855 PRIJS f 0.30 GENOOTSCHAP VOOR ZEDELIJKE VOLKSPOLITIEK No. 4 DE VROUW EN DE POLITIEK DOOS Th. THIEL-WEHRBEIN H "'OER VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE SCHRIJFSTER, VOOR "ÏENOOTSCH AP VOOR ZEDELIJKE VOLKSPOLITIEK UITGEGEVEN oo j A.W. SIJTHOFF'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ - LEIDEN L ij I DE VROUW EN DE POLITIEK * GENOOTSCHAP» VOOR ZEDELIJKE VOLKSPOLITIEK No. 4 DE VROUW EN DE POLITIEK DOOR Th. THIEL-WEHRBEIN ONDER VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE SCHRIJFSTER, VOOR HET GENOOTSCHAP VOORZEDELIJKE VOLKSPO LITIEK UITGEGEVEN DOOR A. W. SIJTHOFF'S UITGEVERSMAATSCHAPPIJ - LEIDEN DE VROUW EN DE POLITIEK Tot voor eenige jaren geleden waren dit vrijwel onvereenigbare begrippen en zelfs onder overtuigde strijdsters voor het vrouwenkiesrecht heerschte het naieve geloof, dat haar strijd niets met de politiek te maken had. Enkele vooraanstaanden in de vrouwenbeweging begrepen wel, dat ze zich in de politieke partijen 't best konden voorbereiden voor 't goede gebruik van het stembiljet, dat ze zeker waren, binnen afzienbaren tijd te zullen verkrijgen ; maar de massa der vrouwen stond vrij wel onverschillig daar tegenover, ja, door de meesten werd er zelfs een instinctmatige afkeer voor aan den dag gelegd. Die afkeer is volkomen te begrijpen, als men zich er rekenschap van geeft, hoe verbazend snel de economische verhoudingen zich door de maatschappelijke ontwikkeling onder den invloed der techniek hebben gewijzigd. Als men bedenkt, dat in 1767 de spinmachine werd uitgevonden, in 1785 de stoom werd toegepast op het spinnen en in 1806 reeds de eerste machinale katoenspinnerij te Enschedé werd opgericht, zoodat binnen een halve eeuw tijds omver werd geworpen, wat eeuwen onveranderd was gebleven, dan moet men 't wel van zelf sprekend vinden, dat de evolutie in het menschelijk denken en voelen daarmee geen gelijken tred heeft gehouden, al heeft zfch in de oorlogsjaren dat menschelijke aanpassingsvermogen vaak getoond op een wijze, die ons wel eens doet vragen, of we ons nog langer mogen verheugen over deze anders zoo kostelijke gave. In ieder geval is te verklaren, dat het eeuwen aan eeuwen uitsluitend aangewezen zijn op de huiselijke bezigheden binnen de muren van het gezin, de vrouw wel huiverig maken moest, om zich in te laten met wat daar- 6 buiten geschiedde en zoo zaten en zitten ook thans nog die oude instincten den vrouwen in het bloed. Want het moge waar zijn, dat er de laatste vier jaren onder den invloed van de komende verkiezingen eene groote verandering is waar te nemen, de afkeer is nog lang niet overwonnen. Wie b. v. als ondergeteekende nog al eens in kleine plaatsen van ons land is opgetreden in vergaderingen, belegd, om de vrouwen politieke scholing te brengen en die daar dan dikwijls een publiek van enkel mannen vond, die weet wel, dat bij de massa der vrouwen ook thans nog geene belangstelling te vinden is. In zekeren zin zou ik dien natuurlijken afkeer niet geheel uitgeroeid willen zien, daar deze tot voorzichtigheid kan leiden, tot het tegengaan van het aankweeken van partijgeest, van belangenpolitiek ; maar als alleen algeheele onthouding er het gevolg van is, dan moeten we wel voortgaan de vrouwen wakker te schudden, ze te wijzen op hare plichten tegenover de gemeenschap. Anders zullen we nooit van een yo/fapolitiek kunnen spreken en zeker niet van eene zedelijke volkspolitiek. Want we mogen in ernst, ook voor de politiek, van de vrouwen een zuiverenden invloed verwachten in de toekomst; waar toch in die vrouwen schatten aanwezig zijn, opgestapeld door de eeuwen, schatten van arbeidskracht, van energie, van toewijding, die misschien, in eene andere richting geleid, aan onze arme, ontredderde samenleving ten goede zullen komen. Dat wakkerschudden der vrouwen is reeds langer dan een kwart eeuw met vrucht geschied door de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, later ook door den Bond van dien naam. Beide zijn van groote opvoedende kracht geweest voor duizenden vrouwen, omdat ze haar in staat stelden tot het brengen van groote offers voor een ideaal, dat geheel lag buiten de sfeer van haar eigen denken en voelen. Binnen den engen kring van het gezin waren het de kleine belangen, die kleine gedachten 7 en kleine gevoelens lieten overheerschen. Niet, dat deze geen ruimte zouden laten aan plichtsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel, ja, zelfs aan opofferingsgezindheid. Integendeel; steeds door alle eeuwen heen zijn deze de kracht geweest der vrouw; maar ten slotte waren zij alle terug te brengen tot het eigen ik. Zorg voor het eigen gezin, zorg voor het eigen kind heeft de vrouw in staat gesteld, eene energie te ontplooien eene werkkracht en een uithoudingsvermogen te ontwikkelen, die menig man haar zal benijden en waarvoor men niet anders dan de grootste bewondering kan koesteren. Maar tegelijk deed het haar de oogen sluiten voor zooveel buiten haar gezin, dat de vrouwelijke energie en werkkracht zoo dringend behoefde, voo.' zooveel, dat verkwijnde of in kiem verstikte, omdat het de moederlijke zorg geheel ontbeerde. En het zijn Vereeniging en Bond geweest, die de vrouwen de oogen hebben geopend voor het groote leed, het vele onrecht, dat er buiten haar eigen kleinen kring werd geleden en die haar tenslotte leerden, zichzelf verantwoordelijk te gevoelen voor veel buiten dien engen kleinen kring, dat misschien zoo geheel anders zou zijn geworden, als zij den man daarbij tot hulp en steun waren geweest. In dat vereenigingsleven leerde de vrouw, wat het moeilijkst is te leeren voor hare uiteraard anarchistische natuur: zich zelf een klein en dienend deel te gevoelen van een groot geheel; maar in dat gevoel van kleinheid tegelijk de grootheid te weten van het samenwerken met dat groot geheel. Die strijd van vijf en twintig jaar met zijne vrijwillig aanvaarde plichten en even vrijwillig gedragen opofferingen moest op de geheele mentaliteit der vrouw wel een grooten, verruimenden invloed uitoefenen, 't Is haar gegaan, als het Joodsche volk, dat door een Mozes 40 jaar lang door de woestijn werd rondgeleid, om zich in ontbering en onder de tucht der gestrenge wetten voor te bereiden voor het leven in het beloofde land en om dit als een vernieuwd, krachtig 8 geslacht binnen te gaan. Zoo hebben ook de leidsters begrepen, dat de vrouw in den tijd, die haar nog scheidde van hare politieke mondigheid, zich in de strenge school der organisatie moest ontwikkelen tot de vrouw, die welbewust het wapen zou hanteeren, dat zij begeerde, als het krachtige middel, om te komen tot eene betere, rechtvaardiger samenleving. Zoo ook de politieke partijen, die naast de vrouwen-vereenigingen voor de politieke ontvoogding der vrouw streden en die niet alleen de vrouw tot hare kiesvereeniging toelieten ; maar ze daarin ook dezelfde rechten toestonden als de mannen. Het waren er maar twee, beter nog twee en een half, want niet gaarne wil ik iets te kort doen aan de ridderlijke helft van de Liberale Unie, waarin zich zooveel bekende warme strijders voor de vrouwenrechten bevonden, die het echter steeds moesten afleggen tegen het meer conservatieve deel dier partij. En misschien is dit kleine aantal wel een der redenen geweest, waarom de vrouwen zich zoo angstvallig van de politieke partijen afzijdig hielden, zelfs vele bewuste strijdsters voor het vrouwenkiesrecht, die dit toch alleen begeerden, om het vrouwelijk inzicht naast het mannelijk oordeel tot uiting te brengen bij het staatkundig bestel, iets, wat zij reeds, zij het dan in kleiner omvang, in die beide politieke partijen konden verwerkelijken. De eenige partij, die er in geslaagd is, de vrouwen in grooten getale tot zich te trekken was de S. D. A. P.; maar dit geschiedde al weer, toen er eene afzonderlijke socialistische vrouwenbeweging was gekomen. Ongetwijfeld werden vele arbeidersvrouwen reeds tot nadenken gestemd, waar zij hare mannen zich vaak groote opofferingen zagen getroosten ter wille van partij of vakbeweging ; maar de groote toeloop begon toch eerst met de stelselmatige propaganda van een handjevol idealistische vrouwen, die hare proletarische zusters tot de krachtige organisatie hebben opgevoed. En nu is dan de eisch om politieke gelijkstelling van man en 9 vrouw, door Mary Wollstonecraft al in 1792 de wereld ingeslingerd, ook in ons land vervuld en kunnen we niet meer beweren, dat er zoo weinig partijen zijn, waar de vrouwen scholing en kennis kunnen opdoen. Eerder geldt voor de nieuwe staatsburgeressen 1'embarras du choix en de veelheid der keuze houdt thans een even groot aantal vrouwen terug als vroeger de geringheid er van, want hoewel het niet valt te ontkennen, dat vele vrouwen zich ernstig voorbereiden voor de verantwoordelijke taak, die haar wacht, toch is het er nog verre van af, dat dit door alle vrouwen geschiedt. En toch is het noodig, dat alle mannen en alle vrouwen helpen bij het zoeken naar eene oplossing der tallooze problemen, die de belangen raken van ons volk, de geestelijke zoowel als de stoffelijke, zooals in een goed, waarachtig gelukkig gezin alle huisgenooten medehelpen om de belangen van dat gezin te behartigen. Erkend moet worden, dat de nieuwe verantwoordelijke taak bezwaarlijk in moeilijker tijd den vrouwen op de schouders kon worden gelegd, nu de economische ontreddering groot, de moreele verwording huitengewoon is, en de vele problemen, die ons omringen, ons dikwijls dreigen te verstikken. Maar, indien het al eene kwellende gedachte voor de oudere strijdsters in de vrouwenbeweging moet zijn, dat vier rampzalige oorlogsjaren en angst voor eene mogelijke revolutie eerder in staat waren het vrouwenkiesrecht te brengen dan een kwart eeuw van vreedzame, waardige propaganda met woord en geschrift ; het is ook diezelfde oorlog, die ons de verplichting oplegt 't nieuwe recht te gebruiken in den strijd tegen den oorlog. Het is ook die geweldige, alle traditiën omverwerpende oorlog, die bij mannen, zoowel als bij vrouwen een ommekeer heeft gebracht in allerlei opvattingen, die de hoofden en de harten van velen als het ware heeft omgeploegd. De oorlog heeft 't ons toegebulderd, dat 't niet gaat zooals 't gaan moet, en zelfs de vrouwen, die zich nog opgesloten hielden binnen de 10 veilige muren van 't gezin, moesten 't vernemen, 't Kan niet anders, of de vrouwen van thans, die 't hart op de rechte plaats hebben, moeten gevoelen, dat ze zich niet langer de weelde mogen veroorloven, werkeloos toe te zien. Zij moeten wel beseffen, dat ook zij plichten te vervullen hebben tegenover de maatschappij, dat zij in ieder geval moeten trachten, die maatschappij tot een veiliger en gelukkiger woonoord te maken dan ze op het oogenblik is. Dat willen alle vrouwen natuurlijk wel; maar zij begrijpen niet, dat zij daarvoor de politiek behoeven, die dan ook dikwijls te veel den nadruk heeft gelegd op de materieele verbeteringen. Nog altijd is de eene helft van hen, die de wereld willen hervormen, geneigd zich blind te staren op het verbeteren der uiterlijke omstandigheden, terwijl de andere helft alle heil enkel en alleen verwacht van de innerlijke wedergeboorte der menschen, en 't is altijd te betreuren, dat die beide stroomingen zich steeds afgescheiden houden en de woordvoerders vaak langs elkander heen praten, terwijl toch 't een 't ander niet mag uitsluiten. Zeker, de beste wet en de krachtigste partij of vereeniging zullen een mensen nooit den innerlijken gelukstaat kunnen bezorgen ; maar zoolang we nu eenmaal de zwakke menschen zijn, die we zijn, zoolang zullen we wetten noodig hebben, om machtsmisbruik te voorkomen, zoolang is 't ook onze plicht mee te helpen, dat die wetten zoo goed en zoo rechtvaardig mogelijk zullen zijn, zoolang zullen we ons met gelijkgezinden moeten vereenigen, om gezamenlijk te verkrijgen, wat we alleen niet bewerkstelligen kunnen. En waar de vrouwen thans in het kiesrecht het middel zullen bezitten, om directen invloed uit te oefenen op de totstandkoming der wetten, daar zullen zij, die ernstig naar verbeteringen streven, maar die kippevel krijgen bij het woord „politiek" (en zulke zijn er!), die huivering moeten trachten te overwinnen en zich eerst eens op de hoogte moeten stellen van wat dat woord beduidt. Zij zullen zich kennis moeten verschaffen van vele zaken, 11 waarmee de vrouwen in 't algemeen zich tot dusverre niet hebben ingelaten, en die kennis zullen ze het best verkrijgen in de politieke partij, waarin ze krachtens hare geestesrichting thuis behooren. Want eene ernstige politieke partij wil door middel van hare vertegenwoordigers medehelpen bij het tot stand komen der wetten in eene bepaalde richting, zooals zij die 't meest in het belang acht van ons geheele volk. De partij of de gezamenlijke partijen, want in een klein land als het onze is ééne bepaalde partij zelden de bovendrijvende, hebben de macht, om de vraagstukken, die aan de orde komen, in haar geest tot eene oplossing te brengen. Wie wil medewerken om maatschappelijke toestanden te verbeteren, die wil dat toch altijd in eene bepaalde richting, en door dus de partij, die deze richting vertegenwoordigt, te versterken, geeft men deze de kans, hare inzichten omtrent de verbetering van maatschappelijke toestanden in de wetten te doen zegevieren en helpt men er zoodoende rechtstreeks aan mede, dat de behartiging der algemeene belangen naar eigen inzicht wordt bevorderd. En waar uit de leden der politieke partijen de candidaten worden gekozen voor de verschillende vertegenwoordigende lichamen, daar zullen we die candidaten immers 't best kunnen beoordeelen, als we met hen hebben saamgewerkt in die partijen. Dan zullen we zelf kunnen uitmaken, wie de mannen en vrouwen van karakter zijn in die partijen, want die zijn het, die we in de komende tijden zoo broodnoodig zullen hebben, sterke, krachtige menschen met den moed van hunne overtuiging, van wie we met zekerheid kunnen verwachten, dat zij in de regeeringslichamen zullen spreken en handelen volgens de beginselen hunner partij en het niet met deze op een accoordje zullen gooien, nog minder zt geheel zullen verloochenen. Hoe zullen de vrouwen dan ontdekken, welke partij de beginselen nastreeft, die het meest hare eigen idealen nabijkomen ? Ja, hierin zit juist de groote moeilijkheid, want het inzicht 12 en oordeel daarover wordt ons niet in den schoot geworpen. Dat eischt een omzicht " wikken en wegen der handelingen onzer bewindsmannen, g|fif onpartijdig toezien op wat inderdaad een beginsel is of ' slechts als zoodanig wordt aangekondigd, en het gevaar t buitengesloten, dat vele vrouwen in hare onervarenhei • .-h door eene aantrekkelijke leuze laten meesleepen, zon dch goed rekenschap te geven van wat eene partij onde.' vaic eene leuze wenscht te bereiken. Dat is niet altijd gema \ ' lijk te onderscheiden, en de vrouwen, wien het ernst is mei 'are verantwoordelijke taak, zullen, hoe warm zij ook geve n, mede te moeten werken aan den opbouw van eene red' iardiger samenleving, toch met een koel hoofd moeten lee: . toezien naar alles wat daar op het terrein der politiek geh \rt. Daarvoor zullen zij de couranten een weinig anders moeten lezen dan zij gewend zijn : niet altijd beginnen met feuilleton, gemengd nieuws óf advertenties, dan zijn zij voor de zwaardere kost reeds bedorven. En al moge het lezen der Kamer- of Raadsverslagen geene aangename taak zijn, als wij eenmaal gevoelen, dat 't de belangen van ons volk zijn, die daar in Kamer of Raad worden besproken en behandeld, als eenmaal onze gemeenschapszin is ontwaakt, dan zullen we ook deze minder aangename taak leeren volbrengen, zooals wij dat in de huishouding zoo dikwijls moeten doen. Ook eenige kennis omtrent het ontstaan, de wordingsgeschiedenis der politieke partijen zal ons bij het zelfstandig oordeelen te stade komen. Ook daarvoor zal wel eens eene cursusvergadering moeten bezocht worden en de huismoeders met kinderen, die moeielijk haar gezin kunnen verlaten, zullen zich door lectuur, die in voldoende mate daarover aanwezig is, op de hoogte moeten stellen. Zouden zij daarvoor niet eens een theevisite of eene wandeling kunnen opofferen, wanneer zij zich daardoor een oordeel kunnen vormen over allerlei zaken van algemeen belang, inzonderheid die, welke in 13 nauw verband staan met de belangen van vrouwen en kinderen ? Ik wijs in dit verband slechts op die puzzle van den „vrouwenarbeid". Reeds vóór den oorlog was dit probleem aan de orde, toen het aantal buiten het gezin werkende vrouwen voortdurend toenam en dezen door de lagere loonen, waarmede zij zich tevreden stelden, als de concurreren der mannen werden beschouwd. Zooals te verwachten was, heeft de zaak na den oorlog nog aan scherpte gewonnen en het zal geene gemakkelijke taak zijn, hierbij eene oplossing te vinden, die alle partijen zal kunnen bevredigen. Welke opvatting men hierover echter moge hebben, niemand zal meer ontkennen, dat de vrouw zelf daarover hare meening heeft te uiten, want 't is het werk van hare handen, van haar hoofd, dat daar maar altijd door mannen is geregeld en gereglementeerd. Maar om zich daarover eene meening te vormen, moet het vraagstuk dan ook door de vrouwen van alle kanten worden beschouwd en dat zullen ze al weer niet kunnen doen zonder zich op het terrein van de politiek te begeven. En dan zullen niet de belangen der vrouwen alleen mogen gelden, nóch die der mannen alleen. In waarheid zijn deze immers niet van elkander te scheiden, en de eenige toetssteen zal dan ook mogen zijn, wat in het belang van den arbeid zelf en daardoor in het belang van de maatschappij zal moeten dienen. Dan is daar de quaestie van de „Moederschapszorg", zou die niet de belangstelling der vrouwen .verdienen ? Mag het de vrouwen koud laten, op Welke wijze in de wet zal worden uitgedrukt, dat wij ten behoeve van de komende geslachten er reeds zorg voor hebben te dragen, dat de moeders hare kinderen in behoorlijke omstandigheden ter wereld kunnen brengen ? De vrouwen zullen toch zeker van onze regeerders verlangen, dat zij er van doordrongen zijn, te helpen behouden en tot opbloei te brengen alles, wat daar aan kracht en schoon- 14 heid in alle geledingen van ons volk aanwezig is. Thans wordt nog zoo veel in de kiem verstikt, wat, tot ontwikkeling gebracht, onzen geestelijken volksrijkdom zou kunnen verhoogen. Daarom meet de zorg van onze bewindsmannen zich zelfs uitstrekken over het ongeboren kind en daarmede over de moeder zelf. Op welke Wijze dit zal moeten geschieden, is een der ingewikkeldste en moeilijkste problemen van dezen tijd, dat zeker niet zonder de hulp der vrouwen tot eene oplossing zal kunnen worden gebracht. Na eene jarenlange, taai volgehouden propaganda onder de socialistische vrouwen is het vraagstuk thans in het brandpunt der politiek geplaatst en moeten alle vrouwen, bij wie het verantwoordelijkheidsgevoel voor het algemeen belang is ontwaakt, zich Wel ernstig gaan bezig houden met deze belangrijke quaestie. En die der ontwapening dan ? Zeker is er geen zaak, die juist de vrouwen en moeders meer ter harte zal gaan. Men noemt ons immers zoo graag de opvoedsters der menschheid, dichters hebben ons als zoodanig bezongen. En wat hebben we ervan terecht gebracht! Als 't povere resultaat van die opvoeding is, dat de eene helft der menschhpid de andere op de Wreedst mogelijke Wijze tracht te vernietigen, dan moet er toch Wel een en ander haperen aan die opvoeding. En zeker zullen we ons hebben te herzien, als we de komende geslachten tot waarachtige pacifisten Willen doen opgroeien. Maar naast dat meer naar binnen gerichte werk der opvoeding hebben We ook naar buiten op te treden, als we er Werkelijk in willen slagen, in de toekomst een duurzamen vrede ook maar eenigszins te benaderen. Met het pas verworven kiesrecht hebben de vrouwen het middel verkregen, de regeering ter verantwoording te roepen, als deze stappen doet, in strijd met dien drang naar ontwapening, die over de geheele Wereld aan 't opkomen is en zelfs in het imperialistische Japan door groote volksgroepen Wordt gevoeld. Het waren de Australische vrouwen, die met het 15 stembiljet gewapend, haar land hebi i helpen bewaren voorde deelneming aan de algemeene mei '.chenslachting. Spiegelen wij ons allen daaraan. En gaat het wel aan, met een breed gebaar de politiek laag en gemeen te verklaren en zich daaraan de handen niet te willen vuil maken ? Zoo mogen de vrouwen de verantwoordelijkheid zeker niet vvan zich afschuiven. I ndien dit zoo is — en tot op zekere hoogte zullen de politieke partijen evenmin geheel onbesmet zijn gebleven van de moreele verwording, die nu eenmaal alles heeft aangetast, — dan is onze tegenwoordigheid eerst recht vereischt. Wij laten toch ook niet toe, dat ons eigen huis verslonst of vervuilt, en zouden we 't dan lijdelijk aanzien, dat dit met de groote huishouding van den Staat wel gebeurt! Zooals in iedere gemeenschap van onvolmaakte menschen.zullen ook in de politieke partijen wel eens oneerlijkheid en kwade trouw worden gevonden; maar wanneer wij vrouwen ons daarin begeven, niet om de macht zelf, die wij er kunnen uitoefenen, niet om eer of aanzien van onze eigen persoon, maar met de zuivere bedoeling om mede te helpen, de maatschappij een beetje beter te maken, dan kan 't niet uitblijven, of die geest zal ook zuiverend werken op de sfeer der politieke partijen. Dan zullen niét de vrouwen door de politiek worden omlaag gehaald, maar wel de politiek zelf op een hooger plan gebracht. Thans ontbreken daaraan nog te veel elementen van omhoogstuwende kracht. Immers naast de vrouwen zijn het de intellectueelen en helaas ook de jongeren, die zich afzijdig houden van alles wat de politiek raakt en die deze daardoor hun verheffenden invloed onthouden. Hoe zullen dan de eerlijke, belangelooze politici er ooit in slagen, eene werkelijk zedelijke staatkunde doorgevoerd te krijgen, wanneer zij zich enkel omgeven weten door eigenbelang en zeteljacht! Wanneer zij zich niet kunnen scherpen aan het intellect onzer natie, zich niet kunnen richten naar de intuïtieve gaven der vrouw, 16 zich niet kunnen verjongen in -den stroom van geestdrift, die ons met de nieuwe geslachten telkens weer wordt toegevoerd! Moge het 't Genootschap voor Zedelijke Volkspolitiek dan allereerst gelukken, het verantwoordelijkheidsbesef bij deze drie groote groepen te doen ontwaken, want met haar alleen zal het zijn mooie, maar moeielijke taak kunnen volbrengen.