13 Burgemeesters kleinere gemeen- ) Edeiachtbare Heer. ten. Leden v. d. Gemeenteraad. ) Curatoren eener Hooge School. EdelGrootachtbare Heer. Hoogleeraren. Hooggeleerde Heer. Hoogleeraar in de godgeleerd- Hoogeerwaarde Hooggeleerde heid. Heer. Zij, die den Academischen graad WeledelZeerGeleerde Heer. van doctor bezitten. Artsen. WeledelGeleerde Heer, Advocaten. WeledelGestr. Heer. Predikanten met doctorstitel. WelEerwaardeZeergel. Heer. Predikanten zonder titel. Wel Eerwaarde Heer. Paus Zijne Heiligheid. Kardinaal. Zijne Eminentie. Aartsbisschop of Bisschop. Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid. Kanunnik. HoogEerwaarde Heer. Deken, Pastoor. ZeerEerwaarde Heer. Kapelaan. WelEerwaarde Heer." Opperrabijn. WelEerw. ZeerGeleerde Heer. Rabijn of rabbinale assessor. WelEerwaarde Heer. Vrouwelijke geestelijken. Eerwaarde Zuster. Hoofd van een gesticht. Eerwaarde Moeder. Graaf of Gravin. Hooggeboren Heer of Vrouwe. Baron of Barones, Jonkheer of Hoog Welgeboren Heer of Jonkvrouw. Vrouwe. Adelijke Weduwe. Douairière. Ongehuwde adelijke dame. Mejonkvrouwe. Niet adelijke, aanzienlyke per- WelEdelGeboren Heer of sonen. Vrouwe, ook wel Mevrouw. Deftige burgerij. WelEdele Heer. Kleine burgerij. den Heer; Mejuffrouw. Het adres. Niet altijd wordt [in de correspondentie zorg gedragen voor 14 het schrijven van een juist adres. De onnauwkeurigheid en de onvolledigheid hebben ook hier hunne weeën ten toon gespreid. Meermalen toch is het voorgevallen, dat door onnauwkeurigheid en onvolledigheid een brief in verkeerde handen terecht kwam, wat voor den afzender nu bepaald niet aangenaam was. Ook aan dit deel van de briefwisseling worde de noodige attentie besteed. De verzending. Is de brief gereed, dan kan hij worden verzonden'. Vertrouwt ge aan iemand een brief toe, die voor een ander bes emd is, zoo overhandigt ge hem open. De overbrenger zal, dit kunt ge vertrouwen, niet van het geschrevene kennis nemen. In den regel zullen de brieven evenwel per post worden verzonden. Waar de Staat de posterijen tot tak van staatsdienst heeft verheven, is het niet geoorloofd door middel van derden gesloten brieven over te brengen. Aangezien het lomp is een ongefrankeerd schrijven te posten, worde steeds zorg gedragen voor voldoende frankeering. Wenscht men, dat een brief niet op Zondag wordt besteld, dan schaffe men zich, ten postkantore verkrijgbare, zegeltjes aan: „Niet bestellen op Zondag." Ook verzuime men niet, een postzegel voor antwoord in te sluiten, indien inlichtingen worden ingewonnen, of een dienst wordt gevraagd. Nimmer bevochtige men den op den omslag geplakten of voor antwoord bestemden postzegel met zijne tong. Bij gemis aan een postzegelbevochtiger make men liever de hand eenigszins vochtig, legge den postzegel daarop en plakke hem daarna op de enveloppe. Het verdient aanbeveling den postzegel voor antwoord droog te houden. De ontvangst. Het gebeurt somwijlen, dat bij u een brief wordt bezorgd, die voor een ander bestemd is. Het kan zijn, dat de naam van den geadresseerde op de uwe gelijkt, of zelfs dat het adres verkeerd of verminkt geschreven is. Ook is eene vergissing in de bestelling mogelijk. Bemerkt ge deze verkeerde bezorging dadelijk, dan doet ge den brief niet open, maar overhandigt hem den besteller, of brengt hem ten postkantore. Mocht ge de foutieve bestelling eerst bemerken, nadat ge van het schrijven hebt kennis genomen, breng dan onverwijld den brief bij den geadresseerde, onder aanbieding uwer verontschuldiging. Het is niet behoorlijk tusschenpersonen met deze overbrenging te belasten. 15 Het antwoord. Op de ontvangst volgt het antwoord. Alle correspondentie is een antwoord waard en een welopgevoede zal ook zorg dragen dat dit antwoord niet te lang toeft. § 2. „Over Brieven". De brief. Wanneer iemand een brief wil schrijven, zal hij niet zoo maar op den eersten regel aanvangen, om op papier te brengen al hetgeen hem voor den geest staat. Een beschaafd man zal natuurlijk overal de vormen in acht nemen en ook bij het schrijven van brieven aan velerlei zijne aandacht schenken. De inrichting. Wil men een juist geheel hebben, dan zal men zorg moeten dragen, dat de verschillende deelen goed aan elkaar passen. Zoo ook bij de correspondentie. Voor alles dient de schrijver te letten op eene goede inrichting van zijnen brief. Hij zal moeten bedenken, dat de brief bestaat uit: a. een aanspraak; b. een inleiding • c. den eigenlijken inhoud, het lichaam van het schrijven, en d. het slot, terwijl hij wijders niet moet nalaten het stuk van woonplaats en dagteekening te voorzien en te onderteekenen. Woonplaats en dagteekening. Zal men bij adressen aan offlcieele personen de woonplaats en dagteekening van den afzender onder aan het adres plaatsen, bij brieven is het nog dikwijls gewoonte zulks boven aan te vermelden. Nu zou het stellig met de beschaafde vormen strijden, indien de schrijver zijne letteren reeds bij het begin van den eersten regel van woonplaats en dagteekening voorzag en dan dadelijk maar zijn brief aanving. Wie een brief schrijft, plaatst zijne woonplaats en indien hij in eene stad of groote plaats woont ook zijne straat en het huisnummer of zoo hij in een onbekend oord woont, zijne gemeente of provincie, alsmede de dagteekening, op den tweeden regel van boven en dat wel zoo, dat de regel ongeveer vol wordt. Geeft men evenwel de voorkeur aan het plaatsen van woonplaats en dagteekening onder aan den brief, dan zal zulks moeten worden geschreven beneden links en wel ongeveer ter hoogte of even beneden de onderteekening. Vooral wanneer de brief aan een onbekende wordt gericht, pleit er wel iets voor deze plaatsing onder aan den brief. De ontvanger kan dan in één oogopslag zien wie de afzender is en waar hij woont. 16 De aanspraak. Boven eiken brief behoort eene aanspraak. Men plaatse deze niet dadelijk onder de woonplaats en dagteekening, of zoo deze beneden aan den brief wordt vermeld, niet op één der eerste regels. Men laat eenige ruimte open. Al naar dat men schrijft aan iemand, die hooger of lager geplaatst is dan de schrijver, zal de ruimte tusschen woonplaats en dagteekening en de aanspraak, of enkel boven de aanspraak, breeder of smaller zijn. Altijd echter zal men 3 a 5 regels ruimte overlaten. De aanspraak plaatst men vervolgens ongeveer 5 c.M. van den linkerkant. Deze aanspraak nu zal zeer onderscheiden zijn, al naar de rang is, die de geadresseerde bekleedt of de verhouding is waarin schrijver en ontvanger tot elkaar staan. Is de ontvanger een hooggeplaatste of een onbekende, zoo zal zulks uit de aanspraak blijken. Is de brief bestemd voor een familielid of een vriend, dan behoort dit in de aanspraak uit te komen. De aanspraak moet toonen,h oe de verhouding is, waarin de correspondeerende personen tot elkaar staan en zoo schame een kind zich nimmer om in de aanspraak van de liefde jegens de ouders te doen blijken. Voorts worde opgemerkt, dat de geadresseerde in den brief wordt aangesproken met u en dat niet dan bij hooge uitzondering de aanspraak wordt herhaald. Men zal in een adres aan H. M. de Koningin natuurlijk niet het woordeke u, maar „Uwe Majesteit" bezigen; in een brief aan den Prins zal van „Uwe Koninklyke Hoogheid" worden gesproken, terwijl men wijders b. v. aan den Minister schrijft „Uwe Excellentie", aan den Bisschop „Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid." De Inleiding. Zyn we gewoon niet aanstonds met de deur in het huis te vallen ook de briefschrijver begint niet met dadelijk te vermelden, wat hem op het harte ligt. Wil hij toch zijn doel bereiken, dan moet hij den ontvanger vooraf voorbereiden voor den inhoud van het schrijven. Vandaar dan ook, dat in den regel eene inleiding aan den inhoud voorafgaat. Die aanleiding vormt het begin van den brief en wordt weer 3 a 5 regels lager aangevangen dan de aanspraak. Zullen de volgende regelen, — tenzy men op folioschryfpapier schrijft, in welk geval ongeveer Va vanaf den linkerkant wordt geschreven — een drietal c.Meters van den linkerkant worden begonnen, de eerste regel vangt aan op 5 c.M. afstand. De inleiding zij echter niet te lang en nimmer in strijd met den 17 inhoud van den brief. Niemand toch zal eene blijde gebeurtenis melden, en daarbij eene droefstemmende inleiding schrijven. Ook worde vermeden het dikwerf gebruiken van het woordeke „ik". Het staat niet beleefd, zich zeiven op den voorgrond te plaatsen. De inhoud. De eigenlijke brief wordt door den inhoud gevormd. Vandaar dat het van overwegend belang is, dat de inhoud juist weergeeft de bedoeling van den schrijver. Voor alles drage men zorg voor eene goede orde. Zijn er meerdere zaken, waarover gecorrespondeerd wordt, dan verwarre men niet het een met het ander, maar beschrijve men eerst het meest belangrijke en daarna het mindere. Vooral passé men op, dat niets wordt vergeten. Een postscriptum of kortheidshalve een P. S. onder den brief moge kunnen dienen om den inhoud aan te vullen, het geeft toch altijd een ongunstigen indruk van den schrijver. Wordt iets vergeten, men schrijve liever het geheel over, dan het met de welvoegelijkheid strijdend en achteloosheid en overhaasting verradend onderschrift te gebruiken. Alleen dan, is de bijvoeging verschoonbaar, indien na het schrijven iets wordt vernomen, wat met het geschrevene in verband staat. Nu worde er op gelet, dat het van goede vormen getuigt, indien de schrijver telkens op een nieuwen regel begint, wanneer een nieuw onderwerp wordt aangeroerd. Ook in dit geval schrijft men ongeveer 5. c.M. van den linkerkant. Het slot. Is alles vermeld, wat de schrijver aan den ontvanger heeft mede te deelen, dan moet de brief nog voorzien worden van een slot. Dat slot is zeer beknopt en bevat in den regel niets meer dan een beleefdheid. De schrijver zal den ontvanger zijne hoogachting verzekeren, zich gaarne tot wederdienst bereid verklaren, voor den geadresseerde zijne beste wenschen koesteren of wellicht den geschrevene verzoeken zijne groeten over te brengen. Het gebeurt, dat do aanspraak van het begin van den brief nog eens wordt herhaald. Noodig is dit niet. Het kan nagelaten worden. De onderteekening. Is de brief voltooid, dan volgt de onderteekening* Vooraf plaatst men, om de betrekking, waarin de schrijver tot den ontvanger staat aan te duiden in brieven aan hooger geplaat- 2 19 De enveloppe. Voordat de brief kan worden verzonden, moet ze nog van een omslag met het adres worden voorzien. Een brief te vouwen en zonder couvert te verzenden, staat niet netjes. Alleen indien de ontvanger een zeer intieme kennis is en men geen enveloppe voorhanden heeft, kan zoo iets worden toegelaten. Regel is, dat de brieven worden verzonden in een omslag, en dan wel in een goed passende enveloppe, die flink gegomd is en niet loslaat. Mocht de enveloppe niet voldoende gegomd zijn, dan kan een ouwel dienst doen om den omslag te sluiten. Voor brieven aan onbekenden en hooggeplaatsten zal men echter nimmer van een ouwel gebruik maken. Op de enveloppe wordt het adres geschreven. Men doet dit ongeveer op het midden. Zoo mogelijk wordt titel en naam op één regel geschreven. Iets lager en wat meer naar rechts wordt het ambt, beroep of bedrijf van den ontvanger vermeld, terwijl weer wat lager, maar dan geheel aan de rechterzijde, de plaats der bestemming volgt. De woonplaats wordt zuiver recht onderstreept. Duidelijk schrift is ook hier eisch. Het verdient voorts aanbeveling, den plaatsnaam iets grooter te schrijven dan het overig deel van het adres, opdat het ten postkantore gemakkelijk valle de brieven te sorteeren. Nimmer verzuime men, indien de plaats van bestemming eene stad of groote i laats is, straat en nummer van den geadresseerde te vermelden. Voor onbekende dorpen worde opgegeven hunne gemeenten of provincie en voor plaatsen in het buitenland gelegen, worde vermeld de naam van het land en de provincie. Voor brieven rakende den handel, bezigt men gedrukte enveloppes. Voor gewone correspondentie behoort zulks uitzondering te zijn. Het verdient evenwel aanbeveling het adres van den afzender op den omslag te vermelden. Dit kan geschieden in den linkerbenedenhoek van de voorzijde. De postadministratie stelt het op prijs, met het oog op mogelijke weigering van brieven, of niet bestelling, dat het adres' van den afzender wordt aangegeven., Een brief, die een vertrouwelijk karakter draagt, zal men niet gaarne terecht zien komen in handen van ondergeschikten. Op den brief, in den linker bovenhoek, zal men daarom schrijven „vertrouwelijk" of „geheim". Toch verdient het nog aanbeveling op de voorzijde van den omslag een kenmerk aan te brengen, dat er het zijne toe zal bijdragen, dat de brief in handen komt van den ontvanger zelf. Daartoe plaatst men op eene in het oog loopende plaats, het woord „persoonlijk". Ook doet men goed, — indien men aan personen schrijft, die 20 eene zeer uitgebreide briefwisseling voeren, zoodat ze zelf slechts datgene in handen krijgen, wat zeer belangrijk wordt geacht en men meent, dat de brief onder de oogen van den onvanger moet komen — het woord persoonlijk op de enveloppe te vermelden. Andere bijvoegingen op den omslag late men weg. Al schrijft men ook herhaalde malen „spoed" op een adres, de brief wordt geen seconde eerder besteld. Spoed-brieven verzende men per expresse bestelling. Bevat de brief stukken van waarde, geldswaarden b. v., dan verzendt men den brief -„aangeteekend", met of zonder aangegeven geldswaarde. Het is eene slechte en ook strafbare gewoonte geldswaarden in een niet aangeteekenden brief over te maken. Van de expresse-bestelling en de aanteekening make men melding op de enveloppe, door in den linkerbovenhoek te schrijven: „expresse bestelling" of „aangeteekend". Nog wijde men de aandacht aan de plaatsing van den postzegel op de enveloppe. Zijn plaats is in den rechterbovenhoek van den omslag en dan wel zoo, dat de bovenzijde wordt geplaatst naar de bovenzijde der enveloppe. De postzegel moet recht worden opgeplakt. Het cachet. Ten slotte een woord over het cachet. Een brief met geldswaarden wordt in den regel voorzien van een vijftal zegels in lak. Behalve in den midden, zal ook op eiken hoek een cachet worden geplaatst. Voor den afzender toch is het van groot belang, dat de brief ongeschonden in handen van den ontvanger komt, want al is de brief aangeteekend en is nota genomen van dagteekening, letters en nummers der bankbiljetten, toch stelt hij een goede ontvangst op prijs. Nu zal een niet-gezegelde brief gemakkelijk kunnen'geopend worden, wat niet met een enveloppe voorzien van een vijftal zegels in lak het geval is. Voor de goede verzending van bankbiljetten, verdient het nog overweging, de biljetten door kantoorgaren aan elkaar te verbinden en het garen in het lak van den rechterbovenhoek der achterzijde te bevestigen. Bij eene poging, om de geldswaarde uit de enveloppe te verwyderen, zal het zegel geschonken zijn. De ontvanger zal bemerken, dat de brief vermoedelijk niet in orde is, weshalve hiervan mededeeling wordt gedaan ten postkantore, terwyl de brief in tegenwoordigheid van postbeambte öf van getuigen wordt geopend. Is voor verzending van gelden een zegel noodzakelijk, als een 21 maatregel tot het bewaren van het briefgeheim, zal het cachet voor gewone brieven nuttig kunnen zijn. Nu zn" men steeds er op uit, op een brief niet meer lak te laten vallen, dan beslist noodig is. Groote hoeveelheden lak — in den iegel gebruikt men rood lak, in dagen van rouw daarentegen voor aangelegenheden, die met het overlijden in verband staan, zwart lak — ontsieren den brief. Het cachet, dat steeds recht op den brief moet worden gedrukt, behoort nimmer den familienaam voluit te bevatten. Het draagt alleen de initialen, de letters van voornaam en naam, tenzy men van adel is, in welk geval mede een kroontje in het cachet voorkomt. § 3. Verscheidenheid van middelen. Verscheidenheid. Op schier elk gebied heerscht groote verscheidenheid. Zoo ook bij de middelen, waarvan men zich in de correspondentie bedient. Zal iemand voor aangelegenheden, welke niet voor publiciteit zrjn bestemd, den briefvorm kiezen en zorg dragen, dat het schrijven zorgvuldig in den omslag wordt gesloten, voor zaken van algemeenen aard, waarmede ieder wel op de hoogte mag zijn, zal in vele gevallen de briefkaart worden genomen. Is het de bedoeling van den schrijver, iemand geluk te wenschen of een bewijs van deelneming te doen geworden in droeve dagen, dan zal hij dikwijls een visitekaartje verzenden, waarop in den linker benedenhoek een paar letters zijn geplaatst. Vergeet echter niet, dat familieleden en intieme vrienden prijs stellen op de ontvangst van enkele letteren en dat een kaartje met p. f., p. c. of welke letters ook, voor hen weinig waarde bezit. Ook kan het gebeuren, dat men aan een aantal personen een gelijkluidend schrijven heeft te zenden, in welk geval men het schryven zal hectografeeren of drukken en als circulaire verzenden. Meermalen laat men ook een kennisgeving drukken od een correspondentiekaart. Voorts is — vooral met het oog op dringende zaken, de telegraaf of telefoon het middel om in enkele oogenblikken den elders wonenden bloedverwant of vriend eene mededeeling te doen. En eindelijk nog biedt de advertentierubriek der dagbladpers gelegenheid eene aankondiging te doen aan hare lezers. Brief en kaart. Zooals reeds werd opgemerkt, kan een brief voor alle cor- 22 respondentie dienst doen, terwijl een briefkaart slechts datgene kan bevatten, dat niet geheim is. Voor de inrichting „woonplaats en dagteekening, aanspraak, inleiding, inhoud, slot, onderteekening en naschrift" van een briefkaart, gelden dezelfde regelen als voor een brief. Alleen zal men begrijpen, dat op eene briefkaart niet zulke groote open ruimten kunnen worden gelaten tusschen woonplaats en dagteekening en aanspraak enz., maar dat men hier naar omstandigheden heeft te handelen. De taal in de briefkaart moet, vooral met het oog op de beperkte ruimte, kort en bondig zijn. Mededeelingen. Met een enkel woord worde nog vermeld, dat ook mededeelingen kunnen worden gedaan op de strooken van postwissels en adreskaarten voor postpaketten. De eerste kunnen zijn van algemeenen aard, de laatste betreffen het pakket, dat geenerlei brieven over zaken van algemeene strekking mag bevatten. De Telegraaf. Behalve van de briefwisseling, wordt in de laatste jaren veel gebruik gemaakt van de telegraaf. Kort-en bondig. Bij het telegrafeeren komt het aan op kortheid en bondigheid. De stijl in het telegram is dan ook eenig in soort. Wie telegrafeeren wil, oefene er zich in, om de kortst mogelijke uitdrukkingen te bezigen, wijl onnoodige woorden de prijs van het telegram verhoogen. Toch drage men ook weer zorg, dat de duidelijkheid niet aan de bondigheid wordt opgeofferd, wijl het telegram anders zjjn doel mist. Geen vormen. In beschaafde kringen worden overal de vormen der wellevendheid in acht genomen. Eén gebied is er echter, waar zulks niet noodig is. Aangezien het de bedoeling is, om zich in het telegram zoo kort mogelh'k uit te drukken, worden in het adres en in den inhoud van het telegram geene titels vermeld. Het schrift. Een telegram moet duidelijk zijn geschreven. Gebeurt dit niet, dan loopt de afzender gevaar dat het wordt verminkt. Geheimschrift mag niet worden gebezigd. Boven-, tusschen- en overschrijvingen, uitschrappingen en door- 23 halingen in een telegram moeten door den afzender als deugdelijk erkend en gewaarmerkt worden. De inhoud. Uit drie deelen bestaat een telegram. Allereerst krijgt men het adres, vervolgens den inhoud en eindelijk de onderteekening. Is het telegram geschreven, dan telle men, alvorens het aan te bieden, het getal woorden. Blijkt het, dat een enkel woord minder de prijs zal verlagen, dan wordt beproefd, of het niet mogelijk is, het telegram te bekorten. Het kan zijn, dat het adres tot één woord kan worden ineengesmolten, dat in den inhoud voor twee woorden één woord is te vinden, b.v. voor „niet thuis": „afwezig", of dat een punt of komma — want de teekentjes gelden ook voor woorden — kan worden weggelaten. Het telegram bevat geen datum. Op het telegraafkantoor zorgt men reeds, dat in het telegram dagteekening, uur van aanbieding en verzending wordt opgenomen. De Advertentie. Adverteeren is een levensbehoefte voor de mannen van zaken. "Wie met zijn tijd mee wil, moet de advertentiekolommen mee helpen vullen. Voorts maken velen bh' geboorte, huwelijk en overlijden gebruik van de gelegenheid om door eene advertentie meermalen, „een eenige algemeene kennisgeving" te doen van het heugelijk of het droevig feit. Niet alth'd echter wordt de noodige aandacht gewijd aan de inrichting eener advertentie. Een drievoudige eisch. Aan drie eischen moet de advertentie voldoen. Ze moet zijn eenvoudig, duidelijk en waar. Al leven we in den tijd van reclame, toch behoeft dit geen reden te zijn om te bluffen. De adverteerder richte zijne aankondiging eenvoudig in. Zh'n stijl zij tierlijk, zijne bewoordingen wel geKOz.en, zijne taal en spelling verstaanbaar. Hij moot daarbij zoo kort mogelijk zijn, daar overtollige woorden de advertentiekosten verhoogen en oorzaak kunnen worden, dat het publiek de advertentie niet leest. De advertentie moet enkel waarheid bevatten. Leugenen zijn te veroordeelen. „Opsmukken" bedriegt ten slotte. Het schrift. Aan het schrift wijde de adverteerder zijne aandacht. Het is fout te zeggen, „dat het maar geschrijf is voor een courant en 24 dat het al goed is, zoo zetter en corrector de letters kunnen ontraadselen". Vergeet nimmer, dat onduidelijk schrift oorzaak kan zijn, dat de advertentie geheel fout komt onder de oogen van het lezend publiek. Op het schrift worde ter dege gelet. Men zh' daarbij indachtig, dat verscheidenheid van lettersoort in eene advertentie zeer aan te bevelen is. Een eentonige letter maakt geen indruk. Verscheidenheid bevordert de sierlijkheid. Ligt het in de bedoeling van den steller der advertentie, dat een woord met de gewone letter zal worden gezet, dan duidt hh' zulks niet nader aan. Wil men hebben, dat een cursieve letter zal worden gebezigd, het woord worde éénmaal onderstreept. Wordt daarentegen aan een hoofdletter, een KAPITALE letter de voorkeur gegeven, zoo is noodig twee streepjes onder het woord aan te brengen. Begeert de adverteerder, dat de zetter een nog grootere letter zal kiezen, hij onderstreepe het woord driemaal. De allergrootste letter verkrijgt men evenwel door het woord vier maal te onderstreepen. Ook kan het zijn, dat men een gespatieerde letter verkiest. Enkele stipjes onder het woord, het schrijven van het woord „spatieeren" onder het woord of het plaatsen van s-t-r-e-e-p-j-e-s tusschen de letters, zijn voldoende om den zetter duidehjk te maken, wat bedoeld wordt. Schrijf de woorden in de advertentie nimmer achteloos aaneen. „Achteloosheid" komt bij het schrijven eener advertentie niet te pas. § 4. Het Posttarief. Het posttarief is wettelijk vastgesteld en luidt thans: BINNENLAND, Brieven. a. Algemeen verkeer: Voor een gewicht tot en met 20 gram 5 cent. Boven 20 gram „ „ „ 200 „ 10 p „ 200 „ „ „ „ 500 „ 15 „ „ 500 „ „ „ „ 1000 „ 20 „ „ 1000 „ „ „ „ 1500 „ 25 „ „ 1500 „ „ „ „ 2000 „ 30 „ b. Locaal verkeer: Voor een gewicht tot en met 20 gram 3 cent. Boven 20 gram tot en met 200 gram 5 cent. Boven 200 gram als in het algemeen verkeer. Maximum gewicht: 2000 gram. 31 Levende dieren, uitgezonderd goed ingepakte levende visch, enz., alsmede voorwerpen, welke de ter post verzonden pakketten zouden kunnen beschadigen, door lekken, bloeden, ontvlambaarheid, enz., kunnen niet als postpakket verzonden worden, Aan den afzender kan vergoeding worden toegekend, voor "toegebrachte schade aan per post verzonden pakketten, indien zulks binnen zes maanden wordt aangevraagd. Eveneens ook voor het in ongereede geraken en verloren gaan van pakketten. De afzender gelieve te zorgen voor deugdelijke inpakking en duidelijk adres. BUITENLAND. Pakketten mogen het gewicht van 3 of 5 Kilo niet te boven gaan, en geen grootere afmeting langs een hunner vlakken hebben dan 60 c.M. Die welke uit Nederland rechtstreeks over zee worden gezonden, mogen bovendien geen grooteren inhoud hebben dan 25 dMJ Zorgvuldige inpakking is volstrekt noodig, verzegeling een vereischte. Elk pakket moet voorzien zijn van een daarop geschreven of vastgekleefd adres, verder een adreskaart, benevens de noodige exemplaren eener douane-verklaring. Voor Ned.-Indië zijn pakketten toegelaten, die een lengte hebben van 1 M., mits de breedte en dikte niet meer dan 20 cM. bedragen. Tariefprijzen: naar België f0.50; Denemarken f 0.75 ; Duitschland f0.50; Frankrijk f0.75; Groot-Brittannië en Ierland f0 50 (totlK.G.), f0.70(tot3K.G.),entot5 K.G. f 0.95; Italië fl.121/» ; Luxemburg f0.62'/i| Noorwegen (over Hamburg-Hammerfest, f 0.877i; Oostenrh'k-Hongarije f 0.75; Portugal rechtstreeks f0.877»Rusland f 1.122; Spanje f 1.127»; Turkije rechtstreeks f 1.25; Zweden fl.25; Zwitserland f0.75; tot een gewicht .van 5 K.G. OOST- EN WEST-INDIË. 1 Kilo f0.85, 1—3 Kilo f 1.20 en 3—5 Kilo f 1.75. De Telegrafie. BINNENLAND. Het tarief voor gewone telegrammen bedraagt: «. Tusschen twee kantoren in verschillende plaatsen: voor de eerste 10 woorden of minder f 0.25 elke volgende 5 woorden of minder van 11—50 woorden f 0.05 en 5 cent voor elke 10 woorden of minder, voor de woorden boven 50. b. Voor locaaltelegrammen: voor de eerste 10 woorden of minder f 0.15 en voorts voor de woorden boven 10 het tarief voor gewone telegrammen. Afdeeling 2. Briefsoorten. Verschillend van soort. Niet alle brieven, welke worden gewisseld, handelen over dezelfde aangelegenheden. Vele toch zijn de onderwerpen, waarover valt te schrijven. Nu eens zal er een bijzondere gebeurtenis, een voorkomende gelegenheid zijn, die ons dringt tot het opvatten onzer pen. Dan weer zal een heuglijk feit ons tot schrijven nopen, of zullen familiezaken oorzaak zijn van het voeren der correspondentie. Ook kunnen we geroepen worden iemand eene betuiging te doen geworden van dank of verontschuldiging, of kunnen we in de noodzakelijkheid verkeeren, iemand aan eene belofte te herinneren, iemand voor een zeker iets te waarschuwen. En tenslotte zullen het de beroepsbelangen zijn, die behartigd moeten worden. Al deze onderwerpen nu, zullen niet gelijkelijk kunnen worden behandeld. Telkens zal rekening gehouden moeten worden met eigenaardige omstandigheden. Ook hier dient men te letten op de groote verscheidenheid. § 1. Gelegenheidsbrieven. Bij verschillende gelegenheden. Onder de te voeren correspondentie, nemen de gelegenheidsbrieven eene belangrijke plaats in. Wordt een kind geboren, de ouders zullen van dit heuglijk nieuws alras melding doen aan familie, vrienden en kennissen. Heeft een verloving plaats of is men voornemens een huwelijk te sluiten, deze gebeurtenissen geven aanleiding tot briefwisseling. Niet enkel blijde gebeurtenissen, ook droeve omstandigheden geven aanleiding tot het schrijven van brieven. Treedt ongesteldheid de woning binnen, al dadelijk zullen de betrekkingen op de hoogte van den toestand worden.gebracht. Al naar dat de toestand meer of minder ernstig is, zal ook de correspondentie meerder of minder in omvang zijn. Zal bij herstelling van een patiënt niet worden nagelaten de familie hiervan te verwittigen, in veel ruimeren kring worden overlijdensberichten verzonden. Weer andere gelegenheden verplichten ons gelukwenschen te uiten. In het bijzonder leenen zich daartoe: den Nieuwjaarsdag, de verjaring, de verloving, het huwelijk, koperen, zilveren en gouden jubileums. Ook wordt men geroepen tot het betuigen van deelneming, n dagen van kraakte, bij ongeval, bij het afsterven van familie, 36 worde ongekunsteld geschetst. Bij droeve mededeelingen houde men voorts de teederheid wel in het oog en passé men groote voorzichtigheid toe. Moet ons schrijven een antwoord zijn op een ontvangen Dericht dan dienen we goed te overwegen, wat we schrijven. Ons schrijven moet aanpassen aan het ontvangene. Daartoe verplaatsen wij ons in den toestand, waarin de ontvanger van den brief verkeert. Bedenk steeds, dat koude onverschilligheid diep leed doet en dat de toon in den brief moet doen uitkomen, dat we mede genieten in de vreugde of mee dragen het leed van hem voor wien de brief is bestemd. We moeten ons schikken naar' de omstandigheden, denkwijze en gemoedsgesteldheid van geadresseerde. Verhezen we dat uit het oog, dan wordt ons schrijven niets meer dan een koude plichtspleging en daarvoor hebben we te waken. De orde. Een goede orde is noodig. Wordt deze gemist, dan loopt alles in de war. Orde is er ook noodig in de correspondentie. We moeten zorgen, dat niet aan het eind van den brief wordt vermeld, wat eerst behoorde geschreven te zijn. Ook moeten we niet vergeten, alles te melden, wat voor den ontvanger belangrijk is. . . *. tA w nn„ Toch verlieze men hier nimmer de omzichtigheid uit het oog en zü men in elk geval, zeer voorzichtig in het uitspreken van een oordeel over eene aangelegenheid. Veelal zal men goed doen, dit achterwege te laten. Aan verschillend adres. Verschillende gelegenheden doen ons schrijven verschillende brieven en dat wel aan verschülende personen. Nu eens zullen wii onze ouders een brief vereeren, dan weer betreft onze correspondentie broeders of zusters. Bij eene andere gelegenheid is onze vriend de ontvanger van onze pennevrucht, terwijl later een onbekende de geadresseerde zal wezen. Al betreffen de aan deze verschülende personen te richten brieven één en hetzelfde onderwerp, toch zullen ze niet volkomen gelijk worden gesteld. De toon zal in alle overeenkomstig den aard van den brief zijn. Ten alle tijde zal ook de bescheidenheid gestreng in acht worden genomen, maar hoe nauwer de betrekking is, waarin wij tot den ontvanger staan, hoe inniger ons schrijven zal wezen. Het gevoel, dat in den brief spreekt, verraadt mede de betrekking, waarin schrijver en ontvanger tot elkander staan. 37 In dagen van rouw. Naar de gelegenheid ia, wordt de brief gesteld. En zoo zal de rouwbrief in een geheel anderen toon worden geschreven, dan de mededeeling eener blyde gebeurtenis. Moet men het overlijden van een bloedverwant of vriend melden aan een familielid of intiemen vriend, dan betrachtemen daarby de grootste voorzichtigheid. Het kan toch zyn, dat de ontvanger nog niet bekend is met den ziektetoestand van den overledene of dat het overlijden zeer schielp plaats vond, zoodat de ontvanger in geene deele een sterfbericht verwacht. Ter voorkoming van schrik, melde men dan niet onmiddellijk alles, maar bereide men het familielid of den intiemen vriend voor op de ontvangst eener droeve tijding. Ook is het beter een dergelyk bericht niet rechtstreeks aan de familie of aan den intiemen vriend te doen toekómen, maar door de hand van bekenden aan bekenden de mare te doen overbrengen. Wordt men geroepen een rouwbrief samen te stellen, dan vergete men niet, dat in een schrijven als dit, maar één onderwerp mag worden behandeld. Het schrijven trede voorts niet in al te veel bijzonderheden. Het zij kort, maar toone duidelijk de liefde, die den overledene werd toegedragen, Het gewage in sobere woorden, van de teedere banden, waarmede de berichtgever aan den overledene was verbonden. Ontvangt men een doodsbericht, dan late men niet na, daarop te antwoorden. Al is het gemakkelijk door middel van een visitekaartje, voorzien van de letters „p. c" of „m. h. d." van onze deelneming te doen blijken, men vergete — vooral bij nauwere en intiemere botrekkingen — nimmer, dat een brief veel meer het middel is, waarvan wij ons moesten bedienen, om onze deelneming te betuigen. Uit onzen brief moet allereerst blijken, dat we verstaan den toestand, waarin de nagelaten betrekkingen zich bevinden. Deze toestand nu zal zeer verschillend zijn. Geheel anders immers is de toestand, waarin de ouders verkeeren by den dood van hun lief kind, dan dien, waarin eene arme weduwe met hare jeugdige kinderen, nog te jong om het verlies te beseffen, zich bevindt, bij het heengaan van der man en vader. Als algemeene regel voor een brief van rouwbeklag kan worden gesteld, dat de schrijver, nadat hij zich heeft verplaatst in den toestand waarin de betrekkingen verkeeren, allereerst erkent het groote verlies, dat door het sterfgeval wordt geleden. Daarna 41 vele voorspoedige jaren mag verheugen. Het kind dankt zijne ouders voor de genoten weldaden en uit wenschen, betrekking hebbende op de gezondheid, vreugde en voorspoed der ouders. Ook ter gelegenheid der verjaring znn de gelukwenschen, die verzonden worden, meerdere in getal. Duidelijk laat de schrijver Dijken, hoe hy er zich in verheugt, dat tot de jaren van den ontvanger er weer één is toegedaan. Hü zal dan ook niet nalaten hem nog menig jaar toe te wenschen. Voorts kunnen er ook nog andere gelegenheden in ons leven voorkomen, waarin we naar de pen grijpen om onze beste wenschen tot uiting te brengen. Al die uitingen zullen we weergeven in gepaste uitdrukkingen. In godsdienstige kringen zal den gefeliciteerde voorts Gods zegen worden toegebeden. Uitnoodiging. Sommige gelegenheidsbrieven zullen mede vergezeld gaan van een uitnoodiging. Bij de geboorte van een kind bevat die kennisgeving meermalen het „kom en zie." Zoo ook zal bij de mededeeling van een aanstaand huwelijk, dikwerf eene uitnoodiging ter bruiloft zhn gevoegd, terwijl het overlijdensbericht — vooral wanneer het intieme betrekkingen betreft, eene uitnoodiging bevat om de begrafenisplechtigheid bij te wonen. De toon, bij dergelijke uitnoodigingen aan te slaan, is alzoo zeer verscheiden en wordt door den aard der omstandigheden bepaald. De uitnoodiging zelve valt gemakkelijk in drieën te verdeelen. Allereerst worde de aanleiding tot de uitnoodiging met een enkel woord toegelicht, vervolgens wh'de de schrijver een woord aan het genoegen, dat de adressant hem zal doen, door de uitnoodiging aan te nemen en eindelijk trachte hij uit den weg te mimen de bezwaren, die bij den ontvanger van den brief mochten bestaan tegen de inwilüging der uitnoodiging. De uitnoodiging worde zoo geformuleerd, dat daaruit blijkt, dat de schrijver niet anders dan een toestemmend antwoord verwacht. Het antwoord, dat op eene uitnoodiging wordt gegeven, zal altijd bescheiden en met achting zijn. Het zal een min of meer vertrouwelijk karakter dragen, al naardat de betrekking is, waarin schrijver en ontvanger tot elkander staan. Raadgeving. Moge het gemakkelijk zijn raad te vragen, het valt moeielijk raad te geven. Vooral dan is dit het geval, wanneer ingewikkelde vraagstukken, zaken van hoog belang aan de orde zijn. 42 Niet tot iedereen zal men zich derhalve om raad begeven. De man, tot wien men zich wendt, moet — vooral wanneer een netelige, moeilijke kwestie wordt voorgelegd, iemand zijn met een omvangrijke zakenkennis, waaraan weder een helder doorzicht gepaard moet gaan. Wordt men om raad gevraagd, dan geve men een kort, duidelijk advies. Uit het geschreven woord moet blijken, dat het advies uit liefde gegeven is. De toon moet hartelijk zijn. Meent de raadgever, dat hij een woord van vermaan tot den ontvanger moet richlen, dan betrachte hij daarbij de spreuk : „Een zacht woord keert de"*grimmigheid." Zijn woord zal niet van de waarheid moeten afwijken. Het zal zijn „rond", waarbij alle dubbelzinnigheden vermeden zijn. Nu kan het ook zijn, dat men ongevraagd zich geroepen gevoelt, iemand van raad te dienen. Er zijn van die aangelegenheden, bij geboorte, huwelijk, ziekte, overlijden, die ons dringen, uit liefde jegens den ontvanger, een brief vol goede, behartigingswaarde raadgevingen te verzenden. Vooral dan houde men in het oog, dat slechts door bedachtzaamheid het woord ingang tot het harte van den ontvanger zal erlangen. Het woord moet gewikt en gewogen. C a d e a u x. Verplichtend zijn cadeaux nimmer. Ze worden nu eens gegeven uit vriendschap, dan weer uit dankbaarheid. Altijd echter behoort het te zijn zonder baatzuchtige bedoelingen. Nimmer ook worde het geschenk gegeven als een aalmoes. Wil een cadeau doel treffen, dan worde het niet daarin gezocht, dat het geschenk iets kostbaars moet zijn. Het cadeau moet zijn overeenkomstig den smaak en de behoefte van den ontvanger. Dan zal het in dankbare herinnering worden aanvaard en mede werken aan een nauwer samenbinden van gever en ontvanger. Wil men iemand een cadeau aanbieden, dan kan het mondeling plaats hebben, maar ook schriftelijk. In het laatste geval zal de correspondentie weer haar diensten moeten bewijzen. De schrijver bedenke dan, dat zijn brief een aangenamen, ietwat gemoedelijken toon moet dragen. Veel hangt hierbij af van de betrekking waarin gever en ontvanger tot elkaar staan. In elk geval moet de brief zoo zijn gesteld, dat het cadeau wordt aanvaard. De schrijver wachte zich evenwel het geschenk te roemen. Beter is het den brief zoo te formuleeren, dat men beoogt »met het cadeau een schuld te voldoen, weshalve men hoopt, dat het 45 drukken, wat er in het hart leeft. Men overdrijve echter niet. Ongekunsteld en oprecht, moet het hart spreken. Een liefdesverklaring moet met zorg worden afgelegd. Wijs beleid is hier noodig om in de rechte paden te wandelen. Het doel van den .schrijver is in nadere betrekking te komen tot de hem dierbare persoon en om dat doel te bereiken, zullen door hem alle gronden, — gronden die den toets der waarheid kunnen doorstaan - -worden aangevoerd, die maar dienstig kunnen zijn tot de bereiking van het wenkend ideaal. En vallen er bijzondere bezwaren te overwinnen, bezwaren voorvtloeiende uit een hoogeren levensstand, hoogeren ouderdom, weduwnaar- of weduwschap, met voorzichtigheid zal de schrijver deze trachten weg te ruimen. De vrouw is vrij om tot man aan te nemen, wie haar past, en als man af te wijzen, wie haar niet boeit. Deze regel dient elke man, die een aanzoek doet, wel te begrijpen. Hij wete, dat in den regel een toestemmend of een afwijzend antwoord wordt ontvangen. Het kan echter ook zijn, dat de aangezochte niet dadelijk een beslissing neemt, maar een meer afwachtende houding wenschelijk acht en dan zal het antwoord hopegevend of twijfelachtig worden gesteld. Hoe het te geven antwoord ook moge zijn, de schrijfster toone iemand te zijn van beschaafde vormen. Ze neme zeer de wellevendheid in acht. Waar een hoogst ernstig onderwerp haar bezig houdt, worde niet geschertst, maar geantwoord in ondubbelzinnige woorden. Moet de taal des mans zijn krachtig en moedig, de taal der vrouw zij zacht, doch niet weifelend. Zorgvuldig worde elke persoonlijke vernedering of krenking uit den brief weggelaten. Een toestemmend, zoowel als een afwijzend antwoord toone, dat de beslissing wel is overwogen. Bij weigering worde het antwoord met alle behoedzaamheid gegegeven, onder beknopte zaakrijke aanvoering der gronden, waarop de beslissing rust. Wordt eene afwachtende houding aangenomen, dan mogen in een antwoord geene verwachtingen worden opgewekt, waarvan men betwijfelt, of ze zullen worden verwezenlijkt. Waar een afwijzend antwoord teleurstellend is, moet zorg gedragen worden, dat de brief geene hoogere verwachtingen kan opwekken, dan de schrijfster zelf heeft. Een antwoord kan eigenlijk ook dan alleen hoopvol zijn, indien de aangezochte, liefde in haar borst voor den aanzoeker voelt kloppen, maar toch nog eenige bedenkingen heeft, die ze vooraf gaarne ziet opgelost. Waar het correspondentie over intieme aangelegenheden betreft, daar moet steeds stipte geheimhouding worden betracht. Te veel wordt dit vergeten. Men waant wel eens op de publieke 46 markt te mogen brengen, dat deze of gene tot een meisje een aanzoek richtte, maar een afwijzend bescheid heeft bekomen. In beschaafde kringen behoort zoo iets niet voor te komen. De correspondentie over dergelijke onderwerpen moet „geheim" zijn. Ouders voogden en vrienden. Voor gewichtige aangelegenheden wordt dikwerf raad gevraagd. Men wendt zich dan tot een bevoegde. Zoo zal ook over huwelijkszaken meermalen advies worden ingewonnen, ja zal het ouderlijk gezag steeds moeten worden erkend. Nu is er een tijd geweest, Waarin de huwelijkssluiting alleen zaak der familie was. In de dagen der patriarchen werd het verbond des huwelijks zonder dat eenige autoriteit op staatkundig terrein er zich in mengde, gesloten. Zelfs in de 16e eeuw had de verloving, in den familiekring gesloten, nog zooveel kracht, dat verbreking van dien band schier met echtbreuk op één lijn werd gesteld. Die verloving bracht in beginsel het huwelijk tot stand. En hoewel verloving thans niet meer die beteekenis heeft, toch vraagt de staat nog altijd de toestemming der ouders of bij gebreke die der voogden, terwijl voorts de adviezen van vrienden door verloofden worden op prijs gesteld. Haar man — dit worde nimmer uit het oog verloren — moet de vrouw zelvé kiezen, gelijk de man vrij moet zijn in de keuze zijner vrouw. Dat hier het ouderlijk gezag tusschen beide kan treden, om bij jonge paren een verkeerde en onbezonnen keuze tegen te gaan. is billijk en wordt terecht door het Burgerlijk Recht geöischt.' Heel iets anders is het echter, een onbezonnen huwelijk tegen te houden, dan aan eene jonge dochter, een man tegen haar keuze, of althans buiten haar eigen keuze, op te dringen. Worde dan steeds zorg gedragen, dat het advies — de familiebemoeienis nimmer in despotisme ontaardt. Er is wel eens te weinig rekening gehouden met het recht der betrokken personen en te veel met familiebelangen. Er is wel eens meer gevraagd naar eer en aanzien, die verkregen kon worden, dan naar de genegenheid van het hart en het persoonlijk geluk der'belanghebbenden. De correspondentie, die in verband met een huwelijk wordt gevoerd, drage sporen van ernst en gestrengheid en bedoele de behartiging der wederzijdsche belangen. Vergete de jonge man of vrouw daarentegen niet, om tijdig advies in te winnen. Niet ten onrechte merkte een schrh'ver eens op, dat het er wel eens op lijkt, dat zooals de kinderen het wijzen, de ouders het moeten prijzen. Vader en moeder hebben 47 eenvoudig acte te nemen, van wat zoon of dochterlief hebben beslist. Het ontbreek er dan nog maar aan, dat ook de ouders pas door eene kennisgeving mededeeling van de verloving ontvangen en een kaartje „per felicitatie" zenden. Over particuliere aangelegenheden. Zeer dikwijls zal de correspondentie tusschen leden eener familie loopen over particuliere zaken. De zoon zal, zoo hij in den vreemde vertoeft, zijn vader alles melden, wat hein maar belang kan inboezemen. Hij meldt zijlne voorspoedige reis, geeft kennis van zijn aankomst, doet mededeeling van zijn eerste indrukken,, laat niet na verslag te doen van zijne bevindingen en van den gang van zaken. Is hij voornemens huiswaarts te gaan, of moet hij voor zaken op reis, door middel der correspondentie wordt dit nieuws overgebracht. Letterlijk gaat de briefwisseling over alles tot in de kleinste bijzonderheden. Ze betreft zoowel de gezondheid, als de bezigheden van ambt, beroep en bedrijf. Ze meldt voor- en tegenspoed. Om raad en voorspraak. Dikwerf zal in de familiebrieven om raad en voorspraak worden gevraagd. Tot wien zal men beter en gemakkelijker zich kunnen wenden om advies-, dan tot een familielid? En wie zal eerder geneigd zijn, om „onze voorspraak" te wezen, dan de bloedverwant ? De familie toch zal prijs stellen op ons welzijn. Ze is immers zoo innerlijk aan ons verbonden! Nu wete men wel, dat het vragen om raad gemakkelijk gaat, maar dat goede raad duur is en op hoogen prijs moet worden geschat. De raadgever moet oprecht, zonder zich te bekommeren om de meening van den vrager, zijn antwoord geven in duidelijke bewoordingen. Ook achtte men het niet te licht, iemand met voorspraak te dienen. De voorspreker moet overtuigd zijn, dat de voorspraak gegeven kan worden, en wege zijne woorden, opdat er geen onoprecht, onwaar woord zijn mond uitga. Een voorspraak worde niet verzwakt door vleierij, maar worde ten allen tijde geformuleerd in ronde woorden. Om hulp en medewerking. De familiebrieven gaan wijders ook meermalen over onderwer pen, waarvoor iemands hulp en medewerking verlangd wordt. Is men om geld verlegen, tot een familielid zal een verzoek om hulp in den nood worden gedaan. In alle beleefdheid zal getracht worden de snaren van het familiehart in beweging te krijgen. Al moge het verdienstelijk zijn, een familielid in financieelen nood bij te staan, men vergete niet, dat ter wille der eensgezindheid in den regel familieleden niet aan eikaars beurs moeten 49 geschieden. Dat vertragen in de betuiging van dank, doet die dank in waarde verliezen. Spoedig worde alzoo de pen opgenomen, niet om in hoogdravende bewoordingen, maar om in allen eenvoud, doch hartelijk, te melden, wat er in het harte leeft. De betuiging van dank voor een bewezen dienst of voor verleende hulp gaat evenwel nog vergezeld van de bereidverklaring tot een wederdienst. Nimmer echter vrorde een indruk gegeven, alsof het de bedoeling van den ontvanger der dankbetuiging geweest kon zijn, door die daad een anderen dienst uit te lokken. Men zorge vooral den geschrevene niet te kwetsen en bezige derhalve nimmer uitdrukkingen, welke aanleiding kunnen geven tot het vermoeden, dat aan de onbaatzuchtigheid wordt getwijfeld Leedwezen. Dikwerf zullen we het woord „leedwezen" bezigen of hooren bezigen. Niet altijd echter zal een betuiging van leedwezen een gehjke strekking hebben. Nu eens zal ze vergezeld gaan van een „verontschuldiging", en dan weer eens van „berouw". In her eerste geval zal nauwkeurig worden omschreven, waarom men zich verontschuldigt. Ook dit zal verschillend kunnen zijn. Men kan met iemand hebben afgesproken, om op een bepaald uur ergens tegenwoordig te zullen zijn. Onverwachts komt er iets, dat onmogelijk maakt om aan de afspraak te voldoen. Indien mogelijk zal de persoon, met wien de afspraak is gemaakt, hiervan worden verwittigd, maar het kan ook zijn, dat zulks niet meer doenlijk is en de ander een vergeefsche reis maakt. Zulke gevallen doen zich voor in groote getale. Maar ook gebeurt het, dat onopzettelijk iets vergeten wordt, dat een onwillekeurig verzuim wordt gepleegd. Dit kan dan aanleiding worden tot het aanbieden eener verontschuldiging, waarbij niet nagelaten wordt „leedwezen" te betuigen. De taal, welke men in dergelijke gevallen bezigt is natuurlijk rondborstig. Men vleit in geene deele den persoon, wien leedwezen wordt betuigd, maar zegt hem openhartig hoe de zaken staan en dan lijdt het geen twijfel, of de betuiging van leedwezen met verontschuldiging, valt in goede aarde. Niet altijd zal men zich kunnen verontschuldigen. De zoon, die groote schulden gemaakt heeft ten nadeele van zijnen vader, of die ongehoorzaam geweest is, zal niet kunneu zeggen: „het doet me leed, vader, maar och, er zijn door mij zulke verontschuldigingen in te brengen, dat de zaak zelve van slechts weinige beduidenis is". Zeker, er kunnen omstandigheden zijn, die aannemelijk maken, dat verlichting van straf wenschelijk is. Ook advocaten pleiten in zulke gevallen clementie voor hunne cliënten. 4 50 De betuiging van leedwezen in dit geval, moet gepaard gaan met oprecht berouw. De woorden bij die gelegenheid te gebruiken, moeten sterk doen uitkomen, dat het berouw komt uit het diepste van het hart. Alle geveinsdheid moet onvoorwaardelijk veroordeeld. Openhartigheid dient hier te zijn. De brieven omtrent dit onderwerp moeten hiervan kenteekenen dragen. Toch meene men niet, dat het resultaat al is bereikt, wanneer wh' ons leedwezen betuigen en hieraan eene verklaring van berouw toevoegen. Het ideaal toch is eerst;dan verwezenlijkt, wanneer ons vergiffenis is geschonken. Aan onze betuiging van leedwezen zullen we niet enkel toevoegen eene verklaring, dat er berouw in onze ziel is vanwege de ongehoorzaamheid, maar ook zullen we niet achterwege blijven om vergiffenis te verzoeken. Onschuld. Nog een geval doet zich voor, waarin we een betuiging afleggen. Het kan zijn, dat wij worden beticht van kwaadsprekerij, van beleediging en dat, terwijl zulks onwaar is en zoo het al waar is, dat dan door ons gehandeld is te goeder trouw. In het eerste geval zullen we ons aanstonds rechtvaardigen. Op behoorlijken toon zullen we van antwoord dienen. De rechtvaardiging zullen Wh' daarbij met bewijzen staven. In het laatste geval zal door ons worden bewezen, dat door ons te goeder trouw is gehandeld en dat niet wij, maar anderen schuldig staan. Worde niet vergeten, dat het boetekleed den man niet ontsiert en dat het onschuld bepleiten, terwijl men weet niet vrij uit te gaan, van onoprechtheid getuigt. § 4. Herinneringen en Aanmaningen. De woordkeuze, gjpfïff Aan de woordkeuze dient in eiken brief de noodige aandacht te worden gewijd. Toch is ook hier weer onderscheid. Is het schrüven bestemd voor een vreemde, dan wel voor een intiemen vriend, de toon dien we aanslaan zal daarvan het kenmerk dragen. Zal altijd aan de te bezigen woorden de noodige attentie worden besteed, in het bijzonder zullen we er op letten, indien de correspondentie voor een onbekende is bestemd. Zoo ook zullen we met alle aandacht onze woorden kiezen, wanneer we iemand iets moeten herinneren, wanneer we moeten waarschuwen en aanmanen, wanneer we moeten klagen, verwijten of bedreigen. In het bijzonder moet hier gelet worden op de betrekking, die bestaat tusschen den schrijver en den ontvanger. Deze toch zal 51 zeer verschillend zhn. Een mindere zal altijd wellevend worden bejegend, maar toch is de verhouding tot een meerdere weer anders, dan die van twee personen van denzelfden stand onderling. Soms zal de schrijver dan ook optreden als een gezaghebbende, terwijl hij later gevoelt onderdaan te wezen. En naar dat de positie van den schrijver is, zal züne woordkeuze zijn. Nimmer worde de voorzichtigheid uit het oog verloren. Met vroed beleid. Wat er noodig is om gewenscht resultaat te erlangen, wanneer er meet worden herinnerd, gewaarschuwd, aangemaand, geklaagd, verweten of bedreigd, is allereerst een vroed beleid. Nimmer worde een taal van uit de hoogte gevoerd. Vooral drage men zorg, dat bij den persoon voor wien het schrijven is bestemd, geen onverschilhgheid wordt opgewekt. Zachte geneesheeren maken wel stinkende wonden, doch dit zegt in geenen deele, dat men geene beleefde vormen zal in acht nemen. Ook dan, wanneer de ontvanger zich onbetamelijk gedraagt, zal de taal van den schrijver beschaafd zijn. •Ter herinnering. Het gebeurt dikwerf, dat er iets wordt vergeten, dat iemand in gebreke blijft eene gedane toezegging te vervullen. Ook kan het zijn, dat iemand voor eene zaak zijn woord gegeven heeft, maar dat, door drukke bezigheden, zijn geheugen hem in den steek laat. Is dit het geval, dan schrijve men een enkel woord ter herinnering en het lijdt geen twijfel, of een welwillende herinnering zal voldoende zijn om de zaak in orde te krijgen. Ook kan het zijn, dat men vreest, dat iemand iets zal vergeten. Stellig zal de ontvanger het den schrijver ten goede houden, dat deze uit voorzorg hem even op een aangelegenheid attent maakt. Een waarschuwing en aanmaning. Iemand die verzuimt zijne belasting tijdig te voldoen, ontvangt eene waarschuwing, welk stuk bij verdere nalatigheid door eene aanmaning wordt gevolgd. Ook in het dagehjksch leven wordt men genoodzaakt te waarschuwen en aan te manen. Wie daartoe overgaat, moet zich wel bewust zijn, dat hh'het recht hèeft hier zijn stem te doen gelden. Ook toone hij duidelijk, dat het hem er niet om gaat, om nu maar eens te laten zien, dat hu' er is, uit persoonlijke eerzucht b.v., maar dat mj beoogt de belangen van den geschrevene. Hartelijke belangstelling in het welzyn van gewaarschuwde en aangemaande moet de grondtoon zhn. Wanne deelneming en vriendschap moet dep betrokkene 52 uit de woorden toeklinken. De overtuiging moet gewekt, dat het enkel gaat om des naasten belang. De onderwerpen, die tot waarschuwing en aanmaning aanleiding geven, zullen velerlei zijn. Een waarschuwend woord wordt geschreven ten opzichte van het gebruik van onvoorzichtige taal, voor aanslagen van een verleider. Men maant iemand om aan zijne plichten te vervullen, om verkeerde zaken na te laten, om gehoorzaam te zijn. Al naar dat het onderwerp is, zal de waarschuwing en aanmaning worden geformuleerd. De klacht. Niet lichtvaardig zal men er toe besluiten, maar toch zal wel eens een klacht uit onze pen vloeien. Gaat men een klacht uiten, dan zal nu eens benadeeling in de rechten en vrijheden, dan weer machtsoverschrijding of willekeur van anderen, daarvan de oorzaak zijn. Steeds zy men echter op zijn hoede. Een klacht moet gegrond zijn. Is dit het geval, dan behoeft men zich niet neer te leggen bij of zuchtend te berusten in de benadeeling, maar zal men zich vryelyk wenden tot den bevoegden autoriteit en mag een verzoek om bescherming worden gedaan. Niet altijd zal een klacht van denzelfden aard zijn. Het kan zijn, dat een kind een niet gewenschte behandeling op school ondervindt, en dan zal de vader klagen bij het schoolhoofd. Later zal weer de vader een klacht ontvangen over 't baldadig optreden van zhn zoon. Een andere gelegenheid geeft aanleiding by den patroon te klagen over schade door onbedachtzaamheid van zyn personeel veroorzaakt. Voorts zal de wijze van vervoer van goed ïren per spoor, iemand een klacht kunnen doen zenden aan de Directie. En zoo zijn er tal van zaken, die ons kunnen nopen tot klagen over te gaan. Klagen is geoorloofd, maar dan zonder eenige overdrijving. De feiten waarover het gaat, moeten vermeld worden precies zoo als ze zich hebben voorgedragen. Niets worde weggelaten, wat een zuiver licht op de zaak kan werpen. Vóór alles zy men waar. Men bedenke, dat indien blijkt, dat de klager door een vergrootglas zag en zijn klacht geheel of ten deele ongegrond was, dat de sympathie voor den klager afneemt. Een klager moet bij het uiten der klacht kalm in zijn gemoed zyn. Hij moet zyn drift beheerschen. Zijne taal ontaarde nimmer. Schelden, razen en tieren geven een onaangenamen indruk, 'vernederen den schrijver en benadeelen zijne zaak. Verwijten. Niet licht ga men over tot „verwijten", maar toch kan het 53 voorkomen, dat plicht zulks gebiedt. Wanneer een zoon ondanks de vele goede raadgevingen en de gedane waarschuwingen, niet nalaat den verkeerden weg te bewandelen, zal de vader genoodzaakt worden een stap verder te gaan. Ook kan verregaande nalatigheid van een 'vriend oorzaak worden, dat iemand gaat vragen, of de naam van „vriend" hem geheel en al onverschillig is geworden. Zelfs komt het voor, dat iemand, voorheen door u met weldaden overladen, u dermate met ondank loont, dat ge u geroepen gevoelt, hem voor den geest terug te roepen, wat ge voor hem gedaan hebt. Uit de taal, die men bezigt, zal blijken dat ge uit liefde tot den ontvanger schryft, maar toch zal die taal zijn met ernst en gestrengheid. Het doel van het schrijven is immers een afgedoolde terug te leiden? Bedreigingen. Onaangenaam stemt het, wanneer iemand een bedreiging moet worden gedaan. Herinneren, waarschuwen, aanmanen, dat is nog doenlijk. Bij het verwyten wordt het al moeilijker. Het hoogtepunt wordt bij de bedreiging bereikt. Indien het eenigszins anders kan, ga men nimmer daartoe over. Besluit men er evenwel toe, dan zorge men dat nooit iets wordt bedreigd, dat toch niet wordt uitgevoerd Wordt deze regel niet nageleefd, dan maakt de bedreiger zich belachelijk. > Duidelijk wordt dit, wanneer men nagaat in welke gevallen eene bedreiging voorkomt. De vader zal zijn zoon of zijne dochter by het niet leeren der lessen, by het slecht oppassen kunnen bedreigen. De patroon zal zyn knecht, die den tijd vermorst, bedreigen. De beleedigde zal den kwaadspreker zyn dreigement laten vernemen. Wordt een zoon nu met stokslagen bedreigd, waarvan hy* weet, dat ter wille zijner zwakke moeder deze niet zullen worden gegeven, dan zal de bedreiging geen resultaat geven. Dreigt de beleedigde den kwaadspreker, terwyl deze weet, dat hy voor hem vreest, het dreigement baat niet. Slechts dan wordt het doel bereikt, indien de bedreigde weet, dat de bedreiger een man is van zyn woord. Zulk een bedreiger zal niet vele woorden bezigen. De woorden zullen echter welbewust worden neergeschreven. Ze zullen zijn kort, maar krachtig. § 5. Beroepsbrieven. Wellevendheid. Zal by eiken brief de wellevendheid worden in acht genomen, in het bijzonder mag dit wel plaats hebben, wanneer de correspondentie het beroep of het ambt aangaat. 54 Van groot belang toch voor het welslagen der affaire zal zijn, dat — met vermijding van overtollige complimenten en ïjdele hoffelijkheden, de taal waarvan men zich bedient, is die van beschaafde'vormen. Daarbij moet ze zijn zoo kort mogelijk en hoogst duidelijk. Alles wat dubbelzinnig is en tot misverstand aanleiding kan geven, behoort te worden vermeden. Moet ten alle tijde de titulatuur wèl worden behartigd, het kan voorkomen, dat weglating in sommige beroepsbrieven toelaatbaar is. S^IÉI Circulaires. Het komt voor, dat men aan een groot aantal adressen eene kennisgeving wil doen. In dit geval is het onmogelijk alles eigenhandig te schrijven. Alleen zou het uitvoerbaar zijn om door middel van een vermenigvuldiger, een hectograaf b.v., een aantal afdrukken te maken. In den regel geeft men echter de voorkeur aan de drukpersproducten. . Men laat dan drukken een aantal circulaires, waann met duidelijke letter, waarop aanstonds aller aandacht valt, wordt te kennen gegeven, wat de schrijver heeft te zeggen. Het spreekt vanzelf, dat men in een circulaire niet uitvoerig van stof kan zijn. Kortheid en bondigheid zijn ook hier aan te bevelen, mits de duidelijkheid maar steeds wordt betracht. De titulatuur neemt men bij zulke circulaires niet in acht. Een eenvoudig M., Mijnheer, enz. wordt geschreven. Men zorge evenwel op het adres de juiste titels te plaatsen, of wel, men schrijve de letters: S. T. Bij verschillende gelegenheden. Bij verschillende gelegenheden wordt men geroepen een brief te formuleeren in verband met zijn ambt, beroep of bedrijf. Nu eens zal de oprichting eener zaak, dan weer hare uitbreiding, verplaatsing of likwidatie correspondentie eischen. Ook komen voor aangelegenheden in verband met de uitoetening van het bedrijf, als bestellingen, reclames, betaling, enz., die vorderen, dat een brief wordt opgesteld. In vijf hoofdgroepen vallen de brieven te verdeelen, die met het bedrijf of beroep in verband staan. . Tot de eerste groep kunnen gerekend worden, de benchten en kennisgevingen omtrent vestiging, uitbreiding, likwidatie van zaken, enz. Vervolgens krijgen we de aanbevelingen te geven ten behoeve van dienstpersoneel of door anderen van onze affaire. Wijders zullen noodig zijn, verzoeken om inlichtingen, raad, enz. Eindelijk komen de bestellingen en ten slotte vragen rekeningen en in verband daarmede „betalingen" de aandacht. Afdeeling 3. Een voorbeeld. De Stij 1. Van veel belang voor den briefschrijver is de wijze, waarop hij zijn gedachten schriftelijk uitdrukt. De stijl kan zün kort en bondig, helder als glas, maar ook langdradig en alzoo zwaar te verstaan. De stijl in de correspondentie behoort altijd duidelijk te zijn en vooral worde er naar gestreefd, om beschaafd Nederlandsch te schrijven. De beste whze voor een briefschrijver, om een behoorlijken stijl te erlangen, is het lezen. Lezen, niet van allerlei romannetjes, wier gansche taalschat — zoo iemand het eens uitdrukte — draait om liefde en trouwen, maar lezen van alles wat voor eene algemeene ontwikkeling noodzakelijk is. Aan elk vak van wetenschap toch ontleenen onze schrijvers en dichters hun beelden en uitdrukkingen, en dat zet hun stijl een ongemeene levendigheid en frischheid bij. Maar bovendien, ook vele eenvoudige woorden en uitdrukkingen worden eerst dan recht verstaan, wanneer men ze in de betrokken wetenschap in hun eigen omgeving heeft leuren kennén." Niemand dan ook, die zich een fermen schrijftant wil eigen maken, kan buiten'kennis der natuur, van geschiedenis, aardrijkskunde, enz. Onze tijd schenkt in goedkoope leesbibliotheken, tijdschriften, dagbladen daartoe in overvloed gelegenheid. Natuurlijk dienen ook de letterkundige werken te worden gelezen. Men leze pennevruchten van Oltmans, Maclaren, Bosboom-Toussaint, Miss Yonge, Amy le Feuvre, Penning, Mej. Kuyper en zoovele andere beroemde schrijvers en schrijfsters. Het lezen geschiedde evenwel met volle aandacht, want alleen zulk lezen bevordert de levendigheid van den stijl; geeft hem welluidenheid, zoo iets van een goed gehoor op het gebied der muziek; en kweekt bondigheid. §1111 Modellen. Ongetwijfeld valt het velen niet moeilijk een modelbrief te vervaardigen. Toch meene men niet, dat het mogelijk is een jreeks modellen te schrijven, die tot resultaat zal erlangen, dat velen die voorbeelden volgen. Elk vogeltje zingt, zooals het gebekt is en ieder schrijver heeft zijn eigen stijl. Tot dusverre gaven we dan ook geen modelbrieven, maar somden we op, aan welke vereischten de brieven zooal moeten 69 Een verzoek om geld. Leiden, 18 Januari 1916. Waarde voogd, Het verzoek dat ik u te doen heb zal u misschien verbazen, na mijn voornemen om mijn jaargeld niet te boven te gaan. Dit is evenwel niet voor eigen gebruik, en 't zal naar ik hoop niet weer gebeuren. , U zoudt mij zeer verplichten door mij f 1000 te doen toekomen, op de wijze die u het beste dunkt. Alleen zou ik ze graag gauw willen hebben, 't Spijt mij dat ik niet zeggen kan waarvoor ik ze noodig heb, maar ik vertrouw op uw goedheid. Uw hartelyk toegenegen Karei. Een vermaning. Haarlem, 19 Januari 1916. Waarde Karei, Hedenmorgen Uw brief ontvangen hebbende, meld ik U, dat dit schrhven mij meer heeft bedroefd dan verbaasd, daar hij ongelukkig bevestigt wat ik reeds had vernomen, namelijk dat gij, hetzij door zwakheid om aan de verleiding weerstand te bieden, of door eigen lichtzinnigheid en onstandvastigheid, u aan het verderfelijke en schandelijke geldspelen hebt overgegeven, en dat gij u daardoor in moeilijkheden hebt gebracht, die u noodzaken mij om geld te vragen. Het doet mij ernstig leed te bemerken, dat noch de beginselen waardoor gij u vroeger liet leiden, noch de beloften, die u heilig moesten zijn, sterk genoeg zijn geweest om u voor eene verzoeking te bewaren, die nooit vat moest hebben op iemand, wien liefde voor de studie bezielt. Ik weet niet, hoe lang ge u reeds aan die verderfelijke gewoonte overgeeft. Ik wil liever gelooven, dat het nog eerst van korten datum is, hoewel ik dit niet goed rijmen kan met de grootte der som, die gij vraagt. Het zou, vrees ik, verloren moeite zijn u al de redenen onder het oog te brengen, die u van zulk een stap hadden moeten terughouden. Ik kan u alleen smeeken er een einde aan te maken, en te bedenken, dat oneer en schande de gevolgen zijn van deze ondeugd. Als uw voogd zal ik natuurlijk doen wat in mijn vermogen is om u uit de moeilijkheden te helpen, waarin gij uzelven gebracht hebt. Maar in de eerste plaats vorder ik een volkomen vertrouwen en een volledige bekentenis, bovenal wensch ik te weten waarvoor gij deze groote som noodig hebt. Bedenk dat de grootste openhartigheid van uwe zijde noodig is, zal ik u uit die moeilijkheden kunnen redden. 70 Vurig hoop ik, dat ge uw onschuld zult kunnen bewijzen. Al hadden tien mannen er een eed op gedaan, ik zou nooit geloofd hebben, dat ge ons zoo kondt behandelen, na al de liefde, die wij u betoond hebben. Ik zou het nooit geloofd hebben als Corrie mij niet met de stukken overtuigd hadt, en 't spijt haar evenveel als mij. Kom, zeg mij de volle waarheid en ik zal mhn best doen alles in orde te brengen. Ik ben toch , uw voogd en meen het goed met u. Uw toegenegen J. Simons. Een verontschuldiging. Leiden, 21 Januari 1916. Waarde voogd, Het door mij van U ontvangen schrijven, verwonderde mij grootelijks en smartte mij zeer. Ik begrijp volstrekt niet welke bewijzen Tante Corrie meent te hebben van iets, dat ik nooit deed, en daarom kan ik er niets anders op antwoorden, dan dat ik nooit van mijn-leven met geld gespeeld heb. Schrijf mij toch wat zij bedoelt en ik zal er u op antwoorden. Wat uw eisch van een openhartige bekentenis aangaat, ik zou u natuurlijk velerlei kunnen vertellen, waarin ik niet goed heb gehandeld, maar niet in den zin dien Tante bedoelt. Op dat punt heb ik niets te bekennen, 't Spijt me, dat ik u omtrent die f 1000 geen voldoende inlichting kan geven, maar ik gaf mijn eerewoord, dat ik het doel, waarvoor ik ze hebben wilde, zou verzwijgen. Ontvang mijn dank voor de vriendelijke woorden aan het slot - van uw brief. Als het einde was zooals het begin, weet ik niet hoe ik het had uitgehouden. Uw liefhebbende Karei. Ee[n bedreiging. Haarlem, 23 Januari 1916. Waarde Karei, Daar gij weigert mij het vertrouwen te schenken, waarop ik met recht aanspraak maak: daar gij de opheldering die ik u gevraagd heb ontwijkt, heb ik alle reden om te veronderstellen, det gij niet langer als een der onzen te H. wenscht te verkeeren. Als voogd 'herhaal ik, acht ik mij verplicht zorgvuldig over uw gedrag te waken en u, zoo mogelijk, terug te brengen van den slechten weg; maar verder houdt alle betrekking tusschen u en mijne familie op. Uw toegenegen J. Simons. 71 E en woo'rd van |b e r o ujw." Leiden, 1 Februari 1916. Waarde voogd, Mijn gedrag is onverantwoordelijk geweest, dat voel ik. |Ik smeek u en tante het mij te willen vergeven en laat verder alles aan u over. Later hoop ik meer te sehrijven.j Uw^toegenegen kKarel. ';[Y/er gif f enjfs. Haarlem, 8JFebruari 1916. qffjii Waarde Karei, Nog steeds heeft oom u niet geantwoord, omdat hij zegtjdat spreken beter is dan schrh'ven, en omdat wij hopen, dat gij'wèl in staat zult zijn, om vóór Zondag over acht dagen bij ons te komen. Tevergeefs trachtte ik oom over te halen om u een woordje te schrijven, maar hij zegt, dat hij u door mij wil laten weten, dat hij volkomen bereid is om alles te vergeven en te vergeten, maar dat hij liever alles met u wil bespreken als gij hier zijt. Uw liefhebbende zuster Klasina. Verzoek uitstel betaling. Sneek, 19 Februari 1916. WelEdelGeboren Heer, Zij het met eenige schuchterheid, toch zie ik mij genoodzaak UwelEdelGeborene te melden, dat het mij in de gegeyen omstanstandigheden niet mogelijk is, om aan mijn financieele verplichtingen te voldoen. Het is UwelEdelGeborene bekend, dat ik 1 Augustus 1914ials landweerpl. onder de wapenen ben gekomen en dat ik eerst de vorige maand met onbepaald, klein verlof, naar huis ben teruggekeerd. In al die maanden heeft mijn affaire stil gestaan, zoodat voor mijn gezin de uitkomsten enkel hebben bestaan uit de aan mijne vrouw uitgekeerde landweervergoeding van f 1.— per dag. Van deze inkomsten heb ik voorts ook nog moeten betalen de geneeskundige hulp, die noodig was voor mün ziek dochtertje, alsmede de kosten der versterkende middelen. Uit deze mededeeling is het UwelEdelGeborene duidelijk, dat onze spaarpenningen zijn ingeteerd en dat ik voorloopig uitstel van betaling aan UwelEdelGeborene moetjvragen. 72 Van harte hoop ik, dat UwelEdelGeborene mijn verzoek zal inwilligen. Met de meeste hoogachting ben ik TJWelEdelGeb. dw. dn. J. D. Aalders. Het antwoord. Alkmaar, 22 ^Februari 1916. Waarde Vriend, Het deed mij ernstig leed van U te moeten vernemen, dat U door de mobilisatie niet aan Uwe flnancieele verplichting kunt voldoen. Steeds hebt ge getrouw Uwe plichten nagekomen en volgaarne verleen ik U dus uitstel van betaling. Wellicht is 't U onbekend, dat personen als gij geholpen kunnen worden. In 's-Gravenhage is gevestigd het Koninklijk Nationaal Steuncomité 1914, dat weer vertakkingen heeft in alle deelen des lands, ook ten uwent. Dit comité kan U helpen aan een bijdrage en wel plaatselijk voor versterkende middelen en nationaal voor steun voor huur, rente en kosten geneesheer. Voorts bestaat er eene vereeniging „Nationale Vereeniging tot steun aan Miliciens enz." die ook in de diverse gemeenten correspondenten heeft. Deze Vereeniging is bereid steun te verleenenaan gedemobiliseerden. Voorts is er eene Regeeringscommissie inzake Middenstandscrediet te 's-Gravenhage, die beoogt gedemobiliseerde militairen, die vóór de mobilisatie neringdoenden of bedrijfshoofden warén, en voorschot behoeven, te helpen aan een voorschot tegen eeji billijke rente, naar ik meen 5°/0. Wellicht dat deze mededeelingen voor U van belang kunnen zyn. Met hoogachting, Uw Dn. Mr.|Waterschout. Verzoek kwijtschelding Landhuur. Nijkerk, 29 Februari 1916. WelEdelGestrenge Heer, De ^ watervloed van [Januari 1916 is oorzaak geworden, dat de jin mijn schuur aanwezige voorraden landbouwproducten geheel zijn verloren geraakt en dat ook myn veestapel verhezen heeft geleden. Al bestaat er hoop, dat de commissie voor steunverleening,,- ook aan mij eene schadevergoeding zal toekennen, toch blijft de ramp voor mij vreeselh'k. Moge ik eenig geld krh'gen om mijne zaken weder op gang te helpen, de achter- 73 stallige huur zal ik niet kunnen betalen en zoo zie ik mü genoodzaakt, een beroep te doen op Uwe milddadigheid. Met allen aandrang verzoek ik beleefd, kwijtschelding van de nog niet betaalde landhuren. Een gunstig antwoord, zal gaarne spoedig door mh' worden ontvangen. Met beleefde groeten, Uw huurder V. « ; P. Janse. HOOFDSTUK 11. VERZOEKSCHRIFTEN. Afdeeling I. Het Petitionement. Verzoeken. „Ieder heeft het recht om verzoeken, mits schriftelijk aan de bevoegde macht in te dienen. Elk verzoek moet door den verzoeker onderteekend zijn. Onderteekening uit naam van anderen kan alleen geschieden krachtens schriftelijke, bij het verzoek overgelegde volmacht. Wettig bestaande lichamen kunnen aan de bevoegde macht verzoekschriften indienen, doch'alleen over onderwerpen tot hun bepaalden werkkring behoorende." Zoo luidt het 8ste grondwetsartikel, het artikel dat aan een ieder het recht toekent om verzoeken aan de bevoegde macht in te dienen. Toch moeten niet onder de alhier bedoelde verzoeken worden verstaan, requesten om persoonlijke gunsten en verzoekschriften waarin op rechtsherstel wordt aangedrongen. De verzoeken, die de grondwet op het oog heeft zijn de zoodanige, die een min of meer algemeen belang betreffen. Het zijn de zoogenaamde „petities", waarin een meening wordt uitgesproken over wetsontwerpen of politieke maatregelen. En deze adressen mogen worden gezonden aan de bevoegde macht, aan den persoon of het college, dat men voor bevoegd houdt. Private personen. Volgens de grondwet kan ieder verzoeken. Aan een ieder, derhalve niet speciaal aan Nederlanders en ingezetenen, is de bevoegdheid toegekend, om zijne meeningen kenbaar te maken. Toch wordt niet bedoeld, dat aan ambtenaren de vrije uitoefening van het petitierecht niet mag worden ontzegd. Waar de grondwet nog de aandacht op vestigt is, dat het verzoek schriftelijk moet worden gedaan en door den verzoeker moet worden onderteekend. Mocht de verzoeker daartoe niet in staat zijn, dan wordt de onderteekening door een ander toegelaten, mits dit geschiede krachtens eene schriftelhke volmacht, die bij het verzoek moet worden overgelegd. Door Rechtspe'rsonen. Private personen kunnen verzoeken indienen. Doch deze niet Af deeling 2. Verzoekschriften. Verzoeken. Behalve de petities in technischen zin, waarvan eene meening wordt uitgesproken over wetsontwerpen of politieke maatregelen, komen er nog vele verzoeken voor, die meer onderwerpen van algemeenen aard behandelen. Zoo zal de een verzoeken geschonden recht te herstellen, zal een ander vragen om een persoonlijke gunst of bevordering van een privaat belang, terwijl weer het verzoek van een derde zal zijn, een bezwaarschrift. De beide eerstgenoemde verzoeken zijn meer eigenlijke verzoekschriften, het laatste noemt men in den regel bezwaarschrift. Private personen. Is ieder bevoegd, een petitie te richten tot de bevoegde macht, verzoekschriften als thans worden bedoeld „kunnen" worden gedaan door ieder, die overeenkomstig de bestaande bepalingen daarvoor in aanmerking komt. Zoo zal een verzoek om een persoonlijke gunst niet kunnen worden ingewilligd, wanneer de verzoeker ééne der vereischten mist, wier bezit voor de verleening dier gunst wordt gevraagd. Als algemeene regel kan worden gesteld, dat de Koningin aan alle onderdanen onmiddellljken toegang verleent, en dat burgerlijke personen zich rechtstreeks tot de overheden, hoogere en lagere, kunnen wenden. Militairen evenwel moeten hunne verzoeken, voorzoover deze geen burgerlijke zaken betreffen, of een onderwerp vormen, waarin de militaire departementen niet zijn betrokken, indienen door tusschenkomst hunner autoriteiten en dat wel naar de regelen daarvoor getroffen. Is het niet geoorloofd een petitie voor een ander te onderteekenen, een verzoek kan, tenzij bij wet of verordening anders daaromtrent is beslist, wel voor een derde worden gedaan. Zoo mag, een ingezetene eener gemeente, die den Raad dier gemeente schadeloosstelling verzoekt wegens een ongeluk hem door den slechten staat van gemeentewerken veroorzaakt, dit ook tegelijk namens anderen doen, zonder verplicht te zijn, een volmacht van die anderen over te leggen. Door Rechtspersonen. Zijn Rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties bevoegd petities te doen, dan zullen ze, evenals de publiekrechtelijke 105 Het gezegeld papier is in vijf soorten te bekomen en wel: Groot Eeg. papier, prijs in hoofdsom ƒ1.— met 50 opc. ƒ1.50 Register papier „ „ „ „ 0.75 „ „ „ „ 1.12; Gewoon papier, „ „ „ „ 0.50 „ „ „ „ 0.75* Half vel gew. papier „ „ „ „ 0.25 „ „ „ 0.37, Klein papier, „ „ „ „ 0.15 „ „ „ „ 0.22s Het klein papier is bestemd voor eenzijdige onderhandsche acten en geschriften, opgemaakt zonder tusschenkomt van openbare ambtenaren. Een half vel wordt gebezigd voor onderhandsche acten en geschriften, die wederkeerig verbindend zijn o.a. koopacten. Gewoon papier wordt gebruikt voor minuten van openbare ambtenaren enz. Voorts kan het zijn, dat het te gebruiken zegel in verband staat met de sommen der geldwaarden in de op te maken stukken te vermelden, b.v. bij huurcontracten, handelspapier en effecten. In dit geval spreekt men van evenredig zegelrecht. Men lette er op, dat een afdruk van den zegelstempel noch aan de voorzijde, noch aan de keerzijde beschreven, beschadigd of onkenbaar gemaakt mag worden. Verschrijft men een zegel, dan kan — zoo het geene handteekeningen bevat en het ongeschonden is, dit ter inwisseling worden aangeboden aan de zegelkantoren. De Registratie. Is eene acte opgemaakt, dan wordt ze zoo noodig naar den ontvanger der registratie gezonden. Deze ambtenaar schrijft het. stuk in, in een register en voorziet het van een onderschrift, waaruit blijkt, dat het stuk geregistreerd is. Met deze inschrijving is de dagteekening van het stuk vastgesteld en kan van het stuk zoo noodig in rechten gebruik worden gemaakt. Voor deze inschrijving is soms geenerlei bedrag verschuldigd. Soms ook zijn stukken van registratie vrijgesteld, of worden ze gratis geregistreerd. Van een groot aantal acten wordt een vast recht geheven van ƒ1.20 b.v., en van weer andere acten hangt het te betalen recht af van de bedragen, waarover de acte loopt. In dit geval bedraagt het" recht minstens 30 cent. Men zorge evenwel een stuk tijdig te laten registreeren. Vele acten moeten binnen een zekeren termijn worden geregistreerd, terwijl nalatigheid boetvalligheid medebrengt. Opcenten. Op een acte kunnen alzoo vallen zegel en registratierechten. Uitdrukkelijk bepaalde de wet, dat over de rechten van registratie en hypotheek geen opcenten worden geheven. Bij de leeningswet 110 De machtiging wordt geschreven op een zegel van 15 cent in hoofdsom. Voor registratie is, zoo dit gevorderd wordt, f 1.20 verschuldigd. Na het overlijden. Overlijdt één der echtgenooten, dan dient men, indien er minderjarige kinderen zijn, aanstonds tot voogdenstelling over te gaan. De kantonrechters dragen dikwerf zorg, dat de overblijvende van het echtpaar hiervan wordt verwittigd onder opgave van de zitting voor voogdenstelling. Zijn de nagelaten betrekkingen — weduwnaar of weduwe en kinderen — onvermogend tot betaling der kosten op die voogdenstelling vallende, dan vrage men een certificaat van onvermogen bij den Burgemeester, die dit stuk op verklaring van minstens twee meerderjarige, hem bekende manspersonen, kan afgeven. . Zoo noodig voorzien van die verklaring, begeeft men zich naar den kantonrechter. Het kan echter zijn, dat van de vier familieleden — twee van weerszijden, één of meerdere verhinderd zijn mee te gaan. In dit geval kan een onderhandsche volmacht voorzien. Deze volmacht is bij verklaring van onvermogen vrij van zegel en wordt in andere gevallen gesteld op een zegel van 15 cent in hoofdsom. . Hertrouwt een vader-voogd of moeder-voogdes, dan is bevestiging in de voogdij noodig. Successi e-m e m o r i e. Binnen zes maanden na het overlijden van een Rijksingezetene, moeten de erfgenamen ten kantore der Registratie een schriftelijke memorie voor de successie indienen. In dit stuk worden vermeld de bezittingen en de schulden van den overledene, en daarin worden de erfgenamen opgegeven, met het erfdeel, dat ieder te beurt valt. Ieder erfgenaam kan het stuk afzonderlijk indienen, of ook te zamen „op één stuk" kan men de memorie-aangifite doen. Laat iemand niets of minder dan ƒ300 na, dan wacht men in den regel met de indiening der memorie, totdat eene waarschuwing wordt ontvangen. Met die waarschuwing vervoegt men zich dan ter secretarie der gemeente, alwaar de burgemeester een verklaring afgeeft, dat erflater niets heeft nagelaten en dat de erfgenamen onvermogend zijn, tot het indienen eener memorie. <■ , Mocht de erflater eenig vast goed bezitten, dat zoo bezwaard is, dat hij inderdaad geen cent nalaat, dan neemt de Registra- 122 ue kosten te betalen vallende op de bevestiging in die voogdij, blijkens Certificaat van onvermogen, afgegeven door den Burgemeester van , den ). Verteekend te , den 19 . P.S. Het slot der machtiging kan in een ander geval luiden: „worde benoemd tot moeder-voogd es en , van beroep , wonende te , tot toeziend voogd, over voorgeschreven minderjarige kinderen." Successie-mem orie. MEMORIE van aangifte der nalatenschap van wijlen De ondergeteekenden: , van beroep , wonende te ;— - , Van beroep , wonende te als in algeheele gemeenschap van goederen gehuwd met enz. Verklaren, dat op den op zijne laatste woonplaats te , ab intestato (zonder testament) is overleden nalatende tot zijne eenige erfgenamen ingevolge de wet, zijne kinderen (namen) ; Dat de nalatenschap van den erflater bestaat uit: ACTIEF. Onroerende goederen. Eene huizinge met erf, tuin en boomgaard, kadastraal bekend Gemeente , Sectie , nummer , groot are, centiare, geschat op ......... - f Een perceel weiland, kadastraal enz. .... „ Roerende goederen. Gouden èn zilveren werken getaxeerd op v ~. „ Opbrengst van verkochte meubelen, huisgeraden en verdere aanwezige goederen, na aftrek van strijk- en verhooggelden en andere onkosten „ a f , blijft : „ Kleederen en lijfdracht geschat op „ 3 23 Effecten. obligatien (naam), a (geldswaarde) of f—, a %, waardig t Vorderingen en baren. Eene hypothecaire vordering ten laste van groot ;~ » Rente van tot en met den sterfdag „ Loopende huren van voorgeschreven vastigheden Van tot en met den sterfdag » Aan contanten een bedrag van " Samen een actief der nalatenschap van den f overledene van - t—~ - PASSIEF. De overledene is schuldig: aan , van beroep , wonende te , wegens geleverde / Personeele belasting van tot „ Begrafeniskosten - » f Resteert zuiver de nalatenschap van den erflater ten bedrage van / Dat de overledene geene goederen als bezwaarde erfgenaam of in vruchtgebruik bezat, nog dat door dit overlijden eenige periodieke uitkeering is vervallen of overgegaan en dat de overledene geene andere effecten of rentegevende schuldvorderingen heeft nagelaten en dat de bestaande schuldbekentenissen niet zijn opgemaakt om successierechten te ontduiken. Verteekend den .191 • Acte van scheiding. De ondergeteekenden: van beroep , van beroep , beiden wonende te —; , van beroep , wonende te , als in algeheele gemeenschap van goederen gehuwd met ; van beroep 125 waarin zij zich bevinden met alle daaraan verbonden rechten en bezwaren, lusten en lasten en erfdienstbaarheden als van ouds, zonder eenig verhaal. 2», Dat de verkrijgers de goederen dadelijk kunnen aanvaarden, gaande de hoed, noed en het onderhoud op heden in, terwijl alle omslagen en belastingen vanaf heden voor hunne rekening zullen zijn. Voorts verklaren de deelgenooten dat ieder de titels van het aan hem toegedeelde heeft ontvangen, waarvoor zij elkander kwiteeren. Ten slotte verklaren de deelgenooten en , de hun toekomende toehaken te hebben ontvangen, waarvoor zij kwitantie verleenen. Waarvoor acte in viervoud opgemaakt den Koopacte. De ondergeteekende , van beroep , wonende te , verklaart door deze te hebben verkocht aan :, van beroep , _ wonende te , die door mede- onderteekening dezer in koop verklaart aan te nemen: Een huis en erf, staande en gelegen te ten kadaster bekende gemeente Sectie , No , door ver¬ kooper in eigendom verkregen bij proces-verbaal van provisio- neele en finale toewijzing, verleden voor notaris , te , den 1900 en , overgeschreven ten kantore van hypotheken te ., den , deel. No , en zulks met al de lusten en lasten, rechten en gerechtigheden van dat perceel, zoodanig en in dien staat, waarin het zich heden bevindt. De kooper zal het gekochte dadelijk in genot en bézit kunnen aanvaarden, mits van af heden voor zijne rekening nemende en voldoende alle grond- en andere lasten. En is wijders deze koop en verkoop geschied voor de som van gulden, welk bedrag moet worden betaald in handen van en op kwitantie van den verkooper, in één termijn op den Eindelijk verklaart de kooper van den verkooper te hebben overgenomen al de bewijzen van eigendom van het verkochte, welke bij den verkooper voorhanden waren. Aldus opgemaakt en geteekend te , den 191<*« Onderteekening. 127 ontbonden wordt geacht te zijn, machtigt hij den verhuurder onherroepelijk hem huurder inet de zijnen en het zijne uit het gehuurde te zetten of te doen zetten, desnoods met behulp van den sterken arm der politie, zonder deswege ooit eenige actie tegen den verhuurder te verkrijgen. Gedaan te , den - 1900 en Be huurder, De verhuurder, Schuldbekentenis. De ondergeteekende , van beroep , wonende te , verklaart ter zi;ke hem geleende gelden schuldig te zijn aan , van beroep , wonende te , eene som van gulden, aannemende en zich verbindende gemelde som op de eerste te zijnen koste te geschieden aanmaning terug te zullen geven in een termijn en om van gemelde som aan de afbetaling eene rente te zullen betalen gerekend naar ten honderd in het jaar vanaf heden, vervolgens telken jare op gelijke dagteekening zullen verschijnen en vorderbaar zijn en loop houden tot de volledige terugbetaling der hoofdsom, een en ander te voldoen aan en ten huize van schuldeischer of zijne rechtverkrijgenden in klinkende gangbare Nederlandsche munt of in hier te lande als wettig ruilmiddel gangbaar bankpapier, zullende deze sehuld niet voor verdeeling vatbaar zijn. Bij wanbetaling der rente op den verschijndag zal de verschenen rente weder rente doen naar ten honderd 's jaars. Verteekend, den 191 . Goed voor gulden, (eigenhandig) Handteekening (eigenhandig). Arbeid s-overeenkomst. Op heden den is tusschen , wonende te als werkgever en _ wonende te als arbeider, aangegaan de volgende arbeidsovereenkomst. Artikel 1. De arbeider verbindt zich in dienst van den werkgever in zijn onderneming werkzaam te zijn en alle werkzaamheden te verrich- 128 ten, die hem door of namens den werkgever, in zijne onderneming zullen worden opgedragen. Art. 2. De werkgever verbindt zich voor dien arbeid als loon te betalen Art. 3. Geen loon is verschuldigd voor den tijd gedurende welken de arbeider den bedongen arbeid niet heeft verricht. Geen loon is dus verschuldigd in de gevallen van vrijwillig of gedwongen verzuim als bedoeld in de artt. 1638c en 1638d van het B. W. Art. 4. De betaling van het loon zal wekelijks geschieden. Art. 5. De dienstbetrekking wordt aangegaan voor onbepaalden tijd. Behoudens in gevallen, in de Wet genoemd, zal de dienstbetrekking eindigen: 1. Indien zij 14 dagen of korter heeft bestaan, onmiddellijk door opzegging; 2. Indien zij langer dan 14 dagen heeft bestaan, door een dag te voren mede te deelen, dat zij zal eindigen. , den 19 - De Patroon" (handteekening). De^Arbeider (handteekening). HOOFDSTUK IV. PLICHTEN EN RECHTEN. Af deeling I. Van algemeenen aard. Plichten en Rechten. Op welk terrein men zich ook begeve, overal hoort men gewagen van verplichtingen, waaraan men heeft te voldoen, en van rechten, die men kan laten gelden. Dit geldt zoowel de onderdanen in den Staat, als de leden der Maatschappij in de samenleving, zoowel de leden van eene Kerk of van een Kerkgenootschap in de Kerk of in dat Kerkgenootschap, als de leden eener vereeniging in die vereeniging. En in bijzonderen zin ook vallen er plichten te vervullen en zijn er rechten, waarop aanspraak moet worden gemaakt in het huisgezin, tusschen man en vrouw en ouders en kinderen. Hoe onderscheiden het gebied ook moge zijn, ten allen tijde kan men van plichten en rechten spreken. Plichten. Spreken onze juristen van beschreven en onbeschreven recht, men kan ook de te vervullen plichten indeelen in twee groepen' onbeschreven en beschreven plichten. Zullen de na te komen verplichtingen in den staat, in de kerkgemeenschap en in de vereeniging in den regel nader omschreven zijn in eene wet, een reglement of een statuut en zullen deze verplichtingen dus behooren tot de groep, „beschreven plichten" er blijven toch nog wel plichten ter vervulling over, die niet in eenige bepalingen zijn vervat. Zoo zal geen enkele grondwet eene bepaling bevatten, waarin gehoorzaamheid aan het Staatsgezag wordt opgelegd. En toch — -al zwijgt de wet over dit punt — gehoorzaamheid aan het staatsgezag is de eerste plicht, die op de onderdanen rust. Naast de onbeschreven plichten, bestaan verschillende andere verplichtingen, welke weder in twee hoofdsoorten vallen te onderscheiden. Er zijn positieve en negatieve plichten. De eerste vragen „iets te doen", de tweede iets na te laten". De eerste zijn van de meeste beteekenis en kunnen weder in tweeën worden verdeeld. Het komt toch voor, dat iemands persoonlijke hulp wordt geeischt, om iets te doen en zoo zijn deze plichten van persoonlijken 9 130 aard. Bij een volgende gelegenheid evenwel betreffen de na te leven plichten stoffelijke zaken en zijn ze derhalve van zakelijken aard. Persoonlijke plichten. Zijn de onbeschreven plichten meestal weinig in getal, beschrevene plichten zijn er meerdere. En van de laatste zijn — ten minste in den staat — de plichten van zakelijken aard van meer belang, dan die van persoonlijken aard. Vroeger stond dit anders. Toen traden in den staat de persoonlijke plichten op den voorgrond. In den loop der eeuwen is deze soort evenwel in beteekenis is verminderd. De persoonlijke medewerking wordt thans in veel minder gevallen gevorderd. In onze dagen kent men in het staatsleven nog de plicht om mede te werken tot handhaving der onafhankelijkheid en daarom treden Neerlands zonen in dienst van militie, landweer en landstorm ; we kennen nog de justitieele plicht en laten niet na, daartoe geroepen, op te treden als getuige of deskundige in een strafzaak of doen aangifte eener justitiezaak; hebben wij het politierecht en moeten we, daartoe verzocht, bijstand verleenen aan de politie of — indien de verordening zulks bepaalt — hulp' verleenen bij de brandweer, en ten slotte moeten ouders, voogden en verzorgers van schoolgaande kinderen voldoen aan den leerplicht, opdat de kinderen geregeld ter school worden gezonden. Van zakelijken aard. „Persoonlijke plichten" kennen we aan de eene zijde en „zakelijke aan de andere zijde. De eerste vragen onze persoon, de laatste ons geld of goed. Zoo moeten wij als staatsburgers door geldelijke bijdragen in de onkosten, die de inrichting van den staat en de vervulling van de taak van dien staat medebrengt, voorzien. De belastingplicht is in het staatsleven wel de eerste en de meest drukkende zakelijke plicht. En aan dien plicht moet door iederen inwoner, Nederlander en vreemdeling, worden voldaan. Wijders kan onze bezitting door ons moeten worden afgestaan. Indien het algemeen belang zulks vordert, kunnen we uit den eigendom worden ontzet; kan van ons eenig goed - • b.v. bij besmettelijke ziekte — worden vernietigd of onbruikbaar gemaakt. Zelfs spreekt de grondwet van een plicht, waarbij wij bepaalde leveranties moeten leveren, iets wat in dagen van oorlogsgevaar dikwerf voorkomt. En al moge, vooral door het snel vervoer, dit in normale tijden niet meer van die beteekenis zijn als weleer, toch hebben we als plicht van zakelijken aard, het verschaffen van inkwar- 131 tiering en onderhoud aan het krijgsvolk. In de dagen der manoeuvres moge deze plicht in sommige gemeenten aan de inwoners worden opgelegd, bij mobilisatie van land- en zeemacht komt dit veelvuldig voor. Positief en negatief. Een enkel woord werd aan de positieve verplichtingen gewijd. Bij nadere beschouwing komt duidelijk aan het licht, dat deze plichten, die niet enkel op het gebied van den staat, maar op elk terrein zijn waar te nemen, eenige verrichting vragen. De plicht eischt iets te doen. Tegenover de positieve plichten staan nu de negatieve. Ook zij bevinden zich op elk terrein. Om een voorbeeld te noemen, — ontleend aan het leven in den sta it — kan gewezen worden op het feit, dat geen Nederlander een vreemden adeldom mag aannemen en dat bijzonder verlof noodig is van H. M. de Koningin, willen we een buitenlandsch ordeteeken aanvaarden. Eenerzijds zijn er alzoo plichten, die ons opleggen iets te doen en anderzijds zijn er plichten, die ons verbieden om iets te doen. Dit geldt voor het staatsleven, maar evenzeer voor het vereenigingsleven. Rechten. Velerlei zijn de püchten, velerlei zijn de rechten. Ook hier ontleenen we een voorbeeld aan het leven in den staat. Spreekt de grondwet over onze staatkundige plichten, ze is nog uitvoeriger, wanneer ze eene omschrijving geeft van onze rechten. Ze waarborgt toch allen, die zich op het grondgebied bevinden, gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goed;zeverzekert in het algemeen de persoonlijke vrijheid; ze zegt toe bescherming van woning; ze spreekt uit de onschendbaarheid van het brievengeheim; ze erkent het recht tot vereeniging en vergadering ; ze verleent, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet, drukpersvrijheid ; ze kent toe het recht van petitie; ze spreekt van vrijheid van godsdienst en vrijheid van onderwijs ; en eindelijk ze erkent den bijzonderen eigendom. Rechten kent de grondwet toe aan onderdanen en aan vreemdelingen, aan de burgers in het algemeen. In bijzonder echter kent ze ook staatkundige rechten, het recht om te kiezen en om gekozen te worden, welke rechten aan de staatsburgers worden gegeven. Toch kan het voorkomen, dat iemand zijne rechten niet kan laten gelden. Zoo zal immers een gefailleerde volgens onze wetgeving niet zijne staatkundige rechten mogen uitoefenen en geldt 132 voor hem evenmin de in de grondwet uitgesproken onschendbaarheid van het brie vengeheim. In Art. 99 der faillissementwet, b.v. wordt de curator bevoegd verklaard de aan den gefailleerde gerichte brieven en telegrammen te openen. Bij den curator bezorgt de postadministratie dan ook zijne brieven. Püchten en rechten. Men kent ze op elk terrein, ze zijn beschreven en onbeschreven. Ze zijn van persoonlijken en zakelijken aard. Ze zijn positief en negatief. Ten slotte handelen we nog over rechten en verplichtingen der echtgenooten volgens het Burgerlijk Wetboek en over onze plichten inzake Burgerlijke Stand, Bevolking en Koepokinenting. Afdeeling 2. Eenige rechten en plichten. § 1. Hechten en plichten .der echtgenooten volgens het Burgerlijk Wetboek. De echtgenooten zijn elkander wederkeerig getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. (Art. 158.) De echtgenooten verbinden zich over en weder, door de enkele daad des huwelijk, hunne kinderen te onderhouden en op te voeden. (Art. 159.) De man is het hoofd der echtvereeniging. Als zoodanig verleent hij aan zijne vrouw bijstand in rechten, of verschijnt aldaar voor haar, behoudens de uitzonderingen hierna omschreven. Hij bestuurt de goederen, aan de vrouw persoonlijk toebehoorende, tenzij het tegendeel zij bedongen. Hij moet de goederen als een goed huisvader beheeren, en is voor alle verzuim in dat beheer verantwoordelijk. Hij vermag hare onroerende goederen, zonder hare medewerking, niet te vervreemden of te bezwaren. (Art. 160.) De vrouw is aan haren man gehoorzaamheid verschuldigd. Zij is verplicht met den man samen te wonen en hem overal te volgen waar hij dienstig oordeelt zijn verblijf te houden. Art. 161)). De man is verplicht zijne vrouw bij zich te ontvangen in het huis hetwelk hij bewoont. Hij is gehouden haar te beschermen, en haar al hetgeen noodig is, volgens zijnen staat en zijn vermogen, te verschaffen. (Art. 162.) De vrouw, al is zij zelfs buiten gemeenschap van goederen getrouwd, of van goederen gescheiden, kan, zonder bijstand van haren man in de akte. of zonder zijne schriftelijke toestemming, niets geven, vërvreemden, verpanden, verkrijgen, hetzij voor niet, het zij onder een bezwarenden titel. Indien de man zijne vrouw heeft gemachtigd om zekere akte of verbintenis aan te gaan, is de vrouw daardoor niet gerechtigd om, zonder uitdrukkelijke toestemming van den man, eenige betaling te ontvangen, of daarvoor kwijting te geven. (Art. 163.) Ten opzichte van handelingen of verbintenissen door de vrouw aangegaan, wegens alles wat de gewone en dagelijksche uitgaven der huishouding betreft, veronderstelt de wet, dat zij de bewilliging van haren man heeft bekomen. (Art. 164.) De vrouw kan niet in rechten verschijnen zonder bijstand van haren man, al is zij buiten gemeenschap van goederen getrouwd, of van goederen gescheiden of eene openbare koopvrouw. (Art. 165). 134 De bijstand van den man is niet noodig: 1°. Wanneer de vrouw in strafzaken vervolgd wordt; 2°. In eene rechtsvordering tot echtscheiding, tot scheiding van tafel en bed, of van goederen. (Art. 166.) Wanneer de man weigert zijne vrouw te machtigen om eene akte aan te gaan, of om in de rechten te verschijnen, kan zij van de arrondissements-rechtbank van hunne gemeene woonplaats verzoeken daartoe gemachtigd te worden. (Art. 167.) Eene vrouw, met uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming van haren man, openbare koopvrouw zijnde, kan zich zonder züne bijstand verbinden, in en omtrent alles wat die koopmanschap betreft. Wanneer zij met haren man in gemeenschap is getrouwd, is ook hij door die handelingen verbonden. Zij wordt voor eene openbare koopvrouw gehouden, wanneer zh, afzonderlijk van haren man, koopmanschap drijft. Indien de man zijne toestemming intrekt, is hij verplicht die intrekking openlijk bekend te maken. (Art. 168.) Wanneer de man uit hoofde van afwezigheid of andere redenen wordt verhinderd om zijne vrouw bij te staan of te machtigen, of een tegenstrijdig belang heeft, kan de kantonrechter van de woonplaats der echtgenooten haar de bevoegdheid verleenen om in de rechten te verschijnen, verbintenissen aan te gaan, beheer te voeren, en alle andere akten te verrichten. (Art. 169.) Eene algemeene machtiging, zelfs bij huwehjksche voorwaarden bedongen, is niet verder geldig dan met betrekking, tot het beheer der goederen van de vrouw. (Art. 170.) De nietigheid der handeling, gegrond op het ontbreken der machtiging, kan alleen door de vrouw, den man of hunne erfgenamen worden ingeroepen (Art. 171.) Wanneer eene vrouw, na de ontbinding des huwelijks eene overeenkomst of akte, in het geheel of ten deele, heeft ten uitvoer gelegd, welke zij zonder de vereischte machtiging had aangegaan, is zij onbevoegd om de vernietiging dier overeenkomst of akte te vragen. (Art. 172.) De vrouw kan zonder bewilliging van haren man uiterste wilsbeschikkingen maken. (Art. 173. § 2. Plichten inzake Burgerlijken Stand, Bevolking en Koepokinenting [A. Burgerlijke Stand. Geboorte, Huwelijk en Overlijden zijn drie gewichtige voorvallen, zoo in het leven van den enkelen mensch, als in den kring der familie, waartoe hij behoort. 138 In verband hiermede worde opgemerkt, dat een nationaliteitsDewijS_welk stuk door tusschenkomst van den Burgemeester wordt aangevraagd bij den Commissaris der Koningin en door dezen voor bemiddelden tegen betaling van 75 cent zegelkosten en voor onvermogenden gratis wordt verstrekt — vijf jaren geldig is. Zoowel tijdelijk verblijvende, als gevestigde Nederlanders, moeten, zoo ze geen buitenlandsch paspoort bezitten, een nationaliteitsbewijs hebben. Bij het Nationaliteitsbewijs wordt een „kennisgeving aan Nederlandsche arbeiders in Pruisen" uitgereikt, waarin o.a. wordt aangeraden om voor het verkrijgen van inlichtingen tot het bekomen van werk of van eene betrekking, zich te wenden tot de arbeidersbeurs in de plaats der inwoning of bij gebreke daarvan tot de Nederlandsche Arbeidsbeurs te Oberhausen (Duitschland), Arndtstrasse 56. De inlichtingen te Oberhausen vrage men schriftelijk, onder toezending van een antwoordcoupon (een postzegel voor antwoord, tegen betaling van 14 cent ten postkantore te bekomen) of van een Duitschen postzegel van 20 pfennig. Verlangt iemand een buitenlandsch paspoort, hij wende zich dan tot Burgemeester en Wethouders zijner gemeente. Daarbij moeten de volgende gegevens worden verstrekt: naam, voornaam, beroep, geboorteplaats en datum en jaar van geboorte, woonplaats, kerkgenootschap en signalement (lengte, kleur van haar, wenkbrauwen, baard, knevel, oogen, neus, mond, bijzondere teekenen), alsmede het Rijk, waarin men van het paspoort wenscht gebruik te maken. Het stuk is in de Pransche taal gesteld, en wordt namens den Minister van Buitenlandsche Zaken door den Commissaris der Koningin afgegeven. Het is, tenzij eene verklaring van onvermogen wordt overgelegd, aan zegel en leges onderworpen. Het paspoort moet evenals de talon — welk stuk aan den Commissaris der Koningin wordt teruggezonden — door den houder worden onderteekend. Vóór het vertrek naar het buitenland dient de houder het paspoort nog te laten yiseeren bij het Consulaat van dat land in Nederland. Ook hieraan zijn eenige kosten verbonden. De zegelgelden voor een buitenlandsch paspoort zijn: indien het stuk geldt voor één persoon Zegel /"2.50, opc. 50 f 3.75 Leges n 3.— f 6.75; 139 indien het geldt voor meerdere personen Zegel fh.—, opc. 50 f 7.50 Leges : „ 3.— /10.50. C. Koepokinenting. Onderwijzers, onderwijzeressen, en leerlingen worden in de scholen slechts toegelaten, indien wordt overgelegd eene verklaring van een geneeskundige, dat zij met goed gevolg of meer dan eens de inenting tegen de pokken hebben ondergaan of aan de natuurlijke kinderpokken (variolae) hebben geleden. Onderwijzers, onderwijzeressen en leerlingen evenwel, die eene onderteekende en gedagteekende verklaring overleggen vaneen geneeskundige, dat zij zonder goed gevolg éénmaal de inenting tegen de pokken hebben ondergaan, worden gedurende één jaar te rekenen van den dag, waarop de inenting geschied is, ia de scholen toegelatea. Met afwijking van bovenstaande bepalingen wordt een onderwijzer, eene onderwijzeres of een leerling in eene school mede toegelaten, indien wordt overgelegd eene onderteekende, gedagteekende en met redenen omkleede verklaring van twee geneeskundigen, dat van de inenting tegen de pokken voor de gezondheid van den persoon, te wiens behoeve de verklaring wordt overgelegd, bijzonder gevaar te duchten is. Zoodanige verklaring blijft gedurende drie jaren na de afgifte van kracht. In elke gemeente wordt door de zorg van het Gemeentebestuur minstens eenmaal in elke drie maanden gelegenheid gegeven tot kostelooze inenting en herinenting. Die gelegenheid wordt minstens eenmaal 'smaands gegevea, waaaeèr de Minister van Binnenlandsche Zaken ter algemeene kennisse heeft gebracht, dat de pokken in eenig deel van het Rijk epidemisch verbreid zijn en minstens eenmaal per week, wanneer in de gemeente pokken voorkomen. Tijd en plaats voor de inenting'wordt bij openbare aankondiging ter algemeene kennis gebracht. De verklaringen omtrent verrichte inenting en die omtrent de behandeling van lijders aan natuurlijke kinderpokken, worden afgegeven volgens vastgestelde modellen. De verklaringen moeten vóór of bij de toelating tot de school aan het hoofd der school worden afgegeven. Bij het verlaten der school worden de verklaringen weder teruggegeven. Mocht een verklaring verloren zijn geraakt, dan wende men zich ter Secretarie der gemeente om een duphcaat-verklaring. 1 DEPOT v. !N£D. PUK- KA VOORWOORD. H Komt dikwerf voor, dat/personen, die niet gewoon eijn geregeld brieven te wisselen, wel weten wat zij willen schrijven, doch er mee verlegen zijn, hoe zij hunne brieven moeien inrichten. Is dit reeds het geval bij gewone correspondentie, minder wordt het nog, wanneer zij een officieel verzoekschrift moeten samenstellen. In de volgende bladzijden nu, wordt de inrichting der brieven beschreven. Voorts wordt over verzoekschriften gehandeld, terwijl vervolgens nog een gedeelte aan „acten" en „plichten en rechten1'' is gewijd. De opname van de beide laatste onderwerpen, die dikwerf bij onze correspondentie ter sprake komen, werd voor velen van belang geacht. Merken wij hierbij nog op, dat bij de behandeling der acten, een en ander omtrent zegel- en registratierechten is medegedeeld. Moge ook deze tweede druk, die voorzoover noodig hier en daar eenige aanvulling onderging, door velen met vrucht worden ter hand genomen. Xollum, Februari 1916. De Schrijver. 6 in de vorige eeuw vrij algemeen door de stalen pennen zijn vervangen. Van dien tijd dagteekent dan ook de meer algemeens bekendheid met de schrijfkunst, zoodat heden ten dage er maar een betrekkelijk klein percentage wordt gevonden, dat niet kan lezen en schrijven. Het Postwezen. Ook al verstond men in vroeger dagen de schrijfkunst, toch viel tjet moeilijk een schriftelijk onderhoud te hebben met de afwezigen. De groote afstanden, bij gemis aan goede verkeerswegen en moderne middelen van vervoer, waren oorzaak dat het op verre na van gemakkelijk was „een brief' aan den elders wonende te doen toekomen. Eerst in de dagen van de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden was het mogelijk, door de steden zelve een zeer ongeregeld brievenvervoer te onderhouden. Dit bleef voortduren tot den tijd van Napoleon. Wel was reeds in 1803 aangenomen, dat het postvervoer een staatsmonopolie zou worden en dat een einde zou worden gemaakt aan het vervoer door steden en gewesten, maar de omstandigheden werkten er toe mede, dat de uitvoering bleef toeven. Voor het eerst was in Nederland sprake van brievenposterij, toen de Corsikaansche Overweldiger hier zijn scepter zwaaide en bepaalde, dat een briefport van 10— 35 cent alhier zou gelden. Deze regeling duurde tot 1850. Intusschen was het spoorwezen een tak van dienst geworden en een geregelde en versnelde postdienst mogelijk geworden, wat mede bracht dat een lager port werd ingevoerd. Naar den afstand, die den brief had af te leggen, moest 5, 10 of 15 cent betaald. Deze toestand duurde tot 1870, toen een uniformport werd vast gesteld voor alle deelen des rijks. En sinds is de correspondentie dermate vooruitgegaan, dat elk mensch in de noodzakelijkheid komt, brieven te ontvangen en brieven te schrijven. 25 Maximum afmetingen: niet bepaald. Voor ongefrankeerde brieven bedraagt het port 5 cent meer dan voor een gefrankeerden brief van hetzelfde gewicht. Briefkaarten. a. Algemeen verkeer: per kaart 2Vi cent. b. Locaal verkeer: per kaart 1'/» cent. Bovendien: lJ% cent voor elk formulier. Afmetingen : 10—14 c.M. in lengte; 7—9 c.M. in breedte. Briefkaarten met vooruitbetaald antwoord (2 stuks aan elkander) per dubbele kaart 6 cent. Gedrukte Stukken. Onder gedrukte stukken zijn te verstaan alle door middel van Boek-, Steen-, Plaat-, Lichtdruk-of AutograpMe vermenigvuldigde stukken, het blindenschrift (in reliëf ingedrukte punten), alsmede alle op eene andere dan de bovenvermelde wijze vermenigvuldigde stukken, mits zij by ten minste 20 volkomen gelijkluidende, met elkander overeenstemmende exemplaren, gelijktijdig ter post bezorgd worden, met uitzondering evenwel van afdrukken door de schrijfmachine of copieerpers verkregen. Hieronder zijn ook begrepen de handschriften, die met de drukproeven onder denzelfden omslag verzonden worden, mits die drukproeven tot eeüzelfde uitgave behooren. Hierop is het navolgende port van toepassing: voor een gewicht tot en met 50 gram 1 cent. boven 50 gram „ „ „ 100 „ 2 „ 100 » „ „ „ 150 „ 3 „ 150 „ ,, „ „ * 200 „ 4 „ „ 200 ,, „ ., „ 250 „ 5 „ 250 „ „ „ „ 300 „ 6 „ „ 300 „ „ „ „ 350 „ 7 „ „ 350 „ „ ,, „ 400 „ 8 „ 400 ,, ,, „ „ 450 ,, 9 „ „ 450 „ „ „ „ 500 „ 10 „ „ 500 „ „ „ „ 750 „ 127, „ „ 750 „ „ „ „ 1000 „ 15 „ 1000 „ „ „ „ 2000 „ 17V, „ „ 2000 „ „ „ „ 3000 ., 20 „ Maximum gewicht: 3000 gram. Maximum afmetingen: 45 c.M. in lengte, breedte en hoogte; in rolvorm verpakt 75 c.M. in lengte en 10 c.M. in doorsnede. Open verzonden kaartformulieren: lengte 9—18 c.M.: breedte 6—13 c.M. 40 antwoorden, dan sluite het te geven antwoord zich geheel aan aan die kennisgeving. De toon, die moet worden aangeslagen, hangt alweer af van de betrekking, die tusschen schryver en geadresseerde van den brief bestaat. Ook de inhoud staat daarmede in het allernauwste verband. Zoo zal by eene geboorte na de hartelijke felicitatie, de wensch worden geuit van een volkomen en spoedig herstel van de krachten der moeder en voor een opgroeien tot eer en vreugde der ouders van den jonggeborene. Bij een gelukwensen na herstel van krankheid wordt natuurlyk niet vergeten van „een steeds toenemende" herstelling te gewagen, terwijl bij vooruitgang in de affaire, promotie in een betrekking, meerderen voorspoed wordt toegewenscht. Aan verloofden zal men, na de hartehjke gelukwensch, verzekering geven van de beste gevoelens, van de hoop, dat het aanstaande huwehjk mag zijn de dageraad van een lang en gelukkig leven. Wordt het huwehjk voltrokken, dan worde bij die heugelyke gebeurtenis eene hartehjke zegebede geuit, waarna de wensch volge, dat het echtverbond zy lang van duur en ryk aan zegen. Bij een jubileum zy de gelukwensch zeer ernstig. Een mijlpaal toch geeft allereerst de gelegenheid om op den afgelegden baan een terugblik te werpen. Wellicht zal alsdan vroeger leed in herinnering worden geroepen. Maar toch heersche er een vreugdevolle toon en late men ook niet na, den jubilaris toe te wenschen, dat nog meerdere jaren van voorspoed volgen. Zeer verschillend zal de toon in den brief zijn, al naar gelang de omstandigheden zullen wezen. In tegenspoed zij men geduldig, in voorspoed dankbaar. In Christelyke kringen worde voorts niet vergeten van die dankbaarheid te gewagen. Men schame zich niet te belyden, dat God voorspoed gaf. Gelukwenjschen. Meermalen zullen we in de gelègenheid verkeeren onze gelukwenschen uit te spreken, zonder dat nu een zelden voorkomende gebeurtenis daartoe aanleiding geeft. We hebben immers telken j'are onze teriigkeerende gedenkdagen, als: de eerste dag des jaars en de geboortedag. En die vierdagen, die moeten in eere worden gehouden. De Nieuwjaarsdag moge velen aanleiding geven om in wijden kring door middel van visitekaartje of een advertentie „gelukwenschen" te uiten, hy blijft toch in het bijzonder de dag voor een uitgebreide briefwisseling. Men wenscht zijn vriend geluk en hoopt, dat hij zich nog in 48 komen. „Leven als vrienden, rekenen als vijanden", zegt men wel eens. En dit laatste moge voor iamilieleden moeilijk gaan, er ligt toch een waarschuwing in. Voorzichtigheidshalve is het daarom aan te bevelen voor familiezaken niet al te ras een beroep te doen op de weldadigheidszin der familie. Beter dan door financieelen steun te verleenen, kan de familie medewerken tot het welslagen van zaken. Die medewerking worde geboden, waar die noodig mocht blijken -te zijn. § 3. Betuigingen. Verschillende gelegenheden. In ons leven zullen we bij verschillende gelegenheden geroepen worden eene betuiging af te leggen. Nu eens zal een woord van dank op onze lippen komen, en dan zullen we in welwillende woorden aan iemand een dankbetuiging doen toekomen. Een andere keer zullen we een betuiging van leedwezen schrijven en voegen we daarbij bf een woord ter verontschuldiging öf een woord van berouw. Weer op een ander oogenblik zullen we betuigen onschuldig aan iets te staan en grijpen we meteen de gelegenheid aan om ons te rechtvaardigen. En al naar dat de betuiging is, die we neerschrijven, zal ook de taal en de toon zijn, waarvan we ons bedienen. [Dankbaarheid. Verschillende oorzaken kunnen er toe medewerken, dat we ons dankbaar gevoelen. Zoo zal ons hart zich dankbaar gevoelen, indien ons een weldaad wordt bewezen, of een dienstvaardigheid betoond, indien we uit een gevaar worden gered of ons hulp "wordt verleend of een geschenk vereerd. Al deze gevallen en nog vele andere, zullen niet nalaten ons gelukkig te maken en zullen ons nopen naar de pen te grijpen, om aan die dankbare stemming uiting te geven. Nimmer toch moeten we vergeten, dat ondankbaarheid dikwerf oorzaak is, dat de lust tot het bewijzen van diensten en het verleenen van geschenken wordt benomen, terwijl dankbaarheid een spoorslag zal zhn. om op dien weg voort te gaan en meerdere weldaden, hulp en geschenken te verleeenen. Wordt de daad door den beweldadigde gewaardeerd, dan zal de weldoener van zijn daad geen berouw hebben. Voor bewezen diensten en verleende geschenken dan, zullen we dank b tuigen. En dat niet over geruimen tijd, op een oogenbhk waarin we nu eens niets te doen hebben, maar zoodra mogelijk. We moeten niet uitstellen tot later, wat dadelijk behoort te 56 Berichten en kennisgevingen. De berichten en kennisgevingen in eene zaak te doen, zullen in vele gevallen een onderwerp vormen voor eene circulaire. De vestiging of overname van een bedrijf; de verplaatsing of voortzetting van eene zaak, door nagelaten betrekkingen van overledene of wel door vreemden ; de likwidatie van een tak van nijverheid, hetzij bij overdracht aan een ander, hetzij bij het ophouden van het bestaan der affaire; al deze onderwerpen zijn van dien aard, dat een groote reeks personen hiervan moet worden verwittigd. Hier valt dus in geenen deele te denken aan een brief. In drukke zaken zal men ook door middel van een gedrukt biljet, den besteller kennis geven, dat de bestelde goederen zijn verzonden. In kleinere zaken zal een schriftelijke mededeeling worden gedaan. Aanbevelingen. Groote voorzichtigheid worde er betracht, wanneer men komt op het terrein der aanbevelingen. Betreft het „aanbeveling van personen", dan zal deze dikwerf gegeven worden aan lieden, waarmede men op vertrouw elijken voet staat. Zeer voorzichtig zij men hier. Gaat men iemand aanbevelen, dan moet men den aanbevolene wèl kennen en moet deze een aanbeveling waard zijn. In de aanbeveling worde vooral niet overdreven. Voor-ingenomenheid kan hier veel schaden. Het is beter te weinig, dan te veel lof aan iemand te geven. Bedoelt de aanbeveling daarentegen de aflfairebelangen te behartigen, dan verzekere men een prompte en solide bediening en worden alle pogingen gedaan, om vertrouwen in de zaak te wekken. , . De aanbeveling in het bedrijfsleven is alzoo tweeërlei. Ten behoeve van ondergeschikten zullen aanbevelingen worden afgegeven, welke stukken geenerlei kenmerk mogen bevatten, waaruit een ander kan weten, dat alhoewel de getuigenis wèl luidt, de persoon niet aanbevolen wordt. Geheime teekenen duldt de wet op het Arbeidscontract niet. Wees waar! Dat geldt vooral van aanbevelingen, welke de patroons op verlangen van de werknemers moeten afgeven. Ook de brieven, waarbij we ons beroep aanbevelen, moeten waar zijn. Nimmer moeten deze later redenen tot teleurstelling geven. De oneerlijke concurrentie moge haar kracht zoeken m opgeblazenheid, er komt een tijd, waarin de eerlijke concurrentie zegeviert. En dan is het vertrouwen geschokt in den oneerlijken concurrent. Verzoeken. Onmogelijk is het, nimmer eenig verzoek te doen. Elk mensch 56 heeft hulp noodig en om die te erlangen, doet hij een verzoek. Dit geldt ook in het beroepsleven. Allerlei omstandigheden doen zich daar voor, welke een verzoek noodig kunnen maken. Een koopman zal inlichtingen omtrent de soliditeit van een klant vragen, bij iemand die dien klant kent, terwijl de klant weer zal informeeren naar de goede behandeling, waarmede de koopman zijne klanten bejegent. Een leverancier heeft raad noodig, omtrent de wijze waarop hh' van een klant, die nalatig blijft in de betaling, züne centen kan krijgen. Om voorspraak en aanbeveling zal worden gevraagd om nieuwe afnemers te bekomen of geld ter leen te krijgen. Hulp en medewerking wordt begeerd, indien eene nieuwe onderneming wordt op touw gezet. Men zal verzoeken, de rekening in termijnen te mogen betalen, om uitstel van betaling, om uitstel van levering ten behoeve eener aangenomen leverantie. „Verzoeken", ze worden er vele gedaan en dikwerf met succes. Draag' echter zorg, dat een verzoek behoorlijk beleefd is in vorm, met weglating van vleierij ; dat de toon duidelijk laat uitkomen, dat inwiUiging van het verzoek zeer wordt begeerd, dat er werkelijk redenen bestaan tot het doen van een verzoek en vergeet niet te melden, dat een wederdienst zeer gaarne zal worden bewezen. Commissien, opdrachten, bestellingen. In den handel worden vele commissiën, opdrachten en bestellingen gedaan. Waarop daarbij vooral moet worden gelet, is de nauwkeurigheid in de opgave. Onnauwkeurigheden veroorzaken somwijlen groote moelijkheden. Het dient daarom aanbeveling van deze stukken „afschrift" te nemen. Menigmaal zal een gedane bestelling aanleiding geven tot het wisselen van brieven. Nu eens zal de oparacht rJet op tijd zijn uitgevoerd en zal de leverancier termijnverlenging begeeren. Ook kan het zijn, dat een bestelling onmogelijk kan worden uitgevoerd, vanwege de bezwaarlijke voorwaarden. Voorts zal een leverancier niet dadelijk bereid zijn, een onbekend afnemer crediet te verleenen. Eene bestelling van zoo iemand kan hij moeilijk uitvoeren. Aanbeveling verdient het daarom, onbekende leveranciers te betalen met gereed geld. Van de zijde der afnemers wordt soms geklaagd over het niet ontvangen der bestelling. Men dringt dan aan op spoed, maar ook komt het voor, dat kort en bondig wordt bericht, dat de bestelde goederen niet meer noodig zijn. 57 Ook de qualiteit der goederen geeft wel eens reden tot correspondentie. Men verzoekt betere waar te zenden. Men begeert vermindering van prijs. Het komt ook voor, dat de goederen worden teruggezonden, met het bescheid, dat geene nieuwe goederen meer worden verlangd. Dikwerf wordt echter de mindere qualiteit behouden, doch dan wordt gemeld, dat men in 't vervolg betere waar begeert. Al deze onderwerpen zijn oorzaak van uitgebreide briefwisseling, waarbij zeer de bescheidenheid worde betracht. Nimmer worde daarbij goed gepraat, wat niet deugt, doch ook valle men niet in een tegengesteld uiterste en noeme slecht, wat goed is. Rekeningen. „Het geld is de ziel der negotie", wordt wel gezegd. Zonder geld kan niemand een affaire drijven en zoo moeten de mannen van beroep of bedrijf, op tijd geld ontvangen. Hiertoe moeten de rekeningen het hunne bijdragen. Verdient het aanbeveling, vooral bij belangrijke sommen, voor contant gekochte waren eene gekwiteerde rekening te ontvangen, voor niet contant betaalde goederen, zal de leverancier zijne rekening zenden. Soms gaat deze vergezeld van een beleefd schrüven, meldende de toezending en houdende een aanbeveling voor 't vervolg, in elk geval stelle men tot regel, de nota in gesloten omslag te verzenden. Een rekening zal meermalen aanleiding geven tot het schrijven van een brief. Het kan voorkomen, dat de toegezonden rekening een post bevat, die te hoog is vermeld, of reeds is betaald. Met zulk een rekening gaat de schuldenaar niet accoord. Hij zal zich onmiddellijk wenden tot den leverancier en hem op de fout attent maken. De klant zorge, dat zijn brief niet uit de hoogte Wordt geschreven. Is hij zelf neringdoende, dan weet hh' ook, dat een onattentheid kan voorkomen, al doet men zijn best om het tegen te gaan. Voor groote ontevredenheid bestaat dikwerf geen réden. Men melde dan den leverancier, onder opgave van het juiste bedrag, of onder mededeeling, dat de 'goederen niet zijn geleverd of reeds zijn betaald, dat de rekening niet juist is, en het lijdt geen twh'fel, of de zaak komt in orde. Is de rekening accoord, dan volgt de betaling. Ook dit brengt meermalen een uitvoerige correspondentie mede. Velen blijven in gebreke dadelijk de rekening te voldoen, zoo dat een beleefde herinnering noodig is. Een kort woord is voor meerderen voldoende, om de rekening betaald te krijgen. Een deel zal echter nog eenigszins moeten worden aangemaand, een zwakke bedreiging zal moeten worden gedaan. 58 Er zijn helaas ook nog personen, die eerst na het ontvangen van een krachtig gestelde bedreiging, waarin het woord „gerechtelijke vervolging" of „deurwaarder" niet ontbreekt, bereid zijn hunne verplichtingen na te komen. De schuldeischers zullen alzoo meermalen de pen moeten ter hand nemen, al eer ze hun geld in bezit hebben. Hoe verscheiden de brieven, die geschreven moeten worden, ook zijn, nimmer worde de toon der wellevendheid niet betracht. Op hun beurt zullen ook de schuldenaars correspondeeren, m verband met ontvangen en onbetaald gebleven rekeningen. Het kan zijn, dat hunne geldzaken van dien aard zijn, dat het niet mogelijk is op een gegeven oogenblik de schulden te betalen. In dit geval zal beleefd uitstel van betaling worden gevraagd. Mocht dit zijn verzuimd en eene herinnering tot betaling zijn ontvangen, dan zal de schuldenaar onder aanbieding van zijne verontschuldiging, de redenen mededeelen, die oorzaak van de vertraging in de betaling zijn geweest. Het kan ook wezen, dat de betaling achterwege bleef, omdat men in de meening verkeerde, dat een wissel zou worden aangeboden. In dit geval is een aanmaning tot betaling met prettig. Zij het met eenige verontwaardiging, toch zal in kalme bewoordingen den schuldeischer worden bericht, waarop de met-betaling rustte en het misverstand worden opgehelderd. Weigeren te betalen zal eindelijk de schuldenaar nog, indien het bedrag der rekening niet juist is, alsmede wanneer de vervaldag, de betalingsdag, nog niet verschenen is. Vergete men alsdan niet, zeer hoffelijk te blijven m de te bezigen uitdrukkingen^ Betalingsmiddelen. Het is mogelijk een rekening persoonlijk of door tusschenkomst van een ander te voldoen, maar ook kan het geld door middel der postadministratie verzonden worden. Het posttanei bevat een en ander omtrent de verzending van geld per postwissel, postbewijs en aangeteekenden brief en de incasseering van wisselbrieven. ' . >. ■ . Ook de kassiers belasten zich met de invordering van wisselbrieven en assignaties. In groote zaken draagt men zelfs de incasseering geheel aan deze financiers op. In den groothandel kent men voorts nog promessen en acceptatiën. Wisselbrieven. Een wisselbrief is een stuk geldswaardig papier, voorzien van plaats en dagteekening. De afzender geeft daarin last om op of na zicht of op een bepaalden tijd een daarin vermelde som te betalen, aan den persoon of diens order m den wissel vermeld, 59 en dat met erkenning van ontvangen waarde, of van waarde in rekening. „ „ i u 4. ia De persoon aan wien of aan wiens order de wissel betaald moet worden, kan zijn de trekker zelf, maar ook een ander, b v een kassier. In dit geval kan de betaling aan de woonplaats van dezen plaats hebben. Wijders kan het voorkomen, dat iemand In zekere affaire boedelberedder is en dus voor een ander geld moet in ontvangst nemen. In dit geval trekt hij wisselbrieven voor rekening van een derde. Zendt de houder van den wissel het stuk zelf aan den betrokkene, ter voldoening aan eene verplichting, dan luidt het stuk: .waarde genoten of in rekening". Wordt den kassier verzocht den wissel te innen, dan heet het, „waarde ter inning of incasseering." „ i . . Een wisselbrief op zicht is steeds betaalbaar. Een wisselbrief na zicht, wordt den betrokken persoon ter aanneming aangeboden, binnen 24 uren na de trekking. De geadresseerde teekent de aanneming en voorziet den wissel, na zicht getrokken, van dagteekening. ; ' , Wordt een wisselbrief op zicht geweigerd, dan kan deze dadelijk van niet-betaling geprotesteerd worden. Bij weigering van de acceptatie, de aanneming, moet de wissel van nonacceptatie — niet-aanneming — geprotesteerd worden. Voor wisselbrieven uit het binnenland, moet de betaling ot acceptatie gevraagd worden binnen 3 maanden, voor brieven uit den vreemde, doch in Europa, wordt de betaling of acceptatie gevraagd binnen 6 maanden. Zoolang de brieven niet vervallen zijn, kan men den eigendom, het betaalbaar aan order overdragen aan anderen en dat wel door endossement. Is de termijn verstreken, dan is het nog mogelijk door een afzonderlijke acte de overdracht te doen. Van de overdracht worde melding gemaakt op de keerzijde van den wissel, of zoo deze ruimte reeds van endossementen is voorzien, op een aangehecht alonge of verlengstuk. Men leest daar den naam van den persoon, aan wien of aan wiens order de betaling geschieden moet, met bijvoeging van waarde afkomstig is, of van waarde in rekening. De overdracht of het endossement moet gedagteekend en onderteekend zün. Mist de overdracht één dezer vereischten, dan is het slechts een machtiging ter invordering. Heeft het endossement Kenkel plaats door een boote naamteekening, is het dus blanco, dan wordt geacht, dat de endossant de waarde genoten heeft. Wisselbrieven op tijd of na zicht behooren te worden betaald op den vervaldag. Wordt in den wissel een termijn uitgedrukt van dagen of maanden, dan begint een wissel na zicht te loopen, op den eersten dag na de aanneming, of het protest van non- 60 acceptatie. Valt de betaaldag op Zondag, dan wordt deze op Maandag gesteld. Bh- weigering van betaling, moet daags na den vervaldag de wissel geprotesteerd worden. Valt de vervaldag cp Zaterdag of op Zondag, dan geschiedt het protest op den volgenden Maandag of Dinsdag. Nu kan het gebeuren, dat een wissel niet juist is en dat de schuldenaar wel genegen is het verschuldigde bedrag te voldoen. In dit geval is hh' niet gehouden het geheel te betalen en zal hij dus een wissel na zicht niet ten volle aannemen. De houder van een geprotesteerden wisselbrief — hetzij nonacceptatie, hetzij niet-betaling — laat binnen 5 dagen dien wissel beteekenen aan den betrokkene, indien ze in dezelfde gemeente wonen. Zoo niet, dan zendt hü een authentiek — een door een bevoegde opgemaakt afschrift van het protest op, uiterlijk op den gewonen postdag, na die vijf dagen. En zoo gaat dit afschrift van den eenen endossant op den anderen. Assignatien of Aanwü zingen. Wisselbrieven en assignatien komen wel overeen, doch zijn toch onderscheiden. De eersten zijn betaalbaar in eene andere plaats, dan die der uitgifte, de laatsten alleen in de gemeente der uitgifte, of indien ze elders betaalbaar gesteld worden, dan bevat de assignatie niet de vermelding van „genoten waarde of waarde in rekening." Ook assignatien kunnen „aan order" worden gesteld en van den een op den ander worden overgedragen. Het endossement geldt ook hier. Een verschil tusschen wisselbrieven en assignatien bestaat er in „acceptatie" en „protesteeren". Het Wetboek van Koophandel bevat daaromtrent de regelen. Orderbriefj es. De orderbriefjes vallen te verdeelen in promessen aan order en in acceptatiën. De eerste komen vooral voor in den handel, de tweede in het gewone leven. In beide verbindt men zich tot betaling van een som en zoo komen ze in beteekenis overeen. Van promesse spreekt men, wanneer de schuld ontstaan is door levering van goederen en van acceptatie of kortweg accept, in' dien geleend geld wordt terugbetaald. Orderbriefjes zijn verhandelbaar en zoo gelden daaromtrent ezelfde bepalingen als van de wisselbrieven. Een^ accept wordt gelijkelyk behandeld als een schuldbekentenis. Is het stuk niet eigenhandig geschreven, dan vermelde men boven de handteekening „goed voor..." 61 Het zegel. Onder de belastingen, die ons land heeft, behoort ook het zegel, en wel in den vorm van plakzegel en gezegeld papier. Aan de post- en registratiekantoren zijn de plakzegels verkrijgbaar, bij de Registratie-ontvangers, alsmede bij daartoe door den Minister van Financien gemachtigden, het gezegeld papier. De plakzegels kosten 5 cent en worden gebruikt voor kwitanties, de som van tien gulden te boven gaande. Ook zijn er zegels te bekomen, waarvoor 5 cent verschuldigd is, terwijl op de zegelkantoren (bij de ontvangers van het buitengewoon zegel) kwitanties van den natten stempel kunnen worden voorzien waarvoor men per zegel 5 cent betaalt. Voorts wordt een vast recht van 5 cent geheven van handelspapier, buiten het Rijk betaalbaar en van kort papier, binnen het rijk betaalbaar op zicht, uiterlijk 3 dagen na zicht of 8 dagen na de dagteekening van het stuk. Een opklimmend recht wordt geheven van het handelspapier, geen kort papier, binnen het Rijk betaalbaar. Hieronder zijn begrepen de in het buitenland getrokken wissels. Mocht het papier in de Overzeesche Bezittingen zijn opgemaakt en aldaar van behoorlijk zegel voorzien zijn, dan is het in Nederland vrij van zegelrecht. Het opklimmend recht bedraagt: tot en met f 100 f 0.05; boven f 100 „ „ „ „ 200 „ 0.10; „ „ 200 „ „ „ „ 300 „ 0.15; „ „ 300 „ „ „ „ 400 „ 0.20; „ 400 „ „ „ „ 500 „ 0.25; „ „ 500 „ „ „ „ 1000 „ 0.50. Voor elke f 500 boven de f 500 tot een bedrag van f 10.000 /"0.25 meer en verder voor elke f 1000 meer of gedeelten fO.hO. Alles zonder opcenten. Kwitantiën, endossementen en accepten op de wisselbrieven en ander handelspapier kunnen zonder nieuw zegel worden gesteld. Ieder begrijpt, dat overtreding der zegelwet strafbaar is, en zal zorgen dat een voldoend zegel op het stuk voorkomt. Aangezien velen eene rekening voldoen, zonder plakzegel en daardoor de wet ontduiken, mag wel worden herinnerd: le. dat de kosten van het zegel wettelijkjkomen ten laste van den schuldenaar; 2e. dat de schuldeischer eene boete van f 25 kan beloopen, indien door hem zonder zegel, een kwitantie boven f 10 wordt gekwiteerd; 62 3e dat het strafbaar is, met een boete van 50 tot 1000 gulden, ^^«ÏXff^^™ een stempel waarde- 100Ter?'slotte wordt opgemerkt, dat voor eene schuld in termynen af £^bSnTe kJËnttee op hetzelfde zegel kunnen worden gesteld. 65 Gelukwensch bij eene geboorte. IJmuiden, 15 Februari 1916. Waarde Vriend, Met groote blijdschap namen wij kennis, van uwe mededeeling van de voorspoedige geboorte van uwen welgeschapen zoon en van den welstand, waarin uwe echtgenoote zich mag verheugen. Ongetwijfeld zal in uwe huishouding een; groote verandering zhn ingetreden en zal bedrijvigheid de stilte en rust van vorige dagen hebben vervangen. Van harte u geluk wenschende met het u geschonken voorrecht, hopen wij, dat God U met Uwe echtgenoote en het kleine kind bij den voortduur zegene en bevelen wij u allen in Godes bescherming aan. Weest verzekerd van onze deelneming in uw voorspoed en ontvangt onze hartelijke groeten. Uw toegenegen vriend J. Berends. Ziekte. Arnhem 8 Februari 1916. Lieve moeder, Hoewel ik niet voornemens was, u nu reeds te schrijven, meen ik toch goed te doen u — zonder dat u zich nu behoeft te verontrusten — te melden, dat Gerard de koorts heeft gekregen. Sedert Zondag heeft hij zich onwel gevoeld, en gisteren is het erger geworden, maar wij hopen dat het niet zulk eene zware ziekte is, als die van Klaas. Hij slaapt veel, heeft geen pijn en is volkomen bij kennis als hij wakker is. Ali helpt mh' trouw en Anna ook. 's Nachts is hij zoo rustig, dat hij niemand anders noodig heeft dan Ali en niet wil, dat ik bij hem waak. Voor het overige maken wij het goed. Uw liefhebbende W. Rotterdam 18 Februari 1916. Waarde Vriend, Ongetwijfeld is door u opgemerkt, dat de laatste brief van mijn vriend Jan met een zwakke hand was geschreven. Hij werd nu ongeveer drie weken geleden aangetast door wat nu uitgeloopen is op typheuse koortsen en behoorde geen papier gezien te hebben. Maar wij - beschouwden den aanval als van een lichten graad en hij wilde gaarne zijn gewonen brief naar huis zenden. Nu heeft de ziekte eene gevaarlijke wending genomen en hyjis 76 is afgebeeld; zorg voor de veiligheid van de dienstboden bij het zeemen van ramen; verbod om olifanten en wilde dieren in spellen ten toon te steUen; aansprakelijkheid van commissarissen van financieele instellingen; herziening van het Koninklhk besluit betreffende den verkoop van buskruit; schrappen van „geschiedenis" van het programma van examens; schulden maken door onderofficieren van den hoofdcursus; verkoop van alcoholhoudende bonbons aan kinderen, enz. enz." Dikwerf mis.bruikt. Ongetwijfeld komen vele verzoeken in, die overweging verdienen. Toch kan niet worden ontkend, dat sommige personen, die zoo blijk geven van eene verwonderingwekkende veelzijdigheid, de grondwettehjke bevoegdheid dikwerf misbruiken. Onwetend zeker, bezorgen ze de „bevoegde machten" veel arbeid, die een betere zaak waardig zou zijn. Hoe het recht om verzoeken in te dienen misbruikt wordt, blijkt uit het volgende, dat we mede aan het zoo juist aangehaalde werk ontleenen: „Een der zotste verzoekschriften, die ooit zijn ingekomen, is zeker dat van een architect uit Soerabaja, houdende mededeeling, dat hij sedert elf jaar het slachtoffer is geworden van den invloed van booze geesten, die hem op geheimzinnige wijze het woord „genie" hebben toegeroepen. De man verzocht de tusschenkomst der Kamer ter verkrijging: 1.° van de vrije beschikking over zijn talenten, zijn geld, zijn verdiensten, zijn persoonlijke intellectueele ontwikkeling, lichamelijke kracht en hoedanigheden; 2°. van zijn burger- en burgerschapsrechten; 3». van het volle gebruik van zijn zintuigen en van zijn geheele persoonlijkheid. Verder verzocht adressant een Regeeringsonderzoek tot het opsporen der booze geesten, c.q. om aan hun wandaden paal en perk te stellen, zoowel in Nederland als in Ned.-Indië." Een recht gebruik. Misbruik heft het gebruik niet op. En zoo mogen we, al zijn er personen, die van het petitioneeren misbruik maken, een recht gebruik van de grondwettige bevoegdheid, niet nalaten. Het volk moet medeleven, ook in politiek opzicht. De arbeid der Volksvertegenwoordiging gaat het volk aan en zoo zullen, wanneer er in de Staten-Generaal belangrijke ontwerpen van wet aan de orde zijn, meerdere verzoeken worden gedaan, terwijl voorts een recht gebruik van de bevoegdheid om schriftelijke verzoeken in te dienen wordt gemaakt, indien men verzoekt een of ander belangrijk onderwerp aan de orde te stellen. Zoo waren van groote beteekenis, de in 1878 aan Koning Willem III verzonden verzoeken naar aanleiding van de schoolwet-Kappeyne, die vrijheid mi 77 van onderwijs beoogden; het kiesrecht-petitionement van 1911, en het petitionement voor algemeen kiesrecht in 1912, Hare Majesteit de Koningen aangeboden van vrhzinnig-democratische zijde alsmede de adresbeweging in 1914 voor plaatselijke keuze. Toch blijkt telkens bij groote petitionementen, dat onder de vele handteekeningen er een aantal voorkomen, die van weinig waarde zijn. Ze zijn dan of onbewust, öf niet eigenhandig geplaatst. -, , , , Meermalen wordt ook aan eene bevoegde macht een verzoek gedaan in den vorm eener motie. Zoo gebeurde dit in begin 1912 naar aanleiding van de toen aanhandige sociale verzekerinswetten van Minister Talma; in verband met een-voorstel- Troelstra om dadelijk over te gaan tot de toekenning van een pensioen aan ouden van dagen. De motie is veelal dan ook een adhaesie betuiging. In korte, bondige bewoordingen spreekt een vergadering instemming uit met eenig onderwerp en verzoekt oplossing van het vraagstuk. De motie wordt dan namens de vergadering door het moderamen onderteekend. Men hechte echter niet te veel waarde aan zulke verzoeken, wijl het meermalen voor tegenstanders niet gemakkelijk is, in zulk eene bijeenkomst, waarin dikwerf een spreker ten gunste der motie optrad, hune meening duidelijk uiteen te zetten en een hoofdelijke stemming niet wordt gehouden. Het antwoord. De Grondwet waarborgt allen het recht om verzoeken in te dienen, maar schrh'ft niet voor, dat op de verzoeken eene beschikking moet genomen worden. Nog minder gewaagt het van een antwoord, dat gezonden moet worden. Het ligt evenwel in den aard der zaak, dat van de verzoekschriften door den ontvanger kennis wordt genomen, zoodat over het gevraagde eene beslissing valt. In de Kamers der Staten-Generaal wordt eene beslissing op de verzoeken genomen, nadat de betrekkelijke Commissie heeft gerapporteerd. Dat rapport bevat conclusies en deze worden, somwijlen eenigszihs in vorm gewijzigd, aangenomen of verworpen. Onbeduidende verzoeken maken natuurlijk geen onderwerp van beraadslaging uit. Deze worden ter griffie van de Kamer gedeponeerd, waar elk lid van het hooge College het ||tuk kan lezen. 79 lichamen, vereenigingen ter behartiging van stoffelijke belangen, kerkgenootschappen, diaconiën, enz., ook bevoegd zijn, om bij gelegenheden verzoeken te richten aan een autoriteit, om verleening van persoonlijke gunsten, behartiging van private belangen, herstel van geschonden recht en zoo noodig tot het schrijven van bezwaarschriften. Zeer dikwerf zelfs wordt in de practijk ook dezelfde bevoegdheid gegeven aan niet erkende vereenigingen, wanneer zij zich bewegen op staatkundig, godsdienstig en wetenschappelijk gebied, hebben een weldadig doel, of beoogen lichaamsoefening of eenig ander nut, of wel vermaak of gezelligheid. Mochten er bezwaren bestaan, vanwege de niet erkenning, om de verzoeken in te willigen, dan zullen de leden persoonlijk de verzoeken kunnen richten en kan aan hen persoonlijk de inwilliging worden verleend. Vanalgemeenen aard. De onderwerpen, die in de verzoekschriften worden aangeroerd, zullen zeer verschiUend zijn. Dan eens zal het verzoek een gevolg zijn van wettelijke bepalingen, terwijl het een volgende maal ten gevolge van verorderingen zal worden gedaan. Dikwerf evenwel zal het onderwerp behooren, tot die van algemeenen aard en betreffen rechtsherstel öf vragen van een gunst öf bevordering van private belangen. Meermalen gebeurt het, dat door een Rechterlijk College een vonnis is geveld, waarbij iemand veroordeeld werd tot een straf, die hoewel ze op de wet is gegrond, toch voor dat bijzonder geval te zwaar is of uit een oogpunt van billh'kheid niet had behooren te worden opgelegd. In dat geval zal men zich" tot de Koningin wenden met eerbiedig verzoek gratie en dus kwntschelding of vermindering van straf te verleenen. De Koningin, in wier naam recht wordt gesproken, handhaaft hier alzoo het recht. Ook bij de Staten-Generaal komen wel verzoeken in om rechtsherstel. Men wenscht dan tusschenbeidentreding van één tak der Volksvertegenwoordiging, om een onrecht, b.v. in de ambtenaars• wereld of bij het leger bestaande, hersteld te krijgen. Voorts komen veelvuldig voor verzoeken, waarin een gunst wordt gevraagd. Zonder toestemming van den Commissaris der Koningin in de provincie mag men — om nu eens een enkel voorbeeld uit vele te kiezen — niet overgaan tot demping van een gracht gelegen langs den Rijksweg, of tot Mlt afkappen van boomgewas langs den berm van den Rijksweg. Nu kan het zhn, dat iemand wiens huis nabij den weg staat prijs stelt op de demping van de gracht en op het rooien van deboomen. Is dit het geval, dan zal lnj zich tot den Commissaris der Koningin wenden om vergunning tot die demping of rooiing en zoo daar- 80 tegen geene bezwaren bestaan, zal bij wijze van een gunst, de vergunning worden verleend. En eindeUjk zijn de verzoeken, om bevordering van een privaat belang, vele in getal. Onder deze treden vooral de sollicitaties op den voorgrond. Die sollicitaties betreffen de maatschappelijke belangen van velen. Maar ook zijn er onderwerpen, als aapleg van wegén en straten, het graven van kanalen enz., die van zoodanig algemeen belang zijn, die aan de bevoegde machten verzoekschriften hieromtrent worden gedaan. Vooral omdat hierbij private belangen gelden, zullen overheden en onderdanen samenwerken tot het bereiken van het doel, waarbij ook particulieren zich fmancieele opofferingen getroosten. Krachtens de wet. Er wordt wel eens gezegd, dat men niets meer mag doen, of men moet vergunning daartoe bekomen. En al moge dat nu overdreven zijn,vtoch worden krachtens wettelijke bepalingen vele verzoeken tot de autoriteiten gericht, zoo zelfs, dat formulieren daartoe meermalen worden voorgeschreven. Denk slechts aan de verzoeken om kiezer te worden. De kieswet-bevat een aantal modellen, die in de onderscheidene gevallen moeten worden ingediend. Vele wetten voorts, bepalen enkel dat een verzoek moet worden gedaan. De Woningwet bepaalt alzoo dat een verzoek moet worden ingediend, tot het bouwen, of geheel of ten deele vernieuwen van een huis. De Hinderwet verordent, dat voor de oprichting of uitbreiding van inrichtingen, die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken, een verzoek moet worden ingeleverd. En zoo kan men voortgaan, met op te noemen, hoeveel verzoeken krachtens een wet al niet kunDen worden gedaan. Ongetwijfeld krijgt men, zoo men totaliseert, een respectabel getal, welk cijfer door de zich steeds uitbreidende Sociale Wetgeving nog zal toenemen. Tengevolge van verordeningen.' Wordt in een wet voorgeschreven, dat voor een zekere zaak verzoeken moeten worden ingediend, dan worden bij Koninklijke besluiten, bevattende de algemeene maatregelen van bestuur ter uitvoering der wet, meermalen model-verzoeken vastgesteld of nadere regelen gegeven omtrent hetgeen de verzoeken moeten inhouden. Het gebeurt ook, dat de wet voorschrijft, dat m de gemeente «ene verordening moet worden ingevoerd, die nader een aantal voorschriften regelt. Dit is het geval, b.v. met de Woningwet, die voorschrüft, dat eene bouw- en woonverordening moet worden •ntworpên,' ter nadere uitvoering der wet. Elke raad stelt een verordening vast en die verordening bekomt, zoodra de autoriteiten Afdeeling 4. Eenige modellen. Modellen. Roeds werd opgemerkt dat het niet mogelijk is een serie modellen van brieven — en dit betreft mede de verzoekschriften — samen te stellen, die bij voorkomende gelegenheden geheel onveranderd kunnen worden overgeschreven. Nu eens toch is de toestand, waarin de schrijver verkeert, zoo, en later weer zus, en al betreft het onderwerp van het adres dezelfde aangelegenheid, toch zal het verzoekschrift nimmer gelijkluidend zijn. Wanneer dan ook door ons „eenige modellen" worden gegeven, dan wordt daarmede bedoeld: om over verschülende onderwerpen den lezer een enkel model „ter nadere kennismaking" aan te bieden. Het [Petiojiement. Het is niet noodig op deze plaats een aantal modellen van een aan de Koningin of aan de Staten-Generaal gericht adres overeenkomstig artikel 8 der Grondwet, „een petitie" op te nemen. Herhaaldelijk nemen de dagbladen in onze dagen circuleerende petities op, terwijl men in de Handelingen der Staten-Generaal meerdere aan die hooge coüeges gerichte adressen kan vinden. Van meer belang is derhalve de opname van enkele veelvuldig voorkomende verzoekschriften. Sollicitatie. Aan Hare Majesteit de Koningin. Geeft met den diepsten eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); dat hij vernomen heeft, dat de betrekking van vacant is; dat hij gaarne voor deze betrekking in aanmerking zou komen; Redenen waarom hij zich tot Uwe Majesteit wendt, met het eerbiedig verzoek, dat het Uwe Majesteit moge behagen, hem in gemelde vacature te wülen benoemen. 't Welk doende, , den 191—. Onderteekening N.B. Bevat deze sollicitatie niet de laatste clausule „Redenen enz.", dan kan ze op ongezegeld papier worden geschreven. 93 localiteit: de gelagkamer, van het perceel kadastraal bekend gemeente , Sectie No ; plaatst hjk gemerkt , en gelegen aan aldaar, w>lke localiteit eene oppervlakte heeft van M'; Reden, waarom adressant uw College beleefdelijk verzoekt rrtm de gevraagde vergunning te verleenen, onder mededeeling, dat bij de inwerkingtreding van de vergunning, behalve hij, nog de navolgende personen boven den leeftijd van zestien jaren het bovengenoemde huis zullen bewonen: naam en beroep 'tWelk doende Onderteekening. , den 191 Verzoek tot het plaatsen op de lijst, bedoeld bij art. 13 der Drankwet. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); dat, blijkens besluit van Uw College dd , op rijn verzoek dd , om vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein afwijzend is beschikt, uitsluitend op grond, dat het voor deze gemeente vastgestelde maximum-aantal der vergunningen voor ien verkoop van sterken drank in het klein is bereikt; Reden, waarom hij Uw College beleefdelijk verzoekt, zijnen naam op de in art. 13, le lid, der Drankwet bedoelde lijst te plaatsen. 't Welk doende Onderteekening. , den 191 Verzoek om Landweer vergoeding. In Normale tijden. Aan Zijne Excellentie den Minister van Oorlog. Geeft met den meesten eerbied te kennen: De ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); 94 dat haar echtgenoot (naam, beroep en woonplaats), landweerplichtige der lichting 191-, ingeschreven in het register van verlofgangers der gemeente^ ;, hehoorende tot het bataljon kandweer-Lnfantene, (de compagnie Landweer-vesting-artijlerie; LandweerPontonnier^, Landweer-Genietroepenrcontrólenummer is opgeroepen om den (datum) onder de wapenen te " komen tot het deelnemen aan oefeningen, als bedoeld bii art. 11 der landweerwet; dat zij echter zonder de geldelijke verdiensten van haren echtgenoot niet in het levensonderhoud van haar en hare (aantal) kinderen kan voorzien; 6 Redenen waarom zij Uwe Excellentie eerbiedig verzoekt haai eene geldeUjke vergoeding toe te Jennen voor het verblijf onder de wapenen van genoemden landweerplichtige, door wien dit verzoekschrift is medeSerteekefd; ten blijke van instemming met de daarbij gedane aanvrage. 't Welk doende Onderteekening echtgenoote. idem landweerplichtige. , den 191—. NB Alle volgens de Müitie- en Landweerwet op te maken of over te leggen itukken zijn vrrj van het recht van zegel. Verzoek om Militie vergoeding in dagen van Moblisatie. Aan Den Heer Burgemeester van Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam en woonplaats), dat haar man (naam), als müicien der gemeente ..._ ^nh*mf en behoorende tot Regt. inianiene, ' 'comp., bat. (Stamboeknummer ) 0ESln ffgevolg^hiervan zonder kostwinner is en niJin staaï S te voorzien in het onderhovd van haar ™tSJ^^^ UEdelAchtbare eerbiedig ve^oekt eene geldelijke vergoeding te mogen ontvangen. 'tWelk doende den i9i Onderteekening. 95 Bij Mobilisatie in hooger beroep. Aan Zijne Excellentie den Minister van Oorlog, (adres den Heer Voorzitter der Commissie van Voorlichting te ) Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekende , wonende te , dat zyn zoon sinds onder de wapenen is, als milicien der lichting , ingedeeld bij _ Reg. Inf., bat., comp., (Stamboeknummer dat deze zoon voor hem kostwinner is, waarom hij een verzoek om militie-vergoeding bij den heer Burgemeester van indiende; dat deze aanvrage echter is afgewezen; Reden waarom hij zich tot Uwe Excellentie wendt, met beleefd verzoek alsnog zijn verzoek in te willigen. 'tWelk doende, Onderteekening. Verzoek oprichting inrichting Veiligheidswet. (Werkplaats, waarin meer dan 5 personen arbeiden.) Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); dat hij op het perceel kadastraal bekend, gemeente , Sectie , No , wenscht op te richten eene werkplaats in den zin der veiligheidswet; dat hh' voor deze oprichting vergunning behoeft van Uw College; Reden, waarom hy', onder overlegging van: één beschryving in drievoud van bedoelde inrichting; één teekening in drievoud; één uittreksel uit de kadastrale leggers en één verklaring, dat de inrichting zal zijn „een werkplaats in den zin der veiligheidswet", Uw College beleefd verzoekt, de gevraagde vergunning wel te verleenen. 'tWelk doende '% den 191 (Onderteekening). 96 N.B. De verzoeken en verdere stukken, zijn vrij van zegel ■ ineevolee K. B. van 4 Nov. 1875, no. 21. De verzoeker teekent alle bescheiden, welke worden overgelegd, behalve de uittreksels uit de kadastrale leggers. De beschrijving en verklaring in het verzoek bedoeld, kunnen luiden als volgt: Beschrijving. behoorende bil het verzoek van ondergeteekende d.d. heden om veïgunS tot oprichting eener werkplaats m den zm der veüxg- heidswet, op het perceel, kadastraal bekend, gemeente , Sectie No plaatselijk gequoteerd wijk , no Het perceel grenst onmiddellijk: ten noorden aan de openbare straat; ten oosten aan het erf van den heer - - aldaaf{daar en ten zuiden aan de huizmge van den heer aldaar en ten westen aan de openbare straat. In dl inrichting zal worden uitgeoefend eene kleermakerij. ?cht mïSke personen zullen inde inrichting verblijven. In verband hiermede zij nog gemeld: a dat de vrije luchtruimte voor. eiken arbeider m de werk pis Tal bedragen 5,2 M.' bij eene ^^Stey^n v i e r M b dat aldaar de luchtververschmg plaats vindt door zes in tochtwancen opvallende bovenlichten; c dïtTde werkplaats tot de bijzondere middelen tot afvoer van" schadelijke dampen of stof, behooren twee luchtkokers d dat het daglicht aldaar intreedt door ramen, waarvan het gezamenlijk oppervlak zich verhoudt tot het vloeroppervlak als 1:3, gT dat als kunstlicht gebruikt zal worden gemaakt van elec- trifSChdatChter voorkoming van brand geen houtwerk (zelfs niet bemetseld of bekleed) aan of in schoorsteenen voorkomt. den 191 Onderteekening. lil Verklaring. De ondergeteekende verklaart, dat de kleermakerij voornemens is op te richten op het V^^^*^ Q-©ni66Ilt€ï j ö6Cl-K5 t * werkplaats in den zin der veiligheidswet. , den 191 Onderteekening. 97 Bezwaarschriften. Grondbelasting. Alle stukken, opgemaakt krachtens de belastingwetten, zijn vrij van zegel. Heeren Gedeputeerde Staten van Geeft met den meesten eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); dat hij eigenaar is van het perceel, kadastraal bekend gemeente , Sectie , No ; dat bij inzage van de opgave van de uitkomstender meting en schatting hem is gebleken, dat zijn eigendom, is gemeten (of geschat; ; dat hij met deze meting (of schatting) zich niet kan vereenigen, wijl (redenen); Redenen, waarom hij zich tot uw College wendt, met het verzoek, ten koste van ongelijk, hermeting (of herschatting) te doen plaats hebben. 'tWelk doende Onderteekening. , den 191 N.B. Bij belastingreclamaties neme men wel in acht den ter¬ mijn, waar binnen de bezwaarschriften moeten worden ingediend. Zie daaromtrent de aanslagbiljetten Restitutie Grondbelasting, Braad, Hagelslag, Waterschade. Heeren Gedeputeerde Staten van Geeft met den meesten eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); dat hij is aangeslagen in de grondbelasting, dienst 191 , voor het perceel kadastraal bekend, gemeente , Sectie , No , art van het kohier dier kad. gemeente; dat door een onvoorzienèn ramp (brand, hagelslag, waterschade) de opbrengst van zijn eigendom geheel is ' 7 98 verloren gegaan (met meer dan 20 ten honderd is verloren gegaan); Reden, waarom hij Uw College beleefd verzoekt, hem ontheffing van zh'nen aanslag in de grondbelasting te verleenen (vermindering van de grondbelasting te verleenen, in evenredigheid tot het geleden verües). 'tWelk doende, Onderteekening. den . 191 Personeele belasting. Den Heer Directeur der Dir. Bel. Inv. en Ace. te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats) ; dat hij is aangeslagen in de Personeele belasting, dienst 19 _., (art van het kohier der gemeente -.); dat hij zich door dien aanslag bezwaard acht, wyjl de huurwaarde van het door hem bewoonde perceel , ■vrijk No , is geschat op f , wat z. B met meer dan f moest zijn, (de waarde van zijn mobilair is geschat op f wat door hem wordt getaxeerd op f--), (de vrouwelijke dienstbode, die mede diensten verricht in ziin bedrijf, zooals door hem is aangegeven, is gerekend te zhn eene dienstbode, enkel voor huiselijke diensten), (zijn paard, aangegeven voor gemengd gebruik, is aangeslagen naar het volle tarief), (de aansta* voor zijn motorrijtuig te hoog is, aangezien zijn motor niet meer heeft dan paardekrachten); Redenen, waarom hij UHoogEdelGestrenge beleefd verzoekt, zjjn aanslag te wijzigen. 'tWelk doende, Onderteekening. „ , den - 19 - Den Heer Directeur der Dir. Bel., Div. en Ace. te Geeft eerbiedig te kennen: w™nnW<,v de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats), 99 dat hij in de personeele belasting, dienst 19...... ,is aangeslagen voor het perceel , wijk , No , voor een huurwaarde van f ; dat hy den li dat perceel heeft verlaten, wijl - (redenen) en den IJ. heeft betrokken het perceel - , wijk , No waarvan de huurwaarde bedraagt ƒ ; dat alzoo de belastbare huurwaarde van het thans bewoonde huis, meer dan een vierde verschilt van het vorige; Redenen; waarom hü zich tot UHoogEdelGestrenge wendt met beleefd verzoek, hem ontheffing van zijnen aanslag naar de eerste drie grondslagen te verleenen, over de maanden van het jaar, die tijdens het verlaten van het eerste perceel nog niet waren ingetreden. 'tWelk doende, Onderteekening. , den 19-. Den Heer Directeur der Dir. Bel., Inv. en Ace. te Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de^ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); dat hij is aangeslagen in de Personeele belasting, dienst 19 , [artikel van het kohier voor de gemeente.- ; (dat hij evenwel het perceel - , wijk No. , den 1.1. heeft verlaten, zonder eenige roerende goederen daarin achter te laten en niet binnen zes weken daarna een ander of hetzelfde percee^ in gebruik zal nemen); (dat hij de dienstbode, waarvoor hij is aangeslagen, heeft afgeschaft en geen andere daarvoor in de plaats neemt); (dat hij zijn paard, waarvoor hij is aangeslagen, heeft afgeschaft en geen ander daarvoor in de plaats neemt; (dat hij zijn paard niet langer tot belastbare doeleinden bezigt en geen ander tot een belastbaar doeleinde gebruikt); (dat hij zijn motorrijtuig, waarvoor hij is aangeslagen, heeft afgeschaft en geen ander daarvoor in de plaats neemt); 100 Redenen, waarom hij UHoogEdelGestrenge beleefd verzoekt, hem over de maanden van het jaar, die nog niet zijn ingetreden, ontheffing van zijnen aanslag te verleenen (van de eerste drie grondslagen der Personeele belasting), (van den grondslag dienstboden, paarden, motorrijtuigen). , 't Welke doende, Onderteekening. , den 19 Hoofdelijke omslag. Heeren Gedeputeerde Staten van Geeft met den meesten eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); dat hij voor den dienst 19 is aangeslagen in den hoofdelijken omslag der gemeente - , tot een onzuiver inkomen van f ; dat hij zich door dezen aanslag bezwaard acht, weshalve een reclamatie aan den Raad dezer gemeente werd ingezonden; dat volgens missieve van den dezer, No de Raad geen termen heeft gevonden, om den aanslag te wijzigen ; dat toch volgens meening van requestrant de aanslag te hoog is en zijn zuiver inkomen moet worden teruggebracht tot f , zooals op bijgaande toelichting nader is aangegeven. Redenen, waarom hij zich tot Uw College wendt, met beleefd verzoek zijnen aanslag alsnog te herzien. 't Welk doende, Onderteekening. , den 19 Verzoek aan't Steuncomité. Aan Het Koninklijk Nationaal Steuncomité 1914 's-Gravenhage. Met de meeste bescheidenheid worde het ondergeteekende vergund hij Uw comité aan te kloppen. Sinds 1 Au- 101 gustus 1914 onder de wapenen als landweerplichtige der lichting 1913, en behoorende bij de 2e compagnie van het le bataljon Landweer Infanterie, was het adressant niet mogelijk met de zijne vrouw uitgekeerde landweervergoeding a fl.— per dag rond te komen, wijl ziekte het gezin noopte geneeskundige hulp in te roepen en versterkende middelen te koopen. Een gevolg van dezen toestand is, dat hij niet in staat is geweest zijn huurschuld te voldoen en op dit oogenblik nog aan huur door hen moet worden betaald de som van vijftig gulden. Voorts is onbetaald gebleven een doktersrekening van zesendertig gulden. Beleefd neemt ondergeteekende de vrijheid Uw Comité te verzoeken hem eene bijdrage te verleenen, teneinde in staat te zijn de schuld te betalen. Met de meeste hoogachting Uw dn. J. Mesdag. Leeuwarden 29 Januari 1916. Verzoek aan de Nat.-Vereeniging tot steun aan Miliciens, enz. jj Aan de nationale vereeniging tot steun aan Miliciens, enz. te Amsterdam. Mijne Heeren. Sinds 1 Augustus 1914 onder de wapenen, breekt nu het tijdstip aan, waarop ik den dienst zal mogen verlaten, om weer mijn handwerk „timmerman" te hervatten. Gelukkig mag ik mij achten, dat ik dadelijk werk zal kunnen bekomen, doch nu verkeer ik daarbij in eenige moeilijkheid. Mijne gereedschappen zijn niet zoo in orde als dit moet zijn, zoodat ik nieuwe moet aanschaffen en daaraan ontbreekt mij het geld. Met allen aandrang zie ik mij genoodzaakt van U een bijdrage ad vijfentwintig gulden te moeten vragen. 't Welk doende S. Steen. Steenwijk Landweerplichtige 18 Februari 1916. 2e C. 8e B. L.W.I. 102 Aanvraag om Regeeringsmiddenstandscrediet. Aan De Regeeringscommissie inzake Middenstandscrediet 's-G-ravenhage. Hoogwelgeboren Heeren. Ondergeteekende landweerplchtige der lichting 1909 en behoorende tot de le compagnie van het 10e bataljon Landweer Infanterie, thans weder met „klein verlof" te Winschoten, neemt de vrijheid Uwe Commissie medetedeelen, dat zijne affaire, „eene slagerij", gedurende zijn verblijf onder de wapenen voor het meerendeel heeft stil gestaan, doch dat hij thans gaarne weder zijn bedrijf wil trachten aan den gang te krijgen. Daarvoor heeft hij noodig eenig bedrijfskapitaal, wat hem echter ontbreekt, dank zij den langen duur der mobilisatie. Beleefd verzoekt hij uwe Commissie, hem daarom een crediet van driehonderd gulden {ƒ 300.—) te verleenen. 'tWe k doende J. v. Zuiden. Winschoten, 1 Februari 1916. HOOFDSTUK III. ACTEN. Afdeeling 1. Over acten in het algemeen. Overeenkomsten. Schier eiken dag worden door ons met onze medemenschen overeenkomsten getroffen. Nu eens volgens mondeling accoord, en dan weer volgens schriftelijk geformuleerde voorwaarden. Het eerste geschiedt dikwerf stilzwh'gend. Men wendt zich tot den winkelier, verneemt de prijzen der te koopen voorwaarden en ontvangt de waren, die met gereed geld worden betaald, van dezen koop wordt niets naders geformuleerd. Hij geschiedt volgens mondeling accoord. Bij eene andere gelegenheid evenwel, komt men met een persoon overeen, zijne bezittingen over te nemen en daarvoor eene som gelds te betalen. In dit geval worden na gemeen overleg de voorwaarden voor den koop schriftelijk geformuleerd, wordt van de overeenkomst een stuk opgesteld, dat voor den kooper dient als eigendomsbewijs. Deze schriftelijke overeenkomst noemt men dan acte. Niet altijd evenwel draagt eene schriftelijke overeenkomst den naam van acte. Een huurovereenkomst b.v. noemt men contract. Toch moeten deze contracten, evenals ook successiememories, enz., tot de acten worden gerekend. Acten. Op velerlei gebied hoort men van acten gewagen. En tot het opstellen dezer stukken is —behoudens de gevallen, waarin men volgens wettelijke bepalingen verpücht is, zich tot een bevoegd ambtenaar te wenden, b.v. voor het opmaken van een testament, enz. — een ieder bevoegd. Elke burger kan een acte opmaken. Wie men ook zij, welke positie men ook bekleede, een ieder mag een acte opstellen. Men behoeft zich niet te wenden tot een notaris, maar kan ook de hulp inroepen van een administrateur, een zaakwaarnemer, alleen maar, men zie goed uit zijne oogen. Een acte moet, wil ze rechtskracht bezitten, conform de wet zijn. Er mag niet het minste aan haperen. In vele gevallen kan een gewoon burger alzoo niet eene acte formuleeren en moet hij advies van een deskundige hebben. 104 Mocht hij zelf een acte willen opstellen, dan verdient het overweging, voor dat het stuk op zegel wordt geschreven, het concept ter inzage te zenden aan een deskundige. Iemand die persoonlijk een memorie voor de successie opmaakt, doet b.v. goed zoodra het klad gereed is, den Ontvanger der Registratie beleefd uit te noodigen, hem mede te deelen, of hij met het stuk genoegen kan nemen en indien noodig de verbeteringen op te geven Als regel neme men aan, het stuk door een deskundige te laten opmaken. Ongetwijfeld zijn er ook administrateurs en zaakwaarnemers, die den naam deskundige kunnen dragen. Menig zoogenaamd deskundige, kan men echter niet het opmaken der acte toevertrouwen. Hier komt nog bij, dat al zegt men dikwerf dat een notaris b.v. duur is, een zaakwaarnemer meermalen even duur of nog duurder is. Bedenk ook, dat indien de acte niet goed wordt opgemaakt, de „goedkoope zaakwaarnemer" nog duur wordt Meerdere onverkwikkelijke pleidooien werden veroorzaakt door ondeugdelijke acten, opgemaakt door terzake onkundigen. Men overtuige zich derhalve van de soliditeit van den deskundige en verzekere zich van diens bekwaamheid. Is dat alles in orde dan kan men de zorg zijner belangen den deskundige toevertrouwen.' Het is echter dikwijls moeilijk na te gaan, of een deskundige nu wel de aangewezen man is. Vandaar, dat de voorkeur wordt gegeven aan een openbaar ambtenaar, uitsluitend bevoegd om authentieke acten te verlijden. Kan ieder eene acte opmaken, verlijden van een autentieke acte, daartoe is alleen een wettelijk aangesteld ambtenaar gerechtigd. De eerste acten dragen dan ook den naam van onderhandsche acten, de laatsten van openbare of authentieke acten. In het algemeen kan men zeggen, dat een authentiek stuk is een stuk, opgemaakt door een daartoe bevoegd ambtenaar. Waagt iemand het, in zulk een acte eenige veranderingen aan te brengen, dan is hij strafbaar voor valschheid in geschrifte. In geen enkele acte en voor het minst niet in een authentieke, mag door een inder het radeermes worden gebezigd. Het zeg*e[l. gtEen acte wordt niet, tenzij men 'een verklaring van onvermogen, afgegeven door den Burgemeester op verklaring van minstens twee meerderjarige manspersonen,' heeft verkregen of de. acte, b.v. een huurcontract voor eene som tot /*50, wettelijk van zegel is vrijgesteld, op gewoon papier geschreven. Men schrijft de acte op zegel, of anders laat men het papier waarop de acte is geschreven,, van den zegelstempel voorzien. Overtreding van de zegelwet wordt streng gestraft en kan den bedrijver duur komen te staan. 106 1914 is echter van die voorschriften afgeweken en vastgesteld, dat tien opcenten zijn verschuldigd op de rechten en boeten van registratie, alsmede op de rechten en boeten van hypotheek, verschuldigd voor alle in het tijdperk van 1 Januari 1915 — 31 December 1917 geregistreerde akten. Niet geheven worden deze opcenten van de rechten en boeten, verschuldigd van acten, welke vóór 1 Januari 1915 een zekere dagteekening hebben verkregen en vóór 1 Januari 1915 opgemaakte en tijdig geregistreerde acten. Wel worden de tien opcenten geheven op rechten van registratie en van hypotheek, welke tengevolge eener van 1 Januari 1916—31 December 1917 vervulde voorwaarde vorderbaar worden op vóór dat tijdstip geregistreerde acten, alsmede op rechten en boeten van registratie, verschuldigd van testamenten, die tengevolge van het overlijden van den testamentmaker, worden bekrachtigd. Andere formaliteiten. Met sommige acten is men nog niet gereed, al heeft de Ontvanger der Registratie ze in zijne registers geboekstaafd. Willen ze kracht hebben, dan moeten ze nog één stadium doorloopen. Een koopacte van onroerende goederen b.v. heeft slechts dan kracht, zoo de acte der hypotheken ten kantore is overgeschreven. Ook deze overschrijving moet binnen een bepaalden tüd plaats hebben. Het komt ook voor, dat handteekeningen op acten moeten worden gelegaliseerd. Onderhandsche acten. In de volgende bladzijden zal een en ander worden vermeld, voornamelijk met het oog op onderhandsche acten. We zullen ook niet nalaten een enkel model eener acte op te nemen. Alleen maar, niemand meene, dat een model hem bekwaam maakt een serie modellen samen te stellen. De te geven modellen betreffen eenvoudige gevallen. Voor ingewikkelde aangelegenheden moet men zich wenden tot een deskundige; tot iemand die daarvoor theoretische èn practische bekwaamheid bezit. De beste is dan niet te goed. Algemeene regelen. Na hetgeen over het schrift, de taal en de stijl in de brieven is geschreven, is het niet van noode zulks te herhalen, waar het de opmaking van acten betreft. Het zij genoeg, er op te wijzen, dat de acte aanvangt ter hoogte van het zegel en dat aan den linkerkant van het zegel een ruimte wordt opengelaten, ongeveer ter hoogte van het zegel. 107 Deze ruimte wordt zoo noodig gebruikt voor het plaatsen van renvooien. Men bedenke toch wel, dat het niet geoorloofd is, in een acte iets uit te krabben en dat doorhalingen in de acte moeten worden goedgekeurd. Voorts drage men zorg, open ruimten in de acten, b.v. wanneer een zin midden op een regel eindigt, de ruimte naar rechts, aan te streepen, om te voorkomen, dat later eenig woord kan worden bijgevoegd. Vervolgens worde de noodige aandacht aan de onderteekening gewijd. De handteekening dient overeen te komen met den naam in de acte vermeld. Toevoegsels als Jr., Sr. en Kzn., worden daarbij vermeden. Af deeling 2. Voor, bij, in en bij ontbinding Tan het huwehjk. Grootte verscheidenheid. Velerlei acten worden gepasseerd. Vooral wordt onsditduide? lijk, wanneer we een oogenblik onze aandacht wijden aan acten, verleden vóór, bij, in en bij ontbinding van het huwelijk.| . H u w e 1 ij]k s v|o o r w aja r d e n. Niet allen trouwen in gemeenschap van goederen. Bij het overgroote deel moge dit het geval zijn, een klein getal huwelijken wordt gesloten, nadat vooraf bij notariëele acte de huwelijksvoorwaarden zijn vastgesteld. Een onderhandsche overeenkomst baat in dat geval niet. T e s t a me n t. Al moge het geen regel zijn, nog voor dat de huwelijkssluiting plaats vindt, een testament te laten verlijden door een notaris, aan te bevelen is het wel. Nu kan men heengaan en „schrijf persoonlijk op ongezegeld papier de uiterste wilsbeschikking, welk stuk daarna bij een notaris in bewaring wordt gesteld." De notaris maakt hiervan een acte op. Ook kan men een geheim testament — persoonlijk of door anderen geschreven, maar eigenhandig geteekend — opmaken. Dit besloten of geheim testament wordt gesloten en gezegeld den notaris overhandigd, die daarvan een acte opmaakt. Na het overlijden van den erflater vervoegt de notaris zich ter opening van dit olographisch of geheim testament bij den kantonrechter. In den regel echter wendt men zich tot den notaris, aan wien de opmaking van het testament, één voor den man en één voor de vrouw wordt opgedragen en die met de comparanten en twèe getuigen, het testament onderteekent. Bij het opmaken'van een uiterste wilsbeschikking lette men er op, dat alleen over dat deel der nalatenschap wordt getesteerd, dat beschikbaar is. De artt. 897—920 van het Burgerlijk Wetboek bevatten bepalingen, omtrent hetgeen bij versterf aan de legatarissen toekomt. 111 tie-Ontvanger met een verklaring van den burgemeester, waaruit dit blijkt, wel genoegen. Verkeert men echter niet in eene dier gevallen dan moet tijdig eene memorie worden ingediend. Betreft de memorie eene nalatenschap, geheel geërfd wordende in de rechte nederdalende lijn, óf door kinderen en echtgenoot, dan wordt, indien het erfdeel van ieder geen f 1000 bedraagt en geene effecten en rentegevende vorderingen zijn nagelaten, geen successierecht betaald en kan de aangifte op ongezegeld papier worden gesteld. In de overige gevallen is successierecht verschuldigd, moet eene memorie worden opgemaakt en wordt deze voor den kanrechter door erfgenamen beëedigd. De memorie wordt dan in dit geval op zegel geschreven. De grootte van het zegel hangt af van de lengte der memorie. Éénvoudige memories kan een erfgenaam zelf wel opstellen. Zijn concept zende hij ter beoordeeling aan den Registratieontvanger. Voor ingewikkelde aangiften vrage men hulp van een deskundige. . Blijkt het, dat in eene memorie eene vergissing is begaan, dan diene men een verbeterde in. Boedelbeschrijving. Evenals eene successie-memorie, kan men ook eene onderhandsche boedelbeschrijving opmaken. Op een zegel van minstens 25 cent in» hoofdsom schrijft men de acte, die na onderteekening tegen betaling van f 2.40 wordt geregistreerd. Meermalen wordt een erfenis aanvaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving. Erft een erfgenaam in gewone gevallen lasten en lusten en moet hij feitelijk het tekort betalen, bij aanvaarding van een erfenis onder voorrecht van boedelbeschrijving, is hij niet aansprakelijk voor het tekort. Ook kan men een nalatenschap verwerpen. Van beide gevallen wordt de verklaring gesteld op zegel van 15 cent in hoofdsom. Voor registratie daarvan betaalt men f 1.20. Acte van scheiding. Ingewikkelde acten worden in den regel voor den notaris bewaard. Eenvoudige acten, ook die van scheiding, maakt men zelf op. De acte van scheiding wordt geschreven op een zegel van minstens 25 cent in hoofdsom. Ze moet binnen 3 maanden worden geregistreerd, tegen betaling van 3/20% van het bedrag der verdeelde baten. Binnen 6 maanden wordt de acte ten Afdeeling 3. In de samenleving. Overeenkomsten. Vele in getal en zeer verschillend in soort, zijn de overeenkomsten, welke in de burgerlijke samenleving worden getroffen. Nu eens wordt een koop gesloten, wordt een ruiling aangegaan worden goederen verhuurd, terwijl bij eene andere gelegenheid' rechten worden gevestigd, werken worden aangenomen, enz. Zonder nu volledig te zullen zijn, worde aan een en ander een enkel woord gewijd. Koop en verkoop. De goederen, welke worden ge- en verkocht, kunnen zijn roerende en onroerende goederen. Tot de eerste soort behooren meubelen, tot de laatste huizen en landerijen. Van den koop van roerende goederen wordt in vele gevallen niets beschreven. De. kooper is door levering eigenaar geworden en moet hetzij dadelijk, hetzij on een overeengekomen tijdstip de geleverde goederen betalen. Mocht men iets omtrent dezen koop op schrift willen stellen, dan doe men zulks op een zegel van minstens 25 cent in hoofdsom. De acte biede men den Registratie-ontvanger ter regisöliring aan, waarvoor 2% der koopwaarde als recht moet worden voldaan. Het is geoorloofd, roerende goederen ze verkoopen onder recht van weder-inkoop, alleen maar, dat recht duurt niet langer dan vijf jaren. Mocht de nieuwe eigenaar in strijd met deze voorwaarde handelen, door de goederen binnen dien termijn aan een ander over te doen, dan kan de vroegere bezitter niet zijn recht van weder-mkoop doen gelden tegen den derden bezitter. Acten van koop en verkoop van roerende goederen mogen zeldzaam voorkomen, die betreffende onroerende goederen zijn aan de orde van den dag. Jn den regel belast men den notaris met de opmaking dezer acte, wijl men er van overtuigd is, dan een acte verleden voor een bevoegd ambtenaar in dit geval alleszins de voorkeur verdient. Maakt een notaris de acte op, dan zal niemand er ooit aan denken, om de echtheid van het stuk niet te erkennen. Voor een beeedigde is het stuk verleden en het lijdt- geen twijfel, of de verUaring in de acte, dat de eigenaar het stuk eigenhandig onderteekende, is volkomen waar. Voorts komt het voor, dat een acte verloren geraakt. Een S 114 onderhandsche acte, daarvan zal niemand een gelijkluidend afschrift kunnen geven. De notaris evenwel kan afschriften geven van in vorige jaren verleden acten, omdat het oorspronkelijk stuk bewaard is gebleven. Meerdere personen meenen zelf wel een onderhandsche acte te kunnen formuleeren en zoo worden er vele onderhandsche acten opgemaakt. Bij de opmaking van zulk eene acte, vergetc men niet op drieöerlei te letten. Men moet weten, wat men vóór de opmaking der acte moet verrichten, wat de acte moet inhouden, en wat na de opmaking behoort te geschieden. Voor dat men overgaat tot opmaking der acte, onderzoeke men, of de verkooper bevoegd is tot den verkoop. Een minderjarige, een onder curateele gestelde zal dimmer, een voogd en een gehuwde vrouw slechts na het verkrijgen van eene machtiging mogen verkoopen. Voorts informeere men aan het hypotheekkantoor, waaronder de te verkoopen onroerende goederen gelegen zijn, of de verkooper bekend staat als eigenaar van het perceel, of de eigendommen ook hypothecair bezwaard zijn, en of er ook andere zakelijke rechten op den eigendom gevestigd zijn. Heeft men deze gegevens, dan Kan tot de opmaking der acte, op een zegel van minstens 25 cent in hoofdsom worden overgegaan. Die acte bevat allereerst de namen en voornamen, beroep en en woonplaatsen van de verkoopers en wijders eene verklaring, dat zij verkoopen. Voorts de namen enz. der koopers, met de verklaring, dat zij in koop aannemen. Na deze vermelding volgt eene duidelijke omschrijving van het gekochte vast goed, door aanduiding van de kadastrale gemeente, sectie, nommer, aard en grootte. Het verdient aanbeveling deze omschrijving niet uit oude acten over te nemen, doch extracten van het perceel aan den hypotheekbewaarder te vragen. Vervolgens worden de voorwaarden omtrent den verkoop vermeld. Men vermeldt, wie de belastingen moet betalen, wanneer het gekochte is te aanvaarden. Zijn de voorwaarden omschreven, dan wordt de koopprijs opgegeven, onder vermelding van de wijze van betaling. Komen de kosten der acte ten laste van den verkooper, dan moet zulks uit de acte blijken. Wordt niets omschreven, dan betaalt de kooper alle onkosten. Eindelijk volgen dagteekening en onderteekening. Afdeeling 4. Een enkel voorbeeld. Huwelijksaangifte. Ondergeteekenden: , oud jaren, van beroep •-~- wonende te _ , en _.. .oud jaren yan beroep , wonende te , berichten den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente . dat zrj voornemens zijn met elkander een huwelijk aan te gaan den 191 Onderteekeningen Gezien voor legalisatie enz. (door den Burgemeester.) Ondergeteekende: , oud jaren, van beroep > wonende te , heeft de eer den heer Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente te berichten, dat hij voornemens is een huwelijk aan te gaan, metJ • > oud jaren, van beroep , wonende te ' ; den i 191 . Onderteekening. Voogdenstelling s-volmacht. De ondergeteekende , van beroep _., wonende te i aangehuwde oom van vaderszijde over de minderjarige kinderen van wijlen , in leven te •T T en aldaar overleden, en - , zonder beroep wonende te , machtigt bij deze om in zijnen naam te verschijnen voor het Kantongerecht te.. 0m aldaar zijne stem er voor uit te brengen, dat voornoemd weduwe— , opnieuwd in de voogdij worde bevestigd over hare voorschreven minderjarige kinderen, bij het aangaan van haar voorgenomen tweede huwelijk met van beroe» , wonende te _" ' (Vermelde weduwe en de minderjarigen zijn onvermogend om 124 ^; wonendP te ~->als ln algeheele gemeenschap van goederen gehuwd met , verklaren als erfgenaam van wijlen hunnen vader , overleden te... den 19^°^n t " O"1 onverdeelden eigendom, ieder voor een vierde gedeelte te bezitten: Nummer een. Eene huizinge met erf, tuin en boomgaard kadastraal bekend gemeente Sectie ' *° r groot are geschat' op .'. (cijfers) gulden - r Dit perceel heeft de overledene in eigendom verkregen bij proces-verbaal van provisioneele en ^finale toewijzing, verleden voor notaris ïjSK' te -> den , (datum) 1ÖUÜ en ), overgeschreven ten kantore van hypotheken te , den (datum en jaar in letters), deel , Nummer twee, enz. Samen eene waarde van gulden f Waarvan ieder der deelgenooten toekomt een vierde gedeelte of eene som van gulden Hierna verklaren de deelgenooten met elkander te zijn overeengekomen en alzoo toe te deelen aan: 1# , zulks accepteerende de perceelen nummers een en twee hierboven omschreven Zoodat hij aan zhn mededeelgenoot , een toehaak moet betalen ten bedrage van' | gulden ~, zulks accepteerende het percëêï nummer drie hierboven omschreven voor (letters) gulden ƒ De toehaak ten laste van den mededeelgenoot I , ten bedrage _ van gulden „ f 3* enz. Met welke scheiding en verdeeling partijen verklaren volkomen genoegen te nemen en zich geenerlei rechten op de buiten ieders deel geblevene goederen voor te behouden en overigens aan deze scheiding te verbinden de volgende "Voorwaarden: K Dat ieder der verkrijgers de goederen zal ontvangen, zoo goed en kwaad, groot en klein en in dien staat en stand als «■ 135 Geen wonder, dat vele familiën- de gewoonte hadden, om van die feiten aanteekening te houden in den huisbijbel. - Toch wist menigeen in vroegere jaren niet op te geven op welken dag hij was geboren, wanneer het huwelijk was voltrokken of wanneer een bloedverwant was overleden. In oude tijden was het dikwerf niet mogelijk omtrent „een persoonlijken staat" mededeelingen te doen. Hierin kwam een groote ommekeer met het optreden van den keizer Napoleon, aan wien wij de invoering van den burgerlijken stand te danken hebben. En zoo is het mogelijk in onze dagen, iemands geboorte, huwehjk en overlijden met een acte te staven. Van elk dezer feiten wordt door een ambtenaar van den burgerlijken stand eene acte verleden, waarvan uittreksels zijn te bekomen, tegen betaling van zegel en legesgelden, behalve in. geval van gebleken onvermogen of speciale vrijstelling van zegel, in welk geval het extract kosteloos wordt afgegeven. Geboorte. De aangifte van de geboorte van een kind moet worden gedaan aan den plaatselijken ambtenaar van den burgerlijken stand in tegenwoordigheid van twee getuigen (meerderjarige in het Rijk wonende manspersonen), binnen drie dagen na de bevalling, Zondagen, de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paasch- en Pinksterdagen, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag en de verjaardag des Konings (der Koningin) niet medegerekend. De aangifte van een kind moet geschieden door den vader, of, in geval van diens verhindering, afwezigheid of overlijden, door den verloskundige, de vroedvrouw of een ander persoon, die bij de bevalling is tegenwoordig geweest. Is de moeder buiten hare woning bevallen en de vader verhinderd de aangifte te doen, dan moet deze aangifte worden gedaan door den persoon ten wiens huize de bevalling heeft plaats gehad. Kinderen Jevenloos ter wereld gekomen of overleden vóór de geboorte-aangifte, worden als levenloos aangegeven. Deze aangifte moet geschieden door twee meerderjarige, binnen het Rijk wonende, manspersonen. De acte wordt in de strafregisters ingeschreven, zonder dat daardoor eeniger mate zal zijn beslist, of het kind levend dan wel dood is ter wereld gekomen. Overlijden. Heeft een sterfgeval plaats gehad, dan geschiede zoo spoedig mogelijk en in elk geval voor de begraving, daarvan aangifte door twee meerderjarige, binnen het Rijk wonende manspersonen. Van deze aangifte wordt een acte opgemaakt, waarin wordt opgenomen: 1°. plaats dag en uur van het overlijden; 136 2o. voornamen, naam, ouderdom, beroep, geboorteplaats en woonplaats van den overledene ■ seuooriepiaats en 8°' dP°nvS/n Dlam Jan anderen echtgenoot, indien de overledene gehuwd, weduwnaar of weduwe Was; en * de!f l°d nameD' ber°eP 6n woonPlaats der ouders van Begraven. dan ™ «tóP*^* mag n\et vroeeer dan 36 ureQ en niet later bI LM6n da£ na het oerlijden plaats hebben. De SrfrwStf^tiS eCMer',Da Ierh00r van een geneeskundige, schnlteWk ontheffing van deze bepaling verleenen. verklaart de geneeskundige, dat bespoediging of uitstel der STd!tfn°lgnï'- ^ kan hCt begraven °P ee*? vroeger of ^M^^VSSSr 18 Vermeld' d°°r denBur^-ster ander"* lïS V1 2?° Seweldieen dood aanwezig, of doen vin?n>£|*andl&jiedeJ1 d",n vermoeden, dan geschiedt de begratinvZltnt?^^ \k eerechteüjk is geschouwd en de Officier van Justitie of de Rechter commissaris, met het gerechtelijk 'SS^^S& SCïrifte^k heeft gegfven, 3 Bu^^eTstod?'^^ betrokken Ambtenaar van den wnSf JfJi°f t0t begraYen'.welk stuk vrij van zegel is en kosteloos w^pï%8ÖVB^,",W0ldot.luet verleend, dan nadat den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand is ter hand gesteld eene verklaring van overlijden, afgegeven door een deskundige. Bij gebreke dezer verklaring, ook voor levenloos aangegeven kinderen gevorderd, wordt door een, daartoe door het Gemeentebestuur aangebleven* 6er' de doodschouw verricht en de verklaring B. Bevolking. In vorige eeuwen werd er niet aan gedacht, om eene bevolkingsboekhouding aan te houden. Men trok van de eene plaats naar de andere, zonder eenige formaliteit daarbij in acht te nemen. üen halve eeuw geleden is zulks evenwel veranderd. Na de mvoenng van bevolkingsregisters, kwamen ook voorschriften, in acht te nemen bij vestiging in en vertrek uit eene gemeente, terwijl m nagenoeg alle gemeenten bij plaatselijke verordening aan de ingezetenen verplichtingen zijn opgelegd ter bevordering eener regelmatige bijhouding der bevolkingsregisters. 137 Binnen het Rijk. Zij, die hunne werkelijke woonplaats uit eene gemeente van Ry'k naar eene andere gemeente overbrengen, doen hiervan eene verklaring aan het Bestuur der gemeente, die zij verlaten en waar zij in het bevolkingsregister zijn ingeschreven, met opgaaf der gemeente, waar zij zich wenschen te vestigen. Zij ontvangen een kosteloos getuigschrift van verandering van werkelijke woonplaats. Ter plaatse waar zij hunne werkelijke woonplaats overbrengen, doen zij uiterlijk binnen eene maand na hunne terugkomst eene verklaring aan het gemeentebestuur, met overlegging van genoemd getuigschrift. Elk hoofd van een huisgezin geeft uiterlijk binnen eene maand kennis aan het gemeentebestuur van ieder lid, dat in het huisgezin wordt opgenomen of daar uitgaat, inwonende dienst- en werkboden daaronder begrepen. Die kennisgeving gaat vergezeld van de noodige opgaven om de in- of afschrijving in de bevolkingsregisters mogelijk te maken. Dezelfde kennisgeving geschiedt door afzonderlijk levende personen, wanneer zij andere personen in hun huisgezin opnemen. Onverminderd de bovenstaande voorschriften is een ieder, door het Gemeentebestuur daartoe opgeroepen, verplicht tot het doen der opgaven, die vereischt worden om de bevolkingsregistersin te vullen. Overtreding dezer bepalingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd gulden. Buiten het Rijk. Zij, die van buiten het Rijk, uit eene Nederlandsche kolonie eene overzeesche bezitting of uit den vreemde, hunne woonplaats overbrengen in eene gemeente binnen het Rijk, doen hiervan eene verklaring aan het Gemeentebestuur, vergezeld van het gebruikelijke getuigschrift voor hen die uit de koloniën of bezittingen, van een paspoort of reis- en verblijfpas of andere door de politie deugdelijk erkende bewijsstukken, voor hen die uit den vreemde komen. Deze verklaring geschiedt binnen ééne maand na hunne aankomst in de gemeente. Zij, die hunne werkelijke woonplaats binnen het Rijk verlaten, om die over te brengen naar eene Nederlandsche kolonie, eene overzeesche bezitting of naar den vreemde, doen hiervan eene verklaring aan het bestuur der gemeente. Ook in dit geval wordt aan de betrokken personen een „verhuisbiljet" verstrekt, terwijl voor vestiging in Duitschland mede een nationaliteitsbewijs of een paspoort en voor vestiging elders een buitenlandsch paspoort wordt aangevraagd. VOLLEDIG PRACTISCH CORRESPONDENTIEBOEK DOOR JOHs. LAND 2e BIJGEWERKTE DRUK COHEN's BOEKHANDEL AMSTERDAM TER INLEIDING. Voor het samenleven. „Niet voor eenzelvigheid, maar voor het samenleven met menschen, is de mensch geboren. De trek naar 't gezellige en gezelschappelijke is in den mensch ingelegd. Omdat we zelf mensch zijn, boezemt het doen en laten van andere menschen ons belangstelling in, en voelen we een neiging in ons om met hen in gesprek en verdere aanraking te komen. Noem het omgang, verkeer, conversatie, of hoe ge wilt, maar reeds bij het kind ziet ge, dat het kind andere kinderen zoekt en met andere kinderen spelen wil. En al moge die trek bij het klimmen in de jaren afnemen, zoodat ouderen van dagen zich meermalen in de eenzaamheid terugtrekken, toch slijt die trek nooit geheel uit en blijft er altijd behoefte aan ontspanning, aan een zich mededeelen en geven; men wil wisseling van gedachten en inzichten, men wil zijn oordeel over allerlei uitspreken en van anderen hooren, men wil van anderen leeren en op zijn beurt anderen onderwijzen." De schrijfkunst. Er is een tijd geweest, waarin het niet anders mogelijk was dan mondeling met anderen een onderhoud te voeren. Men kende veelal de schrijfkunst niet en zoo moesten alle berichten en mededeelingen door een persoon worden overgebracht. Toch bestaat de kunst „om voor het oog de teekens af te beelden van welke men zich bedient tot het aanduiden van voorwerpen en denkbeelden", reeds lang.' In de Oudheid immers, schreef men reeds op steen, dunne looden platen, boomschors en plankjes, met was bestreken, terwijl bij toenemende beschaving, men zich bediende van bereide dierenhuiden, het zoogenaamde Perkament, dat reeds vóór Herodotus bij de Grieken bekend was. De bereide bladen van de Egyptische papyrusplant kwamen waarschijnkjk in de derde eeuw na Christus in gebruik. Het katoenen en linnen papier is van veel latere dagteekening. Naar de stof, waarop men schreef, wijzigde zich in den loop der eeuwen ook het schryfmiddel. Moest men eerst in den harden steen houwen, later ging men in de wasborden graveeren. Op perkament en papier schreven de ouden met een rietje, hetwelk in gekleurd vocht werd gedoopt. Waarschijnlijk kwamen eerst in in de 6e of 7e eeuw de vogelschachten daartoe in gebruik, die HOOFDSTUK I. BRIEVEN. Afdeeling 1. De Correspondentie. § 1. De correspondentie in het algemeen. Conversatie eu Correspondentie. „Wie geen conservatie heeft," zoo schreef een zeker schrijver, „laat men alleen, wie rijk aan conversatie is, wordt van alle kanten gezocht. Het gewone gesprek, of wat men met een bestaand woord conversatie noemt, is dan ook een der meest uitwerkende uitingen van het woord. In die conversatie vermengt zich het innerlijk leven van den één met dat van den ander. Geest ontmoet geest en wisselt zijn schat uit. Na een vertrouwelijk, innig en langdurig gesprek valt daarom het scheiden vaak zoo moeilijk. In dit samenleven, in de conversatie voelde men zijn eigen leven verrijkt, en men scheidt onder den indruk, dat het afbreken van die gemoedsuiting de gedachtenwisseling verarmt." Gelukkig nu, dat de woorden conversatie en correspondentie met elkaar in een zeer nauw verband staan. Waar het niet mogelijk is elkaar persoonlijk te ontmoeten en van mond tot mond te spreken, daar opent de correspondentie de mogelijkheid met, elkander gemeenschap te oefenen, door briefwisseling te houden. Een brief is dan ook eigenlijk niets anders dan een schriftelijk onderhoud. Hieruit volgt derhalve, dat de correspondentie tusschen welopgevoede personen steeds een wellevend karakter draagt. Zal het evenwel in een gesprek voorkomen, dat één der converseerende personen in zijne woorden struikelt, in de correspondentie moet steeds alle zorg aan de woordkeus worden besteed en worde ten alle tijde nauwkeurig gelet op de onderlinge samenhang der gedachten. Een gesproken woord verdwijnt alras uit het geheugen, terwijl het geschreven woord, dat van meer blijvende waarde is, wordt herlezen, overdacht, gewogen, beoordeeld en bevit. Bij het voeren van correspondentie betrachte men dan de voorzichtigheid, worde goed overwogen wat men schrijft, en bedenke men, dat de vriend van heden, over korten tijd een 8 vijand kan worden, in wiens hand de correspondentie alsdan een gevaarlijk wapen kan zijn. De correspondentie beoogt gemeenschap te oefenen met den elders vertoevende en wil daartoe in duidelijke, welgeordende, juist gekozen bewoordingen hem mededeelen, wat den schrijver op het harte ligt. Het p"a pier. Zal de correspondentie het voorgestelde doel bereiken, dan moet zoowel het innerlijke als het uiterlijke daartoe medewerken. Ongetwijfeld noodigt een briefje geschreven op een bezoedeld vel papier niet tot lezen uit, terwijl van een mededeeling op een net stuk papier vermeld, aanstonds zal worden kennis genomen. Om dan een brief een goed oog te geven, neme men dus schoon en dan liefst behoorlijk afgesneden papier. Bij voorkeur zn' het papier gelinieerd, opdat straks de regels zuiver recht en evenwijdig aan elkaar worden. Bij gebruik van ongelinieerd papier worde een „transparant" in dienst genomen. In den regel zal wit papier worden gebruikt. Het is evenwel ook geoorloofd gekleurd papier te kiezen, doch dan alleen in zachte, aangename tinten. Een man behoort dit papier enkel te bezigen voor zijn intieme en vertrouwelijke correspondentie. In dagen van rouw, voor correspondentie in verband staande met het sterfgeval, valle de keuze op papier met zwarten rand. Moge een kind net op snede vergulde en het met het gekleurde figuren en ansichten versierde papier fraai vinden, een volwassene gevoelt, dat het gebruik door hem niet van een goeden smaak getuigt. Wil men het te bezigen papier van een „hoofd" voorzien, dan worde zorg gedragen, dat niet anders dan het adres of naam of initialen, met of zonder kroontje, al naar men wel of niet een titel invoert, in den linker bovenhoek wordt gedrukt. De schrijver bedenke wijders, dat ook op het formaat van het papier moet worden gelet. Grillige formaten bekoren niet. Houdt men briefwisseling met vrienden of bloedverwanten, dan zal het zoogenaamde postpapier — groot of klein octaaf— voor gebruik worden bestemd. Wil men daarentegen een brief schrijven aan een persoon uit den deftigen stand, dan worde quarto-post-papier genomen en schrijve men slechts op ééne zijde. Moet de brief evenwel gericht worden aan een autoriteit, dan zal het aanbeveling verdienen folio-papier, op zegelformaat, te gebruiken. Zeer dikwijls echter zal gezegeld papier voor dit doel eisch zijn. Op correspondentiekaarten zal alleen dan worden geschreven, indien het geschrevene bestemd is om een korte mededeeling te 9 zijn aan goede kennissen, vrienden en vertrouwden, aan personen met wie men op een gemeenzamen voet staat. Het schrilt. Wil men zorg dragen, dat de brief uiterlijk goed in den vorm zal zijn, dan wijde men vooral de noodige aandacht aan het schrift. Natuurlijk zijn niet allen dermate in de schrijfkunst gevorderd, dat zij sierlijke letters maken. Wat elke schrijver kan betrachten, is de gulden regel: „Schrijf steeds duidelijk, al schrijft ge een slechte hand." Het schrift toch moet leesbaar zijn. Is het lastig, indien iemand onduidelijk spreekt, het leidt nog tot meer moeilijkheden, indien iemand onduidelijk schrijft. Verstaat men in het eerste geval den spreker niet, men is in de gelegenheid aanstonds navraag te doen. Valt het moeilijk den inhoud van een schrijven te ontcijferen, dan zal een nadere correspondentie noodig zijn. Ook kan onduidelijk schrift gemakkelijk misverstand veroorzaken. Het schrift leesbaar! En de letter liever te groot, dan te klein. Is dat het geval, dan geeft het geheel den ontvanger een gungen indruk. Wijders voorkome men, dat inktvlekken, doorhalingen, uitkrabbingen het geschrift ontsieren. Voorzichtig zij men met het gebruik van vloei. Het strooien van zand — een verouderd middel — worde nagelaten. Het verdient alle aanbeveling de — deugdelijke zwarte — inkt vanzelf te laten opdrogen. D e \t a a 1.. „Het is maar een brief!" Zoo wordt meermalen gezegd en dan meent men een vrijbrief te hebben, om taalfouten te maken. Ieder schrijver weet wel beter. Taalfouten behooren evenmin in een brief, als in een opstel. Slordigheid past niet bh' het uiterlijk gewaad van ons schryven, maar ook niet bij het innerlijke. De taal, onze zuivere Nederlandsche taal, waarvan men zich bedient, moet zoo zijn, dat ze zich gemakkelijk en aangenaam laat lezen. Ze behoort in geenen deele te worden opgesmukt, maar moet zijn natuurlijk en hartelijk. De brief moet zoo duidelijk worden gesteld, dat er geen twijfel kan ontstaan over de bedoeling van den schrijver. De ontvanger moet volkomen begrijpen, wat de schrijver bedoelt. Op een goede keuze der uitdrukkingen en een goede ontwikkeling der gedachten komt het alzoo aan. De zinnen make men daartoe niet te lang. De gedachten moeten kort en pittig worden weergeven. Toch mag een gedrongen kortheid, de duidelijk- 10 heid niet benadeelen. De taal zij kort en krachtig, doch welluidend. Van vreemde smetten vry. Wil men in den brief zoo zuiver mogelijk de Nederlandsche taal gebruiken, dan beduidt zulks, dat men het gebruik van vreemde en al te geleerde woorden of uitdrukkingen zal trachten te vermijden.^ . Zonder nu op de manier van Hooft de taalzuivering op de spits te drijven en voor locomotief „treintrekker" te lezen, zal toch elke rechtgeaarde, vroede, vrije Hollander zijn taal zooveel mogelijk „van vreemde smetten vrij" willen houden. In het volkslied jubelt hij het uit, dat zijn bloed nog door geen vreemde bestanddeelerris besmet, maar zou hij dan zijn moedertaal niet rein willen bewaren? Uit den brief were men dan de vreemde insluipsels, die onze taal pogen te verarmen. Alleen dan kan het gebruik van een vreemd woord worden toegelaten, indien anders een zelfde woord moet worden herhaald en de stijl daardoor een eentonigheid bekomt. Regel zij Hollandsche uitdrukkingen te bezigen. Onze Hollandsche woorden immers klinken voor een nog zuiver Hollandsch oor zoo m-krachtig, ja zoo mannelijk-welluidend. V r[i e[n dje 1 ij k jegens allen. Een welopgevoede, schrijft als een beschaafd man. Als burger van de maatschappij moet hij in de samenleving verkeeren, weshalve door hem in woord en schrift nimmer den minzamen toon uit het oog verloren wordt. Wars van alle vleiern', eerlijk en oprecht en waar, wil hij in de spraak en in de pen zijn vriendelijk, bescheiden, beleefd. Nu kan het niet worden ontkend, dat met het oog op den beleefdheidsvorm in ons verkeer, meermalen de oprechtheid wordt bedreigd. Een bekend schrijver wees hier eens op. „Meer dan één — zoo liet hij zich uit — zal een erfoom geluk gaan wenschen op zijn verjaardag, en in stilte bij zich zelf het bejammeren, dat de erfenis nog niet loskomt. Men zal bij een ontmoeting van een persoon dien men niet lijden mag, hem met een vriendelijk gelaat bejegenen, om straks achter zijn rug zich steen en been over hem te beklagen. En vooral in brieven zal men van geacht en hooggeacht en van onderdanigen dienaar spreken, hoewel men in zijn oordeel over dien persoon bij anderen zich hoogst ongunstig uitliet. En zoo zal men op allerlei manier, om van den regel, dien het gebruik ijkte, niet af te wijken, een houding aannemen en een taal gebruiken, die niet 11 in overeenstemming is met wat omgaat in 't hart. Dit nu oordeelde meer dan een, dat met de oprechtheid in strijd was, op leugen neerkwam, en daarom hoe eer hoe beter moest worden afgeschaft. Nu ligt hier ten deele waarheid in. Het gebruik overdreef, en dit overdrijf schaadde, maar anderszijds moet er toch nadruk op gelegd, dat we dezen beleefdheidsvorm in taal en houding niet missen kunnen. Gaf toch een ieder, bij elke ontmoeting, door gesproken of geschreven woord, telkens uiting aan wat in zijn hart omgaat, zoo zou er een stroom van bitterheid uitvloeien, die alle samenleving vergiftigde." „Vriendelijk jegens allen", blijft een te betrachten regel. „Dat altijd willen oordeelen over anderen en tot in het norsch gelaat en barsch woord telkens willen uitdrukken hoe ge over iemand denkt, komt u zelfs niet toe. Gij zult zijn levensbestaan eerbiedigen, gelijk hy 't uwe moet doen, en bij ontmoeting is het niet de vraag, hoe gij, als rechter zittende, hem beoordeelen zoudt, maar wat ge jegens hem als vrij man, in zijn stand en positie verschuldigd zijt. Juist de algemeenheid van de formule, die men daarbij bezigt, houdt vanzelf in, dat ze geen persoonlijk v oordeel bedoelen, maar uitsluitend de algemeene verstandhouding aangegeven. Vaak zeggen ze u dan, hoe 't in u zijn moet, zoo% uw hart nederig, bescheiden was en goed stond. Al is 't dus alleszins zaak, om hier niet te overdrijven en niet met het woord te spelen, toch staat de menschelijke kring hooger, waarin men zich zelf bedwingt en de beleefdheidsformules eerbiedigt, dan die andere kringen, waarin men elkander brutaal telkens in het gezicht zegt wat men alzoo denkt, en dan ook vaak elkander te lijf gaat. Zooals Regeeringen, ook al staan ze op het punt om elkaar den oorlog aan te doen, tot het laatste toe op de beleefdste wijze elkander toespreken en bejegenen, zoo ook moet in den gemeenen omgang de beleefdheidsformule gehandhaafd worden, zal vredelievende omgang mogelijk blijven. Valschheid wordt dit eerst dan, zoo men zulke formules opzettelijk misbruikt, om elkaar te misleiden of er in te laten loopen. Dit mag nooit." De titulatuur. De Romeinen hadden de gewoonte, hunne brieven eenvoudig te beginnen met de namen van schrijver en ontvanger. Zoo lezen wij van een brief, die aldus aanving: „Claudius Lysias aan den machtigsten Stadhouder Felix groetenis." Allengs is evenwel door de moderne volkeren van dezen eenvoudigen regel afgeweken en vooral onze landgenooten hebben het hunne hiertoe bijgedragen. Wil men in onzen tijd niet de welvoegelijkheid uit het oog verliezen, dan zij men zeer voorzichtig bij de keuze van den 12 titel, dien men iemand geeft. Voor onbeleefd en lomp toch gaat door, de schrijver die niet voldoende aandacht wijdt aan de titulatuur, waaraan sommige der wereldsche titelvoerders zooveel waarde hechten. Men vergisse zich niet in de titels en eerbiedige alzoo de rangen en standen in de samenleving. Weet men niet, welken titel men iemand behoort te geven, dan kan men — bij hooge uitzondering — ook eenvoudig schrijven „den heer N." en plaatsen er dan boven: S. T., wat beduidt: „Salvo titulo", of met voorbehoud der titels. (Titels en praedicaten. Eang-, ambt of stand. Koningin. ) H Majesteit. Koningin Moeder. ) J Prins. Zjjne Koninklijke Hoogheid. Prinses. Hare Koninklijke Hoogheid. Ministers, Ministers van Staat, \ Gezanten, Gouverneur-Generaal, J "Gouverneur, Opperbevelhebber / Excellentie. van Land- en Zeemacht, Vice- i Admiraal, Luitenant-Generaal, 1 Groot Officieren v. h. Kon. Huis. ' Voorzitters erf Leden der hooge Colleges van Staat, in of niet \ meer in functie, Commissarissen J der Koningin, Hoofdambtenaren / tot den rang van Referendaris, \ HoogEdelGestrenge Heer. Schout-bij-Nacht, Generaal-Ma- ( joor, Hoofdofficieren, Consul- 1 Generaal, Burgemeester van de I grootste gemeenten. / Leden van den Hoogen Raad. EdelHoogachtbare Heer. Leden van Gerechtshoven. EdelGrootachtbare Heer. Leden van Arrondissements- EdelAchtbare Heer. Rechtbanken. Ingenieurs. Allen, die den titel \ Mr. voeren, Ambtenaren tot den 1 rang van Adjunct-Commies, / Subalterne Officieren, Consul, / WelEdelGestrenge Heer.] Vice-Consul, Wethouders groo- V tere gemeenten, Leden van de 1 Staten, Kantonrechters. ' 18 sten en onbekenden geadresseerd, het „Uwe dienstwillige dienaar", of kortweg „Uw dw. dn.", welke uitdrukking in brieven aan hooggeplaatsten wordt veranderd in „Van Uwe Majesteit de zeer gehoorzame en getrouwe onderdaan"; „Van Uwe Koninklijke Hoogheid de gehoorzame en onderdanige dienaar"; „van Uwe Excellentie de dienstwillige dienaar". In familiebrieven of brieven aan bekenden gericht, wordt gesproken van „Uw liefhebbenden zoon", „Uw vriend". Na deze aanduiding van de betrekking, volgt de onderteekening, die geenszins uit vormlooze, onleesbare teekens mag bestaan. Het is eene niet te verontschuldigen slordigheid, om eene onduidelijke handteekening te schrijven, waar nog bij komt, dat dit een oorzaak kan worden tot het niet ontvangen van een antwoord op het schrijven. Hoe zal men toch kunnen antwoorden op een brief, wanneer men den naam van den afzender niet kan ontraadselen? De onderteekening moet duidelijk zijn. Ze geschiedt persoonlijk. Een per order of een stempel worde vermeden. Eene goede gewoonte is het voorts nog, om bij de briefwisseling met een onbekende, onder de handteekening, het ambt, beroep of bedrijf van den schrijver te vermelden. Het naschrift. Met de onderteekening is de brief gereed. Alle naschrift behoort verder weg te blijven. Niet dat alleen een P. S. den brief ontsiert, ook is dit het geval met uitdrukkingen als „in haast", in „vliegende haast". De schrijver moge meenen, dat zijn slecht schrift daardoor wordt vergoeilijkt, in werkelijkheid getuigt het van gemis aan wellevendheidsgevoel. Elk naschrift strijdt met de welvoegeüjkheid en moet een ongunstigen indruk op den ontvanger maken. Het vouwen. Wat het dichtvouwen van brieven aangaat, worde opgemerkt, dat het vouwen afhangt van de grootte van den omslag. Al naar dat het couvert groot is, zal de brief in tweeën, in drieën, in vieren, of in zessen worden gevouwen. Meest komt het vouwen in tweeën en vieren voor. Men vergete nimmer, dat hoe minder vouwen er in een brief worden gemaakt, hoe beter het is. Ook drage men zorg, dat de vouwen zooveel mogelijk gelijk worden gemaakt, daar scheeve of schuine vouwen den brief leelijk maken. Het spreekt vanzelf, dat bn" het vouwen het geschrevene naar binnen wordt gekeerd. 26 %W?> Nieuwsbladen. Met of zonder bijvoegsels, per nummer of exemplaar: Voor een gewicht tot en met 55 gram V» cent, bóven 55 gram „ „ „ 150 „ 1 „ voor elk meerder gewicht van 50 gram of gedeelte van 50 gram V» cent daarboven. Bladen, welke ten minste eenmaal per maand uitkomen, worden mede als nieuwsblad toegelaten. Maximum gewicht: 3000 gram. Afmetingen: ten hoogste 45 c.M. lang elk der zijden; in rolvorm 75 c.M. in lengte en 10 c.M. in doorsnede. Monsters of stalen van koopwaren. Voor een gewicht tot en met 75 gram 2'/i cent. boven 75 gram „ „ „ 150 „ 5 „ » 150 „ „ „ „ 225 „ 77» „ „ 225 „ „ „ „ 300 „ 10 „ „ 300 „ „ „ „ 350 „ 127i £ Maximum gewicht: 350 gram. Maximum afmetingen: 30 cM. in lengte en 15 c.M. in breedte en 10 c.M. in hoogte; in rolvorm 30 c.M. in lengte en 15 c.M. in doorsnede. Aangeteekende brieven. es. Gewone aanteekening. Voor niet gesloten stukken (mits geen geld, geldswaardig papier, edele metalen of kostbaarheden bevattende) en alle gesloten stukken: 10 cent boven het gewone port. b. Aanteekening met aangifte der geldswaarde. Boveudien 27j cent voor elke f 100.—, of gedeelte daarvan, met een minimum van 127» cent. Maximum bedrag der aangeefbare geldswaarde f 2000.—. Geraken aangeteekende brieven vermeld onder a verloren, dan betaalt het Rijk f 26.— schadevergoeding. Voor de brieven onder b bedoeld, wordt het volle bedrag vergoed en bh' gedeeltelijke vermissing, het vermiste bedrag. Tegen betaling van 15 cent kan men bericht van ontvang bekomen van verzonden aangeteekende brieven. Expresse-bestelling. Voor expresse-bestelling van brieven, briefkaarten, drukwerken, monsters, aangeteekende brieven (met geldswaarde niet boven de 600 gulden), postwissels (gewone en telegrafische) betaalt men 15 cent boven het gewone tarief, wanneer de geadresseerde woont binnen den" rechtstreekschen bestelkring van c&n post- 27 kantoor, of niet meer dan V* uur van een hulpkantoor; 30 cent voor afstanden niet meer dan Vi uur van het Post- of hulpkantoor van waaruit zy" bezorgd moeten worden en voorts 15 cent voor ieder verder '/» uur of gedeelte daarvan. Postwissels. Aan alle Postkantoren en Hulpbureaux zijn formulieren van postwissels te bekomen a Vj cent. Het verschuldigd recht, in verhouding tot de over te maken som bedraagt voor sommen van f 5.— of minder 2V2 cent, boven f 5.— tot en met f 12.50 5 cent. „ „ 12.50 „ „ „ „ 25.— 10 „ „ „ 25.— „ „ „ „ 37.50 15 „ „ „ 37.50 „ „ „ „ 50.— 20 „ „ „ 50.— „ „ „ „ 75.— 25 „ en voorts 5 cent voor elke som van ƒ25.— of gedeelte daarvan, tot en met f 500.— ; boven f 500.— 10 cent per f 100.—. Postwissels zijn in de maand, waarin ze zijn afgegeven, en de geheele daarop volgende maand geldig. Naar alle plaatsen, waar een rijkstelegraaf of- hulptelegraafkantoor is gevestigd, kunnen door middel van een telegram gelden worden overgemaakt. Het maximum bedrag dat met een tekgrafischm postwissel kan worden verzonden, bedraagt /"500.—Het verschuldigd recht is dat der gewone postwissels, benevens de kosten van het telegrafisch bericht, volgens de bepalingen van het tarief van de Rijkstelegraaf. Tegen betaling van 5 cent port kan men een bericht van ontvang bekomen van verzonden postwissels. Postbewijz en. Postbewijzen zijn te bekomen aan alle Post- Bij-en Hulpkantoren tot elk bedrag, tot en met f 10.—. Hiervoor is verschuldigd V» cent voor formulierkosten en 2'/> cent als recht. Aan belanghebbenden is de verzending der postbewijzen overgelaten. Vóór de verzending behooren de afzenders op de bewijzen in te vullen'den naam van den geadresseerde en het bewijs van storting van het formulier af te scheiden. De postbewijzen zijn 6 maanden geldig. Kwi tan tien, wisselbrieven enz. Door de postadministratie kunnen ook ingevorderd worden kwitantiën enz., niet hooger zijnde dan f 500. Voor elk afzonderlijk in te vorderen bedrag, is hiervoor verschuldigd 5 cent, bij vooruitbetaling te voldoen en bovendien bij de afrekening een gelijk recht als voor een postwissel van het- 28 zelfde bedrag is vastgestsld. Tevens is het gewone zegelrecht voor kwitantiën en wissels van toepassing. Borderellen voor kwitanties worden verstrekt tegen betaling van V* cent per stuk. De kwitantiën mogen voorzien zijn van eene strook, door perforatie van de eigenlijke kwitantie of van deD wissel gescheiden, waarop eventueel te vermelden: de namen van schuldeischer en schuldenaar, het bedrag hetwelk wordt gevorderd, met korte aanduiding waarvoor, zoomede het onderschrift: „De postbeambte komt... terug om dit bedrag te innen." Formulieren kleiner of grooter dan 14—30 c.M. in de lengte en 8—14 c.M. in de breedte alsmede stukken met protest zijn niet toegelaten. De geperforeerde strook telt niet mede by de berekening van de toegelaten mmimum-afmetingen, doch wel by de berekening van de toegelaten maximum-afmetingen der formulieren. Als bij de eerste aanbieding van eene quitantie of vaneen wissel, voorzien van een geperforeerde strook als bovenbedoeld, geene betaling geschiedt, dan wordt de strook door den beambte, met de invordering belast, afgescheiden en nadat hy' den datum der tweede aanbieding er op heeft vermeld, ten huize van den schuldenaar afgegeven. BUITENLAND. A. In het verkeer met de landen der Algemeene Postvëreeniging. Brieven: gefrankeerd 12'/i cent (ongefrankeerd 25 cent, tot de eerste 20 gram, elke volgende 20 gram 71/» cent. Briefkaarten: enkele 5 cent, dubbele (met betaald antwoord) 10 cent, bij vooruitbetaling voldaan. Bovendien is Vj cent voor elke kaart verschuldigd. Gedrukte stukken: 2'/j cent voor elk gewicht van 50 gram of gedeelte daarvan. Papieren en bescheiden: 12'/i cent voor elk gewicht van niet meer dan 250 gram, en voorts voor elke 50 gram of gedeelte daarvan 2'/» cent meer. Monsters of stalen van koopwaren: 5 cent voor een gewicht van niet meer dan 100 gram, en voorts voor elk gewicht van 50 gram of gedeelte daarvan, 27i cent. Antwoord coupons. Tegen betaling van 14 cent zijn deze postzegels voor antwoord, in te sluiten in brieven naar het buitenland te bekomen. Een lager tarief. By uitzondering is een lager tarief vastgesteld: le. in het verkeer met de Nederlandsche Koloniën in Oost- 29 en West-In dië, bij verzending langs den rechtstreekschen zeeweg over Amsterdam of Rotterdam voor brieven, gedrukte stukken, papieren en bescheiden en monsters, te weten: voor brieven: gefrankeerd 5 cent (ongefrankeerd 10cent),voor elke gewicht van 20 gram of gedeelte daarvan; 'voor briefkaarten: gefrankeerd enkele 2% cent, dubbele (met betaald antwoord) 5 cent, ongefrankeerd 10 cent per kaart. Voor de kaart is V, cent verschuldigd. voor gedrukte stukken: 2 cent voor elk gewicht van 50 gram of gedeelte daarvan; voor papieren en bescheiden: 10 cent voor een gewicht van niet meer dan 250 gram en voorts voor elk gewicht van 50 gram of gedeelte daarvan, 2 cent meer; voor monsters of stalen van koopwaren : 5 cent voor een gewicht van niet meer dan 100 gram ; 6 cent voor een gewicht van meer dan 100 tot en met 150 gram en voorts voor elk gewicht van 50 gram of gedeelte daarvan 2 cent meer. 2e. in het verkeer met België enDuitschland: voor brieven, verzonden tusschen twee plaatsen, die op geengrooter afstand dan 30 K.M. van elkander verwijderd zijn „het grensverkeer" : gefrankeerd 5 cent, ongefrankeerd 10 cent, voor elk gewicht van 20 _gram of gedeelte daarvan. 3e. in,het verkeer met België, voor brieven buiten voormeld grehsrayon, nieuT/v sbladen en gedrukte stukken, namelijk: voor brieven: gefrankeerd 10 cent, (ongefrankeerd 20 cent), tot de eerste 20 gram, elke volgende 20 gram 7'/i cent; voor nieuwsbladen: 1 cent voor een gewicht van niet meer dan 40 gram; 27a cent voor een gnwicht van meer dan 40 tot en met 100 gram, en voorts voor elk gewicht van 100 gram of gedeelte daarvan, 2'/2 cent meer; voor gedrukte stukken: 1 cent voor een gewicht van niet meer dan 15 gram; 2'/i cent voor een gewicht van meer dan 15 tot en met 50 gram, en voorts voor elk gewicht van 50 gram of gedeelte daarvan, 2Vi cent meer. Op nieuwsbladen of gedrukte stukken, in een open omslag verzonden, is echter het bovenvermelde lage port niet van toepassing. B. In het verkeer met landen, die ni'ei tot de Algemeene Postvereeniging behooren. Voor brieven: gefrankeerd 20 cent (ongefrankeerd 40 cent), voor elk gewicht van 20 gram of gedeelte daarvan. Voor briefkaarten: 7'/i cent per kaart bij vooruitbetaling; dubbele kaarten (met betaald antwoord) 15 cent. Voor de kaart is l/i cent verschuldigd. 30 Voor gedrukte stukken of monsters: 5 cent voor elk gewicht van 50 gram of gedeelte daarvan. Voor papieren en bescheiden: 20 cent voor elk gewicht van niet meer dan 200 gram en voorts voor elk gewicht van 50 gram of gedeelte daarvan, 5 cent meer. Buitenlandsche Postwissels. Recht 12'/j cent voor elke f 25. Vereenigde Staten en Hawaï tot een bedrag van 100 dollar. Recht 10 cent elke f 10. Groot-Britannië, tot een bedrag van 40 pond. Recht 10 cent voor elke f 10. Rusland, tot een bedrag van 100 roebels. Recht 10 cent voor elke f 10. Kaapkolonie en eenige plaatsen tot een bedrag van 40 pond. Recht 10 cent voor elke f 10. Britisch-Indië, (met uitzondering van Ceylon) en Birma, tot een bedrag van 40 pond. Recht 10 cent voor elke f 10. Het over te maken bedrag in de munt van het land van bestemming op te geven. Aangeteekende brieven. Behalve het gewone briefport is verschuldigd een recht van 10 cent en buitendien in het verkeer met België 27* cent per 300 francs of gedeelte daarvan, Duitschland, Groot-Britannië en Ierland 5 cent per 300 francs, of gedeelte daarvan, Nederl. OostIndië bij rechtstredksche verzending 10 cent, Turkije 15 cent per 300 francs of gedeelte daarvan en in het verkeer met de overige landen van Europa 7'/i cent per 300 francs of gedeelte daarvan. De geldswaarde dezer brieven naar het buitenland steeds in francs aan te geven. Verzegeling is verplichtend. TARIEF VOOR POSTPAKKETTEN. BINNENLAND. Maximum gewicht 5 Kilogram. „ inhoudsmaat 25 kubieke decimeter. „ afmeting van elk vlak 100 Centimeters. Verschuldigd port tot een gewicht van 1 Kilo f 0.15. van 1 tot 3 „ „ 0.20. „ 3 „ 5 ,, , 0.25. Verzekering van de waarde tot. een bedrag van f 500 geschiedt tegen vooruitketaling, onverminderd het port, van een recht van 10 cent voor elke f. 100 of gedeelte daarvan. Van pakketten, een verzekerde waarde van f 50 niet te boven gaande, kan die waarde door tusschenkomst van het postkantoor van bestemming, bij de uitreiking ingevorderd worden. Deze pakketten dragen den naam van verrekenpakketten. Adreskaarten bij postpakketten zijn te bekomen tegen betaling van 7j cent per twee stuks. 32 Dringend telegram: dubbele prys; afschriften 15 cent: kwitantie betaalde kosten 5 cent. TARIEF. gewone locaalwoorden telegrammen — 10 0.25 0.15 11— 15 0.30 0.20 16— 20 0.35 0.25 21— 25 0.40 0.30 26— 30 0.45 0.35 31— 35 0.50 0.40 36— 40 0.55 0.45 41— 45 0.60 0.50 46— 50 0.65 0.55 51— 60 0.70 0.60 61— 70 0.75 0.65 71— 80 0.80 0.70 81— 90 0.85 0.75 91_100 0.90 0.80 101—110 0.95 0.85 111—120 1— 0.90 121—130 1-05 0.96 131—140 1.10 1-— 141—150 1.15 1.05 151—160 1.20 1.10 161—170- 1.25 1.15 171—180 1.30 1.20 181—190 1.35 1.25 191—200 1.40 1.30 BUITENLAND. Europa: België minimum bedrag f 0.35 0.02= per woord (boven 50 woorden 0.01 V» cent per woord) Duitschland f OM f O.Og Luxemburg „0.40 ,0.06» Frankrijk „ 0.50 , 0.08 Zwitserland » 0.50 „ 0.09 Spanje » 0.50 „ 0.18 Portugal n O-W . 0.15 Groot-Brittanië en Ierland „ 0.50 „ u.iu Zieden » 0.50 , 0.11 Noorwegen - ' Denemarken » °-50 > u-uy 33 Oostenrijk-Hongarije ,, 0.50 „ 0.10 Italië ■ 0.50 „ 0.13 Bulgarije „ o.50 „ 0.14* Roemenië „ 0.50 „ 0.13 Montenegro „ 0.50 „ 013 'Bosnië , 0.50 „ 0.13 Servië ■ 0.50 „ 0.13' Rusland „ 0.50 „ 0.18s Turkije (Europ. en Aziat.) „ 0.55 „ 0.27 Griekenland „ 0.55 „ 0.27 IJsland „1.00 „ 0.50 Voor buiten Europa : Noord-Amerika: de prijs per woord wisselt af van ƒ 0.625 tot ƒ0.95, al naardat de plaats gelegen is, waarheen geseind wordt. Nederlandsch-Indië: voor Java per woord ƒ 2.50 en voor de overige eilanden per woord ƒ2.75, Curacao per woord ƒ4.20, Suriname per woord ƒ4.115, Transvaal en Oranje-Rivier-Kolonie per woord ƒ1.57. Dringende telegrammen kosten in het buitenlandsch verkeer drievoudigen prijs- Een enkele opmerking. Een woord van meer dan 15 (voor buiten Europa 10) letters (de naam van de plaats van bestemming uitgezonderd), een getal van meer dan 5 (voor buiten Europa 3) cijfers, wordt voor twee gerekend. De ch telt echter voor 1 letter. Medegeteld worden: voor één cijfer, breukstrepen en punten of komma's in getallen; voor één woord punten, komma's enz., onderstrepingen, aanhalingsteekens en haakjes. In iedere taal mag een telegram gesteld worden. Alleen maar, Nederlandsch, Fransch, Duitsch en Engelsch genieten voorkeur. Kosteloos wordt het telegram „per post" bezorgd. Wordt bestelling per bode verlangd, dan moet al naar gelang de afstand is van het telegraafkantoor naar de woonplaats van geadresseerde, een bedrag worden betaald De afzender kan tegen vooruitbetaling van ƒ0.50 zelf de bodekosten voldoen, in welk geval XP — bode betaald — boven het telegram wordt geschreven. Binnen een kring om het Telegraafkantoor — dikwerf een kwartier gaans — is de bestelling kosteloos. 3 35 vrienden en kennissen. Zelfs bij achteruitgang in zaken van een vriend, wordt niet nagelaten hem hierover het leedwezen te betuigen. Voor al deze aangelegenheden, zal de correspondentie hare diensten moeten bewijzen. Meermalen zullen er ook uitnoodigingen tot personen worden gericht. In gezonde dagen wordt er wel eens een vriend „te eten" gevraagd en bieden meerdere gelegenheden aanleiding om kennissen tot „een partijtje" te noodigen. In dagen van vreugde, ter gelegenheid eener verjaring, na de geboorte van een kind, bij het huwelijk, worden uitnoodigingen tot bijwoning der festiviteit in grootere of kleinere getale verzonden. Ook in droeve dagen worden meermalen uitnoodigingen tot derden gericht. Zoo zullen bij ernstige krankte van den vader, onmiddellijk zijne kinderen tot overkomst worden gevraagd. Zullen voor eene begrafenis uitnoodigingen worden gedaan om aan den overledene „de laatste eer" te bewijzen. Vele zijn alzoo de gelegenheden, die ons aanleiding kunnen geven tot deelname aan de correspondentie. Somwijlen gaat die briefwisseling echter nog vergezeld van een stoffelijk blijk van waardeering- of dank. Het verzenden van een souvenir ter gelegenheid van den geboortedag, bij het huwelijk, op St. Nicolaas en na het bewijzen van diensten, komt veel voor. Deze gewoonte is Inderdaad niet te laken, maar valt te prijzen. Ze onderhouden mede de vriendschap. De Toon. Onze gemoedstemming is niet altijd dezelfde. Op een oogenblik zijn we vroohjk te moede, even later vertoont ons gelaat een droeve trek. Verschillende omstandigheden werken daartoe mede. Voorspoed zal ons dankbaar, opgewekt stemmen, terwijl tegenspoed oorzaak wordt van een ter neer gedrukt gemoed. De verschillende toestanden, die we doorleven, drukken ook een stempel op onze conversatie en zullen derhalve niet nalaten invloed uit te oefenen op de correspondentie. De toon, dien wij bij ons schrijven aanslaan, zal niet altijd dezelfde kunnen zijn. Al naar het gewicht eener zaak, al naar de belangrijkheid van het onderwerp is, dat ons naar de pen doet grijpen, zal ons schrijven meer of minder belangrijk zijn. En al naar dat de tijding, die wij moeten berichten, aangenaam, dan wel onaangenaam is, zal de brief worden ingericht. Van groot belang is het daarom de juiste toon te treffen. Nu zal het, wanneer het bericht ons persoonlijk aangaat, nog wel het minst moeihjk wezen, om het doel te bereiken. Waar we echter altijd voor hebben te zorgen, in zoowel vreugdevolle oogenblikken, als in droeve dagen is, dat de toon in den brief ernstig en welvoegelh'k is. Niets worde opgesmukt, maar alles 38 zal hij zijne deelneming betuigen, om vervolgens een woord aan den overledene te wijden. Na stil te hebben gestaan bij den overledene en te hebben gewezen op zijne kenmerkende eigenschappen, waarbij wel in het oog worde gehouden de uitdrukking: „van de dooden niets dan goeds", zal de schrijver de familie verzekeren, dat de overledene in dankbare herinnering zal blijven. Ten slotte zal den rouwdragenden worden herinnerd, dat het leven niet stilstaat en dat ook voor hen weer de dagen aanbreken om hun arbeid geregeld te hervatten. Betreft het schrijven, het sterfgeval van een kind, een jongeling of eene jongedochter, dan zal de schrijver met den vader' en de moeder dat vroegtijdig afsterven betreuren, te meer daar het iemand is, die stond aan het begin van een ontwelkend leven. Men leidt de aandacht der rouwdragenden zooveel mogelijk af van het droevig feit en zal hen wijzen op nog meer beproefde ouders en op anderer leed, opdat de rouwdragenden nog mogen opmerkzaam worden gemaakt — ter vertroosting in hun leed — op zekere voorrechten boven anderen. Men kan ook wijzen op deomstandigheid, dat de overledene bewaard is voor veel bitter lijden, voor vele beproevingen, waarvan elk mensch een deel ontvangt. In christelijke kringen zal men voorts niet nalaten, de woorden zoo te kiezen, dat ze met den beleden godsdienst in nauw verband staan. Men zal wijzen op het leven hiernamaals en een wederzien in het eeuwig Paradijs, alwaar geen droefheid meer zal wezen en welk paradijs verwacht wordt door allen, die in Christus gelooven. Deelneming. Kenmerken onze brieven van rouwbeklag zich door een warm, gevoel, ook bij bijzondere gelegenheden als ziekte, ongeval, achteruitgang van zaken zullen onze bewijzen van deelneming een innig karakter dragen. Ook dan vermijden we een min of meer lichtzinnigen toon in ons schrijven. ■ We gevoelen immers mede de smart, die de familie, de vrienden, en zelfs de onbekenden trof en zoo kan het niet anders of ons schrijven drukt uit, wat er in ons gemoed omgaat. Helaas ! dat zoo dikwerf betuigingen van deelneming mode-artikelen zijn en dat geveinsdheid de plaats der oprechtheid meermalen inneemt. Een brief van deelneming moet zijn hartelijk en hebbe een welvoegelijken toon. Zoo zal het bericht van ziekte, ongeval of achteruitgang van zaken natuurlijk in zeer kalme bewoordingen zijn gesteld, ook het antwoord, dat op die mededeeling wordt gegeven, zij zakelijk en trede niet te veel in bijzonderheden. Indien eenigszins mogelijk, late men niet na, de deelneming van 39 woorden van troost vergezeld te doen gaan. Men trachte de wonde te verzachten. Zoo zal bij ernstige krankheid gevoegelijk kunnen worden gewezen op andere kranken, die toch weer van hun ziekbed mochten opstaan, waarbij dan de wensch worde gevoegd, dat de patiënt voor zijne betrekkingen en vrienden moge bewaard blijven. Treft iemand een ongeval, dan zal wellicht in het schrijven worden opgenomen, dat het ongeval „geen gevolgen vanblijvenden aaid voor den getroffene zal hebben'', of „dat de gevolgen van dit ongeval van minder ernstigen aard zullen zijn, dan aanvankelijk zich laat aanzien". Bij teleurstelling en achteruitgang in zaken, waartoe verschillende oorzaken als brand, faillissement van een derde, veeziekte, mislukking van den oogst enz. enz. kunnen medewerken, zal men wijzen op den voorspoed, die weder een gunstige wending in de zaken kan brengen, zooals meerderen vroeger mochten ondervinden. Van harte hoopt men dan, dat de tijd spoedig aanbreke, waarin men den ontvanger oprechtelijk geluk met de gunstige wending kan wenschen. In betuigingen van deelneming schikke men zich naar de denkwijze en de gemoedsgesteldheid van den geadresseerde. Dit worde niet vergeten. . Ten slotte herinneren wij ook hier aan het feit, dat in godsdienstige kringen op het albestier van den Schepper van het heelal zal worden gewezen. In dagen van voorspoed. Een droeve toon wordt in dagen van tegenspoed vernomen. Een opgewekte daarentegen klinkt u bij voorspoed tegemoet. Ook de correspondentie draagt daarvan de sporen. Toch is de toon ook dan nog niet altijd dezelfde. Nu eens zal ze meer kalm en bedaard, ja ernstig zijn. Dan weer is ze meer verheven. Worden we geroepen mededeeling te doen van eene geboorte; van herstel na krankheid; van vooruitgang in zaken na een kwijnend oogenblik; van verloving; van een voorgenomen huwelijk ; van een naderend jubileum, dan worde dat bericht in een zeer ernstigen toon gesteld en worde het ongekunsteld geschreven. Uit de mededeeling spreke ingenomenheid, maar uit haar worde weggelaten alle luchthartigheid. Kort en bondig, in gespierde taal, drukke men de gedachten uit. Al wat belangrijk is worde gemeld, zonder eenige opsiering. Ook hier geldt het spreekwoord: „Eenvoud is het kenmerk van het ware." Is het evenwel uw taak op eene ontvangen kennisgeving te 43 als bewijs van hulde, hoogachting, dankbaarheid, vriendschap — al naar dat 'de gelegenheid is, als jubileum, huwelijk, enz., zal worden aanvaard. Heeft iemand een cadeau ontvangen, dan brengt goede vormen en beschaafde manieren mede, dat men daarvoor dank betuigt. Vleierü worde daarbij gemeden. In kalmen toon, in welgekozen bewoordingen, waarbij wordt verzekerd, dat het geschenk in dank wordt aanvaard, betoont de schrijver zich dankbaar jegens den 'gever. Meent de ontvanger niet een geschenk te kunnen of te mogen aanvaarden, dan geve hij daarvan in een kort, pittig schrijven kennis. Hij bedoele daarbij vooral den gever niet te beleedigen. Zijn woorden moeten met zorg worden gekozen. § 2. Familiebrieven. Familiebrieven. Welke brieven worden bedoeld, wanneer over familiebrieven wordt gesproken, behoeft niet nader te worden omschreven. Het woord zegt het zelf reeds en ieder gevoelt aanstonds, dat wanneer men gaat handelen over de correspondentie, rakende het familieleven, men zich daarbij op een breed terrein begeeft. Een eigen karakter. Zal er in de conversatie tusschen de leden eener goede familie ware hartelijkheid worden gevonden, ook de correspondentie zal -diezelfde trek bezitten. De familiebrieven toch dragen een eigen karakter. Ze verschillen vooral hierin van de overigen, dat ze de meest intieme zaken op de allerteederste wijze behandelen. In familiebrieven wordt niet enkel de meest hartelijke toon gebezigd, maar ook wordt de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht genomen. Een familieband immers is zoo teeder en wordt zoo gemakkelijk geraakt. Vele twisten en onaangenaamheden zullen evenwel worden voorkomen of uit den weg geruimd, wanneer men weet den goeden hartelijken toon te treffen. De toon. Reeds werd opgemerkt, dat de toon in de familiebrieven de meest hartelijke moet zijn. Toch zal deze weer zeer verschillend wezen. Veel immers hangt af van de vraag, wie de ontvanger van den brief is. Is de familierelatie zeer intiem, of bestaat de bloedverwansschap in verren graad, is het familielid een toegenegen lid of een niet aantrekkelijk figuur? Op den toon in den brief aan te slaan, zal het antwoord op deze vragen te geven, invloed uitoefenen. Hoe het antwoord echter ook zij, toch bemerke men duidelijk uit den toon, dat de correspondentie wordt gevoerd tusschen personen, die zeer nauw aan elkaar verwant zijn. Nimmer zij de toon vleiend, maar immer oprecht. Op ongeregelde tjjden. Zijn er families, waarin men op gezette tijden briefwisseling houdt en waarin men geregeld een aantal malen in het jaar correspondeert, weer andere families hebben de gewoonte een brief te schrijven, wanneer er iets te vermelden valt. Zoo zal een woord uit het hart tot het hart klinken bij gelegenheden, als op den nieuwjaarsdag, ter gelegenheid van festiviteiten, terwijl voor het overige op ongeregelde tijden, door middel der pen de familierelaties worden onderhouden. Vooral worde niet nagelaten met de naaste familie van gedachten te wisselen, wanneer een huwelijk wordt beoogd, wanneer de allergewichtigste beslissing in het leven zal moeten vallen. Maar ook zal de familiecorrespondentie raken onderwerpen als „bezoeken" en „reizen." Bevindt men zich elders, dan wordt toch nimmer nagelaten de familie op de hoogte te houden met het voorgevallene en zoo zal haar worden gemeld, de ontmoetingen, die ons ten deel vielen. - Wijders zullen onderwerpen als brand, moord, diefstal, gereede aanleiding geven, onze familie daarvan te verwittigen. Niet worde vergeten, dat in de brieven rakende het familieleven, zeer dikwijls raad zal worden gevraagd en gegeven, dat familiebelangen ons zullen nopen voorspaak van een ander in te roepen of hulp en medewerking van daartoe bevoegden, te vragen. Waarlijk, op vele ongeregelde tijdstippen, zal men aan de familie een schrijven doen toekomen. Intieme zaken. Een bijzondere plaats onder de familiebrieven nemen in die, welke bevatten huwelijksaanzoeken of die daarmede in verband staan. Hoe zulk een brief er moet uitzien, zal natuurlijk van de omstandigheden afhangen. Een aanzoek om de hand eener jonge dochter, zal stellig anders geformuleerd worden, dan een aanzoek tot huwehjk bij een jonge weduwe. In welke positie de schrijver zich echter ook moge bevinden, hy dient immer te zorgen, dat de taal net zij. Gezwollen, hoogdravende redeneeringen en spreekwijzen moeten vermeden worden. Leugens en snoeverijen moeten gebannen blijven. Doet een man aanzoek om de hand eener vrouw — hetzij meisje, hetzij weduwe — zijne taal in de briefwisseling moet niet vleiend zijn. Ze zij ernstigen gestreng. Zeker is het geoorloofd poëtische taal te bezigen en kan die taal dienst doen om uit te 64 voldoen. Meteen werd ons dan gelegenheid geboden opmerkingen, aan de praktijk ontleend, te maken. Toch zullen meerderen gaarne een enkel voorbeeld voor oogen hebben. Of deze er dan niet zijn te vinden? Voorzeker. In de courant biedt de advertentierubriek gelegenheid model-advertenties te zien. Leg naast de advertenties de eischen waaraan een advertentie moet voldoen en het valt niet moeilijk eene deugdelijke annonce te schrijven. Zoo ook zal het nauwkeurig gadeslaan van een wisselbrief mogehjk maken zelf er eentje te vervaardigen. En insgelüks staat het met het briefwezen. Wie een brief leest, kan, indien hij de verschillende vereischten goed in zijn hoofd heeft ingeprent, de fouten gevoegelijk nagaan. De vraag is dan maar om een enkel deugdelijk model in handen te krijgen. En daartoe kan het lezen medewerken. Vele schrijvers lasschen in hun verhaal brieven in en deze zijn het, die vooral uit oogmerken van taal en stijl gelezen moeten worden. Een enkel voorbeeld vinde hier een plaats.. Geboorte. Amsterdam, 15 Februari 1916. Waarde Cor, Bij dezen doe ik u weten, dat uwe zuster hedenmorgen voorspoedig bevallen is van eene dochter. Zijzelve en het kind zijn naar omstandigheden heel wel. Geheel de uwe, Geert Klazens. yjfö Amsterdam 16 Frebruari 1916. Waarde Cor, Mijn schoonvader heeft u gisteren wel een weinig overhaast geschreven. Ik wed, dat gij verlangen zult iets naders te vernemen, en als het goede berichten zijn, is het een genoegen er de overbrenger van te mogen wezen. Het zal u aangenaam zhn te vernemen, dat hier alles goed gaat. Ali verzocht me u te zeggen dat zij heel wel is, en heel gelukkig met haar dochter, een klein, maar volkomen gezond kind. Misschien hebt ge liever haar eigen woorden: „Gij moet Cor schryven, hoe wel ik ben, en hoe tevreden, en zeg hem, dat hij er niet bedroefd over moet zijn dat het een meisje is. Ik ben er heel blij om en geloof dat ik het zou gekozen hebben, als ik het voor 't kiezen had gehad." Gij weet dat Ali nooit iets zegt wat ze niet meent, en kunt haar dus vertrouwen. Na hartelijke groeten, ben ik Uw toegenegen Elisa. li 66 voordurend aan fhet ijlen, zijne moeder en zijn ouden schoolmeester om beurten noemend en denkende, dat hij weer in Groningen is. Zijn collega's in de medicijnen houden tweemaal per dag een consult over hem en niets zal verzuimd worden voor hem, dien wij allen bewonderen en liefhebben. Maar hij is zeer zwak en ik acht het zaak u voor te bereiden op ongunstige berichten. Geloof mij, met de meeste hoogachting, Getrouwelijk de Uwe, P. Aalderzon. Overlijden. Maastricht, 1 Januari 1916. Door dezen vervullen wij den treurigen plicht u kennis te geven van het overlijden van onzen geliefden vader, behuwd-en grootvader, den heer P. Pieterse, in den ouderdom van ruim 75 jaren, in leven lid van den Raad dezer gemeente. Ons overtuigd houdende van uwe deelneming, achtend uit aller naam J. Pieterse. 's Gravenhage, 4 Februari 1916. Waarde Juffrouw, Gehoord hebbende, dat éen van mijn gymnasiasten in uwe bijzondere bescherming stond, neem ik de gelegenheid waar, om u het een en ander omtrent dit jonge mensch te berichten. Hh' heeft zich sedert hij op het gymnasium kwam, voorbeeldig gedragen, en was, naar ik hoor, algemeen gezien en bemind, hoewel hij zeer godsdienstig was. Zijn invloed deed zich gevoelen bij al de kameraden, met wie hij in aanraking kwam, en ik betreur in hem het verlies van een veelbelovend leerling. Dx verneem, dat zijn geneesheer u de nadere omstandigheden van zijn dood gemeld heeft. de Uwe, Dr. Jansen. Rouwbeklag. Leeuwarden, 15 Januari 1916. Waarde Vriend, Met diep leedwezen werd door ons de mededeeling ontvangen van het overlijden uwer geliefde echtgenoote. Wel werd reeds sinds weken de slag gevreesd, maar toch leefde nog altijd de hoop, dat herstel zou intreden. 67 Edoch, onze wenschen zijn niet vervuld. En zoo worde dan langs dezen weg u onze deelneming betuigd bij het smartelijk verlies. Wij, die persoonlijk uwe echtgenoote kenden en weten, wat zij voor u en de uwen steeds heeft willen zijn, begrüpen, dat ge u nu eenzaam en verlaten zult gevoelen. De wetenschap echter, dat uwe echtgenoote in blijde hope heenging en dat Hij, die de wonde sloeg, daarin balsem kan geven, zij u steeds tot troost. Hoe gaarne wij ook aan de overledene de laatste eer zouden willen bewijzen, verschillende omstandigheden maken dit onmogelijk. Houdt u echter verzekerd van onze deelneming in Uw smart. Met hartelijke groeten, zijn we Uw vriend J. Klater. J. Klater—Bloembergen. Gelukwensch bij een gouden Huwelijksfeest. Zwolle, 17 Februari 1916. Waarde Oom en Tante, Het heuglijk feit, dat U het voorrecht wordt geschonken in het midden Uwer kinderen en kleinkinderen Uw gouden huwelijksfeest te herdenken, noopt ons — al zouden we het een voorrecht rekenen persoonlijk getuige van dit jubileum te zijn — nu wij verhinderd zijn aanwezig te zijn, U langs dezen weg onze beste wenschen te doen .geworden. Het is een zeldzaam voorrecht, dat U wordt geschonken, om gedurende een halve eeuw in den echt verbonden te mogen zijn. Zeker werd ook U, in het velleden een en andermaal de broosheid des levens herinnerd, toen Ge een zoon en eene dochter naar den akker der dooden moest brengen, maar toch bleven U de overige kinderen bewaard en moogt ge, Gode dank, frisch en groen op Uwen grijzen ouderdom, nog in het midden der Uwen verkeeren. Waarde Oom en Tante! Worde het U gegeven nog eenige gelukkige jaren in het midden der Uwen te verblijven, en geve God, wanneer de ure ook van Uw heengaan aanbreekt, U een ruimen ingang in Zijne heerlijkheid. Van harte hopen we nog lange jaren getuige te mogen zyn van Uw voorspoed. U allen Gode bevelende, zijn wy" met groeten aan de feestgenooten, Uw liefh. neef en nicht Jan en Katharina. 68 Gelukwensch bij eene benoeming. Sliedrecht, 18 Januari 1916. WelEdelGestrenge Heer, De Staatscourant van gisteren bracht Uwe benoeming tot Griffier bij het Kantongerecht te Breda. Met deze benoeming wordt door U alzoo een eerste schrede gezet op Uw rechterhjke loopbaan en van harte wensch ik U daarmede geluk. Worde het U gegeven met vrucht werkzaam te zijn en moge het Uw deel zh'n van nu af aan steeds hooger te klimmen op den maatschappelijken ladder. Aanvaardt müne hartelijke groeten, Uw dw. P. Hollander. Een klacht. Utrecht, 17 Januari 1916. Beste Klaas, Niemand kan er meer hekel aan hebben om kwaad te stoken, dan ik, daarom laat ik geheel aan u over welk gebruik gij wilt maken van dit schrijven. ' Jan is meermalen te Utrecht geweest in gezelschap van B. P., en meer dan eens nog met een ander vreemd wonderlijk persoon. Een paar dagen geleden zag een van jmljn personeel hem uit een huis in de achterstraat komen, waar hij niets te maken heeft. Ik zou er echter verder niet over. gedacht hebben, als er hedenmorgen niet iets bij was gekomen. Ik moest toevallig aan een kassiers-kantoor wezen en terwijl ik met den - chef stond te" praten, kwam iemand binnen, dien ik als een beruchten speler ken en die een wissel aanbood. Terwül die op tafel lag, viel mijn oog op dien wissel, die met J.'s eigen hand aan N. Plooierwas geëndosseerd. Om den armen jongen geen onrecht te doen wachtte ik, totdat de man vertrokken was, en vroeg toen wiehü was en men bevestigde mij in mijne meening, dat hij Plooier was. En nu, beste broeder, maak hiervan zoodanig gebruik als u goeddunkt, schoon ik *rrees, dat er weinig hoop bestaat den armen knaap deze kwade gewoonte af te leeren, die erfelijk is in zh'ne familie, en die wèl sterk bij hem geworteld moet zhn, dat de zorgvuldige opvoeding, die hij ontvangen heeft, niet bij machte is geweest haar uit te roeien. Ik laat het geheel aan U over, vertrouwende op Uw oordeel, maar hoop dat gij mijn naam niet zult noemen, 't Spijt mij zeer, dat ik de eerste moet zijn, om zulke onaangename tijdingen mee te deelen. Uw liefhebbende zuster Corrie. 75 alleen! Ook aan wettig bestaande lichamen is deze bevoegdheid toegekend. Alhoewel het twijfelachtig is, welke lichamen met die „wettig bestaande" worden bedoeld, worden in de practijk daaronder verstaan: publiekrechterlijke lichamen: gemeenten, provinciën, waterschappen, Kamers van Koophandel, enz.; kerkgenootschappen, enz. en de rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen. Het petitierecht dezer lichamen is evenwel eenigszins beperkt. Hunne verzoeken moeten zijn overeenkomstig den aard der vereeniging. En zoo mag dus een muziekvereeniging niet requesteeren over een onderwerp, dat enkel past in het kader van een bibliotheekvereeniging. Waar het niet geoorloofd is, dat een niet erkende vereeniging een verzoek indient, mag worden opgemerkt, dat een aantal private personen ook gezamenlijk een verzoek kunnen onderteekenen — wat met een petitie zeer dikwijls voorkomt —en dat derhalve de leden der wettelijk niet bestaande organisatie persoonlijk kunnen vragen, wat de vereeniging zoude doen, indien ze daartoe bevoegd was. Een niet verwaarloosd recht. Van het recht door art. 8 der Grondwet aan een ieder toegekend, wordt een druk gebruik gemaakt. Druk wordt er gepetitioneerd over allerlei onderwerpen. Vooral bij de Kamers der Staten-Generaal komen een legio aantal adressen in. De Kamers hebben dan ook voor deze aangelegenheid eene afzonderlijke Commissie, de Commissie voor de Verzoekschriften, die over de verschillende ingekomen stukken rapporteert. Wanneer men de vele adressen, die bij de Kamers inkomen, eens van nabij bekijkt, staat men verwondert over de veelzijdigheid, waarvan sommige personen blijk geven. Niet onaardig is de opsomming, die Dr. E. J. Beumer in zijn werk „Onze Staatsregeling", hieromtrent geeft: „Uit den stortvloed van petities door één burger in de laatste jaren ingediend, worden er hier enkele opgegeven. De problemen, waarop de aandacht der Volksvertegenwoordiging werd gevestigd en voor welker oplossing hare medewerking werd ingeroepen, waren: belasting op geboorten, tot ondersteuning van vrouwen; bepalingen in het belang der hygiëne; bevordering van het gebruik van afkooksel van Colabladeren; maatregelen ter voorkoming van stagnatie in verschillende takken van 's Rijks dienst bij werkstakingen; bepalingen ter voorkoming dat aan kassiersloopers peper in de oogen wordt gestrooid; niet bestellen van brieven op Zondagen; verbod van advertenties omtrent prijsraadsels; maatregelen tegen het dooden van vogels; het nut van de aanwezigheid in alle scholen van platen en kaarten, waarop het leger in zijn geheel 81 het stuk hebben goedgekeurd of daarvan hebben kennis genomen, na behoorlijke afkondiging, kracht. Ook in zulke verordeningen komen wel bepalingen voor, die het noodig maken verzoeken te doen aan de bevoegde macht. Verzoeken om dispensatie van een bepaling, verzoeken om iets te mogen verrichten of iets te mogen nalaten. Wijders bestaan er in elke gemeente wel verordeningen, die in meerdere gevallen bepalingen inhouden, waarvan desgevraagd kan worden afgeweken. Voor deze op het terrein van de gemeentelijke wetgeving liggende onderwerpen, zal een verzoek om ontheffing tot den Raad of het Gemeentebestuur moeten worden gericht. Ook de Burgemeester kan in vele gevallen verzoeken inwilligen. Bezwaarschrift. Een breede rij verzoeken vormen de bezwaarschriften. Het kan zijn, dat een of ander adres bij een College is ingediend, over een algemeen onderwerp, b.v. over rioleering, het openen van wegen voor motorrijtuigen, tegen de mwifiiging waarvan men bedenkingen heeft. In zulk een geval zal men goed doen, een tegen-adres in te zenden, om de gerezen bezwaren kenbaar te maken. Ook kan het zijn, dat men voornemens is eene inrichting op te richten, die gevaar, schade of hinder kan veroorzaken en dat iemand van meening is, gegronde — niet bezwaren over een mogelijke verhooging der assurantie-premie, of het geraas eener machine — bezwaren te kunnen aanvoeren. In dit geval zal een schriftelijk bezwaarschrift worden ingediend, welk stuk dan op den gepubliceerden zittingsdag nader mondeling wordt toegelicht. Dikwerf zullen de bezwaren de belastingen betreffen. In theorie redeneert men over de noodzakelijkheid van belastingbetalen, maar in de practhk .betaalt men gaarne zoo weinig mogelijk. Is het belastingbiljet iets verhoogd, dan is men er als de kippen bij om te reclameeren. 6 Afdeeling 3. De inrichting. Algemeene regelen. Be voor verzoekschriften te stellen algemeene regelen, komen, in hoofdzaak tenminste, overeen met die gegeven voor de brieven. Ze zyn eigenlijk ook brieven, alleen maar de vorm waarin ze worden gegoten en de inhoud, die ze bevatten, stempelt ze tot een eigenaardig soort van brieven. Wat alzoo van het schrift, de taal en de titulatuur bij brieven gezegd is, behoeft niet te worden herhaald. Het papier. Onze brieven schrijven we op gewoon papier. Ook zullen we dit in den regeldoen, wanneer een verzoek wordt gericht aan den Burgemeester, aan Burgemeester en Wethouders, aan Ambtenaren ; betreft het echter een petitie aan de Koningin, of de volksvertegenwoordiging, een ambtelijk verzoekschrift aan de Koningin, aan een Minister, aan een Commisaris der Koningin, een verzoek aan Gedeputeerde en Provinciale Staten, aan een Gemeenteraad, dan zal het verzoek op zegel worden geschreven. Het zegelrecht staat in verband met de oppervlakte van het .gebezigd papier en bedraagt minstens 15 cent in hoofdsom eiT60 opcenten (221/, cent). Ook op verzoekschriften in den vorm van memoriën of brieven is deze bepaling van toepassing. De zegelwet eischt dit, en vordert dat by nalatigheid het verzoek „als zijnde geschreven op ongezegeld papier" worde ter zijde gelegd. Een tweetal uitzonderingen bestaan op dezen regel. Het kan zyn, dat een verzoeker niet in staat is de kosten van het zegel te betalen en hem een bewijs van onvermogen is versteekt. In dit geval is zijn verzoek van zegel vrijgesteld. Ook zijn niet aan zegel onderworpen, vele verzoeken gedaan ten gevolge van wettelijke bepalingen. De wet bepaalt dan, dat allé krachtens die wet gedane verzoeken en verdere op te maken stukken vrij van zegel zijn. Dit is het geval met de belastingwetten, zoodat alle reclamaties kunnen worden geschreven op gewoon papien Ook geldt dit voor de kieswet, hinder- en veiligheidswet, trekhondenwet, woningwet, militiewet enz. Men vergete echter niet» dat een verzoek, gedaan krachtens een verordening voortvloeiende uit een wet, die bepaalt dat de verzoeken ingevolge die wet gedaan, vrij van ze&el zÜn> wel °P gezegeld papier moet geschreven worden. Sommige bouw- en woonverordeningen voortvloeiende uit de woningwet, bepalen, dat de Raad der gemeente 83 dispensatie van bepalingen dier verordening kan verleenen. Zulk een verzoek wordt niet gedaan krachtens de wet, maar naar de verordening, en is aan zegel onderworpen. Het verdient alle aanbeveling, verzoeken die krachtens wettelijke bepalingen vrij van zegel zhn, te voorzien van do uitdrukking „Vrij van zegel, ingevolge bepalingen der wet" en deze te schrijven in den linkerbovenhoek van het verzoek. Het adres. Aan het adres, waaraan het verzoekschrift moet worden ge richt, dient de noodige aandacht te worden gewy'd. Niet dat het al goed is, zoo het stuk duidelijk is geadresseerd, maar het komt vooral aan, op het richten aan het juiste adres. "Wanneer men een verzoek wil doen, moet men zich allereerst afvragen tot welken autoriteit het moet worden gericht. Doet men dit niet en zendt men het maar aan een adres, in de meening dat het dan vanzelf wel in orde komt, dan blijkt het later wel eens dat men zich heeft vergist. Allereerst houde men in het oog, dat bh' de Koningin, de Ministers enz. alle dagen een groot getal verzoeken inkomen. Het is niet mogelijk deze stukken oogenbhkkehjk te behandelen, in een register in te boeken en van registratienummer te voorzien. Zeer dikwijls zal een week of veertien dagen zijn voorbijgegaan eer van het stuk nota is genomen. Blijkt dan, dat het verzoek niet aan de Koningin behoort, maar bh' een der Ministerieele Departementen, dan wordt het verzoek teruggezonden en zal de verzoeker andermaal een verzoek moeten doen. Eristhd en ook geld verloren. Ook gebeurt het, dat een verzoek gedaan aan een hoofd-ambtenaar, behoort tot het terrein van een lager ambtenaar. In vele gevallen wordt dan het stuk doorgezonden naar dien ambtenaaf om een beslissing te nemen. Waren er nu geen persoonlijke gevoeligheden, was er geen eerzucht, geen kleinzieligheid, dan was het niet zoo erg, dat een verzoek aan een hoofdambtenaar was gericht. Maar er zyn van die personen, die alras in hunne wieken zijn geschoten, die zich dadelijk gepasseerd gevoelen, en daarom is 't in het belang van den verzoeker, dat hy zorg draagt zijn verzoek te doen aan den persoon, die heeft te beslissen over de aangelegenheid, waarover het gaat. Ten slotte merken we op, dat een verzoek aan een hoogeren autoriteit, schier altijd naar een lager geplaatste wordt gezonden om consideratie en advies. Dit maakt wenschelijk, dat men, wanneer men een verzoek inzendt, waaromtrent een advies zal worden gevraagd, den betrokken lageren ambtenaar daarin erkent en hem bij afzonderlijk schrüven om zhn gewaardeerde hulp en medewerking verzoekt. 84 De vorm. . Het uiterlijk gewaad heeft in het briefwezen vrij wat te zeegen En zoo ook komt het bij de verzoekschriften er op aan, een goeden vorm te kiezen. v ' Men drage dan allereerst zorg, dat men op de juiste plaats het verzoek aanvangt. y^>.a Op gezegeld papier moet ongeveer ter hoogte van den zeeelstempel met het schrift worden aangevangen, terwijl beleefdheid1 medebrengt aan de linkerkant een plek ter breedte van den zegep stempel ongebruikt te laten. g Aan de rechterzijde van het zegel schrijft men alzoo het adres I daarna wordt eemge ruimte opengelaten, waarna het verzoek! De breedte der open ruimte zal zeer verschillend zijn Aaneezien men voor een gezegeld adres in den regel een zoo klein mogehjk zegel zal nemen, een zegel dat juist groot eenoee is § om het verzoek te bevatten, kan de ruimte bh een lang verzoek' zelfs klein worden. Men zorge evenwel, dat het een wordt adi schreven in verhouding tot het ander, zoodat het verzoek een! net aanzien krijgt, f Voorts late men niet na, de namen en woonplaats van den verzoeker, alsmede woorden waarop bijzonderen nadruk moeti worden gelegd, te onderstreepen. De inhoud. >xJH In drie deelen valt de inhoud van een verzoekschrift te ver-1 deelen n.1. de inleiding, de gronden waarop het verzoek rust en het verzoek. '. De inleiding voor een verzoek kan luiden: a. voor verzoeken aan de Koningin: „Geeft met diepen eerbied te kennen:" „Geeft met den diepsten eerbied te kennen": b. voor verzoeken aan de Ministers, Commissarissen der ioningin, aan de Volksvertegenwoordiging: „Geeft met bijzonderen eerbied te kennen:" „Geeft met den meesten eerbied te kennen:" c. voor Gemeenteraden, Gemeentebesturen, enz. „Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:" „Geeft met gepasten eerbied te kennen:" Hieruit blijkt reeds, dat het verzoek nimmer het woordeke ik" zal bevatten, maar steeds wordt geschreven in den derden persoon Duidelfck komt dit ook uit in het vervolg van de inleiding 85 waarin de verzoeker zich zeiven bekend maakt. Op een nieuwen regel toch vangt hij aan met de woorden: „de ondergeteekende" en meldt zyn naam, beroep en woonplaats. Heeft deze opsomming plaats gehad, dan vangt het tweede deel van het verzoek aan. En evenals bij de brieven, waarin bij het begin en voorts by elk nieuw punt de regel ietwat inspringt, wordt ook in het verzoek, wanneer op een nieuwen regel wordt begonnen benige ruimte opengelaten. Opmerkelijk is in een verzoek, dat alle zinnen in het tweede gedeelte van het verzoekschrift, met het woordeke dat aanvangen en met een punt-komma eindigen. De verzoeker bedenke daarby wel, dat in de korte vermelding der feiten waarop het verzoek steunt, steeds den regel moet worden in acht genomen, dat eerst de minder krachtige en daarna de krachtige gronden worden opgesomd. Dikwerf ook zal m. dit gedeelte een stukske geschiedenis worden aangehaald. In dit geval geve men een getrouw verhaal van de toedracht der zaak. Men zij bescheiden en vermyde alles, wat de toets der gestrenge kritiek niet kan doorstaan. Het verzoek zelve kan zeer kort zyn. De stijl zy daarin niet te klagend, vooral ook niet te kruipend, en in geenen deele onbeschaamd en stout. Weet zeker, dat een brutaal gesteld verzoek weinig resultaat afwerpt! Het verzoek zij in alle onderdanigheid, maar dan bondig en krachtig. Memorie van Toelichting. Nu kan het zijn, dat men een verzoek doet, dat in den breede dient te worden toegelicht. Het adres bevat dan behalve het verzoek wel een en ander omtrent de gronden — somwijlen laat men dit ook na — maar een breede uiteenzetting der gronden waarop het verzoek rust, is dan vervat in een begeleidend schrijven, dat memorie van toelichting heet. *) Die memorie van toelichting komt dan overeen met het tweede gedeelte in een verzoekschrift, alleen beweegt men zich daar vrijer in en behoeft men niet zoo kort te zyn. Een verzoekschrift in den vorm van memorie is aan zegel onderworpen. Een enkele toelichting niet. *) Van dit stuk maakt men in dit geval melding in het verzoek. De onderteekening. Nimmer vergete men het verzoekschrift te onderteekenen. Na ?nder t Verzoekschrift het onderschrift „'t welk doende" te hebben geplaatst en ongeveer ter hoogte van de plaats voor de handteekening, aan de linkerzijde woonplaats en dagteekening te hebben geschreven, schrijve men zijn naam. 86 Vóór de verzending contróleere men, of het verzoek wèl is onder teekend, whl ongeteekende adressen, öf ter zijde worden gelegd, öf worden teruggezonden. Vooral drage men zorg, dat het zegel niet leeUjk worde door de vele of schuine vrouwen en dat de verzending tijdig geschiede. Bij reclamaties b.v. is men altiid aan een t.ermiin ffshnnrton on overschrijding daarvan heeft ter zijde legging van het verzoek! 88 Verzoek om demping van een sloot, toehoorende aan het Rijk. Den Heer Commissaris der Koningin in de provincie Geeft met den meesten eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep, woonplaats); dat hh' eigenaar is van het perceel kadastraal bekend, gemeente Sectie No , grenzende ten oosten aan een aan het Rh'k toebehoorende sloot; dat hij voornemens is, op voormeld perceel een huizinge te bouwen en zeer gaarne vergunning zou bekomen om de zich aldaar bevindende sloot te dempen, ter lengte van M., • zooals nader uit bijgaande schetskaart blijkt; Reden, waarom hij zich tot TJHoogBdelGestrenge wendt, met beleefd verzoek hem vergunning tot deze demping te verleenen. 't Welk doende, Onderteekening , den 191 . Verzoek om een gemeentewater te mogen bevaren met een boot. Aan den Baad der Gemeente Geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekende (naam, beroep en woonplaats); dat hij eigenaar is van een beurtschip, dat eenmaal per week vaart van naar ; dat hij voornemens is het beurtschip te verkoopen, om daarvoor in de plaats een „motorschip" of een „stoombootje" aan te schaffen, ter grootte van ton; Reden, waarom hij zich tot Uw College wendt, met beleefd verzoek hem vergunning te verleenen de aan de gemeente behoorende •„ ....vaart" daarmede te mogen bevaren. 't Welk doende, Onderteekening. :, den 19 89 Verzoek aan H. M. de Koningin, om aanvaarding van een legaat. Aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden. Geeft met den meesten eerbied te kennen: De Diaconie der Ned. Hervormde Gemeente te ; dat door wijlen , overleden te , den , blijkens hierbij overgelegd afschrift van het voor den heer , notaris te , verleden testament, aan de Diaconie der Ned. Hervormde Gemeente te , is vermaakt eene som van gulden (vrij van successie- en overgangsrechten); dat dit legaat echter niet kan worden aanvaard, zonder Koninkhjke machtiging, ingevolge artikel 947 van het BurgerÜjk Wetboek; Redenen, waarom zij Uwe Majesteit beleefd verzoekt die machtiging wel te willen verleenen. 't Welk doende, Onderteekening, Voorzitter. „ Secretaris. , den 19 Verzoek aan H. M. de Koningin, om dispensatie van art. 88 B. W. Aan Hare Majesteit de Koningin. Geeft met diepen eerbied te kennen: de ondergeteekende (voornaam, naam, beroep en woonplaats) ; dat zijne echtgenoote den is overleden, hem nalatende vier kinderen, waarvan het oudste acht jaren is, zoodat zij, met het oog op hunne opvoeding, eene zorgvuldige «behandeling eener vrouw niet kunnen ontberen, waarom hij eerder aan hertrouwen heeft gedacht, dan anders wel het geval zou geweest zijn; dat genegen is met hem te huwen en de zorg voor zijne kinderen op zich te nemen; dat deze echter de zuster is van zijne overleden vrouw; Redenen, waarom hij Uwe Majesteit eerbiedig ver- 90 zoekt hem dispensatie te willen verleenen van art. 88, ' al 1 van het Burgerlük Wetboek. 't Welk doende, (Onderteekening.) , den 19- acte van de overleden echtgenoote. Verzoek aan H. M. de Koningin om „Brieven van Wettiging" door de ouders van het kind. Aan Hare Majesteit de Koningin. Geven met diepen eerbied te kennen: de ondergeteekenden (naam en beroep v. d. vader) en (naam en beroep v. d. moeder), echtelieden, wonende tC dat Zij' fae™neQhun 'kind,' genaamd (»™°™&m^n boren te , den , gewettigd zouden willen hedatziivóórenbij hun huwelijk hebben verzuimd dit kind voofSKunneïierkennen. ^ ertajügggft r>laai de schuldenaar aUeen het stuk teekenen ^ ' mdien schuldenaar en schuldeischer recMedvarTe/l.2of ^ registratie aan' dan betaalt men een Volmacht. Draagt men een ander iets op, dan geschiedt het in den regel by „mondelinge opdracht". In offlcieele stukken neemt men evenwel daarmede geen genoegen, Hier is eene volmacht noodig. in h^f/ maC^* w,°*dt Seschreven op een zegel van 15 cent m hoofdsom By afgifte van een verklaring van onvermogen, is de volmacht vrij van zegel. ' Wordt een volmacht geteekend door den persoon, die devolÏSLl?ent en d00r den gevolmachtigde, die door medeonderteekening verklaart de volmacht te aanvaarden, dan is een zegel noodig van ƒ0.25 in hoofdsom. Arbeidscontract. Reeds werd opgemerkt, dat overeenkomsten betreffende huur en verhuur van personeel ingevolge het arbeidscontract veelvuldig voorkomen. Ook in vroeger jaren, toen men het arbeidscontract niet kende, werd door vele patroons met hun personeel een schriftelijk accoord aangegaan. Thans evenwel moeten die overeenkomsten voldoen aan de eischen, gesteld bij de wet. De contracten van huur en verhuur van personeel zh'n, evenais alle geschriften en acten betreffende wijziging en emdieine van arbeidsovereenkomsten, vrij van zegel. De vrijstelling van zegelrecht geldt ook de kwitanties voor verdiend loon, afgegeven door de werknemers aan de werkgevers. 126 Huurcontract. Ondergeteekende van beroep , wonende te , verklaart te hebben gehuurd van van beroep , wonende te , die dit contract mede heeft onderteekend, een huis met erf, gelegen te , onder deze gemeente, in goeden staat van onderhoud en aan den huurder bekend, zoodat deze geen nadere omschrijving verlangt, zulks onder de volgende voorwaarden : 1. De huur is aangegaan voor den tijd van één jaar, aanvangende op en eindigende op daaropvolgende, zonder voorafgegane opzegging. 2. De huurder kan zich na dezen termijn, hoewel vooreerst in het genot van 't verhuurde blijvende, nimmer beroepen op een stilzwijgende- weder-inhuring, welke steeds uitdrukkelijk moet geschieden. 3. De huurpijs bedraagt / bij vooruitbetaling te voldoen in wekelijksche termijnen ieder van f , de eerste termijn op den dag, waarop de huur is aangegaan, en zoo vervolgens. 4. De huurder is verder verplicht: a. het huis zindelijk te bewonen en vrij te houden van ongedierte ; b. te zorgen, dat geen andere personen in het huis worden opgenomen, dan zijn echtgenoote en zijne ongehuwde kinderen, behoudens toestemming van den verhuurder; c. den bij het huis gelegen grond behoorlijk te bewerken en daarop veldvruchten te verbouwen, en te zorgen dat geen zand worde uit- of afgegraven; d. zorg te dragen, dat in het huis geenerlei bedrijf of nering wordt uitgeoefend, tenzij met toestemming der verhuurders ; e. zich te onderwerpen aan alle bepalingen van het Burgerlijke Wetboek die op huur en verhuur van goederen betrekking hebben. 5. Indien de huurprijs niet prompt op tijd wordt betaald, is de huurder door dit feit alleen bereids in verzuim en kan de verhuurder dan de huur voor ontbonden beschouwen, behoudens zijn recht op schadevergoeding. 6. Indien de verhuurder hem bij deurwaarders-exploit hiervan heeft kennis gegeven, is de huurder verplicht het gehuurde onmiddellijk met de zijnen en het zijne te ontruimen zonder dat een vonnis tot ontbinding der huur met bevel tot ontruiming noodig is. 7. Wanneer de huurder tot ontruiming verplicht is, hetzij na geëindigde huur, hetzij nadat hem is aangezegd dat de huur 140 Ouders of voogden die deze bepalingen overtreden zijn strafbaar. Verder zijn strafbaar de hoofden of de bestuurders der scholen, die onderwijzers of onderwijzeressen, die geen vaccinebewijs bezitten, hebben toegelaten en de onderwijzers en onderwijzeressen zelven, die niet gevaccineerde kinderen onderwijs op de school hebben gegeven. INHOUD. m tij- Bladz. Ter Inleiding 5 g Hoofdstuk I. Brieven . M 7 73 Afdeeling 1. De Correspondentie ..... 7_ 33 § 1. De correspondentie in het algemeen .' . 7— 15 § 2. Over Brieven 15 21 § 3. Verscheidenheid van middelen. . . . 21— 24 § 4. Het posttarief 24 33 Afdeeling 2. Briefsoorten ...... 34 62 § 1. Gelegenheidsbrieven ' 34 43 § 2. Familiebrieven . *£.•»• .... 43 43 § 3. Betuigingen ." 48_ 50 § 4. Herinneringen en Aanmaningen . . . 50— 53 § 5. Beroepsbrieven 53 q# Afdeeling 3. Een enkel voorbeeld . . . . 62 73 Hoofdstuk H. Verzoekschriften . wf . . . 74—102 Afdeeling 1. Het Petitionement . . . ; 74— 77 | 2. De Verzoekschriften . 78 81 „ 3. De Inrichting 82 86 „ 4. Eenige modellen 87 102 Hoofdstuk EU. Acten. 103 128 Afdeeling 1. Over acten in het algemeen . . \ 103 107 „ 2. Voor, bij, in en bij ontbinding van het huwelijk 108 112 „ 3. In de samenleving ..... 113 120 „ 4. Een enkel voorbeeld . . . . 121 128 Hoofdstuk IV. Plichten en Rechten .... 129—140 Afdeeling 1. Van algemeenen aard .... 129^132 ïï 2- Eenige rechten en plichten . . '. 133—140 § 1. Rechten en plichten der echtgenooten volgens het Burgerlijk Wetboek 133—134 § 2. Plichten inzake Burgerlijken Stand, Bevolking en Koepokinenenting . . . 134 140