1010 i ■ ! DE WATERSNOOD IN ; Januari 1861 en de tocht des Konings naar het geteisterde gebied DOOR DEN „oude hagenaar". Ten v©ordeele der Noodlij denden dooi' de Overstrooming in Januari 1916. 0 _v PRIJS^Cts 110 's-GR AVENH AGE, Februari 1916. Nadruk verboden. KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 1129 6487 DE WATERSNOOD IN Januari 1861 en de tocht des Konings naar het geteisterde gebied DOOR DEN „oude hagenaar". Ten voordeele der Noodlij denden door de Overstrooming in Januari 1916. PRIJS 25 Cts. 's-GR AVENH AGE, Februari 1916. ^jfasi den /e&et of de /e&ezeó. / Daar is die Oude Hagenaar weêr, hij wordt lastig. Ik hoor het al zeggen. Ja, dat gaat zoo. De vos verliest wel z'n haren, enz. . . . Niet, dat ik philantroop ben, ik zou den naam niet willen hebben, hcelemaal niet. Tijdverdrijf dames en heeren, U weet we hebben op school geleerd: Ledigheid is des duivels oorkussen. En nog iets, zooals de dichter — zijn naam is oogenblikkelijk uit mijn geheugen — wel zegt: Men scheldt de tijd voor kort, Zelfs veel te snel van gang, Maar iedereen zoekt tijdverdrijf, Duurt dan de tijd niet lang? Ik zeg het met den dichter, en als ik nu mijn tijd heb gegeven om die brochure te schrijven, en UEd. offert één kwartje, dan doen we beide iets voor het goede doel. UEd. mag ook inteekenen voor meerdere kwartjes, geneer U niet. Jawel, ik weet 't, . . . . we hebben al geofferd, en veel ook misschien ? Maar och in die dure tijden, waarin heusch nog wel eens iets noodeloos wordt uitgegeven, och . . . daar komt het op één kwartje niet aan bij velen. Niemand kon vermoeden, dat het noordelijke deel van ons vaderland, zulk een ramp zou treffen, daardoor ben ik verleid om weer te gaan penkrassen. De twee vorige brochures hebben een batig saldo geleverd, ieder van circa 38 gulden. Daar moest heel wat voor gepraat worden, al is die uitkomst niet schitterend. Maar veel kleintjes, dat weet U, en alle vrachtjes lichten. Ik twijfel niet of UEd. denkt er ook zoo over. En, och, als 't u belieft laat voor dat doel toch achterwege: Drukwerk wordt niet teruggeven. DE SCHRIJVER. Korte Groenewegje 5a. De koude nijpt — de honger knaagt, Ze vlijmen tot in merg en pezen. Och — één van beide valt reeds zwaar Maar kou, en honger bij elkaar, Dat moet verschrikkelijk wezen. TOLLBNS-B BDBLBRl EF 1844. JANUARI 1861. Koning WILLEM III naar de Watersnood. Het is in deze maand 55 jaar geleden, dat wijle Z. M. Koning Willem III zich begaf naar de Bommelerwaard om zich te overtuigen van de ellende der overstrooming en om hulp te verleenen, zooveel in 's Konings vermogen was. Dagen achtereen zwierf de Koning rond in de geteisterde streken — de menschen moed insprekend en zergend dat de menschen, die dakloos waren, voor het oogenblik van het noodige werden voorzien .... En thans heeft 's Konings dochter — Koningin Willhelmina de taak overgenomen. H. M heeft zich ook persoonlijk overtuigd van de ellende, die zoo mogelijk nog grooter is, dan in 1861 .... 8 Hel was een donkere nacht de 2e Januari 1861. De noord-wester storm joeg het water tegen de dijken. Een noodschot klonk — de klokken begonnen te kleppen. De waaldijk was doorgebroken en de verschrikte dorpsbewoners uit hun slaap gewekt, vluchtten naar zolders, op daken — op torens. Ginds scheurt een dam, daar breekt een dijk En bruisend wilde vloeden Verzwelgen 't al bij arm en rijk. Geen kracht die 't kan verhoeden Wat noeste vlijt heeft saam gebracht, Verslint de stroom met reuzenkrachtDe wind huilt — de regen klettert — en verkleumd — verstijfd van koude zitten de menschen te midden der woedende elementen, die dreigen hun laatste schuilplaats te verzwelgen. De dag breekt aan. — Huizen — kerken — hooibergen — verdwenen is alles — de overblijfsels drijven op de woedende golven — tal van runderen maar ook mensehenlevens zijn te betreuren — ledige wiegen ziet men drijven — waar zijn ze gebleven de kinderen ? Ook de dijk, die het land van Maas en Waal moet beschermen was bezweken. De verschriktte bewoners uit de Tielerwaard en de Betuwe trachtten met schuiten te redden, wat er te redden was. En onder het volk dat redding bracht, Vol vuur en hulpbetooning, Kwam — het hart met deernis bevracht Kwam — God zij lof — de Koning. 9 Nauwelijks was de treurmare te 's-Gravenhage aangekomen of Z. M. reisde onmiddellijk af met zijn broeder Prins Hendrik, naar de geteisterde gewesten. En gelijk Neerlands Koningin thans, stond de Koninklijke Vader ook destijds op den dijk te midden der onafzienbare waterplassen water en niets dan water --. Meêwarig zag de Koning in het rond en ook toen werd Z. M. opmerkzaam gemaakt op het gevaar te midden van de bruischende golven op die verzwakte dijk. Ik weet wat mij te doen staat sprak de Koning .... En dat woord heeft Z. M. wijle Koning Willem III gestand gedaan. Onmiddellijk gaf de Koning vijf en veertig duizend gulden voor de eerste behoeften, om de menschen, die van have en goed beroofd waren, huisvesting te verleenen, van kleeding en levensmiddelen te voorzien. Op den 19en Februari — 'sKonings verjaardag — beval Z. M. geen feestlijkheden, maar een algemeene schaalcollecte voor de noodlijdenden in den lande — en de verwachting werd niet beschaamd. — Acht tonnen goud werden op dien dag ingezameld — behalve de aanzienlijke sommen, die als bijzondere giften waren ontvangen.— De Koning bood de Gothische zaal aan tot het houden eener Tentoonstelling. Schitterend was de uitkomst dezer luisterrijke verzameling van voorwerpen op alle gebied, waarvan later eene verloting werd gehouden. Op den t6en April van dat noodlottige jaar 1861 opende de Koning in persoon de tentoonstelling. ;i¥ Van af de Noord-Hollandsche sjees, tot de nederigste gave was er geschonken. 10 Van af de prachtigste schilderstukken tot de kunstwerken vari den suikerbakker. Veertien duizend voorwerpen waren ingezonden als geschenk, en de stroom van menschen naar de Gothische zaal, was zoo groot, dat niet enkel politie — maar militairen de orde moesten handhaven. — 218.000 loten a f 1.— werden verkocht. De terugkomst des Konings met Prins Hendrik, na hun zwerftocht in het overstroomde gebied, was een ware triumphtochf, vooral in de Residentie. Me dunkt, ik zie nog de Koninklijke Jamilie in de Karos, voortgetrokken door het gilde der turfdragers. Talrijke deputatiën in den stoet. En toen ging het naar Amsterdam. In den ochtend van 9 April bewoog zich aldaar een onafzienbare menigte -- allen in de richting Dam-Holl. Spöor — alles drong door de Oude Haarlemmerpoort. De burgemeester Messchert van Vollenhoven riep het welkom toe in naam van Amstels burgerij, aan den Oranjevorst, die toen in de kracht des levens was. Amstels mannenkoor hief aan: Welkom Koning uit d'Oranjestam. Welkom in uw Amsterdam. De Koning dankte zichtbaar getroffen en langzaam ging het in de gereed staande rijtuigen naar den Dam, alwaar het een ware menschenzee was. Voor het Burgerweeshuis had de Koninklijke stoet oponthoud. 11 De weezen stonden in gelid en zongen den Koning toe: Bescherm o God, behoed den grond. Een bezoek aan de Willemstraat bleef niet achterwege. Een commissie stond gereed tot ontvangst en den Koning werd «en zilveren beker aangeboden als aandenken der Willemstraters. Deze beker zal mij in aangename herinnering blijven, sprak de Koning, hoog zal ik hem in waarde houden. Het is mij aangenaam mij midden onder mijn volk te bevinden, rechtstreeks te spreken met U allen. Mocht het Vaderland ooit wêer in nood verkeeren, dan zal ik ook dan niet gemist worden op de plaats, waar ik behoor. Toen op die koude Decembermorgen het stoffelijk overschot van Koning Willem III naar de Koninklijke Grafkelder werd gebracht, heeft toen wel één van al die duizenden gedacht aan een anderen optocht, de terugkomst des Konings in de Residentie, na zijn zwerftocht in het overstroomde deel des Vaderlands in Januari 1861 ? . . .