2289 6473 s Is het hooger personeel der Poste rij en enfTeIegrafië achtergesteld bij ambtenaren van andere takken van" Staatsdienst? Aan de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenaarszaken. Mijne Heeren, Na de betreurenswaardige incidenten bjj Posterijen en Telegrafie in October j.1. mag het overbodig worden geacht, er nogmaals op te wijzen, dat de geest onder het personeel van dit dienstvak in hooge mate is verbitterd, meer dan dit bij de overige Rijksambtenaren het geval is, hoe ontevreden dezen ook mogen zijn. Deze hoogere graad van verbittering moet wel hieruit worden verklaard, dat het post- en telegraafpersoneel bh' de salarisherzieningen der laatste jaren steeds stiefmoederlijk is bedeeld, en dus de grens van het draagbare bjj hem het eerst werd bereikt. Evenwel, niet slechts het lager en middelbaar personeel, hetwelk bh' bovenbedoelde incidenten aan zijne verbittering lucht verschafte, gaat gebukt onder te geringe geldelh'ke waardeering van zjjnen arbeid, ook met de hoogere post- en telegraafambtenaren is zulks in niet geringe mate het geval. Vooral in de laatste jaren zijn groepen van rijksambtenaren, met wie zh' in elk opzicht op eene lijn zijn te stellen, hun verre voorbijgestreefd, en is een achterstand in bezoldiging te hunnen nadeele ontstaan, die door niets wordt gerechtvaardigd, en daardoor als eene grievende onrechtvaardigheid wordt gevoeld. Wh' achten het overbodig, in den breede uiteen te zetten, hoe git gevoel van onverdiende achterstelling, gevoegd bij de zorgen door de onvoldoende bezoldiging veroorzaakt, onder de hoogere post- en telegraafambtenaren een geest van moedeloosheid doet geboren worden, die tegen hun wil, invloed moet uitoefenen op de wijze van uitvoering hunner werkzaamheden. Naar onze overtuiging is dan ook voor eene weder-opheffing van het bedrijf tot zjjn vroegere hoogte een hoofdvereischte, dat het personeel, en niet in de laatste plaats het met leiding en toezicht 2 belaste deel daarvan, op het maatschappelijk peil worde gebracht, waarop het behoort. Met groote voldoening hebben wij vernomen, dat Zijne Excellentie de Minister van "Waterstaat een eersten stap heeft gedaan om de oorzaak van veel ontevredenheid en wrijving weg le nemen, door het oordeel van Uwe Commissie te vragen over het al of niet bestaan der bovengenoemde achterstelling van het post- en telegraafpersoneel. Waar de beoordeeling van bijzonderheden betreffende een tak van dienst, door personen, aan dien diensttak vreemd, hare moeilijkheden medebrengt, hebben wij gemeend, ons deel te moeten bijdragen om deze moeilijkheden uit den weg te ruimen. Het zij ons daarom vergund, in hetgeen volgt de eischen van algemeene ontwikkeling en vakstudie, aan de hoogere ambtenaren bij Posterijen en Telegrafie gesteld, te vergelijken met die van een andere Rijksambtenaren-groep, t. w. de inspecteurs der directe belastingen, en daarna een overzicht te geven van de werkzaamheden, met welke de eerstgenoemden zijn belast. Vermits voorts aangaande de ambtelijke perspectieven van de hoogere post- en telegraafambtenaren vaak onjuiste meeningen worden verkondigd, zullen wh' tenslotte deze perspectieven in het juiste licht plaatsen, en aan eene nadere beschouwing onderwerpen. Vergelijkingen. A. Elementaire ontwikkeling. je! De commiezen der Posterijen en Telegrafie worden gerecruteerd uit de surnumerairs en uit de adspirant-commiezen bij die dienstvakken. Voor de surnumerairs der P. en T. wordt als basis van ontwikkeling gevraagd het einddiploma eener 5-jarige H.B.S., van een gymnasium of van eenige ander daarmede gelijk te stellen inrichting van onderwijs. De candidaten die zich aanmelden worden gerangschikt volgens de door hen op het eindexamen behaalde punten en degenen, die de beste cijfers hebben, worden opgeroepen om voor een commissie te verschijnen, waarin behalve de Directeur der school tot opleiding voor commies bij den P. en T. dienst, zitting hebben een hoofdambtenaar bij liet staatsbedrijf en onderwijsspecialiteiten. Deze commissie onderzoekt de candidaten, wat betreft hun algemeene ontwikkeling, gezond verstand, enz., en rangschikt hen. Naar die rangschikking komen de candidaten in aanmerking voor de benoeming tot surnumerair. Adspirant-Commiezen worden aangesteld na aflegging van een examen waarvan het programma luidt als volgt: PROGRAMMA van het examen voor de betrekking van adspirantcommies. der posterijen en telegrafie. N.B. Het gebruik van woordenboeken op het examen is verboden. o. Nederlandsche taal. Kennis van de Nederlandsche spraakkunst, en wel van de zinsontleding, de onderscheiding der woordsoorten, de buigingsvormen en spelregels, voor zooveel die noodig zijn voor het zuiver schrijven. Er zal vooral op gelet worden, dat de candidaten niet alleen de regels der spraakkunst kennen, maar ook met behulp van 4 die regels rekenschap van de door hen gebruikte vormen kunnen geven. Vaardigheid om zhne gedachten, zoowel mondeling als schriftelijk juist en gemakkelijk uit te drukken. b. Vreemde talen. Kennis van de Fransche, de Duitsche en de Engelsche taal, welke zal moeten blijken uit: 1. de bekendheid met de hoofdregels harer spraakkunst; 2. het schriftelijk overzetten in die talen, zonder grove fouten, van een stuk Nederlandsen proza; 3. het mondeling vertalen, zonder grove fouten, uit deze talen in het Nederlandsen; . 4. voldoende bedrevenheid om zich mondeling goed verstaanbaar in het Fransen, Duitsch en Engelsen uit te drukken, hetwelk zal moeten blijken uit de wijze, waarop de candidaat de hem in de vreemde talen gestelde vragen beantwoordt en waarop hjj den inhoud weergeeft van een door hem in die taal gelezen proza- of dichtwerk, dan wel naar aanleiding van een door hem op het examen gelezen stuk; 5. het vaardig lezen van gewoon Hoogduitsch schrift. Bij de toekenning van het cijfer voor het mondeling onderzoek wordt in de eerste plaats rekening gehouden met de uitspraak en met de vaardigheid van de candidaten om zich in die talen uit te drukken. c. Staatsinrichting. Kennis van de hoofdpunten van de Nederlandsche Staatsinrichting (Bestuur van Rh'k, provincie en gemeente) en van de historische ontwikkeling daarvan sedert 1813. d. Staathuishoudkunde en Statistiek. De hoofdbeginselen van de voortbrenging, den omloop, de verdéeling en het verbruik der maatschappelijke goederen. Van enkele hoofdonderwerpen, ter keuze van den candiaat, kan eenige meerdere kennis worden gevorderd. Wezen, omvang en doel der statistiek. Eenige kennis van hare hulpbronnen, voornamelijk met betrekking tot de statistiek van Nederland en zijne koloniën en bezittingen in andere werelddeelen. e. Aardrijkskunde. Wat Nederland en de Nederlandsche koloniën en bezittingen in andere werelddeelen betreft, zoo volledig mogelijk de kennis van de ligging van plaatsen, vooral ten opzichte van de verkeerswegen, de richting van spoor- en tramwegen en de loop van rivieren en kanalen, alsmede bekendheid met de ontwikkeling van handel, nijverheid en andere middelen van bestaan in verband met het klimaat en de geologische gesteldheid van den bodem. Voorts wat Europa betreft, meer in bijzonderheden en wat de overige werelddeelen aangaat meer in het algemeen, de kennis van de staatkundige indeeling, van de ligging van de voornaamste plaatsen, van den loop der groote rivieren en andere voorname verkeerswegen in verband met de terreinvormen ; verder van de ligging van zeeën, meren en gebergten, alsmede van de voornaamste bronnen van bestaan en de belangtijkste takken van handel en nijverheid, in verband met de aardijkskundige ligging, het klimaat en de gesteldheid van den bodem. f. Rekenkunde. Kennis van de beginselen der rekenkunde, te weten: Hoofdbewerkingen met geheele getallen, gewone en tiendeelige breuken; kenmerken van deelbaarheid; vierkantsworteltrekking ; evenredigheid; metriekstelsel; vlug en nauwkeurig rekenen. g. Stelkunde. Kennis van de beginselen der stelkunde, te weten: Hoofdbewerkingen met geheele en gebroken vormen; merkwaardige producten en quotiënten; ontbinding in factoren; machtsverheffing; wortelvormen; vergelijkingen van den eersten graad met één of meer onbekenden, vergelijkingen van den tweeden graad met één onbekende en het oplossen van vraagstukken met behulp van deze vergelijkingen; Togarithmen. h. Meetkunde. Kennis van de beginselen der meetkunde, voor zooveel betreft: De eigenschappen van de rechte lijn; de eigenschappen en de oppervlakte-berekening van den driehoek, van den vierhoek en van den cirkel; toepassing van de stelkunde op de oplossing van meetkundige vraagstukken; het construeeren van eenvoudige figuren; de eenvoudigste eigenschappen van lijnen en vlakken in de ruimte; het bepalen van den inhoud en het oppervlak van eenvoudige lichamen als parallelopipedum, prisma, cylinder, pyramide, kegel en bol. i. Gioniometri. Kennis van de eerste beginselen der gonio- 5 6 metrie. Verlangd wordt een grondig begrip van de sinus, cosinus en tangens van een hoek in de vier kwadraten van den cirkel en de eenvoudigste betrekkingen, die daartusschen bestaan; de sinus en cosinus van de som van twee hoeken. j. Natuurkunde. Kennis van de eerste beginselen der natuurkunde voor zooveel betreft: de algemeene eigenschappen der lichamen; de leer der beweging (eenparige beweging, eenparig veranderlijke beweging, cirkelbeweging, slingerbeweging); de begrippen massa, kracht, koppel en arbeid; samenstelling en ontbinding van krachten; het opmaken van evenwichtsvoorwaarden in zeer eenvoudige gevallen; wet op het behoud van arbeidsvermogen; de leer van zwaartekracht en zwaartepunt; het evenwicht van vloeistoffen en gassen; de barometer; de eerste hoofdwet van de mechanische warmte-theorie; uitzetting door warmte; thermometers; soortelijke warmte; veranderingen van aggregaat toestand; de voornaamste magnetische verschijnselen; wet van Coulomb voor het magnetisme; theorie van Weber; magnetische krachtlijnen en krachtvelden; aardmagnetisme, de voornaamste electrostatische verschijnselen en één van de verklaringstheoriën; wet van Coulomb voor de electrostica; electrische krachtlijnen en krachtvelden; codensator en het schakelen van condensatoren; aanrakingselectriciteit; electrolyse; elementen en het schakele van elementen; electrische stroomen; wetten van Ohm, Kirchhoff en Joule; de meest gebruikelijke grootheden en eenheden; onderlinge werking van stroomen en magneten en van stroomen onderling; stroommeters, voltmeters en eenige eenvoudige weerstandsmeetmethoden; de voornaamste inductie-verschijnselen; wet van Lenz; de hoofdtrekken van de belangrijkste technische toepassingen van magnetisme en electiciteit; beginselen der geluidsleer; transversale en longitudinale trillingen; loopende en staande golven; toonhoogte, toonsterkte en klank. k. Scheikunde. Vertrouwdheid met de hoofdbegrippen van de scheikunde, te weten: mengsel en scheikundige verbinding; samengestelde stof en grondstof; organische en anorganische stoffen; iets omtrent de indeeling der grondstoffen in groepen; de hoofdwetten van de scheikunde; symbolen en atoomgewichten; moleculairformules en vergelijkingen, zuren, zouten en bases. I. Schrift. Net en duidelijk schrift. De beoordeeling van het schrift der candidaten geschiedt naar al het door hem te leveren schriftelijk werk. Aan dit examen mogen slechts deelnemen de ambteharen, die reeds in dienst, zjjn bij het staatsbedrijf en wel gedurende te nminste 3 jaren; zij moeten zich in dien tijd behoorlijk hebben gedragen en geschiktheid hebben getoond. De eischen voor aanstelling tot adspirant-commies zijn van dien aard, dat in den laatsten tijd het corps ambtenaren beneden den rang van commies geen voldoend aantal adspirant-conimiezen vermocht op te leveren, niettegenstaande het aantal beschikbare plaatsen uiterst gering was. II. Wie bjj de administratie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen tot surnumerair wenscht te worden benoemd, moet in het bezit zijn van het einddiploma H. B. S. 5-j. c. of daarmede gelijkgestelde inrichting. Naar de algemeene geschiktheid der candidaten wordt voorts een onderzoek ingesteld op ongeveer dezelfde wijze als zulks met de a.s. surnumerairs der Posterijen en Telegrafie geschiedt. B. Vakopleiding. % De vak-opleiding voor commies der P. en T. heeft in twee gedeelten plaats op de opleidingsschool te Rotterdam. Het eerste studie-tijdvak duurt 1% jaar, en omvat: 1. opleiding in den postdienst in zijn geheelen omvang; 2. onderricht in de bediening der telegraaftoestellen; 3. onderricht in de natuurkunde; 4. samenstellen van ambtelijke rapporten in de Nederlandsche en Fransche taal. Het onderricht in den postdienst omvat behalve de studie der postwetten en besluiten bovendien die van alle wetten en besluiten, die met den postdienst eenigermate in verband staan. Aan de hand van commentaren worden de verschillende wetboeken en belangrijke wetten met de surnumerairs besproken. Van hen wordt verlangd, dat zij kennisnemen van belangrijke 7 8 werken op postaal en wetgevend gebied, die in de bibliotheek der school aanwezig zijn. Voorts wordt het onderwijs nog aangevuld met lezingen over postale onderwerpen zooals b.v. postcheque-, en girodienst. De lessen in de natuurkunde worden gegeven door een Ingenieur der Telegrafie. Het onderricht in het samenstellen van rapporten heeft ten doel, den toekomstigen commies vaardigheid bh' te brengen in het voeren der correspondentie met de autoriteiten en met buitenlandsche postadministratiën. Na afloop van dezen studietijd moet de surnumerair om tot de tweede klasse te worden bevorderd een examen afleggen, hetwelk schriftelijk en mondeling wordt afgenomen, en 4 dagen duurt. Hierbh' dient nog te worden gereleveerd, dat de ambtenaar alvorens op de school te worden geplaatst drie en een halve maand wordt werkzaam gesteld op daarvoor geschikt geachte belangrijke post- en telegraafkantoren. Na met gunstig gevolg aan het z.g. overgangsexamen te hebben deelgenomen, wordt de ambtenaar geplaatst in de tweede klasse der school. De leergang duurt eveneens ± 1^ jaar en omvat: 1. opleiding in den telegraafdienst in zijn geheelen omvang; 2. natuurkunde; 3. samenstellen van ambtelijke rapporten in de Nederlandsche en Fransche taal. 4. herhalingsonderwijs in den postdienst De opleiding in den telegraafdienst omvat de studie van de telegraaf- en telefoonwet en alle voorschriften nopens den dienst der telegrafie, telefonie en radiotelegrafie. Verder wordt zoo volledig mogelijk onderricht gegeven in alle technische kantoorinrichtingen, lh'nenbouw, opheffen van storingen, grondige kennis van de meest gebruikelijke telegraaftoestellen — zich uitstrekkend tot het opheffen van storingen in die toestellen en het herstellen van kleine gebreken — grondige kennis van technische telefooninrichtingen etc, etc. Het onderricht in de natuurkunde, aangevangen in de eerste klasse, wordt nader voortgezet. Het omvat vooral eene uitgebreide studie van magnetisme en electriciteit, vooral de zwakstroom- en te ndeele ook sterkstroomtechniek en de beginselen der radiotelegrafie. Punt 3 (Nederlandsche en Fransche redactie) omvat het 9 samenstellen van rapporten omtrent aangelegenheden in" de Nederlandsche en Fransche taal. In deze klasse worden, behalve post-, ook telegraaf onderwerpen behandeld. Het herhalingsonderwrjs in den postdienst bestaat uit een uitgebreide bespreking van het geleerde in de eerste klasse, benevens de prachtische toepassing daarvan. Ook dit studiejaar wordt aangevuld met lezingen, thans over telegraaf- en telefoononderwerpen. Voorts wordt het onderricht in de eerste zoowel als in de tweede klasse aangevuld met bezoeken, onder leiding van de betrokken leeraren, aan het Postkantoor, het Telegraafkantoor of de bijkantoren te Rotterdam. Deze bezoeken kunnen ook worden gebracht aan kantoren of inrichtingen buiten Rotterdam, die daarvoor naar het gevoelen van den Directeur en de leeraren in aanmerking komen. Ook worden de leerlingen korten th'd gedetacheerd op het spoorwegkantoor no. 2 te Rotterdam, teneinde den dienst op de treinen en op het expeditiebureel aan het station D. P. mede te maken. Bovendien worden aan de school geregeld colleges gegeven door Prof. Mr. Veraart uit Delft over geschiedenis der vakvereenigingen, oeconomische bedrijfsorganisatie en dergelijke onderwerpen, waarin aan het einde van het tweede studietjjdvak door dezen hoogleeraar wordt geëxamineerd ter rangschikking van de candidaten. Aan het einde van het tweede studietijd vak legt de ambtenaar het eindexamen af, hetwelk zoowel uit een mondeling als uit een schriftelijk gedeelte bestaat en in totaal 6 dagen duurt. De candidaten, die met gunstig gevolg hieraan deelnemen, komen in aanmerking voor benoeming tot commies der posterijen en telegrafie. Ten slotte moge nog in het algemeen betreffende de opleiding tot commies der P. & T. worden opgemerkt, dat de veelzijdigheid daarvan een groot aantal lesuren vordert, hetwelk nog aanzienlijk wordt vermeerderd door het groote aantal uren, dat door de practische oefeningen op de telegraaftoestellen wordt in beslag genomen. Dientengevolge rust op de studeerenden een zware taak en vordert een grondige studie, gevoegd bij een nauwgezet volgen der lessen, den geheelen mensch. Waar 10 de leerlingen onder ambtelijk verband staan is een min of meer ongeregld volgen der lessen geheel uitgesloten. De vakopleiding van de betrokkenen is alzoo voor hen een tijd van zeer intense studie. De opleiding van den commies P. en T. is echter na het eind-examen nog niet voltooid; immers volgen nog 6 jaren voortgezette praktische opleiding (zie. onder Werkzaamstelling, blz. 13). II. Ten einde te kunnen worden benoemd tot surnumerair der directe belastingen enz. moet de candidaat met gunstig gevolg hebben afgelegd een examen, omvattend: a. de beginselen van het burgerlijk en het handelsrecht (voor het zeerecht bepaalt het onderzoek zich tot de onderwerpen der eerste twee titels van het tweede boek van het Wetboek van Koophandel); de hoofdbepalingen der burgerlijke rechtsvordering, voor zaoveel betreft den gang der prodedure, de rechtsmiddelen tegen rechterlijke uitspraken, de tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten, en het conservatoir beslag; b. de algemeene leerstukken van het strafrecht; de hoofdbepalingen der strafvordering; c. de beginselen van het boekhouden; de boekhouding der naamlooze vennootschappen. De th'd, benoodigd voor de voorbereiding tot dit examen, is ongeveer iy2 jaar. De surnumerairs zh'n in de eerste plaats bestemd voor de betrekking van adjunct-inspecteur en inspecteur, en verder voor die van ontvanger. Tot laatstgenoemd ambt kunnen zij worden benoemd hetzij voorloopig, in afwachting hunner benoeming tot adjunct-inspecteur, hetzh' op hun verzoek, en ook wel wegens mindere geschiktheid voor de inspecteurs-functie. Alvorens voor een der bovengenoemde ambten in aanmerking te komen, moeten de surnumerairs zich onderwerpen aan een examen over: a. de wetgeving betreffende de directe belastingen, invoer- rechten en accijnzen, met de voorschriften tot uitvoering, voor zooveel deze niet aan de ambtenaren van andere dienstvakken is opgedragen; 6. de comptabiliteit der directe belastingen enz.; het kantoorbeheer; c. de roei- en peilkunde, de inrichting en het . gebruik der werktuigen voor den dienst der accijnzen; d. de hoofdzaken der wijze van werken in de fabrieken, waar aan accijns onderworpen goederen worden vervaardigd of bewerkt. Ter voorbereiding voor dit examen volgen de candidaten een cursus, -en bezoeken zij de kantoren; de voor een en ander benoodigde tijd is ongeveer twee jaar. Uit het vorenstaande blijkt, dat de eischen van elementaire ontwikkeling, aan de hoogere. ambtenaren gesteld, voor Posterijen en Telegrafie en Directe Belastingen even zwaar zijn. De eischen van vakkundige ontwikkeling zijn echter moeilijker te vergelijken, waar het hier twee zoo ver uiteenloopende functies betreft. Alleen de duur der opleiding kan hier een maatstaf zijn, en deze is: voor Posterijen en Telegrafie 3 jaar; voor Directe Belastingen enz. 3^ jaar; waarbij echter is op te merken, dat op de Post- en Telegraaf■school veel intenser wordt gestudeerd. Na zijn eind-examen wordt de surnumerair der D. B. aangesteld tot adjunct-inspecteur, welke functie is te beschouwen als eene voortgezette praktische opleiding tot inspecteur. Deze rang wordt na. 4 d 5 jaar bereikt. De voortgezette praktisehe opleiding van den commies der P. en T. duurt echter 6" jaar. Eene vergelijking van den dlgeheelen epleidingstijd valt dus als volgt uit: voor Posterijen en Telegrafie 3X6 = 9 jaar voor Directe Belastingen enz. 3% -4- 4 a 5 ,= 7% a 8% jaar. De surnumerair der Posterijen en Telegrafie wordt gedu- 11 12 rende zijn geheelen opleidingstijd bezoldigd; die der Directe Belastingen eerst na zijn benoeming als zoodanig. Dan is echter de bezoldiging van laatstgenoemde dadelijk zooveel hooger, dat hrj bij zjjne benoeming tot adjunct-inspecteur ongeveer betzelfde bedrag aan salaris heeft ontvangen als de surnumerair der Posterijen en Telegrafie bh' zijne benoeming tot commies. Werkzaamstelling van het hooger personeel der posterijen en telegrafie. Na zijne benoeming tot dien rang wordt de commies te werk gesteld op zoodanige wijze, dat hij aan alle kantoorwerkzaamheden deelneemt, en dus den dienst in alle onderdeelen van nabij beziet. De duur van deze tewerkstelling is 6 jaar, in den loop van welke hjj niet wordt belast met leiding en toezicht, en ook niet benoembaar is tot directeur, zoodat deze trjd is te beschouwen als dienende voor practische opleiding. Na afloop van dezen termijn wordt hrj uitsluitend belast met functies van leiding en toezicht, als sous-chef op de belangrijkste 'en chef op de minder belangrijke afdeelingen der groote kantoren, als beheerder van bijkantoren, en als toegevoegd ambtenaar aan de directeuren der post- en telegraafkantoren, de inspecteurs, en het Hoofdbestuur. Voorts vervangt hjj de directeuren in geval van ziekte en verlof, behalve op de kleinere kantoren, alwaar in deze vervanging door personeel van lageren rang wordt voorzien. Op de groote telegraaf- en telefoonkantoren is hij belast met het localiseeren van storingen, reviseeren van toestellen enz. De hoofdcommiezen staan op de grootere kantoren den directeur ter zijde in het voeren van het beheer, en treden als plaatsvervangend directeur op. Ook staan zij aan het hoofd van de belangrijkste afdeelingen der groote kantoren, en beheeren zij de grootste bijkantoren. Adjunct-directeuren zijn slechts geplaatst op de grootste kantoren. Zij zjjn den directeur behulpzaam in het geven van de algemeene leiding, en vervangen hem. De functie van directeur bij den post- en telegraafdienst is ongetwijfeld een van de belangrijkste Staatsambten. Doordat allerlei bemoeiingen, aan het eigenlijk expeditiebedrijf vreemd, aan dit bedrijf werden opgedragen (wissel- en kwitantiedienst, Rijkspostspaarbank, Rijksverzekeringsbank, Invaliditeits- en Ouderdomsrente, Chèque- en Girodienst enz.), heeft deze tak van Staatsdienst steeds dieper zijne wortels gegraven in 14 het maatschappelijk leven, in het midden waarvan de directeur staat als plaatselijk vertegenwoordiger der Administratie. Het ontstaan van nieuwe, en de wijziging van bestaande plaatselijke toestanden vragen voortdurend zijne aandacht, terwijl de dageljjksche aanraking met publiek van de meest uiteenloopende rangen en standen, en de omgang met het talrijke personeel, aan zijn takt en optreden de hoogste eischen stellen. De wh'ze, waarop deze functie thans wordt bezoldigd, is dan ook eene bespotting van hetgeen redelijkerwijze mag worden verwacht. De kantoren zijn verdeeld in 4 klassen; slechts voor de hoogste drie wordt de directeur benoemd uit de hoogere ambtenaren. Die kantoren der 4de klasse, waar^op het oogenblik een directeur van commiezen-oorsprong het beheer voert, zullen in de toekomst worden bezet door personeel van lageren rr: De inspecteurs zijn belast met het toezicht op de boekhouding en de algemeene dienstuitvoering op de kantoren hunner inspectie, terwijl de hoofd-inspecteurs bij het Hoofdbestuur optreden als adviseurs van den Directeur-Generaal. Aangezien door buitenstaanders wel de meening wordt geuit, als zouden de meeste commiezen slechts met de allereenvoudigste routine-werkzaamheden zh'n belast, voelen wij ons genoopt, over dit punt eenigszins uitvoerig te zijn. In vroegere jaren zijn inderdaad te veel commiezen aangesteld, hetgeen tengevolge had, dat een deel van hen met routinewerkzaamheden moest worden belast, ofschoon dit geenszins de allereenvoudigste waren. Op de groote postkantoren deden zij dienst aan de loketten voor postwissels, kwitanties, Rijkspostspaarbank, Rijksverzekeringsbank en Informaties, en waren zh' belast met de behandeling der aangeteekende stukken; op de telegraafkantoren bedienden zij Hughes- en Baudot-toestellen, terwijl zij op de spoorwegpostkantoren optraden als chef van dienst in de belangrijkste, hoofdzakelijk buitenlandsche, treinen, alwaar zij tevens de aangeteekende stukken behandelden. Hoewel de wijze, waarop de bedrijfsleiding van de eenmaal geëischte kundigheden harer ambtenaren wenscht partij te trekken, voor rekening van die leiding moet worden gelaten, en dus 15 naar onze overtuiging op de bepaling der bezoldiging niet van invloed mag zijn, is onze vereeniging steeds de meening toegedaan geweest, dat, met het oog op eene economische exploitatie, de hierboven genoemde, grootendeels routinewerkzaamheden, aan ambténaren van lageren rang moesten worden overgelaten, opdat het aantal hoogere ambtenaren zou kunnen worden verminderd. Mede dank zjj het krachtig aandringen onzer vereeniging, wordt de laatste jaren deze weg bewandeld; op dit oogenblik bestaat dan ook te dezer zake de toestand, welke eenige bladzijden hiervoren is beschreven, behoudens wellicht eene enkele uitzondering, welke is te wijten aan het nog niet voldoende geschoold zbn. van het personeel van lageren rang, dat ( plaats der commiezen gaat innemen. Het met den hierbedoelden maatregel beoogde gevolg is niet uitgebleven; hoogere ambtenaren worden nog slechts in geringen getale aangesteld, zoodat het corps voortdurend inkrimpt, en voor alle leden ervan functies vrijkomen, die meer m overeenstemming zijn met de aan hen gestelde eischen. Dientengevolge zijn de commiezen reeds grootendeels verdwenen van de groote kantoren, waar zij vroeger voornamelijk werkzaam waren; onderstaande tabel, in welke een vergelijking wordt gegeven van de aantallen hoogere ambtenaren op eenige belangrijke kantoren in de jaren 1917 en 1920, moge dit nader toelichten. (Hierbij is in aanmerking te nemen, dat niet slechts het verkeer na 1917 gestegen is, maar dat in dat jaar de chèque- en girodienst is ingevoerd, die thans eene groote vlucht heeft genomen.) Personeel van hoogeren rang POSTKANTOREN. 1917 1920 Amsterdam 60 29* 's-Gravenhage 34 22 Rotterdam 49 26 Arnhem 12 6 Delft 4 1 Deventer 2 1 Dordrecht 3 2 Eindhoven 3 2 Goes 2 1 IBB 16 Personeel vati hoogeren rang POSTKANTOREN 1917 1920 Groningen % • 8 . Haarlem. ^ • 8 5 Middelburg. . . . . ' 2 1 Utrecht ............. 20 9 Zutphen 2 1 TELEGRAAFKAN TOREN. Amsterdam 56 41 Arnhem 4 2 Delft . ... 1 — 's-Gravenhage 29 11 Groningen 4 2 Haarlem 3 2 Leeuwarden 3 2 Middelburg. . 1 Nijmegen 3 2 Utrecht 5 2 Venlo — Vlissingen « :'' < 1 *) De opleiding van het benoodigde personeel van middelbaren rang ter vervanging van de commiezen bestemd, is nog niet geheel voltooid. Ook de werkzaamheden, met welke het geheele hooger personeel der posterijen en telegrafie is belast, kunnen dus de vergelijking met die van de ambtenaren van gelijke elementaire en vakkundige ontwikkeling in andere takken van Staatsdienst glansrijk doorstaan. Ambtelijke vooruitzichten. Er rest ons nu nog, het uit den weg ruimen van een misverstand, dat tot nu toe voor de hoogere ambtenaren der posterijen en telegrafie van onberekenbaar geldelijk nadeel is geewest. Zooals wij reeds opmerkten, heeft bjj vele buitenstaanders de meening post gevat, als, zoude het maximum-salaris van hoofdcommies (ƒ 5400.—) niet het eind-salaris zijn van de overgroote meerderheid dier ambtenaren, doordat nog vele beter bezoldigde betrekkingen voor hen zouden openstaan, t. w. adjunct-directeur, directeur van een meer belangrijk kantoor, inspecteur en hoofdinspecteur. Wij moeten aannemen, dat zoowel door de Staatscommissie Stork als door de Permanente Salariscommissie de kans op bevordering tot een der genoemde ambten in de voor de hoogere ambtenaren voorgestelde bezoldiging is verdisconteerd, en om die reden tusschen het maximum van den hoofdcommies en dat van den inspecteur der directe belastingen (ƒ 6600.—) een zoo groot verschil is gemaakt. Wjj schromen niet, te verklaren, dat de hierboven aangeduide meening geheel onjuist is, en ten bewijze voeren wij de navolgende cijfers aan. Bij het dienstvak der posterijen en telegrafie is plaats voor: 4 hoofd-inspecteurs; 12 inspecteurs; 4 ,, in algemeenen dienst; 16 adjunct-directeuren; 7 directeuren van niet-geclassificeerde kantoren (Amsterdam (2), Rotterdam (2), Den Haag (2), Utrecht (1)). 5 kantoren klasse 1 B (ƒ 6400—ƒ 7000); 28 „ „IA (ƒ 6000—ƒ 6600); 42 „ „ 2 B (ƒ5600— f 6200); 44 „ „ 2 A (ƒ 5200—ƒ 5800); totaal 162 Tezamen dus 162 functies, die hooger worden bezoldigd dan het maximum van een hoofdcommies. 18 Br zh'n evenwel op dit oogenblik 960 ambtenaren die naar deze functies kunnen dingen, zoodat de kans, er een van te bemachtigen, is: 1 op 6. De kans, eene bezoldiging te erlangen, gelijk aan het maximum van een inspecteur der directe belastingen, is nog veel geringer;. gaan we deze kans, berekenen, dan vallen de beide hierboven het laatst genoemde bétrekkingen af, en blijven in totaal 76 plaatsen over, dat is dus 1 op elke 13 hoogere ambtenaren ! Niemand zal ontkennen, dat deze cijfers, zooals ze daar staan, wel een zeer ongunstigen indruk maken. Toch stellen zij den toestand nog te gunstig voor. Immers hebben wij buiten beschouwing gelaten, op welken leeftijd de enkele gelukkigen een der bovengenoemde plaatsen gaan bezetten. Welnu, juist door het groote aantal der gegadigden moeten die gelukkigen zóó lang wachten, dat zij van het „buitenkansje" slechts enkele jaren kunnen genieten. Ten duidelijkste blijkt dit, wanneer wij een oogenblik nader beschouwen de beide kantoren-klassen, hierboven vermeld als gevende een maximum-salaris hooger dan dat van hoofdcommies, doch lager dan dat van een inspecteur der directe belastingen, t. w. de klassen 2 A en 2 B. Er zijn op dit oogenblik 44 kantoren 2 A, waarvan 3 vacant; van de 41 directeuren zijn er slechts 13 jonger dan 55 jaar. Van de 42 kantoren 2 B zijn slechts 11 directeuren jonger dan 58 jaar. De directeur te Kampen (2 A) werd tot dit ambt benoemd in 1919, en was toen 59 jaar; die te Veendam (2 A) in 1919 benoemd, was 56 jaar. Dit jaar werden de directies te Zutphen en.Deventer (beide 2 B) bezet door ambtenaren van 59 jarigen leeftijd. Uit een en ander vloeit voort, dat de kantoren van hoogere klassen en in het algemeen de beter bezoldigde ambten ten deel vallen aan nog oudere ambtenarn, die dus nog korteren tjjd die hoogere bezoldiging genieten. Wij meenen gerust te kunnen verklaren, dat de hoogere ambtenaren der posterijen en telegrafie reeds met een been in hun ambtelijk graf staan, op het oogenblik dat zij, als hooge uitzondering, een geldelijke belooning genieten, die aan elk inspecteur der directe belastingen op veel logeren leeftijd is gewaarborgd! 19 Zeggen wij te veel, wanneer wij beweren, dat de vooruitzichten voor het hooger post- en telegraafpersoneel meer dan treurig zijn? Maar ze zijn nog slechter dan uit liet bovenstaande blijkt, want het maximum-salaris als hoofdcommies is niet alleen niet voor zekeren diensttijd gegarandeerd, doch wordt zelfs niet eens door allen bereikt! De hoofdcommiezen worden aangesteld naar de ©ogenblikkelijke behoefte; de bedrijfsleiding stelt vast, wanner die behoefte bestaat. Van het vervallen inzicht dier leiding hangen dus wel en wee der ambtenaarsgezinnen in dit opzicht af; in 1920 is dat en zijn er hoofdcommiezen aangesteld met 20 dienstjaren als inzicht zoo gunstig geweest als nog nimmer is voorgekomen, commies, dus 23 dienstjaren in het geheel. Hoewel tot vóór 1920 de normale diensttijd als commies, na welken men tot hoofdcommies werd bevorderd, 24 tot 27 jaren was, zijn er ook ambtenaren tot den rang benoemd met meer dan dertig commiezenjaren! Wij zeiden hiervoren, dat zelfs niet alle hoogere ambtenaren dien rang bereiken; in 1919 heeft de Administratie plotseling vastgesteld, dat geen ambtenaren tot hoofdcommies zullen worden benoemd, die niet in het bezit zijn van het Hughesradicaal, d. w. z. die niet met dit telegraaf-toestel kunnen seinen, en er in voorkomende fouten niet kunnen wegnemen. De ambtenaren, die nooit in de gelegenheid zijn geweest zich met dit toestel vertrouwd te maken, en die nu te oud zijn om nog in dze leemte te voorzien (de manipulatie eischt lenige vingers!) zien dus over hunne ambtelijke loopbaan plotseling een slagboom vallen, dien zij nooit meer zullen overschrijden. Zjj hebben 4500 gulden salaris (op eene eerste klasse standplaats wel te verstaan), en dit is hun „baton de maréchal"! Dit is de waarheid omtrent de ambtelijke vooruitzichten van de hoogere ambtenaren der posterijen en telegrafie. BB Conclusie. Aan de hoogere ambtenaren der posterijen en telegrafie worden dezelfde eischen gesteld als aan die der directe belastingen. Een inspeteur der directe belastingen bereikt: f 6600.— na 15 jaar. Een hoofdcommies der "posterijen en telegrafie bereikt in het allergunstigste geval: f 5400.— na 26 jaar. In den aanhef van dit geschrift zeiden wij, dat de geest onder het post- en telegraafpersoneel verbitterd is; wat het hooger personeel betreft, zal U dat na de lezing dezer bladzijden niet meer verwonderen. Wij hopen en vertrouwen, dat door het optreden Uwer Commissie de oorzaak dezer verbittering zal worden weggenomen. Met gevoelens van hoogachting, Namens het bestuur van de Yereeniging van Directeuren en Commiezen der posterijen en telegrafie :- S. J. H. WESSELINK, 1ste Voorzitter. A. W. J. STOFKÖPER, 1ste Secretaris.