1072 J. GRESHOFF. NAPOLEON EN DEZEN TIJD. G 48 BlJ HIJMAN, STENFERT KROESE EN VAN DER ZANDE. BOEKVERKOOPERS TE ARNHEM MCMXXI I NAPOLEON EN DEZEN TIJD. J. GRESHOFF. NAPOLEON EN DEZEN TIJD. BIJ HIJMAN, STENFERT KROESE EN VAN DER ZANDE, BOEKVERKOOPERS TE ARNHEM MCMXXI De geschiedenis der krijgskunst die Napoleon Bonaparte als een onvergankelijk meester erkent geeft tevens aan de ontwikkeling der strategische wetenschap vóór Napoleon Bonaparte; zij leert ons ook dat hij aan de theoretische beschouwingen van zijn voorgangers weinig nieuws heeft toegevoegd «Weinig nieuws", roept een der meesters van den laatsten grooten oorlog, roept generaal Mangin uit; „weinig nieuws, Napoléon heeft méér dan iets nieuws gebracht, hij bracht: „son génie, rien que son genie, mais tout son genie." En hiermede gaf de overwinnaar van Méry-Courcelles in een korte en karakteristieke formule op éénmaal de groote beteekenis der Napoleontische verschijning. Want al had omstreeks 1765 Gribeauval al geschreven dat de artillerie tot taak heeft een doorbraak-punt te openen door een deel van het vijandelijk front in te drukken, al ontwierp enkele jaren later du Treil een schema voor de doeltreffende verbinding tusschen strijdende legerkorpsen en al schetste in 1772 de Graaf de Guibert een 5 prachtige theorie van den veldslag, beteekenis kregen deze, en andere op zich zelf belangrijke, strategische beschouwingen, door het scheppend genie van Napoleon, die er van gebruik maakte om een wonderbaarlijke werkelijkheid van strijd en grootheid op te bouwen. Overal ontmoeten wij dit sterk en onvergelijkelijk persoonlijke in Napoleon's leven. Hij bereikt het welslagen, daar waar anderen falen, alleen omdat hij is die hij is: tout devient aisé quand on est Bonaparte. Hieruit volgt dat Napoleon's kracht was datgene wat hem in het bijzonder van de anderen onderscheidde. En het was hem mogelijk van datgene wat hem van de anderen onderscheidde een groot gebruik te maken, omdat de tijd waarin hij leefde gericht was op onderscheidingen, omdat zijn volk hunkerde naar helden en gelukkig was in het vereeren van helden. Zou een man als maarschalk Foch in speciale kennis van Bonaparte de mindere zijn, zou hij voor hem onderdoen in geestkracht, moed, inzicht en beleid, zou hij minder overwicht op de massa hebben, minder prestige voor zijn soldaten? Het is niet aan een leek om de qualitei- 6 len van twee meesterlijke veldheeren tegen elkander uit te meten, maar het is voor ons doel noodig er op te wijzen hoe groot het verschil is tusschen een Napoleon en Foch als men hen, als ongeveer gelijkwaardige geesten, beschouwt in hun verhouding tot de volksverbeelding. Foch wordt beschouwd als een knap man, die op een bepaalde plaats en in een bepaald' tijdperk goed en nuttig werk heeft geleverd, waarvoor men erkentelijk behoort te zijn, maar hij heeft geen enkelen invloed op het verbeel dingsleven van zijn volk. En géén Franschman zal, als Baudin (afgevaardigde van de Ardennen) sterven van vreugde, als hij hoort dat maarschalk Foch na een korter of langer afwezigheid in Frankrijk terug keert! Deze tijd zoekt in de laatste plaats naar onderscheidingen; en het volk, duizelend van eigenwaan, kent maar één taak: nivelleeren. Omdat wij verloren hebben de mogelijkheid van eerbiedige onderwerping aan goddelijke en menschelijke grootheid, omdat wij er naar haken alles terug te brengen tot de maat van ons dagelijksch leven, tot de middel-maat, omdat wij 7 prat graan op „rechten", die ons maatschappelijk de gelijke maken van wie onze Meesters behoorden te zijn: daarom zijn uit dit leven verdwenen het tragisch moment en het hartstochtelijk avontuur. En zelfs een man van Napoleontische genialiteit zou in dezen tijd niet de rol hebben kunnen spelen, die Napoleon speelde in den zijne. Daarom, waar ons niets anders overblijft dan een vlucht in het verleden, zoeken wij met zulk een fel verlangen dezen Figuur, den laatsten legendarischen Held, den laatsten Meester over d* Menschen. In dezen tijd vraagt men niet naar legenden en niet naar helden. Men vraagt, waar geen staatslieden, maar kooplieden de volkeren leiden: wat is het nut, wat is de opbrengst van een daad? De oorlog die eens 'n plaats inram in de rij der Schoone Kunsten, is in discrediet geraakt en verlaagd tot een functie van nut en opbrengst. Zooals de litteratuur, die alleen om der wille van de Schoonheid beoefend moet worden, thans wordt misbruikt voor sociale en ethische propaganda, zoo is de oorlog een uiterste middel in het bedrijf van loven en bieden gewor- 8 den. Napoleon was de laatste kunstenaar van den krijg, *) de laatste die den Oorlog als een doel op zich zelf dorst en kon beschouwen. En nog heeft hij het moeten afleggen, ten slotte, tegen de Engelsche kooplieden. Napoleon zelf heeft geweten dat hij leefde in een jarenreeks, die door duizend omstandigheden, bij uitzondering geschikt was voor zijn activiteit. Zeide hij niet tegen Las-Cases: „Des milliers de siècles s'écrouleront, avant que les circonstances accumnlées sur ma tête aillent en chercher un autre dans la foule pour reproduire le même spectacle". Duizend eeuwen is een langen tijd. Maar zeker zullen vele jaren moeten verloopen in de verveling en de armoede, zooals de jaren die wij beleven, vóór dat een Napoleontisch genie weer in zijn volk de enthousiaste zielskrachten vindt om heerlijk-nutteloos, heerlijk-schoon Werk te voltooien. Wanneer wij dus Napoleon willen beoordeelen naar de begrippen, die onze *) „Le* poète sans égal de la stratégie". André Suarès. 9 handelingen bepalen, dan- moeten vrij zeggen dat hij ellende en verwarring gesticl t heeft, dat zijn onafgebroken oorlogen niet aan zijn land, en niet aan de landen van Europa, heeft gebracht een tastbaar, becijferbaar, ^nuttig-resultaat. Maar wanneer wij erkennen dat zonder nuttig-resultaat tienduizenden geofferd zijn, dan kunnen wij den man, die dit vernietigend spel dreef, zij het dan nog zoo geniaal, niet bewonderen. Dan moeten wij hem verafschuwen. De code-Napoléon en de verbetering van de verkeerswegen, twee groote en nuttige werken, zijn duur betaald met de Berezina. En daarom moet men als men eerlijk en oprecht naar innerlijke overtuiging medelééft in de legendarische schoonheid van het Napoleontisch heldendicht de utiliteits-overwegingen en het mercantilisme van dezen tijd hartgrondig verfoeien en verachten; dan moet men hem durven bewonderen als men bewondert de roode en gouden vlammen tegen den nachthemel klimmend, zonder zich één seconde te bekommeren over de „schade" en of deze 10 door verzekering gedekt -wordt; dan moet men tegen dezen tijd durven stellen den tijd die een Napoleon heeft gedragen en gestuwd tot de uiterste hoogten; dan moet men durven bekennen dat nu uitgebannen zijn allen, die met een droom van Macht en Schoonheid, leven in een wereld van sjacheren en platheid. Als men gelooft in dezen tijd, dan moet men als Emile Herriot, de senatorburgemeester van Lyon, zich bewust onttrekken aan de Napoleon-huldigingen: dat is rechtschapen en loyaal. Als men van harte instemt met een Napoleon-verheerlijking, dan spreekt men daarmede noodwendig uit den afkeer van den tijd waarin plaats is voor alles behalve voor het Schoone Napoleontische Geweld. Alleen Maurice Barrès heeft getracht, óók voor deze jaren aan de Napoleonfiguur beteekenis te geven, door hem, ontdaan van alle pracht en alle gewelddadigheid, voor te stellen als een ... . professeur d'énergie: „Dat is ten slotte de uitkomst wanneer men alle beelden die de specialiteiten, de 11 kunstenaars en de volken van hem hebben geschetst samenvoegt. De gemeenschappelijke trekken van al die Napoleons stellen hem voor als een aanzetter van de ziel. Als de legers het werk van dezen grooten man zullen vernietigd hebben en zijn genie den denkers en de volken geen nuttigen raad meer zal geven, omdat alle condities van het maatschappelijke en individueele leven die Jaij heeft voorzien, zullen veranderd zijn, zal nochtans iets overblijven: zijn macht om de energie te vermeerderen." Dajt is al wat er van Napoleon overblijft wanneer men tracht hem met dezen tijd te verzoenen! Laten wij liever de Napoleon-legende in zijn vólle glorie bewaren en doen voortleven, al moet dat ook gaan -ten koste van onze waardeering voor den tijd waarin wij gedwongen zijn zoo goed en zoo kwaad als het gaat voort te leven. Mei 1921. 12