907 EEN SCHOOLALBUM VOORDRACHT, GEHOUDEN OP DE JAARVERGADERING VAN „CHRISTELIJK NATIONAAL" OP 4 SEPTEMBER 1918 DOOR S- ANEMA N.V. DE STANDAARD % AMSTERDAM i # 7 EEN SCHOOLALBUM VOORDRACHT, GEHOUDEN OP DE JAARVERGADERING VAN „CHRISTELIJK NATIONAAL" OP 4 SEPTEMBER 1918 DOOR S, ANEMA N.V. DE STANDAARD AMSTERDAM VOORWOORD. Het was de methode onzer eerste worsteling voor gewetensvrijheid, om, ondanks den toestand van het oogenblik, den krijg als gewonnen te beschouwen en dienovereenkomstig werken des vredes en des voorspoeds te beramen en zoo mogelijk uit te voeren. Het scheen mij daarom niét gewettigd in onzen tweeden — nu zuiver geestelijken vrijheidskrijg, den benarden toestand onzer scholen als verontschuldiging aan te grijpen, tot het achterhouden eener gedachte, die 'misschien tot verhooging van het peil van haar onderwijs iets kan bijdragen. Tusschen mijn voordracht en haar publicatie liggen de wereldvrede èn — het wetsontwerp tot regeling der salarissen van het geheele onderwijzerscorps. Dat maakt deze publicatie voor mij lichter, dan de voordracht op 4 Sept. j.I. In de „Nieuwe Haagsche Courant" van Vrijdag 13 Sept. schreef Dr. A. Brummelkamp in een artikel tot steun der gedachte in de volgende bladzijden ontwikkeld: „Wanneer deze eindelooze oorlog voor betere toestanden zal mogen wijken, dan zal er voor de volksopvoeding, om zoo te zeggen, niets te veel kunnen worden gedaan." Tot dat „niets te veel" was hij zoo vriendelijk, ook de invoering van het Schoolalbum te rekenen. Mocht het oordeel onzer Besturen en Onderwijzers hiermee samenvallen, dan zal ik mij de moeite, die mij dezen arbeid oplegde en in dat geval nog zal opleggen, niet beklagen. S. A. 's-Gravenhage, 4 Jan. '19. EEN SCHOOLALBUM VOORDRACHT, GEHOUDEN OP DE JAARVERGADERING VAN „CHRISTELIJK NATIONAAL" OP 4 SEPTEMBER 1918. Onder de zeven-en-dertig samenstellingen en afleidingen met en van het woord school, die men vindt in de woordenlijst van De Vries en Te Winkel, mist ge die uit den titel van het betoog, dat ik de eer heb heden in uw midden voor te dragen, en die dus, als zij onder de spitsroeden der critiek niet bezwijkt, de acht-en-dertigste of liever krachtens de beginletter van het tweede lid, album, de eerste zal zijn. Ik bied U alzoo een nieuwvorming op het gebied der Nederlandsche taal. Niemand, die zijn taal liefheeft en aan eigen taalliefde, die van anderen eenigszins meent te kunnen meten, doet dat zonder een lichte huivering. Want hij weet, en moet dat zelf ook willen, dat die liefde scherpelijk zal toezien of niet voor een onwaardig fantasieproduct toegang tot de gelederen wordt gevraagd, waarvan in zekeren zin nog meer dan van ons leger en onze vloot de verdediging van ons onafhankelijk volksbestaan afhangt. Om die critiek haar vrijen gang te laten gaan, moet ik u de zaak noeme, die ik met dien nieuwen naam wil aangeduid hebben. Zij, evenals haar naam, is slechts nieuw als verbinding; in haar samenstellende deelen ons lang bekend. Het schoolalbum wil niets anders zijn, dan wat de band is om den schoof en wat de hoepel is om de duigen. In verreweg de meeste scholen vindt men n.I. boekjes of schriften met aanteekeningen, teekencahiers, cahiers met kaartjes van provinciën, landen, werelddeelen; cahiers met schoone verzen of prozastukjes, zelfs met notenschrift en liederen, die soms getuigen van een zorg en moeite, die bewondering afdwingt. Ik heb een school bezocht, waarin ik een dergelijk boekje vond met aanteekeningen over het onderwijs in physica, plant- en dierkunde, door de leerlingen zelf met gekleurde teekeningetjes geïllustreerd — schriften met kaartjes, gekleurd met een eenigszins vette kleurstof, die de atlas zelf nabij kwamen; — ik heb kinderen driestemmig hooren zingen uit boekjes, waarin door henzelf het notenschrift was geteekend. En nu bekroop me vaak bij het zien van dat ailes de gedachte: hoelang 5 houden die boekjes, schriften, bladen het uit? —Hoelang zal het duren voor die vrome arbeid van onderwijzers en kinderen met het broze hulsel weer verloren gaat? Kleine, prullige boekjes met kostbare aanteekeningen over Bijbelsche, Vaderlandsche en Kerkgeschiedenis, die hun ontstaan niet lang zullen overleven en nu reeds sporen van ontbinding in letterlijken zin vertoonen, zullen later doen zuchten: hoe jammer, dat ik ze niet heb bewaard. Ieder herinnert zich dat nog wel uit de ervaringen van zijn eigen aanvankelijk of voortgezet onderwijs, evenals het omgekeerde: blijdschap over 't nog bezitten van zulk werk. Of ook de vreugde, genoten bij het bladeren in een portefeuille met teekeningen uit de schooljaren van vader of moeder, met piëteit bewaard. En fraaiere dan men daar doorgaans vindt, heb ik op sommige onzer scholen als een soort „permanente" aan de wanden zien prijken, veel te goed, om weer naar den papiermolen terug te keeren! AIzoo het schoolalbum een band om den schoof op den schoolakker verzameld en waar enkele halmen nog ontbreken, die mede ingebonden in den bewarenden streng. Met deze voorloopige aanduiding meen ik genoeg gezegd te hebben, om cp de verbinding van naam en zaak te kunnen ingaan. Het woord album verraadt zich dadelijk als een Latijnsche ontleening en wel als een betrekkelijk nieuwe, daar 't woord zijn vocalisme en consonantisme ongewijzigd heeft bewaard. Het is de onzijdige vorm van 't bijvoeglijk naamwoord albus, dat, zooals bekend is, wit beteekent. In Rome, zoo leert ons het Nederlandsch woordenboek, duidde het woord album een witte tafel aan, bestemd voor staatspublicaties, het eenige exemplaar dus, om zoo te zeggen, waarin er de staatscourant verscheen. In het Nederlandsch, Fransch en Duitsch van onzen tijd, beteekent het beurtelings een gebonden boek met wit papier, om er iets in te schrijven ot te teekenen als een aandenken aan hem, wiens naam er onder vermeld staat, dus een lijst van vriendennamen, een album amicorum, een vriendenrol, — öf een boek met gekaderde bladen, bestemd een zelfstandige materie te bevatten en te bewaren, als portretten, postzegels, prentbriefkaarten. De samenstellingen: portret-, postzegel-, prentbriefkaartenalbum vertegenwoordigen de tweede beteekenis van dit woord. Van die twee beteekenissen is de laatste zeker de jongste, dateerend uit de vorige eeuw, daar postzegels, portretten en prentbriefkaarten eerst 6 in die eeuw zijn uitgevonden of in zwang gekomen. De vriendenrol, het poëziealbum komt in de 17e eeuw onder den naam album voor. In Bilderdijk's poëzie vindt men in de 18e eeuw alleen vriendenrol, — in de 19e vriendenrol en album naast elkaar. Ook Tollens gebruikt het woord eerst in de 19e eeuw. In het midden ongeveer der negentiende eeuw legt ons taalgebruik er dan beslag op tot benoeming van een band, die op zijn gekaderde bladen gelijksoortige dingen bewaart. Welnu, het schoolalbum wil zijn een stevige boekband, die in hoofdzaak wit papier bevat met hier en daar iets, dat er het karakter van een raam, een kader aan geeft. Het vereenigt dus de beide hoofdbeteekenissen in zich. Naar de beteekenis geloof ik derhalve, dat de naam schoolalbum voor zulk een boek, den toets der kritiek kan doorstaan, dat de vlag de lading wel dekt. Etymologisch staat het woord iets zwakker. Als men de woorden portret-, postzegel-, prentbriefkaartenalbum beschouwt, dan noemt het eerste deel de voorwerpen, die in het geheel verzameld worden. Naar strikte analogie zou dus de band, waarover het hier gaat: „leerstofalbum" of iets dergelijks moeten heeten. Helaas, — want al deze voorbeelden vertegenwoordigen de tweede of jongere schakeering in de beteekenis van album —, bestaat er geen enkel compositum, dat de eerste of oudere vertegenwoordigt. Hier slechts naast elkaar: vriendenrol en album zonder meer. Waarom het compositum vriendenalbum niet is ontstaan? — Een reden zou kunnen zijn, dat dan een portretalbum, waarin men gewoonlijk niet het beeld zijner vijanden opneemt en een album met schrift of teekenproeven van vrienden beide onder het begrip vriendenalbum zouden vallen. —Hoe het zij, het schijnt mij toe, waar „leerstofalbum" een onuitsprekelijk pedanten en houterigen klank heeft, het veiligst en het wenschelijkst, den naam te vormen naar analogie van vriendenrol. De band der samenstellende deelen wijst hier eenvoudig een betrekking aan, zonder die zoo te definiëeren, dat hij de analogievorming al te nauw bindt. Ook in schoolalbum is zulk een betrekking aangeduid. Vriendenrol de rol of het album, waarin de vriendschap haar uitingen nederschreef, — schoolalbum dat, waarin de school het voornaamste van wat ze aanbiedt deed neerschrijven. Tegelijk heeft deze naam vóór, dat ze genomen is uit het gezichtspunt van het kind, den toekomstigen eigenaar, wiens geestelijk bezit het bevat, terwijl bovendien nog op de creditzijde van deze samenstelling kan ge- 7 bracht worden m. i., dat ze door haar eerste lid aanduidt de sfeer, waaraan het schoolalbum zijn ontstaan dankt: die van het lager onderwijs. Na aldus de verhouding van naam en zaak te hebben nagegaan, wijd ik thans een enkel woord aan het al of niet wenschelijke der invoering van het schoolalbum in het systeem van ons lager onderwijs. Als we het toejuichen, dat we op vele scholen de quintessence der leerstof van meerdere vakken vinden vastgelegd in aanteekeningen, dan is moeilijk te weerspreken, dat, — ik redeneer nog in het afgetrokkene, buiten de mogelijkheid der uitvoering om —, dat die juichtoon aanmerkelijk zou klimmen, als we op al onze scholen voor alle vakken, die zich daartoe leenen, de hoofdzaken der leerstof in aanteekeningen zouden vinden opgeteekend. Zoo goed als van alle onderwijs, ook middelbaar en hooger, het resultaat vervluchtigt, als het voorgedragene niet is gefixeerd in aanteekeningen, zoo goed, ja ik zou haast zeggen, des te meer, geldt dit voor ons gewoon lager onderwijs, waar de prikkel van examens niet werkt. Alle onderwijs is te vergelijken met het aanleggen van een bevloeiingssysteem tot verhooging der geschiktheid eener landstreek om bepaalde gewassen voort te brengen. Met moeite en den grootsten zorg, als waardoor eens de Babylonische laagvlakte 30-voudige vrucht opbracht, moeten dijken en dijkjes opgeworpen, kanalen, sloten, greppels worden uitgegraven, terrassen worden gevormd op hellingen, allerlei sluis- en sluitwerk worden aangebracht. Dat is een moeizame arbeid, vooral op harden ondergrond. Nu kan elk instituut van onderwijs niet anders doen, kan zulk een bevoeiingsstelsel zoo goed mogelijk aanleggen en slechts één of tweemaal zoo hoog mogelijk inundeeren. Zonder herhaalde inundatie, droogt 't echter onverbiddelijk op. Er hoort dus ergens een bassin nog bij om zoodra noodig alles weer onder te laten loopen. Of zonder beeldspraak: Elke studie maakt geschikt tot het bevatten en benutten van een zekere kennis of wetenschap, maar doet men in zekeren tijd niets meer daarmede, dan verdwijnt de parate kennis en blijft over wat ik het hoofd eener openbare school in Den Haag eens niet onaardig hoorde karakteriseeren als o-ja-kennis. Men is niet meer in staat een vraag over zulke kennis zelfstandig te beantwoorden, maar hoort men het antwoord, dan herinnert men zich het te hebben geweten en uit wat men zou kunnen noemen de herinHÊfing&Jnterjectie „o-ja-". Men heeft kennis overgehouden, die om zich te reproduceeren, hulp van buiten behoeft. Ziedaar het opgedroogde bevloeiingsstelsel. 8 Welnu, waar alle instituten van voortgezet onderwijs hun gelegenheid om vervluchtigde kennis weer te condenseeren aanbieden in hand- of leerboek en dictaat, vinde het lager onderwijs zijn bassin in het schoolalbum. Mijns inziens heeft men juist door het ontbreken van dit leermiddel op onze scholen zijn toevlucht moeten nemen tot het onderdakbrengen van een gedeelte der taak van het Lager Onderwijs bij het voortgezet onderwijs, waardoor niemand aan dit laatste meer een naam wist te geven, die het karakteriseerde; slechts eene, die er eer van afstoot dan er toe aantrekt. Ik bedoel den naam: Herhalingsonderwijs. Het kan, als men de lagere school haar eigen boedel laat beredderen, bevrijd worden van dat odium en voortgezet onderwijs heeten of een naam erlangen, die het nog beter karakteriseert. Dat er een tak van onderwijs van deze strekking bestaat, is een aanklacht tegen het lager onderwijs. Waar elders in heel ons onderwijsstelsel is een instituut te vinden, dat, om met een populairen schildersterm te spreken, den arbeid van het naast lagere nog eens dunnetjes overdoet? En toch, algemeen wordt dit brevet van onvermogen aan het Lager Onderwijs uitgereikt, niet door zijn critici van boven of van buiten af, maar ook door zijn eigen dienaren! Nu laatstelijk weer door den heer Wildschut, hoofd eener Roomsch-KathoLieke school te Arnhem, den samensteller van een leerplan voor herhalings- en voortgezet onderwijs ten dienste van Roomsen-Katholieke scholen, een bekroond antwoord op de prijsvraag, uitgeschreven door het Centraal Comité tot bevordering van Roomsch-Katholieke patronaatsbelangen in Nederland. Dat dit verdienstelijk stuk arbeid, waarvan ook ons lager en voortgezet onderwijs met volle handen kan profiteeren, niet als uit sleur dit brevet van onvermogen overneemt, bewijst zijn historie. Het Centraal Comité n.1. vroeg in zijn in het najaar van 1915 uitgeschreven prijsvraag een practisch, beredeneerd en in bijzonderheden uitgewerkt leerplan van voortgezet lager onderwijs. „Geen herhalingsonderwijs" luidde een toevoeging. „Voorzeker een gezonde opzet", teekent de auteur Wildschut aan. En toch betoogt hij bij de indiening van zijn ontwerp, dat herhaling gebiedend noodig was. De gezonde opzet dreigde alzoo scheef te zakken op een kranken grondslag. En die krankheid, dat gebrek schuilt m. i. hierin niet, dat er niet goed gearbeid wordt op onze scholen, maar dat haar werk niet af is, niet is gefixeerd in een vorm die 't kind eigen is geworden, niet te zijner beschikking blijft, ook als het de school heeft verlaten. Het sluitstuk ontbreekt er 9 aan. Het gebouwtje van kennis door ons Lager Onderwijs gesticht is, zooals men 't in de 17e eeuw uitdrukt, niet: wand- en dakdicht. De tijd, waarin het schoolalbum zijn inzameling moet beginnen, valt, naar ik mij voorstel, op scholen, waar men in het gelukkig bezit van een zevende leerjaar is bij het begin van het zesde, op de andere van het vijfde. Bekend is, dat krachtens artikel twee-en-twintig der arbeidswet, de leertijd van het kind, dat aan de leerplichtwet voldaan heeft, maar zijn dertiende levensjaar nog niet heeft voleindigd (vóór welk tijdstip het geen arbeid mag verrichten) — tot op dat tijdstip door de school kan worden vastgehouden, indien er slechts plaats voor is en de ouders schoolgaan verkiezen boven het ledig rondloopen der kinderen. Dit feit, n.1. dat er nog plaats is, wordt wettig geconstateerd door de weigering van het hoofd aan den vader van de verklaring, die het tegendeel vermeldt. Behalve misschien op scholen van het type 2X3» dat dan veranderen zou in 3 + 4, zal men met het schoolalbum misschien een zevende leerjaar nu reeds kunnen volmaken. Ik bedoel dit: Door artikel tweeden-twintig der arbeidswet komen natuurlijk in zulk een zevende afdeeling kinderen, welker leeftijd in den regel zal varieeren tusschen twaalf en dertien jaar. In de volgorde der verjaardagen, waarmee ze hun 13e levensjaar besluiten, zullen deze leerlingen de school verlaten. Misschien kan nu het hoofd, door de ouders te wijzen op zijn plan, den kinderen een volledigen wet, de leertijd van het kind, dat aan de leerplichtwet voldaan heeft, maar heel hun leven dat geleerde tot hun beschikking kunnen houden, en zijn bundel aanteekeningen van al het geleerde mede te geven, waardoor ze leerlingen geestdrift in te boezemen voor dat plan, deze leerlingen kunnen binden aan zijn school tot niet alleen hun dertiende levensjaar, maar ook regel op breede schaal toegepast het zevende leerjaar bij wettelijke bepaling zal bespoedigen. Thans ga ik U schilderen, in welke gedaante het schoolalbum mij voor den geest staat. Het is een boek, in quarto, in cahier-formaat. De stevige band bestaat uit een rug van grof, donkergrijs linnen, met welke stof ook de hoeken zijn gewapend. Een donker gekleurd papier bekleedt den band, waarop een bruin etiket is geplakt. De bladsnede van het vingerdikke boek is donker-violet. Opent ge het, dan ontmoet ge eerst een gekaderde bladzijde, waarop met sierletters: Schoolalbum van (volgt de naam van den scholier-eigenaar) leerling der (volgt de naam der school) te (volgt 10 naam der plaats) van 19... tot 19..., die als nummer zooveel zijner klas de school heeft verlaten. De onderteekening van den voorzitter van het Schoolbestuur en van het hoofd verifieert dit getuigenis. Misschien is dit formulier in duplo af te drukken met het oog op leerlingen, die van school veranderen. Na een blanco-pagina volgt er nu een met in roode gothische letters een Schriftwoord of Psalm-couplet. — Op pag. 5 daarachter een penteekening: jongens en meisjes schoven bindend op een korenveld met twee hoekteekeningen: een zaaier en een veld vóór den oogst. Om een zeker getal jaren zou heel dit uiterlijk te vernieuwen zijn volgens den zich wijzigenden smaak in versierkunst en materiaal. — Achter de penteekening volgt de inhoudsopgave van het door de leerlingen zelf te pagineeren boek, welke cijfers achter de gedrukte lijst van vakken worden ingevuld. De aanteekeningen over die vakken, dus de eigen inhoud van het boek, zal ik straks met u doorloopen. Hier moet nog worden opgemerkt, dat ik niet in eens het geheele boek kant en klaar den kinderen in handen wensch te geven. Door zijn dikte zou het zich minder goed leenen voor correct en sierlijk schrift en het zou minder keurig af te leveren zijn na een tweejarig gebruik, dan dat mogelijk is, op de wijze, waarop ik mij voorstel, dat het schoolalbum zijn intrede in de school moet doen: n.1. gesplitst in cahiers naar de vakken. Het grootste getal vakken is, zooals straks zal blijken, tien. De cahiers daarvoor kunnen als gewone schriften met den naam van eiken leerling op den omslag in de schoolkast worden bewaard tot ze na twee jaar bevatten, wat ze bevatten moeten. Tegen het einde van het zesde of zevende leerjaar moeten ze dan worden opgestuurd naar den uitgever om daar te worden gebonden op de bovenomschreven wijze. De leerling heeft dan een boek, dat er als nieuw uitziet en dat de meesten zeker op grooten prijs zullen stellen. Deze wijze van in den handel brengen heeft ook dit voor, dat men bij een eventueele invoering van het schoolalbum niet genoodzaakt is, met alle vakken tegelijk te beginnen, wat ongetwijfeld voor sommige scholen een bezwaar zou kunnen zijn. 't Beste doet m. i. de school, die nog niet van alle vakken aanteekeningen laat maken, de eerste maal die te kiezen, waarvan zij ze reeds gaf, vermeerderd met één of twee der in 't algemeen belangrijkste, telken jare vermeerderd in denzelfden zin, tot ze het maximum harer keuze heeft bereikt. Welke vakken en wat van elk zal nu het schoolalbum kunnen Bevatten. 11 Kunnen zeg ik met opzet, omdat ik gevoel, hoe niets de invoering van zulk een leermiddel meer in den weg zou staan, dan starre onbeweeglijkheid. Het moet zoo beweeglijk mogelijk zich kunnen aansluiten aan de behoeften van elke school, aan de inzichten van ieder, die het gebruikt, en aan de wisselingen en veranderingen in methodiek, wetgeving en smaak. Ook het aantal pagina's — en in verband daarmee de capaciteit van den band, moet van den besteller af kunnen hangen. Ik ga dus nu met u na, welke leervakken voor opname in aanmerking komen en welke stof voor elk dier vakken. Voorop gaat natuurlijk als in leerplan en rooster: de Bijbelsche Geschiedenis, Oudheid- en Aardrijkskunde. Niemand schrikke voor de drie leden in den naam van dit leervak. Ik ben het eens met den predikant, die — ik citeer Wirtz en van der Waals — op het Christelijk schoolcongres zeide: laat de meester maar voor de Bijbelsche Geschiedenis zorgen en het regelmatig leerstellig onderwijs aan ons overlaten. Maar dan moet de school het ook zoo doen, dat de catechisatie een stevigen cementvloer van feitenkennis vindt, waarop ze haar leerstof kan doen rusten, zonder zich meer over versterking van dien vloer te hoeven bekommeren. In onderscheid met aanteekeningen over de Vaderlandsche Geschiedenis, betreffen die over de Bijbelsche minder het geregeld verloop der historie, dan wel allerlei momenten, die tot verdeeling, verduidelijking en verdieping van inzicht kunnen bijdragen. Alteen waar het onthouden moeilijkheden biedt moet er steun worden geboden met een overzicht der geschiedenis zelf en dat zal alleen daar zijn, waar het eenvoudig menscheIijke, het vanzelf sprekende, afwisselt of gepaard gaat met een rij van meer praegnante feiten. Dit cahier opene met een kaartje van Palestina, waarvan raam en omtrek zijn afgedrukt. Zelf vuile de leerling het in en brengt de kleuren aan ter aanduiding van de gesteldheid van den bodem, alles ter verduidelijking van de geschiedenis van het oude testament. Voor enkele korte aardrijkskundige aanteekeningen, reken ik drié pagina's. Dan tien voor de scheppingsdagen, Abrahams stamboom, de plagen, de Richters met korte vermelding hunner faits et gestes, de voornaamste koningen en profeten en den korten inhoud der Bijbelboeken. — Het nieuwe testament opene weer met hetzelfde kaartafdruksel. Daarnaast rekende ik één pagina noodig voor de staatkundige indeeling van Palestina ten tijde der geschiedenis van het Nieuwe Testament. Bij die geschiedenis kan men laten aanteeke- 12 nen een uittreksel uit den geslachtsboom van Christus. De reizen van den Heiland met vermelding zijner daden en soms van zijn woorden. De namen der Apostelen met een karakteristiek, de gelijtaaissen, de kruiswoorden, de verschijningen, een korte inhoud of karakteristiek der boeken van het Nieuwe Testament. Bij de reizen van Paulus «taan drie eenvoudige schetskaarten elk met 3 pagina's voor aanteekeningen. Voegt men nu nog bij enkele oudheidkundige aanteekeningen over den eeredienst met zijn symboliek, over maten, munten, gewichten, over de afgoden der volkeren, over Farizeeën, Saduoeeën, Esseeërs, — waar't pas geeft door de leerlingen zelf geïllustreerd, dan schat ik de benoodigde ruimte op drie vel. iéftM Toch geloof ik dat deze opgave nog eenigszins moet uitgebreid worden met voor het Oude Testament een schetskaartje van Egypte met enkele aanteekeningen. Voor de geschiedenis der aartsvaders en der koningn acht ik geen overtollige weelde een kaartje van geheel Voor-Azië, met aanteekeningen over het verloop in groote trekken van de Assynische en Babylonische geschiedenis. En voor de geschiedenis van het Nieuwe Testament één van Itaüë en Griekenland met iets over de Grieksche en Romeinsche Geschiedenis. Zoo krijgen we alvast, zoo lang de beginselen der Algemeene Geschiedenis nog niet in art. twee zijn opgenomen, het onmisbare uit de profane ter verduidelijking der gewijde binnen het leerplan. Het aanleggen van een lijst van de beteekenis van Bijbelsche persoons- en plaatsnamen in een gedrukt raam met de letters van het alfabet lijkt mij ook zeer wenschelijk bij dit allergewichtigst leervak. Ik kom aan het tweede vak van het leerplan onzer Christelijke scholen: De Kerkgeschiedenis. , Bij zesklassige scholen begint men algemeen met dit leervak in het vijfde jaar, zoodat er twee jaar aan gewerkt kan worden. Lankamp in zijn bekend leerplan wil in het vijfde leerjaar drie kwartier, in het zesde een uur voor dit vak beschikbaar stellen. Heeft de school zeven leerjaren, dan wil hij het verschuiven naar de twee laatste. Ik zou met Wirtz er minstens een uur per week voor willen uittrekken en, in afwijking van deze beide heeren er een jaar vroeger mee willen beginnen, er alzoo drie aan wijden. Het eerste kan men dan overwegend besteden aan het meer plastische in de geschiedenis, waarbij een goed geïllustreerd leerboek zeer van pas komt en de geheele geschiedenis wordt doorloopen. In de twee laatste 13 leerjaren geve men het doorloopend geschiedverhaal opnieuw met zijn aanteekeningen voor het schoolalbum. Op vier-en-twintig pagina's daarvoor te rekenen schijnt mij zoowat de eisch. Waar men voor Bijbelsche Geschiedenis in doorsnee drie-en-een-half uur op de rooster heeft en ik acht-en-veertig pagina's daarvoor uittrok, brengt een zekére consequentie mij hier tot de helft. Een paar schetskaartjes acht ik ook hier zeer gewenscht. Zoolang de ontwikkelingsgang der kerk zich beweegt aan de kusten der oude wereldzee, moet zij worden verduidelijkt door een kaart, waarvan dat zeebekken het centrum is, maar waarop ook Arabië voor 't grootste deel zijn plaats vindt. De metropolitaankerken, de ontwikkeling van den Islam, zijn stuiten in 718 voor Constantinopel, in 732 bij Tours en Poitiers en het Schisma van 1054 zijn hierop te demonstreeren. Laat men dit kaartje verschuiven naar 't Zuid-Oosten tot de kusten van Syrië en Palestina den Oost-, die van Afrika den Zuidrand nadert, dan krijgt men 't gebied der kruistochten en de streken van waar uit ze werden ondernomen: het Noorden en Westen van Europa, de nieuw ontgonnen akker der kerk sinds de Islam 't Zuid-Oosten had omgeploegd en opnieuw met eigen zaad bezaaid. Waar de gezonde opvatting der zendingsgeschiedenis deze beschouwt als een deel der kerkgeschiedenis, zullen een schetskaartje van de wereld en een van Oost-Indië met een bijkaartje van de West hier niet mogen ontbreken. In de aanteekeningen zal telkens, waar de kerkgeschiedenis met die des vaderlands samenvalt, naar de pagina's dier aanteekeningen moeten worden verwezen. Voor de Vaderlandsche Geschiedenis in gewicht van opvoedend vermogen het derde leervak onzer scholen schat ik het benoodigd aantal pagina's op vijf-en-vijftig. Dat dit getal de drie vel overstijgt, danken we aan de bekende wetswijziging van 24 Juni 1918, waarbij aan vak e, de beginselen der Vaderlandsche Geschiedenis, werd toegevoegd: daaronder begrepen de allereerste beginselen der gemeente-, provinciale en staatsinrichting van Nederland. Dit onderwijs, dat eigenlijk op een zevende leerjaar reeds vooruit loopt, mag zeker wel geheel in aanteekeningen worden vastgelegd zal er iets van ter beschikking van den leerling blijven en het schoolalbum moet hier een weinig ruimte laten voor volgende wetswijzigingen. 14 Daar de tegenwoordige kaart van Nederland te veel verschilt van die uit den Romeinschen tijd wat betreft de geographische gesteldheid en die uit den Franschen wat betreft de departementale indeeling, om er met behulp van de wandkaart voor het aardrijkskundig onderwijs een indruk van te geven, zijn twee schetskaartjes gewenscht voor die tijdvakken met nog een derde dat den omvang van den opstand in 1572 laat zien, de twee tochten van Oranje in de Zuidelijke Nederlanden in 1568 en '72 en Alva's wraaktocht van '73. Uit den aard der zaak vertoont dit kaartje al de zeventien gewesten en kan daarom ook voor den oorlog van 1672 en de volgende oorlogen te land gewichtige diensten verrichten evenals voor de veldtochten van Maurits en Frederik Hendrik. Mocht het schoolalbum zich in de methodiek onzer scholen eerlang een plaats kunnen veroveren, dan ligt mijn ideaal voor dit leervak nog iets hooger dan hetbier geschetste. Dan kome voor de Vaderlandsche Geschiedenis een cahier beschikbaar met op de linksche pagina's een verzameling portretten en ander plaatwerk uit onze prentenkabinetten, waartusschen de noodige schetskaartjes en recht de blanco-pagina's voor de aanteekeningen. Van Lint, *) hoofd eener openbare school te Arnhem, bracht voor dat onderwijs aan de openbare school zulk een cahier in den handel. Bij de raming van het aantal pagina's voor het Onderwijs in de moedertaal kwam ik tot het getal vijftig. De keurgave van den oogst, verzameld op dezen schoolakker, naar de nieuwere en m.i. kerngezonde opvatting van het taalonderwijs, moet bestaan in een verzameling van de beste opstellen van den leerling, zeg vijftien van gemiddeld twee pagina's. Dat vraagt dertig pagina's en 7 a 8 opstellen per jaar. Wil iemand voor zijn school het dubbele van dit getal, ik kan 't mij levendig begrijpen. Men bestelle bij den uitgever een cahier van honderd of meer pagina's voor dit leervak. Ook moedige men aan, dat de leerlingen verzen of prozastukken, die hen bijzonder treffen uit het leesboek overschrijve, thuis of na schooltijd, 't Is mijzelf kort na mijn schooljaren meer dan eens overkomen, dat ik verlangde een leesboek nog eens tot mijn beschikking te hebben tot hergenieting van het op school genotene. Ook geve de onderwijzer bij gelegenheid eens een stuk buiten het leesboek, eerst b.v. als stukken, die hen bijzonder treffen uit het leesboek overschrijven, thuis of dicté opgegeven. Enkele geslachts- en vervoegingsregelen kunnen ook ') Niet verwarren met Dr. Te Lintum. 15 een plaats vinden in dit cahier; wat het geheugen spoedig verliest en toch moet worden vastgehouden. geheele, decimale getallen en gewone breuken enkele voorbeelden in het schoolalbum te laten uitwerken, opdat de leerling in zijn later leven met de vraag: „hoe moet dat ook weer" niet verlegen zitte. Verder geve men, 't zij als mededeeling, 't zij in opgeloste vraagstukjes iets over renten, winst, verlies, korting, bruto, tarra, netto, krimpen. Men geve ook eenige praktische herleidingen met de alleen practische namen der vlakte en inhoudsmaten en der gewichten. Enkele eenvoudige gevallen van teekenen op schaal, de oppervlakteberekening van eenvoudige vlakke figuren: vierkant, driehoek, veelhoek, cirkel; — de inhoudsberekening van eenvoudige lichamen: kubus, prisma, vierzijdige balken, blokkencylinders, kelders, lokalen, kisten, alle met schetsen te verduidelijken — mogen hier ook een plaats vinden. Verder iets over onze munten en hun waarde: gehalte, alliage, pasmunt; iets over ons bankpapier, de meest voorkomende vreemde munten met hun waarde. Iets over effecten, nominale en reëele waarde, koers, coupons. De namen onzer belastingen en hun beteekenis — Bij dit alles zal de grootste eenvoudigheid natuurlijk tot het beste resultaat leiden. — Twintig bladzijden lijken mij voor één en ander voldoende. Voor Natuur-, plant- en dierkunde heb ik een cahier van vijftig pagina's' beschikbaar gedacht. Wat veel, maar voor schetsteekeningen van werktuigen, dieren en planten zal veel plaats noodig zijn. Bij de invulling van het schoolalbum is n.1. verondersteld de nieuwere opvattingen van het teekenen in de Lagere School, die den kinderen buiten het letterschrift dat 't schrijfonderwijs geeft nog als 't ware een zakenschrift leert. Dat dit weer niet te hoog gemikt is, leerde mij, zooals ik boven reeds opmerkte, een dorpsschool in den Achterhoek, waar ik boekjes met aanteekeningen over het dierkunde-onderwijs vond, door de leerlingen zelf geïllustreerd en gekleurd. Ook uit het Tapport van den Schoolopziener in het district Breda bleek mij dat, — waar melding wordt gemaakt van zulke illustraties in 38 van de 169 scholen in zijn district. Daar hij ter bedoelder plaatse ook melding maakt van het verwerken der behandelde leerstof tot een opstel, maak ik hier van de gelegenheid gebruik even mede te deelen, dat, hoewel 't één het andere niet absoluut uitsluit, ik voor het vastleggen der leerstof vèr de aanteekeningen door den onderwijzer gegeven verkies boven der leerlingen eigen werk, wijl hij het juister en zoo beknopt moge- 16 lijk kan geven. Dit geldt zoowel hier als voor de gelijke gevallen bij de overige leervakken. Voor de Aardrijkskunde zou het gemakkelijkst en ook het goedkoopst zija het inbinden in den band van het schoolalbum twee invulatlasj.es uit de bekende methode van Bos en wel de voorloopers van het eerste en tweede aardrijkskundig teekenboek, de eenvoudigste teekenatlasjes der methode; het eerste met de provincies van Nederland, het tweede met de landen van Europa, de werelddeelen en onze koloniën. Van den uitgever zou wel een nieuwen druk te verkrijgen zijn, waarbij deze twee cahiers, thans een weinig in grootte verschillend, gelijk worden gemaakt. — Voor wie andere methodes gebruiken, zouden andere atlasjes of cahiers met een gelijk aantal pagina's moeten worden verkrijgbaar gesteld. M. i. zou nog moeten worden toegevoegd een kleine ruimte voor aanteekeningen over de betrekking onzer planeet tot zon, maan en sterren. Tegenover de te groote plaate, die het weten vraagt, dient uitbreiding te worden gegeven aan vakken als Teekenen en Zang", zegt het Ineenschakelingsrapport. En het rapport der commissie tot het ontwerpen van een nieuw leerplan voor de scholen voor gewoon lager onderwijs te Amsterdam: „Zingen en teekenen mogen niet besnoeid, al is het alleen om de levensvreugde, die ze schenken". M. i. reikt de waarde van het teekenen verder. Behalve het hanteeren van passer, liniaal en driehoek, waarmee zooveel mogelijk de vlakversieringen moeten worden geconstrueerd, die vroeger m eindeloos tijdvermorsen met de vrije hand werden geteekend, moet, zooals ik boven reeds opmerkte, de nadruk bij ons teekenonderwijs gelegd worden op het illustratieve teekenen, opdat de leerling de beschikking krijge over een zakenschrift, een soort hiëroglyphenschrift. En in het notenschrift geve men hem een tweede leesmiddel, het middel om melodieën te lezen. Voor dat schrift kieze men niet het cijfer, maar de oude balk met noten. Daarmee kunnen de leerlingen onzer scholen later terecht bij zangvereeniging, viool en klavier. Wat kan nu van deze leervakken aan het schoolalbum worden toevertrouwd? Voor het teekenen kan het bieden een cahier van een twintig bladen grijs teekenpapier, waarop een keus uit de pastel- en waterverfteekeningen der fraaie methode Meyer—Makkes van der Deijl worde geteekend. De leerstof is in deze methode rqk genoeg om er nog in het zevende op te teeren. Concreete voorschriften bedoelt mijn referaat, — ik zeg het nog maar 17 eens — hier zoo min als elders. Als de leerling maar van de school meedraagt de proeven van zijn beste kunnen. En de afdeeling voor zang beschikbaar, besta uit een cahier van enkele bladen met notebalken rechts en linieering links. Al wat niet vergeten mag worden aan theoretische kennis in den zangcursus opgedaan, bevatte het, — met de zangstukjes, die de klas driestemmig leerde zingen. Nog mag niet ontbreken een verzameling formulieren voor het dagelijksch leven: rekeningen, quitanties, postwissels, pakketkaarten, eenvoudige zakenbriefjes, het leere opereeren met naamkaartjes en hun verkortingen. — Hoewel ik toegeef, dat de brief thuis hoort bij het stelwerk, dus het onderwijs in de moedertaal, verdient het aanbeveling hem hier in het schoolalbum onder dak te brengen, daar men in de ramen van correspondentie papier, enveloppe en briefkaart, hem hier meteen, — hoe zal ik het zeggen — de juiste situatie kan geven. Waar het cahier-Oosterwijk en de bekende mappen gevoegd bij enkele schrijfmethodes, de formulieren geven, zooals de posterijen ze verkrijgbaar stellen, moet het schoolalbum ter wille der duurzaamheid, zich behelpen met facsimiles op iï\n pagina's. Dat sluit echter niet uit, dat men daarnaast niet ook eens een enkele maal een brief etc. in natura kan laten schrijven. Na het doorloopen van de vakken, die voor opname in aanmerking komen, wensch ik even op te merken, dat daaruit blijkt, dat het schoolalbum ook door de openbare school kan worden gebruikt met weglating der afdeelingen voor Bijbelsche en Kerkgeschiedenis. Ik sluit deze paragraaf met een citaat uit Wildschuts bovenvermelde „preisgekrönte" pubhcatie: „Wie zeer practisch te werk gegaan is heeft stellig één en ander schriftelijk opgegeven als een kern van iedere les. Al lèsgevende zulke aanteekeningen laten maken heeft menige goede zijde. De namen worden gezien. Punten van houvast blijven bij den leerling. Steeds is het gemakkelijk daarnaar even te verwijzen of het te doen oplezen. In twee jaar tijds zijn er dan verschillende notities ontstaan. Met deze gegevens, — extracten kunnen we zeggen — moeten de jongens zelf eens wat vertellen." De wenschelijkheid van zulke aanteekeningen zou ik ook met citaten uit onze eigene methodiek kunnen propageeren, uit die van Langkamp b.v., maar kortheidshalve Iaat ik het hierbij. Na het doorloopen alzoo van alles was het schoolalbum zou kunnen bevatten, waarbij mij een woord van dank past voor het vriendelijk ge^ 18 duld, waarmee ge mij wilder aanhooren, kom ik thans aan de paragraaf, die ik niet mag overslaan: „Van de kosten." Die zijn drieërlei: Moeite, tijd en prijs. Laat ik beginnen met de laatste. Een liber albus als dn zal in dén tegenwoordigen tijd wel niet veel beneden den prijs van ƒ 3.— in den handel zijn te brengen. Op het eerste hooren van dien prijs zou men geneigd zijn uit te roepen: „houd er dan maar over op". Maar ik moet er al dadelijk op wijzen, dat de cahiers, die het schoolalbum samenstellen, er weer andere uitsparen. Laat ons bedenken, dat b.v. de teekenatlasjes van Bos op vele scholen reeds zijn ingevoerd, dat teekenpapier gebruikt moet worden, ook al bindt men 't niet in zoo'n album, dat een map of cahier voor formulieren voor 't dagelijksch leven toch wordt aangeschaft. Dat vele scholen reeds voor enkele vakken gewoon zijn schriften of aanteekenboekjes te verschaffen. Alleen de cahiers voor Bijbelsche, Kerk- en Vaderlandsche Geschiedenis met hier en daar een schetskaart èn het cahier met notenbalken zullen op de meeste, maar ook weer volstrekt niet op alle scholen iets nieuws, althans iets duurders dan het thans gebruikte zijn. Het schoolalbum zal dus ruw geschat de school per leerling en per jaar bij invoering in optima forma op een extra-uitgave van ƒ 2.— komen te staan. Bij een gemiddeld aantal leerlingen eener klas zal dat dus een totaal van 40 X ƒ 2 of ƒ 80 worden, waarvan dan enkele scholen nog de kosten van een boekje of versierd getuigschrift, uitgereikt bij het verlaten der school, ook nog kunnen aftrekken. Na de bevrediging zal dit voor geen enkele, — er vóór, voor slechts enkele scholen een onoverkomelijk bezwaar zijn, m.i. Kan de school ook de kosten van tijd, die het album aan haar zal vragen, betalen? Laten we, om die vraag te. beantwoorden, nog even de verschillende vakken in het oog nemen. Uit de genoemde brochure van Van der Waals en Wirtz blijkt, dat er gemiddeld drie en een half uur godsdienstonderwijs aan de scholen wordt gegeven, waartoe hun enquête zich uitstrekt. Ik neem dat getal voor de overige Christelijke scholen met vrijmoedigheid over. De aanteekeningen voor dit leervak raamde ik op acht en veertig pagina's over de twee laatste leerjaren, alzoo op vier en twintig pag. per jaar. Rekent men het schooljaar op acht en veertig weken, dan bezwaart dit iedere week van 19 het leerplan met een halve pagina aanteekeningen gedurende drie en een half uur onderwijs. Men gevoelt, dit kan geen bezwaar zijn. De vier en twintig pagina's van de Kerkgeschiedenis komen volgens dezelfde rekening het onderwijs in dat leervak per week op een kwart pagina, wat hier ook per uur is. Ik geloof niet, dat iemand de uitvoerbaarheid ook hiervan zal betwisten als men het beginnen met deze leerstof een jaar vervroegt. Met de Vaderlandsche Geschiedenis wordt de kwestie iets moeilijker. Ook daar hebben de meeste roosters slechts één uur. Ik vind dit met het oog op den omvang van dit leervak, vergeleken met dien der Kerkgeschiedenis, te weinig, en aarzel niet te adviseeren: trek er op uw rooster eenvoudig een half uur meer voor uit en besteed dat voor uwe aanteekeningen. Ge krijgt dan twee maal acht en veertig of zes en negentig halve uren voor vijf en vijftig pagina's. Met nu en dan nog eens een kwartiertje voor of na schooltijd, komt ge er dan wel. •Bij het onderwijs in de moedertaal is het schoolalbum voor 't grootste deel een extra, n.1. het overschrijven van enkele opstellen, elders gemaakt. In gezinnen, waar de onderwijzer van netheid en reinheid overtuigd is, geve hij het kind het cahier mee naar huis en late het waardgekeurde opstel daar overschrijven met de noodige instructies voor gewasschen handen etc. Van leerlingen, waarbij hij dit op goede gronden niet vertrouwt, eische hij het werk vóór en na schooltijd bij kleine gedeelten. De eventueele korte grammatische aanteekeningen kunnen onder de taalles worden ingeschreven. Voor de twintig pagina's bij het rekenen in te schrijven kan de rekenles zorgen zonder eenig bezwaar. Voor de natuurkunde geldt dit ook. Wirtz trekt er in het vijfde en zesde leerjaar respectievelijk twee en twee en een half uur per week voor uit. Een half uur daarvan aan de aanteekeningen besteed, zal niemand, geloof ik, slecht besteed achten. De aardrijkskunde, die met haar teekenatlasjes en vragenpagina's zichzelf bedroop tot nu toe, kan dit natuurlijk blijven doen, wat ook geldt van het teekenen, waarbij het schoolalbum evenmin iets extra's vraagt. Ook het zangonderwijs kan, geloof ik, het bezwaar niet leveren. Als vanaf het tweede leerjaar de school evenveel tijd besteedt aan het lezen en nateekenen van het notenschrift, als aan het zingen zelf, gebruikt ze naar mijn meening haar tijd beter, dan dat ze met al te vaak herhaalde 20 liederen, de klok van vieren zoekt te vermurwen. Hebben de leerjaren twee, drie en vier een goed deel der vaardigheid in 't noten lezen en schrijven aangebracht, des te meer tijd rest er in de twee laatste leerjaren voor het meerstemmig gezang. Bij de formulieren voor het dagelijksch leven win ik zelfs iets uit op mijn begrooting, een reserve-post. Neem ik namelijk aan, dat het formulieren-cahier acht en veertig pagina's zal beslaan, en in het vijfde en zesde leerjaar één uur voor schrijven op de rooster staat aangegeven, dan kan men dat afwisselend aan deze formulieren besteden èn een uur vrijhouden voor dat vak, waarvoor men in de verloopen veertien dagen tijd te kort schoot. Het schrijfonderwijs in engeren zin: het methodisch leeren maken van juiste en nette lettervormen moet en kan gemakkelijk afloopen in de vier eerste leerjaren. Heeft men nu, zooals de heer Wirtz dat wil, nog een uur op den rooster vrij gelaten voor toevallige noodzakelijkheden of wenschelijkheden, dan komt er allengs een hartverruimende overvloed van tijd en reeds zie ik een kleinen stoet van bij de veertig scholieren onze school verlaten met zekere parmantigheid een quartoboekdeel onder den arm dragend Van om en bij de vierhonderd bladzijden, dat ze eerlijk kunnen zeggen, zelf geschreven te hebben, iets waarin slechts een klein percentage van het thans levend geslacht, ondanks de epidemische schrijfkoorts, hun evenknie is. Toch komt mijn visioen, ik moet het erkennen, nog even te vroeg. Ik heb nog een post te verantwoorden: de kosten van moeite en inspanning, die het schoolalbum van den onderwijzer zal vergen. Die zullen natuurlijk bij de invoering het grootst zijn, daar de onderwijzer loopende dat jaar zelf een exemplaar zal moeten invullen. Wanneer men, zooals boven is aangeduid, zich het eerste jaar beperkt tot die vakken, waarvan men reeds aanteekeningen liet maken mèt nog één of twee nieuwe, zal de inspanning geloof ik, niet te groot zijn. Het schoolalbum vraagt in dit opzicht voor taal, rekenen en zang niet veel, voor aardrijkskunde, teekenen en de formulieren voor het dagelijksch leven — niets bijzonders. Alleen de vakken Bijbelsche, Kerk- en Vaderlandsche geschiedenis en Natuurkennis zullen voor menigeen een jaar van ernstige studie en nauwgezette formuleering eischen. Maar veel daarvan is reeds gepresteerd bij het vaststellen van een gedetailleerd leerplan. Wie dat deed, is reeds een heel eind met zijn album op streek. Voor den enkele, die het wat al te globaal opvatte, of 21 het wat liet verouderen is hier een immers welkome gelegenheid voor een flinke herziening. — Wat betreft het voorschrijven op het bord der aanteekeningen, — een onderwijzer, die een kwartier voor den schooltijd reeds en een half uur na den schooltijd nog in de school is, zou ik geen slaaf van zijn plicht durven noemen en in dien tijd kan hij 't meer dan af, in aanmerking genomen, dat, waar 't maken der aanteekeninge in 't lesuur zelf kan geschieden, de aanteekeningen ook dan kunnen worden voorgeschreven. Een enkele maal kan men dicteeren misschien. Wat betreft het corrigeeren van 't schoolalbum, men corrigeere niet. Wel zij men tijdens het invullen overal tegelijk om den leerling aan te sporen tot de grootste netheid en attentie, hem de fouten des ondanks gemaakt aan te wijzen en hem te prikkelen door hem voor te houden, dat, als hij later zich zal aanbieden voor een betrekking, de patroon wel eens inzage van zijn schoolalbum kan vragen, — maar het moet voor den leerling zelf zooveel mogelijk proeve van eigen kunnen zijn. Voor ik een enkele slotopmerking ga maken, sla ik even een blik op de horizonnen van onzen onderwijshemel in verband met het mogelijk uitzeilen van het scheepje dat ik uitklaarde. Zooals men weet is op verzoek van het Gemeentebestuur van Amsterdam door vijftien hoofden van Amsterdamsche scholen een ontwerp ingediend tot reorganisatie van het leerplan der scholen voor gewoon Lager Onderwijs. Die commissie wil overgaan tot de toepassing der differentiatiepsychologie ook in ons onderwijssysteem. Hierop dieper in te gaan, staat mij, in dit verband niet vrij. Laat mij er dit van mogen zeggen, dat het neerkomt op de uitschakeling der factoren onbekwaamheid en verspilling in het maatschappelijk leven, doordat de school, door middel eener wetenschappelijke schifting der jeugd, met dwingende macht elk kind zijn loopbaan zal aanwijzen, waarin hij volgens wetenschappelijke diagnose 't meest nuttig kan zijn. Met dwingende macht! Eér echter dit ontwerp in verordening of wetgeving werkelijkheid zal worden, moet de sociaal-democratische eenheidsstaat zich verwerkelijken om in de handen van het hoofd der school en een of twee onderwijzers van bijstand met uitschakeling der ouderlijke macht, de toekomst van het kind te leggen. Eerst wordt in bovengenoemd rapport hun beslissing voorzichtelijk een 22 advies genoemd. Dan spreekt men van een zoo groot mogelijken invloed welke de organisatie van het schoolstelsel aan de ouders kan toestaan. Iets verder al van de macht der school, van een beslissing van enkele onderwijzers, ja van een vonnis, waarop de vader dan nog beroep krijgt bij een deskundige commissie. Zulk een commissie heeft echter altijd minder gegevens dan de onderwijzers en zal voor een deel hun getuigenis moeten overnemen. Eerstdaags zal de Amsterdamsche gemeenteraad de ouderlijke macht van een deel der burgerij te verdedigen hebben tegen den greep der sociaal-democratische gedachte naar het absolute gezag over het kind. Maar ook al had de differentieele paedagogiek kans op een ophanden zijnde toepassing in de onderwijswetgeving, dan geloof ik nog niet dat daarmede het schoolalbum zou vallen. Ik had dan echter de plicht na te gaan, hoe 't zich zou moeten aanpassen aan het differentiatieplan voor de schoolinrichting, die ik meen, dat thans niet op mij -rust. Verband met dat plan houdt ook de roep om invoering van handenarbeid in de school. Ik geloof, dat weinigen onzer daarvoor een leervak of hoeveelheid leerstof zouden willen ruilen. Werkelijk compenseerend gymnastiekonderwijs zou meer steun onder ons vinden, vermoed ik, maar zal zich nog wel eenigen tijd laten wachten wegens groote kosten van invoering. Beider invoering zal dadelijk belangrijke verlenging van leertijd met zich meebrengen en de heer de Groot, inspecteur van het ambachtsonderwijs riep bij de jongste verkiezingen den kiezers in een vliegend nummer van de Nederlander toe1: Uitbreiding van den leerplicht voor allen tot het 14e jaar zou een ramp zijn voor het vakonderwijs. Maar zelfs beider invoering zou 't schoolalbum misschien onder iets zwaarder aangeschroefde pers brengen, echter zonder de gedachte aan te tasten, waaruit ik het trachtte te ontwikkelen. En nu ten slotte. Overal in de onderwijswereld is een roep te beluisteren om intensiveering van het gewoon lager onderwijs. Driemaal wil ik die stem laten spreken. Eerst in hetzelfde rapport der Amsterdamsche hoofden, waarvan ik sprak, waar men op pagina 58 leest: „Dat er in de hoogere klassen van menige school voor uitgebreid onderwijs een grootere gedecideerdheid in den schoolarbeid wordt aangetroffen dan in de hoogere klassen van de meeste scholen voor gewoon lager 23 onderwijs kan voor een goed deel hieruit worden verklaard, dat een scherp omlijnd materieel doel ontbreekt." Dat ontbreken van een scherp omlijnd doel, doet de energie zich ml hier-, dan daarop richten en eindigt met haar af te matten. Een tweede getuigenis in dezen geest, al is het negatief, gaf de bekwame Voorzitter der Vereeniging van Mulo-scholen, in zijn inleiding op het program van actie voor het Mulo bij gelegenheid der jongste vergadering dezer Vereeniging. Volgens het verslag van den Secretaris in het „Christelijk Schoolblad" zeide de heer Schreuder in verband met het hooger salaris, dat den onderwijzers aan de Mulo-scholen toekomt: „Wie de taak van den Mulo-onderwijzer met die van den gewonen onderwijzer vergelijkt, zal toegeven, dat de eerste, afgezien van meerdere studie voor bij-akten, een zwaarder taak heeft, dan de laatste, lo. Hij moet zich veel meer voor zijn lessen prepareeren; 2o. hij heeft veel meer correctie; 3o. hij heeft meer onderwijstalent noodig." Die meerdere studie voor bijacten en meerdere correctie mogen gelden, hoewel, wie bij het gewoon lager onderwijs zijn taak ernstig opvat, het tooh allerminst buiten correctie kan stellen. Dat echter de onderwijzer, die daar werkelijk zijn doel hoog en tot in onderdeelen bewust stelt, zich voor zijn lessen minder behoeft te prepareeren en minder onderwijstalent noodig heeft, is, dunkt mij, moeilijk voor bewijs vatbaar. In elk geval ook hier weer een zijdelingsche klaoht over het gewoon lager onderwijs. Een derde stem ving ik op uit het Regeeringsverslag 1915—'16 omtrent de leerplannen der scholen met eindonderwijs en de uitvoering er van. Het geheele verslag der drie inspectiën is één doorloopende klacht over gebrekkige leerplannen of over de gebrekkige uitvoering van goede. Het hoogtepunt bereikt die klacht in het verslag uit de tweede inspectie, dat zegt: „Hoe gewenscht een zevende leerjaar ook zij, wij kunnen daarop niet wachten en zoolang de wet dit niet eischt, zal er wel niet veel van komen. Het gaat dus om het herzien en vooral beter uitwerken van de leerplannen en om streng toezicht op het naleven daarvan." — Wel geldt deze opmerking de twee vakken natuurkennis en teekenen,maar vermeldend het advies van twee districtsschoolopzieners, aan klagers over gebrek aan tijd en instrumenten maar eens aan te raden een bezoek aan scholen te brengen, waar dit onderwijs goed is, merkt de inspecteur op: „beide raad- 24 gevingen betreffend het onderwijs in twee vakken, die niet voldoende tot hun recht komen, zouden ook voor andere vakken goede gevolgen kunnen hebben." Deze drie klachten wijzen dus alle naar de doelstelling en de nastreving van dat doel, raken alle het gewoon lager onderwijs en wegen het tegen het lager onderwijs dat voorbereidt voor het voortgezet onderwijs. De echo's van een dergelijke klacht in het referaat van mijn geachten collega Schaap, zweven hier nog door de zaal. Ik behoef ze niet wakker te roepen. En nu kom ik met de vraag: is het zoo heel verwonderlijk, dat men aan inrichtingen, waar dagelijks de examenschroef drukt, waar vaak het bestaan, aüijd de bloei dier scholen gemoeid is met het percentage geslaagde candidaten tot hooger krachtsontwikkeling komt, dan waar dit alles enkel rust op het plichtsbesef, dat slechts zichzelf ten prikkel heeft? Maar waar het uitgebreid onderwijs zulk een prikkel tot krachtige doelstelling heeft, ieder lesuur, elk kwartaal, straks culmineerend in het dreigend examen, daar heeft de lagere school met eindonderwijs, die heusch geen jaloersche blikken behoeft te slaan naar haar zusters tusschen de bladen der examenpers, de macht zichzelf een prikkel aan te gespen in een schoolalbum, welks omvang en inrichting ze zelf kan bepalen. In het wat, hft hoeveel en 't hoe, dwingt niets haar dan haar eigen ideaal, dat, eenmaal gegrepen, haar leidsman wordt tot haar hoogste kunnen. Zou een album als hier is geschets niet kunnen bijdragen tot verhooging van den eerbied van onderwijzer en leerling voor eigen arbeid, — dus tot beider genot? Zou het niet kunnen medewerken tot het verkrijgen van hooger resultaten van ons onderwijs, — dus tot zijn bloei.