1010 TER AANKONDIGIN SCHETS VAN HET ALKOHOLVRAAGSTUK DOOR Dr. h. buringh boekhoudt. E . UITGEGEVEN DOOR HET CENTRAAL BUREAU VAN i DEN VOLKSBOND TEGEN DRANKMISBRUIK TE 9 UTRECHT, BILTSTRAAT 140. ii ii in 11 ii ui ijyj|i^i^ji 11^ ipj^iijjii i in i in 111 ii Schets van het Alkoholvraagstuk Inleiding. Alkoholhoudende of, zooals ze veelal heeten, alkoholiscihe dranken dragen hun naam naar het voornaamste bestanddeel, dat ze bevatten, namelijk naar de vloeistof, die in het daplijksoh leven a&ohol heet. Ter onderscheiding van andere alkoholen verbindt de scheikundige dit woord met een voorvoegsel en spreekt van ethylalkohol tofLf^l8?-11 ïkohoi.het zii h0°g oï laag, maakt een drank tot een aftohohschen. Bijgevolg zijn het dunste bier en de slapste appelwijn even goed alcoholische dranken als jenever brandewijn en likeuren. jenever, l^!kk^h°1IiSme ÏS ^ W00rd' waaraan een zeer verschillende beteekeras wordt toegekend. Enkelen verstaan daaronder datgene wat in dit geschrift drankzucht zal heeten ™k,en- Anderen spreken van alkoholisme, wanneer ze de schadelijke gevolgen willen aanduiden, die een individu een ST ? dG ?emeenschaP van het misbruik van alkohohsche dranken ondervindt. Nog weer anderen, en hiertoe zullen wij behooren, gebruiken het woord voor het misbruik zelf. Maar enkel dan, wanneer dit zóó verbreid is, dat de schade, daardoor 2 aan individuen en huisgezinnen .berokkend de toekomst van een volk bedreigt. Voor ons beteekerrt alkohohsme dus een niaatschappelijk verschijnsel, welks aanwezig zijn eerst: k an worden vastgesteld, nadat de schadelijke gevolgen, die uit het drinken voortvloeien, zijn onderkend en geschat De beteekenis van het woord onmatigheid is dezelfde als die van misbruik van alkoholische dranken of, zooais men kortheidshalve zegt, alkohol- of dra^kmislbr^k,, ^ betreft een eigenschap, welke ieder bezit, wiens gezondheid of werkkracht schade ondervindt van het drinken. In het groote leger der onmatigen treft men een alkonolmisbruik aan van zeer verschillenden omvang. Op den eenen vleugel bevinden zich, om een enkel voorbeeld te noemen, de menschen, wier hersenarbeid des avonds niet wil vlotten ten gevolge van enkele glazen wijn bij of een bittertje voor den maaltijd. Op den anderen staan zij, die dermate aan den^drank verslaafd raakten, dat ze zonder hulp van anderen gedoemd zijn om lichamelijk, redelijk en maatschappelijk ten onder te. eaan de d r o n k a a r d s/Laatstgenoemden vormen een betrekkelijk kleine groep onder degenen, die op ieder uur, heten den onmiddellijken invloed, hetzij de nawerking yan alkoho ondervinden en den naam dragen van alkoho lis ten 01 liiders aan chronische alkoholvergiftiging. . Ook de meeste drankzuchtigen zijn alkoholisten. Daarentegen is deze 'benaming niet toepasselijk op de vele», die weliswaar bii hun omgeving bekend staan als meer te .drinken dan wenschelijk is, of, zooals men dikwijls zegt, als te zwaar te leven, maar toch nooit alkoholische dranken gebruiken voor den laten namiddag. 'Hen noemt men v e e ld r 1 nker s. Ten slotte zijn er nog onmatigen, die Rechts af en toe zich aan alcoholmisbruik overgeven, namelijk degenen, die geen feestje kunnen bijwonen zonder (beschonken te raken de zoogenaamde g e 1 e g e n h e i d s d r i n k e r s, en verder de^ongelukkigen, die ten gevolge van een ernstig zenuwlijden, dat zich bij tusschenpoozen doet gelden, somtijds een onweerstaanbaren drang om zich te bedrinken voelen opkomen de p enod i e k e dronkaards, dipsomanen of k w a r t a a 1 d r i nk e r s. 3 Geschiedenis van het alkoholisme. Altoos en overal bestaat bij den inensch de neiging om te veel te willen genieten van het zoete der aarde. Het kan dus niet verwonderen, dat reeds de oudste bronnen der staatkundige geschiedenis van alkoholmisbruik gewagen. Alkoholmisbruik behoeft echter, zooals blijkt uit de bepaling, van dit woord gegeven, nog geen alkoholisme te zijn. Bijgevolg rijst de vraag, wanneer genoemd misbruik zulk een omvang aannam, diat het tot een gevaar werd voor de toekomst der volken. Hierop luidt het antwoord: niet voor het einde van de 18de eeuw, toen men in N. Amerika' uit melasse en in Europa uit aardappelen een uiterst goedkoop gedestilleerd leerde bereiden. Al werd er vóór dien tijd bijina overal, en niet zelden in ruime mate, aan Bacchus geofferd; al kan het zelfs zijn, dat een enkelen keer, zooals ten opzichte van de landen, waar Mahomed's leer opkwam, het bestaan van een tijdelijk alkoholisme mag worden vermoed, meestal bleef wegens de duurte der grondstoffen (druiven, koren) dit overmatige drinken tot de gegoede kringen beperkt of kon door het spoedig bederven der dranken (lichte wijnen, bier, mede) slechts op een 'bepaalden tijd van het jaar plaats vinden. Ook gebrek aan transportmiddelen, waardoor zoowel de dranken als de grondstoffen, die voor de bereiding dienden, aan de plaats van voortbrengirtg waren gebonden, hield zonder twijfel het misbruik binnen enge grenzen. Men geloove intusschen niet, dat de wijn geen rol kan spelen bij het ontstaan van alkoholisme. In de landen „waar de druif u tegenlonkt", brengt deze drank heel wat ellende teweeg. Hetzelfde, ja nog in meerdere mate, geldt van het bier. Sedert men in de laatste vijftig jaar de kunst van smakelijk en duurzaam bier brouwen leerde verstaan en overging tot het tappen onder künstmatigen koolzuurdruk en den verkoop in beugelflesschen, is de dienst, van Gambrinus voor menige landstreek een plaag geworden. 4 Bereiding van alkoholische dranken. Gistcellen zijn kleine, plantaardige wezens, die slechts met den mikroskoop waarneembaar zijn. Ze vermeerderen zich snel in een suikerhoudende vloeistof, waarbij onder het opstijgen van koolzuurbellen alkohol ontstaat (gisting). Vele, zoo niet alle vruchten bevatten suiker. Wie aan vruchtensap gistcellen toevoegt, dit laat gisten, krijgt dus een alkoholische vloeistof. Is deze drinkbaar, dan draagt ze den naam van wijn. Granen en aardappelen bevatten zetmeel. Door een daarvan gemaakt beslag te vermengen met fijngemalen gekiemde gerst, het zoogenaamde mout, wordt dit meel tot suiker. Bijgevolg kunnen ook genoemde landbouwprodukten dienen als grondstoffen voor de fabrikage van alkoholische dranken. Bier en zeer veel van het gedestilleerd worden daaruit bereid. Om een aangenamen drank te verkrijgen laat de bierbrouwer niet alle suiker in alkohol overgaan. Op een bepaald oogenblik doodt hij de gistcellen door de gistende vloeistof te koken. Toevoeging van hop geeft dan aan het brouwsel den bitteren smaak, dien de bierliefhebber zoo waardeert. Anders de fabrikant van gedestilleerd. Hij doodt de gistcellen niet, maar laat ze doorwerken, ten einde alle suiker in alkohol om te zetten. Hem is het er om te doen een drank te bereiden, die veel alkohol bevat, een sterken drank Zelfs met een gistingsprodukt van 20 % alkoholgehalte, het hoogste, wat mogelijk is, daar de gistcellen in een sterkere alkoholische vloeistof sterven, heeft hij nog niet bereikt, wat hij wenscht. Zijn sterke drank moet minstens 35 % alkohol bevatten. Daarom onderwerpt hij de uitgegiste vloeistof nog aan het destillatieproces. Door vemarming van het vocht en het opvangen en afkoelen van de dampen, die het eerst uit de kokende vloeistof opstijgen, dampen, die veel alkohol en betrekkelijk weinig water bevatten, wordt de verlangde drank verkregen. Destilleeren, ook wel stoken, branden of overhalen genoemd. 5 doet zoowel de jeneverstoker als de spiritusfabrikant. Maar, terwijl eerstgenoemde door de destillatie rechtstreeks een drank verkrijgt, bereidt laatstgenoemde een vloeistof, die slechts na verdunning drinkbaar is, terwijl er nog het een of ander smaakje aan moet worden gegeven, om ze als jenever, brandewijn, cognac of likeur in den handel te kunnen brengen. Die vloeistof, spiritus geheeten, is een mengsel van zeer veel alkohol (94 %) en weinig water. Niet alle spiritus wordt opgedronken. Veel dient tot technisch verbruik in laboratorium of fabriek, veel ook tot verwarming, verlichting en als bron van beweging. De aan elkeen bekende brandspiritus is spiritus, die door toevoeging van houtgeest en andere slecht smakende stoffen ondrinkbaar werd gemaakt. Alkohol, die geen Water bevat, de zoogenaamde absolute (100 %) alkohol, wordt alleen in laboratoria gebruikt. Het alkoholgehalte van Bordeauxwijn bedraagt ongeveer 13 %, dat van bier 3 tot 5K %, dat van gewoon gedestilleerd 30 tot 40 %. Bijgevolg bevat: een glas wijn ongeveer 10 gram alkohol, een glas bier ongeveer 12 gram alkohol, een borrel ongeveer 13 gram alkohol. De werking van alkohol op het menschelijk lichaam. De werking, die alkohol op het menschelijk lichaam uitoefent, treedt het krachtigst en het spoedigst aan den dag, wanneer iemand met een leege maag en binnen korten tijd veel gedestilleerd drinkt. Ze wordt echter ook nog door andere faktoren bepaald. Ras, klimaat, leeftijd, geslacht en maatschappelijke werkkring spreken een woord meê. Bovendien doen dit de zoogenaamde individueele verschillen: twee menschen, die onder 6 dezelfde omstandigheden evenveel van eenzelfden alkoholischen drank gebruiken, kunnen daarvan zeer uiteenloopende gevolgen ondervinden. Menschen met zwakke, zoogenaamd minderwaardige zenuwstelsels en eveneens kinderen zijn doorgaans zeer gevoelig voor alkohol. Geheelonthouding is beiden geraden. We zullen thans den alkohol op zijn weg door het lichaam trachten te volgen. De feiten, daarbij te vermelden, zijn niet alleen aan het licht gebracht door eenvoudige waarnemingen, zooals ieder die bij zichzelf of bij anderen kan doen, maar ook door talrijke proefnemingen, welke bevoegde onderzoekers op mensch en dier verrichtten. Waar sprake is van een kleine hoeveelheid alkohol, wordt daaronder verstaan hoogstens 10 tot 20 gram of de hoeveelheid, die een glas jenever, een glas bier of twee glazen wijn ongeveer 'bezitten. Een groote hoeveelheid zal beteekenen minstens die, welke aanwezig is in een halve flesch wijn, anderhalve flesch bier of drie glazen jenever, 40 tot 45 gram. a. De gevolgen van het gebruik van een kleine hoeveelheid alkohol. Vooral wanneer ze als sterke drank is genoten, verwijdt een kleine hoeveelheid alkohol de bloedvaten van den maagwand en maakt dezen dus rijker aan bloed. 'Het gevoel van warmte, dat na een borrel in de maagstreek wordt waargenomen; staat wellicht hiermede in verband. Welken invloed het verteringsproces, voor zoo verre dit in de maag plaats heeft, van alkohol ondervindt, is nog niet heelemaal zeker. Het schijnt iets te worden geremd; een gering nadeel, waartegen een vermeerderde afscheiding van maagsap vermoedelijk ruimschoots opweegt. Van uit de maag in het bloed opgenomen, iets, dat vrij snel geschiedt, verspreidt de alkohol zich over het geheele lichaam en dringt door in alle weefsels. Vooral het zenuwstelsel ondervindt hiervan de gevolgen. Allereerst blijkt dit op het gebied van onze zintuiglijke waarnemingen en ons denkvermogen. Wie een kleine hoeveelheid alkohol heeft gebruikt, neemt zwakke licht- en geluidsprikkels eerder waar dan in nuchteren toestand. Deze verbetering treedt echter niet in, zoodra het er op aankomt de kleur te noemen •van een licht, dat'een kort oogenblik zichtbaar was, of te zeggen, welk van twee groene of roode lichten de donkerste tint heeft. Integendeel, het gebeurt dan dikwijls, dat de zuiverheid der waarneming te wenschen overlaat. 7 Zoolang een proefpersoon enkel behoeft aan te geven, dat hij iets zag, wordt er uiterst weinig van zijn geest gevergd. Dit is echter, niet meer het geval, wanneer hij tevens moet zeggen, wat hij .zag en nog minder, indien hij twee gelijktijdig gedane waarnemingen moet vergelijken. Deze overwegingen leiden in verband met bovenstaande feiten tot de gevolgtrekking, dat, al moge een kleine hoeveelheid alkohol de zenuwelementen, welke voor het zien dienen, gevoeliger maken, het omgekeerde moet gelden voor die, welke voor het denken noodig zijn. Den nadeeligen invloed van geringe hoeveelheden alkohol op den geest heeft «men op allerlei wijzen nader trachten aan te toonen. Of dit steeds gehikte, vooral wanneer men met zijn kleine hoeveelheid binnen de aangegeven grenzen bleef, staat te bezien. Ook is wel eens vergeten, dat de proefnemingen niet zelden personen betroffen, die nooit of zelden alkoholische dranken gebruikten. Immers, evenals aan tal van andere vergiften, went de mensch ook aan alkohol. Maar de slotsom, waartoe alle proefnemingen en overwegingen leidden, namelijk, dat reeds weinig alkohol iemands denkvermogen kan storen, mag trots dit alles beschouwd worden aan geen twijfel onderhevig te zijn. Volstrekte nuchterheid mag dus verlangd worden bij alle werk, dat hooge eischen stelt aan onze zintuigen (spoorwegambtenaren, schippers, chauffeurs, geneesheeren). Ook aan de studeertafel is elk alkoholgebruik uit den booze, althans wanneer men de gevallen buiten rekening laat, waarin gevoelens van moeheid en spanning (zie hieronder), die het denken remmen, door een teug wijn of bier worden verdreven. Een andere belangrijke werking, door alkohol op het zenuwstelsel uitgeoefend, openbaart zich in het verbeteren van onze stemming. Reeds een kleine hoeveelheid doet ménig hinderend gevoel verdwijnen,' zoowel dat van honger, pijn, dorst of vermoeidheid als de onaangename gewaarwordingen, waarmede voorstellingen van 'bedeesdheid, vrees, schrik, zorg of verdriet gepaard gaan. We worden spraakzamer, gemakkelijker in den omgang, vroolijker. Daarom noemt men alkoholische dranken niet alleen verdoovend of bedwelmend, maar ook opwekkend. De opwekkende werking van alkohol moet dus veel goeds kunnen stichten. Menigeen wil echter van die werking genieten op uren, waarin volstrekte nuchterheid noodzakelijk is of, nog erger, weet zich niet te houden binnen de grenzen der matigheid. Nog langs een anderen weg verbetert alkohol de stemming, namelijk doordat hij, zooals het onderzoek bewees, onze be- s wegingen versnelt, wat het gevoel geeft meer te kunnen, over meer energie te beschikken. Tevens neemt onze spierkracht na het gebruik van- een kleine hoeveelheid alkohol toe. Maar èn de versnelling der beweging èn de vermeerdering van het arbeidsvermogen zijn slechts tijdelijk. Binnen een half uur treedt een verlangzaming van de bewegingen in en is het arbeidsvermogen dermate verminderd, dat per slot van rekening veel minder kracht werd voortgebracht, dan zonder het gebruik van alkohol het geval ware geweest. Bijgevolg kan een enkele borrel een inspanning, die slechts kort duurt, vergemakkelijken. Bij eiken arbeid, die eenigen tijd vraagt, doet hij meer kwaad dan goed. Liefhebbers van sport weten dit. Alkohol, die ons arbeidsvermogen voor een oogenblik vermeerdert, doet dit waarschijnlijk op dezelfde wijze als waarop de zweepslag een paard aanzet. Kan' hij voor het lichaam ook een bron van kracht zijn, zooals de haver dit is voor genoemd trekdier? Hoogstwaarschijnlijk ja. Aangezien we echter niet gewoon zijn om stoffen, die al heel spoedig als vergift werken, voedingsmiddelen te noemen, is het verstandig om ook aan alkohol- dien naam te weigeren. Of reeds weinig alkohol een merkbaren invloed uitoefent op den bloedsomloop, hangt waarschijnlijk geheel daarvan af, of de gebruiker aan alkohol gewend is of niet. In het laatste geval zal een roode gelaatskleur als gevolg van de verwijding van de vaten der huid zijn waar te nemen en een snellere pols als verschijnsel van een geprikkeld hart. b. 'De gevolgen van het gebruik van een groote hoeveelheid alkohol. Behalve de 'zoogenaamde nawerking onderscheidt men hierbij drie stadiën : opgewondenheid, dronkenschap en verdooving. De door alkohol opgewondene is uitgelaten en staat goed met zich zelf. Laatstgenoemde eigenschap, die deels het gevolg is van een verbeterde stemming, deels berust op een verzwakt waarnemings- en denkvermogen, gaat gepaard met een overvloed van woorden en bewegingen en leidt tot snelle en onbekookte besluiten en handelingen. Bij den man, die in dronkenschap verkeert, zijn daarentegen de verschijnselen van veel spreken en vlug 'bewegen minder sterk; zelfs gaan ze dikwijls over in het tegenovergestelde: spraak en beweging, die bovendien beide onzeker zijn geworden, geschieden langzamer dan nuchter. Wat eindelijk het waarnemen en het denken betreft, bij den 9 dronken man laten deze verrichtingen alles te wenschen over. In de verzwakking van het denkvermogen moeten we zoowel bij den door alkohol opgewondene als hij iemand, die dronken is, een verschijnsel van ernstige beteekenis zien, aangezien daarmede steeds meer of minder gepaard gaat een verdooving van alle hoogere gevoelens, in 't hijzonder van die, welke ons gedrag tegenover den medemensch bepalen. Opgewondenheid en dronkenschap leiden dan ook gemakkelijk tot bepaalde misdrijven tegen persoon of eigendom, namelijk tot de zoogenaamde ruwheidsdelikten. Tevens volgt uit het bovenstaande, dat wie onder den invloed van alkohol een misdrijf begaat, niet of minder goed dan nuchter in staat is de gevolgen van zijn handeling te berekenen. En verder, dat getuigen, die vertellen moeten, wat ze in opgewonden of dronken toestand waarnamen, weinig geloef verdienen. Noch de door alkohol opgewondene en nog oneindig minder hij, die in een toestand van dronkenschap verkeert, beschikt over veel arbeidsvermogen. De groote kracht, die een beschonkene zou kunnen ontwikkelen, bestaat slechts in de verbeelding der massa. In de derde stadie, die van verdooving, is alle aktiviteit verdwenen. Diepe slaap, niet zelden ook bewusteloosheid,üjn haar kenmerken. Polsslag en ademhaling worden door het gebruik van veel alkohol' verlangzaamd. Na het drinken van een groot aantal borrels binnen een kort tijdsverloop kan de ademhaling zelfs volkomen geremd worden en de dood intreden. De bloedvaten, vooral die van de huid, worden na veel drinken wijder. Door het warmteverlies, dat hiervan het gevolg is, loopt een beschonkene, die een kouden nacht buiten doorbrengt, meer gevaar te bevriezen dan wie nuchter is. Wat eindelijk de nawerking betreft, die daags na het gebruik van veel alkohol zich doet gevoelen, deze bestaat in ziek-zijn en lusteloosheid alsmede in verzwakking zoowel van het waarnemings- als van het denkvermogen^ Gevolgen: luieren of, als dit niet het geval is, slecht werk leveren en bedrijfsongevallen veroorzaken. Dikwijls ook: op nieuw drinken (blauwe Maandag). c. De gevolgen van het dag el ijk s c h gebruik van een kleine hoeveelheid alkoho 1. Er zijn er, die beweren, dat alkohol, in kleine hoeveelheid dagelijks gebruikt, de gezondheid schaadt. Ze beroepen zich daarbij op statistieken van Engelsche en Amerikaansche 10 levensverzekeringsmaatschappijen, welke aantoonen, dat van de verzekerden de geheelonthouder gemiddeld langer leeft dan de matige gebruiker. Dit beroep geschiedt echter ten onrechte. Nimmer kan het onderzoek naar de leefwijze der verzekeringskandidaten zóó nauwkeurig plaats hebben, dat allen, die dagelijks meer drinken dan een kleine hoeveelheid, buiten de berekening blijven. Zelfs ds het de vraag, of er niet heel wat veeldrinkers aan de kontrole ontsnappen. Ook leeft de geheelonthouder meestal gezonder en regelmatiger dan de gebruiker en loopt men gevaar aan diens volstrekte nuchterheid toe te schrijven, wat aan geheel andere oorzaken te wijten is. Het bovenstaande wil intusschen niet zeggen, dat ieder mensch zonder schade voor lichaam of geest dagelijks een kleine hoeveelheid alkohol kan gebruiken. Wiens hersenarbeid des avonds niet vlot ten gevolge van wat hij voor of bij tafel dronk, leve, al ware het alleen met het oog op zijn werkkracht, geheel nuchter. Dit voorschrift, we merkten het hierboven reeds op, hebben verder allen te volgen, die zeer gevoelig zijn voor de werking van alkohol. In 't bijzonder geldt het voor degenen onder hen, die tot geslachten behooren, waar gevallen van zenuwziekten, krankzinnigheid, zelfmoord, drankzucht, misdaad of genialen aanleg op zenuwstelsels wijzen, welke gemakkelijk ziek worden. Ook kinderen past geen alkohol. Voor een goede lichamelijke en geestelijke ontwikkeling is volstrekte nuchterheid dringend noodzakelijk. Bovendien moet de mensch als kind leeren begrijpen, dat alkoholische dranken hun gevaarlijke zijde hebben, iets wat niet gelukken zal, wanneer men het gebruik er van toestaat, voordat de jaren des onderscheids zijn aangebroken. d. De gevolgen van het dagelijksch gebruik van een groote hoeveelheid alkohol. Al zijn er zonder twijfel menschen, die jaren achtereen dagelijks veel alkohol kunnen gebruiken, zonder dat men bij hen kan aantoonen, dat lichaam of geest schade beliepen, meestal is dit niet het geval. De booze gevolgen, welke een chronische alkoholvergiftiging voor het menschelijk lichaam heeft, zijn te onderscheiden in: I. algemeene verschijnselen, II. .orgaanziekten. ad I. Zieken of gewonden, die geregeld veel dronken, genezen moeilijker dan patiënten, die matig leefden. Vermoedelijk berust zulk een verminderd' weerstandsvermogen dikwijls op 11 een slechten voedingstoestand, welke op zijn beurt het gevolg kan zijn van een door alkohol bedorven spijsvertering. Dikwijls ook zullen orgaanziekten de naaste oorzaak zijn. Een door het drinken ziek geworden hart bijvoorbeeld maakt meestal, dat een longontsteking doodelijk verloopt. Zoo bleek bij het Leipziger Ziekenfonds het aantal alkoholisten, die aan laatstgenoemde ziekte stierven, tien maal zoo groot als de gemiddelde sterfte aan longontsteking bij volwassen mannen verwachten liet. Ook een groote vatbaarheid voor ziekten behoort tot de algemeene verschijnselen, waaronder menigeen wegens zijn onmatigheid moet lijden. Evenals langdurige droogte boschbranden bevordert, schept alkoholmisbruik een toestand van hefuchaam, waarin jicht, suikerziekte of vetzucht gemakkelijk ontstaan. Ook door menige besmettelijke ziekte zal de onmatige eerder worden aangetast dan hij, die sober leeft "Wat in dezen ten opzichte van tropische malaria, cholera, dysenterie en tuberkulose de ervaringen bij den mensch schenen te leeren, is nader vastgesteld door dierproeven, die aan het licht brachten, dat langdurig alkoholmisbruik de vatbaarheid voor smetstoffen verhoogt en daarentegen een door inenting verkregen onvatbaarheid (immuniteit) verzwakt of doet verdwijnen. ad. II. Men mag aannemen, dat er in het menschelijk lichaam geen weefsel en bijgevolg ook geen orgaan is, dat niet rechtstreeks ziek kan worden door alkoholmisbruik. Over het geheele spijsverteringskanaal ontwikkelen zich bij den alkohoHst veelal katarrhen, met slechte spijsvertering en algemeene verzwakking als gevolgen. In de lever hoopt zich veel vet op, wat tot allerlei klachten leidt; soms ook ontwikkelt zich in dit orgaan een verschrompelingsproces, dat den bezitter van zulk een „jeneverlever" binnen enkele jaren doet sterven. De bloedsomloop laat te wenschen over door het ziek worden van hart en bloedvaten. De hartziekten, door alkoholmisbruik ontstaan, leiden gemakkelijk tot hartverlamming, vooral wanneer, zooals bij de hierboven genoemde longontsteking, aan dit orgaan hooge eischen worden gesteld. En menige beroerte berust op door alkohol ziek geworden slagaders. Ook nierziekte moet niet zelden aan overmatig drinken worden toegeschreven. Chronische alkoholvergiftiging openbaart zich intusschen bovenal in de schadelijke werking, óp het zenuwstelsel uitgeoefend. Deels ken men deze waarnemen in den vorm van krankzinnigheid, zooals het welbekende delirium tremens, deels komt ze tot uiting in den vorm van allerlei aandoeningen, die met 12 meer of minder reoht den naam van zenuwziekten dragen. Maar, hoe ernstig deze gevolgen op zich zelf zijn, het aantal keeren, dat ze voorkomen en daarmee het belang, dat ze voor de gemeenschap hebben, valt in het niet bij de tallooze lichtere stoornissen van verstand en karakter, die den alkoholist doorgaans kenmerken. Wie jaar in jaar uit dagelijks onmatig leeft, wordt allengs tot een mensch, met wien weinig of niets meer valt aan te vangen. Slecht begrijpen, zonder overleg handelen en moeilijk onthouden leiden tot werk, dat in hoeveelheid en hoedanigheid te wenschen overlaat. En het langzaam-aan zoek raken van elk gevoel voor wat schoon en goed is, tot slordigheid onverschilligheid, egoisme, leugentaal en misdaad. e. De werking van de overige bestanddeelen der alkoholische dranken. De mensch drinkt geen alkohol, maar alkoholische dranken. Bijgevolg kunnen alleen proefnemingen eenigszins leeren, welke gevolgen van het drinken uitsluitend aan alkohol mogen worden toegeschreven. Wie zijn licht uitsluitend tracht op te steken bij ervaringen in het dagelijksch leven opgedaan, raakt bij menig ziekteverschijnsel in twijfel, of de alkohol dan wel een andere stof daarvan de oorzaak is. Zoo is het waarschijnlijk, dat, voor zoover niet onmatig rooken en eten een rol spelen, menig alkoholist zijn maagkatarrh geheel of ten deele te danken heeft aan de bestanddeel en, welke behalve alkohol in zijn dranken aanwezig zijn, zooals het looizuur van den wijn, de hop van het bier en de bitterstoffen van vele likeuren. Bijna elk gedestilleerd bevat foezel, een mengsel van alkoholen van een andere soort dan de gewone ethylalkohol. Nog niet lang geleden werd deze stof als de hoofdschuldige beschouwd bij de ziekmakende werking van alkoholische dranken. Foezel toch is veel vergiftiger dan gewone alkohol en er was een tijd, dat in gewone jenever en brandewijn eenige procenten daarvan voorkwamen. Ook schijnt één bepaald orgaan, namelijk de lever, buitengewoon gevoelig voor Foezel te zijn. Sedert echter het gedestilleerd zooveel mogelijk gezuiverd wordt en niet meer van deze stof bevat dan de smaak van den konsument verlangt, is in de meeste landen het gevaar, dat van deze verontreiniging valt te duchten, van geen beteekenis meer. 13 De schadelijke gevolgen van het misbruik van alkoholische dranken. Voor tiet individu. Alkoholmisbruik. maakt dus ziek en verhoogt de sterfte. En, zooals voor de hand ligt, niet alleen rechtstreeks, maar ook middellijk, langs den weg van zorgen, verdriet en verwaarloozing. Het is echter uiterst moeilijk om in ieder afzonderlijk geval de rol, die alkoholmisbruik als ziekte- of doodsoorzaak speelde, vast te stellen op een wijze, die tegenspraak uitsluit. Zelfs, wanneer men enkel vraagt naar de schade, die het drinken rechtstreeks berokkende. Deze toch is noch bij den zieken mensch, noch aan het lijk als zoodanig te herkennen. Al stellen de talrijke waarnemingen, bij alkoholisten of op alkoholistenlijken verricht, den geneesheer niet zelden in staat, om met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ziekte of dood een gevolg van het drankmisbruik te noemen, nimmer mag hij vergeten, dat bijna elk verschijnsel, waarin hij een gevolg van alkoholvergiftiging meent te zien, ook door een andere oorzaak kan zijn ontstaan. Wat speciaal de sterftestatistiek betreft, komt hier nog bij, dat de geneesheer uit overwegingen van menschelijkheid het alkoholmisbruik dikwijls niet opneemt onder de doodsoorzaken, aangezien de plaatselijke autoriteiten, en soms zelfs de betrekkingen van den overledene, kennis krijgen van de verklaring van ovesriijiden. Alleen Zwitserland^ waar enkel het Bureau voor de Statistiek te Bern genoemde verklaringen, kan inzien, maakt op dezen regel een lofwaardige uitzondering. Geen wonder dus, dat men langs nog andere wegen den invloed* van alkoholmisbruik op ziekte en sterfte trachtte aan te Joonen. Hierbij kwam duidelijk aan het licht, dat deze groot iijn in streken, waar volgens de verbruikscijfers veel gedronken 14 wordt en eveneens bij menschenrijen, waarvan bekend is, dat ze dikwijls onmatig leven, zooals de personen, die hun brood verdienen met de bereiding, het schenken en het vervoer van alkoholische dranken, de lieden van het zoogenaamde alkohol(beroep. Bij diit alles gelukte ook nog het bewijs van het omgekeerde : weinig ziekte en geringe sterfte onder de matigen. Ben enkel cijfer om de beteekenis van drankmisbruik als oorzaak van ziekte en sterfte (ook gevallen van krankzinnigheid en zelfmoord worden natuurlijk hiertoe gerekend) beter te doen begrijpen. In de Zwitsersche steden van 10.O00 en meer inwoners was gedurende het tijdvak 1901—1910 bij 5.43 % *der sterfgevallen het alkoholmisbruik uitsluitend of ten deele de oorzaak van de ziekte, die tot den dood leidde. Voor de mannen van 40 tot 60 jaar bedroeg dit percentage echter 15.5 %, zoodat van elke 13 mannen, die op dezen leeftijd stierven, twee, volgens velen: minstens twee, als slachtoffers vielen van hun alkoholmisbruik. Behalve ten opzichte van gezondheid en levensduur leidt het drinken ook tot schade van stoffelijken en zedelijken aard. Wie slecht op zijn zaken past, zal vroeg of laat zijn inkomsten zien dalen, hetgeen in verband met de groote uitgaven voor alkoholische dranken schulden en geldgebrek ten gevolge heeft. De financieele ondergang kan nog worden verhaast door de zedelijke schade, die ieder alkoholist beloopt, bestaande in het verlies van de achting zijner omgeving. Dikwijls draagt hiertoe bij het in aanraking komen met politie en justitie. Dronkenschap, we merkten het reeds op, leidt tot ruwheidsdelikten. En het te loor gaan van zedelijk gevoel en van arbeidslust, bovendien nog tot bedrog, diefstal en landlooperij. Nadere bewijzen voor het verband tusschen alkoholmisbruik en misdrijven leveren de volgende feiten: 1. onder de bevolking van gevangenissen en tuchthuizen worden veel alkoholisten aangetroffen; 2. omgekeerd komen veel alkoholisten met den strafrechter in "aanraking; 3. menschen, die doorgaans matig leven, zooals Joden en vrouwen, begaan weinig misdrijven ; 4. in streken, waar het alkoholverbruik groot is, wordt veel tegen de strafwet gezondigd en omgekeerd; 5. misdrijven, in 't 'bijzonder die> welke tegen den persoon en de openbare orde gericht zijn, worden het meest gepleegd op het eind en aan het begin der week, dus op dagen van groot drankmisbruik. 15 Voor het huisgezin. Waar vader of moeder of, nog erger, waar heide ouders zich aan drankmisbruik overgeven, is zelfs in de lichtste gevallen, elke hoop op lotsverbetering afgesneden. Op zijn allerbest weten zulke huisgezinnen te midden van voortdurende moeite en zorgen zich maatschappelijk eenigszins staande te houden. Meestal echter gaan ze allengs stoffelijk en zedelijk te gronde: zij verarmen en verliederlijken. Bedeeling en ontzetting uit de ouderlijke macht zijn bij alkoholistengezinnen dikwijls noodzakelijk, terwijl, wanneer slechts één der echtgenooten aan den drank is,~ de het meest lijdende partij niet zelden een eisch tot echtscheiding instelt. ^^bss^C* De kinderen vaffarinkende ouders zijn diep te beklagen. Deels door~"wet zwakke en ziekelijke lichaam, waarmede ze geboren worden en ten gevolge waarvan achterlijkheid, idiotie, vallende ziekte en tuberkulose veel bij hen voorkomen, deels door de verwaarloozing hunner opvoeding vervallen ze gemakkelijk tot lediggang, drankzucht en misdaad. Bovendien is de kindersterfte in gezinnen, waar drankmisbruik heerscht, buitengewoon groot. Van 301 kinderen van Amsterdamsche alkoholisten stierven 178 in het eerste levensjaar, terwijl de gemiddelde sterfte op dien leeftijd ongeveer ÏO % bedraagt. Omgekeerd is het feit vastgesteld, dat onder de verschillende gezindten de kindersterfte daar het geringst is, waar het matigst geleefd wordt, bij de Joden. Voor den Staat. In ons land dronk men in 1914 gemiddeld per hoofd 7.9 liter jenever, 69 halve flesschen bier en 1H flesch wijn. Bijgevolg besteedde elk gezin gemiddeld minstens ƒ 89.38 aan alkoholische dranken. „Minstens", omdat de verbruikscijfers, die aan de berekening ten grondslag liggen, uitsluitend de alkoholische dranken betreffen, waarvan belasting is geheven; de hoeveelheden, die door geheime beréiding of grenssmokkelarij zijn verkregen, alsmede de onbelaste bessenwijnen, vallen daarbuiten. Kan de groote stoffelijke schade, welke ons vaderland rechfc» streeks 'beloopt door de uitgaven, die de alkoholische dranken eischen, eenigszins in cijfers worden uitgedrukt, die, welke -middellijk het gevolg is van het alkoholverbruik, ontsnapt aan elke berekening. Allereerst omdat de schade, door het drinken aangericht, niet zonder meer evenredig mag worden gesteld aan de hoeveelheid alkohol, die verbruikt is. Ze hangt namelijk ook af van ras en 16 klimaat. En bovendien nog van de wijze, waarop het verbruik plaats heeft. Ben voorbeeld. De bevolking van Griekenland verbruikt 2% maal zooveel alkohol als die van ons land. De Griek echter geniet bijna 94 % daarvan als wijn, terwijl de Nederlander 71 % in den vorm van jenever drinkt. Bijgevolg staat het te bezien, waar de toestand het meest te wenschen overlaat: in Griekenland, waar bijna allen (ook vrouwen en kinderen) betrekkelijk weinig en slechts enkelen veel wijn drinken of in Nederland, waar duizenden geen droppel gedestilleerd gebruiken, terwijl betrekkelijk velen dit m die mate doen, dat ze alkoholist of veeldrinker zijn. Ook is het onder cijfers brengen van de middellijke schade onmogelijk, omdat de verschillende faktoren, waarvan zij het produkt is, niet zijn na te gaan. Wie zal zeggen, hoeveel geestelijke en lichamelijke werkkracht door den alkohol verdwijnt? Wie, tot hoeveel kosten het alkoholmisbruik de gemeenschap noodzaakt in den vorm van uitgaven voor ziekenverpleging, politie, justitie en armenzorg? Hoogstens beschikken we, en dan nog. maar alleen'wat de laatste vraag betreft, over gegevensy die ons den omvang der schade eenigszins doen vermoeden. Van de krankzinnige mannen, die in het Wilhelminagasthuis te Amsterdam worden opgenomen, lijdt ruknl'6 % aan alkoholische krankzinnigheid. En van alle patiënten, verpleegd in de Groningsche psychiatrische kliniek, de vrouwen dus medegerekend, ruim 7 %. In 1913 werden in ons vaderland ongeveer 33.000 personen veroordeeld wegens openbare dronkenschap, terwijl van het aantal ruwheidsdelikten minstens 50 % aan den invloed van alkohol te wijten was. Alkoholmisbfuik is in verschillende buitenlandsche steden (Hamburg, Genève, Epinal) bij 50 tot 90 % van de menschen, die bedeeling ontvangen, de oorzaak van de verarming. Ook zedelijke schade ondervindt de Staat van het alkoholmisbruik. Waar bij den burger de zin voor het schoone en goede zoek raakt, zal de behartiging van het algemeen belang steeds meer te wenschen overlaten, het eigenbelang overal op den voorgrond treden, kwade trouw en oneerlijkheid schering en inslag zijn. Zelfs de buitenlandsche betrekkingen kunnen daaronder lijden. Voor een buurman, die op weg is naar een zedelijk, lichamelijk en stoffelijk bankroet, zal het ontzag nooit groot zijn. De vraag mag gesteld worden, of de noodlottige vergissing, die de Centrale rijken de kracht der Fransche wapenen 17 gering deed schatten, ooit zou begaan zijn, indien de wereld Frankrijk voor een sobere natie had gehouden. Natuurlijk mag hieruit niet worden opgemaakt, dat alkoholmisbruik de weêrkracht van een staat ongerept laat. Het tegendeel is waar. De groote sterfte Onder de kinderen van alkoholisten, hun veelvuldig ziekirijn en, wat we nog niet noemden, het feit, dat in drinkende gezinnen het gemiddelde cijfer dér geboorten laag en dat der doodgeborenen hoog is, oefenen zoowel op de grootte als op de hoedanigheid der legerlichtnvgen een nadeeligen invloed uit. Bovendien verzwakt alkoholmisbruik in hooge mate de zedelijke waarde, het „moreel" van den troep. Zondigen tegen de krijgstucht, slecht dienstdoen en mopperen (de soldaat spreekt van „kankeren'^ zijn niet zelden rechtstreeks het gevolg van dronkenschap of katterigheid. Het Alkoholvraagstuk. Met dit woord duidt men de vraag aan, hoe de strijd tegen het alkoholmisbruik, de drankbestrijding, het best kan worden gevoerd. Eenvoudig is haar oplossing allerminst en de meeningen aangaande hetgeen Overheid, genootschappen en bijzondere personen daartoe kunnen bijdragen, loopen ver uiteen. Ook leidt elk tegengaan van het drinken onvermijdelijk tot een andere, eveneens zeer moeilijke vraag, namelijk die betreffende de wijze, waarop de ellende moet worden bestreden, welke van alkoholmisbruik het gevolg is. De zorg voor armen en zieken, de genezing, de onderkurateelestelling en de ontzetting uit de ouderlijke macht van dronkaards, alsmede de berechting van misdrijven, onder den invloed van alkohol gepleegd, komen, om slechts de hoofdzaken te noemen, hierbij ter sprake; 18 Zou het dan niet het eenvoudigst zijn om in verband met de groote schade, die het drankmisbruik aanricht, alle gebruik te verbieden? Wie deze vraag bevestigend beantwoordt, moet natuurlijk de waarde van alkoholische dranken als genotmiddel ontkennen of zeer gering rekenen. Maar bovendien is het noodig, dat hij van de uitvoerbaarheid van den radikalen maatregel overtuigd zij. Hoe staat het nu hiermeê ? Is het mogelijk om, zooals bij het begin van den oorlog in Rusland geschiedde, de geheele natie plotseling tot nuchterheid te verplichten? Aangenomen, dat- het gelukt om allen smokkelhandel en elke geheime 'bereiding te verhinderen, dan zal allereerst de Fiscus vragen, vanwaar hij voortaan de millioenen moet halen om de staatsbegrooting sluitend te maken. Weliswaar zullen de uitgaven voor rechtspraak, politie, ziekenhuizen, krankzinnigengestichten en gevangenissen verminderen en mag worden verwacht, dat toenemende stoffelijke welvaart de middelen ruimer doet vloeien, maar niemand kan verzekeren, dat deze voor de staatskas gunstige verschijnselen zoo niet aanstonds, dan toch spoedig zullen opwegen tegen het uitblijven van de groote sommen, die de heffingen op alkoholische dranken in het laadje brachten. Een andere vraag is deze. Ons kleine land (1915) telt: 3 fabrieken, waar alkoholhoudende wijnen worden verwerkt; 383 branderijen en destilleerderijen; 403 bierbrouwerijen en 21061 lokaliteiten, waar krachtens „vergunning" sterke drank wordt getapt of gesleten. Bovendien bestaan er tallooze gelegenheden met „verlof" om wijn en bier te schenken, terwijl het zeker niet moeilijk valt om nog menig ander bedrijf, zooals bijv. de likeurfabrikage, aan te wijzen, dat eveneens met het alkoholgebruik staat of valt. Hoe zullen de tienduizenden, misschien wel honderdduizenden, die van dit alkoholberoep leven, een nieuw bestaan vinden, indien de verkoop van alkoholische dranken plotseling wordt opgeheven? Vermoedelijk is drankbestrijding dan ook praktisch alleen uitvoerbaar langs den weg van geleidelijke vermindering van het verbruik. Maar ook dan stuit men op onverwachte moeilijkheden. In menige landstreek, bijvoorbeeld in Oost-Pruisen, wat den aardappelenbouw betreft en in Italië, wat de druiventeelt aangaat, is de grond niet zelden voor elke andere kuituur ongeschikt, zoodat spiritusbranden en wijnbereiding de eenige 19 wegen zijn, waarlangs de landbouwende bevolking een bestaan kan vinden. Hoe dit te veranderen ? Slechts de wetenschap kan hulp verkenen. Zij moet er naar streven genoemde gronden produkten te doen voortbrengen, die niet tot spiritus of alkoholische dranken 'behoeven te worden verwerkt. Waar dit onmogelijk blijkt, trachte zij den aardappel en de druif op andere wijze als door vergisting bruikbaar •te maken, iets, dat, voor zooverre het den aardappel betreft, tij» dens den oorlog reeds vrij wei gelukte. Eindelijk vinde zij nieuwe en betere wegen om spiritus te gebruiken als bron voor kracht, warmte en licht of als grondstof voor andere produkten dan alkoholische dranken. Vooral dit laatste is gewenscht. Een sterke toeneming van de spiritusbereiding is in het zicht, sedert men deze stof ook al gaat winnen uit den afval van papierfabrieken en, wat wellicht nog meer beteekent, sedert langs zuiver scheikundigen weg, dus zonder gistingsproces en met karbied als grondstof, spiritus verkregen wordt. Nog om een andere reden is drankbestrijding een moeilijk werk. Voortdurend moet er worden gestreden tegen onverstand en eigenbelang. Tegen onverstand, omdat de groote massa, ook wat de ontwikkelde en beschaafde kringen aangaat, weinig begrijpt van de groote schade, die van alkoholmisbruik het gevolg is. Tegen eigenbelang, omdat er niet alleen tegenwerking wordt ondervonden van hen, wier dagelijksch brood in gevaar komt, zoodra er minder gedronken wordt, maar ook van degenen, die als aandeelhouders of als eigenaars van fabrieken en drankgelegenheden een deel van hun inkomsten vreezen te verliezen. Ten slotte nog de vraag, of er teekenen zijn, die er op wijzen, dat de strijd tegen het alkoholmisbruik met goeden uitslag wordt gestreden. Het is duidelijk, dat het inzicht in het alkoholgevaar, hoeveel het ook nog te wenschen overlaat, toeneemt. Het verminderen der drinkgewoonten, zelfs onder jongelieden, en het steeds meer deelnemen van de Overheid aan de drankbestrijding zijn hiervan de gelukkige gevolgen. In de tweede plaats beschikken wij over rechtstreeksche bewijzen voor de vermindering van het drinken. Zoo wist een Nederlandsen dorpsburgemeester te vertellen, dat de herbergiers van zijn gemeente betrekkelijk weinig meer hechtten aan het vergunningsrecht en dat hij in het tijdvak 1898—1910 het jaarlijksch aantal processen-verbaal wegens dronkenschap van 52 tot 2 zag dalen. En een onderzoek betreffende de bevol- 20 king van een kleine stad leerde, dat van 1874 tot 1911 het aantal dronkaards onder de gezgten bevolking met minstens 50 % afnam. Eindelijk kunnen nog de verbruikscijfers dienst doen om het geringere drankmisbruik aan te toonen. Jaarlijks dronk de Nederlander gemiddeld: w,.. D. Gedestilleerd Wijn. Bier. yan 50 % I 1873 2.4 L. — 8.7 L. 1883 2.4 „ — 9.4 „ 1893 1.9 „ — 8.9 „ 1903 1.6 „ 30 L. 7.8 „ 1913 1.2 „ 28 „ 5.2 „ Maar met dit laatste bewijsmateriaall «ij men voorzichtig. De mogelijkheid bestaat, dat het lagere verbruik zoo niet uitsluitend, dan toch meer voortkomt uit het nog matiger worden der matigen dan uit de beterschap der onmatigen. * De oorzaken van het gebruik en van het misbruik van alkoholische dranken. a. Gebruik. % ie een zieke wil genezen en, nog meer, wie een ziekte wil voorkomen, zal vóór alles er naar moeten streven de oorzaken te leeren kennen van de kwaal, die hem bezig houdt. Hetzelfde geldt van de drankbestrijding. Hiervan is enkel 21 dèn een doeltreffende regeling te verwachten, wanneer er rekening wordt gehouden met de verschillende faktoren, die tot gebruik en misbruik leiden. Op de vraag, waarom schier alle volken gaarne alkoholische dranken gebruiken, zullen zonder twijfel de meesten antwoorden, dat dit komt, omdat ze zoo goed smaken. Toch bevat dit antwoord maar een deel, en vrij zeker slechts een klein deel, van de waarheid. Immers, afgezien nog van het feit, dat dit lekker vinden meestal moet worden geleerd, aangezien het eerste glas bier of wijn evenmin smaakt als de eerste sigaar, mag niet worden vergeten, dat een alkoholische drank, en in 't bijzonder de daarin aanwezige alkohol, nog andere werkingen op het zenuwstelsel uitoefent; werkingen, die veel beter dan de aangename smaak verklaren, waarom eik volk met zóóveel lust aan BacöKus offert, dat ier behalve van de ziekelijke neiging, die ckaidezudhit heet, ook nog gesproken mag worden van een den mensch aangeboren en dus natuurlijke neiging tot alkohol. Werkingen, die in het groot ten gevolge hebben, wat van tabak, koffie en thee in het klein uitgaat: opwekking en verdooving. Wie voelt niet dikwijls de behoefte om vrijmoediger en opgewekter te zijn? Wie zet niet graag alles, wat hem drukt of in spanning houdt, eenige oogenblikken op zijde? Hoe juist deze opvatting is, leert het feit, dat, waar geen of weinig alkoholische dranken worden gebruikt, andere stoffen (opium, haschisch, sirih, cocabladeren) meer of minder als plaatsvervangers dienst doen, terwijl daar, waar de verkoop van alkohol (Canada, Zweden) of opium (China) sterk beperkt of onmogelijk gemaakt wordt, onmiddellijk het gebruik van andere bedwelmende stoffen toeneemt. De Zweed en de Chinees rooken veel harder dan vroeger, terwijl uit Canada klachten komen over misbruik van cocaïne. De aangeboren neiging tot alkohol wordt bevorderd door tal van faktoren, waaronder we allereerst willen noemen overmatigen, zwaren arbeid; vooral, als deze plaats heeft in een bedorven, stoffige, te heete of te koude atmosfeer. Verder behoort hiertoe onvoldoende voeding, zooals bekend, dikwijls een gevolg van geldgebrek. Het is echter niet waar, dat armoede en evenmin, dat moeiten en verdriet de groote bevorderaars zijn van alkoholgebruik. Immers, zooals onomstootelijk is bewezen, voorspoed en een zorgeloos leven doen dit veel meer. Wèl daarentegen geldt het van gebrekkige ontwikkeling. Hoe hooger de mensch verstandelijk en zedelijk ont- 22 wiklceld is, des te meer zal hij, uitzonderingen daargelaten, de matigheid huldigen. Ook de hoedanigheid en de prijs oefenen invloed uit op het ■ alkoholgebruik. Hoe lekkerder en goedkooper de dranken zijn, des te meer aflrek vinden ze. Wat den invloed aangaat van het klimaat, dienaangaande valt enkel te zeggen, dat koude het gebruik van gedestilleerd bevordert en warmte dat van wijn en bier. Op dezen regel zijn echter uitzonderingen. In het zonnige Ecuador drinkt men meer gedestilleerd dan in eenig ander land Eindelijk willen we nog noemen de drinkgewoonten, volgens welke bij alle mogelijke gelegenheden, men kan zeggen : overal, waar menschen samenkomen, de flesch op tafel verschijnt. Deze gewoonten worden natuurlijk sterk bevorderd, wanneer het aantal kroegen en drankwinkels groot is. De gelegenheid maakt den dief. b. Misbruik. Alles, wat de zinnen streelt, wordt niet alleen gaarne gebruikt, maar ook misbruikt. Geen wonder dus, dat velen bij het drinken geen maat weten te houden. Bovend ien wil het ongeluk, dat de onaangename nawerking van alkoholische dranken doorgaans weêr tot drinken drijft, een noodlottige cirkelgang. Er zijn intusschen nog heel wat andere wegen, waarlangs de neiging van den mensch om meer te drinken dan wenschelijk is, wordt aangewakkerd. "Allereerst geldt van bijna alle het gebruik bevorderende faktoren, dat ze ook tot misbruik kunnen leiden. Verder zijn als zoodanig te noemen: 1. het winstbejag van hen, die alkoholische dranken schenken en bereiden. Tappers doen niet zelden hun' best, in 't bijzonder door het geven van krediet of het uitloven van premies voor groote verteringen, om klanten te lokken./En /bier- f brouwerijen en/gedestilleerdfabrieken, althans in het buiten-1 land, achten het dikwijls voordeelig om het loon der werklieden voor een deel in bier of brandewijn uit te betalen; J 2. de onwetendheid der menigte, die den borrel voor een bron van kracht en gezondheid houdt en nauwelijks-iets beseft van de gevaren van het misbruik; 3. het dagelijks in aanraking komen met menschen, die veel drinken. Wellicht valt hieruit eenigszins te verklaren, waarom de vrouw doorgaans matig leeft. 23 Wie over het alkoholmisbruik nadenkt, ontkomt niet aan de vraag, hoe het mogelijk is, dat zooveel alkoholisten, hoewel ze in nuchtere oogenblikken het goede willen en best begrijpen, dat ze op weg zijn naar hun ondergang, toch het drinken voortzetten. Hierop luidt het antwoord: omdat verreweg de meeste van deze menschen geboren zijn met een zwak, minderwaardig zenuwstelsel, terwijl dèèr, waar dit niet het geval was, ziekten, zorgen, verdriet en dikwijls ook langdurige onmatigheid zulk een minderwaardigheid in het leven riepen. Vandaar, dat men den dronkaard nog meer dan reeds op grond van zijn chronische' vergiftiging door alkohol dient te geschieden, als een zieke moet beschouwen en behandelen en dlat voor de farizeesche verachting, waarmede hij maar al te dikwijls bejegend wordt, geen plaats mag zijn. In deze opvatting betreffende het dronkaard-worden ligt een ernstige vermaning tot matigheid. Het meest natuurlijk voor degenen, die uit geslachten stammen, waarin krankzinnigen, zenuwlijders,£genieënjen dronkaards voorkomen en daarom achter het weerstandsvermogen van hun zenuwstelsel een vraagteeken behooren te zetten. Maar ook zij, die over een krachtig zenuwstelsel meenen te beschikken, mogen zich voor gewaarschuwd houden. De drankbestrijding. Behalve in het genezen van dronkaards en het op den goeden weg brengen van alkoholisten en veeldrinkers bestaat de drankbesitrijiding hoofdzakelijk in het wegnemen van de oorzaken van het drankmisbruik. Bijzondere personen, vooral de geestelijke, de geneesheer, \ 24 de onderwijzer en de werkgever, kunnen zonder twijfel bij deze bestrijding nuttig werk verrichten. Wat edhter de enkeling niet vermag, Mgit dikwijls binnen het bereik van een vereeniging van personen. In het' begin der 19e eeuw, toen het gevaar van het alkoholisme voor het eerst begrepen werd, kwam men daarom tot het stichten van drankbestrijdingsgenootschappen. Aanvankelijk waren deze uitsluitend gericht tegen het gedestilleerd. Zoo ten onzent de in 1842 opgerichte 'Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank en de Volksbond, welks geboortejaar 1875 is. Laatstgenoemde bond, die uitsluitend het misbruik trachtte tegen te gaan, werd later, toen de schade, door wijn en bier aangericht, beter gevoeld werd, tot den Volksbond tegen Drankmisbruik, terwijl eerstgenoemde vereeniging om dezelfde reden in 1899 herdoopt werd tot_N.JV. r- A. van alkoholische dranken. Waar de drankbestrijder zich bij aansluit, hetzij 'bij een matigheidsgenootschap als de Volksbond, hetzij bij een der vele vereenigingen, die geheelonthoudingjbi^digen, hangt af van persoonlijke opvattingen. De matigheidsma«sj|S van oordeel, dat het niet aangaat genotmiddelen af te schaffen enkel op grond van het misbruik, dat anderen daarvan maken. Hij acht bovendien een toekomst mogelijk, waarin dit misbruik tot zóó geringe verhoudingen is teruggebracht, dat de schade, hierdoor veroorzaakt, niet meer in aanmerking komt tegenover het nut, dat alkoholische dranken naar zijne overtuiging hebben/De geheelonthouder daarentegen ontkent meestal dit nut of acht het van uiterst geringe waarde. Hij gelooft niet aan de mogelijkheid om het misbruik krachtig te bestrijden, zoolang het gebruik blijft toegestaan. Bij hun alkoholgebruik weten volgens hem de meeste menschen de grens niet vast te stellen, waar de schade begint. Ook is hij van meening, dat slechtssïSfcegenen ware drankbestrijders kunnen zijn, die door eigen geheelonthouding aan de omgeving toonen, dat men ook zonder alkohol gelukkig en tevreden kan leven., j De middelen, waarmede de genootschappen hun doel trachten te bereiken, bestaan voornamelijk in het voorlichten van het publiek ten opzichte van het alkoholgevaar, het verbreiden van denkbeelden betreffende hetgeen zij de beste vormen achten van wettelijke drankbestrijding en in het bevorderen van de genezing van drankzuchtigen. Ten opzichte van dit laatste hebben de Vereenigingen tot herstel van drankzuchtigen, de Inter-V nationale Orde van Goede Tempelieren, het Leger des Heils, en, niet te vergeten, de Consultatiebureaux in verschillende 25 groote steden, goed werk verricht. De ruimste opvatting van zijn taak heeft zonder twijfel de Volksbond, die, behalve langs de zoo pas genoemde wegen, het alkoholmisbruik ook nog tracht te beperken door het openen van alkoholvrije koffiehuizen en kiosken, het oprichten van leeszalen, bibliotheken, handwerk-, naai-, brei-, kook- en huishoudscholen, het verbeteren van de volkshuisvesting, van volksfeesten enz. enz. Bijzondere personen en genootschappen, die in hun strijd tegen het alkoholmisbruik dreigen te kort te schieten, kunnen krachtigen steun verlangen en ontvangen van de Overheid. Menig middel, waarover zij beschikken, ligt binnen het bereik van de lichamen, die het Rijk, de provincies en de gemeenten besturen. •^•MiBij de drankbestrijding door de Overheid kan men repressieve en preventieve middelen onderscheiden. De repressieve — al oefenen ze tevens een meer of minder afschrikwekkende werking uit, die iemands alkoholgebruik kan matigen — zijn de minst belangrijke. Daartoe behooren het strenger straffen van misdrijven in dronkenschap gepleegd en het opleggen van een gedwongen verpleging in een dronkaardsasyl. Geen van beide maatregelen kent men in ons vaderland, waar op zijn allerbest bij het uitspreken van een voorwaardeijke veroordeeling tot minstens twee maanden gevangenisstraf de gevonniste gedurende zekeren termijn tot nuchterheid kan worden verplicht. Repressief kunen verder ook werken het straffen van dronkenschap in het openbaar en het onder kurateele stellen van den dronkaard. Dit laatste is ten onzent echter slechts mogelijk, wanneer de alkoholist zich aan verkwisting schuldig maakt of gekrenkt is in zijn geestvermogens. Preventief valt er voor de Overheid veel meer te doen. Zij kan allerlei sociale misstanden, die het alkoholmisbruik in de hand werken, zooals armoede, slechte arbeidsvoorwaarden, ongezonde woningen, tuchteloosheid der jeugd enz. trachten tegen te gaan en bovendien er naar streven de kinderen van alkoholisten voor ondergang te behoeden door de ouders uit de ouderlijke macht te ontzetten. Het verzamelen van statistieken over en het geven van het onderwijs in het alcoholvraagstuk alsmede het geldelijk steunen van drankbestrijdingsgenootschappen, liggen eveneens binnen haar bereik. Eindelijk heeft zij het in haar macht toezicht uit te oefenen op de hoedanigheid der dranken, zorg te dragen, dat overal goed drinkwater voorhanden is, het 26 verkoopen of tappen van alkoholische dranken op allerlei wijzen te beperken, enz. enz. !' . •' Het meest echter vermag de Overheid waarschijnlijk daar, waar 2e meer rechtstreeks het alkoholgebruik binnen enge grenzen tracht te houden. Wat in dezen het radikaalst zou zijn, namelijk alle bereiding, verkoop en invoer te verbieden of, zooals men pleegt te zeggen, het staatsverbod (prohifeitie) in te voeren, bespraken we reeds. Enkei"zij dienaangaande nog opgemerkt, dat déze krasse maatregel, waarbij de lichte (± 2^ %) bieren doorgaans vrij uitgaan, slechts genomen is in IJsland en Rusland, en dat van de verkregen resultaten nog weinig te zeggen valt. Dit laatste deels, omdat de invoering van prohibitie nog te kort geleden is, deels, omdat de rijken, waar het stelsel van kracht is, een te eigenaardige ligging of te verwarde maatschappelijke toestanden hebben, dan dat de aldaar opgedane ervaringen van waarde zijn. Het staatsverbod, dat men in tal van NoorduAmierikansche Staten aantreft, verdiende tot dusverre dien naam niet. Het was niet bij machte om den invoer uit andere, zoogenaamd natte staten te verhinderen. Men had er in het groot, over een geheelen staat, wat elders in de Unie, alsmede in Noorwegen, Zweden, Finland, Canada, Australië, Roemenië en sommige Zwitsersche kantons, den naam van plaatselijke keuze (local option) draagt. Volgens dit stelsel beslissen de burgers, hetzij rechtstreeks door een volksstemming, hetzij middellijk door bij het stellen van kandidaten voor den gemeenteraad rekening te houden met de meening, die deze zijn toegedaan in zake drankbestrijding, of er in hun stad, stadswijk of dorp kroegen en drankwinkels zullen bestaan. De invoer van buiten blijft dus vrij en binnenshuis kan ieder, en vooral de gegoede, zooveel drinken als hij wil. Over de werking van plaatselijke keuze wordt zeer verschillend geoordeeld. De voorstanders roemen die. Zij wijzen op de mindere verleiding, waaraan de mensch bloot staat, zoodra in zijn omgeving geen alkoholische dranken meer te koop zijn, terwijl ze .groote waarde hechten aan de belangstelling in het alkoholvraagstuk, die het stelsel ontegenzeggelijk wakker roept. Uit het feit, dat, vooral in Noord-Amerika, de plaatselijke keuze steeds meer wordt toegepast, leiden ze bovendien af, dat slechts gunstige ervaringen daartoe kunnen leiden. De tegenstanders daarentegen zijn van de goede resultaten alles behalve overtuigd. Als plaatselijke, keuze zooveel helpt, zeggen ze, dan moet dit 27 irit het drai&verbrudk blijken. Wat niet het gieval is. Noch in het matige Noorwegen, waar het stelsel in 1894 werd ingevoerd, noch in de niet-matige *) Vereenigde Staten van NoordAmerika, waar gaandeweg % van de oppervlakte door staatsof plaatselijk verbod zoogenaamd' droog werd gelegd, is, zooals onderstaande krommen bewijzen, hiervan iets te bemerken. Daarentegen is in ons vaderland, dat slechts een vergunningswet bezit en waar bovendien, in tegenstelling met de twee genoemde rijken> de geestdrift voor drankbestrijding nog heel wat te wens ah en overlaat, veel meer bereikt. Ook vreezen dè tegenstanders, dat plaatselijke keuze, vooral wanneer de kiezers rechtstreeks over den drankve^kóop mogen beslissen, tot onberaden besluiten zal leiden^rismede, dat de lagere volksklassen, die minder gemakkelijk^dan de gegoede *) De Amerikaan drinkt gemiddeld ongeveer tweemaal zooveel wijn en driemaal zooveel bier als de Nederlander. 28 burger' het noodige van elders kunnen ontbieden, zich door het stelsel benadeeld zullen achten. Vrij gunstig luidt over het algemeen de meening over het in Zweden, Noorwegen en Finland bestaande Gotenburger stelsel, waarbij alle verkoop van sterken drank, althans voor zooverre het schenken betreft, door de gemeenten wordt toevertrouwd aan een filantropische vereeniging, bolag of samlag geheeten. Deze mag aan haar aandeelhouders nooit meer dan 5 % dividend uitkeeren; de rest der winst moet ten 'bate komen van openbare késsen of werken van openbaar nut. Dit bnengit biet groote voordeel mede, dat de verkooper geen belang heeft bij den omzet, en dat aan de zetbazen van de bolag-lokalen strenge voorschriften worden gegeven betreffende de hoeveelheid (1 a 2 borrels), die ze aan hun bezoekers mogen schenken. Hun winst hangt geheel af van den verkoop van eetwaren en niet-alkoholische dranken. Aan bekende alkoholisten of aan personen, die in dronkenschap tegen de strafwet zondigden, mogen ze niet tappen. Het verbeteren van de kroeg en het verminderen van de verleiding tot drinken wordt ook, hoewel zonder wettelijke hulp, in Engeland en Duitschland beproefd. Filantropische vereenigingen stichten herbergen, waar gezonde, gezellige lokalen geëxploiteerd worden door zetbazen, die geen belang hebben bij den alkoholomzet, terwijl op hen de verplichting rust den prijs van alkoholvrije dranken laag te houden. Al moge het Gotenburger stelsel veel goeds 'brengen, enkel het sdhenken kan daarvan een gunstigen invloed ondervinden. De drankverkoop in slijterijen blijft ongemoeid. Ten einde in deze leemte te voorzien, is sedert 1914 te Stokholmy en sedert 1916 in geheel Zweden, een stelsel ingevoerd, dat den naam draagt van „s y s t e e m Dr Brat t", de Stokholmsche geneesheer, die het uitdacht. Het korftt neer op een rantsoeneering van sterke dranken, ongeveer op de wijze als wij die tijdens den oorlog ten opzichte van de broodverstrekking leerden kennen. Ieder meerderjarig man, en eveneens ieder meerderjarige vrouw, mits deze een eigen huishouding voert, kan een bonboekje ontvangen, dat voor zeker tijdsbestek recht geeft tot den aankoop van een bepaalde hoeveelheid gedestilleerd bij een vooraf opgegeven en in het boekje vermelden slijter. Aan alkoholisten, bedeelden en ook aan hen, die kort geleden wegens dronken- 29 scha© met den strafrechter in aanraking kwamen, wordt geen hoekje afgegeven. De berichten betreffende de met dit systeem verkregen uitkomsten luiden voorshands zeer gunstig. Ook onze Regeering scheen eenige jaren geleden daaraan haar aandacht te wijden. Of ze er een proef mee gaat nemen? Zoo ja, dan zal öf tevens de invoering van het Gotenburger stelsel noodzakelijk zijn, öf, wat eenvoudiger en beter lijkt, ook op het verbruik in de kroeg de rantsoeneering moeten worden toegepast, zoodat een borrel zonder bon niet verkrijgbaar is. De landen, waar prohibitie, plaatselijke keuze, Gotenburger stelsel of het syste em Dr. Bratt van kracht zijn, kan men gemakkelijk tellen. In de meeste rijken bestaat de drankbestrijding van staatswege, behalve in het aanstonds nog te bespreken duurder maken der alkoholische dranken, slechts in bescheiden pogingen om de gelegenheden, waar getapt wordt, beter, veiliger en geringer in aantal te doen zijn. De wet stelt dan eischen ten opzichte van de ruimte en de inrichting der lokalen, de tijden, waarop getapt mag worden en den persoon van den tapper; zij belast het recht van tappen en verlangt voor het openen van een dranklokaal de toestemming der Overheid. Voor deze toestemming is meestal noodig, dat de wenschelijkheid om een nieuwe drankgelegenheid te openen wordt aangetoond; een bepaling, die ten gevolge van haar rekbaarheid dikwijls weinig uitwerkt. Ons land ging met de Drankwet van 1881 (herzien in 1885 en 1904) zijn eigen weg en stelde-het aantal kroegen en drankwinkels vast in verband met de grootte der bevolking. Hiervan is het gevolg geweest, dat, terwijl in 1882 op 129 inwoners één gelegenheid bestond, waar sterke drank in het klein werd gesleten of geschonkenv deze verhouding' in 1915 was gedaald ■tot 1:310. Bovendien is van belang, dat onze wetgeving zich ook bemoeit met de lokaliteiten, waar uitsluitend alkoholvrije dranken of hoogstens bier en wijn worden geschonken. Om zulk een gelegenheid te openen is een zoogenaamd „verlof" van de Overheid noodig. Het aantal der verloven is echter niet aan grenzen gebonden en voor het verlof zelf behoeft niet te worden betaald. Bijzonder tevreden over dit stelsel is men intusschen niet. Verloflokalen worden licht tot geheime (klandestiene) jenever- 30 kroegen en oefenen bovendien niet zelden een slechten invloed uit op de jeugd, die er leert spelen en bierdrinken. Onder de middelen, waardoor de Staat bet alkoholmisbruik kan trachten te beperken, moeten eindelijk nog genoemd worden het monopolie en het door belastingen duurder maken van alkoholische dranken. Onder monopolie verstaat men een stelsel, waarbij de Regeering den groothandel, de zuivering, ja soms ook de bereiding en het slijten van gedestilleerd, dn handen neemt. Zooals in enkele Noord-Amerikaansche staten en, vóór den oorlog, in Rusland, kan de Staat aldus tegelijk fabrikant, groothandelaar en slijter van sterke dranken worden. Dat een monopolie veel kan bijdragen ter beteugeling van het alkoholmisbruik, is aan geen twijfel onderhevig. Of daarmede echter ooit veel werd bereikt? Gewoonlijk, zooals nu weêr in Duitschland valt op te merken, liggen aan de invoering van het stelsel hoofdzakelijk fiskale overwegingen ten grondslag. Vóór alles moet de staatskas gevuld worden en zoolang aan dezen eisch niet is voldaan, heeft de drankbestrijding niet veel te hopen. Misschien werkt het stelsel nog het best in Zwitserland, waar een wetsbepaling voorschrijft, dat een deel van de winst moet strekken om het alkoholmisbruik tegen te gaan. Wat het belasten van alcoholische dranken betreft, de ondervinding leert, dat een geringe vermeerdering van accijns of invoerreoht niet veel baat, maar dat daarentegen een zeer sterke verhooging van het bedrag, dat van alkoholische dranken wordt geheven, minder drinken ten gevolge heeft. Intusschen, aan het duur maken van die dranken zijn bezwaren verbonden. Vervalsching, geheime bereiding en grenssmokkelarij worden er door uitgelokt. Ook is het moeilijk te bepalen, tot hoever het stelsel van zwaar belasten mag gaan, aangezien er een oogenblik komt, waarop het tot een nieuwen vorm van prohibitie wordt, waarover de bezitters van kleine beurzen zich beklagen. Wanneer men daarentegen, zooals meestal geschiedt, zich bepaalt bij een belasting, die het verbruik binnen eenigszins. ruime grenzen houdt, wordt niet alleen niet genoeg bereikt, maar ontstaat ook het gevaar, dat de hooge opbrengst, die in de staatskas vloeit, menige regeering doet opzien tegen nieuwe maatregelen van drankbestrijding. ï