1026 Algemeene Vereenïgïng van Polishouders van Lotisïco VLUGSCHRIFT N°. 1 1,1 LotiSiCO en de „Schorsing der Staatsloterij" DOOR Mr. B. H. VOS D 53 UITGEGEVEN DOOR DEN BOEKHANDEL VH. GEBR. BELINFANTE - 'S-GRAVENHAGE - 1914 KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2289 6283 f Ö2*C VOORWOORD Den 26e" September constitueerde zich te 's-Gravénhage de Algemeene Vereeniging van Polishouders van Lotisico met het doel blijvend de belangen van polishouders van Lotisico te beschermen. Voor het begin bestaan de werkzaamheden in het nemen van maatregelen tegen de nadeelige gevolgen voor polishouders van de door Lotisico voorgenomen verwisseling van polissen in obligatiën en depositobewijzen. Den 14en October j.1. werden de Statuten goedgekeurd en sedert stappen gedaan om de Koninklijke bewilliging aan te vragen. Tot de vereeniging kunnen alleen toetreden zij, die eigenaar zijn van één of meer op 1 Augustus j.1. geldige polissen of bewijzen van inlevering bij Lotisico ingevolge den oproep, den 18en Augustus door deze vennootschap aan vele polishouders gezonden. (Art. 4 onzer Statuten) De geldelijke verplichting van de leden is bepaald op 5 cent per jaar als vaste contributie, terwijl bovendien op verzoek der vergadering om het gemeene belang ook te zamen te betalen, een artikel in de Statuten onzer Vereeniging voorkomt, waarin aan de Algemeene Vergadering het recht is gegeven een hoofdelijken. omslag te bepalen van ten hoogste vijftig cents, waarvan echter aan elk lid op verzoek vrijstelling zal worden verleend. (Art. 8 onzer Statuten) De wijze, waarop wij ons aanvankelijk doel zullen trachten te bereiken, wordt uitvoerig in dit eerste vlugschrift 2 onzer Vereeniging (bladz. 25 en volgende) uiteengezet. Spoedig zal worden overgegaan tot vestiging van kringen onder eigen bestuur in de belangrijkste plaatsen van ons land. De voorbereidende maatregelen daartoe zijn genomen. De Vereeniging zal t. z. t. langs diplomatieken weg trachten de belangen van polishouders in België en Frankrijk, in het algemeen in de landen, waar polissen geplaatst zijn, te behartigen. Het volgende in voorbereiding zijnde vlugschrift zal de beantwoording der feitelijke vragen, zooals zij ons in den loop onzer zittingen gesteld zijn en voor zoover van algemeen belang, behelzen, terwijl ook de beschouwing van den tegenwoordigen geldelijken toestand van Lotisico, zoodra daaromtrent voldoende gegevens zijn verkregen, in een bijzonder geschrift onder uwe aandacht zal worden gebracht. Wij hopen, dat iedere polishouder zijn belang begrijpende, zich bij onze Vereeniging zal aansluiten en niet zal afwachten, dat anderen voor hem het werk doen, terwijl hij zelf stilzit. En eens lid der Vereeniging zijnde, zal het hem duidelijk zijn, dat al zijn vrienden en verwanten zich moeten aansluiten om met vereende krachten iets te kunnen bereiken. Wij voegen voor hen, die nog geen lid zijn, een aahvraagbiljet bij; ieder, die voor ons nieuwe leden wil werven, kan op verzoek de korte uiteenzetting van het doel onzer Vereeniging krijgen. Het Bestuur Mr. B. H. Vos, Voorzitter Mr. C. J. de Vries, Onder-Voorzitter N. de Voogd, Penningmeester M. Broekhüijsen Jr. L. Hoejenbos Joh. C. Hoos Mr. H. Veenstra, Secretaris. Den 5en Augustus 1914 publiceerde de Directenr van de Staatsloterij, bij bekendmaking, aangeplakt bij de Collecteurs van genoemde loterij, het volgende: „Ingevolge machtiging, verleend door den Minister van „Financiën, wordt het volgende bekend gemaakt: „1°. In verband met de ernstige omstandigheden, waarin ons land thanS" verkeert, ondergaat het „plan der 406e Staatsloterij eene wijziging, uitsluitend ten „aanzien van de tijdstippen, waarop de collecte ter Directie „van de Staatsloterij wordt geopend en gesloten en van „die, waarop de trekkingen der 2e, 3e, 4e en 5e klasse „plaats hebben. „Dientengevolge wordt de trekking der tweede en volgende klassen tot een nader te bepalen tijdstip uitgesteld. „2°. De termijn voor de verwisseling der klassikale loten, geldig voor de tweede klasse van bovengenoemde „loterij, wordt dientengevolge tot een nader te bepalen „tijd verlengd. „In verband met het bovenstaande zal een gewijzigd „plan der 406e Staatsloterij te zijner tijd worden openbaar „gemaakt. „De prijzen en premiën, gevallen op de reeds getrokken „loten, worden na aftrek der wettelijke korting, evenals de op die loten verschuldigde teruggave van te veel „betaalden inleg, als tot dusver, zonder eenig voorbehoud „uitbetaald. „Vorenstaande maatregelen dienen uitsluitend om een 4 „ieder, die bij de Staatsloterij belang „heeft, zooveel mogelijk voor schade te „v r ij w a r e n. In gelijken vorm bekend gemaakt in de Staatscourant d.d. 6 Augustus N°. 182, waarschijnlijk naar analogie van de publicatie ex art. 8 van het Koninklijk Besluit van 10 Jan. 1886 (Stbl. N°. 1), werd deze bekendmaking met gejuich ontvangen door alle houders van klassikale loten, die voor het oogenblik in de onmogelijkheid verkeerden voor de volgende klasse bij te storten. Veilig mag worden aangenomen, dat in de bekendmaking hierboven de door mij gespatieerde woorden de considerans vormen: dat de verleende machtiging alleen met het oog op de ernstige omstandigheden en uitsluitend tot vrijwaring voor schade voor de houders van klassikale loten, is verleend door Zijne Excellentie den Minister van Financiën. En voorzeker het was geen lichtvaardig genomen besluit. Wij allen weten te -goed, welk een paniekachtige toestand den aanvang van de jongste Augustus-maand kenmerkte, hoe ons geldwezen, door de belachelijke eischen van ontdane menschen daaraan gesteld, geheel ontwricht was en hoe vooral het gebrek aan pasmunt tot zulk een hoogte was gestegen, dat het wel scheen of alle kwartjes, dubbeltjes en centen tot in het diepst van de aarde waren weggezonken. Het ware werkelijk ondoenlijk geweest de bijbetaling der klassikale loten bij de collecteurs op den bepaalden tijd te doen plaats hebben. Het is nu wel treurig, dat, waar bij de uitvaardiging van de bekendmaking zulk een goed principe voorgezeten ïeeft, duizenden, die een indirect belang bij de Staatsloterij hadden en hebben, door een ongunstig intérpreteeren van deze bekendmaking in hunne belangen zijn gekrenkt. De Eerste Nederlandsche Maatschappij tot Verzekering van Risico in Loterijen, vnlgo Lotisico, zooals ik deze naamlooze vennootschap ook in den vervolge zal noemen, vatte genoemde bekendmaking aan om onder den dekmantel „de Staatsloterij is geschorst", in aansluiting aan een artikel van de voorwaarden van 'verzekering, de inlevering van polissen ter conversie te gelasten. Allereerst wU ik een korte uitéénzetting van de verhouding van Lotisico tot de uitgegeven polissen geven. In het jaar 1897 opgericht onder viguèur van de Loterijwet van het jaar 1885, kon zij bij voortduring polissen uitgeven, die volkomen wettig waren en kon zij zich bij elke trekking door beschikbaarstelling van eenige financiers en particulieren dekken tegen het risico, dat zij liep bij partieel uitgegeven series. Het merkwaardige van het bedrijf van Lotisico bij hare oprichting was, dat zij geen risico beliep, alleen risico dékte. Dit is zeer eenvoudig aan te toonen. Stel dat Lotisico 1 serie, zijnde 21000 polissen, geplaatst had en dat deze alle ineens volgestort waren, dan had zij van polishouders een kapitaal van ƒ 2,100,000.—. a 4 °/0 uitgezet, hetgeen in dien tijd reeds lang zonder gevaar kon geschieden, bracht dit kapitaal op een bedrag van ƒ 84,000.— aan rente. Lotisico keert uit ingevolge artt. 11 en 12 van hare polisvoorwaarden Vao van net bati8 saldo> nadat van de netto-opbrengst van een doorgefourneerd lot de inkoopwaarde ad ƒ 70 — is afgetrokken. Ik zal u de berekening, die trouwens zeer eenvoudig is, besparen, dat voor elke trekking van de loterij Lotisico per serie ± ƒ21.100.— noodig heeft. Aangezien er jaarlijks drie trekkingen van de Staatsloterij zijn, is het bedrag, dat aan prijzen wordt uitbebetaald + ƒ63.300.—. Waar nu tegen 3 °/0 belegd, het kapitaal van één serie reeds ƒ 63.Ö0O.— opbrengt, valt het in het oog, dat Lotisico, zooals zij indertijd bij de oprichting uitvoerig in haar 5 6 prospectus betoogde, geen risico beliep en op een vaste winst kon rekenen. De Loterijwet 1905, met de interpretatie, die de Hooge Raad den 13 Juni 1910 daaraan gaf, veranderde dat geheel. Elke serie polissen werd beschouwd als een afzonderlijke loterij en slechts de vóór de Loterijwet 1905 aangelegde seriën A, B en C zijn sedert wettig. Nu waren er van de seriën D tot en met Gr reeds gedeelten uitgegeven. Waarom Lotisico niet aaneengesloten seriën uitgaf en meerdere reeksen gelijktijdig verkrijgbaar stelde, is een vraagstuk, buiten het bestek van dit geschrift liggend. Zeker is echter, dat Lotisico die seriën na het arrest van 1910 niet kón completeeren en dat de bovengemelde garantie van bankiers en particulieren voor het overige, nu onwettige deel, dier seriën niet meer te vinden was en Lotisico voor alle niet-uitgegeven nummers op eigen gevaar in de loterij speelde. De beleggingsmaatschappij, die Lotisico volgens prospectus was — (of laten wij voorzichtigheidshalve zeggen, had moeten zijn) — werd tegen haar wil een speelmaatschappij, die telkens als de 100.000 viel, op een nummer, uitgegeven in de partiëel geplaatste seriën D tot en met G, een klap meer te boeken had. Natuurlijk had zij ook kunnen winnen, bovenmatig kunnen winnen zelfs. Maar het lot was Lotisico ongunstig, gelijk uit verslagen en balansen duidelijk wordt. Het is geen wonder, dat Lotisico trachtte van dien kwaden kans af te komen, elk jaar met voorstellen kwam en gouden bergen en nog meer gouden bergen in het vooruitzicht stelde voor wie polissen inleverden. , De gouden bergen waren wel goed berekend voor Lotisico, want per saldo kwamen zij neer op.... 3 "/o rente. En de polishouder van Lotisico hield nu eens van zijn polisje en plakte graag elke maand zijn zegeltje er op, trok graag vijftien centen om de twee of drie jaar 7 en was zoo blij als een goudhaantje, als zijn bnurman eens de 20 of 50.000 had getrokken. Hij had toch heerlijk altijd ook die kans en nu buurman, mórgen wellicht hij zelf. En voor al het klatergoud van de gedrukte beloften ruilde hij zijn polis niet. Het was en bleef „de voortdurende zorg" van het bestuur van Lotisico om van de polissen af te komen, van alle seriën liefst: want hoe langer hoe grooter werd het gevaar; in de wettige series A, B en C namen de roiementen toe, vooral toen vele polishouders in de meening gingen verkeeren (te recht of ten onrechte mag ik niet uitmaken, ofschoon, ik in verband met de uitlating van den Officier van Justitie bij de Rechtbank te Arnhem in de procedure tegen zekeren Kooy, geneigd ben te zeggen: ten onrechte) dat zij hun maandelijkschen gulden bij Lotisico of haar bestuur wegbrachten in plaats van belegden. Ik ben in de techniek van het loterijwezen — gelukkig — onbekend, maar ik ben in de laatste weken wel overtuigd geraakt, dat door al die roiementen, door de onwettigheid van. de partieel uitgegeven seriën D tot en met G; aan de eene zijde den weg tot groote winsten was afgesloten, aan de andere zijde het meedoogenlooze lot met krachtigen klauw in het bestaan van Lotisico ingreep. Directie en Bestuur vigileerenden dan ook om van die polissen — volgens alle stukken in het oprichtingsdossier mij ter beschikking staande, het fundament van de Maatschappij - af te komen. En ziedaar, alsof het voor Lotisico geschreven was, de Bekendmaking van den Directeur der Staatsloterij. Een beetje onnauwkeurig geredigeerd — de Heer Haighton zou, als hij het zelf had moeten schrijven, ter voorkoming van misverstand een enkel woord veranderd hebben — maar overigens geschreven, gepromulgeerd alleen bijna met het doel om artikel 4 van de verzekeringsvoorwaarden der Lotósicopolissen in werking te stellen en de polissen als zoodanig buiten werking. 8 En ik geloof zoowaar, dat de Lotisicobestuurders, die lazen, dat de bekendmaking. uitsluitend diende om de belanghebbenden bij de Staatsloterij voor schade te vrijwaren, vol vreugde deze galanterie van Z.Exc. den Minister van Finantiën lazen. Want wie waren grooter belang', hebbenden bij de Staatsloterij? wie werden meer dan Lotisico voor schade gevrijwaard? En als de Koninklijke goedkeuring nu niet juist een jaar of twee jaar geleden aan de statutenwijziging onthouden was en de kapitaalsuitbreiding van Lotisico niet onmogelijk had gemaakt, wie weet of Lotisico aan de schatkist niet een mooi pakket van haar „first preferred stock" had aangeboden! Maar laten wij de spotternij ter zijde en nu, weer sober en feitelijk, den gang van zaken volgen. Lotisico stelde naar aanleiding van de bekendmaking van den Directeur der Staatsloterij een advertentie in vele dagbladen, waarvan ter vergelijking met de straks af te drukken circulaire, ik den tekst in extenso zal weergeven : Lotisico. „De Eerste Nederlandsche Maatschappij tot Verzekering „van Risico in Loterijen te 's-Gravenhage vestigt de aandacht van belanghebbenden op het feit, dat de Neder„landsche Staatsloterij is geschorst en dat de bestaande „usantiën zijn gewijzigd. Op grond hiervan is artikel 4 der „voorwaarden van verzekering in werking getreden, zoo„dat alle polissen ter conversie aangewezen zijn. Met de „inlevering ter conversie zijn belast de Maatschappij tot „Exploitatie van het Administratiekantoor Haighton & Co. „en de Bank voor Handel en Nijverheid te 's-Gravenhage. „Houders van polissen, welke niet binnen den tijd van „twaalf maanden na de dagteekening dezer advertentie ter „conversie zijn aangeboden, hebben onherroepelijk elke „aanspraak op schadeloosstelling verbeurd. In de plaats 9 „van volgestorte polissen komen, conform artikel 35, obligaties van éénhonderd gulden, rentende 3 pCt. per jaar. „In de plaats van niet-volgestorte palissen komen, conform „art. 36, depositiebewqzen op naam, ten béloope der gedane „stortingen." De Nederlandsche Staatsloterij is geschorst, zegt ons de advertentie, niet, gelijk de waarheid wil, een paar trekkingen met het oog op de bijzondere omstandigheden uitgesteld, de usantiën zijn gewijzigd, niet, gelijk diezelfde waarheid wil, een eenmaal voorkomend uitstel van de tijdstippen der trekking van bepaalde klassen eener loterij! Maar straks vinden wij gelegenheid in den breede daarop terug te komen. Alleen zij er op gewezen, dat Lotisico alleen van 3 °/0 obligaties en deposito-bewijzen gewag maakt en nog eens met nadruk op den fatalen termijn de aandacht vestigt. Artikel 6 der polisvoorwaarden luidt nu: „Spoedigst „mogelijk, doch in elk geval binnen den tijd van .drie „maanden, nadat het de vennootschap gebleken is, dat op „deze verzekering de bepaling van art. 4 (schorsing enz. V) „en art. 6 (wijziging der usantiën enz. V.) van toepassing zijn, geeft zij denverzekerde daarvan schriftelijk kennjs." Ingevolge dat artikel zond Lotisiqo in den loop der maanden Augustus en September een den 18™ Augustus 1914 gedateerde, met schrijfmachineletter gedrukte circulaire toe aan polishouders. Op deze circulaire stond'geen naam van den geadresseerde vermeld^ velen ontvingen haar ook niet1). Het is niet wenschelijk vooruit te loopen op de vonnissen, die straks misschien door bevoegde rechters zullen geveld worden, door hier thans in den breede te gaan betoogen 1) Dit Week .nit het feit, dat een aantal leien en aspfrint-leden aan kpt voorloopig bestuur van de Algemeene Vereeniging van Polianders van Lotisico, dat tot. verstrekking van inlichtingen zittingen 'hield, vroegen of het een exemplaar vart het hieronder afgedrukte stuk bezat en of zij hét ter lezing mochten hebben. 10 of door Lotisico wèl of niet naar den letter van artikel 6 van de polisvoorwaarden is gehandeld. Maar wel is het noodig het rondschrijven af te drukken, daar dit van groote beteekenis is. Het briefhoofd, dat een halve pagina beslaat, wordt den lezer geschonken, daarvoor echter zal de inhoud met wat ruimte-, schuinzètting en aanbrenging van leesteekens de straks volgende glosseering voorafgaan. 's-Gravenhage, 18 Augustus 1914. L. S. „Uit de couranten zal U reeds gebleken zijn, dat onze „Minister van Financiën machtiging heeft verleend tot „schorsingder Nederlandsche Staatsloterij. De officiëele kennis„geving, welke hierop betrekking heeft, is gepubliceerd „in de Nederlandsche Staatscourant van 6 Augustus 1914, „n°. 182. Het gevolg van deze schorsing, welke 10 „Augustus 1914 een aanvang genomen heeft, „is, dat alle door ons uitgegeven polissen worden gecon„verteerd in obligaties of deposito-bewijzen. „Met de inlevering ter conversie zijn belast de Maatschappij tot Exploitatie van het Administratiekantoor „Haighton & Co. en de Bank voor Handel en Nijverheid „te 's-Gravenhage. „Houders van polissen, welke niet binnen den tijd van „één jaar ter conversie zijn aangeboden, hebben, volgens „artikel 9, onherroepelijk elke aanspraak op schadeloosstelling „verbeurd. „Alle volgestorte polissen worden, volgens artikel 35, „geconverteerd in obligaties ten laste onzer vennootschap. „Deze obligaties dragen eene nominale waarde van één„honderd gulden ieder en luiden aan toonder. Zij werpen „eene jaarlijksche rente af van drie ten honderd, „waarvan de helft verschijnt op 31 Januari en de wederhelft op 31 Juli van elk jaar. 11 „Alle polissen, welke nog niet zijn volgestort, worden, „volgens de artikelen 36, 37, 38 en 39, geconverteerd in „deposito-bewijzen op naam. Op deze deposito-bewijzen „wordt geqniteerd voor bet volle bedrag der gedane „Stortingen (!) De rente, welke eveneens drie ten honderd „bedraagt en ook in halfjaarlijksche termijnen verschijnt, „wordt zóólang op de deposito-bewijzen bijgeschreven, „totdat het bedrag van éênhonderd gulden is bereikt (!) „Zoodra dit het geval is, wordt geen rente meer bijgeschreven. Houders van deposito-bewijzen zijn bevoegd „tot bijpassing, hetzij in ééns of in termijnen, van het „verschil tnsschen het bedrag der gedane stortingen en „het bedrag der verschuldigde premie plus rente en „administratiekosten. Zoodra de hoofdsom der „verschuldigde premie, plus de gedane stortingen op het „betreffende deposito-bewijs en de opgeloopen rente, gezamenlijk een bedrag van éénhonderd gulden vormen, „heeft de eigenaar daarvan recht op eene obligatie als „hierboven bedoeld. „Ingevolge artikel 40 zijn wij verplicht voor de houders „van obligaties en deposito-bewijzen spoedigst mogelijk „de gelegenheid te openen tot het aangaan eener nieuwe over„eenkomst als in genoemd artikel bedoeld. De gewijzigde „voorwaarden en tarieven, waarop deze nieuwe overeenkomst gebaseerd zal zijn, zullen nader door ons „worden vastgesteld. Zij, die, binnen een door ons „te bepalen tijd, verklaren, dat zij van deze gelegenheid „wenschen gebruik te maken, zullen in mindering van „het alsdan verschuldigde bedrag, hunne obligaties en „deposito-bewijzen voor de volle waarde in betaling kunnen „geven. Op de obligaties en deposito-bewijzen, welke uit „de onderhavige conversie voortspruiten, worden alle deze „bepalingen herhaald en nader omschreven. In afwachting uwer polis, noemen wij ons gaarne" enz. enz. Ziedaar den „brief". 12 Het eerste wat er uit te lezen valt, is overijling, in zaken te laken overijling om dat geschrift de wereld in te sturen. Drie, drie volle maanden, nadat het aan Lotisico bekend geworden was, had zij eerst .behoeven over te gaan tot het schrijven van zulk een brief (altijd indien er schorsing e. d. geweest waren). Maar binnen enkele weken is alles klaar, de tienduizenden adressen geschreven en onder dagteekening van 18 Augustus verzonden. Geen wonder, dat zulk een groot aantal de geadresseerden niet bereikte! De overijling heeft hare sporen overal gelaten, het epistel is niet doorwerkt, de steller heeft den omvang van de beteekenis ^fyner zinnen niet doordacht en ofschoon in allerijl geschreven, is het stuk niet „aus einem Gusz." Alles getuigt van onvoldoende doorwrochting der feitelijke omstandigheden, van niet weten welke richting uit, als allen gelooven, wat dat paarse epistel verkondigt en daarnaar gehandeld hebben. Maar wie beweert, moet bewijzen. In de allereerste plaats zij gewezen op het feit, dat in het tijdsverloop tusschen de advertentie van Lotisico en haren brief éen van de steunpunten voor de conversie is in den steek gelaten. De advertentie spreekt van schorsing en wijziging der usantiën, de brief van schorsing alleen. Heeft Lotisico opzettelijk dit steunpunt verlaten, en is zij sedert van de onwaarschijnlijkheid zoo overtuigd geraakt, dat zij die bewering niet meer aandurfde? Waarom de beweerde schorsing 10 Augustus is aangevangen, is alleszins onduidelijk. Misschien omdat dan de tweede trekking van de 4066 Staatsloterij zou zyn aangevangen. In ieder geval, ie datum van schorsing heeft geen invloed op den fatalen termijn. „Binnen den tijd van één jaar" moet de polis aangeboden zijn. Wanneer begint dat jaar te loopen? Den 5en Augustus, dag der bekendmaking? Den 10en, den vastgestelden dag van trekking der tweede klasse? Den 18en Augustus, dag van afzending der aanschrijving? ! 13 Art. 9 van de polisvoorwaarden stelt den tentlijn op één jaar, gerekend van de advertentie. Onjuist is dns de dagteekening der annonce (zie pag. 8 hiervóren) aan te nemén, alléén de dag van publicatie is van waarde. De advertentie gaf een verkeerd tijdstip (dagteekening) of geen tijdstip aan (ontbreken der dagteekening). De brief laat den gebeelen datum in het midden en menschen, die bonafide op echt Hollandsche manier tot den laatsten dag wachten, zouden merken te laat ^te zijn buiten hun weten en schuld, als zij- een jaar na den ontvangdatum van de circulaire hunne polissen wilden inleveren. De straf op de niet-voldoening aan de inlevering volgens art. 4 der polisvoorwaarden (altijd gesteld, dat de schorsing enz. werkelijk zou plaats hebben, welke veronderstelling in het vervolg niet zal worden herhaald, doch die in de redeneering als telkenmale geschreven moet worden beschouwd), de straf op de niet-voldoening aan art. 4 der polisvoorwaarden is het onherroepelijk verbeuren van elke aanspraak op schadeloosstelling (zie den brief van 18 Augustus). Dit is echtér onjuist. Als iemand de polis niet aanbiedt, mist hij recht op schadeloosstelling, maar waar staat in de polisvoorwaarden, dat hij de. rechten op de uitkeeringen bij de trekkingen of de schadeloosstelling (in casu obligatie of depositobewijs) mist, als eenmaal de polis volgens voorschrift is „aangeboden" ? Niet de inlevering, maar de aanbieding is het criterium, waarop de straf is bepaald. Al honderden hebben hunne polis aangeboden en teruggehaald. Voor die geldt dus art. 9 niet meèr? Niet gaarne zou ik zulks willen onderschrijven. Alleen bracht ik dit naar voren om Lotisico te doen zien, hoezeer het beroep op de naleving van woorden, hoe de interpretatie van een artikel volgens den enkelen letter tot onbillijkheid, tot onrecht aanleiding kan geven. De letter doodt; doodt ook Lotisico, indien zij er aan vasthoudt. Het is geen kunst uit elk contract slimmigheidjes op te diepen. Het is voor 14 sommigen meer kunst ook de ongeschreven loyale bedoeling na te leven 1 De circulaire bepaalt de rente der obligaties op drie percent. Zonder meer. Maar er staan duizenden polissen uit, waar uitdrukkelijk art. 35 bepaalt: „Zij (de obligatiën) luiden aan toonder en werpen een jaarlijksche rente af „van vier percent." De houders van die polissen behoeven zeker niet op de circulaire van 18 Augustus te reageeren, Lotisico kan hun pas verplichtingen opleggen, ingevolge de polis, als zij de rechten, daarin omschreven, eerbiedigt. Zij had nauwkeurig dienen te weten, wie recht op 4 °/0, wie op 3 °/0 obligaties hadden en dan de aanbieding in den vorm en volgens die verplichting te doen, zoowel in de advertentie als in het rondschrijven. Wie een niet-volgestorte polis heeft, krijgt een depositobewijs, met het „volle bedrag der gedane stortingen". Artikel 39 der polisvoorwaarden bepaalt: „Zoodra de stortingen op een depositobewijs inclusief „de hoofdsom der betaalde premie en de opgeloopen rente, „het bedrag van éénhonderd gulden bereikt hebben, heeft „de eigenaar daarvan recht op een obligatie als hierboven „(art. 35 V.) bedoeld." Dit artikel is fout, fout ten nadeele van Lotisico, maar niettemin fout. De houders van polissen op afbetaling betalen honderd gulden en hebben dan recht op een obligatie van honderd gulden. Terwijl dus de houders van volgestorte polissen op afbetaling (suppl. D) ƒ 125.— betaald hebben, zijn de houders van niet-volgestorte polissen voor honderd gulden in hetzelfde recht. Vermoedelijk was dit aan Lotisico bekend, want de woorden in den brief „plus rente en administratiekosten" zijn ongeveer in den geest, als het artikel had moeten sijn. Maar nu polisvoorwaarden wijzigen, waar juist de Directie zich op art. 4 der polisvoorwaarden beroept, dat gaat niet. Houders van onvolgestorte polissen behoeven dus eerst 15 een uitdrukkelijke verklaring van Lotisico, dat zij voor haar deel zich aan de voorwaarden zal houden en de tegenspraak oplost in de geheele alinea, waarin over de depositobewijzen gesproken wordt. Art. 40 luidt: „De vennootschap (Lotisico) is verplicht „voor de houders van obligatiën en depositobewijzen „spoedigst mogelijk de gelegenheid te openen zich over„eenkomstig het bepaalde in het navolgende artikel opj,nieuw te verzekeren, volgens de gewijzigde voorwaarden „en tarieven door haar (Lotisico eenzijdig) vastgesteld." De Heer W. P. de Vries, hoofdredacteur van het „Algemeen Weekblad voor het Handels-, Crediet- en Verzekeringswezen" meent te moeten constateeren, dat dit absoluut onmogelijk is. Hij schrijft in zijn blad van 5 September j.1.: „Maar wij ontkennen dat een nieuwe verzekering op „ongeveer gelijke basis met winstkans mogelijk is, en „het is van Lotisico een strafwaardige naieviteit, zoo het „niet iets anders is dan naieveteit, om te veronderstellen „dat de Regeering eene nieuwe verzekering, dat wil in „het onderhavige geval zeggen eene nieuwe loterij zal „dulden. „Het is van algemeene bekendheid, dat Lotisico rechtens „zich wat de uitgifte harer obligatiën betrof, had te „bepalen tot die seriën en nummers, welke voor het in „werking treden van de Loterijwet in omloop waren, „het is evenzoo bekend, dat de Regeering op meer dan „krachtdadige manier tegen Lotisico en alle andere „loterij-ondernemingen heeft geageerd en nog ageert." „En zou men nu kunnen verwachten dat eene Regeering, „die als de tegenwoordige tegen de loterij-ondernemingen „is te velde getrokken, die daartoe tevens wordt genoopt „door de loterijwet, doof en blind is voor wat om haar „heen gebeurt? Dat denkt niemand en dat denkt, naar „wij ons overtuigd houden ook Lotisico niet. „Tot nog toe was het bedrijf van Lotisico mogelijk 16 „omdat zij steunde op de polissen voor het in werking „treden der wet uitgegeven. Thans heeft zij, bevreesd te „laat ,te fcomen, de schorsing der Staatsloterij zonder eenig „verwijl te baat genomen art. 4 harer verzekeringfl„voorwaarden toe te passen en verklaart dat met den „dag der schorsing alle polissen, buiten werking zijn gesteld „en moeten worden omgewisseld. Lotisico dient even goed „als wij te weten dat vanaf hare publicatie de Regeering „op grond dier publicatie het recht heeft te zeggen, '„'Lotisico heeft al hare polissen vervallen verklaard, zij ;hèeft hare polishouders het recht op. uitkeering van „prijs of premie ontnomen, derhalve heeft Lotisico als „eene loterij-onderneming afgedaan". „Men voelt uit het bovenstaande, dat Lotisico wel kan „wijzen op haar recht om eene poging te wagen nieuwe „verzékeringsvoorwaarden vast te stellen resp. nieuwe „loten uit te geven eh dat zij eveneens kan wijzen op „het recht van obligatiehouders om hunne obligatiën en „depositobewijzen voor het volle bedrag in betaling te „geven, maar of zij zelve er niet van overtuigd is, dat „haar zulks door de Loterijwet wordt verboden en door „de wettelijke macht zal worden verhinderd, dat wagen „wij te betwijfelen, voor zoo naïef zien wij niemand aan, „allerminst Lotisico". Zoo naïef meen ik wel te moeten zijn. En de redenen daarvoor wil ik ook gaarne opgeven. Het reeds meer geciteerde arrért van den Hoogen Raad van den 13™ Juni 1910 (Wbld. 9057) betreft alleen het strafbaar stellen van de uitgifte van polissen, orderbiljetten enz. ter aanvulling van de serie D, daar deze uitgifte niet behoorde tot die loterijen, welke volgens art. 10 van de Loterijwet 1905 „in den zin dezer wet voor 1 Juli 1905 reeds wettiglijk aangelegd waren". ■^Aangezien nu elke serie van 21.000 polissen volgens hetzelfde arrest een afzonderlijk aangelegde loterij is en dè' Hooge Raad niet van vroegere seriën spreekt, terwijl 17 het ook algemeen bekend is, dat deze, de seriën A, B en C wel voor 1 Juli 1905 waren aangelegd, kunnen wij rustig aannemen, dat deze seriën wettig zijn. Het staat niefmet zooveel woorden in het arrest, dat het onverschillig is, wat Lotisico voor papieren in deze sériën uitgegeven heeft of uitgeven zal, maar de Hoüge Raad heeft niet tegengesproken, wat de Advocaat-Generaal mr. Ledeboer in diens requisitoir heeft doen uitkomen als zijn meening, als hy spreekt van „iedere serie polissen, met de daarbq behoorende garantie-contracten, orderbiljetten of wat dies meer zij." Wel degelijk is het dus mogelijk met de woorden van het arrest overeen te brengen een nieuwe uitgifte te doen van nummers in de seriën A, B en C, ofschoon toch altijd de beslissing van den rechter zal moeten gevraagd worden, öf deze nieuwe uitgifte al dan niet in strijd is met de Loterijwet. En de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de rechter zal zeggen: „Welaan, Lotisico heeft zelf verklaard, dat iure ipso door de schorsing (voor dat geval niet bestreden) de verzekering ophoudt, m. a. w. alle nummere, dus de sériën niet meer bestaan; dientengevolge is wat daarna volgt een nieuwe loterij, strijdig met art. 2 van de Loterijwet 1905. De heer De Vries brengt dit als vaststaande naar voren; ik onderschrijf dit niet, maar zeker moet rekening gehouden worden met het feit dat door die rechterlqfe* uitspraak, door overmacht dus, Lotisiéo na de conversie niets anders dat wettig is, ton aanbieden en dat dus de polishouder is genoopt de 3 °/0 (4 °/0) obligatie of het 3 °/0 (4 %) depositobewijs te houden. Nu praten wij wel van obligaties en van depositobewijSj maar wat weten wij nu van deze geldswaardige papieren? Wij weten: a) de hoofdsom, b) de rente, c) de vervaldata, d) het problematieke recht om in in een loterij ex. art. 40 der polisvoorwaarden mee te doen. 18 Wij weten niet: a) de. geheele formuleering, b) de wijze en tijd van aflossing, c) verdere conversiemogelijkheden, d) de termijnen van verjaring van coupons en hoofdvordering, è) het totaal-bedrag der leening, /) het onderpand voor deze leening, g) welke zeggenschap de obligatiehouders op dat onderpand verkrijgen, h) wie de trustee of trust van de leening wordt. Eigenlijk weten wij niets, geen prospectus omtrent die stukken bestaat, geen notariëele acte van geldleening. Wij weten simpel, dat het zal worden, wat het Lotisicobestuur er van wil maken, als er maar honderd gulden en drie procent op staat. De polishouders hadden het recht dit althans te weten, hadden het kunnen weten; als de circulaire niet zoo gauw het maar eenigszins kon aan polishouders was gezonden, dan had op behoorlijke wijze een concept-depotbewijs en een concept-obligatie, zelfs een concept-plan volgens art. 40 der polisvoorwaarden toegezonden kunnen worden bij den brief of ten minste ter visie kunnen liggen. Waarom nu al die haast? Die overijling? Dat in vele opzichten onjuiste? Dat onvolledige? Waarom? Het antwoord ligt voor de hand: Het geldwezen klaarde op, de paniek van de eerste Augustusdagen was voorbij, gebrek aan pasmunt deed zich in mindere mate gevoelen. Straks als alles weer in orde was, zou de Minister van Financiën weer machtigen, zou de Directeur der Staatsloterij weer bekend maken; ja, en dan nóg van schorsing en verandering der usantiën te praten, dat was toch al te zot. Dan maar afwerken, dan maar halve stukken de wereld inzenden. En zoo werd den 18en Angustus „schriftelijk" aan de polishouders „schorsing van de Staatsloterij" bericht. Reeds den 26 Augustus 1914 werd de aandacht van de Regeering op de conversie van Lotisico gevestigd door het Kamerlid W. J. E. H. M. de Jong (Hoorn), die den 19 •Minister van Justitie voor de volgens eigen zeggen „moeilijk voor inwilliging vatbare vraag" stelde tegen Lotisico buitengewone maatregelen te treffen. Ik ontleen aan de Handelingen van dien datum uit de rede van genoemd Kamerlid: „Er is herhaaldelijk strijd gevoerd tegen particuliere „loterijen en dat deze strijd te recht gevoerd is, blijkt „wel duidelijk uit hetgeen in deze dagen van spanning „wordt uitgehaald (sic!) door Lotisico, waardoor de belangen „van polishouders in het gedrang komen. In artikel 4 van de verzekeringsvoorwaarden dezer „vennootschap komt de bepaling voor, dat in geval van „wijziging der bedoelde wet, koninklijke besluiten of „usantiën, alsmede in geval van schorsing of afschaffing „der daarop betrekking hebbende loterij, de verzekering „stilzwijgend eindigt. Wat is nu het geval? De maatschappij heeft aan alle houders van polissen de aanschrijving gericht, dat op grond van den bestaanden „toestand alle polissen zijn geconverteerd in obligaties „of deposito-bewijzen ten laste van de maatschappij. „Hierdoor zijn de houders allen gedupeerd. Het zuiver „juridisch recht van Lotisico staat misschien vast (?), maar „het moreele recht om zoo te handelen zal wel door „niemand worden toegegeven en een ieder zal het er wel „mede eens zijn, dat, waar de buitengewone omstandig„heden van deze dagen menigmaal buitengewone maatregelen van de Regeering wettigen, hier mag worden „gevraagd, of het ook niet op den weg der Begeermg ligt te „sorgen, dat de enorme bedragen, welke door de houders „der polissen zijn gestort — voor zoover zij ten „minste nog aanwezig zijn — wel veilig „gesteld. „Het ware wel wenschelijk, dat de Regeering bij de „buitengewone maatregelen, die zij met zooveel energie „heeft genomen, ook ten deze buitengewone maatregelen „overwoog." 20 Het eerste, wat ons deze woorden leeren, is dat de H0er; de Jong door zijn gevoel voor de gekwetste rechten van polishouders, verontwaardigd was over de maatregelen van Lotisico. En. dan, dat hij buitengewone maatregelen van de Regeering wenschte; •' Minder juist lijkt mij — maar wie kon van den Heer de Jong wenschen of verwachten, dat hij de zaak toen reeds in den breede had nagegaan — dat hij aan de Regeering vraagt of het niet in Haar lijn kan liggen zorg te dragen, dat de waarden, aan polishouders toekomende, gesecureerd worden. Dat althans heeft met de conversie geen verband; voorzeker ware het wenschelijk geweest, dat van meet af aan, toen de strijd tegen de particuliere maatschappijen, hun bedrijf makende van loterijzaken, aanving, toezicht van overheidswege op deze maatschappijen ware ingevoerd en het had misschien meer uitgewerkt dan alle verVolgingen tegen listige overtreders en omzeilers der Loterijwet 1905. Maar de regeeringsmaatregelen thans te nemen — en hoogstwaarschijnlijk ook zoo bedoeld door den Heer de Jong — zouden moeten betreffen voorkoming van benadeeling der polishouders door de conversie, die zijn grond vindt in een noodmaatregel van de Overheid. Als eerste gevolg van de overwegingen der Overheid is aan te merken, dat zoodra de toestand het toeliet, de Directeur der Staatsloterij op 3 September bekend maakte, op gelijke wijze als en in aansluiting aan de vroeger ter kennis van het publiek gebrachte ministeriëele machtiging, dat de trekking der 2e klasse zou plaats hebben den 14oen September en de houders van niet-doorgefourneerde loten deze konden bijstorten tot den lldender maand. De 4Ö6* Staatsloterij kreeg dus weer een gewoon verloop en vele houders van polissen dachten, dat Lotisico nu wel op haar besluit zou terugkomen en zich elegant van 21 de zaak zou afmaken door te zeggen: „Dat het zoo gauw weer in orde zou .zijn, wisten wij niet en in Uw belang converteerden wij, daar U anders wel ook in eeuwigheid van dagen op de loterij hadt kunnen wachten..',' Helaas, die hoop ia ijdel gebleken. Behalve brieven van polishouders, die, voorzoover» ik er kennis van kon nemen tijdens de zittingen van het Voorloopig Bestuur, wisselden van smeekenden wanhoop tot vreesehjjke dreigementen, en die voor het overgroote deel door Iiotisico nog steeds onbeantwoord .zijn, ontving Lotisico een schrijven van den Procureur-Generaal bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Tegenover de reeks particuliere krantenberichten, die in hévigen onderlingen strijd waren, wensch ik de waarheid aan het licht te doen komen, Het bleek mij na informatie , dat de correspondentie zich heeft toegedragen als volgt: Den 10den September noodigde de Procureur-Generaal den Directeur van Lotisico uit bij hem aan het Parket te versehgnèn ter bespreking van de circulaire van 18 Augustus. Deze bespreking had den llden September plaats. Natuurlijk kan hetgeen daar behandeld is tnssohen vier muren niet nauwkeurig worden weergegeven dan door de aanwezigen, maar voor zoovér uit onverdachten bron mij ter oore kwam, is den Directeur van Lotisico ernstig onder het oog gebracht, dat Z.Exc. de Minister van Justitie er prijs op stelde, dat de aangekondigde conversie niet doorging. Dé Heer Haighton werd volgens-zijn eigen meening uitgenoodigd in ieder geval een uitweg uit de moeilijkheid te vinden en zorg te dragen, dat wie van de polishouders in het bezit van de winkans wilde blijven, dit kon doen. Reeds enkele dagen later antwoordde Lotisico — het hoofdverzoek van Z.Exc, de intrekking van dé conversie zelfs niet aanroerende — en steldé als uitweg voor dé gelegenheid om in de 5e klasse mede te trekken, mits 22 de polis ter conversie was ingeleverd, tegen betaling van de werkelijke kanswaar de, ^ ƒ 1.—. Gelijke kans zou verder tegen betaling van een nog niet vastgesteld bedrag kunnen verkregen worden in de 407e en 408e loterij, welke binnen het conversiejaar zouden plaats vinden. Dit alles mist natuurlijk elke waarde; in de eerste plaats zijn 3 klassen zonder meer uitgeschakeld, worden dus de twintig en de vijf en twintigduizend en natuurlijk ook de kleinere prijzen niet uitbetaald aan de winnende polishouders dier klassen, in de tweede plaats is het niet zeer bevredigend voor houders van volgestorte polissen, dat zij om mede" te trekken moeten bijbetalen, ten derde zouden alleen inleveraars van polissen die „voorrechten" gehad hebben en ten laatste en voornaamste de regeling diende alleen voor de trekkingen in het conversiejaar. Het is ons ten eenenmale onduidelijk, wat de ProcureurGeneraal had aan dezen brief, die bovendien naar mijn persoonlijk inzien moet indruischen tegen wat Z. Exc. de Minister kan hebben doen vragen door den ProcureurGeneraal. De Procureur-Generaal antwoordde dan ook spoedig in dien geest, onderlijnde nog eens de bedoeling van den Minister van Justitie de conversie ongedaan te maken, terwijl het voorstel van Lotisico alleen een handhaving daarvan was. Natuurlijk lag het niet op den weg der Regeering over dat voorstel een oordeel te hebben. Dat moest aan belanghebbenden en den strafrechter (t.w. ter zake van al dan niet strijdigheid met de Loterijwet) overgelaten blijven. De Minister echter behield zich voor „ t. z. t. te overwegen of er maatregelen tegenover Lotisico moesten genomen worden." Lotisico begon in aansluiting aan dit schrijven van Z.Exc, het plan plan te laten en voorloopig, of er nergens een kiem van oppositie was, verder te converteeren. Het is zeer jammer, dat de dagbladen over deze periode 23 der zaak zulke verkeerde berichten hebben gebracht, als waren er besprekingen aan het Departement geweest, als zoude er in overleg met het Ministerie een uitweg gezocht worden, als had de Minister aan polishouders aanbevolen de .zaak voor den civielen rechter te brengen. Het is te meer jammer, daar de reeds door Lotisico's handeling verschrikte menigte door deze verkeerde berichten in nog grooter verwarring geraakte. Met zekerheid weten wij, dat van de zijde onzer Regeering voorloopig niets geschieden zal en blijkbaar wacht Z.Exc. de Minister van Justitie af, wat de polishouders zullen doen en zullen bereiken. De polishouders zijn in een aantal categoriën splitsbaar, naar hunne verhouding tot deze conversie. De vreesachtige n, die om toch vooral het fatale jaar niet te laten voorbijgaan en om dadelijk hun 3 °/o rente te genieten, hals over kop hebben ingeleverd; de g e w i 11 i g en, die alles goedvinden, wat er met hunne belangen gebeurt, mits er maar een gedrukt stuk hun iets ordonneert; de verontwaardigden, die verwoed over dechicaneuse toepassing van art. 4 in koffiehuizen tegen ieder, die maar hooren wil, schandaal brallen en onheil spuwen over de hoofden van de bewerkers en niet tot daden komen; de proceslustigen, die zonder zelfstandig nadenken, voorgelicht door den bloem der advocaten en zaakwaarnemers, zich al verlustigen in eindelooze verten van dagvaardingen, vonnissen, "executies, faillissementen en al een heerlijken bankbreuk door het O. M. vervolgd, aan den gezichtseinder aanschouwen; de voorzichtig en, de kat-uit-den-boom-kijkers, deanderen-de-kastanjes-uit-het-vuur-laten-halers; en eindelijk, de vastberadenen, die overtuigd, dat 24 hun rechten zijn gekrenkt, hun belangen geschonden, naar middelen zoeken hun rechten te handhaven op de beste wijze, zonder hun belang daarbij te verkorten. Het is voor deze laatste categorie, dat ik ga uitwijden. Ofschoon enkelen hunner zich reeds aansloten bij de Vereeniging, die de reeks vlugschriften, waarvan dit het eerste is, in het licht zal geven, hebben duizenden anderen bij gebrek aan de wetenschap, welk richtsnoer gevolgd zou worden, zich nog niet aangesloten1). Het eerste' der principes, dat voorop gesteld moet worden, is dat het gaat voor de belangen van de polishouders, niet tegen Lotisico. Want slechts dan als Lotisico solvent is en solvent blijft, kan welke actie ook baten. Wij moeten dus uitgaan van de veronderstelling, dat de contra-waarde voor de polissen geheel (of misschien slechts gedeeltelijk) is, gelijk ook in de balansen van Lotisico wordt verklaard en gestaafd door een gepubliceerde lijst van beleggingen, die er oppervlakkig nog zoo kwaad niet uitziet2). Wij zagen ook (blz. 6), dat de bestaande toestand, een reeks onvolledige seriën, voor Lotisico, en dus voor de gelden van polishouders, een spoedigen ondergang beteekent en dat het vroeger reeds een aantal middelen probeerde om van de polissen af te komen. En hoezeer ook veroordeeld het middel zij, dat Lotisico aanwendde, het voorwendsel, .dat zij aanvatte, elke verstandige belanghebbende moet erkennen, dat als er een fair middel blijkt te bestaan om de materiëele belangen van de polishouders ie handhaven en Lotisico weer eenT soliden basis te geven, dit moet worden aangegrepen. Voorop zij gesteld, en nogmaals duidelijk herhaald, dat 1) Op de algemeene vergadering der Vereeniging van 13 Oct. jl hadden zich, nog slechts, of wilt U optimistisch zeggen: reeds — 481 leden bij haar aangemeld. 2) Dit onderwerp zal in een volgend vlugschrift, nadat alle gegevens zijn verzameld, behandeld worden.' 25 de handeling van Lotisico uit een sfeer van zaken-moraal is geschied, die niet mijn achting heeft. Maar eens geschied en onmogelijk, indien Lotisico niet medewerkt, zonder groot gevaar voor schade voor de polishouders weer ongedaan te maken, moet de hoop, dat uit het kwaad het goede zal geboren worden, ons leiden. In dit verband dunkt ons van belang de mededeelmg aan het einde van bovengemelden brief1) aan den Procureur-Generaal gedaan: „Ondergeteekende (de Directeur van Lotisico) meent „goed te doen tevens te verklaren, dat de vennootschap „aan polishouders zal bekend maken, dat zij eventueel in „plaats van een obligatie kunnen krijgen een polis, welke „wytPel(T) geheel gelijk is aan de bestaande polissen. „Eventueel, omdat de vennootschap zulks niet kan doen „voor en aleer de houders van 21000 pólissen hun wensch „daartoe te kennen gegeven hebben". Het gewicht van deze mededeeling ligt daarin, dat de wijze, waarop Lotisico vart. 40 zal doen werken, daaruit blijkt. In elk opzicht wetenswaardig voor de behartiging van belangen van polishouders, omdat zij nu den geest, waarin onderhandelingen met Lotisico zullen kunnen gevoerd worden, weten. Met zachte pressie is wellicht veel te verkrijgen. In de eerste korte uiteenzetting van het doel „blijvend alle belangen van polishouders Lotisico te beschermen", dat de Algemeene Vereeniging van Polishouders van LotisicO beoogde, schreef het Voorloopig Bestuur: „Voor het begin bestaan de werkzaamheden in het nemen „van maatregelen tegen de nadeelige gevolgen voor polishouders van de door Lotisico voorgenomen verwisseling „van polissen in obligatie's en deposito-bewijzen. 1) Een afdruk daarvan, welke voor het Maandblad van Lotisico bestemd was, werd mij op schriftelijk verzoek ten gebruike afgestaan. 26 „Tot bereiking van ons eerstgestelde doel znllen alle „geoorloofde middelen gebruikt worden; in de eerste plaats „het treffen van zoodanige regeling, dat de belangen van „alle polishouders, zoowel van hen, die inleverden, als „van die dit niet deden, materieel ongeschonden blijven, „mits zulk een regeling niet in strijd is met de Lotep$*; „wet 1905. „Mocht de Vereeniging hierin niet zeer spoedig slagen, „dan zal deze zich tot de hooge regeering wenden met „het verzoek maatregelen te nemen, óf wel zal zij den „gerechtelijken weg gaan bewandelen." Toch zal het volstrekt niet zoo eenvoudig zijn een regeling met Lotisico te treffen, die de belangen van polishouders materieel ongeschonden laat. Want stel al, dat er een algemeen bevredigende oplossing tusschen polishouders en Lotisico wordt gevonden, zóó, dat er slechts zulk een pseudo-conversie plaats heeft en op het inleveringsbewijs een nieuwe polis van gelijken inhoud wordt afgegeven, alleen voorzien van ander nummer en serie, dan is en blijft het de vraag, gelijk wij hierboven reeds uiteenzetten, of de rechter niet van meening zal zijn, dat deze polissen in strijd met art. 2 van de Loterijwet 1905 zijn uitgegeven. Of, na de conversie, waarbij alle nog uitstaande polissen, ook van de series A, B en C, als kanspapieren vervallen verklaard zijn door de aanlegster van de loterijonderneming zelve, de rechter de series A, B eïi C als nog bestaande zal beschouwen, is een onzeker element, al hebben in 1910 niet de polissen, de afzonderlijke trekkingspapieren, als zoodanig het uitgangspunt van de overwegingen van den Hoogen Raad gevormd, maar de aangelegde series als geheel. De bedoelde regeling nu — die de Algemeene Vereeniging van Polishouders van Lotisico aan deze maatschappij zou willen voorstellen — in grove trekken neergeschreven, is, gelijk hierboven reeds aangestipt: Indien Lotisico waarborgt, dat na de inlevering de polishouders 27 een gelijkluidende of slechts redactioneel gewijzigde polis terugontvangen, met gelijke winkans en gelijk verzekerd bedrag als voorheen, slechts' voorzien van ander nummer en andere serieletter, waartoe Lotisico kan medewerken door in dien geest art. 40 van hare polisvoorwaarden tot uiting te brengen, zal door de Vereeniging aan het Openbaar Ministerie eerbiedig verzocht worden, nadat daarvoor de gelegenheid was geopend door de uitgifte van één zoo'n nieuwe polis, een strafrechterlijke procedure volgens de Loterijwet 1905 aan te leggen. De rechter kan dan uitmaken, of de bedoelde polissen voor de in te leveren idems in plaats te krijgen, wettig zijn. Zoowel, in geval dat Lotisico niet met het orgaan van een groote fractie der polishouders tot overeenstemming komt, of ook als onverhoopt de rechterlijke uitspraak deze regeling onmogelijk zou maken, zal de Vereeniging zich tot de Regeering moeten wenden en haar invloed vragen. Niet alleen om door een dwangmaatregel-zonder-meer de conversie onmogelijk en voor zoover geschied ongedaan te maken, maar ook om rekening te houden daarmee, dat de huidige toestand van zeven aangebroken onvolledige 1 series voor de polishouders dit groote gevaar oplevert, dat binnen afzienbaren tijd Lotisico zooveel zal verloren hebben, dat de tegenwaarde voor de polishouders er niet meer is. Wij houden ons overtuigd, dat de Hooge Regeering, waar het in haar hand is om het schromelijke onrecht der gedwongen conversie en haar gevolgen tegen te gaan, polishouders niet aan hun lot zal overlaten en dezen met alle in haar macht staande middelen zal helpen. Ook onder onzé afgevaardigen zijn er — behalve de Heer de Jong, die zich al dadelijk de belangen van polishouders aantrok — onderscheidene, die met onverdeelde belangstelling de pogingen van polishouders, en eventueel de maatregelen der Regeering, afwachten. Mocht dit alles niet baten, dan staat nog slechte de weg der rechten open. Waarom dat echter tot het laatste 28 bewaard? Waarom niet dadelijk Lotisico aangepakt? In de eerste plaats, omdat de weg van het Recht een lange, moeizame weg is van dagvaardingen, antwoorden, replieken, duplieken, uitsteltermijnen, pleidooien, waarvoor de dagen reeds halve jaren tevoren zijn besproken, vonnissen, met hooger beroepen, dan weer dagvaardingen met antwoorden, replieken enz. enz. en eindelijk nog cassatie om de zaak in hoogste instantie beslist te krijgen. Als nu b.v. de houder van polis N°. 10460, die een prijs heeft getrokken, een èisch instelt, en het zoover heeft gebracht, dat zijn zaak voor den Beogen Raad is, dan zijn er twee gevallen mogelijk: öf dat hij gelijk krijgt, öf dat Lotisico in het gelijk wordt gesteld. Want het moet toch zeker niet en door niemand uit het oog verloren worden, dat de persoonlijke opvatting der polishouders en van hun consulenten, zelfs van den knapsten en uitstekendsten, niet anders dan een persoonlijke opvatting is en dat de rechters, speciaal de rechters in hoogste instantie, wel eens heel andere inzichten kunnen hebben, dan die polishouders en hunne raadgevers. En om het inzicht van den rechter gaat het bij slot van rekening alleen. In het eerste geval, het winnen van het proces,' heeft dus het individu, dat procedeert, zijne vordering op Lotisico toegewezen gezien; de houders der 57.000 andere polissen hebben niets anders door dat vonnis gekregen dan een moreelen steun om zelf rustig te kunnen beginnen met hunne actie. Voor den winnenden eischer was het fatale jaar opgeschort door het aanhangig maken van het geding. Maar voor de anderen? Zeker niet! En als de eischer van polis 10460 het verliest en Numerius Negidius, alias Lotisico, wint, na verloop van het jaar, dan hebben houders van de niet-ingeleverde polissen „elke aanspraak óp schadeloosstelling verbeurd", zijn zij alles kwijt, hebben zij een waardeloos papier met gekleurde zegeltjes in huis, dat alleen opvoedende waarde heeft als aandenken aan hun misplaatst goed vertrouwen. 29 Naast deze zuiver individueele vordering vaneenprijswinner, waarvan ik de betrekkelijke waarde en bet groote gevaar wel voldoende meen betoogd te hebben, is het nog mogelijk een verklarend vonnis uit te lokken, waarin staat dat de Staatsloterij niet is geschorst door de bewuste bekendmaking, dat er geen wijziging van usantiën heeft plaats gehad, dat art. 4 der polisvoorwaarden van Lotisico niet in werking getreden is, dat dus alles weer is, zooals het geweest is. Of laat ik u niet misleiden, een zuiver verklarend vonnis (sententia mere declaratoria) geeft onze rechter niet, daar zulk een uitspraak niet op de wet zou gronden. Maar toch zou wel een rechtsgeschil kunnen gevonden worden, waarop de uitspraak van den rechter gebaseerd wordt, zóó, dat het toch vóór alles neerkomt op zulk een verklarend vonnis. Ofschoon hieraan weer de gevaren van elke procedure kleven, zou het toch waarschijnlijk zijn, ja zou misschien door bespreking zekerheid te verkrijgen zijn, dat Lotisico zich bij zulk een Vonnis, ten opzichte van alle polishouders, zou neerleggen, eerder dan bij een vonnis ter zake van één opgevorderden prijs. Blijft altijd nog het bezwaar, dat voor dat geval de toestand van vóór Augustus zou terugkeeren, Lotisico speelmaatschappij blijft en met betrekkelijke zekerheid zeer spoedig het kapitaal van polishouders of wat daarvan thans nog aanwezig is, zal hebben ingeteerd. Uit het bovenstaande werkplan der Vereeniging springt duidelijk in het oog, dat wij èn bij Lotisico èn bij de Regeering slechts dan een gereed oor zullen vinden, wanneer velen vertegenwoordigd worden door het Bestuur onzer Vereeniging. De Algemeene Vereeniging stelde zich met andere groepen polishouders in contact en mag voorloopig de besprekingen succesvol noemen, zoodat de verwachting 30 bestaat, na de oprichting van kringen in onderscheiden deelen des lands, dat de vereeniging zooveel duizenden zal tellen als thans J honderden, temeer omdat de zeer geringe finantiëele verplichting ieders toetreding mogelijk maakt. Het spijt ons, dat onderhandelingen met de Amsterdamsche groep niet kunnen worden gevoerd, aangezien de leider daarvan, Mr. F. S. M. Rits, die beslist wenschte te procedeeren volgens zijne verklaring in een zitting van het voorloopig| comité afgelegd, zich niet heeft ontzien, aan hen die inlu&tingen over zijn combinatie vroegen, de volgende verdachtmaking als eenige informatie te verstrekken : 1) „Het doel der bedoelde Amsterdamsche vereeniging zal „U nader bij circulaire worden uiteengezet. 't Zal U bekend „zijn, dat thans ook in den Haag een Vereeniging bestaat, „er bestaan redenen aan te nemen, dat die vereeniging „echter meer de belangen van Haighton en zijn aanhang „beoogt". Het is duidelijk, dat de Algemeene Vereeniging van Polishouders, die in den Haag is gevestigd en dus in dien brief kan bedoeld zijn, met de later te Amsterdam onder leiding van den heer mr. Rits geconstitueerde „Algemeene Bond" reeds daarom alleen niet willens is samen te werken. Het aanknoopen van betrekkingen met de polishouders in het buitenland langs diplomatieken weg, dient te wachten tot de Koninklijke goedkeuring op onze Statuten zal zijn verkregen. Het zal echter de vraag blijven of in het buitenland, zoolang de oorlog duurt, iets te bereiken zal zijn. Het is onze vaste en waarachtige overtuiging, dat een groot aantal polishouders, dat eensgezind voor zijne belangen opkomt, invloed kan uitoefenen bij Lotisico niet 1) De origineelen van zulke brieven is in het bezit der vereeniging. 31 alleen nü, naar aanleiding van de conversie, maar ook later recht van toezicht zal krijgen op het beheer van de door haar gestorte gelden. Een eenheid naar buiten en naar binnen, met het vaste voornemen geen onrecht te lijden, maar het ook niet te doen. Een belangeneenheid van zulk een aantal personen, dat zelfs de hardhoofdigste daar niet tegenin zou kunnen rennen zonder den schedel te breken! En als zulk een Vereeniging van allen en allerlei, die blijvend waakt voor de belangen van alle polishouders, is tot stand gekomen, dan is er door de beweerde schorsing der Staatsloterij voor de houders van Lotisicopolissen iets van blijvend nut geworden. Wij wenschen tot einde Lotisico en haar bestuur, indien zij al groote voordeden zien in het zich blijven stellen op het uiterste-vermeende-recht, Naevius' woorden yoor oogen te houden: „Male parta, male dilabuntur,' „kwaad gewonnen, kwaad geronnen". 's-Gravenhage, 20 October 1914.