EEN EN ANDER OVER VRIJMETSELARIJ. DOOR Dr. R. R ö m e r. De baten, voortspruitende uit den verkoop dezer brochure, komen ten voordeele van de Louisastichting, het op¬ voedingsgesticht voor nagelaten kinde¬ ren van minvermogende Vrijmetselaren te 's Gravenhage. Uitgegeven voor rekening der loge „Deli" te Medan, EEN WOORD VOORAF. Deze brochure dankt haar ontstaan aan den wensch van eenige leden der loge „Deli" te Medan tot schrijver dezes gericht, om eene lezing aangaande de orde van Vrijmetselaren voor niet macons te willen houden, opdat daardoor de profaan een juister inzicht zoude kunnen krijgen van wat de Vrijmetselarij wil, wat deze is, en om tevens iets van die onnoedige geheimzinnigheid weg te nemen, waarin de maconnerie, ook nog in onze dagen, zich hult. Het doen verdwijnen van die geheimzinnigheid, het meer bekend maken van het ware streven en wezen onzer orde, het kennis maken met onze broederschap, zal voor velen een beletsel wegnemen om tot de onzen toe te treden. Menige goede kracht zal daardoor gewonnen kunnen worden, die^.w^gllicht uit onbekendheid met ons willen, de orde vermijdt. 1 Aan schrijver dezes was bij het samenstellen dezer brochure geen werk" bekend, dat voldoende aan alle eischen voldeed en voor zijne lezing geschikt was, toen hij na het voltooien van zijn manuscript, met groote waardeering kennis maakte met de brochure „Vrijmetselarij" van Br.-.. A. A. d. H, na diens voordrachten in het Dreütsch Wetenschappelijk Genootschap „Minerva" te Assen en in de loge „ Moed en Volharding" aldaar in October 1911 gehouden, in druk verschenen. Schrijver kon gelukkig nog eenige malen van genoemde brochure gebruik maken om er zijne voordracht mede op te sieren; het goede doel werd'hiermede zijns inziens bevorderd. Hij hoopt, dat de schrijver van „Vrijmetselarij" het hem dan ook niet al te euvel zal d —■ ■ —■ ■ 'j i' y"* § * zwakheid, en sterf liever dan haar te onteeren. / f / Verheug u, wanneer gij vader wordt, maar besef de ^ jj^j, belangrijkheid uwer roeping. Wees voor uw kind een trouwe beschermer. Zorg dat het u tot zijn tiende jaar vreest, dat het u tot zijn twintigste liefhebbe en dat het u tot zijn dood eerbied toedrage. Wees tot zijn tiende jaar zijn meester, tot zijn twintigste zijn vader, tot den dood zijn vriend. Denk steeds, om uw kind eerder goede grondbeginselen in te prenten, dan goede manieren te leeren. Het moet u eene verlichte rechtschapenheid en niet eene wufte behaagzucht verschuldigd zijn. Maak er eerder een eerlijk, dan een behendig mensch van. De man is de Kracht; de vrouw is de Schoonheid. Hij is de rede, die voorheerscht. Zij is de Wijsheid, die tempert. In ieder huis, waar de man genoegen schept in het bijzijn zijner vrouw, en de vrouw in het bijzijn van haar man, heerscht volkomen geluk. Bemin uw Vaderland en uw Vorst. Gehoorzaam aan de bestaande wetten". Men behoeft evenwel géén Vrijmetselaar te zijn, om deze denkbeelden te huldigen. Voorwaar, talrijk zijn dezulken die zich niet tot onze orde hebben aangesloten, niettegenstaande zij door hunne principes een sieraad daarvan zouden uitmaken. En waarom treden velen niet tot de orde toe? Bij sommige is het angst voor het geheimzinnige, dat de Vrijmetselarij aankleeft, waarom zij niet tot de orde zijn toegetreden, bij vele echter is het onbekendheid met het wezen der Vrijmetselarij, omdat deze zich helaas maar al te vaak in een geheel overbodigen sluier van geheimzinnigheid heeft meenen te moeten hullen; bij velen ook angst uit materieele overwegingen. — 26 — Het grootste „geheim" der Vrijmetselaarsorde is, het kan niet duidelijk genoeg herhaald worden, dat er voor hare leden onderling géén geheim bestaat! Vrijmetselarij zou zijn een geheim genootschap, zeggen onze bestrijders, waarin veel gedaan wordt, wat het licht schuwt, waar men misdaden tracht verborgen te houden, waar aanslagen tegen staat of kerk of bestaande maatschappelijke toestanden gesmeed worden, ja waar tallooze handelingen zouden plaats grijpen, die het daglicht niet zien mogen! Het wordt vaak aan de orde verweten, dat zij zich hullende in een waas van geheimzinnigheid, haar licht niet krachtig genoeg laat schijnen, het menschdom in zekeren zin moedwillig daarvan verstoken doet blijven. Men wete echter, dat de Vrijmetselarij er de voorkeur aan geeft om haar licht in gewijden kring te laten schijnen, en sléchte voor hen, die genoegzaam aanleg hebben om dat schijnsel op te vangen, om het daarna met meer vrucht in de buitenwereld te kunnen verbreiden. Br behoort als 't ware een bepaalde en reine stemming toe, een gelouterde sfeer, om daarin onze verheven kunst tot haar volle recht te doen komen. Deze en nog meerdere der hier aangehaalde verdachtmakingen heeft de Vrijmetselarij te verduren, zooals ik reeds aangaf. Het zachtst gestemd tegenover de Vrijmetselarij zijn wel zij, die zich er van afmaken door te zeggen, dat de Vrijmetselarij iets is van verouderden datum, dat er voor haar géén plaats meer is in onze hedendaagsche maatschappij, dat zij is, wat men noemt «hors du temps".—-Na het bovenstaande zal het u duidelijk zijn hoe zulk een denker zich de volmaaktheid, de evolutie der menschheid voorstelt Zoolang evenwel het volmaakte in onze oogen nog niet bereikt is, heeft de Vrijmetselarij onverminderd als voorheen haar volle bestaansrecht behouden, en blijft nog onaangetast waar, de omschrijving zooals Lessing die gaf in zijne „Gespraebe für Freimaurer", nl. „Die Freimaurerei ist — 27 — nichts Willkiirliches, nichts Entbehrliches, sondem etwas Nothwendiges, das in dem Wesen des Menschen und der bürgerlichen Gesellschaft gegründetist". Br.: A. 8. Carpentier Alting schildert het bestaansrecht onzer orde, ook in deze dagen, zoo treffend met de volgende woorden: „Te midden van de verbazend groote spraakverwarring onzer dagen moet de Broederschap der Vrijmetselaren het hoogste, het reinmenschelijke leven wekken en onderhouden, moet zij reeds in beginsel zijn, de menschheid bond der toekomst. Alles dringt naar een nieuwen bestaansvorm, daarom moeten wij onze grootheid zoeken in het brengen onzer beginselen in die zoekende, tobbende en twistende menschenwereld." Ik herhaal nog eens, zou het anders werkelijk mogelijk zijn, dat zoo tal van groote mannen, denkers, dichters, staatshoofden, uitblinkende vaderlandslievende, hoogstaande mannen met onaangevochten reputatie van trouw, zedelijkheid, eerlijkheid, dragers van onbesmette alom geëerde namen, zouden gevonden kunnen worden om deel uit te maken van dusdanige corporatie? Ik kom hierop nog terug, en zal u eenige namen van beroemde vrijmetselaren hieronder noemen. Leert oqk de geschiedenis der Vrijmetselarij niet duidelijk, dat. deze nooit in eenigerlei betrekking heeft gestaan tot geheime genootschappen, die eene omverwerping van bestaande kerkelijke of politieke toestanden beoogden ? En wat te denken van de, op niets gebaseerde beschuldiging, dat de Vrijmetselarij plannen zou smeden tegen godsdienst en kerk, speciaal tegen het Katholicisme, waartoe haar alle middelen dienstig zouden zijn ! Het is te duidelijk uit welke bron zulke lasterlijke aantijgingen voortspruiten, en met welke ongehoorde bedoeling. Evenals het begrip moederliefde niet te omschrijven valt, omdat dit een geheim is, niet in woorden te brengen, is zulks eveneens het geval met de Vrijmetselarij, de liefde van den macon voor zijne orde, voor een maconiek leven, zich openbarende in handel en wandel, in woord, geschrift en in daden, •tot welks oplossing van dat geheim de Vrijmetselaar nader — 28 — komt door wijsheid, alléén verkregen door zelfkennis, dewelke hem leert streven naar het Schoone, door de Kracht van Zelfbeheersching, dus Zelfveredeling, eene zelfkennis, die nimmer moge ontaarden in zelfverheffing! Waarom dan toch ook die onnoodige geheimzinnigheid, die hoewel veel minder dan vroeger, ook heden ten dage nog de Vrijmetselarij aankleeft, en waartegen te velde gegaan moet worden. In de eerste plaats geloof ik, dat zij het gevolg is van de tijdsomstandighéden onder welke de eerste Vrijmetselaarsvereenigingen werden opgericht. In ons land toch wordt reeds in 1519 gewag gemaakt van de maconieke corporatie in Amsterdam „het Vredendal" en van loges te Rotterdam, Brussel, Gend, Middelburg etc., derhalve in een tijd, dat gewetensvrijheid nog eene illusie was, en in welke door de Inquisitie met hare beschermers of volgelingen, terecht alle aanhangers eener verlichte leer te duchten hadden voor vervolging en materieele schade. Indien men leest van de duizenden en nogmaals duizenden, die door eene bloedige Inquisitie hun zucht naar gewetens- en gedachtenvrijheid met foltering, brandstapel, kerker of volslagen armoede moesten betalen, dan behoeft het geen verwondering te baren, dat de Vrijmetselaar dier dagen redenen te over had om zijne overtuiging niet publiek ten toon te stellen. , Hieruit zal wel tot op zekere hoogte eenige geheimzinnigheid te verklaren zijn, uit vroegere dagen dus overgebleven, die thans nog de Vrijmetselarij is blijven aankleven. De loge het Vredendal te Amsterdam bloeide van 1519 tot 1601, schijnt in 1735 aan de loge De la Paix (niet la Paix) den naam gegeven te hebben. Uit vele geschriften blijkt het, dat de Vrijmetselarij ziph reeds in de middeleeuwen ontwikkelde, dat zij ten slotte in de hervorming zoodanig is ingeweven, dat zij gerekend kan worden óf deze te heben voorbereidt, óf althans hare uitbreiding bevorderlijk te zijn geweest, (zooals Mr. v. Diggelen in de A.: Loge „Fides mutua" uitsprak) en waaraan de naam van Melanchton nauw verbonden is. — 30 — welk eene der oorzaken tevens vormt, dat Vrijmetselarij niet snel kan toenemen, stempelt onze orde niet tot een geheim genootschap, doch slechts tot een „besloten" gezelschap ! Bovendien bezit elk Vrijmetselaar het geheim der internationale herkenningsteekenen, der symboliek en ritualistiek. Wat deze laatsten aangaat is in verradersgeschriften reeds genoeg waars en verdichts daarover gepubliceerd, zoodat van een eigenlijk geheim toch moeielijk meer sprake zijn kan; niet evenwel is zulks het geval met de herkenningsteekenen, die zorgvuldig bewaard zijn gebleven. Reeds in 1730 ontstond het verradersgeschrift van Samuel Prichard „Masonry dissected", te Londen gepubliceerd, en in den loop der tijden door talrijke gephantaseerde mededeelingen gevolgd, hetzij uit de pen van eerlijk gemeende bestrijders, hetzij met al of niet edele bijbedoeling opgezet, waarbij vaak de waarheid als geheel overbodig ter zijde gesteld werd. Na het bovenstaande zult gij begrepen hebben, dat onze geheimen eigenlijk géén geheimen zijn en dat het slechts de internationale organisatie van onze orde is, die deze zoogenaamde „geheimen" noodig maakt, voor het groote publiek althans „Heisst mich nicht reden, heisst mich schweigen, Denn mein Geheimniss ist mir Pflicht; Ich möchte Dir mein ganzes Innre zeigen, Allein das Schicksal will es nicht", laat Goethe zijn Mignon, zoo toepasselijk op onze orde, zeggen. Het is u bekend, dat elk Vrijmetselaar ten allen tijde uit onze orde kan treden, doch daarbij verwacht zij, dat hij de zoogenaamde geheimen, die toch geenszins zijn persoonlijk eigendom zijn, doch aan de gansche orde toebehooren, onaangeroerd bewaart. Hij heeft zulks bovendien vdór zijne toetreding ernstig beloofd. De eenige, maar ook de eenige belofte, die de candidaatVnjmetselaar vóór zijne toelating tot onze orde aflegt zij is vervat in art. 23 der Statuten, dus niet geheim, en luidt 31 — „Ik beloof het doel der Vrijmetselarij naar vermogen, door woord, geschrift, daad en voorbeeld, in handel en wandel te zullen voorstaan. „Ik beloof gehoorzaamheid aan de Statuten en Reglementen en aan de besluiten van het Groot-Oosten. „Ik beloof geheimhouding omtrent de wijze van werken, de voimen, symbolen, herkenningsteekenen en al wat in maconnieke vergaderingen wordt behandeld." Evenmin als de vriend of echtgenoot het recht heeft, nadat hunne verhouding opgehouden heeft te bestaan, om intimiteiten wereldkundig te maken, welke gedurende die verhouding bestonden, heeft de eerlijke man het recht intiemere maconnieke zaken, na zijn uittreden uit de orde, publiek te maken. Gij zult thans ook minder verwonderd zijn, waarom de opname tot de orde eerst geschiedt, na behoorlijk onderzoek of de candidaat wel is een vrije man, ter goeder naam en faam bekend, die voldoende gevoel voor ethiek en altruïsme bezit, om met ons aan de verwezenlijking van het u thans bekende doel der Vrijmetselarij te kunnen medewerken, of hij genoeg vastheid van karakter bezit om alle aantijgingen tegen de orde, dus ook indirekt tegen hem gericht, met fierheid het hoofd te durven blijven bieden, en door zijn voorbeeld in de maatschappelijke samenleving, tot navolging op te wekken. Ook in onzen tijd is er grooter behoefte aan goede voorbeelden dan aan prachtige lessen, wijze vermaningen, aan welke laatste het volstrekt niet ontbreekt. (Maq. Scheurkalender 1912.) Niettegenstaande het derhalve voor den candidaat niet zonder ernstig onderzoek geschiedt, dat hij uitverkoren kan worden om in de orde te worden opgenomen, niettegenstaande er dus een soort selectie bestaat bij de opname, is het helaas niet altijd mogelijk geweest, het kaf geheel van het koren te scheiden. Het zijn juist deze elementen, die uit winstbejag of eigenbelang, met bijbedoelingen, derhalve met andere dan zuiver ethische en zelfverloochenende principes, toegang tot de orde hebben weten te krijgen, of ook wel — 32 — dezulke, die gedegenereerd zijnde, tot laakbare handelingen vervallen zijn, het zijn zij dus aan wie de Vrijmetselarij m eigenlijk ondanks hun zelve, slechts deceptie kon brengen; deze zijn het, die een gevaar voor den goeden naam onzer orde vormen. Men bedenke steeds, dat de Vrijmetselaarsorde bestaat uit mannen, die hoe goed hunne voornemens ook zijn, toch slechts menschen zijn, met menschelijke neigingen en opvattingen, feilbaar dus in hunne daden, een argument om deze afgedwaalden niet al te wreed te beschuldigen! Bij alle kritiek blijve de Vrijmetselaar in de eerste plaats mensch, en vervalle niet in de fout van zelfverblindheid; hij zij gedachtig aan den dichter, die uitroept: „Gij hebt den mensch ontleed, gepeild en alle kracht gemeten, Den heelen mensch doorvorscht, maar 't menschelijke vergeten." Allerminst gelooft de Vrijmetselaar, dat zijne orde zelf eene volmaakte instelling is, ik zei dat hierboven reeds, doch als de mensch alles verwerpt wat niet volmaakt is, dan houdt hij meteen op, naar het volmaakte te streven, dan is hij een dwaas, die met de handen in den schoot, laf en werkeloos zit te staren naar een betere toekomst, die er nimmer vanzelf zal komen. Meestal geven zij, ook door hun uittreden blijk, nimmer de maconieke idee te hebben begrepen, die toch verheven staat boven toestanden of gebruiken, en zeker boven personen. Uit deze overweging zou hoogstens het opzeggen verdedigbaar zijn van het lidmaatschap eener bepaalde werkplaats desnoods, doch niet van de orde zelve; bovendien behoort de Vrijmetselaar toch aan het geestelij kleven een véél hoogere plaats toe te kennen dan aan het stoffelijke. De Vrijmetselaar heeft nog zijne Idealen des levens behouden, en gelukkig, want hij die géén idealen gekend heeft, die ze niet heeft voelen groeien onder de zachte warmte des harten, die ze niet heeft zien ontluiken onder den adem zijner liefde, hij is een ongelukkige, want voor hem is het leven dof, eentonig. (Mac. Scheurt:. 1912.) — 34 — De vorm waaronder de Vrijmetselaar dien maconieken arbeid verricht, (zijn logeleven), wordt bij bepaalde ritualen omschreven, waarbij in de eene werkplaats meer dan in de andere, van internationale symboliek wordt gebruik gemaakt. Het is nu vooral vanwege die symboliek, dat de Vrijmetselaarsorde vaak wordt aangevallen, doch niet in het kibbelen over de waarde en de toepassing van symbolen, als anderszins, ligt de kracht der Vrijm., maar in gemeenschappelijk streven naar Waarheid en naar steeds toenemende, van zelfverheerlijking vrije, broederliefde (M. Sch. 1913) Het is een feit, dat hoe nieer de Vrijmetselaar studie maakt van zijne symbolen, het kennen bij hem liefhebben wordt. En moge wellicht tengevolge van onze moderne vereenvoudigingsbegrippen er wat van gemist kunnen worden, welnu met Lessing roept de Vrijmetselaar u toe: „Nun gibt nur mir die Liebe zu, den Unsinn will ich Euch erlassen". Hoe meer de Vrijmets. zich inwerkt in de diepere beteekenis der symboliek, hoe ruimer zijn blik op maconiek gebied wordt, hoe omvattender zijn kennis, hoe beter hij het dichter woord begrijpt, „Der Porscher fand nicht selten mehr, als' er zu finden wünschte". (Leasing) Sommigen trachten daarin een wapen te vinden bij hunne bestrijding der orde, en juist door die maconieke symboliek, het wezen der zaak verdraaiende, de Vrijmetselarij in een belachelijk licht te plaatsen, waarbij gelijk zoo vaak elders, de domme onontwikkelden, zij die niet het minste begrip van poëzie bij zich aanwezig weten, de gelederen onzer tegenstanders aanvullen, als evenzooveel onnoozelen die van ethische begrippen zich niet de flauwste voorstelling kunnen vormen. Maar al te vaak wordt de schettertrompet van den kermisgast gehouden voor zuivere muziek van reine accoorden! De symbolen en ritualen der Vrijmets. orde werden langen tijd van mond tot mond overgeleverd, en eerst later in — 35 — drukvorm bewaard. Van geheimhouding was derhalve ook hier geen sprake, en de vijanden der maconerie hebben dan ook weinig vermoed, dat zij door hunne openbaarmakingen eigenlijk aan de orde een dienst bewezen, door het bekend maken der ethische en humane grondbeginselen, waarop de maconerie is opgebouwd, en te ontdekken dat zij niets anders wil dan het Edele, het Wijze' en het Goede, bekend te maken dat zachtheid een der maconieke deugden is, welke haar sterkt en krachtig maakt: Denkt slechts aan het heerlijk versje van de Genestet, //Schoonste trek der schoone zielen, Liefste trek in 't liefst gelaat, Mannentrots en hartstocht knielen, Waar uw lieflijke adem gaat. Zachtheid is de kracht der zwakken Is haar scepter, is haar zwaard, 't Bloempje, dat een zucht zou knakken Buigt en beeft, doch blijft gespaard." De symbolen of zinnebeelden der Vrijmetselarij, zijn veelal ontleend aan den arbeid van het metselen, omdat de Vrijmetselarij zich zinnebeeldig voorstelt te bouwen aan den onzichtbaren, geestelijken Tempel der Toekomst, het heilige gebouw der meest ideale Humaniteit. De symboliek maakt de Vrijmetselarij toegankelijk voor alle denkenden van hooger en lager ontwikkeling. Zij biedt den lager ontwikkelden een vasten, gemakkelijk te bevatten grondslag aan, maar zij legt den meer ontwikkelden ook een zware verantwoordelijkheid op, zij dient het oog te houden op de enorme vorderingen der maatschappelijke wetenschappen. De Vrijmetselaar, franc macon, freemason, Freimaurer,' niet te verwarren met vrijen metselaar, den werkman vrij van alle aardsche en maatschappelijke banden, los en met anarchistische denkbeelden vaak bezield, de Vrijmetselaar heeft zich door zijn intellect weten te ontdoen van eiken knellenden band van geestesdwang en gewetensketening, hij helpt daarbij daadzakelijk met levende steenen aan den opbouw van het geestelijk huis, waarvan de Bijbel in 1 917 EEN EN ANDER OVER VRIJMETSELARIJ. DOOR Dr. R. Römer. De baten, voortspruitende uit den verkoop dezer brochure, komen ten voordeele van de Louisastichting, het opvoedingsgesticht voor nagelaten kinde¬ ren van minvermogende Vrijmetselaren te 's Gravenhage. F Uitgegeven voor rekening der loge „Deli" te Medan. 40 - 6 - als 't ware een kern van beschaving, van ontwikkeling, waarvan het innerlijke werken, den buitenstaander onbekend blijft. Doch verdient dat daardoor alleen reeds, de vijandschap der gemeenschap ? Toch wel niet, naar ik meen. Höevele wetenschappelijke vereenigingen van letterkundigen, phrlpsophischen of natuurkundigen aard, wijst elke beschaafde natie niet aan, waarin slechts na het oordeel der leden de nieuweling wordt opgenomen, ik herinner u slechts aan de talrijke universitaire instellingen, de Académie de France, Het Koninkl. Genootsch. v. Wetenschappen ten onzent, en zoovele andere, alle dus in bepaalden zin zuivere ekklectische vereenigingen, en zou dan juist deze selectie een wapen in de hand van den buitenstaander mogen worden ? Mij dunkt, hoogstens kan het hem onaangenaam aandoen, dat hij niet waardig gekeurd kan worden om als gelijkstaande met de leden dier corporaties te worden beschouwd; het gij' zijt gewogen maar te licht bevonden, behoeft den geringere niet tot schande te wezen, integendeel, het zij hem een prikkel om te streven naar het hoogere, dat edelere, en schoonere. Dat streven alléén reeds stempelt hem tot een verhevene boven zijne omgeving, en al bereikt hij dan ook niet het toppunt, (hoe weinigen zijn daartoe uitverkoren) .neemt zulks niet weg, dat hij alsdan toch wel degelijk ook zijn onmiskenbaar aandeel heeft gehad in den vooruitgang der beschaving, in de evolutie van ons geestelijk bestaan. Is het beoefenen van humaniteit in zijn edelste uiting, op zich zelf ook geen kunst? Waar het nu vaststaat, dat elke kunst ook wetenschap is, daar heeft iedere vereeniging van personen? die de kunst van menschenlijfde beoefenen, evenzeer recht van bestaan als de hierboven gememoreerde ge nootschappen. Door liefde "moet ge uw medemenschen dwingen, zoo te zijn, als ge hen gaarne hebt, want goedheid is de grootste macht op aarde. Vrijmetselarij is die kunst, die ware naastenliefde beoefent, en daaraan ontleent zij het recht, zich te plaatsea — 29 - En niettegenstaande vervolging, zoowel van de zijde der toenmaals oppermachtige Roomsche Kerk, van andere machtige confessioneele sekten en regeeringshoofden, kon toch na 1717 van uit Engeland, zooals ik hierboven aangaf, voor goed de Vrijmetselarij vasten voet op het continent van Europa verkrijgen, om daarna niet meer teruggedrongen te worden. Al "mogen de toestanden sinds dien zéér verbeterd zijn, al moge het begrip van vrijheid zich méér baan gebroken hebben, ook op geestelijk gebied, is toeh helaas nog lang in dezen niet volkomen bereikt, wat denkbaar is. Juist daarom is het nog maar al te vaak uit materieele overwegingen den Vrijmetselaar geboden, zijn lidmaatschap onzer orde geheim te houden.— Waar zijn maatschappelijke belangen dreigen op 't spel te staan, is het slechts zelden den mensch helaas gegeven, te kunnen volgen de inspraak van zijn hart, om uit een practisch oogpunt zijne geestelijke neigingen daar boven te kunnen stellen. Velen onzer geestverwanten zijn daartoe nog te afhankelijk in hunne positie; daardoor mag hen hun gedrag niet als zwakheid, als verzaking hunner principes iets worden aangewreven, waardoor anders hunne belangen en die voor wie ze te waken hebben, in gevaar zouden gebracht worden. Wordt door deze overweging als van zelf een soort van geheimzinnigheid op onze orde geladen, niet minder is die veroorzaakt door de inwendige organisatie der Vr. M. orde zelve, omdat die toch alle geestverwanten beschouwt als behoorende tot éénzelfde geestelijke familie als 't ware, waardoor zij steeds en overal van discretie en waardeering verzekerd zijn, een uitvloeisel dier organisatie dus. die den grondslag heeft gelegd tot een 'vasten band onder de Vrijmetselaren over het gansche aardoppervlak verspreid, en tot onze internationale corporatie. Wij zullen bovendien hieronder nog zien, dat het intieme karakter der maconieke bijeenkomsten er slechts door kan winnen, als de logearbeid een cachet van geheimhouding krijgt tegenover den buitenstaander; doch deze geheimhouding — 33 — De vraag ligt nu voor de hand, of de Vrijmetselaar zich hooger staande acht dan zijne omgeving ? Niets minder waar dan dat; op hem past zéér zeker het motto van het heerlijke boek van Ebers //Homo sum": «Homo sum, hu man i nihil a me alienum puto", of „Mensch bin ich, achte nichts was menschlich ist, mir fremd". Maar evenzeer getuigt elk Vrijmetselaar, die wat meer dafa oppervlakkige studie onzer orde gemaakt heeft van haar: „Ich möchte Dich nicht anders als Du bist, Und wenn ich WUsste, dass in Deiner Seele Ganz etwas andres noch sich rege". (Lessing). Hierboven reeds zei ik, dat de Vrijmetselarij is saamgesteld uit menschen, wien niets menschelijks vreemd is, en zonder dat ooit het woord van den Farizeeër: „Heer' ik dank u, dat ik niet ben als die anderen", over zijne lippen zal komen, geyoelt hij zich wel hooger in geestelijke eigenschappen dan menig. ander in zijne omgeving, doch evenzeer lager dan de méér gevorderden in de Koninklijke Kunst. Hij beseft dit, in alle bescheidenheid, omdat hij gevoelt dat de Maconieke Idee hoog is en rein, dat de Vrijmetselarij zich verheft boven het streven van velen, die in naam van het Hoogste zich niet ontzien, menschen en volken tegen elkaar op te zetten, deze verachten en vernederen. De Vrijmetselaar werkt ernstig en met volharding om de maconieke idee te leeren verstaan en begrijpen, vandaar dat bij hem de maconieke arbeid in de eerste plaats aan zich zelve behoort plaats te vinden, hetwelk ik hierboven reeds besprak. Hierdoor geeft de Vrijmetselaar reeds duidelijk te kennen dat hij nog onvolmaakt is, dat juist zijn zelfkennis hem nog verder moet voeren tot zedelijke volmaking en hij moet volharden in het aankweeken van Humaniteit. De plaats waar hij zulks leert beoefenen, buiten in het maatschappelijke, profane leven, zooals hij dat noemt, is voor den Vrijmetselaar de werkplaats of loge, waar het hoofddoel van eiken arbeid gericht is op beter en gelukkiger maken van het menschdom door gemeenschappelijken arbeid. — 36 — Petrus 2 en 5 gewag maakt, waar hij zegt: ,.zoo wordt gij ook zeiven als levende steenen gebouwd tot een huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn, door Jezus Christus". Het woord vrijmetselaar wordt helaas nog maar al te vaak door den profaan identiek aangenomen met een vrijheidsman in de slechte beteekenis van het woord. En toch is. niets minder waar. Gedachtig zij men aan het woord van onzen geestverwant Goethe: „Niemand ist mehr Skiave als der sich für frei halt ohne es zu sein, denn Niemand ist frei, der nicht über sich selbst Herr ist. Mancher wahnt sich frei- und siehet nicht die Bande, die ihn schnüren". Vrijheid is gehoorzaamheidt aan het hoogste in ons zei ven; slechts de waarheid kan iemand vrij maken. De symbolen vormen de internationale taal, welke tot elke poëtisch voelende ziel spreekt; zij hebben diepe beteekenis cn zijn van dichterlijke tint. Het is die internationale taal des gemoeds, verheven en luisterrijk, waardoor op uit-: nemende wijze nog een begrip tot de ziel weet door te dringen, waar geene levende taal dit zou vermogen!' Er behoort zekere studie en poëetischen zin toe, meer dan bij de groote meerderheid gevonden wordt, om de diepere beteekenis der maconieke symboliek te begrijpen, welke toch niets minder is dan de vertolking der edelste en reinste gedachte. Op den nieuweling maakt zij soms een vreemden indruk, dat is waar, doch alle vooringenomenheid verdwijnt weldra als men doordringt, tot de kennis er van, als men leert zich rekenschap te geven der zinrijk verborgen beteekenis. Men bedenke ook hier weer, dat de vorm niet' raakt het wezen der Vrijmetselarij. De wijze waarop de symboliek zich uit, de wijze waarop de zinnebeeldige handelingen verricht worden, het handboek derhalve voor de te volgen maconieke gebruiken, wordt het officieel vastgestelde Rituaal genoemd. Die gebruiken vormen den ethischen band die de V. M. M. der geheele aarde met elkaar verbindt en het mogelijk maakt, dat allen elkander verstaan en begrijpen. - 37 — ls het woord „broeder" waarmede de' Vrijmetselaren elkander in de werkplaats bij hun arbeid aanspreken niet de symbolieke uiting van groote sympathie, van te zijn leden eener zelfde familie, daarin door banden van liefde en trouw nauw verbonden ? Het zou vreeselijk wezen als broederliefde bij de Vrijmetselaars slechts een schoone klank werd. Zij toch vormt den grondtoon der Vrijmetselarij, die als een heerlijk, machtig lied meer en meer, naar zij hopen, de menschheid bezielen zal met liefde voor het goede. Hij, die niet van harte oprechte liefde gevoelt voor zijne medebbr. is zelf die broederliefde niet waard! (Mac. Scheurk. 1913) Is het gradenstelsel in onze orde niet een symboliek, dat jongeren sterkt en aanmoedigt op hun weg, en steunt in den strijd ? Het zou mij te ver voeren met u de geheele maconieke. symboliek te behandelen, het kan uitteraard niet in een gezelschap van anders denkenden, laat ik echter hopen ons niet vijandig, doch sympathiek 'gezinden, die weinig of'niets nog weten van de innerlijke waarde der maconieke orde. Wanneer ik u nog zeg, dat onze symboliek in hoofdzaak is genomen naar den bouw van Salomon's heerlijken tempel, dus dat de Vrijmetselaar bouwt aan den Tempel der Toekomst, die arbeidt aan het geluk der menschheid, aan dien tempel, waarin de wierook zal branden voor Waarheid en Licht, voor Liefde en Leven, waarin de vijanden van het menschdom niet zullen binnensluipen doch van hare poorten verre gehouden, • waarin ook wel degelijk plaats is voor den Bijbel, onvergelijkelijk schoon als een brokstuk der menschelijke wordingsgeschiedenis, het symbool der eeuwige waarheid, dan zal ik het aan uw eigen oordeel overlaten te beslissen of zulk een gewijde plaats, onze Loge, ooit het terrein zou kunnen zijn van misdaad, uitspatting, of welke handeling ook, die het licht zoude schuwen! De eer en den naam van die talrijke hoogstaande figuren in de geschiedenis en van heden ten dage, sijn er uit zich zelf al borg voor, dat zulke — 38 — lasterlijke aantijgingen het best met een verachtelijk stilzwijgen beantwoord worden. Onder velen der Vrijmetselaren noem ik u slechts: Voltaire, Franklin, de dichters Richter, Lessing, Goethe, Joseph Haydn (Stabat mater — Schöpfung), George Washington, Blücher, Herder, Cambaeères, Bernadotte, Helmers, Walter Scott, Garibaldi, Joh. Zschokke, Lincoln, Jacob v. Lennep, Garfield, Vosmaer, Frederik de Groote, Schiller, Wagner, Mozart, vele vorsten o. a. onze Koning Willem III, Prins Frederik der Nederlanden en zoovele anderen, over de geheele beschaafde wereld verspreide grooten van alle rangen en stand in kunst, of wetenschap, van de meest uiteenloopende staatkundige, philosoph. of godsdienstige overtuiging. Alle deze Vrijmetselaren bouwden, symboliek gesproken, aan den zinnebeeldigen tempel der Toekomst, waarmede zij tevens te kennen gaven hun innig vertrouwen, in hetgeen na ons komen zal. „In 't Verleden ligt het rieden In het Nu wat worden zal." Hierboven zeide ik reeds, dat het vrij moeielijk is om als nieuweling in de orde van Vrijmetselaren te worden opgenomen, en daardoor is uitteraard het aantal leden betrekkelijk klein gebleven ; veelal tengevolge van onbekendheid bij velen met het doel der orde, groeit het aantal leden, hoewel gestadig, toch zéér gering. Daarbij komt nog, dat de Vrijmetselaar geen propaganda maakt, omdat het innerlijke wezen en de aandrang tot toetreden te zeer pen zaak van gemoed en gevoel is. De Vrijmetselaar werkt in stilte, hetwelk nimmer beteekent in het geheim, doch stelt zich niet op aan de hoeken der straten om, als een ware marktschreeuwer gelijk, zijn waar te gaan aanpreeken. Door deze teruggetrokkenheid blijft de orde onnoodig onbekend, en zal dat noodzakelijk op haar ledental van invloed zijn, doch daar staat het feit tegenover, dat de weinige toetreders ernstige, degelijke mannen zijn, die eerst na lang nadenken hun besluit om Vrijmetselaar te worden genomen hebben, iets waardoor — 39 — het innerlijk gehalte der Broederschap slechts winnen kan. Het is namelijk de orde niet te doen om quantiteit, doch wel om quaHteit. Regelrecht gaat de Vrijmetselaar op zijn ideaal doel af zonder schroom, zonder angstvalligheid, zonder overdrijving, want hij kent zeer goed de waarde van het dichterwoord: „Der Schwarmer thut oft sehr richtige Blicke in die Zukunft, aber er kann diese Zukunft nur nicht.abwarten. Er wünscht, dass diese Zukunft beschleunigt werde, wünscht das diese durch ihn beschleunigt werde, wozu die Natur sich Jahrtausende nimmt, soll in dem Augenblicke seines Daseins schon reifen. Denn was hat er schliesslich daran, wenn das, was er für das Bessere erkennt, nicht noch bei seinen Lebzeiten das Bessere wird." (Lessing) Wie moet Vrijmetselaar worden, wie kan nu een goed Vrijmetselaar zijn ? Het antwoord op deze vraag, is na het hierboven behandelde niet moeilijk te geven, In de eerste plaats behoort de candidaatvrijmetselaar te zijn een .vrij man naar den geest, meerderjarig, van onbesproken en onberispelijk zedelijk gedrag en levenswandel, oprecht en waarheidslievend, algemeen ontwikkeld en beschaafd, iemand van ernstige levensopvatting en krachtig karakter, een man in staat om in eigen levensonderhoud te voorzien, dus van betrekkelijk onafhankelijke maatschappelijke positie, hetwelk gedeeltelijk hierboven reeds gezegd werd. De Vrijmetselaar moet vóór alles zijn, een man van Karakter, want een man met veel geest heeft toch weinig werkelijke waarde, indien zich aan dien geest niet een edel, zachtmoedig karakter paart. De candidaat Vrijmetselaar bedenke, hoe moeielijk het is, te beoefenen de Koninklijke Kunst, hoe moeielijk het is om steeds in gedachten en daad, wijs, krachtig en schoon te zijn, dat is om voor zich en voor zijnen medemensch steeds goed te zijn ! — 40 — Hij kan een goed Vrijmetselaar worden, die warme sympathie gevoelt voor een streven en werken, dat ver boven confessioneelen partijhaat zich verheven acht, voor een arbeid welke gegrondvest is op den bodem van het rein menschelijke, en met een innig vertrouwen bouwt op de reinheid van het bovenaangegeven maconiek Ideaal. Hij wete daarbij wel dat hij daardoor tevens de verplichting op zich neemt, om ten allen tijde en overal, naar de verwezenlijking der maconieke ideën te streven, hetzij individueel of collectief, hetzij in de afzonderlijke werkplaats, hetzij in tal van profane vereenigingen of genootschappen als lid, die hetzelfde doel als de Vrijmetselaar najagen; desnoods neme hij zelf daartoe het initiatief. Waar dergelijke vereenigingen niet bestaan, ligt het op den weg der Vrijmetselaren te trachten ze op te richten. Overigens rekent iedere Vrijmetselaar het zich tot plicht, zooveel in zijn vermogen is, zoowel door woord als door daad, bij te dragen tot de opheffing van geestelijk, zedelijk en stoffelijk misdeeldden. (Vrijmetselarij 1. c.) De nieuweling make zich met het denkbeeld vertrouwd, dat de orde geene scheidsmuren in haar wezen kent, daar zij slechts vraagt, wie zijt gij, en wat hebt gij gedaan om uzelf of anderen beter te maken en gelukkiger in den strijd voor het Ware, het Goede en Schoone.—Lessing drukte deze idee zeer duidelijk uit met de volgende voorden; de Vrijmetselaarij is een genootschap, waarin gelijkgezinde menschen weer vereenigd worden, die door de maatschappelijke scheidsmuren van elkaar vervreemd zijn. Een goed Vrijmetselaar kan derhalve slechts hij zijn, die bezield is met liefde voor wijsheid, gelijkheid en broederschap in de hoogere beteekenis, die recht en openhartig zijne meening durft verkondigen doch niettemin met eerbiediging van die. van anderen, wier oprechtheid, ernst en kennis boven alle verdenking staan. Zoowel in de maconieke bijeenkomsten als daarbuiten, moet hij tegenspraak en beoordeeling kunnen verdragen, gedachtig, dat „du choc des opinions jaUlit la vérité," waar het ten slotte toch alleen — 41 — omgaat, zoodat bij al zijne handelingen persoonlijk belang terug gedrongen wordt. De Vrijmetselaar moet zich boven het dogma kunnen stellen, doch. elke eerlijke overtuiging eerbiedigen, uit welke wij8geerige bespiegelingen ze ook geboren zijn; alléén op zedelijk gebied transigeert de Vrijmetselaar niet; hij moet zijn een rechtschapen man, bezittend zulk een graad van ontwikkeling, dat deze hem in staat stelt zich rekenschap te geven van zijne overtuiging, hij behoort de waarheid te dienen uit liefde daartoe, zoodat de Vrijmetselaar door zijn voorbeeld geschikt is, om de maconieke beginselen in het maatschappelijk leven te propageeren. Het is daarom, dat de orde van eiken Vrijmetselaar een ernstige overtuiging eischt, een-streven naar steeds hoogere ontwikkeling en volkomen toewijding, tot volmaking van het menschdom. Daar het doel der Vrijmetselarij o. a. is, het bestrijden van onkunde en ongeloof, van de oorzaken van armoede en maatschappelijke gebreken, zoowel als het medewerken tot de vorming eener ernstige levensbeschouwing op den grondslag van eene deugdelijke moraal, derhalve niets anders gelijk wij zagen, dan zedelijke veredeling en geestelijke ontwikkeling, behoort de aanstaande Vrijmetselaar zich dientengevolge te kunnen vrijmaken van de boeien der vooroordeelen van alle gevoelens van lage zinnelijkheid, bovenal van die der zelfzucht. Indien het den aanstaanden Vrijmetselaar géén behoefte en ernst is, dit u bekende doel de Vrijmetselarij nader in vervulling te brengen, zoo zal het lidmaatschap voor hem geen nut kunnen hebben. Is het met zijne opvattingen en beschouwingen niet vereenigbaar om het onderscheid te vergeten, dat het burgerlijk leven tusschen de afzonderlijke personen naar verhouding van hun stand, vermogen, kundigheden en kerkelijke belijdens vormt, zoo zal hij zich nimmer bij Vrijmetselaren kunnen thuis gevoelen, want het profane leven, buiten den tempel, zal hem te vele teleurstellingen brengen. — 42 — De opname in den Bond van Vrijmetselaren wordt na een ernstig onderzoek, naar algemeen voorgeschreven bepaalde en met de plechtigheid passende gebruiken voltrokken. Hieraan heeft elk en candidaat zich' te onderwerpen; deze opname echter gaat evenwel met niets gepaard, wat de welvoegelijkheid en de waarde van den mensch in het minste kan kwetsen. Opdat de candidaat Vrijmetselaar ten volle de consequenties zijner opname wete, worden hem vooraf verschillende vragen gesteld o. a. of zijn toetreden ookgeschiedt na rijp beraad, of dit plaats heeft met medeweten en toestemming zijner echtgenoote, ouders of verloofde.of hij zich wel bewust is, dat zijn lidmaatschap hem nimmer stoffelijk voordeel zal brengen, ja zelfs wellicht nadeel, doordat hij in de maatschappij vaak met vijanden onzer orde in aanraking zal moeten komen, of hij vastheid van karakter genoeg bezit om overal aan de orde zijne krachtige medewerking te blijven verleenen, en dergelijke meer, maar vooral of hij een rotsvast geloof heeft in de evolutie ten goede van het menschdom. De plechtige installatie is een moment, dat ieder nieuw Vrijmetselaar en hem, die haar bijwoont altijd bijblijft; zij heeft met eenige symbolieke handelingen plaats, waarbij alles er op ingericht is, om den candidaat de waarde en den ernst van zijn besluit te doen gevoelen, en om hem duidelijk te maken, wat de Vrijmetselarij beoogt, en welke plaats hijzelve thans begint in te nemen in die broederschap, die volmaking nastreeft van den mensch, te beginnen bij hemzelve. Het is laster, dat eenige handeling welke dan ook, bij zulk eene plechtige installatie zoude verricht worden die in strijd ware met de verheven beginselen onzer orde, ot daden waarover de nieuweling of iemand der aanwezigen zich zouden behoeven te schamen. Hoe een Vrijmetselaar ook over sommige punten in de Vrijmetselarij moge oordeelen, dit eene zult gij bij een ieder ontmoeten, dat hij zich steeds, altijd en overal met een gevoel van heerlijke voldoening het uur zijner installatie, de opneming in onzen bond, herinnert. — 43 — De volgende vraag, die ik ten slotte nog met u behandelen wil is deze, hoe is het werken der Vrijmetselarij ? Laat ik vooraf opmerken dat ieder Vrijmetselaar vooreerst werkt in zijnen kring individueel, elke loge in hare omgeving, en de geheele Vrijmetselarij als resultante van alle krachten in de sociale beweging. In de eerste plaats tracht de Vrijmetselarij op hierboven reeds aangegeven wijze hare volgelingen geschikt te maken voor de taak, die een ieder in het leven heeft te vervullen; deze leerschool voor het leven vindt de Vrijmetselaar in de loge of werkplaats, gelijk wij zagen — Loge is de naam zoowel van eene plaatselijke vereeniging van Vrijmetselaren als van het gebouw, waar de Vrijmetselaren tot gezamenlijken arbeid te samen komen. „De Loge is voor den Vrijmetselaar eene gewijde plaats. Hij komt daar, onttrokken aan het gewoel der buitenwereld, samen met. gelijkgezinden, van wie hij overtuigd is, dat zij van goeden wille zijn om in eenzelfde richting samen te werken tot het doel, door de Orde gesteld. Hij vindt er eene .zwakke afspiegeling van de maatschappij, zooals hij zich dien in idealen vorm denkt — eene maatschappij, gedragen door de idee: vrijheid, gelijkheid en broederschap — vrijheid van gedachten en van geweten; gelijkheid van allen voor de wet, in het gemeenschappelijk recht van iedereen en van allen om hunne geestelijke, lichamelijke en stoffelijke krachten te verhoogen en ten bate van anderen aan te wenden; broederschap als de uitdrukking en de vrucht van ware menschenliefde, die gevoed wordt door het gevoel van het goddelijke, dat in ieder menschenhart leeft. Verschil in stand, geboorte, nationaliteit, bezit, godsdienst en politieke overtuiging wordt in de loge niet erkend; men beoordeelt er den mensch niet naar het uiterlijke, maar alleen naar zijn innerlijk wezen." (Vrijmetselarij A. A. deH.l.c.) Hij vindt dus in de Loge mannen van de meest verschillende standen en elementen en het zou derhalve niet onmogelijk zijn aldaar iemand aan te treffen, die hij vijandig gezind was of meende zijne achting te moeten ontzeggen. Dan - 44 — moet hij zich het principe waarop onze orde gebaseert is, die van Broederliefde, voor den geest halen en overwegen dat de Vrijmetselarij is de Broederschap van Eendracht, Verdraagzaamheid en Toewijding. Verstandig nadenken zal hem de overtuiging kunnen schenken, dat in de eerste plaats de orde niet in staat is zich voor alle misgrepen te wachten, maar tweedens schrijft die zelfde Broederliefde hem voor, om in zulk een man niet den broeder te milskennen en bovenal dat het gemeenschappellijk doel, geestelijk en ideaal, dat zij samen toch ook najagen,'alleen door wederzijdsche liefde mogelijk is. Het is dan voor den Vrijmetselaar een nuttige gelegenheid te toonen, dat hij kracht genoeg bezit en goeden wil, om een afgedwaalde op het pad terug te leiden, dat tot volmaking voeren aal, om den verdoolden met geduld te verdragen en zonder hem in zijn gevoel van mindere voortreffelijkheid te willen treffen, terug te brengen door verdraagzaamheid, vergevensgezindheid en toewijding. Beter dan ergens elders zal zachtmoedigheid in ons oordeel in de loge kunnen plaats hebben en daardoor gemakkelijker de baan kunnen geëffend, worden, die hem op het hellend vlak der ondeugd heeft gevoerd, zal toewijding aan onze ernstige principes het mogelijk maken om een betere verstandhouding, eea edeler houding in 't leven te roepen. De motieven voor zijn fout zullen humaner overwogen worden, wellicht in aanmerking genomen, allerlei, voor de profane* wereld onbekende omstandigheden die tot zijn verontschuldiging kunnen bijdragen; hem zal gerecht worden op reiner geestelijke gronden dan in de buitenwereld. En waar veroordeeling zijn deel zal moeten wezen zal hem tegelijk de broederhand den weg tot verbetering aanwijzen, en heeft hij slechts de uitgestoken hand tot steun aan te nemen, die zal trachten hem te helpen, te schragen, te raden en vóór te gaan. Dan hebben, met hem,, wij allen weer geleerd; wij hebben allen weer beseft de kracht, die kan uitgaan van de loge, de intieme leerschool die wij daar vinden, om het'woord — 45 — van den dichter nog eens te herhalen, duidende op de Vrijmetselarij: „Alle menschen werden Briider! Wo Dein Sanfter Atem weilt." „In dezen intiemen kring, in de loge, waar iedere Vrijmetselaar als broeder wordt beschouwd, behandelt hij — behalve de huishoudelijke aangelegenheden der Orde — in eerste plaats onderwerpen; welke de strekking hebben de aanwezigen te doordringen van het wezen der Vrijmetselarij; hen te leiden op den weg der zelfkennis en der zelfbeheersching; hen op te wekken tot persoonlijke toewijding om de zedelijke en stoffelijke ellende te doen plaats maken voor stoffelijk en zedelijk welzijn. Komt déze arbeid in het bijzonder het individu ten goede, met het oog op een ieders roeping in de maatschappij, worden, voorgelicht door de het meest ter zake kundigen, voorts vraagstukken aan -de orde gesteld, van welken aard ook, waarvan de overweging of de oplossing invloed kan uitoefenen op 's menschen geluk. Is het te verwonderen, dat in de Loge, waar men, niet het minst in zedelijken zin, door onderlinge gedachtenwi&seling elkander zoekt te ontwikkelen, waar dus ieder zijne denkbeelden en gedachten vrijelijk moet kunnen uiten, zulks in de overtuiging te kunnen rekenen op geheimhouding, belangstelling, welwillendheid, moreelen steun, zoo noodig op broederlijke terechtwijzing—■, is het niet natuurlijk, dat hier angstvallig wordt gewaakt tegen onbescheiden indringers? Niémand zal toch het heiligste in zijn gemoed open stellen voor den eerste den beste; niemand zal toch, zoekende en strevende, maar ook struikelende en vallende, getuigen van de straat roepen om zijne triomfen mede te vieren of bij zijne nederlagen tegenwoordig te. zijn ? Daarom dan ook, laten de Vrijmetselaren in hunne Loges alleen toe, mede-vrijmetse}aren; het feit, dat zij dezen als zoodanig kennen, biedt hen tevens den waarborg, dat zij uitsluitend met mede-broeders samen zijn, van welk deel der aarde overigens deze mochten komen. Om het binnendringen van onbevoegden te voorkomen, 46 — moeten onbekenden, die zich mochten aanmelden om eene logevergadering bij te wonen, zich kunnen legitimeeren; daartoe hebben de Vrijmetselaren enkele teekens, — herkenningsteekens — en woorden, die over de geheele beschaafde wereld toegang verleenen tot maeonnieke bijeenkomsten. Die teekens en woorden vormen wat men in het gewone leven de „geheimen" zou kunnen noemen, daar de geheimhouding daarvan, evenals van het verhandelde op de vergaderingen, verplichtend is". (Vrijmetselarij A. A. d. H. l.c.) Het universeele karakter der orde blijft zooveel mogelijk in de loge gehandhaafd, en overal waar eene loge bestaat vindt elk vrijmetselaar, tot welke kleur, rang, stand of nationaliteit hij hehoort, gastvrijheid in een kring van medebroeders. Hij herkent daar in alle loges, over het geheele aardoppervlak verspreid, hetzelfde rituaal, dezelfde zegswijzen, dezelfde herkenningsteekenen, den zelfden aard van arbeid. Hij vindt in elke loge terug een werken aan den maatschappelijken vooruitgang, een beoefenen dei philantropie in den meest verheven zin, hetzij individueel of gemeenschappelijk De volkomen vrijheid van ieders persoonlijke overtuiging verbiedt aan de loges, zich met militante politiek te bemoeien, opdat geene verwijdering door partijstrijd veroorzaakt worde, want de loge stelt zich boven de partijen en richt zich alleen naar het welzijn der menschen, en wel boven politiek en kerkgenootschap, welke zij beschouwt in het licht der Kede. Er wordt niet gevraagd naar iemands politieke of godsdienstige meening, omdat daaruit te moeielijk een besluit valt te trekken over iemands rechtschapenheid en eerlijkheid; bovendien kunnen des menschen goede eigenschappen toch moeielijk als een gevolg van religieuze overtuiging alléén opgevat worden. En moge wellicht de arbeid in de loge aan sommigen teleurstelling brengen, géén vrijmetselaar zal het kunnen ontkennen, dat hij in de loge steeds waarneemt het heerlijk — 47 — streven van alle leden, om in de eerste plaats bij de menschen dat ,gene op te zoeken wat vereenigt, hetwelk dus sterkt in den zwaren levensstrijd, door eendracht, eenheid en broederlijken zin. Aan wie zal de opname in onze orde buiten twijfel teleurstelling moeten brengen? In de eerste plaats aan hem, die alhoewel in de werkplaats, in de organisatie der orde zelve elke scheidsmuur vervallen is, zich niet kan indenken dat er in het profane leven, dus in de betrekking waarin hij daar tot andere Vrijmetselaren staat, wel degelijk de gewone dage'ijksche verhouding bestaan blijft, want evenmin als de orde ingrijpt in de aangelegenheden van staat of kerk, beoogt zij volstrekt nooit en nergens de vernietiging van het verschil in het burgerlijke leven. Ook hij zal zich teleurgesteld gevoelen, die een ernstig onderzoek niet toestaat naar de redenen, die hem aansluiting bij onze orde deden wenschen, of die maconieke relaties meent ten zijnen voordeele te zullen kunnen aanwenden. Hij, die stoffelijke voordeden van de orde, van de broederschap verwacht, zal zich bitter bedrogen zien, omdat hij een onzer eerste principes heeft miskend, namelijk dat de Vrijmetselarij zich slechts beweegt op geestelijk terrein. Zoo nieuwsgierigheid of ijdelheid een motief tot opname in onze orde mochten zijn, ook voor dezen is uittreden zoo spoedig mogelijk aangeraden, toetreding derhalve af te raden, wil hem eene onteerende deceptie bespaard blijven, daar deze hem in de orde nooit of te nimmer voldoening zal kunnen geven. Dat hij er geene openbaring van geheimen zal vinden, besprak ik reeds hierboven. Mocht de aanstaande Vrijmetselaar alleen een gezellig samenzijn bij ons zoeken, dan zal hij ook daarin niet bevredigd worden; hij zal dit in ieder ander gezelschap eerder kunnen vinden, waar hij zich vrijer en ongedwongen kan bewegen, in elke omgeving waar niet als hoogste doel samenwerking roept tot harmonische ontwikkeling, door arbeid op geestelijk gebied, een streven naar een ideaal Excelsior. ■— 48 — Jn de loges worden nieuwe denkbeelden aangekweekt, hervormingen op maatschappelijk gebied voorbereid, zij vormen scholen voor den menschelijken geest, waar het • menschelijk hart in staat is zich onbevangen te geveu, waar verdraagzaamheid eene daadwerkelijke broederlijke toepassing wordt. U Doordat de loge philantropisch werkt, zonder fanfare „ geschetter, in bescheiden stilte, wordt helaas maar al te vaak gemeend, dat zij werkeloos is of dat daarin, erger nog, de kweekplaats gevonden wordt voor handelino-en, die het licht niet zouden mogen zien. Ik behoef hierover, na het bovengezegde, niet meer uit te wijden. Nog even wil ik er op wijzen, dat juist die pliilantropische uitingen in de Vrijmetselarij, noodzakelijk hooge uitgaven, dus voor de leden onkosten mede brengen. Bij den Vrijmetselaar evenwel is armoede geen schande; geen der onzen behoeft zich over zijne onbemiddeldheid té schamen, en waar elke finantieele bijdrage geschonken wordt in volkomen oprechtheid, wordt zij in dezelfde deugd ook aanvaard. Een ieder draagt bij, naarmate hij missen kan en wil. Een gift, waarmede hij zich zelf of anderen te kort doet is géén weldaad, doch een misdaad, die door ~ loSe zelf in de eerste plaats veroordeeld wordt. * Dat de zoogenaamde banketten, feestgelagen in de loge, -• zooveel Seld zouden verslinden, zult u thans beseffen, dat ïa8tg? is; niettegenstaande allen eenvoud, dat is waar, wordt nimmer aan dé aangename onderlinge stemming daarbij te kort gedaan. De Vrijmetselaar geniet ook wel degelijk van de vreugde, die het leven hem aanbiedt. - Hij beseft het maar al te zeer, dat voor den ernstigen mensch het leven met zijne vreugde en zijne smarteh, niet iets is dat hem tot onverschilligheid kan voeren, want uit zijne levensbeschouwing tracht ook hij kracht te vinden om in vreugde dankbaar te genieten, zoowel als smart met waardigheid te dragen, en dit zonder laf gemor. De Vrijmetselaar is als zoodanig geen afschaffingsfantasist, hij geniet gaarne en volop van het leven, doch in matigheid en zelfbeheersching. — 49 — Laat ik u een kleine opsomming geven van enkele Philantropische instellingen, en van die, op het gebied van Het neutrale onderwijs, waarin de loge in Nederland en N. Indië arbeidt. Een meer volledige opsomming, vooral van de uitingen van maconiek werken en voelen in Holland, is te vinden in het bekende blauwe jaarboekje, voor Vrijmetselaren ten bate der Louisa Stichting uitgegeven; alleen deze weinige wil ik noemen uit de velen: - 1/. De Louisastichting in den Haag, opgericht in 1869. 2/. Het Algemeen Vrijmetselaars Weduwen en Weeeenfonds. 3/. Diverse andere ondersteuningsfondsen voor Weduwen, en Weezen. 4/. Opvoedingsfondsen voor verwaarloosde kinderen in het huisgezin, als elders. 5/. Het Blinden Instituut te Amsterdam en andere Blinden inrichtingen, 6/. Toynbiebeweging. 7/. Vereenigingen voor het oprichten van gezonde verbeiderswoningen. 8/. Hulp en Spaarbanken, Studie en Leerfondsen, Ambachtsscholen en dergelijke — benevens het gebruik van. talrijke meer of minder groote legaten van erflaters, waaronder ik in de eerste plaats noem die velen, door Prins Frederik der Nederlanden geschonken, het legaat Cort. Heyligers Eckstein, Gosselin en anderen. In N. Indie treft men aan i 1/^ Vrijmetselaarsvereeniging. „Mataram", tot het doen van uitkeeringen aan nagelaten betrekkingen van Vrijmetselaren. 2/. Stichten van een Toekomstfonds, dat later uitsluitend tot liefdadige doeleinden zal worden aangewend, als een bedrag van f 100.000 bereikt zal zijn. 3/. Het oprichten van volksbibliotheken, (gelijk ook hier in Medan.) 4/. Instellen van studiefondsen, ten doel om kinderen van bijzonderen aanleg bij hunne wetenschappelijke opvoeding steun te verleenen. — 50 — 5/. Oprichten van Hulpbanken om tegen billijken interest gelden te verstrekken. 6/. Oprichten en ondersteunen van Industriescholen, b.v. de Batav. Industrieschool voor meisjes „Insulinde". 7/. Kindervoedingsfondsen, Schoolkleeren en andere ondersteuningsfondsen. 8/. Uitkeeringsfondsen voor Weduwen en Weezen van Vrijmetselaren. 9/. Diverse Fröbelscholen, gelijk te Medan en andere scholen, als b. v. de H. B. 8. en Pensionaat v. Meisjes te Batavia. 10/. Diverse ondersteuningsfondsen van loges afzonderlijk, voor hunne leden of omgeving. 11/. Een fonds voor kinderen van vrijmetselaren, louftonfonds. 12/. Vereenigingen voor weezenverpleging. 13/. Cursussen voor Uitgebreid Lager en Technisch onderwijs, of steun aan dezulken. 14/. Redaetie commissies voor diverse mac. Tydschriften, en het trachten zitting te nemen in diverse colleges van openbaar belang. 15/. Hulp aan eenige Maconieke Instellingen in Nederland, in de eerste plaats aan de Louisa Stichting in den Haag, het opvoedingsgesticht voor nagelaten kinderen van minvermogende Vrijmetselaren, benevens aan andere Maconieke instellingen in Nederland van meer Internationaal belang. 16./ Het beoefenen van particuliere weldadigheid en armen- f f* ' zorg, hetzij privé of gemeenschappelijk. Er wordt wel eens beweerd, dat de finantieele hulpbronnen 'vvw der Vrijmetselaarsorde zoo gering zijn, dat de stamkapitalen ' hunner instellingen zoo klein zijn. Dit is slechts gedeeltelijk 4/^J^^y waar, want de Vrijmetselarij houdt zoo weinig mogelijk hare bezittingen in de doode hand; zij geeft telken jare belangrijke sommen aan Philantropische doeleinden uit, en deze eigenschap is niet geschikt om kapitalen op te hoopen. Men vergete daarbij niet, hoeveel de Vrijmetselarij in den persoon van den macon zelf, individueel finantieelen steun, aan velerlei instellingen verleent — 51 — Niet voor niets staat de Vrijmetselaar bekend als iemand, die in den regel milddadig en vrijgevig is. (irW*-. Het groote nut van kapitaalformeeren erkent hij vooralsnog niet in de eerste plaats, als te moeten zijn eene uiting zijner orde, doch veelmeer wel, het laten rouleeren zijner fondsen en finantieele bijdragen. Bovendien werkt hij, zooals wij reeds hierboven zagen in de eerste plaats op locaal gebied, hetzij individueel hetzij als medelid of medeoprichter van nuttige, vooral philantropische instellingen, wat ook al weer zonder geldelijke offers onmogelijk tot stand kan komen. Maar al te waar is het dientengevolge, dat Vrijmetselaar zijn, «duur" is! Dat in moeielijke tijden de Vrijmetselarij ook als zoodanig finantieele offers voor het vaderland over heeft, bewijst o. a. de gift van f 13.000—, die zij in 't jaar 1813 tot stijving der schatkist stortte. Elke vrijmetselaar beseft het maar al te goed, dat de taak der Loge niet is het eigenlijke doen, doch dat de leden zelf moeten handelen en steunen. Ziedaar slechts een kleine opsomming van het werken naar buiten der loges, doch wel voldoende om de beschuldiging te weerleggen, als zouden de loges werkeloos zijn. En al deed de Vrijmetselarij niets aan het openbare leven, zou alléén een schare van meer dan 20 millioen dragers harer ideën, over de aarde verspreid, nutteloos zijn door hun voorbeeld aan de omgeving? Dit toch geenszins; het is een macht, die niet miskend moge worden. Op een zelfde aantijging, dat er geen kracht van haar zoude uitgaan, kan ik alleen dit antwoorden: Vraagt eiken vrijmetselaar of hij ooit spijt heeft gehad van zijn toetreden, en hij zal u zeggen «nimmer," want zonder het te kunnen omschrijven gevoelt hij zich door de maconieke aanraking ëen beter mensen worden; hij zal u zeggen, hoe weldadig hij zich thuis- gevoelt in dien kring van gelijk gezinde mannen, waar het vrije woord geldt, waar als 't ware een — 52 — reine sfeer aanwezig is, gelijk hij nergens elders, in welk genootschap dan ook, heeft aangetroffen. Ten slotte nog een kort woord over de organisatie der Vrijmetselarij en der loges, in hoofdzaak. „Zooals ik vroeger al zeide: plaatselijk vereehigen de Vrijmetselaren zich tot Loge». Door de Loges kunnen nieuwe leden worden aangenomen, tenzij het aantal Vrijmetselarenleden der Loge betrekkelijk gering is, in welk geval eene zoogenaamde Loge met beperkten werkkring wordt gevormd, welke deze bevoegdheid mist. Elke Loge is een volkomen onafhankelijk en zelfstandig lichaam; zij kiest haar eigen bestuur en richt hare werkwijze in zooals zij dat wenscht — mits natuurlijk, in overeenstemming met het karakter en het wezen der Vrijmetselarij. Ter behartiging van algemeene maconnieke belangen vormen de Loges in elk land, eene Grooi-Loge of Groot-Oosten, waarbij een Hoofdbestuur der Orde, gekozen door afgevaardigden der Loges, belast is met de behandeling der dagelijksche bezigheden, met de leiding der algemeene vergaderingen en de ten-uitvoerlegging der genomen besluiten. Zoo heeft men: het Groot-Oosten der Nederlanden, met het Hoofdbestuur der Orde in Nederland; onder dat Gr. O. der Nederlanden werken ruim 100 loges, van welke 17 in Ned Indie 2 in W. Indie en 29 in zuid-Afrika, behalve eenige maconieke kleinere Vereenigingen en sociëteiten; het Groot-Oosten van België, met het Hoofdbestuur der Orde in België; de Groot-Loge van Engeland met het Hoofdbestuur der Orde in Engeland, enz. enz. In enkele landen zijn meerdere Groot-Loges; deze vereenigen zich dan in den regel tot een Groot-Loge-Bond. Zoo heeft men o. a. den Gr.-L.-Bond van Duitschland. Alle besluiten van algemeen maconniek belang worden genomen in de vergaderingen van de Groot-Loge of van den Groot-Loge-Bond, waarheen alle daaronder ressorteerende Loges een bepaald aantal leden, als stemgerechtigden, afvaardigen. De Groot-Loges verleenen oprichtings- — 53 — („constitutie-") brieven aan de Loges, zonder welke deze niet als wettig worden erkend. Eene hoogere organisatie dan Groot-Loges kent de Vrijmetselarij niet. De meer dan honderd Groot-Loges der wereld zijn elk van elkaar absoluut onafhankelijk; alleen, zij onderhouden onderling vriendschappelijke, broederlijke betrekkingen door vertegenwoordigers. Eene centrale leiding, waaraan alle Vrijmetselaren zouden onderworpen zijn, bestaat dus niet. De Vrijmetselarij is in haar wezen niet agressief; zij kan echter helaas haar doel riiet bereiken zonder strijd. En die strijd voeren de Vrijmetselaren tegen de oorzaken der armoede; strijd tegen de maatschappelijke gebreken; strijd tegen onkunde en bijgeloof; strijd, bovenal, tegen de overheersching van het clericalisme, omdat zij daarin zien: onderdrukking der gewetensvrijheid, en achteruitgang der intellectueele ontwikkeling van de grootere volksklassen, verleiding tot huichelarij van baatzuchtige karakters en toenemende verdeeldheid tusschen de aanhangers van verschillende geloofsbelijdenissen of levensopvattingen. (Vrijmetselarij A. A. d. H. 1911 1. c.) Is het dan zoo te verwonderen dat de Vrijmetselarij in onze dagen nog zoovele en onverzoenlijke vijanden telt? Juist daardoor, en óók door hare plaats in de maatschappelijke samenleving, maakt zij steeds meer en meer de definitie waar, die Lessing zoo treffend van haar geeft. „De vrijmetselarij is niet een toevallig iets, doch iets noodzakelijks". En daarvan zijn wij Vrijmetselaren allen heilig overtuigd; onze orde is iets noodzakelijks. Al valt er ook menige, met goede bedoeling uitgestrooide zaadkorrel op onvruchtbaren bodem om spoorioos te verdwijnen, zoo zullen velen toch hier en daar eene ontvankelijke aarde gevonden hebben, waarin zij zullen opkomen, om later schoone bloesems en liefelijke vruchten te dragen, als ware het zaad onder de bijzondere hoede van den alwijzen bouwmeester des hèelals opgegroeid. ;j — 54 — „Van een Broederschap, die zooals wij zagen zoo talrijke spontane ontboezemingen van zoo verheven zedelijke strekking aan ernstige mannen ontlokt, verdient het doel en streven meer bekend te worden. Vele hoogbegaafde personen, die nu nog buiten de Vrijmetselarij staan, moesten bekend gemaakt worden met onze orde en opgewekt om steun te verleenen aan den maconieken arbeid, tot heil van de menschheid. De werkkring onzer orde zal zich daardoor kunnen uitbreiden en die arbeid met Wijsheid aangevangen, met Kracht voortgezet, zal daardoor de ware Schoonheid van het doel der Vrijmetselarij steeds nader doen komen. Zoo zij het! " (Sit Lux). „Biermede, wil ik eindigen. Wat ik omtrent de Vrijmetselarij mededeelde, geeft den bestaaiden toestand weer. Of die toestand goed of verkeerd is, waardeering of afkeuring verdient, heb ik in 't midden gelaten, omdat ik het hier niet de geschikte plaats achtte daarover in discussie te treden. Ik heb U alleen materieel willen verschaffen om U in staat te stellen met meer kennis van zaken dan waarover ü vermoedelijk tot dusverre beschikte, desgewenscht, de Vrijmetselarij te kunnen beoordeelen. Mocht ik daarin zijn geslaagd, dan zal — hoe Uw oordeel ook ten slotte moge luiden — ik het mij althans eene voldoening rekenen iets te hebben bijgedragen tot het loffelijke doel, dat ook de loge „Deli" zich stelt: bevordering van kennis omtrent alles, wat ontwikkelde mannen belang kan inboezemen." (Vrijmetselarij l. c). Daartoe is noodig arbeid, en afwachten; steeds arbeiden, onafgebroken met ijver, met lust en volharding, arbeiden opdat het leven ons schenke wat de dichter Longfellow zoo treffend weeigeeft in zijn bekend gedicht „a Psalm of Life", hetwelk luidt en waarmede ik eindigen zal: Teil me not, in mournful numbers, „Life is but an emptv dream"! For the Soul is dead that slumbers And things are not, what they seem. — 55 — Life is real! Life is earnest! And the grave is not its goal; „Dust thou art, to dust returnest," Was not spoken of the soul. Not enjoyment and not sorrow Is our destined end or way; But to act, that each to-morrow Find us farther than to-day. Art is long and time is fleeting. And our hearts, though stout and brave Still, like muffled drums are beating Funeral marches to the grave. In the world's broad field of battle, In the bivouac of life, Be not like dumb, driven cattle! Be a hero in the strife! Trust no Future, howe'er pleasant, Let the dead Past bury its deadl Act — act in the living Present Heart within and God oerhead! Lives of great men all, remind us We can make our lives sublime, And departing, leave behind us; Footprints on the sands of time; Let us then, be up and doing With a heart for any fate; Still achieving, still pursuing, Learn to labour, and to wait. Dr. R. RÖMER. MED A N, October 1912.