856 DE STRIJD AAN DE SÖMME TWEEDE PHASE door JOHN BUCHAN E 90 THOMAS NELSON & SONS. LTD., 35 and 36, Paternoster Row, London, E.C. Edinburgh. New York. Paria. AVOND ACHTER HET FRONT. DE STRIJD AAN DE SOMME TWEEDE PHASE door JOHN BUCHAN THOMAS NELSON & SONS, LTD., 35 and 36 Paternoster Row, London, E.C. Edinburgh. New York. Paris. DE STRIJD AAN DE SOMME. TWEEDE PHASE. HOOFDSTUK I. DE SEPTEMBER CAMPAGNE. Met het nemen van Guillemont op 3 September was het met de Duitsche tweede linie over het gansche front van Thiepval tot Estrées gedaan. De Geallieerden stonden thans voor een nieuw vraagstuk, tot recht begrip waarvan het noodig is, bij den aard van de verdedigingswerken, die zij tegenover zich hadden en de eigenaardige gesteldheid van de streek, stil te staan. De aanval op 1 Juli had tot het veroveren van de eerste vijandelijke linie over een uitgestrekt front geleid, maar het mislukken van den stormloop tegen Gommecourt en Thiepval had ten gevolge gehad, dat de bres acht mijl korter was dan het plan van aanval beoogde. De aanval op 14 Juli stelde ons in het bezit van de tweede linie over een nog beperkter 4 ruimte, van Bazentin-le-Petit tot Longueval. Het gevaar, bij het voortzetten van het offensief door de Geallieerden, was nu, dat het zou uitloopen in een snel spitser wordende wig, met andere woorden in een scherpen en weinig zekerheid gevenden uitspringenden hoek. Sir Douglas Haig verbreedde de bres hierom door klappen links en rechts uit te deelen en eerst Pozières en het hooger terrein bij de Mouquet Hoeve en daarna, op zijn anderen vleugel, Guillemont en Ginchy te vermeesteren. Deze successen maakten de opening in de tweede positie ongeveer zeven mijlen wijd en brachten de Britsche linie meerendeels tot op het hoogste terrein vooruit, vanwaar rechtstreeksché waarneming van de lagere hellingen en vallei-plooien Oostwaarts mogelijk was. Wij waren nog niet meester van de geheele kruin van het rijzend land, al mochten onze posities bij de Mouquet Hoeve en het Hooge-boSeh als de omgeving domineer end gelden. De derde Duitsche linie bestond bij het begin van den strijd nog maar alleen in embryo. Vóór den aanval van 14 Juli was zij min of meer gereed gekomen en tegen den aanvang van September was zij duchtig uitgebreid en was achter haar een vierde linie aangelegd. Zij steunde op een reeks van versterkte dorpen 5 op de hellingen aan gene zijde van de hoofdkam gelegen—Courcelette, Martinpuich, Fiers, Lesboeufs en Morval. Hierachter bevond zich een tusschen-linie met Le Sars, Eaucourt 1 Abbaye en Gueudecourt als sterke punten en hierachter volgde de vierde linie, die vlak ten Westen van den Bapaume-Péronne-weg lag en de dorpen Sailly-Saillisel en Le Transloy beschermde. Dit was de linie, die Bapaume verdedigde, want de naaste linie, op dit oogenblik nog slechts in het ruwe aangegeven, lag een eind ten oosten van die stad. Sinds het begin van den strijd hadden de Duitschers tot en met de tweede week van September in het Somme-gebied 61 divisiën in het veld gezonden ; zeven waren na gereorganiseerd te zijn opnieuw aan den strijd komen deelnemen. Op 14 September hielden zij de linie met 15 divisiën bezet, zoodat wij tot het cijfer 53 komen voor de door hen opgebruikte divisiën. De Duitsche verliezen waren bij voortduring zwaar geweest. De verliezen der Franschen waren merkwaardig licht te noemen —doordat zij zuinig op hun troepen waren en hunne artillerie hen zooveel mogelijk dekking gaf ; ook mocht het taktisch probleem dat zij hadden op te lossen over het geheel gemakkelijker heeten. De Britsche verliezen waren 6 ongetwijfeld geringer geweest dan die van den vijand en onze meest opvallende successen, zooals de aanval op 1 Juli ten zuiden van Thiepval en die van 14 Juli waren ons op betrekkelijk geringe offers te staan gekomen. Onze voornaamste verliezen waren het gevolg., van den mislukten aanval ten noorden van Thiepval op den eersten dag en het vermeesteren van met verwoedheid verdedigde en zoo goed als onneembare stellingen als die van Delville-bosch en Guillemont. In den tienweekschen strijd had de vijand van vele schommelingen in gevechtswaarde doen blijken. Op het eene oogenblik scheen zijn geheele front op het punt het af te leggen, op een ander maakte de aankomst van nieuwe batterijen van Verduin en vefsche troepen ze weer geducht sterk. De inspanning had zijn macht echter tot het uiterste op de proef gesteld. Hij had aan het oude Eerste Legercorps—dat sinds het voorafgaand voorjaar op den achtergrond was gebleven—nieuw leven ingeblazen en het ten noorden van de Somme aan von Bülow toevertrouwd, terwijl het Tweede Legercorps, nu onder von Gallwitz, het front ten zuiden van de rivier bezet hield. De Beijersche Kroonprins, die het Zesde Armeecorps commandeerde, was met het opperbevel in dezen sector bekleed en had 7 behalve zijn eigen corps, het Eerste en het Tweede onder zich. Hij had het Britsche plan afgekeken om het oude corps-stelsel prijs te geven en groepen te vormen, door welke een groot aantal Divisiën, uit verschillende Corpsen genomen, gaandeweg passeerden. Hij had voor zijn verdediging het beste vechtmateriaal, dat hij bezat, gebruikt. Gedurende deze tien weken maakten bijna alle meest beroemde Duitsche eenheden hunne verschijning aan de Somme : het puik der Beijersche troepen ; het Vijfde Brandenburgers en alle divisiën van de Garde en van het Garde Reserve Corps, geen enkele uitgezonderd. HET PLAN DER GEALLIEERDEN. In de eerste dagen van September bleek de positie van den vijand alles behalve rooskleurig te zijn. Het verlies van Ginchy en Guillemont had ten gevolge gehad, dat de Britten nu in één gelid waren met de linkervleugel van Fayolle, na den grooten sprong voorwaarts, terwijl de val van een aantal punten van gewicht op de Thiepval-kruin ons verder in staat stelde een groote uitgestrektheid gronds te overzien en Thiepval te bedreigen— Thiepval, dat de spil was, waarom de geheele verdediging in de noordelijke sectie van het 8 gevechtsterrein draaide. Het front der Geallieerden benoorden de Somme had ter beveiliging die rivier op den rechtervleugel en het oogenblik scheen niet ver, waarin men aan de Ancre dezelfde rol op den linkervleugel zou kunnen toekennen. De stand van zaken was dus rijp voor een nieuwen stoot vooruit, die, zoo hij gelukte, aan ons offensief een nieuwe basis voor operatiën zou verleenen. Kon de Duitsche derde linie worden genomen, dan zou het mogelijk zijn, naar links en rechts uit te vallen, dusdoende op grooter schaal een reeds toegepaste taktiek herhalend. Bapaume zelve was niet het dadelijk doel, maar wel een uitval, in Noord-Oostelijke richting, over den bovenloop van de Ancre heen, waardoor men in staat zou kunnen worden gesteld om achter groote massa te geraken van onbezweken vijandelijke stellingen, loopend van Thiepval noordwaarts. Zulkeen eind-resultaat zou een 'komen succes bekronen ; voorshands was net echter voor ons zaak, door de derde linie van den vijand heen te breken en hem ten aanzien van zijn weerstandsvermogen aan den tand te voelen. Het oogenblik voor een welberaamden slag scheen gunstig. De toestand over het front in zijn geheel kon goed worden genoemd. Fay- EEN KANON IN ACTIE. EEN DUITSCH KANON VERNIETIGD DOOR DE BRITSCHE ARTILLERIE. 9 olle's linkervleugel had opvallende successen behaald en was vol geestdrift, terwijl Micheler zijn nijptang dichter en dichter bij Chaulnes bracht en het intusscheh aan de voornaamste verbindingen der Duitschers op de zijden geducht lastig maakte. In andere deelen van Europa lieten zich de zaken voor de Gealliëerden voordeelig aanzien. Op 28 Augustus betrad Roemenië de arena en hare troepen zwermden Transsylvanië binnen. Zooals later bleek was dit een voorbarig en tot niets leidend optreden, maar het dreef Duitschland tot het nemen van onmiddelijke maatregelen van tegenweer. In de opperleiding der Duitsche wapenen waren juist belangrijke wijzigingen gebracht en men mocht gerust aannemen, dat von Hindenburg en von Ludendorff zich m hunne nieuwe functiën nu niet juist op hun gemak voelden. Brusiloff ging voort met aan de Oostenrijksch-Duitsche strijdkrachten op de Russische grens de handen vol te geven en Sarrail was in den Balkan juist tot een ernstig offensief overgegaan. Mocht het voor hem in het Westen tot een zwaren tegenslag komen, dan zou de vijand weieens groote moeite kunnen hebben, de mannen te vinden om het gat te stoppen. Men vergete niet, dat alle militaire onderneming van dezen aard zooiets 10 is als een ,, surprise. ' Wel stelt men zich een onmiddelijk plaatselijk doel voor oogen, maar ook bij succes kunnen zich nog twintig verschillende consequentiën voordoen. De bedachtzame aanvoerder kan zich niet tegen elk dezer mogelijkheden wapenen, maar hij mag niet verzuimen, er rekening mee te houden. Zijn de goden hem welgevallig, dan moet hij klaar zijn om zijn geluk op te volgen en hij zal natuurlijk dat oogenblik voor actie kiezen, waarin de fortuin hem schijnt toe le lachen. Op Dinsdag 12 September ging men langs het geheele Britsche front, van Thiepval tot Ginchy, tot een alomvattend bombardement over. Het geheele Vierde Legercorps onder Sir Henry Rawhnson werd voor den aanval aangewezen, als ook de rechter Divisie—het Eerste Canadeesche Corps—van het Vijfde Legercorps, terwijl op den linkervleugel aan een andere Divisie de taak van een voorbereidenden aanval werd toevertrouwd, een beweging, die gedeeltelijk het karakter van een schijn-aanval droeg, maar voor een ander deel noodzakelijk was voor de uitvoering van het offensief in zijn geheel. Tot recht begrip der zaak behoort het dadelijk doel van elke eenheid op zichzelve te worden aangeduid. Op den linkervleugel van de hoofdmacht werd een 11 Canadeesche Divisie tegen Courcelette gericht. Rechts van hen viel aan een Divisie van het Nieuwe Leger—dezelfde Schotsche divisie, die zich bij Loos zoozeer had onderscheiden—de taak ten deel om de overblijfselen van de oude gemeehschaps-linie op te ruimen en Martinpuich te omsingelen, zonder echter—althans niet op den eersten dag—te trachten die plaats, die geacht werd ontzettend sterk te zijn, te bemachtigen. Zuidwaarts gaande, hadden twee Territoriale Divisiën—Northumbrian en Londen—in opdracht, h et Hooge-bosch van vijanden te zuiveren. Rechts van hen kregen de NieuwZeelanders Fiers als doel, terwijl twee Divisiën van het Nieuwe Leger den grond ten oosten en ten .noorden van het Delville-bosch voor hunne bijzondere rekening hadden te nemen. Naast hen moesten de Garden en een Divisie van de oude beroeps-soldaten (Regulars), ten N.0. van Ginchy, oprukken tegen Lesboeufs en Morval, terwijl op den uitersten rechtervleugel van het Britsche front een andere Divisie Londensche Territorials bestemd werd voor den aanval op het Berken-bosch en voor het formeeren van een vleugel voor verdedigingsdoeleinden. De troepen, aldus voor het hernieuwd offensief gereed, waren voor het meerendeel versche troepen. De Garden waren sinds Loos, 12 in de maand September van het jaar tevoren, niet in het vuur geweest; voor de Canadeezen was het Somme-gebied nieuw, terwijl de Nieuw-Zeelanders hier voor het eerst met het Westelijk Front kennis maakten. Twee der Divisiën waren reeds vrij lang in de loopgraven geweest, maar de rest was eerst een paar dagen tevoren voor het beoogd doel aangevoerd. Alle troepen waren van de beste hoedanigheid en in het bezit van een verleden, waarop zij trotsch mochten zijn. Dit deel van het offensief, meer wellicht dan éénig ander, wettigde den indruk, dat het was toevertrouwd aan een uitgelezen Britsche macht, een „ corps d elite." In deze phaze zou ook van een nieuw wapen worden gebruik gemaakt. De „ tanks," officieel te boek staande als „Machine Gun Corps, Heavy Section," waren eenigen tijd geleden uit Engeland gearriveerd en, in aan het oog onttrokken plaatsen achter de linie, in den waren zin tot dusver „ achterbaks " gehouden. De wereld is nu algemeen bekend met beschrijvingen en afbeeldingen van deze vreemde toestellen die, in voorkomen niet ongelijk aan reuzen-padden, onverstoorbaar voortkropen door ijzerdraadversperringen en over borstweringen, die huizen overhoop drongen, boomen opzij duwden en de stevigste 13 muren wisten over te klauteren. Zij waren een proefneming, konden hun practische waarde alleen in 't veld bewijzen ; wat men voorhad met hen in deze phaze dienst te laten doen, was voornamelijk, hunne zwakke punten uit te vinden, om in de toekomst in staat te zijn, hun mechanisme te vervolkomenen. Hun voornaam taktisch doel was het opruimen van versterkingen en van nesten van machine-geweren, die, zooals wij totxmze scha te Loos hadden ervaren, de onversaagdste troepen tot staan konden brengen. Voor dit werk was het noodig, de tanks vóór de aanvallende troepen te doen uitgaan en de taak om ze op te stellen vóór de borstweringen werden overschreden was geen kleinigheid, aangezien zij zoomin geluidloos als alledaagsch in voorkomen waren. Men was er in geslaagd, de zaak diep geheim te houden en tot op den avond vóór den aanval waren er niet velen in het Britsche Leger, die ook maar van het nieuwe strijdmiddel hadden hooren reppen. Op 14 September, den dag voor wij aanvielen, werden eenige exemplaren door Duitsche luchtschippers opgemerkt en de Duitsche troepen werden gewaarschuwd, dat de Engelschen met een vreemd nieuw toestel voor den dag zouden komen. Reeds vijf of zes weken tevoren 14 schijnen geruchten in Duitschland te zijn doorgedrongen, althans werden orders uitgevaardigd om de soldaten te voorzien van een bijzonder projectiel, instaat pantserplaten te doorboren. Het rechte van het geval hadden echter de Duitschers niet weten uit te vinden. Zij hadden geen idee van het beginsel, dat bij de creatie der tanks voorzat en het is twijfelachtig, of zij daarmee zelfs nu al bekend zijn. DE SLAG VAN 15 SEPTEMBER 1916. In den nacht van Donderdag den Men bracht het Vijfde Legercorps zijn voorbereidende taak ten uitvoer. Over een front van duizend yards breedte, ten zuid-oosten van , Thiepval, nam een Brigade van het Nieuwe Leger de Hohenzollern Schans en de versterking, door de Duitschers „ Wunderwerk " gedoopt, stormenderhand, vele gevangenen makend en zeiven luttel verlies lijdend. De glorie van dit wapenfeit werd eenigzins overschaduwd door den grooten aanval, die er op volgde, maar het was een uitstekend uitgevoerd en kloek stuk werk en voor het gevecht dat volgde van veel beteekenis. Het leidde den vijand om den tuin ten opzichte van het terrein, waarlangs zich de hoofd-aanval zou bewegen en noopte hem, een tegen-aanval te 15 doen op een punt dat deel uitmaakte van het door ons gekozen slagveld, met het gevolg dat onze linkervleugel, na 's vijands aanval te hebben afgeslagen, in staat was hem bij den terugslag op te vangen. De ochtend van Vrijdag, 15 September, gaf prachtig herfstweder te zien met een lichte mist die de holten vulde en de hellingen omsluierde. Om 6 uur v.m. laaide het Britsche bombardement, dat nu drie dagen lang had gedonderd, tot een ware orkaan van vuur aan. De vijand had een duizendtal kanonnen van allerhand kaliber tegen ons samengetrokken en zijne verdedigingswerken bestonden uit een driedubbele linie van loopgraven en een voorposten-linie met machine-geweren beplant. Onze beschieting, had tevoren zijn versperringsdraad verbroken en vele zijner loopgraven vernield en hem daarenboven niet weinig belemmerd in het opvoeren van manschappen, leeftocht en granaten. De laatste twintig minuten van een intens vuur, dat zich langzaam vooruit bewoog, onze infanterie, tot den aanval klaar, met zijn schaduw dekkend, nagelde hem aan zijne stellingen vast en maakten een tegen-gordijn-vuur van zijn kant zoo goed als onmogelijk. Aan den toeschouwer moest het toeschijnen, of het oorverdoovend 16 crescendo, dat de kim in vuur zette, uitsluitend Britsch was. Om twintig minuten over zessen sprongen onze mannen over de borstweringen en vingen zij hun methodisch voortschrijden naar den vijand aan. De Duitschers, die hunne loopgraven opnieuw bezetten, naarmate ons vuur zijn schootlijn vierde, zagen nu—door de dunne mist—vormen, die niets menschelijksch hadden, dingen als reusachtige slakken, die uit hun grillig gekleurde zijden vuur braakten, op zich afkomen. Men had hen tegen een nieuw -strijdmiddel gewaarschuwd, maar welk een wapen was dit—een gedrocht der verschrikking, dat overdag spookte ! Vóór zij hunne bezinning terughadden, zagen zich de kerels door Britsche bajonetten besprongen. Links en in het centrum was de aanval een onmiddelijke zege. In den namiddag vermeesterden de Canadeezen, na eerst den Duitschen tegen-aanval te hebben afgeslagen, Courcelette. In deze operatie onderscheidden zich in het bijzonder Fransch-Canadeesche troepen in het terugwinnen, voor hun oud moederland, van een mijl of wat Fransen gebied. Op hun rechterflank volvoerde de Schotsche Divisie, die reeds zes weken in de loopgraven was, meer dan de taak haar toege- DE LAATSTE INSTRUCTIES VOOR DEN STRIJD IN AFWACHTING VAN HET AANVALS SIGNAAL DE INFANTERIE TREKT OP NAAR HET AANVALSPUNT. CANADEEZEN ZETTEN DE BAJONETTEN OP VÓÓR DEN AANVAL. 17 dacht. Het veroveren van Martinpuich maakte geen deel uit van het programma van den dag, maar de Schotten drongen ten oosten en ten westen van het dorp vooruit en om kwart over vijven in den avond was de plaats in hunne handen. Verder zuidwaarts werd er hevig gevochten in het oude strijdperk, het Hoogebosch. Twee maanden waren verloopen, sinds wij zijn onheilspellend lommer binnendrongen, maar wij waren er weer uit teruggedreven en hadden ons voor langen tijd moeten.vergenoegen met het bezit van den zuidelijken hoek. De sterke derde Duitsche lijn, die door de Noordelijke helft tot vlak bij de heuvelkruin liep en de eindelooze kraters en machinegeweer-reduiten maakten het tot een noot die buitengewoon hard te kraken viel. Oost-en west-waarts ervan hadden wij onze linie vooruitgeschoven, maar de noordelijke vesting in het bosch zelf had al onze pogingen getart. Heden werd zij verdedigd door troepen van het Tweede Beijersche Corps en de Duitsche gelederen konden geen uitnemender gevechtsmatenaal aanwijzen. Onze eerste aanval slaagde niet, maar bij een tweede poging veegden de Londensche Territorials, kort na den middag, de plaats schoon, zij het niet zonder zelf hevige verliezen te hebben geleden. 18 Verderop maakten de Divis'ie Nieuw-Zeelanders en een Divisie van het Nieuwe Leger, op haar rechterflank, zich. van de gemeenschapslijn meester en veroverden Fiers zonder veel moeite. Zij werden door een tank voorafgegaan, die gemoedelijk, gevolgd door juichende en schaterende Britten, de hoofdstraat van het dorp op waggelde, terwijl de kogels van den vijand, zonder 't minste effect, bij haar zijden neervielen. Meer naar 't Zuiden brachten wij ons fr^ont bijna anderhalve mijl vooruit. Een lichte Divisie van het Nieuwe Leger, zwermde het Delville-bosch uit en zuiverde de Mysterie-hoek aan den Oostkant ervan vóór de algemeene aanval begon om vervolgens, met schitterend élan, tot ten noorden van Ginchy in de richting van Lesboeufs door te dringen. Het was alleen op den rechtervleugel, dat het succes te wenschen overliet. Men zal zich herinneren, dat Ginchy op 9 September door Iersche troepen was bemachtigd, maar de omgeving was nog niet voldoende gezuiverd van vijanden, die zich in 't bijzonder handhaafden in een geduchte sterkte, die als de Quadrilateraal (vierhoek) bekend stond. Zij lag ongeveer 700 yards oostelijk van Ginchy aan een bocht van den weg naar Morval, waar 19 deze door een diep, zwaarbegroeid terrein leidt. Een van de oude divisies Regulars werd er op afgezonden, met de Garde op haar linker- en de Londensche Territorials op haar rechtervleugel. De taak aan de laatsten opgedragen bestond uit het nemen van het Berkenbosch en het formeeren van een defensieve flank ten Noorden van Combles, terwijl de Garde van Ginchy op Lesbceufs moest aanrukken. De sterkte van de Quadrilateraal deed dit plan in duigen vallen. Wel dropgen de Londeners in het Berken-bosch door, maar de Divisie op haar linkervleugel stootte het hoofd tegen den Vierhoek en zoo kwam meteen de rechterflank van de Garde bloot. De Gardebrigaden rukten, als altijd, in volmaakte orde en onverschrokken voorwaarts. Maar hunne beide flanken kwamen onder kruisvuur ; de holle weg vóór hen uit werd bestreken door machine-geweren ; zij verloren de richting min of meer en zoo liep, per slot van zaken, onze aanval rechts niet op het gestelde doel uit. Het was hier en in het Hooge-bosch dat ons de zwaarste verliezen van den dag werden berokkend. Het échec.viel te meer te betreuren, waar een volledig succes hier tactisch van grooter belang was dan elders. Intusschen waren, ook na aftrek van deze 20 post, de resultaten van den dag, over 't geheel genomen, uiterst bevredigend te noemen. Zij mochten als de meest geduchtige klap gelden, tot dusver door Britsche troepen aan den vijand toegedeeld. Een klap, die ons niet slechts meester liet van het hooge terrein tusschen Thiepval en de Combles Vallei, maar ons een heel stuk verder bracht op de hellingen aan de andere zijde. ,, Het nadeel aan 's vijands moreel toegebracht," zegt het officieel relaas, ,, is waarschijnlijk van meer beteekenis dan het nemen van domineerende punten en het maken van tusschen de vier en vijfduizend krijgsgevangenen. ' Drie vermaarde Beijersche Divisies waren in actie geweest en volkomen uiteengeslagen, terwijl 's vijands gansche front in een staat van wanorde was gebracht. De tanks hadden, m aanmerking genomen, dat men met een proefneming te doen had( wonderen verricht. Een paar ervan raakten onklaar onder het opbrengen en van de vier-en-twintig, die de Duitsche linie overschreden, legden zeven het in het begin van den dag af. De resteerende zeventien echter maakten zich bij uitstek verdienstelijk — sommige door zich dwars over de loopgraven van den vijand te posteeren en deze door middel van machinegeweervuur onhoudbaar te maken; andere 21 door het opruimen van ïjzerdraadversperringen, die overeind waren gebleven, terwijl weer andere nesten van machine-geweren en reduiten opruimden of met succes den strijd aanbonden tegen sterke punten als de suikerfabriek te Courcelette. Toch was hun moreel effect veel grooter dan de materieele schade door hen aangericht. Het gezicht van deze zoo beraden en toch zoo onpersoonlijke machines, die de meest geliefde versterkingen zonder genade onderste boven liepen, verwekte een soort van paniek onder troepen, die zich altijd plachten te vleien met de superieure eigenschappen van hun eigen vechtmachine. Ongetwijfeld droeg ook de aanwezigheid der tanks heel wat bij tot de kloekheid en het zelfvertrouwen van onze aanvallende infanterie. Een kluchtig element was. opeens aan het bloedig oorlogsbedrijf toegevoegd en dit element is bij den Britschen krijgsman niet weinig in tel. De bemanningen der tanks —bereids „ Zijner Majesteit's Landschepen 3 gedoopt—schenen zich al iets van de luchthartigheid van den Engelschen zeeman te hebben eigen gemaakt. Opgesloten in een nauwe, • duffe ruimte, veroordeeld tot het ondergaan van een beweging, bij welke vergeleken die van het hardst schommelend zeeschip vast mag 22 heeten en aan de genade overgeleverd van onbekende gevaren, namen deze avonturiers hun taak op met de doldriftigheid van een schooljongen, als het vacantie is. Met onuitputtelijke pret beschreven zij later, hoe de vijand hen had omsingeld op een oogenblik, dat zij bleven steken en hoe hij tevergeefs had getracht hun schaal te verbrijzelen, terwijl zij daarbinnen zaten, schuddend van het lachen. Tot de verrichtingen van den dag droegen onze luchtschippers het hunne nobel bij. Zij vernielden dertien vijandelijke vliegtuigen en joegen negen andere beschadigd naar den grond. Zij wierpen bommen op de hoofdkwartieren en punten van gewicht in het spoorwegnet van den vijand. Zij vernielden de Duitsche „ ballon captif s en staken daarmee aan de verdediging als t ware de oogen uit. Zij dienden ons geschut als loods en leverden herhaalde en nauwkeurige berichten in van den gang van zaken met betrekking tot den aanval. Hiermee niet tevreden vielen zij, zoo laag mogelijk dalend, met hun machine-geweervuur zoowel de artillerie als de infanterie van den vijand aan. Zulkeen optreden legde getuigenis af van dien beslisten en verheven geest in het offensief die alle wapens van den Dienst heeft bezield. In de week der actie gingen, over het; 23 geheele gevechtsterrein aan de Somme, slechts veertien vijandelijke machines tot het overschrijden onzer liniën over, terwijl daarentegen onze vliegtuigen tusschen de twee- en drieduizend vluchten tot ver achter het Duitsche front volbrachten. Terwijl de Garde in 't vuur was, sneuvelde, met vele andere wakkere en verdienstelijke officieren, een jong man, wiens dood in het bijzonder als een verlies voor zijn land en zijn toekomst moet worden beschouwd. Luitenant Raymond Asquith, van de 2de Grenadiers Garde, oudste zoon van den Britschen Eersten Minister, liet het leven, terwijl hij zijne mannen door het doodelijk kruisvuur aan den hoek van het dorp Ginchy vóór ging. In dezen oorlog hebben de Gardes van alle rangen en standen tol geheven. Er zijn niet vele generaals en staatslieden in de landen der Geallieerden die niet dierbare betrekkingen te betreuren hebben. De Castelnau stond niet minder dan drie zonen aan zijn land af. Toch wekt de dood van Raymond Asquith, afgescheiden van geboorte en positie, het gevoel van een persoonlijk verlies en men vergunne een van zijn oudste vrienden, een woord van waardeering bij het heengaan van dezen held te zeggen, j Een geleerde naar den trant van Elisabeth's 24 gouden, tijd, een geestig man, een begaafd dichter en daarbij een beproefd jurist—ziedaar groote kwaliteiten, die hij met luchtigheid droeg, omdat zijn grootheid met lag in wat hij deed, maar in wat hij was. "Een eigenaardige hoogheid tegenover uitsluitend wereldsch succes heeft hem altijd gekenmerkt. Hij stelde de zaken van den geest—goede boeken, goede kout en het gezelschap van beproefde makkers —op zichzelve op prijs en de belooning, die de gewone eerzucht te geven heeft, kwam hem te onbeduidend voor om een man te boeien. Hij was een van hen, die 't leven in den breede uitleven en de schatten van hun aanleg om zich strooien, zonder er iets voor terug te verlangen. Zijn onverschilligheid voor persoonlijk voordeel, zijn ongeschiktheid voor alle opsmuk of vleierij en zijn zich op een afstand houden van de oppervlakkige kennismakingen van het moderne leven, maakten hem voor menigeen onverstaanbaar, -terwijl zijn hooghartige kieskeurigheid hem een zeker air van koudheid bijzette. Hoogst voornaam van voorkomen en hoogst aantrekkelijk van stem en manieren, bewoog hij zich onder zijn medemenschen als een van een ander maaksel, die zich met fierheid aan de beuzelingen van den allendaagschen strijd onttrok, al bleef het EEN HOLLE WEG VOORBIJ COURCELETTE. DE SUIKERRAFFINADERIJ TE COURCELETTE. DE HOOFDSTRAAT VAN MARTINPUICH. DE OVERWINNAARS VAN MARTINPUICH. 25 voor zijne vrienden geen geheim, hoe warm en trouw zijn hart was. Bij het uitbreken van den oorlog nam hij dienst in een Bataljon Territorials, vanwaar hij later naar de Grenadiers werd overgeplaatst. Hij had minder dan de meesten met het luid krakeel der politiek op en de afgoden der menigte lieten hem absoluut koud. Zijn kritische geest maakte hem karig met geestdrift en het was geen sentimenteele opwelling, die hem in het Leger dreef. Hij zag in, waar plicht hem riep en hij vervulde zijn taak blijmoedig, ook waar zij de vernietiging van alle smaak en geestelijke belangstelling beteekende. Voor een tijd zag hij zich bij den Staf geplaatst, maar hij verzocht bij zijn Bataljon terug te mogen gaan, omdat hij geen voorrechten verlangde. Bij de Grenadiers gevoelde hij zich buitengewoon gelukkig en vond er dezelfde soort ongedwongen en opgewekte kameraadschap, waardoor Oxford voor hem zoo vol aangename herinneringen was. Hij was een uitstekend officier en dacht er ernstig over, aan den krijgsdienst, als een carrière ook na den oorlog, trouw te blijven— hij bezat inderdaad de hoedanigheden, die een goed soldaat maken. In onze lange wapenrol der Eere zal men 26 moeilijk een nobeler figuur aantreffen. Hij was net type van zijn ras op zijn best—schuw van rhetorische beweringen en streng op het stuk van zelf-respekt, een die zijn toewijding verborg onder een schijn van onverschilligheid om zich, toen de ure daar was, in daden uit te spreken. Velen gaven al wat zij hadden voor de Goede Zaak, maar weinigen, en misschien niet één, hadden zooveel te geven als hij. Hij genoot met volle teugen van zijn jeugd en zij is nu de eeuwigheid ingegaan. Opgeruimd, schitterend en heldhaftig, is-hij nu één met dat onsterfelijk Engeland, dat van geen ouderdom, slapheid of versagen weet. DE SLAG VAN 25 EN 26 SEPTEMBER 1916. Onderwijl hadden de Franschen niet stilgezeten. Op woensdag, 13 September, twee dagen vóór het Britsch offensief, vermeesterde Fayolle Bouchavesnes, ten Oosten van den Bapaume-Péronne-straatweg, en nam hij 2,000 man gevangen. Hij was nu niet meer dan drie mijlen af van de allergewichtigste stelling van Mont St. Quentin—de sleutel tot Péronne— aan de overzijde van het kleine dal van de Tortille. Den volgenden dag viel de hoeve van Le Priez, Zuid-Oostelijk van Combles, in 27 Fransche handen en in den namiddag van Zondag, 17 September, bemachtigde hun rechtervleugel ten Zuiden van de Somme wat van Vermandovillers en Berny nog te bemachtigen overbleef, alsmede het tusschenliggend terrein rondom Deniécourt. Den volgenden dag werd Deniécourt, met haar geweldig versterkt park, genomen. Dit gaf den Franschen het geheel van het Berny-Deniécourt plateau, vanwaar zij het lager plateau, met de dorpen Ablaincourt en Pressoire, domineerden en Barleux—de spil van 's vijands tegenstand ten zuiden van de rivier—bedreigden. In de week, die volgde kwamen de hoofdoperatiën tot stilstand, als om het reuzachtig werktuig tijd te geven, naar achteren te zwaaien om een nieuwen mokerslag voor te bereiden. Op den 16en wierp de 45ste Duitsche Reserve Divisie zich in een tegen-aanval op de Canadeezen bij Courcelette, terwijl de 6e Beijersche Divisie, pas aangekomen, de Nieuw-Zeelanders bij Fiers aantastte. Beide pogingen faalden en ten zuiden van Combles verging het het 18de Duitsche Corps, uit versche troepen bestaande, al niet beter tegenover de Franschen. De heftigste tegenaanvallen waren die tegen de Canadeezen geslingerd ; ze werden, voor bijna een heele week, dagelijks herhaald. Intusschen 28 werd, op Maandag den 18en, de Quadrilateraal overweldigd en wel door dezelfde Divisie Regulars, die er drie dagen tevoren het hoofd vóór gestooten had. De Vierhoek werd niet gewonnen zonder een bloedigen strijd van man tegen man, want de bezetting verweerde zich kranig, maar wij sloten haar van alle zijden af en hadden tegen den avond ons front vijfhonderd yards verder geschoven, totaan de holte vóór Morval. Het weer was de geheele week druilerig en bewolkt en van Maandag tot Woensdag regende het aan één stuk door. Maar tegen Vrijdag was het opgeklaard, al waren de ochtenden nu vol herfstmist; nu waren wij in staat, weer eens gebruik te maken van die direkte waarneming en die verkenning door de lucht, die de onmisbare voorbereiding vormen van een aanval op gróoten schaal. Op Zondag, 24 September, heropenden onze batterijen het vuur, het thans gemunt hebbend op de onvermeesterde punten in de derde Duitsche linie, zooals Morval en Lesbceufs, op de tusschengelegen stellingen als Gueudecourt en in het bijzonder op Thiepval, nu'door ons van den Oostkant beheerscht. Op dezen dag gelukte het aan onze luchtscheepvaart zes vijandelijke machines te vernielen en drie andere naar den grond te jagen. Het plan 29 was, dat het Vierde Legercorps op Maandag den 25en een aanval zou doen, met—op den linkervleugel — kleine plaatselijke objecten, maar, voorzoover den rechtervleugel en het centrum betreft, beoogde hij het voltooien van de veroveringen, die het einddoel waren geweest van den aanval op den 15en. Den volgenden dag zou de rechtervleugel van het Vierde Legercorps in het vuur komen en men hoopte, den vijand van Thiepval tot Combles naar zijn vierde verdedigings linie terug te drijven en onze eigen linie wèl vooruit te brengen, tot op een afstand van den vijand, die een algemeene stormaanval zou toelaten. Het uur van actie was bepaald op den 25en, vijf minuten over half één in den middag. Het was helder weer, onbewolkt, maar de warmte van den zon had niet meer de felheid van den zomer. Die dag zag den best geslaagden aanval in alle phazen van den strijd, want wij wonnen bijna elk deel van het veld, dat wij ons hadden voorgesteld te zullen winnen. De uiterste linkervleugel van het Derde Legercorps werd ten noorden van Courcelette vastgehouden, maar de beide overige Divisiën volvoerden de taak, die er aan werd toevertrouwd. Zoo deden insgelijks de Divisiën in het centrum en op den linkervleugel van het Vijftiende Leger- 30 corps, terwijl het aan een deel van de rechtsche Divisie gelukte, tot in Gueudecourt door te dringen, waarna men echter genoopt werd terug te trekken, omdat de dekkings-brigade op de flank door onvermeld gebleven ijzerdraadversperring werd belet te volgen. Het Veertiende Legercorps zegevierde overal. De Garden, begeerig de hun in de week tevoren toegebrachte verliezen te wreken, zwermden, ondanks zware verliezen op den linkervleugel, onweerstaanbaar op Lesboeufs af. Zuidelijk van hen nam een Divisie Regulars Morval, het dorp op de hoogte benoorden Combles, dat, met zijne onderaardsche groeven en wijdvertakt loopgravenstelsel, als een zeer geduchte sterkte moest worden beschouwd. De Londensche Territorials op hun rechtervleugel vormden een defensief flank aan den NoordWest kant van het Berken-bosch en naar het Zuiden gekeerd. Combles zat nu stevig tusschen de nijptang. Het had dienzelfden dag genomen kunnen zijn, ware het niet, dat de aanval der Franschen op Frégicourt mislukte, al vermeesterden zij het dorp Rancourt aan den Bapaume-Péronne-straatweg. In den avond van den 25en hadden de Britten een vijandelijk front, zes mijlen wijd, tusschen Combles en Martinpuich en meer dan 31 een mijl diep, stormenderhand genomen. De val van Morval gaf hun het laatste stuk onbemachtigd hoog terrein op dien heuvelrug die van Thiepval door het Hooge-bosch en Ginchy loopt. Den volgenden dag oogstten wij de volle vruchten van deze successen. De Divisie van het Nieuwe Leger, die Gueudecourt den dag te voren was binnengedrongen—maar het veroverd terrein weer had moeten loslaten—vermeesterde nu de beroemde „ Gird " Schans, bijgestaan door een tank en een vliegmachine, die den vijand met machine geweervuur bepoeierden, en in den namiddag was het dorp in hunne handen. Deze Divisie had precies een jaar te voren, op den dag af, bij Loos échec geleden en sinds den aanvang van den strijd aan de Somme bewezen, dat er geen kwader tegenstander bestaat dan een Britsche eenheid, die een oude rekening te vereffenen heeft. Zij had reeds een voornaam aandeel gehad in de verovering van Fricourt, had het Mametz-bosch opgeruimd en, op 14 Juli, het bosch van Bazentin-le-Petit veroverd. Door het nemen van Gueudecourt kroonde het nu een schitterende reeks en bracht de opmarsch tot binnen een mijl afstands van de vierde Duitsche linie. Dienzelfden dag namen de Franschen Frégicourt en viel Combles. Het Fransche Eerste 32 Corps kwam op 23 Augustus in de linie ten Noorden van de Somme. Na verloop van zes weken, toen het werd afgelost, had het genomen, wat er van Maurepas overbleef alsmede de dorpen le Forest, Bouchavesnes, Rancourt, Frégicourt en Combles, met een buit van 4,000 gevangenen, 23 kanonnen en 70 machinegeweren. De Franschen berekenden dat zij den vijand een verlies van ten minste 40,000 buitengevechtgestelden hadden berokkend. *Zü mochten met voldoening constateeren, dat twee Divisies van de Pruisische Garde door hen in een ontredderden toestand waren gebracht en dat zij, over een zes-mijl front, twee mijlen ver waren vooruit gekomen. Het eerste Corps kwam uit Noord-Westelijk Frankrijk, voornamelijk uit streken als Rijssel, Arras en Roubaix, waar de vijand het ergst had huisgehouden. Wat Combles aangaat—de vijand had het ontruimd en, hoewel men in zijne onderaardsche gewelven groote massa's materiaal vond, was het aantal gevangenen, die men er maakte, gering. Intusschen was het succes op den Britschen linkervleugel niet minder treffend. Twee Divisies van het Nieuwe Leger hadden, onder dekking van het gordijnvuur onzer artillerie, Thiepval, den Noordwestelijken hoek van de DE HOOFDSTRAAT VAN FLERS. EEN BRITSCHE |ANK" IN ACTIE. WELSH GUARDS" IN EEN LOOPGRAAF TE GUILLEMONT. 33 Mouquet-hoeve en het Hohenzollern Reduit, op de oostelijke kruin, veroverd. De Duitsche spil bestond niet meer; de spil, die zij zich onneembaar dachten! Zóó wèl werd ons gordijn-vuur geleid, dat onze mannen reeds over de Duitsche borstweringen en in hunne loopgraven plachten te zijn, vóór machinegeweren konden worden opgesteld om hen terug te drijven. Hier waren de gevangenen velen in getal, omdat de aanval het karakter van een verrassing droeg. Bij het vallen van den avond, 26 September, hadden de Geallieerden alle redenen, zich meer dan ooit te voren in hun wapengeluk in het Westen te verheugen. De vijand was nu tot zijn vierde linie teruggebracht, zonder het voordeel van den hoogeren grond, terwijl de kans om dit nadeel te neutraliseeren door waarneming van uit de lucht hem ontbrak. Sinds 1 Juli hadden de Britten alleen 26,000 krijgsgevangenen gemaakt en zich met 38 Duitsche Divisiën, de bloem van het Duitsche Leger, gemeten, met het resulaat, dat 29 daarvan uit de linie waren weggenomen, uitgeput en ontredderd. De vijand was gedwongen geworden, zijne reserven in herhaalde, kostbare en vergeefsche tegenaanvallen op te gebruiken, zonder dat het hem was gelukt, de 5 34 Geallieerden te noodzaken, hun gestadigen en stelselmatigen druk ook maar voor één oogenblik te verminderen. Elk deel van de legers van Frankrijk en Engeland had zich met onderscheiding gedragen en de nieuwe Divisiën hadden den moed en de tucht van oudgedienden ten toon gespreid. Honderden documenten, op den vijand aangetroffen, bewezen, dat het Duitsche „ moreel " geschokt was en dat de Duitsche vechtmachine begon af te takelen. Bij een normaal verloop der weersgesteldheid, mocht men op ten minste één maand meer mooi weer rekenen, een maand waarin men, met toenemende kracht, verdere slagen hoopte te kunnen toebrengen. In Frankrijk hoorde men spreken van een „ Picardischen zomer," een reeks van mooie, heldere dagen aan het einde van de herfst, met een drogen grond en heldere lucht. Veertien dagen van dat slag zouden ons in staat hebben gesteld, het reeds verrichte succes schitterend te bekronen. Die hoop was voorbeschikt een illusie te blijven. De artillerie zweeg, na den grooten aanval op den 26sten, nauwelijks, of het weer sloeg om en October bracht ons een lange reeks van wilde stormvlagen en regens zonder eind. 35 HOOFDSTUK II. DE OPERATIÉN IN OCTOBER 1916. Om zich een juist denkbeeld te vormen van de moeilijkheden, die het ongunstig weer aan het verder offensief der Geallieerden in den weg legde, is het zaak, de gesteldheid te verstaan van de vijftig vierkante mijlen verminkten grond, die zij na drie maanden hard vechten m hun bezit hadden en waarover de verbindingen tusschen vuurlinie en basis liepen. Van een positie als het noordelijk uiteinde van het Hooge-bosch b.v. kon, bij helder weer, het Bntsche slagveld in zijn geheel worden overzien Om deze plaats van uit de oude linie der Geallieerden te bereiken, moest men omstreeks vier mnlen ver langs slechte wegen gaan. Wegen, die al slecht zouden mogen genoemd worden zoo zij in een drassige streek lagen, waar alleen van tijd tot tijd een vrachtwagen langs kwam, wegen op zijn best niet beter dan binnenwegen, oppervlakkig aangelegd, zonder sohede grondslagen. Maar hier, op het oorlogsveld, moesten zij dienen voor een 36 verkeer, 'zooals de wereld nimmer tevoren had gezien. Niet het grootste mijn-kamp, ooit verrezen, niet de meest uitgebreide industriëele onderneming ooit tot stand ^gebracht zou één tiende van de bedrijvigheid hebben vertoond, die hier achter elke schakel van de vuurlinie heerschte. Hier vond men centra als Crewe, plaatsen als de buitenwijken van Birmingham of als Aldershot of Salisbury Plain. Men is meermalen tot de voorstelling gekomen, dat het ontzagwekkend en ingewikkeld samenstel voor moderne legers vereischt, veel weg heeft van een reeks pyramiden, spitser toeloopend, naarmate zij dichter bij het front komen. Ver naar achteren—aan de basis—liggen dan de groote algemeene hospitalen en herstellings-huizen, meer nabij de doorzend-hospitalen, nog meer nabij de hoofdverbandplaatsen en, ten slotte, de vooruitgeschoven verbandposten der regimenten, waar alleen de allereerste hulp kan worden verleend. Ver naar achteren bevinden zich de groote transport-dépots en werkplaatsen, de dagelijksche treinen, die bij het spoorweg-emplacement aankomen en weggaan, naderbij komt men op de convooien motorwagens en, ten .slotte, op de handkarren, waarin de ammunitie de vuurlijn bereikt. Ver achterwaarts is alle 37 transport mechanisch, maar in de linie zelve hebben de mannen alleen de eigen beenen tot hun dienst. Ver achterwaarts zijn de werkplaatzen van het Vlieg-Corps en die van zijn eskaders en de vliegstations, maar aan de top der pyramide vindt men een enkel vliegtuig, dat de vijandelijke Iiniën verkent en het voor zijn veiligheid van de bekwaamheid en de geestkracht van één enkel man moet hebben. Hoezeer de gansche moderne wetenschap in dezen oorlog werd aan het werk gezet, hangt, in weerwil van allen bijstand der inventie, het werk ten slotte van elementaire zaken af, wordt het in vele gevallen weer wat het was in de dagen van boog en pijl. Mocht dit al in het algemeen van het heele front gelden, het was in het bijzonder aan de Somme, dat het oorlogsterrein een strook lands vertoonde, waarbinnen de uitdenksels der beschaving bleken te kort te schieten ; een strook oneindig wijder dan waar elders ook. Elders werd de uitgestrektheid ervan min of meer bepaald door de grenzen van 's vijands vuur en waarneming. Aan de Somme was het de driemaandenlange strijd die den doorslag gaf. Het was inderdaad niet het Duitsch geschut, dat het terrein tusschen den AlbertPéronne straatweg en de Britsche linie tot een 38 bron van moeilijkheden maakte. Bombardementen, zoo nu en dan, lieten ons vrijwel koud. De narigheid kwam voort uit de vijandige elementen en de onvriendelijke gezindheid van Moeder Aarde. De binnenwegen waren door eindelooze transporten geheel uiteengereden en, gegeven het feit, dat zij op 't punt van fundeering nooit sterk waren geweest, behoeft het geen betoog, dat geen wegwerkers hier genoeg* vonden om verbetering op te bouwen. Het aanleggen van nieuwe wegen ging met zeer groote bezwaren gepaard, want de bodem was kalkachtig en los en door granaat-vuur en bewegingen van geschut en troepen zóó omwoeld, dat alle houvast er aan ontbrak. Tallooze granaten waren onder den grond gesprongen, tengevolge waarvan overal zwakke plaatsen en gaten waren ontstaan. Steenen waren er niet en hout was zeer schaars, zoodat alle herstellings-materiaal van zekeren afstand moest worden aangesleept, wat het vraagstuk nog ingewikkelder maakte. Om een weg in orde te maken, moet men beginnen met hem buiten verkeer te stellen, maar aan geen dezer arme gemartelde middelen van gemeenschap kon één oogenblik rust worden gegund. In de geheele streek waren maar twee goede hoofdwegen, de een, loodrecht staande op onze 39 linie, van Albert naar Bapaume en de andere, evenwijdig loopend met onze oude front-linie, van Albert naar Péronne. Deze waren, om te beginnen, de beste typen van „routes nationales " die men zich wenschen kon : breed, goed aangelegd en met nette populieren aan weerszijden. In de derde maand na het openen van het offensief begonnen echter ook deze hoofdwegen teekenen van afslijting te vertoonen en gaven zij den motorist de sensatie van een „ chemin-de-fer russe." Als de roemruchtige heirbanen het aldus aflegden, wat kon men dan verwachten van de binnenwegen, die de streek rondom Contalmaison, Longueval, Guillemont enz. doorkruisten? Laat ons voor een oogenblik stilstaan aan den noordelijken hoek van het Hooge-bosch. Het is niet meer dan het geraamte van een bosch, een afschuwelijk oord: stompen van boomen en ingestorte loopgraven, vol herinneringen aan weggemaaide levens en de schrikwekkende overblijfselen van den strijd. Om dit punt t< bereiken hebben wij ons, twee mijlen ver, een weg moeten zoeken door wat eens frisch heuvelland moet zijn geweest, met een bouwveld, hier en daar, beplant met wortelgewas of graan. Dat ziet er nu alles uit, als een verlaten steenbakkerij in een vervallen buitenwijk, vol 40 wijde gaten van granaten, bestrooid met patroon-hulzen, equipementstukken, slierten pikdraad en leege blikken van allerhanden aard en grootte. Over de heele buurt hangt die vreemde, wrange, beklemmende brandlucht, die elk soldaat onmiddelijk zal herkennen als de eigenaardige lucht, die de nabijheid van een slagveld verraadt. Het uitzicht is helder en van onze hoogte gaan onze blikken over een ondiepe laagte naar de lage glooiingen tegenover den Transloy-weg —daarachter strekt zich de vierde Duitsche linie uit. Ons front is een paar duizend yards van ons af, dicht onder die heuvel ginds, de veelgenoemde Butte de Warlencourt. Ver links van ons rijst de Thiepval-kam en, dichterbij, maar door de helling verborgen, ligt Martinpuich, in puin. Les Sars en Eaucourt 1'Abbaye liggen vóór ons, Fiers wat meer rechts en verderop Gueudecourt. Aan onzen uitersten linkerkant verheffen zich de hellingen van Sailly-Saillisel—men kan juist de rij verminkte boomen langs den Bapaume-Péronne straatweg zien—en, in terreinplooien verscholen, liggen Lesboeufs en Morval. Achter ons nemen wij op de heuvelklingen dingen als groote brandvlekken waar. Dat zijn de overblijfselen van de Bazentin-bosschen en het onheilspellend IN DE LOOPGRAVEN IN DE BUURT VAN THIEPVAL. NA DE VEROVERING VAN THIEPVAL. CANADEESCHE TROEPEN KEER EN UIT DE LOOPGRAVEN TERUG, KOMENDE EN GAANDE TRANSPORTKOLONNEN. 41 Delville-bosch. Het strijdperk der Britten ligt in zijn geheel vóór u open, van de Thiepvalkruin in het Noorden totaan de heuvels, die Combles en omgeving omsluiten. Richt het oog naar het Westen en, achter het somber land, dat wij zooeven doorkruisten, doemen groene duinen op, met bosschen gekroond, die geen granaatvuur heeft aangeroerd—het normale, lachende land van Picardië. Kijk Oostwaarts! verder dan onze linie en de pluimen rook, over de Warlencourt en Gueudecourt kruinen—en op dien einder staan evenzeer onvernielde bosschen, terwijl hier en daar een kerk haar spits opsteekt of een wolkje rook uit een dorp opkronkelt. De Duitsche terugtocht in September was overhaast en wij hebben den buitenkant bereikt van een land, tot dusver door den strijd ongedeerd gelaten. Wij zien de grenzen van het slagveld vóór ons. Wij hebben den vijand naar den rand van een bewoonbaar en onverwoest land teruggedrongen, maar wij hadden voor dit resultaat te betalen—-en achter ons strekt zich een in een woestenij verkeerde strook gronds uit. Heden hebben wij met twee No-Man's-Land's te doen. Het eene strekt zich, ook nu, tusschen de beide liniën uit, het andere ligt tusschen ons oude front en dat 42 door ons op den vijand gewonnen. Het is het laatste, dat het meeste hoofdbreken kost, want een groot leger moet daarlangs van al het noodige worden voorzien. Deze oorlog is er een van motor-transport en wij zijn bezig te doen, wat „ Early Victorians " voor een onmogelijkheid verklaarden, door vervoermiddelen, met stoommachines op één lijn staande, niet langs expres er voor aangelegde banen te bewegen, maar over den gewonen grooten weg en dit s nachts zoowel als overdag, in ongekende hoeveelheden. En deze groote wegen zijn niet de mooie, gemacadamiseerde wegen, die in Engeland als „ highroad " bekend staan, maar van een aard, waarvan men in Sutherland of Connaught den neus zou optrekken. Het probleem is zwaar genoeg bij mooi weer—regent het daarentegen, dan wordt de veel-omwoelde grond een moddermassa en het land één moeras. Er is geen „ pavé," zooals in Vlaanderen, om een goeden grondslag te leggen. Iedere weg wordt een waterweg en in de holten tast zich de modder tot een man's heupen op. Een leger moet gevoed worden, troepen moeten worden afgelost, kanonnen moeten worden aangevoerd, zoodat van een staking van het verkeer nimmer sprake mag zijn. De grond aan weerskanten van de wegen 43 is een alles verzwelgende poel, „ dug-out's " vallen in elkaar en verbindings-loopgraven worden uitgewischt. In Yperen en Festubert, waar de grond van nature drassig is, zijn de toestanden op zichzelven erger, maar, noch in Yperen, noch in Festubert, hebben wij 'zes mijlen sponsachtige bodem, afgewisseld door moddervloeden, waarover alle transport passeeren moet. Goed weer is een eerste voorwaarde voor succes in operatiën op grooten schaal, omdat manschappen noch kanonnen van de lucht kunnen leven. In den hedendaagschen oorlog dringt zich deze waarheid nog veel sterker op dan vroeger, sinds verkenning van uit de lucht zulkeen groote rol is gaan spelen. Napoleon's ,, vijfde element "—modder—legt een grooter gewicht in de schaal, naarmate de vechtmachine in samengesteldheid toeneemt. Hierbij komt nog, dat in den semi-immobielen loopgraven-oorlog, waarin het slagveld voor langen tijd tot één zelfde stuk gronds beperkt blijft, de toestand van den bodem een zaak is, waarmee vóór alles rekening moet worden gehouden. Eens van deze waarheid doordrongen, doorziet men de moeilijkheden, aan een October-campagne, die in bijna onophoudelijken regen moest worden uitgevoerd, verbonden. 44 Maar woorden schieten te kort om een juist beeld op te hangen van de gesteldheid van het Somme-gebied na een week regen. Om er volslagen van op de hoogte te zijn, moet men zelf de narigheden, die er uit voortkwamen, hebben doorgemaakt. De plaatsbeschrijving van het onmiddelijk gevechtsterrein geeft aanleiding tot een opmerking omtrent zijne tactische eigenaardigheden. Bij het einde van September liep de Britsche gevechtslinie van het Zwaben-reduit, een duizend yards benoorden Thiepval, langs den heuvelkam tot aan een punt ten NoordOosten van Courcelette; dan, vlak vóór Martinpuich, Fiers, Gueudecourt en Lesboeufs langs, tot aan het vereenigingspunt met de Franschen. Morval maakte nu deel uit van het Fransch gebied. Van Thiepval tot aan het punt ten N.O. van Courcelette nam de linie meerendeels de kruin van de heuvelrij in ; van hier boog zij zich naar het Zuiden en liep verder, over het geheel, langs den voet van de Oostelijke hellingen. Een bijzondere plaatselijke gesteldheid maakte echter de positie ingewikkeld. Vóór ons front liep een ondiepe terreinplooi in Noord-Westelijke richting, van ■benoorden Sailly-Saillisel tot bijna tweeduizend yards bezuiden Bapaume, waar zij West- 45 waarts boog, om zich ter hoogte van Miraumont bij de vallei van de Ancre te voegen. Van de hoofdkruin Thiepval-Morval liepen een reeks van heuvelsporen in deze inzinking af. Twee hiervan waren in het bijzonder van belang. De een was de hamervormige spoor vlak ten westen van Fiers, aan het Westelijk uiteinde waarvan het „ kopje " stond, bekend als de Butte de Warlencourt. De ander was een spoor die, tegen het algemeen verloop van den bodem in, naar het Noorden liep, van Morval naar Thilloy, Gueudecourt aan den Oostkant en op een duizend yards afstands passeerend. De vierde Duitsche linie lag achter deze sporen. Het was over het geheel een positie op aan gene zijde gelegen hellingen aangelegd en zoodoende aan direkte observatie onttrokken, al gaf ons bezit van het hooger terrein ons gelegenheid het verder achterwaarts gelegen land in het oog te houden. Onze eigen stelling op de hoogten had groote voordeden, maar ook zekere schaduwzijden, want het beteekende, dat onze verbindingen bij de tegenoverliggende hellingen moesten afdalen, waardoor zij, tot zekere hoogte, aan *s vijands observatie en verreikend geschut werden blootgesteld. De volgende aanval van het Britsche Leger had derhalve twee verschillende objectiven. Het 46 eerste—de taak van het Vierde Legercorpsbestond in het bemachtigen van de twee sporen, om zoodoende dicht genoeg bij de Vierde Duitsche linie te komen om ze met succes te kunnen bestormen. Zélfs al zou niet dadelijk tot den grooten aanval worden overgegaan, zou het bezit dezer sporen onze positie zeer verlichten, omdat zij ons dekking zouden verschaffen voor onze vooruitgeschoven geschut-posities, alsook zekere beschutting bij het aanvoeren van benoodigdheden. Men bedenke, dat deze sporen geen deel uitmaakten van het Duitsche hoofd-front. Zij werden door den vijand aangehouden als tusschen-stellingen en^ stevig vastgehouden ook, want hij had partijgetrokken van holle wegen en gebouwen zoowel als van het golvend karakter van het terrein. Zij vertegenwoordigden voor de vierde Duitsche linie, wat Contalmaison was geweest voor de tweede; zoolang zij in zijne handen waren, kon geen algemeene aanval op zijn hoofdfront worden ondernomen. . De tweede taak—die van het Vjjfde Legercorps1—was het bemeesteren van den hoogen grond op de Thiepval kruin in zijn geheel, om zoo doende rechtstreeksche observatie te erlangen in het dal van de Ancre en over de terreinen die er, Noord en Noord-Oostelijk, van uit oprezen. 47 HET GEVECHT OM DE SPOREN. Het verwachte mooie October-weer kwam maar niet. Integendeel, de maand sloeg een „ record " op 't stuk van natheid, vlagen van slagregens, afgewisseld door naargeestige, mistige dagen, zoodat aan het doorweekte land geen tijd werd gegund om op te drogen. Het bemachtigen der sporen—als een voorbereidende maatregel tot een algemeenen aanval bedoeld—bleek een onderneming zóó vol moeilijkheden, dat het al onze krachten gedurende de maand in beslag nam en het aan het eind daarvan zelfs nog geen voldongen feit mocht heeten. Het relaas van deze weken is er een van verrichtingen op minder beduidende schaal: plaatselijke gevechten met strikt omschreven doeleinden en met niet meer dan een paar Bataljons ondernomen. In den beginne was er een zeker vlug tempo in ons optreden. Van Fiers—NoordWestelijk van en tegenover Eaucourt 1'Abbaye en Le Sars—liep een zeer sterk stelsel van loopgraven, door ons de Flers-lijn genaamd, dat praktisch neerkwam op een gemeenschapswerk, dat de oude Duitsche derde linie met de tusschen-stelling vóór de sporen verbond. De verovering van Fiers schonk ons het Zuid- 48 oostelijk deel van de Jijn en de laatste dagen van September en de eerste van October werden besteed aan het vermeesteren van de rest. Op 29 September nam een Northumbrian Divisie de hoeve van Destremont— omstreeks 400 yards ten Zuid-Westen van Le Sars en juist benoorden den Albert-Bapaume straatweg. In de namiddag van 1 October rukten wij over een front-wijdte van 3,000 yards vooruit en namen bezit van de Flers-lijn ten Noorden van Destremont, terwijl een Divisie Territorials van Londen—dezelfde die het Hooge-bosch veroverde—de gebouwen van de oude abdij van Eaucourt bemachtigde—nog geen mijl ten Zuid-Oosten van het dorp Le Sars. Hier boden overblijfselen van de 6e Beijersche Divisie verscheidene dagen achtereen een hevigen weerstand. In den ochtend van 2 October gelukte het den vijand, weer vasten voet in de abdij te krijgen en gedurende den ganschen volgenden dag en nacht wisselden de krijgskansen herhaaldelijk. Eerst in den morgen van den 4en slaagden wij er in, de plaats geheel van vijanden te zuiveren, terwijl de Londeners op den Óen de molen, die er noordwestelijk van ligt, veroverden. In den namiddag van 7 October—een dag met bewolkte lucht en veel wind, maar vrij van HET AANLEGGEN VAN EEN MILITAIREN WEG. EEN BRITSCHE ,.1\NK" IN ACTIE. HET AANLEGGEN VAN WEGEN OP HET SLAGVELD. 49 regen—vielen^wij over een wijder front aan, terwijl de Franschen, rechts van ons, oprukten tegen de sleutel-positie van Sailly-Saillisel. Na hevigen strijd vermeesterde een Divisie van het Nieuwe Leger Le Sars en won ook posities ten oosten en ten westen daarvan, terwijl onze linie tusschen Gueudecourt en Lesboeufs belangrijk werd vooruitgebracht. Van dien datum af vochten wij een maand lang opwaarts, gestadig terrein winnend, maar zonder er in te slagen, de kruinen meester te worden. De vijand volgde een nieuwe taktiék. Hij had zijne machine-geweren weiverdekt opgesteld in posities hiervoor vooraf gereed gemaakt en maakte tegenover onze aanvallen van zijn zwaar geschut gebruik. Het zou een te omslachtige taak zijn, deze onbesliste gevechten in bijzonderheden te beschrijven en men zou ze slechts met behulp van een kaart op uiterst ruime schaal kunnen nagaan. Wij worstelden hier om brokstukken van loopgraven met fantastische namen, die niet zelden drie voet diep onder water stonden. Het was niet gemakkelijk, over de glibberige borstweringen te komen en de aanvoer van benoodigdheden en het vervoer der gewonden stelden onze krachten op ontzettend zware proef. Onder zoo allerellendigste voorwaarden 6 50 viel aan een aanval op uitgebreide schaal niet te denken en dit allerminst, waar de gesteldheid van het terrein achter onze linie zoo bezwarend was. Op één oogenblik scheen het, of de Butte ons was. Op 5 November waren wij er over heen en in het bezit van stellingen aan den Oostkant, maar in den nacht, die volgde dwong ons een tegenaanval van Versche troepen van de 4e Garde Divisie—juist in actie gekomen—terug te vallen. Dit was echter de éénige met succes bekroonde tegenaanval van den vijand in deze phaze van den strijd. Voor het meerendeel waren zij—zoo zij al tijdig plaats hadden—te zwak; en toen zij naderhand in voldoende sterkte werden gedaan, maakten onze kanonnen er spoedig een eind aan. lij Toch verdient het vechten van deze dagen bijzondere vermelding in de annalen van Britsche onversaagdheid. De strijd droeg hier niet het karakter van snelheid en schitterend succes, dat de September-gevechten had gekenmerkt. Hier moesten onze mannen voor minder opvallende doeleinden kampen ; ook miste hun taak de aandrang en de verheffing van een groot, al-omvattend wapenfeit. Bij vele gelegenheden loste zich hier de krijg in opzichzelfstaande gevechten op—een handvol 51 mannen in een moddergat, tot het uiterste volhoudend en hun grond versterkend totdat hun post bij de hoofdmacht was aangesloten. Regen, kou, vertraging in de aflossing, de afwezigheid van warm voedsel en, niet zelden, van alle voedsel, gaven aan deze episoden het karakter van zware beproevingen op het stuk van uithouding en toewijding. In deze periode zien wij den vijand, verbaasd over zijn goed fortuin—voorzoover de weersgesteldheid ons voortrukken tot staan bracht—in uitgelaten stemming geraken en het resultaat voorstellen als een zegepraal, aan de meerdere gevechtswaarde zijner eigen troepen te danken. Van dag tot dag kondigde hij reeksen van wanhopige Britsche aanvallen, onveranderlijk met hevige verliezen afgeslagen, aan. Hij sprak van Britsche Corpsen en Divisies die in gesloten gelederen stormden, terwijl er inderdaad en op zijn hoogst niet meer dan een Bataljon of wat bij de zaak betrokken waren geweest. Vaak deed hij van een aanval mededeeling op een tijd en in een plaats, waarin niets hoegenaamd was voorgevallen. Het zij hier in herinnering gebracht dat, behalve de met groot succes bekroonde actie op den 21 en October, TwelkeXwij ^straks^hopen te beschrijven, gedurende de geheele maand geen 52 enkele Britsche aanval op eenigzins groote schaal plaats had, terwijl bovendien de verschillende operatiën van mindere beteekems, wel verre van ons aan menschenlevens veel te kosten, mogen geacht worden tot de meest zuinige in den heelen veldtocht te behooren. DE STRIJD OM DE THIEPVAL KRUIN. Onze tweede taak, waarin wij schitterend slaagden, bestond dan in het volkomen meester worden van de Thiepval kruin. Tegen het einde van September waren de sterke werken ten N.0. van het dorp—„ Stuff " en „ Zollern " gedoopt—in onze handen en op den 28en van die maand hadden wij, op den noordwestelijken hoek na, het heele Zwabenreduit in ons bezit. Het was het Zwaben-reduit, tot waar de heldhaftige stormloop van de Ulster Divisie op den eersten dag was dóórgedrongen, maar vanwaar de voorposten den volgenden dag waren ingetrokken en dat sedert drie maanden lang in handen van den vijand was gelaten. Het was er thans echter heel wat erger aan toe dan op 1 Juli. Onze vuurmonden hadden er zoolang op gebraakt, dat het zoo goed als 53 onherkenbaar was geworden; toch bleef het, dank zij de positie die het innam, de spil van de geheele Duitsche linie op de hoogten. Daar liepen de loopgraven „ Stuff " en „ Regina voor ongeveer 5,000 yards naar het oosten, tot aan een punt Noord-Oost van Courcelette. Deze loopgraven, vele van de domineerende punten in de heuvelrij ten Zuiden van de Ancre bevattend, werden door den vijand met de meest bewonderenswaardige taaiheid verdedigd. Tusschen 30 September én 20 October, terwijl wij om den laatsten hoek van „ Zwaben " kampten, slingerde hij niet minder dan elf tegen-aanvallen tegen ons front in die buurt, tegen-aanvallen die het ons echter bij elke gelegenheid gelukte, met zwaar verlies terug te slaan. Zijn front was bezet door de 26e Reserve Divisie en door Mariniers van de Marine Divisie, die van de Yser waren aangebracht en zich kraniger hielden dan wij, op grond van vroegere ervaring, reden hadden te verwachten. Een door ons bemachtigde Duitsche Regiments-Order, gedagteekend 20 October, wees met klem op de noodzakelijkheid om het Zwaben-reduit te hernemen. „ De onmiddelijke meerderen moeten het den manschappen inprenten, dat deze affaire niet maar het 54 hernemen van een loopgraaf beteekent, omdat zij tevoren Duitsch was, maar dat het hier de herovering geldt van een uiterst belangrijk punt. Handhaaft zich de vijand op de kruin, dan kan hij onze artillerie in het dal van de Ancre aan stukken schieten en daarmee aan de beschutting der infanterie een einde maken. Van 20 tot 23 October hadden wij een paar dagen mooi weer. 's Nachts vroor het, een sterke Oostenwind droogde den grond op, terwijl de gesteldheid van de lucht zich uitnemend tot het doen van waarnemingen leende. De vijand was er gauw bij om van de verandering partij te trekken en ging in den ochtend van Zaterdag 21 October tot dien aanval op het Zwaben-reduit over, waarop de zooeven aangehaalde order voorbereidde. De aanval geschiedde ,, en masse en werd op • alle punten, op twee na, door ons vuur afgeslagen, vóór onze linie werd bereikt. Op twee punten drongen de Duitschers tot in onze loopgraven door, maar alleen om er dade lijk weer te worden uitgejaagd, met achterlating van vele dooden vóór onze stelling en 84 gevangenen, waaronder 5 officieren, in onze handen. Deze tegen-aanval kwam ons goed te pas, omdat hij ons in staat stelde, den vijand bij den 55 terugstoot op te vangen. Wij gingen kort na twaalven tot den aanval op de Regina-loopgraaf, over de heele lengte, over—troepen van het Nieuwe Leger op onzen linker—en Canadeezen op onzen rechtervleugel. De aanval slaagde volkomen, omdat de vijand, door zijn échec in den ochtend onthutst, buiten staat was, lang weerstand te bieden. Wij bereikten al onze doeleinden, bemachtigden de Stuff en Regina werken in hun geheel, schoven posten vooruit, een goed eind ten noorden en ten noord-oosten van het Zwaben-reduit en vestigden onze positie op de kruin van de hoogten tusschen de Boven-Ancre en Courcelette. In den loop van den dag maakten wij bijna 1,100 gevangenen, waartegenover een cijfer stond van niet meer dan 1,200 buitengevechtgestelden aan onzen kant en deze meerendeels zeer ligt gewond. Het geheele verloop van den slag kon geen mooier stuk werk aanwijzen. Er bleef echter een klein gedeelte van de kruin over, waar onze positie ongunstig mocht heeten. Dit was het uiterste oostelijke uiteinde van de Regina-loopgraaf, juist westwaarts van den Bapaume-straatweg. Dit punt werd door ons vermeesterd in den nacht van 10 November, toen wij het met een front van 1,000 yards aanvielen. Daarmee waren de hier 56 behaalde voordeelen volledig en zagen wij ons in staat gesteld, het bovendal van de Ancre en de rijzende velden er langs, achter de ongebroken Duitsche eerste linie van Beaumont Hamel tot Serre, te beheerschen. Ond erwijl waren, gedurende de maand, de Fransche Legers, rechts van ons, niet blijven stilzitten. Bij het einde van September waren zij doorgedrongen tot in St. Pierre Vaast-bosch, waarvan de doolhof-achtige diepten zich ten oosten van Rancourt en ten zuiden *an Saillisel uitstrekten. De Britsche overwinningen, op 26 September behaald, wekten groote geestdrift onder de gansche Fransche natie en Generaal Joffre en Sir Douglas Haig wisselden de warmste betuigingen van sympathie. Het was het rechtstreeksche doel der strijdkrachten onder Foch om met de voorwaartsche beweging der Britten samen te werken door de hoogte van Sailly-Saillisel te nemen, om zoodoende rond Mont St. Quentin te komen, den hoeksteen in de verdediging van Péronne, van den noordkant. Op 4 October vermeesterden de Franschen de Duitsche verbindings linie tusschen Morval en het Bosch van St. Pierre Vaast en op 8 October—in een pracht van een beweging—zwermden zij de hellingen van Sailly-Saillisel op en bemachtigden den EEN AMBULANCE BLIJFT IN DE MODDER STEKEN. HET VERVOER VAN KANONNEN BIJ SLECHT WEDER. lEEN GROOT KANON WORDT OVER ONEFFEN GROND VOORTGETROKKEN. EEN MODDERIGE WEG. 57 Bapaume-Péronne straatweg tot aan een punt, 200 yards van zijn noordelijken toegang tot het dorp af. Op 10 October was de Tiende Armee onder Micheler, over een front van 3 mijlen, in actie en veroverde de westelijke buitenwijken van Ablaincourt en het grootste gedeelte van het bosch ten noord-westen van Chaulnes, operatiën waarbij haar bijna 1,300 krijgsgevangenen in handen vielen. Op den 15en drong Fayolle tot oostwaarts van Bouchavesnes door, terwijl Micheler op denzelfden dag ten zuiden van de rivier, na een tegenaanval te hebben afgeslagen, één en een kwart mijl van de Duitsche linie ten westen van Belloy veroverde en een goed stuk ten noordoosten van Ablaincourt voortrukte—alles met het resultaat dat hij 1,000 gevangenen maakte. Dit bracht de Franschen nader tot de heuvelrij van Viflers-Carbonnel, van waarachter de Duitsche batterijen in staat waren, dezelfde rol voor de zuidelijke verdediging van Péronne te spelen als Mont St. Quentin dit voor de noordelijke deed. Op den volgenden dag werd Sailly-Saillisel binnengedrongen en tot aan den kruisweg bezet, hoewel het Saillisel-gedeelte van het dorp, op den weg naar het oosten, in Duitsche handen bleef. Gedurende de eerstvolgende dagen zond de vijand geweldige 58 tegen-aanvallen, zoowel van uit het noorden als van uit het oosten op de Franschen af, met gebruikmaking van vloeibaar vuur, maar hij faalde in het uitdrijven der bezetting en het door de Duitschers vastgehouden deel van het dorp werd zonder genade door de Fransche kanonnen gebeukt. Op den 21 en deed de juist aangekomen 2e Beijersche Divisie een wanhopigen aanval op den zuidelijken rand van Saülisel en op de heuvelrij ten noord-oosten van het Bosch van St. Pierre Vaast, maar deze poging mislukte, met groot verlies. Er werden nog andere hevige en even vergeefsche tegenaanvallen, ten zuiden van de Somme, in de omgeving van Biaches en van Chaulnes, gedaan. Aan het einde van de maand waren de Franschen nog altijd meester van Sailly, maar nog altijd niet van Saülisel; zij hielden den westelijken rand van het Bosch van St. Pierre Vaast en het zuiden van de rivier, waardoor Ablaincourt en Chaulnes werden overvleugeld. De balans der maand, hoezeer beneden de raming gebleven, was verre van onbeduidend en mocht, in aanmerking genomen de moeilijkheden met het weer, als niet minder verdienstelijk dan die voor September gelden. De Gealliëerden hadden op één punt de Duitsche vierde linie verbroken, terwijl zij op andere 59 punten posities hadden bemachtigd, van waaruit men met succes aanvallen zou kunnen lanceeren; ook was het zuidelijk deel van het gevechtsterrein belangrijk uitgebreid. Zij hadden een 10,000 gevangenen meer gemaakt, het totaal cijfer sinds 1 Juli beliep 1,469 officieren en 71,532 minderen, terwijl door hen 173 veldstukken, 130 zware stukken, 215 loopgraaf-mortieren en 988 machine-geweren waren buitgemaakt. Zij hadden het tegen 90 vijandelijke Divisiën opgenomen, van welke er 26 waren weggenomen, opnieuw op sterkte gebracht en uitgerust en naar de linie teruggezonden, zoodat er door den vijand in het geheel 116 Divisiën in het vuur waren gebracht. Op 1 November hield hij zijn front met 21 Divisiën vast, zoodat er 95 waren opgebruikt en uit de linie genomen. Alle berekening van 's vijands verliezen tijdens den loop der operatiën kan uitteraard niet meer zijn dan een globale schatting, maar men mag gerust aannemen, dat geen Duitsche Divisie uit de linie werd genomen, vóór het cijfer van hare verliezen tenminste 5,000 man beliep. Dit geeft een minimum voor 's vijands verliezen gedurende den vier-maanden-langen strijd van bijna een half millioen, terwijl de werkelijkheid deze uitkomst hoogstwaarschijnlijk met 60 25% zou verhoogen. Men neme voorts in aanmerking dat, volgens de van Duitsche zijde openbaar gemaakte lijsten, 41% van het totaal hunner verliezen niet kon worden goedgemaakt—gesneuvelden, krijgsgevangenen of zóó zwaar gewonden, dat zij totaan het einde van den oorlog .onbruikbaar waren—een verhoudingscijfer heel wat hooger dan dat bij de Geallieerden geconstateerd. Gedurende de maand October waren b.v. de verliezen aan Britschen kant niet veel talrijker, dan die in een normale maand van den loopgraven-oorlog voorgekomen. De raadpleging van ons in handen gevallen documenten werpt een belangwekkend licht op den toestand van den vijand, onder den druk van onze aanvallen. Zoowel uit brieven van individueelen aard als uit rapporten van bevelvoerende officieren valt af te leiden, dat de spanning zeer groot was. Herhaaldelijk kwamen aanmaningen aan de troepen voor om dit of dat punt toch vooral, als van zeer groot gewicht voor de geheele positie, vast te houden en deze punten vielen ons, het eene voor, het andere na, in handen. Er waren eindelooze klachten over de verwoesting door ons geschutvuur aangericht of over de rustelooze bedrijvigheid onzer vliegers, terwijl het aan 61 uitingen van onwillekeurige erkenning van de gevechts-hoedanigheden van de soldaten der Geallieerden allerminst ontbrak. Maar, hoezeer symptomen van een verzwakt moreel en van het tekortschieten in zijne organisatie bij den vijand voorkwamen, wane men niet, dat hij had opgehouden, een geducht tegenstander te zijn. Hij had zijn beste troepen en batterijen aan het Somme front samengebracht en deze vochten met den grimmigen wil van mannen die weten, dat zij voor een gevaar staan, waarvan alles afhangt en dat zij het éénig bolwerk vormen tusschen het vaderland en zijn ondergang. Gedurende de onderscheiden operatiën bleek de artillerie der Gealliëerden van een buitengewone uitwerking. Hare „ barrages dekten den stormloop der infanterie op schitterende wijze; zij wist de vijandelijke batterijen uit te vinden en tot zwijgen te brengen ; geheele reeksen loopgraven en talrijke veldwerken van den vijand werden door haar vernield; ook onderhielden onze zware stukken een onophoudelijk vuur op wat zich achter 's vijands linie afspeelde, op de bewegingen van troepen en transporten, hem acht of tien mijlen achter zijne loopgraven geen oogenblik respijt latend. De „ tanks, hoewel slechts nu 62 en dan gebruikt, konden op merkwaardige resultaten wijzen. Bij ééne gelegenheid begaf er zich een achter de vijandelijke stelling en wist, op eigen gelegenheid een geheel bataljon tot capituleeren te dwingen, den bataljonscommandant inbegrepen. Veel eer komt ook toe aan den Transport Dienst—die zich onder de meest bezwaarlijke omstandigheden trouw van zijne plichten kweet. Het weer was ongunstig voor allen, maar voor onze luchtvaart was het misschien nog het ergst. De sterke zuid-westelijke winden verhoogden de ingewikkeldheid van hun werk, want deze dreven onze machines tot ver achter s vijands linie en dwongen hen terug te keeren, recht tegen een harden wind-in, waardoor zij uitteraard niet snel vooruitkwamen en aan s vijands geschut blootstonden en zonder dat, ingeval van onklaar raken der machine, in nederdalen heil kon worden gezocht. Toch, ondanks deze tegenheden, wisten onze luchtschippers er den geest van het offensief" op schitterende wijze in te houden. Zij patrouilleerden geregeld achter de vijandelijke hniën en vochten vele gevechten in de lucht met vijandelijke vliegtuigen en niet zelden met troepen op den grond. Hunne^verkenningen waren veelvoudig en van het grootste nut; pok 63 vielen zij herhaaldelijk met gunstig gevolg de verbindingslijnen van de vijand, zijn ammunities-dépots, zijn troepen logies en voorraden aan. In het laatste gedeelte van October legden de Duitsche machines meer activiteit aan den dag, maar hiertegen wisten wij met succes onze maatregelen te nemen. Op Duitschers gevonden documenten legden meermalen getuigenis af van onze meerderheid in dit wapen. Een corps-rapport beschreef ons werk als „ verbazend schitterend." Een ander, uitgegaan van een Hoofd-kwartier, stelde zekere maatregelen van reorganisatie voor, waardoor het, hoopte men, mogelijk zou zijn, „ althans voor eenige uren 's vijands suprematie in de lucht te betwisten." Als een voorbeeld van de stoutmoedigheid onzer vliegmannen, diene het géval van een, die, een groep van tien vijandelijke machines ontmoetend, ze in zijn eentje aanviel en hen tot ver achter hun eigen front wist uiteen te jagen. Wij brachten den vijand zeer veel nadeel toe, maar kwamen zelf niet zonder kleerscheuren uit het gedrang. De korte mededeeling in de officieele bekendstellingen : Een van onze machines is niet teruggekeerd," dekte menig relaas van koelbloedigheid en tegenspoed. Ongeveer de helft der niet teruggekeer- 64 den belandden in 's vijands gebied en werden krijgsgevangen gemaakt; de overigen sneuvelden in de lucht, getroffen door machinegeweerkogels of door anti-vliegtuig geschut, dan wel vielen op den grond te pletter als gevolg van het defect raken van hun toestel. In een vlucht over de Duitsche liniën op 4 November liet een der dapperste mannen van onzen tijd, een die zelfs onder de algemeene heldhaftigheid van zijn wapen opviel, het leven. Lord Lucas, in het Oxford van twintig jaar geleden bekend als „ Bron Herbert," had zich op veertigjarigen leeftijd bij het vlieger-corps gevoegd. Hij had in den Zuid-Afrikaanschen oorlog een been verloren ; hij had een verdienstelijke politieke carrière achter zich, waaraan de kroon werd opgezet door zijne benoeming tot Minister, als President of the Board of Agriculture ; hij had groote bezittingen en een duizend magneten trokken hem tot een leven in weelde aan; indien ooit een man zich gerechtigd mocht achten, om zijn plicht verder in een minder gevaarlijke atmosfeer te doen, was'hij het. Maar na de formatie van het Coalitie Kabinet in Mei 1915, bekwaamde hij zich aanstonds voor zijn certificaat als vlieger (pilot) en deed zich al zeer gauw als een buitengewoon koelbloedig en vaardig lucht- MODDER EN LOOPGRAAFLAARZEN BRITSCHE VLIEGERS WERKEN AAN EEN VEROVERDE DUITSCHE VLIEGMACHINE. EEN DUITSCHE VERBINDINGSLOOPGRAAF IN DE BUURT VAN BEAUMONT HAMEL. BEAUMONT HAMEL. 65 schipper kennen. Hij onderscheidde zich als zoodanig in Egypte, vanwaar hij in het voorjaar van 1916 terugkeerde ; na zich een maand of wat met het africhten van rekruten te hebben onledig gehouden, zag het begin der herfst hem naar Frankrijk oversteken. Hij was een man, in wien onder vele ver uiteenloopende werkzaamheden de zucht naar avontuur wakker bleef en die de zeldzaam aantrekkelijke eenvoud van den knaap nimmer geheel aflegde. Met zijn aanleg voor een leven in volle teugen kon de wereld, waarin hij leefde, voor hem nooit alledaagsch zijn. In de lucht vond hij de opwekkende levenslust, waarnaar hij altijd gestreefd had en waaruit hij, als 't ware de held van een oud ridderverhaal, in de volle glorie van zijn moed, zijn levensdroom ongerept, werd weggerukt. 66 HOOFDSTUK III. DE STRIJD AAN DE ANCRE. Op 9 November werd het weder beter. De wind draaide naar het Noorden en de regen hield op, maar tengevolge van de jaarsgesteldheid droogde de grond niet dan langzaam en in het gebied van het Vierde Legercorps liet de staat, waarin de wegen verkeerden, heel wat te wenschen over. Welhaast begon het te vriezen en viel er sneeuw en daarop volgde weer regen. Toch wist de Britsche Opperbevelhebber, gebruik makend van de weinige dagen, waarin de weersomstandigheden dragelijk mochten heeten, den strijd tot een vierde phaze te brengén en een belangrijke overwinning te behalen. Op 1 Juli faalde, zooals wij zagen, onze aanval op de acht mijlen tusschen Gommecourt en Thiepval. Vier maanden lang drongen wij daarna tot in het hart van de zuidelijker gelegen Duitsche verdedigingswerken door, maar het onwrikbare vijandelijke front vóór Beaumont Hamel en Serre werd met rust gelaten. De positie was ontzettend sterk en hare bezetting beschouwde ze niet zonder 67 reden als onneembaar. Alle heuvelklingen waren diep uitgehold door oude katacomben, waarvan vele oorspronkelijk aan slachtoffers van de Fransche Godsdienstoorlogen tot schuilplaats hadden gediend ; deze grotten had men door verbindingsgangen vereenigd en zoodoende een onderaardsche stad geschapen, waarin geheele bataljons konden worden geherbergd. Er was een eindelooze reeks van redoutes en versterkte punten, met machinegeweren beplant, zooals wij in Juli tot onze schade ervoeren, terwijl de ijzerdraadversperringen op een schaal waren aangelegd, als waarschijnlijk nog nooit ergens elders was toegepast. Vanuit onze voorste linie gezien, leek dit netwerk op een effen wal, van een roode roest-kleur. Zeer sterk waren ook de oevers van de Ancre, zoo wij het mochten wagen, de rivier te forceeren en de gehuchten Beaumont en St. Pierre Divion, elk aan een kant, waren bolwerken van' het Beaumont Hamel type. Van Gommecourt tot de Thiepval kruin bestonden de vijandelijke stellingen uit zijn oude eerste linie, waaraan hij twee jaar lang ongestoord zijn versterkingskunst had gewijd en niet uit in allerijl opgeworpen verdedigingswerken, zooals die, waarop zij tusschen Thiepval en Chaulnes waren aangewezen. 68 Bij het begin van November besloeg het gebied van den druk der Gealliëerden meer dan dertig mijlen ; toch ontging ons de noodzakelijkheid om die bres te verwijden geen oogenblik. Het was, met het oog op de wintercampagne, van belang, dat de vijand over het breedst mogelijk front uit zijne lang vooraf bereide stellingen zou worden gedreven. Het plan van een aanval op de Serre-Ancre linie zoo laat in het jaargetij zou zeer gewaagd mogen heeten, ware het niet, dat wij sinds 1 Juli heel wat hadden geleerd, terwijl wij, in vergelijking met den toestand toen, thans op een aantal zeer bepaalde voordeden mochten rekenen. In de eerste plaats had het taktisch gebruik van onze artillerie een volkomen wijziging ondergaan. Ons voortkruipend gordijnvuur, vóór den stormloop onzer infanterie uitgaande, beschermde haar in hooge mate tegen het snelvuur uit machinegeweren, op borstweringen en in granaat-kuilen opgesteld, dat ons in het begin van het offensief zooveel kwaad deed; bovendien hielp dit gordijnvuur onze mannen bij het voorwaarts rukken in het bewaren van de juiste richting. In de tweede plaats overvleugelden wij nu door het volkomen bezit van de Thiepval kruin, het Duitsche front benoorden de Ancre. In het 69 begin van Juli waren hunne batterijen listiglijk opgesteld in de plooien van den hoogen grond achter Serre en Beaumont Hamel en waren de Duitschers in staat, al hunne krachten te concentreeren tegen den aanval, die uit het westen kwam. Thans keken zij naar het zuiden en moesten aan onze werken op de Thiepval kruin het hoofd bieden, terwijl wij hen tot zekere hoogte beheerschten door in het bezit te zijn van den hooger gelegen grond en van een betere gelegenheid tot observeeren. Zoo wij dus thans onzen aanval uit het westen hernieuwden, maar nu gesteund door onze batterijen uit het zuiden, zou de vijandelijke artillerie zich van twee kanten te verdedigen hebben. Waar de Duitsche linie ui Juli een rechte lijn vormde, was zij nu een uitspringende hoek geworden. Twee andere punten in ons voordeel pleitten voor een November aanval. De trage voortgang van het Vierde Legercorps gedurende October had den vijand in den waan gebracht, dat met den winter aan ons offensief een einde was gekomen. Uit den erbarmelijken staat van den bodem leidde hij, logisch genoeg, af, dat een aanval op groote schaal physiek onmogelijk was, en vooral een aanval op een sterkte, die met onze pogingen had gelachen, 70 toen wij ze met versche troepen en een onbezweken élan in de zomerdagen hadden aangegrepen. Het andere punt in ons voordeel was, dat het transport in het gebied van Thiepval naar het noorden niet zooveel voeten in de aard had als in het zuidelijk terrein wèl het geval was. Door den aanval te lanceeren van wat feitelijk onze oude eerste linie was, ontgingen wij het bezwaar van over vijf of zes mijlen door granaten omwoelden grond te moeten gaan, langs wegen, stukgereden en doorploegd door een viermaandenlang onafgebroken verkeer. Het is noodig, zich van de plaatselijke bijzonderheden van het nieuwe gevechtsterrein een duidelijke voorstelling te vormen. Van benoorden het Zwaben-reduit boog ons front zich scherp naar het noord-westen en ging de Ancre over, vijfhonderd yards bezuiden het gehucht St. Pierre Divion, om vervolgens noordwaarts te loopen, langs den voet van de hellingen, waarop de dorpen Beaumont Hamel én Serre lagen. Van den hoogen grond noordwestelijk van de Ancre dalen verscheidene scherp omlijnde sporen naar het bovendal van dien stroom af. De voornaamste hiervan is een lange heuvelrij met Serre aan het westelijk uiteinde, het dorp Puisieux aan den noord, 71 Beaumönt-sur-Ancre aan den zuid- en Miraumont aan den oost-kant. Zuidelijk hiervan vindt men een andere spoor, loopend van een punt duizend yards benoorden Beaumont Hamel tot aan het dorp Beaucourt. Deze laatste spoor heeft aan den zuidwestelijken kant een ondiepe inzinking, waarlangs de Beaucourt-Beaumont Hamel weg naar boven leidt en wordt aan den noord-oostkant begrensd door den weg van Beaucourt naar Serre. De geheele rechteroever der Ancre is derhalve een land vol glooiingen en terreinplooien ; op de linker oever treft men beneden de Thiepval hoogte een strook vlakken grond aan die in het dal, langs St. Pierre Divion, tot Grandcourt doorloopt. Op Zondag 12 November stond^het Vijfde Legercorps onder Sir Hubert Gough in het gebied tusschen Gommecourt in het noorden tot aan de Albert-Bapaume straatweg. Tegenover Serre en zich uitstrekkend tot een punt vlak benoorden Beaumont Hamel lagen twee Divisiën van de oude Regulars, wier samenstelling al heel wat veranderingen had ondergaan, maar o.a. bataljons bevattend, die den geheelen veldtocht sinds Mons hadden doorgemaakt. Tegenover Beaumont Hamel stond een divisie Territorial Hooglanders voor den 72 aanval klaar. Zij waren reeds meer dan achttien, maanden in Frankrijk en waren bij ééne gelegenheid, in 't laatst van Juli en het begin van Augustus, voor zeventien dagen achtereen, bij het Hooge-bosch, in de loopgraven geweest. Op hun rechtervleugel, van een punt vlak bezuiden het bekende Y vormige ravijn der Ancre, lag de Naval Division, met een lang record van vechten, van Antwerpen tot Gallipoli achter zich en nu gereed om voor het eerst deel te nemen aan een gevecht aan het Westelijk Front. Aan gene zijde van de rivier lagen twee Divisiën van het Nieuwe Leger. De grens van den aanvalsfeer werd, aan den rechterkant, door den Thiepval-Grandcourt-weg in het ruwe aangegeven. De Britsche kanonnen begonnen op Zondag een bombardement, dat de vernieling van s vijands draadversperring en borstweringen ten doel had. Het werd gedurende den nacht voortgezet, maar zwol niet tot de finale van uiterste hevigheid aan, opdat het oogenblik van den aanval niet aan den vijand zou worden verraden. In de duisternis van den vroegen ochtend, Maandag 13 November, verzamelde zich een dichte mist, een koude, kille damp, als een floers over den boden hangend. Het was nog pikdonker, donkerder zelfs dan de gewone HET STATION VAN BEAUMONT HAMEL. DE INGANG VAN EEN VEROVERDE DUITSCHE „DUG-OUT." EEN GERIEFELIJKE „DUG-OUT." EEN MONUMENT DOOR DE DUITSCHERS OPGERICHT VOOR HUNNE MAKKERS, DIE IN 1914 BEAUMONT HAMEL VEROVERDEN. 73 maan looze winternacht, toen onze troepen, om kwart vóór zessen, de borstweringen oversprongen. De aanval was met de grootste zorgvuldigheid beraamd, maar in dien dikken nevel was het zelfs voor de bestgeoefende krijgers moeilijk, in de juiste richting te blijven. Aan den anderen kant werd de vijand onze komst niet gewaar, vóór onze mannen zijn loopgraven overzwermden. De aanval van de Britsche linkervleugel op Serre mislukte, zooals hij op 1 Juli was mislukt. Die sterkte, verder uit het bereik van ons flank-vuur van de Thiepval kruin, vertegenwoordigde alle moeilijkheden, waartegen wij bij de eerste poging optornden. Ten zuiden ervan en benoorden Beaumont Hamel bemachtigden wij de Duitsche eerste positie en het werk bekend als de Quadrilateraal—dat ons vier. maanden tevoren te sterk was geweest. Dit stelde ons in het bezit van het noordelijk gedeelte van de terrein-formatie, die wij reeds hebben aangeduid als loopend in zuidoostelijke richting tot Beaucourt. Onze rechtervleugel mocht zich in een zegevierend succes verheugen. Hier werden alle doeleinden bijna onmiddehjk bereikt. St. Pierre Divion viel vroeg in den morgen en de Divisie van het Nieuwe Leger daar in actie drong een mijl 74 voorwaarts en maakte meer dan 1,000 gevangenen, zonder zelf meer dan 450 man verloren te hebben. In den avond waren zij meester van de Hansa-linie, die loopt van de nabuurschap van den „Stuff "-loopgraaf op de hoogte tot aan de boorden van de rivier tegenover Beaucourt. Het was echter van de verrichtingen van de twee Divisiën van het centrum, dat het fortuin van den dag afhing en wat zij tot stand brachten was zóó merkwaardig en gaf zóóvele eigenaardigheden te zien, dat het zaak is, er meer in het bijzonder bij stil te staan. De Territorial Hooglanders—een Divisie met de „ kilt," behalve voorzoover aangaat haar Pionier-Bataljon, uit het Laagland afkomstig— had een der zwaarste taken, in den ganschen loop van den strijd aan troepen opgelegd, een taak te vergelijken met het nemen van Contalmaison en Guillemont en het Delville-bosch. Zij zag zich vóór het vestingdorp Beaumont Hamel zelf gesteld. Zuidelijk ervan lag het sterke Kruin Reduit en nog verder zuidelijk het Y ravijn, waarvan de armen tot de Duitsche linie uitstaken en de staart wegweek in de richting van den Stationsweg, ten zuiden van het kerkhof. Dit Y ravijn was omstreeks 800 yards lang en hier en daar dertig voet diep, 75 met overhangende zijden. In hare steile flanken bevonden zich de toegangen tot de Duitsche „dug-outs," volkomen veilig tegen granaatvuur en van achteren door tunnels verbonden met de groote katacombe reeds vermeld. Zulkeen stelling veroorloofde het opbrengen van versterkingen ondergronds, zelfs al Waren alle buitenkanten in ons bezit. Die vier opvolgende Duitsche liniën waren zóó schrander door onderaardsche gangen aaneengehecht, dat zij feitelijk één linie vormden, waarvan geen onderdeel als vermeesterd kon worden beschouwd, vóór het geheel tot de overgave zou zijn gedwongen. Bij den eersten aanval braken de Schotten over de geheele linie door de Duitsche Verdedigingswerken, behalve vlak vóór de uiteinden van het Y ravijn. Zij avanceerden langs beide zijde van deze spleet en maakten zich kort na het aanbreken van den dag van 's vijands derde linie meester. Er werd moorddadig gevochten in het van holen doorzeefde land, maar vroeg in den voormiddag hadden zij zich door de hoofdstelling der Duitschers een doortocht gebaand en waren, voorbij den Stationsweg en de laagte, waarin het dorp ligt, doorgedrongen tot de „Miinchen "-loopgraaf en hun einddoel, den Beaucourt-Serre-straatweg, 76 Maar het hardste vechten van den heelen dag had rondom de Y ravijn plaats. Zoodra wij, aan weerszijden ervan, in het bezit waren van de derde linie, sprongen onze mannen bij de steile kanten in de spleet neer. Een wanhopig gevecht volgde, want ons bombardement had de toegangen tot de „ dug-outs" in het duister gehuld en niemand wist, van welken kant de vijand zou te voorschijn komen. Omstreeks den middag wasxle oostelijke helft van het ravijn vol van onze mannen, maar de Duitschers hielden de armen van de Y bezet. In het begin van den namiddag gingen wij uit het westen tot een nieuwen aanval over en slaagden er gaandeweg in, den tegenstand te breken. Hierna werd het een gevecht van „ opruimers," kleine groepen, die den Duit, schers dwongen uit hunne ondergrondholen voor den dag te komen—want de geduchtheid der versterkingen bleek, nu er eenmaal een bres in was gemaakt, een val voor den vijand te zijn. Zoodra hij in gebreke bleef, ons den toegang te verhinderen, was het hem onmogelijk zich buiten zelf te laten gelden. De mistige herfstdag was vol wilde avonturen. Een Schotsch officier en twee manschappen namen een Duitschen Bataljonscommandant en zijn Staf gevangen, zagen zich 77 daarna van hunne kamaraden afgesneden en den toestand geheel omgekeerd om vervolgens, toen versterkingen opdaagden, hunne oorspronkelijke gevangenen weer op te eischen. Een gewonde seiner hield een Duitsche kompagnie in een hol opgesloten, totdat de telefonisch door hem aangevraagde hulp ter plaatse was gekomen. Op voorraden levensmiddelen werd de hand gelegd en bemodderde Hooglanders deden zich tusschen de bedrijven aan verduurzaamd vleesch te goed of staken een sigaar op. Tegen den avond was Beaumont Hamel in zijn geheel in ons bezit en waren tot de „ München "-loopgraaf posten uitgezet; de buit der overwinnaars bestond uit 1,400 gevangenen en van 50 tot 60 machinegeweren. Tot hun eeuwige glorie hadden Territoriale Hooglanders een van de sterkste Duitsche forten aan het Westelijk front veroverd, stormenderhand en in een strijd uitsluitend van man tegen man. Op onzen rechtervleugel rukte de Marine Divisie op Beaucourt aan, aanvallend over denzelfden grond die de rechtervleugel van de 29ste Divisie en de linker van de Ulster Divisie op 1 Juli waren overgegaan. Op dien dag warén de Britsche loopgraven tusschen 500 en 700 yards van de Duitsche linie af, een te breede strook van „ Niemand's Land om 78 door de chargeeren.de infanterie te worden doorloopen. Het was daarom, dat de Marine Divisie, vóór tot den tegenwoordigen aanval werd overgegaan, vooruitliggende loopgraven had aangelegd, zoodoende over een lijn van uitgang beschikkend, die niet verder dan 250 yards van den vijand verwijderd was. Het onmiddelijk doel der aanvallers was de Duitsche suppletielijn, het tweede de Stationsweg, loopend van Beaumont Hamel naar de hoofdspoorlijn Albert-Rijssél, en hun derde de rij loopgraven buiten het dorp Beaucourt. De aanvalsgolf joeg onze mannen over de beide eerste Duitsche liniën en voor één oogenblik liet het zich aanzien, of de aanval als van een leien dakje op zijn doel af zou gaan. Edoch, in het centrum van ons aanvalsfront, in de verbindings loopgraaf tusschen de tweede en derde Duitsche liniën en ongeveer 800 yards van de rivieroever af, bevond zich een zeer sterk werk, met machinegeweren beplant. Onze artillerie had het onaangeroerd gelaten en het betwistte ons centrum met succes den doortocht, terwijl terzelfdertijd flankvuur van de hellingen achter Beaumont Hamel onzen linkervleugel ophield. Onderscheiden groepen drongen voort en bereikten de Duitsche suppletielijn en zelfs den Stationsweg. Maar 79 omstreeks 8.30 kwam de Divisie-Commandant tot het inzicht, dat de staat van zaken er even leelijk begon uit te zien als op 1 Juli voor de Ulster-mannen het geval was geweest. Op zichzelf ageerende groepen waren vooruitgerukt, maar de vijand had zijne reserve-loopgraven achter hen bemand en de geduchte sterkte zooeven aangeduid maakte een algemeene opmarsch onmogelijk. Op dit oogenblik kwam er per postduif bericht van het bataljon op den rechtervleugel. Het werd aangevoerd door een jongen NieuwZeelander, Lieut.-Colonel Freyberg, die zich in Galhpoh buitengewoon onderscheiden had en reeds vóór den oorlog in menige avontuurlijke onderneming had geschitterd. Het bericht luidde, dat zijn bataljon goed en wel tot het derde doel genaderd was en nu buiten Beaucourt wachtte, om dit dorp te nemen, zoo gauw het opheffen van onze ,, barrage dit zou toelaten. Hij had zijne mannen langs de oever van de rivier naar den Stationsweg geleid, waar zich afdeelingen van andere bataljons bij hem gevoegd hadden en was om 8.21 vóór de Beaucourt loopgraven aangekomen —een mijl van ons front van aanval af. Op het ontvangen van dit verrassend nieuws werd hem een bataljon Territorials ter versterking toe- 80 gezonden en den heelen dag lang werd een vrij onzekere verbinding, voor den aanvoer van leeftocht en ammunitie, langs den rand van het water opengehouden, onder zulke dekking als de oevers in staat waren te schenken. Een tweede aanval op het geheele front werd dien namiddag door de ondersteunende brigade van de Marine Divisie gedaan, maar ook deze werd door het reduit tot staan gebracht, al gelukte het aan een ander aantal om door te breken en den Stationsweg en zelfs de hellingen erachter te bereiken. Het was omstreeks dezen tijd dat zeventien man van de Dublin Fusiliers, van een priester vergezeld, een sterk stukje uithaalden. Hoog op den grond ten oosten van Beaumont Hamel troffen zij een sterke afdeeling Duitschers in „ dug-outs" aan, die zij tot overgave wisten te dwingen. Zij brachten hunne vierhonderd krijgsgevangenen daarna leuk-weg naar onze linie, zoo door de „ barrage " van den vijand als die van ons. Dien nacht werd besloten, een krachtige poging te doen om het reduit onschadelijk te maken. Twee tanks werden aangebracht, aan één waarvan het gelukte, dicht genoeg te naderen om de plaats onder vuur te nemen— waarop de bezetting capituleerde. De weg was nu open voor een algemeenen aanval den HET TELLEN DER GEVANGENEN. DIE UIT BEAUMONT HAMEL KOMEN. DE MOLEN TE BEAUCOURT-SUR-ANCRE. DE SPOORLIJN TE BEAUCOURT. 81 volgenden morgen en een brigade van een andere divisie werd aangevoerd om hierbij steun te verleenen. Een deel van de aanvallers verloor de richting, maar het resultaat was, dat de Duitsche Eerste linie en de grond tusschen den Stationsweg en Beaucourt-loopgraaf werden opgeruimd. Tenzelfdertijd vermeesterde het rechter-bataljon het dorp — na er vier-entwintig uur vóór te hebben gewacht. De aanvoerder, Lieut.-Colonel Freyberg, was reeds driemaal gewond, maar leidde dien morgen de bestorming persoonlijk. Hoewel hij voor de vierde keer, en ditmaal zeer ernstig, gewond wera, weigerde hij het bevel neer te leggen, vóór hij met uitstekend militair inzicht posten naar het oosten en noord-oosten had uitgezet om ~n verrassing te voorkomen en vóór hij zijn opvolger volkomen op de hoogte had gesteld. Het hoofd-succes door de Marine Divisie behaald was aan zijn schitterende leiding te danken. Zijn optreden legt een leerzaam getuigenis af van het nut om, ook al dreigt er gevaar op de flanken en van achteren, vooruitgeschoven posities vast te houden, wanneer men met een geschokten geest bij den vijand te doen heeft en zelf op voldoende versterking kan rekenen. Troepen die een 82 kranigen aanval doen, zullen ingeval van terugtocht, niets hebben uitgericht, terwijl zij er zeker een goed deel van hun sterkte bij zullen inschieten. Blijven zij waar zij zijn, dan loopen zij, het is waar, gevaar in de pan te worden gehakt, maar, aan den anderen kant bestaat er kans, dat de schaal in hun voordeel zal omslaan. Want men vergete niet, dat een geisoleerd detachement, dat den vijand op de flank en in de achterhoede heeft, zelf op de flank en in de achterhoede van den vijand staat en het moreel effect van dezen staat van zaken kan zeer wel ten gevolge hebben, dat de weerstand des vijands wordt gebroken. Tegen den nacht van Dinsdag 14 November was het totaal aantal gevangenen door ons over het vijf-mijl breede front van aanval gemaakt, ruim 5,000—het grootste aantal sinds het begin van den veldtocht door eenig leger in het Westen verkregen. En de aanval was toen nog niet eens over. De Duitsche tegenaanval op den 15en faalde in het terugwinnen van eenig terrein. Juist oostwaarts van Beaumont Hamel was een uitgestrekt „ Niemand's Land," want op het bezit van de „ München "-loopgraaf kon geen der strijdenden bogen, maar in de omgeving van Beaucourt wonnen wij gestadig veld. Op Donderdag den 83 16en drongen wij Oostelijk van het dorp Beaucourt langs den Noordelijken oever van de Ancre voort en werden posten door ons uitgezet in het Bois de Hollande, ten noordwesten van Grancourt. Het was beginnen te vriezen en het was mogelijk, van de Thiepval kruin en van de hoogten boven Hamel het geheele gevechtsterrein te overzien en zelfs, hier en daar, de voorwaartsche beweging der infanterie te volgen—iets waarvan sinds het vechten in den zomer nimmer sprake was geweest. Op dezen dag was het aantal gevangenen aan onze zijde tot 6,000 gestegen. Op den 17en ging het weer voorwaarts en op Zaterdag den 18en daalden de Canadeezen, op den rechtervleugel van het Vijfde Legercorps, in een ijskouden regen vanuit de Regina-loopgraaf attakeerende, langs de helling tot aan de rivier af, terwijl het centrum onderwijl tot aan de westelijke buitenwijken van Grandcourt wist voort te dringen. Dit was het laatste gevecht, waarmee wij het overzicht van de tweede phaze van den Strijd aan de Somme als geëindigd mogen beschouwen. Het weer sloot zich nu over het oorlogsbedrijf als het gordijn over een tooneel. Hoe weinig wij ons in den modernen oorlog ook door de jaargetijden willen laten storen, 84 de elementen wreken zich en op zeker oogenblik zien legers zich, of het hun aangenaam is pf niet, gedwongen, zich tot den loopgravenoorlog te bepalen, waarbij de loopgraven de rol vervullen van de winterkwartieren uit Marlborough's dagen. De Strijd aan de Ancre was een passende ontknooping van het groote drama. Hij gaf ons drie sterk verschanste dorpen en zoogoed als de geheele kleinere spoor, die van benoorden Beaumont Hamel tot Beaucourt loopt. Hij verwijdde de bres in s * vijands hoofd-front met vijf mijlen. Ons front liep nu ver naar beneden van de Thiepval kruin af en noordelijk en westelijk van Grancourt. Wij hadden meer dan 7,000 gevangenen gemaakt en groote hoeveelheden krijgsvoorraad buitgemaakt, waaronder vele machine-geweren. Onze verliezen waren betrekkelijk licht geweest, terwijl die van den vijand—naar zijn eigen getuigenis—als zwaar mochten gelden. Bovenal verstoorden wij door een onverwachten slag 's vijands berekeningen, toen hij juist begon zich te overtuigen, dat het Somme Offensief had uitgewoed. Wij hadden de oude wonde weer opengereten en zijn moreel werd opnieuw door den angst voor het onbekende en het onverwachte ontzenuwd, 85 HOOFDSTUK IV. BESLUIT. Wij staan nog te dicht bij het gebeurde om te trachten een totale balans van den Strijd aan de Somme op te maken. Het zal aan latere kroniekschrijvers moeten worden overgelaten, hem in zijn volledig perspectief terug te geven. Eén zaak staat echter onomstootelijk vast. Vóór 1 Juli 1916 was Verdun de grootste aangehouden strijd in de geschiedboéken der wereld; de Somme streeft er aan voorbij, in het aantal der strijdenden, in de taktische moeilijkheden der objectiven en in den invloed, die er voor het strategisch verloop van de veldtocht van uitgaat. Berekeningen van de strijdkrachten aan de Somme gebruikt, zouden vooralsnog onkiesch zijn, terwijl een schatting der geleden verliezen als onbetrouwbaar zou moeten worden aangemerkt. Van hoe groot gewicht de strijd is, mag worden afgeleid uit de mate, waarin hij op de aandacht van het Opperbevel van den vijand beslag légde. Het was de gewoonte in Duitschland, ons offensief voor te stellen als een vruchtelooze aanval op een 86 onwankelbare sterkte, een aanval, waar de openbare meening in Duitschland geen notitie van behoefde te nemen ; zij deed beter, zich geheel te blijven concentreeren op de hoofdzaak : de veroveringen in het Oosten. Toch liet zich het feit niet wegredeneeren, dat de hoofdmassa der Duitsche strijdkrachten—en verreweg het beste deel ervan—in dit gebied werden samengehoopt. In November had Duitschland 127 Divisiën aan het Westelijk front en niet meer dan 75 aan dat in het Oosten. Schoon Brussilof's offensief en von Falkenhayn's Expeditie in Roemenië Duitschland dwongen, versche troepen naar het Oosten te zenden, verminderde het zijne sterkte in het Westen niet, maar deed ze integendeel toenemen. In Juni had het 14 Divisiën aan de Somme ; in November bevatten zijne liniën —binnen en buiten—er meer dan 40. Laat ons erkennen, dat Duitschland zich in de wijze, waarop zij aan den aandrang het hoofd trachtte te bieden, als een goed soldaat deed kennen. Zooals von Arnim's Rapport aantoont, ging men aanstonds over tot het ter harte nemen van de lessen, die de strijd te leeren gaf en herzag Duitschland zich zelf, waar herziening noodig bleek. Het bracht drastische wijzigingen in zijne Oppercommando's. Het 87 trachtte zijne reeds zwaar beproefde levende strijdkrachten nog wat verder te doen reiken ; gelastte een „ levée en masse " en onttrok elk werkbaar man aan ander werk, hoe noodig vaak ook, om hem in 't veld te kunnen brengen. Het vulde zijne gelederen met jongelingen en ouden van dagen aan en „ beroofde wieg en graf," zooals het van Generaal Lee in zijn laatste, wanhopige campagne werd gezegd. Zijn pogen was schoon en het was oorlog. Sinds 1 Juli had het een goede dertig nieuwe Divisies in het leven geroepen, gedeeltelijk door het omscheppen van garnizoenstroepen in veldtroepen en gedeeltelijk door het creëeren van nieuwe eenheden uit bestaande formaties, door van elke, uit vier regimenten bestaande, Divisie een Regiment en van elk uit vier bataljons bestaand Regiment één bataljon weg te nemen en door de Jaeger-bataljons op te heffen. Maar deze veranderingen droegen —al vermeerderden zij het aantal eenheden— niet naar verhouding bij tot de aanvulling der nominale sterkte en wij mogen het er voor houden, dat 100,000 man een billijke schatting is voor de geheele winst aan veldtroepen uit deze nieuwe rangschikking gehaald. Bovendien moesten voor de nieuwe Divisies artillerie en de noodige staven worden verschaft—en dit 88 leidde tot een hevigen druk op Diensten, die de handen reeds meer dan vol hadden. Wij weten dat het aantal voorhanden officieren leelijk was gedund. „ Het tekort," zegt een Order van Von Hindenburg in September, „ tengevolge van zware verliezen, van ervaren, voortvarende en geoefende jonge kapiteins laat zich in deze dagen smartelijk gevoelen. De Strijd aan de Somme had derhalve wel aan het doel der Gealliëerden beantwoord : om aan de Duitsche oorlogsmachine het werk zoo bezwaarlijk mogelijk te maken. Hij werd een nagel aan de doodkist van het Opperbevel en van de natie thuis en stelde het uithoudingsvermogen van den man in de linie op de allerzwaarste proef. De naam „ Somme " werd een schriknaam. Hoewel de officieele communiqué's er luchtig over heenliepen en de Pers er zelden melding van maakte, werd het een onheilspellend woord voor het Duitsche volk als, geheel, staande voor de „ slachtplaats, waarheen zoo velen gingen, maar waarvan zoo weinigen terugkeerden. Van wat nut waren gemakkelijke veroveringen aan de Donau, zoolang deze doodelijke kanker in het Westen de vitale deelen der natie wegvrat? De winter mocht uitstel brengen—alhoewel de strijd aan de Ancre in winterweder werd 89 gestreden—maar de lente zou volgen en het kwaad zou zich opnieuw als een booze zweer doen gelden. Duitschland spande daarop alle krachten voor een uiterste poging in; de geheele mannelijke bevolking tusschen 17 en 60 werd voor verplicht oorlogs-werk opgeroepen en elk man, die ook maar een voet .kon verzetten werd naar de loopgraven gezonden ; de levensmiddelen werden met mondjesmaat, in hoeveelheden, juist genoeg om het leven te houden, uitgedeeld en wanhopige maatregelen werden genomen om de onderzeeërs met volle kracht voor het vernietigen van 's vijands macht te gebruiken. Maar, gesteld wij volgden Duitschland's voorbeeld ? De Gealliëerden kwamen in het doen van drastische stappen ver achteraan en waren desniettemin in staat geweest, het tegen Duitschland op te nemen, neen waren gebleken, haar in het uitdeelen van klappen vaak de baas te zijn. Gesteld, ook zij gingen, op hun beurt, tot uiterste voorzieningen over ? Het was duidelijk, dat zij van geen anderen vrede wilden hooren dan een op hunne eigen condities. Zij waren zeker van hun doel; wat te doen, als ook zij de middelen toepasten om het einddoel te bereiken ? In November, ondanks het geschetter van Duitsche journalisten over overwinningen in 90 Roemenië en de groote woorden, waaraan Duitsche staatslieden zich te buiten gingen, liet zich in Duitschland een diepe en beklemmende beangstheid bespeuren. Laat ons twee aanhalingen geven. De Leipziger óA^eues/e O^achrichlen schreef: „ Wij zien thans in, dat Engeland onze ware vijand is en dat het klaar is om al het mogelijke te doen om ons klein te krijgen. Het is, om zijn doel te bereiken, zoover gegaan om algemeene diénstplicht in te voeren. Laat ons erkennen, dat het vast besloten is, en de noodzakelijke voorzorgen nemen. Het is meer dan onwaarschijnlijk dat het, tenzij gebrek aan oorlogsmateriaal en leeftocht aan den Strijd aan de Somme een einde maken, zijn voornemen zal laten varen; integendeel zal het den winter benutten om ongekende hoeveelheden ammunitie op te hoopen. Dat het over de noodige fondsen beschikt, kan niet worden betwijfeld en het zou dol optimisme onzerzijds zijn te wanen, dat de vreeselijke worsteling aan het Westelijk front niet in het komend voorjaar zal worden hervat." En dit is wat de tBerliner Localanzeiger zegt: „Wij erkennen, dat de heele oorlog thans, over het geheel, een quaestie is van arbeidsvermogen en Engeland heeft de leiding in het concentreeren van alle hulp- 91 bronnen van dien aard, waarover het beschikt. Dank zij zijne ontzaglijke praestatie in* deze richting is onze meest geduchte vijand in een positie om aan ons geweldige wapens over te stellen. Het is bovenal de Strijd aan de Somme die ons tot dit inzicht voert. Aan elke groote actie ligt een hoofddoel ten grondslag;—een weloverlegd en welberekend doel, dat de wisselvalligheden van het lot buiten aanmerking laat. Hiertegenover staat, dat zich bij het meerendeel onverwachte slagen der fortuin voordoen, die de krijgskansen doen keer en. Een aanvoerder mag op zulke slagen hopen, zonder dat hij zóóver zal gaan er op te bouwen. Marengo, Waterloo, Chancellorsville—in t kort de meeste groote veldslagen van voorheen—vertoonen deze goede gaven der schikgodinnen. In den uitgebreiden en mechanischen oorlog van onzen tijd laten zij zich zelden opmerken en in den Strijd aan den Somme bleven zij den Britschen Opperbevelhebber ontzegd. Wij volvoerden, wat wij ons hadden voorgenomen te doen ; stap vóór stap baanden wij ons een weg door de Duitsche verdedigingswerken, maar het werd alles verkregen door middel van hard en onvertraagd vechten, zonder dat de grillige fortuin ons één enkele buitenkans gunde. De Duitschers 92 hadden beweerd, dat hun linie onneembaar was en wij doorbraken ze, niet ééns, maar meermalen. Zij hadden op de overweldigende kracht van hunne artillerie gerekend en wij ontredderden en overtroffen ze. Zij hadden gelachen met de gevechtshoedanigheden van ons Nieuw Leger en wij toonden, dat hunne Garden en Brandenburgers het er tegen aflegden. Wij deden dit alles zonder bombarie en bedaard, in goeden Engelschen stijl. Ons hoofddoel was bereikt. Wij hadden op een groot deel van het Duitsche front een gestadigen, onophoudelijken en onmeedoogenden druk uitgeoefend. Het was niet het herwinnen van gebied, waarnaar wij streefden, maar het verzwakken van den vijand in aantal, in materiaal en moreel. Het intreden van den winter, met zijn stormen en doorweekten grond en korte dagen, gaf het einde aan van een phaze, maar niet van den strijd. Aanvallen mochten schaarscher worden en het terrein door ons gewonnen kleiner, maar ons offensief verslapte niet. Over een frontwijdte van bijna veertig mijlen bleef de druk der Geallieerden onafgebroken gehandhaafd door middel van hunne artillerie en andere wapens en het sloopen van 's vijands krachten ging onverdroten zijn gang. De Stawfordi Geqg} Estab$,London. 93 kwellingen van den winter moesten harder vallen aan strijdkrachten, die in den langen vijf-maandschen strijd het gelag hadden betaald. Zij, die de verkregen resultaten alleen afmaten naar de hoeveelheid grond door ons herwonnen mochten zich in deze dagen van schijnbare werkeloosheid al meer en meer ongeduldig betoonen, de soldaat wist, dat zij inderdaad beteekenden, dat den vijand meer doodelijk nadeel werd toegebracht dan een opzienbarende sprong voorwaarts hem kon berokkenen. Het hoofdoogmerk bleef aldoor gehandhaafd.