91 k Prijs 25 cent. LD EEN SCHEEPJE IN DEN MIST : DE HAAGSCHE GEMEENTERAAD EN DE SCHOUWBURG door UITKIJK : ■C Firma L. |. C BOUCHER, Noordeinde 64c Den Haag. 46 KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 0687 4231 | EEN SCHEEPJE | IN DEN MIST : DE HAAGSCHE GEMEENTERAAD EN DE SCHOUWBURG door UITKIJK : Firma L. |. C. BOUCHER, Noordeinde 64c Den Haag. VOORWOORD. Bedoeling van deze brochure is niet stemming te maken voor een der bekende plannen. Deze zijn èn in den gemeenteraad èn daarbuiten zoo uit-en-terna besproken, dat het moeilijk is een nieuw argument voor of tegen aan te voeren, en degene, die zich tot taak gesteld mocht hebben er een te zoeken, hij neme dit boekske niet ter hand. Wie echter de kronkelgangen van de Haagsche schouwburgpolitiek wil leeren kennen, wie de zonderlinge inkonsekwenties wil nagaan, waaraan de vroedschap van de Residentie zich in een twaalftal jaren schuldig gemaakt heeft, wie zich wil verbazen over besluiten, die lijnrecht ingaan tegen hetgeen „men" — en een men, die ditmaal geen ongelijk heeft — gezond verstand noemt, — hij leze de in chronologische volgorde gegroepeerde geschiedenis van het schouwburgvraagstuk van het instellen van de schouwburgcommissie tot op heden; en hij leze ze aandachtig, met nota-neming van de verschillende verwijzingen welke er ingevoegd zijn, omdat dan alleen het Haagsche blijspel van den schouwburg ten volle genoten kan worden. Hoeveel bedrijven nog zullen volgen? Het is niet te zeggen. Het scheepje heeft den koers nog niet teruggevonden. De Schouwburggeschiedenis. De meest belangrijke gebeurtenissen uit deze geschiedenis zijn hieronder kort samengevat. 1. 26 Februari 1901. De raad besluit den schouwburg met 30 April e.k. te sluiten. 2. 6 Maart 1901. De heer van Malsen en 16 andere raadsleden stellen voor: te besluiten tot den bouw van een nieuwen schouwburg en over te gaan tot het instellen van een commissie van 7 leden om ten spoedigste omtrent den bouw voorstellen in te dienen. 3. 12 Maart 1901. Dit voorstel komt in behandeling. De heer van Malsen verzet zich tegen het zenden om praeadvies omdat dit maar uitstel zou veroorzaken. Het voorstel wordt aangenomen met 21 tegen 14 stemmen (tegen stemt o.a. Mr. v. Raalte, thans een der meest op den voorgrond tredende leden der schouwburg-commissie). Tot leden worden benoemd de heeren: van Malsen, van Zuylen van Nijevelt, Snouck Hurgronje, Bevers, v. Raalte, van Hattum van Ellewoutsdijk en van Liefland. 4. 11 April 1901. De raad trekt met 21 tegen 10 stemmen het besluit van 26 Februari weer in. Tot 30 April 1906 wordt de schouwburg in exploitatie gegeven aan de heeren van Bijlevelt en Lefèvre (zie 6). 6 5. 22 Juni 1903. Maatregelen tegen brandgevaar. 6. 6 Juli 1905. Tot 30 April 1911 wordt, met 29 tegen 4 stemmen de exploitatie opnieuw aan de genoemde heeren opgedragen (zie 1). 7. 29 Juni 1908. De raad besluit tot aankoop van grond aan den Raamweg voor ƒ 363.500 om daar den nieuwen schouwburg te zetten (zie 1: ten spoedigste). 8. 25 Augustus 1908. Gedeputeerden onthouden aan dit besluit hun goedkeuring. 9. 14 September 1908. De raad besluit, zich tot de Koningin te wenden. 10. 5 Februari 1909. Dit beroep blijkt vruchteloos; slechts de gronden der Kroon zijn andere dan die, door Gedeputeerden aangevoerd. 11. 9 Februari 1910. Voorstel om den schouwburg nog een jaar te doen bespelen (zie 1). 12. 10 September 1910. De schouwburg-commissie vraagt een crediet van ƒ 5000 om door 3 architecten te doen nagaan of een nieuwe schouwburg op de plaats van den ouden gezet kan worden. Kort daarop wordt aan Bouwkunst verzocht een Hollandschen architect aan te wijzen, voor welke uitnoodiging de maatschappij bedankt. Ook de heer J. Verheul te Rotterdam, meent op een verzoek om mee te dingen, afwijzend te moeten antwoorden. De ontwerpen welke later inkwamen waren van de Weener firma, van de heeren Matcham & Co. te Londen en van den gemeente-architect Gort, daartoe door B. en W. aangewezen. De weinig deskundige schouwburgcommissie beoordeelde de plannen zelf. 13. 25 September 1910. Het rapport over den schouwburg van den commandant van de Brandweer en 7 den directeur van Bouw- en Woningtoezicht gepubliceerd. De conclusie luidt: brandgevaarlijk. 14. 3 October 1910. De raad besluit den schouwburg met 30 April 1911 te sluiten en staat de ƒ5000 toe (zie 12 en 13). 15. 19 December 1910. De datum van sluiting wordt verlengd tot 31 Maart 1912 (zie 13, brandgevaarlijk!) 16. Juni 1911. Bij de periodieke verkiezingen wordt het meest op den voorgrond tredende lid der schouwburg-commissie, de heer van Liefland, niet herkozen. 17. 10 November 1911. De schouwburg-commissie (thans bestaande uit de heeren van Malsen, Deen, Lely, van Raalte, Snouck Hurqronje en van Wierinqen Borski — later aangevuld door den heer Couvée en na het overlijden van den heer Snouck Hurgronje door den heer Wesseling) stelt voor haar te machtigen, met de heeren Fellner en Helmer in onderhandeling te treden over het, in overleg met Gemeentewerken, maken van een definitief ontwerp. Dit ontwerp zou gemaakt moeten worden naar een studie-ontwerp, uit de plannen samengesteld door het ex-lid der commissie, den heer van Liefland, die de hoofdtrekken van zijn studie-ontwerp „ontleende" aan de teekeningen van de Weener firma! (zie echter 19 en 32). 18. 20 November 1911. De heer Jurriaan Kok vraagt in de raadsvergadering thuiszending aan de raadsleden van de teekeningen en van de rapporten, door Bouwen Woningtoezicht, Brandweer en Gemeentewerken uitgebracht over de ontwerpen voor den schouwburg. De voorzitter zegt overweging toe. De heer van Malsen verzet zich hiertegen en beweert, dat de raad reeds in beginsel de vraag beantwoord heeft, of een ontwerp voor den nieuwen 8 schouwburg op het terrein van den ouden moet worden gemaakt. 19. 1 December 1911. De schouwburg-commissie en in aansluiting met haar, B. en W., vindt geen aanleiding tot het publiceeren van de teekeningen en rapporten, onder meer voorgevende, dat dan gelegenheid geboden zou worden tot het plegen van plagiaat (zie 17: studie-ontwerp!). 20. 18 December 1911. De heer Jurriaan Kok deelt in de raadsvergadering een en ander uit die rapporten mee. Daaruit blijkt het volgende: Commandant der Brandweer en de directeur van Bouw- en Woningtoezicht vatten hun oordeel als volgt samen: „Naar ons oordeel kan uit de vergelijking van de verschillende plannen de conclusie getrokken worden, dat daarvan de beste zijn de 2 ontwerpen van den heer Gort." De directeur der Gemeentewerken schrijft: „Ontwerp A van den heer Gort is het eenige, dat, praktisch gesproken, geheel voldoet aan de eischen omtrent de situatie van het gebouw. Zoowel bij Matcham & Co. als bij Fellner en Helmer mist men de gelegenheid het gebouw rondom te bereiken." „ Naar mijn meening verdient het ontwerp A den heer Gort het meest overweging om in aanmerking te komen voor nadere uitwerking." Zijn conclusie luidt: „Wil de raad een buitenlandsch ontwerp, laat hij dan dat van de firma Matcham <& Co. nerven." (De Weener firma wordt door hem zelfs niet genoemd). Uit het punt 17 echter blijkt, dat de heer van Liefland en op zijn gezag de leekenschouwburg- 9 commissie er anders over dacht, ofschoon de schouwburg-commissie zelf in haar rapport moet erkennen, dat over het plan-GoRT het gunstigst geoordeeld wordt. 21. 4 Januari 1912. Dr. Lely, in den raad de schouwburg-commissie verdedigend, houdt vol, dat de architecten niets anders dan een situatieteekening zouden leveren (zie 19: plagiaat gevaar!) De raad besluit met 25 tegen 1 stem, de opdracht te geven aan de heeren Fellner & Helmer. De heer Jurriaan Kok is de eenige tegenstemmer! 22. 15 Januari 1912. Een verzoek van den heer van Bijlevelt, om den schouwburg te mogen bespelen tot 30 April 1913, wordt door den raad afgewezen met 24 stemmen tegen 13. 23. 29 Januari 1912. fien verzoek van denzelfde om te mogen spelen tot 15 Mei 1912, ondergaat een gelijk lot met 24 tegen 12 stemmen. 24. Januari 1912. Op een adres van de „Avondpost" om den schouwburg met 31 Maart niet te sluiten, wordt in korten tijd door 10.000 personen geteekend. 25. 12 Februari 1912. Het voorstel om ƒ 40.000 uit te trekken als financieele regeling in verband met de opdracht, aan de firma Fellner & Helmer wordt aangenomen met 22 stemmen tegen 16! (zie 21). 26. 28 Februari 1912. De heer Warneke, heftig tegenstander van schouwburgsluiting, en als zoodanig aanbevolen, wordt bij tusschentijdsche raadsverkiezing gekozen. 27. 11 Maart 1912. De heer Warneke stelt, bij behandeling van het Avondpost-adres voor, den schouwburg niet te sluiten. Het voorstel wordt verworpen met 26 tegen 10 stemmen. 10 28. 28 Augustus 1912. Voorstel van den heer Jurriaan Kok en vijf andere raadsleden om den nieuwen schouwburg op Zorgvliet te bouwen. 29. 4 September 1912. De schouwburgcommissie vraagt een bedrag van ƒ 1.150.000 voor den bouw van een schouwburg op de plaats van den ouden, volgens het ontwerp van de firma Fellner <& Helmer, die met de uitvoering belast zal worden. 30. 9 September 1912. De heer van Vuuren stelt in den raad voor, dit voorstel van de schouwburgcommissie naar de afdeelingen te zenden. Dit voorstel-vAN Vuuren wordt verworpen met 18 tegen 9 stemmen. Een voorstel van denzelfde ompraeadvies te vragen, wordt aangenomen met 29 tegen 1 stem. De burgemeester had zich tegen het uitbrengen van praeadvies verzet. 31. 10 September 1912. Het eerste adres van een vereeniging tegen het plan Fellner & Helmer en voor het behoud van den bestaanden gevel komt in, spoedig door een 15tal andere van gelijke strekking gevolgd. 32. September 1912. De teekeningen van de firma Fellner <& Helmer worden publiek tentoongesteld. Het plan wordt in alle vakbladen sterk afgekeurd. Met het studie-ontwerp van den heer van Liefland blijkt het zoo goed als niets gemeen te hebben (zie 17). 33. 30 September 1912. Groote protestvergadering van een aantal bekende vereenigingen tegen het plan Fellner & Helmer. 34. 28 Januari 1913. Praeadvies van B. en W. Conclusie : De raad vereenige zich noch met het voorstel van de schouwburg-commissie, nóch met dat van den heer Jurriaan Kok (bouw op Zorgvliet) maar 11 besluite tot den bouw op het Alexanderveld, ten einde in rechten de beschikking over dit veld van het Rijk terug te vorderen. De meerderheid van het college acht het brandgevaar in den schouwburg van Fellner & Helmer niet voldoende weggenomen. In verband hiermee willen B. en W. den ouden schouwburg, na inwendige verbouwing, weer tijdelijk open stellen. 35. 10 Februari 1913. De schouwburg-commissie komt, zonder daartoe opdracht van den raad ontvangen te hebben, op tegen de conclusie van B. en W., welke conclusie volgens haar, wat de brandgevaarlijkheid betreft, niet op deskundig advies gegrond is (zie 34). 36. 11 Maart 1913. B. en W. publiceeren het rapport door den nieuwen commandant van de Brandweer over de ontwerpen Fellner & Helmer uitgebracht, waaruit blijkt dat het nieuwe gebouw geen afdoende verbetering zal brengen in vergelijking met het bestaande (zie 35). 37. 24 Maart 1913. Rapport van den Brandweer-commandant (en de publiceering van een oud rapport van den gemeente-architect, den heer Schadee) aangevende de veranderingen, welke noodig zijn om den schouwburg minder gevaarlijk te maken, waarbij de Brandweer-commandant ook den bouw tot een klein intiem theater niet onmogelijk noemt. 38. 31 Maart, 7 en 8 April 1913. Behandeling van het schouwburgvraagstuk in den raad. Na langdurige discussies vereenigt de raad zich met geen enkel voorstel, maar neemt met 25 tegen 14 stemmen een motie-HoEjENBOS aan van den volgenden inhoud: „De raad gehoord de besprekingen, noodigt B. en W. uit een commissie van deskundigen 12 te benoemen (geen ambtenaren in dienst der gemeente) teneinde te onderzoeken of de door den commandant van de Brandweer aangegeven wijzigingen voldoende zijn te noemen opdat de bestaande schouwburg aan redelijke eischen van een veilig en doelmatig gebruik zal voldoen; „Zoo neen, welke veranderingen dan behooren te worden aangebracht, opdat te dien opzichte aan redelijke eischen zal worden voldaan en welke kosten daarmede gemoeid zullen zijn." 39. Tijdens de discussie deelt wethouder Lely mede, dat het huis en tuin aan de andere zijde van de schouwburgstraat gelegen en toebehoorende aan den heer Snouckaert te koop is, mits de onderhandelingen worden aangevangen op een basis van ƒ 250.000. Wordt dit perceel aangekocht dan zou het mogelijk zijn den geprojecteerden schouwburg eenigszins te „draaien". Het bezit van dit perceel, dat maar 1 a l'/2 ton waard is (meedeeling van den wethouder), noemt hij slechts wenschelijk, niet noodzakelijk. Een amendement van den wethouder op het voorstel van de schouwburg-commissie (plan Fellner & Helmer) heeft de strekking, B. en W. te machtigen voor het perceel van den heer Snouckaert ƒ 250.000 te bieden. De heer Jurriaan Kok vraagt op dit amendement praeadvies. 40. 22 April 1913. Instelling van de commissie van deskundigen (zie 38), bestaande uit de heeren: H. A. van Ysselsteijn, directeur-generaal van den Arbeid, voorzitter, te 's Gravenhage, Prof. J. Klinkhamer, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft, J. Meier, commandant van de brandweer te Amsterdam, J. A. G. van den Steur, bouwkundig ingenieur te 's Gravenhage en J. Verheul Dzn.', architect, Rotterd. ENKELE OPMERKINGEN. Zooals in het voorwoord reeds meegedeeld is, zal in deze brochure geen kritiek op eenig plan uitgeoefend worden. Enkele opmerkingen, de geschiedenis van het schouwburg-vraagstuk betreffende, moeten evenwel uit de pen. Wie de punten 13 en 14 met elkander vergelijkt, zal getroffen worden door een uiterst zonderlinge conclusie. In September 1910 werden de rapporten van den Commandant der Brandweer en den directeur van het Bouwen Woningtoezicht gepubliceerd. De conclusie luidt: de brandgevaarlijkheid is groot, en den schouwburg verder laten bespelen scheen niet verantwoord. Dit aangenomen, stonden voor den raad twee wegen open, omdat er twee mogelijkheden waren. Een schouwburg toch is brandgevaarlijk of hij is het niet. In het laatste geval kan er rustig verder gespeeld worden, maar in het eerste — en nam men de rapporten als juist aan, dan was de brandgevaarlijkheid bovenmate groot — dient hij onmiddellijk gesloten te worden met vergoeding aan ieder, die door contract aan den schouwburg verbonden, door de sluiting schade zou lijden. Een derde mogelijkheid is er niet. De Haagsche vroedschap trachtte er echter een te scheppen. Hij wilde het geld voor schadevergoeding in den zak houden en den schouwburg toch sluiten ... maar 14 na een poosje. Immers op 3 October 1910 nam hij de rapporten en dus de brandgevaarlijkheid als juist aan, maar bepaalde den datum op... 30 April 1911, welke datum later verlengd werd tot 31 Maart 1912. Op 3 October 1910 was de brandgevaarlijkheid dus niet, op 31 Maart 1912 wèl ernstig genoeg om sluiting te veroorzaken! Volledigheidshalve zij hier vermeld dat de laatste voorstelling, op 31 Maart 1912, eerst na middernacht eindigde, De eigenlijke sluiting had dus plaats op... 1 April, op welken fatalen datum ze onder deze omstandigheden ook behoorde te vallen. * De punten 17 en 19 moeten ook onder het vergrootglas van de konsekwentie. De heer van Liefland fabriceert met goedvinden van de schouwburg-commissie uit de plannen van de heeren Fellner & Helmer, Matcham & Co. en Gort een studie-ontwerp, waarvoor hij aan elk plan een stukje ontleend. Populair uitgedrukt zou deze handeling te kwalificeeren zijn met een woord van 6 letters, dat de wellevendheid verbiedt hier neer te schrijven. En als later de heer Jurriaan Kok aandringt op publicatie van de plannen, dan komt dezelfde schouwburg-commissie daar tegenop, omdat door publicatie gelegenheid geboden zou worden tot het plegen van plagiaat! En nu wil het toeval dat voor het plegen van plagiaat de volksmond hetzelfde woord bezigt als bovenbedoeld. * * * Ook punt 25 toont een wat zonderling verband met punt 21, waarvan het een logisch gevolg is. Op 4 Januari besluit de raad met 25 tegen 1 stem, aan de heeren Fellner & Helmer opdracht te geven tot het maken 15 van een definitief ontwerp voor een schouwburg. Nu weet iedereen dat zulk een opdracht betaald moet worden (niemand werkt nu eenmaal voor niets, zelfs de Weener firma niet) maar als aan den raad gevraagd wordt voor het betalen van het ontwerp ƒ40,000 beschikbaar te stellen, dan verklaren zich daar toch niet minder dan 16 leden tegen. DE BEHANDELING VAN HET SCHOUWBURGVRAAGSTUK IN DEN GEMEENTERAAD, OP 31 MAART, 7 EN 8 APRIL. Het meest opvallende van de debatten is wel dat er geen bepaalde conclusie uit te trekken valt; op een paar redevoeringen moet hier evenwel de aandacht gevestigd worden. Vooreerst op de woorden van den heer van Malsen, die het plan van de schouwburg-commissie verdedigend, tot de slotsom kwam dat alle kritiek op dat plan partijdig was uitgebracht. Ieder die het nauwlettend bestudeerd had, vond het, volgens hem, uitstekend! De vernietigende kritieken in dag- en vakbladen op het ontwerp uitgeoefend, waren volgens den heer van Malsen dus allemaal door niet-deskundigen of partijdigen uitgeoefend. Een compliment dat de diverse schrijvers-architecten kunnen onthouden! Vervolgens dient even stilgestaan bij de rede van wethouder Lely, waar deze op 8 April de aankoop van het huis Snouckaert wenschelijk, doch niet noodzakelijk noemde (zie 39 van de Geschiedenis). In verband hiermee is het niet onaardig .even de woorden aan te halendoor den heer van Malsen — voorzitter van de schouwburg-commissie — op 31 Maart gesproken, welke woorden luiden: „Maar de schouwburg-commissie heeft tot dusverre ook de noodzakelijkheid van het verkrijgen van dat huis (Snouckaert) niet ingezien." ') ') Handelingen 1913, blz. 220. 17 De heer Lely vindt het bezit echter wenschelijk en wil daarom voor / 100.000 of ƒ 150.000 boven de waarde het perceel gaan koopen! Merkwaardige politiek. De gemeente moet haar financiën met groote voorzichtigheid beheeren en een wethouder komt met het voorstel om anderhalve ton weg te gooien, ten einde een huis in handen te krijgen, dat de gemeente niet eens noodig heeft! Of zou deze zaak onder ander licht bekeken moeten worden? Zou de heer Lely, eenigszins verontrust door de felle kritiek, op het plan Fellner & Helmer, wegens de geringe afmetingen en te kleine breedte van de vluchtgangen uitgeoefend, naar een middel gezocht hebben om dit plan te redden? Het vermoeden heeft meer dan een enkelen grond, vooral omdat zoo zorgvuldig vermeden werd, het bezit van het huis noodzakelijk te noemen. Want wordt die noodzakelijheid van vergrooting van het te bebouwen terrein aangenomen, dan geeft de wethouder toe, dat de plaats van den ouden schouwburg te klein was en in dat geval had de firma Fellner é Helmer nooit een opdracht mogen ontvangen. De „wenschelijkheid" werd daarom naar voren geschoven ten koste van de logica. Want wie kan het logisch vinden anderhalve ton uit te geven om een eigendom te bezitten, dat men niet noodig heeft! De Haagsche raad scheen echter van dit onlogische niet volkomen overtuigd. Krachtige protesten ten minste zijn er na de rede van den wethouder niet gehoord. Alleen de burgemeester is er met eenigen nadruk tegen opgekomen en terwille van den aard van deze brochure volgt hier het gedeelte van zijn rede, dat op het huis Snouckaert betrekking heeft: De heer Wethouder heeft er niet ten onrechte aan herinnerd, dat het huis-Snouckaert vroeger bij de 18 verschillende schouwburgvoor'stellen aan de adviseurs van de Gemeente en de Commissie voor den geest heeft gestaan. Vroeger was dat huis niet te krijgen, werd gezegd. Maar waarvoor niet te krijgen? Voor den prijs, die het waard was of voor den prijs waarmede elke eigenaar ten slotte genoegen zou nemen. Voor een rationeelen prijs is het ook nu niet te krijgen. Ik heb den indruk, Mijne Heeren, dat wanneer men tegen prijzen, die fantasieprijzen zijn, grond wil gaan koopen voor bouw van den schouwburg, het vraagstuk een geheel ander karakter krijgt. Dat heeft men altijd kunnen doen en vroeger voordeeliger dan nu. Men heeft het echter nooit willen doen." ') De heer Lely wil het thans echter wel, en dat terwijl het niet noodzakelijk is/ Ten slotte de motie-HOEjENBOS (zie 38), tengevolge waarvan een nieuw onderzoek naar den toestand van den schouwburg ingesteld en eventueele maatregelen tot verbetering voorgesteld zullen worden. Hierbij dient in 't oog gehouden dat er reeds rapporten bestaan : die van den nieuwen Brandweercommandant en den gemeente-architect, den heer Schadee, zoodat de raad door aanneming van de motie feitelijk door derden laat nagaan of die rapporten wel betrouwbaar zijn!' Voor de beide ambtenaren is dit een bewijs van waardeering dat ze niet alle dagen te hooren krijgen. Is tenslotte door de commissie van 5 een rapport uitgebracht dan moeten daarover natuurlijk gehoord worden ... de Brandweercommandant en gemeentewerken en dat belooft een vermakelijk spelletje. De Commissie gaat — zij 't ook indirect — oordeel uitspreken over de rapporten die reeds bestaan. Welnu, de ») Hand. 1913, bl. 171. 19 stellers van deze rapporten zullen op hun beurt hun meening kunnen zeggen over de kritiek op hun eigen oordeel door de Commissie geveld! Schooner kan 't lastig. Zooals reeds meegedeeld, was in de debatten op 31 Maart en 7 en 8 April geen lijn te ontdekken, maar dat is juist het heerlijke. Immers sinds 1901 wordt de schouwburg onvoldoende geacht en als eindelijk, na 12 jaren de ure van beslissing nadert en de raad moet kiezen tusschen drie plannen — bouw op de oude plaats, op Zorgvliet of op het Alexanderveld — dan weet hij nog geen keus te doen en dan besluit hij te doen nagaan of de oude schouwburg niet te verbeteren is Als in 1901 daar eens mee begonnen was.... * Er was 'r eens een eeuw, waarin de Hollanders naam verwierven wegens hun doortastendheid er was 'r eens