1160 VERSLAG - PROVINCIALE ZEEUWSCHE LANDBOUWTENTOONSTELLING TE VLISSINGEN EN HET BEZOEK VAN H. M. DE KONINGIN EN VAN Z. K. H. DEN PRINS DER NEDERLANDEN EN HET EERSTE BEZOEK VAN H. K. H. PRINSES JULIANA IN SEPTEMBER 1921. D 31 ELF.CTR. DRUKKERIJ M. GEELHOED VLISSINÜEN Geschenk van: 13 KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 2370 1193 tt,iéê VERSLAG - PROVINCIALE ZEEUWSCHE LANDBOUWTENTOONSTELLING TE VLISSINGEN HET BEZOEK VAN H. M. DE KONINGIN EN VAN Z. K. H. DEN PRINS DER NEDERLANDEN EN HET EERSTE BEZOEK VAN H. K. H. PRINSES JULIANA IN SEPTEMBER 1921. EN Aankomst van de Koninklijke Familie op het Koninklijk paviljoen, verwelkomd door den Burgemeester van Vlissingen en den Voorzitter der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij. Toen in 1920 bekend werd dat voor de Provinciale Landbouwtentoonstelling, die volgens de aanvankelijke plannen, in 1921 te Middelburg zou worden gehouden geen geschikt terrein werd gevonden, werden door het gemeentebestuur van Vlissingen, stappen gedaan om die tentoonstelling der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij op het Marinevliegveld te Vlissingen te doen plaats hebben. Na uitvoerige onderhandelingen met de Marine-autoriteiten en met het bestuur der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij kwam men tot overeenstemming, echter niet dan nadat verschillende voorwaarden aan onze gemeente werden gesteld. Door den Vice-Admiraal, Commandant der Marine te Middelburg, werd o.a. de voorwaarde gesteld — in verband met het eventueel dalen van vliegtuigen — dat gedeelte van het vliegveld hetwelk voor de tentoonstelling zou worden gebruikt, af te rasteren met palen en ijzerdraad, terwijl voor den nacht op diverse palen lichten moesten worden ontstoken, zoo, dat vliegeniers duidelijk hunne landingsplaats konden herkennen. Tot het vervullen der verschillende gestelde voorwaarden moest de gemeente zich financieele offers getroosten, waarom de Raad in zijne vergadering van 11 October 1920 besloot hiervoor een post op de begrooting van 1921 te doen brengen. Alsnu konden de werkzaamheden op het terrein een aanvang nemen. Nauwelijks waren de gemeente-werklieden met deze werkzaamheden begonnen of ook de Zeeuwsche Landbouw 4 Maatschappij maakte een begin met den door haar te verrichten arbeid, waardoor op het terrein eene groote bedrijvigheid ontstond. De officieele opening der tentoonstelling werd bepaald op 12 September, terwijl de sluiting zou plaats hebben op 17 September d.a.v. In eenige weken tijds was een groot deel van het vliegterrein herschapen in eene tentenstad, waarvan de gangen tusschen de tenten zelfs namen hadden gekregen. In deze tijdelijke stad had ook onze gemeente haar aandeel in de tenten. Een tent stond daar, waar men kennis kon nemen van de verschillende uitbreidingsplannen van de gemeente w.o. ook het plan van de ontworpen nieuwe haven. . Ter opluistering waren ook eenige voorwerpen uit het museum aldaar geëxposeerd. ' "' in belangrijke madtdee/wgen ommezijde H V OrJHnj UUrffu MMM-J 5 Nadat de Burgemeester voorwaardelijk was toegezegd, dat het voorgenomen Koninklijk bezoek aan de Landbouwtentoonstelling zou worden uitgebreid met een kort bezoek aan Vlissingen werd in overleg met den Oranjebond besloten om gedurende de landbouwweek eenige feestelijkheden te organiseeren. Door den Burgemeester werd daarom al dadelijk een Feestcomité samengesteld, bestaande uit de heeren; C. A. van Woelderen, Voorzitter. C. Dommisse, T.Czn., Secretaris. H. J. M. van Raalte, Penningmeester. S. J. Hillinqa, 2e Secretaris. Bestuur Vlissingsche Oranjebond: C. A. van Woelderen, Voorzitter. J. G. van Niftrik Jr., Vice-Voorzitter. C. Dommisse T.Czn., Secretaris. A. van de Sande, Penningmeester. H. J. M. van Raalte, 2e Secretaris. S. M. Polak, 2e Penningmeester. T. E. Bretschneider. M. Geelhoed. P. G. Laernoes Jr. P. Landsman. F. G. Lemmers. J. F. Op den Zieke. J. C. Paap. W. G. Beker Jzn. Iz. Fonteijn Szn. J. E. Gleijsteen. A. J. Gooszen. G. A. Jacobs. M. Laernoes. P. G. Laernoes Jr. J. W. A. Mulder. J. G. van Niftrik Jr, G. van de Putte. L. J. M. quasters Jos. van Raalte. A. van de Sande. R. P. C. Spenqler, H. J. Tichelman. M. J. Verloop. B. C. A. van Renterohem. In overleg met den Oranjebond besloot dit Comité eene 6 vergadering te houden met bestaande en eventueel nog te vormen buurtcommissies om gezamenlijk eenige feestelijkheden te organiseeren, die tijdens de landbouwweek zouden plaats hebben. Verschillende commissies zegden hun steun toe, waardoor de plannen definitief konden worden vastgelegd, en werd besloten behalve versiering van de stad ook een optocht te formeeren. Dat deze optocht een der voornaamste attracties zou zijn was aldra zeker, immers toch had de Kunstkring „Het Zuiden" haar steun toegezegd en werd dit gedeelte van het feest derhalve op artistieke wijze voorbereid. De Vereeniging „Vlissingen Vooruit" had besloten tijdens de landbouwweek eene huisvlijttentoonstelling te houden, terwijl de Koninklijke Scherpschuttersvereeniging „Vlissingen" eene Provinciale schietwedstrijd zou organiseeren. Intusschen stond de tijd niet stil; nijvere handen hadden bewerkstelligd dat de tentoonstelling weldra gereed zou zijn. Alles werkte hiertoe mee, het weer was bizonder gunstig er was blijkbaar niets in den weg en iedereen had moed op de feestelijkheden. Hoe werden echter op Zaterdag den 9en September d.j. die schoone verwachtingen verijdeld. De lucht betrok, de regen kletterde neer, teleurstelling scheen op handen te zijn en toen den 10en September een storm opstak, werd menig hard benepen over het lot van tentenstad en de versiering in onze gemeente. Den geheelen nacht hield de storm aan, de elementen woedden en spotten met de menschelijke belangen; het werk der vernieling werd verricht, nog vlugger dan menschenhanden de verrijzing hadden tot stand gebracht De storm had het landbouwterrein herschapen in een chaos, de aanblik bij zoo'n vernieling was bedroevend, de vele werkzaamheden, waaraan weken achtereen met noesten vlijt was gearbeid, waren in dien korten tijd dat de storm heeft gewoed voor meer dan de helft verwoest. De palen waarmede de tenten waren opgezet, waren in stukken gebroken, de zeilen van verschillende tenten aan Fontein aan de Badhuisstraat. „HYGIËA MET VOLGELINGEN" Dames-Gymnastiekvereeniging „Lichaamsontwikkeling". 7 flarden gescheurd, de Koninklijke Tribune, welke geheel van hout was vervaardigd was bijna voor de helft weggestormd. In één woord het geheele terrein was een ruïne. Om uit dezen ontredderden toestand te geraken hielp geen klagen, er moest gehandeld worden en dank zij de voortvarendheid van het bestuur der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, dat in de afgeloopen weken reeds met zoovele moeilijkheden had te kampen gehad, wisten zij ook raad om uit dezen wanboel te geraken. Onmiddellijk werden verschillende arbeiders aan het werk gezet met de opruiming en herstel, terwijl besloten werd militaire hulp in te roepen, die bereidvaardigd werd verstrekt Met vereende krachten toog men aan den wederopbouw; men wilde het mogelijk maken om op Dinsdag 12 September 1921 de officieele opening te doen plaats hebben. Als eenmaal de tegenslag begint, is het alsof de eene de andere wil overtreffen. De clou van de landbouwweek n.1. het bezoek van H. M. de Koningin aan onze stad zou vervallen, wat niet weinig teleurstelling wekte. Het zou n.1. in de bedoeling van H. M. liggen vanuit Middelburg de Landbouwtentoonstelling te komen bezoeken, daarna naar Middelburg terugkeeren om aldaar de lunch te gebruiken, en zoo over den Ouden Vlissingschen weg naar de buitenhaven alhier te rijden, vervolgens daar aan boord te gaan van Hr. Ms. „Hydograaf" om zoo naar Zeeuwsch Vlaanderen over te steken, welk deel van Zeeland wel door H. M. zou worden bezocht. Eerst de vernielende uitwerking van den storm, daarbovenop de minder geruststellende berichten dat H. M. onze stad niet zou bezoeken, is het dan te verwonderen dat de moed bij de Vlissingers er uit ging? Algemeene verslagenheid was dan ook het gevolg, men achtte den arbeid van voorbereiding voor het feest nutteloos. En niet ten onrechte, want er was werkelijk hard gewerkt, om de Koningin te kunnen toonen dat de liefde voor Oranje nog steeds leeft bij de bevolking van H. M.'s Heerlijkheid Vlissingen. Gelukkig had men zich onnoodig ongerust gemaakt, want 8 nog vóór de redactie van de Vlissingsche Courant deze treurige tijding bracht, was onze Burgemeester reeds op onderzoek uitgegaan en kreeg hij na enkele dagen bericht, dat H. M. geen officieel bezoek zou brengen, evenwel Vlissingen zou doortrekken, om daarna scheeps te gaan op Hr. Ms. „Hydograaf." Deze blijde tijding bracht er den moed weer in, waarbij nog kwam, dat Pluvius zich had teruggetrokken, het weêr werd beter, waardoor als vanzelf de handen weder aan den ploeg werden geslagen, en met nog meer ijver dan voorheen, de versiering enz. te voltooien. De lang verbeide dag, 12 September, de officiëele openingsdatum van de tentoonstelling was aangebroken en al was het weêr nog niet zooals men dit wenschte, het was toch iets verbeterd. Door het bestuur der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij waren voor de officiëele opening verschillende autoriteiten uitgenoodigd, w.o. de Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, de Commissaris der Koningin, leden van Gedeputeerde Staten van Zeeland met den griffier en de besturen van de gemeenten Vlissingen en Middelburg. Verder vele autoriteiten op landbouwgebied. Alvorens de officiëele opening plaats had, werd door de Harmonie „Ons Genoegen", dat het openings-concert gaf, het „Zeeuwsche Volkslied" gespeeld en daarna het „Wilhelmus." Nadat allen zich in de daarvoor bestemde tent hadden vereenigd, nam de voorzitter der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, de heer Mr. P. Dieleman, het woord, tot het uitspreken van de volgende rede: Excellentie, Minister van Landbouw; Hoogedelgestrenge Heer Commissaris der Koningin in ons gewest; Excellentie, viceadmiraal, «ommandant van Neerlands Zeemacht; Hoogedelgestrenge Heeren leden van Gedeputeerde Staten en griffier van het aloude Zeeland; Edelachtbare Heeren burgemeesters en verdere bestuurders der groote steden Middelburg en Vlissingen; Weledelgeboren Heeren vertegenwoordigers van den handel en van de nijverheid of van zusterorganisaties, werkzaam op het gebied van land- en tuinbouw, leden van ons eere-comlté, dames en heeren. 9 Het is mij een eer en een voorrecht U hartelijk welkom toe te roepen op deze plaats. Hier heeft de noeste vlijt voor eenige dagen een tentenstad met pleinen en straten ontworpen, om te laten zien aan de Zeeuwen eerst, maar dan ook aan den Nederlander en den buitenlander, hoe het kleine Zeeland na den gruwbren volkrenkrijg uit den smeltoven te voorschijn Is gekomen, wat het bezit aan paarden en vee, aan geiten en schapen en varkens, aan pluimvee en konijnén, wat het vermag op het gebied van akkerbouw en zuivelbereiding, wat het beteekent in wetenschap en vereeniging en wat het door samenwerking nu reeds weet te verkrijgen, hoe het tracht ook het huiselijk en familieleven te verheffen, en te laten zien wat het is en wat er aan ontbreekt, opdat het wete langs welke banen het in de toekomst voortvaren moet. Onwillekeurig gingen onze gedachten naar het verleden, toen wij de poging waagden om een op modern-wetenschappelijken grondslag gevestigde landbouw-tentoonstelling te organiseeren. Ook nu staan wij na een grooten wereldoorlog met al de moeilijkheden, die deze met zich bracht Hoe was het vroeger na zoo'n crisis? Hoe is het thans? Waar thans de oeconomische verhoudingen zijn verstoord, waar de grondslagen der oude maatschappij zijn omwoeld en ondergraven, waar beginselen, die vroeger onmogelijk schenen thans realiteit werden, moet het slagveld worden overzien. De nevel van den kruitdamp, die zwaar hing over onze Zeeuwsche landouwen, trok op. Het stralend zonnelicht wekte ons op tot nieuw leven en met den leeuwerik in den vroegen morgenstond, stond ook het Zeeuwsche volk op, den dageraad van hunne toekomst tegemoet, angstig vragend hier, schoorvoetend weifelend daar, met Hinken, veerkrachtigen tred en energie den blik omhoog, daarginds. En dan zal men zien, door welke ellende het laatste verleden ons ook bracht, welke obstacles ons vereenigingsleven ook in den weg werden gelegd, dat juist uit het Zeeuwsche karakter heeft gehaald, wat er inzit: Geen moedeloosheid, maar dat taaie volhardingsvermogen, die standvastige werkzaamheid, welke moeilijkheden overwint, en die ontleend is aan den strijd tegen de zee, aan den strijd voor het behoud van den bodem. Immers daardoor is het volkskarakter gevormd en het is juist alsof Zeeland hier meer, daar minder, uit den smeltkroes desondanks verjongd is voortgekomen en allerwege de energie is ontwaakt. De landbouw is met reuzenschreden vooruitgegaan. Let slechts op de landbouwtenten. Straks zult gij verbaasd staan over wat er hier aan moderne werktuigen is te zien. Gij zult er U over verwonderen, dat van de dagen der Romeinen tot aan het begin der 19e eeuw nauwelijks een verandering bijv. 10 in den ploeg is tot stand gekomen, terwijl sedert het begin der 20ste eeuw er een enorme vooruitgang is te constateeren. In eiken oorlog was het voor den landbouwer goed wanneer zijn land niet werd vertrapt of afgestroopt en hetzij de oorlog woedde in zijn vaderland of daarbuiten, wanneer maar zijn eigen hoeve kon worden bebouwd. Dat was zoo in 't begin der 16e eeuw, in de dagen van Karei V, toen Zeeland het belangrijkste landbouwland van Europa was, waar de fijnste vrucht en het edelste ooft groeiden, toen er de boeren hun gulden tijd kenden. Dat was ook zoo in hef midden onzer gouden eeuw, totdat Joan de Wit in de commercie de speciale beteekenis van Holland zag en daarin een reden vond den landbouw zoodanig te verwaarloozen dat in Zeeland, het akkerbouwend land bij nHnemendheid, een agrarische partij moest ontstaan uit zelfbehoud en Dirk Graswinkel het als machthebber aan het verstand moest brengen, dat de grond van den rijkdom gelegen is in den landbouw. Dat was zoo in en kort na den Franschen Tijd, toen nog in 1816 Gijsbert Karei, grave van Hogendorp, in zijn bijdragen tot de huishouding van den staat onze landbouw prees als de rijkste van Europa en daarin den grondslag vond van den rijkdom welke een oorzaak was van den rijkdom der nijverheid, gelijk deze beiden den handel deden profiteeren en die dan ook schreef: onze landbouw is een der rijkste van Europa. Zedelijkheid en gezondheid vergezellen de nijverheid onzer landslieden en onder dezelve groeien de dapperste verdedigers van het vaderland op. Onze fabrieken noemde hij den tweeden tak van nijverheid, uit de eerste voortspruitend. De fabrieken en de ambachten rusten in de eerste plaats op den bloei van den landbouw en deze bloeit door ruimen uitvoer van zijn voortbrengselen, waarvan de kosten van de ambachten niet zoo hoog mogen zijn, anders kan men niet concurreeren, zegt hij, op de buitenlandsche markten. Landbouw en fabrieken — zoo zegt hij verder — leven door den handel. Zooals de fabrieken uit den landbouw, zooals de handel uit beiden, zoo is de algemeene (buitenlansche handel) uit alle deze te samen gesproten. Onderscheiden belangen, ja, maar geen tegenstrijdige belangen. De landbouw zelf is in den ruimsten zin een ware fabriek, landbouwers en fabrikanten zijn in den ruimsten zin kooplieden. Wat ook Van Hogendorp toen georakeld moge hebben, zeker is het dat kort daarna omstreeks 1820 een reuzenverlies in den landbouw is ontstaan. Dat is ook na alle groote oorlogen zoo. geweest, hoe verschillend de oorzaken ook waren. Wij hebben ons ook thans daarop voor te bereiden. Ook nu reeds zijn er symptonen te over, die daarop wijzen. De banen, waarin het nieuwe leven zal moeten worden geleid, zijn anders dan voorheen. DE MAILBOOT „PRINSES JULIANA" Wagen van „De Tuinstad". „DE BEURS" Wagen van de Qroote Markt en omliggende straten. 11 Men zal m.i. moeten zoeken In leder land zooveel mogelijk te produceeren, te produceeren om in eigen behoefte te kunnen voldoen in de eerste plaats en zoo mogelijk dan nog uit te voeren. Het is hier niet de plaats om in breede beschouwingen te treden. Zeker is het, dat voor de toekomst meer dan ooit in samenwerking kracht moet worden gezocht. Het wederkeerig dienstbetoon, feitelijk toch den mensch ingeschapen, moet het zelfzuchtig egoïsme vervangen, anders gaat de nieuwe maatschappij ten gronde. Hierop hebben wij dan ook bij deze tentoonstelling acht te slaan en uit wat omtrent het vereenigingsplan te zien is, kunnen en moeten wij lessen trekken. In de nieuwe gelederen moet Jan Courage den geest van Jan Salie verslaan. Onophoudelijk moeten wij er op hameren, dat wij bij elkaar blijven en wat ons ook moge verdeelen, ten aanzien van de zaken van het dagelijksch leven behooren wij een en vereend te staan. De kinderen uit de achterbuurten kunnen ons tot een beschamend voorbeeld strekken. De een zegt tot den ander: eet niet van de wilde bessen, want zij zijn vergiftigd; wanneer een kwajongen zijn kop steekt boven een riool en dreigt er in te vallen, schreeuwt een ander: pas op, daar zit de koorts in, en wanneer dan toch eindelijk blonde Jack in de sloot valt, of roodwangige Wimpie in het kanaal duikelt, dan heft het jonge goedje zoo'n verschrikkelijk gegil aan, dat heel de buurt ter redding opdoemt. Naast organisaties, gegrondvest op wederkeerig dienstbetoon, in den loop der historie tot groote ontwikkeling gekomen, bloeiden ook weer de kunsten en wetenschappen. Onze tentoonstelling, Mijne Heeren, is uit samenwerking geboren. Doch, wanneer wij ook in Zeeland het slagveld over zien, dan moet de verzuchting van Uhland in 1816, na de Fransche oorlogen gemaakt, ons ook menigwerf uit het hart: Untrostlich isfs noch allerwart. Doch sag ich manchen Auge flammen Und kloppen hort ich manches Hart. Dat doe ik zeker, wanneer ik zie in onze schoon georganiseerde tent der gewassenkeuring. Dan ziet gij tusschen het goudgele gordijn van volle rijke korenaren, omzoomd met de fijnste gerstebaan in de schitterendste zaden het wapen van Zeeland saamgesteld uit karwei, kanariezaad, tarwe en rogge, erwten en boonen, blauwmaanzaad, daar ziet gij onze erwten en boonen fonkelen als edelgesteente in Zeeland's wapen, daar ziet gij heraldiek de schoonste kleuren, en dan popelt het hart, dan staan wij vol verbazing over die taaie energie, dat echte Fransche volhouden, dat zich paren aan de Vlaamsche verbeelding en vurigheid. Dit 12 mooie land mag altijd de hoeksteen van het Nederlandsch Maatschappelijk gebouw wel zijn. Dan scheppen wij weer moed. Daar is immers het Zeeuwsche symbool? Hoe hard de strijd ook was tegen de baren der zee, de Zeeleeuw hief steeds nog half ten golve uit, zoo ook hoe moeilijk de worsteling ook zij tegen den zwaren golfslag der tijden. Het Zeeuwsche volk houdt stand, Luctor et Emergo. Toen Bileam, de profeet der oudheid, zijn ondanks, Israël zegenen moest, zag hij van de hoogte op de legerplaats der kinderen Israëls en duidende op den voorspoed van het volk, dat hij daar in zijn tenten gelegerd zag, hief hij zijn spreuk op en zeide: Hoe goed zijn Uwe tenten Jacobl Uwe woningen Israël 1 Ik hoop, Mijne Heeren, dat gij, wanneer straks Zijne Excellentie de Minister van Landbouw onze tentoonstelling zal hebben geopend, op de hem eigen kernachtige wijze, en gij die tentenstad zult hebben bezien, dat ook zult zeggen. Deze week is voor de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, is voor den Zeeuwschen landbouw een feestweek. Ik zeg U dank, Excellentie, Minister van Landbouw, voor de groote welwillendheid hierheen te willen komen om deze tentoonstelling te openen. Gij bemoedigt ons daardoor, want gij toont daardoor mede te gevoelen met onze moeiten, in te leven in ons leven, te willen deelen ook in onzen strfjd en in onze vreugde. Ik zeg U dank, vertegenwoordiger van Nederlands Marine, die medegewerkt hebt dat dit schoone terrein voor dit groote economische doel in Zeelands belang werd afgestaan en daardoor toondet te weten de hooge waardeering van het leven, tot welks bescherming tegen den boozen vijand, gij in de eerste plaats U geroepen voelt. Ik zeg U dank, Commissaris der Koningin, eerst kort in ons gewest, voor Uwe hooge belangstelling in dat, wat altijd de roem en de kracht van het kleine Zeeland was, de landbouw. Ik zeg U dank, leden van Gedeputeerde Staten van Zeeland, die op het voetspoor van het rijk, ook finantieel de Provinciale Staten dit werk deed steunen. Ik zeg U dank, burgemeesters van Vlissingen en Middelburg, voor Uwe medewerking om ook in Uw steden onze gasten aangenaam te ontvangen, en alreeds de ronde Zeeuwsche gastvrijheid en gulheid hoogtij te laten vieren. Ik zeg U dank, vertegenwoordigers Van handel en nijverheid voor Uw tegenwoordigheid. Wij erkennen het groote belang naast den landbouw van de nijverheid en den handel en wenschen ook die te eeren. Mogen wij in vrede samenwerken voor het heil van het gemeenebest. 13 Ik zeg U dank, vertegenwoordigers van landbouworganisaties uit andere streken of ook landbouworganisaties op anderen grondslag uit ons gewest. Laten wij allen van elkaar leeren. Samen leven en samen werken voor bereiking van de welvaart van den landbouw. Allen dank, die ons steunden door hierheen te komen. Het is voor ons thans oogstfeest. Een blij oogstfeest: La fête du blé; het refrein van een Fransch oogstlied: La fête de blé, van Armand Silvestre zegt: Venez, enfants, c'est la fête du blé; Venez amis, c'est la fête du blé. De glans, de goudgeel ruischende volle rijpe korenaren, beeld der vrouw voorstellend, stemt hoog ons hart, geeft hoop op de toekomst. Deze licht schitterend aan, het weder is schoon, de wolken zijn voor een oogenblik weg. L'alouet éveille 1'amore! C'est le soleil quit fait gerner les grains. Het is de zon, die onze granen doet ontkiemen. C'est ma sueur qui les feconde. Het is ons zweet, dat onze velden vruchtbaar maakt. Dat erkennend, uitte zich de Zeeuw in deze week. Zooals ik op de algemeene vergadering der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij in Augustus heb gezegd: Laten de Walchersche duinen ons frisch en vroolijk morgenlicht doen weerklinken en doen weten des avonds het luchtruim van de toonen van onzen dankbaren en ernstigen avondzang: Zeelands duinen, frissche stranden, Zeelands vee en klaverwei. Zeelands rijk bezaaide landen, Wie bemint ze zoo als wij ? Gods zegen, natuur en menscheljjke arbeid, daaraan is alles gelegen. Niet het een buiten het andere. Noch het een zonder het ander. Gij verlangt naar het woord van Zijn Excellentie onzen Minister. Te lang reeds dijde mijn welkomstgroet zich uit De tentoonstelling is gereed. Zij behoort te worden geopend. Aan niemand beter is die opening toevertrouwd dan aan den Minister der Kroon, die met de generale verzorging van den Nederlandschen landbouw is belast. Zijn Excellentie Minister Van IJsselstein, gaarne geef ik U daartoe thans het woord. De Minister van Landbouw, Handel en Nijverheid, de heer Van IJsselstein, hield vervolgens een rede, waarin hij zeide, dat wij op het terrein staan van een groote Nederlandsche tentoonstelling. 14 Hij wees er op, dat deze tentoonstelling eigenlijk een voortzetting is van de Provinciale tentoonstelling, welke in 1914 te Middelburg zou worden gehouden, welke tentoonstelling toen door den oorlog niet is doorgegaan. De Minister zette vervolgens uitvoerig het groote gewicht van den landbouw voor onze provincie uiteen. Hoewel b.v. te Vlissingen een industrie bestaat, waaraan 2000 arbeiders werken, welke een zeer belangrijk bestaan vormt, vormt toch de landbouw het hoofdbestaan. Er zijn ook pogingen gedaan om de handel en scheepvaart in Zeeland tot bloei te brengen door het maken van de havenwerken en het kanaal door Walcheren, doch deze plannen zijn vrijwel mislukt. Waar de landbouw een zoo groot gewicht is voor de provincie Zeeland, daar is het gelukkig dat er nieuwe wegen voor geopend worden. Hij wees ook op de noodzakelijkheid van verbetering van de afwatering van Walcheren. De oorlogsjaren zijn moeilijke jaren geweest, doch voor den landbouw op kleigrond zijn ze niet ongunstig geweest. Het verheugde den Minister, dat zooveel wordt gedaan voor de veredeling van de paardenfokkerij en van het rundvee en hij brengt dank voor de groote moeite, welke daarvoor resp. in Oostelijk en Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen wordt getroost. De Minister zette daarna het belang van de schapen- en geitenteelt uiteen, welke laatste nog niet voldoet aan de daarvoor te stellen eischen. De Minister eindigde met te wijzen op de beteekenis van het Koninklijk, bezoek aan de tentoonstelling en het zal weer blijken, dat in Zeeland de oude liefde voor het Vorstenhuis nog niet is verflauwd. De heer Van IJsselstein wenschte de tentoonstelling een groot succes toe en hoopte dat zij door beter weer begunstigd moge worden als dat wij thans hebben. De Commissaris der Koningin, de heer jhr. MR. Quarles van Ufford, wees op het provinciaal belang van de tentoonstelling en sprak de beste wenschen voor haar uit. Hij bracht een bijzonder woord van dank aan de heeren Dieleman, Kakebeekf, Kielstra en Bommel van Vloten, die deze dagen de hulde wel zullen ontvangen waarop zij ten volle recht hebben, doch welke hulde hij het eerste wilde brengen. De uitvoerders der tentoonstelling betuigde hij den dank der provincie. De burgemeester van Middelburg, de heer P. Dumon Tak, zeide dat hij het op hoogen prijs stelt dat de tentoonstelligg op Wagen van het Nederlandsen Loodswezen. Wagen van de Beckerstraat en aangrenzende straten. 15 Walcheren wordt gehouden en hoopte eveneens dat de tentoonstelling succes moge hebben. Hij hoopte dat vele tienduizenden landbouwers de tentoonstelling zullen bezoeken en daarin aanleiding zullen vinden als lid tot de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij toe te treden, welke een zuivere vakvereeniging is. Organisatie beteekent alles, terwijl een eenling niets kan bereiken. Hij hoopte dat niettegenstaande het slechte weer de stoere Zeeuwsche geest niet zal versagen en de tentoonstelling toch druk bezocht zal worden. Hierna nam de burgemeester, de heer C. A. van Woelderen, het woord, die ongeveer het volgende zeide: Excellentie, Mijnheer de Voorzitter, Mijne Heeren! Vergunt mij als burgemeester van Vlissingen ook enkele woorden te spreken. Ik zal mij niet verdiepen in de voorgeschiedenis van de keuze van de plaats dezer tentoonstelling; ik stel alleen met trots het feit vast, dat deze in alle opzichten zoo uitstekend voorbereide Provinciale Zeeuwsche Landbouwtentoonstelling in de gemeente Vlissingen wordt gehouden. Onze gastvrouw de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, heeft ons allen bij monde van haren voorzitter welkom geheeten. Wij hopen van harte, dat alle hare wenschen en verwachtingen vervuld zullen worden. Gaarne wit ik nu nog aan onze gastvrouw in tweede instantie, aan onze Koninklijke Marine, hulde brengen wegens de coulante wijze, waarop zij dit tentoonstellingsterrein heeft ter beschikking gesteld. Want wij bevinden ons op het marine-vliegveld Vlissingen en ik zeg met opzet „vliegveld Vlissingen", omdat van het eigenlijke vliegveld zonder het excercitieterrein, groot 30 H.A., slechts kleine grensstroken in het Noorden, samen 0.4 H.A. groot, tot de gemeente Souburg behooren. De 13 H.A. aan de Zuidgrens voor deze tentoonstelling aangewezen liggen dus geheel binnen Vlissingen. Zoo is dan thans de gemeente Vlissingen op deze tentoonstelling gastvrouwe in derde instantie. Wij stellen deze eer op zeer hoogen prijs en zullen alles in het werk stellen onze gastvrouwplichten zoo goed mogelijk te vervullen. Vlissingen bevindt zich voor U in feestdos en maandenlang hebben wij ons voorbereid U 's avonds na sluiting der tentoonstelling met een goed verzorgd programma waardig te ontvangen. Wij wenschen U allen hartelijk welkom in onze gemeente en verzoeken U in te stemmen in de leuze, die hier in deze dagen steeds weer zal klinken: Leve de Zeeuwsche Landbouw Maatschappijl 16 Alle toespraken werden met applaus begroet. De autoriteiten vereenigden zich daarna in het restaurant op het terrein aan een noenmaal, waar weder verschillende toespraken werden gehouden. Na afloop daarvan werd de tentoonstelling bezichtigd. Het bezoek had door het slechte weer veel te lijden en was dan ook veel minder dan waarop gerekend was. Het weerbericht voorspelde voor den anderen dag nog regenbuien en daarna opklarend. Wij hoopten dat deze opklaring spoedig mocht komen en dat vooral Donderdags, de voornaamste dag, de schade nog voor een groot gedeelte kon worden ingehaald. * * * WOENSDAG 14 SEPTEMBER. 's Morgens was het weer nog niet veel beter dan den vorigen dag, doch langzamerhand klaarde het weer wat op, hoewel het bezoek op de tentoonstelling matig bleef. Van buitengewone drukte in de stad was ook nog niet veel te merken, hoewel alle kamers in de verschillende hotels toch bezet waren. 's Middags had de officiëele ontvangst ten stadhuize plaats van het hoofdbestuur van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij. Nadat de heeren bijeengekomen waren in de raadzaal, nam de burgemeester, de heer C. A. van Woelderen, het woord en sprak de volgende rede uit: Wie zou eenige jaren geleden hebben wagen te voorspellen, dat aan Burgemeester en Wethouders van Vlissingen de eer zou kunnen te beurt vallen het Bestuur der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij naar aanleiding van een groote Zeeuwsche Provinciale Landbouwtentoonstelling binnen de gemeente Vlissingen officieel ten stadhuize te mogen ontvangen? Inderdaad wijzen de annalen van onze aloude havenstad nergens op een dergelijke mogelijkheid. En merkwaardigerwijze dankt Vlissingen het toch weer aan een maritieme factor, dat het in 1921 uitverkoren werd om binnen hare grenzen de belangrijkste gebeurtenis van een decennium 17 op landbouwkundig gebied in ons gewest te doen plaats hebben. Want het hoog gewaardeerde voorrecht, door Uw bestuur te zijn uitverkoren, danken wij alleen aan het feit, dat de Koninklijke Marine in de mobilisatiejaren een vliegveld in onze gemeente heeft aangelegd, dat aan de hoogste eischen voldoet. Wij hebben van nabij gezien, hoe gij met noesten vlijt en groote bekwaamheid het U toegewezen gedeelte van het vliegterrein hebt herschapen in een landbouwtentoonstelling, die alle vroegere overtreft, wfl hebben nog zoo juist Uw energie bewonderd in Uw strijd tegen de elementen, waarmede wij Zeeuwen sinds eeuwen zoo vertrouwd' zijn, toen verleden Maandagmorgen een orkaan een deel van Uw wekenlange arbeid wegvaagde en gij getrouw aan onze Zeeuwsche spreuk „non sordent in u n d i s" alle bezwaren wist te overwinnen. Waar zouden de energie en de vooruitstrevendheid der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij beter kunnen worden gewaardeerd dan in het nijvere werkzame Vlissingen ? En al wordt dan bij de Vlissingsche trias, n.1. Vlissingen haven, industrie en strand, de weinige landbouw en veeteelt, die in onze gemeente beoefend worden, niet genoemd, toch zal de voorspoed en de vooruitgang van den landbouw en de veeteelt in ons vruchtbare mooie Zeeland nauw samenhangen met onze Vlissingsche havenplannen. Wanneer het ons zou mogen gelukken van Vlissingen een groote haven voor het snelverkeer te maken, dan zal Vlissingen tevens worden de export-centrale van Uwe Zeeuwsche producten, dan zullen de schoone wenschen en perspectieven, die Dinsdag door Uwen Voorzitter en anderen, sprekend over de toekomst van den Zeeuwschen landbouw zijn geopend, nader tot hunne vervulling zijn gebracht. Dan zal de oude bloei van Walcheren den tuin van Zeeland en van de andere deelen onzer provincie, weer geheel kunnen herleven, dan zal niet meer worden geklaagd over prima boter, die verzuurt, maar zal men trachten de capaciteit zoo hoog mogelijk op te voeren. Staat mij toe het als een gelukkig voorteeken te mogen beschouwen, dat de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij juist tot Vlissingen komt in dezen tijd, dat de voorbereiding van den aanvang der nieuwe havenwerken in vollen gang is en laat mij den reeds vroeger geuiten wensch herhalen, dat binnen afzienbaren tijd Vlissingen de open poort zal worden, waardoor de bloei van vroegere eeuwen, vooral ook op landbouwkundig gebied, in ons gewest zal zijn teruggekeerd. Mijne Heeren, ik had Dinsdag bij de opening der Landbouwtentoonstelling reeds het voorrecht U in Vlissingen welkom te heeten en U te verzekeren, dat wij alles in het werk gesteld hebben, U ook buiten Uw terrein waardig te ontvangen en zoo 18 aangenaam mogelijk bezig te houden. Wij zijn U dankbaar ons i hier nogmaals de gelegenheid te hebben verschaft onze vreugde over Uwe aanwezigheid te Vlissingen te kunnen uiten. Wij hopen van harte, dat het aanvankelijk zoo ongunstig weer zich nog ten goede zal keeren, want dit is de essentieele eisch, die deze Provinciale Landbouwtentoonstelling tot het groote succes moet brengen,, dat zij zoo ten volle verdient I Moge deze tentoonstelling verder aanleiding geven tot blijvende nauwere relaties van de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij met Vlissingen, maar moge vooral de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij steeds toenemen in voorspoed en in kracht tot heil van ons Zeeland 1 De heer Dieleman, Voorzitter der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, antwoordde als volgt: Dat landbouw met handel en verkeer op goeden voet staan, Edelachtbare Heeren, bewijst de ontvangst te dezer stede. Het is ons een aangename taak U te bedanken voor de vriendelijke -ontvangst. Reeds in de 13e en het begin der 14e eeuw was de stad een belangrijke havenstad. De nieuwe haven dankt gij aan graaf Willem III van 1315. Uw energiek bestuur is er altijd op uit nieuwe banen van ontwikkeling te zoeken voor de stad. Vlissingen zoude zonder die werkzaamheid eene doode stad zijn met nauwe straten, ellendig om te bewonen. Nu galmt een zeemuziek vroolijk langs Uw boorden en ruischt de trotsche Schelde aan Uw voet. Zij zingt van heil, van handel en vertier. En gij, gij hoort aandachtig naar die woorden en heft Uw hoofd naar boven, vlug en fier! De Zeeuwsche Landbouw Maatschappij hoopt hartelflk dat gij Uw wensch zult verkrijgen en een belangrijke uitvoerhaven wordt van onze landbouwproducten. Wij zullen ons beijveren en door overvloed van productie en door steeds intensieven landbouw, al moesten wij hier als in de marais achter Parijs, de tarwe gaan planten in plaats van zaaien, U gelegenheid te geven Uw reede en Uw haven vol schepen te laten komen. Ik herinner mij te hebben gelezen de schoone woorden van den heer M. H. de Groof te Antwerpen in 1891, die U reeds begroet zag als Koningin der zee. Werkt voort! De Zeeuwsche Landbouw Maatschappij wenscht U te bemoedigen I Werkt voort I Niets hindert UI Geen barre wintervlagen, Geen wind noch storm versperren Uw wal, 01 breidt U uit, opdat de stond moog dagen, Die Middelburg met U vereenen zal. 19 Pan zal inderdaad ook ons landbouwbelang zijn gediend. Dan zal het noodig zijn, dat het oude Walcheren ontwaakt uit zijn slaap, waarin het thans nog zoo sprookjesachtig ligt. Laat Vlissingen de schoone slaapster wakker maken en kittelen, opdat zij opspringe vol levensvreugde en moed en jolijt en geprikkeld tot verhoogde energie uit den bodem hale wat mogelijk is. Daartoe zorge U allereerst voor behoorlijke suatie, dan voor behoorlijke bemesting, en cultiveering en de juiste vruchten voor het eigen gebruik en voor den vreemde noodig. Walcheren ligt zoo schoon, zoo schitterend in zoo'n heerlijk submair klimaat, dat geur geeft aan ons oof^-pittigheid aan onze groenten, het is voorbestemd om één groote warmoezerij te worden met zuivelbereiding, voorraadschuur van het groote Londen, van de Belgische badplaatsen en wat dies meer zij. Dan komt er vooruitgang en welvaart. Ook onder U zijn mannen met wilskracht en doorzicht. De Zeeuwsche Landbouw Maatschappij rekent op Uw medewerking en krachtigen steun Óm speciaal Walcheren, waardóór de echo der zee mysterieus fluistert, te maken tot wat het zijn kan! Na het uitspreken van deze rede, werd de eerewijn aangeboden, waarna de genoodigden nog eenigen tijd bij elkaar bleven. Onderwijl was het weder opgeklaard, wat goed merkbaar was aan de drukte die in- en buiten de stad alsmede op het tentoonstellingsterrein heerschte. De roei-, tobben- en zwemwedstrijden in het kanaal door Walcheren, hadden een aanvang genomen, en dank zij het gunstige weder, was ook hier veel belangstelling. 's Avonds werden door de Harmonie „St. Caecilia" en de „Vlissingsche Postfanfare" openlucht-concerten in de stad gegeven, terwijl om 9 uur 's avonds een groote militaire taptoe op de Rotonde bij het Standbeeld van M. Az. de Rjuyter plaats had, aangeboden door Zijne Excellentie den Vice-Admiraal, Commandant der Marine te Middelburg en uitgevoerd door tamboers, hoornblazers en pijpers met het muziekkorps van de Koninklijke Marine. Men heeft wel eens gezegd: als er in Vlissingen één op een horen blaast loopt een straat uit; zijn er twee of drie muzikanten, dan loopt de halve stad leeg, wat zou het dan zijn, dachten wij, nu de marinekapel op de Rotonde een groote, militaire taptoe blies. 20 Het stond dan ook om een typische uitdrukking te gebruiken „gestikt" van de menschen, rondom het standbeeld, langs de Rotonde, langs den Oprit tot aan de gang onder het hoofd op het Beursplein, op het De Ruyterplein, terwijl de menschenzee van den Nieuwendijk tot het Beursplein één rechte lijn vormde met de menigte in het Bellamypark en op het Beursplein. En de achtergrond van dat zwarte gewiemel werd gevormd door de rij lampions van Hotel du Commerce, de pinkelende gekleurde verlichting van Hotel Goes en de verlichtingen op den Nieuwendijk, waarin oplaaide de electrische verlichting van den heer Quasters. En meer naar 't oosten staken de gekleurde verlichte lijnen van het gebouw der firma Polak sterk af tegen de heldere lucht. Precies om negen uur werd met de taptoe begonnen, waarna nog een reeks nummertjes ten beste gegeven werden, waarvan, behalve de Nationale liederen nog vermelding behoeft, het Zeeuwsch- en het Zeeuwsch-Vlaamsche Volkslied. Na elk nummer steeg een luid applaus op uit de saamgestroomde menigte, die zich op het sein van afrukken in groote haast van den Oprit spoedde. Om een klein denkbeeld te geven van wat meegetrokken is met de muzikale wandeling door de stad, stippen we aan dat van de Rotonde uit, van het muziek niets meer te zien was, toen de stroom volk bij een breedte van den Oprit, zich nog bevond bij de luchtkokers op den Boulevard. En toch hadden zooals we dat hier in Vlissingen gewoon zijn, maréchaussees die vooruit reden noch politie een zware taak. . Langs den weg, waar de stoet heentrok, hadden zich overal menschen geschaard, die rustig bleven staan op onzen tocht door de verlichte en versierde stad, die toen al heusch 'n feestelijk aanzien begon te krijgen, zagen we, dat ook de Nieuwendijk zich had geroerd. Die was laat begonnen en zoowaar den dag te voren hadden de bewoners — ik durf haast zeggen — de zeilende bewoners het klaar gespeeld om een eerepoort in elkaar te zetten, die orgineel was, en al de voorwerpen vertoonde, welke bij „HET KASTEEL" Wagen van de Kasteelstraat. 21 de vischvangst te pas komen en die gekroond werd door een miniatuur schuitje. Ondanks den korten tijd van voorbereiding hadden ze het klaargespeeld die poort s' avonds te verlichten. Ook was er een verlichting aangebracht aan de Oudheidskamer — nieuwerwetsch het Museum — die in den geest van het gebouw aangebracht was met vetpotjes, het Stadhuis en meerdere particuliere gebouwen, verder had de Lepelstraat voor een verlichte straat gezorgd en waren ook in de Noordstraat wat lampions opgehangen, daar, naar men ons in den vooravond vertelde, de regen van Dinsdag den boel wat in de war had gestuurd. De fontein in het Bellamypark was evenals Dinsdagavond schitterend verlicht, terwijl de kronen boven de eerepoort in de Walstraat en de verlichtingen aan die der Badhuisstraat en Qlacisstraat eveneens waren ontstoken. Dan zagen we dat in de Walstraat een doek was opgehangen over de heele breedte der straat, waarop in zwarte en gekleurde letters: Dierenbescherming is menschenbeschaving. De avond heeft dan ook getoond voor de zooveelste maal, dat droog, mooi weer met wat muziek voldoende is om geestdrift onder de burgerij van Vlissingen te brengen. De op de Kleine Markt en den Steenenbeer geplaatste muziektenten waren prachtig met groen, bloemen en vlaggen versierd, en de daarin gegeven concerten werden door een groote menigte belangstellenden bijgewoond. Door de bewoners der verschillende buurten was, aangemoedigd door het gunstiger weder, dezen dag nog hun uiterste best gedaan om zooveel mogelijk de versieringen in orde te maken, met het gevolg dat dit uitstekend is gelukt. Alle straten afzonderlijk te vermelden is ondoenlijk daar elke buurt als het ware zich heeft beijverd om met iets fraais voor den dag te komen. Vooral het zgn. nieuwe gedeelte der stad, Kasteelstraat, Glacisstraat, Clyverstraat, Bouwen Ewoudstraat, Verkuyl Quakkelaarstraat, Scheldestraat, Tuinstad, Van Dishoeckstraat enz. waren prachtig versierd, en waren een lust voor de oogen. Deze buurt leent zich bij uitstek hiervoor, 02 door het aanwezig zijn der boomenrijen in elke straat Ook werd het oog bekoort door de verschillende prachtige eerepoorten, die in grooten getale zijn opgericht. De eene wedijverde met de andere in schoonheid. De buurtcommissie voor de Coosje Buskenstraat had speciaal eer van haar werk. Zij had een prachtige eerepoort gemaakt, voorstellende een Chineesche poort. De poort was smaakvol met bloemen, planten en rozen versierd en vooral des avonds maakt zij met haar electrische verlichting een prachtigen indruk. Deze eerepoort was iets geheel origineels. De wapens van Nederland, van alle provincies, van :Walcheren en van Vlissingen waren er op aangebracht en getuigde van jien smaak van de ontwerpers. De verschillende eerepoorten noodigden de wandelaars uit om de versieringen nog eens meer van naderbij te bekijken. De eerepoort in de Badhuisstraat was ook bijzonder mooi van uitvoering, evenals de poorten in de Verkuyl Quakkelaarstraat. Vooral de avond-verlichting, waarin het portret van H. M. de Koningin, geflankeerd door lichtende kronen, zoo prachtig uitkomt, trok zeer de aandacht. Bijzondere vermelding verdient ook de eerepoort op den Nieuwendijk, waarin het visschersbedrijf allegorisch werd voorgesteld. Dit was passend in deze omgeving. Den geheelen avond verdrongen talrijke menschen zich rond deze poort en het oordeel was algemeen zeer gunstig. In de Walstraat, bij den ingang van de Lange Zelke, zagen wij ook een zeer mooie electrische verlichting aangebracht. De gemeente heeft vanaf het tentoonstellingsterrein door een toepasselijke versiering de vreemdelingen naar de stad gelokt. Zij konden zich dan overtuigen dat allerwege de handen aan den ploeg waren geslagen om onze gemeente in een feestgewaad te steken. Voeg daarbij nog het wapperen der vlaggen, die de feestelijke stemming altijd helpen verhoogen, dan mocht met gerustheid geconstateerd worden, 23 dat de gastvrouw zich had uitgesloofd haar gasten, Koninklijke zoowel als andere, zoo hartelijk mogelijk te ontvangen. Dat de harten nog warm klopten voor het geliefde Vorstenhuis, werd door daden getoond en zou tijdens den tocht door de stad nog wel meer tot uiting komen. De Koninklijke trein was inmiddels te 's Heer Arendskerke gearriveerd, waar H. M. de Koningin met Prinses Juliana zou overnachten, terwijl Z. M. de Prins der Nederlanden, doorreisde naar Middelburg, om deel te nemen aan een gemeenschappelijken maaltijd in het Schuttershof aldaar, aangeboden door het congres van den landbouw en de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij. Ongeveer 300 personen namen aan dezen maaltijd deel, welke tot ongeveer middernacht heeft geduurd. * DONDERDAG 15 SEPTEMBER. Ongeveer 10 uur v.m. arriveerden H. M. de Koningin en Prinses Juliana te Middelburg, waarna na een kort oponthoud in de Abdij, naar het tentoonstellingsterrein werd gereden. H. M. de Koningin was thans vergezeld van Z. K. H. Prins Hendrik terwijl Prinses Juliana bij de echtgenoote van den Commissaris der Koningin te Middelburg bleef. Langs den geheelen weg van Middelburg tot het tentoonstellingsterrein werd het Koninklijk echtpaar toegejuicht door de aanwezige menschenmassa. Op het tentoonstellingsterrein waren ter begroeting aanwezig: de Burgemeester met den Wethouder Van Niftrik, benevens den gemeente-secretaris, den heer F. Bisschop. Nadat deze autoriteiten aan H. M. waren voorgesteld, werd de eere-wacht, die uit vrijwillige landstormers bestond, door H. M. geinspecteerd. Daarop werden de auto's weder bestegen en het terrein opgereden. Bij den ingang van het terrein stond het Middelburgsch Muziekkorps, dat het Wilhelmus speelde. 24 De auto's reden naar het Koninklijk paviljoen en gedurende dien rit plantten de toejuichingen zich overal voort, waarvoor H. M. voortdurend dankte. In het Koninklijk paviljoen waren vele autoriteiten op landbouwgebied aanwezig die aan H. M. werden voorgesteld, met hen onderhield Zij zich gedurende eenigen tijd en informeerde belangstellend naar bijzonderheden betreffende den landbouw. Ondertusschen was de Prins reeds met een der bestuursleden het terrein opgewandeld. H. M. verliet het paviljoen om te voet het terrein te bezichtigen, hierbij rondgeleid door den Voorzitter der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij den heer Mr. P. DlELEMAN. Politiemacht om het volk op een afstand te houden was niet noodig, aangezien het den wensch van H. M. was, om onder Haar volk, het tentoonstellingsterrein te bezichtigen. Verschillende standen werden door H. M. bezocht, terwijl Zij met belangstelling zich liet voorlichten. Ook die van de Gemeente Vlissingen werd met een bezoek vereerd; daar was o.a. aanwezig de heer C. Ouwehand, Directeur van Gemeentewerken, die door den heer Dieleman, aan aan H. M. werd voorgesteld; hij kreeg de gelegenheid H. M. eene uiteenzetting te geven van de uitbreiding van Vlissingen, waarnaar door H. M. met veel belangstelling werd geluisterd. Na de rondwandeling werden de auto's wederom door de Koninklijke gasten bestegen, en werd onder luide toejuichingen van het volk, de terugtocht naar Middelburg aanvaard, alwaar de lunch zou worden gebruikt, Duizenden bezoekers waren op het terrein aanwezig, terwijl de drukte in de stad niet minder was. Het weêr, dat 's morgens een druilend aanzien had, bleef gelukkig goed. Nadat de Koninklijke gasten ten huize van den Commissaris der Koningin de lunch hadden gebruikt, werd voor de woning van den Commissaris eene aubade gebracht door 25 de kleine Westkappelaars, onder leiding van den heer G. Houtekamer. Begeleid door het Middelburgsch Muziekkorps, werden daarop door verschillende dames eenige rythmische oefeningen uitgevoerd onder leiding van den heer Chr. J. Mazure. Na deze aubade werd door een paar Westkappelsche meisjes een mand met bloemen, een groot plak chocolaad en een foto van hun clubje aan de Princes aangeboden, waarna H. K. H. dapper mededeed, aan rondedansen en spelletjes van de Westkappelaartjes. Voor de kleinen, doch tevens voor diegenen die van dit tooneeltje getuige zijn geweest, was dit een oogenblik om nimmer te vergeten. Na afloop dezer aubade werd naar de Statenzaal gewandeld, waar de Statenleden voor zoover aanwezig, aan H. M. werden voorgesteld; de Commissaris der Koningin sprak H. M. hier toe, waarvoor zij hem met eene kleine rede dank betuigde. Voor de tweede maal ging het naar het tentoonstellingsterrein, waar wederom een groote menschenmassa wachtende was op de komst van de Koninklijke familie. Even over drieën reed de Koninklijke auto, waarin thans met het Koninklijke echtpaar ook Prinses Juliana plaats had genomen, het terrein op en moest door twee hagen van eenige rijen juichende, met hoeden, petten en zakdoeken zwaaiende menigte de tribune bij den ring bereiken. Hier werd voor de Koninklijke loge uitgestapt en spoedig hadden de hooge bezoekers de voor hen bestemde plaatsen ingenomen. De Voorzitter der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, de heer Mr. P. Dieleman, richtte zich, nadat jongejuffrouw Annie Kielstra de Prinses met enkele vriendelijke woorden een fraai bouquet had aangeboden, tot de Koningin en bracht Haar dank voor het bezoek aan de tentoonstelling, waaruit H. M.'s belangstelling voor den Zeeuwschen landbouw blijkt, maar vooral zijn de Zeeuwen verheugd heden voor het eerst H. K. H. Prinses Juliana, de hoop van Neerland's toekomst in hun midden te hebben. Spreker 26 vraagt verlof der traditie getrouw aan de Prinses een blijvend souvenir te mogen aanbieden aan haar eerste bezoek. Dit souvenir bestond uit een artistiek in zilver uitgevoerde en door de firma Van Kempen en Zonen geleverde plaquette. De voorzijde geeft een beeld van het landbouwbedrijf, waaronder binnen een moderne omlijsting het Zeeuwsche wapendevies „Luctor et Emergo". Aan de achterzijde is de opdracht in fijne gravure aangebracht, luidende: „Aan H. K. H, Prinses Juliana, aangeboden door de Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, ter gelegenheid van Hoogderzelver bezoek aan de Provinciale Landbouwtentoonstelling, September 1921 Middelburg—Vlissingen.". De Koningin dankte voor dit geschenk, waarvan de Prinses met groote belangstelling en van dankbaarheid getuigde blijken, kennis nam. Intusschen zette zich in den ring een typische huldebetuiging der Zeeuwsch-Vlamingen in beweging, zijnde een allegorische voorstelling van den oogst. Eenige mannen vooruitgaande met bossen graan en andere veldvruchten en daarachter een keurig versierde wagen met enkele, de volksliederen zingende, Axelsche schoonen. De Koninklijke Familie kwam van de tribune om dit fraaie geheel van meer nabij te bezichtigen. De Koningin onderhield zich eenige oogenblikken met den leider, den heer Arnold de Bruijne uit Terneuzen en uitte haar dank voor deze veelzeggende hulde. In den ring werden achtereenvolgens de eerste prijswinners van de rubrieken paarden, rundvee en geiten rondgeleid. Daarbij overhandigde H. M. eigenhandig de door haar geschonken medailles aan den heer Van Dixhoorn, wiens merrie Cubus de Koninklijke medaille had verworven eh aan den heer Becu-de Hullu, als Voorzitter van de Stierenvereeniging Schoondijke, voor de door deze vereeniging behaalde medaille van H. M. De Prins deed hetzelfde aan den heer De Craene uit Hulst, wiens hengst Successeur kampioen is. Cubus werd door de Prinses zachtjes op den kop getikt. Vooral de geitjes mochten zich in de belangstelling van 27 de gasten verheugen, waarbij de heer Van Sluijs als leider van het geitenfokstation te Serooskerke werd gecomplimenteerd. Na het bezichtigen der geiten werd naar het Koninklijk paviljoen gewandeld, waar plaats werd genomen op de tuinmeubels, die voor het paviljoen waren geplaatst, terwijl twee meisjes in Nieuwlandsche dracht, een in de dracht van Middelburgsch ambacht en een in die van Tholen de thee aanboden. Intusschen hadden zich in den ring opgesteld 600 zangers en zangeressen, leden der verschillende zangvereenigingen uit alle deelen van Zeeland, met het muziekgezelschap „Apollo" van Wissekerke. Onder leiding van den heer C. Flipse, Voorzitter van den Zeeuwschen Bond Van Zangvereenigingen „Zang Veredeld" werden ten gehoore gebracht de beide eerste coupletten van 't Wilhelmus; het Oogstlied van Staring, muziek van A. Lijsen en het Zeeuwsche Volkslied van Poldermans en Morks. Voor het tweede deel had de heer S. J. Tamming, ViceVoorzitter van genoemden Bond de leiding en deed deze achtereenvolgens zingen het Zeeuwsche Volkslied van Pattist, Vreeken en Lijsen, het Lied van den boer van Lowendaal en Mens, en Wij willen Holland houen van Mr. H. W. van der Meij en Arnold Spoel. Na ieder nummer gaf de Koningin het voorbeeld voor applaus. Vele duizenden omstanders, niet-leden van het groote koor, zongen de liederen ook mede. Terwijl de Koningin zich minzaam onderhield met de heeren die deze zoo goed geslaagde huldebetuiging hadden geleid en met enkele der zangeressen, werden eenige meisjes in de verschillende Zeeuwsche Kleederdrachten opgesteld, die vervolgens een voor een aan H. M. en de Prinses werden voorgesteld, althans werd meedegedeeld welke dracht zij vertegenwoordigen. Het laatste kwam een oud-Nieuwlandsch costuum aan de beurt, hetwelk zeer de belangstelling trok. H. M. uitte de veronderstelling, dat dit zeker wel van grootmoeder zou zijn bewaard, waarop de draagster 28 zeide dat het uit 1864 dagteekent. H. M. zeide: „wat ziet dan alles er nog goed uit". Hiermede was dit deel van het programma afgeloopen, maar er wachtte nog iets, dat den geestdrift ten top zou doen stijgen. Te voet ging het hooge gezelschap naar het achterste gedeelte van het terrein, naar de baan van de ringrïjderij, waar een 73-tal boeren in costuum sedert den vroegen morgen gestreden hadden in de eerste plaats om den zilveren wisselbeker, uitgeloofd door H. M. de Koningin. Toen de vorstelijke bezoekers onder het zingen der volksliederen door de stoere Zeeuwsche mannen op hun zware paarden, waren begroet en op de tribune hadden plaats genomen, werd de kamp tusschen de 6 beste rijders aangevangen, onder wie ook Piet Brasser uit Vrouwepolder, die reeds tweemaal den beker won. Spoedig was Brasser nog slechts met één tegenstander over en met groote belangstelling volgden de hooge gasten den strijd die nu juist zoo spannend was geworden, tot een luid hoera verkondigde, dat Brasser ook nu de eerste prijswinner was. Gezeten op zijn ros kwam hij bij de tribune en werd daar door H. M. onder het aanbieden van den beker geluk gewenscht, te meer waar hij nu blijvend eigenaar is geworden. Brasser dankte H. M. en bracht een hoerah op de landsvrouwe uit. Verder kon hij niet komen, want Piet Adriaanse, die zijn plaats bij den ring weer had ingenomen, kwam zijn werk overnemen en bracht zijn bekende uitroepen van onafhankelijkheid ten gehoore. Ook hij werd bij de Koningin geroepen en vroeg Zij hem hoe dikwijls hij dit nu reeds had gedaan, waarop het antwoord luidde 38 jaar. De verdere vragen van H. M. hoorde Piet niet, maar hij zeide te hopen dat de Koningin nog veel zulke prijzen mag geven en nog lang over Nederland mag regeeren, evenals „de Prins van Oranje". De vereelde werkershand werd door de Koningin gedrukt en dit moment zal wel door niemand die het bijwoonde worden vergeten. Onder luid gejuich werden de auto's weer bestegen en Eerepoort aan de Evertsenstraat. Fontein in de Noordstraat. 29 zachtjes in de richting van den uitgang gereden, maar nog eenmaal zou worden uitgestegen en wel bij de tent van de gewassenkeuring in het bijzonder ter bezichtiging van het uit fijne zaden samengestelde wapen van Zeeland. De heer K. Koning Wz., directeur van de N.V. Bathpolder, gaf de noodige toelichting, terwijl ook het echtpaar Beusenberq—Blok, die met den niet aanwezigen heer Huisman het kunststuk hebben gewrocht, werden voorgesteld. De Koningin drukte haar bewondering over het kunstwerk uit. Nu werd weder ingestegen en even later reed de Koninklijke auto van het terrein. De Zeeuwsche Landbouw Maatschappij zal trotsch zijn op dit bezoek en in haar annalen zal de dag van gisteren met guldenletters worden geboekstaafd. Terug naar de Abdij. Het was reeds kwart over vijf toen de vorstelijke personen naar Middelburg terugkeerden voor het laatste bezoek aan die gemeente. Na een kort oponthoud ten huize van den Commissaris der Koningin werd te zes uur Middelburg verlaten en ging het over Koudekerke naar Vlissingen. Te Koudekerke. Te Koudekerke werd even halt gehouden en werd de Prinses een zilveren doos, geleverd door de firma Van Kempen, gevuld met échte Zeeuwsche babbelaars aangeboden, welke gelegd was op een kussen van levende bloemen. Het Koninklijke bezoek aan onze gemeente. De drukte in de stad. Reeds lang voor de komst der Koninklijke gasten in onze stad nam de drukte geleidelijk toe. Van alle kanten stroomden de menschen de stad binnen. Van de bezoekers der tentoonstelling kwamen er duizenden naar hier en verder per tram, per fiets, auto enz. nam hun aantal voortdurend toe. Het was een echt gezellige drukte, die menschenzee zich te zien bewegen door de versierde stad, 3a vooral nu het weer, dat zich den geheelen dag dreigend liet aanzien, veel verbeterde en zelfs het Oranje-zonnetje nog door de wolken brak. Het weer is verder den geheelen dag uitstekend gebleven. Men kon het niet beter wenschen. Het was niet te warm en ook niet te koud. De voornaamste factor voor het welslagen van een feest werkte dus geheel naar wensch mede. De versiering. Er was maar één roep over de versiering en deze getuigde van groote voldaanheid. De buurtcommissies mogen daarin een belooning vinden voor de groote moeiten en kosten, welke zij zich hadden getroost om de stad in feestelijk gewaad te steken. In de letterlijke beteekenis van het woord kon van feestdos gesproken worden. Hier past een woord van lof voor de wijze, waarop de ingezetenen de vorstelijke familie de aloude aanhankelijkheid van Vlissingen aan het dierbare Huis van Oranje hebben gedemonstreerd. De aankomst. Reeds geruimen tijd voor de Koninklijke familie haar intrede in onze gemeente deed, hadden zich allerwege de menschen langs de zijden van de straten geschaard. Vooral op den Nieuwendijk en het Bellamypark had zich de grootste menschenmassa geconcentreerd en in dichte rijen stonden de menschen de komst van de Koninklijke familie af te wachten. Het was intüsschen bekend geworden dat de vorstelijke familie eerst om kwart over vijf de tentoonstelling had verlaten, zoodat de komst in onze gemeente, welke op 6 uur was vastgesteld, een half uur zou worden verlaat. Ongeveer kwart over zes naderden van den Koudekerkschen weg de Koninklijke auto's. ■ Voor den opgestelden fontein nabij den Watertoren aan de Badhuisstraat, werd gestopt, waarna door Badhuisstraat, Paul Krugerstraat en Hobeinstraat, naar de Verkuyl Quakkelaarstraat werd gereden; even werd hier gestopt om de 31 poort — waarnaast de kinderen van die straat waren opgesteld — en de straatversiering door de Koninklijke gasten in oogenschouw te nemen, om voorts door Scheldestraat, Kasteelstraat, Hobeinstraat, Glacisstraat, Badhuisstraat, Coosje Buskenstraat naar de Spuistraat te rijden. Precies half zeven kondigde het gejuich aan dat de Koninklijke gasten in aantocht waren. Op het Beursplein waar zich de autoriteiten hadden verzameld, stopten de auto's. H. M. de Koningin en H. K. H. de Prinses beantwoordden minzaam de luide hoera's en begroetingen. Behalve het Uitvoerend Comité was hierbij pok het Bestuur van „Vlissingen Vooruit" tegenwoordig. Het Bestuur van den Kunstkring „Het Zuiden", dat achter de coulissen zoo enorm veel werk heeft verricht om den optocht kleur en teekening te geven, was mede op het afgezette gedeelte bijeen. Het was een welverdiende attentie, den Kunstkring op deze wijze dank te brengen voor zijn uitnemend werk. Door den Burgemeester werd aan de vorstelijke personen een in kalfsleer gebonden, met het stedelijk wapen voorzien programma van de feestelijkheden aangeboden. Nadat de Wethouders door den Burgemeester aan H. M. de Koningin waren voorgesteld, zette de optocht zich in beweging. H. M. had den Burgemeester alvorens de zeer lange stoet vertrok reeds Haar bewondering te kennen gegeven over de prachtige versiering der stad. De optocht. Op het sein, dat de vorstelijke personen waren aangekomen, vertrok de optocht, welke op den Nieuwendijk was opgesteld. De prachtige stoet was in elk opzicht schitterend en de ontwerpers past een woord van grooten dank voor deze clou van de feestelijkheden. De eene praalwagen was al mooier dan de andere, doch het geheel was overweldigend schoon. Eén uitzondering zij vergund, en wel door te wijzen op de zeer spontane en prachtige wijze, waarop onze Belgische 32 stadgenooten aan de huldiging van onze geliefde Koningin hebben medegewerkt. Hieruit blijkt ten duidelijkste, dat de Belgische kolonie warm voelt voor ons Vorstenhuis. Vóór den Belgischen wagen werd door meisjes een doek gedragen, waarop stond: „Hulde aan Koningin Wilhelmina door de Belgische Kolonie te Vlissingen". Herhaaldelijk verzekerde de Koningin aan den Burgemeester, dat het zeer prachtig was en voor de vindingrijkheid der ontwerpers betuigde H. M. haar groote erkentelijkheid. Opdat het nageslacht echter ook zal kunnen weten op welke wijze onze gemeente in 1921 de Koninklijke familie een groote attractie heeft aangeboden, volgt hieronder de samenstelling van den stoet in zijn geheel uit het feestprogramma overgenomen. Maréchaussees te paard. Tamboers. De Harmonie „Ons Genoegen" (muziekkorps). Herauten te paard. „Het Koningschap", beschermd door de Stedemaagd van Vlissingen. Wagen van den „Vlissingschen Oranjebond". „Hollandsche stoomboot sleept een Hollandschen schoener". Wagen van het Nederlandsch Loodswezen. „Versierde Loodsboot" van het Nederlandsch Loodswezen. „De negen Provinciën van België". Wagen van het Belgisch Loodswezen. „Kabouters". Wagen van het Eiland. „Hygiëa met volgelingen". Groep van de dames-gymnastiek-vereeniging „Lichaamsontwikkeling". (Hygiëa = godin der gezondheid). „Nautulus". Wagen van de buurt Beckerstraat en aangrenzende straten. Een onderzeeboot, voortgesleept door zeemonsters (een zuiver op schaal uitgevoerde onderzeeboot van 't K-type). „De Oogst". Wagen van de buurt Bouwen Ewoutstraat en aangrenzende 6traten, voorstellende Ceres, godin van den landbouw met Pomona, godin der vruchten en Flora, godin der bloemen. „De Handel". Wagen van de Walstraat, voorstellende 33 Jupiter (boven), die Mercurius, den god van den handel, uit zijn hemel bant. „Het Kasteel". Wagen van de Kasteelstraat (oostelijk deel), voorstellende een middeleeuwsch kasteel met schildknapen, enz. Bestuur en leden der afdeeling „Vlissingen" van den Bond van oud-onderofficieren. De „Vlissingsche Postfanfare" (muziekkorps). „Groep Grieksche figuren", van de gymnastiek-vereeniging „Sparta" (te voet). „Bescherming der Zwakken". Wagen van de afdeeling „Walcheren" van den Bond van Politie-ambtenaren in Nederland tot Bescherming van Dieren, voorstellende een vrouwenfiguur, die onder hare vleugelen kinderen en dieren in bescherming neemt. De afdeeling „Vlissingen" van het Ned. Meisjesgilde en de afdeeling „Vlissingen" van de Ned. Padvinders Vereeniging. „Klip in Zee". Wagen van de Verkuyl Quakkelaarstraat, voorstellende Triton met zee-meerminnen, door dwaallichten en gezang de schepelingen naar de verradelijke klippen lokkende. „Neptunus". Wagen van de Noordstraat, voorstellende Neptunus, den god der zee, hulde gebracht hebbende aan de Hollandsche zeevaart. „Versierde Loodsboot". Wagen van het Belgisch Loodswezen. „Minerva". Wagen van den Bond van H. B. S.-scholieren, voorstellende Minerva, de godin der wetenschap, omgeven door attributen-draagsters. „Zeeland"-boot. Wagen van de Tuinstad, waarop eene op schaal vervaardigde mailboot (type s.s. Prinses-Juliana" der Maatschappij Zeeland), varende door een mijnenveld. „Het Oude Beursgebouw van Vlissingen". Wagen van de Groote Marktbuurt, voorstellende het oude beursgebouw, vóór de beurs groep kooplieden in costumes van de 16e eeuw tot op heden; aan de achterzijde Mercurius, de god van den handel, met attributendraagsters. 34 De Harmonie „St. Caecilia" (muziekkorps). Groep van den Walcherschen Landbouw, t.w.: Melkkar met boer en boerin. Boerin met juk en emmers. Wagens met land- en tuinbouwproducten. Walchersche veerenwagens met boerinnetjes. Walchersche landbouwers te paard. Gedurende het passeeren van den stoet lieten de vier muziekgezelschappen hun opwekkende tonen hooren. De politie, versterkt door maréchaussee en bereden politie zorgde voor een behoorlijke afzetting, doch H. M. houdt er niet van, het publiek op een al te grooten afstand te houden, daarvoor leeft Zij te veel met haar onderdanen mede en zoo stond op het Beursplein de menigte slechts op enkele meters van de auto's. Zelfs liepen in de Walstraat een tiental opgeschoten jongens een eind naast de auto, zoodat Z. K. H. de Prins waarschuwend de hand op moest heffen, omdat er gevaar bestond dat de jongens er onder zouden geraken. Nadat de optocht geheel was gepasseerd, wat ongeveer 10 minuten duurde, werden nog verschillende heeren aan H. M. de Koningin voorgesteld, o.a. de garnizoens-commandant, luit.-kolonel Gleijsteen, de heeren S. M. Polak, C. Dommisse Tzn. en W. G. Beker. Ook de heer Rombouts Inspecteur van het Belgisch Loodswezen, werd aan H. M. voorgesteld en H. M. verklaarde den heer Rombouts dat de Belgische groepen ook zeer prachtig waren. Toen de optocht voorbij was zette de vorstelijke familie haar zegetocht door de stad voort. De verdere tocht door de stad. De Burgemeester nam plaats in de auto van den Commissaris der Koningin en hij heeft op dezen tocht eveneens kunnen bemerken, dat de aloude liefde voor ons vorstenhuis onverflauwd in de harten der overgroote meerderheid van de ingezetenen leeft. Met bijzondere belangstelling sloeg H. M. op haar tocht de 35 smaakvolle versiering verder gade. De prachtige eerepoort op den Nieuwendijk, waarvan de visscherij-benoodigdheden zulk een belangrijk deel vormden, trok Hr. M.'s bijzondere aandacht De gebroeders Schroevers, die daarbij den heer Dert zoo goed hebben geholpen, kunnen met welgevallen op hun werk terugzien. Den heer J. J. Quasters, die de electrische verlichting belangeloos aanbracht, past ook een woord van dank. H. M. kon evenwel bemerken dat de geheele stad in feestelijk gewaad was gestoken en dat alle buurten zich hadden beijverd en deze voor elkaar niet behoefden onder te doen. Gedurende den rit door de stad werden H. M. op verschillende plaatsen bloemen aangeboden en werd door de kinderen uit de Nieuwstraat, onder het werpen van bloemen in de auto: „Dat 's Heeren zegen op U daal" toegezongen, waarvoor H. M. hartelijk dank zegde. Nadat de tusschengevoegde straten, waarbij H. M. in de Noordstraat op verzoek der bewoners even bij het daar opgestelde fonteintje had stilgehouden waar Haar een ruiker werd aangeboden, was de stoet aangekomen aan het Eiland. Het Eiland. Daar waren in de Joost de Moorstraat opgesteld over de heele breedte de kleine meisjes en jongens van het Eiland en aan weerszijden van de met vlaggedoek kwistig behangen eerepoort de groote meisjes, leden van de zangvereeniging „het Eiland". Lang heeft het geduurd voor de kinderen, die reeds om 5 uur opgesteld waren, terwijl ze zoo ongeduldig werden, dat de rijen een paar malen moesten verbroken worden om ze te laten ontspannen. Een waar hoeraatje ging dan ook op, toen de Padvinder-muziek aan kwam hollen, ten teeken, dat het nu haast zou komen. Pas was de Koningin de rijk versierde brug opgereden of de leidster, mej. Ten Hoopen gaf het teeken om te beginnen en bijna onmiddellijk daarna klonken de tonen van een liedje op de wijze der 36 zilvervloot, waarvan de verschillende tonen begeleid werden door bewegingen van de met gekleurd papier omwonden hoepeltjes. H. M. liet haar auto stilhouden vlak voor het bestuur en we hoorden haar met duidelijke stem aan het knaapje, de jongeheer Van der Eijk, dat haar een bouquet aanbood, antwoorden: „Dank u wel, groote jongen". Het meisje, dat 'n ruiker aanbood, de jongejuffr. Frank, kreeg een handje van de Prinses. De Koningin onderhield zich eenigen tijd met den voorzitter van het Eiland, den heer Vis, die Haar in eenige woorden de hulde van dit deel onzer gemeente overbracht We hoorden H. M. informeeren naar het Eiland, de versieringen roemen en haar verzoeken den dank over te brengen aan die kleinen voor hun frisschen, vroolijken zang. Maar dat wilde Zij zelf ook nog even doen aan de leidster. Toen deze aan H. M. voorgesteld was, bracht mej. Ten Hoopen de hulde der kinderschaar over en sprak den wensch uit dat het H. M. nog dikwijls mocht behagen terug te komen en dat de Koningin nog eens met genoegen aan het bezoek aan het Eiland zou terugdenken. Intusschen had Z. K. Hoogheid den Prins zich eenige oogenblikken onderhouden met den leider der padvinders, den heer Van Dijk. Onder het gezang der kleinen zette de Koningin, met het Prinsesje tusschen Vader en Moeder in, Haar autotocht over het Eiland voort. Op den terugtocht zette het koor der oudere meisjes het Wilhelmus in en onder deze tonen reed de Koninklijke familie het Eiland af. Onnoodig te melden, dat bij dit bezoek onophoudelijk luide hoera's weerklonken. Tenslotte zij nog vermeld, dat tijdens het oponthoud onder den zang der kleinen een levende fontein van den heer Maas in de onmiddellijke nabijheid der Koninklijke auto in werking was. Den Lichtstoet. Het gevolg van de te late komst van de Koninklijke 37 gasten was, dat de stoet, die om ruim half 10 van het Bellamypark vertrok, lang niet compleet was. Wat kwamen die wagens van den Oranjebond, van de Noordstraat en van de Bouwen Ewoutstraat prachtig in die verlichting uit; wat werd door de schijnwerpers die wagen met de Kabouters aardig belicht; wat was dat een aardig groepje, die leden van „Sparta" met het electrische lampje in de kleurige roos; wat kwamen Handel, Beurs en het Kasteel met de belichting goed tot hun recht, kortom alles was haast even duidelijk te zien, als bij den eersten ommegang, niet het minst de Mailboot met gedoofde lichten varend door het mijnenveld. Tijdens dien ommegang werd door velen nog eens de verlichting der verschillende straten in oogenschouw genomen die rijkelijk verlicht waren met lampions. Alleen de straten, die zich daartoe leenden, zooals de St. Jacobstraat, Noordstraat, Lepelstraat en Wagenaarstraat, waren herschapen in berceaux, waartusschen de verlichting was opgehangen en in tal van straten in het nieuwe gedeelte had men gebruik gemaakt van hoepeltjes, in de boomen opgehangen, waaraan een kringetje lampions bengelden. Hiervoren is reeds al een algemeenen indruk gegeven van de illuminaties. Echter dient nog vermeld, dat nog eenige huizen waren verlicht. Dat waren de huizen der heeren Van Raalte en Staverman, die aan hunne ramen een dubbele rij kaarsen hadden aangebracht, wat al een even treffenden indruk maakte als de rij vetpotjes, die het huis van den Burgemeester en het stadhuis omlijstten. De eerste indruk van de gondeltocht was de verlichting van masten en boordlijnen van het roeibootje, dat daardoor in een stoombootje veranderd werd. Het schitterendste illuminatiestuk was evenwel de electrische verlichte fontein aan de Watergang, waarbij het water, omhoogspuitend uit een fontein en stroomende uit den bek van een tweetal watermonsters, electrisch verlicht werd. Een eigenaardige versiering vormden de versjes, die 38 boven den ingang van „de Pauw" en ter weerszijden van het Beursstraatje waren geplaatst. Boven „de Pauw" lazen we: Van uit de Pauw tot op de ree, Van af het land tot over zee, Brengen wij, Visschers, één van zin, Hulde aan onze Koningin. Aan den ingang aan de eene zijde: Al zijn de Beurzen van dit straatje klein, Toch zal het „Oranje Boven!" zijn — en aan de andere zijde: Al telt ons straatje weinig huizen, En geeft het toegang tot „de Pauw", Toch blijft het trouw aan 't Huis Oranje, Zoowel in Vreugde als in Rouw. Nauwelijks was de lichtstoet ontbonden, of het vuurwerk begon, dat blijkens de kreten en uitingen en applaus van de nog grootere massa dan Woensdagavond zeer goed geslaagd mag heeten. Het was dan ook met het fraaie weer, dat we dien dag gehad hebben, niet nat geworden, waardoor alle stukken goed lukten. Enkele stukken die bijzonder in den smaak vielen waren de draaiende poppen en het slotstuk. Hiermee was officieel de feestdag afgeloopen, maar het heeft nog geruimen tijd geduurd, voor de straten, waar de verlichting nog lustig brandde, geheel leeg waren. 's Avonds, nadat de Koninklijke familie met gevolg de auto's op de Ponton hadden verlaten, zijn de drie Koninklijke auto's in de garage van den heer Wijtenburg alhier gegareerd om deze den anderen morgen om 7 uur te verlaten om te worden verscheept naar Breskens. Als bewijs hoeveel vreemdelingen hier dien nacht gelogeerd hebben diene, dat de chauffeurs en de stalmeesters 39 in geen der hotels onderdak konden vinden en niet dan na veel moeite bij particulieren zijn ingekwartierd, wat tot hunne volle tevredenheid is geschied, roemende de gastvrijheid der Vlissingers. Het vertrek naar Zeeuwsch-Vlaanderen. 's Morgens is H. M. de Koningin met de Prinses met Hr. M.'s „Hydrograaf" naar Breskens vertrokken. De Prins vertrok om half negen met den Commissaris der Koningin per torpedoboot naar Breskens. De Burgemeester was bij dit vertrek tegenwoordig. * * VRIJDAG 16 SEPTEMBER. Een kalme stemming kenmerkte den morgen, wat zeker toe te schrijven was aan de vermoeidheid van den vorigen dag. Heel anders was het gesteld in Zeeuwsch-Vlaanderen. Om 10 uur v.m. stoomde Hr. Ms. „Hydrograaf' de haven van Breskens binnen, «waar een groote menschenmassa aanwezig was om de Koninklijke gasten te verwelkomen. Van Breskens ging de reis verder naar Hoofdplaat, IJzendijke, Schoondijke en zoo terug naar Breskens om scheep te gaan naar Terneuzen; het behoeft nauwelijks gezegd, dat overal waar de Koninklijke familie passeerde geen einde kwam aan het gejubel. Vóór H. M. te Terneuzen landde werd aan boord van de „Hydrograaf', de Gouverneur van Oost-Vlaanderen, graaf Dekerckhoven Denterchem in audiëntie ontvangen, die namens den Koning van België ter begroeting van H. M. was afgevaardigd. Hierna ' verliet de Koninklijke familie het stoomschip; eenige aanwezige autoriteiten werden voorgesteld, de aldaar aanwezige Eerewacht van Regeeringsgetrouwen werd geïnspecteerd en voorts ging de stoet stadwaarts waar evenals 40 overal luid gejubel aan de Koninklijke familie ten deel viel. Na eenig oponthoud aldaar werd het bezoek aan OostZeeuwsch-Vlaanderen uitgestrekt tot Axel, Hulst en Zaamslag, om terug te keeren naar Terneuzen, waar de Koninklijke familie zich inscheepte aan boord van Hr. Ms. „Hydrograaf', teneinde te worden overgezet naar Hansweert; vervolgens werd per auto naar Vlake getuft, waar de Koninklijke trein gereed stond om de vorstelijke personen op te nemen om van Zeeland afscheid te nemen. Het bezoek aan Zeeland behoort weer tot het verleden, echter met den indruk die de Koningin en de Prins gekregen zullen hebben van de uiting van gehechtheid aan het Vorstenhuis; het zal ontegenzeggelijk in Hun harten gegrift zijn hoe Zeeland's bevolking trouw blijft aan Oranje. Dit eerste bezoek van Prinses Juliana aan Zeeland laat een goede herinnering achter. Wij Zeeuwen zijn zelf verrukt óver de lieftalligheid van Neêrlands hope. Wij hebben de Koninklijke familie met groot welgevallen aanschouwd, onze beste wenschen vergezelden hen op de terugreis, terwijl een spontaan tot weerziens uit veler monden sprak. Het moge blijken uit de opdracht van H. M. aan onzen Burgemeester hoe voldaan de Koninklijke familie was, n.1. dat aan allen die direct of indirect hebben meegewerkt aan de spontane algemeene en indrukwekkende huldiging bij Hoogstderzelver doortocht in gezelschap van Z. K. H. den Prins der Nederlanden en van H. K. H. de Prinses, door Vlissingen op 15 September j.1. Hr. Ms. hoogsten dank betuigd zou worden. 's Middags kwam alhier weer wat gezellige drukte en voornamelijk om ongeveer 3'/2 uur toen een optocht plaats had van versierde fietsen, kinderwagens etc, welke optocht was samengesteld door de buurtcommissie van de Spuien Molenstraat voor de kinderen van die straten, was er nog al wat belangstelling. ' Ook op het tentoonstellingsterrein was het nog tamelijk druk. 41 's Avonds werden door verschillende buurtcommissies met de kinderen uit die buurten, met verlichte lampions en de muziek van de Padvinders vooraan, rondwandelingen gemaakt, terwijl op verschillende plaatsen in de stad concerten werden gegeven. Om 9 uur n.m. had de Gondelvaart plaats. Vele honderden menschen hadden zich naar den waterkant begeven, om de komst van de gondelvaart af te wachten- Door het vele schoons dat deze week reeds te zien was gegeven, waren ook nu de verwachtingen hoog gespannen. Echter te hoog! De medewerking hieraan was zeer gering en het bleek dan ook een groote teleurstelling te zijn. Nog voor de va^rt, welke slechts uit eenige schaarsch met lampions verlichte vaartuigen bestond, was afgeloopen, waren de toeschouwers dan ook stadwaarts getogen, men voelde zich blijkbaar meer aangetrokken door de kermisvermakelijkheden, die waren gekomen ter opluistering van de landbouwweek. * * ZATERDAG 17 SEPTEMBER. Reeds vroeg in den morgen heerschte er op het z.g. Eiland veel bedrijvigheid, waaraan direct viel te constateeren dat er iets bijzonders op handen was. Om 8 uur waren al de kinderen van het z.g. Eiland bij de aldaar opgestelde eerepoorten present om met de muziek van de Padvinders vooraan een wandeling te maken rond het Eiland. Om 9 uur werd bij den Burgemeester, waarbij zijn huisgenooten alsmede de Wethouders en de GemeenteSecretaris aanwezig was, aan huis, door de kinderen van het Eiland een ovatie gebracht, waar, onder leiding van Mej. Tenhope, door de kleinen eenige liederen werden gezongen en rythmische oefeningen verricht De Burgemeester toonde zich zeer voldaan over deze 42 aardige attentie en stelde voor een driewerf hoera aan te heffen voor H. M. de Koningin. Met een korte rede bedankte de Burgemeester de kinderen en hun begeleiders, evenals het bestuur van het Eiland Comité voor de moeite die zij zich, zoowel Dames als Heeren gegeven hadden. Na deze ovatie werd nog een wandeling gemaakt door de stad om zoo naar het Eiland terug te keeren, waar het verdere van dien dag werd besteed aan kinderspelen. Ook in andere buurten van de stad hadden den geheelen middag verschillende kinderspelen plaats. Om 5 uur 's avonds had de officiëele prijsuitreiking plaats ten Stadhuize. Met den Burgemeester vonden we er de verdere leden van het dagelijksch bestuur der gemeente, de leden van het uitvoerend comité en een zeer talrijke schare belanghebbende en belangstellende stadgenooten bijeengekomen, die in opgewekte stemming in afwachting waren van de dingen, die komen zouden. Aan de opgewekte gezichten en de vroolijke kwinkslagen was al aanstonds te zien en te hooren, dat, ondanks een week feestvieren, de feestelijke stemming er nog niet uit was en toen dan ook, precies op den aangegeven tijd, onze sympathieke Burgemeester, die zich in korten tijd zoo populair heeft weten te maken, het woord nam en allereerst de aanwezigen uitnoodigde met een driewerf „Leve de Koningin" hulde te brengen aan Hare Majesteit, werd daaraan door alle aanwezigen voldaan op eene wijze, zooals — we zouden haast zeggen — wij, Vlissingers, dat alleen kunnen. Na deze geestdriftige hulde aan de Koningin volgden, eveneens op initiatief van den Burgemeester, „three cheers" voor de goede stad onzer inwoning: een niet minder enthousiast uitgebracht driewerf „hoera voor Vlissingen!" Alsnu verder het woord nemende, zeide de Burgemeester, alvorens tot de uitreiking der prijzen over te gaan, een woord van hartelijken dank te willen richten tot allen, zonder onderscheid, die in deze dagen zoo ijverig hebben medegewerkt om de feestviering, die thans achter ons ligt, zoo schitterend te doen slagen. 43 En dan wenscht hij allereerst dank te betuigen aan de leden van het algemeen feestcomité en van hen speciaal aan den secretaris, den heer C. Dommisse T.Czn. en den penningmeester, den heer H. J. M. van Raalte, voor hunne zeer ijverige bemoeiingen. Voorts aan de leden van het uitvoerend comité met den voorzitter, den heer P. G. Laernoes Jr. en daarnaast aan de leden van de commissie voor den optocht, van wie wel in de eerste plaats mogen worden genoemd de leden van den Kunstkring „het Zuiden" in het bijzonder de heeren G. A. Jacobs, G. Berqsma en A. van der Zee, die, dank zij hunne geheel belanglooze, volijverige medewerking, den optocht hebben weten te maken tot een zoo schitterend artistiek geheel, waarover maar één roep van voldaanheid is geweest. Verder aan de heeren C. Ouwehand, Directeur van gemeentewerken en P. S. Dijkstra, architect en niet het minst ook aan den algemeenen leider van den optocht, den majoor T. E. Bretschneider. Ook voor de versiering van de gansche stad wenschte de Burgemeester zijn bijzonderen dank te betuigen; aan den Oranjebond, de verschillende buurtcommissies, vereenigingen, corporaties en voorts aan allen, die zich zoo bijzonder inspanden om onze stad een feestelijk aanzien te geven, w.o. ook vooral de Koninklijke Maatschappij „de Schelde" genoemd moet worden, die verschillende materialen beschikbaar stelde, en dan ook die voldoening mogen smaken, dat zoowel H. M. de Koningin als de leden van H. M.'s gevolg en de vele vreemdelingen, die hier in de feestweek vertoefden, om het zeerst waren getroffen door den aard en den omvang der allerwege zoo kwistig aangebrachte versieringen. Ook de buurten en straten, die voor een persoonlijk bezoek van Hare Majesteit niet konden in aanmerking komen, deden nochtans in dit opzicht hun best en ook hun komt daarvoor een woord van lof en zeer hartelijken dank toe. Verder betuigde de Burgemeester nog zijn bijzonderen dank aan de vereeniging „Vlissingen Vooruit", die, haar naam getrouw, de eerste was om met hare zoo uitstekend 44 geslaagde huisvlijttentoonstelling de rij der feestelijkheden te openen en zoo vriendelijk was mede te voldoen aan zijn reeds maanden geleden gedaan verzoek om zooveel mogelijk alle feestelijkheden, die men te Vlissingen mocht wenschen te organiseeren, te doen vallen in de landbouwweek. „Vlissingen Vooruit" heeft hiermede een groot offer gebracht, want natuurlijk was nu de belangstelling van het publiek over verschillende feestelijkheden verdeeld. De Burgemeester zeide te hopen, dat de vereeniging hiervoor een belooning moge vinden door een zeer druk bezoek aan hare tentoonstelling gedurende de nog volgende dagen waarop zij zal zijn geopend. Ook aan de Koninklijke Scherpschuttersvereeniging „Vlissingen" wilde de Burgemeester zijn dank betuigen voor het organiseeren van den nationalen schietwedstrijd; aan de directie van de electrische tram voor de inderdaad schitterend in kleuren belichten fontein bij den watertoren; aan de verschillende vrachtrijders, die gratis paarden en wagens beschikbaar stelden voor den optocht; aan de deelneemsters en deelnemers, zoo van hier als van Souburg, Koudekerke en Ritthem, aan het zoo bijzonder interessante laatste nummer van den optocht: de landbouwgroep; aan de Koninklijke Marine, voor hare gewaardeerde medewerking, in het bijzonder voor de overkomst van het muziekkorps uit Den Helder, waarbij speciaal behooren te worden gememoreerd de zoo bereidwillig verleende hulp van den overste R. P. C. Spengler en den luitenant ter zee le klasse M. J. Verloop, respectievelijk bij de organisatie van den roeiwedstrijd en andere onderdeelen der feestviering; voorts aan de verschillende politie-organisaties, voor haar zeer tactvol optreden, waaraan het mede te danken was, dat gedurende de gansche feestweek geen enkele wanklank werd vernomen en allerwege de goede orde bleef gehandhaafd; aan de Padvinders voor hunne, in zoo meenig opzicht bewezen, goede diensten; aan de stedelijke muziekgezelschappen, die er dag aan dag en avond aan avond maar steeds onvermoeid op los hebben geblazen en Aanbieding van het feestprogramma door den Burgemeester. „DE NEGEN PROVINCIËN" Wagen van het Belgisch Loodswezen. 45 daardoor in niet geringe mate hebben medegewerkt om er de feeststemming in te houden. En dan wenschte de Burgemeester vooral niet te vergeten dank te brengen aan de leden van de jury voor den optocht, de versiering en verlichting, voor de moeilijke taak door haar verricht en aan de winkeliers, die deelnamen aan den etalagewedstrijd en daardoor op hunne wijze medewerkten aan de verfraaiing van ons stadsaspect. Met een woord van dank aan allen, die verder op de eene of andere wijze hunne medewerking verleenden bij den opzet en de uitvoering onzer in het algemeen zoo schitterend geslaagde feestviering eindigde de Burgemeester zijne, herhaaldelijk door luid applaus der aanwezigen onderbroken, reeks van dankbetuigingen. De oudste Wethouder, de heer M. Laernoes, hierna het woord nemende, zeide, van den Burgemeester veel woorden van dank te hebben gehoord, maar er op te wijzen, dat, indien iemand dank toekomt, dit zeker wel in de allereerste plaats is onze Burgemeester zelf, die als de ziel is te beschouwen van de geheele beweging en die reeds lang tevoren, maar ook in de feestweek, hard heeft gewerkt, niet alleen overdag, maar ook des nachts, in het belang van het welslagen dezer feestviering. Spreker wenscht daarom, namens alle aanwezigen en de gansche verdere bevolking van Vlissingen, met deze enkele woorden een welverdiende hulde te brengen aan onzen in alle opzichten in het belang van Vlissingen zoo volijverigen en onvermoeibaren Burgemeester, den heer C. A. van Woederen. Met een donderend driewerf hoera werden deze woorden van den heer Laernoes door de aanwezigen bezegeld. Alsnu volgde de uitreiking der in de verschillende onderdeden der feestviering door de winners behaalde prijzen, die door den Burgemeester persoonlijk met enkele toepasselijke woorden aan de rechthebbenden werden overhandigd. Onnoodig te zeggen, dat het daarbij niet onbrak aan toejuichingen en kwinkslagen van de talrijke, in opgewekte stemming verkeerende, aanwezigen. 46 Met nogmaals een driewerf hoera voor Vlissingen eindigde deze prijsuitdeeling. 's Avonds zijn door den Burgemeester ten raadhuize ontvangen de Wethouders met de feestcommissie, de besturen van den Oranjebond, „Vlissingen Vooruit" en den kunstkring „het Zuiden". De Burgemeester heeft allen die op eenigerlei wijze hebben medegewerkt aan het welslagen der feesten, zijn hartelijken dank gebracht en daarbij gewezen op de aangename samenwerking. De heer Van Niftrik heeft den Burgemeester hulde gebracht voor het belangrijke aandeel dat hij gehad heeft in de voorbereiding der feestelijkheden. Na deze ontvangst begaven de heeren zich allen naar de huisvlijttentoonstelling, waarna een rondgang door de stad werd gemaakt en de verschillende versierde buurten werden bezocht. Aan de commissies werd door den Burgemeester dank gezegd voor hun medewerking gedurende de afgeloopen feestweek. In de Glacisstraat werden de besturen verwelkomd door het muziekgezelschap uit Breskens, dat in de nieuwe stad de feestelijkheden opluisterde, en werd voorafgegaan door het gezelschap een rondgang gemaakt. Op de wandeling door de stad werd de Burgemeester herhaaldelijk toegejuicht. Tevens had om 5 uur n.m. de sluiting van de Landbouwtentoonstelling plaats, waar de Voorzitter de heer Mr. P. Dieleman nog in het kort schetste wat in deze, voor Zeeland belangrijke week, is tot stand gebracht. Hadden wij reeds maanden tevoren ons voorgesteld, met uitzicht op de Landbouwtentoonstelling, een schitterende week te doorleven, de verwachting heeft ons niet teleurgesteld, integendeel zelfs overtroffen. De wfeek was aangebroken, we hebben genoten en zien genieten met volle teugen, het volk was onverdeeld en allen die gewerkt hebben zagen met trots neer op hun veler arbeid. 47 Alles vergaat ook de feeststemming; het is voorbij er is nog wat over nagepraat, de indruk echter die onze oude geuzenstad bood, ze wordt niet weg gewischt. Wij zijn fier op aller prestatie en nog lang na dezen zal de leus Oranje Boven, de hoofdtoon blijven. Vlissingen, 22 November 1921. J. LOUWERSE, Ambtenaar ter Secretarie. I