houden van consulten met andere geneesheeren, voor zoover de belangen van den dienst dit toelaten en hel verleenen van oogenblikkelijke hulp in dringende gevallen. ARTIKEL 6. Behalve de in de vorige artikelen vervatte algemeene voor schriften gelden voor Gouvernementsartsen nog speciale instructies welke voor zooveel betreft de gewestelijke Gouvernementsartsen, de havenartsen en de Gouvernementsartsen die door den Hoofdinspecteur met bijzondere opdrachten zijn belast en eventueel ook andere Gouvernements artsen voor wie zulks noodig wordt geoordeeld, door den Hoofdinspecteur zijn of zullen worden vastgesteld. Voor de overige Gouvernementsartsen kunnen dergelijke speciale intructies zoo noodig door hun onmiddellijken dienstchef na goedkeuring door den Hoofdinspecteur worden vastgesteld. IV. INSTRUCTIE _ voor de havenartsen en de als zoodanig fungeerende geneeskundigen. (Vastgesteld bij besluit van den Hisp. B. G. D. dd. 8 Januari 1917 No. 138.) EENIG ARTIKEL. Onverminderd de bij het dezerzijdsch besluit van 25 April 1911 No. 1573 (Bijblad No. 7406), juncto het dezerzijdsch 430 besluit van 19 Februari 1912 No. 1200 (Bijblad No. 7595) vastgestelde „Instructie nopens het gezondheidsonderzoek van schepen in quarantaine, bedoeld bij artikel 14 der Quarantaineordonnantie in Staatsblad 1911 No. 277", en de voor hen uit de genoemde ordonnantie verder voortvloeiende verplichtingen, zijn de havenartsen en de als zoodanig fungeerende geneeskundigen gehouden om, voor zoover hun zulks door hun onmiddellijken Chef is opgedragen : a. hun aandacht te wijden aan de sanitaire toestanden in de haven waarvoor zij zijn aangewezen en voorstellen te doen tot verbetering van de door hen aldaar waargenomen hygiënische misstanden en van den gezondheidstoestand der havenbevolking ; b. periodiek (en zoo noodig ook tusschentijds) aan hun onmiddellijken Chef een verslag in te dienen van hunne verrichtingen tot tegengang der verspreiding van besmettelijke ziekten over zee en landwaarts van uit de haven waarvoor zij zijn aangewezen, alsmede van hunne werkzaamheden in het belang van- den sanitairen toestand in de haven. V. Instructie voor het personeel van de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en te Lawang. (Bijbl. No. 3837, 4896, 5478 en 8163). 1. Instructie voor den Geneesheer-Directeur van het Krankzinnigengesticht te Buitenzorg, bij Bijbl. No. 5729 toepasselijk verklaard op den Geneesheer-Directeur van het Krankzinnigengesticht te Lawang. ARTIKEL 1. De Geneesheer-Directeur staat aan het hoofd van het gesticht en is belast met de zorg voor en het toezicht op alles wat tot den dienst van het gesticht behoort, en met de handhaving der bestaande of nader vast te stellen reglementen, instructiën en bepalingen. Hij regelt den geheelen inwendigen dienst van het gesticht en wijst ieder zijne werkzaamheden aan. Bij het vaststellen van algemeene regelingen worden de Europeesche geneesheeren van het gesticht door hem gehoord. 431 ARTIKEL 2. De ambtenaren, beambten en bedienden van het gesticht zijn aan den Geneesheer-Directeur ondergeschikt en gehouden zijne bevelen stiptelijk op te volgen. J Indien de huismeester, overeenkomstig artikel 4 zijner instructie schnftehjk gemotiveerde bedenkingen mocht opperen tegen eemgen last van den Geneesheer-Directeur, beslist deze op z'ne «gene verantwoordelijkheid en vraagt, onder overlegging der betrekkelijke stukken, daarop onmiddellijk goedkeuring ARTIKEL 3. °ft6ntenis van den Geneesheer-Directeur wordt hij vervangen door den daartoe door den Hoofdinspecteur, Che van den Burgerleken Geneeskundigen Dienst, aangewezen Europee, schen geneesheer van het gesticht kennislf T' Eur°PeeSChe 9-eesheeren in de gelegenheid kenn.s te nemen van alle regelingen het gesticht betreffende- ARTIKEL 4. Ter voorziening in de vacatures van betrekkingen, welker vervulhng niet aan hem is overgelaten, doet hij een voordrlcht hem onXen " ^ *"* ?M ™* °°k l£ ARTIKEL 5. van" Bdaetamaand ™ ^ ^ di6nt ™ den van Batava een conduitestaat in van de ambtenaren en beambten door den Gouverneur-Generaal of door den DirecteUr van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid benoemd H.j onderricht zijn personeel omtrent alles wat tot hun dienst behoort, zorgt vooral dat de lijders steeds door hen me^de meeste humaniteit en zachtheid behandeld worden en mLk " be9anef°~^rde opvatting hunne^ ARTIKEL 6. Ingeval van nalatigheid of plichtverzuim kan hij het ondel jksche bezold.gmg tot een bedrag van / 0.50 tot ƒ 2.50 en 432 Ook kan hij hen onmiddellijk of met het einde der loopende maand uit hunne betrekking ontslaan. Lichamelijke mishandeling van eenen lijder wordt altijd met onmiddellijk ontslag gestraft. ARTIKEL 7. De Geneesheer-Directeur tracht zooveel mogelijk geregelde bezigheid en werkzaamheid der lijders te bevorderen. Hij bepaalt in overleg met den behandelenden geneesheer welke lijders aan eenigen arbeid kunnen deelnemen, alsmede den aard der bezigheid voor ieder hunner. ARTIKEL 8. Hij beslist of de betrekkingen en vrienden der lijders bij hen mogen toegelaten worden. Geene brieven of andere voorwerpen worden zonder zijne voorkennis aan lijders ter hand gesteld, noch door deze buiten het gesticht verzonden. ARTIKEL 9. Hij zorgt dat aan de betrekkingen der lijders, voor zooverre zij dit verlangen, van tijd tot tijd berichten omtrent den toestand dier lijders worden toegezonden. ARTIKEL 10. Bij overlijden van den lijder, oppasser of bediende draagt hij zorg voor de aangifte bij den burgerlijken stand of b.j de politie. ARTIKEL 11. Hij zorgt dat de geneeskundige verklaringen, bij de bestaande' of later vast te stellen algemeene reglementen voorgeschreven, tijdig worden afgegeven, en aan de betrokken autoriteit worden toegezonden, en tevens dat zij geboekt worden in het daartoe bestemde register, dat door den huismeester wordt aangehouden. ARTIKEL 12. Hij zorgt verder dat aanteekeningen van de ziektegeschiedenis van eiken lijder worden gehouden, waarin het voornaamste wordt opgenomen van hetgeen betrekking heeft op de verschnnselen, het beloop en de behandeling der ziekte. 433 ARTIKEL 13. dan o 1 ^ ViSit6S d°et hij ZiGh -^zellendoor den opz chter of de opzichteres. Hij geeft aan deze personen de noodige inlichtingen en voorschriften omtrent de behandeling der hjders, alsmede omtrent hun diëet demk" 'f'* d°et hiJ' °PZichter 0f de achteres da- isi e In Te ?9 h°Uden' ^ " ^geneeskundige v.site aan den hu.smeester wordt overhandigd. ARTIKEL 14. Na de ochtendvisite houdt hij met de daartoe door hem aan e wnzen ambtenaren en beambten eene conferentie (dage.^sch Sn T' ^ °P di6nSt V°°r «"en*^^ be¬ trekking heeft, wordt besproken en geregeld. ARTIKEL 15. Hij is belast met de doorzending der door den huismeester IV -rantwoordingsstukken, die hij, voor zoover noodig, van zijne aanteekeningen voorziet. ARTIKEL 16. staat der vr , 9 ^ maand ma^t hij een mutaties aat der verpleegden, over de afgeloopen maand op, waarvan h onverwqld een exemplaar aan het Departement van OnderwT - een —- - - ARTIKEL 17. Omtrent alles wat hij noodig acht in het belang van het gejacht of wat het welzijn der lijders kan bevorderen, doet h tijdig de vereischte voorstellen. J ARTIKEL 18. De Geneesheer-Directeur mag buiten het gesticht de gewone etn^d hè6! "** "* d" verbodTuu en hef;!,etl9"60 C°nSU'ten met ande- geneesheeren het verleenen van geneeskundigen bijstand in gevallen van 28 434 krankzinnigheid en daarmede verwante ziekten van het zenuwstelsel mits, wat het laatste betreft, die bijstand wordt ingeroepen door bemiddeling of onder vertoon eener schnftehjke verklaring van een ander bevoegd geneeskundige. ARTIKEL 19. De Geneesheer-Directeur is onmiddellijk ondergeschikt aan den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, met wien hii over dienstzaken rechtstreeks correspondeert. Hij dient aan dezen jaarlijks vóór 1 Maart een omstandig verslag over den dienst van het afgeloopen jaar in. 2. Instructiën voor de Europeesche geneesheeren van de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang. ARTIKEL T. De tweede geneesheer *) is ondergeschikt aan den Geneesheer- Directeur. , Hii is belast met de geneeskundige behandeling van die patiënten, welke hem door den Geneesheer-Directeur worden aangewezen, en staat dezen overigens, waar noodig, in al zijne bezigheden bij. ARTIKEL 2. Hij ontvangt van den Geneesheer-Directeur de door dezen noodig geoordeelde aanwijzingen omtrent zijn dienstwerk en is. qehouden die behoorlijk op te volgen. Zoowel de huismeester als de mindere beambten en bedienden van het gesticht zijn hem ondergeschikt en derhalve in alles, wat hun dienstwerk betreft, gehoorzaamheid schuldig. ARTIKEL 3. Behoudens zijne wetenschappelijke zelfstandigheid als geneesheer, heeft de algemeene behandeling der patiënten plaats zooveel mogelijk in overeenstemming met algemeene aanw.jzinoen en voorschriften van den Geneesheer-Directeur, aan wien het oppertoezicht op de geheele geneeskundige behandeling is opgedragen. TT^Z, te lezen „Europeesche geneesheeren", terwijl in verband me deze verandering de op den „tweeden geneesheer" betrekking, hebbende roornaaLoorden en andere zinsdeelen in de instructie in het meervoud zullen zijn om te zetten. 435 ARTIKEL 4. De geneeskundige verklaringen bij de bestaande of later vast te stellen algemeene reglementen voorgeschreven, omtrent die patiënten, welke onder zijn directe geneeskundige behandeling staan, worden door hem opgemaakt en geteekend. ARTIKEL 5. Hij houdt aanteekeningen van de ziektegeschiedenis dier patiënten waarin het voornaamste wordt opgenomen van hetgeen betrekking heeft op de verschijnselen, het beloop en de behandeling der ziekte. Voor de meest belangrijke gevallen worden die aanteekeningen minstens eens in de veertien dagen door hem bijgehouden ARTIKEL 6. Hij is belast met het zenden van berichten omtrent de aan zijne zorg toevertrouwde lijders aan hunne betrekkingen, voor zooverre deze dit verlangen. ARTIKEL 7. Bij zijne geneeskundige visite doet hij zich vergezellen door oen opzichter of de opzichteres. Hij geeft aan deze personen de noodige inlichtingen en voorschriften omtrent de behandeling der lijders, alsmede omtrent hun diëet. Van dit laatste doet hij den opzichter of de opzichteres dadelijk aanteekening houden, welke na afloop der geneeskundige visite aan den huismeester wordt overhandigd Eene bijzondere zorg zal hij wijden aan het onderrichten van het verplegingspersoneel omtrent alles wat tot hun dienst behoort, en vooral waken dat de lijders steeds met de meeste humaniteit en zachtheid door hen behandeld worden. ARTIKEL 8. Behalve voor de gewone ochtendvisite bezoekt hij in de namiddaguren het gesticht nogmaals, vooral ter observatie en behandeling van de nieuwste en meest belangrijke gevallen, en van die lijders, welke des morgens buiten het gesticht werkzaam waren en dus niet door hem gezien zijn. 436 ARTIKEL 9. Indien er aanleiding is tot bestraffing van het hem ondergeschikt personeel, doet hij daaromtrent een voorstel aan den Geneesheer-Directeur. ARTIKEL 10. De tweede geneesheer mag buiten het gesticht de gewone geneeskundige praktijk niet uitoefenen. Van dit verbod is uitgezonderd het geven van consulten met andere geneesheeren en het verleenen van geneeskundigen bijstand in gevallen van krankzinnigheid en daarmede verwante ziekten van het zenuwstelsel mits, wat het laatste betreft, die bijstand wordt ingeroepen door bemiddeling, of onder vertoon eener schriftelijke verklaring van een ander bevoegd geneeskundige. 3, Instructie voor den huismeester van het krankzinnigengesticht te Buitenzorg. l) ARTIKEL 1. De huismeester is belast met de leiding der eigenlijke huishouding en met de huishoudelijke administratie en correspondentie van het gesticht. Hij is over zijne administratie comptabel' en stelt daarvoor een borgtocht tot een bedrag van/1000 (één duizend gulden). ARTIKEL 2. Ter bestrijding der uitgaven, die hij overeenkomstig deze instructie en overeenkomstig de voorwaarden van opname ten behoeve van het gesticht of de lijders te doen heeft, ontvangt hij uit 's Lands kas te Buitenzorg een doorloopend voorschot van ƒ 2000 (twee duizend gulden). ARTIKEL 3. Hij is ondergeschikt aan den Geneesheer-Directeur en gehouden diens bevelen stiptelijk op te volgen. i) Toepasselijk verklaard op den huismeester van het krankzinnigengesticht te Lawang (Bijblad 5729). 437 ARTIKEL 4. Indien de huismeester, met het oog op zijn verplichtingen als comptabe, ambtenaar, bedenkingen mocht hebben tegen eenigen last van den Geneesheer-Directeur, brengt hij die schriftelijk en behoorhjk gemotiveerd ter kennisse van dezen en handelt daarna overeenkomstig diens beslissing en op diens verantwoordelijkheid. ARTIKEL 5. De huismeester heeft het directe beheer van het algemeene .rnagaztjn en van de keuken, waarin hij wordt bijgestaan door het daarover aangewezen personeel. Hij ziet met de meeste nauwgezetheid toe, dat de geleverde voedmgsmiddelen en verdere artikelen van goede hoedanig d en overeenkomstig de voorwaarden van uitbesteding zijn dit n rrben tt:; beh°0rlijk —^j^orden toebereid en op de bepaalde tijden en in genoegzame hoeveelheden gereed en dat daarbij de strengste zindelijkheid en ordehjkheid n acht genomen worden. De voeding van eiken dag wordt door hem dagelijks in een afzonderlijk spijsboek aangeteekend. De zorg voor orde en zindelijkheid in de lokalen der admimstrafeve gebouwen is hem bepaaldelijk opgedragen. ARTIKEL 6. krin!evabnTeiinh9en 'eVeranciers behooren tot den werk- «ring van den huismeester. Hij zendt hun de noodige lastbriefjes toe en geeft de bons voor het geleverde af. ns vanDehe:nglerdneen rekenin96n % ?* ^ ^ De keuring der te ontvangen artikelen is aan hem opgedragen Hij .s voor de goede hoedanigheid en de juiste hoeveelhe.d er van verantwoordelijk. "oeveeineid ARTIKEL 7. Het is den huismeester bepaaldelijk, op straf van onmiddellijk of Ïche kZijnS 'f6kkin9' VCrb0den V3n ^leveranci: gil n' of geschenken, onder welken vorm ook, aan te nemen. 438 ARTIKEL 8. De huismeester zotgt dat in het algemeen magazijn steeds een voldoende voorraad der gewone artikelen aanwezig is en dat bijtijds de vereischte last tot levering aan de leveranciers worde gegeven, of de aanvraag tot aankoop of uitbesteding gedaan. ARTIKEL 9. Voor de ontvangst en de uitgifte der verschillende artikelen worden door hem, in overleg met den Geneesheer-Directeur, bepaalde dagen en uren vastgesteld. ARTIKEL 10. Alle nieuw ontvangen goederen worden door hem in het register van zijn magazijn voor ontvangst geboekt en eerst daarna aan de verschillende afdeelingen enz. in gebruik gegeven. ARTIKEL 11. De huismeester kan uit zijn magazijn stukgoederen tegen voorloopig recu aan den opzichter of de opzichteressen afgeven, ten einde daarvan door de verpleegden nieuwe voorwerpen te laten vervaardigen, waarvan het aantal en de soort bij de afgifte op het recu worden uitgedrukt. Deze voorwerpen zoowel als alle andere, die door lijders ten behoeve van het gesticht zijn vervaardigd, worden door den opzichter of de opzichteressen aan het magazijn van den huismeester afgeleverd en door hem geboekt; mogende zij vóór dien tijd niet in gebruik genomen worden. ARTIKEL 12. In het algemeen magazijn worden slechts nieuw ingeslagen artikelen opgenomen, terwijl alles wat in gebruik is afgegeven daarin niet mag terugkeeren dan als onbruikbaar of onherstelbaar. De ingeslagen artikelen worden dadelijk na ontvangst en goedkeuring in het magazijn opgelegd, waar ze zorgvuldig bewaard en zoo dikwijls als noodig gereinigd worden, terwijl steeds gezorgd wordt voor orde, zindelijkheid, luchtverversching en voldoende afsluiting der bewaarplaatsen. 439 ARTIKEL 13. De huismeester houdt een inventaris aan van. den geheelen inboedel van het gesticht. ARTIKEL 14. Den inventaris der goederen in de afdeelingen der verpleegden aanwezig, die door den opzichter en de opzichteres wordt aangehouden, gaat hij alle drie maanden na, en vergelijkt dien met zijn eigen inventaris en met hetgeen werkelijk aanwezig is. Bij accoordbevinding teekent hij dit, met vermelding van den datum, zoowel op zijn eigen inventaris als'op dien van den opzichter en de opzichteres aan. Hij gaat tevens na of alles met behoorlijke zindelijkheid en in goeden staat wordt onderhouden, tot welk doel bij bovendien op onbepaalde tijden de verschillende afdeelingen bezoekt en zijne opmerkingen aan den opzichter en de opzichteres mededeelt. ARTIKEL 15. De huismeester voert de correspondentie omtrent alles wat betrekking heeft tpt de opname, het ontslag en de verpleging der lijders, voor zooverre hem dit door den Geneesheer-Directeur wordt opgedragen. De daarop betrekking hebbende minuten, registers, boeken, statistieke opgaven of aanteekeningen worden door hem nauwkeurig bijgehouden en zorgvuldig bewaard. Correspondentie met autoriteiten buiten het gesticht wordt hem niet opgedragen. ARTIKEL 16. Hij houdt een register aan der beambten en bedienden van het gesticht, waarin voor ieder afzonderlijk de betrekking, het salaris en alle bijzonderheden en veranderingen worden vermeld. Verder houdt hij een register aan van de personen, die hunne diensten aan het gesticht komen aanbieden. ARTIKEL 17. Aan den huismeester is opgedragen de regeling en het toezicht voor de begraving der lijken, overeenkomstig de daarvoor bestaande of later vast te stellen bepalingen. 440 ARTIKEL 18. De uren, waarop de huismeester in het gesticht aanwezig moet zijn, worden door den Geneesheer-Directeur vastgesteld, overeenkomstig de eischen van den dienst. ARTIKEL 19. De huismeester onthoudt zich van bemoeienis met al wat de eigenlijke geneeskundige en moreele behandeling en verpleging der patiënten betreft, behoorende dit tot den werkkring van de geneesheeren en van de opzichters of de opzichteressen. ARTIKEL 20. De voorgeschreven materieele en financieele verantwoordingsstukken zendt hij op de daarvoor vastgestelde tijden in aan den Geneesheer-Directeur. VI. Instructie voor den Chef van den Gezondheidsdienst voor de hoofdplaats Batavia (vastgesteld in de vergadering van de Gezondheidscommissie te genoemder plaatse op 23 October 1915.) ARTIKEL 1. Aan den Chef van den Gezondheidsdienst is opgedragen het beheer, de regeling en de leiding van alle aangelegenheden dien dienst betreffende overeenkomstig de voorschriften hem door de Gezondheidscommissie, het Dagelijksch Bestuur of den Voorzitter gegeven. In de beide laatste gevallen heeft de Chef het recht een beroep te doen op de geheele commissie, doch wordt inmiddels het betreffende voorschrift uitgevoerd. Hij is voor alle zijnen dienst betreffende verrichtingen verantwoording schuldig aan de Gezondheidscommissie. ARTIKEL 2. Hij zal trachten met de hem ten dienste staande middelen zich op de hoogte te stellen en te houden van den gezondheidstoestand in zijn ressort en tevens een voortdurende, stelselmatige studie të maken van de sanitaire omstandigheden, die tot dien gezondheidstoestand aanleiding hebben kunnen geven. 441 ARTIKEL 3. Hij zal de Gezondheidscommissie geregeld op de hoogte houden omtrent dien gezondheidstoestand, verslag uitbrengen over door hem geconstateerde ongewenschte sanitaire verhou ding, maatregelen, beoogende die onhygiënische toestanden te verbeteren, zoo mogelijk te doen ophouden, beramen, tenslotte de goedgekeurde maatregelen ten uitvoer brengen, voor zoo ver de Commissie de uitvoering hiervan niet aan anderen heeft opgedragen ARTIKEL 4. Hn zal gerechtigd zijn om in het belang eener vlugge afwikkelmg van zaken alle dagelijksche werkzaamheden en maatregelen van niet ver strekkenden omvang ter verbetering van den samtairen toestand zelfstandig ten uitvoer te brengen, en brengt daarover verslag uit in zijn weekrapport. Mededeelingen voor het publiek bestemd of circulaires en dergelijke stukken moeten eerst door den Voorzitter worden goedgekeurd. ARTIKEL 5. Hij zal naar vermogen medewerken tot handhaving van de verordeningen en bepalingen, strekkende tot beveiliging van de gezondheid der bewoners in zijn ressort. ARTIKEL 6. Hij spoort ziekte-en sterfgevallen, zoo noodig ook verdachten aan besmettelijke ziekten op. ARTIKEL 7. Hij houdt toezicht op de vaccinatie, op bijzondere bedrijven bijv. „mon.de-en ijsfabrieken, hotels, pensions, warongs enz' woT t ! ,Ï9emeene °f l0C3lC V6r0rdeninS is * "ader word, vastgesteld en op sanitaire voorzieningen in lands-en gemeentelijke gebouwen en instellingen voor zoover dit hem is toegestaan. ARTIKEL 8. ziinln Ï^T' ^ ^ " ^ het znnen d.enst, en bepaalt hunne traktementen binnen de grenzen 442 door de begrooting vast te stellen,, voor zoover de Gezondheidscommissie en het Dagelijksch Bestuur zich het benoemings-, schorsings-, beboetings- en ontslagrecht niet hebben voorbehouden. Het zelfde recht geldt omtrent het geven van verlof. ARTIKEL 9. Hij zal zooveel mogelijk bij de uitbetaling van alle tractementen en loonen tegenwoordig zijn. ARTIKEL 10. Hij zal in het begin van de maand aan de Gezondheidscommissie eene geldelijke verantwoording over de afgeloopen maand overleggen en is verder verantwoordelijk dat de hem toegestane gelden op juiste en doeltreffende wijze worden aangewend. ARTIKEL 11. Hij zal elke week aan den Voorzitter een korte, volledige opgave en om de drie maanden aan de Gezondheidscommissie een beknopt doch volledig verslag uitbrengen over de werkzaamheden van zijnen dienst en in de maand Maart een jaarverslag over het afgeloopen jaar indienen met daaraan verbonden wetenschappelijke beschouwingen. ARTIKEL 12. Hij zal jaarlijks in Maart een inventaris van de goederen van den Gezondheidsdienst aan de Commissie indienen, waaruit tevens zal kunnen blijken wat er bij kwam en af ging in het afgeloopen jaar. VII. INSTRUCTIE voor de vroedvrouwen, die aangewezen zijn om ter hoofdplaats Bandoeng en ter afdeelingshoofdplaatsen MeesterCornelis en Buitenzorg kostelooze verloskundige hulp te verschaffen, op den voet van Staatsblad 1913 No. 578 en 664 (Besl. van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 22 December 1913 No. 8724 (Bijbl. No. 8016). ARTIKEL 1. De vroedvrouwen, die op den voet van Staatsblad 1913 Nos. 578 en 664 ter hoofdplaats Bandoeng en ter afdeelingshoofdplaatsen 443 Meester-Cornelis en Buitenzorg kostelooze verloskundige hulp zullen hebben te verschaffen aan de Europeesche vrouwen die ingevolge artikel 2 der Bepalingen, vastgesteld sub B., 'van artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 5 April 1906 No 65 (Staatsblad No. 213) recht hebben op die hulp, zoomede aan de minvermogende en behoeftige Inlandsche en met deze gelijkgestelde vrouwen, worden jaarlijks opnieuw aangewezen door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst.; met dien verstande, dat bij tusschentijdsche vestiging van eene vroedvrouw ter plaatse, bij vertrek of overlijden, dan wel intrekking der bevoegdheid, in de desbetreffende lijst wijzigingen kunnen worden aangebracht. ARTIKEL 2. De in artikel 1 genoemde vroedvrouwen zijn verplicht de bij dat artikel bedoelde kostelooze verloskundige hulp persoonlijk te verschaffen. ARTIKEL 3. De in artikel 1 genoemde vroedvrouwen zijn niet verplicht, de bij haar ingeroepen verloskundige hulp kosteloos te verschaffen' tenzij haar door de belanghebbende wordt vertoond eene door' het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur afgegeven verklaring waaruit blijkt, dat zij rechthebbende is op kostelooze verloskundige Gouvernements hulp. ARTIKEL 4. Het is aan de vroedvrouwen, genoemd in artikel 1, verbo-' den zich in eenigerlei vorm door of vanwege de rechthebbenden op kostelooze verloskundige Gouvernements hulp te laten beloonen. ARTIKEL 5. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, is bevoegd om eene aanwijzing als bedoeld bij art.kel 1 tusschentijds in te trekken. Tenzij dit op verzoek of wegens overlijden geschiedt, moeten de redenen daarvan aan de betrokken vroedvrouwen worden medegedeeld. 444 VIII. Instructie voor de vroedvrouwen, die aangewezen zijn om ter hoofdplaats Soerabaja kostelooze verloskundige hulp te verschaffen op den voet van artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 20 October 1915 No. 69 (Staatsblad No. 602). (Besl. van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 17 December 1915 No. 10382 (Bijbl. No. 8431). ARTIKEL 1. De vroedvrouwen, die op den voet van artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 20 October 1915 no. 69 (Staatsblad No. 602) ter hoofdplaats Soerabaja kostelooze verloskundige hulp zullen hebben te verschaffen aan de Europeesche vrouwen, welke ingevolge artikel 2 der Bepalingen, vastgesteld sub B van artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 5 April 1906 No. 65 (Staatsblad No. 213) recht hebben op die hulp, zoomede aan minvermogende en behoeftige Inlandsche en met deze gelijkgestelde vrouwen, worden jaarlijks opnieuw aangewezen door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst; met dien verstande, dat bij tusschentijdsche vestiging van eene vroedvrouw ter plaatse, bij vertrek of overlijden dan wel intrekking der bevoegdheid, in de desbetreffende lijst wijzigingen kunnen wordan aangebracht. ARTIKEL 2. De in artikel 1 genoemde vroedvrouwen zijn verplicht de bij dat artikel bedoelde kostelooze verloskundige hulp persoonlijk te verschaffen. ARTIKEL 3. De in artikel 1 genoemde vroedvrouwen zijn niet verplickt de bij haar ingeroepen verloskundige hulp kosteloos te verschaffen, tenzij haar door de belanghebbende wordt vertoond eene door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur afgegeven verklaring, waaruit blijkt, dat zij rechthebbende is op kostelooze verloskundige Gouvernements hulp. ARTIKEL 4. Het is aan de vroedvrouwen, genoemd in artikel 1, verboden zich in eenigerlei vorm door of vanwege de rechthebbenden op kostelooze verloskundige Gouvernementshulp te laten beloonen. 445 ARTIKEL 5. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, is bevoegd om eene aanwijzing als bedoeld bij artikel 1 tusschentijds in te trekken. Tenzij dit op verzoek of wegens overlijden geschiedt, moeten de redenen daarvan aan de betrokken vroedvrouwen worden medegedeeld. IX. INSTRUCHE voor de vroedvrouwen, die aangewezen zijn om ter afdeelingshoofdplaats Malang (Pasoeroean) kostelooze verloskundige hulp te verschaffen op den voet van artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 30 Augustus 1915 No. 34 (Staatsblad No. 532) (Besl. van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 30 December 1915 No 10716 Biibi No. 8432). ARTIKEL 1. De vroedvrouwen, die op den voet van artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 30 Augustus 1915 No. 34 (Staatsblad No. 532) ter afdeelingshoofdplaats Malang kostelooze verloskundige hulp zullen hebben te verschaffen aan de Europeesche vrouwen, welke ingevolge artikel 2 der Bepalingen, vastgesteld sub B van artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 5 April 1906 No 65 (Staatsblad No. 213) recht hebben op die hulp, zoomede aan minvermogende en behoeftige Inlandsche en met deze gelijkgestelde vrouwen, worden jaarlijks opnieuw aangewezen door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst; met dien verstande, dat bij tusschentijdsche vestiging van eene vroedvrouw ter plaatse, bij vertrek of overlijden dan wel intrekking der bevoegdheid, in de desbetreffende lijst wijzigingen kunnen worden aangebracht. ARTIKEL 2. De in artikel 1 genoemde vroedvrouwen zijn verplicht, de bij dat artikel bedoelde kostelooze verloskundige hulp persoonlijk te verschaffen. 446 ARTIKEL 3. De in artikel 1 genoemde vroedvrouwen zijn niet verplicht de bij haar ingeroepen verloskundige hulp kosteloos te verschaffen, tenzij haar door de belanghebbende wordt vertoond eene door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur afgegeven verklaring, waaruit blijkt, dat zij rechthebbende is op kostelooze verloskundige Gouvernementshulp. ARTIKEL 4. Het is aan de vroedvrouwen, genoemd in artikel 1, verboden zich in eenigerlei vorm door of vanwege de rechthebbenden op kostelooze verloskundige Gouvernementshulp te laten beloonen. ARTIKEL 5. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, is bevoegd om eene aanwijzing als bedoeld bij artikel 1 tusschentijds in te trekken. Tenzij dit op verzoek of wegens overlijden geschiedt moeten de redenen daarvan aan de betrokken vroedvrouwen worden medegedeeld. X. Instructie voor de civiele geneesheeren te Soemenep en te Pamekasan en voor den Inlandschen geneeskundige te Sampang, residentie Madoera, betreffende den geneeskundigen dienst bij de fabrieken tot briketteering en verpakking van Gouvernementszout te Krampon en te Kalianget en bij het emplacement voor den Zoutaanmaak te Ragoon?. Besl. van den Hisp. B.G.D. van 4 en 18 October 1916 Nos. 8210 en 8577. ARTIKEL t (ï) De civiele geneesheer te Soemenep en de Inlandsche geneeskundige te Sampang zijn onder genot van de voor hen bij het Gouvernementsbesluit van 22-December 1914 No. 61 vastgestelde toelagen, belast met den geneeskundigen dienst onderscheidenlijk in de zoutbrikettenfabriek te Kalianget en die te Krampon. 447 (2) De civiele geneesheer te Pamekasan is, eveneens onder genot van de bij de hoogeraangehaalde Gouvernements beschikking voor hem vastgestelde toelage, belast met het toezicht op de in het eerste lid van dit artikel bedoelde werkzaamheden van den Inlandschen geneeskundige te Sampang. Laatstgenoemde is bovendien onder genot van de daarvoor bij het Gouvernementsbesluit van 15 juli 1915 No. 19 vastgestelde toelage belast met het verstrekken van kostelooze geneeskundige hulp aan het daarvoor in aanmerking komende personeel van den Zoutaanmaak te Ragoong. ARTIKEL 2. (1) De in het eerste lid van artikel 1 genoemde geneeskundigen begeven zich wekelijks twee malen, op in overleg met den Directeur der Zoutverpakking vast te stellen dagen, ieder naar de hem aangewezen fabriek en houden daar op een te voren aan het'personeel bekend gemaakt uur ziekenrapport, gedurende hetwelk zij aan de zieken onder het personeel, die recht hebben op vrije geneeskundige behandeling, alsmede aan de Inlandsche werklieden bij de Zoutverpakking, de noodige geneeskundige hulp kosteloos verstrekken. Op gelijke wijze handelt de Inlandsche geneeskundige te Sampang ten aanzien van het daarvoor in aanmerking komend personeel van den Zoutaanmaak te Ragoong, na overleg met het Hoofd van den Zoutaanmaak. (2) De in het tweede lid van artikel 1 genoemde geneesheer begeeft zich wekelijks eenmaal op een in overleg met den Directeur der Zoutverpakking vast te stellen dag naar de fabriek te Krampon en houdt daar op een eveneens te voren aan het personeel bekend gemaakt uur ziekenrapport, gedurende hetwelk hij eventueele klachten aanhoort, een onderzoek instelt naar de door den Inlandschen geneeskundige verrichte werkzaamheden, en kostelooze geneeskundige hulp verleent aan de zieken onder het op vrije geneeskundige behandeling rechthebbend personeel alsmede onder de Inlandsche werklieden, voor zoover belanghebbenden den wensch .daartoe te kennen geven.- (3) Aan de tot bovenbedoelde categorieën behoorende zieken, die niet op het ziekenrapport kunnen komen, noch daarheen gebracht kunnen worden, en wier woningen nret verder dan twee paal van de fabriek verwijderd zijn, verleenen de in het eerste en tweede 448 lid van dit artikel genoemde geneeskundigen kosteloozen geneeskundigen bijstand in evenbedoelde woningen, indien hun de wensch daartoe kenbaar is gemaakt. Bij die bezoeken worden zij vergezeld voorzoover betreft het personeel der zoutbrikettenfabrieken, door den Fabriekschef of een anderen, door den Directeur der Zoutverpakking aangewezen persoon en voorzoover aangaat het personeel van den Zoutaanmaak door den Beheerder bij dien aanmaak, of een anderen, door het Hoofd van den Zoutaanmaak aangewezen persoon. (4) Genoemde geneeskundigen houden geregeld toezicht op de hygiëne van de hun aangewezen fabriek en hare omgeving en zullen "deze fabriek daartoe kunnen bezoeken, zoo vaak dit hun noodig voorkomt. - Vk* ARTIKEL 3. Zij zijn bevoegd de in het vorig artikel bedoelde zieken, zoo deze het wenschen, in de onder hun beheer staande ziekenhuizen voor rekening hetzij van den Dienst der Zoutverpakking, hetzij van den Zoutaanmaak ter behandeling te doen opnemen. ARTIKEL 4. Zij zijn op een daartoe strekkende uitnoodiging van den betrokken Fabriekschef, verplicht de hun aangewezen fabriek ook tusschentijds te bezoeken ter geneeskundige behandeling van de in artikel 2 bedoelde zieken, die hun verlangen daartoe te kennen hebben gegeven. ARTIKEL 5. (1) In het begin van elk kwartaal dient ieder der in deze instructie genoemde geneeskundigen door tusschenkomst hetzij_ van den Directeur der Zoutverpakking, hetzij van het Hoofd van den Zoutaanmaak aan den Gewestelijken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van Oost-Java een rapport in over zijne bevindingen en verrichtingen met betrekking tot de hem aangewezen fabriek of emplacement en het daarop werkzaam personeel, inclusief de Inlandsche werklieden, gedurende het afgeloopen kwartaal. (2) Het model voor di rapport wordt door den genoemden Inspecteur vastgesteld. 449 XI. Instructie voor den medischen adviseur, toegevoegd aan de commissie van bijstand in het belang van het beheer van de haven te Tandjoeng-Priok ca. Besl. van den Wden Hoodinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 17 September 1915 No 7923 (Bifbl No. 8355.) ' 1 J ' ARTIKEL 1. De taak van den medischen adviseur bestaat uit: I. de stelselmatige bestudeering van den hygiënischen toestand van de haven te Tandjoeng-Priok ca. (Batavia) en van de middelen, die daarin verbetering kunnen brengen het dienen van bericht en raad aan de Havencommissie en den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van West-Java in alle aangelegenheden, de hygiënische verzorging van de haven te Tandjoeng-Priok ca. betreffende. ■ HL het houden van geregeld medisch toezicht op de haven en het geven van medische leiding bij de uitvoering van te nemen maatregelen tot verbetering van den hygiënischen toestand aldaar. ARTIKEL 2. Hij beschikt voor de uitvoering van zijne taak over alle betrekkelijke bescheiden in de archieven van de Havencomm.ss.e en van den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van West-Java. De bij den havendienst en den gezondheidsdienst werkzaam gestelde Gouvernements artsen verleenen hem alle hulp en medewerking, die de belangen van hun eigen werkkring toelaten H.j kan zich rechtstreeks tot het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden wenden voor proefnemingen en adviezen in zake zijn hygiënischen arbeid. - ARTIKEL 3. De medische adviseur woont alle vergaderingen der havencomm.ssie bij, waarin onderwerpen den hygiënischen toestand van de haven rakende, worden behandeld. 29 450 Hij is bevoegd en verplicht ook van zijn kant het initiatief te nemen tot het voorbrengen van de hygiënische belangen der haven in de commissie-vergaderingen. ARTIKEL 4. Hij zal van iedere door hem bijgewoonde vergadering aangaande de daarbij verhandelde punten van hygiënischen aard schriftelijk verslag geven aan den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van West-Java en dien hoofdambtenaar tevens afschrift verleenen van zijne schriftelijk uitgebrachte adviezen. Hij dient aan genoemden Inspecteur na afloop van ieder kwartaal een kort verslag van zijne verrichtingen in en jaarlijks vóór 1 Maart een omstandig overzicht van den hygiënischen toestand van de haven Tandjoeng-Priok ca. en tot verbetering daarvan genomen maatregelen en gedane voorstellen gedurende het afgeloopen kalenderjaar. Afschriften van dit jaarverslag worden verleend aan den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken, den Hoofdinspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst en de Havencommissie. XII. INSTRUCTIE voor de civiele geneesheeren (Zie hoofdstuk I). XIII. INSTRUCTIE voor den Gouvernements arts, belast met den geneeskundigen dienst bij het Centraal-Depót voor de Gewapende Politie te Soekaboemi. (Vastgesteld bij besluit van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 9 Maart 1916 No. 1991). ARTIKEL 1. Omschrijving der taak. De Gouvernements arts, belast met den geneeskundigen dienst bij het Centraal Depót voor de Gewapende Politie te Soekaboemi, heeft, met betrekking tot de inrichting, tot taak: a. het verleenen van geneeskundigen bijstand in den uitgebreidsten zin aan alle tot het Korps Gewapende Politie behoorende personen bij het Centraal Depót en aan hunne gezinnen; 451 b. het leiding geven aan- en toezien op de verpleging der ziekenc het oog houden op- en het dienen van raad en voorlichting terzake van alle hygiënische aangelegenheden bij het Depót. ARTIKEL 2. Regeling van de positie. X, Hij is rechtstreeks ondergeschikt aan den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van West-Java en voor zoover het medisch gedeelte van zijnen dienst betreft, uitsluitend aan dezen verantwoordelijk. 2. Voor de naleving voorzoover zijnen dienst betreft van de algemeene voorschriften bij het Depót zoowel als van de bijzondere regelingen van disciplinairen aard in deze instructie opgenomen, is hij verantwoordelijk tegenover den commandant van het Depót en tegenover den Chef van het Korps. ARTIKEL 3. 1. Hij staat aan het Hoofd van de ziekeninrichting van het Depot en het personeel aan die ziekeninrichting verbonden is rechtstreeks aan hem ondergeschikt voor zoover het hunnen medischen dienst betreft. 2. Hij is verantwoordelijk voor den goeden gang van zaken in die inrichting en voor de nauwlettende behandeling en verzorging van de zieken. 3. De commandant van het depót oefent echter het opper.toezicht uit op de naleving van de disciplinaire orde ook in deze ziekeninrichting. ARTIKEL 4. 1. Bij berispelijke handelwijze, wangedrag of plichtsverzuim van personeel bij de ziekeninrichting draagt de Gouvernements arts de(n) betrokkene(n) voor ter bestraffing of ontslaga\ *ann-eer hi> H) ingesteld is (zijn) door den Chef van het Korps, bij de Commandant van het depót ■ b. wanneer hij (zij) aangesteld is (zijn) door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, door tusschenkomst van den Commandant van het Depót en den Chef van het Korps, bij den Inspecteur van dien dienst in West-Java. 452 2. Voordrachten tot aanstelling en gewoon ontslag, bevordering, verleenen van verlof, etc. betreffende het personeel worden op dezelfde wijze als bovenbedoeld door den Gouvernements arts voorgebracht. 3. Verzoeken om verlof voor zich zelf worden door hem eveneens door tusschenkomst van den Commandant van het Depót en van den Chef van het Korps ingediend, aan den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van West-Java. ARTIKEL 5. Bevoegdheden. 1. Over zuiver medische aangelegenheden voert hij rechtstreeks correspondentie met den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van West-Java en v. z. n. door tusschenkomst van dezen met andere geneeskundige autoriteiten. 2. Over alle andere aangelegenheden betreffende zijn dienst en het personeel bij de Gewapende Politie voert hij correspondentie door tusschenkomst van den Commandant van het CentraalDepöt en den Chef van het Korps. ARTIKEL 6. 1. Hij stelt in overleg met den Commandant van het Depót een dienstregeling vast in de ziekeninrichting. 2. Van daarin aan te brengen wijzigingen stelt hij den Commandant van het Gentraal Depót schriftelijk in kennis. ARTIKEL 7. Zoo hij daartoe aanleiding vindt, dient hij voorstellen in het belang van den gezondheidstoestand in het kampement in bi), den Chef van het Korps door tusschenkomst van den Commandant van het Centraal Depót. ARTIKEL 8. Hij beslist ten aanzien van patiënten terzake van het opnemen in de ziekeninrichting, van het geven van „kwartierziek" of van „vrij van dienst" zoomede ter zake van het stellen van patiënten ter plaatse of elders onder specialistische behandeling, voor zoover zulks kan geschieden in eene Gouvernements burgerlijke ziekeninrichting. 453 ARTIKEL 9. Verplichtingen. 1. Hij zal aan alle tot het Korps Gewapende Politie behoorende personen bij het Centraal Depót en aan hunne gezinnen kosteloos geneeskundigen bijstand verleenen. 2. Bij verlossingen verleent hij alleen bijstand aan de wettige Europeesche echtgenooten van het Europeesche personeel, tenzij de betrokkenen verklaren te willen volstaan met de hulp van eene (gediplomeerde) vroedvrouw. 3. Aan de overige vrouwen verleent hij verloskundige hulp wanneer de vroedvrouw meent deze noodig te hebben. ARTIKEL 10. I Hij zal dagelijks om 7 uur v.m. op een nader in overleg met den Commandant van het Depót vast te stellen plaats z.ekenrapport houden voor de manschappen en daarna voor hunne vrouwen en kinderen. 2. Het rapportuur zal in onderling overleg van den geneesheer en den Depótcommandant, wanneer het dienstbelang zulks vereischt, of voor Zon- en erkende feestdagen kunnen worden gewijzigd. 3.. De zieken, opgenomen in de ziekeninrichting, zullen door hem .ederen dag des morgens worden bezocht, terwijl hij zich als regel in den namiddag nog eenmaal naar de ziekeninrich. t.ng zal begeven, voor die zieken, voor wie zulks noodig zal Wijken. Hij zal overigens bekend doen zijn, waar hij te vinden is wanneer 'tusschentijds zijn bijstand noodig mocht zijn voor een patiënt.. 4 De zieke gezinsleden der officieren en onderofficieren zal h.j ,n hunne woningen opzoeken; verzoeken hiertoe zullen zooveel mogelijk gedurende het ziekenrapport bij hem worden ingediend. ARTIKEL 11. I Hij zal meermalen, minstens eenmaal 's weeks het kampement bezoeken en den Commandant van het Centraal Depot rapporteeren omtrent alles wat door hem in strijd met een goede hygiëne en huisvesting wordt bevonden 2. In overleg met den Depötcommandant zal hij daarbij tevens zijn aandacht wijden aan de kwaliteit van eet-en drinkwaren, zoomede aan de reinheid en opbewaring daarvan 454 ARTIKEL 12. Alle bij het depót aankomende recruten en hunne gezinnen worden door zijn zorg gevaccineerd of gerevaccineerd; vaccinatie (revaccinatie) van de overige personen bij het depót behoort eveneens tot zijn taak. ARTIKEL 13. 1. Het bij het depót nieuw aangekomen personeel en vat» het depót vertrekkend personeel wordt door hem zoo kort mogelijk na aankomst en voor het vertrek op een in overleg met den Depötcommandant vastgesteld tijdstip geneeskundig onderzocht. 2. Hij zal overigens geregeld het bij het.depót aanwezig ongehuwd personeel beneden den rang van Detachementscommandant op venerische ziekten geneeskundig onderzoeken. 3. Het tijdstip, waarop deze visitaties zullen plaats vinden, zal in onderling overleg van den Depótcommandant en hem worden vastgesteld. ARTIKEL 14. Hij zal den Chef van het korps en den Commandant van het depót desgevraagd dienen van raad en voorlichting omtrent alle medische en hygiënische aangelegenheden, welke naar het oordeel van die autoriteiten in het belang van den dienst overweging vereischen. ARTIKEL 15. Hij dient door tusschenkomst van den Commandant van het depót bij den Chef van het Korps en bij den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van West-Java in: a. maandelijks een numeriek rapport bevattende de gemiddelde sterkte van het Depót, het aantal zieken en den aard der ziekten, zoomede het aantal overledenen; b. jaarlijks vóór 15 Februari een jaarrapport der ziekeninrichting, zijnde een samenvatting van de evenbedoelde maandrapporten; bovendien rechtstreeks aan den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van WestJava jaarlijks vóór 15 Februari een wetenschappelijk verslag omtrent den geneeskundigen en hygiënischen toestand bij het Depót en zijne verrichtingen in het belang daarvan. Hoofdstuk XI. Keuringen. A. Regelen omtrent de keuring van Landsdienaren en aspirant Landsdienaren. 1. Reglement op de keuring van aspirant burgerlijke Landsdienaren (Keuringsreglement). Zie Stbl. 1904 No. 206 gewijzigd en aangevuld bij Stbl 1904 No. 468, 1905 No. 166, 1906 No. 119, 1909 No 286 1910 No. 618 en 1916 Nos. 405 en 611. 2. Regeling voor de geneeskundige keuring van sollicitanten voor het candidaat-Indisch ambtenaarschap. Zie Stbl. 1908 No. 350, gewijzigd bij Stbl. 1909 No 544 en 1910 No. 151. 3. Regeling voor de geneeskundige keuring van sollicitanten voor het candidaat-gezaghebberschap bij het Binnenlandsch Bestuur, bedoeld bij Hoofdstuk I van het Besluit op de opleiding van gediplomeerde gezaghebbers (Staatsblad 1914 No. 502) Zie Stbl. 1914 No. 642. 4. Regelen (voor het afnemen van het examen) en voor het geneeskundig- onderzoek van adspiranten voor toelating tot een der Rijkskweekscholen voor onderwijzers in Nederland op den voet van het Koninklijk besluit van 3 Februari 1915 No. 16 (Indisch Staatsblad No. 173). Zie Stbl. 1915 No. 174. 5. Keuring van Europeesche onderwijzers bij het particulier onderwijs in Nederlandsch Indië ter verkrijging van aanspraak op pensioen ten laste van de Indische geldmiddelen. Blijkens artikel 4 van het Pensioenreglement voor Europeesche particuliere onderwijzers (Stbl. 1912 No. 419) ontstaat voor Europeesche onderwijzers bij het particulier onderwijs in Nederlandsch-Indië aanspraak op eventueel pensioen eerst nadat 456 zij bij geneeskundig onderzoek lichamelijk geschikt zijn bevon- , den voor de betrekking van onderwijzer in Nederlandsch-Indië, welk geneeskundig onderzoek hier te lande geschiedt door de commissiën belast met de keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren en op denzelfden voet als in het Keuringsreglement voor landsdienaren is bepaald, met dien verstande, dat: a. de opdracht tot keuring uitgaat van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst; b. de geëischte verklaring van den belanghebbende de opgave moet inhouden, of hij al dan niet te voren reeds met ongunstigen uitslag is gekeurd voor de betrekking van onderwijzer of voor eenige betrekking in 's Lands dienst, en zoo ja, waar en wanneer. 6. Keuring van personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene opleiding tot Inlandsch verpleger. Gouv. Besl. 29 Mei 1914 No. 42 (Bijbl. No. 8102). Bepaald dat personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene opleiding tot Inlandsch verpleger, ter verkrijging van de daartoe o.rrr vereischte geneeskundige verklaring, waaruit blijkt dat zij een gezond gestel hebben, ambtshalve zullen worden gekeurd door den ter plaatse met den burgerlijken geneeskundigen dienst belasten geneeskundige, die voor eiken gekeurden persoon den Lande in rekening kan brengen ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent). 7. Keuring van personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene toelating als leerling tot den inentingscursus. Gouv. Besl. 28 December 1914 No. 69 (Bijblad No. 8162). Bepaald dat personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene toelating als leerling tot den inentingscursus, ambtshalve zullen worden gekeurd door den ter plaatse met den burgerlijken geneeskundigen dienst belasten geneeskundige, die voor eiken gekeurden persoon den Lande in rekening kan brengen ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent). 8. Keuring van Inlandsche recruten voor het Leger. Gouv. Besl. van 9 April 1852 No. 15 (Bijblad No. 278). Artikel 1, 5e bepaalt dat het geneeskundig onderzoek, waarvan de aanneming van Inlandsche recruten voor het Leger afhangt, wordt bewerkstelligd door dengene, wien den burgerlijken ge- 457 neeskundigen dienst is opgedragen en dat deze daarin de militaire voorschriften volgt. 9. Keuring en herkeuring van gewapende politiedienaren. De keuring geschiedt door al of niet met den burgerlijken geneeskundigen dienst belaste geneesheeren (zie hierachter onder E 5). ' Herkeuring: Gouv. Besl. 28 Augustus 1916 No. 49. Te bepalen, dat gewapende politiedienaren, omtrent wie door een geneesheer eene verklaring is afgegeven, op grond waarvan Z.j voor afkeuring voor verderen dienst in aanmerking zouden moeten worden gebracht, kunnen worden onderworpen aan eene herkeuring door de naastbijzijn de der commissiën tot keuring van adspirant burgerlijke landsdienaren, welke voor die herkeuring door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst zijn aangewezen *) en dat de opdracht tot herkeuring zal uitgaan van den Chef van het korps Gewapende Politie. VOORSCHRIFT op de herkeuring van gewapende politiedienaren (ingevolge het Gouv. Besl. van 28 Augustus 1916 No. 49 vastgesteld door den Chef van het korps Gewapende politie bij order van 23 October 1916 in oveileg met den Hisp. B.G.D.). ARTIKEL 1. Sergeanten, korporaals en gewapende politiedienaren (geen legerkader), omtrent wie door een geneesheer eene verklaring is afgegeven, op grond waarvan zij voor afkeuring voor verderen dienst in aanmerking zouden moeten worden gebracht, kunnen worden onderworpen aan eene herkeuring door de naastbijzijnde der commissiën tot keuring van adspirant burgerlijke landsdienaren, welke voor die herkeuringen door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst zijn aangewezen. *) 'h Aangewezen zijn de keuringscommissiën te Amboina, Buitenzorg Djokjakarta Fort de Koek, Koeta Radja, Magelang, Makasser, Malang! Medan, Padang, Palembang. Soerakarta, Tjimahi en Willem I (Besl HisP B. G. D. 17 October 1916 No. 8535). 458 - ARTIKEL 2. De opdracht tot herkeuring gaat uit van den Chef van het Korps gewapende politie. ARTIKEL 3. Herkeuringscommissiën als bedoeld in artikel 1 houden ingevolge het desbetreffend besluit van den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, zitting te: Amboina, Buitenzorg, Djokjakarta, Fort de Koek, Koeta Radja, Magelang, Makasser, Malang, Medan, Padang, Palembang, Soerakarta, Tjimahi en Willem I. ARTIKEL 4. Aan herkeuring zullen worden onderworpen diegenen, die binnen den tijd van één jaar na hunne aanwerving worden afgekeurd voor verderen dienst, zoomede zij die bij expiratie van dienst, mits geen aanspraak hebbende op pensioen, ongeschikt worden verklaard tot het aangaan van een reëngagement. Eerstgenoemden alleen voor het geval zij niet behept zijn met duidelijk waarneembare gebreken en laatstgenoemden, slechts met hunne toestemming, indien zij door den divisiecommandant physiek geschikt geoordeeld worden voor reëngagement. ARTIKEL 5. De betrokken divisiecommandant doet aan den voorzitter der herkeuringscommissie namens den Chef van het Korps gewapende politie het verzoek, om den te herkeuren persoon voor bedoelde commissie te willen doen verschijnen en ontvangt van dien voorzitter mededeeling van den datum, waarop de herkeuring zal moeten plaats vinden, waarbij rekening zal worden gehouden met scheepsgelegenheid a.a. ARTIKEL 6. De divisiecommandant zal bij het in artikel 5 bedoeld verzoek overleggen: le. bij eene tusschentijdsche afkeuring: a. de engagementsacte, b. het extract-stamboek. 459 c het extract-strafboek, d. de verklaring van den afkeurenden geneesheer; 2e. bij afkeuring bij reëngagement: a. de laatste reëngagementsacte of de engagementsacte, b. het extract-stamboek, c. het extract-strafboek, d. dè reëngagementsacte, waarop de geneesheer bij de (laatste) afkeuring zijne aanteekening stelde, e. eene door hem geteekende verklaring betreffende de physieke geschiktheid van den te herkeuren persoon, /. voor zoover noodig ingevulde reëngagementsacten, waarop de beslissing der commissie behoort te worden ingevuld, g. een extract van de beschikking waarbij reëngagement werd toegestaan. ARTIKEL 7. De divisiecommandant zal zorg dragen, dat de te herkeuren persoon uiterlijk daags vóór de zitting der commissie op de plaats van herkeuring aanwezig is en wijst namens den korpschef als plaats van herkeuring aan, één der in artikel 3 genoemde plaatsen en wel die, welke door den betrokkene met de minste kosten voor den lande te bereiken is. Bedoeld persoon wordt daartoe overgeplaatst naar de divisie in wier ressort de commissie zetelt, 's Mans overige, niet in artikel 6 genoemde bescheiden, worden onder opgave der reden van toezending aan den betrokken divisiecommandant toegezonden. ARTIKEL 8. De herkeurde begeeft zich na afloop der herkeuring cq zoo spoedig mogelijk naar de standplaats van den staf der divisie, waarbij hij werd overgeplaatst. Op den aan hem bij vertrek ter herkeuring ter hand te stellen marsch-order behoort ter zake de vereischte aanteekening te worden gesteld. Bij aankomst en vertrek behoort hij zich te melden bij den commandant der gewapende politie en/of het Hoofd van plaatselijk bestuur ter plaatse van herkeuring. ARTIKEL 9. De voorzitter der betrokken commissie zal de in artikel 6 bedoelde bescheiden na afloop der herkeuring zoo spoedig 460 mogelijk toezenden aan den commandant der divisie, waarbij de man werd overgeplaatst. De commandant der divisie van herkomst zal hiertoe bij aanbieding der bescheiden het verzoek doen. Bij deze bescheiden zal, indien de aanvankelijke afkeuring tusschentijds plaats had, door den voorzitter der commissie eene geteekende verklaring worden gevoegd, vermeldende het feit der af- of goedkeuring door de commissie en niet de reden, waarop deze berust. Vond de herkeuring bij reëngagement plaats, dan behoort op de in artikel 6 sub 2 ƒ bedoelde reëngagementsacten de beslissing der commissie zonder meer te worden ingevuld. ARTIKEL 10. De commandant der betrokken divisie brengt vervolgens op de gebruikelijke wijze den afgekeurde bij den Kqrpschef voor ontslag in aanmerking en den goedgekeurde c.q. na reëngagement voor nadere indeeling, terwijl hij het noodige doet verrichten voor de uitbetaling der reëngagementspremie enz. ARTIKEL 11. Aan door de commissie afgekeurden behoort, in afwachting van het door den korpschef te verleenen ontslag, door den betrokken divisiecommandant een voorloopig ontslag te worden verleend ter plaatse, waar de staf der divisie is gelegen. Van den datum, waarop dit voorloopig ontslag werd verleend, behoort bij de toezending van 's mans bescheiden mededeeling te worden gedaan. Het definitief ontslagbesluit zal den divisiecommandant ter uitreiking aan belanghebbende worden toegezonden, waartoe hij voor diens vertrek zijn toekomstig adres zal opnemen. ARTIKEL 12. Dit voorschrift treedt in werking op 1 April 1917. Aldus samengesteld in overleg met den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. 10. Keuring van'aspirant Inlandsche loodsen. Gouv. Besl. van 30 September 1908 No. 38 (Stbl. No. 587). Te bepalen, dat voor eene vaste, en ook voor eene tijdelijke benoeming tot Inlandschen loods bij het loodswezen in 461 Nederlandsch-Indië alleen in aanmerking komen personen, die blijkens een geneeskundig onderzoek vrij zijn van voor den Loodsdienst hinderlijke gebreken, zullende op de keuring van bedoeld Inlandsch personeel van toepassing zijn de bepalingen van het keuringsreglement (Staatsblad 1904 No. 206), zooals dit sedert is of later zal worden gewijzigd. 11. Keuring van bij den dienst van het Boschwezen voor benoeming in aanmerking komende personen niet behoorende tot de Europeesche en daarmede gelijkgestelde bevolking. Gouv. besl. van 12 Januari 1916 No, 73 (Stbl. No. 26). Te bepalen, dat personen, niet behoorende tot de Europeesche en daarmede gelijkgestelde bevolking, alleen dan voor benoeming tot bepaalde door den Directeur van Landbouw Nijverheid en Handel aan te wijzen betrekkingen bij den dienst van het Boschwezen *) in aanmerking kunnen komen, indien uit een geneeskundig onderzoek gebleken is, dat zij lichamelijk geschikt zijn voor den burgerlijken dienst in het algemeen en voor zooveel betreft betrekkingen voor de vervulling waarvan door genoemden Departementschef krachtens artikel 1 alinea 3, van het keuringsreglement in Staatsblad 1904 No 206 bijzondere eischen van lichamelijke geschiktheid zijn aangegeven, dat zij ook aan deze eischen voldoen, zullende op de keuring van bedoelde personen van toepasing zijn de bepalingen van het evengenoemd keuringsreglement. 12. Keuring van leerlingen van de Ambachtsscholen voor Inlanders. Blijkens artikel 18, alinea 3, sub c van het Reglement voor de Ambachtsscholen voor Inlanders (zie Gouv Besl van 26 Mei 1914 No. 52) worden geen candidaten tot die scholen toegelaten die geen geneeskundige verklaring kunnen overleggen, JL fij,beS'Uit V8T de" Wd- Directeur van ^ndbouw, Nijverheid en vÏT r V Z° 3 aangewezen de betrekkingen van Adjunct Hout- ' tl 3 AdjUDCt H°UtVeSter' °p2iener' Leeriing-opziener, Opnemer en Onderopnemer en zijn de bijzondere eischen opgenomen in Bijbl No. 6280 van toepassing verklaard op deze functionarissen, met dien verstande dat I A u.ts u.tend geldt voor de Opnemers en Onder-opnemers en II B voor de overigen. i- «• 462 waaruit blijkt, dat zij physiek ten volle geschikt zijn voor het ambacht of de ambachten, waartoe zij wenschen te worden opgeleid. De keuring ter erlanging dier verklaring geschiedt kosteloos door een der stadsgeneesheeren, een civiel geneesheer of door een persoon, belast met de uitoefening van den civiel geneeskundigen dienst. 13. Keuring van Inlanders, die in aanmerking wenschen te komen voor eene plaatsing bij het Binnenlandsch Bestuur. (Gouv. Besl. van 17 Juli 1914 No. 24). Te bepalen, dat de Inlanders, die in aanmerking wenschen te komen voor eene plaatsing in de, door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur aan te wijzen, betiekkingen bij den dienst van het Binnenlandsch Bestuur, welker aard medebrengt, dat zij vervuld worden door personen, die lichamelijk aan mede door dien Departementschef aan te geven eischen voldoen, nopens hunne lichamelijke geschiktheid voor die betrekkingen, ambtshalve worden gekeurd door den ter plaatse aanwezigen dan wel naastbijzijnden met den civielen geneeskundigen dienst belasten geneesheer, die voor eiken gekeurden persoon den Lande in rekening kan brengen ƒ 2.50 (twee gulden vijftig cent). B. Keuring van burgerlijke ambtenaren voor buitenlandsch verlof wegens ziekte. Gouv. Besl. van 13 December 1913 No. 39 (Stbl. No. 695). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Buiten werking te stellen het besluit van 24 Maart 1885 No. 9 (Staatsblad No. 70), zooals dat sedert is gewijzjgd en aangevuld, laatstelijk bij het besluit van 20 April 1909 No. 1 (Staatsblad No. 243). Ten tweede: Vast te stellen de volgende: BEPALINGEN regelende het constateeren der ziekte van burgerlijke ambtenaren, die een buitenlandsch „verlof tot herstel van gezondheid verzoeken." ARTIKEL 1. (1) Buitenlandsch verlof wegens ziekte wordt door den Gouverneur-Generaal alleen verleend op grond van eene genees- 463 kundige verklaring, waarin wordt geconstateerd, dat een verlof naar Europa of een voortgezet verblijf in Europa noodzakelijk is tot herstel van de gezondheid van den verzoeker. (2) Indien de belanghebbende de beschikking op zijn verzoek niet kan afwachten zonder ernstig nadeel voor zijne gezondheid wordt dat in het certificaat of in eene nader afgegeven verklaring geconstateerd, en is het betrokken Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur bevoegd, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal, vergunning tot dadelijk vertrek uit Nederlandsch-Indië te verleenen. ARTIKEL 2. De geneeskundige verklaringen moeten afgegeven zijn op den door de geneesheeren als zoodanig afgelegden eed. ARTIKEL 3. (1) Zij worden afgegeven door eene geneeskundige commissie, wanneer de verzoeker geplaatst is of zich bevindt op eene plaats, waar gelegenheid bestaat de ambtenaren door eene zoodanige commissie te doen onderzoeken, of van waar de zetel eener commissie over land in één dag reizens te bereiken is. Ai a Z6tel Cener commissie wordt gerekend over land in «én dag te bereiken te zijn, wanneer de afstand niet meer bedraagt dan het aantal palen, dat, bij het te goed doen van daggelden aan in dienst reizende ambtenaren, voor de verschillende wyzen van reizen in de betrekkelijke bepalingen als maatstaf is of nader zal worden aangenomen. (3) Tot het afgeven der geneeskundige verklaring is in den regel alleen bevoegd de commissie van de standplaats van den verzoeker, bij uitzondering die van het werkelijk verblijf (4) Onder de commissie van de standplaats of het werkelijk verblij wordt verstaan de commissie, die het dichtst bij de standplaats of het werkelijk verblijf zitting houdt (5) Het werkelijk verblijf komt alleen in aanmerkinga. wanneer de verzoeker geen standplaats heeft; wanneer de verzoeker zich buiten zijne standplaats bevindt en de commissie van het werkelijk verblijf van oordeel is dat zyn gezondheidstoestand hem verbiedt naar zijne standplaats terug te keeren. 464 (6) Voor de ambtenaren, niet vallende in de termen van alinea 1 van dit artikel, wordt met de verklaring van één geneesheer genoegen genomen behoudende de Gouverneur-Generaal zich evenwel voor om, zoo Hem dit in speciale gevallen noodig schijnt, ook te hunnen aanzien het oordeel eener geneeskundige commissie in te roepen. (7) Van ieder ambtenaar, aan wien een certificaat voor verlof naar Europa wegens ziekte is uitgereikt, wordt door de commissie dan wel door den bij de vorige alinea bedoelden geneesheer een geheim ziekteverslag, behoudens het bepaalde bij artikel 8 alleen voor den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst bestemd, opgemaakt en aan dien Hoofdambtenaar ingediend. (8) Voor ambtenaren, die, zonder dat hun buitenlandsch verlof wegens langdurigen dienst of wegens ziekte is verleend, zich met toestemming van de bevoegde autoriteit in Europa bevinden, wordt de .geneeskundige verklaring afgegeven door de Geneeskundige Commissie van het Departement van Koloniën. Voorzoover zij 'zich tot herstel van gezondheid buiten Nederland bevinden, kan ter constateering van hunne lichamelijke ongeschiktheid om den dienst hier te lande te hervatten, genoegen genomen worden met eene verklaring, als bedoeld in de laatste alinea van artikel 11 van het Reglement in Staatsblad 1892 No. 235. ARTIKEL 4. (1) Er zullen geneeskundige commissies zitting houden te Batavia, Buitenzorg, Magelang, Tjimahi, Semarang, Willem I, Djokjakarta, Soerikarta, Malang, Soerabaja, Padang. Fort de Koek, J) Koeta Radja, Makassar, Medan en Amboina. (2) Zij bestaan uit drie geneesheeren, met inbegrip van den voorzitter. (3) Als voorzitter treedt op te Batavia, Magelang, Soerabaja en Padang de gewestelijk eerstaanwezend Officier van Gezondheid of diens tijdelijke vervanger en op de overige plaatsen de oudste officier van gezondheid in rang. (4) De voorzitter voegt zich voor ieder onderzoek twee leden toe: daar, waar meer geneesheeren gevestigd zijn, volgt hij een rooster, waarop alle ter plaatse gevestigde officieren van gezondij Stbl. 1916 No. 658. 465 he.d (te Batavia met uitzondering van den Chef van den Militair Geneeskundigen dienst en van de op diens bureau geplaatste offic.eren van gezondheid) en alle stads-, gouvernements-en civiele geneesheeren voorkomen. Indien geen voldoend aantal officieren van gezondheid of stads-, gouvernements- en civiele geneesheeren beschikbaar is, kunnen ook particuliere geneesheeren om beurten worden aangewezen. (5) De geneesheeren doen het onderzoek kosteloos, behalve de particuliere geneeskundigen die voor elke vacatie den Lande een bedrag van / 10.- (tien gulden) in rekening kunnen brengen de vergoeding van transportkosten daaronder begrepen. ARTIKEL 5. (1) Ambtenaren, die een certificaat van eene commissie wenschen te verkrijgen, wenden zich daartoe tot den voorzitter aan wien door den behandelenden geneesheer eene verklaring wordt overgelegd, waarin de noodzakelijkheid van het verlof geconstateerd wordt en de ziekte is vermeld. (2) De voorzitter roept ten spoedigste na ontvangst der stukken de commissie bijeen ter plaatse door hem aan te wijzen Daarvoor kiest hij de woning of het tijdelijk verblijf van den verzoeker, ingeval deze zich niet naar de commissie begeven kan (3) De commissie heeft de bevoegdheid, de ambtenaren voor den door haar noodig geachten duur onder observatie te nemen en kan zich bij het onderzoek door den behandelenden geneesheer schriftelijk of mondeling doen voorlichten. ARTIKEL 6. J^A 13 ^ V0°rZitter ni6t m°9eIiik de commissie te doen vergaderen, zoo geeft hij daarvan eene verklaring af, en kan OP de m artikel 4 genoemde plaatsen der bezittingen buiten Java en Madoera volstaan worden met een certificaat van den behandelenden geneesheer, voldoende aan de eischen, bij de artikelen 1 en 2 gesteld ; terwij,, bijaldien het geval zich voordoe te Batata"9 V' ^ ^ Ven0Cker V°°r de c°<™«*• te Batav a verschijnt, te Djokjakarta, Soerakarta, Magelang en ZZl V0°r ^ tS Semara"9 e" te Palang vol dfe te 0^1,0?^:™ ™ ^ " 30 466 ARTIKEL 7. (1) De Gouverneur-Generaal of de betrokken Departements■chef kunnen naar aanleiding van de beslissing .eener geneeskundige commissie of de verklaring van den geneesheer bedoeld in het zesde lid van artikel 3 en in artikel 6 een nieuw geneeskundig -onderzoek gelasten. (2) Dit onderzoek wordt opgedragen aan eene Hoofdcommissie te Batavia, bestaande uit drie leden, voor elk geval door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst aan te wijzen, bij voorkeur uit de aldaar gevestigde burgerlijke geneesheeren in 's Lands dienst, voorts met vergunning van den Commandant van het Leger - uit de aldaar geplaatste officieren van gezondheid, ten slotte zoonoodig uit de particuliere geneeskundigen. In deze Hoofdcommissie mogen geen medici zitting nemen, die tevoren reeds op eenigerlei wijze in het betreffende geval betrokken zijn geweest. (3) De geneeskundige commissie, wier beslissing aan herziening wordt onderworpen, is verplicht aan de Hoofdcommissie op haar verzoek alle inlichtingen te verschaffen. (4) De door de Hoofdcommissie genomen beslissing, vergezeld van een voor den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst bestemd geheim ziekteverslag, wordt aan dezen Hoofdambtenaar schriftelijk medegedeeld, die de autoriteit, die het onderzoek gelast heeft, met die beslissing in kennis stelt. ARTIKEL 8. Ingeval ziekteverlof wordt verleend, wordt het geheim ziekteverslag bedoeld bij alinea 7 van artikel 3 en alinea 4 van artikel 7 aan de Geneeskundige commissie van het Departement van Koloniën opgezonden. ARTIKEL 9. De reiskosten naar de plaatsen, waar de commissies, de Hoofdcommissie inbegrepen, vergaderen en c. q. ook terug naar de standplaats of het werkelijk verblijf van den belanghebbende, komen voor rekening van den Lande, op den voet van het reisreglement voor burgerlijke ambtenaren. Ten derde: De Hoofden van Algemeen en Gewestelijk Bestuur en de overige betrokken autoriteiten en colleges uit 467 te nood.gen om de geneeskundige verklaringen, overgelegd bi] 4e hun ter doorzending aan de Regeering aangeboden verzoekschriften, strekkende ter erlanging van buitenlandsch verlof nauwkeurig te toetsen aan de bij artikel 2 van dit besluit vastgestelde voorschriften en de stukken, ter voorkoming van tijdverlies, zoo noodig aan de belanghebbenden terug te zenden om alsnog aan die voorschriften te voldoen. Ten vierde: Den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst uit te noodigen om, telkens wanneer hij daartoe termen aanwezig acht, onverwijld een voorstel te doen om ook op andere plaatsen, dan die genoemd zijn in artikel 4 der bij artikel 2 van dit besluit vastgestelde Bepalingen geneeskundige commissies in te stellen. Ten vijfde: Dit besluit treedt in werking op 1 Februari 1914 Nopens de door Geneeskundige Commissies te volgen gedragslijn t>y keuringen voor ziekteverlof. Rondschrijven van den Hisp. B. G. D. aan de Voorzitters der ■Geneeskundige Commissies, bedoeld bij artikel 4 van Staatsblad 1913 No. 695, van 28 Januari 1914 No. 851 (Bijbl. No. 8054). Aangezien het mij gebleken is, dat bij enkele der geneeskundige commissies bedoeld bij artikel 4 van Staatsblad 1913 No 69b hetwelk 1 Februari a.s. de bepalingen omtrent de fcuitenlandsche ziekteverloven vervat in Staatsblad 1885 No 70, zal vervangen, twijfel bestaat hoe te handelen met iemand'' die bij het geneeskundig onderzoek blijkt, voor verdere diensten ongeschikt te zijn en vermoedelijk ook te zullen blijven zoo acht .k het wenschelijk dien twijfel weg te nemen, welké mij voorkomt in eene misvatting der wettelijke bepalingen zijn •oorsprong te vinden. Degenen, die meenen, dat eene geneeskundige commissie niet de bevoegdheid heeft, in haar advies op te nemen, dat iemand voor den dienst ongeschikt is en vermoedelijk nooit geschikt zal worden, beroepen er zich dan op, dat alleen advies wordt gevraagd omtrent de wenschelijkheid van verlof en dat nergens uitdrukkelijk de bevoegdheid tot afkeuring is toegekend. Men vergeet echter hierbij, dat aan de Commissies met is opgedragen te adviseeren omtrent de noodzakelijkheid 468 van elk verlof, dat wegens ziekte gegeven zou kunnen worden, maar uitsluitend van een verlof, dat strekken moet tot genezing. Zie artikel 2 van Staatsblad 1912 No. 198, betreffende de binnenlandsche verloven, dat uitdrukkelijk spreekt „van den tot genezing noodig gcachten duur" en artikel 1 van Staatsblad 1913 No. 695 ten dezen gelijkluidend aan artikel 1 van Staatsblad 1885 No. 70 betreffende de buitenlandsche verloven; dat eischt noodzakelijkheid van verlof tot herstel van de gezondheid van den verzoeker. Het behoeft derhalve geen betoog, dat eene Commissie, wanneer zij tot een bepaalden duur adviseert, daarmede te kennen geeft, na verstrijking daarvan den verlofganger genezen te verwachten, terwijl, als zij eventueel herstel uitgesloten acht, zij zal moeten adviseeren geen verlof te verleenen, het aan de bevoegde autoriteiten overlatende hoe verder met den ambtenaar, die op dat oogenblik niet in staat wordt geacht zijn dienst te verrichten, te handelen. Hetzelfde geldt uit den aard der zaak ook voor de Hoofdcommissie bedoeld in artikel 7 van Staatsblad 1913 No. 695. Dat de commissie bij het onderzoek krachtens Bijblad 5737 of 7243 opgedragen, eveneens bevoegd is in haar advies te verklaren, dat de ambtenaar in quaestie niet voor verderen dienst geschikt is, dus af te keuren, behoeft wel geen nader betoog. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w.g.) DE VOGEL. Keuring van Europeesche burgerlijke landsdienaren die. na met verlof wegens ziekte in Europa te hebben vertoefd of wegens ziekte verlenging van hun verlof naar Europa bekomen te hebben, naai Nederlandsch-Indië zijn teruggekeerd zonder vooraf te zijn goedgekeurd door de commissie te 's Gravenhage. Gouv. Besl. 30 Mei 1916 No. 5 (Stbl. No. 405). Gelet enz. Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Te bepalen als volgt: I. Europeesche burgerlijke landsdienaren die, na met verlof wegens ziekte in Europa te hebben vertoefd of wegens ziekte verlenging van hun verlof naar Europa bekomen te hebben, 469 naar Nederlandsch-Indië zijn teruggekeerd zonder vooraf te zijn goedgekeurd door de commissie te 'sGravenhage voor het geneeskundig onderzoek van aan den dienst in de Koloniën verbonden of daarvoor bestemd personeel, kunnen hier te lande alleen dan in eenigerlei Gouvernementsbetrekking worden herplaatst, indien zij na geneeskundig onderzoek lichamelijk geschikt zijn bevonden voor verderen dienst in Nederlandsch-Indië; II. de sub I bedoelde keuring geschiedt op verzoek of met goedvinden van den belanghebbende, krachtens opdracht van eene tot het doen van de benoeming of tot het doen der voordracht aan den Gouverneur-Generaal bevoegde autoriteit door de te Batavia gevestigde commissie tot keuring van' adspnant-burgerlijke landsdienaren als bedoeld in artikel 2 alinea 1 van het keuringsreglement in Staatsblad 1904 No' 206, zooals die alinea luidt ingevolge artikel 1 van het besluit van 7 December 1904 No. 35 (Staatsblad No. 468) met dien verstande dat de belanghebbende bij eventueele afkeuring z.ch, mits binnen drie maanden nadat hij van die afkeuring kennis heeft gekregen, kan wenden tot de autoriteit van welke de opdracht tot keuring is uitgegaan met verzoek om nadere keuring door dezelfde commissie, doch dan in haar geheel. De uitslag van deze nadere keuring is beslissend ; III. de kosten van de keuring en eventueele nadere keuring komen voor rekening van den Lande, de reiskosten van hen die zich aan de keuring (herkeuring) onderwerpen, ten laste van de gekeurde persoon ; IV voor de keuring en herkeuring geldt het bepaalde bij artikel 2, alinea 7, van het keuringsreglement (Staatsblad 1904 No. 206 jo. Staatsblad 1905 No. 166); V. de commissie neemt voor de door haar te bewerkstelligen keuring kennis van het geheim ziekteverslag bedoeld" b.j artikel 3, 7de alinea, van de „Bepalingen regelende het constateeren der ziekte van burgerlijke ambtenaren die een buitenlandsch verlof tot herstel van gezondheid verzoeken" in Staatsblad 1913 No. 695, alsmede van eventueele op den belanghebbende betrekking hebbende rapporten van bevinding der sub I bedoelde geneeskundige commissie te 'sGravenhage. Ten tweede, enz. 470 D. Eenige speciale voorschriften omtrent keuring van landsdienaren. 1. Bij de keuring dient rekening te worden gehouden met den reeds volbrachten tijdelijken dienst. (Circ Hisp. B. G. D. aan de Commissies tot keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren van 2 November 1916 No. 9043). Het is eenige keeren voorgekomen dat eene Commissie tot keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren bij het keuren van een candidaat die in vasten burgerlijken dienst wenschte te worden opgenomen, zich zonder meer bepaald heeft tot het stellen van den gelijkvormigen eisch dat die geschiktheid den Lande voldoende waarborgen moet geven tegen de kwade kansen op ontijdige pensionneering en ziekteverloven gedurende een diensttijd van 20 jaren. . Daarbij werd geen rekening gehouden met den vermoedelijk noodigen duur dier geschiktheid en dus niet in aanmerking genomen hoe lang belanghebbende nog zou moeten dienen om recht te verkrijgen op pensioen wegens volbrachten dienst Deze opvatting is m. i.-en de Regeering heeft zich met mijne meening ten dezen vereenigd—niet juist. Geldt het eene keuring voor opneming in vasten d.enst van personen, die reeds een aantal jaren tijdelijken dienst achter den rug hebben, dan brengt een logische gedachtengang mede met meer te eischen dat de betrokkene den Lande lichamelijk minstens nog 20 jaren zal kunnen dienen, doch integendeel rekening te houden met het reeds bereikte aantal jaren tijdelijken dienst. De ratio toch van het keuringsreglement is om den Lande te vrijwaren voor de kwade kansen op ontijdige pensionneering. en ziekteverloven. Hoe grooter nu het aantal jaren door den aspirant ambtenaar in tijdelijken dienst doorgebracht, hoe kleiner die kansen worden en hoe matiger dus de eischen-zonder miskenning van het doel der keuring-gesteld kunnen worden. Ik heb de eer Uwer Commissie te verzoeken met het vorenstaande bij voorkomende gevallen rekening te willen houden. Ik kan hieraan nog toevoegen dat de Regeering bij de vaststelling van den leeftijdsgrens voor opneming van personen in 's Lands vasten burgerlijken dienst (vgl. artikel I, § III van het Gouvernementsbesluit van 15 April 1916 No. 36, zoo- 471 als die paragraaf is gewijzigd bij het Gouvernementsbesluit van 15 Augustus d. a. v. No. 4) *) het aangegeven beginsel reeds in toepassing heeft gebracht. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w. g.) DE VOGEL. 2. Overlegging van een geneeskundig certificaat bij verzoeken van Inlandsche burgerlijke landsdienaren om wegens ziekte uit hunne betrekking-of wegens ziels- of lichaamsgebreken uit 's Lands dienst te worden ontslagen. (Circulaire van den lsten Gouvernements Secretaris aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur, van 19 Juni 1895 No. 1204 - Bi/blad No. 5117). J Voor Inlandsche burgerlijke landsdienaren, die wegens ziekte uit hunne betrekking of wegens ziels- of lichaamsgebreken uit s Lands dienst wènschen te worden ontslagen, bestaat tot dusver niet de verplichting om bij hun daartoe strekkend verzoek een geneeskundig certificaat over te leggen. Intusschen acht de Gouverneur-Generaal het wenschelijk dat ten aanzien van de genoemde personen op dit punt deskundige controle wordt uitgeoefend. Ten einde dit doel te bereiken zonder de belanghebbenden noodeloos op onkosten te jagen, heb ik de eer, op last van Zijne Excellentie, UHEdG. uit te noodigen om voortaan bij verzoeken van Inlandsche ambtenaren om ontslag, hetzij wegens ziekte uit de betrekking, hetzij wegens ziels- of lichaamsgebreken uit's Lands dienst, den betrokken landsdienaar ambtshalve te willen doen keuren, indien daartoe de gelegenheid bestaat door de aanwezigheid ter plaatse of op niet te grooten afstand van een civiel practiseerend genees-of heelkundige (daaronder begrepen dokters-djawa), die ten laste van 's Lands kas in die hoedanigheid inkomsten geniet. De wd. le Gouvernements Secretaris, O- g.) COHEN STUART. ') Zie Hoofdstuk XIII sub IX. 472 3. Constateering der noodzakelijkheid van het ontslag uit de betrekking voor Europeesche burgerlijke Landsdienaren, die wegens ziekte zoodanig ontslag verzoeken of op grond van een geneeskundig certificaat voor zoodanig ontslag worden in aanmerking gebracht. Gouv. Besl. 16 Juli 1902 No. 7 (Bijbl. No. 5737). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan : I Aan Europeesche burgerlijke bandsdienaren, die wegens ziekte ontslag uit de betrekking verzoeken of op grond van een geneeskundig certificaat voor zoodanig ontslag worden in aanmerking gebracht, kan worden opgedragen om, tot nadere constateering der noodzakelijkheid van dat ontslag, zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door een der commissiën bedoeld bij de Bepalingen, regelende het constateeren der ziekte van burgerlijke ambtenaren, die een buitenlandsch verlof tot herstel van gezondheid verzoeken (Staatsblad 1885 No. 70) i) II. De last tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek door eene commissie gaat uit: a van den Gouverneur-Generaal of van den betrokken Departementschef, voor zooveel betreft Landsdienaren, die door den Gouverneur-Generaal uit de betrekking worden ontslagen; b voor andere Landsdienaren: van de autoriteit of het college, bevoegd om het ontslag uit de betrekking te verleenen. MI In den regel behoort de lastgeving tot het onderzoek door eene geneeskunJige commissie achterwege te blijven in gevallen waarin de afstand van den Landsdienaar tot de naastbij zijnde ' commissie te groot financieel bezwaar voor 's Lands kas oplevert. De lastgeving wordt ingetrokken, indien uit eene geneeskundige verklaring mocht blijken, dat de Landsdienaar door den aard zijner ziekte verhinderd wordt om zich naar den zetel eener buiten de plaats van zijn verblijf gevestigde commissie te begeven. In laatstbedoeld geval en in gevallen, waarin termen bestaan voor een onderzoek door eene commissie, doch dit om de in de i) Thans Stbl. 1913 No. 695. 473 eerste alinea dezer paragraaf vermelde reden achterwege Is gebleven, wordt het ontslag wegens ziekte eerst verleend nadat de geneeskundige verklaring voor „gezien" is geteekend door den gewestelijk eerstaanwezend officier van gezondheidaan wien tot dat einde een beknopt ziekteverslag moet worden toegezonden. IV. Van de lastgeving tot het ondergaan van een genees kund.g onderzoek wordt kennis gegeven aan den betrokken Landsdienaar en aan den voorzitter der naastbij zijnde commissie welke laatste tevens het voor den Landsdienaar afgegeven geneeskundig certificaat ter inzage ontvangt. Als de naastbij zijnde commissie wordt aangemerkt die, welke van uit de plaats van verblijf van den landsdienaar met de minste kosten voor het Land te bereiken is. V Op het onderzoek door de commissie zijn van toepass.ng de alinea's 2 en 3 van artikel 5 der hoogergemelde Bepalingen in Staatsblad 1885 No. 70. ^ De uitslag wordt door de commissie ter kennis gebracht van de autoriteit, die tot het onderzoek last gaf. Is het den voorzitter niet mogelijk de commissie te doen vergaderen, dan geeft hij hiervan kennis aan dezelfde autoriteit, die het geneeskundig onderzoek vervolgens kan opdragen aan eene elders zitting houdende commissie. VI. De reiskosten naar de plaats, waar de commissie vergadert, en c. q. ook terug naar de verblijfplaats van den betrokken Landsdienaar, komen voor rekening van den Lande op den voet van het Europeesch .burgerlijk reisreglement Afschrift enz. 4. Bevoegdheid var, den Hisp. Chef van den B. G. D. om Inlandsche geneeskundigen op te dragen zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door een der Commissiën bedoeld in Staatsblad 1913 No. 695. Gouv. Besl. van 17 Januari 1916 No. 11 (Bijbl. No. 8454). Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundig^Dienst, te machtigen om, wanneer hij dit in het 0 Thans Stbl. 1913 No. 695. 474 belang van den dienst noodig oordeelt, aan Inlandsche geneeskundigen, die verklaren wegens ziekte, al dan niet gestaafd door een geneeskundig certificaat, geen dienst te kunnen doen of de hun aangewezen bestemming niet te kunnen volgen, dan wel op grond van een geneeskundig certificaat wegens ziekte ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst verzoeken of voor zoodanig ontslag worden in aanmerking gebracht, op te dragen zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door een der Commissiën, bedoeld bij de Bepalingen, regelende het constateeren der ziekte van burgerlijke ambtenaren, die een buitenlandsch verlof tot herstel van gezondheid verzoeken (Staatsblad 1913 No. 695). Extract enz. 5. Voorkoming van persoonswisseling bij keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren. Circulaire van den Hisp. B. G. D. aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur van 15 November 1916 No. 9444. Het geval heeft zich voorgedaan dat door eene Commissie tot keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren een persoon voor een betrekking werd .goedgekeurd, terwijl het later bleek dat die persoon niet de keuringscandidaat was, doch een ander, door wien de candidaat, zich bewust zijnde een lichaamsgebrek te hebben, waarvoor hij zou kunnen worden afgekeurd, zich had laten vervangen. De eenvoudigste manier om dergelijke praktijken te voorkomen, schijnt mij toe, de verklaring, bedoeld bij artikel 3, lid I van het keuringsreglement (Staatsblad 1904 No. 206 jo. 1906 No 119) voortaan door den candidaat te doen onderteekenen in tegenwoordigheid van den opdrachtgever of diens gemachtigde, die zich alsdan zal hebben te overtuigen dat de persoon, die voor hem verschijnt, inderdaad de keuringscandi- daat is. . , Bestaat bij de keuring dan twijfel of de persoon, die zich bij de keuringscommissie vervoegt wel de te keuren candidaat is. dan kan dit door het doen stellen van een nieuwe handteekening op weinig omslachtige wijze uitgemaakt worden. 475 Ik heb de eer Uwer Excellentie , ae eer UHEdG. te verzoeken om, bij het geven van een opdracht aan eene commissie als bovenbedoeld tot keuring van een persoon, wel in bovenstaanden zin te willen handelen of te doen handelen. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w.g.) DE VOGEL. E. Schrijfloonen en honoraria voor de keuringen. I Toelage voor schrijfbehoeften en schrijfloon aan de Voorzitters van geneeskundige commissies (Staatsblad 1904 No. 206 en 1913 No. 695), voor zoover zij niet uit anderen hoofde eene indemniteit voor schrijfbehoeften ten laste van den burgerlijken geneeskundigen dienst genieten, (Gouv. Besl. van 19 Januari 1915 No. 51 (Stbl. No. 112). Met intrekking en wijziging voor zooveel noodig van alle daarmede strijdige voorschriften te bepalen dat de voorzitters van de geneeskundige commissies, bedoeld in het Keuringsreglement (Staatsblad 1904 No. 206) en in de Bepalingen regelende het constateeren der ziekte van burgerlijke ambtenaren, die een Du.tenlandsch verlof tot herstel van gezondheid verzoeken (Staatsblad 1913 No. 695), voor zoover zij niet uit anderen hoofde eene indemniteit voor schrijfbehoeften ten laste van den burgerlijken geneeskundigen dienst genieten, voor eiken gekeurden persoon den Lande in rekening kunnen brengen ƒ 0.50 (vijftig cent) als vergoeding voor schrijfbehoeften en schrijfloon. 2. Gouv. Besl. 30 Juli 1904 No. 10 (Bijblad No. 6047). Bepaald dat de particuliere geneesheeren, die lid zijn der keunngscommissiën, bedoeld bij artikel 2, alinea 1, van het Reglement op de keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren (Staatsblad 1904 No. 206) en de al of niet met den burgerlijken geneeskundigen dienst belaste particuliere geneesheeren, die ingevolge artikel 2, alinea 2, van het aangehaalde 476 Keuringsreglement, aspirant burgerlijke landsdienaren hebben gekeurd, voor eiken gekeurden persoon, den Lande in rekening kunnen brengen ƒ 10.— (tien gulden\ tot een maximum van ƒ 25.— (vijf en twintig gulden) per dag. 3. Gouv. Besl. 7 December 1904 No. 35 (Bijblad No. 6141) Met aanvulling van het besluit van 30 Juli 1904 No. 10 (Bijblad No. 6047) bepaald, dat het daarbij vastgestelde vacatieloon mede in rekening kan worden gebracht door de particuliere specialiteiten, genoemd in de laatste zinsnede van artikel 2, alinea 1, van het Reglement op de keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren. 4. Gouv. Besl. 21 Mei 1909 No. 21 (Bijblad No. 7049) Bepaald, dat officieren van gezondheid der Koninklijke Marine, die lid zijn der keuringscommissiën tot keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren voor eiken gekeurden persoon, den Lande in rekening kunnen brengen een gelijk bedrag als bij het besluit van 30 Juli 1904' No. 10 (Bijblad No. 6047) is vastgesteld voor particuliere geneesheeren, behoudens het daar genoemd maximum. 5. Gouv. Besl. 4 Februari 1914 No. 11. De al of niet met den burgerlijken geneeskundigen dienst belaste geneesheeren, die adspirant gewapende politiedienaren of gewapende politiedienaren, die zich wenschen te reëngageeren, keuren, kunnen voor eiken gekeurden persoon den Lande in rekening brengen / 2.50 (twee gulden vijftig cent). 6. Gouv. Besl. 9 September 1916 No. 28. Gerekend van de maand Juni 1916 bepaald, dat de Gouvernements arts te Weltevreden, die aangewezen wordt om zitting te nemen in de commissie voor het geneeskundig onderzoek aldaar van adspirantenadelborst der 2*> klasse voor het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord, voor eiken gekeurden candidaat den Lande in rekening kan brengen/ 10— (tien gulden), tot een maximum van ƒ 25.- (vijf en twintig gulden) per dag. 477 F. Keuring van contract koelies I. Extract uit de wervingsordonnantie (Stbl. 1914 No. 613 1915 Nos. 181 en 423). ARTIKEL 8. (1) De werfagent is verplicht, op zijne kosten en overeenkomstig de door of namens het Hoofd van plaatselijk bestuur gestelde eischen, zorg te dragen; a. daf in een jaarlijks te vernieuwen register worden ingeschreven de naam en het geslacht van ieder der in zijne dépots opgenomen personen, met vermelding van den datum van opneming, den naam van den begeleider en den datum, waarop en de plaats, waarheen die personen zijn vertrokken, zoomede - wat de stranddépöts betreftbovendien van den datum, het nummer en de plaats van afg.fte der in artikel 7 bedoelde verklaringen ; b. dat een extract uit het sub a bedoeld register _ van de b.nnenlandsche dépots wekelijks, van de stranddépöts dagelijks - aan voornoemd Bestuurshoofd wordt toegezonden ■ C dat de >n zijne dépots [opgenomen personen behoorlijk worden behandeld, gevoed en gekleed en dat voor hen goed en voldoend drink- en badwater beschikbaar is- d. dat z.eken ten spoedigste naar een daarvoor af te zonderen locaal of ziekeninrichting worden overgebracht- e. dat een passende overtocht naar zijn naastbij gelegen stranddepöt wordt verleend aan de daarheen uit zijne b.nnenlandsche dépots over te voeren personen en aan de hen vergezellende echtgenooten en onvolwassen kinderenzullende op Java die overtocht over land of over de binnenwateren behooren te geschieden; /. dat het noodige wordt verricht voor' de vaccinatie of revaccinatie van die personen. (2) De krachtens het vorig lid door of namens het Hoofd van plaatselijk bestuur gestelde eischen kunnen door den werfagent worden onderworpen aan het oordeel van het Hoofd van gewestelijk bestuur, dat ter zake in hoogste instantie beslist. ARTIKEL 9. (1) De werfagent is verplicht, op zijne kostena. de in zijne stranddépöts opgenomen personen te wier aanz.en eene verklaring is afgegeven als bedoeld in artikel 478 7, voorzoover niet reeds elders geneeskundig onderzocht door een door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen D.ienst, aan te wijzen geneesheer, door zoodanigen geneesheer te doen onderzoeken ter beoordeeling of zij lichamelijk geschikt zijn voor den arbeid, dien zij zullen hebben te verrichten; b. van die personen een deugdelijk photografisch portret in drievoud te doen vervaardigen en de portretten voor den aanvang van het onderzoek der betrokken personen aan den met het onderzoek belasten geneesheer te doen toekomen. Van de verplichtingen a en * kan de Directeur van Justitie in bijzondere gevallen ontheffing verleenen onder de door hem noodig geoordeelde voorwaarden. (2) De in het eerste lid bedoelde geneesheer overtuigt zich, dat de ingevolge het eerste lid van artikel 8 sub / vereischte vaccinatie of revaccinatie heeft plaats gehad, en maakt van de uitkomsten van zijn geneeskundig onderzoek een eigenhandig te onderteekenen certificaat in drievoud op. (3) Hij voorziet elk der exemplaren van dat certificaat van een vingerafdruk van den onderzochten persoon en zorgt dat op die geschriften de van dien persoon vervaardigde photografische portretten gehecht worden. (4) De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, stelt de door den geneesheer bij zijn geneeskundig onderzoek op te volgen regelen vast en bepaalt hoeveel voor dat onderzoek den werfagent in rekening mag worden gebracht. lü-v:** ARTIKEL 10. (1) De werfagent is verplicht, op zijne kosten, de bij het geneeskundig onderzoek, voorzoover dit geschiedde op een der in het eerste lid sub b van artikel 4 bedoelde plaatsen, ongeschikt bevonden personen met hunne echtgenooten en onvolwassen kinderen-de echtgenooten, zoo zij niet zelf een werkovereenkomst wenschen aan te gaan of geneeskundig ongeschikt zijn bevonden-ten spoedigste terug te zenden naar de plaats, waar de in artikel 7 bedoelde verklaring werd opgemaakt. (2) Een gelijke verplichting heeft de werfagent ten aanzien van personen: 479 a. met wie het, ingevolge artikel 3, verboden is een werkovereenkomst te sluiten, voorzoover die in zijne dépots mochten zijn opgenomen; b. met wie hij, om welke redenen ook, na de afgifte van de m het vorig lid bedoelde verklaring, geene werkovereenkomst wenscht te sluiten. 2. Voorschriften in acht te nemen door de keurende geneeskundigen Besl. Hisp, ChefB. G.D. 5 Juli 1916 No. 5568 (Bijbl. No. 8534). ^tGe!eL ? ,2?! 9' aHnea 4' dS Wervi"SS-ordonnantie (Staatsblad 1914 No. 613, juncto Staatsblad 1915 No. 181). Heeft besloten: Eerstelijk: Met wijziging in zoover van de bij artikel 1 van het dezerzijdsch besluit van 16 Maart 1915 No 2279 vaststelde „Regelen, welke door de geneesheeren dienen te wor" „den opgevolgd bij het geneeskundig onderzoek van Inlanders ,d.e een overeenkomst wenschen aan te gaan tot het verrichten .van arbeid ten behoeve van ondernemingen van handel, land.bouw of nijverheid en openbare werken in de Buitenbezittingen te bepalen dat voor het krachtens alinea 1 sub a van artikel 9 der Wervings-ordonnantie (Staatsblad 1914 No 613 juncto Staatsblad 1915 No. 693) vereischte geneeskundig certificaat van geschiktheid voor het aangaan van een overeenkomst tot het verrichten van arbeid ten behoeve van ondernemingen van handel, landbouw of nijverheid en openbare werken alsmede ten behoeve van den aanleg en de exploitatie van spoorZJSSZ de BUitenbeZittin^"ieti—king komen le. lijdende zijn aan of behept zijn met: a. acute infectie-ziekten; tuberculose, lepra, manifeste geslachtsziekte• beri-beri of oedemen; c stoornis in de ademhaling en den bloedsomloop, gepaard met afwijkingen bij auscultatie en percussie, welke het vermoeden wettigen van long-, longvlies-, hart- of vaatgebreken of -ziekten; d. ascits; 480 e. chirurgische afwijkingen of misvormingen, welke hinderlijk zijn bij het werk; uitgebreide atrophische of met het been vergroeide lirteekens van onderbeen en voet, vooral wanneer ze gecompliceerd zijn met varices; ƒ. etterige uitvloeiing uit het oor; g. osaena; h. moeilijk te genezen huidziekte; (i hinderlijke domheid of afwijkingen, welke het vermoeden wettigen op stoornissen in de hersenen, het ruggemerg of de zenuwen; 2°. een overeenkomst voor veld-, fabrieks- dan wel mijnarbeid boven den grond wenschen aan te gaan, indien zij: a. daarvoor geen geschikten lichaamsbouw hebben, welke o.a. geacht wordt niet aanwezig te zijn bij personen die naar schatting jonger dan 18 en ouder dan 45 jaar zijn; b. niet anaemisch zijnde, bij gewone inademing een stand van den ondersten leverrand van meer dan 6 c.M. (3 vingers) of van den ondersten miltrand van meer dan 10 cM. (handbreedte) onder de ribbenboog hebben; c. eenigszins anaemisch zijnde, bij gewone inademing een stand van den ondersten leverrand van meer dan 4 c.M. (2 vingers) of van den ondersten miltrand van meer dan 6 c.M. (3 vingers) onder de ribbenboog hebben; d. lijden aan ernstige anaemie; e. lijden aan hinderlijke doofheid; ƒ. lijden aan trachoom in belangrijken graad, of andere progressieve oogziekten voor zoover zonder oogspiegel te constateeren ; g. lijden aan gezichtsstoornis in die mate dat zij niet in staat zijn lucifers te tellen tegen een donkeren achtergrond op 2 M. afstand met twee oogen zonder glas; 3e. een overeenkomst voor mijnarbeid onder den grond wenschen ■ aan te gaan indien zij: a. daarvoor geen krachtigen lichaamsbouw hebben welke o.a. geacht wordt niet aanwezig te zijn bij personen die naar schatting jonger dan 20 en ouder dan 35 jaar zijn; b. bij gewone inademing een stand kvan den ondersten leverrand of van den ondersten miltrand van meer dan 4 c.M. (2 vingers) onder de ribbenboog hebben; c. lijden aan anaemie in eenigszins belangrijken graad; 481 d. lijden aan vermindering van de gehoorscherpte zoodat de flu.sterstem slechts op minder dan 1 M. afstand gehoord wordt; e. lijden aan trachoom of andere progressieve oogziekten voor zoover zonder oogspiegel te constateeren; /• hjden aan gezichtsstoornis in die mate dat de candidaat met in staat is lucifers te tellen tegen een donkeren achtergrond op 4 M. afstand met elk oog zonder glas. Ten tweede: Te bepalen; le. dat uitsluitend op de in artikel 14 alinea 2 der Wervingsordonnantie (Staatsblad 1914 No. 613) bedoelde havenplaatsen wonende artsen zullen worden aangewezen voor het keuren van de op den voet der genoemde ordonnantie of op den voet van Staatsblad 1915 No. 693 te verschepen personen, met dien verstande dat de keuring moet plaats vinden op de plaats waar de akte der arbeidsovereenkomst wordt verleden • 2e. dat de aangewezen keuringsartsen, behoudens naleving' der voorschriften opgenomen in § 7 van Bijblad No. 8112 op het daarin omschreven geneeskundig certificaat hunne handteekening (geen paraaf) zullen plaatsen ook op het photographisch portret van den aspirant-contractant, met dien verstande dat de handteekening wordt geplaatst op zoodanige wijze dat het gelaat op het portret onbeschreven blijft en dat verwijdering van het portret verminking van de handteekening tengevolge moet hebben, voorts een stempel van hun naam in drukletters onder het portret3e. dat de geneesheeren die. overeenkomstig het bepaalde sub' le van dit artikel, voor aanwijzing tot keuringsarts in aanmerking wenschen te komen, bij hun verzoek daartoe, aan den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst hebben in te dienen een door dien Inspecteur te bepalen aantal exemplaren hunner handteekening vergezeld van hun duidelijk geschreven naam en adres' waarvan door dien Inspecteur exemplaren zullen worden gezonden aan den Wervings-commissaris ter plaatse en den Chef van den Dienst der arbeidsinspectie • 4e. dat door den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst in de sub le van dit artikel gemelde havenplaatsen een of meer der in § 1, alinea 2, van de voorschriften in Bijblad No. 8112 bedoelde Gouvernements artsen zullen worden aangewezen tot uitoefening van controle 31 482 op de keuringen zelf en op de lichamelijke geschiktheid voor den arbeid welke van de reeds gekeurde koelies volgens het af te sluiten of afgesloten contract zal worden geëischt, • kunnende de keuringsarts binnen 24 uur nadat hem van de uitspraak van den contröleerenden geneesheer door dezen ten spoedigste is kennis gegeven, hiervan in beroep komen bij den voormelden Inspecteur of bij diens verhindering bij den directeur van de centrale burgerlijke ziekeninrichting ter plaatse, die.omtrent de geschiktheid van den candidaat, aan de hand van de in artikel 1 van dit besluit vastgestelde minimum eischen, in laatste instantie beslist; 5e. dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde keuringsartsen verplicht zijn de in dit artikel sub 4e gemelde gouvernements artsen zooveel mogelijk in de gelegenheid te stellen de daarbij voorgeschreven controle uit te oefenen; 6e. dat op verzoek van den werkgever *) herkeuring van door hem teruggezonden koelies, die op den voet der Wervingsordonnantie (Staatsblad 1914 No. 613) of op den voet van Staatsblad 1915 No. 693 waren verscheept, zal geschieden in de havenplaats, waar de akte der overeenkomst van den koelie was verleden, mits het verzoek aan den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst wordt ingediend binnen een week na de aankomst van den koelie op de onderneming; 7e.dat voor de in het . vorig lid bedoelde herkeuring door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst zal worden benoemd een geneeskundige commissie ter plaatse, bestaande uit drie leden, waarin noch de rapporteurs noch de geneesheeren over wie de klacht gaat, mogen zitting nemen; 8e dat de in het voorgaande lid bedoelde herkeuringscommissie, ' aan de hand van de in artikel 1 van dit besluit vastgestelde minimumeischen, zal beslissen in laatste instantie; 9e. dat door den werkgever op wiens verzoek de sub 6e van dit artikel bedoelde herkeuring plaats heeft, ongeacht den uitslag daarvan, een bedrag verschuldigd is van ƒ 22.50 (twee en twintig gulden vijftig cent) per herkeurden contractant, welk bedrag aan de in alinea 7 bedoelde herkeu" •) Dit verzoek kan ook uitgaan van een der Plantersvereenigingen waarvan de werkgever lid is (missive van den Hisp., Chef B.G.D. 11 September 1916 No. 7577). 483 ringscommissie op vordering van den betrokken Inspecteur wordt uitbetaald; 10e dat, indien nog voor dat de aangevraagde herkeuring door de in hd 7 van dit artikel genoemde commissie plaats gehad heeft, de arts die de als ongeschikt teruggezonden contractante) goedkeurde, erkent hem (haar) aan de hand van de in dit besluit vastgestelde minimumeischen te hebben moeten afkeuren, de aangevraagde herkeuring als zijnde overbodig kan achterwege blijven, wordende de contractant(e) alsdan als afgekeurd beschouwd; He dat ingeval van afkeuring van een koelie daarvan onverwijld kenms wordt gegeven aan den Wervings-commissaris ter Plaatse alsmede aan den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst voor zoover deze laatste met op andere wijze van de afkeuring kennis draagt4 door den betrokken Gouvernements arts indien de afkeuring van den koelie heeft plaats gehad bij de controle sub 4e van dit artikel omschreven, dan wel krachtens de daarbij bedoelde nadere beslissing°oor 'den v°°rzitter van de in dit artikel sub 7e bedoelde herkeuringscommissiën indien de afkeuring van den koelie op den voet van laatstgemelde bepaling heeft plaats gehad; c door den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Ge- Tn H ^eeSkKUnfisen Dienst ^ geval sub 10 van dit artikel. In de bovenbedoelde kennisgeving worden vermeld de naam van den werfagent of van den beheerder eener werving ten « gen behoeve (administrateur) door wiens tusschenkomst de a gekeurde koelie is geworven, de namen van den keuringsarts en van den koelie alsmede zoo mogelijk de dagteekening en het nummer der akte van de overeenkomst, indien althans die overeenkomst bereids was gesloten. Ten derde: Met buitenwerkingstelling van artikel 2 van het ■ dezemjdsch besluit van 16 Maart 1915 No. 2279, te bepalen k 7-, l fneeSheeren voor "et bij artikel 2 sub le van dit beslu.t bedoeld onderzoek den werfagent of den beheerder eener wervmg ten eigen behoeve (administrateur) in rekening kan worden bracM een bedrag i J *ent) per onderzochten persoon. Afschrift enz. 484 3 Extract uit de ordonnantie in Stbl. 1915 No. 693, houdende regeling krachtens welke aan werkgevers onder bijzondere voorwaarden vergunning kan worden verleend om uitsluitend ten eigen behoeve Inlanders op Java en . Madoera te werven tot het verrichten van arbeid op hunne in de Buitenbezittingen gelegen ondernemingen. ARTIKEL 4. De bepalingen der Wervingsordonnantie (Staatsblad 1914 No. 613 juncto Staatsblad 1915 N°* 181 en 423) zijn van kracht voor de werving ten eigen behoeve op den voet dezer ordonnantie en voor den beheerder eener zoodanige werving (Administrateur), op wien de daarbij gegeven voorschriften met betrekking tot den werfagent mede van toepassing zijn. een en ander behoudens dat voor die werving: A de artikelen 1, 2, 5, en 19 buiten toepassing blijven ; B het eerste lid sub a en sub b van artikel 4 wordt gelezen: „a. op de door den Directeur van Justitie aangewezen plaatsen „(binnenlandsche dépots)"; b ter plaatse, waar de werkovereenkomsten worden gesloten „(stranddépöts), voorzoover zulks door den Directeur van Justitie wordt voorgeschreven"; C in het eerste lid van artikel 7 tusschen de woorden wordt" en „blijk" ingelascht worden de woorden: „in de afdeeling. waar het .binnenlandsch dépöt zich bevindt". D de in het eerste lid van artikel 9 voorkomende woorden r in zijne stranddépöts opgenomen", „voorzoover niet reeds êlders geneeskundig onderzocht» en „door zoodanigen geneesheer" vervallen. E. artikel 10 wordt gelezen: „ARTIKEL 10". (1) De werfagent is verplicht, op zijne kosten, de bij het geneeskundig onderzoek, ongeschikt bevonden personen, met "hunne echtgeno^teTe^Tonvolwassen kinderen _ de echtge"nooten, zoo zij niet zelf een werkovereenkomst wenschen aan "te gaan of geneeskundig ongeschikt zijn bevonden - ten spoe"digste terug te zenden naar de plaats van herkomst. (2) Een gelijke verplichting heeft de werfagent ten aan- 485 zien van de personen, met wie de eerste onderhandelingen „.ot aanwerving hebben plaats gehad en: ,a. met wie het, ingevolge artikel 3 verboden is een werkover- „ een komst te sluiten; „b. met wie hij, om welke redenen ook, geene werkovereen- .komst wenscht te sluiten". Hoofdstuk XII. Over de inrichting en indienic g van aanvragen en verantwoordingen. I. GENEESMIDDELEN, utensiliën, instrumenten en verpakkingsmiddelen. A. AANVRAGEN. Indiening. CIRCULAIRE van den Dir. O. E. N. van 6 Maart 1903 No. 3619 aan de Residenten. [Bijbl. No. 5833). Ten vervolge van de dezerzijdsche circulaire van 5 Maart 1868 No. 1291 (Bijblad No. 2114) heb ik de eer UHEG. te verzoeken om de aanvragen van genees- en verbandmiddelen en andere voorwerpen ten behoeve van den Civielen Geneeskundigen Dienst, in stede van in triplo, zooals in vorenbedoelde circulaire is aangegeven, in den vervolge in quadruplo in te dienen, zulks ter bespoediging der afdoening van die aanvragen. De Directeur van 0. E. N. (w.g.) ABENDANON. CIRCULAIRE van den Hisp. B. G. D. van 18 September 1916 No. 7782 aan de Inspecteurs en fd. Inspecteurs van. den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Voor een betere controle van aanvragen van instrumenten en utensiliën (artikelen B van de prijslijst van het algemeen Magazijn van Geneesmiddelen te Bandoeng) is het wenschelijk gebleken dat op de quadruplicaten van die aanvragen door de aanvragers in de rubriek „restanten" niet alleen wordt aange- 487 teekend hoe groot het restant is van die artikelen, maar ook welk deel daarvan nog niet in gebruik is genomen, dus als reserve moet worden beschouwd. In verband hiermede heb ik de eer ™§e (a) Voorraad, waaruit de verstrekking wordt verzocht. (6) Öijzondere tak van dienst, ten behoeve waarvan de aanvrage geschiedt (behoeftige bevolking, rechthebbenden enz.). Deze gedrukten worden op aanvraag door het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst verstrekt. 494 Indiening van telegrafische aanvragen. CIRCULAIRE van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 22 April 1868 No. 2353 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Sumatra. (Bijbl. No. 2126). Het gebeurt niet zelden, dat aan den Chef over den geneeskundigen dienst, per telegraaf, spoedige toezending van geneesmiddelen wordt verzocht, zonder dat het verzoek wordt achtervolgd door de aanvraag (model A) bedoeld bij Staatsblad 1866 No. 151. Ten einde de verwarring, welke dusdanige handeling in de administratie te weeg moet brengen, te voorkomen, heb ik de eer UHEdG. te verzoeken, om geene medicijnen per telegram aan te vragen, dan in de hoogste noodzakelijkheid, zooals bij het plotseling uitbreken van eene epidemie. Het betrekkelijk telegram zal alsdan aan mij moeten worden gericht, ten einde bij mijne directie de aanvraag tot verstrekking te doen opmaken. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, (w.g.) L. J. w. de Waal Aanvragen van vaccinestof. Blijkens artikel 5 van het Reglement voor de Landskoepokinrichting (Bijbl. No. 4733) worden de aanvragen tot verstrekking • van vaccinestof rechtstreeks ingediend aan den Directeur dier inrichting. Aanvragen van Vaccine-Pennen. Circulaire van den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid van 13 Juli 1909 No. 10681 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera. (Bijbl. No. 2126). Bij de circulaire van mijn ambtsvoorganger van 19 Mei 1907 No. 9342 werd aan de Hoofden van gewestelijk bestuur in Nederlandsch-Indië medegedeeld dat de voor de vaccine noodige instrumenten buiten hunne bemoeienis door de opzieners der vaccine tegelijk met de geneesmiddelen konden worden aangevraagd. Aangezien echter de verstrekking van vaccinepennen (vaccino-styles individuels) voortaan niet meer uit het algemeen 495 magazijn van geneesmiddelen doch door den Directeur der Landskoepokinrichting te Weltevreden zal geschieden heb ik de eer UHEdG: te verzoeken de in Uw gewest bescheiden Europeesche en Inlandsche geneeskundigen, voor zoover zij met het opzicht over de vaccine zijn belast, te willen doen mededeelen dat zij in den vervolge ter erlanging van genoemde instrumenten vóór ultimo November van elk jaar eene aanvraag in tweevoud, rechtstreeks aan den Directeur der Landskoepokinrichting hebben in te dienen. De Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, (w.g.) M. s. Koster. Aanvragen van vaccins en sera. Alle vaccins en sera kunnen, zoowel voor den Militair Geneeskundigen Dienst, als voor den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, hetzij door Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid hetzij door beheerders van militaire apotheken rechtstreeks wden aangevraagd bij den Directeur van de Landskoepokinricht.ng en het Instituut Pasteur, onder vermelding voor welken diensttak de aangevraagde artikelen bestemd zijn Voor eventueele regularisatie uit den militairen voorraad worde gevolgd de prijsnoteering in het geneeskundig tijdschrift i T beTeft S6ra van Europeeschen oorsprong, de noteëring ■als hieronder vermeld. (Zie circulaire van den Chef van den Militairen Geneeskundigen Dienst van 5 Augustus 1915 No. 2083). Prijsnoteering Hollandsche sera Serum antidiphteric ,. . ƒ 1.56. antivemmos 3 12V antimeningococc antidysenteric "{' j ,, , antidysenteric fluid 1 701/ antipestos 2 25 >• „ sicc 9 __' "flfh antistreptococc 1 W/ 496 B. VERANTWOORDINGEN. MODEL: na wijziging van het aangegevene in Bijbl. No. 1935. BENAMING RESTANT RESTANT op den -ONTVAN- °P den GEN. BRUIKT. ■ 1 ——— ' Kilogram. " " Hectogram. _____ ~—" Decagram. . ■ " ' Gram. ____ ' Kilogram. : — Hectogram. ' " Decagram. . ■ ~ : Gram. — ■ 1——— Kilogram. — ' Hectogram. __! " Decagram. ■ " " Gram. ____ ' Kilogram. — : Hectogram. _____ : Decagram. _ Gram. ———— Kilogram. Hectogram. Decagram. — ■—-— "—■—~ "~ ' " " " Gram. Deze gedrukten worden op aanvraag door het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst verstrekt. 497 Een overeenkomstig model is als bijlage V gevoegd bij het reglement betreffende de bevoegdheden en verplichtingen van Inlandsche geneeskundigen in Bijbl. No. 5663. in artikel 231) waarvan o.m. is bepaald, welke stukken bij de verantwoording dienen te worden gevoegd. Zie blz. 59. 32 498 C. INDIENING van de sub Aen B vermelde aanvragen en verantwoordingen. 1. Circ. Dir. O. E. N. van 29 Januari 1894 No. 837 aan de Hoofden 'van gewestelijk bestuur op en buiten Java en Madoera (Bijbl. No. 4981). Bij dezerzijdsche circulaire ddo 28 October 1889 No. 11030 (Bijblad No. 4536) is o. m. bepaald, dat alle aanvragen van geneesmiddelen enz. die door 's Rijksmagazijn te Batavia worden verstrekt, op zoodanige tijdstippen geschieden, dat zij in den loop der maanden April en October van elk jaar bij mijn departement worden ontvangen. Door vermeerdering der administratieve werkzaamheden in het laatste kwartaal van elk jaar aan 's Rijksmagazijn van geneesmiddelen, zal het echter voortaan niet meer mogelijk zijn, aan de aanvragen voor het tweede halfjaar tijdig te voldoen. De Chef van den Geneeskundigen Dienst acht het daarom wenschelijk, de aanvragen in den vervolge jaarlijks te doen plaats hebben, in dier voege, dat de aan te vragen voorraad alsdan voor een geheel jaar genoegzaam zal zijn. In verband hiermede, heb ik de eer UHEdG. uit te noodigen, te willen zorgdragen, dat. te beginnen met het jaar 1894, alle bovenvermelde aanvragen vóór of uiterlijk op den lsten April van elk jaar bij mijn departement worden ontvangen. De Directeur van . Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid, (w.g.) Van der Kemp. 2. In de circulaire van den Directeur van O. E. N. dd. 13 September 1881 No. 12952, opgenomen in Bijbl. No. 3871, komt de volgende zinsnede voor: ln urgente gevallen, zooals bij het uitbreken van epidemiën als" anderszins, kunnen ook op andere dan de vastgestelde tijdstippen aanvragen van geneesmiddelen worden ingezonden." 499 3 CIRCULAIRE van den Dir. van O. E. en N. aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera, en van Billiton, van 10 November 1906 No. 19801. x) In den laatsten tijd bereikten mij herhaaldelijk klachten over de late afdoening van aanvragen van geneesmiddelen uit het Algemeen Magazijn van Geneesmiddelen. Ten einde hierin verbetering te brengen, heb ik in overleg met den Wden Chef over den Geneeskundigen Dienst besloten de wijze van indiening dier aanvragen en der verantwoordingen de volgende veranderingen te doen ondergaan. Ingevolge de dezerzijdsche circulaire van 13 September 1881 No. 12952 (Bijblad No. 3871) werden tot nu toe de jaarlijksche verantwoordingen van geneesmiddelen der civiele geneesheeren dokters-djawa (Inlandsche artsen) en vroedvrouwen in Uw gewest door Uwe tusschenkomst aan den Administrateur van voornoemd Magazijn ingediend. Om verschillende redenen acht ik het gewenscht, dat die verantwoordingen in den vervolge door de genoemde geneeskundigen en vroedvrouwen en de zendelingen en zendelingartsen (referte aan de dezerzijdsche circulaire van 6 September 1904 No. 15164) rechtstreeks zullen worden gezonden aan den betrokken Gewestelijk Eerstaanwezenden Officier van gezondheid en wel tegelijk met de nieuwe aanvragen in de maand Januari Door gelijktijdige ontvangst van verantwoording en aanvraag wordt deze hoofdofficier in staat gesteld op die aanvraag behoorlijk controle uit te oefenen, daar de verstrekking zich regelt naar het verbruik over het afgeloopen jaar en het restant op 1 Januari van het nieuwe jaar. Wordt dit laatste door de aanvragers in het oog gehouden, dan kunnen zij zelf al vooruit nagaan, hoeveel zij ongeveer zullen ontvangen. Mochten zijmeer wenschen dan kan dit in een toelichting worden gemotiveerd. Bij onverhoopt onvoldoenden voorraad in het Magazijn zal door den Administrateur achter het niet of te min verstrekte artikel een korte toelichting worden geplaatst. Na contröleering en viseering worden de aanvragen door de Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van gezondheid recht- No 1^ • .^7 ^ StrekktaS Va" dezeI(dedagteekening onder Mo. 19802 s gericht tot de Hoofden van gewestelijk bestuur buitén Java en Madoera, u.tgezonderd Banka en Billiton en onder No 19803 tot JL „„ 500 streeks ingediend bij den Chef over den geneeskundigen dienst, die c. q. den genoemden Administrateur opdraagt de verstrekking te doen plaats hebben. Ter vergemakkelijking van de taak van hen, die met de controle zullen belast zijn, wordt het wenschelijk geacht, dat op het quadruplicaat der aanvraag omtrent elk artikel niet alleen worde vermeld het restant op 1 Januari van het nieuwe jaar, maar ook het verbruik over het afgeloopen jaar. In verband met het bovenstaande heb ik de eer UHEdG. te verzoeken de betrokken personen in Uw gewest (daaronder begrepen de ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur, die voor het vervolg ook een jaarlijksche verantwoording zullen hebben in te dienen) omtrent een en ander te doen inlichten. De Wde Directeur van Onderwijs, Eeredienst en NijverheidT (w.g.) POTT. 4. CIRCULAIRE Chef B. G. D. 10 Juni 1909 No. 9641/1 aan alle geneesheeren belast met den Civielen Geneeskundigen Dienst. Met het oog op de omstandigheid, dat wederom gebleken is, dat het gebruik van ruwe carbol, zelfs in verdunden toestand, ter ontsmetting van privaten bij schoolgebouwen ernstig gevaar oplevert voor brandwonden, heeft de Directeur van Onderwijs, Eeredienst' en Nijverheid den Hoofden van Gewestelijk Bestuur in Nederlandsch-Indië verzocht, de aandacht van de hoofden der openbare scholen (zoo Inlandsche als Europeesche) in hun gewest er op te willen vestigen, dat voor het onderwerpelijk doel gebruik moet worden gemaakt van zoogenaamde sapo-carbol, die in verdunden, voor onmiddellijk gebruik geschikten toestand, door hen kan worden aangevraagd bij den betrokken geneesheer belast met den Civielen Geneeskundigen Dienst. In verband hiermede heb ik de eer UWelEdelGestrenge te verzoeken aan eventueele aanvragen als bovenbedoeld te willen voldoen en er zorg voor te willen dragen, dat in dergelijke gevallen slechts eene sapo-carbol-oplossing 3/0 worde verstrektDe Chef over den Geneeskundigen Dienst; namens dezen: De Kolonel ter beschikking, (w.g.) J. BIJKER. 501 II. INVENTARISARTIKELEN ten behoeve van de ziekeninrichtingen. A. AANVRAGEN. Deze aanvragen worden naargelang van de behoefte ingediend door den geneesheer, met het toezicht over de ziekeninrichting belast door tusschenkomst van het Hoofd van plaatselijk en gewestelijk bestuur, den be. trokken Inspecteur of fd. Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen D,enst aan den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Bij een tot dusver jaarlijks door den Directeur van Onderwijs en Eeredienst te verleenen machtiging zijn de Hoofden van Gewestelijk Bestuur gemachtigd, om ten behoeve van de In landsche hospitalen (hospitalen voor besmettelijke ziekten hieronder begrepen) en het krankzinnigengesticht te Lawang bepaalde voor die inrichtingen benoodigde artikelen ondershands te doen aanschaffen. Voor het jaar 1917 luidt het desbetreffend besluit met bij behoorende ciculaire als volgt: Besluit van den wd. Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 9 December 1916 No. 33443. Gelét op art. 1. § c lste van Staatsblad 1873 No 73 en op Staatsblad 1902 No. 283; Heeft besloten: a. den Gouverneur der Oostkust van Sumatra, b. den Civielen en Militairen Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden. c den Gouverneur van Celebes en Onderhoorigheden. d den Resident van Bantam. e- » » - Batavia. •' ■ der Pranger-Regentschappen. •• » van Cheribon. " » » Pekalongan. '■ » » » Banjoemas. *' •• .. . Kedoe. " m „ Semarang. ., Soerakarta. m' " <• „ Rembang. » .. » Madioen. 502 o. den Resident van Kediri. p. » h Soerabaja. q. ■ „ u Pasoeroean. r. . » Besoeki. s. „ m .. Madoera. f i „ Bali en Lombok. M_ ë - „ Sumatra's Westkust. y_ t „ der Lampongsche Districten. w, i n van Palembang. x. „ » Benkoelen. ij. m „ Tapanoeli. z \ i( Riouw en Onderhoorigheden. üm \ \ der Zuider- en Ooster-Afdeeling van Borneo. b. I. „ n van Menado. -'^fJi c. I. „ m » Amboina. ^ I „ Ternate en Onderhoorigheden. a. t/m d. t te machtigen om gedurende het jaar 1917 ten behoeve van a. t/mjP. en r. t/m d. I. de Inlandsche hospitalen. a. e. ft, en p. (hospitalen voor besmettelijke ziekten hieronder begrepen) q. .de Inlandsche hospitalen en het Krankzinnigengesticht te Lawang. a. t/m d. I. in zijn gewest e. k. p. behalve van de centrale burgerlijke ziekeninrichting te e. Batavia, k. Semarang, p. Soerabaja, a. t/m d. I. naar gelang van de behoefte en tegen de minst te bedingen prijzen, ondershands te doen aanschaffen alle voor die inrichtingen benoodigde artikelen, welke den prijs van / 5 (vijf gulden) per artikel niet te boven gaan, met uitzondering van die benoodigdheden, waarvan de levering bij contract is bedongen, zoomede tot het ondershands doen repareeren van defecten aan utensiliën, instrumenten en andere inventarisartikelen. Afschrift enz Aanvraag tot ontvangst van inventarisgoederen benoodigd voor de ziekeninrichting te Afdeeling Residentie Toelichting bij het indienen van aanvragen van inventarisgoederen benoodigd voor de ziekeninrichtingen. 1. Bij elke aanvraag wordt zoo mogelijk- overgelegd een proces-verbaal van afkeuring van de artikelen, waarvoor de aangevraagde in de plaats moeten komen, terwijl evenals bij aanvragen ter uitbreiding van den inventaris steeds het hoogste aantal verpleegden dient te worden vermeld. 2. Op elke aanvraag wordt vermeld, welke artikelen plaatselijk kunnen worden ingekocht c.q. tegen welken prijs. 3. De aanvraag behoort in duplo te worden ingediend. 504 505 AANVRAAG tot ontvangst van inventarisgoe deren benoodigd voor de ziekeninrichting te _ Afdeeling | Residentie Hoeveelheid in BENAMING Volgens prijslijst van het Departement van » Kan plaatselijk inge- Tegen den prijs vtLK Eenheid Toelichtingen. ... . Justitie verkrijgbaar kocht worden van: ARTIKELEN clJfers letters voor; ai Gezien: Gezien: „ ,. origineel Opgemaakt voor —-—- — De Resident De (fd.) Inspecteur van den _, .... _ , , --. _ Civiel Geneesheer van Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. De ■—— : Inlandsch Geneeskundige 506 B. VERANTWOORDING van inventarisgoederen. In te dienen in duplo en zoo mogelijk op een zoodanig tijdstip dat de verantwoording vóór 1 Februari van elk jaar het Hoofdbureau van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst bereikt. Hiervoor ware het volgende model te bezigen: Inventaris verantwoording van de ziekeninrichting te. .... afdeeling Residentie over het jaar Benaming der goederen Eenheid Aanwezig op ultimi 19 Gedurende 19 Bijgekomen Afgegaan Aanwezig ep ultim 19 Machti- Machtiging tot ging tot aanschaf, afschrij- . „ ,. Aanmerfing ving ververleend leend bij kingen bij be- besluit sluit van van I ____________ Gezien: Gezien: Gezien: De Resi- De (fd.)In- Het Hoofd Opgemaakt voor ^"^.".^ dent van specteur van Plaat- van den seliik Be' Civiel Geneesheer Burger, stuur te »e Inlandsch Geneeskundige lijken Ge- neeskundigen Dienst 507 C. PROCES-VERBAAL van overgave en overname van geldelijk beheer in ie dienen in tweevoud. PROCES-VERBAAL. Op heden 11 Augustus 1915 hebben wij ondergeteekenden.... aftredend beheerder der Inlandsche Burgerlijke Ziekeninrichting te en optredend beheerder van voormelde ziekeninrichting ingevolge besluit (of mondelinge opdracht) de administratie van door eerstgenoemde ontvangen gelden nagegaan en daarbij bevonden: I Het saldo in kas op het einde van het vorige jaar bedroeg ƒ II De ontvangsten sedert 1 Januari 1915 tot heden hebben bedragen „ te zamen De overstortingen sedert 1 Januari 1915 tot heden bedragen ƒ Het saldo in kas moet dus bedragen , , En hebben wij in kas bevonden Alzoo 1"" „ wordende hierbij verklaard, dat de administratie tot op den dag is bijgewerkt en dat het bovenbedoeld kassaldo met de administratie door ondergeteekende is overgegeven aan en overgenomen door den mede ondergeteekende Van welke verrichting is opgemaakt dit proces-verbaal in quadruplo om te dienen daar en waar zulks zal behooren. Afgegeven voor Origineel Voor de overname, Voor de overgave, 508 D. PROCES-VERBAAL van overgave en overname van inventarisgoederen in te dienen in tweevoud. Hiervoor is geen model officieel vastgesteld. PROCES-VERBAAL Op heden den hebben wij ondergeteekenden aftredend beheerder der Inlandsche Burgerlijke Ziekeninrichting te en optredend beheerder van voormelde ziekeninrichting overgegeven en overgenomen de ondervolgende goederen: ,~~ Gedurende 7Z Machti- Machti- Aan_ ,g ging tot ging tot Benaming wezig wezi9 aanschaf. afschrij- Aan- der op ulti- op ul- ving ver- mer goederen, heid m0. . . Bijge-1 Afge- timo Jj^J teend w„„ iq komen i gaan. 10 ' iv- • • besluit van van 1 ; : i j Voor de overgave, Afgegeven voor Voor de overneming, In tegenwoordigheid van de ondergeteekenden, 509 E. ONDERHANDSCHE verkoop van roerende goederen. Gouv. Besl. van 29 Juli 1916 No. 28 (Stbl. No. 527). Gelezen enz. ; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van het besluit van 21 Mei 1898 No. 37 (Staatsblad No. 169) te bepalen; I. ■ De Hoofden der departementen van algemeen bestuur zijn bevoegd om in bijzondere omstandigheden, te hunner beoordeeling, voor zoover niet in strijd met bestaande algemeene verordeningen, machtiging of last te geven tot onderhandschen verkoop tegen den voor den Lande gunstigst te bedingen prijs van de in artikel 17 der Indische Comptabiliteitswet (Indisch Staatsblad 1895 No. 225) bedoelde roerende goederen, eigendom van den Lande, waarvan de verkoop in "s Lands belang wenschelijk is. II. (1) De verkoop van de op den voet van de vorige paragraaf verkochte goederen geschiedt tegen contante betaling. (2) De Hoofden der departementen van algemeen bestuur zijn bevoegd om bijzondere redenen de betaling van de koopsom in termijnen toe te staan wanneer een voor den Lande voordeelige verkoop daardoor bevorderd kan worden. Afschrift enz. 111. Meubilair voor de apotheken der Inlandsche Geneeskundigen. Gouv. Besl. van 15 Januari 1905 No. 8 (Bijbl. No. 6162). Krachtens Koninklijke machtiging den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid te machtigen om voor aankoop en onderhoud van meubilair voor de apotheken der Inlandsche geneeskundigen de benoodigde fondsen beschikbaar te stellen. Hoofdstuk XIII. Diversen. I. Veiligheidsreglement (ord. in Stbl. 1910 No. 406) en wat daarmede verband houdt. Reglement houdende bepalingen tot beveiliging bij het verblijven in fabrieken en werkplaatsen. (Extract). HOOFDSTUK IÏ. Maatregelen tot beveiliging. ARTIKEL 2. (1) Het hoofd of de bestuurder zorgt dat in zijn fabriek of werkplaats voldaan wordt aan de navolgende eischen: le. enz. 18e. in fabrieken en werkplaatsen moeten doelmatige middelen voor eerste hulp bij ongevallen aanwezig zijn; 19e. enz. HOOFDSTUK III. Toezicht. fl|p| ARTIKEL 3. (1) De Directeur der Burgerlijke Openbare Werken is bevoegd bijzondere bepalingen vast te stellen ter nadere omschrijving van de in het voorgaande artikel genoemde eischen. (2) enz. (4) Het toezicht op de naleving der gegeven voorschriften betreffende de middelen voor eerste hulp bij ongevallen, welke in de fabrieken en werkplaatsen aanwezig moeten zijn, wordt uitgeoefend door de geneesheeren, belast met het toezicht op of de waarneming van den burgerlijken geneeskundigen dienst. 511 ARTIKEL 4. (1) De hoofden en bestuurders van fabrieken en werkplaatsen en de daarin verblijvende personen zijn verplicht aan de in het vorig artikel genoemde ambtenaren de door hen verlangde inlichtingen te geven omtrent zaken en feiten, de naleving van dit reglement betreffende en de voorschriften op te volgen, overeenkomstig het voorgaand artikel. (2) enz. ARTIKEL 5. (1) Het hoofd of de bestuurder van eene fabriek of werkplaats is verplicht van elk, in zijn bedrijf aan een persoon overkomen ongeval, binnen vier en twintig uren, nadat het ongeval plaats heeft gehad of de gevolgen van dat ongeval zich hebben geopenbaard, schriftelijk kennis te geven aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur. (2) Deze ambtenaar zendt die kennisgeving binnen vier en twintig uren na ontvangst, door aan den betrokken Ingenieur van het Stoomwezen en geeft bovendien van elk ongeval, dat zware verwonding of den dood van een of meer personen ten gevolge had, onmiddellijk en zoo mogelijk telegrafisch, dien Ingenieur kennis. (3) Eerstbedoelde ambtenaar stelt een onderzoek in naar de oorzaken en gevolgen van het ongeval en deelt den uitslag daarvan eveneens mede aan den betrokken ingenieur van het Stoomwezen. (4) Deze, en, bij zijne afwezigheid of ontstentenis, de hem toegevoegde opzichter van het Stoomwezen, is bevoegd een nader onderzoek in te stellen. HOOFDSTUK IV. Strafbepalingen. ARTIKEL 12. Behalve alle ambtenaren en beambteju, belast met het opsporen van misdrijven en overtredingen in het algemeen, zijn tot het opsporen van overtredingen van dit reglement mede bevoegd en verplicht de in de 2de en 4de alinea van artikel 3 genoemde functionarissen. ,nsmrrioil-Y. 512 ARTIKEL 13. (1) De in het vorig artikel bedoelde personen hebben toegang tot alle fabrieken en werkplaatsen. (2) enz. (4) Buiten dringende noodzakelijkheid mag het onderzoek niet plaats hebben vóór zonsopgang of na zonsondergang. (5) In fabrieken en werkplaatsen, die tevens woningen zijn of alleen door een woning toegankelijk zijn, treden de in het eerste lid bedoelde personen tegen den wil van den bewoner niet binnen dan op vertoon van een bijzonderen schriftelijken last van het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur. Van dit binnentreden wordt door hen procesverbaal opgemaakt en binnen twee maal vier en twintig uren aan dengene, in wiens woning is binnen getreden, in afschrift medegedeeld. ARTIKEL 14. (1) De in artikel 12 bedoelde personen zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun in plaatsen, waar zij krachtens artikel 13 binnentreden, omtrent het daar uitgeoefend wordend bedrijf is bekend geworden, voor zoover het niet in strijd is met de bepalingen van deze of van eene andere algemeene verordening. (2) enz. Uitvoeringsvoorschriften van den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken. Besl. van dien Dep. chef van 19 Aug. 1910 No. 11996/Stw en 6 Juni 1913 No. 9375/Stw. Extract ARTIKEL 5. Ad art 2, sub 18 van het veiligheidsreglement. a. In fabrieken en werkplaatsen moeten aanwezig zijn: A. Een of meer eenvoudige vervoermiddelen voor gekwetsten (bale-balé's, brancards). B. Een verbandkist (-trommel) volgens voorgeschreven model (zie de bij dezen staat behoorende inhoudsopgave). b. Het aantal vervoermiddelen en het model der verbandkist (-trommel), welke aanwezig moeten zijn, worden voor iedere 513 fabriek en iedere werkplaats vastgesteld door den betrokken, in art. 3 al. 3 van het Veiligheidsreglement bedoelden Ingenieur. c. Verbruikte artikelen moeten onverwijld worden aangevuld. Is een flesch, doos, karton etc. aangebroken, dan moet onmiddellijk voor de aanwezigheid van een gevulde onaangebroken flesch, doos, etc. gezorgd worden. Alle voorwerpen moeten goed onderhouden worden, zoodat ze ten allen tijde voor het gebruik gereed zijn. Besl. Dir. Burgerlijke Openbare Werken van 22 Juni 1914 No. 14736/Stw. Met wijziging in zooverre van de dezerzijdsche beschikking dd. 19 Augustus 1910 No. 11996/Stw. laatstelijk gewijzigd bij beschikking van 6 Juni 1913 No. 9370/Stw. te bepalen: $ dat in artikel 5 der bij dzz. beschikking van 19 Augustus 1910 No. 11996/Stw. vastgestelde en laatstelijk bij beschikking van 6 Juni 1913 No. 9370/Stw. gewijzigde „Bijzondere bepalingen betreffende de beveiliging in fabrieken en werkplaatsen", ad artikel 2 sub 18 hetgeen onder a. B voorkomt wordt gewijzigd in : B. Een verbandkist (trommel) volgens model f, Ia, II, III, met of zonder een instrumentenkistje (trommel) bestemd voor den geneesheer (zie aangehechte inhoudsopgave en schema). II. dat deze wijziging alleen van kracht is voor fabrieken en werkplaatsen, welke vóór 1 October 1914 nog niet in het bezit waren van verbandmiddelen volgens voorgeschreven model en voor die, waar verbandkisten (trommels) vernieuwd moeten worden. Extract enz. Verbandkist (trommel) model i. 8 kartons a 50 gram steriele watten. 6 - - 100 » 2 .,1 M. steriel hydrophielgaas in 16/16. 4 „6 st. steriele wattentabletten. 4 snelverbanden van Utermöhlen No. 1 in karton. 4 » .. ... .. 2 , „ 33 514 4 snelverbanden van Utermöhlen No. 3 in karton. 4 „ 4 „ „ 2 kartons a 5 M. hydrophielgaas. 8 katoenen windsels lang 5 M. breed 6 — 8 c.M. 8 gazen „ „ 5 M. „ 8-10 c.M. 6 driehoeken (rechthoekzijden 1 M. lang.) 2 blik kleefpleister (leukoplast.) 12 veiligheidsspelden. 1L brief gewone spelden. 3 draadspalken van gegalvaniseerd ijzerdraad volgens Cramer in verschillende afmeting. of 1 stel rottan-verbanden van de Mooij. In iedere eerste kist (model Ia) bovendien1 slang van Foulis of caoutchoucbuis lang 1,5 M. diam'. minstens 1 c.M. 1 knievormige verbandschaar. 1 stuk zeep. 1 kniptang. 1 contröleboekje. 1 inhoudsopgave. 1 gebruiksaanwijzing (verkrijgbaar bij het depót van leermiddelen.) N.B. Alle artikelen moeten in daarvoor bepaald bestemde vakken worden opgeborgen. bestemd voor den geneesheer. 1 maatglas van 250 c. c. 1 maatglas van 15 c. c. 250 c. c. Lysol in stopflesch. I Recordspuitje van 1 c. c. met twee passende canules. 4 ampoules a 1 c. c. steriele kamferolie 1:10. 4. ampoules a 1 c. c. steriele kamferaether 1 : 10. 4 ampoules a 1 c. c. steriele morphine opl. 1%. M. a. tsovenstaanae ami-eien inucicu i« - ... - , ... _f I 1KI f-l-.-. Kist (trommel) Dewaaru woiucn m c.n ai^i^^-ny^ ling, welke het opschrift draagt: ,,Bestemd voor den ge neesheer." Verbandkist (trommel) model (i. 4 kartons a 50 gr. steriele watten. 3 kartons a 100 gr. steriele watten. 515 1 karton a 1 M. steriel hydrophielgaas in 16/16. 2 kartons k 6 st. steriele wattentabletten. 2 snelverbanden van Utermöhlen No 1 in karton 2 - - - % 2 „ .. 2 » ' i j . 3 . ., | 4 „ , 2 kartons a 5 M. hydrophielgaas. 4 katoenen windsels lang 5 M. breed 6 — 8 c.M. 4 9azen ,, „ 5 M. „ 8—10 c.M. 3 driehoeken (rechthoekzijden 1 M. lang). 1 blik kleefpleister (leukoplast.) 6 veiligheidsspelden. J/4 brief gewone spelden. 1 slang van Foulis of caoutchoucbuis lang 1,5 M. diam. minstens 1 c.M. 1 knievormige verbandschaar. 1 stuk zeep. 3 draadspalken van Cramer in verschillende afmeting met een kniptang. 1 contröleboekje. 1 inhoudsopgave. 1 gebruiksaanwijzing (verkrijgbaar bij het depót van leermiddelen.) N. B. Alle artikelen moeten in daarvoor bepaald bestemde vakken worden opgeborgen. Bestemd vocr den geneesheer. 1 maatglas van 250 c. c. 1 maatglas van 15 c. c. 250 c. c. Lysol in- stopflesch. 1 Recordspuitje van 1 c. c. met twee passende canules. 4 ampoules a 1 c. c. steriele kamferolie 1 : 10. 4 ampoules è. l c. c. steriele kamferaether 1:10. 4 ampoules a 1 c. c. steriele morphine opl. 1%. N. B. Bovenstaande artikelen moeten in de (n) verbandkist (trommel) bewaard worden in een afzonderlijke afdeeling, welke het opschrift draagt: „Bestemd voor den geneesheer"! verbandkist (trommel) model iii. 2 snelverbanden van Utermöhlen No. 2 in karton 2 ' - . 3 „ . 2 gazen windsels lang 5 M. breed 6 c.M. 516 2 kartons a 5 M. hydrophielgaas. 2 driehoeken (rechthoekzijden lang 1 Meter). 4 veiligheidsspelden. 1 Recordspuitje van 1 c. c. met twee passende Bestemd canules. voor Nos. 4 en 2. 543 nen zekeren termijn aan die aanzegging geen gevolg is gegeven. Zijne Excellentie acht eene zoodanige handelwijze niet geoorloofd. Niet alleen wordt zoodoende op een beslissing van den Landvoogd vooruitgeloopen, maar bovendien wordt het ambtelijk gezag geschaad indien de Gouverneur-Generaal een ambtenaar tot wien een dergelijke aanzegging is gericht, in 's Lands dienst meent te moeten handhaven. Het is derhalve de wensch van Zijne Excellentie dat in gevallen als bovenbedoeld steeds vooraf het welnemen der Regeering wordt gevraagd. Door U het vorenstaande mede te deelen en U te verzoeken daarmede in voorkomende gevallen rekening te willen houden en te doen houden, heb ik de eer van een bekomen opdracht mij te kwijten. De Gouvernements Sectaris. (w.g.) G. R. ERDBRINK. Circulaire Gouvernements Secretaris aan de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van gewestelijk bestuur van 23 October 1914 No. 2537 (Bijblad No. 8418). Blijkens de dezerzijdsche circulaire van 10 Augustus jl. No. 1998 wenscht de Gouverneur-Generaal dat alvorens aan ambtenaren wordt aangezegd eervol ontslag uit 's Lands dienst met ingang van een bepaalden datum te vragen, onder bedreiging met een ontslag niet op verzoek indien binnen zekeren termijn aan die aanzegging geen gevolg is gegeven, steeds vooraf het welnemen der Regeering dienaangaande wordt gevraagd. Aangezien onzekerheid zou kunnen bestaan nopens de vraag of deze gedragslijn ook gevolgd behoort te worden wanneer het geldt ambtenaren die niet door den Landvoogd zijn benoemd, heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal UHoTgE^G^^, mede te deelen' dat de vorenaangehaalde circulaire niet van toepassing is op die landsdienaren, welke door lagere autoriteiten dan den Gouverneur-Generaal worden benoemd en uit hunne betrekking ontslagen. De Wd. lste Gouvernements Secretaris, (w. g.) KINDERMANN. 544 XI. Datum van ingang Van een ontslag uit 's Lands dienst (Circ. van den lsten Gouvernements Seaetaris aan de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur van 16 December 1916 No. 3141 bflIIA 2. Tot voor korten tijd was het gebruikelijk het eervol ontslag van hen, die 's Lands dienst wenschten te verlaten op hun verzoek met een datum aan het begin of in den loop eener maand te doen ingaan. Deze handelwijze leidde er toe, dat de ontslagenen over bedoelde maand eene bezoldiging genoten, niet evenredig aan de veelal zeer .geringe diensten door hen in dat tijdperk bewezen, terwijl zij zelfs in vele gevallen de bezoldiging over nagenoeg eene geheele maand feitelijk ten geschenke ontvingen, Heeft de Gouverneur-Generaal blijkens mijn tot den Raad van Directeuren gericht schrijven van 12 dezer No. 3101 het denkbeeld aanhangig gemaakt om aan dit gebruik een einde te maken, ten aanzien van hen, die na slechts korten diensttijd ontslag vragen, behoeft, naar het inzien van den Landvoogd, met het aanvaarden van eene andere gedragslijn op verwezenijking van dat denkbeeld niet te worden gewacht en Zijne Excellentie heeft dan ook reeds enkele malen geweigerd aan zulke aanvragers ontslag uit 's Lands dienst te verleenen voor de beëindiging hunner werkzaamheden in de. maand van hun ontslag. Als algemeene gedragslijn wenscht de Gouverneur-Generaal te zien aangenomen, dat de uit Nederland uitgezonden ambtenaren, die 's Lands dienst willen verlaten voor het verstrijken van den termijn waarvoor zij uitgezonden zijn, enkel ontslag bekomen met ingang van het einde eener maand, terwijl wat de hier te lande aangenomen ambtenaren betreft, die na enkele jaren dienst ontslag vragen, elk geval op zich zelf zal zijn te beoordeelen. Op last van den Landvoogd heb ik de eer UHoogdelGestr. het vorenstaande mede te deelen en U te verzoeken bij voorkomende gelegenheden daarmede rekening te willen houden. De lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) KINDERMANN. 545 XII. Aanwijzing van de betrekkingen bij den B. G. D., welke bij verlof van de bekleeders daarvan naar Europa voor niet langer dan één jaar, tijdelijk worden waargenomen. Gouv. Besl. van 13 Augustus 1915 No. 49 {Bijbl. No. 8324) Extract. , *1p%v Met buiten werkingstelling van artikel 2 van het besluit van 11 September 1893 No 3 (Staatsblad No. 229), zooals dat artikel sedert is aangevuld en gewijzigd, te bepalen dat de volgende betrekkingen bij verlof naar Europa van de titularissen voor niet langer dan één jaar tijdelijk worden waargenomen: Directeur tevens leeraar, Onderdirecteur en Leeraar bij de School tot opleiding van Inlandsche artsen; Directeur, Onderdirecteur en leeraar van de NederlandschIndische Artsenschool te Soerabaja; Directeur van het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden. Directeur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur te Weltevreden; Directeur van de Centrale burgerlijke ziekeninrichtingen te Batavia, Semarang en Soerabaja; Geneesheer-Directeur en Europeesch geneesheer bij het Krankzinnigenwezen; Huismeester bij de Krankzinnigengestichten te Lawang en Buitenzorg; *Swpf Hoofdverpleger der mannenafdeeling en Hoofdverpleegster der vrouwenafdeeling bij het Krankzinnigengesticht te Lawang; Eerste hoofdverpleger der mannenafdeeling en eerste hoofdverpleegster der vrouwenafdeeling bij het Krankzinnigengesticht te Buitenzorg; i Afschrift enz. XIII. Verlof bij zwangerschap. Circulaire Hisp. B. G. D. van 29 April 1914 No. 3880. *) Ik heb de eer U mede te deelen, dat er naar het oordeel van de Regeering geen aanleiding bestaat om, indien een vrouwelijk ambtenaar wegens zwangerschap of kraambed verhinderd is dienst te doen, het Gouvernement daarvan financieele gevol- *) van deze circulaire werden exemplaren gezonden aan de geneeskundigen bevoegd tot het afgeven van geneeskundige certificaten voor binnenlandsch verlof. 35 546 gen te doen ondervinden, wat het geval zou zijn, indien aan de betrokkenen binnenlandsch ziekteverlof werd verleend, wijl zij alsdan tractement zouden blijven genieten terwijl tegelijkertijd salaris zou worden uitgekeerd aan haar eventueele tijdelijke vervangers of vervangsters. Om die reden behoort naar het inzien van den Gouverneur. Generaal in gevallen van zwangerschap of kraambed binnenlandsch ziekteverlof te.worden geweigerd en' alleen een verlof buiten bezwaar van den Lande te worden toegestaan. Beleefd" verzoek ik U, in den vervolge met het vorenstaande rekening te willen houden en in gevallen als bovenbedoeld geen certificaten voor binnenlandsch verlof af te geven. De Hoofdinspecteur, Chef ■ van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Bij afwezen: De Inspecteur-Souschef, (w.g.) W. J. VAN GORKOM. XIV. In de certificaten voor binnenlandsch verlof den aard of de naam van de ziekte niet meer te vermelden. Circ. Hisp B.G.D. 18 Mei 1914 No. 4404 aan de practiseerende Europeesche en Inlandsche geneeskundigen in Ned.-Indië. Bij het Gouvernementsbesluit van 29 Januari j.1. No. 36 (Staatsblad No. 172) is verandering gebracht in artikel 2 der Regeling van de bevoegdheid tot het afgeven van geneeskundige verklaringen voor binnenlandsche verloven aan burgerlijke landsdienaren enz. (Staatsblad 1912 No. 199). Dit artikel moet thans als volgt worden gelezen: .Van ieder, aan wien een verklaring voor binnenlandsch verlof is uitgereikt wordt door den geneeskundige, van wien dat certificaat afkomstig is, een geheim ziekteverslag opgemaakt uitsluitend bestemd voor de betrokken geneeskundige autoriteiten; dit verslag wordt zoo spoedig mogelijk ingediend aan de in de tweede alinea van artikel 1 bedoelde autoriteit." Deze wijziging in de vigeerende regeling is het directe uitvloeisel van een verandering in het principieel standpunt, door de Regeering ingenomen in zake het vermelden van den naam 547 der ziekte, tot herstel waarvan een verlof wegens ziekte noodig wordt geoordeeld, in de certificaten zelve. Bij Gouvernements besluit van 17 November 1913 No. 7 is nl. beslist, dat in de certificaten zelve de aard of naam der ziekte niet meer zal worden vermeld. Dit is geschied ter tegemoetkoming aan van medische zijde geopperde bezwaren tegen de kennisneming door niet-attsen van den aard der ziekte, als een gevolg van de tot dusver uitdrukkelijk geëischte vermelding daarvan op de ingevolge hoogerbedoelde regeling door geneeskundigen afgegeven certificaten. Aan dezen met het medisch beroepsgeheim niet wel strookende toestand is thans een einde gemaakt, zoodat voortaan uitsluitend aan de in Staatsblad 1912 No. 199 genoemde geneeskundige autoriteiten mededeeling zal behoeven te worden gedaan van hetgeen uit hoofde zijner bediening ter kennis is gekomen van den arts, van wien een geneeskundige verklaring voor een verlof wegens ziekte wordt gevraagd. In verband hiermede behoort de vermelding van den aard der ziekte op het bovenbedoelde getuigschrift zelf niet meer plaats te hebben. Ik heb de eer U te verzoeken, voortaan met het bovengemelde rekening te willen houden en mitsdien als buitenwerkinggesteld te beschouwen de circulaires van den Chef over den Geneeskundigen Dienst van 22 Augustus 1885 No. 2241/10 (Bijblad No. 4568) en van 20 Januari 1890 No. 149/18. De Hoofdinpecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w.g.) DE VOGEL. XV. Verloven naar Europa buiten bezwaar van den Lande aan tijdelijke landsdienaren. (Circulaire Gouvernements Secretaris van 31 October 1905 No. 3708 aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur Bijblad No. 6375). Aan de Regeering is het denkbeeld in overweging gegeven om eene algemeene regeling te treffen nopens het verleenen van vergunning aan tijdelijke landsdienaren die niet vallen onder de 548 toepassing van het Reglement in Staatsblad 1892 No. 235, om voor hoogstens zes maanden buiten bezwaar van den Lande naar Europa of elders buiten Nederlandsch-Indië zich te begeven. Naar aanleiding hiervan heb ik de eer op last van den Gouverneur-Generaal "^uHEdG6""6 mede te deelen' dat de Re9eering tegen het verleenen van dergelijke verloven in beginsel geen bezwaar heeft, mits het belang van den dienst zich daartegen niet verzet en op het behoud voor den dienst van den betrokken tijdelijken ambtenaar wordt prijs gesteld. Eene algemeene regeling dezer aangelegenheid acht de Landvoogd echter niet noodig. De Gouvernements Secretaris, (w. g.) HULSHOFF POL. XVI. Binnenlandsche verloven aan personeel van den B. G. D. Circ. Hisp B. G. D. 18 Juli 1913 No. 4832 aan de Hoof den van Gewestelijk Bestuur. Ingevolge artikel 5 van het verlofsreglement in Staatsblad 1912 No. 198 worden binnenlandsche verloven aan burgerlijke landsdienaren o.m. verleend door de Hoofden van gewestelijk bestuur, behoudens (zie den aanhef van gemeld artikel) hetgeen ten aanzien van de binnenlandsche verloven van bepaalde categorieën dier dienaren bij bijzondere regelingen of instructiën is of zal worden vastgesteld. Bij artikel 5, alinea 6, van de bij het Gouvernementsbesluit van 27 Januari 1911 No. 5 (Bijblad No. 7376) vastgestelde Instructie voor den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst is bepaald, dat de binnenlandsche verloven aan de ambtenaren en beambten van dien dienst door gemelden dienstchef zullen worden verleend. Op grond van het bovenstaande zouden, strikt genomen, de binnenlandsche verloven aan de ambtenaren en beambten, ressorteerende onder den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, moeten worden verleend uitsluitend door den Hoofdinspecteur,. Chef van genoemden dienst. Met het oog echter op de omstandigheid, dat er nog zoovele bepalingen en regelingen betreffende meergemelden dienst definitief moeten worden herzien, wordt het in afwachting vari 549 een nadere regeling ook van deze materie voorloopig wenschelijk geacht, dat de thans gevolgde praktijk in zoover blijve gehandhaafd, dat binnenlandsche verloven aan landsdienaren van bedoelden dienst, wier benoeming en ontslag tot nog toe geschieden door de Hoofden van Gewestelijk bestuur zooals o.a. het vaccineerend personeel, ook door die autoriteiten worden verleend. De bevoegdheid tot het verleenen van verloven aan andere ambtenaren en beambten *) van den dezerzijdschen dienst meen ik mij echter op grond van mijn bovengemelde Instructie te moeten voorbehouden. Ik heb daarom de eer UHEdG. te verzoeken, bij voorkomende gevallen met het vorenstaande rekening te willen houden. V.z.n. teeken ik aan, dat ik met gebruikmaking van het qepaalde in artikel 6 mijner instructie, mijne bevoegdheid tot het verleenen van binnenlandsche verloven aan het Europeesch personeel bij den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst op eene bezoldiging van minder dan f 150 'smaands en aan het Inlandsch personeel van dien dienst, voor zoover deze personen niet door de Hoofden van Gewestelijk Bestuur worden benoemd en ontslagen, op Java, Madoera, Bali en Lombok, bij besluit van heden No. 4831. waarvan een afschrift hierbij gaat, aan de Gewestelijke Inspecteurs van gemelden dienst heb overgedragen, terwijl bij het zelfde besluit aan deze autoriteiten is overgedragen mijn bevoegdheid om die ambtenaren en beambten over te plaatsen, in commissie te zenden ter bespreking van dienstaangelegenheden, hen op te roepen, hun alle voor den dienst gevorderde opdrachten te geven (vide artikel 5 sub (7) mijner instructie), zoomede hen buiten hun standplaats te detacheeren (vide artikel 5 sub (3) mijner instructie); onder voorbehoud van beperking binnen de grenzen van het ressort van elk dier inspecteurs. In verband met deze laatste overdracht verzoek ik UHEdG. met verwijzing v.z.n. naar Staatsblad 1910 No. 301, om wanneer door U gebruik wordt gemaakt van de bij artikel 36 Uwer *) Aan civiele geneesheeren en Inlandsche vroedvrouwen, op wie Staatsblad 1912 No. 198 niet van toepassing is, wijl zij geen landsdienaren zijn to den zin van bedoeld Staatsblad, wordt het verlof van zelf door het betrokken Hoofd van Gewestelijk Bestuur verleend (vide Staatsblad 1878 No 298 en Staatsblad 1903 No. 381) 550 instructie in Staatsblad 1867 No. 114 toegekende bevoegdheid, daarvan onverwijld kennis te geven aan den betrokken gewestelijken Inspecteur, De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w. g.) DE VOGEL. XVII. Ziekteverloven voor tandheelkundige behandeling. Circ. van den Hisp. B. G. D. aan de Inspecteurs en fd -fV Inspecteurs van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst op Java en de Buitenbezittingen van 21 December 1916 No. 10487. Het is reeds eenige malen voorgekomen dat door een inspecteerend ambtenaar van den burgerlijken geneeskundigen dienst de vraag werd gesteld of ter erlanging van tandheelkundige behandeling een binnenlandsch verlof wegens ziekte aan civiele ambtenaren mag worden verleend en of dus een te dien einde afgegeven geneeskundige verklaring door hem mocht worden geviseerd. Na verkregen instemming der Regeering heb ik de eer r™£d£ mede te deelen, dat voortaan in deze aangelegenheid UWEdG de volgende gedragslijn zal zijn te volgen. Iemand die tengevolge van den toestand van zijn gebit werkelijk lichamelijk ziek is, kan verlof wegens ziekte worden verleend, teneinde hem te doen bevrijden van de oorzaak zijner ziekte. Of daarvoor in een bepaald geval reden bestaat zal U, gelijk dat ook het geval is met andere ziekten, uit de ziektegeschiedenis moeten blijken. In alle anderen gevallen, wanneer het verlof dus zou moeten strekken tot voorkoming van ziekte terwijl overigens de lichamelijke toestand van den betrokken ambtenaar op zich zelf niet van dien aard is, dat die reden zou geven tot een ziekteverlof, zal dit laatste moeten worden geweigerd. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w. g.) DE VOGEL. 551 XVIII. Circulaire Hisp. B. G. D. dd. 4 Juli 1916 No. 5494 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera. (Tijdelijke voorziening in vacatures.) Krachtens artikel 36 Uwer Instructie (Staatsblad 1867 No. 114) zijn de Hoofden van gewestelijk bestuur bevoegd, om bij overlijden, ziekte of andere wettige verhindering van een onder hen dienenden ambtenaar, wiens benoeming aan hoogere of andere autoriteiten is voorbehouden, tijdelijk in de vervulling der vaceerende functiën te voorzien. Op grond van die bevoegdheid zijn door gewestelijke bestuurshoofden wel eens tijdelijke voorzieningen getroffen met betrekking tot personeel behoorend tot den dienst onder mijn beheer. Daargelaten de vraag of van dit personeel gezegd zou kunnen worden dat het dient onder de Hoofden van gewestelijk bestuur, tot welke categorie van ambtenaren de hoogerbedoelde bevoegdheid is beperkt, wil het mij voorkomen dat gebruikmaking Uwerzijds van die bevoegdheid gevoegelijk achterwege zou kunnen blijven in al die gevallen, waarin niet onmiddellijk ingegrepen dient te worden waarin dus zonder benadeeling var» belangen, het treffen van de noodige voorziening kan worden overgelaten aan mij (vide artikel 5, alinea 3, mijner Instructie in Bijblad No.'s 7376 en 8202) of aan den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst tot wiens ressort het gewest onder Uw bestuur behoort. Deze autoriteit, aan wien in dit verband eenige bevoegdheden van den dienstchef werden gedelegeerd (vide Bijblad No. 8013), is m. i. de aangewezen beoordeelaar wanneer het gaat om bij verhindering of ontstentenis van personeel dat onder den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst ressorteert, met inachtneming van andere belangen van dien dienst de meest doelmatige voorziening te treffen. Ik moet er om die reden prijs op stellen dat de Inspecteurs van den dienst onder mijn beheer, ieder in zijn ambtsgebied, het treffen van voorzieningen als waarvan onderwerpelijk sprake is in de hand houden. Deze door de Inspecteurs te nemen beschikkingen behoeven niet langer op zich te laten wachten dan de besluiten, waarbijvan bestuurszijde in de materie zou worden voorzien. Zij kunnen zelis eerder tot stand komen, in welk geval natuurlijk geen 552 voofziening Uwerzijds meer noodig is; zij kunnen echter ook spoedig volgen op het besluit dat Uwerzijds ter zake werd genomen en in dat geval zou in verband met Staatsblad 1910 No. 301 Uw besluit dadelijk weer zijn kracht verliezen. Noodzaak dat naast de Inspecteurs van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst ook de gewestelijke bestuurshoofden in deze voorzienend optreden, bestaat dus gewoonlijk niet. Ik zou UHEdG. mitsdien in overweging willen geven om in de hiervoren beoogde, gevallen en dus als regel, aan den betrokken Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst en casu quo aan mij het treffen van voorzieningen bij verhindering of ontstentenis van onder dien dienst ressorteerend personeel over te laten. *) De Hoofdinspecteur. Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, ', (w. g.) DE VOGEL. XXI. Toekenning van eene tegemoetkoming aan gehuwde mannelijke personen, die ten behoeve van 's Lands burgerlijken dienst in Nederlandsch-Indië worden uitgezonden. Kon. Besl. in Staatsblad 1914 No. 645. ARTIKEL 1. Aan alle gehuwde mannelijke personen, die door Onzen Minister van Koloniën ten behoeve van 's Lands burgerlijken dienst in Nederlandsch-Indië worden uitgezonden, wordt toegekend eene tegemoetkoming bedragende één maand van de activiteitsinkomsten, waarop de eerste benoeming of aanstelling in Indië plaats heeft. Deze tegemoetkoming wordt niet genoten door gehuwde onderwijzers, die naar Nederlandsch-Indië worden uitgezonden voor de betrekking van onderwijzer der derde klasse bij het openbaar onderwijs daar te lande. Op hen blijft van toepassing Ons besluit van 24 Januari 1908 No. 33 (Indisch Staatsblad No. 249). *) Blijkens ontvangen mededeeling kan de Regeering Zich met den inhoud van dit rondschrijven vereenigen. 553 ARTIKEL 2. De in het vorig artikel bedoelde uitkeering wordt door hen, die voor vasten dienst bestemd zijn, genoten als tegemoetkoming in de door hen verschuldigde huwelijkscontributie aan het Weduwen- en Weezenfonds van Europeesche burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indië en door hen, die tijdelijk in den Indischen dienst zullen treden, als verhooging van de hun toekomende tegemoetkoming in de uitrustingskosten. ARTIKEL 3. De uit dit besluit voortvloeiende uitgaven worden gekweten ten laste van het Eerste Hoofdstuk der begrooting van uitgaven van Nederlandsch-Indië. ARTIKEL 4. Dit besluit treedt in werking op 1 Augustus 1914. XX. Ctrc. Hisp. B. G. D.dd. 7 Juni 1913 No. 3854 over ziekenhuis, verpleging van zieke Inlandsche beambten bij de Staatsspoorwegen.1) Het geval heeft zich voorgedaan, dat een geneesheer geweigerd heeft, ten behoeve van een zieken Inlandschen beambte bij den dienst der Staatsspoorwegen op Java een certificaat voor binnenlandsch ziekteverlof af te geven, om reden de patiënt niet genegen was, zich in eene ziekeninrichting te doen opnemen, terwijl door dien geneesheer was verklaard, dat voor den patiënt in zijne, in den kampong gelegen woning de kansen tot genezing geringer zouden zijn. De betrokken Chef der Exploitatie heeft alstoen den beambte, wegens ziekte, eervol uit zijne betrekking ontslagen. Het ligt thans in de bedoeling zoowel van den Chef der Exploitatie van de Westerlijnen als van dien der Oosterlijnen van gemelde Staatsspoorwegen, voortaan in evenbedoelden zin te handelen. Deze autoriteiten gaan hierbij m.i. ten rechte uit van de overweging, dat, indien door een geneesheer is verklaard, dat tot herstel van een patiënt diens opneming in eene ziekeninrichting noodig is. deze, door hieraan niet te voldoen, zijne genezing tegenwerkt en daarmede tegen het belang van den dienst handelt. 1) Deze Circ. is bestemd voor de geneesheeren, door wie ten behoeve Van Inlandsche beambten bij den dienst der Exploitatie der Staatsspoorwegen op Java geneeskundige certificaten worden afgegeven. 554 Vermits de door genoemde Exploitatiechefs gedachte maatregel mijne volle sympathie heeft, heb ik de eer U uit te noodigen in den vervolge de geneeskundige certificaten voor binnenlandsch verlof, af te geven ten behoeve van Inlandsche beambten van den dienst der Staatsspoorwegen op Java, te willen aanvullen in dezen zin, dat daaruit mede blijkt, of in het belang van een spoedig herstel van den patiënt diens opneming in een ziekeninrichting noodig wordt geacht. Voor zoover noodig, vestig ik Uwe aandacht op het bepaalde in artikel 2, alinea 1, van het Reglement in Staatsblad 1912 No. 198, ten aanzien van den tot genezing noodzakelijk geachten duur van het verlof. Waar het hier een maatregel betreft, welke met het oog op de te verwachten heilzame uitwerking èn voor den patiënt zelf èn voor de belangen van den dienst, alleszins is toe te juichen, vertrouw ik op Uwe volle medewerking te mogen rekenen. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, Bij verhindering: De Inspecteur-Souschef, (w. g.) W. J. VAN GORKOM. XXI. Drukken van wetenschappelijke werken. Gouv. Besl. van 3 Januari 1917 No. 36. Ten eerste: enz. Ten tweede: Den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst te machtigen om door of van wege het Hoofdbureau van dien Dienst samen te stellen werken betreffende genoemden Dienst, mits van zuiver wetenschappelijken aard, waarvan verspreiding naar het oordeel van dien Hoofdinspecteur van groot belang moet worden geacht, voor rekening van den Lande te doen drukken bij de Landsdrukkerij te Batavia, dan wel bij particuliere drukkers. Ten derde: Te bepalen, dat van de in artikel 2 van dit besluit bedoelde werken, naar gelang van de behoefte, exemplaren kosteloos door voornoemden Hoofdinspecteur kunnen worden verstrekt aan de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten, 555 colleges en andere personen en dat de overige exemplaren door dien Dienstchef voor het algemeen kunnen worden verkrijg, baar gesteld tegen een door hem vast te stellen prijs bij particuliere boekhandelaren, dan wel, in overleg met den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, ook bij het Dépöt van Leermiddelen, in het eerste geval onder door voornoemden Hoofdinspecteur te stellen voorwaarden. XXII. Verzenden van Regéeringstelegrammen. Circulaire Gouvernements-Secretaris aan de Collegiën. Commissiën en Autoriteiten bevoegd tot het verzenden van telegrammen betreffende den openbaren dienst, van 20 Maart 1916 No. 726 (Bijblad No. 8509). Uw College _ Uwer Excellentie 00alS UHoogEdel Gestrenge zal kunnen blijken uit het in UEdel Gestrenge No. 94 van het Staatsblad van dit jaar opgenomen besluit van 24 Januari jl. No. 20 is het telegraafreglement o. m. in dien zin gewijzigd, dat de bevoegdheid tot het kosteloos seinen in dienst door gouvernements-autoriteiten met ingang van 1 Mei a.s. geheel zal vervallen en tot het vorderen van vergoeding middels regularisatie met den telegraafdienst voor alle door zoodanige autoriteiten te verzenden' draadberichten zal worden overgegaan, in verband waarmede op de begrooting van het loopende jaar voor iedere afdeeling memorieposten zijn gebracht, hetgeen met het oog op de omstandigheid dat voorshands nog niet over voldoende gegevens voor eene kostenraming kan worden beschikt, ook zal plaats hebben bij de begrooringen van 1917 en 1918. Ter nadere toelichting van deze regeling heb ik de eer, op Uw College , . , _ Uwer Excellentie last van den Gouverneur-Generaal, uHoog Edel Gestr^nje het vol- UEdel Gestrenge gende mede te deelen. De aanbieding van regéeringstelegrammen zal in duplo moeten geschieden, waartoe bij de telegraafkantoren gratis formulieren, ook in bloes, verkrijgbaar zullen worden gesteld. Op deze formulieren, dan wel, bij niet gebruikmaking daarvan aan den voet van de ter verzending aangeboden telegrammen, zal de 556 afzender moeten vermelden ten laste van welken tak van dienst of van welke begrootingsafdeeling de seinkosten moeten worden gebracht. Door elk telegraafkantoor zullen de aldaar aangeboden regéeringstelegrammen op een of meer lijsten worden ingeschreven, welke lijsten vergezeld van de duplicaat-telegrammen, aan het Hoofdbureau van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst gezonden zullen worden, alwaar zal worden nagegaan of de afzenders de ter zake door de Regeering omtrent de verzending van regéeringstelegrammen gegeven voorschriften hebben in acht genomen. Voor den Raad van Nederlandsch-Indië, de Algemeene Secretarie, de Departementen van Algemeen Bestuur en de Algemeene Rekenkamer zullen de telegrammen afzonderlijk worden ingeschreven op een lijst met vermelding van de bemerkingen, waartoe de verificatie eventueel aanleiding heeft gegeven, welke lijsten maandelijks met de daarop ingeschreven telegrammen aan evengenoemde Colleges en bureaux zullen worden verzonden, vergezeld van een begeleidend schrijven, houdende verzoek tot het verrekenen of doen verrekenen van het totaal der op die lijsten vermelde seinkosten, aan welk verzoek uiterlijk een maand na ontvangst zal moeten worden gevolg gegeven. De betrokken Colleges en bureaux zullen de gemaakte bemerkingen beoordeelen en eventueel de kosten van de ten onrechte verzonden regéeringstelegrammen van de afzenders invorderen, voorzoover dit niet reeds door den Chef van den Post-, Telegraaf- en Telefoondienst is geschied. Van eene regeling in bovenbedoelden zin wordt eene vermindering van het aantal te verzenden regéeringstelegrammen verwacht, in ieder geval eene berperking van het woordental dier draadberichten. Zijne Excellentie zal gaarne zien dat ter bereiking van het beoogde doel de hoogere autoriteiten er op zullen toezien dat de verzending van onnoodige of te lange regéeringstelegrammen, waarbij de telegramstijl niet is in acht genomen dan wel van officieele beleefdheidsformules e. d. is gebruik gemaakt, worden vermeden, zoomede dat wanneer mocht blijken dat van de bevoegdheid tot het verzenden van telegrammen misbruik gemaakt is, de afzender van het telegram in kwestie met de onnoodig gemaakte seinkosten zal worden belast. 557 In verband met artikel 7 § 2, s ib c van het telegraafreglement, zooals die zinsnede luidt ingevolge artikel 1 van het bovengenoemd besluit in Staatsblad 1916 No. 94, waarbij is bepaald, dat alleen antwoorden op buitenlandsche regéeringstelegrammen als zoodanig ook als regéeringstelegrammen worden beschouwd, wenscht de Gouverneur-Generaal er nog speciaal de aandacht do te zien gevestigd, dat het geval zich kan voordoen, dat een tot het verzenden van telegrammen voor 's Lands rekening in het binnenlandsch verkeer bevoegde autoriteit, aan eene andere autoriteit, aan een bijzonder persoon of aan een college of commissie, die de bedoelde bevoegdheid niet bezit, wenscht te telegrafeeren en een telegrafisch antwoord verlangt. In dat geval zal het te verzenden telegram moeten worden voorzien van een der aanwijzingen „Rpx" of Rpd x" al naar gelang het antwoord als gewoon telegram dan wel als dringend telegram wordt verlangd. Ten slotte teeken ik hierbij, wellicht ten overvloede, nog aan dat ook bij de verzending van telegrammen voor Gouvernementsrekening de voorschriften, vervat in de Bijbladen op het Staatsblad Nos. 591, 1636, 2241, 4826 en 6461 onverminderd van kracht blijven, welke voorschriften voor zooveel noodig naar de eischen des tijds nader zullen worden gewijzigd. De lste Gouvernements-Secretaris, (w. g.) K1NDERMANN. XXIII. Afgifte van vrijbiljetten te behoeve van het geneeskundig- en verplegingspersoneel. verbonden aan vereenigingen en stichtingen welke zich o.m. ten doel stellen het kosteloos behandelen of verplegen van behoeftige zieken. Gouv. Besl. van 28 November 1904 No. 34. E e r s t e 1 ij k: Te bepalen dat ten behoeve van het geneeskundig en verplegingspersoneel, verbonden aan vereenigingen en stichtingen, welke zich o. m. ten doel stellen het kosteloos behandelen of verplegen van behoeftige zieken, wanneer dat personeel ten behoeve van die kostelooze behandeling of verpleging gebruik moet maken van de Staatsspoorwegen, vrijbiljetten kunnen worden afgegeven voor reizen langs die gedeelten der Staatsspoorwegen, welke liggen binnen het rayon, waarin door 558 die instellingen kostelooze hulp wordt verleend, voor de artsen en Europeesche verplegers en verpleegsters in de 2e klasse en voor de Inlandsche verplegers en verpleegsters in de 3e klasse. Ten tweede: enz. XXIV. Circulaire Hisp. B. G. D. dd. 19 Juli 1913 No. 4855 bestemd voor Inspecteurs B. G. D., andere medische ambtenaren, civiele geneesheeren enz, over het indienen van een voorloopige potloodschets van voorgestelde onder den B. G. D. ressorteeren. de bouwwerken. Het heeft mijn aandacht getrokken, dat voorstellen betreffende de oprichting, verbouwing en vernieuwing van inrichtingen, ressorteerende onder den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, veelal worden ingediend vergezeld van zorgvuldig opgemaakte projecten en begrootingen en nadat de noodige opnamen reeds hebben plaats gehad. Kan een dergelijke wijze van indienen dier voorstellen in spoedeischende gevallen hare voordeelen bieden en zou daartegen geen enkel bezwaar bestaan, wanneer die voorstellen zich steeds in de onverdeelde instemming van de autoriteiten, welke daarover nader hebben te beslissen, konden verheugen,— nu herhaaldelijk blijkt, dat die voorstellen in geenen deele de goedkeuring van die autoriteiten wegdragen, dan wel tot zooveel op- en aanmerkingen aanleiding geven, dat van de oorspronkelijke projecten weinig of niets overblijft, spreekt het vanzelf, dat een wijze van indiening als vorenbedoeld in het algemeen veel kostbaren tijd verloren doet gaan en maakt, dat menigmaal veel nutteloos werk, speciaal door de ambtenaren van den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken, wordt verricht voor projecten welke toch niet zullen worden uitgevoerd. Ter voorkoming hiervan, acht ik het wenschelijk dat deze voorloopige, door U goed te motiveeren, voorstellen vergezeld gaan van een toelichtende en zij het ook eenvoudige niettemin duidelijke potloodschets. De betrokken Waterstaatsafdeelingschef daartoe Uwerzijds aangezocht zal er naar het voorkomt geen bezwaar tegen hebben deze potloodteekening door den Eerstaanwezenden Waterstaatsambtenaar ter plaatse te doen vervaardigen. 559 Komt een dergelijk voorloopig voorstel dan bij mij, en kan ik er mij in hoofdzaak mede vereenigen, dan wordt het door mij toegezonden aan den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken met verzoek om, met gebruikmaking van de dezerzijds gemaakte opmerkingen, voor de opmaking van de projecten en begrootingen het noodige te willen doen verrichten. Meen ik echter om een of andere reden tegen uitvoering van het voorloopige voorstel bezwaar te moeten maken, dan doe ik het U weder toekomen, hetzij met de mededeeling dat ik geen termen aanwezig acht om mijn medewerking te verleenen tot het op het werkplan brengen van het voorstel, hetzij met verzoek om het voorstel in nadere overweging te nemen. Voor zoover betreft het tijdstip der indiening dier voorloopige voorstellen dient een onderscheid gemaakt te worden tusschen werken, waarvan de dadelijke totstandkoming niet drin* gend vereischt wordt, ten aanzien waarvan dus de regelmatige weg, t.w. het brengen op het eerstvolgende werkplan der Burgerlijke Openbare Werken, gevolgd kan worden, en werken, welke niet tot dat werkplan kunnen wachten en derhalve om' een of andere reden buiten dat werkplan om zullen dienen tot stand te komen. Zooals U niet onbekend zal zijn, behooren de voorloopige voorstellen tot uitwerking van eerstbedoelde werken, ingevolge de circulaire van den toenmaligen Directeur der Burgerlijke Openbare Werken in Bijblad No 3577, uiterlijk 1 November bij dat Departement te zijn ontvangen. Voor dien tijd moeten die voorstellen dan beoordeeld zijn door de betrokken Hoofden van gewestelijk- en plaatselijk bestuur, door de Inspecteurs van den burgerlijken geneeskundigen dienst en door mij, en 'moeten op de betrokken waterstaats-bureaux de verschillende begrootingen en projecten worden opgemaakt. Het spreekt dus vanzelf, dat de voorstellen tot het brengen van werken op het werkplan geruimen tijd voor 1 November behooren te worden ingediend, en daarom verzoek ik U beleefd er voor te willen zorg dragen, dat die voorloopige voorstellen uiterlijk 1 Juni van elk jaar door TJ bij den (fden) Inspecteur van het ressort, waarin de inrichting is gelegen of zal worden gebouwd, zijn ingediend Wat betreft de werken, welke niet tot het eerstvolgende werkplan kunnen wachten, merk ik op, dat U voor de indie- 560 ning van voorstellen daartoe natuurlijk niet gebonden is aan den hoogerbedoelden termijn. Waar echter de totstandkoming van werken „buiten het werkplan" moet geschieden uit overschotten van andere werken, en dus geheel afhankelijk is van den stand der fondsen, dient de indiening van voorstellen daartoe zooveel mogelijk te worden vermeden. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, (w. g.) DE VOGEL. XXV. Circulaire Hisp. B. G. D. van 31 Juli 1915 No. 6451 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur in Ned. Indië over het raadplegen van de Insps: B. G. D. bij de oprichting van Gouvernementsgebouwen. Bij artikel 7 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst (Staatsblad 1882 No. 97, jo. Staatsblad 1910 No. 649) is bepaald dat „burgerlijke hospitalen, scholen, gevangenissen, dwangarbeiderskwartieren en dergelijke openbare "gebouwen, in het belang der openbare gezondheid niet op-of ".ingericht (worden) dan met goedkeuring van de Hoofden van "gewestelijk bestuur, die daartoe, zoo noodig, in overleg treden „met den Hoofdinspecteur" (van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst). Daar mij wel eens gebleken is dat bij de oprichting van gouvernementsgebouwen van vorenbedoelde .bestemming de aangewezen gouvernements adviseur nopens de aan dergelijke inrichtingen te stellen hygiënische eische tot schade van den • ï tt Excellentie . algemeene zaak niet gehoord werd, zou ik Uwer uheg. . overweging willen geven om, voor zoover door U niet reeds in dien zin pleegt te worden gehandeld, de vorenaangehaalde organieke bepaling dusdanig te interpreteeren dat waar het geldt de oprichting van een landsgebouw als daarbij bedoeld, ook wat de keuze van het terrein uit een hygiënisch oogpunt betreft, steeds het advies zal worden ingewonnen van den Inspecteur van mijn dienst in wiens ressort het gebouw zal worden opgericht. 561 Het wil mij toeschijnen dat door dusdoende aan de hygiënische eischen recht te laten wedervaren de kans op latere teleurstellingen voortvloeiende uit eene ongezonde ligging of eene uit een gezondheidsoogpunt ondoelmatige constructie van het gebouw in niet geringe mate verkleind kan worden. De Wd. Hoofdinspecteur, Chef van den i:-fu burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Bij verhindering, De Inspecteur-Souschef: (w. g.) OUWEHAND. XXVI. Teraardebestelling van lijken van behoeftige en onbekende Europeanen en met dezen gelijkgestelden. Gouv. Besl. 18 April 1902 No. 11 (Bijbl. No. 5710). Gelezen enz. De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Met intrekking van de besluiten van 31 December 1876 en 6 Maart 1878 Nos. 37 en 23 en van artikel 2 van het besluit van 23 April 1896 No. 45 (Bijblad op het Staatsblad No. 3155, 3256 en 5149) te bepalen als volgt: De in behoeftigen staat overleden Europeanen en met dezen gelijkgestelden worden, voor zoover geene plaatselijke, kerkelijke of bijzondere instellingen dan wel anderen zich daarmede belasten, door de zorg van het Hoofd van plaatselijk bestuur op de minst kostbare wijze voor rekening van den lande ter aarde besteld. Door de politie gevonden lijken van behoeftigen en onbekende personen van bedoelden landaard worden voor zooveel zij niet behoord hebben tot de Land- of Zeemacht te Batavia, Semarang en Soerabaja in het Stadsverband, elders in een door genoemd bestuurshoofd aangewezen lokaal, zoo mogelijk geneeskundig geschouwd, en van daar uit op de minst kostbare wijze voor rekening van den Lande begraven. Aan de verantwoordingstukken, betreffende de uit dezen hoofde gedane uitgaven, wordt voor elk geval eene verklaring van dat bestuurshoofd toegevoegd, certificeerende dat noch voor de lijkkist noch voor de begrafenis zelve lagere prijzen dan de in rekening gebrachte waren te bedingen. Afschrift enz. 36 562 XXVII. Maatregelen tegen het begraven van schijndooden. Circulaire van den lsten Gouvernements Secretaris aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur van den 5den April 1911 No. 791 (Bijbl. No. 7362). Tot vermindering van de kans dat schijndooden begraven worden, acht de Gouverneur-Generaal het wenschelijk, dat de bestuursambtenaren de bevolking nu en dan wijzen op de noodzakelijkheid om eerst een behoorlijken tijd na het intreden van den dood tot de teraardebestelling over te gaan en op het gevaar dat aan een te spoedig begraven verbonden is. DoorUHEdG' te verzoeken, de onder U ressorteerende bestuursUEdG. ambtenaren in dien zin van de noodige instructiën te willen voorzien, heb ik de eer, aan een van den Landvoogd ontvangen opdracht te voldoen. De lste Gouvernements Secretaris, (w.g.) DE GRAEFF. XXVIII. Verplichte doodschouw. Ordonnantie in Stbl. 1916 No. 612. Dat Hij, het wenschelijk achtende over te gaan tot invoering van een verplichte doodschouw onder Inlanders en Vreemde Oosterlingen; Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië; Heeft goedgevonden en verstaan: ARTIKEL 1. Op door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen plaatsen mag, behoudens het bepaalde in artikel 4, niemand overgaan tot het begraven van een lijk van een Inlander of Vreemden Oosterling, zonder dat een doodschouw heeft plaats gehad en daarvan, alsmede van de bevinding bij de doodschouw, eene verklaring is afgegeven. 563 ARTIKEL 2. De beide verklaringen bedoeld in artikel 1 worden kosteloos afgegeven door ambtenaren of beambten die door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst ■daartoe zijn aangewezen en wel op zoodanig tijdstip dat tijdig iot begraven kan worden overgegaan. ARTIKEL 3. De verklaring van doodschouw wordt afgegeven aan de personen of een der personen, die voor de begrafenis zorg draagt en de verklaring van bevinding bij doodschouw aan den geneeskundige, die daartoe door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst is aangewezen, ARTIKEL 4. Indien naar het oordeel van den geneeskundige bedoeld in artikel 3 het verrichten van de doodschouw niet tijdig kan geschieden of om bijzondere redenen onraadzaam moet worden geacht, zal hij daarvan kosteloos een schriftelijke verklaring afgeven aan de personen of een der personen, die voor de begrafenis zorg draagt. ARTIKEL 5. Waar een vergunning tot begraven wordt vereischt zal deze niet mogen worden uitgereikt alvorens aan hem, die deze vergunning moet afgeven is overgelegd hetzij een verklaring van doodschouw, hetzij een verklaring als bedoeld in artikel 4. ARTIKEL 6. De Hoofdinspecteur voornoemd stelt de modellen van de verklaringen van doodschouw en van bevinding bij doodschouw wast, alsmede van de verklaring bedoeld in artikel 4. ARTIKEL 7. Overtreding van de bepalingen der artikelen 1 en 5 dezer ordonnantie wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste 564 honderd gulden of naar gelang van den landaard van den overtreder met gevangenisstraf of met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste zes dagen. ARTIKEL 8. Deze ordonnantie kan worden aangehaald onder den naam van „doodschouw-ordonnantie". Modellen voor de verklaringen van doodschouw enz. bedoeld in de artikelen 1 en 4 van de doodschouw-ordonnantie. Besluit van den Hisp. B. G. D. van 2 December 1916 No. 9956, Gelezen enz. Heeft besloten: Krachtens artikel 6 van de doodschouw-ordonnantie (Staatsblad 1916 No. 612) vast te stellen de volgende modellen: a Kosteloos. Verklaring van doodschouw, bedoeld in artikel 1 van de doodschouw-ordonnantie (Staatsblad 1916 No. 612). Heden, den 19 ■• heb ik schouwing verricht op het lijk van . —. oud •■ m te D Kosteloos. Verklaring van bevinding van doodschouw, bedoeld in artikel 1 van de doodschouw-ordonnantie (Staatsblad 1916» No. 612). 565 Kesidentie District... kampong datum: .. vjlu van aauymc van ovenijaen V —middag. Uur van schouwing Naam: Geslacht: Leeftijd: Vast woonachtia fteteD-) Tijdelijk verblijfhoudend (menoempang) (hoelan9 ) Bevinding: (vermoedelijke doodsoorzaak) .. Afdeeling Onderdistrict middag Te den J) c- Kosteloos. Verklaring bedoeld bij artikel 4 van de doodschouw-ordonnantie (Staatsblad 1916 No. 612). Ondergeteekende verklaart dat op het lijk van v —> oud m overleden den geen schouwing heeft kunnen plaats vinden. De geneeskundige: Afschrift enz. i) Bovenstaande verklaring is uitsluitend bestemd voor den geneeskundige die ingevolge art. 3 der doodschouw-ordonnantie voor de in ontvangstneming daarvan door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, is aangewezen. 566 XXIX. Circulaire van den Hisp. B. G. D. aan de Inspecteurs en fd. Inspecteurs van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst van 8 Augustus 1916 No. 6573. Onder aanbieding van een afschrift van Staatsblad 1916 No. 455, waarbij is afgekondigd de ordonnantie van 26 Juni Jt, betreffende eenige wijzigingen in het Reglement op den burgerlijken geneeskundigen dienst, heb ik de eer het volgende te Uwer kennis te brengen. In het eerste lid van artikel 11 van dat Reglement, zooals dat artikel na de vorenbedoelde wijziging luidt, zijn de met de uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht belaste autoriteiten bevoegd verklaard o.m. om „op de wijze die hun dienstig voorkomt een onderzoek te doen naar den gezondheidstoestand der op die ondernemingen werkzame arbeiders". In voldoening aan een daartoe strekkende opdracht der Regeering vestig ik er Uwe aandacht op dat uit de geciteerde zinsnede niet mag worden afgeleid dat bedoelde autoriteiten daarmede de bevoegdheid zouden hebben verkregen om de arbeiders bv. tegen hun zin een mijnwormkuur te doen ondergaan. Wel is het rationeel te achten dat de administrateurs der ondernemingen zich. tegen zoodanigen maatregel niet zullen mogen verzetten als de arbeiders bereid zijn zich daaraan te onderwerpen. Alleen voor den Overigens doe ik UHEG. opmerken dat ingevolge het slot inspecteur der . nieuw gerediqeerde 3de alinea van artikel 3 van het Buitenbezit- s . . ,, tingen. vorenaangehaald Reglement eene speciale opdracht van oen Gouverneur-Generaal tot uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht in een bepaald aan te wijzen gebied vereischt wordt indien U, gelijk reeds eenige malen heeft plaats gehad, buiten Uw eigenlijk ressort met de uitvoering van bijzondere werkzaamheden wordt belast. Bij voorkomende gelegenheid zal daarmede rekening zijn te houden. De Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst/ Bij afwezen: De Inspecteur-Souschef, (w.g.) OUWEHAND. 567 XXX. Vrijstellingen van schutterlijken dienst. h Suppoosten bij de school tot opleiding van Indische artsen te Weltevreden. Ord. in Stbl. 1891 No. 1. 2. De op Java gevestigde civiele en particuliere geneesheeren, die eene verbintenis hebben aangegaan, waarbij zij zich bij mobilisatie van het Leger ter beschikking stellen van den militairen geneeskundigen dienst. \ :7' Ord. in Stbl. 1910 No. 348. Bij ord. in Stbl. 1915 No. 613 is bepaald dat eene verbintenis als bovenbedoeld vervalt, wanneer' de betrokkene ophoudt schutterplichtig te zijn en overigens zes maanden nadat zij door belanghebbende is opgezegd, tenzij inmiddels de mobilisatie is gelast, in welk geval de verbintenis van kracht blijft, zoolang het Leger gemobiliseerd blijft. 3. De inspecteerende ambtenaren van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst. Ord. in Stbl. 1912 No. 291. (Zie blz. 333). 4. De Gouvernementsgeneesheeren. Ord. in Stbl. 1914 No. 676. 5. Personeel van de desinfectie-brigades, zoomede de ambtenaren en beambten bij de plaatselijke gezondheidsdiensten, met uitzondering van hen, die uitsluitend werkzaam zijn bij de administratie of bij de uitvoering van technisch-hygienische (zg. assaineerings-) werken. Ord. in Stbl. 1916 No. 8. (Zie blz. 421). 6. De mannelijke Europeesche leerlingen van de Nederlandsch-Indische 'artsenschool te Soerabaja en van de School tot opleiding van Indische artsen te Weltevreden. Ord. in Stbl. 1916 No. 291. (Zie blz. 380). Hoofdstuk XIV. Eenige voorschriften betreffende inlandsche ambtenaren in het algemeen. BINNENLANDSCHE VERLOVEN. Reglement voor binnenlandsche verloven. Gouv. besl. 20 Februari 1912 No. 50 (Stbl. 1912 No. 198) en 30 October 1915 No. 34 (Stbl. No. 625). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van de reglementen, vastgesteld bij de besluiten van 13 Mei 1872 No. 1 (Staatsblad No.91) en 7 Augustus 1881 No. 4 (Staatsblad No. 174), zooals zij zijn aangevuld bij de besluiten respectievelijk van 15 October 1893 No. 1 (Staatsblad No. 270) en 2 Juni 1897 No. 31 (Staatsblad No. 151), vast te stellen het aan dit besluit gehecht „Reglement x) omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren in Nederlandsch-Indië. Ten tweede: Met buitenwerkingstelling van het besluit van 27 September 1887 No. 5 (Staatsblad No. 176), het bij artikel 1 van dit besluit vastgesteld reglement toepasselijk te verklaren op de door of namens den Gouverneur-Generaal aangestelde Hoofden van Vreemde Oosterlingen; met dien verstande, dat de binnenlandsche verloven aan de bedoelde Hoofden worden verleend door of namens de betrokken Hoofden van gewestelijk bestuur. Ten derde: enz. Ten vijfde: De voorafgaande artikelen van dit besluit treden in werking op 1 Mei 1912. Ten zesde: enz. Afschrift enz. i) Dit reglement is niet van toepassing op Eur. en Inl. burgerlijke landsdienaren, tot het Ned.-Ina. Leger behoorende, ingevolge Gouv. besl. 4 September 1913 No. 40 (Stbl. 1913 No. 557). 569 Reglement omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren in Nederlandsch-Indië. ARTIKEL 1. (1) Aan in vasten of in tijdelijken dienst zijnde Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren, waaronder begrepen de met Europeanen en de met Inlanders gelijkgestelden, kunnen binnenlandsche verloven worden verleend, hetzij wegens ziekte, hetzij wegens gewichtige redenen. (2) Bij de aanvraag van het verlof, welke schriftelijk moet worden ingediend, wordt nauwkeurig opgegeven het tijdstip van indiensttreding, zoomede krachtens welke beschikkingen en voor welken duur gedurende de laatste vijf jaren reeds binnenlandsche verloven zijn genoten. ARTIKEL 2. (1) Binnenlandsche verloven wegens ziekte en verlengingen daarvan worden alleen verleend indien bij de aanvraag is overgelegd een aan de gestelde vereischten voldoend geneeskundig certificaat, vermeldend de noodzakelijkheid van het verlof en den tot genezing noodig geachten duur daarvan, zoomede de plaats of plaatsen, waar het verlof moet worden doorgebracht. (2) Indien ter zake .reiskosten aan den Lande in rekening kunnen worden gebracht, moeten die plaats of plaatsen worden aangewezen, welke met de minste kosten te bereiken zijn. ARTIKEL 3. 1) Behoudens de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal om, buiten bezwaar van den Lande, wegens gewichtige redenen voor bepaalden of onbepaalden tijd verlof toe te staan worden de bij het eerste lid van artikel 1 bedoelde verloven verleend: a. wegens ziekte voor ten hoogste zes maanden; b. wegens gewichtige redenen j lo. voor op Java en Madoera geplaatste landsdienaren voor ten hoogste drie maanden, tenzij het verlof moet worden doorgebracht in de buitenbezittingen, in welk geval het voor ten hoogste vier maanden wordt verleend; 2o. Voor in de buitenbezittingen geplaatste landsdienaren voor ten hoogste vier maanden. -)■ Aldus luiden art. 3 en 4 ingevolge Stbl. 1915 No. 625. 570 ARTIKEL 4. l) (1) Verloven wegens ziekte brengen het behoud van vol traktement mede gedurende de eerste drie maanden, terwijl ingeval van verlof wegens gewichtige redenen, als bedoeld sub b van het vorig artikel, vol traktement behouden wordt: lo voor op Java en Madoera geplaatste landsdienaren gedu' rende de eerste maand, tenzij het verlof is verleend naar de buitenbezittingen, in welk geval vol traktement wordt genoten gedurende de eerste twee maanden; 2o. voor in de buitenbezittingen geplaatste landsdienaren gedurende de eerste twee maanden; (2) Tijdens den verderen duur dier verloven wordt half traktement genoten. (3) De Gouverneur-Generaal is bevoegd ook voor den verderen duur van het verlof wegens ziekte de uitkeering van voltraktement te vergunnen, ingeval de ziekte een gevolg is van bevolen of gevorderde diensten. (4) De emolumenten, aan eene betrekking verbonden, worden gedurende het geheele verlof toegekend [aan - of verdeeld tusschen-de met de waarneming der betrekking belaste personen. (5) Onder emolumenten worden in deze niet verstaan de voordeelen, welke geacht moeten worden te zijn toegekend om vast traktement geheel of gedeeltelijk te vervangen of aan te vullen, als: pikolgelden, representatiekosten, indemnite.ten voor huishuur, enz. , (6) Het genot van indemniteit voor reiskosten blijft aan • den verlofganger geheel of ten deele verzekerd voor die ambtenaren of categorieën van ambtenaren, die daartoe worden aangewezen door den betrokken Departementschef, welke autoriteit tevens het. bedrag bepaalt, dat als indemn.teu kan worden uitbetaald. ARTIKEL 5. (1) Buiten het geval, bedoeld in den aanhef van artikel 3, en behoudens hetgeen ten aanzien van de ^nnenlandsche verloven van bepaalde categorieën van burgerHjke landsd.ena n bij bijzondere regelingen of instructiën is of zal worden vast"^T^uTluiden art. 3 en 4 ingevolge Stbl. 1915 No. 625. 571 gesteld, welke verloven overigens mede onderworpen zijn aan de bepalingen van dit Reglement, worden de bij het eerste lid van artikel 1 bedoelde verloven of verlengingen daarvan schriftelijk verleend: a. door den Gouverneur-Generaal aan den Vice-President en de Leden van den Raad van Nederlandsch-Indië en voorts aan die autoriteiten, welke ingevolge de bij dit artikel vastgestelde of aangeduide bepalingen bevoegd zijn tot het verleenen van binnenlandsche verloven, voor zoover die autoriteiten niet behooren tot het sub d hieronder genoemd personeel, zoomede, ten aanzien van de bij die bepalingen vermelde landsdienaren, in alle daarbij niet geregelde of niet voorziene gevallen; b. door den Vice-President van den Raad van NederlandschIndië, aan den Secretaris van dat College en het aan dezen toegevoegd personeel; c. door den Algemeenen Secretaris, aan het personeel der Algemeene Secretarie; d. door de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur, aan het aan hun Departement verbonden of uit anderen hoofde rechtstreeks onder hunne bevelen werkzaam personeel; e. door den Procureur-Generaal bij het Hoog Gerechtshof van Nederlandsch-Indië en door de Officieren van Justitie, aan het bij hun parket bescheiden bureaupersoneel; ƒ• door de Voorzitters van Colleges, aan de leden daarvan en aan het tot die Colleges behoorend of daaraan toegevoegd personeel; g. door de Hoofden van gewestelijk bestuur, aan de in hun gewest gevestigde of voor den dienst in hun gewest aangewezen burgerlijke landsdienaren, voor zooveel niet overeenkomstig het bepaalde bij dit artikel de bevoegdheid 'toekomt aan eene andere autoriteit. (2) De autoriteit, welke wegens gewichtige redenen een binnenlandsch verlof heeft verleend, is bevoegd ook na den ingang daarvan dit alsnog te wijzigen in een verlof wegens ziekte, indien uit een aan de ter zake gestelde eischen beantwoordend geneeskundig certificaat blijkt, dat reeds bij den ingang van eerstbedoeld verlof een verlof wegens ziekte noodzakelijk was. (3) Indien eenig binnenlandsch verlof of eene verlenging daarvan door eene lagere autoriteit is geweigerd, kan de be- 572 trokkene zich om herziening van de genomen beslissing tot den Gouverneur-Generaal wenden. ARTIKEL 6. (1) Ingeval dringende omstandigheden verbieden te verwijlen, totdat door de bevoegde autoriteit op een verzoek om verlof is beschikt, kan de hoogste plaatselijke bestuursambtenaar toestaan dat, in afwachting van die beschikking, van het gevraagd verlof worde gebruik gemaakt. (2) Van deze vergunning — aan welke geen aanspraken zijn te ontleenen ten aanzien van de beslissing op de aanvraag om verlof — wordt onverwijld mededeeling gedaan aan de autoriteit, tot welker bevoegdheid het verleenen van het verlof behoort. ARTIKEL 7. (1) De naaste chef van den verlofganger houdt aanteekening van den dag waarop deze begonnen is: a. van het verlof gebruik te maken; b. zijne ambtsplichten weder uit te oefenen. (2) Over den tijd, waarmede het verlof is overschreden, wordt geen traktement genoten. Het daarvoor ontvangene, berekend naar verhouding tot het aantal dagen der maand, wordt in *s Lands kas teruggestort, (3) Indien billijkheidshalve daartoe termen bestaan, kan echter de autoriteit, die het overschreden verlof heeft verleend, onafhankelijk van het bepaalde bij artikel 3, dit verlengen tot den dag, waarop de betrokken landsdienaar is begonnen zijne ambtsplichten weder uit te oefenen. VRIJSTELLING VAN ZEGELRECHT VOOR VERLOFAANVRAGEN. Ord. 28 Januari 1916 (Stbl. 1916 No. 154). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Heeft goedgevonden en verstaan: Ten eerste: Het eerste lid van nummer 59 van de lijst van vrijstellingen van het Zegelrecht in Nederlandsch-Indië, bedoeld bij artikel 13 der ordonnantie van 11 Augustus 1885 (Staatsblad 573 No. 131), zooals dit lid luidt krachtens artikel 1 van de ordonnantie van 20 Februari 1912 (Staatsblad No. 200), wordt gelezen: De door Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren en dienaren van gewesten of gedeelten van gewesten met eigen geldmiddelen, in vasten of tijdelijken dienst, op eene maandelijksche bezoldiging van ƒ 150.— of minder, in te dienen geneeskundige certificaten en requesten tot het bekomen van binenlandsch verlof wegens ziekte en requesten tot het bekomen van binnenlandsch verlof wegens gewichtige redenen, zoomede de aan hen uit te reiken afschriften van of extracten uit de beschikkingen, waarbij zulke verloven worden toegekend. Ten tweede: Deze ordonnantie treedt in werking op den dag harer afkondiging. En opdat enz. (gewoon slot). Verloven wegens gewichtige redenen. Circ. lsten Couv. Secr. 16 April 1912 No. 844 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur. In verband met de aanstaande inwerkingtreding van het nieuwe Reglement omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren (Staatsblad 1912 No. 198) waarbij de bevoegdheden van de gewestelijke bestuurders ten deze belangrijk zijn verruimd, heeft de Gouverneur-Generaal mij opgedragen nog het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Naar Zijne Excellentie is medegedeeld wordt tot schade en ongerief van het onderricht, bij het verleenen van binnenlandsche verloven wegens gewichtige redenen aan het personeel van het lager onderwijs, door de Hoofden van gewestelijk bestuur niet altijd nauwgezet de vraag overwogen of de door belanghebbenden voor zulke verloven aangevoerde redenen inderdaad „gewichtig" zijn, terwijl toch voor het stellen dier vraag in het bijzonder ten aanzien van bedoeld personeel aanleiding bestaat, in aanmerking genomen dat onderwijzers en onderwijzeressen veelvuldige en vrij langdurige periodieke vacanties genieten en dus veelal gelegenheid hebben hunne particuliere zaken te regelen. 574 De Landvoogd zou daarom gaarne zien dat in den vervolge verloven als hoogerbedoeld, in het bijzonder wanneer het geldt verloven van eenigszins langen duur, met inachtneming van de belangen van het onderwijs slechts worde toegestaan in geval van welbewezen noodzakelijkheid en na ingewonnen advies van de plaatselijke schoolcommissie. Ten aanzien van personeel behoorende tot andere bijzondere diensttakken wenscht de Gouverneur-Generaal voorts dat tot het verleenen van verloven wegens gewichtige redenen voor eenigszins langen duur niet worde overgegaan dan nadat U zich, zoo mogelijk, desnoods telegrafisch, er van vergewist heeft dat bij den betrokken dienstchef tegen het verlof geen bezwaar bestaat, blijvende de beslissing uiteraard bij U berusten. Nog is de aandacht van den Landvoogd er op gevestigd dat de wijze, waarop de Hoofden van gewestelijk bestuur thans kennis krijgen van het begin en het einde van verloven, vaak zeer omslachtig is en noodeloos uitgebreide correspondentie mede brengt. Hoezeer dit eene aangelegenheid is, die door de betrokken autoriteiten zelve geregeld kan worden, acht de GouverneurGeneraal het niet ondienstig, onder de aandacht van UHEdG. te doen brengen, dat het voldoende schijnt indien iedere landsdienaar, aan wien op den voet van artikel -5 sub g van het nieuwe veriofreglement door het Hoofd van gewestelijk bestuur een verlof is verleend, mondeling of schriftelijk aan zijn directen chef kennis geeft van de dagen waarop hij zijne werkzaamheden neergelegd en hervat heeft en dat de aldus verkregen data éénmaal 's maands door dien chéf, desvereischt door tusschenkomst van het Hoofd van plaatselijk bestuur, worden opgegeven aan het Hoofd van gewestelijk bestuur. Voor het geval twijfel mocht bestaan aan de juistheid der door belanghebbenden verstrekte gegevens dient daarnaar natuurlijk door den directen chef aanstonds een onderzoek te worden ingesteld. Ten slotte acht de Gouverneur-Generaal het niet overbodig om UHEdG. te doen opmerken, dat op plaatsen, waar naast het Hoofd van gewestelijk bestuur een assistent-resident bescheiden is als Hoofd van plaatselijk bestuur, eerstgenoemde autoriteit niettemin is aan te merken als de hoogste plaatse- 575 lijke bestuursambtenaar en dus deze het is, die ingevolge artikel 6, alinea 1 van het nieuwe Reglement de bevoegdheid zal hebben om, ingeval dringende omstandigheden verbieden te verwijlen totdat door de bevoegde autoriteit op een verzoek om verlof is beschikt, toe te staan dat in afwachting van die beschikking van het gevraagde verlof wordt gebruik gemaakt. Door UHEdG. uit te noodigen, in voorkomende gevallen met het vorenstaande rekening te willen houden, voldoe ik mede aan bevelen van Zijne Excellentie. De lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) DE GRAEFF. Onderhandsche verloven. Circ. wd<=" pten Gouv Secr 1? jnM 19,2 Nq 1554 q ^ aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. No. 7664). 7 1 Uwer Excellentie UHÈdO zaI zlJ'n 9ebleken uit het reglement, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 20 Februari jl. No. 50 (Staatsbld No. 198), i) is daarbij geen bijzondere voorziening getroffen ten aanzien van de zoogenaamde onderhandsche verloven (vrijstellingen van dienst) van korten duur, welke in de practijk tot dusver, geheel buiten de regeling der gewone binnenlandsche verloven (wegens ziekte en wegens gewichtige redenen) om, door de betrokken Chefs mondeling aan de hun ondergeschikte landsdienaren werden verleend. De Regeering wenschte nl. de regeling van bedoelde onderhandsche verloven afgescheiden te houden van die der gewone verloven, waarvan zij in karakter verschillen, en voor zooveel mogelijk geheel aan het oordeel van die Chefs over te laten. In verband hiermede is mij thans opgedragen-van welke opdracht ik de eer heb mits deze mij te kwijten-het volgende te Uwer kennis te brengen. Tegen handhaving van voormelde practijk waarbij uiteraard in elk bijzonder geval met de belangen van den dienst rekening zal zijn te houden, bestaat bij de Regeering geen bezwaar. ') Blz. 568. 576 Is het echter gewenscht om den ambtenaar een recht op periodieke vrijstellingen van dienst te geven en is daarvan eene vermeerdering van uitgaven het gevolg, dan zal daartoe niet mogen worden overgegaan dan nadat een voorstel aan de Regeering is gedaan en op de geldelijke gevolgen bij de begrooting is gerekerid. Mede enz. De wd- lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) SMEETS. ALGEHEELE GELIJKHEID VAN EUR. EN INL. LANDSDIENAREN BIJ DE TOEPASSING VAN HET VERLOFREGLEMENT. Circ. Gouv. Secr. 24 Februari 1914 No. 480 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijblad No. 8181). Uit eene onder de aandacht van den Gouverneur-Generaal gebrachte beschikking van een Hoofd van gewestelijk bestuur op een verzoek om verlenging van binnenlandsch verlof is Zijner Excellentie gebleken, dat het Reglement omtrent het verleenen van binnenlandsche verloven aan Europeesche en Inlandsche burgerlijke landsdienaren (Staatsblad 1912 No. 198) !) door de betrokken autoriteit verschillend werd toegepast naar gelang van den landaard der verlofgangers. Het bedoelde verzoek om verlofsverlenging wegens ziekte, ingediend door een Inlandsch ambtenaar, die eene gewoonlijk door Europeanen bekleede betrekking vervulde, werd namelijk afgewezen o. m. op grond van de overweging dat, al wordt een Inlandsch landsdienaar op gelijken voet bezoldigd als zijne Europeesche collega's, er geen aanleiding bestaat hem, indien hij door ziekte als anderszins niet meer in staat is zoodanige betrekking te vervullen, zoolang mogelijk daarin te handhaven. Waar een Inlander wegens zijne geringe levensbehoeften bij ontslag uit de betrekking onder toekenning van wachtgeld niet bepaald behoeftig wordt, - aldus luidde de motiveering, - behoeven in dit opzicht niet dezelfde motieven te gelden welke tot verlofsverlenging aan een in gelijke omstandigheden verkeerend Europeesch landsdienaar leiden. i) Blz. 568. 577 Deze opvatting acht de Gouverneur-Generaal geheel onjuist en in strijd met de aan voormeld reglement ten grondslag liggende beginselen en Zijne Excellentie wenscht dan ook dat bij het verleenen van binnenlandsche verloven en verlofsverlengingen aan Inlandsche landsdienaren geheel op denzelfden voet en naar denzelfden maatstaf wordt te werk gegaan, als ten aanzien van Europeesche ambtenaren gebruikelijk is. Door UHEdG. te verzoeken met het vorenstaande rekening te willen houden en doen houden, heb ik de eer van bekomen bevelen mij te kwijten. De Gouvernements-Secretaris, (w.g.) G. R. ERDBRINK. Beginselen, in acht te nemen bij het verleenen van buitenlandsche verloven aan Inlandsche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren. (Circulaire Gouvernements Secretaris van 10 November 1905 No. 3806 aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van Gewestelijk Bestuur — Bijblad No. 6376). Bij het nemen van eene beschikking op verzoeken van Inlandsche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren om buitenlandsch verlof, b.v. voor het regelen van geldelijke zaken, het bezoeken van betrekkingen, het verrichten van de bedevaart naar Mekka en dergelijke, is tot dusver niet altijd naar dezelfde beginselen gehandeld. Soms werd het verlof verleend, een ander maal onder dezelfde omstandigheden geweigerd, terwijl door een der adviseurs van de Regeering zelfs betwijfeld werd of, bij gebreke van algemeene regels dienaangaande, buitenlandsche verloven wel aan de hierbedoelde personen verleend konden worden. Blijkens No. 5208 van het Bijblad op het Staatsblad bestond ook meer dan eens onzekerheid ten aanzien van de vraag, welke autoriteit het verlof eventueel behoorde te geven. Naar aanleiding van een onlangs ingekomen verzoek van dezen aard heeft de Regeering deze aangelegenheid in overweging genomen en daarbij is Zij tot het besluit gekomen, dat er in het algemeen geen bezwaar tegen bestaat aan Inlandsche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren buitenlandsche 37 578 verloven te verleenen met behoud hunner betrekking, doch overigens geheel buiten bezwaar van den Lande. Voor elk bijzonder geval zal uit den aard der zaak moeten worden nagegaan, of de belangen van den dienst zich niet tegen het verleenen van het verlof en de daaruit voortvloeiende waarneming van het ambt door een tijdelijken functionaris verzetten, zoomede of wellicht andere omstandigheden afwijzing van het verzoek raadzaam maken. Het verlof zal verleend kunnen worden door de autoriteit, die bevoegd is de benoeming tot het door den aanvrager bekleede ambt te doen. Uwer Excellentie Op last van den Gouverneur-Generaal heb ik de eer UHEdG. het vorenstaande mede te deelen, met verzoek daarmede waar noodig rekening te willen houden. De Gouvernements Secretaris, (w.g) HULSHOFF POL. WACHTGELD. REGELEN VOOR DE TOEKENN1NC VAN WACHTGELD. Gouv. besl. 10 Augustus 1907 No. 2 (Stbl. 1907 No. 344). Gelet enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Krachtens Koninklijke machtiging, met wijziging in zoover van alle daarmede strijdige bepalingen, vast te stellen de volgende: REGELEN voor de toekenning van. wachtgeld aan Inlandsche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren. ARTIKEL 1. (1) i) Wachtgeld wordt op verzoek toegekend aan Inland. sche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren - daaronder begrepen zij, die in tijdelijken dienst zijn doch te voren in vasten dienst zijn geweest -, die eervol uit hunne betrekking zijn ontslagen: ^ !) Aldus luidt alinea 2 van artikel 1 ingevolge art. 1 van Gouv. besl. 20 Februari 1911 No. 46 (Stbl. 1911 No. 164). 579 1°. wegens opheffing der betrekking, 2°. wegens andere oorzaken buiten hun schuld of toedoen, mits: a. onder overlegging van eeri dienststaat van den ontslagene waarin uitdrukkelijk verklaard is, dat op diens behoud voor 's Lands dienst prijs is te stellen; b. de belanghebbende bij ontslag wegens ziekte minstens vijf jaren actief heeft gediend zonder in dat tijdvak wachtgeld te hebben genoten na eervol ontslag uit zijne betrekking wegens ziekte; c. de belanghebbende bij ontslag wegens ongeschiktheid te voren nooit wachtgeld heeft genoten na eervol ontslag uit zijne betrekking wegens ongeschiktheid. (2) De toekenning van bet wachtgeld geschiedt door den Chef van het betrokken Departement van Algemeen Bestuur tenzij die taak bij bijzondere regelingen aan lagere autoriteiten is of wordt opgedragen, zullende voor zooveel betreft personen, niet onder een der Departementen van Algemeen Bestuur ressorteerende, de toekenning plaats hebben door den Directeur van Financiën. (3) Van alle ter zake genomen besluiten zal afschrift moeten worden gezonden aan laatstgenoemden Departementschef en aan de Algemeene Rekenkamer. ARTIKEL 2. (1) Het wachtgeld wordt verleend voor den tijd van ten hoogste één jaar of zooveel korter als omtrent den betrokken landsdienaar inmiddels, in anderen zin mocht worden beschikt (2) In het geval, bedoeld bij artikel 1, 1°, kan laatstgenoemde termijn worden verlengd, doch telkens voor niet langer dan ten hoogste één jaar of zooveel korter als omtrent den betrokken landsdienaar inmiddels in anderen zin mocht worden beschikt ARTIKEL 3. (1) Het wachtgeld bedraagt een derde van het laatst genoten activiteitstraktement. Voor Inlandsche zoutverkooppakhuismeesters bedraagt het een derde van het bedrag vastgesteld als grondslag voor de berekening van hun pensioen. >) m D,t\e, 'S aM a"nea 1 toe3evoe3d bij Gouv. Besl. 3 Februari 1908 No. 8 (Stbl. 1908 No. 108.) 580 (2) Bij de berekening van het bedrag van het toe te kennen wachtgeld tellen de onderdeden van guldens: zoo zij een halven gulden of minder bedragen voor een halven gulden en zoo zij meer dan een halven gulden bedragen voor een gulden ARTIKEL 4. Het wachtgeld gaat in met de maand, volgende op die, waarin het laatst activiteitstraktement is genoten, tenzij het betrekkelijk verzoek van den ontslagene is gedaan na verloop van meer dan een half jaar na het eervol ontslag uit de betrekking, in welk geval het wachtgeld wordt toegekend te rekenen van en met de maand, volgende op die, waarin het request, of anders het schrijven van de autoriteit, die het eerst de zaak ter' sprake brengt, gedagteekend is. ARTIKEL 5. In andere gevallen, dan waarin bij deze regeling is voorzien wordt zoo daartoe termen bestaan, wachtgeld toegekend krachtens machtiging van den Gouverneur-Generaal. ARTIKEL 6. Deze regeling treedt in werking op 1 September 1907. Ten tweede: enz. Afschrift enz. BEPERKING AANTAL WACHTGELDERS. Circ Gouv Secr. 10 Augustus 1907 No. 2178 aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl No. 6701). Bij het besluit van heden No. 2 >), waaruit het voor Uw archief bestemd extract hiernevens gaat, zijn, krachtens Koninklijke machtiging, met wijziging in zoover van alle daarmede strijdige bepalingen, regelen vastgesteld voor de toekenning van wachtgeld aan Inlandsche of met Inlanders gelijkgestelde landsdienaren. Ten einde onder de werking dier regelen het aantal wachtgelders zooveel doenlijk te beperken, zou de Gouverneur-Ge- i) Stbl. No. 344, blz. 577. 581 neraal gaarne zien, dat deze personen zoo spoedig mogelijk werden herplaatst, desnoods tijdelijk in lagere betrekkingen dan vroeger door hen werden bekleed. Door UHEdG. te verzoeken hiermede bij voorkomende gelegenheden rekening te willen houden, heb ik de eer aan eene opdracht van den Landvoogd te voldoen. De Gouvernements-Secretaris, (w.g.) DE GRAEFF. Berekening van wachtgeld voor Ambtenaren die tijdelijke functiën hebben vervuld. Miss. lsten Gouv. Secr. 27 December 1913 No. 2931 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. No. 8003). Op laat van den Gouverneur-Generaal héb ik de eer te Uwer kennis te brengen dat, met afwijking in zoover van het bepaalde sub 2o van Bijblad No. 1801, in den vervolge het wachtgeld of non-activiteitstraktement van een Europeesch of Inlandsch ambtenaar, die laatstelijk gedurende ten minste één jaar in tijdelijke functie eene hoogere bezoldiging heeft genoten dan in eene vroegere door hem bekleede vaste betrekking, behoort te worden geregeld naar reden van het totaal der maandelijksche bezoldigingen, welke gedurende het laatste jaar door hem zijn genoten. De lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) E. MORESCO. PENSIOENEN. inlandsch pensioenreglement. Kon. besl. 24 Augustus 1887 No. 18 (Stbl. 1887 No. 192). Wij WILLEM III enz. (gewoon hoofd.) Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën van den 8en Juli 1887, Lett. D, No. 18; Den Raad van State gehoord (advies van 2 Augustus 1887 NO. 10); 582 Gezien het nader rapport van Onzen genoemden Minister van den 19en Augustus 1887, Lett. D, No. 21; Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL 1. Aan inlandsche burgerlijke landsdienaren op Java en Madoera wordt pensioen verleend ten laste van de Indische begrooting overeenkomstig de bepalingen van het bij dit besluit vastgestelde reglement. l) ARTIKEL 2. Indien zulks noodig blijkt, worden voor de inlandsche burgerlijke landsdienaren in de gezamenlijke bezittingen buiten Java en Madoera, dan wel in een of meer gewesten afzonderlijk, bij koloniale ordonnantie de bepalingen van het bij dit besluti vastgestelde reglement l) toepasselijk verklaard. Onze Minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State. Soestdijk, den 24sten Augustus 1887. WILLEM. De Minister van Koloniën, Sprenger van Eijk. Accordeert met het Origineel: De Secretaris-Generaal bij het Departement van Koloniën, H. van der wijck. En opdat enz. (gewoon slot). Reglement op het verleenen van pensioenen aan Inlandsche bwgerlijke landsdienaren. ARTIKEL k Inlandsche burgerlijke landsdienaren, die eervol uit den dienst zijn ontslagen, hebben recht op pensioen indien zij: a. een diensttijd hebben van dertig jaren; i) Dit reglement is bij Ord. 23 September 1891 (Stbl. 1891 No. 208) toepasselijk verklaard voor de Inlandsche landsdienaren in de gezamenlijke bezittingen buiten Java en Madoera. 583 b. in of door de uitoefening van hun ambt of ter zake Van die uitoefening, ten gevolge van gewelddadige aanranding of verzet, of van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen, wonden of gebreken bekomen hebben, welke hen volstrekt ongeschikt maken langer te dienen. Hun kan, na eervol ontslag uit 's Lands dienst, pensioen worden verleend, indien zij: c. een diensttijd hebben van ten minste tien jaren en ongeschikt worden geacht voor verderen dienst; x) d. een diensttijd hebben van ten minste vijf jaren en door wèl bewezen ziels- of lichaamsgebreken belet worden langer te dienen. s) Het pensioen wordt verleend door den Gouverneur-Generaal. ARTIKEL 2. Als inlandsche burgerlijke landsdienaren worden voor de toepassing van dit reglement beschouwd zij, die behooren tot de inlandsche bevolking van Nederlandsch-Indië, en zijn aangesteld tot eenig burgerlijk ambt, waaraan eene vaste maandelijksche bezoldiging ten laste der begrooting van Nederlandsch-Indëi verbonden is. ,8) ARTIKEL 3. Als diensttijd komt in aanmerking: a. de tijd, gedurende welken in een burgerlijk ambt vaste maandelijksche bezoldiging is genoten ten laste der begrooting van Nederlandsch-Indië; b. de tijd in militairen dienst doorgebracht, voor zoover hij voor belooning met pensioen of gagement in rekening zou kunnen zijn gebracht, doch niet daarmede beloond is. 4) ') De in Bijblad No. 6569 vervatte regel, dat aan Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst, die voor verderen dienst ongeschikt worden geacht, geen pensioen wordt verleend in de gevallen, dat die ongeschikt, heid aan eigen schuld is te wijten, is ingetrokken bij Gouv. besl. 24 Januari 1911 No. 21 (Bijbl. No. 7355), blz. 593. !) Aldus luidt alinea 2 van artikel 1 ingevolge § I van Kon. besl. 8 juni 1905 No. 59 (Stbl. 1905 No. 527). 3) Aldus luidt artikel 2 ingevolge § II van Kon. besl. 8 Juni 1905 No. 59 (5/6/. 1905 No. 527). *) Aldus luidt alinea 1 van artikel 3 ingevolge § III van Kon. besl. 8 juni 1905 No. 59 (Stbl. 1905 No. 527). 584 Van den tijd na eervol ontslag uit de betrekking met of zonder onderstand in nonactiviteit doorgebracht, wordt telkens niet meer dan één jaar als diensttijd in rekening gebracht. ARTIKEL 4. Bij de berekening van den voor pensioen geldenden diensttijd wordt het eindcijfer tot jaren en maanden afgerond. Overschietende dagen worden voor een volle maand gerekend. ') ARTIKEL 5. Verzoeken of voordrachten tot toekenning van pensioen moeten vergezeld zijn van een staat van dienst en, voor zooveel mogelijk, van de besluiten van aanstelling en andere stukken strekkende tot bewijs van de gedane opgaven, of wel geauthentiseerde afschriften daarvan. ARTIKEL 6. Voor een diensttijd van dertig jaren wordt het jaarlijksch bedrag van het pensioen vastgesteld op driemaal de hoogste maandelijksche bezoldiging gedurende vier en twintig maanden genoten. Wanneer de hoogste bezoldiging niet gedurende vier en twintig maanden is genoten, bedraagt het pensioen driemaal de gemiddelde maandelijksche bezoldiging berekend over de vier en twintig maanden waarin de hoogste en de naast daarbij komende bezoldigingen zijn genoten. Het jaarlijksch pensioen op grond van artikel 1 letter b verleend, wordt, onaangezien den diensttijd, bepaald op driemaal de hoogst genoten maandelijksche bezoldiging. ARTIKEL 7. Onder bezoldiging wordt verstaan het aan het hoofdambt verbonden vast tractement, zonder bijberekening van toelagen, indemniteiten, emolumenten of wisselvallige inkomsten. Ten aanzien van de inlandsche zoutverkooppakhuismeesters wordt door den Gouverneur-Generaal het bedrag vastgesteld, dat tot grondslag voor de berekening van het pensioen zal strekken. "TTiduTtoidt artikel 4 ingevolge § IV van Kon. besl. 8 juni 1905 No. 59 (Stbl. 1905 No. 527). 585 ARTIKEL 8. Bij toepassing der 2e alinea van artikel 1 wordt het pensioen van een dertigjarigen dienst verminderd met één driehonderdzestigste voor elke aan dat tijdvak ontbrekende maand. ') ARTIKEL 9. De pensioenen worden in volle guldens verleend; onderdeelen van een gulden tellen voor een gulden. 2) ARTIKEL 10. Het pensioen, toegekend ingevolge artikel 1 §§ a en b, wordt voor het eerst uitbetaald over de maand volgende op die, waarin het eervol ontslag uit 's lands dienst is ingegaan. In geval van toekenning van pensioen krachtens de voorlaatste alinea van artikel 1, wordt bij die' toekenning tevens het tijdstip van ingang van het pensioen bepaald. Het pensioen wordt voor het laatst uitbetaald over de maand, waarin het wegens overlijden of om andere redenen vervalt. ARTIKEL 11. Wanneer een gepensionneerde weder in's lands dienst treedt, wordt het pensioen niet uitbetaald over den tijd, gedurende welken hij activiteitstractement geniet. Indien hij opnieuw 's landsdienst verlaat, wordt hem zijn vroeger of een hooger pensioen toegelegd, naarmate hij daarop volgens dit reglement aanspraak heeft. ARTIKEL 12. 3) Indien uitsluitend ten gevolge van een schrijf- of rekenfout, het pensioen op een te hoog bedrag blijkt te zijn vastgegesteld, wordt het besluit, waarbij het pensioen is verleend, ]) Aldus luidt artikel 8 ingevolge § V van Kon. besl. 8 Juni 1905 No. 59 (Stbl. 1905 No. 527). a) Aldus luidt artikel 9 ingevolge § VI van Kon. besl. 8 Juni 1905 No. 59 (Stbl. 1905 No. 527). 3) Dit artikel is ingelascht bij artikel 1 van Kon. besl. 24 September 1913 No. 55 (Stbl. 1913 No. 644); het oorspronkelijk artikel 12 is vervallen ingevolge § VII van Kon. besl. 8 Juni 1905 No. 59 (Stbl. 1905 No. 527). 586 herzien bij een nieuw besluit, dat de gronden voor de herziening moet bevatten. Aan de vermindering van het pensioen zal geen terugwerkende kracht mogen worden toegekend. ARTIKEL 13. Het pensioen is onvervreemdbaar. Hij, die pensioen geniet mag dit niet verpanden of beleenen, noch daarover op -andere soortgelijke wijze beschikken. Indien hij last geeft het pensioen voor hem te ontvangen, kan hij die lastgeving altijd herroepen. Alle overeenkomsten hiermede strijdig zijn nietig. Onder de bij dit artikel verboden beleeningen is niet begrepen het nemen van voorschotten op pensioenen, hetzij renteloos, hetzij tegen eene matige rente, bij liefdadige of tot algemeen nut werkende, instellingen —waartoe ook gerekend worden de door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen credietinstellingen met philantropisch karakter, gedreven door eene als rechtspersoon erkende vereeniging of eene naamlooze vennootschap —, mits de bepalingen, waarnaar die voorschotten geschieden, zijn goedgekeurd door de Hoofden van gewestelijk bestuur. l) ARTIKEL 14. Het pensioen wordt in zijn geheel gelijktijdig genoten met de soldij en de toelage verbonden aan de Militaire Willemsorde en de medaille voor moed en trouw. ARTIKEL 15. De Gouverneur-Generaal kan ten voordeele van regenten en om politieke of andere gewichtige redenen ook ten voordeele van anderen van de bepalingen van dit reglement afwijken. i) De laatste alinea van artikel 13 is aan dat artikel toegevoegd bij § VIII van Kon. besl. 8 Juni 1905 No. 59 (Stbl. 1905 No. 527). 587 Nieuwe beginselen voor het bepalen van den ingangsdatum van pensioenen aan gewezen Inlandsche landsdienaren. (Circulaire Gouv. Secretaris, 11 November 1915 Mo. 2793 aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur (Bijblad No. 8421). Destijds is,, blijkens de dezerzijdsche tot den Directeur van Binnenlandsch Bestuur gerichte missive van 15 December 1891 No. 3096, door de Indische Regeering als beginsel aangenomen om het pensioen van die gewezen Landsdienaren, die daarop ingevolge de paragrafen a en i van artikel 1 van het Inlandsch pensioenreglement recht kunnen doen gelden, zooveel mogelijk te doen aansluiten aan de laatst genoten activiteitsinkomsten, wanneer althans de betrokkene diligent is geweest in de aanbieding van zijne aanvrage om pensioen, terwijl wanneer hij daarin na:atig mocht zijn geweest, het pensioen wordt gerekend te zijn ingegaan met de maand volgende op die waarin het betrekkelijk verzoekschrift is ingediend. Ten aanzien van hen die geen recht op pensioen kunnen doen gelden, maar in de termen vallen om op grond van de paragrafen c en d van voormeld artikel van het pensioenreglement daarmede te worden begunstigd, wenschte de Regeering echter geheel vrij te blijven om in ieder geval afzonderlijk het tijdstip van ingang van het pensioen naar omstandigheden te regelen. Deze gedragslijn wenscht de Gouverneur Generaal niet langer ongewijzigd te volgen. Zijne Excellentie kan het namelijk in geen geval billijk achten dat personen die op het oogenblik van hun ontslag uit de betrekking, casu quo het ophouden van wachtgeld of onderstand, recht op pensioen kunnen doen gelden gedurende eenigentijd buiten inkomsten worden gelaten; eiken eisch van diligentie en elke straf op onvoldoende voortvarendheid in de aanvrage van het pensioen acht de Landvoogd te hunnen opzichte onredelijk. Voor den vervolge wenscht de Gouverneur-Generaal mitsdien als beginsel te zien aanvaard dat de krachtens de paragrafen a en b van artikel 1 van het Inlandsch pensioenreglement toegekende pensioenen steeds aansluiten aan de door den betrokkene laatstelijk van Gouvernementswege genoten inkomsten. 588 Ten aanzien van hen die op bedoeld tijdstip van ontslag uit de betrekking, casu quo ophouden van wachtgeld of onderstand, voor pensioen in de termen vallen, zonder daarop rechten té kunnen doen gelden, blijft Zijne Excellentie eene behandeling op gelijken voet als degenen die wèl aanspraken hebben, onnoodig achten. Wordt namelijk voor deze ambtenaren de eisch van diligentie niet gesteld, dan zullen zij vermoedelijk altijd hun ontslag uit den dienst en pensionneering uitstellen in de hoop nog eens herplaatst te worden, omdat zij weten dat als die hoop later ijdel blijkt zij geen schade zullen lijden aangezien aan hun pensioen toch terugwerkende kracht wordt verleend. _De Landvoogd acht het echter niet overbodig ook te dezer zake eenige aanwijzingen te geven, welke voor de beoordeeling van gevallen als evenbedoeld in breede trekken den te volgen weg kunnen aangeven. Zoo zal in de eerste plaats bij toekenning van pensioenen op grond van de paragrafen c en d van meergemeld artikel 1 van het Inlandsch pensioenreglement dienen te worden onderscheiden of de belanghebbende op het oogenblik van pensionneering al dan niet in het genot van Landsinkomsten is. In het eerste geval sluit het pensioen uiteraard bij die inkomsten aan, zoodat het dus ingaat met de maand volgende op die waarin het pensioens-besluit is gearresteerd. Voor het geval dat door den belanghebbende op het oogenblik van pensionneering geen Landsinkomsten meer worden genoten, zullen de krachtens paragraaf c toegekende pensioenen voor hen die op verzoek uit's Lands dienst worden ontslagen kunnen ingaan met de maand volgende op die waarin door de betrokken autoriteit het voorstel tot ontslag wordt gedaan, zijnde dit het oogenblik waarop hunne ongeschiktheid met zekerheid vaststaat, en voor hen die niet op verzoek uit 's Lands dienst worden verwijderd met de maand volgende op die van de dagteekening van het pensioensbesluit, zijnde te hunnen opzichte eene bijzondere regeling onnoodig. In die beide gevallen zal echter indien het verzoek om toekenning van pensioen door den belanghebbende wordt gedaan binnen 6 maanden na het ophouden van zijne Landsinkomsten het pensioen daaraan kunnen aansluiten. Ten slotte kunnen pensioenen toegekend krachtens paragraaf d van vaakgemeld artikel, voor hen die op het oogenblik van pensionneering niet meer in het genot van Landsinkomsten 589 zijn, ingaan met de maand volgende op die, waarin het geneeskundig certificaat is afgegeven, tenzij uit dat certificaat blijkt dat de physieke ongeschiktheid eerder bestond, in welk geval er geen bezwaar tegen bestaat om den datum van ingang op dezelfde wijze door dat vroeger tijdstip te regelen. Door het vorenstaande' te Uwer kennis te brengen, met verzoek om de onder Uw Departement ressorteerende dienstchefs daarvan v.z.n. mededeeling te willen doen en onder aanteekening voorts dat het de bedoeling van den Gouverneur Generaal is dat de nieuwe beginselen terstond, dus ook ten aanzien van hen die thans reeds uit hunne betrekking zijn ontslagen, doch wie nog geen pensioen werd toegekend, in toepassing worden gebracht, heb ik de eer aan van Zijne Excellentie bekomen bevelen te voldoen. De Wd. ls*e Gouvernements Secretaris, (w. g.) KINDERMANN. Uitlegging van artikel 1 alinea 2 letter c en d van het Inlandsch pensioen reglement. Circulaire Gouv. Secretaris, 20 April 1916 No. -989 aan de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijblad No. 8485). Het is den Gouverneur-Generaal gebleken dat onzekerheid bestaat ten aanzien van de toepassing van artikel 1 letter c en letter d van het Inlandsch Pensioenreglement op Inlandsche burgerlijke landsdienaren, die wegens ziels- of lichaamsgebreken dan wel om andere redenen voor verderen dienst ongeschikt worden geacht. Het komt Zijne Excellentie derhalve wenschelijk voor om ter zake eenige regels aan te geven, welke bij de toekenning van pensioen op den voet van een der aangehaalde bepalingen dienen te worden gevolgd. J) Bij de overweging van de vraag of pensioen kan worden toegekend aan een Inlandsch burgerlijk landsdienaar, die nog ') Zie omtrent het tijdstip van ingang der pensioenen de in Bijblad No. 8421 opgenomen, tot de Hoofden der Departementen van Algemeen Bestuur gerichte circulaire van den wd. lsten Gouvernements Secretaris van 11 November 1915 No. 2793. 590 geen dertig jaren dienst heeft en die, hetzij hij nog actief dient, dan wel reeds eerder uit zijne betrekking is ontslagen, voor verderen dienst niet geschikt wordt geacht, zal in de eerste plaats moeten worden nagegaan of toepassing kan plaats vinden van artikel 1 letter d van het Inlandsch pensioenreglement, hetwelk door engere omschrijving eene meer beperkte strekking heeft dan letter c van dat artikel. Om voor pensionneering op den voet van artikel 1 letter a in aanmerking te komen moet de ambtenaar minstens vijf jaren dienst hebben en dooi welbewezen ziels- of lichaamsgebreken belet worden langer te dienen. Voorts moet, bijaldien hij reeds vroeger uit de betrekking mocht zijn ontslagen, vast staan dat die lichamelijke ongeschiktheid reeds bestond öp het tijdstip van het ontslag uit de betrekking dan wel, wanneer het ontslag uit de betrekking wegens ziekte plaats had, dat die ziekte daarna is blijven voortduren en ten slotte tot de algeheele afkeuring geleid heeft. Andere eischen worden ten deze niet gesteld, zoodat aan een Inlandsch ambtenaar, die daaraan voldoet, zelfs na verloop van tien of twintig jaren na een hem verleend ontslag uit de betrekking, pensioen kan worden verleend met toepassing van artikel 1 letter d van het pensioenreglement. Valt een ambtenaar niet in de termen voor pensionneering op den voet van letter d, dan kan de mogelijkheid worden overwogen van toepassing van artikel 1 letter c van het Reglement.' Ten aanzien van die ambtenaren, welke op het tijdstip dat hunne pensionneering aan de orde wordt gesteld, nog actief dienen, zoodat ontslag en pensionneering samenvallen, zal ten deze in het algemeen geen twijfel kunnen bestaan. Daarvoor kan wel reden aanwezig zijn wanneer het betreft eene aanvraag om pensioen van een Inlandsch landsdienaar, die reeds geruimen tijd tevoren uit de betrekking werd ontslagen. Immers de band welke tusschen Inlandsche landsdienaren en het Land bestaat is veel losser dan ten aanzien van Europeesche ambtenaren het geval is. Zulks uit zich bijvoorbeeld daarin, dat een Inlandsch ambtenaar om uit zijne betrekking wegens ziekte te worden ontslagen, geen geneeskundige verklaring behoeft over te leagen, terwijl voorts, in tegenstelling met Europeanen, een Inlanc^r ook eenvoudig op verzoek uit de betrekking kan worden ontslagen en dan, ingevolge Bijblad No. 6648, zonder eenige tijdgrens in den staat van uit de betrekking ontslagen landsdie- 591 naar kan worden gehandhaafd. Waar nu voor Europeesche ambtenaren is bepaald dat zij na gedurende vijf jaren buiten werkelijken dienst te zijn geweest, uit 's Lands dienst worden ontslagen.terwijl bij dat ontslag wordt overwogen of aanleiding bestaat voor pensionneering op den voet van artikel 1 letter c van het Europeesch pensioenreglement, is door de Regeering dienovereenkomstig als beginsel aangenomen, dat pensioen op den voet van artikel 1 letter c van het Inlandsch pensioenreglement als regel slechts zal kunnen worden toegekend, indien binnen vijf jaren na het niet op verzoek verleend ontslag uit debetrekking de algemeene ongeschiktheid voor verderen dienst wordt aangetoond. Deze algemeene ongeschiktheid kan uiteraard in sommige gevallen ook uit zuiver lichamelijke oorzaken voortvloeien, zoodat een Inlandsch ambtenaar, die na vroeger niet op verzoek uit de betrekking te zijn ontslagen (mits binnen vijf jaren), pensioen vraagt onder overlegging van een verklaring waarin wel de lichamelijke ongeschiktheid voor verderen dienst wordt aangetoond, doch waaruit niet blijkt dat die ongeschiktheid reeds bestond op het oogenblik van ontslag uit de betrekking, eveneens pensioen zal kunnen erlangen op den voet van artikel 1 letter c van het pensioenreglement. Aan den eisch dat het ontslag uit de betrekking niet op verzoek moet hebben plaats gehad zal echter, in verband met de reeds besproken omstandigheid dat het aan Inlandsche landsdienaren zoo gemakkelijk valt om op verzoek uit de betrekking te worden ontslagen, streng moeten worden vastgehouden ten einde te vermijden dat ook voor pensioen in aanmerking zouden komen zij, die uit eigen beweging hunne betrekking hebben verlaten en eerst daarna door eigen schuld of toedoen (ongeregelde levenswijze als anderszins) in een toestand zijn geraakt welke hen ongeschikt maakt voor allen verderen dienst. Voor toepassing van artikel 1 letter c van het Inlandsch pensioenreglement geldt dus als eisch dat de betrokkene minstens tien jaren dienst heeft, en, bijaldien hij nog actief dient, voor verderen dienst ongeschikt wordt geacht. Heeft hij reeds eerder ontslag uit de betrekking gekregen, dan moet nog worden voldaan aan de voorwaarden dat dat ontslag moet zijn verleend niet op verzoek, en dat de ongeschiktheid voor verderen dienst binnen vijf jaren daarna wordt aangetoond. Een en ander uiteraard onder het voorbehoud dat het ontslag uit 's Lands dienst eervol kan worden verleend. 592 Door het vorenstaande te Uwer kennis te brengen en uwer Excellentie te verzoeken met het daarin voorkomende in UHoogEdelGestrenge den vervolge rekening te willen houden, heb ik de eer, van bekomen bevelen mij te kwijten. De lste Gouvernements Secretaris, (w. g.) KINDERMANN. Tijdelijke werkzaamstelling van gepensionneerde Inlandsche landsdienaren geeft geen aanspraak op verhooging van het hun toegekend pensioen (miss. van den lsten Gouvernements Secretaris gericht aan den wden Directeur van Onderwijs en Eeredienst van 24 Augustus 1916 No. 2133jlll A^). Ten vervolge van mijn schrijven van 22 Februari j.1. No. 418 heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal, UHoogEdelGestrenge mede te deelen dat nader door Zijne Excellentie is beslist dat gepensionneerde burgerlijke Inlandsche landsdienaren op grond van tijdelijke werkzaamstelling na hunne pensionneering geen aanspraak kunnen maken op verhoog.ng van het hun toegekend pensioen. Aan enz. TIJDELIJKE SCHORSING VAN PENSIOEN ENZ. VAN VEROORDEELDEN. Kon. besl. 8 juni 1905 No. 60 (Stbl 1905 No. 528). Wij WILHELMINA enz. (gewoon hoofd). Hebben goedgevonden en verstaan: Met intrekking van alle daarmede strijdige voorschriften, te bepalen als volgt: Een ten laste van de Indische geldmiddelen gepensionneerde, gegageerde of onderstand genietende Inlander, die in Nederlandsch-Indië is veroordeeld tot ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon voor den tijd van drie maanden of tot eenige zwaardere straf, mist, gedurende den tijd dat hij zijne straf ondergaat of zich door de vlucht 593 aan de tenuitvoerlegging van het vonnis onttrekt, het genot van pensioen, gagement of onderstand. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om: lo. gedurende dien tijd over het pensioen, het-gagement of den onderstand van den veroordeelde te beschikken ten behoeve van zijne naaste betrekkingen ; 2o. voor zoover van de sub lo. bedoelde bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, hem, die 'de straf heeft ondergaan, in het genot te stellen van eene uitkeering tot een bedrag, dat in geen geva^ de helft van het jaarlijksch bedrag van het pensioen, het gagement of den onderstand te boven gaat. Dit besluit treedt in werking op den dag der plaatsing in het Staatsblad van Nederlandsch-Indië. Onze Minister van Koloniën enz. (gewoon slot). UITREIKING VAN EEN SCHRIFTELIJK BEWIJS BIJ BENOEMING, BEVORDERING, OVERPLAATSING EN ONTSLAG TER VOORKOMING VAN MOEILIJKHEDEN BIJ PENSIOENAANVRAGEN. Circ. Gouv. Secr. 28 December 1905 No. 4248 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. No. 6414). Naar aanleiding van de, bij het Koninklijk besluit van 8 Juni jl. No. 59 (Staatsblad No. 527) tot stand gekomen en met 1 November jl. in werking getreden wijziging van het Inlandsch pensioenreglement, i) waardoor ook aan Inlandsche landsdienaren, die eene vaste maandelijksche bezoldiging van minder dan f 20 genieten na 30-jarigen dienst recht en in sommige andere gevallen aanspraak op pensioen is toegekend, heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal, U te verzoeken, te willen zorg dragen, dat, ook waar dit tot dusver niet gebruikelijk mocht geweest zijn, bij benoeming, bevordering, overplaatsing en ontslag van Inlandsche burgerlijke landsdienaren, aan den belanghebbende een schriftelijk bewijs dienaangaande wordt uitgereikt, opdat later bij eene aanvrage om pensioen geene moeilijkheden zich zullen voordoen voor zooveel betreft de berekening van den diensttijd en het pensioenbedrag. De Gouvernements-Secretaris, (w.g.) HULSHOFF POL. ') Blz. 581. 38 594 Pensionneering wegens ongeschiktheid van Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst. Gouv. besl. 24 Januari 1911 No. 21 (Bijbl. No. 7355). Herlezen de reeds bij het besluit van 15 September 1909 No. 10 verhandelde ministerieele missive van 21 Mei 1909, Afdeeling D, No. 23/848, waaruit o. m. blijkt, dat bij de beoordeeling van de vraag of aan een wegens ongeschiktheid eervol uit 's Lands dienst ontslagen landsdienaar, die den Lande meer dan tien jaren heeft gediend, pensioen behoort te worden toegekend krachtens artikel 1, § c van het Europeesch burgerlijk pensioenreglement (Staatsblad 1881 No. 142 jo. Staatsblad 1892 No. 175), het al of niet bestaan van eigen schuld aan de ongeschiktheid niet meer, gelijk vroeger regel was, als beslissend criterium mag dienen; Overwegende dat bedoelde interpretatie van artikel 1, § c van voormeld reglement ook van toepassing moet worden geacht op den gelijkluidenden inhoud van artikel 1, alinea 2, sub c van het Inlandsch pensioenreglement (Staatsblad 1887 No. 192 jo. Staatsblad 1905 No. 527; Is goedgevonden en verstaan : In te trekken den in No. 6569 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië vervatten regel, dat van de bevoegdheid bedoeld bij artikel 1, alinea 2, sub c van het Inlandsch pens'ioenreglement (Staatsblad 1905 No. 527) om aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren, na eervol ontslag uit 's Lands dienst pensioen te verleenen indien zij een diensttijd hebben van ten minste tien jaren en ongeschikt worden geacht voor verderen dienst, geen gebruik wordt gemaakt in die gevallen, waarin de ongeschiktheid voor verderen dienst aan eigen schuld te wijten is. Afschrift enz. Herinnering aan de aanmaning om Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst, die voor verderen dienst ongeschikt geacht worden, voor pensionneering in aanmerking te brengen. Circ wdenlsten Gouv. Secr. 21 April 1915 No 889 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera met uitzondering van de Vorstenlanden. 595 Naar den Gouverneur-Generaal gebleken is, wordt van d< gelegenheid om ongeschikte Inlandsche landsdienaren met toe passing van Bijblad JMo. 7355 *) voor pensionneering in aanmerking te brengen, door de Hoofden van gewestelijk bestuu. tot dusver slechts zelden gebruik gemaakt. Bij de door den inmiddels afgetreden Regeeringscommissaris voor de Reorganisatie van het Bestuurswezen, den Heer S. de Graaf/, gehouden conferentie over de bestuurshervorming kwam zelfs meer dan eens aan het licht, dat besturende ambtenaren nog niet of slechts vaag bekend waren met het bestaan van bedoeld voorschrift (vgl. bladzijde 143 van Bijlage 11 A van het gedrukt verslag van dien Regeeringscommissaris omtrent de verdere voorbereiding eener hervorming van het Bestuurswezen in Nederlandsch-Indië). Naar aanleiding hiervan heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal UHoogEdelGestrenge te verzoeken om voortaan, meer algemeen dan tot nu toe is geschied, Inlandsche landsd.enaren met ten minste 10 jaren dienst, die in het door hen bekleede ambt niet voldoen en ook niet geschikt worden geacht voor eene andere hun passende betrekking, te willen voordragen voor eervol ontslag uit 's Lands dienst met toekenning van pensioen op den voet van artikel 1, letter c van het Inlandsch pensioenreglement (Staatsblad 1887 No. 192 jo 1905 No. 527) zooals dat voorschrift is geïnterpreteerd in Bijblad No. 7355. !) De wd. pte Gouvernements-Secretaris, (w.g.) KINDERMANN. Rondschrijven Gouv. Secr. 9 November 1916 No. 2825/II/jAI aan de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera. In den laatsten tijd werden herhaaldelijk voorstellen ontvangen van de hoofden van gewestelijk bestuur, waarbij met een beroep op het dezerzijdsch rondschrijven van 21 April 1915 No. 889 ondergeschikte Inlandsche ambtenaren, zooals koffieInkooppakhuismeesters. mantri's en dergelijken, welke door die bestuurshoofden wegens onvoldoende plichtsbetrachting uit hunne betrekking zijn ontslagen, al aanstonds voor ontslag uit 's Lands dienst onder toekenning van pensioen worden voorgedragen. Het uitgangspunt van het aangehaald rondschrijven was echter ») Blz. 593. 596 in het bijzonder de minder goede gewoonte om hoogere Inland- . sche bestuursambtenaren, niettegenstaande zij door ouderdom of moreele of intellectueele gebreken feitelijk geheel ongeschikt waren voor allen verderen dienst, uit medelijden in hunne betrekking te laten doordienen tot zij dertig jaren dienst zouden hebben _ waardoor de bevordering van jongeren werd tegengehouden en het heeft daarbij geenszins in de bedoeling der Regeering gelegen om het daarheen te leiden dat aan ondergeschikte Inlandsche ambtenaren die wegens minder goede wijze van dienen zonder meer (dus bijv. wegens slordigheid, onvoldoende betrouwbaarheid, indolentie, gebrek aan plichtsbesef e.d.) tot dusver meestal enkel uit de betrekking werden ontslagen, nu ook maar aanstonds zooveel mogelijk het genot van pensioen zou worden verzekerd door hen tevens al dadelijk wegens ongeschiktheid uit s' Lands dienst te verwijderen. Voor de laatstbedoelde, uit de betrekking ontslagen landsdienaren blijft in het algemeen gelden de eisch van Bijblad No. 6648 dat aan hen geen ontslag uit den dienst wordt verleend dan op verzoek, dan wel wanneer er termen bestaan voor een meteervol ontslag. Doet nu een dergelijk, onvrijwillig uit de betrekking ontslagen, beambte inderdaad het verzoek om ontslag uit 's Lands dienst, dan zal, wanneer zijn diensttijd meer dan 10 doch minder dan 30 jaren bedraagt, dat verzoek om ontslag uit den dienst in het algemeen samengaan met en dus moeten worden opgevat als een verzoek om pensioen. Alsdan zal evenwel door de autoriteit die het verzoek om pensioen voorbrengt, met stelligheid moeten worden verklaard of en waarom de betrokkene ongeschikt is voor allen verderen dienst, dus ook voor meer ondergeschikte betrekkingen dan de laatstelijk bekleede (bijv. schrijver of hulpschrijver), alsmede dat het gewenscht is hem als een onnuttig element uit 's Lands dienst te verwijderen; wordt aan deze voorwaarden niet voldaan, dan zal geen pensioen kunnen worden verleend. Door UHoogEdelGestrenge het vorenstaande mede te deelen met verzoek daarmede in voorkomende gevallen rekening te willen houden, heb ik de eer van bekomen bevelen mi] te kwijten. De Gouvernements-Secretaris, (w.g.) VAN VALKENBURG. 597 VOORSCHOTTEN. - VOORSCHRIFTEN VOOR HET VERLEENEN VAN VOORSCHOTTEN BIJ OVERPLAATSING. Gouv. bes!. 10 Mei 1902 No 17 (Stbl. 1902 No. 200.) Gelezen enz.; De Raad van Nederlandsch-Indië gehoord; Gelet op het besluit van 9 Januari 1902 No. 8 (Staatsblad No. 16); Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen de volgende: VOORSCHRIFTEN op het verleenen van voorschotten aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren en daartoe benoemde Inlandsche personen bij verandering van stand- of woonplaats in Nederlandsch-Indië. t Inlandsche burgerlijke landsdienaren en daartoe benoemde Inlandsche personen kunnen, wanneer zij zich ingevolge ontvangen bevelen op eene andere plaats in Nederlandsch-Indië moeten vestigen, een voorschot bekomen ]): indien zij bezwaard zijn met een bij hen inwonend gezin ten hoogste bedragende drie maanden traktement; anders ten hoogste bedragende twee maanden traktement; gerekend naar de bezoldiging, welke op de nieuwe standplaats zal worden genoten. Indemniteiten, toelagen en emolumenten komen voor voorschot niet in aanmerking. 2. Het voorschot wordt aan het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur gevraagd vóór het vertrek of uiterlijk binnen één maand na aankomst ter plaatse van bestemming. Bij de aan'vrage wordt overgelegd een certificaat van ophouding van betaling, waarop van het voorschot, wanneer dit verleend wordt, door het daarbij betrokken Departement van Algemeen Bestuur, of wel het Hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur, melding wordt gemaakt, terwijl bij een eerste i) Aldus luidt alinea 1 ingevolge art. 2 van Gouv. besl. 20 Februari 1911 No. 46 (Stbl. 1911 No. 164). 598 aanstelling door de autoriteit, die het voorschot heeft verleend, daarvan schriftelijke mededeeling moet worden gedaan aan de autoriteit, die voor de aanzuivering zorgen moet. 3. De terugbetaling van het voorschot heeft plaats door inhouding, indien de Landsdienaar bezwaard is met een bij hem inwonend gezin van een vierde, anders van een derde gedeelte van het traktement, te beginnen met de derde maand, over welke op de nieuwe standplaats traktement wordt genoten. De voorschotten, welke bij ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst, met onderstand of pensioen, onaangezuiverd zijn gebleven, worden in dezelfde verhouding van een derde of een vierde gekort van het bedrag van den onderstand of het pensioen. Bij overlijden of bij ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst, zonder onderstand of pensioen, wordt het geheele voorschot of het daarvan onaangezuiverd gebleven gedeelte in eens teruggevorderd. 4. Wanneer een vroeger genoten voorschot nog niet is aangezuiverd, kan geen nieuw voorschot worden uitbetaald, dan met verrekening van het overschot van het vroegere voorschot met het latere. 5 Geen voorschot wordt verleend wanneer de belanghebbende inmiddels ontslag uit 's Lands dienst dan wel ontslag uit de betrekking wegens andere redenen dan ziekte heeft gevraagd of verkregen of daarvoor is voorgedragen, of eene aanzegging heeft ontvangen om binnen een bepaalden tijd een verzoek om ontslag uit 's Lands dienst in te dienen. 6. Deze voorschriften doen niet te kort aan de vastgestelde of nader vast te stellen regelingen ten opzichte van het inlandsch personeel bij den aanleg èn de exploitatie van Staatsspoorwegen.Afschrift enz. Gouv. besl. 16 November 1915 No. 37 (Stbl. 1915 No. 655.) Gelezen enz. Is goedgevonden en verstaan: Te bepalen dat: 599 h de met Inlanders gelijkgestelde burgerlijke landsdienaren, wanneer zij zich ingevolge ontvangen bevelen op eene andere plaats in Nederlandsch-Indië moeten vestigen, een voorschot op traktement kunnen bekomen overeenkomstig de bij het besluit van 10 Mei 1902 No. 17 (Staatsblad No. 200) vastgestelde .voorschriften" zooals deze zijn of zullen worden gewijzigd. II. enz. Extract enz. SCHORSING. BEVOEGDHEID VAN DE HOOFDEN VAN GEWESTELIJK BESTUUR TOT SCHORSING VAN DE ONDER HEN DIENENDE AMBTENAREN. Ord. 2 Mei 1895 (Stbl. 1895 No. 93). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Sllli Dat Hij, enz.; Heeft goedgevonden en verstaan: Te bepalen, dat artikel 35 • der instructie voor de Hoofden van Gewestelijk Bestuur (Staatsblad 1867 No. 114) wordt gelezen : „De Resident is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag uit hunne betrekking van de onder hem gestelde ambtenaren, beambten en Inlandsche hoofden, voor zooveel zulks niet aan andere of hoogere autoriteiten is voorbehouden. Hij is bevoegd, om, wanneer de belangen van den dienst dit vorderen, ook de andere onder zijne bevelen gestelde ambtenaren, beambten en Inlandsche hoofden, uitgezonderd de Inlandsche Officieren van Justitie, onder nadere goedkeuring van de autoriteit, die hen benoemd heeft, in de uitoefening hunner bediening te schorsen, en tijdelijk in het daardoor openvallend ambt te voorzien, mits hiervan terstond aan de betrokken autoriteit kennis gevende", En opdat enz. (gewoon slof). 600 ONDERSTAND AAN GESCHORSTE INL. AMBTENAREN. ƒ. Circ. Dir. B. B. 21 April 1903 No. 2452 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur, except die der Vorstenlanden (Bijbl. No. 5869). f||| Ingevolge ter zake bekomen opdracht J) heb ik de eer UHoogEdelGestrenge mede te deelen, dat door.de Regeering besloten is om in gevallen van schorsing van Inlandsche ambtenaren, aan hen, met inachtneming van het onderstaande gedurende den tijd der schorsing onderstand uit te keeren. De Gouverneur-Generaal is nl. van oordeel dat het in het algemeen niet wenschelijk kan worden geacht om geschorste ambtenaren geheel buiten Landsinkomsten te laten, wanneer het mocht blijken dat zij gedurende den schorsingstijd eene geldelijke tegemoetkoming van den Lande niet kunnen ontberen. Voor geschorste Inlandsche ambtenaren zoude daarom hetzelfde beginsel kunnen worden aangenomen, hetwelk ten aanzien van geschorste Europeesche ambtenaren pleegt te worden gevolgd, nl. dat al dadelijk na de schorsing een maandelijksche som, iets minder bedragende dan één derde van het laatstelijk genoten activiteitstraktement, aan den geschorsten ambtenaar wordt uitbetaald, indien deze zelf om eenigen onderstand verzoekt en hij geen eigen middelen bezit om voldoende in zijn onderhoud te voorzien. Voor Inlandsche ambtenaren zou bovendien nog het gewone voorbehoud dienen te worden gesteld dat zij geen familiebetrekkingen hebben in staat en genegen om zich met hun onderhoud te belasten. Na afloop der schorsing wordt dan de eventueele genoten onderstand verrekend met het over het schorsingstijdvak c. q. nader toe te kennen bedrag aan traktement of onderstand bij wijze van wachtgeld. Ten aanzien van de toekenning van laatstbedoelde inkomsten zou de Gouverneur-Generaal voorts de volgende regelen in toepassing willen zien gebracht. Den ambtenaar, van wien na een plaats gehad hebbende schorsing met absolute zekerheid gebleken is dat hij geheel zonder schuld is, wordt het volle bedrag van zijn act.vitettstraktement over den duur der schorsing uitbetaald. i) Miss. Gouv. Secr. 16 Maart 1903 No. 880. 601 Den ambtenaar, van wien de algeheele onschuld niet met absolute zekerheid is gebleken of van wien bij het onderzoek feiten zijn aan den dag gekomen, welke hem niet geheel zonder blaam laten, wordt hetzij hij eervol uit 's Lands dienst ontslagen wordt, hetzij hij daarin wordt gehandhaafd, wachtgeld of onderstand bij wijze van wachtgeld toegekend. De ambtenaar ten slotte, die schuldig wordt bevonden aan het hem ten laste gelegde en dientengevolge niet eervol uit 's Lands dienst wordt ontslagen, hetzij een veroordeelend rechterlijk vonnis hem trof of niet, bekomt niets. Beleefd verzoek ik UHoogEdelGestrenge bij voorkomende gelegenheden met het vorenstaande rekening te willen houden. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w.g.) P. C. ARENDS. 2. Circ. Dir. B. B. 7 October 1904 No. 6923 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. No. 6123). Ingeval een Inlandsch ambtenaar door het betrokken Hoofd van Gewestelijk Bestuur uit zijne betrekking wordt ontslagen, onder aanteekening dat omtrent den aard van dat ontslag nader zal worden beslist, en daarna wordt bepaald, dat het ontslag als „eervol" verleend is te beschouwen, kan zoodanig ambtenaar, ingevolge de bestaande voorschriften niet voor toekenning van onderstand bij wijze van wachtgeld in aanmerking komen, terwijl die voorschriften evenmin zouden toelaten hem op anderen voet in het genot van onderstand te stellen. Deze consequentie acht de Regeering niet billijk, waar een Inlandsch ambtenaar, luidens dé circulaire van mijn ambtsvoorganger van 21 April 1903 No. 2452 (opgenomen in Bijblad No. 5869), i) wèl voor eene ondersteuning in aanmerking kan komen, indien hij, in afwachting van den uitslag van een tegen hem ingesteld onderzoek in de uitoefening van zijne functiën is geschorst. Vermits derhalve de betrokkene, bij dadelijk verleend ontslag uit zijne betrekking in ongunstiger conditie geraakt dan i) Blz. 599. 602 bij schorsing in de uitoefening zijner functiën, zonder dat uiteraard hem geweten kan worden, dat de omstandigheden zich tegen zijne schorsing verzetten, acht de Regeering het wenschelijk in beide gevallen aan de aangehaalde circulaire een zelfde toepassing te geven. In verband met het vorenstaande heb ik, in voldoening aan eene van de Regeering ontvangen uitnoodiging, l} de eer UHEdG. mede te deelen, dat ten aanzien van de in Bijblad No 5869 bedoelde financiëele gevolgen met eene schorsing behoort te worden gelijkgesteld het ontslag van een Inlandsch ambtenaar in de gevallen, waarin tot zoodanig ontslag en met tot eene schorsing is overgegaan, omdat dit laatste strijdig zou zijn geweest met het belang van den dienst. In elk voorkomend geval gelieve U te berichten, waarom de betrokken Inlandsche ambtenaar, in afwachting van den uitslag van het tegen hem ingesteld onderzoek, uit zijne betrekk.ng werd ontslagen, in stede van te zijn geschorst, teekenende ik, ter uitvoering van eene daartoe mede ontvangen opdracht, hierbij aan, dat onverlet blijft Uwe bevoegdheid om Inlandsche ambtenaren, op wier behoud voor 's Lands dienst geen prijs is te stellen, welke ook de uitslag moge zijn van het in te stellen onderzoek, dadelijk uit hunne betrekkingen te ontslaan. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w.g.) VAN REES. ONTSLAG. ONTSLAG UIT 'S LANDS DIENST ALLEEN TE VERLEENEN ALS ER OM GEVRAAGD WORDT OF ALS ER TERMEN ZIJN VOOR EEN NIET-EERVOL ONTSLAG. Circ.'isten Gouv. Secr. 4 April 1907 No. 903 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. No. 6648). De in No 4703 van het Bijblad op het Staatsblad opgenomen dezerzijdsche circulaire van 4 Januari 1889 en 23 September 1891 Nos. 23 en 2297, blijkens welke een aan een Inlandsch i) M. G. S. 22 Augustus 1904 No. 3274. 603 andsd.enaar verleend ontslag uit de betrekking gevolgd behoort te worden door een ontslag uit 's Lands dienst, wanneer op het behoud van den ontslagene voor dien dienst geen prijs wordt gesteld, zijn, volgens de in Bijblad No. 5052 opgenomen mededeeling, slechts van toepassing op hen, wier maandelijksche bezoldig / 20 of meer bedraagt. Deze onderscheiding be.ustte op de omstandigheid, dat alleen de laatstbedoelden in aanmerking konden komen voor de toekennirg van pensioen, ingevolge het 1891 N 208nSi°enreSlement (St3atsbIad 1887 No" 192 en Aangezien door de in Staatsblad 1905 No. 527 opgenomen w.jz.gmg van dat pensioenreglement ook aan hen, die een bezoldiging van minder dan ƒ 20 per maand genieten, uitzicht op pensioen is geopend, is de grondslag, waarop de bestaande ondersche.dmg berustte, vervallen, zoodat Bijblad No. 5052 zou behooren te worden ingetrokken. Het komt den Landvoogd echter wenschelijk voor om den rege zelf van Bijblad No. 4703 los te laten en terug te keeren o d.en van Bijblad No. 4087, nl. dat niet wordt overgegaan tot het verleenen van ontslag uit den dienst aan niet door den Gouverneur-Generaal benoemde Inlandsche landsdienaren dan m de gevallen, dat daarom door den betrokken persoon gevraagd wordt, dan wel dat er termen zijn tot het verleenen van een met-eervol ontslag. Het in Bijblad No. 4703 ondersteld geval toch, dat tot het aannemen van de daarbij bedoelde gedragslijn geleid heeft- aren H * betrekkinS ontslagen ambtenaar eenige jaren daarna het verzoek doet om eervol ontslag uit den dienst en dan m de termen valt om wegens ziels- of lichaamsgebreken m het genot van pensioen te worden gesteld, in welk geval m een jaar méér diensttijd zou kunnen do,en gelden dan indien h.j dadelijk uit den dienst ontslagen ware,-zal zich bezwaarhjk kunnen voordoen, wanneer wordt vastgehouden aan den voor de toepassing van de betrekkelijke voorschriften in de pracüjk gesteld wordenden eisch, dat de ziels- of lichaamsgebrekeni een ^ ^ ^ waren op het oogenblik van ontslag uit de betrekking Een Inlandsch ambtenaar, die bij eervol ontslag uit de betrekkmg niet in de termen valt voor pensioen, zal, bij niet-herplaatsmg ook daarna geen pensioen kunnen bekomen. Hierop bestaat alleen éen uitzondering, nl. dat de betrokkene op het 604 oogenblik van zijn eervol ontslag uit de betrekking 29 jaar dienst heeft; zoo iemand heeft in verband met het laatste hd van artikel 3 van het Inlandsch pensioenreglement een jaar later recht op pensioen, daar hij alsdan 30 jaren, dus volbrachten diensttijd kan doen gelden. Zelfs bij handhaving van Bijblad No 4703 zou het echter, naar het inzien van Zijne Excellentie' niet aangaan om aan zulk een ambtenaar door een ontslag uit den dienst de gelegenheid om pensioen te erlangen te benemen. Door de mededeeling van het vorenstaande met verzoek daarmede bij voorkomende gelegenheid rekening te willen houden, heb ik de eer aan een opdracht van den Landvoogd te voldoen. De lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) HULSHOFF POL. LANDSDIENAREN, DIE ZICH AAN LAAKBARE OF ONEERLIJKE HANDELINGEN SCHULDIG MAKEN, MOETEN ONEERVOL WORDEN ONTSLAGEN. Circ wden jsten Gouv. Secr. 13 Juli 1912 No. 1515 aan de betrokken Autoriteiten en Colleges (Bijbl. No. 8088). Het heeft de aandacht van de Regeering getrokken, dat nu en dan landsdienaren, die zich aan laakbare of gneerlijke handelingen hebben schuldig gemaakt, door de betrokken autoriteiten v z v. de bevoegdheid daartoe bij hen berust, eervol uit hunne betrekking worden ontslagen, terwijl dan later, wanneer hun ontslag uit den dienst aan de orde komt, blijkt dat zij op grond van de aan hun ontslag uit de betrekking voorafgegane feiten voor een oneervol ontslag uit 's Lands dienst in aanmerking komen. Naar het oordeel van de Regeering kan hierin niet langer worden berust. Landsdienaren behooren door de daartoe bevoegde autoriteit niet op eervolle wijze uit hun ambt te worden ontslagen, indien op dat oogenblik handelingen van hen bekend zijn, welke een oneervol ontslag uit 's Lands dienst zouden wettigen. Zij moeten dan öf strafrechterlijk vervolgd worden, zoo daartoe termen bestaan, en uit hunne betrekking ontslagen onder het gebruikelijk voorbehoud van nadere be- 605 shssing of het ontslag al dan niet moet worden beschouwd als te zijn verleend eervol, öf indien er redenen zijn om geen strafrechtelijke vervolging in te stellen, dadelijk- na een oneervol ontslag uit de betrekking voor oneervol ontslag uit's Lands dienst worden voorgedragen. Door UHEdG. het vorenstaande mede te deelen en U te verzoeken met het daarin uitgedrukt verlangen van de Regeenng b.j voorkomende gelegenheid rekening te willen houden heb ik de eer van bekomen bevelen mij te kwijten. De wd. ls'e Gouvernements-Secretaris, (w.g.) SMEETS. Oneervol of niet-eervol ontslag van landsdienaren. Miss. Pt- Gouy. Secr_ 2j Januar. No a^ Kes. der Oostkust van Sumatra (Bijbl. No. 8004). Bij het besluit van heden No. 43, waaruit het voor Uw archief bestemd extract hiernevens gaat, is overeenkomstig het voorstel, vervat in het Uwerzijdsch tot den Directeur van Justitie gericht schrijven van 28 October 1913 No. 9862/1 ontslag u.t s Lands dienst verleend aan den bij het besluit van den wd Res.dent der Oostkust van Sumatra van dien datum No. 878 uit zijne betrekking ontslagen Inlandschen schrijver bij het Maqistraatsgerecht te Uwent, Bonang. Met betrekking tot laatstgenoemd besluit wenscht Zijne Excellentie Uwe aandacht er op te zien gevestigd dat eene besch.kk.ng als aan den betrokkene gegeven, nl. dat het ontslag is verleend oneervol, in dergelijke gevallen vroeger ook in de Regeeringsbeschikkingen gebruikelijk was, maar dat de Reqee nng sedert tot het inzicht gekomen is, dat zulk eene formuleenng feitelijk minder nauwkeurig is; een ontslag toch kan worden verleend al dan niet vergezeld van het praedicaat -eervol . in het laatste geval wordt de betrokkene ontslagen zonder meer, doch een „niet- of oneervol" ontslag bestaat in de Nederlandsen Indische administratie rechtens niet In dergel.jke gevallen behoort het dispositief dan ook te lulden:" dat het ontslag £ n.et moet worden beschouwd als te zijn verleend eervol"' 606 Door het bovenstaande te Uwer kennis te brengen en UHEdG. te verzoeken met het daaruit blijkend inzicht van den Gouverneur-Generaal in den vervolge rekening te willen doen houden heb ik de eer van een bekomen opdracht mij te kwijten. De lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) E. MORESCO. WIJZE WAAROP ONTSLAG UIT 'S LANDS DIENST MOET WORDEN VERLEEND AL OF NIET MET HET PRAEDICAAT „EERVOL". Circ Gouv. Secr. 25 Augustus 1914 No. 2120 aan de Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur en de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. No. 8094). uwer Excellentie Dekend is, wordt door de Regeering Z,OOaiS TJ Hooa Edel Gestrenge , .. . sedert geruimen 'tijd het beginsel gehuldigd, dat b,j ontslag van Landsdienaren wegens feiten waarvoor zij strafrechtelijk vervolgd zijn verband behoort te worden gelegd tusschen den uitslag van de strafvervolging en de wijze waarop het ontslag uit 's Lands dienst moet worden verleend, nl. al of niet met het praedicaat „eervol". Van dat verband is voor het eerst sprake in de in Bijblad No 4704 opgenomen missive van den lsten Gouvernements-Secretaris van 23 December 1890 No. 3056, luidens welke naar het oordeel der Regeering een Landsdienaar, die aan knevelarij werd schuldig geacht, terecht oneervol uit zijne betrekking en later eervol uit 's Lands dienst ontslagen werd, dit laatste op grond van den uitslag der tegen hem ingestelde strafrechtelijke vervolging, waarbij hij door den rechter was vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Het beginsel, dat bij vrijspraak een eervol ontslag moest volgen, werd na dien door de Regeering vastgelegd in den regel, dat strafrechtelijk vervolgde doch niet veroordeelde ambtenaren bij voorkeur eervol zouden worden ontslagen, zelfs al bleek u.t het onderzoek de schuld van den betrokkene overtuigend. Het motief dat hieraan ten grondslag lag, was, dat de Regeering wilde vóórgaan in eerbied voor het rechterlijk gewijsde. Niettemin achtte Zij Zich door dezen norm niet zóó gebonden, of Zij 607 behield Zich de vrijheid voor om, indien de rechter zich over de schuld van den beklaagde had uitgesproken, van den gestelden regel af te wijken en den betrokkene toch oneervol uit 's Lands dienst te ontslaan.. Sedert werd de hierbedoelde gedragslijn nog nader in dien zlfi gewijzigd, dat de Regeering Zich voorbehield oneervol ontslag te verleenen, indien niettegenstaande de vrijspraak of het ontslag van rechtsvervolging, uit de processtukken de schuld van den betrokkene duidelijk was gebleken. Resumeerende, geldt dus met betrekking tot het verleenen van ontslag uit 's Lands dienst aan ambtenaren, die vooreenig feit strafrechtelijk worden vervolgd, thans de regel, dat ingeval van vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging, het ontslag eervol wordt verleend, tenzij de rechter zich over de schuld van den beklaagde heeft uitgesproken of uit de processtukken diens schuld duidelijk blijkt, in welke gevallen de Regeering Zich voorbehoudt het ontslag oneervol te doen zijn. Deze gedragslijn wenscht de Gouverneur-Generaal niet langer te zien gehandhaafd. Daargelaten dat tegen bedoelden regel is aan te voeren dat deze hinkt op twee gedachten, waar hij immers steunende op de praemisse dat de Regeering in eerbied voor het rechterlijk gewijsde wenscht vóór te gaan, Haar tevens vrijheid laat met de beslissing van den rechter in bepaalde gevallen geen rekening te houden, is den Landvoogd meermalen geb eken, dat eene consequente toepassing tot onbillijkheden aanleiding geeft. Vooreerst, omdat tal van ambtenaren, verdacht van fraude of eenige andere strafbare tekortkoming in hun ambtelijken dienst om welke redenen dan ook, niet strafrechtelijk vervolgd worden en zich oneervol ontslagen zien voor feiten, die, waren zij voor den rechter gebracht, allicht niet bewezen zouden zijn, hetgeen naar voornoemden regel in de meeste gevallen een eervol ontslag ten gevolge zou hebben. En in de tweede plaats; omdat mede de gevallen niet zeldzaam zijn dat op goede gronden aan een ambtenaar meerdere feiten kunnen worden ten laste gelegd, waarvan slechts een enkel Strafrechtelijk vervolgd kan worden, en vrijspraak of ontslag van rechtsvervo ging ter zake van dat ééne feit moeilijk logisch een eervol ontslag kan motiveeren, met voorbijgang van de overige LlTl "ietbeWijsbaar ge°°rdeelde feiten, gezwegen van de mogehjkhe.d dat uit het strafgeding, hoezeer ten voordeele van 608 den beklaagde uitgevallen, karaktereigenschappen en het volgen van een levenswandel kunnen blijken, welke op zich zelf een oneervol x) ontslag ten volle zouden kunnen wettigen. Op grond van deze overwegingen acht de Gouverneur-Generaal het niet gewenscht, om het bovenbedoeld, tusschen de administratieve en de rechterlijke beslissing gelegd mechanisch verband te bestendigen. Intusschen kan ook, afgescheiden van zoodanig verband, uitstel van de beslissing over de ontslagqualificatie tot na afloop van het strafproces nuttig zijn, omdat daardoor in vele gevallen een dubbel onderzoek uitgespaard wordt of althans materiaal voor de administratieve beslissing verkregen wordt. Uwer Excellentie het vorenstaande mede te deelen, met UHEdG. - verzoek daarmede v.z.n. rekening te willen houden en doen houden, heb ik de eer aan eene mij verstrekte opdracht te voldoen. De Gouvernements-Secretaris, (w.g.) KINDERMANN. TRAKTEMENTSVERHOOGINGEN. REGELING VOOR DE TOEKENNING VAN TRAKTEMENTSVERHOOGINGEN. Kon. besl. 18 December 1909 No. 53 (Stbl. 1910 No. 183). Wij WILHELMINA enz. (gewoon hoofd). Hebben goedgevonden en verstaan als volgt: ARTIKEL 1. Ten aanzien van betrekkingen of ambten in NederlandschIndië, aan welker bezoldiging periodieke tractementsverhoogingen "TTÜÏ^en is gemakshalve de in het spraakgebruik opgenomen uitdrukking „oneervol ontslag" gebezigd, doch het wordt minder juist geacht dien term in besluiten of beschikkingen te bezigen, omdat het Ind.sch administratief recht slechts eervol ontslag dan wel ontslag zonder eenig praed,caat kent Een eenvoudig ontslag zonder meer heeft dus de beteekenis van een zoogenaamd oneervol ontslag en in gevallen dat in zoodanigen r.n later eene beslissing wordt genomen, zal de qualificatie dienen te luiden: met bepaling, dat het ontslag niet moet worden beschouwd als te z.jn verleend eervol." 609 zijn verbonden, wordt, ook waar zulks niet uitdrukkelijk is voorgeschreven, het toekennen dier verhoogingen afhankelijk gesteld van ijverige en trouwe plichtsbetrachting. ARTIKEL 2. Dadelijk bij het voorvallen van eene tekortkoming en anders aan het eind van den termijn voor eene periodieke verhooging gesteld, wordt door de autoriteit, door wie de verhooging is te verleenen, beslist: * a- in het eerste geval, of de tekortkoming van dien aard is dat zij aanleiding behoort te geven tot verlenging van den voor de eerstkomende periodieke verhooging gestelde termijn en, zoo ja, tot welke verlenging; b. in het tweede geval of de betrokkene'door ijverige en trouwe plichtsbetrachting gedurende den gestelden termijn zijn recht op de verhooging behouden heeft, en zoo neen hoe lang de verhooging met het oog daarop behoort te worden u.tgesteld in afwachting van betere plichtsbetrachting. ARTIKEL 3. i) Wanneer aan de voor eene betrekking of ambt vastgestelde bezoldiging meer dan één periodieke verhooging verbonden is behoeft het enkele feit, dat de toekenning van één dier verhoog.ngen op den voet van het bepaalde bij artikel 2 is uitgesteld geen aanleiding te geven om de volgende verhoogingen te doen ingaan op een later tijdstip dan dat, waarop die verhoogingen, zonder dat uitstel, zouden moeten worden toegekend, zoodat telkens wanneer laatstbedoeld tijdstip aanbreekt de verhooginq kan worden toegekend, indien daartegen op zich zelf geen bedenkingen zijn gerezen. ARTIKEL 4. De bepalingen van de voorgaande artikelen vinden geen toepMttng ten aanzien van landsdienaren, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit betrekkingen of ambten beklee!!^aan welker bezoldiging periodieke traktementsverhoogingen 2 Dit artikel is 00k van toepassing op personen, aan wie vóór de inwerkmgtreding daarvan de straf van iatere toekenning van de ee«tk0•iviu No. 1425 aan den Dir. O. E. N.). 39 knn^on waarvan zt]n vauvuu.., en trouwe bestaande bepalingen amanaeiij* » -u 7Z" p^m«4,- plichtsbetrachting, noch ten aanzien van rr.u, Katholieke geestelijken, voor wie de bestaande regelingen bl.j- ven gelden. , Onzen Minister van Koloniën enz. (gewoon slot). 610 de toekenning nog niet krachtens ONDERSTAND. Onderstand aan de weduwen van Inl. ambtenaren. 1. Miss. lsten Gouv. Secr. 17 November 1881 No. 2142 aan Dir. O. E. N. In verband met het besluit van 8 September jl. No. 8 (Staatsblad No 189), waarbij ten vervolge van dat van 9 Apnl te voren No'. 23 (Staatsblad No. 99) de Chefs der Departementen van ^gemeen Bestuur zijn aangeschreven, om ook tot het verleenen ^ onderstand aan weduwen en weezen van inlandsche of met inlanders gelijkgestelde landsdienaren, of gewezenMands Liaren onder hun Departement geressorteerd hebbende, maandelijks eene voordracht rechtstreeks aan de^egeerinsjl» Te dienen, acht deze het niet ondienstig alsnog Uwe aandacht te vestigen op de beginselen welke tot dusver steeds d.enaanaaande plegen te worden toegepast en welke zij a zoo ook 'gaarne door UHEdG. bij het doen van de betrekkelijke voorstellen in acht genomen zag. Ongerekend de in Staatsblad 1833 No. 32 opgenomen bepalingen »), voor zooveel die inlandsche pensioenen gelden, TT^TTsjj No. 32 (Resolutie van den Gouverneur-Generaal in Rade van den Junij 1833 No. 6) luidt: „Gelezen (enz.); Gelet enz.; zullen gerekend worden te vervallen, als volgt: De militaire pensioenen: Door (.enz.); De civiele pensioenen: \ oor (enz.); De inlandsche pensioenen : Voor (enz.); Voor de vrouwen, door huwelijk, Voor (enz.) ; Extract, enz. 611 zijn de bovenbedoelde beginselen nedergelegd in Nos 112 205, 234, 2884 en 3117 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië en komen in hoofdzaak op het volgende neder. Het toekennen van onderstand aan weduwen en weezen van inlandsche- of met inlanders gelijkgestelde landsdienaren of gewezen landsdienaren is eene gunst, waarop nimmer en door niemand als een recht aanspraak kan gemaakt worden en wordt alleen verleend, wanneer de betrokkene in behoeftige of armoedige omstandigheden verkeert, zich behoorlijk gedraagt en geene familiebetrekkingen heeft, die in hare behoeften kunnen voorzien. Aan weduwen van regenten wordt evenwel doorgaans - ook al zijn zij niet bepaald behoeftig _ onderstand toegekend, en zulks op grond van de overweging, dat de meest dringende behoeften eener regentsweduwe geacht moeten worden grooter te zijn dan die van weduwen van ambtenaren van minderen rang. Voor toekenning van onderstand komen in den regel alléén in aanmerking de oudste of eerste wettige vrouwen. Bijzondere omstandigheden, als: hooge ouderdom, gepaard aan behoeftigheid, familiebetrekkingen, titels of anderszins kunnen echter tot het maken van uitzonderingen op dit beginsel leiden. Aan weduwen van landsdienaren, die in het huwelijk zijn getreden, nadat hare echtgenooten 's lands dienst hadden verlaten, wordt geen onderstand verleend. De onderstand bedraagt gewoonlijk het i/„ gedeelte van het door den echtgenoot genoten activiteitstractement of de helft van den door hem genoten onderstand, behoudens dat als regel is aangenomen dat geen kleiner bedrag dan ƒ 3 als onderstand wordt toegekend l). Wat betreft het tijdstip van den ingang van den onderstand en de vraag op welke wijze bij de berekening van het bedrag daarvan de onderdeelen van guldens in rekening moeten wor- J) Sedert 1892 is als minimum bedrag aangenomen ƒ 5 's maands. 612 den gebracht, hieromtrent wordt kortheidshalve verwezen naar de dezerzijdsche circulaire van 2 Juni j.1. No. 1087 *ƒ. Op bekomen last, heb ik de eer als een vervolg op de evenaangehaalde circulaire UHEdG. het bovenstaande mede te deelen. De lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) FRANK. 2. Miss. lsten Gouv. Secr. 27 Juni 1883 No. 1053a aan Dir. B. B. (Bijbl. No. 4006). In de tot dusver aangenomen regels voor het toekennen van onderstand aan weduwen van inlandsche landsdienaren bestaat eene leemte die aanleiding geeft dat in identieke gevallen met altijd op gelijke wijze wordt beslist. Zoo wordt aan de Weduwe van een inlandsch ambtenaar somwijlen de helft van het pensioen van den echtgenoot verleend en in andere gevallen >/8 van diens traktement; bn de vaststelling van haren onderstand wordt nu eens met den diensttijd van haren echtgenoot rekening gehouden, dan weder met. Het is der Regeering wenschelijk voorgekomen ook ten deze voor den vervolge een vasten regel aan te nemen. Het pensioen der inlandsche weduwen draagt een geheel ander karakter dan dat der weduwen van Europeesche Landsdienaren; het eerste is uitsluitend eene gunst der Regeering ter belooning van de diensten, welke hunne echtgenooten aar» den Lande hebben bewezen. n De op twee na laatste twee alinea's van circ. Gouv. Secr. 2 Juni 1881 No. 1087 aan de Chefs der Departementen (Bijbl. No. 3756) luiden: .In ... (enz.). , , Verder is aangenomen dat bij de berekening van het bedrag van der, toe te kennen onderstand de onderdeden van guldens tellen : wat beneden den halven gulden is voor een halven gulden, een halven gulden voor een halven gulden, en wat boven den halven gulden is voor een gulden. Onderstand, als in dit schrijven bedoeld, wordt met toepassing van het ,„ bijblad nummer 1995 nedergelegd beginsel, toegekend te rekenen van en met de maand, volgende op die, waarin het rekest, of anders het schn,ven van de autoriteit, die het eerst de zaak ter sprake brengt, gedagtekend >s . De onderstand kan ook worden toegekend met ingang van de maand volgende op die, waarin de echtgenoot van de weduwe is overleden, z,e= Bijbl. 5911, blz. 615. 613 Het is derhalve rationeel, dat het bedrag van dien onderstand verband houde met den diensttijd van den Inlandschen ambtenaar en den tijd, gedurende welken hij zijne hoogst be zoldigde betrekking heeft bekleed. Dit nu zijn dezelfde factoren, welke het bedrag van het pensioen der Inlandsche ambtenaren zelf bepalen en het schijnt derhalve het meest billijk en consequent als beginsel aan te nemen, den onderstand der weduwen te stellen op de helft van het pensioen, dat den echtgenoot was toegelegd of dat hij genieten zou^ ware hij op het tijdstip van zijn overlijden gepensionneerd Heeft de Inlandsche ambtenaar dus minder dan vijf jaren dienst-het geval uitgezonderd dat hij door den dienst zijn leven verliest - dan komt de weduwe niet voor onderstand in aanmerking; bij een diensttijd van minder dan 20 jaren i) wordt het pensioen verminderd naar rato van het aantal de ontbrekende dienstjaren. Op bekomen last heb ik de eer UHEdG. uit te noodigen de Hoofden van Gewestelijk Bestuur met het hier aangegeven beginsel te willen in kennis stellen en daarvan, bij het doen van voorstellen tot toekenning van onderstand aan weduwen van Inlandsche Landsdienaren in den vervolge te willen uitgaan. De lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) VAN DER WEIDE. 3. Circ. Dir. B. B. 26 Ocrnher isoi Jl u xj ^w^o nu. dj/y aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. No. 4912.) Met verzoek om daarmede te gelegener tijd rekening te houden, heb ,k de eer ter kennisse van UHEdG. te brengen, dat door de Regeering als beginsel is aangenomen *) om bij het verleenen van onderstand aan weduwen van inlandsche landsd enaren wegens hooge geboorte niet verder te gaan dan tot kleindochters van regenten. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, i : (w.g.) A. C. ULJEE. >) Sedert het Inlandsch Pensioensreglement voor een vol pensioen een TT O s J O t T\ m°et iD ^ ^ 20 WOrde" ^,ePZen 30 aren 1 M. G. S. 15 October 1893 No. 2655. 614 4. Circ. Dir. B. B. 18 Januari 1894 No. 347 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur {Bijbl. No. 4912.) Het heeft de aandacht getrokken dat sommige bestuurshoofden verzoeken van weduwen van Inlandsche ambtenaren om toekenning van onderstand uit hoofde van hooge geboorte hebben ondersteund alleen op grond van het in mijn circulair© van 26 October a°. p°. No. 6179 i) gestelde criterium dat de adressanten kleindochters zijn van of nog nader verwant rijn aan Regenten. Ten einde aan deze misvatting een einde te maken heb iK de eer ter kennisse van UHEdG. te brengen, dat mijn evenaangehaald rondschrijven alleen beoogt aan te geven wat verstaan moet worden onder het vereischte van hooge geboorte, waaraan de weduwen van Inlandsche landsdienaren moeten, voldoen om voor onderstand in aanmerking te komen, doch dat daarin geenszins ligt opgesloten, dat dit vereischte voortaan het eenige zal zijn. dat voor de toekenning van een zoodanig gunstbewijs gevorderd wordt. . 2) Evenals vroeger «) dienen de bedoelde weduwen, om m het genot van onderstand te kunnen worden gesteld, niet alleen van hooge geboorte, maar ook behoeftig te zijn en niet in het bezit van familiebetrekkingen in staat en genegen om haar bij te staan. *) De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w.g.) A. C. ULJEE. i) Bijbl. No. 4912, hierboven afgedrukt. •) Zie ook M. G. S. 2 Januari 1894 No. 4. 1 Circulaire Directeur Binnenlandsch Bestuur 6 Jun. 1884 No 4 05. ') Het vereischte van hooge geboorte wordt niet gesteld ten aanzien, van weduwen van Inlandsche Christenonderwijzers (missiven. lsten Gouv. Se*. 7 October 1891 No. 2456 aan Dir. O. E. N., 18 Juni 1895 No. 1192 aan wden Dir O. E. N.. 21 September 1900 No. 2486 aan Res. Tmor en Ond. en 2 Mei' 1908 No. 1273 aan Res. Soerabaja), Deze weduwen moeten evenwel een bewijs overleggen dat zij wettig gehuwd zijn geweest (m.ss. Gouv. Secr 28 Aoril 1885 No. 651 aan Res. Menado). Eve mhCwordt hooge geboorte als eisch gesteld in de gevallen bedoek in de circ. Dir. B. B. van 28 Januari 1905 No. 345 aan de Hooiden van gewestelijk bestuur (Bijbl. No. 6205), blz. 615. 615 5. Miss. Gouv. Secr. 12 September 1902 No. 3081 aan Dir. B. B. (Bijbl. No. 5911). Zooals UHEdG. zal zijn gebleken uit het ten behoeve van Uw archief verleend extract uit het besluit van 1 dezer No. 12 is daarbij in zoover afgeweken van het bij Uw rapport van 26 Augustus te voren No. 7 gedaan voorstel, dat aan Raden Ajoe M.A. onderstand is toegekend met ingang van de maand Maart 1902 (maand volgende op die waarin haar echtgenoot is overleden) instede van met de maand Juni d.a.v. (maand volgende op die waarin haar rekest is gedagteekend). , De Gouverneur-Generaal acht namelijk den regel opgenomen in de op twee na laatste alinea van Bijblad No. 3756 *) wel wat hard ten aanzien van de toekenning van onderstanden aan de weduwen van Inlandsche ambtenaren omdat van haar billijker wijze niet geëischt mag worden dat zij dadelijk na het overlijden van haren echtgenoot verzoeken om onderstand indienen. Zijne Excellentie zoude daarom dergelijke onderstanden toegekend willen zien met ingang van de maand volgende op die waarin de echtgenoot is overleden, tenzij de daartoe strekkende verzoeken worden gedaan na afloop van meer dan een half jaar na het overlijden, in welk geval de onderstand kan worden verleend met toepassing van den aangehaalden regel in Bijblad No. 3756 i). Door de mededeeling van het vorenstaande met verzoek daarmede bij voorkomende gelegenheden rekening te willen houden, heb ik de eer aan een van den Gouverneur-Generaal ontvangen opdracht te voldoen. De lste Gouvernements-Secretaris, w.g. COHEN STUART. 6. Circ. Dir. B. B. 28 Januari 1905 No. 345 aan de Hoofden van gewestelijk bestuur (Bijbl. No. 6205). Bij de door mijnen toenmaligen ambtsvoorganger uitgevaardigde circulaire van 6 Juni 1884 No. 4105 werd den Hoofden van gewestelijk bestuur in Nederlandsch-Indië o.m. medegedeeld, dat de Zie noot 1 op blz. 612. 616 Regeering het verleenen van onderstand aan weduwen van Inlandsche ambtenaren wenschte beperkt te zien tot de weduwen van Regenten en tot enkele andere bij wijze van gunst, indien daartoe wegens hooge geboorte of andere politieke consideratiën, voldoende reden werd gevonden, terwijl in een daarop gevolgd', mede van dit Departement uitgegaan rondschrijven van 26 October 1893 No; 6179, opgenomen onder No. 4912 van het Bijblad het beginsel werd bekend gemaakt om bij het verleenen van onderstand aan weduwen van Inlandsche landsdienaren wegens hooge geboorte niet verder te gaan dan tot kleindochters van Regenten. In voldoening aan eene daartoe strekkende uitnoodiging >) der Regeering heb ik de eer UHEdG. mede te deelen dat het den Gouverneur-Generaal wenschelijk is voorgekomen naast de vorenstaande instructiën als regel aan te nemen, dat ook aan weduwen van Inlandsche ambtenaren, geen dochters of kleindochters van Regenten zijnde, op den bestaanden voet onderstand kan worden toegekend, wanneer hunne echtgenooten in of door de uitoefening van hun ambt of ter zake van die uitoefening tengevolge van gewelddadige aanranding of verzet, van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen, overleden zijn. De Directeur van Binnenlandsch Bestuur, (w.g.) VAN REES. 7. Bijbl. No. 6996. De Gouverneur-Generaal is van oordeel 8), dat het om redenen van billijkheid als anderszins aanbeveling verdient om in den vervolge aan weduwen van Inlandsche landsdienaren, die in of door de uitoefening van hun ambt of ter zake van die uitoefening tengevolge van gewelddadige aanranding of verzet of van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen overleden zijn, wanneer zij niet in hun onderhoud en dat van i) Blz. 614. ») M G. S. 18 Januari 1905 No. 250. ») M. G. S. 29 December 1908 No. 3700. 617 hun gezin kunnen voorzien, altijd onderstand toe te kennen onverschillig of zij al dan niet in het bezit zijn van familiebetrekkingen in staat en genegen om hen bij te staan tv 8. Circ. pten Gouv Secr 2Q Februari 1912No 449aande Chefs der Departementen van Algemeen Bestuur (Bijbl No. 7587). 1 J ' Luidens de onder n- 4912 *) en 6996 «) van het Bijblad opgenomen aanschrijvingen is door de Regeering ten aanzien van het verleenen van onderstand aan weduwen van Inland sche landsdienaren als gedragslijn aangenomen zoodanige tegemoetkoming alleen toe te kennen in gevallen dat bedoelde weduwen, voor zoover behoeftig, van hooge geboorte zijn en met in het bezit van familieleden, in staat en genegen om haar bij te staan, dan wel wanneer de echtgenoot is overleden in of door de uitoefening van zijn ambt, of ter zake van die uitoefening tengevolge van gewelddadige aanranding of verzet of van met gevaar gepaard gaande dienstverrichtingen. Uit een oogpunt van billijkheid verdient het aanbeveling om in den vervolge de grenzen, waarbinnen onderstand als hier bedoeld kan worden toegekend, een weinig te verruimen en voor deze gunst ook in aanmerking te doen komen behoeftige weduwen, niet van hooge geboorte, wier echtgenooten den lande meer dan dertig jaren trouw en eerlijk hebben gediend en zich in hun dienst hebben onderscheiden. Door de mededeeling van het vorenstaande, met verzoek daarmede in voorkomende gevallen rekening te willen houden heb !k de eer te voldoen aan eene van Zijne Excellentie bekomen opdracht. De lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) DE GRAEFF. ') Bijblad No. 4912. 2) Blz. 614. ') „ 616. 618 VRIJSTELLING ZEGELRECHT VOOR VERZOEKEN OM ONDERSTAND. Bijbl. No. 4894. Door de Regeering is beslist dat verzoekschriften, strekkende ter erlanging van onderstand, geacht kunnen worden te vallen onder No. 29 van de lijst der vrijstellingen, bedoeld bij artikel 13 der zegelordonnantie in Staatsblad 1885 No. .131. (Besluit van 16 Augustus 1893 No. 14). ONDERSTAND AAN GESCHORSTE INL. AMBTENAREN Zie hiervoren blz. 600. TIJDELIJKE SCHORSING VAN ONDERSTAND ENZ. VAN VEROORDEELDEN. Zie Kon. besl. 8 Juni 1905 No. 60 {Stbl. 1905 No. 528), blz. 592. ONDERSTAND AAN GEWEZEN TIJDELIJKE INL. LANDSDIENAREN. Circ wden isten Gouv. Secr. 26 Februari 1915 No. 392aan deChefs der Departementen van Algemeen Bestuur (Bijbl. No. 8178). Tot dusverre is geen algemeene regeling vastgesteld nopens het toekennen van onderstand bij wijze van pensioen aan gewezen tijdelijke burgerlijke landsdienaren >); alleen ten aanzien van gewezen tijdelijke Europeesche ambtenaren werd eenige jaren geleden door de Regeering als beginsel" aangenomen dat zij behoudens uitzonderingsgevallen slechts dan voor toekenning van tijdelijken onderstand in aanmerking komen, wanneer zij zoo geruimen tijd goede diensten aan het Gouvernement bewezen hebben dat zij als ambtenaar in vasten dienst recht op pensioen gekregen zouden hebben en zij bovendien physiek ongeschikt zijn geworden om door werken hun brood te verdienen. "TlïeTTetrekking tot de vraag oi gewezen Inlandsche werklieden voor pensioen dan wel voor onderstand in aanmerking komen zi] verwezen naar Bijblad 7822. Verder is als vaste regel aangenomen dat het bedrag van den onderstand bedraagt «/, gedeelte van de som welke bij toepassing van de pensioensbepalingen zou zijn toegekend als pens.oen. 619 Het komt den Gouverneur-Generaal gewenscht voor om dit beginsel thans in het algemeen, dus ook voor gewezen Inlandsche ambtenaren en beambten, als grondslag aan te nemen voor de toekenning van onderstand bij wijze van pensioen en om voorts eenige instructies vast te stellen, waarmede bij de toepassing van en ten aanzien van eventueele uitzonderingen op den algemeenen regel rekening zal zijn te houden. Uit de bepaling, dat onderstand bij wijze van pensioen slechts wordt toegekend in gevallen dat de betrokkene bijaldien zij in vasten dienst waren geweest recht op pensioen zouden hebben verkregen, volgt, dat gewezen Europeesche tijdelijke landsdienaren daarvoor eerst in aanmerking komen na 20 jaren dienst, gewezen Inlandsche tijdelijke werkkrachten na 30 jaren dienst, terwijl voorts, waar de pensioensbepalingen recht op pensioen toekennen bij in of door den dienst bekomen verwondingen enz., welke ongeschikt maken voor verderen dienst, ook in dit laatste geval in het algemeen aanspraak op onderstand voor gewezen tijdelijke landsdienaren onafhankelijk van hun diensttijd kan worden erkend. Daarentegen zullen gewezen tijdelijke werkkrachten niet voor onderstand in aanmerking komen in de gevallen waarin volgens de pensioensbepalingen aan landsdienaren in vasten dienst pensioen kan worden verleend, te weten na 10 jaren dienst aan hen die wegens ongeschiktheid uit den dienst worden verwijderd (de zoogenaamde non-valeurs) en na 5 jaren dienst aan hen die door wel bewezen ziels- of lichaamsgebreken belet worden langer te dienen. Dit onderscheid in de belooning van bewezen diensten tusschen vaste en tijdelijke ambtenaren is volkomen logisch, aangezien het verband tusschen werkgever en werknemer bij tijdelijken dienst veel losser is dan bij vasten dienst, terwijl, wat Europeanen betreft, in tijdelijken dienst ook niet voor het pensioen wordt gecontribueerd. Voorts heeft bij tijdelijken dienst geene voorafgaande geneeskundige keuring plaats, terwijl gevorderde leeftijd geen bezwaar voor de vervulling van tijdelijke functiën oplevert. Wat non-valeurs als hoogerbedoeld betreft, komt daar nog bij, dat waar de toekenning van onderstand toch altijd het karakter van een gunst draagt, zij daarvoor uiteraard niet in aanmerking komen. Nochtans zijn gevallen denkbaar dat met betrekking tot gewezen tijdelijke landsdienaren het niet van hardheid zou zijn 62a vrij te pleiten om aan de gestelde termijnen van 20 en 30 jaren dienst strikt vast te houden. Indien toch bijvoorbeeld een Inlandsch landsdienaar, die 25 jaar in tijdelijken dienst is werkzaam geweest, door ziekte wordt belet om verder te dienen, brengt de billijkheid mede om hem voor zijne diensten door het toekennen van onderstand te beloonen. Met het oog op de bovenvermelde omstandigheid, dat voor opneming in tijdelijken dienst geene geneeskundige keuring noodig is en geen leeftijdsgrens geldt, mag evenwel voor dergelijke gevallen geen te lichte maatstaf worden aangelegd. Naar de meening van den Landvoogd zou in het algemeen voor toekenning van onderstand aanleiding kunnen bestaan, wanneer de betrokkene op zoodanigen leeftijd den tijdelijken dienst is ingetreden, dat hij in normale gevallen zonder bezwaar den 20- of 30-jarigen termijn had kunnen vólmaken en hij, na drie vierde van dien termijn te hebben gediend, door ziekte, dus . niet door ouderdomsgebreken, belet wordt om verder te dienen, dan wel wanneer in hetzelfde geval andere omstandigheden zich hebben voorgedaan, zooals bijv. opheffing van den betrokken diensttak of van de tijdelijke functie enz., die hem belet hebben verder te dienen en hij eenigen tijd later physiek ongeschikt wordt bevonden om zijn brood te verdienen. Voorts doet zich, speciaal ten aanzien van Inlandsche landsdienaren, nog een ander geval voor, waarin de Landvoogd toekenning van onderstand, onafhankelijk van den meerbedoelden termijn van 30 jaren, billijk acht. In tegenstelling toch met Europeesche landsdienaren kunnen tijdelijke Inlandsche beambten, die in vasten dienst worden opgenomen, hunnen voorafgaan den tijdelijken diensttijd niet voor pensioen geldig maken. l) Een Inlander, die na ') Blijkens de circulaire van den lsten Gouvernements-Secretaris van 24 Augustus 1916 No. 2134/111 AI heeft deze zinsnede geen betrekking op tijdelijken diensttijd doorgebracht in eene burgerlijke betrekking waaraan eene vaste maandelijksche bezoldiging ten laste van de begrooting is verbonden. Voor hen die op het oogenblik van ontslag uit 's Lands dienst Inlandsch burgerlijk landsdienaar zijn, komt alle tijdelijke diensttijd gedurende welken in een burgerlijk ambt vaste maandelijksche bezoldiging ten laste der begrooting is genoten, als voor pensioen geldende diensttijd in aanmerking, onverschillig of die tijd is voorafgegaan aan dan wel gevolgd op tijd krachtens vaste aanstelling in zoodanig ambt doorgebracht. 621 eerst in tijdelijken dienst te zijn geweest, in vasten dienst overgaat en na meer dan vijf jaren vasten dienst physiek ongeschikt wordt, heeft weliswaar wegens zijn vasten dienst aanspraak op pensioen,, doch vaak, wegens zijn korten vasten diensttijd slechts tot een gering bedrag. Daarom werd tot dusverre in zoodanige gevallen steeds nagegaan wat voor den betrokkene voordeeliger was: toekenning van pensioen over den vasten diensttijd dan wel van onderstand over den geheelen diensttijd (dus met inbegrip van den vasten dienst), naar den hiervoren bedoelden maatstaf van vier vijfde van het pensioen over een gelijk aantal dienstjaren. In afwachting van eene aanhangige herziening van het Inlandsch pensioenreglement wenscht de Gouverneur-Generaal met evenbedoelde practijk te zien voortgegaan, met dien verstande dat, waar door den overgang in vasten dienst, het verband tusschen werkgever en werknemer van karakter is veranderd, in deze gevallen bij de toekenning van onderstand billijkheidshalve niet met een termijn van 30 jaar rekening behoeft te worden gehouden, doch dat steeds bij een vasten diensttijd van ten minste 5 jaren onderstand kan worden toegekend, indien dit voor den betrokkene voordeeliger is dan de toekenning van pensioen. Door het vorenstaande te Uwer kennisse te brenqen en Uwer Excellentie u Hoog EdeiGestrenge te verzoeken met de daaruit blijkende zienswijze van den Gouverneur-Generaal in den vervolge rekening te willen houden, heb ik de eer, van bekomen bevelen mij te kwijten. De wde lste Gouvernements-Secretaris, (w.g.) KINDERMANN. 622 VERPLEGING. Verpleging in militaire ziekeninrichtingen. Gouv. besl. 27 Maart 1889 No. 10 (Stbl 1889 No. 85). Gelezen enz.; Is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling van het bij besluit van 10 April 1876 No. 8 (Staatsblad No. 92) vastgesteld - en sedert bij verschillende besluiten gewijzigd en aangevuld militair tarief No. 39, te arresteeren het aan dit besluit gehecht gelijknamig tarief. Ten tweede: enz. Extract enz. Tarief No. 39. CLASSIFICATIE DER PERSONEN, die in de militaire ziekeninrichtingen worden opgenomen; de door — of voor hen te betalen verpleeg- en begrafeniskosten, alsmede de hun aankomende hospitaal-toelagen. A (enz). B. Personen, ressorteerende onder de Burgerlijke Departementen van ' Algemeen Bestuur en onder het Departement der Marine, met uitzondering van het personeel der Oorlogs- en Gouvernementsmarine. 1 {enz.). 18. De na te melden personen worden alleen dan ter verpleging in de militaire hospitalen opgenomen, wanneer de gelegenheid daartoe aanwezig is. Bij overlijden daarin worden zij van wege die hospitalen begraven. 19 (enz). 22. De personen bij § 18 bedoeld, de afdeeling waarin zij worden verpleegd, de verpleegkosten, welke zij moeten betalen, en de hospitaaltoelagen voor zoover die worden toegekend, zijn als volgt: 623 Specificatie der personen. Afdeeling waarin verpleegd. Verpleegkosten. Hospitaaltoelage. Toelichtingen. Europeesche (enz). M 'Ti -o S c e» B (D C CU > SS I* " Jj Tot gelijke be- 32 dragen als de Eu- g 2. d ropeesche ambte- Inlandsche hoofden en ^ c «■*> naren, die geen ambtenaren alsmede hunne § § > o aanspraak hebben ' vrouwen en kinderen ~ S §*= op kostelooze ge- ^ ï> -S neeskundige Gou- § § 01 vernements hulp "° 15 »)• ' f-fL>8 l£ o I S Leerlingen van de opleidingsscholen voor Inlandsche ambtenaren op Java en te Makasser en van de school voor zonen van Inlandsche hoofden en van andere aanzienlijke Inlanders te Tondano, wier ouders of verzorgers een inkomen hebben: van minder dan ƒ 150 1-2 Gratis. van ƒ 150 _ ƒ 499 2 «) 2 5) van ƒ 500 's maands en meer <) 2 s) 4 ') Kweekelingen aan de De helft van kweekscholen voor Inland- hun inkomen, sche onderwijzers. 2é3) Kweekelingen (enz). \ ) De woorden „alsmede hunne vrouwen en kinderen" zijn hieraan toegevoegd ingevolge Gouv. besl. 16 Januari 1903 No. 5 (Stbl. 1903 No 39) n„ •» ,™ ?^jzi„9,d hj] art- 1 sub 0 van Gouv- besl- 9 November 1909 Wo. 3 (Stbl. 1909 No. 532). 3) Aldus luiden de woorden „Tot gelijke bedragen (enz)" ingevolge art. 1 § a van Gouv. besl. 14 April 1908 No. 23 (Stbl. 1908 No 325) i i' j uS 'Ulden de woorden .-Leerlingen van de opleidingsscholen voor 190? nf %^nï£n,i? enz-" gevolge Gouv. besln. 16 Januari 1903 r*Io. 5 (Stbl. 1903 No. 39), 9 Mei 1909 No. 11 (Stbl. 1909 No. 268) en 18 Mei 1911 No. 12 (Stbl. 1911 No. 335). ' 6) Aldus gewijzigd bij Gouv. besl. 9 Mei 1909 No. 11 (Stbl. 1909 No. 268). 624 OVERTOCHT. Overtochtsreglement voor gepensionneerde inl. landsdienaren en hun weduwen en kinderen Gouv. besl. 16 April 1905 No. 15 (Stbl. 1905 No. 255). Gelet enz.; Is goedgevonden en verstaan: Vast te stellen het aan dit besluit gehecht Reglement op de toekenning van overtocht binnen Nederlandsch-Indië aan gepensionneerde Inlandsche landsdienaren met hunne gezinnen en aan de weduwen en kinderen van overleden landsdienaren. Afschrift, enz. Reglement op de toekenning van overtocht binnen Nederlandsch-Indië aan gepensionneerde Inlandsche landsdienaren met hunne gezinnen en aan de weduwen en kinderen van overleden Inlandsche landsdienaren. I. Overtocht voor rekening van den Lande wordt verleend: a. aan den Inlandschen landsdienaar, die eervol uit 's Lands dienst is ontslagen met pensiqen of met recht op pensioen van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar hij zich binnen Nederlandsch-Indië wenscht te vestigen; b. aan de echte vrouw (padmi) van den onder letter a genoemden Inlandschen landsdienaar of, bij ontstentenis van eene echte vrouw, aan diegene zijner wettige bijvrouwen (sëlir kawin) met wie hij op het tijdstip van zijn eervol ontslag uit 's Lands dienst het langst gehuwd is, van de plaats van werkelijk verblijf in NederlandschIndië naar de plaats, waarheen ingevolge letter a aan haar echtgenoot overtocht wordt verleend; c. aan alle eigen kinderen van den onder letter a ge¬ noemden Inlandschen landsdienaar, die zich naar het oordeel van het hoofd van plaatselijk bestuur nog niet zelfstandig hebben gevestigd of zouden kunnen vestigen, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar de plaats waarheen ingevolge letter a aan hun vader overtocht wordt verleend; in de gevallen sub b en c mits den sub a bedoelden man of vader vergezellende; 625 d. aan de echte vrouw (padmi) van een overleden inlandschen landsdienaar of; bij ontstentenis van eene echte vrouw, aan diegene zijner wettige bijvrouwen (sëlir kawin), met welke hij op het tijdstip van zijn overlijden het langst gehuwd was, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar zij zich binnen Nederlandsch-Indië wenscht te vestigen, mits bedoelde landsdienaar eene betrekking heeft bekleed, welke hem aanspraak op pensioen zou geven bij voldoening aan de overige voor toekenning van pensioen gestelde vereischten; e. aan alle eigen kinderen van een overleden Inlandschen landsdienaar, die zich naar het oordeel van het hoofd van plaatselijk bestuur nog niet zelfstandig hebben gevestigd of zouden kunnen vestigen, van de plaats van werkelijk verblijf in Nederlandsch-Indië naar die waar zij zich binnen Nederlandsch-Indië wenschen te vestigen, mits bedoelde landsdienaar een betrekking heeft bekleed, welke hem aanspraak op pensioen zou 'geven bij voldoening aan de overige voor toekenning van pensioen gestelde vereischten. II. Het bij § I bedoeld recht op vrijen overtocht vervalt, indien niet binnen één jaar na het ontslag of na het overlijden van den landsdienaar aan het hoofd van plaatselijk bestuur van het werkelijk verblijf het verzoek tot verleening yan overtocht is gedaan. III. Het hoofd van gewestelijk bestuur, binnen wiens gewest de in § II genoemde plaats is gelegen, wijst aan belang-, hebbenden de reisgelegenheid aan overeenkomstig hun rang en stand en met inachtneming van de op dit stuk bestaande beginselen. 40 626 TIJDELIJKE VOORZIENING IN DE VERVULLING VAN VACEERENDE FUNCTIËN. Bevoegdheid van de Hoofden van gewestelijk bestuur om tijdelijk te beschikken over de in hun gewest organiek beschikbare Landsdienaren ter vervulling van vaceerende junctiën. Ord. 30 Augustus 1867 (Stbl. 1867 No. 114). IN NAAM enz. (gewoon hoofd). Dat Hij, enz:, Heeft goedgevonden en verstaan: Bij deze alsnog openlijk afkondiging te doen van: I. de artikelen 1 en 3 van het besluit van 5 December 1859 No. 4 (Staatsblad No. 102) luidende als volgt: Artikel 1. Met intrekking van alle vroegere daarmede strijdende bepalingen, te arresteren de hieronder volgende instruktiën. A. Instruktie voor de Hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madoera *). Art. 1 (enz-)-. . Art 36 Hij 2) is bevoegd 8), om, bij overlijden, ziekte of andere wettige verhindering van eenen onder hem dienenden ambtenaar, beambte of inlandsch hoofd, wiens benoeming aan hoogere of andere autoriteiten is voorbehouden, lijdelijk in de vervulling der vacerende funktiën te voorzien, op de wijze die hem in verband tot het beschikbaar personeel, in 's lands belang het meest geraden zal toeschijnen, mits onverwijld aan het betrokkene departement van' algemeen bestuur of aan den Gouverneur-Generaal daarvan kennis gevende. "V^T^structie geldt ook voor de Hoofden van gewestelijk bestuur op JBuitenbezittingen, voor zooveel zulks niet door de vorsten of volken aangegane overeenkomsten en de daarbij verzekerde rechten wordt onmogelijk gemaakt [§ II der ord. van 30 Augustus 1867 (Stbl 1867 No. 1141). 2) D i het Hoofd van gewestelijk bestuur. »1 Deze bevoegdheid heeft alleen betrekking op waarnemingen van zeer tijdelijken aard; voor waarnemingen van langer duur dan 6 panden mag de aanwijzing van den vervanger niet door den Resident geschieden. (Bijbl No. 5943). De Hoofden van gewestelijk bestuur mogen, zoo noodig alleen beschikken over het in hun gewest bescheiden orgamek personeel (Bijbl. No. 4326). 627 De door het Hoofd van gewestelijk bestuur getroffen tijdelijke voorziening houdt op van kracht te zijn, zoodra die voorziening geregeld wordt door de daartoe bevoegde autoriteit l) Art. 37 .. (enz ) N. B. Over de toepassing van bovenbedoelde uit artikel 36 hunner Instructie voortvloeiende bevoegdheid der Hoofden van ' •gewestelijk bestuur ten opzichte van personeel bij den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst zie hoofdstuk XIII sub XVIII blz. 551. Betaalbaarstelling van vorderingen wegens overtochts-, reis-, verblijf- en transportkosten van Inlandsche en daarmede 'gelijkgestelde landsdienaren. Goud. Besl. ddo. 26 September 1914 No. 51 (Bijbl. No. 8147). Gelezen enz; Is goedgevonden en verstaan: De Chefs van de Departementen van Algemeen Bestuur met uitzondering van den Chef van het Departement van Oorlog, te machtigen om voortaan buiten bemoeienis der Regeering betaalbaar te stellen de vorderingen wegens overtochts-, reis-, verblijf-en transportkosten van Inlandsche en daarmede' -gelijkgestelde landsdienaren en andere personen, voor wie terzake nog geen regeling is getroffen 2) en zulks met inachtneming van het bepaalde bij artikel 2 van het besluit van 26 Augustus 1882 No. 7 (Staatsblad No. 221) en bij de Nos. 3200 3932, 3933 en 6314 van het Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië. Extract enz. Overplaatsing van voor een speciaal dienstvak opgeleide Inlanders. Circulaire van den Algemeenen Secretaris van 30 Mei 1871 No. £89 aan de Hoofden van Gewestelijk Bestuur (Bijblad No. 2481). Onlangs heeft zich het geval voorgedaan, dat een docterdjawa door een hoofd van gewestelijk bestuur eigenmachtig tot ') Deze alinea is aan artikel 36 toegevoegd bij art. 1 der ord. van 9 Mei 1910 (Stbl. 1910 No. 301). J>°S PerS°neel bij den R G- D- best*at eene dergelijke regeling in s>t. 1BÖ2 No. 187, zooals dat sedert is gewijzigd (Zie hoofdstuk VIII, blz. 381). 628 eene betrekking bij het Binnenlandsch Bestuur werd benoemd. In deze handeling is destijds door de Regeering berust. Zij heeft daarin echter aanleiding gevonden mij op te dragen UEdG. te verzoeken, gelijk ik de eer heb bij deze te doen. om op s Lands kosten voor een speciaal vak opgeleide inlanders niet zonder Hare toestemming in eene andere betrekking over .te plaatsen. De Algemeene Secretaris, (w.g.) VAN HARENCARSPEL. ALPHABETISCH REGISTER. A. Blz. Aantooningsstaat van geneesmiddelen voor parti¬ culiere praktijk 53 Aanvragen. Telegraphische — 494 — — en verantwoordingen van geneesmiddelen, utensiliën, instrumenten en verpakkingsmiddelen 486 — 509 zie verder Geneesmiddelen, Sera, Vaccins, enz. Afdeelingen. Geneeskundige — 5 Afkeuring. Advies tot - voor-verderen dienst door keuringscommissie 453 van geneesmiddelen, utensiliën en instru- menten 29, 58, 64, 65, 69, 73 Afzondering van personen lijdende aan afzichtelijke ziekten .239-244 Akte van toelating voor apothekers 23 — — voor geneeskundigen 18 — — voor Inlandsch vroedvrouw 67 — — Intrekking van — 3q Ambtseed voor arts,'tandmeester, apotheker, apothekersbediende, vroedvrouw 16 — — voor Inlandsche geneeskundigen 361 — — bij afgeven van visa-reperta en certificaten. 56 Apotheek. Inspectie van een — 29 40 — — Onbeheerde — 27 28 — — Bepalingen voor — houdende genees¬ kundigen 2i — — Openbare verkoop van een — 30 — — Vergunning tot afwijking van de inrichting van een — . 00 630 Blz. Apotheek. Voorschriften voor — Apotheker. Examen voor — in Nederlandsch-Indië 11, 14 __ _ Militaire — bevoegd tot uitoefening van de Artsenijbereidkunst 10, 23 _ _ Voorschriften voor den — Apothekersbediende. Aansprakelijkheid van — .. _ _ Bevoegdheid van — _ _ Examen voor — in Nederlandsch-Indië 11,15, 51 _ _ Kennisgeving van aanname en ontslag 2& van — _ _ Viseeren van getuigschriften van — .... 28 Arbeiders. Onderzoek van gezondheidstoestand van — " .• ■ • ■ ^ Archief, zie Proces-Verbaal Artsenybereidkunde. Bevoegdheid tot uitoefening der — .. , _ _ Onbevoegde uitoefening der — 31 _ _ Toezicht op de uitoefening der — . 40 _ _ Verplichting voor uitoefening der — .... 23 _ _ Voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid _ _ tot uitoefening van de — - cog 530 Automobiel regeling ^ _ _ Rentelooze voorschotten voor de aanschaffing van een - 531, 537 _ _ Voorwaarden (model) voor aanschaffing 536, 537 van een — ' B. 339 Bedrijfsarts • • ■ • Behoeftigen. Wat wordt verstaan onder— f *w _ _ Opname van Inlandsche - in lnlandscne ziekeninrichtingen Behoeftigheid. Bewijs van - voor gratis verloskundigen bijstand ■RAri.hpri-e-esticht te Buitenzorg _ _ Arbeid der verpleegden in het — 103-105 _ _ Archief en inventaris van het — 107 193 68 97 631 Biz. Beri-beri-gesticht. Bevoegdheden en verplichtingen van directeur en opzieners van het — .. 98—105 — — Bezoeken bij de verpleegden in het—101 — — Formatie van het personeel van het —. 107, 108 — — Ontslag uit het — 106 — — Opname in het — 99 — — Overlijden in het — ; 106 — — Personeel bij het — 97 — — Registers en sterktestaten 106 — — Voeding in het — 102, 103 — — Voorschriften voor de verpleging in het—. 99 — — Voorschrift voor handhaving van orde en tucht in het — 100 Beschikking over landsdienaren behoorende tot andere Departementen 33 Besmettelijke ziekte. Kennisgeving van — 20 — — Kennisgeving van _ door dokters-djawa. 55 Bevoegdheid. Ontneming van — 30 Bloedzuigers. Zetten van — 22 28 Borgtocht van huismeester krankzinnigengesticht. 436 Bouwwerken. Indienen var. voorloopige schets bij .voorgestelde - 558-560 Brancards in fabrieken en werkplaatsen 5l2 — — Rijwiel — bij het stadsverband te Batavia. 91 Brillen. Kostelooze verstrekking van — 271, 286 Buitenlandsch arts-diploma 12 — — Geneeskundige als zendeling-arts 17 Burgerlijken Stand. Verplichting van aangifte bij den _ door de directeuren der centrale burgerlijke ziekeninrichtingen 426 c. Catheter. Aanwenden van — 22 Candidaat-vaccinateurs 411 Certificaat. Geneeskundig — bij aanvrage om ontslag wegens ziekte 471 — — Geneeskundig — voor binnenlandsch verlof of vrijstelling van dienst 55, 333, 546 632 Blz. Cholera. Inentingen tegen — 312 Maatregelen tegen invoer van pest en — in Oost Sumatra 299 Aankweeken en verstrekken van — vaccin. 3H Gratis verstrekking van — vaccin aan Land- en Zeemacht 312 Civiel geneesheer als hoofd eener Ziekeninrichting 43 _ _ Dienstverhouding en verplichting van —.. geen ambtenaar 342 Inlandsch geneeskundige als — 343 Instructie voor den — Model jaarrapport voor — 343 — 345 _ _ Officieren van gezondheid als — 342 _ _ Reis- en verblijfkosten voor — 341 _ — Toelage regeling voor — 340 _ _ Verlof voor — 341 Classificatie der personen die in de militaire ziekeninrichtingen wdrden opgenomen .. 622, 623 Cocaïne. Invoer van — praeparaten, zie Morphineordonnantie (aanvullingsblad). Commissie voor de keuring van burgerlijke ambtena¬ ren voor buitenlandsch verlof wegens ziekte. 464 _ _ voor herkeuring van contract-koelies 482, 483 Contract-koelies. Keuring van — 477> 485 _ _ Controle op keuring van — door Gouver- 482 nements-artsen Cursus. Hygiënisch-bacteriologische - in Nederland. 338 _ _ in tropische ziekten 322« 323« 326, 327 _ _ in verbandleer enz. bij spoor-en tramwegen. 522 _ _ in verbandleer enz. bij verschillende onderwijsinrichtingen 523' 524 D. Desinfectie, zie Ontsmetting. Dienstreizen door Hoofdinspecteur _ door civiele geneesheeren 44 633 Blz. Dienstreizen door Directeur en Onderdirecteur van de Landskoepokinrichting en het Instituut Pasteur 302 — — door personeel van het Geneeskund'ig Laboratorium 325 Diploma van arts, tandmeester, apotheker 16 Directeur. Instructies voor den — van de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen (C. B. Z.).. 423 — — Opdrachten aan den — van een C. B. Z. door den Hoofdinspecteur 425 —'— van een C. B. Z. als voorzitter van keu- rings- of examencommissie 425 — — Briefwisseling van — van C. B. Z 423 Dokter-Djawa. Akte van toelating voor — 52 — — Bevoegdheid en verplichtingen van — ... 17, 52 — — Dienstpositie van — 53 — — Opdracht aan — om diensten te verrichten buiten zijn standplaats 54 — — Overgave van den dienst door — 56, 60 — — Toelage voor den _ te Padang 386 — — Werkzaamheden en functiën Van — 53 — — Werkzaamstelling van — 52 — — Zie ook Inlandsch arts en Inlandsch ge¬ neeskundige. Dollehondsbeet. Verklaring van — 309, 310 Doodschouw. Verplichte — voor Inlanders en Vreemde Oosterlingen 562 — 564 — — Modellen van — verklaringen voor Inlan¬ ders en Vreemde Oosterlingen 564, 565 Doodsverklaring en doodsoorzaak-verklaring voor Europeanen 19 — — en doodsoorzaakverklaring. Plaatsen waar voor iederen overleden Europeaan een — moet worden ingediend 78 — — en doodsoorzaak-verklaring. Modellen van — voor Europeanen ' 81 —' 84 Drinkwater zie Water. 634 E. Blz. Eed zie Ambtseed. 299 Epidemie-ordonnantie Epidemische ziekten. Aangifte van - door Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur. 8 _ _ Kostelooze verstrekking van geneesmid- j i & 269 delen bij — *■ .Examen. Beslissing, uitslag, diploma 49 _ _ Bevoegdheid tot het afleggen van het practisch arts — _ _ Commissie voor afnemen van het — voor arts, tandmeester, apotheker, apothekersbediende en vroedvrouw lo _ _ Gedeeltelijke vrijstelling van practisch 12 arts — _ _ tot verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunst 11 _ _ Voorschriften voor het — ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunst, tandheelkunst, artsenijbereid- kunst, verloskunst 4^ _ _ zie ook apotheker, apothekersbediende en Inlandsch verpleger, Inlandsch vroedvrouw, enz. . • 47, 48 _ _ commissies _ _ commissies buiten Batavia , 49 F. Fabrieken. Inspectie van - en werkplaatsen 519 Fournituren zie Inventaris-artikelen. G. Gebiedsdeelen. Ziekeninrichtingen van - met eigen qeldmiddelen v 9 Gebouwen. Inspectie van openbare — _ _ Keuze van terrein voor openbare _ _ Op- en inrichting van openbare — Geldelijk beheer. Overgave en overname van -. 635 Blz. Geneesheer-Directeur. Instructie voor — van het krankzinnigengesticht te Buitenzorg en te 'Lawang 430-434 Geneeskundige certificaten, zie Certificaten. — — commissie, zie Commissie. Geneeskundige hulp bij spoor- en tramwegen .. 521 — — Zie ook Kostelooze — . Geneeskunst. Onbevoegde uitoefening der 31 — — Uitoefening der — 17 _ _ Voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid tot uitoefening van de — .... 10 *) Geneesmiddelen. Aanvrage en verstrekking van — voor dokters-djawa 56 57 *) -• — Aanvrage van — door Inlandsche vroedvrouw 6P — — Aflevering van — bij geheime ziekten .. 22 — — Aflevering van — door geneesheeren . . 21 — — Algemeene lijst van — 85, 86 *) — — Betrekking van — voor particuliere praktijk uit 's Lands voorraad i _ 58 62 63 — — Bewaring en opschriften van — 24 — — Herhaling der aflevering van — 25 *) — — Indiening der aanvragen van _ aan den gewestelijk eerstaanwezenden Officier van Gezondheid 499 *) — — Model der aanvragen van — 493 Ondeugdelijke en ontbrekende — 32 — — Patent _ -■ 24 *) — — Termijn voor aanvragen van — 498 — — Verbod van verkoop van — 30 — — Verkoop van Chineesche — 30 — — Verkoop van Inlandsche — 30 — — Verstrekking van — 17 Verstrekking van Inlandsche — is *) — — Verstrekking van — uit 's Rijks magazijn aan particuliere geneesheeren en aan bepaalde categorieën van ambtenaren en particulieren _ 269 — 272 :) Geldt ook voor verbandmiddelen, utensiliën en instrumenten. 636 Blz. Geneesmiddelen. Verstrekking van - aan particuliere Inlandsche ziekenhuizen *. _ _ Verstrekking van — aan hulpziekenhuizen. J| 225 *) _ _ Verstrekking van — ten behoeve van Zelfbesturend gebied 280-285 *) welke kunnen worden aangevraagd door niet-geneeskundigen 488 — 491 Gerechtelijke Geneeskunde, zie Visum repertum. Geschorste. Onderstand aan — ambtenaren Getuigschrift van voldoend examen voor apothekersbediende en voor vroedvrouw 16 Gevangenissen. Hygiënisch toezicht op - 43 Gewestelijk eerstaanwezend Officier van Gezondheid, zie Inspecteur. Gewonden. Opname van — in Inlandsche ziekeninrichtingen 192- 196> 197 Gezondheidscommissie voor de hoofdplaats Batavia . 415-419 _ _ voor de hoofdplaats Soerabaia 419 — 422 417 Administrateur van de — _ _ Dagelijksch Bestuur en vergaderingen .. 416, 417 _ _ Jaarverslag van — en gezondheidsdienst.. 419 _ _ Personeel • _ _ Samenstelling Taak der - I 416 _ _ Uitgaven en begrooting 417. 418 Gezondheidsdienst. Chef van den - 418 _ _ Instructie voor den Chef van den - voor de hoofdplaats Batavia 440 _ _ Hoofd en personeel van den — te Soerabaia Reglement van den — te Soerabaia 420, 421 Gouvernements-arts. Aantal, bezoldiging, medetelling van vroegeren diensttijd voor periodieke traktementsverhoogingen, verbod van particuliere praktijk 334 — 336 _ _ Bevoegdheden en verplichtingen van — .. 7, 427 429 _ Briefwisseling van — •) Geldt ook voor verbandmiddelen, utensiliën en instrumenten. 637 Blz. Gouvernements-arts. bij Ombilin kolenmijnen — . 337 — — Standplaatsen — 7 339 — — Ter beschikking stelling, opdrachten en werkzaamheden 427—428 — — Uitzendingsvoorwaarden 336 — 337 — — Verloven 42g Gouvernements gebouwen. Inwinnen van advies B. G. D. bij oprichting van — 560 Gratificatiën, zie Onderstand en Toelage. H. Haven. Instructie voor den medischen adviseur voor de — Tandjong Priok 449 Havenarts. Instructie voor — 429 Helpers bij poliklinieken 297 — 298 Herkeuring van gewapende politiedienaren 457—460 Hondsdolheid, zie Dolle hondsbeet en Instituut Pasteur. Honorarium voor vacatie als lid keurings-commissie. 465 — — voor keuringen 475 476 — — voor keuring van contractkoelies 483 Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur. Verplichtingen van de — 7 Hoofdinspecteur. Bevoegdheden en verplichtingen van den — en zijn verhouding tot den Directeur van Onderwijs en Eeredienst.. 7 — — Bezoldiging van den — 329 — — Briefwisseling van den 35 — — Dienstreizen door — 34 — — Instructie voor den 34 — — Overdracht van de bevoegdheden van den— 36 — — Standplaats van den — 34 — — Verhouding van — tot personeel 35 — — Vervanging van den — door Inspecteur sous-chef 35 Hoofdverpleegsters. Europeesche-bij den B.G.D. 410 Hospitalen. Bestuur over Inlandsche — 194 — — Formatie en bezoldigingen van het bedien¬ denpersoneel bij de — voor zieke gevange¬ nen in de residentie Oostkust van Sumatra. 197—199 638 Blz. Hospitalen. Personeel bij Inlandsche — 194 _ ._ zie ook Ziekeninrichtingen. 441 Hotels. Toezicht op — Hulpziekenhuizen. Verdeeling in klassen der -. 222 Huismeester. Instructie voor de — s van krankzinnigengestichten 436—440 Hulpvaccinateur, zie ook Candidaat-vaccinateur. Huurauto's. Gebruik van — door Inspecteurs . . 332 Hygiënisch bacteriologische cursus in Nederland.. 338 Indische Artsen. Reglement voor de school van— 347 — 362 Inentings-cursus 304-308 Inentingen tegen Cholera 312 Injectiespuitjes. Invoer van zie Morphine- ordonnantie. pèl|v& Inkomsten. Wat wordt verstaan onder — van rechthebbenden op kostelooze genees- en verloskundige hulp 250> 267 Inlandsche artsen. Reglement voor de school s 347-362 van — Inlandsch arts. Tegemoetkomingen aan aspirant —. 367 _ _ Toelating van aspirant — tot de openbare Europeesche niet-eerste scholen 366 _ _ zie ook Inlandsch geneeskundige. Inlandsch geneeskundige als civiel geneesheer.. 343 _ _ Bezoldiging van — 37° _ Daaqeld voor — bij waarneming 385 -177 _ — Duurte-toelagen voor — _ _ Meubilair voor de apotheken der — 509 _ _ Model verantwoordingsstaat van geneesmiddelen en utensiliën voor — 496 _ Rentelooze voorschotten aan — voor de aanschaffing van een microscoop 379 _ _ Reizen per spoortrein en tram door —. 386 _ _ Reizen van — per stoomschip _ — Tegemoetkoming voor transportkosten van _ in de residentie Djokjakarta 386 639 Blz. Inlandsch geneeskundige. Toelage en vergoe¬ dingen voor — voor diensten voor den Militairen Geneeskundigen Dienst 379 — — Toelage van wege S.S. aan — te Pandeglang 378 — — Toelagen aan — te Semarang en Soerabaja. 378 — — Verlof of ontslag van — wegens ziekte.. 387 — — zie ook Inlandsch arts en Dokter-djawa. Inlandsch leerling-verpleger. Benoeming van — tot niet opgeleid verpleger (verpleegster). 399 — — Eischen voor — 393 — — Reiskosten voor 399 — — Toelage voor — 399 Inlandsch personeel. Reis-, verblijf- en transportkosten van het — bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst 381—385 Inlandsch verplegingspersoneel. Opleiding van — 398—403 Inlandsch verpleger. Examen voor — .. 400, 401 — — Premie voor de opleiding van — 400, 401 Inlandsch vroedvrouw. Bevoegdheid en verplichtingen van — 67 — — Examen voor — 339 — — Hulpmiddelen bij de opleiding tot —.... 389 — — Model verantwoordingsstaat van genees¬ middelen en utensiliën voor _ 496 — — Onderstand aan — " 391 393 — — Opgave nopens de praktijk van — .... 396, 397 — — Opleiding tot 333 — — Plaatsing en overplaatsing van gesubsi¬ dieerde — 3g4 — — Premie en toelage aan Europeesche ge¬ neeskundigen voor het opleiden van — .. 388 — — Reis- en transportkosten voor — en leerling¬ vroedvrouw 394 — 396 — — Verlofsregeling voor — 393 Inlichtingen door apotheker aan autoriteiten 27 Inspecteurs, Bevoegdheid van de - om personeel aan te stellen 330 — — Bezoldiging van de — 329 640 Blz. j 38 Inspecteurs. Dienstreizen door— Formatie van de - en hunne verdeeling over de geneeskundige afdeelingen _ _ Indemniteit voor schrijfbehoeften aan de - op de Buitenbezittingen • _ _ Instructie voor de gewestelijke — 37 _ _ Standplaatsen van — Verhouding van de - tot de Hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur .. Verplichtinqen en bevoegdheden van de — 7, 37, 38, v 330, 331, 519, 520 Inspecteur souschef vervangt Hoofdinspecteur.. Inspecteur voor de Buitenbezittingen. Instruc- ^ tie voor den — Opdracht aan den - voor bijzondere werkzaamheden buiten zijn ressort 5 _ _ Ressort van den — Inspecteur-pharmaceut. Bezoldiging van den — -w* _ _ Dienstreizen door — . 40, 41 _ _ Instructie voor den — InspectievanburgerlijkeziekeninrichtingendoorHoof- den van gewestelijk en plaatselijk bestuur 200-202 _ _ van gebouwen mo—311 Instituut Pasteur. Behandeling aan het....... 3ü* Bepalingen bij vervoer, opname en behan- celing van behoeftigen naar en in het - 310, 4^ Formatie van het personeel voor het -. 300 _ _ Inkomsten van het — Modelstaat van inlichtingen voor behan- i . 313— oio deling in — Opzending van materiaal van van dolheid verdachte dieren naar het — Instituut Pasteur. Wenken bij opzending van In- ^ landers naar het — Instructie voor den chef van den gezondheidsdient voor de hoofdplaats Batavia voor de Directeuren der Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen 641 Blz. Instructie voor de Europeesche geneesheeren aan de krankzinnigengestichten 434 — — voor Geneesheer-Directeur van krankzinni¬ gengesticht 430 — 434 — — voor den geneeskundige bij den dienst der zoutfabricatie 446 _ 448 — — voor den gouvernements arts bij de Ge¬ wapende Politie te Soekaboemi 450 — 454 — — voor havenarts 429 — - voor den huismeester van krankzinnigen¬ gestichten 436 — 440 — — voor den medischen adviseur van de Haven Tandjong-Priok 449 — — voor de vroedvrouwen te Bandoeng, Mees¬ ter Cornelis en Buitenzorg 442 — 443 — — voor de vroedvrouwen te Malang 445 — — voor de vroedvrouwen te Soerabaja 444 Instrumenten zie voetnoot bij Geneesmiddelen. Intrekking van akte van toelating van dokters-djawa. 52 Inventarisgoederen. Aanvrage van — voor ziekeninrichtingen 501-505 — — Overgave en overname van — 508 — — Verantwoording van — 506 J- Jaarrapporten. Model — voor civiele geneesheeren 343-345 — — van den geneesheer voor de Gewapende PoIitie 454 Jaarverslag over den burgerlijken geneeskundigen dienst 26 — — van den Chef van den Gezondheidsdienst van Batavia 442 — — van civiele geneesheeren 44 — — van Directeur C. B. Z 427 — — Beknopt — van Inlandsche ziekenhuizen en Hulpziekenhuizen 226 231 — — der Inspecteurs 30 — — van Inspecteur-Pharmaceut 41 41 642 • Blz. Jaarverslag van den medischen adviseur voor de Haven Tandjong-Priok >•• ... 362 _ _ Stovia en Nias Justitie. Voorlichting van - door Civiel Geneesheer 42 K. Keuring voor (aspirant) Landsdienaren 455 _ _ van burgerlijke ambtenaren voor buitenlandsch verlof wegens ziekte 4&2, 468 _ _ van burgerlijke ambtenaren teruggekeerd van verlof wegens ziekte 468> 46 _ voor candidaat-gezaghebber voor candidaat Indisch-ambtenaar 455 van contractkoelies 47 _ voor den Dienst van het Boschwezen . . 461 _ — van gewapende politiedienaren 457 van Inlanders voor een plaatsing bij het Binnenlandsch Bestuur _ van Inlandsche burgerlijke landsdienaren . 346 voor ontslag _ _ van Inlandsche geneeskundigen door een . . 473 keuringscommissie i ^ _ _ voor Inlandsch loods _ _ van Inlandsche recruten 346' _ __ voor Inlandsch verpleger _ 'i voor kweekelingen aan de Rijkskweek- scholen voor onderwijzers in Nederland.. 4&= van leerlingen van Ambachtsscholen voor 461 Inlanders • van leerlingen voor den inentingscursus. JU» . 456 voor leerling vaccinateur — van onderwijzers voor aanspraak op 455 pensioen _ in verband met reeds volbrachten tijdelijken 470 dienst . . , 44 _ voor Gouvernement i • _ _ Schrijfloonen en honoraria voor - 475, 47^ Keuringsartsen voor contractkoelies ........ 4E11- Kinine. Gratis - verstrekking aan de bevolking.. 276, 279 643 Blz. Kinine. Overleg met Inspecteur bij gratis — verstrek¬ king aan de bevolking 279 — — Verkoop van — tabletten aan de bevol- kin9 274-279 Kininefabriek. Bandoengsche — 275—278 Klachten over geneeskundige behandeling 251, 268 — — ter zake benadeeling der Volksgezondheid. 34 Kleeding van zieken, zie Inventarisartikelen. Koepokinenting, zie vaccinatie. Koeliedêpots ■ 477 434 Kostelooze geneeskundige hulp aan de behoeftige Inlandsche bevolking 269 274 --- — geneeskundige hulp aan Europeanen 245 — 265 — - geneeskundige hulp aan Inlandsche lands¬ dienaren 265-268 — — geneeskundige hulp, Rechthebbenden op _. 245, 246, 251, 264, 265, 266, 268, 269 — — geneeskundige hulp te verleenen door wie? 246, 266 — - geneeskundige hulp van Gouvernements wege _ 43 — — Model verklaring van verleende — verlos¬ kundige hulp 256, 258, 260, 262 — — verloskundige hulp, te verleenen door wie ? 249 — — verloskundige hulp aan Europeanen .... 248, 249 — — verpleging van behoeftige Inlanders in be¬ paalde particuliere hospitalen 272—274 — — verstrekking van genees-, verbandmiddelen en verloskundige benoodigdheden 247, 249, 267, 268 Koeliewerving ten eigen behoeve 434 Koepokstof. Aanvrage van _ 303 *) Krankzinnigen. Arbeid van — • 432 *) — — ■ Begrafenis van in het gesticht overleden— 139 — — Beheeren van goederen en waarnemen van belangen van — 124 *) De items gemerkt •) hebben bettrekking op Buitenzorg en Lawang, de overige op krankzinnigenwezen en gestichten in het algemeen. 644 Blz. *1 Krankzinnigen. Berichten omtrent - aan verwan- * ... 432, 435 ten ' 432 *) _ Bezoek bij — _ _ Dwangmiddelen bij — verpleging 110 Geleidepersoneel bij vervoer van — .. 178 — 182 In bewaring stellen van — 117 _ _ In bewaring stellen van — door hoofd van plaatselijk bestuur 112 ln bewaring stellen van - in strafzaken. 129 _ Kosten van vervoer van — Maatregelen bij opzending van — .. Onder curateele stelling van - 124—126 Ontslag van — in strijd met de voorschriften 127 |» _ Opname van — in Inlandsche hospitalen 192 _ ODSluitinq van Inlandsche — in gevan- . 167 genissen _ ODzendinq van Inlandsche — naar een 168* ziekeninrichting.' _ _ Plaatsen tot voorloopige opname van — HO _ — Regelen voor het vervoer van — 179 — 182 Stukken betreffende opname enz. van — , 130 vrij van zegel *) Terugzending van ongeneeselijke niet aevaarliike — naar hun betrekkingen .. 148 i • 109 Vergunning tot verpleging van — Verhoor van - door Raad van Justitie 115 __ _ Verhoor van — door landraad H& _ _ Verlies van beheer over goederen door - 123 Verplegen van — zonder vergunning .. _ _ Verplichte aanteekeningen omtrent — .. 114, H& _ _ Verplichtingen van hen op wier verzoek de rechterlijke beschikking tot de plaatsing van-in een gesticht is uitgesproken 14& _ _ Vervoer van — per Koninklijke Paket vaart Maatschappij 174—17» _ _ Ziektegeschiedenissen van — 432—43S Krankzinnigengesticht. Aanvrage tot opname in een — , .) De items gemerkt *) hebben betrekking op Buitenzorg en Lawang, de overige op krankzinnigenwezen en gestichten in 't algemeen. 645 Blz. Krankzinnigengesticht. Afwijking van de voor waarden tot opname in een t 141 — — Annex —Soeko 159 — — Annex — Soeko. Formatie en bezoldiging van het personeel bij het — 161, 163 — — De Residenten van Batavia en Pasoeroean superintendenten van het — te Buitenzorg en te Lawang I43 — — Formatie en bezoldiging van het personeel bij het — te Buitenzorg 153 154 155 — — Formatie en bezoldiging vafi het personeel bij het — te Lawang 156 159 — — Gebrek aan plaatsruimte in — 120 — — Geneeskundige inspectie van — 111 — — Gereserveerde plaatsen in het — voor bepaalde rubrieken lijders 183 — — Inspectie van — door hoofden van gewes¬ telijk bestuur en officieren van justitie 111 — — Kennisgeving dat aanvrage voor plaatsing in een — vervallen is 174 — — Kennisgeving van plaatsing in een — 114 — — Korting op traktementen en soldijen van personeel der Marine bij verpleging in Gouvernements — 2^6 — — Landraad beschikt over verder verblijf in—. 118, 119 — — Machtiging tot plaatsing in een — 111 — 112 — — Machtiging tot opname in een — 113 — — Machtiging tot plaatsing van Inlanders in een ~ 116, 118 *) — — Maximum hoeveelheden van voedingsmid. delen- enz 151, 152 — — Model staat van inlichtingen 149 150 ) — — Onderricht aan verplegingspersoneel 435 — — Onwettige opname of verblijf in een —. 121, 123 — — Openhouden van plaatsen in Gouverne- ments- 130 — — Opname in een — zonder machtiging.. 127 *) De items gemerkt *) hebben betrekking op Buitenzorg en Lawang, le overige op krankzinnigenwezen en gestichten in het algemeen. De OVeriae On kranWinnino^,,,.,.. „_ .... 646 Blz. Krankzinnigengesticht. Opname ter observatie in een — in strafzaken 12® _ _ Opname enz. van aanzienlijke Inlanders 132 in een — *\ _ _ Opname van gevangenen en gegijzelden ; 136 in een — _ _ Opname van lijders in - door bemiddeling v/h Departement van Onderwijs en Eere- 1 2 .. 169, 170 dienst ' _ Ooname van onderdanen van Inlandsche 1 -IA. 1 zelfbesturen in Gouvernements — **5» j _ _ Oprichting van een — zonder vergunning. 127 _ _ Overlegging van de noodige bescheiden bii aanvraqe voor plaatsing in een — 174 j J^. ,. 108, 109 _ _ Particulier — _ _ Pensioen, wachtgeld, nonactiviteitstractement en verlofstractement van verplegings- , ■ 164, 165 personeel in een — _ Raad van Justitie beschikt over verder ij . 115, 116 verblijf in een —. _ _ Speciale bevoegdheid om af te wijken van de vastgestelde formaties van het , ... 163 : personeel bij een — , *) _ _ Storting bij opname in een — | •) te Buitenzorg en te Lawang _ — Termiin van zes maanden in de rechterlijke 172 beschikking voor opname in — Vergoeding van kosten van verpleging van onderdanen der zelfbesturen in Djokjakarta 133 in Gouvernements — . 109 _ _ Verqunning tot oprichting van — 119 120, f _ _ Verlof en ontslag uit een — 11 > M: *) _ _ Verpleging van officieren en minderen der Koninklijke Nederlandsche Marine in een -. 136 -141. *) _ _ Verpleegkosten in — van het personeel Hpr Marine : .... ... . » H2 Verzqeit un upnam^ — W-De Uems gemerkt *) hebben betrekking op Buitenzorg en Lawang, de overige op krankzinnigenwezen, en gestichten in het algemeen. 647 Blz. Krankzinnigengesticht. Verzoek tot plaatsing van Inlanders in een — 11$ *)— — Voorwaarden tot opname in een — .... 139—140 *) — — Weigering van ontslag uit— j21 ^Krankzinnigenverpleging. Bezoeken aan verpleegden 147 *) — — Brieven en pakjes voor verpleegden .... 147 *) _ — Gratis verstrekking van versnaperingen aan lijders 4e klasse 142 *)— — Houden van eigen hemenden door verpleegden 146 *) — — Inlichtingen omtrent verpleegden 147 *)— — Kleeding van de verpleegden 143—144 *) — — Maatregelen bij niet betaling der verpleegden. 143 *) — — uit 's Lands kas of uit civiel of militair weduwen- en weezenfonds 140 *) — — Verdeeling in klassen 135 *) — — Verpleeggelden 137 *) — — Verpleeggelden voor vrouwen en kinderen. 138 *) — — Verrekening der gelden voor kleeding, sigaren enz 142 *) — — Verrekening der verpleeggelden 142 *) — — Verstrekking van wijn en bier 146 *)— — Verstrekking van ziekenkost 146 *) — — Voeding van de verpleegden 145 Krankzinnigenwezen. Bemoeienis van rechterlijke autoriteiten met — 130 — — Rechterlijke bevelen ten aanzien van—.. 130, 134, 135 — — Reglement op het — in de residentiën Soerakarta en Djokjakarta 132 — — Toezicht op het — 110 Krankzinnigheid. Geneeskundige verklaring van — 112, 117 — — Advies over militairen verdacht van — 184 Kwartaal verslag van den Chef van den Gezondheidsdienst van Batavia 442 — — der Inspecteurs 38 *) De items gemerkt met *) hebben betrekking op Buitenzorg en Lawang, de overige op krankzinnigenwezen en gestichten in het algemeen. 648 L. Blz. Laboratorium. Dienstreizen door personeel van Geneeskundig — 325 _ Formatie van het personeel van het Geneeskundig — 320> 321 _ _ Geneeskundig — te Weltevreden 320 _ _ Jaarverslag van het Geneeskundig — 326 _ Onderzoekingen voor particulieren tegen tarief in het Geneeskundig — 324 Reglement voor het Geneeskundig— 321 — 326 _ _ Werkkring van het Geneeskundig — 322 Landskoepokinrichting. Formatie van het personeel voor de— 300 _ _ Inkomsten van de— 304 _ _ Jaarverslag van de — _ _ Reqlement voor de — 302 Lavementen. Zetten van— Leeftydsgrens voor Europeesche ambtenaren 541—542 Leerling verpleger, zie bij Inlandsch-. Leerling-vroedvrouw. Voorwaarden om als — te worden ingeschreven 16— 45 Lepra een besmettelijke ziekte 185 _ _ Subsidiën aan de Vereeniging ter bestrijding der — in Nederlandsch Indië 236 Lepra-hospitaal. Subsidie aan het - Salor Lepralyders. Vervoer van — 190 Vervoer van — per Koninklijke Paketvaart 1 01 Maatschappij , Leproserieën. Gouvernements — 185 _ _ Subsidiën aan Particuliere — 234 — 238 Subsidie aan de — te Poeloe Tjanang.. 237 _ _ Subsidie aan de - op het eiland Si Katap 237 Leprozen-asyl. Subsidie aan het _ te Koendoer - 235 Leprozengesticht. Subsidie aan het - te Lagoe Boti. 235 _ _ te Pelantoengan 185 _ _ Beheer van het — te Pelantoengan overgedragen aan het Leger des Heils 185-189 _ _ Subsidie aan het — te Sitoemba 238 _ — Semaroong te Soerabaja 189 Leprozenkolonie. Subsidie aan de _ Donorodjo. 238 649 Blz. Limonadefabrieken. Subsidie aan de — op het eiland Po Amat...' 234 — — Toezicht op — 441 Lijken. Begrafenis van — van onbekende en behoeftige Europeanen 561 — — Gevonden — van onbekende en behoeftige Inlanders 193 — — Onderzoek van — . 323 — — voor hef onderwijs aan Stovia en Nias.. 349 Lijkschouwing door dokters-djawa 54 M. Maandrapport van den geneesheer voor de Gewapende Politie 454 Mantri-verpleger bij den B. G. D 398, 403 Marine. Deelneming van officieren van gezondheid van de — aan den cursus voor tropische ziekten 327 Mededeelingen. Wetenschappelijke — van het Geneeskundig Laboratorium 326 Mikroskoop, zie Inlandsch geneeskundige. Militaire Geneeskundige Dienst. Waarneming van den — 44 — — Waarneming van den — door dokters-djawa 54 Minerale wateren. Reglement op maken van- en toezicht op — 524 — 528 Morphine-ordonnantie, zie Aanvullingsblad. Mijnwórmkuur bij arbeiders op ondernemingen.. 566 N. *) Nias. Bezoldiging van de niet-medische leeraren. 372, 373 — — Formatie en bezoldiging van personeel.. 371, 373 — — Geldelijke en andere tegemoetkomingen aan de kweekelingen der — , 375, 376 — — Toelagen voor de kweekelingen der —.. 374 *) Alle reglementaire bepalingen zijn voor Nias en Stovia dezelfde; zie dus Ook bij Stovia. 650 O. Blz Officieren, zie Rechthebbenden. Officier van gezondheid als civiel geneesheer. 342 _ _ bevoegd tot uitoefening der geneeskunst. 10 Ombilin kolenmijnen. Gouvernements arts bij-. 337 Onderhuur bij aanwerving van personeel voor 's Lands dienst-. Ondernemingen of gezagvoerders, aansprakelijk voor verpleeg-, behandel- en begraafkosten van hun werknemers Onderstand aan geschorste Inlandsche ambtenaren. 618 _ aan gewezen tijdelijke landsdiena-en 618—621 _ aan Inlandsche vroedvrouwen 67 aan weduwen van Inlandsche ambtenaren. 610 — 617 Tijdelijke schorsing van — van veroor- , ,j 618 deelden _ _ Vriistellinq van zegelrecht voor verzoeken 618 om — Onderzoek. Geneeskundig — van Inlandsche burgerlijke landsdienaren 56 Onderzoekingen. Gelegenheid tot - voor Nederlandsche en vreemde geleerden, particuliere qeneesheeren enz. aan het Geneeskundig 324 Laboratorium _ — in het belang der Justitie 322 Ongevallen. Aangifte van — in fabrieken en werkplaatsen _ — bij spoor- en tramwegen 521, 522 _ _ Hulpverleening bij - door dokters-djawa. 54 in fabrieken en werkplaatsen 510, 511 Ontslag. Aanzegging tot aanvrage van eervol -.. 542, 543 _ — Datums van ingang van een — uit 's Lands a- * 544 dienst _ _ Onderzoek naar de noodzakelijkheid van — uit den Dienst wegens ziekte van burgerlijke 472 Landsdienaren _ _ Oneervol, niet eervol en eervol — 604-608 _ _ Verleenen van — aan landsdienaren. . . 602 — 604 Ontsmetting met sapo carbol oplossing 560 651 . " Blz. Oogheelkundigen. Bevoegdheid en verplichtingen van Inlandsche —» 411 414, — — Reiskosten voor Inlandsche — 414 Oogheelkundige hulp. Kostelooze — aan behoeftigen ....... 412 Ooglijders. Formatie van het personeel van het Gasthuis voor _ te Bandoeng 210, 211 — — Gasthuis voor — te Bandoeng ,. 210—214 — — Kosteloos vervoer van behoeftige —.... 412 — — Polikliniek voor — te Ngawi 214, 215 Opdrachten aan personeel 36 Opium. Invoer van — praeparaten. Zie Morphine- ordonnantie. Opname in Inlandsche hospitalen tegen betaling.. 193 — — Kostelooze — in Inlandsche hospitalen.. 192 Opsporing van ziekte- en sterfgevallen en van besmettelijke zieken 441 Overeenkomst van Apotheker en Geneesheer verboden 22 27 Overgangsbepalingen 32 Overgave van den dienst door dokters-djawa 56, 60 Overlijden. Aangifte van _ zie Doodsverklaring. — — Kennisgeving van — door dokters-djawa. 55 Overplaatsing van voor een speciaal dienstvak opgeleide Inlanders 627 Overtochtskosten. Betaalbaarstelling van _ van Inlandsche landsdienaren 627 Overtochtsregie'r ent voor gepensioneerde Inlandsche landsdienaren en hun weduwen en kinderen 624. 625 P. Pare vaccinogène, zie Landskoepokinrichting. Particulier geneesheer als lid van keuringscommissie 465 Particuliere praktyk. Verbod van — voor Directeuren C. B. Z 426 — — Verbod van — voor geneesheeren aan krankzinnigengestichten 433 652 Blz. Particuliere praktijk. Verbod van —voor Gouvernementsartsen 429 _ Verbod van — voor Hoofdinspecteur.... 37 _ Verbod van — voor Inspecteurs 38 Patentmiddelen. Verkoop van — 30 Patiënten voor het onderwijs aan Stovia en Nias, 349 Pensioen aan gewezen Inlandsche landsdienaren bij ongeschiktheid voor verderen dienst en bij ziels-of lichaamsgebreken 589—592, 594, 595 Geen verhooging van — bij tijdelijke werkzaamstelling van gepensioneerde Inlandsche landsdienaren ••• 592 _ — Ingangsdatum van — aan gewezen Inlandsche landsdienaren 587 — 589 _ — Tijdelijke schorsing van — van veroordeelden 592 Pensioenbepalingen voor Inlandsche ambtenaren die wegens onvoldoende plichtsbetrachting zijn ontslagen 595 Pensioenreglemtnt. Inlandsch — 581 — 586 Pensions. Toezicht op— Persoonswisseling. Voorkoming van — bij keuring, 474 Personeel. Indienststelling van — door Hoofdinspecteur 3° Pest. Maatregel tegen invoer van — en cholera in Oost-Sumatra 299 Pharmacopoea. Nederlandsche — verbindend voor Nederlandsch Indië 24 Poliklinieken. Helpers bij— 297, 298 _ — Kostelooze — 43 _ _ Plaatsen waar — ten behoeve van de Inlandsche bevolking zijn gesteld 289-296 Polikliniek-regeling 288 Polikliniek-tournées in de plaats van prostitutie- tournées Poliklinische hulp aan de Inlandsche bevolking. 286 — 288 Politie Hygiënisch toezicht op kazernes der Gewapende — 43 _ Instructie voor den Gouvernements Arts bij de Gewapende — te Soekaboemi 454 Politiedienaren. Begrafenis van gewapende — .. 201 653 Blz. Politiedienaren. Opname van zieke gewapende — in hospitalen 206—208 Verpleging van zieke gewapende — 205-210 — — Verpleegkosten voor zieke gewapende —. 207 Procesverbaal. Opmaken van — ,0 van overgave en overneming van den civielen geneeskundigen dienst 60 Projecten van Gouvernements gebouwen 560 Prostitutie. Afschaffing staatsbemoeienis met — 199, 200, 287 Prijscourant van algemeen magazijn van geneesmiddelen 5g Q. Quarantaine-ordonnantie 299 R. Recepten 20 25 — — Afschrift van — 26 — — Bewaring van — 25 — — Gereedmaken van — door dokters-djawa. 57 — — Overgave van — bij overgang of opheffing van een apotheek 26 — — Vergissingen in — 25 — — voor rechthebbenden op kostelooze genees¬ kundige hulp 247, 248 Rechthebbenden op kostelooze genees- en verloskundige hulp 245, 246, 248, 251, 264, 265. 266, 268, 269 Regéeringstelegrammen. Verzending van _ .. 555 — 557 — — Verzending van — door Inspecteurs.... 331 Register van Rechterlijke beschikkingen voor opname en verblijf in een krankzinnigengesticht.. 114, 118 — — van verlossingen 68 75 654 Blz. Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst Regularisatie van geneesmiddelen enz. voor particuliere praktijk 381 38V Reisreglement Ressorten. Geneeskundige — Restitutie van kosten van geneeskundige behandeling en verpleging van verwonde burgerlijke ambtenaren 263 s. Sapo-carbol oplossing voor ontsmetting Scheepsgeneesheer. Bevoegdheid als — Schepelingen. Opname van Inlandsche — der Gouvernements Marine in Inlandsche hospitalen Scholen. Hygiënisch toezicht op — Schorsing van ambtenaren door Resident 599 _ _ van Inlandsch vroedvrouw 67 Schuldbekentenissen. Hoofdinspecteur bij aanname van notarieele — Schutterij. Vrijstellingen van - 333, 422- 567 Schijndooden. Maatregelen tegen het begraven .' —?>•' • 562 van — 495 Sera. Aanvragen van — _ _ Bereiding van geneeskrachtige en voorbe- u a 313 hoedende — _ _ Prijsnoteering Hollandsche — 4<" Signaturen op afgeleverde geneesmiddelen Staatsspoorwegen. Ziekenhuisverpleging van Inlandsche beambten bij de — 553 Staatstoezicht. Geneeskundig - _ _ Leiding van het geneeskundig — •_ _ Uitoefening van het geneeskundig — door Inspecteurs en door Hoofden van Gewestelijk en Plaatselijk Bestuur 655 Blz. Staatstoezicht. Uitoefening van het geneeskundig — door de Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid in de Buitenbezit¬ tingen ; 39 Stadsverband, zie Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting. Staking van onderstand aan Inlandsch vroedvrouw. 70 Staten van inlichting over krankzinnigen 149 Sterfgevallen. Aangifte van — zie Doodsverklaring. Sterftestatistiek 38 Stovia. Eindexamen 360 — 366 — — Eischen voor kweekeling aan de —.... 350 — 353 — — Formatie en bezoldiging van personeel.. 367—370 — — Geldelijke en andere tegemoetkomingen aan de kweekelingen der — 355 — — Instructie voor Directeur en leeraren.... 356 — — Ontslag van kweekelingen 358—359 — — Reglement voor de — 347—362 — — Toelagen voor de kweekelingen der — .. 370 — — Toelage van de niet-medische leeraren . . 370 — — Tcelatings-examen 351 — - Verbintenis bij toelating tot de —...... 354 Straffen voor personeel krankzinnigengestichten te Buitenzorg en te Lawang 431—432 — — voor Inlandsch personeel 36 Strafbepalingen 30 — — van het reglement op het krankzinnigen¬ wezen 126 Subsidie. Aanvraag om — voor Hulpziekenhuis .. 225 — — Aanvraag om — voor particulier Inlandsch ziekenhuis 220 — — Aard der — aan hulpziekenhu zen 223—224 — — Aard der — aan particuliere Inlandsche ziekenhuizen - ... 217 — — voor één Europeeschen verpleger vóór dat Hulpziekenhuis is tot stand gekomen ... 224, 225 — — Voorwaarden voor verleening van voor Hulpziekenhuis 226 — — Voorwaarden voor de verleening van — aan particulier Inlandsch ziekenhuis 221 656 Blz. Subsidieering van Inlandsche ziekenhuizen en hulpziekenhuizen in zelfbesturend gebied.... 231—234 Subsidie-regeling voor particuliere Inlandsche ziekenhuizen ... 216 — 222 Subsidieverlening aan geneesheer vóór dat ziekenhuis is tot stand gekomen 219 _ aan Hulpziekenhuizen 222 — 226 Subsidieverleening bij uitbreiding van een particulier Inlandsch ziekenhuis 218 T. Tandheelkundige. Ziekteverlof voor — behandeling 550 Tandheelkunst. Voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid tot uitoefening van de— 10 Tandmeester. Bevoegdheid van — 18 _ — Bevoegdheid tot het afleggen van het examen als practisch — 13 Tarief voor opname in de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang 137 _ — Zie ook Laboratorium, Sera en Verpleegkosten. Tegemoetkoming aan landsdienaren bij uitzending naar Nederlandsch-Indië 552 Telegrammen... 331, 491, 555, 557 Terrein. Keuze van — voor openbare gebouwen Toelating. Akte van — 18 Tolk bij examens Traktementsverhoogingen. Periodieke — 35 _ _ Regeling voor de toekenning van — 608—610 u. Uitrusting. Eerste — voor Inlandsch vroedvrouw .. 69, 71 Utensiliën. Zie voetnoot bij Geneesmiddelen. V. Vacatures. Tijdelijke voorziening in— 551, 626, 627 Vaccinateurs _ _ Bevoegdheid en verplichtingen van 1' 657 Blz. Vaccinatiebewijs 304 Vaccinatie en revaccinatie in Landskoepokinrichting. 303 Vaccine. Toezicht op de — 44 Vaccine-pennen. Aanvragen voor — 494 Vaccine-regeling 299 Vaccinestof. Aanvragen van _ 494 — — Kostelooze aanvrage 'van — door genees¬ heeren 3Q3 — — Verstrekking van 303 Vaccins. Aanvragen van — 495 Veiligheidsreglement 510—520 Verantwoording. Aanvraag en — van geneesmiddelen, utensiliën, instrumenten en verpakkingsmiddelen < 486 — 509 van geneesmiddelen, utensiliën en instrumenten ...V.. 59,61,66 Verbandkisten bij spoor- en tramwegen 521 — — in fabrieken en werkplaatsen 512 518 — — Voorgeschreven inhoud van — in fabrieken en werkplaatsen 513 — 517 — — Voorgeschreven soort en hoeveelheid der- in fabrieken en werkplaatsen 518 Verbandmiddelen, zie voetnoot bij Geneesmiddelen. Vergiften. Aflevering van — 26 — — Inschrijving van — in een Register 26 Lijst van — 87( 88 — — Onwettige verkoop van — 32 — — Verkoop van — op de Inlandsche pasars. 30 — — Voorschrijven van — 21 Vergiftkast 24 Verklaring van onvermogen 250 Verkoop. Onderhandsche — van roerende goederen. 509 Verlof aan geneesheeren en verpleegsters van particuliere Inlandsche ziekenhuizen 219, 220 — — Betrekkingen die bij — niet langer dan één jaar mogen worden waargenomen .. 545 — — Buitenlandsch — aan Inlandsche lands¬ dienaren 577 — — Buitenlandsch — aan tijdelijke lands¬ dienaren 547 42 658 Blz. Verlof. Buitenlandsch - wegens ziekte, als gevolg ^ van verwonding 545 _ _ bij zwangerschap _ _ Onderhandsch — _ _ Reglement voor binnenlandsch- boö, ='z Verleenen van binnenlandsch — 3°. 548' *'.-V" 549 573 _ _ wegens gewichtige redenen kiekte - voor tandheelkundige behan. deling " Verlof/aanvragen. Vrijstelling van zegelrecht _ ^ voor — " * Verlotbepalingen. Gelijke _ voor Europeesche en Inlandsche-landsdienaren Verloskundige. Kostelooze _ hulp aan behoeftigen ^3,J94. Verloskunst. Voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid tot uitoefening van de - als 3 10 vroedvrouw Verpleegkosten in burgerlijke ziekeninrichtingen . voor particuliere ondernemingen in bur- ^ ^ gerlijKe zieK.eum> Verpleegsters. Gediplomeerde Europeesche - bij de Centrale Burgerlijke ziekeninrichtingen .. 96. 410 Verpleger (verpleegster). Europeesch gediplomeerd- ^ ^ bij den B. G. D ' _ _ Zie ook bij Inlandsch —. Verpleging in militaire ziekeninrichtingen Verplegingspersoneel. Zie bij Inlandsch Veroordeelden. Opname van zieke _ in Inlandsche ^ hospitalen Vervoer van behoeftige zieken per Staatsspoor en op lijnen der Ned. Ind. Spoorwegmaatschap?!] 203-2US Verwaarloozing van Gouvernements goederen .. 59, Viseeren van geneeskundige certificaten voor binnen- landsch verlof wegens ziekte ■ 42, oo Visum repertum '' „ Visum van Hoofd van Gewestelijk Bestuur op bewijs ^ ^ van bevoegdheid ' Voeding. De - in het beri-beri gesticht UM. 659 Blz. Voeding. In eigen beheer in de C. B. Z. te Batavia.. 92 — — In eigen beheer in de C. B. Z. te Semarang zie aanvullingsblad. — — In eigen beheer in andere ziekeninrichtingen zie aanvullingsblad. Voedingsmiddelen. Controle op het onderzoek- der— 40 — — Onderzoek van — 322 Voorschriften en mededeelingen aan personeel.. 34 Voorschot. Verleenen van — bij overplaatsing 597 599 Vroedvrouw. Ambtseed van Inlandsch — 67 — — Bevoegdheid en verplichtingen van — .... 17, 22 — — Examen voor — in Nederlandsch Indië.... 11, 15, 16 — — Inlichtingen van de — aan geneeskundige autoriteiten 23 — — Instructie voor de — te Bandoeng, Meester- Cornelis en Buitenzorg 442, 443 — — Instructie voor de — te Malang 445 — — Instructie voor de — te Soerabaja 444 — — Programma van het examen voor Euro¬ peesch —■ 50 — — Zie ook Inlandsch vroedvrouw. Vrijbiljetten op de Staatsspoorwegen 557 Vrije artsen keuze te Semarang 251—254 Vrije genees- en verloskundige hulp 245, 246, 248, 251, 264, 265, 266, 268, 269 Vifle vroedvrouwen keuze te Buitenzorg .... 257, 442, 443 — — te Malang 259, 445 — — te Meester-Cornelis en te Bandoeng .... 254, 255, 442, 443 — — te Soerabaja 261, 444 w. Waarneming. Opdracht en ontheffing van de — van den plaatselijken geneeskundigen dienst.. 10 660 Blz. Waarneming. Vergunning tot—van het beheer eener apotheek Wachtgeld. Regelen voor de toekenning van- .. 578, 581 _ Toekenning van — aan Inlandsch personeel. 36 441 Warongs. Toezicht op — Wateronderzoek aan het Geneeskundig Laboratorium Weduwen. Onderstand aan - van Inlandsche ambtenaren 610-617 Werklieden. Opname van - bij landsinrichtingen in Inlandsche hospitalen Wervingsordonnantie. Extract uit de — 477-479 Wetenschappelijke. Drukken van - werken .. Woningen. Toegang van autoriteiten tot particuliere — IJ- IJS. Reglement en toezicht op maken van — 524, 528 Ijsfabrieken. Toezicht op— z. Zelfbesturend gebied. Geneeskundige dienst in - . 538, 539 Zelfbestuur Overgang van landsdienaren in diénst ... 539, 540 van een — • _ _ zie ook Geneesmiddelen en Subsidieering. Ziekenhuizen. Verdeeling in klassen van particuliere Inlandsche— Ziekeninrichting. Bedragen voor aanschaffing van meubilair enz. voor de C. B. — en _ Bumerliike —en buiten Batavia, Sema- 192 ranq en Soerabaja 90 _ Centrale burgerlijke — en _ _ Formatie van het personeel van de C. B. — te Batavia • 90 -92, 96 _ _ Formatie van het personeel van de C. B. — te Semarang 92-94,96 661 ^»££§ Blz. Ziekeninrichting. Formatie van het personeel van de C. B. — te Soerabaja 94 — 96 — — Huishoudelijk reglement voor C. B. — en 426 — — Voeding in eigen beheer in de C. B. — te Batavia . 92 — — Werkzaamheden van personeel van een ■ C. B. — buiten die inrichting 424, 425 — — zie ook hospitalen. Ziekenverpleging. Diploma van — 403, 404 — — Eischen voor toelating tot het examen voor — 404 — 409 — — Examen voor — 403 — 409 Zoutfabrikage. Instructie voor de geneeskundigen bij den Dienst der — 446 — 448 Zwangerschap. Verlof bij — 545 Chronologische opgave van de opgenomen en aangehaalde Staatsbladen, Bijbladen, Besluiten, Circulaires enz. STAATSBLADEN. blz. blz. 1833 No. 32 610. 1875 No. 1 395, 399. 72 131. „ . 235 254. 1838 „ 22 333, 380, „ „ 264 376. 421. „ 265 347. 1847 . 34 131. 1876 „ 78 342. 1848 10 131. ê „ 92 622. 16 131. „ „ 337 93. 1854 „ 93 164. 1878 . 14 131. 1856 „ 70 394. g , 298 341, 549. 1859 „ 102 626. j 1879 „ 18 90. 1861 . 10 387. I „ 65 131. 1862 „ 153a 384. 1880 „ 55 131. 1866 . 151 494. „ . 187 139. 1867 . 114 550, 551, 1881 „ 74 153. 599, 626. „ , 82 131. » 172 310. „ „ 99 610. 1871 „ 78 131, 168. . „ 142 164, 594. „ 139 341. „ „ 154 153. 1872 . 77 382, 386. „ „ 174 568. 91 568. „ , )89 610. 1873 „ 73 501. -h ^ % „ 218 153, 155, „ 104 68, 394. 264. „ 128 15. 1882 . 22 131. , 166 382. ,. „ 26 131. 1874 „ 33 131. „ „ 27 131. „ , „ 77 341. . 1 29 131. 94b 131. . 1 32 131. „ 252 92,94,95. „ ,. 84 131. 664 STAATSBLADEN. blz. blz. 1882 No. 97 5, 6, 1891 No. 208 582, 603. 17, 40, 1892 „ 145 137. 78, 85, „ „ 152 264. 89, 200, ., „ 175 164, 594. 248*, 281, „ . 183 132. 526, 560. .. „ 235 464, 548. 135a 404. 1893 . 229 545. " "„ 142 131. . ., 270 568. I '„' 187 325, 354, 1894 „ 190 5, 18, 375, 381, „ f 273 5, 10, 385, 386, 16, 17, 627. 18. 33. , 221 627. I 1895 „ 58 149. 1883 „ 59 132. .. ., 74 537. 1885 „ 70 462, 467, „ » 93 599. 468, 472, ,. „ 225 509. 473. ,. „ 300 521. 118 45, 50. 1896 „ 148 340, 341. 131 132, 573, 1897 „ 54 108, 132, 018. 169, 170, 139 135, 137, 183- 169, 174. ., I H2 5, 21. 233 93- ■ »» 1^1 1887 ! 45 132-. . 176 153. 154. 86 264. » . 230 5. 176 56B. - - 256 264, 265. 192 581, 594, 1898 „ 32 107. 595, 603. „ „ 46 391, 398. 250 386. . „ 150 153, 154, 1888 No. 17 320. 155- 194 145. „ „ 169 509. 1889 l 85 168, 207, . . 311 108, 130. 622. 1899 „ 38 376, 377. 249 342. ., .. 60 155. 1890 209 181, 263, „ „ 73 5, 15. 332, 386, . . 194 108. 529. . „ 241 264. 1891 1 567. 1900 „ 18 153. 665 STAATSBLADEN. blz. blz. 1900 No. 237 55. 1903 No. 381 398, 549. 1901 „ 1.5. 21, 1904 „ 58 195, '85. . 65 153, 154. 89 321. 156, 158, „ 255 264. „ „ 67 94. „ 297 394. „ . 108 ' 5, 31. „ 357 381, 382, „ , 158 153, 154, 384, 385. 156, 157, . 368 5, 20, 158. 22, 25, „ „ 206 455, 461, 27, 248. 469, 474, . 432 265. 475. 1902 „ 16 597. „ „ 253 252, 254. 98 333. , „ 329 5, 10. , 107 386. „ „ 332 5. „ 127 5. „ , 348 362. . 178 537. „ „ 468 455, 469. „ 180 156, 159, 1905 , 99 196. 160. , „ 109 135, 148. „ 200 597, 599. , „ 119 153, 154, „ 201 387, 389. 155. - 218 521. „ „ 166 455, 469. „ 261 135, 148. „ . 180 252, 254. „ 270 300, 304. „ . 255 624, „ 283 501. „ . 257 5, 12, „ 443 265, 347, 13, 15. 350. „ „ 258 195. 1903 8 132. „ „ 285 36, 304. 39 623. „ „ 319 355. 44 135, 138, 1 „ 358 108, 128. 140, 141, „ „ 360 153, 155. 143, 148. „ „ 394 341. „ Hl 370. „ „ 409 5, 21, „ 128 355. 25, 27, „ 252 386. 28. „ 262 381. „ 423 347, 356. „ 319 164. . . 505 382, 385. „ 375" 5, 21. „ „ 516 521. 666 STAATSBLADEN. blz. blz- 1905 No. 527 583, 584, 1908 No. 29 194. 585, 586, 64 92. 593 594, „ .. 108 579- 595! 603! . < 249 552. 528 592, 618. „ » 318 524. 1906 I 27 156, 158. 5 » 323 381, 385. 30 297. $ » 325 623- 31 195. » .. 350 455. 32 194 - » 400 529■ 114 349'. , .. 432 342- " " 119 455, 474. „ „ 554 240. "„ „ 213 245, 252, „ „ 587 460. 254, 255, „ . 663 241. 257, 258, „ .. 690 195. 259. 261, 1909 „ 4 164. 265, 341, . . 40 92. 443, 444, ., - 57 196. 445. . ,. 58 195. 214 265, 341. » .. 59 195' " 233 305. » ■ 60 297. 271 132. 61 195. [ '„' 276 17, 216, „ .. 63 194. 226, 232, „ - 64 195. 233, 237, 65 194. 539. » . 66 195. , 414 156. 157, „ .. 67 196. 158. „ 68 196. 483 249, 250. » » 69 194. 1907 „ 33 194. .. 93 264- 64 337. ., - I41 34Ü- 194 5, 24. „ » 171 195- 236 5, 20, . . I90 521- 78 » 243 462. 2 i 294 395. ' f .. 244 525 526 , 317 300, 302. „ - 268 623* [ „ 344 578, 580. „ - 286 455" 419 90. . » 326 35- 1908 „ 28 195. » .. 336 529. 667 STAATSBLADEN. blz. blz. 1909 No. 532 623. 1911 No. 99 210, 211. „ 544 455. „ „ 104 366. „ 572 350. „ „ 107 136. „ 598 196. . „ 164 578, 597. 1910 „ 35 302. „ „ 277 430. 44 210. „ „ 299 311, 312. „ 151 455. „ „ 335 623. „ 183 608. . „ 357 533. „ 207 203. „ . 435 17. „ 301 549, 552, „ , 472 216, 217, 627. 218, 219, „ 348 567. 221, 222, „ 349 133. 223, 224, „ 406 510, 518. 225, 233. ,, 417 164. „ „ 511 521, „ 550 108, 117, . „ 563 145, 146. 129, 183. „ „ 564 146, 151. „ 615 376. „ „ 585 189. „ 618 455. „ „ 587 321. „ 634 350. „ , 632 158. , 648 329, 330, „ „ 654 216, 219. 333. 1912 „ 79 234. „ 649 3, 5, „ „ 87 403. 6, 7, „ „ 181 264. 8, 9, . „ 198 36, 428, 10, 16, 468, 548, 17, 18, 549, 554, 20, 21, 568, 573, 24, 26, 575, 576. 27, 28, „ „ 199 333, 546, 29, 30, 547. 32, 33, „ . 200 573. 78, 560. „ „ 205 244. . 650 3, 33, „ „ 254 159. 89, 174, , 291 333, 567. 190, 340, „ „ 336 92, 93. 343. „ „ 419 455. . 651 108. „ „ 439 333. 668 STAATSBLADEN. blz. blz- 1912 No. 492 525. 1914 No. 613 477, 479, 1913 „ 6 329. 481. 482, 12 530. 484- 55 334. p „ 642 455. 133 409, 410. „ „ 645 552. „ 142 300, 302. „ „ 663 147. „ „ 211 342. „ .. 665 242. 339 337. » » 676 567. \ 359 164. ., .. 690 5. 6, 26. „ 365 371. - .. 691 3. 440 239. . .. 776 381, 382. 1 " 557 568. „ . 786 38. 153, 578 254, 256, 157. 300, 257, 442. 320, 329, 582 90. 334> 426- 637 254, 257. 429- 644 585. I S 787 5, 6,7, 8. "„ 664 257, 258, „ ., 796 347. 360, 259, 442. 361. 675 240. 1915 „ 57 297. " 695 3, 387, „ „ 107 523. 462, 467, | „ 112 475. 468, 469, i . H9 301. 472, 473, „ 130 297. 474, 475. „ ,.131 297. | 700 265. ., . 134 297. 1914 „ 31 297. ., .. 142 234. 99 95. „ „155 320. 172 546. „ „ 173 455. „ 187 264. „ ,. 174 455. I „ 323 326. jj „ 181 477, 479, 403 194. 484- , 447 51. . - 197 92, 93. 499 264. „ „ 206 242. , 502 455. „ . 216 367. I ,. 565 241. „ . 252 297. 606 20. „ „ 256 237. 610 5, 11. „ . 315 381. 669 STAATSBLADEN. blz. blz. 1915 No. 386 371, 372, 1916 No. 97 297. 373. „ ■ 114 198. „ 408 36. „ ,. H8 297. „ 423 477, 484. „ „ 154 572. „ 469 302. „ . 216 523. „ 485 337. „ ,. 224 334. „ 532 259, 260, . „ 289 320. 261, 445. „ i 291 380, 567. 571 6. „ 312 216, 218. „ 602 261, 262, 220, 224, 444. 225. „ 613 567. „ ,. 387 265. „. 625 568, 569, „ „ 405 455, 468. 570. „ „ 418 243. 655 598. „ „ 423 368, 370, „ 693 479, 481, 371, 372. 482, 484. „ „ 455 5, 6, 9, „ 727 338. 10, 566. „ 745 263. „ ,. 527 509. 1916 „ 8 421, 567. „ „ 529 5, 8. 23 381, 383, „ „ 536 367, 369. 387. . „ „ 541 298. 26 461. „ „ 556 371, 372. 67 523. „ .611 455. 87 297. „ .612 562, 564, 88 297. 565. ..94 555, 557. „ „ 658 464. BIJBLADEN. Nos. Blz. Nos. Blz. Nos. Blz. Nos. Blz. Nos. Blz. 112 611.3756 612,4912 613,5530 303. 196. 205 611. 615. 614, 5582 269. 5839 386. 234 611. 3837 430. 616, 5628 270. 5848 271. 278 346, 3860 201, 617. 5629 327. 5869 600, 456. 343. 4981 287, 5658 343. 601, 433 339. 3871 498, 498. 5663 52, 602. 591 557. 499. 4992 282. 379, 5873 316. 866 269. 3932 627. 5052 603. 497. 5885 192. 1146 342. 3933 627. 5078 287. 5673 235. 5888 203, 1169 202. 4001 89. 5109 163. 5674 195. 539. 1209 393, 4006 612. 5117 346, 5676 94. 5910 366. 394 4087 603. 471. 5700 270, 5911 612, 1636 557. 4151 340. 5149 561. 282. 5911 615. 1715 185. 4184 269. 5157 287. 5705 153, 5922 178. 1801 581. 4292 204. 5186 309, 155. 5926 36. 1935 496. 4326 626. 313, 264. 5928 165, 1995 612. 4364 199 316, 5710 561. 166. 2114 287, 4536 498. 317. 5719 192, 5934 192. 486. 4544 167.15208 577, 197,1 5937 341. 2126 494. 4568 547. 5228 287. 199, 5943 626. 2241 557. 4638 286. 5259 170,' 200. 5970 194. 2481' 627. 4640 97. 178, 5725 271. 5981 309, 2716 92. 4703 602, 179, 5726 197. 310. 2718 96,; 603, 180. 5729 430, 5985 269. 2\4,\ 604. 5280 396, 436. 6002 411. 304^4704 606. 397. 5733 305. 6004 190. 380* 14710 343. 5309 45, 5737 468, 6015 343. 53ó'.!4733 302, 50. 472. 6036 269, 2741 199.1 309, 5310 200. 5784 389. 286. 2884 611. 494. 5346 315. 5804 541. 6037 200. 3117 611. 4784 380. 5347 169. 5810 199. 6047 475, 3155 561. 4826 557. 5387 287. 5824 271. 476 3200 627. 4847 387. 5478 430. 5833 56, 6052 269. 3256 561. 4894 618. 5508 366. 486. 6091 190, 3577 559. ,4896 430. 5528 269. 5838 195, 192. 671 BIJBLADEN. Nos. Blz. I Nos. Blz. Nos. 6106 203. 6701 580. 7326" 6123 601J 6731 317. 7332 6135 179.16757 272. 6141 476. 6758 185. 6162 509. 6818 46. 6171 166. 6859 306. 7355 6174 235. 6899 272. 6182 271. 6919 265. 6205 614. 6920 205. 7362 615. 6978 343. 7367 6233 362. 6980 156, 7376 6280 461. 159, 6314 627. 264. 6333 192. 6987 235. 6335 195, 6996 616, | 7393 197. 617. 7396 6340 163. 7049 476.' 6375 547.J7169 19óJ 6376 577.17170 196, 7406 6414 593. 7171 i94. 7407 6461 557. 7174 196. 7433 6477 272. 7175 195. 6489 340. 7194 231, 7491 6493 179. 233, 7498 180, 539. 6569 583, 7195 281, 594. 538. 7502 6578 18, 7198 52, 89, 55. 7552 6634 165. 7^08 284. 7578 6648 590, 7243 468. • 596, 7267 251. 7587 602. 7272 264, 7595 6654 52, 265, 7645 55. 7318 274, 7656 6672 232. 277, 6692 203. 278. 7664 6693 386. 7324 133.17684 Blz. I Nos. Blz. Nos. Blz. 282. 7688 280, 8093 542. 192, 283, 8094 606. 197,1 285. 8102 398, 199, 7734 204, 456. 287. 205. 8103 305, 583, 7772 321. 306, 594, 7815 529. 308. 595. 7816 531. 8112 481. 562. 7822 618. 8147 627. 331. 7870 309. 8154 39. 34, 7872 232. 8162 308, 345, 7895 277, 456. 548, 278, 8163 417, 551. 7917 530. 430. 367. 7927 193, 8165 362. 309, 7927 206. 8178 618. 311, 7959 282, 8181 576. 312. 284, 8196 310, 429. 285. 313. 422. 7960 233. 8202 34, 130, 7979' 415. 36, 183. [ 7999 332. 551. 205.18001 204. j 8221 265. 203, 8003 581. 8226 40. 204, 8004 605. 8237 284. 205, 8013 36, 8251 67, 309, 330, 389. 312. 331, 8255 331. 264. 551. 8282 332. 264, 8016 442. 8283 193, 265. 8020 306, 206, 617. 307.| 207, 430. 8054 467. 208. 331. 8055 67, 8324 545. 264, 492. 8340 379. 265. 8058 46, 8353 51. 575. 389. 8354 19, 264.1 8088 604. | 78. 672 BIJBLADEN. Nos. Blz. I Nos. Blz. Nos. Blz. | Nos. Blz. Nos. Blz. 8355 449.18419 539. 8432 445.18483 541. 8533 67, 8370 327. 8420 232. 8454 387, 8485 589. 68. 8378 404. 8421 587, 473. 8498 206. 8534 479. 8395 278. 589. 8461 265. 8509 555. 8618 541. 8418 543,18431 444. 8479 331.18516 78.| GOUVERNEMENTS BESLUITEN. BIz- Blz. 6 Februari 1861 No. 1 235. 26 November 1906 No. 33 236. 1 April 1870 . 15 194. 15 Januari 1907 ., 36 195^ 15 September ., , 59 236. 15 „ " 37 195' 27 Maart 1880 ,. 39 342. 16 ." " " 20 349 13 Februari 1883 . 20 45, 28 Februari * "w 58 274' 50,_ 14 Juni , u 18 196. 51. 15 December „ ,12 195. 8 October . „ 18 168, 24 Januari 1908 „ 13 95. 199. 13 Februari „ , 26 236 1 Maart 1884 „ 10 199. 21 Maart ,. 9 194 25 October 1885 „ 49 238. 7 Mei " " 14 377' 15 November 1889 „ 1« 196. 23 Juni " 1 377 29 Januari 1891 „ 4 196. 14 Juli " [ 14 333 21 Mei » 3 387- 17 October * \ 20 185, 16 Augustus 1893 „ 14 618. " 186,' 28 October 1898 „ 4 388. 189.' \ 20 December „ )( 10 235. 7 December „ "t 18 196. 11 Maart 1899 '„ 31 194. 21 . . 9 185, 19 .. 1900 „ 24 194. f !86, 27 December .. 5 196 I ia t ■ . „ 189' " M6 Januari 1909 „ 17 235 14 Juni 1901 „ 29 379. 236 6 1902 '* 1 286. f 19 „ „ „ 14 93' 1 September „ „ 12 615. I 25 Februari "„ " 16 94 17 27 411, 15 April "n 22 236^ 414. 7 Augustus „ , 43 94 16 Januari 1903 „ 28 166. 16 „ 15 195 19Juni 1904 „ 9 414. 28 „ "x " 3110a' 28 November j „ 34 557. 15 September " " 10 594' 18 Mei 1905 „ 9 377. 25 „ „' ] 16 90' 9 September „ „ 3 274. 30 ! 8 195' 25 Juni 1906 „ 27 274. 5 October ; " 22 9l' 11 Augustus . . 3 194. 30 „ " " 24 377 27 October „ „ 29 270. 4 December "„ " 15 90' 20 November „ „ 9 194. 120 „ .-. " 15377 43 674 GOUVERNEMENTS BESLUITEN. Blz. Blz. 4 Januari 1910 No. 9 194. 28 December 1911 No. 56 94. 25 „ „ 27 236. 24 Februari 1912 „ 41 236. 2 Februari " , 27 95. 3 April „ ,. 17 378. 23 „ „ 45 196. 14 Mei „ ., 9 238. 11- Maart I * 10 236. 24 . ... 19 196. 11 ., . . . 47 162. 24 „ „ ., 21 288. 7 Mei . „6 196. 4 Juli „ „ 15 409. 19 (i „ , 13 252 12 October „ „ 9 96, 7 Juni '.. „ 19 196. 41°- 15 „ .. „ 16 377. 21 .. „ „ 32 108. 25 , 47 97- 15 November „ . 24 378. 4 Juli '„ „ 5 195. 6 Januari 1913 „ 28 272, 7 September „ „ 8 377. 14 October .. , 31 529. 16» - " 11 ^ 18 10 276, 16 " S " ' 18 " - ï " 278. 25 . . 43 273. 21 11 529. 14 Maart 1 ' 59 Hl 25 November „ „ 24 190. | 41 194 29 " " " 25 194-|26 ' I 69 270^ 28 December „ ., 5 186. I ^ ^ M 3? 28 59 212. 8 Me. " ^ 42 3?4 2 Januari 1911 „ 34 381, ^ ^ . ^ ^ 236 12 Juli „ „ 3 377. -ï 9 Augustus . ., 22 410. 6 ., »» 34 236' 19 „ 26 235. 22 Maart . . J5 236. 1Q s "ember < . 32 419. 22 . „ . 16 236. ^ . ^ 2? 92 17 Juni . . 21 529 ^ q^ . _ u 1% 4 Augustus . . 68 L 18 374, 6 „ . . 31 398. ZV " " " 375. 4°0, 17 November „ „ 7 547. 401, 07„ 402 26 .„ 31 -72- 973 403. ' , . 17 904 2 Januari 1914 „ 36 163. 29 September „ „17 204. i 43 521 14 October „ „ 8 91. 2 ' 12 December „ , 28 398, 6 . ... « 400, 19 „ „ .. 30 522. 401. 21 „ „ 43 605. 675 GOUVERNEMENTS BESLUITEN. BIz- Blz. 4 Februari 1914 No. 11 476. 14 December 1915 No. 22 377. 14 ■ 22 297- 28 „ „ 16 92! 27 Maart „ „ 26 236. 4 Januari 1916 20 297^ 30 •• - 4T 336. 8 Januari „ 61 215* 24 APril ,. , 13 237. 14 " 27 238* 27 " " 54 196 24 „ . " 20 555' 26 Mei " . 52 461. 27 ., " " 13 297! 3 Juni „ , 14 35. 25 Februari \ [ 57 196' 15Juli - » 39 237- 2° . g n 50 333.' 17 " •• 24 462. 15 April „ n 36 470. 9 Augustus ., ~t 33 398, 9 Mei n " 21 398 401 ■ 3Juli ,. . 32 333. 16 I4 9°. 13 . . s 22 184. 410- 19 ■ ., ., 33 273. 28 September „ „ 22 370. 5 Augustus . „ 30 96. 1 October , „ 23 211. 15 „ f 4 471 21 December ,. „ 29 375. " 542' 22 " \ " 61 446- 21 62 96,' 6 Januari 1915 „ 44 215. 410' 2 Februari „ „ 33 273. 28 „ '•' n 49 457 I9 April • I i 34 238. 9 September \ " 28 476 28 " - - 32 379. 11 „ ] 61339 18 Mei - „ 17 237. 340' 27 " „. 45 236. 14 20 274 29 " » - 42 398, 121 „ „ ■ 16 297. 401. 25 .. I „ J2 355, 31 ■ » » 44 274. 376 15 Juni r „ 22 424. 29 38 297. 30 •• „ .. 44 378. 24 October „ n 71 373 15Juli - „ 19 447. 4 November. " " 34 415 24 " » ■ 20 313. 24 „ „4419 13 Augustus , „ 36 297. 421' 20 " " » 43 403, 28 „ „ H 2 54li 404- " 542' 29 September , „ 29 194. 1 December „ „ 11327 30 23 96. 18 „ „ " 38 321.' 21 October „ , 45 162. 3 Januari 1917 „.36 554. 676 Besluiten en Circulaires Directeur O, E. Blz. 10 Mei 1898 No. 7848 397. 21 October 1903 „ 16806 287. 6 September 1904 „ 15164 499. 10 November 1906 „ 19801 499. 10 „ „ „ 19802 499. 10 „ ,. „ 19803 499. 19 Mei 1907 „ 9342 494. 13 Augustus „ „ 15034 24, 11 Juni 1909 „ 8677 525. 15 September 1910 „ 16722 251. 5 December „ „ 22071 287. 20 Februari 1911 „ 3067 366. 17 April 1912 „ 6187 195. 22 Januari 1913 „ 1279 214. 20 Mei ., „ 8070 195. 17 Juli „ „ 12209 194. 20 Mei 1914 „ 9366 297. 25 September „ „ 19059 195. 20 Februari 1915 „ 4348 196. 4 Juni ,. „ 13518 196. 9 December 1916 „ 33443 501. Besluiten en Circulaires Hisp. B. G. D. Blz. 13 Februari 1912 No. 1020 226, 230. 13 „ » 1021 228, 231. 7 Juni 1913 „ 3854 553. 10 Juli „ ,. 4605 294. 11 . .. 4651 277. 18 „ . . 4831 549. 18 I ... 4832 548. 19 I „ » 4855 558. 26 Augustus „ ' „ 5804 292. 26 . „ ,. 5806 294. 26 . 5807 294. 26 ... 5808 293. 677 Besluiten en Circulaires Hisp. B. G, D. Blz. 23 September 1913 No. 6478 290. 26 ... 6552 289. 1 October „ „ 6671 290. 3 . „ 6742 343. 9 ... 6842 518. 11 . 6920 289. 13 » .. ., 6950 191. 22 ... 7203 293. 22 - „ ., 7204 290. 3 November „ 7495 293 5 „ 7556 290. 24 » ., „ 7972 294. 26 » 8042 290. 15 December „ * 8538 294. 16 .. 8591 296. 30 „ 8943 291, 292. 30 " ., .. 8944 292. 30 - .. .. 8945 292. 30 •• » . 8946 291. 30 » » .. 8947 290. 30 * ., 8948 292. 6 Januari 1914 '„ 95 296. 10 .... 252 295. 22 » 658 295. 4 Februari „ , 1053 290. 10 »., 1307 294. 21 ., 1739 290. 21 - 1740 289. 26 • .. 1882 292. 28 ... 1948 289. 9 Maart .. . 2237 391, 392, 393. 12 * .. ., 2357 295. 14 .. „ 2405 67. 18 » ... 2563 289. 18 „ 2564 289. 23 ... 2705 296. 4 APril ,. ! 3139 289. 4 » „ 3141 296. 678 Besluiten en Circulaires Hisp. B. G. D. Blz. 29 April 1914 No. 3880 545. 6 Mei l ., 4039 294. 18 „ 4404 546. 9 Juni „ ,. 5086 230, 231. 10 ... 5179 289. 23 '[ „ .. 5527 277. 29 ,", „ .. 5675 291. 30 „ „ „ 5731 294. 3 Juli „ „ 5814 296. 13 ,, „ 6122 295. 20 'l „ „ 6357 291, 292. 20 „ ., 6368 293. 22 Augustus „ „ 7484 290. 5 September „ „ 7911 208. 21 „ „ ,. 8366 294. 20 October „ „ 9415 294. 21 M ., 9468 83. 3 November „ „ 9852 277. 26 Februari 1915 „ 1675 290. 16 Maart „ „ 2279 479, 483. 19 „ .. 2392 290, 291. 10 April '„ „ 3061 393. 10 April ,. ,. 3062 392. 24 „ .. » 3521 296. 11 Mei „ „ 3976 291, 292. 20 , 4272 291. 15 Juni . ,. 5060 171. 21 „ 5270 208. 24 [ '» .. 5361 294. 15 juH . . 5058 24, 87. 22 ... 6127 293. 31 . . 6451 8, 560. 9 Augustus „ „ 6661 393. 20 ., . .. 7072 196. 21 October „ . 8814 175. 25 „ . .. 8905 296. 28 I „ . 8993 295. 22 November „ . 9700 291. 679 Besluiten en Circulaires Hisp. B, G. D. Blz. 10 December 1915 No. 10205 277. 13 ... .. 10283 78. 20 .. ..' „ 10455 208. 21 . 10499 402. 13 Januari 1916 „ 256 277. 17 . 376 401. 18 .. . ., 412 208. 23 Februari „ n 1523 208. 25 » ., ,. 1605 295. 28 .. „ '673 289. 8 Maart ., ., 1951 298. 8 .. „ ., 1952 298. 9 ... 1991 450. 13 „ „ 2132 293. 17 .... 2272 173. 22 . 2375 174. 10 Mei „ „ 3782 294. 19 .. ,. „ 4140 327. 21 Juni s „ 5103 277. 22 .. ■„ .. 5162 290. 23 .. „ 5192 279. 4 Juli ., .. 5494 551. 10 » ... 5697 277. I3 » ., 5843 295 13 .. ., , 5844 295. 8 Augustus „ , 6573 9, 566. 11 September „ „ 7577 482. 18 . 7782 486. 3 October „ ti 8183 296. 4 » „ 8210 446. 4 .. ■ ,. „ 82 '2 42. 17 .... 8535 457. 18 .... 8577 446. 2 November 1 n 9043 470. 15 ,. ,. 9444 474. 25 n ., ., 9755 330, 423. 25 - .. „ 9758 330, 331. 2 December „ „ 9956 564. 680 Besluiten en Circulaires Hisp. B, G, D. Blz. 15 December 1916 No. 10307 295. 21 „ ,. .. 10487 550. 22 „ 10494 289. 8 Januari 1917 „ ' 136 427. 8 „ ,. .. 138 429. Circulaires Chef Civiel Geneeskundigen Dienst. Blz. 19 Augustus 1865 No. 1234 344. 21 Maart 1874 „ 414 344. 14 November 1878 „ 2004/5 344. Circulaires en besluiten Chef Geneeskundigen Dienst. Blz. 20 Januari 1890 No. 29 „ 1901 „ 4 November 1907 ,, 13 Februari 1909 „ 10 Juni 149/18 547. 117/1 85. 2142/4 78. 332/50 519. 9641/1 500. Circulaires en Missives G. S, Blz. 2 Juni 1881 No. 1087 612. 17 November „ „ 2142 610. 28 April 1885 „ 651 614. 7 October 1891 „ 2456 614. 15 December „ „ 3096 587. 15 October 1893 „ 2655 613. 2 Januari 1894 „ , 4 614. 681 Circulaires en Missives G. S. 18 Juni 1895 21 September 1900 16 Maart 1903 5 April 1904 22 Augustus ,, 18 Januari 1905 2 Mei 1908 29 December ,, 29 Juni 1910 12 September „ 17 November „ 16 April 1912 7 November 14 Maart 1913 23 Juli 1914 10 Augustus 21 April 1915 22 Februari 1916 24 Augustus 28 9 November 12 December 16 Blz. No. 1192 614 „ 2486 614. 880 600. „ 1428 201. 3274 602. 250 616. 1273 614. „ 3700 616. 1425 609. 2106 133. 2598 275. 844 573. „ 2454 280, 283. 668 529, 537. „ 1858 278. m 1998 543. 889 594, 595. 418 592. ., 2133/mA1 592, 620. h 2170/mA1 535. „ 2825/inA1 595. „ 3101 544. „ 3141»>/mA« 544. Circulaires Dir. B. B. Blz. 6 Juni 1884 No. 4105 614, 615. 26 Augustus 1902 „ 7 615' Besluiten Dir. B. O. W. Blz. 19. Augustus 1910 No. 11996/stw 512, 513 6 Juni 1913 ,. 9370/stw 513. 6 " •• 9375/stw 512. 22 - 1914 14736/stw 513. 682 Circulaire Legercommandant. Blz. 17 November 1915, Vle afd. No. 3150 196. Missives Res, Djokjakarta. ■"i^: Blz. 3 November 1908 No. 8446/24 538. 17 September 1910 „ 9452/28b 133. Missive Res. Madioen. Blz. 7 juli 1913 No. 5123/lla 278. Circulaire Gouverneur Celebes. Blz. 25 September 1908 No. 5930/6 280. Besluiten en Miss. Res. Oostkust Sumatra. Blz. 28 October 1913 No. 878 605. 28 „ „ 9862/1 605. 14 December 1914 „ 814 240. Besl. Res. Riouw. Blz. 11 Januari 1916 No. 9 242. Order Chef Korps Gewapende Politie. Blz. 23 October 1916 No. 457 495. Circulaire Chef M. G. D. Blz. 5 Augustus 1915 No. 2083 495. 683 Circulaire Dir. Inst. Pasteur. Blz. 25 Augustus 1909 No. 318. Brieven Directie K. P. M. Blz. 16 November 1915 No. 1628 175. 7 Maart 1916 „ 383 176. Nederl. Staatsblad. Blz. 1863 No. 50 15. 1876 „ 102 12, 13, 1 1916 ,, 289 337. Koninkl. Besluiten Blz. 21 April 1913 No. 58 239. 3 Februari 1915 „ 16 455. 30 Juni „ „ 36 336. 28 Juli 1916 „ 26 336. INHOUDSOPGAVE. Blz. wioofdstuk I. Reglement op den burgerlijken geneeskundigen dienst en de daar¬ mede samenhangende uitvoeringsvoorschriften. Eerste afdeeling. Geneeskundig Staatstoezicht 5 Tweede afdeeling. Voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunst, de tandheelkunst, de artsenijbereidkunst en de verloskunst als vroedvrouw 10 Derde afdeeling. Over de uitoefening der geneeskunst en over de verstrekking van geneesmiddelen door geneeskundigen 17 Vierde afdeeling. Over de uitoefening der artsenijbereidkunst 23 Strafbepalingen 30 Instructie voor den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst 34 Instructie voor de Gewestelijke Inspecteurs van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst op Java, Madoera, Bali en Lombok 37 Instructie voor den Inspecteur van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst voor de Buitenbezittingen 39 Instructie nopens de uitoefening van het geneeskundig Staatstoezicht door de Gewestelijk Eerstaanwezende Officieren van Gezondheid in de Buitenbezittingen, uitgezonderd Bali en Lombok, Benkoelen, de Lampongsche districten, Banka en Onderhoorigheden en Billiton .... 39 Instructie voor den Inspecteur Pharmaceut van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst 40 Instructie voor de particuliere geneesheeren, onder genot eener toelage of belooning belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst (Civiele geneesheeren) 42 Voorwaarden om als leerling-vroedvrouw (Europeesch) te worden ingeschreven ,... 45 II Blz. Voorschriften voor de examens ter verkrijging van de bevoegdheid tot uitoefening van de geneeskunst, de tandheelkunst, de artsenijbereidkunst en de verloskunst in Nederlandsch-Indië 46 Programma van het examen voor vroedvrouw (Europeesch) 50 Programma van het examen voor apothekersbediende (apothekersassistent) 51 Reglement betreffende de bevoegdheid en verplichtingen van dokters-djawa (Inlandsche geneeskundigen) 52 Reglement betreffende de bevoegdheid en de verplichtingen van Inlandsche vroedvrouwen 67 Verplichtingen van Inlandsche vroedvrouwen, die onderstand van Gouvernementswege genieten 67 Plaatsen bedoeld in artikel 46 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst 78 Model voor de doodsverklaringen 81 Model voor de doodsoorzaakverklaringen , 82 Model voor de doodsoorzaakverklaring voor levenloos aangegevenen 84 Algemeene lijst van geneesmiddelen (artikel 50 van het Reglement op den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst) 85 Lijst van vergiften, die in de gesloten vergiftkasten bewaard moeten worden 87 Lijst van vergiften, die, mits zij duidelijk een blauw kruis als kenmerk dragen, desverkiezende buiten de gesloten vergiftkasten bewaard mogen worden 87 Over het viseeren der bewijzen van bevoegdheid van geneeskundigen, tandheelkundigen, apothekersbedienden en vroedvrouwen door de Hoofden van Gewestelijk, Bestuur 89 Hcofdstuk II. Burgerlijke Ziekeninrichtingen. Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen. Formatie van het personeel Batavia 90 Voeding in eigen beheer Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting te Batavia en Beri-beri gesticht te Buitenzorg 92 Formatie van het personeel Semarang 92 Formatie van het personeel Soerabaja 94 Beri-beri gesticht te Buitenzorg. Reglement 97 Formatie van het personeel 107 III Blz. Krankzinnigengestichten. Reglement op het Krankzinnigenwezen. Inrichting tot verpleging en tot voorloopige opneming van krankzinnigen 108 Toezicht 110 Plaatsing en verblijf in een krankzinnigengesticht (van Europeanen) 111 (van Inlanders) 116 Verlof en ontslag, uit een krankzinnigengesticht, van Europeanen 119 van Inlanders 122 Beheer der goederen van verpleegden in een krankzinnigengesticht en hunne onder curateele-stelling 123 Strafbepalingen 126 Slotbepalingen 128 Toepasselijkverklaring van bovenstaand reglement op de onderdanen der Vorsten in de residentiën Soerakarta en Djokjakarta 132 Vergoeding van kosten van verpleging van onderdanen der zelfbesturen in Djokjakarta in Gouvernements-krank- zinnigengestichten 133 Regeling van de opneming van onderdanen van Inlandsche Zelfbesturen in de bezittingen buiten Java en Madoera in de Gouvernements-krankzinnigengestichten 133 Reglement voor de opneming en verpleging van lijders in de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang.. 135 Model Staat van inlichtingen 149 Tarief tot bepaling der maximum-hoeveelheden van voedingsmiddelen en eenige andere artikelen, per hoofd en per dag toegestaan voor de lijders in de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang 151 Formatie en bezoldiging van het personeel bij de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang en het annex-gesticht Soeko bij het krankzinnigengesticht te Lawang. Buitenzorg 153 Lawang 156 Annex gesticht .Soeko" 159 Speciale bevoegdheid om af te wijken van de vastgestelde formatiên 163 IV Blz. Mederekening van de materieele voordeelen toegekend aan het ambtelijk gediplomeerd verplegingspersoneel bij de krankzinnigengestichten voor pensioen, wachtgeld, nonactiviteitstraktement en verlofstraktement 164 Instructiën. 165 Regeling van het bedrag en de invordering der kosten van verpleging in krankzinnigengestichten van het personeel der Marine 165 Circulaires 167 Bevoegdheid van de Geneesheer-directeuren om patiënten te doen afhalen en begeleiden 179 Regelen voor het vervoer van krankzinnigen en van het hun toe te voegen geleide 179 Aantal plaatsen gereserveerd in de krankzinnigengestichten voor personen bedoeld in de artt. 12, 24 en 48 van het Reglement op het krankzinnigenwezen 183 Advies over van krankzinnigheid verdachte militairen uit te brengen door de Geneesheer-directeuren der krankzinnigengestichten 184 Gouvernements leproseriën. Leprozengesticht te Pelantoengan (Semarang) 185 Voorwaarden betreffende het in beheer geven van het leprozengesticht te Pelantoengan aan de stichting „Het Leger des Heils" 187 Leprozengesticht Semaroong te Soerabaja 189 Vervoer van lepralijders 190 Overige burgerlijke ziekeninrichtingen buiten Batavia, Semarang en Soerabaja. Bestemming, bestuur en personeel 192 Circulaire van den Wd. Hisp. B.G.D. van 20 Augustus 1915 No. 7072 196 Formatie en bezoldigingen van het bediendenpersoneel bij de hospitalen voor zieke gevangenen in de residentie Oostkust van Sumatra 197 Afschaffing van de Staatsbemoeienis met de reglementeering der prostitutie 199 Voorschriften betreffende de Inspectiën over burgerlijke ziekeninrichtingen 200 Vervoer per Staatsspoor en op de lijnen der Ned. Ind. Spoorweg Mij. van behoeftige zieken, die in ziekeninrich- V Blz. tingen verpleegd moeten worden 203 Verpleging van zieke gewapende politiedienaren 205 Koningin Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng. Formatie van het personeel 210 Voorloopige regeling voor de opneming en verpleging van betalende patiënten in het Koningin Wilhelmina Gasthuis voor ooglijders te Bandoeng en voor het gebruik van de operatiekamer 212 Inlandsch hospitaal te Ngawi (Madioen) en daaraan verbonden polikliniek voor ooglijders. Formatie van het personeel 214 Verpleging van onvermogende Europeesche ooglijders in de polikliniek voor ooglijders te Ngawi 215 roofdstuk III. Particuliere ziekenhuizen en hulpziekenhuizen, alsmede ziekeninrichtingen van gebiedsdeelen met eigen middelen. Regelen voor de toekenning van subsidiën uit 's Lands kas ten behoeve van particuliere Inlandsche ziekenhuizen en hulpziekenhuizen 216 Circulaires verband houdende met de subsidieering van KInlandsche ziekenhuizen en hulpziekenhuizen. Over indiening en inhoud van het kort-verslag 226 Over de subsidieering van Inlandsche ziekenhuizen en hulpziekenhuizen in zelfbesturend gebied 231 Particuliere leproseriën. Leprozenkolonie op het eiland Po Amat (Atjeh en Onderh.) 234 Leprozengesticht te Lagoe Boti (Bataklanden) 235 Leprozen-asyl te Koendoer (Palembang) 235 Vereeniging ter bestrijding der lepra in Ned. Indië... 236 Leproserie op het eiland Si Katap (Riouw en Onderh.).. 237 Leprahospitaal Salor (Madoera) 237 Leproserie te'Poeloe Tjanang (Oostkust van Sumatra).... 237 Leprozengesticht te Sitoemba (Tapanoeli) 238 Leprozenkolonie Donorodjo (Semarang) 238 Afzondering van personen, die, lijdende aan afzichtelijke iicMcn, ui iici upcuuaai ucucicn uaii wei luiiuci ug- staan rondzwerven en anderen overlast aandoen 239 Oostkust van Sumatra 240 Riouw en Onderhoorigheden 241 Banka en Onderhoorigheden 242 44 VI Blz. Tapanoeli 243 Hoofdstuk IV. Voorschriften omtrent viife geneeskundige behandeling en kostelooze verstrekking van geneesmiddelen. A. Aan Europeesche rechthebbenden 245 Bepalingen omtrent kostelooze verloskundige Gouvernements hulp aan Europeanen 248 Voorschriften voor de uitvoering van de proef met het stelsel van vrije artsenkeuze voor de Europeesche rechthebbenden op kostelooze geneeskundige behandeling te Semarang. 251 Invoering van het stelsel van vrije vroedvrouwenkeuze ten behoeve van de Gouvernements verloskundige hulp te Meester-Cornelis en te Bandoeng 254 te Buitenzorg 257 ter afdeelingshoofdplaats Malang 259 ter hoofdplaats Soerabaja 261 Regeling tot restitutie aan burgerlijke ambtenaren, die in en door de uitoefening van hun dienst zijn verwond, : ...... van de door hen gemaakte kosten, verband houdende met hunne geneeskundige behandeling en/of verpleging 263 Personen, bij afzonderlijke voorschriften in het genot , . gesteld van vrije geneeskundige behandeling 264 B. Aan Inlandsche burgerlijke landsdienaren of gepensionneerde Inlandsche burgerlijke landsdienaren 265 C. Aan de behoeftige Inlandsche bevolking 269 Verpleging op 's Lands kosten van behoeftige Inlanders in . hospitalen van particuliere maatschappijen van landbouw . of nijverheid 272 te Manggar (Billiton) 272 te Tandjongpandan (Billiton) 273 te Balikpapan (Z. en O. Borneo) en te Pangkalan Brandan (O. Sumatra) 273 te Batjah (Ternate en O.) 274 te Langsa (Atjeh en O.) 274 Verkoop van kinine-tabletten tegen lagen prijs aan de bevolking 274 Verstrekking van geneesmiddelen ten behoeve van zelfbesturend gebied 280 Poliklinische hulp aan de Inlandsche bevolking 286 .Nieuwe regeling van den poliklinischen arbeid onder de VII Blz Inlandsche bevolking (Gouv. besl. van 24 Mei 1912 No. 21) 288 Plaatsen waar poliklinieken ten behoeve van de Inlandsche bevolking zijn ingesteld 289 Poliklinieken, ten behoeve waarvan helpers zijn in dienst gesteld 297 Benoeming en ontslag van helpers bij poliklinieken .... 298 Hoofdstuk V. Voorschriften ten opzichte van besmettelijke ziekten 299 Hoofdstuk VI. Landskoepokinrichting en Instituut Pasteur. Formatie van het personeel voor beide inrichtingen 300 Reglement voor de Landskoepokinrichting te Weltevreden 302 Inentingscursus bij de Landskoepokinrichting 304 Reglement voor den inentingscursus bij de Landskoepokinrichting te Weltevreden 305 Keuring van leerlingen voor den inentingscursus bij de Landskoepokinrichting 308 Bepalingen voor het Instituut Pasteur te Weltevreden tot het erlangen van geneeskundige behandeling aan die inrichting 309 Aankweeken en verstrekken van cholera-vaccin ........ 311 Gratis verstrekking van cholera-vaccin aan Officieren van Gezondheid der Land- en Zeemacht 312 Bereiding van geneeskrachtige en voorbeho'edende sera.. 313 Nieuw model voor den staat van inlichtingen van personen die zich aanmelden voor anti-rabies behandeling 313 Aanwijzingen te verstrekken aan naar Weltevreden ter verpleging in het Instituut Pasteur op te zenden behoeftigen. 315 Wenken in acht te nemen bij de opzending wegens dollehondsbeet naar het Instituut Pasteur van Inlanders en met dezen gelijkgestelden 316 Certificaat van onvermogen voor behoeftige personen, die ter behandeling worden opgezonden naar het Instituut Pasteur 317 Circulaire van den Directeur van het Instituut Pasteur van 25 Augustus 1909 omtrent de opzending van materiaal van van dolheid verdachte dieren naar het Instituut .. 318 Hoofdstuk VII. Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden. Formatie van het personeel 320 Reglement voor het Geneeskundig Laboratorium te Welte- VIII Blz. vreden 321 Cursus in tropische ziekten bij het Geneeskundig Laboratorium 326 Beschikbaarstelling van fondsen 326 Deelneming door officieren van gezondheid van de Marine aan den cursus 327 Wateronderzoek aan het Geneeskundig Laboratorium .... 327 Hoofdstuk VIII. Geneeskundig en ander technisch personeel en hulppersoneel, voor zoover niet reeds vermeld onder de vorige hoofdstukken. I. Hoofdinspecteur en Inspecteurs 329 Instructies voor den Hoofdinspecteur en de Inspecteurs .. 330 Bevoegdheid van de Inspecteurs om personeel aan te stellen. 330 Delegatie van bevoegdheid door den Hisp. krachtens artikel 6 van zijne Instructie aan de Gewestelijke Inspecteurs op Java en Madoera 330 Bevoegdheid van den Hoofdinspecteur, de Inspecteurs en de fungeerende Inspecteurs om Regéeringstelegrammen te verzenden 331 Idem van den Inspecteur-pharmaceut 331 Bevoegdheid van inspecteerende ambtenaren van den B. G. D. tot het gebruik van huurauto's 332 Machtiging aan den Hoofdinspecteur, Chef van den B. G. D., om namens de Regeering van Ned. Indië, als vertegenwoordigende den Lande, in bepaalde geval en op te treden bij het aannemen van notarieele schuldbekentenissen 332 Indemniteit voor schrijfbehoeften aan de fd Inspecteurs van den B. G. D. (Gewestel. Eerstaanw. off. v. gez.) op de Buitenbezittingen / 332 Vrijstelling van persoonlijken schutterlijken dienst van de inspecteerende ambtenaren van den B. G. D 333 Viseering van de door de Europeesche of Inlandsche geneeskundigen bij de tinwinning op het eiland Banka afgegeven geneeskundige verklaringen, noodig tot het verkrijgen van een binnenlandsch verlof wegens ziekte en tot verlenging daarvan 333 II. Gouvernements artsen. Aantal, bezoldiging, medetelling van vroegeren diensttijd voor periodieke traktementsverhoogingen, verbod tot uit- IX Blz. oefening van particuliere praktijk 334 Uitzendingsvoorwaarden van de Gouvernements artsen... . 336 Indienststelling van een Gouvernements-arts bij de Ombilin kolenmijnen 337 Leergang in bacteriologie en hygiëne in Nederland 338 Aanwijzing van de standplaatsen van Gouvernementsartsen door den Hisp. Chef van den B. G. D 339 III. Geneesheeren belast met den burgerlijken geneeskundigen dienst 339 a. Particuliere geneesheeren onder genot eener toelage uit 's Lands kas (civiele geneesheeren). Voorschriften betreffende den dienst der civiele geneesheeren • 339 Instructie 340 Toelage-regeling 340 Reis- en verblijfkosten 341 Verloven 341 b. Officieren van gezondheid 342 c. Inlandsche geneeskundigen 343 Verdere voorschriften betrekking hebbende op de drie sub a, b, en c. hiervoren vermelde groepen van geneeskundigen indien zij met de waarneming van den civielen geneeskundigen dienst zijn belast. Model Jaarrapport 343 Keuring van Inlandsche recruten voor het Leger 346 Keuring van Inlandsche burgerlijke landsdienaren, die wegens ziekte uit hunne betrekking of wegens zielsof lichaamsgebreken uit 's Lands dienst wenschen te worden ontslagen 346 IV. Europeesche vroedvrouwen 346 V. Inlandsche geneeskundigen. Reglement voor de School tot opleiding van Indische arten. 347 Vereischten voor het eindexamen van de school tot opleiding van Indische artsen te Weltevreden 362 Toelating van aspirant inlandsche artsen tot de openbare Europeesche niet-eerste lagere scholen 366 Vrijstelling van schoolgeldbetaling en gratisverstrekking van leermiddelen aan kinderen van Inlanders, ter latere opleiding tot Inlandsch arts toegelaten tot eene openbare Europeesche niet-eerste lagere school 367 X Blz. Formatie en bezoldiging van het personeel bij, en verdere uitgaven ten behoeve van de S t.o.v.i.a 367 Toelagen voor de kweekelingen der S.t.o.v.i.a 370 Regeling van de toelage van de niet-medische leeraren bij de S.t.o.v.i.a 370 Nederlandsch Indische Artsenschool te Soerabaja. Formatie en bezoldiging van het personeel zoomede verdere uitgaven voor de N.I.A.S. te Soerabaja 371 Wijziging van de bezoldiging der niet-medische leeraren bij de Nederlandsch-Indische artsenschool te Soerabaja (z.g. practijk toelage) 373 Toelagen voor de kweekelingen der N.I.A.S 374 Voorloopige regelen voor de leerlingen der N.I.A S 375 Bezoldiging der Inlandsche geneeskundigen 376 Lijst van plaatsen, waar de Inlandsche geneeskundigen in het genot van toelagen wegens dure levenswijze zijn gesteld -377 Toelagen voor de geneeskundige behandeling van het personeel der Staatsspoorwegen 378 Toelagen aan Inlandsche geneeskundigen belast met de behandeling van Inlandsche rechthebbenden op kostelooze geneeskundige hulp te Semarang en Soerabaja 378 Tarief van het honorarium aan Inlandsche geneeskundigen voor het verrichten van diensten ten behoeve van den Militairen Ceneesk. dienst 379 Rentelooze voorschotten aan Inlandsche geneeskundigen in Gouv. dienst voor den aankoop van een microscoop. 379 Vrijstelling van persoonlijken schutterlijken dienst van de mannelijke Europeesche leerlingen van de N.I.A.S. te Soerabaja en van de S. t. o. v. i. a. te Weltevreden .... 380 Bevoegdheid en verplichtingen van Inlandsche geneeskundigen 381 Reglement op de reis-, verblijf- en transportkosten'van het Inlandsch personeel bij den burgerlijken geneeskundigen en veterinairen dienst 381 Verdere voorschriften omtrent de reis-, verblijf- en transportkosten van Inlandsche- geneeskundigen 385 Kostuum van de Inlandsche geneeskundigen 387 Bevoegdheid van den Hisp. Chef B. G. D. om Inlandsche geneeskundigen die verklaren wegens ziekte geen dienst XI Blz. te kunnen doen of de hun aangewezen bestemming niet te kunnen volgen, dan wel ontslag uit de betrekking of uit 's Lands dienst verzoeken, op te dragen zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek 387 VI. Inlandsche vroedvrouwen. Opleiding 387 Hulpmiddelen ten gebruike bij de opleiding 389 Voorschriften betreffende het examen voor Inlandsch vroedvrouw en wat daarmede verband houdt 389 Reglement betreffende de bevoegdheden en verplichtingen. 391 Onderstand aan Inlandsche vroedvrouwen , 391 Verplichtingen van Inlandsche vroedvrouwen, die van Gouvernementswege onderstand genieten 394 Plaatsing en overplaatsing 394 Vervoer van Inlandsche vroedvrouwen en van Inlandsche leerling-vroedvrouwèn 394 Opgave nopens de praktijk van Inlandsche vroedvrouwen die onderstand van Gouvernementswege genieten .... 396 Regeling van het binnenlandsch verlof en van den onderstand gedurende dat verlof 398 VII. Verplegingspersoneel. Regelen voor de opleiding van Inlandsch verplegingspersoneel 398 Voorschriften betreffende het examen voor inlandsch ziekenverpleger (pleegster) 401 Duur van de opleiding 402 Instelling van het ambt van mantri-verpleger bij den B. G. D 403 Instelling van het examen voor ziekenverpleging 403 Regeling van bovenbedoeld examen voor ziekenverpleging 404 Werkzaamstelling van 20 gediplomeerde Europeesche verplegers (pleegsters) bij den B. G. D 409 Aanstelling van tijdelijke Europeesche verpleegsters bij de Centrale burgerlijke ziekeninrichtingen 410 Tijdelijke werkzaamstelling van vijf Europeesche hoofdverpleegsters bij den B. G. D 410 VIII. Vaccinateurs en candidaat-vaccinateurs 411 IX. Inlandsche oogheelkundigen (Doekoen mata). Reglement betreffende de bevoegdheid en de verplichtingen der Inlandsche oogheelkundigen 411 XII Blz. Hoofdstuk IX. Gezondheidscommissiën en Gezondheidsdiensten. I. Gezondheidscommissie voor de hoofdplaats Batavia. Instelling 415 Reglement 415 Instructie voor den Chef van den gezondheidsdienst .... 419 II. Gezondheidscommissie voor de hoofdplaats Soerabaja. Instelling 419 Reglement 420 Vrijstelling van persoonlijken schutterlijken dienst van het personeel van desinfectie-brigades, zoomede van de ambtenaren en beambten bij de plaatselijke gezondheidsdiensten, met uitzondering van hen, die uitsluitend werkzaam zijn bij de administratie of bij de uitvoering van technisch-hygienische (z. g. assaineerings-) werken .... 421 Hoofdstuk X. Instructies. Instructie voor den Hoofdinspecteur, de Inspecteurs en de fungeerende Inspecteurs op de Buitenbezittingen 423 Instructie voor de Directeuren der Centrale Burgerlijke Ziekeninrichtingen te Batavia, Semarang en Soerabaja. 423 Voorschriften betreffende de bevoegdheden en verplichtingen van de Gouvernements-artsen 427 Instructie voor de havenartsen en de als zoodanig fun• geerende geneeskundigen 429 Instructie voor het personeel van de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en te Lawang 430 Instructie voor den Chef van den Gezondheidsdienst voor de hoofdplaats Batavia 440 Instructie voor de vroedvrouwen, die aangewezen zijn om ter hoofdplaats Bandoeng en ter afdeelingshoofdplaatsen Meester-Cornelis en Buitenzorg kostelooze verloskundige hulp te verschaffen op den voet van Staatsblad 1913 Nos. 578 en 664 442 Instructie voor de vroedvrouwen, die aangewezen zijn om ter hoofdplaats Soerabaja kostelooze verloskundige hulp te verschaffen op den voet van artikel 2 van het Gouvernementsbesluit van 20 October 1915 No. 69 (Stbl. No. 602) 444 Instructie voor de vroedvrouwen, die aangewezen zijn om ter afdeelingshoofdplaats Malang (Pasoeroean) kostelooze XIII Blz. verloskundige hulp te verschaffen op den voet van artikel 1 van het Gouvernementsbesluit van 30 Augustus 1915 No. 34 (Stbl. No. 532) . 445 Instructie voor de civiele geneesheeren te Soemenep en te Pamekasan en voor den Inlandschen geneeskundige te Sampang, residentie Madoera, betreffende den geneeskundigen dienst bij de fabrieken tot briketteering en verpakking van Gouvernementszout te Krampon en te Kalianget en bij het emplacement voor den Zoutaanmaak te Ragoong 446 Instructie voor den medischen adviseur, toegevoegd aan de Commissie van bijstand in het belang van het beheer van de haven te Tandjoeng-Priok c. a 449 Instructie voor de civiele geneesheeren 450 Instructie voor den Gouvernements arts, belast met den geneeskundigen dienst bij het Centraal-Depöt voor de Gewapende Politie te Soekaboemi 450 Hoofdstuk XI. Keuringen: Reglement op de keuring van aspirant burgerlijke Landsdienaren (Keuringsreglement) 455 Regeling voor de geneeskundige keuring van sollicitanten voor het candidaat-Indisch ambtenaarschap 455 Regeling voor de geneeskundige keuring van sollicitanten voor het candidaat-gezaghebberschap bij het Binnenlandsch Bestuur 455 Regelen (voor het afnemen van het examen) en voor geneeskundig onderzoek van aspiranten voor toelating tot een der Rijkskweekscholen voor onderwijzers in Nederland .. 455 Keuring van Europeesche onderwijzers bij het particulier onderwijs in Nederlandsch-Indië ter verkrijging van aanspraak op pensioen ten laste van de Indische geldmiddelen 455 Keuring van personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene opleiding tot Inlandsch verpleger..., 456 Keuring van personen, die in aanmerking wenschen te komen voor eene toelating als leerling tot den inentingscursus 456 Keuring van Inlandsche recruten voor het Leger 456 XIV Blz. . Keuring en herkeuring van gewapende politiedienaren .. 457 Voorschrift op de herkeuring van gewapende politiedienaren 457 Keuring van aspirant Inlandsche loodsen 460 Keuring van bij den dienst van het Boschwezen voor benoeming in aanmerking komende personen niet behoo' rende tot de Europeesche en daarmede gelijkgestelde bevolking 461 Keuring van leerlingen van de Ambachtsscholen voor Inlanders 461 Keuring van Inlanders, die in aanmerking wenschen te komen voor eene plaatsing bij het Binnenlandsch Bestuur.... 462 Bepalingen regelende het constateeren der ziekte van burgerlijke ambtenaren, die een buitenlandsch verlof tot herstel van gezondheid verzoeken " 462 Nopens de door Geneeskundige Commissies te volgen gedragslijn bij keuringen voor ziekteverlof 467 Keuring van Europeesche burgerlijke landsdienaren die, na met verlof wegens ziekte in Europa te hebben vertoefd of wegens ziekte verlenging van hun verlof naar Europa bekomen te hebben, naar Nederlandsch-Indië zijn teruggekeerd zonder vooraf te zijn, goedgekeurd door de Commissie te 's Gravenhage 468 Bij de keuring dient rekening te worden gehouden met den reeds volbrachten tijdelijken dienst..... 470 Overlegging van een geneeskundig certificaat bij verzoeken van Inlandsche burgerlijke landsdienaren om wegens • ziekte uit hunne betrekking of wegens ziels- of lichaamsgebreken uit 's Lands dienst te worden ontslagen .... 471 Constateering der noodzakelijkheid van het ontslag uit de betrekking voor Europeesche burgerlijke Landsdienaren, die wegens ziekte zoodanig ontslag verzoeken of op grond van een geneeskundig certificaat voor zoodanig ontslag worden in aanmerking gebracht 472 Bevoegdheid van den Hisp. Chef van den B. G. D. om Inlandsche geneeskundigen op te dragen zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door een der Commissiën bedoeld in Staatsblad 1913 No. 695 473 Voorkoming van persoonswisseling bij keuring van aspirant burgerlijke landsdienaren ï 474 Schrijfloonen en honoraria voor de keuringen 475 XV Blz. Keuring van contract-koelies 477 Hoofdstuk XII. Over de inrichting en indiening van aanvragen en verantwoordingen. Aanvragen van geneesmiddelen enz 486 Model der aanvragen van geneesmiddelen enz 493 Indiening van telegrafische aanvragen 494 Aanvragen van vaccinestof 494 Aanvragen van vaccine-pennen 494 Aanvragen van vaccins en sera 495 Prijsnoteering Hollandsche sera 495 Model van verantwoordingen 496 Wijze van indiening van de aanvragen en verantwoordingen. 498 Aanvragen van inventarisartn;elen ten behoeve van de ziekeninrichtingen 501 Verantwoording van inventarisgoederen 506 Proces-verbaal van overgave en overname van geldelijk beheer 507 Proces-verbaal van overgave en ovename van inventarisgoederen .... j 508 Onderhandsche verkoop van roerende goederen 509 Meubilair voor de apotheken der Inlandsche geneeskundigen. 509 Hoofdstuk XIII. Diversen. Veiligheidsreglement en wat daarmede verband hoydt. ... 510 Uitvoeringsvoorschriften 512 Inhoud verschillende verbandkisten (trommels) 513 Schema van de soort en hoeveelheid der verbandkisten (trommels) welke in fabrieken en werkplaatsen aanwezig moeten zijn.., 518 Wijze van uitoefening van het bij het veiligheidsreglement bedoeld toezicht op de naleving der gegeven voorschriften betreffende de middelen voor eerste hulp bij ongevallen, welke in fabrieken en werkplaatsen aanwezig moeten zijn 518 Toezicht op de middelen tot het verleenen van hulp aan en het vervoer van gekwetsten bij spoor- en tramwegen. Samenstellen en controleeren van verbandtrommels.. .. 521 Cursussen in verbandleer, enz 522 Reglement, houdende bepalingen op het maken van ijs en XVI Blz. koolzuurhoudende wateren en het daarop uit te oefenen toezicht 524 Vergoedingen voor reis- en verblijfkosten bij dienstreizen per eigen automobiel 529 Rentelooze voorschotten voor de aanschaffing van een auto. 535 In hoever de zorg voor den geneeskundigen dienst in zelfbesturend gebied als een Regeeringsplicht is te beschouwen dan wel de landschapskassen de uitgaven moeten bekostigen 538 Overgang van landsdienaren in dienst van een zelfbestuur. 539 Onderhuur bij aanwerving van personeel voor 's Lands dienst. 541 Vaststelling van een leeftijdsgrens voor opneming van Europeanen en met dezen gelijkgestelden in vasten burgerlijken dienst 541 Aanzegging aan ambtenaren om eervol ontslag uit 's Lands dienst aan te vragen 542 Datum van ingang van een ontslag uit 's Lands dienst .. 544 Aanwijzing van de betrekkingen bij den B. G. D., welke bij verlof van de bekleeders daarvan naar Europa voor niet langer dan een jaar, tijdelijk worden waargenomen 545 Verlof bij zwangerschap s 545 In de certificaten voor binnenlandsch verlof den aard of de naam van de ziekte niet meer te vermelden ...... 546 Verl oven naar Europa buiten bezwaar van den Lande aan tijdelijke landsdienaren 547 Binnenlandsche verloven aan personeel van den B. G. D. 548 Ziekteverloven voor tandheelkundige behandeling ...... 550 Tijdelijke voorziening in vacatures ; 551 Toekenning van eene tegemoetkoming aan gehuwde mannelijke personen, die ten behoeve van 's Lands burgerlijken dienst in Ned. Indië worden uitgezonden 552 Ziekenhuisverpleging van zieke Inlandsche beambten bij de Staatsspoorwegen '. 553 Drukken van wetenschappelijke werken 554 Verzenden van Regéeringstelegrammen 555 Afgifte van vrijbiljetten ten behoeve van het geneeskundig- en verplegingspersoneel,'verbonden aan vereenigingen en stichtingen welke zich o. m. ten doel stellen het kosteloos behandelen of verplegen van behoeftige zieken 557 XVII Blz. Indiening van een voorloopige potloodschets van voorge¬ stelde onder den B. G. D. ressorteerende bouwwerken.. 558 Raadpleging van de Inspecteurs B. G. D. bij de oprichting van Gouvernements-gebouwen 560 Teraardebestelling van lijken van behoeftige en onbekende Europeanen en met dezen gelijkgestelden 561 Maatregelen tegen het begraven van schijndooden 562 Verplichte doodschouw (doodschouw-ordonnantie) 562 Modellen voor de verklaringen van doodschouw, enz. .. 564 Onderzoek naar den gezondheidstoestand der op ondernemingen werkzame arbeiders 566 Vrijstellingen van schutterlijken dienst 567 Hoofdstuk, XIV. Eenige voorschriften betreffende Inlandsche ambtenaren in het algemeen. Reglement voor binnenlandsche verloven 568 Vrijstelling van zegelrecht voor verlofaanvragen 572 Verloven wegens gewichtige redenen 573 Onderhandsche verloven 575 Algeheele gelijkheid van Europeesche en Inlandsche landsdienaren bij de toepassing van het verlofreglement .. 576 Beginselen, in acht te nemen bij het verleenen van buitenlandsche verloven aan Inlandsche of met Inlanders gelijk¬ gestelde landsdienaren 577 Regelen voor de toekenning van wachtgeld 578 Beperking aantal wachtgelders 580 Berekening van wachtgeld voor ambtenaren die tijdelijke functiën hebben vervuld 581 Inlandsch pensioenreglement 581 Nieuwe beginselen voor het bepalen van den ingangsdatum van pensioenen aan gewezen Inlandsche landsdienaren 587 Uitlegging van artikel 1, alinea 2 Jetter een i van het Inlandsch pensioenreglement 589 Tijdelijke werkzaamstelling van gepensionneerde Inlandsche landsdienaren geeft geen aanspraak op verhooging van het hun toegekend pensioen 592 Tijdelijke schorsing van pensioen, enz. van veroordeelden 592 Uitreiking van een schriftelijk bewijs bij benoeming, bevordering, overplaatsing en ontslag ter voorkoming van moeilijkheden bij pensioenaanvragen 593 XVIII Blz. Pensionneering wegens ongeschiktheid van Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst 594 Herinnering aan de aanmaning om Inl. landsdienaren met ten minste 10 jaren dienst, die voor verderen dienst ongeschikt geacht worden, voor pensionneering in aanmerking te brengen 594 Voorschriften voor het verleenen van voorschotten bij overplaatsing 597 Bevoegdheid van de Hoofden van Gewestelijk Bestuur tot schorsing van de onder hen dienende ambtenaren .... 599 Onderstand aan geschorste Inl. ambtenaren - 600 Ontslag uit 's Lands dienst alleen te veileenen als er om gevraagd wordt of als er termen zijn voor een niet-eervol ontslag 602 Landsdienaren, die zich aan laakbare of oneerlijke hande- . lingen schuldig maken, moeten oneervol worden ontslagen 604 Oneervol of niet-eervol ontslag van landsdienaren 605 Wijze waarop ontslag uit 's Lands dienst moet worden verleend al of niet met het praedicaat „ eervol" .... 606 Regeling voor de toekenning van traktementsverhoogingen. 608 Onderstand aan de weduwen van Inl. ambtenaren 610 Vrijstelling zegelrecht voor verzoeken om onderstand .... 618 Onderstand aan geschorste Inl. ambtenaren 618 «Tijdelijke schorsing van onderstand enz. van veroordeelden. 618 .Onderstand aan gewezen tijdelijke Inl. landsdienaren .... 618 .Verpleging in militaire ziekeninrichtingen 622' Classificatie der personen, die in de militaire ziekeninrichtingen worden opgenomen; de door- of voor hen te betalen verpleeg-, en begrafeniskosten, alsmede de hun aankomende hospitaal-toelagen 622 Overtochtsreglement voor gepensionneerde Inl. landsdienaren en hun weduwen en kinderen 624 Bevoegdheid van de Hoofden van gewestelijk bestuur om tijdelijk te beschikken over de in hun gewest organiek beschikbare Landsdienaren ter vervulling van vaceerende functiën. 626 .Betaalbaarstelling van vorderingen wegens overtochts-, reis-, verblijf- en transportkosten van Inlandsche en daarmede gélijkgestelde landsdienaren 627 Overplaatsing van voor een speciaal dienstvak opgeleide ., Inlanders in eene andere betrekking 627 AANVULLINGSBLAD. Hoofdstuk I. Artikel 43 van het Reglement op den Burgerlijken GeneeskunBlz. 18. digen Dienst wordt ingevolge de ordonnantie van 20 Januari 1917 (Stbl. No. 34) gelezen als volgt: „Behoudens het bepaalde bij de laatste twee leden van dit artikel mag niemand genees-, heel-, verlos-, of tandheelkundige praktijk uitoefenen, zonder daartoe een akte van toelating van den Hoofdinspecteur ontvangen te hebben. „Die akte wordt niet verleend aan gewezen landsdienaren, die zonder de toevoeging „eervol" uit 's Lands dienst zijn ontslagen. „Bij de aanvrage tot toelating moeten worden overgelegd de bewijzen, dat de bevoegdheid is toegekend of krachtens welke de bevoegdheid bestaat. „De akte van toelating wordt niet vereischt voor de uitoefening der genees-, heel- en verloskunde ingevolge de artikelen 16, 16a en 166. „Voor officieren van gezondheid in actieven dienst wordt de uitoefening van deze bevoegdheid beperkt door de voor hun ambt bestaande of nader te maken voorschriften." Blz. 52. Bij besl. Hisp. B. G. D. 25 Januari 1917 No. 707 is bepaald dat het tweede lid van artikel 1 van het Reglement betreffende de bevoegdheden en verplichtingen van docters-djawa (Inlandsche geneeskundigen) wordt gewijzigd en zal luiden als volgt: „Na eervol ontslag uit 's Lands dienst kunnen zij, na eene door den Hoofdinspecteur, Chef van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst te verleenen akte van toelating tot uitoefening der praktijk als Inlandsch geneeskundige te hebben verkregen, dezelfde bevoegdheid behouden, behalve die tot uitoefening der artsenijbereidkunde op plaatsen, waar een apotheker dan wel een Europeesch geneesheer gevestigd is." Hoofdstuk U. Bij Gouv. Besl. 1 December 1916 No. 39 is machtiging Blz. 94. verleend om in de behoefte aan voeding, extra-voeding, sirih en ongekookte rijst voor de bereiding van pappen, alles ten behoeve van de Centrale Burgerlijke Ziekeninrichting en het 2 hospitaal voor lijders aan besmettelijke ziekten te Semarang, gedurende het jaar 1917 te voorzien in eigen beheer. Blz. 193. Bij Gouv. Besl. van 2 Januari 1917 No. 15 is bepaald dat van § [, ten le van de Bepalingen betreffende de bestemming der Inlandsche ziekeninrichtingen buiten de drie hoofdplaatsen van Java het bepaalde onder letter e. wordt gelezen als volgt: „e. mindere schepelingen der Gouvernements Marine op plaatsen, waar geen militaire ziekeninrichtingen zijn; voorts het overig vast Inlandsch en daarmede gelijkgesteld personeel behoorende tot den dienst van Scheepvaart, welks inkomen hoogstens ƒ 150— 'smaands bedraagt, evenwel alleen voor zoover hiertoe "in de ziekeninrichting naar het oordeel van den beheerenden geneesheer gelegenheid bestaat." Blz. 194. Personeel ziekenloods te Bangli (Bali en Lombok) Staatsblad 1916 No. 162 (artikel 5, sub X, 2de lid) en Gouv. Besl. 27 December 1916 No. 25. Voor de hieronder genoemde ziekeninrichtingen is machtiging verleend om in de behoefte aan voeding voor de zieken enz. gedurende 1917 te voorzien in eigen beheer. Ziekeninrichtingen in de residentie Pasoeroean (Gouv. Besl. van 13 December 1916 Nov 15). Ziekeninrichtingen te Bondowoso, Besoeki, Djember en Sitoebondo (Besoeki) Gouv. Besl. 16 December 1916 No. 3). Hoofdstuk IV. Bij Stbl. 1916 No. 721 zijn in de „Bepalingen omtrent kostelooze genees- en verloskundige Gouvernements hulp aan Europeanen de volgende wijzigingen aangebracht. Blz. 245. Artikel 1, letter b. wordt gelezen: „de gewezen Europeesche burgerlijke landsdienaren, wier landsinkomen hoogstens ƒ 150 — 's maands bedraagt". Blz. 248. Artikel 2, letter b. wordt gelezen: „de vrouwen der gewezen Europeesche burgerlijke landsdienaren, wier landsinkomen hoogstens ƒ 150.— 'smaands bedraagt". Blz. 250. Artikel 1, lid 1 van de „Voorschriften voor de toepassing der bepalingen omtrent kostelooze genees- en verloskundige hulp aan Europeanen" wordt ingevolge bovenaangehaald Stbl. nader gelezen als volgt: „Onder het landsinkomen, bedoeld in de bij A en B vastgestelde bepalingen, worden verstaan alle traktementen en alle 3 „voordeelen, die dat geheel of gedeeltelijk vervangen, verder „non-activiteitstraktement, wachtgeld, pensioen of onderstand, „een en ander vermeerderd met huishuurindemniteiten of het „equivalent daarvan indien een Gouvernementswoning wordt aan„gewezen — met toelagen, daggelden en alle verdere inkomsten, „verbonden zoowel aan de hoofdbetrekking als aan de waarne„ming van bijbetrekkingen of genoten boven pensioen, wachtgeld of non- activiteits- inkomsten, doch niet de vergoeding voor „bureaukosten, schadeloosstellingen, reiskosten en in het alge„meen alles wat onder dergelijke benamingen tot vergoeding van „onkosten afzonderlijk wordt toegelegd." Tusschen de artikelen 4 en 5 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende: ARTIKEL 4a. „Voor zoover zulks niet reeds is bepaald, gelden de onder „A en B vastgestelde bepalingen mede voor de met Europeanen „gelijkgestelden." Tusschen de artikelen 5 en 6 van de „Bepalingen omtrent kostelooze geneeskundige behandeling van Inlandsche landsdienaren" wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende: ARflKEL 5a. „De bij dit besluit vastgestelde bepalingen gelden mede voor „de met Inlanders gelijkgestelden." Blz. 295. Bij besl. Hisp. B. G. D. 5 Januari lö 17 No. 87 is bepaald dat de Inlandsche geneeskundige te Kajoe Tanam (Sumatra's Westkust) ook éénmaal per week kosteloos polikliniek ten behoeve van de behoeftige Inlandsche bevolking zal houden te Loeboek Sikaping. Blz 297. Bij art. 1 Gouv. Besl. 6 Januari 1917 No. 15 is bij wijze van tijdelijken maatregel aan den Inlandschen geneeskundige te Koetoardjo (Kedoe) ten behoeve van de werkzaamheden bij het houden van poliklinieken te Koetoardjo, Pitoeroeh en Ketawang een helper toegevoegd. Hoofdstuk XIII. Blz. 565. XXVIIIa. Aanwijziging van de gewestelijke hoofdplaatsen Batavia, Semarang en Soerabaja als plaatsen waarvoor de doodschouwordonnantie toepassing zal vinden. Gouv. Besl. van 3 Maart 1917 No. 13 (Stbl. No. 97). Blz. 251. Blz. 268. 4 Eerstelijk: Met ingang van 1 April 1917 krachtens artikel 1 van de doodschouw-ordonnantie (Staatsblad 1916 No. 6! 2) als plaatsen, waarvoor die ordonnantie toepassing zal vinden aan te wijzen: de gewestelijke hoofdplaatsen Batavia, Semarang en Soerabaja. Ten tweede: enz. Blz. 567. XXXI. Morphine-ordonnantie. Bepalingen op den invoer, het bezit, het in eigendom of in voorraad hebben, het vervoer en den verkoop van opium en eenige andere stoffen en gereedschappen , voor geneeskundig gebruik in NederlandschIndië, vastgesteld bij § I der ordonnantie van 26 Augustus 1911 (Staatsblad No. 485), zooals die is gewijzigd bij de ordonnanties van 14 Augustus 1914 (Staatsblad No; 563), en 3 Januari 1917 (Staatsblad No. 11).' ARTIKEL 1. •) (1) Onverminderd de terzake bestaande of nader uit te vaardigen verbodsbepalingen is de invoer van: a. ruw of bereid opium, morphine, praeparaten van opium, opium of morphinehoudende of met opium of met morphine vermengde vaste stoffen en vochten; b. cocaïne en ac en 0 eucaïne en alle andere stoffen, welke als vervangsel van morphine kunnen worden aangewend; c. spuitjes of andere gereedschappen, bestemd voor het toedienen van onderhuidsche inspuitingen met morphine en dergelijke verdoovende middelen; indien zij bestemd zijn voor geneeskundig gebruik en, voor zooveel de sub a bedoelde stoffen betreft, niet behooren tot de zoogenaamde opiumpillen, opiumpoeders, anti-opiumpillen en an:i-opiumpoeders of andere middelen, die gezegd worden te dienen om het opiumgebruik af te wennen, toegestaan aan apothekers en aan geneeskundigen als bedoeld onderscheidenlijk in de artikelen 56 en 49 van het Reglement op den burgerlijken geneeskundigen dienst in NederlandschIndië, zoomede aan veeartsen op plaatsen, waar geen apotheek gevestigd is, met dien verstande dat dezen die bevoegdheid behouden zoolang zij daar gevestigd blijven, ook nadat ter plaatse eene apotheek is geopend. Staatsblad 1917 No. 11. 5 (2) De invoer van de onder c. van het eerste lid van dit artikel vermelde gereedschappen is behalve aan de in dat lid bedoelde apothekers, geneeskundigen en veeartsen mede toegestaan aan andere geneeskundigen, aan personen bevoegd tot het uitoefenen van de tandheelkunde en aan veeartsen op plaatsen waar eene apotheek gevestigd is. ARTIKEL 2. ') ' Ten behoeve van ééne apotheek of door één geneeskundige of door één persoon bevoegd tot het uitoefenen van de tandheelkunde of door één veearts mag van een of meer van de in artikel 1 genoemde stoffen of gereedschappen, waarvan de invoer overeenkomstig dat artikel geoorloofd is, telkenmale niet meer worden ingevoerd dan de hoeveelheid of het aantal, waaraan behoefte bestaat, welke behoefte bij eiken voorgenomen invoer vastgesteld wordt door eene schriftelijke verklaring, voorzooveel betreft apothekers, geneeskundigen of personen bevoegd tot het uitoefenen van de tandheelkunde, van een Inspecteur van den burgerlijken geneeskundigen dienst of van den Dirigeerenden of Eerstaanwezenden Officier van Gezondheid van de afdeeling of het gewest waarin de, plaats van bestemming gelegen is, en voor zooveel veeartsen betreft, van den Inspecteur van den burgerlijken veeartsenijkundigen dienst. ARTIKEL 3. (1) Van eiken voorgenomen invoer van een of meer van de in artikel 2 bedoelde stoffen of gereedschappen door de daartoe bevoegd verklaarde personen, wordt door hen schriftelijk mededeeling gedaan aan het tolkantoor van invoer, of waar zoodanig kantoor niet bestaat, aan het Hoofd van plaatselijk bestuur. (2) Die mededeeling bevat eene onder aanbod van eede afgelegde verklaring dat de stoffen of gereedschappen uitsluitend voor geneeskundig gebruik bestemd zijn, zoomede eene opgave van den aard en het gewicht van de in te voeren stof of van den aard en het aantal der in te voeten gereedschappen, en gaat vergezeld van de in artikel 2 voorgeschreven verklaring welke na gemaakt gebruik wordt teruggezonden. (3) Van den aard en het gewicht of het aantal der ingevoerde stoffen of gereedschappen wordt bij het tolkantoor van invoer of door het Hoofd van plaatselijk bestuur aanteekening gehouden. SfiP^ ') Staatsblad 1917 No. II. 6 ARTIKEL 4. (i) (1) Mede onverminderd de ter zake bestaande of nader uit te vaardigen verbodsbepalingen is aan de in het eerste lid van artikel 1 bedoelde personen ook toegestaan het bezit, het in eigendom of in voorraad hebben, het vervoer, de bereiding of vervaardiging en de verkoop van alle in dat artikel vermelde stoffen en gereedschappen, bestemd voor geneeskundig gebruik, evenwel met dien verstande dat, voor zoover veeartsen betreft, hiervan zijn uitgesloten de in dat artikel bedoelde middelen om het opiumgebruik af te wennen. (2) Het bezit, het in eigendom of in voorraad hebben en het vervoer van alle in artikel 1 genoemde stoffen en gereedschappen is, voorzoover noodig om hen in de gelegenheid te stellen die persoonlijk toe te dienen of aan te wenden, bovendien toegestaan aan de in het tweede lid van dat artikel bedoelde personen, zoomede aan beheerders van particuliere ziekeninrichtingen als vermeld onder a van het volgende artikel, met dien verstande dat voor anderen dan geneeskundigen van deze vergunning zijn uitgesloten de in het eerste lid van artikel 1 bedoelde middelen om het opiumgebruik af te* wennen. ARTIKEL 5. x) (1) De in het eerste lid van artikel 1 bedoelde personen mogen de in dat artikel genoemde stoffen en gereedschappen bestemd voor geneeskundig gebruik aan niemand anders verkoopen dan aan: a. le elkander; 2e • de in het tweede lid van artikel 1 bedoelde personen; 3e beheerders van particuliere ziekeninrichtingen, welke daarvoor naar het oordeel van den Chef van den burgerlijken geneeskundigen dienst in aanmerking komen, met dien verstande dat voor zooveel geen verkoop aan apothekers of aan geneeskundigen plaats heeft; van de bij dit lid verleende vergunning tot verkoop zijn uitgesloten de in het eerste lid van artikel 1 bedoelde middelen om het opiumgebruik af te wennen; b. anderen, aan wie die zaken op de gebruikelijke wijze door een bevoegd geneesheer zijn voorgeschreven. (2) Het bezit van de in het eerste lid van dit artikel be- !) Staatsblad 1917 No. 11. 7 doelde stoffen en gereedschappen door de aldaar onder b. bedoelde personen is alleen dan wettig, wanneer dezen het bewijs leveren dat die zaken hun op de daar aangegeven wijze geleverd en voorgeschreven zijn. ARTIKEL 6. Bij openbaren verkoop van eene apotheek mogen de daarin aanwezige, voor geneeskundig gebruik ingevoerde of aangemaakte stoffen en gereedschappen als bedoeld in artikel 1, eveneens verkocht worden. Voor dat geval wordt een en ander behandeld als vergiftige zelfstandigheden en is de verkoop daarvan onderworpen aan de voorschriften in artikel 82 van het Reglement op den burgerlijken geneeskundigen dienst in Nederlandsch-Indië, met dien verstande dat de in artikel 1 bedoelde middelen om het opiumgebruik af te wennen niet aan veeartsen mogen worden verkocht. ARTIKEL 7. *) (1) De apothekers, geneeskundigen en veeartsen, bedoeld in het eerste lid van artikel 1, houden een afzonderlijk register aan, waaruit te allen tijde kan blijken hoe groot de restant voorraad is van elk der in dat artikel genoemde stoffen en gereedschappen. In dat register, waarvan het model voor apothekers en geneeskundigen door den Directeur van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid en voor veeartsen door den Directeur van Landbouw wordt vastgesteld, moet voor elke stof of voor elk soort spuitje of ander gereedschap, bestemd voor het toedienen van onderhuidsche inspuitingen met morphine en dergelijke verdoovende middelen, onder afzonderlijke hoofden worden vermeld: X. de hoeveelheid, stof of het aantal gereedschappen in bezit, ingevoerd en door koop verkregen en de hoeveelheid stof door omzetting verkregen; 2. de datum van invoer of verkrijging; 3. van wien de stof'of het gereedschap afkomstig is; 4. van waar de stof of het gereedschap afkomstig is; 5. door wien en op welken datum de verklaring bedoeld in artikel 2 werd afgegeven; l) Staatsblad 1917 No. 11. 8 6. de hoeveelheid met welke de voorraad- stof is verminderd door omzetting ten gevolge van een bereidingsproces en de hoeveelheid met welke de voorraad stof of het aantal, waarmede de voorraad gereedschappen is verminderd ten gevolge van verkoop; 7. welke omzetting ten aanzien van de stof is bewerkstelligd; 8. de datum van omzetting qf verkoop ; 9. de naam en de woonplaats van den kooper; 10. op wiens last de verstrekking heeft plaats gehad; 11. de restant-voorraad (na afloop van elke maand in te vullen). (2) Het niet aanhouden of het niet overeenkomstig de betrekkelijke voorschriften bijhouden van het register, bedoeld in de eerste alinea van dit artikel, wordt gestraft, voor de eerste maal met eene geldboete van twee tot honderd gulden, en bij herhaling binnen twee jaren met eene geldboete van tien tot vijf honderd gulden. ARTIKEL 8. i) 2) (1) Ten aanzien' van invoer, bezit, in eigendom of in voorraad hebben, vervoer en verkoop van een van de in het eerste lid van artikel 1 sub a genoemde stoffen, bestemd voor geneeskundig gebruik, anders dan overeenkomstig de voorschriften van deze ordonnantie, gelden dezelfde bepalingen als ten aanzien van onwettig opium. (2) Ten aanzien van invoer, bezit, in eigendom of in voorraad hebben, vervoer en verko p van een van de in het eerste lid van artikel 1 sub b genoemde stoffen, bestemd voor geneeskundig gebruik, anders dan overeenkomstig de daaromtrent gegeven of nader te geven voorschriften, gelden dezelfde bepalingen als ten aanzien van den verboden invoer van die stoffen. (3) Ten aanzien van invoer, bezit, in eigendom of in voorraad hebben, vervoer en verkoop van de in het eerste lid van artikel 1, sub c genoemde gereedschappen, bestemd voor geneeskundig gebruik, anders dan overeenkomstig de voorschriften van deze ordonnantie, gelden dezelfde bepalingen als ten aanzien van den verboden invoer van die gereedschappen. ') Staatsblad 1917 No. 11. >) . 1914 No. 563. 9 ARTIKEL 9. *) Herhaling der aflevering van geneesmiddelen, die een of meer der in het eerste lid van artikel 1 sub a en b bedoelde stoffen bevatten, dan wel van geree ischappen als bedoeld in het eerste lid van artikel 1 sub c, op een zelfde recept is verboden. Overtreding wordt gestraft voor de eerste maal met eene geldboete van tien tot honderd gulden en bij herhaling binnen twee jaren met eene geldboete van ten hoogste vijf honderd gulden zoomede eene gevangenisstraf van drie dagen tot één jaar. ARTIKEL 10. De voorschriften van deze ordonnantie gelden niet ten aanzien van den invoer, het bezit, het in eigendom of in voorraad hebben, het vervoer, de bereiding of fabricatie en den verkoop van opium en andere stoffen en gereedschappen bestemd voor geneeskundig gebruik door, ten behoeve van of van wege het Gouvernement, en zijn mede niet van toepassing op dienaren van het Gouvernement van ambtswege handelende. ARTIKEL 11. (1) Deze ordonnantie kan worden aangehaald onder den naam van morphine-ordonnantie. (2) Zij treedt in werking op 1 December 1911. l) Staatsblad 1917 No. 11. VERBETERINGEN Blz. 108. Be-h Voor „Reglement op het Krankzinnigenwezen" tfrvmndaniua.fi. plaatsen de letter ., 135. De 2 voor „Reglemenfvoor de opneming en verpleging van lijders in de krankzinnigengestichten te Buitenzorg en Lawang" te veranderen in b. 153. De 4 voor „Formatie en bezoldiging van het personeel bij de krankzinnigengestichten" te veranderen in c. „ 231. regel 2 van boven staat „9 Juli", lees: „9 Juni". „ 238. regel 11 van boven staat „8985", lees: „1915". „ 254. regel 13 van boven staat „1903", lees: „1905". ~ „ 258. noot 5 staat „vroedvrow", lees:., vroedvrouw". „ 263. regel 8 van boven staat „Nederlansch-Indië", lees: „Nederlandsch-Indië". „ 282. regel 10 van boven staat „opgonomen", lees: „opgenomen". „ 282. regel 20 van boven staat „behoetige", lees: „behoeftige". „ 284. regel 7 van boven staat „zorgt", lees: „zorg". „ 288. regel 14 van onderen staat „tot staan", lees: „tot stand". „ 289. het wosrd „Batoebandar" in de 2de kolom onder Bantam vervalt. „ 295. regel 3 van de 3de kolom staat „No. 5483", lees: „No. 5843". . , 320. Achter het jaartal 1901 aan het eind van regel 3 van boven bijvoegen „No. 89". „ 329. regel 1 van het opschrift staat „en onder technisch personeel", lees: „en ander technisch personeel". „ 331. noot 1 staat „28 November", lees: „25 November". „ 359. regel 4 van boven staat „geschiki", lees: „geschikt". „ 380. regel 5 van onderen staat „1883", lees: „1838". „. 410. onder 6 staat „bij de B.G.D.", lees: „bij den B.G.D.". „ 468. Voor het hoofd „Keuring van Europeesche burgerlijke landsdienaren die enz." plaatsen de letter C-ï Blz. 51 7. regel 8 van onderen staat „gebruikte", lees: gebruikt". „ 518 regel 3 van onderen staat „(Staatsblad No. 436)", lees: „(Staatsblad No. 406)", „ 535. In noot 2 staan als laatste woorden der eerste drie regels „vald", „bepaan" en „bedrad", lees: „van", „bepaald" en „bedrag". „ 552. Voor het opschrift „Toekenning van eene egemoet- koming enz." staat „XXI", lees: „XIX". „ 557. regel 7 van boven staat „do", lees: „op". „ 557, regel 13 van onderen staat „te behoeve van", lees: „ten behoeve van". „ 580. noot 1 staat „blz. 577", lees: „blz. 578". „ 581. regel 13 van boven staat „op laat", lees: „op last". „ 583. noot 1 staat aan het slot „blz. 593", lees: „blz. 594". „ 595. noot 1 staat „blz. 593", lees: „blz. 594". „ 601. noot 1 staat „blz. 599", lees: „blz. 600". VERZAMELING VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DEN BURGERLIJKEN GENEESKUNDIGEN DIENST. SAMENGESTELD BIJ HET HOOFDBUREAU VAN DEN BURGERLIJKEN GENEESKUNDIGEN DIENST ALBRECHT & Co. WELTEVREDEN 1916.