1017 Ë WET OP DE Inkomstenbelasting 1914 RADENWET. WET OP DE VERMOGENSBELASTING. TARIEF-INKOMSTENBELASTING. ALPHABETISCH REGISTER. BEWERKT DOOR M. RINKES Ontvanger der Dir. Bel. enz., te Oude-Pekela. E 48 DEVENTER - /E. E. KLUWER WET OP DE INKOMSTENBELASTING 1914. RADENWET. WET TOT INSTELLING VAN RADEN VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN EN VASTSTELLING VAN ALGEMEENE BEPALINGEN BETREFFENDE HET BEROEP OP DIE COLLEGES. WET OP DE VERMOGENSBELASTING. TARIEF-INKOMSTENBELASTING. ALPHABETISCH REGISTER. BEWERKT DOOR M. RINKES, ONTVANGER DER DIR. BEL., ENZ. TE OUDE-PEKELA. DEVENTER. - 1915. - /E. E. KLUWER. WET op de INKOMSTENBELASTING 1914. (Wet van 19 December 1914, Stbl. no. 563, Verz. no. 474.) Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. ; Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten : Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodig is eene algemeene inkomstenbelasting te heffen ; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze : HOOFDSTUK I. Belastingplichtigen. Art. 1. Onder den naam van „inkomstenbelasting" wordt eene directe belasting geheven, waaraan onderworpen zijn : a. zij die binnen het Rijk wonen; b. de binnen het Rijk gevestigde naamlooze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandeelen, coöperatieve en andere vereenigingen en onderlinge verzekeringmaatschappijen; c. de binnen het Rijk gevestigde stichtingen, die een bedrijf of beroep uitoefenen. Of iemand binnen het Rijk woont en of eene vennootschap, vereeniging, maatschappij of stichting binnen het Rijk is gevestigd, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Art. 2. Aan de inkomstenbelasting zijn mede onderworpen de niet binnen het Rijk wonende of gevestigde personen en lichamen die : het genot hebben van een binnen het Rijk gelegen onroerend goed of van een op zoodanig goed gevestigd recht; persoonlijk of door een vertegenwoordiger, een bedrijf of beroep (ambt, waardigheid, bediening en betrekking daaronder begrepen) binnen het Rijk uitoefenen, tenzij dit slechts tijdelijk geschiedt en korter dan drie maanden achtereen duurt; anders dan als aandeelhouder, deelgerechtigd zijn in de opbrengst van een bedrijf of beroep, dat binnen het Rijk wordt uitgeoefend, tenzij dit slechts tijdelijk geschiedt; Kot?n ftl?®? schaïkist bezoldigd ambt bekleeden of zoodanig ambt ^i$$s%£tirzake recht hebben op periodieke of « rs= te ïsrrt Nederlandsch grondgebied plaats vinden, niet aangemerkt al uitoef* mng van een bedrijf of beroep binnen het Rijk • a. het vervoer te water van personen en goederen tusschen W bm enlaud en de koloniën en bezittingen van het R^kk'ande«weid deelen eenerzijds en plaatsen in Nederland anderzijds A w+erkzaamheid van personeel op de vervoermiddelen die het verkeer met het buitenland en de koloniën en bezittingenTan het Ri,k in andere werelddeelen onderhouden. J HOOFDSTUK II. Binnen het Rijk wonende natuurlijke personen. i ?rt' r u?6 binnei? het RiJk WOflende natuurlijke personen ziin belastingplichtig naar hun zuiver inkomen J Onder inkomen wordt verstaan de som van hetgeen, in geld of geldswaarde, zuiver genoten wordt als opbrengst van • g 1 . onroerende goederen ; 2°. roerend kapitaal; 3°. onderneming en arbeid ; 4°. rechten op periodieke uitkeeringen van-het leven afhankelijk. Art. 5. Als opbrengst van onroerende goederen worden beschouwd de voordeden die, anders dan door de uitoefening van een b e dS o f beroep, van gebouwen en gronden worden getrokken, zooals Huur- of pachtsommen en verdere praestatiën van huurders of pachtersvruchten waarvan het genot bij verhuring of verpachting is vooSehou-' hnd!,iUUrWf rdf Van gebo»wen> gedeelten van gebouwen of gronden bij eigen gebruik voor woning of tot huishoudelijke doeleindenuitkeeringen ter zake van opstal, erfpacht, beklemming of vaste huur • uitkeeringen ter zake van grondrente of andere op onroerend goed gevestigde schuldplichtigheid. v *™ goea Art. 6. Als opbrengst van roerend kapitaal worden beschouwd de vrachten van kapitaal, dat niet in onroerende zaken of in Z eigen bedrijf of beroep is belegd, zooals : ë 1 JdscteThSHCh^ng!f °P de grootboeken der nationale of buitenofïn^1fS^d"den ^ VaD aandeelbewijzen, obligatiën . uitkeeringen op geldschieting en commandite; srhflWnT11 andere schuldvorderingen, uit welken hoofde ook, onver- hvooiheei nf n 8■».!..| Aan hem wiens naam op de lijst is vermeld en van wien geen aangifte is ingekomen, kan de inspecteur kosteloos eene verzegelde uitnoodiging doen toekomen om de aangifte alsnog, binnen een door den inspecteur te bepalen termijn, bij hem zelf te bezorgen. Indien de inspecteur nadere toelichting der aangifte noodig acht, kan hij den aangever daartoe in de gelegenheid stellen. Art. 21. Indien de inspecteur geen bedenking tegen de aangifte van het vermogen heeft, wordt de aanslag door hem in overeenstemming met die aangifte bepaald. Aan aangiften van hen, wien naar de meening van den inspecteur geen aanslag moet worden opgelegd, wordt geen verdere behandeling gegeven. De inspecteur is bevoegd den aanslag te bepalen naar een grooter vermogen of naar een hoogere waarde van vermogen dan aangegeven is, indien de aangifte hem te laag voorkomt of indien de waarde naar de regels dezer wet, volgens zijn oordeel, te laag is bepaald. Indien de aangever gebruik heeft gemaakt van de bij art. 7, A, verleende bevoegdheid tot schatting, kan bij den aanslag aan het totaal zijner onroerende goederen geene hoogere waarde worden toegekend dan waarop zij bij toepassing van den regel der wet zouden zijn te bepalen. Hij, die geene aangifte heeft gedaan, wordt door den inspecteur ambtshalve aangeslagen. Art. 22. De inspecteur, naar deze wet zelf tot aangifte verplicht, zendt die aan zijn door den Minister van Financiën aan te wijzen ambtgenoot. Deze bepaalt zijn aanslag volgens de regelen dezer wet en doet daarvan opgaaf aan den ontvanger der successierechten, onder wiens kantoor de aanslag op het hierna vermelde register moet worden gebracht. Art. 23. De aanslagen in de belasting worden voor den kring van 44 elk kantoor van successierechten opgenomen in een gemeentesgewijs aan te leggen register, dat door den inspecteur voor elke groep van gelijktijdig bepaalde aanslagen wordt vastgesteld. Terstond na de vaststelling zendt de ontvanger, tot wiens kring van kantoor het register behoort, kosteloos voor de aangeslagenen, aan ieder hunner eene verzegelde uitnoodiging om te zijnen kantore het bedrag te betalen, waarvoor hij in de belasting is aangeslagen. Aan hen, wier aanslag hooger is gesteld dan hunne aangifte of die bij gebreke van aangifte ambtshalve zijn aangeslagen, wordt de uitnoodiging tot betaling aangeteekend per post gezonden. Het volgnommer van het register wordt op de uitnoodiging vermeld ; op de keerzijde worden de bepalingen dezer wet nopens betaling, invordering, bezwaren, ontheffing en beroep gedrukt. Bezwaren tegen de aanslagen. Ontheffing. Art. 24. Hij, wiens aanslag hooger is gesteld dan zijne aangifte, kan, in geval van bezwaar tegen zijn aanslag, zelf of dóór een gemachtigde binnen dertig dagen na de aanteekening van de uitnoodiging tót betaling een gemotiveerd bezwaarschrift in gesloten omslag per post aangeteekend zenden, of tegen gedagteekend ontvangbewijs bezorgen bij den ontvanger die de uitnoodiging tot betaling heeft gedaan. Indien de aangeslagene of zijn gemachtigde het verlangen daartoe heeft te kennen gegeven, wordt hij, te zijner keus, door den inspecteur of den ontvanger in persoon nopens zijne bezwaren gehoord. Art. 25. Aan hem, die in den loop van het belastingjaar het Rijk metterwoon verlaat, wordt op zijn verzoekschrift ontheffing verleend voor zooveel twaalfde gedeelten van zijn aanslag als het aantal geheele maanden van het jaar beloopt, die tijdens zijn vertrek of — indien het verzoekschrift eerst na het vertrek is ingediend — tijdens de indiening nog niet zijn ingetreden. Aan hem, die aangeslagen is wegens een vruchtgenot, dat in den loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend voor zooveel, geheele maanden als bij het indienen van zijn verzoekschrift nog niet Verstreken zijn. De verzoekschriften worden ingediend op de wijze en bij den ambtenaar in het vorig artikel bepaald. Art. 26. Op de bezwaarschriften en verzoekschriften wordt uitspraak gedaan door den inspecteur, zoor zooveel noodig op den voet van het volgend artikel gemachtigd. Hij zendt de uitspraak in gesloten omslag, aangeteekend per post of tegen gedagteekend ontvangbewijs, kosteloos, aan den aangeslagene. Art. 27. Op machtiging van een door Ons aan te wijzen hoofdambtenaar der registratie, kan de inspecteur, onverschillig of al dan niet een bezwaarschrift is ingediend, ontheffing van belasting verleenen, indien hem in den loop van het belastingjaar blijkt dat hij den aanslag van een belastingplichtige, die aangifte heeft gedaan, te hoog heeft bepaald. 45 Gelijke machtiging heeft de inspecteur noodig voor ontheffing op bezwaar- en verzoekschriften. $4rg$i Beroep. Art. 28. De aangeslagene, die bezwaar heeft tegen de uitspraak van den inspecteur omtrent den aanslag of tegen den aanslag hem ambtshalve opgelegd, kan in beroep komen bij den Raad van beroep voor de directe belastingen, tot wiens rechtsgebied de gemeente van aanslag behoort. Het beroep geschiedt door indiening bij dien Raad van een met redenen omkleed beroepschrift. Hij, die aangifte heeft gedaan, doch wiens aanslag krachtens eene uitspraak van den inspecteur hooger dan de aangifte is gesteld, kan het beroepschrift indienen uiterlijk dertig dagen nadat hem de uitspraak van den inspecteur is toegezonden. Als datum van toezending geldt die der aanteekening per post of die van het gedagteekend ontvangbewijs bedoeld bij art. 26 tweede lid. Bij de indiening van het beroepschrift moet tevens de uitspraak van den inspecteur worden overgelegd. Hij, die geene aangifte heeft gedaan, kan het beroepschrift indienen uiterlijk dertig dagen nadat hem de uitnoodiging tot betaling, bedoeld bij artikel 23 derde lid, is toegezonden. Als datum van toezending geldt die der aanteekening per post. Artt. 29—31. Vervallen ingevolge art. 31 der wet van 19 Dec. 1914, Stbl. no. 564, Verz. no. 475 (Radenwet). Art. 32. De inspecteur, of" de rijksambtenaar die hem vervangt, is bevoegd zijn advies op het beroepschrift toe te lichten uit memoriën van aangifte voor het recht van successie of uit andere gegevens, waaromtrent hem geheimhouding is opgelegd. Art. 33. De Raad is bevoegd bij zijne uitspraak een aanslag op te leggen, afwijkende zoowel van de aangifte als van den ambtshalve opgelegden aanslag en van het advies van den inspecteur. De Raad is echter onbevoegd den aanslag, opgelegd aan hem, die geene aangifte heeft gedaan, te verlagen, tenzij de aangeslagene hebbe aangetoond dat de aanslag te hoog was. Bij de behandeling zijner zaak kan den aangeslagene worden toegestaan om zijne aangifte te verbeteren. Indien omtrent de juistheid der aangifte twijfel overblijft en bezwaar is tegen toepassing van het eerste lid van dit artikel, kan de Raad den aangeslagene, die bij zijne aangifte volhardt, uitnoodigen om die in de vergadering van den Raad door een der volgende verklaringen te bevestigen : „Ik verklaar dat het vermogen bij de aangifte, die hier voor mij ligt, te goeder trouw, naar mijn beste weten, zonder iets te verzwijgen is opgegeven, en dat de waarde van dat vermogen overeenkomstig de wet te goeder trouw, naar mijn beste weten, berekend is." „Ik verklaar dat ik te goeder trouw vermeen, dat ik geen vermogen had aan te geven, waarvoor naar de wet belasting verschuldigd is." Van de handeling wordt proces-verbaal opgemaakt, waarin de verklaring opgenomen en door den aangever onderteekend wördt. 46 Het proces-verbaal wordt door den voorzitter en de leden van den Raad onderteekend. In de bevestigde aangifte wordt berust. De aanslag van hem, die weigert of, daartoe opgeroepen, in gebreke blijft de verklaring af te leggen en te onderteekenen, wordt gehandhaafd. In geval van ziekte, afwezigheid buiten het Rijk of andere wettige reden van verhindering, kan de verklaring met toelating van den Minister van Financiën, krachtens eene bijzondere volmacht, worden afgelegd. Het verzoekschrift om toelating wordt door tusschenkomst van den voorzitter van den Raad aan den Minister gezonden. Op het persoonlijk of door een bijzonder daartoe gemachtigde opzettelijk afleggen eener valsche verklaring is de straf, bepaald bij art. 207, eerste en laatste lid, Wetboek van Strafrecht (1), van toepassing. 1. Deze wetsbepalingen luiden als volgt: Hij, die in de gevallen, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder eede vordert of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling of schriftelijk, opzettelijk een valsche verklaring onder eede aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Ontzetting van de in art. 28, no. 1—4 (a) vermelde rechten kan worden uitgesproken. (a) Dit zijn de volgende rechten : 1°. het bekleeden van ambten of van bepaalde ambten; 2°. het dienen bij de gewapende macht; 'ó°. het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen ; 4°. het zijn van raadsmaD of gerechtelijk bewindvoerder. Art. 34. De aanslag bij de uitspraak van den Raad vastgesteld of gehandhaafd, wordt verhoogd met: vijf en twintig ten honderd van de hoofdsom van den aanslag, indien de aangeslagene geene aangifte heeft gedaan; vijf en twintig ten honderd van de verhooging der belasting in hoofdsom, indien de aangifte te laag is gedaan. Artt. 35—37. Vervallen ingevolge art. 31 der wet van 19 Dec. 1914, Stbl. no. 564, Verz. no. 475. (Radenwet). Art. 38. Hij, die bezwaar heeft tegen de uitspraak van den inspecteur op een verzoekschrift krachtens art. 25 dezer wet ingediend, kan binnen dertig dagen, nadat hem die uitspraak is toegezonden, daarvan bij Ons in. beroep komen. Als datum van toezending geldt die der aanteekening per post of die van het gedagteekend ontvangbewijs, bedoeld bij art. 26, tweede lid. Door Ons wordt beslist, den Raad van State gehoord. Invordering. Art. 39. De aanslag in de belasting moet worden betaald, de helft vóór den eersten November, de wederhelft vóór den eersten April van het belastingjaar, beide helften, indien de aangeslagene het verlangt, in twee gedeelten. Aanslagen, die eerst na den lsten November van het belastingjaar 47 zijn opgelegd, moeten worden betaald vóór den lsten April van dat jaar. Desverkiezende kan de aangeslagene ook deze betaling in twee gedeelten doen. Zoodra een aangeslagene het Rijk metterwoon verlaat is zijn aanslag invorderbaar, onverminderd zijne aanspraak op ontheffing. Art. 40. Voor de betaling van belasting door middel van postwissels, kosteloos voor aangeslagenen, wonende buiten de gemeente waar het ontvangkantoor gevestigd is, worden door Ons regelen gesteld. De strook van den wissel, in overeenstemming met dezen ingevuld, door een ambtenaar der posterijen onderteekend en op de uitnoodiging tot betaling vastgehecht, geldt als bewijs van betaling. Art. 41. Indien de aangeslagene de verschuldigde belasting niet vóór of op den verschijndag aanzuivert, zendt de ontvanger hem eene gesloten waarschuwing om binnen drie dagen aan zijne verplichting tot betaling te voldoen. Indien op de waarschuwing de betaling niet volgt, doet de ontvanger hem eene gesloten aanmaning toekomen om binnen een nieuwen termijn van drie dagen het verschuldigde te betalen, onder mededeeling, dat hij anders daartoe zal worden gedwongen door het middel bij het volgend artikel bepaald. Art. 42. Tegen den aangeslagene die geen gevolg heeft gegeven aan de aanmaning bij het vorig artikel bedoeld, wordt door den ontvanger een dwangbevel uitgevaardigd, medebrengende het recht van parate executie. Het dwangbevel wordt executoir verklaard door den kantonrechter in wiens kanton het kantoor der successierechten is gevestigd. Het wordt beteekend en ten uitvoer gelegd op den voet en de wijze bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten aanzien van de tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten voorgeschreven. De tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan niet worden geschorst dan door een verzet met redenen bekleed. Het verzet wordt beteekend aan den ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd en moet op straffe van nietigheid bevatten keuze van domicilie binnen het arrondissement waarin het kantoor van ontvangst is gevestigd, en dagvaarding voor de rechtbank van dat arrondissement tegen een bepaalden rechtsdag, invallende binnen den veertienden dag na de beteekening der dagvaarding. De terugvordering van betaalde belasting heeft plaats bij dagvaarding van den Minister van Financiën voor de arrondissements-rechtbank tot welker gebied het ontvangkantoor behoort. De dagvaarding wordt beteekend aan den ontvanger van dit kantoor. Verzet en terugvordering kunnen niet het bedrag van den aanslag of de bepaling van het vermogen van den aangeslagene betreffen, noch gegrond zijn op het niet ontvangen van waarschuwing en aanmaning. De rechtsgedingen worden als summiere zaken behandeld. Art. 43. De belasting is verhaalbaar op de goederen van den aan-, geslagene, zoomede op die der vrouw, wier vermogen voor de regeling der belasting geacht is met dat van den aangeslagene één geheel uit te maken. 48 Art. 44. Bij overlijden van den aangeslagene zijn de erven in al hunne goederen'voor het niet aangezuiverde gedeelte van diens aanslag aansprakelijk, voor zoover schulden van den boedel van den aangeslagene ten hunnen laste komen. De vorderingen tot betaling en tot teruggaaf van belasting verjaren na verloop van twee jaar na de vaststelling van den aanslag. Art 45 Wij behouden Ons voor om in bijzondere gevallen vanwege dwaling of onwillig verzuim kwijtschelding, vermindering of teruggave van de hoofdsom en van de ingevolge art. 34 opgelegde verhooging te verleenen. Navordering van belasting. Art 45A. Wanneer den inspecteur na de vaststelling van een aanslag bliikt'van een grooter vermogen dan is aangegeven, of van een vermogensbestanddeel, dat niet of dat tot eene lagere waarde is aangegeven, deelt hii het feit waaruit hem dit is gebleken aan den belastingplichtige mede onder uitnoodiging om binnen een door hem, inspecteur,te bepalen termi n van ten minste eene maand, zoo mogelijk, op te helderen waarom het meerdere vermogen, het vermogensbestanddeel of de hoogere waarde van dat bestanddeel, voor de vermogensbelasting niet behoefde te worden aangegeven. , , , De bedoelde termijn kan door den inspecteur worden verlengd. Is de belastingplichtige overleden, dan wordt de mededeeling aan zijne erfgenamen gedaan. Zij wordt aan alle bekende erfgenamen, aan den executeur-testamentair of aan den bewindvoerder over de nalatenschap t0BijZde mededeeling ingevolge dit artikel wordt een afschrift der aangifte van den belastingplichtige overgelegd. Art 45B Wordt de gevraagde opheldering niet binnen den gestelden termnn gegeven, of kolt zij den inspecteur niet voldoende voor, dan slaTt Mj S bela'stingplichtii alsnog aan voor de belasting die door hem op grond van hetgeen hem gebleken is, in verband ™f.tejXtieTte ophelderingen, gelcht wordt te weinig van den belastingplichtige te ZljVoor dlzTnavordering wordt de machtiging van den bij art. 27 be- ^JS^SSfS^ mdien het verschil tusschen de vermoedef^wLde van het vermogen en die waarnaar de «edjbestaanden aanslag is geregeld, volgens het oordeel van dien naar slechts gering is. De verleende machtiging ge dt als bewijs, aai, do^oSSrifSn van art. 45A door den inspecteur zijn nageleefd en dat zij is aangevraagd na het verstrijken van den ingevolge dat artikel ^feÏÏechtTi een naderen aanslag op te leggen, vervalt bij het einde van de twaalfde maand op het belastingjaar volgende De in een naderen aanslag te begrijpen belasting wordt met het vier voud van haar bedrag verhoogd. * > ' ,mrlinn In geval van navordering over twee belastingjaren wordt de verhoo 49 ging slechts toegepast op één der bedragen die van den belastingplichtige te weinig zijn geheven, bij verschil op het grootste. Art 45C Bezwaren tegen een aanslag volgens het vorige artikel, moeten rechtstreeks bij den Raad van beroep worden ingebracht, op de wijze en binnen den termijn vermeld in het tweede en het laatste lid ^De^anskg wordt door den Raad gehandhaafd, vernietigd of opnieuw oferGffGlo.. De uitspraak van den Raad is met redenen omkleed. Artt. 33 en 34 zijn niet toepasselijk. Art 45D. De erfgenaam, executeur-testamentair of bewindvoerder die krachtens art. 46 in beroep komt, kan aanbieden hetzij terstond, hetzij in eene nadere vergadering van den Raad, de volgende verklaring af te leggen: L- . . , , Ik verklaar, dat ik niet weet noch vermoed, dat papieren behoorende tot'den boedel van N.N., na diens overlijden vernietigd of weggenomen zijn met het doel de bewijzen van te lage aangifte voor de vermogensbelasting te doen verdwijnen." Ik verklaar, dat ik de voorhanden papieren van dien boedel onderzocht heb en dat ik noch door dat onderzoek noch door eenige andere omstandigheid, van welken aard ook, weet of vermoed, dat N. N. de aangifte voor de vermogensbelasting over het jaar ... te laag gedaan heeft." i Pp" . j De Raad beslist of hij tot het afleggen van deze verklaring zal worden toegelaten. In bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den Raad, kan een ander dan hij die in beroep is gekomen, tot het afleggen der verklaring worden toegelaten. Van het afleggen der verklaring wordt proces-verbaal opgemaakt, waarin zij opgenomen en door hem die haar aflegde, onderteekend wordt. Het proces-verbaal wordt door den voorzitter en de leden van den Raad o n dGi*t g g kc n d • De aflegging der verklaring heeft ten gevolge, dat de aangifte van den belastingplichtige als juist wordt beschouwd. Op het opzettelijk afleggen eener valsche verklaring is de straf bepaald bij art. 207, eerste en laatste lid, Wetboek van Strafrecht (1), van toepassing. 1. Deze wetsbepalingen zijn opgenomen in aant. 1 op art. 33 hiervoor. Art. 45E. De aanslagen tot navordering van belasting zijn in eens invorderbaar twee maanden na de verzending van de uitnoodiging tot betaling. Voor een aanslag tot navordering van belasting zijn de erven, ook wanneer zij de nalatenschap van den belastingplichtige zuiver hebben aanvaard, niet verder aansprakelijk dan ieder tot het beloop van zijn erfdeel, na aftrek van zijn aandeel in de overige schulden, legaten en andere lasten. De bepaling van art. 45 is ook van toepassing op de in zoodanigen aanslag begrepen verhooging. 50 Art. 45F. Met de vaststelling van den aanslag bedoeld bij art. 45A, wordt gelijkgesteld het berusten in eene aangifte volgens het derde lid van art. 16. De inspecteur wordt geacht in zoodanige aangifte te hebben berust, wanneer vier maanden na hare ontvangst geen aanslag is opgelegd. Art. 45G. Met afwijking van het bepaalde bij art. 58 der wet op de registratie van 22 frimaire an VII (Bulletin des Lois no. 248) en art. 64 der wet op het recht van successie en van overgang bij overlijden van 13 Mei 1859 (Staatsblad no. 36) zijn de ambtenaren der registratie en der successierechten bevoegd, voor de toepassing der bepalingen van dit hoofdstuk, uittreksels uit hunne registers en afschriften van of uittreksels uit memorieën voor het recht van successie, rechtstreeks of door tusschenkomst van den inspecteur, uit te reiken aan hen die de bij art. 45A bedoelde mededeeling hebben ontvangen, en aan de Raden van beroep. Bijzondere bepalingen. Art. 46. Ieder erfgenaam, de executeur-testamentair of de bewindvoerder over de nalatenschap is bevoegd bezwaarschriften in te dienen en in beroep te komen omtrent den aanslag van een overledene, alsof hij zelf de aangeslagene ware. Art. 47. Het is aan ieder verboden om hetgeen hem uit hoofde van zijn hetzij tegenwoordig hetzij vroeger ambt, nopens den aanslag van een ingezetene in deze belasting of diens vermogen gebleken of medegedeeld is, verder bekend te maken dan voor de uitoefening van zijn ambt gevorderd wordt. Hij, die opzettelijk de bij het vorig lid opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden, met of zonder ontzetting van het recht om ambten te bekleeden. Hij, aan wiens schuld schending van die geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Geen vervolging wordt ingesteld dan op klachte van hem, ten aanzien van wien de geheimhouding is geschonden. Art. 48. Vervallen tengevolge art. 1 der wet van 11 Januari 1894, Stbl. no. 5.. . Art. 49. De stukken krachtens deze wet op te maken en uit te vaardigen, quitantiën van betaalde belasting, zoomede de processtukken, vonnissen en afschriften van vonnissen betreffende de toepassing van deze wet, daaronder begrepen, zijn vrij van zegel en worden, voor zoover aan de formaliteit van registratie onderworpen, kosteloos geregistreerd. Overgangs- en slotbepalingen. Art. 50. In afwachting van nadere wettelijke regeling worden op de vermogensbelasting geen opcenten ten behoeve van gemeenten of provinciën geheven. 51' Art. 51. Vervallen ingevolge art. 3 der wet van 15 Juli 1907, Stbl. no. 203, Verz. 1907, no. 101. Art 52 Onder vroegere belastingjaren worden in deze wet ook verstaan'tijdperken van twaalf maanden, beginnende 1 Mei en eindigende 30 April, voorafgegaan aan het tijdstip waarop deze wet in werking treedt. Art. 53. De wet van 22 Mei 1845 {Staatsblad no. 22) op de invordering van 's Rijks directe belastingen is niet van toepassing op de invordering van de vermogensbelasting. Art. 54. Deze wet treedt in werking den eersten Mei 1893. 57 Schattingscommissiën. Instelling van —. 57—65. — Bevoegdheden. 69—72, 74. Beroep tegen uitspraken van de —. 77, 78. Overleggen van valsche stukken aan —. 119. Schending der wet. 91, 18 R. Schuldvorderingen. 6, 10, 7 V, 8 V. Speculatie. 9. Spoorbedrijven. 27, 28, 55. Stichtingen. Belastingplicht. 1—3. Belastbaar bedrag. 23. — Bedrag der belasting. 39. Aangiften. 43, 44. — Plaats van den aanslag. 53—56 —i— Regeling van den aanslag. 69—72. Verstrekken van loonlijsten. 106, 119, 121. Invorderbaarheid der aanslagen. 114. Strafrechtelijke bepalingen. 117—127, 33 V, 45DV, 47 V. Tiend. 3 V, 7 V, Tijdelijk uitoefenen van een beroep of bedrijf. 2, 27, 30, 42, 55. Titel der wet. 132. Traktement. 7, 8, 10, 24, 36, 43,' 6 V. Trambedrijven. 27, 28, 55. Transactie. 126. 'Uitdeelingen. 6, 20—22, 52 ; zie ook U itkeeringen. Uitkeeringen, periodieke. 2, 4, 8, 19, 24, 55, 94, 95, 6 V, 8 V. — op geldschieting ,,en commandite". 6, 24. — wegens opstal of ander zakelijk recht. 2, 5, 10, 3 V, 7 V. — van polderkassen. 3 V. —; zie ook Uitdeelingen. Vacatiegelden. 7, 8 R ; zie ook Pre^ sentiegelden. Vennootschappen. Belastingplicht. 1—3. — Aandeelhouders van —. 7. — Belastbaar bedrag. 20—22, 26—30. — Vrijstelling van belasting. 35. — Bedrag der belasting. 39. — Aangiften. 43, 44, 47, 52. — Plaats van den aanslag. 53:—56 — Regeling van den aanslag. 69—72. Vennootschappen. Voorkoming van dubbele belasting. 100, 101. Overlegging van balansen, enz. 103, 119, 122. Overlegging van loonlijsten. 106, 119, 121. Invorderbaarheid der aanslagen. 114. Vereenigingen. Belastingplicht. 1—3. Leden van —. 7. — Winsten van —. 9. — Belastbaar bedrag. 20—22, 26—30. Bedrag der belasting. 39. Aangiften. 43, 44, 47, 52. — Plaats van den aanslag, 53—56. Regeling van den aanslag. 69—72. Voorkoming van dubbele belasting. 100, 101. Overlegging van balansen, enz. 103, 119, 122. Overlegging van loonlijsten. 106, 119, 121. Invorderbaarheid der aanslagen. 114. Verhooging van den aanslag inkomstenbelasting. 90—92. van den aanslag vermogensbelasting. 34 V. — van de nagevorderde belasting. 85, 45BV. — Kwijtschelding van de —. 110, 45, 45EV. Verjaring der belasting. 129, 44 V. Verkeerde toepassing der wet. 91, 18 R. Verklaring. Afleggen van een —. 81, 88, 118, 33 V, 45DV. Verlaten. Het Rijk metterwoon — 93, 129, 25 V, 39 V. Verliesrekening. 103. Verliezen. 17, 18. Vermindering van het belastbaar inkomen. 38,128. van belasting. 99. — van den aanslag, enz. 109,110, 45 V. Vermogen. Wat o. a. als — wordt beschouwd. 3 V. Vermogen der gehuwde vrouw. 4 V. — Wat niet onder — wordt begrepen. 6 V. Bepaling der waarde. 7—9 V. 59 Aanteekening van hetgeen is aangegeven voor de Inkomstenbelasting. Dienstjaar 1915/16 (ten dienste van binnen het Rijk wonende natuurlijke personen; zie hoofdstuk II> Opbrengst van onroerende goederen (art. 5) .... / ,, roerend kapitaal (art. 6) - „ onderneming en arbeid (art. 7) . . . w „ periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk (art. 8) '$T • • : Zuiver genoten uit op zich zelf staande werkzaamheden (art. 18) Totaal / Afgetrokken kosten, afschrijvingen, enz. (artt. 10 en 11) .... ƒ Afgetrokken volgens de artt. 17,18 en 19 - Totaal aftrek ƒ Blijft belastbaar inkomen / Afgetrokken voor 'V' . • kinderen (art. 38) .... - Blijft belastbaar bedrag ƒ Aanslag zonder opcenten (art. 37) . . ƒ 60 Dienstjaar 1916/17 (ten dienste vanbinnen het Rijk wonende natuurlijke personen; zie hoofdstuk II). Opbrengst van onroerende goederen (art. 5) .... / „ roerend kapitaal (art. 6) - jj ,, onderneming en arbeid (art. 7) . . . - ' | periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk (art. 8) - Zuiver genoten uit op zich zelf staande werkzaamheden (art. 18) . - Totaal / Afgetrokken kosten, afschrijvingen, enz. (artt. 10 en 11) .... ƒ Afgetrokken volgens ,de artt. 17, 18 en 19 - Totaal aftrek / Blijft belastbaar inkomen ƒ Afgetrokken voor . . . kinderen (art. 38) .... - Blijft belastbaar bedrag / Aanslag zonder opcenten (art. 37) . . ƒ 61 Dienstjaar 1917/18 (ten dienste van binnen het Rijk wonende natuurlijke personen; zie hoofdstuk II). Opbrengst van onroerende goederen (art. 5) .... / „ „ roerend kapitaal (art. 6) - ,, onderneming en arbeid (art. 7) . . . „ M periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk (art. 8) - Zuiver genoten uit op zich zelf staande werkzaamheden (art. 18) Totaal / Afgetrokken kosten, afschrijvingen, enz. (artt. 10 en 11) .... ƒ Afgetrokken volgens de artt. 17, 18 en 19 - Totaal aftrek ƒ Blijft belastbaar inkomen ƒ Afgetrokken voor . . . kinderen (art. 38) Blijft belastbaar bedrag / Aanslag zonder opcenten (art. 37) . . ƒ 62 Dienstjaar 1918/19 (ten dienste van binnenliet Rijk wonende natuurlijke personen j zie hoofdstuk II), Opbrengst van onroerende goederen (art. 5) . . • • / ,,. roerend kapitaal (art. 6) onderneming en arbeid (art. 7) . . • periodieke ondernemingen van het leven afhankelijk (art. 8) - Zuiver genoten uit op zich zelf staande werkzaam¬ heden (art. 18) . .; • • • Totaal / Afgetrokken kosten, afschrijvingen, enz. (artt. 10 en 11) ƒ Afgetrokken volgens de artt. 17, 18 en 19 - ■ ; - ■ Totaal aftrek / Blijft belastbaar inkomen / Afgetrokken voor . . . kinderen (art. 38) .. . . i ^ Blijft belastbaar bedrag ƒ Aanslag zonder opcenten (art. 37) . J' f Diénstjaar 1919/20 (ten dienste van binnen het Rijk wonende natuurlijke personen: zie hoofdstuk II). Opbrengst van onroerende goederen (art. 5) .... ƒ „ „ roerend kapitaal (art. 6) - „ ,, onderneming en arbeid (art. 7) . . . - ,. ,, periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk (art. 8) - Zuiver genoten uit op zich zelf staande werkzaamheden (art. 18) . - Totaal / Afgetrokken kosten, afschrijvingen, enz. (artt. 10 en 11) . . • . . / Afgetrokken volgens de artt. 17, 18 en 19 - Totaal aftrek ƒ Blijft belastbaar inkomen ƒ Afgetrokken voor . . . kinderen (art. 38) . . . . ■ - Blijft belastbaar bedrag / Aanslag zonder opcenten (art. 37) . . ƒ 64 Dienstjaar 1920/21 (ten dienste van binnen het Rijk wonende natuurlijke personen; zie hoofdstuk II). Opbrengst van onroerende goederen (art. 5) .... ƒ „ ,, roerend kapitaal (art. 6) - ,, ,, onderneming en arbeid (art. 7) . . . - „ ,, periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk (art. 8) - Zuiver genoten uit op zich zelf staande werkzaamheden (art. 18) - Totaal / Afgetrokken kosten, afschrijvingen, enz. (artt. 10 en 11) / Afgetrokken volgens de artt, 17,18 en 19 - Totaal aftrek / Blijft belastbaar inkomen ƒ Afgetrokken voor . . . kinderen (art. 38) . . . . - Blijft belastbaar bedrag ƒ Aanslag zonder opcenten (art. 37) . . ƒ TARIEF-INKOMSTENBELASTING. (Art. 37 der wet.) De belasting der natuurlijke personen bedraagt in hoofdsom bij een belastbare som van : f 650 tot beneden f 700 ... f 1,25 I f 4500 tot beneden f 4600 ... f 100 - 700 „ „ - 750 ... - 2 — - 4600 „ „ - 4700 ... - 103 - 750 „ „ - 800 ... - 2,75 - 4700 „ „ - 4800 ... - 106 - 800 „ „ - 850 ... - 3,50 - 4800 „ „ - 4900 ... - 109 - 850 „ „ - 900 ... - 4,25 - 4900 „ „ - 5000 ... - 112 - 900 „ „ - 950 ... - 5,— - 5000 „ „ - 51Ó0 ... - 115 - 950 „ „ - 1000 5,75 - 5100 „ „ - 5200 ... - 118 - 1000 „ „ - 1050 6,50 - 5200 „ „ - 5300 ... - 121 - 1050 „ „ - 1100 7,25 - 5300 „ „ - 5400 ... - 124 - 1100 „ „ - 1150 8,— - 5400 „ „ - 5500 ... - 127 - 1150 „ „ - 1200 8,75 - 5500 „ „ - 5600 ... - 130 - 1200 „ „ - 1250 9,50 - 5600 „ „ - 5700 ... - 133 - 1250 „ „ - 1300 10,25 - 5700 „ „ - 5800 ... - 136 - 1300 „ . „ - 1350 ... - 11 - 5800 „ „ - 5900 ... - 139 - 1350 „ „ - 1400 12 - 5900 „ „ - 6000 ... - 142 - 1400 „ „ - 1450 13 | - 6000 „ „ - 6100 ... - 145 - 1450 „ „ - 1500 14 - 6100 „ „ - 6200 ... - 148 - 1500 „ „ - 1600 15 - 6200 „ „ - 6300 ... - 151 - 1600 „ „ - 1700 . ... - 17 - 6300 „ „ - 6400 ... - 154 - 1700 „ „ - 1800 ... - 19 - 6400 „ „ - 6500 ... - 157 - 1800 „ „ - 1900 , . . - 21 - 6500 „ „ - 6600 ... - 160 - 1900 „ „ - 2000 23 - 6600 „ „ - 6700 ... - 163 - 2000 „ „ - 2100 ... - 25 - 6700 „ „ - 6800 ... - 166 - 2100 „ „ - 2200 ... - 28 - 6800 „ „ - 6900 ... - 169 - 2200 „ „ - 2300 31 - 6900 „ „ - 7000 ... - 172 - 2300 „ „ - 2400 34 - 7000 „ „ - 7100 ... - 175 - 2400 „ „ - 2500 ... - 37 - 7100 „ „ - 7200 ... - 178 - 2500 „ „ - 2600 40 - 7200 „ „ - 7300 ... - 181 - 2600 „ „ - 2700 43 - 7300 „ „ - 7400 ... - 184 - 2700 „ „ - 2800 46 - 7400 „ „ - 7500 ... - 187 - 2800 „ „ - 2900 ... - 49 - 7500 „ „ - 7600 ... - 190 - 2900 „ „ - 3000 52 - 7600 „ „ - 7700 ... - 193 - 3000 „ „ - 3100 55 - 7700 „ - „ - 7800 ... - 196 - 3100 „ „ - 3200 . . . - 58 - 7800 „ „ - 7900 . . . - 199 - 3200 „ „ - 3300 ... - 61 - 7900 „ „ - 8000 ... - 202 - 3300 „ „ - 3400 64 - 8000 „ „ - 8100 ... - 205 - 3400 „ „ - 3500 67 - 8100 „ „ - 8200 ... - 208 - 3500 „ „ - 3600 ... - 70 - 8200 „ „ - 8300.... - 211 - 3600 „ „ - 3700 ... - 73 - 8300 „ „ - 8400 . . . - 214 - 3700 „ „ - 3800 76 - 8400 „ „ - 8500 ... - 217 - 3800 „ „ - 3900 79 - 8500 „ „ - 8600 ... - 220 - 3900' „ „ - 4000 82 - 8600 „ „ - 8700 ... - 223 - 4000 „ „ - 4100 85. - 8700 „ „ - 8800 ... - 226 - 4100 „ „ - 4200 88 - 8800 „ „ - 8900 ... - 229 - 4200 „ „ - 4300 91 - 8900 „ „ - 9000 ... - 232 - 4300 „ „ - 4400 ... - 94 - 9000 „ „ - 9100 . . . - 235 - 4400 „ „ - 4500 97 I - 9100 „ „ - 9200 ... - 238 53 f 9200 tot beneden f 9300 ... f 241 f 14.700 tot beneden f 14.800 ... f 453 . 9300 - 9400 244 - 14.800 „ „ -14.900 ... - 457 - 9400 " " - 9500 ... - 247 - 14.900 „ „ - 15.000 ... - 461 - 9500 " " - 9600 250 - 15.000 „ „ - 15.100 ... - 465 - 9600 „ - 9700 253 - 15.100 „ „ - 15.200 ... - 469 - 9700 " - 9800 256 - 15.200 „ „ - 15.300 ... - 473 - 9800 " - 9900 ... - 259 - 15.300 „ „ - 15.400 ... - 477 - 9900 " - 1Q.000 ... - 262 .- 15.400 „ „ - 15.500 ... - 481 -10 000 " - 10.100 265 - 15.500 „ „ - 15.600 ... - 485 - 10100 " - 10.200 ... 269 - 15.600 „ „ - 15.700 ... - 489 10 200 " i ,1 • 10.300 273 - 15.700 „ „ - 15.800 ... - 493 - 10 300 „ - 10.400 ... - 277 - 15.800 „ „ - 15.900 ... - 497 - 10 400 „ - 10.500 281 - 15.900 „ „ - 16.000 ... - 501 - 10 500 „ - 10.600 ... - 285 -16.000 „ „ - 16.100 ... - 505 - 10 600 ■ „ - 10.700 ... - 289 - 16.100 „ „ - 16.200 ... - 509 - 10 700 , „ - 10.800 ... - 293 - 16.200 „ „ - 16.300 ... - 513 -10 800 , „ -10.900 297 - 16.300 „ „ - 16.400 ... - 517 - 10 900 X - 11,000 ... - 301 - 16.400 „ „ - 16.500 ... - 521 -11000 „ - 11.100 305 - 16.500 „ „ - 16.600 ... - 525 - 11 100 -11.200 309 - 16.600 „ „ - 16.700 ... - 529 - 11 200 " „ - 11.300 313 - 16.700 „ „ - 16.800 ... - 533 - 11.300 „ - 11.400 317 - 16.800 „ „ - 16.900 .... - 537 - 11.400 „ - 11.500 321 - 16.900 „ „ - 17.000 ... - 541 - 11 500 „ - 11.600 325 - 17.000 „ „ - 17.100 ... - 545 -11.600 „ „ - 11.700 329 - 17.100 „ „ - 17.200 ... - 549 - 11.700 „ „ - 11.800 333 - 17.200 „ „ - 17.300 ... - 553 - 11.800 „ „ - 11.900 ... - 337 - 17.300 „ „ - 17.400 ... - 557 - 11.900 , „ -12.000 ... - 341 - 17.400 „ „ - 17.500 ... - 561 - 12.000 , , -12.100 345 ( - 17.500 „ „ - 17.600 ... - 565 - 12.100 „ „ - 12.200 349 - 17.600 „ „ - 17.700 ... - 569 - 12.200 „ Z - 12.300 353 - 17.700 „ „ - 17.800 ... - 573 - 12.300 , I - 12.400 357 - 17.800 „ „ - 17.900 ... - 577 - 12.400 „ - 12.500 ... - 361 - 17.900 „ „ - 18.000 ... - 581 - 12.500 „ I - 12.600 . . .- 365 - 18.000 J fc - 18.100 ...-585 - 12.600 l - 12.700 ... - 369 - 18.100 „ „ - 18.200 ... - 589 - 12.700 „ 1 - 12.800 ... - 373 - 18.200 „ „ - 18.300 ... - 593 -12.800 ■ „ - 12.900 377 - 18.300 „ „ - 18.400 ... - 597 - 12.900 „ * -13.000 ... - 381 -18.400 „ „ -18.500 ... - 601 -13.000 „ „ - 13.100 385 - 18.500 „ „ -18.600 ... - 605 - 13.100 , -13.200 ... - 389 -18.600 „ „ - 18.700 ... - 609 - 13.200 „ „ - 13.300 ... - 393 - 18.700 „ „ - 18.800 ... - 613 - 13.300 „ , - 13.400 397 - 18.800 „ „ -18.900 ... - 617 -13.400 „ IJ -13.500 401 - 18.900 „ „ -19.000 ... - 621 - 13.500 „ ., -13.600 405 - 19.000 „ „ - 19.100 ... - 625 -13.600 „ „ - 13.700 ... - 409 - 19.100 „ „ -19.200 ... - 629 - 13.700 „ „ -13.800 ... - 413 - 19.200 „ „ - 19.300 ... - 633 - 13.800 ,, „ - 13.900 417 - 19.300 „ „ - 19.400 ... - 637 - 13.900 ,, „ -14.000 ... - 421 - 19.400 „ „ - 19.500 ... - 641 - 14.000 „ " Z - 14.100 ... - 425 - 19.500 „ „ -19.600 . . . - 645 - 14.100 „ * „ - 14.200 429 - 19.600 „ „ - 19.700 ... - 649 - 14.200 , ?4 „ - 14.300 ... - 433 - 19.700 „ „ - 19.800 ... - 653 - 14.300 „ t'; „ - 14.400 ... - 437 - 19.800 „ „ - 19.900 ... - 657 - 14.400 , M „ - 14.500 ... - 441 - 19.900 „ „ - 20.000 ... - 661 - 14.500 „ m „ -14.600 ... - 445 - 20.000 „ „ - 20.100 ... - 665 - 14.600 „ „ - 14.700 ... - 449 I Is de belastbare som f 20.000 of meer, dan is verschuldigd f 665 benevens f 5 voor elk geheel bedrag van f 100, waarmede zij de som van f 20.000 te boven gaat. ALPHABETISGH REGISTER, De cijfers zonder letter duiden de artikelen aan van de Wet op de Inkomstenbelasting 1914, die met R verwijzen naar de artikelen der Radenwet, die met V naar die der wet op de Vermogensbelasting. (45EV beteekent dus art. 45E van de wet op de Vermogensbelasting, zooals die luidt na de aanvulling bij de wet V. 1904—56). Aandeelen. Commanditaire vennootschappen op — ; zie Vennootschappen. — Aandeelbewijzen. 6, 20, 21, 34, 35, 7 V. Aangeteekende brieven. 76, 97, 116, 12 R, 16 R, 21 R, 28 R, 23 V, 26 V, 28 V. Aangifte. Uitreiking der aangiftebiljetten. 43—48, 15 V. - Invulling en inlevering der biljetten. 49—52, 16—19 V. Het nalaten der aangiften. 75, 80, 81, 21 V. — Het onjuist of onvolledig doen der aangiften. 117. Aanslag. Plaats van —. 53—56, 12 V. —— Schattingscommissiën. 57—65. Commissiën van —. 66—68. Regeling van den —. 69—72, 83, 91, 127, 21 V. Aanslag tot navordering. 83, 127, 45BV. —-— Verhoogde —. 91. — Herstel van onjuiste aanslagen. 109. Kwijtschelding van den —. 110, 45 V. — Regeling van den — in de vermogensbelasting. 13—23 V. Aanslagbiljetten. 54, 73, 87, 92, 113, 129, 23 V, 24 V, 40 V. E Aansprakelijkheid. 115, 44 V, 45 V. Aanvaarding van een dienstbetrekking. 15. Aanvang vaii belastingplichtigheid. 12, 19, 41, 42, 2 V. Advocaten. 13 R, 22 R. Afleggen van een verklaring. 81, 88, 118, 33 V, 45DV. Afschrijvingen. 10, 11. Ambt, ambtenaren. 2, 7, 8, 24, 25, 33, 55, 74, 95, 102. Arbeid. 4, 7, 9, 13, 21, 24. Arbeidsloon. 7, 10, 94, 106. Balans. 103, 119, 122, 9 V. Bediening. 2, 7. Bedrag der belasting. 37—39, 10 V. Bedrijven. 1—3, 5—7, 9—12, 23, 24, 33, 34, 42, 44, 46, 47, 55, 95, 104. Beklemming. 5. Belasting, op onroerende goederen rustende. 10. Bedrag der —. 37—39, 10 V. Voorkoming van dubbele —. 99—101. Belastingjaar. 40—42, 5 V. Belofte; zie Eedsaflegging. Beroep in cassatie. 18—25 R. Beroepen ; zie Bedrijven. Beroepschriften bij den Raad van beroep in te dienen. 79, 87, 90, 92, 111, 112, 10—12 R, 17 R, 26 R. bij de Koningin in te dienen. 38 V. in cassatie. 19—25 R, 27 R. Betrekking. 2, 7, 8, 102. Bevordering. 15. Bezwaarschriften. 111, 112, 24 V, 46 V . Bezwaren tegen de gemeente van aanslag. 54, 12 V. —— tegen den opgelegden aanslag. 73—81,24 V, 26—28 V, 32—34 V. -tegen den opgelegden aanslag tot navordering. 87, 127, 45 V. tegen de opgelegde verhooging van den aanslag. 92. tegen de uitspraak op een Verzoek om ontheffing. 98, 38 V. 55 Bijdragen voor pensioenen en fondsen. 10. Boeken. Inzage te verleenen van —. 70, 74, 75, 80, 81, 15 R. Valsche boeken. 119. Boekjaar. 13, 14, 20, 23, 28, 29. Bureaukosten voor de Raden van beroep. 8 R. Cassatie. Beroep in —. 18—25 R. Commanditaire vennootschappen; zie Vennootschappen. Commissarissen. 20. Commissiën van aanslag. Instelling van —. 66—68. Bevoegdheden. 69-—72, 74. Beroep tegen uitspraken van de —. 77, 78. —— Overleggen van valsche stukken aan —. 119. Concessionarissen. 20. Consuls. 33, 11 V. Coöperatieve vereenigingen; zie Vereenigingen. Coupons. Verzilvering van —. 10. Courtages. 29. Curateele. Onder — gestelden. 45, 112, 27 R, 12 V, 17 V. Deskundigen. 15 R. Diplomatieke vertegenwoordigers. 33. Dividenden. 6, 20—22. Dubbele belasting. Voorkoming van —. 99—101. Echtscheiding. 32, 4 V, 12 V. Eedsaflegging. 61, 6 R, 15 R. Effecten. 7 V. Erfpacht. 5, 3 V, 7 V. Gecommitteerden. 20. Geheimhouding. 61, 102, 108, 120, 32 V, 45GV, 47 V. Gehuwde belastingplichtigen. 31, 32, 4 V, 12 V, 16 V, 17 V, 43 V. Gelden. Tijdelijk niet belegde —. 16. Geldschieting „en commandite". 6, 24. Gemeente van aanslag. 53—56, 12 V. Gemeentebesturen; zie Inlichtingen.' Gereedschappen. 11. Gezanten, enz. 33. Griffierecht. 29 R. Grondrente. 5, 3 V, 7 V. • Honorarium. 7. Huisvesting. Verstrekking van —. 8, 19, 8 V. Huur. Vaste —. 5, 3 V, 7 V. Hypotheken. 6, 7 V. Inkomen. Wat als — wordt beschouwd. 4—8, 24, 26, 28—30. Wat niet als — wordt beschouwd. 9, 25. Bepaling van het zuiver bedrag, 10—19, 24—30. Inlichtingen. Verstrekken van — door gemeentebesturen. 105,13 V. Idem aan gemeentebesturen. 107. Invordering der inkomstenbelasting. 104, 114, 115, 123, 129. der vermogensbelasting. 39— 45 V, 45EV, 53 V. In werking treding der wetten. 133, 34 R, 54 V. Kalenderjaar. 13, 14, 18. Kapitaal. 4, 6, 11, 21, 22, 24, 29. Kinderen. Onderhoud en opvoeding. 9, 19, 8 V. Vermindering van belasting. 38, 44. —— Aangifte voor —. 45, 17 V. Indiening bezwaarschriften, enz. voor —. 112, 27 R. Gemeente van aanslag. 12 V. Kohieren. 107, 129. Kortingen. Pensioen —. 10. Kosten. Beroepskosten. 10,11, 25. Aanlegkosten. 28. Reis- en verblijfkosten. 8 R. Kosten der vergaderingen. 65, 68, 9 R. ■ Griffierechten. 29 R. Krankzinnigen. 12 V, 17 V ; zie ook Curateele. Kwijtschelding Van belasting. 110, 45 V. Lasten. 10, 7 V. * Levensonderhoud. Verstrekking van —. 8,19,8 V. Levensverzekering. 19, 6 V, 8 V. Liquidatie. 22, 52. Loonlijsten. 106, 119, 121. Lijfrenten. 8, 19, 128, 6 V, 8 V. Minderjarigen; zie Kinderen, Misdrijven. 124. Naamlooze vennootschappen; zie Vennootschappen. 56 Natuurlijke personen. Belastingplicht. 1—3, 1 V. Belastbaar bedrag. 4—19, 24, 25, 27—30, 2—9 V. —— Bedrag der belasting. 37, 38, 10 V. Aangiften. 43—51, 15—20 V. Plaats van den aanslag. 53— 56, 12 V. —— Regeling van den aanslag. 69— 72, 21 V. Ontheffingen. 93—98, 25 V. Voorkoming van dubbele belasting. 99, 101. Verstrekken van loonlijsten. 106, 119, 121. Invorderbaarheid der aanslagen. 114, 129, 39—45 V, 45EV. Navordering bij de inkomstenbelasting. 82—89, 91, 127. bij de vermogensbelasting. 45A— 45GV. Kwijtschelding van den aanslag tot navordering. 110, 45 V. Aansprakelijkheid der erfge- E namen. 115,45 V. Onderhoud van kinderen. 19, 8 V. Onderneming. 4, 7, 13, 24, 28, 94, 9 V. Onkosten. 10, 11, 25. Onroerende goederen. 2, 4—6, 10, 11, 24, 25, 32, 34, 43, 55, 3 V, 4 V, 7 V. Ontheffingen voor de inkomstenbelasting. 93—98, 109, 110. voor de vermogensbelasting. 25—27 V, 38 V, 45 V. Ontstaan van een bron van inkomen. 15, 25. Oprichters. 20. Opsporing van overtredingen. 125. Opstal. 5, 10, 3 V, 7 V. Opvoeding van kinderen. 19, 8 V. Overgangsbepalingen. 131, 33 R. Overledenen. Aangiften. 45, 17 V. Navordering. 82, 84, 88, 45AV. Ontheffing. 94. Indiening van bezwaar-, verzoek-, beroep- en vertoogschriften. 111, 112, 27 R, 46 V. Aansprakelijkheid der erfgenamen. 115, 44 V, 45 V. — Oproepingen en toezending van stukken. 26 R. Overtredingen. 124—126. Pensioenen. 8, 10, 19, 24, 36, 128, 6 V, 8 V. Periodieke uitkeeringen; zie Uitkeeringen. Personeele belasting. Wijziging der wet. 30 R. Plaats van aanslag. 53—56, 12 V. Pleidooien. 23. Premiën voor verzekering. 10, 19, 29, 8 V. Presentiegelden. 7, 65, 68; zie ook Vacatiegelden. Processen-verbaal van het afleggen eener verklaring. 81, 88, 33 V, 45DV. van bekeuring. 125. Procureur. 13 R. Provisiën. 29. Raadplegen van deskundigen. 15 R. Rabatten. 29. Raden van beroep. Instelling der —. 1—9 R. Indiening van beroepschriften bij 77—79, 87, 92, 98, 28 V. Behandeling der beroepschriften. 80, 81, 88, 10—17 R, 32— 34 V, 45CV. Afleggen van een valsche verklaring voor —. 118, 33 V, 45DV. Overleggen van valsche stukken aan —. 119. Beroep in cassatie. 19 R, 20 R. Verwijzing door den Hoogen Raad. 24 R, 25 R. Rechten op onroerende goederen'. 2, 5, 10, 34, 43, 3 V, 7 V. Regeling der aanslagen inkomstenbelasting. 69—72. vermogensbelasting. 20—23 V. Registratie. Vrijstelling van —recht. 116, 28 R, 49 V. Renten, als deel van het inkomen. 5, 6, 16. als vermogensbestanddeel. 3 V. , niet onder vermogen te be- • grijp611- 6 V. , in mindering van het inkomen te brengen. 10,19, 24, 25, 28. , in mindering van het vermogen te brengen. 8 V. , die niet in mindering mogen komen. 11. Roerend kapitaal. 4, 6, 24, 32, 7 V. Salarissen. 7, 43, 6 V. 58 Vermogensbelasting Navordering van —. 89. Wijziging der wet. 130, 31 R. Verplaatsing. 15. Verstrekking van levensonderhoud, huisvesting, enz. 8, 19, 8 V. van gegevens. 103—108, 13 V. Vertoogschriften. 11 R, 12 R, 14 R, 21 R,22R,27R. Verwijzing van het geding. 24 R, 25 R. Verzekeraars; zie Verzekeringmaatschappijen. Verzekeringmaatschappijen. Belastingplicht. 1—3. Winsten van —. 9. — Belastbaar bedrag. 20—22. Buitenlandsche —. 27, 29, 46, 55. Bedrag der belasting. 39. Aangiften. 43, 44, 46, 47, 52. —— Plaats van den aanslag. 53—56. : Regeling van den aanslag. 69—72. Voorkoming van dubbele belasting. 100, 101. Overlegging van balansen, enz. 103,119,122. —— Overlegging van loonlijsten. 106, 119, 121. Invorderbaarheid der aanslagen. 114. Verzoekschriften. 96—98, 111, 112, 22 R, 25—27 V, 38 V, 46 V. Vestigen. Zich binnen het Rijk metterwoon —. 93,1 V, 2 V. Vrijstellingen. Wat niet als uitoefening van een bedrijf of beroep binnen het Rijk wordt aangemerkt. 3. van belasting. 33—36, 11 V. , • van zegel- en registratierecht. 116, 28 R, 49 V. • Vrouw, gehuwde ; zie Gehuwde belastingplichtigen. Vruchtgenot. 5, 6, 94, 95, 3 V, 6 V, 25 V. Waardigheid. 2, 7. Wachtgelden. 8, 10, 24, 36, 128. Werkzaamheden. Op zich zelf staande —. 18. Winsten. Belastbaarheid der —. 7, 9, 20, 23. Verandering in de winstverdeeling. 14. Winstrekening. 103. Woning. Vrije —.7. Woonplaats. Personen zonder vaste —. 53, 104, 114, 123. Kiezen van —. 112, 27 R. Zegel. 116, 28 R, 49 V. 1