ZUID-AMERIKA Gezicht op de Gavea bij Rio de Janeiro ZUID-AMERIKA DOOR Mr. w. j. van balen MET KAART EN 22 PLATEN 's-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1920 INHOUDSOPGAVE. DEEL I. INLEIDING. A. BEKNOPT AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT. t. HET LAND IN VOGELVLUCHT 1 De romantiek aan het verdwijnen. Moderniseering der Pampa. Geweldige afmetingen der gebergten, rivieren en vlakten. De mensen in het oerwoud, Gedaante der kust. 2. HET KLIMAAT 3 Onverdiende naam van ongezondheid. Aangename lucht• streken afgewisseld met minder begunstigde. Verschillende jaargetijden. De nieuwkomer in het vreemde klimaat. Sport in de tropen. 3. DE PRODUCTEN 5 Landbouw en veeteelt aan de Plata. Paraguay in opkomst. Tropische voortbrengselen van Brazilië. Wat Chili opleveren kon. 4. HET REIZEN 7 Goede organisatie in de Plata-landen. Drie soorten spoorwijdte. Pontveren over de Parana. De Mihanovich-reederij. Uruguaysche keukenwagens. Verwaarloosde spoorwegdiensten in Brazilië. Losstaande netten in het Noorden. De Braziliaansche kustvaart. Stoombootdienst op de Amazone. B. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 1. ONTDEKKING EN VEROVERING 12 Het verdrag van Tordesillas verdeelt de nieuwe wereld tusschen Spanje en Portugal. Ontdekking van Brazilië. Gering succes der verkenners op de Plata-rivier. Pizarro op zoek naar het goudland; zijn stoutmoedige verovering van het Inca-rijk. Verkenningen in Chili. De zilveren bergen van Bolivia ontdekt. Strijd tusschen Spanjaarden en Araucaniërs. vi inhoudsopgave. Brazilië door de Portugeezen bezet; stichting der steden. De tochten der Bandeirantes. De Spanjaarden vestigen zich aan de bovenrivieren der Plata, en abandonneeren de monding. Paraguay's rol. Binnendoor naar Peru. Ontstaan van Buenos Aires. 2. buitenlandsche aanslagen 22 Fransche belangstelling in Brazilië; hun pogingen tot kolonisatie. Engelsche zeeroovers op de kust. Bezetting en herovering van Buenos Aires. De vroege strooptochten der Hollanders worden gevolgd door veroveringsondernemingen. Piet Hein's gewaagde stukjes. Hollandsch-Brazüië breidt zich uit. Verlicht bestuur van Maurits den Braziliaan. Het Recief middelpunt van beschaving. Bekrompenheid der West-Indische Compagnie. Opheffing der kolonie. 3. de koloniale periode 29 Weinig belangrijke voorvallen. Zuid-Amerika onder clericale invloeden. Uruguay het stootblok tusschen de Spaansche en Portugeesche elementen. Kortzichtigheid van het moederland. Criollos en Spanjaarden. Grieven tegen het moederland. 4. de strijd om de onafhankelijkheid 31 Invloed der Fransche en Noord-Amerikaansché omwente- ' lingen. Voorloopers der revolutie. Het geschikte oogenblik verschijnt. Grootsch opgezette veldtocht van San Martin over de Andes. Vanuit het Noorden leidt Bolivar eenzelfde beweging. De Spanjaarden voorgoed verdreven. Weifelingen omtrent den te kiezen regeeringsvorm. Het eenhoofdig stelsel aanvankelijk favoriet. Overgang der monarchie in Brazilië. Uruguay vecht zich van iedereen vrij. 5. in de 19de eeuw 34 Onrust in alle republieken. Onderlinge strijd der caudillos. Chili overwint Peru. Brazilië als keizerrijk. Uitroeping der republiek. Paraguay onder dictatoriaal bestuur. Een Latijnsch Pruisen. De Paraguay-oorlog: de kleine militaire staat valt al zijn buren aan, doch wordt na vijf jaar strijd verpletterd. C. DE ZUID-AMERIKANEN. 1. schets der bevolking 39 De drie samenstellende rassen. Overzicht der Indiaansche volkeren. Inca's, Araucaniërs en Tupy's. Verscheidenheid der Spaansche stamgroepen. Hoe de verschillende resultaten der bloedvermenging te verklaren zijn. Neo-latiniseering der INHOUDSOPGAVE. VII gekruiste bevolking aan de Plata. Portugal als bevolkend moederland. De negers in Brazilië. Tegenwoordige relaties tot de vroegere moederlanden. Nieuwe immigratie. Beschouwingen over het volkskarakter. 2. TAALKUNDIGE OPMERKINGEN 45 Spaansch en Portugeesch. De Zuid-Amerikaansche dialecten vergeleken met de oorspronkelijke talen. Het Guarany. Tweetaligheid in Paraguay. Portugeesch is' óók een gelijkwaardige taal! 3. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN 47 Nog jonge cultuur. Navolging van Europa. Polemisten en geschiedschrijvers. Bellettrie. Een Braziliaansche opera. Lager en hooger onderwijs. Groote theaters, doch slechts af. en toe bespeeld. DEEL II. BRAZILIË. A. RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. t. DE FEDERALE HOOFDSTAD 51 De schoonheden der Guanabara-baai.. Stadsleven op de Avenida. De iUurninatie bij avond. Een autotocht langs de zeeboulevards. Wandelingen in de bergen en door het tropenwoud. Een merkwaardige waterleiding. 2. DE OMSTREKEN VAN RIO 58 Arbeidersvoorsteden. Verval van het platteland; voorheen koffiecultuur, thans slechts bananen en houtskool. Petropolis, de koele bergstad. Met het veer over de baai. 3. RIO ALS HANDELSSTAD 63 Beteekenis van Rio als stapelplaats. Tegenwoordige en toekomstige havenwerken. Beschouwingen over het Braziliaansche tariefstelsel. Opkomende nijverheid des lands. 4. KLEINIGHEDEN UIT HET DAGELIJ KSCH LEVEN ... 67 Hoe men woont, en wat men eet en drinkt. Het dienstboden vraagstuk. Ongedierte in de huizen. Als het in Rio eens flink regent. Het Carnaval. Verdoopte straten. Het Braziliaansche geld. B. MIDDEN-BRAZILIË. 1. MINAS GERAES IN VOGELVLUCHT 76 vin INHOUDSOPGAVE. Patriarchale toestanden in de binnenlanden. Een praatje over politiek. Eenige provinciesteden. Overzicht van het spoorwegnet. De bronwaterhoek. Een feijoada. 2. VAN RIO OVER C AM POS NAAR ESPIRITO SANTO ... 81 Het heuvelland van den staat Rio. Suikerrietvelden in de klei. De bergen en bosschen van Espirito Santo. Toekomst van Victoria als haven. 3. BAHIA EN ACHTERLAND 86 Een groote maar primitieve stad. Het land van tabak en zware sigaren. De cacao van Zuid-Bahia. Toekomst der binnenlanden. C. DE NOORDHOEK. !. VAN MACEIÓ NAAR RECIFE 91 Het gloeiende strand. Straten die kleven van de suiker. Kokospalmen langs de lagunes. Maceió's havenplannen. Suikerriet op de heuvelhellingen. Een achterlijke veestapel. 2. DE STAAT EN STAD PERNAMBUCO 98 Recife, de zich verjongende handelsstad op het rif. Hollandsche grachten. Hoe men zich inscheept op de reede. Uitvoer van Pernambuco. Groote spoorwegplannen voor de verre toekomst. De villawijken om de stad. Olinda, de doode stad met de vele kerken. Naar de bovenlanden. 3. VAN RECIFE NAAR PARAHYBA EN NATAL .... 106 Het leven in den tropentrein. Parahyba en de katoenuitvoer. De haven van Cabedello. Wat een regenbui in de woestijn vermag. De duinstad Natal. Zouthavens. 4. DE NOORDKUST 114 Ter reede van Ceara. Laden en lossen in de deining. De droogteplaag en hare bestrijding. Het binnenland van Piauhy. Maranhao, een gevallen grootheid. Oliepitten. D. HET AMAZONE-GEBIED. 1. PARA, DE RIVD2R-METROPOLIS 121 Het groote waterland. Een moderne haven. De tropische boulevard. Hoe rubber gewonnen en verzonden wordt. Paranoten. 2. DE AMAZONE OP 127 Beteekenis der rivierscheepvaart. De overheersching van het oerwoud. Hoe vee geladen wordt. De hitte en de regen. Wat is guarana? INHOUDSOPGAVE. IX 3. MANAOS, DE OASE IN HET WOUD 135 Een kaal plekje in het oneindige tropenwoud. Klein-Parijs in de wildernis. Weelderoes afgewisseld met diepe malaise. Credietstelsel bij den rubbertap. Drijvende havenwerken. Geringe beteekenis der spoorwegen. E. DE STAAT SAO PAULO. 1. SANTOS, DE KOFFIEHAVEN 142 Uitbreiding en inkrimping van de koffieproductie. De beteekenis van den koffiehandel. Hoe het laden geschiedt. De stranden rondom Santos. 2. VAN SANTOS NAAR SAO PAULO 148 Een merkwaardige spoorweg. Bananencultuur. Het klimaat van de hoogvlakte. Aantrekkelijkheden der stad. De elementen der bevolking. Een slangenmuseum. 3. NAAR DE KOFFIEPLANTAGES 155 De groote voorsprong van den staat Sao Paulo. Een uitgebreid telefoonnet. Spoorwegverbindingen. De ontwikkelingsgang van een regeeringskolonie. De uitgestrekte koffielanden van Ribeirao Preto. Hoe koffie geoogst wordt. F. ZUID-BRAZILLË. 1. DE STAAT PARANA 163 De fjord van ParanaguA. Een kunstige spoorlijn. Curityba en de mate-industrie. Een hoogvlakte van sparren. Slavische immigratie. 2. SANTA-CATHARINA 168 De vestiging en ontwikkeling der Duitsche volksplantin» gen. Toekomst van de binnenlandsche dalen. Duitsche dorpen. Een betwist grensgebied. 3. RIO GRANDE DO SUL 173 •k? . Spaansche grensinvloeden. Gunstige vooruitzichten van Rio Grande. De nieuwe havenwerken en verdere plannen. Vleesch en granen. De groote lagunes. DEEL III. DE PLATA-LANDEN. A. 1. IN EN OM BUENOS-AIRES. DE PLATTEGROND VAN DE WERELDSTAD .... 179 X INHOUDSOPGAVE. Beteekenis der metropolis. Een consequent doorgevoerd stelsel van stadsaanleg. Regelmatige vierkante blokken. Honderd huisnummers per blok. De ondergrondsche spoor en de verkeersproblemen. Eindstations der spoorwegen. Ligging der businessstraten. 2. INDRUKKEN VAN DE STAD EN HARE OMGEVING . . 185 City-vorming en forenzenstroom. Ouderwetsche stadshuizen. Boulevardleven op de Avenida de Mayo. Het winkeluurtje. De turco in Argentinië. Hoe men te Buenos Aireskan eten. Eenige belangrijke gebouwen. De parken van Palermo. Een kijkje in de voorsteden. Het waterland rondom Tigre. 3. DE ECONOMISCHE BETEEKENIS VAK BUENOS-AIRES. . 194 Verband tusschen uitvoer en invoer. De bestaande en de geprojecteerde havenwerken. Plattegrond van de haven. De voornaamste exportartikelen. Hoe graan geladen wordt. Opkomst en groei van de vleèschindustrie. Bezoek aan een frigortfico. Bevroren en gekoeld vleesch. Buenos Aires als tramphaven. Een praatje over vrachten. B. DE OVERIGE ARGENTIJNSCHE HAVENS. 1. DE HAVENS AAN DE RIVIER 203 Karakter van de Plata-rivier. Zeehavens diep in de binnenlanden. Frigorificos langs de rivier. Rosariö, de tweede stad van Argentinië.. De havenwerken en laadinrichtingen. Kleinere graanhavens. Quebracho-laden te Santa Fé. Tannine. 2. BAHIA BLANCA EN HET ZUIDEN 208 De provincie Buenos Aires en haar hoofdstad La Plata. De badplaats Mar del Plata. De dubbele haven te Bahia Blanca. Snel graan laden. Patagonië. C. HET ARGENTIJNSCHE PLATTELAND. 1. DOOR DE PAMPA NAAR MENDOZA 212 Aard van de Pampa. Hoe het grondbezit verkregen werd. Latifundien belemmeren de snelle ontwikkeling. Nadeelen van pacht op korten termijn. Spoorwegen door de Pampa. Landbouw en veeteelt. De gaucho. Mendoza, de wijnstad» Bevloeiingswerken in den woestijn aan den voet der Andes. Een zanderig oord. 2 NOORD-ARGENTINIË 219 Karakter van den Chaco. Geleidelijke openstelling van dit woeste land. Het bergland van Córdoba. De oude uni- INHOUDSOPGAVE. XI versiteitsstad. Zoutmoerassen. Tucuman en de suikercultuur. De route naar Bolivia. D. URUGUAY. 1. MONTEVIDEO 223 Een klein land met een groote stad. Ik zie den berg. De badplaatsen en het strand. Het Athene van Zuid-Amerika. 2. HET URUGUAYSCHE PLATTELAND 226 Van Banda Oriental tot vrijstaat. Vleesch, huiden en wol. Het spoorwegnet. Struisvogels als vee. Sprinkhanen. E. PARAGUAY. 1. DE RIVIER OP 229 Oude denkbeelden aangaande Parana en Paraguay. De reis per stoomboot. Het wordt gaandeweg warmer. Van Corrientes naar de watervallen van de Iguazü. Overzicht van Misiones. De passage van Humayta. 2 STAD EN LAND VAN PARAGUAY 234 Hoe het land er uitziet. In dit schraal bevolkte gebied is nog plaats voor velen. De kloosterkerken der Jezuiten. Een moderne proeve van koloniseeren op idealistischen grondslag. Producten van Paraguay. De bovenrivier. DEEL IV. DE WESTKUST. A. CHILI. 1. OVER DE ANDES 239 De Pa^ific-spoorweg is stuk voor stuk gereed gekomen. Het comfort laat nog te wenschen over, doch men komt er snel. Een geweldig hooge bergmuur zonder plantengroei, maar van de bontste kleuren. De spoorweg bereikt een hoogte van 3200 meter. Een landelijk feest in de bergstreken. 2. SANTIAGO 243 De Chileensche hoofdstad ligt in een breed dal aan den voet der Andes. Deftig en eenvoudig karakter. De Chileensche ' keuken en kelder. Fraaie boulevards en pleinen. Chileensche schoonheden in ouderwetsche zwartkanten hoofddoekjes. De Cerro en de parken. Warme bronnen te Apoquindo. XII INHOUDSOPGAVE. 3. VALPARAISO 247 Door een vruchtbaar dal. Volop fruit. Valparaiso is op terrassen tegen de hellingen gebouwd. De stad der vele liften. Een levendige baai. Bezoek aan Vifta del Mar, de eerste Chileensche badplaats. 4. HET LAND DER ARAUCANIËRS 252 Langgerekte gedaante van het Chileensche grondgebied. De lange parallelspoorweg in wording. Goede treindiensten. De strijd der Araucaniërs tegen de vreemde indringers. Een vruchtbaar en indrukwekkend schoon land. Kolenmijnen. Een oud-Hollandsch avontuur voor Valdivia. De vulcanen en bosschen van het verre Zuiden. Fjord vorming. Toekomst van Zuid Chili. 5. DE SALPETERSTREKEN 256 Ontdekking van salpeter in de woestijn van Atacama. Twist tusschen de nabuurstaten. De Pacific-oorlog. Chili overwint Peru en Bolivia. Het havenvraagstuk voor den binnenstaat Bolivia. Aard en ontstaan der salpeterbeddingen. Een land zonder regen. Wijze van ontginning. Het groote belang dat Chili bij de salpeter-industrie heeft. B. DE BOVENLANDEN. 1. EEN VLUCHTIG KIJKJE IN BOLIVIA 261 Buitengewoon hooge ligging van het land. De coca-struik. De rijke dagen van goud en zilver zijn voorbij, maar nog altijd bloeit de mijnbouw. Llamas en andere inheemsche huisdieren. Steden en bergen van Bolivia. Het Titicacameer. 2. DE REIS NAAR PERU 263 Hoe men de reis vanuit Buenos Aires geheel over land kan maken. Nog enkele treintrajecten ontbreken. Een andere route langs de kust. Wrijving tusschen Bolivia en Peru over den toegang tot zee. Peruaansche spoorwegen. PLATEN. Gezicht op de Gavea bij Rio de Janeiro tront De kom van Botafogo te Rio de Janeiro -52 Tusschen de bananen bij Rio de Janeiro 58 Klapperpalmen op het strand bij Maceió 58 Snijden van suikerriet in Pernambuco ,96 Het smoken van rubbersap 96 Een typische barok-kerk in Oünda 102 INHOUDSOPGAVE. XIll Mangue-groei (luchtwortels) 102 Eengerooide plek die van zelf weer volgroeit.Amazonegebied 130 Het aanrijden van de koffie te Santos 130 De koffiepluk 160 Een koffie-plantage met kolonistenwoningen 160 Een nieuwe weg door de pijnbosschen van Parana ... 166 Mais op pasgerooide boscbiiellingen in Zuid-Brazilië . . 166 Het Plaza Hotel te Buenos-Aires 194 De Plaza de Mayo met de Casa Rosada te Buenos-Aires 194 De renbaan der Jockey Club te Buenos-Aires 198 Het Teatro Colón te Buenos-Aires 198 Het congresgebouw te Buenos-Aires 202 Roeisport te Tigre bij Buenos-Aires 202 Graansilo's aan de diques te Buenos-Aires 208 Een gaucho met boleadora 208 Kaart van Zuid-Amerika . • •chterin VOORREDE. Acht jaren zijn voorbijgegaan sinds ik onder den titel „Door Amerika" mijn reisindrukken van de Vereenigde Staten en Canada schreef; mijn werkkring heeft mij sedert in aauraking gebracht met de Spaansche en Portugeesche wereld, en mij gelegenheid gegeven om ook van Zuid-Amerika belangrijke gedeelten persoonlijk te leeren kennen. Het spreekt van zelf dat de vier jaren die ik in Zuid-Amerika doorbracht, niet voldoende zijn geweest om een dergelijk uitgestrekt continent tot in alle onderdeelen zelf te bereizen; in menig opzicht voel ik dit als een groot gemis, daar ik dientengevolge met betrekking tot enkele belangwekkende gebieden geen vrijheid gevoel voor een uitvoerige bespreking zooals ik die aan de mij persoonlijk bekende streken wijd. Toch meende ik enkele dezer gewesten niet geheel onbesproken te mogen laten in gevallen waarin ik een beknopte vermelding noodig achtte ter wille van het geheel; de lezer zal deze — gelukkig weinig talrijke — hoofdstukken zonder moeite herkennen aan den summairen toon waarin ik deze gegevens mededeel. Voor een nadere bespreking dier landen, waaronder o. a. de hier terloops aangestipte staten Bolivia en Peru, -alsmede de voorloopig buiten beschouwing gelaten republieken Ecuador, Columbia en Venezuela behooren, hoop ik later gelegenheid te mogen vinden in een tweede deel. Uit deze verklaring moge dus blijken dat ik mij er voor gehoed heb om door het compileeren van andersmans' werk een volledigheid na te streven welke hoogstens bij de oppervlakkigen onder de lezers een gunstigen indruk gemaakt zou hebben, doch aan mijn arbeid het karakter eener zelfstandige critische beschouwing zou hebben ontnomen. Om nauwverwante redenen onthield ik mij er na rijp beraad van, mijn boek te doorspekken met statistische tabellen; immers, in de overgangsperiode welke de wereld thans doormaakt, geeft xvi voorrede. de statistiek een even verwrongen beeld te zien als weerkaatst wordt door een hollen spiegel: de cijfers der omzetten gedurende de oorlogsjaren vertoonen toevallige uitwassen naast gapingen, de nieuwe vredesjaren leveren nog geen vergelijkbaar cijfermateriaal op, en de jaren van vóór den oorlog liggen al weer te ver achter ons om nog als basis te kunnen dienen. Daarom bepaalde ik mij er dan ook toe om slechts dan cijfers te noemen wanneer hierdoor inderdaad een eenigszins tastbare indruk van den weer te geven omvang wordt bereikt. Dit streven om mijn kracht eer te zoeken in het toetsen en verklaren dan in het met vertoon van uitvoerigheid overnemen van dorre gegevens, zal men in de meeste hoofdstukken terugvinden; dezelfde overweging ligt ten grondslag aan Deel I, waarin zoo omstandig als de plaatsruimte toelaat wordt stilgestaan bij historische ontwikkeling, bij het ontstaan der naties en rassen en bij andere algemeene onderwerpen. Nu ik aldus aard en bedoeling van mijn werk voldoende hoop te hebben toegelicht, beveel ik mijn boek aan in de welwillendheid van allen die in Zuid-Amerika belang stellen. De Schrijver. DEEL I. INLEIDING. A. BEKNOPT AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT. 1. HET LAND IN VOGELVLUCHT. De naam Zuid-Amerika, in tegenstelling gebruikt tot NoordAmerika, doet terstond denken aan tropenwarmte en palmenweelde, trage creolen en zweetende negers, avonturen en gevaar. Doch in werkelijkheid geldt dit slechts voor een gedeelte. In het economisch krachtigste deel is van deze eigenschappen der heete zone niets te bemerken: de Argentijnsche pampa is opweg om herschapen te worden tot een prozaïsch voortbrengende en van spoorwegen doorsneden vlakte, vol van een alledaagschheid die nog het meest doet denken aan de Mid-West van Noord-Amerika. Eveneens het kleine maar bijdehandte Uruguay kon, ontgonnen als het reeds is, haast aan de Missisippi liggen. Buenos-Aires is een moderne metropolis, die de primitieve dagen geheel ontwassen is, en haar eigen karakter reeds begint te verliezen naarmate zij zich meer assimileert met Barcelona, Madrid, nieuw-Brussel, Berlijn of Engelsche midlandsteden. Het elegante Montevideo zou als hoofdstad van een Europeesch rijk geen kwaad figuur maken. Men behoeft zich voor een reis naar deze landen dus niet speciaal avontuurlijk te kleeden, noch wapenen ter zelfverdediging mee te nemen, noch tropische lotgevallen te verwachten; men leeft er als bij ons in Europa, en de romantische klank van het woord Zuid-Amerika vindt hier geen echo. Maar de tropen dan.... ? Ja, de rest is tropisch en minder banaal, terwijl de Chileensche kust, overigens van gematigd klimaat, het nivelleeringsproces van Buenos-Aires nog niet heeft meegemaakt, en dus nog in een tamelijk kolonialen toestand verkeert. 2 INLEIDING. Brazilië ligt bijna geheel binnen de keerkringen. Hier is ook nog geen sprake van een systematische ontginning of zelfs maar openstelling der binnenlanden door uitgebreide spoorwegnetten: slechts vanuit enkele der hoofdplaatsen aan de kust dringen een paar lijnen met vertakkingen het land een eind in. Men spoort weliswaar dagenlang; doch ziet men het op de kaart na, dan blijkt de in slakkengang afgelegde afstand U nog slechts een klein stukje van de kust afgebracht te hebben. Nauwelijks verkende binnenlanden, onbevolkte vlakten, nooit betreden oerwouden, onbeklommen gebergten, rivieren van slechts gegisten loop, — dit alles herbergt nog Brazilië, het tropenrijk dat te reusachtig is voor zijne bewoners. De gestalte van het Zuid-Amerikaansche vasteland kan in enkele woorden geschetst worden: langs de westkust verheft zich de bergketen der Andes, die ruggegraat van Amerika welke over de landengte van middel Amerika heen, de beide helften der nieuwó wereld aan elkaar verbindt. Slechts een onbeduidende kuststrook blijft er tusschen de Cordillera en de zee over. Beoosten de Andes strekt zich, grof gesproken, de groote vlakte uit van de Cordillera tot den Atlantischen Oceaan. Twee reusachtige rivierstelsels, dat der Amazone en dat van de Plata, voeren het water dezer plateaux en vlakten naar zee af, en hebben daarbij delta's van aanslibbing gevormd als elders. Dit proces is bij de Amazone nog om zoo te zeggen met het bloote oog te volgen; zulke rivieren moet Europa na den ijstijd gekendhebben. Bijrivieren als Tocantins, Madeira, Tapajoz, Paraguay etc, grooter dan de Donau, voeden deze hoofdstroomen, welke bij hun monding een dag reizens breed zijn. Tusschenliggende zelfstandige rivieren als de Sao Francisco of de Parahyba, grooter dan Rijn of Elbe, trekken in vergelijking tot deze beide reusachtige rivierstelsels nauwelijks de aandacht, evenals ook overigens belangrijke bergformaties als de kustketen van Rio of de bergen van Córdoba molshoopen lijken naast den geweldigen Andes-muur. Grootsch zijn ook de vlakten. In het Noorden de moerassige oerwouden van het Amazonegebied, reikende van achter Paramaribo tot waar in het hart van het vasteland de rivieren met stippeltjes op de kaart voorkomen. In het midden de hoogvlakten van Goyaz en Bolivia, 's werelds onbegrootbare reserve aandelfstoffen bevattend, waar over honderden jaren de fabrieksschoor- BEKNOPT AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT. 3 steenen zullen rooken als thans te Sherfield, Essen en Pittsburg. Dan in het zuiden de kale pampa, als de zee zoo eentonig van horizont, droog en stoffig van nature, en slechts daar minder troosteloos waar de mensch er met moeite en geduld iets heeft geplant. Van deze drie groote vlakten bevindt zich — ik merkte het reeds hierboven op — alleen de pampa onder bewerking. De beide anderen dragen nauwelijks sporen van menschelijke aanwezigheid. Een stad als Manaos is slechts een onbeduidend gerooid plekje in het tropenwoud. Voor het overige is de mensch slechts aan de kust, en van daaruit in schaarsche nederzettingen, ondiep het binnenland indringend, vertegenwoordigd. Het beeld der Zuid-Amerikaansche kust laat in het Noorden, van de Amazone tot de Sao Francisco-rivier, een zandige, met duinen en klapperpalmen bezette strook zien. In Midden-Brazilië verheffen zich bergketenen langs de zee, welke rondom Rio de Janeiro bijzonder grillig ingesneden zijn, en tal van baaien en eilandjes vormen. Vanaf Rio Grande do Sul tot aan de zuidpunt is de kustlijn weder vlak. Vuurland en de Westkust verrijzen steil uit zee, met een fjordenvorming die in het Zuiden aan de gletscherdragende kusten van Spitsbergen en Alaska doet denken. Over het algemeen is de Oostkust rijk, de Westkust daarentegen arm : aan plantengroei, in verband met de verschillen in regenval. 2. HET KLIMAAT. Nog steeds draagt Zuid-Amerika het odium van ongezond klimaat. Nu dient men te onderscheiden, dat dit ongezonde deels uit onvermijdehjke natuurlijke oorzaken voortvloeit, deels een gevolg is van verwaarloozing en verkeerd menschehjk beleid. Streken, die van nature ongezond zijn, blijven er dan weinig over. In de moerassige rivierprovincies van Argentinië en Paraguay zal de malaria wel altijd blijven bestaan. De vochtige bosschen van de Amazone zullen eveneens wel hun klimatologische eigenaardigheden blijven behouden. Eveneens zullen de Chileensche salpeterprovincies wel door alle eeuwen heen regenloos blijven. Doch overigens is er geen reden waarom Zuid-Amerika ongezond zou zijn. De gele koorts in Buenos -Aires, in Rio en Santos is sinds jaar en dag volmaakt uitgeroeid, zoodat deze steden thans een voortreffelijke gezondheidstoestand bezitten. In Bahia laat dit nog veel te wenschen over. Ook in Pernambuco zou door geschikte 4 INLEIDING. maatregelen veel aan het vermoeiend klimaat te verbeteren zijn. Wanneer de binnenlanden van Brazilië zelfs door Braziliaansche doctoren, „een openlucht-Hospitaal" genoemd worden, dan is dit ook bijna geheel de schuld van inwoners en autoriteiten. Want het klimaat op zichzelf is, hoe warm ook, bepaald goed te noemen. Rio en Santos bezitten een klimaat van jaargetijden, waarbij de winter (Juni-September) lange reeksen van heldere, zonnige en niet te warme dagen met heerlijk weer geeft. De zomer (December-Februari) brengt meestal een paar weken van waarlijk zeer zware hitte. Regen komt, zonder vasten regel, in alle jaargetijden voor, en houdt soms weken achtereen aan; pakt men daarna niet hard aan om de gevolgen meester te worden, dan wordt de gezondheidstoestand door het achterblijven van plassen en moerassen natuurlijk niet begunstigd. In de Amazone-streek kent men een droog jaargetijde (JuniDecember), waarin het echter toch nog geregeld regent; en dan de natte periode (Jan.-Mei), waarin bijna geen droge dag voorkomt. Het klimaat van Pernambuco, dat in vroegere tijden eveneens vochtig was, heeft door het gestadig verdwijnen der bosschen een wijziging naar den drogen kant ondergaan; de regentijd laat daar, als in den geheelen Noord-Oosthoek, soms maanden op zich wachten, waarbij inmiddels de aarde in stof overgaat en de bevolking met paniek geslagen wordt; komt de bui dan eindelijk, dan valt er veel te veel water ineens. Een soortgelijk verschijnsel heeft de ontbossching der Loire-oevers ten gevolge gehad. In Buenos-Aires is de winter zoo iets als onze koele en heiige herfstdagen of als de Noord-Amerikaansche Indian Summer. Des zomers komen er onaangenaam heete weken voor, die daar hinderlijker zijn dan in Rio. De rest van Argentinië sluit zich bij deze hoofdtrekken aan, waarbij het Noorden natuurlijk warmer is, en het Zuiden, blootgesteld aan de ijzige winden van de Zuidpool, veel kouder. De hoogvlakte van Sao Paulo en van de Zuidelijke Braz. staten bezit een opwekkend klimaat, dat aan het sub-tropische grenst. Heerlijk zijn er de koele nachten en frissche ochtenden. Paraguay heeft een vochtig en uiterst groeizaam klimaat, waarin de hitte zelden overmatig wordt. Chili doet denken aan Californië; droog en opwekkend. In het kale en waterarme Noorden schroeit de zon te hard, doch in het nog zoo goed als braakliggende Zuiden groeit BEKNOPT AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT. 5 !de eucalyptus naast den pijnboom : een gezegende luchtstreek. Cijfers betreffende warmte en kou hebben nooit veel indruk op me gemaakt: men verliest bij die positieve thermometerstanden den grooten factor uit het oog, dat de mensch zelf subjectief is, en iets warm of koud „vindt", wat ten slotte de eenig bruikbare maatstaf is. Nieuwelingen uit Europa zullen zich in het klimaat van Argentinië, Uruguay, Chili en Sao Paulo terstond op hun gemak voelen. In Rio en Santos moet men zich geleidelijk aan de veranderde leefwijze wennen, terwijl men zich in Bahia, Pernambuca en Para in het begin bepaald schrap zal moeten zetten, en wel goed mag_ opletten wat goed bekomt en wat slecht. Men kan gerust de sport die men gewend is, blijven voortzetten. Geregelde lichamelijke oefening, vooral paardrijden, roeien, wandelen, bergkhmmen, voetbal enz. heeft op Europeanen in Brazilië een bepaald gunstigen invloed, terwijl een door geen lichaamsbeweging onderbroken kantoorleven, wellicht gepaard met geregeld alcoholgebruik en zwaar rooken, al spoedig een algemeenen achteruitgang in het lichamelijk welzijn zal doen constateeren. De eenvoudigste raad is wel deze: leef zooals het U in Europa goed bekwam, en laat na wat in het nieuwe klimaat ongunstig blijkt te werken. 3. DE PRODUCTEN. In het kort zij hier aangegeven wat de voornaamste voortbrengselen van Zuid-Amerika zijn. In elk hoofdstuk zal nader bij de bijzonderheden worden stilgestaan. Argentinië, als landbouwland bij uitnemendheid, levert ten eerste mais, tarwe en andere granen, lijnzaad enz. Ten tweede vleesch, bevroren of gekoeld, met de bijproducten zooals huiden, vet, beenderen en darmen; voorts wol. Paarden zijn er overvloedig. Ten derde boschproducten, alle uit den Chaco (de Noordelijke t ongezonde boschvlakte) waarvan het quebracho-hout en de daaruit getrokken looistof het voornaamste is. Petroleum wordt gewonnen in Patagonië. Kolen zijn schaarsch. Diverse kleinere bedrijven hebben slechts plaatselijk belang, zooals de suiker van Tucuman, de vruchten en groenten van enkele pampa-centra, de zeer drinkbare wijnen van Mendoza en de boter en kaas die hier | en daar in de provincie Buenos-Aires in goede kwaliteit gemaakt worden. 6 INLEIDING. Uruguay verschilt in deze weinig van Argentinië. In Paraguay groeit tabak, echter van minder kwaliteit. Voorts „mate" of Paraguay-thee, die in nog grooter mate uit den Braziliaanschen staat Parana komt. In opkomst is de fruitkweek, hoofdzakelijk van bananen en sinaasappelen, welke in het goedkoope riviervervoer een grooten steun vindt. In Brazilië sluit de staat Rio Grande do Sul zich vrijwel bij Uruguay en Argentinië aan. Hier worden het graan en het vleesch voor de hoofdsteden voortgebracht. Tabak is in opkomst. De op bescheiden schaal gewonnen kolen zijn van inferieure hoedanigheid. Parané bezit groote rijkdommen aan ordinair hout, en levert bovendien mate. Sao Paulo is de best bebouwde, en dus ook de rijkste staat. Heel Brazilië dreef tot dusverre op de koffie uit dien staat. Sedert hebben boonen, rijst en katoen zich uitgebreid, terwijl de industrie geleidelijk vooruitgaat. Ook de vleeschproductie heeft gedurende den oorlog een flinken sprong vooruit gemaakt, vooral in Sao Paulo en Rio Grande do Sul. De middelstaten Rio, Minas en Espirito Santo hebben geen groote producten. De koffie is van minder hoedanigheid dan die uit Sao Paulo. Suiker wordt op moderne wijze verbouwd in Campos (Rio). Minasis de zuivelstreek van Brazilië, doch de producten, vooralcfe kaas, zijn nog lang niet eerste klasse. Voorts bezit deze groote binnenstaat een onuitputtelijke schat van mineralen, waarvan tot dusverre alleen mangaanerts in groote hoeveelheden uitgevoerd is. Goud, mica, diamanten, kristal worden op bescheiden schaal aangeleverd. Bahia voert prachtige tabaksoorten uit, en bezit rijke cacaoplantages, voornamelijk in het Zuiden. Ook mangaanijzer en andere delfstoffen zijn reeds over Bahia afgescheept. Pernambuco is centrum van een rijk land, eens een Nederlandsche kolonie, waarvan het Zuiden groote hoeveelheden suiker aflevert en het Noorden sterker is in de katoen. De klappercultuur heeft voorloopig slechts plaatselijk belang. De Noordkust is het minst belangrijk in producten. Ceara levert katoen, boschvezels en de plantaardige carnaübawas op, terwijl Maranhao in de sterk oliehoudende babassü-noten specialiteit is. Van de Amazone kwam tot dusverre hoofdzakelijk rubber, uit het oerwoud getapt en op primitieve wijze bewerkt. In den laat- BEKNOPT AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT. 7 sten tijd is de cacao zich op veelbelovende wijze gaan uitbreiden. Voorts komen van hier de bekende Pari-noten. Andere boschproducten, zooals o. a. de steennoten, hebben minder belang. Chili heeft tientallen jaren lang geleefd van salpeter, dat in de regenlooze Noordprovincies afgegraven wordt. Het Zuiden des lands kan zich met succes op den landbouw toeleggen. Vruchten groeien er prachtig. Sommige Chileensche wijnen wedijveren met de beste Fransche. 4. HET REIZEN. Wat betreft de ontwikkeling van het reiswezen staat in ZuidAmerika zeer zeker Argentinië aan de spits. Ten eerste is het net van spoorwegen hier reeds zeer uitgebreid, zoodat Buenos Aires regelrechte sneltreinverbindingen met alle provincie-hoofdsteden heeft. Doch ook beschikt men over materiaal dat de tegenwoordige behoefte nog steeds voldoende dekt. vcuiuii ucu tauuistjue meuwe iveuro-siauon reist men Der rer- röcarril Central Argentino (F. C. C. A.) in hoogst sober, doch behoorlijk ingerichte sneltreinen, waarin overdag een eetrijtuig en 's nachts slaaprijtuigen, naar Rosario, Córdoba en Tucuman. In de eetwagen wordt een zindelijke en eetbare maaltijd opgediend voor dezelfde prijzen als in de steden; de slaaprij tuigen bevatten doorgaans afdeelingen voor twee personen, alles met eenvoudig geel hout betimmerd. De prijs der bedden is laag. Tusschen Buenos Aires en Rosario loopen bliksemtreinen, die een salonrijtuig met fauteuils meevoeren. De Ferrocarril Sud (station op de Plaza Constitución) bedient de provincie Buenos-Aires bezuiden de hoofdstad, met als hoofdlijn Buenos Aires naar Bahia Blanca en Buenos Aires naar Mar del Plata, de zeebadplaats voor den zomer. Met de F. C. Buenos Aires al Pacifico reist men van B. A. (sta¬ tion Retiro) dwars door de pampa naar Mendoza, waar men aan¬ sluiting krijgt op den smalspoor-Andes-spoorweg naar Chili. Even¬ eens door de Patapa loopt de F. C. del Oeste (station Once). De tot dusverre genoemde lijnen hebben breed spoor (1.676 Meter); smalspoor (1 Meter) bezitten vele lijnen wier belang bij het per¬ sonenvervoer geringer is, zooals de F. C. Central de Córdoba, die vanuit het Retiro min of meer evenwiïdie' aan de F. C. C. A. 8 INLEIDING. naar de binnenlanden in het N.W. voert, en o. a. Córdoba met Tucuman verbindt. Ook het aan den staat toebehoorende nieuwe spoorwegnet door den Chaco (van Corrientes naar Tucuman, met vertakkingen) heeft smal spoor. Zoo ook de lijn die in het Noorden over Salta en Jujuy tot La Quiaca aan de Boliviaansche grens loopt. Gemiddelde spoorwijcrte, overeenkomend met de onze, bezit de combinatie van lijnen die B. A. (Lacroze station) verbindt met de provincies Entre Rios, Corrientes en Misiones,^en met Paraguay. De reis van B. A. naar Asunción wordt zonder overstappen met een doorgaanden trein gemaakt; echter steekt de trein op een pont eerst de beneden-Parana over tusschen Zarate en Ibicuy en later nog eens de boven-Parana bij Posadas. De personenrijtuigen van al deze maatschappijen zijn ongeveer gelijk, en overeenkomstig het Amerikaansche type van daycoach: een lang rijtuig, onverdeeld, met een gang in het midden en lage smalle banken met harde zittingen aan weerskanten. Er zijn twee klassen, waarvan de laagste slechts door de alleronderste lagen der bevolking gebruikt wordt. De treinen in Chili zijn zeer verschillend. Tusschen Santiago en Valparaiso, als ook tusschen de hoofdstad en de Zuidelijke provincies loopen op het breede spoor der staatslijnen zeer goede sneltreinen met salonwagens. Er zijn soms drie klassen, die onderling weinig verschillen. De verlichting ismeesUrt slecht. Het smalle spoortje van Mendoza over de Cordillera naar Los Andes is zeer primitief en onbehagelijk. Van Buenos Aires varen verschillende reederijen de rivieren op; uitgangspunt voor deze locale scheepvaart is de Darsena Sud, waar het aankomen en vertrekken der rivierbooten een levendig schouwspel vormt. Het leeuwendeel heeft de Cia. Argentina de Navegación voorheen Nicolas Mihanovich. Gesticht door een vroegeren Croatischen immigrant heeft deze thans tot de Royal Mailgroep behoorende onderaerning zich opgewerkt tot een omvangrijke reederij met fraaie schepen. De hoofdlijn van B. A. naar Asunción wordt met zeer geriefelijke booten bevaren, terwijl men ook op de aansluitende lijnen (tot aan de Braziliaar^che rivierhaven Corumba, aan de boven-Paraguay) zeer comfortabel reist. Een der modernste snelverbindingen in de wereld is de dienst, welke dezelfde reederij tusschen B. A. en Montevideo onderhoudt BEKNOPT AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT. 9 met de snelvarende turbineschepen Ciudad de Montevideo en Ciudad de Buenos Aires, in dier voege dat eiken avond een boot in beide richtingen vertrekt, en den volgenden morgen vroeg aankomt. Deze schepen doen in geen enkel opzicht voor Europeesche of Noord-Amerikaansche onder; met hun zeer coquette hutinrichtingen zijn ze te prefereeren Jpbyen de meeste Kanaalbooten. De spoorwegen van Uruguay lijden onder ongelijkheid van spoorwndte, doch worden overigens zeer goed beheerd. Tot Salto kan men over breed spoor komen, met een voortreffelijk ingericht en sneltrein, waarin eet- en slaaprij tuigen. De Noordelijke lijnen hebben smal spoor; de trein bestaat daar uit een reeks grappig kleine wagonnetjes, Waarvan één is ingericht als een stoombootroef net als op een kleine rivierboot, met een lange tafel in het midden en canapés langs de wanden; een andere wa¬ gon is keukenwagen, van waaruit het eten naar het rollende roefje wordt overgedragen. Men reist hier nog altijd heel geriefelijk. Veel minder zijn de Braziliaansche sporen. Die in het Zuiden des lands (groep Brazil Railway-Sorocabana) sukkelen aan alle kwalen waaraan een noodhjdende spoorlijn onderhevig kan zijn: slecht *n kapot materiaal, smal spoor met eindelooze kronkelingen, ongenietbaar voedsel onderweg, overal stoppende treinen, die hout stoken. Stof, zand, asch het reizen van Sao Paulo overland naar Montevideo is mogelijk, doch niet aangenaam. Veel beter zijn de koffielijnen in den staat Sao Paulo. — Zoo heeft de Companhia Paulista op haar breede hoofdlijn van Sao Paulo naar de binnenlanden goede Pullman-salonrijtuigen loopen. De rijke Sao Paulo Railway, die het monopolie bezit van de koffieaanvoeren naar Santos, onderhoudt een degelijken dienst met restauratierijtuigen tusschen die havenplaats en Sao Paulo, in aansluiting op de Cia. Paulista en de Companhia Mogyana te Jundiahy en Campinas. Zelfs de smalspoorlijn der Mogyana is, met goede eeten slaaprijtuigen, een zeer bruikbare verbinding naar de binnenlanden. Minder goed is de pas geopende lijn der Noroeste, van S. P. over Bauru naar Corumba in Matto Grosso, aan de bovenParaguayfpi De aan den staat behoorende Estrada de Ferro Central do Brazil is voor heel wat verbetering vatbaar. Het beste is nog de dienst tusschen Rio de Janeiro en Sao Paulo, waar overdag een trein met 10 INLEIDING. eet- en salonrijtuig (volstrekt niet onberispelijk) en 's nachts een nachttrein en een iets snellere luxe-trein van enkel salon- en slaaprijtuigen loopt. Deze luxe-trein zou bij actiever beheer een uitstekende expressverbmding kunnen zijn. Een andere hoofdlijn der Central verbindt Rio met Bello Horizonte en andere belangrijke centra in Minas Geraes, zooals Juiz de Fora en Barbacena. Deze lijn zal op den duur dwars door Brazilië een verbinding met de Amazone moeten brengen, doch loopt voorloopig nog slechts tot Pirapora, aan de boven-Sao Francisco-rivier. Vanuit Nictheroy (tegenover Rio) reist men met den Leopoldina-spoorweg naar Campos en Victoria (staat Espirito Santo) een reis, die zonder veel ontberingen door de vette kleivlakten der suikerculturen, doch ook door de zwaar beboschte bergen van Espirito Santo voert. Dezelfde maatschappij verbindt Rio (station Praia Formosa) met het bergstadje Petropolis en het daarachterliggende binnenland van Minas Geraes. Tot zoover hebben de rails van Chili, Argentinië, Uruguay en Brazilië een samenhangend stelsel gevormd. In het Noorden echter houdt dit op: 'daar staat elk net op zichzelf, en vanuit elke havenstad loopen de üjnen in het binnenland dood. Zoo isitet met de sporen van den staat Bahia, die de tabaksvelden met de hoofdstad en met de sigarenmakerscentra Sao Felix, Maragogipe e. a. verbinden. Een verdere aansluiting is die met Joazeiro, aan de Sao Francisco-rivier, die hier stroomopwaarts bevaarbaar wordt tot Pirapora in Minas Geraes, waar de reeds vermelde Centraalspoorweg vanuit Rio eindigt. Ook kan men vanuit Bahia per spoor komen naar Aracajü in den staat Sergipe. Aan de overzijde van de Sao-Francisco-rivier begint wederom een groot spoorwegnet, dat der Great Western of Brazil, met Pernambuco (Recife) als middelpunt. Eén der lijnen gaat naar het Zuiden tot Maceió, in den suikerstaat Alagöas. De middelste tak beklimt het plateau van den staat Pernambuco, en zal op den duur tot in de achterlanden van Ceara doordringen. De Noordelijke lijn ten slotte geeft verbmding met Parahyba do ISiorte (haven Cabedello) en Natal (staat Rio Grande do Norte). Het reizen op deze smalspoorlijnen, in gebrekkig en vervallen materiaal en door een stoffige streek in een gestadige hitte is waarlijk geen sinecuur! Voor een reis van Maceió naar Recife heeft men een ge- BEKNOPT AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT. 11 heelen langen dag van 14 uren noodig; de voeding is onderweg zeer onsmakelijk, en men leeft in wolken van stof, zand en asch. De spoorwegen van Ceara en de andere Noordelijke staten zijn zeer onbelangrijk. Die van het Amazonegebied zijn slechts daar aangelegd, waar de rivieren door stroomversnellingen plaatselijk onbevaarbaar waren, zooals de Alcobaga-spoorweg langs de Tocantins, en de Madeira-Mamoré-spoorweg langs de rivieren van dien naam, dicht bij de Boliviaansche grens. Belangrijker dan het reizen per spoor is in Brazilië de" kustvaart, welke uitgeoefend wordt door een groot aantal reederijen. De belangrijkste zijn echter de aan den staat toebehoorende Lloyd Brazileiro en de Companhia Nacional de Navegacao Costeira (Lage Irmaos). De Lloyd Brazileiro vaart langs de geheele kust; van Rio Zuidwaarts tot Montevideo en Buenos Aires, met een aansluiting de rivier op tot Corumba. En Noordwaarts langs de diverse hoofdplaatsen tot de Amazone, welke opgevaren wordt tot Manaos toe. Op de hoofdlijnen varen zeer goede schepen, ongeveer van de afmeting van die der K. West-Indische Mail; de civiele dienst aan boord laat echter veel te wenschen over. De Costeira stelt zich tevreden met een deel der kust: Noordwaarts tot de zouthavens van den staat Rio Grande do Norte (Macao en Mossoró), en Zuidwaarts over de Barra do Rio Grande tot in de Lagöa dos Patos, welke de weinig diepgaande Ita-bootjes (ze heeten n.1. alle Itaquera, Itagiba enz.) zonder moeite opvaren tot Porto Alegre. De dienst op de ItabooteU is hoogst sober, en het reizen wegens het sterke schommelen der schepen niet zeer plezierig, doch het is heel goed te doen, en sneller, gemakkelijker en voordeeliger dan per trein. Op de Amazone vaart de Amazon Steam Navigation Co. met groote, in Holland gebouwde rivierschepen, waarop men zeer geriefelijk kan reizen. De diensten dezer reederij loopen alle via Manaos, en verspreiden zich van daaruit in verschillende richtingen uit: één gaat de Madeira op tot de stroomversnellingen, een andere overschrijdt de Peruaansche grens, en eindigt in Iquitos, enz. Ik heb van het reizen op deze schepen de aangenaamste herinneringen. 12 INLEIDING. B. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 1. ONTDEKKING EN VEROVERING. Toen Columbus in 1492 Amerika ontdekte was hij overtuigd, dat hij Indië„van den achterkant" bereikt had; trouwens nog bij zijn dood in 1506 verkeerde hij in dien waan. Wat hij ontdekt heeft waren de Antillen, waarvan de verschillende eilanden gaandeweg verkend werden, totdat men achter de eilanden een Tierra Firme (vasteland) vond, n.1. den tegenwoordigen Isthmus van Middel-Amerika, en de daarachter liggende Stille Zuidzee. De zeevarende wereld van die dagen was diep onder den indruk dier ontdekkingen, en in Spanje trok alles wat veel te winnen en weinig te verhezen had, er op uit om fortuin te zoeken in de goudrijke landen over zee. Om een einde te maken aan de onophoudelijke twisten tusschen Spanje en Portugal over het recht op ontdekkingen en veroveringen in de nieuwe werelddeelen verdeelde het verdrag van Tordesillas (1494) onder bekrachtiging van Paus Alexander VI den aardbol in twee gelijke helften; het halfrond, waarop Europa, Azië en Brazilië liggen, viel aan Portugal ten deel, terwijl Spanje zich aan de rest van Amerika mocht wijden. Aan andere mogendheden werd niet gedacht. Trouwens, de Engelschen en Hollanders, die in den loop der 17e eeuw het Spaansche en Portugeesche koloniale bezit zoo zouden doen afbrokkelen, stelden zich toen ter tijde nog tevreden met den handel uit de tweede hand op Venetië en Lissabon, totdat zij door het imperialistische streven der Spanjaarden tot eigen veroveringen werden gedwongen. Gaat men na hoe uiterst weinig men ten tijde van het verdrag van Tordesillas wist aangaande het pas ontdekte werelddeel, en neemt men in aaumerking dat het pauselijke besluit eigenlijk meer op vergissingen dan op feiten berust, dan mag het een wonder heeten dat er ten slotte een zoo stabiele verdeeling is verkregen. De in den loop der tijden tot stand gekomen veroveringen en grensbepalingen hebben, wat betreft Zuid-Amerika, vrij weinig aan de grove lijnen van het tractaat van Tordesillas veranderd. Volgt men de ontdekking en verovering van Zuid-Amerika in chronologische volgorde na, dan is Brazilië het eerst aan de beurt GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 13 geweest. De Spanjaarden Pizon en de Lepe vonden reeds in 1500 de monding van de Amazone, doch gingen niet verder op hun ontdekking in. Kort daarop drijft de Portugees Alvaro de Cabral expres /of per ongekdc van de nieuwe Indische zeeroute af, en komt terecht aan een kust, die hij Terra da Santa Cruz noemt, en voor den Koning van Portugal in bezit neemt. Dit was ongeveer ter hoogte van den tegenwoordigen staat Bahia. De naam Brazil, afkomstig van het roode verfhout, dat zoolang de voornaamste begeerlijkheid van het land uitmaakte, is pas later in zwang gekomen. Inmiddels hadden de Spanjaarden veel moeite gedaan om den nieuwen zeeweg naar Indië te vinden, te meer daar bij hun verder voortdringen steeds positiever berichten vernomen werden aangaande een machtig rijk, vol van goud, dat de Spanjaarden reeds vóór de ontdekking El Dorado noemden, en in verband brachten met het Ophir van Koning Salomo. In 1511 hoorde Vasco Nunez de Balboa, de ontdekker van de Stille Zuidzee, voor het eerst van een goudland, dat het tegenwoordige Peru was. Inmiddels ontdekt en verovert Cortes het Azteken-rijk in Mexico, een feit, dat op de geheele Spaansche wereld een diepen indruk maakte. Vanuit Mexico en vanuit Panama werden verkenningstochten ondernomen, die in Honduras op elkaar stuitten; hier bleek het veld dus afgegraasd te zijn. Langen tijd werd er aldus niets noemenswaards bij ontdekt. Inmiddels was de Braziliaansche kust door de Portugeezen verder verkend; wij komen hier straks op terug. De Spaansche zeeman Juan Dias de Solis bevoer ondertusschen in 1515 de monding van de Plata-rivier, die hij trachtte te verkennen; hijzelf en zijn landingstroepen werden echter terstond door de Charrua-Indianen gedood, waarna de rest der expeditie in arren moede huiswaarts voer. De rivier werd Rio de Solis genoemd. Toen de Portugees Fernao de Magalhaes in 1520 in Spaanschen dienst de naar hem genoemde zeeengte ontdekte, en daarna de eerste reis om de wereld volbracht, had ook hij onderweg zoowel de baai van Rio de Janeiro als ook de Platarivier aangedaan. Kort daarop loopt een naar Indië bestemd Spaansch smaldeel onder Cabot door nood gedrongen de Rio de Solis binnen, en zoekt of hier soms een doorvaart naar Indië te vinden is! Eerst wordt de 14 INLEIDING. Uruguay-rivier verkend, doch zonder blijvend gevolg. Daarna vaart men den Parana-arm op, waar Indianen aangetroffen worden met zilveren sieraden. In hun blijdschap over deze vondst herdoopte men de rivier Rio de la Plata of zilverrivier. (Later is het land bij wijze van adjectief-vorming Argentinië genoemd). Tot de teleurstelling der ontdekkers bleek echter spoedig, dat het zilver er geenszins inheemsch was, doch blijkbaar door ruiling met de bovenlanden verkregen werd. Inmiddels waren te Panama een paar gelukzoekers onder den invloed geraakt der hardnekkige geruchten over een groot en rijk Indianenrijk in het Zuiden. Francisco Pizarro, bastaardzoon van een officier, had het ondanks zijn onkunde in lezen en schrijven nog na zijn 50ste jaar tot kapitein gebracht; in 1524 houdt hij de eerste voorloopige verkenning, (n. b. zonder vuurwapenen!) en sluit daarna in 1526 met zijn makker Almagro en met den pastoor van Panama een contract om voor gezamenlijke rekening het goudland te gaan ontdekken. De gouverneur van Panama, Pedrarias, werd voor 1000 pesos goud als deelnemer uitgekocht. In 1527 verzamelt Pizarro met de grootste moeite 160 man op twee scheepjes bijeen; men had ditmaal ook vuurwapenen bij zich alsmede enkele paarden, die nog wel het lot der expeditie redden. Want op een keer waren de Spanjaarden op het punt van door de Indianen vernietigd te worden, toen toevallig een der ruiters van zijn paard viel. De Indianen, die man en paard voor één wezen hielden, schrokken van dit in tweeën deelen zóó, dat ze in paniek vluchtten. Een soortgelijk verhaal wordt ook van de eerste paarden in Paraguay verteld. Op deze expeditie, die Pizarro onder groote ontberingen volbrengt, maakt men kennis met de vooruitgeschoven posten van het Noordelijk Inca-rijk. Want de Inca, Huayna Capac, heerscher van Cuzco, had zoo juist het rijk van Quito (thans Ecuador) veroverd, en het Inca-rijk stond op het toppunt van zijn macht. Zeer zeker zouden ook andere Inca-veroveringen niet uitgebleven zijn, want thans was het Noorden ingelijfd, en het Zuiden veroverd tot waar de woeste Araucaniers alle doordringen beletten. Doch van de rivieren, die van de Andes-hellingen af verdwenen in het tropische oeverwoud, — van deze natuurlijke uitnoodiging tot ontdekken en veroveren hadden de Incas nog geen gebruik gemaakt. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 15 Het volk was middelmatig beschaafd; groote gebouwen, doch zonder ornamenteele waarde, werden gesticht, goede bergpaden verbonden dè provincies met de hoofdstad; goud en zilver werd in fraaie vorm gesmeed, doch ijzer was onbekend. Wetten en staatsbestuur bestonden in vrij ontwikkelden vorm, en een rijkstaal, het Quichua, was ingevoerd als correctief op de vele dialecten, doch voor lezen en schrijven had men geen noemenswaarde middelen. Deze tocht van Pizarro langs de kust had aan beide kanten succes; de veroveraar berekende reeds de waarde van wat het land aan edel metaal moest bevatten. En de inboorlingen waren diep onder den indruk van de bleeke.baarddragende vreemdelingen met hun blinkende harnassen en donderende wapenen. Een neger in den troep trok zeer de aandacht, evenals een kraaiende haan. Men bleek de menschen zoowel als de dieren voor bovennatuurhjke wezens te houden, doch stelde hen herhaaldelijk op de proef; zoo werd een gevangen jaguar op hen losgelaten, maar het beest bleek veel banger voor de Spanjaarden te zijn dan deze voor hem. Terwijl de Spanjaarden aan de metaal-arme Plata-rivier dus door weerbare Indianen bestreden werden, viel hun aan de kusten van het goudland een feestelijke ontvangst ten deel. Overal kwamen balsas (dit zijn zeildragende vlotten, in Noord-Brazilië als jangadas bekend) vol levensmiddelen langszij, en alom werden geschenken uitgewisseld. Doch Pizarro, die inzag, dat hij met zijn zwakke troepje (dat inmiddels tot ëén schip geslonken was) niets vermocht tegen het toen zoo krachtige Inca-rijk, hield zich zeer bescheiden, en maakte zelfs tegen kostbare geschenken bezwaar, zijn ware bedoelingen tot later verbergend. Doch hij weet thans wat hij weten wil; in 1527 gaat hij naar Spanje, en verkrijgt in 1529 van Karei V, die bij zijn eerzuchtige Europeesche plannen best wat goud gebruiken kon, een concessie ter verovering van het land, waarvan hij een paar inboorlingen, eenige kunstige weefsels en gouden sieraden had meegebracht. Zoo vertrekt dan in 1531 een nieuwe expeditie vanuit Panamd, twee schepen met 180 man en 27 paarden. Echter zou misschien ook deze strijdmacht niet voldoende zijn geweest wanneer niet ondertusschen het Inca-rijk zelf op zijn grondvesten aan het wankelen was gebracht door eenburgeroorlog. De laatste groote Inca, Huayna Capac, had in strijd met de tradities zijn rijk bij zijn dood (1525) verdeeld onder 16 INLEIDING. Huascar, den wettelijken kroonprins, die Cuzco kreeg en zijn lievelingszoon Atahuallpa of Atabalipa, wien zijn geboortestad Quito ten deel viel. In 1532 brak de broederoorlog uit. Atahuallpa veroverde Cuzco en nam Huascar gevangen; een verschrikkelijke slachting onder de Inca's moet aangericht zijn. Juist was dus het rijk van Quito baas geworden over het eigenlijke Inca-rijk van Cuzco toen Pizarro met nog geen 200 man het land binnentrok. Atahuallpa laat hem uit nieuwsgierigheid tot aan zijn hoofdkwartier trekken, en wordt, terwijlhij het Spaansche kamp bezoekt, brutaalweg gevangen genomen, terwijl zijn ongewapende gevolg neergesabeld wordt. Door dit bravoure-stukje is Pizarro in een half uur tijds beheerscher van het zoo machtig Inca-rijk geworden, daar Atahuallpa in zijn gevangenschap doorgaat met regeeren, onder de orders van den Spanjaard. Inmiddels wordt Huascar vermoord, blijkbaar op last van zijn broer. En ook Atahuallpa ondergaat, hoewel hij als losprijs een geheele kamer met goud laat vullen, eenzelfde lot: na een quasi-proces wordt hij in het openbaar geworgd. Pizarro trekt in 1533 te Cuzco binnen; een stad die toen ongeveer 200.000 inwoners geteld moet hebben, en vol was van gouden en zilveren sieraden. Slechts enkele fraaie stukken hiervan werden ongeschonden in het aandeel van de Kroon opgebracht; de rest werd tot schuitjes gesmolten. Eigenaardig is dat temidden van deze goudvoorraden de prijzen der meest noodzakelijke levensbehoeften en Ideedingstukken tot een hoogte stegen die aan de goudkampen van Klondyke doen denken. Daar noch Cuzco noch Quito voldeden als hoofdstad van het land, sticht Pizarro in 1535 een nieuwe stad te Rimac, een naam die spoedig tot Lima verbasterd werd. Een opstand der Inca's onder Manco Capac, een jongeren zoon van Huayna Capac, verliep, nadat sfroomen bloed vergoten waren. Ondertusschen werden verdere ontdekkingstochten ondernomen; die van Pizarro's compagnon Almagro over land naar Chili (1535) had geen ander resultaat dan dat zich hier een groep van ontevredenen (los de Chile) vormde, die later Pizarro vermoordden (1541), nadat inmiddels ook Almagro terechtgesteld was. Trouwens in de geheele veroveringsgeschiedenis van Peru eindigt elk leidend man zijn carrière met een gewelddadigen, meestal zelfs gruwelijken dood. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 17 In 1540 vertrok Gonzalo Pizarro, een broer van den grooten veroveraar, vanuit Quito het Oosten in; toen de rivieren bevaarbaar begonnen te worden, construeerde men een primitief vaartuig, waarmee Francisco de Orellana met 50 man de Naporivier afgezonden werd, met last om terstond terug te komen. De hoofdexpeditie bracht het nog tot de samenvloeiing van de Napo met de Amazone en keerde toen, het wachten op Orellana moede, onder vele lotgevallen naar Cuzco terug. Orellana was ondertusschen snel de rivier afgegleden, en had zich maar laten gaan. Hij slaagde er als door een wonder in om de zee, en zelfs Spanje te bereiken en |verkreeg een concessie voor het verder ontdekken van dit woudland, dat volgens hem met Amazonen bevolkt was. Op de terugreis overviel hem echter de dood, waardoor het Amazonengebied voor de Portugeezen bewaard bleef. In diezelfde periode werden ook de zilveren bergen van Potosi toevallig ontdekt doordat een Indiaan een struik uit den grond trok, en ziet — de wortels glinsterden van het zilver! Gonzalo Pizarro heeft die ontdekking geducht geëxploiteerd en is nog een korten tijd alleenheerscher van Perü geweest, totdat hij in 1549 verslagen, afgezet en terechtgesteld werd door Pedro de la Gasca, een geestelijke van groote intelligentie, door den keizer als gevolmachtigde uitgezonden om orde in de Peruaansche beroering te brengen. Na aldus in korten tijd op meesterlijke wijze zijn taak volbracht te hebben keerde Gasca in 1550 naar Spanje terug. In zijn periode viel ook de poging van Irala voor om vanuit Paraguay aanraking met Perü te krijgen. Ondertusschen was het ontdekkingswerk in het Zuiden ter hand genomen door Pedro de Valdivia, een geschoold krijgsman van groote verdienste. Hier stuitten de Spanjaarden, evenals vroeger de Inca's, op den tegenstand der Araucaniers, een zeer weerbaar fvolk, dat snel het organisatievermogen der indringers overnam, en de eenige stam van Zuid-Amerika is, die nooit veroverd werd. Nog thans wordt hun stam als vrij onafhankehjk erkend. De Spanjaarden hebben het aanvankelijk niet verder gebracht dan de Inca Huayna Capac, nl. de Bio-bio-rivier, die langen tijd de Zuidgrens der Spaansche heerschappij is gebleven. Valdivia stichtte in 1541 de stad Santiago en vele andere nederzettingen langs de kust, o. a. de stad die zijn naam draagt. Nog In het jaar der stichting ontkwam Santiago ternauwernood aan 18 INLEIDING. verwoesting door de Araucaniërs, welke onder leiding van Lautaro, een Indiaan die onder Valdivia zelf gediend had, georganiseerde veldtochten hielden. Valdivia werd in 1552 gevangen genomen en na verschrikkelijke folteringen gedood. Ethnologisch opmerkelijk is in deze zoo vinnige worsteling de gewoonte van beide partijen om zich, hetzij door strijd, hetzij door verdrag, in het bezit te stellen van de vrouwen der tegenpartij. Dat hierbij de Spaansche bijdrage numeriek het minst talrijk geweest is ligt voor de hand, doch niettemin heeft menige Spaansche een talrijk Araucanisch kroost voortgebracht. Wel stelden de Araucaniërs de gelegenheid open om de veroverde Spaansche vrouwen tegen losprijs van geweren en ammunitie terug te koopen. Doch de Spaansche regeering, vreezende dat de vijand aldus te welbewapend zou worden, verbood deze transactie. De wisselvalligheden van de Araucanische oorlogen worden bezongen in het heldendicht La Araucana door den Spanjaard Ercilla. Vanuit Chili is ook naar het Oosten gekoloniseerd; zoo werd Tucuman gesticht door den Chileenschen conquistador Aguirre, en pas later aan de Audiencia de Charcas (BoUvia) ondergeschikt gemaakt. Keeren we thans weer tot de Oostkust terug; hier was na eenige jaren van geringe belangstelling in Brazilië toch eindelijk de Portugeesche kroon onrustig geworden op berichten, dat de Franschen zich dusdanig voor het pao Brazil interesseerden, dat ze zelfs in het in 1526 gestichte Pernambuco een factorij vestigden. Een expeditie onder Martini Affonso de Souza in 1531 en 1532 was aldus het'begin van een geregelde bezetting en bestuursorganisatie voor Brazilië, dat in twaalf capitanias of kapiteinschappen werd ingedeeld, waarvan Ceara en Maranhao de noordelijkste waren. Sao Vicente was in 1530 gesticht door Martim Affonso de Souza die ook op het plateau boven de kust een nederzetting met den Indiaanschen naam Piratininga achterliet. Omstreeks 1546 bouwt zijn onderbevelhebber Braz Cubas binnen in de kreek een factorij, welke hij Santos noemt; door het verzanden van de strandhaven te Sao Vicente wordt Santos spoedig van meer belang. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 19 Als gevolg van een verdrag, dat Souza met het Indiaansche opperhoofd Tibirica sloot, kon de Jesuitenpater José de Anchieta in 1554 bij Piratininga het klooster Sao Paulo oprichten. | Aan de baai Guanabara, in 1502 ontdekt, (ten onrechte voor de monding van een groote rivier gehouden, vanwaar de naam Januari-rivier) en door Magalhaes in 1519 voorloopig Santa Luzia gedoopt, wordt in 1555 door den Franschen avonturier Vülegaignon een stadje HenriviUe gesticht, welks bestaan echter van korten duur is. In 1567 worden de Franschen door Mem de Sa verdreven, waarna de stad Sao Sebastiao do Rio de Janeiro gesticht wordt. Pas in den Napoleontischen tijd neemt Rio echter de overhand boven Bahia. Deze laatste stad (Bahia de Todos os Santos of Sao Salvador), Olinda, gesticht in 1535 en andere nederzettingen waren reeds spoedig tot een zekere bloei gekomen, vooral door Iden uitvoer van pao Brazil en door de suikercultuur. Van uit deze hoofdpunten breidde het Portugeesche gezag zich geleidelijk over de geheele kust uit, van de Amazone (hier werd Belém do Para in 1616 gesticht) tot aan de Plata-rivier. Vanuit de vestigingen aan de kust trokken groepen avonturiers het binnenland in, natuurlijk uitsluitend om goud te zoeken. Naar de vendels (bandeira) waarin zij ingedeeld waren, heetten deze ontdekkers „bandeirantes". Aan hen zijn de Lusitaansche naties haar uitgestrekt grondgebied verschuldigd, want hoewel nog vele der destijds door de bandeirantes in bezit genomen streken zelfs thans nog nauwelijks bewoond zijn, de Portugeesche vlag heeft er steeds gewapperd, en zoo zijn zij door alle eeuwen heen voor de nazaten der bandeirantes behouden gebleven. Ook onder de Portugeezen der verschillende capitanias ontstond wrijving aangaande de uitgestrektheid hunner concessie. Als gevolg hiervan werd een soort van neutraal gebied in het binnenland vrijgelaten voor allen die delfstoffen zochten, het gebied per „algemeene mijnen", thans de staat Minas Geraes. Daar de rivieren van Sao Paulo reeds vanaf den rand der kustbergen landwaarts stroomen, kwamen de Portugeezen vanzelf in het gebied van de Plata-rivier; van de Tiété kwamen ze op de Parana, welke zij tot de Plata-rivier afvoeren bij wijze van contraontdekking. De grenzen der Spaansche en Portugeesche invloedssferen was toen nog zeer vaag en lagen volgens de Spanjaarden on- 20 INLEIDING. geveer bij de Santos-rivier. Zoo landde in 1541 een Spaansche expeditie onder den nieuwbenoemden Adelantado Alvaro Nunez Cabeza de Vaca ergens op de kust van Santa Catharina in ZuidBrazilië, om dwars door bergen en bosschen over land naar Asunción te trekken. In 1555 volgde een expeditie van Juan de Salazar de Espinosa dezelfde route, nog wel onder meevoering van paarden en melkvee, beide stichters van een talrijk nageslacht. Dat een dergelijke ongemakkeüjke route werd gekozen is te verklaren door de groote moeihjkheden, welke de Spanjaarden ondervonden bij hun pogingen om aan de Plata-rivier vasten voet te krijgen. De Charrua- en Querandi-Indianen heten geen landingen toe en slaagden er tientallen jaren lang in om de Spanjaarden van hun kust af te houden; zoo waren deze wel gedwongen om stroomopwaarts te varen, tot men een betere kans vond. Cabot, dien we hierboven reeds vermeldden, voer in 1527 de rivier op tot Corrientes, waar Alto Parana en Paraguay-rivier samenvloeien. Eerstgenoemde rivier bleek al spoedig onbevaarbaar te worden (hier liggen de watervallen der Iguassü, op het punt waar Brazilië, Paraguay en Argentinië aan elkaar grenzen). De Paraguayrivier bleek beter bevaarbaar te zijn, doch 'Cabot wilde eerst versterkingen uit Spanje halen, en het een bezetting achter op een plek aan de monding, Sancti Spiritus gedoopt; Indiaansche aanvallen maakten het voortbestaan dezer vestigingen echter onmogelijk, en de laatst overlevenden vluchtten naar Brazilië. In 1534 komt, als tegenmaatregel tegen de imperialistische expedities van den Portugeeschen gouverneur Martim Affonso de Souza een Spaansche vloot van 14 schepen onder den deftigen D. Pedro de Mendoza, die bij de plundering van Rome aan fortuin gekomen was, voor de Plata-rivier; na een mislukte landingspoging op den Noordoever sticht hij een factorij op den Zuidoever, onder den naam van Ciudad de Nuestra Senora de los Buenos- j Aires. (Dwz. O. L. Vrouwe der Goede Winden). De onderbevelhebber Juan de Ayolas vaart in 1536 de rivier j op, en wordt op den linkeroever van de Paraguay-rivier welwillend door de Guarany-Indianen ontvangen. Een schijn van tegenstand is spoedig gebroken, en een vredesverdrag wordt gesloten, waarna de stad Asunción wordt gesticht. De Indianen op den rechteroever (den Chaco) bleven van het begin tot het einde vijandig gestemd, j GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 21 Ayolas trekt daarna verder stroomopwaarts om den overlandweg naar Perü te ontdekken; hij heeft vermoedelijk de Peruaansche bergen bereikt, en is met allerlei schatten teruggekeerd, doch werd op den terugweg door de Chaco-Indianen gedood. Zijn helper ïrala wachtte langen tijd vergeefs op hem, en nam, toen Mendoza naar Spanje vertrokken was, en de opvolging ongeregeld gelaten bleef, de regeering in handen. Herhaaldelijk heeft Irala de macht tijdelijk weer moeten afstaan aan anderen, die door de Kroon als „adelantado" werden gezonden, o. a. aan den reeds genoemden Alvaro Nunez Cabeza de Vaca, die evenals Irala een energiek regeerder was, en tal van verkenningen in het binnenland deed. Doch steeds opnieuw wordt Irala, hetzij door eigen eerzucht, hetzij door den wil van zijn soldaten, als leider naar voren geschoven, en hij is zeer zeker de grootste figuur uit de verove[fringsperiode van de Plata-rivieren. De précaire nederzetting te Buenos-Aires was inmiddels weer opgeheven; een brief aan een paal gebonden berichtte den nieuwkomers, dat de kolonie verplaatst was naar Asunción. Hier nam de vestiging snel toe, te meer daar vele Spaansche soldaten den landbouw gingen beoefenen.enGuarany-vrouwen huwden.De Guaranyistammen werden onder een feodale dienstbaarheid gebracht. Ook vond Irala zelf eindelijk den overlandweg naar Perü, waar hij in 1548 aankwam, doch door Gasca met wantrouwen ontvangen werd; deze voorzichtige staatsman gebood hem zelfs om niet verder Perü binnen te trekken, doch aan de grens te blijven wachten. Onverrichter zake keerde Irala in 1549 naar Asunción terug. Een zijner officieren bracht later een zending schapen en geiten uit Lima mee. Een hernieuwde poging werd gedaan om vasten voet te krijgen aan de Plata-monding, doordat in 1553 het fort San Juan gesticht werd aan de samenvloeiing van Parana met Uruguay; doch reeds in 1555 moest ook deze poging als mislukt worden opgegeven. Irala stierf in 1557. In 1560 wordt Santa Cruz de la Siërra gesticht in een streek die thans tot Bohvia behoort; aldus was blijvend contact tot stand gekomen tusschen de voornaamste Spaansche nederzetting Perü en de veel minder beduidende kolonie Paraguay, wier Adelantado gehoorzaamheid schuldig was aan den Virrey of onderkoning te Lima, en aan de Audiencia de Charcas, Be Chuquisaca de la Plata, thans Sucre in Bolivia. 22 INLEIDING. Langzamerhand kwam ook de riviermonding weer onder de aandacht. In 1573 wordt Santa Fé gesticht door den ondernemenden gouverneur Juan de Garay, die in dezelfde richting doorgaat en in 1580 opnieuw Buenos Aires sticht. Zoo weinig veilig was dit gewest echter toen nog, dat Garay zelf in 1584 in de buurt der stad door de Querandi-Indianen vermoord werd. In het begin gold Buenos-Aires als een ondergeschikte voorhaven van de hoofdstad Asunción; doch toen de nederzetting eenmaal tegen de Indianen stand bleek te kunnen houden, nam zij snel in gewicht toe. Veel heeft Buenos-Aires te danken gehad aan den energieken Paraguayschen gouverneur Hernando Arias de Saavedra (vulgo Hernandarias), de eerste geboren Paraguayer die officieel door de Kroon tot Adelantado werd benoemd. Deze verdienstelijke bestuurder steunde de Jezuiten in hun practische zending onder de Guarany-Indianen, waaruit later de merkwaardige patriarchaal-communistische Jezuitenkolonies van Misiones groeiden. Was Hernandarias aldus den vreedzamen Guarany's welgezind, anders trad hij op tegen de militante Indianen van de kust. Na een zonder resultaat gebleven expeditie naar Patagonië tracht hij vergeefs, de Uruguay-Irtdianen te bedwingen; ten einde raad roept hij ook hier de hulp van den clerus in, wat op den duur het gewenschte gevolg bleek te hebben. Het belangrijkste werk van Hernandarias is echter de splitsing die in 1617 tot stand komt in het reusachtige gebied van Paraguay. De bovenlanden bleven onder denzelfden naam aan den Adelantado van Asunción gehoorzamen, doch de benedenlanden werden georganiseerd tot Provincia del Rio de la Plata. 2. BUITENLANDSCHE AANSLAGEN. Midden- en Zuid-Amerika zijn de eenige continenten, die in hun geheel voor de Iberische rassen bewaard zijn gebleven, want geen enkele andere Europeesche mogendheid heeft er blijvend succes gehad met hare verovering en kolonisatie. Het meest heeft Brazilië van buitenlandsche overvallen te lijden gehad, en het had weinig gescheeld of de geschiedenis van dit groote neo-Lusitaansche rijk zou geheel anders geluid hebben, nl. wanneer de WestIndische Compagnie zich iets minder hebzuchtig en bekrompen had gedragen tegenover de bewonderenswaardige verrichtingen van Maurits van Nassau. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 23 De vroegste buitenlandsche mededingers op de Braziliaansche kust waren de Franschen, die, gelijk boven reeds vermeld, met ernstige handelsbedoelingen hier en daar factorijen hadden opgericht, nog voor Portugal zelf aan doortastend optreden dacht. De [Franschen haalden vele scheepsladingen Brazielhout van den Noord-Oosthoek weg vóór ze eindelijk door de Portugeezen verfdreven werden (1531). Een hernieuwde Fransche poging werd in 1555 gedaan door Vülegaignon, die met steun van admiraal de Coligny (den schoonvader van Willem den Zwijger) een toevluchtsoord voor de Hugenooten zocht; in de baai van Rio de Janeiro 'stichtte Vülegaignon op het eilandje dat zijn naam nog draagt, het fort Coligny, terwijl hij op den vasten wal de stad Henrivüle fontwierp, welke het beginpunt moest zijn voor een groote FranIsche kolonie. Merkwaardig is dat de Franschen gesteund werden door de plaatselijke Indianen, een verschijnsel dat de Portugeezen [eveneens bij andere buitenlandsche invallen hebben moeten waarnemen, en dat niet pleit voor hun optreden jegens de inboorlingen. De Portugeezen onder Mem de Sa en Estacio de Sa bleven de toansche vestiging voortdurend aanvallen, doch slaagden er pas '- in1567in om een definitieve overwinning te behalen, waarna Salvador de SI de stad Sao Sebastiao do Rio de Janeiro stichtte, thans jjop een heuvel binnen in de baai in plaats van aan den voet van het Pao de Assucar (suikerbrood), waar de eerste Portugeesche vestiging zich bevonden had. f Een andere oprechte Fransche poging tot koloniseeren richtte zich iets later op Maranhao, waar in 1612 de stad Saint Louis [(thans Sao Luiz do Maranhao) gesticht werd. Reeds in 1615 wergden de Franschen echter verdreven. De latere Fransche overivallen, zooals die van 1711 op Rio, hadden uitsluitend roofzuchtige bedelingen. Engelsche zeeroovers zijn reeds vanaf de vroegste tijden op de Écust verschenen. Zoo had Sir Francis Drake in 1579 de kust van Chili geplunderd, zoodat hij met een rijke buit van Spaansche Koud-schepen naar huis kon keeren; zijn doel was immers slechts geweest om de toevoeren aan Spanje af te snijden. In 1591 werd Santos geplunderd door de Engelsche zeeschuimers Cavendish en Cook; een soortgelijke onderneming van James Lancaster overviel in 1595 Olinda en Recife (Pernambuco). Daarna wijdden de 24 INLEIDING. Engelschen een paar eeuwen lang weinig aandacht aan ZuidAmerika. Pas in 1806 bezet een Engelsche vloot Buenos-Aires om politieke redenen tegenover Napoleon; doch de kolonisten vereenigden zich onder Santiago de Liniers, en heroverden reeds in het volgende jaar hun hoofdstad (de Reconquista). Het belangrijkste van alle buitenlandsche overvallen is echter die der Hollanders in Brazilië geweest. Zoolang de Hollanders met Lissabon rustig handel konden drijven, vond men bij ons geen reden tot Zuid-Amërikaansche avonturen. Maar toen Portugal in 1581 onder de kroon van Phüips II van Spanje was gekomen, golden de Portugeesche bezittingen voor de Hollanders als welkom object ter verovering en plundering. Reeds in 1599 verschenen verdwaalde Hollandsche schepen, verbandhoudend met de tochten van Olivier van Noort, op de kusten van Chili en Brazilië. 1) De berichten omtrent de schatten in goud en zilver, maar ook in hout, suiker en andere handelswaren, welke de Spanjaarden en Portugeezen uit Zuid-Amerika trokken, leidden, nadat reeds herhaaldelijk Brazielschepen door de Hollanders buitgemaakt waren, in 1621 tot de stichting der Westindische Compagnie. In 1624 verscheen een vloot onder Jacob Willekens en Piet Hein voor Bahia, welke stad zonder moeite ingenomen werd. De Hollanders kregen echter geen ondersteuning, terwijl de Portugeezen vanuit Pernambuco een guerilla bleven voeren; toen in 1625 een sterke Spaansch-Portugeesche vloot onder D. Fadrique de Toledo Osorio voor Bahia verscheen, werd het kleinere Hollandsche smaldeel met de stad omsingeld, waarna de rninderwaardige Hollandsche commandant Kijf capituleerde, onder beding van vrijen aftocht. Drie weken na de overgave kwam eindelijk hulp uit Holland: een vloot van 34 schepen, die echter op het hooren van dien tegenslag onverrichter zake aftrok. In de volgende jaren houden de Hollanders slechts ongeregelde strooptochten, die zich ook tot de Plata-rivier uitstrekten. Zoo voer Piet Hein in 1627 brutaalweg de baai van Todos os Santos binnen, hing zich met zijn admiraalschip onverschrokken tusschen de beide vijandelijke hoofdschepen in, en forceerde door dezen vermetelen zet de overgave van de geheele Portugeesche ■) Zie Deelen IX en XVI der Linschoten-Vereeniging, den Haag, Martinus Nijhoff. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 25 vloot. Piet Hein's eigen schip was dusdanig van kogels doorzeefd, dat hij het abandonneeren moest; na de bemachtigde lading [ (meest suiker) op vier schepen te hebben overgebracht, verbrandde hij de rest der Portugeesche vloot, en vertrok binnen 24 uur weer met zijn buit. Kort daarop herhaalde hij zijn bezoek aan Bahia met een even gunstig resultaat. ; Ziehier een in Holland minder bekend bravourestukje van dezen merkwaardigen zeeschuimer, waarmee hij veel meer roem had behooren te verdienen dan met zijn verovering van de zilverli vloot. De Hollanders gaven echter het plan van vestiging te Bahia voorloopig op, en richtten hun blikken op Pernambuco, waar Recife en het naburige Olinda reeds bloeiende nederzettingen waren, die rijke suikeroogsten voortbrachten. In 1630 verscheen een Hollandsche vloot onder Hendrik Cornelisz. Loncq voor Olinda, dat spoedig door de troepen van Weerdenborgh genomen werd. Van daaruit viel ondanks den tegenstand van Mathias de Albuquerque weldra ook Recife in de macht der Hollanders. De plaats werd geducht versterkt; op het rif werd het fort de Bruyn gebouwd, dat thans nog Brum heet. Op den vasten wal verrees het fort Frederik Hendrik. Ook verder langs de kust en op het eiland Itamaraca verkregen de Hollanders vasten voet. Ter zee gevoelden zij zich veilig sinds een sterke vloot onder Pater hun te hulp gekomen was. Wel verscheen eveneens een zeer sterke Spaansche vloot onder Oquendo, doch de verbitterde zeeslag, die op de Braziliaansche kust volgde, leidde tot geen verandering in den toestand. Bij deze gelegenheid ontscheepte zich met een aanzienlijk contingent graaf Bagnuolo, een Napolitaansch officier, die steeds een der bekwaamste tegenstanders der Hollanders geweest is, en menigen strooptocht vanuit Bahia door de binnenlanden tot Perpnambuco georganiseerd heeft. De voordeden van de tegenpartij werden echter gecompenseerd doordat een inlander (of neger ?), Calabar genaamd, naar de Hollanders overliep, en goede diensten bewees als landkenner en gids. Later door de Portugeezen gevangen genomen werd hij als verrader gevierendeeld. Zoodoende breidde het'Hollandsche gezag zich geleidelijk beBnoorden en bezuiden Pernambuco uit. 26 INLEIDING. In 1637 vond een belangrijke gebeurtenis in de historie van Pernambuco plaats: Johan Maurits van Nassau, een oomzegger van den vermaarden veldheer Maurits, werd benoemd tot gouverneur van Nederlandsen Brazilië. Deze eenvoudige, eerlijke en ernstige werker heeft in Brazilië een reputatie achtergelaten, die menigen bezoeker van het Mauritshuis zou beschamen. Immers, hoevelen denken bij dien naam aan den Prins en stadhouder van dien naam, in plaats van aan den bij ons zoo weinig bekenden Braziliaan. Maurits was misschien geen groot man; doch vriend en vijand huldigen hem eenstemmig als een landvoogd zooals Brazilië nooit een tweeden heeft gekend. Een verlicht despoot was hij, wiens politiek testament, dat hij bij zijn vertrek ter voorlichting van zijn opvolger achter het, nog heden ten dage als leiddraad eener vrijzinnige regeering kan worden gebruikt. Hij heeft met strenge hand geregeerd, verdrukte rassen en secten beschermd, volledige vrijheid van overtuging gewaarborgd, en handel en nijverheid tot bloei gebracht. Daarbij was bij een bekwaam soldaat, die in enkele jaren het Hollandsche gebied tot reusachtige.afmetingen bracht. Zoo werden Ceara en Maranhao veroverd. Hij zag helder in, dat voor een ongestoord bezit van Pernambuco noodig was dat ook Bahia in Hollandsche handen viel, doch helaas werd zijn actie daartoe voortdurend belemmerd door de kortzichtigheid der West-Indische Cie., die suiker en geld wenschte te zien, en geen land. Zoodoende werd de uit allerlei elementen samengestelde strijdmacht van Maurits (een der leiders was bijv. een Pool, Arcizewski, ook wel Artisjofski genaamd) steeds lastig gevallen door de hardnekkige guerilk-ondememingen van den avonturier Bagnuolo, den Braziliaan Dias en den kleurling Feüpe Camarao, die onuitputtehjk waren in strooptochten naar de suikerplantages en overvallen op afgezonderde Hollandsche detachementen. Ondertusschen herbouwde de ijverige landvoogd zijn hoofdstad: bruggen, die het rif met den vasten wal verbonden, werden over de Beberibe en Capibaribe geslagen, waarvan de grootste en moeilijkste uit Maurits' eigen zak betaald werd. De statige nieuwe brug welke kort geleden op dezelfde plek gebouwd is, heeft men uit erkentelijkheid Ponte Mauricio de Nassau gedoopt. Voorts verrees een paleis voor den gouverneur (sedert gesloopt) en andere gebouwen, die aan het Recief het uiterlijk van een Hollandsche stad gaven, welk karakter de plaats tot op heden behouden heeft» GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 27 Andere vredeswerken bestonden in het verzamelen van gegevens omtrent flora en fauna door Hollandsche en Duitsche geleerden, de eerste wetenschappelijke arbeid, in Zuid-Amerika verricht, en pas veel later door anderen gevolgd. Schilders, teekenaars, architecten het Maurits komen (o.a. Pieter Post, den bouwmeester van zijn stadswoning in den Haag, thans Mauritshuis); kortom, Pernambuco was een centrum van beschaving aan het worden. Zelfs liep Maurits rond met plannen om een universiteit te stichten; zijn vertrek verhinderde dit voornemen, „gelukkig voor ons", aldus de Braziliaansche geleerde Barao do Porto Seguro (Varnhagen), want anders ware aan de onzen de schande beschoren geweest om die hoogeschool terstond weer op te heffen". Omtrent deze allermerkwaardigste periode in de Braziliaansche en Hollandsche geschiedenis leze men de overzichtelijke biografie „Maurits de Braziliaan", door Fabius. Meer in het uitgebreid wordt de stof behandeld door den reeds genoemden Varnhagen (Os Hollandezes no Brazil), die zijn gegevens behalve uit Portugeesche bronnen ook put uit de Latijnsche werken van Barlaeus (van Baerle). Maurits zou gaarne zijn geheele verdere leven aan de ontwikkeling der veelbelovende kolonie gewijd hebben; het hopelooze geharrewar met de geldwolven in Amsterdam verdroot hem echter, en toen hij eenmaal het vruchtelooze van zijn strijd met de Compagnie inzag, trok hij zich in 1644 uit Pernambuco terug. De uit Portugeesch Brazilië verdreven joden zagen hem met bange voorgevoelens vertrekken; vele trokken met hem mee, ook Hollandsche kolonisten, die thans hun vertrouwen in de toekomst kwijt waren. De Indianen betreurden hun beschermer, en de algemeene droefheid bij zijn vertrek moeten den scheidenden landvoogd wel de overtuiging hebben geschonken, dat zijn breede opJvattingen hem waarachtige vrienden hadden bezorgd. Na het vertrek van Maurits verliep de kolonie langzamerhand; het Portugeesch element werd versterkt door de talrijke suikerplanters, die in hun belastingen ver achterstallig waren gebleven, en in een omwenteling een goede kans zagen om van hun verplichtingen af te komen. Ook had Portugal zich reeds gedurende het gouverneurschap van Maurits (1640) weer van Spanje vrijgemaakt onder het koningshuis Braganca, zoodat de redenen tot oorlog met Holland aanmerkelijk verminderd waren. Zoodoende 28 INLEIDING. werd, nadat de Hollanders in de slagen van Guararapes de nederlaag hadden geleden, in 1661 een overeenkomst met Portugal gesloten, waarbij Holland afstand deed van zijn Braziliaansche bezittingen tegen een vergoeding van acht milhoen gulden, het recht van vrijen handel met Brazilië en teruggave van het Hollandsche geschut dat nog in Brazilië was achtergebleven. Om deze voorwaarden door Portugal aangenomen te krijgen, hadden Wassenaar Obdam en de Ruyter eerst nog de Taag moeten blokkeeren. Hoe het met de uitlevering der kanonnen is gegaan, weet ik niet; slechts is mij opgevallen, dat er te Pernambuco thans nog verscheidene aanwezig zijn. Zoo lag de tuin van een van mijn vrienden te Olinda vol met halfbedolven Hollandsen geschut, en de Nederlandsche consul te Pernambuco heeft in zijn tuin een bijzonder fraai exemplaar als sieraad opgesteld. Gedurende den oorlog van 1914—1918 zijn vele dezer kanonnen als oud-metaal naar Europa verkocht. Het Braziliaansche oordeel over den Hollandschen tijd, ontdaan van de fanfares en het chauvinisme waardoor zich het geschiedkundig onderwijs in alle lagere scholen der wereld schijnt te moeten onderscheiden, luidt algemeen gunstig; menige ontwikkelde Braziliaan heeft tegenover mij de oprecht gemeende verzuchting geuit: waren de Hollanders er maar gebleven. Dit gunstige oordeel treft dan echter hoofdzakelijk het voorbeeldig humane bestuur van Maurits. Een overblijfsel uit dezen tijd is het bekende Braziliaansche rijmpje: O Hollandez paga mal que nao fez (de Hollander krijgt de schuld van dingen die hij niet gedaan heeft). Ook leven nog enkele Hollandsche namen in den hoek van Pernambuco voort, zooals Wanderley (oorspr. van der Ley), terwijl een bekende familienaam is „de Hollanda", ontstaan opzelfde wijze zooals bij ons „de Vries" of „Polak". In enkele kerken van Bahia en Olinda zijn nog Hollandsche tegels etc. te vinden; ook brengt men met voorliefde de stichting van forten en allerlei andere gebouwen tot de Hollanders terug, niet altijd met voldoenden grond. Dit zijn de eenige sporen die de Nederlandsche overheersching in Brazilië heeft achtergelaten. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 29 3. DE KOLONIALE PERIODE. Gedurende de periode die tusschen de verovering en de onafhankelijkheid der Zuid-Amerikaansche landen ligt, hebben weinig opvallende gebeurtenissen plaats gevonden. De Spaansche retourvloten brachten geregelde aanvoeren van goud en zilver uit Mexico en Perü naar het moederland; de Portugeezen gingen door met suiker uit Pernambuco te halen. In de Pampa breidde zich het aantal runderen en paarden op merkwaardig snelle wijze uit, zoodat Argentinië een der veerijkste landen der wereld werd. En in Paraguay vormde zich een theocratisch rijk met een heerschende kaste van Jezuiten, die een talrijke natie van Guarany-Indianen onder eigenmachtig doch practisch bestuur aan het werk hield. Gevochten werd er natuurlijk hier en daar; in Zuid-Chili duurde de strijd tusschen de langzaam opdringende Iberiërs en de taai verdedigende Araucaniërs voort. In Paraguay streden de Jezuiten tegen de op slaven beluste strooptochten der „Mamelucos" uit Brazilië. Twisten tusschen Spanjaarden en Portugeezen betreffende de Zuidgrens van Brazilië, resp. het bezit van den Uruguayschen oever, namen soms het karakter van werkelijke oorlogen aan. Van 1680 tot 1750 hadden de Portugeezen er het fort Sacramento in handen, en waren dus baas op den Noordoever van de Plata-rivier. Na 1750 breidt het Spaansche element zich langzamerhand in Uruguay uit, en zelfs slagen expedities van uit Buenos Aires er in om diep in de provincie Rio Grande do Sul door te dringen. Het gevolg van deze botsingen tusschen de beide naties om het bezit van de Banda Oriental was, dat het den Uruguayschen patriotten gelukte om hun vaderland als bufferstaat onafhankelijk van de beide machtige buren te maken. Nog steeds koketteert Uruguay met de beide groote broers tegelijk. Waren Spanje en Portugal op dit gebied mededingers, in andere opzichten volgden zij een gelijksoortige politiek, nl. om de overzeesche koloniën zooveel mogelijk onmondig te houden, en zich zelf het monopolie van handel op hun Amerikaansche bezittingen aan te matigen. Dat dit in strijd was met de belangen der koloniën zelf, en aan een redelijke economische ontwikkeling in den weg stond, spreekt vanzelf; men was echter zoowel in Madrid als in Lissabon blind en doof voor de grieven der kolonialen, en be- „-i- J„ J 1 3 11 „1„ ..„* „.^4- „,„„ 30 INLEIDING. moest halen wat er van te halen was. Merkwaardig is dat de Lissabonsche regeering zelfs het bestaan eener drukkerij te Rio de Janeiro verbood! Hoopten zich aldus de beklagsredenen der koloniën op economisch gebied steeds hooger op, — ook in politiek opzicht voelden de Zuid-Amerikanen zich gegriefd. Er waren langzamerhand door bloedvermenging der blanke, roode en zwarte rassen nieuwe volken ontstaan, die Amerikaansch waren gaan denken, evenzeer als hun Angelsaksische collega's in Noord-Amerika. Doch onder achteruitzetting van deze „criollos" (creolen) ging het moederland door met het uitzenden van Spaansche ambtenaren voor de belangrijkste posten; en de geest des tijds bracht veelal mee, dat deze heeren uit de kringen van familie en protégé's der regeerende klieken gerecruteerd werden, en dan vol arrogantie en laatdunkendheid jegens de geboren Zuid-Amerikanen optraden. Deze verschijnselen hebben zich over geheel Amerika ongeveer gelijktijdig voorgedaan, in het Engelsche zoowel als in het Portugeesche en Spaansche gebied. Ook in Zuid-Afrika hebben de Hollanders op een zelfde wijze de sympathie der kolonisten verspeeld. En ook in Canada en Australië zou een dergelijk verschijnsel opgetreden zijn, wanneer men niet bijtijds de les der geschiedenis geleerd had. De Spanjaarden, onverbeterlijke Don Quichotten, hebben echter hun les ook toen nog niet geleerd: op Cuba bleven ze doorgaan met hetzelfde systeem als voorheen in Argentinië en Perü. Een begeleidende omstandigheid was de sterke clericaüseerlng van het land. Wel waren de Jezuiten gaandeweg verdreven, doch de geestelijkheid had zich in Latijnsch Amerika zoozeer genesteld dat een plaats als Bahia evenveel kerken en kloosters bezit als er dagen in het jaar zijn! Zoodoende bestond er onder de blanke Zuid-Amerikanen (de creolen) een haat tegen Spanjaarden en Portugeezen. En onder de kleurlingen een afgunst op de heerschende mercantiele en clericale klassen. De botsing kon niet uitblijven; zij kwam telkens, wanneer de tijdsomstandigheden gunstig waren, en wanneer de beide stroomingen van oppositie tijdelijk konden samen gaan. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 31 4. DE STRIJD OM DE ONAFHANKELIJKHEID. De gebeurtenissen in Frankrijk en in Noord-Amerika hadden ook in Zuid-Amerika diepen indruk gemaakt. Revolutionaire geschriften verbreidden de democratische denkbeelden, die op zeer vruchtbaren bodem vielen; en het succes der Noord-Amerikaansche opstandelingen moedigde aan tot navolging. I Zoo was er vanaf omstreeks 1780 een algemeene gisting in Zuid-Amerika waar te nemen, die zich echter nog op te onbeholpen wijze uitte om terstond tot verandering van regeeringsvorm te voeren. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika werden geraadpleegd, doch Jefferson verklaarde, dat men eerst den openlijken opstand en de politieke zelfstandigheid moest verklaren alvorens de V. S. daadwerkehjken steun konden verleenen. De eerste opstand, die in de Braziliaansche provincie Minas Geraes, werd echter bloedig onderdrukt, en de leider Joaquim da ISilva Xavier (bijgenaamd Tiradentes of tandentrekker) terechtgesteld (1792). Soortgelijke voorvallen (o. a. Miranda in Venezuela) speelden zich ook in de Spaansche koloniën af. Na deze onvoldoende voorbereide en gebrekkig uitgevoerde samenzweringen volgt een periode waarin reeds meer teekening in de oproerige beweging komt. In Argentinië leidt Belgrano het pothtieke gedeelte van den strijd, terwijl generaal San Martin de practische krijgsman is, die de benoodigde overwinningen behaalt. Zoo zien we de Provincia del Rio de la Plata (als zoodanig was Argentinië n.1. in 1776 van Perü losgemaakt en tot een zelfstandig Virreinato verheven) de leiding in het Zuiden nemen, terwijl in het Noorden Simon Bolivar, de Zuid-Amerikaansche Washington, de ziel van den opstand is. Spanje was in dien tijd, onder verlies van zijn oorspronkelijke deugden, geheel versteend tot een theocratische oligarchie. Dezelfde Spaansche kortzichtigheid en fanatisme, die in starre najaging van een dweepzuchtig ideaal de inquisitie ingesteld en de Joden en Mooren uit Spanje verdreven hadden, — diezelfde koppigheden hadden het land, in weerwil van de binnenvloeiende Amerikaansche schatten in berooiden toestand gebracht. Toen nu Napoleon het Iberische schiereiland binnenviel, gaf hij daarmee tevens den stoot tot de Zuid-Amerikaansche onamankelijkheid. Koning Joseph Bonaparte zond een gezant naar Buenos Aires om 32 INLEIDING. zijn gezag te doen erkennen. Eveneens echter eischte de Junta Nacional van Sevilla, dat de koloniën aan Oud-Spanje trouw zouden blijven. In de moeilijkheid van een keus deed men te Buenos Aires noch het een noch het ander: men verklaarde zich op 25 Mei 1810 onafhankelijk van Spanje, doch bleef voor den vorm trouw aan den Spaanschen koning, evenals ook de Vereenigde Nederlanden bij hun afscheiding onder Willem den Zwijger dezelfde fictie langen tijd bewaard hebben. Deze drieste daad der Argentijnen werd echter niet door de naburen gevolgd: de regeeringen van Córdoba, Uruguay en Paraguay verklaarden zich wél loyaal aan Spanje, wat echter voor een groot deel zijn reden vindt in wantrouwen der provincialen tegenover de Portenos of havenbewoners (zooals die van Buenos Aires gemeenlijk betiteld werden). Ook de Virrey van Perü zond troepen tegen de Argentijnsche rebellen uit. En nadat het Napoleontische gevaar geweken was trad ook Spanje zelf actief op om het verloren terrein te herwinnen. Ondertusschen zette San Martin echter grootsche plannen op, wel wetende, dat er uit de door Belgrano met wisselend geluk gevoerde schermutselingen geen beslissing te verwachten was, zoolang de Spaansche hoofdmacht in Chili en Perü bleef voortbestaan. Zoo trekt San Martin in 1817 onverwacht met een bijeengeraapte troepenmacht over de Andes en verslaat na dit bravourestukje de koningsgezinden bij Chacabuco en Maipü, gesteund door de Chileensche opstandelingen onder O'Higgins. Ter voltooiing van zijn werk verzamelt de voortvarende aanvoerder een vloot van allerlei ongeregelde vaartuigen, onder bevel van den Engelschman Cochrane, die daarmee de Spaansche vloot voor Callao verslaat (1809). San Martin's veldleger landt daarop in Perü, waar Lima in 1821 onafhankelijk wordt verklaard. Verder Noordwaarts trekkende drukt San Martin in het jaar daarop te Guayaquil de hand aan Bolivar, den breeddenkenden bevrijder van de vijf noordelijke republieken Venezuela, Colombia (of Nueva Granada), Ecuador, Perü en Bolivia. Op dat oogenblik acht San Martin zijn taak volbracht, en, zonder verderen roem te ambieeren, trekt hij zich bescheiden naar Europa terug. Bolivar verslaat daarna in 1824 de rest der Spaansche troepen bij Junin en Ayacucho. GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 33 Hiermede was de Spaansche macht gebroken. De opstandelingen hadden echter van het begin af aan geen heldere voorstelling gehad hoe men de verdere ontwikkeling in het vat zou gieten. Ook nadat men de fictie van loyauteit aan den Spaanschen koning had laten varen, bleef men nog het meeste voor den monarchalen regeeringsvorm voelen. Men vergelijke wederom deze houding met die der Nederlandsche provincies, die in het begin van den 80-jarigen oorlog eveneens de souvereiniteit aan een vreemden vorst wilden aanbieden. (Men zie hierover Motley). Zoo gingen in Argentinië stemmen op, die de oude Inca-dynastie wilden herstellen, en een centrale regeering in de vroegere Incahoofdstad Cuzco wilden vestigen. In het Noorden bood men aan Bolivar de koningskroon aan; deze wijsgeer-staatsman-veldheer wenschte echter een constitutioneele monarchie onder een Europeeschen vorst te stichten, doch zag wel in, dat geen vorst voor zoo'n avontuur te vinden zou zijn zonder effectieve waarborgen tegen anarchie; en langs dien weg vreesde hij, toch het despotisme weer door een achterdeur binnen te halen. Terloops zij opgemerkt, dat van Bolivar's heldere inzichten weinig profijt getrokken is bij het latere keizer-avontuur van Maximiliaan in Mexico, om nu maar van Albanië niet te spreken. In die periode vlak na de omwenteling bleef intusschen in ZuidAmerika de eenhoofdige staatsvorm aanvankelijk sterk favoriet: Brazilië behield, ondanks de afscheiding van het moederland, toch de monarchie, en ook Iturbide laat zich in Mexico tot keizer uitroepen. De alleenheerschappij van Dr. Francia en deLopez' in Paraguay was op den vorm na een monarchie. | De rest van Zuid-Amerika wist echter niets beters te vinden, en kwam onwillekeurig tot een republikeinsche organisatie. Hoogst merkwaardig is de voorspelling, die Bolivar in 1815 reeds gaf over de toekomst dezer nieuwe gemeenebesten 1). Intusschen had Brazilië een in den vorm eenigszins afwijkenden Ontwikkelingsgang doorgemaakt. Het Portugeesche koningshuis had, vluchtende voor Napoleon's veroveringen, in 1807 Lissabon verlaten, en zich te Rio de Janeiro gevestigd, waar in 1815 het vereenigde koninkrijk van Portugal, Brazilië en de Algarven wordt uitgeroepen onder D. Joao VI. Toen echter in 1820 ') Geciteerd bij F. Garcia Calderon, Latin America (Londen, Fisher Unwin). 3 34 inleiding. in Portugal een revolutie uitbrak, die een constitutioneele regeeringsvorm beoogde, wilde de koning naar Lissabon vertrekken; dit stonden de Brazilianen slechts toe, mits zijn zoon D. Pedro als Prins-regent van Brazilië werd achtergelaten. Nu de koning zich weer in Lissabon bevond, ging Portugal voort met Brazilië te ringelooren; merkwaardig genoeg toonde de Prins-regent, inmiddels uitgeroepen tot „Defensor Perpetuo do Brazïl", zich sohdair met de Zuid-Amerikanen, en verklaarde zich op 7 September 1822 te Ypiranga bij Sao Paulo onafhankelijk van Portugal. Kort daarop werd hij als Dom Pedro I tot keizer van Brazilië uitgeroepen. Men ziet dat, ondanks het verschil in ensceneering, de Braziliaansche vrijheidsbeweging toch denzelfden gedachtegang volgde als die van Spaansch ZuidAmerika. Uruguay, destijds een provincie van het Virreinato del Rio de la Plata, had zich in 1822 onder Artigas vrijgevochten van de Spanjaarden, en zocht daarna aanraking met Brazilië, zoowel toen dit land nog Portugeesch gebied was, als ook daarna toen het zelfstandig was geworden. Daarvan kregen de Uruguayanen echter al spoedig berouw, en in 1825 vocht de vermaarde colonne der Treinta y tres (33) onder Lavalleja zich van Brazilië vrij, met de bedoeling om zich thans met Argentinië onder één federatie te begeven. Een hevige strijd volgde tusschen Brazilië en Argentinië om de hegemonie te Montevideo, waarbij het einde was, dat de Banda Oriental zich in 1829 als een onafhankelijke republiek Uruguay organiseerde. In Paraguay was men reeds in 1810 door den Argentijnschen leider Belgrano uitgenoodigd om mee te doen aan den afval van Spanje, doch men had, zooals reeds vermeld, de Argentijnen niet geheel vertrouwd. Bij een gewapende botsing tusschen Paraguayanen en Argentijnen bleef het voordeel aan Paraguaysche zijde; doch Belgrano kreeg toch, door commercieele voordeelen aan de Paraguaysche tabak te beloven, gedaan, dat de Noordelijken zich van Spanje afscheidden (1811), zij het ook niet onder Argentijnsche leiding. 5. in de 19e eeuw. Na de vrijmaking van Spanje volgt in de nieuwe republiek een GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 35 stormachtige periode: de eene revolutie na de andere breekt uit, burgeroorlogen belemmeren de ontwikkeling van handel en nijverheid, en in de meeste landen heerscht een soldatenheerschappij onder populaire generaals (caudillos). In Argentinië trad Rivadavia op als leider der verlichten; hij was een bekwaam man, die de toekomst van het land helder inzag. Ook hij was echter niet bestand tegen de algemeene onrust, die in de meeste steden van de nieuwe republiek heerschte. De provincie vocht tegen de hoofdstad; in Buenos Aires zelf streden politieke partijen tegen elkaar. Het platteland lag overhoop met de provincie-hoofdsteden, en ten plattelande weer heerschten onuitroeibare veeten tusschen groote familiegroepen. Uit deze anarchie verrijst de krachtige figuur van Rosas, die de provincies onder één tyranniek bestuur bracht, doch niet voordat eerst veel bloed vergoten was. Zoo regeerde hij als dictator van 1829 tot 1852, en liet een Argentijnsche natie, vereenigd onder de grondwet van 1853 achter, in plaats van den warwinkel van onderling slaagsche caudillos. Chili maakte eveneens een lange periode van chaos door, waarin militaire dictaturen afgewisseld werden door volksregeeringen. Pas na 1830 komt er orde, onder de leiding van Portales, die het land inwendig organiseert, en ook voor uitbreiding naar buiten zorgt. Zijn werk wordt voortgezet door Montt en Balmaceda, onder wie Chili de machtigste staat der westkust wordt. In 1879 — 1884 valt de oorlog tusschen Perü en Chili voor, waaruit de Zuidelijken als overwinnaars te voorschijn treden met de salpeterrijke grensprovincies als buit, terwijl Bolivia verhinderd werd, zich met Perü tot één staat te vereenigen. De rijkdommen uit de salpetervelden maakten Chili plotseling rijk, wat niet tot voordeel van volk en land is geweest: men sliep bij de rijk vloeiende bron van inkomsten in, en verzuimde, andere productiemiddelen te ontwikkelen. Bovendien begon weer een nieuwe reeks van revoluties en onlusten, waarbij Balmaceda ten slotte verslagen werd en zelfmoord pleegde. Ook in Brazilië zijn revoluties niet uitgebleven, doch hier hield de dynastie der Braganca's zeer langen tijd stand. Plaatselijke pogingen tot afscheiding bleven niet uit; zoo werd in 1824 te Pernambuco een confederatie van den Evenaar uitgeroepen, waaraan de provincies Pernambuco, Parahyba, Rio Grande do Norte en 36 INLEIDING. Ceara deelnamen, gewesten die inderdaad om natuurlijke redenen samen behooren. De poging werd echter in bloed gesmoord. Nieuwe troebelen dreigdeiytoen de kroon van Portugal dat door versterf aan Dom Pedro I van Brazilië kwam; de keizer deed echter afstand van de Portugeesche kroon, en behield die van Brazilië voor zich. Echter ondervond Dom Pedro een toenemenden tegenstand van de liberale partij, die hem na veel mislukte maatregelen noopte om zich in 1831 naar Lissabon terug te trekken, en zijn zoon Dom Pedro de Alcantara als opvolger achter te laten, onder het regentschap van José Bonifacio, later opgevolgd door den geesteüjke Diogo Feijó. Plaatselijke onlusten braken van tijdjj tot tijd in de verschillende provincies des rijks uit, doch de toeHj stand veranderde niet noemenswaard. Inmiddels werd Dom , Pedro in 1840 meerderjarig, en beklom als keizer Dom Pedro IU den troon. Deze keizer was meer wijsgeer en artist dan politicus oH econoom; hij heeft Brazilië gedurende zijn lange regeering in cultureelen zin ontwikkeld, en een bestuur gevoerd, dat in vele opl zichten weldadig is geweest; slechts legde Dom Pedro II zich tel veel met een meewarigen glimlach bij de intrigues zijner tegen-j standers neer, waardoor de oppositie tegen den keizer onder allel partijen langzaam in omvang toenam. Een punt van aanraking werd onder de diverse stroomingen gevonden door de plotselinge! afschaffing der slavernij, welke prinses Isabel in 1888 gedurende! een Europeesche reis van Dom Pedro gedecreteerd had, daardooil de Brazüiaansche planters gevoelig in hun beurs treffend. Het ge4 volg was een snel van stapel geloopen omwenteling, welke op 15: November 1889 tot uitroeping der republiek leidde, met de maar| schalken Deodoro en Floriano Peixoto als hoofdfiguren. Tot del stichters der republiek behoorde ook de thans nog levende Ruji Barbosa. _] De oude keizer overleed in 1891 te Parijs; het zou den Brazilil anen fraaier gestaan hebben als ze nog zoolang met den bejaart den monarch, die inderdaad zeer veel voor het land gedaaniieeffl geduld gehad hadden. 1 Ook gedurende de republiek ontbrak het niet aan periodiekl revoluties; het voornaamste werk van dien tijd was echter de gel leidelijk economische ontwikkeling van het land, en de uitbreij ding der grenzen door denonvermoeiden Barao do Rio Branco, die in alle richtingen grensgeschillen opwierp en ten gunste van Bral GESCHIEDENIS VAN ZUID-AMERIKA. 37 zilië beslist wist te krijgen; de belangrijkste territoriale aanwinst was die van het Acre-gebied aan de boven-Amazone, ten koste van Bolivia en Peru. Thans rest nog ter bespreking de grootste en merkwaardigste oorlog die ooit Zuid-Amerika in opschudding gebracht heeft: ik bedoel de worsteling van het kleine, goedgewapende, streng geschoolde en vastberadene Paraguay tegen de vereenigde strijdmachten van Brazilië, Argentinië en Uruguay. Paraguay was kort ha de onafhankelijkheidsverklaring onder de krachtige leiding gekomen van Dr. Francia, een figuur even merkwaardig als Caesar, Peter de Groote of Napoleon. Zonder zich iets aan te trekken van de rest der wereld begon deze ijzeren dokter het landje der Guarany's te organiseeren tot een patriarchaal rijk, waarvan hij zelf de geheele regeering was, en waarin hij geen andere meening erkende, noch van Paraguayers, noch van het buitenland. Hij isoleerde Paraguay volkomen van de [omringende landen; een Franschen natuurkundige, die op de boven-Parana onderzoekingen kwam doen, Het hij eenvoudig oppakken en gevangenhouden, zonder zich van de protesten der Fransche regeering iets aan te trekken. Buitenlandsche gezanten weigerde hij te ontvangen. Zijn tegenstanders Het hij executeeren. Ondertusschen leerde Paraguay om op eigen beenen te staan, en het despotisme van Dr. Francia werd langzamerhand als zoo vanzeH sprekend beschouwd, dat zijn onderdanen hem voor een wezen van hoogere orde gingen houden. Zijn regeering duurde van 1811 —1840. Geen wonder, dat bij zijn dood het Paraguaysche volk geen neiging toonde om zelf de regeering in handen te nemen. Zonder schokken maakte een andere aUeenheerscher, Carlos Antonio Lopez, zich weldra van het bewind meester. Deze Lopez I ontwikkelde Paraguay in meer Hberalen zin, en bracht het land, na verwoeden strijd met den Argentijnschen dictator Rosas, in aanraking met de buitenwereld. Van nu af aan begint de groote bloei van Paraguay, voor een deel te danken aan de leeningen, welke Lopez' zoon Francisco Solano in Parijs en Londen wist te plaatsen. Aldus Het Lopez bij zijn dood in 1862 een rijk en krachtig land achter. Zijn zoon volgde hem op; deze Lopez II was een man van de wereld, die in Asunción een hofhouding ging inrichten als wilde hij Lodewijk XIV naar de kroon steken. Overigens een bekwaam regeerder werd Lopez II verteerd door 38 INLEIDING. een eerzucht, die hemzelf en zijn land weldra te gronde zou richten. Want Paraguay was het eenige land van Zuid-Amerika geworden, dat een sterk en goed geoefend leger bezat; en er kon niets in Zuid-Amerika gebeuren of Lopez II vond er een aanleiding in om met de sabel te rinkelen. Een van die gelegenheden deed zich voor toen Brazilië het te kwaad kreeg met Uruguay, en de hoofdstad Montevideo veroverde. Lopez bood zijn bemiddehng aan, welke de Braziliaansche keizer afwees. Daarop verklaarde de Paraguaysche tyran oorlog aan Brazilië, en eischte van Argentinië vrijen doortocht met zijn troepen. Toen president Bartolomé Mitre dit weigerde verklaarde Lopez ook aan Argentinië den oorlog. Aldus begon in 1865 de Paraguay-oorlog, waarin de Paraguayers tot het bittere einde van 1870 streden tegen de vereenigde krachten van Brazilië, Argentinië en Uruguay. In het begin zegevierde Lopez op alle fronten en zijn modeltroepen versloegen de op militair gebied onvoorbereide tegenstanders zonder veel moeite. Doch langzamerhand ontwikkelden zich ook de legers der kuststaten, en bovendien had Lopez verzuimd, bijtijds een marine te vormen. Zoodoende drongen de Braziliaansche kanonneerbooten de rivier op, en forceerden, nadat de Paraguayers vergeefs met een samengeraapte vloot van schuiten en prauwen weerstand geboden hadden, de passage van Humayta, aan de samenvloeing der Parana- en Paraguay-rivieren. Van dat oogenblik af keerde de krijgskans: Paraguay zag zich het initiatief der krijgsverrichtingen ontgaan, en kon slechts trachten, zich nog te verdedigen! In dezen strijd nu is het Paraguaysche volk, als Leonidas met zijn Spartanen, heldhaftig omgekomen: de vrede het een uitgeput land achter zonder mannen, ja zelfs zonder weerbare vrouwen. Een handvol grijsaards, kinderen en gebrekkigen stonden voor de taak om een nieuwe natie te stichten op de puinhoopen van dit Pruisen van Zuid-Amerika. Lopez II was zelf in den strijd gesneuveld. W. H. Koebel*) vergelijkt den Paraguay-oorlog bij den wereldoorlog van 1914, een vergehjking die in vele opzichten merkwaardig nauwkeurig opgaat; slechts Het het einde der Paraguaysche natie een ander slot zien dan de capitulatie der Europeesche veriiezers. ') „Paraguay", Londen, Fisher Unwin. DE ZUID-AMERIKANEN. 39 Paraguay is dezen oorlog nog steeds niet te boven, en begint pas thans door de Europeesche immigratie een kans te krijgen om de natuurlijke rijkdommen van het land tot ontwikkeling te brengen. C. DE ZUID-AMERIKANEN. 1. SCHETS DER BEVOLKING. Drie rassen hebben tot de vorming der Zuid-Amerikaansche naties bijgedragen: het roode, het blanke en het zwarte. Elk dezer elementen is daar, waar het door de omstandigheden de beste kansen kreeg, in het overwicht gekomen. Zoo vinden we het Indiaansche bloed zeer sterk vertegenwoordigd, ja haast overheerschend, in Paraguay, Bolivia en Perü. Zuivere Indianen leven nog in Zuid-Chüi, en verder in de nog niet doorzochte oerwouden der Braziliaansche binnenlanden. Het blanke ras is overheerschend geworden aan de Plata-rivier en in Chili. En de negers hebben zich het talrijkste ontwikkeld in Brazilië, waar bovendien breede lagen der bevolking, hoewel niet tot de kleurlingen behoorend, niettemin meerdere of mindere droppelen Aetbiopisch bloed in hun aderen hebben vloeien. Onder de Indiaansche bevolking nam die van de Westkust de hoogste plaats in: het Inca-rijk, dat door Pizarro veroverd werd, had het reeds tot een vrij aanzienlijke hoogte van beschaving gebracht, en kan niet op één lijn geplaatst worden met de zwervende jagerstammen van de Oostkust. Had dit Inca-rijk zich nog enkele eeuwen lang ongestoord kunnen ontwikkelen, dan zou het ongetwijfeld geheel Zuid-Amerika veroverd hebben. Immers, reeds voor de komst der Spanjaarden hadden de Inca's het rijk van Quito onderworpen, en tevens belangrijke vorderingen Zuidwaarts gemaakt, waar ze op de Araucaniërs stootten evenals Karei de Groote op de Saksers. Voorts waren relaties met de bovenrivieren van het Plata-gebied in wording, terwijl de Inca's ook op den duur onmogelijk weerstand hadden kunnen bieden aan de dagelij ksche uitnoodigingen van de bronrivieren der Amazone, torn mee stroomaf te varen. Bijna alle Indianen die beoosten de Andes woonden, behoorden tot het uitgebreide Tupij-ras, waarvan de middelste stammen het bekendste zijn geworden als Tupinamba- en Guarany-India- 40 INLEIDING. nen. Dit volk, dat dus geheel Brazilië, Paraguay en het Noorden van Uruguay en Argentinië bewoonde, bezat geen bijzonder krijgshaftige eigenschappen, doch was zachtzinnig, vredelievend en leerzaam. Zoo was bij de Guarany's van Paraguay de geest tot verzet al zeer spoedig gebroken, waarna het volk zich snel aan de overheersching der Spaansche avonturiers en Jezuitenpaters aanpaste. De veelwijverij, welke onder Ayolas en Irala openlijk toegestaan werd, en den soldaten twee, den officiers nog meer vrouwen toeliet, heeft de bloedvermenging sterk bevorderd. Dat dit Tupy-volk over geheel Zuid-Amerika verspreid was, blijkt wel uit de gelijkluidendheid der plaatsnamen. Oogenschijnlijke afwijkingen berusten vaak slechts op het verschil tusschen Spaansche en Portugeesche spelling; zoo wordt de Uruguaysche grensplaats Cuareim in het Portugeesch Quarahy genoemd. Tusschen de Guarany-stammen komen ook lagere volkstammen van anderen oorsprong voor, waarin men, vergeleken bij de vermoedelijk Aziatische afkomst der roode bevolking, autochthoonsche rassen heeft meenen te zien, evenals in Sumatra's binnenlanden oudere stammen nog tusschen de later geïmmigreerde Maleiers zijn overgebleven, of zooals verspreide Kelten zich in uithoeken van Europa hebben staande gehouden. Aldus waren de hoogvlakten in de binnenlanden bewoond door het ras der Tapuya's, waarvan de kannibaalsche Aymoré's en de thans nog in Espirito Santo voorkomende laagstaande Botocudos de bekendste stammen zijn. Aan de monding van de Plata-rivier waren de Indianen, zooals uit het historische overzicht blijkt, veel krijgshaftiger dan hun Guarany-neven. Bijzonder onderscheidden zich de Charrua's, die Uruguay bewoonden en de Querandi's van den anderen oever, welke langen tijd alle vestigingen van de Spanjaarden belet hebben. De Chaco, die dorre woestijn van zand en ijl bosch, die thans tusschen Argentinië, Paraguay en Bolivia verdeeld is, werd eveneens door militaire rassen bewoond. Al spoedig bemerkten de Spanjaarden bij het opvaren der rivier, dat de Oostelijke oever de gunstigste was, met een kneedbare Guarany-bevolking, terwijl met de Chaco-Indianen van den Westelijken oever niets aan te vangen was. Pas in 1878 heeft Generaal Roca op even energieke als afdoende DE ZUID-AMERIKANEN. 41 wijze de laatste zwervende Indianen-stammen uit Argentinië verdreven of uitgeroeid. Zuid-Argentinië was door de Araucaniërs vanuit Chili bevolkt, vermoedelijk door de natuurhjke passen in de Andes bij het meer Nahuel Huapi; zoo heeft het ras der Araucaniërs eertijds tot de hoogte van Bahia Blanca gewoond, van waaruit thans omgekeerd I door een nieuwen Padfic-spoorweg hun land voor de blanken wordt opengelegd. Van de groteske verhalen aangaande een ras van reuzen in Patagonië is op den duur weinig overgebleven. Een aan Plandus toegeschreven kaart van Zuid-Amerika (als bijlage opgenomen in deel IX der Linschoten-Vereeniging) beeldt twee dier reuzen af, onder .mededeeling, dat ze 9 a 10 voet lang waren. Trouwens, wé zullen dergelijke mededeelingen wel met dezelfde maat mogen meten als het verhaal van een daarnaast afgebeeld wonderdier, dat nooit eet of drinkt, en dus van de lucht leeft. Waren aldus die Indiaansche rassen reeds van verschillenden aard en aanleg, ook de veroveraars vertoonden onderlinge veryschülen. In Perü, zooals over het algemeen in de tropen, vestigden zich bij voorkeur de half-Moorsche Andalusiërs, welke zich al spoedig met de inheemsche bevolking vermengden, de hoofdpersonen met prinsessen van Inca-bloed, de manschappen met vroui wen uit de lagere standen. Weldra vinden we hier een zeer levensvatbare kruising ontstaan: zoo werd reeds in 1540 uit het huwelijk van een van Pizarro's officieren met een nicht van den laatsten grooten Inca Huayna Capac een zoon geboren, die zich Garcilasso Inca de la Vega noemde, en vanaf zijn 20ste jaar in Spanje gewoond heeft, waar hij een uitvoerig werk schreef. (Commentarios Reales) over de geschiedenis van het Inca-rijk. *) Chili werd vooral bevolkt door Basken, wat zich duidelijk uit in de talrijke namen op — abal, — ain en — egui. Het mag geen verwondering baren, dat de vermenging van dit ras met de kranige Araucaniërs weer aan een geheel andere natie het aanzijn ïchonk. Aan de Plata-rivier heeft op den duur de immigratie der Galpgo's de overhand genomen. Deze bewoners van den uitersten N.-W.-hcek van Spanje zijn, evenals de nauw verwante Noord- ) Doorloopend geciteerd in Prescott's Conquest of Perü. Londen. Routledge & Sons. 42 INLEIDING. Portugeezen van de Minho, afstammelingen der Visigothen, en kenmerken zich, bij spreekwoordelijk beperkte geestesgaven, door eenvoud, zuinigheid en bruikbaarheid voor ondergeschikten arbeid. Nadat de eerstgekomen Spaansche elementen zich reeds met de Indianen (negers waren er weinig) tot één koloniaal mengsel geamalgameerd hadden (bij de revolutie waren de nationalen bijna allen van gemengd bloed) heeft de daaropvolgende aanhoudende stroom van Gallego's en later van Italianen het Latijnsche bloed der Plata-naties opnieuw opgefrischt. Hier kon men dus in tegenstelling tot de nog steeds koloniaal-Spaansche naties der Westkust, spreken van een neo-Latijnsch volk, dat, van huis uit Latijnsch, later door andere invloeden sterk veranderd is, doch ten slotte door een hernieuwde bijmenging van Latijnsch- bloed weer vrijwel tot de vroegere bloedverhouding is teruggebracht. Deze verschillende ontwikkelingsgangen verklaren tevens waarom Spaansch-Zuid-Amerika in zoovele verschalende staten uiteengevallen is. Gelijksoortige verschillen zou men kunnen verwachten van een mogelijke intensieve vermenging van Vlamingen met Maleiers, van Hollanders met Soendaneezen of van Friezen met Javanen. Brazilië heeft deze divergeerende invloeden veel minder sterk ondergaan, hoewel ook bij de Portugeezen aanvankelijk de muzarabische Zuidelijken de leiding hadden, tot langzamerhand die van de Minho in aantal sterker werden. Doch in Brazilië hield al spoedig het Indiaansche ras op, van belang te zijn, terwijl het op het oogenblik zoo goed als buiten beschouwing gelaten kan worden. Nu is in koelere zones dit verdwijnen der inheemsche bevolking geen beletsel voor de kolonisatie gebleken. Integendeel: het Noorden der Ver. Staten, Canada, Australië en Argentinië hebben zich snel genoeg met een neo-Europeesche bevolking overdekt, waardoor de ontginning het karakter van een Europeesche overplanting gedragen heeft. De Portugeezen stonden in Brazilië echter voor een geheel ander probleem; bier vereischte het tropische klimaat andere werkkrachten dan blanke. En er was geen nijvere inheemsche landbouwersbevolking van beproefde levensvatbaarheid aanwezige zooals in Indië. Nóch vond men er een ruw maar taai menschenmateriaal zooals in Afrika of Melanesië. Zoodoende stond het DE ZUID-AMERIKANEN. 43 kleine Portugal voor de hopelooze taak om een geweldige tropische wildernis te koloniseeren met een handvol avonturiers. Ook andere naties, voor soortgelijke problemen geplaatst, hebben het er niet beter afgebracht. Zoo is van het zuiver Hollandsche element te Pernambuco nauwelijks een spoor overgebleven; de Nederlanders die daar dienden, waren ook volstrekt geen kolonisten, doch slechts soldaten, en hoogstens kooplieden, fortuinzoekers dus, die een campagne meemaakten om zoo spoedig mogelijk rijk \ naar huis te kunnen gaan. In Oost- en West-Indië is het niet veel anders toegegaan; men vindt Hollandsche volksplantingen dan j ook alleen in gematigde streken, zooals te Nieuw-Amsterdam en aan de Kaap. In dit laatste geval bleek ook duidelijk, hoezeer de nederzetting niet door „homeseekers" was gesticht, doch slechts door krijgs- en handelsheden: immers, toen de wenschelijkheid eener blijvende vestiging bleek, bevorderde de stad Amsterdam, dat in groeten getale weesmeisjes ten huwelijk naar de Kaap gestuurd werden, een radicale dienstbaarmaking van weldadigheid aan imperialisme, welke wel een unicum mag heeten in 's werelds kolonisatie-geschiedenis. Nu heeft het kleine Portugeesche volk naar verhouding zeer I veel menschenmateriaal aan Brazilië geleverd, doch de getals| sterkte moest wel ver beneden de behoeften van zulk een uitgebreid terrein blijven. Vandaar de overplanting van negers, meest van de Goudkust, als werkvolk, een denkbeeld, dat in beginsel zeker geniaal was, en ook tegenwoordig nog door groote koloniseerende mogendheden mutatis mutandis wordt toegepast. Zie de importen van Javanen en Hindoes naar Suriname, van koehes naar Deli, van Hindoes en Chineezen naar Zuid-Afrika, van Papoea's naar Polynesië. Ook de Hollanders zagen in, dat zij voor de ontwikkeling van hun Brazüiaansch gebied een steunpunt aan de kust van Guinea noodig hadden, zoodat we in Maurits van Nassau's tijd deze werelddeelen in nauwen samenhang zien. Doch het geregelde slavenhalen, de menschenhandel en het verbluffende gemak, waarmee de zwarten zich in het nieuwe werelddeel uitbreidden, hebben de voordeelen van het stelsel overschaduwd, en landen als de Ver. Staten en Brazilië voor een pijnlijk probleem gesteld. Een verschijnsel dat de aandacht trekt van dengene die zoowel S Spaansch als Portugeesch Zuid-Amerika bestudeert, is dat de 44 INLEIDING. banden met het vroegere.moederland in de Spaansche gewesten zoo veel slapper zijn dan in de Portugeesche. In Brazilië leeft men nog steeds, ondanks al het voorgevallene, in nauwe aanraking met Portugal; men eet en drinkt Portugeesche voortbrengselen, zingt Portugeesche liederen en sluit zich op allerlei ander gebied bij de vroegere stiefmoeder aan. Spanje daarentegen heeft zoowel commercieel als op het gebied van cultuur zijn oude beteekenis voor Zuid-Amerika verloren. Parijs en New-York zijn thans de brandpunten van beschaving waar de Zuid-Amerikanen hun blikken op richten. Alleen in Chili hebben de Spaansche zeden en gewoonten zich nog in sterker mate staande gehouden. De immigratie van niet-Latijnsche elementen heeft in ZuidAmerika geen overheerschende afmetingen aangenomen. Het sterkst zijn de Duitschers vertegenwoordigd, die in de Zuid-Braziliaansche staten Rio Grande do Sul en Santa Catharina eenige aaneengesloten volksplantingen gevormd hebben, en verder verspreid voorkomen in den staat Sao Paulo. Het Slavische gewest is de Braziliaansche staat Parana, waar vooral talrijke Polen wonen. Overigens bezit Buenos Aires een sterke Russische proletariërs-bevolking, meest van Joodsche afkomst; ook zijn indertijd door baron Hirsch eenige zuiver Israëlitische landbouwkolonies gesticht in Argentinië en Uruguay (Rivera, Parana e. a.) die echter, aangezien bij deze would-be kolonisten hun aangeboren hef de tot het stadsgewoel sterker bleek dan het aanvankelijke enthousiasme voor het landleven, ten deele naar de steden teruggevloeid zijn. In Argentinië vindt men eveneens verspreide vestigingen van Hollandschen, Scandinavischen en Engelschen oorsprong, welke daar tot de beste elementen gerekend worden. Soortgelijke ondernemingen hebben in Brazilië geen succes gehad. Het volkskarakter van Brazilianen en Argentijnen vertoont soortgelijke verschillen als dat van Portugeezen en Spanjaarden. Bij de Brazilianen het zachte en gemoedelijke van de Portugeezen, dat zich uit in soms beklemmende gastvrijheid en alom in groote bereidwilligheid. Echter ook onder hoog en laag de babbelzucht, verwant aan de voorliefde voor rhetoriek en frazen in woord en schrift. De Braziliaan wil voor alles „brilhant" zijn, en offert daaraan graag wat innerlijke diepte op. Opmerkelijk is DE ZUID-AMERIKANEN. 45 voorts dat de geringe eischen die de Portugees aan zijn woning stelt, ook den Braziliaan kenmerken, evenals hij, met de Portugeezen, een in het oog vallenden afkeer van orde en regelmaat heeft. De Argentijn is harder en stugger, en heeft van de Spanjaarden een zekere arrogantie geërfd. Men krijgt in Buenos Aires een indruk van meer flinkheid, doch mist vaak de voorkomendheid, die den tropischen neven eigen is. En, zooals meer geschiedt bij kleine volkeren, die tusschen groote buren wonen — de Uruguaysche volksaard vertoont een gelukkig compromis tusschen de deugden der beide groote broers. In Paraguay heerscht nog een zekere koloniale toon, die zich vaak uit in kleinsteedsche oppositie tegen de nieuwigheden uit de groote havensteden; het volk wordt geprezen als gastvrij en voorkomend. Van de criollos in het algemeen zegt Calderon *) „zij zijn slapper dan de Spanjaard, en hebben diens eigenaardig trotsche individualisme verloren. Het ras is arm aan krachtige, groote figuren, doch rijk aan schitterende redenaars, gladde intriganten, oppervlakkige geleerden." ƒ 2. TAALKUNDIGE OPMERKINGEN. In geheel Zuid-Amerika (afgezien van de Guyana's) wordt Spaansch gesproken, met uitzondering van Brazilië, waar Portugeesch de landstaal is. Echter wijken de Zuid-Amerikaansche dialecten aanmerkelijk van de Iberische stamtalen af, wat reeds ten deele te verklaren is uit de oorspronkelijke provincialismen. Eigenaardig is echter, dat in menig opzicht het Braziliaansch en het Argentijnsch elkaar weer naderen, met een neiging om aldus de vroeg-Middeleeuwsche uiteenwijking dezer stamverwante talen weer te overbruggen. Zoo wordt de zangerige Portugeesche ei-klank (van b.v. terceira) in Brazilië nagenoeg genivelleerd tot het Spaansche tercera. En aan de Plata-rivier wordt de 11 niet op z'n Spaansch als lj, doch als een Fransche j uitgesproken, waardoor woorden als llave, llegar, etc. in uitspraak sterk aan hun Braziliaansche equivalenten chave, chegar etc. naderen. 1) Latin America, London, Fisher Unwin. 46 INLEIDING. Belangrijke afwijkingen zijn verder, wat het Spaansch betreft, de volgende: de z en zachte c worden in Zuid-Amerika niet gelispeld als in het Spaansch (ongeveer Engelsen th), doch als scherpe c uitgesproken. De y, in het Spaansch onze j, wordt in het Argentijnsch tot Fransche j. Een s aan het eind van een lettergreep wordt ingeslikt, en door een hijgende verhemelteklank vervangen, die als een zachte Duitsche ch klinkt. In toenemende mate wordt de d tusschen twee klinkers onuitgesproken gelaten (zie de Hollandsche neiging om er in dat geval een j van te maken). Natuurlijk hebben zich tal van colloquiale uitdrukkingen gevormd, die aan een Spanjaard vreemd klinken: zoo het „como no!" (wel zeker!), dat den Argentijn in den mond bestorven ligt, en het Indiaansche ché (oorspr. = vriend), waarmee kennissen eikaar aanspreken, ongeveer als het Hollandsche „zeg!". In het Braziliaansch, dat voor den buitenlander veel gemakkelijker verstaanbaar is dan het echte Portugeesch, zijn de sis- en suizelklanken, die in Portugal zoo bijzonder opvallen, sterk gematigd. De s aan het eind van een woord is al bijna weer tot gewone s geworden, in plaats van de dikke Portugeesche sj-klank. De a, in Portugal volmaakt „hègsch", klinkt in Brazilië open en vol. De neusklanken zijn er minder nasaal. Men spreekt in Brazilië veel langzamer, en slikt minder lettergrepen in dan de levendige Portugeezen. Aan neger-invloeden is toe te schrijven, dat Brazilianen uit minder beschaafde kringen vaak traagheids-gapingen tusschen de lettergrepen openlaten, en de slot-r, die in Portugal als rre klinkt, weglaten. Tal van Guarany-woorden zijn ingelijfd; meestal dragen deze den klemtoon op de laatste lettergreep, die doorgaans op een klinker eindigt, (abacaxi = ananas, bijupira — een vischsoort, taquarucü — dikke bamboe). Vele plaatsnamen worden duidelijk, wanneer men het volgende weet: i — water. Ita — steen, rots, berg. Pira — visch. Para — groot water, zee. Guassü — groot. Mirim (Arg. mini) — klein. Petinga — wit. Jacaré — krokodil, etc. Vele Guarany-woorden zijn weer uit het Europeesch verbasterd, zooals corussa of curuzu = cruz (kruis). In Paraguay is het Guarany algemeen in gebruik naast de officieele Spaansche taal, ongeveer zooals Vlaamsch naast Fransen in Vlaanderen. Een uitvoerige Guarany-grammatica is in het begin van de 17e eeuw samengesteld door den Spaanschen Jezuit Montoya, en in Weenen herdrukt. DE ZUID-AMERIKANEN. 47 Een practische wenk nog aan hen, die naar Brazilië gaan: meent niet dat het Portugeesch slechts een verknoeid soort van Spaansch is, en dat ge er met een beetje sigarenkistjes-Spaansch wel zult komen. En bovenal: weest nooit zoo tactloos om den Brazilianen te vertellen, dat men een beetje Spaansch ként en dus Een dergelijke mededeeling klinkt in Braziliaansche ooren even lomp als wanneer een Duitscher ons zegt: ach ja, '^Hollandsen is net „unser Bauernplatt". Wie met aandacht en eenige philologische oefening de beide talen vergelijkt zal ze allebei meer gaan apprecieeren, en in elk geval helder inzien, dat het Portugeesch als directe wettige afstammeling van het Latijn gelijke rechten heeft met de Spaansche, fFransche en Italiaansche zusjes. 3. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. Gedurende de koloniale periode heeft Zuid-Amerika zelfs niet de geringste kans gekregen om zich geestelijk te ontwikkelen. Het moederland verbood in Brazilië zelfs het bestaan van een drukkerij ! Wat er aan onderwijs gegeven werd, kwam geheel van clericale zijde. Niettemin gingen vele jonge Zuid-Amerikanen naar Europa voor studie of wel voor een zekeren leertijd in Europeeschen dienst. Het is dus geen wonder, dat de Zuid-Amerikaansche volkeren nog geen lange cultureele geschiedenis bezitten, en dat de eerste voortbrengselen slechts navolgingen van Europa waren. Zoo vinden we de Fransche en Engelsche sociologische denkbeelden weerspiegeld bij de meeste Zuid-Amerikaansche schrijvers op politiek en economisch gebied; Lastarria in Chili, Sar■aiento i) m Argentinië en Benjamin Constant in Brazilië, allen vrijzinnige polemisten. Brazilië heeft zich gedurende de lange regeering der cultuurminnende keizers het voorspoedigst ontwikkeld. Joaquim Nabuco was een groot philosoof, terwijl de Oostenrijker Varnhagen, later tot Visconde do Porto Seguro bevorderd, belangrijke geschiedfeadige werken heeft geschreven. Voor de Argentijnsche geschie- l) Wel te onderscheiden van Juan de Sarmiento, President van den Raad vanflndië te Sevilla, die in 1550 Peru bezocht, en een waardevolle beschrijving in manuscript heeft achtergelaten, doorloopend geciteerd in Prescott's Conquest of Peru. 48 INLEIDING. denis heeft Groussac gewichtigen arbeid verricht. Ook in Chili werd op dit gebied belangrijk werk geleverd door D. Barros Arana en J. Toribio Medina. Langzamerhand, met het algemeener worden van het onderwijs en het doordringen en goedkooper worden van Europeesche boeken, heeft zich ook de bellettrie ontwikkeld. De meeste producten zijn echter naar Europeesche voorbeelden gevolgd, aanvankelijk onder neo-klassieken invloed, daarna op sleeptouw van de romantische school, vervolgens in geestdrift voor de sentimenteele Fransche poëzie en ten slotte onder den indruk van de moderne realistiek. De Braziliaan José de Alencar was zeer vruchtbaar in het voortbrengen van historische romans a la Scott of van Lennep, waarin hij meestal Indiaansche onderwerpen behandelt. Zijn „Guarany" is zeer bekend, en zeker niet minder dan Europeesche werken uit dezelfde school. Andrade, een Argentijn, schreef gedichten in den geest van Victor Hugo. De Braziliaan Concalves Dias heeft sentimenteele verzen nagelaten. Onder de latere dichters neemt Ruben Dario, hoewel geboortig uit Nicaragua, een groote plaats in. De populaire Argentijnsche dichter Almafuerte is kort geleden gestorven. De pas overleden jonge Braziliaan Olavo Bilac stak in patriotisme d'Annunzio naar de kroon. Een veelzijdig bellettrist is de Argentijn Manuel Ugarte; de Peruaan Ricardo Palma geeft verhalen uit oud-Perü. Graca Aranha, voorheen Braziliaansch gezant in den Haag, heeft een paar opgangmakende romans geschreven. In Uruguay heeft Carlos Reyles eenige interessante werken uitgegeven. De beeldende kunsten zijn in Zuid-Amerika nog niet aan de kinderschoenen ontwassen. Brazilië heeft eenige schilders van historische onderwerpen opgeleverd, zooals Meirelles e. a. Ook op het gebied van muziek heeft Brazilië de leiding gehouden: Carlos Gomes heeft eenige opera's geschreven o.a. bij het libretto van O. Guarany, van Alencar; de muziek van deze in Brazilië ij vaak opgevoerde Indianen-opera is heel verdienstelijk, doch staat sterk onder Italiaanschen invloed. Moderne componisten van diverse richting zijn Arthur Napoleao, Nepomuceno en Oswaldo. DE ZUID-AMERIKANEN. 49 Het onderwijs en de openbare zorg voor kunsten en wetenschappen hebben zich thans in Zuid-Amerika zoo ontwikkeld, dat felle hoofdsteden haar Universiteit met voltallige faculteiten bezitten, en bovendien een nationale bibliotheek, musea van oudheden, van natuurlijke historie, van delfstoffen etc. Montevideo heeft zich zelfs den naam van „het Athene van Zuid-Amerika" verdiend. Ook bezit menige provinciehoofdstad overeenkomstige [Inrichtingen op bescheidener schaal. Het lager onderwijs is in Chili nog geheel samengekoppeld aan de clericale organisatie, zonder dat dit echter al te sterk gevoeld wordt. In Argentinië en Brazilië is de toon nationaal-republikeinsch; er wordt een gloeiend patriottisme gedoceerd, geheel als in het overeenkomstige tijdperk van „leeuwerigheid" in ons ■and. Het tooneel moet het geheel van het buitenland hebben. Alle hoofdsteden bezitten grootscheepsche theaters, waarvan het Teatro Colón te Buenos-Aires en het Theatro Municipal te Rio en Sao Paulo wel de bekendste zijn. Eenmaal in het winterseizoen komt hier de groote Italiaansche opera, meestal voor een deel ook prima Fransche krachten meevoerend, op tournee: Buenos-Aires, Santiago, Montevideo, Rio en Sao Paulo zijn de hoofdsteden, welke de sterren te genieten krijgen; het programma is helaas wel eens wat oubakken, hetgeen eveneens geldt van een Fransche comedietroep, die doorgaans eenzelfde rondreis maakt. Voorts speelt er in Buenos-Aires en te Rio bijna doorloopend een tweede rangs maar dapper zingende Italiaansche opera in een bescheidener theater. Geregeld wordt Zuid-Amerika door Spaansche tooneeltroepen bezocht, waarbij meestal bloederige draken met het talent van een vorig tijdperk gespeeld worden. In Buenos-Aires en Santiago is men verzot op de luchtige Zarzuela's. Brazilië is het eldorado voor de Portugeesche operette- en revue-kunst, die echter niet [zeer hoog staat. Groote provinciesteden beschikken vaak over zeer groote en bruikbare theaters, die echter slechts enkele weken in het jaar bespeeld worden. Die van Paré. en Manaos zijn van waarlijk grootsche afmetingen; zelfs een nest als Natal bezit een schouwburg waarop menige Hollandsche provinciestad jaloersch mag zijn. Wat muziek betreft, is er in de hoofdsteden geen gebrek aan 4 50 INLEIDING. kleinere concerten en kamermuziek, waarvoor tal van localiteiten beschikbaar zijn. Voor groote symphonie-concerten mist men bestendige krachten, zoodat men hiermee pleegt te wachten tot de groote opera er weer is, en de ontbrekende musici kan leveren. f Bereden Kippenkoopman in Brazilië. DEEL II. tBRAZILIË. A. RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 1. DE FEDERALE HOOFDSTAD. K Een ieder die de Guanabara-baai vanuit zee binnen gevaren is, heeft daar wel een diepen en blij venden indruk van behouden. Geen stad ter wereld spreidt hare natuurlijke schoonheden zoo overdadig ten toon en nergens op aarde vindt men de bekoorlijkheden der natuur zoo gegroepeerd dat zij, aangevuld door menschenwerk, wel coulissen schijnen, die geheel zijn berekend op het teweegbrengen van een grootsche illusie. ; Reeds ver vanuit de zee trekt het grillige kustsilhouet de aandacht: groteske rotsgedaanten, scherpe pieken, welvende bergnauwten vormen een keten, die zich onder het naderen in steeds meer schakels oplost, en zich in een wijden boog om het binnenvarende schip spant. Aan den ingang van de baai rijst de houvastlooze steenklomp van het suikerbrood (Pao de Assucar) uit de golven omhoog, en dan houdt de deining van den Oceaan op: het schip glijdt zacht de zich in een breeden kring openende baai in, en glijdt langs de kleurige voorstadsoevers naar de ankerplaats recht voor de stad. Vroolijk steken de witte en groene huizen met hun roode daken af tegen de donkere tropengroei op de bergen. Beneden langs den oever gluren heldere villa's tusschen tuinen en boomgroepen uit, en daarboven klimmen de straten tegen de hellingen op, als terrassen boven elkaar. Dan eindigt de diepingefeneden kartelrand der bergen tegen den blauwen hemel: de scherpe hoorn van den Corcovado, de platte tafelberg Gavea en de symmetrische sierlijke top der Tijuca. Rijzige palmen wuiven op eilandjes die volbeladen zijn met kleurige oude vestingwerken. 52 BRAZILIË. Naar een dier eilanden schrijdt hoog over het water een stalen brug van luchtig spijlenwerk, waar snelle marinesloepen en spattende sleepbooten onderdoor ijlen. Een stugge veerboot stevent dwars over de baai, naar Nictheroy, dat als een rij van blokkendoos huisjes een hefelijken heuveloever omzoomt. Achter de eilandjes openen zich diepe verschieten van nog meer baaien en inhammen, waar roestige vrachtschepen geankerd liggen te midden van lichters en bootjes, en op den achtergrond sluit zich de doorkijk met een blauw gordijn; de serra dos Orgaos, een stijve bergmuur, waarvan enkele scherpe rotsnaalden de lucht insteken. Dat is de Dedo de Deus of Vinger Gods. Nadat het schip ter reede achtereenvolgens bezocht is door den havendokter, de douane, de politie, de immigratie en de post, stoomt het langzaam om de Ilha das Cobras heen, en meert vooraan de nieuwe kade, vlak voor de bagageloods, en tegenover de Avenida, de groote boulevard van Rio. Dit denkbeeld van Avenida's is iets eigenaardig Zuid-Amerikaansch en spruit voort uit de volksbehoefte aan een plein ofj straat waar het pubheke-burgerlijke leven zijn zwaartepunt vindt. Evenals het Forum Romanum of de Markt van Athene heeft de Plaza der Spaansche steden altijd deze rol vervuld. Zoo zijn de Puerta del Sol te Madrid en het Rocio van Lissabon wat de Dam is in Amsterdam, de Groote Plaats te Brussel en Unter den Linden in Berlijn; doch de meeste Zuid-Amerikaansche steden hadden zich onder den druk der tijden slechts volgebouwd tot slordige huizencomplexen, doorsneden van smalle straatjes. Oud Rio en oud Buenos-Aires zijn zeer onaanzienlijke steden geweest, welke na den lateren opbloei niet meer voldeden aan den burgerzin harer inwoners. De straten waren nauw, slecht geplaveid, armoedig bebouwd; ook de pleintjes hebben geen architectonisch middelpunt en kwamen niet in aanmerking voor uitingen van den volksgeest of zelfs voor corso en pantoffelparade. Zoo gaf BuenosAires het radicale voorbeeld om dwars door die oude straten een nieuwen verkeersweg te breken, waarlangs alles Wat grootsteedsch wilde zijn, zich kon scharen. Rio volgde spoedig, en voor Rio wilde ook Sao Paulo niet onderdoen. In Rio was het probleem echter bijzonder ingewikkeld; nietj alleen moesten groote complexen van sloppen en stegen gesloopt, worden, doch ook stonden de heuvels aan een rechten boulevard De kom van Botafogo te Rio de Janeiro. (blz. 65) RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 53 in den weg. Men heeft dien radicaalweg afgegraven voorzoover noodig, en het puin gebruikt om er langs de baai een grootsche ; dreef van uit te bouwen. Aldus is een deel van den Mono do Castello (de heuvel waarop de stad oorspronkelijk gesticht is) afgegraven, zoodat achter de publieke gebouwen der nieuwe Avenida nog de snede in de roode heuvelaarde te zien is; later zal ook de rest van den heuvel verdwijnen; de Morro do Senado is geheel geslecht en met de afgegraven aarde is de Avenida Beira Mar aangelegd. Zoo loopt thans daar de Avenida Rio Branco (genoemd naar Brazilië's grootsten diplomaat) rechtuit van de kade dwars door de stad naar het voorste stuk van de baai, een afstand van 1600 Meter, precies Noord-Zuid; bij het bestijgen van het Suikerbrood krijgt men op een oogenblik deze gleuf recht voor zich, als ware het een paadje in het mastbosch. De uitspringende hoek, welke de Avenida aldus van de stad afsnijdt, is geheel bezet door de banken en handelskantoren. De Avenida bestaat uit een breeden dubbelen asfaltbaan aan weerskanten van de rijen boomen, die er later een lommerrijke laan van zullen maken. Breede trottoirs van sierlijk Portugeesch | mozaïk vormen de elegante wandelstraat der hoofdstad, waar 's namiddags de jeunesse dorée drentelt en babbelt. Bijna van het begin tot het einde staat de Avenida in beide richtingen vol met stationneerende taxi-auto's; paardenrijtuigen zijn bijna geheel verdwenen, en dierlijke tractie (meest muilezels) wordt nagenoeg alleen voor goederenvervoer gebruikt. Slechts af en toe ziet men nog een licht rijtuigje met twee muilezels, waarin een aanzienhjk Braziliaan van den ouden stempel zich laat rondrijden. Trams Bijden op de Avenida niet; het verkeer wordt onderhouden door auto-omnibussen. Het boulevardleven van de Avenida is kleurig en opgewekt, <: doch niet elegant, wel zijn er enkele goedverzorgde winkels, doch ; overwegend in aantal zijn de onaanzienhjke koffiehuizen, waarin l men voor een nikkelen muntje snel een witsteen kopje met uit; stekende koffie volgegoten krijgt, doch waaraan alle gezelligheid * ontbreekt. Bioscooptheaters bezetten de beste punten; zij hebben vooraan een grooten wachtsalon, waarin een strijkje het wachtend publiek zoet houdt. Tegenover elkaar liggen de groote dagbladen, het deftige Jornal de Commercio, een der hjvigste kranten ter 54 BRAZILIË. wereld, en het goedkoope Jornal de Brazil. Het gebouw van eerstgenoemde is wel het modernste en fraaiste van geheel Brazilië. Ook andere publieke kantoren zijn op de Avenida aangewezen: de verschillende stoomvaartlijnen hebben er hunne kantoren, de Engelsche, Italiaansche en Fransche aan het stille einde, de Hollandsche op het drukste gedeelte. Het middelpunt van de Avenida, en dus ook van de stad, vormt het Avenida-Hotel, een banaal rose gebouw, welks eenige verdienste zijn centrale ligging is, want hier rijden in een lus alle teams omheen, die verbinding geven met de betere woonwijken der stad, welke alle buitenwaarts langs de baai en de stranden liggen; in een onafgebroken reeks draaien de wagens der verschillende lijnen om het Avenida-Hotel heen, om eerst een gemeenschappelijk eind langs de baai te volgen, en zich later waaiervormig uiteen te spreiden naar de diverse voorwijken. Dit is ook het punt waar men elkaar ontmoet: op alle hoeken zijn „bars" waar een strijkje het schudden der cocktails begeleidt, terwijl op de trottoirs een openluchtcafé gehouden wordt als op het Rembrandtplein. Het drenteluur, omstreeks 5 uur, is op dit gedeelte der Avenida bijzonder levendig. De trams storten bankenvol dames, in lichte toiletjes en zorgvuldig gepoederd, in de stad uit; op de hoeken der straten staan groepen jongelui, even zorgvuldig in getailleerde costuums gekleed, de sport- en society-nieuwtjes te bespreken. Advocaten en politici, kenbaar aan hun voorliefde voor zwarte pandjesjassen, debatteeren opgewonden over de zeer gecompliceerde parlementaire vraagstukken. Ondertusschen worden de middagbladen en de dagelijksche loterijbriefjes luidkeels gevent; een zwervende muziektroep stelt zich voor een koffiehuis op, en doet de lucht trillen van Portugeesche volksmelodiën en Italiaansche operawijzen. Dan komen de vreemdelingen uit hun kantoren: Engelschen in het wit, dikke Duitschers, Amerikanen met groote brilleglazen; spoedig hoort men op de hoeken van het AvenidaHotel meer Engelsen dan Portugeesch spreken. En ondertusschen valt omstreeks zes uur de duisternis in. Rio is een stad die bij avond even boeiend blijft als overdag?; De huizendragende heuvels glimmen in rijen knipperende lichtjes; langs den grooten zeeboulevard is het één baan van booglampen en lichtstipjes. Ook aan den overkant dansen de knip- RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 55 oogende speldeprikjes van Nictheroy's lantarens in eindelooze rijen; beverige schijnsels — afgelegen hoeken van de baajirijzen de ligging van verder verwijderde voorsteden aan. En vanaf de bergtoppen overziet men één plas van illuminatie, een tintelend netwerk van lichtende lijntjes en streepjes. Komt de maan op, bloedrood boven de bergen van Nictheroy, en bij het rijzen blanke banen spiegelend in de glinsterende baai, dan wordt alles overgoten met een zachten glans die de wuivende palmwaaiers licht doet afstralen en de donkere silhouetten der bergen met een melkwitte helderheid af teekent. In het centrum van de stad zijn weinig straten van groote eigenaardigheid; de smalle Rua do Ouvidor met haar tegeltjes-plaveisel is een knus winkelstraatje, evenals de Rua Goncalves Dias, die beide aan de Kalverstraat doen denken. De meeste straten zijn echter rumoerig en stoffig, en vol druk verkeer van zware tramwagens en vrachtkarren. Opmerkelijk is het Mangue-kanaal, welks vierdubbele rij koningspalmen aan de overig rommelige straat een bijzonder cachet verleent. Afgezien van het Avenidahotel is de basis van alle tramverkeer het station der veerbooten (Barcas) naar Nictheroy, aan de Praca 15 de Novembro, van waar uit de talrijke lijnen der Light and Power (een Canadeesche Maatschappij) in alle richtingen de stad doorkruisen, tot zeer ver in de voorsteden. De trams in Rio hebben geen nummers, doch dragen den naam van de stadswijk of de straat waar ze eindigen, terwijl een klein bordje de route aangeeft; het materiaal (alles natuurlijk open wagens) is zeer goed, en de dienst wordt op voorbeeldige wijze onderhouden. Weinig steden bezitten zulk een voortreffelijken tramdienst als Rio. Wij volgen nu een oogenblik de Avenida Beira Mar, die vanaf |iet einde van de Avenida Rio Branco de baai zoomt, en kilometers lang in dubbelen asfaltbaan met wandelwegen langs de kanten en een ruiterpad in het midden, de bochten der Guanabara volgt. Waar vroeger moerassige oevers en rommelige kaden waren, strekt zich thans een boulevard uit van onberispelijken aanleg, met voortdurend onbelemmerd uitzicht over de steenen borstwering naar de baai en de verwijderde bergen van Nictheroy, terwijl aan de landzijde een reeks vriendelijke woonhuizen en villa's ligt, af en toe onderbroken door een park of een monument. De boulevard loopt onder den steilen Lapa-rots door, beschrijft 56 BRAZILIË. een sierlijken boog om den tuinendragenden Gloria-heuvel met het lichtblauwe kerkj e in Portugeeschen stijl en de rijen slanke palmen, en volgt-dan de deftige Praia do Flamengo, waar 's Zondagmiddags per auto, te paard en te voet een elegant corso gehouden wordt. Daarna snijdt de Avenida een vooruitspringenden heuvel af, en voegt zich even verder weer langs de baai, thans in den inham van Botaf ogo, aan den voet van den spitsen Corcovado; aan het eind van dezen kom eindigt de Avenida op een pleintje vlak onder het Suikerbrood, dat men met een kabelspoortje door de lucht zwevende bestijgen kan, in twee etappes: eerst tot het restaurant op de Urca, en vervolgens tot den top, van waaruit men heel de stad en de baai overziet. Een vervolg van de Avenida Beira Mar voert door een heuvel naar het buitenstrand aan den open oceaan, waar een nieuwe reeks asfaltbanen begint, steeds den boog van het strand volgend. Vanaf Leme, het uiteinde dat het dichtst bij het suikerbrood ligt, wordt deze Avenida Atlantica mijlenlang gezoomd door-weelderige villa's en frissche cottages, tot Copacabana, het andere einde, waar een nieuwe voortzetting begint, die in de nog in opkomst zijnde duinwijken van Ipanema stuit op een in zee uitmondende lagune. Links de zee en rechts de berghjn, steeds vergezichten die in nieuwe perspectieven in en uit elkaar schuiven; aldus is een auto-rit langs deze uitgestrekte asfalt-boulevards een nooit vervelend genoegen, 's Avonds, wanneer in de stad benauwde dampen van de hitte des daags blijven hangen, snuift men in Copacabana met welbehagen de ozon-rijke zeelucht in, die reeds bij het uitrijden van den tunnel de neusgaten prikkelt. Deze strandwijken zijn dan ook zeer in trek bij de Europeanen, die den langen tramrit (± 3 kwartier) gaarne over hebben voor de koele nachten aan de zee. Gebaad wordt er 's morgens aan de Flamengo, vooral ter hoogte van het Central Hotel, en voorts op gezette uren aan de stranden van Leme en Copacabana, waar tevens een reddingsdienst aanwezig is. Men verkleedt zich thuis; badkoetsjes zijn niet gebruikelijk. Van de groote openbare gebouwen in Rio is weinig te vertellen. Het belangrijkste is het Theatro Municipal, aan het up-town einde van de Avenida Rio Branco; onder dit theater is een elegant res- RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 57 taurant, ingericht in Assyrischen stijl, en vooral des avonds na schouwburgtijd bezocht. Voorts liggen op dezelfde hoogte de Bibliotheca Nacional, de Academie van schoone Kunsten, de Hooge Raad etc. Het parlement houdt aan het eind der Avenida zitting in het Monroepaleis, een ordinair paviljoen in stucco, door de V. S. met een twijfelachtige waardeering der Zuid-Amerikaansche kunstgevoelens aan Brazilië aangeboden. De Regeeringsgebouwen onderscheiden zich ook verder niet door architectoI nische schoonheid. Aan de Praia de Santa Luzia, een door prachtige boomen beschaduwd onvoltooid eind boulevard langs de baai, ligt het hospitaal der Santa Casa de Misericordia, een ouder|wetsche steenklomp, die stemmig aandoet. Een der liefelijkste wijken van Rio is de heuvelstad die Santa Theresa genoemd wordt, en vrij steil oprijst tegen de voorhellingen van den Corcovado. Een licht tramlijntje voert er vanaf het Avenidahotel tegenop, nadat eerst een stuk van de stad overschreden is op een hoog viaduct van twee rijen bogen boven ; elkaar. Dit ouderwetsche massieve metselwerk heeft oorspronkelijk tot doel gehad om de stad te voorzien van het water uit de Serra da Carioca, zoodat de tram nog heden vanaf de publieke waterkranen op het Largo da Carioca (achter het Avenidahotel) dit oude aquaeduct volgt tot aan de verzamelbakken op de flanken van den Corcovado. Sedert den aanleg van groote watervangen in andere omstreken is de watervoorziening van Rio niet meer uitsluitend op deze bewonderenswaardige, doch primitieve leiding aangewezen, doch het vraagstuk van rijkelijke waterleveiring is nog steeds niet afdoende opgelost; elke zomersche hitteperiode brengt eenige dagen van stremming in den watertoevoer -mee. Ons Carioca-trammetje beklimt in nauwe kronkelingen de heuvels van Santa Theresa, tusschen ouderwetsche landhuizen en smakelijke villa's door, die alle prachtige vergezichten over de •stad en de baai rijk zijn. Hoogerop worden de huizen minder talrijk, en spoedig verdwijnt ons voertuig tusschen de guirlandes van het zware tropenwoud, waar overdag als 's nachts een onafgebroken concert van kevers en vogels sjirpt. Prachtige doorkijkjes in diepe dalen wisselen elkaar aan weerszijden af; nu eens lijken we in de verarmde heerenhuizen en de blikken hutjes der pegers in Rio Comprido neer, dan weer spreidt het welvarende 58 BRAZILIË. dal van Larangeiras zich in de diepte uit. Aan ons eindpunt Silvestre ontmoeten we de tandradbaan vanuit laatstgenoemd dal (Aguas Ferreas) naar den top van den Corcovado, van waaruit zich wederom een zeldzaam panorama over land en stad en zee uitspreidt. Wandelpaden verbinden Silvestre door het dichte bosch heen met het hotel Paineiras (halfweg den Corcovado) en met de woudparken van Tijuca. Deze laatste streek is terecht een der glories van Rio. Men bereikt het dorp Alto da Boa Vista met de tram, en kan dan te voet het geheele woud doorwandelen; het eindpunt van de tram ligt reeds eenige honderden meters hoog, doch de voor auto's goed berijdbare boschwegen klimmen tot over de 600 Meter, langs den sierlijken waterval, vochtige grotten en punten van uitkijk (Excelsior). Steile bergpaden leiden tenslotte naar de voor klimmers goed bereikbare toppen, waarvan de Tijuca zelf (1020 Meter) en de rotspunt Bico do Papagaio (990 M.) met onvergelijkelijke panorama's beloonen. In Alto da Boa Vista begint een breede en met zorg onderhouden automobielweg, die eerst langs de met bananen beplante hellingen omlaag voert tot de Barra da Tijuca, een kreek waardoor een moerassige lagune in zee uitwatert. Van dit punt, dat aan den voet van den geweldigen steenklomp der Gavea ligt, keert de weg door een liefelijk heuvelland, steeds klimmend en dalend, en steeds langs de zeekust, naar de stad terug, welke bereikt wordt door de voorstad Lebion, langs den Botanischen tuin, en ten slotte over de Avenida Beira Mar. Aldus heeft men om de Serra da Carioca een wijden boog beschreven, en geen enkel stuk van den weg tweemaal gereden. Allerlei variaties zijn mogelijk. Aan deze nog geheel ongerepte en sprookjesachtig schoone streek zijn voor een ieder die haar, als ik, te paard, te voet en per auto geregeld doorkruiste, onuit- ; wischbare indrukken verbonden. Nergens in de wereld zal men j zulk een gelukkige combinatie van zeestrand, bergen en bosch/ goede autowegen, intieme paardenpaden en tot ontdekkingstochten verleidende bergtrails vinden; en dat alles onder den rook van een rnilhoenenstad! 2. DE OMSTREKEN VAN RIO. De stad Rio vormt met de naaste omgeving het Federale dis- Tusschen de bananen, bij Rio de Janeiro. (blz. 67) Klapperpalmen op het strand bij Maceió. (blz. 104) RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 59 trict, dat oorspronkelijk een deel uitmaakte van de provincie (thans staat) Rio de Janeiro. Vandaar dat Rio niet tevens hoofdstad is van den gehjknamigen staat, doch dat Nictheroy deze eer geniet, want het Federale district reikt niet tot den overkant van de baai. De bewoners van de staat Rio de Janeiro heeten in de wandeling Fluminenses, een latinisme dat voortvloeit uit de dwaling der oorspronkelijke ontdekkers, die in de Guanabara-baai de monding van een groote rivier meenden te hebben gevonden, welke zij Januaririvier doopten. Eeen gelijksoortige dwaling is begaan bij de benaming van RiotGrande do Norte en do Sul: in geen van beide gevallen bleken er werkelijk rivieren te bestaan. Intusschen is flurninense echter het adjectief van den staat Rio gebleven; die van de stad zelf heeten Carioca's naar het gebergte | van dien naam. Het Federale district is ongeveer zoo groot als de provincie Utrecht; eigenaardig genoeg is de kust nagenoeg onbewoond, als gevolg der lagunes, moerassen en steile berggroepen, die hier lliggen. Binnenwaarts echter loopt een spoorweg, die een onafgebroken reeks van voorsteden aan elkaar rijgt, en eindigt in het stadje Santa Cruz, waar het slachthuis van Rio is. Langs dezen spoorweg ligt de streek die in Rio met den naam van „suburbios" wordt aangeduid, bestaande uit golvende dalen rondom de Tijuca-bergen, waar de leelijkheid der voorstedenfbouwerij het oorspronkehjke landschapssOhoon nog niet geheel |rerdrongen heeft. Vanuit het centraal station rijdt de voorstadsftrein (die in een lus door het station rondloopt) ongeveer een uur lang door niets dan rijen lage huisjes, afgewisseld door tuintjes met een paar palmen of een breeduitstaande manga-boom. Af en toe blauwe kerkjes op een heuveltje of een enkel fliak landhuis in een parkachtig terrein. Zoo passeert men Sao Christovao, fEngenho Novo, Cascadura en andere arbeidersbuurten, waar de fette des middags aanmerkelijk sterker is dan langs de zeeboulevards van de meer „fashionable" stadswijken. Aansluitingstram■jnen voeren naar verder afgelegen dorpen met welluidende Kuarany-namen, zooals Jacarépagué. en Guaratiba; een bijzonder liefelijke streek ligt rondom het landelijke Jacarépagua waar op een steile en geïsoleerde rots een wit bedevaartskerkje verrijst, van waaruit men een liefelijk dal met sinaasappel- en andere 60 BRAZILIË. boomgaarden overziet, rondom ingesloten door hooge en nauwelijks toegankelijke bergen. Dergelijke streken vertoonen nog in vele opzichten een feodaal karakter, dat slechts langzaam door de toegehaalde aanraking met de groote stad afgebrokkeld wordt: het land behoort aan den barao da Taquara, die zetelt op de „fazenda" van dien naam, een langgerekt wit gebouw, dat er uitziet als half vesting, half klooster; inderdaad maakt de kerk een deel der gebouwen uit. De uitgebreide landerijen van zulk een fazenda zijn slechts ten deele in gebruik; het meerendeel was vroeger in cultuur, en bracht suikerriet en koffie voort, doch door de afschaffing der slavernij werd het onmogelijk om aan arbeidskrachten te komen: de vroegere slaven werkten niet meer, doch bleven den geheelen dag rondom de „venda" (kruidenierswinkel) aan de kruispunten deizandwegen lummelen en glazen „paraty" (gemeene rum) drinken. Een paar bananenstammen, een tuintje met mandiocawortelen en een stuk of wat zichzelf voedende kippen leverden genoeg op voor het dagelijksche leven, en het handjevol boonen en gedroogd vleesch (carne secca of xarque) kon men zich aanschaffen voor slechts enkele dagen werken in het jaar. Zoo leven de negers nog overal in Brazilië in hutjes van takkenvlechtwerk en gedroogde klei, bedekt met sapé (een biezensoort) of oude petroleumblikken; ik herinner me dat wij als jongens in de Geldersche bosschen veel kunstiger hutten bouwden! Ondertusschen zijn de velden met suikerriet verwilderd en overgroeid; de kleine engenho's (suikermolens) zijn ingestort, en af en toe wijst een nog overeind staande schoorsteen of een verroeste ketel de plek nog aan. Op de berghellingen zijn de voorheen welvarende koffietuinen weer verstikt onder de overgroeiing van lclimplanten en struikgewas; waar weleer kostbare oogsten rijpten, groeien thans hoogstens bananen, heele bergflanken vol, duizenden stammen, doch het meerendeel onvruchtbaar: immers, de pisangstam die z'n tros heeft voortgebracht, herhaalt deze prestatie niet. Vandaar het Braziliaansche gezegde : „ja deu o cacho" (hij heeft zijn tros al opgebracht), hetgeen, van een man gezegd, beteekent dat hij „op" is. Bananen, brandhout en houtskool, ziedaar de voortbrengselen van streken die tot de rijkste ter wereld tellen! Deze armzalige oogst van zulke uitgestrekte en vroeger zoo RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 61 veel intensiever bebouwde terreinen wordt naar de stad vervoerd in manden op den rug van muilezels. Begeleid door blootvoetsche kleurlingen of een jongen op een sjokkerig paardje leggen deze klokjesbengelende karavanen met hun bananen of houtskool lange dagreizen af, over steile en rotsachtige bergpaden, langs mulle en heete zandwegen, door modderpoelen en moerassen, en dat alles voor een waarde van luttele milreis. De dorpen van het platteland hebben bijna overal in Brazilië ditzelfde havelooze uiterlijk: te midden van een overdadige natuur steken hier de schamele kleihutjes des te meer af, en men kan nauwelijks de verzuchting weerhouden hoe anders dit alles zou \ kunnen zijn. Bruggen over riviertjes ontbreken meestal: men moet dan door het water waden; wegen zijn óf mul óf modderig óf weer half overgroeid. De scholen zijn in den regel armoedige krotten, en politie of civiele overheden zijn eveneens hoogst primitief gehuisvest; de eenige gebouwen waaraan zorg besteed is, zijn de kerkjes, die nergens ontbreken. Uitzonderingen op dit havelooze beeld vindt men alleen daar, waar toevallige oorzaken de welvaart hebben ondersteund: zoo in enkele landbouw- en veeteeltcentra van Minas of in streken waar bijzondere bedrijven bestaan, of waar bedrijvige buitenlandsche kolonisten de handen uit de mouw gestoken hebben. De gedemoraliseerde bevolking van negers en kleurlingen mist alle energie en lust om haar eigen lot te verbeteren; minderwaardige voeding en misbruik van paraty verslappen de krachten, en afschuwelijke ziekten woeden er vrijelijk. Degenen, die er werken zijn de Portugeezen, die Bleine doch vaak welvoorziene toko's houden, en zonder businesspizichten doch met een soort Oostersche sluwheid spaarduitjes verdienen. Waar in pasgeopende streken van Noord Amerika een wedloop gehouden wordt in den vooruitgang, daar vindt men op het Braziliaansche platteland slechts slaperigheid en onwil; de welmeenende pogingen van enkele verlichte Braziliaansche farfmers, stadsbestuurders of philantropen loopen meestal op deze ttraagheid dood. Zoo is het federale district al van een uitgebreid en duur net van prachtige verharde wegen voorzien, doch ook dit kostbare geschenk helpt de trage kleurlingen niet uit den dommel. Een andere spoorlijn, die der Leppoldina Ry. Co., loopt vanuit iRio (station Praia Formosa) door de zgn. Baixada Fluminense 62 BRAZILIË. langs de moerassige randen van de baai, waar roode krabben gaatjes boren in de modder, die de slibvangende luchtwortels der mangue vergaard hebben. De Hollandsche firma Goedhart is hier bezig geweest om polderwerken uit te voeren. In deze streek ligt de Penha, een bedevaartskerkje op een spitsen heuvel; vervolgens beklimt de trein met behulp van een tandrad de steile helling van het gebergte, en bereikt zoo Petropolis, een provinciestadje van een properheid die aan Geldersche steden doet denken. De naam duidt reeds aan dat Dom Pedro de stichter was; de keizer heeft hier eene poging gedaan om met Duitschers en Zwitsers te koloniseeren, evenals soortgelijke proeven uitgevoerd zijn in Novo Friburgo, eveneens in den Staat Rio. In beide gevallen met succes, doch zonder latere voortzetting. Petropolis ligt op den rand van de Serra dos Orgaos, en ziet omlaag op de baai en de stad Rio; deze ligging verschaft het de voordeelen van voortdurende luchtstroorningen zoowel van als naar zee, zoodat Petropolis een zeer winderig en koel klimaat bezit, en uit dien hoofde het toevluchtsoord der rijken was in den tijd toen Rio door gele koorts geteisterd werd. Nog lang nadien is Petropolis de woonplaats der buitenlandsche gezanten gebleven, een gebruik dat pas in de laatste jaren als overbodig begon te vervallen. Het stadje is doorsneden van grachten als een Hollandsche stad; doch langs deze kanalen prijkt een plantengroei die zoo welig is als het gunstige klimaat kan doen verwachten; een pracht van bloemen en tuinheesters siert de welverzorgde lanen en wandelwegen, waar levendige villa's en deftige landgoederen elkaar afwisselen. In Petropolis vindt men ook reeds den pinheiro do Parana, een slanke spar met kalen stam en pas boven aan een dak van horizontale takken; deze boom is eigenlijk inheemsen in koelere stréken, zooals de hoogvlakte van den Staat Parana of het Zuiden van Araucania in Chili. Petropolis bezit eenige industrie, waarbij gebruik gemaakt van de watervalletjes achter de stad. Een vrij goede karreweg, de Estrada Uniao e Industria, leidt over den rug van het gebergte naar Entre Rios aan de Parahyba-rivier, en vandaar naar Juiz de Fora, de eerste belangrijke stad in Minas Geraes. Een amusante tocht te paard is die van Petropolis over den kam van het gebergte naar Theresopolis, een stadje met eenige hotels, vlak bij den „Vinger Gods"; een kleine spoorweg verbindt dit koele oord met RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 63 Piedade, achter in de baai, vanwaar men per stoombootje naar Rio afvaart. In de baai liggen de eilanden Paqueta en de Ilha do Governador, die hun bloeitijd beleefden in de periode van de gele koorts, toen ze door de betere standen van Rio als woonplaats zeer gezocht waren; de groote ouderwetsche landhuizen, thans grootendeels vervallen, getuigen nog daarvan; men bereikt deze eilanden met de veerbooten vanuit Rio. De hoofdlijn van het veer richt zich echter op Nictheroy, waar men na 20 minuten varens aanlegt; ook hier weer concentreert zich het tramverkeer der Companhia Cantareira e Viacao Flurninense (dezelfde waaraan de ferrybooten behooren) op het veerhuis, vanwaar na aankomst van een boot de trams in allerlei richtingen afrijden. Een fraai tochtje is de tramrit (op andere wijze niet uitvoerbaar) naar den Sacco de Sao Francisco, een diepen inham van de baai, door groene bergen omgeven. De tram doorloopt eenige landelijke en hobbelig geplaveide straten van de bescheiden provinciale hoofdstad, en volgt dan den fraaien strandboulevard van Icarahy; het uitzicht vanaf dit strookje binnenstrand over de baai en op het langgerekte silhouet van Rio's bergen is bijzonder aantrekkelijk, vooral op zwoele maanavonden, wanneer het doffe ruischen der korte strandgolven zich vermengt met het tropisch concert der metalen torren, in de parken der omliggende villa's. De rest van den tocht voert ons over hooge oevers, met uitkijk over den dieper hggenden Sacco, welks oevers bewoond worden door lichamelijk welgeschapen, doch luie en arme visschers. Smalle rijpaden geven toegang tot de bergen van het binnenland, en de lagunes en halvemaanvormige stranden van de kust. 3. RIO ALS HANDELSSTAD. Hoezeer de hoofdstad des rijks en de drukste haven is Rio volstrekt niet de belangrijkste afscheepplaats van Brazilië; in dit opzicht moet het de eer laten aan Santos, dat het spuigat van den ■tachtigen Staat Sao Paulo is. — Echter is de federale hoofdstad de poort waardoor die goéderen het rijk binnenkomen, welke, zoo ze niet in de stad zelf verbruikt worden, bestemd zijn om geleidelijk hun weg naar de binnenlanden te vinden. Zoo is Rio een groot emporium van buitenlandsche waren geworden: groote 64 BRAZILIË. handelshuizen in machinerieën aan de Avenida, veelal in Duitsche handen, voorzien uitgestrekte afzetgebieden. Grossiers in stoffen en halfbewerkte materialen zijn huis aan huis in de ouderwetsche dwarsstraten van de Avenida te vinden. Een groote stad als Rio heeft veel meel, suiker etc. noodig: ook in deze goederen doen belangrijke handelshuizen zaken. De wereldfirma's in steenkolen, petroleum etc, hebben bier eveneens hare vertakkingen. Twee groote Hollandsche handelsvereerngingen hebben in Rio kantoren. Aan de scheepvaart op Rio wordt deelgenomen door schepen van alle vlaggen. De Royal Mail S. P. Co., de Koninklijke Hollandsche Lloyd, de Navigazione Generale Italiana en de Transatlantica Espanola onderhouden geregelde passagiersdiensten op Europa, waarop zich laatstelijk ook de Lloyd Brazileiro met voormalige Duitsche schepen is gaan toeleggen. Vrachtschepen onder Belgische, Noorsche, Zweedsche, Deensche en Braziliaansche vlag doen eveneens Rio in hun regelmatig beurtverkeer aan. Lamport & Holt, en de Lloyd Brazileiro geven passagiersverbinding met New York. En ten slotte bedient een groote zwerm van grootere en kleinere vaartuigen de Braziliaansche kust. De haven van Rio is onder alle omstandigheden bruikbaar; eenmaal voorbij het Suikerbrood komt men in kalm water, waar veilig geankerd kan worden. Slechts bij aanhoudende Zuidenwinden ontstaat er in de baai een zware deining, die soms zoo sterk wordt, dat zij in huizenhooge fonteinen van schuim en sproeidroppels over de borstwering der Avenida Beira Mar slaat, en vaak groote stukken van dien strandmuur ontzet; de barcas varen dan niet van hun veerhuis af, doch van de Praca Maua achter het eiland, waar men geheel tegen deining beschut is. Zoo ondervinden de bij de Praca Maua beginnende havenwerken dan ook nauwelijks] eenigen invloed der weersgesteldheid. Een kilometerslange kade, rijkelijk van kranen voorzien, en van ruime loodsen vergezeld, strekt zich uit tot de uitmonding van het Mangue-kanaal. Het voorste gedeelte bij de Avenida Rio Branco is voor de passagiers* schepen bestemd, die hier een bijzonder geschikte ligplaats vin» den; men heeft alles vlak bij de hand, in het hartje van de stadJ Nauwelijks heeft men het schip vastgemaakt of reeds komt de] telefoon aan boord. Verderop langs de Caes do Porto, waar aan weerskanten loodH RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 65 sen en pakhuizen liggen, vinden de vrachtschepen ligplaats; reeds voor den oorlog begon de kadelengte al weer te klein te worden, te meer waar het laden en lossen niet zoo snel gebeurt als wenschelijk ware, zoodat de schepen langer dan noodig is aan de kade blijven liggen. Er bestaat een grootsch plan om de havenwerken uit te breiden doordien men het schiereiland Cajü (thans bezet door opslagplaatsen van kolen en hout, scheepshellingen etc.) aan het kadesysteem wil bijtrekken, met dwarspieren op de kustlijn en onder gebruikmaking van enkele kleine eilandjes. Wordt dit omvangrijke ontwerp uitgevoerd, dan zal Rio een zeer ruime en bruikbare haven bezitten, groot genoeg voor tientallen van Ifjaren. De overkant van de baai bezit geen havenwerken van eenige beteekenis; echter is op het Ilha do Vianna, onder den wal van Nictheroy, de belangrijke reparatiewerf der Companhia Nacional de Navegacao Costeira (Lage Irmaos) gevestigd, de voornaamste inrichting op dit gebied in Brazilië. Voor zooverre de zeeschepen geen gebruik maken van de kadewerken, lossen en laden zij op stroom met behulp van lichters, die in grooten getale beschikbaar zijn; zelfs langs de kade wordt van deze hulpvaartuigen gebruik gemaakt, daar de spoorwegverbmding niet zoo nauw luistert naar de wenschen en belangen der afschepers en ontvangers van lading. Brazilië is, evenals alle Zuid-Amerikaansche landen, door een hoogen tariefmuur omgeven, wat deels voortvloeit uit het feit dat er geen directe belastingen Van beteekenis bestaan. Het douanetarief is zeer verouderd, en vertoont groote technische gebreken, die den handel sterk belemmeren; zoo vindt het ad valorem-prinpipe slechts in weinige gevallen toepassing, en wordt het invoerrecht doorgaans berekend per bruto gewicht. Ook is het tarief niet zeer soepel waar het belangrijke landsbelangen geldt, terwijl op menig artikel een bijzonder zwaar invoerrecht is gelegd, zonder fiscale doch met enkel protectionistische oogmerken. Aangezien de Braziliaansche Wisselkoers sinds onheugelijke tijden aan sterke schornmelingen onderhevig is geweest, wordt een bepaald spercentage der invoerrechten ingevorderd in milreis-gpud, voor welk bedrag men bij den Banco do Brazil tot den koers van den dag goudbewijzen koopt. Dit percentage, dat van 35 tot 55 % schommelt, al naarmate de Regeering meer of minder dringend 5 66 BRAZILIË. om contanten verlegen is, maakt bovendien door de koersfluctuaties alle berekeningen onbetrouwbaar. Een andere omstandigheid, die geen gunstigen invloed op het Braziliaansche tolwezen uitoefent, is het in Zuid-Amerika veel toegepaste stelsel dat de betrokken ambtenaren een aandeel gemeten van ae opgeiegae boeten. Het aantal voorschriften en formaliteiten dat vereischt is, aleer een stuk koopmansgoed Brazilië kan binnengaan is legio; men kan niet, als aan Europeesche grenzen, eenvoudig verklaren, „dit en dat wensch ik in te klaren; wat kost dat ?" doch moet reeds in Europa beginnen met consulaire facturen, verklaringen, paperassen van dit en van dat enz., zoodat het verzenden van een pakje een ingewikkeld probleem wordt. Behalve deze hooge invoerrechten heft de staat nog debietrechten op de meeste verbruiksartikelen, binnenlandsch of buitenlandsch. Een zegeltje bewijst de betaling van deze imposto do consumo: elke sigaar, elke flesch bier, wijn, likeur, elke hoed en schoen — alles is met deze groene strookjes beplakt. Een vat van 't een of ander moet van een geheel vel dezer zegels vergezeld zijn. Het spreekt van zelf, dat buitenlandsche artikelen aldus zeer duur worden, en eenige malen den winkelprijs uit het land van herkomst kosten; ook de inheemsche waren volgen natuurlijk deze importprrjzen op den voet, zoodat artikelen die uit overvloedige|| en goedkoope Braziliaansche grondstoffen bereid worden (sigaren, jams, chocolade enz.) niettemin tegen hooge prijzen in den winkel komen, en, met uitzondering der tabakswaren, bovendien van zeer inferieur maaksel zijn. De industrieele vaardigheid van Brazilië is nog niet groot; het meerendeel der nijverheid kan slechts door de hooge invoerrechten in het leven gehouden worden. Echter heeft de oorlog en de daaruit voortvloeiende schaarschte aan fabrikaten in Europa aan de Braziliaansche industrie een belangrijken prikkel gegeven orqj op gezondere grondslagen uitbreiding te zoeken. Rio bezit verscheidene groote fabrieken van geweven goederen kleedingsstukj ken, schoeisel etc. welke thans door den verhoogden levensstanj daard in Europa en de dure vrachten een fraaie kans krijgen om, zoo niet even goed, dan toch aanmerkelijk goedkooper te leveren. Ook Brazilië heeft echter reeds arbeidsonlusten meegemaakt, die beurtelings alle industrie-centra doorhepen, doch voorloopig nog! geen georganiseerd karakter droegen. RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 67 Onder de uitvoerproducten in Rio is er geen een van een overwegende beteekenis zooals we zoo vaak in andere Braziliaansche havens opmerken. Er wordt vrij wat koffie verscheept, doch nooit [ meer dan in verhouding van 1 tot 5 vergeleken bij Santos. De Rio-koffie, afkomstig uit de staten Rio en Minas Geraes, is van inferieure hoedanigheid en geldt in den handel als „hard". Het meerendeel ervan wordt verscheept naar de Vereenigde Staten, Brazilië's grootste koffieklant, die ook de inferieure soorten slikt. Het laden van koffie gaat in Rio zeer langzaam te werk, vergeleken bij den vlotten gang van zaken in de haven van Santos. Een ander belangrijk exportartikel is mangaanerts, uit de bergen van Minas Geraes aangevoerd door den Centraal Spoorweg, en grootendeels naar de V. S. verscheept. Dit ertsbedrijf maakt echter afwisselend perioden van koortsachtig optimisme en diepe depressie door. De uitvoer van andere producten is niet belang[ rijkOp het gebied van bankwezen bezit Rio alles wat een metropolis noodig heeft: naast den Banco do Brasil en andere inheemsche instellingen zijn de meeste landen der wereld er financieel vertegenwoordigd: Engelsche, Hollandsche, Fransche, Duitsche, Belgische, Italiaansche, Amerikaansche banken hebben er hun filialen. In den laatsten tijd begonnen ook Japan en de ScandinaviIsche landen zich op dit gebied te weren. De winkels zijn, zooals reeds opgemerkt, niet van het kaliber zooals een milhoenenstad dit kon doen verwachten; nietternin vindt men eenige vrij groote warenhuizen, welke zich echter speciaal op het gebied van kleedij en stoffen toeleggen. De handel in levensmiddelen bevindt zich bijna geheel in handen van Portugeezen, die weinig oog voor uiterhjk aanzien hebben; ook in de overige winkels is het Portugeesche element zoowel onder patroons als onder personeel overheerschend, evenals b.v. de koffiehuizen- en restaurantbedienden bijna uitsluitend Spanjaarden [zijn. 4. KLEINIGHEDEN UIT HET DAGELIJKSCH LEVEN. Reeds is het verschil tusschen koloniaal Rio en modern Rio veel grooter dan de meeste bezoekers thans inzien; slechts de verhalen van old-timers, getoetst aan de toestanden die men nog in de 68 BRAZILIË. „binnenlanden" der stad waarneemt, kunnen een indruk geven van het précaire bestaan dat de Europeanen geleid moeten hebben in de tijden toen er in Rio gele koorts heerschte, en toen er geen voldoende waterleiding bestond, geen electriciteit, zelfs geen gas, geen trams, geen behoorlijke bestrating, en dompige kwalijkriekende straatjes en stegen, in plaats van de luchtige en royale avenida's van thans. En nog is de stad vatbaar voor groote en belangrijke verbeteringen, zoodat ik met zekérheid durf te zeggen, dat het Rio van over twintig jaar bij ongestoorde ontwikkeling een der aangenaamste steden ter wereld zal kunnen zijn. Nog altijd zijn de hotels er lang niet op het peil van de overige groote wereld; Brazilianen die Argentinië bezocht hebben, zuchten: och hadden we in Rio slechts de tweederangs hotels van Buenos Aires. Dit nu is juist voorzoover de city-hotels betreft, want, afgezien van het groote Palace-hotel op de Avenida, dat na jarenlang leeggestaan te hebben, eindelijk na den oorlog in gebruik genomen is, bestaat er in het centrum van de stad geen enkel behoorlijk hotel. Het Avenida-hotel kan aüerrninst als zoodanig gelden. Doch men wenscht in Rio ook volstrekt niet in het centrum te blijven wonen, en even buiten de city zijn er verscheidene hotels die wel niet precies met de eersterangsgelegenheden van Europa, Amerika of Buenos Aires overeenkomen, doch voldoende comfort aanbieden. Het Centraal-hotel aan het fraaiste punt der Avenida Beira Mar is modern ingericht, doch te klein in alle bijzonderheden. Het Fransche Hotel Moderne, zeer luchtig gelegen tegen de helling van Santa Theresa, bezit zeer frissche kamers met loopend water, doch mist gezellige zitgelegenheid. Dit laatste vindt men weer overvloedig in het Duitsche Hotel Internacional in het bosch, boven in de bergen van Santa Theresa gelegen, te midden van terrassen en tuinen en parken; doch hier is de inwendige inrichting weer te primitief. Hetzelfde geldt in nog hoogere mate voor het Hotel dos Estrangeiros, dat halfweg Botafogo dicht bij Central ligt, en vooral door de hoogere Braziliaansche kringen bezocht wordt. Tal van kleine hotelletjes en pensions langs de baai en op de heuvels verschaffen tegen bepaald matige prijzen vrij behoorlijk doch primitief logies en een rijkelijke doch eentonige tafel. Ook aan restaurants bestaat er in Rio bepaald gebrek; het Assyrio, zooals de kelder-foyer van het Theatro Municipal in de RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 69 wandeling heet, heeft als restaurant nooit opgang gemaakt, en is slechts in de late avonduren in trek. De vreemdelingen gebruiken hun lunch gaarne in de hoogst eenvoudige Casa Heim, een snelvoederinrichting achter een dehcatessenwinkel, waar degelijke maaltijden opgediend worden, 's Avonds is het restaurant op een der hoeken van het Avenida-hotel, vulgo „Brahma", gewild omdat er een strijkje speelt. De Rotisserie Américaine geeft de bestverzorgde maaltijden; restaurants als Sul America en Paris I worden door vaste gasten bezocht. Behalve deze zijn er nog vele eetgelegenheden waar het zeer primitief toegaat; zoo is de Rio Minho bekend om zijn speciale Portugeesche gerechten, doch men wordt er door ongeschoren kerels in hemdsmouwen bediend, terwijl een guitaarspeler de haastig schaftende businessmen door het tokkelen van bekende Portugeesche fado's bezighoudt. Dergelijke eethuizen van zuiver Portugeesch karakter zijn er verscheidene, doch men zal als nieuweling eenige moeite hebben om zich uit de zonderlinge gerechten leen genietbaren maaltijd samen te stellen. Wie ergens eens gezellig neerstrijken wil, vindt in Rio nauwelijks een geschikt plekje; geen rieten armstoelen op terrassen of stemmige leestafels met fauteuils. Slechts stijve stoelen op rij en Kehd langs kleine marmeren tafeltjes in de thee- en koffiehuizen. In de bar's op de hoeken van het Avenida-hotel is het wat gezelliger, doch op de straatterrassen staan slechts blikken klapstoeltjes en dito tafeltjes. Bij zooveel ontroerende schoonheid langs de baai en aan de buitenstranden is er geen enkele plek waar men eens een oogenblikje gemakkelijk kan gaan zitten om ondereen verfrisschenden dronk te genieten van het buitengewone uitzicht, of om 's avonds onder de stralen van het Zuiderkruis of de tropenmaan urenlang klimaat te schieten. Dit alles, wat in Europa met zorg gecultiveerd wordt zoodra er slechts een schamele aanleiding toe is, zoekt men in Rio helaas tevergeefs. Zelfs thuis kan men net altijd in deze behoefte voorzien; want met uitzondering van de moderne villa's van Copacabana en Santa Theresa zijn de Braziliaansche huizen volstrekt niet op het tropische leven ingericht. Geen galerijen als in Indië, geen porches als in de Vereenigde Staten, geen loggia's als in Italië. Slechts rechte muren met ramen of hoogstens deuren, waarbij echter de balconnetjes veel te smal zijn om practisch nut te hebben. Wil men dus uitzicht heb- 70 BRAZILIË. den, dan moet men rechtop voor het raam blijven staan, of er uit leunen, zooals in Brazilië meer dan elders in zwang is. Ook de inrichting der huizen bevredigt onze opvattingen van comfort niet; er zijn te veel verbindingsdeuren tusschen de kamers onderling, en dus te weinig wandruimte om eenig decoratief effect te kunnen bereiken; alle huizen zijn op niinderwaardige wijze opgetrokken uit brokken steen, maar vooral uit cement en zand, met kozijnen en verder houtwerk van inferieur materiaal. De Braziliaan let dan ook, evenals de Portugees, veel minder dan eenig ander volk op de inrichting zijner woning; bij echt inheemsche families bevindt men dat het huis bestaat uit een zoo groot aantal slaapkamers als de omvang der farnilie meebrengt, een eetkamer en een hokje dat met orelinair geelhouten fabrieksmeubeltjes is volgezet, en den weidschen titel van „sala de visitas" voert. De vloeren zijn doorgaans van bloot hout, meestal van eenvoudige planken, doch soms van fraai parket. De beste inrichting vertoonen nog de slaapkamers, waar een groote kleerenkast met spiegeldeuren zelden ontbreekt. Dit alles is natuurlijk weer heel anders in de villa's der rijke en bereisde Brazilianen, doch ook daar openbaart zich steeds de weinige behoefte die de Lusitaansche volkeren aan huiselijke gezelligheid gevoelen. Van de moderne cottages in Copacabana zijn vele uitstekend geschikt om prettig ingericht te worden; dit kan echter van de gemiddelde huizen in de andere stadswijken niet eens gezegd worden. Het vinden van een geschikte woning is voor Europeanen dan ook een moeilijk vraagstuk; de meesten zoeken; het in Copacabana of op Santa Theresa. Gemeubileerde kamers sukkelen aan dezelfde kwaal; geriefelijke slaapkamers zijn in overvloed te krijgen, doch wie een zitka-jj mer er bij begeert kan lang vergeefs zoeken: dit artikel is in Rio niet gangbaar. Aan eet- en drinkwaren vindt men in de groote comestïbles-jj winkels het beste wat de beide werelddeelen opleveren, echter tegen hooge prijzen; de inlandsche vleeschconserven zijn in den loop] der tijden al op verblijdende wijze verbeterd, doch de jams en andere ingemaakte vruchten van inheemsch maaksel staan nog op een laag peil. Vleesch is af en toe schaarsch, wanneer de aanvoeren uit het binnenland hokken; kippen en kalkoenen zeer al¬ gemeen, VlSCn, Oesters eil giuuie ga.llld.icu ^cuiuuau; z/ijxi oi^v.«« RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 71 overvloedig en goed te krijgen. Aan groenten is de markt niet zeer rijk: snijboonen en derg. zijn zeer stug, daarentegen artisjokken (alcachofra) in het seizoen goed en rijkelijk. Van de inheemsche groenten verdient vermelding de chuchü, groene vrucht van een klimplant, welke gestoofd in roomsaus een zeer smakelijke en gezonde groente oplevert. Ook palmito (palmkool) d. i. de spruit van een jongen palm, is bij soortgelijke bereiding zeer bruikbaar. Vruchten zijn niet zoo overvloedig als men verwachten zou; in den zomer volop abacaxi (ananas) en verder steeds bananen en groene sinaasappelen. Van de abacate wordt een groene moes in een glas met ijs en een scheutje likeur tot een smakelijke verversching toebereid; zou biervan ons woord „advocaatje" niet afstammen? Mamao is een soort van meloen die in alle tuinen aan slanke stammen groeit; een uitstekende vrucht voor de ontbijttafel. Alle vruchten uit gematigde luchtstreken, zooals druiven, kersen, aardbeien, appelen, peren etc. zijn slecht voorzoover ze iniet van verweg geïmporteerd zijn. De manga, in het Noorden zoo overvloedig, blijft in Rio altijd opmerkelijk duur, vooral de fraaie rose variëteit (manga rose) die per stuk een paar milreis kost. Men drinkt in Brazilië meestal Portugeesche wijnen; even populair als te Lissabon is bier de voortreffelijke roode en witte Collares (viuva Gomes of Fco. Costa). Een goedkoope doch bruikbare tafelwijn is de Alvarelhao waar de echte Portugeezen bij zweren. De wrange vinho verde en vinho virgem uit Portugal, als ook de ondrinkbare wijnen uit Rio Grande do Sul zijn voor een Europeesch verhemelte ongenietbaar. Natuurlijk kan men ook alom de meest gangbare Bordeaux, Bourgogne, Chianti en Spaansche Rioja krijgen. Aan likeuren is Holland het best vertegenwoordigd; de inlandsche stooksels zijn, met uitzondering van de producten eener Italiaansche firma in Sao Paulo, volstrekt minderwaardig. Bier wordt door de brouwerijen Brahma en Antarctica onder Duitsche leiding zeer smakelijk gebrouwen. Huispersoneel is in Brazilië ruimschoots te krijgen, doch een Hollandsche huisvrouw zal zich aan vele eigenaardigheden moeten wennen. Onder de kleurlingen van diverse schakeering zijn evenveel goede als slechte elementen; Portugeesche dienstmeisjes werken flink, doch hebben meestal groote pretenties. Spaansch personeel voldoet doorgaans uitstekend. Groote Braziliaansche, 72 BRAZILIË. families houden soms een uitgebreid gekleurd personeel, daar wasch etc. thuis gedaan wordt. Men zal zich in Rio ook moeten wennen aan het onvermijdelijk voorkomen van ongedierte; het beste middel hiertegen is echter voortdurende oplettendheid en bestrijding. Zoo worden de keukens doorgaans verlevendigd door kakkerlakken (barata) die volmaakt onschadelijk zijn, doch niet smakelijk aandoenj'ih sommige tijden van het jaar kunnen deze beesten vliegen, zoodat bestrijding weinig baat: het beste middel is om geregeld razzia's te houden, en een afgemaakte kakkerlak niet te gauw voor-dood te houden, anders loopt hij na een uur weer springlevend rond. Groote harige duizendpooten (lacraia) komen in oude gebouwen met vergane fundamenten geregeld voor; ze veroorzaken bij aanraking onaangename jeuk en ontsteking. De witte hagedisjes (lagartixa) die langs de muren en tegen het plafond ronddartelen mag men als welkome gasten beschouwen, daar ze jacht maken op insecten; hun evoluties langs de wanden, op vangst naar vliegen, zijn vermakelijk om te volgen. Terwijl de hagedis als een snoek „ataat" en plotseling op de vlieg toeschiet, kijkt poes van beneden af ongeduldig miauwend toe, of zij op haar beurt niet den vliegenjager kan vangen. Muskieten kan men verwachten daar, waar veelboomgroeiinde buurt is en weinig wind. Luchtig gelegen plekken, als b.v. "het hotel Moderne kennen deze plaag niet. Een ware bezoeking in Rio vormen de honden, waarvan een ieder talrijke exemplaren schijnt te houden, zonder zich te bekommeren om voeding en reiniging; het gevolg is, dat de meesten aan afzichtelijke huidziekten lijden, hetgeen, nog afgezien van het hinderlijke geblaf en gejank gedurende den nacht, aan de sympathie voor dit huisdier sterk afbreuk doet. Eejirtropische regenbui:.we kennén allen die verhalen. Maar zoo'n gebeurtenis in een milhoenenstad is wel iets bijzonder merkwaardigs. Meestal vallen die heel zware regens des namiddags, wanneer de hitte des daags het materiaal bijeengebracht heeft. Dan barst een hevig onweer los, ongevaarlijk voor de stad zelf, doch menigmaal noodlottig in de voorsteden; en ondertusschen openen zich de wolken op een wijze die met Ovidius' groteske beschrijving van den zondvloed spot. Er vallen geen droppels, maar stralen. Zoo snel valt het water, dat in een oogenblik de plassen RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 73 zich aan elkaar sluiten, en de lagergelegen straten overstroomen. Van de heuvels ruischen dikke stroomen regenwater ^wnlaag, zand en roode aarde meeslij pend uit de hellingen, en soms met zoo'n kracht het plaveisel beukend, dat.de vierkante straatkeien van de bergstraten meegesleurd worden, en beneden een -stapel gaan vormen. Spoedig staaneen paar straten blank; de tram probeert het nog een tijdje lang, maar moet het opgeven wanneer de rails verstopt raken-met het aanslibsel, dat dikke lagen achterlaat. Zoo staan straten als da drukke Cattete weldra vol met vastgeloopen tramwagens, die eilanden in den "vloed vormen; het water stroomt de winkels binnen en kan door niets gekeerd wor- den. Alle daken lekken, en in de meeste kamers valt er drup in meer dan een hoek. Daar de ergste regen, de plotselinge wolkbreuk, bijna altijd tegen vijf uur losbreekt, is opeens de heele citybevolking van haar woonplaatsen afgesneden; geen trams, onmogelijk tè -voet gaan, auto's de helft van een koninkrijk waard. Dan maar in de stad blijven eten en naar huis telefoneeren; storing op den lijn, de restaurants bestroomd, een blikje sardientjes met een f>sch bier een uitkomst in den nood. Dan is het ergste echter voorbij, en terwijl de regenval vermindert of geheel gp* houdt, trekt de overstrooming langzaam weg. Uit de^inkels. wordt het achter den- drempel achtergebleven water met emmers, vol weer naar buiten gehoosd, en de trampassagiers kunnen weer uitstappen en droogvoets verder loopen. Want al is het water weggetrokken, de tramrails zijn nog opgevuld met een dikke laag roodachtige modder, die. het verkeer nog den geheelen avond ■ferhindert. Ploegen arbeiders graven deze aarde weg, en den volgenden dag, onder een frisch nieuw zonnetje, blaast de wind de ^opgedroogde klei weer als poeder door de lucht. Soms echter houdt de regen wekenlang aan. Dan worden de problemen inggwikkelder, vooral in de voorsteden die in lage dalen tusschen de heuvels ingebouwd liggen. Sómmige van die wijken, meestal in onaanzienlijke stadsdeelen, staan dagenlang blank, waarbij het water soms manshoog rijst. Ik heb indertijd,, uit Sao Paulo weer te. Rio binnensporend, gezien hoe een neger in een voorstad tot aan den hals in het water waadde, en toch nog steeds zorgvuldig een paraplu'boven zijn hoofd bleef houden om niet nat te worden. In diezelfde periode kwam het voor dat menschen van de been raakten en op straat verdronken; het lijk vam 74 BRAZILIË. een onbekende kwam aandrijven, en bleef met een slip van de jas aan een balkon haken. Op de heuvels van Santa Theresa gebeuren erger dingen; daar zijn vele huizen tegen de verweerde berghelling aangebouwd; en menigmaal brengt de zware en aanhoudende regen de heele helling aan het schuiven. Dan glijdt de geheele zijde van een heuvel eenige tientallen meters omlaag, huis, tuin, ornheining, muren j en alles meesleepend. Ik heb m de pmnhoopen van een aldus algegleden huis een piano ondersteboven in den regen zien liggen. Ook bemerkte ik op een morgen dat de tuin van mijn buurman met bamboeboschje en al van de helling afgezakt was, en nu twintig meter dieper lag, terwijl de buurman zelf slechts met moeite vanuit zijn woning naar de straat kon afdalen. Het Carnaval mislukte een der jaren die ik in Rio doorbracht geheel door den hardnekkig aanhoudenden regen,' reeds weken tevoren was de groote optocht klaar gemaakt, doch er .was geen sprake van dat de omvangrijke groepen en bewerkelijke praalwagens op straat konden verschijnen; de Avenida was midden op straat volmaakt schoongeveegd, terwijl druipende en verregende Carnavalgangers zich verscholen onder de smalle bescherming die de kanten der huizen aanboden. Het Carnaval is anders te Rio een geweldig feest. Hoogst merkwaardig is, dat de leiding hiervan berust bij de speelclubs, dezelfde gelegenheden van twijfelachtig allooi die in voortdurende guerüla met de politie leven, doch die voor Carnaval begunstigd worden met een belangrijke gemeente-subsidie, teneinde de groote allegorische voorstellingen op vrachtauto's en verhuiswagens op te bouwen tot ware pronkstukken van groteske kunst. Zoo hoog zijn die gevaarten, dat de tramgeleidingen die dwars over de Avenida loopen, op de Carnavalsdagen weggenomen worden; de stoet beweegt zich langs de Avenida Rio Branco en de Beira Mar, gevolgd door alles wat er in Rio op wielen rijdt; elke auto is beladen met minstens een dozijn feestgangers, die serpentines en reuk-ji werken (een euphemistische uitdrukking) over de menigte uitstrooien. De rest gaat te voet, een dicht gedrang van bonte figuren; men is niet zoozeer gecostumeerd, als wel verkleed op alle mogelijke dwaze manieren. Een met carnaval zeer gebruikelijlij costuum is pyjama met witte pet. Er wordt bij al dergelijke] gelegenheden opmerkelijk weinig gedronken; dit is een factor RIO DE JANEIRO EN OMGEVING. 75 die over het algemeen onder Latijnsche volken weinig meetelt. In Pernambuco woonde ik een Carnaval bij dat volmaakt ontaardde doordat serpentine en confetti geheel verdrongen werden door het strooien van meel en zelfs gips en krijt. De straten der stad zagen dagenlang wit, en menigeen heeft een volle laag in zijn oogen gekregen als aandeel in het feest. Opvallend in Brazilië is het groote aantal feestdagen. Er zijn clericale dagen, waarbij de klokken van alle kerken de stad van een wild en verward gebengel doen dreunen. Ook zijn er feriados naar aanleiding van vaderlandsche gedenkdagen, zooals 15 November, de onafhankelijkheidsdag, en 7 September, de uitroeping der republiek. De winkels, banken en kantoren volgen trouw de landsgewoonte om bij die gelegenheden te sluiten; valt zoo'h feestdag op een Vrijdag, dan wordt ook de daaropvolgende Zaterdag er bij aangetrokken, zoodat men drie bank holidays achtereen heeft. Het spreekt vanzelf dat vele bedrijven, zooals bv. de scheepvaart, van deze talrijke feriados niets dan last hebben. Opmerkelijk is bij den Braziliaan de rage om de straten telkens te herdoopen; menige straat draagt een naambordje dat door het pubhek genegeerd wordt, daar de oude naam niet uit het spraakgebruik verdwijnen wil. Bij overlijden van een bekend man wordt terstond een straat naar hem genoemd, doch niet een nieuwe in de buitenwijken, maar een der hoofdstraten in de stad; raakt de herinnering aan den overledene weer wat op den achtergrond, dan keert men vaak weer terug tot den vroegeren naam, en herroept aldus met stillen trom het voorheen bewezen eereblijk. Daat ook de nummering der huizen .af en toe veranderd wordt, kan men zich voorstellen dat een opgegeven adres niet altijd vlot te vinden lis; menig adres luidt: rua zus of zoo, antiga rua dit en dat, numero zooveel, antigo zooveel. Ook de menschen zijn van dergelijke wispelturigheden niet afkeerig; menigeen adverteert in de krant dat hij zich vanaf heden niet meer José de Soura Guimaraes, doch voortaan Joaquim Coelho da Silva noemt. Het Braziliaansche geld is, ondanks de vele nullen achter het teeken, even eenvoudig als bij ons. Basis is de reaal, een denkbeeldige munt van minimale waarde; duizend realen vormen een milreis (Rs. 1 = $ 1). Koperstukken van 20 (vintem) en 40 reis (pataco) komen in het stadsleven nauwelijks te pas. Practisch ge- 76 BRAZILIË. sproken is het kleinste muntstuk de nikkelen tostao (100 reis),, daarop volgt dat van 200 reis (dois tost ces) en 400 reis (cruzado). Voorts zilverstukken van 500, 1000 en 2000 reis. Papiergeld van 2, 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 milreis. De milreis schommelt sterk in waarde, doch is zelden minder dan 50 of meer dan 80 cent waard. Het economische leven gaat op en neer met den koers(cambio) op Londen, die dagelijks, samen met de beursnoteering; der koffie, aan het hoofd van de krant prijkt. B. MIDDEN-BRAZILIË. 1. MINAS GERAES IN VOGELVLUCHT. Slechts in korte trekken wil ik iets mededeelen van den grootem binnenstaat, die in vele opzichten de oud-Braziliaansche traditiesbewaard heeft, doch voor den buitenlander niet dat belang heeft wat de kustlanden hem inboezemen. Men bereikt Minas van uit Rio in enkele uren met de Centraalspoor; de lijn doorloopt de „suburbios" en de „baixada fluminense", en beklimt dan de bergen van den kustketen; welke bijV Mendes overschreden wordt; vandaar af daalt de lijn weer omlaag naar het vriendelijke dal van de Parahyba-rivier, die het bereikt bij deBarrado Pirahy. De Centraalspoor zal tusschen Rio en de Barra geèlectrificeerd worden, op soortgelijke wijze als het suburbane traject van de Argentijnsche Centraalspoor te Buenos-Aires. Aan de Barra do Pirahy splitst zich de hoofclhjn: links gaat het strodlhop naar Sao Paulo, eri rechts met de Parahyba mee in de richting van Minas; wij verlaten deze rivier weer bij Entre Rios, waar we den Leopoldina-spoorweg ontmoeten, die de reis vanaf Rio over Petropolis gemaakt heeft, eh de oostelijke binnenlanden van Minas bedient. Deze staat is volstrekt geen harmonisch geheel. Een deel bestaat uit dorre hoogvlakten en bergruggen, stoffig, kaal en warm. Een ander deel echter is rollend heuvelland, besproeid door riviertjes en beekjes met bamboewuiyende oevers. Iedere boerderij of fazenda beslaat geweldige oppervlakten bosch, veld en wildernis, en de fazendeiro voert er een autocratisch bestuur over talrijke families, die hem in goede traditie onderdanigheid verschuldigd zijn. Aan hem als patroon gehoorzamen de knechts, het werkvolk. MIDDEN-BRAZILIË. 77 •en de moeilijk te rangschikken bevolking van kleurlingen van alle feschakeering, die op zijn terreinen hutjes bouwen. Hem vereeren en vreezen als hoofd der famihe de talrijke zóóns, dochters, ■■choonzoons en schoondochters met hun ingewikkelde nakomelingschap. Hoe oud en wijs de zoon ook moge worden, hoe 'n grijze vader van volwassen kinderen hij zelf al moge zijn — hij nadert den familievader, het stamhoofd, met onderdanigen schroom, en pust eerbiedig de hand, die de oude man hem toesteekt. Aan zulk een familiehoofdman komt volgens het gebruik der Braziliaansche Rrinnenlanden de titel van „coronel" toe, geheel afgezien van de Imüitaire beteekenis; elk bejaard en deftig vreemdeling zal door de bewoners eveneens met „coronel" worden aangesproken, terwijl iemand die in een donker costuum verschijnt, er vast op kan rekenen, dat hem de titel van „doutor" wordt toegekend. In negermond is dit woord zelfs al zoozeer afgesleten, dat het gangbaar wordt voor iederen welgekleeden blanke, evenals in vroegere ■tijden het latijnsche „senior" op soortgelijke wijze verzwakt is totdat het „heer" ging beteekenen. Het pohtieke leven is in de binnenlanden nog veel meer dan in de hoofdsteden een voortzetting van het caudillostelsel. Geen partijen met een programma van meer of minder vooruitstrevende (denkbeelden tegenover elkaar, doch groepen, die zich om een popuOairen leider scharen, en een georganiseerd legertje van kiezers vormen, waarmee, rekening te houden is. De politiek bestaat in hét schermutselen met andere dergelijke groepen, hetzij grooter of kleiner, ten einde over en weer voordeelen te bedingen in geval van een tijdelijk samengaan; zoo is de pohtieke strijd één gesjacher wan stemmen, waarmee een of andere „coronel" als „chefe politico" ^transigeert alsof het aandeelen eener naamlooze vennootschap Iwaren. Werkt zich in den schoot eener partij een eerzuchtige jongere omhoog, dan is een scheuring meestal het gevolg, en nieuwe bomplicaties der persoonlijke groepen ontstaan. Het bezetten der belangrijke posten, voor zooverre door volkskeuze te geschieden, vooral die van gouverneur of president van den staat, en voorts de keuze voor de kamers (deputados) en voor den senaat vormen de groote gebeurtenissen in het pohtieke leven; doch soms is de beslissing reeds vóór den verkiezingsdag gevallen, nl. wanneer de leiders van voldoende stemmen het eens zijn geworden, en het Itemmtbrengen zelf dus slechts een formaliteit is. Andere keeran 78 BRAZILIË. echter gaat het hard tegen hard: op den dag der stemming moet men er op rekenen, dat misschien mes en revolver een woordje meespreken. De partij die volgens de vooruittelhng der toegezegde stemmen op de overwinning rekent, vreest dat de „cangaceiros'' (vechtende handlangers) der oppositie op het laatste oogenblik de stembussen zullen overvallen en vernietigen, om aldus den uitslag ongeldig te doen verklaren. Onder aanroeping der heiligste beginselen van burgerrecht en republikeinsche axioma's kennen de kranten van beide partijen zichzelf het monopolie toe van edele overtuigingen, onbaatzuchtige beweegredenen en smettelooze burgerdeugden, onder algeheele uitsluiting van de tegenpartij, die wordt uitgekreten voor gewetenlooze raddraaiers en verkrachters van de onaantastbare waarborgen der grondwet. Zulk een pohtieke opwinding luwt meestal wanneer de uitslag gevallen is; de verslagen partij moppert nog wat na, doch troost zich met de overweging, dat ook het oppositievoeren vaak zoet is. Doch af en toe wil de verbittering niet bedaren; dan tracht de overwonnen partij met geweld boven te komen, en een plaatselijke revolutie volgt, die door de rest van het rijk met belangstelling wordt gadegeslagen, evenals onder schooljongens een vechtpartij tusschen twee makkers. Gewapende benden leveren geregelde veldslagen tegen elkaar; wanneer het gaat om de regeering van een staat, nemen dergelijke burgertwisten soms bedenkelijke afmetingen aan, zooals gedurende langen tijd het geval was in den staat Matto' Grosso, waar bepaald oorlog gevoerd werd. Blijkt na eenigen tijd, dat de ruzie niet haar natuurlijken dood sterft, dan wordt de federale regeering tot ingrijpen aangespoord^ doch het spreekt vanzelf, dat deze, indien ze in bezadigde handen berust, huiverig is voor het doen van zulk een stap, want het gevolg is vaak, dat er dan drie in plaats van twee partijen elkaar bestrijden, of dat ook de federale troepen niet aan de verleiding weer-j stand kunnen bieden om zich over beide partijen te verspreiden! Deze toestanden zullen pas verdwijnen, wanneer Brazilië niet meer patriarchaal georganiseerd zal zijn, zooals thans, zelfs in de groote steden, nog het geval is. Door de wassende democratie der steden zal wel gaandeweg het begin worden gemaakt van een politiek leven naar staatkundige en economische programma's, en dan zal het tegenwoordige stelsel teruggedrongen worden tot de plaats die in ons land de Limburgsche politiek inneemt. MIDDEN-BRAZILIË. 79 Na deze uitweiding kunnen we tot de kaart van Minas terugkeeren. Juiz de Fora is de eerste belangrijke stad, die we ontmoetten, van ongeveer 50.000 inwoners; de straten zijn er geplaveid, wat niet overal in dezen staat het geval is. Alle steden bezitten een paar breede en rechte hoofdstraten, waar lage huisjes met roode daken en gekalkte muren langs staan; een pleintje met wat parkaanleg en een muziektent in het midden,eenige winkels van levensmiddelen, gereedschappen, lederwerk etc; een bioscooptheater, féen koffiehuis met tegeltjesvloer en kroesharige bedienden in hemdsmouwen kortom, ongeveer als ook in de voorsteden van Rio. Meer naar het Oosten, aan de smalspoorvertakkingen van den Centraalspoorweg, liggen de landbouwstreken, waar koffie, mais en boonen verbouwd worden. Cataguazes is een van de kleinere koffiecentra. Verder binnenwaarts, langs de hoofdlijn, passeeren we Palmyra, het middelpunt van de „productos Mineiros", d. w. z. zuivelproducten. Goede melk en dragelijke boter uit deze streken zijn alom in de witgeverfde „leiterias" van Rio verkrijgbaar. Hier worden ook de nagemaakte Edammer kaasjes gemaakt, die in alle Braziliaansche kruideruerswmkels aan rissen opgehangen zijn in rood geverfde ronde blikjes; maar de namaak van Palmyra is oneetbaar droog, en kan dengene, die dit voor de echte „queijo Hollandez" houdt, onmogelijk van geestdrift voor Edam vervullen. Het daarop volgende stadje Barbacena is bekend om zijn uitstekende vruchten, vooral appelen. Er wordt ook wat tabak verbouwd voor sigaretten. Aan een westelijke zijlijn ligt Sao Joao d'El Rey, waar de hoofdstad van Brazilië gevestigd zou zijn wanneer de eerste poging tot onamankehjkverklaring in 1792 gelukt was. Nog verder het binnenland in liggen aan een zijlijntje de goudmijnen van de oude hoofdstad Ouro Preto, nog steeds onder Engelsche leiding in exploitatie. En aan het eind van het breede spoor der Centraal vinden we de hoofdstad Bello Horizonte, een bloeiende provinciestad met enkele groote gebouwen, doch overigens van geen bijzonder belang. Vroeger lag hier het dorpje Curral d'El Rey, dat in 1894 tot hoofdstad van Minas verheven en in 1897 als zoodanig onder den nieuwen naam „BeUo Horizonte" in gebruik genomen werd. 80 BRAZILIË. De hoofdlijn van den Centraalspoorweg vervolgt zijneentonigen weg en ontmoet in Curralhnho een andere spoorlijn, die bestemd is om verbinding te geven met de kost, nl. den Diamantina-spoorweg. Van Curralhnho tot het stadje Diamantina is de lijn reeds in exploitatie, en eveneens reeds van de haven Victoria (in Espirito Santo) tot een heel eind het binnenland in; alleen ontbreekt nog een verbindingsstuk van ongeveer 150 K.M. Het bediende gebied is zeer rijk aan allerlei ertsen, waarvan voofloópig mangaanerts het belangrijkste is geweest, doch waaruit allerleinieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn. Het einde van den spoorlijn komt in Pirapora, aan de Sao Francisco-rivier, die men per boot kan afzakken tot Joazeiro, in den staat Bahia. De tot dusverre besproken streken van Minas hingen alle min of meer samen door het spoorwegnet. Een geheel op zichzelf staand gedeelte van den staat is echter de Zuid-Westhoek, die tusschen de staten Sao Paulo en Rio de Janeiro ingeschoven ligt, Een door het rijk genaast en aan de Centraalspoor in exploitatie gegeven noodlijdend spoorwegnet, de Réde Sul-Mineira, verbindt dezen hoek van Minas met de hoofdhjn Rio—§ab Paulo bij het station Cruzeiro, en aan den anderen kant met den Mogyana-spoorweg van Sao Paulo. Het is een hoogvlakte met belangrijke bodemverheffingen, die in het Zuiden culmineeren in de Serra da Mantiqueira; de hoogste bergtop van Brazilië, de Itatiaya, rijst hier tot bijna 3000 meter. In dezen hoek liggen de Braziliaansche badplaatsen, want het mineraalwater borrelt overal uit den grondJ en is van uitmuntende hoedanigheden. Geheel Brazilië drinkt agua de Caxambü (spr. uit: Casjam&Ofi) afkomstig uit het hadplaatsje van denzelfden Indiaanschen naam; een water dat hijzonder aangenaam in het gebruik is, en door alle Europeanen met voorliefde gebruikt wordt. Andere badplaatsen, alle met kurhaus, promenades etc. in een opwekkend hoogteklimaat, en met voorliefde door de eerste Braziliaansche families bezócht, zijii Pooos de Caldas en Cambuquira, wier bronwateren eveneens alomS in Brazilië verkrijgbaar zijn, echter zonder de populariteit van Caxambü bereikt te hebben. De hoek van Minas zal op den duur ook een of meer eigen havens gaan bezitten, wanneer de plannen worden uitgevoerd om de Réde Sul-Mineira over de Centraalspoor heen door te trekken tot aan MIDDEN-BRAZILIË. 81 de kust, tusschen Rio en Santos. Hier liggen eenige thans nog onbeduidende stadjes aan ruime en goed beschutte diepwater baaien, zooals Ubatuba, Angra dos Reis en Paraty. Aldus zou de hoogvlakte van Zuidwest Minas een goeden kans tot afvoer krijgen, in plaats van, zooals thans nog, een door de afstanden gehandicapt achterland van Santos of Rio te zijn. We kunnen niet van Minas afstappen zonder eerst nog een oog geslagen te hebben op het nationale gerecht van dien streek en van heel Brazilië; ik zeg „een oog", want den meesten Uwer zal dit voedzame gerecht te zwaar op den maag liggen. Ik bedoel de „feijoada", waarvan hoofdbestanddeel is de zwarte boon of feijao; deze boonen worden, samen met varkensooren en andere vette Kluifjes, tot een dikke zwarte brij gekookt, die in een groote terrien opgediend wordt. Onvermijdelijke hulpgerechten er bij zijn Rijst, die in vet gekookt is met iets tomaat er door; en verder farinha of korrelig meel, hetzij van mais (fuba de milho) of van mandioca-wortels, die overal volop verbouwd worden aan den stronk van lage, vingerbladerige heestertjes. Deze farinha (zaagsel noemen het oneerbiedig de nieuwelingen) strooit men op de feijao evenals men op modderige voetbalvelden écht zaagsel in de goals spreidt. Er behoort een glaasje cachaca of paraty bij, d. i. de inlandsche rum, uit suiker bereid, en niet zoozeer slecht van smaak als wel kwalijk riekend. Een dergelijke feijoada, die naar eigen Irinding kan worden opgeluisterd met „bifes" (gebakken runderlapjes) of met perü assado (gebraden kalkoen) com farofa (gebakken paneermeel) is een smakelijk doch zeer zwaar gerecht; de ideuweling die er zich aan te goed deed, bemerkt meestal te laat dat hij onvoorzichtig geweest is. Hoe wijs is de natuur toch, dat zij naast de feijoada tevens het water van Caxambü voortbrengt. 2. VAN RIO OVER CAMPOS NAAR ESPIRITO SANTO. Sinds de stad Rio de Janeiro als federaal district losgemaakt is van de vroegere provincie van dien naam, is de staat Rio in twee nauwelijks samenhangende stukken verknipt, welke benoorden fen bezuiden de baai hggen. Het zuidelijke gedeelte is het minst belangrijke: langs de kust verheffen zich hooge en steile bergen, aan wier achterkant slechts het achteruitgegane Parahyba-dal hgt, terwijl daar al spoedig 6 82 BRAZILIË. grondgebied van Sao Paulo en Minas Geraes bij aansluit. Gewichtiger is echter het deel van den staat, dat vanuit de hoofdstad Nictheroy bediend wordt door den Leopoldina-spoorweg. Hoewel slechts smal spoor bezittend, onderhoudt deze maatschappij een dragelijken passagiersdienst, en laat in de expresstreinen ook eet- en slaapwagens loopen; de hoofdlijn loopt ongeveer evenwijdig aan de kust, echter steeds op eenige tientallen kilometers afstand daarvan, en verbindt de hoofdstad met de bloeiende provinciestad Campos en met Victoria, de haven en hoofdstad van den staat Espirito Santo. Andere hjnen loopen over de koele bergstad Novo Friburgo het binnenland van den staat Rio in, en vinden aansluiting op het bergachtige Oosten van Minas Geraes; een vrij dicht net reeds, dat ook voor de toekomst voldoende levensvatbaarheid bezit. Vanuit Nictheroy loopt de hjn door een tamelijk eentonige en vervelende streek zonder bijzondere schoonheden, zonder producten en zonder belangrijke nederzettingen; het is een zanderig heuvelland, begroeid met een bosch, dat te armoedig is voor een tropenwoud en te dicht voor kreupelhout. Op den bodem groeit meestal sapé, een biezensoort, waarvan primitieve dakbedekkingen gebundeld worden. De armoédige bewoners leveren vruchten van allerlei soort aan de conservenfabriek te Sao Goncalo, achter Nictheroy. Bij Macahé krijgen we een glimpje van.de zee, met zandige lagunes en duinvelden er voor; op de veruitspringende landtong, die we afgesneden hebben, ligt het stadje Cabo Frio, waar belangrijke zoutpannen in exploitatie zijn; de schepen op weg naar Rio worden van hieruit gesignaleerd, en kunnen dan na eenige uren binnen de Guanabara baai verwacht worden. Voorbij Macahé wordt het landschap steeds vlakker en moerassiger en weldra zoomen de eerste suikerrietvelden de spoorbaan. Campos immers is een der middelpunten van de suikercultuur in Brazilië; het alluviale klei-dal van de Parahybarivier leent zich bijzonder voor het verbouwen van suikerriet, dat, naar bekend mag heeten, veel vocht noodig heeft. Het stadje zelf maakt een zeer helderen indruk, en vertoont een uiterlijk van welvaart en! bloei: een fraai plein, dat opent op de gele Parahyba, is met palmen en ander hoog hout beplant, zoodat aan dit stadsbeeld een zekere deftigheid niet ontzegd kan worden. Bij aanhoudende welvaart heeft zich de burgertrots doen gelden doordat boulevards VAN RIO OVER CAMPOS NAAR ESPIRITO SANTO. 83 en wandeldreven langs de rivier aangelegd werden en publieke gebouwen gesticht. Een net van tramlijnen strekt zich tot ver [ buiten de stad uit. De Parahyba is een rivier, die aan Holland doet denken: vlakke ; kanten langs een grauwgeel sop, hier en daar een rood dak tus\ schen het welige groen der oevers, en teere verschieten, waar elke boom die boven de effen horizont uitsteekt, terstond in het oog valt. Langs de rivieroevers verheffen zich op verschillende punten de schoorsteenen der „usina's", waar het riet tot suiker verwerkt wordt; het aantal der kleinere fabriekjes, herkenbaar aan hun ] korte en vierkante schoorsteenen, is zeer groot; echter zijn er ook verscheidene moderne suikerfabrieken met slanke schoorsteenen Ipe dit rivierlandschap sprekend doen gelijken op de oevers'van . PPuttershoek en Oud-Beijerland. Langs de rivier loopt aan weerszijden een pad, dat alle bochten l meemaakt tot waar de Parahyba in zee uitmondt, bij het zandige [ haventje van Sao Joao da Barra. De weg is slechts een kleibaan, die op vele passages plaats heeft 'voor twee karresporen naast lllkaar, een terreinverspilhng die wonderlijk aandoet in dit kost| bare bouwland. Overal waar geen huisjes staan, is de bodem met riet beplant, in eindelooze rijen van pluimenwiegelende stengels, met maïskolven als bijgewas tusschen het riet in-; sommige canna[. soorten zijn spichtig, krom en rood, andere dikker,'geelachtig en recht. Veel verschil maakt de regenval gedurende de groeiperiode: aanhoudende droogte doet de geledingen tusschen de knoopen port en suikerarm blijven, rijkelijke vochtigheid doet ze uitdijen •tot sappige stengels. Een gevallen stam begint overal aan de knoo--^ pen wortel te schieten; het is dan ook voldoende om zoo'n lid met ioioop (olhadura) te planten om een nieuwen stengel te verkrijgeffT In de rietvelden van Campos wordt serieus gewerkt: groepen Éjrbeiders, blank en gekleurd, wieden de vette aarde tusschen de ■ammen, een werkje, dat voortdurend herhaald moet worden; het rijpe riet wordt gesneden en van de bladenontdaan, waarna de kale stengels op lage spoorwagentjes gestapeld en naar de fabriek gereden worden. De Leopoldina-spoorweg zelf "doet veel van dit werk, en is ook met de meeste groote fabrieken door zijKien verbonden; ook echter hebben de groote usina's zelf hun eigen net van smalspoor, waarmee ze hare uitgestrekte rietvelden binnen het bereik harer molens brengen. 84 BRAZILIË. Op het fabrieksterrein lost de riettrein zijn lading öf terstond voor de jacobsladder, die de stengels naar de persen voert, öf anders in opslagloodsen of op den grond, waar echter de productiewaarde van het riet sterk geschaad kan worden door dagenlange droogte en hitte. De regen doet natuurlijk het bruto-gewicht van het riet toenemen; zoo gelden er dan ook in de verhouding tusschen suikerplanter en suikerfabriek soortgelijke voorwaarden als elders tusschen de boeren en de zuivelfabriek aangaande het vetgehalte van de melk.. Het procédé der suikerbereiding is niet zeer ingewikkeld in zijn grondgedachte: het riet wordt gewalst en geperst, en het groene sap (caldo de canna, alom in Brazilië als verfrisschende drank voor een nikkelstukje verkrijgbaar) wordt verbit en gezuiverd tot zich de suiker er uit afscheidt. Bijproducten zijn de rum en alcohol, die in Brazilië een kanker der lagere bevolkingsklassen zijn geworden in den vorm van de goedkoope cachaca of paraty\ waarvan men een grof waschtafelglas vol krijgt voor het kleinst gangbare geldstukje. Het uitgeperste rietstroo (bagaco) wordt weer door de fabrieksvuren opgeslokt, wat een groote besparing aan brandstof beteekent. Overigens zou deze bagaco, evenals de afgesneden rietblaren, een groote veestapel kunnen voeden, want zoowel koeien als paarden eten het met graagte. Campos zal zich aldus op den duur ook als veehoudend centrum gunstig kunnen ontwikkelen. De suiker van Campos wordt afgescheept met schuiten en kleine stoombootjes (de slijkerige Parahyba kan geen scheepvaart van eenigen diepgang verdragen) naar Sao Joao da Barra, en vandaar met kustbooten naar Rio. Een grooter gedeelte volgt echter den. Leopoldina-spoorweg naar Nictheroy en Rio, waar de fabrieken van vruchtenconserven groote hoeveelheden suiker verbruiken. Voorbij Campos passeert de spoorlijn over een grooten brug de Parahyba en verwijdert zich dan langzamerhand van de vette klei- j landen; allengs neemt de weligheid der suikervelden af,en spoedig j begint het terrein heuvelachtig te worden. Wij beklimmen de ber-1 gen van Espirito Santo, en rijden weldra op steile hellingen, mei§ omlaag een doorkijkje in het grazig dal van een beekje, en omhoog| de zwaarbeboschte kruinen, die nog niet aan menschelijke bebouffl wing toe zijn. De bodem bestaat uit roode klei, de echte koffie}! grond; spoedig zien we de glimmende blaren der koffieheester» dan ook op de gerooide plekken in het bosch verschijnen, tusscheti VAN RIO OVER CAMPOS NAAR ESPIRITO SANTO. 85 i maïskolven in, die de cultuur loonend moeten maken. Het zijn hier echter niet de zachtglooiende terrassen en heuvelwelvingen van Sao Paulo, waar welgewiede paden tusschen de rijen zorgvuldig onderhouden struiken doorloopen: in Espirito Santo heeft men slechts de ergste ruigte van het bosch omgehakt, en tusschen de stompen en stronken der gekapte boomen heeft men de koffie geplant, op steile hellingen, zonder onderhoud, zonder zorg. Geen wonder, dat de Espirito Santo-koffie niet van hooge kwaliteit is: alleen de Vereenigde Staten zijn afnemers van dit ongesorteerde product, waarin allerlei soorten en typen dooreengewerkt zijn tot een mengelmoes, dat nauwelijks het type 7 haalt. Een betere soort, ook voor Europa bruikbaar, is het type dat „capitania" genoemd wordt, doch hiervan worden slechts geringe hoeveelheden geoogst. De spoorlijn bekhmt voorbij het stadje Itaperriirim een hooge en steile rotswand, die spoedig honderden meters loodrecht boven het dal uitsteekt; een groote waterval geeft dit plaatsje een goede toekomst. Onze trein cirkelt hoog boven de rotswand op een viaduct dat er deels van buiten tegenaan gebouwd is, en verdwijnt dan in de hooge wouden, waar hier en daar dikke omgezaagde boomstammen van rood en meestal ongelooflijk hard hout omverliggen. Espirito Santo is een fraai land, dat nog een open toekomst heeft; de bodem is ongemeen vruchtbaar, wat al blijkt uit den jgrooten rijkdom aan kostbare houtsoorten; er bestaat wel hier en daar een houtzagerijtje, doch deze zijn niet van voldoenden omvang, en steeds op te primitieve wijze ingericht; zoo moeten de stammen dan ongezaagd op spoorwagens naar Victoria gereden worden, want de riviertjes zijn te zwak om vlotten te kunnen dragen, terwijl het betere hout ook te zwaar is om te drijven. Dit alles beteekent dus, dat de houthandel van den staat nog geheel in het beginstadium staat, en nog niet met energie is aangepakt. De woudreuzen, die we gedurende de treinreis konden zien, getuigen anders wel van de toekomst die hier ligt. Victoria is een stil provincieplaatsje aan een diepe en langgerekte baai, die aan een fjord doet denken; de ligging van het ouderwetsche stadje tegen de groen begroeide heuvels doet vroopijk aan. Er zijn een paar groote regeeringsgebouwen met fraai aangelegde terrassen, doch overigens is Victoria-niet veel stad. Een ritie met de tram brenet ons achter den meanp van c\e>. haai 86 BRAZILIË. om naar het open strand, waar de abacaxi (ananas) op den zanderigen bodem goed wil. In Victoria loopen de belangrijke Braziliaansche kustlijnen aan, nl. Lloyd Brazileiro en Companhia Costeira; ook verschijnt er af en toe een Europeesch of Amerikaansch vrachtschip om de koffie te laden, welke de filialen van Hard & Rand en Arbuckle in het binnenland opgekocht hebben. Andere uitvoerproducten van belang bezit de staat nog niet; mais groeit er goed, doch brengt bij de primitieve verbouwingswijze te geringe oogsten op, en vindt voorts een grage markt in het land zelf. Cacao is in opkomst langs den Rio Doce, een rivier, die uit Minas Geraes afdaalt, en een eind benoorden Victoria in zee mondt; in deze gebieden wonen nog verscheidene Botocudo-stammen, laagstaande Indianen, die slechts door de afgelegenheid hunner woonplaatsen voor snellere uitsterving gespaard zijn gebleven. De Estrada de Ferro Diamantina, reeds hiervoor vermeld, loopt van Victoria naar den Rio Doce, en volgt deze rivier een eind landwaarts tot 450 K.M. van de zee. Bij voltooiing der aansluiting op Diamantina, van waaruit de verbinding met het binnenland van Minas Geraes reeds aanwezig is, kan Victoria een belangrijk aandeel tot zich gaan trekken van de uitvoeren uit den rijken binnenstaat. Vooral zullen dit diverse ertsen en andere delfstoffen zijn; zoo is een uithoek van Minas, die eveneens Victoria als naastbijzijnde haven heeft, nl. de streek van Santa Luzia en Espera Feliz, in den laatsten tijd ook al meer onder de aandacht gekomen wegens zijn rijkdom aan mica en kristal. Valt deze openlegging der binnenlanden volgens verwachting uit, dan zal vooral Victoria daarvan profiteren, -en zich snel tot een hooger peil kunnen opheffen dan de slaperige sleur waarin het stadje thans leeft. 3. BAHIA EN ACHTERLAND. „Bahia é bóa terra, ella la e eu aqui" (Bahia is een goed land: zij daar en ik hier) — aldus een populair wijsje in Rio. Er is veel waars in dezen straatdeun: Bahia is een prachtig land, mits men er niet zelf behoeft te wonen! Weinig 'staten zijn zoo vruchtbaar aan de rijkste tropische gewassen, die de wereld kent. En hoeveel ruimte voor uitbreiding is er niet nog: slechts een klein gedeelte van den uitgestrekten BAHIA EN ACHTERLAND. 87 staat bevindt zich in cultuur, terwijl het spoorwegnet nog maar een aarzelend begin voorstelt. Maar Bahia bevat ook wel alles tegelijk in zich wat de tropen onaantrekkelijk maakt: het khmaat is er snikheet, onaangenamer dan ik in eenige andere streek van Brazilië meemaakte. Nergens is het neger-element zoo sterk als.hier: inderdaad is de bevolking overheerschend zwart. En geen stad van Brazilië is zoo ongezond gebouwd, en biedt zoo weinig troost bij al die nadeelen, als de stad van Sao Salvador, eens het hart van Brazilië. De baai van Todos os Santos, waarnaar de stad Sao Salvador op den duur kortweg Bahia is gaan heeten, is een binnenzee op zichzelf. Door een vernauwden ingang komt men in een zeeboezem terecht, die vele uren stoomens diep en breed wordt. Terstond voorbij den ingang spreidt zich de stad op de hooge oevers uit, alsof ze uit een kinderblokkedoos was gebouwd: witte en lichtgroene vierkante huizen van wel vijf en zes verdiepingen, met regelmatige raamgaatjes in rijen boven elkaar. Zoo ziet de kleurige stad met de vele kerkjes tusschen groen geboomte er vanaf het schip bepaald smakelijk uit. De nieuwe haven is nog lang met klaar; wel is er een gedeelte af waar de kustbooten van weinig diepgang kunnen meren, doch de buitenlandsche schepen houden zich bij voorkeur nog aan de beschutte reede voor de stad, waar ze hun werkzaamheden met behulp van lichters kunnen verrichten. Een motorbootje brengt ons onder den hoogen huizenrand aan den wal: daar staan we op de „bóa terra", die op dit plekje wel wat erg zacht en mestvaaltachtig aanvoelt; rondom ons heen ghmmende negers en bahekluivers. Overal afval en puin, een kale plek waar eens een huis stond, een aarden pad naar de straat toe: neen, welverzorgd is de waterkant van Bahia niet. Maar enkele minuten gaans in de schroeiende zon brengen ons in een city van asfaltstraten, breed en druk, met trams er door en winkels van goed voorkomen. Hier liggen de banken, de kantoren, kortom alles wat business doet. De oeverstrook is slechts smal, doch er is in de lengte altijd nog plaats voor uitbreiding; en wanneer de kaden en loodsen eindelijk gereed zijn, zal deze benedenstad er waarlijk goed uitzien. We kunnen nu langs de glooüng naar de bovenstad wandelen; aardiger is echter om vanaf het punt waar we landden, de lift te 88 BRAZILIË. nemen, en ons tegen den opstaanden rand omhoog te laten hijscheh. Boven gekomen zien we de baai met de talrijke schepen beneden ons uitgespreid; en uit de lift stappend staan we op een schelwit door de zon geblakerd pleintje, van waaruit trams in alle richtingen rijden. Veel keus is er trouwens niet; er is in Bahia eigenlijk maar één hoofdrichting, en dat is steeds langs den hoogen opstaanden rand tot buiten aan zee, en dan nog een eindje langs de open kust tot aan den vuurtoren. De tram (of auto) volgt steeds de hoofdstraat van de stad, waar af en toe een hotel met vele kleine raampjes aan ligt, of een lomp theater of een barokkerk. In het begin staan de huizen nog in aaneengesloten rijen, stijf en onaanlokkelijk, met holle ramen, waar latjesluiken bijhooren. Uit elk raam hangt iemand. Maar verderop lossen zich de stijve huizengelederen op in aardige landwoningen en villa's in eigen tuin, met prachtigen plantengroei en slingerende bloemen er omheen. Af en toe een groepje kokospalmen, met een tros noten in den kroon. Zoo bereiken we de zeekust, die we nog een paar honderd meters Noordwaarts kunnen volgen, tot waar de Avenida in haar eigen puin stuit. Dit is het koelste en luchtigste punt om te wonen, doch er is in Bahia opmerklik weinig werk van het woningvraagstuk gemaakt: alles even primitief en ongenoegehjk. Niet alleen dat de hotels, restaurants en woningen geheel ongenietbaar zijn — ook de onderdeelen vertoonen hinderlijke-gebrebreken. Zoo is het electrisch licht enkel geschikt om hoofdpijn te bezorgen door het onophoudelijk op en neer sidderen. Levensmiddelen zijn slechts hoogst gebrekkig te krijgen; en men weet waarlijk niet wat men met z'n vrijen tijd moet beginnen: de Europeanen werken of drinken en kaarten of slapen. Het voedsel in de eethuizen is al bijzonder onsmakelijk; de speciaal Bahiaansche gerechten, zooals vatapa, caruru, mocotó (gestoofd runderkraakbeen!) zijn onverdragelijk vet, en soms zwaar gepeperd. Bahia is de clericale stad bij uitnemendheid: er zijn evenveel kerken als dagen in het jaar! De meesten dezer gebouwen zijn opgetrokken in den eigenaardigen Jezuitenstijl, waarvan Spanje en Portugal vol zijn, en die ook door geheel Latijnsch Amerika de overhand heeft. Een andere kleine bijzonderheid van Bahia vor-, men de metaalachtige groene kevers, die men gedroogd of in doublé gevat kan koopen voor broches en dergelijke sieraden; BAHIA EN ACHTERLAND, 89 eveneens verkoopt men er opgezette colibrietjes, in het Portugeesch beija-flör (bloemenkusser) genoemd. Heeft men hiervan eenige exemplaren als reisherinnering meegenomen, en een paar kistjes sigaren gekocht, dan is men ook meestal reeds volkomen bereid om Bahia weer te verlaten. Het voornaamste product van den staat Bahia is de tabak, die in verschillende zones rondom de hoofdstad groeit. Reeds ten tijde van de ontdekking bleken de Braziliaansche Indianen opgerolde tabaksblaren te rooken; en de tabakscultuur rondom Bahia' is bijna zoo oud als de stad zelve. De humusrijke en vochtige kleibodem van den staat is bijzonder voor deze cultuur geschikt, doch brengt hoofdzakehjk sterk nicotinehoudende tabak voort. /Toch wordt het land nog belangrijk bemest; de zaailingen worden met grooten zorg op de tabaksvelden uitgepoot, waarna voortdurend gewied moet worden. Aan de behandeling van het rijpe product valt nog veel te verbeteren, en in elk geval staat Bahia? hierin verre ten achter bij Deli en Cuba, vooral wat opleveren van prima dekblad betreft. Voor de fijnste Bahia-sigaren wordt dan ook buitenlandsch dekblad geïmporteerd, en het is geen uilen naar Athene dragen, wanneer Deli-tabak te Bahia wordt aangevoerd. Behalve de plantage-tabak in de bijzondere landbouwcentra (zooals Cruz das Almas, Cachoeira, Santo Antonio de Jesus e. a.) komt er nog veel te hooi en te gras verbouwde tabak uit de binnenlanden, fumo da matta (tabak uit de wildernis) genaamd. De uitvoer van Bahia-tabak richtte zich vroeger vooral op Hamburg, Bremen en Amsterdam; in de laatste tijden is Holland een steeds grootere plaats in de statistiek gaan innemen, eninkoopers . der grootste tabakshuizan van Amsterdam zijn te Bahia gevestigd. Echter blijft ook een aanzienlijk deel van Bahia's productie in het land zelf, waar er de bekende zware en sterk nicotine-houdende sigaren van gemaakt worden. De grootste en beste fabrieken, meestal onder Duitsche leiding, liggen in de omstreken van Bahia zelf, aan den overkant van de baai. Bekend zijn de sigaren van Dannemann (A bella Cubana, Cosmos, Perlitos etc.) te Sao Felix. Verder die van Suerdieck (Hollandezes, Brazil) te Maragogipe en van Stender, Costa, Ferreira e Penna e. a. in bovengenoemde plaatsen en in Cachoeira en Cruz das Almas. Doch ondanks den overvloed zijn de Bahia-sigaren altijd tame- 90 BRAZILIË. lijk duur geweest; beneden de 200 reis heeft men nooit iets rookbaars gehad, en een behoorlijke sigaar kost ongeveer 500 reis of phn. 35 cent. Ook sigaretten worden in grooten omvang vervaardigd; de Fransche régie deed bovendien altijd belangrijke inkoopen aan sigarettentabak te Bahia. De uitvoer van sigaren en sigaretten heeft voor Europa geen groot belang, doch richt zich, behalve naar de groote steden van Brazilië, hoofdzakehjk naar Buenos-Aires, dat een belangrijke klant van Bahia is. Van de overige tabaksproduceerende staten van Brazilië is er geen enkele die Bahia in hoeveelheid of hoedanigheid nabijkomt: Minas is bekend om z'n sigaretten van caporal lavado, een scherpe ^n prikkelende soort; Rio Grande do Sul maakt sigaren, die veel minder nicotine bevatten doch ook veel minder geurig zijn; en de iabak van de Amazone wordt uitsluitend in pikzwarte rollen afgeleverd, onbruikbaar voor betere verwerking. Het andere groote product van Bahia is de cacao, die voornamelijk in het Zuiden van den staat rondom Ilheos en Caravellas geplant wordt. De cacao wil een vochtigenbodem, niet te dicht bij de zee en beschut tegen den wind en tegen overmatige zon. De cacaoboom begint pas in z'n vierde jaar te dragen en geeft daarna tweemaalper jaar een oogst, bij een minimum van zorg. De opbrengst per boom is in Brazilië veel geringer dan in Suriname. Wanneer de vruchten rijp zijn, worden de pitten uit het dons verwijderd, en in bakken tot gisting gebracht tot ze na eenige dagen donkerrood worden; daarna worden ze gedroogd en verzonden. In hoeveelheid van opbrengst komt Brazilië als tweede na Ecuador, doch zal weldra de eerste plaats gaan innemen. De voornaamste afnemers waren vroeger Duitschland, de Vereenigde Staten en Holland; in de laatste jaren is Holland zich i4 het bijzonder voor de Brazüiaansche cacao gaan interesseeren. Jammer slechts dat Ilheos, in welks omstreken de meeste cacao .groeit, zulk een onbruikbare haven bezit, zoodat de lading eerst naar Bahia of Rio moet worden overgescheept. In het voorbijgaan zij opgemerkt, dat de Brazüiaansche fabricatie van chocolade en .cacao het, ondanks de goede grondstoffen, nog volstrekt niet ver heeft gebracht wat kwadjiteit betreft. BAHIA EN ACHTERLAND. 91 De andere voortbrengselen van Bahia beteekenen naast de tabak en cacao veel minder. Er wordt wat graphiet gevonden, en er is een begin gemaakt met de verscheping van mangaanijzer uit de binnenlanden. Van den uitvoer van piassava of bezemstroo zal de staat wel niet rijk worden. Ook de koffie is niet belangrijk, en de opbrengst aan manicoba en andere wilde en mindersoortige rubbers zal evenmin zeer groote afmetingen aannemen. Huiden worden in eenigen omvang naar Noord-Amerika verscheept. Op allerlei gebied ligt er overigens nog een onmetelijk terrein braak, want de staat Bahia kan zeer veel verschillende producten voortbrengen. Op het oogenblik staan daaraan de gebrekkige verbindingen nog in den weg; want behalve de korte spoorlijntjes die van uit verschülende punten aan den overkant der baai een eindje de binnenlanden in loopen, bezit Bahia slechts twee groote spoorwegen, geëxploiteerd door een Fransche maatschappij. De eene lijn loopt door het holste van de binnenlanden naar Joazeiro, aan de Sao Francisco-rivier; op het oogenblik wordt deze hjn reeds gevoed door de scheepvaart op dezen stroom, die tot Pirapora in Minas uitgeoefend wordt. Later zal echter een verbinding tot stand kunnen komen dwars door het uiteinde van den staat PerInambuco naar Crato in het Zuiden van Ceara, en daarmee zal Bahia dan een geheel nieuw achterland voor zich openen. De andere hoofdlijn volgt op een grooten afstand de kust, en loopt door den staat Sergipe tot diens hoofdstad Aracaju, een Iveinig belangrijk plaatsje met een verzande haven van weinig toekomst. Een verlenging van de lijn zal onvermijdelijk zijn naar de beneden Sao Francisco-rivier tot aan de Paulo Affonso-watervallen, die reeds binnen den sfeer van de Pernambucaansche Great Western of Brazil Railway liggen. rC. DE NOORDHOEK. 1. VAN MACEIÓ NAAR RECIFE. I Wie op zijn reis naar Maceió vanaf het schommelende kustbootje verlangend reikhalst om land in zicht te krijgen, bemerkt iet eerste een langgerekte gele streep, die maar eventjes boven Bet schelle blauw en groen der hardbelichte golven uitsteekt. Er vóór de witte brancling. 92 BRAZILIË. Bij het naderkomen zonderen zich een paar vooruitgeschoven schuimstrepen in zee van de kustlijn af: een rij van halfbedolven riffen, waar de golven op breken. En uit de strandstrook maken zich heggetjes boomen los, die er in de verte uitzien als een groenendijk langs de Zuid-HoUandsche eilanden; ook een stadje van roode daken en witte muren lost zich uit de stuiving der branding op, en steekt een torentje, een hoog gebouw, een schoorsteen de hardblauwe lucht in; en rond omheen begint er teekening te komen in de boomrijen: het bhjken spichtige klapperpalmen te zijn, honderden, duizenden naast elkaar, wuivende met hun waaierbos van glinsterende palmtakken. Ze groeien langs en aan en op en in de stad, op de flauwe glooing waar Maceió overheengebouwd is en aan de zeeoevers, tot waar deze in den horizont opgaan. Lompe houten booten steken van den wal af in zee, en dansen in evenwijdige banen met bolgespannen witte zeilen op ons stoomschip af; een korte overtocht over de deining voor de reede, en we betreden het houten landingshoofd van Maceió; een wonderlijk] gevoel, dien vasten bodem onder de voeten te voelen na zoo lang slingeren en stampen op zee! Maceió is de hoofdstad van den staat Alagóas, en heeft het pas in den laatsten tijd tot een zekeren bloei gebracht. Vroeger lag nl. het zwaartepunt van den staat verder landwaarts, aan de uitgestrekte lagunen, die diep het land binnendringen, en met de zee in verbinding staan door een „barra" of kreek niet ver bezuiden j Maceió. Aan deze lagunes ligt het stadje Alagóas, dat in vroeger tijden met de zeilschuiten van weinig diepgang bereikbaar was, doch voor grootere vaartuigen niet in aanmerking kwam. Zoodoende verloor de stad eerst al haar handel aan het voorheen onbeduidende kustdorp Maceió, en moest later ook de eer van j hoofdstad te zijn, aan haar jongere mededingster afstaan; de lagune-monding is sedert steeds verder verzand, en ook de lagune wordt voortdurend ondieper, zoodat het stadje Alagóas op het j oogenblik een der „doode steden" van Brazilië is, een eer die het met Olinda en Maranhao deelt. Ook Maceió echter, aanvankelijk gelegen aan de binnenzijde van de lage landtong, die tusschen zee en lagunes ligt, heeft haar zwaartepunt op den duur weer moeten verplaatsen; want niet de DE NOORDHOEK 93 lagune bleek de welvaart te brengen, doch de open zee. Zoo heeft Maceió, dank zij de smalheid van den landtong, een zwenking zeewaarts kunnen maken, en zich aan haar oevervoorstad Jaragua vastgebouwd. Dit plaatsje bestaat slechts uit één straat, evenwijdig aan de Kust; langs het grootste stuk staan er slechts aan de landzijde huizen, terwijl aan de zeezijde een breed en hard strand ligt. Doch over een korten afstand is de „zeeboulevard" van Jaragua aan beide kanten met huizen bezet, enkel pakhuizen en kantoren. En alles uitsluitend in suiker. De lucht is er mee verzadigd, de straten Meven er van met een bruine, taaie korst; men brengt suiker aan [de schoenzolen mee en schraapt suiker af op de vloermatten. De havenwerken zijn er zeer eenvoudig; er is havenkom noch baai, doch enkel een stompe hoek, door de kust en een paar brandingomklotste riffen uit zee afgebakend. Op een niet al te grooten afstand van den oever kunnen schepen van 26—27 voet diepgang behoorhjk ankeren; diepere schepen zouden verder buiten moeten blijven, doch zulke groote schepen verschijnen in Maceió tóch [nooit. Aldus is Maceió door het ontbreken van een haven beter af dan menig andere Braziliaansche stad, die door de onvoldoende [diepte van haar havenkreek belemmerd wordt. De lading, bijna uitsluitend uit suiker bestaande, wordt vanuit de pakhuizen langs houten landingshoofden in lichters geladen, en op de reede door het zeeschip overgenomen; slechtst enkele maanden van het jaar is de deining op de gebrekkig beschutte reede te sterk om te werken. Maceió wordt, behalve door den Lloyd Brazileiro en de Companhia Costeira, ook aangeloopen door de Booth Line, die vanuit New-York heel Noord-Brazilië bedient, en voorts door de Harrison-lijn op Liverpool. Af en toe komt ook een ongeregeld vrachtschip een volle lading suiker weghalen. Jaarlijks ' wordt er voor 30 tot 40.000 ton van dit product afgescheept, deels naar Brazüiaansche havens (Rio, Santos, Porto Alegre), deels naar de Plata-rivier, deels naar Europa of de V. S. Aan katoen kan per jaar op ruim 2000 ton gerekend worden; evenals de suiker wordt dit product naar verschülende richtingen verkocht, doch sinds den oorlog hebben de V. S. met hun gunstigen wisselkoers er het grootste aandeel van genomen. Dat de katoenzaken nog pas in opkomst zijn blijkt wel hieruit, dat tijdens mijn bezoek nog geen katoenpers aanwezig was, zoodat slechts groote zachte balen, zgn. 94 BRAZILIË. „country-bales", afgeleverd konden worden, wat door groote maat bij gering gewicht de vrachten zeer duur maakte; ook dit is sindsdien verbeterd. Er zijn sinds lang plannen in de pen om aan Maceió een moderne haven te bezorgen; men wil daartoe de kreek naar de lagune uitdiepen en van pieren voorzien als te IJmuiden, om daarna een diep vaarwater door de lagune te baggeren tot achter de stad, waar thans slechts een moerassig kommetje met zeilschuitjes ligt. Aldus zou de lading, die met de platboomde vaartuigen uit het lagunegebied komt, terstond op de zeeschepen kunnen worden overgebracht in plaats van, zooals thans, per as door Maceió naar Jaragua vervoerd en daar weer in lichters overgeladen te worden. Dit zou weinig verschil uitmaken wat betreft de lading, die per spoor uit de binnenlanden wordt aangevoerd, want de Great Western of Brazil Ry. strekt zich tot in Jaragua, ja zelfs tot in de pakhuizen langs de pieren uit. Doch een groote verbetering zou deze nieuwe haven beteekenen voor de veelbelovende lagunestreek, die thans nog in den dommel is. Terstond achter de stad begint de groote plas, die zich in tallooze vertakkingen, nu eens breed, dan weer als smalle geulen tusschen aangroeiende eilanden tientallen mijlen ver binnenwaarts uitstrekt. De oevers vertoonen een mengsel van zand met vergane vegetatie, dus eigenlijk de geestgrond, zooals die in het Westland en in de bollenstreek zulke rijke oogsten oplevert. De lagunes van Alagóas zouden dan ook allerlei gewassen kunnen voortbrengen, wat wel blijkt uit de voortreifekjke vruchten, die in de tuinenlangs het water groeien. Op het oogenblik is echter de eenige cultuur die van klapperpalmen, en ook deze wordt nog slechts aarzelend en gebrekkig beoefend. De kokospalm voelt zich enkel thuis op een zandigen en zouthoudenden bodem, niet te ver van zee; deze vèreischten nu zijn in Alagóas op zeldzame wijze bijeen: het water der lagunes is volkomen brak en wordt door het binnenvloeiende zeewater op zoutgehalte gehouden; de bodem is zandig, en eveneens van zout doortrokken, en de oeverlijn is door de vele plassen en eilandjes en kronkelende geulen vrijwel oneindig lang. Overal waar ons motorbootje door het ondiepe water puft, vergezellen ons de wuivende stengels der kokospalmen, nooit stijf en recht als de kc~ ningspalmen van Rio de Janeiro, doch in ongedwongen houding DE NOORDHOE IC 95 en bevallige buiging der sierlijke stammen. Zware trossen van kokosnoten gluren uit den waaierkroon voor den dag, de groote noten het dichtst bij den stam en naar het uiteinde steeds kleiner wordend de later rijpende. Hutjes van negers, de wanden van vlechtwerk met klei besmeerd, de daken van dor palmloof, scharen zich tot gehuchten bijeen aan kreeken, waar neuzige roeibootjes in onze deining aan hun kettingen rukken. Af en toe opent zich een breede plas met ribbeligen kattepoot, maar de gezichtseinder blijft begrensd door wuivende klapperoevers. Manga's, zwartgroen of onwaarschijnhjk rose, hangen volop aan de statige mangueira's in de oevertuinen der ouderwetsche landhuizen, doch geen vrucht is zoo overstelpend algemeen als de kokosnoot. Gedienstige negerjongens kappen met hakmessen den groenen bast van jonge noten af, en reiken ons de geopende vrueht om de kleurlooze melk (agua de coco noemen de Brazilianen deze juister) al klokkend er uit te drinken; de leege dop wordt weggeworpen. Zoo bereiken we na ruim twintig kilometers varens de oude hoofdstad Alagóas, thans een doodsch gehucht op een heuvel langs de lagune, bestaande uit enkele hellende straatjes en een paar sierlijke Portugeesche kerkjes in den barok-volutenstijl, die overal in Noord-Brazilië zoo fraai vertegenwoordigd is. Enkele bouwwerken van het stadje worden nog toegeschreven aan de Hollanders uit de 17de eeuw, toen Porto Calvo, aan de kust tusschen Maceió en Pernambuco, een der Hollandsche hoofdgarnizoenen bevatte ter bescherming der zuidgrens tegen de aanvallen van Portugeesche vrijbenden uit Bahia. Op de terugreis valt de duisternis in, en de zilveren schijnsels, van de tropenmaan weerkaatsen van de glimmende palmblaren en dansen in witte strepen op de donkere watervlakte. Een zachte nachtwind aait verkoelend langs de wangen, die nog gloeien van de verbrandende hitte des daags. Zoo vormt het kokos-plassenland achter Maceió een der meest liefelijke landschappen van Brazilië. De commercieele waarde van den kokosaanplant is nog gering; :het meerendeel der noten wordt ter plaatse verbruikt of wordt per honderd stuks naar Rio en Sao Paulo verscheept. Copra maakt men nog niet, doch er komen telkens opnieuw plannen ter sprake om hiermee te beginnen; er is echter geen sprake van dat Alagóas,, hoe bijzonder ook voor deze cultuur geschikt, zou kunnen con- 96 BRAZILIË. curreeren met de copra-eilanden van Indië en Oceanie. Immers, in Brazilië zijn arbeidskrachten zelfs bij zeer hooge loonen nauwelijks te krijgen, terwijl de eilandplantages in het verre Oosten met góedkoope contractslaven werken. Aldus zou de Brazüiaansche copra aüeen verkoopbaar zijn bij een zeer hoogen wereldmarktprijs, doch door het dalen van de beursprijzen plotseling buiten mededinging gesteld worden. Een hinderpaal, dien menig Braziliaansch product reeds op zijn weg gevonden heeft tot nadeel der nationale welvaart. Van het stadje Maceió zelf is weinig te verteUen. Er zijn enkele zeer primitieve hoteüetjes, die allen nagenoeg onbewoonbaar gemaakt worden door muskieten. Geen stad van Brazilië is zoo door deze tropenplaag geinfesteerd als Maceió. Eenige tramlijnen voeren tot ver buiten de stad, waar ouderwetsche landhuizen in de schaduw van mangueira's liggen; een der liefelijkste omstreken is het dorp Mangabeira, dat met z'n kokospalmen, mangaboomen en rubberhoudende mangaba-stammen wel een boomgaard lijkt. Alagóas bezit reeds een tamelijk ver vertakt stelsel van spoorwegen, dat dien staat echter tot een aansluitend gewest van Pernambuco maakt. Een der lijnen loopt door het rijke suikerland van Vicosa, en zal later doorgetrokken worden tot de Paulo Affonso-watervahen aan de Sao Francisco-rivier, groote stroomversnellingen, die thans reeds door electrische kracht geëxploiteerd worden, en o.a. een flinke garenspinnerij drijven. De hoofdlijn echter loopt het Noord-Westen in tot vrij ver het binnenland in, en keert bij Glycerio weer naar de kust terug, in de richting van Pernambuco. De geheele spoorreis van Maceió naar Recife duurt veertien uur, en vereischt veel inschikkelijkheid en berusting; want de smalspoortrein heeft slechts kleine en ongemakkelijke bankjes, waar te veel passagiers met veel te veel bagage op samengepakt worden, zoodat menigeen „aan de lus" mee-ï reist. De trein stookt hout, wat asch en vonken door de open raampjes doet waaien; ook aan stof en zand is overigens geen gebrek, niet het minst in het eetrijtuig, dat al bijzonder onsmakelijke maaltijden aanricht. Niettemin is de reis zeer belangwekkend, daar zij ons door een rijk en bijna aaneengesloten bebouwd suikerland voert. De spoor- Snijden van suikerriet in Pernambuco. (blz. 106) Het smoken van het rubbersap. (blz. jgf^ / % f DE NOORDHOEK. 97 baan slingert zich tusschen ronde heuvels van droge klei, waar de iietvelden in rij en gehd tegen op hggen; echter niet de sappige en vochtige rietakkers van Campos, doch eindelooze hellingen van naar water smachtende stengels. Als tusschengewassen zijn katoen, mais en mandioca tusschen het suikerriet geplant; de bebouwde hellingen zijn doorsneden van wegen en paden, evenals een Hollandsche polder in mootjes gekorven is. Van de voormalige wouden is nauwelijks meer een spoor over; op z'n hoogst draagt een met rietgelederen omcirkelde heuvel nog een klein kruintje van bosch, dat er uitziet als een kalotje op een kaal hoofd. [ Bij elk station behoort een stadje of dorp, meestal bestaande uit een ruim marktveld met enkele onaanzienlijke straten; des Zondags wordt hier markt gehouden, en dan ligt in kramen of op ■natten op den grond een overvloed van leerwerk, touw, houten gereedschappen, vleesch en vruchten uitgestald. De omwoners komen op hun kleine paardjes, allen telgangers, aangetrippeld, zoodat er dozijnen van die beestjes aan de hekken staan te wachten. I Bij enkele stations ligt ook een suikerfabriek, wat soms een zeer groote en moderne usina is; een der belangrijkste is die te Utinga, onder den rook van Maceió, een andere groote ligt te Catende, halfweg Pernambuco, en een derde omvangrijke bezocht ik in Caxanga, aan een zijlijn. Deze groote fabrieken hebben, evenals die van Campos, haar eigen net van smalspoor, en vormen economische centra op zichzelf. Een groot probleem is de watervoorziening, die gedurende de langdurige droogten wel eens spaak loopt. Ervaren suikerkoopers te Pernambuco kunnen aan de usinateuiker bij beschouwing op de vlakke hand terstond herkennen van welke fabriek ze afkomstig is. I Vanuit het knooppunt Glycerio loopt een zijlijn naar het vooruitgaande stadje Garanhuns, een middelpunt van suiker en „dry farming", waar een rijksproefstation zich met succes op toelegt; het stadje heeft indertijd een treurige vermaardheid verkregen door een bloedige en onuitroeibare famüieveete, waardoor velen der beste inwoners een gewelddadig uiteinde hebben gevonden. Het vee uit deze binnenlanden behoort grootendeels tot het bebu-ras, dat weinig goede eigenschappen bezit. Het is noch voor zuivelbereiding, noch voor vleeschproductie geschikt, en kenmerkt zich vooral door zWare beenderen, een ruim geplooide huid 7 98 BRAZILIË. en geweldige hoorns. Niettemin gaan enkele f azendeiros hardnekkig door met het propageeren van deze minderwaardige veesoort, in plaats van productievere rassen te acclimatiseeren, zooals in andere streken met goed gevolg geschiedt. Ook de paarden zijn van inferieur slag: klein en van slechten gang. Geen enkel paard kan er draven: hun gang is een zenuwachtig dribbelen, dat op wei-? nig snelheid uitloopt, en het dier onnoodig afmat. Maar de „caipira" of plattelander van Pernambuco vindt dezen trippelenden telgang wel aangenaam, daar het hem de moeite van het paardrijden geheel bespaart: hij behoeft maar op het zadel te blijven hangen, en zijn beestje draagt hem wel waar hij wezen wil. Hengstenkeuring is in Brazilië niet voorgeschreven, zoodat het paardenras hopeloos gedegenereerd is; slechts af en toe vindt men kenmerken, die op de afstamming van Andalusische (d. i. Arabische) voorouders wijzen. Muildieren komen in deze streek zeer weinig voor, zoodat ook hier nog een belangrijk arbeidsveld open ligt. Zoo sukkelen we onze veertien uur lang door het suikerland; bij elk station wordt de trein bestormd door barrevoetsche jongens, die koffertjes willen dragen. ,,01h' o frête I" klinkt hun geschreeuw; meestal springen ze op en van den trein, terwijl deze in vaart is, doch ze zijn handig als apen. Eindelijk dan, tegen het vallen van den avond, naderen we de kust weer; de grond wordt zandig en de kokospalmen verschijnen weer. Over een spoordijk tusschen moerassen en plassen, door armoedige voordorpjes van kleihutten rijden we het Recief binnen : de hoofdstad steekt forsche torens en koepels omhoog tegen een harden achtergrond van oceaan. 2. DE STAAT EN STAD PERNAMBUCO. Door de Brazilianen wordt met dén naam Pernambuco enkel de staat aangeduid; de stad zelf heet Recife. Echter is dit Recife eigenlijk slechts een onderdeel van de stad, nl. alleen het rif, dat voor de monding der Beberibe-rivier ligt, en slechts een smalle strook voor stadsbebouwing vormt. Aan den overkant van de Beberibe is men al op het schiereiland Santo Antonio, 'dat eveneens reeds geheel met stad volgebouwd is. Nog een brug passeert men dan, ditmaal over de Capibaribe, die met de Beberibe een gezamenlijke monding heeft; en dan bevindt men «zich in Boa DE NOORDHOEK. 99 Vista, op het vasteland, waar nog eens een geheel nieuWe stad [begint. Op deze wijze wordt Pernambuco op een zeer eenvoudige wijze idpor het water in drie deelen verdeeld: het Reeief als businesswijk, evenals het „down-town" van New-York; dan Santo Antonio, waar de meeste winkels zijn. En Boa Vista, dat grootendeels voor woondoeleinden gebezigd wordt. Het Recief is het oudste deel van de stad, doch is al voor een groot gedeelte herschapen tot een moderne city. Heele complexen van kwahjkriekende krotten zijn opgeruimd om plaats te maken voor breede hoofdstraten en monumentale kantoorgebouwen, en nog steeds gaat dit verjongingsproces voort: eenfrissche en ruimaangelegde stad verrijst uit de puinhoopen der vunzige havenwijk van voorheen. Middelpunt is het rijzige gebouw der Associacao Commercial (Kamer van Koophandel), dat aan den ingang der haventerreinen ligt. Rondom dit gebouw rijden alle tramlijnen in een lus, om daarna over een der bruggen de Beberibe en Capibaribe over te steken; aldus volgen bijna alle tramlijnen een gemeenschappelijke route door het centrum der stad, alvorens ze zich in verschillende richtingen uiteenspreiden. Een uitstekend georganiseerde dienst is het, met groote en snelle wagens, en met een bijzonder uitgebreid net tot ver in de omstreken toe; doch als gevolg der sterk doorgevoerde city-vorming is er een „rush-uur" ontstaan, evenals in groote wereldsteden: des namiddags omstreeks sluitingstijd der kantoren rijdt men niet ?alleen aan de lus, maar ook op de treeplanken mee. Het stelsel van bruggen over de rivieren geeft aan Pernambuco een uiterlijk als van een Hollandsche stad; want de Capibaribe ziet er midden in Pernambuco precies uit als een Hollandsche gracht, alleen wat kleuriger. Een wallekant zooals de Rua do Aurora, aan den Böa-vista-oever der Capibaribe, ziet er uit als het Rapenburg in Leiden. Oude liefde roest niet: een Hollander voelt zich in Pernambuco gauw thuis. De havenwerken naderen thans hun voltooing; eigenlijk heeft de natuur zelf al voor een haven gezorgd, doordat er buiten het groote rif nog een tweede smalle rifmuur ligt, welke men door rotsklompen en cementblokken heeft opgebouwd tot een onverwoestbaren golfbreker; de natuurlijke opening is door dynamiet verruimd, en geeft thans toegang aan schepen met grooten diep- 100 BRAZILIË. gang. Echter is de binnenste havenkom ondanks herhaald baggeren nog niet op voldoende diepte gekomen; hier kunnen slechts schepen van ruim 20 voet onder alle omstandigheden veilig liggen. Aldus wordt de binnenhaven van Pernambuco enkel nog gebruikt door de kustbooten en door vrachtschepen; eerstgenoemde gaan langs de kade, en laatstgenoemde ankeren op stroom, dicht onder het rif, waar ze van beide zijden met lichters kunnen werken. De groote mailbooten, die Pernambuco aandoen, wagen zich niet binnen het rif, doch blijven geankerd op de Lamarao, zooals de open reede van Pernambuco heet. Een sleepbootje vaart dan de haven uit naar het schip toe, en sleept achter zich aan een logge houten boot, schertsend de Arke Noach's genaamd, waar in een roefje de passagiers met bleeke gezichten bijeengepakt zitten, snakkend naar het einde van den tocht over de holle deining; de houten hchter heeft geen diepgang en gewicht genoeg om vast op het water te hggen, doch volgt elke beweging der golven van den top tot het dal. Meestal zijn deze slachtoffers der reede al flink zeeziek, wanneer de Arke Noach's zich eindehjk langszij van het onwrikbare mailschip vasthaakt; dan moet men nog een minuut of twintig naast het beloofde land hggen dobberen tot de havendokter met zijn werkzaamheden klaar is, en dan begint de inscheping. Niet langs een trap, want de deining is te zwaar; men heeft er in Pernambuco iets anders op gevonden. Vanaf het schip wordt met de stoomlier een groote gesloten mand in de Arke Noachs neergelaten, en door een deurtje worden daar een zevental passagiers ingepropt; klaar! — halen maar! — en tot groot vermaak der kijkers op het promenadedek hijscht de scheepslier de mand over de reeling aan boord. Zakken! — met een plomp bonst de teenen kevie op dek neer, en de passagiers wankelen met opgeluchte gezichten naar hun hut. Is het aan boord nemen der passagiers afgeloopen, dan worden de voor Pernambuco bestemde reizigers in den mand omlaaggelaten, en de hchter, getrokken door het sleepbootje, zet weer koers naar de haven, terwijl het mailschip zijn ankers ücht, en de reis vervolgt Deze onplezierige wijze van landen en aan boord gaan is voor Pernambuco begrijpelijkerwijze een groote hinderpaal; verbetering kan slecht bereikt worden, wanneer de haven achter het rif zoover kan worden uitgebaggerd, dat ook de mailschepen zonder gevaar van stranden tot binnen de pieren kunnen opstoomen, en DE NOORDHOEK. 101 zekerheid hebben, dat ze onafhankelijk van stroom of getij weer op elk gewenscht uur kunnen vertrekken. Langs de kade zijn in den loop der jaren eenige zeer ruime loodsen verrezen, terwijl het materiaal aan kranen etc. steeds aangevuld wordt; spooraansluiting loopt langs de geheele lengte der kade, zuidwaarts verbinding gevend op het station Cinco Pontas [ (richting Maceió) en noordwaarts over het station Brum naar Parahyba en Natal. Aldus is Pernambuco er op berekend om opslag- en afscheep- \ plaats te zijn van de producten, die uit een uitgestrekt achterland afkomstig zijn. Is Maceió bijna uitsluitend suikerhaven, en Cabedello en Natal haast enkel afscheepplaatsen voor katoen, Recife verscheept deze producten beide in belangrijken omvang. Aan katoen worden per jaar gemiddeld 150—200.000 geperste balen verzonden. Bovendien heeft de export van mamona of castorzaad in de laatste jaren een groote uitbreiding beleefd; deze overal in Brazilië zonder moeite verkregen gespikkelde boontjes leveren n.1. een ohe op, die niet alleen therapeutische beteekenis heeft, maar vooral onmisbaar is gebleken voor vliegtuigen, wegens zijn laag vriespunt. Op de haventerreinen van Recife hggen overal platgetrapte mamona-zaadjes op den grond, evenals Maceió met bruine suiker is geplaveid. Katoenzaad is altijd voorhanden naar den maatstaf van 3 a 4 ton zaad op iedere ton katoen, en kan door Pernambuco in groote hoeveelheden geleverd worden. Koffie, edele houtsoorten, huiden, | piassava, al dergelijke artikelen passeeren in beperkte hoeveelheden door de haven van Recife, doch nooit in een omvang van wereldbelang. De hgging van Pernambuco aan den uitersten hoek van het Zuid-Amerikaansche vasteland maakt het tot een zeer geschikte aanloophaven voor de groote vaart ; de Koninkhjke Hollandsche Lloyd, de Royal Mail en andere hoofdlijnen doen veelal de reede : even aan, terwijl ook de Brazüiaansche schepen naar New-York er passeeren. In de toekomst hoopt men een korte en sneüe verbinding met Dakar, aan de overliggende Afrikaansche kust, te kunnen organiseeren, in aansluiting op een spöorhjn door de Sahara naar Gibraltarf het is nog toekomstmuziek, maar de tijd is misschien niet zoo ver af, dat men in vijf dagen den oceaan oversteekt, en 102 BRAZILIË. dan aan beide einden een sneltrein vindt klaar staan. Ik zie dit nog eerder op het Afrikaansche traject verwezenlijkt worden dan in Zuid-Amerika; want om vanuit Pernambuco een eenigszins voor het groote snelverkeer bruikbare lijn naar het Zuiden te verkrijgen, zou men heel wat losse stukjes spoorweg aan elkaar moeten plakken. Het bestaande zal hier de vijand van het toekomstige bhjken te zijn. Zoo is er ook al lang een plan in de pen om vanuit Pernambuco een groote transcontinentale spoorlijn te bouwen dwars door de Braziliaansche wildernis heen naar Perü. Het ontwerp is ongetwijfeld grootsch; doch een dergelijke hjn zal tientallen jaren lang noodhjdend moeten blijven, alvorens er eenige rente op het kapitaal kan worden verwacht. Een begin is vanuit Pernambuco reeds aanwezig, en loopt 270 K.M. oostwaarts de binnenlanden in; doch waar dit onbeteekenende eindje reeds elf uren sporens is, kan men zich voorstellen, hoe lang een rit naar Callao wel zou moeten duren ! Echter zal het ontwerpen en aanleggen van hoofdspoorwegen voor de komende decaden onverrnijdehjk tot de uitstrevende regeering moeten behooren. Het stadsinterieur van Pernambuco bezit een zekere genoegelijkheid, die in vele andere steden vergeefs gezocht wordt; de hoofdwinkelstraten zijn geasfalteerd, en maken met hun groote winkels en drukke trottoirs geheel den indruk van een welvarende provinciestad. Zoo doet de Rua Nova, die van brug tot brug loopt, denken aan de Leidsche Breestraat of de Groningsche Heerestraat. Hier en daar een pleintje met wat palmen; kleine en weinig aantrekkelijke cafétjes bieden een zitje op den stoep aan, waar men met een rietje een groenen kokosnoot kan uitslurpen. Aan hotels is er niet veel keus: het niet zeer geriefelijke Recifehotel ziet er van buiten werkelijk modern uit, terwijl het oudere hotel do Parque geheel naar plaatselijke omstandigheden is in-f gericht : beneden een groote biljartzaal, en boven rijen primitieve;] slaapkamers; de eetzaal ligt onder een afdak, en is aan alle zijkanten open, wat 's avonds heel frisch is. Een soortgelijk afdakstelsel vindt men in dit, als ook in andere provinciale hotels van Brazilië, toegepast bij de slaapkamers der bovenste verdieping; een matglazen afdak, spant zich over een dubbele rij hokjes heen, en de tusschenwanden der kamertjes zijn slechts ruim mans- Een typische barokkerk in Olinda. (blz. 1*2)" l&3 Mangue-groei (luchtwortels), (blz. 117) DE NOORDHOEK. 103 hooge schotten, 's Morgens wordt men wakker door de broeiing der zonnestralen op het glazen afdak; mijn zakmes vond ik gloeiend heet op tafel liggen! Aan restaurants heeft Pernambuco meer aan te bieden dan de meeste Braziliaansche provinciesteden; er is er een, dat van Manoel Leite, waar 's middags een strijkje de lunchende businessmen opvroohjkt met maxixe en tango. Een specialiteit der Pernambucaansche keukens is cavalla cozida, een gekookte visch, die zeer hard en droog is, doch Voedzaam en smakelijk; de staart is een ware delicatesse. Ook kreeft en camarao (groote garnalen) zijn overvloedig. Aan vruchten vindt men volop cajü, een zotskapvormige rinsche vrucht, met een krommen boon er bovenop, die als kastanjes wordt gepoft, en door de Brazilianen met graagte geknabbeld wordt. Ook saputi, eert uiterhjk op een aardappel lijkende boomvrucht van zachten, geurigen smaak is in Pernambuco inheemsch. Achter Boa Vista beginnen uitgestrekte wijken van losstaande landhuizen, omgeVen door tuinen en boomgaarden met fraaie gewassen. De straten hebben hier nog geen plaveisel, doch zijn in den drogen tijd mul en stoffig van het zand, en in den regentijd drassige modderpoelen. Echter geven de tramlijnen, die deze villawijken in alle richtingen doorkruisen, overal goede verbinding. Een van die buurten, Magdalena genaamd, ligt in de bochten van de Capibaribe, met kokospalmen en massieve groepen van mangaboomen langs de oevers; in de latere tijden is de Magdalena, eens de deftigste voorstad van Pernambuco, wat achteruitgegaan door de ontwikkeling van Afflictos en andere vriendelijke tuindorpen. Een ander liefelijk oord buiten Pernambuco is het doode stadje Olinda, dat in nog geen half uur met de tram bereikt wordt, door de moerassige mangrove-velden langs de zee. Olinda is ouder dan het Recief, en was nog langen tijd een geduchte mededingster; het ontbreken van een ankerplaats deed dit stadje ten slotte afzakken tot den tegenwoordigen rang van clericaal oud nest, historisch interessant, en door fraaie stranden gezoomd, doch zonder eenige levensvatbaarheid. Het ligt op een heuvel vlak langs de zee, en doet met zijn vijftigtal kerkjes en kloosters, en met z'n kromme, hellende straatjes van roode daken denken aan een Portugeesch plattelandsstadje. 104 BRAZILIË. Het strand is slechts smal en loopt steil in de zee af; doch het baden is er zeer in trek, en menige Pernambucaansche familie bezit een optrekje aan het strand van Olinda, waar men de heete maanden doorbrengt. Vooral des avonds, onder maanovergoten kokospalmen, is het aan het strand heerlijk koel en rustig. De naaste omstreken van Pernambuco vertoonen een droog heuvelland, waarvan de kruinen met laag kreupelhout bedekt zijn, en de dalen beplant worden met mandioca en maïs. Het is een vriendelijk landschap zonder groote schoonheden, doch met vele hoekjes voor liefelijke natuur en fraaie uitzichten op de zee. Interessanter wordt het landschap, wanneer we de centrale lijn der Great Western volgen; eerst gaat het door de onoogelijke en armoedige negerwijken van Afogados heen, waar leemen en blikken hutjes langs de randen van moerassige poelen gegroepeerd zijn. Daarna doorloopt de hjn een zanderige streek van boomgaarden en tuinen, om vervolgens de bergen van Jaboatao binnen te dringen. Eenige uren lang sporen we dan door een mooi heuvelland, de kruinen nog met zwaar bosch beladen, en de dalen en lagere hellingen beplant met suikerriet. Bij Morenos ligt een groote Belgische textielfabriek; het stadje Victoria is rijk aan vruchten. Zoo dringen we steeds verder het binnenland in, tot eindelijk een nieuwe groote helling begint; de cultures houden op in deze woestijnachtige streek van verweerde rots en grint zand. Slechts is op de hellingen de aanplant geprobeerd van cactus zonder distels, de vermaarde uitvinding" van den Californier Burbank, waardoor thans ook in droge streken een redehjk waterhoudend veevoer verkregen kan worden; men deelde mij mede, dat deze plant in Pernambuco inheemsen bleek te zijn, zoodat Burbank iets uitgevonden zou hebben, dat al in de natuur bestond, doch ik neem deze bewering met eenige reserve aan. Een andere eigenaardige aanplant is die van pita, een woestijnplant die uit een op den grond groeienden krans van stugge punt blaren één stam met bloementros meters hoog in de lucht zendt. Uit de vezels worden zakken gemaakt, doch zoowel cultuur als industrie zijn nog in het begin. Eenige uren van geregeld klimmen brengen ons op de hoogvlakte der binnenlanden, een golvend land met verre gezichts- DE NOORDHOEK. 105 einders en weinig plantengroei; slechts langs de beekjes, voor zoover niet -uitgedroogd, is een strook frisch groen te zien, doch de rest van het land is dorgeel en zanderig. Witte stadjes, boomloosen heet, hggen op de oevers der verdroogde beddingen; in andere jaargetijden zal hier het water met gevaarlijke kracht doorheenbruisen, doch zooals ik die riviertjes zag, kostte het aan de dorpsvrouwen moeite om een nat plekje voor haar wasch te vinden. Des avonds komen we in Pesqueira aan» een stadje, dat in een droog en stoffig dal ligt tusschen bergen, die aan de maankaart doen denken. Aan alle kanten kale en dorre rotsen, die, toen ik ze te paard beklom, slechts uitzicht gaven op nog meer droge maanbergen; slechts groeit er wat laag hout, terwijl men op de hellingen proeven heeft genomen met druiven, die het op deze I zonnige hoogvlakte goed doen. Het klimaat van Pesqueira is voortreffelijk: midden op den dag natuurlijk heet, doch overigens getemperd door de hooge ligging, die de nachten zeer koel maakt. Er zijn een paar groote fabrieken van yruchtconserven, wier specialiteit is de goiabada, een stijve gelei van de roode goiabavruchtjes, die in alle hoeken de dalen aan de boomen groeien, en tin kisten en bakken op den rug van pakpaardjes van verweg uit de I bergen worden aangevoerd; het heele stadj e is doortrokken van den wee-zoeten geur dier goiabada, waarvoor de fabriek van mijn gastvriend Coronel Xavier de Britto de grootste aansprakelijkheid draagt. De platte ronde blikjes met goiabada en andere -adas. zijn overal in Brazilië verkrijgbaar; men eet deze op boenwas lijkende vruchtenzalf als dessert, meestal samen met bananen en Ikaas, wat zeer smakelijk is. Vanuit Pesqueira loopt het spoorhjntje nog een eindje over de maankaart door; een verlenging zal op den duur tot stand moeten komen tot het uiterste Westen van den staat Pernambuco, daar waar het Zuiden van Ceara en het Noorden van Bahia elkaar naderen. Kunnen de spoorlijnen vanuit Bahia, Pernambuco en Ceara elkaar daar ontmoeten, dan zal een grootsch werk ver-" richt zijn, waarmee een nieuw tijdperk voor den Noordhoek zal ■aanbreken. Want ook deze dorre binnenlanden zijn ongetwijfeld in staat om vele producten op te brengen. Reeds thans komen uit die streken talrijke kudden runderen, gehoed door bereden vaqueiros 106 BRAZILIË. (herders), die geheel in leer gekleed gaan, tot hun breedgeranden hoed incluis. Dit met het oog op de doornboschjes, waar ze zonder aarzelen te paard doorheen jagen om een ontsnappend rund op te vangen. Op gezette tijden wordt uit deze kudden een troep van honderden stuks afgezonderd, en onder geleide van een paar vaqueiros begeeft zich deze boiada (veeconvooi) op weg naar Recife, een vervelende reis, die weken lang duurt. Van eenige omheining in de velden is natuurlijk geen sprake; de treinen moeien elk oogenblik, na vergeefs zenuwachtig de stoomfluit gebruikt te hebben, haastig stoppen om niet over de onverschillig op de spoorbaan loopende runderen te struikelen. 3. VAN RECIFE NAAR PARAHYBA EN NATAL. De afstand van het Recief naar Parahyba is eigenlijk niet zoo heel groot: een stoomschip doet er van haven tot haven vijf of zes uur over, en per auto kan men, bij eenigszins gunstige gesteldheid van weer en weg, de reis in een halven dag afleggen. Maar de trein der Great Western of Brazil heeft er toch nog negen uur voor noodig! Overigens geen ongenoegelijke reis, te meer daar negen uur nogj wel te boven te komen zijn; men verlaat het station Brum op het Recief des morgens vroeg, en is nog in den namiddag te Parahyba. De trein slingert zich door een heuvelland, dat vroeger met zwaar woud bedekt is geweest; hoe langer hoe meer is er gerooid, totdat er op het oogenblik haast geen bosch meer te vinden is. Daarentegen zijn de hellingen beplant met mandioca en katoen, allebei in lage, droge struiken met weinig bladeren. Suikerriet is weinig meer te zien. Zoolang de dag nog jong is, en de dauw nog op de velden ligt, Teist men heel aangenaam; het Jornal do Recife geeft het laatste plaatselijke nieuws, benevens telegrammen uit het buitenland, zeer vrij vertaald. Daarna kunnen de familieberichten, verjaardagen en advertenties ons nog eenige stations lang bezighouden, totdat we zelfs de gloedvolle pohtieke artikelen gaan lezen, waarin] vuur en vlam gespuwd wordt tegen de andere partij. Ieder leest z'n krantje, fazendeiro en handelsreiziger, grijze coronel en eerbiedige jongere metgezel; is er een politiek hoofdman van eenig gezag DE NOORDHOEK. 107 in den trein, dan ontspint zich al spoedig een levendige woordenstrijd, die in luiden demagogischen toon gevoerd wordt. Thema is of de gouverneur van den staat al dan niet de gewetenlooze schobbejak is, dan wel de onbaatzuchtige, hoogstaande bestuurder van edele beginselen, waarvoor elk der partijen hem houdt. En of de senator voor den staat zich in Rio zal aansluiten bij de groep van generaal zus of van doutor zoo. Er stapt een nieuw reiziger den groep binnen, in geelachtig linnen slobberpak met streepjes, hooge en wijde rijlaarzen met rinkelende rozetsporen en een zweep in de hand; een vuilgeworden panama op het hoofd, een gerafelde boord, ongeschoren kin etc. Men zal zich meestal vergissen, wanneer men hem voor een struikroover houdt, of voor een cowboy of gaucho of zelfs landbouwer. Hij zal slechts bestuurder van een suikerfabriek zijn, die even een paar stations ver meerijdt om ergens naar te gaan kijken; zijn paard, een zielig klein beestje voor zoo'n grooten man, heeft hij als bagage meegegeven, en het dier daartoe een bagage-etiket op den neus geplakt. Wanneer hij uitstapt haalt hij z'n beest even uit den paardenwagen, scheurt het papiertje van z'n neus, en trippelt weg, den heeten zandweg op. Men neemt in die streken z'n paard mee net als bij ons z'n fiets. Opmerkelijk is, dat in Noord-Brazilië de paarden niet met een gewoon bit of trens of stang in den mond worden gereden, doch met een klem boven op den neus, die, wanneer men de teugels aanhaalt, den snuit samendrukt. De paarden krijgen er al spoedig ;eerrschrijnende wond van, die altijd een onoogelijk hdteeken achterlaat. Elk stationnetje is weer een markt op een stoffig pleintje; in het stadje Floresta dos Leöes ziet het er zelfs heel levendig uit: een paar breede lanen met schaduw, en daartusschen uitstallingen van vleesch, gedroogde visch, vruchten, houten gereedschappen, zadels etc, kortom een toko in de open lucht. De trein wordt weer bij elke halte overstroomd door jongens op bloote voeten, die met hun „olh' o frête ' jacht maken op koffertjes om te dragen. Soms hebben ze wat te koop, stukjes gekloofd suikerriet in een hchtgevlochten mandje, of rijpe manga's om sappig uit te kluiven, of groene kokosnoten, waar ze met een hakmes den kop afslaan, zoodat men de melk uitslurpen kan. Soms blijft de trein ook een half uur lang aan een halte staan om hout te laden; lange rijen van opgestapeld brandhout strek- 108 BRAZILIË. ken zich langs de rails nit, en rappe handen gooien de talhouten op den tender tot de locomotief weer voor een uurtje voorraad heeft. Ondertusschen wordt in het eetwagentje een maaltijd opgediend van grijze soep, die toch niet noemenswaard naar den duim van den mulattenbediende smaakt; daarna gekookte moten visch, waar schijfjes uien en peper bovenop hggen: peixe a Bahiana heet dat. Daarna een schoteltje ragout met macaroni, sterk naar ranzig vet smakend; en ten slotte de onvermijdelijke goiabada, die meubelpolitoer van roode vruchtgelei. Een flesch bier er bij of een half fleschje roode Portugeesche wijn; beter echter is Caxambü, het onmisbare mineraalwater, dat de maag behoedt voor vorming van ketelsteen na zulk soort maaltijden. Onderdehand is het erg warm geworden; het strookt echter niet met de goede zeden om, zooals men in de V. S. terstond doet, zijn jas uit te trekken; men draagt veelal een wijde stofjas van dun wit katoen. Stof, zand en asch bedekken spoedig alles, en het hoofdhaar wordt al nat van de warmte. In Entroncamento, een knooppunt reeds dicht bij Parahyba, gaat de hcofdhjn verder Noordwaarts naar Natal; de zijlijn naar Parahyba brengt ons dan tegen vieren in het kokette hoofdstadje van dien naam. Parahyba ligt 18 K.M. van zee af aan een kreek, die in vroegere eeuwen voor de schepen dier tijden goed bevaarbaar was, doch thans met 12 voet diepgang niet meer voor de scheepvaart te gebruiken is. Bovendien breidt de groei der mangue-bosschen (mangrove), een kreupelhout, dat op hooge luchtwortels boven het slib uitsteekt, zich nog steeds uit, zoodat hoe langer hoe meer slijk aan de wortels blijft hangen, en de kreek gaandeweg dichtgroeit. Onafzienbare vlakten van moeras en mangues strekken zich achter de stad uit; een gevolg hiervan is, dat het in de lucht krioelt van maroim, kleine zwarte beestjes, zoo groot als een speldeknop, die in de huid prikken en onaangename jeuk veroorzaken. Het stadje ligt op een heuvel, met hellende straten en terrassen, diefraaie doorkijkjes op de omgeving openen. Het is een zindelijk plaatsje, goed geplaveid, met eenige fraaie gebouwen en deftige pleintjes, met palmen sierlijk beplant. Het Zondagmiddagconcert op het hoofdplein, met de burgerij drentelend door de parkpaden om de muziektent, is er een vriendelijk provinciaal genoegen. DE NOORDHOEK. 109 Hoofdbestaansrniddel van Parahyba is de katoen, die tot dusverre uitsluitend in de stad zelf geperst werd, en pas op het laatste oogenblik naar de haven Cabedello ter verscheping werd afgezonden. Er zijn dan ook verscheidene groote katoenpakhuizen, hoezeer er vóór en gedurende den oorlog ook slechts één pers aanwezig was. In den laatsten tijd is echter met dit stelsel gebroken; de ondernemende HoUandsch-Brazüiaanschè firma von Söhsten, die overal rondom Pernambuco gevestigd is, heeft reeds te Cabedello aan het water een ruim pakhuis gebouwd, voorzien van twee katoenpersen. Aldus wordt de katoen in zachte balen vanuit het èbinnenland ineens per spoor naar de haven aangevoerd, en pas ter plaatse van inscheping tot harde balen geperst; dit wil zeggen, dat men steeds de lading klaar heeft hggen, en dat het schip geen vertraging behoeft te ondergaan doordat gebrek aan goederenwagens op het laatste oogenblik veroorzaakt, dat de lading niet uit de stad weg kan. Aldus is Parahyba zelf voor een groot deel uitgeschakeld, een lot, dat alle landwaarts gelegen steden met ondiepe havens getroffen heeft; slechts een nauwe aansluiting aan het kustdorp Cabedello, of een ingrijpende verbetering der verkeersmiddelen staan ter keuze. Overigens heeft Parahyba geen groote bedrijven. Er is een Bloeiende zeepfabriek, waarin partij getrokken wordt van de plaatselijke aanwezigheid van klappernoten. Voorts levert het platteland vele huiden en geitevellen; deze laatsten worden dubbelgevouwen tot balen geperst, en meest naar Frankrijk verscheept ter verwerking tot fijn schoeisel. [ Van Parahyba naar Cabedello spoort men in 40 minuten per trein van de Great Western ; ook kan men in 2—3 uur per motorboot de rivier afvaren. Daar er slechts een of twee treinen per dag loopen, moeten handelsmenschen, die even op en neer willen, telkens een extra-trein nemen, wat wel op bedenkelijke toestanden wijst! Men spoort door een zanderig terrein van duinboschjes, met bier en daar wat kokospalmen. Cabedello is een zeer onaanzienlijke nederzetting: de enkele pakhuizen tusschen spoor en kreek zijn er de eenige presentabele puizen, en de rest bestaat uit vervallen hutjes langs zandpoelen. Een eigenlijke haven bestaat er niet, doch de spoorlijn is op een kort en krom houten piertje een eindje in de kreek uitgebouwd, zoodat aan de buitenste kromming een flink zeeschip behoorlijk 110 BRAZILIË. kan meeren, terwijl er aan den binnenkant van het landingshoofd plaats overblijft voor een paar lichters. Het water is er altijd kalm, want de deining der zee wordt al een eind buiten het strand gebroken door het groote rif dat langs den geheelen Noordhoek de kust vergezelt; men vaart door een betonde opening in het rif binnen, en vindt dan in de kreek een veilige ankerplaats. Van een kade is geen sprake; de oever van de kreek is zandig en morsig, en behalve het spoorweghoofd en enkele bescheiden steigers van particuliere firma's zijn er geen havenwerken aanwezig. Aan katoen verscheept Cabedello in doorsnee ongeveer 80.000 balen of 16.000 ton katoen per jaar, zoodat de Booth-lijn op NewYork en de Harrison Line op Liverpool er geregeld aanloopen. Ook de Lloyd Brazileiro en de Companhia Costeira bezoeken geregeld dit haventje. Overigens wordt er wat katoenzaad verscheept, en een hoeveelheid huiden. Eén walvischvaarderij van de firma von Söhsten, aan den overkant der kreek gelegen, verlaadt traan in wisselende hoeveelheden. Is, zooals gezegd, de havenkant van Cabedello een morsige en onaanzienlijke modderoever, anders ziet het er uit aan het buitenstrand ; er loopt door de rulle zand banen een klein muilezeltrammet je, dat men voor een speciale rit kan bestellen om zich naar zee te laten rijden. Het breede strand is tot diep landwaarts begroeid met kokospalmen, een waar opgaand bosch van klappers; daartusschen liggen armoedige hutjes van vlechtwerk en dorre palmblaren weggestopt, popperig tusschen de slanke kokosstammen. Onder de boomen is er schaduw, doch daarbuiten blinken zee en hemel in felle kleuren. Zoo moet het er, volgens de beschrijvingen van Jack London, op een Australasische atol uitzien! Langs het buitenstrand liggen zelfs eenige gezellige houten bungalows van Amerikaansch type, met een porch en een hangmat; de burgerij van Parahyba smaakt hier de genoegens van het strandleven, een der weinige vreugden die het leven in deze oorden aanbiedt. Een bescheiden uiting van huisvlijt der arme strandbevolking vormen de withouten modelletjes, die men er maakt van de inheemsche jangada; dit is een langwerpig vlot van vier of vijf boomstammen, dat middenop een mast draagt, en achteraan een bankje. De gespierde visscherlui van den Noordhoek gaan op deze primitieve vaartuigen ver de zee in, tot buiten zicht van de kust; DE NOORDHOEK. 111 elke golf slaat over het balkenvlot je heen, doch van volloopen oi omslaan is natuurlijk geen sprake: men wordt alléén doornat, en blijft dit de geheele reis lang, zoodat jangada-visschers al op vroeIgen leeftijd door rheumatiek gebrekkig worden. De karige proviand wordt ineen zakje in den mast geheschen om niet nat te worden, en verder heeft men een mand met deksel aan boord om de gevangen visschen in te bewaren. Eenmaal op zee zet men een wit zeil op, terwijl een door een reet tusschen de balken gestoken plank als roer dient. Vanaf het stoomschip kan men aan het verschijnen van de witte stipjes der j angada's het naderen der kust bemerken; voor Pernambuco en Olinda zeilen er soms heele zwermen van. [ Om van Parahyba naar Natal te sporen heeft men twee dagen noodig, hoewel de treinrit zelf nog geen dertien uur duurt. Doch men vertrekt pas in den namiddag uit Parahyba, en brengt het dien dag niet verder dan het stadje Guarabira (officieel Independencia genaamd), waar men kort na donker aankomt, even nadat ook de trein uit Natal is binnengereden. Tegenover het station liggen een paar sjofele hotelletjes, primitieve stallingen voor reizigers, waar met veel goeden wil doch weinig talent een avondmaal opgedischt wordt, dat slechts goed te maken is door de droge kaas met goiabada. Er is onder een bespinragd pannenafdak een rij Blokjes met halfhooge wanden afgeschoten; men vraagt u of ge in een bed of toch maar liever in een hangmat slapen wilt, want in Noord-Brazilië zijn in elke wand eenige sterke ijzeren haken ingebouwd; zoodat men een onbepaald aantal hangmatten kris en kras door de kamer spannen kan. De inheemschen prefereeren de hangmatten, omdat men daarin behagelijker ligt dan in een bed; de weinige vreemdelingen opteeren ook meestal tegen de bedden, doch om andere redenen. Ook aan muggen is er geen gebrek, doch onder mijn eenvoudige reis-klamboe was ik daarvoor wel beveiÈgd. I Een plaatsje als Guarabira, bestaande uit een hoofdstraat met een pleintje en eenige dwarsstegen, bezit electrisch licht, een paar flinke winkels van manufacturen, ijzerwaren, levensmiddelen etc, Ken zelfs een bioscoop. i Den volgenden morgen vroeg vertrekt men weer; eerst rijdt de trein naar het Zuiden weg, en dan gaat de onze naar Natal; o 312 BRAZILIË. wonder, we hebben een soort van salonrijtuig er in gekregen, met ronde draaistoelen, zooiets als bureaukrukken, in plaats van de smalle bankjes. Het landschap in deze binnenlanden is vooral droog en zanderig,; verschroeide bosschen vergezellen ons urenlang, dor en verschrompeld als een herfsttooneel. Eén dag van flinken regen echter, en de lente begint onmiddelhjk; een uur na den regen zwellen *de nieuwe knoppen reeds, en den volgenden dag barsten ze open. De regentijd maakt het geheele land op eens sappig groen, doch in de droge maanden ziét alles er uit als de Veluwe in den winter. Langs de enkele beekjes, die nog water bevatten, zoomt zich een welig groene strook, wederom een bewijs, hoe vruchtbaar deze woestijn van verdroogde klei kon zijn mits onder voldoende be.sproeiïng. 'Te Penha, in een loodsje langs de spoorlijn, krijgen we weer wat woëdsel: een prakje boonen, rijst met uien, een stukje kip, doch wooral weer bananen, Kaas en goiaDaaa ais piece ae resistanee. Het naderen van Natal wordt aangeduid door hooge duinen, als •de Bhnkert bij Haarlem, schelbelicht in de zon; de frissche zeewind waait ons koel in het gezicht. Natal is een stadje, dat allures van een hoofdstad gaat aannemen : langs de kreek een benedenstad van pakhuizen en kantoren, niet bijzonder mooi, doch met breede straten en eèn paar fraai beplante pleinen. Tegen de hellingen der duinen verrijst echter een nieuwe stad, up-town, duinoord of, zooals het te Natal eveneens met een na-aping heet — Petropolis. Eerst rijdt de electrische tram tegen de deftige terrassen, waar de regeeringsgebouwen van >den staat Kio Grande do Norte hggen, omhoog, en daar openen zich al spoedig breede lanen, afgegraven in het duin volgens een igrootsch stratenplan. Alles Wordt er geplaveid met roodbruin koraal uit het rif, op den rug van lastdieren in manden van de kust weggehaald en ternlaatse geklopt en gestampt tot een soort van macadam-weg. Hier en .daar in de .nieuwe duinstad sieren reeds rflinke villa's, meestal in cottage-stijl, de hoeken der forsche lanen ; de geplante boomen schieten er ook vlug op, en na eenige tientallen van jaren zal deze thans nog wat barre duinwijk een Jornmerrijk en luchtig villapark vormen. Boven op het duin, vlak boven de zee,, Egt eén ziekenhuis; ver«derop daalt de tram dan langs de buitenste helling der duinen af DE NOORDHOEK. 113 tot het bronzen rif zelf, dat als een verweerde muur uit het zand ï omhoogsteekt, en in beide richtingen aan de kust doorloopt, tot j waar hemel en water in elkaar overgaan. De toegang tot de kreek van Rio Grande do Norte (door de ontdekkers bij vergissing voor een groote rivier gehouden) ligt, even- ; als bij Cabedello, tusschen de rif muren in; het is een smalle vaargeul met vele kronkehngen, zoodat reeds in volle zee de loods zich uit zijn dansend zeüschuitje naar het zeeschip omhoog hijscht om het commando over te nemen. De Braziliaansche kustschepen nemen reeds te Pernambuco een loods voor de heele Noordkust aan boord, en zenden hem in Para weer per keerend schip naar Pernambuco terug. Eenmaal in de kreek vindt men een goede ligplaats op zandigen ankergrond; een kade is er niet, doch zou zonder veel moeite langs _ den bebouwden stadsoever aangelegd kunnen worden, wanneer men slechts een plankier uitbouwde langs de thans op het water uitkomende achterkanten der pakhuizen. De jaren geleden begon- I nen havenwerken zijn nooit ernstig aangepakt; het kostbare baggermateriaal ligt geheel verroest af te wachten tot het ijzer doorgevreten is. Thans blijven de schepen op stroom midden in de kreek geankerd, terwijl roeibooten voor het verkeer met den wal zorgen. Natal is waarlijk geen onaardig plaatsje. Er ligt aan het keurige parkplein midden in de stad een flink theater, benevens eenige bioscopen, er is een vrij behoorhjk hotelletje, en het khmaat is er zeer dragelijk door de voortdurende frissche zeewinden die over het duin strijken. De handel richt zich hoofdzakelijk op katoen, waarvan jaarhjks ongeveer 30—40.000 geperste balen verscheept worden, deels naar Europa, deels, naar Rio en Sao Paulo voor de Brazüiaansche spinnerijen. Aan katoenzaad is natuurlijk eveneens een flinke hoeveelheid beschikbaar, terwijl er altijd huiden en geiteveüen leverbaar zijn. [ Natal is de haven die het dichtst bij Europa ligt, precies op het uiterste neusje van Zuid-Amerika. Het binnenland voert zijn producten af over den Great Western spoorweg, die uit het Zuiden komt, en voorts langs de Estrada de Ferro Central do Rio Grande do Norte, wat ondanks den klinkenden naam slechts een onbeduidend lijntje van 120 K.M. lengte is, van uit Natal het Noorden in. 8 114 BRAZILIË. Verder Noordwaarts liggen op de kust van denzelfden staat de beide zouthavens Macao en Mossoró, onaanzienlijke plaatsjes op een dor strand. Het zout wordt er gewonnen in uitgestrekte bassins, door dammetjes en gangpaden en sluisjes van elkaar gescheiden; bij vloed laat men het zeewater binnen en sluit dan de duikers af, zoodat het water gevangen is, en onder de schroeiende tropenzon vrij snel verdampt. In de pannen die al eenige dagen ver zijn, begint zich al een melkwitte kleur te vertoonen, die in de zon schittert van de kristalletjes, net als bloemen op de ruiten; nog iets verder, en het water wordt stijf, en vormt een grijze korst, waaronder het blinkend witte zout ligt. In kipkarretjes wordt dit dan met schoppen uitgegraven en naar de opslagplaatsen gereden, waar het in zakken wordt geschept. De schepen der Companhia Costeira hebben hun eindpunt beurtelings in Macao en in Mossoró, en nemen geregeld ladingen zout mee naar het Zuiden. Ook de Lloyd Brazileiro loopt er aan, doch hoofdzakelijk is een andere reederij bij de zoutpannen geïnteresseerd, de Companhia Commercio e Navegacao uit Rio, die met haar eigen vrachtschepen het zout weghaalt, en zelf in Rio verkoopt. 4. DE NOORDKUST. Een schelwit strand met een streep van schuim er voor, daar, waar de atlantische deining breekt op het rif; een langgerekte keten van verwaaide en verstoven duinen, aan den zeekant kaal van het zand, en pas landwaarts begroeid met doornachtige bosschen. Op den achtergrond hier en daar een op zichzelf staande groep van blauwe bergen, wazig door den afstand. Zoo ziet de Noordkust er uit tot aan de Amazone-monding, en het laat zich denken, dat er langs zulk een zeestrand weinig groote havens te vinden zijn. De grootste en levendige plaats is Ceara, hoofdstad van den staat van denzelfden naam; de stad zelf wordt meestal Fortaleza genoemd. Er is geen sprake van eenige haven: het schip ankert in volle zee, op een dusdanigen afstand van het strand als de diepgang meebrengt, wat meestal op anderhalven mijl uit de kust neerkomt. Ook hier weer, evenals te Maceió, zet een zwerm van houten zeilbooten koers naar het zeeschip; met groote snelheid hobbelen DE NOORDHOEK. 115 de lompe vaartuigen over de deining, en minderen dan vlak bij het schip plotseling zeil, zoodat ze in volle vaart langszij komen. Er ontspint zich een levendige strijd der roeiers en bagagesjouwers om de reizigers met hun koffers naar den waLte mogen vervoeren; gedurende de reis door de branding scheppen deze zeilbooten doorgaans flink wat water, doch de handigheid, waarmee de aapachtige bemanning met de primitieve vaartuigen omgaat, is bepaald opmerkelijk. Zoo is het waarlijk een kunststukje om vlot langszij van het landingshoofd te komen, want een woédende branding danst om de palen en stutten heen, en slingert de onhandelbare zeilboot nu eens ver weg de golven in, dan weer tegen de pijlers op; ook nog nadat men aangelegd heeft bhjft de ranke boot op en neer steigeren, zoodat er behendigheid noodig is bij het inen uitstappen. De lichte bagage wordt een glibberige trap opgedragen, doch de zware stukken hijscht men aan een touw omhoog over de reeling van het piertje. Deze aanlegsteiger is het eenige wat aan havenwerken aanwezig 'is; voor het overige is er slechts een zandige kust. Men heeft indertijd eens een golfbreker voor het strand gebouwd, om de kom daarachter als lichterhaven te gebruiken, doch binnen enkele jaren stond er al haast geen water meer achter den dam, als gevolg der sterke verzanding. De stad ligt met haar eenen kant naar zee gebouwd; langs het iistrand ter hoogte van den steiger strekt zich een rommelige en stoffige havenstraat uit met pakhuizen en loodsen, doch verderop, waar de oever wat hooger is, verrijst een fraai terras met parkaanleg en borstwering. Dat is het elegante gedeelte van Ceara, waar 's Zondags avonds de militaire muziek speelt, terwijl de burgerij, al naar haar maatschappelijken rang verdeeld over de verschillende paden van het park, in haar beste kleeren ronddrentelt. Ceara is een levendig stadje; electrische trams loopen er in alle lichtingen doorheen, en geven een druk uiterlijk aan de aardige pleinen, en squares. Veel gebouwen van grootê afmetingen zijn er niet; integendeel is deze stad zeer laag van verdieping. Aan het [hoofdplein hggen diverse café's en paviljoentjes, die boulevardachtig aandoen ; het theater is lang-niet min. Een der aardigste punten voor den bezoeker is zeker wel de markt, waar onder een vierkante overkapping de meest wonderlijke producten van het. land uitgestaldhggen. Overwegend in aan- 116 BRAZILIË. tal zijn vruchten van sterk riekende en minder smakelijke soorten, en huisgereide ruwe koeken rapadura, een primitief vervaardigde rietsuiker, groen van kleur als het sap zelf, en vol onzuiverheden. Voorts vlechtwerk van matten of vezels; keuriggëvlochten vijgematten van gewone afmetingen, maar ook reusachtige zonnehoeden, zoo groot dat de rand, zelfs wanneer men rechtop staat, aan alle kanten tot op den grond hangt. Ook in hangmatten is men te Ceara goed gesorteerd; men vindt er de eenvoudige, uit touw gevlochten netten, doch eveneens f raaigeweven hangmatten van katoenen doek, met sierlijke patronen in blauw en wit. Aan wrakke naaitafeitjes zitten oude vrouwtjes met manden vol kantwerk, alles vlijtig met de hand vervaardigd in dien overvloed van tijd dien alleen afgelegen plattelanders kennen. Het is alles filet-kant, iets geelachtig van tint. Men kan er kleine zakdoekjes van koopen of servetjes of losse figuren; maar ook groote kragen, of een heele rok of een parasol-overtrek van filet-kant. De prachtigste en weelderigste pronkstukken komen uit de mand van zoo'n oud wijfje, dat misschien al zestig jaar lang kant heeft gepeuterd. Bij de koopheden in snuisterijen — meestal handwerkers, die hun eigen werk verkoopen — vindt men houtsnijdsels, bekers uit koehoorns gedraaid, doozen en doosjes en kommen van bruin schildpad en bekkens en bakjes van vruchtendoppen. Ceara is het land van de droogte; de staat is, dank zij den werkzamen aard der bevolking, reeds bijna geheel bezet, zij het ook niet intensief, langs de spoorlijnen die vanuit Fortaleza en van het Westelijke gelegen haventje Camocim zuidwaarts loopen. Maar evenals in vulcanische streken van tijd tot tijd een uitbarsting alle menschehjk werk vernielt zooals een jongen met eenstok een mierennest in wanorde brengt — evenzoo wordt in het binnenland van Ceara telkens het werk van jarenlang bedorven door de baldadigheid der natuur. Maandenlang bhjft dan de regen uit, en de vruchtbare aarde droogt uit tot mul zand; het gras verschroeit op de velden, het groen aan de boomen verschrompelt, en rivieren noch putten bevatten meer water. Maar het kan eiken dag gaan regenen! lederen morgen verschijnen de wolken vanuit zee, en iederen dag stellen zij die reeds wegtrekken wilden, hun vlucht nog even uit. Wanneer dan eindelijk de diepste putten geen water meer geven, wanneer het vee sterft door gebrek aan voedsel en drinken, wanneer ook de menschen hchamelijk gaan lijden onder DE NOORDHOEK. 117 die droogteplaag, dan trekt de Cearenser van zijn land weg naar de stad. Het meeste aan have en goed moet hij in den steek laten, want zijn geringe bezittingen bestonden slechts in land, opstal en vee; zoo trekt dan een stroom van berooide vluchtelingen naar Fortaleza, waar natuurlijk geen werk en zelfs geen onderdak voor hen is. De regeering stelt dan plaats op de schepen van den Lloyd Brazileiro tot hun beschikking, en leidt dezen exodus van uitgemergelde binnenlanders naar andere staten; zoo trof ik honderden families van zulke „flagellados da sêcca" aan in het immigrantenhotel van Sao Paulo, waar dan tevens arbeidsbeurs voor de koffielanderijen gehouden werd, zoodat de bruikbare elementen terstond werk konden vinden. De meeste Cearensers zijn echter in den loop der tijden naar de Amazone getrokken, waar ze vooral de bovenste grenslanden bevolkt hebben. Behalve door deze droogten bezoekt de natuur ook soms met een ander uiterste deze binnenlanden: dan regent het weer eens maandenlang, alsof alle uitgestelde buien plotseling opeens moeten komen; en weldra is heel Ceara een moeras, waarin eveneens al het werk van jaren te gronde gaat. Het bedenkelijke hierbij is, dat deze zone van verste uitersten zich gaandeweg schijnt uit te breiden; reeds begint de staat Rio Grande do Norte op dergelijke wijze aan droogten te lijden, en ook in Pernambuco ontsnapt de suikeroogst menigmaal slechts op het nippertje aan vernietiging door de droge hitte. De regeering heeft een lichaam gesticht dat „obras contra as sêccas" of kunstwerken tegen de droogten zal tot stand brengen. Deze bestaan hoofdzakelijk in het aanleggen van waterreservoirs of acudes in de binnenlanden en in het boren van putten en wellen. Doch de vrees is misschien niet misplaatst, dat zich hier een tegenhanger der Sahara :aan het vormen is, en dat kleine maatregelen van menschenhand hier toch geen afdoende verandering in kunnen brengen. Het zou het eerste voorbeeld niet zijn van een eens welvarende streek, die gaandeweg door de woestijn werd veroverd. Hoe belangrijk het watervraagstuk in Ceara is, bemerkt men reeds in de stad, waar elk huis zijn windmolentje op een hoog metalen staketsel boven de waterput heeft, zoodat elk zuchtje wind dienstbaar wordt gemaakt, om „o precioso hquido" te vergaren. Ceara voert in hoofdzaak katoen uit, in geperste balen, die grooter doch lichter zijn dan de elders gebruikelijke. Jaarlijks gaat er 118 BRAZILIË. ongeveer 1500—2500 ton van naar Engeland, en voorts een belangrijke hoeveelheid naar de Brazüiaansche havens. Veel van de te Ceara verscheepte katoen komt in met matten omwikkelde zachte balen van Camocim op kustvaartuigjes, en wordt pas te Ceara overgeperst. Aan huiden en veUen is altijd een zekere hoeveelheid voorhanden. Voorts leveren de binnenlanden veel carnauba-was (plantaardige was) in harde gele kluiten. In vezels van allerlei soort is Ceara bijzonder sterk, en bij de toenemende behoefte aan zakken! voor verpakking van granen, koffie etc. is in dezen rijkdom aan vezels een veelbelovende toekomst verborgen. Ten slotte levert het binnenland eenige mindere rubbersoorten op, zooals manicoba die in vierkante baaltjes geperst wordt. De lading wordt in de pakhuizen langs het strandterrein klaar-! gemaakt, en óf op de harde koppen van dragers door de branding heen haar de lichters' gedragen, óf vanaf den steiger met behulp] van een glijbak en een stoonüiertje in de lichters omlaag gelaten. Het uitbrengen en langszijhalen der lichters is op deze woelige! reede een moeilijk werkje, doch de sjouwerlui van Ceara zijn daar bijzonder handig in. Terwijl de hchter met katoen hoog en laag springt langs het stoomschip, werken de halfnaakte gebruinde kerels als duivels om de lompe balen op de slingen te kantelen en omhoog te geven. Ik zag aldus op den voet van 40 slingen van elk] 4 balen per uur op één luik werken; een goed gemiddelde per dag is 1000 balen per luik. Vermakelijker nog is het lossen van massagoederen, want de hchter danst op de deining heen en weer, en de winchman moet goed opletten, wü hij de lading niet op een golf in plaats van in den hchter doen neerkomen; zoo wordt iedere sling boven het water zwevende gehouden, totdat de deining den hchter vlak onder de scheepszijde brengt, waarna men snel laat zakken. Aldus komt er veel petroleum, benzine, meel etc. binnen. Van Fortaleza westwaarts varende ziet men het op zichzelf; staande gebergte van Maranguape bronskleurig uit de vlakte omhoog rijzen. Eenige nietige haventjes langs de zandkust kunnen we overslaan, zooals Camocim en Amarracao. De laatstgenoemde is de eenige haven van den uitgestrekten staat Piauhy, die hier slechts door een smaüen corridor tot aan de kust reikt. Dit binnenland is nog schaars bevolkt, en heeft door de droogten en door DE NOORDHOEK. 119 het ontbreken van behoorlijke afvoergelegenheden ook nog geen redelijke kans gekregen. De producten zijn dezelfde als die der omliggende staten, doch van geringe beteekenis; het eenige artikel van belang bestaat in huiden, welke afgescheept worden over het haventje Tutoya, reeds in den staat Maranhao. Het is een heel waagstuk om met een zeeschip tusschen de riffen en zandbanken door de kreek van Tutoya binnen te loopen; want wel is het binnengaatsche vaarwater diep genoeg, doch de ingang geeft slechts bij hoogen vloed voldoende diepte om te passeeren; een schip van eenige afmeting kan maar tweemaal in de maand binnen, en moet zich dan haasten om er weer uit te komen, wil het niet gedwongen worden om veertien dagen te bhjven wachten op hoog water. De haven bestaat slechts uit de zandige monding der Parnahybarivier; langs de oevers ziet men enkel strand en struikgewas, doch geen menschelijke nederzetting; die vindt men pas, wanneer men met een der rivierbootjes verder opvaart naar Piauhy. De kust van Maranhao ziet er al iets minder dor uit: achter het schelle strand beginnen terstond al bosschen op de duinen te groeien, en achter deze duinen ziet men in het binnenland ook niets anders dan een groene vlakte. Enkele rivieren geven toegang tot het achterland, zoodat in Maranhao de kust- en rivierscheepvaart tamelijk ontwikkeldüs; spoorwegen zijn er nog niet noemenswaard, al is er een poging gedaan om de hoofdstad te verbinden met Theresina, de hoofdplaats van Piauhy. Maar de spoorlijn heeft nog niet eens den achtersten oever bereikt van het eiland Sao Marcos, waar Maranhao op ligt; de rest van het kapitaal is, naar beweerd wordt, in Rio op de avenida verteerd De stad Sao Luiz do Maranhao is geheel aan lager wal geraakt. Vroeger, in den tijd der zeilschepen en der slavernij, bloeide de stad door uitvoer van allerlei tropische producten, vooral van suiker; maar de afschaffing der slavernij beteekende het einde van het werk, en de moderne scheepvaart kan de ondiepe baai van Sao Marcos niet meer binnenkomen. De toegang is zeer smal en bochtig, en bovendien veel te ondiep. Er bestaat een plan voor een nieuwe haven, waartoe men een golfbreker wil aanleggen en dan met behulp van den stroom een vaargeul hoopt te kunnen baggeren van minstens tien meters diepte. Er zal dan een drijvende houten kade langs den stadsoever aangelegd worden, voor- 120 BRAZILIË. zien van kranen, pakhuizen en rails, terwijl langs deze losse kade diep water zal worden opengehouden. Gaan deze plannen door, en bederft de verzanding de pret niet, dan krijgt Maranhao de gelegenheid om zich er weer boven op te werken. Dan moeten er echter spoorwegen komen, en kolonisten, geschikt en bereid om in de wildernis der binnenlanden een kans te wagen. Men ziet thans nog aan de deftige oude stad, hoe welvarend zij vroeger geweest moet zijn. Vanaf de ouderwetsche steenen kademuur loopen terrassen en trappen naar boven tot men op breede lanen en ruime pleinen komt, beplant met palmen en bloeiende heesters; maar het gras groeit er tusschen de steenen, en de bochtige straten zijn er stil als in Monnikendam. Het volk is er niet slecht; wel zijn de Maranhensers niet zoo taai en werkzaam als de Cearensers, doch de kleurlingen uit deze streek zijn geen kwaad soort van volk. Op het oogenblik is de toekomst nog zeer vaag. Er wordt een onbeduidend beetje van dit en dat uitgevoerd, doch het voornaamste zijn wel de babassü-pitten, die in toenemende hoeveelheden naar overzee verscheept worden. Dit zijn de zaden van de babassu-palm, die in houtachtige noten groeien; de noten zijn van verschillende afmeting, doch gemiddeld zoowat zoo groot als een ganzenei. Van binnen bevat deze noot vier of vijf langwerpige bruine pitten, welke zeer sterk oliehoudend zijn, en door hun vette smaak in 't geheel niet gegeten kunnen worden. Zoo'n pit brandt even fel als een stuk celluloid; de inwoners van Maranhao branden de babassü-pitten dan ook bij wijze van kaarsen. Ook vormen de ongepelde noten een zeer sterk verhittende brandstof, die aan boord van Brazüiaansche schepen wel gestookt wordt. Reeds voor den oorlog verscheepte Maranhao deze babassüpitten naar Liverpool en Hamburg, waar ze in de margarinebereiding gebruikt worden; het binnenland kan er groote hoeveelheden van leveren, wat bij de aanmerkelijke wereldbehoefte aan olie en vet een goede ontwfldreling voor de toekomst voorspelt HET AMAZONEGEBIED. 121 ±j. l muniiUi>ii-u£,uiE,L;. 1. PARA, DE RIVIER-METROPOLIS. Reeds in volle zee, terwijl we nog ver buiten de kust varen, begint het water troebelgeel te worden; groote takken, boomstammen en graspollen drijven in dit sop rond als teeken dat we de groote rivier naderen. Toch duurt het dan nog een halven dag eer we de baai van Guajara binnenvaren, en langs de lage groene rivieroevers naar Para opstoomen. Dit is nog altijd niet de monding van de Amazone: we bevinden ons op de plaats waar de Rio Guama in de monding van de Tocantins vloeit, aldus de Guajara\-baai vormende, die door een netwerk van doorvaarten met de Amazone in verbinding staat. Maar de - eigenhjke mond van de Amazone ligt Noordelijk, achter het groote eiland Marajó, en is nog bezig om een vasten vorm aan te nemen: op het oogenblik is daar nóch van de breedte, nóch van de diepte iets met zekerheid te zeggen, en ook de kustlijn der oevers en I eilanden staat er volstrekt niet vast. Para echter bezit het voordeel van aan een bevaarbaren toegang tot het groote rivierenstelsel te hggen, en is daarom vanzelf tot metropohs van het waterige achterland geworden. Alles wat van de rivieren afkomt moet hier voorbij; niet alleen uit Brazihaansch gebied trekt Paré. de producten tot zich, maar ook uit de aangrenzende landen voor zoover ze tot het stroomgebied van de Amazone behooren. Langs de Mamoré- en Madeira-rivieren komen de voortbrengsels van Amazonisch Bolivia; de Solimöes voert de producten der provincies van Perü beoosten de Andes stroomafwaarts, en evenzoo reiken de rivierarmen van de Napo tot in Ecuador. Zelfs uit Venezuela komen boschproducten den Rio Branco afzakken, en zoo is Para eindpunt der voornaamste over- izeesche hjnen en beginpunt der rivierdiensten geworden. In dit waterland gaat alles per schip de groote plaatsen worden bediend door regelmatige stoombootdiensten, terwijl de kleinere plaatsjes enkele malen in de maand aangeloopen worden door motorbootjes ; een zwerm van zeilvaartuigjes van allerlei grootte vervoert producten over de rivieren, en vult het havenkommetje, dat „Ver o peso" heet, met een gewarrel van masten en sprieten. Dit binnenhaventje is het oorspronkehjke middelpunt van de stad: 122 BRAZILIË. jhier concentreerde zich om de waag alle handel en verkeer, totdat eding van den vervoerden veestapel gaat de stoomboot eiken dag even gras laden; men meert in een kreekje, en zet een roeiboot met bemanning uit, die in een uur tijds een groote svracht van het drijvende oevergras heeft gesneden. Het klimaat op de Amazone is warm-vochtig. Er zijn dagen waarop de hitte zoo drukkend is, dat men, zelfs al ligt men naakt plat boven op z'n bed, toch den slaap niet kan vatten, nog geheel afgezien van muskieten; aan boord neemt men dan z'n toevlucht tot de hangmat op het bovenste dek, doch het vereischt eenige gewoonte, om op die wijze te kunnen slapen en .... uitrusten, want de beginneling zal geheel krom en stijf wakker worden. In het tusschendek echter hangen de netten kris en kras door elkaar tusschen alle steunpunten, waar hangmatten aan vastgeknoopt kunnen worden; men is niet meer, als bij bedden, aan oppervlakten gebonden, doch heeft de vrije beschikking over „ruimte'', zoodat dank zij deze derde afmeting een onbepaald aantal hangmatten tusschen vier steunpalen kan worden aangebracht. I De hitte des daags wordt veelal des namiddags weggeveegd door een vette stortbui; in Para\ kan men zelfs met min of meer zekerheid op dezen middagregen rekenen; men maakt dan ook ■afspraken voor „depois da chuva" (na den regen). De atmosfeer wordt dan plotseling aanmerkelijk opgefrischt en afgekoeld, zoodat des middags omstreeks 4 of 5 uur een algemeene opleving plaats vindt; opmerkelijk is de invloed van den regen op het menschelijk humeur: wie gedurende de hitte des daags neerslachtig en prikkelbaar was, voelt zich opgelucht en vroohjk na den regen. F Gedurende de regenperiode (Januari—Mei) plast het bijna eiken dag aan één stuk door; de rest van het jaar is veel minder nat, maar kent toch z'n dagehjksche buitjes. Geen wonder, dat in dit alluviale klei-dal bij zoo'n besproeüng de tropische plantengroei niet te houden is! | We varen nu een breede en lange parana in, en blijven aldus twee dagen van den hoofdstroom weg. In deze streek groeit de 134 BRAZILIË. guarané, een vruchtje ongeveer zoo groot als koffieboonen; men stampt deze pitten in houten vijzels met een beetje suiker, totdat een roodbruine brij ontstaat, die men in rollen tweemaal zoo lang als een croquetje kneedt, en in schuurtjes smookt boven den walm van palmpitten. Overal waar het schip aanlegt is dit procédé in volle bedrijvigheid, want de behoefte aan Guarané is zeer groot. Wanneer deze rollen hard geworden zijn, raspt men ze op de tong van de pirarucü, een soort van steur, waarvan men ook een surrogaat voor bacalhao (stokvisch) maakt; die tong is hard en ruw als de beste kaasrasp. Het schraapsel vermengt men met water, waarna men het drinkt als voorbehoedmiddel tegen de moeraskoortsen; aldus bestaat er in de vochtige binnenlanden van Brazilië een levendige vraag naar deze guarana. In Paré. wordt er op moderne wijze een soort van tonic-water van bereid, dat niet zoet, doch zeer smakelijk en gezond is, en ook door vreemdelingen met graagte wordt gebruikt; de guarané-hmonades, die in Pernambuco, Manaos en Rio worden gefabriceerd, zijn alle te strooperig, en missen juist de prettige hoedanigheden van de Amazoon-. sche tonic. Middelpunt van de guarana is het stadje Maués, aan onzen parané gelegen; men bepaalt zich hier niet tot het kneden der guarané in croquetvorm, doch boetseert er allerlei figuren van. Zoo kocht ik voor luttele züverlingen de kunstigste krokodillen, herten, pirarucü's, schildpadden, en andere Amazoonsche figuren, met groot talent uit guarané gevormd door een bevolking, die niet de geringste opleiding genoten heeft, doch enkel de meest bekende vormen uit eigen omgeving nabootst. Deze guaranéfiguren zijn chocolade-kleurig, en zouden met succes op een Sinterklaas-uitstalhng kunnen prijken. Voorbij Maués verlaten we onzen parané weer, en komen terug op de hoofdrivier, waar we het stadje Itacoatiara langs een iets hoogeren oever vinden liggen; hier komen uit het achterland der bijrivieren Madeira en Autaz groote hoeveelheden castanha binnen, waarin Itacoatiara een levendigen handel drijft. Door de nabijheid tot Manaos kunnen deze beide plaatsen als nauw saamhoorend beschouwd worden: de verschepingen van Itacoatiara worden meestal vanuit Manaos gedirigeerd. Kort boven Itacoatiara valt aan de Zuidzijde de Madeirarivier in den hoofdstroom, en nog iets hoogerop bereiken we het HET AMAZONE-GEBIEP. 135 punt, waar de Amazone haar naam ontvangt door de samenvloeiing van de gele Solimöes met den roetzwarten Rio Negro. Het water van laatstgenoemde wordt echter al spoedig door het gele sop van de veel sterkere Solimöes in een hoek gedrukt, en gaat daarna in de troebele massa op. Op slechts geringen afstand van de samenvloeiing ligt op den Noord-Oost-oever (opvarende rechts) de stad Manaos, aan een verbreeding van den Rio Negro, die bier wel een meer lijkt, en dieper is dan de gemiddelde Noordzee. 3. MANAOS, DE OASE IN HET WOUD. Een der beste schilderingen van de Amazone geeft iemand, die er vermoedelijk nooit geweest is, n.1. H. G. Wells in zijn korte fantasie „The Empire of the Ants" 1). Met slechts enkele woorden teekent deze knappe verteller ons het zwoele tropenwoud langs de ontmoedigend groote rivier als een gebied waar de mensch nog geen noemenswaard houvast op heeft, waar dit belangrijke en expansieve onderdeel van 's werelds fauna integendeel een hoogst precair bestaan leidt op de randen dezer uitgestrektheden van wildernis en water, en in de fantasie van den schrijver dan ook het veld moet ruimen voor een door de natuur beter voor dit terrein uitgeruste diersoort. Inderdaad is de menschelijke heerschappij in het Amazonewoud zeer onbeduidend: lucht, water en woud, maar geen aaneen¬ gesloten vestiging. Wat er voor de kost gedaan wordt, is een para¬ siteeren op het verkwistend voortbrengende bosch, doch geen ge¬ regelde bebouwing of beplanting: we hebben langs de rivier reeds gezien hoe het teelen van een handjevol mais of mandioca een hardnekkig voortgezette worsteling met de alles overgroeiende wildernis beduidt. Vlak achter Paré. beginnen de moerassige jungles, die schier onafgebroken doorloopen tot waar de kaart slechts stippeltjes vertoont; oeverdorpen zijn aan alle kanten door ruige wildernis omgeven, en maken ook geen pretentie van steunpunten te willen zijn om het land te ontginnen. Tien dagen lang zijn we nu op onze gaiola de rivier opgestoomd, en hebben das in daer uit slechts een erroene haae lanes troebeleeel riviersop ons zien vergezellen, jnu liggen we langs ae vernunige *) O.a. opgenomen in den bundel „The country of the blind", London, Nelson. 136 BRAZILIË. kade van Manaos, we zien weer groote huizen en menschendrukte, we hóoren de electrische trams weer gonzen, we eten weer een table d'hóte menu onder de klanken van een strijkje maar vanuit een ballon bekeken zouden we Manaos slechts met moeite kunken terugvinden als een kaal stipje in het wereldwoud. Tien dagen opvarens vanaf de zee, en nog is het vaarwater voor Manaos tientallen meters diep. Nog een dergehjken afstand, en nog verder, zetten de rivierschepen hun reis voort. Zeeschepen van een paar duizend ton brengen het zelfs tot Iquitos, in Perü, ruim tweemaal zoo ver als Manaos; en dan is men nog altij d op dezelfde rivier en in hetzelfde broeierige woud. Het ziet er op de kaart alles zoo duidelijk uit: een groote gekleurde lap is Brazilië, en bewesten daarvan Perü, aan weerskanten van de Andes; maar het hemelsbreed zoo kleine eindje van Lima naar Iquitos leidt door een dusdanige wildernis dat deze Amazoonsche provincie van Perü haast dichter bij Amsterdam ligt dan bij Lima. De Peruaansche ambtenaren, die naar Iquitos verplaatst worden, reizen met hun families per schip van Callao naar Panama, vandaar naar Barbados in de Antillen en dan, als er toevallig een boot voorbijkomt, naar Para\f Dan nog maar drie weken varens de rivier op, en ze hebben hun Peruaanschè standplaats bereikt. Nog ondoenlijker is de reis van Manaos naar Quito, in Ecuador, wat eveneens op de kaart zoo'n heksentoer niet lijkt; en ik ontmoette in Manaos een Surinaamschen woudlooper, die me vertelde dat hij de reis al eens gemaakt had van Manaos binnendoor naar Demerara, een verhaal, dat pas den waren indruk op me kon maken, nadat ik zelf m'n tien dagen woud en water gezien had. Die heele hoek, die daar in het Noordwesten van Brazilië ligt, en doordringt tot in Bolivia, Perü, Ecuador, Colombia, Venezuela en de Guyana's, — dat heele gebied is één groote wildernis van vochtig bosch op moerassige rivieroevers, en van ruigbegroeide bergmassa's der Andes-muur. Manaos is maar een onbeduidend kaal plekje midden in dezen „sertao"; doch juist door deze geïsoleerde ligging krijgt de stad reliëf; klein-Parijs in de wildernis! Het is een wereldstadje in het klein; het pleintje aan de haven bezit alles wat een groote boulevard ook heeft: cafe's, parkpaviljoenen, druk verkeer van trams en.auto's, krantenventende jongens, monde en demi-monde. De HET AMAZONE-GEBIED. 137 groote lanen en hoofdstraten maken een forschen indruk, welke culmineert in het kolossale theater dat getuigt van de rijke tijden, die de stad af en toe gekend heeft. Trouwens, alles in Manaos wijst daarop: de hotels zien er veel beter uit, en geven een veel menschenwaardiger bestaan dan in menige grootere stad van Brazilië. Men is er niet zoo heel erg provinciaal, en blijkt gewend te zijn aan frivole uitspattingen en zorgeloos verteren van het bij buien snel verdiende geld. Er zijn groote winkels met ruime sorteeringen; in de restaurants is voor chambres séparées gezorgd, en zelfs de kleinere kroegjes bezitten een welvoorzienen voorraad der beste merken Champagne. Mijn vriend de Caboclo-kapitein, grijs geworden in den saaien dienst op de rivier, had zich vermaard gemaakt door op een keer voor zijn Fransche maitresse een bad van champagne te laten aanrichten. Zoo was Manaos in de tijden toen de wereld hooge prijzen betaalde voor de rubber uit het Amazone-woud. Er daalde een gouden regen over dit Parijs der wildernis neer, en men leefde in een roes van geld en luxe. Het optimisme kende geen grenzen; niet alleen diegenen die zelf met rubber te maken hadden, die bosschen bezaten, die den aftap bestuurden, die zelf rubber tapten, die in het product handeldreven, die het vervoerden — niet alleen zij baadden in weelde, doch ook de overheden werden in zulke gouden tijden door de algemeene spilzucht aangetast, en begonnen reusachtige openbare werken, die geweldige geldsommen verslonden. Crediet was gemakkelijk te krijgen, — en thans is het geld op, de werken zijn slechts gedeeltelijk voltooid, en men staat voor de bittere taak om uit de tegenwoordige beperkte middêlen de enorme renten op de zorgeloos gesloten leeningen te betalen. Na de gouden periode daalden de rubberprijzen n.1. door de toenemende groot-productie der Aziatische plantages, en de Amazone verdiende geen droog brood meer; niets is den Amazoners overgebleven dan hun onverwoestbaar optimisme, dat er wel weer opnieuw een wonder zal gebeuren om hen te helpen. Wie weet: onmogelijk is het natuurlijk niet! De inzinking sleepte echter de geheele bevolking tegehjk mee in de misère. Want gedurende de bloeiperiode was er overal en op elk gebied ruim crediet verleend. De bezitter van rubberhoudende bosschen exploiteert n.1. zijn eigendom niet zelf, doch besteedt de rabberwinning aan anderen uit; hij sluit als patrao een 138 BRAZILIË. contract met een bekwamen matteiro (woudlooper) die met een aantal seringueiros (rubbertappers) het woud ingaat, en op zaakkundige wijze een aantal estrada's (gangpaden) in het bosch uitkapt, welke als basis de smookhut hebben, waar het rubbersap geprepareerd wordt tot de reeds hierboven beschreven ballen. Dit stelsel komt neer op eindelooze voorschotten, veel vertrouwen en weinig controle. De patrao of aviador is de kapitalist, die den proletarischen seringueiro de reiskosten en leeftocht voorschiet voor den tijd, dat deze het bosch ingaat; de seringueiro verbindt zich daartegenover om de door hem verzamelde rubber üitsluir tend aan zijn eigen patrao af te leveren tegen een contractueelen prijs. Aldus staan beide partijen met elkaar in rekening-courant: de rubbertapper wordt gedebiteerd voor de levensmiddelen die hij meekrijgt, en volgens tarief gecrediteerd voor de rubber die hij aanlevert. Natuurlijk rnaken de patröes en aviadores in den regel een onbeschroomd gebruik van deze gedwongen winkelnering door slechte waar tegen hooge prijzen te leveren, zoodat vaak het batig saldo, dat den seringueiro na vele maanden werkens in het oerwoud toekomt, zoo goed als niets bedraagt. Bovendien moedigen de aviadores hun tappers natuurlijk aan om zooveel mogelijk crediet te nemen, wat de seringueiro in tijden van voorspoed dan ook zorgeloos aanneemt, vertrouwende dat hij het er bij de hooge rubberprijzen toch in korten tijd uitverdient. Van den anderen kant is voor den seringueiro echter de verleiding groot om de getapte rubber niet tegen contractprijs aan zijn eigen aviador af te dragen, doch tersluiks tegen vrije prijzen aan derden te verkoopen; vooral wanneer de seringueiro zich diep in het krijt weet, zal hij allicht voor de verleiding bezwijken om zijn Opbrengst voor eigen rekening van de hand te doen, en bij zijn patroon aan te komen met het excuus dat de tap tegengevallen is — of zich geheel uit de voeten te maken. In dat geval blijft de aviador zitten met een oninbare vordering wegens voorgeschoten proviand. Het is duidelijk, dat een dergelijk stelsel, waarbij alles op crediet en voorspoed gebaseerd is, slechts gedurende hooge rubberprijzen goed werkt, doch ineenstort zoodra deze grondslagen gaan wankelen. Toen de Aziatische plantages begonnen te dragen, en elk jaar meer rubber op de wereldmarkt brachten, daalden de prij- HET AMAZONE-GEBDZD. 139 zen dusdanig, dat het in de Amazone nauwelijks meer de kosten loonde om het bosch er voor in te gaan. Deze crisis sleepte alle vertakkingen van het commercieele leven mee, en verstopte ook plotseling den tevoren rijkelijk vloeienden stroom van staatsinkomsten uit de uitvoerrechten. Sedert is wèl de wereldhonger naar rubber eer grooter dan kleiner geworden, doch de internationale betahngsmoeilijkheden spreken thans ook een woordje mee; en de normale gang van zaken moet wel zijn, dat de massa-productie der op groote schaal aangelegde plantages nog steeds toeneemt, en de rubberprijzen op een peil houdt, waarvoor de Amazone niet kan produCeeren. Weliswaar bezit de wilde Amazone-rubber eigenschappen van elasticiteit, die nog door geen gekweekte rubber geëvenaard zijn, doch daar staat tegenover dat deze toevallige superioriteit eiken dag ook in de plantages bereikt kan Worden, terwijl de industrie zich aan het gebruik der gestandaardiseerde plantage-soorten is gaan gewennen. De redding kan onmogelijk gezocht worden in het aanleggen van plantages aan de Amazone, want hierbij stuit men op veel te zware exploitatiekosten door de hooge loonen en goederenprijzen. Evenals de Braziliaansche copra nauwelijks een kans heeft naast de Indische en Oceanische, zoo moet ook de Braziliaansche plantagerubber duurder uitcijferen dan de Aziatisché. Er is over dit Onderwerp veel geschreven en gesproken, doch de eenige redelijke slotsom die men bereikte was, dat men beter gedaan had door het niet op een hernieuwd wonder te laten aankomen, doch zich liever had dienen toe te leggen op andere bronnen van bestaan. Jaarlijks voert Manaos ongeveer 15.000 ton rubber uit; bierbij komen dan nog een kleine 3000 tons die rechtstreeks vanuit Iquitos naar overzee worden verscheept. Van de andere artikelen is vooral de castanha belangrijk; hiervan verscheept Manaos jaarlijks hoeveelheden, die tusschen 50.000 en 200.000 Hectoliters of 2500—10.000 ton schommelen. De cacao-opbrengst is veel geringer, doch kan op den duur nog stijgen. Huiden, horens etc. worden eveneens in bescheiden hoeveelheden uitgevoerd. Een merkwaardig artikel vormen de steennoten, in het Portugeesch jarina of marfim vegetal (plantaardig ivoor) genaamd, harde noten die tot knoopen gezaagd worden; ze zijn afkomstig van de 140 BRAZILIË. bovenrivieren op de grens tusschen Brazilië en Perü, en leveren jaarlijks ongeveer 12.000 K.G. op. De haven van Manaos is wel een der merkwaardigste ter wereld; hoezeer op ongeveer 1500 K.M. van de zee gelegen, is het toch een volledige zeehaven, waar schepen, even groot als die op Indië varen, zonder bezwaar kunnen komen. Doch de stand van het rivierpeil is in de verschillende deelen van het jaar zeer uiteenloopend: het hoogwater van Juni-Juli verschilt niet minder dan 15 Meters met het laagwater van October-November. Er is dus geen sprake van dat een vaste kade bruikbaar zou kunnen zijn: een schip, dat bij hoogwater tot kadehoogte komt, zou bij laagwater vijftien meters in de diepte hggen. Men heeft daarom op den vasten wal alleen de loodsen en dergelijke inrichtingen gebouwd, en de kaden op het water laten drijven. Er zijn twee van die pontonkaden; de eene ligt vlak voor het centrale plein van de stad, en is met den wal verbonden door een eveneens drijvende brug, die als het ware met scharnieren aan den oever vast zit, zoodat het buitenste uiteinde met de pontonkade mee stijgen en dalen kan. Aldus is deze „roadway" nu eens omhoog, dan weer omlaaggericht, al naar de waterstand op de rivier. Langs deze pontonkade meren de passagiersschepen, zoowel die van overzee als de gaiolas van het rivierverkeer; het vervoer van goederen vindt plaats langs een smalspoortje, dat langs een kabel bewogen wordt. De andere drij vende kade ligt op 90 meter afstand aan diep water geheel los van den wal, en wordt uitsluitend voor het overzeesche verkeer gebezigd; men kan er slechts met een roeibootje heenkomen, doch het vervoer der lading vindt op een zeer bijzondere wijze plaats. Op deze losse pontonkade staan drie hooge metalen staketsels, welke correspondeeren met steunpunten op den vasten wal, bij de pakhuizen; stalen kabels zijn van den wal naar deze torens op de drijvende kade gespannen, en aan deze luchtkabels wordt een sleng kisten of zakken gehangen, waarna de lading snel door de lucht zweeft, en op de pontonkade neerdaalt. Lorries nemen de goederen dan over, en brengen de lading bij de scheepsher aan. Aldus glijden telkens vijf kisten rubber tegelijk langs het stalen koord over het water, zoodat men vanuit de pakhuizen de lading in het ruim brengt alsof er geen 90 meter water tusschen was. HET* AMAZONE-GEBIED. 141 Dit bedrijf wordt door de Manaos Harbour Limited, welke de havenwerken beheert, zeer vlot uitgeoefend, met een eigen staf van werkvolk, dat door de maatschappij tevens gehuisvest en gevoed wordt alsof het een gesticht was. Spoorwegen zijn in Manaos nog onbekend; de eenige spoorlijn van den staat Amazonas is de 360 K.M. lange Madeira-Marngré, welke begint aan de stroomversnellingen der Madeira-rivier bij Porto Velho, dat eindpunt der stoombootdiensten is. In twee dagen sporens, steeds langs de rivier, bereikt men dan het eindpunt Guajara-Mirim op de grens van den staat Matto Grosso met Bolivia ; van hieruit onderhouden hekwielers een dienst op de boven! rivieren. De spoorweg dient dus uitsluitend om het onbevaarbare stuk van de rivier te omgaan, want de waterverbmding is natuurlijk hoofdzaak. Zoo bestaat er ook een vaag plan om een spoorweg aan te leggen vanaf het punt, waar de bevaarbaarheid van den Rio Negro, benoorden Manaos, ophoudt naar Britsch Guyana; een stuk van deze geprojecteerde lijn zou zelfs al in het woud uitgehakt | zijn. Soortgelijke „picada's" bestaan ook reeds elders in het oerwoud der ruigste binnenlanden, doch zijn alleen gebaand ter wille van de telegraaflijnen. Zoo is Porto Velho met Rio de Janeiro verbonden door een dusdanige overlandkabel, die echter vaak aan storingen onderhevig is; want de Indianen konden niet van deze voor waschlijnen zoo bruikbare telegraafdraden afblijven, en sneden er telkens stukken van af. Het telegrafisch verkeer wordt in het Amazone-gebied verder nog onderhouden door een Engelsche telegraafkabel op den bodem van de rivier, waardoor men een voortreffelijken diénst heeft vanuit Manaos met de buitenwereld, in aansluiting op het net der Western Telegraph Co.; er zijn altijd een paar stoomboot ten als kabelleggers op de rivier aan het werk. ITenslotte is er vooral in den laatsten tijd veel werk gemaakt van radiografische stations, waardoor men een directen dienst met alle kustplaatsen en bovendien met Perü verkregen heeft. 142 BRAZILIË. E. DE STAAT SAO PAULO. 1. SANTOS, DE KOFFIE HAVEN. Santos ligt op slechts één nacht varens van Rio; meestal vertrekken de mailschepen dan ook tegen het vallen van den avond uit Rio, en komen dan den volgenden morgen vroeg de kreek binnen. De route leidt buiten om het uitspringende eiland Sao Sebastiao heen, op welken uitersten hoek, de PontadoBoi, al menig schip vergaan is doordat het een al te korten weg wilde nemen. Men krijgt van Santos eerst de badplaatsen aan de buitenstranden in zicht, eerst Guaruja en daarna Sao Vicente; tusschen deze beide door vaart het schip de rivier op, langs armoedige negerhutjes en bananenstnriken, terwijl op den achtergrond het blauwe bergmassief van Sao Paulo als stopstuk dient. Spoedig komen de havenwerken van Santos in zicht, en zonder veel oponthoud meert het schip aan de kade; er is hier geen vaste ligplaats voor passagiersschepen, zooals we dat in Rio, Buenos Aires, Para en Manaos kennen, doch het schip moet ligplaats nemen langs de loods waar zijn lading opgeslagen is, wat soms een onaangenaam eind van het centrum verwijderd kan zijn. Santos is als stad niet aantrekkelijk: het is een uitgestrekt netwerk van lange en vervelende straten, meestal hobbelig geplaveid en met tramrails in het midden; de bouwtrant der huizen mist eveneens alle bekoring. Aardiger zijn de pleintjes in het midden van de stad, terwijl dè geasfalteerde Rua 15 de Novembro en de daarop aansluitende Rua de Santo Antonio wel gezellig zijn doordat zich hier het city-verkeer concentreert, met winkels, café's en bovenal de groote kantoren. Kantoren in Santos zijn natuurlijk koffiekantoren; de geheele stad, van de haven tot aan het spoorwegstation, is één illustratie op een koffiestatistiek: alle bekende exportfirma's kan men op een rij van de naamborden aflezen. Meestal zijn de kantoren boven, terwijl de benedenverdieping door pakhuisruimte wordt ingenomen; de groene koffieboonen liggen overal tusschen de straatsteenen, en door de heele stad hangt de zoetige geur dezer ongebrande koffie. Aldus is het lot van Santos in alle opzichten vereenzelvigd met dat van de koffie; men leeft met de beursnoteering in New-York mee, en denkt en spreekt over niets anders dan over „o nosso café". DE STAAT SAO PAULO. 143 De opbrengst is niet alle jaren even groot. Soms valt de oogst over de geheele linie mee of tegen, en ook komt een enkele maal een onverwachte nachtvorst op de hoogvlakten een deel van het gewas bederven. Zoo was dit het geval in het laatste oorlogsjaar, juist in een tijd toen men met bezorgdheid de pluk van een buitengewoon groote oogst tegemoetzag, en vreesde dat de prijzen door dezen overvloed wel zeer zwaar gedrukt zouden worden. De nachtvorst trad toen onverwachts als voorzienigheid op, en ruimde de gevreesde overmaat op. ; Soms echter durft men dit herstellen van het evenwicht niet aan de natuurelementen over te laten, en zoo is in 1906 door de x staten Sao Paulo, Minas Geraes en Rio de Janeiro een overeenkomst gesloten met het doel om de koffieprijzen te steunen tegen de dalende beweging die de Braziliaansche welvaart zoozeer bedreigde. Een groot deel van den oogst werd met rijkshulp opgekocht en in Europa opgeslagen ten einde met den overblijvenden kleineren voorraad betere prijzen te kunnen maken, en de uit de markt genomen hoeveelheden pas op een geschikt oogenblik weer in den handel te brengen. Een andere maatregel van deze valorisatie bestond in het beperken van den aanplant, ten einde de steeds overvloediger wordende opbrengst althans aan redelijke grenzen te binden. I Brazilië produceert vier maal zoo veel koffie als de rest van de wereld samen; jaarlijks kan de opbrengst ruwweg op tien tot vijfBien rnilhoenen balen van 60 K.G. geschat worden. Hiervan komt ongeveer 4/5 voor rekening van Santos, terwijl een vijfde deel ■wordt geëxporteerd door Rio en kleinere havens. Santos trekt de opbrengst van den geheelen staat Sao Paulo tot zich, en verder gedeelten van de koffie die in Minas Geraes en in Parané groeit. ; Een gemiddelde oogst van twaalf milhoen balen stelt, als men een vrachtschip in doorsnee op 75.000 balen of 45Ó0 ton gewicht rekent, een vloot van 160 volgeladen schepen voor; bedenkt men nu dat weliswaar enkele forsche vrachtschepen veel grootere hoeveelheden (tot 140.000 zak) laden, doch dat een zeer belangftijk gedeelte der bezoekende schepen slechts gedeeltelijk hun lading in Santos innemen, en soms niet meer dan 20.000 zak tegelijk laden, dan wordt het duidelijk welk een druk verkeer Santos noodig heeft om deze geweldige oogsten af te schepen. 144 BRAZILIË. De kade is dan ook niet geheel in staat om in de aUerdrukste I tijden dit alles te verwerken; wèl strekken lange kaden zich langs I het rivierfront uit, voorzien van de vernuftigste laaóïinrichtingen, doch in de jaren voor den oorlog was het geen zeldzaamheid dat gebrek aan kadelengte de schepen noopte om drie naast elkaar voor een pakhuis te meeren, zoodat alleen het binnenste schip den wal raakte, en de anderen daaroverheen bewerkt moesten worden. Een groot vrachtschip dat een honderdduizend zak koffie komt laden, heeft hier natuurlijk verscheidene dagen voor noodig; maar als de nood aan den man komt, kan er in Santos verbazend vlug gewerkt worden. Menig mailschip heeft in vierentwintig uur tijds dertigduizend zakken koffie in z'n ruimen opgeslokt, en is dus met slechts één dag oponthoud verder gevaren. De koffie ligt natuurhjk niet gelijktijdig in de pakhuizen klaar. Slechts een deel wordt in de loodsen opgeslagen, meestal zoo dat dit gedeelte dan 's nachts of in andere minder gemakkelijke uren aan de beurt komt. Het groote meerendeel echter wordt' vanuit de pakhuizen in de stad aangereden op muilezelwagens, die elk twintig balen vervoeren; om een bescheiden scheepslading van 20.000 balen langs de kade aan te leveren zijn dus niet minder dan duizend van die karrevrachten noodig. Zoo vertoont de kade vóór de ligplaats van een ladend schip dan ook eenzeer levendig schouwspel : in eén onafgebroken stoet rijden de ezelwagens hun stroom van koffiebalen aan, waarbij het trappelen der beesten en het schreeuwen en kibbelen der gekleurde voerlui een druk tooneel van herrie vormen. Heeft het schip haast, dan wordt er op alle mogelijke manieren tegelijk gewerkt: op elk ruim loopt een ploeg dragers die elk een baal op hun nek torsen; sommigen nemen er twee tegelijk, en enkele krachtpatsers sjouwen vier of vijf zakken in één gang. J Daar elke baal 60 K.G. weegt is dit dus wel een respectabel vrachtje. Evenals een loopje van mieren draven deze halfnaakte carregadores op en neer over de loopplank; onderweg wordt er uit elke partij een monster gestoken, en bij het ruim zit een beambte met een stempel, om een firinamerk op de zak te drukken. De dragers kantelen hun last over den rand van het ruim, en de zakken tuimelen naar beneden, waar ze zoo goed mogelijk versjord worden om ligniimte uit te sparen. DE STAAT SAO PAULO. 145 Ondertusschen helpt echter ook een ander laadwerktuig mee: aan de straatzijde van de kade begint een tapis-roulant, dat langs de havenloodsen doorloopt, en eindigt in een metalen buis die boven het ruim van het schip gestoken wordt; de zakken marcheeren vanzelf op deze schuivende baan mee, en worden bij het omgaan van ëen hoek door een arbeider om de bocht heen gestuurd. Een voor een glippen ze uit de buis, die onvermoeid balen koffie het ruim in spuwt. 1 Het spreekt vanzelf, dat er bij dit massa-vervoer niet zoozeer op gelet kan worden dat alle zakken héél in het ruim neerploffen, en er ook weer ongeschonden uit te voorschijn komen; de balen die tot diep in de. onderruimen vallen, loopen groote kans dat er een naad openbarst, en de voor monsters aangeboorde zakken zijn vanzelf al lek. Bovendien Werkt ook nog de eigen drukking van de lading mede om gedurende de reis een paar balen te laten openscheuren, zoodat bij aankomst onveinüjdehjk een gedeelte der zakken geen vol gewicht meer heeft. Vertoont een baal nog 58 K.G., dan geldt hij als vol; beneden dit gewicht wordt hij als „wan" beschouwd, en is dan gerechtigd tot meedeelen in het veegIsel dat los onder in het ruim achterblijft. I De koffiehandel in Santos wordt uitgeoefend door groote en kleine firma's van alle mogelijke nationaliteit; de grootste huizen pijn eveneens in Rio gevestigd, en hebben meestal hun hoofdkantoren of filialen in New-York, New-Orleans, London, Havre, Amsterdam en Hamburg. Voor den oorlog waren deze drie laatste plaatsen de groote Europeesche koffiehavens, terwijl ook Antwerpen, Rotterdam, London, Triest en Genua belangrijke hoeveelheden ontvingen. In Amerika, waar overigens het omvangrijkste gedeelte van de oogst heengaat, slikken New-York en New-Orleans het meerendeel. De oorlog heeft het zwaartepunt natuurlijk verplaatst; zoo is Hamburg op den achtergrond gekomen, terwijl de Hollandsche havens hiervan kunnen profiteeren. Voorts schijnt het dat Lissabon en Cadiz in aanmerking zullen komen om als voorloopige besternming van veel Braziel-koffie te dienen, ter opslag eh latere distributie over Europa. Holland is altijd een goede klant van Brazilië geweest, dank zij de belangstelling der Nederlandsche Handel Mij. en den Koninklijken HoUandschen Lloyd. Voorheen bediende deze Nederland- 10 146 BRAZILIË. sche reederij enkel Amsterdam, wat in hoofdzaak voor de eigen koffiehandel van de hoofdstad bestemd was, terwijl de doorvoer van Rotterdam berustte bij de Duitsche hjnen, die daar aanliepen; door den oorlog is ook het Rotterdamsche vervoer aan de Hollandsche lijn ten goede gekomen, doch sedert zijn ook de Engelsche en Braziliaansche hjnen stoomvaartdiensten op deze haven gaan organiseeren, terwijl ook de Rotterdamsche scheepvaart zich is gaan interesseeren. De kwaliteit der Santos-koffie staat zooals bekend mag heeten, bij die van Java ten achter; het is een massa-product, en zoodoende wordt er meer op hoeveelheid dan op hoedanigheid gelet, vooral in Amerika, waar men niet zoo verwend is. In het algemeen neemt Europa de betere soorten op, terwijl Holland een der kieskeurigste afnemers is. Boven de algemeene massa-Kotüe brengt de staat Sao Paulo evenwel ook voortreffelijke kwaliteiten voort, doch dan slechts in enkele honderden zakken tegehjk, dus niet van belang voor den wereldhandel. Bij planters en koopheden zet men u soms een kopje koffie voor dat z'n gelijke in de wereld niet vindt; inderdaad kan men nergens op bezoek komen zonder dat even gauw een „caf ésinho'' wordt aangeboden, in kleine witte kopjes, met veel suiker doch zonder melk. Hierboven merkte ik reeds op, dat Santos als stad weinig be-j koring bezit. Aangenamer ziet het er echter uit, wanneer men de stad verlaat, en met tram of auto de lange evenwijdige verbindingswegen afsnort, die het koffie-emporium met het zeestrand verbinden; men rijdt door de buurten waar de gegoede burgerij woont, in kleine en vriendelijke huisjes met veranda's en tuintjes, in lange rijen naast elkaar. Daarna opent zich het breede strand, gezoomd door een reeks villa's en groote hotels. De stranden van Santos zijn de mooiste van Brazilië, en misschien wel van de heele wereld; vanaf de rivier strekt zich een breede baan van keihard zand uit tot waar de kustlijn in den gezichtseinder overgaat. Af en toe springt een kaap, een rots of een begroeide berg een eindje naar voren, maar daar achter ze» het eindelooze strand zich weer voort. Het is veel breeder dan aan de Hollandsche kust, en vertoont geen noemenswaarde glooiing, zoodat het water slechts heel langzaam in diepte toeneemt; hen zand is zoo hard als een asfaltbaan, en vrij van riffen, terwijl er DE STAAT SAO PAULO. 147 maar weinig schelpen liggen. Aldus bezit men een natuurlijke harde baan langs de zee, welke men met auto's urenlang afsnorren kan, een ritje, dat op alle bezoekers een onvergetelijken indruk maakt; de auto werkt zich vanaf de straatsteenen door een smal strookje mul zand heen, en vindt dan een onbegrensde ruimte voor zich van harden en effen bodem. Ter hoogte van de badhotels (Parque Balneario is een groot Kurhaus, waar honderden families uit Sao Paulo het badseizoen doorbrengen) wordt de strandzoom af en toe onderbroken door de afwateringskanalen van Santos, indertijd aangelegd ter saineering van de door gele koorts geteisterde stad; men moet dan telkens even om zoo'n kanaalmonding , heenwijken om weer tot het strand terug te keeren, doch verderop zet het strand zich zonder onderbreking voort tot in de oneindigheid. |t Een andere badplaats van Santos ligt aan den overkant van de rivier, die men op parmantige veerbootjes oversteekt; daarna spoort men met een komiek treintje een eind door een moerassig bosch, om ten slotte op het halvemaanvormige strand van Guaruja uit te komen. Hier ligt een groot en voornaam ingericht hotel, het elegantste van Brazilië, en indertijd deel uitmakend van de Ritz-Carltongroep; het hotel met dependances en park beslaat het midden van de bocht, waarin het strand zich welft van kaap tot kaap. Ook hier weer prachtig schoon zand en een heerlijke branding om in te baden; des avonds speelt een strijkje in de fraaie gehjkvloersche eetzaal van het hotel, en groepjes rieten stoelen maken het zitje op het voorterras tot een genot. Natuurlijk ontbreekt ook, als overal in Zuid-Amerika, het casino met roulette en baccarat-tafel niet; hier in Guaruja moeten de inkomsten uit de speelzaal zelfs de exploitatie-rekening van het hotel sluitend maken, want ondanks het comfort dat men er vindt, én den klassieken naam welke Guaruja in heel Brazilië bezit, is de badplaats op zich zelf nooit een financieel succes geweest. De eerste farnilies van Sao Paulo vertoeven hier in het seizoen eenige weken; dank zij de veelvuldige tremverbmding met Sao Paulo, en de intercommunale telefoon, die de koopheden voortdurend in Eontact met hun business houdt, is de afstand van de badplaats tot de hoofdstad van den staat tot een minimum teruggebracht. Het nieuwe pontveer stelt ook automobielen in staat om vanuit Santos naar Guaruja door te rijden. 148 BRAZILIË. In de naaste en verdere omstreken ligt telkens tusschen twee kapen weer een nieuw segment strand, zoodat men er een ruim I terrein vindt voor uitstapjes en ontdekkingstochten. 2. VAN SANTOS NAAR SAO PAULO. Santos is eindpunt van een der rijkste en best ingerichte spoorwegen der wereld, de Sao Paulo Railway Co. Hoewel van slechts geringe lengte (hcofdhjn 140 K.M., zijlijntjes 100 K.M.) bezit deze spoorlijn een ongeëvenaarde levensvatbaarheid, daar alle koffiej die te Santos verscheept wordt, over de rails dezer maatschappa! van de hoogvlakte naar de haven moet afdalen. Geen wonder dus, dat het geld binnenstroomt, en dat er kosten noch moeite gespaard worden om dit vervoer onder alle omstandigheden vrij! van storingen te houden; daar nu de concessie-bepalingen in dier voege luiden, dat de maatschappij er geen belang bij heeft om meer dan 10 % dividend uit te keeren, aangezien dan enkel de staat in het voordeel zou komen, zoo kan men hieruit verklaren, waarom er zooveel geld wordt besteed aan het onderhoud van weg en werken, een uitgaaf die nooit weggegooid is, daar dergelijk*! kosten bij eventueele naasting als activa worden erkend. De afstand van Santos naar Sao Paulo bedraagt tachtig kilojl meter, en wordt in twee uren afgelegd; het traject bestaat ui™ drie deelen: eerst een stukje door het moerassige laagland vaM Santos, daarna de klim tegen de berghelling op, en ten slotte de rit over de hoogvlakte naar Sao Paulo. Dit eerste gedeelte van de reis loopt vlot van stapel: de treini snelt met een aangenaam vaartje door de vlakke oeverlanden! waar niet veel opmerkelijks waar te nemen valt. De eerstei stopplaats is Piassaguera, aan den voet van het gebergte; hial wordt de locomotief afgehaakt, en we krijgen achter aan deiii trein een klein poppekastje, dat past op den kabel, die ons omhoog» zal trekken. De helling bestaat uit vijf of zes sectoren kabel, zoodat we aanl het eind van elk dier geledingen even moeten stoppen om over4 gegespt te worden op het nieuwe stuk staaldraad. Tusschen dez« knooppunten ligt overal dubbel spoor, en telkens wanneer de: eene trein een segment van de kabel stijgt, daalt er een anderej trein op hetzelfde traject omlaag; de beide treinen schuiven elkaar! DE STAAT SAO PAULO. 149 halfweg tusschen de schakelpunten voorbij, onder het zacht suizen der kabels op de draaiende metalen schijven. De beweegkracht wordt geleverd door electrische krachtstations, die op verschillende punten der hélling langs de spoorlijn liggen. Zoo rijzen we in steilen khm gestadig tegen den bergwand omhoog: de vochtige vlakte van Santos zinkt scheef onder onze oogen weg, en weldra sluit de overkant van ons dal zich zóó nauw tégen de hjn_aan, dat we de bananen wel aan de boomen kunnen zien hangen. Want dit geheele dal met al z'n hoeken en vertakkingen, en al deze hellingen van boven tot beneden — het is al pisang wat men er ziet, eindelooze rijen van glimmende blaren, die aan flarden neerhangen. Er worden groote hoeveelheden van deze bananen vanuit Santos verscheept naar Montevideo en Buenos Aires; de meeste mailschepen nemen er een flinke partij van aan boord gedurende den tijd, dat ze tóch in Santos moeten liggen om passagiers eh lading te ontschepen. Daar de bananen op schuitjes aan den buitenkant van het schip langszij gebracht ? worden, kan men ongestoord deze groene trossen aan boord nemen en in de tusschendekken verstuwen; is het schip klaar, dan wacht het ook niet langer op de bananen: wat nog niet aan boord is moet achterbhjven. Zoodoende is het duidehjk, dat de fruitexport van Santos alleen maar kan bloeien, wanneer er veel snelle [schepen aanloopen, en wanneer aankomst en vertrek ook geen dagenlange vertraging ondergaan; want de vruchten moeten natuurlijk eerst in de bananaes gesneden, daarna naar Santos vervoerd en aldaar in vletten geladen worden. Een paar dagen wachtens te Santos zou maken, dat ze reeds geelrijp aankwamen, en dus voor den handel al niet meer zoo bruikbaar zouden zijn. Andere producten levert de helling niet op; wél is het een vruchtbare bodem, Wat wel bhjkt uit het fraaie en dichte bosch waarmee de bergflanken bezet zijn. Overheerschend is een heester, die in bepaalde maanden volop paarse bloemen draagt, ongeveer als van een rhododendron: dan is de geheele berghelling I violet van bloesempracht, een gezicht om nooit te vergeten! Opmerkelijk is op dit bergparcours de groote zorg, die aan de waterkeering besteed is. Immers, ook bier vallen geregeld zware regens, soms in losse buien, maar dikwijls ook van weken achtereen. En dan is het de groote kunst .om al dit water op onfeilbare wijze weg te werken, zoodat de onmisbare spoorweg geen oogen- 150 BRAZILIË. blik in het ongereede komt. Want weliswaar loopt er nog een tweede spoorbedding op de Serra-helling, doch dit is slechts een hulplijn, evenwijdig aan de hoofdbaan, en iets lager in hetzelfde dal gelegen. Mocht de spoordienst door plotselingen neerslag of door aardverschuivingen gestremd worden, dan zou Santos van toevoeren voor zijn haven verstoken blijven, en Sao Paulo zou met z'n koffie blijven zitten. Men heeft zich dus terdege tegen dit gevaar gedekt, en elk plekje van de helling dusdanig onderhanden genomen, dat de natuurkrachten volkomen aan banden zijn gelegd. Gemetselde geulen vangen reeds hoog boven de spoorbedding het water op, en leiden het door goten en duikers weg naar uitlaten, waar het geen kwaad kan; al die richels en gleuven.zijn zorgvuldig geteerd, en tot ver in het bosch kan men de preciesheid volgen, waarmee dat alles met zorgzame hand en ruime beurs is bedisseld. Elk oogenblik passeeren we onder het stijgen een rij van houten wegwerkers-woningen, bekoorlijk gelegen op den rand boven het diepe dal of het bergchalets waren; de bewoners zelf schijnen echter weinig hart te hebben voor de schoonheden van hun tehuis, want de op zichzelf sierlijke en welgebouwde huisjes dragen de sporen van slonzig beredderd te worden. Al dieper zinkt de vallei weg, en al nauwer sluiten de beide dalwanden zich aaneen; trein op trein hebben we langs ons zien afdalen, meestal trossen goederenwagens, die beneden in Piassaguera weer worden samengevoegd tot een langen koffietrein. Het zijn alle forsche wagons van de Sao Paulo Railway of van de Companhia Paulista, de beide groote koffielijnen die breed spoor bezitten. Eindelijk zijn we boven, in Alto da Serra (d. i. kruin van het gebergte), en terwijl de reizigers even vlug het gebruikelijke kopje koffie gaan drinken, wordt de trein van den kabel losgekoppeld, waarna er weer een heusche locomotief voorkomt. Nu rest ons nog een klein uurtje sporens over het 800 meter hooge plateau van Sao Paulo, die uitgestrekte hoogvlakte, welke aan den buitensten rand het hoogste is, en die verder naar het Westen flauwtjes afloopt tot aan de Parana-rivier. Het is dus geen echt gebergte wat we vanuit Santos gezien hebben, maar slechts de opstaande rand van deze hoogvlakte; terstond achter dien rand vloeit het water al niet meer naar zee, doch het binnenland in, zoodat de stad Sao Paulo reeds tot het stroomgebied van de Plata behoort. DE STAAT SAO PAULO. 151 De stad ligt niet ver van de Tieté af; de „bandeirantes" (ontdekkers) uit den veroveringstijd voeren in kano's dit stroompje af, en kwamen aldus uit op de Parana-rivier, die hen naar de Plata-monding bracht. Sao Paulo is een der meest levenskrachtige steden van Brazilië. Het rijke en vruchtbare achterland is weliswaar groot geworden door de koffie, doch heeft zich niet enkel op dit product blindgestaard, zoodat de staat ook onder een ongunstige conjunctuur nog genoeg mans bhjft om zich door moeihjke tijden heen te slaan. Bovendien heeft zich in de voorsteden der stad een veelbelovende industrie ontwikkeld, die wel de beste toekomst heeft van alle Brazüiaansche nijverheidsgebieden. Een belangrijke factor van Sao Paulo Is het klimaat: hoezeer op den rand der keerkringen gelegen, en dus tropisch van plantengroei, behoort Sao Paulo door zijn hooge ligging tevens tot de sub-tropische zone. Op de stovende warmte des daags volgen frissehe nachten, zoodat men niet de terneerdrukkende afmatting gevoelt, die in Rio en verder Noordwaarts de energie zoo beknelt. Sao Paulo doet in menig opzicht aan Californië denken: ook hier palmen naast eucalyptus, en een opwekkende berglucht, die als champagne werkt. Uit de vaak bedompte atmosfeer van Santos omhooggestegen haalt men in Sao Paulo opgelucht adem, en de invloed van deze luchtverandering op het menschehjk humeur is inderdaad opmerkelijk. De stad zelf bezit eigenlijk weinig bekoring: het centrum wordt gevormd door een triangel van drie hoofdstraten, waarlangs zich de pantoffelparade beweegt. Hier liggen aan de Rua 15 de Novembro (kortweg Rua Quinze genaamd), aan de Rua Direita en de Rua de Sao Bento de voornaamste winkels, hotels, kantoren etc. Het is een levendig stukje city,,dat in vele opzichten aan een groote Europeesche provinciestad doet denken, en geen typisch Brazüiaansch karakter bezit, doch eerder iets algemeen banaals vertoont. Eigenaardiger is het gedeelte, dat langs een hol ravijn gebouwd is, alsof het de droge bedding van een rivier was: vanuit het centrum is er een breede brug overheen gespannen, van waaruit men een bijzonder opgewekt uitzicht geniet over de daken der lagere stadswijken en over de vülabuurten, die in zachte welving den horizont afsluiten; meestal spant een heldere hemel met 152 BRAZILIË. scherpgeteekende wolkenluchten zich in felle kleuren over dit bekoorlijke panorama heen. Aan den overkant van dit in plantsoenvorm aangelegde dal ligt de majestueuze stadsschouwburg, een theater van forsche vormen, niet onderdoende voor dat van Rio de T aneiro; hier is het mondaine middelpunt van Sao Paulo: het theater bezit een foyer met fraaie bordessen aan den parkkant, en bier zoekt de jeunesse dorée van Sao Paulo verstrooiing, theedrinkende in rieten armstoelen voor de marmeren terrassen. Een menigte van kleinere theaters, bars, clubs en inrichtingen van verschillend allooi omgeeft dit middelpunt van vermaak. Daarachter volgen uitgestrekte stadswijken van vriendelijke straten met boompjes en tuintjes; het taaiste en modernste gedeelte van Sao Paulo is echter de Avenida Paulista, een breede boulevard, die op even energieke wijze als te Rio dwars door al het bestaande is heen gebroken, en nog slechts voor een gedeelte voltooid is. Deze Avenida vertoont echter geen city-vorming, doch is deftig en gesloten als de Haagsche Laan van Meerdervoort. Langs de geheele lengte van deze zachtgolvende dubbele baan scharen zich rijke villa's en genoegehjke cottages tot rijen van tuinen en parken, waar de rose baksteen en het blanke marmer tusschen de oleanders en siergewassen doorgluren, en van welvaart spreken. üen sierlijk paviljoen m Tnanon-stijl neemt een der fraaiste plekken in, van waaruit men vanaf zorgvuldig gestyleerde terrassen de kleurige golvingen der fel belichte stad kan gadeslaan. Des Zondags namiddags wordt hier het Corso gehouden, in een eindelooze reeks van auto's, die al maar langs de Avenida rijden, van het eene eind naar het andere en dan weer terug. De bevolking van Sao Paulo neemt in de Brazüiaansche samenleving een bijzondere plaats in. Om te beginnen zijn de negers er lang niet zoo talrijk als in Rio en elders. En verder is het buitenlandsche element er veel sterker vertegenwoordigd, dank zij het aantrekkelijker klimaat. Zoo is de Italiaansche kolonie er bijzonder sterk; hotels en restaurants worden bijna geheel door Piemonteezen gedreven en bemand, en ook in handel, industrie en bedrijven zijn de Italianen sterk vertegenwoordigd. Dit uit zich ook in het bankwezen, dat voor een belangrijk gedeelte in Italiaansche handen is; en daar een deel der hier aanwezige Italianen slechts tot de vlottende bevolking behoort, zoodat ze óf zelf geregeld op en neer reizen, óf althans als kostwinner optreden van de in het DE STAAT SAO PAULO. 153 vaderland achtergebleven betrekkingen, vormt het verzenden van geld naar huis een der belangrijkste functies dezer Italiaansche banldnstellingen. Deze emigratie heeft schatten gelds naar het arme moederland doen vloeien, en is altijd een gewichtige factor geweest in de Italiaansche betalingsbalans. Een soort van ex-territoriale kolomseering, die de schatkist van het moederland niet op hooge kosten joeg voor militaire en burgerlijke bestuurs-organisaties, doch die enkel de baten over geheel Italië uitstortte in den vorm van verhoogden welstand in die provincies, welke vele Ama- f rika-gangers geleverd hadden. [ Overheerschend zijn de Noord-Italianen, een veel krachtiger en | werkzamer slag volk dan hun landgenooten uit Sicilië en Calabrië, I die liever naar Noord-Amerika schijnen te trekken. I Ook de Duitschers vormen in Sao Paulo een niet onbelangrijk gedeelte der bevolking, hoezeer ook numeriek niet zoo talrijk. In tegenstelling tot de op zichzelf staande en geheel toevallige aanwezigheid van verspreide Duitschers in Rio en Noord-Brazilië vinden we hier voor het eerst een meer aaneengesloten vestiging van heden, die als landverhuizers de Heimat verlaten hebben, en thans een Europeesch proletariaat in het overzeesche land vor- Bbèn. De andere Europeesche naties, afgezien dan van de Portugeezen en Spanjaarden, zijn ook hier niet anders vertegenwoordigd dan in losse gevallen, waarbij men meestal te doen heeft met kooplieden en hun personeel, welke een zekere overzeesche campagne | doormaken, meestal met de bedoeling om na eenigen tijd weer elders 'werkzaam te zijn, tenzij een enkeling toevallig hier blijft hangen, en zich metterwoon in Brazilië vestigt. Aldus is het gesteld met Engelschen, Franschen, Hollanders en Scandinaviërs. Het Slavische en Turksche element is niet in grooten omvang aanwezig; een aantal Russische en Poolsche joden, alsmede Syrische marskramers, vindt een bestaan in kleinhandel en onaanzien- pijke bedrijfjes. Het afwijkende karakter der Paulista-bevolking uit zich in menige kleinigheid, die tot sociologische uitweidingen aanleiding kon I geven. Zoo is het te Rio opvallend, hoe weinig de bevolking behoefte toont aan een „verzetje" in de open lucht, aan uitspanningsoorden buiten de stad, aan wandelingen en gelegenheden voor uitstapjes en picnics; te Sao Pauk) daarentegen trekt de 154 BRAZILIË. massa der bevolking des Zondags naar de naaste omstreken der stad om zich op populaire wijze te verpoozen in wandelparken en biertuinen met allerlei goedkoope vermakelijkheden zooals de groote steden van Noord-Europa en Noord-Amerika die kennen. Dergehjke gelegenheden vindt men in Sao Paulo in het Park van de Companhia Antarctica, een groote Duitsche bierbrouwerij, die van dezen concerttuin iets heeft gemaakt dat aan Berhjn en Hamburg doet denken. Het Bosque da Saude, door-de-week een aardig stukje gefatsoeneerd tropisch bosch, is des Zondags op soortgelijke wijze in exploitatie. Iets verder van de stad ten slotte ligt het natuurpark van Cantareira, met vijvers en waterwerken, waarheen men ter picnic trekt in een volgepropt stoomtrammet je, tout comme chez nous. Interessanter is een tochtje naar het Instituut van Butantan, niet ver buiten de stad, in een landelijke omgeving van elegant , treurende eucalyptuslanen; dit instituut verzamelt en bestudeert slangen uit heel Brazilië, en levert tegengif voor alle voorkomende gevallen van slangenbeet. Alle Brazüiaansche fazendeiros en woudloopers stenen er een eer in om hun vondsten en vangsten op dit gebied aan het instituut van Butantan op te zenden, zoodat deze inrichting over uitgebreid materiaal beschikt. In den tuin : rondom het hoofdgebouw zijn perken aangelegd, afgesloten door gemetselde ringgrachten vol water en hoog ijzergaas; daar binnenin liggen reusachtige reptielen opgekronkeld te luieren, soms in bundels en slingers vanaf de takken der boompjes, of zwemmende j in de singelslooten. Een ervaren beambte, behoorlijk in leer ge-ij kleed, stapt het perk binnen, en pikt zoo'n dikken slang aan een haakje om het monster te laten kijken; de grootste en dikste zijn meestal niet vergiftig, doch zoeken hun kracht daarentegen in het omkronkelen en wurgen van hun slachtoffer. Vreemdelingen kc-j| men steeds welvoldaan van dit uitstapje naar Butantan terug; men kan deze tocht nog uitbreiden door de auto te laten doorrijden in de richting van Osasco, het eerste station aan den Soroca-f bana-spoorweg, ten Zuid-Westen van Sao Paulo. Op een pont wordt men over de Tieté-rivier gezet, een vriendelijk vlietend ri- i viertje, zoo breed als de Leidsche Rijn; daarna beschrijft men een wijden boog om den frigorifico (exportslachterij) van Osasco met j z'n uitgebreide veekralen, om vervolgens geruimen tijd heuvel op-1 heuvel af door de golvende omstreken te rijden, met af en toe een ] DE STAAT SAO PAULO. 155 helderbelicht vergezicht op nieuwe blauwe verschieten. Ten slotte passeert men de Tieté wederom op een pont, en rijdt door een andere voorstad Sao- Paulo weer binnen. Van de verdere inrichtingen der stad verdient nog vermelding het groote centraalstation, estacao da Luz genaamd, waar de Sao Paulo Railway en de Estrada de Ferro Central do Brazil (uit Rio) samen gebruik van maken. Het station der Sorocabana Railway is niet ver daar vandaan. In de voorstad Braz, een rommelige buurt van fabrieken en arbeiderswijken, ligt het immigranten-hotel, een grootscheeps opgezette instelling, die dient als doorgangshuis voor de drommen landverhuizers, die in Santos door de inunigratie-ambtenaren in ontvangst genomen worden om pas in het hotel te Braz te worden gesorteerd. De nieuwkomers kunnen hier eenige dagen op hun gemak komen, en onder toezicht der regeerings-ambtenaren hun arbeidscontracten sluiten met de werkgevers uit de binnenlanden, die hier volk voor hun plantages komen zoeken. Het meerendeel der gasten van dit hotel bestaat uit Italianen, Spanjaarden, Portugeezen en Russen; er wordt een arbeidsbeurs gehouden, om aldus in de behoefte aan losse arbeiders en kolonisten-families op de koffielanderijen te voorzien, en de toevoeren van nieuw menschenmateriaal zoo gelijkmatig mogelijk over den staat te verBeden. Wij zullen hen later in de binnenlanden terug zien. 3. NAAR DE KOFFIEPLANTAGES. Wanneer geheel Brazilië zoo was als de staat Sao Paulo, dan zou de wereld een groote mogendheid méér bezitten. Want deze vooruitstrevende staat vormt een tamelijk nauw aaneengesloten geheel van Welbebouwde landerijen, welke hun producten over een vrij dicht net van spoorwegen naar de stad en de haven kunnen afleveren. Ook is er een net van karrewegen aanwezig, dat wel niet aan de hoogste eischen beantwoordt, doch niettemin in vergelijking met het overige Brazilië een goed figuur maakt; wanneer men bedenkt, dat men van Sao Paulo per auto tot Ribeirao Preto, pij na aan den rand van den staat, zonder veel moeite kan komen, doch dat een rit te paard van Rio de Taneiro naar Sao Paulo noe 156 BRAZILIË. altijd een bravourestukje is, waarbij men zelf z'n pad maar zoo'n beetje moet zoeken, — dan steekt het vrij dicht bevolkte platteland van Sao Paulo eveneens gunstig af. De grootste voorsprong der Paulista's uit zich echter wel in het intercommunale telefoonnet, dat de hoofdstad van den staat met het geheele platteland alsmede met den zuidhoek van Minas verbindt ; deze Rede Telephonica Bragantina (zoo genoemd naar het stadje Braganca) bedient alle steden en dorpen van de provincie, en staat sedert enkele jaren ook zelfs al in verbinding met Rio de Janeiro. De groote beteekenis, die dit telefoonnet voor den handel heeft, wordt duidelijk, wanneer men bedenkt, dat de koffiekoopheden van Santos aldus in onmiddellijke verbinding zijn met hun planters in de binnenlanden, en dus op elke gevoeligheid van de kofhebeurs kunnen reageeren. Het lijkt voor ons, met onze dagehjksche telefoongesprekken over het geheele land en met de buitenlandsche hoofdsteden, iets heel gewoons; maar in Brazilië, waar de post nóch de rijkstelegraaf betrouwbaar functionneeren, is het bestaan van dergelijke particuliere telegraaf- en telefoonondernemingen een groot ding. Zelfs hebben vele groote firma's eigen telefoönleiding tusschen hare filialen te Sao Paulo en Santos, ten einde onafhankehjk te zijn van storingen of opstoppingen in het publieke telefoonverkeer. Het spoorwegverkeer van Sao Paulo is een voorbeeld van middelpuntigheid: alle wegen voeren naar de hoofdstad, en vandaar, zooals reeds we gezien hebben, in één drukbereden hjn omlaag naar Santos. Ruggegraat van dit spoorwegstelsel is de breedspoorlijn der Sao Paulo Railway van Santos over Sao Paulo naar Jundiahy, op 60 K.M. van de stad, een plaatsje dat groot belang heeft als overlaad- en doorgangsstation. Hier begint de eveneens breedsporige hjn der Companhia Paulista de Estradas de Ferro, die over de belangrijke provinciestad Campinas nagenoeg recht het Noorden inloopt (men bedenke, dat de kust bij Santos bijna West-Oost gericht is), en pas diep in de binnenlanden overgaat tot smalspoor. Op deze hjnen loopen sneltreinen met zeer behagelijke Pullmansalonrijtuigen, waardoor de Companhia Paulista zich gunstig van de meeste Braziliaansche spoorwegen onderscheidt. Op de meeste groote stations voegt zich een zijlijn met smalspoor aan de stamhjn. Zoo begint vanuit Campinas de Companhia DE STAAT SAO PAULO. 157 Mogyana, die een uitgebreid net van lichte spoorwegen bezit in de rijkste koffiestreken van den staat en tot een eind in Minas Geraes. De nachttrein dezer maatschappij tusschen Campinas en Ribeirao Preto is van zeer geriefelijke slaapwagens voorzien; in de dagtreinen loopt een eetrijtuig, dat eveneens een behoorlijken dienst levert. Een overeenkomst tusschen de Cia-Paulista en de -Mogyana stelt de reizigers naar de verste binnenlanden in staat om overdag de eerste 290 K.M. van die lange reis tenminste over breed spoor en in den Pullman-wagen af te leggen, en pas te Baldeacao over te stappen op den smalspöortrein der Mogyana. Aldus bezit men een snellen dagelijkschen dag- en nachtdienst tusschen Sao Paulo en de streken, waar de groote kolheplantages liggen. De Mogyana sluit zich voorts aan op de Réde Sul-Mineira in den Zuidhoek van Minas Geraes, en wordt ten slotte in het Noorden van Minas, nog ver achter Uberaba, voortgezet naar den staat Goyaz , door de Estrada de Ferro de Goyaz. Zoodoende komt in deze richting het verste uiteinde der rails op rond 1000 K.M. van Sao Paulo te liggen. Aldus zien we, dat de Mogyana en Pauhsta de Noordelijke hoofdlijnen van het web vormen; meer naar het N.-W. loopt behalve een smalspoorlijn van laatstgenoemde maatschappij ook een lijn der eveneens smalsporige Sorocabana Railway over het stadje Sorocaba naar Bauru op 440 K.M. van Sao Paulo. Hier beginnen de langgerekte hjnen der E. de F. Noroeste do Brazil en der E. de F. Itapura a Corumba, welke dwars door den nog weinig ontgonnen Noordwesthoek van den staat Sao Paulo en door Matto Grosso heenloopen, en aldus de zeehaven Santos verbinden met de rivierhaven Corumba, aan de boven-Paraguay, een afstand van totaal 1800 K.M. De hjn is nog altijd niet geheel voltooid; zoo ontbreekt nog een brug over den Parana bij Itapura, waardoor men deze rivier op een pont moet oversteken. Ook is het laatste gedeelte, van Porto Esperanca naar Corumba, nog niet gereed: men gaat des avonds aan het eindstation scheep op een stoombootje, en is den volgenden morgen te Corumba aan den linker oever der Paraguay-rivier; de rechter oever is Boliviaansch gebied. Van daaruit kan men de rivier afzakken tot Buenos Aires; een spoorweg dwars door den Chaco van Bohvia is in overweging, en zou een transcontinentale hjn doen ontstaan die in ongeveer tien dagen dwars over het continent kon voeren. Op het oogenblik 158 BRAZILIË. duurt de reis van Sao Paulo naar Corumba nog altijd vier dagen, in afwachting van nadere verbeteringen. Als laatste straal in den halven cirkel van spoorwegen in Sao Paulo moet ik nog vermelden de hoofdlijn der Sorocabana Railway, die het Zuiden in loopt, en bij Itararé de grens van Parana overschrijdt, om zich als E. de F. Sao Paulo-Rio Grande voort te zetten. Over deze hjnen loopen directe treinen Sao Paulo—Curityba en Sao Paulo—Porto Alegre, met slaaprijtuigen, en in den aUeriaatsten tijd ook met een eetwagen. De dienst laat echter zeer veel te wenschen over, en de overlandverbmding, die aldus met Montevideo geschapen is, staat nog altijd zoowel in comfort als in snelheid bij de zeeroute achter. Nu we aldus de kaart van het land kennen, zullen we enkele belangrijke punten van de binnenlanden bezoeken. Campinas is een welvarende provinciestad, bijna zoo groot als Santos (80.000 inwoners), en gebouwd als de meeste Brazüiaansche steden; middenin een plein met rijen van kaarsrechte koningspalmen in een plantsoen, waar des Zondags een militaire kapel concert geeft te midden van de pantoffelparade der burgers. De stad is een belangrijk middelpunt van koffieplantages, en vooral van doorvoer; immers, de geweldige hoeveelheden koffie, welke door de Mogyana worden aangeleverd, moeten hier worden overgeladen op het breede spoor, zoodat het passeeren van koffie door overgangsstations als Campinas en Jundiahy onderwerp is van een afzonderlijke handelsstatistiek, die in Santos met aandacht gevolgd wordt. De plantages van Campinas leveren per jaar met ongeveer 30 rnühoen dragende struiken („pés") een oogst op van ruim 15 mülioenen K.G., of ruim 250.000 balen. Dit is echter volstrekt nog geen hooge opbrengst: 500—600 K.G. per jaar over duizend struiken is niet veel, en wordt overtroffen door vele streken met krachtiger bodem, welke het brengen tot 1500 K.G. per duizend stammen. De aarde raakt nl. na eenigen tijd van koffievoortbrengen uitgeput, en draagt niet meer zoo rijkelijk als in het begin; dit verschijnsel is het sterkst te constateeren langs den spoorweg Rio de Janeiro—Sao Paulo, waar de bodem dusdanig verarmd is, dat de exploitatie nog maar amper de moeite loont. En dat juist in een streek, die de gunstigste verkeersverbmdingen bezit van heel Brazilië! DE STAAT SAO PAULO. 159 Dit lot is door pessimisten dan ook al aan heel Sao Paulo voorspeld : de tegenwoordige koffielanderijen zouden steeds meer vermoeid raken, en men zou steeds verder het binnenland in trekken om nieuwe gronden te ontginnen, terwijl de vroeger vruchtbare terreinen volkomen verarmd zouden achterblijven, zonder eenige productiviteit van belang. Slechts de tijd kan leeren of deze zwartgallige voorspelling juist gezien is. Echter ziet de regeering van dén staat in, dat waakzaamheid noodig is, ten einde niet onverwachts voor een crisis te staan. Zoo wordt dan ook de cultuur van allerlei andere gewassen naast de koffie aangemoedigd, en in Campinas bestaat een proefstation, het Instituto Agronomico, dat onder wetenschappelijke leiding waarnemingen verricht en proeven neemt ten bate van den algemeenen landbouw. De hoofdlijn der Paulista volgende passeeren we het station Nova Odessa, zooals de naam aanduidt een vestiging van Russen. [Dit is een der voorbeelden van een staatskolonie volgens een stelsel, dat indertijd met veel enthousiasme door rijk en staat is toegepast ten einde de ontginning van den bodem te verzekeren. In dit geval is de staat Sao Paulo als ondernemer opgetreden, want deze staat neemt, als rijkste en machtigste van de federatie, evenals op menig ander gebied ook hier een bijzondere plaats in: Sao Paulo bezit een eigen dienst van immigratie en kolonisatie, en is daarbij dus niet afhankelijk van de federale regeering, zooals in andere staten. De staat heeft op regeeringsgronden kolonies gesticht (nucleos coloniaes), waarvan de diverse perceelen, groot en klein, op geI makkelijke betalingsvoorwaarden aan landverhuizers werden ver< kocht; de regeering zorgde voor de algemeene bestuursorganisatie, richtte meestal een klein proefstationnetje op, en presteerde alle diensten van algemeene strekking. Meestal ontstond al spoedig het begin van een dorp, waar de gronden der kolonisten zich omheen groepeerden; breidde de nucleo zich uit, en voldeden de deelnemers aan hunne financieele verphchtingen, dan werd langzamerhand de regeeimgsinmenging veiminderd, om ten slotte gefheel op te houden. De nucleo werd dan „geëmancipeerd", en ging een zelfstandig bestaan leiden als municipio (gemeente). De publieke instellingen, welke de regeering er oorspronkelijk gesticht had, bleven dan bestaan, en de bedoeling was om op deze wijze de ontwikkeling van bloeiende landbouwgemeenten te bevorderen. 160 BRAZILIË. Dit stelsel heeft in de praktijk niet altijd het succes gehad dat het verdient, en menige nucleo is halverwege in zijn ontwikkeling blijven steken. Andere kolonies hebben het er daarentegen goed afgebracht, en vormen thans welvarende dorpen, die vol profijt trekken van de indertijd aangelegde wegen en van de gestichte publieke werken. Zoo is Nova Odessa, hoewel het nooit voltalhg bezet geweest-is^ tegenwoordig een bloeiende nederzetting, waar welbebouwde akkers aan elkaar grenzen, en waar een gemengde bevolking van bijna enkel buitenlanders een onafhankelijk en materieel rijkelijk bestaan gevonden heeft. Men heeft zich in deze kolonies nooit zoo in het bijzonder op de koffie toegelegd, doch onder leiding der regeeringseonsulenten den landbouw in den meest algemeenen zin uitgeoefend. Hier vinden we dan ook aanplantingen van rijst, granen, mandioca, katoen, hennep, boonen en tal van andere voortbrengselen, die vooral gedurende den oorlog pas goed gewaardeerd zijn. Belangrijke provincieplaatsen aan den Paulista-spoorweg, waar veel koffie geoogst wordt, zijn voorts Rio Claro, Sao Carlos, Descalvado, Araraquara en Jahü. Langs den Mogyana-spoorweg het binnenland verder intrekkende, passeeren we de stadjes Mogy-mirim en Mogy-guassü, naar welke Guarany-namen de spoorwegmaatschappij zich genoemd heeft. Bij het station Cascavel (ratelslang) slaat een zijlijntje rechtsaf naar de badplaats Pocos de Caldas, even over de grens van Minas. De spoorlijn volgt met tallooze kronkehngen de dalen van kleine riviertjes, waarbij men geen tien meter lang dezelfde richting behoudt, doch onophoudelijk bochten met kleinen straal beschrijft: niet zeer aangenaam reizen, doch wel geschikt om het land goed te bekijken. > De boomgroei is er niet zoo overmatig als in vele andere staten; zelfs ontbreekt soms over groote afstanden alle aaneengesloten bosch, terwijl er overvloed van welig grasland langs de oevers der beken ligt, beschaduwd door losse boomgroepen. De nederzettingen maken geen bijzonderen mdruk, doch wel valt overal te zien, dat het land algemeen bebouwd is. Ribeirao Preto is het groote middelpunt van de komelanderijen; het is een welgebouwd en zindelijk stadje van ongeveer 50.000 De koffiepluk. (blz. i?*)- I* * Een koffieplantage met kolonistenwoningen, (blz. vft) /»1 - DE STAAT SSO PAULO. 161 ■ [inwoners en eenige flinke gebouwen, waaronder ook een alleszins dragelijk hotel en een theater met Montmartre-achtig casino, wat reeds wijst op ruime inkomsten en behoefte om geld te verteren in wereldsche verstrooiing. De gemeente telt 30 milhoenen koffiestammen, welke jaarlijks ruim 600.000 balen koffie voortbrengen, d.i. ruwweg tien flinke vrachtschepen vol, of, zoo men wil, 36 millioen K.G. Het is hier dan ook de koffiegrond bij uitnemendheid: roode klei, van een kleur zooals het slijpsel van baksteen. De geheele bodem vertoont overal dit warme rood, en bij droog weer dringt het roode stof door alles heen, boord, kleeding, tot zelfs ondergoed er mee doortrekkende of het een verfstof was. Het lichaam zelf wordt op den duur met een laagje van dit poeder overdekt: neus, looren, oogen, aHes zit er vol van. De koffie groeit op de zachtgewelfde heuvels, die rondom de stad golven; de struiken staan in lange rijen evenals dennen in een [nieuwen boschaanplant, en tusschen elke twee rijen is een strook open gebleven, waar men loopen en zelfs rijden kan, met het daar [te lande gebruikelijke stalen karretje, dat troly heet, of zelfs met auto's. Men ziet onafzienbare glooiingen met rechtgehjnde rijen koffieboompjes langzaam omhoog loopen en zich over den heuvelrug buigen, waarbij de paadjes tusschen de struiken zichtbaar worden alsof ze met een kam er in getrokken waren. Zoo reed ik een geheelen dag per auto door niets dan koffie, eentonige tuinen van eindelooze rijen glimmende heesters, de takken zwaar beladen met de donkerroode koffiebessen; in het andere jaargetijde bloeit de koffie in even eentonige gaarden van witte bloesems. Af en toe een open plek in deze vruchtbare regelmaat: de fazenda, van waaruit de plantage beheerd wordt. Er is natuurlijk altijd een beekje langs het huis, want hier vindt ook de voorloopige bewerking der koffie plaats, en daarvoor is water noodig. Een uitgestrekt terrein is bemetseld tot een grooten steenen bak van soms honderden meters lang; hier wordt de geoogste koffie uitgestort en herhaaldelijk gekeerd om goed droog te worden, terwijl ze gereinigd en gewasschen wordt in de gemetselde goten, die door deze steenen terrassen heen loopen. Daarna wordt de koffie gedopt, hetgeen in bijzondere machines door luchtblazing en wrijving geschiedt. Pas dan, wanneer aldus uit elke vrucht twee boonen (bij de zgn. mokasoort slechts één 11 162 BRAZILIË. boon) gedopt en gereinigd zijn, is de koffie klaar voor verzending naar de kust, waar ze dan opnieuw gesorteerd wordt naar grootte en kwaliteit. De koffieproductie vereischt veel arbeid. Elke fazenda bezit dan ook lange reeksen van huisjes waar het werkvolk in woont, meest Spanjaarden en Italianen; er wordt weliswaar een vast loon betaald, maar de inkomsten der arbeiders zijn toch afhankelijk van de verrichte prestatie, daar aan elke familie het onderhouden en oogsten van een aantal stammen (pés) tegen stukloon wordt opgedragen, terwijl voorts ook een deel van het loon naar rato der hoeveelheid geoogste koffie wordt uitbetaald. Aldus werkt het geheele arbeidersgezin aan de koffie mee, want bij het wieden en plukken kunnen ook de kinderen helpen. Bovendien krijgt een gezin van koffiearbeiders de beschikking over een lapje grond voor eigen bebouwing van groenten etc, en voor het fokken van kleinvee. r,en anaer steisei, aat wei worat toegepast, oestaat nienn, aat de eigenaar van den grond het bebouwen overlaat aan een plantersgezin, en met den kolonist de opbrengst deelt. Op deze wijze is menige eigenaar van woeste gronden bereid om de helft van zijn bezit af te staan aan een kapitaalloozen planter, op voorwaarde, dat hij de andere helft beplant opgeleverd krijgt. Het planten geschiedt vaak na voorafgaande zaaiing in bakken, waarna de jonge plantjes later worden overgepoot naar hun eigenlijke plaats; in het begin laat men nog allerlei bijgewassen, meestal maïs, in de open strooken tusschen de koffiestruiken groeien; de jonge planten worden doorgaans tegen verschroeiing beschut door takken er over te leggen. Een struik kan wel honderd jaar worden, maar wordt in den regel niet tot zulk een eerbiedwaardige leeftijd aangehouden. De oogst vindt plaats wanneer het meerendeel der bessen rijp is; rijpt alle koffie aan een heester niet op eenzelfde tijdstip, dan is een na-oogst noodig, doch meestal kan men het met één pluk wel af. Er worden groote lappen zeildoek op den grond onder de boom gespreid, ten einde geen koffie in de aarde te verhezen; een goea KomepiuKKer Kan ongeveer 4UU—öüü liters per dag afleveren. De grootste plantagebezitter van Brazilië is een voormalige Duitsche immigrant, coronel Francisco Schmidt, wiens fazendas DE STAAT SAO PAULO. 163 ik te Ribeirao Preto en Sertaosinho bezocht; deze bejaarde kolonist is indertijd begonnen als arbeider, en bezit thans bijna 7 rnilhoen koffiestammen. Een andere groote onderneming is de Fazenda Dumont, die bijna 3 milhoen stammen exploiteert, en een eigen spoorweg over hare terreinen aangelegd heeft. Het district van Ribeirao Preto is zeer uitgebreid: langs den spoorweg gerekend strekt het zich over een lengte van 200 K.M. uit, terwijl men veilig zeggen kan dat dit geheele gebied tusschen Batataes en Sao Carlos, eveneens 200 K.M., bijna aan één stuk met koffie beplant is. De autorit van Ribeirao Preto naar Sertaozinho, wat een afstand van bijna 30 K.M. is, heeft mij slechts door onafgebroken koffielanderijen gebracht, waarbij wij twee verschillende routes gevolgd haTlden. Koffie groeit overal in Brazilië, maar pas te Ribeirao Preto krijgt men een juisten indruk van ...~X J ]_ I_ !_ ... ... < . . , • . . wtiL uez,e luuue aarde in STaaT is vnnrr rp nrpmren , . - *~ -.V^-VUi F. ZUID-BRAZILIE. 1. DE STAAT PARANA. | Oorspronkelijk heeft het tegenwoordige gebied van Parana deel uitgemaakt van de provincie Sao Paulo, waarvan het pas in de 19e eeuw losgemaakt werd om een zelfstandig bestaan als provincie en later als staat te gaan voeren. Het land is een voortzetting van de hoogvlakte, die we tusschen Santos en Sao Paulo bestegen, met een gemiddelde hoogte van 800—900 Meter boven de zee; deze bodemsverheffing, gepaard aan de zuidehjke ligging, maakt dat het plateau van*Parana weinig tropisch meer over zich heeft, en in klimaat en plantengroei sterk afwijkt van het overige Brazilië. Daarentegen is de smalle strook laagland langs de kust nog geheel tropisch, met overvloed van palmen en bananen. Men vaart van uit Santos een geheele nacht met een kustboot, en stoomt den volgenden morgen de diepe fjord in, welke Parana's eenige uitweg naar zee vormt. Het is een langgerekte inham met groenbegroeide heuvelhelhngen, terwijl op den achtergrond het bergmassief der hoogvlakte verrijst. Twee havens zijn er, Paranagua en Antonina, waarvan laatstgenoemde nog een eindje verder in de fjord ligt, en minder be- 164 BRAZILIË. teekenis heeft voor het personenverkeer dan voor den afscheep van goederen. Wij landen in Paranagua, een onaanzienlijk en armoedig stadje met slechtgeplaveide straten en morsige oevers; een roeiboot haalt ons van het op de reeds geankerde stoomschip af, eh zet ons af op een punt, waar we slechts een paar havelooze straatjes over behoeven te steken om het spoorstation te bereiken. Paranagua is n.1. beginpunt van een zeer kunstig aangelegde spoorlijn tegen <$en bergrand op, welke over een afstand van 110 K.M. tot ongeveer 900 Meter stijgt, en de reis naar Curityba in vier uren volbrengt. Onderweg sluit een zijtak van Antonina zich bij deze hjn aan; al spoedig voorbij dit knooppunt begint de hjn sterk te stijgen, en weldra draait de trein zich dm ruigbeboschte bergflanken heen om den weg te vinden, waarlangs de klim het gemakkelijkste valt. Daartoe is het noodig geweest om hier en daar een diep ravijn te overbruggen door een metalen viaduct, dat op hooge pijlers over het dal schrijdt, zoodat de trein van den eenen bergkant naar den anderen kan overgaan. Menigmaal is de baan in het profiel der rotsen uitgehakt, een smal richeltje waarlangs de rails steeds verder omhoogcirkelen; soms was ook hiervoor geen plaats aanwezig, en dan is er een ijzeren galerij tegen den bergwand aangebouwd, zoodat men vanuit den trein omlaag in de lucht ziet. Een reis vol afwisseling en mooie vergezichten; bebouwing van het land is nergens te bemerken: het is slechts! bosch wat op de berghellingen groeit, en ook zelfs op het laatste traject, over de hoogvlakte tot Curityba, krijgt men geen bijzonderen indruk van landbouwbedrijvigheid. Curityba is een stadje, dat de meeste reizigers wel prettig moet aandoen; ten eerste stemt het aangename bovenlanósklimaatj reeds gunstig, en daarbij ziet de stad er met haar heldere bak-j steengebouwen bijzonder frisch en aantrekkelijk uit. Een behoorlijk hotel en appreciabele maaltijden vallen er na de boot- en spoorreis eveneens best in. Nu is Curityba in alle opzichten een eenvoudige stad, zonder groot vertoon van statige gebouwen of elegante villa's; er hgfl evenwel iets in, dat aan een opkomende stad uit het Westen van: Canada doet denken. Electrische trams rijden over groote afstanden langs de breede hoofdlanen, waar vriendelijke cottages op eigen erven hggen; de binnenstad is eenige welgebouwde ZUID-BRAZILIË. 165 kerken rijk, en vertoont winkels die er waarlijk goed uitzien. Wij zijn hier in het land van de „mate", of Paraguay-thee, een kruid, dat in het Spaansch yerba mate en in het Portugeesch herva matte heet. Het wordt gewonnen uit de blaren van een boom, die overal in Parana, zelfs in de buitenwijken van Curityba zelf, volop voorkomt; er is dus van cultuur geen sprake, en de grondstof zelf heeft al even weinig waarde als de blaren van elke andere boom. Behalve in Parana komt de mate ook in de aangrenzende staten voor; een ander middelpunt van groei, hoewel achterstaande bij Parana, is Paraguay met het aangrenzende Matto Grosso, vanwaar eveneens veel mate de rivier af verzonden wordt naar Buenos Aires. Want het is wel eigenaardig, dat het afzetgebied dezer Brazüiaansche thee niet in Brazilië ligt, waar men er minder om geeft, doch hoofdzakelijk in Argentinië, hetgeen verklaard kan worden door de groote behoefte, welke de Argentijnsche pampa-bewoners gevoelen aan een tegenwicht op de overheerschende vleeschvoeding; immers het eenzijdige gebruik van vleesch zonder plantaardige bijvoeding belemmert de spijsvertering, en maakt een correctief hierop onvermijdelijk. Nu is het aftreksel der mate zacht laxeérend, en om die redenen onmisbaar voor den gaucho; in Brazilië, met z'n weelderigen plantengroei en voldoende plantaardige voeding, treedt deze behoefte uiteraard minder op. De bereiding van mate is vrij eenvoudig: de blaren worden van de boom (ilex paraguayensis of congonha) geplukt, en van de nerven gestript, waarna ze gedroogd en gebroken worden tot een ruwe en schilferige thee; de onderscheidene bewerkingen, welke de mate in de fabriekjes te Curityba ondergaat, veranderen weinig aan deze hoofdgedachte. In deze werkplaatsen (de fabriek der Viuva Leao, welke ik bezocht, is wel de grootste) wordt de mate dan verpakt in fraaie vaten van mooi binnenlandsch hout; enkele van deze tonnetjes, vooral de kleinere, zijn van beurtelings lichte en donkere duigen vervaardigd, en zijn veel meer waard dan de inhoud zelf. Voor het binnenlandsch gebruik worden veelal kartonnen doozen van een pond inhoud gebezigd. De uitvoer naar Argentinië vindt in hoofdzaak via Antonina plaats, daar tusschen Curityba en dit haventje een rijweg bestaat, waarlangs vrachtautos met mate afdalen; ook de spoorweg heeft natuurhjk een aandeel in dezen uitvoer. De weg over Para- 166 BRAZILIË. nagua wordt in minderen mate gebruikt. Jaarlijks scheept Antonina ongeveer 30.000 ton mate af, en Paranagua nog eene 12000 ton. De mate-industrie is echter aan schommelingen onderhevig, daar het afzetgebied in Argentinië van tijd tot tijd gesloten dreigt te worden, doordat men aldaar het Braziliaansche product wil weren" ten bate van de mate uit Noord-Argentinië, vooral uit Misiones. Bovendien is de mate uit Paraguay in staat, een scherpe concurrentie aan te doen, en het is nu- eenmaal geen artikel dat veel prijsdaling kan Velen. De pogingen om de mate ook in andere landen en werelddeelen te propageeren hebben tot dusverre geen groot succes gehad; immers, de eerste kennismaking valt nooit gunstig uit, en pas op den duur leert men het geregelde gebruik dezer groene thee waardeeren. Op de wijze van gewone thee gezet levert de mate een bleekgroen sopje op, dat zoetig smaakt, en doet denken aan het „vrankhout", een solanum-bast, die we in onze kinderjaren in de heggen zochten om te kauwen. (Is deze neiging van kinderen wellicht een atavistisch verschijnsel, correspondeerende met de mate-behoefte der gaucho's?). Toevoeging van suiker is nauwelijks noodig, en ook van melk behoeft men slechts een dropje te nemen; dan echter is de mate een aangename en onschadelijke drank, die vooral op de ontbijttafel uitstekend op z'n plaats is. In Brazilië wordt de mate in gestichten en bij andere masSavoedingen algemeen verstrekt. De Wijze van mate-drinken in Argentinië is geheel anders: daar bezigt men een uitgeholde vruchtendop (zelf mate genaamd), die met een duim-en-vingervol yerba en verder met kokend water gevuld wordt, waarna men door een metalen buisje het vocht opslurpt; de dop is meestal op een of andere wijze bewerkt, vaak met gedreven zilver, en ook het buisje (bombilla) is doorgaans van dit metaal, en soms van fraaie vormen. Iedere gaucho en iedere pampa-bewoner bezit zoo'n matestelletje, en des avonds gaat zoo'n gevulde dop de kring rond, waarbij ieder om beurten een teug uit de bombilla slurpt, ongeveer zooals de vredespijp bij de roodhuiden placht rond te gaan. Men kan een aangeboden bombilla ook moeilijk afslaan zonder te grieven. Het andere groote product van Parané. is het hout van de araucaria, een soort spar, die vooral in Parané en in Zuid-Chile voor- Een nieuwe weg door de pijnbosschen van Parand. (blz. vffl I* Mais op pasgerooide boschhellingen in Zuid-Brazilië. (blz. 181) ZUID-BRAZILIË. 167 i komt, en zich daardoor kenmerkt, dat de stam kaarsrecht omhoog schiet, met lange horizontale takken, die dus zuiver loodI recht op den stam staan; de top van den boom vormt steeds een tl kruin, die aan een parapluie doet denken. De geheele hoogvlakte van Parana is met deze „pinheiro's" be| groeid, nooit dicht opeen, doch in ijle bosschen, die er met al die [ evenwijdige horizontale takken wonderlijk uitzien. Verder Noordi waarts vinden we deze Parana-spar alleen op aanzienlijke hoogten terug, zooals op den rand van het plateau van Sao Paulo, en in i Petropolis of hier en daar verspreid op de bergtoppen rondom : Rio. De boom is een sieraad van den staat, en kenmerkt het land; schap van Parana. We zien ze voortdurend langs de spoorlijn op onze reis van Curityba naar het Westen; in Ponta Grossa, op 180 K.M. of ongeI veer 6 uur sporens van Curityba, bereiken we de hoofdlijn der E. de F. Sao Paulo-Rio Grande. Het stadje Ponta Grossa ligt als een kring van roode daken op een zeer droge hoogvlakte, in een omgeving die vruchtbaar [ genoeg kon zijn, doch die water mist; er is een primitief landverBhuizersdepot, bestemd als "doorgangsstation voor de rijks-kolo; nies, die bewesten de spoorlijn hggen. Hier heeft de federale re| geering door haar inimigratie-departement van Curityba eenige fcnucleos" laten inrichten van de soort we die reeds in den staat ; Sao Paulo hebben gevonden; het terrein, boschrijk en vruchtbaar, I is er uitnemend voor geschikt, daar de kolonisten, mits flinke ele: menten, al spoedig uit de natuurlijke bouwmaterialen hun huizen : en hulpgebouwen kunnen optrekken, en dan een bodem vinden : die volop maïs, tarwe en andere granen oplevert. Gebrek aan geldmiddelen heeft dé ontwikkeling van deze kolonies echter hal■verwege gestuit. Parana is de streek, waar het Slavische element het hefste | heentrekt; de cijfers over 1912 (om maar een lossen greep te doen) \ laten zien, dat van de 4000 immigranten, die over deze kolonies f verdeeld werden, 2800 Polen waren, terwijl ook het aantal Russen | in de honderden hep. Dit Slavische element (joden zijn hierbij min| der in aantal) werd voorheen in Brazilië gaarne gezien, en het is niet onmogelijk dat, zoodra de toestanden in Oost-Europa j eenigszins bezinken, een hernieuwde belangstelling van Poolsche I en Russische landverhuizers voor Parana zal bhjken. 168 BRAZILIË. Plaats is er nog genoeg, want terwijl het Oosten van den staat, tusschen den hoofdspoorweg en de zee, nog altijd zeer schraal bevolkt is, mag het Westen van Parana, tot aan de ArgentijnschParaguaysche grens, zelfs als nagenoeg onbewoond gelden. Het is over het algemeen een boschlahd, rijk aan bruikbaar hout, en met een goeden bodem en een dragelijk klimaat. Zoodra nieuwe zijlijnen van den spoorweg dit achterland openen, zal er een steeds stijgend aantal van kolonisten een plaatsje kunnen vinden, en daarmee zal deze aantrekkelijke staat een nieuwe toekomst tegemoet gaan. 2. SANTA CATHARINA. Dit eenvoudige hoekje van bekoorlijke valleien tusschen bosch- j rijke heuvels is tot dusverre steeds een der minst belangrijke staten der Unie geweest, doch heeft de landsregeering niettemin me- ; nig-lastig oogenbhk bezorgd. De zeer dun bevolkte provincie Santa Catharina was n.1. reeds in den keizerstijd, en lang voor het ontstaan van het Duitsche rijk, door aaneengesloten groepen van Duitsche kolonisten uitgekozen als terrein hunner vestiging. Bij honderden verheten deze Duitsche families de Heimat, in een tijd toen pohtieke onrust in de afzonderlijke Duitsche staatjes een belangrijke drijfveer tot emigratie vormde. Na den oorlog van 1870 zou een dergelijke trek niet populair geweest zijn, en het is dan ook een feit, dat de Duitsche strooming naar Santa Catharina opgehouden heeft Zoodra in het vaderland andere toestan- ■ den ontstonden; met deze inirnigratie is het gegaan als met die der doleerende Hollanders en Friezen naar Noord-Amerika: éeh-jj maal vond er een groote trek plaats, en deze overplanting bleek levensvatbaar te zijn, doch daarna trad een andere toestand in, waarbij elk jaar hoogstens enkele nakomers zich bij den kern aansloten, zonder dat er van een voortgezette transmigratie op groote schaal sprake-was. Zoo vinden we in den Noord-Amerikaanschen staat Michigan ] groote en bloeiende steden als Grand Rapids, Holland, Kalama- | zoo e. a., waar de Nederlandsche taal misschien meer gesproken wordt dan de Engelsche; doch sedert het midden der vorige eeuw, toen deze vestigingen ontstonden, komen er geen nieuwe ZUIP-BRAZILIË. 169 scharen meer uit het moederland over. Een soortgelijk verschijnsel kan men waarnemen ten opzichte der Zweedsche vestigingen in Chautauqua County, in het Noorden van den staat New-York, Evenzoo moet men de Germaansche kolonies in Santa Catharina beschouwen als bezinksel eener tot stilstaan gekomen landverhuizing; de Duitsche kolonisten hebben zich hier zeer verdienstelijk geweerd, en resultaten bereikt die gunstig afsteken bij menig ander Braziliaansch gewest. Doch het beste bewijs voor de boven uiteengezette meening is, dat de Duitsche vestigingen in Santa Catharina nog steeds incidenteel zijn, en slechts brokstukken van weinig samenhang hebben gekoloniseerd; ware de oorspronkehjke landverhuizing op denzelfden voet voortgezet, dan zou Santa Catharina thans een aaneengesloten gebied van landbouw en veeteelt kunnen zijn in plaats van, zoo als thans nog, een onbeteekenend staatje. De Duitsche vestiging heeft zich op het kustgebied gericht, doch niet op de eigenlijke oeverstrook langs de zee; echter dringen de Duitsche kolonies over het algemeen niet verder dan ongeveer 100 K.M. het land binnen. Een der reeksen van nederzettingen staat met de kust in verbinding door een spoorlijn van de Brazil Railway-groep vanuit het zeehaventje Sao Francisco, dat door de Braziliaansche kustschepen wordt aangeloopen, en vroeger ook wel door directe Duitsche oceaanschepen werd bezocht. De haven van Sao Francisco bezit alle voordeelen die haar tot middelpunt van den over» zeeschen handel der beide staten Parana en Santa Catharina kunnen maken: de spoorweg aansluiting naar Uniao da Victoria brengt de haven langs de kortste route in contact met de nog weinig ontgonnen achterlanden aan den Rio Iguassü en den Rio do Peixe, welke aan den eenen kant menschenmateriaal, bouwstoffen en hulpgoederen moeten ontvangen, en aan den anderen kant op den duur hunne producten zullen gaan afschepen. De Brazil Railway heeft het voornemen om van Sao Francisco een practische haven te maken, met diep water, pier, kade en kranen, railsaansluiting etc. Het spoorlijntje bedient verscheidene belangrijke landbouwdorpen, die meestal door Duitschers bevolkt zijn, zooals Joinville, een der oudste en meest geconsohdeerde Germaansche vestigingen in Brazilië. 170 BRAZILIË. Een andere belangrijke reeks van dorpen ligt langs den Rio Itajahy, die vanaf het ondiepe haventje van dien naam door stoombootjes opgevaren wordt tot Blumenau, de grootste Duitsche stad in Brazilië. Het is een welvarende plaats, gebouwd als een dorp ergens in het Duitsche middelgebergte, met heldere landhuizen, goed verzorgde wegen en bruggen en alles wat den Duitscher dierbaar is: kerk, school, Wirtshaus, Gesangverein etc. Het meerendeel dezer Duitsche bevolking is echter in Brazilië geboren, en heeft niet veel meer notie van het oude vaderland dan de Hollanders uit Grand Rapids zich een voorstelling van Nederland kunnen maken. Slechts de patriottische propaganda van het gewapende Duitsche rijk, gepaard aan de faciliteiten om in Duitschland allerlei inkoopen te doen, heeft deze Teuto-Brazilianen opnieuw in Duitsch kielzog gebracht, en verhinderd dat zij geheel in de Brazüiaansche natie opgingen. Er zijn in de reeks van dorpen aan het koloniale spoorlijntje tusschen Blumenau en Hansa genoeg geboren Brazilianen, die het Portugeesch in het geheel niet, of slechts gebrekkig machtig zijn, daar ze thuis en op school steeds Duitsch gesproken hebben. Anderen weer hebben hun geboorteplaats jong verlaten, en zich een eigen tehuis verderop gezocht, of zijn naar de groote steden afgezakt; deze elementen hebben doorgaans hun Germaansche kenmerken verloren, en zijn geheel verlusitaanscht. Een eigenaardig voorbeeld van dit laatste type is de bekende Brazüiaansche staatsman Lauro Muller, die diverse rninistersportefeuüles bekleed heeft, en geheel Braziliaan is, hoezeer gesproten uit een kolonistenfamilie van Santa Catharina. De levensvatbaarheid dezer kolonies rondom Blumenau heeft echter in Brazilië de strijdvraag van een Duitsch gevaar te berde gebracht, een onderwerp dat natuurlijk door den oorlog bijzonder actueel werd, en de regeering voor menige moeilijkheid heeft geplaatst ; waar de Germaansche kolonies overstroomd plachten te worden met Duitsche boeken en geschriften, Duitsche onderwijzers, predikanten, handelsreizigers etc, daar behoeft het geen verwondering te baren dat er bij het uitbreken van den oorlog dezelfde triomfantelijke feeststemming heerschte als in Duitschland zelf, en dat de sympathieën der Santa Catharijnsche bevolking niet twijfelachtig waren. Dit moest in het overige Brazilië, dat algemeen anti-Duitsch voelde, een onaangenamen indruk ZUID-BRAZILIË. 171 maken, en de vrees wekken, dat er in het Zuiden wel eens een door Duitschland gesteunde afscheidingsbeweging kon ontstaan, ten einde de Zuidelijke staten tot kolonies van het Duitsche rijk te l maken. Doch maatregelen tegen de Teutoonsche bevolking van ZuidBrazilië te nemen, ging ook niet goed, daar men niet te doen had met vreemdelingen, doch met landgenooten, op Braziliaanschen bodem geboren en getogen. Het geheele geval is intusschen zonder ernstige conflicten afgeloopen; de Duitsch-Brazilianen van Santa-Catharina hebben zich kalm gehouden, en enkel in de grootere steden van het Zuiden, zooals in Pórto Alegre, is het bij enkele speciale gelegenheden tot relletjes tusschen de ultra's van beide partijen gekomen, welke zich bepaalden tot wat schieten en vernielen, zonder dat echter [omvangrijker verwildcelingen volgden. Nu alles weer pais en vree is, zal ook de vrees voor het Duitsche gevaar weer onder nieuwe gezichtpunten vallen: immers, waar deze Zuidelijke staten nog altijd groote behoefte hebben aan bevolking, opent zich thans een gunstige gelegenheid om werkzame elementen uit Europa te verkrijgen. Zoodra de Duitsche wisselkoers zich herstelt, zal de liefhebberij om naar Zuid-Brazilië te mekken zich onder de Duitsche kleinburgerij onvermijdelijk ontwikkelen, daar menigeen er familie of kennissen heeft, terwijl men pn ieder geval het voordeel bezit van reeds terstond onder landen taalgenooten aan te komen, en dus voor de schrilste gevaren van het pionieren bewaard blijft. De Brazüiaansche regeering heeft nog evenmin als de publieke opinie partij gekozen voor of tegen deze te verwachten hervatting der Germaansche invasie. Men wenscht het menschenmateriaal, doch vreest, dat de omvang wel eens aan Brazilië boven het hoofd kan groeien; velen zien een oplossing in deze richting dat tegenover deze Teutoonsche overstroorning een vestiging van andere rassen gesteld moet worden, bijv. van Italianen of Russen, en dat ondertusschen van Braziliaansche zijde gewaakt dient te worden, dat de Portugeesche taal en de Brazüiaansche burgergedachte zich ook over deze buitënlandsche nieuwkomers moet uitspreiden, ter verhoeding dat zich hier een staat in den staat vormt. Het grondgebied van Santa Catharina biedt nog plaats voor millioenen landbouwers; de federale regeering beheert onder lei- 172 BRAZILIË. ding van den Immigratiedienst te Florianopolis een aantal nucleos op dezelfde wijze als in den staat Parana, terwijl ook het particuliere initiatief vele mogelijkheden voor vestiging aanbiedt. Zoo exploiteeren de Companhia Metropolitana en de Empreza Industrial e Colonizadora soortgelijke nederzettingen in het Zuiden van den staat, langs een particulier spoorlijntje van 80 K.M. dat door het havent j e Laguna met de buitenwereld in verbinding staat. Ook bezit de Brazil Railway langs hare hjnen een aantal dergelijke nucleos, die nog slechts voor geen gering deel bezet zijn; ze liggen in het mooie dal van den Rio do Peixe, tusschen de stations Uniao da Victoria en Marcellino Ramos, en bezitten overvloed van bruikbaar bosch, vruchtbare aarde, goed drinkwater, en een aangenaam klimaat. De streek leent zich bijzonder voor het verbouwen van mais en het fokken van varkens, een teelt die in Zuid-Brazilië altijd met voordeel door de Duitschers uitgeoefend is. Jarenlang heeft men hier echter met heel bijzondere moeilijkheden te worstelen gehad, daar dit gebied nl. zoowel door den staat Parana als door Santa Catharina opgeeischt werd, zonder dat men tot een vergehjk kon komen. Aldus werd dit „contestado", zooals deze betwiste grensstrook genoemd werd, jarenlang geteisterd door oproer en vechtpartijen, strooptochten van gewapende benden uit beider kamp en ingrijpen van federale troepen, die evenmin in staat bleken om rust te brengen. Vele kolonisten hebben hun vernielde stukje grond in berooiden toestand verlaten, wat natuurlijk voor anderen geen aanmoediging geweest is óm zich in deze overigens zoo liefelijke streek te vestigen. Gedurende deze onlusten is meermalen het denkbeeld ter sprake gekomen om de beide staten Parané. en Santa Catharina tot één geheel te vereenigen, doch het particularisme aan beide zijden, en de vrees om onder den invloed der Duitsche massa te geraken hebben deze overigens zeer redelijke oplossing weer naar den achtergrond gedrongen. De uitvoer en handel van Santa Catharina zijn gering van omvang; enkel de onbeduidende staat Sergipe staat in dit opzicht bij Santa Catharina ten achter. De hoofdstad Florianopolis, in de wandeling veelal Desterro genoemd, is geen stad van groot belang, en bovendien is de ligging niet in haar voordeel: de stad is gebouwd aan den binnenkant van een eiland dat voor de kust hgt, en bezit aldus geen intiem contact met haar achterland. In ZUID-BRAZJXIË. 173 den laatsten tijd wordt er weer van gesproken om Florianopolis door een brug met het vasteland te verbinden. Het voornaamste product van Santa Catharina is „banha de Itajahy" of reuzel, een artikel dat in de Braziliaansche keuken een voor onze magen bedenkelijk groote plaats inneemt. De meeste banha komt weliswaar uit Minas, doch is dan Van inférieure hoedanigheid; daarentegen wordt die van Itajahy, welke uit de Duitsche kolonies van Blumenau en Hansa afkomstig is, in Brazilië veel hooger genoteerd. Voorts wordt er wat tabak, hout, graan, etc. geëxporteerd, doch niet in zeer belangrijke hoeveelheden; het meerendeel der producten van Santa Catharina wordt in het land zelf voor plaatselijke consumptie gebruikt. 3. RIO GRANDE DO SUL. In het kranten-bargoensch van Brazilië wordt de staat Rio Grande do Sul gewoonlijk met den naam van „o estado gaucho" aangeduid, en die benaming is niet slecht gekozen. Immers, deze grootste en machtigste onder de Zuidelijke staten heeft vrij weinig eigenaardig Brazihaansch over zich, en draagt sterk de kenmerken van de nabuurschap tot de Plata-repüblieken; zooals we in het historische overzicht hebben gezien, heeft Rio Grande eeuwenlang het lot gedeeld van Uruguay, nl. van beurtelings door de Portugeezen en door de Spanjaarden overheerscht te zijn. De Portugeesche invloed op Uruguay heeft opgehouden sinds de Banda Oriental zich als vrijstaat zelfstandig organiseerde; en daarmee eindigden ook alle mogelijke kansen dat het Spaansche element, hetwelk indertijd gewapenderhand reeds diep Rio Grande was binnengedrongen, nog territoriale veroveringen op Brazihaansch gebied kan maken. Het tegendeel is het geval geweest; bij de onzekerheid die ten aanzien der grenzen bestond, heeft Brazilië door de handigheid van minister Barao do Rio Branco nog menig aan twijfel onderhevig lapje gronds binnengesleept ten koste van de Uruguaysche republiek. Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan, en op de randen van Rio Grande sijpelt het Argentijnsch-Uruguaysche volkseigen ongemerkt over de grenzen, terwijl van een Brazihaanschen invloed naar de andere zijde niet gesproken kan worden. Nu is dan ook de grootste oppervlakte van den zeer uitgestrekten staat pre- 174 BRAZILIË. cies een soortgelijk land als het aangrenzende Uruguay of Argentinië : een bijna boomlooze vlakte met flauwe golvingen, vruchtbaar langs de wateraderen, doch elders droog en stoffig. Het is een streek van landbouw en veeteelt op extensieve schaal, met groote zwervende kudden, gehoed door de „gaucho's", die den staat z'n bijnaam hebben bezorgd. Nu geldt deze gelijkenis hoofdzakelijk voor het Westen van den staat, in den hoek tusschen de Uruguay-rivier en de Uruguaysche grens; het Oosten, langs de kust, lijkt meer op de aangrenzende streken van Santa Catharina, en is evenals deze naburige staat sterk met Duitsche elementen bevolkt. Blijft hiér de Spaansche invloed aldus uitgeschakeld, het is duidelijk, dat dit niet geschiedt door Lusitaansch tegenwicht: wanneer de kuststreek van Rio Grande in volksaard en levenswijze 'meer op Brazilië lijkt, komt dit doordat de Teuto-Brazüiaansche bevolking aan het verder noordwaarts dringen der Spaansche rassen in den weg staat. Ook hier echter is de Duitsche invasie niet van blij venden aard geweest; de statistieken der latere jaren toonen aan, dat het aantal Germaansche immigranten in omvang geen bijzondere beteekenis meer heeft, terwijl daarentegen de Italiaansche, Poolsche en Russische immigratie veel grootere cijfers heeft opgeleverd. De kolonisatie door staatsbemoeienis is in Rio Grande vrij beperkt, en bepaalt zich in hoofdzaak tot de nucleos Erechim en Guarany; bovendien is vanuit Argentinië een proef genomen met joodsche kolonisatie, welke de gebruikelijke ups en downs heeft meegemaakt, doch ten slotte voldoende levensvatbaar,bleek te zijn om zichzélf te bedruipen. Eenige kolonies van vroeger datum, zooals Sao Leopoldo, verheugen Zich al sedert jaren in een zelfstandig bestaan als eigen gemeente. De staat Rio Grande gaat, in verband met de veranderde toestanden in de geheele wereld, een veelbelovende toekomst tegemoet. Alle landen, die voedingsmiddelen en ruwe materialen van eerste levensbehoefte voortbrengen, deelen deze gunstige vooruitzichten : Rio Grande levert granen van allerlei soort op, en verder vleesch, vet en huiden met bijproducten, zoodat men verwachten mag, dat deze staat in de komende jaren goede zaken zal doen. Tot dusverre belemmerden twee omstandigheden de volle ontwikkeling dezer bronnen van bestaan: ten eerste werden de pro- ZÜID-BRAZ1LIË. 175 ducten van dierlijken oorsprong op te primitieve wijze afgeleverd, en ten tweede liet de afscheepgelegenheid naar overzee veel te ; wenschen over. Het vleesch werd tot voor korten tijd nl. uitsluitend in gedroogden toestand verzonden, in den vorm van „carne secca" of „xar:que" (jerked beef); nu legt de Braziliaansche bevolking zich zonder morren, neer bij het eentonige dagelijksche gebruik van dit afschuwelijke voedsel, doch de buitenlandsche markt toonde voor deze onsmakelijke lappen gedroogd vleesch niet de geringste belangstelling. Pas gedurende den oorlog, toen de voedselcrisis in de wereld uitbrak, werd ook op de vleeschpotten van Rio Grande een oog geworpen; de Amerikaansche packing-houSes zooals Swift en Armour van Chicago, vestigden in de omstreken der Braziliaansche havens filialen hunner packing plants, soms door nieuwe gebouwen te stichten, soms ook door bestaande fabrieken aan te koopen en te verbouwen. Zoo werd een bierbrouwerij te Mendes bij Rio de Janeiro in een frigorifico veranderd, en ook te Sao Paulo, Santos en Rio Grande verrezen slachthuizen voor den export van bevroren vleesch, op de wijze zooals Buenos Aires die bezit. Aldus is de staat Rio Grande in de gelegenheid gekomen om zijn uitgebreiden veestapel tot veel hoogere prijzen van de hand te zetten, en het is te verwachten, dat hier nog een aanmerkelijke uitbrei|ding in breedte en diepte zal plaats vinden. Bovendien heeft zich in de laatste jaren de fabricatie van vleeschconserven op verblijdende wijze ontwikkeld en verbeterd; men kan thans alom in Brazilië busjes en blikjes met lunchtong, leverpastei etc. koopen, die uit de dorpen van Rio Grande afkomstig zijn, en in hoedanigheid pbauwelijks bij de Europeesche en Amerikaansche ten achter staan. Is aldus de wijze en vorm van aflevering reeds veel verbeterd, evenzoo is het gegaan met de afschepingsgelegenheid. Porto Alegre, de hoofdstad van den staat Rio Grande do Sul, ligt niet aan zee, doch aan het einde van een groote lagune (Lagöa dos Paros), die over een veel grooter lengte dan onze Zuiderzee evenwijdig laan de zee Noordwaarts loopt. Zoodoende ligt Porto Alegre hemelsbreed gemeten slechts op betrekkelijk geringen afstand van zee, doch heeft uitsluitend toegang tot den oceaan over de langgerekte en ondiepe lagune, die evenwijdig aan de kust achter de met dorre duinen bezette „restinga" ligt, en door een smalle kreek bij: Rio Grande in zee uitmondt. 176 BRAZILIË. Schepen van eenigen, diepgang kunnen dus niet tot Porto Alegre opvaren, hetgeen voor aanloopende mailbooten bovendien i wegens het groote tijdverlies al ondoenlijk zou zijn; zoo laadt de Lloyd Brazileiro aan de Barra do Rio Grande zijn passagiers en lading op een lagune-bootje over, dat in een dag reizens de hoofdstad bereikt, terwijl de Companhia Costeira, wier voornaamste arbeidsveld juist in het Zuiden ligt, om deze redenen enkel schepen van een zeer geringen diepgang heeft laten bouwen, teneinde de Barra en de lagune te kunnen passeeren, en aldus zonder overlading tot Porto Alegre te kunnen komen. Het spreekt echter van zelf, dat deze toestand geenszins voldoende is om een staat als Rio Grande in aanmerking te laten komen tot meedoen in den wereldproductenhandel. Er is een plan in deliberatie om Porto Alegre met de zee te verbinden op een even radicale wijze als waarop men Amsterdam een uitweg bezorgd heeft, nl. door dwars over den landtong een diepwaterkanaal naar zee te graven; de omstandigheid, dat er tusschen de stad en de zee nog een paar meertjes liggen, vergemakkelijkt deze oplossing, welke echter nog wel eenige voeten in de aarde zal hebben. Intusschen is echter een andere oplossing van het havenvraagstuk reeds op voorloopig voldoende wijze verkregen, doordat een Fransche maatschappij de Barra do Rio Grande herschapen heeft tot een moderne haven. Hoewel de toegang tengevolge van zand¬ banken en stroomingen volstrekt met ideaal is, bezit men mans toch in Rio Grande een haven, waar overzeesche vrachtschepen van gemiddelden diepgang langs de kade kunnen komen, en met behulp van kranen, loodsen en dergelijke hulpmiddelen hun lading behoorlijk kunnen verwerken. Behalve granen en vleesch worden er vanuit Rio Grande voorall veel huiden verscheept, in hoofdzaak naar Noord-Amerika. Voorts levert Rio Grande ook tamelijk belangrijke hoeveelheden tabak op, waaruit de plaatselijke firma Poock een type van sigaren maakt (Commercial), die ongeveer van de in Holland gebruikelijke üchtheid zijn. De hoofdstad Porto Alegre is een flinke plaats van een paafl honderdduizend inwoners, die zich inspant om Sao Paulo naar den kroon te steken; er zijn eenige fabrieken van plaatselijk bert lang, doch de verkeersmoeihjkheden belemmeren de snellere onW ZUID-BRAZILIË. 177 wikkeling Van deze bloeiende stad. Een andere belangrijke plaats in het kustgebied is Pelotas, niet ver van Rio Grande aan den oever der lagune gelegen; van hieruit voert een binnenscheepvaartweg naar een zuidelijker gelegen lagune, de Lagöa Mirim, die de grensscheiding met Uruguay vormt. Tusschen Porto Alegre en Pelotas geeft alleen de groote lagune, de Lagöa dos Patos, verbinding; vanuit elk dezer steden bestaat echter een spoorwegaansluiting naar het binnenland, over het net der Brazil Railway. Wij komen dan weer terecht op de groote hoofdlijn van ZuidBrazihë, die we vanuit Sao Paulo reeds als Sorocabana Railway zuidwaarts zagen gaan, en als Estrada de Ferro Sao Paulo—Rio Grande dwars door Parana en Santa Catharina vonden loopen. Op het gebied van Rio Grande heet deze onderafdeeling Viacao Ferrea do Rio Grande do Sul, doch het geheele samenstel behoort tot de Brazil Railway, welke, zooals elders reeds vermeld, deel uitmaakte van de Farquhar-trust. Deze spoorlijn loopt, nadat bij Marcelhno Ramos de bovenUruguay overschreden is, door een golvende hoogvlakte langs de stadjes Passo Fundo en Cruz Alta, en bedient eveneens de federale kolonies van Erechim en Ijuhy, terwijl hier ook de hierboven vermelde joodsche kolonie Philippson ligt. Spoorwegknooppünt van den staat is het aardige stadje Santa Maria, dat in een diep en met bosch begroeid ravijn te midden van deze droge hoogvlakten gebouwd is; hetis een levendig plaatsjemet een keurig stukje parkplein, waar 's Zondags de militaire muziek 1 vroohjke wijsjes speelt, terwijl knappe blondgelokte meisjes, klaarblijkelijk van Germaansche afstamming, doch overigens geheel ver-Brazüiaanscht, op een afstand koketteeren met de talrijkehandelsreizigers, die in dit spoorwegmiddelpunt hun week's end doorbrengen, om 'sMaandags in verschillende richtingen uiteen te gaan. Vanuit Santa Maria loopen treinen naar Porto Alegre, naar Pelotas, naar Sant' Anna do Livramento aan de Uruguaysche grens en naar Uruguayana, aan de Uruguay-rivier tegenover Argentinië gelegen. De directe route naar Montevideo voert over Sant' Anna, waar de Brazüiaansche rails ophouden; men passeert per rijtuig de grens, en vindt in het vlakbij gelegen Uruguaysche plaatsje Rihrera weer een trein naar Montevideo. 12 178 BRAZILIË. De andere internationale route leidt door een dorre en steenachtige streek, die van plantengroei haast geheel ontbloot is, naar het stadje Uruguayana, een keurig aangelegd plaatsje met fraaie pleinen en tinnen; er is ook een groote textielfabriek. Uruguayana ligt op den hoogen oever van de Uruguay-rivier, die hier zoo breed is als de Rijn bij Arnhem, doch voor stoombooten onbevaarbaar. Met een bootje kan men oversteken naar den Argentijnschen oever, waar men aan het station Paso de los Libres in de provincie Corrientes de groote hjn van Buenos Aires naar Paraguay vindt. Aldus kan men de overlandreis met verschillende varianten maken. Want van Uruguayana kan men ook met de Brazil Great Southern Railway verder reizen; deze naam is groot, maar de daden bennen klein: het is maar een hjntje van 124 K.M., dat langs den linkeroever der Uruguay-rivier loopt, en hoofdzakehjk dient voor het vervoer van vee en wol. In deze grensstreek hoort men evenveel Spaansch als Portugeesch, en ook ruikt alles er al naar de mate, dien nationalen drank van Argentinië. Wij bereiken met dit spoornjntje vanuit Uruguayana al gauw het grensstation Quarahy (of Cuareim) en bevinden ons aan den overkant van het gehjknamige zijriviertje in de Republica Oriental del Uruguay. i , i i tin : :„ A<* T?Q™iKli/-o OrioTi. Koopman met mindezas (diverse ingewanden). Vischboer en koopman met abacaxi (Ananas) in Brazilië. DEEL III. IDE PLATA-LANDEN. A. IN EN OM BUENOS AIRES. 1. DE PLATTEGROND VAN DE WERELDSTAD. Moge ook Brazilië in oppervlakte en bevolkingscijfer ArgentiInië overtreffen, het zwaartepunt van Zuid-Amerika ligt toch zonder eenigen twijfel aan de Plata-rivier. Argentinië is het economisch belangrijkste land van het continent, en Buenos Aires de grootste stad, de eenige wereldstad. Hoe eigenaardig en bekoorlijk Rio de Janeiro ook moge zijn, het kan als metropolis niet vergeleken worden bij de Argentijnsche hoofdstad, die even ver boven alle overige Zuid-Amerikaansche steden uitsteekt als Parijs boven alle andere Fransche. Met ruim anderhalf en weldra twee milhoen inwoners schaart Buenos Aires zich onder de allergrootste steden ter wereld, naast New-York, Chicago, Londen, Parijs, Berlijn, Weenen, en overtreft het steden als San Francisco, Toronto, Madrid, Rome, Milaan, Brussel, Amsterdam, Hamburg, Kopenhagen etc. Deze beteekenis verkrijgt nog meer reliëf wanneer men de stad beschouwt in haar geisoleerde ligging als eenige moderne reuzenstad van een half werelddeel; ik bedoel dit zóó, dat Buenos Aires minder indruk bou maken, wanneer het tusschen New-York en Chicago lag, evenals b.v. Sheffield gewichtiger zou schijnen, wanneer het niet itusschen andere groote steden ingedrukt was, doch ergens in de Pampa lag, of evenals een stad ter grootte van Haarlem ergens in Afrika voordeeliger zou uitkomen dan onder den rook van Amsterdam. Buenos Aires is dus zoowel volstrekt als betrekkelijk een groote en belangrijke wereldstad: men voelt het al, wanneer men de rijen fabrieksschoorsteenen uit de vlakke oevers der Plata-rivier 180 DE PLATA-L ANDEN. ziet opsteken, en wanneer men het gekartelde silhouet van den hui- j zenrand onder het tegemoetvaren steeds hooger ziet worden. Blokvormige graansilo's verheffen zich massaal tusschen masten en schoorsteenpijpen; daarachter teekenen zware city-gebouwen en durvende wolkenkrabbers den onregelmatig hoekigen hjn van een huizenmassa af, waarin enkele koepels en torens wat afzondering brengen. Het binnenvaren van de haven heeft niets exotisch over zich; het schip zoekt voorzichtig een doorweg tusschen opeengedrongen vrachtschepen en mailbooten, en schuifelt langzaam een nauw havenbassin binnen, waar het langs een kade met holle loodsen meert, net of het in Amsterdam of Rotterdam was. Dit is de Darsena Norte, het bassin bestemd voor de overzeesche mailschepen, doch dat al lang veel te klein is voor het drukke verkeer, zoodat de schepen slechts eventjes langs de landingskade komen te hggen, soms twee naast elkaar, om dan terstond na het ontschepen van passagiers en bagage naar een andere ligplaats te verhalen. Het voordeel van deze landingsplaats is, dat men niet ver van het middelpunt der stad af is; de bagage wordt meestal vlot gevisiteerd, en per taxi of coche rijden de passagiers stadwaarts] Geen groote stad ter wereld is zoo verbluffend eenvoudig van aanleg als Buenos Aires; het is de triomf van de lineaal! Met j slechts enkele uitzonderingen loopen alle straten kaarsrecht, terwijl ze elkaar loodrecht snijden. Zoo ziet de plattegrond er dus uit als een dambord, waarvan elk blok ongeveer 1Ö0 Meter lang en j breed is. Zoo'n blok wordt cuadra genoemd; men duidt de af- j standen aan door te zeggen: zoovele cuadras van bier. De straten dragen namen, en geen nummers, zooals anders in j een dergelijk stelsel wel gepast zou hebben; doch om ook de cijfer» tot hun recht te laten komen heeft men de huizen zoo genum-1 merd, dat elke cuadra met een nieuw honderdtal begint, onverschilhg hoeveel perceelen er werkelijk voorkomen. Zoodoende kanl men bij elk adres terstond narekenen hoeveel cuadra's ver het isfl dat het in dezelfde straat is schept nog geen vermoeden, dat hém dichtbij moet zijn, want vooral de lengte der verticale strateM (gemakshalve betitelen we aldus dezulke die loodrecht op de hall ven staan) is geweldig groot. Nemen we als horizontale basis van onzen denkbeeldigen plat-1 IN EN OM BUENOS AIRES. 181 tegrond de haven (Oost), dan vinden we ongeveer ter hoogte van het midden der havenwerken het centrum der stad hggen, de Plaza de Mayo, juist bovenop de flauwe helling, die de vaste rivieroevers van voorheen aanduidt. Hier begint de hoofdader van het verkeer, de Avenida de Mayo, welke indertijd dwars door de bestaande huizenblokken heengebroken is, en ruim twee kilometer ver doorloopt tot de Plaza del Congreso, waar zich de witte koepel der volksvertegenwoordiging verheft. Deze Avenida, welke bijna zuiver Oost-West loopt, is de poolster der vreemdelingen, die den weg zoeken; ook wij zullen haar in de praktijk als zoodanig gebruiken, hoewel de juiste toestand eigenlijk anders is. Want | als ruggegraat van de stad geldt de Calle Rivadavia, welke een half blok verder rechts ligt; ten tijde der stadsindeeling bestond de Avenida nl. nog niet: ze is doorgebroken in het blok tusschen Rivadavia en Victoria, de eerste verticale straat links. Wanneer wij de Rivadavia met onzen rug naar de haven gekeerd omhoog volgen, hggen links en rechts de volgende zijstraten op wier hoeken de huizennummers der verticale straten telkens met een nieuw honderdtal beginnen (van onderen naar boven te Hezen). Horizontale straten. [Z.i»As van Rivadavia. Rechts van Rivadavia. Entre Rios 1800 Callao. É>olis 1700 Rodriguez Pefia Cevallos 1600 Montevideo Saenz Pena 1500 Parana San José 1400 Uruguay Bantiago del Estero 1300 Talcahuano palta 1200 Libertad [tima 1100 Cerrito Bernardo Irigoyen 1000 Carlos PeUegrini jracuari 900 Suipacha [pedras 800 Esmeralda Chacabuco 700 Maipü §> eru 600 Florida Bolivar 500 San Martin Ipefensa 400 Reconquista 182 DE PLAT A-LANDEN. Balcarce 300 25 de Mayo Paseo Colón 200 Paseo de Julio Azopardo 100 Bouchard Avenida Espora 1 Avenida Rosales. Loodrecht hierop, en loodrecht dus ook op de haven, staan de volgende straten (uitgaande van Rivadavia, waaraan ze evenwijdig loopen). Verticale straten. Links van Rivadavia. 1 Rechts van Rivadavia. Victoria 100 Bartolomé Mitre. Alsina 200 Cangallo Moretto 300 Sarmiento Belgrano 400 Corrientes Venezuela 500 Lavalle Méjico 600 Tucuman ChÜe 700 Viamonte Independencia 800 Córdoba Estados Unidos 900 Paraguay Carlos Calvo 1000 Charcas Humberto Primo 1100 Santa Fé San Juan 1200 Arenales Cochabamba 1300 Juncal Garay 1400 Brasil 1500 De horizontale straten heb ik hierbij slechts opgegeven tot en met Callao, boven welke de vreemdeling zelden iets te maken heeft In de praktijk is van de beide onderste straten niet veel te zien; men kan den Paseo de Julio en Paseo Colón, die langs de geheele haven loopen, als begin van de stad aanmerken. Het gedeelte links van Rivadavia is veel minder belangrijk dam het rechtsche. Men zal, tenzij naar het station der Ferrocarril Sud, slechts zelden links van de Avenida behoeven te gaan. Aldus vini den we het centrum van de stad begrensd tusschen de Avenida de Mayo (links), den Paseo de Julio (onderaan) en de Calle Callao (bovenaan). De rechter grens is niet zuiver rechthoekig; vanaf de Plaza San Martin, aan het einde der calle Florida, komt men op de Avenida Alvear, die naar het park van Palermo loopt, en onder- IN EN OM BUENOS AIRES. 183 weg eveneens de voortzetting van Callao ontmoet, zoodat men het centrum der stad thans in grove hjnen afgebakend vindt. Deze straten zijn allen geasfalteerd of met hout geplaveid; ze zijn bijna allen smal, zoodat ze slechts in één richting bereden mogen worden: om den andere is de eene straat voor óp, de andere voor néér bestemd. Slechts enkele straten, zooals de breedere Callao, zijn voor het verkeer in beide richtingen vrij. Voor het verkeer zorgt een zeer uitgebreid en ingewikkeld net van tramlijnen, waarin men pas na lang studeeren thuis raakt; daar heen altijd geheel andere straten gereden worden dan terug is het een heel gezoek alvorens men een bruikbare hjn gevonden heeft. En door de groote opstoppingen van het verkeer in de binnenstad komt er van opschieten niets, en heeft men als vreemdeling aan de tram enkel .wat voor korte ritjes zooals van de stations naar het centrum. Onder de Avenida de Mayo loopt een ondergrondsche spoor, die keurig is ingericht, en gunstig bij métro en tube afsteekt; het voornaamste traject loopt van de Plaza de Mayo via de Plaza del Congreso naar de Plaza Once, waar de Ferrc>carril Oeste haar eindstation heeft. De verlenging der ondergrondsche hjn voert naar Vélez Sarsfield, in de voorsteden. Deze ondergrondsche hjn is reeds een goed begin, doch loopt slechts in verticale richting, zoodat o.a. de geweldige menschen verplaatsing van de Retiro-stations (uiterste rechterbenedenhoek van onzen plattegrond) naar het centrum er niet door gebaat wordt; Buenos Aires staat echter nog pas in het begin van z'n leven als moderne metropolis, en zal nog heel wat verbeteringen en uitbreidingen tot stand zien komen. Voor het stadsverkeer heeft men, naast de auto-taxi's, het meest aan de „coches", handige paardenrij tuigj es met taxameter, van het type onzer victoria's. Men vindt ze overal bij de hand, en rijdt er groote afstanden mee voor weinig geld; als vreemdeling raakt men aan deze coches dan ook spoedig verslaafd. Het reeds vermelde Retiro bestaat uit een groep van spoorwegeindstations die allen naast elkaar hggen: eerst de nieuwe, imposante tenninus van den Ferrocarril Central Argentino (F. C. C. A.), gedurende den oorlog voltooid ter vervanging van de primitieve loods, die jarenlang het geweldige verkeer van deze hjn heeft moeten verzwelgen. Met de F. C. C. A. reist men naar de meeste groote 184 DE PLATA-LANDEN. steden van het binnenland (Rosario, Córdoba, Tucuman), alsmede naar de uitgestrekte Noord-westelijke voorsteden, waarvan Belgrano het middelpunt is. Naast het station van den F. C. C. A. ligt dat van den Ferrocarril Buenos Aires al Paclfico (B. A. P.), welke de Westelijke Pampa bedient, alsmede de Andes (Mendoza, Chile), terwijl men er eveneens diverse voorsteden ten Noord-Westen van Buenos-Aires mee bereikt. Ten slotte vindt men aan het Retiro het f raaigebouwde station van den Ferrocarril Central de Córdoba, (F. C. C. C), een smalspóorlijn, die de binnenlanden in N.-W. richting doorloopt. Een ander belangrijk spoorwegstation is dat van den Ferrocarril Oeste (F. C. O.), hetwelk zich, zooals reeds vermeld, op de Plaza Once bevindt; deze maatschappij bedient een groot stuk der Pampa, en loopt tot aan den voet der Andes door. Bovendien onderhoudt zij een suburbanen dienst op diverse westelijke voorsteden van Buenos Aires. Het Zuiden des lands (Bahia Blanca en Mar del Plata) wordt bereikt per Ferrocarril del Sud (F. C. S.), welke een mooi stationsgebouw aan de Plaza Constitución (Lima & Garay) heeft, en eveneens een levendigen voorstadsdienst gaande houdt naar de landelijke en goedkoopere woonwijken bezuiden de stad. Het primitieve stationnetje Lacroze, vanwaar men vertrekt naar Entre Rios, Corrientes en Paraguay, ligt in een afgelegen voorstad. Wat het verkeer te water betreft moet men in het oog houden, dat de Darsena Norte (aan den voet der calle Córdoba) uitsluitend dient voor het overzeesche passagiersverkeer; van de Darsena Norte den havenboulevard volgend (op onzen denkbeeldigen plattegrond naar links) passeert men achtereenvolgens de voor graanladen bestemde Diques 4,3, 2 en 1, om ten slotte de Darsena Sud te bereiken. Dit is een soortgelijke havenkom als de Darsena Norte, doch is geheel bestemd voor het rivier- en kustverkeer. Hier vertrekken de stobmbooten der Mihanovich-reederij naar Montevideo, Asunción en tusschengelegen plaatsen op de Parangen Uruguay-rivieren. Ook vindt men hier de kustschepen, die naar Patagonië varen, kortom alles wat aan de buurtvaart deelneemt. Hotels, restaurants en café's vindt men te Buenos Aires het IN EN OM BUENOS-AIRES. 185 talrijkst aan de Avenida de Mayo en omgeving, waar het Majestic het belangrijkste is. Een uitzondering vormt het indrukwekkende Plaza Hotel, het grootste en elegantste van geheel ZuidAmerika, geheel naar het voorbeeld der groote New-Yorksche hotels ingericht; het bevindt zich aan de rustige Plaza San Martin, aan het einde der Calle Florida. Aan de stations vindt men, merkwaardig genoeg, geen hotels van eenig belang. De voornaamste winkelstraat van de stad is de Florida; banken en scheepvaartkantoren hggen bijna alle aan de straten tusschen Florida en Paseo de Julio, in het gedeelte tusschen de Plaza de Mayo en Corrientes, zoodat men voor het zakenleven alles zeer gemakkelijk in de buurt vindt hggen. Na deze algemeene orienteering in de stad zal het hoogst eenvoudig blijken om den weg te vinden in de metropohs van ZuidAmerika 2. INDRUKKEN VAN DE STAD EN HARE OMGEVING. Des morgens storten aan het Retiro de electrische voorstadstreinen uit de omstreken van Belgrano tienduizenden werkers in de city van Buenos Aires uit; het is het gewone slag van voorstadsbewoners, forenzen, commuters of hoe ze elders heeten: kantoorheeren, typisten, koopheden, klerken, winkelbedienden, ambtenaren, allen met hun krantje in de hand, en allen met baast. De middaguren zien door dezelfde scharen de eethuizen van verschillend kaliber overstroomen, en omstreeks zes uur vloeit deze dagbevolking weer uit de city weg, waarna de kantoorwijk als uitgestorven achterbhjft met de bankgebouwen en handelskantoren als donkere plekken in leege straten. Dan verheugen de rustige huizen en woninkjes in de landelijke voorstadsstraten zich in de dagehjksche opleving van vader's thuiskomst, en aan elke deur worden haastige sleutels in het slot gestoken; vooral de zeer talrijke vreemdelingen wonen allen in de omstreken langs de spoorlijnen. Want het wonen in Buenos Aires' middelste wijken is even weinig aantrekkelijk als in elke andere city; bovendien zijn de huizen in het centrum volstrekt niet op modern en behagelijk wonen ingericht. Bijna overal vinden we het koloniale pateo-stelsel nog terug, het huis rondom een binnen- 186 DE PLATA-LANDEN. plaats gebouwd, waarop de kamers via een binnengaandenj uitkomen; alleen de kamers aan den straatkant hebben vensters, en de pateo-kamers bezitten slechts een glazen deur naar de binnenplaats, zoowel voor toegang als voor licht dienende. Deze bouworde moge in Tokdo en Córdoba op haar plaats zijn — en inderdaad zag ik er in die Spaansche steden fraaie voorbeelden van, met klaterende fonteinen in den bloemengeurenden moorschen binnenhof, — te Buenos Aires mist zij de bekoring der Andalusische atmosfeer, en bezit zij voor den modernen stadsmensen enkel de onvrije inconvenienten. Zelfs in enkele der drukste straten der binnenstad zijn nog een paar van die deftige heerenhuizen uit den kolonialen tijd te vinden, met slechts een beganegrondsche verdieping en plat dak, en gebouwd rondom statige binnenplaatsen met mozaiek en spiegels. Meer en meerzijn deze lage huizen uit den ouden tijd echter verbannen door de hooge gebouwen, waarvan de moderne zgn. „monumentale" architectuur van cement en beton 's werelds grootste steden volgestopt heeft, met zinledige overladingen van pilasters, frontons en kalkornamentiek. De geheele Avenida de Mayo is aan weerskanten met deze soort van drukke gebouwen bezet, wat haar sterk doet gelijken op den Parijschen bouleavad of op de de Keyzerslei van Antwerpen; de totale indruk is dan ook zeer levendig en waarlijk niet onaardig, te meer daar de dubbele rij van opgeschoten boomen de opdringerigheid der torentjes en erkertjes wat tempert. Zoo vormt de Avenida een aantrekkehjken boulevard vol van auto's en coches, en met drukke trottoirs langs de caf é's en winkels, waarlangs een dichte menschendrom voortdrentelt. Tafeltjes en stoeltjes staan buiten op straat; men drinkt er 's middags den onvermijdelijken Martini-cocktail (hier in verband gebracht met den nationalen held, en „San Martin" genoemd, alsof deze Napoleon der Andes er het recept van had uitgevonden) of diverse mengsels van Vermouth, terwijl men er apenootjes (mani) en gebakken schilferaardappels bij peuzelt, evenals in Holland zoute stengels. In den loop van den dag is La Razón verschenen, waarvan elk uur een nieuwe editie met verschen inlasch de persen verlaat, om terstond op de Avenida uitgevent te worden; tegen het apéritifuur, dat den boulevard het drukste maakt, is men ongeveer aan de Quinta Razón toe. De andere belangrijke dagbladen, zooals de IN EN OM BUENOS AIRES. 187 Nación en de Prensa, zijn des morgens verschenen. Ook aan andere negotie is geen gebrek: het leuren met bedelkoopwaar en „ontuchtighedens" is op dezen gezelligen boulevard wel eens hinderlijk. Iets vroeger in den namiddag moet men de grootste drukte zoeken in de Florida, de grootste winkelbuurt; het is een deftige asfaltstraat zonder tramverkeer, tweemaal zoo breed als de Kalverstraat, en aan beide zijden met fraaie winkels en forsche magazijnen bezet. Een der drukste hoeken wordt ingenomen door het reusachtige emporium van Gath y Chaves, een alles bevattend en tevens gedistingeerd magazijn zooals er in ons land geen een bestaat; de tea-rooms van Gath y Chaves, boven in het hooge gebouw, en het terras op het dak, met fraaie uitzichten over de dakenzee, behooren tot de plekjes, waar men het beste pubhek van Buenos Aires bijeen-vindt. Een soortgelijk groot magazijn van den eersten rang is dat van Harrods, verderop in de Florida, en reeds buiten het allerdrukste gedeelte van die straat. Een der nieuwste aanwinsten van Buenos Aires is de Galeria Güemes, een monumentale passage, die op het drukste gedeelte van Florida naar San Martin loopt, en allerlei wéreldstadsprimeurs bevat zooals een ondergrondsch theater, een uitkijktoren etc. etc. Alle straten, met uitzondering van de gedistingeerde Florida, lijken verder zeer veel op elkaar: oneindig lange en smalle gleuven tusschen huizen van ongelijke hoogte, steeds volgepropt met trams, waar de bewegelijker coches zich tusschendoor wringen, terwijl menschenmassa's zich verdringen op de smalle stoepen. Er wordt ook altijd ergens gebouwd, want een steeds groeiende stad zooals Buenos Aires is nooit klaar met de vervanging harer ouderwetsche huizen door groote moderne complexen. De buurt van de Reconquista bij de Sarmiento en Corrientes kenmerkt zich door de talrijke uithangborden van kantoortjes, die passages naar Spanje verkcopen; groote borden met opschriften VIGO en CORUNA trachten de Gallego's, die naar hun vaderland terug willen, tot zich te trekken. Nog iets lager, in de 25 de Mayo en onderaan den Paseo de Julio, vinden we ontelbare uitdragerijen met kampuitrustingen en plattelandsplunje, wapenen, ongeregelde gereedschappen en nuttelooze prullen; dit zijn de winkeltjes, waar geaasd wordt op de nieuwkomers, die zich 188 DE PLATA-LANDEN. voor hun doorreis naar de binnenlanden nog het een en ander willen aanschaffen. Vaak neemt deze handel den vorm eener verkooping (remate) aan, daar de Argentijn een bijzonder zwak voelt voor het koopen op venduties; de nieuwkomer schaart zich uit nieuwsgierigheid onder de toekijkers, en laat zich verleiden om b.v. een geweer te koopen voor een som, die hem goedkoop voorkomt; doch ten slotte blijkt dan, dat hij er in zijn onwetendheid niet één, doch een heele kist vol van gekocht heeft. Menig landverhuizer heeft hier pijnlijk leergeld moeten achterlaten. De Reconquista verder op in de richting van het Retiro volgend vindt men de winkels langzamerhand in aanzien verminderen, en een waar ghetto-uiterhjk aannemen: hier drijven de Syriërs en Turken hun kleinhandel, meest in manufacturen. De Turco van het Argentijnsche platteland is de marskramer, die de dorpen en estancias bezoekt, z'n pak met lapjes op den rug torsend; na een periode van goede zaken op het platteland vestigt de Turco zich dan in de stad, en komt meestal door allerlei combinaties van eerbare en obscure bedrijven tot een zekeren welstand. 's Avonds trekt het stadsleven iets hoogerop de stad in; dan zijn Esmeralda en Maipü vol bedrijvigheid, want in deze peiling hggen de luchtiger theaters, de café's met concert en de bars, waar de internationale zelfkant der maatschappij samenkomt. Corrientes verscheidene cuadras omhoog volgend bereiken we een stadsgedeelte, waar de Italianen overheerschend zijn: een kleine opera en vele muziekzalen geven goedkoope Italiaansche kunst te genieten, en een aantal restaurants zorgt voor uitstekende maaltijden van macaroni en spaghetti, besproeid met echte Chiantito de bekende mandenfleschjes; het hoofdgerecht in deze restaurants is echter „polio allo spiedo", kip, die in het restaurant zelf voor de oogen der gasten aan het spit geroosterd wordt, en een meesterstuk van braadkunst is. Trouwens, over het algemeen genomen, is de keuken van Buenos Aires zeer genietbaar, daar men de ervaring der meest talentvolle culinaire stelsels der diverse volken met succes toepast op de voortreffehjke binnenlandsche ingrediënten. Moge ook de table d'hête in de hotels aan zekere eentonigheid hjden, in de restaurants vindt men altijd een ruime keus van smakelijke gerechten. Het nationale kostje van Argentinië is de uit Spanje overgenomen puchero, d. i. grof rundvleesch, gekookt tesamen met wat kool, IN EN OM BUENOS AIRES. 189 aardappelen, uien, peen en witte erwten, terwijl er ook een stukje spek in hoort; een éénvoudig gerecht, dat op den vreemdeling slechts matige bekoring uitoefent. Tot de bijzondere delicatessen van de Plata behoort de fiambre surtido (koud voorgerecht), waarmee elke maaltijd van eenig belang geopend wordt; behalve diverse soorten van ham en worst behoort er „pavo" bij, in breede schijven uitgesneden witte kalkoenborst, zoo blank en smakelijk als nergens in de wereld. Visch is er altijd in overvloed: een bijzonder smakelijke soort is de pejerey (koningsvisch). Groenten en vruchten zijn altijd ruim aanwezig. Het donkere bier uit Quilmes is voortreffelijk; voor weinig geld drinkt men ook de uitstekende wijnen uit Mendoza, waarvan de Trapiche het standaardtype is, overeenkomende met Bordeaux-tafelwijn. Goede restaurants vindt men alom in het centrum van de stad; zeer bekend zijn o. a. de Brunswick en de Rotisserie Sportsman, in de lunchuren druk bezocht door businessmen, en voorts de Petit Salon en het Restaurant de Paris, waar het vooral 's aVonds gezellig is. Het ornamenteele middelpunt van de stad is, zooals reeds vermeld, de Plaza de Mayo, waar de Avenida begint; de basis er van wordt ingenomen door de Casa Rosada, de zetel der Regeering, tevens ambtswoning van den President der Repubhek, een rustig gebouw, omgeven door terrassen en plantsoenaanleg. Midden op het plein vinden we de groote oppervlakte op aangename wijze verdeeld in bloemperken en groepen van fraaie palmen en andere siergewassen. Rechts hggen eenige groote publieke gebouwen, waaronder de Banco de la Nación en het klassieke zui¬ lenfront der Catedral. De linkerzijde van het plein is geheel door hotels bezet, waarvan het Avenida Palace het bekendste is. Men woont aan dien kant van dit fraaie plein zeer rustig, en toch volmaakt centraal, daar men de Avenida en de businesswijken in enkele passen bereikt. De meest luisterrijke dag voor de Plaza de Mayo is de 25ste Mei, gedenkdag der Argentijnsche onafhankelijkheid, die ook op dit plein werd geproclameerd. Een oplettende beschouwing der gebouwen doet zien, dat elk huis een permanente inrichting voor versiering met electrische lichtjes en vetpotjes aan z'n gevel draagt: op 25 Mei schittert en tintelt het geheele 190 DE PLATA-LANDEN. plein van deze iUuminatie ter viering van het nationale feest. De Plazo de Mayo zal nog veel meer als middelpunt der stad tot haar recht komen, wanneer de nieuwere doorbraken van de zgn. diagonale avenida's voltooid zijn. Vanaf de beide hoeken van het plein naast de uitmonding van Avenida en Rivadavia loopen reeds de eerste stukken van deze schuinsche boulevards diagonaalsgewijze door de stadsblokken heen, aldus de strakke hjnen der vierkante cuadras oplossend, en dankbare hoeken vormend voor de stichting van monumentale gebouwen. Deze strenge symmetrie, gepaard aan den ingetogen bouwtrant, welke terecht in dit stadsgedeelte gevolgd wordt, maakt de Plaza de Mayo inderdaad tot een belangrijk voorbeeld van doordachten stadsaanleg. Tot de gewichtigste gebouwen der stad behoort het Teatro Colón, dat een der zijden van de statige Plaza Lavalle beslaat; het is een bouwwerk van forsche afmetingen, en telt met z'n 3570 zitplaatsen als een der grootste schouwburgen van de wereld. Het speelseizoen, waarbij de grootste Italiaansche en Fransche operasterren optreden, is toonaangevend voor geheel Zuid-Amerika, dat met aandacht het succes der premières in het Colón volgt. Het Palacio del Congreso, op het plein van dien naam aan het einde der Avenida, is een wit koepelgebouw in den geest van het Kapitool te Washington; als ornamentiek steunpunt in de as van vele hoofdstraten maakt deze forsche koepel een goed effect. Belangrijk is voorts de Jockey Club in het rustiger gedeelte der Florida; het is de grootste en deftigste club van Zuid-Amerika, én telt slechts de allereerste burgers van Argentinië onder zijn leden. Het stadsgebouw aan de Florida is van binnen met groote weelde ingericht, en bevat schatten aan marmer en kostbare gesteenten, tapijten etc. De club bezit verder in Palermo een bijzonder fraai aangelegde renbaan, die met Longchamps en Auteuil in elegant vertoon wedijvert; op een mooien Zondagmiddag is een bezoek aan het Hipódromo ook voor degenen, die overigens in de wedrennen geen belang stellen, een zeer interessant schouwspel: de chique wereld van Buenos Aires bezet den Grand Stand, en een menschenmassa van soms 50.000 koppen vult de uitgebreide terreinen. Overal in de rondte sluiten zich de parken en bosschen van Palermo op harmonieuze wijze rondom het reusachtige ovaal van de renbaan. Deze omgeving van Palermo is het sieraad van Buenos Aires; IN EN OM BUENOS AIRES. 191 men bereikt dit park langs de Callao, die overgaat in de Avenida Alvear, een boulevard, waar de Argentijnsche aristocratie woont in pronkende paleizen of smaakvolle heerenhuizen, waarin de baroc-stijl overheerscht. Het park slingert zich om een paar groote vijvers, en is in een stijl gehouden, welke bij alle toepassing van architectonische kunst toch nog voldoende ruimte heeft gelaten voor natuurlijke liefelijkheid. De plantengroei is sub-tropisch, van een weelde als in Calif omië; bijzonder fraai is het uitgestrekte rosarium, langs de groote asfaltlus gelegen, die het geheele park omstrengelt. Op dezen parkboulevard wordt het Corso gehouden, een elegent rendez-vous van auto's, equipages en ruiters, die eenige toertjes door Palermo maken om te zien en gezien te worden; des Zondagsmiddags is het Corso het drukste, doch niet het chicste: daarvoor moet men b.v. den Donderdagmiddag uitkiezen. Een deel der rijtuigen toert langzaam rondom de vijvers van het park, doch enkele andere blijven middeh op den boulevard stilstaan om de voorbijrijdende stadgenooten te begroeten; een smaakvol geënsceneerd schouwspel van keurig gekleede en welgemaniereerde „monde", waarmee de geheele omgeving in harmonie is. Achter Palermo zelf strekt zich nog een tweede park uit, het Parque 13 de Febrero, hetwelk in volkomen ongefatsoeneerden natuurtoestand is gehouden. Breede lanen van treurwilgen vorjpnen er volkomen afgesloten berceaux van een schoonheid, die alleen door de peppertree-lanen van Los Angeles en Santiago wordt geëvenaard. Deze treurwilg of „sauce" is de nationale boom van Argentinië, en een der fraaiste sieraden, die Buenos Aires beidt; hoog op den stam buigen de sauces zich in sierlijke welvingen over den weg heen, zoodat men onder een eindeloos prieel van teergroene guirlandes loopt. De wegen zijn hier niet geasfalteerd of verhard zooals in Palermo, doch van nature zandig; een der nobelste genoegens, die Buenos Aires aanbiedt, is het paardrijden door deze slingerende wilgendreven: men komt hier op doordeireeksche dagën dan ook steeds groepjes ruiters op edele paarden tegen, vaak jonge dames uit de eerste kringen onder begeleiding van een groom, om de tot een goede Argentijnsche opvoeding bekoorende rijkunst te leeren. De spoorlijn der F. C. C. A. loopt door een gedeelte van deze parken heen; men ziet rechts de grauwe watervlakte der Plata- 192 DE PLATA-LANDEN. rivier, en links de smakelijke boomgroepen van Palermo. Daarna Spoort men door Belgrano en de aangrenzende voorsteden, zooals j General Urquiza, Coghlan en een heele vlakte vol van soortgeJijke suburbane nederzettingen. Belgrano heeft reeds iets geposeerds over zich, en bezit deftige lanen met villa's en tuinen; j hier te wonen is dan ook een voorrecht, dat slechts den welgestel- j den ten deel valt. Verderop worden de voorsteden spoedig zeer eentonig; het zijn lange, rechte straten, die eindeloos ver naar den horizont toeloopen, en ergens in de wijde pampa eindigen. Een groot deel dezer voorstadsstraten is nog ongeplaveid, zoodat j het er öf zeer stoffig öf bedenkelijk modderig is, want de Argentijnsche bodem is er een van vruchtbare klei. De bebouwing j langs de straten draagt een hoogst onregelmatig uiterhjk: meestal j liggen er lage en platte landhuizen te midden van een eigen erf, waarvan het frontgedeelte als siertuin ingericht is, terwijl in j het achterstuk groenten worden geteeld; natuurlijk houdt iedereen kippen en een hond. Op de hoeken van de straten, en vooral j bij de pleintjes aan de voorstadsstationnetjes, vindt men de win- j kels van levensmiddelen; langs de beide kanten van de straat j loopt meestal een steenen gangpad, terwijl het middengedeelte van karresporen doorgroefd is, en boomloos is. Als surrogaat voor de ontbrekende schaduwboomen ziet men een ontmoedigend lange rij van telefoonpalen mijlen ver de pampa in loopen. Liefeüjker worden de omstreken pas wanneer men iets verder doorspoort, én den oever van de Plata-rivier weer nadert; hier verheft zich de zachte glooing van een heuvelrug, geheel met bosschen en tuinen begroeid, waartusschen op sommige punten deftige landgoederen hggen, op een wijze zooals de kasteelen en villa's; tegen den glooienden Veluwe-zoom bij Arnhem op hggen. Zoo is de omgeving van San Isidro ontegenzeggelijk een zeer liefelijke streek; doch om te wonen ligt het al weer rijkelijk ver (20 K.M.) van de stad af. De verschillende door elkaar gestrengelde suburbane hjnen der F. C. C. A. vereenigéh zich alle weer in Tigre, een stadje, dat voor ons Hollanders de eigenaardige bekoring van het water heeft: het ligt op den rand van een netwerk van riviertjes en kanalen, allej behoorende tot de delta van de Plata. Nieuw-Tigre bestaat uitj een villapark van fraaie lanen, die naar het luchtige Tigre-hoteD voeren, aan het riviertje van dien naam. Hier hggen de verschüH IN EN OM BUENOS AIRES. 193 lende roeiclubs en particuliere bootshuizen, want wie naar Tigre gaat, komt er om te varen. Men laat zich in een motorbootje rondtoeren door het labyrinth van waterwegen, eerst tusschen de welonderhouden tuinen van villa's, deftig als langs Vecht of Vliet. Daarna door zij armpjes, langs warmoezerijen en boomgaarden van sinaasappelen, alles op vruchtbare eilandjes, met klei-oevers, die door Hollandsche schoeiingen tegen den afslag beschermd zijn, en waar roeibootjes aan kokette houten stapjes hggen te wiegelen. Hier en daar passeert men een eilandje, waarop een „recreo" tot aanleggen uitnoodigt: het zijn primitieve biertuinen, waar de kleine burgerij zich 's Zondags met dansen en vrijage vermaakt. Dit waterland zet zich dagenlang varens langs de groote rivier voort. Vanuit Canal San Fernando, het station vóór Tigre, varen kleine stoombootjes de delta in, zoo dat men 's morgéns vroeg aan boord gaat en 's avonds nog vaart; onderweg wordt een eenvoudige maaltijd opgediend. Het bootje heeft ook de post aan boord, doch kan bezwaarlijk bij elk eilandje stoppen om een brief of de krant af te geven: daarom beschikt de varende postbode over een stapel talhouten, waar hij den brief in een gleuf van klemt, om vervolgens dit werptuig met groote handigheid den wal op te slingeren; een stoot op de fluit heeft de oeverbewoners dan al gewaarschuwd, dat er een brief ergens in de struiken ligt. Zoo vaart men urenlang hoogst genoegehjk door een vredig eilandenrijk van stille en blanke watertjes, de oevers begroeid met treurende sauces, en hier en daar een vervellende eucalyptus, een palmenpluim, of een rij slanke populieren; het is een landschap zoo stil en rustig als op den Leidschen Rijn. Af en toe passeert men dichter opeen gegroepeerde rijen van huizén, doch nooit vormen ze bepaalde dorpen: elke woning ligt op haar eigen eilandje. De herberg, meestal tevens winkel (of omgekeerd) kan eveneens enkel per boot bereikt worden. Het uur van zonsondergang is het gevaarlijkste van den dag: pas dan worden de talrijke muskieten aggressief, zoodat men goed doet, zich tegen dien tijd binnenshuis terug te trekken; de voornamere cottages langs deze rivieren zijn dan ook op Amerikaansche wijze geheel door gaanderijen van muggegaas omgeven. Dit eenvoudige en vrij primitieve boottochtje vanuit Canal San Fernando naar den Rio Chana is wel een der aardigste uitstapjes, die men in het zachte jaargetijde rondom Buenos Aires kan maken. 13 194 DE PLAT A-LANDEN. 3. DE ECONOMISCHE BETEEKENIS VAN BUENOS AIRES. Argentinië is een agrarisch land, en moet geheel leven van de opbrengst van landbouw en veeteelt. Mislukt de oogst of dalen de wereldprijzen voor granen en vleesch, dan maakt geheel Argentinië een crisis door, van de soort zooals het land die van tijd tot tijd gekend heeft. Een rijkelijke export bij hooge prijzen brengt stroomen gelds in het land; een groot deel van deze opbrengst der oogsten wordt besteed aan uitbreiding en aankoop van materialen, zoodat bij een bloeienden uitvoer ook de invoer aan buitenlandsche fabrikaten toeneemt. De schatkist trekt dan eveneens ruime inkomsten uit de invoerrechten; te begrijpen is het ook, dat onder dergelijke omstandigheden de speculatie groote afmetingen aanneemt, en den betrokkenen öf enorme winsten, öf geheelen ondergang bezorgt. Hapert er iets aan den uitvoer, dan verminderen ook terstond de importen, en de staatsinkomsten ondergaan eveneens een gevoelige vermindering. Deze eenvoudige beschouwing toont aan hoe alleszeggend voor geheel Argentinië het havenbedrijf van Buenos Aires is. Want al doen ook andere havens aan den in- en uitvoer mee, de federale hoofdstad is nog altijd verreweg de belangrijkste zeehaven van de repubhek. Het spoorwegnet van Argentinië heeft Buenos Aires tot uitgangspunt, zoodat alle afvoerrouten uit het binnenland ook naar de hoofdstad loopen; de andere havens dienen daarnaast sléchts om de taak van Buenos Aires te helpen verhchten, en om een te groote congestie in de haven der hoofdstad te verhelpen. Want de havenwerken van Buenos Aires zijn, hoewel altijd nog groot en goed ingericht, toch allang weer veel te klein gebleken j voor het snel toenemende verkeer. Vóór den oorlog was het een haven die op veel tijdverlies te staan kwam, want de vrachtschepen, die te Buenos Aires graan kwamen laden, moesten soms wekenlang op de reede voor de stad blijven wachten tot er ligplaats in de haven vrijkwam. Weliswaar heeft de oorlog een groote opruiming onder deze overbevolking van de haven gehouden, evènals zulks ook het geval was te Rio en Santos; doch in elk geval moet men de tegenwoordige haven van Buenos Aires als on- Het Plaza Hótel te Buenos-Aires. (blz. j#r) / 83* De Plaza de Mayo met de Casa Rosada te Buenos-Aires. (blz. ij&t IN EN OM BUENOS AIRES. 195 voldoende beschouwen voor de rol, welke het land en de stad j meer en meer in den wereldhandel gaan spelen. De nieuwe, groots opgezette havenwerken aan de rivier iets boven de stad, ongeveer ter hoogte waar de achterkant der Palermo-parken den Plata-oever nadert, zullen een groote verschuiving in het bedrijfsleven teweeg brengen; dan zal men vrijJiggende havens bezitten in eén buurt, waar men niet door de stad bekneld wordt, en er zal meer werk kunnen worden gemaakt van de aanvoeren per spooraansluiting. De oude haven zal vermoedelijk in gebruik bhjven voor het mailverkeer en de beurtvaart, terIjMjl het massabedrijf zich verplaatsen kan naar de ruime haveninrichting boven de stad. Dus ongeveer eenzelfde koers als ook ; de ontwikkeling van Rotterdam heeft genomen. De tegenwoordige havenwerkèn, puerto Madero genoemd, hggen vlak voor het centrum van de stad, op een strook lagen oevergrond, die in vroeger eeuwen door de rivier overstroomd placht te worden; in grove trekken bestaat de haven uit niets dan een [ kanaal, hetwelk achter dezen oeverstrook evenwijdig aan de rivier loopt, en door twee kommetjes, de Darsena Norte en de Darsena Sud, in verbinding met het open water staat. Aan de Darsena Sud mondt verder nog de Riachuelo, een bevaarbare kreek, ; in de rivier uit, terwijl nog eén doodloopend stuk kanaal, Doek Sud genaamd, een achteraf-eind van de haven vormt. De hoofdhavèn is door sluizen van het vrije water afgesloten, zoodat men er onafhankehjk van den rivierstand toch voldoende diepte kan houden; een soortgelijk stelsel dus als te Antwerpen. [De havenruimte is in vier bassins of „diques" verknipt, waartusschen bruggen de beide kanten verbinden. Aldus bestaat de haven [van Buenos Aires uit Darsena Norte, Dique 1 tot en met Dique 4, Parsena Sud en Riachuelo met Doek Sud. De beide darsena's worden, zooals reeds opgemerkt, uitsluitend voor het mailverkeer en den rivierdienst gebruikt; in de diques meren echter de vrachtschepen, die hier in korten tijd een ■olie lading aan boord krijgen. Want aan weerskanten schaart zich langs de diques een rij van loodsen, pakhuizen en graansilo's, ■elke groote massa's overzeesche lading onder hun daken kunnen [opnemen, en geweldige hoeveelheden aan tarwe, mals, haver en lijnzaad in zich bergen. De Riachuelo wordt meer gebezigd voor andere'producten; hier 196 DE PLATA-LANDEN. vindt men het groote marktgebouw, in de voorstad Avellaneda, en ook hggen langs dit bochtje kanaal een paar exportslachterijen, waarover straks nader wordt gesproken. Bovendien zijn in dit gedeelte van de haven, als ook in het bij de monding gelegen Doek Sud, de opslagplaatsen van materialen te vinden, zooals kolen, hout, petroleum en ijzerwaren; eveneens hggen hier de werven en j werkplaatsen. Een groote luchtpont zweeft van den eehen oever I naar den anderen om het verkeer van arbeiders en vrachtwagens I te bewerkstelligen. De havenbuurten van de stad, welke tusschen de Darsena j Sud en den Riachuelo liggen, bezitten zeer weinig aantrekkelijkheid, wat ze met soortgelijke buurten in andere wereldhavens ge- j meen hebben; de Boca en de wijk Barracas zijn troostelooze uitge- j strektheden van rumoerige, stoffige en kwalijkriekende straten. Omtrent den omvang der havenbeweging van Buenos Aires geef ik hieronder enkele crjlers, cue meer Deaoeiu zyu ecu rovineie Buenos Aires is het stadje La Plata, dat we reeds hierboven vermeldden; het ligt op ruim 50 K.M. of een uur sporens van de metropolis verwijderd, en hangt in alle opzichten zoo zeer met deze samen, dat men geneigd is. La Plata als een voorstad van Buenos Aires te beschouwen. Halverwege passeert men Quiïmes, duidelijk te herkennen aan zijn hooge fabriekssclroorsteenen, o.a. van de groote bierbrouwerij. La Plata is ruim en royaal aangelegd, met breede lanen en groote pubüeke gebouwen. Niettemin is het een tamelijk saaie plaats, die kunstmatig in het leven gehouden wordt door de aanwezigheid der regeeringsgebouwen; want de haven, waaraan La Plata haar grootste belang ontléent, hangt nauwelijks met de stad zelf samen, doch ligt op eenigen afstand op de uiterwaarden van de Plata-monding. In vroeger jaren, tóen de vaargeul naar Buenos Aires en de havenwerken van de hoofdstad nog geen voldoende diepgang bezaten, plachten de grootste zeeschepen La Plata als eindhaven te bezigen. Dit is thans geheel onnoodig geworden; echter heeft La Plata zich sedert in andere richting een belangrijke positie veroverd, nl. als afscheephaven van granen en bevroren vleesch. De Engelsche mailbooten van minder snelle categorie plégen te La Plata voor den frigorifico eenige dagenlang kwartkoeien en bevroren schapen in hrai vriesrtÉmen en koelkamers te hggen laden; is alles klaar, dan komen de passagiers met hun bagage in een extra trein uit Buenos Aires langs zij de kade, en na korten tijd Graansilo's aan de diques te Buenos-Aires. (blz.^oe/f /ƒƒ". Een gaucho met boleadora. (blz. 225.) ^| £ DE OVERIGE ARGENTIJNSCHE HAVENS. 209 kan het schip de kreek uitvaren naar de open Plata-monding. Deze mogelijkheid verlicht het drukke bedrijf in de reeds te benauwde darsenas en diques van Buenos Aires eenigszins; ook vloeit aldus een aanzienlijk deel der productie uit de provincie Buenos Aires naar La Plata af in plaats van naar de metropolis. Men kan zeggen, dat deze uitgestrekte provincie bijna geheel tot het gebied van den Ferrocarril Sud behoort. Een dicht web van spoorhjnen is over de heele streek gespannen, in het Noorden samenloopend op Buenos Aires, doch in het Zuiden convergeerend naar Bahia Blanca. Aldus worden aan de producten van deze streek twee uitwegen opengesteld, en het spreekt vanzelf, dat de jongere haven Bahia Blanca juist door de groote overkropping van Buenos Aires een goeden kans heeft gekregen om haar sfeer te verruimen. Toevallig is ook het Zuiden der provincie Buenos Aires een der beste landbouwstreken, waar bloeiende nederzettingen zich steeds verder ontwikkelen. Onder de bevolking vindt men hier vele Noord-Europeanen, voornamelijk Zweden, Engelschen en Hollanders ; deze laatsten treft men o.a. aan te Tres Arroyos, op500 K.M. bezuiden Buenos Aires en 140 K.M. van Bahia Blanca, dus in den wijden boog, dien de kust tusschen deze beide havens beschrijft. Langs deze kusthjn liggen geen havens. Wel echter de groote Argentijnsche badplaats, Mar del Plata, de trots van-het land, en inderdaad een plezieroord, waar geen kosten aan gespaard zijn. Gedurende het zomerseizoen brengt de Argentijnsche aristocratie hier eenige weken door in de van grooten rijkdom getuigende vilBa's langs het strand of in de elegante hotels, waarvan het Bristol het voornaamste is. Er zijn golf links en andere sportterreinen, concerten en verdere vermakelijkheden, terwijl snelle luxetreinen regelrecht van Buenos Aires naar de badplaats loopen, een afstand van 400 K.M. Er bestaat ook sinds geruimen tijd een plan om te* Mar del Plata als ook in de Noordelijker gelegen baai van Samborombon een zeehaven aan te leggen, doch hier zullen nog wel eenige jaren ■verheen loopen. Zoo blijft dan Bahia Blanca over als de haven bij uitnemendheid van het Zuiden; ze ligt aan een diepen inham van de zee, en dan nog een eind een kreek op. Het is een modderige toegang, vol Blikken en platen, ongeveer als voor de Scheldemonden. Nu is het eigenaardige van Bahia Blanca, dat de stad zelf geen « 14 210 DE PLAT A-LANDEN. havenplaats is, en nauwelijks aan het water hgt. Het is integendeel een echte Pampa-stad, met eindeloos rechte straten, waarlangs rijen lage huisjes met platte daken staan, af en toe onderbroken door een zuilen-fronton van een bankfiliaal of de koepels van een regeermgsgebouw. Breede en vierkante pleinen met een mageren boomgroei, die met moeite den strijd tegen de gure pampa- en zeewinden uithóudt, geven aan de stad nog veel meer dat uiterlijk van noodeloos uiteengerekt en over de vlakte verspreid te zijn, hetwelk we ook bij andere steden in de nieuwe wereld zoo vaak kunnen opmerken. De havenwerken van Bahia Blanca hggen op geruimen afstand van de stad, aan den Noordoever van de baai; men spoort er met een lokaaltreintje héén, over eeh dorre steppe, die op vele plekken wit is van het zout. Vandaar de naam: witte baai. Langs dezen kalen, modderigen en winderigen oever van de kreek liggen niet minder dan vier afzonderlijke Haventjes, waar^ van elk onder een ander bestuur staalt. Toch is deze ©ogenschijnlijke anarchie niét zoo erg: een dier havens valt al terstond voor den handel buiten beschóuwing, daar het de Argentijnsche marine-haven is, Puerto Militar, welke door de regeering is ingericht^ op de plaats, waar zich vroeger de handelshaven Van Puérto Belgrano bevond. Een andere haven, evenals Puertó Militar meer buitenwaarts gelegen, is nog pas in aanleg, en zal vermoedelijk niet zeer snel vorderen. Zoo blijven dan nog twee handelshavens over, nl. Puerto Galvan, toebehcorende aan den Pacific-spoorweg (B. A. P.), en dej haven Ingeniero White, in beheer bij den Ferrocarril Sud. Aldus j heeft elk der beide groote spoorwegmaatschappijen, welke hei achterland van Bahia Blanca bedienen, haar eigen havenbedrijf» waar ze geheel baas is, en zoo snel kan afwerken als de omstandigheden maar toelaten. Beide havens zijn zeer modern ingericht, hebben diep watery waar schepen met 28 voet veilig kunnen hggen, en bezitten kaden,j kranen, loodsen en elevatoren, zooals de beste graanhavenïw Eigenaardig is de wijze, waarop Puerto Galvan is aangelegd in deflj vorm eener trapsgewijs inspringende kade, zoodat er voor elkj schip een geheel vrij stuk ligplaats beschikbaar is, zonder dat er, zooals meestal langs havenkaden, een onafgebroken rij van boo-j ten achter elkaar langs dezelfde rails ligt. Hier heeft men dus het DE OVERIGE ARGENTIJNSCHE HAVENS. 211 voordeel dat de wagons elk schip apart kunnen bereiken, zonder aan de andere wagons in den weg te staan; bovendien is ook hier overal het stelsel van electrische overhaal-lorries toegepast om de wagons .zonder rangeeren naar evenwijdige sporen te kunnen overzetten. Reusachtige graanelevatoren verheffen zich op het kadeterrein; van de groote firma's, die ook in alle andere Argentijnsche havens vertegenwoordigd zijn, maakt een deel gebruik van de inrichtingen te Galvan, terwijl een ander deel zich te Ingeniero White heeft ingericht. Het beladen van een vrachtschip met los graan is langs dergelijke enorme elevatoren een kleinigheid; meermalen heeft men in één werkdag van 8 uur een boot volgespoten met 8000 ton graan. Alleen te Galvan hebben de elevatoren reeds een capaciteit van ruim 70.000 ton; er zijn twaalf ligplaatsen voor vrachtbooten langs de kade, waarvan er drie onder de elevatoren hggen. De rest der aanwezige schepen moet op stroom blijven wachten, tot er plaats komt. Te Ingeniero White zijn zestien ligplaatsen, waarvan vier onder de elevatoren. Terwijl aldus vanuit deze silo's met buizen graan in de tuimen gespoten wordt, werkt men tegelijkertijd vanuit de spoorwagens, die op de kade langs het schip staan. Het graan wordt uit de zakken uitgestort boven roosters, die het door een trechter weer op een riem zonder eind laten stroomen; vervolgens komt het koren in een buis, die op het ruim gesteld wordt, en meehelpt om het schip vol te blazen. Het meerendeel van het graan, dat in de havens van Bahia Blanca verladen wordt, bestaat uit tarwe^ alsmede ook wat haver. Mais komt in deze streken niet zoo tot z'n recht, en van andere granen en zaden worden slechts beperkte hoeveelheden verscheept. Wol wordt in steeds toenemende hoeveelheden via Bahia Blanca verscheept. Bevroren vleesch uit den frigorifico Cuatreros der Cia. Sansinena, voert men niet meer in zoo groote hoeveelheden uit. De Ferrocarril Sud voert de producten uit het Noorden naar Bahia Blanca aan, en bezit voorts een hjn, die de westelijke pampa inloopt, en de nieuwgeopende vlakteri van de provincie Neuquen een uitlaat bezorgt, terwijl deze voortzetting reeds allures aanneemt van een trans-andijnsche spoor te willen worden. Voorts éxploiteert de Pacific-spoorweg in deze streken een groote hjn, die in Noord-Westehjke richting loopt, en Bahia 212 DE PLATA-LANDEN. Blanca in aanraking brengt met de vruchtbare vlakten van Pampa Central en de middelste provincies van Argentinië. Een aansluitende hjn in de richting van Mendoza is in aanleg. Tenslotte bestaat er nog een Fransche spoorhjn, die Van Rosario naar Bahia Blanca getrokken is, en aldus twee uitwegen biedt voor de omvangrijke akkerproducten van de doorloopen streek. Zoo verkeert Bahia Blanca, wat het verkeerswezen aangaat, dus wel in een gunstige positie. Bezuiden Bahia Blanca verhezen de havens elk groot gewicht. De dorre en steenachtige Patagonische vlakte brengt niet veel anders voort dan schapen, wol en kaas.. Zoo zijn havens als Madryn en Rio Gallego dan ook voor het wereldverkeer onbelangrijk; ten einde aan die afgelegen streken eenigszins tegemoet te komen, zijn deze havens vrij van douanerechten verklaard, eén uitzonderingsmaatregel, die natuurlijk bestemd is om ingetrokken te worden, zoodra deze kust het tot eenigen bloei mocht brengen. Vermelding verdient nog het haventje Comodoro Rivadavia, waar petroleum bronnen in exploitatie zijn. C. HET ARGENTIJNSCHE PLATTELAND. 1. DOOR DE PAMPA NAAR MENDOZA. Met den naam „pampa" duidt men de groote Argentijnsche vlakte aan, welke in het Noorden begrensd wordt door de bergen van Córdoba en half tropische ijle bosschen van den Chaco, terwijl in het Zuiden de pampa eigenlijk onbeperkt doorloopt tot waar Patagonië aan de straat van Magalhaes eindigt. Ter hoogte van Buenos Aires strekt deze pampa zich als één onafgebroken kale vlakte uit vanaf de Atlantische kust tot aan de hellingen van de Andes. Het woord was eigenlijk de benaming voor de Indianen, welke deze vlakte bewoonden, doch is op het land zelf overgegaan, en thans een synoniem geworden van prairie, steppe of puszta. Langen tijd gold deze wijde vlakte als volkomen waardeloos: in de eerste plaats waren immers de Europeesche indringers op zoek naar goud en andere orumddelhjke schattèn; en voorzoover ze zich in het land nederzetten en landbouw gingen beoefenen, zochten ze daartoe liever streken uit, welke meer afwisseling van natuur boden, die reeds de materialen bevatten voor de aller- HET ARGENTIJNSCHE FLATLAND. 213 eerste huizenbouw, en den kolonist meer levensvreugde beloofden dan deze troostelooze vlakte. Zoo vinden we dan ook, dat de steden steeds buiten de pampa gesticht zijn, hetzij aan de zee of de waterwegen, zooals Asunción, Buenos Aires en Santa Fé", hetzij in de omgeving der bergen als buitenposten der Chileensche nederzettingen, zooals Mendoza, Córdoba en Tucuman. Wat er in de pampa zelf aan steden ligt is alles van zeer recenten oorsprong, en verkeert nog in het stichtings-stadium. Want nadat aldus eeuwenlang de pampa overgelaten was aan de Indianen en aan de verwilderde kudden paarden en hoornvee, die zich daar op die vrije weidevelden ongestoord vermenigvuldigd hadden, vond de Argentijnsche regeering pas kort voor 1880 — het groote oplevingsjaar in zoo menig land — gelegenheid om zich aan de groot vlakten gelegen te laten liggen. Generaal Roca ondernam in 1878 een energieken veldtocht tegen de al té stoutmoedig geworden Indianen, en verdreef de inboorlingen op radicale wijze noordwaarts den Chaco in of zuidwaarts naar Patagonië, achter den Rio Negro. Ook toen echter zag men in de Pampa nog weinig waarde; het uitgestrekte terrein, dat aldus van Indianen schoongeveegd was, werd deels als vergoeding voor achterstallige soldij aan de soldaten en officieren van Roca's leger weggegeven, deels door de regeering geveild met een dusdanige strekking, dat een Argentijnsch burger er lastig van buiten kdn om uit patriotisme een perceel van dezen oorlogsbuit van de regeering af te koopen. Degenen, die morrend een stük steppe in plaats van geld kregen, en zij, die als goede vaderlanders en voor het openhjke fatsoen de regeering van een lap grbnd afhielpen, evenals men in een liefdadigheidstombola een lootje koopt zonder er later naar om te kijken of er ook wat op gevallen is, — die allen hebben er een voordeelige zaak mee gedaan. Er is inderdaad in 's werelds loterij een prijs op gevallen, want de gronden bleken grootendeels uitstekend voor landbouw geschikt te zijn, en volop tarwe en mais te kunnen voortbrengen, en dat terwijl de Noord-Amerikaansche prairies langzamerhand niét meer voldoende bleken om de steeds groeiende wereldbehoefte aan granen te dekken. Zij, die indertijd per ongeluk in het bezit van groote stukken pampa gekomen zijn, behooren thans tot de rijkste ingezetenen. En zij hebben hmi rijkdom niet verkregen dobr zelf de velden in 214 DE PLATA-LANDEN. te trekken en te koloniseeren, maar door stil te zitten en af te wachten tot anderen, meestal „gringos" (vreemdelingen), begonnen te werken, en hun land noodig hadden. In Noord-Amerika hebben de regeeringen door het stelsel der zgn. „homesteads" aan iederen werklustigen kolonist de gelegenheid gegeven om door zijn eigen arbeid een redelijk stuk grond, in eigendom te krijgen. Daarentegen heeft in de Argentijnsche pampa het terrein altijd over groote uitgestrektheden aan enkele particulieren toebehoord, hetzij zoo'n groot-grondbezitter een stoutmoedige pionier was, die zelf door strijd met de Indianen een groot gebied veroverde en ih een soort van feodaal bezit daarover erkend werd, hetzij de eigendom pas na den veldtocht van Roca in particuliere handen was gekomen. Deze vorm van groot-grondbezit wordt met den Latijnschen term „latifundiën" betiteld; hetzelfde komt ook elders voor: in Rusland heeft het de opkomst van een vrijen boerenstand belet, op den Balkan hebben de Turken er de ontwikkeling van het platteland door belemmerd, en op Java vormen de zgn. particuliere landerijen nog een overeenkomstige logge massa van land dat bij andere verdeeling beter tot zijn recht zou komen. Door dit groot-grondbeZit is de kolonisatie van Argentinië zeer vertraagd, en de pogingen, welke de regeering af en toe heeft aangewend om de ontginning van het platteland te bevorderen, zijn steeds daarop afgestuit, dat de goede streken zich in particulier grootbezit bevonden, terwijl het nog beschikbare regeeringsland van minderwaardige soort was. Zooals de toestand op het oogenblik nog is, vormt de grond in Argentinië een voorwerp van heftige speculatie, evenals bij elk ander noodzakelijk artikel, dat tegen den tijd, dat er sterke vraag naar ontstaat, door enkele weinigen gecornerd is. De neiging tot verkoopen is onder de grootgrondbezitters bij stijgende prijzen natuurlijk gering. Wel wordt er verpacht, doch slechts op enkele jaren, dus een te korten termijn; want de pachter heeft er geen belang bij om het land in goeden toestand te houden, daar zijn contract toch weldra afloopt, en zoo bepaalt bij zich er toe om in de korte periode van zijn pacht er uit te halen wat hij kan. Hij drijft roofbouw, mergelt het land uit, en trekt verder op. Dit onderwerp is begrijpehjkerwijze een der grootste vraagstukken der economische politiek van Argentinië; er is een stroo- HET ARGENTIJNSCHE PLATTELAND. 215 ming, die deze latifundiën wil onteigenen en verkavelen, teneinde aldus het geheele land in cultuur te kunnen brengen, en een welvarenden plattelandsmiddenstand te vormen. Maar daartegenover staat, dat machtige Argentijnsche groepen zelf ten nauwste bij deze aangelegenheid betrokken zijn, en zich niet voetstoots uit hun bevoorrechte positie laten verdrijven. Een der grootste hulpmiddelen bij de ontginning van de pampa is geweest de steun, welke het Engelsche kapitaal verleend heeft in den vorm van spoorwegen; het groote meerendeel der Argentijnsche sporen is door Engelsche maatschappijen aangelegd, en heeft meestal in het begin met verhes gewerkt. Thans bezit de Pampa een vrij dicht net van spoorwegen, die hoofdzakehjk straalsgewijze naar Buenos Aires loopen, doch ook hoe langer hoe meer door onderlinge dwarshjnen verbonden worden. De F. C. Central Argentino loopt met verschillende evenwijdige lijnen en tal van vertakkingen het N.W. in, naar Córdoba en Tucuman; eenzelfde richting volgt het stelsel van smalspoorlijnen van den F. C. Central de Córdoba, eveneens met toegang tot de haven van Buenos Aires. De Ferrocarril Sud bedient, zooals we reeds zagen, het Zuidehjke gedeelte. En dwars door de pampa, van Oost nach West, loopen de Pacifico (B. A. P.) en de Ferrocarril Oeste, beiden van Buenos Aires tot aan de Andes. Het is een saaie reis op deze trajecten: naar alle kanten niets dan de Pampa, een boomlooze vlakte met slechts hier en daar geringe golvingen. De menschehjke woonplaatsen zijn te herkennen aan de metalen staketsels, waarop windmolentjes klapperen om het water uit de put omhoog te malen. Stadjes en dorpen bestaan uit een paar blokken van platte huisjes, meestal met een straat evenwijdig aan de spoorhjn, en de rest uiteengespreid tot waar de open pampa weer begint. Voor een deel is het land met prikkeldraad in perceelen verdeeld, en daar staan dan de oogsten van tarwe, mais en vlas te velde, of er is alfalfa (lucerne) gezaaid als fourage voor het vee en tevens om aan een uitgeputten bodem weer nieuwe stikstof toe te voegen. Voor een ander deel ligt het nog onafgeheind als een extensief weideland voor kudden vee, waarvan de eigenaar slechts bij benadering weet hoe groot ze zijn. Opmerkelijk is het aantal karkassen van runderen, dat men in het veld ziet hggen: het zijn beesten, die een natuurlijken dood gestorven zijn, en die men hoog- 216 DE PLATA-LANDEN. stens nog gevild heeft, terwijl men het cadaver maar laat'liggen. De veehouderij richt zich, zooals reeds vermeld, bijna uitsluitend op de vleeschproductie; op sommige estancias fokt men zelf met zorg, gebruik makende van de beste stamboekdieren, welke op de tentoonstellingen aangekocht zijn. Andere estancias bepalen zich tot het vetweiden van mager vee, dat men elders opkoopt, vooral magere ossen. De zuivelberdding is nog in opkomst; veel boter wordt reeds uitgevoerd, en ook zijn enkele kaassoorten op weg om Gouda te evenaren. Voorheen was de gaucho, een mengsel van Europeesch met Indiaansch bloed, bij uitstek de cowboy der pampa: hangende op hun bijzonder daartoe afgericht paard plachten deze ruwe herders het vee te vangen door er met een lasso, aan welks uiteinde twee kogels bevestigd zijn (boleadora), naar te werpen; de kogels slingeren zich om de pooten van het rund heen en een ruk, met behulp van het paard, dat dien truc kent, doet het beest vallen. Echter is de gaucho aan het uitsterven, om te worden vervangen door gewone „peones" van allerlei nationaliteit, die een soort van boerenknechts vormen, waar men meer mee kan uitrichten dan met de onverschillige en onwetende gauchos. Op de est ancia komt veel aan op het beleid van den Mayordomo, die zoowel chef van de boerenbedrijven is als ook boekhouder; bij hem berust, bij afwezigheid van den eigenaar, de geheele leiding van het bedrijf. Het zou mij te ver voeren, dieper op landbouw en veeteelt in Argentinië in te gaan; ik kan volstaan met verder te verwijzen naar het heldere verslag van den heer Iman van den Bosch over zijn zendingen naar Argentinië in opdracht van de Kon. Ned. Landbouwvereeniging J). Onze reis door de Pampa eindigt te Mendoza, een der fraaiste steden van Argentinië. De stad ligt aan den voet van de Andes, en reeds op de eerste voórheuvels van dien geweldigen bergmuur. Doorsneden van lommerrijke Avenidas en lanen, vol van parken en plantsoenen, maakt Mendoza een heel wat hefehjker indruk dan Rosario of Bahia Blanca. De eucalyptus groeit er in sierlijke lanen, en de peppertree hangt met roode trossen over de boulevards, die naar de omstreken leiden. Overal rondom is het droge en zonnige land beplant met druiven ih velden en wingerden, die x) De Landbouw in Argentinië, in de Verslagen en Mededeelingen van het Dept van L. N. en H., 1914 No. 1, 'sGravenhage, Gebr. J. en H. van Langenhuysen HET ARGENTIJNSCHE PLATTELAND. 217 aan Italië en Californië doen denken. De Trapiche van Mendoza, afkomstig uit de kelders van Benegas Hnos en Tomba, is een uitstekende tafelwijn, overeenkomende met het Bordeaux-type. Er bestaat een roode en een witte variëteit, evenals ook van het type dat Pinot heet, en meer aan Bourgogne nabijkomt; een flesch trapiche Viejo is inderdaad zeer genietbaar. Daar dé wijnbouw en vooral de wijnindustrie nog pas in een beginstadium verkeert, mag men aannemen, dat de aarzelend begonnen export van Argentijnsche wijnen dp den duur aanmerkelijk zal toenemen, en althans door speciale tariefbegunstigingen een markt zal trachten te verkrijgen in de andere Zuid-Amerikaansche landen. Het land rondom Mendoza, en in het algemeen aan den voet van de Andes, is zéér droog. De enkele rivieren, die van het gebergte afdalen, brengen het niet eens alle tot zee: het meerendeel wordt onderweg door den drogen bodem opgezogen, en smoort in een soort van poel zooals er halfweg het continent verscheidene liggen. Zulk een rivier is 0. a. de Rio Atuel, die een paar honderd kilometer bezuiden Mendoza den langen weg van de bergen naar zee begint, doch nog op geen derde deel gevorderd is eer hij opgeslorpt wordt door een der vele zoutmoerassen. Echter is deze Rio Atuel interessant wegens een andere rol dien hij vervult. Hier strekt zich aan den voet van de Andes een dorre woestijn uit, een vlakte van mul zand, begroeid met distels en laag struikgewas; de bodem is echter vruchtbaar genoeg, mits van water voorzien. Dit probleem nu is op energieke wijze aangepakt door een groote onderneming, die zich Colonia Alvear noemt, en onder de leiding van D. Pedro Christophersen, een der meest vooruitstrevende Argentijnen van vreemden bloede, deze streek reeds voor een groot gedeelte herschapen heeft in een gröote kweekerij van vruchten en groenten. Een stelsel van kanalen en slooten is door de woestijn gegraven, en het water, dat uit den Rio Atuel getapt wordt, Stroomt hier gedurende bepaalde perioden doorheen, aldus de stoffige aarde van vocht doortrekkend. De kolonisten zijn om zoo te zeggen op deze bevloeiing geabonneerd, en ontvangen op gezette tijden zooveel irrigatie als noodig is. Aldus heeft zich in deze voormalige woestijn reeds een welvarend dorp, General Alvear, gevormd, waar een bevolking van gemengden uitheémschen oorsprong op niet al te uitgestrekte perceelen grond de ooftteelt en groentenkweek beoefent. 218 DE PLATA-LANDEN. Een zijtak van den Pacific-spoorweg loopt vanuit Mendoza zuidwaarts naar de Colonia Alvear, terwijl de hoofdlijn van den F. C. Oeste vanuit Alvear rechtstreeks door de pampa naar Buenos Aires leidt; daar deze hjn koelwagens laat loopen, kunnen de primeurs uit de warmoezerijen der Colonia Alvear met succes op de markt verschijnen. Zoo o. a. de asperges, perziken en pruimen. Ook het drogen van deze vruchten, alsmede het fabriceeren van rozijnen, is in deze streek in opkomst, met goede kansen op verdere ontwikkeling, nu de prijzen der Europeesche producten en de overzeevrachten zoo gestegen zijn. Een aangenaam oord om te leven is het overigens niet; gedurende de lange ritten, welke ik met een wagentje langs de eindelooze zandwegen en soms dwars door de doornachtige woestijn maakte, was ons voertuig steeds door zoo dikke stofwolken omgeven, dat men vanaf den bok soms nauwelijks meer de paarden kon zien. En 's nachts wordt men lastig gevallen door dichte •Zwermen van bijzonder bloeddorstige muskieten. Een eigenaardige schoonheid is echter aan dit land niet te ontzeggen, vooral sinds de wegen meer en meer met populieren (alamos) beplant worden tot er statige alamedas uit groeien, met aan het einde als stopstuk het blauwe gordijn van de zwijgende Andesketen. Enkele der kolonistenhuizen zijn reeds in een omgeving van boomgroepen en smakelijke tuinen kómen te hggen; doch de hoofdindruk van het landschap is nog zand en stof. Gedurende de 20 uren, die men spoort om de 900 K.M. van de Golonia Alvear naar Buenos Aires af te leggen, wordt men ook binnen in den trein overdekt en doortrokken van dit fijne stof. Er werd voor de enkele passagiers, die uit deze woestijnkolonie kwamen, in den bagagewagen van den trein een maaltijd opgediend, met veel goeden wil klaargemaakt en opgedischt door den conducteur; ik zie het nog levendig voor me, hoe we alle openingen van dien bagagewagen zooveel mogelijk dichtstopten om het zand te weren, en hoe in het schemerdonker van deze geïmproviseerde lunch al ons licht bestond uit een paar zonnestraaltjes, die uit den heetgeschroeiden woestijn door een spleetje binnendrongen, en door dikke wolken van stof op en neer dansten. Onderweg aan de stopplaatsen werd er buiten aan den wagen geklopt: vrouwen uit de nauwelijks zichtbare nederzettingen in deze zandzee kwamen bij den conducteur brood koopen! HET ARGENTIJNSCHE PLATTELAND. 219 Verderop, toen onze trein al weer in de eigenlijke pampa was gekomen, en door het Noorden der landbouwprovincie Pampa Central snorde, ging het beter: toen werden in een voortreffelijk uitgerust eetrijtuig de zeer smakelijk toebereide „martinetes" (patrijzen) van de pampa opgedischt; en daarna boód een geriefelijke slaapwagen een nachtrust aan, ongestoord door muskieten. Deze kleinigheden geven inderdaad een eigenaardig kijkje op de toestanden van wording en groei in dergelijke streken: alles staat er nog slechts in de grondlijnen, doch enkele details zijn reeds klaar, zooals b.v. een dergehjke onberispelijke snelverbinding tusschen die afgelegen zandvlakte en de hoofdstad. Gaat alles goed, vestigen genoeg kolonisten zich in die streek, en blijven de producten een ruim afzetgebied vinden, dan kan men verwachten, dat de woestijn snel getemd wordt, en dat het rulle zand even goed in een vruchtbaar tuinbouwgebied veranderd wordt als Huygens met z'n Scheveningschen weg de mulle duinen tot een lustoord kon herscheppen. 2. NOORD-ARGENTINIË. In het vorige hoofdstuk gaf ik als Noordgrens van de pampa het bergland van Córdoba en den Chaco aan; deze chaco, hoezeer eveneens een vlakte, bezit toch een geheel anderen aard en voorkomen dan de pampa, wat reeds daaruit blijkt, dat de pampa volmaakt kaal is, terwijl de chaco begroeid is met een onregelmatig bosch van gemengde sub-tropische boomen, met onderhout van ruige struiken en doornachtige gewassen. Het is het minst bekende en slechtst doorzochte gedeelte van Argentinië, en de laatste uithoek, waar de Toba-Indianen nog in vrij grooten getale overgebleven zijn. De tochten der blanke verkenners hebben iri den Chaco altijd tegenspoed ondervonden: nu eens bracht het plotselinge aanzwellen van een onbeduidend riviertje tot een onmetelijk moeras de trekkers in last, dan weer overweldigden de krijgshaftige en bloeddorstige Indianen het kleine troepje pioniers. Menige expeditie is in den Chaco zoekgeraakt en heeft nooit meer iets van zich laten hooren; eeuwen later vond men dan een oude kloosterklok in het bezit van een Indianenstam, of men zag de inboorlingen versierd gaan met oude Spaansche munten, de buit, die hunne voorouders op de vreemde indringers veroverd hadden. 220 DE PLATA-LANDEN. Deze chaco strekt zich van het Noorden der provincie Santa Fé uit tot ver over de grenzen van Paraguay en Bolivia, dus tot I een eind binnen de keerkringen; op Argentijnsch gebied behooren j o. a. de territorios Formosa en Chaco tot deze geologische formatie. Naarmate men Noordwaarts komt neemt de plantengroei na- : tuurlijk meer en meer een antarctisch'karakter aan; de zgn. Chaco Boreal in Bolivia is geheel tropisch. Een aantal rivieren daalt van het Boliviaansche plateau af, en stroomt in volmaakte evenwijdigheid^.-O. naar de Paraguay-rivier toe; de belangrijkste zijn de Rio Bermejo en de Pilcomayo, welke laatste de grens vormt tusschen Argentinië en Paraguay, en tegenover de stad Asunción in den hoofdstroom valt. Van deze rivieren staat de nauwkeurige loop nog altijd niet met juistheid vast; zij zijn niet voor scheepvaart van eenig belang geschikt, en wisselen sterk in I watermassa af, wat trouwens in het algemeen een kenmerk van I den Chaco is. Want de bodem is er zeer leemhoudend en com- I pact, zoodat het water er slechts moeilijk doorheen dringt; dit j veroorzaakt, dat neerslag en overstroomingen langen tijd blijven I staan, en tijdelijke moerassen veroorzaken, terwijl het grond- 1 water niet dan met groote moeite te bereikën is. Hoofdproduct van den Chaco is het quebracho-hout, reeds bij j de bespreking van Santa Fé vermeld; het wordt door machtige I maatschappijen (o.a. La Forestal) gekapt en deels tot extract verwerkt, waarna het over de rivier vervoerd wordt naar de zeehavens. Vroeger werd het quebracho-hout veel gebruikt voor dwarsliggers, doch sedert het extract veel meer opbrengt, wordt het den spoorwegen te duur om quebracho onder hun rails te bezigen, zoodat men thans nog voordeehger uitkomt met ijzeren dwarsliggers. Het isolement, waarin de Chaco zoo lang verkeerd heeft, wordt thans reeds aanmerkelijk verbroken door den aanleg van smalspoorwegen, welke in een den staat toebehoorend net reeds een vrij volledig stelsel vormen. Zoo kan men thans reeds vanuit Resistencia, de hoofdstad van het Territorio del Chaco, tegenover Corrientes aan den Parana gelegen, in twee dagen dwars door den Chaco sporen naar Tucuman, terwijl een aansluiting naar Santa Fé voert, ter afvoer naar het Zuiden. Dergelijke hjnen zijn natuurlijk nog niet rendabel, doch vormen een onschatbaren steun j bij het doorzoeken en ontginnen van deze streek, die tot dusverre I HET ARGENTIJNSCHE PLATTELAND. 221 een blok aan 's lands been was. De Indianen zijn op die wijze min of meer aan het werk getrokken, deels bij den aanleg der spoorwegen, deels in het quebracho-bedrijf, deels ook op de rietlanden en suikerfabrieken van Tucuman; echter blijven nog voortdurend gewapende benden inboorhngen en halfbloeds als roovers door den Chaco rondzwerven, en slechts de vorderingen van het beschavingswerk der spoorwegen kan Noord-Argentinië van deze plaag afhelpen. In de treinen, die door den Chaco loopen, besdndt zich doorgaans ook een tankwagen, waarin drinkwater wordt meegenomen ten behoeve der bevolking langs de hjn, een omstandigheid, die er reeds op wijst, dat deze streek nog weinig in aanmerking komt [Ivoor landbouw en veeteelt. Het bergland van Córdoba beslaat het midden van Argentinië, en mag in geologisch opzicht als het oudste gedeelte van het land, misschien wel van geheel Zuid-Amerika gelden. Aldus oordeelt de Cordobeesche professor Bodenbender die aantoont, dat de bergketen van Córdoba van veel ouder formatie is dan de Andes. De Siërra verheft zich tot een gemiddelde hoogte van ruim 2000 meter, en bereikt haar hoogste punt in den Champaqui (2800 M.). plet is een droog bergland, woest en arm aan bosch, maar door de groote hoogte koel en frisch; het landschap is rotsachtig en scherp geteekend met diepe dalen en kloven. Eenige badplaatsen en zomerverblijven zijn in opkomst, en trekken reeds belangrijke strcomen toeristen uit de Argentijnsche steden tot zich; zoo is een vakantie te Alta Gracia, in La Falda of in Capilla del Monte dan ook een steeds populairder wordend genoegen der portefios geworden. In verband hiermede worden automobielwegen aangelegd, welke, mèt de spoorwegen, het bergland op aangename wijze toegankelijk maken. Men vindt in al deze plaatsen flinke hotels jtnet modern comfort en allerlei amusementen. De stad Córdoba ligt nog in de pampa, doch reeds tegen de voorheuvels van het gebergte op. Hoewel de provincie van dien naam een belangrijk landbouwgebied vormt, heeft de stad zelf weinig met dit bedrijf te maken, daar zij benoorden de landbouwstreek ligt, en de bedrijvigheid van dit gebied zich natuurlijk Zuidwaarts, in de richting van de havensteden, beweegt. *) La Siërra de Córdoba, Uitgegeven door het Min. de Agricultura, B. Aires. 222 DE PLATA-LANDEN. Córdoba is een der oudste steden van Argentinië, en zag reeds in 1619 haar school verheven tot Universiteit; sedert is deze academie aan het rijk Overgegaan, en nog altijd is het ouderwetsche koloniale Universiteitsgebouw van Córdoba een der voornaamste brandpunten der Argentijnsche wetenschap. Hiertoe draagt ook de sterrewacht bij, een instelhng, die de wettelijke tijd van Argentinië aangeeft. Overigens maakt Córdoba met haar talrijke massieve barok-kerken en ouderwetsche steenen gebouwen een rustigen en deftigen indruk, doch ondanks hare ongeveer 140.000 , inwoners niet een van leven en bloei. Rondom Córdoba strekken 'zich in de vlakte tal van groote zoutpoelen uit, gevormd door de riviertjes, die van het gebergte afdalen en niet voldoende kracht bezitten om door die droge streek heen te breken. Zij loopen in de vlakte vast, en spreiden hun uit de bergen meegenomen zoutgehalte over de aarde uit, wat in sommige streken geen beletsel voor landbouw en weidevorming geweest is. Een van die zoutmoerassen, de Salina Grande, spoort men door op reis naar Tucuman, die voornaamste stad van het verre Noorden. De stad Tucuman telt ongeveer 100.000 inwoners, en de geheele provincie nagenoeg 350.000 inwoners, wat haar, als kleinste provincie des lands, tot de dichtstbevolkte van alle maakt. Ook deze stad is van ouden oorsprong en glorierijke traditie in de Argentijnsche geschiedenis. Dank zij hare ligging in een vochtig dal heeft zich rondom Tucuman een uitgebreide aanplant van suikerriet ontwikkeld, welke echter niet in staat is om de behoefte van Argentinië aan suiker te dekken, zoodat er nog altijd aanzienlijke hoeveelheden uit Noord-Brazüië naar de Plata ingevoerd worden. De werkwijze in plantages en fabrieken staat te Tucuman nog altijd op een lager peil dan elders; niettemin wordt er goéd geld mee verdiend, dank zij de hooge invoerrechten op buitenlandsche suiker, welke alleen in gevallen van besliste suikerschaarschte tijdelijk worde'n opgeheven. Als arbeiders gebruikt men hier deels immigranten van de laagste soort, deels Indianen en halfbloeds, die tegen den oogst in groote troepen uit den Chaco komen aanzetten, doch geen prima werkkrachten zijn. Vanuit Tucuman, waar de breedspoorhjn van den F. C. Central Argentino ophoudt, loopt de smalspoorhjn van den F. C. HET ARGENTIJNSCHE PLATTELAND. 223 Central Norte door de weinig belangrijke provincies SaMa en Jujuy naar La Quiaca aan de Boliviaansche grens, een spoorweg, die al lang door Bolivia heen had moeten worden doorgetrokken tot La Paz, doch waarvan het Boliviaansche traject gedeeltelijk nog ontbreekt, zoodat men een paar dagen lang per kar of muilezel over de hoogvlakte moet reizen. Deze route bereikt geweldige hoogten: zoo ligt de spoorlijn even voor de Boliviaansche grens ruim 3700 meter boven de zee, wat dus met de hoogte van een flinken Alpentop gelijkstaat. * Het doorloopen gebied is zeer rijk aan allerlei delfstoffen, zoowel metalen als b.v. soda; daar nog slechts een minimaal gedeelte hiervan in exploitatie is, ligt hier een enorme reserve aan materiaal te wachten tot de tijd van aansnijden gekomen zal zijn D. URUGUAY 1. MONTEVIDEO. In oppervlakte is Uruguay de kleinste onder de staten van Zuid-Amerika. En ook wat bevolking betreft behoort dit vrijheidslievende landje tot de zwakkere broeders. Toch is het geheele grondgebied tamelijk geregeld bewoond en beböuwd, terwijl het bediend wordt door een spoorwegnet dat, altijd volgens de verraderlijke statistiek, het dichtste is van ZuidAmerika, en 2500 K.M. lang is. Men vergete hierbij echter niet, dat afzonderlijke gedeelten der andere landen, zodals b.v. de provincie Buenos Aires of de staat Sao Paulo, veel dichter met spoorwegen bezet zijn. Van de totale bevolking Van Uruguay, die op ongeveer anderhalf millioen inwoners geschat mag worden, woont echter bijna een derde deel in Montevideo, dat daarmee tot een der grootste steden van Zuid-Amerika wordt, en onmiddellijk op Buenos Aires en Rio de Janeiro volgt, met Sao Paulo dicht op de hielen. , >< Inderdaad is Montevideo een groote stad, veel royaler van aanleg en veel grootsteedscher dan bv. Sao Paulo. Er ligt iets over de Uruguayaansche hoofdstad, dat sterk aan Europa doet denken, en maakt, dat men zich er terstond als thuis gevoelt. De groote levendigheid van Buenos Aires ontbreekt; maar daartegenover staat, dat er op Montivideo een cachet rust, dat 224 DE PLATA-LANDEN. niet door groote en hooge gebouwen, noch door citydrukte verkregen wordt, een cachet, dat aan steden als Berlijn, Rotterdam of Chicago steeds onthouden zal blijven, doch dat men terugvindt in menige kleinere plaats als den Haag of Arnhem. Het is die moeilijk in woorden wéér te geven atmosfeer van rustige deftigheid, van nette burgers, — ja, daar heb ik het goede woord: Montevideo is een nette stad, met nette menschén en nette gewoonten. Het vart den bezoeker terstond op hoe keurig het straatpubliek gekleed is, en toch zonder dat men den indruk krijgt, dat men zich over-soigneert, zooals in de „society" van Buenos Aires of Rio vaak voorkomt. Des namiddags omstreeks 4—5 uur drentelt een menschenmenigte van beschaafde manieren, onberispelijke dames en heeren, door de voornaamste straten van Montevideo; alles gaat zeer bedaard toe, zonder die herrie, die menige andere stad kenmerkt. Die aangename indruk wordt bevestigd wanneer men door de stadsparken en lanen wandelt: overal die Haagsche orde en rust. Montevideo bezit als stad weinig in het oog springende bijzonderheden. In het centrum liggen een paar zeer ruime pleinen met plantsoen in het midden en een bebouwing, die nog op vele gedeelten aan den ouden tijd doet denken, met lage, langgerekte huizen van ééne verdieping. De Plaza Constitüción en de Plaza Independencia zijn de voornaamste. Voor het overige bestaat de stad uit een rechthoekig net van breede straten, waarvan die gedeelten, welke tusschen de pleinen hggen, het levendigste zijn, en 's middags zeer vol loopen. Hier bevinden zich ook de voornaamste hotels en restaurants, die zeer geriefelijk zijn, en op bijna Europeeschen voet staan; vooral de keuken is te Montevideo uitstekend, en het Gran Hotel Lanata aan de levendige Calla Sarandi heeft onder ervaren reizigers een bijzondere reputatie. Een der aardigste kiekjes van Montevideo is het gezicht op den Cerro, den heuvel, die de stad aan haren naam van „ik zie den berg" geholpen heeft; het is een molshoop van geringe hoogte, doch doordat dit heuveltj e door een wit fort bekroond is, en als eenige terreinverhefhng uit een volmaakt vlakke kusthjn omhoogrijst, valt de Cerro bijzonder in het oog, vooral bij het binnenvaren van de haven. De stad zelf ligt echteropeenigen afstand van den Cerro, met de kom van de baai er tusschen; over het algemeen breidt Montevideo zich ook verder in de andere richting uit, meer naar de open zee toe. URUGUAY. 225 We vinden achter de stad een uitgebreide wijk van villa's en parken hggen, met vijvers en slingerpaden, sportterreinen en speelplaatsen. De openluchtópvoeding neemt in Uruguay een groote plaats in, en we vinden de Uruguayanen dan ook zeer dikwijls als de beste sportsmen van Zuid-Amerika in de internationale tournooien de overwirming behalen. Door deze reeks van parken komen we aan de zee, waar een strookje tamelijk armzalig strand langs ligt. Er is meer modder en rotsgrond dan zand te bespeuren, en ook de wal zelf heeft veel te veel van een stadswijk over zich om geheel en al de illusie te kunnen wekken, dat men hier in een zeebadplaats is. Er staat langs dit strand van Ramirez op den rand van het Parque Urbano een groot hotel, het Parque Hotel, een wijdsch gebouw, dat speciaal op feesten is ingericht, met ruime zalen en salons. Van hier af begint een lange reeks van badplaatsen, die onder afzonderlijke namen als Playa zus en zoo bekend staan, doch eigenlijk één groote boulevard vormen. De belangrijkste is Pocitos, de grootste en elegantste playa van Zuid-Amerika, met groote hotels en deftige terrassen. Het strand is echter ook hier niet bijzonder fraai; mooier is de autotocht langs den zeeboulevard, die zich over een zeer grooten afstand langs de monding der Plata-rivier uitstrekt, tot waar we, een heel eind buiten de stad, de heuvels der atlantische kust in de blauwe verte uit de strandhjn zien oprijzen. De badplaatsen van Montevideo vormen wel de grootste attractie van de stad voor de bevolking van Buenos Aires, te meer daar er in de casinos lustig gespeeld placht te worden. De Mihanovichreederij onderhoudt met de beide snelvarende en zeer elegant ingerichte schepen Ciudad de Buenos Aires en Ciudad de Montevideo -een dagelijkschen nachtdienst tusschen de beide groote steden: elken avond vertrekken deze schepen van beide uiteinden, en den volgenden morgen tegen acht uur is men aan den overkant. Geen wonder, dat het onderling verkeer tusschen deze naburige steden zeer druk is, en dat de Bonarenser families gaarne het zomerseizoen in Pocitos komen doorbrengen. Ook de wedrennen in het Hipódromo Nacional te Maronas dragen tot den luister van Montevideo als luxestad bij; maar het hoogtepunt van populariteit bereikt de stad gedurende het Carneval: evenals Nice in Europa, zoo ook geniet Montevideo in Zuid-Amerika den roem van de grootste, mooiste en smaakvolste optochten te organiseeren. In die carha- 15 226 DE PLATA-LANDEN. vakdagen viert half Buenos Aires op de boulevards van Montevideo feest. Ook op ander gebied geniet Montevideo een bijzonderen naam: het bezit een uitgebreide Universiteit met bijbehoorende wetenschappelijke instellingen, bibliotheken, musea etc, welke aan de stad den eerenaam van „Athene van Zuid-Amerika" bezorgd hebben. Een wijdvertakt net van rijwegen strekt zich tot ver buiten de stad uit, zoodat men lange tochten per auto of te paard kan ondernemen met het centrum als middelpunt van wijde bogen. Men 1 rijdt door rijzige eucalyptuslanen, die de flauwe glooiingen van j het ommeland beklimmen, en donkere strepen in het zonnige en droge landschap trekken; overal kruipen de wijngaarden over den grond, en tuintjes en warmoezerijen prijken met een schat van gewassen. Groote „sightseeing" i? er niet, maar het geheel doet prettig aan, en maakt, dat Montevideo bij alle bezoekers een vagen doch aangenamen indruk achterlaat. 2. HET URUGUAYSCHE PLATTELAND. Het gebied op den oostelijken oever van de Uruguay—de Banda Oriental, zooals dit gewest genoemd placht te worden — is pas 1 later dan andere streken door de Spanjaarden in bezit genomen en ] gekoloniseerd. Hier vooral was de tegenstand der Charrua-Indianen zeer sterk, en waar men bovendien de handen vol had met de I oevers van den Parana en met de vestigingen te Asunción en Buenos Aires, daar kwam de overwal pas veel later aan de beurt. Ook in de volgende eeuwen is de Banda Oriental steeds het stiefkind gebleven. Het behoorde tot de Plata-provincies, doch ! toonde zich weerspannig tegen Buenos Aires; het werd begeerd en bezet door de Portugeezen uit Brazilië, maar wenschte evenmin deze overheersching. Zoo heeft dit kleine landje gedurende de omwentelingen, die in 1 Zuid-Amerika plaats vonden, steeds een strijd naar twee fronten ] gevoerd, en nu eens naar de eene, dan weer naar de andere zijde beurtelings gekwispelstaart of de tanden laten zien. Ten slotte slaagden de Uruguaysche patriotten er in om baas in eigen huis tel worden, en hun Banda Oriental tot een zelfstandigen staat uit te roepen als Republica Oriental del Uruguay. Aldus geldt „oriental" als adjectief van Uruguay; men zal spreken van schepen onder URUGUAY. 227 onentaalsche vlag, wanneer men Uruguaysche bedoelt, terwijl de inwoners zich „orientales" noemen. De onafhankehjkheid werd in 1825 verkregen; sindsdien heeft Uruguay echter nog menigen storm meegemaakt, eer het de periode van bijna ongestoorde rust bereikte, waarin het thans verkeert. Revoluties en buitenlandsche verwikkelingen hebben het land zeer geteisterd, en ook thans nog gaat het in de politiek bijzonder heftig toe: de partijen der blancos en colorados bestrijden elkaar met een fanatisme, dat het land menigmaal op den rand van den burgeroorlog placht te brengen. Slechts gaandeweg, met het opgroeien van jongere geslachten, neemt deze strijd een minder hartstochtelijk karakter aan, en wijdt men zich meer aan de economische vraagstukken ter ontwikkeling van het land. Uruguay bezit over het algemeen genomen een vruchtbaren bodem ; slechts enkele departementen zijn te droog en te steenachtig voor landbouw, maar daartegenover staat, dat een belangrijk gedeelte des lands vrij aaneengesloten bebouwd is met granen, en een talrijken veestapel voedt. Vooral langs de rivier is de veehouderij omvangrijk, mede doordat de bovenlanden in Argentinië en Brazilië als reserveterreinen dienen, van waaruit aanzienlijke aantallen runderen worden aangevoerd. De fabrieken van Liebig te Fray Bentos hggen op Uruguaysch gebied, en behooren, met die van Santa Helena in Entre Rios, tot de streek, waar de primitieve bereidingsmethode zich nog het langst heeft staande gehouden, zich steunende op het minder ontwikkelde gehalte van het vee en de lagere prijzen van dit ruwe materiaal in een streek waar het veehouden nog in het wilde weg geschiedt. Zeer aanzienlijk is de hoeveelheid huiden, welke Uruguay oplevert ; slechts een gedeelte hiervan wordt echter direct vanuit Montevideo verscheept, want een belangrijk aandeel van de Uruguaysche producten zakt eerst af naar Buenos Aires, en wordt pas van daaruit naar overzee afgescheept. In den laatsten tijd begint ook de frigorifico-industrie zich in Uruguay te ontwikkelen; het Uruguaysche vleesch moet zich echter op de wereldmarkt nog een naam veroveren, evenals ook het Argentijnsche dat indertijd heeft moeten doen. Wol behoort, naast vleesch, huiden, vet en granen, eveneens tot de groote producten van Uruguay; een groot middelpunt van dit jpedrijf is de stad Paysandü, aan de Uruguay-rivier gelegen, waar deze nog goed voor rivierstoombooten bevaarbaar is, zoodat deze 228 DE PLATA-LANDEN. stad, behalve een spoorwegdienst naar Montevideo, ook een zeer geriefelijke stoombootverbinding met Buenos Aires bezit- Deze Uruguaydienst der Mihanovich-booten bedient de beide oevers van de rivier, met belangrijke plattelandsteden, zooals Gualeguaychü (in Entre Rios, tegenover Fray Bentos), Concordia (eveneens op den Argentijnschen oever) en Salto, het einde van den bevaarbaren benedenloop. Tot Salto loopt ook de breedspoorKjn van de Uruguaysche Centraalspoor en den Ferrocarril Midland, waarover van en naar Montevideo een voortreffelijke sneltrein met eeten slaaprijtuigen rijdt. De hoofdlijn der Central gaat vanuit Montevideo over Durazno en Tacuarembó recht het Noorden in tot Rivera, aan de Braziliaansche grens; de hjn over Salto zet zich over de F. C. Noroeste del Uruguay langs de rivier voort, en vindt te Cuareim (Quarahy) aansluiting op het Brazüiaansche spoorwegnet. Het is een land van golvende velden, waardoor men spoort; de wijnstok groeit overal, en ook andere vruchtboomen, vooral perziken, doen het er uitstekend. Toch wordt er in Uruguay weinig wijn gemaakt; de beste drank van het land is een mineraalwater uit de buurt van Montevideo, agua Salüs genaamd, en ook in Argentinië algemeen bekend. De terreinen langs de spoorlijnen zijn voor het meerendeel netjes afgeheind met prikkeldraad; voor zoover er geen graan te velde staat, zwerven er grazende kudden runderen en schapen tot aan den verren gezichtseinder. En één soort van vee is er, dat bijzonder de aandacht verdient: struisvogels, welke hier gehouden worden evenals in Zuid-Afrika, en vrij in de prairie rondloopen. Het is de Zuid-Amerikaansche soort, welke nandu heet, en ook op het Argentijnsche platteland wel voorkomt. De landbouw van Uruguay ondervindt, evenals de provincies van overeenkomstige ligging in Argentinië en Brazilië, af en toe eroote schade van de sprinkhanen, die in zwermen over het land strijken en alles kaal vreten. Het is een plaag, die niet regelmatig,] doch slechts af en toe verschijnt, en steeds als een bedreiging boven de welvaart van het platteland zweeft. Ook brengt de zomer wel eens een te groote droogte met zich, vooral in de hooger liggende gedeelten, waar het water diep weggezakt is. Een lang aanhoudende periode van droogte veroorzaakt dan groote sterfte onder den veestapel, want het Zuid-Amerikaansche vee is beter tegen een schraal dieet dan tegen dorst bestand. PARAGUAY. 229 E. PARAGUAY. 1. DE RIVIER OP. Reeds tevoren heb ik de opmerking gemaakt, dat van het Platarivierenstelsel de Parané. verreweg de belangrijkste is; de eerste ontdekkers bevonden bij hun aarzelende verkenningen naar de kans op rijkdommen langs de pasgevonden zoetwaterstroomen, dat de Uruguay weinig perspectieven aanbood. Daarom keerde men van dezen tak terug om het op den anderen te probeeren; en hier bleven de Oost-Indië-vaarders wekenlang tegen den stroom optornen, aldoor Zoekend naar den besten vaarweg. Menigmaal zag men voor de hoofdrivier aan wat per slot van rekening een niets belovende zijarm bleek, en telkens verwachtte men, zoodra toevallig ergens hooge kanten langs de oevers oprezen, dat men nu wel spoedig het einde der bevaarbaarheid had bereikt, en weldra stuiten zou op stroomversnellingen. De verbeelding der schatzoekers werd voortdurend beziggehouden doordat de natuur aan de oevers zich telkens wijzigde; niet dat zij eenig oog voor natuurschoon hadden, want toeristen waren die avonturiers wel allerminst. Maar het langzamerhand wehger worden van den plantengroei langs de kanten, het verschijnen van nieuwe diersoorten, het opmerken van andere menschelijke vestigingen op de oevers — dat alles hield de hoop levendig, dat deze groote rivier toch uit een of ander groot en rijk land kwam afdalen, en dat men Op den duur wel in belangrijke gewesten zou komen, waar schatten aan edele metalen voor het grijpen zouden zijn of althans kostbare goederen, die in een klein volume een groote waarde vertegenwoordigen. Wanneer men ook Eldorado zelf al niet mocht vinden, dan bestond er toch groote kans, dat men aldus terecht zou kómen in het wonderland van Cafhay •(China) of in het mysterieuze rijk van Cipango (Japan), of in de buurt der specerij-eilanden van Indië. Pas tientallen jaren later zag men in, dat men deze doorvaart te dichtbij 'gewaand had, en dat indèrdaad de route rondom ZuidAmerika het verre Oosten niets nader bracht. Toen ontstond een tweede waan: dat men over deze rivieren het goudland Perü zou bereiken, en aldus beloond zou worden voor de opofferingen van de lange reis over zee en rivier. Ook deze hoop 230 DE PLATA-LANDEN. bleek, zooals in het geschiedkundig overzicht aangetoond is, zoo niet geheel ij del, dan toch practisch onvervulbaar; want toen de eerste Spanjaarden zich eindelijk door het tropische woud, door den onbetrouwbaren Chaco en door de bergwoestijnen hadden heengewerkt, vonden ze Perü al afgegraasd, en geruïneerd door burgeroorlogen en oproer, terwijl zij zelf door hun eigen landgenooten als minder gewenschte indringers teruggezonden werden naar de rivieroevers, die ze zoo hoopvol verlaten hadden. Aan deze voortgezette dwalingen en deze onverwoestbare hoop op gouden buit is het intusschen te danken, dat het Zuid-Amerikaansche continent reeds zoo vroeg is verkend en in grove trekken in kaart gebracht. De hierboven reeds vermelde kaart van Ds. Plancius laat ruwweg een beeld van het continent zien, dat reeds in de hoofdlijnen aan de werkelijkheid nabijkomt. De moeilijkheden der navigatie hebben natuurlijk op zulke cartografen den meesten indruk gemaakt: zoo vinden we den Parana voorgesteld als een geweldig breeden stroom vol eilandjes, die vanaf de monding reeht het Noorden inloopt tot boven „Asumption", waarvan de ligging blijkbaar op den gis is aangeduid, en een plek inneemt, waar Corrientes behoorde te liggen. Met de vlakten van het vasteland heeft men evenmin weg geweten: althans heeft men er geen denkbeeld van gehad, hoe geweldig de uitgestrektheden van pampa en chaco zijn; zoo vinden we op Plancius' kaart de steden „Tumman" en „Cordaba" aan denkbeeldige zijrivieren liggen, terwijl er ook ergens in de onbekende pampa een stad Camechinganes aangebracht is, blijkbaar geïnspireerd op de berichten over de Indianenstam, die chingones (een vogelsoort), eet, en daarom Comechingones gedoopt werd. De Uruguay-rivier wordt op deze kaarten geheel verdonkeremaand ; daarentegen heet het in het Latijnsche bijschrift van den Rio de la Plata: „hoe est Argenteus fluvius qui ab incolis Parana vocatur" (d.i. de zilveren rivier, die door de bewoners Parana genoemd wordt). ETgens benoorden „Asumption" vinden we, nog steeds aan den Parand, een stad Paraguae hggen, en ergens anders een zijriviertje Paragioa. Deze verwarringen zijn toch inderdaad niet zoo ver mis geweest; want inderdaad is de riviertak, die voortdurend recht Noord-Zuid loopt, de voornaamste, zij het dan ook, dat men hieraan den naam Paraguay gegeven heeft, terwijl een min- PARAGUAY. 231 der belangrijke zijtak zich met den hoofdnaam Parana siert. Tegenwoordig maakt men de rivierreis heel wat sneller en geriefelijker dan ten tijde der ontdekkingen! Groote raderstoombooten der Mihanovich-reederij, als ook van enkele andere maatschappijen, varen van Buenos Aires stroomop tot Asunción, en vandaaruit kan men nog een aanzienlijk stuk verder de rivier op komen. Tot Asunción doet de boot er stroomopwaarts vijf dagen over, en terug drie; men zou dus geneigd zijn om de reis liever in benedenwaart sche richting te maken, te meer daar het eerste gedeelte, beneden Santa Fé, eigenlijk zeer eentonig is. Maar men mist dan de groote bekoring van het stroomopwaarts reizen, waarbij men met eiken dag voelt hoe het klimaat zich verzacht, terwijl men den plantengroei langs de oevers zoowel als het uiterlijk der stadjes en den aard der bewoners langzamerhand tropisch ziet worden. Aan boord vindt-men hutten, salons, promenadedekken, maal tijden en vei^verechingen evenals op een mailschip, en wie van reizen te water houdt zal er zich hoogst plezierig gevoelen. Boven Rosario verschijnen van tijd tot tijd hooge oevers langs de rivier, meestal roodachtig van kleur; de quebracho-haventjes aan den Westelijken oever (opvarend links) vertoonen groote afdaken met opgestapelde stammen, die over de rails van eigen hulpspoortjes uit den Chaco worden aangevoerd. Palmen worden talrijker, en in het bosch beginnen de slingers der hanen langzamerhand de boomen te verbinden tot gaandeweg een tropisch bosch van ondoordringbaar gewirwar ontstaat. De raderboot zoekt met groote zorg de beste vaargeul op in deze ongeregelde rivierbedding waar eiken dag de zandbanken een andere ligging innemen, en waar de strooming op bepaalde hoeken moeilijk berekenbare effecten op het schip teweegbrengt. Links blijft men den Chaco houden, met een reeks van aanlegplaatsen, die hoofdzakelijk voor quebracho en tannine belang hebben; rechts liggen de veerijke provincies Entre Rios en Corrientes. Van eerstgenoemde passeert men de hoofdstad Parana al spoedig boven Rosario: een net stadje met tuinen en parken. De hoofdstad van Corrientes, welke dienzelfden naam draagt, ligt bij de samenvloeiing van den Paraguay met den Alto Parana; het is een uitgestrekte provinciestad van kleurige huizen en slecht geplaveide wegen, en hoezeer ook de eenige grootere plaats in een uitgestrekt cehied (RO 000 inwnnf»r<^ mi<;r C.nrripntf><; nnff hf>t Ipvpnrlicr*» 232 DE PLATA-LANDEN. karakter, dat het later zal verkrijgen, wanneer de provincie betere verkeersmiddelen zal bezitten, en op intensiever wijze dan thans bebouwd wordt. Vanuit Corrientes kan men op een aansluitende stoomboot den Alto Parané. opvaren tot Posadas, de hoofdstad van het territorio Misiones; de stad ligt óp den Zuidoever van den Parané, aan de spoorlijn, die Buenos Aires met Asunción verbindt. Deze lijn, reeds vroeger vermeld, heeft in de benedenlandèn tusschen Zarate en Ibicuy de rivier reeds overgestoken door middel van een ferryboot, welke den heelen trein in zich opneemt; daarna loopt de hjn door de provincies Ehtre Rios en Corrientes, met zijlijnen naar hare beide hoofdsteden, en komt dan bij Posadas wederom voor den Parané te staan. Ook hier wordt de trefn op een pont naar den Paraguayschen oever (Pacu-Cua) overgezet, om dan als Ferrocarril Central del Paraguay de restende 370 K.M. in twaalf uur af te leggen. Aldus reist men in ongeveer 52 uur per directen trein, voorzien van eetwagen en slaaprijtuigen, zender overstappen van Buénos Aires naar Asunción, een dienst, die werkelijk een uitstekende prestatie van Zuid-Amerikaansche vooruitstrevendheid is. Boven Posadas begint die rijke streek van dichte bosschen en tropische plantenweelde, welke den naam van Misiones (in het Portugeesch Missöes) draagt, naar de Jezuitenkloosters, die daar de practische zending onder de Guarany-Indianen brachten, en de inboorlingen in een soort van zachte hjfeigenschap rondom de missies verzamelden. Reeds in den loop der 18e eeuw zijn deze theocratische kolonies echter verloopen, doordat de Jezuiten verbannen werden; toen verslapte ook de vrome burgerzin der Indianen, en terwijl de roode broeders verder aan de degeneratie ten prooi vielen, wierp de rijke vegetatie van dit welbesproeide land zich op de verlaten gebouwen, en overgroeide alles weer, tot er niets overbleef dan bouwvallen van kerken en bijgebouwen, half bedolven onder het onkruid. Deze ruines zijn in Zuid-Amerika aan het worden wat de vervallen burchten langs den Rijn zijn: bezienswaardigheden voor toeristen. Zoo worden de oude missies van San Ignacio e.a. reeds vrij druk bezocht. De grootste aantrekking in deze streek oefenen echter de watervallen van de Iguazü uit, gevormd door de rivier van dien naam die uit de Braziliaansche staten Santa Catharina en Parané afkomstig is, en zich op die hoogte met den Parané vereenigt, na PARAGUAY. 233 eerst een groep van 60 meter hooge watervallen gevormd te hebben, die de Niagara in afmeting overtreffen. Het is een prachtig tropisch boschland, op de grens van drie landen tegelijk: Brazilië, Argentinië en Paraguay ontmoeten hier elkaar, doch bereikbaar is de waterval alleen vanuit de Argentijnsche stad Posadas. Van hieruit vaart men met een klein stoombootje nog een eindje de rivier op, tot Puerto Aguirre, waarna men te paard of met een karretje verder door het bosch trekt tot aan de Iguassü, waar reeds een hotel bestaat om de toeristen te herbergen. Toch neemt de reis heen en terug nog altijd geruimen tijd in beslag, vanuit Posadas ongeveer een week. Zoo afgelegen als de watervallen zijn, behoorden ze niettemin tot de allervroegste ontdekkingen van de Spanjaarden; toen de Spaansche adelantado Al var Nühez Cabeza de Vaca in 1541 vanaf de kust van Santa Catharina het binnenland introk, in de hoop om aldus spoediger te Asunción aan te komen, brachten zijn Indiaansche gidsen hem vanzelf langs de Iguassu-rivier tot aan „het groote water", zooals deze Guarany-naam wil zeggen. Pas in 1901 echter werden de watervallen voor het eerst door een paar moedige toeristen bezocht, en sindsdien stijgt het aantal kijkers geregeld, zoodat tegenwoordig al rondreisgezelschappen door reisbureaux te Buenos Aires worden georganiseerd. Het plan bestaat, om de geheele omgeving tot nationaal park te maken, in den geest der Amerikaansche reservations. Keerén we thans terug tot onze stoomboot te Corrientes; we varen de hoofdrivier verder op, én passeeren op den hoek, dien Parana en Paraguay bij Hun samenvloeiing even boven Corrientes vormen, het historische fort Humayta, dat in de geschiedenis van de drie Plata-landen zoowel als van Brazilië vermaard is. Hier keerde nl. de kans in den Paraguay-oorlog; nadat het onoverwinnelijke Paraguaysche leger zich te land tot zoolang steeds de meerdere had getoond, bleek het niet bestand te zijn tegen de aanvallen, welke de drie verbonden tegenstanders te water tegen Paraguay ondernamen. De Braziliaansche kanonneerbooten brachten het povere geschut der samengeraapte Paraguaysche vloot van gewapende baggermolens en zolderschuiten tot zwijgen, en dwongen het zwaar gebombardeerde fort Humayta tot overgave. Nadat deze sleutel van dé rivier geforceerd was, lag de weg naar Paraguay voor de verbonden legers open, en van dat oogenblik 234 DE PLATA-LANDEN. af konden de troepen van den dictator Lopez nog slechts in een hardnekkige guerilla hun heil zoeken, totdat eindehjk het geheele kranige landje ontvolkt was, en de tyran met zijn volk in den Chaco was gesneuveld. Boven Humayta wordt het landschap steeds rijker; bananenstammen en sinaasappelboomen zoomen de kanten, terwijl orchideeën de tropische woudreuzen sieren. Op de zandbanken steken de koppen van krokodillen uit het water omhoog, en boschvarkens verschijnen uit het dichte onderhout langs de oevers. Links stort de modderige Rio Bermejo zijn roodbruine water in de rivier, en ook menige andere Chaco-stroom zendt troebele bijdragen uit dat èindeloozë moerasgebied. Daarna verschijnt in een landschap van rijkbeboschte heuvels het levendige silhouet van Asunción, met Toode daken en witte muren tusschen de groene omgeving. 2. STAD EN LAND VAN PARAGUAY. Hier ligt een door de natuur rijk gezegend land te wachten, tot er voldoende menschen komen om er werkelijk een paradijs van te maken. Slechts hét minder belangrijke Noordelijke uiteinde ligt binnen de keerkringen, doch het grootste gedeelte van het land geniet alle voordeelen van de nabijheid tot de tropen, zonder er de nadeelen al te zeer van te ondervinden. Alles wat beoosten de Paraguay-rivier ligt, is bruikbaar land, een golvend terrein van welig bosch, afgewisseld met natuurlijke weiden, en besproeid door een groot aantal riviertjes en beken. Bewesten de rivier telt het land minder mee: het is een stuk Chaco evenals in NoordArgentinië, maar nog wat wilder en onbruikbaarder naarmate het meer onder de heete luchtstreek komt te hggen. Ongemerkt gaat het terrein hier over in den Chaco Boreal van Bolivia, die in regelmatige glooiing tegen de Andes aangevleid ligt. Eigenlijk bergland is er in Paraguay nauwelijks te vinden, want de bodemverheffingen op de Braziliaansche grens zijn nog niets anders dan heuvelrijen te noemen. Dit land van rijken plantengroei, van zacht klimaat en bevallige rivieroevers is langen tijd het middelpunt der Spaansche cultuur in de Plata-landen geweest; reeds is in het historisch overzicht opgemerkt, hoe de bovenlanden van de rivier veel eerder door de Spanjaarden gekoloniseerd werden dan de vlakten aan de monding, en hoe Asunción reeds een bloeiende nederzetting was PARAGUAY. 235 toen er ter hoogte van Buenos Aires nog een briefje aan een staak gehangen werd om aan de versterkingen uit het moederland te zeggen: wij zitten boven aan de rivier. Was Asunción ook al bestemd om deze bevoorrechte positie te verhezen, zoodra de beletselen voor benedenstrooinsche vestigingen wegvielen, — het was niet noodig geweest, dat land en stad terugzonken tot dien toestand van diep verval en deerniswekkende onbeduidendheid, waaruit Paraguay zich pas in de laatste jaren weer aan het verheffen is. Een opeenvolging van krachtige alleenregeerders heeft het land gedurende de 19e eeuw langen tijd bewaard voor de pohtieke troebelen, welke de orde van de meeste' andere Zuid-Amerikaansche staten verstoorden; maar terwijl de buren zich door deze kinderziekten heen worstelden, en op eigen, beenen leerden staan, bleef het Paraguaysche volk bij voortduring onmondig. Zoo zelfs, dat de koppige wil van één arroganten dictator de geheele natie op den rand van volkomen uitroeiing kon brengen zonder dat er een hand van verzet tegen den tyran uitgestoken werd; nadat Lopez II in den Paraguay-oorlog van 1864— 70 gesneuveld was, bleek er van de oorspronkelijke bevolking van 900.000 zielen nauwelijks één derde deel over te zijn, en dat nog grootendeels grijsaards^ kinderen, vrouwen en gebrekkigen, want ieder die maar eenigszins kon, had in de gelederen van Lopez meegevochten, en den val van mihtairen modelstaat tot gestadig fslinkend troepje desperados in een guerilla in de Chaco-wildernis meegemaakt. Deze débacle is het Paraguaysche volk nog altijd niet te boven; pas de gevolgen van den Europeeschen oorlog brengen dit land een nieuwe kans op versterking der bevolking, wanneer men nl geen bezwaar maakt om een stroom van Duitsche, Oostenrijksche en later ook Poolsche en Russische landverhuizers op te nemen. Het land is bijzonder voor vestiging van groepen immigranten geschikt: de grondprijzen zijn er nog niet zoo hoog opgedreven pis in Argentinië, en bovendien beschikt de regeering nog over uitgebreide terreinen; men vindt er bouwstoffen om in de voorloopige huisvesting te voorzien, en kan er het gemengde kleinbedrijf uitoefenen, waar zich een familie van kolonisten het beste bij bevindt. Verschillende merkwaardige proeven op kolonisatiegebied zijn in den loop der tijden op Paraguayschen bodem genomen; de be¬ kende Jezuiten-organisaties der vorige eeuwen veréenigden de 236 DE PLATA-LANDEN. cwTSprofikelijke Guarany-Indianen tot feodale groepen van onderhoorigen rondom de kloosters. Hier leerden de Indianen eenvoudige handwerksbedrijven waarbij ze opmerkelijke geschiktheid bleken te bezitten om te worden opgeleid tot metselaars, timmerlui en smeden; de nog aanwezige Jezuiten-nhhes leggen hiervan getuigenis af. Echter ontwikkelde zich bij het bloeien der Jezuiten-gemeenschappen een onvermijdelijke wrijving tusschen deze kerkpotentaten en de militaire en burgerlijke autoriteiten van Asunción; practiseh was deze naijver ontstaan, doordat de Jezuiten aan de Spaansche avonturiers de gelegenheid beperkten dm van de Indianen dat profijt te trekken, dat zij als hun recht beschouwden, zoodat de paters natuurlijk beschuldigd werden van opruien der ihlandsche bevolking tegen de Spanjaarden. Voor zoover de Jezuiten de wapenen droegen tot verweer tegen de strooptochten der „mamelucos", Portugeesche slavenvangers uit Brazilië, ging dit het Spaansche gezag niet aan; maar hoe meer de Jezuiten hun volkje ook in conflicten met de Spanjaarden aan de hjh bleken te hebben, en hoe beter het de puriteinsch beheerde kolonies ging, des te meer nam de onwil bij de wereldlijke overheden toe. Het slot was, dat de Jezuiten uit het land verdreven werden; en met hun vertrek geraakten ook de vrome kolonies in verval. Een andere poging tot koloniseeren op principieelen grondslag viel voor op het einde der 19e eeuw. Ter gelegenheid van arbeidsonrusten in Australië verzamelde de socialist William Lane een groep van arbeiderefamilies om zich heen; hij organiseerde een massa-landverhuizing naar Paraguay, waarheen terstond ruim 200 personen op een afgehuurd zeilschip vertrokken, om zich te vestigen op staatslanderijen in de buurt van het stadje Villa Rica, waar thans de spoorlijn naar Argentinië langs loopt. Het zou een kolonie worden op idealistischen grondslag, volgens communistische denkbeelden beheerd; de deelnemers behoorden bijna allen tot de betere elementen, vol ijver en geestdrift, en ook niet zonder bekwaamheden. Doch de beginselen der onderneming droegen ook den kiem harer mislukking in zich om: het communistische stelsel faalde, daar de prikkel om zelf door eigen arbeid iets te verwerven geheel ontbrak. Alles zou van allen zijn; maar de natuur bleek stérker dan de leer, en in ieders hart smeulde toch het verlangen naar iets wat hij zijn eigendom zou kunnen noemen. Zoodoende verliep de eenheid der onderneming al spoedig; een aantal PARAGUAY. 237 deelnemers verliet teleurgesteld het land, doch vele anderen bleven er, en zetten voor zich zelf de kolonisatie voort, of zochten werk bij verschuilende bedrijven in de buurt. In die gevallen bleek het meestal goed te gaan; en tenvijl de grootsche opzet mislukt is, hebben toch velen der oorspronkehjke deelnemers het als zelfstandige burgers in Paraguay tot een zekeren welstand gebracht. De producteiiiZijn nog gering; er wordt vee uitgevoerd, als ook gedroogd vleesch en huiden in beperkten omvang. Uit den Chaco komt wat quebracho extract. In de laatste tijden ontwikkelt zich de uitvoer van sinaasappelen, bananen en andere vruchten naar Buenos Aires, gesteund door de afsbheepgelegenheid met de stoombooteh, die in enkele dagen de rivier afvaren. Voorts is Paraguay in staat om groote hoeveelheden hout af te leveren; er worden voortdurend meer kleine 'houtzagerij tj es opgericht, doch de omvang van den uitvoer is nog gering. De voornaamste producten zijn echter mate en tabak; de mate gaat natuurlijk naar Argentinië, en bereikt cijfers van ongeveer 5000 ton per jaar, dus veel geringer dan de uitvoer vanuit den Braziliaanschen staat Parana. De tabaksoogst neemt geregeld toe, en wordt via Buenos Aires afgescheept; jaarlijks kan er op ongeveer 7000 ton gerekend worden. Paraguay is een echt tabaksland: het rooken van sigaren is er zoo algemeen in gebruik, dat ook vrouwen, zelfs dames, geregeld met een sigaar in den mond gezien worden. De groote afzondering, waarin Paraguay zoo lange jaren verkeerd heeft, maakt dat de oude volksgewoonten er nog opmerkelijk lang bewaard zijn gebleven; de bevolking is er half oudSpaansch, half Guarany, en onderscheidt zich aldus zeer sterk van de Argentijnsche massa's aan de benedenrivier, die in groote mate vermengd zijn met nieuw-Spaansche en Italiaansche elementen. Terwijl de officieele taal Spaansch is wordt er in den dagelijkschen omgang veel meer Guarany gesproken, en ook met het toenemen van buitenlandsche vestigingen gaat deze tweetaligheid er maar langzaam uit. De Paraguaysche vrouwen zijn zeer bekwaam in het vervaardigen van een inheemsche kantsoort, die met den Indiaanschen naam „nanduti" betiteld wordt; ook de dames uit de hoogere kringen houden zich hier, uit oude traditie, met voorliefde mee bezig. Er ligt in Paraguay eigenlijk maar één stad van beteekenis, nl. Asunción, dat ongeveer 80.000 inwoners telt; het is een vriende- 238 DE PLATA-LANDEN. üjk, ruimgebouwd plaatsje met weinig hooge gebouwen en veel schaduwrijke lanen en pleinen. Daarop volgt Villa Rica, in het centrum van het land, dus niet aan een der groote rivieren. Langs de Paraguay-rivier vinden we een reeks van kleine oeverplaatsjes liggen, waarvan het meerendeel natuurlijk op de Oostelijke zijde, daar de Chaco-kant weinig aantrekkelijks aanbiedt. Deze bovenrivier is nog ver Noordwaarts bevaarbaar; de Mihanovichbooten varen stroomopwaarts tot waar Paraguay ophoudt en Brazilië door de rivier van Bolivia gescheiden wordt. Ook de Lloyd Brazileiro onderhoudt een dienst vanuit Montevideo de rivier op, dwars door Argentinië en Paraguay heen tot Corumba, in den staat Matto Grosso, eindpunt van een spoorlijn vanuit Sao Paulo. In Corumba eindigt de groote scheepvaart; echter vaart men met kleinere stoombootjes nog een zijrivier op tot de stad Cuyaba, de hoofdstad van Matto Grosso, vrijwel in het hartje van ZuidAmerika, in een streek waar slechts wilde rubbersoorten en ongeregelde troepen vee de volksrijkdom uitmaken. In deze streken, precies in het midden van het vasteland, wisten de vroegere ontdekkers van het bestaan van een reusachtig meer of moeras, dat onder den naam van Xarayes langen tijd een plaats op de landkaarten heeft ingenomen, tot dat het bij nader onderzoek nauwelijks meer te vinden bleek. Waschvrouw in Brazilië. DEEL IV. DE WESTKUST. A. CHILI. 1. OVER DE ANDES. De groote internationale en transcontinentale spoorwegverbinding over de Andes is nog van zeer jongen datum: pas in 1910 werd het laatste ontbrekende stuk voltooid, en werden de rails van den Argentijnschen Ferrocarril Trasandino aan die van de Chileensche maatschappij van denzelfden naam vastgeklonken. Dit laatste traject vereischte het boren van een langen tunnel onder de Argentijnsch—Chileensche grensketen van de Cordillera door, op een hoogte van 3200 meter boven de zee; dit is tevens het hoogste punt van de Hjn, terwijl het grensstation Las Cuevas slechts enkele tientallen meters lager Hgt. Men steüe zich de groote Hjn Buenos Aires — Valparaiso niet voor als één doorloopende Hjn. Er vaUen nl. drie geheel afzonderHjke trajecten te onderscheiden: le het vlakke eind Buenos Aires—Mendoza per Pacifico-spoorweg over breed spoor; 2e. de passage van de Andes, tusschen Mendoza en Los Andes over smalspoor, en 3e. het traject van Los Andes naar Santiago of Valparaiso, over het breede spoor der Chüeensche staatsspoorwegen. Het Argentijnsche pampa-gedeelte bestond al lang, en ook op de Argentijnsche helling der Andes was men eerder klaar dan in ChiH, waar men vanuit Los Andes langen tijd slechts tot den Paso del Soldado kon sporen, om van daaruit op muilezels verder omhoog te ldimmen tot Las Cuevas, het beginpunt der Argentijnsche iijn. Daar de Paso del Soldado op 1200 meter hoogte Hgt, en Las Cuevas op 3150 is het duidehjk, dat de 56 K.M. lange klim in den regel zwaar werk placht te zijn, zoodat meri er twee dagen voor noodig had. Onderweg, od den ..cumbre". in den nok van de Andes 240 DE WESTKUST. passeerde men dan het bekende Christusbeeld, dat zich als symbool van vrede op de grenslijn tusschen Argentinië en Chili in de eenzaamheid van de Cordillera verheft, op nagenoeg 4000 meter hoogte. Deze omslachtige reis is thans vervangen door de veel gemakkelijker, maar nog lang niet onberispelijke treinverbmding; in de Argentijnsche pampa gaat het best: men verlaat des morgens half negen Buenos Aires in een uitstekend ingerichten sneltrein van den B. A. P. en wanneer men des avonds de zon ziet ondergaan spoort men nog steeds in razende vaart door de pampa. Den volgenden morgen vroeg komt men te Mendoza aan, waar overgestapt wordt op het Andestreintje; na het geriefelijke slaaprij tuig en de royale breedte van den grooten trein maakt dit nieuwe vervoermiddel eer den indruk van een stoomtrammetje: men zit er zeer nauw naast en tegenover elkaar, heeft geen voldoende plaats om de handbagage te stuwen, en mist de vrijheid van beweging, die men op zulke dagenlange reizen graag behouden wil. Het treintje is altijd meer dan vol; het is een toer om zich door de middenpaden en over de eveneens bezette balkons heen te werken naar het eetwagentje, waar een eenvoudig ontbijt opgediend wordt, en men voelt zich de heele reis door als opgesloten. Dus nog een heel verschil met de Noord-Amerikaansche treinen, die dwars over het vasteland snellen, en waar men plenty ruimte heeft, met behoorlijke zitplaatsen, ên in de hmited-treinen de onovertroffen Pullman observation cars. Maar wie al in Mendoza begint te mopperen is een kniesoor; want we hebben een grootsche reis voor ons: de tocht over een der hoogste en wildste bergketenen van de wereld, over een spoorlijn, die hoogten bereikt, waar men in de Alpen al haast op den top is. Uit de golvende plooien van de grinthellingen rondom Mendoza draait de hjn zich het dal van een riviertje in, om regelmatig omhoog te ldimmen tusschen twee wanden van barre rots. Want zoodra we de wijngaarden en tuinen van Mendoza verlaten hebben, en de laatste popuherenlarien beneden ons hebben gezien, houdt de boomgroei op; ja zelfs alle vegetatie schijnt verdwenöi te zijn, op wat dor gras en een paar struiken na. Hooge muren van kleurige bergsteen rijzen aan weerskanten omhoog, bultig en knoestige maar zonder bosch 'op de hellingen, zonder weidegron- CHILI. 241 den in de plooien en zonder menschelijke woningen langs de uitgedroogde beekbeddingen. Het kon een landschap op de maan zijn, zoo volmaakt doodsch hgt het barre rotsmassief daar in den helderen zonneschijn van deze ijle en zuivere berglucht; de eene kant blakert in warme kleuren, waarin koperrood en botergeel afgewisseld zijn door roestige plekken, zoo groen als de koepels der Amsterdamsche kerken. De andere zijde hgt in sombere schaduw, met dauwparels op de magere grassprietjes, en bhjft dof van kleur zoolang niet de zonnestralen ook hier een bronzen gloed doen tintelen. Zoo kruipt het treintje urenlang in dit dal van de Mendoza-rivier omhoog, steeds tusschen deze beide kleurige ruggen van erts en rots doorkronkelend, langs kleine stationnetjes zonder dorpen, zooals Cacheuta, Waar bronnen zijn, en Uspallata, van waar de oude muilezelweg langs een andere route naar Mendoza voert. Vooral bij Zanjón Amarillo, op ruim 2200 meter hoogte, wordt de helling zoo steil, dat een tandrad den trein moet steunen; we krijgen nu links imposante gezichten op den gekartelden kam van de Siërra de los Penitentes, een steile muur van Dolomieten, en op den vulcaan van Tupungato, die ruim 6700 meter hoog is. Reeds is het middaguur-verstreken, en nog steeds klimmen we. Op 2700 meter hoogte passeeren we de Puente del Inca, een vervaarlijke gaping in den bodem, waarover een rotsblok een natuurlijke brug vormt; er is bij de Puente del Inca een berghotel, dat aan Noorwegen doet denken, alsmede sterk ijzerhoudende bronnen, die eveneens al aan de Incas bekend geweest zduden zijn, een veronderstelling, die van gelijke archaeologische waarde is als de benaming „hunnebed"?ten Onzent. Nu volgt spoedig het grensstation Las Cuevas, op 176 K.M. van Mendoza en 3150 meter hoogte; er blijven dan nog 75 K.M. over om de Cordillera af te dalen tot het Chileensche stadje Los Andes, waar we eigenlijk pas goed In Chih aankomen, zoodat ook daar pas het douaneonderzoek plaats vindt. Op de terugreis wordt in Las Cuevas een lunch opgediend. De trein duikt nu in den langen tunnel onder den Cumbre door, en verschijnt ruim 3 K.M. vefder weer op Chileensch gebied in het daglicht; den Cristo de los Andes krijgt men daarbij niet te zien. We zijn nu in het dal van de Aconcagua-rivier terechtgekomen, een nietig stroompje, dat van den besneeuwden top dier reusach- 16 242 DE WESTKUST. tige bergmassa naar de Stille Zuidzee afdaalt; de Aconcagua is ongeveer 7000 meter hoog, en wordt bij de Puente del Inca al zichtbaar. In scherpe bochten zoekt de spoorbaan een weg omlaag, steeds steunende op het tandrad; we passeeren een klein meertje met hardblauw water, de lago del Inca, op 3000 meter hoogte. En dan wordt langzamerhand de plantengroei iets levendiger: langs het riviertje verschijnen aarzelend de eerste boomgroepen, en lapjes vruchtbare aarde liggen tusschen de rotshoeken verscholen. Toch is deze afdaling niet meer in staat om de reizigers bij voortduring te boeien: men heeft nu genoeg hooge bergen gezien, en is wat slaperig geworden van de langgerekte reis over deze maankaart. Een enkele plek trekt nog de aandacht: een kloof tusschen twee steile bergwanden, waar tijdens den bevrijdingsoorlog een Chileensche soldaat, achtervolgd door de Spanjaarden, den ongeloofelijk stouten sprong over den afgrond zou hebben gewaagd, en zich aldus aan zijn vervolgers onttrokken moet hebben; vandaar dat dit punt Salto del Soldado heet. Dan valt de avond in, en allen zijn blij, wanneer men het stastion Los Andes bereikt. Hier wordt overgestapt op den trein van de Chileensche staatsspoor, die naar Valparaiso en Santiago voert. Op de thuisreis moet men hier overnachten in een hotel, dat aan den Andes-spoorweg toebehoort, en deel van het station Uitmaakt; des morgens vroeg staat het Andestreintje dan op de binnenplaats van het hotel al klaar, zoodat men vanuit z'n kamer instappen kan. Los Andes hgt op 800 meter hoogte, en is een typisch Chileensch stadje, met een uitgestrekte omgeving van mulle populierenlanen, die de zijstroompjes van de Aconcagua-riVier volgen, tot waar ze op het bergmassief stuiten. Mijn tochten in de verre omstreken van dit bergstadje brachten me door liefelijke landschappen tot op aanzienlijke hoogten, waar voortreffelijke bronwateren uit den rotsbodem opborrelen; meer dan van dezen ohschuldigen drank houdt men in Los Andes echter van de inheemsche „chicha", een soort van zoete most, die uit groote mandenkruiken getapt wordt. Ik herinner me nog levendig het Chileensche feest, dat ik er meemaakte, op een groen heuveltje buiten de stad, waar tusschen de schaduwboomen een braadspit opgesteld was om heele schapen te roosteren. Elk der gasten kreeg een ruwen brok schapebout in CHILI. 243 zijn handen, en kloof dien zonder behulp van tafelgereedschap af; volgens gaucho-gebruik dient men een stuk tusschen de tanden vast te happen, en dan met z'n zakmes langs de hppen af te snijden, een gewoonte, die in het begin eenige oefening kost. Er werd overvloed van chicha geschonken, eerst in bekers, later gemakshalve ineens uit de kruik, zoodat het een vroohjk gezelschap was, dat na eenige uren van openluchtfeest van het heuveltje afdaalde om op de open bolderwagens weer naar Los Andes te rijden. De sneltrein bereikt vanuit Los Andes in drie uur de beide groote steden van Chili, waarbij de route naar Santiago of Valparaiso zich splitst bij het station, dat den welluidenden Araucanischen naam van Llai-llai draagt. Zoo is men dus na een spoorreis van ongeveer 38 uur van Buenos Aires in de Chilleensche hoofdstad aangekomen. In normale tijden loopt deze trein tweemaal in de week, waarbij men er echter op moet rekenen, dat gedurende de wintermaanden het Chileensche bergtraject eenige weken lang door de sneeuw verstopt is; ook dan kan men echter nog met muilezels over den kam komen tot waar de spoor weer rijdt. Elk jaar worden er, met steun van de opgedane ondervinding, nieuwe overkappingen tegen den sneeuwval bijgebouwd, evenals die zoo talrijk voorkomen op de Bergensbanen tusschen Bergen en Christiania; maar het sporen door deze sneeuwloodsen maakt er in den rest van het jaar het reizen niet aantrekkelijker op. 2. SANTIAGO. De Chileensche hoofdstad hgt in het breede en open dal van de Mapocho-rivier, met de Andes als een regelmatig omlijnde achtergrond van blauwe bergverscbieten; in en naast de stad zelf verheffen zich een paar op zich zelf staande heuvels, zooals de Cerro de San Cristóbal en de Cerro de Santa Lucia, doch overigens is het een vlak land, waar slechts de blauwe golvingen in den gezichtseinder er aan herinneren, dat we ons op een terrassenland van ruim 500 meter hoogte bevinden. Santiago is weliswaar een stad van 400.000 inwoners, en kon dus een groote metropolis zijn; niettemin heeft zij altijd het karakter van Chileensche provinciestad, gebouwd naar Spaansche tradities, behouden, zoodat er over de geheele stad een atmosfeer van conservatieve rust hgt. Electrische trams doorkruisen haar 244 DE WESTKUST. tot in de verste voorsteden, auto's snorren langs de avenidas, winkels, café's en theaters verlevendigen haar straten; maar toch blijft er aan Santiago iets landelijksch en tevens iets deftigs, dat aan drukkere en modernere steden ontbreekt. Het Hotel Oddo met z'n geriefelijke dependencias en het Grand Hotel zijn rustige en degelijke familiehotels; het Restaurant Santiago is een der beste da deftigste van Zuid-Amerika, met een onberispelijken dienst van keuken en kelder. De Chileensche „cazuela con ave" is hier Ontdaan van de oorspronkelijke primitiefheid, en gestyleerd tot een smakelijk gerecht, waarbij de Subercaseaux en andere voortreffelijke Chileensche wijnen de plaats van de beste Bordeaux innemen. Fransche en inheemsche champagne pleegt in Chili rijkelijk te vloeien, niet het minst in dit gedistingeerde restaurant. De hoofdstraat der stad is de Avenida de las Delicias, een indrukwekkende boulevard, die dwars door de stad loopt, vanaf den Rio Mapocho tot aan he£ centraalstation, en dan nog als Avenida Latorre een heel eind verder. Het is een fraaie laan, deze avenida, baan met ruime wandelpaden nog een royaal middenvak overblijft, dat met z'n zwaren boomrijen en plantsoenaanleg rondom blanke beelden en gedenkteekenen, den indruk maakt van een langgerekt park. Tijdens mijn verblijf aldaar leed deze bijzonder fraaie laan echter aan een groot gebrek: het asfalt van de rijwegen was ausaanig versieten en verwaarioosa, aat er wrjae en aiepe kuilen in waren gekomen, van een omvang, die de rijtuigen en auto's noodzaakte om zich al zigzaggend en slingerend een be¬ gaanbare route over den grooten boulevard te zoeken; ik veronderstel, dat de zoo dringend noodige herstellingen toen spoedig hebben plaats gevonden, zoodat de Avenida de las Delicias wederom de onverdeelde genietingen kan schenken, die zij volgens haar naam belooft. Links en rechts van de Avenida liggen de straten van Santiago kaarsrecht uitgestrekt in een blokvormigefi plattegrond, die hoogst eenvoudig en eentonig is; het zijn geen bijzonder opmerkelijke straten, waarbij er geen enkele is, die een specialen indruk maakt. Aardiger zijn de pleinen, waarvan de Plaza de Armas wel eeh der fraaiste is; rondom een muziektent is een keurig plantsoen met talrijke banken aangelegd, en hier kan men des namid- CHILI. 245 dags na vieren het genoegen smaken om een keurig gekleed publiek, streng aan eigen overgeleverde etikette vasthoudend, te zien flaneeren onder de koperen klanken der militaire kapel. Chili is sinds den val van Paraguay altijd het meest militaire land van Zuid-Amerika geweest; het leger is door Pruisische officieren gedrild, en men ziet er de gebruinde gezichten der Chileensche soldaten dan ook onder Duitsche pickelhauben lachen, wat volstrekt niet dien aggressieven indruk maakt, dien we altijd van onze oostelijke naburen in volle wapenrusting plachten te ontvangen. De Chileen is graag militair, maar tevens te goedmoedig en te wellevend om arrogant te worden; misschien nemen de jongere officieren in hun van de Kaiserparade gecopieerde pakjes wel eens een winderig air aan, doch ze missen dan het laatdunkende, dat den Pruisischen luitenant buiten zijn eigen grenzen zoo weinig bemind gemaakt heeft. Gedurende het concert op de Plaza de Armas drentelt de keur van Chili's militairen in het park rond, onberispelijk in de uniform en kranig van postuur; want wie er óók verschijnen zijn de jonge dames uit de betere kringen, eveneens keurig gekleed, doch naar den ouden Spaanschen stijl: in stenimig zwart, met een zwart kanten doek over het hoofd geslagen in plaats van hoed. Het is-een verbijstererid talrijke schaar van mooie jonge meisjes met groote donkere violenoogen en matgepoederd blank gezicht, dat ernstig uit een krans van zwarte krullen kijkt. Geen modern mantelcostuum, geen dernier-cri hoed uit den chicsten modesalon kan aan de Chileensche damés zulk een gedistingeerd reliëf geven als deze eenvoudige zwarte manto, die in kokette plooien van kantfiguurtjes hare edele en regelmatige gelaatstrekken ornlijst. Het gaat er rustig en afgemeten toe alsof het een officieele receptie was; natuurlijk wordt er onder de jonge meisjes heel wat afgebabbeïd, en ook voeren groepjes der jonge lions in getaüleeftle uniformen of élégante cut-away's levendige gesprekken, maar van een ongedwongen omgang der jongelui van beiderhri kunne is geen sprake: het flirten en cdquetteeren geschiedt uitsluitend „draadloos", doch men voelt de atmosfeer niettemin met een zekere electriciteit geladen. Het deed mij — mutatis mutandis — denken aan sb'mmige Nutsvergaderingen in Friesland, waar ik als spreker optrad en waar m de zaallinks de dames aan efin lanpp rii tnfpk 7ntf>n tprwiil 246 DE WESTKUST. het manvolk een dergelijke opstelling aan de rechterzijde innam; ook wanneer er soms na afloop een schuchter dansje volgde, werd deze scheiding tusschen bokken en schapen streng volgehouden. Onder de parken van Santiago nemen plantsoentjes als dat der Plaza de Armas slechts een geringe plaats in, want er is overvloed van rijk en hoog geboomte, in natuurlijke ongedwongenheid tot tuinen en boschjes gegroepeerd met een soortgelijk abandon als in de Haagsche villaparken die aangename rust van deftig natuurschoon wekt, een atmosfeer, die men vergeefs zal zoeken in de stadsparken van Amsterdam, Rotterdam of andere steden. Zoo hgt midden in Santiago een rotsheuvel van 70 meter hoogte en een omtrek van slechts een kwartiertje gaans; deze Cerro de Santa Lucia, oorspronkehjk de citadel van den stichter Pedro de Valdivia, is begroeid met een ongefatsoeneerd bosch, dat het bergje als een welige krullebol uit de omgeving der huizen doet uitsteken. Met groot vernuft is er een rijweg tegen aangelegd, zoodat men in vele kronkelingen om den rots heendraait, tot men op den top een smakelijk restaurant bereikt met terrassen en gezellige hoekjes, van waaruit men over de huizenvlakte van Santiago heenkijkt tot aan de blauwe coulissen der Cordillera. Hoe klein het bergje ook is en hoe kort het uitstapje, — een wandeling en een zitje op den Cerro de Santa Lucia is een der aardigste verpoozingen op het einde van een zonnigen namiddag. Grooter is de Quinta Normal, een park, dat bij het Instituto Agricola behoort, en verschillende musea bevat; ondanks de schoonheid van plantengroei is echter deze groote stadstuin te veel gemodelleerd en van groote rijwegen doorsneden om eeA bijzonderen indruk te maken. De Quinta is dan ook voor de burgerij zelf interessanter dan voor den vreemdehng. Zeer fraai is echter het grootste park van Santiago, het Parque Cousino, genoemd naar een der eerst Chileensche families, en aangelegd in den stijl van een Engelsen landgoed, met deftige lanen rondom een wijd grasveld, en stemmige clubgebouwen tusschen de boomgroepen. Over de groote rijwegen hangt in sierhjke guirlandes de Californische peppertree als een groen kantwerk met trossen roode besjes er tusschen; de rijzige eucalyptus op hooge, kromgewrongen stammen met ontvelde bast wuift tegen de felblauwe lucht in een trilling der langwerpige bladervingers, en in CHILI. 247 den bloeitijd zweeft de teere kruidengeur met de afdwarrelende bloesems mee.. Die rijke ontwikkeling der boomen schijnt wel een geheim van de Zuidzeekust te zijn, evenals ook aan de Californische zijde der Rockies de boomgroei zulk een indruk maakt; weliswaar zijn de droge Noorderprovincies van Chili geheel boomloos, doch zoodra er verder zuidwaarts meer water voorkomt, schiet het hooge geboomte weèr wehg uit den vruchtbaren bodem op. Chili is vooral zeer rijk aan alamos, de slanke pupokeren, die we ook bij ons kennen, doch die in Europa niet zoo talrijk zijn als hier, waar ze lange alamedas vormen evenals aan den Veluwezoom een doolhof van beukenlanen tegen de glooiingen oprijst. Met een der lichte autotjes, die in Chili zoo algemeen in gebruik zijn, kan men aantrekkelijke tochtjes maken over de wijdvertakte zandwegen rondom Santiago, steeds door lanen van omhoogstrevende alamos, wier toppen zich boven den weg aaneensluiten, en aldus rijzige gewelven als van Gothieke spitsbogen vormen. Het terrein glooit zachtjes tégen den voet der Andes op, en wordt onder het rijzen gaandeweg droger en minder bebouwd; bij de wortels van het gebergte houden ook de peppellanen op: verderop beklimmen nog slechts steile wegen de steenachtige hellingen. Hier liggen op 800 meter hoogte de lauwe bronnen van Apoquindo, een blauwachtig water, dat uit de rotsen borrelt, en opgevangen is in een paar bassins onder de schaduw van hoog geboomte; een eenvoudig houten hotel geeft gelegenheid tot baden. Andere uitstapjes vanuit Santiago voeren onvermijdelijk de steile dalen van de Andes in, waar des winters de sneeuw soms tot op 1000 meter afdaalt; een lokaalspoortje loopt door het dal van den Rio Maipo omhoog, en brengt de levenslustige Chileensche jeugd des winters naar de sneeuwvelden, waar de opwekkende wintersport beoefent wordt met prikslee en ski evenals in Zwitserland of Noorwegen. 3. VALPARAISO. Een reis van Santiago naar Valparaiso is maar een wipje: de sneltreinen leggen den afstand van 187 K.M. in 3f uur af, en zijn voorzien van zeer geriefelijke salonwagens met leunstoelen en andere gemakken, die de korte reis tot een waar genoegen maken. 248 DE WESTKUST. Men spoort door een dal van rondgewelfde heuvels, die nu eens wijde kommen van vlak land openlaten, dan weer dicht naar elkaar toe buigen, zoodat de spoorlijn zich in bochten om de bergwortels moet wringen. Het is een droog land, algemeen bebouwd op den bodem van het dal, waar een mager riviertje tusschen hoog gras ritselt, en soms in glinsterende stroomversnellingen over gladde klippen klatert; daar dragen de velden volop peulgewassen en druiven in uitgestrekte wingerden, die in prieelvorm over staken heen hangen, en ook andere vruchten groeien er in regelmatige glooiende boomgaarden of slingerende rijen langs een aarden weggetje. Op elk station zitten dozijnen van oude vrouwtjes op het perron met manden en bennetjes vol vruchten, al naar het seizoen; men koopt onwillekeurig veel te groote hoeveelheden, omdat ze er zoo mooi uitzien, en peuzelt ze onder het verdersporen toch allemaal op, waarbij men van de kwaliteit der Chileensche vruchten een uitstekenden indruk krijgt. Vooral appelen, vijgen en druiven zijn er zeer smakelijk. Op enkele gedeelten wordt het dal zoo nauw en de hellingen zoo steil, dat men meent, weer in de Andes te zijn; barre rotswanden verheffen zich abrupt uit de dorre geelheid van de heuvelkanten; en menigmaal passeert de trein door een uitgehakten hollen weg of een tunnel. Maar daarna spreidt zich weer een ruime vlakte voor ons uit, enkel aan de verre randen door afgeronde heuvellijnen afgebakend; we stoppen te Llai-llai, precies halfweg, waar de lijnen van Santiago, Valparaiso en Los Andes elkaar ontmoeten. Door een soortgelijk landschap, echter veel droger dan in het lengtedal, sporen we dan verder naar de kust, die we bij Vina del Mar, tien kilometer voor Valparaiso, bereiken; dit laatste eindje brengt ons door rommelige voorsteden van de havenstad evenwijdig aan de zee naar het station Puerto. Valparaiso is een stad van 200.000 inwoners, veel levendiger dan Santiago, maar veel minder gedis^ngeerd. De straten van de benedenstad moeten, daar ze over een slechts smalle kuststrook van vlakken grond beschikken,-.het geheele verkeer van de stad verwerken, waardoor ze dan ook zeer druk bereden worden met vrachtkarren en trams, en erg rumoerig en stoffig zijn. Behalve deze benedenstad van geringe breedte bestaat Valparaiso uit een halvemaan van vrij steile hellingen, die alle amphitheatersgewijze met huizen bebouwd zijn. Daar de heuvels meest- CHILI. 249 al plotseling uit het vlakke oeverterrein omhoogrijzen, zijn er slechts weinig wegen die geleidelijk naar boven voeren: het meerendeel der dwarsstraten houdt tegen de helling plotseling op, of gaat over in een stel hooge trappen; ér is op dergelijke punten bijna overal een lift gebouwd, waarmee men tot boven op het stadsterras gebracht wordt. Valparaiso bezit meer dan een dozijn van dergelijke ascensores. De stad is in den loop der eeuwen meermalen door aardbevingen geteisterd, waarvan de laatste en hevigste in 1906 voorviel; alle verbindingën met de rest van het land werdén er opeens door afgebroken, en een der burgers, die zich te paard door de ruines heensloeg, kwam zelf te Santiago het bericht van de ramp brengen. Op verschillende plaatsen is nog te zien, hoe de aardbodem dusdanig verwrongen is, dat een weg doormidden gesneden werd door een kloof, waarbij de beide uiteinden eenige tientallen meters uiteengeschoven zijn, en niet meer op elkaar zouden passen, ook al werd de ontstane gaping weef dichtgeschoven. Intusschen is de stad, evenals zoo menige lotgenoote in soortgelijke omstandigheden, met frisschen moed en nieuw leven uit de ramp verrezen; Valparaiso is tegenwoordig een moderne stad, die eigenlijk weinig eigenaardig Chileensch meer bezit, en evengoed aan de Engelsche Zuidkust kon hggen. Het is de voornaamste haven van de Zuid-Amerikaansche Westkust, doch bezit weinig natuurlijke voordeelen om het als zoodanig te steunen '■ de baai is zoo goed als geheel open voor de deining van de Zuidzee, die soms zeer heftig kan worden, en de geankerde schepen dan in eén moeilijke positie brengt. Een pier loopt een eindje langs den Zuidkant van deze baai, en steekt niet zeer ver het water ki; hier kunnen slechts enkele schepen hggen, doch bij levendige deining is deze ligplaats ook bovendien nog verre van verkieselijk wegens hét rammeien tegen de kade. Dé schepen blij ven dan ook doorgaans op dé reede geankerd liggen, te midden van een zwerm van lichters, pontons en boeien; bet gezicht op deze kom vol groote en kleine vaartuigen, met de stad in Kleurige terrassen op den achtergrond en den witten kruin van de Aconcagua in het verre verschiet, is een vroohjk én levendig schouwspel, zoowel overdag, wanneer talrijke parlevinkers en andere roeibootjes voor deze vloot heenpeddelen, als ook ^de aardbodem dusdanig verwrongen is, dat een weg doormidden 250 DE WESTKUST. 's avonds, met Valparaiso als een geihumineerde tribune van opeengestapelde rijen lichtjes in de rondte. Het heeft niet aan plannen ontbroken om de haven van Valparaiso in overeenstemming te brengen met het belang van de stad en het geheele land. Nadat vele ingenieurs van naam zich reeds het hoofd gebroken hadden op dit probleem, werd in 1901 onze verdienstelijke landgenoot Dr. Kraus, die in Chili reeds tevoren als professor aan de Universiteit van Santiago, en als havenbouwer te Talcahuano groot gezag op waterbouwkundig gebied verkregen had, belast met het ontwerpen van een havenplan. Dit project is vervaardigd, door de Regeering aanvaard en aanbesteed, doch door allerlei omstandigheden nooit volledig tot uitvoering gekomen. De heer Kraus was inmiddels als Minister van Waterstaat in Holland opgetreden, en kon zich uit dien hoofde niet persconhjk met de uitvoering belasten. En ondertusschen richtte de jongste aardbeving dusdanige vemoestingen in de havenwijken van Valparaiso aan, dat het plan geopperd werd om, in plaats van het plan-Kraus, dat de havens in de baai wilde uitbouwen, een andere oplossing te kiezen, en de havens in de vernielde -stadswijken uit te graven. De Chileensche Regeering begon toen opnieuw in hare voornemens ten opzichte van den havenbouw te wankelen, en ten slotte bleef het bij den bouw van een golfbreker met eenige aanliggende werken, welke door een Engelsche maatschappij zijn uitgevoerd. Een royaal aangelegde en zorgvuldig onderhouden boulevard voert vanuit het Zuideinde der baai langs de kust, steeds op eenige tientallen meters boven de zee, en soms een kaap of landtong afsnijdend om vervolgens den oever weer terug te vinden. Er groeien dennen en sparren in geurige boschj es te midden van eucalyptus en uitgespreide pahnkronen; de frissche zeewind veegt uit de schuimspattende branding aan den rotsvoet verwuifde sproeidroppeltjes van zilten neerslag mee, en vult de longen met tintelend ozon. Dit tochtje langs den zeekant, met telkens verrassende panorama's over den kring van baai en huizentribunes, is wel het aangenaamste van Valparaiso. Overigens bezit de stad weinig aantrekkelijks; er zijn een paar flinke hotels en een groote club met voortreffelijke inrichting; de 1) Zie Weekblad „De ingenieur** van 27 Augustus 1904, (No. 35). CHILI. 251 winkels en magazijnen zijn van minder gewicht, en staan bij die van Santiago ten achter. Op de pleinen en in de plantsoentjes vindt men tal van gedenkteekenen en standbeelden, o. a. van lord Cochrane, den eersten admiraal der pasgevormde Chileensche vloot, die tijdens den strijd om de onafhankelijkheid de Spanjaarden versloeg; ook van Weelwright, den ontwerper van den eersten Chileenschen spoorweg, die in 1851 van Caldera naar Gopiapó is aangelegd ter wille van het mijndistrict, waar goud gevonden was. Het elegante gedeelte van Valparaiso is geconcentreerd in Vina del Mar, de grootste badplaats van Chili; wij passeerden er reeds per trein, doch kunnen er vanuit Valparaiso eveneens per tram of auto komen. Nu is de zeekant van Vina del Mar eigenlijk het minst geslaagde gedeelte van deze modebadplaats: een woest stukje mul strand tusschen brokken rots, waar een wilde branding omheen danst, is geen ideale plek om te baden, en de aanleg van zeeboulevards en villaparken is nog niet ver genoeg gevorderd om de rulheid der zandmassa's te temperen: dit alles vereischt nog wat tijd en geduld. Mooier en deftiger echter is het binnenwaarts gelegen gedeelte, waar de beroemde renbaan hgt te midden van een deftig landschap van boomgroepen en grasvelden, even rustig en voornaam als de bosschen van Wassenaar. Er zijn te Vina eenige groote hotels, waarvan het Gran Hotel heel eigenaardig om een schilderachtigen pateo van bloemen en groen heengebduwd is evenals een kloostergang rondom een zwijgenden binnentuin pleegt te loopen. Langs de Chileensche kust hgt nog een steeds toenemende reeks van kleinere badplaatsjes, die echter meestal op zeer omslachtige wijze bereikt moéten worden, en het stadium der eerste primitiefheid nog niet te boven zijn. Een der grootste is Cartagena, dat zuiver westwaarts van Santiago hgt, op korten afstand van San Antonio, waarheen een directe spoorlijn vanuit de hoofdstad loopt. Te San Antonio heeft men zich veel inspanning getroost om een moderne haven aan te leggen, ten einde aldus aan Santiago een onmiddellijken toegang tot de zee te verschaffen; de werkzaamheden zijn steeds onder Hollandsche leiding uitgevoerd, doch hebben nog steeds niet van San Antonio dat kunnen maken wat men er in 252 DE WESTKUST. Chili graag van zag komen: de steile rotsenkust leent zich nergens in Chili zoo bijzonder voor het bouwen van havens, en ondanks de groote kosten en moeiten valt er noch te Valparaiso, noch te San Antonio of elders veel eer aan te behalen. Echter valt voor een land dat, als Chili, op elk gebied nog tot ontwikkeling moet komen, en in ieder opzicht öp het zeevervoer aangewezen is, het groote gewicht der havenkwestie niet te ontkennen. De achterlijkheid van het land te dien aanzien wordt met klem betoogd dóór den Chileenschen secretaris der CommissieEr aus van 1901, in een geschrift dat bestemd was om de natie tot belangstelling in dit vitale vraagstuk op te wekken $), 4. HET LAND DER ARAUCANIËRS. Chili trekt op de landkaart onmiddellijk de aandacht dóór z'n langgerekte gedaante, als niet meer dan een smalle strook tusschen de Cordillera de los Andes en de Stille Zuidzee. Inderdaad bedraagt de geheele breedte van het land slechts ongeveer 200 K.M., bij een lengte, die zich uitstrekt van het fjorden- en gletscherlandschap aan de straat van Magalhaes tot aan de heetgeschroeide salpetervelden in de tropen. Door deze uitgerekte strook is een spoorweg ontworpen, die tusschen de Andes en de zee evenwijdig aan beide het geheele land doorloopen zal, van het uiterste Noorden der salpeterprovincies tot waar in het Zuiden de fjorden het reeds zoo smalle kustland tot aan den voet der cordillera binnendringen. Geheel klaar is deze lange verticale spoorlijn nog niet, maar toch zijn er reeds zulke groote stukken van in gebruik, dat de ontbrekende gedeelten nog sléchts onbeduidende brokjes zijn. Zoo kan men van Santiago in Noordelijke richting komen tot de havens Coquimbo, Caldera en Chanaral, door het oude mijnengebied van Copiapó, een afstand van over de duizend kilometer. In Zuidelijke richting loopt de spoorlijn* eveneens ruim duizend kilometer ver aan één stuk door tot aan Puerto Montt, aan het begin der fjorden- en eilandenkust. Gedurende deze lange reis van ver over de 2000 kilometer heeft de spoorlijn dan steeds evenwijdig tusschen het gebergte en de zee geloopen, op een afstand van gemiddeld honderd kilometers van ~j Alberto Fagaldo, El Puerto de Valparaiso i sus obras de mejoramiento. CHILI. 253 de kust af; de talrijke dwarslijnen, die de stamlijn met de haventjes verbinden, zijn zelden langer of korter: zoo ligt Llai-llai op 95 K.M. van Valparaiso, Santiago op 114 K.M. van Santé Antonio, Talca op 90 K.M. van Constitución en Talcahuano op 85 K.M. van San Rosendo. Het gedeelte van Chili, dat bezuiden de beide groote steden ligt, is wel het mooiste en vruchtbaarste, en tevens-net land, dat de meeste geschiktheid bezit om groote aantallen kolonisten op te nemen. Hoe verder men naar het Zuiden komt, hoe meer de bosschen toenemen en de plantengroei door de aanwezigheid van water uitbundiger wordt; tevens wordt het klimaat wel koeler, doch blijft nog altijd van een Californische zachtheid en opwekkende kracht. Met de voortreffelijke sneltreinen der Chileensche staatsspoorwegen reist men zeer behagelijk over breed spoor, met slaapwagens en salonrijtuigen; tevens schiet men flink op: het geheele traject van Santiago naar Puerto Montt (1087 K.M.) wordt in 29 uur afgelegd, terwijl men van Santiago naar Talcahuano (590 K.Kl) in 1 \\ uur spoort. Dit Zuidelijke gedeelte is het land der Araucaniërs, den meest oorlogszuchtigen en levensvatbaren stam der Zuid-Amerikaansche Indianen; het is een volk, dat blijkbaar uit Azië gekomen is, en een ouder en primitiever bevolking verdrongen heeft. Op cultureel gebied zijn de Araucaniërs altijd vrij onontwikkeld gebleven; in dit opzicht stonden de Inca's en zelfs de Guarany's veel hooger. Doch als verdedigers van hun grondgebied hebben ze in de nieuwe wereld hun gelijke niet gehad: eerst hebben de Inca's hun hoofd gestooten tegen het verzet der Araucaniërs; daarna hebben de Spanjaarden vruchteloos'getracht om deze Atjehers van Zuid-Amerika te onderwerpen, eh ten slotte is het pas in 1883 aan de Chileensche regeering gelukt om den strijd door onderhandelingen te beëindigen, en een pacificatie van het Zuiden te verkrijgen, waardoor de Araucaniërs thans als Chileensche burgers de Zuidelijke provincies der republiek bevolken, om natuurlijk tóch langzaam maar zeker in het blanke ras op te gaan. Numeriek vormen de Indianen in het Zuiden nog het grootste deel der bevolking; gaandeweg neemt echter de vestiging van Chileensche, Duitsche en andere kolonisten toe, en de spoorweg opent de prachtige landschappen van meren en bosschen voor de moderne werkers, ja zelfs al voor de toeristen. 254 DE WESTKUST. Bij Talca, 250 K.M. bezuiden Santiago, zendt onze stamlijn een zijtak af naar het onbeteekenende haventje Constitución, aan den Rio Maule, die gedurende de Inca-heerschappij de verste grens der veroveringen door deze Peruaansche keizers vormde. Er wordt van ouds eenige houten scheepsbouw beoefend. Wederom 250 K.M. zuidehjker vinden we een zijlijn naar Talcahuano en Concépción, twee steden, die dicht bij elkaar hggen, aan het riviertje Bio-Bio, dat gedurende de Spaansche periode de Zuidgrens der Europeesche veroveringen was. Alles wat daar bezuiden lag, heette „la frontera", een uitdrukking, die in het Spaansch een wijder strekking heeft dan ons woord „grens". De landstad Concepción is met 70.000 inwoners de derde van Chili, en een belangrijke plattelandsplaats; het nabijgelegen Talcahuano is de Chileensche oorlogshaven, en wordt voorts door de buitenlandsche stoomvaartlijnen aangeloopen. Het droogdok der marine, de grootste prestatie welke Chili op het gebied van havenbouw heeft geleverd, is in 1890 onder leiding van Dr. Kraus gebouwd met behulp van verplaatsbare caissons voor samengeperste lucht op een harde bank, 600 meter uit de kust, dus in volle zee. Aan deze oorlogshaven heeft Chili meer geld besteed dan aan alle andere havens van het geheele land. Een ontwerp van Kraus voor een handelshaven te Talcahuano is later slechts gedeeltehjk uitgevoerd, en wel door de Hollandsche Maatschappij van Werken in gewapend beton, dezelfde die ook te San Antonio aan het werk is geweest. Er bestaat eveneens een ontwerp om Talcahuano met Concepción te verbinden door een kanaal, waardoor de landstad zeer zeker aanzienlijk in belang zou stijgen. Deze tweelingsteden hebben bijzonder gewicht verkregen door de aanwezigheid van steenkolen, die bij het naburige plaatsje Lota gedolven worden, en reeds in 1850 geëxploiteerd werden door de familie Cousino, welke ook op het gebied van spoorwegaanleg en andere vooruitstrevende ondernemingen in Chili steeds voorop placht te gaan. Een groot gedeelte van de rijkelijke opbrengsten dezer kolenmijnen is door latere generaties in Parijs verteerd in een luxe-leven, dat den naam Lota ook in de ville lumière bekend deed worden; er bestaat tenminste in Parijs nog een rue Lota. Een ander deel der rijkdommen is in Lota zelf besteed aan vorstelijke parken en paleizen vol kunstschatten en kostbaarheden CHILI. 255 Verder het Zuiden in passeeren we het landelijke stadje Temuco, dat pas gedurende den laatsten Araucaanschen oorlog in 1881 gesticht is als grensfort, doch zich sedert als middelpunt van landbouw heeft ontwikkeld in een liefelijke streek van vruchtbare dalen en rijke bosschen van araucarias. Hier begint reeds de streek der vulkanen: de Llaima ziet men vanuit Temuco in Werking. Men*, is hier reeds midden in het land der Araucaniërs, die hier echter volkomen tam optreden, en snuisterijen van eigen huisvlijt verkoopen. Daarop volgt een zijtak naar Valdivia, een der oudste steden van Chih, in 1552 door Don Pedro de Valdivia gesticht, doch sedert herhaaldelijk door de Araucaniërs verwoest of door aardbevingen vernield. Het stadje telt tegenwoordig ongeveer 25.000 inwoners, en is sterk door Duitschers bevolkt, die zich in de boschrijke omgeving zeer thuis voelen. Weinig had het gescheeld, of deze fraaie provincie was een Nederlandsche kolonie geworden: hl 1643 verscheen voor de stad een Hollandsch smaldeel, bestaande uit de schepen Amsterdam, Vhssingen, Eendracht en Orangieboom. De Hollanders nestelden zich in Valdivia en bouwden er forten alsof ze ernstig plan hadden, er te blijven; echter eindigde dit avontuur weer in 1645, toen de virrey van Peni een niihtaire expeditie uitzond en de Hollanders verdreef. Bezuiden Valdivia begint het gebied der vulcanen en meren, met landschappen van een indrukwekkende schoonheid. Het meer van Llanquihue wordt met kleine stoombootjes bevaren: een zeldzame tocht over de diep weerspiegelende waterplas, die aan de oevers omgeven is door zware bosschen, terwijl op den achtergrond de vulkanen van Osorno verrijzen. Hier in het Zuiden opent zich een vrij toegankelijke bres in de Andes: men komt zonder groote stijgingen naar de Argentijnsche zijde, waar op den rand der pampa het meer Nahuel Huapi ligt, reeds geheel op Argentijnsch gebied, doch in formatie meer tot Zuid-Chih behoorende. Door deze natuurlijke poort hebben indertijd de Araucaniërs zich eveneens in de Pampa uitgebreid, en lang voor de komst der Spanjaarden de kust van den Atlantischen Oceaan bereikt. Een spoorlijn zal thans vanaf de PatagonisChe kust het meer Nahuel Huapi bereiken en de sombere schoonheid van dit bergmeer voor toeristen toegankelijk maken. Op het oogenblik moet men zich nog behelpen met automobielen, die vanuit 256 DE WESTKUST. Neuquen door de Pampa rijden tot de oevers van het meer. Verder Zuidwaarts wordt Chili al spoedig minder belangrijk; Puerto Montt is het eindpunt van den spoorweg, en dan begint de onregelmatige fjordenkust van Chiloé, vol eilandjes en inhammen, en zonder producten van eenige beteekenis. Aan de straat van Magalhaes hgt het houten stadje Punta Arenas, een belangrijke af scheepplaats van wol en bevroren schapenvleesch. Het huidige Araucaansche gebied is nog grootendeels braakliggend terrein; echter is de bodem zeer vruchtbaar, en door den vulcanischen oorsprong bijzonder krachtig. De teelt van granen, boonen en dergelijke voedingsgewassen is reeds vrij belangrijk geworden, zoodat Chili deze laatste voortbrengselen al is begonnen te exporteeren. Intusschen ligt de voornaamste factor voor verdere ontwikkeling in de vraag of de vestiging van werkzame landbouwers er voldoende zal toenémen om dit uitgestrekte gebied van een bevolking te voorzien. Vergeleken bij de kaalheid van de Argentijnsche Pampa, de vochtigheid der Noord-Braziliaansche wouden en de dorre droogte der Chileensche Noorderprovincies kan de gelijkmatige verdeeling van warm en koud, van vocht en droogte, en de aangename afwisseling van bergen met laagland, van bosschen met velden,en van land met meren op den duur hare bekoring niet missen op den Europeeschen landzoeker, die zich een nieuw tehuis wil scheppen. Zuid-Chüi is een prachtig land van groote toekomst, een rijk gezegende streek, die zich ontwikkelen kan tot een waar paradijs. 5. DE SALPETERSTREKEN. Eeuwen lang heeft de woestijn van Atacama een natuurlijke afscheiding gevormd tusschen de Spaansche nederzettingen in Peni en die in Chili; zoo weinig gewicht hechtte men aan deze dorre en regenlooze hoogvlakte op den rand der Andes, dat bij het groepeeren der nieuwe republieken, welke de Spaansche erfenis verdeelden, niet eens een afgebakende grens vastgesteld werd. Perü lag in het tropische Noorden, Chili in het gematigde Zuiden, terwijl Bolivia van het Titicaca-meer tot aan zee reikte; ergens tusschen deze drie staten in strekte zich de droge woestijn van harde zoutkorsten uit, door geen der drie omwoners begeerd. Antofagasta CHILI. 257 behoorde toen tot Bolivia, dat destijds dus nog aan zee grensde. In 1872 ontdekten twee Cliileensche onderzoekers, dat deze zoutwoestijn eigenlijk uit salpeter bestond, een artikel, welks bruikbaarheid in diverse industrieën reeds bekend was, en hetwelk ook reeds toepassing begon te vinden als meststof, speciaal ter verrijking van arme of uitgeputte gronden. Er werd een onderneming gesticht te Antofagasta, met een concessie van de Boliviaansche regeering; echter kon de exploitatie aanvankelijk slechts langzaam op dreef komen, daar Peru druk bezig was met de afgraving van z'n guano-voorraden, en aldus een groote concurrent was op de markt der meststoffen. Langzamerhand begon intusschen geheel Chili zich voor de salpeterwinning te interesseeren, en geleidelijk nam het aantal Chileensche ondemerningen op Boliviaansch gebied toe, terwijl een geregelde trek van Chilenen naar het Noorden piaats vond. Onder deze omstandigheden was wrijving tusschen Chilenen en Bolivianen, alsmede botsing der wederzijdsche belangen onvermijdelijk; de steeds machtiger wordende Chileensche salpetermaatschappijen schikten zich met onwil onder de Boliviaansche souvereiniteit, en beklaagden zich over de verwaarlflqfcing van de belangen der salpetergewesten door de regeering te La Plaz. De spanning sloeg in daden over toen de Boliviaansche overheid beslag legde op Chileensche eigendommen in Antofagasta; dit was voor Chili een aanleiding waarop men vermoedelijk met ongeduld had zitten wachten; zonder verwijl verscheen de Chileensche vloot voor Antofagasta, en bezette de stad. Bolivia bevond zich aldus in oorlog met Chili, en deed een beroep op haar verdrag van bondgenootschap met Perü; en de Peruanen zochten geen uitvlucht, doch verklaarden onmiddellijk aan Chili den oorlog. Zoo begon dan in 1879 de Pacific-oorlog, die tot 1883 geduurd heeft,.en waarin Chiti zegevierde. De vrede ontnam aan Bolivia haar zeekust, en aan Perü de Zuidelijke provincies Tacna en Tarapaca, échter onder het voorbehoud, dat later een volksstemming alsnog zou Uitmaken, óf deze landstreken definitief bij Chili zouden bhjvien dan wei terug zouden keeren tot Perü; dit laatste hielden de overwinnaars voor hoogst onwaarscMjnlijk, daar terstond een groote verhuizing van Chilenen naar de veroverde provincies begon, waardoor de Peruaansche bevolking al spoedig in de minderheid kwam. Niettemin is het nooit tot een volks- 17 258 DE WESTKUST. sterrmiing gekomen, en pas ter gelegenheid van de jongste vredesonderhandelingen te Versailles heeft Perü dit onderwerp opnieuw ter sprake gebracht, en op het alsnog houden van het plebisciet aangedrongen, terwijl Bolivia opnieuw aanspraken deed gelden op een toegang naar zee. Echter zoekt Bolivia dien „corridor" thans niet meer over haar vroegere provincie van Antofagasta, doch verder Noordelijk, met name via Arica, dat als haven het gunstigste ten opzichte van Bolivia gelegen is, of desnoods via de Peruaansche haven Mollendo. Sinds den Pacific-oorlog bevinden de salpeterstreken zich dus geheel in Chileensche handen, en wel in de provincies Tacna, Tarapaca, Antofagasta en Taltal; de voornaamste afscheephavens zijn Iquique, Antofagasta en Taltal, terwijl ook Arica, Pisagua, Tocopilla en Mejillones aan den uitvoer deelnemen. Vanuit deze havens zijn spoorhjnen, meestal van slechts geringe lengte, aangelegd naar de plateaux, waar zich de „oficinas" bevinden; enkele dier lijnen bezitten ook gewicht voor andere belangen dan enkel salpeter, zooals b.v. de spoorwegen, die Antofagasta en Arica met de bovenlanden van Bolivia verbinden. De salpetervelden hggen ongeveer 2000 Meter boven de zee, op een plateau, dat zich slechts als een troostelooze vlakte van rotsbodem en zand voordoet; van plantengroei is geen sprake: dezelfde salpeter die, in redelijke hoeveelheden aan een schraal bouwland toegevoegd, er een vruchtbare aarde van maakt, verstikt alle vegetatie zoolang de bodem uit niets dan dien meststof bestaat. De zandgronden in den Gelderschen achterhoek, voorheen sléchts met denneboschjes beplant, doch dank zij de Chili-salpeter veranderd in welvarende roggeakkers, — die van huis uit magere gronden zijn een paradijs van weligheid vergeleken bij de dorre woestenij in het vaderland van dat vruchtbaarmakende hulpmiddel waar men z'n groenten gaat koopen aan boord van de Chileensche kustbooten, die ef aanloopen. Het regent er nooit: kustplaatsen als Iquique staan in de meteorologische statistiek vermeld met één regendag in het heele jaar, en wat er dan aan nattigheid valt is waarlijk niet de moeite waard. Trouwens, in een vochtig en regenrijk klimaat zou het voortbe- . staan van dikke lagen salpeter volkomen onmogelijk zijn: de regen zou het zout wegspoelen en over de benedenranden verspreiden; zoo heeft het in de bovenlanden van Antofagasta op een keer CHILI. 259 eens heusch geregend, met het gevolg, dat den bezitters der salpe-. tervelden de schrik om het hart sloeg, totdat het bleek, dat deze bui maar een onbeteekenende uitzondering was, en buiten staat om zoo gauw de salpeterlagen te bederven. Het bovenste huidje van een salpeterbedding bestaat uit een dunne korst, de „costra", die met een laagje zand bedekt is; daaronder hgt pas de eigenlijke salpeterkoek, „caliche" genaamd, die in dikte afwisselt tusschen 10 en 200 centimeter, terwijl ook het gehalte aan salpeter ongelijk is, en schommelt tusschen 10 en 50 %. Onder deze caliche hgt de „cova" of vaste bodem, die uit rots bestaat. De meest aannemelijke verklaring van het ontstaan dezer salpeterbeddingen wordt als volgt gegeven: oofspronkehjk, nog voor het ontstaan van de Andes (welk gebergte, zooals reeds hierboven vermeld, van betrekkehjk jonge formatie is) lag ook het tegenwoordige salpetergebied op den bodem der zee, doch rees met de Cordillera mee omhoog; er vormde zich gedurende deze periode een ondiepe poel van zeewater, volgegroeid met wieren en andere vegetatie. Aldus ontstond door chemische processen een korst van salpeter en zouten, welke sterk jodiumhoudend zijn als gevolg van de plantaardige bijmenging. Modder en zand sloten dezen salpeterkoek van de buitenlucht af, en het ontbreken van regen zorgde er voor, dat deze beddingen tot heden toe onaangetast bleven hggen. De werkwijze om de salpeter te winnen is in de hoofdzaken hoogst eenvoudig; door middel van dynamiet-patronen laat men de harde en compacte massa's caliche springen, waarna de brokstukken verzameld worden om op kipspoortjes naar de oficina te worden gereden. Hier worden de brokken salpeter achtereenvolgens fijngestampt, gewasschen, ingedampt en gedroogd, en vervolgens in zakken gepakt om naar de havens te worden vervoerd. Een aanzienlijk aantal van dergelijke fabrieken beoefent deze ontginning van den bodem met uitgebreide en moderne installaties; het meerendeel van het kapitaal is uit Engeland afkomstig, doch ook Chili zelf neemt in steeds stijgenden omvang aan deze bij uitstek nationale industrie deel. Voorheen trad Duitschland als grootste afnemer op, zoodat ook de Duitsche belangen in de salpetergewesten vertegenwoordigd zijn; in de laatste jaren stellen eveneens de Amerikanen belang in deze industrie, vooral sinds de fabrikatie van explosieven gedurende den oorlog zulk een vlucht 260 DE WESTKUST. nam. In ons land placht vooral het Noorden veel salpeter te gebruiken ; gewoonlijk zag men te Delfzijl verscheidene groote zeilschepen, meestal Fransche, salpeter liggen lossen, en de „chili'* is bij de Groningsche boeren goed bekend. In het begin van den oorlog trad aanvankelijk slapte in hét salpeterbedrijf in, daar Duitschland als afnemer uitgeschakeld was, en de vooruitzichten weinig hoopvol schenen; spoedig ontstond echter een levendige vraag naar dit artikel, hoofdzakelijk voor de vervaardiging van ammunitie. De schaarschte aan scheepsruimte belette langen tijd de uitbreiding der productie wat den omvang betreft; doch de prijzen zijn dusdanig gestegen, dat de salpeter weer voorspoedige tijden doormaakt. Dit nu is voor Chili een zeer belangrijke kwestie; want sinds den oorlog met Perü heeft het geheele land eigenlijk van de salpeter geleefd: de stedenbloeiden door de rijkdommen der salpeterbezit-. ters, de schatkist trok overvloedige inkomsten uit de uitvoerbelasting op dit artikel, en men kon zeggen dat 80 % van Chili's haifcdelsomzet uit salpeter bestond. Het geheele land exporteert per jaar hoeveelheden, die zich tusschen de 200.000 en 500.000 ton bewegen. Op het oogenblik zijn de vooruitzichten voor deze industrie weer gunstig; de verarmde wereld heeft voor alles behoefte aan landbouwproducten, en wil men den opbrengst der akkers zoo hoog mogelijk opvoeren, dan kan men niet buiten salpeter. Uitgestrekte graanverbouwende streken staan nog op de reserve om als afzetgebied voor de Cbih-salpeter veroverd te worden, zooals o.a. Rusland, dat toch ook eindelijk wel eens tot rust zal komen, en dan ongetwijfeld tot meer moderne landbouwmethodes zal moeten overgaan. Bovendien is de winning van salpeter uit de lucht, waarmee de Duitsche chemie jarenlang deze Chileensche industrie heeft bedreigd, voorloopig op den achtergrond gekomen, en althans commercieel buiten beschouwing geraakt, daar de kostprijs van deze kunstmatige salpeter hooger is dan van de natuurlijke. Ook wat betreft de bestaande voorraden behoeft men zich niet bezorgd te maken: volgens een zeer krap genomen berekening moet er thans in de reeds geëxploiteerde beddingen nog voor ruim honderd j aar voorraad zij n, terwijl de hoeveelheid, die in de nog niet aangebroken terrdnenverborgenligt,nauwehjksteschattenschijnt. DE BOVENLANDEN. 261 B. DE BOVENLANDEN. 1. EEN VLUCHTIG KIJKJE IN BOLIVIA. Bolivia is een land welks aard en ligging in vele opzichten met die van Zwitserland overeenkomt: evenals de Alpen-republiek ligt ook deze kleine Zuid-Amerikaansche staat in den nok der bergen, zonder eigen toegang naar zee, en geheel van zijn buren afhankelijk wat betreft zijn uitwegen naar de buitenwereld. Het land hgt voor het grootste gedeelte zeer hoog, zij het op den rug van de Andes dan wel op de plateaux tusschen de bergketenen in; slechts een klein gedeelte van het land daalt tot in de vlakte van het Amazonegebied af, en moet dan ook eer beschouwd worden als het verstverwijderde achterland van Para, waarmee dit gebied meer belangen gemeen heeft dan met Bolivia zelf. Evenals Bolivia een strook van het Amazoonsche oerwoud bezit, zoo deelt het ook in den Chaco mee, waarvan het Noord-Westelijke deel tot dezen staat behoort, overigens een streek van weinig belang. Het hart van Bolivia is dus wel in de bovenlanden te vinden, op een hoogte van gemiddeld 3500 meter boven de zee; deze ligging brengt natuurlijk mede dat het klimaat, hetwelk op deze breedte tropisch diende te zijn, integendeel zeer koel is, zoodat men pas in de diepe dalen een overvloedige vegetatie aantreft, doch boven op de hoogvlakte weinig van plantengroei bespeurt. In de bovenlanden zijn gewassen van Europeeschen aard volkomen thuis, o.a. de aardappel, die hier inheemsen is, en ook nog in het wild voorkomt. Overigens zijn de producten van het plantenrijk er van gering belang, met uitzondering slechts van de coca, een struik die in plantages wordt gekweekt ter wille van de bladeren, welke de gekleurde bevolking kauwt evenals de Javanen hun sirih-pruim; deze coca stompt het gevoel van honger en dorst af, en verschaft daarbij een opwekking, die niet onmiddellijk door reactie gevolgd wordt, en dus het menschehjk uitlw>ucuhgsvennogen aanzienlijk verhoogt. Zoo is de coca dan ook algemeen in gebruik bij de arbeiders in de mijnen en bij de pioniers der wildernis; hartstochtelijke coca-kauwers beweren dat men ook op den duur geen nadeehge gevolgen van het cocagebruik ondervindt, een meening, die bij nader onderzoek wel voor herziening in aanmerking zal komen. Hoofdmiddel van bestaan is in Bolivia de mijnbouw, die voor 262 DE WESTKUST. het meerendeel door buitenlandsche, meest Engelsche, ondernemingen beoefend wordt; het land is zeer rijk aan allerlei metalen, waarvan indertijd het zilver het meest bekend is geworden. Opmerkelijk is het feit, dat de rijke zilversehatten van Potosl aan de Inca's, wier gebied ook Bohvia omvatte, niet bekend waren: pas eenige tientallen jaren na de verovering van het Incarijk ontdekten de Spaansche avonturiers bij toeval, dat bepaalde heuvels vol zilver zaten, zoodat ze eigenlijk maar afgegraven behoefden te worden. Vele zilvervloten zijn er via Panama naar Spanje verzonden, en in den loop der eeuwen is de opbrengst der mijnen van Potosl ook wel aanzienlijk verminderd; niettemin levert Bolivia ook thans nog zilver zoowel als goud op. Omvangrijker zijn de opbrengsten aan koper en tin, waarvan Bohvia groote hoeveelheden kan leveren; de stand dezer industrieën hangt intusschen sterk van de wereldconjunctuur af, zoodat er in deze bedrijven sterke schommelingen tusschen bloei en slapte te constateeren vallen. Van de minder quantitatieve metalen verdienen bismuth en wolfram nog vermdding. De dierenwerdd van Bohvia is eigenlijk dezelfde als die Van Peru: het meest algemeen komt de Llama voor, welke voor de bovenlanders denzelfden rol vervult als in Lapland het rendier; men bezigt voor het vervoer over lange afstanden heele kudden dezer Llamas, waarbij elk dier een vracht van50 K.G. kan dragen gedurende reizen die soms meer dan veertien dagen duren. De vicuna levert bijzonder fijne wol, waarvan de Inca's fraaie weefsels vervaardigden, die door Pizarro ten hove van Karei V vertoon-fiL werden als bewijs van de groote kunstvaardigheid der bewoners van het pas ontdekte land. Ook komt in Bohvia de guanaco veel voor, waarvan de bekende vachten worden verkregen. Aan bevolking bezit Bolivia ongeveer 2\ milhoen ziden, waarvan \ tot de blanken, \ tot de Indianen en $ tot de gemengden behoort. De hoofdstad La Paz telt bijna 100.000 inwoners, en begint zich reeds in steeds sneller tempo te verjongen van ouderwetsch Spaansch-koloniaal provincieplaatsje met lage en langgerekte huizen tot moderne stad van monumentale gebouwen. De tweede stad is het vruchtbare Cochabamba met 50.000 inwoners; daarop volgen de mijnsteden Potosl en Oruro met elk 30.000 en het oude Sucre in het district Chuquisaca, eens hoofdstad van de Audiencia DE BOVENLANDEN. 263 de Charcas, onder wier rechtspraak een groot gedeelte van ZuidAmerika ressorteerde. De meeste steden hggen op aanzienlijke hoogte; zoo ligt La Paz op ruim 3600 meter, en Potosl zelfs op 4000. De hoogste bergtobpen zijn de Hlampu of Sorata (7700 meter) en de Illimani (7500 meter). Het Titicaca-meer, dat tusschen Bohvia en Perü in Hgt, geldt met z'n 3800 meter hoogte boven de zee als het hoogste meer ter wereld; deze merkwaardige waterplas in den nok van het gebergte is niet rmnder dan 220 K.M. lang en 110 K.M. breed; zoodat de stoombootjes, die er voor driekwart van de lengte overheenvaren, er tien uren over doen. 2. DE REIS NAAR PERÜ. Perü en Bohvia zijn landen, die vanuit Europa niet zoo gemakkeHjk te bereiken vaUen; men moet öf door het Panama-kanaal per schip tot Callao, Mollendo of Arica varen, öf men moet de reis via Buenos Aires maken, en van daaruit hetzij over de Andes naar Valparaiso en per kustboot verder, óf per spoor tot aan de BoHviaansche grens, en dan per muilezel over de hoogvlakte tot men het spoorwegnet van BoHvia weer bereikt. Deze laatste route biedt op Argentijnsch gebied het comfort van snelle exprestreinen, die van Buenos Aires tot Tucuman over breed spoor en van Tucuman naar La Quiaca over smal spoor tot aan de BoHviaansche grens loopen; daar wordt men met postwagens of muilezels in drie dagen naar Atocha gebracht, waar de spoorlijn weer begint. Te Uyuni bereikt men de groote Hjn Antofagasta—La Paz, welke tusschen de kust en Uyuni slechts 75 c.M. breed is, doch tusschen Uyuni en La Paz 1 meter, zoodat dit laatste traject gemakshalve voor beide spoorbreedten is ingericht, en dus drie rails vertoont. Deze spoorhjnen zijn in BoHvia aangelegd, nadat een grensgeschil met Brazilië in dier voege beslist was, dat BoHvia van het Acre-gebied (aan de boven-Amazone) afzag, tegen een schadevergoeding van 25 milhoen gulden; het was een wijze daad der BoHviaansche regeering om dit geld niet te verbeuzelen, doch als borgstelling aan te wenden voor spoorwegleeningen, die in het buiten¬ land ffeolaatst werdpn Zoo ic RnH-mo tmnnWo in T»«* U„„U 1 O'i- • ~ *~ -^vaataw. twuuiuw ui 11CL UCZ.iL gcjiu- 264 DE WESTKUST. men van een paar hoofdlijnen, doch de voltooiing van het ontworpen net zal nog vele jaren vereischen. Zoo ontbreekt nog altijd het hierboven vermelde trajact van Atocha tot de Argentijnsche grens (La Quiaca), juist zoo'n belangrijke schakel in de groote verbindingslijnen naar Buenos Aires. De hoofdspoorweg eindigt in La Paz, met een zijtak naar het Titicacameer, dat men met stoombootjes oversteekt tot Puno in Perü. De kortste lijn van La Paz naar de zeekust is de 440 K.M. lange spoorlijn naar Arica, dat men in ongeveer 20 uur bereikt. Het is wel opmerkelijk, dat men in Bohvia thans, door de ontwikkeling der verkeersmiddelen gedwongen, niet meer spreekt van een herwinning van Antofagasta, dat indertijd Bohviaansch gebied was, doch thans Arica als haven verlangt, eveneens een Chileensche stad, doch opgeèischt door Perü als herstel voor het na de Pacific-oorlog aan dit land door Chili aangedane geweld. Zoo wordt de Chileensche haven Arica dus zoowel door Perü als door Bolivia begeerd, een omstandigheid, die de oude vriendschap tusschen deze beide vroegere bondgenootên heeft doen veranderen in een hevige antipathie, waarbij Chiti natuurlijk lachende derde is. Vanuit Puno, aan den Peruaanschen oever van het Titicacameer, daalt de spoorlijn af over Arequipa naar Mollendo, de zuidelijkste haven van Perü. Hier kan men per kustboot verder naar Callao reizen. Ean andere route voert van het Titicaca-meer naar de oude Inca-hoofdstad Cuzco, waar de spoorlijn voorloopig eindigt. Een afstand van ruim 600 K.M. scheidt Cuzco nog van Huancayo, het uiterste punt der spoorlijn, die vanuit Lima het bninenland in loopt; in afwachting van den aanleg der spoorwegverbmclntg legt men dit traject nog altijd per muilezel af. Van Huancayo naar Lima loopt de spoorlijn tot geweldige hoogte, en stijgt tot zelfs 5300 meter boven de zee; op dit traject van 340 K.M. telt men niet minder dan 65 tunnels. Uth. ƒ. Smulders * Co., Den Haag.