1029 , PRIJS 30 CENT. ONTMASKERING VAN DE „Orde van Zeven". NAAR AANLEIDING VAN DE VERGADERING, BELEGD DOOR DEN HEER CH. E. 3. MEYLL, IN DE CONCERTZAAL VAN HET KURHAUS TE SCHEVENINGEN OP 12 JUNI 1916, DOOR M A. VAN DE WIEL, TE 'S-GRAVENHAGE. I 17 ONTMASKERING VAN DE „Orde van Zeven", NAAR AANLEIDING VAN DE VERGADERING, BELEGD DOOR DEN HEER CH. E. J. MEYLL, IN DE CONCERTZAAL VAN HET KURHAUS TE SCHEVENINGEN OP 12 JUNI 1916, DOOR KL A. VAN DE WIEL, TE S-GRAVENHAGE. GEACHTE LEZERS EN LEZERESSEN. De vergadering van 12 Juni gehouden in het Kurhaus te Scheveningen, welke zaal met een 500 menschen gevuld was, heeft bij mij de vraag doen opkomen, of wij weder voor een gevaar staan. Het heeft mij leed gedaan de sprekers niet goed te hebben kunnen volgen, daar stormwinden en het bruisen der zee, het den geachten toehoorders hinderlijk maakten bij het luisteren. De groote Concertzaal was voor deze vergadering ingericht. Op het podium stond een groene tafel, waarop een vaasje met een witte lelie prijkte. Aan den eenen kant een spreekgestoelte; aan den anderen kant een orgel, waarop een blinde enkele deunen afspeelde. Daarna begonnen de sprekers ; een heer verhief zich van zijn stoel en begon te zeggen dat de „Orde van. Zeven" niets nieuws was, daar het in de Heilige Schrift te lezen stond. Hierna volgden twee Indische jongelui, waarna de heer Meyll de rede opnam. De heer Meyll heeft het boekje, dat totaal geen zin bevat, in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes geschreven. Geen der sprekers die een en ander te berde bracht, heeft iets of weinig bijgedragen tot duidelijke uiteenzetting, van de nog zoo duistere zaak als de „Orde van Zeven". Er is niet gesproken over dat wat men verwacht had; al hun streven in den zin: „liefde in 4 de eenheid" is weggebleven Niemand heeft eenig doel gehoord, niemand was verzadigd met een opheldering. Het gesprokene mist allen grond van uiteenzetting. Het boekje dat de titel draagt: „het woord van de liefde in de eenheid of de vrede der volkeren" kan niemand duidelijk zijn; daar is geen verband, geen zuiverheid van doel in. Het is in zijn geheel met dweepzieke ideën geschreven, en men schuilt weg achter den naam van Christus. Het boekje wemelt van bij elkaar geraapte bijbelserie woorden. Ik zeide reeds in mijn begin, of wij niet weder voor een dreigend gevaar stonden. En dit zeide ik, omreden men al twee duizend jaar met dien Christus aan het warlen is. Wanneer wij onze gedachten terugbrengen naar het voorheen, toen die Christus leefde, de Grieken en Romeinen , de meeste macht in handen hadden, de §f|||kj mensch als onderdaan en slaaf gedoemd was, begon men als thans te prediken, over liefde en eenheid onder de rnenschen. Men hoopte toen al in het algemeen dat Jezus zou terugkeeren, en aan het hoofd zou komen te staan, om de Romeinsche Staat te vernietigen. Denkt aan de middeleeuwen waar folteringen en brandstapels de troef speelden, en dit alles geschiedde in den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes. Denkt aan de oorlogen door christenen begaan, en ik geloof wel dat ik de hoop mag uitspreken, dat deze geheele theorie vernietigd moge worden, bij zooveel gruwelen in dien naam begaan. De mensch heeft behoeften zegt men aan vastheid; dit werd mij ook nog op de vergadering van 12 Juni gezegd. Kijk eens zeggen zij, is het geen bewijs dat men behoeften heeft, de zaal is vol, ziet de belangstelling. Het is waar! luid mijn antwoord, de mensch heeft behoefte aan waarheid, maar niet aan 5 afgezaagde oudheid, van leugen en bedrog. Het weten is het grootste egoïsme in den mensch en zoodra als men eene vergadering belegt, van welke de tnenschen weinig of niets weten, zullen zij' er heen stroomen om er waarheid te geneugten. Maar wat hebben wij gezien op de vergadering van 32 Juni? Dat de menschen lachende wegliepen, met het blauwe boekje voor den mond. Toch waren er nog weer eenigen van die godsdienstzinnigen, die met de nieuwe theorie van den heer Meyll ingenomen waren. En daarom lieden laat ons vurig strijden, tegen deze zoo dwaze theorie van den heer Meyll. Zij wil het menschdom weder opnieuw aan zijn vrijheid van gedachten onttrekken. Ik heb reeds gezegd: de mensch wil waarheid, hij wil individu worden en zijn. Zelfstandig wil hij werken, naar eigen meening oordeelen. De mensch wil geen leiders meer hebben, hij is door de geheele geschiedenis, door zijn leiders niet meer dan verleid. Heeft juist de christenheid niet den mensch op een dwaalspoor gebracht ten alle tijden ? Waren het niet de pausen, kardinalen, monniken en priesters ? die hun onderdanen in den naam van Jezus Christus lieten werken en zwoegen, en waren zij het niet die triumpheerden, van het uitzuigen en afpersen hunner volgelingen ? Waren zij het niet die de anders denkenden naar het schavot en brandstapels sleurden, om in den naam van Christus te sterven ? Neen, niéts is er ooit ter wereld geweest dat zooveel bloed en schande vergde als het Christendom. Lees de redevoeringen van Tetzel in Duitschland, waar hij staat te prediken met de aflaatbrieven onder den arm, zeggende: „Koop deze brieven en al uwe zonden zijn U vergeven, berouw behoeft ge niet eens te hebben. En het geld stroomde in de zakken der* 6 pausen, die zich aan alle uitspattingen te buiten gingen. Geachte burgers laat ons strijden tegen dat woekerkruid van den heer Meyll. Wij hebben geen Christus meer noodig, wij zijn ver genoeg gevorderd in wetenschap, wijsheid; genoeg om de verlossing der menschheid zonder Christus te krijgen. Wij zullen nu eens een bezoek gaan brengen aan de prachtige villa van den heer Meyll aan den Scheveningsche Weg. De villa van den heer Meyll is hooger gelegen dan de Scheveningsche Weg; zij is omringd met een schoonen tuin, welks paden bedekt zijn met mooie, witte kiezelsteenen. Het huis is eenigszins oostersch ingericht en aan den wand prijken eenige oostersche spreuken. De Kamers welke goed gemeubileerd zijn, geven een prachtig gezicht over de aangrenzende tuinen. Een kamer aan de achtef*zijde gelegen, geeft het uitzicht op een koepel of prieel, welke achter in den tuin, iets hooger als het huis, omringd met marmer-kiezel, prijkt. In dit huis worden enkele dagen der week bijeenkomsten gehouden, waar slechts enkele personen aan deel mogen nemen. Onder de aanwezigen is een medium, hetwelk in trance of wel onder hypnose gebracht wordt. Nu is het al dadelijk op te merken, dat daar als het ware een spiritistische séance gehouden wordt. En dat het een soort van spiritisme is, is juist daar uit af te leiden, dat het een geheime bijeenkomst is, waar slechts enkelen aan deel mogen nemen. Voorts schrijft en spreekt het medium, dat wordt opgenomen als Gods taal. Het eigenaardige van alles is, dat alles ingeving van den Heere is; zoo zij het dan noemen. En zoodra de séances afgeloopen zijn, het kwade van 's Heeren ingeving naar de prullemand. gebracht wordt. Het bruikbare wordt behouden, hetgeen men daarna "een plaatsje geeft in de boeker, des Heeren. Geachte lezers, ik zou den heer Meyll willen vragen, als zij toch alles van den Heere kijgen, zij dan toch zeker alles moeten aannemen wat de Heere zegt. Het is infaam als m°n alles doet in den naam des Vaders des Zoons en des Heiligen Geestes, om dan zijn werken in de prullemand te werpen Het is een schande van U heer Meyl, alles wat U goed dunkt uit te zoeken, en het aan de menschen als waarheid voor te leggen. Gij wilt in uw boekje „liefde in de eenheid" den weg der zaligheid wijzen, en gij zit thuis zelf al te visschen en te bladeren, wat gij naar uw dunken goed "vindt. Uw geheele boekje b°.vat niet meer dan een leugen, en heeft de waarde van een nul. Wij moeten trachten uwe ideeën ten gronde te brengen, want zij zijn niet vatbaar voor gezonde hersenen. Het zou mij leed doen de zwakken te zien vallen in de handen van een dweepzieke par'ij. Laat ik mij even met uw boekje bezighouden, en eenige regelen aanpunten, van de wartaal door U gebruikt. De heer Meyll zegt dan „Het leven heeft ons zóó gelukkig gemaakt, dat wij nooit tekort komen aan datgene wat wij juist noodig hebben i-m te bestaan". Ik geloof wel dat zoo een zin voor den heer Meyll, van eenige waarde kan zijn; daar hij het leven op een heerlijke villa in de boschjes gewend is. Maar laat hem eens gaan naar de achterbuurten van den Haag, Rotterdam, Amsterdam en zoovele andere steden, waar dagelijks de mensch gekweld wordt dooj honger, waar armoede heerscht en een kreet ten hemel stijgt uit vuile en donkere holen. Verder zegt de heer Meyll „Hebben wij dan niet de waarheid gevoeld van hetgeen de waarheid voor elk mensch dient te zijn, dat is: het lichaam, rustig en aangenaam te doen ve-toeven in den waren toestand van liefde en vrede". Zeer juist, 8 dat moet ons streven zijn, maar met ons verstand moeten wij daarheen. Wij zullen nooit de liefde en de vrede krijgen als wij niet vurig voor dat doel strijden. Wij moeten gewapend staan met ons verstand en elke theorie die komt, uit den naam des Vaders des Zoons of des Heiligen Geestes moet uit het brein des menschen gedreven worden. Laat ons de natuur gehoorzamen, haar moeten wij Onderdanig zijn. Zij is het die ons drijft naar het einde en zal ons niet misleiden. Laat Jezus blijven die Hij geweest is ; hij was als ieder ander 'mensch. Niets is er zelfs meer wat een vaste waarheid geeft, dat hij bestaan heeft. En dat weinige, dat als bewijs voor zijn bestaan wordt aangevoerd, is te weinig om het te gelooven. Maar laat ons aannemen dat hij bestaan heeft, waarvoor zouden wij hem dan nog eeren. Christus die reeds bijna 2000 jaren dood is, was mensch als ieder ander van zijn tijd; hij was niets geleerder, nog eerder dommer, want vt ór zijn tijd sprak Christus niet eens Grieksch. Thans heeft men 2000 jaren met Christus geworsteld, en komt nu nog de heer Meyll met den Christus, Dien hij een schoon hemd heeft aangetrokken. Werpt slechts een blik op het Christendom, hetwelk gewoed heeft van af den tijd van Nero, en men zal walgen van de onrechtvaardigheid en ontucht, welke plaats vond in den naam van Jezus den verlosser En nu na 2000 jaren wil de heer Meyll ons dien Jezus komen voorstellen, als de verlosser en zaligmaker der menschheid. Laat ons niet zeggen als Jezus en de heer Meyll .,Uw wil geschiedde" maar onze wil geschiedde, zoolang wij de macht daartoe hebben. Laat ons trachten de aarde als een hemel te maken, omdat wij het hiernamaals 9 niet noodig achten. Voor mij is er géén God die schuld heeft aan ons bestaan, en zoo Hij er ware, zoude Hij moeten goed vinden en vergeven. Ik geloof niets van het oude afgezaagde boek der theosofie, noch van dat der theologie, wat men beweerde goed te moeten verstaan, alvorens de „Orde van Zeven" te kunnen begrijpen. Als de „Orde van Zeven" deze twee boeken als argumenten in voert, tegen het niet begrijpen van hun streven, staat het mijns inziens wel zeer zwak. De heer Meyll roept in zijn rede, „voelt gij hoorders, de stem van den mensch die geen weg weet te vinden." Het lijkt wel of de spreker indruk wil maken op de lezers, dat zij hem niet begrijpen. Maar wij allen kunnen vrij wel zeggen dat wij niet voelen, dat wat de spreker met zijn ziekelijke ideeën voelt. Wij voelen niets anders, dan dat gene, wat de natuur in ons gelegd heeft. Dat is het wat wij willen voelen, daar wij het kunnen aanschouwen, voelen en aantasten. 'Ik geloof niet wat een medium zegt in de geheime bijeenkomsten van den Heer Meyll. Dat medium kan ons bedriegen en leugens voorschrijven. En dat een God met behulp van een medium, de waarheid komt brengen van Zijn bèstaan en onze verlossing, druischt in tegen elk begrip der theologie. Het valt niet moeilijk voorschriften te verkondigen, van geluk en zaligheid, liefde en eenheid onder de menschheid, als men zelf het leven niet heeft gekend, in den waren zin des woords. Vraag aan de lieden die werken en zwoegen in de fabrieken, aan allen die honger hebben geleden, en de kwelling van het leven gevoeld hebben: „hebt gij geen geluk gevond^ in den Heer Jezus Christus Zoon van God" en zij zullen U allen antwoorden: „neen, wij hebben geen geluk gevonden in den Heere, noch in uw God. Het al wat Hij ons heeft gegeven is een nietig bestaan. 10 Hem dienen, zeggen zij, is een groote dwaasheid. Verder zullen zij zeggen: de dood is onze uitkomst, daarin ligt geluk, zij schrikt niet af, zij is het eenigste heil der menschheid die geen weelde kent. Laat ons nogmaals de middeleeuwen beschouwen, om den laster te zien, die door alle tijden door de Christenen is begaan. In den naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, hebben priesters, monniken en nonnen, de Christenen aangespoord tot verdelging der Joden. Lees slechts van de Jodenstraat te Frankfort a/d. Main in het jaar 1614. Hoe de Christenen daar de Joden op de afschuwelijkste wijze om het leven brachtten. De grootste folterwerken werden in den naam des Verlossers uitgedacht, om vrouwen, kinderen en grijsaards te knevelen. Hoevele pausen, bisschoppen, priesters, monniken en nonnen zijn niet om het leven gebracht, doordat zij hunne'volgelingen, alle vrijheid van denken ontnamen, en doordat zij triomfeerden op het afpersen en uitzuigen der menschen. Is ons Alexander VI en Leo X niet genoeg als bewijs, dat het Christendom nooit anders gedaan heeft, dan arme Christenen te doemen tot groote ellende. Zij persten de arme zijn goederen af om zieh zeiven te verrijken, en maakten bordeel en in hunne huizen om hun genot zieke ideeën bot te laten vieren. Neen! mijnheer Meyll, ik zeg het U, geen geschiedenis der wereld is er, waar zooveel stank van ontucht en zedeloosheid uit opstijgt als dat van het Christendom. Willen wij de weg der liefde en der waarheid vinden ? dan zal men beter doen, dat wij uwe ideeën wegwerpen, en strijden tegen elke idee die onzen geest doet kwellen. Laat ons strijden voor menschelijkheid en recht, het 11 geluk der menschheid, hun geven wat hun toekomt, en hun vrijheid van denken behouden. En als wij het menschdom zullen bevrijd hebben van iedere geestes kwelling, wanneer elk dogma zal zijn afgestorven, laten wij dan zien wat er ons nog te doen staat voor 's menschens geluk. Indien er dan nog geen liefde of eenheid in den mensch zal zitten (hetwelk ik zeer betwijfel) laat ons hem dan dien weg voorleggen, maar eerder niet. De heer Meyll durft vrij uit zeggen: „ik ben het niet die spreekt, het is de Heere die door mij spreekt". Is het geen blaam in de twintigste eeuw, dat er nog menschen gevonden worden, die nieuwe ideeën willen verspreiden, en den mensch voorhouden dat de Heere hun in geeft wat zij het menschdom verkondigen ? Het ware beter dat men hen zijne ideeën, die hij verkrijgt op de een of andere spiritistische wijze, in het aangezicht wierp. Wij zijn het zelf die spreken, voelen en aanschouwen. Er is geen God die schuld heeft aan ons bestaan. Wij zijn door de natuur begaafd met zulk een macht, zij is het die ons doet drijven naar het einde. Wij moeten ons sterk verzetten tegen deze nieuwe orde, die weder onze gedachten aan banden wil hechten. Wat zal er geschieden als deze nieuwe orde weder een overmacht krijgt f Hebben wij niet genoeg gehad aan de kwellingen van geloof en hoop, die reeds honderden jaren den mensch deed knechten. Moet er weder een nieuwe Christus geboren worden ? De heer Meyll zegt het ons, en dat heeft zeker het medium met waarheid bestempeld. Doch alvorens verder te gaan, zal ik nog even bij zijn huis blijven stilstaan, tot nadere uitlegging. In het huis of wel villa aan den oude Scheveningsche weg, worden ook cursussen gehouden. Daar ziet men dan tal van Indische jongelui zitten en eenige anderen. De 12 heer Meyll is daar voor het onderrichten zijner leerlingen. Men loopt verschillende onderdeden van zijn stelsel door, om zoo langzamerhand in de armen van den dweeper te vallen. In de laatste Catégoriën wordt het pas duidelijk gemaakt, welke beteekenis dat huis aan de Oude Scheveningscheweg inhoudt. Voordat ik deze beteekenis ontsluier, moet ik nog zeggen, dat de „Orde van Zeven" den nieuwen Christus verwacht. Zij zullen hem het eerst herkennen, en om dat doel heeft de heer Meyll de „Orde van Zeven" het licht laten zien, daar anders de onmogelijkheid niet uitgèsloten zóu zijn, dat de komende Heer Jezus Chistus onopgemerkt zpu voorbijgaan. De leer zegt, dat zoowat ongeveer om de 2000 jaren, een persoon opstaat, als de gewezene Christus en zoovele andere. En nu, de beteekenis van het huis (geachte lezers en lezeressen gij moet niet schrikken van het groote bedrog wat daar in schuilt). Toen Mevrouw Meyll eenige jaren geleden zwanger was, werd een der kamers van haar huis ingericht als de stal van Bethlehem, waar Christus moet geboren zijn en in doekjes gewikkeld door Maria. Zij liep door het huis, met eenige witte leliën in de hand, zeggende uit mij zal de komende Christus geboren worden, doch zoo het eene vrouw is, zal zij Maria heeten, waaruit de Christus geboren zal worden. Het plafond was versierd met sterren, een kandelaar waarin zeven kaarsen, eene kribbe en tal van andere dingen, stonden in deze baarkamer. De dag der geboorte naderde al dichter en dichter, tot eindelijk een kindje, waarop men al zoo lang gehoopt had, ter wereld kwam. Maar lezers, het verwachte was het niet, men had gehoopt op een Christus, en er kwam een Maria. Velen uwer zullen de advertentie gelezen hebben in de 13 couranten ondérteekend door den heer Meyll, dat er geboren was Maria. Niemand uwer zal het goed begrepen hebben, maar zij die er aan deel namen, waren er mede verheugd. Zoo wij nu in de rijen der leerlingen van den heer Meyll gaan staan, zal ons aan het einde der cursussen worden medegedeeld, dat de beteekenis van deze villa'is, dat daar Maria geboren is, waar uit de Christus geboren zal worden. Ik verheug mij den tijd tegemoet te zien, dat Maria Meyll en Christus Meyll, hunne ideeën onder de bevolking zullen verkondigen. Thans gaat de heer Meyll een blaadje uitgeven, en lieden, laat ons voorzichtig zijn dat wij met dit zoo groote bedrog niet besmet worden. Het is een schande voor de menschheid van de beschaafde wereld, als ze zich niet verzet, tegen deze zoo grove daad. De Orde van Zeven moet vernietigd worden in hare ideeën, welke op zoo'n wijze de menschen tracht te bedriegen in den naam van Jezus Christus. Zij werken al precies als voor duizend jaren terug, liegen kunnen zij nooit, en schuilen weg achter den naam Jezus Christus. De heer Meyll durft er niet vrij voor uit komen, welk doel zijne Orde beoogt, en op welke wijze hij tot de stellingen komt die hij verkondigt. De heer Meyll wil een ieder in zijne cursussen opnemen, opdat hij er zeker van zijn kan, onzen geest te verstommen en hij ons, vóór wij aan het einde der cursussen gekomen zijn, geheel in zijn macht heeft, en wij onder den invloed zijn van zijne ideeën. Geachte burgers en burgeressen, laten wij ons sterk tegen de „Orde van Zeven" verzetten, opdat het gift voor de menschen niet verder voortwoekert. Laten wij genoeg hebben van het Christendom, dat zich ten alle tijden tegen de viije idee heeft verzet. Wij allen weten genoeg van het spiritisme, om met 14 beslistheid te kunnen zeggen, dat in het spiritisme een groot bedrog schuilt. Laat ons aannemen dat er in het spiritisme, eene tot heden ongekende kracht ligt, dan zal het toch zeker nog wel infaam genoemd mogen worden, om langs dezen weg, een Christus of God, met de waarheid van zijn bestaan aan de menschen voor te houdenIk geloof niet dat er spiritisten in Den Haag of elders zullen zijn, die het met deze daad van verkrachting eens zullen zijn. Geachte burgers en burgeressen, ik geloof met deze weinige regels genoeg te hebben bereikt om een goed overzicht te verkrijgen van het doel en streven der „Orde van Zeven". Genoeg hoop ik thans bijgedragen te hebben, in het bestrijden van deze Orde. Wij moeten trachten op iedere progaganda die zij de wereld inzendt, eene kritiek uit Ie oefenen, opdat het gift der Orde, zich niet voortplante. Juist dat geene, waartegen honderden jaren de menschheid heeft gevochten, vinden wij in het boekje van den heer Meyll terug. Hij weet het zeer prachtig in vleiërs taal uit te drukken, en er zullen er weder vele zijn, die zich een doek voor de oogen laten binden. Het boekje wordt geopend in den naam van den Heer Jezus Christus en het werk zij volbracht in den naam des Heeren Jezus Christus, den Vader der Liefde, den Zoon der Waarheid, den Geest des Lichts, En zoo het in die namen volbracht is, zal men toch moeten lachen als men hoort, dat er een medium in het spel is. Neen mijnheer Meyll het is niet de Christus, noch de Heere die U bij het voltooien van uw werk geholpen heeft. Het zijn slechts uwe ziekelijke ideeën, het gebrek aan waarheid en vastheid. Gij loopt rond en gij hijgt en dorst naar waarheid, en gij vergeet als zoo vele 15 anderen, de waarheid te nemen die gij met voeten betreedt. Het is thans de plicht van een ieder mensch te strijden tegen het kwaad, dat begaan wordt door de Orde van Zeven. De mensch heeft thans genoeg van stelsels en principes der categoriën van theologie. Hij wil niets and°rs meer dan waarheid en gerechtigheid en ge n frazen welke uit de lucht gegrepen worden. Ik hoop dat de „Orde van Zeven" in het niet zal zinken met haar leugen en bedrog, en dat er vele met mij zullen strijden tegen het aangroeien der orde. Het leven geeft heden ten dage weinig levenskracht; mijne opvatting daaromtrent wil ik uiten in de volgende dichtregelen: Hebt gij geleefd, zoo hebt gij ook gezondigd. Al droeg gij spot en smaad me' lust, En gaf uw gave mild, uw lach gelijk uw ziele, Natuur gaf U een gift tot in den zaligen rust. Zijt gij verzadigd thans van levens moeheid. Hebt gij genoeg van 's levens kreet en nood; Het tergen van der Kosmos vruchtbre vruchtheid, Van 't leven dat den kiem draagt van den dood. Zijt gij tot walgens toe verzadigd, En drijft uw sfeer U van deea' wereld af, Zoo werpt U in den moederschoot der aarde, Zij streelt U zacht in 't kille duistre graf. Aan U lezers en lezeressen mijn dank. M. A. VAN DE WIEL. II