MISSIE EN MISSIEACTIE DOOR L. VAN RIJCKEVORSEL S. J. TWEEDE DRUK L. C. G. MALMBERG Uitgever van den Apostolisohen Stoel. NIJMEGEN — 1917 p SERIE XI No. 4 GELOOF EN WETENSCHAP STUDIËN VOOR ONZEN TIJD onder redactie van R. BOUMAN S.J. en Dr. J. v. VESSEM S.J. MISSIE EN MISSIE ACTIE DOOR L, VAN RIJCKEVORSEL S. J. TWEEDE DRUK L. C. G. MALMBERG, Uitgever van den Apostolifcchen Stoel NIJMEGEN, 1917. CÜM SUPERIORUM FACÜLTATE. NIHIL OBSTAT. EVULGETUR. fr. LIG. SCHUURMAN, O. F. M. J. POMPEN, Libr. Cens. Vic.-Oen. Busc. NEOMAGI, die 4 Sept. 1917. BUSCODUCI, die 6 Sept. 1917. „Juist omdat we hier menschen en middelen te kort komen, meenen we beslist menschen en middelen te moeten wegsturen. In dezelfde verhouding, waarin wij teruggeven, wat wij kresen, zullen onze werken in 't vaderland bloeien. Valt het geloof in ons .land uit te breiden, dan juist door onze moeite om het in 't buitenland te brengen. We hebben de belofte: Geef en u zal gegeven worden." KARDINAAL MANNING. VOORREDE. Meer dan ééne reden motiveert het verschenen van dit nummer in de serie „Geloof en Wetenschap." De missieliteratuur van onze dagen is niet meer zooals vroeger samengedrongen in het enge volume van fraai geïllustreerde annalen. Wat vroeger voor verpoozing of ter stichting werd gelezen, is thans een voorwerp van ernstige studie, ja een nieuwe en bloeiende wetenschap geworden. De grootsche werken in den loop der eeuwen door de missioneering in al haar bonte vormen tot stand gebracht, worden zorgvuldig nagegaan. De oorzaken van succes en teleurstelling worden onder regels en wetten gebracht Kortom, in zoover de missiearbeid de medewerking van den menschehjken geest en toeleg, in zoover hjj de toepassing van menschehjke krachten en middelen vraagt, in zoover is het missiewezen het onderwerp van studie, het object van een wetenschap, de missiologie geworden. En niet alleen de actie op het missieterrein zelf, maar ook de missie-propaganda in het vaderland der missionarissen wordt wetenschappelijk onderzocht en wetenschappelijk verbeterd. Dan, het te bespreken onderwerp krjjgt meer en meer een plaats in apologetische verhandelingen. De arbeid onzer priesters, leekebroeders en zusters onder de heidensche volkeren, verstoken van alle eigenbaat en roemzucht, vlammend van evangelischen ijver, zooals die met een onafgebroken schakelreeks verbonden is aan het apostolische tijdvak, die arbeid is voorzeker een der luidsprekendste argumenten voor de Goddelijke zending der H. Kerk. Wie voelt zich niet in zjjn geloof bevestigd bjj het aanschouwen van de werkzaamheid onzer missionarissen? Zijn zjj niet de tenuitvoerleggers van het groote gebód, door Christus aan zijne Kerk als bjj testament gegeven: „Gaat en onderwijst alle volkeren!" Ja zjj onderwijzen alle volkeren; 6 immers welk plekje van den aardbol mist een katholieken priester? Lacordaire zeide het reeds: „Zoodra een schip, op nieuwe ontdekkingen uit, den wal verlaat, is de missionaris aan boord om met de zegeningen der beschaving de Boodschap der Verlossing over te brengen." Maar ook is het waar, dat in onze dagen andere kerken en sekten, die voorgeven door Christus* gezonden te zijn een bewonderenswaardige werkzaamheid op het gebied der vreemde missiën ontplooien. Met een geestdrift, die aan een moslimschen heiligen krijg doet denken, ja, die nog grooter utopie nastreeft dan de onderwerping van de geheele aarde aan één aardsch vorst, willen de sekten binnen eenige jaren het geheele menschdom gekerstend zien. Ook in ons vaderland wordt er met evangelischen ijver gebeden en gebedeld voor de protestantsche zending. In allerlei wetenschappelijke en godsdienstige conferenties heeft zij haar beurten van bespreking. . 't Ja een droevige en nuttelooze dwaling van al te geestdriftige en eenzijdige schrijvers, het monopolie van den missiearbeid voor de Katholieke Kerk op te eischen en de oogen te sluiten voor de resultaten der protestanten. De protestanten klagen met recht over de vooringenomenheid van dergelijke tegenstanders en worden er te feller door aangespoord om in ons werk op leemten te wijzen. Velen hunner durven zelfs, bogend op hun rijkdom, op den ijver hunner zendelingen en verblind door de schittering van een voorspoedigen maar dikwijls misleidenden dageraad, zich al te voorbarig in de weelde van een zonnedag verblijden; zij voorspellen zich niet zonder bluf en grootspraak de eindoverwinning op ons, katholieken, in dit zoo gewichtig Christelijk werk. Daardoor kan het zeer gemakkelijk gebeuren, dat een onkundig katholiek plotseling verbluft zou staan opkijken, als niet door de zachte hulp van een vriendenhand de sluier werd opgelicht, maar door den ruk van een tegenstander het gordijn voor de werkelijkheid werd weggetrokken. En die werkelijkheid is, dat de protestanten werken en dat wij nog niet genoeg werken op het gebied der missiën. Volgens sommige katholieken en andersdenkenden, moeten wjj zelfs alle riemen bijzetten, willen wij niet in de volgende halve eeuw door de sekten overvleugeld worden. Wü zullen in de volgende bladzijden gelegenheid hebben, dit in bijzonderheden aan te toonen. 7 Litteratuuropgave. Fr. Schwager S. V. D., Die brennendste Missionsfrage der Gegenwart 1914. Dezelfde, Die Katholische Heidenmission der Gegenwart, Dl. Die Mission hn Afrikanischen Weltteil 1908, D/.Vorder-Indien und Britisch-Hinter-Indien, 1909. C. Streit S. V. D., Missions-aüas, 1906. Dezelfde, Atlas Hierarchicus, 1913. H. A. Krose S. J., Katholische Missionsstatistik, 1908. Report of the Catholic Church Extension Society, 1905-10, 1911. Zeitschrift für Missionswissenschaft 1911-1915. A. Huonder S. J., Der Verein der Glaubensverbreitung. H. Ramière S. J., L'Apostolat de la Prière. Cathohc Encyclopedia en eenige tijdschriften en brochures. VOORREDE BIJ DE 2de UITGAVE. Op verlangen van het steeds groeiend aantal missievrienden, werd besloten van dit bescheiden werkje een volksuitgave te doen verschijnen. Uitgezonderd het tweede hoofdstuk, dat kennisname van nieuwe statistieken noodzaakte geheel om te werken, hebben wij geen belangrijke veranderingen aangebracht Mogen de gedachten, hier ontwikkeld, in steeds breederen kring ingang vinden. Dit is de hartewensch van den schrijver. DE SCHRIJVER. Maastricht, Feestdag van St. Petrus Claver, 9 Sept 1917. DE ZENDING DER H. KERK. Er gaat voor velen een betooverende invloed uit van het woord missie of missionaris. Een missionaris roept hun voor den geest: het beeld van een Christen held, die gewapend met het kruis predikend en doopend verafgelegen landen doortrekt, die om Christus alles wat hij in 't vaderland liefhad, verliet en in de bekeering van honderden heidenen een overvloedige belooning geniet voor de offers met zooveel edelmoedigheid gebracht In hoofdtrekken is die voorstelling zonder eenigen twijfel juist. Zeide Christus niet: „Gaat en onderwijst alle volkeren" ? Gaat d. i. verscheurt de banden van vaderland of geboortegrond. Een missionaris neemt afscheid van die hij kent en bemint om te gaan naar onbekenden en onbeschaafden. Daar predikt hjj en stort over de gebogen hoofden het heilbrengende doopwater uit. De geïdealiseerde opvatting is dus' niet in strijd met de werkelijkheid, al zou misschien menigeen, wanneer hij de missies bezocht niet zoo gemakkelijk den doopenden apostel terugvinden. Van den anderen kant echter is de scherpe scheiding, zooals men zich die tusschen een gewoon priester en, een missionaris voorstelt wel in staat om een eenigszins verkeerde meening van de zending van Christus' Kerk te doen postvatten. Zij komt ten deele voort uit een soort van wanbegrip omtrent het Wezen van het priesterschap zelve. Men beschouwt de priesters te veel als eenlingen, te weinig als de uitgezondenen van één groot lichaam. Wij zien wel in den priester den persoon van Christus, maar niet het actieve lidmaat van het mystieke lichaam van Christus, gelijk ook de leeken zich metterdaad al te weinig bewust blijven van dit hun deel zijn in één. groot geheel. De priester staat voor velen als alleen, en zij zien het groote corps niet dat gezamenlijk de goddelijke opdracht ontving: „Gaat en onderwijst alle volkeren." 10 't Is waar, de Voorzienigheid roept en leidt hare uitverkorenen zoodanig, dat er een werkelijk onderscheid ontstaat tusschen den arbeid der dienstplichtigen in 't vaderland en dien der vrijwilligers in verre gewesten. Doch dat onderscheid is niet essentieel, en niet in staat, de eenheid der taak van Christus' Kerk te storen. Er blijft een innige band bestaan tusschen de predikers onder heidensche volkeren en de priesters der Christelijke naties'; tezamen ontvingen zn" de opdracht van Christus: „Leert alle volkeren," tezamen vervullen zü de verheven zending der Kerk, tezamen treden zij vooruit in den zegetocht, door de apostelen geopend, die van Jerusalem, als uitgangspunt, de grenzen des aardbols steeds dichter nadert Eén band bestaat tusschen de kerken hier en ginds, maar hoe komt het dan, dat voor zoovelen de bekeerde Aziaten en Afrikanen vreemdelingen zijn, alsof de missie in heidensche landen een extra-ordinaire arbeid was, door de Kerk bij wijze van edele liefhebberij op zich genomen ? De missionarissen ginds bewonderen we om hun helfhaftige deugden, we stellen ze misschien boven de priesters in 't vaderland, maar het bhjven in ons oog vrijwilligers, wier essentieel verband m et de H. Kerk wij voorbijzien. Gelijk zooveel woorden aan vreemde talen ontleend, dreigt ook het woord „missie" voor ons zijn echte, zijn eenige beteekenis van „zending" te verliezen; en de voorstelling van een „held" verdringt schier het idee van „een gezant van God en de Kerk". De grootsche eenheid der Kerk bewonderen wij zoo gaarne en toch zijn we zoover van een gevoel van solidariteit. Wij beseffen, wij doorvoelen te weinig, dat ook daar ginds over de zeeën de Kerk een zegenrijke taak, maar hare taak ten uitvoer legt en dat het ook onze taak is, daar niet geheel buiten te bhjven. De bekeering der heidenen zoowel als de volharding der Christenen is voor de Kerk een levensbelang. Immers de Kerk is in haar diepste wezen een strijdende macht aan welke de verovering der geheele aarde even eigen is als de natuurlijke vermenigvuldiging aan het menscheljjk geslacht Wanneer wij hierbij nu bedenken, dat de uitbreiding der Kerk geheel afhankelijk is van den ijver der reeds bekeerde landen, dus van onzen ijver, dan zal zich de allergewichtigste vraag bij ons opdringen: In hoever rust op mij de plicht, als onderdeel van dat groote geestelijke Lichaam, mede te werken aan de belangen der Kerk ? Mag ik lijdelijk toezien, dat er nog millioenen, 11 ja dat nog de grootste helft der menschen verstoken zijn van het alleenzaligmakend geloof? Het voorrecht der uitverkiezing hangt toch niet essentieel samen met het geluk uit een Europeesche, Christelijke natie te zijn gesproten. Ook Azië en Afrika en Australië zijn geroepen en ligt het niet gedeeltelijk aan ons, dat ze nog buiten den éénen schaapstal staan? Op welsprekende wijze werd voor eenige jaren deze gedachte vertolkt door den voorzitter van een bloeiende katholieke missievereeniging in de Vereenigde Staten. Als een naklank van het middeleeuwsche „God wil het" en van andere dergeüjke leuzen uit de heldhaftigste tijdvakken der Christelijke geschiedenis, weerklonken aldaar de geestdriftige woorden, die wij hieronder laten volgen. „Wie eenmaal goed het wezen der Kerk begrijpt, gevoelt onmiddellijk zijn groote verantwoordelijkheid. Toen eenmaal Paulus' geest verlicht was, kon hij evenmin meer ophouden met spreken, als hij kon ophouden te leven. Want als ik hel Evangelie predik, is dit geen roem voor m#, want ik word genoodzaakt; wee mij indien ik het Evangelie niet predik. Zoo rust op ieder individueel lidmaat van Christus' lichaam zij het dan in eenigszins geringere mate de plicht van spreken, van werken, om den invloed van de Kerk over alle menschen te doen uitstrekken. In de leer van het geloof staat een groote moet en die moet is de plicht van missioneeren. Die moet was oorzaak, dat de beschaving bestaat, zooals wjj ze kennen. Die moet van het Evangelie is het, die de wereld redding brengt. Die moet dreef Petrussen en Paulussen aan tot prediking, Stephanussen en Caecilia's tot sterven. Die moet deed de oude kathedralen uit den grond oprijzen: ze staan daar nog als reusachtige wachters uit de dagen van groot geloof, — die moet schiep ontelbare kloosters, stichtte hoogescholen, vormde kruistochten, maakte den dreigenden dood voor Christus zoo welkom als de komst van een bruid. Datzelfde machtige woord ploegde voren in den oceaan voor de kielen van Columbus, teneinde een wereld te ontdekken en haar op te eischen voor het Christendom. Die moet is het levenwekkende strijdwoord, dat alle overwinningen van het kruis bevochten heeft en dat opnieuw denzelfden zegetocht zal openen, wanneer de wereld zijn prikkel weer begint te voelen in een ontwaakt bewustzijn." Maar tot verontschuldiging van honderden, van duizenden 12 zouden wh' hier by kunnen voegen, dat die „moef berust op een even gewichtige „weef. Er is geen grootere rem in het machtige mechanisme der katholieke actie dan de onwetendheid. Voor zoovele duizenden brave katholieken is weten willen en willen werken. Waren ze niet zoo opeengehoopt in reeds beschaafde streken, maar verspreid te midden van een heidenendorp, zü zouden hun geloof tegelijk met de ellende van de nog niet geloovenden leeren kennen en die kennis zou ijver en de ijver heerlijk bekeeringswerk kweeken. Gelijk het gezicht van de lichamelijke ellende in een bedompte achterbuurt den plicht van barmhartigheid zoo krachtig in het bewustzijn roept, zoo ontwaakt ook een brandende apostelijver bij de aandachtige beschouwing van de geestelijke ellende van gehjken — want dat zijn toch de bewoners van Azië, Australië, Afrika, ih hun bonte mengeling van kleuren, van talen, van zeden. Gehjk in de dagen van St Willebrord ons land een missieland was, al gebruikte men toen dien term niet in de tegenwoordige beteekenis, zoo verkeeren ook thans nog veel Aziatische missiegebieden in den aanvang der bekeeringsperiode. Gelijk ons vaderland nooit Christelijk zou geworden zijn, indien omliggende rijken zich niet bewust waren geworden van hun plicht aan alle schepselen het Evangelie te prediken, zoo zouden ook thans nog vele plekken in andere werelddeelen geestelijk braak bhjven liggen, indien dé Kerk de volheid .harer zending ophield uit te oefenen. En toch is die verkeerde opvatting van een soort tweevoudige taak der Kerk bjj vele katholieken de meest gewone. Zelfs onder ijverige missievrienden wordt het penningske, dat men voor den missionaris op zij legt, gelijkgesteld met den geldeUjken steun voor een tuberculeuzen-instituut bestemd. Men helpt de armen van Vincentius uit waarlijk diepgevoeld plichtsbesef; wat men voor de missiën geeft, wordt beschouwd als een extra-post op het budget der hefdadigheidspenningen. In het Jaarboekje der Apologetische Vereeniging schreef Dr. G. Brom heerlijke bladzijden over de „Bekeering van Nederland". Hjj betoogde daar in welsprekende taal de noodzakelijkheid van het apostolaat onder onze afgedwaalde landgenooten en trachtte bij zijn katholieke medestrijders het 13 verantwoordelijkheidsbesef wakker te schudden: wg hebben namelijk de roeping, niet alleen voor ons eigen heil, maar ook voor dat van anderen te zorgen. Geheel zijn betoog kan op ons onderwerp toegepast worden en al richt men dergelijke woorden op de allereerste plaats tot de priesters, ze gelden ook voor alle geloovigen, die als leden der H. Kerk, de zending dier Kerk mede ten uitvoer moeten leggen. Het geloof sterft, zoodra het ophoudt te werken. Wie zich egoïstisch opsluit in de bekommeringen van eigen geestelijk leven, onthoudt zich van het krachtigste voedsel voor dat leven, n.L de liefdevolle arbeid aan de ziel van zijn medemensen. Neen, het uren in de kerk zitten en bidden voor eigen ziel alleen kweekt geen katholieken, doch kwezels. En waar vindt men betere Christenen, dan onder de apostelen of apostolisch bezielden? Gevoelt men zich niet sterker bevestigd in zijn geloof door het uitoefenen van een werk van zielenijver, dan door het lezen van een apologetisch boek? Pater H. Ramière S. J., bespreekt in zijn overschoon werk, „L'apostolat de la prière" de voordeelen van het gebed, het gebed der gezamenlijke geloovigen en schrijft dan over de deelname van alle katholieken aan de taak der Kerk de volgende woorden. „Slaat uwe oogen op de Kerk en ziet in den kwijnenden en lijdenden toestand, waartoe het mystieke lichaam van Christus is gebracht, het bewijs, dat zijn organisme ten prooi is aan eene bedenkelijke storing. Zou men van dit mystieke lichaam van Christus niet kunnen zeggen, wat Isaias zeide van Zijn sterfelijk lichaam, dat er van de voetzool tot aan de kruin van Zijn hoofd ternauwernood een gezond deel te vinden is? Wat is er dan gebeurd? Ach! de Kerk lijdt wat wij soms in een menschelijk lichaam gewaar worden, wanneer eenige organen verzwakt zijn en hun taak slechts ten deele vervullen. Het geheele lichaam begint te kwijnen, alle andere organen lijden, totdat men door een of andere heilzame prikkeling het leven weet op te wekken, waar het reeds begon te verdooven. Kan het ons verwonderen, dat het groote lichaam der Kerk er zoo ver van af is de levensvolheid te bezitten, welke haar goddelijk Hoofd haar is komen mededeelen, wanneer wn' naast zooveel geheel verlamde ledematen, ook de gezonde zoo dikwijls hun plichten 14 ten opzichte van het lichaam als lichaam zien vergeten ? Deze kwaal is niet weg te nemen, tenzij bij deze Christenen de ijver weer ontvlamt. Wn' moeten hen er toe aanzetten niet meer te leven voor zichzelf, maar voor het Lichaam, waaraan zij alles, wat zn* zijn, te danken hebben. Door hen zal de levensgeest weer worden uitgestort in die deelen, welke reeds ten doode waren opgeschreven. Eén geest zal alle onderdeelen bezielen en door die algemeene samenwerking zal de Kerk zich mogen verheugen in een levenskracht, die iederen dag in sterkte toeneemt." Wat een zinrijke waarheid, dat onze eigen geestelijke kracht de geheele Kerk ten goede komt, dat onze werkzaamheid geen beperking duldt, maar haar terugslag heeft op den geheelen arbeid der Kerk! . Wat wordt het werk in de missiën, waaraan zoovelen onzer priesters en andere geestelijke personen hun leven gewijd hebben, ook voor ons belangrijk bij de gedachte, dat hun werk het werk der geheele Kerk en dus ook ons werk is! Aldus, en niet anders heeft de Kerk in alle eeuwen haar verheven taak opgevat en waar, hetzij in theorie hetzij in praktijk, die overtuiging aan kracht begon te verhezen, deed zn" al het mogehjke, om het juiste begrip harer zending tot nieuwe helderheid te brengen. Men kan in de geschiedenis der Kerk vier groote missieperioden onderscheiden, vier tijdperken, waarin gedreven door den drang van hun geloofsijver hare zendelingen ter wereldverovering uittrokken. Het eerste tijdvak is het apostolische, een tijdvak stralend in den jeugdigen gloed der eerste Christen-missionarissen. Zn' werd een model voor alle volgende eeuwen, wül haar voormannen door Christus gevormd en door den H. Geest op geheel bijzondere wijze geleid werden. Zij kenmerkt zich zoowel door een pinkstervurig enthousiasme als door een bovennatuurlijke wijsheid en voorzichtigheid, zoowel door dè ontplooiing van menschelijke krachten als door het bovennatuurlijk geloof en vertrouwen op Gods bijstand, zoowel door de offervaardigheid der geloofsverkondigers als door de medewerking van de gewone geloovigen, zoowel door de schitterendste resultaten als door de hardnekkigste tegenwerking en bloedige vervolgingen. Nooit heeft de heldenmoed der Christenen zulk een vólkomen 15 overwinning bevochten. Na drie eeuwen stak de vervolger zelf de verzoenende hand uit en knielde de Romeinsche keizer neer voor het kruis, Toen daarop de geestelijke herders tot een intensieve bewerking van het veroverde gebied overgingen, heetten Italië, de Balkan, Klein-Azië, Noord-Afrika en groote stukken van Spanje en Frankrijk Christelijke landen. De geheele toenmaals bekende en beschaafde wereld boog zich onder het juk van Christus. Groote sociale hervormingen waren de beginnende afschaffing der slavernij, het herstel van de waardigheid der vrouw in het Christelijke huwelijk, terwijl door de kerstening van het keizerlijk huis de vereeniging tusschen Kerk en Staat in stand begon te komen en de grondslag werd gelegd voor de Christelijke maatschappij der volgende eeuwen. In het tweede tijdperk, n.1. dat der volksverhuizingen, die ook een groote omwenteling in de ideeën teweegbrachten, werden bijna tegelijkertijd de westelijke landen voor den zegenenden arbeid der Kerk geopend, en de oostelijke door de veroveringen der Muzelmannen voor haar gesloten. Constantinopel, dat een uitgangspunt voor de geestelijke verovering van Azië had kunnen worden, was weldra de grensveste der Christelijke landen. Afrika werd door de verwoesting der Vandalen een erbarmelijke woestenij. Het Westen echter werd na korter of langer tijd geheel voor het Christendom gewonnen. Engeland, het eiland der heiligen, Frankrijk, de trouwe dochter der Kerk, Skandinavië, de Nederlanden, het zuidelijk gedeelte der Duitsche landen waren de bhjde tropheeën van dezen zegetocht. Wij zien duidelijk in deze periode, gelijk te verwachten was, de beteekenis van de medewerking 4er wereldlijke macht, die zeker in de eerste eeuwen veel zegen bracht. Verder ontstonden een groot aantal sociale hervormingen: het onderwijs in dienst der zending op de eerste plaats, de verbeteringen op maatschappelijk gebied, waardoor de jagende en visschende barbaren, onder wie van missioneeren geen sprake was, in rustige landbouwers herschapen werden, de hervorming van de rechtspraak en van andere instellingen. In tweeërlei opzicht vooral mag dit tweede tijdvak als voorbeeld voor de volgende gelden: ten eerste in het scheppen van levensbronnen voor de volkeren die men kerstende, waardoor de economische bezwaren tegen den voortschrijdenden evan- 16 gelischen arbeid werden weggenomen, vervolgens in- het opleiden van geschikten tot het Priesterschap, zoodra een nieuwe landstreek het Christendom aannam. Dit is de reden, waarom deze landen zoe spoedig, onafhankelijk van het uitzendingsland, in hun eigen geestelijke nooden konden voorzien en waarom er zoo spoedig een betrekkelijk groote tijdelijke welvaart heerschte. Groote apostolische mannen ontbraken niet Wij behoeven maar te denken aan de populaire heiligen, welke in alle streken van Europa als bekeerders en beschermers van landen en bisdommen vereerd worden. Jammer maar, dat — hoewel eerst eenige eeuwen later — hun opvolgers in ijver verflauwden en wel opvallend dat in de droevigste tijden der Kerk, in de tiende, zoowel als later in de veertiende en vijftiende eeuw, de bijna algeheele stilstand van het bekeeringswerk samenviel met een algemeenen geestelijken achteruitgang der Christelijke volken. Waar het geloof niet werkt, daar kwijnt het en er bestaat een wisselwerking tusschen de activiteit buiten en den godsdientzin binnen de grenzen van het land ontwikkeld. Zoo komen wn* aan het derde tijdperk. Als tot straf voor de verflauwing van Europa heeft de reformatie een bezitting van tien eeuwen aan de Kerk ontweldigd. Groote stukken scheuren zich af en vervallen tot de hardnekkigste der ketterijen. Bijna vier eeuwen van krachtsinspanning vermochten niet te herstellen, wat misschien één eeuw van verslapping deed verloren gaan. Dat lijden der Moeder was voor haar een nieuwe prikkeling tot edelmoedigheid en met Xaverius, misschien de grootste geloofsverkondiger na het apostolisch tijdvak, opent zich een nieuwe aera. Achter de sterke omheining om, door Muzelmannen en schismatieken tusschen Europa en het Oosten opgeworpen, weet men opnieuw in het verre dichtbevolkte Azië door te dringen en nu vangt in drie werelddeelen tegelijk de missie-arbeid aan. Deze periode is gekenmerkt door een groot enthousiasme. Nooit tevoren werd het geloof door zoo weinig menschen gelijktijdig aan zoovele uiteenloopende volkeren gepredikt. De geheele wereld, we mogen het gerust zeggen, werd op eens van uit het betrekkelijk kleine katholieke gebied bestormd. Er is bijna geen spraak van intensieve bewerking. Bijna overal tracht men zoo snel mogelijk telkens nieuwe posten te bezetten. De honderdduizend Indische Christenen, de lange heldenrijen der Japansche martelaren waren een heerlijke zegepraal voor de Kerk. 17 Doch niet minder apostolisch was de geduldige studie-inspanning der eerste apostelen van China aan het keizerlijke hof van Peking en de overmoeide beschavingspogingen der missionarissen onder de wilden van Paraguay, Mexico en Canada. Het alles voor allen worden is een der schoonste en meest apostolische trekken' van dit missietafereel. Dat zooveel deugd en durf, zooveel bloed en moed niet overal de verwachte vruchten afwierpen, dat Indië en China op het einde van dit tijdvak nog geen milhoenen Christusbelijders telden, is behalve aan de rampzalige politieke gebeurtenissen der 18de eeuw aan twee — wij willen niet zeggen toerekenbare — fouten te wijten. De eerste is het gebrek aan voldoende, algemeene belangstelling in Europa voor de missiën. De missionarissen stonden, om zoo te zeggen, alleen. De sympathie was wel hoog gespannen onder hun ordesgenooten, en ook Rome werkte aanmoedigend mede; maar van een populaire missieactie in het vaderland der missionarissen vernemen wij niets, 't Was, financieel beschouwd, ook minder noodig, daar de zending van haar vorstelijke beschermers voldoenden, soms overvloedigen steun genoot Jammer genoeg had deze laatste omstandigheid echter weer ten gevolge, dat toen het Christelijk bewustzijn der Spaansche, Portugeesche en andere monarchen begon te verzwakken, de toevloed van hun steun plotseling tot stilstand kwam, om niet te spreken van de schandelijke tegenwerking in de dagen vóór de Revolutie. Vervolgens zien wij in bigna geen enkele missie aan het einde der 18de eeuw een eenigszins toereikende inlandsche geestelijkheid. Er is veel over geschreven, in hoeverre de missionarissen dier dagen hieraan schuld hebben. Hoe moeilijk het evenwel ook is, een beslissend oordeel over deze kwestie uit te spreken, er valt niet af te dingen aan het feit, dat toen van alle kanten de Jezuïeten werden weggevoerd en ook de andere Congregaties en Orden in de woelingen dier dagen soms onherstelbare verliezen leden, er bijna geen inlandsche priesters waren, om het werk van de vervolgden over te nemen. Toch zijn eenige landen, geheel Zuid-Amerika, Mexico en de Phüippijnen in die 300 jaren van heldhaftigen missiearbeid voor de Kerk gewonnen. In het vierde tijdperk zien wij een sterk uitgesproten neiging om de gebreken der vorige eeuwen te herstellen. Van Spanje Missie en Missieactie. 2 18 en Portugal gaat het apostelvuur over op Frankrijk, waarjjvooral door den gunstigen invloed van het Genootschap tot Voortplanting des Geloofs (1822) een krachtige missiebeweging ontwaakt Met bewonderenswaardige edelmoedigheid brengt dit land zijn jeugdige priesters zoowel als zijn geldelijke schatten voor de missie ten offer. Naast de oudere ordes, die van nieuwe vruchtbaarheid blijk geven, zooals de Sociëteit van Jezus met haar beroemde missies op Madagascar, in Maduré (E. IndL), in China, de Dominicanen in Achter-Indië, de Franciscanen, Lazaristen e.a., die hun leden bij honderdtallen naar vreemde werelddeelen zenden, verrijzen in Frankrijk een groot aantal geheel nieuwe congregaties en missie-instituten, zooals de Maristen, die (1816) evenals de Congregatie der H. Harten (1833) en de Paters van het H. Hart (1854) vooral in Australië werkzaam zjjn, — de missionarissen van Lyon (1856), — de Congregatie van de Witte Paters op de machtige stem van Kardinaal Lavigerie in het leven geroepen en werkzaam in de bloeiende missiën van het zwarte werelddeel (1868). Bijzonder belangrijk is ook het Seminarie van Parijs (Missions Etrangères de Paris), reeds in 1658 gesticht maar in de 19de eeuw in vernieuwden bloei ontluikend. Geeft Frankrijk, gelijk men wel eens zegt, den toon aan in geheel Europa, in zijn missiebeweging heeft het zeker zijn schoonste lauweren geplukt. Ook het kleine België spreidt een glans van heroïsme ten toon op het missieveld. Daar, waar altijd de oudere orden zoo bloeiden, waren ook de nieuwe missiecongregaties spoedig voorgoed gevestigd. Men noemt wel eens drie Belgen als de grootste missionarissen uit onzen tijd, P. de Smet onder de Indianen, P. Lievens bij de Indiërs en den liefdeheid, P. Damiaan, onder de melaatschen van Molokai. Ook ons vaderland bezit een groot aantal degelijke missionarissen in de meest verscheiden missie-instituten van eigen en ook van vreemden bodem. In Duitschland begonnen eerst later de missie-vereenigingen op te nemen en wij mogen zeggen, dat binnen niet al te langen tijd dit rijk met zijn steeds aan kracht winnend katholiek leven vooraan komt te staan in de missiebeweging. Ook Italië verheugt zich in bloeiende congregaties. Wij willen hier een staaltje geven van de energie, waarmede een missieveld als Eng. Indië in dit laatste tijdperk is aangegrepen. 19 Aantal Inlandsche Miss.eg.bied.0 Missionarissen b„SL (1911) (»«) Aera — *) Capucünen 36 7.489 Allahabad - 30 [10.311] Pondichery — Missions Etrangères 79 147.772 Coimbatore - 39 139.178] Kimbakunam — „ „ 35 [98.608] Mysore — „ , 52 51.136 Verapoly — Carmelieten 29 89.177 Quilon - 25 132.240 Maduré 1837 Fransche Jezuïeten 83 262.000 Malacca 1840 Miss. Etrang. 41 33.415 Vizagapatam 1845 Salesianen 27 11.668 Nagpore 1845 * 26 15.164 Jaffra 1847 Oblaten 38 [51.906] Dacca 1853 Kniishéeren 16 [11.150]'•« Poona 1854 Duitsche Jezuïeten 23 17.200 Krishnagar 1855 Missie-seminarie Milaan 12 9.126 Kundy 1855 Silvestrijnen 6 [30.228]'» N. Burma 1857 Miss. Etrang. 26 9.800'" Z. Burma 1857 , „ 47 [59.423]'» Bombay 1858 Duitsche Jezuïeten 61 24.216 Calcutta 1859 Belgische „ 122 141.169 Hyderabad 1863 Missie-seminarie Milaan 21 21.017 O. Burma 1866 „ , 15 15.000 Madras 1875 „ „ Mill-Hül 42 57.026 Mangalore 1878 Hal. Jezuïeten . 32 98.179 Colombo 1883 Oblaten B. M. V. Imm. 93 259.726 Kafiristan 1887 Missie-seminarie'Mill-Hill 18 5.000 Lahore 1888 Belg. Capucijnen 35 [19.355] Assam 1890 Salvatorianen 14 4.471 Rajpoetana 1890 Fransche Capucijnen 33 4.497 Bettiah 1892 N. Tirolsche Capucijnen 14 4.271 Trincomali 1893 Fransche Jezuïeten 18 [10.164] GaUe 1895 Belg. , 18 13.933 Simla 1910 Capucijnen 13 2.531 *) De eerste acht missies dateeren van het begin der 19de eeuw, of van nog vroeger. Ook deze echter beleefden een opbloei in latere jaren. (**)[. ] = het, meestal gering, aantal blanke Christenen medegerekend. 20 Wie de cijfers dér stichtingsjaren beziet, staat verbaasd over de snelle opvolging der nederzettingen in dat groote veelbelovende land. Behalve de buitenlandsche priesters, werken nog 1200 inlandsche priesters op dat machtig arbeidsveld aan de redding van meer dan 300 milhoen heidenen. Een staat over den missiearbeid in het even belangrijke China, of in Afrika vertoont dezelfde bonte mengeling van priesters uit alle landen van Europa, die daar te midden van gevaren en in allerlei ontberingen zich wijden aan het heil der ontelbaren, die nog zoover van Christus zijn. Troost en opbeuring ondervindt de katholiek, die ginds in verre streken de verhezen, welke Europa te boeken heeft, ziet vergoed. Hoe zal het er echter na honderd jaren uitzien? Dit is de groote vraag, Welke het missie-tijdperk van onze dagen heeft op te lossen. Wij zullen daaraan een afzonderlijk hoofdstuk wijden, want een nieuwe aera breekt aan, een aera van strijd, niet alleen tegen heidendom, brahmanisme én islam, maar een weólstrjjd met al de vormen van het protestantisme, dat gehjk altijd, één tegen Rome, ons de overwinning in Oost en West, in Noord en Zuid betwist Alvorens evenwel de actie in het vijandige kamp te beschouwen, gaan wij eerst een vergelijking maken tusschen de toestanden der katholieke en protestantsche missiën. KATHOLIEKE EN PROTESTANTSCHE MISSIËN. Nog altijd geldt het hij vele katholieken, gelijk wij boven reeds aanstipten, als een axioma, dat alleen wij succesvolle missiën bezitten. Zonder eenigen twijfel kunnen wij het protestantisme met recht verwijten, dat het in de eerste eeuwen van zijn bestaan zoo goed als werkeloos is gebleven. Geen godsdienstzin, doch geldzucht dreef de Engelsche en Hollandsche veroveraars en koopheden naar overzeesche gewesten. Wel trof men bier of daar eenige ijverige zendelingen aan, zooals op Formosa, waar onze protestantsche voorvaderen hun leven zelfs veil hadden voor het behoud hunner bekeerlingen. Wel zien wij bij de verdrijving der Portugeezen de bloeiende missiestaties, van de Molukken en Ceylon opeens vernietigd en heele katholieke gemeenten kwansuis, in protestantsche veranderd; doch van een beginselvast missieprogram was in dien tijd bij hen geen sprake. In onze eeuw echter is er een algeheele verandering ingetreden. De protestantsche sekten, vooral die een meer vroom karakter dragen, ontwikkelen sinds eenige tientallen van jaren een werkkracht, die ons verbaast en die-ons monopolie ernstig in gevaar brengt. Een vluchtig overzicht der wereldkaart is noodzakelijk om te begrijpen welke maatschappelijke en economische factoren hier in 't spel zijn. Alle werelddeelen staan min of meer onder staatkundigen invloed van Europa en het voorzoover met Europeesche beschaving bedeelde Amerika. Die invloed uit zich in twee vormen, het koloniaal bezit en het protectoraat, waarbij in onzen tijd misschien als derde vorm nog economische inmenging of handelsbemoeiing gevoegd kan worden, voor zoover deze niet samenvalt met een der eerstgenoemde. De groote koloniale rijken in Azië nu behooren aan protestantsche landen zooals Britsch-Indië aan Engeland, de OostIndische archipel aan Nederland, de Philippijnen aan de Ver- 22 eenigde Staten, zoodat alleen Achter-Indië overblijft voor het katholieke Frankrijk. Meer naar 't Westen ontmoeten we Perzië en andere kleine rijken, die wel staatkundig onafhankelijk heeten, maar te weinig eigen levenskracht openbaren om van alle vreemde inmenging vrij te zijn, zoodat Russen en Engelschen en Turken, de laatste dikwijls door godsdienstgemeenschap gesteund er elkaar lang den voorrang betwistten. Hetzelfde geldt voor Klein-Azië en bijzonder voor den Levant, waar Frankrijk tot vóór den oorlog een, echter reeds meer verzwakt, protectoraat uitoefende en waar Duitschland van Turkije uit zijn handelsbelangen krachtig liet gelden. Zoo blijft alleen Arabië over als specifiek mohamedaansch broeinest, maar overigens van weinig beteekenis. Het Noorden van Azië is geheel onder Russischen invloed tot aan het verre Oosten, Waar China en vooral Japan den Rus vrijlaten zoover 't hun voordeelig is. China zelf is weer een land der verdeeldheid, waar alle groote mogendheden van Europa hun superioriteit laten voelen tot niet geringen wrevel van zijn kleinen, doch machtigen nabuur, terwijl Amerika er vooral op missieterrein reusachtige vorderingen maakt Oceanië staat ook weer onder protestantsche machten, Engeland vooral, met eenige brokjes voor Duitschland, Amerika en Frankrijk. Het vasteland van Afrika is met uitzondering van den Belgischen Congo, eenige Portugeesche bezittingen, Abessinië, Fransch en Spaansch Noord-Afrika, geheel en al Duitsche of Engelsche kolonie. Latijnsch- of Zuid-Amerika zouden we een katholiek werelddeel kunnen noemen, alhoewel die erfenis van het oude Spanje, wat geloofsijver betreft, sinds veel in waarde geslonken is; daarenboven laten ook daar de vreemdelingen vooral Duitschers zich krachtig voelen. Van Noord-Amerika is Canada weer Engelsch, terwijl Midden-Amerika en de eilanden onder invloed van de overwegend protestantsche Vereenigde Staten staan. Alleen Mexico is weer een katholiek land. Het spreekt van zelf, in welke gunstige condities de protestantsche godsdiensten alleen tengevolge van die maatschappelijke verhoudingen zich bevinden. Denken wij slechts aan het volgende. Het groote aantal vreemdelingen in een kolonie komt over 't algemeen uit het moederland en met de personen de steun van 23 hun fortuin, intellect en godsdienst. Een protestantsch gouvernement zal daarenboven dikwijls ófwel den katholieken missionaris in zijn vrijheid belemmeren, zooals in onze Oost, waar zoolang moest gestreden worden en nog altijd strijd is om in de protestantsche Minahassa en elders werkzaam te mogen zijn, ófwel- het geheele gebied gelijkelijk verdeelen, waarbij een tiental sekten natuurlijk een enormen voorsprong verkrijgen op, soms ter 'plaatse reeds jaren gevestigde, missionarissen van den katholieken godsdienst. Dit laatste geschiedde in sommige Engelsche en Duitsche koloniën en zelfs op het bloeiende katholieke missieland Madagascar. Twee landen vooral toonen duidelijk van hoeveel belang de godsdienstige richting in het moederland is, de Belgische Congo en de Philippijnen. Hoeveel er door de al te ijverzuchtige Duitsche protestanten ook wordt afgegeven op de koloniale politiek van België, wij mogen het dit land tot eer rekenen, dat het zich op alle mogelijke wijze beijverd heeft den godsdienst der koloniseerders aan de onderdanen in Afrika over te brengen. Hoeveel missiecongregaties zijn in dat betrekkelijk kleine stukje der wereld werkzaam, hoeveel edele Belgische priesters, leekebroeders en zusters werken er onder de doodende hitte der Afrikaansche zon en verkiezen dat leven van ontberingen boven de dikwijls veel gemakkelijker en succesvoller missies in andere werelddeelen! Ja de katholieke Belgen wilden hun kolonie katholiek maken en hun vorige koning was niet 't minst in die richting werkzaam. Wat zou het er anders uitzien, indien dat land onder Duitsche of Engelsche heerschappij stond 1 Dan ook daar dezelfde kleinzielige politiek, die uit vrees voor reactie den inlander geen godsdienst maar wel „beschaving" wil „opdringen", dan ook daar het uitzetten van grenspaaltjes en wegwijzers om de Voorzienigheid aan te geven, welke schepselen protestant en welke katholiek mogen worden. De Philippijnen met bijna 8 millioen inwoners waren reeds sinds geruimen tijd voor het katholicisme gewonnen, dank den arbeid der Spaansche overheerschers, de eenige in vroeger eeuwen, die de kerstening hunner koloniën met alle krachten nastreefden. Toen de droevige gebeurtenissen in Europa op het einde der 18de eeuw, vooral de Revolutie en de opheffing der Sociëteit van Jezus, ook daar een sterke verzwakking van Europeesch personeel ten gevolge hadden, begon de Kerk der 24 Philippijnen gelijk alle missiën in die dagen in een treurigen staat van verval te geraken. Ook de staatkundige verzwakking van het moederland, dat zijn koloniën slecht beheerde, had daaraan schuld. Toen kwam de oorlog met Amerika en gingen in 1898 de eertijds bloeiende koloniën aan de Vereenigde Staten over. Met de achterdocht, een nieuwen heerscher eigen, werd al wat Spaansch was bemoeilijkt en de anti-spaansche beweging onder de inlandsche bevolking door de Regeering gesteund. De neutrale school werd overal ingevoerd en een stroom van Amerikaansche zendelingen overdekte het land. Had Spanje zjjn koloniën kunnen behouden, wellicht zou een herlevend nationaliteitsgevoel ook de geestelijke verhezen van vroeger tijden hebben hersteld. Nu echter is er de strijd tusschen al wat zich protestant noemt en de oude Moederkerk erger dan elders en men begrijpt, dat Spaansche missiecongregaties de minste kans hebben, om daar het katholicisme uit zijn toestand van verval op te heffen. Toch is het beeld, dat wij boven gaven, van de overmacht der protestantsche mogendheden niet zóó droevig, als sommigen gaarne voorhouden. Want in een kolonie, waar de godsdienstvrijheid niet al te zeer belemmerd is, staat voor alle nationaliteiten en godsdiensten een prachtig veld van actie open. Wij noemen slechts China en Britsch-Indië, terwijl ook voor onze eigen koloniën de vooruitzichten steeds bhjder worden. Immers behalve een invloed, die van regeeringen en naties tdtgaat, blijft altijd het persoonlijk, • individueel initiatief een niet te onderschatten factor, vooral wanneer de belijders van een godsdienst, zooals bij ons katholieken onderling zooveel steun ondervinden. Zoo treffen wn' in Eng. Indië missionarissen aan uit Frankrijk, Duitschland, Italië en België, waarvan vooral de eersten en de laatsten prachtige missies bezitten. De Engelsche katholieken daarentegen zijn er zoo goed als niet vertegenwoordigd, want de eenige Engelsche missiecongregatie van Mill-HUl bestaat •vooral uit Ieren en Nederlanders. Hetzelfde geldt voor China, waar dezelfde landen in de prachtige katholieke missiën vertegenwoordigd zijn. Dit alles is wel vooral hieraan te danken, dat de zgn. protestantsche landen meerendeels nog een sterk aantal katholieke onderdanen bezitten, welke zooals die van Duitschland en Nederland altijd een groot contingent aan- de missiecongregaties leveren. Dan is niet te vergeten, dat katholieke landen, 25 die zooals Frankrijk onder het juk van een anti-godsdienstige regeering zuchten, juist in allerlei liefdewerken op de eerste plaats bhjven staan. Vooral in genoemd land — en dit geldt ook voor Italië — is de voorliefde voor al wat heldhaftigheid vordert, onder het betere deel der katholieken onmiskenbaar, een eigenschap die zich in de missies bij zonder laat kennen. Men zal toch niet willen beweren, dat bijv. de Fransche provincies der Sociëteit van Jesus ten doode zijn opgeschreven. Integendeel juist de uitbanning der orde heeft een sterke uitzending naar de missielanden ten gevolge gehad. Daar komt bij, dat onze missievereenigingen, niet zoo'n sterk nationaal karakter dragen als de evangelische, waardoor zij in staat zijn, zich over de meest verschillende nationaliteiten uit te breiden, zooals bijv. de toch aanvankelijk geheel Fransche Congregatie der Witte Paters of die van Issoudun, welke bijna over het geheele Europeesche vasteland hun missiehuizen tellen, om niet eens te spreken van de groote orden, die absoluut geen grenzen of beperkingen dulden. Dit heeft natuurlijk ten gevolge, dat zij zich ook in de meest verschillende koloniale landen met de grootste vrijheid bewegen kunnen. Toch bhjft, niettegenstaande deze omstandigheden, de maatschappelijke voorsprong der protestantsche landen een groot bezwaar voor de katholieke missiën. Wij willen thans de resultaten der katholieke en protestantsche missiën met elkaar vergelijken. Nu zijn echter missiestatistieken, gehjk trouwens alle andere, immer zeer lastige en nooit geheel betrouwbare gidsen. Veel onnauwkeurigheid, partijdigheid en onjuistheid van voorstelling wordt teweeggebracht door schijnbaar onberispelijke becijferingen. Veel toestanden zijn nu eenmaal niet met getallen weer te geven. De graad van deugd of missieijver laat zich in geen gehaltegraden of procentcijfers uitdrukken.') Daar evenwel de statistiek voor ons het eenige middel is, om eenig inzicht in de toestand te krijgen, zullen wij aan de hand der bestaande statistieken de tegenwoordige resultaten weergeven. ') Het is bier de plaats op te merken, dat de protestantsche missies vooral de Amerikaansche zich in hun vroegere opgaven droevig hebben vergist. Daarom was het noodzakelijk onze gegevens van 1915 in deze 2de uitgave geheel te herzien. 26 Japan. Dit betrekkelijk kleine land is in uitwendige beschaving Europa ongetwijfeld reeds zeer nabijgekomen. Om deze reden is het een van de belangrijkste missies der wereld. Des te droeviger is het te zien. dat daar juist de protestanten ons in aantal bekeerlingen reeds vooruit zijn. Wanneer wij bedenken, dat toen in 1873 de aloude vervolgingsediktën werden opgeheven en men het werk der missiën weer ter hand kon nemen, de katholieken begonnen met een voorsprong van 30.000, de nazaten van het heldengeslacht in Xaverius' tijd voor het ware geloof gewonnen, dan vervult ons een gevoel van onvoldaanheid bh' het lezen der volgende cijfers. P. Schwager, een Duitsch missioloog, kwam tot het besluit, dat het aantal protestanten in de jaren 1901—12 80°/o, het onze 20°/ was toegenomen, per jaar berekend wordt dit dus: 8°/o en 2°/o. Zoo, alarmeerend echter zijn de twee laatste opgaven niet. De vooruitgang der laatste jaren is namelijk per jaar 10°/ voor de katholieken en slechts ruim 7°A> voor de protestanten. De kans, onzen ouden roem in Japan te herstellen, is dus niet uitgesloten. Doch er zal met alle kracht gearbeid moeten worden, want in velerlei andere opzichten is de werkzaamheid der protestanten ons ver vooruit Op gebied van onderwijs werken in dienst der protestantsche zending 13 inrichtingen voor hooger onderwijs, in Japan en Korea. Alles tezamen genomen, telt men 371 scholen met 29.465 leerlingen.4) Pater Krose geeft het aantal van 160 katholieke scholen met 9107 leerlingen.5) ') F. Schwager. S. V. D. Die brennende Missionsfrage der Gegenwart. De schrijver ontleent zijn cijfers aan de Compte-Rendu der Missions Etrangères en aan Duitsche protestantsche tijdschriften zooals Zeitschrift fflr Missionskunde und Religionswissenschaft. 2) Calendrier. 3) Allgem. Missionszeitschrift (prot.) 4) Allgem. Missionszeitschrift, Mei 1917. 5) Kirchliches Handbuch 1913/16. Katholieken Protestanten 1901 1912 1916 55.8240 70.582') 100.000 2) 46.634') 90.496') 115,000*) 27 Van de 231 voor Japan opgegeven priesters behooren ruim 170 tot het missie-seminarie van Parijs. Velen van dezen zijn opgeroepen: de missie heeft op 't oogenblik waarschijnlijk een zestigtal missionarissen1) verloren. Bedenkt men hierbij, dat in deze oorlogsdagen de fiere Japanees zijn superioriteit meer en meer begint te voelen en dat de afkeer tegen het blanke ras met die nationale trots gelijk opgaat, dan kunnen wü .ons eenigszins indenken met welk een dringende smeekbeden de missiecongregaties, daar werkzaam, om personeel en ondersteuning vragen. Thans begeven wn' ons naar China. Dit om zjjn reusachtige uitgestrektheid vooral belangrijke land biedt een meer bemoedigenden aanblik dan Japan. De katholieke missie, welke er in 1850 reeds 300.000 Christenen telde met een sindsdien steeds toenemend aantal missionarissen, heeft er ook thans nog een aanzienlijke voorsprong op de protestanten. Deze begonnen er eerst voorgoed in 1842.' Katholieken Gedoopten Katechumenen 1.026.000 (1908) 400.0002) 1.431.000 (1911) — 3) 1.615.000 (1914) 500:0005) 1.751.000 (1915) 430.000 p 1.827.000 (1916) 400.0001 Protestanten Gedoopten en doopleerlingen 470.000 (1910)4) 450.000 4) Misschien zal het verwondering wekken, dat het laatste cijfer der protestanten op achteruitgang wijst. De protestantsche Duitsche missioloog, die deze gegevens aan een Engelsche statistiek ontleent, merkt hierbij het volgende op, wat tevens geldt voor alle andere protestantsche opgaven, die wn' hier laten volgen. „Wanneer wij deze cijfers met elkaar vergelijken, komt duidelijk uit, hoe veel geringer de vooruitgang was tusschen ') Kirchliches Handbuch. 2) Krose. Katholische Missionsstatistik 1908. 3) Schwager. t. a. p. 4) Allg. Missionszeitschrift Mei 1917. 5) Kirchliches Handbuch. 28 de jaren 1910 en 1916.... Wij moeten wel aannemen dat een eenigszins vaste grondslag voor een nuttige vergelijking slechts verstrekt wordt door de getallen der kommunikanten onderling te vergelijken. In de nieuwe statistiek (1916) heeft men de vage en weinig bevredigende rubriek: „Totaal van inlandsche aangesloten Christenen" geschrapt en alleen de kommunikanten en daarnaast de gedoopten en doopleerlingen opgeteld. Dat is voorzeker een verbetering, zelfs al moet men daarom wat het aantal „Christenen betreft, op een achteruitgang wijzen." De nieuwe gegevens berusten dus op een andere indeeling. De vergelijking met de resultaten der katholieke missie, die geen zoogenaamde „aangeslotenen" (welke niets met het aantal Christenen hebben uit te staan) kent, is daardoor veel gemakkelijker en vertrouwbaarder geworden. Terwjjl de protestanten zich nu troosten, met de gedachte, dat het aantal kommunikanten in al hun missies van 1.900.000 (1910) gestegen is tot 2.950.000 (1916), moeten zij in dezelfde statistiek toch ook andere veel bedenkelijker toegevingen doen. Zoo is het aantal buitenlandsche missiekrachten in die 6 jaren slechts met 1600 toegenomen, d.i. slechts 5°/o, per jaar bijna l°/o. Ook is het te verwachten, dat de vennindering van het aantal gedoopten en doopleerlingen invloed zal uitoefenen op het cijfer der kommunikanten. Ons hjkt deze beschouwing van den Duitschen geleerde een bedekte aankon