1157 GESCHIEDENIS VAN DE ORDE DER M; ROZEKRUISERS door Mr. FR. WITTEMANS. Met een voorwoord van Dr. W. H. DENIER VAN DER GON. B 8 Firma L. J. C. BOUCHER — 1921. DEN HAAG GESCHIEDENIS VAN DE ORDE DER ROZEKRUISERS. GESCHIEDENIS VAN DE ORDE DER i*ff- ROZEKRUISERS s door Mr. FR. WITTE MA NS. Met een voorwoord van Dr W. H. DENIER VAN DER GON Firma L. J. C. BOUCHER - DEN HAAG 1921 . INHOUD. Blz. Voorwoord 7 Inleiding 9 I. Het ontstaan van de Orde der Rozekruisers . ■ 10 II. De herleving der Orde In de XVIIe eeuw 19 III. De Rozekruisers in Nederland 30 IV. De Rozekruisers in Frankrijk 35 V. De Rozekruisers in Engeland 39 VI. Het verband tusschen de Rozekruisers en de Vrijmetselarij ... 48 VII. Het Ergon en het Parergon der Rozekruisers 53 VIII. De Gouden Rozekruisers 58 IX. De Rozekruisers in Rusland 66 Xa. De Rozekruisers of Achttiende Graad der Schotsche Vrijmetselarij 68 b. De Rozekruizersgraad in de Nederlandsche Vrijmetselarij .... 71 XI. De St. Germain en de Fransche Rozekruisers der XVIIIe eeuw . 73 XII. De moderne Rozekruiserslichamen 78 Nabetrachting 85 Voornaamste data der geschiedenis der Rozekruisers 87 Bibliographie . . , 89 VOORWOORD. Tijdens zijn vierjarig verblijf in ons land, heeft Mr. Wittemans, naast heel wat anderen arbeid, een boek over de Orde der Rozekruisers geschreven, waaraan een uitgebreide studie en veel nadenken ten grondslag liggen. Nu hij weer naar Antwerpen terugkeert, laat hij het aan ons land en vooral aan zijn vele vrienden hier achter. Dankbaar wordt het aanvaard door hen, die de copy mochten lezen. Te rechter tijd verschijnt dit boek. Het waren meest Rozekruisers, die in de 17de eeuw, deels ook vroeger, deels ook later, de geesten geleid hebben. Er is sedert een tijd geweest, waarin zeer veel van hetgeen de inhoud en de vorm van hun geschriften uitmaakt, niet behoorde tot wat, ook in de kringen der denkers, het meest de aandacht trok. Hierin is reeds eenige verandering gekomen en gelukkig, want het wijst op meer geestelijk leven, op verdieping van inzicht. Velen zoeken nu steun bij schrijvers uit de oudheid; maar voor anderen zijn de geschriften der Rozekruisers beter, omdat zij ons nader staan dan de ouden, zij dit ook alleen, wat de vormen en niet den eenen inhoud van hun boeken betreft. Moge het boek van Mr. Wittemans de belangstelling ontvangen, welke het waard is; dan zal hij niet alleen met meer genoegen aan zijn arbeiden in ons midden terugdenken, maar, wat meer zegt, ook zijn doel bereikt zien: door het opwekken tot de studie der Rozekruisers-geschriften en het voor ons banen van den weg er in, medegewerkt hebben tot de hernieuwing van onzen tijd. Dr. W. H. DENIER VAN DER GON. Amersfoort, Januari 1919. INLEIDING. Sedert de laatste jaren bestaat er e£ne herleving van de algemeene belangstelling in de geschiedenis der Rozekruisers. Vooral bij de Vrijmetselarij; is er een verdieping waar te nemen in de studie van een gezamenlijken oorsprong, of, Wat mijne meening is, van eene geestelijke afstamming, die bij de eersten te vinden is.. Het is zeer moeilijk aan de ware geschiedenis der Rozekruisers den dichten sluier te onttrekken, die haar benevelt, daar deze. als de bewaarders eener verborgen overlevering, aan de wereld gelgeven door de Brahmanen in Indië, Hermes Trismegistus in Egypte en Orpjieus in Griekenland, uitteraard geen gemeengoed van hunne arcana maakten. Het is in 't bijzonder geen gemakkelijke taak!, na te gaan welke ritualen en symbolen de Rozekruisers aan de Vrijmetselarij der XVIIe en XVIIIe eeuw gegevan hebben, aangezien de archieven van de beide Orden natuurlijk niet kpnden worden gepubliceerd. Aan dit tweeledig werk hebben sedert eeuwen talrijke schrijvers en voornam© geschiedkundigen, hunne beste tocihten gewijd. De wetenschap der geschiedenis is echter van dien aard, dat alle! bijdragen over een bepaald onderwerp van belang zijn. Bovendien is in de laatste jaren veel verborgens aan het licht gekomen. Er is stof voor eene diepgaande studie, die boekdeelen zou vragen, tot onderwerp hebbende: de rol door de Rozekru'sers. gespeeld in de ontwikkeling der beschaving in Europa., Groote figuren., als Paracelsus, Boehme,vaü Helmont, Andreae, Bacon, C(oimenius. Boyle, Locke, St. Genin ai u, nemen een voorname plaats in, zoowel in de algemeene geschiedenis der menschheid, als in die der Rozekruisers. Daar ik echter niet in de gelegenheid) ben. zulk een werk mijnen lezers aan te bieden, wil ik in 't kort de vrucht van lange jaren opzoekingen geven, hopend dat anderen mijn werk zullen hervatten en het volledig maken, ten einde oen bouwstuk op te leveren, dat de Mysteriën van het Rozekruis waardig zal zijn. I. HET ONTSTAAN VAN DE ORDE DER ROZEKRUISERS. Het onderzoek naar den oorsprong van de Orde der Rozekruisers voert ons in een ver verleden terug. Terecht schreef Michel Maierin zijn „Silenlium post clatnores", dat die Rozekruisers de opvolgers zijn van de colleges der Indische Brahmanen, der Egyptenaretn, der Eleusische Eumolpiden, der Mysternen van Samothracië, der Perzische Ma^ giërs, der Aethiopische Gymnosophisten, der Pythagoreërs en der Alrabieren. Hij' had er kunnen bijvoegen, de scholen der Noo-Platonici (Ammonius Saccas, Plotinus. Porphyrius, Jamblichus, Proclus) de Gnostische Broederschappen, de Albügensen. de Ridder-Orden, de Tempelieren en eenigszins de secten der Waldensen. der Beggaerden en Hussieten. Ten allen tijde heeft het mystieke lichtt der waarheid geschenen buiten de exoterische leer der verschillende godsdden-i sten. Dragers van dit verborgen licht vóór het optreden der Rosekruisers waren o.aGerhardus van C r e m öna (rond 1130) de eerste vertaler in het Latijnsch van Aristoteles en Ptolemaeus, Albertus Magnus (1193—1280), bijgenaamd „doctor universalis", de beroemde hoogleeraar van Regensb'jrg, Straatsburg, Keulen en der Sorbonne te Parijs; zij|n leerling de groote Thomas Aquinus (1225—1274), de verdediger van de Hebreeuwsche geschriften legen de vernielinggewoonte van on-Roomsche werken, P i c u s de M i r a ndo 1 a (1463— 1494), niet minder „de re omni scdbir Jus" dan Albertus Magnus en Reuchlin, de schrijver van „De Verbo Mïrifico". hoogleerar de Tübingen (1481) èti te Ingolstadt (2519). Een gansch bijzondere plaats tusschen de voorloopers der Rozekruisers wordt ingenomen door Dante Allighieri (1265—1321), tzooals verder zal aangetoond worden. Een rechtstreeksch verband tusschen de Rozekruisers en de Egyptische Mysteriën is in dezen tijd aangeduid geworden door Spencer Lewis. tegenwoordige Imperator van de Rosae Crucis Soiciety in Amerika. Deze verklaart in een studie „History of the Order Roisae Crucis"!) dat koning Thutmose III (1500—1447 v. ChrJ de werkelijke stichter van de Orde der Rozekruisers was, en menige van de regels insteldei, die heden nog in gebruik zijn. Twaalf leden, negen broeders en drie) zusters, inbegrepen de vrouw van Thut-« mose, waren bij de oprichting aanwezig, schrijft Sp. Lewïs. De bijeenkom, sten hadden plaats op Donderdag; dien Donderdag voor de volle Maan na de lente werd eene bijzondere ceremonie! gehouden, welke met de wijzigingen des tijds. heden nog gevierd wordt op Watten Donderdag. Het zegel van Thutmose zou steeds bewaard zijn gebleven en Eieh thans bevinden in het bezit van Sp. Lewis zelf. Een der opvolgers van' Thutmose, Amenoteh III, was de schrijver van een diepe wijsbegeerte en geschriften nog door al de loges ovfeir heel de wereld zoo algemee|n gebruikt.," Onder Amenoteh IV telde de Orde 300 ledenj. waarvan 62 zusters. Deze voist bouwde den tempel van KarnakJ, ia den vorm van het ansata-kruis. j en ontwierp de symbolen, inbegrepen de roos en de rijzende Maan, die hedejn nog de wijsbegeerte der Rozekruisers uitdrukken. Hierbij kan worden gevoegd, dat de koningen van Egypte, die tevens ingewijden waren, eene groote wetenschap bezaten, welke later verloren ging. Zij wisten de metalen in goud om te zetten; kenden de chemische kleurindustrie, en hadden het geheim van het vloeiend vuur en springstoffen, hetwelk enkel als verdedigingsmiddel tegen vijandelijke aanvallen gebezigd werd. Wetenschap ging gepaard met wijsbegeerte in de Egyptische mysteriën. De Koninklijke Kunst had aldus de beteekenis van Levenswijsheid en Natuurkennis, in 't bijzonder de Chemie. Aan de scholen der Egyptische mysteriën Kwamen later de Grieksche wijsgeeren esoterische en hei-tactische leeringen ontvangen, toen da Orph/ische J) Zie „The Channel", 1915—'16 nrs. 3 en 4. — 11 — mysteriën in verval waren geraakt, zoo b.v. Solo, Thales, Democritus, Pythagoras eu Plato. Christus heeft ook zijnen jongeren eene geheime leer gegeven, niet voor de buitenwereld bestemd. In een zijner Logia. of korte openbare toespraken, zei hij: „Geeft het heilige den honden niet, noch werpt uwe parelen voor de zwijnen, opdat zij niet te eeniger tijde dezelve met hunne voeten vertreden en zich omkeeremde, u verscheuren." (Matth. 7:6).. Deze esoterische leer vormde de overlevering der Gnostieken, en wordt in hunne geschriften, voornamelijk die „Pistis Sophia" (Geloofswijsheid),teruggevonden^ Maar al te veel was zij uitgelekt bij de niet voldoende voorbereiden, en mettertijd was zij1 ook met onzuiverheden bezwaard geworden, zoodat Constantinus na zijne overwinning op Maxencius „in het teeken des kruises" in 312, het noodig vond de eenheid in de Kerk in te stellen (warvoor bij in 325 het Concilie van Nycea bijeenriep), en overal het licht der oude Mysteriën te looven.l) Hij nam het standpunt in, later met zoo veel bezieling door Augustinus (394—430) verdedigd,der eenmaking van het geloof tegenover allerlei secten, die in het Christendom binnengeslopen waren, en waarvan het Manicheïsme de voornaamste was. *) !) Constantinus verbood alle mysterie-diensten, als die van Mythras, Serapis: en Bacchus, der Kabiren, Druiden en Gnostieken. Zijn verbod werd bekrachtigd door zijne opvolgers V a 1 e n t inianus in 372, Theodosius in 381 en Theodosius II in 450. *) Later zou het Gnosticisme toch in groote mate in.de orthodoxe Kerk doordringen, want Albertus Magnus, Thomas van Aquino, Petrus L o m b ar d u s, SL V i c t o r, F r anc i scus van Assisi, en anderen mag men onder hun aanhangers noemen- In het begin der Xlle eeuw, zei de l> kelijke dogmatiek, en deden eene beweging ontstaan, die in de Orde der Rozekruisers zou uitloopen. Deze 'beweging uitte zrich op drieërlei wijze, schrijft Sédir i): lo. het Gnosticisme, door de Catharen, de Waldensen, de Albigensen en de Tempelieren gevolgd, waarvan Dante de geniale vertolker is; 2o. de mystiek der kloosterlingen; 3o. de alchemistische en hermetische overletveruïg. in de Rosaria vertolkt. In die tijden van onderdrukking van het vrije geloof, werd sub r o s a het ge- ^ heini der ingewijden bewaard; achter dit aloude symbool bleef de waarheid bij troubadouren2) en schrijvers versluierd. Le Roman de la Rose van Guillaume de Lorraine. die er het eerste deel van schreed! in 1260, voleindigd door Jean de Meung, en de Divina Commedia van Dante, zijn twee verschillende vormen van dezelfde gedachte. Het eerste is behalve" eene satire tegen de groolen en de gaestelijken van den tijd, tevens eene gesluierde openbaring van de beginselen van heft hermetisme en de alchemie. Der tweede is eene Gnostische en Johannisüsthe toepassing van de leer der Kaballa op de Christelijke dogma's, schrijft Eliphaz Lcvi iu zijn Histoire de la Magie; het delingen." (Yarker, „Oorsprong en Scholen der gewijde scholen". De Swastika". 5de jaargang, no. 3). !) Histoire des Rose-Croix, Parijs 1910. 2) Er bestonden verschillende richtingen tusschen de Troubadouren: de ga^ lante, de geschiedkundige, de didactische, de satirische, de theologische, de mystieke en de hermetische., De laatste was vertegenwoordigd o.a. door Wi o 1 f r a ta von Eschenbach, schrijver vaneen Graal-gedMit, waarin het stelsel van het voorbestaan en de verhuizing der ziel verkondigd wordt. De troubadour P i e rre Cardinal wordt ook nog aangehaald als vertolker der Graal-legende in gesluierde taal. — 12 — Paradijs wordt er in voorgesteld dooreen reeks cirkels, verdeejld door het kruis, met in het midden de roos, hare bladen wijd uitspreidend.l) Wij hebben hier het symbool van het Rozekruis met zijne verschillende beteekenissen van de Geheime Leer aaii het Christendom verbonden, de oude Mvsteriën met die van het kruis ineengesmolten, de liefde gekruisigd in de wereld; en van de verborgenheden der natuur, als openbaring van den geest in de stof. Andere „Rozeromans" werden nog gepubliceerd door Arnoldus Villanova, de beroemde Provjencaalsclie doctor (rond 1243). en zijn voornaamste leerling Lullius (1235—1315). de ingewijde,die met hem in Spanje aan de voeten zat van de groote meesters, voor hen oofe door Ortholanus. Rog er Bacon, (1214—1294) bijgenaamd „doctor admirabilis", en tot in de XVe eeuw, door NicolasFlamel. de Parijsdie geneesheer (overl, in 1848), die zijne „R o s e mystique" opdroeg aan Venus, in dezelfde beteekenis als de Christenen de roos aan Maria wijden. Het is -waarschijnlijk, dat al deze ingewijden onder hetzelfde svmbool van het Rozekruis vereenigingen oprichtten', waar zij ongehinderd hun ideaal nastreefden. In het „Rosarium" van Arnoldus de Villanova is er spraak van eene „Societas Physicoram-'. Lullius spreekt eveneens hiervan *) In zijn 18de Canto van het Prgatorio gebruikt Dante nog veel andere symbolen, waarop de VrijmetsalariJ voor zich zelf aanspraak maakt, als de mystieke ladder, de keizerlijke adelaar, de pelikaan of watervogel, het Avond* maal van het Lam, de zuilen van Geloof. Hoop en Barmhartigheid, het punt, de cirkel en het vierkant. Dante bewijst overigens in zijn Diviua Commedia lid te zijn van een Genootschap, dat treffende overeenkomsten vertoont met het rituaal, dat thans nog in de Vrijmetselarij gebruikt wordt. Onder zijne diep symbolische verzen verbergt hij dit ritutaal van zijn genootschap, welk niets anders is dan een uiterlijk beeld van het louteringsproces, waardoor de men,ch zijne eenheid met de Godheid tracht te herstellen. in zijne „Theoria", en meldt zelfs dat er een „Rex physicorum" was. In het „Theatrum chemicum Argentoratum" (1613), waarin deze beide werken overgedrukt zijn, wordt gesproken van een Bisschop van Trier, Graaf von F a 1kenstein, als „de zeer vermaarde en verlichte prins en vader der wijsgeeaiejn'* van de XlVe eeuw. Deze von Falkenstein staat bekend als een der eerste Rozekruisers. K a r 1 K i esewetter, wiens grootvader Imperator der Orde der Rozekruisers in de XVIIIe eeuw was, levert het bewijs, dat von Falkenstein tot de Orde behoorde, op grond van het oudste eener serie manuscripten, door zijn grootvader gedurende zijn lange ambt van 1761 tot 1802 overgeschreven, welke documenten alle in zijn bezit zijn gefbleVen en hem in staat stelden hoogst belangrijke gegevens omtrent de geschiedenis der Orde in het licht te geven,1) In dit manuscript, heetende „Compendium totius Philosophiae et Alchemiae Frater* nitatis Rosae Crucis ex mandato Secenissimi Comitis de Falkenstein, Imperatoris nostri. Anno Domini 1374", wordt voor het eerst melding gemaakt van de Broederschap van het Rozekruis, enden titel van „prins en vader der wijsgeren" alsook dien van „Imperator" aan het hoofd der Broederschap gegeven.3) B Zie zijne studie over de Rozekruisers in het nr. van Januari 1886 van het tijdschrift „Der Sphinx" (uitgegeven door Dr. Hübbe-Schleiden), overgenomen in „The Theosophist" van April 1886. 2) Dat de Orde der Rozekruisers als zoodanig bestaan heeft, neem ik als van zelf sprekend aan, op grond van de talrijke bewijzen in mijn werk' gegeren. alhoewel volgens sommigen de uiterlijke kenteefcens van dit bestaan ontibreken. W a i t e en G o u 1 d beantwoorden ook bevestigend deze vraag.. De laatste schrijft i,n zijne „Bekno.pte .Geschie;'denis der Vrijmetselarij", :,bl. 71: Wij staan voor het feit, dat de halve geleerde wereld in Europa zichzelve uitdrukkejlijk Rozekruisers noemde, onder dien naam bijeenkomsten hield, en boekten; schreef. Als dit de werkelijkheid van ee(n vereeniging van menschen niet beiwijsti is het moeilijk te zeggen wat dit dan wel zou doen." — 13 — CHRISTIAN ROSENCREUTZ EN DE EERSTE ROZEKRUISERS. De Imiddeleeuwsche gedachte om de roos aan het kruis te verbinden, dé. uitloopster, gelijk wij zagen, van de verschillende groote geestelijke bewegingen van dien tijd, werd belevendigd ineen man, bekend onder den naam van Christian Rosencreutz — een naam, die de mystieke beteekenis had van de boodschap, welke zijn drager te vervullen had, en defwelke deze wist te belichamen in een blijvend organisme, Hij zelf verdween -weldra in den nimbus der legende, gelijk het ge* val is met zooveel stichters van groote geestelijke bewegingen, zoodat bijna alle historische gegevens omtrent zijn persoon in het duister zijn geraakt. Algemeen wordt door de schrijvers omtrent hem overgenomen, al is het dan niet op vasten grond, wat de Rozekruisers-manïfesten van het begin der XVIIe eeuw, de ,.Fama" en dr. Coufenis over hem vertelt. Rosencretutz' zou uit een adellijke Duitsche familie geboren zijn, Hij| werd in een klooster geplaatst, en op zestienjarigen leeftijd ondernam' hi) een reis naar het Oosten, om het Heilige Land te bezoeken. Wegens lichamelijkte Zwakte verbleef hij echter te Damt ar of Damascus (?), alwaar hij door de .Wijteen ingewijd werd om den Christus in de geheimen der natuur te vinden; hierdoor geraakte zjijin geest zoozeer in vuur, dat zijine gedachten minder vervuld waren van Jeruzalem1 dan van de. Iweteuschap, die hij! vau de Arabieren ontving. Hij bekwaamde zich aldus in de natuur- en wiskunde; daarna begaf hij zich naar Egypte, waar hij de planten dierkunde bestudeerde; ten slottê werd hij door de Arabieren naar Fez verwezen, waar hij in de magie en de Kabbala onderwezen werd. Na twee jaren verliet Rosencreutz' de stad Fez en zeilde met veel kostbaarheden naar Spanje, in de hoop dat de geleerden in Europa in zij'ne vreugde zouden deelen en hunne studies volgens nieuwe, grondslagen zouden leiden. Zij namen het echter niet ernstig op, vreezende dat zij hun goeden naam zouden verhezen door al het nieuwe dat Rosen¬ creutz hun voorhield. Spanje was toert ternauwernood nog de Tuin der Hesperieden, waar in vorige eeuwen de gouden appels der kennis groeiden. Rosencreutz keerde, na hetzelfde antwoord in andere landen te hebben verkregen, terug naar Duitschland, waar hij; na vijf jaren weer begon te denken over de gewenschte hervorming, en eenige medewerkers uit zijn eerste klooster zich bij hem aansloten om zijne Axiomata te bestudeeren. Deze waren eelne samenvatting van alle wetenschappenen kunsten, en behelsden, werd beweerd, het middel om voldoende goud en zilver aan de vorsten te schenken voor hunne noodzakelijk uitgaven en wettige doeleinden. Op deze wijze kwam1 de Broederschap van het Rozekruis tot stand, aanvankelijk door slechts vier personen^ waarin weldra vier anderen opgenomen werden. Hun overeenkomst was de volgende: i' lo. Geen hunner zou iets anders doen dan zieken genezen en dat gratis. 2o. Niemand zou een zeker soort kleed dragen, wat voor kloosterlingen of geneesheeren wel het geval was, doch ieder moest daarin de gewoonte van het land volgen. 3o, Ieder jaar, op de C(onventus?)dag moesten zij! te samen komen in het huis S a n c t i Spiritus, of de oorzaak van hun afwezigheid berichten. 4o. Elke broeder moest uitzien naar een waardig opvolger. 5o. Het woord R. C. zou hun zegel, wachtwoord en kenteeken zijn-- 60. De broederschap zou gedurende honderd jaar geheim' blijven. Na deze belofte afgelegd te hebben, vertrokken de broeders in vdrschillende richtingen, behalve twee, die bij Rosencreutz bleven. Elk jaar kwamen zij bijeen, om verslag te geven van hetgeen zij' gedaan hadden. Zij hadden ook besloten, altijd volgens de „Fama", dat de plaatsen van hun graven zooveel mogelijk geheim zouden worden gehouden Het lichaam van hun stichter werd echter zoo gezegd,, teruggevonden in een verborgen gehouden spelonk, op wiet deur geschreven stond: Post CXX annos patebo. (Na 120 jaar zal ik ontdekt woïden. De „Fama" beschrijft nauwkeurig hoe — 14 — deze grot er uit zag en door eene kunstmatige zon verlicht werd'. Laat ons enkel er van onthouden, dat er vijf cirkels in waren voorgesteld, wier opschriften mogen gelden als hoofdspreuken der broederschap: Jesus mihi omtiia (Jezus js mijl alles).. Nequaquam vacuüm (Er is nergens luchtledig). Legis Jugum (Het juk der wet). Lihertas Evangelii (De vrijheid van het Evangelie). Dei Gloria intacta (De Glorjie van God is onaantastbaar). De „Confessio" voegt geen bijzonderheh den toe aan de verhalen van de „Fama'\ behalve 't jaartal der geboorte van „Vader Christiaan" (Rosencreutz) 1378 en dezes ouderdom van 106 jaren, b$j|, zijn dood.. Doch deze gegevens zijü even ononbetrouwbaar als de „Fama". en hebben niet meer waarde dan die van da overlevering bestaande in liet begin der XVIIe eeuw, omtrent den legendarisch geworden stichter der Broederschap van het Rozekruis. MichelMaier noemt in zijne „Themis Aurea" vader Rosencreutz een tijdgenoot van Albertus Magnus, Arnoldus en Lullius (XHIe eeuw). Kiesewelt e r geeft nu echter het jaartal 1378 op, niet als dat van de geboorte van Rosencreutz, maar (omstreeks) dat van de oprichting zijner orde. Deze verklaring, die mij het meest aannemelijk lijkt, wordt bevestigd door hetgeen Mevr. Besant over hem schrijft in haar werkje „The Masters." Mevr, Besant is eene occultiste, en hare beweringen omtrent de reïncarnaties van Rosencreutz kunnen door anderen niet worden nagegaan; nochtans leek het mij uit documentair oogpunt van belang hier mede te deelen, dat volgens haar, Rosencreutz in de XlVe eeuw leefde, en sedert dien op aarde terug kwam in de XlVe eeuw als Hunyadi Janos (1388—1456), in de XVle als Francis Bacon (1561— 1626), en in de XVIIe als de St. Germain (1696—1784?). Werkelijke geschiedkundige gegevens over hem zijn meer dan schaarsch. De „Swastika"1) reproduceerde naar eene x) Orgaan van de Algemeene. Gemeenschappelijke Vrijmetselarij van Jan. 1912. zeldzame oude gravure het portret van Christiaan Rosencreutz'. Noemenswaardig is nog wat Irenaeus Agnostus schreef: „Rosencreutz is niet meier de stichter der Orde der Rozekjruisers, dan Salomo, want de leer bestond vóór hunne menschelijke vertegenwoordigers. Hij heeft haar gereorganiseerd. Hij wist alles over wereldsche wijsbegeerte, maar het ontbrak hem in de dingen van het gelopf. i) ; De overlevering omtrent Rosencreutz, in de „Fama" weergegeven, bevestigt dat hij meer een natuurkundige, een alchemist, was dan een mysticus. Hij wilde voornamelijk het boek M(undi) bestudeeren en stelde er het eerste deel van samen met zijne discipelen. De wetenschap was nog niet proef-pndervü^ delijk, doch apodictisch en empirisch. Zij was onveranderlijk ingedeeld volgens de classificatie van Arjstoteles, wiens systeem in de hoogescholen zou gelden tot de XVIIIe eeuw. Het ontsluieren van het boek der Natuur was het doeleinde: van alle oorspronkelijke zoekers der Middeleeuwen, en daarvoor moest liet ondier-, zoek naar de samenstelling der dingen: de Chemie, pf Al-ohemje volgens de Arabieren, zoo'n voorname plaats bekleeden in hunne navorschingen- De alchemisten dachten dat er een geest of „alcahest" in de metalen aanwezig was, die kon worden, als het ware, losgemaakt door de smelting, en aangewend om ze alle in het edelste, het goud, om te zetten. Dezen geest meenden zii' het lichtst bewerkbaar te vinden in het lood, dat het gemakkelijkst smelt; na de ontdekking van het kwikzilver, zochten ziji hierin den „rooden leeuw", de „roode stof", het . tinctuur" (om maar enkele der namen te noemen van de ongeveer honderd die zij1 aan deze „materis prima" gaven), die ook nog "andere eigenschappen had, nl. die van een universeel geneesmiddel en van een levenselixer. Het groote werk, „opus magnum", „magisterium'', had aldus drie aspecten onder stoffelijk oogpunt beschouwd, en werd onder geestelijk oogpunt geheeten de „steen der wijjzen". of de omzetting van het lager zelf in het fcooger. vj Sédir, passim. •, , , - 15 - Andere data worden nog aangeduid voor de (wederoprichting van de Orde der Rozekruisers. Figulus geeft daarvoor in 1607 het jaar 1410 op, en P., Gautier eenigen tijd daarna, 1413.De eerste noemde de Orde: „R e g i m e n gubernatoris Olympia." *) Maar toen was de legende reeds aan den gang; later (in 1622) zullen wij Orvius zien verklaren, dat de Orde was opgericht door een Franschman, heetende Christian Rose. Gedurende de XVe eeuw laten de Rozekruisers weinig van zich hooren. K i esewetter vermeldt tusschen de manuscripten in zSfn bezit, één, geheeten „C Ia vis Sapientiae", gedagteekend van 1468, en den naam dragend van den Imperator, titel van het hoofd der Orde, Johann Carl Frie'sen. Dit werk bevat verscheidene alchemistische fonnu>les, waarmede in de XVIIe eeuw de beroemde scheikundige von L oe wenst er n, de ontdekker van het phosphorus, goud maakte, zooals hij in zijn , Laboratorium chytnicum" bekend maakte. Von Loewenstern was de alchemist van de keurvorsten van Saxen en Brandenburg en van den koning Karei XI van Zweden, die hem adellijke brieven schonk (wegens zijn uitmuntende diensten., Sédir weet ook mede te deelen over den Imperator J. C. F r i e s e n, of F r is a u, dat zijU werk „T o e 11 i i c o e 1 um a 1 c h y m i c u m r e f e r a t u m" een brief bevat, waarin gezegd wordt dat op de honderd ternauwernood één waard is een waar Rozekruiser te worden. De geheele broederschap mocht niet meer dan 77 leden tellen. Frisau zelf moet reeds niet meer de waarheid omtrent de oprichting der Orde gekend hebben, want hij plaatst haar ten tijde van Diocletianus. in het begin der XVIe eeuw herleeft de Orde. als een phoenix onder een nieuwe vorm te Parijn Eene geheime vereeniging met de Rozlekruisers verbonden, werd er in 1507 opgericht door Cornelius Agrippa van Nettesheim (geboren te Keulen in 1486,gest. te Grenoble in 1531) die zelf het ambt van Imperator bekleedde, volgens Ire- !) Zie S e m 1 e r, „Unparteiische Saralungen zur Historie der Rosenkreutzer", Leipzig 1788. naeus Philalethes.. Prof. Bolland deelt .mede in zijta. werk „De Vr i|m e t s ela r ij voorheen en thans, dat deze vereeniging s o d a 1 itium heette, en dat een zekere D r. Landolf, te Lyon, in 1509 een brief aan Agrippa schreef, om' iemand aan te bevelen, „die den eed wilde, afleggen in hunne kapittels." Volgens Yarker1) vestigde Agrippa een afdeeling van zijne vereeniging te Londen. Agrippa, beroemd als alchemist en als wijsgeer, was raadsheer en geschiedschrijver van Keizer Karei. Paracelsus. De volgende gekende Imperator der Orde was Theophrastus Bombastus von Hohenheiim, Iwelken laatsten naam hij latiniseerde in dien van Paracelsus, beteekenend verheven in de geestelijke dingen. In de manuscripten van K i e s e w e fter komt hij voor met den tiïiel van R e o r g a n i s a t o r, en hij zelf noemde zich Monarcha Secretorum. Paracelsus werd in 1493 te Einsiedeln geboren. Na een studie aan de Universiteit te BaBel, werd hij als leerling aangenomen door den vermaarden abt van Sponheim, Johann Trithemius,den leeraar van Agrippa, schrijver van een beroemden brief tegen de valsche magie (1533), die hem n.1. onderwees in de kennis der telepathie ©n van het magnetisme. Hij diende als chirurg in de legers van Italië, Zweden, Denemarken en Holland en zwierf verder heel Europa doolr, tot in Constantinopel,. venwaar hij zich Zelfs naar Egypte en Tartarije begaf.. Meto heeft hem terecht den naam gegeven van Vader der Heelkunde, en van LutherderGeneeskunde. De,medische kunst stond te dien tijde nog treurig ten achter bij die van China en! Egypte. Hem dankt zij vele onschatbare ontdekkingen; om enkele te noemen, die van zink, calomel, bloem' van zwavel, chloride van kwikzilver en verschillende preparaten van ijzer en antimonium. De vaststelling der eerste beginselen der Homoeopathie is ook aan hem' te danken. Paracelsus was in veel opzichten een revolutionair. Gelast zijnde door den Se- i) „Oorsprong en oudheid der Gewijlde Scholen", naai van Bazel in 1526 een nieuwen stoel van chirurgie te bekleeden, deed hij op de eerste les de werken van Hippocrates, Galenus en Aviicenna (of Abu Cenna, leefde van 980 tot 1036) in het mddden der gehoorzaal brengen en stak ze in brand, zeggende, dat zijn hoed, zijn baard en zijn schoenen meer van geneeskunde wisten, dan al de doctoren der oudheid. Tot groot schandaal van de andere professoren, doceerde hij niet in Latijn, maar in het Duitsch., 'Bij èen grondige kennis der scheikunde, voegde hij een innerlijke' waarneming, het gevolg van geestelijke openbaring; dit stelde hem in staat, de oorzaken der ziekten te ontdekken. Hij wist ook de hoedanigheden van de kruiden, die alle hun bijzondere functie in de genezing der ziekten hebben, en volgens hem door Gods hand geteekend zijn, welke teekens „signa re rum'' geheeten werden. Vandaar zijn buitengewone genezingen, die geen ander medicus 5n staat was te evenaren; daardoor kwam ook dat zijn collega's hem als een kwakzalver uitmaakten, zooals heden nog steeds het geval is voor allen, die die; buitenpaden der gewone geneeskunde bewandelen., In Neurenberg verbittejrden idefce aanvallen hem zoo zeer, dat hij uit zelfverdediging de autoriteiten verzocht een aantal ongeneeslijke personen aan zijn zorgen toe te vertrouwen; het verzoek werd toegestaan, en de archieven der stad getuigen van hel volkomen succes in zijn behandeling dezer -zieken- Moeilijkheden, die hij met eenige invloedrijke personen van Bazel over de betaling zijner behandelingen had, dealden hem de stad, alsmede het ambt van hoogleeraar verlaten, en hij hernam zij,n zwerversleven. Hij verbleef in verscheidene plaatsen van Zwitserland, Duitschland, Oostenrijk en Hongarije, en stierf in 1541 te Salzburg, op den leeftijd van 48 jaren. Zijn weinige goederen had hij onder de armen 'verdeeld, en zijn graf bleef eeuwen door bedevaartgangers bezocht. Nog in 1830 toen de cholera Salzburg zwaar teisterde, werd een bedevaart daarheen gehouden, en „post aut propter", de epidemie week. De spreuk van Paracelsus was: Alterius non sit, qui suus esse po- test (Wie zich zelf kan zijn, doe zich voor zooals hij is). En de verkondiger van dit levenswoord, de grootste wonderdoctor, die de wereld ooit gekend heeft, gaf het voorbeeld van de vereischten, welke hij voor den geneesheer stelde: kuisch zijn en zuiver zijn' van gedrag. Erasmus, met wien hij bevriend was, hield hem in hooge eer en raadpleegde hem bij gelegenheid. Het occultisme van Paracelsus was voornamelijk dat der Neo-Platonici en der Kabbala. In het werk van Anna S toddart „The Life of Paracelsus'? (Londen, 1911), vinden wij de volgende korte uitlegging van dit esoterisch boek der Joden: „De Kabbala is de geheime leer omtrent God, den oorsprong van de duisternis en den Chaos, de eerste schepping in zes groote tijdperken, de schepping van den mensch en zijn geestelijken val, de herstelling in de primitieve harmonie, en de eindelijke terugkeer van alle wezens in God". Paracelsus was ook doorgedrongen in de Magie, of traditioneele wetenschap der geheimen der natuur, en kende aldus de wetten der helderziendheid, levitatie en hypnose. Hij geloofde aan de kracht der 'talismans, sprak van het astrale lichaam der wezens, en schreef bijzondere werken over het leven van de elementalen der natuur, b.v. de geesten der wouden, durdales of dryades geheeten, die van het vuur, salamanders of acthnici, van het water, nymphen of melusinen, van de lucht, sylphen of nenufareri, en van de aarde, gnomen of pigmati. Zijne geschriften, ten getale van 364, die in alle landen van Europa verspreid waren, werden na zijn dood op raad van den aartsbisschop van Keulen door H user bijeengebracht en gedrukt op kosten van den keurvorst. Zij waren gemerkt met een R of een roos. Dit teefcen trok wonderlijk genoeg niet de aandacht der Rozekruisers in de XVIIe eeuw, want in de „Fama" wordt hij niet bij hunne broederschap gerekend, alhoewel er in vermeld wordt, hij toch vol ijlver het Boek M gelezen had en daardoor zijn scherpen geest ontwikkeld, zoodat hein zoovele hinderpalen in den weg door de* menigte, geleerden e>i zr.g: wijzen werden gelegd, dat hij nooit in staat was me* anderen te spreken óver de kennis die hij van de Natuur had • *- 17 ~ Deze bultengiejwoön groote en brave man, die alleen, zwak en arm. tegen de geleerde» van Europa Zijn onderzoek! der Natuur wist door ite zetleen, onover-' wonnen door de vijandschap van d o ct o r c u 1 i e» pedagogen" (Stoddart), wist toch door zijne' geschriften veje discipelen in Europa te vormen, als Heinrich Khunrath en J. B. van Helm o n t, terwijl wij na hem! in de rangen, van de Rozekruisers voorname geneesheeren vinden als Adam von Bodeastein, Michael Toxicates, Johann Hufer en Michael Maier (Kiesewetter). Heinrich Khunrath (1560— 1605) verspreidde de werken van Paracelsus en de Leer der Rozekruisers door verschillende geschriften, waarvan het ,.Am p h i t h e atr um' Sapientiae aeternae ;s o 1 i u s verae Christiano K abb a li s t i c um", het meest beidende is. Dit werk verscheen in 1598 met de goedkeuring van Keizer Rudolf. Het is een boejk over de hooge inwijding, in zeven graden verdeeld, verschillende pantakels voorstellend, waarin de esoterische waarheid gesymboliseerd wordt. De vijfde van deze figuren stelt eene roos van licht voor met in het midden eeüe menschelijke gedaante^ de armen in den vortn1 van het kruis uitgestrekt. Niejt het stoffelijke goud, schreef hij, is de stee» djefr wijZen, maar de zuivere geestelijke schatten, dite njiet kunnen bedorven wordlen. Boehme (1575—1624) de groote Duüsche mysticus, was eveneens een Rozekruiser en volgeling vian Paracelsus. Zooals deze, schreef hij een werk JDe signatura reruïn", waarin hij handelt over den Steen der Wijzen, den heiligen hoeksteen der Wijsheid, of Christus. In zijn „Mysterium Magnum" toont hij zich een kenner der Geheime Leer, en zijn „Aurora" of „Morgenröthe im Aufgang", heeft als neventi'tel ..De worliel of Broeder der Theosofie, Astrologie en Theologie uit den waren grond, of beschrijving der Natuur". Vele v-ml dei cosmologische en hermetische beschouwingen van den beroemden schoenmaker van Alt-Seidenberg, bij' Görlitz, Zij|n onbegrijpelijk voor diegenen, welke niet den sleutel der Rozekruisersgedachte» kennen.x) Zijn „Aurora" was de oorzaak zijtaer kerkelijke vervolging en gevangenisschap. Losgelaten, en bevolen niet meer De schrijve», kon hij' niet nalaten gevolg te geven aan den drang van de „Goddelijke openbaring". Zoo werd hij opnieuw aangeklaagd en gerechtvaardigd door het Opperconsistorium; weergekeerd tot de zijnen, stierf hij weldra, zoo misprezen, dat men hem eerst niet begraven; wilde, aan het nageslacht overlatend,ziij'n geestelijken schat te begrijpen. Dr. Westcott2) noemt als andere Rozekruisers, die na Boehme meestal in Duitschland leefden, Gijfftheil, W. endenhagen, Z immer man. Frankenburg en Peter Morin i u s, allen schrijvers, wier enkele boeken nog bestaan'. Meer bekte/nd is de Belgische Rozekruiser J. B. van Helmont (1577— 1644) nog een leerling van den groeten Paracelsus. Hij werd in Beteren in het mystieke gezelschap der Rozekruisers toegelaten, schrijft Alph Leroy,,hoogleeraar te Luik', in de ,,fBLographie Nationale". Deze vertelt van hem waarom hij in 1632 door de Inquisitie te Brussel werd veroordeeld. Zijne vrijheid van denken en zijne uitgebreide wetenschap hadden hem den naam1 van alchemist gegeven. Velen kwamen hem' naar zijne geheimen vragen in zijn kasteel te Vilvoorde. Zoo 'kwam eens de lector van een monnikenklooster bij hem om het middel van goudmakerij te verkrijgen. Op zijne raadgevingen en niettegenstaande Zijne waarschuwing van waarschïjflilijke mislukkingen, zette heel het klooster zich aan het werk; doch zonder ander gevolg., dan heel veel geld aan proeftnemingen besteed te hebben, zoodat de gemaakte schulden niet betaald konden worde». Uit wraak1 voor wat van Helmont als een grap had beschouwd, zegt Leroy, deden dei monniken hem tot gevangenisstraf veroordeelen. Een ander maal wilde de Inquisitie hem vervolgen wegens zijn geloof aan het dierlijk magnetisme; maar hij wist naar Engeland te ontsnappen, en .wachtte geduldig tot de voorzitter van den Raad van State, 1) Zie Dr. Wlestcottin „Ars Quatuor Coronati", Vol. VIL - . . 2) Passim. - 18 — Roeder, zijn patiënt en vriend, de zaak in orde gebracht had. Van den beroemden Brusselschen geneeeshieieer is deze uitspraak!: „In den mensch ligt eene magische kracht, die door de zonde in slaap is gegaan. Zij kan worden gewekt door da H. Schrift, of door de Kabbala. Als wij ons weten: af te zonderen van alle) uitwendige invloeden, en ons door het innerlijke licht laten leiden, dan zullen wij in ons zuivere en heilige klennjis vinden. In dit stadium der concentratie onderscheidt de geest ieder voorwerp, wlaarop hij hare opmerkzaamheid richt, hij kan zich met hen vereenigen en zelfs tot God komen." Ten tijde van Helmont bestond er eene splitsing tusschen de Rozekruisers, die tot in latere tijden zou blijven bestaan; dfe eenien wilden de mystiek vooiv opstellen, de anderen het natuuronderzoek. Van Helmont poogde tevergeefs deze twee richtingen te verfeenigen, wajt overigens niet te verwonderen viel, aangezien beide richtingen naast elkaar hun reden van bestaan hebben. Van Helmont wist zijne hoedanigheid van Rozekruiser goed te verbergen, hetgeen zijn plicht was, want zij was zijn eigen zoon onbekend'. Deze, Fr. Mercurius van Helmont (1618—1699), zou anders niet Leibn&z, met wien hij bevriend was, in 1696 aan Gochiansky hebben doen schrijven: ,.,Fratres Rosae Cricis $ctütios esse suspiqfor, quod 'et Helmontius mihi confirmavitt" (Seïnler). *) Van Helmont was niet de eenige Roze- , *) De Broeders van het Rozekruis houd ik voor ee!n fictie, waarin van Helmont mij bevestigde." kruiser, die in de Nederlanden het slachtoffer werd van de onwetendheid der Kerksche theologie. Reeds in 1620 was Adam Haselmeyer notarius (notaris of secretaris volgens Sédir) van Aartshertog Maximiliaan, met enkele andere Rozekruisers door den Grooten Raad van Mechelen levenslang tot de galeien veroordeeld geworden als ketter en magiër, en hun vereeniging als „pernaciosa magorum societas" gebrandmerkt. Heft „Historisch Verhaal" van den Am!sterdamschen medicijnmeester Nicolaes a Wassenaar1) waaraan wij deze laatste inlichting danken, voegt er bijl. volgens N a u d é, dat vijf broeders R. C. in Duitschland te dien tijde zelfs opgehangen werden. ; Met de bestrijding van het Protestantisme door Rome, en voornamelijk met het oprichten van de Orde der Jezuïten, was een noodlottige geest van onverdraagzaamheid en vervolging in de Kerk ontstaan, waarvan de Rozekruisers het rechtstreeksch gevolg zouden dragen. Zij, doe door de voornaamsten der Kerk zelve gedurende die vorige eeuwen in die goddelijke wijsheid onderricnt waren geworden, zouden voortaan een tijdperk van verval van de menschelijke vrijheid beleven. Alleen de vorsten zouden hun nog eena verlichte bescherming blijven geven. Daarentegen, zouden hunne geschriften voortaan een Leohst Protestantsch karakter dragen. Zelfs in Nederland zulten wij de orthodoxie der Hervormde Kerk in 1628 de samenkomsten der Rozekruisers zien verhinderen, met dia veroordeeling van Torrentius. !) Anno 1624, bl. 120. 11. DE HERLEVING DER ORDE IN DE XVIIe EEUW. Paracelsus had voorspeld dat „E 1 ias Artista, een wonderbaar wezen, na hen zou komen, dat vele dingem onthullen zou." Deze zou de omzetting van alle metalen leeren, en alle wetenschappen, die thans bedorven waren4 herstellen. Figulus die in 1604 aan Keizer Rudolf II zijn „ThesaurineHa chymica aurea tripartita" opdroeg, piroieteerde ook de komst van Elias Artista. F.eine hervorming van alle dingen werd door velen verwacht, naast de godsdienstige hervorming. Mem hoopte weldra den wereldvrede, en het duizendjarige rijk te bereiken. De Rozekruisers zochten aansluiting met alle alchemisten en zoekers dier waarheid. Barnaud (1535—1601) een Fransch Rozekruiser, vertelt dat hij sedert 1559 in alle landen van Europa reisde om de liefhebbers der chemie op te zoeken, en hun zijne politieke ideeën mede te deelton. Hij begaf zich eerst naar Spanje, waar de Rozekruisers-gedachte belichaamd was in de Alumbrados, of verlichten, illuminaten. Doch dit land had toen geheel bet licht verloren, dalt het bestraalde ten tijde van de Arabieren, toen Gebér, Avicenna Rhases en Aveirrhoës (1126—1198) er in hun scholen van Toledo, Salamanca en Barcelona de, al1chemie, magie en astrologie onderwielzen.1) De Alumbrados waren in 1529 door de Inquisitie vervolgd geworden te Toledo, waar Ludovico Vives, een geestesheld, werkzaam in den geest van het Rozekruis, het humanismja van Erasmus (1467—1536) verkondigde.2) De ketterij was echter groot gebleven in het Spanje der XVIIe eeuw. In het ,,W assenaers Historisch Verhaal" van 16243) lezen wij, „dat. de Rozekruisers (di. de Alumbrados) een vuur zijn, dat geheel Spanje zal verteren"; zij profeteeren een algemeen ge- J) Zie Basinus ,„Di cultibus ïnagibus". 2) D r. M e y e r, lvDe Rozekruisers of de Vrijdenkers der XVIIe eeuw", Haarlem 1916. ») BI. 120 en v. voelen (religio Catholica) i) en dat ieder onverstoord zijn godsdienst zal mogen bedienen." '■ Na een vruchteloos viejrblijf in Spanje reisde Barnaud in 1590 in Duitschland, om er de Hermetische meesters te bezoeken. In 1601 liet hij te Gouda een brief drukken aan alle wijsgeieren in Frankrijk en Holland gericht, hen verzoekende al hunne kunsten, om den steen der wijzen, of het universeel geneesmiddel te leeren samenstellen, door Paracelsus „astrorum celestiuni' verum balsamum'' geheeten, aan Hendrik IV en Maurits van Nassau bielkend te maken, maar alleen indien zij'beloofden deel uit te maken van de vereenigingl, diel hiji. Barnaud, in Frankrijk tot stand gebracht had. Kiesewetter en Dr. Meyer2) besluiten hieruit, dat Barnaud zijn oproep in werkelijkheid tot de Rozekruisers richtte, wat voor de hand ligt,daar de Orde niet openlijk optrad, en de voornaamste vereeniging was van alchemisten en healmetisiten. Uit dezen oproep blijkt ook voldotepde, welken openlijken steun de alchemisten van de staatshoofden genoten;, K a t s c h deelt ons in zijn werk', „.Die Entstehung und der wahre Endzweck der Freimaurerei", de namen der volgende Duitsche vorsten mede, die alchiet.misten in hunnen dienst aangesteld had^ den-- Ernestus van Beieren, F re* derik van Wurtemberg, Hendrik van Brunswijck, Mauriits van Hessen. Semler verklaart, dat de keurvorst van Saxen sedert 1575 zelf het geheim der transtmulatóe kefade.. De kleülzer Rudolf II (1576— 1611) onderhield ook persoonlijke- betrekkingen met Rozekruisers, alchemisten en adepte|n; als doctoren had hij de Rozekruisers Gerhard Dopn, Thad- 1) „Religio catholica"; dleze woorden, de algemeene religie beduidend, heeft men somi's met recht ook gelezen in ^ durende deze, strijdperiode geschreven', is de Chymische Hochzeit Chistiani R o sen'kr en tz", anno 1459. (1616) In Zijn „Vita ab ipso conscripta" of autobiographie (i) erkenjt Andreae het vaderschap van de „Chymische Hochzeit", eveneens naamloos verschenen, dit werk als een „ludimüum" of spotternij beschouwend, waarin hij den draak stak met de zoo veelvuldig bestaande alchemisten, geschreven op den jeugdigen leeftijd van zestien jaar. Een ludibrium kan het werk' wfel worden geheeten, want het is een fantastisch verhaal, zichtbaar geschreven om de goudzoekers om den tuin te leiden. Velen hebben te vergeefs gezocht een volledige verklaring te gefven van de verschillende voorstellingen, ceremonieën en be- !) Bewaard op de Wolfehbuttelsche Bibliotheek en overgenomen in Seybold's Autobiography of celebrated Men (1796). — 23 - proevingen, die Chr. Rosencreutz gedurende zeven dagen zou hebben doorgemaakt, om als Ridder van het Gulden Vlies of den Gouden Steen te worden geslagen,. Al schreef Andreae nu echter in zijniei biographie, dat hij niet begrijpen kon. dat de onnoozele dweepers dit ludibrium voor eene ware geschiedenis Malden, het is ontegensprekelijk', da* er zeerdiepzinnige opmerkingen naast eene geestige satire in voorkomen. Hejt opschrift van het werk: „Geeif geen parels aan de zwijnen, noch rozen aan de ezels". Zeejr zeker was de „Chymischa Hochzeit" meer dan eene spotternij,„welches die Torheid der Neugierigem babe darstellen sollen". Waite („The real history of the Rosicrudians"), die ook van deze meening is, voegt er bijl dat het werk, zooals hét uitgegeven werd, niet de onveranderde pennevrucht van een jongeling van zestien jaar was. Wat er van zij, de fijdgenooten hebben eene diepere verklaring in dit werk gezocht. Zoo meende Brotoffer („Elucidarius major",. 1616) in de zeven dagen van het „Chemisch Huwelijk" de volgende overeenstemming te kunnen vinden mejb die verschillende fasen van de „preparatie lapidis: I. Distllatio. II, Solu)Öo, III. Putrefactie. IV. Nigredo (Zwartmaking) V, Albedo (Witmaking). VI Rubedo (Roodmaking). Multiplicatio. Fermentatio, VII Projectio. Medacina. Tusschen de lange romantische beschrijvingen, waaruit het werk bestaat, zijn van een licht begrijpelijk symbolisme, het wegen der deugden van de can gidalen, met wie Rosencreutz1 de beproevingen der inwijding doormaakt; de voornaamste hunner, vorsten en geestelijken, te dien einde op de weegschaal geplaatst, komen het Imeerendeel niet eens aan het eerste' oordeel 'toe, en worden met roeden 0ü geeselslagein van de weegschaal geworpen; het bespotten der geleerden, voorgesteld als gelesten in de onderwereld, tusschen wie de eehe z.g den hemel hoort ruischeh, een tweede Plato's Ideeën kan lezen, een derde de atomen van Detaocritus tellen, en anderen aanspraak maken op de eeuwige beweging; de dood der begeerten, de eerste vereischte voor de inwijding, voorgesteld door eene schoone Venus, levend begraven, het begeerige aanschouwen van dewelkei, reeds als eene fout aangerekend wordt; de bescheidenheid van Rosencreutz, die, nadat hij tot Ridder van den Gouden Steen is geslagen, en in een kleine kapel zijn naam moet schrijven, dezen laat voorafgaan door de spreuk: „Summa scientia nihil scire. Q-). Zeer humoristisch js het mededeeien aan Rosencreutz, op dien derden dag van zijn geestelijk huwelijk, van een ,.C a t alogum Haerelicorujm", opdat hij voortaan met mleer verstand zou oordeelen tusschen goec en kwaad. Men vindt vera'er in het werk duidelijke zinspelingen op het werk de'r eletaientalen bijl het chemisch proces, op dein bijstand van astrale helpers, op d)a wetten van geestelijke beproeving en wederbelichaming, op de getallensymboliek1, op de schijnbegrafenis, wel bekend in de oude Mysteriën, en de opstanding. De datum van 1459, waarop de denkbeeldige inwijding van Rosencreutz zou hebben plaats gevonden, komt overeen met den veronderstelden tijd, waarin hij volgens de „Confessio" teelde. D|e benoeming van Rosencreutz als Ridder van het Gulden Vlies, vraagt eehfljar een/aj toelichting. In de latere geschiedenis der Rozekruisers heeft men in Duftschland een verband gezocht tusschen de Orde van het Rozekruis, en de Orde van het Gulden Vlies, in 1430 door Filips van Burgonje gesticht, waarvan men dachlt dat de eerste als een zijtak in 1459 werd opgericht. Dit is althans de meening van Sem 1 e r. Het Gulden Vlies heeft echter ae symbolische beteekenis van de heilige kennis en de koninklijk© 'kunst In dezen zin verhaalde Andreae de inwijtding van Rosencreutz- Het is ook in deze beteekenis dat moet worden opgevat hlet mythologisch verhaal van Jason, die aan het hoofd der Argonauten het Gulden Vlies in Colchis ging halen. De groote herleving der aloude Broederschap der Rozekruisers, gevolg der verspreiding harer manifesten, werd belichaamd in het Rozekruisers-Kapitfeï van Cassel, waar deze het licht zagen in 1615, door den landgraaf Maurits i) De slotsom der wetenschap is, dalt wij niets weten. — 24 — van Hessen-Cassiel opgericht. Eene memorie, betiteld . Recherches sur l'orfgine et le caractère des Rose-Croix", voorgedragen op de Internationale Bijeenkomst van Rozekruisers-Vrijmetselaren gehouden te Brussel, in het jaar 1888, door Ch. Rahlenbeck', een Belgisch geschiedschrijver, bevat belangrijke inlichtingen omtrent dit Kapittel. Het' ontstond uit een matigheids-vereeniging (société de tempérance), door denzelfden landgraaf Maurits in 1601 opgericht, tusschen edellieden, als prins Frederik Hendrik, de toekomstige stadhouder, de landgraaf L o d e w ij k v a n HessenDarmstadt, de markgraaf Johannes Georgius van Brandenburg, de keurvorst Frederik IV. de prins Christiaan van Anhalt Bij!na al dezen traden ook tob het Rozekruisers-kapittel toe, dat geen zuiver aristocratisch karakter meer droeg], aangezien er ook deel van uitmaakten Andreae, de arts Michel Maier, de geleerde Raphael Eglinus uit Zwitserland, de theoloog Antonius Thys van Antwerpen, en de professor Jongman van Gent. (i) Dit Kapittel is echter nief lang werkzaam geweest. Na een groote oplaaiïng der Rozekruisers-gedachte, volgde een spoedige inzakking, veroorzaakt door de felle tegenwerking die zij' ondervond'. Het gevraagde antwoord der wetenschappelijke wereld van den tijd op del uitdaging der Rozekruisers was niet achter gebleven; een heftige strijd was ontbrand naar aanleiding van hun aanmatigende manifesten. Geschriften van eane vereeniging, die zich verborgen hield, en beweerde de geheele maatschappij onder godsdienstig, wetenschappelijk en politiek oogpunt te verbeteren, moesten zulk een [verziet verwekken. Hafle geloofsbelijdenis werd ook van Protestanfsche zijde bevonden niet zuiver Lutersch te zijn .Hare leer werd als fantastisch, dweepzuchtig en bedriegelijk beschouwd'. Zelfs van alchemistische zijdei vjel L i b av i u s de kabalisljische en magische wijsbegeerte der Rozekruisers aan. Onder het volk werdejn de Rozefcrui- *) Zie „Compte-Rehdu de; la Conférence Internationale des Rose-Croix tenue! a Bjruxellejs, les 28 et 29 mars 1888" Bruxelles 1888. sers verdacht van tooverijl, geestenoproeping, hekserij en befceering der Joden. In het „Wassenaar's Historisch Verhaal" heet h©ts dat sy grouweiycke accoorden net Satan sluiten; dat sy van d'tejehe plaats tot d'andere in ee» oogenblik vervoert worden; haar onsienlyck' maken, planeten lezen e» de secneten dter menschen gedachten te weten kennen". Hunne manifesten hadden volledige kennis aan de onwetende menschheid beloofd; is het wonder dat men hun allerlei kunsten toeschreef? De schrijvers, die hen aanvielen, gebruikten dan ook de kracht van hun fantasie, om de Rozekruisers te begraven onder de overdrijving van hun lof en hunne wonderlijke bedenksels; was de „Fama" zelf niet een verzinsel, op een grond van waarheid? De twist der geleerden rond dit boek ontstaan, is een der grootste en tevens der Vermakelijkste, die ooit in de gedachtenwereld beslaan heeft. De „Bibliotheca R o s i c r u ci ana", een catalogus van 604 Rozekruiserswerkfen, in 1903 door F. Leigh Gardner uitgegeven, bevat er niet minder dan 207, geschreven tusschen 1614 en 1620, het hoogtepunt in de geschiedenis der Rozekruisers. De belangstelling in de studjie van de alchemie was zoo groot, dat in 1614 eene som van 16,000 thaier betaald werd voor eene serie van 69 manuscripten over dit onderwerp. (Zie Semler en Sédir.) De Roomschen maakten zich bijzonder verdienstelijk om de Rozekruisers, welke de vrijdenkers van hun tijd waren, verdacht te maken Overigens, de JeZuïten hadden onmiddellijk na den groote» opgang der „Fama" gepoogd zich van het Rozekruis meester te make», eente poging, die zij verschillende keeren-zouden hernieuwen: de „Bibrjotheca Rosicrueiana" meldt inderdaad het werk' „S o c Jesu et Roseae Crucis vera" van' Daniël Cramerus, dat volgens den opsteller ,van deZeh catalogus geschreven werd door de JefcUïtefn, dm te trachten zich niet de Orde der Rozekruisers te' vereenigen. Een ander bewijs hiervan wordt gegeven door Nico la ï (i) Deze schrijft, !) Eindge Betouerkunge» über den Ursprung und die Geschichte der Rosencreutzer ui Frefimaurer" Berli» 1806. — 25 — dat het aanvankelijke plan der R. C het Protestantisme te ondersteunen, niet lang kon worden gehandhaafd, dat listige leden der Orde dier Jezuïlien in de rangen der Rozekruisers binnen wisten te sluipen, en dat to,t deze poging behoorden, de ,,Ridders van hebblauwe Kruis". Hij zegt echter nie(t wanneer dezen optraden, zoodat wij moeilijk dit gegeven in het verband van tijdsomstandigheden kunnen plaatsen. ■Misschien zijn deze Christelijke Ridders dezelfden, welke besproken worden in het werkje, vermeld in de ,.Bibliotheca Roisicrusiana": „Rosa Jesuitica over Jesuitische Rolttge-' s e 11 e ri Das ist ein Frag ob dje zwelen Orde der geh;annt e'n Rif ter von dier Hierr scharen Jesu, und der Rosen Creuzer ein edniger Orden sey. Per J. P, D, A. St Jesuitarum protectorum' (J. Themisflius de Melampage) Prag 1620'. Tusschen de Roomsche geestelijken, die in Duitschland de scherpte van den geest gebruikt hebben om het RoZekruis ten val te brengen, was zeer zeker die gevaarlijkste Irenaeus Agnostus, de beste Duitsche theoloog van den tijd!, kanselier van Westfale», een man dies onder verschillende- namen geschreven heeft, en uitstekend het anonymaat bewaard. Katsch en Sédir denkeln, dat zijn ware naam was Franciscus Gentdorp of Gometz. Bolland („Orphische Mysteriën") noemt djieta van Friedrich Gricih. Deze Irenaeus heeft zijne aanvallen tegen de Rozekruisers zoo verdekt en sluw opgesteld, dat zijne! geschriften door velen, nog in latere tijden als voordeelig voor de R. C. werden beschouwd, wat ook kan worden gezegd van talrijke andere werken, die toen het licht zagen, met de bedoeling allerlei wonderlijks 'omtrent de geheimzinnige Broederschap te vertellen. Helt is dan ook zeer moeilijk te onderscheiden, wie tusschen de schrijvers werkelijke aanhangers, laat staan leden, van de Orde waren. Alvorens tot de bespreking van de werken van Irenaeus Agnostus over te gaan, wil ik melding maken van een werkje, dat wel voor geloofwaardig mag worden gehouden. Het is het verhaal, betiteld „Von einer frembden Mansperson'', gedaan door Georg Molt her rus. Med. Doet. te Wetzlar (1616), van dezes ontmoeting met een frater Rozekruiser, die lang monnik was geweest, na een proeftijd van zeven jaar bij de Orde toegelaten, en 'toen 81 jaar oud was. Deze broeder, volgens de getuigenis van Dn Moltherus, genas door de oplegging der handen, kende de krachten en aeugdem der gesteenten, kruiden en dieren, was helderziend en helderhoorend, zeer ervaren in astronomie en astrologie, sprak allerlei talen, en verbleef nooit langer dan twee of drie dagen in ee'n plaats. De schrijver vertelt, dait zijn boekje genoegen zou doen, zoo wel aan degenen, die het ,Buchlein Fama Fraternitaïis R. C." voor waar Melden, als aan hen, dite het beschouwden „als ein üebliches Dautmahrlin (sprookje), welches etwa ein Morpheus oder Betrieger erdacht habe." Over dfit boek laat hij aldus den lezer zelf oordeeleri. De opdracht van zijn werk aan den Graaf van Nassau, ^Johann dern alteren", is echter een waarborg voor de waarheid van hetgeen hij persoonlijk beschreef. x) Des te moeilijker is het beoordeelen van de werken van Irenaeus Agnostus, alias Menapius, alias Florentinus de Valentia, alias T he o p hilus Schweighart, alias Alberti, een wonderlijke combinatie van pseudoniemen van denzelfden schrijver, die met opzet de leer en de reputatie der Rozekruisers verbloemde, het beste bewijs, dat deze te hoog stonden, om door de gewone afbrekende critiek te kunnen worden aangetast. Irenaeus Agnostus was bevriend met Andreae, en had in 1615 een schrijven tot de Broederschap gericht om toegelaten te worden. Hij: beweert in een brief, in dato van 3 December 1615, geraadpleegd te zijn geworden over het uitgeven van de „Chemische Hochzeit". waarin hij toestemde, zeggende dat de naam van Rosencreuz' hem1 ook misleid had. Alhoewel hij nooit to,t de Broederschap toetrad, noemde hij zich tot 1619 in zijne geschriften, als haar „notorus germanicus", en gevolmachtigde. Met veel, i) Zie het artikel van J. Eigenhuis over dit boek in „De Vrijmetselaar" van December 1917. — 26 - lof beschreef hij de z.g. -woiiderlijlktei vermogens harer leden. In „Frater non Frater" zegt hij, dat dezen een klein instrument dragen, geheeten Cosmolothrentas, dat. welke gebouwen ook, vernietigen kon, wat z/.g. gezien werd bij het beleg van Hulst in 1596; een ander het A s t r o n i k j t a, stelde hen in staatö de sterren achter de wolken te zien; het gebruik van een steen kon hen onzichtbaar maken; zij' konden de tuinen vruchtbaar maken en tegen alle beschadiging beschermen, enz. Daar de Broederschap al dien onzin, over zich heen Met gaan, schiep Irenaeus denkbeeldige tegenstanders zijner eigen geschriften, en gaf ter verdediging van de beginselen der Broederschap zelve in 1617 onder den naam van Florentinus de Valentia „Rosa florescens contra Menapii calumnias", en in 1618 onder dien van Theophilus Schweighart „Speculum sophicum rhodostauroticum" of Wijsgeerigte1 spiegel van het Rozekruis, twee nieuwe werken uit, waarin zeer vetel moois en verhevens omtrent het Rozekruis, maar meteten nieuwe humbug werd verkondigd. Van 1619 af verschenen nog als voorname werken onder den naam van I r enaeusAgnostus, „F ons gratige". „Thesaurus f i d e i" en „T i n t ï n abulum sophorum". De onderscheiding tusschen het werkelijke en he£ onwerkelijke is er soms even moeilijk te maken als in zijne vorige werken. In ;,Epitimia Br. R. O." kwam echter het listige voor: „Men moest de Jezuïten en.. den Paus niet vreezen..'-' Tusschen de menigvuldige apologieën doch van dien tijd, die als betrouwbaar mogen worden beschouwd, zijn de volgende tel noemen: Julianus de Campis, ,„S endbrief" (1615), een der talrijke „Sendbriefe" of „Sendschreiben", waardoor de candidaten, na de verschijning der „Fama", zich aanmeldden om tot de Broederschap toegelaten te worden. (Velen hadden zich aangegeven bij Prof. Bahle, te Gotha, maar konden niet Worden aangenomen, omdat zij niet geschikt bleken te zijn. Cf. D r. Meyer). Julianus de Campis verklaarde echter reeds Rozekruiser te zijn, en op zSj|ne laatste reizen slechts drie „anderen getroffen te hebben, waarmede' hij zich over de Orde kon onderhouden". Hij wenschte nu te weten, waar de nieuw opgerichte Broederschap gevestigd was. De Assertion oder BestatigungderFraternitaitR C." (1616) was ook eene bevestiging van het ben staan der oude Orde der Rozekruisers door een harer leden geschreven. De geschriften van Miohel Maier (pl.m. 1582—1622) hebben vooral eene groote waarde voor de Orde, wegens de hooge waardeering, die hij in de geleerde wereld genoot. Hij was de lijfarts geweest van den. overleden keizer Rudolf II. Lid der Orde geworden, trok hij moedig ten strijd tegen al de verdachtmakingen, de onwaarheden en de bespottingen, waarmede hare vijanden, en de berekende, of onvoorzichtige lofzangers haar in de. ooge'n der menigte zwart maakten. Hij nam de verdediging op voor de Fratres R. C. in verschillende degelijke en bezadigde werken. De voornaamste zijn: „Apologeticus" (1617). waarin hij het historisch bestaan der Orde bewijst, „Silentium post C lamores" (1617) (Stilte na het rumoer), de Duitsche orde' der R. C. roemend, die niet als Tantalus 't geheim gaat verklappen, en ,,,Themis Aurea", eene toelichting van het wetboek der broeders, de Gulden Wet, waaruit ik verder enkele aanhalingen overschrijf. Worden ook als klassiek beschouwd: het „Echo der von Gottejrleuchteten Fraternit&t", van Julius Sperber, raadsheer}te Anhalt-Dessau, overleden in 1616. Een jaar na het verschijnen van zijh werk het anonieme „Colloquium Rhodo-Stauroticum (1621), en het ,JEcho Colloquiijl Rhodo-stauroticï", van Benedlctus miario (1624). Noemenswaardig zijn nog „G u 11mann's „Revelatie Majestatis Divïnae" (1619), St au.ro phorusf „Raptus Philosophiculm". en „Madathanus" „Auireum seculum redivivulm". (1621). Andreae, de voornaamste leider der nieuwe broederschap, bezat njet de kracht om te blijven doorsjtrijden voor de gedachten, die hém' ïn zijne jeugd! lief waren geweest. Het martelaarschap — 27 — Wenschte hij niet te dragen, en hij! wilde zich als predikant verdedigen tegen de talrijke aanvallen, die! hijl als Rozekrudser uitgelokt had. De bedoeling van zijn „Chemische Hochzeit" was niet begrepen; geworden Hij besloot dan zich openlijk van zijne alchemistische en kabbalisctische Broeders af te scheiden. Onder dfen naam van Andreas de Valelntia gaf hij in 1616 fzijn „Turbo" iujt. waarin hij op kleineerende wijze de Broederschap aanviel, zich op het standpunt van hare vijanden plaatsend.Irenaeus Agnostus doorzag spoedig het nieu'we masker, en begroette een strijdgenoot in den „vroegeïren stipendarius van Tübingen". In 1619 achtte Andreae helt noodig, het geestelijk Mnd, da* hij het meest, zegt men, geholpen had het licht te geven, in een njeuw werk den doodsteek aan te brengen. Hij' kende zich het recht toe, in v.Turris Babel", dat hij terecht met den ondertitel van „Chaos van oordeelen omtrent de Broederschap van het R. C." kon betitelen, te schrijven: „Eheu mortales! Nihil est quod Fraternitatem expectalis; fabula peracta est Fama astruxit, Fama destruxit. Sic enim probaretur mundus, rejiceretur Christus, laudaretur sanitas, culparetur solidiitas, aestimaretur impostura". (Welnu, stervelingen! Wat gij van de Broederschap verwachtet is niets. Dief 'Fama heeft opgebouwd en zij heeft vernietigd. Op deze wijze moest dte wereld beproefd worden, Christus verworpen, de gezonde rede geloofd, de ernst in gebreke komen, het bodrog gewaardeerd). De schrijver was echter schijnbaar de voorrede der, Fama" vergeten, wiaardn stond dat de belijdenis der Broederschap meer in necessu (noodzakelijks) bevatte, dan mocht blijken. Andreae meende voortaan ongestoord zijn hoog geestelijk ambt te kunnen vervullen. Hetzelfde jaar ondernam hij een reds naar Oostenrijk, ter uitvoering van eene; zending, hem door den vorst van Wiurtemberg toevertrouwd, om het opkomende Calvinisme te bestrijden en het Lulherdom te verspreiden. Na zijne /terugkomst werd hij dan ook benoemd als predikant te Stuttgart. De vervolgingen der bestrijders van het Rozekruis en ae verdachtmakingen der orthodoxen hielden niet op. Andrelae wilde van zijn kant zich toch wijden aan een hoog iaeaal, zonder zich voortaan in 't openbaar bloot te stellen. De talentvolle schrijver van Herrenberg Was een dier mannen, die het licht der waarheid ontvangen hebben en ïjet niet durven bekennen voor de buitenwereld, wanneer zij er onder lijdteltï. Hij paste het woord der Rozekruisers, ,,,Jesus mihi otamia" in den engen zin toe, en beizat niet den moea om het voorbeeld van den Meester lot het kruis te volgen Hij nam de poo veel zeggende roos van het kruis weg, en stichtte in 1620 eene nieuwe vereeniging, die hij eenvoudig dje „.Christelijke Broederschap" noemde. Deze was enkel op Christelijken grondslag. opgericht, en bad als doel d'e' Kerk van Christus te zuiverefn, de tucht in haar midden te verbeteren en de theologie te verlossen van de dogmatiek, x Het kruis behield nog enkel inaar den reuk van de roos met hare betooverendte geheimen en schoonheid: „Wie ich nun die Gesellschaft der Fraternitat selber fahren lassa, so werdie ich doch nimmer die ware Chrïstliche Brüderschaft verlassen, welche unter dem Creutz pach Rosen riechet", schreef Andreae in zijne „Mythologia Christiana" (1619). De nieuwe vereeniging was eene onschuldige private vereeniging, die weinig deelnemers telde en afdeelingen te Stuttgart en te Neurenberg had. m 1617 had Andreae reeds zïjlne plannen daarmede uiteen gelegd in: „Invitatio Fraternitatis Christil"; de astrologie en magie werden er afgekeurd, de studie der natuur wel niet verboden, maar, deze mocht niet bet geloof benadelelen. Een later werk „Verae Unionis in Christo Jesu specimeh" (1628), was nu eene verdediging van de Luthersche leer tegen de Protastantscbe ketterijten en dweperijen. Quanto mutatus ab illo, sedert de „Chemische1 Hochzeit"! In zijne autobiographrie zou Andreae later zelfs durven schrijven, dat hiji nimmer gemeenschap had gehad, met „de droomerijen der enthusiasten, de subtiliteiten dieronbescheidenen, de glibberigheid van het Syncrelismus" (de leer die de verschillende godsdielnstjige meerlingen wilde vereenigen, door de Rozekruisers verkondigd). 'ï??krt - 28 — Ir. 1629 schreef Comenius (15921671), die in de Broederschap der Rozekruisers opgenomen was geworden onder de leiding van Andreae, tusschen wiens „vereerders, leerlingen en zonen" hij zich noemde, om „enkele meeningen le vernemen, die reeds j'n liet lichjt waren gegecven." Andreae antwoordde, dat liet moeilijk was naar uitgediende zaKen te vragen, en dat. zijne verzwakt» 'krach teft ternauwernood Voldeden voor de zorgen zijner sdhapen; waarop Comenius hem verzocht het strijdperk niet te verlaten, en nem als veteraan aanzette nie|uwe athleten te vormen. Daarop gaf Andreae de volgende uitleggingen: 0,Wij telden voor ongeveer acht jaren slechts eemige mannen, de meesten van groote waarde, die te samen gekomen waren na het „ludibrium" der ijdele Fama, en velen hadden zich aangemeld Om zich met ons te vereenigen, topn d(3 troebelen van Duitschland (van den Dertig-jarigen Oorlog) ons kwamen uiteendrijven De meesten traden in de eeuwige rust; enkelen gaven zich over aan de wanhoop. Wat mij betreft, ik vond het genoegzaam mijne zeilen te strijken Aangezien dïe welke noch recht staan, nie(t meer voldoende in aantal zijn, om de stallen van Augias te zuiveren, laten wij; u volgaarne over wat uit de schipbreuk gered is, opdat gij deze overblijfselen zoudt bijeenbrengen, en, met behulp van toegewijde discipelen, uw best zoudtdoen om een gebouw op te richten, dat ten minste getuigen zal, dat ons werk niet onnoodig is geweest." °n?,iÉ gemoed trecken, ende het wreken ende. wederwreken een eyndla maken." Deze oproep geeft voldoende het kabbalistische, messianistische, neo-Platonische en vredelievende programma der adepten te kennen. Maar tevens staalt e,n in gedekte woorden te lezen, dat de Rozekruisers van Warmond hunne bijiaenkomsten hielden jn het paleis van Frederik Hendrik („bij een van de Dalep jn 't Noorden van den Haghe"), dat hij jin dien tijd op hei Noordejnde had laten bouwen. O r v i u s schreef immers ook dat de Rozekruisers een p.aleds in den Haag hadden. *•) Nederland verdiende echter niet lang den lof door Sorbière uitgesproken w4 gens zijne gastvrijheid voor de Rozekruisers. Hunne bombastische beloften, zoo openlijk afgelegd, zouden er gelijk) in Duitschland als eene ketterij aan d|eJ kaak worden gesteld, niettegenstaande dat in het door L. D. V. Z. beantwoorde stuk van het „Historisch Verhael". volgens Cramerus (passim), ,,.God haar invloed beschermt met een wolcke voor haar vijanden", en dat ,.sy tot haar dienst de geesten dwinghen konnenom van haar kosletyke dingen te befooonem'1 De Protesfiriitsche orthodoxie dulde U Zie het artikel van J. H. de Si liter, in liet Juli No, 1917 van ,,De Yrij'raetselaar". niet het vrije onderzoek der R. C, noch hynne wijsgerige beschouwingen buiteta de H. Schrift om. Zij, dlje in 1619 01denbarneveld ter dood hadden veroordeeld, als verdacht van Arminianisme, zouden ook wel de fraterculos, zooalis Andreae Ihen minachtend ten slotte noemde, onschadelijk weten te makejn. Een onderzoek werd in 1623 tegen dia/ „Broederschap de la R. C." ingesteld door de Gecommiteerde Raden van Holr land, Zeeland en Friesland, en helt oordeel omtrent hen gevraagd aan de Theologische Faculteit te Leidetm. Dlit luidde in 't kort, dat ,,.6ekere personen, d ;a hen noemen Broeders van dato Roosen Cruce, haar woonplaats genomen hebben binnen de stadt Parys, nu ook gecomimen souden zijn inde de ProvjncieW, en dat zylieden zyn dryvendle! saecken, die zeer sehadeljck zyn voor den Staet vah 't lant ende dat de secte ze/er erroneus is." Een der ondertelekenaren van het oordeel der Facultei* was de Antwerpenaar Thys, die toch tot hef R. C. kapittel van Cassel had behoord), Dit advjes werd den Heerein van Haerlem bekend gemaakt, met verzoek „in 't bysonder te letten op sekfeoien' Torrentius, die geseid wordt wel eenen der principaelsten te wesen der voorseide secte". Deze Tornenljus, of Van der Beek, was eeta schilder, die bekend stond voor de geheimzinnige wijze, waarop hij zijne stillevens schilderde, en welke niets anders was, dan het gebruik van de camera, obscura "•) Torrentius was feitelijk een „bon vivant" en een losbol; een getuige bracht in, dat hij op de gezondheid van dien Duivel gedronken had. De onvoorzichtige schilder was dus een goed slachtoffer. De betichting van Godslastering, tegen hem ingebracht, loochenend, werd hij gepijnigd; blijvende protesteeren van zijne onschuld, werd hij onderworpen aan het oordeel van vijf beroemde; ad'wv caten in den Haag; deze verklaarden, dat Torrentius een dissoluut leven leidde, en dat Zijne ontkenningen van geen waarl- !) Zie het artikel van Jhr. B. W, F, van Riemsdijk, directeur van 't Rijksmuseum te Amsterdam, in het Nr. van 1 Aug. 1915 van het tijdschrift „Lux*', waarin hij de schilderij van Torrentius, door hem ontdekt, beschrijft. - 33 - de waren. Eindelijk, na een proces-dat vijf jaren geduurd had, word op 25 Jar nuari 1628 het vonnis uitgesproken. De schout vroeg de doodstraf en den brandstapel; het vonnis luidde 20 jaar gevangenisstraf wegens „blaspheinse. tegen Godt ende smaeckende Godsloosheyt, mitsgaders schrikkelyke ende. zeer schadelieke heresie" x) Merkwaardig is, zegt D r. M e y e r, dat bij het verhoor Lodewijlk van Nassau', Jhr. van Bevervoort, natuurlijke zoon van Prins Maurtts, met velé edelen van 't gevolg aanwezig waren. Torrentjüs riep dan ook den invloed van den stadhouder in, om begenadigd te worden. Zijn verzoekschrift werd echter niet ingewilligd, vóór dat de Engelsche gezant, namens de koning K a r e 11, die vejel van zijne schilderijen hield, het bij den! Pensionaris ondersteund had. Frederik Hendrik liet zich bewegen gratie te, schenken, mits Torrentius terstond naar Engeland werd gezonden, waar hij door Karei geroepen werd. De veroordeeling van Torrentius en met hem van Coppens, een ander! R. c., was een zware, doch geen doo[-i delijke slag voor het werk der Broedters van het Rozekruis in Nederland'. Hun invloed, alhoewel onzichtbaar, deed zich nog een langen tijd gelden nl. in de Rederijkkamers, en 'bij Nedfeirland's grootsten wijsgeer, Spinoza. Van hun bijeejn.7 komsten vinden wij geen meldfing meer; de Nederlandsche vertaling der „Fama" is onvindbaar geworden; en Frederik Hendrik vond 't raadzamter zijne hooge bescherming te geven aan die! herleef-; de Vrijmetselarij, dan aan het kabbalistische en alchemistische Rozekruis:. In 1637 werd te 's Gravenhage de Loge „Frederik's Vredendal" opgericht door eenige Broeders vrijmetselaars, die besloten hadden om de Loges, welke,' sedert de troebelen in algfetaee» verval waren geraakt, weder op te beuren, en dienstig oordeelden de Loge „Vredlendal" te Amsterdam in 1519 opgericht ense!* i) ZieDr. B red i u s: „JohannesTorrentius, Schilder 1589—1644, 1909, en voor het oordeel van de Thaol. Faculteit: „Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde", jaargang 1917. dert 1601 sluimerend, naar den Haag te verplaatsen. Zij vergaderden c a pitul a rit er, dus als kapittel, op 29 Januari 1637, en vernomen hebbendie!, dat Prins Frederik Hendrik 'in het get heim der Orde was ingewijd, verkozen zij hem lot Oppermeester der Loge, en gaven aan dezen den naam van „Fredlerik's Vredendal". *) De Nederlandsche loges van 1519 en 1637 waren een academie of soort red'e(rijkkamer. Het Constitutie-patent; van de Loge „Vredendal" van Amsterdam berustte in de rederijkkamer „De. Rozenslok", ook genoemd ,JDe Egelantier in Liefde Bloeyende".2) Haar bul was door den Engelschman John Allen uitgereikt geworden, een feit waarop Lord Stanhope zich nu in 1637 beriep,, om' de Londensche Groot (?)-loge als moederloge van de nieuwe Haagsche Loge te willen doen erkennen. Deze bekende het historisch verband mist de Engelsche Grootloge; doch daarbij bleef het. Ludwig Keiler, die ons deze voor de geschiedenis der Vrijmetselarij zoo belangrijke punten mededeelt in het ..Hohenzollern-Jahrbuch" van 1906, besluit dat de rederijkkamters, waarmede de Loge „Vredendal" van Amsterdam zoo nauw verbonden was, dezelfden rol vervulden als de Academies in Italië De Loge „Frederik's Vredendal" was echter meer eene ve.raenigj.ng voor deomgeving van den stadhouder, die zich weinig bazig hfield met getestelijke zaken; wel vierde zij het St. Jansfeiasl, maar onderling genoegen en gezellig tafelver- 1) Zie Scheltema, ,.Iets voor of over de openbare geschiedenis van de Orde der Vrijmetselaren in Oud-Nederland", 1837. - yfö 2) Merkwaardig is, dat er ook een verband schijnt bestaan te hebben tusschen de Rederijkskamer „Dei Egelantier in Liefde Bloeyendè;" en de Roz(ekruisers zelf. Haar blazoen vertoonde den Christus hangenden aan een jn kruisvorm bloeiende eglantier of hageroos. Het woord bloeien is tevehs, een zini-i speling op het bloeden #tn Christusaan het kruis. Flu^d schreef jn een) verdediging van het Rozekruis, dat hun symbool een kruis was, besprenkeld mfef het rozfebloed van Christus. - 34 - maak schijnt een harer voornaamste bte;zflghedien te zijn geweelst. Zïj hield op met bestaan in 1647 na den dood vaq Prins Frederik Hendrik. *■) De ware speculatieve Vrijmetselarij! zou in Engeland ontstaan onder dein invloed der Rozekruisers, zooals wij verder zullen zien. In Nederland bleef de geest dier Rozekruisers werkzaam in de Rederijkkamers, waar ten spijt der. Orthodoxie, de Grieksche en Romeinsche wijsheid op de planken gepredikt werd, zegt Dit. Mey er. De egelantier nam er de vorm, aan van een kruis, en werd gevlochten om den bijenkorf, het symbool der vrije denkers. Dr. Meyer geeft in zijn werk eene teekening weer, overgenomen uit het „Summum Bonum" van den Rozekruiser Frisius, voorstellend de roos op een kruisvormige stam, tusschen een spinneweb en bijenkorven. Hetzelfde symbool vindt men in de „Instauratio Magna" van Bacon, die de speculatie vergelijkt met het nuttelooze werk dier spinnen, en zijn ervarings-methode met den arbeid der nijvere bij. Het ideaal der Rozekruisers, zegt vierder Dr. Mefyep, is verwezenlijkt in Benedictus Spinoza (1632—1677). „Zijn Ethica"; schrijft hiji, „stond bovejn de geloofsverschillen van Christenen, Joden en Mahomedanen, maar was zoo stout en verheven, dat de wereld ook aan hem zou zijn voorbijgegaan, als niet juist ïn dei kringen der Vrijmetselaren, de zonen der Rozekruisers, zijn beeld Jn 't begin der vorige eeuw herjieefd was, toeto (een Lessing, een Goethe, een Jacobi en alle meesters van dien tijd Spinoza als hun voorganger vereerder/." Het zegel van Spinoza vertoonl: een *) Zie Maarschalk, „Geschiedenis van de Orde der Vrijmetselaren", en mijn artikel over „Het ontstaan der Orde van de Vrijmetselaren in Nederland'', in het „Maconniiek Tijdschrift" van April 1918. mF#A |", roos, hteft teeken dier Rozekruisers, en hij droeg dit aan eten sleutel, als symbool van den toegang tot de verborgen waarheid. Om onbekend te blijven, deed hij zijne werken verschijnen onder dien uitgeversnaam van He(inrich Kunrathte Hamburg, den beroemden RozekruLser, schrijver van het „Amphitheatrium Mundi" in de XVIe eeuw. Spinoza wildte persoonlijk, als een echte Rozekruiser, onopgemerkt voorbijgaan, zoodat hij zelfs verbood zijn naam op de „Ethica" te schrijven, en hij dan ook in de „Korte Verhandeling", zoowel als in de aanteekeningen van het „.Tractatus Theologico-Polilicns", geheimhouding aanbeveelt, als zijnde gewenscht „met het oog op dfen geest der eeuw, in dewelke wij 'even." Dr. Meyer, die uit bewondering voor het werk der Rozekruisers, hun actie en invloed eerder vergroot dan betwijfelt, legt ook nog den nadruk op de betrekkingen tusschen C o n d é (1621—1686) en den schrijver van het ,.Trjactatus". Condé deed dit werk in het Fransch vertalen, omdat Spinoza fn dit werk „op de toen alleen mogelijke wijze de groote vraag van dien godsdienstvrede had trachten te beantwoorden, een oplossing, die door de Generale Staten in hun plakkaat jegens de vermenging van de théologie met de philosophie (1656) van hooger hand was bevolen, maar nu door hem op historische en leerstellige wijze aannemelijk was gemaakt." Toen Condé in 1672 met andere Fransche vrijgeesten naar Utrecht kwami, was Zijn eerste werk Spinoza er ook te doen komen, om zich over hun gelmeenschapfc)|elijke idealen te onderhouden. Condlé was een dier grootstn, welke in hunne salons vergaderingen hielden, waar. vraagstukken van allerlei aard wenden besproken, en de vrije gedachte ruimschoots ingang vond. De geschiedenis zal nogthans moeten uitmaken, of Condé en Spinoza zelf werkelijk Rozekruisers waren, zooals Dr. Mteyer het vermoedt. ÏV. DE ROZEKRUISERS IN FRANKRIJK. Frankrijk was in die XVIIe eeuw geen gunstige bodem voor de adepten van het Rozekruis. Hun openlijk optreden, daar even uitdagend als in Duitschlandl, verwekte weinig succes. De tijden waren niet meer geschikt voor hei bestudteer|en der alchemie; het overwinnende Katholicisme gedoogde in Frankrijk, ,,la fillie aïnée de 1'Eglise", geen openlijke opvolgers van Agrippa of Barnaud en Hendrik IV, de vredevorst en beschermer der alchemisten, was in 1604 door het mes der Jezuïten vermoord geworden. Htet „Wassenaer's Historisch Verhael" vermeldt dat in 1623 zes broeders van die Orde der Rozekruisers, die toen in heit geheel zes-en. Rider and Son. 3) Zie Bibliotheca Rosicrucdjana. V. DE ROZEKRUISERS IN ENGELAND. De pogingen dor Rozekruïsers om' het nieuwe geestelijke gebouw der menschheid op te toekken, rnjisluk't in Duitschland, Nederland! en Frankrijk, zouden in Engeland ten volle bekroond worden. Hier zou de orthodoxie dei ontwikkeling der menschelijüee gedachte niet aan banden leggen, en ontstond eene geestelijke beweging, later hare voornaamste vertolking vindend in die Vrijmetselarij', geworden de algenretene Tempel van Wijsheid en Broederschap. De eerste aanhangers der RC manifesten en verspreider hunner boodschap was Robert Fludd, alias De Fluctibus, alias Otreb (1574—1637). Maier was de schakel, dite Fludd aan de Broederschap verbond; hij bezocht hem te dien einde in 1620. Fluidd bad in zlijin jeugd in Frankrijk, Spanje, Italië en Duitschland gereisd en was een (der merkwaardigste geleerde» van zijn tijd. Sédir (passim) schrijft van hem: „Tout en se montrant partisan outré de la Kabbale, dont ü avait sondé les mystères il aimait les sriiences exactes et faijsait preuve d'un rare espfrftt d'obsgrvalion. II étatf a la fois phflosophe médec.in. anatomiste. chysLcdeai, chümiste. mathématicSen ef mécanicden. II était renominé dans tout 1'Europe comlme aslrologue, nécromancien et chiromancien " Reeds in 1616 had Fludd zijne „Apol ogia" doen verschijnen, een|el verdediging van het Rozekruisersgeloof, welke eoo'n indruk maakte, dat Gassend! enKeppler (1531—1620) zelf, betnoodig vonden te trachten het te weerleggen. In 1617 schreef hij zijn „Tractatus Apologeticus", de Socdetas de Rosea Cruce verdedigend tegen de aanvallen van Libavius. Hij schreef ook nog, behalve een groot aantal alcheimisijische boeken de „Cl avis Philosophiae et Alchymiae", (1633)dat kan worden beschouwd als het standaardwerk der XVIIe eeuwsche Rozekruisers; het is zijn slotanlwoord aan Gassendi, Mersenne en Lanov i u s, waarin hij Gassendi's bespotting otmibrent de afwezigheid van een zetel der Broederschap weterlegt. Verder geef ik enkteJe uittreksels uil Fludd's werk „Traclatus ApologeKcus'", dat met recht kon eindigen met djeze woorden van Johannes: „Het licht scheen in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen." Fludd wordt algemeen ten onrechte, ook aangezien als de schrijver van het „Summum Bonum"[. in 1629 te Frankfort verschenen, aan de hand van Joachim Frisius, een werk dat in waarde naast de „Clavis Philosophiae" staat, hierna ook aangehaald'. In dü.li laatste werk noemt Fludd den Schot Frisius als een zijner vrienden, die hem wilde verdedigen .tegen' de lage aanvallen van P. Mersenne en bekletnt enkele wijzigingen aan het „Summum BonUm" aangebracht te hebben. In de Ware liefde voor hun gezamenlijken Meester, stelde het „Summum Bonum" het Rozekruis open voor alle Christenen, zonder hejt Protestanj'isme op den voorgrond te stellen, gelijk de Duitsche Rolzekrujsers heft deden. ( In het „Summum' Bonum" vinden wij beschreven het volgendie! eigenaardige symbolisme van het Rozekrujs. Frisius vergelijkt eerst 'he*t Rozekruis mtet de roode kleur van Christus' kruis, geverfd door het bloed van onze zonden, en door Zijne deugüfen weggenomen; vervolgens zegt hij, dat hsét ware Rozekruis met leliën versierd is, beschreven door Esdras (IV. v. 2—19): „Ik heb', zegt de Heer, zeven bergen vol rozen en leliën voorbereid, waarover ik uwe zonen met vreugde vervullen zal." Eindelijk heeft volgens hem, het Rozekruis betrekking op de parabel van het Hooglied: „Ik ben de roos van Saron en de lelie des velds " D r. W, e s t c o 11' !) noemt Fludd als de eerste Magus van de Broederschap der R. C. in Engeland, en als zijn opVölger Sir KenelmDigby (1604—1665) In de oprichting van de Engelsche Rozekruisers-vereeniging ■werd Fluddlbifgestaan door Sir Francis Baaon 1561—4626), die meer dan een mieldle- !) „Data of the History of the Rosicruc(ians", London 1916. — 40 — werker was. Bacon is de grootste figuur geweest, die ooit tussctien de Rozekruisers bestaan beeft, zijne wonderlijke gaven aan de menschheid acbterlate|nja op de verborgen wijze, die hun bijzondere kenteeken is. Pas in de laats.le jaren is het volle licht op dezen mfelrkwaardigen man en zijn werk verspreid geworden. De besluiten van helt historisch onderzoek omtrent het geheimzinnige van zijn leven, dat nog in vollen gang is, komen hier op neer: lo. Bacon heeft, al is het dan niet in naam, de hoofdrol gespeeld in de Rozekruisers-veroendging waarvan Fludd da Magus was. 2o. Hij is ook de voornaamste tusschen diegenen, welke het wijsgeerige erfdeel van het Rozekruis aan de Vrijmetselarij gegeven hebben in hare hervorming gedurende de XVHe eeuw. 3o. Hij is In werkelijkheid de schrijver van de tooneelstukken, dien naam van Shakespeare dragend. Laat ons een overzicht van deze drie zoo belangrijke Vraagstukken houden, die ieder een boekdeel zouldten eischen, om behoorlijk behandeld te worden Bacon als Rozekruiser. Indien aan. de profetie door Paracelsus gedaan van de komst van den geheimkunstenaar Elia, een wonderbaar wezen, dat vele dingen zou onthullen, eenige waarde mag gehecht worden, dan verdient zeer stellig Francis Bacon door zijn wetenschappelijk werk deze profetie te hebben vervuld. Om Bacon te oordeelen als Roze;kruiser, moet men zijne ,.,N o v a A tlantis" lezen. Dit werk, in 1624 geschreven, onvoltooid gebleven en na zijn dood in 1627 gepubliceerd, kan als zijn geestelijk testament worden beschouwd. *) Het is de beschrijving van het „Huis der Gele er dein'\, of van Salomo, ook geheeten het „.College of six days work", gelegen op het denkbeeldig eiland Bensalem, (in het Hebreeuwsch, Zonen des Vredes), eetn tastbaren vorm gevend aan de proefondervindelijke wetenschap, en eene voorspelling van wat deze dn de toekomst te wachten stond. De veelbelovende randinscriptie der *) Zie de Nederlanid'sche vertaling in „De Vrijmetselaar" 1912—1913. titelvïgne'He van N. A. was: „Tempora patet occulta Veritas". (Met' den tijd zal de verborgen waarheid aan den dag treden). De geleerden van „Nova Atlantis" maken gebruik van telefoon (means tot convey sounds in trunks and pipes in strange lines and distances) en fonograaf (sound houses, where we practise and detnonstrate al unds also diverse strange and artificial echos, yea some rendering the voice), bewegingstqes-lëllen, vliegmachines en onderzie eërs, diergaarden en anatomische musea, telescopen en microscopen, bedde alsdan nog zeer primitief, gecondenseerd water bewegende kracht door water voor'ige..bracht, toesnellen om de kracht van den wind te vergrooten, enz. Door deze beschrijving deed Bacon zich kennen als een buitengewoon natuurkundige. Dit „Huis der Geleerden" stelde nu ook een vereeniging Rozekruisers voor. Het hoofd der geleerden heeft op zijn turban een rood kruisje; de geleerden dragen een rooden mantel. De overeenkomst tusschen hen en de Rozekruisers werd dan ook door de buitenstaanders der Drde zoo goed begrepen, dat John Heydon (geb. 1629) eengroote apologist der Orde, alhoewel er niet toe behoorend, een werk schreef, geheeten „Voyage to the land of Ithe Rosicrucians", dat eene letterlijke! copy is van „Nova Atlantis", waarin hij enkel in de plaats van de Geleerden, de Rozekruisers schreef. W. F. C. W i g s t o n, schrijver van het zeer gewaardeerde boek „Bacon, Shakespeare and the Rosicrucjans" (Londen 1888), besluit dat he't werk van Heydon geen litteraire fanlasie is, en ziet in de geschiedenis van „Nova Atlantis" die van Bacon's geheime Rozekruis sers-vereeniging, waarvan hij feitelijk het hoofd, de „Tirsaan" der N. A. was. In zijn „Nova Atlantis" schiep Bacon een „model van een verjeeniging tot het voortbrengen van groote en wonderlijke werken, tot nulr der nfenschheid". En niet alleen schreef hij er over, maar inderdaad vormde hij, naar JosephGlanville, Kapelaan van James I mededeelt, een gezelschap om dit werk te beproeven. Waarschijnlijk — 41 — was dit de Orde der Rozekruisers, waarvan Bacon als de wederoprichter genoemd wordt. Bacon wijdde zijn leven aan het hoofddoel dier Rozenkruisers, de vergeestelijking der mtenschhefid en dte bestrijding van heerschende wantoestanden. Hij zegt evenwel tekens, ^dail' Idte wijsheid moet worden bijgebracht op bedekte wijze, daar men zich anders verzet tegen onmiddellijke lessen, maar dat men ze opneemt als ze op aangename wijze worden aangediend."1) Het ideaal der Rozekruisers, dei vernieuwing der wetenschap, was volkomen belichaamd in de werken van Bacon, „Instauratio magna" (1605). „Advancement of learning" (1605), en ,,N o v u m O r g a n u m (1620). Aristoteles' logische geschriften heeten Organen; door den naam van „Novum Organum" gaf Bacon te kennen, een geheel nieuwe richting te willen inslaan Het systeem van Bacon berusHTe op twee methoden, de ^induetive philosophy" of interpreJta'iSe der natuur, en de „antidipation of the mind'l als ontdekkingsbron van den grond der dingen. De laatste komt overeen, met wat mlen heden meer noemt de „deductieve kennis"; inductie beteekenl! afleiding van het bijzondere naar het algemeen®; dedhctiié, die van het algemeenie naar het bijzondere. Bacon wordt dan ook beschouwd naast Telesio en diens leerling D e sca rites, als een' der voornaamste stichters der proefondervindelijke webenschap. Daar hij zich in zijne overdenkingen buiten de geloofskwesties' hield, werd zijne wijsbegeerte: gehee'ten, de empiristische, gevolgd door H o fabes (1588—1679), Locke (1632—1684) en Berkeley (1684—1753), terwijl Descartes tevens de rij opendie der r ationaljisten, die geen onderscheid maakten tusschen .theologie en phïlosophie, als Spjnoza, Malebranehe (1638—1715) en L e i b n i z (1646—1716) Bacon als voorlooper der V r ij m e t s e 1 a r ij. In „Nova AüaBÜis" vinden Wij1 het bewijs dat de Rozlekruisers de symbolen bezigden, die ook in de oude Vrijtoetselaariji. niet onbekend x) Het Pad van Volmaking in Bacon's Dramas", door J. J. van der Le euw[, in „Theosophia" van Nov. 1914. waren: de zon, de maan, de winkelhaak, de waterpas, de cubus en de ster. Het schip, waarop de Geleerden zïch naar het eiland Bensalem begjeven, vaart tusschen de kolommen vaan Herkules, en hun Huis wordt ook dat van Salomo genoemd. In de eerstel uitgave van dte „Nova Atlantis" staan de letters I en B op twee kolommen vaan het titelplaatjeDe Hermetische wijsgeeren, zegt G o u 1 d in zijne „Beknopte geschiedenis der Vrijmetselarij", zich aansluitend bij Woodford en Pike, waren in het bezit van een grooè delel van het symbolisme door de oude VrijhaetseiariJ gebruikt, als het liniaal, hélr paslood', de gepolijste steen, de heilige delta, de sleutel van Salomo. Nu werden de meeste dezer symbolen ook wel door de bouwcorporaties voor de XVIIe eeuw reeds gebruikt. *) Maar zeer zeker heteft Bacon dit symbolisme niet benut in den zelfden zin als de bouwcorporaties, .alhoewel het streven in ethische ricblng hun ook niet vreemd was, wat voldoende blijk'tl uit de zedelijke plichten hun door de oude Constituties opgelegd. Het is juist omdat de Rozekruisers ook gebruik maakten van de symbolen der bouwcorporaties, maar in een dieperen zin, dat zij aansluiting gezocht hebben bij de werk-metselaren, en bij hen een schuilplaats gevonden om hun wijsgeerig-en inwijdingssstelsel in een ruimeren kring in te voeren. Vóór de Rozekruisers waren reeds dé oud-evangeiische Broeders of D o o p er s, die als W alde'nsen (Jin Provence in de Xlle eeuw), Humuliaten (monnikorde in Italië van 1134— 1576), Patarenen (verschillende godsdienstige secten in hét Noorden van Italië), Beggarden (in Duitschland Frankrijk en Italië gedurende de XIHe eeuw), Armen van Lyon, en hoe ze ook mogen geheeten hebben, in dei boüwhutten schuilgegaan, als innerlijke kringen.2) S *) Zie hierover het zietèr belangrijke artikel van Jos. Raemaekers in heit „Maconniek Tijdschrift" van Mei 1918 2) Zie Jos. Raemaekers in het „Maconniek Tij&schriytt" Mei en Augustus 1918. i.-^.-J i . — 42 — Het is duidelijk', zegt Wail'e in zijn werk „The seeret Tradifiion of Fretemasonry" dat. leidenöte personen van aanzien in oudere occulte en mystieke genootschappen, Tempeliers, Rozekruisers, Alchemisten, enz. na de heftige vervolging dezer bewaarplaatsen (Jejmysteriën-kennis, waarbij deze ordeh grootendeels vernietigd wterdën, door allerlei middelen in tite gilden traden, om verder aan vervolging te ontkomen en toch voeling met elkander Ke houden, terwijl zij de traditie konden voortplanten. Het is anders nieP te verklaren, dat in de Loges der arbteildlersgildein van verschillende landen een vrij groot aantal edellieden en andere hooggeplaatsf.fe personen zich als leden Keten aannemen. ■ Om nu echter des te meer invloed te krijgen in de Vrijïnfetselarfj, werd door velen in Engeland de naam „Rozekrufsers" niet meer gebezigd. Fludd schrijft in zijn „Claris Philosophiae" dat zijne medestanders beter doen voortaan den naam van „wijzen" (reeds volgens Maier in 1570 gébruikt), te nemen, omdat de benaming Rozekruiser zoo vaak misbruikt wordt; en von Murr zegt in zijn werkje „Ueber dein wahren Ursprung der Rosencreutze(r und des Freumaurer Ordens", (1803) dat de Wijzen zich in figuurlijken zin bedienen vaan den wederopbouw van den Temipel vaan Salomo om jvibre Absuchte zu verbergen". Om op Bacon terug te komten, Wigston (op. cit.) komt toï het besluit dat: ,,it is our opinion that Bacon was associateld early in a movementt to revivify or rescucitate the Free-Masonry thonrough Europe". N i c o 1 a ï („Einige Bemerkungen über den Ursprung und die Geschjchte der Rosencreutzer und der Freimaurgr" 1806), leidde reeds het ontstaan dér moderne Vrijïnetselarij van de Physicadér Rosekruisers en Bacon's „Nova Atlantis" af, waardoor een aantal personen té samen gekomen zijn, met het doel eene vereenigSng op te richten, helr Huis van Salomo geheeten, om het werk van God in de natuur en den grond der dingen na te vorschen. Nioolaï's meening heeft een warmen verdediger gevonden in R. Wlaldem: „Beitragen zur Vorgéscliichte der Freimaurerei". Deel III (Berlin 1890). Tegen eene afstamming onzer Orde van de „Nova Atlantis"',, schreef verder Jos. Raemaekers, x) bestaat van deze zijde geen bezwaar; reeds spreekt voor dit vermoeden, de oude overlevering, als zou de Vrijmetselarij nauw verbonden zijn met de „Nova Atlantis''. In dit artikel zoekt bij naasï het voorbeeld van Walden, een verband tusschen de N. A. en de oude Engelsche Mtetesterswoordten, wijzen is. Deze woorden zouden eene omzetting zijn van het woord „Bacons Bensalem. *) Bacon maakte zelf veel gebruik' van geheime woorden in zijne geschriften zooals verder aangetoond wordt. Dit was trouwens eene zeer begrijpelijke gewoonte van vele Rozekruisers om geen aanstoot Kot-vervolging te geven. Trithe m i u s, de leermeester van Paracelsus. had eene zeer geprezen methode van geheimschrift bekend gemaakt, en Bacon beschreef ook verschillende cryptogrammen in zijn „Advancement and ProfScienoe of Learning". Hij voerde verder de oude kabbalistische getallensymboliek bij1 de Rozeteruisers in en deze is hieruit gedeeltelijk in "de Engelsche Vrijmetselarij overgenomen. Ten slotte, heft teeken der maconnieke verkorting, het driepuntige .\ werd door hem geplaatst als een geheim teeken in vele zijner werken. De eerste uitgave van de „Shepheardes Calender'u onder pseudoniem Immerito, heeft reeds dit teeken onder de titelopgave. De samenwerking tusschen de Rozekruisers en de Vrijmetselarij in den loop der XVIIe eeuw, waarvan ik verder nog meer bewijzen zal aantoonen, zou dus reeds ten tijde van Bacon bestaan hebben. Dit punt werd onderzocM in de Londensche Loge „Quatuor Coronatji 2076", vergaderd den 2 Maart 1894 met Wynn Westcott, als voorzittend Meester. Na een bouwstuk van de- *) Zie „Union FraterneUe" No. 11914. *) Zie in het „Jaarboekje voor Vrijmletselaren 5891" de bijdrage van T. G G. Valette voor een Geschiedkundig Woordenboek op grond van Walden's mededeelingen omtrent de Nova At1 an ti s. — 43 — zen over „The RosScruciansi. their history and aïms, with néference to the alleged connection between them and the Freiemasonry", verklaarde E d w. Conder Jr. in het debat. da/P iü 1620 datum van de oudste notalen in bezit van de Orde. eene speculatieve afdeeling in de Vrijhietselarij bestond; dat vóór het jaar 1636 de Meestergraad bekend en „recorded" was; en dat spr. daarom tot de over'uiging kwam. dat indien de Vrijmetselarij iets té danken heeft aan de Rozekruisers, dit het geval moest zijn 'vóór het jaar 1620. *) In zijn schels betiteld „Geschiedenis der Vrijmetselarij" (1918) noemt W. H Denier van der Gon Lord Bacon den mogelijken geestelijken vader der moderne Vrijmetselarij, en naast hem de Orde der Rozekruisers als haar geestelijke bron. Prof. Carpe'ntier A1ting verklaarde ook dat Bacon onmogelijk buiten de Maconnieke beweging kan hebben gestaan, en nijgt aan le nemen, dat hij er een voorname rol in gespeeld heeft. 2) In het „Maconniek Tijdschrift" van Noveimber 1918 komt Jos. Raemaekers terug op het geestelijk! verband tusschen de Rozekruisers en de Vrijmetselaren, maar plaatst den datum van dit verband na Bacon's dood. In 1629 zegt hij, verscheen het ,,Summum Bonum" van Frisius, zijnde het programma der BozekruSsers. hetwelk de mededeéling bevatte dat naams-verandering noodig was. In 1633 kwam het „Clavis Philosophiae" van Fludd uit, zeggende dat die verandering plaats heeft gehad en tegelijkertijd verscheen een vierde druk van een profaan werk, „Stows Survey". dat voor het eersits melding maakte van e|en nieuw genootschap van „Freemasons", van welke hij in de drie vorige uitgaveh niet reptte. In de litteratuur van vóór 1633 komt de naafcn „Fretemasons" niet voor. De geestelijke bouwers, of Rozekruisers. traden nu toe tot de operatieve bouwvaklogets, hetgeen mogelijk was daar toen de „Masons" nog geen erkend *) Zie „Ars Quatuor Coronali". Vol. VII. 2) Zie „Maconniek Tijdschrift'», Maart' 1917. lM. jjjrf* gilde waren, en er dus nog geen beperkende bepaling omtrent vak- of niefrvaklui of aantal leden bestond, terwijl erkende gilden slechts een precies aantal lelden mochten hebben. Eerstö in 1677 krejgen de „Masons" gildepatent. De oprichting van de Orde van Vrijmetselaren dagteekent aldus volgens Jos Raemaekers van omstreeks 1633 Zijnde het werk der Rozekruisers, nadat zi| vroeger bestaan hadden . als W1 ij z e mannen of sapientes. Het ,Sumnum Bonum" en het „Clavis Philosaphiae", zegt hij verder, waren de oude oorkonden, die Desaguliers, Ander s o n en anderen in de volgende eteuw onder oogen hadden voor de bewerking van het eerste „Constitjultieboek''. Bacon als schrijver der stukken van Shakespeare. Eene andere belangrijke bijzonderheid uit het leven van Bacon waarop slechts in de laatste tijden het volle licht der geschiedenis geworpen werd, is dat hij de schrijver was van de tooneelstukken, die den naam van Shakespeare dragen. Mrs. Pott vestigde in 1883 de aandacht der geleerde wereld op de Bacon-Shakespeiare kwestie door haar werk „Bacon and hls secret Society". Sedert is de kwestie verrijkt geworden door eene on Czettende bibliographie, die op ongeveer 20,000 werken en artikels geschat wordf. Heden schijnt de strijd tlusschen de Baconaans en de Shakespèareans zoogoed als beslist, ten voordeele der eersten. Deize beroepen zich hoofdzakelijk op de werken van F. Donnelly, «.Thegreat Cryptgram", D r. O wen, ,,Sir Francis Bacon Cipher Story", Sir Durning L a w r e. n c e, vBacon is Shakespeare", en Mrs. E. Wells Gallup, ,.The bilateral Cypher Story of Sir Bacon". In Nederland vonden de Baconians verlichte verdedigers nl. D r. Speekman, in „Bacon is Shakespeare" (Arnhem., 1916) en Taco H. de Beer, in „Shakespeare .. een Pseudoniem" (Bussiïm 1917) . De Bacon-kwestie is zelfs rechlerlïjls uitgemaakt geworden. Den 21 April 1916 werd uitspraak gedaan door de High Court van Chicago. in zake van de ,Selig Polyscope Cy", exploitant van een film over het leven van Shakespeare te Stratford, tegen Colonel Fabian, die geschre- — 44 — veto had, dat dje drama's van Shakespeare het werk van Bacon waren. Het gerecht stelde vast, ,,daï in de werken van Bacon een geheimschrift werd onthuld, door hém in zijn jeugd te Parijs bedacht, en dat hij den naam' en de persoon van Shakespeare als een masker gebruikte om wijsgeerfge beschouwingen uit te geven, kunnende bijdragen tot de letterkundige Renaissance in Engeland!, welke de roelmi der wereMI zijn gewOrdepüf''' E%fP§! Dr. Speekman geeft ons in zijn genoemd werk de reden op waarom Bacon gebruik maakte van den naam van den grooten tooneel speler voor een déél van zijn litterairèn arbeid. „Beoefenaars der schoone letteren, zegt hij, .Werden riet in zijn tijd geacht. Een man van stand, die tooneel schreef, zou zich buiten zijn kring geplaatst hebben " Zoo had Bacon verscheidene personen die de verantwoordelijkheid op zich namen van de werken, die hij niet onder zijn naam uitgaf, dn werden om. zijne astrologische boeken uitgegeven onder den naam van Selenus (in 't Grieksch maanbewoner). Wat was dat geheimschrift, dat zoo veile geslachten niet oriMjïler'd' hebben? In het werk van D r. Speekman vinden wij er talrijke uitleggingen van op grond van Bacon's eigen uiteenzettingen in zijn werk „The Advancement and ProfficieWee Of Learning". B.v. het gebruik, vaak zonder beteekenis in het verband van lo. zekere woorden die delzelfde getalswaarde hadden als de z.g. Bacongetallen, gevormd door de uitdrukkingen als: Fr. Bacon, Fra. Bacon, Fra Rosicrosse, Bacon Shakespeare; 20. bijgevoegde letters, als a en b, door wier herhaling en vermenging, een volledig alphabet samengesteld werd. zoodat eten geheel op zich zelf staand verhaal in dein tekst ingelascM werd; 3a. cursief gedrukte woorden en willekeurige beginletters van woorden in hoofdletters gedrukt; 4o. opzettelijke misdrukte paginatuur, wier getalswaarde overeenkomt met de Bacongetallen; 5o onzinnige Woorden, als ,,Honorificat:bitudinata'ibus"; 6o. ongrammatische taal, opzettelijke drukfouffen enz. „The Rape of Lutece", zegt Dr. Speekman, is van begin tot het einde vol van Htórgelijke aanwijzingen, dat Bacon de schrijver van dit drama is. In „The Tempest",, zijn laatste werk hebben wij de magische, bovenmenschelijke voorstelling van den dichter, die den hemel van zijne kunst opent en zich zelf bekend maakt op zijn betooverd eiland. Prospero is altijd aangezien geworden voor den dichter-schepper zelf, dfte niemand anders was als Bacon. In geheimschrift zegt Bacon ergens: „Bacon is een bijt die honig vergaderd hetetft voor het nageslacht'." Het geheim van Bacon's leven. Bacon heeft inderdaad door zijn geheimschrift veel honig vergaderd voor de volgende geslachten. Niet alleen heeft hij millioenen kunnen beïnvloeden door zijne drama's en tot hooger geestelijk inzicht brem-gen, waar hij door zijne philosophische werken slechts een klein aantal bereikte, maar hij heeft naast dén sleutel tolt de ontdekking van den waren schrijver der stukken, die hij door Shakespeare liet spelen, vele andere geheimen van zijn leven ter ontdekking achtergelaten. ï Deze geheimen zljta voluit beschreven in de letters en woorden voor zijn geheimschrift gebruikt. Heil' Amerlkaanscbe Tijdschr|lft „The Channel", onder redactie van Mrs Marie Russak. heeft aan dit belangrijke onderwerp eene serie artikels gewijd in de nrs. I II en III van de|n jaargang 1916—'17, aan de hand van Ernest Udny. Wij lezen er. dat Bacon door zijn cryptogram het volgende bekend maakte: Hij was de zoon niet van Bacon, den kanselier van Elisabeth, maar van eten geheim huwelijk van haar •mlet Lord Leicester. Wegens deze reden werd hij' zeer jong naar Frankrijk gezonden, om er.zijlne opvoed inig te ontvangen. Na den dood van Elisabeth werd hij door Cecil naar de Tower of Londen gébracht en verplicht een tiroonsafstand teonderteekenen ten voordeefc van James. In zijn „cypher" schreef Bacon, dat hij steteds de hoop koesterde door Elisabeth als haar wettelijke opvolger op den ttroon van Engeland erkend te worden: ,Under the vejil of this bifter, frantic curse, my true tüles to the crown and seaf of England, Ireland and Franoe. are obscured and hid." Verder: „That sacred balm hath consecrated Mng this forgetful - 45 - man. upon wtaose hejad I ast flhe crown and for whose sake I wóre detested blot of murderous subornation." Deze laatste woorden hebben betrekking op de veroordeeling, die Bacon als aartskanselier in 1621 wegens omkooperij van rechters onderging, en hem de afzetting van zijn hodge ambH! kostte. Hij, Lord Verulam. Vice-Count van St. A1 b a n s, was door zijne politieke tegenstanders, met zijn persoonlijken vijand Cecjl aan het hoofd, beschuldigd geworden van corruptie en voor 'het Huis der Lords vervolgd. Bacon antwoordde: „Ik weet dat mijne handen zuiver zijn en mijn hart rein, en ik hoop dat mijta huis voor mijne vrienden en huisgenoten onschuldig blijven zal. Zulke dingen tegen mij ingebracht, zijn krankzinnig, bijzonder in dezen tijd dat beschuldigingen als doe]i tegen grootheid van karak'-> ter gebruikt worden." De betichting kwam dan ook als onaannemelijk voor. Tot ieders groote verwondering erkende Bacon zich nochtans schriftelijk plicMSg aan de feiten hem opgelegd. Hij werd veroordeeld tot gevangenisstraf, maar werd onmiddellijk door den koning begenadigd, en trok zich terug te Gorhambury House (gebouwd met de steenen voortkomende van het „Masons Home", opgericht ter nagedachtenis van St. Albans. volgens eene weinig geschiedkundige overlevering, bouwer der eerste Christelijke kerken in Engeland en slachtofüefr van het geloof te Verulamium of Weiarlamceaster in 303. Bacon wijdde zich aldaar voortaan geheel aan de studie der wetenschap, en schreef er zijne „Nova Atlantis". Het hierboven overgeschreven uittreksel van het cryptogram geeft de uitlegging van Bacon's bekentenis. Om den koning te dekken, legde hij eene gedwongen schuldbekentenis af. Udny schrijft in „The Channel", dat Bacon als Graat Sollicitor twee bedienden had dte volgens het algemeene gebruik geld ont•vingen in alle zaken om aan de rechters te geven, met dien versOande,. dat dezen het geld van de verliezende partij moesten teruggeven. Deze praal£ken, alhoewel onbekend aan hun meester, kostten hem het verlies van zijn ambt. Een der ware- pUchtigen, Bushel, be¬ kende later zijne schuld, door een schrijfven opgenomen in het werk „The first Part of Youth's errors" (1628): As tor my self, with shame I must acquit the tiüe and plead guilty; which grieves my vetry soul, that so matchless a Peer should be lost by insinuating cat'erpillars. who in his own nature scorned the least thought of any baset"x) Ten tijde van Bacon bestond reeds de meening, dat hij onschuldig veroordeeld was geworden, en opgeofferd aan de politiek van den koning James, waarmede hij het niet altijd eens was. nl. in zakie van een oorlogsverklaring aan Spanje wegens de Pfalls-kwestie. Tusschen de meest belangrijke werken over de Bacon-kWestie in de laatste jaren verschenen, verdient ook eene bijzondere vermelding, het boek „BaconShakespeare-Cervantes (Francis Tudor)" van Alfred von Weber — Ebenhof (Leipzig— Weenen 1917), waarvan ik kennis nam na het bovenstaande reeds geschreven te hebben. Dit werk merkwaardig gedocumenteerd en rijkelijk geïllustreerd, bevat een schat van inlichtingen over de verborgenheden van Bacon's leven, o.a. zijn verhouding tot Koningin Elisabeth en haar anderen zoon, uit het morganatisch huwelijk met Leicester, geboren nl. lord Essex Bacon's broeder; over zijn auteurschap van Shakespeare's drama's;2) over de vervalsching van 't oorspronkelijk-Shakespeare's monument te SHratford, dai eertijds Bacon's borstbeeld droeg, waarachter 'tgeheim va ngijin auteurschap verborgen lag;3) over de verschillende pseutionie- !) Zie S medley, „The mystery of F. Bacon". 2) In de „Intauratio Magna" beloofde Bacon voorbeelden (fabulae sive exempla) der mensehelijke hartstochten op het tooneel te brengen, om aan te toonen, hoe het lot der menschen en der volken zich ontwikkelt, volgens de natuurlijke wetten van overerfetijkheid en aanpassing. 3) Het geheim van Bacon's leven en de avonturen van het Engelsche hof, In veel drama's van Shakespeare gesluierd beschreven, was door zijne tijdgemooilen wel bekend. De latere geslachten trachtten zooveel mogelijk deze dynastieke en staafsgeheimien te verbergen, door den tooneel spel er Shakespeare als den waren schrijver voor te stellen, ^§|i(}l.ii)Sfei'_w i b" 46 *—1 rhétt, w"aaroüdef deze schreef; ïmmerito Ignoto. Lyly, Kyd, Greene. Spenser Warlser, Nash, Burton, Barclay, enz.; en over de schijndood van Bacon. Volgens von Weber—Eberihof stierf Bacon niet in 1626, maar wel in den ouderdom van ongeveer 104 jaar. Zijn leven onveilig zijnde in Engeland, zou hij na eten schijtnbegrafenis zijn vlucht genomen hebben naar een Rozekruis,erskloostór ïn Holland, om zich aldaar rustig te wijden aan de ontwikkeling van de door hem gestichte proefondervindelijke wetenschap. In zijn grafkelder te St. Albans in de St. Michael-kerk werd slechts een looden pop gevonden. Het Bacon monument in deze kerk bevat als opschrift: „Sic settebat Baconus" (zoo had Bacon de gewoonte te zitten), niet het gebruikelijke „Hic jacet" (hier rusll). Dit opschrift zegti v. Weber, verbergt op humoristische wijze Bacon's schijndood. In zijn werk vinden wij ook de reproductie van het titelblad van Bacon's levensbeschrijving door Dr Barthol Mosqr, in 1645 verschenen. Baron van Verulamium in de vier hoofdperioden van zijn leven voorstellend, het laatst als een stokouden grijsaard in monnikspij. wlpp Het moest bijzondere van von WeberEbenhof's werk is het betoog dat Bacon ook de schrijver was van de voornaamste werken onder den naam van C e rvantes (1547—1616) uitgegeven: Galatea, NoveJas Exemplares en Don Quixote|. Alvorens tot een grondig onderzoek der 'kwesüe over te gaan, meldt von Weber, dat Sir Edwin Durning Lawrence, schrijver van het werk „Bacon is Shakespeare" (1910) tot de verrassende ontdekking kwam, dat het exemplaar der eerste Engelsche verta-i ling van de „Don Quixote" door Shelton correcties bevatte van het hem zeer bekende handschrift Bacon's. waaruit hij kon besluiten, dat deze de schrijver zelf moest zijn. In het Juni-nr. van het' tijdschrift „Baconiana" der „Bacon Society" van Londen, verscheen een artikel van Hut chinson, bewerend dat de z.g. Engalsche vertaling van de „Don Qujxote" de^ eigenlijke oorspronkelijkle roman js, waarvan Cervantes slechts de Spaansche. vertaling uitgaf, met toestem¬ ming van deta geheim gtebleven schrijver. In „Don Qujxotel" (1605) de ronddolende radder, die de kennis bezit van een rechtsgeleerde, een theoloog, een arts. een astroloog en een wiskundige, hieteft Bacon zichzelf geschilderd. Wij hebben hier de samenvoeging van Prins Arthur uit „Taunle Queen" en van Prospero ujt „The Tempest". Het ideaal van humanisme,, berustend op de 'kennis der natuur en de onderwerping aan de hoogste moraal, was zeer zeker niet dat van Cervantes, een schrijiver van zeer middelmatige ontwikkelfing en talent. De wetenschap der ronddolende ridders, hoog boven dat dier scholen en universiteiten gesteld, is niets anders dan die der Rozekruisers, waartoe, ziegt v. Weber, alle voorname geleerden, wjjsgeeren en dichters behoorden. Cervantes was een weinig interessant man. Zïjjn btelste levensjaren, van het een-en-ctwintigsi!e tot bef drie-en-dertigsba, bracht hij door als soldaat en als gevangene van Algerijnsche zeeroovers. Daarna leidde hij een niet minder avontuurlijk en zelfs onzedelijk' leven. Von Weber staaft verder door menigvuldige bewlijzen zijn Bacon—Cervantes theorje, o.a. het gebruik van defeelfde cryptogrammen, als die welke in de werken van Shakespeare worden teruggevonden b.v. in z,g, woorden mlet Bacon's getalswaarde, en andere als honorificabillitudiritatibus. ^.Salatica" (1611) is een herderroman, wiaarin in bedekten vorm de intrïgues van het hof van Koningin Elisabeth worden voorgesteld. De vNovas Exemplares" (1613) zijn twaalf novellen, geschreven in den schitterenden stijl, eigen aan Bacon), stukken uit het volle leven, van verblindende kleurenpracht, vol verborgen zinspelingen, wüer schrijven door Cervantes. destijds een ouden versleten man, geheel uitgesloten is. In het „Bacomsme" zijn aldus in de laatste tijden buitengewoon belangrijke ontdekkingen gedaan.J) Wat zal er nog op dit terrein gevonden worden? Men *) Ter opheldering van de Baconkwestie is zelfs inWeeneneen,,Oesterreichische Shakespeare—Bacon—Geseüschaft" opgericht geworden. A, - 4? - behoede zich. echter Voor ongegronde veronderstellingen. Zoo is beweerd gec wordiein, dat Bacon ook de schrijver zou zijn geweest van de ,.Fama" eh de. Confeissio", wiaarvan J. V. Andreae voor de verantwoordelijke schrijver doorgaat. D r. Speekman1) meent dit auteurschap tö kunnen afleiden uit enkele anagrammen en de getalswaarde van sommgie woorden. Er bestaat echter geen voldoende bewijsmateriaal om een Bacon-Andreae theorie op te bouwen Mat woordomzettingen en woord-kabbalistiek dient opgepast te worden; de Stratforders hebben zelf vaak spitsvondige anagrammen ten voordeele van hun stelsel bedacht. De Rozekruisers en de wetenschappelijke beweging in Engeland. Niet alleen is uit de Engelsche Rozekruiserij de moderne wijsgearjge Vrijmetselarij ontstaan, maar ook eene andere beweging, die Engter land de eerste plaats deed innjamen in da ontwikkeling der wétenschap. Er bestond eene dubbele strooming bij de Rozekruisers. die wij reeds ten tijde van Van Helmont aantroffen; de exoterische, welke voor strekking had de positieve wetenschap te bevorderen, en de esoterische, willende de kabbalistische en alchemistische kennis geheim houden. In Engeland stond Bacon aan hel hoofd der eerste, terwijl de tweede onder leiding van Fludd was De exoterici bereikten hun doel na het overlijden van aanvoerder, door het opirichten in 1645 van het „Invisible College". In den beginne waagden zij toch niet openlijk te voorschijn te treden; de vervolgingen in Duitschland. Frankrijk1, Italië en Nederland tegen de vrije denkers ingesteld, waren nog van te jongen datum. Het „Invisible College" wilde het plan verwezenlijken door Bacon in zijn-,.Nova Atlantis" beschreven. Als stichter wordt genoemd de Duitscher Theo dor !) Zie het „Maconniek Weekblad" van 8 Februari 1919. en Sir Robert Moray, oi Müfray, secretaris van Staat voor Schotland, een voornaam krijgskundige en wijsgeer. Na enkele jaren kon het „Invisible College" in de buitenwereld optreden1, en nam den naam van „Gresham's College" aan. in 1660 opnieuw in dia van „Academy" veranderd. Veel meer, in 1662 werd de Rozekruisers-Academie door Karei II officieel erkend en „Royal Society" of „Regalia Sooietas Londini pro scientlia naturali promovendi" geheeten. De koning was-, evenals zijne voorgangers James I en Karei I, een beschermer der alchemisten), en persoonlijk bevriend met B o y 16 die van hem aldus wist te verkrijgen], dat de eerste wetenschappelijke Academie in Europa opgericht werd. Tot voorzitter van de „Royal Society" werd Sir Moray benoemd. Dank zij den vrijen geest van Engeland, kon Karei II eene blijlvende bescherming aan de natuuronderzoekers schenken, terwijl in de, andere landen de vorsten hun deze onder dan druk der Kerken hadden moeten ontzeggen. De boodschap door de Rozekruisers aan de wereld gegeverv het opbouwen der nieuwe, proefondervindelijke wetenschap, was in Engeland dankbaar aanvaard geworden, en ter navolging varj dit land. zou later elders de bevordering der natuurkennis door staatsinstellingen plaats vinden. Zoo werd in 1666 naar het voorbeeld van de ,,Royal Society"1, in Frankrijk door Colbert de „Académie des Sciences" gesticht, pas in 1699 door Lodewijk XIV goedgekeurd, vergaderden. Rond hem schaarden zich mannen als de wijsgeer Locke (1632— 1684X. zijn persoonlijke vriend, de groote bouwmeester Sir Christoph Wren (1631—1723),, bouwer van St. Paul's en ontwerper der nieuwe stadsplannen^ na den grooten brand van 1666 in Londen dra bij B o y 1 e. de groote natuurkundige (1626—169(1). Uit dezes brieven is bekend, dat de Laden bij hem ten huize Haack; de leiding berustte echter wel- VI. HET VERBAND TUSSCHEN DE ROZEKRUISERS EN DE VRIJMETSELAREN. Het is niet moeilijk nog meer overeenkomst te vinden tusschen de beide Orden, dan w|ij reeds aantroffen. K a t s c h toont aan. dat vele symbolen buiten de hierboven genoemde, en waarvoor analogieën te vinden zijn in de oude Vrijmetselarij^ werden gebezigd door de Rozekruisers. Fludd zegt in zijn .„Clavis Philosophiae": „Het is onmogelijk dat wij tot het hoogere leven kunnfen opklimmen', zonder de tusschenschakels der natuur. Uit die schakels of treden was de Jacobsladder samengesteld;, en ook de keten» die aan den troon van Zeus bevestigd was en tot de aarde reikt.'* Ook de „Fama" spreekt van de Jacobsladder. De passer komt ook bij Fludd voor. evenals de sleutel, de „ware Davjdssleutel". waarmede het boek der zeven zegelen kan worden geopend. Bij Fludd treffen wij nog dezen zin: „Wanneer heden het Oude Testament gelezen wordt wordt het niet verstaan, en blijft de blinddoek voor de oogen der lezers. Bekeeren zij zich tot den Heer. dan valt die blinddoek." Frisius gebruikt symbolisch de norma, letterlijk vertaald, winkelhaak. Met den voorganger der Rozekruisers. L u 11 i u s (zie zijn „Testamentum Novissimum"),, wijst hij op God als den Bouwmeester des Heeials. Het „Summum Bonum" bespreekt den rechthoekigen grond- of hoeksteen en bevat heel de ethische steèmsymboliek." Bouwt u zelf op als een. geestelijken tempel uit levende s'teenen, op Christus, de hoeksteen", roepjt Frisius den broederign toe. Zijn werk noemt de ware Magie (Magiërs zijn Wijzen), tevens Koningen; dus Magjie is gelijk met Wijsheid of Koninklijke kunst), de Kabbala, én de Chemie, de drie voortreffelijke zuilen van den Tempel der Wijsheid', gebouwd op den bezielden berg. Het oudste Constitutieboek der Vrijmetselaren zie|gt\ dat de Bouwmeester des Heeials. aan Adam naar zijn beeld geschapen, de meetkunde, in het hart legde, walke uitloopt op de Koninklijke -Kunst, de Mathesis en de Kabbala. J u 1 j u s de Campis schrijft over den symboüschen spiegel: „Wie goddelijké wijsheid betracht, ziet als in een spiegel zijne toekomstige heerlijkheid van het eeuwige leven." Van zijne inwfjding als R. C. zegt hij: „,Ik reisde naar het Oosten, het Zuiden, het Wtesten en de Middernacht (Noorden)." Hij verklaart ook. dat de deur niet openstaat voor wie komen met ongewiasschen handen, of met een gemoed dat aan geld hangt (handwasch al-s reinigingsbeeld en aflegging der metalen). In het „Speculum Rhodo-Stauroticon" van S ch w ei gh ar t,, die door zijne nauwe betrekkingen met de Broiederschap R. G, veel over haar weet mede te doelen, komt voor over het Collegium of Losament (Loge) der Rhodostaurarische (Rozekruisers) Broeders, waar men ingaat „den nieuwen He-liae, der nieuwe opgaande Zon tegemoet '* Dit candidaatsmilireüteh geschiedde: „mit eröffneten Herzen (linkerborst), entblössten Haupt (de meesters droegsn toen een hoed) und nackenden Füssen " Maier spreekt in „Themis aurea" van de notae of herkennjnigsteekens der R. O; het kenwoord werd „gespeldv en in zijn „SilentLum post dameras'* bespreekt hij het gradenatelsel; er waren ^broeders, tevens orde-leden", broeders), niet orde-leden" (denkelijk die niet alle regelen aannamen) en de „hae redes" (erfgenamen of opvolgers) Ieder die aangenomen werd meldt de j.Assertion"', moest „seines Leibésmachtig und freyer Herr" zijn!, m.a.w, zonder lichamelijke gebrekjen (nog in Amerika de eisch bij de Vrijmetselarij) en vrij man. •^l'§<^-, Het zoeken en aankloppen wordt herhaaldelijk in de „F a m a" en in de „Clavis Philosophiae" symhoHsch gebruikt. - 49 - De Rozekrujsers noemen hun strevten een „Kunst" of een „Mysterie", beoefend door de Brahmanen'. N u m a Pompiliusi, Zoroaster, en de Wijzen, die bet kindje Jezus kwamen bezoeken. De oudste maconntieke termen luiden voor ons „Art" en Mystery". De benaming Noachiden. die 'in het tweede Constitutiebeek en enkele maconnieke graden voorkomtl was reeds in gebruik bij de Rozekruisers. Zij zeggen: .„.De Adamskinderen zijn uit Gods mond ingelicht en vla Noach is de oudste reinste Leer tot ons gekomen. Weeist volgers der reine Godsleer. of Noachiden, d.i. verkondigers der mondelinge leer van God in' de natuur; want God laat Adam alles zien en noemen." Fludd spreekt van de Noachiden in denzelfden zin als Comenius, de Dooper-bisschopi, die ze':: „Wanneer de booze wereld met water wordt overstroomd, treedt dan gij als zonen van Noach in da Ark, die u den heer zal aanwijzen." De diepere beteekenis der» Hiramv legende der oude Vrijmetselaars was reeds den Rozekruisers bekand. Op het titelblad van Maier's „Septimana PMlosophica" (et Arabiae Regina Saba,nee non Hyramo, Tyri Principe), z'it Koning Salomo met de Koningin van Saba rechts en Hiram linksy hun zijne .aenigmata (raadsels) mededeelend. Hiram. gedood door de onwetendheid, de leugep en de heerschzuchl, en Christus, die den tempel der Menschheid ba Jeruzalem wilde- stichten, waarvan Salomo's tempel het profetisch voorbeeld was. hebben in den grond dezelfde beteekenis. Het sym'bool van den pelikaan die 2Üch de borst opent om zijne jongen te voeden (de visschen uit zijn bek halend), heeft eeae hermetische beïeekenis en stelt voor het Eenje, zich zevenvoudig openbarend, het Licht de zevenkleurige stralen verspreidend. Het „Summum Bonum" schrijft Katsch (passim) bevat het oerbeeld en ideaal der Vrfltaetselarij, het programma, waarop deze zich uit de Rozekruiisersorde ontwikkelde. Als men den schrijver Frisius vraagt: ,»Zijt gij Rozenkruiser?" zegt hij: „Dat heb ik weliswaar niet v©rdie(nd, doch die zegen hangt af van Gods genade." (Romi 9, 16); m.a.wt. „Ik ben het niet, in zooverre iiemand oqit geheel volmaakt Wordt, maar mijne Broeders noemen mij zoodanig." B u h 1 e besluit dat de voltooiing der beweging, die van de Rozekruisers uitging en aan de Vrijmetselaars de verborgen Wijsheid en het onderzoek van het werk Gods in de natuur als grondlegging gegeven heeft, zich voltrokkfep heeft tusschen de jaren 1633 en 1646. *) In 1638 publiceerde Adamson zijne „M u s e s Thr enodie", waarin deze woorden voorkomen: „Want wij zijn Broeders van het Rozekruis, het macónnieke woord en het tweede gezjcht bezittend." Nu houdt W a i t e wel vol tegen B u h 1 e: „The Freemasonry has niever been an association for scieiitifical researches nor claims tot possession of any transcendental secrets of alchemy; itwas originaly an associatiion for diffusion of natural morality, now simply a benefSt society." Prof. Bolland geeft het antwoord op deze opwerping in zijne „O r p h ische Mysteriën": „Bij dan overgang van het Rosieucianisme tot de Vrijmetselarij, heeft de symbolentaal der bouwkunst, die der alchemie doen wijken, dewijl deze deed denken aan een .afkomst, die men meer en meer ontveinsde. Meer en meier werd de Rozekruiserij en hare on-Engelsche vrijzin!- jiigheid (?) verloochend, en eenzijdig htield men een bouwkundig symbolisme aan. dat weliswaar al had medegedaan in de Rozekruiserij' zelve, doch dat nu kon dienen tot voorspiegeling eener afkomst, met ouderwetsche Engeische braafheid. Het lijdt geen twijfel, dat de afleiding van de Vrijmetselarij der XVIIe eeuw uit de oude Engelsche bouwvereeniging een mystificatie is. en dat zij eene nieuwerWetsche.' beoefening van het oude Mysteriewezen zal zijin geweest, die door de Nieo-platonischej belezen Rozekruisers der XVIIe eeuw aan den gang was gebracht." Het inwijdingsrituaal der Vrijinetse- *) Zie hierboven bl. 50 — larij, vooi'al de Meestersinwïjding bewijst door zich zelf, dat de Orde zooals Waite schrijft, niet eenie veraaniging is ten doel hebbende biet verspreiden der gewone ethiek, maar wel de ontwikkeling van den hoogeren mensch, dfe in het licht der oude scholen van inwijding de kennis van zijn inwezen terugvindt. Graaf Coblet d'Alviella, GrootInspecteur van het Suprème Conseü van België, zei op de Conferentie van Rozekruisers. gehouden te Brussel in 1888, „dat het juist in het rituaal van den Meestergraad is. dat de duidelijkste bewijzen gevonden wjorden van de overlevering der Rozekruisers". *) De definitieve indeel'ing in drie graden dagfieekent echter van na 1717. De bepalingen voor den nieuwen Meestergraad wenden eerst in 1724 samengesteld. In het Engelsch Vrijmetselaars-rituaal, getuigend nog altijd van het zoeken naar „the bidden mysteries of nature and science", klinkt duidelijk de RozekruV serij na", zegt Bolland nog in zijn laatst genoemd werk. De Quincey2) komt tot hetzelfde besluit als Buhle, dat de Vrijmetselarij der drie graden niets anderls bevat in hare beginselen, ritualen en symbolen< wat niet in de eerste geschriften der Rozekruisers teruggevonden wordt. Beiden zijn dan ook van oordeel, dat de Vrijmetselarij niets anders is dan de Rozekrujserij, ge-wijizigd door degenen, die haar van Duitschland in Engeland ingevoerd hebben. éffs'ïèi K a t s c h gaat nog verder in het besluit van zijn onderzoek naar den oorsprong der Vrijmetselarij', dien hij he>wijst bij de Rozekruisers te kunnen vinden, en spreekt van eene ontaarding hunner christelijke mystiek; „Seitdem die Freimaurerei ihr efnst so heil leuchtender S tarn der , königlichen Kunst" erlosch, ist sie keineswegs überall mjehr die alte, in weiser Sjelbstbeschrankung kraftbewusste. Morsch ward ihre einst so festgefuglte thiaosophische *) Zje „Comtpte-Rendu de la Conférence internationale des Roae-Croix", Bruxelles. Weissenbruch 1888<. 2) „History Critico Inquiry of the Fr.eemasonery and Rosicruciaiiism", 1824. Stütze. erschüttert ihr edler Stoltz ünd ihr inniges Vertrauen auf ihajen kubischen Grund- und Eckstein: Je sus von Nazareth." In Nederland heeft Heymans1)het standpunt van Katsch ingenomen betreffende de afkomst der Orde. De juiste toedracht der omzetting van den maconnieken arbeid onder den invloed der Rozekruisers, is echter nog niet geheel in het licht kunnen ge,steld worden. Dit zou alleen mogelijk zijn door het onderzoek van de notulen der werkzaamheden van de Engelsche Vrijmetselarij in de XVIIe eeuw en vroeger, voor zoover deze bewaard werden. N i c o 1 a ï meent, dat de symbolen die behooren tot de kennis der natuur» de zon, de maan, de vlammende ster, de cirkel, de winkelhaak, het waterpas en de Jacobsladder met drie tredejn pas rond het jaar 1682 door de Vrijmetselarij aangenomen werden als algeme.ene zinnebeelden van den wederopbouw, van Salomo's Tempel. Zekter is dat aai nieuwe en krachtige impuls in het midden der XVIIe eeuw, aan de speculatieve richting der Vrijmetselarij werd gegeven, door het toetreden van voorname Rozekruisers als Sir M o r a y, die reeds in 1641 in de Orde opgenomen werd Bo3rl e, Sir Wren en Locke, allen leden van de „Royal Society". Verdar worden genoemd Elias Ashmole,de beroemde wijsgeer, alchemist en antiquair, schrijver van „The way to Bliss" (1658), (wiens mwïjding te Warrington in 1646 door zijn dagboek algemeen bekend is, maar die niet dn het gezelschap der Vrijmetselaren vond wat hij zocht waar hij dan ook niet terug verscheen voor 1682); Robert Samber, alias Eugenius Philaletes, alias Thomas Vaughan, (1612?), schrijver van verscheidene alchemistische boeken en uitgever van de eerste Engetsche vertaling van de ..Fama" in 1652, W;ill. Oughtred, Will. Lilly, Georg Rïpley en P. Staël. De hervorming der Vrijmetselarij in 1717 was, mag men zeggen, de deffinittieve overwinning van den geest der *) „Beknopte geschiedenis der Vrijmetselarij", 1901. - 51 - Rozekruisers óp de loutere overlevering der bouwgilden. „Vier oude bouwloges van Londen veretenigden zich onder een grootmeester, zegt F i n d e 1, om enkel geestelijke doeleinden na te jagen en eene symboliek.:» bouwkunst te besludeeren, wier e^jiige kunstige bouwistof de memsch zelf was. Zoo trad in de plaats van het in volslagen ontbinding verkeerende steenwterkers-gilde eene nieuwe en hoogere instelling, de vrij;metselaarshond, als „middelpunt van de vereenjging' der gescheiiden menschheid tot eenen algeemenen Hefdebond." „Een der eerste haridalingen van de Engelsche Grootloge na 1723, zegt br. Goblet d'Alviella (passim) was den meestergraad te hervormen." Wij zagen reeds dat volgens dezen zeer verbchten schrijver de meestergraad ontegensprekelijk de bewijzen van zijn Rozekruiscrsherkomst draagt. Aan dit werk namen de Rozekruisers toch geen rechtstreeks deel. „Het is niet bewteerd geworden, schrijft Gou ld *) dat de Rozekruisers eentiger wfijize tot de oprichting van «te Grootloges in 1717 medewerkten, ma.-ir vele maconrijeke schrijvers (Begaman n b.v.) hebben een hermetischcn .invloed van 1720 tot 1730 vasdgesfJeld, waarvan de tegenwoordigheid in het rituaal en de terminologie der Orde na óïïen tijd geconstateerd wordl". Gould geeft daarvan de volgende b wijzen: lo. het voorwoord van hit „Long L i v e r s", vertaald door Eu». Philaletes, verschenen te Parijs in 1715, een werk over het levens-elixpr,. de algemeene geneeskunde en het koslbaar geheim van de verjonging; deze. vertaling is opgedragen aan ,,den Groo'.meester, de Opzieners en de Broed rs der Broederschap der Vrijmetselaren in Groot-tBrit tannië en Ierland". *) Heb Long Li vers spreekt symbolisch van het boek ^, „waaruit de ontrouwe lede.i geschrapt moeten worden"; van dit boek M (zie verder) is nu alleen sprakfe in do *) Beknopte Geschiedenis der Vriji'metselarij, 1903. *) Zie de Nederlandsche vertaling in „De Vrijmetselaar", 1910—1911. Rozekruisersgeschrifteü.J) 2o. Itt het voorwoord van „The secret History of Freemasons", een gedrukte uitgave van een oud manuscript over do Constituties, werden de Rozekruisers en de adepten als broeders van de zelfde broederschap of orde voorgesteld als de leden der Vrijmetselarij zelf. 3o. De „Da|ily Journal" van 5 September 1730 publiceerde een artikel, wfearin gezegd wordt: „Men moet bekennen, dat het eene vreemde vereniging is waarvan de Engelsche Vrijmetselaren, zich schamend over hunne werkelijke afkomst, eenige ceremonieën gecopieerd hebben, zich veel moeite gevend om de wereld te overtuigen, en waarvan zij de opvolgers zijn, alhoewtel zij maar enkele symbolen en inwijdingsteekenen er van overgenomen hebben. De leden van deze vereen iging droegen den naam van Rozekruisers, en hunne officieren genoemd gelijk de onzen, grootmeester opzieners, enz. droegen in hunne plechtigheden aen rood kruis als herbenningstaeken." Het artikel van de „Daily Journal'\ door Prof. Bolllandals zeer kenschetsend beoordeeld, werd, schrijft hij in zijne „Orphische Mysteriën", ook overgenomen in het „Daily News" van 24 September 1730. Zijn inhoud kan in verband worden gebracht met hetgeen Prof. Bolland verder zegt, dat Robe rt S amber in 1723 zinspeelde op de Rozekruisers-geheimen als de Vrijmetselaars-gehejmen der hooger klas. Het geestelijke doel door de Rozekruisers gevolgd was te hoog, dan dat hat geheel bereikt kon Worden, alleen door het gebruik van symbolisme en rituaal in de Vrijmetselarij; dit doel is de inwijding in het hoogere leven, de totale zedelijke hervorming, door wat genoemd wordt de tweede geboorte,; om het na te streven, fis een hoogere levenskunst noodig, meer dan het bijWlonen van ma fonnieke bijeenkomsten, en wel egn? strenge zedelijke leefwijze, behalve vol- *) In 1728 werd door E. Oakley een voornaam bouwstuk in een Vrijmetselaarsloge voorgedragen, waarin lange uittreksels van het werk van Philaletes worden overgenomen. - 52 - komen zelfopoffering. De Orde der Rozekruisers is dan ook niet geheel overgegaan in die der Vrijmetselaren, en heeft na een tijdelijk samengaan steeds een afzonderlijk bestaan gehad. Sédir heeft zeer goed beide orden als volgt uitgeteekend: „Les Frans-Macons et les Rose-Croix se sont disjoints, pense Buhle, pour propager quant aux premiers, les idéés philosophdques. la philanthropie, la liberté religleuse^ le cos- mopolitisme; quant aux seconds, pour continuer les rèveries cabbalistiques. alchimiques et magiques de leurs prédecesseurs. Pour rester dans le vraisemblable, il faut reeonnaltre a ces illuminés plusieurs caractères: celui de gardiens de la tradition ésoittërique; oelui d'interprètes de la lumière dtes Evangiles; oelui de médecins kies corps des ames et des sociétés; celui enfin d'éclaireurs, d'annonciateurs du Saint-Esprit." VII. HET ERGON EN HET PARERGON DER ROZEKRUISERS. „De groote schatten en geneeskunde der R. C", schreef L. D. V. Z. in het „Wassenaer's Historisch Verhaal", zijn niets anders dan de schatten der zielen en de hernieuwingte des Geestes ende die,n ouden Adam te verlaten." „De sleen der wijzen zijt gij zlelf; uw eigen hart is de „materia prima" die in zuiver goud moet worden omgezet." Dat is de wnre formule der Rozekruisers, hun voornaamste werk, of Ergon: de heiliging van den inner lijken mensch. De goudmakerij is slechts het Parergon (bijzaak); omdat Montanus dit niet begreep, is hij uit hun gezelschap verw ijderd, schrijft D r. F r e udenberg in Zijn werkje „Aus der alteren Geschfchte der Rosencreuzer." Om het Ergon goed te kunnen verrichten, kon echter de studie van het! boek M(undi), bijdragen, ten einde de scherpte van den geest te ontwikkelen (Fama). Dit symbolische boek werd voorgesteld door Paracelsus in zijn „Paragranum", als het natuurleven, de wereldziel, ook geheeten het „ens astrale", waarin alle schepselen, zoowel in den hemel als op aarde hun bestaan hebben, en waaruit alle elementen zijn ontstaan. De Rozekruisers lazen natuurlijk niet allen op dezelfde wijze uit dit Boek der Openbaring. Hunne leer was geen corpus doctrinae inveriahile; hunne cosmtologie was soms nog primitief. Fludd dacht b.v. dat de zon het licht aan de s'lerren' geeft. Niettemin vinden wij veel merkwaardigs irT hunne leeringen. Zij geloofden in de wiet van wederbelichaming, en het oude Hermetische leerstelsel van 't algemeene levensbjeginsel, dat telkens hoogere vormen van leven aanneemt op de verschillende trappen der natuur. De mensch was volgens hen een microcosmos, in zijne samenstelling het beeld van het macrocosmos. *■) De wereld is. ontstaan door de ema- x) D r. F. Hartmann „The secret symbols of the Rosicrucians", Boston 1888. 'ïftrffcif natie Gods. God scheidde bij de schep»ping een deel van zijn wezen af uit den chaos, om zich te openbaren in drüe werelden, de engelenwereld, d - hemelsche en de elementaire; hierdoor trok hij zijn wezen dichter te samen en ontving deze afscheiding eene andere kracht en beweging. x) Het scheppend woord der wereld was muziek. Deee wprdt ook noodzakelijk voortgebracht door de onophoudelijke stoffelijke verrichtingen der natuur; deharmonie der sferen is een werkelijk iets, niet enkel een poëtische droom.2) Volgens de Rozekruisers-Kabbala, lezen wij nog in dit laatste werk. is de bojvenwereld verdeeld in het E m p y r a eum, het Aethereum en het Elementaal gebied; deze drie rijken staan in verband met de drie hoofddeelen van het menscbalijk lichaam; het eerste met heiif hoofd, of heft verstand', het tw(eede met de borst of het hart. als zetel van het beWusl'zijn, en het derde met den buik, als Zetel der dierlijke eigenschappen. Paracelsus schrijft in ,,D e P e st i 1 i t a t e: „Das Herz is die Sonne im Microcosmi. Alles imaginiren kommtaus dem Herze." In zijn „Paragranum" noemt hij „Magnum Limbus", de kweekplaats, waaruit alle schepselen gegroeid zijn, dat zich openbaart nl. als levenswerkzaamheid, als geestelijke kracht-, maar ook als levensstof, waaruit de substantie van de levende wezens ontstaat". „Niets in da nattluur is dood; de geheele wereld is een levendig organisme." Paracelsus Was aldus de verre vooruiüoioper van het moderne Psychomonisme, als wetenschap opgebouwd door. Fechner en Heymans. In zijne geschriften zegt D r. F. *) „Die theoretische Brüder oder 2te Stufe der Rosencnentzer" Athen 1789. 2) Hargrave Jennings, „The Rosicrucians. their rites and mysteries" London 1879. — 54 — Hartmann, x) vinden wij' ♦ de leer der zeven beginselen van den mensch, ook Planeten genoemd, d.i. de drie hoogere substanties en de vier elementen, welke den microcosmos evenals den macrocosmos uitmaken. „Im Menschen liegen alle Ascendenten", ziei Paracelsus, daardoor bedoelend de overeenkomsten die de Planeten met een onderdo 1 van ons lichaam hebbe-n. Hij noemt „Spiritus vitae", of „Archaeus" het zenuwfluidum, waarin de aard, de hoedanigheid, het karakter en het inwtezen der wezens bevat is. Het bevat ook de elementen van alle cosmische invloeden en de oorzaak van de werking der sterren op het onzichtbaar lichaam des menschen. Dit Archaeus is van magnetischen aard, veroorzaakt ziekten, wanneer verontreinigd en herstelt de gezondheid wanneer het weer zuiver is. Het zoeken der Rozekruisers naar het levenselixer is het aanwenden, in verhoogde maat van de algemeene levenskracht in alle dingen vervat. „Het is verkeerd te meenen, dat er e n bepaald „omzettingspoéder" of „steen der 'wijzen" of „levenselixer" be.staat" schrijft H. P. Blavatsky:2) „Dit Iaaïste is in elke bloem, eiken steen en elk mineraal over den ganschen aardbodem verborgen." In hetzelfde werk3) lezen wJij nog: „De alchemistische scheiding der zuivere lucht zou den levensgeest en zijn elixer opleveren"; en bl. 202: „Hij die de trage zuurstof allotropisch zoude omzetten in ozon tof op den trap van alchemistische act: vilei II door die terug te brengen tol' haar zuiver inwezen, zoude daardoor een middel ontdekken ter vervanging van het Levenselixer en het voor practisch gebruik gereedmaken". De moderne wetenschap richt zich naar de oplossing van dit vraagstuk door het aanwenden van zuurstof tot herstel der gezondheid. De Rozekruisers waren nu evenwel nog niet zoo ver gevorderd, en zochten *) „Theophrastus Paracelsus als Mysfiker". Lefipziig 1894. 2) „De Geheime Leer", Deel III bl. 542. 3) Deel I, bl. 806. op allerlei wijze hun levenselixer, doch meestal door metaalomzef'Sng. De slfieen der wijzen diende dus niet alken voor het maken van goud, maar ook voor het herstel der zieken. Kiese wt etter v rhaalt uit aanteekeningan van zijn grootvader, dat „een adept F. R. C., die in een soort van eervolle ge.vangenisschap In Dresden leefde, onder bewaking van verscheidene officieren in 1748 vier quintalen goud maakte voor dten prins van Saxen, en wat levenselixer van de hoeveelheid van ee.n hazelnoot. Zijn grootvader schreef den 3 Juli 1765, dat „hij niet langer twijfelde aan de we.rke-! lijkheid van den steen, omdat hij het elixer beproefd had. Het werd bevonden uit lood en kwikzilver te zijn, en goede resultaten te geven." „The Royal MasonSc Cyclopedia" *) deelt bïographische gegevens mede over talrijke befleefnde Rozekruisers, die de kunst bezaten van het vervaardigen van den steen der wijzen. Hij bespreekt nl. de genezingen verkregen door den alcbelmist Butler gedurende zijne gevangenisschap in het kasteel van Vilvoorden, wiaar hij door van Helmont bekocht werd. Deze getutLgP,' dat Butler door middel van zeker rood poeder, dat zijn Hermetisch geheim was, een medegevangene, 'n Engelsche monnik, in een uur tijd genas van een wlailhopfige roosziekte; en dat hij ondernieer andere gevallen, ook nog eene vrouw* die achttien jaar lang aan verlamming in den arm en de vingers leed. na enkele behandelingen genas, door het i nkel toepassen van den steen op hare tong. De S t. Germain, dien wij als Rozekruiser ontmoeten zullen, maakte, zijn levenselixer uit kruiden. Hierna nog meer omtrent het koslbare elixer en den steen der wijzen, waar ik de Gouden Rozekrujsers bespreek. In hoofdzaak zetten de adepten R. C. hunne proefondervindelijke onderzoekingen voort op het ruime veld der alchemie, zoodat de naam van alchemist dikwijls met dien van Rozekruiser verward wordt De alchemisten zochten echter niet alleen naar hölf middel *) Uitgegeven door Kenneth Mackenzie, Londen 1877. — 55 - om alias in goud om te zetten, maar ook naar de grondstof dar dingen." Alle dingen zijn ontstaan door het nadenken van het Eene; daaruit komjen alle aanpassingen." Dit was de laer van den grooten Her mes T ri sme gi s t u s, in latere lijden (300 jaar voor Chr.) in dje Tabula Smaragdina neergeschreven. Dit beginsel is ten alle tijde het axioma geweest der alchemisten en chemdsten. De groote Fransche scheikundige Berthelot was ook doordrongen van de waarheid der eenheid van de stof, en erkende dat niets in de wetenschap zich niet tegen de mogelijkheid! der transmutatie verzette. Dr. Hartmann deelt in zijn „In the Pronaos of the Tempte" de Hermetische axiomata mede, welke nood'ig zijn voor de bereiding van den „steen der wijzen", lo. Het ontaekken van de ware prima materia, die een levende stof is. 2o. Het gebruik van het roodgekleurde bloed van den Rood en Leeuw en het zuiver witte gluten van den Arend, wijzende op de zuiverheid van dh gadachten en de kracht van den wil. 3o. Het verkrijgen van het Heilige V u u r, dat niet door menschen voortgebracht wordt. 4o. De vermenigvuldiging en uitbreiding.waarvoor men de schalen der rechtyaardigheid en der rede gebruiken moet. 5o. De toepassing op de metalen, zonder kunstmatige hulp. Al mogen nu velen de alchemie in dfiscrediet gebracht hebben, door hun mislukte pogingen, veroorzaakt omdat zij: niet de geestelijke voorwjaarden, volgens deze Axiomata vereischt, verwezenlijken konden, zij hebben niettemin bijgedragen tot het vastleggen der moderne chemSe. Dank zij gedurende eeuwen doorgezette proefnemingen, hebben de alchemisten talrijke stoffen ontdekt, als het potassium, alcohol,, laudanum, phosphoor, Zink, calomel, bloem van zwavel, chloride van kwikteilver, om maar enkele te noeftnen. De chemie dankt hun ook de wetenschappelijke termen van saturafie, affiniteit, precipiftlaait., distillatie, quintessens. enz. De alchemisten meenden dat een algfameen dissolvent of geest der metalen gevonden moet wfordten in een smeltinga- of rottingsproces; zijl spraken dan ook van eene putrefactie, waaruit door subbümisatie „de koning der koningen" ontstond. Zij verdeelden zfich ten slotte voor het onderzoek naar het rottingsproces der levende substantie, in urinlisten, seminalisten en stercorisfen. Het ^magisterium" was het vinden van „den rooden leeuw", het „lapis philosopharum'\. of een van de talrijke andere benamingen van het middel om goud te maken. De overgangs- of hulpstof diende ten minste om zilver le maken. De moderne chemie nam nu echter een aanvang met B o e rhave (1668—1738) die, niet de geestelijke verefischten kennende voor het verkrijgen van het „magisterium magnum", te vergeefs vijftien jaar lang kwikzilver op 100 graden gehouden had om' het er tfe doen uit ontstaan. De Rozekruisersgeschriften getuigen daarentegen van velen, zoo wel in als buiten de Orde, die den Weg tol dè goudmak er ij gevonden hebben. In het Augustus-nummer 1918 van hef „Maconniek Tijdschrift" onder den titel .,H e t Parergon der Alchemisten", heb ik daarvan verscheiden bewijzen aangegeven, overgenomen uit Hargrave Jennings, (op cit.) zelf verwijzend naar / L i b a v i u s („De Natura Metallorum"), die de getuigenis van meer dan dertien geleerden aanhaalt, en naar Franciscus Picus (,JDe auro"). die achttien gevallen opgeeft*» waarin hij'persoonlijk goud zag maken door middel der alchemie. In hetzelfde wterk verteltf Dr. F. Hartmann ook verscheiden gevallen van goudmakerij, waarvan het voornaamste dai is van een Augusl'iner monnik Wenzel Seiler, die in bijzijn vanüda'Vzer Leopold en zijn hof, in 1677 eene hoeveelheid tin in goud omzette waaruit de keizer beval dat medailles weerden gemaakt, die hij tusschen zijne hovelingen uitdeelde. In het muntenkabineitf van Ween en wordt nog een gouden medaille bewaard, Waar iedereen ze kan bezichtigen, door dezen Seiler, bij gelegenheid van den feestdag van keizer Leopold hetzelfde jaar door transmutatie uit zilver vervaardigd. Het stuk, groot! 37 op 40 cM. draagt op de achterzijde een opschrift!, zijne alchemistische afkomst herinne- - 56 — rend, en op de voorzijde een veertigtal portretten van Leopold's voorzaten. Het geheim der transmutaVie beslaat niet alleen in eene fortntale van samenstellen van bepaalde eleinjenten, maar ook in het gebruik van het algemeenfe levensbeginsel en hare projectio op het om te zetten metaal, door wilskracht en met de onvoorwaardelijke vereischtje der zuiverheid van doel. De steen der wijzen kan worden voortgebracht zonder kunstmatig vuur, en wel door het gebruik van geconcentreerde zonnestralen door middel van groote lenzen. Een manuscript werd hierover opgesteld door Johann Arnd't (de vertrouwensman van Andreae) getiteld „Zweytes Silenfium Dei", 1599 (litesewtet't.er) een eeuw vóór dat S c h i r nhausen (1651—1708) de moderne lens uitvond. De bennis der omzetting van metalen in goud scheen sedert het' einde der XVIIIe eeuw verloren te zijn geraakt. Eene openlijke demonstratie van transmutatie van zink in goud, gehouden in 1916 door den Groot-Meester Generaal van de Rosicrucian Suprème Grand Lodge te New-York, Spencer Lewis, Waarop ik' verder terugkom, heeft echter bewezen, dat de moderne adepten van het Rozekruis hunner voorgangers niet onwaardig zijn. De Rozekruisers zochten verband tusschen het ontstaan der dingen, het Licht en het Vuur. Fludd zegt in zijn „Tractartfus Apologie! teus": „Alle lichamen bestaan uit kleine onverdeelbare stofjes, die licht en geest zijn. Alles in de natuur is door eien god of geest bezield. Het licht verschaft! aan alle wezefas hunne eigenschappen; het is het verborgen vuur, dat bij de dieren alle levensverrichtingen veroorzaakt en bij de planten de oorzaak is van groei; in de mineralen is het de glanzende vonk, waardoor zij hunne eigenschappen vertoonen. Het is door het! juisjte gebruik van het onzichtbare licht', dait de mensch (de adept) zich onzichtbaar'kan maken. Het is het T h u m m i m en het U r i m, door wier kracht de machten antwoord van den Allerhoogste onitivingen."!) *) Het ThUrn1 mini en Urim waren Een bekende Rozekruisersspreuk is: ,,I(gni) N(atura) R(enovatur) I(n'tegra)". (door het vuur wordt de natuur in haar geheel hernieuwd). Als de Brahmanen de Parsis en de eerste Christenen verheerlijkten de Rozekruisers het vuur, en verbonden hieraan het symbolisme van de opstanding, de geestelijke hiesrnietuwing. De Brahmanen maken nu nog gebruik van een houten kruis, hef PramanJtha, voor het aansteken van hef heilige vuur. De Christenen vierden de hernieuwing van het vuur bij de herinnering aan de opstanding van Christus, na zijn dood aan het 'kruis. „De oude Christelijke Paaschnrisboeken", zegt Graaf C o b 1 e t d ' A1 v i e 11 a (passim), „verheerlijkten met de gebeurtenis der Opstanding de hernieuwing van het vuur. Bij de eerste Katholieken, had deze ceremonie plaats op Paaschdag, tusschen drie en zes uur 's morgens. De geestelijkheid ging in processie naar de kerkdeur en ontstak aldaar het nieiuwe vuur. In de Griefcsche Kerk bestaat deze viering van het Paaschvuur nog; de Griek'sche patriarch van Jeruzalem sluit zich op in het gebouw van het H. Graf, waar hij werktuigen voor magische waarzeggerij bestaande in twaalf edelsteen èn, waarvan elk in verband was met een der toetstens van het dierenriem, gedragen door den hoogepriester aan zijn ephod of linnen gewaad. Zie I Samuel 28:6: „En Saul vroeg den Heere. maar de Heere antwoordde hem niet noch door droomen, noch door Urim, noch door de Profeten." De Urim en Thummim waren niet oorspronkelijk Hebreeuwsch, doch waren gelijk de meests anderen godsdienstige riten van de Egyptfenaren overgenomen, bij wie de geheimzinnige scarabee, welke op de borst van de Inwijtders gedragen werd, dezelfde verrichtingen Jefeuïteh. | - 62 - gingen', als de IlluminatL de Martinisten, de Swedenborgianen enz., welkte alle min of meer op de Vrijjmetselarij inwerkten. De groote sibrpoming der Rozeknuisersgedachten dJer XVIIe eeuw had geleid tot dte herier ving van de wetenschap; bun beweging 'in de volgende eeuw strekte toir hel aanwakkeren der mystieke gevoelens en het verscherpen van den levensregel. Eene Bssentieele wijziging van de Rozekruisersidee is daarin toch niiet te bespeuren Men vergete niet. dat ten tijde van de stichting hunner Orde. de Kerk niet gescheurd was. De „Fama" en de „Confessio" gaveln slechts in hunne antiRoomsche beginselen, uiting aan de overheerschende Protestantsche reactie tegen de misbruiken der Kerk. Het karakter van het Rozekruis was echter principieel katholieüo, in den. zlin van algemeen Christelijk. De uitsluïfing van de Rooin. scheh was een daad van engheid van gevoelens en kon niet worden gehandhaafd. Zeer stellig treedt de Christelijke zedeleer sterk op den voorgrond in de bij)zonderheden van de z.g. nieuwe Duitsche G. R. C; maar de mysteriën van het Rozekruis zijn niets anders dan die van het Esoterische Christendon!, naas,t die van de alchemie. De reiniging van hot hart Mij PU vooral het moeilijke opus magnum; heeft de Meester niet gezegd: syZoekt het Rijk Gods en al hef overige zal u toejgeworpen worden?" C ar pentie r Al t ing zegt terecht, dat het soms moeilijk is te onderscheiden, wie tot dte mliddelste of }ot de nieu*we R. C. behoort. In werkelijkheid is het dezelfde vereeniging, de oude Orde der Rozekruisers. nedert de tweede helft der XVIIe eeuw in Duitschland den naam van Goudefh Rozekruisers dragend. Wij vinden het bewijs hiervan bij Kiesewietter, wiens grootfvader in Amvsterdam door den Imperator T o b i a s S c h u 11 z e als R. C. aangenomen werd, en zelf het ambt van Impera/tor vervulde sedert 1769. Op grond van de documenten in zijn bezit gekomen, kom 6 hij op tegen de bewering van N ico 1 a ï; dat de Jezuïten na hunne onltfoinding door Clemens XIV in 1774, in de orde der R. C. binnengedrongen zouden zijn. Uit deze manuscripten blijkt duidelijk, dal de Rozekruisers onder theologisch oog¬ punt eene algemeen Christelijke richting hadden behouden; dat hunne leeringen hoofdzakelijk op den Bijbel berustten, en dat zij sympathie voelden voor het mysticisme van Boehme. De strekking van deze laatste Rozekruisers. zegH Kiese wetter, is eigenlijk eene vermenging van de emanatietheorie van de Kabbala (zie hierboven bl. ) met de Christelijke leer. In hoofdzaak is dus de leer der Gouden Rozekruisers dezelfde als die van hunne voorgangers. Hun einddoel sloot ook in: de vereeniging aller volkeren. Volgens Keiler, een hunner, hadden zij ook dö kennis van het U r i m en het Thummim, of van het bovennatuurlijk licht, waarmede men het eerste aller dingen, het verleden, het tegenwoordige, en de toekomst doorgrondde. Sedert 1614 tot\ 1783 telt men bijna 250 geschriften, welke door of over de Gouden Rozekruisers en hunne leerstellingen werden uitgegevjen; van welke de meesten opgegeven zijn i n het werk ,,'Missiv an die Hocherleucht Brüderschaft des Ordens des, Goldenen und Ro senkreutzes" (Leipzig 1783). De Gouden Rozekruisers waren verdeeld in negen graden, als volgt: 1 Junior; 2 Theoreticus; 3 Practicus; 4 Philosophus; 5 Minor; 6 Major ;7 Adeptus exemptus; 8 Magister en 9 Magbs. De negen hoofden van deze verschillende graden woonden op Cyprus, in Palestina, Mexico Italië, Perzië. Duitschland, Indië en Engeland. Te Napels en Padua. schrijft F i n d e 1. hielden zich Rozekruisers op, die dit stelsel goed voortfceitten, terwijl Frankrijk er geen bezat; voorts dab de Zweedsche Ritus (door Gustaaf III in 1780 ingesteld met zeven graden, wier laatste die van hef Rozekruis was) niets te maken had met de Gouden Rozekruisers. Ongelukkig hebben sommige leden, b.v. de Duitsche bedrieger-medium Schröpfer de Orde in de openbare meening zeer verdacht gemaakt, het heilige is misbruikt geworden, zooals ik verder zal aantoonen, terwijl Wö 11 ner, die aan het hoofd der Orde te Berlijn stond, en Minister werd order Frederik II, zich een reactionair staa'tismanloonde. Talrijke bijtonderhéden omtrent de orr — 63 — gandsatie van de Gouden Rozekruisers1Vrijmetselaars, vindt men in het werk „Starke Erweise aus den eigen Schriften des h o c h 1 übl ic h e n Ordens der Gold' und Rosen Kreuzer1" (Wien 1788). Wij treffen er het gebruik aan van het halssnoer in deze beteekènis. dat de broeders slaaf dier onwetendheid zijn; en van het vlammend zwaard als symbool van het strafgerecht'. De verplichtingen der leden zijn er nog veel scherper uitgeteekend dan bij Renalius. De broeders moeten zich gedurig oefenen in de vrees Gods, in de liefde voor hun naasten, en onfeilbaar de grootste stilziwijgendheid betrachten. Zij mogen zich zelf niet als een R. C. aan een gewonen Vrijmetselaar, en nog minder aan een profaan laten kennen, noch een hoogeren graad aan een minderen broeder bekend maken. In „plena conventione" mag men namens den overste der Orde, aanbevelen op elkander acht te nemten, en de minste overtreding aan den directeur mede te doelen (!) Het schenden der stilzwijgendheid zal volgens het geval, zonder aanzien des persoons gestraft Worden. Onverbreekbare trouw en gehoorzaamheid aan den overste wordt vereischti. In de uitoefening van hun vak, hebben de broeders echtter niet hun geheimen l'e verzwijgen. Aan tafel mlogen hoogstens drie gerechten gediend wonden, geen gesprek wordt toegelaten, zonder toestemming van den Meester. Op den Conventie'dag wordt eene wetenschappelijke instructie gehouden. Bijzondere „Oirdens Wahrhe-iten"',; in 1781 gedrukt, bestaan als leiding voor den „eerwaardigen Broeder O. Directeur". Het doel der Orde is, „de door den bektagenswaardigen zondenval, de van hare eerste waarde zoo diep gezonkene mefischheid weder op te heffen; de door Jetzus Christus duur gekochte zielen uit de klauwen van Satan te redden; het lichtvolle Rijk Jezus aan velen te prediken en als de stem eens roependen in de woestijn, den weg voor te bereiden voor de tweede komst des Heeren "' De gejwone Vrijmetselarij wordt de voorhof der Orde genoemd. Drie broeders vormen een voet der orde ; vijf een halve conventie, en zeven eene heele conventie; negen is het hoogstfe getal eener conventie. In de theoretische, „privat Conventionen" moet ook de zelfverloocheningslper der „Johannes Ma>sons" door en door onderwezen worden. Het verzoek tot toetreding luidde als volgt: „Ich N. N. Meister vom Schein des Lichts und des verlohrenen Wortes, bitte durch die heilige Ordens-Zahl in dan uralten Orden der lichtgepriiflhen und Wahren Rosen Crauzer alten Systems an und aufgenommen zu werden." De keus der nieuwe broeders werd'echter aan den „O. Director" overgelaten naar het voorbeeld van Jezus, die zijne twaalf discipelen koos", waaronder zich dan nog wel Judas bevond." In de „Starke Erweise" vindt men ook het Rozekruisers geheimschrift weergegeven. De tweede graad dezer Rozekruisers heette „Theoretische Broeders." Hierover bestaat een Werk, reeds hierboven vermeld, „Die theoretische Brüder, oder 2te Stufe der Rosencreutzer und ihre Instr-uct i o n". Het boek bevat een volkomen onderricht over de schepping, de verschillende elementen, metalen en edelsteenen, de geesten, de naliuur dar dieren, (waaraan een ziel wordt toegekend haar oorsprong hebbende in het astrale /\ , en waarvan „verscheidene volkomen werken verrichten'") het levenszaad in de verschillende natuurrijk ken. de baring der wezens, de ziekten (verdeeld volgens;de drievoudige santenstelling van den mensch, in die des hchaams, dqs gemoeds en der ziel), en verder de overeenkomst aller dingen. In een aanhang over den derden enden vijfden graad, wordt gehandeld over de operatie van het groote mineraal wier k'. Het geschrift is aldus een soort' handboek van de geheime leer dér Rozenkruisers. In korte' woorden is de geschiedenis dezer laatste of nieujw© Gouden Roze* kruisers de volgende. Ontstaan in 1757 te Frankfort, spreidde hun beweging zich eerst uit in het Zuiden van Duitschland; in 1761 sticht!|an zij cirkels te Prag; in 1775 werd Weenen het middelpunt voor Oostanrijk-Hongarije, Beieren, Wurtemberg en Polen; in 1773 vertoonde zij zich in Siletzië, in 1777 verscheen do - 64 - Orde te Berlijn en kort daarna te Postdam, waar zij in 1782 hare kroon ontving door de receptie van den kroonprins Frederik Willem.1) De Rozerkuisers bestreden Fredetrik den Groote, als zijnde te liberaal, zich aldus geen goede opvolgers toonehde van hunne geestelijke voorvaderen. Frederik, de beschermer der Duitsche Vrijmetselarij, stierf twee maanden na het opmaken van zijne Constituties der Hooge Graden, waarin ook een Rozekruisersgraad opgenomen was, gedagteekend van Mei 1786. Zijn opvolger, Frederik II, als kroonprins onder den naam van Ormesus Magnus tot Rozekruiser gemaakti, wilde enkel hooren van deze Orde, terwijl zijn minister W ö 11 n e r. Grootmeester der Grootloge „Zu den drei Weltkügeln" eveneens als Rozekruiser ingewfijd vol ijver de Orde te Berlijn ingevoerd had. Nog hetzelfde jaar, den 16 Juli 1786, i) Moeilijk te plaatsen in heli verband van mijn opstel is de inwijding als Rozekruiser van den keizer Frans I, in een opzettelijk daarvoor geslicht Kapittel tè Bayreufch, door Prof. Bolland vermeld in zijn werk over „De Vrijmetselarij." Datum van aanneming en bron van inlichting worden door hem niet opgegeven. Vermoedelijk werd Frans I onder de Gouden Rozekruisers opgenomen.- In 1731 was hij als hertog van Lor* tharingen te 's Gravenhage onder voory zitterschap van den graaf van Chesterfield, door een deputatie van den Engelschen Grootmeester lord Lovel, later graaf van Leicester, (wiaarpnder Desagukiers) tot leerling en gezel aangenomen geworden. Later werd hij' te Londen als Br. Lotharingen tot meester bevorderd. Frans I was een overtuigd begunstiger der Vrijmetselarij, niettegenstaande zijne gemalin, de keizerin Maria Theresia, hare bijeenkomsten in 1764 ten strengste verbood. Hij overleed in 1765. Zijn broeder Karei van Lo tharingen (overl. 1780), Gouverneur Generaal der Oostettrijksche Nederlanden, werd eveneens in eene Nederlandsche loge tot vrijmetselaar ingewijd en beschermde openlijk de Orde in België, wjaar hij zelf drie loges oprichtte. droeg Frederik II op de Conventie van Wilhelmsbad eene memorie voor, om eene geheime vereeniging tusschen de Duitsche Vrijmetselarij en de Orde der Rozekruisers voor te stellen, welke memorie bekroond wérd. Wöllner gaf in 1788 zijn religieus edict uit, waardoor iedereen onderworpen Werd aan de dogmatiek der kerk. De Illuminaten, geleid door N i c o 1 a ï. verzetten zich tegen het edict, maar hunne geschriften werden in beslag genomen. Intusschen had in de Orde zelf eene reorganisatie plaats gevonden. Daar de broeders te veel het PareTgon op den voorgrond brachten, werpl hun in 1775 het alchemistisch werk verboden, en in 1777 werden zij vermaand niet Mammon, maar het Rijk Gods te zoeken. In Oostenrijk meende de Keizer Jozef II het noodig in 1785 zelf eene verordening tegen hen te verkondigen. Eene poging werd nu te Weenen in 1786 gedaan om de Rozekruisers wier ster verbleekt was, te doen herleven, door Mesmer aan hun hoofd te plaatsen. De troonsbestïj leveringen van het Rozekruis aan dezen graad teruggegeven. Al was deze graad het werkder Jezuïten, mag de Vrijmetselarij hun eigenlijk dankbaar zijn voor eene toevoeging aan het stelsel, welke in alle landen behouden is geworden, en zelfs in enkelen, als de esniige van de Kapitulaire graden. Het plan der oprichters van dte Orde een instrument in de handen der Kerk te maken, had geen ander gevolg dan dat de Vrijmetselaren den grooten Nazarener, ter dood gebracht door de priesterheerschappij, huldigden als den eeuwügen zaaier van menschenlieïde. Ragon merkt nu wel niet zonder gegronde redenen in zijne „Orthodoxie maconnique" op, dat „les Jésuites ont fait d'un grade alchimique, un grade chétien donP la vraie Maconnerie nemet pas en grade les croyances religieuses; elle les respect©, mais nfimpose aucuH joug religieux a ses initiés; elle lajsse cette subitililé de conscienoe aux grades écossais". In waarheid Jezus en al de groote godsdienststichters zijn, door het pad van volmaking aan te toonen, ons op den weg van inwijding en bevrijding van het aardsche leven voorafgegaan, in de Maconnieke inwijding gesymboliseerd Hun herdenking in de hoogere graden is dus geheel overtenkomstig de beginselen en de overlerveringem, die ten gfrwuïslag aan de Orde liggen. Xb. DE ROSEKRUISERSGRAAD IN DE NEDERLANDSCHE VRIJMETSELARIJ. De Rozekruisersgraad zou reeds in 1750, uit Engeland komend, zijne intrede in de Nederlandsche Vrijmetselarij gemaakt hebben volgens Schiffmann *) wiens bewering ik niet heb kunnen na-J gaan. J. Helder, de schrij'ver van eene „Studie over Maconnieke Ritualen in Nederland en de Koloniën" (Zierikzee 1901), zegt van zijn kanir, dat deze graad te Maasjtricht rond 1780 ingevoerd werd in eene Schotsche loge van Hermetisch karakter, besjtaande uit militairen. Dit gaf aanleiding tot eene reclamatie van de andere Loge uit Maastricht, welke ingediend werd! door hare afgevaardigden bij de Groot-Loge der Zeven Vereenigde Provinciën. De Wacht luidde, dat„,eehige Broeders zich noemende Rose - Croix, dewelke zich zekere superioriteit aanmatigen en min of meer wanorde teweeg brengen in de gewoonten der ordinaire Loges der Blauwe Maconnieke. Reclamanten verzocMten inlichting, hoe zich dienaangaande te gedragen. He t oordeel van de Groot-Loge was overeenkomstig een vroeger genomen besluit, betreffende de Schotsche graden, waartegen de gewone vrijlmetselaren ook eeirs|t gereclameerd hadden: „In aanmerking nemend het geresolveerde in dato van 18 December 1757, waardoor alle Orders, zich noemende EIus, Ecossais, enz. in hunne waarde gelaten werden, doch gesepareerd van de aloude Vrijmetselarij met drie trappen uit Engeland ontvangen, is goedgevonden zich daaraan te conformeer en.'' Weldra zou eene poging volgen, uitgaande van de Onde der Franciscanen om de Nederlandsche Vrijmetselarij, door middel van de Hooge Graden, onder d-i. auspiciën van Rome te brengen. Dit is het oordeel van v. Meeleren Brouw e r, die er volledig licht ove r verspreid heeft in zijne belangrijke studie: „Bouwstuk betreffende het historisch overzicht *) Zie „Union Fraternelle". 1903 no. 30. van het ontstaan en de samenstelling van het Hoofdkap! ttel der Oppergraden in Nederland." De schrijver stelt er het volgende in vast. In het Kapitiel „Concordia Vincit Animos" te Amsterdam, opgericht in 1755. krachtens een diploma te Edinburg uitgegeven, en' erkend in 1777 als Schotsche loge, was eene verbazende verzameling van graden binnen hare poorten veneenigd, als die van Volmaakt Meester, drie Schotsche graden (leerling, gezel en meester). Groot Schotsch Meesterschap, Elu of uitverkoren, Ridder van den degen, Ridder van het Oosten, Prins van Jeruzalem, Ridder van het Rozekruis tot den vierden graad' en Jonathan en David. De voorzitter en bestuursl den van dit kapittel. Bolt.,, Diepvesfc en Sloll stonden in dienst van Rotate, en in betrekking me.t de pauselijke gezanten Mir cheli en Bombalduini, „Grootmeestersgevolmachtigden van de Orde van Jonathan en David en Jezus Christus". BoH en Diepvest kregen van dezen de machtiging om in 1788 (te Amsterdam een ka-> pitlel van „David en Jonathan en Jezus Christus" op te richten, alsmede een kapiteel van den Arend en den Pelikaan onder de benaming van „C r edentes vivent ab Ulo" (Die gelooven zullen door Hem leven). Bolt werd als Groot Meester van de beide kapittels benoemd en werd bevestigd door den Paus Pius VI. De nieuwe kapittels werden geplaatst onder de vleugels van het kapittel ,Concordia Vincit Animos". Hun doel was de hooge graden door het Katholicisme le beïnvloeden; en misschien is de veronderstelling van van Mee teren Brouwer niet uitgesloten, dat aan dezen opzet de handen der Jezuïten niet vreejtnü waren gebleven. Het blijkt echter uit het diploma van aanstelling van Bolt* dat de Orde van David en Jonathan eene andere benaming Was voor de Orde der Franciscanen, die schouwd, door de anderen vooir een kwakzalver en een bedrieger gehouden, omdat zijne vermogens door hen niet verklaard konden woirflen, heeft over 't algemeen meer verbazing dan vereering verwekt. De volledige geschiedenis van dezen buitengewonen man moet nog geschreven worden. Een onpartijdig onderzoek naar zijn leven doet hem echter voorkomen als een geniaal mensch, die in vele opzichten den vooruitgang der maatschappij op merkwaardige wijze heeft willen steunen. De St. Germain, wiens geboorte nog met veel duisters omringd is. zag volgens de laatste geschiedkundige onderzoekingen het daglicht in 1696, als ouds\e zoon van Frans II Rackoczd, afstammeling van de vorsten van Transsylvanië, die den 26 September 1694 in het huwelijk getreden was met Charlotte Amélie van Hessen-Rheinfels. Hun oudste zoon, geboren den 28 Mei 1696, zou zeer jong gestorven zijn, dit werd ten mimisite beweerd, om hem te onttrekken aan de Vervolgers van zijn vader, welke als tegenstander van den Keizer, die hem van zijn troon beroofd had, vogelvrij was Verklaard. Het kind werd echter toevertrouwd aan den laatsten der Médecis in Italië, Waar hij', volgens de getuigenis van. Mme de Genlis grootgebracht werd.*) IJ Zie hierover de studie van A. J. Hamerster, verschenen in het „Theosophisch Maandblad voor Ned.-Indië", October 19(17 en vervolg. De jonge Rackoczi nam den naam1 van St. Germain aan, naar de slad San Germano, waar zijn vader bezittingen had, toen hij hoorde dat Karei VI aan zijn ' broeder en zuster de namen had gegeven van St. Charles en Ste. Elisabeth. Het werk waaraan hij zich wijdde, was de vervulling ten alle tijde van de taak der Rozekruisers: de bevordering der wetenschap, leiding te geven aan de menschheid langs den weg van ondogma-i tischen godsdienst en de algemeene evolutie te bevorderen. Op wetenschappelijk gebied was hij evenals alle groote Rozekruisers zijn tijd eeuwen vooruit. Hij bezat nielt alleen de kennis der transmutatie der metalen, maar ook (Öie om paarlen te doen groenen en diamanten meer glans te- geveh, eene, kunst, die hij voor de grooten van zijne omgeving gaarne vertoonde. Maar hij gebruikte veeleer zijne uitgebreide kennis der natuur om de industrie vooruit" te brengen. De graaf Coblenzl schreef den 8 April 1763 aan Kaunitz. dat hij hem te Brussel niet alleen bewonderd had voor zijne omzetting van ijizer in, goud maar ook voor het bereiden van kleurstoffen en leder. De St. Germain richtte dan ook eene fabriek op te Doornik voor het verven van zijde, wol en hout en het vervaardigen van reuklooze kleuren, en later in Duitschland, met be-< hulp van den prins Karei van Hessen', voor het verven van zijde en andere stoffen, aldus den grond leggend voor de groote moderne Meureu-iindustrie. Graeffer vertelt,2) dat de St. Gerjnain hem zei, zich in Engeland bezig te houden met twee' groote uitvindingen 'die men in de volgende eeuw noodig zou hebben, de stoomboot en de s/foomWagen. Met M e s m e r bestudeerde hij te Weenen het dierlijk magnetismet Hij muntte ook uit in geneeskunde, en had een soort gezondheidselixer samengesteld, dat hiji gratis aan de armen gaf, en waarmede 8) „Kleine Wiener Mémoires", 1846. — 74 — hij volgens de getuigenis van den p r i n s Karei van Hessen, zijta eigen levep verlengde. De St Germain had niet alleen Europa, waarvan hij bijna alle landen bewoonde, als tooneel van zijn bezigheden gekozen; hij begaf dich ook naar Afrika en tweemaal naar Indië „overal een vast plan doorvoerend, om de wereld die hem niet begreep, voort He helpen, overal goed doende en milde liefdadigheid bewijzend. Volgens eene Duitsche biographie verbleef hij zes maal in Nederland van 1770 tot 1773, nl. te 'sGravenhage, Amsterdam en Ubbergen, schrijft Mrs. Cooper Oakley.!) Volgens zekere overlevering zou hij. te 'sGravenhage verblijf gehouden hebben in het oude kasteel Zorgvliet, dat zich verhief waar het tegenwoordige Vredespaleis staat. De St. Germain was tevens een groot muziekkunstenaar en een goed schilder; zijne schilderijen muntten uit door een buitengewonen glans. Zijne taalkennis was eveneens buitengewoon, behalve al de Europeesche talen, sprak hij Chineesch, Arabisch, Sanscriet en de oude klassieke talen.2) Hij heeft ook een voorname politieke rol gespeeld. In 1759 werd hij door Lodewijk XV, wiens vertrouwen hij gewonnen had, en die hem verscheidene malen voor diplomatieke zendingen bij de Europeesche hoven gebruikte, met een© geheime zending gelast, n 1. om te 's Gravenhage den vrede tusschen Engeland en Frankrijk te bewfefken. Daar de opdracht buten den Minisitter van Buitenlandsche Zaken, de C h o i s e u l, gegeven werd, en de Fransche gezant te. 'sGravenhage, d'Affry. er geen voorkennis van gekregen had, vroeg deze tegen hem eejn lettre de cachet, welke Lodewijk XV aan de Choiseul niet durfde1 te weigeren. D' Affry deelde aan den Raadspensionaris het order tot arresteeren mede, en deze bracht er de Gedeputeerde Staten, vergaderd onder voorzitterschap van B e n t i n c k, mede in kennis. Bentinckj die een vrietad van de SI. !) „Le Comte de St. Germain", Mila^ no 1912. 2) Touchard Lafosse, „Chroniijues de 1'oeil de boeuf", 1864. Germain was, deed dezen echter waarschuwen en gaf hem aldus de gelegenheid naar Engeland te vluchten. In Frankrijk heeft de St. Germain gepoogd den val van de Fransche dynastie te voorkomen, en door tegemoet-* komingen aan het Fransche volk de bloedige omwenteling van 1789 tegen te houden. Reeds in 1774 gaf hij eene ernstige waarschuwing, niet alleen aan de Comtesse dfAïïhémar, de vriendin van Marie-Antoinetle, en den Graaf de Maurepas, dien Mj noemde „un ministre frivole et incapaMe", maar rechtstreeks aan de Koningin, haar de anarchie voorspellend, die het koningschap ten val zou brengen. In 1788 vermaandél hij weer MarieHAntoinettej zeggend dat de Bourbons van alle tronen in EidrOpa zouden worden weggeslingerd, en dat de schuld van 50 millioen,. waarvoor de revolutie ging uitbarsten, plaats zou maken voor eene schuld van verscheidene milliarden, onder het diöta'ttoirschap van philanthropen, rhetoretici en fijne sprekers. De St. Germain heeft eveneens een rol gespeeld bij het sluiten van den vrede tusschen Duitschland en Oostenrijk in 1761, en bij de gebeurtenissen in Rusland, die Catharina in 1763 op dfen troon geplaatst" hebben. Als Rozekruiser heeft de St. Germain gepoogd meer eenheid te brengen tusschen de verschillende R. C. lichamen, die in den loop der 18e eeuw ontstaan waren. Hij was aanwezig op de Maconnieke Conventie den 15 Februari 1785, te Wülemshad gehouden, en trachtte aldaar van een anderen kant de Rozekruisers te verzoenen met de Illuminaten, de Cabbalisten en de Humanïtariërs. *) Persoonlijk stond hij in bétrekking met de Rozekruisersorden van Duitschland en Oostenrijk, zooals de „Asiatischo Brüder" en de „Ritter des Licht)s".2) Hij was ook verbonden met de Martinisten te Parijs. Ten slotte meldt C adet de Gassicourt3) dat de St. Germain insgelijks een verbinding trachtte te 'bewerken met de Tempelieren, die ln Frankrijk herleefden. j *) Cantu Cesare, „Gli Erelid (Tltalia", Turino 1867, 2"i Cooper Oaklèy, passim. 3) „Le Tombeau de Molay". — 75 — De St. Germain ging door voor een philosoof van hooge waarde. Hij onderwees zijne wijsbegeerte in de maconnieke vergaderingen, o.a. in de Loge „Les Amis Réunis ou les Philalètes", in 1773 opgericht, waar een sterke Rozekruisers-stichling bestond.1) Deze loge was in twaalf klassen verdeeld, waarvan de zes laatste de hooge Vrijmetselarij vormden, ingedeeld in Rozekruisers, Tempelridders, Onbekende Philosofen, Ingewijden en Philaleten (zoekers der waarheid). ») De archieven der Vrijmetselarij toonen aan dat de St. Germain ook deelnam aan de groote Maconnieke Conferentie in 1785 te Parijs gehouden, waarop nog aanwezig Lavater, de St. Martin, Mesmer, Wöllner, de Gleichen en Cagliostro. s) i In vele mystieke broederschappen speelde de St. Germain aldus een voornamen rol. Hij wordt zelf voorgesteld als hun werkelijk hoofd, en werd er vereerd als een soort van hooger wezen. 4) Noemenswaardig is nog dat hij tusschen de jaren 1750 en 1750 in het slot van den Hessischen landgraaf Willem III, den toenmaligen Gouverneur Generaal der Ocstenrijksche Nederlanden, Karei Alexandervan Lotharingen, den beschermer der Vrijmetselarij in België, tol Ridder van het Rozekruis verhief.5) Volgens de getuigenis van al degenen, die de St. Germain van dichtbij gekend hebben, heeft hij den naam gelaten van een wonderbaar wezen. Voor den alledaagschen mensch wekte bijna alles bij hem achterdocht. Eene curieuse bijlzonderheid van zijn leven was, dat hij nooit ») Cooper Oakley, passim. 2) Clavel, „Histoire pittoresque de la Franc-Maconnerie". 3) D r. E c k e r t, „Magazin der Beweisführer für die Verurtheilung des Freimaurerei Ordens", 1857. *) Zie voor meer bijzonderheden Omtrent de Maconnieke werkzaamheden van de St. Germain, het artikel van L. A. Langeveld in „De Vrijmetselaar", jaargang VI. nr. I. 5) Prof. Bolland, „De Vrijmetselarij. Voorheen, thans". in bijzijn van anderen at. *) Dank zij! een volkomen kuischheid en het gebruik van zijn „elixir de jeunesse", vertoonde hij een verbazende onveranderlijkheid in zijn trekken. Behalve op het einde van zijn leven, leek hij niet ouder dan een man van veertig jaar. Yoltaire schreef over hem aan Frederik II 2): ,;C'est un homme qui ne meurt jamais et sait tout." De gewoonlijke overdrijving der wereld schreef hem een ouderdom van verscheidene eeuwen toe Hierover ondervraagd doorLodewijk XV, antwoordde de St. Germain: „Sire, je m'amuse parfois, non pas a. faire croire, mais a laisser croire, que j'ai vécu dans les temps anciens". Een meer actief dan passief genoegen, want hij wist allerlei verhalen te doen uit de vervlogen eeuwen, alsof hij ooggetuige geweest was. Het meest geheimzinnige in het leven van de St. Germain is de datum van zijn dood. Het heet, dat hij overleden is in 1784 als gast van Karei van Hessen in Sleeswijk, zijn beschermer en discipel, bij wien hij de laatste jaren van zijn leven intrek genomen had. Touchard Lafosse en de Gleichen vertellen de omstandigheden van zijn dood; het kerkregister van Eckernfoerde toont aan, dat hij op 27 Februari 1784 overleed, en Karei van Hessen bevestigt in zijtae „Mémoires de mon temps", St. Germain's dood in deze stad. Desniettegenstaande wordt door onderscheidene geschiedschrijvers de tegenwoordigheid van de St. Germain vermeld zcoals wij zagen, op de Maconnieke conventies van Parijs en Wilhelmsbad in 1785. Herhaaldelijk gaf, hij nog bewijs van zijn bestaan. In 1788 verklaarde de graaf de Chalons aan de gravin d'Adhémar, terugkeerend van zijn gezantschap in Venetië, met hem gesproken had op de Place St. Mare, den avond voor hij Ve- !) Eene andere bijzonderheid van de SI Germain was zijne menigvuldige naamsverandering, ten einde, overal bekend als hij was, het incognito-reizten te vergemakkelijken. Zoo nam hij o.a. den naam van graaf Welldone aan, en ook dien van graaf Surmont te Brussel in 1752. fi Lettre CXVIII (volgens Cooper Oakley) , \ - 76 — netië verliet om als gezant naar Portugal te gaan. De gravin d'Adhémar Schrijft in hare „Souvenirs", dat z'ij' zelve nog zesmaal met den geheimzinnigen graaf na 1784 gesproken heeft. De eerste keer was in 1785 te Parijs, in een kapel der Fransiskamers, nadat hij haar een brief geschreven had, om nieuwe waarschuwingen te geven over de gevaren, die het koninklijk huis te wachten stonden; hij herhaalde haar mondeling, dat de ondergang van de monarchie onvermijdelijk geworden was, en voorspelde den triomf, maar ook den spoedigen val van den hertog van Orléans. Aan' het einde van het lange gesprek, dat zij met den Graaf had, vroeg Mme. d'Adhémar hem wanneer zij hem terug zou zien. Het antwoord luidde: „Nog Vijf keeren". Een jaar voor haar dood, schreef de gravin in een noot, gedateerd 12 Mei 1821, nog het volgende: „Ik heb M. de Saint Germain teruggezien, en steeds tot mijn grootste verbazing, bij den moord op de koningin (16 October 1793), bij de nadering van den 18den Brumaire (9 November 1799), den morgen van den dood van den hertog d'Enghien (15 Maart 1804), in de maand Januari 1815, en den avond voor den moord op den hertog de Berri (1820)." Het volgende „Sonnet Philosophique" wordt hem toegekend door M e r c i e r: J) Curieux scrutateur de la nature entière, J'ai connu du grand tout le principe %>V.«j et la fin. J'ai connu 1'or en puissance au fond de sa minière, J'ai saisi sa matière et surpris sö;n lev'ain. De St. Germain heeft een werk over Getallensymboliek nagelaten, dat aangehaald wordt door Ragon in zijn „Maconnerie occulte'',2) en door B1 a v a t sk y in hare „Geheime Leer". s) Niet minder besproken dan de St. Germain, was (zijn leerling Giuseppe Balsamo, z.g. graaf Cagliostro, door hem als Rozekruiser ingewijd. Hij verwierf eveneens buitengewone vermogens, maar maakte er een verkeerd gebruik van; hij had een groot succes bij het *) „Poèmes philosophiques sur rböm- me", Paris 1795. 2) Bl. 434. 3) III, bl. 721 en 723. hof van Lodewijk XVI en genoot in de Fransche maatschappij zeer veel bijval. Doch de St. Germain schijnt zelf zich ongunstig over hem uitgelaten te hebben. Ik wil dus voor mijne aanteekeningen omtrent hem met de volgende volstaan. Cagliostro speelde ook een voorname rol in de Vrijmetselarij. Hij werd, zelfs in Nederland den 29 Maart 1778 met maconnieke eerbewijzen ontvangen, nl. in de loge „L'Indissoluble" van dehHaag. In 1782 richtte hij eene Egyptische Maconnerie op, waarvan hij de Groot Kopfta was, en zijne vrouw Groot Kopftin. Hij werd, ten onrechte, betrokken in de zaak van „le collier de la Reine", en ten slotte door de Inquisitie te Rome veroordeeld tot dè doodstraf (1789). De Paus veranderde de straf in levenslange gevangenisschap, die Cagliostro te San Angelo onderging, alwaar hij in 1795 overleed. De critiek is sedert eenigen lijd werkzaam Cagliostro in eer te herstellen, en z'ijne nagedachtenis te verdedigen tegen de aantijgingen omtrent hem door de Inquisitie ingebracht. d'Almeras en Dr. Mare Haven1 in Frankrijk, en Tombridge2) in Engeland, hebben in dit nieuwe licht geschreven. In Nederland heeft ook L. A. Lange)v e 1 d in „De Vrijmetselaar" 8) een verdedigende studie aan Cagliostro gewijd. Tot de geschiedenis der Fransche Rozekruisers behoort ook m.i. de inwijding van Dr. Sigismond Bacstrom door den Graaf de Chazal den 12 September 1794 op het eiland Mauritius, dat toen nog aan de Franschen behoorde. W a i t e heeft in de bibliotheek van wijlen Frederic Hockley het diploma van aanneming in de Orde der Ra» zekruisers van den eerste door den tweede gevonden, en deelt in zijn werk „The real History of the Rosicrucians" den tekst van dit merkwaardig stuk mede. De Ghazal woonde op Mauritius, als oud Fransch kolonel; hij was een hoog ontwikkeld man, die door helderziendheid op afstand de gruwelen van de Fransche omwenteling bijwoonde; hij volbracht ook, zegt men, het „magnum x) „Le Maitre inconnu Cagliostro". 2) „Cagliostro. The Splendour and Misery of a Master of Magie", London 1910. 3) Jaargang VI nrs. 2 en 3. — 11 -i opus" en wijdde na de npodige voorbereiding Dr. Bacstrom in de mysteriën van het Rozekruis in. Wij moeten aannemen, naar den tekst van het diploma te oordeelen, dat de Rozekruisersvereeniging, waartoe de Chazial behoorde, een Zijtak was van de oorspronkelijke, want katholieke invloeden zijn er duidelijk in waar te nemen, en omtrent den oorsprong der Orde en den tijd harer samenwerking met de Vrijmetselarij, steunde zij niet meer op eene zuivere overlevering. Men leest er inderdaad o.a. het volgende: ,,Een der eerwaarde leden van de heerlijke, aloude en zeer geleerde Vereeniging, der Onderzoekers van de goddelijke geestelijke en natuurlijke Waarheid, welke zich sedert meer dan twee honderd vijftig jaar van de Vrijmetselaren gescheiden hadden, maar nu ween in denzelfden geest met hen vereenigd zijn onder de benaming van Fratres Rosae Crucis, d.i. Broeders die gelooven in de Groote Verzoening, gemaakt door Jezus Christus op het kruis, bevlekt en gemerkt met Zijn bloed voor de redding van geestelijke wezens, hebbende mij onderwezen, om aangenomen te worden in hunne Orde als leerling lid en Broeder, om aan hunne kennis deel te nemen, enz." Verder treffen wij er de volgende on-: verwachte belofte aan: „Daar er in de geestelijke wereld geen onderscheid van geslachten bestaat tusschen de gezegende Engelen, noch tusschen de onsterfelijke zielen van het menschelijk ras; gezien wij gehad hebben Semiramis, koningin van Egypte, Myriam, de profetes, Per onella, de vrouw van Flamel, en onlangs Leona Constancia, abdes van Clermont, als practica in onze vereeniging aangenomen, en tot meesteres in 1735 bevorderd, welke vrouwen geloofd worden allen in het bezit van het Groote Werk, en derhalve Sorores Rosae Crucis geweest te zijn; te meer, daar de verlossing aan het menschdom door middel van eene vrouw, de Heilige Maagd, geopenbaard werd, zullen wij niet aarzelen eene waardige vrouw als eene leerling in de Orde toe te laten." Over het „magnum opus" zegt de aannemingsbul: „Ik neem mij voor, met God's genade, ons groot werk met eigen handen te ondernemen, zpodra de omstandigheden (gezondheid, tijd en aangelegenheden) het mij zullen toestaan." Betreffende het gebruik van de Rozekruisers-geneesmiddelen: „Ik verbind mij hel aurum potabile niet aan een patiënt met eene venusziekte aangetast, te geven; noch ooit het gefermenteerd metallieke geneesmiddel voor transmutatie, zelfs niet een enkel grein, aan iemand te bedienen, tenzij hij ingewijde en aangenomen lid van het Rozekruis zij." Als de ingewijde iemand ontmoette, die zich Broeder Rozekruiser noemde, moest hij onderzoeken of deze „voldoende uitleggingen kon geven over het universeel Vuur of de Natuur, over het magnetisch zout en de ontbindende elementen." Hij moest zich eindelijk verplichten „geen regeering geldelijk te ondersteunen, tenzij door belastingen; noch kerken, hospitalen of openbare gebouwen te stichten, maar de liefdadigheid in het geheim te doen. J Tusschen deze verschillende bepalingen komt als geheel nieuw voor, die betreffende de gelijkheid Van man en vrouw om beiden in de mysteriën van het Rozekruis te worden ingewijd, een recht waarvan enkele vrouwen zOuden gebruik gemaakt hebben. W a i t e geeft ook de reproductie weer van het zegel aan het diploma vastgehecht. Het stelt vóór een naakten man, staande in een Cirkel waarin een driehoek en een vierkant geteekend zijn met uitgestrekte handen, waaruit twee straaltjes bloed stroomen, aantoonend m.i. dat het magnum opus verband houdt met de levenskracht, die van den mensch uitgaat. XII. DE MODERNE ROZEKRUISERS-LICHAMEN. De groote oplaaiing van de Rozekruisersbeweging gedurende de tweede helft der XVIIIe eeuw was langzamerhand uitgedoofd. Na de overdrijvingen van dweepers en gelukzoekers, na het buitengewone door een adept als de St. Germain verricht, was de herinnering aan den grooten tijd der Rozekruisers vastgelegd geworden in den I8den graad der Schotsche Vrijmetselarij, als eene cristallisatie van eene veel meer omvattende leer. Echte Rozekruisers van den ouden stempel waren nochtans overgebleven om de zuivere overlevering aan nieuwe ingewijden over te brengen. Tot hen behoorde Lord Lytton, .de Engelsche staatsman en romanschrijver (1803— 1873). Volgens Wynn Westcott1) werd hij te Frankfort tot de Orde toegelaten, in eene loge die in 1850 opgeheven werd. Zijn roman „Zanoni", z.g.n. in hel geheimschrift der Rozekruisers geschreven, door hem omgezet, is een belangwekkend werk over inwijding en occulte vermogens, dat nog lang van geslacht tot geslacht gelezen zal worden. Eliphas Lévi (abbé Louis Constant) schrijver van vele occultistische werken2) (ove'rl. 1875), was ook door de Rozekruisers in hunne Orde opgenomen geworden en werd door hen voor het uitgeven van deze werken berispt, daar hij „er openlijk meer van de geheime leer had medegedeeld, dan wenschelijk was." De oorspronkelijke oude Orde der Rozekruisers bestaat nog heden in vele landen. Zij' telt nl. ook leden' in Nederland; maar dezen, overeenkomstig debe* ginselen van alle scholen van inwijding, timmeren niet aan den weg. De kostelooze beoefening der geneeskunde is nog steeds een hunner uiterlijke verplichtingen. Deze verplichting moet echter sym- x) „Data of the history of the Rosicrucians", Londen 1916. 2) Zijne hoofdwerken zijn „Histoire de la Magie'', „Clé des grands Mystères" en „Dogme et Rituel de LvHaute Magie". bolisch worden opgevat, lezen wij in eene lange, tamelijk gesluierde mededeeling gedaan door Frater Enrico, een lid der Orde, in „De Vrijmetselaar";1.) d.w.z. de Rozekruiser moet louter ter wille Van het dienen der menschheid het geestelijke leven bijbrengen aan allen die in de wereld leven, en die van geestelijk oogpunt beschouwd ziek zijn.2) Doch nieuw sap was uit den bodem van hel ongeziene in den eeuwenouden boom van hét Rozekruis in den loop der XlXe eeuw gestegen, en had verscheidene sterke takken boven de uitgestorvene doen ontstaan. Drijft de ontwikkeling der maatschappij niet steeds hoogere vormen van leven op tot eene dienende veeleenheid? De Societas Rosicruciana in Ang lia, in 1865 opgericht, is de eerste voorname dezer nieuwe takken, die wij in de moderne tijden ontmoeten. Voor 1836 bestond wel in Engeland eene vereeniging van pseudo-Rozekruisers, volgens de 'bewering van Godfrey Higg i n s, 3) wier leden eenen algemeenen godsdienst aankleefden, mengsel van Boeddhisme en Manicheïsme (Sédir). Haar bestaan was echter van korlen duur. De „Societas Rosicruciana in Anglia" werd opgericht uitsluitend tusschen, en voor leden der Vrijmetselarij met den graad van Meester bekleed. Hun doel was behalve onderlinge hulp, het bestudeeren van de groote levensvraagstukken en het ontdekken van de geheimen der natuur, het bevorderen van de studie der wijsbegeerte op de Kabbala gesteund, alsook J) Jaargang V, nr. I. 2) Deze mededeeling geeft ook enkele bijzonderheden omtrent gebeurtenissen, die zich in de laatste tijden in de Orde voorgedaan hebben, bevat de vertaling van een document over de geestelijke taak der Rozekruisers, aan de hand van den raadsheer von Eckarthausen (1752—1803), en verwijst naar een nieuw Rozekruisers-tijdschrift „The Equinox", in 1909 in Engeland verschenen. s) Zie zijne „Ahacalypsis". - 79 — het onderzoek naar de beteekenis en het symbolisme van al wat van de wijsheid, de kunst en de letterkunde der oude wereld overgebleven is.1) Deze nieuwe vereeniging werd opgericht door R. Wentworth Little, tevens haar eerste Magus. K e n n e t h R. H. Mackenzie en Hargrave Jennings, schrijvers van verschillende werken over Vrijmetselarij en Rozekruiserij, waren tusschen hare voornaamste leden. In 1866 werd door haar het „Metropolitan College" te Londen gesticht, en de „Societas Rosicruciana in Scotia". Sedert 186S is haar orgaan „The Rosicrucian". In 1871 werd Lord Ly tton als „Grand Patron" van het „Metropolitan College" benoemd, tot hetwelk in 1873 ook Eliphaz Lévi als lid toegelaten werd. De „Societas Rosicruciana in^Anglia", ook geheeten „Rosicrucian Society ol England", heeft verschillende „colleges" door heel Engeland opgericht. Zij is de moedervereeniging van de „Societas Rosicruciana in U. S. A.", of „Rosicrucian Society of the United States of Amèrica", die in" 1880 gesticht werd, en haar hoofdzetel heeft te Boston, nadat reeds in 1879 een college te Philadelphie werd opgericht De S. R. I. A. heeft ook vertakkingen in Frankrijk (te Parijs sedert 1880), in Duitschland, Engelsch Indië, en sedert een tiental jaren ook in de Fransche kolonies en Zuid-Amerika. Haar tegenwoordige Supremus Magus is Dr. William Wynn Westcott, in 1892 lot dit ambt benoemd, en tevens Voorzittend Meester van de Loge „Crux Christi Corona Christianorum" te Londen; hij is de schrijver van een groot aantal verdienstelijke werken over godsdienst, Kabbala, Hermetisme en getallensymboliek. Haar secretaris F. Leigh Gardner, is de uitgever van de zeer goed gedocumenteerde „Bibliotheca Rosicruciana"2) De „Royal Masonic Cyclopedia" van Kenneth R. H. Mackenzie bevat een volledig tableau van de indeeling der negen graden met hunne getalswaarde, die door de „S. R. I. A." overgenomen werd. 1 Waite deelt van zijn kant dit gra- 1) Westcott „Data of the History of the Rosicrucians." 2) Zie hierboven bl, denstelsel, met zijn onderverdeeling eri het werkelijk aantal leden, mede, als volgt: lste Orde: Graad 1 Zelator, 33 leden; „ 2 Theoreticus, 27 leden; 1 3 Practicus, 21 leden; „ 4 Philosophus, 18 leden; te samen 99 leden. 2de Orde: Graad 5 Adeptus junior, 15 leden; ., 6 Adeptus major, 12 leden; „ 7 Adeptus exemptus, 9 leden, te samen 36 leden. 3de Orde: Graad 8 Magister' templi 6 leden; 9 Magus 3 leden; te samen 9 leden. Aantal leden der Orde 144. Deze 144 (12 X 12) leden zijn verdeeld als volgt: 72 in het hoofddistrict Londen, 36 in dat van Bristol en 36 in dal van Manchester. Bovendien zijn er 16 eere-leden (4 X 4). Het gezamenlijk aantal leden der aangesloten lichamen over de geheele wereld bedraagt ongeveer 500. Het christelijk geloof is eene voorwaarde tot toetreding. De leden vereenigen vier maal per jaar te Londen en hebben jaarlijks een feestmaal. ©r. Westcott erkent in Zijn laatste werkje „The Rosicrucians", dat de leden van de „S. R. I. A." geenszins de nakomelingen Zijn van het oorspronkelijke collegium der R. C, zeggend: „In Duitschland en Oostenrijk zijn er andere R. C. leerscholen, die van meer rechtstreeksche afkomst zijn, dan de onze, en die niet gebonden zijn door eenige van de beperkingen, waaraan de Vrijmetselarij onderworpen is. Enkele hunner leden begrijpen de wonderbare verschijnselen, die onze zelatoren niet bestudeerd hebben; zij trachten de menscheüjke vermogens buiten de stoffelijke, in de etherische, astrale en geestelijke wereld uil le breiden. De Duitsche Rozekruisers behouden het geheim omtrent hun scholen, hun lidmaatschap, en geven geen handelingen, noch geschriften uil. Naar ik vernomen heb, zouden zij neen rituaal gebruiken, maar viva voce hunne leeringen ontvangen." In een vorig werkje „Data of the History of the R. O", schreef Dr. West- — 80 — cott: „Verscheidene centra van de hernieuwde R. C. loges op het vasteland van Europa, zijn actief werkend onder dezelfde voorwaarden als gedurende de vorige eeuwen, leden van de beide geslachten aannemend, die niet noodzakelijk Vrijmetselaren zijn. Gelijk in de vroegste tijden van het Rozekruis, reizen zij veel, het goed doende en de zieken genezend. Zij gebruiken bijzonder de geneeskundige kracht van gekleurd licht en bezigen ook de geneeskunde der gedachtekracht, waardoor geestelijk licht gegeven wordt, en de gaven van helderziendheid en helderhoorendheid ontwikkeld worden." 'Dr. Westcott verklaart eindelijk in het eerste werk, dat „de Duitsche R. C. scholen eene groote herleving sedert 1900 beleven, en dat de leer van D r. Ru dolf S t e i n e r eene voorbereiding voor hun systeem is." 'Het tijdschrift „Lucifer" van 15 Juni 1889, meldde het bestaan van eene Rozekruisersvereeniging, of Orde van den Dauw en het Licht, wier zetel te Keighley was, en die leden telde door heel Engeland. Men werd toegelaten op onderzoek van het horoscoop. Deze vereeniging hield zich bezig met bet bestudeeren der alchemie, van het levenselixer, de astrologie, de hoedanigheden en de geneeskundige waarde der kruiden, en van de astrale invloeden. Zij gaf ook sedert 1888 een tijdschrift uit: „The Lamp of Thot" ;doch de „Societas Rosicruciana in Anglia" meende openlijk door een artikel in „Lucifer" van Juli 1889 het publiek te moeten waarschuwen tegen de weinige kennis, door de leiders dezer nieuwe orde bezeten, welke vermoedelijk van korten duur geweest is. In Frankrijk werd in hetzelfde tijdperk ook eene nieuwe vereeniging opgericht, de .„O rdrekabbalistiquede la Rose-Croi x", door de Fransche occultisten, aanhangers van Claude de St. Martin, Martinez de Pasq u a 1 i s en F a b r e d' 01 i v e 1, die aan de Fransche occultistische school een grooten luister gaven. De stichter en eerste voorzitter was de bekende schrijver van „Le Serpent de la Genève", Stanislas de Guaita. Het Fransche tijdschrift „Initiation", van Januari 1889, deelt de volgende bijr zenderheden over deze kabalistische orde mede: „L'organisation nous montre ala tête un conseil de douze membres, dont six sont connus et dont six autres restent inconnus, prêts a relever 1'ordre si une circonstance quelconque venait a le détruire. Outre un degré, exclusivement pratique, il en existe deux autres, subsidiaires et théoriques, oü est donnée 1'iniliation. Chaque membre fait te sermenf d'obéissance aux membres du conseil directeur, mais sa liberté est absolument sauvegardée, en ce qu'il peut quitter Ia société dès qu'il lui plait, sous la seule condition de garder secrets les ordres ou les enseignements recus." (Na den dood van de Guaita (1897) wero Ch. Bariet voorzitter, en vervolgens, de zeer bekende D r. Papus (Dr. Encausse), in 1917 overleden. De oprichters vormden deze vereeniging, niet als rechtstreeksche opvolgers van de oude Rozekruisers, maar als geestelijke arbeiders, voor wie het Rozekruis in de Westersche beschaving steeds het symbool blijft van het innerlijke licht, en het ideaal van de geestelijke herleving der maatschappij. De stichting van den markies de Guaita mocht zich echter ook niet op een langdurigen bloei verheugen, wat blijkt uit hetgeen Sédir, die ook tot de moderne Fransche occultistische school behoort, en vermoedelijk medelia van de „Ordre Kabbalistique de la Rose-Croix", in 1910 óver deze vereeniging in zijne „Histoire des RoseCroix" schreef: „Depuis quelques années, la fondation du regretté marquis de Guaita a risqué de voir son caractère original s'altérer; la plupart des érudits qui en étaient la gloire ont dfsparu peu a peu, et des étudiants sincères, sans doute, mais peut-être trep curieux de titres, de parchemins et de phénomènes ont voulu les remplacer: mais Eli as Artis-te veille, espéronsle" Wederom bleek het dat velen het Parergon boven het Ergon plaatsen. Bovendien was 'eene scheuring in het nieuwe lichaam in 1890 ontstaan, doordat de Sar Joséphin Péladan, lid van zijn Conseil Suprème, een „Ord re de la Rose-Croix du Temple et du Graal, ou de la Rose-Croix Catho lique" oprichtte. De bedoeling van — 81 — Péladan was zeer zeker uitstekend, doch hij stond bijna alleen voor eene meer dan grootsche taak: het gevaar inziend, dat de Roomsche Kerk, door haar exoterisch dogmatisme, de samenleving op de klippen van het godsdienstige, evenals van het ongodsdienstige materialisme drijft, wilde hij de katholieke wereld redden door haar de verborgen wijsheid terug.te geven. Zijn „Rose-Croix Catholique" was tevens eene letterkundige en kunst-beweging, strekkende tot het inrichten van tentoonstellingen van mystieke kunst en het opvoeren van mysteriespelen. Te dien einde schreef Péladan een aantal stukken, waarvan de voornaamste zijn: „Prométhée", „Oedipe et Sphinx", „Orphée", „La Rose Croix", „Le My stère du f,raa 1". Onder de benaming van „A cta Rosae Cruci s", gaf hij nog andere werken uit, waarvan een eene bijzondere melding verdient: „Le prochain Conclave. Instructions aux cardinaux." Het is een smeekkreet tot den Paus gericht, wien hij op bezielde wijze vraagt, in het belang van het behoud van het Roomsche gezag, zich een waar Katholiek te toonen, d.i. algemeen denkend en voelend, en zich te openen voor ^het licht der Mysteriën, dat niet meer op de altaren van de Roomsche kerken brandt. Pogingen werden gedaan om de „RoseCroix Kabbalistique" en de „Rose Catholique" te vereenigen, doch zonder gewlg. De laatste bleef het persoonlijk werk van Péladan en heeft hem zeker niet overleefd; hij overleed in 1918. poch geen tijd is er ooit geweest, waarin meer menschen verlangend waren naar eene nieuwe geestelijke waarheid, dan de tegenwoordige. Geen wonder dat er dan ook nimmer zoo veel zaden uit de diep symbolische roos in den vruchtbaren bodem der moderne samenleving ontkiemden. Wij zagen dat de leeringen van Dr. Steiner, die aan hel hoofd staat der Duitsche Anthroposophischex) Vereeniging, een voorbereiding Zijn voor het stelsel der Duitsche Rozekruisers. Hij zelf noemt zich pok *) Dit woord is niet nieuw; het werd reeds gebezigd door de Rozekruisers in de vorige eeuwen. Rozekruiser, en ziet in deze benaming het symbool van het esoterisch Christendom, daar hij in zijne theosophische beschouwingen eene vooraanstaande plaats aan den christelijken godsdienst geeft. Hij gaf onder veel andere werken uit üe „Rozekruisers Symbolen", zijnde de afbeelding en uitleggingen van de symbolen, die de muren der vergaderzaal van het Theosophisch Congres te Munchen in 1907 versierden. Een leerling van Dr. Steiner, Max H e i n d e 1, richtte, na zich in Amerika gevestigd te hebben, te Oceanside (Californië) een „Rosicrucian Fellows h i p" op. Hij beschreef de wetenschappelijke en wijsgeerige beschouwingen, alsook het doel zijner Rozekruisersvereeniging, in het werk: „Rosicrucian Ccsmoconception, or Mystic Christianity", (1910), eene belangwekkende verhandeling over de evolutie van den mensch in het verleden, zijne samenstelling en zijne ontwikkeling in de toekomst. Het werk kan beschouwd worden als de tegenwoordige opvatting der Duitsche Rozekruisers omtrent den cosmos, de natuur en den mensch, zonder aanspraak te maken op eene onveranderlijke waarheid, de menschelijke waarheid zich steeds ontwikkelend naar een wijder verschiet. Een enkele aanhaling uit dit boek, betreffende den stichter der Orde der Rozekruisers in de XlVe eeuw: „Zijne geboorte als C h r. Rozencreutz was bel begin van een nieuw tijdperk in het geestelijk leven der Westersché wereld. Dat bepaalde Ego heeft sinds dien voortdurend in een van de landen van Europa een stoffelijk bestaan geleid. Wat meer is. hij is heden ten dage belichaamd, ee n ingewijde van hoogen rang, eene machtige werkdadige factor in de aangelegenheden van het Westen. Hij werkte met de Alchemisten eeuwen voor de opkomst der moderne wetenschap; hij inspireerde de werken van Francis Bacon; Jaco b Boehme en anderen ontvingen door hem eene bezieling, waardoor bun werken zoo geestelijk verheffend zijn." Voornamer dan 't genootschap van Max Heindel (f 1918), en blijkbaar ook dan de „Rosicr)ucian Society of the United States" is de „American Rosae Crucis Society", in 1915 opgericht. - 82 — In haar tijdschrift „The American Rosae Crusis" !) heeft de Groot Meester Generaal en Imperator dezer orde, de heer Spencer L e w i s, de omstandigheden van hare oprichting bekend gemaakt. De nieuwe vereeniging werd in Amerika gesticht met de toestemming van den Opperraad der Orde in Frankrijjj. en Egypte, waarvan tot dusverra geeu andere publieke teekens van bestaan gegeven werden. Zooals wij reeds zagen 2) zou de Orde afstammen ) van de „Oude en Mystieke Orde van het Rose k r u i s", door T h u t m o s e III in Egypte in het leven geroepen. Sp. Lewis schrijft verder, dat de Orde der Vrijmetselaren zelve een uitspruitsel van de Orde van het Rozekruis is, terwijl zij over deze afkomst zeer stilzwijgend is, en dat zij haar oorsprong afleidt van Salomo's tempel. „De eerste graad in onze R. O loges, zegt hij, biedt Veel gelijkenis met den derden graad van de Vrijmetselarij. De Rozekruisers zijn operatief, en de Vrijmetselaren Zijn speculatief." De Rozekruisers zijn werkzaam op het gebied van de practische alchemie. De nieuwe Groot-Meester en Imperator heeft inderdaad voor de Suprème Grand Loge in den Tempel van New-York, den 22 Juni 1916. eene openlijke demonstratie van goudmakerij gehouden. Volgens het verslag hierover in „The American Rosae Crucis" verschenen, wil ik in 't kort samenvatten, wat uit dit verslag waard is vermeld te worden. (Het was de eerste maal dat in Amerika het bewijs geleverd werd van dé werkelijkheid der alchemie en dat voor de leden zelf de demonstratie er van werd gehouden. De Imperator heeft het recht eens in zijn leven zulk eene openlijke proef te geven. Deze vond plaats in eene bijeenkomst zonder het gebruikelijke ceremonieel, in bijzijn van een vertegenwoordiger van de „New-York World." Vijftien der zeven-en .dertig leden hadden eene kaart van den Imperator ontvangen, waarop vermeld was welke ingrediënten en voorwerpen Zij voor de !) Zie het artikel overgenomen in „The Channel'', Jaargang 1915—1916, nrs. 3 en 4. ') Zie bl. 4. , operatie mede moesten bréngen. Zij1 verbonden zich het opschrift van deze kaarten geheim te houden, en de vijftien deelen der formule niet voor drie jaar na den dood van den Imperator bijeen te brengen. Na het gebed en een toespraak van dezen over de wetten der samenstelling der stof, werd een stuk zink, dat de toetsproef door middel van salpeterzuur had doorstaan, in een chineesch schoteltje boven den |gloed van een smeltkroes geplaatst; de verschillende ingrediënten, waartusschen ook bloembladen eener roos, werden daarop door vijftien broeders en zusters, onder wien eene de rol van Vestaalsche maagd vervulde, aan den Imperator toegereikt, die ze successievelijk op het schoteltje legde. Na de gevraagde zestien minutën, gedurende welke de operator eene buitengewoon groote geestelijke kracht inspande, was het stuk zink in goud omgezet, wat scheikundig vastgesteld werd. Het stuk goud werd gedurende een bepaalden tijd asn het onderzoek der buitenwereld in het cabinet van den Imperator tentoongesteld, en een klein stukje werd er uitgesneden, om gezonden te worden aan den Suprème Conseil der Orde in Frankrijk, i) Het is te hopen dat de Amferikaansche Rozekruisers nog meer van hunne werkzaamheden bekend zullen maken, en verdere bewijzen zullen aanvoeren omtrent het nauwe verband tusschen hunne orde en die der Vrijmetselaren, waarvan zij de afleiding in een ver verleden zoekeiK De Mysteriën van het Rozekruis bevatten nog veel verborgens; maar steeds meer zoekende zielen trachten haar licht te bereiken, niet het minst onder de Vrij- m In het „Maconniek Weekblad", heeft Dr. te Hennepe gepoogd de bewijskracht van deze demonstratie in twijfel te brengen, op grond van eene onvoldcende gewichtsverhooging van het metaal na de transmutatie. Ook heeft Dr. t. H. er de feiten van alchemie, aangeduid hierboven bladz. bestreden, als zijnde niet voldoende bewezen. Men leze mijn antwoord, waarin ik verklaar, dat in enkele gevallen het metaal zoo niet geheel, ten minste gedeeltelijk in goud omeezet is geworden (Nrs. 23 en 30 Nov. 1918. 4, llen|18Jan en 15 Febr. 1919), — 83 — metselaren. De „Algemeene Gemeenschappelijke Vrijmetselarij" in Engeland en. Nederland, staat beslist in het teeken) der oorspronkelijke Rozekruisers, werkend langs de lijnen van ceremonieel, symbolen en innerlijke studie, die hen kenmerkten. Hare Hilversumsche Loge draagt den naam van „Christiaan Ro sencreutz", en gaf in 1912 eene Nederlandsche vertaling uit, door A. Kerdijk, van de „Fama", de „Gonfessio", en „Het Scheikundig Huwelijk van Christiaan Rosencreutz", onder den titel: „Mysteriën van het Ro zekrui s", *) met een voorwoord van H. J. van Ginkel, waarin gezegd wordt: „De ware Orde der Broeders R. C. is eene verlichte gemeenschap des geestes, welke over de geheele wereld verspreid is, maar door Eén wordt bestuurd. Deze Orde bezit eene innerlijke school der ware Mysteriën en vele uiterlijke scholen, welke op verscheidene wijzen den weg bereiden tot die innerlijke school." De naam van twee andere loges van de Gemeenschappelijke Vrijmetselarij in Nederland duidt ook deze geestelijke afstamming aan; de Haagsche Loge draagt dien van „Racokzy", en de Utrechtsche Loge dien van „Graaf van Weido ne"2) een naam gedragen door de St. Germain, toen hij incognito reisde, zooals wij zagen, willende ook hem vereeren, die zoo'n voorname rol gespeeld heeft in de vorige eeuwen bij de oprichting en de ontwikkeling der Vrijmetselarij . Noemenswaardig is ook nog een RozekruLers-vereeniging in den laatsien tijd te Hilversum opgericht, wier uiting is de Uitgevers Maatschappij „Het•Rozenkruis". Tusschen de meest belangrijke werken door deze laatste uitgegeven, is dat van den chemicus A. A. van den Me uien over de vloeibare zuurstof,nl. „Het Vraagstuk der Zuurstof", 1918. De schrijver schijnt de alchemistische scheiding van een vloeibare stof uit de lucht i) Voor belangstellenden verkrijgbaar bij de Uitg. Maatsch. „Hermes", Amsterdam. ij Deze beide loges hebben zich in 1919 van de Gemeenschappelijke^ Vrijmetselarij afgescheiden. gevonden te hebben1) door de ontdekking van een praeparaat dienende als geneesmiddel tegen tuberculose, waterziekte en andere kwalen. Ter inleiding der bespreking van het laatste lichaam, opgericht door den modernen Rozekruisersgeest, de „Orde van den Tempel van het Rozekruis", diene eene aanhaling uit de voorrede van Dr. Ferdinand M a a c k' s uitgave der vier hoofdwerken, aan A n d r e a e toegekend (op cit.): „Wij zien aldus dat de messianistische gedachte zich historisch met de Theosophie en het Rozekruiserdom ontwikkeld heeft. Het is dus geen wonder, dat deze historische vereeniging bij onze moderne theosofen herleeft; dat men ook heden bij dezen de verwachting van de komst van een nieuwen Messias koestert. En het kan geen verwondering baren, dat in verbinding met dezen transcendenteelen impuls, het Rozekruiserdom op het punt staat in eene nieuwe phase van zijne ontwikkeling te treden. Verder zegt Dr. Maack nog: „De Vrijmetselarij stamt uit de Rozekruisers, maar zij zou hare tegenwoordige vorm niet ontvangen hebben, zonder het bestaan der Engelsche arbeiderslonen. De Vrijmetselaren hebben van hun kant weer de Gouden Rozekruisers beïnvloed, en deze zijn aansprakelijk voor de hooge graden (in Duitschland). De (moderne) Vrijmetselarij is ten slotte gekomen. Hare ontwikkelingsstrekking is van Rozekruisersaard. De toekomst behoort aan de Rozekruisers." Hoe opvallend is nu, dat de „Orde van den Tempel van het Rozekruis" in 1912 gesticht is geworden door leden van de Engelsche Gemeenschappelijke Vrijmetselarij. Mevr. Annie Besant, VicePresidente van den Opperraad dezer laatsle Orde, Mevr. Marie Russak en H. Wedgwood. poel en omstandigheden van het oprichten der nieuwe Orde zijn als volgt beschreven in twee artikels van het tijdschrift „The Vahan". 2) „Bij het kiezen van den naam „Tempel van het Rozekruis", hadden de stichters verschillende oude organisaties in ge- 15 Zie hierboven bl. 86. 2) April en Mei 1912. - 84 - dachle. Een was de beroemde Orde der Tempelridders, gevormd om de pelgrims, die naar het Heilige Land reisden te beschermen en de Mysteriën van hel Christelijk geloof te verdedigen. Hij die nu Meester Rakor.zi is, was met dit lichaam verbonden, zoowel als met enkele veronderstelde uitloopers van die Orde, waarvan een later in Frankrijk bestond onder den naam van „Ordre du Temple". Op dezelfde wijze wenschen de tegenwoordige Tempelieren van het Rozekruis, dat zij waardig mogen blijken zich te verzamelen om den Christus, wanneer Hij weerkomt, en de Mysteriën te verdedigen met het zwaard van den Geest." „De Orde van den Tempel van het Rozekruis" zal zijn gewijd aan de studie van de Mysteriën, het Rozekruiserdom, de Kabbala, de Astrologie, de Vrijmetselarij, de Symboliek, het Christelijk ceremonieel, en de mystieke en occulte overleveringen, die in het Westen gevonden worden." Onder documentair oogpunt deel ik nog uit deze artikels de volgende inlichtingen mede, omtrent het ontstaan vande Orde der Rozekruisers: „Hel voornaamste lichaam, waarmede de tegenwoordige Orde in occulte betrekking staat., is de middeleeuwsche vereeniging, gesticht door den boodschapper der Witte Broederschap, die korten tijd later den mystieken naam van Christiaan Rosencreutz aannam. Op dien vroegen datum waren de Broeders der Orde speciaal samen geïncarneerd, met het doel mede te werken in het groote werk om de Mysteriën te herstellen en ze in een Christelijk gewaad te kleeden. De Orde beantwoordde aan haar doel en was een baaklicht der Waarheid, dat er in slaagde veel van de duisternis en onwetendheid der Middeleeuwen te doen verdwijnen." -De Orde van den Temepl van het Rozekruis, poogt „om de oorspronkelijke leeringen van de oude Orde te herstellen, en le trachten haar zoo veel mogelijk te bevrijden van het bijgeloof en de dwaalbegrippen, waarmede zij omwolkt is." Zij heeft over de geheele aarde hare tempels opgericht, arbeidend hoofdzakelijk langs de lijnen van rituaal en ceremonieele magie, om den Heer te dienen, en aan de naar redding uitziende maatschappij de innerlijke boodschap te brengen: „Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht?", eene boodschap, niet meer eens roependen in de woestijn, noch de vage verwachting der Rozekruisers der XVIIe eeuw, doch de besliste aankondiging eener naaste gebeurtenis, door de voornaamste oprichtster der Orde, Mevr. Annië Besant, als een tweede Johannes de Dooper, in bezielde, bewoordingen aan de wereld verkondigd. NABETRACHTING. Een blik werpend op hetgeen de maatschappij te danken heeft aan de RozekruLersgedachte door de eedwen heen, kunnen wij vaststellen, dat de Orde,geitichi' door Christiaan Rosencreutz, is geweest de groote inwijdingsschool van het Westen, een kanaal, waardoor de Oude Wijsheid^ naast het Neoplatonisme en de leer der Kabbala, aan de Christelijke wereld is gegeven geworden. Bovendien heeft zij een Tempel voor de wetenschap opgebouwd, waarin de menschheid bevrijd is geworden van het juk der empirie, waar zij' geleerd heeft het groote boek der goddelijke openbaring in de natuur te ontsluieren, en zich heeft onttrokken aan het kerkelijk verbod van het leven op de hoogere gebieden te onderzoeken, onder voorwendsel van ontheiliging der dingen, die verborgen moesten blijven. Eindelijk, heeft zij machtig geholpen den godsdienst los te maken van het dogmatisme, van wereldsche macht, sectarisme en bijgeloof, in samenvoeling van alle Godskinderen, zonder onderscheid van geloof, in de volle vrijheid des geestes. In de kroes der geestelijke omzetting, hebben de Rozenkruisers den volmaakten mensch gevormd, die God boven alles liefheeft, in wiens hart de Christus te (ontwaakt, en een steen van liefde en wijsheid in. de samenleving is geworden. In hunne stoffelijke smeltkroesen, hebben zij de eenheid van alle stoffen gevonden, naasl het kostbare goud, symbool van de zonne kracht en het geestelijk licht, de wetter vaststellend, die, ten grondslag aan de studie der chemie liggen. In geneeskunde, hebben de Rozekrui sers eene nieuwe plantkundige pharma coepa ontdekt, alsook de beginselen, dit uitgewerkt werden in de homoeopathie Naast het zoeken naar een universeel ge neesmiddel of levenselixer, hebben zï vooropgesteld volkomen genezing door de omzetting van ons eigen hart, door het geestelijk proces, de harmonie van het lichaam hersteUend. Zich aanpassend aan de tijdsomstanheden, heeft het Rozekruis steeds uitdrukking gegeven aan de geestelijke behoeften der menschheid: aan de Godzoekende zielen, gaf het de mystiek, die hen boven deze stoffelijke wereld met hare verleidingen en begoochelingen verhief: aan de Inquisitie leverde het de slachtoffers, uit wier bloed de vrijheid van geweten groeide; van de Vrijmetselarij maakte het den Tempel van broederschap en zedelijke opheffing, die zoo vele millioenen tot zijne mysteriën toegelaten heeft; Zijne aanhangers gaven aan de wetenschap het proefondervindelijk onderzoek, waardoor zij geheel hernieuwd werd. Men kan zeker aan de Rozekruisers verwijlen, dat zij in hunne groote verwachtingen »soms wel wat aanmatiging getoond hebben of grootspraak verkondigd. Naar mate hunne rangen zich Voor talrijke aanhangers openden, vooral in een tijd, dat de grooten der wereld het als eene eer beschouwden zich onder de roos op het kruis te scharen, hebM ben ook minderwaardige elementen den goeden naam der aloude Broederschap aangetast. Geen menschelijke instelling ontkomt aan de onvolmaaktheid der aardsche dingen. Doch als eene scheppende kracht, als een ordenend beginsel, treedt de zuivere, ware Rozekruisersgedachte telkens weer naar voren in nieuwe verscliijningsvormen, de menschheid steeds naar een hooger ideaal leidend. • In den tegenwoordigen tijd onderwijzen de Rozekruisers eene vollediger cosinologie, dan ooit te voren bekend was; zij' hebben aan de astrologie haren ouden scepter teruggeschonken; z$q! helnen met - 86 — andere- groote geestelijke stroomingen de oude geneeskunde te vervangen dooreen wijziging van het zieleleven; zij maken de menschheid weer vertrouwd met het bestsan van scholen van inwijding, wier kennis onder den druk der orthodoxie en van het ongeloof, nog slechts bij enkelen bestond; zij hebben aan het Messianisme een ritueelen vorm gegeven, die de toegewïjden, naar de geestelijke redding der maatschappij . uitziend, tot zich trekt. pe mystieke Rpojs, jzich 'slingerend rpnd het Kruis, is aldus htet symbool van het Leven zelf met al zijne geheimen. Hare bloemblaadjes, het hart omsloten houdend^ zijn het zinnebeeld der verborgenheden die de menscheid omringen, zoekend het LUX VERITATIS te ontdekken het Absolute zelf zijnde onbereikbaar. Het Licht der Waarheid dringt wel niet op gelijke wijze tot allen door. Doch zooals hun voorgange1"5) zijln da moderne Rozekruisers, tot welke richiUng zij ook behooren, tusschen de beste leiders voor zoekende geesten. VOORNAAMSTE DATA DER GESCHIEDENIS DER ROZEKRUISERS. 1378 (Omstreeks). Oprichting der Broederschap van het Rozekruis, door Christiaan Rosencreutz. 1507 Wederoprichting der Orde te Parijs door het stichten van A g r i pp a' s Sodalitium. 1541 Dood van Paracelsus, Monarcha secretorum, Reorganisator dep Orde. 1559 Barnaud begint zijne pogingen om de verspreide Alchemisten met de Rozekruisers te vereenigen. ■1570 (Herleving van het Genootschap der Magische Broeders, onder den naam van Gouden Rozekruisers. 1591 Bezoek van Barnaud aan Nederland om een Rozekruiserscentrum op te richten. 1592 (Vóór). Oprichting, in Nederland der R. C. Societas van Isaacus Hollandus. 1601 Oproep van Barnaud tot de Hermetische Meesters om hunne kunsten aan Hendrik IV en Prins Maurits bekend te maken. .1604 Wederoprichting van de Broederschap van het Rozekruis in " Duitschland. 1605 Dood van K. Huhnrath, schrijver van het „Amphiteatrum Sapientiae" 1607 Vereeniginjg der Broederschap met de „Militia Crucifera Evangelica". 1614—1615 Verspreiding van de Rozekruisers-manifesten „Fama" en „Gonfessio Fraternitatis", onder leiding van Andreae. 1615 Oprichting van het R. G. Kapittel van Cassel door den landgraaf Maurits. 1619 Verschijning van Andreae's „Turris Babel" de „Fama" bespottend. 1620 Bezoek van Maier aan Fludd en dezes toetreding tot de Orde der R. G. Inwerking, omstreeks dezen tijd, van de Rozekruisers in de Vrijmetselarij, door het oprichten van eene speculatieve afdeeling.' 1 Medewerking van Sir Francis Bacon, die beschouwd wordt als het hoofd der Engelsche Rozekruisers. 1622 Melding van het bestaan van Rozekruisers-centra in Nederland te Amsterdam, te Warmond en te 's Gravenhage, waar zij vergaderden met Prins Frederik Hendrik in zijh paleis. 1623 Nieuwe vestiging van Rozekruisers te Parijs. 1624 Dood van Boehme, wiens wijsgeerige geschriften het stelsel der Rozekruisers bevatten. 1625 Veroordeeling van de Rozekruisers door de Theologische Faculteit van Leiden. 1628 Veroordeeling van Torrentius en C o p p e n s te Haarlem. 1644 Dood van J. B. van Helmont, die de splitsing tusschen de mystieken en de natuuronderzoekers bij de Rozekruisers! poogde te doen verdwijnen. • 1645 Oprichting te Londen van het R. C. „Invisible College" door de natuuronderzoekers, onder latere leiding van B o y 1 e, en medewerking van Locke en Sir Wren. in 1662 als „Royal Society" door Karei II erkend. 1650 Dood van Descartes, die voor Rozekruiser doorging. 1666 (Na) Vaststelling der regels der. Gouden Rozekruisers. 1671 Dood van C o m e n i u s, de geestelijke voorvader der moderne Vrijmetselarij; \ 1716 Dood van Leibniz, secretaris eener z.g. Rozekruisers-vereeniging te Neurenberg. - 88 - 1740 Bekendmaking door Sinceratus Renatus der regels van de Gouden Rozekruisers. 1747 Oprichting te Atrecht van het „Ghapitre primordial de la RoseCroix Jacobite", dat als model diende voor de Rozekruisersgraden in de Schotsche Vrijmetselarij 1750 Invoering van den Rozekruisers! graad in de Nederlandsche Vrijmetselarij'. 1757 Oprichting der nieuwe Orde der Gouden Rozekruisers in de Duitsche Vrijmetselarij. 1782 Inwijding van den kroonprins Frederik Willem, den lateren koning Frederik II, als Rozekruiser te Berlijjn. 1784 Dood van den graaf de S t. Germain, hoofd der Fransche Rozekruisers. 1787 Invoering van den RozekruisersTheoretischen Graad in de Russische Vrijmetselarij. 1788 Oprichting te Amsterdam van de kapittels „David èn Jonathan, en Jezus Christus" en „Credentés vivent al Ulo", waaruit in 1803 het Opperkapittel der Hooge-Graden te 's-Gravenhage opgericht werd. 1792 Ontbinding van de Orde der Duitsche Gouden Rozekruisers. 1804 Oprichting te Parijs van den Ouden Aangenomen Schotsche Ritus in 33 graden, waarin de Rozekruisersgraad als 18e opgenomen werd. 1865 Oprichting van de „Societas Rosicruciana in Anglia". 1873 Dood van Sir Bulwer Lytton, Grand Patron harer Metropolitan College. 1875- Dood van den Franschen occultist Eliphas Lévi, als Rozekrmser te Frankfort ingewijd 1879 Oprichting van de „Societas Rosicruciana in IJ. S. A." 1888 Oprichting te Keighley van de „Orde van den Dauw en het Licht " „ Oprichting te Parij's door Slanislasde Guaita van de „Ordre Kabbalistique de la RoseCroix". „ Internationale Conferentie van Rozekruisers-Vrijmetselaren te Brussel. 1890 Oprichting te Parijs door den Sar Péladan van de „Ordre du Graal et de la Rose Croix Catholique". 1900 (Omstreeks) Stichting van Duilsche Roaekruisers-scholen onder leiding van D r. Steiner. 1910 (Omstreeks) Oprichting door Max Heindel van het „Rosicrucian Fellowship" te Oceanside (Cal.). 19 j 2 Oprichting te Londen door Mevr Besant, Mevr. Russak en H.' Wedgwood der „Orde van het Tempel van het Rozekruis". 1915 Oprichting te New-York door Spencer Le.wis van de „American Rosae Crucis Society".' BIBLIOGRAFIE. Adam et Tannery. Oeuvres de Descar- tes, publiées sous les auspices du Ministère de 1'Instruction Publique. Paris, 1910. Amiable. Zie Conférence Internationale * des Rose-Croix. Andreae Joh. Val. Algemeine und gene- ral Reformation der ganzen Welt. Cassel 1612. • , Epistola ad Reverendam Fraternita- tem R. C. 1613. Assertio Fraternitatis 'R. C. a quodam Fraternitatis. 1615. Chymische Hochzeit Christiani Rosencreutz, 1616. i .-, Menippus sive Dialogorum Satyricorum centuria, 1617. Invitatio Fraternitatis Christi, 1617. Mythologia Christiana, 1619. Turris Babel sive Judiciorum de Fraternitate Rosasae Crucis Chaos, 1619. Verae Unionis Christo Jesu specimen, 1628. Augustalia Selenia. ;' : i I Vita ab ipso conscripta. Andreas de Valentia. Turbo 1616. Assertion oder Bestatigung der Fra- ternitat R. C. (B. J. M.)Dantzig 1614. Bacon, Sir Francis. Instauratio magna, 1605. Alvancement and proficience of learning, 1605. Novum Organon, 1620. Nova Atlantis, 1627. Blavatsky, H. P. The Secret Doctrine Londen, 1888. The Theosophical Glossary, 1892. Boccalini, Trajano. De Ragguagli di Parnasso, Venetia, 1612. Bolland, Prof. De Vrijmetselarij. Voorheen en thans, 1913!. '; Orphische Mysteriën, 1916. Bredius, Dr. Johannes Torrentius, 1909. Buhle, Prof. illeber den wahren Ursprung der Orden der R. K. und Freymaurer, 1804. j Campanella. De monarchia hipanica discursus, 1623;. j ; t Campis, Julianus de. Sendbrief, il615. Carpentier Alting. Woordenboek voor Vrijmetselaren, 1884. Clavel. Geschiedenis der Vrijmetselarij. Colloquium Rhodo-stauroticon, 1621. Comenius, Joh. Amos Prodriomus pani- sophicum, 1633. Opus pansophicum, 1648. Opera didactica, 1657. Conférence internationale des Rose-Croix, Compte-rendu, Bruxelles, 1888. Confessie Fraternitatis R. O, Cassel 1615. Cooper-Oakley, Mrs. I. Mystical tradi- tions, Milano 1909. Le Comte de St. Germain, Milano 1912. Cramerus. Soc. Jesu et Rosae Crucis vera, 1617. Croese Ed. F. W. De orde der Rozekruisers, „De Vrijmetselaar", No. 41910. i Eigenhuis, J. Van een zonderlfing manspersoon, „De Vrijmetselaar", pr. 12, 1917. Fama Fraternitatis R. C, Cassel, 1614. Findel, J. G. Geschiedenis der Vrijmet- , selarij', 1870. Florentinus de Valentia. Rosa florescens contra Menapii calumnias, 1617. Fludd, Robert. Apolpgia, Compendarium Fraternitatem de Rosea Cruce, 1616. Tractatus apologeticus, 1617. (Clavis philosophiae et alchymiae, 1633. Frater Enrico. De Roizekruisers, „De Vrijmetselaar", No. 1, 1910. Freudenberg, Dr. Aus der alteren Geschichte der Rosenkreuzer, z.p.n.d. Frisius, Joachim. Summum bonum, 1629. Gardner, F. L. Bibliotheca Rosicruciana, London 1903. Gassendus, P. Epistolica exercitatio, Paris 1630. I Ginkel, H. J. van. De Rozekruisers, „De Vrijmetselaar", nr. 4, 1907. Goblet d'Alviella. Zie Conference internationale des Rose-Croix. ^'^wt Gould, R. F. A eoncise history of thé — óö — Freemasonry, 1903. Nederlandsche vertaling. Guttnxann, A. Revelatia majestatis divinae, 1619. Hamerster, A. J. Grepen uit het leven van den Graaf de St. Germain, „Theo- sophisch Maandblad voor Ned.-In- dië", October 1917 en vervolg Hartmann, Dr. F. The Secret symbols of the Rosicrucians, Boston 1888'. In the Pronaos of the tempel of wisdom, or the history of the true and the false Rosicrucians, 1890. Theophratus Paracelsus als mysti- ker, 1894. Heindel, Max. The Rosicrucian Cosmo- conception, 1910. Helder, J. Studie over Maconnieke ritualen in Nederland, 1901. Heydon, Jjohn. .Voyage to the land of the Rosicrucians (omstr. 1660). Higgins, Godfrey. Anacalyptis, 1836. Hilaric. Benedictus. Echo colloquii Rho- do-stauroticon, 1624. Initiation. L'. L'ordre Kabbalistique de la Rose-Croix, Parijs Januari 1889. Irenaeus Agnostus. Regula yitae. 1619. Frater non frater, 1619. Fons gratiae, 1619. , Thesaurus fidei, 1619. Tintinabulum sophorum, 1619. Epitimia, 1619. Hennings, H. The Rosicrucians, their rites and mysteries, Londen 1887. Heymans, B. Beknopte geschiedenis der Vrijmetselarij, 1901. Jchnston, D. Histoire secrete du réta- blissement de Charles II sur le tró- ne, Londres, 1679. J. D. D. A. S Rosa Jesuitica oder Je- suitische Rottgesellen, 1620. Katsch, Dr. F. Die Entstehung und der wahre EndzWeck der Freimaurerei, Berlin, 1897. Kiesewetter, Karl. Die Rosencreutzier, „Der Sphinx", Brunswijk, Januari 1886 en „The Theosophist", Madras Aprü 1886. Keiler, Ludwig. Die Hohenzollern und die Oranier, in ihren geistigen, verwant- schaftlichen und politischen Bezie- hungen, Hojhenzollern Jahrhuch, 1906. Khunrath, H. Amphiteatrum Sapientiae aeternae, 1598. Leeuw, J. J. yan der. Het Pad van vol¬ making in Bacon's drama's, „Theo- sophia", November 1914. Lenning, C. Allgemeines Handbuch der Freimaurerei, 1879. Lévi, Eliphas. Histoire de la magie, Par ris, 1860. Lewis, Spencer. History of the Order Crucis, „The Channel", III—IV, 1915. I.ibavius, A. De Philosophia harmonica Fraternitatis de Rosea Cruce, Frankfort, 1615. Lux Orientis. De Russische Rozekruisers. Weltevreden, nrs. van Januari tot Juli 1913. Lytton, Sir Bulwer, Zanoni, London 1842. Maack Dr. Fcrd. Andreae Chemysche Hochzeit, etc mit Eirïetung von, Berilin 1913. Mackenzie, Kenneth. Royal MasonicCyclopedia, London, 1877. Madathanus, Hieron. Aureum seculum redivium, 1621. Magister Pianco (von Ecker). Der Ro- z sencreuzer in seiner Blösse, Neurenberg, 1782. Menapius (F. Gentdorp). Cente virgilianus de fratribus R. C. 1618. Maier, Michel. Apologeticus, 1617. Silentium post clamores, 1617. Themis Aurea, 1618. Tripus Aureus, 1618. Symbola aureae, 1617. réSm Meetoren Brouwer, van. Het ontstaan en de samenstelling van het Hoofdkapittel der Oppergraden in Nederland, 1914. Meyer, Dr. W. De Rozekruisers of de Vrijdenkers der XVIIe eeuw, Haarlem 1915. Mersenne, F. Marin. Questiones Celebberimae, 1623, Paris. Missiv an die Hocherleuchete Brüderschaft des Ordens des Goldenen und Rosenkreuzer, Leipzig 1783. Moltherus, Dr. Georg. Von einem frembden Mansperson, 1616. Mormius, Peter. Arcana totius naturae secretissjimae a Collegie Rosiano in lucem produntur, 1617. Murr, C. G. von. Uber den wahren Ur- , sprung der Rosenkreuzer und des Ordens, 1803. Mysteriën van het Rozekruis volgens Fama Fraternitatis, Confessio Fraternitatis en het Scheikundig Huwelijk - Öl — van Christiaan Rosencreutz, in het Nederlandsch overgebracht door Zr. A. Kerdijk, Mij. Hermes, / Amsterdam 1912. Naudé, Gabriel. Instruction a la Frande sur la vérité de 1'histoire de la Rose-Croix, Paris 1G23. Nicolaï, F. Einige Bemerkungen über , den Ursprung und die Geschichte ' der R. K. und F. M., Berlin 1806. Orvius. Anweisung der Hermetischen Wissenschaft, 1737. Paracelsus. De Pestilitate. Paragranum. i Péladan, sar Joséphin. La Rose-Croix. Le prochain. Conclave. L'Art tdéaliste et doctrine mystique de 1'Ordre et du Salon annuel des RoseCroix (du Temple et du Graal), Paris 1894. Philaletes, Eug. F. R. C. The long livers 1715. Pott. Mrs. H. Bacon Francis and his secret society, 1892. Quincey, de. History critica inquiry of the Freemasonry and Rosicrucia- (hism, 1824. Raemaekers, Jos. De Rozekruisers, „Union Fratemelle", 1903 en 1904. Ragon. Orthodoxie Maconnique, Paris 1853. Maconnerie occulte. prdre Chapitral Nouveau grade de Rose-Croix. Rahlenbeck, Ch. Zie Conférence internationale des Rose-Croix. Renatus, Sincerus. Die wahrhaffte und volkommene Bereitung des Philosophischen Steins der Brüderschaft aus den Orde des Gulden und Rosen Creutzes, Breslau, 1710. Responsio Fraternitatis R. C. Prag, 1617. Schröder. Rosencreuzereie, 1805. Schweighart, Theoph. Speculum sophicum Rhodo-stauroticon, 1618. Sédir. Histoire des Rose-Croix. Paris 19i0. Semler, Dr. J. S. Unparteiiesche Samlungen zur Historie der Rosenkreuzer, Leipzig, 1786. Sitter J. H. de. Een nieuw argument voor het bestaan der Loge Frederiks Vreedendal in den Haag, „De Vrijmetselaar", Juli 1917. Speekman, Dr. A. H. Wi Bacon is W. Shakespeare, Arnhem, 1916. Sp(erber) J. Echo der von Gott hjocher- leuchten Fraternitat des löb-Ordens R. C, Dantzig, 1615. Starke Erweise aus den eigen Schriften des hochlübl-Ordens der Gold und Rosen Kreuzer, Wien, 1788. Staurophorus Rhodoph. Raptus Philoso- phicus, 1619. 1 Steiner, Dr. Rud. Rozekruisers-symbo- len, 1907. Stoddart, A. The life of Paracelsus, London, 1911. Theoretischer Brüder, die., oder 2te Stufe der Rosencreuzer und ihre Instruction. Athen, 1789. Theosophist the. Some noles on Rosicrucianism, Madras October 1907. The resurrection of a Golden Age, Januari 1909. Zie Kiesewetter en Westcott. Udny, Ernest. Sir Francis Bacon, Vici- count of St. Albans, „The Channel", I—II, Los Angelos, 1916. Vahan, the. The tempel of the Rosi- cross, London, April en Mei 1912. Verhaeghen J. Spieghel der Broeders van de roose kruysse, 1621? Vrijmetselaar, de. Rozekruisers te Warmond? 'sGravenhage, nr. 3, 1906. Waysenaer, Dr. Nicolaes a. Historisch verhael aller gedenkwaerdigheden, Amsterdam, VII, 1624. Waite. A. E. The real History |pf the Rosicrucians, London, 1887. Searet traditions of Freemasonry. Occult Sciences. Westcott, Dr. W. W The Rosicrucians, their history and ajms, „Ars qualuor Coronati",. London 1894. History of the Societas Rosicruciana in Anglia, 1900. Data of the history of the Rosicruciana, 1916. The Rosicrucians, z. p. n. d. Numbers, their occult power and mystic virtue, 1892. Christian Rosencreuz and the Rosicrucians, „The Theosophist", vol. XV. - Wigston, W. F. C. Bacon, Shakespeare and the Rosicrucians, London, 1888. Wittemans, Fr. Het Parergon der alchemisten, „Maconniek Tijdschrift", Aug. 1918. Yarker., John. Oorsprong en oudheid deigewijde scholen. „De Swastika", 3e jaargang en v. , . , VERBETERINGEN. Bladz. 12, le kolom, 2e regel onderaan: Societas Physicorum inplaats vanPhysicoram. Zelfde kolom le regel noot lezen: Purg at o r i o. Bladz. 13, le kolom ongeveer op de helft te lezen: de Confessio. Bladz. 19, noot *) lezen: [D e cultibus magibus. Bladz. 28, le kolom, onderaan lezen: zegt inplaats van regt. Bladz. 30 le kolom, le noot, doorhalen op 2en regel het woord Scientes. De tekst zelf gaat bij vergissing in de 3 laatste regels van de noot door. Op bladz. 49, 58, 79, 82 en 83 wordt respectievelijk bij de daarop geplaatste nooten verwezen naar bladz. 34, 20, 24, 10, 54.