ZEEMAN; VOO] ÉiCLEINE ZEEMANSGIDSEN VOOR DE KLEINE VAART TWEEDE DRUK OP LAST VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW, NIJVERHEID EN HANDEL BEWERKT « EN UITGEBREID DOOR DEN GEP. LUITENANT TER ZEE G. DUYCKINCK SANDER. Deel I. DE TOEGANGEN TOT DE OOSTZEE. BIJGEWERKT TOT EN MET B. A. Z. Mo. 30-1919. VERBETERD TOT EN MET B. A. Z. Nb. I*ry«* van dit Deel met Liehtenlijst en Bijlage ƒ 2.—. Prijs van 4 Deelen van de Oostzee, met inbegrip van de Lichtenlijsten en de Bijlage, ƒ 6.—. AMSTERDAM. 1919. IN HOU D. Bladz. Inhoud in Voorbericht v Eerste Afdeelixg. Het Kattegat. Hoofdstak I. Algemeene aanwijzingen 1 II. De kast van Jutland tot Fornaes .... 2 „ III. Van Fornaes naar de Groote en Kleine Belt met inbegrip van de Noordkust van Seeland en de daarbij liggende eilanden en ondiepten 39 , IV. Vrijliggende eilanden en gevaren in het Kattegat 57 „ V. De Zweedsche kast tot aan de Sond ... 75 Tweede Afdeelixg. De Sund (Sond). Hoofdstak I. Algemeene opmerkingen 113 „ II. Van Kallen naar Kopenhagen en de Oostzee 116 Derde Afdeelixg. Be beide Belten. Hoofdstak I. Toegang naar de Belten 166 II. De Kleine Belt 182 „ III. Van de Kleine Belt naar de Oostzee . . . 210 IV. De Groote Belt 239 Lijst van afmetingen van dokken en hellingen .... 270 Lijst van Havens met diepten 272 Bladwijzer 275 VOORBERICHT. Dit w«rk, bestemd voor de Kleine Vaart, bevat een beschrijving van en zeilaanwn'zingen voor de Toegangen naar de Oostzee. Dit gebied omvat een uitgebreide kustlijn, die men niet dan met de grootste voorzichtigheid mag naderen, waarbij men dan gebruik kan maken van loodsen of plaatselijke hulp. Ten einde het werk niet te uitgebreid te maken, zn'n alle onnoodige bijzonderheden vermeden; er is getracht op korte en handige wijze aan te geven, hoe men den grooten weg moet bevaren. Op verlangen van de Kleine Vaart worden bg den herdruk ingelascht de beschrijvingen van toegangen naar havens en reeden, die weinig aan verandering onderhevig zgn. Er worden dus geen aanwijzingen gegeven voor verschurende zeegaten of riviermonden. Ook moet wel in acht genomen worden, dat dit werkje geldt voor de Kleine Vaart, dus niet voor vaartuigen van grooten diepgang of van groote lengte. De veranderingen in betonning en andere merken moeten uit de Berichten) A(an) Z(eevarenden) worden nagegaan. Een op ongezette tijden verschijnend aanvullingsblad zal de voornaamste veranderingen mededeelen. Als hulpmiddel hoort bij dit deel en de drie volgenden een Bijlage, waarin algemeene zaken, die de navigatie vergemakkelijken, vermeld zijn. Ook bij Deel V, de Noordzee, behoort een Bijlage. Daarvan is eerder de 2e druk verschenen en nu zn'n voor de eenvoudigheid, de zaken, die ook in de Bijlage I, t./m. IV zouden voorkomen, hier weggelaten. Dit deel moet men zich toch aan- VI VOORBERICHT. schaffen, daar de schepen als regel van uit Nederland varen. Men zal wel doen deze Bijlage goed te bestudeeren, daar men hierdoor een goed begrip krijgt van de Stelsels van Betonning, den Loodsdienst, IJsseinen, Stormseinen, Tijdseinen, Vreemde uitdrukkingen, enz. Voor de spelling der eigennamen is gekozen die, voorkomende op de Engelsche Admiraliteitskaarten; hier moest evenwel soms ook nog een keuze gedaan worden, daar groote en klein bestekkaarten afwijkende spelling vertoonden. De peilingen en koersen zn'n rechtwijzend, meestal in graden van N 0° O. door O. met zon tot N 360° O., waarbij dan tnsschen haakjes het magnetische bedrag, dat, bfl dezen herdruk, in overleg met autoriteiten, ook in graden van N 0° O. door O. tot N. 360° O. of in streken werd vervuld. Het is gewenscht de rozen van standaard- en stuurkompassen van deze verdeeling te voorzien, vooral nu de buitenlandsche zeevarenden dit algemeen doen. De lichten znn alle overgenomen-uit de Engelsche lich tenlijsten en thans in een afzonderlijke lijst vermeld. Tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is vermeld, worden de sectoren altijd met zon opgegeven. Hier en daar is bij lichten, ter verduidelijking, het karakter in cijfers vermeld, b.v. (0.5—1—0.5—8), waarbij dan vet aanduidt de tijden van zichtbaarheid en gewone druk te verduisteringen. Het is beslist noodzakelijk dezen gids goed te doen bijhouden en de verschijnende aanvullingen in te plakken; dan zal, nu jaarlijks zooveel veranderingen plaats vinden, deze gids steeds aan zijn bestemming voldoen. Men zal wel doen hij dezen gids te gebruiken de Engelsche Admiraliteitskaarten. Deze zijn niet duur, ongeveer f 1.80 per stuk, ze worden steeds nauwkeurig bijgehouden, zn'n zeer overzichtelijk, en, in het algemeen, van handig formaat. Men wordt beleefd verzocht leemten, fouten of afwijkingen zoo spoedig mogelijk mede te deelen aan de Scheepvaartinspectie of de Nederlandsche Consulaire Ambtenaren, met gebruikmaking van de achter aangehechte formulieren. VOORBERICHT. VII Denemarken. Seinen te doen door schepen, welke in de navigatie gehinderd worden door zoeklichten. Indien een schip eenigë versterkte Deensche haven nadert, terwn'1 er met zoeklichten gewerkt wordt en het wordt hierdoor in het veilig navigeeren belemmerd, kan het hiervan doen blijken door het doen van de volgende seinen: 4 korte flikkeringen gevolgd door ééne lange met een seinlantaarn; 4 korte stooten gevolgd door één langen met stoomfluit, sirene of misthoorn. Zoo mogelijk zullen beide soorten van seinen te zamen worden gedaan, doch zn zullen niet zonder noodzaak gedaan worden, aangezien het onmogelijk is te weten welk zoeklicht bedoeld wordt, voordat het schip werkelijk in den stralenbundel is. Bij het doen der seinen zullen de zoeklichten afgewend worden. EEESTE AFDEELING. HET KATTEGAT. HOOFDSTUK I. ALGEMEENE AANWIJZINGEN. Daar schepeD, die het Kattegat naderen, tengevolge van dik weer en mist 's nachts vaak niet het bliksemlicht van Kaap Skagen of het draailicht van de Paternoster rotsen (Marstrand) zullen zien, en overdag geen deel van de kust kunnen verkennen, is het beslist noodzakelijk het lood goed gaande te houden, ten einde Skagenrif te kunnen ronden. Aan de Noordkust van Jutland neemt ae mepte naar den wal geleidelijk af, in het bijzonder in de nabpeid van Hantsholm en in de Yammerbaai; in de buurt van Hirshals begint de wal steiler op te loopen, des te meer, naarmate men Skagen nadert, zoodat men ten Noorden van Hirshals 20 vadem en meer kan looden op minder dan IJ mijl uit den wal. Beoosten den meridiaan van Hirshals kan men de Skagen- of Skawbank aaniooden; op deze bank, die zich met Seinen op ouden vuurtoren onregelmatige diepten van 7 tot 10 vadem Skagen. 11 mijl NO.-waarts van Hirshals uitstrekt, vindt men aan de Noordzijde diepten van 20 en 30 vadem. Tusschen 4 en 2 mijl NW. van het licht van Skagen zfn diepten van 40 tot 50 vadem en de bodem is een bijzonder soort helder blauwe klei. In deze omgeving moet men nauwkeurig acht geven op het lood, zorgende in niet minder dan 2 ALGEMEENE AANWIJZINGEN. 26 vadem te komen, bjj welke diepte de bodem, West van den meridiaan van het licht van Skagen, bestaat uit zand en schepen. Beoosten dezen meridiaan (ter hoogte van de punt en den uitlooper) vindt men zand en blauwe klei. Wanneer de wind niet juist naar den wal toe is, kan men, als men zeker is beoosten het Skagenrif te ztin, nu naar de 20 vadem sturen. Met een gunstigen ruimen wind, die evenwel niet zoo krachtig mag zijn, dat men de Zweedsche kust niet veilig kan naderen,, kan men nog een weinig naar binnen sturen, er evenwel om denkende, dat de stroom naar de Zweedsche kust zet en men dus geleidelijk meer en meer Zuidelijk moet sturen, ten laatste zelfs N148° O. tot N170° O. (ZZO. tot Z.) om de gewenschte diepte te behouden. Op deze wnze komt men midden tusschen de lichten van Skagen en Vinga en stuurt van daar, afhankelijk van omstandigheden, naar het Oostelijke, óf het Westelijke vaarwater. Met Westelijke winden en dik of slecht weer is het raadzaam, wanneer men zeker is Skagenrif voorbn te zfln, den loefwal te houden en in de baai van Aalbek op te werken. Onder deze omstandigheden is men zeker hier een uitstekende reede te vinden, waar men weersverandering kan afwachten. . Het komt voor, in het bijzonder in de Waarschuwing. gond de beide Belteil) de Langelands-Belfr en op de kust van Sleeswijk-Holstein, dat de diepte verminderd wordt door groote zwerfblokken, die daar door fis of stroomen worden gebracht. Vooral diepgaande schepen moeten dus niet varen in een diepte, die volgens de kaart, slechts weinig van hun diepgang verschilt. i¥Txs«'nriT ^r voeren ^ wegen naar de Oostzee: V^^??SSn,™™ 1 het Kaiser-Wilhelmkanaal; NAAR DE OOSTZEE. 2 het Kattegat en de Sond; 3 het Kattegat en de Groote Belt; 4 „ „ „ „ Kleine Belt; 5 het Gota-Kanaal van Oötehorg naar Stockholm. (Zie blz. 89 bjj Göteborg). De eerste 4 vaarwegen znn alle geschikt voor groote schepen; de Kleine Belt, met 6 vadem, is daarbij het diepst, maar het langst. VAARWEGEN IK HET KATTEGAT. 3 De weg door het Kai&ér- WiWiefoikanaal geeft veel bekorting en groote veiligheid voor schepen, bestemd naar het Z.Mjk deel der Oostzee. Het Göta-kanaal kan gebruikt worden door schepen van 31 M. lengte 6.5 M. breedte en 9 voet diepgang; dus desnoodsook door vaartuigen van 8 voet, die door het Thyboron {Agger) vaarwater van uit de Noordzee in het Kattegat zjjn gekomen. De reis door het (xöta-kanaal, duurt met 4 tot 7 mjjl snelheid 2£ dag. Het Kattegat wordt door Laesö, Anholt en de daartusschen liggende banken verdeeld in 2 vaarwaters (Channels); het Oostelijke langs de Zweedsche kust, het Westelijke langs Jutland. Elk dezer vaarwaters heeft voldoende diepte voor de grootste schepen, maar men zal toch met het oog op de sterke en veranderlijke oppervlakte-stroomen met de meeste zorg en oplettendheid moeten varen. Het Oostelijk Vaar- De Iichten en de bakens op de kust van water (Eastern- Zweden en de bijliggende eilanden, Channel). hebben, met de lichtschepen bü de gevaarljjke Trindelenbank en het Knoben- of Anholt Oostrif, belangrijk bijgedragen de moeilijkheden van het bevaren van het Oster-Renden te verminderen. Bovendien wordt de Fladenbank (met 21 voet minste water), op 9 mijl N 218° O. (ZW. i W.) van het licht van Nidingen, door drflf bakens en een lichtschip, de Lille Middel-Grund (met 18 voet minste water), op 14 mijl N 276° O (WNW. | W.) van het vaste licht op Morup-Tange, door drijf bakens en een lichtboei aangeduid. Daar deze beide banken midden in het vaarwater liggen, leveren zij veel ongemak op voor groote schepen. Wanneer men op bovenbeschreven wijze het Kattegat inloopt, en Kaap Skagen ruim neemt, zal men op 12 mijl N 74° O. (O. i N.) van het licht ongeveer 27 vadem looden op mergel of grind. Met ruimen wind AIs men daarna met een ruimen wind ongeveer N 148° O. (ZZO.) 25 möl behoudt, zal men diepten krijgen van 23 tot 19 vadem en dan weer 27 vadem op een bodem, eerst van zand met schelpen, dan bruin zand en boven de Oostelijke punt van de Kummélbank 18 tot 13 vadem; op deze plaats zal men ongeveer als volgt peilen,: 4 algemeene aanwijzingen. het Trindelen-lichttchip N 260° O. (Wï), op 5 mfil; het licht van Vinga N 89° O. (NO. i N.) „12 „ ; het licht van Tistlarne N 74° O. (O. \ N.) „10 „ ; verder doorloopende vindt men weer meer water tot 30 en 40 vadem, dan komen spoedig de lichten van Nidingen in zicht en men kan een koers bepalen om verder naar de Sond te sturen. Langs de Zweedsche kust is dwars van Marstrand Eannandiep. tot dwar8 Tan Tistlarne een diepe geul, met mid-vaarwaters 55 tot 40 vadem water op een bodem van zwarte klei. De binnenkant is dwars van Marstrand op ongeveer 7 mijl, dwars van Vinga op ongeveer 2} mnl en ter hoogte van Tistlarne op 4 mnl van die eilanden. In het Noordelijk gedeelte is de breedte ongeveer 3 mnl, neemt vandaar eenigszins af en wordt veel minder in het Zuidelijk gedeelte. Admiraal Zahrtmann zegt van deze geul „dat ze een uitstekende aanwijzing is, in het bijzonder als de wind zoo Oostelijk is, dat een schip zonder gevaar dicht bfl de Zweedsche kust kan komen; ook bn tegenwind, wanneer men moet opwerken, is het een uitgangspunt voor schepen, die op het lood slagen maken naar de vlakten van Skagen of Trindelen of naar het diepere gedeelte ertusschen, waar men 20 tot 24 vadem water vindt op zand en blauwe klei." Op de Vlakte van Trindelen of Tönnebergbank neemt de diepte af van 20 tot 8 en 6 vadem, op een bodem van zand en grind gemengd met steenen; op den Noordoosthoek is een plotselinge overgang van 20 tot 15 vadem. Op de Kummelbank beoosten de Tönnebergbank zijn diepten van 12 tot 18 vadem, terwijl in de geul tusschen beide banken 26 vadem water staat. Met NO. winden, vergezeld van sneeuw en hagelslag, is het aandoen van het Kattegat voor een zeilschip vrfl gevaarlijk; het Rannandiep biedt evenwel een uitstekende aanwijzing, want wanneer men het lood gebruikt, kan men langs de Westzijde ervan honden tot men Vinga gepasseerd is en dan oversteken naar de Oostelijke banken van Laesö. Wanneer men, zooals boven gezegd, het licht Met Weste- yan Vinga N29°0. (NO.*N.) op 12 mnl peilt, lijken Wind. ig het schip ongeveer bij de Zuidpunt van de Kummelbank en kan men met een Westelijken wind ongeveer VAARWEGEN IS HET KATTEGAT. N 164° O. (Z. i O.) staren, om zoodoende beoosten de Böcherbank en bewesten de Fladenbank langs te gaan. De diepten aan de Oostzijde van de Kummelbank nemen snel toe van 12 en 16 vadem tot 25 en 30 vadem. In het groote vaarwater, tusscheu deze bank en Tistlarne, vindt men diepten van 30 tot 38 vadem op modder en blauwe klei; op 4J mijl afstand van deze rotsen vindt men in het Z.deel van het Rannandiep 43 vadem water. Als men in bovengenoemden koers ongeveer 20 mijl heeft afgelegd, zal men waarschijnlijk al de lichten van Nidingen en van den Kobber-Grund in zicht hebben gekregen en 8mül beoosten den Kobber-Grund gaan en 4| mijl bewesten de ondiepte, met slechts 34. vadem (21 voet) water op Fladenbank. Nu kan men een streek OosterUjker sturen ongeveer N 153° O. (Z. t. 0. \ 0.) en in dezen koers ongeveer 26 mijl afleggen tot men 2| mijl beoosten het lichtschip op het uiteinde van het Anholt Oostrif is gekomen. Zoo doende loopt men over de Qrove-Flat, met 14 tot 18 vadem water, en 4 mnl bewesten de plek met 3 vadem (18 voet) op den LiUe Middel-Grund. De diepte neemt toe tot 40, 30 en 20 vadem om bij het lichtschip. Anholt-Knob weer te verminderen tot 15 vadem. Is men verplicht in dit deel op te werken, dan moet men zeer goed acht geven op het lood. De diepten, tusschen Laesö en Anholt, op de kaart aangegeven, zijn van groot nnt. Beoosten de 20 vadem lijn ( ) vindt men diep water op modder, bewesten ervan veel minder water op zand. Men houde het lood gaande, vooral tegen dat men over stag moet gaan. Als men O. van het lichtschip Anholt-Knob is, kan men van hier ongeveer 32 mnl in den koers N 153° O. (Z. t. O. £ O.) sturen tot bij het licht van Kullen, de loodingen geven van 22 tot 15, 8, 14, 22 en 14 vadem; het minste water vindt men op de NO.punt van den Store Middel-Grund. Met een zeilschip moet men er bijzonder op letten niet te verlij eren in de Skélderbaai beoosten de Kullen, waar bij W.lijke winden de stroom intrekt. Met een Oostelijken wind is het raadzaam den ZweedMet Ooste- scjjen waj hoodeii en tusschen deze en de Fladenlij en win . £an£ en den Middel-Grund door te gaan. Weer beginnende op bovengenoemde plaats op de ZO.punt 6 ALGEMEENE AANWIJZINGEN. van de Kummelbank, moet men zoodanig staren, dat men ongeveer N 130° 0. (ZO. i Z.) 17 mnl behoudt, waardoor men, terwijl de diepte geleidelijk van 33 vadem tot 16 vadem afneemt, in het vaarwater tussehen het eiland Nidingen en de Fladenbank komt, op ongeveer 2 mijl N 237° 0. (WZW.) van de lichten op Nidingen. Van hier moet men ongeveer N 158° 0. (Z.t.0.) 25 mijl behouden om het licht van Morup Tange ih zicht te loopen en het in N 80° 0. (0.) op 7^ mijl afstand te passeeren; de loodingen op dit traject geven achtereenvolgens 38, 30, 15 en 23 vadem. Daarna moet men naar bewesten de Kullen, ongeveer N 164° 0. (Z. | O.) 32 mijl afleggen, waarbij men 5 nnj'1 beoosten den Store Middel-Grund passeert. M t harde ^n ^ ^eya^ *s er kans, dat men te veel naar den ... Zweedschen wal verlijert en daar op dit deel van w^n^ ^ die kust de eenige wijkplaatsen, waar men kan hiaaenlooven,de Kungsbacka-Fiord (achter het eiland Nidingen) en de reede achter Hollands- Wciderö zijn, is het raadzaam, wanneer er kans is op zulke winden, het Westelijk vaarwater, het Laesö-Channel, te nemén. Voor bijzonderheden betreffende de kust in bovengenoemd deel van het Kattegat zie men de beschrijving der Zweedsche kust, Hoofdstuk V en de lichtenlijst. ar ♦ w *n vaarwater loopt meestal meer stroom dan _ y. in het Oostelijke en daar de stroom hier onare- V 3/ÉLrW3.LGI* _ .. veer 9 van de 12 maanden in Noordelijke richting L, ~ gaat, is het blijkbaar het voordeeligst voor om ' de Noord gaande schepen. Evenwel is dit vaarwater ook zeer dienstig voor schepen, die met harde Westelijke winden door de Sond willen gaan. Met deze winden moet men dicht langs het Skagenrif houden en dan zoo noodig opkraisen in kalm water, totdat men bü het licht van Hirsholm is, waar men een loods aan boord kan nemen en van waar men, zoo lang mogelijk den loefwal houdend, met een gemakkelijken koers kan oversteken naar den ingang van de Sond {Kullen of Nakke-Hoved). Over het algemeen is bn Westelijke winden aan de kust van Jutland weinig zee, zoodat een schip hier een storm kan af- WIXDEX. 7 rijden, ook omdat de bodem, bestaande uit zand over een kleilaag, in diepten "van 5 tot 9 vadem een goeden hougrond biedt Eigenlijk kan men de geheele W.zijde van het Kattegat beschouwen als een uitgestrekte reede. In de Aalborgbaai slechten de uitgestrekte banken en het ondiepe water elke hooge zee, zelfs die, welke bij een Oostelijken wind zou kunnen ontstaan; er kan wel korte kabbeling zijn wanneer de stroom met eenige kracht om de N. trekt. In het nauwe gedeelte van het vaarwater tusschen Jutland en Laesö' veroorzaken alleen Noordelijke en Zuidelijke , winden een weinig zee, Laesö en de omringende banken'bieden bescherming tegen Oostelijke winden. (Zie ook blz. 61). Wanneer men van het Noorden nadert, moet men 1 a 2 mijl van Hirsholm afblijven en ongeveer N 175° O. (Z. \ W-) sturen, zoodat men ongeveer 5| mijl beoosten de kerk van Saeby passeert, 's Nachts houdt men bet licht van Hirsholm tusschen N 347° O. en N 352° O. (N J W. en N } O.). Het schip komt dan in den Noordelijken toegang van het vaarwater bewesten het eiland Laesö. waar men er wel op moet letten het gevaarlijke Noord- Westrif te vermijden, welks uiterste punt wordt aangeduid door een rooden lichtopstand, waarop een rood vast licht. Met de kerken van Byrum' en VesterO (op Laesö) inéén, is men dwars van de uiterste punt van het rif, wanneer men ze goed open heeft, bezuiden dit gevaar; ziet men op het vaste land de kerk van Kamp, op een heuvel, open Z. van de kerk van Saeby, dan is men het gevaar gepasseerd. Zoodra men het Dvalelicht- schip is niet in station. Het Anholt-KnobAiehtsohiv is • niet in station. Het Dvale-Grund of LaesöCftanneï-lichtschip is niet in station. Het j&fca#CTi-lichtschip is niet in station. IJSSEIXEX. 11 Nac.htseinen. Aan de NW.zöde van den vuurtoren worden ■45 M. (135 voet) boven water onder het schitterlicht de volgende seinlichten getoond, zichtbaar van N45°0. (NO.t.O.) door O. tot N 158° O. (Z. t. O.). 1. Een rood licht I het /S&a^ew-liehtschip is niet in station. 2. Een groen licht het ÏW^dei^Uchtschip is niet in station. 2. Een wit lifeht | beide deze lichtschepen zijn niet in station. Het witte licht is bn gunstig weer zichtbaar tot 9 m{jl, de gekleurde lichten tot 5 mnl. De seinen der andere seinposten worden ter plaatse in den tekst behandeld. Q+™nn,«^ Daar talrnke rivieren zich in de- Oostzee uitstorten en al haar water alleen door de Sond, de heide Belten en het Kattegat naar de Noordzee kan vloeien, is er het grootste deel van het jaar een strooming in Noordelijke richting; bovendien jagen de meeste winden, in verband met de eigenaardige vorming van de zee en de kusten, het water in dezelfde richting, terwijl slechts weinige winden het water vanaf de Noordzee Zuidwaarts stuwen. Wanneer de wind van NO. door Z. tot ZW. is, ontstaat er een N.gaande stroom; wanneer de wind uit een andere richting met eenige kracht doorstaat, ontstaat er wel eens een stroom in Zuidelijke richting. Werkelijk heeft men de ondervinding opgedaan, dat de stroom voornamelijk afhangt van den wind, hoewel niet altijd van den wind, die op het oogenblik waait of pas gewaaid heeft, maar ook dikwijls van de winden, die op komst zijn en soms, zooals bn stormen, op grooten afstand hun invloed doen gelden. Gewoonlijk heeft de stroom een snelheid van niet meer dan IJ rnjjl per uur, maar de wind heeft soms zulk een invloed op de snelheid, dat op sommige plaatsen, over een belangrijke uitgestrektheid, de snelheid toeneemt tot 4 a 5 mijl per uur. In het Skagerrak draait de stroom rond. Ter hoogte van Laesö trekt de stroom van het Kattegat meestal naar de Zweedsche kust, dan hierlangs naar de Bohusbaai. Het water uit de Christinnia-Fiord en van de Noorweegsche rivieren doet den stroom langs de Noorweegsche kust meestal om de Zuidwest loopen en dwingt bn' kalm weer het getn', komende van uit de Noordzee, om de ONO. naar en langs de Noordkust van Jutland. Bö zware stormen uit het Oosten of zelfs uit het Noorden, wordt deze stroomrichting omgekeerd. 12 ALGEMEENE AANWIJZINGEN. De langs Skagen trekkende ONO. stroom vereenigt zich met den stroom uit het Kattegat en beide nemen eerst een NO. richting aan naar de kust van Zweden, later een Noordelijke tot, wanneer het water uit de fiorden en rivieren van Noorwegen zich er bfi voegt, de stroom naar het ZW. buigt en vrijwel de richting van de kust volgt. Daar de Oostgaande stroom, van af Skagen, de oorzaak is geweest van talrijke schipbreuken op de Zweedsche kust, in het hijzonder tusschen Hallö en Marstrand, moet men met dik weer zorgvuldig tegen dit gevaar waken. Soms kan het gebeuren, dat de stroom die van af de Noordzee het Kattegat intrekt, den Noordgaanden stroom niet eerder dan ter hoogte van het ÏVmdcZcra-lichtschip ontmoet, waarbij in dit nauwe gedeelte de tegengestelde stroomen met geweld tegen elkaar botsen. In het Kattegat zHn de stroomen zeer onWater getij den. regelmatig, wat een der grootste gevaren voor de veilige navigatie oplevert. Er bestaat natuurlijk een getft, maar de invloed ervan is, zelfs in het Noordelijk deel van het Kattegat, zoo gering, dat het verschil tusschen hoog- en laagw&ter daar hoogstens een voet is en meer naar binnen nog minder. In de nabijheid van de Sond en de Belten neemt het verschil in verband met de nauwe vaarwaters meer toe, maar in de Oostzee is er geen getfi te bemerken. Daar Laesö, met de omringende banken, het water samendringt heeft de stroom aan beide zijden van dit eiland grooter snelheid; maar de kracht en richting van den wind hebben ook hier grooten invloed en veroorzaken groote afwijkingen. Met onstuimig weer loopen er soms aan weerszijden van het eiland Oostelijke en Westelijke stroomen, waarschijnlijk omdat de Noord- en Zuidgaande stroomen elkaar hier ontmoeten. Bij goed weer is het havengetal 7 uur, de stroom heeft dan een snelheid van 2 mnl en de rijzing is 1 voet. Met voortdurend zwaar weer loopt de stroom soms 3 weken in dezelfde richting en bereikt wel de snelheid van 4 mijl, terwijl men bij een hevigen storm een rijzing van 10 voet boven het gewone peil waarnam, maar ook een enkele maal een zelfde daling beneden het peil van de kaart. Men zn' bij harde stormen dus op zn'n hoede. HOOFDSTUK II. DE KUST VAN JUTLAND TOT* FORNAES. KAAP SKAGEN DeZe lagC' zandige uitlooPer» het NoordeOP DE SKAW ^e u'te'nde van Juttondi moet men ronden om in het Kattegat te komen. Het land is te laag om reeds op grooten afstand gezien te worden, maar men kan den hoek verkennen aan den vuurtoren en aan andere merken. De vuurtoren is overdag een zeer kenbaar landmerk en 's nachts een der belangrijkste lichten voor een schip, dat naar de Oostzee bestemd is. De vuurtoren van Höjen, ongeveer 2T mnl N 282° O. (WNW.) van het licht van Skagen, een witte achtkante toren, 14 M. hoog, toont op 14 M. boven water een groep schitterlicht. Zie L. 1. Deel V. Licht Skagen. Zie L. ï. No. 1. Bij den vuurtoren is een reddingbootstation met vuurpeil- mrichting, O. van den vuurtoren is een Lloyd seinstation. Ongeveer 250 M. Noordeljjk van het seinstation is een hotel, dat ongeveer over één streek het zicht op de seinen beneemt. ,, . Dagseinen worden gedaan IJssemen. , , ... aan de Noordzijde van den nieuwen vuurtoren, met zwarte vierkanten op een wit bord, op dezelfde Vuurtoren Kaap Skagen wjjze als bij den vuurtoren van Hirshals 14 kust van jutland. De beteekenis is: 1. IJs in de Vinga-Skaergaard. (n.1. in de rij eilandjes, rotsen en banken bn Vinga.) 2. IJs in bet Z,ae*ö-vaarwater. 3. IJs in het Oostelijk vaarwater van het Kattegat. 4. IJs in den Noordelijken ingang van de Sond. Dagseinen worden gedaan door middel van róode "f ballen, gehesohen aan een mast met ra boven * op den onden vuurtoren van kaap Skagen op 1570 M. N 248° 0. (W.t.Z.) van den nieuwen vuurtoren, op dezelfde wijze als b{j den vuurtoren van Hirshals. 1. Het Laesö-Trindelen-liéhtBchip is I niet in station. ^^ys>v^..v^ 2. Het Östre-Flak-lichtschip is niet "é> $j""f^é ife m station. m | 1 0 3. Het Anholt-Knob lichtschip is niet I in station. 4. Het Laesö-Rende lichtschip is niet in station. - 5. De lichtboeien zijn niet in station. Nachtseinen worden op een hoogte van 19 M. boven water aan de Noordzijde van den nieuwen vuurtoren op Skagen getoond, de lichten zijn zichtbaar van N 125° 0. (ZO.) door Z. tot N 237° 0. (WZW.) 1. Een rood licht: Het Laesö-liende-lichtschip is niet in station. 2. Een groen licht: Het Trindelen-lichtaohip is niet in station. 3. Een wit licht: Beide deze lichtschepen zijn niet in station. Opmerking, Ten einde een juist begrip te krijgen van den toestand van het ijs in het Kattegat, moet men de balseinen en. de vierkante seinen in verband met elkaar be« SKAGEN. 15 schouwen. Wanneer de balseinen aanduiden, dat de lichtschepen niet in station zün, kan men misschien, al is het ijswaarschuwingssein niet getoond, toch üs ontmoeten. Wanneer een wit of groen licht getoond wordt, dus aangevende, dat het Trindelenlichtschip niet in station is, is het zeer waarschünlük, dat het Anholt-Knob-Uchtschip ook is weggenomen en het hulpMaht van Anholt ontstoken is. Verdere inlichtingen omtrent üs, lichtschepen enz. in het Kattegat kunnen van de seinstations op Hirshals of Kaap Skagen verkregen worden door seinen uit het Internationaal seinboek. Stormseinen. Deze worden gegeven op de wüze als in de bijlage is beschreven. Bü nacht heeft het roode licht van N125°0. (ZO.) tot N192°0. (ZZW.) een duisteren sector, opdat men zich niet zal vergissen met het roode licht van het üssein aan de Noordzijde van den vuurtoren. De richting van den telegraafkabel naar Marstrand»ongeveer N114° O. (ZO. t. O.), wordt door 2 boeien bü den ouden vuurtoren aangegeven. Skagenrif. Deze bank van hard zand' met 2 vadem water en minder, «teekt van af Kaap Skagen ongeveer 2 mijl naar het O. en NO. uit. De bank, waarop met slecht weer branding staat, is zeer gevaarlijk voor schepen, die den hoek te krap ronden; men moet er niet dan met de grootste voorzichtigheid, steeds het lood gaande houdend, dicht bn komen; groote schepen moeten buiten het lichtschip, dat de bank dekt, blijven. De N.punt van het gevaarlijke deel van de bank wordt aangeduid door een roode spitse ton met stok en 3 opstaande bezems, liggende in 4| vadem water, ongeveer één mülZZW. van het lichtschip; men mag niet trachten tusschen ton en wal door te varen. De ton wordt pas weggenomen als het üs dit noodzakelijk maakt. Aan het ZO. einde van de bank ligt in 4 vadem water, O.t.Z. van den vuurtoren, een tweede roode ton met een stok en twee opstaande bezems. Bü dag kan men de kanten van de bank door de verkleuring meestal wel zien, en de Zuidzijde met eenige voorzichtigheid op het lood naderen, omdat de diepte hier geleidelijk afneemt; 16 KUST VAN JUTLAND. men moet echter in niet minder dan 12 vadem komen. Aan de Noordzijde is de bank veel steiler, op een afstand van slechts 4 mnl vindt men een diepte van 50 vadem, dichter bü neemt de diepte snel af tot 15 en 12 vadem en dan inééns tot 3 vadem. Lichtschip Skagen JEtev. Zie L. 1. No. 2. Aan het uiteinde van den uitlooper van Skagen. In het dorp Skagen, bestaande uit de afzonderlijke deelen Oost-, West- en Oud-Skagen, tegenwoordig met den spoorweg verbonden, wonen voornamelijk visscherslieden; men kan hier loodsen krijgen, die het schip op een veilige ankerplaats onder den wal of naar de Reede van Hirsr holm of Fladstrand (Frederikshavn) kunnen brengen. Bü de Skaw kruist een groen geschilderde loodsstoomer, met 2 masten en een geelen schoorsteen, waar aan boord loodsen zn'n, die de schepen kunnen brengen naar de Sond, naar Nyborg, Korsör of Fredirieia. Ook zjjn hier Noorsche en Zweedsche loodsbooten. Skagen Haven. De haven, gevormd door 2 gebogen dammen, die, aan het worteleinde, met een onderlingen afstand van 560 M., ongeveer 450 M. van den wal uitsteken, ligt IJ mnl ZW. van den vuurtoren van Skagen. De ingang, tusschen de uiteinden, is ongeveer 60 M. breed; ongeveer halverwege naar binnen wordt een binnenhaven gevormd door een pier, rechthoekig staande op den Zuidwestelijken dam en door een korten arm van af den Noordoostelijken dam. Er blijft daardoor een ingang van 30 M. breedte vrij. In de buitenhaven neemt de diepte af van 22| voet tot 164, en 13* voet in de binnenhaven is slechts 12 voet water en minder. Havenlichten. Zie L.l. No. 3. De laatste twee lichten zijn alleen zichtbaar over de haven. Seinen. Bij dag een zwarte bal, bn" nacht 1 groen licht boven het groene havenlicht, aan den Noordoostelijken ingang naar de binnenhaven beteekent, dat het verboden is de haven in te loopen. Twee zwarte ballen of een wit licht boven het groene beteekent, dat het verboden is haar te verlaten. Indien men ten hoogte van het dorp, of van de Ankerplaats. hayen vjm 8kagenj wil ankeren, kan men dit SKAGEN. 17 doen IJ mfll uit den wal, met den vuurtoren ongeveer N 7*0. (N. t. O. £ O.) in 8 of 9 vadem water op zand. Het is niet raadzaam hier lang te blijven, vooral niet als er een Oostenwind opsteekt, omdat een harde wind uit dien hoek het schip op den wal zou kunnen zetten; de ankerplaats, die alléén veilig is met Westelijke of aflandige winden, naderende, moet men het lood gaande houden. Wanneer men het Kattegat uitvaart, moet men Skagenrif niet dan op het lood naderen en er om denken, dat het zeer steil is. Bfl nacht of dik weer, gebiedt de voorzichtigheid niet dichter bfl de N.zflde te komen dan in 30 of meer vadem water. Wanneer men binnenkomende den ouden vuurtoren N 243° 0. (WZW. 1 W.) inéén heeft met de oude kerk, of den vuurtoren van Skagen N 237°0. (WZW.) peilt, is men benoorden het rif; met den klokketoreu en den ouden vuurtoren inéén is men bfl het NO.einde. Is de oude kerk in het Zuidelijk deel van het dorp, dan is men bezuiden het gevaar, terwfll men in de peiling, vuurtoren Skagen N 305° 0. (NW.) er geheel vrfl van is. Ten einde aanvaring te voorkomen, moet men het lichtschip niet te dicht naderen. Aan de ZO.zflde van Skagenrif trekt de stroom, bfl N. en W. winden, meestal om de WZW.; bfl ZuideIflke en Oostelijke winden om de ONO. Met goed weer is de snelheid zelden meer dan 1 mfll, maar bfl hevige stormen kan de snelheid tot 4 mfll aangroeien. Hertha-Flat De WestelÜke Pum van deze grindbank, waarop 8 tot 10 vadem water, met er om heen 13 tot 15 vadem, ligt 8$ mfll N 128° O. (ZO.} Z.) van den vuurtoren van Skagen, vandaar strekt de bank zich 2 mfll om de OZO. uit. Dicht bfl' de NO.punt van de bank, op 9 mfll N123°0. (ZO. | O.) van den lichttoren van Skagen, is een bult met slechts 5 vadem water. Betonning. Aan de NO.zflde een rood-wit hor. gestr. ton in o\ vadem; Aan de ZW.zflde 0,2 mfll van de ton, een zwart drflfbaken. Aalbekbaai. De. bodem in de bocht tusschen Skagen en Hirsholm (een afstand van ongeveer 15 mfll) bestaat geheel uit zuiver zand; schepen kunnen hier goed ankeren met aflandige of ZW. winden. 2 18 KUST VAN JUTLAND. De kust is laag en zandig, meer in het binnenland zün er heuvels en in het Noordelijk deel van de baai duinen. Wanneer men langs de kust van de AalbekKrageskov-Rif. ^aai vaart, moet men goed letten op een klein rotsachtig plekje, het Krageskov-rif, l£ mül uit den wal dwars van het dorpje Napstiert, 2\ mijl N147° O, (ZZO ) van het dorp Aaïbek. Het is slechts ongeveer 180 M. in het vierkant met 2\ vadem water; aan de 0.zfide, vlak er tegen aan, staat 4$ vadem. De eilanden Hirsholm en Graesholm, welke ongeveer Hirsholm. ^ my| ujt den wai liggen, zijn zeer laag; met nevelig weer zou men ze niet van de nabijzijnde kust kunnen onderscheiden, indien niet op Hirsholm een vuurtoren was. Zij liggen op een zandbank met rotsen en, hoewel betond, is het niet geraden hier dicht bij te komen; de O.zijde, welke vrij schoon is, behalve bij het Hvidsteenrif, en bij een rij. rotsen NO.ln'k van Graesholm, kan men naderen tot op \ mnl, doch in niet minder dan 10 vadem water. Betonning. Aan de N.züde ter aanduiding van het NW.rif een roode spitse ton met één opstaanden bezem; ter aanduiding van het NO.rif een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. Licht Hirsholm. Zie L.i. No. 4. Voor de Sond, de Belten of voor plaatsen op de Loodsen. kugt yan j.u^an^t ^an men aan de ZO.zijde van Hirsholm loodsen krijgen. Kirkehaven. Deze boothaven, met 6 voet water, ligt aan de N-zijde van Hirsholm. Hirsholmhaven. Aan de Z.zijde van Hirsholm wordt door 2 hoofden een haven met een diepte van 10 voet gevormd, op het Z.hoofd is een klein vast licht met witte en groene sectoren, zichtbaar tot ongeveer 2 mijl. Over de bank, die Hirsholm met den wal verbindt, kunnen slechts schepen met minder dan 12 voet diepgang varen, daar er gemiddeld 12 voet water staat; er zijn evenwel 3 14 plekjes met veel minder water, die men vermijden moet. De bodem, zand, biedt goeden hougrond; slechten grond vindt men alleen FREDERIKSHAVN. 19 tusschen de riffen. Ongeveer in de rechte lnn van Hirsholm naar Frederikshavn liggen 2 kleine eilandjes met riffen; de juiste ligging kan men het best van de kaart zien. Dit eilandje, ongeveer lf mijl van Hirsholm, is smal. Kiolpen. . .. , ' ' 1 rotsachtig en omgeven door een rif. De t Op dit eilandje, \\ mnl meer naar Frederikshavn, is een fort gebouwd; aan de Oostzijde kunnen schepen met 18 voet diepgang tot op \ mijl naderen, aan de Zuid- en Westzijde zijn verscheidene gevaarlijke klippen. Tusschen Deget en den wal ligt Hiellen, een ander klein eilandje met een ondiep rif er om heen. Langs en tusschen deze eilandjes zijn vaargeulen, voorzien van eenige betonning, maar wegens de vele verspreid liggende klippen, alleen geschikt voor zeer kleine schepen, bestuurd door personen met groote plaatselijke bekendheid. Strandbv het d°rp Stmnd&y> ongeveer 3 mfll benoorden Frederikshavn, is een boothaven met 4 voet water aangelegd. Voor de visschers wordt zoo noodig op het einde van den Noorddam een rood licht getoond. Frederikshavn Bö deze belanSrÖke stad» met meer dan 7000 of Fladstrand inwoners' staat aan de Noordzijde van de haven een groot kasteel. De haven wordt gevormd door 2 gebogen dammen, ongeveer 450 M. van elkaar, die tot 900 M. uit den wal steken; de ingang, tusschen de uiteinden, is ongeveer 90 M. breed; de binnenhaven wordt gevormd door 2 hoofden rechthoekig op de havendammen staande. In den toegang en in de buitenhaven staat ongeveer 26 voet water op een bodem van fijn zand; in de binnenhaven neemt de diepte van 22 tot 18 en 16 voet af. Kleine herstellingen kunnen worden verricht; kolen zijn in elke hoeveelheid te verkrijgen; langs den kolensteiger staat 23 voet water. De kaden zijn aan het spoorwegnet aangesloten. Voor bijzondere omstandigheden zijn een bergingsstoomer, een sleepboot en een ijsbreker beschikbaar. Loodsen zijn te verkrijgen voor de Sond, de Belten enz. Lichten Frederikshavn. Zie L. 1. No. 5, 6. 20 KUST VAN JUTIjAND. Op den Z.dam is een seinpaal met ra, waaraan de loodsen seinen hHschen om de schepen, die zich met stormachtig weer uit het O. naar de haven haasten, leiding te geven. De O.wind veroorzaakt een onaangename zee en verlaagt het waterpeil. Stormseinen. Zie Bijlage. Frederikshavn met omgeving kan men verkennen aan het hooge land van Bangsbo, ongeveer 1£ mijl Z. van de stad, terwijl ook de kerk van f laden meer naar binnen, een weinig hooger gelegen, een goed merk is; met tamelijk helder weer kan men deze verkennen, zoodra men den hoek Skagen gerond heeft. Andere merken, meer om de Z. zijn de kerk van Saeby met een koepel voor de klok en Knarhoi (Jydske Aas) een heuvel 110 m. (365 voet) hoog, op N.B. 57° 11',5 en O.L. 10° 18'. Bovendien heeft men van het NO. komende, aan den vuurtoren van Hirsholm goede leiding. Om de haven binnen te loopen, moet een vreemde, wegens de vele riffen bfl den ingang, beslist een loods nemen j zooals vermeld, kan men dien meestal krijgen aan hét Z.einde van Hirsholm. Groote schepen mogen ter reede van Frederikshavn in niet minder dan 5 of 6 vadem ankeren; de beste plaats is als men het kasteel N 293° O. (NW. t. W.) tot N 282° O. (WNW.) peilt; kleine schepen kunnen binnen Hirsholm en op de N. en Z. reede van Madstrand ankeren. De laatste plaatsen zfln echter alleen bfl bepaalde winden geschikt en men moet een andere ankerplaats zoeken, zoodra de wind omloopt. Verkenningston. Eene roode kegelvormige belboei liggende in 6 vadem ongeveer 1| mnl N 119° O. (ZO. i O.) van het licht op den Noordelijken havendam en ongeveer 180 m, benoorden de hj'n der geleidelichten. Op het Z.lijkste en O.lijkste der riffen bij het eiland Marensrif. ongeveer j myi g 164° O. (Z. $ O.) van Deget, staat slecht 12 voet water. Betonning. Ongeveer } mnl K 102° O. (OZO.) van het rif in 5 vadem water, een roode spitse ton met stok en 3 opstaande bezems. Tusschen deze ton en Deget, zn'n de riffen Ire-Steens, Soel en Speider; het laatste, met slechts 9 voet water, ligt aan het fr ederikshavn. 21 einde van de smalle ondiepe bank, die N 186° O. (Z.t.W. ^ W.) van het W.lnk uiteinde van het eiland uitsteekt. Op het Soelrif staat 3 voet water en op Tre-Steens 6 voet. 450 M. N 35° O. (NO.) van het Marensrif is nog een rotsachtige bank met 14 voet water. Deze vrn'liggende bank met 11 voet water, 1 Borrebiergrif. m„j N 192<, 0 gsm.) van Deget en N 125° O. (ZO.) van het kasteel Fladstrand, is zeer gevaarlek, omdat overal er omheen 3 tot 4£ vadem staat. Een witte stompe ton met stok en 3 afhangende bezems, in 4J vadem, geeft den Noordelnken hoek aan. Deze plek ook met 13 voet water, ongeveer 180 M. Laurs . bezuiden het Borrebiergrif, wordt aan de Zuidzijde aangeduid door een roode spitse ton met stok en één opstaanden bezem, liggende in 4J vadem. Een klip, waarop 3| vadem water, ligt benoorden de lnn der geleidelichten op 1 mnl N 119° O. (ZO. £ O.) van het voorste geleidelicht. Dit ril', vrflwel midden tusschen de kust en het Bor-, Brunerif. rebiergrift op | mhi x 102° q. (OZO.) van het kasteel Fladstrand, valt met laagwater gedeeltelijk droog; er omheen z\jn diepten van 15 tot 20 voet. Daar het in het vaarwater naar de haven ligt, is het zeer gevaarlijk. Betonning. Aan de Z.zjjde een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. Het Busserif ligt 300 M. benoorden het .Brunerif op de bank, die Deget met den wal verbindt. _ ... Zooals reeds verklaard is moeten schepen, «* °' die naar Frederikshavn willen en hier vreemd zjjn, een loods nemen, omdat het bevaren der verschillende geulen tusschen de riffen, in den omtrek der havens, te ingewikkeld is voor iemand zonder plaatseln'ke bekendheid. Kleine schepen ankeren gewoonlijk op de Zuid-Reede van ffladstroJtod1; waar zjj door de zeewaarts gelegen banken tegen hevige zee beschut zgn. Men moet bezuiden de riffen Bórrebierg en Laura loopen en sture dan in het merk „de windmolen van Frede* rikshavn N 330° O. (N.t.W.JW.) inéén met het kasteel Flad- 22 KOST VAN JUTLAND. strand" tot op ongeveer 540 M. van den havenmond, waar men het anker in 3 tot 4| vadem water, op goeden hougrond, laat vallen. Men is hier goed besehut tegen winden van uit ZW. door N. tot O.; anderen veroorzaken zee. Moet men naar de haven, dan sture men op het kasteel aan, maar denke er om niet te dicht bü den Z.dam te komen, voor men de haven open heeft. Van om de N. naderende stuurt men van af Hirsholm tot beO. de belboei, N 200° O. (ZZW. i W.) en van daar op de boven aangegeven wüze naar de haven. BÜ nacht geeft, na het passeeren van Hirsholm, de sector wit vast licht daarvan tusschen N 9° O. en K 15° O. (N 18° O. en N 24° O.), leiding langs de O.lüke gevaren bü Frederikshavn en naar de belboei. Heeft men de roode geleidelichten N 302° O. (NW. | W.) inéén, dan sture men er recht op aan; deze koers leidt bezuiden de riffen van Laurs en Borrebierg. Reede van Bangsbo. Met Z. en ZO. winden, welke het gevaarlijkst zijn op de Zuid-Reede van Fladstrand, moeten groote schepen zoo Zuidelijk ankeren, dat zü steeds in staat zijn onder zeil te gaan en bovenwinds van Hirsholm te blijven; dit is alleen te bereiken, indien men ankert onder het hooge land van Bangsbo, waar een goede zandbodem is, die geleidelijk naar den wal oploopt. Deze plaats met ongeveer 1800 inwoners ligt 6 mijl Saeby. bezuiden Frederikshavn. Aan den mond van een klein riviertje wordt door dammen een kleine haven met 8 tot 10 voet water gevormd. Schepen, die de.haven niet kunnen binnenloopen, laden en lossen ter reede, waar zb' op een afstand van den wal, verband houdend met hun diepgang, ankeren. Reddingbootstation. Loodsen zün te krijgen voor Frederikshavn of voor de vaart door het Laesö-Rende naar Hals aan den ingang van de Lim-Fiord. Drie zwakke lichten: één rood op den kop Lichten Saeby. yan den z.dam, één groen op den kop van den N.dam en één wit op den kop van den binnensten N.dam worden van 1 Augustus tot 1 - Mei getoond, maar gedoofd, wanneer tengevolge van ijs het Laesöriïewde-lichtschip niet in station is. DVALE-GRCND. 23 Van af Saeby. loopt de kast tot Stensnaes, een aitspringenden hoek, ongeveer 6£ möl om de Z. £ O. (Z. £ W.) en dan ongeveer tot den ingang van de Lim-Fiord, 16| mnl in ZW. t. Z. (ZW.) richting. De kust is hier over het algemeen laag, meer naar binnen is het land heuvelachtig mét als meest kenbaren top de Knarhoi. Langs de kust Z. van Frederikshavn is een breede Vlakte van ]tugtDan^ van nard zand, welke ter hoogte en Saeby. bezuiden Saeby 3 mnl uitsteekt. De diepte neemt naar den wal geleidelijk af van 4 vadem tot 6 voet; kleine schepen vinden hier met aflandigen wind een goede ankerplaats. Langs de W.zflde van het Laesö-Rende steekt Dvale-Grund. o^ ^ tQt ^ yan de ^ugt g(ensnaeS( een gevaarhjke bank uit, binnen de 3 vademlijn van N. naar Z. ongeveer 4 mijl lang. Op sommige plekken staat niet meer dan 9 en 12 voet water. Aan de O.zijde staat dicht bn de bank, waarvan deze zijde wordt aangeduid door spitse tonnen met bezems en door een lichtschip, 6 tot 8 vadem water» Betonning. Aan de NNO.zflde, in 6 vadem, een roode spitse ton met een opstaanden bezem; aan de O.zijde, in 5 vadem, een roode spitse ton met 2 opstaande bezems; aan de Z.zijde, 3£ mnl van de Z.punt in 4£ vadem, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems. Lichtschip, Laesö-Iiende. Zie L.l. No. 7. Aan de O.zijde van den Dvale-Grund. Het lichtschip blijft in station, totdat men het wegens ijs moet wegnemen; wanneer het afwezig is, worden seinen gedaan bn" de vuurtorens van Hirshals, Skagen en Fornaes^ Dit vaarwater met 3| tot 5 vadem, tusschen den Land-Diep. r>ya;e.GrWnd en de kust, is te gebruiken door kleine schepen, maar eenige plaatselijke bekendheid is noodig. In het Diep bewesten den Dvale-Grund is de stroom zwakker dan er beoosten, en schepen vinden daar, in 4 tot 5 vadem water, een vrij goede ankerplaats. De Middel-Grund bfl den Z.löken toegang heeft een plekje met slechts 13 voet. Licht Neuland. Zie L.l. No. 230. 24 KUST VAN JUTLAND. Om benoorden den Doale-Grund langs te gaan moet men de Knarhoi, ongeveer N 251° O. (W. t. Z.), inéén honden met den Hotdenbiergi bij het ronden van de bank moet men goed oppassen, daar de kanten zeer steil zn'n. De bank ligt in het merk: „kerk van Saeby inéén met de zesde der kleine heuvels op het hooge land bfl Frederikshavn" (gerekend van af de kerk of van af het Z.), zoodat wanneer men de kerk aan den eenen of anderen kant van den heuvel brengt, men juist binnen of buiten langs de bank loopt. ■, Deze bank aan den Zuidelijken ingang van het Middel-Grund. r ,,. ... „ .. * 8 ,6 _ . Landdiep, een mnl Zuidwest van den DvaleGrund, ongeveer 3 mijl lang, heeft een ondiepe plaats met niet meer dan 13 voet water in het merk: „de kerk van Saeby N 341° O. (N. f W.) in het zadel van het hoogste land tusschen Saeby en Frederikshavn". De bodem bestaat uit hard zand, op sommige plaatsen begroeid met zeewier. De Oostzflde van de bank moet men niet dan voorzichtig op het lood naderen en in niet minder dan 5 of 6 vadem water komen. Van het lichtschip komende, kan men de bank gemakkelijk vermflden door O.lflk van de roode tonnenlijn te blijven. Vlakt van ^eze mtgestrekte hank, langs de kust van af _ . . den Middel-Grund tot ongeveer N.B. 56° 55', of ° ' 5 mfll bezuiden de breedte van Hals, bfl den ingang van de Lim-Fiord, bestaat uit zand en klei, op verschillende plaatsen begroeid met zeewier. De bank is te beschouwen als een voortzetting van den Middel-Grund en groote schepen moeten er zorgvuldig voor uit den weg gaan, daar er plekken zfln met niet meer dan 14 voet water. Het Z.lflk uiteinde is ongeveer 5£ mfll uit de kust; kleine schepen kunnen onder de kust binnen de ondiepe ruggen doorvaren, maar dit eischt groote oplettendheid en plaatselijke bekendheid. Betonning. Een mfll Z. van den bult met 3 vadem, aan het Z.einde, in 4£ vadem, een roode spitse ton met 3 bezems. k Deze bank,, een onderdeel van de Svüringén, liggende tusschen den Middel-Grund en den wal, en ongeveer 6 mfll lang, wordt van de kust gescheiden door een smalle geul, behalve aan het Z.einde (ongeveer ter hoogte SVITRINGEX. 25 van Giraa), waar zfl aan de kust verbonden is door een rug met 8 tot 12 voet water. Op het N.lflk deel, ongeveer dwars van Vaarsadby, staat 1£ a IJ mfll uit de kust 12 tot 14 voet water; meer om de Zuid neemt de diepte af van 11 tot 7 voet tot tegenover Söraa, waar een rand van ongeveer een mfll lengte is, met maar 2 tot 4 voet water. AsaaD' In deze geul, tusschen de Rimmen en den wal, kunnen kleine schepen ankeren en bfl Oostelflke winden een goede schuilplaats vinden, maar de geul om de Zuid verlatende, moeten zfl om den rug, die de bank met de kust verbindt, denken. De ankerplaats is ter hoogte van Söraa, waar 15 tot 18 voet water' staat, of bfl Asaa met 12 tot 13 voet water op goeden hougrond van mooi rood zand en klei zonder steenen. De rand van de kustbank is hier vrfl steil en valt met laag water bflna geheel droog. De N.lflke en Z.lflke toegang naar de ankerplaats zfln aangegeven door tonnen; in de geul worden de kanten der banken aangeduid door drflf- of steekbakens. Betonning. Zie Bijlage. Bfl den Noord-toegang liggen de roode spitse ton met opstaanden bezem van Stensnes-Flak en de witte stompe ton met 2 afhangende bezems van de NO.punt van Rimmen bank. Aan de Zuid-zflde ligt, 1 mfll Zuid van de Z.punt van de Rimmen, in 2 vadem, een rood-witte spitse ton met bal. Indien men deze ankerplaats van om de Noord aandoet, moet men er wel om denken het gevaarlflke rif, dat, ongeveer li mfll beoosten het riviertje Vorsaa, 1000 M. uit den wal bfl Stensnaes steekt, te vermflden. Met een storm uit het Zuiden, welke hier veel zee veroorzaakt, kunnen schepen het anker lichten en voor beschutting verzeilen naar Frederikshavn. Bfl dit kleine stadje, 4 mfll NNO. van den toegang naar de Lim-Fiord, liggen 's zomers met aflandigen wind wel eens schepen om lading in te nemen. Liim- of 1)626 92 m^ lange zeearm> die zieh over Jutland Lim-Fiord uitstrekt' verhindt het N.deel van het Kattegat met de Noordzee; hoewel op sommige plaatsen vrfl veel water staat, kunnen slechts schepen van hoogstens 26 KUST VAN JUTLAND. 9 voet diepgang, met behulp van een loods, naar de Noordzee varen De Oostelijke ingang over den drempel bü Hals is uitgebaggerd tot een diepte van 24 voet; de geul is 60 M. breed en ongeveer | mnl lang. Aan de binnenzijde van den drempel krügt men meer water; tusschen Hals en Aalborg, een afstand van ongeveer 16 mijl, vindt men 30 tot 50 voet water. Schepen, met meer dan 16 voet diepgang, zün verplicht een loods te nemen, dien men voor den ingang kan krijgen. De toegang tot dè Lim-Fiord wordt belemmerd door ondiepe banken, die 2 mül van de kust tot in 12 voet water uitsteken; meer naar buiten krijgt men geleidelijk meer water, 15 tot 20 voet, daarna onregelmatige diepten van 18 tot 30 voet. Een gedeeltelijk droogvallende bank „Normands Hoge" steekt van den hoek aan de NO.züde van den ingang 1£ mijl ZZO. uit, ZW. hiervan ligt nog de „Korsholmhank''. Op deze bank zijn 2 lichtopstanden en 2 kapen, van 15 M. hoogte, die leidinggeven in het hoofdvaarwater naar den ingang. Van den hoek Egense, ZW. van den ingang, steekt de Kuie-Grund, een ondiepe bank, 3 mül om de Zuid tot iu 12 voet water uit. De Korsholmbank ligt tusschen 2 smalle geulen, die naar de fiord leiden en beide betond en bebakend zijn. Deze geul, bewesten Korsholm, met 3 tot 4 vadem Vei-Diep. water is aueen te gebruiken voor zeer kleine schepen, daar op den drempel maar 6 a 7 voet water staat. De geul is aan de W.zflde voorzien van drijf bakens. In deze 90—180 M. breede geul, tusschen KoraHaa-Dtep. foolm en Nqrrmnds Hoge, staat mid-vaarwaters 30 tot 46 voet water, maar daar de toegang over den Halsdrempel door een ondiepen rug werd belemmerd, heeft men, zooals boven vermeld, daarin een geul van 60 M. breedte en 24 voet diepte gebaggerd. Buiten de geul staat 9 tot 12 voet. LIM-FIORD. 27 _ . , Schepen, die wegens hun diepgang- van de Seinen voor de . .. ,, ., gebaggerde geul gebruik moeten maken, S ""ss g toonen: Bij dag, de vlaggen N. Z. aan den voortop. Bij nacht, stoomschepen een rood licht, minstens 3 voet onder het witte toplicht, zeilschepen een rood licht tenminste 10 voet boven den romp, zoodanig dat het niet voor een rood boordlicht kan worden gehouden. Bn mist of slecht zicht, 4 stooten, lang, kort, lang, kort. Hals ^ deZe Stad' &an de Noordzfide van den ingang naar de fiord, tegenover den hoek Egense, is een kort havenhoofd, en een lang, dat tot de diepte van 15 voet uitsteekt. Aan de W.züde hiervan is de kleine haven. Loodsen zün hier te verkrügen; is het weer zoo slecht, dat zg niet naar buiten naar de schepen kunnen gaan, dan doen zij op het fort seinen om binnenkomenden schepen den weg te wijzen. Licht Hals-drempel. Zie L.l. No. 8. Geleidelichten Egense-Korsholm. Zie L.l. No. 9. Lichten op het havenhoofd van Hals. Zie L.l. No. 10. Geleidelichten met roode, witte en groene sectoren worden om het varen bü nacht te vergemakkelijken op verschillende plaatsen tusschen Hals en Aalborg getoond. Schepen mogen niet in de lijnen der geleidelichten ankeren. _ . Een roode spitse ton met stok en 3 opstaande Betonning. , ■ . ■, , N . . ° bezems, in 4 vadem aan het Z.einde van de Svitrtn- genbank, ruim Ö mül N 122° O. (ZO. § O.) van het binnenste licht op Korsholm, geeft de Noordzijde van het vaarwater naar de Lim-Fiord aan. De rerkenningston van den Hals-drempel, een rood-witte belboei met stok en bal, ligt in 18 voet water ongeveer 70 M. ZW. van de lün der bakens op Korsholm, welke lün langs de Z.zijde van de gebaggerde geul geleidt. Meer naar binnen wordt het vaarwater aangeduid door tonnen en bakens volgens het Deensche stelsel van Betonning (zie de Bijlage) binnenkomende aan S.B. roode, aan B.B. witte tonnen of bakens. 28 KOST VAN JUTLAND. Schepen, die bniten den drempel willen ankeren, Ankerp aats. moe(;ei| eeu plaats kiezen ZW. van de geleidelfln over den drempel. Voor kleinere schepen zal de beste plaats zfln in 3^ vadem met de kerk van Hals ongeveer N328°0. (NNW.). Naar men beweert is de ankerplaats zoo goed, dat er weinig of geen voorbeelden bekend zfln van schepen, die in drift zün geraakt, zelf niet bij een hevigen storm uit het Oosten. Schepen mogen niet in de gebaggerde geul ankeren. Binnen den drempel is de beste ankerplaats W. van het hoofd van Hals, omdat de schepen daar niet blootgesteld zfln aan de lastige korte zee, welke bjj ZO. wind over de eb ontstaat ; het is evenmin goed te dicht bij den Noordelijken oever te gaan, daar de grond daar te steenachtig is. Daar het binnenkomen zeer lastig is, mag Zei.laanwijzi.Hg. een vreemde dit niet- beproeven zonder'de hulp van een loods. Van om de Noord komende binnen de Svitringenbank kan men de verkenningston vinden door in 4 vadem water te houden tot men de fiord open heeft en de merken inéén ziet. Van om de Zuid komende kan men den ingang vinden door de kerk van Hals in de peiling N 310° O. (NW. £ N.) te brengen of door de groote hofstede Strandegaard, tusschen Hals en .Hou, (iets dichter bij Hals en te onderscheiden van de naburige hofsteden door een groep hooge boomen op het erf) juist midden in het opvallende zadel van Jydske Aas te brengen. Meer naar binnen geleiden de 2 bakens op Korsholm naar den toegang en een loods komt, als men het sein doet, aan boord. De Korsholm bakens N 298° O. (N.W. \ W.) ineen' geleiden in 19 voet, dicht langs den Z.rand met 12 tot 15 voet; de lichtopstand van Egense N295°0. (NW. t. W.) midden tusschen de betontorens op Korsholm geleidt in 24 voet tusschen de tonnen. Is men bfl! de Korsholm-torens, dan moet men N 317° O. (NW. t. N.) sturen op den lichtopstand op het hoofd van Hals en gaat dan tusschen de drflfbakens door. Bfl nacht het witte licht van Egense in bovengenoemde peiling tusschen de lichten van Korsholm, tot men in den witten vasten sector van Hals als boven kan sturen. AALKORG. 29 Het vaarwater van üa/s naar Aalborg, een afstand ° van ongeveer 16 mnl, is van 360 tot 540 M. breed, met, tusschen de banken aan beide zijden, een. gemiddelde diepte van 5—8 vadem. Voor het bevaren heeft men de reeds genoemde geleidelichten. Het bevaren der fiord van Hals naar Aalborg levert geen moeilijkheden op, daar de voor den wal liggende gevaren betond zfln, terwijl de oeverbank zich meest verraadt door verkleuring. Bij het varen door' de bruggen moet men er om denken, dat de landhoofden onder water verder uitsteken dan men ziet, zoodat men er ruim vandaan moet blijven. Seinen voor de bruggen: De natievlag half in den voortop. Antwoord: 1 zwarte bal. — Doorgang is versperd. . 2 „ ballen. — Een schip kan van het Oosten doorvaren. 3 „ „ — „ „ „ „ „ Westen „ Aalborg, Deze stad aan de Zuidzijde van de fiord, met ongeveer 34.000 inwoners, heeft een belangrijken handel. Schepen, voor welke de drempel bh' Hals geen hindernis is; kunnen hier langs de spoorwegkaden komen. Voornamelijk worden graan en cement uitgevoerd. Langs de geheele stad zfln kaden, met 24 voet water, met alle gemakken voor schepen, die de haven bezoeken, o.a. een kraan met een hefvermogen tot 20 ton. Er zijn ook 3 binnenhavens met diepten van 14 tot 20 voet. Schepen kunnen hier afgetuigd en hersteld worden; er zn'n 4 patenthellingen voor gewichten tot 700 ton. Bunkerkolen en andere behoeften zijn te verkrijgen. Aan het telegraafkantoor wordt dagelijks een tijdsein gegeven. Stormseinen. Zie Bijlage. m . In de Lim-Fiord is het haveneetal 8 u. 25 m. Watergetijden. „ ^ ... , .. , . , ^ Het tu loopt vrn regelmatig: bn kalm weer is er in de doode tijden ongeveer 1 voet rijzing en bij de springtijden 2J voet. De gemiddelde snelheid van het vloedtij is een mfll per uur; de eb loopt altfld harder en krijgt bfl stormachtig weer uit het Zuiden en harde Noordgaande stroomen buitengaats, een snelheid van 4 mfll. Onder zulke omstandigheden kan het water 3 voet beneden het gewone peil vallen; daarentegen is 30 KUST VAN JUTLAND. het wel eens tot 5 voet hoven het gewone peil gestegen, wanneer een NW. storm had doorgestaan en het water daardoor was opgezweept. Tengevolge van de getflstroomen vormt er zich in de monding geen ijs. Deze gevaarlnke rotsige bank met 7 voet Muldbierg-Grund. watei>j opr8zende uit 18 en 15 voet, ongeveer 5 mfll N 167° O. (Z. £ O.) van de kerk van Hals, 2i mijl uit den wal, vrijwel dwars van den heuvel van Muldbierg, is zeer hinderlijk voor kleine schepen, die van om de Zuid naar de Lim-Fiord opwerken. Betonning. Aan de Oostzijde een roode spitse ton met een opstaanden bezem. In het vaarwater tusschen bank en kust staat ongeveer 12 voet water. Deze heuvels kan men gemakkelijk herkennen, Muldbierg-Hoi. zoowel door de ligging met betrekking tot de Lim-Fïord, als door de hoogte (47 M.) en aan den zadel in het midden. Meer om de Z. kunnen schepen ankeren op de aan de kust grenzende vlakte, waar men bflna overal goeden hougrond vindt. Bn dit kleine plaatsje, waar men loodsen kan krflgen Hurup. yoor de verschillende ankerplaatsen in de omgeving, is een hoofd voor lichters, wat het innemen van lading belangrijk vergemakkelijkt. Bovendien is de kustbank slechts ongeveer 90 M. breed, zoodat schepen, met matigen diepgang, in staat zfln vlak onder den wal te komen. Op de ankerplaats te Hurup en langs dit geheele deel der kust van Jutland wordt de zee belangrijk afgeslecht door het zeewier, dat tot een groote lengte groeit, zoodat golfvorming verminderd, ja zelfs verhinderd wordt; ter hoogte van Hurup echter is het zeewier zoo dik, dat het ankeren daar onveilig wordt, in het bijzonder met Oosteljjke winden. Schepen, uit deze omgeving, ankeren het liefst bfl de kerk van Als, 3 mfll bezuiden Hurup. Wanneer men van om de Noord nadert, moet men op de kerk van Als aansturen tot Hurup in zicht komt. Komt men van om de Zuid dan is de kerk van Als ook een goed merk, omdat men die reeds kan zien van af den hoek Stauns. MARIAGER-FIORD. 31 Deze uitmuntende reede, 3 mnl bezuiden Hurup, van ' om de Zuid naderende, moet men zorgen het Alsrif, dat met slechts 2 voet water meer dan een mfll uit de kust ligt. 2^ mnl N 119° O. (ZO. $0.) van de kerkvan Als, te vermijden. Betonning. Aan de NO.zijde een roode spitse ton met stok en 2 opstaande bezems. Is de ton niet op haar plaats en wil men vrn loopen van hét rif, dan mag men in niet minder dan 3 vadem water komen, of de kust niet naderen binnen 2\ mfll. Een merk om er dicht beoosten langs te gaan, is het loodsgebouw op Als-Odde N 220° O. (ZW. \ W.) inéén met de kerk van Dalbynedre. __ . Deze lange inham, geleidt naar Mariager en Hobi*o, . * "De toegang tusschen de banken, die bfl laag water droogvallen, en het nauwe vaarwater 1 n het buitenste gedeelte van de flord zfln nogal lastig, zoodat een vreemde niet beproeven moet er zonder loods in te loopen. Over den drempel van de buitenbank is een geul met 18 tot 1? voet water gebaggerd ; de diepte neemt, ongeveer 9 mfll naar binnen, toe tot 5 vadem en meer. De 2 kapen op en bfl Als-Odde aan den Noordelflken hoek van den ingang geven, wanneer ze N 261° O. (W.) inéén zfln, leiding naar den ingang van de gebaggerde geul, die wordt aangeduid door drflfbakens volgens het Deensche stelsel van betonning. Zie Bijlage. Verkenningston. In 3 vadem 6 mfll N 103° O. (OZO.) van' de achterste kaap, een rood-wit horizontaal gestreepte spitse ton met stok en bal. Belboei. Een roode belboei J mfll NW.lflk van de verkenningston. Verder naar de gebaggerde geul een rood drflfbaken met twee en eenzelfde met een bezem. Loodsstation op Als-Odde. Licht Als-Odde. Zie L.l. No. 11. w . Deze kleine stad ligt ongeveer 16 mfll van den ingang aan den Z. oever van het vaarwater, dat 17 voet minste diepte heeft. Hobro ^eze stad, grooter dan Mariager, ligt ongeveer 6 mfll verder naar binnen in de fiord. De schepen kunnen hier in 17 voet water langs de spoor- 32 KUST VAN JUTLAND. wegkaden liggen; er is een sleephelling, waar kleine heretellingen aan schepen en hun werktuigen kunnen worden uitgevoerd. Kolen, water, levensmiddelen, grindballast, enz. zön te verkrijgen, ook is een sleepboot beschikbaar. De toren van Overgaard, aan de Z.zjjde van den toegang naar de Mariager-Fiord, zichtbaar tot 10 a 12 mül, is een goed merk, om de Mariager- en de Randers-Fiord te verkennen. Op den hoek een 15 M. hoog baken met Bakens Als-Odde. drienoekj waarvan de punt omlaag; op de bank O.lnk van den oever een 12 M. hoog baken met driehoek punt omhoog. Geleidelijn door de geul N 261° O. (W.) Daar de geul zeer nauw is, is het niet geraden zonder loód» binnen te loopen. Van uit zee komende houdt men tot de geleidelijn de tonnen aan S. B. Diepgaande schepen, die in de geul willen varen, toonen dezelfde seinen als bü de Lim-Fiord. Andere schepen moeten voor hen uit den weg gaan. In de gebaggerde geul moeten de tegenstroom varende schepen stoppen en wachten tot het voor stroom varende schip hen is gepasseerd. De ingang naar de Randers-Fiord, ongeveer 6 mijl Boelrif. bezuiden de Mariager-Fiord, wordt hiervan gescheiden door den afgeronden landhoek van Södringhohn. Van af dezen hoek steekt het Boelrif met slechts 3 voet water meer dan 1 mül uit de kust; aan de buitenzijde ligt een roode.spitse ton met 3opstaande bezems. Op ongeveer 3i mül N 60° O. (ONO. i O.) van deze ton ligt een kleine steile klip met 12 voet water. Men vindt hier ver van de kust nog ondiep water; de diepte van 4 vadem begint pas op 5 tot 8 mül uit den wal. Op deze ondiepe vlakte is - op 2$ tot 4* mijl uit den wal, een lange rug met 15 tot 18 voet water de Boels Plade; aan de ZO.zijde ligt in 3J vadem water, ongeveer 5f mijl N71°0. (O. JN.) van den vuurtoren van Udbyhoi een roode spitse ton met bezem. RANDERS-FIORD. 33 _ , De ingang naar deze fiord wordt belemmerd door Randers- j ondiepe banken, maar het vaarwater is Over den drempel en in de fiord uitgebaggerd tot een diepte van ongeveer 18 voet. Ook in de vaargeul van de rivier Gudenaa tot aan de stad Randers, heeft men door baggeren deze diepte verkregen. '•> 16 Benoorden het loodsstation op üdbyhoi, den Zuidelijken hoek van den ingang, is een beschutte ankerplaats in 4 tot 5 vadem water op een bodem van afgestorven zeewier. Op 6 mijl binnen Udbyhoï ligt op den Westelijken oever de stad Mellerup. Loodsen zfln te Mellerup te verkrijgen. Deze stad, met ongeveer 24.000 inwoners, ligt op Randers. . « . .... , . . u, den Noordelijken oever der nvier, ongeveer 17 mnl binnen den drempel. Er zijn een belangrijke handel en uitvoer van landbouwproducten; kolen zijn te verkrijgen en herstellingen aan romp en machines kunnen worden uitgevoerd. Een krachtige sleepboot kan ook dienst doen als ijsbreker. Aan het telegraafkantoor wordt dagelijks een tijdsein gedaan. Licht Udbyhoï. Zie L. 1. No. 12. Z. van den ingang van de Randers-Fiord. Aan de Z.zijde van den ingang van de fiord staat op een rotsachtige plek bn het niteinde van een zandige tong een 18 M. hooge kaap met bal; aan de N.zijde, N. van den vuurtoren van Udbyhoi, staat een paal van beton. De kaap N 239° O. (WZW.) inéén met den vuurtoren, op li mijl afstand, geeft van zee leiding naar den ingang van de fiord. . Op de geleidelijn in 3£ vadem water, de spitse roodwit horizontaal gestreepte verkenningston met bol. Ongeveer ^ mnl beW. deze ton, in 3 vadem water, juist aan de buitenzijde van de drempel, beN. de geleidelijn, een rooaebelboei. Meer naar binnen is de geul over den drempel aangegeven door roode steekbakens ten N. en witte ten Z. De buitenboelen worden in den winter vervangen door kleinere tonnen of drnf bakens. 3 34 KUST VAN JUTLAND. Van den drempel tot Udbyhoï wordt het vaarwater aangegeven door roode drnfbakens met een bezem aan S.B. en do'or witte met een bos stroo aan B.B. Van daar tot Randers is het vaarwater in overeenstemming met het Deensche stelsel betond. (Zie Bijlage). Het is bepaald noodzakelijk een loods te nemen om de Randersïiord binnen te loopen en te bevaren; wanneer men het gewone sein doet, zal een loods buiten den drempel aan boord komen, tenzij zwaar weer hem dit belet. In dit geval wordt op het loödsstation te Udbyhoï een sein gehesehen, aangevende de diepte van de geul, en komt de loods aan boord binnen den drempel. Het sein wordt gedaan met ballen onder elkaar aan een paal als volgt: 1 bal duidt aan een diepte van 10 voet Deensch is 10i voet Engelsch; 2 ballen duiden aan een diepte van 11 voet Deensch; 3 ballen duiden aan een diepte van 12 voet Deensch is 12£ Engelsch enz.; te $fti< voor eiken bal meer een voet meer. Met het oog op den sterken stroom mag men niet trachten zonder loods binnen te loopen. Kan men geen loods krijgen, dan kunnen kleine schepen met hoogstens 8 voet diepgang over den drempel gaan en ankeren tusschen het baken en den Kirkegrund. Groote schepen moeten buiten den drempel op den loods wachten» Wanneer ten gevolge van tegenwind een schip niet kan binnenkomen, kan men hulp van een sleepboot krijgen, indien men een vlag in het want hijscht. Indien men buiten den ingang moet ankeren is de beste plaats in 3$ vadem water, NO. van de verkenningston. Wanneer men van om de N. komende naar de Randers-Fiord gaat, moet men het lood gaande houden om hét Boelrif te vermijden; met een klein schip mag men in niet minder dan 3J vadem komen. Men vaart in den weg tusschen Boelsplade en ïangen-bank en rondt de ton aan de'ZO.punt van het rif, ongeveer met den koers N283°0. (WNW.) om daarna in de geleidelQn naar den drempel N 240° O. (WZW. i W.) te komen. Van om de O. komende, moet men de ondiepe plek aan de N.zijde van de langenbank vermijden. De lichtboei is daarbij van veel nut. AALBORGBAAI. 35" Vanaf den ingang van de Randers-Fiord tot aan ,den hoek Stauns is een afstand van ongeveer 14 mijl om dfe 0Z0. (ZO. t. 0.). Langs dit deel van de knst loopende, passeert men 2 droogten, die mjet op de ondiepste plaats, 12 a 17 voet water, 1 a 2 mnl van de kust uitsteken. De eerste van deze ondiepten de Hèvringflat is ongeveer 5 mnl van de fiord gelegen, de andere nog 5 mfll Oostelijker juist tegenover het dorp Fïellerup. Naar men zegt is op beide ondiepten een goede ankerplaats voor kleine schepen, waarbij de 7 angenbank in NO. eenige beschutting biedt. Ongeveer 3 mfll bewesten den hoek Stauns is een klein riviertje (de Ireaa) waar dichtbij een molen staat. Hier kunnen bfl mooi weer kleine schepen ankeren, maar men moet zorgen de kustbank van Skierbek en den hoek Staum te vermflden, de laatste ligt het Oostelijkst. De bodem nabfl het strand is rotsachtig, men moet daarom niet dichter bfl den molen komen dan in 4 of 5 vadem water. Beide riffen zfln tamelijk steil; Noordelijke zoowel als Zuidoostelijke winden doen een hooge deining ontstaan. Stauns ^6 noe^ Sfauns is betrekkelijk laag, men moet er niet te dicht bfl komen, omdat het rif vrfl ver uitsteekt en oprijst uit 6 tot 4 vadem water. Na dezen hoek buigt de kustlijn naar ZZO. met verschillende uitstekende punten, zooals Knuds-Hoved, Gierrild-Cliff en Sangstrup-Cliff; de laatste ter hoogte van Fornaes. Licht Gierrild. Zie L.l. No. 13. Bfl Knuds-Hoved, Tantrenbank 1,6 plaats en den vorm van deze bank kan men ° " het best zien op de kaart; evenwel wordt bericht dat de diepten op de bank niet nauwkeurig hekend zfln. De Z. hoek ligt 2 tot 2J mfll uit den wal. De bank is ongeveer 12| mfll van O. naar W. lang en 6 tot 8 mfll breed; men vindt er diepten van 2 tot 4 vadem, behalve aan het Westelijke uiteinde, waar over een afstand van 2£ mfll niet meer dan 10 voet water en droogvalling gevonden wordt. Het midden van deze ondiepe plaats is ongeveer N 88° 0. (0. f Z.) van den vuurtoren van Udbyhoï. Het wordt voor kleine schepen niet raadzaam geacht over de bank te loopen, zelfs niet bfl 36 KUST VAN JUTLAND. een ZO. wind. Zn kannen altfld \ het vaarwater er bezuiden nemen, waar 4 tot 6 vadem staat. Bfl stormen houdt het ondiepe deel van de bank de zee tegen en kleine schepen kunnen aan In' ervan in tamelijk kalm water ankeren. De bodem van klei en zand op deze ankerplaats biedt goeden hoügrond. Zoo lang men de kerk van Glesborg bewesten het hooge land tusschen den hoek Stauns en den molen op Treaa houdt, krflgt men op de langenbank niet minder dan 3 vadem water, 's Nachts geeft de smalle Zuidelijke witte sector van het licht van Udbyhoï leiding langs de Zuidzijde van het ondiepe deel. Aan de NO. zijde van het W.deel een witte Betonning. stompe ton met 2 omlaag gerichte bezems. Beoosten een plekje met 18 voet, op het O. uiteinde van de bank, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems. In 1903 vond men op 1£ mfl1 van den hoek van de bank een rotsachtige plek met 22 voet water. NO. van de bank, 180 M. beO. een plek met Lichtbrulboei 22 voe^ een roode ton ^nende een vast licht Jangen NO. met verijiuisteringen, iedere 7.5 sec, 2.5 sec. duister (5—2.5), zichtbaar tot 6 mfll. 's Winters een rood drflf baken. NW. van de bank een witte lichtboei, toonende Lichtboei een wit schitterliaht, iedere 5 sec. een schit- Jangenbank NW. tering y&n ^ see (0>5_4.5j. 's Winters een wit drflfhaken. Het hoogste deel van Fornaes, .de Oostelflke punt Fornaes. yan jMfjontji js ongeveer 8 M. boven het zeeoppervlak. De Oostkant, waar op minder dan % mfll uit den wal 6 vadem water staat, is vrfl steil. Van hier neemt de diepte geleidelijk toe tot 8 vadem op 2 mfll uit den wal. Licht Fornaes. Zie L.l. No. 14. Op de Oostelflke punt van Jutland. Dagseinen omtrent fls enz. in de Groote Belt, Sond LJsseinen. en he(. gattegat WOrden gedaan met zwarte driehoeken aan den Oostelflken gevel van een klein wit huis, ten Noorden van de inrichting voor het mistsein. FORNAES. 37 Nachtseinen op dezelfde plaats met eeD rood licht in het midden en een of meer witte lichten in de hoeken van het bord. 1. IJs in den Noordelijken ingang van de Sond. 2. IJs in den Noordelijken ingang van de Groote Belt. 3. IJs in het Laesö-vaarwater. 4. IJs in de Aarhuusbaai. a. Het Sc/iidfc-(.™>id-lichtschip is niet in station. . Het Dro/e-Grund-lichtschip is niet in station. *K r 1 *Ri • R < O w c. De lichtboeien zfln niet in station. • R d. Het Lap|>e-6rt*und-lichtschip is niet in station, w o| Telegraaf en seinstation, Lloyd's seinstation. Reddings tation. Wanneer men Fornaes van om de Noord nadert, moet men ruim langs den hoek Sfawns en het Gierrüd-Qiff varen, wegens de vlakte van Gierrild, die ongeveer 2 mnl uitsteekt. De Noordelijke hoek van deze ondiepte is slechts op korten afstand van de Tangenbank. Op de vlakte vindt men over het algemeen 3 tot 3f vadem water, maar er is een plek met 15 voet een mijl uit den wal dwars van den vuurtoren op Knuds-Hoved. 38 kust van jutland. Schepen mogen hier das in niet minder dan 5 vadem water komen. Gierrildsklint ^eze ste^e vrÖ hooge rotspunt kan men tot op ' korten afstand naderen. Op 100 M. uit den wal vindpÜÉêii 14 tot 17 voet water. In de baai, bezuiden den hoek, vindt men bfl Westelflke en aflandige winden een goeden ankergrond in 4J vadem water, de beste plaats is met de kerk van Gierrild N 283° O. (Wfi|W.). Op deze ankerplaats kan echter een vrfl sterke stroom stlan, wat veel ongemak veroorzaakt, in het bijzonder wanneer plotseling een harde Oostenwind opsteekt; het is dan niet gemakkelflk hier vandaan te komen, waarom vele gezagvoerders de ankerplaats bfl den molen van Treaa (blz. 35) verkiezen. Vice-admiraal Zahrtmann zegt: de Gierrüdbaai biedt een goede ankerplaats bfl aflandige winden van NW.—ZZW., maar bfl Noordoostelijke en Zuidelijke winden staat er te veel deining; tengevolge hiervan en ook van den taaien hougrond is het dikwflls moeilflk het anker te lichten; de vele verloren ankers veroorzaken veel last aan schepen, die hier een wflkplaats zoeken. De beste ankerplaats is ongeveer midden in de baai in -4^ vadem water op klei en zand met Knuds-Hoved juist achter den hoek Gierrild. Met de kerk van Rimsö aan den Zuidelijken hoek van het bosch van Giemld, vindt men dieper in de baai in 3i vadem, betere beschutting tegen Noordelijke en Zuidelijke winden. Bfl Fornaes is met aflandige winden een goede ankerplaats in diep Water op 180 M. uit den wal, maar ongeveer 1100 M. N 181° O. (Z.t.W.) van den vuurtoren ligt een plekje met 11 voet water. Er is geen gevaar wanneer de wind plotseling uitschiet, omdat de schepen steeds slaags kunnen vallen; de hougrond is uitstekend. Bfl harde doorstaande winden uit N. of NO. is er een goede ankerplaats Z. van Fornaes in 3 tot 4 vadem water, maar als de stroom, in tegenstelling met wat er gewoonlflk bfl deze winden plaats heeft, om de Noord trekt, ontstaat er een hooge deining. HOOFDSTUK IH. VAN FORNAES NAAR DE GROOTE EN DE KLEINE BELT MET INBEGRIP VAN DE NOORDKUST VAN SEELAND EN DE DAARBIJ LIGGENDE EILANDEN EN ONDIEPTEN. Van Fornaes naar den hoek Havknude, ongeveer 6 mijl om de Zuid, ligt bjj de kust een ondiepe bank, waarop ongeveer li mnl van den vuurtoren het Lülerif met 3 voet water. Verder liggen er 3 bulten n.1. de Kalk-Grund met 3 voet water, het Naverenrif met 4 voet water en de Vlakte van Havknude met een gemiddelde diepte van 2£ tot 3 vadem. Tusschen den Kalk-Grund en den wal is een geul, maar een vreemde mag niet beproeven hier door te varen. . Aan de O.zijde van het Lülerif, in 3 vadem, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems. Aan de ZO. zijde van den Kalk-Grund een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. Aan de W.zijde van den Kalk-Grund, in 2 vadem, een witte stompe ton; Aan de NO. zijde van het Naverenrif een roode spitse ton, met stok en bezem, liggende in 5J vadem water ongeveer 2J mnl N 181° O. (Z. t. W.) van den vuurtoren van Fornaes, buiten tegen een rotsige plek met 22 voet water. Geleidemerken ^& mo^en van ^avne' N. open van de Roelshöj, geleidt N., dezeltde molen ineen met 3 kleine huizen bfl de kalkbranderij, geleidt Z. langs den Kalk-Grund: De hoek Jemhatten N 216° 0. (ZW.) open van Havknude geleidt ZO. van den Kalk-Grund en de Naveren, maar op de Ha vk nude-Flat. 40 TOEGANG NAAR DE BELTEN. ~. De stad Grenaa ligt ongeveer 1 mijl naar binnen Haven van . . ... * ' 8 . : " _,. ' Grenaa aan nviertje, dat van het meer Kolxnd naar het Kattegat loopt. Door den aanleg van hoofden en kaden, die, die in verbinding staan met den spoorweg, heeft men de haven aan den mond van dit riviertje verbeterd; een gebaggerde geul laat schepen tot een diepgang van 14 voet toe; de naar NO. gerichte toegang is 35 M. breed. Groote schepen moeten ter reede big ven, waar ze het best kunnen ankeren in 3i tot 4 vadem water op goeden hougrond, met de kerk van Grenaa tusschen de kleine huizen bfl de haven; de ligging van den Kalk-Grund en het Naverenrif dragen bfl om de reede te beschermen, maar juist daardoor liggen ze in den weg, wanneer men onder zeil moet gaan, omdat de wind omloopt en van uit zee begint door te staan. Kolen en andere behoeften zfln te verkrflgen en kleine herstellingen aan romp en machines kunnen worden verricht- Loodsen voor de Sond, Grenaa en de Belten. Reddingbootstation. Lichten Grenaa. Zie L.1. Nb. 15, 16, 17. De eerste 2 lichten inéén geleiden in 10 voet water bewesten den Kalk-Grund. w*-is« De beide laatste lichten inéén geleiden in 20 voet water beoosten het Lülerif. Bfl harden wind uit zee bestaat de kans, dat de lichten niet branden. ut Op deze vlakte, die zich uitstrekt'rond den hoek Vlakte van 7, . ... , , , — . - Havknude, vindt men een goede ankerplaats en Havknude. , .... ... , kan men gemakkelflk over beide boegen wegkomen, wanneer de wind plotseling uit zee begint door te staan; op en dicht bij deze plaat zfln plekjes met 15 tot 17 voet water, maar tot vlak bfl den kust is de gemiddelde diepte 2£ tot 3 vadem op zuiveren zandgrond. . Een roode spitse ton met 3 opstaande bezems ligt °' O. van een plekje met 4| vadem, 2\ mfll N 98° O. (OZO. \ O.) van den hoek Havknude. Ook hier, evenals op de reede van Grenaa, veroorzaken ZW. winden hooge deining, meer in het bijzonder als de wind HIELM-DIBP. 41 dicht naar het Zuiden loopt, daarom moet een schip bijtijds, wanneer het nog mogelijk is, onder zeil gaan. _ _ , 3 mnl ZW.ltik van Havknude ligt 360 M. uit Rothes-Grund. , , v,.. . » . f den wal een klip met 9 voet water. Jessens-Grund. Van den hoek Havknude tot den hoek Jernhatten (een opvallend voorgebergte) loopt de kust 7 m{jl om de ZW. en men kan er vrij dicht bij komen tot bn Jessens-Grund, een kleinen rotsachtigen bult met 10 voet water, ongeveer 1 mijl uit den wal dwars van het bosch van Arnküe. Betonning. Aan de O.zijde, in 4 vadem, een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. Tusschen de bank en den wal is een geul, met in het ondiepste deel nog 2| vadem water; zonder plaatselijke bekendheid moet men er niet ingaan. Om van de bank vrh te loopen moet men de kerk van Draaby N 251° O. (W. ■§■ Z.) vrfl bezuiden den hoek Jernhatten houden. De baai van Havmollen, bewesten den hoek, biedt een uitmuntende ligplaats bfl alle winden van ZW. tot N., maar indien de wind beO. het N. draait, is het noodzakelijk onmiddellijk onder zeil te gaan. Wanneer men deze baai van om de N. aandoet, moet men zorgen de Blakrock, met gewone getijden juist zichtbaar, 180 M. uit den wal, en een steile rotsachtige plek met 2f vadem water, IJ mnl N 136° O. (ZO. t. Z.) van het hoogste punt op den hoek Jernhatten, te vermijden. Dieper in de baai, tusschen Holme en Draaby, ligt ongeveer 270 M. uit den wal de Holm-stone een klip, 3 voet onder water, met lage getjjden droogvallend. § mijl O. van de Gydehóy ligt nog een plekje met 12 voet. xri 11 ^ j In de Boeslumbaai, bezuiden den hoek JernKlokke-Grund. . 'i* . . , ' . : , natten, is de kust.over het algemeen steil tot ongeveer bij Hasenöre, waar het ondiepe water verder uit de kust reikt en de uitgestrekte Orebank ligt; op de X.zijde hiervan is de Klokke-Grund, een kleine rotsachtige bank met 7| voet water. Betonning. Aan de ZO.zijde in 5 vadem een roode spitste ton met stok en bezem. Een vreemde moet steeds beO. dit gevaar langs gaan. 42 toegang naar de belten. jj. ^ Dit kleine eiland, een opvallende heuvel 40 M. hoog, 2} mül N 103° O. (OZO.) van den hoek Hasenöre, is omringd door een zandige vlakte, behalve aan de ZW.punt, waar een kaap met bal staat en men tot op 100 M. kan naderen. Overal op de omringende vlakte heeft men goeden ankergrond, het best aan de KW.zijde. Tusschen Hielm en den wal loopt in het Hielm-Dijb meestal een harde stroom. Licht-Hielm. Zie L. 1. No. 18. Op de hoogste punt van het eiland. . Op den vuurtoren een witte vlag met een- verticale blauwe streep: de Groote Belt is door üs versperd. __ _ Deze kleine rotsachtige plekken met 6 voet water, Klor-Grund. ,. , f , , , ' liggen ongeveer op het midden van de vlakte, die zich 2 mfll beZ, Hielm uitstrekt. Betonning. Aan de ZO.zflde van de Z.lflke dier plekken een roode spitse ton met stok en 2 bezems. Bfl de NO.zfldc van Hielm, waar een rotsige plek, de NO. Putterne, met 5 voet water ligt, is een roode spitse ton met stok en 3 bezems. 700 M. beN. de ton ligt een klip met 3 vadem water. In verband hiermede mogen schepen, die 's nachts het eiland naderen, om zeker buiten de gevaren te blflven, in niet minder dan 7 vadem water komen. 2\ a 3$ mfll benoorden Hielm zfln 3 afzonderTvillingerne. ,yke felippen onder water, op de middelste hiervan staat 13 voet water, op de andere 18 en 20 voet water. Betonning. Aan de NW;zflde, in 4J vadem, een witte stompe ton met 2 bezems. Indien de ton niet op haar plaats is,.kan een peiling van den vuurtoren van Hielm het schip in staat stellen W.lflk van de ondiepte te passeeren. Ellemandsbierg N 251° O. (W. $ Z.) ineen met Gydehoy geleidt beN. de Ivillingerne. Deze bank heeft gemiddeld 4 vadem water, Mosel-Grund. behalve nabfJ het eindG) 3J mfli n 164° O. (Z. i O.) van den vuurtoren van Hielm, waar een plek met slechts 12 voet water is. EBELTOFTE. 43 Betonning. Aan de NO. zflde, in 4 vadem, een tuitte stompe ton met bezem; aan de Z. zij de in 13 vadem: ? ii ^en roode ton, toonende een vast licht met ver- Licnmruluoei ...... Mosel-Grund dwistenn9en< Jedere 7,5 sec. 2£ sec. duister (5—2,5). Wanneer de boei niet op haar plaats is, kan men vrfl langs de O.zijde van de bank loopen, door te zorgen het eiland Veirö niet Z.lflker dan N 216° O. (ZW.) te brengen. Zie voor de banken in de toegangen naar de Belten blz. 54 enz. 170. Biarkes-Grund DeZe plek' met 9 voet minste Water> list ** " mfll N 216° O. (ZW.) van het eiland Hielm. Betonning. Aan de Z.zflde een roode spitse ton met bezem; aan de N.zflde een witte stompe ton met 3 bezems. .Oreringene. Deze kleine bank, met 2£ vadem water, ligt een mfll NW. van den Bjarkes-Grund. Betonning. Aan de Zuidzflde een roode spitse ton met 2 bezems. De kenbare top Jernhatten, juist open W. van de ZW.punt van Hielm, geeft het vaarwater aan tusschen den Mosel-Grund en Bjarkes-Grund. Hi lmbank ^e öovenè"enoemde ondiepten liggen grootendeels op een vlakte met hoogstens 10 vadem, die zich 5 mfll NNO. en ZZW. van Hielm uitstrekt, bfl een breedte van 5 mfll. De bodem bestaat over het geheel uit hard zand en steenen, gemengd met grind, dat op koraal gelijkt; in de diepere geulen vindt men modder en slib. _ _ , Deze bank steekt ongeveer 3 mfll ZW. van den ure-jjanE. ...» . hoek Hasenore uit. De ZO.punt wordt gedekt door een roode spitse ton met stok en 3 bezems. Daar er 2 a 3£ vadem water op staat, met een bodem uitstekend geschikt voor ankergrond, komen talrflke kleine kustvaarders, die door verschillende omstandigheden het lunövaarwater niet kunnen doorvaren, of die niet boven den SkadeGrund kunnen komen, hier stoppen om- een betere gelegenheid af te wachten. Schepen, die wegens te grooten diepgang niet over de bank 44 TOEGANG NAAR DE BELTEN. kannen, moeten er op het lood beO. langs varen of beO. de ton van de Oreringene. Deze baai dringt 5 mfll Noordwaarts het land in; de ingang tusschen den hoek Hasenöre en het Ebeltoite. schiereiland Helgenaes is ongeveer 4| mfll breed, maar het vaarwater wordt belangrflk versmald aan de 0.zflde door de Ore- en andere banken, aan de W.zflde door den Skade-Grund, een gevaarlijke, vrflliggende bank met slechts 5 voet water. Betonning Skade-Grund. Aan de ZO.zijde een roode spitse ton met stok en 2 bezems; aan de ZW. punt een roode spitse ton met 1 bezem. Geleidemerk. Groote schepen kunnen de baai van Ebeltofte hinnenloopen beW. den Skade-Grund en beO. de ondiepte, die van den wal bfl Helgenaes uitsteekt, door den SkielhSi ongeveer N 36° O. (NO.) inéén te houden met den Bögébierg. Met stormweer uit hét NW. en NNW. vindt men een goede ankerplaats tusschen Sletter- en Luushage; men moet zorgen vrfl te blflven van den telegraafkabel, die van Sletterhage naar Somsö loopt. Om beO. den Skade-Grund langs te gaan, houde men de geleidelichten binnen in de baai ongeveer N 357° O. (N. £ O.) inéén- Deze bank, met maar 2 voet water, steekt ongeSandhagen. yeer een m», yan jyhagent aan de O.zflde van de baai uit; men kan het witte zand door het water zien schflnen. Aan de NW.zflde ligt in 6£ vadem water een roode spitse ton met bezem. Wanneer men het bosch van Lyngsbek N 12° O. Ankerplaats. ^nnq^ peilt en het torentje op het gerechtshof (een geel gebouw in het midden der stad) inéén heeft met den Zuid-hompel van den Skielhöi, kan men in het laatste merk N 97° O. (OZO. | O.) sturen naar de ankerplaats bfl de haven, in 4J tot 2| vadem water op goeden hougrond; maar daarin de onmiddellijke nabflheid van de ankerplaats verschillende ondiepe plekken zfln, waarvan alleen de Pilken aan de ZW.zflde is aangeduid door een wit drflfbaken met stroowisch, is het raadzaam een loods te nemen, die hier altfld is te krijgen. AARHUÜS. 45 De stad, met ongeveer 1300 inwoners, heeft 2 Eb^rtTflT n bavens gevorm(l door havendammen. De oude of Zuidelijke is zeer klein en heeft een gemiddelde diepte van 14 voet; hier benoorden is de nieuwe haven met een oppervlakte van 2,5 H.A., een diepte van 18 voet en dezelfde diepte in den gebaggerden toegangsweg. Geleidemerk voor de gebaggerde geul. Als men bfl het tuitte drflfbaken is, dat aan de Z.zijde van de ondiepten ligt, kan men N 154° O. (Z.t.O. J O.) door de gebaggerde geul naar de haven sturen in het merk: een wit baken met ruitvormig topteeken, aan het Z.einde van de stad, ineen met den toegang naar de Noordhaven. Indien men seint kan men een loods verkrflgen. Geleidelichten Ebeltofte Vig. Zie L.l. No. 19. De lichten N 357° O. (N 7° O.) inéén voeren O. van den SkadeGrund en W. van de Sandhagen. In verband met bovenstaande lichten, worden te Ebeltofte aan palen bfl vierkante witte gebouwtjes 392 M. uit elkaar op 23 en 6 M. boven water, 2 vaste roode lichten getoond. N107° O. (N116°0.) inéén geven zfl leiding beN. Sandhagen. In den NO. hoek van de haven wordt nog een klein groen vast licht getoond. Wanneer men de stoomboot verwacht, worden £ mfll bezuiden de stad 2 vaste witte geleidelichten getoond aan palen, die N 124° O. (N 133° O.) 157 M. uit elkaar staan. Licht Zie L.l. No. 20. Sletterhage. Op de ZW.punt van Helgenaes. Bfl den vuurtoren is een semaphore en een wit baken met zwarten bal. N.lflk van den lichttoren zfln 2 kenbare witte huizen. 1300 M. N 187° O. (Z. t. W. J W.) van den vuurtoren op den lagen hoek ligt een kleine rots met 4J vadem; ZW. hiervan ligt in het vaarwater een bank met 4J- vadem water. EUemandsbierg. Deze kenbare heuvel, 98 M. hoog, op het Zuidelflk deel van het schiereiland Helgenaes, is een goed landmerk. 46 TOEGANG NAAR DE BELTEN. BAAI VAN °e Oostelflke ongeveer 6 mfll breede toegang a a t) ttttttci naar deze Dafti Ihgt tusschen het schiereiland aü±vhuuö. „, . „ , n ■ , Helgenaes en net eiland Samso; het invaren wordt sterk belemmerd door de 3£ mfll lange Middel- of Meil-Flat. Lillegrund, het O.deel van de bank, is een steenachtig rif met 3 tot 6 voet water. Betonning. Een rood-wit gestreepte spitse ton met bal. Kaap Meil-Grund. Op het NW.lijk deel is een smalle zandstrook, 2 tot 3 voet boven water uitstekend, waarop een.rood en wit geblokte pyramidevormige kaap, met rooden bol, 8 M. hoog. In de omgeving van de Middel-flat zfln talrflke losliggende riffen, waaromheen diep water, o.a. de Wulffbank met 3 vadem water op 2J mfll N316°0. (NW. t. N.) van de kaap op den Meil-Grund. De Rijesbank met slechts 9 voet water is dieper in de baai NO. van Aarhuus; tusschen deze bank en den wal staat 6 tot 7 vadem water. Beretru Baai ®eze inham aan de NW. zflde van Helgenaes " is uitmuntend beschut tegen N., O. en zelfs Z.lflke winden, maar ligt geheel open voor W. en ZW. winden, die een lastige zee veroorzaken; deze kan men ontgaan door in den N.lijken hoek van de baai te ankeren, besehut door de ondiepe itó'nnenkustbank, een rfl klippen bflna aan de oppervlakte van het water. Daar de bodem, waarop 4 vadem water, hier dicht bedekt is met zeewier, heeft men geen goeden hougrond. Ongeveer in het midden van de baai is een ondiepte, met 3 vadem water; wanneer men onder de W.- endeN.kust van Helgenaes vaart, moet men wel zorgen de banken te vermflden, die hier ongeveer £ mfll van den wal uitsteken. Kalö Baai ^eze hiham, de N.lflke voortzetting van de baai van Aarhuus, biedt voor de groote schepen een veilige tegen alle winden beschutte'ligplaats. Een gevaar is hier het ver vooruitstekende rif bfl Skiöds-Hoved aan de O.zflde van den ingang. Betonning. Een rood drflfbaken met bezem aan de W.zflde. Om hiervan vrfl te loopen houde men den kenbaren heuvel boven het bosch van Marselisborg, en de vallei met den molen inéén. Als men den hoek gepasseerd is, kan men de verkleuring van de bank, waarop 2 voet water staat, zien en daar AARHUUS. 47 zn' tamelnk steil is, er gemakkelijk vrij van sturen. Is men de ondiepte voorbij, dan kan men naar het Noordelijk deel van de baai sturen, waar men in 5 tot 6 vadem water een goede ankerplaats vindt. In het midden van de baai biedt de bodem, bestaande uit vergaan zeewier, geen goeden"hougrond, maar bü Lögtenm den NW.hjken hoek, is het tamelijk goed, en schepen liggen hier beschut tegen ZW.wind, den eenigen, die hier wel eens zee doet ontstaan. Egens-Vig. In dezen Noordoosthoek, goed beschut door het rif, is de hougrond, op 2 tot 4 vadem, slecht. Knebel-Baai. De Zuidoostelijke baai heeft een ingang van hoogstens 90 M. breedte. Zonder plaatselijke bekendheid is het niet geraden een dezer baaien binnen te loopen. Aarhuus. De Stad' W6lke te herkennen *i aan de kathedraal en den watertoren, heeft ruim 60.000 inwoners; dank zü de matige havengelden neemt de handel zeer toe. De havenwerken zün belangrijk uitgebreid en verbeterd ; door middel van dammen werd een ruime buitenhaven gemaakt. Er zün nu 3 havens. De Zuid-, of buitenste der havens is uitgebaggerd tot 27 voet en ligt binnen den Buiten-golfbreker, en buiten het voormalige Zuid-hoofd. Hier worden nog steigers' aangelegd. De naar NNO. gerichte toegang wordt tot 90 M. versmald door een van het Zuid-hoofd afstekenden dwarsarm. In de Gamle-haven, binnen het Zuidhoofd en een van den wal afstekenden dwarsarm, staat 17 tot 22 voet; de toegang is 39 M. breed. In de Hbrth-haven, binnen het Zuid-hoofd ttisschen het MddeZ-hoofd en het naar het ZO. wijzende Hoorderhoofd, staat 12 tot 24 voet. In den gebaggerden toegang, naar de havens, staat 24 tot 26 voet. Het verkenningslicht wordt getoond op den kop van den golfbreker. Een kleine patenthelling kan gewichten van 150 ton ophalen. De haven is soms door ijs versperd, maar een nsbreker is beschikbaar. Dagelijks wordt aan het telegraafkantoor een tijdsein gedaan. Btormseinen op den Zuidelijken havendam. Zie Bijlage. 48 OOSTKUST VAN JUTLAND. Loodsen voor de meeste plaatsen in de toegangen naar de Oostzee. Licht Aarhuus Zuid-Haven. Zie L.l. No. 21. Havenlichten Aarhuus. Zie L. 1. No. 22 en 23. Aan den NO.gevel van het ioodsgebouw is achter de wüzerplaat van de klok op 12 M. boven water een groen licht. ... Men nadert den toegang voor de Noordhaven Zeüaanwijzing. m{jt eeQ koerg yan ongeveer N 28l° O. (WNW.) tot men tusschen de geleidelflnen, die naar de Noord-haven voeren, kan sturen. Deze geleidelijnen, gevormd door de lichtopstanden (zié lichtenlijst), snijden elkaar ongeveer 0.4 mnl buiten den toegang. Een aanwijzing voor de Zuid-haven is nog niet gegeven. Indien de haveningang versperd is, hetzij door ijs, of om eenige andere reden, wordt dit bij dag aangegeven door een zwarten bal aan den seinmast op den Zuiddam en bij nacht door 2 witte liehten boven elkaar. Een puntige klip met 19 voet water, ligt | mijl N 57° O. (ONO.) van den kop van den Z.dam, aan de ZW.zijde aangeduid door de lichtboei. Lichtboei. Aan den Z.rand van het 20 voet bankje | mn'1 N.lflk van de haven, een roode ton, toonende een groen bliksemlicht, iedere 3 sec. eenmaal. Groote schepen kunnen tamelijk dicht bij den wal, in gemakkelijke diepte, ankeren, met den klokketoren van de kathedraal tusschen de kleine torens van de kerk. Stormen uit het Zuidoosten veroorzaken hooge zee en maken het dikwijls noodzakelijk, dat schepen een toevlucht zoeken in de haven of in de Kalö-b&stï. _ . , _ In dezen kleinen inham, ongeveer 8 mhl Z. Norsminde Haven. . , . . , , , ..„„,, van Aarhum, beschermd door kustbanken ten N. en ten Z. en door de Norsmindébank, een 2 mnl lange bank met 6 voet water, staat 4 tot 5 vadem water op goeden hougrond, hoewel bedekt met zeewier. De bank beschut de reede uitmuntend tegen den invloed van O. winden. AAEHUDS. 49 Betonning. In 4 vadem J mül XO.lijk van den rand van bet Norsminde-Flak een roode spitse ton met opstaanden bezem; beW. de bank in IJ vadem een witte stompe ton met afhangenden bezem; binnen den O.rand van den Hesbierg-grund, in 2£ vadem, een roode spitse ton met 2 bezems. Men staart van het N. komende naar de reede met de kerk van Sax'dd N 210° O. (ZW. J Z.) inéén met de O.znde van den Kysing-molen en gaat daardoor beO. den bult met 2$ vadem, X.lijk van het Norsminde-tlak. Daarna stuurt men in het: Geleidemerk voor den Noordelijken ittgaitg: het baak, bestaande uit een paal, waarop een -witte ton, op het eiland Kaloe (in het meer), X 234° 0. (ZW. t. W. £ W.) in het midden van de brug over den toegang naar dat meer. Kleine om de Z. bestemde schepen kunnen den Z.lijken uitgang gebruiken, indien zü den heuvel van Dyret (48 M. hoog, op het Z.lijke deel van het eiland Samsö) bijna tegen de W.zijde van het eiland Tunö brengén. Zie verder: Toegang naar de Belten, blz. 168 enz. NOORDKUST VAN SEELAND EN GEVAREN IN DE TOEGANGEN NAAR DE BELTEN. Vanaf den NO.hoek van Sjaeland steekt een ondiepe rotsige bank ongeveer 2 mül om de N. van af den hoek Güleleie, O.lijk van den hoek Gübierg, uit. Het Gilleleie-Flak wordt aan de X.zijde gedekt door: Lichtschip Gilleleie-Ftak N. Zie L.l. No. 24. Betonning. Aan de O.züde in 7 vadem water, 0,2 mül X.lijk van den Ostindiefahrergrund, een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. Langs de kust W. van den hoek Gübierg tot Spodsbierg ligt bü den wal een zandbank, behalve bü Tidsvüde, waar rotsachtige plekken voorkomen. Meer dan 1 mül uit den wal, 6 mül W. van den hoek Gübierg, ligt een rotsachtige plek met 16 voet water. _ _ . Van Tidsvüde tot Torup steekt de 5-vademliin 2 Torup-Flak. .., ... , , * 7, . r*** " mfll uit den wal; de bodem is onzuiver. Bn het 4 50 NOORDKUST VAN SKELAND. laatste dorp ligt, 3 mnl N. van de kerk, een bult met 2\ tot 3 vadem en onzuiveren grond aan de walzijde. Lichtboei lorup-Flak. Aan de N.zflde van de bank, bfl den toegang naar de Ise-Fiord, een.tüifte ton, tonnende rood schitterlicht, iedere 15 sec. een schittering van 5 sec. (5-10). Ook beN. Kikhavn is een bultje met 2| vadem. De 2 mijl breede toegang naar deze ruime baai, Tcsp-Finrd do tusschen de hoeken Spodsbierg en Korshage, ieder met een kenbaren heuvel, waarvan de Spodsbierg het meest opvalt, wordt belemmerd door verscheidene zandbanken; die het een vreemde zeer lastig maken* den drempel over te gaan zonder de hulp van een loods, dien men van Spodsbierg kan krögen, Deze bank, met 1 tot 2f vadem op steenen en Grönne-Rev e. rQtg^ stee]xt( met een gemiddelde breedte van 4 mfll, 2 mfll van den hoek Korshage uit. Aan de NO.zflde in 3 vadem, 2 mfll N.t.O. (NNO.) Betonning. van ^onjiage een ,.00c2e spitse ton met 3 bezems. Aan de N.zijde van de bank een roode Lichtboei Grimne-Revle. ^ toonende een ^ schitterlicht, iedere 15 sec. een schittering van 5 sec. (5—10). De W.zijde van den toegang, tusschen Vaarwegen naar Korshage en Skanséhage, is laag en zandig de Ise-Fiord. met damen de jj.zflde is van af den 'hoek Spodsbierg hooger en meer naar binnen heuvelachtig. Door de banken, die den 2 mfll den toegang opvullen, loopen aan de W.zflde een gebaggerde geul en aan deO.zflde een doodloopende vloedschaar, waarin de reede van Saetteriet (zie hieronder) en afgesloten door een drempel. De gebaggerde geul, aan de W.zflde mét 10 tot 12 voet, wordt aangeduid door roode drflfbakens met bezems aan de W.zflde, cn door witte drflfbakens met stroowisschen aan de O.zflde. Bovendien bfl Rörvig eenige bakens, welke van nut zfln voor plaatselijk bekenden. In de geulen over de drempels staat 9 tot 12 voet water. Binnen den ingang splitst de fiord zich in 2 lange fiorden ISE-FIORD. 51 en verscheidene baaien, voor welke bevaring men de hulp van een loods noodig heeft. In de fiord liggen de steden Nykiöbing, Holbek, Roskilde, enz. De ondiepten aan den ingang van de fiord vormen Reede van een uitmuntend beschutte reede met 2| tot 3| vadem Saettenet. dieptej waar schepen met meer dan 12 voet diep-' gang moeten ankeren voor het lossen van een deel der lading, om over het ondiepe gedeelte van den drempel, waar op sommige plekken 7 voet water staat, naar binnen in de fiord te kunnen gaan. Komt men uit zee en loopt men naar de ankerplaats, dan moet men zorgen het Grönnerif te vermüden, dat ter hoogte van Korshage in N0.1üke en NW.lüke richting 2 mül uit den wal steekt. Zie hierboven. Betonning. Bü den W. rand van de kustbank, aan de O.zijde een wit drijt'baken met stroowisch; aan den W. rand van de kustbank bü Ltjnes een idem, aan de ZW.znde van den drempel een rood-wit drüfbaken met ba}. Bü het gaan naar de reede moet men den wal van»Spodsbierg houden, dien men tot op 270 M. kan naderen en waar men nog 4 vadem water vindt; vervolgens loopt men. om de Zuid, waar men in 2£ tot 3 vadem water op goeden hougrond kan ankeren, zoodra men den ingang van de Roskilde-Fiord vrfl ziet van den hoek Lynaes. De reede is open voor N. tot NO. winden, maar de uitgestrekte banken, aan de buitenzijde, breken de kracht van de zee. Zie L.l. No. 26. „ , ,. Aan de NO.zijde van den toegang naar de Spodsbierg. lse.Fiord Lichten Hundsted en Lynes. Zie L.l. no. 27, 28, 29. 2500 M. N 26° O. (NO. f N.) van het licht van Spodsbierg ligt bü Kikhavn de genoemde steile vrijliggende rots met 16 voet Water; overigens is de O.züde van den toegang naar de fiord geheel schoon en men kan 's nachts den wal op het lood naderen, indien het niet te donker is om den Spodsbierg te zien en er op een behoorlijken afstand langs te varen naar de ankerplaats in 3 vadem. 52 NOORDKUST VAN SEELAND. Van af Rórvig, waar een hoofd 200 M. nitsteekt Nykiöbing. to(. in ^ vadeni) loopt de kust 2j mijl in Z.rich- ting tot Nakke-Hovéd en dan WNW. 3 mnl, als N.knst van de baai, om bfl Nykiöbing weer 2J mfll;om de Z. te loopen als W.zflde van de baai. De geheele baai wordt gevuld door een bank met minder dan 3 vadem. In de haven, waarvan de toegang 30 M. breed is, staat 10 tot 12 voet. Buiten de haven liggen 3 boeien om te verhalen. Het Bönnerrif, aan de N.zijde, met 1 voet oprflzende uit 2J vadem, wordt aan de Z.zflde aangeduid door een rood drijf baken. Het Gbrerif, aan de W.zflde, met 3 voet, is niet bébakend. Op den kop van den W.dam een klein rood Havenlicht. .. ,. licht. Van af de ZW.zflde van de Nykiöbing-'b&ta loopt de Holbaek. kugtj eenjgsZmg uitbuigend 5 mfll om deZZO.naar den hoek Kongsore, aan de N.zflde van den toegang naar de Lamme-Fiord. De kustbank, met minder dan 3 vadem, steekt i tot £ mfll uit. Een mfll uit den wal, dwars van het Kongsore-woud, ligt de ruim 1 mfll lange Lyse-Grund, met 9 tot 15 voet, aan de ZW.zflde aangeduid door een wit drflfbaken met stroowisch. Voor het Vestre-Löb, tusschen het eiland Ourö en den wal, dat zeer nauw en bochtig is tusschen de van de oevers afstekende banken, is geen aanwflzing. Aan de W.zflde een rood drflf baken met opstaanden Betonning. bezem. aan de O.zflde 3 witte drflfbakens met stroowisch. In den toegang naar de Holbaek-Fiord staat, tusschen de hoeken Korsebaer en Bognes in een nauwe geul, 4 tot 7 vadem water, overigens staat in de baai 11 tot 2J vadem, in de haven en den toegang 10 tot 12 voet. liggen in den O.lflken arm van de Ise-Fiord. De Roskilde en Boskilde-Fiord is geheel loodsmansvaarwater. Frederikssund De toegang is b8 den hoek Kulhus. Deze kleine bult, met 11 vadem, ligt aan de Oster-Grund. 0 zflde 3 ^ uit den wal bfl Jaegersprus. TOEGANG GROOTE BELT. 53 Deze baai, waarin een bank met minder dan 3 y p y- vadem, van den wal uitsteekt, ligt tusschen den hoek Korshage en den 35 M. hoogen steilen Klintebierg. „. , Van Klintebierg loopt de kust W.lflk en NW.- Siaellands-Odde .... " . ,r , j , . lijk, over een afstand van 11 mnl tot den en het Rif. . , „ UI «■' • . „. , hoek Gniben met het loodsgebouw. Dit kust- gedeelte ligt aan de N.zijde van de smalle landtong, waarin Seeland eindigt. N 333° O. (N.t.W. f W.) van het loodsgebouw op de punt, wordt de tong over een afstand van 5£ mnl als het ware verlengd door een rfl riffen, welke door 2 smalle geulen in 3 deelen verdeeld wordt. Slechts een dezer geulen verdient vermelding, nl. het Snekke-Lobet, dat de binnenste en middelste riffen van elkaar scheidt en waar, in het diepste gedeelte, 4 vadem water staat; alleen zij, die plaatselijk bekend zfln, kunnen er gebruik van maken. De geul wordt aangegeven door een roode spitse ton met 3 bezems aan de N.zijde en een witte stompe ton met afhangenden bezem aan de Z.zflde. Een mijl binnen het uiteinde van het uiterste [rif is een gewoonlijk droogvallende groote rots, de Rönnen, waarop een rood geschilderde reddingkaap 6 M. hoog, waarin levensmiddelen zfln ge- Reddingkaap Rönnen. geborgen. Aan de buitenzflde van alle riffen ligt een witte stompe ton met 2 bezems. Men kan hier op het lood naderen, doch in het midden in niet minder dan 5 of 6 vadem water en bfl nacht of bfl dik weer in niet minder dan 7 of ■ 8 vadem. Licht Seelands-Rif. Zie L.l. No. 30. Ongeveer £ mfll binnen het uiteinde van het rif. Samsö ^ ^zon(^er S1"^'? gevormd eiland, van N. naar Z ongeveer 14 mijl lang, ligt midden in den weg naar de beide Belten. Bij Isse-Hoved steekt aan de N.zflde een rif, dat gedeeltelijk droogvalt, 0.8 mijl in NNO. richting uit; het rif ligt op het Issehoved-Flak, dat bfl het eiland Samsö 2 mfll breed is en 54 NOORKÜST VAN SEELAND. 2J mfll in NNO. en NO. uitsteekt, met diepten van 1 tot 2J vadem; de W.zflde is tamelnk steil. Betonning. Aan de NW.zflde een witte stompe ton met één bezem; aan de NO.zflde een zelfde ton met 2. bezems; aan het uiteinde van het rif een wit drijfbaken met stroowisch. Ongeveer lf mnl N 277°0. (WNW.^W.) van Jsse-Hoved ligt op een ondiepte, die van het Meü-Flak'uitsteekt, een steen met 3J vadem water. Daar het overbodig is een nauwkeurige beschrijving te geven van alle gevaren bfl de toegangen naar de Groote-BeU, zullen alleen die vermeld worden, welke voor*een algemeen overzicht noodig zfln. Voor het bevaren der beide Belten z'ie men hierachter (blz. 159 enz.). Lichten Samsö. Zie L.l. No. 163 en volgenden. Deze bank, midden in het vaarwater tusschen het Yder-Flak. R.f yan Siaenan(i en den Mosel-Grund, is binnen de 5-vademlfln van NO. naar ZW. ongeveer IJ mfll lang. Betonning. Aan het NO.einde van een steenachtige plek met Si vadem water, een rood-wit horizontaal gestreepte spitse ton met stok en bal. Op deze bank, 94 mfll N 88° O. (O. i Z.) van Jtarthe-Bank. isse.[joved 0p Samsö, staat 3 vadem water. Betonning. Aan de Z.zflde een' roode spitse ton met 2 bezems. Deze ondiepten omvatten, over een afstand Munke-Orunden. yan* ongeveer 2j mfll, verscheidene losliggende plekken; op een der Noordelflke plekken staat het minste water, 13 voet. Betonning. Aan de Noordoostzijde een roode spitse ton met stok en 3 bezems, liggende in 3 vadem water, 4 mfll N 304° O. (NW. \ W.) van den vuurtoren op Seirö. Het kleine, vlakke, met bosch begroeide Veirö en Veirö-Flak. eüand ig aan de 0.zflde 23 M. hoog. Het eiland en»de afstekepde bank worden»van Lyndholm gescheiden door het 7 tot 11 vadem diepe Lyndholm-Dyb. Het Veirö-flak, dat 3 mfll breed is, van O. naar W., en TUNÖ. 55 2 mfll lang, van N. naar Z., met IJ tot 2} vadem op fijn licht zand en steenen, is door een 0.3 mfll breeden en IJ mfll in N. richting langen nek Terhonden met het eiland. De O.zijde heet Flensborg-Grund. Betonning. In 6 vadem bfl de W.punt van het rif, dat van het eiland in W. richting -J mfll uitsteekt, een witte stompe ton met 2 bezems; in 4 vadem, WNW. van het Veirö-Flak, een witte stompe ton met één bezem; „. in 4J vadem, aan de O.zijde van den Flensborg-Grund; een roode spitse ton. Voor verdere betonning en meerdere bflzonderheden zie blz. 172 enz. Deze bult, met 3' vadem water en 5 tot 9 Langbalïe-Grund. vadem er om heen, ligt IJ mfll W. van het Veirö-Flak. Dit eiland, waarvan aan alle zijden ondiepten uitsteken, wordt aan de Oostzijde, door een bevaarbare geul, ongeveer IJ mfll breed, van het Noordelijk schiereiland van Samsö gescheiden. Van het Oosteinde steekt het ROHnenrif (een smalle bijna •droogvallende zandbank) ongeveer J mfll uit. Licht Tunö Rön. Zie L.l. No. 31. Bfl het uiteinde van het rif. Bolbaken Stenkarlen. Aan het W.einde van lünö een bolbaken, 7J-M. hoog. Licht Tunö. Zie L.l. No. 32. Aan het O.einde van het eiland. Havenlicht lunö. Op den Z.dam een. klein, vast rood licht, zichtbaar van N225°0. door W. tot N67°0. (ZW. 1W. tot ONO. | O.). Aan de N.zijde van het eiland is een goede ankerplaats, in het bijzonder bij den O.lijken hoek, op de uitgestrekte NO.bank. Schepen kunnen hier in. den zomer zelfs een X.lij ken storm afrijden, daar de hougrond zeer goed is. Loodsen zfln op Tunö te verkrflgen voor alle plaatsen in den 56 O.KUST VAN JUTLAND. omtrek ten. Zuiden en ten Westen, zoowel als voor plaatsen langs de kust ten Noorden. Deze droogvallende zandbank, ongeveer 1| mül lang, ^tt0^>' ligt tusschen het eiland lunö en het vasteland van Jutland. Tusschen Tunö en de bank is een vaarwater, ongeveer ^ mül breed en 6 tot 16 vadem diep. Betonning. Aan den NO.kant van de ondiepte, N. van de Knob, een roode spitse ton met 2 bezems; deze kan van zeer veel nut zün, wanneer men dit vaarwater gebruikt, want van een kleinen afstand er beO., kan men een veiligen koers sturen tusschen de Knob en Tunö door; aan de Westzijde van de Knob een witte stompe ton met een bezem. In het vaarwater, tusschen de NO.zijde van den Kirkegrund' en de kustbank aan de Z.zijde van Tunö, een rood-witte ton met bal ten dienste der Rüks veerbooten. Deze plaat, tusschen de Knob en den hoek Dyngby, Vlakte van begtaat nit 2 bulten met ongeveer 10 en 13 voet Aschehoug. water; tusschen de plaat en de Knob is een geul, ongeveer i mül breed en 7 vadem diep, behalve op een enkel plekje, waar slechts 3 vadem staat. Een vreemde moet deze omgeving vermijden, want hoewel de zandige bodem van de verschillende bulten meestal te zien is, zijn ze soms met zeewier bedekt en dan niet te onderscheiden. HOOFDSTUK IV. VEIJLIGGENDE EILANDEN EN GEVAREN IN HET KATTEGAT. Zooals te voren gezegd is (op blz. 2), wordt het Kattegat door de eilanden Anholt, Laesö en een menigte ondiepten, welke een groote oppervlakte innemen, in 2 deelen gescheiden, waarbij in sommige deelen de vaarwegen binnen enge grenzen worden teruggedrongen. LAESÖ ^6t £root8te en Noordelijkste der eilanden, waarvan de N W.punt ongeveer 28 mfil N 159° O. (Z. t. O.), van den vuurtoren van Skagen ligt, is ongeveer 11 mijl van O. naar W. lang en 5 mijl breed. Zeer laag, met een aantal windmolens, in het bijzonder op het Z.deel, wordt het omgeven door uitgestrekte riffen en banken, waarop een hevige branding kan staan. De hoogste punten zijn de zandheuvels (duinen) aan den N.oéver,. waarvan de Höisands, de middelsten, ongeveer 30 M. boven water, het meest kenbaar zijn. Bij Lundbdk op de Noordwestkust van het eiland is een kleine haven met 7 tot 9 voet. Betonning. Bn een klip met 5 voet aan de W.zijde van den haventoegang een rood drijfbaken met opstaanden bezem. Loodsen kan men hier en ook te Österby krngen voor de beide JBelten, de Sond en de havens op Jutland. Te Österby, 2\ möl bewesten de Noordoostpunt, is ook een boothaven, waar op 7 M. boven water een klein vast licht in' sectoren wit, rood en groen getoond wordt. Kleine schepen ankeren zoo noodig in ondiep water tusschen de banken aan de Zuidzijde, of aan de Noordkust in 6 tot 7 58 LAESÖ, NO.ZIJDE. vadem; de hougrond is goed, maar bij Oostelflke en Noordelflke winden staat er een hooge zee. Dit smalle, zeer gevaarlflke, vrfl liggen de rotsTrindelen. aehtige rif met 4 voet water, aan de NO.zflde van Laesö, 6$ mfll N 12° O. (NNO.) van den hoek Syr, het Oostelflk uiteinde van Laesö, is aan alle kanten steil. , Betonning. Aan de Oostzflde een roode spitse ton met stok en bezem en 1250 M. N 283° O. (WNW.) daarvan aan'de W.zflde een wit te stompe ton met 2 bezems. Lichtschip Laesö-Trindel. Zie L.l. No. 33. Behalve door de tonnen wordt de Jrindelen aangednid door een lichtschip, liggende een mfll er beoosten in 7 vadem water. Het ondiepste gedeelte van de Tönnebergbank, Tönneberg- 6 vadem> ligt ongeveer H a 2J mfll N. (N. t. O.) Kummel-èn vaQ de j^ndelen; 3| mfll N69°0. (O. t. N.) Bocherbanken. yan faet lichtsohip is ^e zw.hoek van de Kummelbank met 12 tot 16 vadem water. Beide deze banken, dié vrfl steil zfln, -geven goede aanwijzing als men de Jrindelen nadert. Het midden van de derde groote bank, de Bócherbank, met 11 tot 18 vadem water, licht 5 mfll N 131° O. (ZO. i Z.) van het lichtschip. De Kummelbank bestaat uit zand en grind, hier en daar gemengd met steentjes van verschillende kleuren, behalve op de ondiepe plaatsen, waar men rotsgrond vindt. Op de Böcherbank geven de loodingen aan de NW.zflde donkeren grond, aan de O.zflde roodachtig zand mef grind en op het ondiepste deel grind en rots. In het ondiépe water tusschen deze banken bestaat de bodem uit blauwachtige klei, terwfll de banken, die met Laesö samenhangen, voornamelflk uit fijn zand bestaan; bfl mistig of dik weer is dus het lood van veel nut en men mag niet nalaten het te gebruiken. BeZ. tusschen de Jrindelen en de bank, die van de O.punt van Laesö N.waarts uitsteekt, is een 3 mfll breed vaarwater, 12 tot 18 vadem diep. In de omgeving van de Jrindelen' zfln verscljsidene vlakten, maar ze zfln niet gevaarlflk en zfl kunnen bfl slecht zicht, als men het lood gebruikt, van veel nut zfln. Op 6 mfll N266°0. (W.JN.; van de Jrindelen en,ongeveer GEVAREN IN HET O.RENDEN. 59 IJ mnl N 350° O. (N.) van de North-Rönner is een vlakte met 19 tot 28 voet water, oprijzende uit 6 tot 8 vadem. De vlakte, met een bodem van fijn grijs zand, is 5J mnl lang van Oost naar West en lf mfll breed. Tusschen deze vlakte en de Trindelen staat 4J tot 11 vadem water op roodachtig bruin zand, gemengd met grind en steenen. _ „ Van den hoek Syr, het O.lflk einde van Laesö _ en Jeqenshoved, den volgenden hoek naar het Noord-OostRif. XTTO. . „' ... , .,.,„„ ,XTrt , n„ NW., steekt 3J mfll om de N41 O. (NO. JO.) een uitgestrekte vlakte uit, aan de buitenzede met diepten van 3 en 3J vadem, behalve op 2 plekjes, waar maar 14 en 15 voet staat. Op minder dan IJ mfll van de beide genoemde landhoeken, zfln èen aantal plaatsen, waar maar IJ tot 10 voet water staat, zoodat zelfs kleine schepen op minstens 2 mfll van den hoek moeten blflven. Betonning. Aan het NO.einde van dit gevaar een roode spitse ton, met 3 opstaande bezems in 6 vadem water; aan de O.zflde een roode spitse ton, met 2 opstaande bezems in gelijke diepte. Groote schepen en vreemden moeten beO. deze tonnen langs gaan. BeZ. den hoek Syr staat een 9 M. hooge kaap met bol. ,, « . De hierboven beschreven vlakte vormt het Kobber-Grund. iT1... ■, lt , . . , , N.lflk gedeelte van een. plaat, welke zich langs de O.zijde van Lmesö tot ongeveer 11 mfll N 159° O. (Z. t. O.) van den hoek Syr uitstrekt; het ZO.lflk deel, den Kobber-Grund, kan men beschouwen als een der grootste gevaren van het Kattegat. Het minste water op den Kobber-Grund is 9 voet, maar juist O. van het eiland zfln verscheidene plekken met minder water. Betonning. Behalve de reeds genoemde.tonnen, die de NO. en O.zijde van het NO. rif aangeven, liggen nog de volgende tonneni Een roode spitse ton, met een opstaanden bezem „de KnaUen", in 6 vadem water 2 mfll N102° O. (OZO.) van de kaap bfl den hoek Syr; een roode spitse ton, met 3 opstaande bezems, „de Flynder" 3 mfll N170°0. (Z.) van „de KnaUen"; 60 LAESÖ W. EN Z.ZIJDE. een witte stompe ton, met 2 afhangende bezems,. IJ mül N215°0. (ZW.) van de Flynderton, in het vaarwater beZ. den flynder-Grund over den Kobber-Grund; een roode spitse ton, met 2 opstaande bezems, 4 mül N 170° O. (Z.) van de Flynderton; een roode spitse ton, met 1 opstaanden bezem, „de Zuiderton" in 4 vadem water, 4 mül Z. van bovengenoemde ton bü het Zuideinde van de plaat. Daar de tonnen, door ijs of andere omstandigheden, dikwijls niet op haar plaats liggen, moet men er niet te veel op vertrouwen. Schepen, die opwerkende de O.züde van Laesö naderen, mogen in niet minder dan 7 of 8 vadem water komen, daar de Kobber-Grund, in het bijzonder op één plaats, zeer steil is. Licht Kobber-Grund. Zie L.l. No. 34. Op het Zuidelijke uiteinde van de bank. De Kobber-Grund wordt om de Z. voortgezet door verschillende losliggende plekken, waarop 3 tot 3J vadem water, met 4 tot 5 vadem water er omheen en er tusschen. De Z.ljjkste van deze plekken, met 3J vadem, ligt 9 mijl N 148° O. (ZZO.) van het licht; 3 mijl Z. van deze plek zijn diepten van 3}tot 5 vadem. ' Op de vlakte, met 3 vadem en minder water, Silde-Rön. die g tQt 1Q m^ DeZ uitsteekt, zün ver¬ scheidene ondiepten. De buitenste en meest gevaarlijke is de Süde-Rön, bestaande uit 5 rotsachtige plekken, van NNO.—ZZW. \ mfll uit elkaar, met op de ondiepste plaats nauwelijks 2 voet water. Van 20 Juli tot 20 Mei, 800 M. Z. van de plek SBM?flr mGt 2 V0Ct' on£eveer 8 m^ N173°0.(Z.iW.) Silde-Ron. y&a den 3Q M hoogen toren van Byrum op Laesö, een witte ton, toonende een biifesemlicht, iedere 3 sec. een schittering, zichtbaar tot 8 mijl. De lichtboei is, wellicht in verband met den oorlog, opgenomen. De O.zijde van het Laesö-Rende (Westelijk Vaarwater) wordt LAESÖ-RKXDE. 61 gevormd door de volgende voor de scheepvaart hinderlijke gevaren; de Noord-Rönner, het Noordwestrif en de Zuid-Rönner. Op deze lange zeer ondiepe zandige tong, die Noord Rönner. ^ ^ N 35g0 Q j Q ) van Holtemmen, de Noordwestpant van Laesö nitsteekt, liggen bn het uiteinde 2 grootere en 2 kleinere eilanden en het Borfeldrif. Licht Noord-Rönner. Zie L.l. No. 35. Op het eilandje Spïrholm, dat niet meer dan 2 M. boven water uitsteekt. Voor visscherlieden worden zoo noodig 2 groene geleidelichten getoond. Betonning. Dicht bü den rand van de bank, die 1 mfll NO. van den vuurtoren uitsteekt, een witte stompe ton met een aihangenden bezem; eenzelfde ton, met 2 bezems, in 6 vadem bfl de NW.zjjde van het Borfeldrif op 1 mfll N 295° O. (NW. t. W.) van den vuurtoren. Om de gevaren benoorden en bewesten de Noord-Rönner te ontgaan, moet men er op ruim 3 a 4 mül langs sturen, of er niet dichter bflkomen dan in 7 vadem. De ondiepten henoorden en beoosten de Noord-Rönner zijn al beschreven op blz. 58. Het rif, met over het grootste gedeelte slechts Laeso 2 tot 4 voet water, steekt ongeveer 4 mül Noordwestrif. Noordwest van den Westhoek van Laesö uit; aan het uiteinde neemt de diepte plotseling van 16 en 18 voet tot 10 en 22 vadem toe. Aan de NO.züde neemt de diepte geleidelijk toe en kan men naderen tot in 4 a 5 vadem; maar aan de ZW.züde vindt men op korten afstand 6 tot 7 vadem. Licht NW.-Rif. Zie L.l. No. 36. Ongeveer \ mnl binnen het W.einde van het rif. Dicht bü de uiterste punt van het rif in 6J vadem water, A\ mül N289°0. (NW. t.W. fW.) van de kerk van Vesterö, een witte stompe ton met stok en 3 bezems omlaag. Schepen moeten er bewesten langs gaan. Ongeveer 6 mjjl N 173° O. (Z. £ W.) van den lichtopstand ligt in de 4-vademlün van de vlakte, die van Laesö uitsteekt, de Sbndre-Rönn&r witte stompe ton met een bezem omlaag. Ook 62 VRULIGGENDE EILANDEN EN deze ton moet men aan de W.zflde passeeren; juist er binnen liggen diepten van 2 en 3 vadem. De ton ligt aan de O.zflde van het vaarwater, dat hier van 8 tot 11 vadem diep' is, 2J mfll N109°O. (ZO.t. O. JO.) van het DuaZe-GVwnd-lichtschip. Aan lfl van het rif is een goed beschutte ankerplaats, maar de schepen mogen, met het oog op het omloopen van den wind, hier niet te dicht bfl komen. Z 'd R" Deze bank omvat 3 kleine rotsen en een groote, de „Brede Stenen", alle boven 'Water; op de laatste is een ijzeren paal met bol, 8 M. boven water, 5£ mfll N213°0. (ZW. JZ.) van de kerk van Byrum en op denzelfden afstand N 176° O. (Z. £ W.j van de kerk van Vesterö. Op 3 mfll ZW., 4 mfll Z., en 4| mfll NW. van dezen paal, is ondiep water, 6 tot 18 voet. De bovengenoemde witte ton ligt ruim 4 mfll' N 283° O. (WNW.) van het baken. _ BeZ. Laesö steekt een 16 mfll breede vlakte, Vlakte van , , . ,• „ , „ waarop over het geheel niet meer dan 6 vadem Mellem, enz. ,±J~ïl jTii» n n j . * water en gemiddeld 4 tot 4f en 5J vadem staat, 19 mfll uit; de diepte neemt naar Laesö af, maar verspreid liggende bulten met 2J, 3 en 3| vadem komen in alle richtingen voor; meer in de omgeving van het eiland, zelfs met slechts 12 tot 10 voet. Bewesten den Kobber-Grund is het MeUem-Hak, een plaat met slechts 4 voet. Het gevaarlflkste is de Süde-Rön, reeds boven beschreven (blz. 60). Kleine schepen kunnen hier ankeren beschut tegen Noordenwinden. _ . In het vaarwater tusschen het Z.deel van de Ostre-Flak, enz. , . , , , 0 .. . banken bfl Laeso en de banken van owtrtngen, bfl de, kust van Jutland, liggen verschillende ondiepten. De ligging en uitgestrektheid kan men het beste van de kaart zien. Het Ostre-Flak heeft een minste diepte van 20 voet, aangeduid door een wit drflfbaken. Oost-Knoll heeft een minste diepte van 3£ vadem, aangeduid door een roode spitse ton met bezem, aan de O.zflde en door een rood drflfbaken aan de ZZO.zflde. West-Knoll op 2f mfll N 250° O. (W. t. Z.) van de Oost-KnoU heeft een minste diepte van 20 voet. GEVAREN IX HET KATTEGAT. 63 Lange-Revle een smalle bank, op 8 tot 10 mijl van Jutland evenwijdig loopende aan de kast, heeft 22 voet minste water. De beste en breedste vaarweg met midden-vaarwaters 5J tot 7 vadem water, is tusschen het- Ostre-Flak en de Oost-KnoU. Lichtschip Ostre-Flak. Zie L.l. No. 39. In 5 vadem water, aan de W.zflde van de bank. Aanwijzingen voor het Laesö-Rende, of Westelijke vaarwater zijn al gegeven op blz. 5. In het Oostelijk Vaarwater liggen de volgende gevaren: _. Deze bank begint ongeveer 4 rnjjl ZW. van de . vuurtorens .op Nidingen en strekt zich vandaar ongeveer 12 mnl om de ZZW. uitamet een breedte van ongeveer 4 mijl, de gemiddelde diepte is 10 tot 12 vadem, behalve op het midden, waar 6 tot 10 vadem water staat en op 4 losliggende balten met achtereenvolgens 3J, 3f, 4J en 4J vadem water; de ondiepste en NW.lnkste' ligt 9 mijl N216°0. (ZW.) van de vuurtorens van Nidingen. De ZO.lijkste met 4£ vadem, ligt 10 mflr*N 205° O. (ZW. t. Z.) van de lichten van Nidingen. De bodem van deze plekken bestaat uit een mengsel, dat gelijkt op gruis van baksteenen en bruin zand. Op het NO. deel van de bank' zijn plekken met 6 & 9 vadem water, met er tusschen en er omheen diepten van 11 tot 16 vadem. Betonning. Een rood drflfbaken met bol onder een afhangenden bezem, NW. van den bult met 3J vadem; een wii-zwart drflfbaken met bol, O. van den bult in 4J vadem. Blflkbaar Zweedsch Stelsel, zie Bijlage. Lichtschip Vladen. Zie L. 1. No. 40. Ongeveer J mfll beoosten laatstgenoemden bult. " Wanneer niet in station, wordt het sein gedaan op het eiland' Vinga (zie bladz. 85). Van om de N. komende, is men met de lichten van Nidingen op 7 a 8 mfll N 52° O. (NO. t. O. | O.) inéén op de N.punt van 'Fladenbank; indien men zorgt op hoogstens dien afstand van .de Nidingen te blijven, loopt men over de bank vrfl van de 64 VRIJLIGGENDE EILANDEN EN GEVAREN. ondiepe plekken; met de lichten N18°0. (NNO. $ O.) is men weer in dieper water; indien men de lichten in N.lijker peiling houdt, loopt het schip geheel langs de O.zijde van de bank. Dicht tegen de NW., N. en O.zijde van de Fladenbank kan men 20 tot 35 vadem-looden; aan de W.zijde is de bank van het Groves-Flak gescheiden door een geul met 20 tot 46 vadem water. Als men tusschen de Fladenbank en de Zweedsche kust opkruist, is over beide boegen, 20 vadem water, een mooie diepte om over stag te gaan, mid-vaarwaters heeft men dan gemiddeld 25 tot 35 vadem water. Op deze bank, liggende in het groote vaarGroves-Flak. water tusschen de fladenbank en den KobberGrund, 8 mül van N. naar Z. lang en 3 tot 5 mfll breed, staat 11 tot 20 vadem water op een bodem van zand en roode keisteentjes, of schelpen en zand met roode spikkels. Men kan de bank wel beschouwen als een deel van de groote zandige vlakte, die beZ. Laesö uitsteekt, en hiervan gescheiden wordt door een J tot 2 mül breede geul, waarin men dicht langs de Westzijde van het Groves-Flak 30 tot 40 en 50 vadem water vindt; de bank is'zeer geschikt om schepen, die hier opwerken, te waarschuwen, in het bijzonder voor den Kobber-Grund en de ondiepten er beZ. Tegen de N. en O.zijde van de vlakte staat 20 tot 40 vadem water op zachten grond, tegen de Z.zijde 45, 50 en 58 vadem op steenen en rots in het W.deel van een lange en smalle schaar, waarvan het O.deel juist bezuiden de Fladenbank is. Het midden van de Groves-Flak met 13 vadem water ligt 8 mül N 102° O. (OZO.) van den lichtopstand op den Kobber-Grund. De N.grens van den Lüle Middel-Grund ligt th'aa a 5 mfll van de Z.grens van de Fladen- Middel-Grund. hank; vandaar strekt de bankj met diepten van minder dan 20 vadem, zich 16 mül om de Z. uit, tot 8J mnl N 80° O. (O.) van den vuurtoren op de O.punt van Anholt. Aan' de N.zijde is de bank ongeveer 7 mijl breed, aan het Z.einde ongeveer IJ mijl; de gemiddelde diepte is van 8 tot 10 vadem, behalve aan de N.züde, waar men overeen afstand van 3 tot 5 mül minder dan 10 vadem op zand, grind, steenen en koraal en zelfs een steenachtigen bult met maar 3 vadem OOST-REXDEX. 65 vindt. Deze gevaarlijke plek ligt op N.B. 56° 56' 45" en O.L. 11°56'30" in de peilingen: Kasteeel Varberg op 14 mijl N 46° O. (NO. t. O.). O.lijke vuurtoren Anholt op 15J mül N 216° O. (ZW.). De kerk van Morap op 15 mül N 81° O. (O). Bü onstuimig weer staat hier branding en zelfs kleine schepen moeten daarom deze plek vermijden. j. Aan de O.zijde van den bult een zwart-urit drfif- s' baken (zie betonningsstelsel) met 2 zwarte ballen; aan de Wande een rood drijfbaken met 1 afhangenden bezem; de dqjf bakens , worden 's winters vervangen door eenvoudige stokken. t- kuï fei • r ii NO. van het plekje met'3 vadem een zwarte Lichtbrulboei Ltlla . , Middel Grund met Wltten Dan<* °P den lantaarndrager, N B 56° 57' toonende een bliksemMoht, iedere 3 sec. O L 11° 58' e6n korte s°hittering. Bü mistig weer kan men alleen op het lood vertrouwen en groote schepen mogen in niet minder dan 8 vadem water komen. Om den bult met 3 vadem zoowel als de Knob, aan het uiteinde van het rif van Anholt, te vermijden, moet men, op den JLüle Middel-Grund komende, goed op de ioodingen letten. Beoosten het N.gedeelte van den Lille Middel-Grund is nog een bank, van iets minder omvang (met 8 vadem minste water) en er van gescheiden door een geul, ongeveer 1 mül breed met 20 tot 23 vadem water. Deze bank of den Lille Middel-Grund van het Noorden en het Noordoosten naderende, heeft men dezelfde diepten, 20 vadem op modder, dan ineens 15, 14 en 12 vadem; het verschil in grondsoort en de opvolgende loodingen op ieder der banken geven dan aan op welke bank het schip is. Komt men van het N. en NO. op den LUle-MiddelGrund dan vindt men geleidelijk minder water; van af het O. loopt de bank steil op. Komt men van het ZO. op de kleinere bank, dan krijgt men ineens van 20 of 29 vadem modder, 11 vadem op zand met kalksteenen en gruis, maar komt men van dezelfde richting op den LUle-Middel-Grund, dan krijgt men eerst 17 en 15J vadem op fijn zand, daarna grind en schelpen en verder er -op minder' diepte. 5 66 VRIJLIGrGENDE EILANDEN. Op 12 mfll N 53° O. (NO. t. O. J O.) van het licht van Anholtr 5 a 6 mijl bezniden den gevaarlijken balt, loodt men 13 tot 15 vadem op zand en schelpen. Morup-Bank. Tusschen de bovengenoemde kleinere bank en de Zweedsche kust zün verschillende losliggende rotsige plekken met 10, 15 en 18 vadem water. Op de MorupBank, 5i mül N241°0. (WZW. JW.) van den vuurtoren op Morup lange, staat slechts 6 vadem op rotsgrond. Met uitzondering van .deze''ondiepten heeft men 30 tot 20 vadem tot 5 a 6 mnl van de kust^en de diepte neemt langzamerhand af als men den wal nadert. Zooals op blz. 6 is medegedeeld, vormt Bank van de geheele W.züde van het Kattegat een Laesö tot Anholt. groote ankerplaats, waarop betrekkelijk weinig zee staat bü slecht weer. Deze vlakte, met 4 tot 9 vadem, wordt begrensd door de O.kust van Jutland, de van Laesö en Anholt afstekende ondiepten en het diepe Öster-Renden^ of Oostvaarwater. Sanden ('t Zand). Het O.deel der vlakte bestaat voornamelijk uit' licht zand, gedeeltelijk bedekt met zeewier, in het bijzonder in de omgeving van Anholt. De O.zijde rijst steil op uit 40 en 50 vadem. W.lijk van de 10-vademlijn, tusschen de Z.zijde van den Kobbergrund en de riffen van Anholt, bestaat de bodem uit fijn zand met zwarte spikkels; daarbuiten is het zand donker en roodachtig, gemengd met kleine steentjes. De bodem, in de diepe geul, bestaat uit zachte of harde modder. De plotselinge overgang van groote diepte, op modder, naar weinig diepte, op zand, is een mooie aanwijzing voor de plaatsbepaling. Zoolang men op een klein schip, den lichttoren van Anholt in zicht heeft, of op hoogstens 10 mül N.lük daarvan is, is men Z.hjk van den Kobbergrund en kan men in alle richtingen over de vlakte kruisen. „ _ Het tweede eiland in het Kattegat, wanneer men . van kgj. border, komt, is over het geheel laag en zandig. Het is 6 mnl lang van O. naar W. en 2 mfll breed aan het W.einde, waar 24 M. tot 48 M. hooge duinen zijn -r ANHOLT. 67 de breedte neemt naar het Oosten af en eindigt in een lage smalle landtong. Evenals Laesö is het eiland bflna geheel omgeven door gevaarlöke banken. Op het eiland is een reddingstation met 2 booten en een vuurpijlinrichting. Licht Anholt. Zie L.l. No. 42. 1 Mnl W. van den O.hoek van het eiland. Door het W.deel van het eiland wordt het licht verduisterd van N 53° O. tot N 76° O. (N 62° O. tot N 85° O.), behalve in de peilingen N 57° O. (N 66° O.) en N 63° O. (N 72° O.). „,,.,, Onder het schitterlicht wordt op 18 M. boven water, Anholt indien net Anholt-Knob-lichtsohip niet in station is, een vast wit licht getoond, zichtbaar van N 202° O. tot N 338° O. (N 211° O. tot N 347 ° O.). Peilingen van den vuurtoren van Anholt stellen een schip in staat zoodanigen koers te sturen, dat het vrfl loopt van de verafgelegen ondiepten, in het bijzonder die op den Lille MiddelGrund en die tusschen Laesö en Anholt, maar men moet wel zorgen den afstand tot het licht niet te onderschatten en zoodoende te dicht bfl de Zweedsche kust te komen, want zulk een dwaling zou het moeilijk kunnen maken bfl een sterken Westenwind bovenswinds van den hoek Kullen te blflven. Evenzoo moet men den afstand niet overschatten, in het bflzonder, wanneer het lichtschip van de Knob afwezig is, wat bfl een Oostelijken wind met het oog op het Oostrif, zeer gevaarlijk zou kunnen zfln. Haven van Aan het ein<*e van net eiland wordt door AllTlft^ dammen een haven gevormd, waarin gemiddeld 12 voet staat. De toegang is ongeveer 15 M. breed. Men kan hier loodsen verkrijgen en telegrammen ontvangen of verzenden. Gevaren bü Van de kust' die van NNW" naar ZZ0" 3 mi)1 de Wziide lang is' steekt een Dank met minder dan 3 van Anholt vadem uit> met 2 ondiepe uitloopers, waarvan de Z.lflke 4, de N.lflke 3J mfll afsteekt. De Stensöre, met minder dan 1 vadem, ligt op de bank i mfll uit den wal, dwars van Sönderbierg. 68 VRIJLIGGENDE EILANDEN. Betonning. Het Nord-vest-rev, zie blz. 69; aan de W.zhde van Stensöre, in IJ vadem, een witte stompe ton met een bezem; aan de ZW.punt van de bank, die ZW. van Anholt uitsteekt de: Lichtbrulboei Anholt S.V. Op 5 mfll N211°0. (ZW.JZ.) van het licht van Anholt-Havn, een witte ton, toonende een wit scJwtferlicht, iedere 15 sec. éénmaal (5—10), zichtbaar tot 6 mfil. Licht Anholt-Haven. Zie L.l. No. 43. Havenlicht. Op den kop van den Z.buitendam een vast licht: Groen van N 325° O. tot N 145° O. (N 334° 0. tot N 154° 0.). Rood „ N 145° O. tot N 260° O. (N 154° 0. tot W.). Verder worden op de binnendammen nog kleine lichten getoond. Beoosten de haven staan 3 kapen, die men beurtelings inéén moet houden met den lichtopstand op den N.lflken binnendam, om van het NW. in diepten van 11 tot 14 voet veilig de haven te kunnen inlooperi. Bfl N.lflke, Z.lflke en O.lflke winden kunnen schepen aan IK van het eiland ankeren, maar men heeft bfl W. winden geen opper, behalve aan de Z.zflde, waar kleine scheepjes kunnen ankeren in de Pakhuusbadi, in 11 vadem, zorgende uit de buurt van den telegraafkabel naar He&selö te blflven. Aan de W.zflde van het eiland, maar zoover uit den wal, dat men daar niet beschut is, kan men ankeren in 4 vadem; aan de S.zflde is ankergrond in 41 tot 61 vadem, voor kleinere schepen .in 21 vadem. Op ieder van deze ankerplaatsen moet men steeds klaar zfln onmiddellijk onder zeil te kunnen gaan, als de wind van uit zee gaat doorstaan; ligt men in de Pakhuusbaai dan zal het zeer lastig zijn vrfl te loopen van het eiland, omdat men een grooten afstand tegen wind en meestal ook tegen stroom zal moeten opwerken om boven de W.zflde van het eiland te komen, maar men zal nog meer moeite hebben onl boven het Oostrif te komen; aan de N.zflde kan een zeilschip gemakkelijk slaags vallen. ANHOLT. 69 Deze smalle tong steekt ongeveer 4 mfll N 78° O. Anholt Oostrif. ^Q ^ N^ Vjm het o.einde van het eiland, of 5J mnl in dezelfde richting van den vuurtoren, uit. Behalve het droogvallende gedeelte bh" den hoek, is de Robber-Spit* bestaande uit gruis, waarop maar 2 tot 3 voet water, midden tusschen den vuurtoren en het uiteinde van het rif het ondiepst. Aan het uiteinde staat 12 voet water en aan de N. enZ.2flde neemt de diepte snel toe tot 10 h 12 vadem; J mijl van het uiteinde staat 20 tot 34 vadem. Betonning. Een roode spitse ton met stok en bezem aan de O.punt van het rif. Lichtsvhij) Anholt-Knob. Zie L. 1. No. 44. In 16 vadem ongeveer IJ mnl beoosten het uiteinde van het rif. Wanneer het lichtsehip niet in station is, wordt het huiplicht onder het hoofdlicht van Anholt getoond. Zelfs met W.winden moet men het Oostrif niet dan met de grootste voorzichtigheid naderen, omdat de stroom met groote kracht langs de O.punt trekt. Langs de Noordzijde van Anholt neemt de breedte Anholt van de kustDank geleidelijk van O. naar W. toe; Noordwestrif. het NW einde ligt ongeveer 6J mfll N311°0. (NW. J N.) uit den wal en vormt daar het NW.rif, op het midden is een lange, smalle, steenachtige rug met 5 k 8 voet Water en aan beide zijden zandgrond met 13 tot 15 voet. Betonning. Aan het uiteinde van den rug in 5 vadem een witte stompe ton, met 3 afhangende bezems, ongeveer 9 mifl N309°O. (NW.JN.) van Ostebakke; aan de W.zflde van de Siusen een roode spitse ton met 2 bezems; aan de O.zflde van de Slusen een witte stompe ton met 1 bezem; aan de Z.zflde van het Rönne-Löb, dicht onder den wal, een wit drflfbaken met 2 stroowisschen. De bank werkt naar de ton uit. Over het rif zfln 2 zich verplaatsende smalle betonde geulen met ongeveer 10 voet water, n.1. het Rönne-Löb en de Slusen, De W.- en ZW.zflden van Anholt zfln omgeven door uitge- 70 VRIJLIGG ENDE GEVAREN. strekte banken en ondiepten, die men evenwel op het lood tot in 6 en 4 vadem kan naderen, daarna neemt de diepte plotseling.af tot 2 vadem en is verder op de bank zeer onregelmatig. (Zie blz. 68). ^ i_ Deze bank, met 13 tot 18 vadem water, ligt 8 mijl Rodebank. XT no n ,,T „ , rt % , f , N 7" O. (N. t. 0.10.) van de ondiepste plek met 3| vadem water op den Store-Middel-Grund en 8| mfll N 119° O. (ZO. J O.) van het AnJwit-üchtschip. De bodem bestaat uit grof, rood zand, dat blflkbaar den naam aan de bank geeft. g. Ongeveer 15 tot 20 mfll ZO. van den vnur- , _ , toren van Anholt is een bank, binnen de Middel-Grund. in , : ... .... 10 vadem met een middellnn van ongeveer 3 mfll, waarop gemiddeld 6 tot 9 vadem water, op zandgrond. In het Zuidelijk deel zfln eenige plekjes met 3f tot 3| vadem. De ondiepste plek, met slechts 3f vadem water, ligt aan de Westzflde van de bank op gelflke afstanden (17 mfll) van den vuurtoren op Anholt en op Hallands-Waderö, ongeveer N 129°0. (ZO. i Z.) van den eersten en N 292° O. (N W. t. W. i W.) van den laatsten. Betonning. Aan de W.zflde van den bult een zwarte staak en een witte stompe ton met stok en bezem liggende in 9 vadem, 360 M. er bewesten. (Blflkbaar Zweedsche en Deensche betonning.) ,. , , j . Aan de NO.zflde van den bult met 4} Lichtbrulboei , . . . , . , . „„„ ,^ ,, , ^ . vadem, op het O.deel van de bank, een Store Middel-Grund. > ■ ,. . v. „j .„ „^„ zwarte ton met witten band, toonende een bliksemlicht, iedere 3 sec. een schittering. Zoowel van om de N. als van om de Z., deze bank naderende, kan men ze spoedig verkennen, daar de diepte snel afneemt en het lood schelpen en kleine zwarte kiezeltjes opbrengt. Aan de O.zflde heeft men zeer uiteenloopende diepten. Bfl de NO.zflde van de bank heeft men groote zwarte steenen met diepten van 13, 14 en 15 vadem. Bfl helder weer kan men van af het plekje met 3£ vadem water het licht van Kullen op 20 mfll om de N 140° O. (ZZO. J O.) zien. MIDDEL-GRDND. 71 _ _ , De bank, ongeveer 17 mijl ZW. van de on- Lichte Grond) ?lek °V. deD St°r6 Middd Grund' met * het Zuidwesteinde 4 mnl NNO. van het licht op Hesselö, is binnen de 5-vademljjn van N. naar Z, ongeveer 3J mnl lang en zeer ondiep. Er zijn verschillende plekken met niet meer dan 3J tot 4 vadem en verscheidene met nog minder; o. a. een aan de Noordoostzijde met maar 2 voet water; de Noordwestkant is ook zeer ondiep, met niet meer dan IJ of 2 vadem water; op het midden staat van 2 tot 3 vadem. Bfl dag kan men van top op 2 mijl afstand de bank aan de groene verkleuring van het water herkennen; als men dichter nadert ziet men donkere plekken. Om er bn nacht vrfl van te loopen, moet men het licht van Hesselö W.lflfc van N227°0. (ZW. t. W.) houden, als men er aan de O.zijde langs gaat, en het licht Oostelijk van N 182° 0. (Z. t. W.) houden als men aan de Westzijde langs wil gaan. Licht Lyse-Grund. Zie L.l. No. 45. Op het Oostelijkste en meest ondiepe gedeelte van den Lyse-Grund. , j., >, Wanneer het uurwerk niet in orde is, sehflnt het als „vast" licht. Betonning. 2 Witte tonnen waarvan de een met een stok en een bezem aan het NW.einde in ongeveer 10 vadem, 2 mfll N295°0. (NW.t. W.) van het licht; de andere, met 2 afhangende bezems, op het ZW .einde in 4J vadem water, 3 mnl N 216° 0. (ZW.) van den lichtopstand. Daar de bank in het vaarwater van de kust van Jutland naar de Sond en ook van de Zweedsche kust naar de beide Belten ligt, zal men, er bfl komende, goed moeten uitkijken, omdat de diepte plotseling afneemt. Het eiland Hesselö is bfl helder weer een goed merk; men kan het naburige Seetand niet zien, tenzij het bijzonder helder is, wanneer men bfl dag als meest opvallende punten, de kerktorens van ISisfrup en Söborg kan verkennen, terwfll 's nachts het licht van LyseGrund en dat van Hesselö goede leiding geven en ook het licht van Nakke-Hoved, wanneer dit van top te zien is. 7« VRIJ LIGGEND E GEVAREN. Tusschen den Lyse-Grund en Hesselö staat mid-vaarwaters 10 tot 13 vadem op hard zand. HESSEliO B^ dit kleine eiland> 19 Ml hoog, liggende ongeveer 24f mül N 265° O. (W. i Z.) van het licht van Kullen en 28* mfil N 120° O. (ZO. J O.) van het licht van Fornaes, steken aan beide zijden riffen uit; hat rif aan de O.zijde, dat soms droog valt, is ongeveer 1 mül om de N 114° O. (ZO. t. O.) lang, dat aan de W.zfide steekt onsreveer li mül om umtoien esseo. de x 305° O. (NW.) uit met eenige droogvallende rotsen, aan het uiteinde staat 2 vadem water. Eett losliggende steile klip, waarop 18 voet water, ligt ongeveer 900 M. N 348° O, (N. i W.) van den vuurtoren, een andere met 29 voet, li mül N 334° O. (N. t. W. i W.) daar vandaan. Soms ankeren schepen aan de N.- of Z.zijde van het eiland in 7 tot 10 vadem water op zand en schelpen; ze moeten dan den telegraafkabel verniflden, die Anholt met Seeland verbindt. Licht Hesselö. Zie L.l. No. 46. Op de hoogste punt van het eiland. Betonning. Een witte stompe ton met 3 afhangende bezems aan bet uiteinde van het Noordwestrif; een roode spitse ton met bezem aan het einde van het Zuid-Oostrif. Tjn^ OP deze bank is een klein plekje waarop 4f L se Grund ya<^em water> met aan de ZO. en Z.zflde snel * " toenemende diepten tot 9 en 11 vadem. Op 1 mfll N 337° O. (N. t. W. i W.) ervan is een steile losliggende rots met 25 voet water; op deze plek peilt men: den vuurtoren van Hesselö N 130° O. (ZO. f Z.) op 9 mfll; het licht van Lyse-Grund N 90° O. (O. f Z.) op 9| mfll. Tusschen de 2 Lyse-Grunden is een 7 mfll breede vaarweg met 8 tot 17 vadem water. _ . . _ , Deze plaat, midden tusschen den hoek Fornaes Briseis-Flak. TT ... , ^ , «■'.-■ en Hesselö, bestaat uit een bank, binnen de 5 vademlfln, van NO. naar ZW. 5 mfll lang. Het Noordoosteinde TOEGANG NAAR DE BELTEN. 78 waarop een vrflliggende steile rots met 2\ vadem water, 14J mül X 115° O. (ZO. t. 0.) van het licht op Fornaes en N 309° O. (NW. \ N.) van het licht op Hesselö, is het ondiepst. Betonning. Aan de ZW.zflde in 5 vadem een witte stompe ton, met 2 athangende bezems. Een schip, dat deze bank van het N. nadert, kan wellicht enkele loodingen van 15 of 23 vadem op modder krijgen in een diepe geul ongeveer 3 mül NW. van de genoemde ondiepte; tusschen geul en bank staat gemiddeld 9 tot 12 vadem water op grind en steenen; beZ. de bank bestaat de bodem uit bruin zand met zwarte spikkels. Tusschen de bank en Hesselö staat 10 tot 15 vadem, (behalve op den reeds vermelden Lille Lyse Grund) op zachten grond bü de bank en op zand met modder bü en rond het Noordwestrif van Hesselö. Hastens- Deze bank' H^ende 11 m«1 N I3i°0. (ZO.jZ.) Grund Van Havknude (net dichtstbijzijnde gedeelte van de kust van Jutland) is binnen de 5-vademlfln van N. naar Z. 3 mül lang, en minder dan 1 mül breed. Op het N.lflk gedeelte zün 3 kleine gevaarlijke bulten met achtereenvolgens 8, 5 en 7 voet water. Betonning. Aan de N.züde in 7 vadem water een witte stompe ton, met 3 omlaag gerichte bezems, in de peilingen: het licht Fornaes N328°0. (NNW.) op 14J mül en het licht Hesselö N 98° O. (OZO. | O.) op 17J mül. Ook zün er nog bulten waarop 2 tot 3 vadem water. Ongeveer f mfll N 36° O. (NO.) van de ton is een rotsachtige plek met 17 tot 24 voet water; Noord hiervan is een plek met Bi tot 5 vadem water. Wanneer mèn, 's nachts of bij mistig weer, op den HastensGrund aanlegt, moet men, zoodra de diepte vermindert tot 10 of 8 vadem, over stag gaan; met een diepte van 8 vadem is men ér al zeer dicht bfl vooral aan de Westzflde. Schultz-Grund Deze bank ligt Zuid van den Hastens'^rund * In de geul, die beide banken scheidt, staat 6 tot 8 vadem water op fijn zand met schelpen. De bank is binnen de 5-vademlfln, van NO. naar ZW. 2J mfll lang, de minste diepte, 11 voet op rotsgrond, is op het Zuidelijk gedeelte steil oprflzend uit 14 vadem. 74 VRIJLIGGENDE EILANDEN EN GEVAREN. Betonning. Aan de ZO.zijde van deze gevaarlijke plek een roode spitse ton met een bezem, op 12f mnl N 83° O. (0. J Z.) van den vuurtoren op Hielm. Lichtschip Scïiultz'ê-Chrund. Zie L.l. No. 47. Aan de Z.zijde van de bank. De Hastens-Grund en Schultz-Grund liggen beide op een plaat met minder dan 10 vadem water; tusscben de laatste ondiepte en het Noordelijk uiteinde van het Seeland-Af is een 8 mfll breede geul met 10 tot 23 vadem water; om hier door te varen houdt men het eiland Hielm ongeveer 2 maal zfln lengte Noord van den Ellemandsbierg op Heigenas. Zie ook blz. 56 en blz. 181. Ellemandsbierg N 263° O. (W. \ N.) ineen met de N.zijde van Hielm geleidt N.langs den Sehultz's-Grund. HOOFDSTUK V. DE ZWEEDSCHE KUST TOT AAN DE SOND. De West- of Bo/ws-kust van Zweden is van den ingang van de Christiania-Fiord tot Varberg in een' onnoemlijk aantal eilandjes en diepe inhammen verbrokkeld, waar tusschen en vóór een zeer groot aantal rotsen en ondiepten (de Skdrgdrd). Een nauwkeurige beschrijving hiervan zou, om in de praktijk van eenig nut te zfln, veel te uitgebreid worden en wellicht eer verwarring stichten, dan leiding geven. De gevaren vormen als het ware een aaneengesloten rfl op 4 tot 8 mfll afstand van het vaste land; er zfln evenwel vele uitzonderingen, die, omdat zfl buiten de rfl liggen, in het vaarwater der schepen door het Kattegat, beschreven moeten worden. Bezuiden Varberg tot aan de Sond is de kust meer regelmatig ; op eenigen afstand van den wal zfln slechts 2 eilanden, lylö en HaUands-Waderö en geen rotsen of riffen op grooter afstand dan IJ a 2 mfll uit den wal. Binnen de buitenste rfl gevaren zfln de rotsen en ondiepten onder en boven water ontelbaar. Het is aan te nemen, dat indien men 2 mfll buiten al de zichtbare rotsen blflft, of indien Noordelijker dan de breedte van Kaap Skagen, in 40 en meer vadem water, het schip op veiligen afstand langs de gevaren gaat. Van Marstrand naar Vinga en Nidingen kan men de diepte verminderen tot 25 of 30 vadem; van Nidingen naar Varberg tot 20 vadem en zoo verder naar de Sond tot 10 vadem, behalve natuurlijk wanneer de wind zoodanig is, dat men kan vreezen op den lijwal gezet te worden. De toegang naar de talrijke ankerplaatsen en wijkplaatsen op deze kust wordt gemakkelijk gemaakt door vuurtorens, tonnen, bakens en kapen, aangebracht volgens het Algemeene Zweedsche stelsel van betonning enz. (zie Bijlage); maar een 76 ZWEEDSCHE KUST. vreemde mag niet trachten tusschen deze gevaren door te gaan, zonder de hulp van een loods of van een bevoegd visschersman. Zooals reeds op bladz. 10 is aangetoond, is het Stroomen. grootste gevaar, bn de nadering van deze kustr de op dit oogenblik doorstaande stroom, welke niet met zekerheid is te voorspellen. De getijstroomen op de BöJHts-kust zfln regelWatergetijden. maar de invloed is gering. Met gewoon hoogwater is er ongeveer 1 voet rijzing. Wanneer evenwel Westelflke of Zuidwestelijke stormen langen tfld achtereen doorstaan, kan er een rijzing van 5 a 6 voet zfln. Meestal komt aan het einde of aan het begin van het jaar van het Kattegat drijf ijs naar deze kuststreek; het vaste fls vormt zich pas later in het voorjaar. Licht Hallö. Zie L.l. No. 58. Op het eiland aap de X.zij de van de Lysekil. De toren, aan de W.zflde van den boofdtoegang naar Kungshamn, is van zeer veel nut voor schepen, die het Kattegat inkomen, in het bijzonder wanneer zij door een W.wind naar de kust van Zweden toegezet worden. Om deze bank, waarop 20 voet water, ongeveer Segebada. g ^ N 29go Q ^ w ^ yan den vuurtoren op Hallö en 1 mfll buiten de Bwsftdr-eilandjes, liggen verschillende banken met meer en minder water; men doet wel deze omgeving zorgvuldig te vermijden, omdat hier bfl stormweer hooge branding staat. Wanneer men koerst naar de baai tusschen Tofvas-TJngar. jjquq en Hermanö zfln de uiterste gevaren waarvoor men moet oppassen de Sorgrunds-Berget, een rotsige bult, met 4J vadem water,- 3 mfll N 201° O. (ZZW. f W.) van den vuurtoren op Hallö en de Tofvas-Ungar, zeer steil, ongeveer { mfll N 305° O. (NW.) van de lofva-rots, 6i mfll N 164° O. (Z. £0.) van den vuurtoren op Hallö en 2 mfll N 322° O. (NNW. f W.) van de kaap op het eilandje Bonden; de NW.zijde wordtaan^ HALLÖ, 77 geduid door een rood drflfbaken met bezem. Meestal staat er branding op. Men mag de kust wegens den meestal door°' staanden stroom om de Oost, die reeds vele schipbreuken heeft veroorzaakt tusschen Hallö én Maseskdr, vooral 's nachts of met slecht zicht, niet dan met de grootste voorzichtigheid naderen. Deze rots, ongeveer 17 M. boog, in het midden van de baai tusschen Hallö en Hermanö, is gemakkelijk te onderscheiden van de eilandjes in de omgeving, aan den platten top en de vierkante kaap, waarop een paal met als topteeken een ruit. 1 , Op deze hooge zwarte rots staat een kegel- Bonden ot LuJUn i „ , ' vormig steenen bak, waarop een korte paal Fageln. ■ * > r ° met bol. Daar dit eilandje meer naar zee ligt dan de eilandjes in de omgeving, kan men het gemakkelijk herkennen. De Skranjas-Ungar, met 2\ vadem water, aangeduid door een rood dr{jfbaken, liggen \\ mfll N 167° O. (Z. \ O.) van Bonden. Binnen Hallö, Gafven en Bonden zfln de toegangen naar de Aby-, Bro- en de Gullmar-Fiorden, waar groote schepen kunnen binnenloopen, maar daar het varen hier zeer lastig is, hebben vreemden beslist de hulp van een loods noodig. Loodsen zfln te verkrflgen te Lysekil aan de Noordzflde van den ingang naar de Gu^mar-Fiord, waar een kenbare kerktoren met de spits 99 M. boven water is. Stormeeinen (zie Bijlage). Te Svensholm, Blackhall en Stangéhufvud bfl den toegang, worden van 6 Juli tot 6 Juni kleine onbewaakte geleidelichten in sectoren getoond. Ellelos-Fiord. De toegang naar deze fiord, waarin 7 tot 9 vadem water op klei, is OZO. van Bonden tusschen een aantal eilandjes. Het bevaren is ingewikkeld en vereischt een ruime stevige bries. Van de Ellelos-Fiord wordt het vaarwater Oostelijk langs de N.zflde van het eiland Orust over een afstand van ongeveer 24 mfll voortgezet naar Udevalla; het is echter alleen bevaar- 78 ZWEEDSCHE KUST. baar voor kleine schepen met 8 of 9 voet diepgang onder leiding van iemand met plaatselijke bekendheid. . Op het ZW. deel van het eiland Skaftö van een rood wachtershuis met witten gevel, op NB '8° 12' ^ ooven water>een li°ht met verschillende ~ T . n Jïï' J karakters en kleuren in sectoren, zichtbaar O.L. 11 24', 5. . . ,j ^.u. ... wtstot 12, rood tot 10 mnl. Op Fredagsholm f mfil ZO. van Islandsberg een klein onbewaakt vast licht in sectoren rood en wit en een zelfde licht op Osö 1 mjjl benoorden Islandsberg. Men kan dit eiland, aan het Zuidwesteinde van n/Tfl.SftS Kijf een rh' eilanden, die zich van den hoek van Hermanö uitstrekken, herkennen aan de lichte kleur en aan den vuurtoren. Licht Maseskar. Zie L.l. No. 59. Op het eiland. Ongeveer 50 M. beoosten den vuurtoren zfln 3 huizen, waarvan het eene wit en de beide andere rood. Loodsstation. ) „ . .. ,Trt , . ., . „ ,, } op Karinqo, NO. van het eiland. Reddingboot ) v Op deze donkere rots, ong-eveer 4- mijl ZZO. van Svarten. , - , t . . . . Maseskar, staat een rood baken in den vorm van een galg. Van Maseskar en Svarten steken ZZW. verscheidene banken en ondiepten uit; aan het einde, ongeveer 2 mfll N 192° O. (ZZW.) van het baak op Svarten ligt de MakrUlbaden, een klein plekje met 32 voet. Blalandsbaden met 26 voet en Alnebadar met 4 voet zjjn 2 ondiepten, ongeveer midden tusschen Makrillbaden en Svarten; tusschen die ondiepten en Svarten zijn vele ondiepten met nog minder water; met weinig zee staat hier reeds branding. Alnebadar, bestaande uit 2 bulten, waarop meestal branding staat, ligt 1 mijl N 139° O. (ZZO. { O.) van het baak op Svarten. Schepen kunnen binnen deze eilanden en ondiepten ter reede van Karingö goed ankeren in 10 tot 15 vadem water op klei, maar vreemdelingen hebben de hulp van een ioods noodigom de ankerplaats te bereiken. Binnen en tusschen de eilanden, MASESKAR. 79 die dit gedeelte van de kust begrenzen, zün verscheidene diepe en kronkelende vaarwaters, die, wanneer men plaatselijke bekendheid heeft, gebruikt kunnen worden. Op de Noordpunt van Bratö, op Skeppsholmskdr en op Eckerö staan steenen kapen. Men kan de meeste van de ondiepten, in deze vaarwaters, verkennen, omdat er bü weinig zee dadelijk branding op staat. De Orust- Wedde, een rij bergen op het eiland Orust, zün met helder weer reeds op 30 mijl afstand te herkennen aan de 3 of 4 uitstekende toppen. Geleidelichte ^et °$e ^aat- Op Soleberget, op 42 M. boven _ . . water, een wit Wi&semlicht, iedere sec. één Kraksundsgap. . . ' . . , , N B 58° V schittering, zichtbaar tot 12 mhl. 0 2gr ^et ^,a9e ücht. Op het eiland Hogholm beN. Bratö, op 161 M. boven water een schitterlicht in sectoren, iedere 4 sec. een schittering van 2 sec. duur, zichtbaar wit tot 12, rood tot 8, groen tot 7 mfll als volgt: Wit (tusschen Hakusebadan en Alnebadar, verder door de Krasundsgap tot binnen Krakholm). De lichten N 44° O. (NO. i O.) inéén voeren door de Karings-Fwrd. Licht lenholm. Op de ZO.punt van dit eiland een onbewaakt scftifferlicht in sectoren wit, (over de ankerplaats), en rood iedere 2 sec. een schittering. Licht Eckerö. Zie L. 1. No. 60. Op de ZO.punt van dit eiland. Stie-Fiord ^e toeëan£ na&r deze fiord, ZO. van Maseskar, is tusschen de eilanden Mollö en Herö benoorden of beoosten het eiland Kaurö. Het eerste vaarwater, de Fage Rannan, geeft dadelfik toegang naar Stromsund langs de Noordzijde van Biorholm. Binnen Biorholm kan men in de Haste-Fiord aan de Zuidzijde van Lyrö in 10 tot 12 vadem ankeren. Van daar gaat een goed bevaarbare geul door de Stig-Fiord (waarin het schip in 8 a 9 vadem kan ankeren) naar de Skope-Sund en dan langs de Noord- of Zuidzfide van Askerö, waar het vaarwater zich vereenigt met de fiord van Marstrand, naar Udevalla. Het is zeer lastig en smal, in het bijzonder in de Skope-Sund, waar men 80 ZWEEDSCHE KOST. voor een schip met meer dan 12 voet diepgang geen water genoeg heeft. De Westzijde van dit eiland is op grooten aftorn. . . ... . , „ stand uit den wal omgeven door een groot aantal rotsen en ondiepten, die men het best kan vermflden door door nauwkeurig de kaart te bestudeeren. Van deze buitenliggende gevaren zfln de Paternoster-rotsen het verst uit den wal. Aan de W.zflde van Tïörn dringt de Hïertö-Fiord het eiland in. Lichten Hiertö-Fiord. Zie L. 1. No. 61 en 62. — Aan de ZW.znde van het eiland Txorn is NO. Haven van . n . v . ... , Kladesh lm Van Paternosters een goede wflkplaats met 8 tot 10 vadem water op klei; de rotsen zfln voorzien van ringen om er aan te meeren of te verhalen, wat groot gemak oplevert bfl het onder zei^ gaan. Men kan van zee af door de Paternosters en ook van de Marstrand-Fiord op deze ankerplaats komen. Men kan naar de Reede van Kladesholm sturen (eep zeilschip alleen bfl Zuidelijken wind en buiten staat de Reede van Marstrand te halen), door van uit Marstrand-B iord, zoodra de kerk van Kladesholm N 17° O. (NNO. | O.) open van de Skdrileja is, beW. Vdggen en dicht beO. Groen daar heen te sturen en vervolgens ongeveer N 25° O. (NO. t. N.) naar de ankerplaats. Bij nacht geleiden de sectoren wit sc/nfferlicht Stora Dyro, naar de Marstrand-Fiord en de lichten van Barlin en Eggskdr naar Kladesholm! De beste weg door de Paternosters is de Vanholm-Sund, die men van af het N. kan ingaan (met de hulp van een loods), door het kasteel Marstrand inéén te houden met de W.punt van Vanholm, waarop een steenen kaap is met schuine streepen. _ , Op deze ankerplaats, J mfll ZW. van Kladesholm, Reede van ...<,....«,» j , i • »,r i_ staat 14 tot 16 vadem water op klei. Men kan GrI*£L6U hier met O. en ZO. winden gemakkelflk wegkomen; harde winden uit zee veroorzaken hooge deining. Licht Barlin. Zie L.l. No. 63. MARSTRAND. 81 Paternoster. Van deze lage kale rotsen, onder en boven water, die zich ongeveer 5 mHl ZW. van het eiland liörn uitstrekken, ligt het ZW.einde 4J mfil N 274° O. {WNW. fW.) van het kasteel Marstrand. Zfi vormen de W.zijde van den ingang naar de Marstrand-Fiord en zijn zeer gevaarlfik; de onderlinge ligging kan men het best zien op de kaart. De meeste zijn boven water; op die, welke onder water zijn, staat altijd branding. Licht Paternosters. Op Hamnskdr. Zie L.l. No. 64. „ , De kleine reede van Marstrand, Marstrand. „ , , ... . ,' welke begrensd wordt door de eilanden Kóönx Klofverö en Marstrand, biedt een veilige en wel beschutte ankerplaats in 7 J vadem water op klei; het fis is hier nooit zoo zwaar als in den toegang naar Goteborg. Kolen en levensmiddelen zfin te verkrijgen. Er zijn twee toegangen: N. van Marstrand, Z. van kóöni waar minder water staat, 19 tot 21 voet en Z. tusschen Marstrand en Erholm, waar voldoende water is voor elk schip. De gevaren in de toegangen: een klip met 2\ vadem, 0.05 mfil van de NO.punt van Erholm, een klip 120 M. NO. van de ZO.punt van Marstrand, een droogvallende klip aan de O.zfide van de haven, worden aan de w., ae u. en ae w.znaen aangeduid door drfifbakens volgens het Zweedsche stelsel. (Zie Bfilage.) De Z.vaarweg vanuit de F iord naar de Reede, tusschen lollsharen en Erholm, biedt geen moeilijkheden, indien men zorgt 0.1 mfil van de NO.punt van Erholm te blfiven en overigens mid-vaarwaters tot op de ankerplaats tusschen de N.punt van Klöfeerö en den watermolen op Bakarholm. Aan de O.zijde van het eiland Marstrand staat bfi de stad, op een heuvel, 84 M. boven water, het kasteel Karlsteen, het 6 82 ZWEEDSCHE KOST. meest kenbaar landmerk van dit gedeelte van de Zweedsche. kust; met helder weer is het reeds op 20 tot 25 mül te zien en gelokt dan op een zeil. Dit kasteel en de vuurtoren van Skagen worden beschouwd als de N.lflke grenzen van het Kattegat. Stormseinen op den toren van het kasteel. Licht Marstrand. Zie L.l. No. 65. Op den W.hoek van het eiland Köön. Onderschept Z. van N 81° O. (O.) tot de haven door het eiland Marstrand. Licht Ramholm. Zie L.l., No. 66. (voor dwarspeiling). Tusschen en door de Paternosters zün naar Marstrand vele goede vaarwegen, maar de meestgebruikelijke is de MarstrandFiord, waarvan de ingang aan de N.züde begrensd wordt door de Paternosters en aan de Z.znde door eenige losliggende rotsen, de Krakan; in het vaarwater zijn 2 kleine vrüliggende plekken, waarop 3J en 4J vadem- water. De Krakébadan, 2i mijl N 160° O. CZ. t. O.) van den vuurtoren op Ilnninskür, wordt aangeduid door een rood drüfbaken met een afhangenden bezem boven een bal; om er van vrü te loopen houde men het kasteel van Marstrand tusschen N 83° O. (O. i Z.) en N 88° O. (O. f Z.) tot de Blakullen, een blauwachtige heuvel op Brattö, bi mfll beO. Marstrand, een weinig beN. het kasteel vrijkomt. Met schrale winden moet men niet verder naar binnen gaan dan de Blakullen en het kasteel inéén; den vuurtoren op Hamnskdr kan men tot op i mül naderen. BJj mooi weer kunnen schepen, om op een loods te wachten, overal in de fiord ankeren in 17 tot 19 vadem water, behalve op een langen rug den Hoeklan, van Marstrand jas&r de Paternosters, met 14 tot 15 vadem op onzuiveren bodem. Licht Stora-Dyrö. Zie L. 1. Xo. 67. Koerslicht voor de Marstrand-Fiord. Bij Elgö 2 mijl Ö.lijk in den binnenvaarweg naar Uddevallar ■ onbewaakte geleidelichten. Deze belangrijke stad ongeveer 34 mfll het land TJddevalla. in NQ yan Marstfana-% n.gt aan den spoorweg. Men kan er langs 3 Vaarwegen komen; de eerste, N.lük> uddevalla. 83 tusschen Orust en het vaste land, is slechts te bevaren voor schepen met 8 of 9 voet diepgang; de tweede, tusschen Orust en het eiland Tiörn, is zoo ingewikkeld en smal, dat schepen met meer dan 14 voet diepgang er niet in kunnen gaan; de derde door de Marstrand-Fiord langs den Z. en O.kant van liöm, heeft voldoende diepte om schepen van elke grootte toe te laten tot op 3 mijl van de stad; hier is het vaarwater versperd door den drempel te Sunningesund, waarover een geul met een diepte van 25 voet gebaggerd is; in de haven zelf staat 24 voet water. Groote hoeveelheden graan en nujnbalken worden uitgevoerd; Men kan hier herstellingen doen uitvoeren; een sleepboot is is beschikbaar. Tusschen de eilanden in de Marstrand F iord heeft men aan de Zuidznde van het eiland Zuid-Astol in 13 tot 17 vadem water een veilige stopplaats en een andere in 7 tot 8 vadem water aan de XO.znde van het kleine eiland Hdttan, 2^ mnl verder naar binnen. Schepen bestemd naar Uddevalla moeten zich voor de douanen aanmelden te Hdttan, waar ook loodsen te verkrngen zijn. Kleine schepen, bestemd naar Uddevalla', maken dikwijls gebruik van het smalle lastige vaarwater Zuidoost van Klofverö, Köön en Instö; op deze wijze ontloopen zy de hooge zee aan de buitenzijde. Op Kommissen, een rots aan de Westzijde van klofverö, staat een steenen baak met kruis en een zelfden steenen baak geeft de rots Skinnbroken aan. Lekskar In de iialo'*iord bezuiden Klofverö, tusschen de eilanden jRóVö, Hyppeln enz., is zulk een groot aantal eilandjes en riffen, dat, hoewel er voldoende diepte is voor de grootste schepen, niemand mag beproeven zonder de hulp van een plaatselijke bekende biet in te varen. Kleine kustvaartuigen gaan er door naar Kongelf en zelfs naar Göteborg, wanneer buiten te veel zee staat. Kleine onbewaakte geleidelichten, getoond te Ixkskdr, Salö, ^tff^tl,HaUsö, Riorkö, en \arholm. ZJj dienen om schepen binnendoor te geleiden van Marstrand naar Göteborg. Zie L.l. no. 68 t/m 74. Torrhoskar Dit rotseiland is door de afzonderlijke ligging, de roode kleur en een baken op den top, 19 M. boven water, zeer kenbaar van de talrijke eilandjes en rotsen 84 STORA KALFSüND. tusschen Marstrand en Vinga. De kaap is reeds te zien op 6 tot 8 mül. Aan de Noord- en Westzijde van het eiland zün 5 tot 6 losliggende steenachtige ondiepten, waarop 3 tot 9 voet water, ze zfln geen van alle meer dan i mül van de kaap af. De kaap, die men aan alle zijden kan passeeren, als men oppast voor de er om heen liggende rotsen, staat bü het vaarwater tusschen Hyppeln en Burö, dat toegang geeft naar de Kallo-Fiord, waar een heele vloot in 5 tot 8 vadem water kan ankeren; de toegang is nauw, maar er is voldoende diepte voor de grootste schepen. Bü hetzelfde vaarwater is: Licht Stora-Oset. Zie L.l. No. 75. Dit geeft Z. langs Knippla toegang naar de Stora-Kalfsund. Van de Kallo-Fiord kunnen kleine schepen, door een groot aantal vaarwaters tusschen de eilanden langs de kust, O.lfik naar den ingang van de Nordre-Elf (Noordrivier) gaan. Op den drempel van de Nordre-Elf staat slechts 7J voet water, maar van daar naar Ytterby en Kongetf 3 tot 7 vadem water. De laatste stad is 11 tot 12 mfll de rivier op gelegen, tegenover de Noordoostpunt van het eiland Hisingen, bü de scheiding van de Götha-Elf en Nordre-Elf. Baken Kalfö. In het vaarwater tusschen Ockerö en Biórkö de Stora-Kalfsund, staat bü den ZW. toegang naar de Nordre-Elf een roode kaap, 15 M. hoog, met als topteeken een Grieksch kruis op 45 M. boven water, zichtbaar op grooten afstand. De lichten Stufö (71) en Hallsö (72) geleiden in de Lille Kalfsund; de geleidelijn is niet opgegeven. De lichten Biórkö geleiden van het N. naar den N. toegang van de Stora-Kalfsund- De buiten (W.) zijde van den binnenvaarweg van Marstrand naar Vinga, wordt na het eiland Hyppeln o.a. gevormd dooide groote eilanden Ockerö en Hönö. Er is een toegang bfl het kleine eiland Lindholm NW.bjk van Ockerö, waar aan de binnenzijde in geval van nood een reede is in 7 vadem. Men gaat hier vandaan door de ingewikkelde Ockerö-Sund naar de Stora-Kalfsund. De diepte is 4 tot 6 vadem. VINGA. 85 Hönöhufvud, bn de ZW. punt van Hönö, is voor de Nederlandsche scheepvaart niet van belang. Licht Hönöhufvud. Zie L.l. No. 76. Vinea-Sund Gote1l)orSs*SkarSard» omvattende de uitgestrekte ° ' open ruimte tusschen de eilanden Hönö, Vinga en Brannö, vormt den ingang naar de Götha-Elf en de stad Göteborg. Een onderdeel is de eigenlijke Vinga-SunoV met de norden Dana, Hake en Rifö. In de Vinga-Sund tusschen de eilanden Buskdr en Böttö, ieder met een vuurtoren, is in 15 tot 16 vadem water op goeden hougrond een goede ankerplaats voor schepen, die tengevolge van Westen of Noordwestenwind niet naar buiten kunnen, of die naar Göteborg bestemd, tegenwind krijgen in het nauwe vaarwater tusschen de rotsen; zn' kunnen hier gemakkelijk een betere gelegenheid afwachten. Met een Zuidwéstenstorm krijgt men hier echter een hooge zee; wordt een schip óp deze ankerplaats hierdoor verrast, dan is het raadzaam door te gaan naar Rifö-Fiord, ongeveer 3J mijl naar binnen, beO. Böttö, waar een uitgestrekte reede is met 6 tot 8 vadem water op goeden hougrond, beschut tegen alle winden, groot genoeg om een geheele vloot te bergen. De beste toegang is Z.lijk van Vinga en W.lflk van Galbö, Kansö en Vargö. Vinga, W.lfik van genoemde eilanden, is | mijl lang van O. naar W.; Kokolm, er dicht bfl, is te bereiken over een, schipbrug. Licht Vinga. Zie L.l. No. 77. Loodsstation; bovendien een kruisboot 3 tot 4 mijl uit den wal. Telegraafseinstation. Stormseinen (zie Bijlage). IJsseinen op Vinga. Op korten afstand ZO. van den vuurtoren wor- uu vinga, . , , vuurtoren. Baken. ° den tegen een donkerroode piramide, 24 M. hoog, waar boven een stok met kleinen bal, ijsseinen getoond; West er van is een seinmast. m ZWEEDSCHE KUST. 1- IJs in de Sond. 2. IJs bn Varberg. 6 7 8 3. IJs in de Kongsbacka-Fiord. 4. IJs 'bfl Muntrand. 5. Ijs in het Oostelflke vaarwater van het Kattegat. 6. IJs bfl Halskdr., 7. IJs tusschen Vinga en Vitten. 8. IJs Z. van Vinga en tusschen Buskdr en Böttö. _ Bewesten de kaap op Vinga is een seinmast met Wegnemen van „ , , . "* ra, waaraan seinen worden gedaan met witte P ballen en met kegels wit met een zwarten ring. 1. Het TWncieJen-lichtschip is niet in station. 2. „ Lappe-Grund „ „ „ „ „ 3. „ Anholt-Knob „ „ „ „ „ 4. „ Svinbaden. ,4» ,, „ „ „ „ 5. . Skagen ,, ,, „ _ #6. „ Fladenbank „ „ „ „ { 7. De lichtschepen in het F'lint-Channel zfln T niet in station. iii VINGA-SÜND. .87 . Schepen kannen van het seinstation kosteloos inlichtingen krijgen betreffende wind en stroomen, voorkomend te 8 n. vm. in het FlintrChannel, te Skanör, Helsingör, Skagen en bij de Duitsche havens. Op de Oostpunt van het eiland Vinga worden van lichtopstanden 2 kleine onbewaakte geleidelichten getoond. Op Stora Vitten, | mijl O. van het eiland Vinga, een onbewaakt bliksemlicht in sectoren Zie L. 1. No. 78. Deze lichten geleiden op den weg benoorden Vinga en van daar naar hét licht van Böttö. Volgens Eng. Adm. krt. 196 geleidt de Z.grens van den witten sector over een bult met 1 vadem, afstekende van Vinga- lingar. licht Buskar. Zie L.l. No. 79. Op deze rots'O. van \inga. • Het van O. naar W. \ mnl lange eiland, lf mfll O.lijk van Vinga, ishet ZO.lijkste der -eilanden, die Van hönö afsteken en ligt aan de N.zijde van het grootscheepsche vaarwater. Buskar. Aan de N.zijde van den ZO.lijken witten sector liggen gevaren onder en bovén water. Aan de O.zijde van den hoofdvaarweg ligt Böttö 0,2 mijl Wilijk van Galtöhufvud. Kenbare punten: Stora Rös, een opvallende puntige rotsheuvel Op Styrsö, is soms zichtbaar op 12 mnl; Kansö-toren, op den top van Kansd, is een 9 M. hooge uitkijktoren, met schietgaten. De toren is gebouwd van roode klinkers op een graniet voetstuk. Op den top van Brannö is een wit steenen baak 4 M. hoog. Tot W. van de lün van Böttö naar Tistlarne, ongeveer N.-Z. 2i mijl N 302° O. (NW. i W.) van den vuurtoren van Tistlarne, staat 19 voet water. Op minder dan 0.1 mnl van deze kleine klip staat 4 tot 8 vadem water. Betonning. Aan de W.zijde een rood drflfbaken met afhangenden bezem boven een bal. . # Op Matskar i mijl N 125° O. (ZO.) van de buitenste Matskar. der Tjs£Zamerotsen staat een 6 M. hoog kegelvormig steenen haken zwart met witten band. Deze klip, met 2f vadem, ligt 1 mfll Z.lflk van Knaltarne. „,,. Matskar. Deze klip met 3 voet water, waaromheen het Matskarbadan. zeer steil is? ligt i miji ff 108° O. (ZO. t. O. * O.) van het baken op Matskar. Betonning. De bovengenoemde gevaren, bfl het begin van den binnen vaarweg naar Göteborg, worden aangeduid: de NW.zijde van Knaltarne door een rood drflfbaken met 3 afhangende bezems; de W.zflde van Matskdrsbadan door een rood drflfbaken met bol en afhangenden bezem. Op meer dan 2 mijl N 139°O. (ZZO.*O.) van den vuurtoren TISTLARN'K. 93 op Tistlarne ligt de Ytter- Vitten; 1 mijl N80°O. (O.) hiervan de Inre-Viten. Beide deze klippen onder water zijn aan alle kanten steil; met den geringsten wind staat er branding op. Ongeveer 3 mijl N 30° O. (NO. 5 N.) van de buitenste Tistlarne ligt het eiland Varö, aan het ZW.einde van de AsMm-Fiord, het scherenvaarwater naar Göteborg enz., dat voldoende diepte heelt om groote schepen voor de Rvfö-Iiord toe te laten. Men loopt dit vaarwater in beW. de Knaltarne, waar loodsen aanwezig zijn. De loodsen op Yttre-listlarne en Vrangè houden bn' nacht geen uitkijk. ' Dé volgende lichten worden getoond: Lichten Varö. Zie L. 1. No. 89. Aan de O.zijde van VaV6.M l Licht Rattaren. Zie L. 1. No. 90. Licht Knarrholm. Zie L. 1. No 91. De witte sectoren zijn pas veilig op betrekkelijk korten atstand van het licht. Licht Rifö. Zie L. 1. No. 82. Tusschen Tistlarne en Nidingen worden door de eilanden en het vasteland verschillende havens gevormd, van zeer veel nnt voor schepen met weinig diepgang, maar zij zijn door de vele rotsen onder en boven water, die tot 2 a 3 mijl van den wal uitsteken, moeilijk te bereiken. Men zal wel doen op dit kustgedeelte te zorgen het licht van Tistlarne wit, dus N.lijk van N 343° O. (N. J W.) te houden en het vaste licht van Sïdingen-Oost in zicht, dus O .lijk van N 144° O. (ZZO. 10.). . Dit rotsig eiland, slechts 4 M. boven water, ligt ai gen. ^ m^ ^ ^en waj yan va8te]and) 22 mnl N 153° O. (Z. t. O. i O.) van het eiland Vinga en ongeveer 48 mijl N 122° O. (ZO. J O.) van den vuurtoren op Kaap Skagen. Van den W.-, Z.- en O.kant steken riffen ongeveer | mijl uit; de N.zijde is vrij steil. 94 Z.LIJK SCHEREN"VAARWATER NAAR GÖTEBORG. Bovendien is er een klein afzonderlijk bultje, met 19 voet water, de Bredaberg, 1 mnl N174°0. (Z. *W.) van de O.punt. Betonning. Bfl Klockfoten, een rif aan de ZW.punt, in 13 vadem een roode belboei met bal; bfl de Lülelaiidklip: aan het O.einde een zwart-wit drflfbaken met bol. Licht Nidingen W. Zie L.l.No. 96. Aan de W.zflde van deze rots, ZW. van de Kungsbacka-Fiord, Licht Nidingen 0. Zie L. 1. No. 97. Vuurtoren Nidingen. De lichten N 52° O. (N61°0.) inéén Toeren beN. de Fladenbank- Het mistsein van schepen wordt beantwoord door 3 kanonschoten. Schepen, die benoorden Nidingen komen, moeten wel zorgen, de Grundabade te vermflden; de klip met 17 voet water, aan-. geduid door een rood drflfbaken, ligt 3^ mfll N 330° O. (N. t. W. f W.) van den Westelijken vuurtoren op Nidingen in den duisteren sector. 2 Mfll N 38° O. (NO. 1 O.) van den Oostelijken vuurtoren op Nidingen staat op de Bredaberg, op 0.8 mfll van Malö, maar 15 voet water; bovendien liggen nog andere plekjes met 3f vadem water, 0.8 tot 1.5 mfll van het W.lflk uiteinde van Malö Malö-Sund enz. Het eiland Malö, 2| mfll NO. van Nidingen^ zeer laag en kaal, kan men herkennen aan den vuurtoren en aan. 3 kleine steenhoopen, dichtbij elkaar op het hoogste deel; ook is er een reddingstation, waarin levensmiddelen, brandstoffen enz. geborgen zfln. Aan iedere zflde van het eiland is een goed vaarwater voor schepen, die naar de reeden gaan, welke door het eiland bescbut worden. Kaap HaUsund. Op den hoek van het vaste land, ^ dat de Oostzijde van het Oostelijke vaarwater, , „ s „. ™ ' Baak Ramno. vormt, staat een kaap, 18 M. hoog, met een vat als topteeken zichtbaar tot 12 mfll, het middelste beborde gedeelte is wit geschilderd. MALÖ-SUN'D. 95 Met deze kaap N 91° O. (O. t. Z.), loopt men bezuiden de Grundabade tot op f mijl W. van het eiland Malö, waarvan een rif £ mijl uitsteekt, zoodat men dan Noordelijk moet sturen N 69° 0. (0. t. N.) naar den ingang van de straat. Men stuurt vervolgens op 0.2 mül N. langs Malö en beZ. langs de drflfbakens, die de gevaren aan ZW. en ZO.-zflde van Lyngholm aanduiden, dan op de ZO.punt van Skdllands, O.lijk langs een wit drflfbaken aan de O.zflde van de van Risholm afstekende gevaren; vervolgens stuurt men N.lflk naar de ankerplaats Malö-Hamn. Voor den Z. toegang, de Varren-Sund, houdt men den lichttoren van Fiordskdr N 36° 0. (N 45° O.) (roode sector) open O. van Halleunds-Udde. Zoodra men Skallanes N 9° O. (N. t. 0. § 0.) peilt, stuurt men daar op aan W.lflk langs het kleine eilandje Ingolsbade, O.lijk langs het drflfbaken van Risholm en verder naar de ankerplaats. Men kan ook tusschen Nidingen en Malö N. 76° O. (0. i N.) midden-vaarwaters sturen, zorgende het baken op Halhund N68°0. (N76°0.) open Z. van Malö te houden, om zoodoende de gevaren bfl Malö (Bredaberg enz.) te vermijden. Soms stroomen door den sterken stroom in de Malö-Sund de boeien onder. Loodsuitkijk op Monster-Udae,niet bfl nacht. Licht Kale. Zie L. 1. No. 98. In de Malö-Sand zfln de reeden Klo-Fiord, Skaüa-Hamn, Monster. Sund en Varren-Sund. Klo-Fiord of Malö-Hamn, aan de W.zflde van het schiereiland Skalla, is te bereiken langs het vaarwater aan beide zoden van het eiland Malö en kan met alle winden van W. door N. en O. tot ZO. verlaten worden; er is hier zeer veel ruimte in 4£ tot 5* vadem water op kleigrond, waarover een soort zeéWier groeit, welke een zeer goeden hougrond vormt, indien het anker pakt. Om hiervan verzekerd te zfln moet men den noodigen ketting aan dek hebben, alvorens men het anker laat vallen. Deze baai biedt wel meer ruimte aan voor groote schepen dan de andere, maar de ingang is zeer smal. Licht Skallanaset. Zie L. 1. No. 99. 96 ZWEEDSCHE KUST. éÈt rtftftitia»"'. Aan de W»zïjde van de RJoWiord is tusschen de Monster-Stuxd. „ . . , , . .. .. . . Z.punt van Monster en een klein eilandje daar beO. een uitstekende reede voor schepen met een diepgang tot 14 voet. Deze moeten van het Noorden binnenloopen, omdat de Z.ln'ke ingang van de straat versperd wordt door een drempel, met 7 tot 6 voet water. JL ja Aan de O.zijde van het schiereiland Skalla vormt Skalla-Haven. . , , . een inham, loopende naar het Noordoosten, een uitstekende kleine haven met 3 tot 4 vadem water op moddergrond. Schepen, die hun ankers verloren hebben, kunnen zich hier bergen door aan den grond te loopen. Om te meeren zn'n in de rotsen aan beide zoden ringen aangebracht; de haven is echter zoo nauw, dat wanneer er een groot schip voor anker ligt, het nauwelijks ruimte genoeg heeft om rond te zwaaien zonder aan den grond te komen; bij Z. en ZW. stormen staat hier deining. Loodsstation aan de Oostpunt. Var en Su d ^n deze st/1'aat tusschen het eiland Malö en den hoek Halls» nd heeft men in 10 tot 12 vadem water een goede ankerplaats. Hoewel bij Zuidelijke winden, waarvoor de straat open is, een hooge deining ontstaat, verkiezen groote zeilschepen, wanneer ze genoodzaakt zn'n in deze buurt te stoppen, deze ankerplaats boven een andere in de omgeving, omdat ze hier gemakkelijk kunnen wegkomen. Kuilffsbacka- Deze tt0rd' in NN0" riohtinS ongeveer 7*iaijl ... ^ lang, biedt een uitstekende wijkplaats voor schepen, die om de Zuid bestemd zijnde, met tegenwind te kampen hebben. De toegang is tusschen den hoek Hdüsund, waarop de reeds genoemde kaap en Ndskrok, een uitspringenden landhoek, 5J mfll N 69° O. (O. t. N.) van de vuurtorens op Nidingen. Naar binnen gaande neemt de diepte in de fiord, van 14 tot 16 vadem bfl den ingang, af tot 12 en 8 vadem bfl de meest gebruikelijke ankerplaats, welke ongeveer 1 mijl N 104° O. (OZO.) van de kerk van Onsala is. De kerk, die bij den Westelijken oever, 4| mijl van af den ingang van de fiord, op een hoogte staat, is zeer kenbaar door de witte muren en het dak KUNGSBACKA-FIORD. 97 van roode pannen; West er van staat een kleine roode toren. Van deze plaats neemt de diepte af tot 4 en 6 vadem aan de Westzflde van het eiland Kalfö, en dan geleidelijk tot 2 vadem bij Passberget, een klip bijna aan het binneneinde van de fiord 7j. van de reede van Kungsbacka, waarop slechts 10 voet water; •de kreek naar Kungsbacka zelf is alleen bevaarbaar voor zeer kleine vaartuigen. Overigens is in de fiord goede hougrond, terwfll de deining bn een ZW.storm minder wordt naarmate men dieper de fiord ingaat; er is ook voldoende ruimte om met goed weer naar -buiten op te werken. Voor schepen, met minder dan 9 voet diepgang, is te Gots.kër, aan de Westzijde van de fiord, ongeveer 3 mfll binnen den hoek, een uitstekende plaats om te overwinteren; men kan hier ook water verkrflgen. Ulmo Baai Ongeveer in het midden aan de Oostzflde van de Kungsbacka-Fiord is hier in 4 vadem, op zandgrond, een uitstekende ankerplaats. Het vaarwater er heen, langs de Oostzflde van de fiord, is 7 tot 8 vadem diep. Schepen met 19 voet diepgang kunnen in deze baai ankeren, maar willen zfl van hier doorgaan naar de eerstgenoemde ankerplaatsen, dan kunnen alleen die met hoogstens 15 voet diepgang over de bank, die de verschillende eilandjes in de fiord verbindt, passeeren. Licht Fiordskar. Zie L. 1. No. 100. Aan de W.zflde van de Kungsbacka-Fiord, ongeveer f mfll NO. van de kaap op Hallsund. Wanneer de fiord door fls versperd is, wordt het licht niet getoond. Schepen, die naar binnen gaan, kunnen aan beide zijden van Nidingen passeeren, indien ze zorgen de reeds genoemde rotsen en ondiepten te vermijden en ook een bult met 3$ vadem water en een anderen met 5 vadem water, liggende ongeveer 2 mfll N 142° O. en N 148° O. (ZZO. | O. en ZZO.) van de kaap van Hallsund. BeZ. Nidingen gaande, is het merk voor de fiord: „de kaap van Hallsund en de kerk Onsala N 10° O. (N19° O.) inéén". 7 98 ZWEEDSCHE KUST. Als men in dit merk loopt, tot ongeveer 1 mfll van de kaap, moet men vervolgens den vuurtoren van Fiordskar aan B.B. brengen en een grooten witten steenhoop op het eiland Ramnö aan de andere zflde van het vaarwater een weinig meer naar binnen, aan S.B. houden; men moet mid-vaarwaters blijven tot men de kerk van Onsala tusschen N 328° 0. en N. 283° 0. (NNW. en WNW.) peilt, wanneer men kan ankeren in 8 tot 12 vadem water op zachte klei. Bü nacht stuurt men in den witten sector van Fiordskar ongeveer N13°0. (NNO.) vervolgens op 180 M. langs het licht en brengt dan den N.lijken witten sector ongeveer N199°0. (ZZW. i W.) achteruit. Loodsen van Monster of Varberg. Men moet niet N.lflker ankeren dan met de N.lflke gebouwen van het eiland N 295° 0. (N W. £ W.), omdat N.Ujker de hougrond slecht is. Tusschen Naskroken en den hoek Ringhals, 5 mfll Z. van de Kungsbacka-Fiord, vormt de kust een baai met verschillende eilanden; men heeft hier twee ankerplaatsen, een met 5 en 6 vadem op klei aan de O.zflde van Nordstö, het N.lflkste eiland, de andere, vrfl goed beschut, in 5 tot 3f vadem water op mooien zandgrond aan de ZO.zij de van Vendelsö, maar open voor ZW.winden, die bfl storm deining veroorzaken. Wanneer men van om de Zuid naar de laatstgenoemde ankerplaats gaat, moet men zorgen Rygas en Viten, ondiepten die bflna boven water uitsteken, te vermflden; bfl de geringste beweging van de zee wordt hun ligging aangeduid. Het is raadzaam tusschen de Zuid-Ledskar, een lage donkere rots, en den hoek Ringhals, ongeveer N 47° 0. (NO. t. 0.) naar binnen te sturen, tot men voorbfl Knarrsk&r is en dan N.lflk naar de aukerplaats. . In den ingang van deze baai, f mfll Z. van Ring- Bate-Fior . jg jQ ^ vadem water een ankerplaats, die evenwel bloot ligt voor W.winden. Meer naar binnen is de fiord zeer ondiep. Van 15 Aug. tot het einde van October op de punt van Krogstad 2 kleine roode geleidelichten. VARBERG. 99 Kloster-Fiord DeZe inham' onfi!*veBr 3 mijl meer om de Znid, hoewel te verkiezen boven Bate-Fiord, is ook open: voor W.winden; de beste ankerplaats is, ZW. van de Krahanrots, in 3 of 4 vadem water op klei en zand; meer naar binnen neemt de diepte af tot 3 en 4 voet aan den mond van de. Kloster-rïvier. Men loopt niet rechtstreeks naar de fiord, maar stuurt Z.langs het eilandje Prestskdr en N. langs Hampsholm N 45° O. (NO. f O.) tot op de ankerplaats ZW. van Krakan. Men kan dok meer naar.'binnen in 2 vadem, maar.moet dan O.lijker sturen. Water is verkrijgbaar van Lahalls aan de N. of van Arnas, aan de Z.zijde. Van de Kloster-Fiord tot aan Varberg liggen langs de kust op een breede ondiepe bank talrijke eilandjes en rotsen. Klaback, de buitenste van deze rotsen, vrij hoog en roodachtig van kleur, wordt aangeduid door een baken, een wit bord met schuine zwarte streep. Licht Klaback. Zie L.l. No. 101. Vreemden, die langs de kustvaren, moeten buiten dit gevaar langs gaan. De gevaren liggen in den rooden sector van Morup-Tange Zie L.l. No'. 104. Voor den toegang naar Varberg liggen: Kalkgrund, droogvallend, 1£ mfll N275°0. (WNW. f W.) van den vuurtoren op de Skrifvare rots; Ryggen, 2 bultjes, waarop 2| vadem water, f mijl N210°O. (ZW. i Z.) van denzelfden vuurtoren ; Skülklippan, een rots aan de Oostzijde van den toegang naar Varberg; Skrifvarklippan of Masten met 2 vadem, 350 M. X 137° O. (ZO. t. Z.) van den vuurtoren. Betonning. Aan de W.znde van den Kalkgrund een rood drijfbaken met 3 afhangende bezems; aan de ZO.zijde van Ryggen een rood drijfbaken met een opstaanden bezem boven een bal; aan de ZO.zijde van Masten een rood drijfbaken met opstaanden bezem onder een bal; 100 ZWEEDSCHE KUST. aan den O.rand van het kustrif van Skrifvare een drijfbaken met opstaanden bezem. Op Skalklippan een baken met driehoek. Verder naar de haven van Varberg drflfbakens met opstaande bezems aan B.B., een drflfbaken aan S.B.; N.lflk van den kop van het W.hoofd een roode spitse ton. Deze stad ligt 16 mfll N 136° O. (ZO. t. Z.) van Varberg. mdingen u± mfll N 350° O. (N.) van Morup-Tange. Door dammen wordt een haven gevormd, toegankelflk voor schepen met 13 voet diepgang. Langs de kaden, die met den spoorweg verbonden zfln, staat 13 voet water; men kan hier steenkolen krflgen in elke hoeveelheid en overvloedig levensmiddelen. Kleine herstellingen kunnen aan schepen en hunne werktuigen worden uitgevoerd; ook is een sleepboot beschikbaar. Stormseinen (zie Bijlage). De reede is gemakkelflk toegankelflk en biedt een veilige beschutte ligplaats voor schepen, tot 20 voet diepgang. Daar evenwel de" bodem steil afloopt is het hier met ZZW.wuiden, waarvoor de reede open ligt, veiliger dan met N. of NW.winden. Kleine schepen liggen bfl den steiger beter beschut door het kasteel. Het kasteel is een goed merk, waaraan een vreemde, zonder moeite, de haven kan herkennen. Licht Varberg. Zie L. 1. No. 102. Op de Skrifvarerots W. van de haven. Havenlicht Varberg. Zie L. 1. No. 103. Wanneer men 's nachts Varberg Zm*" nadert, geleidt het witte schüter- varberg. «*«*** —a— licht vrn van ae onaiepien nyggen en Masten aan bakboord en van de Skalklippor aan stuurboord; is men bfl het fort, dan moet men Noordelflk sturen en kan men ook in den rooden sector loopen. Wanneer men Varberg van het N. of W. nadert, moet men de kérk, waarvan het hoofdgebouw wit, en de toren zwart is, N 71° O. (O. f N.) een weinig Z. vrfl van het kasteel houden en in dit merk sturen tot binnen de Skrifvarerots, (waarop de vuurtoren en een wit huis met rood pannen dak, het loodsstation). MORUP-TANGJE. .101 Naar binnen loopende moet men aan. de zijde van het kasteel op i van de breedte van het vaarwater uit den wal blijven, zoodoende vermndt men de talrijke ondiepten en rotsen onder water die bij de Skrifvar«-to\a liggen. De ankerplaats is tegenover de stad op een ongein" ken bodem van grös zand. Komt men van om de Zuid, dan moet men uitknken naar de Eödskar, een donkerbuine rots onder den wal, 2f mnl Z. van het kasteel Varberg waarop een rood steenen baken met witten band; ZO. hiervan ligt een donkere rots, de Svartskar. Men loopt de haven van het Z. in door op voldoenden afstand van de gevaren den berg Trbnninge N 36° O. (NO.) ineen te brengen met de N.zn'de van het kasteel. Is men op 0.2 mijl W.lnk van Skülklippan, dan stuurt men N.lijker naar de ankerplaats of tusschen de tonnen naar de haven. Wanneer op de Skrifmre-rots een vlag geheschen wordt, kan men een loods krijgen, waait het echter te hard, zoodat geen boot naar het vaartuig kan komen, dan wordt het schip geloodst met behulp van een kleine vlag aan een paal. Schepen met meer dan 14 voet diepgang moeten tusschen de Skrifvarerots en het kasteel ankeren. Bij deze kleine stad, 9 mijl Z. van Varberg, Lyngenshavn. kunnen slechts schepen met hoogstens 11 voet diepgang komen; aan de Noordzijde van den toegang heeft men de Ugga, rots met baak, die men bij het binnenkomen, met den koers N 148° O. (ZZO.) ongeveer 200 M. aan bakboord moet houden; is men er een 400 M. voorbij, dan kan men het anker in 15 tot 18 voet water laten vallen. De Westzpe van de haven wordt gevormd door een rif met zeer weinig water, dat van den hoek Koggar uitsteekt. Tusschen Varberg en Morup-Tange, 11£ mitt ten Zuiden, is het uiterlijk van de kust geheel anders dan benoorden Varberg n.1. laag en dit blijft zoo tot aan de Sond; er zfln hier betrekkelijk weinig vrij liggende eilanden en ondiepten. Dit rif, met slechts 3 voet water, ligt 1* mijl uit Bergsrif. dg ongeveer halverwege tusschen Varberg en Morup-Tange, in den rooden sector van het licht van Morup-Tange. 102 ZWEEDSCHE KOST. Lichten Glommen. ZO.Ujk van het rif liggen, op 1$ mnl en minder uit de kust, losliggende plekken met minder dan 6 voet. De Westzijde, oprijzende uit 5 tot 6 vadem, is zeer steil. Aan de W.zflde een rood drflfbaken met 2 afhangende bezems. Aan de binnenzijde is onzuivere grond met verschillende bulten, waarop 5 tot 6 voet water» Licht Zie L. 1. No. 104. Morup-Tange. Op den uitstekenden landhoek. Bfl de boothaven ongeveer 1 mfll N. van MoruprTange van 1 Sept. tot 1 Mei een stel vaste roode ge/ geleidelichten van palen. • Morup-Tange. Bovendien een wit schitterlieht, zie L.l. No. 104*■ Lichtbruïboei Morup-Tange. 1.4 mfll W.lflk van den lichttoren een roode ton, toonende een rood schitterh&ht, iedere 3 sec. éénmaal. Deze bulten, met IJ tot 3 vadem, liggen | mfll W.lflk Skorren. yan ^orup-Tange in den witten sector. Betonning. Aan de W.zflde een rood drflfbaken met afhangenden bezem; aan de Z.zflde een drflfbaken met 2 afhangende bezems. Van Morup-Tange naar Falkeriberg loopt de kust ongeveer 4 mfll in Zuidoostelijke richting; het kuitrif, met 6 tot 12 voet water, steekt ongeveer J mfll van den wal uit, tot in 4 en 6 vadem; aan de kanten is het steil. Op dit gevaarlijke rif zfln verscheidene klippen bflna aan de oppervlakte van het water; een er van, de Stutarne, altijd te zien, wordt aangeduid door een 4J M. hoogen steenen lichtopstand, waarop van 15 Aug. tot 15 Mei voor de visscbers, een onbewaakt vast rood licht wordt ontstoken. Buiten het Stutarnerif, ligt in de onmiddellijke naSkottarif. bijheid van Valkenberg, het zeer steile Skottarif, met 5 tot 12 voet water, waar om heen 6 vadem water. Aan de ZW.zflde een rood drflfbaken met afhangenden bezem en bal. NO. van het Skottarif, Z. van het Melldtirif, dat van de kust uitsteekt, zfln nog eenige ondiepe plaatsen.' Het' Mellanrif steekt beW. de haven van Falkenberg een FALKENBERG. 103 mijl beZ. de kust uit en valt gedeeltelijk droog; O. er van is voor schepen met minder dan 12 voet diepgang een beschutte ankerplaats; de toegang naar de haven wordt aangeduid door drijf bakens. Deze kleine stad aan de Noordzijde van den a KenDerg. jDgang van den Atrarivier kan alleen bereikt worden door kleine schepen met behulp van een loods of een sleepboot. Den hoek Lastan aan den Oostelijken oever van de rivier kan men gemakkelijk herkennen aan de roode kaap met paal en vat, die 19 M. boven water uitsteekt. BeW. de ln'n der geleidelichten is op 2J mnl afstand van de havenhoofden een bult met 2 vadem. Betonning. Aan de W.zflde een drijfbaken met afhangenden bezem. Op de reede, \ mjjl beW. deze kaap, tusschen het kustrif en het Meüemrif staat 12 tot 15 voet water; het rif biedt goede bescfiutting tegen NW., W. en ZW. winden, hoewel, omdat eenige der rotsen onder water znn, soms eenige zee ontstaat. Door ZZO. en ZW. winden kan soms een lastige, maar ongevaarlijke deining ontstaan.' Aan den mond van de rivier wordt door 2 dammen een haven gevormd met 10 voet grootste diepte (In 1913 13 voet). Lichten Falkenherg. Zie L. I No. 105, 106, 107. Vreemden,- die de ankerplaats bij Falkenherg naderen of er heen willen, moeten zich van een loods voorzien. Loodsuitkijk bfl de haven; geen nachtdienst. Men kan van de ZO.zijde van het Skottarif vrn' loopen door de kerk van Stafsinge i streek bewesten de kerk van Falkenherg te houden, van de Zuidwestzijde loopt men vrij door er niet dichter bn" te komen dan met het steenen baak op de Marstenrots N 130° O. (ZO. i Z.) of met den vuurtoren op Morup-Tange N 329°0. (NNW.). Men doe wel te ankeren in 7 of 8 vadem met het baak op Marsten in de peiling N 115° O. (ZO. t. O.) en hier een loods af te wachten. Het baak op Lastan inéén met de Zuidoostelijke kerk van Falkenherg geleidt vrn van alle riffen naar de reede en den mond van de Atra. Bij nacht stuurt men ongeveer N31°0. (NO. | K.) inden 104 ZWEEDSCHE KUST. witten sector van het schitter\\n\ti en vervolgens N346°0. (N. |W.) in de lfln der roode geleidelichten naar de ankerplaats. De groene lichten geleiden kleine schepen naar den havenr toegang. Ma t ^ ^ m^ U^ deQ Wa^ ^ ^m^r3^ac^cen' 3$ Zvan Falkenherg, ligt de Marstenrots, die men altijd aan de Westzijde moet passeeren; hoewel het vaarwater aan de binnenzijde 4J vadem diep is, wordt het door een van de kust uitstekend rif zeer vernauwd. Baken. Op Marsten een wit steenen baak. Een steenachtige bult met 13 voet water ligt 1| mfll N 312/10. (NW. i N.) van het baak op de Marstenrots. (Zie blz. 102). Van Falkenherg naar het eiland Tylö, ongeveer 16$ mnl er bezuiden, kan men het vaste land tot op 2 mijl naderen. Zoo langs de kust loopende, ziet men eenige steenen bakens in den vorm van pyramides op de volgende heuvels: HimmelsKullen, Nyda, Varhergent, Smörstacken,- Steningeberg, Nymas en Wildsharadsherg. i Op Smörstacken is een kenbare boom; de kerk van Söndrum boven Tylö heeft een witten toren. Stensiö-Hamn. Bij deze haven, 3$ mfll N 129° O. (ZO. i Z.) van de Marstenrots, komen schepen met 9 voet diepgang achter de Fogelholmrots baksteenen laden. Men loopt als regel de haven van het N. in. Busörerif, 3$ mfll Zuid van Stensiö-Hamn. Betonning een rood drflfbaken met 3 afhangende bezems, ongeveer 1 mfll uitden wal. * Licht Tvlö. Zie L. 1. No. 108. Aan de W.zflde van het kleine ronde eiland, 12$ mfll ZZO. van Marsten, 0.3 mfll NW. van den hoek Tiufhal. Het licht wordt benoorden N 290° O. (NW. t. W. Tylö. $W.) tot aan de kust door een hoogen landhoek onderschept. Tylö-Grund. 1250 M. N 194° O. (ZZW.) van het eiland Tylö en op ongeveer denzelfden afstand van den hoek Trangen, HALMSTAD. 105 ligt een kleine steenachtige bult met 4 voet water, oprijzende uit 6 tot 8 vadem. Ongeveer 0.2 NW.Hjk van Tylö-Grund ligt een bult met 8 voet. Betonning. NW. van den bult een drijfbaken met afhangenden bezem; ZW. van Tylö-Gmnd een rood drijfbaken met 2 opstaande bezems. De baai bn den toegang, tusschen het eilandje Baai van Tylö en den hoek Höghalla, ruim 10$ mfll breed, Laholm of dringt beoosten deze lijn ongeveer 7$ mfll het Halmstad, land in met regelmatige diepten van 10 vadem en minder. Wanneer men door een hevigen W.lflken storm naar deze baai gezet wordt en men er moet ankeren, is de beste plaats in 8 tot 10 vadem; de diepte neemt naar den wal geleidelijk af. De bodem, klei met zand, vormt goeden hougrond, zoodat groote schepen met goed ankertuig, veilig een storm kunnen afrijden, hoewel er een hooge zee staat. Men moet evenwel een steenaclitigen rug, tusschen den hoek Höghalla en het Paarpsrif, Zuidelijk van Halmstad, vermijden. „ , , Deze stad ligt binnen den mond van de rivier Nissa, Halmstad. .. ... „ , , , „ , , ■ > 4$ mijl O. van den hoek Trangen; door het aanbrengen van dammen heeft men den toegang verbeterd. Er buiten is een golfbreker, die verbonden is met het O.Iijke hoofd en aan schepen, met 14 tot 15 voet diepgang, die daar achter willen ankeren, beschutting geeft. Groote schepen lossen of laden een deel van hun lading ter reede èn gaan op de haven als hun diepgang voldoende is verminderd; sleepbooten zijn altijd beschikbaar. Loodsen kan men op de buitenreede verkrijgen. Geen uitkijkdienst bfl nacht. Op de reede is een goede ankerplaats, in 4 tot 6 vadem water, maar blootgesteld aan Zuidwestenwinden. Kolen en levensmiddelen zijn te verkrijgen; kleine herstellingen aan romp en werktuigen kunnen worden uitgevoerd. Wanneer men naar de haven gaat, moet men Paarpsrif en „ , •• . , u * r wel zorgen vrfl te loopen van het rif, waarvan het NW. of buiteneinde met 11 voet water 1$ 106 LAHOLM-BAAI. mül N 177° O. (Z. $ W.) van den lichtopstand op den golfbreker en lf mfll uit den wal ligt. Op het rif, 1$ mül lang van ongeveer WNW. naar OZO. en 500 M. breed, staat 6 tot 11 voet water: Betonning. Aan de NW.züde een rood drijibaken met afhangenden bezem boven een bal. Het rif wordt van de Püarpsrots, die $ mnl uit den wal ligt, door een smal vaarwater met 3 tot 4 vadem diepte gescheiden. Behalve dit rif en de Tylö-Grund is de Laholmbaai vrfl van vrijliggende gevaren; alleen ligt ruim J mijl N125°0. (ZO.) van den golfbreker van Halmstad een ondiepte met 9 voet. Geleidemerk langs de W.zijde: de toren van het kasteel'HWmstéd N 16° O. (NNO. \ O.) open van den lichttoren op het W.hoofd. Licht Halmstad. Zie L. 1. No. 109, 110. Op het Westelijke einde van den golfbreker. Havenlicht. Op het WesteHjk havenhoofd. Geleidelichten. Bü de stad op lantaarnpalen. W^h Deze stad in het midden van de baai, 4$ mijl de Laholm. Lagarivier op, is, wegens den drempel voor de rivier alleen te bereiken door kleine vaartuigen met hoogstens 4 voet diepgang; schepen moeten op de open reede ankeren en daar hun lading overgeven aan booten en kleine lichters. Rif. Ongeveer lf mnl NW. van den toegang naar de Lagarivier, 1$ mfll nit den wal, een bult met 2} vadem. v Betonning. Aan de W.zijde een drijfbaken met afhangenden bezem. Bij deze plaats, in den Zuidelijken hoek van de Bastad' Laholmbaai, is voor schepen met 8 tot 10 voet diepgang in 3 vadem water een ankerplaats. Een naar den wal gerichte storm kan hier worden afgereden, omdat de kracht van de zee gebroken wordt door den geleidelfik oploopenden bodem. Grootere schepen ankeren in 5 tot 7 vadem op zand en klei ongeveer 1 mnl van het dorp, met de kerk N205°O. (ZW. t. Z.). Aan het Noordeinde van het voorgebergte op de Höghalla. Zweedsc]ie (jU8t) dat de Laholm- en SMtferbaaien HA LLANDS-VA DERÖ. 107 scheidt, ligt de kaap Höghalla; van- hier af rast de bergketen Hallands-Aa steil op, zoodat men die gemakkelijk op 20 a 25 mnl kan verkennen. Hallands-As en een andere bergketen, de Ktdlen, vormen op dit gedeelte der kust het eenige hooge land, en daar zfl evenwijdig, niet ver van elkaar loopen, is het mogelijk deze bergketens met elkaar te verwarren en op die manier de Skelderbaai benoorden Ktdlen in te loopen, inplaats van de Sond. Met het oog op deze overeenkomst noemen Oostzeevaarders Hallands-As meestal de Valschè'Sullen. Men kan deze vergissing ontgaan, door zich te herinneren, dat de keten van Hallands-As bestaat uit heuvels van eenige lengte, die geleidelijk naar beide zijden afloopen; de verhevenheden op de= Kullen zijn talrijker, met steiler hellingen. Ook kan men bfl het naderen van Hallands-As gemakkelijk de kerken van Hof en Wester-Kemtp{verkennen; terwijl de Kullen te herkennen is aan den vuurtoren aan de uiterste punt van het land, dat lager is dan het achter gelegen land, hetwelk op H mnl afstand 205 M. hoog is. De kust tusschen Kaap Höghalla en het ZW. liggende dorp Torekov is bezaaid met rotsen. Kallra ^l r^ met rotsen ^ekt, 3 mnl WZW. van _ Höghalla-udde, \ mijl uit den wal; ongeveer 1-J- ( 1 larstene). mijl N 193° O. (ZZW.) steekt een rif 0.4 mijl uit den wal. Betonning. Aan de N W.zflde van KaUran een rood drijf baken met afhangenden bezem; Aan de NW.zflde van het ZZW. liggende rif een rood drflfbaken met een afhangenden bezem onder een bol. Geleidemerk langs de NW.zflde der gevaren: de lichttorens van Vingaskar en Kullen N211°0. (ZW. $ Z.) inéén. Ongeveer $ mfli->ff 36° O. (NO.) van de Küllarstene is een afzonderlflk liggende plek, met 14 voet water. Torekov ^en £oed landmerk om deze goede boothaven van uit zee te verkennen, is de kerk met een breeden witten gevel en een spitsen toren staande aan het lage deel der kust. De rand van de kustbank, die ongeveer $ mfll beN. Torekov van den wal uitsteekt, wordt aangeduid door een rood drflfbaken met een bal en een afhangenden bezem. (Zie boven). 108 NOORD-TOEGANG NAAR DE SOND. Stormseinen (Zie bijlage). Reddingboot met vuurpijlinrichting. Loodsstation. Op li mijl beZ. Torekov, ligt op 750 M. uit den wal een plekje met 2| vadem, aangeduid door een rood drflfbaken met 2 afhangende bezems. Op korten afstand Noordwest van de kerk van Lichten Torekov. Torekov, op het rif een klein vast groen Vis- scherlicht. i, ^ Van palen 27 M. uit elkaar een stel van 2 roode Geleidelichten. , * ,. geleidelichten. Geleidelfln N 41° O. (NO. f O.). Hét rif is door een 150 M. langen dam, die als golfbreker dienst doet, aan den wal verbonden en geeft, bfl W.lflke winden, een goede beschutting aan kleine schepen en schuitjes. w 11 j t»j » Diteiland, bfl het voorgebergte van Tore&or, nallanas-VatterO. gn gedeeltelök bedekt metafgeknotte boomen, is moeilijk te onderscheiden, wanneer men van het NW. nadert; gezien van N. of Z. ligt het vrfl van den wal. Ongeveer i mfll W. en N. van het eiland steken banken uit. De ankerplaats aan • de binnenzijde van het eiland is van veel nut voor schepen, die het in den wind hebben en is ook een mooie wijkplaats. Zoo noodig kan er een geheele vloot ankeren en men ligt er veilig voor alle winden, behalve die van NW. tot NO., welke meestal vergezeld zfln van mooi weer en die van ZZO. tot ZW. Wanneer men in de straat in de buurt van de KaUarstene opwerkt, moet men de kust van het vaste land niet te dicht naderen en wanneer de lichttoren op Kullen inéén is met de Vingaskar over stag gaan. De W. en N.zflde van Hallands-Vöderö kan men tot op 1 mfll naderen, hoewel het met een N.lflken wind schijnt alsof op 2 mfll uit den wal hooge branding staat; de bodem is hier rotsachtig en ongelflk. BeZ. den hoek liggen beW. het licht van Vingaskar op 1 tot 2 mfll afstand riffen met 2 tot 4 vadem water. SKELDERBAAI. 109 Licht Hallands-Vaderö. Zie L.l. No. in. Aan de N W.zflde van het eiland. Schepen, die, van om de Noord komende, de ankerplaats achter het eiland Hallands-Vaderö willen gebruiken, moeten op de Vrenen aansturen, een kleine rots O. van Hallands-Vaderö, waarop een soort galg staat, wflzende met den arm naar het Oosten, om aan te duiden, dat men er beoosten langs moet gaan; de rots is 6 M. en het galgvormige baak 7$ M. hoog. Vingaskar, een mijl verder om de Z., een zadelvormige rots, is te herkennen aan den witten vuurtoren. Midden tusschen deze twee rotsen is de beste ankerplaats in 9 tot 10 vadem water op zand en klei met Vrenen N 322° O. (NNW. $ W.) of Torekov N114°0. (ZO. t. O.) en den vuurtoren van Kullen inéén" met het lage deel van Vingaskar. Deze" ankerplaats is beschut voor alle winden van ZW. tot NNW., hoewel men er soms last heeft van de deining; voor N. en NO.üjke winden ligt ze geheel open. Verder om de N. is de hougrond niet zoo goed; bfl Torekov is de bodem onzuiver, terwfll schepen, die daar geankerd zfln, bloot staan aan NW. winden, j Van het Westen of het Zuiden naderende, moet men op Vingaskar aansturen en dit eiland, met den golfbreker WZW. ervan,, op ruim 180 M. aan B.B. passeeren tot dwars van de rots, vanwaar men naar de ankerplaats kan sturen. Schepen met niet meer dan 7 of 8 voet diepgang vinden een beschutte ligplaats in de Kapelhaven, een kleine haven aan de Z.zflde van Hallands-Vaderö; zelfs in den winter kunnen schepen hier een storm afrijden, hoewel zfl bfl Zuidelflke winden een weinig last ondervinden van zee. Men moet er om denken, dat de stroom tusschen Torekov en Vaderö steeds tegengesteld loopt aan den stroom in de Laholmbaai. Licht Vingaskar. Zie L.l.No. 112. Op de rots, W. van Torekov. Schepen, die in de witte sectoren blflven, zfln vrfl van alle gevaren. Koïlingebaden, een kleine bank aan de N.zijde van de Vingaskar, wordt aangeduid door een zwart drflfbaken met bal. 110 SKELDER-VIKEN. Skelderbaai DC baai iS b^ d6n inganff tasschen HallandsVaderö ten NO. en Kullen ten ZW., 9 mnl breed en dringt 13 mfll ZO. naar binnen met diepten van minder dan 15 vadem. O.lflk van den hoek Soanhals, waar de Kullen begint, zfln de O.lflke en Z.lflke oevers laag. Wanneer schepen bft vergissing de Skelderbaai zijn ingeloopen, kunnen zjj bfl tegenwind niet anders doen, dan ankeren en een betere gelegenheid afwachten. Zn kunnen hier zelfs een NW. storm afrgden, wanneer zh" midden in de baai in 9 tot 10 vadem ankeren met de kerk van Jonstorp ongeveer N 211° 0. (ZW. $ Z.); de ankergrond is hier goed en de zee iets kalmer; terwfll de hougrond aan beide zflden van de baai minder goed is. ' Kleine vaartuigen, met minder dan 10 voet diepgang, kunnen op de Reede van Hals, zie hieronder, ankeren met de kerk van Jonstorp W. t. Z. (W.) en de kerk van Farhult Z.t. O. (Z.) Grytgrund, Bergströmsgrund, enz. Aan de O.zijde van de baai ligt 6 mijl van Torekov, op 0.8 mfll uit den wal, op een rif, een groep rotsen, de Grytsk&r. Ongeveer 1 mfll N 294° O. (NW. t. W.) hiervan ligt nog een groep klippen, de Külebaeks Torpabaden, van 3 tot 3J vadem water. Een mfll O. van Grytskar ligt de kleine Grytehamn met 8 tot 12 voet water, beschut door eenige rotsen 500 M. uit den wal. De Grytgrund, klippen met 2 voet en meer, liggen 0.8 tot 1.8 mijl van de Grytskaren; Bergströms-Grund met 2$ en 3 vadem, ligt nog ruim 1$ mfll verder .uit den wal. . De groep ondiepten, aan de O.zflde van de baai ■■■■■g beW. Grytehamn, wordt aan de NW.zflde aan. geduid door een rood drflrbaken met afhangenden * ' ' bezem boven een bal, liggende beW. het plekje met 3 vadem. Géleidemerk langs de W.zflde van bovengenoemde riffen: Het eiland Hallands-Vaderö N 333° 0. (N. t. W.i W.) open van den hoek Skaudde. Bfl het dorp Magnarp, een mfll ZO. van den hoek Veiby, kan men in 3 vadem op 350 M. uit den wal ankeren; de ankerplaats wordt door een 700 M. uit den wal stekend rif tegen Z. en ZW.winden beschut. de kullen. 111 Engelholm' Deze kleine stad' 2i "Ö1 de rivier de Sönne op, ^ ' die in den Oosthoek van de Skelderbaai uitloopt, kan men alleen bereiken met booten en lichters. Door dammen wordt aan den mond der rivier een haven gevormd, toegankelijk voor schepen met 6$ voet diepgang; schepen met groote^liepT gang moeten op de reede, open voor westwinden, blflven; de lading wordt verwerkt met lichters. Een ankerplaats is $ mfll uit den wal in 4 tot 5 vadem water op zand en klei, met den lichttoren N 75° O. (O. ■$ Ni^èn de kerk van Barkakra N 48° O. (NO. t. O.) Licht Engdholm. °P het Noordel«ke havenhoofd een beurtelings rood en wit licht. Aan de ZW.zflde van de baai is op de reede van Hals een losplaats, die geleidelijk oploopt en waar schepen, op 950 M. uit den wal, in 3 vadem op zuiveren zandgrond, kunnen ankeren. Bfl het Noordeinde van het Halsrif een zwart drflfbaken met bal. In het dorpje Arüd, ongeveer 5 mfll beO. het uiteinde van de Kullen, wonen visscherlieden, die goed op de hoogte zfln van de baai en de ankerplaatsen. De N. en W.zflden van de Kullen zfln steil; op 180 M. uit den wal staat 14 vadem water. Lichten Kullen. Zie la. No. 113, ih. Met dik weer moet men uiterst voorzichtig zfln bfl het naderen van de Kutten. Aan de ZW.zijde van de heuvelreeks zfln de Vostra- en Ostra-Kullen, 173 en 185 M. hoog. IJsseinen Dagseinen, over fls in den Noordelflken toegang tot de Sond enz., worden gedaan met een of meer zwarte driehoeken in de hoeken van een wit bord, dat zichtbaar naar het Westen is opgehangen aan een vlaggestok, Z. van den vuurtoren. 1. IJs in hef Oostelijk vaarwater van het Kattegat. 2. IJs in den Noordelijken ingang van de Sond. 112 ZWEEDSCHE KUST. a. De lichtschepen in het Flint-Channel zfln niet in station. 6. Het Lappegrund lichtschip is niet in station. c. Het Svinbaden lichtschip is niet in station. d.» Het .FÏacZew-lichtschip is .niet in station: De nachtseinen worden gedaan door middel van een rood licht in het midden en een of meer witte lichten in de hoeken van het bord. TWEEDE AFDEELING. DE SUND (SOND). VAN DE KULLEN EN DEN HOEK GILBIERG TOT DE PUNT? VAN FALSTERBO EN DEN HOEK STEVNS. HOOFDSTUK I. ALGEMEENE OPMERKINGEN. De Sund (Sond) is de smalle straat, die het Deensche eiland Seeland van Zweden scheidt en de Oostzee verbindt met het Kattegat en de Noordzee. De Noordelijke ingang wordt begrensd door een ltin van de Kullen of Koll aan de Oostzijde, naar den hoek Gilbierg, aan de Westzijde, terwijl de Zuidgrens gevormd wordt door de lfin, die kaap Stevns op Seeland verbindt met den hoek Falsterbo, De Sond, van Noord naar Zuid 60 mnl lang, is op het smalste gedeelte, tusschen Helsingör (Eïslnöre) en Helsingborg ruim 2 mijl breed; de diepte bedraagt van 4 tot 20 vadem. In het nauwe vaarwater bij den Noordelijken ingang is de diepte zeer onregelmatig van 10 tot 23 vadem. Schepen, die de Sond van om de Noord aandoen, moeten er wel om denken, met dik weer de Hafs-Kullen, de buitenste of meest naar zee gelegen punt van de Hallandsbergen aan de kust, Oost van het eiland Vaderö, niet aan te zien voor de Kidlen; is het laatste punt voldoende verkend, dan geven het witte schitterliaht en het kleinere roode en witte licht hier en het groepbliksemïïcht op Nakke-Hoved, aan de W.zhde, voldoende 8 114 DE SOND. leiding naar den toegang van de Sond, waar men 13 vadem water vindt op zand en meer naar binnen op klei. Binnen de Kullen neemt de diepte eenigszins toe, maar neemt weer af, wanneer men meer nabn de banken ter hoogte van den hoek Gilbierg komt, terwijl men in het nauwe gedeelte van de Sond onregelmatige diepten vindt met 16 tot 20 vadem water. In de Sond zijn slechts twee natuurlijke havens, — nJ. Kopenhagen en Landskrona, — beide zijn uitstekend; men kan evenwel de geheele Sond bezuiden het kasteel Kronborg beschouwen als een groote reede, in het bnzouder het Noordelijke deel bn Helsingbr (Elsinöre). Wie niet met de plaatselijke omstandigheden bekend Loodsen. ^ mQet eeQ l(H)dg nemen) daar deze door zfln kennis van stroomen enz. dikwijls slaagt het schip naar binnen te brengen, terwijl schepen, die geen loods nemen, verplicht zn'n buiten een goede gelegenheid af te wachten. De beste loodsen verkrijgt men aan de Deensche kust te GiUeleie, Hornbek en te Helsingör; die van de beide eerste plaatsen brengen de schepen alleen naar Helsingör, terwijl die van Helsingör (meestal te vinden op korten afstand benoorden die stad) de schepen ook door de Sond brengen naar de Oostzee. Ook kan men loodsen krn'gen ter hoogte van Hoganas, van het Svinbaden-lichtachip en te Helsingborg. Een stoomloodsboot, kruisende tusschen het Svinboden lichtschip en Viken, verschaft loodsen voor het Flint-voarwater. Van om de Zuid komende, kan men loodsen krggen op de lichtschepen Falsterboref en Drogden. Tengevolge van de ondiepten bezuiden Kopenhagen kunnen slechts schepen met niet meer dan 23$ voet diepgang de Sond doorgaan. Voor de diepte in het Flint-vaarwater wordt opgegeven 24 voet; voor het Drodgen-vaarwater 21 voet. De groote hoeveelheden water, die van de EuroStroomen. peesche hooglanden naar de Oostzee afvloeien en zich vandaar door de Sond in het Kattegat storten, veroorzaken een bijna voortdnrenden Noordelijken stroom in het eerstgenoemde vaarwater. Met kalm weer heeft deze stroom een snelheid van 1 a 1$ mijl; de verandering in snelheid hangt af van de richting en de kracht van de doorstaande winden. Zoovermeerderen winden, beoosten NO. en bezuiden ZW. de snel- STROOMEN. 115 heid; winden tusschen NO. en N. zoowel als die tussehen ZW. en W. hebben meestal weinig invloed; bfl krachtige winden daarentegen van Xoord tot West wordt het water teruggedrongen en ontstaan er zelfs Zuidelijke stroomen. Het is niet noodzakelijk,: dat deze winden ter plaatse doorstaan; men krijgt dezelfde uitwerking, wanneer, eenige dagen achter elkaar die stormen over de Noordzee jagen. In dit geval .bemerkt men den Zuidgaanden stroom het eerst langs de Zweedsche kust, waar in den regel de Nooidgaande stroom zwakker is dan aan de Deensche zijde; die stroom komt dan evenwel niet verder dan den hoek Kronborg, waar bn' ontmoeting met den Noordgaanden stroom een rafeling ontstaat. De Oostzee heeft de natuurlijke neiging haar water naar het Noorden te doen afvloeien en het is dus waarschijnlijk, dat er een onderstroom in die richting blijft gaan, terwijl aan de oppervlakte een Zuidgaande stroom is. Natuurlijk hebben de zon en de maan invloed op de waterbeweging, maar alleen met zeer kalm weer kan men, aan eenige duimen hoogteverschil met het gewone peil, bemerken, dat er een weinig vloed of eb doorstaat; het getij is evenwel nooit zoo sterk om een verandering van stroomrichting te veroorzaken. Wanneer het voorkomt, dat er aan de Deensche kust een Noordgaande stroom is en aan de Zweedsche zijde een stroom in tegengestelde richting, dan wordt de scheidingslijn duidelijk aangegeven door een rafeling in het midden van het vaarwater, van af de Noordzijde van het eiland Hven. Zelfs met den gewonen stroom uit het Zuiden, is er dikwijls een kleine rafeling tusschen dezen en den zwakkeren stroom langs de Zweedsche kust; om dezelfde reden ziet men soms een lichte rafeling dicht bij den hoek Kronborg langs den rand van den Lappe-Grund. \ Op korten afstand van den hoek Kronborg loopt de stroom het hardst, soms zelfs met een snelheid van 4 a 5 mnl en de hoek is daarom zeer steil. Zeer dicht bij den hoek is een «eerstroom,. welke door roeibooten gebruikt wordt om den hoek te ronden; kleine zeilbooten, die tegen den wind moeten opkruisen, maken er ook gebruik van, indien zjj goed bezeild en zeker zijn goed over stag te kunnen gaan, anders is het een gevaarlijke manoeuvre, want als de boot aan den grond raakt is zij Onherroepelijk verloren. De N.gaande stroom zet van den hoek Kronborg (waar zij 116 DE SOND. het sterkst is) over naar de Zweedsche kast in een richting iets benoorden Palsjö; de stroom verspreidt zich vandaar over de geheele breedte van de Sond, gaat dicht langs den hoek Ellekilde op den Deenschen wal en trekt met vrij groote snelheid over de ondiepten Kulla-Gunnarstorp en Svinbaden. Binnen den Lappe-Grund, en op de reede van Hornbek is de stroom veel zwakker. De Zuidgaande stroom volgt den loop van het vaarwater tot. den hoek Kronborg en trekt vandaar sterk naar den hoek Knaehaken, 2 mnl Z. van Helsingborg. De visscherlieden van de kust noemen gewoonlijk den Noordgaanden stroom „De Stroom", in verband met het geregeld voorkomen en den Zuidgaanden stroom het „Getff', omdat deze stroom meestal van hooger water vergezeld gaat. Door onder den wal te houden, voornamelijk langs de Zweedsche kust, en óp die manier den hevigen stroom te vermijden, kunnen schepen zelfs met tegenwind en tegenstroom de -Sond binnenloopen, maar om dit te doen heeft men beslist de hulp van een loods noodig, of men moet zeer bekend zijn met alle in het vaarwater uitstekende ondiepten. HOOFDSTUK IL VAN KULLEN NAAR KOPENHAGEN EN DE OOSTZEE. DE ZWEEDSCHE KÜST TOT EN MET HELSINGBOEG. Van Kullen tot Viken, op een zandigen hoek, is de knst laag, daarna loopt zij op tot bij Helsingborg. Het strand is steil en witachtig van kleur, b|j Kulla-Gunnarstorp modderachtig. De meest kenbare punten 800: Höganüs met de schoorsteen en der kolenmijnen Ryd; de kerk met toren van Vasby ; de witte kerk met het roode dak van Viken; het kasteel Kulla-Gunnarstorp, met in de nabijheid een molen ; ten slotte de ruïne van den vierkanten toren yan Kiirnan, juist boven de stad Helsingborg. Een Zweedsche stoomloodsboot met loodsen voor de Sond en de Oostzee kruist tusschen Kullen en Viken. Langs dit deel der kust heeft men de volgende kleine havens enz.: Mölle. Voor deze kleine boothaven, met 10 voet water, op f mijl bezuiden Kullen, ligt een rif, aangeduid door een rood drntbaken met een afhangenden bezem; kleine schepen met niet meer dan 8 voet diepgang kunnen hier achter eenige beschutting vinden. Stormseinen. Lich Möü ^ emde van het havenhoofd op 4$ M. boven water een klein vast licht wit met rooden sector; de laatste van N 103° O. tot N 136° O. (OZO. tot ZO. t. Z.) geeft den vaarweg naar het haventje aan. Bn de kleine haven met ongeveer 6 voet water en er ' een steenen hoofd, waar booten langs kunnen liggen, IJ mijl ZZO. van Mölle, worden, wanneer visschers op zee zijn, 2 kleine geleidelichten getoond. 118 de sond. Een goede boothaven, met 4 a 5 voet water, een Nyhamn. m^ zzq yan rjerj,aOTW) WOrdt gevormd door een rif, dat naar het Zuiden uitsteekt. Tusschen Mölle en Viken steekt van de kust een bank ongeveer 1 mft"l uit, waarop aan. den rand verschillende gevaren. De meeste der buitenste zfln bebakend. Gaddébörif. De rif, waarop 3 voet water, het Noordelijkste van een rij gevaren, die dit gedeelte van de kust omzoomen, ligt op korten afstari*d van Lerhdmn. Skarsbaden. Deze groep klippen met 4 voet water, aan de zeezijde steil, aangeduid door een rood drijfbaken met afhagenden bezem, ligt li mijl Z. van het Gaddébörif, bijna \ mfll van het strand. Mölle-Grund. Deze bult, met 12 tot 15 voet water op bijna een mijl uit den wal, aangeduid door een rood drijfbaken met 2 afhangende bezems, ligt halverwege het Sinnbaden-lichtscïap, dat op ruim 3 mnl N 178° O. (Z. \ W.) van het drflfbaak met één bezem ligt. Jungnasbaden. Deze klippen met 8 voet water, een halve mijl N 26° O. (NO. t. N.) van het lichtschip, worden aangeduid door een rood drijfbaken met een afhangenden bezem, onder een bal. Seinbadan. Deze bank met maar 2 voet water aangeduid door een rpod drijfbaken met 3 afhangende bezems, ligt 2 mijl X 160° O. (Z. t. O.) van het Jungnasbaken. Grolle-Grund. De beschrijving van deze bank en de ondiepten er bezuiden volgt later, (bladz. 120). Lichtschip Svinbadan. Zie L.l. No. 115. Wanneer er loodsen aan boord zn'n, wordt bij dag aan de gaffel een wit en blauwe vlag getoond; bij nacht een wit licht. Sturen schepen een gevaarlijken koers, dan wordt een schot gelost. Men moet het lichtschip steeds aan de Westzijde passeeren en, er benoorden zijnde, zorgen het niet Westelijker te peilen dan Z171° O. (Z.); er bezuiden zijnde zorge men het niet Westelijker te brengen dan N 338° 0. (N. t. W. i W.), waardoor men vrfl zal blflven van alle gevaren, die hier bfl de Zweedsche kust liggen. ZWEEDSCHE ZIJDE. 119 Deze stad ligt ongeveer 7 mnl Z. van Kutten; Höganas. er ig een havenhoofd, waarlangs aan de Oostzijde 10 tot 12 voet water staat. Op de reede, open voor NW.winden, is in 2 tot 3 vadem op fijn zand met klei een goede ankerplaats. De toegang wordt versperd door ondiepten, aangeduid door bakens volgens het Zweedsche stelsel. De gebaggerde geul naar een nieuwen aanlegsteiger wordt aan de N.zijde aangeduid door roode bakens, de Z.zflde door zwarte. Bh' het Z.deel der stad een 16 M. hooge Baken Höganas. paal met SCIM>renfin top een vierkant zwart bord, waarboven een vat. Om naar de haven te loopen, brengt men op 2 mnl afstand 4e kerk van Vdsby N 74° O. (O. f N.) ineen met het baken, waardoor men N. langs de zwarte drijf bakens van de Ramnbaden gaat. Is Östra-Hogkullen N 356° O. (N. | O.) ineen met den eersten hoek, N. van Höganas, dan stuurt men N.ljjk naar de ankerplaats. Bh' nacht stuurt men in den witten sector van het licht. Loodsen voor de haven en voor de Sond zijn hier te verkrijgen. Geen nachtdienst. Reddingbootstation. Licht Höganas. Zie L. 1. No. 116. Bij deze kleine boothaven met 5 voet, ongeveer Xerberget. ^ myi Zuidelijk van Höganas, op het Noordelijke havenhoofd van 1 September tot 1 November en verder zoo noodig een klein vast groen licht. De geul over de kustbank W.lflk van Lerberget, O.lflk van de Sillören, is betond. Bfl dit groote visschersdorp, ongeveer 2 mfll van Viken. Leroergi staat in de boothaven, tusschen 2 hoofden, waarlangs kleine schuitjes kunnen liggen, 8 voet water. Licht Viken. Zie L. t No. 117. Van een witten lichtopstand, 4 M. hoog, op 7$ M.- boven ^vater een vast licht. De kustbank, een mijl N. van Viken, binnen de Svinbadan, 420 DE SOND. wordt aangeduid dooi' een rood drflfbaken met 2 opstaande bezems. 1 •• < i<»« . W'''j,' Deze steenachtige ondiepte, met 3 voet Innne-Grund. min8te water_ 700 m. van het strand, ligt | mijl Z. van Viken. Aan de N.zijde een rood drflfbaken met een afhangenden bezem. „ , I • Op deze gevaarlijke smalle bank, lf mfll N172° O. Qrolle-Grund. ,„. , , , XTTI7 „„. (Z.) van de kerk van r»«en, van NW. naar ZW., f mijl lang, staat 6 tot 15 voet water. Een rood drflfbaken met een bal onder een afhangenden bezem geeft de N.zflde aan. Op deze Zuidelijkste der vrij liggende banken Kulla Gunnars- , ., ■, . i «« , , (17 langs de kust, f mnl uit den wal, staat 4 voet torp-Grund. iwt$ Bij de vlakte, die NW. er van uitsteekt, ligt een roode belboei met afhangenden bezem. Bfl fls een rood drflfbaken met bezem onder een bal. Het Hittarprif met 10 voet water ligt aan de Zuidzijde van den Ktdla Gunnarstorp-Grund. De gevaren beZ. Viken liggen O.lflk van de lfln Haken, de O.punt van Heen, N 157° O. (Z. t. O. £ O.) open van den hoek Kronborg. Zij liggen in den Z.lijken witten sector van Viken en in den sector V. en D. licht van Helsingborg. Z.lflk van Hittarp zfln tot Helsingborg geen vrflliggende gevaren; de 5-vademlfln ligt 0.3 tot 0.7 mfll uit den wal. De kust loopt vanaf Viken in ZZO. richting over een afstand van 6$ mfll tot Helsingborg en is nu hooger, dan op het eerst beschreven deel. Bfl deze stad is een kunstmatige haven gemaakt Helsingborg. d001, 2 dammen, die, aan weerszijden van den toegang, van den wal uitsteken in Noordwestelijke en Zuidoostelijke richting en daaraan evenwfldig loopen. De N.dam steekt voorbfl den Z.dam. Tusschen den Noordelijken dam en de kust is een oppervlakte 630 M. lang en 150 M. breed met ongeveer 22 tot 23 voet water, Tusschen den Zuiddam en den wal is een oppervlakte 415 M. lang bfl 150 M. grootste breedte, met 18 voet water. ZWEEDSCHE ZIJDE. 121 De oude haven in de stad, tegenover den ingang tusschen de hoofden, is 180 M. lang, 90 tot 140 M. breed en 22 tot 14 voet diep. Er is een droogdok 84 M. lang, 13 M. breed bfl den toegang met 16 voet water op dén drempel. Licht Helsingborg. Zie L. 1. No. 118. 100 M. binnen het uiteinde van den N.havendam. Havenlicht Helsingborg. Zie L.l. No. 119. Geleidelichten. Zie L. 1. No. 120. Tdegraafbakenlichten. BeN. de stad op driehoekige bakens met ronde topteekens 80 M. N61°0. (ONO. iO.) van elkaar een stel van 2 roode vaste lichten. Een 2e stel nog een mijl N.lijker, witte bakens met ruit, 150 M. N 62° O. (ONO. i O.) van elkaar, toonen groen V. en D. licht (10-4). Stormseinen. Loodsen komen ter reede aan boord. Redding station. • Om de haven van Helsingborg in te loopen, brengt men, na zich verkend te hebben o.a. aan den Karnan toren, den haventoegang N 5° O. (N. t. O. i O.) op 0.3 mfll afstand en stuurt naar binnen, wel lettende op den sterk trekkenden stroom. B}j nacht stuurt men met de groene geleidelichten N10°O. (N. t. O. | O.) ineen naar den toegang. IJssein n I)a9seinm< omtrent het ijs en de lichtschepen in de Sond en de toegangen, worden gedaan met één of meer zwarte driehoeken, die men ophangt in de hoeken van een wit bord, dat met de voorzijde naar het Westen staat bn het loodsstation op den N.dam van de haven. 1. IJs in Bet Oostelijk vaarwater van het Kattegat. 2. IJs beoosten Heen. 122 DE SOND. 3. Ijs bewesten Even! 4. IJs in het Flint-Channel. a. De lichtschepen in het Flint-Channel zijn niet in station. b. Het Fahterboref-lteht&chip is niet in station. c. Het Swnoarfen-lichtschip is niet in station. d. Het Jïodew-lichtschip is niet in station. Nachtseinen worden gedaan met een rood licht in het midden van het bord en een of meer witte lichten in de hoeken. Bfl de stad is een scheepsbouwwerf en machinefabriek, waar stoom- en zeilschepen hersteld kannen worden. Schepen, die de haven aandoen voor het innemen van levensmiddelen of kolen, zfln vrflgesteld van havenrechten. DE DEENSCHE KUST TOT HVEN. Wanneer men de Sond van om de N. binnenkomt, steken de helder groene hellingen en beukenbosschen hier, gunstig af bfl de donkere heuvels aan de Zweedsche zflde. Op dezen wal zfln, beginnende bfl het dorpje Güleleie met zfln spitsen zwarten kerktoren, vele kenbare punten en verschil-; lende kerken, in het bflzonder die van HornbSk met een hoogen toren en ook de witte vuurtorens op Nakke-Boved, waarvan alleen de W.lflke in gebruik is. Van Nakke-Hoved neemt het land in hoogte af naar den molen bfl Dronninge, is zeer laag bfl de Hornbakbaai, neemt in hoogte DEENSCHE ZIJDE. 123 toe tot.bfl den. hoek Ellekilde, waar weer eenige met bosscben begroeide heuvels zn'n, om daarna weer af te nemen van het hotel Marielyst naar den lagen hoek Kronborg. Als kenbare punten heeft men verder den windmolen van Nordskov op een hoogte; bfl Hellebak een groote gele fabriek met een blauw dak, waarbij een aantal roode huizen voor de werklieden; ten slotte het kasteel Kronborg met zfln torens, men kan dit kasteel al op een afstand van 12 tot 14 mfll verkennen en het schijnt dan in het midden van de Sond te liggen. De Noordelflkste punt van Seeland, 11$ mfll Hoek Gübierg. N 21QO 0 (ZW ^ z^ yan Kldleni is een kale steile rots, 33 M hoog. Binnen de 10-vademlfln, die hier 2 a 3 mfll uit den wal ligt, steekt een breede vlakte van zand met rots en gruis, waarop onregelmatige diepten, 2 mfll af van de kust. Ongeveer Noord van het dorpje Güléleie, f mfll Oost van den hoek, ligt een rfl bulten, die als het ware een bank op de bank vormen; het zfln van af den wal: de Vesterland-Grund met 8 voet water, de Bqunehöj-Grund met 13 voet water, de Smidstrup met 13 voet water, de Ostindiefarer-Grund met 12 voet water en op ongeveer 2$ mfll N 340° 0. (N. t. W.) van de kerk van Gilleleie, een bult met 19 voet water, aan de N.zijde aangeduid door een lichtschip. Lichtschip GiUeleie-Flak JST. Zie L.l. No. 121. N. van den Ostindiefarer-Grund ligt een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. Geleidemerk. Men kan 500 M. beW. de eerste 4 gevaren langs gaan door de kerk van Blistrup N213°0. (ZW. iZ.) open W. van de kerk van Smedstrup te houden. Op dit rif, ongeveer 1$ mfll N 59° O. (ONO.) van _ f de kerk van Gilleleie, staat op de ondiepste plek Grund. „ „ . . ... XT „ , . . * 9 voet water; op $ mfll N. en Z. hiervan staat 3 en 3$ vadem water. Een roode spitse ton met bezem ligt 180 M. NNO. van de ondiepste plek. Haven van Deze kleine haven, waarin 10 voet water, midden „.,. , . tusschen de hoeken Gübierq en Nakke-Hoved, ié Gilleleie. , * ~ ' . aan den spoorweg verbonden; de toegang is tusschen 2 havenhoofden. 124 de sond. Ton. Aan de O.zflde van den vaarweg, 0.1 mnl van den baventoegang, een teitte stompe ton met afhangenden bezem. T. , Op den kop van het N.lijke hoofd van een paal, Lichten . ,. , . ' _.„ , . een vast licht, groen naar zee en tmt over de Gilleleie. , haven. Op den kop van den nieuwen dam een klein groen licht. Tusschen de hoeken Gilbierg en Nakke-Hoved is op 250 M. uit den wal een smalle rug, waarop 3 tot 5 voet water; in de geul, die dezen rug van den wal scheidt, staat 9 tot 11 voet water; de rug loopt lang de geheele kust tot aan den Lappe-Grund. Tusschen Gilbierg en Kronborg ligt de 5-vademlflh van de kustbank 1$ tot \ mfll uit den wal. Licht Nakke-Hoved. Zie L.-l. No. 122. Nakke-Hoved. Fleske. Dit kleine rif, waarop 3 voet water, ligt dicht beO. den vuurtoren op Nakke-Hoved; ongeveer l\ mfll ïï 115° O. (ZO. t. O.) er van ligt op 720 M. van het strand het Klidderetrif, waarop 10 voet water. Vülingeback. Bfl dit visschersdorp steekt een 300 M. lang havenhoofd uit; aan het uiteinde staat 9 voet water, maar Noordelflk van het hoofd is een ondiepte van 8 voet water. Deze kleine boothaven met slechts 6 voet water, Hom aK. j.gt ^ bewesten den hoek Ellekilde. Van 1 Augustus tot 15 Mei een klein vast groen licht en een klein licht in sectoren wit en groen. t n Deze bank met onregelmatige diepten van Lappe-Grund. 6 tot g vadem water, loopt in Noordelijke richting van af den hoek Kronborg evenwijdig aan de kust. Midden op de bank zfln de overblijfselen van een oud vestingwerk, aangeduid door een witte stompe ton met afhangenden bezem, in 14 voet water. Aan de N.zflde licht het lichtschip, terwfll de O.zijde wordt aangeduid door de volgende roode spitse tonnen: DEENSCHE ZIJDE. 125 De N. ton, met een opstaanden bezem, liggende O. van het N.einde van de Bank .in 3£ vadem water. De NO. ton, met 3 opstaaden bezems, liggende in 25 voet water, ongeveer 650 M. ZO. van de N. ton. De O. ton, liggende in 27 voet, 450 M. ZO. van de N. ton. De Z. ten, met 2 opstaande bezems, liggende in 28 voet 540 M. Z. van de O. ton. 180 M. beoosten de lijn der tonnen staat 5 vadem water. Lichtschip Lappe-Grund. Zie L.l. No. 123. Men moet het lichtschip niet te dicht naderen, daar door den sterken stroom gevaar voor aanvaring bestaat. Inlichtingen over den toestand van het ijs worden desgewenscht verstrekt. Loodsen voor Helsingör, reede en haven, zn'n aan boord beschikbaar, zoolang de toestand van het ijs dit toelaat. Wanneer het lichtschip niet in station is, wordt op de batterij te Kronborg op 6 M. boven water van een ijzeren lichtopstand een vast rood licht getoond, zichtbaar tot 9 mfll. Houdt men dit licht N 190° O. (Z t. W. f W.) inéén met het licht van Kronborg, dan loopt men beoosten vrfl van den Lappe-Grund. Wanneer men het licht van Nakke-Hoved vrfl houdt van den hoek Ellekilde, of het hooge land bfl den hoek Gilbierg vrfl van Nakke-Hoved, loopt men beN. den Lappe-Grund in 6 tot 8 vadem water op geel zand; met het Noordwesteinde van het eiland Hoen open beO. den hoek Kronborg, loopt men er aan de Oostzflde langs. Bij opwerken zijn deze merken van zeer veel nut. De Lappe-Grund wordt door een 14 tot 18 voet diepe geul gescheiden van den hoek Kronborg, meer naar het Noorden neemt de diepte tusschen de bank en den wal toe tot 3$ en 4 vadem; in deze binnenste geul vinden bfl Zuidelijke stormen kleine schepen, die door slecht weer van de reede verdreven zfln, eenige beschutting en ook zulke, die, hoewel ze in het stillere water achter de bank tot bfl den hoek Kronborg hebben opgewerkt, niet in staat zfln dien hoek te ronien. Licht Kronborg. Zie L. 1. No. 124. Van den X.lijken toren van het kasteel. 126 DE SOND. Erosboig BeZ. Hven wordt het licht van N 337°0. tot N 349° O. (N t. W\ W. totN.iW.) door het eiland onderschept; de ZO. toren onderschept het licht in de richting N 5° O. (N t. O. } O). Stormseinen.' Telegraaf bakens. Op 1 mnl beN. Kronborg geven, even als op de Zweedsche kust, 2 stellen telegraafbakens de richtingen der onderzeesche kabels aan. Het Noordelijke stel is wit met ruitvormig topteeken en toont groen V. en D. licht (2-2), richtingslijn N 242° O. (WZW. i W.). Het Zuidelijke stel bestaat uit 2 ijzeren masten, ieder met een witten bal; zg toonen rood V. eh D. licht (2-2). Men mag niet op of tusschen de kabels ankeren. Dienten den ingan£ van de 8taat mid-vaarwaters 12 tot 14 vadem water op blauwe klei; bij de Zweedsche kust neemt tusschen Kullen en Viken de diepte van 11 tot 12 vadem snel af terwijl de bodem verandert in grind, grof zand en soms steenen met gruis. In de lfln tusschen den hoek Ellekilde en Viken vindt men tot in 16 vadem blauwe klei. Oretvisten. Bovengenoemde diepte neemt naar binnen toe tot 20 en 25 vadem in een smalle diepe geul aan de Zweedsche zijde van het vaarwater. Bn' Palsjö loopt deze geul meer in Zuidelijke richting op Kronborg aan en eindigt mid-vaarwaters beN. het kasteel. . Deze geul met diep water is bfl mistig weer van zeer veel nut; de bodem bestaat uit grof zand met schelpen en steenen en men vindt denzelfden grond tusschen de geul en den Zweedschen wal, terwfll aan de Westzijde fijn zand met zwarte spikkels gevonden wordt. In het Nauw neemt de diepte naar beide zijden, maar het meest naar de Zweedsche zflde, snel af. ZEILAANWIJZINGEN. 127 .Moet een zeilschip met Oostelijken wind naar "eUr ■ de Sond opwerken, dan is het raadzaam den aanwijzingen. Zweedschen wal te honden en te letten op de bovenbeschreven merken, waarbn' men vrfl loopt van de bn' de kust liggende gevaren, die bovendien door bakens worden aangeduid. Houdt men het Oostelflk uiteinde van het eiland Hven inéén met den hoek Kronborg, dan gaat men beW. al de ondiepten, die beZ. het SWwöadew-lichtschip liggen. Dit lichtschip en de tonnen, die de gevaren bn' de Zweedsche kust dekken, zullen binken van zeer veel nut te zn'n. Loopt men met een Westelijken wind de Sond in, dan moet men onder'den Deenschen wal de hoeken Kronborg en Odinshöj N 131°O. (ZO. $Z.) inéén houden, totdat men Nakke-Hoved N 264°0. (W. iN.) peilt, waarna men N 117° O. (ZO. iO.) koers kan veranderen op den Kdrnan toren, bn' Helsingborg, en den vuurtoren van Nakke-Hoved buiten den hoek Ellekilde houdt; men gaat dan NO. van het Lappe-Grund-hchtschipfitotdat men het geheele eiland Hven vrfl ziet van den hoek Kronborg, waarna men eerst N171°0. (Z.) en dan N182°0. (Z. t. W.) kan sturen en den hoek Kronborg moet ronden. Met een ruimen wind de Sond ingaande, kan men 3 mfll West van Kullen passeeren en dan N 151° O. (Z. t. O. f O.) sturen tot de vuurtoren van Nakke-Hoved N264°0. (W. J N.) gepeild wordt. Men moet dan, den Deenschen wal houdend, Oostelflker sturen, maar er op letten, dat men niet te ver ingezet wordt, zoodat dc vuurtoren op Nakke-Hoved achter den hoek Ellekilde komt, voor men het eiland Hven Oostelflk open van den hoek Kronborg heeft; men kan dan N182°0. (Z. t. W.) • sturen en wanneer de wind krachtig genoeg is, om den stroom te overwinnen, kan men dicht langs den hoek Kronborg houden om bfl Helsingör verbinding met den wal te krflgen. Met helder weer en een ruimen wind kan men zonder moeite ook bij nacht de Sond inloopen. De lichten van Kullen, NakkeHoved, Lappe-Grund, Kronborg en Helsingborg geven goede leiding; het is evenwel met het oog op de onzekere richting van den stroom beslist noodzakelijk herhaaldelijk door een kruispeiling de juiste plaats van het schip te bepalen. 128 DE SOND. Zoolang men dan N.lftk van het (SwMoacton-lichtschip is, mag men de Zweedsche kast niet naderen binnen de verbindingslijn van dit lichtschip met het licht van Kallen. Is men het lichtschip voorbfl, dan houdt met het achteruit N345°0. (N. $ W.) inéén met Kullen tot men Nakke-Hoved N 264° 0. (W. i 2ï.) peilt en verder kan sturen als bij dag. Wanneer het noodzakelijk is, op het lood te varen, bijv. bij dik weer of sneeuwjacht, moet men zich herinneren, dat men langs de Zweedsche kust een groven grond vindt, en langs de~ Deensche kust fijn zand. De Zweedsche kust mag men in niet minder dan 10 vadem naderen, voor men zeker is beZ. bet Hettarp-rif (bfl KullaGunnarstorp) te zn'n, waarna men hier in 6 vadem mag komen; de Deensche kost mag men in niet minder dan 9 vadem water naderen. Schepen, die in de Hornbakhaai ankeren, moetenden Kürnan. toren niet binnen den hoek Ellekilde brengen. Deze baai is de gebruikelijke ankerplaats voor schepen, die op een gunstigen stroom of wind moeten wachten, en is daarvoor zeer geschikt, temeer om dat men hier loodsen kan verkrijgen. Kleine schepen vinden aan de binnenzijde van den LappeGrund, in 3 tot 4 vadem water op zandgrond, tegenover de voorstad van Helsingör een goede ankerplaats. Reede van ^ ^et *c^ezen van een an^e,,piaats op de uitgett -i • j! strekte reede van Helsingör moet men met ver° ' schillende omstandigheden rekening houden, te weten het jaargetij, den wind, het weer, den vermoedelnken duur van verblijf en het aantal schepen ter reede. Men moet bijzonder oppassen niet tegen een ander schip aan te diijven; dit gebeurt hier zeer vaak en volgens de Deensche wet, moet een schip, dat tegen een ander voor anker liggend schip aandrijft, de geheele veroorzaakte schade betalen. Een goede ankerplaats is op de Diskenbank waar de hougrond zoo taai is, dat het soms bijna onmogelijk is het anker thuis te krn'gen. De beste ankerplaats is in 4 tot 5 vadem water met hét hooge land van Kxdlen N 343° 0. (N. f W.) open Oost van den hoek Kronborg; men kan hier altijd gemakkelijk onder zeil HELSINGÖR. 129 gaan, indien andere scbepen dit niet verhinderen. Schepen, die hier een storm, meestal vergezeld van harde stroomen, afa-flden, zfln echter, meer dan op andere plaatsen van de reede, blootgesteld aan aandrijving. Met een Z.lij ken wind van om de Zuid komende is deze plaats evenwel het meest aan te raden, men heeft voldoende ruimte om naar de ankerplaats te gaan en van andere schepen vrfl te blflven. Van het Noorden komende met een Noordwesten storm en, aooals dikwflls .voorkomt, met een harden Zuidgaanden stroom, moet men dicht langs den hoek Kronborg houden, Waar men bedacht moet zfln op valwinden, daarna langs den wal in kalmer water met minder stroom loopen tot voorbfl Snekkersten, waar men in 6 tot 8 vadem op goeden hougrond een uitstekende ankerplaats vindt, beschut tegen Noordelijke en Westelflke winden; schepen kunnen hier ook een Zuidelflken storm afrflden en indien zfl van hun anker weggeslagen worden •onder zeil gaan om de Noord. Vele schepen willen echter niet zoover Z.lijk liggen en ankeren liever tusschen de Disken en de haven in 11 tot 15 vadem water; de hougrond is bier echter slecht. De Noordgaande stroom loopt in deze baai met groote snelheid, welke toeneemt wanneer men bfl den hoek komt, waar zfl zoo hevig is, dat schepen, die metdenwindeenweinigbeO.de stroomrichting (bflv. ZO.) onder zeil gaan, verplicht zfln over stuurboord slaags te vallen. Het kan dan voorkomen, dat ze te weinig ruimte hebben om vaart te loopen en bfl den wal ■overstag te gaan en ook niet bfltflds voor den wind om kunnen gaan, ten einde vrfl boven den hoek te komen, zfl Zfln dan verplicht weer te ankeren en komen in een zeer gevaarlflke positie dicht bfl het strand, niet in staat om zonder hulp van ■den wal weg te komen. Eveneens is het te betwflfelen of schepen, die hier ankeren, in staat te zullen zfln boven den hoek Kronborg te blflven wanneer zfl met een Zuidelflken storm, den gevaarlflksten wind hier ter reede, van hun anker geslagen zouden worden of verplicht waren het anker te laten slippen om een aandrflving te voorkomen. Enkele schepen ankeren het liefst in het Nauw tusschen Helsingör en Helsingborg in 10 tot 12 vadem in het bflzonder, wanneer die reede vol schepen ligt; die ankerplaats is echter ''s nachts zeer blootgesteld aan aanvaring van langsgaande 9 130 DE SOND. schepen en ligt open voor de NW.winden, die soms krachtig doorstaan. Schepen, die van hun anker geslagen worden, hebben bh een wind beO. Zuid veel moeite om boven den hoek Kronborg te blhven, maar kunnen dan gemakkelijk de haven van Helsingör binnenloopen. Helsingör Deze Stad is een der &r00t8te handelsplaatsen in ,ui • •• ■> * Denemarken. De kleine haven, gevormd door een (JSlsinore.) , ,„ , ° 300 M. langen golfbreker, die vanaf den wal bezuiden den ingang, in ONO.richtiug voorbij de Noordzijde van den ingang uitsteekt, zoodat men in ongeveer WZW.lflke richting de haven moet ingaan, bestaat uit 3 gedeelten, waarvan het Oostelijke het grootst en het diepst is, met 25 voet water» Om op de haven te komen moet men dicht langs het Zuidelijke wit gekalkte hoofd, waar het diepste water isr houden. Men moet niet te vroeg zeil minderen, omdat men niet door den stroom op de bank, die van de vestingwerken bij de Noordzijde uitsteekt, gezet zal worden. Is men dwars van het havenhoofd, dan moet men zoo vlug mogelijk de zeilen innemen. Er zfln 2 droogdokken, het eeneis 103 M. lang, bij den ingang 13.5 M. breed en op den drempel 14 voet diep; het andere is 115 M. lang, bfl den ingang 16.5 M. breed en op den drempel 18 voet diep. Er is een patenthelling, welke gewichten tot een maximum van 750 ton kan ophalen; alle herstellingen kunnen worden uitgevoerd en alle mogelijke behoeften zfln te verkrijgen. Om kolen in te nemen, waarvan steeds een groote voorraad aanwezig is, gaat men langs de steigers. Men mag, wegens de veranderlijke stroomen en neerstroomen, niet trachten de haven zonder loods binnen te loopen. Lichten Helsingör. Zie L.l. No. 125, 126. _ Bfl dag een zwarte bal, bfl nacht een rood licht Havenseinen. T°.. ... , , , ; ., naar buiten schijnend, onder het zuider hoofdlichte Verboden de haven in te loopen. Bfl dag 2 zwarte ballen, bfl nacht een rood licht naar binnen schflnend: Verboden de haven te verlaten. HELSINGÖR. 131 Loodsen, die schepen kannen brengen naar al de Deensche en Zweedsche havens in de Sond, zfln hier verkrijgbaar. Voor vervoer en andere diensten op de reede zn'n vletterlieden tegen vastgesteld tarief beschikbaar. Sleepbooten en bergingstoomers. Tijdsein. Zie Bijlage. Weerbericht. Bij het havenkantoor op het hoofd worden dagelijks de weerberichten betreffende het Kattegat, de Zweedsche knst en de Oostzee getoond. Stormseinen op Kronborg. Windseinen. Zie Bijlage. ftuarantain Vóór schepen verbinding mogen hebben met den wal, moeten zij zich melden bn' het quaran. taine-station aan de uiterste punt van het havenhoofd; het is ten strengste verboden dit na te laten. Voor langdurige quarantaine kan men naar Kyholm, aan de O.kust van Samsö, worden gezonden. j Alleen in langdurige, strenge winters wordt de Sond bedekt met ijs en dit duurt dan meestal zeer kort, omdat de stroom in het vaarwater het ijs breekt en een open geul maakt; soms wordt bij den hoek Kronborg het ijs belangrijk opgekruid en het ijs uit de Oostzee veroorzaakt in de lente ook groot ongemak aan de schepen ter reede van Helsingör, want meestal vult het de baai bezuiden Kronborg en verspert den ingang naar de haven. Wanneer drijfljs verwacht kan worden, zullen de schepen wel doen op de Diskenbank te ankeren, waar zij goeden hougrond hebben en vanwaar ze het gemakkelijkst kunnen weggaan. IJss inen Ongeveer Januari en Februari wordt de toestand van het ijs in de naburige vaarwaters aangeduid 182 DE SOND. door luiken voor de vensters van het loodsgebouwtje op den Z.dam. d o .ba. «. IJs in het Oostelijke vaarwater van het Kattegat. f. IJs in het Laesö-Bende. g. IJs in den 'Noordelijken ingang van de Groote Belt. h. IJs in den Zuidelijken ingang van de Sond. Wegnemen van Lichtschepen. Boven op het loodsstation is een mast met ra, waaraan de volgende seinen worden gedaan: a. Het /Skaten-lichtschip is niet in station. b. Het ZVraJeZew-lichtsehip is niet in station. c. Het Anholt-Knob lichtschip is niet in station. d. Het Drootfm-lichtschip is niet in station. De loodsen geven verder alle inlichtingen betreffende n'senz., terwnl het seinstation op Kronborg kosteloos antwoordt op seinen omtrent andere lichschepen of lichtboeien. VERVOLG DEENSCHE KUST. Zuid van Helsingör en Helsingborg blijft er een groot verschil bestaan in het uiterlijke aanzien der beide tegenover elkaar liggende oevers, hoewel in minder mate dan benoorden het Nauw; de Zweedsche kust wordt langzamerhand lager, geheel DEENSCHE KÜST. 133 zonder bosschen, terwfll de Deensche kust tot aan Kopenhagen versierd is met boomen. Van Helsingör tot Snekkersten' ligt langs de kust een smalle bank, waarop steenen; Zuid van Snekkersten wordt de bank breeder en vormt bfl het dorp Nivaa de vlakte van dien naam. Hier ligt de 4-vademlfln 2 mfll uit den wal, daarna wordt de bank weer smaller tot bfl Vedbak, waar de 4-vademlfln 360 M. uit den wal ligt; dan wordt de bank weer breeder en vormt de vlakte van Torbak, bestaande uit zuiveren zandgrond bfl het dorp van dien naam. Bfl dit dorp, dat voornamelijk door visschers bewoond wordt, kan men in het binnenland het Koninklijk buitenverblijf met park, de Hermitage, zien liggen. _ ,, Deze boothaven, met 8 voet water, gevormd door Snekkersten. , f, .. . , ... „™. „, . .. hoofden, ligt 1 mnl ZW. van Helsingör. Op het Zuiderhoofd van 15 Aug. tot 15 Mei een klein rood vast licht. . Dit dorpje, li mfll Zuid van Snekkersten, heeft ^ ° ' een kleine boothaven met ongeveer 8$ voet water. Op den kop van den Z.lflken golfbreker op 3,5 M. boven water van 1 Augustus tot 1 Mei een rood vast licht. Betonning. Aan de N.zflde van de gebaggerde geul een rood drflfbaken met bezem; aan de Z.zflde een wit met stroowisch. _ , . . Dit dorp, ongeveer li mfll Z. van Espergierde, Humlebek. c• „. , , , „ , heelt een haven, gevormd door 2 dammen, waarin 7 voet grootste diepte. Tusschen Elsinöre en Humlebek wordt gedurende de maanden September, October, November, de Oostzflde van de plaats, waar vischnetten uitgezet zfln, aangegeven door middel van joonen met groene vlaggetjes, de W.zflde met witte vlaggetjes, liggende in 7 vadem water. Schepen mogen dus niet binnen deze joonen komen. N.Jflk van Humlebek mag men niet beW. de lfln Helsingör en Kronborg-pynt N 25° O. (NO. t. N.) inéén ankeren. SI tt n Deze boothaven, met 9 voet water, ligt ongeveer li mfll ZZW. van Humlebek. Van 1 September tot 31 Maart op den Zuiddam een vast licht in sectoren rood en wit. 134 DE SOND. Kleine vaartuigen gaan, om den stroom te vermijden, dikwijls dicht onder den wal over de vlakte van Nivaa; zn' kunnen hier ankeren in 3 tot 3$ vadem water met den Zuidelijken hoek van het bosch te Hegn N 272° O. (W. t. N.) ■ Bij Rongsted is een houten havenhoofd en men ontsteekt lichten wanneer een stoomboot verwacht wordt. Bfl Vedbak is een steenen havenhoofd; aan den kop staat 9 voet water. Wanneer een stoomschip verwacht wordt, ontsteekt men op den steiger kleine lichten en geeft zoo noodig seinen met een misthoorn. . Te Vedbak wordt van 2 rood en wit horizontaal ti 't\r k gestreepte kapen, die de richting van den ° telegraafkabel aanduiden, bfl nacht een stel van 2 vaste roode lichten getoond, zichtbaar tot 9 mfll. Bovendien wordt onder het hooge licht nog een wit licht getoond, zichtbaar tot 12 mfll. De vlakte van Lous, met 4 tot 5 vadem water op zuiveren zaudgrond, ligt 2 mfll uit den wal dwars van Vedbak. De loodingen er om heen zfln onregelmatig, terwfll tusschen de bank en den wal 6 tot 7 vadem water staat; het ondiepste gedeelte ligt in de Ifln van de Frelser-\ev\L, de hoogste en Oostelflkste kerk van Kopenhagen, inéén met het douanekantoor, ook een zeer hoog gebouw. Dwars van Nivaa een roode. spitse ton met één bezem Betonning. eQ een zelf(je ton met zwart;en stok; beN. Lom-Flak Nivaa- en een gwarte bakenton; langs de O.zflde van Lom-Flak Lous-Fla . een roode Spitse ton met 2 bezems, een spitse ton met zwarten stok; een roode spitse ton met 3 opstaande bezems. DE WESTELIJKE VAARWATERS. Het eiland Hven, dat nader beschreven zal worden, verdeelt de Sond in 2 vaarwaters, waarvan het O.lflke het diepst, het W.lflke het breedst is en den kortsten weg naar de Oostzee vormt. Dit laatste vaarwater is ook beter beschut tegen de heerschende winden en biedt overal in matige diepte een uitmuntenden ankergrond; men moet dan ook steeds dit vaarwater kiezen, tenzfl Z.gaande schepen onder zeer bflzdndere, zelden W.Ï.IJK. VAARWATER. 135 voorkomende omstandigheden, het O.lijke vaarwater in hun voordeel vinden, omdat de Z.gaande stroom hier eerder begint en later eindigt dan in het W.lijke vaarwater. Maar ook met een X.gaanden stroom kunnen schepen het voordeeligervinden het Oostelijke vaarwater te gebruiken omdat de stroom hier nooit zoo sterk is, als langs de Deensche kust. Wanneer sehepen in het Oosteln'ke vaarwater opkruisen, moeten zn' de ondiepten, die ZW. van Landskrom.zijn en waarheen de stroom trekt, "vermijden. In het geheele Westelijke vaarwater kan men de ondiepten langs den wal op het lood naderen, maar men moet er aan denken, dat groote schepen, die in de ATïtwa-baai opkruisen, om de .ZVïpaa-bank te vermijden het kasteel Kronborg niet beO. X. 14°0. (NNO. \ O.) mogen brengen. Schepen met grooten diepgang moeten ook de in het vaarwater liggende steile rots met 26 voet water op 2$ mfll N 242°0. {WZW. \ W.) van den vuurtoren van het eiland Hven en het ondiepe gedeelte van de vlakte van Lous vermijden. Alle schepen moeten voldoende ruim buiten het Torbak-rifgaan. Bfl Torbak steekt een zandige vlakte, met 2$ tot 3$ vadem water, ongeveer 2 mijl uit den Deenschen wal; aan de Oostzflde ligt in 4$ vadem water: LicMbeïboei Torbak, een roode ton, toonende iedere 15 sec. een schittering van 5 sec. duur (5—10). Met de lichten van Prövesten N 187° O. (Z. t. W.fW.) inéén, loopt men in 23 voet water beO. langs het Torbakrif, Bfl Torbak van 1 Augustus tot 1 Januari op het Noordelijke havenhoofd een klein groen licht, bovendien kleinere lichten op den steiger. Bfl Skovshoved een klein rood licht; bfl Hellerup een klein groen licht. Deze haven tusschen den hoek Skov en Kopenhagen °' heeft 16 voet diepte. Men kan hier petroleum en andere voor Kopenhagen bestemde licht ontvlambare zaken lossen. De.toegang is 24 M. breed. Lichten. 2 Kleine roode lichten op lantaarnpalen, 35 M. uit elkaar, geleiden N 258° O. (W. i Z.) inéén Daar de haven. De lichten worden niet ontstoken wanneer men niet op de haven kan komen. 136 DE SOND. Kopenhagen-Beede. De hb°tT *esc*™™ strekt (Kjöbenhavn.) Z1C\ t0t V00rjb» den hoek ^ Ult' vandaar. wordt zn smaller en vormt met de Stubben een bank, welke in Noordoostelijke richting van den wal tegenover de Tre-Kroner uitsteekt, een schaar, het SkadeDiep. Schepen, die vanwege hnn diepgang niet over den drempel aan de binnenzijde van deze schaar, waarop slechts 12 voet water staat, kannen gaan, moeten het licht op Tre-Kroner beW. N 216° O. (ZW.) houden. Betonning. Aan het NO.einde van de Stubben een roode spitse ton met 2 opstaande bezems, in 22 voet water; aan de O.zflde 2 roode tonnen, waarvan de N.lflke 1 en de Z.lflke 2opstaande bezems heeft. Groote schepen moeten beO. de tonnen langs gaan en indien zfl op een loods moeten wachten om hen naar Kopenhagen tebrengen, zullen zfl tusschen de tonnen van Stubben en den Middel-Grund op en neer houden, waarbij ze aan beide zflden in niet minder dan 4 vadem water mogen komen. Het is voor een vreemde niet verantwoord, zonder de hulp van een loods Kopenhagen binnen te loopen. De vaarwaters zfln betond, volgens het algemeene Deensche stelsel. Schepen zullen wel doen op de bovengenoemde plaats te wachten, totdat ze een loods aan boord hebben. De reede wordt begrensd door: ten N. de lfln van Torbekhaven, over Torbek lichtboei naar Saltholm-Flak NO. lichtboei; ten O. de lfln van Saltholm-Flak NO. lichtboei langs de W.kust van Saltholm naar de Z.punt; ten Z. de lfln van de Z.punt van Saltholm over het Drogden-lichtschip en de Aflandshage roode spitse ton naar de kust in de richting van de Valensbek kerk. De meest kenbare punten bfl het naderen van Kopenhagen zfln : het Middelgrundfort, de Trekroner-batterfl, de graansilo's in de vrflhaven, de oude kraan van Nyhclm, de slanke JFVefeer-kerktoren, de koepel van de Marmor-\terk enz. Zeilschepen kunnen ankeren N. van de Middelpult, of aam de W.zflde van den Middelgrund met de Frelser-kerk N 222° O. (ZW. J W.) inéén met het NW.einde van de ÏVe&ronw-batterfl- KOPENHAGEN. 137 Kopenhagen, de hoofdstad van het Koninkrflk Denemarken, ligt op de plaats waar het eiland Seeland en het kleinere eiland Amager samenkomen. De stad met 610.000 inwoners heeft een uitgebreiden handel. De binnenhaven wordt gevormd door het vaarwater tusschen Seeland en Amager, de buitenhaven door de banken, die van deze eilanden uitsteken, n.1. de Stubben en de Bevshalen. De laatste waarop 2 kunstmatige eilanden met de forten Tre-Kroner en Lynetten, (het quarantaine-station), beschut de haven bn' Oostelijke winden, omdat door het ondiepe water alle zee op de ankerplaats geslecht wordt. Tusschen de Bevshalen en Stubben is het Kronlöb. Kronlöb ^P het ^ deel vaa de Stubben is aan de W.zflde van den toegang een boogvormige golfbreker van 288 M. lengte. Op beide uiteinden is een lichtopstand. Lichten Stubben. Zie L.l.No. 129 en 130. W.lflk van deZen golfbreker steekt van den wal de N. golfbreker van de Ny-Kalkbrenderi-Ham af. Aan de 0.zflde van den toegang ligt fort Tre-Kroner op een bank met 3 tot 7 voet; hiervan steekt een bank met minder dan 3 vadem af en daarbfl ligt de-Svanegrund, met minder dan 4 vadem. De Tre-Kroner goltbreker ligt in N.lflke richting over deze ondiepten over een lengte van 316 M. De haventoegang ligt tusschen de uiteinden der Stubben- en Tre-Kroner golfbrekers. Licht Tre-Kroner. Zie L. 1. No. 127. De geleidelichten worden beschreven bfl den Z.toegang No. 135. Licht Tre-Kroner golfbreker. Zie L. 1. No. 131. Rood naar buiten, groen naar binnen. Voor Middelpuit. Zie Konge-Dyb blz. 139. De haven wordt verder aan de O.zflde beschermd door de Z.lflk van de Tre-Kroner liggende Revshalen, waarop een golfbreker. Z.lflk hiervan is het ondiepe Lynetten.loD en daar beZ. ligt de 197 M. lange Lynetten golfbreker, waarop een lichtopstand. Zie ook blz. 139. 138 DE SOND. Licht Lynetten. Zie L. 1. No. 132. Het Mellemfort ligt 0.7 mfll ZO.lflk van de Lynetten op de knstbank, die hier, en een mn'1 Z.lflker, $ mn'1 van den wal afsteekt. Op het fort in bijzondere gevallen 2 groene en 1 wit licht. Tusschen het Mellemfort en het Prövestenfort liggen verschillende wraktonnen en torepdotonnen en een roode spitse ton met 3 opstaande bezems. Men zal wel doen deze omgeving te vermijden. Licht Prövesten. Zie L. 1. No. 133 Dient voor het Benden en Konge-Dyb. De toegang van het vaarwater tusschen den golfbreker op den Svane-Grund en de Stubben is slechts 180 M. breed met midden vaarwaters 5 vadem diepte. De toegang naar de vrijhaven van Kopenhagen is bijna onmiddellijk tegenover de Tre-Kroner batterij. Geleidelichten Kronlöb. Zie L.l. No. 134. Op het Oosthoofd van de Frihavn. Van uit het Kronlöb komt men in de Yder(buiten)haven. Aan de W.zflde zijn de toegangen naar de Kalkhaven, de Noordhaven, de Zuidhaven; aan de O.zflde, W. van de Bevshalen, ligt een witte stompe ton. iMÉilfct Hier zfln de petroleumhavens en bassins. Aan het Z.einde van de Yderhaven is het Bomlöbet, waardoor men in de binnen(Inder)haven komt. De W.zflde van de diepe geul, met 26 voet, wordt aangeduid door een stel groene geleidelichten, de O.zflde door een stel roode geleidelichten. . . ... Bfl de Vrijhaven op 6 M. boven water een Andere Lichten i.,^ , . , , groen licht. Verder op de hoofden langs het vaarwater en in de binnenhaven verschillende lichten. Langs de verklikkers op Stubben en Tre-Kroner varend, heeft men ingaande en uitgaande aan B.B. en aan S.B de lichten van een tegenliggend schip tot men de verklikkers dwars heeft, waarna men de lichten van meeleggers ziet. Tijdsein. Zie Bijlage. „,„ ,„ Deze bank in het O.lflk deel van het Konge-Dyb en Middel-Grund. . , . AT1.., . , . t, . n. in bet N.lflk gedeelte van het Drogden-Diep, is kopenhagen. 139 3$ mijl van N. naar Z. lang en ongeveer 1$ mijl breed; op de ondiepste plaats staat 7 voet water. De bank verdeelt het vaarwater in 2 armen, waarvan het W.lflke, tusschen de ondiepten, die van Amager en den Middel-Grund uitsteken, de buitenreede van Kopenhagen omvattende, de Renden heet en Zuidelijker het Konge-Diep. De andere arm, Oostelijk tusschen den Middelgrund en het eiland Saltholm heet Hollander-Diep tot de vereeniging met het Konge-Diep, waarna zn' verder het Drogden-Diep vormen. Aan de NO.zflde van het fort liggen mijnen, het onveilig terrein wordt aan de NO.zflde aangeduid door 2 groene wraktonnen. Licht Middelgrund fort. Zie L. 1. No. 128. Op het N.lflk deel van den Middel-Grund op de hoogste pnnt van een klein fort. j. . Aan de punt, in 8J vadem een rood-wit gestreepte t ^ , r. lichtboei, toonende een groen schitter-lioht, Middel-Grund S. . , , . y I* ,, _ „ ' iedere 5 sec. een schittering van lf sec. (1,5-3,5). T Over de Revshalenbank js tusschen de golfbrekers, Lynetten-Lob. ,. a t „ lv,■«? die van de Lynetten en bet fort Tre-Kroner uitsteken, in O. en W.lflke richting een geul met 12 voet water gebaggerd, en betond. Betonning. Aan het ZO.einde van de Bevshalen een roode spitse ton; aan de N.zflde van het vaarwater 3 roode drflfbakens, ieder met een opstaanden bezem; aan de Z.zflde een witte stompe ton, een wit drflfbaken met afhangenden bezem, 3 witte drflfbakens met stroowisschen. v _. Dit vaarwater gaat beW. den Middel-Grund en ^* beO. de Stubben, de Revshalen en de ondiepten, die van Amager uitsteken. Door den vorm van den Middelgrund loopt het Noordelflk deel van het vaarwater in ZW.lflke richting tot bfl Tre-Kroner en dan om de ZZO. De gemiddelde diepte bedraagt 6 tot 8 vadem, behalve op de Middelpidt, een klein vrflliggend rif bedekt met zeewier, met op sommige plaatsen maar 12 voet water. Deze ondiepte juist midden-vaarwaters is 720 M. van N. naar Z. lang en 270 M. breed. 140 DE SOND. Ongeveer op het midden van het rif ligt een rood en wit gestreepte ton met bal. Betonning. De ondiepten en gevaren bfl het Mellemfort en Prövesten zfln reeds genoemd; de W.zflde: NO. van de Sundbyhage een roode spitse ton met opstaanden bezem; O. van de Svalerumpen, in 4 vadem, een roode spitse ton met 2 opstaande bezems; aan de O.zflde, W. van den Middelgrund in 3f tot 6 vadem, 3 witte stompe tonnen met van N. naar Z. 1, 2 en 3 afhangende bezems; aan de Z.punt van den Middelgrund een rood-wit hor. gestr. spitse ton met bal. De lichtboei, zie blz. 139. Van om de N. komende is het merk voor het Konge-Diep „de Nicolaastoren N 222° O. (ZW. $ W.) inéén met het Z.deel van het fort Tre-Kroner, tot de geleidelichten op Prövesten N 187° O. (Z t. W.$ W.) inéén zfln, waarna men hierop aanstuurt en tusschen Middelpult en den Middel-Grund doorgaat. Heeft men de lichten op Tre-Kroner N 317° O. (NW. t. N.) inéén, dan kan men in deze lfln sturen, waardoor men mid-vaarwaters door het Z.lflk deel naar het Drogden-Diep loopt. Lichten Tre-Kroner. Zie L. 1. No. 135. Van 2 witte bakens met rood driehoekig topteeken Riooïlichten. ... ,. r\ _ ,.. , ,. , ^ een paar kleine groene lichten. De lfln der lichten ^ ' ongeveer N 248° O. (W. t. Z.) inéén, geeft de richting van een uitloozingskanaal aan. Het is verboden in de lfln te ankeren. , — ... , fu dit vaarwater, het kortste en rechtste van Hollander-Diep. ,iXT . ZIT « , r het Noorden naar het Drogden-Diep, staat tusschen de bank van Saltholm en den Middel-Grund 7 tot 9 vadem water, het is 1100 tot 1250 M. breed, behalve 1$ mfll Z. van de Noordelijke roode Middel-Grundton, met 3 opstaande bezems, waar aan de O.zflde het Ryggenrif de breedte tot op 900 M. vermindert. Het Ryggenrif, dat van de Saltholmbank door een geul van HOLLANDEB-DIEP, 141 240 M. breedte, met 6 tot 7 vadem water, gescheiden wordt, is 1100 M. lang van N. naar Z. en 270 M. breed. Op het ondiepste gedeelte staat maar 14 voet water op harden grond waarover zeewier, dicht er omheen staat 7 vadem water,' zoodat men het rif niet op het lood kan naderen. Aan de W.zijde een lichtboei: _.; , . Een witte ton toonende een rood schitterhcht, elke Lichtboei ,, .... . _ , ._ ... 15 sec. een schittering van 5 sec. duur (5—10). "! m>; Men moet ruim uit de tonnenjn blflven, daar de banken zeer steil zijn en de tonnen juist op den rand van het ondiepe deel liggen, waarbij zfl niet alle uitspringende hoeken dekken. Aan de O.zflde van den Noordelijken ingang van het Hollünder- Diep, in 6$ vadem water, een witte belboei met 2 afhangende bézéms. Het merk voor dit diep is, de kerk van Drogör tusschen de bakens van Drogör; men heeft dan 6| vadem minste water. Op ieder der kapen staat een bruine gelijkzijdige driehoek. Bfl nacht het vaste licht van Nördre-Röse N 180° O. (Z. f W.) Al de vaarwaters in de omgeving en Z. van Kopenhagen zfln zoo smal en lastig, dat het voor een vreemde beslist noodzakelijk is bij het iSWnood en-lichtschip, te Helsingör of te Kopenhagen een loods te nemen; of wanneer men van om de Z. komt van het Dra^ör-lichtsehip. De loodsen varen op merken aan den wal, op de kapen en tonnen langs de ondiepten en deze zouden door een vreemde toch niet vlug worden verkend. De betonning is volgens het Algemeene Deensche stelsel (zie Bijlage). « ... . Dit zeer lage eiland, ongeveer 4 mijl lang van N. naar Z. en \\ mfll breed, beoosten Amager, wordt omzoomd door uitgestrekte banken, zoodat alleen booten er bfl kunnen komen. De vlakte steekt met 5 vadem aan de NW.zn'de 3 mijl uit tot bij de belboei, aan de W.zijde steekt de vlakte beZ. de Ryggen ongeveer 1 mijl uit; de ZW.punt ligt 2 mijl ZW. van de ZW.punt van het eiland. Betonning. Belboei en lichtboei Ryggen, zie hierboven. NW. van de Smaagrundene, 1 mijl Z. van de ify^ew-lichtboei, een witte stompe ton met een afhangenden bezem. 142 DB SOND. W. van de Smaagrundene een witte stompe ton met 2 afhangende bezems. Zie verder blz. 154. Aan de O.zflde steekt een vlakte nit, waar op 1 mfll afstand van het eiland de Soaneklapperne liggen, een droogte, altijd boven water en begroeid met gras. Van hier tot voorbfl de Z.punt van het eiland is de bank bezaaid met rotsen onder en boven water. Lichtb i ^an de NO.zflde van de Saltholmbank, bfl den toegang gjp naar Malmö en het .Sïwtó-vaarwater, een zwarte ton, toonende een groep bliksemlicht, iedere 10 sec. 2 schitteringen van 0,5 sec. duur, waartusschen 2 sec. duister (0.5—2-0.5—7). Flakfort Ongeveer i miU binnen den rand der vlakte, in 2\ vadem, een fort, waarvan lichten. Lichten Saltholm-Fort. Zie L. L No. 136. Drocdpn Dipn Dit vaarwater tusschen de eilanden Amager 6 e]1 Saltholm, die zeer laag zfln en omgeven worden door uitgestrekte zandige vlakten, waarop hier en daar rotsen, wordt vernauwd door den reeds genoemden Middel-Grund die het in 2 armen het Hollander- en het Konge-Diep verdeel^ welke reeds boven beschreven zfln. Bfl de vereeniging heet het vaarwater Svelget en daarna weer Drogden-Diep. Daar het Noordelflk deel van het Drogden-Diep en het Hollanderdiep dieper, breeder en rechter zfln dan het Konge-Diep, geeft men aan de eersten, in het bflzonder met Oostelflke winden, meestal de voorkeur. Na de vereeniging van Konge- en Hollander-Diep, bfl de Z.zflde van den Middelgrund, loopt het Drogden-Diep met 22 voet minste water ongeveer 8 mfll om de Zuid tusschen de ondiepten bfl Amager en Saltholm. Knollen DeZe *>ult' aan de 0-zflde van het Drogden-Diep, wordt van de bank bfl Saltholm gescheiden door een ongeveer 500 M. breede geul met 13 voet water. Lichtbelbo ' ^an de ^,zÖae van den ^ult een tD^te lichtbelboei toonende een rood V. en D., licht iedere 7i sec. Knollen „, . . „ - ' a 2\ sec. duister. (5—2J). DROGDEN-DIKP. 143 Aan de W.zijde van het Drogden-Dyb ligt Z.lflk van de Svalerumpen (zie blz. 140) de Kastrup-Knae met 1| vadem. Betonning. Aan de O.zijde, in 3£ vadem, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems. Nordre-Röse, ook aan de Westzijde van het Drogden-Diep, steekt rnim 1 mn'1 van den wal uit. Lichtboei Aan de °-zÜde een roode lichtboei, toonende een Nordre-Röse 9r0m gr0ep schitterlicat> iedere 10 sec. 2 schitteringen van li sec. (1,5—1,5—1,5—5,5). Licht Kordre-Köse. Zie L. 1. No. 137. In 14 voet water van een ronden granieten toren. De haven Xastrup ligt 1 mfll WNW. van den vuurtoren. De toegang in de gebaggerde geul met 12 voet wordt aangeduid door de richting van 2 bakens N 243° O. (WZW. J W.); de bakens zfln beide wit met rooden driehoek, de voorste punt omhoog, de achterste punt omlaag. In den weg naar de geul liggen steenen met 8 tot 9 voet. Betonning van de geul: aan de N.zflde roode drflfbakens met opstaanden bezem) aan de Z.zflde witte drflfbakens met stroowisch. De haventoegang tusschen de 2 hoofden is 18 M. breed en ongeveer 150 M. lang. Bfl nacht op de geleidebakens roode lichten, bovendien kleinere groene en roode havenlichten. Seinen betreffende De volSende seinen worden bij dag gedaan den waterstand in TTan een vlaSgestok, bÖ ^ vuurtoren op i,..* -n j Nordre-Böse. het Drogden-Diep. *rv" o. 1 bal m top beteekent gemiddeld peil; 6. Wanneer het peil bóven het gemiddelde is, worden aan de Westzijde van een ra ballen geheschen; is het peil onder het gemiddelde, dan aan de Oostzflde met de volgende beteekenis: 1 bal op de helft van de ra geeft 2 dM. aan. 1 » aan „ nok „ „ „ n 4 2 ballen op „ helft „ „ „ „ 6 2 „ aan „ nok „ „ „ y 8 , Deze seinen worden zoo noodig ieder uur veranderd; 144 DE SOND. bij nacht worden van den vuurtoren de volgende seinen gedaan: 1 tuit licht: het water is op of boven het gemiddelde peil. 1 rood „ : „ „ T minder dan 2 dM. beneden het gemiddelde peil. 1 groen „ : „ „ „ van 2 tot 4 dM. beneden het gemiddelde peil. 2 groene lichten verticaal boven elkaar: het water is van 4 tot 6 dM. onder het gemiddelde peil. 1 groen boven een rood licht: het water is van 6 tot 8 dM. onder het gemiddelde peil. 1 „ „ „ wit „ : B n v pieer dan 8 dM. beneden het gemiddelde peil. De bovenstaande seinen worden, 6 tot 10 M. boven water, onder het licht van den vuurtoren getoond. Wordt bij dag aan den mast een standaard en bij nacht een wit licht naast het andere sein getoond, dan moet de waterstand met 1 dM. verminderd worden. Bij het loodsstation te Dragör worden, bij dag dezelfde als te Nordre-Röse, 's nachts de volgende seinen gedaan: 1- rood boven een wit licht het water is op, of boven het gemiddelde peil. 1 „ , „ rood „ „ „ „0 tot 2 dM. onder het gemiddelde peil. 1 „ „ „ groen „ „ „ is 2 tot 4 dM. onder het gemiddelde peil. 1 groen „ „ „ ,, „ „ is 4 tot 6 dM. onder het gemiddelde peil. 1 „ ,, „ rood „ „ „ is 6 tot 8 dM. onder het gemiddelde peil. 1 „ , „ wit „ „ „ is meer dan 8 dM. onder het gemiddelde peil. Deze lichten zijn zichtbaar in de richting van het Drogden lichtschip. Voor 1 dM. minder diepte hetzelfde sein als te N. Röse. Bfl schepen met meer dan 19 teet diepgang moet men in het bijzonder op deze seinen letten. De haven, waarin maar 8J voet water, wordt Haven ragor. gevorm(j foor 2 dammen. De klippen aan den kant van de bank, bij den ingang naar de haven, worden aangeduid door steekbakens met bezems. Loodsstation: DROGDEN-DIEP. 145 Zichten Dragör. Zie L. 1. No. 138, 139. Op het Zuiderhoofd en op den Zuidoosthoek van het fort. Bfl den wal, beN. Dragör, zfln de reeds genoemde 2 kapen, ieder voorzien van een bruinen gelflkzfldigen driehoek als topteeken. Zie blz. 141 Hollander-Dyb. Van Kastrup loopt de kust in Z.richting tot Dragör met daarvoor de kustbank, waarop minder dan 6 voet, op 0.2 tot 0.6 mfll tegenover Maglebylüle. Verder om de Z., 2 mfll van Kastrup, liggen op den rand der steile kustbank rotsen en klippen, o.a, de Rasmusrnöller, welke niet droog valt. BeZ. Dragör loopt de kustbank nu 1| mfll meer in Z. t. W. richting, de 2-vademlfln rflst steil op uit 5 tot 6 vadem; li mfll van de ZO.kust van Amager ligt de Söndre (Lxx\&)-Röse. Zuid Ros Deze rotsachtige rug, waarop maar 5 voet water en waarvan de kant zeer steil is, ligt 1§ mfll Zuid van Dragör. Met de fabriek van Kastrup open Oost van het havenhoofd van Dragör loopt men beO. langs de ton. Betonning. BeO. de Maglebylille-Hage, in 1 vadem, een rood drflfbaken met 2 opstaande bezems; beO. de Rasmusrnöller, in 3i vadem, een roode spitse ton met opstaanden bezem; beO. de Söndre-Röse, in 4 vadem, een roode spitse ton met 2 opstaande bezems; op de kustbank bfl 2 bulten roode drflfbakens. Ongeveer { mijl X213°0. (ZW. iZ.) van de ton bfl ZuidRöse in ongeveer 24 voet water, aan de O.zflde van Dragör Sandrevet een roode ton met 1 bezem; bfl het uiteinde van het zandrif, li mfll N 219° O. (ZW. i W.) van de Dragör ton, in 24 voet water een roode ton met 3 opstaande bezems; deze ton, de Tungen, geeft den Zuidelflken ingang van het Dragör-Diep aan. Op 2i mfll N 239° 0. (WZW.) van deze ton en 2 mfll Z. van den hoek Aftand, de Z.lflkste punt van het eiland Amager, in 4i vadem water een roode ton met 2 opstaande bezems. Port Brac" *n aan')ouw °P den rand der kustbank, ongeveer 0.4 mfll Z. van de haven. Aan de ZO.zijde 10 146 DE SOND. steekt een hoofd met pijpleiding uit, aangeduid door dukdalven. Licht. Zie No. 138. W.lflk van Dragör-Sandrevet loopt de kustbank meer in WZW.richting evenwijdig aan de kust; de 3-vademlfln ligt 1, de 5-vademlfln 2 mfll uit den wal. Ton bfl Aflandshage. Zie hierboven. Betonning. Van de O.zflde van het Drogden-Diep, na de Knollen, (Zie blz. 142). W. van de Kraasebanken, li mfll Z. van de Knotten, in 4 vadem een witte stompe ton met een af hangenden bezem; ZW. van de Holmetunge, ruim 1 mfll Z. van bovengenoemde ton, een witte stompe ton met 2 afhangende bezems. Lichtschip Dregden. Zie L.l. No. 140. Aan den Z.lflken ingang van het Drogden-Diep, in 3i vadem water, 270 M. ZW. van het ondiepste gedeelte van de Quartusbank. Loodsen voor de Sond zfln hier te verkrflgen. Als men door Konge- of BóUdnder-Dyb bfl de Soelget, den N. inloop van het Drogden-Dyb is, stuurt men op 0.2 tot 0.3 mfll lang den Nordre-Röse-liaattov&o. en van daar op het Drogden lichtschip, dat men een weinig aan B. B. houdt. Is men dwars van Dragör, dan kan men met den N.-Röse lichttoren N 353° O. (N. Jr O.) achteruit sturen tot bfl het lichtschip en dit aan O, of W.zflde passeeren. Gaat men er aan de O.zflde langs, dan moet men wel zorgen door den stroom niet op de Holme-Tunge gezet te worden. Bfl nacht stuurt men midden tusschen het N.Röse licht en de Knotten lichtboei, daarna brengt men het witte schitterlicat van Middelgrund achteruit N353°0. (N. £0.) ineen met het witte vaste licht van N.-Röse en stuurt beO. of beW. het Dragör lichtschip. Men kan daarna tot Falsterbö-Udde het lichtschip ongeveer N351°0. (N.) achteruit in N.Röse houden. De witte vaste sector gaat over de Medea met 3f vadem. Voor aanloopen van om de Zuid. Zie blz. 164. Lille- en Bredgrund. Zie blz. 160. KJÖGE-BAAI. 147 VERVOLG VAN DE DEENSCHE RUST. Tusschen het eiland Amager en den wal van Seeland is de droogvallende Kalleböbahk, waarin een lange smalle geul, die van het Zuiden naar Kopenhagen leidt. Deze geul, het Sorte-Diep, wordt alleen gebruikt door booten en zeer kleine vaartuigen van Kjöge. Sorte-Rende Dit smalle en bochtige vaarwater, over de Kalleboer, mondt in de Z.haven van Kopenhagen uit. Het is van 9 tot 12 voet diep. Bij de pannenbakkerflen van Frederiksholm kruist een dam in OZO. richting het vaarwater. Ter plaatse is een sluis met een voorhaventje, waarop kleine lichten. Betonning. Aan de W.zijde drijfbakens met takken, aan de 0.zijde met kruis. Loodsen komen van Strandegaard op het gewone sein aan boord. Lichtschip Kalleboer. Zie L.1. No. 141. Aan de Oostzijde van den ingang van het Sorte-Diep. Kiöge-Baai 06 0-1^ke oever van Seeland vormt met het eiland •» ' Amager de uitgestrekte Kjöge-baai, welke aan de Z.zflde begrensd wordt door het hooge voorland van Kaap Sterns. Langs den oever steekt tot op eenigen afstand van den wal een bank uit. ïn het Noordelflke gedeelte bfl Amager ligt de 4-vademlfln 2 mfll uit den wal, dan wordt de kustbank eerst smaller om weer breeder, bfl de vlakte van Kjöge, ongeveer 3 mfll uit den wal te steken en daarna tusschen Kjöge en Kaap Stevns smaller en zelden meer dan 1 mfll breed te zfln. Merken. Om in 5 vadem vrfl van de vlakte van Kjöge te loopen, moet men de kerk van Magléby, op dit gedeelte der kust de eenige kerk met een toren, juist beW. het bosch van Gjorslev houden. Om er in 5 vadem beZ. langs te loopen, moet men van de groep molens Noord van Kjöge, den derden vanaf het Z. inéén houden met een kenbare opening in het lage gedeelte van het bosch W. van dien molen. De wal loopt geleidelijk op. zoodat men deze in de geheele baai op het loód kan naderen. 148 DE SOND. J ls Gr d ^D ^' dee^ Van de -^Joge-baai Ifgt een groepje ondiepten, 4 in getal. Op het ondiepste staat 20 voet water, er om heen is het steil- met grind ten Zuiden en fijn grijs zand ten Noorden. Merken. BeZ. in i vadem: de windmolen van Herfólge N 257°0. (W. f Z.) ineen met de Noord "sflde van het bosch bfl Pramskov; beN. de ondiepte in 5 vadem: dezelfde molen N 246° O. (WZW. J W.) inéén met het middelste der huizen van Billesborg; beO. in 5 vadem: het kasteel Gjorslev, te herkennen aan den vierkanten toren met plat dak, N169°0. (Z. ±0.) inéén met de huizen op den hoek Sönakke; beW. in 5 vadem: de kerk van Magléby N167°0. (Z. |0.) inéén met de W.zflde van het bosch van Gjorslev. Bfl Sönakke aan den ZO.hoek van de baai zfln eenige ondiepe plaatsen van 17 tot 23 voet water; de buitenste ligt op 1 mflluit den wal. Over het algemeen is in de Kjöge-baai goéde hougrond. De beste ankerplaats iB in het binnenste gedeelte van de baai bij Kjöge, binnen den Juels-Grtmd, waar de hoeken Falsterbo en Sterns ook beschutting geven tegen Oostelflk slecht weer. De eenige wijkplaatsen in de baai voor kleine vaartuigen zfln de havens van Kallébö en Kjöge. ~ «... Bfl de stad Kjöge, aan den mond van de KjögeHaven Kjöge. .. ,t ' 9 ' .... . "'/ J ° rivier, wordt door 2 evenwfldige dammen onder een hoek staande op den ouden havendam, een haventje gevormd waarachter de binnenhaven ligt; de buitenhaven, met 16 voet water en een toegangsopening van 4.8 M., ligt open voor O. winden. Licht Kjöge. Zie L.l. No. 142. Op het uiteinde van den N.dam een licht in sectoren. Het licht wordt niet ontstoken, indien de haven door fls versperd is. fT a*. Het hooge voorland, Z. van de Kjöge^Mai, 8 mfll Kaap SteVM. yan N naar z breed, bestaat voor een deel uit witte kalkrotsen, waarvoor een smalle ondiepe bank ligt. Het meest kenbare punt van dit voorland is de hoek Mande, 29 M. hoog. Bfl het bosch tusschen Mande en den hoek Sönakke OOSTELIJKE VAARWATERS. 149 is een los- en laadplaats. N. van den hoek Mande is in de kalkrotsen een diepe inham, de Kulsti-Rende. De Kalkgrund, met 3 tot 4 voet water, ongeveer £ mfll nit den wal, oprijzende uit 6 a 7 vadem, heeft ongeveer 360 M. uit den wal eenige rotsen, waarop maar 1 voet water. Betonning. Beoosten den Kalk-Grund in ongeveer 6J vadem water een roode spitse ton met bezem. Licht Stevns-Klint. Zie L. 1. No. 143. Op het Zuideinde van het steile voorgebergte, dat de Kjöge van de Faxe-Bugt scheidt. Reddingstation. ZWEEDSCHE KUST EN OOSTELIJKE VAARWATERS. Over het geheel is de kustbank tusschen Helsingborg en Landskrona steil en rotsachtig; tusschen Helsingborg en het groote visscbersdorp Raa, kan men tot in 2 vadem den witten zandigen bodem door het water zien schijnen. t. 7. n Op den havendam van een wit huis, voor de Licht Raa. : , ,. , _ visschersneden een V. en D. licht in sectoren. Stormseinen. Knahaken. Deze kleine zandige tong met minder dan 6 voet water, ligt 2| mfll Z. van Helsingborg, £ mfll uit de kust. Aan de ZW.zflde een rood drflfbaken met een afhangenden bezem boven een bal. Het merk om er bfl' dag in 5 vadem water vrfl van te loopen is de kerk van Glumslof, op een hoogte, open Z. van de pannenbakkerij te Rudéback. Bfl nacht blflve men in den vasten sector van het licht van Haken, aan de O.zflde van het eiland Hven; het schitterlicht wijst de bank aan. BeN. Knahaken is een baken, een witte paal met driehoek, aanduidende het uiteinde van de loozing van een koperfabriek; men mag niet ankeren tusschen baken en wal. Ankerplaats. Bfl Raa op f mfll uit den wal in 8 tot 5 vadem water op klei, in het merk de Kalman toren, O. open van de koperfabriek. Ongeveer 2| mfll Z. van Raa steekt bfl Öfre-Glumslof een 150 DE SOND. ondiepte, waarop aan het uiteinde 15 voet water, ongeveer 1250 M. uit den wal. Betonning. Aan den W.rand der ondiepte een rood drijfbaken met afhangenden bezem. Het Getterif, met 2 voet, ligt bfl het kasteel Erikstorp op i mfll uit den wal. Betonning. Een rood drflfbaken met 2 afhangende bezems. Men kan langs de buitenzijde van dit rif passeeren, indien men de torens van Landskrona Z. buiten de Zuidelijkste huizen van Borstahusen, een dorpje 2 mfll N. van de stad, houdt. Op i mfll W.lflk van het Getterif ligt een plekje, waarop 3f vadem water. Bfl Alabodarne van 1 Aug. tot 30 April een klein vast visscherslieht in sectoren rood en wit. Bij Borstahusen op den Noorddam van de haven een licht in sectoren. Licht Borstahusen. Zie L. 1. No. 144. Hven Dit eiland' Zweedsch grondgebied, liggende midden in het vaarwater, is ongeveer 2| mfll lang van NW. naar ZO. en li mfll breed. Het is tamelijk hoog met steile oevers en heeft aan de W.zflde de kenbare kerk van St.Ibb. Wegens de steile oevers kunnen alleen kleine vaartuigen ankeren aan'de Noordwestzflde bfl een rif, dat 450 M. van den wal uitsteekt, aangeduid door een rood drflfbaken met 2 afhangende bezems. Licht Hven. Zie L. 1. No. 145. Aan de NW.zflde van het eiland. Licht Haken. Zie L. IJ No. 146. Aan de NO.zflde van Hven. Kyrckbaken. Aan de Westzflde van het eiland, waar een haven is met 420 M. kadelengte en een toegangsweg 32 M. breed en 13 voet diep, een klein vast visscherslicht in sectoren rood en wit. Backoicken. Aan de O.kust van het eiland een klein vast visscherslicht in sectoren rood en groen. T , , Bfl deze stad is een uitmuntende haven, waarin Landskrona. . . a„ .... , ' . schepen met 26 voet diepgang kunnen binnen. loopen; de toegang is evenwel smal en ligt tusschen de kust- LANDSKRONA. 151 bank en de uitgestrekte West-Vlakte (Vester-FIacket), dip zich Zuid van het vaarwater, waarin 5 tot 10 vadem staat, weer vereenigt met de kustbank. Vreemden kunnen niet zonder loods de haven binnenlooopen. Geen loodsuitkijk bij nacht. Geleidelichten- Landskrona. Zie L. J. No. 148. Norra-Haken. Deze kustbank, met minder dan 12 voetwater, steekt J mfll van Landskrona uit en wordt aangeduid door een roode ton en een lichtboei. r. . Een roode ton, toonende een rood bliksemlicht Lichtboei ,T „ , elke 1.5 sec. een korte schittering. Norra-Haken. _ . _ , . ° Vester Flacket. Deze bank, welke 3 mn'1 van den wal bfl de stad Landskrona uitsteekt, bestaat uit 3 afzonderlijke deelen als volgt; Het N.Ujkste, de Pilhaken, waarop aan het N.einde 7 voet water; het middelste, de Wal-Grundet met 4 voet water; het Z.lflkste, de Sten-Grund met 10 voet water. Geleidemerk. De toren van Karnan te Helsingborg N 354° O. ,{N. i O.) inéén met den O.boek van het eiland Hven geleidt W. van deze ondiepten. Betonning. De toegang naar Landskrona is betond volgens het algemeene Zweedsche stelsel. Zie Bijlage. BeW. de verschillende deelen van de Vester-FIacket heeft men: Aan de NW.zijde een rood drflfbaken met een afhangenden bezem boven een bal; beW. de Pilhaken, een roode belboei met 2 afhangende bezems boven 2 ballen; verder 3 roode drflfbakens, de N.lijkste met een afhangenden bezem tusschen 2 ballen; de middelste met een afhangenden bezem onder één bal; de Z.ln'ke, aan de W.zflde van den Stengrund, met een afhangenden bezem boven een bal; bovendien de lichtboei. Lichtboei Vester-FIacket. Aan de W.zjjde van de bank, een roode ton toonende een wit bliksemlicht, elke 3 sec. een korte schittering. Ankerplaats. Op 2£ mfll van de stad, midden tusschen het Z.einde van Hven en den toegang, in 6 tot 8 vadem water op .zand, schelpen en klei. 162 DE SOND. Van om de Zuid is voor kleine schepen een toegang naar de haven, beW. het Skabbrif, dat met vele groote rotsen, waarvan sommige boven water, 2 mfll van den wal uitsteekt. Dit fort ligt op het X.einde van het Skabbrefvet, aan Graen. ^e g.zflde van de kust van Landskrona. Licht Graen (Grasrannan). Zie L. 1. No. 147. Deze vlakte tusschen Landskrona en Hven, met op het ondiepste gedeelte 6 vadem water op gruis, zand en klei, is voor schepen, die om een of andere reden moeten stoppen, een gemakkelijke ankerplaats. Het is opmerkelijk dat dichter bfl de vlakte meer water staat dan. verder af. Vaarwegen naar Landskrona. Groote schepen kunnen alleen van het Noorden binnenloopen, waar water genoeg staat voor vaartuigen van 25 voet diepgang. Kleine schepen kunnen over het Vester-FIacket loopen. Betonning van de Noordgeul: Aan de O.zflde, de W.zflde van de Norra-haken genoemde lichtboei bovendien; een rood drflfbaken met afhangenden bezem onder een bal; en aan den Z.rand van de bank 2 drflfbakens met bezems. Aan de W.zflde, de O.zflde van de Vester-FIacket; een zwarte spitse ton met bal en 2 drflfbakens. Aan de Z.zflde, den N.rand der bank: een zwart en 2 kale drflfbakens. Van het N. komende, stuurt men, van beO. Hven. N 170° O. (Z. i O.) op den lichttoren van Grasrannan met de zwarte spitse ton en de effen drflfbakens aan S.B. én de tonnen van de Norra-Haken aan B.B. Na de lichtboei van de Norra-Haken verandert men hard koers naar B.B. om de geleidelichten N 97° O. (OZO. | O.) inéén te brengen en naar den haventoegang te sturen. Men moet bedacht zfln op den onregelmatig trekkenden stroom. Bfl dik weer kan men zich verkennen aan de diepe inzinking met 21 tot 31 vadem, die zich 2 mfll NNW.—ZZO. tusschen de NW.zflde van de Vester-Flaket en Hven uitstrekt. Bfl nacht geleidt van om de Zuid de O.zflde van den sector vast licht van Haken N 343° O. (N. J W.) en daarna de Z.grens- LOMMABAAI. 153 van den sector wit licht van Borstahusen N 44° O. (NO. f O.) langs de Vester-FIacket naar den witten sector van Ordsrdnnan, waarin men dan als boven kan sturen en verder in de ln'n der geleidelichten. Geleidelichten Landskrona. Zie L. 1. No. 148. Den West-toegang, met 7£ voet, loopt men in N.hjk van het derde drijfbaken met een bezem tusschen 2 ballen. De Zuid-toegang of Grasrannan, met 7 voet, tusschen den Valgrund en het Skabbrif is betond volgens het Zweedsche stelsel. T , . Tusschen Landskrona en Malmö vormt de kust Lunclakra- en „ Lommabaai baaien, waarvan de Noordelijkste en kleinste, van weinig belang voor de scheepvaart is. Van den hoek Barseback, de Zuidpunt van de Lundakrabaai, steekt in Westelijke richting een rif ongeveer £ mfll uit, eindigend in de Ktdornarotsen, die boven water uitsteken. De Pinhdttan, een kleine bank met 23 voet water, ligt in de richting van dit rif, maar 1£ mijl uit den wal en van de Kulornarotsen gescheiden door een 15 vadem diepe geul. Aan de W.zgde een rood drijfbaken, met een afhangenden bezem onder 2 ballen. Lichtboei Aan de W.zijde van de bank een roode ton, toonende Pinhdttan. een bliksemlicht, iedere 3 sec. een korte schittering. Licht Hoek Barseback. Zie L.l. No. 149. BeZ. de haven. Havenlicht Barseback. Zie L.l. No. 150. Op den Z.dam. Tusschen de hoeken Barseback en Wiksteen ligt de Saltviken, een kleine baai, waar kleine vaartuigen, met niet meer dan 10 voet diepgang, met aflandige winden, op | mijl uit den wal kunnen ankeren. Booten dunnen dichter bij het land Z. van de SkaröranrotB ankeren. Wikhög B^ dit kleine visschersdorp, aan het einde van het hoofd, van 1 Augustus tot 1 Januari een kléin vast visscherslicht in sectoren rood en groen. 154 DE SOND. BeZ. den hoek Vigsteen ligt de Lommabaai, met aan de Zuidzijde de stad Malmö, waar een ruime en veilige reede is, beschut door Saltholm met de omringende banken, tegen W. en en ZW. winden. Langs het strand van deze baai steken vrij ver naar buiten, langzaam afloopend ondiepe kustbanken uit, zoodat de 4-vademIn n 1 tot 2 mn'1 uit den wal ligt. Het meeste water, vadem op blauwe klei, staat aan de Oostzijde van de Sjöllenbank. Het Flddjerif, met 8 voet water, ligt in den Noordoosthoek van de baai op 1 mijl uit den wal en $ mn'1 er bewesten is een plekje met 3^ vadem. Aan de W.zijde een rood drijfbaken met afhangenden bezem. _ De toegang naar de haven, met 12 voet water Lomma °. ° .... aan den ingang van de Lomma-nmtr, ligt tusschen 2 lange hoofden. Op het Noorderhoofd van 1 September tot 1 Mei een klein vast licht in sectoren wit, rood en groen. Aan de buitenzijde van de kustbank tusschen Lomma en Malmö een rood drijfbaken met 2 opstaande bezems. y . . Aan de NO.zh'de van de Saltholmbank een zwarte Lichtboei . „,. , r. T., 7 ,7/, ton, toonende een groep bliksemhcnt, ieder 10 sec. Saltholm NO. „ ' ... . . °, 2 schitteringen, ieder van 0,5 sec. duur, waar- tusschen 2 sec. duister, (0,5—2—0,5—7). De W.zijde van den toegang naar Malmö en de N.toegang naar het Flintvaarwater worden vernauwd door: Ondiepten beO. de kustbank van Saltholm, n.1. een vlakte en 4 afzonderlijke ondiepten; van deze ondiepten ligt de. Björnen NW., de Noord-Flint ZW., de G-ustaf-Klint NO. en de Sjotten O. De Björnen, 2£ mijl van Saltholm, ongeveer IJ mijl lang, met op het ondiepste gedeelte 6 voet water, rijst steil op uit 6 vadem water. De Noord-Flint, 720 M. Zuid van de Björnen, is een smalle rug, 540 M. lang, met in het midden een groote rots 2 tot 3 voet boven water. De Gustaf-Klint is een groote onregelmatige vlakte met een steenachtige plek, waarop maar 12 voet water. LOMMABAAI. 155 De Sjotten, de Oostelijkste en grootste ondiepte in de baai, is 2 mijl lang en | mgl breed; men vindt er steenen met 12 tot 18 voet water en op het Z.einde een plek met 7 voet water. De bovengenoemde ondiepten worden aangeduid door tonnen met bezems en ballen volgens de Deensche en Zweedsche stelsels van betonning. Zie Bijlage. O. van een bultje met 2| vadem, aan de N.zijde van de Björnen, een zwarte spitse ton, Björnen N.; O. van het bultje met 1 vadem, op de Björnen, een zwarte spitse ton met 3 ballen. Lichtboei Aan de Z0-zÖde v»n de bank, een zwarte ton Nordre-Flint toonende een Wöawnlioht, elke 5 sec. een schittering van | sec. duur. (0.5—4.5). Wordt b{j flsvorming weggenomen. O. van de lichtboei Nordre-Flint een zwart drijfbaken met 2 ballen; ZW. van het ondiepste deel van de Gustaf-Klint een rood drijfbaken met opstaanden bezem boven een bal; W. van den bult met 3\ vadem, beW. de Gustaf-Klint, een rood drn'fbaken met opstaanden bezem; WNW. van den bult met 3£ vadem, NNO. van de Gustaf-Klint een rood drijfbaken met bal tusschen 2 opstaande bezems; op den bult met 3\ vadem, WZW. van de Gustaf-Klint, een rood-zwarte hor. gestr. spitse ton. NO. van de Sjotten een zwart-wit drn'fbaken met 2 ballen- O. van de Sjotten een zwart-wit drijfbaken met bal; ZO. van de Sjotten een zwart-wit drijfbaken; ZW. van de Sjotten een rood drijfbaken met een opstaanden bezem onder een bal. Geleidemerken. De Frelserkerk (Kopenhagen) N 270° O. (W. J N.) inéén met het N.einde van Saltholm N. langs de genoemde gevarende O.lh'ke watertoren van Malmö N 99° O. (OZO. | O.) inéén met den hoogen lichttoren van Malmö: ZO. er langs. Malmö. °e toeSan& tot deze kunstmatige haven is door een betonde gebaggerde geul, waarin 23 voet water; de binnenhaven 21 voet diep, heeft een oppervlakte van 17 HA. 156 DE SOND. • ln de twee binnenhavens staat 19| voet water, er is ook nog een droogdok, 60 M. lang, bovendien een patenthelling. De bevolking bedraagt ongeveer 60.000 zielen. Loodsen van het loodslichtschip. Zie blz. 157. Bh' Malmö is overal een goede ankerplaats; het best met de kerk van Fosie, de hoogste van alle Zuidelijke torens, tusschen de twee kerken van Malmö, en de kerk van Upakra, op een hoogte, N 74° 0. (O.f N.) inéén met den Zuidelijken kant van het Alnarpbosch, het grootste bosch in de omgeving; men heeft dan op 2 mjjl uit den wal 7 vadem water; op 1 mfll afstand van de stad staat 3 vadem water. Licht Malmö. Zie L. 1. No. 151. Op den binnensten havendam. West-Haven Licht Malmö. Zie L. I. No. 152. Op den kop van den W.havendam. Betonning. Voor den toegang naar de gebaggerde geul: een rood-zwart drflfbaken met bal (de Böderpick); een roode belboei; Lichtboei, een roode ton, toonende een wit bliksemlicht, iedere 2 sec. éénmaal. Verder aan de NO.zflde drflfbakens met afhangende bezems en Lichtboei, een roode ton, toonende een icit bliksemlicht, iedere 2 sec. éénmaal. Aan de ZW.zflde zwarte spitse tonnen. Om de haven in te loopen stuurt men na het passeeren van de Pinhdttan naar het loodslichtschip of de reede. Wil men de haven inloopen, dan houde men de bel-, de lichtboeien en de drflfbakens aan B.B. en stuurt tusschen de havenhoofden naar binnen. Bfl nacht sture men N 148° O. (ZZO.) in den vasten sector van het hooge licht, dat dan inéén is met het licht op het Westhoofd. Om de richting van den stroom bfl de geul aan te duiden, worden van het O.lflk hoofd seinen gedaan met een arm aan een paal, welke arm wflst in de richting van den stroom. Dit seiu wordt gedaan op het oogenblik, dat de veerboot de haven zal binnenkomen. . Bfl nacht met witte, roode en groene lichten. MALMÖ. 157 Van om de Z. komende moet men in den witten sector blflven tot men het Kal1c-Grund-\\ch.tsch\p N 315° O. (NW. f N.) peilt; bn' het naar binnen staren moet men het groene licht inéén hoaden met den vasten sector van het licht op den binnensten havendam. 0.-Havenlicht Malmö. Zie L. 1. No. 153. Op den O.havendam. Op de buitenreede van Malmö een rood vaartuig met een mast en toren, toonenae op 4£ en 3| M. Imö . boven Water onder elkaar 2 vaste witte lichten; zfln er geen loodsen aan boord dan sléchts een wit licht. Bjj dag wordt de gewone wit-blauwe vlag in top geheschen wanneer loodsen beschikbaar zijn. . Mïstsein. Met de klok, iedere 2 minuten 4 snel opvolgende slagen ; indien een stoomboot wordt verwacht, iedere 4 minuten een knalsein. Bfl ijsgang niet station. Tusschen Malmö en Limhamn blijft de 5-vademlijn over de eerste 2 mijl 0,8 tot 0,5 mijl uit den oever. Even beO. de laatste haven buigt de 5-vademlijn naar W. en NW. Twee vrijliggende ondiepten, met 15 voet water, f mfll uit den wal, midden tusschen Malmö en Limhamn, worden aangeduid door een roode spitse ton met een opstaanden bezem. , k Deze kunstmatige haven, ongeveer 2 mijl ZW. van Malmö, wordt gevormd door een golfbreker, die NNO.—ZZW. evenwijdig aan de kust loopt. Bn' beide uiteinden en ook daartusschen steken van den wal dwarshoofden uit. Bfl het X.einde blijft een toegang van 50 M. breedte vrfl. In het Z.deel van de haven staat 10 voet; in den N. toegangen ■het N.deel ongeveer 20 voet. Wanneer de haven te gebruiken is, worden kleine lichten getoond; op het N. hoofd van den golfbreker een bliksemlicht in sectoren wit, groen en rood; op de ZW. aanlegplaats een rood bliksemlicht. Betonning Noord toegang en geul: Aan de W. zijde een zwart drijfbaken met bal en een gewoon drijfbaken; 158 DE SOND. aan de O.zijde 2 drflfbakens met afhangende bezems. Zuid toegang: aan de NO.zflde een roode spitse ton en 2 drflfbakens met afhangende bezems; aan de ZW. zijde 2 zwarte stompe tonnen. Ora de Noord-haven in te loopen houdt men N 205° O. (ZW. t. Z.) op het N.einde van den golfbreker of in den sector wit schitterlicht en door de betonde geul. Voor de Zuid haven stuurt men N 126° O. (ZO.) met den molen van Hyllie ZW. open van den molen van Limhamn naar de betonde geul. — „ . Ongeveer 4 mijl Z. van Limhamn steekt een hoofd JUagshamn. , ... 1 mnl naar zee uit, aan het uiteinde is een kleine haven met 17 voet water gemaakt. Op het hoofd een vast licht met verduisteringen. Zie L.l. No. 154. Flint-Channel Dit vaarwater> met 23 voet, loopt van de reede van Malmö naar het Zuiden en is te beschouwen als de tweede van de belangrijke toegangen naar de Oostzee. De geheele Zweedsche kust van Malmö tot Falsterbo is laag, op de meeste plaatsen is bij de kust zelfs voor booten geen water genoeg om op het strand te komen. Op de kustbank ligt de droogvallende rots Skolör 0.7 mfll uit den wal. Aan de WNW. zijde, op 0,7 mfll afstand, een rood-zwart drflfbaken. Trind 1 ®eze bank met 1£ vadem, 0,9 mfll lang van NO.ZW. en 0,2 mfll breed, ligt 1 tot lf mfll uit den wal. Betonning. Aan het NO. einde een rood drflfbaken met opstaanden bezem; aan het ZW. einde een rood drflfbaken met 2 opstaande bezems. De eerste 3 mfll loopt de kust van Malmö om de WZW. en het Flint-Channel begint dan bfl Limhamn, aan den Z. hoek van de ruime Lomma- of Malmöba&i. Wegens de verschillende gevaren, die het Flint-Cannel als FLINT-V AARWATER. 159 het ware versperren, zal een vreemde liever niet beproeven zonder loods hier door te gaan. Aan de Oostzflde worden de gevaren aangeduid volgens het Zweedsche stelsel van betonning, aan de Deensche zflde door zwarte tonnen. Kalkgrundet. 1)626 bank midden in den vaarweg, aan de ZO. zflde, rijst met 1| vadem steil uit diep water op. Betonning. NO. een zwart-witte ton met stok en bal; Z. een zwart-witte spitse ton; ZW. een rood drflfbaken met bezem. Lichtschip Kalkgrundet. Zie L.l. No. 155. Aan de NW. zflde van deze vrfliiggende ondiepte met 9 voet water, ongeveer midden tusschen Sjöllenenden Oskars-grund. Het Flint-Channel is van de Zuid-Flint-iets, 7 voet boven water, tot de Trindelen en Rothe rotsen tusschen de 3-vademlfln aan beide zijden slechts 2 mfll breed. Oskarsgrund DeZ6 steenachtige vlakte, met 18 tot 20 voet water ligt midden in den vaarweg aan de ZO. zflde. Lichtschip Oskarsgrundet. Zie L. 1. No. 156. Stroomseinen Tei voorkomin& van aanvaring met het lichtLichtschin schip wordt de stroom in het Flintvaarwater Oskarsgrundet. alS V°lgt aan&even bÖ meer dan 2 mÜl snelheid. Bfl dag aan de ankerdavit een zwarte bal: stroom om de Zuid, een zwarte dubbele kegel om de Noord. Bfl nacht een rood licht boven het ankerlicht om de Zuid. » » groen „ onder „ „ „ „Noord. Tusschen dezen bult en de Zuid-FUntbank is een diepe geul, echter maar 500 tot 700 M. breed met ongelflke diepten van 4 tot 6 vadem. Op verschillende plaatsen in het vaarwater vindt men moddergrond en verdwaalde steenen, waarop van 22 tot 23 voet water staat. Betonning aan de NW. zflde van de Flint-Rannan. 160 DE SOND. Lichtboei Soendre-Flint S. E. Op h mijl ZW.lflk van het Oskarsgrundetlichtschip, O.lijk van een ondiepte, NW. van de geleidelfln, een zwarte ton, toonende een wit groep bliksemlicht, iedere 10 sec. 2 schitteringen. 2-1 mfll ZO. van Saltholm een zwarte ton met 2 ballen; f mfll meer om de NW., op 270 M. ZO. van de Soendre-Flintbank een zwarte belboei ten dienste der vissehersvaartuigen van Juli tot November. Bovendien de spitse tonnen van het Saltholm-Flak: O. ton met bol op 3 mfll beO. den wal; Z. ton met 3 ballen, 2 mfll beZ. het eiland. Schepen, die van om de Noord naar het Ftint ei aanwijzingen. vaarwater gaai]) moeten het W.lflk uiteinde van het eiland Hven ongeveer N 330° O. (N. t. W. $ W.) houden; "bfl nacht het NW.lflke licht van Hven, dat beO. genoemde peiling duister is juist nog in zicht houden. De vaste sector van Haken geeft leiding beW. de gevaren bij Landskrona; het schüterlicht scbflnt over die gevaren. Met het licht van Barseback N 70° O. (O. t. N.) is men beZ. de Pinhdttenbank en kan men naar het loodsschip bfl Malmö sturen en van daar Westelijk langs de Kalkgrund- en Oskarsgrund lichtschepen. Houdt men daarna de 2 lichtschepen inéén, dan loopt men in een diepte van 21 voet door het vaarwater. Het is echter mogelijk, dat met het fls groote steenen in het vaarwater gekomen zfln, waardoor er nu minder water staat, zoodat het niet is geraden steeds op deze diepte te vertrouwen. Een zeilschip kan bfl nacht om de Z. opwerken in den 'vasten sector van het hooge licht van Malmö. De sector enkel schitterlicht waarschuwt dan voor de Finhattan en Kulorna, de sector dubbel schitterlicht voor den NO.rand van het Saltholm-Flak. 'Lill B d Wanneer men het .Fïwtf-vaarwater door is, q zfln de belangrijkste ondiepten, die men om de Zuid gaande moet vermflden de JMle-Grund en de Bred Grund. De uitgestrektheid van deze banken, waarop plekken met slechts 3 voet water, en hun ligging, kan men bet best van de nieuwst uitgegeven kaart beoordeelen. In het vaarwater tusschen den Lille-Grund, de Noordelijkste bank, en het Dropen-lichtschip staat 4 tot 6 vadem water. Betonning. Aan de W.zflde der banken in den grooten vaarweg, NW. van den LUlegrund de u>öfclichtbelboei, zie bieronder; FALSTKRBO. 161 f mfll W. van een bult met met 5 voet op den LUlegrund een witte stompe ton met een afhangenden bezem; li mfll ZW. van een bult met li vadem, op den LUlegrund, in 5i vadem, een witte stompe ton met 2 afhangende bezems; W. van den NW.lflken bult met 3 vadem, op den Bredgrund, een rood drflfbaken met opstaanden bezem boven een bal; op den Viragogrund een rood drflfbaken met bal boven èen opstaanden bezem; ongeveer li mfll van den ZW.rand van den Bredgrund een rood drflfbaken met opstaanden bezem boven 2 ballen. In den vaarweg tusschen LUlegrund en Bredgrund: aan deN.zflde een zwart-wit drflfbaken met bal; aan de ZO.zflde een rood drflfbaken met bal tusschen 2 bezems; „, , Deze haven met 15 voet, waarheen een ge- Klagshamn. , ' „ s baggerde geul met dezelfde diepte geleidt, ligt 4 mfll Z. van Limhamn. De geul wordt aangeduid door roode drflfbakens aan de Noord- en zwarte aan de Zuidzijde. De Korannan, vaarweg van om de Zuid, tusschen Bredgrund met Rynkoma en Kogrund is 3 vadem diep. Betonning. Aan de W.zflde, van N. naar Z.: een zwart drflfbaken met 2 ballen; 2 drflfbakens zónder topteeken; 2 zwarte drjjfbakens, ieder met bal; 1 zwart drflfbaken met 2 ballen, beW. de reede van Skanör. Aan de O.zflde van N. naar Z.: een drflfbaken met 2 bezems tegenover het 2e drflfbaken aan de W.zflde; een drflfbaken met bezem; een rood drflfbaken met bal boven èen opstaanden bezem, geeft tevens den ZW.rand van den Kogrund aan; een drflfbaken met bezem li mfll N. van Skanör-hamn. Licht Klagshamn. Zie L.l. No. 154. t- la /i. Aan 'de NW.zijde van de bank een witte Licntoelooet , LüleGrund NV toonende een rood scftifferlieht iedere 15 sec. een schittering van 5 sec. duur (5—10). zichtbaar tot 6 mfll. Licht Bredgrund. A met gemiddeld 4 vadem water, is bn het ZW.einde 3f mnl NI64°O. (Z. jO.) van den vuurtoren op Hielm, een plekje met 12 voet. 172 TOEGANG NAAR DE BELTEN. Betonning. In 4 vadem, aan N W.zflde, een witte stompe ton met stok en bezem, aan de ZW.zflde een lichtboei. In 13 vadem, Z. van de bank, een roode ton, Lichtbi u ei toonende een vast licht met verduisteringen, iedere Mosel-Grund. ? 5 ^ 2& gec duister (5_2,5). Wordt bfl ijsvorming vervangen door een rood drijfbaken. De bank, met 3 vadem water, 0.8 mfll lang van Marthe-Flak. m naftr zw en 45Q M breed) ljgt 4i mjji N 43° O. (NO. f O.) van het eiland Veirö. Aan de Z.zijde een roode spitse ton met 2 bezenis. Deze platen omvatten in een- vierkant van onMunke-Grund. geveer 2i fflfli zpe, verscheidene vrflliggende Middel-Flak. ondiepten. het minste water, 13 voet, staat op een van de N.lflke plekken. Aan de N.punt, in 7 vadem, 0.7mfll O. van den Munke-Grund, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems; tusschen de ton en het NO.einde van het rif bfl Seirö is een diep, 5 mfll breed vaarwater. Van deze beide gevaren, aan de ZW.zflde van Hatterrif en den Munke.Grund en aan de w.zflde van den Hatter-Barn. hoofdtoegang naar de Groote Belt valt het eerste op sommige plekken droog. Op het midden van het Hatterrif een"8J M. hooge Baken. kaap, waarop een rood en wit gestreepte bal; aan de O.zflde een roode ton met 2 bezems. Hatter-Barn bestaat nit 2 plekken van 2f vaden, liggende Zuid van het Hatterif nog meer in den vaarweg; de ZO.zflde wordt aangeduid door een lichtboei. In 6 vadem, f mfll ZO. van den bult, een rootte * ton toonende een vast licht met verduisteringen Hatter-Barn (6_2>5). Bfl ijsgang een rood drflfbaken. Op li mfll N 13° O. (NNO.) van de kaap op het Hatterrif ligt, O. van het eiland Bosserne, een steile rots met 14 voet water. 173 Deze straat tusschen de eilanden Veirö en Bos"Veirö-Sund. wordt veel gebruikt door schippers met plaatselijke bekendheid, maar men moet wel zorgen, de Veiröbank, met aan de O.zijde den Flensborg-Grund, een groepje klippen met 7 voet water, aangeduid door een roode' spitse ton met een bezem, te vermijden. Op Bosserne, aan de O.zijde van de geul fcen 6 M. hoog zwart driepootbaken met zwarten bal. De ondiepe staart, die het eiland Veirö verbindt met de bank Tan dien naam, biedt bij Z.lijke winden een goede ankerplaats voor kleine vaartuigen. Op het eiland Kyholm, bn' het NO.deel van Samsö, Ky olm- ö . js een qTjarantaine-station. Het vaarwater tusschen de beide eilanden is een uitstekende zomerhaven. Op het eiland zijn steeds loodsen beschikbaar. Men kan naar het Kyholm-Löb en den NW. toegang van het Lindholm-Dyb sturen met de kerk van Besser en het Meüesholm-b&keji, in de Stavns-Fiord, N 194° O. (ZZW.) ineen. Men gaat dan op IJ mijl beW. de witte stompe ton met 1 bezem 'aan de NW.zflde van het Veirö-Flak en op i mijl beW. den LangbaUe- Grund, waarop 3 vadem. Ongeveer 2 mfll W. van de Veiröbank, aan de Lmdholmdiep. w zyde waarvan slechts 10 voet water staat, is de LangbaUe-Grund met 18 voet water; tusschen beide banken is een vaarwater, dat, vervolgd door een diep, tusschen de eilanden Lindholm en Veirö, den kortsten weg vormt van het Noorden naar den toegang van de Groote Belt. Betonning. Aan de O.zijde bij de W.punt van de bank, die van Veiro afsteekt, een witte stompe ton met 1 bezem; aan de ZW.zijde, in 3f vadem, aan den NO.rand van het Jüindholm-Flak een roode spitse ton met opstaanden bezem. _ Dit eiland, W. van het N.lnke schiereiland van "Tunö. o, Samsö, wordt omringd door ondiepten, zoodat tusschen de eilanden maar een geul van 1 mfll breedte overblijft. Aan den Oostkant steekt het Rönnenrif ongeveer £ mfll uit, aangeduid door een lichtopstand. 174 TOEGANG NAAR DE BELTEN. Licht TunÖ. Zie L.l. No. 165. Aan het O.einde van het eiland. Haven Tunö De kleine haven> aan de ZO. zflde, is 9 voet diep. Op den Z. dam, wanneer een schip verwacht wordt, een klein vast rood licht. Licht Tunö-Rön. Zie L.l. No. 166. Op het O. einde van het rif. Baken. Bjj Stenkarlen, de W.zflde van het eiland, een 8 M. hooge roode paal, waarop een hal. Aan de N.zijde is op de uitgestrekte NO.bank, in het bijzonder hij de Oostpunt, een goede ankerplaats, waar schepen des zomers zelfs een N.lijken storm kunnen afrijden, omdat de hougrond er zeer goed is. De beste plaats om te ankeren, in 3 vadem, is in de merken: de kerk N 176° O. (Z. § W.) inéén met de O.lflke rotssteilte en de Kaap Asmör N 122° O. (ZO. f O.) binnen het Rönnenrif; men is dan goed beschut tegen Z.lflke winden. Bfl het NW.rif is ook een goede ankerplaats, maar daar hier verscheidene klippen zijn, mag men in niet minder dan 3 vadem water komen. Aan de ZO.zijde ankert men in 3 tot 5 vadem op goeden hougrond; in minder diepte is de hougrond slecht. Aan de ZW.znde neemt de diepte, na 6 vadem, plotseling toe. Loodsen kan men te lunö verkrijgen, zoowel voor alle plaatsen ten Z. en ten W., als voor plaatsen langs de kust ten N. « , Deze bank met 12 voet water, li mnl N 238° Kirke Grund. r. ,wr7-IIT\ . ^ .. , O. (WZW.) van de Z.punt van Tuno, kan men aan de O.zijde passeeren door Isse-Hovéd open beO. den lichtopstand op het Rönnenrif te houden. Ten dienste der spoorveerbooten in het vaarwater tusschen Kirkegrund en lunö een rood-witte ton met stok en bal. Tunö Kn h ^eze droge zandbank, ongeveer li mijl lang, ligt tusschen het eiland Tunö en het vaste land HORSENS-FIOHD* 175 Tan Jutland. De vaargeul tusschen deze bank en Tunö is een halve mnl breed en van 13 tot 16 vadem diep. Betonning. Aan het NO. einde van de ondiepte, die aan de N.zijde van Tunö-Knob uitsteekt, een roode spitse ton met 2 bezems; aan de W.zflde een witte stompe ton met afhangenden bezem, liggende in 3* vadem water. Aschehougs-Flak. °P deZG plaat' tasschen Tunö-Knob en den hoek Dingby, liggen 2 bulten met slechts 9 en 13 voet water; tusschen de plaat en Tunö-Knob is een geul, i mn'1 breed en 7 vadem diep, behalve op een plaats waar slechts 3 vadem water staat. Vreemden móeten beslist dit vaarwater vermijden. Hov-Rön Deze bank met maar 1 voet water en talrnke rotsen tegenover den hoek Hov, wordt van de meer naar binnen gelegen ondiepten gescheiden door een smalle geul. Aan de O.zijde een roode spitse ton met 3 bezems; aan de N.zflde een witte stompe ton met 2 afhangende bezems. Hoy. Zie L.l. No. 167. Bn' deze haven een klein licht in sectoren. De haven tusschen 2 hoofden is in den toegang 10 voet diep en wordt ingeloopen door een 36 M. breede geul met dezelfde diepte. De geul is bebakend met takken (zie Bijlage). Svane-Grund. Deze uit&estrekte ondiepte, gedeeltelijk droogvallend, vormt de Westzijde van het vaarwater langs Samsö, dat tusschen de 5-vademlijn 11 mfll breed en 14 tot 20 vadem diep is. Om beO. den Svane-Grund langs te gaan houde men de 0.zn'de van Helgends juist N 6° O. (N. t. O. | O.) inéén met Kaap Kolsör. In dit merk loopt men ook vrfl van de Ringebiergbank. Betonning. Aan de O.punt, in 2\ vadem; een roode spitse ton met een opstaanden bezem; aan de NNW, en W.zflden witte stompe tonnen. Endelav ^ driehoekige eiland van 2^ mfll zflde, ZZW. van den Svanegrund, ligt op de vlakte, die daarvan 176 TOEGANG NAAR DE BELTEN. afsteekt, en wordt er van gescheiden door een geul met 9 voet. Aan de N.züde is een kleine boothaven, waarbij kleine lichten. Dc 3-vademlün rijst aan de Zuidzijde, op 1 mfll uit den wal, steil op uit de 10 vadem. De Lillegrund, met 2f vadem op zand en steenen rflst uit 10 vadem op, op 3$ mfll N 250° O. (W. t. Z.) van dén ZW. hoek van Endelave. Het Middle-Flak, met 2\ vadem op zand en steenen, ligt ook 'in den Z.toegang naar Horsens, IJ mfll N.lflk van den LUlegrund. Bfl den hoek Ashoved steekt een kustbank, met op den rand 1 tot 6 voet, 0,3 mfll uit. Betonning. Z.toegang naar Horsens. O. van het Ashoved-Flak; in 4 vadem, een roode spitse ton met een opstaanden bezem; W. van den LUlegrund, in 4| vadem, een witte stompe ton met 3 afhangende bezems. tusschen LUlegrund en Ashoved: de kerk van Créleidemerk. Hiarnö N 346o 0 ^N jW) tasscnen de kerken van Hundslund en Gangsted; bfl nacht de lichten van Hiarnö N 339° O. (N. t. W.) ineen. „ _. , De toegang naar de diepte en breede fiord, waarin de eilanden Hiarnö én Alrö, is tusschen de hoeken GyUingnds en Hundshage. De eilanden zfln omgeven door banken en. ondiep water en alleen de nauwe Hïarnö-Sund is te bevaren, welke straat, tusschen de eilanden en Hundshage, voert naar een uitstekende reede, waarover groote schepen kunnen opvaren tot Vbrsö. Schepen met 19 voet diepgang kunnen door een gebaggerde en goed betonde geul Horsens bereiken. Geleidelichten Hiarnö. Zie L. 1. No. 168. Op de NW.punt van het eiland. Geleidelichten Haldrup. Zie L.1. No. 169. Buiten bfl het dorp Haldrup. Verder naar Seit en Horsens geleidelichten in de fiord, zie L. 1. No. 170 en 171. Betonning. Z. van de tong Hiarnö, aan de O.zflde van de TOEGANG NAAR DE KLEINE BELT. 177 Horsens-Fiord in 4£ vadem water, ZW. van den Söndergrund met 2j vadem, een roode spitse ton met 3 bezems; bn Hundshage, aan de W.zflde van den ingang naar.de fiord, in 4£ vadem water een witte stompe ton met 2 afhangende bezems; aan den W.rand van de bank bn Alröhage, in 2 vadem, een rood drnfbaken met opstaanden bezem; aan de N.zijde van den Selgrund, die van den hoek BorreKnob afsteekt, 3 witte drflfbakens met stroowisch, in 1 tot 3| vadem; aan de N.zflde van de gebaggerde geul een roode spitse ton met 2 opstaande bezems, roode drflfbakens met opstaanden bezem; een rood vat met bezem, op ongeveer 2 mfll afstand van den haventoegang; verscheidene roode drflfbakens zonder topteeken; aan de Z.zflde geen betonning. Op de bank 4 groene spitse tonnen ter aanduiding van een stortplaats. Loodsen voor Horsens kan men verkrflgen op Tunö. Men zal niet beproeven zonder plaatselijke hulp de fiord in te loopen. Men loopt van het Zuiden naar de Horsens-Fiord door de kerk van Hiarnö N 346° O. (N.fW.) tusschen Gangsted en Hundslund te brengen en daarop te sturen tot Vaarsö-Kalv N 320°O. (NNW. |W.) open is van den Hoek Borre en men in die lfln of in de lfln der Haldrup geleidelichten N321°0. (NNW. f W.) stuurt, tot men bfl het ronden van het 2e witte baken, aan den rand van den Selgrund, de opstanden van Seit N 238° O. (WZW.) ineen ziet en in dit merk naar den toegang van de gebaggerde geul stuurt. (Zie betonning). In de geul stuurt men met de lichtopstanden van Horsens N 284° O. (WNW.). Loodsplicht voor schepen van meer dan 80 RT. Bfl nacht stuurt men achtereenvolgens in de geleidelflnen. . . In deze diepe baai Z. van de Horsens-Fiord, tusschen Hundshage en Ashoved, loopt de bodem geleidelijk naar den wal op; er zfln geen gevaren in de baai, maar bfl Ashoved steekt een bank uit, waar men in 3 vadem langs moet gaan door de kerk van Hiarnö tusschen de kerken van Hunds- 12 178 JUTLAND ZO.DEEL. lund en Gangsted, welke beide in het binnenland goed kenbaar zijn, te houden. Met de kerken van Hundslund en Hiarnö inéén ligt Z. van den hoek Ashooed een rotsige plek, waarop slechts eenige voeten water. Tusschen deze plek, en het eiland Endelave zfln 2 ondiepten n.1. het Middelflak en de Lüle-Grund, N.—Z. van elkaar, achtereenvolgens met 13 en 17 voet minste water er* gemiddeld meer dan 3 vadem. Zie hiervoor. Deze baai, ligt tusschen Ashoved en Biörns-Knude, Sandbierg-Vig. den N1gken noek van jde \eile-Fiord, welke men met Abelö op F yen kan beschouwen als de Noordelijke grenzen van de Kleine Belt. Van Biörns-Knude steekt een smalle rotsige rug met slechts 2 voet water 540 M. uit den wal, omgeven door een uitgestrekte plaat, welke kleine vaartuigen tot in 2 vadem kunnen naderen. Aan de ZO.punt een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. De bank zet zich naar het N. en NW. in de Sandbiergbaaï voort tot het bosch bij Juelsminde-veer. Op de randen staat 6 tot 7 voet water, er tegen aan 6 tot 7 vadem. In het binnenste deel van de baai is van af Juelsminde tot de pannenbakkers bij de Palsgaard, tot vlak bfl het strand diep water, maar bij de laatste plaats zijn eenige kleine ondiepten met IJ tot 2 vadem water, waarom men hier in niet minder dan 4 tot 5 vadem water mag komen. De beste ankerplaats in de baai is in 4£ vadem water ter hoogte van het veer van Juelsminde. Als stopplaats is deze baai uitstekend, niet alleen bn W.lijke, maar ook bfl N.lflke en Z.lflke winden. Van Juelsminde vaart een stoomveer naar Bogense op Fyen. up net onaiepste geaeeite van aeze piaat, Paludanbank. ^ z yan deQ vuurtoren op Vestborg (eiland . Samsö), staat slechts 15 voet water. Tusschen de bank en het eiland Samsö staat 8 tot 12 vadem water. Aan de N.zijde in 4& vadem water een witte ton met 3 afhangende bezems. Ongeveer 1 mfll Zuid van het midden van de bank ligt een plekje met 16 voet. ODENSE-FIORD. 179 Bolsax en ^ Z^n 2 van de meest gevaarlijke ondiepten . , _ . in de Deensche wateren; ze liggen jnist in het vaarwater tusschen de eilanden Fyen, Samsö en Seeland. De F- Wordt üle un k„ jjgvormjng vervangen door een witte ton. Tusschen de hoeken Fyen en Agernds, aan de Odense. N.znde van Fyen, 9 mfll O.—W. van elkaar, dringt de kust 7£ mfll het land in; in het binnenste deel is de 'nauwe ingang naar de Odense-Fiord. Loodsplicht voor schepen van meer dan 80 R.T. Loodsen aan de O.zflde van den toegang, op Skoven. Licht Enehar Odde. Zie L. I. No. 172. Aan de W.zflde van den ingang naar de Odense-Fiord. De toegang naar de Odense-F iord ligt tusschen Enebdr-Odde, de lage begroeide ZO.punt van Hals aan de W.zflde en Skoven aan de O.zflde. De fiord heeft een oppervlakte van 8 bfl 5 mfll, waarin de vaarweg met ongeveer 3 tot 4 vadem en een zfltak naar Egense in NW. richting. Ij Mfll NNW. van Enebdr-Odde ligt de 3 vademlfl'n op 0.5 mfll uit den wal, maar nadert dien hoek bfl den toegang, die hier 6 tot 8 vadem diep is en aan de 0.zflde begrensd wordt door een 360 M. afstekende kustbank. Binnen den toegang is de hoofdrichting van het sterk kronkelende vaarwater ZZW. en vervolgens W.lflk naar de gebaggerde geul. Deze is 4£ mfll lang, 60 M. breed aan de oppervlakte en heeft, bfl een diepte van 19 voet, een bodembreedte van 19 M. Betonning en Bebakening. In 6| vadem, 1.4 mfll N. van den vuurtoren, een rood-witte beZboei met bal; ('s winters een rood-witte spitse ton met bal). In den vaarweg rood-witte palen en geleidebakens met driehoeken, ovalen en schflven. ODENSE-FIORD. 181 Verder aan S.B. roode drfltbakens met bezems; aan B.B. witte drflfbakens met stroowisschen. Bovendien hier en daar houten tonnen. Men kan naar den toegang der Fiord sturen met de kerk van Kolby achteruit N 1° O. (N. t. O.) open van den lichttoren van Vestborg. Men houdt eerst mid-vaarwaters eji waakt door looden niet te dicht bfl het ondiepe water aan een der zflden te komen. Is men binnen, dan houdt men de W.zijde. Bfl nacht stuurt men ongeveer N171° O. (Z.) tot bfl den lichttoren en verder op zicht naar binnen. Tusschen Agernds en het eiland Aebelö steekt de Middel-Grund 2 mfll uit den wal. In den inham, tusschen den Middel-Grund en Aebelö is een ankerplaats, die men zoo noodig gebruiken kan, maar een vreemde moet zorgen niet te dicht bfl de ondiepten aan beide zflden te komen. Licht Aebelö. Zie L. 1. No. 173. Op den NW.hoek (Nordre-Braad) van Fyen, aan de O.zflde van den N.lflken ingang naar de Kleine Belt. Betonning. Aan de buitenzijde van het Noordwestrif bfl Aebelö in 3 vadem water een witte stompe ton met 1 afhangenden bezem. HOOFDSTUK II. DE KLEINE BELT. Grenzen. De juiste grenzen van deze straat, die het eiland fyen afscheidt van het vaste land van Jutland, zijn moeilijk op te geven. Meestal wordt aangenomen dat zfl zfln: aan de N.zijde de lfln van Biörnt-Knude naar Aebelö, aan de Z.zijde de lfln van den hoek Pöihl, het ZO.einde van het eiland Alscn, naar Veisnds op het eiland Aerö. De grensscheiding met de Groote Belt is hier de lfln van Erikshalle op de ZO.punt van Aerö naar Vornds, de NW.punt van Jaasinge en van daar langs de Noordzijde van het eiland naar Svendborg, welke stad ligt bfl de samenkomst der beide Belten. In de vaarwaters van de Kleine Belt, die vooral des nachts, dank zfl de uitstekende verlichting, voor een stoomschip gemakkelijk zfln te bevaren, staat 6 vadem minste water. Kiest men de Aarö-Sund, dan heeft men daar 27 voet minste water. Men loopt van beO. Samsö gemakkelijk de Kleine Belt in door den hoek Liushage op IJ mijl afstand te ronden, daarna WN W.lflk te sturen met Vestborg ruim aan S.B. en beN. de witte ton van het Paludan-Flak en, als men Vestborg 2 tot 3 streken achterlijker dan dwars heeft, naar den ingang van de Kleine Belt. Wil men ruim vrfl bljjven van den hoek Lynger-Hdge, de ZO.punt van 'Endelave, dan haait men, als men Vestborg voorbij is, eerst eenige mfllen Z. voormen naar beN. den hoek Aebelö stuurt. Ondiepten. Het rif, dat ongeveer 180 M. van den Noordwesthoek van het eiland Aebelö uitsteekt, kan door kleine vaartuigen tot in 2 vadem genaderd worden, door grootere schepen overeenkomstig hun diepgang. W. van het eiland is een diepe baai, reikende tot aan den smallen soms droogvallenden rug, die het eiland Aebelö aan VEILE-FIORn. 183 Fyen verbindt. Deze baai, waarin de diepte van 5 tot 3 vadem afneemt, biedt een uitstekende reede, beschut tegen alle winden, behalve die nit het Noordwesten, welke winden tengevolge van de engte van de Belt, weinig zee doen ontstaan. In het ZW. deel van de baai is een uitgestrekte plaat, waarop aan den buitenkant 3 tot 4 vadem water, de plaat moet vermeden worden door groote schepen, bestemd naar de Kleine Belt, die den hoek Aebelö ronden. _ . v. Ongeveer 13 mn'1 N 249° O. (W. t. Z.) van Aebelö ° °' ligt, bfl den ingang naar den Trechter van de Kleine Belt, de uitspringende hoek Stavrshoved, terwfll de kust tusschen beide landhoeken een om de Zuid 4 mfll indringende bocht vormt, waarvan het diepste gedeelte beO. Stavrshoved, Daaring-Vig (baai) heet. Hierin zfln geen gevaren en is tot onder den wal diep water. Tusschen Aebelö en de Baaringbaai ligt de kunstBogense. matige haven Bogense, waarin 15 voet water. De reede is hier slecht en onbeschut. Op een paal van het havenhoofd O. van de o ten Bogense. naven een Yast rood licht zichtbaar tot 2 mfll; wanneer een stoomschip verwacht wordt, een stel vaD 2 witte geleidelichten. Ongeveer 1 mfll N13°0. (NNO.) van deze haven ligt de Skinfel klip met 10 voet water. ZW. daarvan is de Holmen een klip met { vadem. Aan NO.zflde hiervan een rood drflfbaken met opstaanden bezem, ter aanduiding van den vaarweg naar Bogense; aan de O.zijde van dezen vaarweg ligt een witte ton met stroowisch. Baken. Op het strand, O. van de haven, een witte vierkante kaap, 6 voet hoog. -w -i nn a ^e toegang tot dezen zeearm ligt tusschen de Veile Fiord. boeken BiörnsKnude en Kasser-Odde, op het vasteland van Jutland. Van hier dringt de fiord ongeveer 15 mfll in NW. richting naar binnen. Bfl Biörns Knude ligt een smalle tong, waarvan de3-vademIfln, 1| mfll Zuid van den hoek, wordt aangeduid door een roode ton met 2 bezems. 184 KLEINE BELT. Van Kasser-Odde steekt een ondiepte lf mijl in NO. richting uit, aangeduid ook door een roode ton met 8 bezems. Licht Troelle-Nes. Zie L.l. No. 174. Op den hoek Kasser-Odde. De fiord is over het algemeen schoon en kan door een vreemde, die den N.wal houdt, gemakkelijk bevaren worden, daarbü denkende aan de ondiepten, die van de hoeken Rosenvold en Trdsko uitsteken, aangeduid door roode spitse tonnen met 1 en 2 bezems. Aan den Z.wal is bfl Mörkholt de Prins F rederiks-Grund, een plek hard zand, waarop 9 voet water. Er is geen goed merk om hiervan vrfl te loopen, alleen kan men de Holtserhage, mesr naar binnen aan dezelfde zflde van de fiord, ongeveer N 311° O. (NW. £ N.) houden. Met aflandige winden kan men overal in de fiord goed ankeren, maar de zachte bodem biedt slechten hougrond. Met NO.winden kunnen kleine schepen achter het BiörnsKnuderif in 3 vadem water op taaie klei beschutting vinden. Met N.lflke en O.lflke winden biedt de bocht binnen den hoek Rosenvolt een goede ankerplaats voor schepen van elke grootte; met Z.lflke of ZW.lflke winden is deze reede met den lossen modderbodem tamelijk onveilig. De eenige veilige reede in de fiord, beschut tegen alle winden, is de Andkiör-Vig, binnen Holtserhage; maar alleen kleine vaartuigen kunnen voldoende achter den hoek liggen, de grootere moeten meer buiten blijven. Ton. NO. van den rand der bank bfl Holtserhage, in 4J vadem, een witte stompe ton met afhangenden bezem. Deze groote stad, met meer dan 13000 inwoners,. Veile ligt aan het binneneinde van de Fiord. Een smalle gebaggerde geul met 18 voet water leidt naar de haven, waarin 18 voet water staat. De geul wordt aangeduid door roode tonnen aan S.B. en witte aan B.B. Licht Traskohage. Zie L. 1. No. 175. Voor de Veile-Fiord. KOLDING-FIORD. 185 Lichten Veile. Zie L. 1. No. 176,177. Bn de haven een stel geleidelichten en een vast groen licht. De Trechter Ka*s&-Odde naar fredericia en van Stavrs- . . hoved naar den hoek Strib, loopen de; kuste (Tragten). T .. , „ ' van Jutland en Fyen naar elkaar toe, zoodat ze het deel van de straat vormen, bekend als de Trechter. De kustbanken steken aan beide zijden weinig uit, het minst bfl Strib, terwfll aan den tegenovergestelden wal bfl Skanse-Odde, een rif ligt. Aan het uiteinde van het rif een roode spitse ton met bezem. Bfl Gryde-Naes ligt evenwijdig aan den wal van Jutland een zandrug, met op het ondiepste gedeelte 20 voet water, waar omheen onregelmatige diepten op klei. Tragten begint tusschen de hoeken Skanse-Odde en Strib en eindigt bn' kaap Stendrup. De stroom is hier harder dan in eenig deel der Deensche wateren en wanneer een Noordoostenwind doorstaat, wordt een hooge onaangename zee veroorzaakt, die zelfs de ankerplaats bij Fredericia onveilig maakt. In-dit geval is er voor schepen onder bescherming van den hoek Strib een betere ligplaats dan te Fredericia, hoewel het hier iets dieper is; de beste ankerplaats, beschut tegen alle winden, is in de Móllebugt op goeden hougrond, buiten den invloed van den stroom. Fredericia De haven van deze groote stad, met meer dan 10000 inwoners, aan den ingang van Tragten, is toegankelijk voor schepen met 18 voet diepgang; voor de veerboot is W. van de stad een haven met 12 voet water, tusschen beide havens is een boothaven met 7 voet water. Fredericia Mistsein. Met een sirene op het W.lnk hoofd van de Oosthaven; met een klok op het W.lnk hoofd van de Westhaven. Laodsen zn'n hier te verkrijgen voor al de havens in de omgeving en voor de Kleine Belt. Op het havenhoofd kleine lichten, zie L. 1. No. 179. Het voornaamste veer over de Kleine Belt vaart tusschen Fredericia en Strib. Licht Strib. Zie L. 1. No. 178. Op den lagen hoek. 186 KLEINE BELT. De vaartoren is overdag moeilijk te verkennen, in het bijzonder met de zon er achter. Bij den hoek Strib worden nog verscheidene kleine witte, roode en groene lichten getoond voor de veerbooten. Bfl den hoek is een rif en f mfll N 160° 0. (Z. t. O.) ervan een ondiepte met 12 voet water. De wal bfl deze stad is zeer steil en ongeschikt Middelfart. voor ankerplaats; de haven is toegankelflk voor schepen met 11 tot 15 voet diepgang. Licht Middelfart. Op het Westelijke havenhoofd van 1 Augustus tot 1 Mei op 7 M. boven water een vast rood licht. GalsKlint. Bfl den ronden steilen landhoek, aan de Z.zflde van dit gedeelte van het vaarwater, steekt een bank uit, met 2 tot 3 vadem water op klei, zeer geschikt voor tfldelflke ankerplaats. Lichten Borup. Zie L. 1. No. 180 en 181. Het Westelijke, met witten sector naar OZO. Het Oostelijke, met witten sector ZW. In de sectoren van deze lichten vaart men dicht langs den wal en men moet dus bfl den overgang van den eenen naar den anderen witten sector snel van koers veranderen. BeW. GalsKlint en de Noordpunt van het Flessingenbank. eiland Famö j.gt een Dank met Qp het on_ diepste gedeelte 6 voet water. Hoewel in het sterkste gedeelte van den stroom, biedt de bank voor kleine schepen een goede ankerplaats in 2 tot 2£ vadem water op uitstekenden hougrond. Aan de N. en O.zflde rflst de bank steil op uit 6 tot 3 vadem; aan de ZW.zflde loopt ze geleidelijk af naar de vlakte, met 6 vadem, die haar verbindt aan het kleine hooge eiland Faenö-Kalv. In de geul, aan de zflde van Jutland, staat 15 tot 30 vadem, aan den kant van Fyen 8 tot 10 vadem, maar het vaarwater is tusschen de bank en een ondiepte, die van hetJN.einde van Faenö uitsteekt, veel minder diep. Betonning. Op het ondiepste gedeelte van de bank een witte ton met afhangenden bezem. Licht Klippehage. Zie L. l. No. 182. Met witten sector om de ZO. BRKDSIXGEX. 187 Xoldintr-Fiord. De ingangr naar deze ^ord aan de WzÖde " ' van de Keine Belt, tusschen het Boruv-Sand en den hoek Lödver-Odde is tegenover de flessingenbank. Aan de N.zijde van dezen zeearm zfln 2 inhammen, Eltang en Gudsö; de eerste is zeer ondiep, terwfll de geul naar den laatste, Oost van het eiland Kidholmes en den hoek Hovens slechte 36 M. breed is. Tusschen Kidholmes en den hoek Stagenaf staat maar 10 tot 11 voet water, meer naar binnen is het vaarwater dieper en vindt men goeden hougrond van klei en modder. Tegenover Dreiens-Odde is aan den Zuidelflken oever, tusschen Skare-Odde en Löger-Odde de Agtntp-baai. Betonning. Aan de N.zflde: 0.3 mfll ZO. van Kidholm en 0.1 mfll van ZO. van DreiensOdde een rood drflfbaken met opstaanden bezem; Aan de Z.zijde: BeN. de kustbank" die van SJuxre-Odde afsteekt en NO. van Löger-Odde een witte stompe ton met stroowisch. De fiord is in het binnendeel 5 tot 7 vadem diep, maar in het vaarwater zfln zooveel bochten, dat het niet doenlfik is merken op te geven. Over de bank, die in het binneneinde van de fiord ligt, is naar de haven van Kolding een 23 voet diepe geul gebaggerd, In het buitendeel der haven staat ook 23 voet, maar langs de kaden minder. Betonning. Aan de N.zflde der geul roode drflfbakens met opstaande bezems; aan de Z.zflde bfl het • W.einde een- wit drflfbaken met stroowisch. Overal waar meer dan 3 vadem water op modder en klei staat is goede hougrond, maar waar minder water staat, verhindert het zeewier ankers van kleine schepen goed te pakken. lachten Koldimr °P het Z einde van den niettWen golfbreker, die in ZW.lflke richting vanaf het N.lflke havenhoofd loopt, een groen vast licht met verduisteringen, iedere 3 sec. éénmaal. BeN. de haven van 'Kolding van 1 Augustus tot 1 April 2 roode geleidelichten, geleidelflh door de geul N 267° O. (W. J N.). 188 KLEINE BELT. Op het havenhoofd 2 groene geleidelichten, geleidelijn naar de haven N 253° O. (W. f Z.) zichtbaar tot 3 mijl. .. Van deze eilanden, mid-vaar waters in de Faeno en Kalv. m^ ig de kustbank van Kaiv z00 smal en steil, dat men er niet op kan ankeren. De kustbank van Faenö steekt verder uit, in het bizonder aan het X.einde, waar de bank een stopplaats biedt in 2 tot 2\ vadem op goeden kleibodem, die te verkiezen is boven die op de Flessingenbanlk^ omdat de stroom hier niet zoo sterk is, waarom de kustvaarders er veel gebruik van maken. Aan de X. en de Z.zijden steken de banken vrn ver uit den wal van het eiland en men moet ze zorgvuldig vermijden. De FZessingenbank, Faenö en Faenö-Kalv verdeelen de Belt in vaarwaters, waarvan dat beW. de bovengenoemde bank en eilanden het breedst en het diepst is. Om het O.lnk vaarwater, de Faenö-Sund, in te loopen, waar de kustbanken 0.1 mijl uitsteken, moet men tusschen GalsKlint en het W.ïn'k daarvan liggend bultje met 13 voet varen. De witte sector van Oost-Borup en die van Klippehage geleiden achtereenvolgens door het West-vaarwater. Licht Faeno. Zie L.l. No. 183. Aan de Z.punt. ZO. van het eiland Faenö dringt in het verlengde . mDorg- van de Faenö-Sund een zeearm ongeveer 5 mn'1 Fiord. in zo.lflke richting naar binnen, aan de 0.znde van het schiereiland Fons-Skov; van den ingang, waar 9 vadem water staat, vermindert de diepte langzaam tot 4 vadem mid-vaarwater bn' Svinö. Binnen den hoek lolben bestaat de bodem uit klei, zoodat men hier geschikt kan overwinteren. Van Fonskov-Odde, aan de W.zijde van de fiord, steekt een gedeeltelijk droogvallende bank ongeveer 360 M. in N.lnke richting uit; de N. en W.zflden er van zijn zeer steil, en men moet bn het passeeren er bijzonder goed op letten. De bank bn dezen hoek, aan de W.zijde van de Stendrup- tegenover het schiereiland Fonskov, steekt Ha#e- ongeveer 540 M. uit. Aan de ZO.znde in 4 vadem water een roode spitse ton met opstaanden bezem. BREDNINGEN. 189 Tusschen Stendrup-Hage en Heüsminde aan de W.zijde en JBöns-Skov en Wedelsborg-hoved aan de O.zijde, wordt de Belt belangrjjk wijder en vormt de Bredningen. De 3-vademlijn van de kustbank steekt hier aan beide zijden 0.2 tot 0.4 mfll van de oevers af. De bodem op de bank bestaat uit hard zand, waarover zeewier, bfl Vargaard met steenen. Deze bank, in den N.toegang van de Bredningen, "FlfllcÖiGtj midden tusschen het schiereiland Fonskov en den vasten wal, bestaat uit verscheidene harde zandbulten, waarop 13 voet minste water. Het vaarwater aan de W.zflde wordt vernauwd door een ondiepte, waarop 15 voet, ruim J mfll uit den wal bfl Stendrup. Aan de O.zijde van de bank, in 6 vadem, een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. Voor het vaarwater hier zie den witten sector van Faenö. . Dit gedeelte van de Kleine Belt vormt een goede Ureamng . welbeschutte reede met gemakkelijke diepten, (hoogstens 13 vadem). Meer naar den wal Jutland neemt de diepte af en bestaat de bodem uit een diepe laag modder, waar het anker doorheen moet, voor het in de klei er onder pakt. Aan de Z.zflde ligt het eiland Brandsö, met aan beide zflden een vaarwater; dat aan de O.zflde is het breedst en het diepst. Zie blz. 189. Zie lichten Faenö en Tvinsbjerg. _ Bfl de kust van Fyen zfln 2 baaien, die gescheiden Pons-Vis en \ . —. worden door een landtong, de Aalhoved. Beide ' °' *>' zfln goede stopplaatsen, maar in de lybringbaai is een bank, die men niet dan op het lood moet naderen. Van Aalhoved steekt een bank f mfll uit de kust en liggen op 360 M. uit den wal steenen; men kan in 6 vadem water vrfl van deze bank loopen, door de kerk van ïisvioi; N 327° O. (NNW.) tusschen Stendruphage en Faenö te houden. De bank bfl dezen landhoek is binnen de 4 vadem ^ °' zeer steil; in deze diepte kan men er langs loopen, door de Oostzflde van het bosch van Sporretorn. en den hoek bfl Aalhoved N 15° O. (NNO. * O.) inéén te houden. 190 KLEINE BELT. Langs den wal van Schleswig (Sleeswijk), Z. van Stendrup, is de kustbank, bestaande uit zand met zeewier, smal, maar ook buiten de 4-vadem lün is de bodem te zacht, om bn èen ZO. wind een goede ankerplaats te bieden. BeZ. Vargaard-Hoved neemt de bank eenigszins in breedte toe en wordt zeer steil, plotseling met 9 voet water op rotsigen bodem, oprijzend uit 4 vadem. In de baai, gevormd door den bovengenoemden hoek en Gravens-Hoved, is de toegang naar de Heilsmindebaai, een ondiep strandmeer, alleen geschikt voor kleine schepen. In den toegang ligt de grens tusschen Denemarken en Duitschland. De grenslijn loopt vervolgens ZW. op f mfll van Brandsö, op 1\ mn'1 ZW. van Egholm bn (Baagö) O. van den Barden-Grand, tusschen Bastholm en Aaró, ongeveer op Assens aan, beW. de LiUe-Grunden, tusschen Langgrund en Alsensteiu, tusschen Lyö en Alsen. Men moet in dit deel van de Kleine Belt er wel om denken, dat het vaarwater wordt aangegeven aan de Duitsche zn'de volgens het Duitsche stelsel, aan de Deensche zijde volgens het Deensclie stelsel van betonning. (zie Bijlage). t> , .. Dit eiland ligt midden in het breede deel van Brandsö. , v, . D * , ~ . ! „ de Kleine Belt; aan de Noordoost en Zuidwestzijde steken de riffen ongeveer \ mnl uit, overigens is het kustrif, hoewel zeer steil, 300 tot 900 M. breed. Het Noordoostrif is het ondiepste; de droogvallende rotsen liggen tot bij den rand. Men mag dit rif niet op het lood naderen, maar moet er op J mijl beN. langs gaan door de kerk van Husby open Noord van het bosch bfl Wedelsborg te houden. Op 200 tot 400 M. van het steenen havenhoofd aan de Zuidzflde van het eiland is in 12 voet water een goede ankerplaats. Bfl Anslet-Hage, tegenover het eiland Brandsö, steekt een bank 1500 M. uit den wal. De 3-vademlfln wordt aangeduid door een witte ton met stok en 0. topteeken /Duitsche stelsel/. De Knudshöft-Grund, met 3J vadem water, li mfll O. van Knudshöft, wordt van den Anslet- Grund gescheiden door dieper water. _. Deze baai, langs de kust Z. van Knudshöft, is s' zeer ondiep; van hier tot de Hadersleben-iiord zfln BAAGÖ-SUND. 191 bn de kust uitgestrekte banken, zoodat [de 4-vademlijn tot 1 mnl uit den wal ligt. _. , , , De geul, die naar de Hadersleben-Fiord leidt, is Hadersleben. „ , , .• r>- a ■ * * * zeer smal en lastig. Bij den ingang van de flord is een plek met 18 tot 20 voet water, waar de schepen ankeren, om met de hulp van lichters de lading te lossen of in te nemen. De stad aan het binneneinde van de fiord kan bereikt worden door een gebaggerde geul, waarin 16 voet water staat. Betonning. Voor den ingang een roocte verkenningston, waarboven een C, en het opschrift Hadersleben. Bovendien een rood drn'fbaken met bal en een zwarte spitse ton ; verder aan de X.zijde roode drijf bakens; aan de Z.zflde zwarte spitse tonnen, waartusschen staken en dukdalven. Loodsen zfln beschikbaar. In de Kleine Belt liggen nog verschillende eilanden, o.a. Baagö, (Bogö), Aarö, Linderum, enz., waartusschen verschillende vaarwaters liggen, die de schepen naar keuze kunnen gebruiken, nl.: het Hoofddiep of de Baagö-Sund tusschen Fyen en Baagö, de Aarö-Sund tusschen Sleeswijk en Aarö, het Vuurtorendiep tusschen Baagö en de ondiepten O. van Aarö en voor schepen, met minder dan 12 of 13 voet diepgang, een vierde vaarwater tusschen de bank W. van Linderum en den wal van Sleeswijk, uitkomende in de Aarö-Sund. TT fYlrt" ^e kustDauk van Byen steekt slechts 350 a 500 M. m .. „ uit, behalve bn de Emtekiörbbaai, waar de bank ' i mn'1 breed is en bjj Baagö en het kleine eiland Agholm, waar de bank ook breed is en met 2 vadem zeer steil oprijst uit 4 vadem. Bjj den NO.hoek van de bank, die J mfll in N.lflke richting van Baagö uitsteekt, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems. De lienimenbank, aan de O.zflde van Baagö in het Hoofddiep, is 2 mfll lang en aan den buitenkant zoo steil, dat zfl niet is aan te looden. Aan de Z.zflde ligt een roode spitse ton met een opstaanden bezem. Z. van Baagö is de van het eiland uitstekende bank bflna 192 KLEINE BELT. 1 infll breed, terwfll aan den tegenoverliggende^ wal de banken van Assens en Ihorö het vaarwater tot 1 mfll vernauwen. In het diep staat 8 tot 13 vadem water, maar in het nauwe gedeelte, tusschen de banken van Aarö, Baagö en Thorö is het vaarwater slechts 600 M. breed en aan beide zflden zeer steil. De merken en de tonnen om en bij het Asnaesrif, het Ihorörif en Aarö-Kalv zfln echter zoo duidelijk, dat men het vaarwater, bfl een zicht van tenminste 4 mfll, met een ruimen wind, die evenwel bü de vele kronkelingen zelden overal ruim is, goed kan gebruiken. Betonning. Aan de Noordzfl'de van het Asnaesrif een witte ton. Bjj den Z.toegang naar het Fyr-Renden een wit drflfbaken met 0. topteeken; Aan den W.rand van het Thorö-rev, in 2f vadem, een witte stompe ton met 3 afhangende bezems. Licht Tvinsbierg. Zie L.l. No. 184. Witte sector om de N W. Geleidelicht Tvinsbierg. Zie L.l. No. 185. Het hooge NO. licht, 880 M. van de Sandagerkerk. De lichten inéén voeren in 5 vadem water tusschen de bank van Aarö en het Thorörif. . De natuurlijke haven van deze stad met ruim 4500 Assens inwoners wordt door een havenhoofd in 2 kommen verdeeld. In het oude Z. gedeelte staat 10 tot 12 voet water, aan beide zflden afnemend tot 5 en 6 voet meer naar binnen; in het nieuwe gedeelte aan de Noordzflde van het'havenhoofd staat langs de kade 15 voet water. Er is bovendien nog een IttóVe-haven. In de Ny-Havn en in den toegang naar Assens staat 22 voet water. Geleidelichten Assens. Zie L.l. No. 186. De lichten zichtbaar 2° aan weerszüden van de geleidelfln, voeren N 161° O. (Z. f O.) inéén, van den witten sector van het Tvinsbierg licht naar de geleidelfln der beide TvinsbieroMichten, of naar de haven van Assens. Wanneer een schip verwacht wordt, worden N 172° O. (Z. £ W.) 380 M. van elkaar, 2 witte kleine geleidelichten getoond, die inéén door de gebaggerde geul voeren. AARÖ-SUND. 193 Havenlichten Assens. Van 1 Augustus tot 1 Mei op bet hoofd tusschen de 2 havens een klein groen licht. Dit kleine schiereiland ligt West van Assens; aan ASHciGS «7 7 de Noordzijde steekt een zandtong, begroeid met zeewier, waarop 2 tot 10 voet water spoedig toenemend tot 4 vadem, ongeveer IJ mfll uit; deze ondiepte beschut dereede van Assens. Aan het einde van de bank ligt in 3 vadem een witte stompe ton. De hougrond op de reede van Assens is goed en men kan ankeren in 14 tot 16 voet water; bh' Noordelijken wind ontstaat echter een onaangename zee. _, ... , In den inham tusschen het eiland Ihorö en de Thorobank. . . . . . kustbank van Asnaes is een uitstekende reede, waar schepen in 3J vadem op goeden hougrond kunnen ■ankeren. De bank steekt West en Zuid van Ihorö IJ tot 2 mijl uit. Aan de Westzijde in 16 voet water een witte stompe ton met 3 bezems. Licht Baagö. Zie L. 1. No. 187. Op den Zuidhoek van het eiland. F r Renden Dit vaarwater ontleent zün naam aan het „ ' bovengenoemde licht; hoewel diep, is het smal en met de zeer steile oevers en de 180 M. breede bocht zoo lastig te bevaren, dat men er alleen gebruik van kan maken met een gemakkelijk handig schip, bovendien beschikkend over de noodige plaatselijke bekendheid. Aan de O.zflde van de bank bfl Aarö-Kalv, aan de W.zijde van den ingang van dit vaarwater, een wit drijfbaken met 0. topteeken. Zoowel op de N.znde van Grasholm als op de NO.zflde van Bastholm staan ter aanduiding van het vischwater een wit baken met rooden bal. Aarö Sund ^ vaarwater> tusschen het eiland Aarö en den wal van Sleeswijk, is te bevaren voor hen, die plaatselijk bekend zijn, maar zonder grondige kennis van de 13 194 KLEINE BELT. plaatselijke merken en de tonnen mag een vreemde het, met het oog op de scherpe bocht, en den soms dwarsovertrekkenden stroom, niet beproeven. In het N.deel wordt het vaarwater door het eiland Linderum in 2 deelen gesplitst. Het W.ltfkë laat schepen van hoogstens 11 voet toe; het O.lflke wordt vernauwd door een bult met 2f vadem. Betonning. De roode verkenningston met bal \\ mfil Z.lflk van Brandsö; komende van het N. aan S. B. roode drflfbakens; aan B. B. zwarte spitse tonnen ; aan de O.zflde van den Z.toegang een zwarte verkenningston met bal.. Licht Aarö. Zie' 'L. 1. No. 191. Aan de W.kust van het eiland. Licht Aarö-Sund. Zie L.l. No. 192. Op den kop van het Z.hoofd. »>. Geleidelichten Haistrup. Zie L. 1. No. 192. Landwaarts van Aarö-Sund. De lichten, die 45° aan weerszijden van de geleidelfln schijnen, voeren N 227° O. (ZW. t. W.) inéén tusschen de eilanden Aaró en Linderum. Geleidelichten Aarö. Op het eiland een stel lichten; het hooge wit, het lage rood. De lichten N 170° O. (Z.) inéén voeren tusschen den BardenGrund en het eiland Linderum. Havenlicht Aaró. Aan de NW.zflde yan het eiland een klein groen vast licht, zichtbaar tot 4 mfll van N70°O. totN 116° O. (O. | N. tot ZO. t. O.) Voor schepen, met niet meer dan 10 voet diepgang, is in de Aarö-Sund de beste ankerplaats, bfl het dorp Aarö, in 2 vadem zoodanig, dat de straat aan de Z.zflde gesloten is. Hier is een uitstekende hougrond, buiten invloed van den stroom. In de haven, slechts geschikt voor booten en kleine vaartuigen, staat 6 tot 7 voet. DUITSCHE ZIJDE. 195 Telegraafkabel. Van Aarö-Sund lichttoren naar Aarö-lichttoren ligt ongeveer O-W. een telegraafkabel. Het is verboden daarop te ankeren. Men moet zeer goed acht geven op de harde en onregelmatige stroomen in het bochtige vaarwater bij de eilanden Baagö en Aarö; met zwakken wind is men soms genoodzaakt voor anker te gaan, wat men kan doen op de Remmenbahk en ook op de kustbanken bij Baagö, in het bijzonder op de bank Z. van dit eiland. Men moet de Sandhaniniernbank, een harden zandrug, die 1250 M. N130°O. (ZO. J Z.) van den vuurtoren op Baagö uitsteekt, vermijden. Sand V" noe^ Raaderhöft, aan de Zuidwestzijde Sand i k VaD de Aarö-Sund, steekt een rif \ mijl naar het' Zuiden uit, ook is er op 450 M. van het strand een rotsige bult met maar 5 voet water. Om hiervan vrn te loopen, moet men de Aarö-Sund goed open houden." Tusschen Baaderhöft en Halkerhöft dringt de kustlijn W.lflk het land in en vormt een baai, waarin men zoo noodig tfldelflk kan ankeren. Bfl Halkerhöft ligt de 4-vademlfln ongeveer J mfll uit den wal en de bank loopt dan verder door naar Revshalen. De Sandwiek dringt W. hiervan naar binnen en men vindt in 6 tot 7 vadem een goede ankerplaats beschut tegen alle winden, behalve die van Z. tot W., welke hier hooge zeeveroorzaken. Ondiepten. In het uitgestrekte gedeelte van de Kleine Belt, beZ. de eilanden Aarö en Baagö, zfln verschiilende banken. Van deze ligt de Thoröbank met slechts 17 voet water, ongeveer 2| mfll ZZO. van het eiland Thorö. Men kan hier beW. langs gaan, door de kerk van Assens open West van de huizen op Thorö te houden. _ ,,. . Deze bank, midden in het vaarwater tusschen Nordhche rr „ , ...^ sun • -Mi&mZ) j>Oi «mu.» ^ nalkerhojt en Thoro. heeft 5 bulten met 3A tot Lille-Grund. ., ' ■ 4f vadem. Men kan beW. de bank varen door den W.rand van het Wedelsborgbosch N 359° O. (N. f O.) inéén te houden met den vuurtoren van Baagö. 196 KLEINE BELT. De Schönheyderbank, bfl Halkerliöft met 23 voet water en de Holstbank met 21 voet water, in den toegang naar de Apenrader-Fïord, O.lflk van Barsö, zfln slechts van belang voor schepen met grooten diepgang. Dit eiland, bfl de knst van Sleeswijk, is aan alle BarSÖ. zflden vrfl steil, behalve aan de Oostzflde, waar de 4-vademlfln 900 M. uitsteekt; het eiland beschut de GiennerFiord, waar een goede ankerplaats is. In het vaarwater aan weerezflden van het eiland staat 10 tot 13 vadem water. Indien men het N.vaarwater gebruikt, moet men, tot men de Gienner-Fiord openziet, mid-vaarwaters blflven of iets meer den kant van Barsö houden, om vrfl te blflven van de bank, die Süderballighöft omgeeft, waarna men mid-vaarwaters naar binnen kan sturen. Binnen den nauwen toegang verbreedt de Gienner-Fiord zich tot een kom, waar men een behoorlijke ankerplaats kan uitkiezen, er om denkende, dat aan de O.zflde van het eilandje Kalö, in het binnenste deel van de fiord een bankje met 16 voet water ligt. Gaat men beZ. het eiland Barsö langs, dan moet men den Knivsberg, waarop een kenbare toren, ongeveer midden tusschen den hoek Vorskov en het eiland Barsö honden om vrfl te loopen van de -uitstekende banken tusschen Knudshöft en Brodenhoek, waarna men, zooals reeds is beschreven, verder naar binnen kan sturen. Lichtboei Barsö-Grund S. Aan den ZO.rand der bank, die met minder dan 3 vadem 1 mfll uitsteekt, een witte lichtboei met Z. topteeken, toonende wit V. en D. licht, iedere sec. 2 maal. Op de Z.punt van het eiland Barsö zou in 1914 een licht ontstoken worden. Zie L. 1. No. 193. De 5 mfll naar het Westen indringende fiord Apenrade-Pörde. ig> tusseneil Knudshöft en Warnitzhöft lf mfll breed; de fiord inloopende moet men zorgvuldig den StarbeckGrund, waarvan de Oostzflde met 4 vadem water IJ mfll van den wal een weinig beZ. Knudshöft ligt, vermflden; Warnitzhöft kan men op 200 M. passeereD; in de fiord zfln dan geen vrflliggende gevaren meer, zoodat men op behoorlijken afstand van den wal blijvende, veilig naar binnen kan varen, waarbfl AL8KN-FI0RD. 197 de diepte van 18 vadem in het midden geleidelijk afneemt naar de beide oevers. Binnen in de fiord ligt de haven van Apenrade, die men door een 40 M. breede gebaggerde geul, waarin 16 voet water, kan bereiken. Betonning. Aan de N.zflde van den toegang, O.lflk van den Starbeck-Grund, een wit drijfbaken met 0. topteeken. Voor de gebaggerde geul: Een roode verkenningston met bal; aan S.B.zflde roode drflfbakens met driehoek, ruit, of rechthoek en 3 dukdalven; aan B.B. zwarte spitse tonnen en een rood-zwarte dukdalf. In den toegang naar de Zuidhaven staat 13 voet, langs de kade aan de N.zflde aldaar 11 voet. Bn nacht geleidt de ZW.ln'ke witte vaste sector van Augustenhof naar het binneneinde van de fiord. Opmerkiilg. Bfl de Duitsche secio/'-lichten geeft als regel de witte vaste sector, tusschen sectoren schitteriicat of gekleurde sectoren, den veiligen vaarweg aan. Indien dit buiten twflfel is en de overige sectoren voor het doel van dezen gids niet of van minder belang zn'n, worden de grenzen daarvan niet in graden nauwkeurig opgegeven. Aan masten en lantaarnpalen een stel roode Lichten Apenrade. en een gtel ^roem geleidelichten, die leiding geven naar den toegang van de Noord- en van de Zuidhaven. Licht Augustenhof. Zie L.l. No. 194. Aan de NW.zflde van het eiland Alsen. .. _•• , Deze fiord, beO. Warnitzhöft, ZO. van Alsen, Alsen-J* orde. scheidt net eiland Alsen van het vaste land en splitst zich meer naar binnen in 2 armen n.1. de Augustenborg-Förde en de Alsen-Sund. De diepte neemt naar beide oevers, die over het geheel schoon zfln, geleidelijk van 18 tot 5 vadem at. Bfl den ingang van de Stegwiek, aan de O.zflde, is een bultje met 3§ voet water. Overigens staat tot binnen in de haai 4 vadem. Aan de Noordzflde liggen 2 roode stompe tonnen. 198 KLEINE BELT. De Sandwiek, het O. uiteinde van de Fiord, is diep, met langs de geheele baai schoone oevers. Licht Ballebroe. Zie L.l. No. 195. Aan de W.zflde, 4 mül ZO. van Warnitzhöft. Bij het uiteinde van het rif bfl Schnabek, tegenLicht oei over de Sandwiek, een roode lichtboei, toonende Isen- und. een w^ y en ^ ^^t, iedere 8 sec. éénmaal. Het merk, om van dit rif vrij te loopen, is de hoek Hardeshoi op Alsen inéén met Warnitzhöft, zoodoende houdt men den ingang van de fiord gesloten. Bfl Hardeshoi is een veerdienst naar den overkant van Sleeswijk. Indien men naar de Augustenburger-Förde gaat, moet men er wel op letten vrfl van den uitlooper van Arnkiels-Huk te blflven; deze hoek scheidt de fiord van de Alsen-Sund. Is men Arnkiels-Huk voorbfl, dan kan men met een ZO.t.O. (ZO.) koers de fiord insturen, daarbfl Warnitzhöft inéén houdend met het veerhuis van Hardeshoi tot de kerk van Ulkebüll inéén is met de Oostzflde van een bosehje, Noord van die kerk, waarna men in dit merk tot den hoek Hasler kan sturen; hier voorbfl moet men, in het steeds nauwer en ondieper wordende vaarwater, plaatselijk bekend zfln. In de geul naar Augusteriburg staat 12 voet; in de haven maar 6 voet. De Alsen-Sund kan men ingaan na het rif bfl Schnabek gerond te hebben; in dit nauwe vaarwater staat gemiddeld 5 tot 7 vadem water, maar mid-vaarwaters zfln veel ondiepten, waarvoor geen goede merken zfln te geven. Ton. Aan den NW. rand van de kustbank bfl Arnkiels-Huk een zwarte spitse ton. Overigens aaD de W.zflde roode stompe tonnen; aan de O. zflde zwarte spitse tonnen; op den Mittelgrund, aan de N.zflde, een rood-zwarte spitse ton met kruis. >• "m^i Het vaarwater is zoo nauw, dat een eenigszins groot schip er niet kan ankeren, zonder de vaart zeer te hinderen, zoo niet te stremmen. VAARWATER BEOOSTEN ALSEN. 199 In deze haven aan het Zuideinde van de AlsenSonderborg. z yan dfi schipDrug) is Dinnen het kasteel in 10 vadem een goede ankerplaats. De straat is hier zoo nauw, dat een schip met grooten diepgang dat ankert, ook een land vast op palen bij het vaste land moet uitbrengen, maar de wal is steil, zoodat schepen met 18 voet diepgang langs het hoofd kunnen liggen. Stroomseinen bij de brug. Noordgaande stroom: een rood-witte bal aan de O.zijde; Zuidgaande stroom; geen bal. De Zuidelijke ingang Daar de Alsen-Sund is kronkelend tusschen 2 zandige uitloopers, die van de tegenover elkaar liggende oevers uitsteken,, de Westerhaken en de Osterhaken. Bij het eiland Alsen ligt beN. de Oostelijke ton (Zuidelijke verkenningston) de Reede van Sonderborg met goeden hougrond zeer geschikt voor ankerplaats. Betonning. Aan den O.rand van de Westerhaken 2 zwarte spitse tonnen; aan den ZW.rand van de Osterhaken de lichtboei; verder volgens het Duitsche stelsel. . Lichtboei Sonderborg. Aan den ZW.rand van de Osterhaken een roode lichtboei toonende wit V. en D. licht (5—3). Om de Alsen-Sund van om de Z. in te loopen houdt men eerst de lichtmasten bij den Z.toegang, waarop een wit vierkant en een roode driehoek N 20° O. (NNO. | O.), ineen, tot men de beide traliewerkmasten met wit-roode topteekens N 345° O. (N. i W.) ineen heeft en in die ln'n en vervolgens tusschen de boeien naar binnen kan sturen. Voor Flensburger-Fiord zie blz. 210. Lichten Sonderborg. Zie L.l. No. 196, 197. Bfl den ingang van de straat zijn 2 stellen roode geleidelichten. Op de schipbrug worden naar behoefte verschillende lichten getoond. HET VAARWATER BEOOSTEN ALSEN. In de Kleine Belt deelt, tusschen de eilanden Alsen en Fyen, KIELSN0R. 209 Zooals uit een beschouwing van de kaart en de lichtenlijst blnkt, kan men na het ronden van den hoek Strib tot voorbij Helnaes steeds in een witten vasten sector van een licht of in «en geleidelijn van 2 lichten varen en wel achtereenvolgens: Strib, W.-Borup, O.-Borup, Klippehage, Faenö, Ivinsbierg, geleidelichten Assens, id. Ivinsbierg, Helnaes, in NW. en in ZZO.richting. Als men bij Helnaes van den eenen in den anderen overgaat, moet men natuurlijk door de andere sectoren sturen. 14 HOOFDSTUK DI¬ VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. Het Westelnke deel van de Oostzee, tusschen de Deensche/ eilanden en de kasten van Sleeswijk en Holstein, begint bfl deV lfln, die de Z.punten der eilanden Langeland en Alsen, waar de Groote en Kleine Belt eindigen, verbindt. Van laksensand (blz. 200) op de NO.knst van Pohls-Huk. M&e^ loopt de kugt 9 mm in Zz0.richting tot den hoek met de 2 lichtopstanden. De kustbank is ongeveer 0.3 mfll breed. De ruime fiord dringt tusschen Pohls-Huk, de Jjlensburg- z.punt van Alsen, en het tegenoverliggende 0 schiereiland Birknack, ruim 20 mfll de provincie Sleeswijk binnen en geeft ook toegang naar Sonderburg. De fiord is over het algemeen diep en breed, maar bfl den ingang liggen verscheidene platen en ondiepten. Voor de Z.zflde van de fiord heeft men goede verkenning aan de lichttorens van Falshöft en Schleimünde, vooral aan den laatsten, die 8 mfll Z. van den hoek Birknack, vrfl van het land, staat, met slechts eenige huizen èr bfl. Van den hoek Pohl steekt een rif mét 3,7 en 14 PöhlS-Rif. yoet wateri ongeveer IJ mfll in ZZO. richting uit. Het merk om er beO. vrfl van te loopen is: de Oostzflde van het bosch van AtzerbaUig inéén met den hoek Mummark. Voor de Zuidzflde is het merk: Skioldnaes, de Noordpunt van het eiland Aerö, inéén met de Zuidelijke helling van een kenbaren bergrug een weinig beO. de kerk vanDimiisse.opFi/en. Betonning. Aan de Zuidzflde een wit drflfbaken, met Z. topteeken, in 3f -vadem water. FLENSBURG-FIORD. 211 Geleidelichten Pöhls-Huk. Zie L.l.No.212. Aan den ZO.hoek van het eiland Alsen. De lichten geleiden N 44° O. (N 54° O.) inéén, door de geul tusschen de bank bij den hoek Kekenis en den Breit-Grund. Breit-Grund °P het midden van deze uitgestrekte plaat, met 2J tot 3 vadem water, is 2J mnl N144° O. (ZZO.} 0.) van den vuurtoren op Kekenis een plek, met slechts 12 voet water. Betonning: aan de N.zijde een wit drijfbaken, aan de 0., W. en Z.zijde bakentonnen, voorzien van de topteekens volgens het Duitsche stelsel van betonning. De Z. ton is een brulboei. (Zie Bijlage). Tegenover het N. drijfbaken aan de Z.zflde van het HeimoseSand, dat van Kekenis afsteekt, een witte stompe ton met Z. topteeken. Licht Kekenis. Zie L. 1. Xo. 211. Op het schiereiland, bfl den Z.hoek van Alsen, aan de N.zflde van den ingang naar de Flensburg-Hord. Aan de Z.zflde van de Fiord is, tusschen Birknack en het 2 mijl ZO. liggende Falshöft, de kust laag en vlak; de kustbank steekt 0.4 mfll af en valt plotseling naar 7 vadem. Licht-Falshöft. Zie L4. No. 213. Tegenover Kekenis op den wal van Sleeswijk. Kalk-Grund Be^' ^cdshöft steekt van den Birknack de KalkGrund ruim 2 mfll naar het Noorden uit, waardoor het vaarwater tusschen dezen hoek en het eiland AZsm tot op 2 mfll 'vernauwd wordt. Het uiteinde van dit gevaarlijke rif, waarop slechts 2 voet water, wordt aangeduid door een lichtschip. Lichtschip Kalk-Grund. Zie L.l. No. 214. Worden in de nabijheid mistseinen van stoomschepen gehoord, dan wordt op het lichtschip elke 5 minuten een kanonschot gelost. Kittel Grund Van (*eze TrÖ%gende ondiepte, met 8 voet, aan de N. zflde van de Fiord, in het vaarwater naar Sonderburg, kan men aan de Z.zflde vrfl loopen, door het hooge land van Kekenis goed vrfl van het lage land er beW. te 212 VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. houden; aan de O.zijde door de W.zflde van het bosch van Lamberg inéén te houden met den hoek bfl Jrindelen en aan de W.zflde door de kerk van Horup in het O.lflk derde deel van het bosch bfl Lamberg te houden. Betonning. Aan de O.zflde een witte bakenton met 0.-, aan de NW.zflde een witte spitse ton met W.-topteeken;] aan de Z.zflde een witte lichtboei. . Een witte ton, toonende een rood groep schit- Ljphtboei ferlicht, iedere 7 sec. 2 schitteringen van 1 Uittel-Grand S. gec duur waartuS8Cben \\ sec. duister (1— 1,5-1- 3,5). Fischer-Sand. Deze bank, met 3 vadem, steekt tegenover den Mittd-Grund, $ mfll van Kekenis af. Gdeidemerk. Met den molen van Düppel N 309° O. (NW. f N.) ineen met een kenbaren bult, O.lflk van Düppd, loopt men in 5 vadem tusschen Breitgrund en Kalkgrund, Fischer-Sand en Mittd-Grund. Deze diepe smalle fiord, die het schiereiland Horup-Haff. Kekenis scheidt van Alsen, ingaande, moet men wel oppassen voor het rif dat bfl Jrindelen ongeveer $ mfll uit den wal steekt. In den toegang naar Horup-Haff is men goed beschut tegen alle winden, hoewel ZO. wind soms een weinig deining doet ontstaan. Men kan deze evenwel vermflden door dieper in het Haff te gaan, maar het niüoopen is dan weer moeilflker. Betonning. W. van de kustbank aan de W.zflde van Kekenis een witte stompe ton met bal boven W. topteeken; beN. de droogvallende kustbank, aan de N.zflde, een drflfbaken ; Z. van de bank, die aan de NW.zflde van Süderholz afsteekt, een drflfbaken met Z. topteeken. Sonderburg. Zie blz. 199. Deze baai, met 9 tot 14 vadem water, dringt Wenningbund. tussehen de hoeken Düppei en Satting 2 mfll het land in. Juist binnen Sallingshöft staat vlak onder den FLENSHURGER-FIORD. 213 wal 7J vadem water; de baai ligt open voor ZO. winden. Helts Bank DeZC bank b^ Borreshöft>z-van de Wenningbaai, met op het ondiepste gedeelte 16 voet water, loopt in het Zuiden steil op van 6 vadem tot 23 voet. Betonning. Aan de O.zijde een witte stompe ton met 0 topteeken; aan de ZO.zijde een roode spitse ton met bal; welke dient als verkenningston voor de Flensbiirger?binnen-ÜOTd; binnen de bank, aan de Z.züde van het kustrif in 3 vadem, 600 M. NO.lflk van Borreshöft een roode stompe ton met bal. De drijfnetten, waarmede van Juni tot November op haringen makreel wordt gevischt, zn'n aan een zijde verankerd en zjjn voorzien van drijvers. Tusschen de bank en het kustrif is in de geul 7 tot 9 vadem. Geltinger Bucht DeZe 4 mijl breede baai' met °P goeden hou^ ' grond diepten van 12 tot 3 vadem, dringt tusschen de hoeken Birknack en Habernis 2J mn'1 Z. het land in. Aan de Oostzflde van de baai is een breede kustbank; aan de binnenzflde steekt een plaat met 9 tot 18 voet water li mfll uit den wal. N. van de Jurgens-Schótt kunnen groote schepen in 10 vadem ankeren in de merken „de kerk van Broacker N 314° O. (NW. J N.) inéén met het Z.einde van het bosch van Borris", en „de kerk van Horup N 7° O. (N. t. O. J O.) open West van de kerk van Kekenis". Kleine schepen kunnen in minder water ankeren en zfln dan beschut tegen alle winden, behalve die tusschen NW. en NO. Van Habernis, aan de W.zflde van de baai, steekt een zandige tong, met 7 voet water aan het uiteinde, plotseling toenemend tot 8 vadem, ongeveer | mfll naar het N. uit. IJ mfll NW. van den hoek ligt de Neukirchen-Grund een losliggende plek met 10 voet water. Betonning. Aan de O.zflde een zwarte spitse ton; bovendien een witte ton met bovenbouw en 0. topteeken, gemerkt „Neukirchengrund 0." Van welke richting zfl' ook komen, moeten diepgaande schepen beZ. den Breit-Grund langs, ZW. van de brulboei met het Zuidelflk topteeken gaan. Van om de N. en O. de Flensburger-Fiord ingaande, heeft 214 VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. men bij nacht leiding aan de lichten; men stunrt eerst in den witten vasten sector van Kekenis N 283° O. (WNW.) tot men de geleidelichten van Pöhls-Huk achteruit N 45° 0. (NO. t. 0.) in zicht heeft en in tegengestelde richting stuurt tot Kekenis in N 337° O. (N. t. W.) van 4-voudig in 2-voudig sehitterlieht verandert en men N. langs het JKaWc-Grwnd-lichtschip W.lnk kan sturen en den witten vasten sector van Kekenis N 79° 0. (0.) achteruit brengt. Wil men naar Sonderburg, dan blijft men in het O.deel van den witten vasten sector van Falshöft en stuurt N 313° O. (NW. f N.) tusschen HeZtsbank en Mittelgrxuid. Men kan daarna naar de roode geleidelichten sturen. (Zie L.1. No. 197.) ■n. _,. , De vaarweg, is tusschen Gross-BorresJwft Binnen-Flensburger. XT *' , . _ ' Fohrde en ■ ernis en mÖl breed, loopt dan 5J mn'1 NO., daarna N. en W. en ZW. rond het uiteinde van het schiereiland Holnis. Het wateroppervlak is tusschen Dcdsgaard en Holnis 0.8 mn'1 breed, de bevaarbare geul 180 M. In het buitendeel heeft men aan de N.zflde: het Kragesand, 0.3 mfll afstekende van Borreshöft en met IJ vadem oprijzend uit 6 vadem; de breede kustbank bfl Brunsnis, aan de O.zflde met 3 tot 5 vadem, 0.9 mfll afstekende. Meer naar binnen ligt de Mittelgrund, met 3J tot 3f vadem, bflna op de lfln der Schottsbüll geleidelichten. Aan de Z.zflde liggen: de Neukirchengrund zie blz. 212; de Langballiggmnd, met 4 tot 4J vadem op grind; ligt voor diepgaande schepen middenvaarwaters. Het binnenste deel van de fiord is betond volgens het Duitsche stelsel. De voornaamste gevaren zfln als volgt aangegeven: het Z.einde van het Krage-Sand door een rood drijfbaken met bal; de Z.rand van de bank bfl Brunsnis door een roode stompe ton; de LangbaMigbank aan iedere zflde door een rood en zwart gestreepte ton met staand kruis; 218 VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. heeft 2 vlaggen, de O.lflke 1 vlag, de middelste een bal; aan de bankzijde zwarte spitse tonnen. Op deze plaat midden in het vaarwater van de Mittel-Grund. Eckernförder-Bucht staat 22 voet water. Betonning. Aan de O. en W.zijden rood-zwart verticaal gestreepte tonnen, de W.ton met een dnbbel krols; de O.ton zonder kruis; aan de NW.zijde een zwarte spitse ton. ('sWinters drntbakens). W. van den Mittel-Grund, O. van de bank, die bij Langhöft uit den wal steekt, een roode spitse ton, een roode stompe ton met bal en een rood drflfbaken. Z. van den rand der kustbank bij Der Ort een rood drflfbaken met bal; op de reede een rood zwarte verkenningston. Aan de Z.zijde, N. van de kustbank, tusschen Kronsort en den hoek Ddnisch Nienhof, een zwarte stompe ton met bal. Groote schepen moeten de Eckernförder-Bucht inloopenbeN. den Stoller-Grund en den Mittel-Grund, daarbij de kerk van Klein Waabs N260°O. (W.) houdende, totdat de vuurtoren van Bulk X 160° O. (Z. t. O.) gepeild wordt; daarna kan men N 241° O. (WZW. f W.) op den lichttoren sturen en verder naar de haven. (Zie hieronder.) Loodsen komen, indien sein gedaan wordt, van Eckernförde aan boord; men kan overal ankeren, maar groote schepen moeten mid-vaarwaters blijven, waar, hoewel de diepte groot is, de bodem bestaande uit taaie modder, een goeden hougrond biedt. Bfl' de stad is in 10 tot 5 vadem water ook een goede hougrond. De beste ankerplaats is tusschen den lagen hoek, bfl den. molen van Borby en de stad. Wanneer de hoek van den N.wal inéén is met den hoek Nienhof loodt men 8 vadem water en is men beschut tegen alle winden. De haven, N. van de stad, is toegankelflk voor Eckernförde. 8caepen met 14 voet diepgang; langs den steiger staat ongeveer 16 voet water. Men kan er alle behoeften verkrijgen ; er is ook een scheepsbouwwerf. Licht Eckernförde. Zie L. 1. No. 223. Op de hoogte, ongeveer 2 K.M. Zuid van Eckernförde. De Z.lflke witte vaste sector geleidt beZ. den Mittel-Grund, KIEL-FIORD. 219 maar op grooter afstand over den bult met 2J vadem van den StoUergrund. Hiertegen waarschuwt de lichtboei aan de O.zijde van deze bank en peilingen op de lichten van Bülk en friederichsorl. Havenlicht Eckernförde. Zie L.l. No. 224. Op het havenhoofd. Voor het naar de haven sturen gebruikt men de groene en roode sectoren. Zoodra het licht in N 297° O. (NW. t. W. | W) groen is, stuurt men er op aan tot het groote kustlicht in N 180° O. (Z. t. W.) wit wordt en men N 313°O. (NW. J N.) stuurt. Peilt men het havenlicht N27l°0. (W. t. N.) dan stuurt men er op 270 M. langs naar binnen. Gabelsflach. °P deze vlakte' 0Dgeveer 2 mn'1 O. van den Stoller-Grund, staat 5 vadem water op zand. Men moet de vlakte niet houden voor den Stoller-Grund, Betonning. Aan de O.znde een wit drn'fbaken met rood 0. topteeken; aan de W.zijde een wit drijfbaken met rood W. topteeken. Lichtschip Gabels/taeh. Zie L. L No. 225. ZO. van de bank. Stroomseinen op het lichtschip Gabelsflach. 2 kegels punten omhoog: stroom om de N. 2 „ „ omlaag: » „ Z. 2 „ „ van elkaar: „ „ „ O. 9t> '-'m » naar: „ ,, „ W. 1 kegel punt omhoog: „ n j^q 1 „ ' „ omlaag: „ n v ZW. 1 bal: , . „ ZO. 1 vierkant: ( B j^^y een wimpel: snelheid J tot 1 mijl. » vla*: „ l „ IJ „ wimpel boven vlag: „ IJ „ 2 2 wimpels: „ 2 „ 2J 2 vlaggen: „ meerdan2J„ 226 KUST VAN HOLSTEIN. verkenningston aan het O.einde, een rood-zwart verticaal gestreepte bakenion met bal, in 4J vadem, beN. de lfln der geleidelichten. Geleidelichten zie Flugge en Strukkamphuk No. 232 en 233. Ankerplaatsen. In 3J tot 4J vadem bij de veerhavens; maar niet op de kabels: beter bü Heüigenhafen of Orth. Het langsmerk van om de W. is de boerderij bh' Bergmühle N 91° O. (O. t. Z.) ineen met het veerbnis van Fehmarn. Men stuurt dan zoodra men de tonnen verkend heeft op zicht hiervan. Een schip van meer dan 13 voet diepgang zal zich bfl Fehmarn eerst overtuigen van den waterstand. In de geul kan men de lnn der geleidelichten gebruiken. De verkenningston, aan den O. toegang, moet liggen in het merk de kerk van Burg N 11° O. (N. t. O. f O.) ineen met de huizen van Burgstaaken. LICHT STABERHUK. Zie Li. No. 235. Op den ZO.hoek van het eiland. Licht Marienleuchte. Zie L.l. No. 236. Op den Ohlenburgs-Huk, aan de NO.zflde van het eiland. Inlichtingen over ijs. Aan de Noordkust van het eiland, welke Verdere gevaren doQr d^ken beschermd wordt, liggen binnen hij Fehmarn. de 5_vademlfl'n, die eerst op IJ mni uit den oever ligt, maar meer om de O. het kustrif nadert, vele kleine ondiepten met 3 vadem water en minder. Het is niet geraden hier binnen de 5 vadem te komen. Puttgardenrif. Dit rif aan de Noordkust, NNW. van Ohlenburgs-Huk steekt meer dan 1 mnl van den wal af. Presenerrif. Dit rif beZ. Ohlenburgs-Huk steekt, met 2 vadem, \ mnl uit. De kustbank, waarop rotsen, nadert bn Staberhuk den wal. Bfl Staber-Huk steekt een rif 540 M. uit den wal. Betonning. Op IJ mijl uit den wal, 1 mfll O. van een bult met 3 vadem, een roode spitse ton met bal; aan het uiteinde van het Puttgardenrif een roode spitse bruiboei ;. li mfll O. van Ohlenburgs-Huk een rood drflfbaken; LÜBECKBAAI. 8M IJ mijl OZO.lijk van den rand van de Presenerbank een roode spitse ton met 2 ballen; 0.8 mijl 0. van Staberhuk, 1.1 mijl O.lijk van den vuurtoren, een wit drijfbaken met 0. topteeken; aan den rand der kustbank, ZO. van Staberhuk, een witte stompe ton met Z. topteeken. FEHMARN-BELT. Zie na Groote Belt blz. 259 en v. v. Lubeck Baai. ,Van » «fTf^*!*** Hftein^oPt de lage, kale kust 111 mijl in Z. richting tot Dahmeshöved; buiten de kustbanken, die 0.3 tot 0.6 mijl uitsteken, liggen hier geen gevaren, behalve de Sagasbank met 25 voet water, die alleen door groote schepen vermeden moet worden. Tusschen den kenbaren hoek Dahmeshöved ten N. en den hoek Store (Groote) Klutz, U £ mijl Z. hiervan, dringt de ruime Lubeckbaai ongereer 11 mijl het land in. Licht Dahmeshöved. Zie L. 1. No. 237. 160 M. van den hoogen oever bij dezen landhoek. _ , De 5-vademlijn steekt bij Dahmeshöved li mül Schwarzer- ., , , „ ,. ■ , . <*£•> 3 J g^-a uit den wal. Er binnen steken in NO. en OZO. richting verscheidene steenachtige bulten met 13 voet en minder, tot 1 mijl uit. Betonning. In 5J vadem aan den O.rand der bank, een witte stompe ton met 0. topteeken. Licht Pelzerhaken. Zie L. 1. No. 238. Bij dezen lagen hoek. Tusschen Dahmeshöved en Pelzerhaken loopt de tamelijk lage kust 10§ mijl in ZW.richting; de kustbank steekt tot 2 mijl van Dahmeshöved 0.6 en verder 0.3 mijl uit. Op \ mijl Z. van den hoek een wit drijfbaken met Z. topteeken. Op ruim 3J mijl uit den wal ligt de Walkyrien-Grund met plekjes van 3| vadem water, alleen gevaar opleverend v.oor schepen met meer dan 21 voet diepgang. Stonerif Deze bank met 1 tot 8 vadem water steekt van den ronden, rotsachtigen hoek Brothen, N. van Iravemünde, 4J. mijl in NOJijke richting uit; op 1 mijl uit 232 VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. Van de 2 bakens, die leiding geven in de gebaggerde geulr heeft het Nlijke, 9 M. hoog, een kruis, het Z.lijke 14 M. hoog, een bal. Van Poel steken in alle richtingen de knstbanken af, aan de NO.zijde ligt de Jdkelberg met de 3-vademli}n op lf mijl N. van het eiland en de 5-vadem bij den O.rand van de Hannibal. De Tonnenhaken en de Platte, droogvallend en met 1J vadem, steken | mijl uit. Betonning. Aan den N.rand van de Hannibal 2 witte drijfbakens met N. topteeken, de W.lijke bovendien met opstaande bezems ; aan de NO.punt van de Hannibal een roode bakenton met 2 ballen, dient tevens als verkenningston van het Great (Grosz)-Tief f langs ZO.- en Z.rand van de Hannibal, aan de NW. (S.BA zijde van het vaarwater, 4 roode drijfbakens met bal en lettersV de overige S.B. tonnen, O.zijde dér banken Schweinsköthelr Sechersgrund, en de riffen, bij de hoeken, zijn overeenkomstig het Duitsche stelsel rood met bal en letter. I9*»* Op de randen der banken, die van Wüstrow en Poel uitsteken, de B.B. zijde van het vaarwater, zwarte tonnen met opvolgende cijfers en sommige met topteeken. Voor het Offentief, met 2J vadem, aan den W.rand van de Hannibal als verkenningston een zwarte bakenton met bal: 0.7 mijl ZW. van de oerkenningston aan den N.rand van de Lieps een witte ton met N. topeeken. In de haven van Wismar staat 3J vadem, in de gebaggerde geul 19 voet op modder, in het Kraken' en Grosz-Tief (Oreat-Deep) 3J tot 4f vadem; in het Off en-lief 2J vadem. Het Grosz- en het Kraken-lïef geleiden beN. de knstbanken van Wüstrow en Poel; het Offentief geleidt over den verbindingsrug van Lieps aan Hannibal. Men kan verder beO. of be W. den Mittelgrund varen naar de gebaggerde geul. Een goede ankerplaats is bij het ZW. baken in 4J vadem op zand en klei. Bij het inloopen van het Offentief kan men de banken op het lood naderen en heeft dan leiding aan de kerken van Wismar. Men kan de verkenningston opzoeken met de Nicolaaskerk NI40°O. (ZZO.|O.) midden tusschen het ZW.baken op Poel NOORD-TOEGANG. 241 Ongeveer. IJ mijl NO. van den Elefant-Grund, Üf mijl N 55° O. (NO.t.O. iO.) van de ton ligt een klip, waarop 19 voet water. Een blik op de kaart doet zien, dat tusschen den N.hoek van Fyen en hoek Stavres de diepte naar den wal van Hindsholm geleidelijk afneemt, maar dat binnen de 10-vademlijn nog verschillende vrijliggende ondiepten zijn o.a. de Ryggen, deN.lijkste en ondiepste met slechts 18 voet water; op de andere staat minstens 21 voet water. De Ryggen ligt 4 mijl beO. de Horseklint, den NO. hoek van Hindsholm, en beW. de aangegeven koerslijn. Romsö. Dit met bosschen begroeide eiland, waarvan een bank uitsteekt, kan men met de noodige zorg op het lood naderen. Aan het W.zijde is tusschen het eiland en Fyen een smalle geul de Romsö-Sund met 3 tot 6 vadem water. Aan de O.zijde der geul witte stompe tonnen met af hangende bezems. Romsö-Puller. Bij de Zuidoostzijde van het eiland, op 1 mijl Nl25°0. (ZO.) van den vuurtoren, ongeveer 180 M. van het buitenste plekje met 15 voet, een roode spitse ton met 2 ballen. Xicht Romsö. Zie L.l. No. 258. Aan den O.zijde van het eiland. Jammerlandbaai. ?n deZe ruime bocht' Z- van As-N<*> ™ de kustbank niet overal even breed; de Svallerupbank bij den heuvel van Hiorthö, steekt ongeveer 2i mijl uit met aan de buitenzijde de Ur-Sten, een bult met 6 tot 8 voet water, oprijzende uit 3J tot 5 vadem. Steenröse. Z.lijk van de SvaUerup-bank steekt de kustbank 1 mrjl uit. Aan de W.zijde van Reersö, waar de kustbank 0.6 mijl uitsteekt, is een een steen, die \ voet droogvalt. Aan de O.zijde van Reersö is een visschershaven met 8 tot 12 voet aangelegd. Hierbij een visscherslicht. Musholmbaai. J1 dez.e baai tusschen het schiereiland Reersö, de Z.lijke grens van de Jammerlandbaai, en het engeveer 10 mijl ten Z. liggende schiereiland Halskov ligt in net Noordelijke deel het eiland Musholm, aan het schiereüand 16 242 GROOTE BELT. Reersö verbonden door een plaat met op het diepste gedeelte 3 vadem water. Aan de binnenzijde van deze plaat is tusschen» Reersö en Seeland een uitstekende ankerplaats voor kleine schepen. In de kleine baai aan de O.zijde van het eiland is ook een goede ankerplaats. De bank, die van Musholm IJ mijl naar het Z. uitsteekt, wordt van den Slettings-Grund, met 16 voet minste water r gescheiden door een geul met onregelmatige diepten. Ankerplaats. Groote schepen vinden beO. de bank in de Musholmbaai een gemakkelijke en goede reede in 6 tot 7 vadem ■water op goeden hougrond. Halskov 2^ ^' noo£e r°tflacbtige schiereiland, aan de Z.zijde van de Musholmbaai, loopt naar ZW. af in een lage punt, eindigend IJ mijl uit den wal in eenige blinde klippen met 8 tot 12 voet water, de PuJier-rotsen. Kenbaar zijn aan de N.zijde de 30 M. hooge scherpe puntige heuvel Höjberg en aan de W.zijde 2 gele rotssteilten de HöjkUnt en de Revklint, ieder 16 M. hoog. Meer om de Zuid ligt, aan beide zijden van den toegang naar Korsör-nor, de stad Korsör met het kenbare kasteel, de kerk, 2 roode daken en den hoogen watertoren. r. , ,1 ,, . Aan de buitenzijde van het rif een witte ton, Lichtbrulboei . , .... .. ,, . , TT , , _ toonende een scmtterlicht, iedere 15 sec. een Halskov-Rev. .... . _ , ,_ in. schittering van 5 sec. duur (5—10). Wordt 's winters zoo noodig vervangen door een wit drijf baken. SchepeD, die van om de N. komen, mogen het Halskovrif in niet minder dan 6 vadem water naderen, en moeten zorgen, in geval de lichtboei weggenomen is, niet op den binnenkant van het rif te komen. Kors'r In den toegang naar deze haven zijn verscheidene gevaarlijke ondiepten en klippen; voor de onderlinge ligging zie de kaart. De meest belangrijke zijn de KragepuUe met 12 voet water, de Lygtepulle met 8 voet water, de Artö met 2 voet water, het Badsluerif met 2 voet water en de Nygrund met 17 voet water» Het laatste op lf mijl uit den wal. OOSTZIJ IJK, 243 Betonning. Aan de N.zijde van het vaarwater: Z. van het Halskov-rev, in 4 vadem 0.7 mijl Z. t. W. (ZZW.) van Halskov-Pynt, een witte stompe ton met 2 bezems; in 3 vadem, Z. van de Lygtepulle, een zelfde ton met 1 bezem. Aan de ZO.zijde: ZW. van het Badstue-rev, in 4J vadem, een roode spitse ton met 1 bezem; NW. van Aertö, in 4J vadem, een roode spitse ton met 2 bezems. Van het N. komende loopt men uit de Östre-Renden naar Korsör door den watertoren N 94° O. (OZO. £ O.) in het midden van het kasteel te houden. Deze lijn geleidt Z. langs de gevaren aan de N.zijde tot men iets meer om de Z. houdt en in de lijn der geleidelicht-bakens N 74° O. (O. J N.) naar de haven stuurt. De getij stroom trekt sterk de haven in en uit. De haventoegang ligt tusschen 2 golfbrekers, waarvan een aan de N.zijde ZZW. uitsteekt en een vrijliggende in NW.richting. Daar binnen heeft de haven een bochtig verloop. De haven van Korsör ligt O. van de Kaap Halskov, een vreemde moet niet zonder de hulp van een loods, dien men op sein kan verkrijgen, hier binnen loopen. Schepen van meer dan 20 ton zijn loodsplichtig. De diepte in de haven van Korsör en den toegang bedraagt 21 voet, langs de kaden staat 14 tot 21 voet water. Licht Korsör Bank. Zie L.1. No. 260. Van een traliewerktoren op den O.rand van de bank aan de Z.zijde. Licht Halskov. (Lygtebanke.) Zie L.l. No. 259. Aan de ZW.zijde van het schiereiland Halskov. Geleidelichten Korsör. Zie L.1. No. 261. In de haven 2 witte ijzeren lichtopstanden met een driehoek als topteeken. Havenlichten Korsör. Zoowel op het N.einde van den Z. golfbreker, als op het Z.einde van den N.golfbreker, van een rooden lichtopstand met grijze lantaarn, een V- en D-licht in sectoren rood en groen. 244 GROOTE BELT. Mistsein. Met een sirene, iedere 30 sec. een stoot. Voor de veerbooten talrijke kleine lichten. De W.zjjde van de Groote Belt tot Sprogö wordt van af Stavres-hoved, den 9 M. hoogen ZO.hoek van Hindsholm, begrensd door de Kierteminde-huaL De toegang hiervan, tusschen Stavres-hoved en Risingéhoved, is' 3f mijl breed. De kustbank is binnen de 3 vadem \ mijl breed. De ondiepe inham, met 6 tot 7 vadem op Kiertenündebaai. kleij ^ dfl kugt yan Fyen^ Zuid van het eiland Romsö, biedt een goede ankerplaats bij alle winden, behalve die van ONO. tot ZO., welke een korte hooge zee veroorzaken; de hougrond is er echter zeer goed. De geheele baai is schoon, behalve bij den Mölle-Grund, waar een vrijliggende bult met 3J vadem -water is. Om in de baai te komen, kan men vrij dicht langs denhoek Stavres gaan en dan de Noordzijde van de baai houden in 5 tot 7 vadem water. De haven met 15 voet water aan de binnenzijde van de baai, Kgt bij den toegang naar een groot strandmeer. De Z.zijde van den vaarweg naar de haven is betond. Bovendien aan weerszijden een verhaalboei. Van i Aug. tot 1 Juli op -het Noordelijk havenLicht hoofd een klein groen licht. Kierteminde. G^oofd indien de haven door ijs is versperd. Van Risinge tot het 9 mijl Z.lijk liggende Knuds-Hoved. Knuds-Hoved, eenkenbaren, 6 M. hoogen steilen bult, waarop een vuurtoren, kan men de kust, die over het geheel schoon is, op het lood naderen, behalve 2 mijl ZO. van den hoek Risinge, waar een klip van 8 voet water | mijl uit den wal ligt. Aalehus-Rön. Deze klip, met 1 vadem, ligt 0.3- mijl uit den wal, ongeveer IJ mijl NNW. van Knuds-hoved. De 3-vademlijn steekt overigens 0.3 tot 0.5 mijl uit. Licht Knuds-Hoved. Zie L.l. No. 262. Aan den Oosthoek van het schiereiland Osterö: OOSTKUST VAN FYEN. 245 Tusschen N 72° 0. en N 80° 0. (0. f N. en 0.) wordt het licht door eenige huizen van Slipshaven verduisterd. Mistsein. Wanneer een stoomschip verwacht wordt, 2 knalseinen, i Havenlicht. Op het hoofd NO. van den vuurtoren een bliksemlicht (0,5—3,5) in sectoren groen en rood, zichtbaar tot 5 mijl. Mistsein. Met een automatische klok, iedere 30 sec. 4 snel opvolgende slagen. Op ij mijl N356°0. (N. JO.) van den vuurtoren liggen nog eenige steenen, met 6 voet water, en er om heen H tot 12 voet. Nvbor Pi rd •^usscben Snuds-Hoved en den hoek Slip steekt * ° r * de kustbank met minder dan 4 vadem J mijl uit. Tusschen Knuds-Hoved en Kloverhage dringt de fiord, waaraan de stad Nyborg ligt, 2 a 3 mijl het land in. Men vindt hier een uitstekende reede, beschut tegen alle winden, terwijl groote schepen in den inham bij Holckenhaven zelfs kunnen overwinteren. Het vaarwater is goed betond, zoodat men met de noodige oplettendheid gemakkelijk naar binnen kan loopen. Lichtboei Knudshoved-Flak. Aan de Z.zijde van de bank, f mijl Z. van het hoofd, een roode ton, toonende een wit schitterlicht eenmaal per 3 sec. Aan de NO.zijde van de fiord steekt het Lindholm-Flak, met 2 voet en op den buitenrand het kleine onbewoonde eiland Lindholm, uit. De Lmdholm-grund, ook met 2 voet, ligt hier nog buiten en de Havgrund met 1 tot 5 voet daar beN. Betonning. Roode drijfbakens met opstaanden bezem aan de ZW.zijde van den LineWioim-grund bovendien. Lichtboei Lindholm-Grund. Ongeveer J mijl ZW. van het eilandje, in 4J vadem, een roode ton, toonende een wit schitterlicht, iedere 3 sec. éénmaal. Aan de hooge ZW.zijde van de Nyborg-Fiord zijn veel bosschen, de 5 vadem-lijn steekt 1 mijl uit en omvat den PaleGrund met 2 vadem. De Hvide-Grund, met IJ vadem, op zand en zeewier, steekt, beO. het N.einde van het bosch van Kejberg, T mijl uit. 246 GROOTE BELT. Aan de N.zijde, in 2 vadem, een wit drijfbaken met 2 stroowisschen. De haven bij deze stad bestaat uit eenige afzonNyborg. derlijke deelen; de Oostelijke haven met 18 voet en de Westelijke haven met 14 voet, vormen samen het Noordelijk deel. De Nieuwe haven, het Zuidelijk deel, met 24 voet, is toegankelijk door een gebaggerde geul, waarin 24 voet water staat. Slipshavn. Deze kleine haven, met 12 voet water, ligt juist binnen den hoek Slip van het schiereiland Osterö. De toegang wordt aangeduid door steekbakens met bezems. Licht Slipshavn. Zie L.l.No.263. Op den hoek der batterij. Geleidelichten Nyborg. Zie L.l. No. 264 en 265. 1°. Z. van Nyborg 2 witte houten lichtopstanden met witte ronde schijven. 2°. Bij de haven 2 witte houten vierkante huisjes op palen. Wanneer men naar de haven van Nyborg toegaat, moet men het eerste stel geleidelichten ineen houden, tot het tweede stel inéén is en dan daarin naar de haven sturen. Om bij dag van het N. komende Knudshoved te ronden, brengt men de kerk van Taarup N 226°0. (ZW. t. W.) inéén met een kenbaar glop-uithakking in het bosch van Glorup. Bij Nyborg nog verschillende kleine havenlichten. _ ■• Van dit, met gras begroeide eiland, dat aan de oprogO- O.zijde 25 M. hoog is, maar naar het W., waar verschillende gebouwen zijn, lager afloopt, midden tusschen Knuds-Hoved en Halskov, steken aan weerszijden riffen uit. Het Öster-rev, Oostelijke rif, \ J mijl lang, met op het ondiepste gedeelte 3 voet op steenen, oprijzende uit 6 tot 11 vadem, is 180 M. breed. Het Vester-rev, Westelijke rif, J mijl lang, met eenige klippen, is aan de ZO.zijde het steilst. Deze bult, met 2f vadem, oprijzende uit 5f tot Nord-Ost-Pulle. u vademj ligt 2 2 miji N0 van den lichttoren van Sprogö, aan de W.zijde van het OstrRenden. Betonning. NO. van den bult, in 7 vadem, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems; NYBOHG-FIORD. 247 in 6 vadem, 0.1 naijl beO. het Öster-rev, een roode spitse ton met 2 bezems; aan de O.zijde van het v'ester-Renden, beW. het Vester-rev, in 5 vadem een witte stompe ton met een afhangenden bezem. Het eiland wordt omgeven door verscheidene platen en banken, waarvan een, met slechts 10 voet water, IJ mijl om de Z. ligt. Li htb ^n ^ vadem> van den Gjellegrund, ten dienste ' _ _ der veerbooten een rood-wit gestreepte ton, toobproqo S. , . ,... , . , nende een rood bliksemlicht, iedere 3 sec. een schittering van 0.3 sec. dnnr (0.3—2,7). ZZW. van den Gjellegrund en Sprogöpuller liggen in de richting van de VresenspuUer verscheidene ondiepten, waartusschen het Vester-Renden een uitweg heeft naar de Langeland-Belt. Zie hieronder blz. 248. Licht SprogÖ. Zie L. 1. No. 267. Op de hoogste punt van dit eiland. IJsseinen van den vuurtoren van Sprogö: 1 bal: scheepvaart gesloten voor zeilschepen. 2 ballen t slechts voor krachtige stoomschepen. Het sein aan de W.zijde heeft betrekking op de West-, aan de Oostzijde op de Oost-Renden. Indien het voor beide vaarwaters getoond wordt, kan de lichtwachter door bijvoeging van een blauwe vlag, het vaarwater aanduiden waarin het minste ijs is. Van Schultz's-Grund tot Sprogö. De aanbevolen koerslijn is op de Eng. Adm. Kaart no. 326 aangegeven door een stippellijn. Van het Noorden komende, van 1 mijl ZO. van het Schultz's lichtschip, stuurt men 13J mijl N211°0. (ZW. f Z.) tot men den lichttoren op Seirö (Gniben) N120° O. (ZO. J O.) peilt. Men moet dan IJ mijl W.lijk van de lichtbrulboei van het NV.-Rev staan. Men stuurt nu 9 mijl N 222° O. (ZW. J W.) ZO. langs de Hatter.Bamlichtboei; men moet dan Revsnes N162°0. (Z. f O.) peilen en daarna 11 mijl N 189° O. (Z.t. W. JW.) sturen op IJ mijl beW. de -Reusneslichtbrnlboei. Als men nu Romsö N 177° O. (Z.| W.) en As-Nes N72°0. (O.JN.) peilt, stuurt men N154° O. is 3*mijllang, met een minste breedte van 0.7 mijl bij een diepte van 10 vadem. Gemakkelijke langsmerken zijn niet te geven; men moet op de kaart varen op zicht der beschreven tonnen. Bij nacht heeft men leiding aan de lichtboei Halskov-Rev en aan de lichten van Sprogö en Halskov. Vester Renden ^6 vaarwe^' ^,uJk van Sprogö, is in het N.deel 2} mijl breed, maar meer om de Z. beO. Knudshoved slechts J mijl bij een diepte van 7 tot 9 vadem. Voor weinig diepgaande schepen zijn de gevaren in de rij, die van Sprogö naar Langeland den toegang naar de Langéland-Belt belemmeren: aan de N.zijde de Sprogö-Puller en Gjelle-Grund met lichtboei, aan de Z-zijde de Vresens-Puller. . Een beschouwing van de kaart zal doen zien, ^ SS dat ^ ^ gedeelte van de Groote Belt in het bijzonder Z. en ZW. van het eiland Sprogö vele ondiepten voorkomen, waarvan de meeste echter alleen gevaar opleveren voor schepen met grooten diepgang; hetzelfde kan gezegd worden van de ondiepten bij Knuds-Hoved en van de uitgestrekte en bijna aaneengeschakelde rij ondiepten, die de O.zijde van het vaarwater beW. Langeland vormen. Van deze laatste kan de Vresens-PuUer, een uitgestrekte ondiepte met klippen, waarop 9 tot -15 voet water, beschouwd worden als het Noordelijk uiteinde. Tusschen de ondiepten zijn verscheidene smalle 3-vadem diepe geulen, welke voor vreemden te lastig te bevaren zijn. Schepen, die beW. Langeland langs naar Svendborg willen gaan, doen wel de hulp van een loods in te roepen, dien zij kunnen krijgen te Slipshaven, het hoofdïoodsstation van de Groote Belt. Voor beschrijving zie blz. 204. LANGELAND. 249 Groote Belt-ZW.deel en Vaarweg naar Svendborg. Dit vaarwater, dat verder alleen belang heeft, als vaarweg naar kleine plaatsen, ligt beW. de meergenoemde rij ondiepten en Langeland, beO. de kust van Fyen tot het ÏWö-rif. Betonning. NO. van de Vresem-Puller, in 5J vadem, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems.; 0.8 mijl van Langesand, aan de N.zijde van het Kobber-Dyb (met 12 voet), in 2 vadem, een roode spitse ton met 1 bezem; in 3 vadem, aan de Z.zijde van dit Dyb, 2 witte stompe tonnen met afhangende bezems. Verder ter aanduiding van de ondiepe geulen over de rij riffen roode en witte drijfbakens. De kustbank, met 5 vadem, voor de geleidelijk afloopende kust van Fyen met groote wouden, is beZ. Kloverhage tot Klintholm 0.3 tot 0.6 mijl breed, wordt daarna tot 1 mijl beZ. Lundeborg IJ mijl breed en omvat dan het Ovre-Flak. De 3-vademlijn loopt op 0.2 tot 0.6 mijl uit den wal, dan liggen evenwel 1 mijl uit den wal het Stókkebaek-Flak, met 2 vadem, en 1 mijl OZO. van Lundeborg het Ovre-Flak met 2J vadem. Aan de O.zijde van het Stokkèbaek-Flak een roode spitse ton met 2 opstaande bezems. Het lage eiland Turö, met het van den ZO.hoek afstekende rif, begrenst den O.toegang naar de Svendborg-Sund. De O.zijde van den vaarweg, beZ. de riffen, de W.kust van Langeland, is over het algemeen hoog. De kustbank steekt tusschen Stoense-Löb en Naeshoved, 8 mijl daar beZ., f mijl uit. Lundeborg. In deze haven> °P FVen> i0 mijl Z. van Nyborg, staat 9 voet water. Op den kop van het havenhoofd van 1 September tot i Mei een klein rood vast licht, meestal te 12 uur 's nachts gedoofd. Licht Elsehoved. Zie L.l. No. 268. Bij de 6 M. hooge uiterste punt aan de Oostkust van Fyen. LANGELAND-BELT. Dit 30 mijl lange deel van de Groote Belt ligt beO. Langeland enbeW. den Vengeance-Grund, Omö en Laaland. BeW. bet laatste 250 GROOTE BELT. eiland -wordt de vaarweg, die 6 mijl breed was, door de daar van afstekende banken vernauwd tot 3 mijl. De 27 mijl lange O.kust van Langeland boog, heuvelachtig en met bosschen, loopt in ZZW.richting tot Kielsnor; de kustbank steekt J tot f mijl uit. _ _ i Deze bank steekt' in NO. richting ongeveer Hov-Sand. ,, ... .. s 8 IJ mijl mt. Betonning. Aan de NW.zijde een witte ton met 2 bezems in 2J vadem water; aan de N.zijde door witte ton met 3 bezems in 3 vadem. In minder dan 8 voet water is het rif steenachtig, in meer dan 10 voet is op goeden hougrond een geschikte ankerplaats. Licht Hov. Zie L. L No. 269. Aan de NO.punt van Langeland. Licht Franke Klint. Zie L. 1. No. 270. Bij deze gele rots ZW. van Lille-Hov. Licht Lohals. Zie L.1. No. 271. Op bet Z.lijke havenhoofd, aan de W.zijde van het eiland. De witte sector voert door het Smórstakke-Löb in 10 voet water naar de haven. Broe Deze bank met 3" tot 7 vadem water, afstekend NO. van het Hov-Sand, beslaat in de richting van het eiland Agersö, aan de W.zijde, ongeveer f van de breedte van het vaarwater. Gd ^eze sma^e bank, ruim 1 mijl lang, met g verschillende rotsige plekken, waarop 19 tot 22 voet water, ligt aan de O.zijde van de Broen-Plaat, hiervan gescheiden door een f mijl breede geul met 5 tot 7 vadem water. Bij kalm weer kan men de ondiepte, die voor groote schepen zeer gevaarlijk is, herkennen aan de rafeling. Aan de Oostzijde, in 5| vadem water beO. een plek met 19 voet water, een roode spitse ton. Geleidemerk langs de O.zijde van de bank: de kerk van Boesiunde inéén met de N.zijde van Egholm; langs de W.zijde dé LAXGELAND-BELT. 251 kerk van Nyborg inéén met het Z. deel van het bosch van Slipshaven; langs de Z.zijde de vuurtoren inéén met den molen op Helleholm. Teetens-Orund. ^ ?n N°:,hof zijn bi*de 0 kTlst ^^eland, buiten de kustbank, geen andere gevaren dan de Teetens-Grund, een bank bestaande uit eenige rotsige bulten, met 10 tot 12 voet water, liggende J mijl uit den wal N 69° 0. (0. t. N.) van de kerk van Snode. Van hier tot aan Kielsnor zijn buiten de kustbank, die hoogstens 540 M. uitsteekt, geen vrijliggende gevaren. Xicht Tranekiar. Zie L.1. No. 272. Op den uitspringenden hoek ZO. van het kasteel. Dit licht is voor het bevaren van de Groote Belt, bij nacht, "van zeer veel nut. Licht Kielsnor en Usseinen. Zie blz. 207. Rudkiobing, blz. 209. Agersö-Sund Aan de 0zijde van de öroote Belt liggen beZ. Korsör de eilanden Egholm, Agersö en Omö. Egholm, waarop aan de W.zijde een witte driehoekige kaap met zwarten bal, hangt vrijwel samen met Agersö; beide eilanden vormen de W.zijde van de Agersö-Sund, welke aan de O.zijde begrensd wordt door Seeland; de straat leidt naar het lastige Smaalands-Farvandet tusschen Seeland en Laaland, waarin vele ondiepten en eilanden zijn. Hoewel in de Agersö-Sund 12 tot 35 vadem water staat, is wegens de uitgestrekte banken en de bijna geheele afwezigheid van betonning het bevaren alleen door kleine vaartuigen mogelijk. De Noordelijke ingang wordt belemmerd door een breede, bank, die van de N.zijde van Egholm uitsteekt. Deze bank en ook de steile oevers van de geul maken het noodzakelijk de hulp van een loods in te roepen. Omö-Sund. Hetzelfde, wat boven gezegd is van de AgersöSund, kan men ook van dit vaarwater, met 13 tot 36 vadem, tusschen de eilanden Agersö en Omö zeggen. Want hoewel de bank Noord van het eiland Omö gedekt wordt door 2 roode spitse tonnen met bezems, is de Westelijke ingang smal en in het nauwste deel maar 270 M. breed. 252 SMAALAND'S-iFAHVANDET. Licht HeUeholm. Zie L.l. No. 273. Aan de ZO.zijde van de landtong van het eiland Agersö. Geleidelichten Agersö. Zie L.l. No. 274. Voor de Omö-Sund. De lichten, schijnende 4° aan -weerszijden van de geleidelijn, voeren N332°0. (N.t. W. JW.) inéén na den witten sector van het licht op HeUeholm om de Z. door de Omö-Sund. Voor schepen bestemd naar de Grön-Sund is deze vaarweg te verkiezen boven de Agersö-Sund. _ .. Aan de N.pnnt van het NO.—ZW. ^J mijl lange eiland, ümo. is de 23 hooge kale Skovbank. De lichttoren en de molen daar beO. zijn zeer kenbaar/ Aan de NO.zijde steekt een rotsige bank, met minder dan 3 vadem, IJ mijl om de NW. uit; van Langelands-Ore de W.pnnt steekt een rotsig rif J mijl uit. Het Omö-Tofterif, met op sommige plaatsen 2 voet water, steekt 3 mijl in Z.lijke richting uit. Ter aanduiding van de geul met 11 voet over de Omö-Tofte, aan de N.zijde een baken met stroowisch, aan de Z.zijde een baken met bezem. De Staal-Grund, met 8 voet water, ligt verder van het eiland. Aan het Z.einde, op 6 mijl Z. van Omö, in 2J vadem, een witte stompe ton met 3 bezems. Tusschen den Staal-Grund en het Omö-Tofterif'is een nauwe bochtige onbetonde geul, waarvan diepgaande schepen alleen in dringende omstandigheden gebruik mogen maken. Plaatselijk bekenden schijnen van Kiel door Smaalands-Farvandet en Grön-Sund naar Copenhagen te varen. Licht Omö. (Langelands-Öre) Zie L.1. No. 275. Aan de W.zijde van het eiland. De Westkust is laag en biedt, met de groote Laaland. bosschen, weinig kenbare punten. Van af den Omö-Grund tot aan de Taars- Vig ligt bij de NW.kust een IJ mijl breede kustbank, die men met de noodige voorzichtigheid overal op het lood kan naderen. AGERSÖ-SUND. 253 Bij de geul naar de Onse-Vig eeu witte stompe ton met afhangenden bezem. Licht Taars. Zie L. 1. No. 276. Aan het strand in de Taars-Baai, aan de N.zijde van de Nakskov-Fiord. Deze ruggen met slechts 3 voet water, aan de Alhuen Triller. „ .., -, Ar , , r- ,, ,• Z.zijde van de JSakskov-Fwrd, liggen ongeveer 1100 M. beW. de huizen van het schiereiland Albuen. Aan de W.sijde van -de bank, waarop de ruggen liggen, een witte stompe ton met 3 afhangende bezems, aan de O.zijde van de Lang eland-Belt. Licht Alhuen. Zie L. L No. 277. Op het NW.einde van het schiereiland Z. van den toegang naar de Nakskov-Fiord, Een weinig Z. van de bank bij Albuen ligt de 3-vademlijn ongeveer IJ mijl uit den wal, loopt dan meer naar de kust tot J mijl uit den wal vervolgens op dezen afstand tot HyUékrog, aan de W.zijde van het Rod-Sand. Daar de diepte naar de eilanden Laaland en Fehmarn geleidelijk afneemt kan men beide overal op het lood naderen. Loodsen vóór Nakskov kan men op het gewone sein bij den hoek Albuen krijgen. Naar Nakskov voert een zeer bochtig nauw vaarwater met 2J vadem, beginnende Z. van den Hvide-Grund, met de Enehöjbakens N118°0. (ZO. f O.) inéén; verder moet men op de betonning varen. De aanbevolen koersen vanaf beZ. Sprogö, beO. of beW. den Vengeance-Grund, en verder door de Lang eland-Belt, zijn voor groote zeer diepgaande schepen. Kleine vaartuigen kunnen, op het lood en met peilingen, gemakkelijk* hun weg tusschen de kunstbanken vinden en hebben voldoende ruimte. Bij het varen, gedurende den nacht, moet men zich wel rekenschap geven van de talrijke lichten en er om denken, dat in de Groote Belt de toitfe vaste sectoren bijna nooit voor den grooten vaarweg den veiligen koers aangeven. 254 STORSTRÖM. Sma lands ^eze ^ree .. , van Omo en ongeveer 4 mijl N. van Laaland, is ongeveer 1J mijl lang van NO.-ZW. en minder dan J mijl breed. De vuurtoren aan de NO.zijde van het eiland verlicht de ondiepten bij Omö en is het voornaamste zeemerk voor dit gedeelte van het vaarwater. Om en bij Veirö liggen talrijke banken met geulen en bulten. Aan de N.zijde van de bank, die W. van het eiland uitsteekt, een roode spitse ton met één opstaanden bezem. Licht "Veirö. Zie L. L No. 278. Aan de NO.zijde van het eiland. De Westtoegang naar den Stor-str öm ligt beN. den hoek Oréhoved, ■waarvan het Dyreibd-Flak, met minder dan 1 vadem IJ mijl, met 7 tot 12 voet 2J mijl uitsteekt, bij een breedte van 2J mijl in 0.-W.richting. De bodem bestaat uit zand en steenen. De rand der baak, met 14 voet, ligt 3 mijl NW. van Oréhoved. Ton. Aan de N.zijde een roode spitse ton met 2 bezems. Bij den begroeiden hoek Oréhoved ligt aan de N.zijde het eilandje Dyrefod, aan de O.zijde Skaneholm. Licht Oréhoved. Zie L. ï. No. 281. Op den kop van het Westhoofd een vast licht in sectoren. De witte sector, om de NNW. geleidt, na het licht van Óre (zie hieronder) Nl60°O. (Z.t. O.), in minstens 18 voet, O. langs het Dyrefod-Fldk naar den Ore-Ström. Aan de N.zijde van den vaarweg nadert de kustbank, die bij Knudshoved-rev nog 0.9 mijl afsteekt, de kust tot op 0.6 mijl. De Brede-grund, 1| mijl lang van O.—W., met 12 voet minste water op 1 mijl NW. van de ton van de Dyrefod, ligt bijna middenvaarwaters; aan de N.zijde is een geul met 4 tot 9 vadem. Tusschen Ore en het eiland Masnedö takt de Faerge-Ström af. Licht Öre. Zie L. 1. No. 282. De witte vaste sector, om de W., voert tusschen Brede-Grund en Dyrefod-Fldk. Storstrom ^rest"toegang ^8* tusschen de Vedby-Hage,bij Oréhoved, aan de Z.zijde en het Kalve-rif bij Masnedö, aan de N.zijde. 256 GRÖNSUND. De Vedby-Hage, met 5 voet op het midden, 0.6 mijl lang van NW.—ZO. wordt door een smalle geul, met 18 tot 20 voet, gescheiden van de kustbank. Betonning Vedby-Hage. Aan de NW.zijde, in 3 vadem, een wit drijfbaken met 2 stroowisschen; aan de NO.zijde, in 2 vadem, een rood-wit drijfbaken met een bezem boven een stroowisch; aan de ZO.zijde voor leiding in de binnengeul een rood drijfbaken met bezem. Men moet er op letten, dat van nu af het vaarwater is betond van af de 0.zijde, dus S.B. aan de N.; B.B. aan de Z.zijde. Aan de N.zijde van den Storström steekt van Masnedö het Kalve-rev 1 mijl NW. van Kalv uit. Het rif rijst met 5 voet steil op uit 30 voet. Ton. Aan de ZW.zijde, in 4| vadem, een rood drijfbaken met een opstaanden bezem. Het vaarwater wordt om de Oost, tusschen de steile banken, die van Falster en Seeland afsteken en de diepte in de baaien en tusschen de eilanden belangrijk verminderen, steeds smaller tot het vaarwater, dat nu Södse-Gab heet, tusschen Bogö, aan de O.- en den hoek Farnes aan de W.zijde, om de Zuid buigt. Midden vaarwaters liggen N. van Havnsö-Nakke bultjes met i 5 en 16 voet. Betonning. Aan de Z.zijde, N. van Havnsö-Nakke, in 5 vadem, een witte stompe ton met 2 afhangende bezems; aan de N.zijde, 0.1 mijl Z. van een bult met 7 voet op den Middelgrund, een roode spitse ton met 3 opstaande bezems. Men kan als men in den witten vasten sector van Oréhoved vaart (zie hiervoor) dezen los laten als men in den witten vasten sector van Bogö komt en dan N117°0. (ZO. f O.) daarop aansturen. Licht Bogö. Zie L. 1. No. 283. Het Södse-Gab, tusschen de Z. en ZW.zijde van Bogö en den O.rand van de smalle kustbank bij Farnes, loopt 1 mijl Z. en dan 2| mijl 0Z0. naar de ZO.punt van Bogö. De Bredemanshage steekt, met 6 voet, 0.4 mijl van de kust beW. Lindebro uit. * > GRÖN-SUND. 257 Ton. Aan de ZW.zijde van de bank, in 15 voet, een roode spitse ton met opstaanden bezem. Aan de Z.zijde 'wordt na Farnes de kustbank geleidelijk breeder •en steekt in de bocht, beW. Stubbekjobing, J mijl af, met 9 voet steil oprijzende uit 36 voet. 0.3 mijl NNW. van Stubbekjobing is een vrijliggend bultje met li voet. Men kan van de kustbanken aan de W.zijde vrij loopendoor ■het kasteel Valdemar (bij Vordingborg) achteruit, N 331° O. ^N. t. W. JW.) inéén te houden met den hoek Farnes; men gaat beZ. de Bredemanshage door vooruit beZ. de lijn Fanefiord en brengt als Borgsted in N. 323° O. (NNW. § W.) van rood wit wordt den witten sector achteruit en stuurt N142° O. (ZZO. f 0.) tot men het witte licht van Zuid-Harbölie achteruit N 350° 0. (N. | W.) tusschen het roode en het groene krijgt en men met de lichten van Grönsund achteruit N 324° 0. (NNW. f W.) naar een witten sector van Hestehoved loopt en in dien sector naar de ruimte stuurt. *) Licht Borgstaed. Zie L. 1. No. 286. Op de W.punt van Möen. Lichten Zuid-Harbölle. Zie L. 1. No. 287. Lichten Grönsund. Zie L.l. No. 288. Bij de loodsentorens op den NO. hoek van Falster. Licht Hestehoved. Zie L.1. No. 289. Op den O.hoek van Falster. In de Grönsund zijn geen goede ankerplaatsen. Bij Stubbekjobing is een vrij goede haven met in de gebaggerde betonde geul 19 voet. Van Ore door Masnedsund en fioge-Strdin naar de Sond. Weinig diepgaande schepen, 6 tot 8 voet, die niet door den Stor-Ström willen, kunnen beN. Masnedö en Möen met bijliggende eilanden, naar de Sond varen. *) Op 0.9 mijl ONO. 1/g 0. van den vuurtoren van Hestehoved stootte een een schip van 12 voet diepgang. BÖGE-STRÖM: 259 De vaarweg bestaat uit de volgende deelen: Masnedsund, tusschen SjaeUand én Masnedö; FaergeStröm, tusschen SjaeUand en de vlakte, die Masnedö aan Faro verbindt; ïïlvsund, tusschen SjaeUand met Langö aan de NW.-, en LiUeö met Taerö aan de ZO .-zijde; Bögestrom, tusschen SjaeUand en Nyord. In de Masnedsund staat 30 tot 36 voet, behalve in het W.deel, waar men over het NW. Flak, 0.6 mijl beW. de spoorbrug, een 57 M. breede geul met 18 voet diepte heeft gebaggerd. In de spoorbrug is aan weerszijden van de spil een 19 M. breede doorvaartopening. De Faerge-Ström en Ny-Farvand zijn verder matig betond volgens het Deensche stelsel met S.B. aan de N.zijde. Men kan niet van ton op ton varen. Men kan ook eerst den Stor-Ström nemen en dan met het eiland Borren, N 86° O. (0. $ Z.) half open van den hoek Stammenakke over het Masnedö-Flak loopen. DeUlvsund is het smalle vaarwater Z. langs den hoek Stammenakke en beN. Taerö. Bij den 0. uitloop, is tusschen Kallehave en het eiland Koster een veerdienst en een telegraafkabel. In Ny-Farvand en het W.deel van de Ulvsund staat 14 voet minste water. Bij den Petersvaerft is, om een plekje met 6 voet, een scherpe S.-bocht. Het vaarwater is daar slechts 130 M. breed. De vaarweg is, tusschen het Langö-Flak en Borren, 600 M. breed. De bodem bestaat, in den vaarweg, uit modder en klei, die in N.deel zeer zacht is. Aan den Oostuitgang is het vaarwater slechts 8 tot 9 voet diep van af de Kniggen naar den Z.ingang van de Bögeström. Zie blz. 267. Fehmarn-Belt DeZe 10 ""^ breede straat» tusschen de eilanden N ziide Fehmarn en Laaiand, verbindt de Kleine, de " Groote Belt en KieUFiord met de Lubeckbaai en verder met de Oostzee. Het meeste water, 15 vadem, staat bij de kust van Fehmarn, welke steiler is dan de kust van Laaiand. aj *u i_ ^e Z.punt van de Oiet-Bank, die ZZO. 9 mijl Uiet-üank, „ . , , J m. . _ van Vester-JSes op Laaiand afsteekt, liert 4 Wmas-Orav. ... „ , » —o mrjl N. van den hoek Markelsdorf; de bank is 260 FEHMARN-BELT. van N. naar Z. 3| mijl lang en ongeveer half zoo breed. Op de bank staat 6J tot 10 vadem water op rotsen, grind en grof zand; aan de N.zijde neemt de diepte naar Laaiand geleidelijk af, maar aan de Z.zijde neemt de diepte plotseling toe tot 15 en 19 vadem naar het diepe vaarwater, de Wïnds-Grav, gelegen tusschen de bank en de kustbank van Fehmarn, waarheen de diepte weer geleidelijk afneemt tot 10 vadem en minder. De plaat en de diepe geul zijn bij dik weer van veel nut om de plaats van het schip nader te bepalen. Lichtschip Fehmarn-Belt. Zie L. 1. No. 292. Ongeveer 5 mijl NO. van Markelsdorf. Men zal wel doen bij het bevaren van de Fehmarn-Belt een ZO.lijken koers midden-vaarwaters te sturen en bij Fehmarn in niet minder dan 11 vadem te komen, teneinde de bulten aan de N. zijde van dat eiland te vermijden. Men is Oost van deze gevaren, zoodra men het hooge land van Katharinenhof ZZO. (Z. t. 0.10.) ineen ziet met den hoek Ohlenburg. Bij mist moet men de mistseinen van het Fehmarn-]ichtachïp (4J—15J) niet verwarren met die van Marienleuchte (3—6;. De Z.zijde van de Fehman-Belt is beschreven op blz. 227. Z. punt van Langeland en Kielsnor zie blz. 207 en L.1. No. 210. De Noordzijde wordt gevormd door de Z.kust van Laaiand, welke laag is en tot Hyllekrog door een dijk wordt verdedigd. Hiervoorbij liggen op grooten afstand van den wal, die nu een O.lijke richting neemt, droogvallende platen en eilanden. Van Vesternes tot Syltholm is de kustbank, binnen de 3 vadem J mijl breed, maar wordt dan breeder, ligt bij Hyllekrog IJ mijl uit den wal en daar beO. tot 2 mijl van de platen. Men zal wel doen de omgeving te vermijden. „ ~ , Deze kleine haven, waarin 6 voet water, met Kramnisse-Gab. •, , , , , . „ , op den drempel slechts 3 voet, was vroeger de toegang naar de Rödby-Fiord. Lichten. Op palen van 1 Sept. tot 1 Nov. een stel van 2 kleine geleidelichten. *■ ;tta LAALAND. 261 De haven naar Rödby, bestaande uit een buitenRódby-Havn. en 2 binneniiaveiia) ig aangelegd 2f mijl ZZW. Tan Rödby, 4£ mijl ZO. van Kramnisse-Gab. In den toegang staat 14 voet. Op den kop van het Z. havenhoofd een groen, op het Lichten. j^oor(j. een roo^ ücht. ^an ^e binneneinden der hoofden een wit vast licht. Licht Hyllekrog. Zie L.l. No. 293. Op dit 2J mijl lange, zeer smalle eiland, aan de Z.kust van Laaland, midden tusschen Kramnisse-Gab en Giedserhavn. Deze langgerekte veranderende plaat is van beO. Rodsand. Hyllekrog in Oostelijke richting tot den hoek Giedser, de Z.pnnt van Falster, 12£ mijl lang; zij wordt daarvan gescheiden door een smalle 3 vadem diepe geul. Op sommige plaatsen is de plaat steeds droog, op andere bij gewoon laag water slechts weinig bedekt. Over de bank zijn smalle geulen, met 5 tot 7 voet water, maar daar ze zeer bochtig zijn en steeds veranderen, kan een vreemde ze niet gebruiken. Bij de bank liggen de volgende gevaren: 1°. ZZO. van Hyllekrog een bult met slechts 16 roet water. 2°. De Schönheiders-Pulle, een plaat met 12 voet minste water van 0. naar W. 1 mijl lang, ongeveer 4f mijl N 229° 0. (ZW. t. W. \ W.) van het licht op den hoek Giedser. Aan de Z.zijde een witte stompe ton met 3 afhangende bezems, liggende in 3J vadem water. - , Van de geulen over het Rödsand heeft Ostre- Ostre-Marker. " , .,, , „M , v Marker, midden tusschen Hyllekrog en Krog- hoge, 9 voet minste water. 5 Mijl beN. den toegang, \ mijl beW. Nysted het Aal- a en' holm baken, een 10 M. hooge 3 zijdige witte kaap met in het benedendeel een zwart vierkant. Betonning. Voor den toegang een roód-witte verkenningston met bal. Aan de W.zijde witte, aan de O.zijde roode drijfbakens. Het Aai/ioim-baken N. (N. f 0.) tusschen den ' spitsen toren van het kasteel Aalholm en den 262 GIEDSEK. stompen toren op het O. einde, geleidt door de Östre-Marker. Men komt dan echter op de droogte, die Z. van Nysted uitsteekt. Een beter vaarwater is de Rödsand-Rende, zie hieronder. Nysted 0m naar de reede en de haven van deze kleine stad, aan de Z.kust van Laaland binnen het Röd' Sand, te gaan, kan men, tusschen Kroghage en de O.punt van het Rodsand het Rötsand-Rende nemen, dat 62 M. breed en 19 voet diep is. Licht Gjedser-Havn. Zie L. 1. No. 294. Voor den toegang naar het Rödsande-Rende op de geleidelijn. Betonning. Aan de O.zijde van den toegang in 3£ vadem een roode belboei; binnenwaarts van de belboei, ook aan de O.zijde van de gebaggerde geul, een roode lichtboei, toonende een scftifterlicht iedere 3 sec. éénmaal. aan de W .zijde witte stompe tonnen; aan de O.zijde verder roode spitse tonnen. Licht Rodsand. Zie L. 1. No. 295. Aan de O.einde van de gebaggerdè geul. Geleidelichten Giedser-Havn. Zie L. 1. No. 296. Havenlichten. Op den W.dam een rood, op den O.dam een groen licht. Bovendien geleidelichten voor de veerbooten van Warnemünde, zoodra deze verwacht worden. Het Kroghage-Dyb, waarin een drempel met 12 voet, ligt beO. Rodsand en beW. de Z.punt van Falster. Het is betond. Bij de samenkomst met het Rödsand-Rende een rood-wit drijfbaken met bal. L' ht N st ^ Skansehagen bij den toegang naar Nysted y van 16 Aug. tot 15 Nov. op 10 M. boven water een vast wit licht met versterkten sector van N0° O. tot N 5° O. (N. £ O. tot N.t. O. i'O.). Licht Giedser Odde. Zie L.l. No. 297. 750 M. binnen den steilen ZO.hoek van het eiland Falster. LAALAND. 263 MisUein. Wanneer een veerboot verwacht wordt knalseinen op den ZO.hoek van Falster. Het uiteinde van den hoek wordt aangeduid door een 21 M. hoogen mast, waarop een bal. Dit baken inéén met den vuurtoren geeft de richting van -de gevaarlijke Trindelenbank aan. Op Kroghage-Pt. een grijs baken; 0.4 Mijl beW. den lichttoren een baak met korf. Loodsen, wonende in de huizen tusschen het baak en den vuurtoren, komen aan boord op het gewone sein. _. , , Deze haven, met 17 voet water, ongeveer li miil Giedserhavn. ' , „,, , "7"' . 1 ïvvv. van Gxedser-Oade, aan de Is O.zijde van het Kroghagediep, wordt gevormd door 3 havenhoofden. Op de kade komt de spoorweg naar de veerbooten van War- nemiinde. Om het Rödsand-Rende in te loopen, moet men zorgen beO. de Schönheyder-Prille en beW. bet Giedser-Rev te zijn, men stuurt dan met de 3 lichtopstanden N 349° O. (N. £ W.) ineen door de geul. Een schip, met hoogstens 14 voet diepgang, kan dan over de plaat naar den bebakenden toegang van Nystad-Havn varen. Schepen met meer dan 11 voet diepgang of meer dan 300 R. T. netto zijn tot voorbij Kroghage-Pt. loodsplichtig. Giedser Rev *^ omvat tot en met de Varsko, een bult met 15 voet water, de zand- en steenbanken, die ZO. (ZO. t.Z.) van Giedser-Odde uitsteken; aan beide zijden is het rif zeer steil, zoodat het lood geen aanwijzingen kan geven. Aan de Z.zijde ligt een roode brulboei, aan de ZO.zijde een lichtschip. Het rif bestaat o.a. uit de volgende banken: Het Landrev, IJ mijl lang, met 6 tot 14 voet. De Trindelen, 3f mijl van Giedser-Odde, een gevaarlijke klip met slechts 6 voet water, ongeveer midden tusschen Giedser-Odde en Varsko-, 250 M. ZO. van deze plek staat 15 tot 18 voet water. Yder-Knob. Deze bult met 11 voet water ligt ruim 1 mijl ZO. van bovengenoemde plek; meer naar de Trindelen ligt nog een plekje met 16 voet. Betonning. In 3f vadem, aan de ZO.zijde van het Landrev, ■een roode spitse ton met een bezem; 264 OOSTKUST VAN FALSTER. , $ mijl ZO. van de Trindelen, in 2| vadem, een roode spits» ton met 2 bezems; 0.1 mijl ZO. van Yder-Knob, in 5 vadem, ,een roode spitse met 3 opstaande bezems. Men moet er wel om denken, dat de omgeving van dit lange smalle rif zeer gevaarlijk is, omdat bet lood voor geen der bovengenoemde gevaren eenige aanwijzing kan geven, daar ze, zeer klein en steil, van uit 5 vadem oprijzen. Men kan beW. het rif gaan door de kerken van Skielby en Giedesby N 323° O. (NNW. £ W.) inéén te houden, er beZ. langs door peilingen te nemen van het lichtschip. Men mag in geen geval in minder dan 10 vadem water komen. Men vindt alleen beW. het rif bruin of fijn geel zand, in 9 tot 10 vadem, hetgeen bij dik weer eenige aanwijzing kan geven omtrent de plaats. Op verschillende plaatsen vindt men geulen, die echter alleen te bevaren zijn in verafgelegen merken, welke een vreemde niet gemakkelijk kan herkennen, waarom zoo iemand niet moet beproeven zijn weg te bekorten door over het rif te gaan. De stroomrichting in de omgeving van het rif hangt ,voornamelijk van den wind af, in het bijzonder bij buiig weer, terwijl de snelheid beïnvloed wordt door den stroom, die in de Guldborg-Swnd staat. Lichtschip Oiedser-Kev. Zie L. 1. No. 298. Aan het ZO.einde van het rif. _ . , _ , Deze 2 mijl breede vaarweg (zie ook blz. 234> Kadet-Renden. , .„ . , ' , J met 12 tot 15 vadem water op modder, O. van het1 Giedser-rif, ligt ongeveer 10 mijl van den vuurtoren, op Giedser-Odde. Aan de Z.zijde neemt de diepte plotseling af tot 10 en 9 vadem op zand, dan loopt de bodem geleidelijk op naar de kust van Mecklenburg, zoodat bij dik weer deze geul goede diensten kan bewijzen aan schepen, die het Giedserrif ronden, hoewel ook op de vlakte, die West van den hoek Darsser-Ort in de richting van het Giedserri f uitsteekt, eenige diepe kuilen zijn. Door de lichten van Fehmarn, Warnemünde, Darsser-Ort en Kaap Arcona wordt het varen hier belangrijk vergemakkelijkt. Tusschen Giedser-Odde, Warnemünde, en Darsser-Ort loopt de stroom met dezelfde snelheid als in de Groote Belt, waarbij G.IEDSER-REV. 265 deze met Oostelijke en Westelijke stormen soms zelfs tot 3 a 4 mijl aangroeit in dezelfde richting waarheen de wind waait. Men zal dus wel doen, bij eenigszins slecht zicht, aan geen van beide zijden in minder 10 vadem te komen en dus herhaaldelijk looden. Falst r Van Giedser-Odde tot bij Heste-Hoved ongeveer 18 mijl om de N. is de kust van Falster schoon, de kust bank van zand, die geleidelijk oploopt, kan men overal op het lood naderen. 4£ Mijl beZ. Heste-Hoved liggen eenige ondiepten binnen de 5-vademlijn en wel: 1°. De Korselitse-Grund met 12 voet water, ongeveer li mijl uit den wal. 2°. Eenige losse bultjes met 3 vadem water en minder, 2£ mijl N 185° O. (Z. t. W. i W.) van het licht op Heste-Hoved. 3°. Het Praestebiergrif met 7 tot 11 voet water, steekt ongeveer H mijl van den wal dwars van Pomple-Nakke, een begroeide hoogte even beZ. Hesnes. Aan het NO.einde, in 3J vadem, een witte stompe ton, met afhangenden bezem. „ i . In de bocht tusschen het Preastebierqrif en de Hesnaesbaai. „ alubbe-Hage kunnen kleine schepen in 2 tot 3 vadem op 540 M. uit den wal, beschut tegen WZW.—NNO. winden ankeren. In de kleine haven staat 8 tot 10 voet water. Geleidelichten Hesnaes. Het voorste rood, het achterste wit vast. Licht Heste-Hoved. Zie L. 1. No. 289. Op de O.punt van het land. n •• „ , Deze straat, welke Falster van Möen scheidt, is Gron-Sund. ■ ... , , . . bij den ingang bijna geheel verstopt. De zeer nauwe geulen, die over de banken leiden, zijn alleen te gebruiken door personen met plaatselijke bekendheid. De drempel en eenige geulen, met 12 voet, zijn betond. Zie blz. 254. Geleidelichten Grön-Sund. Zie L.1. No. 284 t/m 288. De rand der banken, die voor den toegang naar Grön-Sund liggen, is gedeeltelijk betond. 266 FAXE-BUGT. Aan de O.zijde van de Gamle-Tolk, in 4£ vadem, een roode spitse ton met 2 bezems; beO. den drempel van het Tolke-Dyb, in 6 vadem, een roodwitte ton met bal. In dezen diepen inham, Z. van Möen, tusschen Hielms Bugt. de g^^g,^ en de O.punt van het eiland, kan men de kust overal op het lood naderen, behalve in het midden van de baai, waar de Böchers-Grund een losliggende bult met 18 voet water, ruim 1 mijl uit den wal ligt. In de baai bestaat de bodem uit modder, bij de kustbank uit grind met rood zand. Bij het O.einde van de baai steekt van den hoek het BielkesFlak in Z. richting uit. Op | mijl uit den wal staat 20 voet water, op 1| mijl uit den wal 5 vadem water. Licht HÖen. Zie L.1. No. 300. Op den steilen ZO.hoek van het eiland. Op deze plaat, 12-J mijl O. van Möen, van O. Kriegers-Flak. naftr w ^ mi.j langj staat 8i tot 10 vadem water op zandgrond. Daar in de omgeving van deze bank de bodem uit zachten grond bestaat, kan bij dik weer een worp van het lood behulpzaam zijn, om de plaats van het schip nader te bepalen. BeN. den vuurtoren wordt de oever van den ronden M°en- hoek, aan de O.zijde van het eiland, gevormd door hooge steile rotsen, o.a. de Aborre-Bierg, 140 M. hoog, zichtbaar tot 25 mijl. De kustbank is hier zeer smal en steil, maar er zijn 2 vrijliggende ondiepten bij n.1. de Dronninge-Skamlen met 11 voet, i mijl uit den wal en de Banneskiold, met 7 voet, op | mijl en 22 voet op £ mijl uit den wal. Licht Hellehavns-Nakke Zie L.1. No. 301. Op den NO.hoek van Möen. Het GyldenUves-Flak ligt in den groenen sector. In deze bocht, aan de NO.zijde van Möen geheel Sbhunde Havn. openliggende VOor alle winden tusschen NNO. en ZZO., staat 4J tot 6i vadem water op zandgrond; in het midden is een plekje met slechts 22 voet water. FAXE-BUGT. 267 Faxe Bu t ^6n denbaar mer^ v00r dezen naar binnen s ' dringenden inham, tusschen Möen en Kaap Stevns, is de kerk van het dorp Faxe 3 mijl naar binnen op een 75 M. hoogen heuvel. De diepte neemt naar de breede kustbank geleidelijk af van 8 tot 4 vadem, de bodem bestaat uit verschillende zandsoorten gemengd met grind. In de baai zijn verschillende goede ankerplaatsen, beschut tegen W. tot N.wind, maar de banken, tusschen Möen en Jungs-Hoved op Seeland, steken zóóver uit, dat het inloopen van de baai gevaarlijk is, tenzij men plaatselijk goed bekend is. Hólland r ^ ^6Ze "5an^' ne* mtem(ïe van de ondiepte, die, , 4 mijl N. van Möen, NO. van den Böqe-Ström van Grund. , J , .. , ' " den wal uitsteekt, is een plekje met 5 voet water. Aan de NO.zijde een witte stompe ton met 2 bezems. « u ,.. Ook deze bank met 21 voet water, 3 mijl lang Gyldenloves- XT_ r.„r ' ...J, ^ pT. van NO. naar Z W., en ongeveer 1 mijl breed, 4 mijl N. van Möen, wordt van denHollander-Grund gescheiden door een smalle diepe geul. Bij de ZO.zijde is een plek met 17 voet water, waaromheen 7 vadem. oA •• „ Van dit vaarwater, over de banken Stenhaqe en Boge-Strom *). „ , . . » i'. - - u ■» , Sandhage, dat goed betond is, kunnen schepen met 8 voet diepgang gebruik maken. Schepen, die hier invaren, zijn verplicht loodsgeld te betalen wanneer een loods aijn diensten aanbiedt. Geleidelichten Böge-Ström. Zie L.1. No. 302. Op Jungs-Hoved een stel van 3 geleidelichten, een van de lage voert met het hooge inéén, hetzij aan de N.-, hetzij aan de Z.-zijde van de gebaggerde geul tot voorbij Sandhagen. De gebaggerde geul is tot beZ. Stenhage 90 M. breed, maar wordt dan smaller en is bij Bögenakke slechts 27 M. breed. Licht Bögestrom. Zie L.1. No. 303. Op de bank voor den toegang. *) R. W. H. S. Belboei Zie. blz. 269. 268 GROOTE BELT. In de buitenlandsche beschrijving van het vaarwater is niet aangegeven, tot hoever men in de lijn der geleidelichten kan doorvaren en hoe men daarbij de sectorlichten van Sandhage en Stenhage moet gebruiken. Ook was geen aanwijzing voor het bochtende vaarwater tot aan de Ulvsund. Zie blz. 254 en 256. Op ijzeren palen, 2 M. boven water, kleine Lichten Sandhage onbewaakte lictten in y. en D. sectoren. Tooen Stenhage. neQ aftn ^ tegemoet varende schip groen aan S. B., rood aan B. B. De toegang naar de haven met 13 voet, en de PraesteFiord. fiord ^ tuBSCaen den wal bij strandegaard^ langs den oever van het schiereiland Fedet en beW. de Normandshage, het NW. einde van de uitgestrekte vlakte, die de W.zijde van de Faxe-Bugt vult en waarop 7 voet staat, steil oprijzend uit 7 vadem. Ton. Binnen de NW. punt een witte stompe ton. Groote schepen kunnen tot den Middel-Grund naar binnenvaren en hier goed beschut ankeren bij Strandegaard, maar nog beter, hoewel nauwer, binnen den Middel-Grand. De onbetonde Middelgrund is 0-6 mijl lang ONO.-WZW. en 0.2 mijl breed. De diepte is 2i vadem op zand, wier en verspreide s te enen. Van Rónneklint kan men op sein loodsen verkrijgen, die het schip naar en van de reede of naar de meer binnenwaarts gelegen plaatsen Vrangsstrommen, Nebbet, Sovekrogen enz. brengen. Het is raadzaam in deze vaarwaters een loods te nemen. Lichten Praestö-Fiord. Zie L.1. No. 304 en 305. Op Fedet en Rönneklint stellen van 3 geleidelichten wit, groen en rood, zichtbaar ongeveer in de richting van de te verlichten vaarwaters. Bij Praestö-Nab nog een vast licht in sectoren rood en groen zichtbaar tot 9 mijl. De lichten zijn voor de algemeene vaart van geen belang. Deze kleine haven, met 10 voet water, ligt ongeveer Faxehavn. u m„j w yan den vutu.toren op Stevns-Klint, bij Hylleholt. bögestrom. 269 Licht-Faxe. Zie L.1. No. 306. Deze kleine baai, met een kleine haven, ligt bij de Rödvig. j^q^ grens van de Faxe-Bugt. De kustbank is voorbij het steenachtige Felskovrif bij den hoek Höiatrup, zeer steil en smal. In de baai, welke gemakkelijk te herkennen is aan de kerk van Hóistrup, W. van de steile rotsen, is een bultje met 15 voet water. ' H ^G navent°eSan£ *8> tusschen 2 hoofden, onge° veer 36 M. breed bij een diepte van 10 voet. Het O. hoofd is 155 M. lang, het W. hoofd 120 M. Jï\ _ ., . Van het Oosthoofd op 6 M. boven water een Licht Rodvig. i , .. , . ^ rood vast licht. Bij Kaap Stevns (Stevns-Klint) waarop de vuurtoren, fceschreven op bladz. 149 komen de Faxe-Bugt en de Kióge-Bugt, hetZ.lijk deel van de Sond bij elkaar. Belboei Bögestrom. üuim 1£ mijl NO. |0. van het licht van Sandhage een rood-witte belboei met bal. 270 Bijzonderheden omtrent kleinere droogdokken en patenthellingen in de toegangen naar de Oostzee. fel 1 Naam en soort ' Lfg*^»"*»! »*» H-W.S. I Hef. | I HAVEN. van dok of L "L over N den °P den op de j ver| helling. Lokken | alles- | toeg- [drempel'blokken|mogen. 1 | M. | M. j M. | Voet. j~ Voet, i Ton. 1 Göteborg Verscheidene 55-60 10 tot voor 6% j 600 tot hellingen I (wieg) 11% I achter 18 1000 Lindholmen's 120 — j 17.4 19% 19% — droogdok Bovendien nog 2 kleinere hellingen. 2 Frederikshavn Drijvend dok — 60 | — | 16 | — 1700 3 Aalborg 4 hellingen voor schepen van hoogstens 57i/a M. lang. 4 Aarhuus | Patenthelling I 24 I — — I voor I 3 I 150 (wieg) achter 10 5 Helsingborg... Droogdok 82 83 I 13.3 16 — ! — 6 Helsingör 2 groote dokken (Elsinore)... Patenthelling 64 — 6.6 voor 8 ! 750 (wieg) (wieg) achter 18 7 Kopenhagen ... in soorten 8 Malmö in soorten, maar geen kleine. 9 Limhamn Droogdok — j 35 8 — — 10 Nyborg Patenthelling — — — — — 250 11 Svendborg .... ] Drijvend dok ■ | 38.7 | 12.6 | 11.5 11.5 | 600 Bovendien een kleine helling. 12 Veile I Patenthelling 90 — j voor | 7 300 13 Kolding id. 30 9.6 7 j — (wieg) (wieg) 14 Marstal id. 39 — — voor 7 350 (wieg) [ achter 17% id. 24 — voor 7 120 (wieg) — achter 15 15 Flensburg .... Drijvend dok 83.7 84.6 15 | 20 19 | 2300 16 Kiel Vele groote dokken, die soms in 2 of 3 deelen kunnen worden gesplitst en dan ook voor kleinere schepen dienstig zijn. 17 Lübeck Drijvend dok | 42 I 42 I 14 | 13 | — I 600 (Henry Koek) j 25 j 25 14 | 13 | — 33U Kunnen aaneengekoppeld 1200 ton lichten, id. Groot drijvend dok! I 3000 18 Rostock Drijvend dok . j 3000 Patenthelling 70 — — voor 7 \) licht Jschip v. | (wieg) achter 14 |)800R.T. HELLINGEN VOOR KLEINE SCHEPEN. 271 I w -J Le»gte-Breedte! DiePte H-W.S. j „ , 3 Naam en soort —^ joreeuie | uei- I HAVEN. van dok of LpL over bij den op den) op de | ver- I helling. blokken alles- | toee' |drempel| blokkenjmogen. 1 J | M. | M. M. | Voet. Voet. TonT Manager ► I 20 Randers 50 Grenaa i 25 Horsens ....... 50 Hunsted ! 20 Osterby | 35 Gilleleje 15 Assens • ' 50 272 Diepten in eenige havens en op de reeden daarbij. Diepte bij gemiddeld ~ laagwater M. L. W. ^ g HAVEN. = r- s tD OPMERKINGEN. in den op de :ï> a <• toegang. ankerplaats. !g Aalborg 23 voet 14-24 voet 1%* Een * beteekent, dat dit Aarhuus 26 „ 12-24 „ 2%* getal het grootste verschil +4 is tusschen hoog- en laag—2% water tengevolge van getij- Aeroskjöbing 13 „ 12 „ ±4 beweging. Een + of een Anholt 19 „ 12-14 „ 1 — teeken voor het cijfer -f-3 duidt aan de grootste rijzing —2% boven of den grootsten val Apenrade 16 „ 16 „ — beneden Gem. L. W. tenge- Assens 22 „ 12-21 „ +5% volge van weersinvooeden. Copenhagen 29 „ 12-29 „ +4% i In Lynette-Löb 12, in —Zyt \ Sorte-Rende 8J/4 voet. Ebeltofte 18 „ 18 „ - 2 + 6 —4 Eckerenförde — 15-18 „ +3 —4 Faaborg 20 „ 20 „ ±2 Falkenberg 13 „ 11 „ — Flensburg 22 „ 22 „ ±6 Fredericia 19 „ 18 „ ±4% Frederikshavn 26 „ 21-22 „ 1 +4 -2% Göteborg 27 „ 17-24 „ — Grenaa 14 „ 14 „ ±6 Hadersleben 16 „ 16 ' „ — Halmstad 14 „ 14 „ — Hals (Lim-Fiord)... 24 „ 4-7 vadem —3 Heiligenhafen 13 „ 13 voet ±2 Voor schepen van hoogstens Helsingborg 22 „ 17-22 „ — 21 voet. Helsingör 25 „ 25 „ — Hirsholm 12 „ 11 „ ±3 Höganas — | „ — Horsens 18 „ 20 I „ 1% Ise-Fiord 10 „ 3-5 vadem — Kallö-Fiord 10 vadem 5-7 „ — Kallundborg 22 voet 221) I voet — I ») In 1911'n plekje m. 9 voet. DIEPTEN IN EENIGE HAVENS VN DE REEDEN DAARBIJ. 273 Diepte bij gemiddeld g laagwater M. L. W. ° § HAVEN. — i - f j* OPMERKING-EN. in den op de •£> « toegang. ankerplaats. | jg' Kierteminde 153/4 voet 18 voet ±3 Kiöge 16 „ 13-16 „ +5 —3 Kolding 26 „ 23 ,-, +4 —3 Korsör 21 „ 21 +3 —2 Landskrona — 20-26 „ Toegangelijk voor schepen van 25 voet diepgang. tübeck I — 11-24 „ Toegankelijk voor schepen van 22 voet. Malmö 23 „ 20-21 „ — Malö 22 „ 4-5 vadem — Manager 17 „ 15-24 voet 1 Masnedsund 18 „ 13 „ 1 Middelfart 14 „ 14-15 „ +4 S - * —3 Nakskov 16 „ 16 „ ±3% Neustad 20 „ 20 J; ±4 \ Nyborg 24i/2 „ 14-24 „ +3 —2 Nykiöbing (Falster) 20 „ 14 „ +3 2 Nykiöbing (Sjaelland) 12 „ 10-12 „ +3i/s ■Odense 19% „ 12-21 „ 2* ik Randers 183/4 „ 19l/2 ); +5 -31/4 Rostock I6V2 I „ 16 „ Rudkiöbing 12 „ 12-13 „ +2 In den Z. toegang 11 voet. •Schleimünde 14 — +6 Diepte op den drempel aan —5 verandering onderhevig. Sehleswig 12 „ 9-13 „ — Skagen-Havn 19% „ 11-14 „ +4l/j -3 Sonderburg — n 6-11 vadem In Z. toegang 5-6 vadem. Stubbekiöbing 19 „ 9-14 voet -)-3l/2 y * ;' 0 I —51/4 18 274 DIEPTEN IN EENIGE HAVENS EN DE REEDEN DAARBIJ. Diepte bij gemiddeld § laag water M. L. W. ° 8 HAVEN. — ; a > OPMERKINGEN. in den op de Sf toegang. ankerplaats. ™ jg Svendborg \ Oost-toegang .... > 25 voet 12-23 voet ±5 West- „ 1 14 1 „ — „ — Travemflnde 28 „ 26 „ — Veile-Havn 18 ,, 18 .. — < .ml . • . " 1 NW. stormen verminderen Warnemünde ... 21 „ 10-21 „ _ < . .. , " ( de diepte. Wismar 19 ,, 3)'4 vadem — BLADWIJZER. Bladz. Bladz. Aalbek Baai ... 17 Ashoved 176 Aalborg ....... 29 As-Nes .... 193, 240 Aalholm 261 Assens . . . ... . 192 Aarhuus Baai .... 46 Asvig 177 Aarhuus 46 Aszerbolüg 210 Aarö-Sund 193 Augnstenhof .... 196 Aby-Fiord 77 Anne-Vig 190 Aebeloe-licht .... 180 Avemakke ... . . 208 -Aerö 205 Baagö 191, 193 Aeröskjöbing .... 206 Baaring-Vig 183 Aflandshage 145 Backviken 150 Agersö-Sund .... 251 Ballen 171 Agernes (Fyen) . . . 181 Ballebrol 198 „ (Kleine Belt) . 199 Bagenkob 208 Albnen Triller. ... 253 Bardengrnnd .... 193 Algemeene Aanwijzing 5.6 Barhöft 237 •Als 31 Barseback 153 Alsen-Fiord 197 Barsö 195 •Al* Rif 31 Baunehöi-grund . . . 123 Amager ...... 139 Bastad 106 Anholt 66 Bate-Fiord 98 Anholt-Knob Lichtschip 69 Belt, Groote .... 239 Anholt Noord-Westrif . 69 Belt, Kleine 182 Anholt Oostrif. ... 69 Bergsrif 101 Apenrade 196 Bergströms-Grund . . 110 Arcona Kaap .... 238 Bergstrnp Baai ... 46 -Arild 111 Birknack 211 Asaa-Diep ...... 25 Bjarkés-Grnnd .... 43 Aschehoags-Bank. . 56, 175 Biorkö 84 276 BLADWIJZER. Bladz. Biornö 203 Blakullen 82 Blenheim Bank ... 163 Böchers-Bank .... 58 Bock-Sand 236 Boelrif 32 Bögebierg ..... 44 Bogense 183 Bögestrom Z. toegang . 257 „ N. toegang . 267 Bogö 256 Bolsax 179 Bomlöbet 138 Bonden 77 Borrebiergrif .... 21 Borreshöft 213 Borstahusen . . . . 150 Borup Licht .... 186 Bottö 87 Brannasbraten .... 86 Brandsö 190 Bredaberg 94 Bredgrnnd 160 Bredegrund 256 Bredningen 189 Breit-Grund 210 Briseis Bank .... 72 Broen 250 Brnnerif ...... 21 Bruüsnis 214 Buk 233 Bttlk 220 Burgstaken 226 Buskar ...... 87 Busörerif 104 Carnegieska 90 Christiansminde . . . 204 Copenhagen 136 Darsser-Ort 235 Dahmeshöved .... 227 Bladz. Dahnisch Nienhof . . 218 Deget 19 Disken Bank .... 126 Diupa-Rannan .... 4 Dornbusch 237 Draaby 41 Dragör 144 Drogden-Diep . . 142, 146 Düppel 212 Dvale-Grund .... 23 Dybe-Rende 239 Dyrefod-Flak .... 255 Ebeltofte Baai .... 44 Ebeltofte Haven ... 45 Eckemförde . . 210, 217 Egenso Hoek .... 27 Egholm 251 Ellelos-Fiord .... 177 Ellemandsbierg. ... 45 Elsehoved . . . . . 249 Elsenöre 128 Enebar-Odde 179 Endelave 175 Engelholm 110 Ensten 163 Espergierde 133 Faaborg 204 Faemö 254 Faenö 187 Faergeström .... 255 Fageln 77 Falkenberg 103 False Bolsax .... 179 Falshöft 210 Falster 238 Falsterbo. . . . . - 162 Falsterboref 163 Faxe Baai 267 Fedet 268 Fehmarn-Belt . . 227, 250 BLADWIJZER. 277 Bladz. I Bladz. Fehmarn-Stuid. . 224, 226 | Gotha-Elf 85 Feyen 179 I Göteborg 88 Fiellerup...... 35 Göteborgs-Skargard . . 85 Fiordo-skar 97 Graen 80, 152 Fladen Bank en Licht- Grasrannan ..... 152 schip 63 Griisholm 18 Fladjerif 154 Grenaa Haven .... 40 Flaköiet 189 Grolle-Grund .... 120 Flensbnrg-Fiord . 210, 214 Grön-Sund . . 252, 255, 265 Fleske 124 Gronnerif 50 Flessingenbank ... 186 Grosse-Tief ..... 232 Flint-Ohannel .... 158 Groves-Flak 64 Flügge 224 Gryt-Grund 110 Flyndergrund .... 60 I Gryte-Hamn . . . . 110 Fons-Vig 189 Guldborg-Sund ... 254 Fornaes 36 Gullmar-Fiord .... 77 Franke-Klint .... 250 Gustaf-Klint .... 155 Fredericia 185 Gyldenlove Bank. . . 266 Frederikshaven ... 19 Haa-Diep 27 Frederiksund 5^ Hadersleben 191 Friederichsort .... 221 Haistrup 194 Fyenshoved 179 Haken 150 Fyr-Renden 193 Haldrup 176 Gabesflach 219 Hallands-As 107 Gaddebörif 118 Hallands-Waderö ... 108 Gafven 77 Hallo 76 Gals-Klint 185 Halmstad 105 Gamborg-Fiord ... 188 Hals 27 Gefveskar 90 Halskov 242 Geilen 236 Halsrif 111 Geltinger Bucht . . . 113 Halsund 99 Getterif 150 Hamnskar 81 Giedser Licht .... 263 Hantsholm 9 Giedserrif 263 Harbölle 257 Gierrild 35, 38 Hastens-Grund ... 73 Gilbierg 123 Hatterrif 172 Gilleleie 49, 123 Havknude Bank ... 40 Gisselore 240 Heiligenhafen . . 224, 226 Glommen 102 Heilsminde 189 Gniben 168 Heigenas 45 278 BLADWIJZER Bladz. Helleholm 252 Helaaes 199 Helsingborg 120 Helsingör 128 Heisingör Eeede . . . 128 Helts Bank 212 Hertha Bank .... 17 Hesnaes Baai .... 264 Hesselö 72 Heste-Hoved . . 257, 265 Hiarnö 176 Hiddensö...... 236 Hielm 266 ffielm Licht .... 42 Hiertö-Fiord 80 Highbury-Grund . . . 163 Hilda-Grund .... 163 Hittarprif 120 Hirshals 9 Hirsholm 18 Hobro 31 Hoganas 119 Höghalla 106 Hohwacht-Bncht ... 223 Holbek 52 Hollander-Diep. . . . 140 Hollander-Grond ... 267 Hollander-Dyb .... 140 Holnis ...... 215 Holtenan 222 Hönöhufvud .... 85 Hoofddiep .... .. . . 191 Hornbak 124 Hornenes 200 Horsens-Fiord . . . . 176 Homp Haven .... 30 Hov Haven 25 Hov Rön. . . . ... 175 Hov 250 Hnmlebek 133 Bladz. Hundshage 176 Hundsted 51 Hurup-Haff 212 Hven . 150 Hvidstenrif 18 Hyllekrog . ... 253, 261 Ise-Fiord ...... 49 Islandsberg 78 Isse-Hoved 53 Jammerlandbaai . . . 241 Jernhatten ..... 41 Jessens-Grund .... 41 Juels-Grund 148 Jungnaesrotsen . . . 118 Jydske-Aas 24 Juelsminde 177 Kadet-Renden .... 234 Kaiser Wilhelm Kanaal 222 Kalfö 84, 97 Kalfsund 84 Kalk-Grund. . . 159, 210 Kallarsteene . . . . 107 Kalleboer 147 Kallö-Fiord 84 Kalöbaai 46 Kallnndborg .... 240 Kalv 188 Kansö Haven .... 87 Karingö 78 Kasser-Odde 184 Kastrup 143 Kattegat 13 Kekenis 207 Kiel-Fiord 220 Kielsnor 207 Kierteminde .... 244 Killebacks Torpabaden . 110 Kiöge 147 Kiolpen 19 Kirke-Grond . . 174, 254 BLADWIJZER. 279 Bladz. Kjöbenhavn 136 Klaback 99 Kladesholm 80 Klagshamn ... 158, 161 Kleverberg 220 Klidderetrif 124 Klippehage 186 Klo-Fiord 95 Klokke-Grund .... 41 Klör-Grund .... 42, 99 Kloster-Fiord .... 99 Knaehaken 149 Knarholm 93 Knippelholm .... 90 Knob 56 Knoben Bank .... 67 Knollen Bank .... 142 Knuds-Hoved . 35, 248, 254 Kobber-Grnnd .... 59 Knollingebaden . . . 109 Kogrund .... 254, 161 Kolding-Fiord .... 187 Konge-Biep 139 Kong-Elf 89 Koon 79 Kopenhagen .... 136 Korünnan 161 Korsholm 26 Koreör 242 Krage-Sand 214 Kraksundsgab .... 79 Kramnisse-Gab . . . 260 Kriegers Bank.... 266 Kr on borg 125 Kronlöb 137 Knlla-Gunnarstorp . . 120 Kullen 111 Kularnarotsen .... 153 Kummel Bank ... 58 Kungsbacka-Fiord . . 96 Bladz. Kyholm-Sund . . . . 173 Laagmai 215 Laaland 252 Labö , . . 221 Laesö Eiland . . .57, 66 „ NO. Rif... . 59 „ NW. „ . . . . 61 „ Bende Lichtschip 23 Laholm 105 Land-Diep ' . . . . 23 Landskrona. . . 150, 153 Langballe-Grund ... 55 Langballig 214 Langeland 247 Langelands-Belt . . . 248 Lange-Rak 29 Lange-Revle 60 Lappe-Grund Lichtschip 124 Lastan .103 Laursrif 21 Lekskar 83 Lerberget 119 Lerhamn 117 Lieps 231 LUle-Grund 160,176,180, 195 Lille Lyse-Grund... 72 „ Middel-Grond . . 64 Lim-Fiord ..... 157 Limhamn 53 Lindholm ... 173, 245 Liushage 171 Löger-Odde 187 Lödver-Odde 187 Lohals 250 Lomma 153 Lous-Bank 133 Lubeck-Baai .... 227 Lundakra 153 Lundback 54 Londeborg 249 280 BLADWIJZER. Bladz. Lydö 201 Lygtebanke 243 Lynes 51 Lynetten 138 Lyngensharen.... 101 Lyse-Grund . . . 71, 210 Maarup 170 Malmö .... 155, 157 Malö-Hamn 94 Maholm 92 Malö-Sund 94 Marensrif 20 Mariager 31 Marienleuchte .... 226 Markelsdorf 225 Marstal 206 Marsten 104 Marstrand 81 Marthe-Bank . . . 54, 172 Maseskar 78 Masnedö ...... 255 Matskar 92 Meil Bank 46 Mellem Bank .... 62 Mellemrif 103 Middelfart 186 Middelflak 175 Middel-Grond . . . 24, 138 Middel-Puit 139 Mittel-Grund .198,211,218 Möen 266 Mölle 117, 244 Mönster-Sund .... 95 Mörkedyb 206 Morup-Bank .... 66 „ Tange .... 102 Mosel-Grund . . . 42, 171 Muldbierg-Grond... 30 Munke-Grunden . . 54, 172 Musholmbaai .... 241 Bladz. Naebet Agersö.... 254 „ Praestö . . . 268 Nakke-Hoved 124 Nakskov 253 Narrows 184 Nauw, het 184 Navernrif 30 Neustadt...... 22» Nexelö 169 Nidingen 93 Nivaa Bank .... 133 Noord-Flint 155 Noord-Rönner .... 61 Nordmans-Hage . .16, 268 Nordre-Röse .... 143 Norra-Haksn .... 151 Norsminde 48 Nyborg 245 Nyekirke-Grund . . . 213 Nyhamn 118 Nykiöbing 52 Nysted • 262 Odense 180 Offen Tïef 232 Ohlenburgs-Huk . 262, 260 Oiet Bank 258 Omö 250, 251 Oostelijk Vaarwater . . 2 Ore Bank 43 Orehoved ...... 255 Oretvisten 126 Orth 22& Oscars-Grond .... 159 Ostebakke 69 Osterö 243 Oster-Renden .... 3 Oster-Grond 52 Ostindiefarer-Grond . 49, 125 Östre-Flak 62 Ostre-Marker 63, 65, 243, 261 BLADWIJZER. 281 Bladz. I Bladz. Paarpsrif 105 | Ryggenrif. 57, 141, 100, 241 Paludan 178 I Ryanas 91 Papenort 225 Saeby ....... 22 Paternoster 81 Saetteriet 51 Pelzerhaken 227 Salö 83 Petersvarft 59 Saltholm.... 147, 154 Pilekrog 205 Samsö 53, 170 Pinhattan 153 Sandbierg 178 Plantagenet Bank . . 235 Sandhagen . . . 267, 44 Poel 232 Sand-Vig 195 Pöhlsrif .... 208, 210 Schlei-Piord 216 Pöhls-Huk 208 Schleimünde .... 216 Praestö 268 Schlesvig 216 Prerow Bank .... 235 Schotsbüll 215 Presener Bank . . . 227 Scbultzs-Grnnd. ... 73 Priwall 230 Seeland 49, 167 Prövesten 138 Segebada 76 Pnttgardenerrif. . . . 227 Seirö 168 Revkrog 206 Jj Diep 179 Raa 149 Seit. . . . > . . . 176 Ramnö 98 Siaelland. . •. v . . 166 Randers 33 „ Odde en Rif 53, 167 Rannan-Diep .... 5 Silde-Rön 60 Rattaren 93 Sjollenbank 155 Revshalen 138 Skade-Grund .... 44 Revs-Nas. . . . 169, 240 Skagen Haven. ... 13 Rifvö 93 Skagen Kaap en Rif 13, 15 Rimmen Bank. ... 24 Skalkorgarne .... 91 Rinkenis 215 Skalla 95 Rödby 261 Skanör 162 Rödebank 70, 234 Skelderbaai 110 Rödvig 269 Skinfel rots 183 Roeskilde 52 Skioldnaes 205 Romsö 241 Skottarif 102 Rönlöb 69 Skrefvare rots.... 99 Roneklint . . . • . 267 Sletten 183 Rönnen 53, 267 Sletterhage 45 Rostock 233 Sliminde 216 Rotes-Grund .... 41 Süpsbavn 245 Rudkiobing 209 | Smaalands-Farvandet251, 254 282 BLADWIJZER. Bladz. Bladz. Snaeveringen . . . . 184 Suderholz 212 Smidstrup 123 Svane-Grund .... 175 Snekke-Lobet . . . 53, 167 Svarten 78 Snekkersten . . . .133 Svendborg ... 204, 249 Söborghoved .... 123 Svinbaden Lichtschip . 118 Söby 204 Svineboen (Svenbaden). 118 Södse-Gab ,-256 Svitringen 24 Söhunde-Havn. . . . 260 Taarbek Bank . ... 135 Sond 113 Taars 253 Sonderborg 199 Taasinge 204 Sondre-Flint .... 159 Taksensand 201 Sondre-Röse .... 145 Tangenbank 35 Sorte Rende .... 147 Teetens-Grnnd.... 251 Spodsbierg 51 Thoröbank 193 Sprogö ...... 246 Timmendorf 233 Staaldyb ...... 251 Tistlame 92 Staberhnk 226 Tiörn 80 Staffan 152 Tofvas-Ungar 76 Stammenakke .... 259 Tonnenberg-Bank... 58 Steenrose 241 Torbak 135 Stendrup 188 Torekov 107 Stensiö-Hamn . . . .104 Torboskar 83 Stauns-Hoved .... 35 Torup 49 Stavres-Hoved .... 241 Troelle-Nes 184 Stevns-Klint . . 149, 269 Tranekiar 250 Stig-Fiord 79 Tranerort. ..... 201 Ötoller-Grund 217 Traskohage 184 Stonerif 227 Travemünde .... 230 Stora-Oset 84 Tre-Kroner 137 Store Middel-Grund . . 70 Trindelen Bank 58158 212 263 Stormseinen. . . . Bijlage „ lichtschip . 58 Stralsund 236 Trine-Grund .... 128 Strandby 19 Tüborg 135 Strib 185 Turö 204, 249 Strukkamphuk. . . . 225 Tunö 55, 173 Stroomen . . . .11, 114 Tragten 185 Stubben 137 Tvillingerne 42 Stubbekjöbing .... 257 Tvinsbierg 192 Stutarnerif 102 Trybung-Vig .... 189 Stiderballighöft. ... 196 Tylö 104, 132 BLAD WIJZ ER. 283 Bladz. Udbyhoï 33 Uddevalla 82 Ulmo Baai 97 TJlvsund .259 Vaarwegen 2 Vanguard 92 Varberg ...... 100 Yarö 52, 93 Varren-Sund . . . 95, 90 Vedbak 134 Yei-Diep 26 Teile-Fiord 183 Veirö 54, 254 0 -Sund 173 Veisnaes 206 Vengeance-Grund. 239, 250 Vestborg 171 Vesterland-Grund. . . 124 Vester-Flacket.... 151 Vester-Renden.... 247 Vierendehl-Grnnd. . 6, 236 Yiken 119 Tillingeback 125 Vingaskar . . . . . 109 Bladz. Vinga 13, 85 Vodrups-Bank .... 206 Vornaes 203 Vuurtorendiep .... 192 Welkyrien-Grund. . . 230 Warnemünde . . . . 234 Watergetijden . . . 12, 29 Wedelsborg 189 Wenningbund .... 212 Westelijk Vaarwater. . 6 West-Knoll 62 Wikhög 153 Winden 8 Windseinen. . . Zie Bijlage Winds-Grav 258 Wingaskar 109 Wismar 231 Wulff-Bank 46 Wüstrow 234 Yttrer-Bank . . 54, 66, 171 Yder-Tistlarne . . . . 92 IJsseinen 9 Zuid-Rönner 62 Znid-Röse 145 Betreft blz. Aan den Heer Hoofd-lnspecteur voor de Scheepvaart. te . .. den Consul ingeleverd dij den Ambtenaar der Scheepv.-lnsp. 'b-ÜKAVtlNMAÜL te , den 19 Beleefde kennisgave van den gezagvoerder van het schip < , van naar •■•' ••■■;< , dat hij in afwijking met het vermelde, voorkomende op blz Deel der Zeemansgidsen voor de Kleine Vaart, bevonden heeft, dat N.B , , O.L De Gezagvoerder, Betreft blz. Aan den Heer Hoofd-lnspecteur voor de Scheepvaart. te , .... den Consul. Ingeleverd bit : — :—^r~,— den Ambtenaar der Scheepv.-lnsp. te j den 19 'S-GRAVENHAGE. Beleefde kennisgave van den gezagvoerder van het . schip , van naar , dat hij in afwijking met het vermelde, voorkomende op blz. Deel der Zeemansgidsen voor de Kleine Vaart, bevonden heeft, dat « N.B. , O.L De Gezagvoerder, F DEEL I DE TOEGANGEN TOT DE OOSTZEE LICHTENLIJST behoorende bij de ZEEMANSGIDSEN VOOR DE KLEINE VAART EN DE VISSCHERIJ Deel I. DE TOEGANGEN TOT DE OOSTZEE 2e DRUK. Bijgewerkt tot en met B. A. Z. 20-1919. Prijs van deel één het lichtenlust en bijlage f2.—. Amsterdam 1919. WAARSCHUWING. In verband met de oorlogsomstandigheden, worden de lichten in het voorjaar eerder gedoofd, in het najaar later ontstoken, dan de lichtenlijst aangeeft. Dit wordt aangekondigd dn de B.(erichten) JL(an) Zeevarenden). LICHTSCHEPEN worden aangeduid door VET cursief. VERKLARING DER AFKORTINGEN. V. S. Van licht met schitteringen. V. en D. Vast licht met verduisteringen. 8. SchitterWzht. G. 8. Groepsc^ftterlicht. Dr. Draaïlicht. BI. Bliksemlicht. Beurtl. Afwisselende kleuren. In de kolom Sec. LICHT en Duister geven de vette cijfers de sec. licht, de gewone cijfers de sec. duister aan; het getal achter de j accolade is de periode, waarin het verschijnsel zich voordoet. HET KATTEGAT. o Karakter. o p? S 2 5 ■ „ Beschrijving ' *■ ü ' 5 * ' c Naam. J 6 m«nr ■= ® .9 u a s Ligging. opstand of K,eun 2 » I j. ° 5 6 Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte 4 S \$1 '4 in M. ,£ ^ is 1 SKAGEN. Bij het uiteinde van Grijze, ronde toren, S. 0.25) , 18 -13 N 57° 44'. den hoek. ! 46 M. hoog. Wit. 2.75 j 0 I O 10° 38'. 1 U IJsseinen zie tekst. - SJtagens-Kev. I Aan het uiteinde van I Rood vaartuig met I S. 3 ) „n 11 16 N 57° 46'. het rif. in 20 vadem. wit kruis. j Rood. 27 j su 0 10° 43'. Op den grooten top 10. een bal. Mistsein. .Met sirene, iedere minuut éèn stoot. 3 | / ZW.dam. Op den kop. Grijze toren, 7 H. | S. j 0.5 ) „ 5 16 hoog. Rood. • 2,5 j 3 Si 6- > 1 NO.dam. Idem. Idem. S. 0.5 1 .. 3 16 x ) Groen. 2.5 J d Ie < 6 • I Binnen W.dam. Idem. Paal.' W. | / Rood- I Alleen zichtbaar 1 Binnen O.dam. Idem. Idem. V. ( 0Ter de haTep. I \ Groen. \ ' Misthoorn. Iedere minuut een lange stoot, gevolgd door een korte. 4 I Hirsholm. | XO.punt van het Z. I Ronde granieten to-1 G. S. I 1.5 \ 1 15 -| 18 N 57° 29'. eiland. ren, 27 M. hoog. Wit 4.5 J O 10° 38'. 30 1.5 ( .„ 4.5 > * I II6.5 ; Bovendien: Wit vaat van N 6° O. tot N 12° O. (N 16° O. tot N 22° O.). Rood vast > N 12° O. > N 17° O. (N 22° O. » N 27° O.). Over de ondiepten bij Frederikshavn. Mistsein. Met sirene, iedere minuut 3 snelopvolgende stooten, ieder van 2 sec duur. 4 OOSTKUST VAN JUTLAND. b I Karakter. S :g | 3 1 Beschrijving «li 5 ° S Naam. Kleur ■£ .S •= *• a | Ligging. opstand of lueur- £ J S •§ 5 §j Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte s| O S Ü ■3 I in M; I £ » | S 1 5 Fredurikshavn. I Op den kop. Grijze, ronde toren y. _ 20 Noorddam. op vierkant met en 8 stuk, 6 M. hoog. Groen * I Wtf van N 271' O. tot N 278* O. (N 281° O. tot N 288° O). Over den toegang tusschen het Marens en het Borrebiergrif. Duitter van N 278» O. tot N 302° O. (N 288" O. tot N 812° O.). Over Borrebierg- en Laursrif. Groen overigens. In de binnenhaven op den kop van het Z.hoofd een rood, op het N. een groen licht. E / Westdam. Op dan kop. Grijze, ronde toren V. en D. 0.751 i 51 8 20 6 °> [ N 57" 26'. op vierkant voet- Rood. 0.75) • no\ 0 10° 33'. stuk. 8 || } 2£ \ Binnenhaven. Zuidhoofd. Zwart opstaand met S. 0.3 1 1 | 8 r* J roode lantaarn. Rood. 0.7 f s / *** V Zichtbaar over 110° het sterkst 5° aan weerszijden van de geleidelijn. Geleidelijn N 302° O. (N 312° O.). 7 I Ziaesö-Rende. O. van den Dvale-1 Rood vaartuig met ( S. I 3 1 12 i 11 25 N 57° -13'. Qrund. wit kruis. Wit. 3 I O 10° 42'. I Op den grooten top 10 j een ronde bal. Mistsein. Met sirene, iedere minuut een stoot van 4 sec duur. 8 Hals-Bar. 13% mijl ZO. van den j Grijze toren op gra- G. S. 0.25 | 13 I 27 N 68° 57'. hoek Hola. niet voetstuk. 20 M. Wit. 4.75} O 10° 26'. hoog. 18 0.25 > 14.75 I V, . _ Zelfden toren. Wit. 12 Rood. | 12 Groen. 1 10 Groen van N 305' O. tot N 313° O. (N 315° O. tot N 323° O.). Wit » N 813° O. » N 319° O. (N 323° O. » N 329° O.). Rood 11 N 319° O. 1 N 325° O. (N 329° O. » N 335° O.). Mistsein. Met sirene, Iedere minuut in snelopvolgende stooten, ieder van 3 sec. duur. oostkust van jutland. 5 qü Karakter « ^ $ 3 1 Naam. Beschrijving I ~ c g f ■ O § Ligging. opstand of *.ieur. I £ -g i *T © « 5, Breedte en Lengte. . . — , 3 2 7? - — 0 vaartuig. Hoogte • q |§ jjj 3 > lnM- I 1- f ! . EGENSE-KLOSTER. / | Op den /..hoek van I Roode paal met drie-1 V. — I 13 27 ° i n 58° 50'. I den Loegang. hoek, 18 1L hoog. Wit. E I O 10° 16'. t I ■ 18' £ I 1 van N 289° O. tot N 301° O. (N 292° O. tot N 311° O.). I • \ Korsholm. / Noordlieht I Roode, achtkante to- [ V. I — I 6 I 27 5 1 J ren, 6 M. hoog. Groen. I S ) f van N 130° O. tot N 330° O. (N 140° O. tot N 840* O.). 2 i Idem Zuidlicht Idem V. — 6 £7 £ I Rood. S I ± 5 • 1 van N 260° O. tot N 380° O. (N 270° O. tot N 340° O.), Ia \ Geleidelijn. Het witte licht midden tusschen het roode en.het yroene N 296° O. (NW. t W.). 10 i Halt. Kop Oostdam. i Houten opstand, 4 M. S. i 27 ; Havenlichten. bnpg. Wit. 0.31 . 9 Rood. 0.7 } 1 9 J Groen. — 8 | Wit van N 315° O. tot N 316° O. (N 325° O. tot N 326° 0.\ met aan S.B. een groenen sector van 3°, aan B.B. een rooden van 4°, Als boven. Oostdam. | / Paal. V. i Rood. \ 12 < Wit houten op- V. 1 stand, 4 M. hoog. Wit. — 9 f Rood. — 9 \ | Groen. | — 8 IWit van N 75° O. tot n 77° O. (n 85° O. tot N 87° O.), met voor een Oost koersend schip een groenen 11 1 Als-Odde. I Op den hoek bij de I Paal. V. — i 5 I 31 I O 10° 2o' Mariajer-FIsrë. | Rood. 12 Udbyhöi. | Z. van den toegang | Aan den gevel van I V. I i [33 N 68° 35'. naar de Randers- | een wit huls, 6M. Wit. O 10° 19'. Fiord. hoog. Bood. . Groen. 16—15 I 8 } 12 15 I G. s. iJS ï 16 I \É" I Groen vast van N 194° O. tot N 228° O. (N 204° O. tot N 238° O.). Wit » » n 228° O. » N 232° O. (N 230° O. » N 212° O.). over den N. veiligen toegang. Rood schücerlicht van N 232° O. tot N 254° O. (N 242° O. tot N 264° O.). [ Wit groepschitterlicht van n 264° O. tot N 276° O. (N 264° O. tot N 286° O.). Wit vaat van N 276° O. tot N 279° O. (N. 286° O. tot N 289° O.). over den Z. veiligen toegang be». de Tangenhank. Rood vast N 279° O. tot N 290° O. (N 289° O. tot N 300° O.). 6 K ATTEGAT. WESTZIJDE. £ Karakter. v :g £ 3 B Beschrijving Mo- li 5 ® a Naam. J ° m«nr ■= S .Si.- § Ligging. opstand of Kleul' 2 £ Ö •§ ~ f Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte d q i i -ë' i in m" « 1 = i I 5 13 GIERRILD. Bij Knudshoved. Aan den gevel van G. S. 1.5 \ 13 35 N 56* 32'. een bruin gebouw, Wit. 2 1 0 10° 50'. 4 M. hoog. 10 1.5 f 2 { 1.5 ï 20 M \ I i s ; i Zichtbaar van N 108° O. tot N 302° O. (N 116° O. tot 312° O.). 14 I F0RNAES. I Op den boek. I Ronde, granieten to-1 S. I 0.1 Ie I 16 I 36 N 56° 27'. ren, 27 M. hoog. Wit. 4.9 ƒ I O 10° 58'. | 32 | l i Verduisterd N. door Gierrild-KUnt, Z. door Havlemide. Mistsein. Met 2 sirenes tegelijk een in NO- en een in ZO.-richting, iedere minuut een stoot van 4 sec duur. 15 I / Oostdam. I Op den kop. Grijze, ronde toren, j V. en D. I 40 / N 56° 25'. 7 M. hoog. 45 maal 1 O 10° 56'. per minuut. S Rood. — 6 S | Groen. \ — | 5 ï Rood van N 183° O. tot N 200° O. (N 193° O. tot N 210° O.). S Groen » N 200° O. » N 216° O. (N 210° O. » N 226° O.). «S Rood » N 216° O. » N 242° O. (N 226° O. i N 252° O.), c / Groen t N 242° O. » N 259° O, (N 252° O. > N 269° O.). • \ Wit » N 259° O. » N 299° O. (N 269° O. > N 309° O.), o I Rood » N 299° O. 9 N 325° O. (N 309° O. » N 335° O.). 5 I Groen » N 325° O. » N 349° O. (N '335° O. » N 359° O.), a I Bood van N 349° O. tot N 1° O. (N 359° O. tot N 11° O.), g I Geleidelijn met No. 16 N 223° O. (ZW. % W.). 16 £ f Zuiddam. 180 M. binnen den Wit huis met paal. I V. — .]...— I ■ kop. Wit. \ Westdam. Op den kop. PaaL V. — — \ 1 1 Groen. I | Geleidelijn No. 16 en 17 N 204° O. (ZW. t Z.). 18 | Hielm. Op den top. Witte, ronde toren, V. en S. 40 i 19 42 N 56° 8'. 18 M. hoog. Wit. 9 I Rn O 10° 49'. 50 2 ( m 19 I / Achterste Geleidelicht. I Binnen in de baai. | Witte, vierkante op-1 V. — I 16 I 45 = 1 N 56° 14'. stand, 4 M. hoog. Wit. > 1 O 10° 37'. I 32 • ) Zichtbaar van N 342° O. tot N 13° O. (N 352° O. tot N 23° O.). "5 \ Voorste Geleidelicht. id. id.. 3 M. hoog. [V. — 11 S J Wit. IS f Rood. ]<"[ 12. Wit van N 347° O. tot N 5° O. (N 357° O. tot N 15° O.;, (van de W.zijde van de Orebank tot het midden van den Skade-Grund.) Rood van N '7° O. tot N 10° O. (N 17° O. tot N '20° O.) (in het vaarwater beW. den Skade-Grund) Overigens duister. Geleidelijn N 357° O. (N 7° O.). AARHU U SB AAI 7 5 Karakter. § g" I i ~ 6 v..m Beschrijving „ t.- 2 * O § Ligging. opstond of i"eur. & j> „ ig j| Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte g I I I 4 £ inM- « |s- a 20 j Sletterhage. ZW.punt van Witte, ronde toren V. 12 45 N 56° 6'. Helgenes.- met grijze lan- Wit. O 10° 31'. taarn, 16 M. hoog. I Rood. Groen. ^ % }« G. S. 1.5 1 I " 1 12 Wit. 1.5 | t I 1 17. | 7.5 j I Groen vast van N 250° O. tot N 275° O. (N 260° O. tot N 285° O.). Wit G. S. » N 275° O. » N 286° O. (N 285° O. » N 296° O.). Wit vast • N 286° O. i N 293° O. (N 296° O. » N 303° O.). Bood S. » N 293° O. 1 N 3C6° O. (N 303° O. » N 316° O.). Rood V. > N 806° O. » N 6° O. (N 316° O. » N 16° O.). Groen V. » N 6° O. » N 88° O. (N 16° N. » N 98° O.). Wit V. » N 88° O. » N 117° O. (N 98° O. » N 127° O.). Rood V. » N 117° O. » N 125° O. (N 127° O. » N 135° O.). Mistsein. Met sirene, iedere minuut 2 opvolgende stooten, kort, lang. 21 ZUID HAVEN AARHUUS. I KOP OOSTGOLF, I Witte toren met roo-I V. en D. 20 maal I 10 48 | N 56° 9'. BREKER. den band, 10 M. versch. duister O 10° 14'. hoog. 10. iedere | minuut. | Rood van N 41°/0. tot N 216° O. (N 51° O. tot N 226° O.). Groen > N 216° O. » N 287° O. (N 226° O. » N 247° O.). Rood i N 237° O. » N 283° O. (N 247° O. » N 293° O.). Groen » N 283° O. j N 292° O. (N 293° O. » N 302° O.). Wit » N 292° O. » N 301° O. (N 302° O. » N 311° O.). Rood » N 301° O. j> N 309° O. (N 311° O. » N 319° O.). Groen > N 309° O. » N 317° O. (N 319° O. » N 327° O.). Wit » N 317° O. » N 329° O. (N 827° O. » N 339° O.). Rood d N 329° O. > N 16° O. (N 339° O. i N 26° O.). Als boven. Kop Westdam. Witte toren met V. — 5 groenen band. Groen. 9. 22 i ' Zulddam. Op den kop. | Witte, ronde toren, I V. — I — I • 1 Geleidelichten. | 8 M. hoog. | Rood. \ j 5 l van N 105° O. tot N 15° O. (N 115° O. tot N 25° O.), 'lldem. 180 M. binnen den I Witte, ijzeren toren I V. — ! — | c | kop. | met rooden band. | Rood. § / van N 320° O. tot N 220° O. (N 330° O. tot N 230° O.). 2 J Mistsein. Met sirene, iedere minuut 3 stooten. ia/ 23 3 F Noorddam. | Op den kop. 1 Witte, ijzeren met 1 V. — I — | I ^ I groenen band. Groen. e. \ Middendam. Op den kop. Bruine paal. V« — i 1 cb \ Groen, < 8 NOORDKUST VAN SEELAND. S3 Karakter, j B :g | ! 3 Ë. Naam Beschrijving j +- ü 2. I ^ I Ligging. opstand of Kleur. o | ~ «S .S a Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte , g J I 4 ■ £ " U |=i|s 24 Gilleleie-Flak. Aan N.zijde van de § N 56° 10'. bank. S. 3 I of | O 12° 18'. Wit.- | 9 f " | « Mistsein. Met sirene, iedere minuut een stoot. 26 ISPODSBIERG. I 0.zijde toegang Ise- I Witte vierkante to- I Gr. S. 0.3 | 17 51 j N 55° 59'. Fiord. | ren, 9 M. hoog. | Wit. | 3.3 I O 11° 52'. 39. I 0.3 f 10 | I I Ill.lJ I 27 I Hundsted Geleidelichten I Haven. I Roode palen, 7 en 1 2 V. I — I M N 55° 58'. 2 M. hoog. Rood. | O 11° 51'. Geleidelijn door den haventoegang N 71° O. (N 80° O.). 28 I Hundsted Havenlichten. I Moorddam. | Witte paal, 3 M. I V. I — — I 51 | Buitennaven. | hoog. | Rood. j Idem. | Noorddam. Wit huis, 3 AI. hoog. { V. I — — 51 ] Binnenhaven. | Wit. | 29 I Lynes I Kop Noorddam I Wit, vierkant huis, I V. — I — I 51 2 M. hoog. Wit. 30 ] SEELANDS-REV. I Uiteinde van het rif, I Roode opstand met [ S. 5 1 I 8 I 53 N 56° 5'. i in 2 vadem. witten gashouder, Wit. 10 f I O 11° 13'. | hoog 15 M. 14. Lichten Samsö. Zie L.1. No. 161 en v.v. 31 I Tunö-Rön. I Op het uiteinde van I Roode paal met j V. en D. I 50 maal I 4 I 55 N 55° 58'. het rif. groote, ronde lan- Wit. per I O 10° 29'. I taarn, 5 M. hoog. | 4. | minuut | | 32 TUNÖ. I ZO.zijde van het Witte, vierkante ] V. I 55 N 55° 57'. eiland. kerktoren, 18 M. Wit. 15 O 10° 27'. hoog. Rood. 11 Groen. 9 1 : . 31. Groen van N 95° O. tot N 157° O. (N 105° O. tot N 167° O.). Wit » N 157° O. i N 160° O. (N 167° O. » N 170° O.). Rood » N 160° O. » N 175° O. (N 170° O. i> N 185° O.). Groen > N 175° O. > N 214°.O. (N 185° O. » N 224° O.). I ''éf ?*3 Wit > N 214° O. » N 220° O. (N 224° O. » N 230° O.). Rood ï N 220° O. » N 326° O. (N 230° O. » N 336° O.). Groen » N 326° O. » N 345° O. (N 336° O. > N 355° O.). Wit » N 345° O. » N 350° O. (N 355° O. > N 360° O.). Rood > N 350° O. » N 50° O. (N 360° O. » N 60° O.). 9 EILANDEN IN HET KA.TTEG-AT. o3 | I Karakter. I § |.S i I ■§ I I Naam. Beschrijving 2 Si' " L ° 3 Ligging. opstand of Kleur- \ 2 m " | .£ S Breedte en Lengte. _. . „ -* s 3 S - JS vaartuig. Hoogte ,> o ■ 9 S ,K * in M- I 1-1 33 Laesö- Trindel. NO. van de bank. | Rood vaartuig met S. ! 3 l ,„ j 11 | 58 N 57° 26. I kruis, op den groo- Wit. 27 J I | O 11° 17'. I ten top een bal. 10. Mistsein. Met sirene, iedere minuut 2 snel opvolgende stooten van 2 sec. duur. Onderzeesch mistsein. Iedere 3 sec. een slag. 31 I KOBBERGRUND. I Z^inde van de bank I Roode opstand,li M. | S. j 2 1 - 12 1 60 N 57° 9'. bij Laesö in 16 hoog. Wit. 3 | | O 11° 19". | voet water. 12. 35 I NORDRE-RÖNNER. Op Spirholm, NW. I Ronde, granieten to-I Beurtl. 1 I 12 j 61 . N 57° 22'. van Laesö. | ren, 18 M, hoog. Wit- 50 1 or\ O 10° 56'. | Rood. 10 f 80 | ,1 16. 36 I NW. Rif. Laesö. I NW. van Laesö in f Roode opstand met I V. I — 8 I 61 N 57° 17'. 16 voet water. witten gashouder, Rood. I O 10° 46'. | 14 M. hoog. [ 12. | 39 I Ostre-Flak. W.zijde van de bank. I Rood vaartuig met I G. S. I 3. \ 11 I 63 N 56° 58'. wit kruis. Wit. 4.5 J O 10° 54'. 10. 8. f go Op den grooten top 4.5/ een bal. 3. 1 Mistsein. Met sirene, iedere minuut 3 snel opvolgende stooten, ieder van 2 sec. duur. 40 | Fladen. 1 Oost van de bank. I Rood vaartuig met II G. S. j 1.5 i I 11 I 63 N 57° 10'. mast en bal, toren Rood. 5. I Qn I O 11° 49'. | voor het licht 10. 1.5 ( 30 I |22 J | Mistsein. Met sirene, iedere minuut stoot 4, stil 4, stoot 4, stil 4, stoot 4, stil 4, stoot 4, stil 32 sec. Bij ontstentenis zelfde seinen met een klok. 42 I ANHOLT. IW. van den 0.hoek I Witte, ronde toren I S. I 3.5i „l 17 I 67 N 56° 44'. van het eiland. met rooden band, Wit. 16.5J I O 11° 39'. | 42 M. hoog. I 10. Duister van N 58° O. tot N 76°„0. (N 63° O. toffN 86° O), behalve in N [57° O. (N 67° O.) en N 63° O. (N 73° O.) Huiplicht, zie tekst 43 1ANH0LT-HAVEN. I Kop buiten Noord-1 Ronde, ijzeren toren, I Ver- I Versch. I 10 | 68 N 56° 43*. dam. roode en witte schillend. tot j I O 11° 31'. I banden. | 7 j z. O. z. 10 EILANDEN IN HET KATTEGAT. g : Karakter. g :f • 2 g Naam / Beschrijving _ fe- « * O 9 i i^aam. Trip.,,, jz o b fa o Ligging. opstand of «ueur. o - - « b & Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte "ij J 2 » l\ m «• I | :=■ £ . rl* Groen V. N 195° O. tot N 325° 0. (N 204° O. tot N 331° O.). over de naven. Rood V. N 325° O. i N 10» O. (N 334° O. tot N 19° O.). over de Stensöre en andere gevaren beZ. de haven. Rood G. S. (2 maal) N 10° O. tot N 38° O. (N 19° 0. tot N 47° O.). Wit G. S. (2 maal) N 38° O. s N 112° O. (N 47° O. » N 121° O.). Wit V. N 112° O. 5 N 130° O. (N 121° O. > N 139° O.). over 14 voet minste water. Rood V. N 130° 0. tot N 135° O. (N 139° N. > N 144° O.). Groen V. N 136° 0. s N 160° 0. (N 144° N. » N 169° O.). over het NW. rif. Wit V. N 160° 0. » N 164° O. (N 169° N tot N 173° O.). over de Slusen-geuL Rood V. N 164° O. » N 174° O. (N 173° O. tot N 183° O.). Mistsein. Iedere minuut 10 tot 15 sec. klok luiden. 44 I Anholt-ICnob. I BeO. het uiteinde I Bood lichtschip met G. S. S I I 11 I 69 N 66° 16'. van het rif. wit kruis, op den Wït. . 4 I Bn O 11° 52'. grootentopeenbal 10 3 w 50 I | ■ . ) Mistsein. Met sirene, iedere minuut 2 snel opvolgende stooten, ieder van 3 sec duur. 45 LYSEGRUND. 1 Op het ondiepste | Roode opstand op I V. en D. I 3 ) - I 10 I 71 N 56° 18'. deel. graniet voetstuk, Wit. 2 j " O 11° 48'. I 15 M. hoog. | 14 46 j HESSELÖ. Op NO.punt Witte, ronde toren, G. S. I 0.1 \ 17 72 N 56° 12'. 24 M. hoog. Wit. 2.4 J O 11° 43'. 40 0.1 I 2.4 ( 1B 0.1 / 18 . I %\ 47 SchuJtz's-Grrund. Aan ZW.zijde van Rood vaartuig met I G. S. 3 | I 11 I 74 N 56° 9'. de bank. wit kruis, op den Wït. 4 I ™ O 11° 11'. groote n top een bal. 10 3 | | 20 J | | Mistsein. Met sirene, iedere minuut 2 stooten, ieder van 2 sec duur. 11 ZWEEDSCHE KUST TOT DE SOND. qj ,' Karakter. i rg' ö? •§ I Naam. Beschrijving ï j °M« B' Ligging. opstand of Kleur- 2 g T « 5 F. Breedte en Lengte. .'-. „ I *3 3 tÏH j — | vaartuig. • Hoogte a q .§ £ IJS > \ m # 3 => .3 S 58 HALLO. Toegang naar de Witte, ronde steenen | S. 1.21 « 17 76 N 68° 2C. | Aby-Hord. toren met rooden Wit. 3.8) | O 11° 13'. top, 20 M. hoog. I 39 Duister van N 174° O. tot N 186° O. (N 183° O. tot 195° O.). » N 117° O. > N 119° O. (N 126° O. » 128° O.), door SaW, op minder dan 21^ mijl opstand v. HaUö Mistsein. Iedere 10 minuten een knal. 59 I MASESKAR. I Top van het eiland.I Rood-wit geblokte! G. S. 2.5, I 17 | 78 N 58° 6'. ijzeren toren. 22 M. Wït. 12.5 J O 11° 20". hoog. 84. 2.5 ( I m Mistsein. Met sirene, iedere minuut 2 snel opvolgende seinen.) Bij ontstentenis iedere 15 minuten een knal. 60 I Eokeri. *) ZO.punt van het I Lantaarn op denhoek I S. I Iedere | 179 N 58° 4'. eiland. van een wit huis. Wït. 3 sec. 10 | O 11° 29". | Groen. |een maal.! 5 \ Groen van N 278° O. tot N 384° O. (N 287° O. tot N 843° O.). Wit overigens. 61 ƒ Eggskar. *> *- i Witte, ijzeren toren. | G. S. | Iedere 6 1 I 80 / N 57" 57'. Wït. sec. 2 snel 10 O 11° 31'. Bood. opvolgen-! 6 I Groen. |de schitt. 5 | Rood van N 113° O. tot N 125° O. (N 122° O. tot N 134° O.). (tusschen Rratten en EranJ. Groen > N 125° O. tot N 138° O. (N 134° O. tot N 147° O. ). „• id. » ») » N 296° O. ( » N 305° O.). i' o Wït » N 296° O. » N 302° O. (N 305° O. > N 811° O.), "f (tusschen Klubbholm en Tvitingarne). 2 Rood » N 302° O. tot N 325° O. (N 311" O. tot N 384° O.). 2 >) In oude lichtenlijst stond N 263° O^ in nieuwe is het getal waarschijnlijk uitgevallen. Geleidelichten I / Bij St. Olofs- I Witte, ijzeren toren. I S. II maal Der 8 180 «t •>!•*».•) U Valar. Wit. . sec. N 58° 1'. 1 25 O 11° 31'. 1 \ Op Svartskar. Idem. V. en D. 2 1 , 10 \ \È WW. 2 ƒ * l\ |f Geleidelijn N 6° O. (N 15° 0.\ *) Van 6 Juli tot 6 Juni. 12 KATTEGAT ZWEEDSCHE ZIJDE. 0 j Karakter. g :5* £ f3 3 | Naam. Beschrijving | », 12' Ü3 1 I Ligging. opstand of Kleur- . 1 | t |> .S S, Breedte en Lengte. , . „ . Js 2 -g tp ° vaartuig. Hoogte j o ,§ 2 =3 £ in M. ,« S ._ jj ' I 63 Barlin. *) NW.zijde. [ Opstand op beton G. S. Iedere 80 N 57° 56'. onderstuk. Wit. 6 sec 7 O 11° o3'. • Rood. 2 maal 6 | Groen. \ 5 | Tusschen rood en groen. Wit van N 336° O. tot N 8.7° O. (N 815° O' tot N 356° O.), id.- » N 136° O. » N 145° 0. (N 115° O. » N 154° O.), id. » N 162° O. » N 171° O. (N 171° 0. » N 180° O.). 64 I PATERNOSTER, HAMNSKAR. I Op Hamnskar. Roode, ijzeren to-I Dr. 30 1 on 17 181 N 57" 51'. ren, 32 M. hoog. Wit. 60 ƒ au I O 11° 28'. I 35. [ Mistsein. Iedere 10 minuten 2 snelopvolgende knallen. 65 IMARSTRAND Op Koos. I Witte, achtkante I G. S. Iédere 82 N 57° 51'. toren op beton I . Wït. 9 sec O 11° 35'. voetstuk. Rood. 3 snel op- 10 Groen. volgende 8 7. flikke- 6 ringen. ) Groen van N 52° O. tot N 91° O. (N 61° O. tot N 100° O.). Wit > N 91° O. r> N 148° O. (N 100° O. » N 157° O.). Groen s> N 148° O. » N 161° O. (N 157° O. > N 170° O.). Wït ï N 161° O. » N 164° O. (N 170° O. > N 173° O.). Rood » N 164° O. i N 171° O. (N 178° O. » N 180° O.). 66 Ramholm. ') W.zijde. I Betonijzeren toren. I V. en D. 2 1,1 I 82 N 57° 51' Wït. 2 ƒ * 8 O 11° 33' Rood. 6 I Groen. | 4 | Wït van N 287° O. tot N 326° O. (N 296° O. tot N 385° O.), en id. » N* 12ö° O. t N 138° O. (N 135° O. » N 147° O.), de laatste sector tusschen een rooden en een groenen. Op 125 M. van den toren aan den gevel van een huis een wit schitter licht op 5 M. boven water. 67 I Stora-Dyrö. ZW.zijdc j Beton ijzeren toren. I S. I eenmaal f 82 N 55° 55'. Wit. per 11 O 11° 37'. Rood. 3 sec 9 I Groen. | | 8 Wït van N 33° O. tot N 57° O. (N 62° O. tot N 66° O.), tusschen een rooden en een groenen sector. 63 Lekskar. •) Op de O.lijke rots. Witte, ronde toren. I G. S. I Iedere I 83 N 57° 50'. Wit. 6 sec 10 O 11° 36'. * Rood. 2 korte 6 | schitt I Wit van N 313° O. tot N 335° O. (N 322° O. tot N 844° O.). JÏOOrt » N 335° O. » N 349° O. (N 344° O. » N 358° O.). Wït » N 10° O. « N 166° O. (N 19° O. » N 175° O.). Overigens duister. *) Van 6 Juli tot 6 Juni. KATTEGAT ZWEEDSCHE ZIJDE. 13 3 Karakter. g I ï ■§ i Naam. Beschrijving „ ü 8 * O = Ligging. opstand «f Kleur. -| ■§ .2 fg c £ Breedte en Lengte. 3 *s ö 2 3- vaartuig. Hoogte . q \£ £ *> in M. o 5 « 69 Salö. *) 1 Aan de Wjjjdc| Achtkante opstand. | G. S. I Als I I 83 I niï°»ÏV I Wif- No. 68. 10 L ° 11 38 • Rood. 6 1 Groen. | | 5 [ Wif van N 334° O. tot N 150° O. (N 343° O. tot N 159° O.). Rood » N 150° O. i N' 171° O. (N 159" O. » N 180" O.) en Wit » N 200° O. » N 212° O. (N 209° O. J N 221° O.), tusschen een rooden en een groenen sector. 70 I Geleidelichten Biorkö. ") I Het lage aan de W. | Witte toren. I V. en D I 2 1 I 10 I 83 O M° ft Zijde; Wit. 2 | 4 j Het hoogs. | Lantaarn aan een S. 1 maal. | 10 83 L I wit huls. Wit. | per sec. | 71 I "i^wro u> I ZO.zijde. I Witte, achtkante lan-1 S. I 1 maal [ 10 I 83 I O 11° 39'' I taarn op beton- I Wif. per sec. 72 I Hallsö. I o.zijde. I Als boven. I V. en D. | 2 1 I 10 I 83 , N 5J° 44'; Wif. 2 ƒ 4 l O 11" 40'. II 73 I PS.lei wel"lht.en Het la»e I W'tte, ronde beton-1 V. en D. I 2 1, I 10 l 83 Lllla-Varholm. •) j toren als boven. Wif. 2 f 4 N 57° 42'. Het hooge. 0 110 *8'- S. | eenmaal | 10 | 83 Wit. | per sec. I I Geleidelijn. N 314° O. N 0° O.). Groen > N 351» O. » N 5» O. (N 0° O. » N 14» O.). Wit » N 5» O. j> N 8» O. (N 14° O. » N 17» O.). Rood > N 8° O. » N 87° O. (N 17° O. » N 46° 0.). Wif > N 37° O. > N 161° O. (N 46° O. » N 173» O.). 75 I **JTrtï;0se.t- 10.zijde. I Witte.achtkantehut. I G. S. I Iedere | 184 £ ill • Wït. 9 sec 11,6 u" Rood. 3 maal. 8,4 | Groen. \ I 6.3 j Wit naar zee van N 22° O. tot N 47° O. (N 31° O. tot N 56° O.), en en » N 86° O. » N 116° O. (N 95° O. » N 125» O.), telkens tusschen een rooden en een groenen sector, meer naar binnen nog verscheidene sectoren met minder llchtkracnt. *) Van 6 Juli tot 6 Juni. 14 KATTEGAT ZWEEDSCHE ZIJDE. — ■ h2 Si £ fj I Karaktea. § :? o 2 " S Na_„ Beschrijving * Si c ° e Aaam. Klpnr * & .5 *- — § Ligging. opstand of Kleur- S « \Z £ -3 o Breeite en Lengte. vaartuig. Hoogte j c J I 4 | *»*. * |„ | 3 76 I Hönöhufvud. | Op het eiland. I Ronde hut. I G. S. | Iedere I 83 N 57° 41" Wït. 10 sec | 10 O 11° 3'. Bood. 2 maak I 6 Groen. \ \ 5 ) Groen van N 39° O. tot N 62° O. (N 48° O. tot N 71° O.). Wït » N 62° O. » N 147° O. (N 71° O. » N 156° O.). Bood » N 147° O. » N 207° O. (N 156° O. » N 216° O.), meer binnenwaarts nog verschillende minder lichtsterke sectoren. 77 VINGA. I Op het hooge ZW. I Vierkante, granieten j O. S. 4 1 18 85 N 57° 38'. deel. i toren met zwarten Wït. 4 I „n O 11° 37'. band, 29 M. hoog. 46. 4 1 18 I Mistsein. Met sirene, iedere 2 minuten 3 stooten van 2ij sec, waartusscheh 'i\ sec stil. Bij ontstentenis iedere 15 minuten 3 snel opvolgende kanonschoten. 78 I Vitten. I Op de Z.rots. I Witte, ronde toren I S. I eenmaal I I 87 N 57° 38'. op steenen voet. Wit. per li | O 11° 38'. I Bood. I 3 sec [ | Wït van N 102° O. tot N 117° O. (N 111° O. tot N 126° O.). Bood » N 117° O- > N 132° O. (N 126° O. » N 141° O.). Bovendien wit V. en D. van N 315° O. tot N 45° O. (N 324° O. tot N 54° O.). 79 j Buskar. W.zijde van den I Witte, ronde beton-1 G. S. I 0.5 \ 87 N 57° 38'. toegang. toren. Wït. 1.0 I 12 O 11° 41'. Bood. 0.5 f ..n 8 Groen. 1.0 / Ju 7 0.5 \ 6.5; Groen van N 84° O. tot N 190° O. (N 93° O. tot N 199° O.). Wit » N ,190° O. f» N 203° O. (N 199° O. » N 212° O.). Bood » N 203° O. » N 236° O. (N 212° O. » N 245° O.). Wif overigens. 80 I Bottö. I O.zijde van den toe-1 Wit-roode toren op j Versch. I I 87 N 57° 39'. i gang. wit-rood huis, Wif. I O 11° 43'. ! 12 M. hoog. | G. S. (dubbel) van N 1° O. tot N 21° O. (N 10° O. tot N 30° O.). V. en D. (13-2) » N 21° O. » N 40° O. (N 30° O. » N 49° O.). S. » N 40° O. d O 61° o- (N 49° O. » N 70° O.).. V. i N '61° O. » N 135° O. (N 70° O. » N 144° O.). V. » N 225° O. » N 1° O. (N 284° O. » N 10° O.). Overigens zwak wit. 81 | Brannasbrate. I Op de rots. Opstand op den hoek G. S. I Iedere I I 90 N 57° 39'. van een wit huis. Wit. 6 sec. 9 I O 11° 44'. Bood. 2 maal. 6 Groen. J 5 | W.lijke witte sector van N 77° O. tot N 85° O. (N. S3° O/tot N 94° O.), tusschen een roode nen een groenen. NO.lijke van N 231° O. tot N 248° O. (N 245° O. tot N 257° O.). KATTEGAT ZWEEDSCHE ZIJDE. 15 g 1 Karakter. § I:? ® 3 I Naam. Beschrijving S « e ° ra Ligging. ' • opstand of Kleur. o •§ j -> fe a g. Breedte en Lengte. ., „_ -■ 3 1 3 2 . vaartuig. Hoogte g 3 JS ■§ 82 Rifo. *) | O.einde. | Witte toren. S. | Iedere 90 5 5?" ?9'- I Wit. I 3 sec. 7 O 11° 48'. I Bood. 1 maal. I 6 | Groen* | j 5 j Wit van n 174° O. tot n 184° O. (n 283° O. tot n 193° O.), en » » n 339° O. » n 345° O. (n 348° O. • n 354° O.), telkens tusschen een rooden en een groenen sector. 83 Knippelhclm. I Op de ZO.lijkste rots. I Lantaarn op rood V. en D. I 190 n 57° 41'. huis. Wit. 10 0 11° 49'. Bood. 9 • I Groen. | 7 | Wit van n 260° O. tot n 302° O. (n 269° O. tot n 311» o.). tusschen een groenen en een rooden sector. J » n 323° O. tot n 83° O. (N 332° O. tot n 92° O.) tusschen 2 roode sectoren. *i Geleidelichten /1 Voorste. I PaaL V. en D. 4 1 . 90 Camegieska. vVif 11 n 57° 4i'. ae/ | O 11° 54'. | | Achterste. | Idem. V. — 1 — | Geleidelijn n 79» O. (n 88» O.) afstand 950 M. ' ^mt i> 85 I Gsfveskar. I Op de rots. Achtkante opstand W. en D. | 8 1 ... I 90 N °i° 40'- op huis. Wit. 2 ƒ 10 I 10 0 11 *• Bood. 9 Groen. \ J 7 | Wït van n 224° O. tot N 285° O. (N 233° O. tot N 2*4» O.) en » ï N 267° O. • n 67» O. (n 276° O. > n 76° O.), telkens tusschen een groenen en een rooden sector. 86 I Skalkorgarne. I Op de rots. I Witte toren. S. I Eenmaal I 91 ï! ?!„ fWit. I Iedere | 9 1 0 11 1 Bood. 5 sec. | 7 1 I Groen. \ 6 1 Wit van n 269° O. tot N 275° O. (N 278° O. tot n 284° O.). J> » n 287° O. » n 321° O. (n 296° O. » n 330° O.). » » n 78° O. » n 82° O. (n 87° n. > n 91°. O.). , telkens tusschen een rooden en een groenen sector. 87 I Ma*0J?'- 'I I Op het eiland. I Witte toren. I G. S. I Iedere I 92 n «. Wit. 6 sec i 0 " Bood, 2 maal. i I | Groen. | Wït van n 105° O. tot n 126° O. (n 114° O. tot n 135» O.) tusschen een rooden en een groenen sector. ") Van 6 Juli tot 6 Juni. *6 KATTEGAT ZWEED8CHE ZIJUE. 0 Karakter. § ^ S j 3 S 1 Beschrijving &: ö ^ O 3 Naam. J ° Kleur * S £ «- <3 Ligging. opstand of 1"eul- S .» ^ ,§ 5 g, Breedte en lengte. vaartuig. Hoogte ^ g I I 4 1 1,1 M- * I ? 1 88 YTTRC TISTLARHE. j Op het buitenste j Geel gebouw met V. en D. j Iedere 10 1 02 N 57° 31'. eiland. plat dak. Wït. sec. 2 maal! 14 O 11° 44'. 1 Bood. | duister. IA Bood van N 216° O. tot N 343° O. (N 225° O. tot N 825? O.). Wït » N 843' O. 1 N 107° O. (N 352° O. » N 116° 0.). Rood » N 107° O. » N 198° O. (N 116° O. » N 207° O.). Overigens duister. Misthoorn. Stoot 5 sec, stil 10 sec. 89 IVARÖ. I Op het O.eindc I Witte toren op rood V. I 12 I 93 N 57° 33'. huis, 11 M. hoog. Wil. O 11° 48'. Bood. ! I . S. | Wït. I (1—1) Wit V. zwak van N 285° O. tot N 295° O. (N 291° O. tot N 30i° O.). » S. t N 338° O. » N 344° O. (N 847° O. » N 353° O.). » V. > N 844° O. > N 345° O. (N 353° O. » N 854° O.). RoodV. » N 345° O. » N 1° O. (N 854° O. » N 10° O.). Overigens duister. Aan de N.zijde uit een venster een wit V. licht. 90 I Rattaren. | Op de rots. I Opstand op een wit I S. I Iedere I | 93 N 57° 35'. huis. Wït. 3 sec » O 11° 48'. I Rood. | éénmaar. | 6 | Wit tusschen Vaüliolm en Vallliolnisbaden meteen rooden sector aan de W.- en een duisteren aan de O.zijde. Wit om de N. tot Donsö-Nufvud, overigens duister. 91 I Knarrholnt. Op het W.einde. I Witte toren. I G. S. I Iedere I I 93 N 57° 37'. Wit. . 6 sec. 9 O 11° 49". Rood. | 2 maal. | 6 J Wit van N 166° O. tot N 168° O. (N 175° O. tot N 177° O.), en » » N 4° O. » N 6° O. (N 13° O. » N 15° O.), telkens tusschen een rooden en een duisteren sector. Van 6 Juli tot 6 Juni. 96 | NIDINQEN WEST. I W.zijde van de rots I Grijze ti-kante stee- j V. I I 13 I 94 N 57° 18'. bij de Kungsbacka-1 nen toren, 18 M. V. en D. I O 11° 54'. I Fiord. | hoog. Wit. V. en D. van N 18° O. tot N 39° O. (N 27° O. tot N 48° O.), 20V. overigens Mistsein. Met sirene, iedere minuut een stoot van 3 sec; bij ontstentenis, iedere 15 min. een knal. 97 IIIDINGEN OOST I 0.iijde van de rots. j Als boven. V. ] 13 I 94 Wit. I Bood. | | I 20. | i ' -I- Wit van N 171° O. tot N 258° O. (N 180° O. tot N 262° O.). Bood » N 253° O. » N 290° O. (N 262° O. » N 299° N.). Wït » N 290° O. » N 144° O. (N 299° O. » N 153° O.). No. 96 en No. 97 inéén N 52° O. (N 68° O.). KATTEGAT ZWEEDSCHE ZIJDE. 17 g I Karakter. § 5 |' g f3 Beschrijving », £ ~ * 5 £ Naam. J ° Kionr S S S >. _ f Ligging. opstand of Kleur- S .» I | .S J, Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte ^ g ; * 98 IMALÖ. Zzijde. | Witte, achtkante G. S. Iedere 95 N 57° 20'. teren. Rood, j 9 sec. I 9 I OH' 58'. I Groen. \ 8 maal. | 7 Rood van N 318° O. tot N 22° O. (N 327° O. tot N 31° O.). Groen » N 22° O. » N 71° O. (N 31° O. • N 80° O.). Rood » N 71° O. J) N 89° O. (N 80° O. » N 98° O.). 99 I Skallanaset. I O.zijde toegang naar 1 Witte, achtkante hut I G. S. j Iedere I I 95 | N 67° 22'. Malshamn. | op beton voetstuk. | Wït. 6 sec. | 9 I N 11° 59'. Rood. 2 maal. 1 7 | Groen. | I 6 | Wit van N 359° O. tot N 10° O. (N 8° O. tot N 19° O.), en t j> N 95° O. J> N 135° O. (N 104° O. J N 144° O.), telkens tusschen een rooden en ean groenen sector. f 100 IFI0BDSKAR. I Op de rots aan de I Witte, rchtkante hut | S. I Iedere I I 97 N 57° 21'. 0.zijde van Halls- op steenen voet- Wit. \ 5 sec. 11 O 12° 1'. undsudde. stuk. Rood. éénmaal. 7 I Groen. \ | 6 | Wït van N 195° O. tot N 200° O. (N 204° O. tot N 209° O.), en r, » N 2° O. J N 28° O. (N 11° O. » N 37° O.), volle sterkte telkens tusschen een rooden en een groenen sector. Zwak wit van N 224° O. tot N 315° O. (N 233° O. tot N 824° O.). 101 I Klaback. I Op de rots. I Witte, achtkante hut I G. S. I Iedere I 12 I 99 N 57°* 9'. op beton voetstuk. Wit. i 6 sec O 12° 7'! I 2 maal. J f Iaden. Zie No. 40.C^ 102 VARBERG. 1 Op de Skrifvare- Roode, ijzeren toren I Beurtel. I i 14 1100 N 57° 6* kllppan. met 2 witte San- Wït—Rood 4 . O 12° 13*' den. 16 M. hoog. 21 5 25 I I 16 I 103 Varberg Havenlicht. •> I Kop W.dam. I Toren, 7 M. hoog. I G. S. I 0.5 1 I I 100 Wit. 1.5 f ,| 10 1 ■ Itood. I 0.5 ( ' 7 | Groen. | 4.5 ) [ 6 -| Tusschen een groenen en een rooden sector: Wit van N 21° O. tot N 37° O. (N 30° O. tot N 46° O.), en tusschen een zwak rooden en een duisteren: Wit van N 141° O. tot N 321° O. (N 150° O. tot N 330° O.). 104 | ■ORUP-TAIBE. I Op den hoek. I Witte, ronde steenen I V. I 16 [104 N 56° 55'. toren met zwarten Wit. O 12° 22'. band, 27 M. hoog. Rood. | Groen, 29 Groen van N 300° O. tot N 323° O. (N 309° O. tot N 332° O.), over de Z. bij de kust liggende gevaren. Bood » N 149° O. » N 176° O. (N 158° O. » N 185° O.), over de N. bij de kust liggende gevaren, daartusschen Wit. • 18 KATTEGAT ZWEEDSCHE ZIJDE. 0 Karakter, I ë :? o I *3 1 Naam. Beschrijving S fe' I " ' ° Ligging. opstand of Kleur. o - ■? fe i a. £. Breedte en Lengte. . . J "3 2 2 . — vaartuig. Hoogte j c | ! i £ tn M. Ja I ^ is? I 101a Glommen. W. Golfbreker. IJzeren opstand. S. Iedere 10 102 Wif. 3 sec. 10. I eenmaal. | 105 Havenlicht. I O. van de haven. j Roode, achtkante to-1 S. I M I o I 11 I 103 / N 56° 53'. ren, 8 M. hoog. Wit. 25 f a 7 | O 12° 30'. Rood. 6 | Groen. I I Groen van N 352° O. tot N 23° O. (N 0° O. tot N 36° O.), i 1 Wif > N 28° O. » N 37° 0. (N 36° O. i N 45° O.). S> 1 Rood t N 87° O. » N 104° O. (N 45° O. » N 112° O.). 106 S ] Roode i I Het voorste, beW. I Paal met witte ruit S. I 2 1 - I iS J Qsleldeliohten. I | de haven. | Rood. 3 } 5 f I Het achterste. , Idem. S. 1 maal [„,..... ... ' I ' Rood. per sec. Geleidelijn. N 848° O. (N 354° O.). . ."' ■1 -f 1 107 \ Groene Geleidelichten. I Noorddam. | Palen. I ¥. I I I 103 > I Groen. | Geleidelijn N 48° O. (N 56° O.). 108 I Tylö. I W.zijde van het Witte, ijzeren toren, I S. 12 1 .„ 1 12 I 104 N 56° 39*. eiland. 14 M. hoog. Wit. 18 I 3U I O 12° 43'. ii Mistsein. Met sirene, iedere minuut een stoot van 3 sec duur. 109 I HALMSTAD. I W.einde golfbreker. I Witte, ronde, ijzeren I G. S. I Iedere I 1106 N Jg° J toren, 7 M. hoog. Wit. 10 sec 11 °12 51 • Rood. 2 maal. 7 I I Groen. I I 6 | Wit van N 14° O. tot N 59° O. (N 22° O. tot N 67° O.), tusschen een rooden en een groenen sector. 110 1 Havenlicht. I Kop W.dam. | Witte,ronde, ijzeren I v. I [ toren. WU. Ui \ I I Rood. m 1 Rood van N 270° O. tot N 114° O. (N 278° O. tot N 122° O.), g \ WU overigens. x I Qeleldelichten. I W.zijde van de | Palen op 27 M. van I V. i — [ I haven. j elkaar. | 2 Groen. 1 I \ Geleldeiijn N 86° O. (N 44° O.). 111 Hallands-Vaderö. I NW. hoek. I/Witte, ronde, ijzeren I Beurt I Zie 1 14 I 108 N 55° toren, 13 M. hoog. WU. hier } 00 ° 12 33 • Rood. londer.V | Wit 39, D. 6, Rood 2, D. 5, Rood 2. D. 6. Duister van N 263° O. tot N 335° O. (N 271° O. tot N 348° O.). Mistsein. Iedere 5 minuten een knal. TOEGANG SOND ZWEEDSCHE ZIJDE. 19 3 Karakter § |:? a -s I Naam. Beschrijving : S fe' S * ° o Ligging. opstand of h-ieur. | » -g - S o £. Breedte en Lengte. TT . J "3 9 -s - — vaartuig. Hoogte - p ig 2 .9 > |nM' |ï' 3 112 IVINGASKAR. Op de rots. I Lantaarn op den S. Iedere | 109 j N 56° 25'. r* hoek van een wit | Wit. 3 sec j 10 j O 12° 35'. huis. Bood. éénmaal. 7 I I I Groen. | | 6 ! Aan de N.- en de Z.zijde, telkens een rooden en een groenen sector. Wit van N 197° O. tot N 282° O. (N 205° O. tot N 290° O.). » » N 341° O. > N 49° O. (N 349° O. » N 57° O.). 113 Kullen, hoog. I Op den Kuilaberg Grijze, steenen to-1 S. I 0,3 I - I 24 I 111 ! N 56° 18'. ; ren, 15 M. hoog. Wit. 4,7 ƒ • I O 12° 27'. 89 Niet zichtbaar in de Sfre'der baai en onder de kust aan de Z.zijde. Mistsein. Met sirene, iedere minuut 2 korte stooten. 114 Kullen, laag. Aan den voet van Witte, ronde, ijzeren I Beurtl. I 1111 den Kuilaberg. toren. Wit- 9 i .„ 10 | Itood. | I f 1 I 7 | Niet zichtbaar in Skelderbsai en onder de kust aan de Z.zijde. ^2 DE SOND. C I Karakter. ë :|" | j 3 § „ Beschrijving "2 fe c 0 I Naam. Kleur. o | * Ö o g Ligging. opstand of 3 .» 3 3 — o Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte 40 J ~ I o in M. Si 2 =» 1 m~ - 1 I 115 Svinbadao. ZW. van Hbganat. | Rood vaartuig met S. 9'? 1 3 11 N 56° 11' ■ 1 mast en toren. Bood, 2,5 1 | O 12° 31''. I iO. | Mistsein. Met sirene, iedere minuut 3 stooten, ieder van 8 sec, waartusschen 2 sec stiL Bij ontstentenis met de klok. 116 1 Höpanas. I Op den kop van het Steenen toren, 6 M. I V. en D. I 2,5 \ „ I 119 N 56° 12', I hoofd. hoog. Wit. 0,5 | O 12° 33'. Rood. | Groen. \ Wit van N 78° O. tot N 95° O. (N 86° O. tot N 103° O.), tusschen een rooden en een groenen sector. 117 I Viken. I Eind van het hoofd. I Witte zeskante to- V. I 119 N 56° 9'. ren, 4 M. hoog. Wit. O 12° 35'. Rood. Groen. \ \ | WJijk Wit van N 58° O. tot N 69° O. (N 66° O. tot N 77° O.), tusschen een rooden en een groenen sector, bovendien om de N. en de Z. nog een tuitte sector, die gedeeltelijk over de kustbank schijnt. 118 I HELSINGBORG. I Bij kop van den N. I Toren en rood huis, IV. I 13 | 121 N 56° 3'. havendam. 18 M. hoog. V. en D. - O 12° 41'. Wit. I | 17 | | V. van N 352° O. tot N 138° O. (N 0° O. tot N 146° O.). V. en D. 9 N 138° O. » N 148° O. (N 146° O. » N 156° O.), over de kustbank beN. de haven. 119 I Helslngborn. I Kop Noorddam. I Witte, ijzeren toren. I S. I 0>'"" 115 I I121 HavenlioM. j Rood- j ^ > ' | Misthoorn. Iedere minuut 4 snel opvolgende stooten. 120 Helsingboro, I Binnen de haven. 1- geleidelichten. 2 Wtt met groen en sector. Geleidelijn. N 10° O. (N 18° O.) afstand 54 M. Groen over den toegang. 121 I ailleleia-Flak. N. I Aan N.zijde van de I I S. I 3 1 ^ I 49 I 123 ] N 56° 10'. bank. Wit. 9 ƒ I O 12° 18'. I I I Mistsein. Met sirene, elke minuut een stoot. 122 INAKKE-H0VED. Op den top. Witte, vierkante to- G. S. 0.3 \ 19 124 N 56° T. ren met smalle, Wit. 3.7 I O 12° 21'. roode banden, 21M. 54. 0.3 f 9n hoog. 3.7 / 0.3 \ 11.7; Tusschen N 75° O. en N 105°O. (N 83° O. en N 118° O.), hier en daar onderschept. DE SOND DEENSCHE ZIJDE. 21 _—=— —t~h—mr tj Karakter. § rg1 | S g „ Beschrijving ti 2 0 Naam. 1 Kleur. o | I •s S o § Ligging. opstand of 3 a s g, Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte „• o \S 3a -3 o ! in M. .S I 5 ._ 5 > I 85 123 iappe-Gfrund. In 14 vadem, ls/4 Rood vaartuig met G. 8. 3 | i 10 . 126 N 56° 4'. mijl vanKronborg. wit kruis; op den Wit. 4 l 60 ' I O 12° 37'. grooten top een 9. 3 | | bal. | 50 | Mistsein. Met sirene, iedere minuut snel opvolgend 2 stooten. ieder van 2 sec. duur. 124 {KRONBORG. I NOJijke hoek van I Toren, 31 M. hoog. Beurt 15 1125 N 56° 2'. het kasteel. Wit- 27 ) o,, O 12" 38'. Rood. 3 i" 34. | Verduisterd door Hoen van N 337° O. tot N 349° O. (N 345° O. tot N 357° O.) en door een kasteeltoren ' in N 5° O. (N 13° O.). Mistsein. Met handsirene, iedere minuut: hoog I, stil 3, laag 2, stil 3, laag 2, stjl 49 sec. 1125 Helsingör. [ ] Kop Z.dam. I Wit torentje, 5 M. I V. I I 3 I 130 (Elsinöre). \ V hoog. Rood. Havenlichten. j Bij mist, iedere 2 sec. een slag op de klok. V. f Kop N.diim. Wit. 126 I Geleidelichten ZW. deel van de I Palen. V. I 130 Helsingör. haven. Wit. 2 Groene. Geleidelijn. N 247° O. (N 255° O.). Lichten HVEH. Zie hieronder No. 145 en 146. 127 | TRE-KRONER. I 0.zijde van de bat-1 Witte, ronde toren, I V. S. [ 38 | 12 I 137 N 55° 42". terij. 12 M. hoog. Wit. 9 1 60 | 0 12° 37'" | • 2°- I i J Mistsein. Met sirene, iedere minuut 2 stooten, hoog, laag, ieder van 2 sec. duur. 128 I Mlddelgrund-Fort. [ Op het NO.deel. Witte, ronde toren I S. 0.1 I 5 I 15 I 139 N 55° 43'. met grijs dak, 12 Wïf. I 4.9 ƒ | O 12° 40'. I M. hoog. 30. . | Mistsein. Iedere 5 minuten 2 knallen. 429 | Stubben j 0.einde. I Gryze, ronde toren, I V. en D. I éénmaal I | 137 I Golfbreker. 6 M. hoog. Rood. per 8 | Groen. \ 3 sec. | 6 | Groen van N 106° O. tot N 329° O. (N 114° O. tot N 337° O.). Overigens rood. 130 [ Stubben I W.einde. I Grijs baken. I V. en D. I Iedere | 137 Golfbreker. Wit. minuut 5. 45 maal | duister. 22 SOND COPENHAGEN. m Karakter. g :j? S •= | Naam. Beschrijving - C | » f | 5 i Ligging. opstand of Kleur- i f - || = F. Breedte en Lengte. . . „ -* "3 £ »5 - — vaartuig. Hoogte u- q | • a > ■ • • \JrJr! in M. I'S al 2 I " 131 Trekroner. N.einde. „ I Grijze, ronde toren, I V. en D. éénmaal 137 Golfbreker. | TM. hoog. Rood. pei 7 I Groen. \ 3 sec. 5 | Rood van N 149° O. tot N 853° O. (N 157° O. tot N 1° O.). Overigens groen. 132 I Lynetten. I N.einde golfbreker. I Grifs, rond torentje. I V. I 138 I Wit. . nood. Groen. Wit van N 90° O. tot N 94° O. (N 98° O. tot N 102° O.), en ï » N 249° O. j> N 281° O. (N 257° O. » N 269° O.), telkens tusschen een rooden en een groenen sector. 133 ;/ PROVESTEEN I Het voorsts, N. Grijs beton gebouw. I V. en D. I 13 1 .K I !GELEIDELICHTEN. zijde van het fort. Wit. 2 ƒ 15 10 Rood. 9 I | Groen. | 8 | Groen van N 176° O. tot N 182° O. (N 184° O. tot N 190° O.). Wit » N 182° O. > N 186° O. (N 190° O. » N 194° O.). Rood p N 186° O. » N 191° O. (N 194° O. » N 199° O.). I Het achterste 135 M. I IJzeren opstand,! V. | van het voorste. 15 M. hoog. Rood. 16. Zichtbaar 6° aan weerszijden van de geleidelijn. | \ Geleidelijn. N 187° O. (N 195° O.). 184 I Frihavn. / Het voorste op kop Roode toren met wit- V. I I I 138 j Geleidelichten voor 1 O.dam. ten band. Rood. Kronlób. ; 6. 11 ) Het achterste 126 Grijze mast, 9 M. V. / M. van het voorste, hoog. Rood. \ 42. Zichtbaar 7° aan weerszijden van geleidelijn. Geleidelijn. N 233° O. (N 241° O.). 135 I TREKRONER-BATTERIJ. ZO.zijde. Roode, ijzeren to- V. 11 140 i GELEIDELICHTEN. ren met wit kruis, Rood. 4 M. hoog. 11. N.zijde. Idem.. 7 M. hoog. V. 12 Rood. 14. Geleidelijn. N 317° O. (N 825° O.); afstand 177 M.; Zichtbaar 10° aan weerszijden. 136 | FLAK-F0RT. ZO.zijde van Steenen toren. G. S. 10.3 \ 14 142 I N 55° 42'. Saltholm. 3.7 J O 12° 44'. Wit. 0.3 f ao 3.7 / *" 21. 0.3 V l l".7; Aan'de Z.zijde een klein rood vast licht. SOND DEENSCHE ZIJDE. 23 Tg ~\ o Karakter. S l^' g | 3 II Naam. BescbrijTing I j g g [ « § Ligging. opstand of Kleur- 5 f "2 | - *§> Breedte en Len'!te- vaartuig. Hoogte d O ' 1 I ■§ 11 inM- M I f I 437 NORDRE-ROSE. Op de bank in 14 Ronde, granieten to- Versch. Zie | 12 143 N 55° 38*. voet, ren, 17 H. hoog. sectoren, hieronder.! | O 12° 41'. 14. Groen V. van N 138° O. tot N 158° O. (N 148° O. tot N 166° O.). Wit G. 8. > N 156° O. > N 177° O. (N 166° O. » N 185° O.). Wit V. en D. » N 177° O. » N 179° O. (N 185° O. » N 187° O.). Wit V. » N 179° O. » N 181° O. (N 187° O. » N 189° O.). over Hollaender-Dyb. Wit S. * N 181° O. » N 190° O. (N 189° O. » N 198° O.). Rood V. en D. » N 190° O. » N 310° O. (N 198° O- » N 318° O.). Groen V. en D. » N 310° O. » N 339° O. (N 318° O. > N 347° O.). Wit G. 8. • N 339° O. » N. 351° O. (N 347° O. 1 N 359° O.). IWit V. » N 351° O. » M 352° O. (N 359° O. » N 360° O.), over Drogden-D^b. Wit 8. 1 N 352° O. » N 358° O. (N 0° O. 1 N 6° Oy- Rood V. » N 358° O. » N 30° O. (N 6° O. » N 38° O.). V. én D. is (14—1); 8. is (2—5,5); G. 8. is (0.7-0.6—0.7—5,5). Mistsein. Met sirene, iedere minuut 4 snel opvolgende stooten, ieder van 1.5 sec. duur. 1381 Dragör-Haven. I Uiteinde van den I Witte, vierkante V. I 10 I 145 N 55° 36". I Zhavendam. opstand, 1 M. hoog. Rood. | O 12° 41'. | 3. Zichtbaar van N 169° O. tot N 11° O. (N 177° O. tot 19° O.). 139 Dragör-Fort. ZO.hoek. | G. S. I 1.5 1 6 I 145 Groen. 1.5 I ,„ 6. 1.5 f 10 I 5.5 I I 1140 Drogden. I Z.zijde van den I Rood vaartuig met G. 8. 3 1 11 1146 N 55° 33*. Quartus grund. wit kruis; op den Wit. 4 O 12° 43'. grooten top een bat 10. 3 f I 20 I f Mistsein. Iedere 10 minuten 2 snel opvolgende knallen. Bij ontstentenis op de klok, iedere minuut 5 sec. klok luiden. 141 I K&lleboer. j O.zijde van het i Jacht met rooden j V. Wit. I 16 1 147 N 55° 35'. Sorte-Retide. bal. | V. Rood | O 12° 31'. op 6 en 4 Handmisthoorn. Iedere 2 minuten een stoot van 5 sec. duur. Van 4 September tot 1 December. 142 I Kiöge. Op Noorddam. Paal, 9 M. hoog. I V. I I I 148 N 55° 27'. Wit. -1 10 O 12° 12'. Bood. 8 | Groen. | i 6 | Tusschen een rooden en een groenen sector. Wït van N 242° O tot N 286° O. (N 250° O.tot N 294° O.). 143 Stevens-Klint.. I Op den hoek. I Witte, ronde toren. ■ 8. I S 1 w I 11 I 119 N 55° 17'. 26 M. hoog. Wït. 25 I m M- « 3 a. IS 141 Borstahusen. Kop N.dam. Wit torentje. V. 150 N 55° 54'. Wit. O 12° 48'. Rood. I Wït van N 352° O. tot N 29° O (N 0° O. tot M 37° 0.). Rood » N 29° O. » N 44° O. (N 37° O. » N 52° O.). Wit > N 44° O. 1 N 153° O. (N 52° O. » N 161° O.). Rood » N 153° O. » N 352° O. (N 161° O. » N 0° O.). 145 I HVEH. I NW. hoek. I Witte toren op rood I S. - 1 3 1 „n I 16 I 150 N 55° 55'. huis, 12 M. hoog. Wït. 17 I M\ I O 12° 40'. 39. I Mistsein. Met sirene, iedere minuut een stoot van 4 sec. duur. Duister WJijk van N 330° O. (N 338° O.). 146 {Haken. NO.zijde van Hven. Witte toren op rood V. 1 I 10 150 N 55° 54'. huis, 12 M. hoog. V. en D. O 12° 43'. Wït. I 9. Misthoorn. Iedere minuut 2 stooten van .8 sec. duur, wanrtusschen 8 sec. stil. V. van N 144° O. tot N 170° O. (N 152° O. tot N 178° O.). V. en D « N 170° O. » N 183° O. (N 178° O. s> N 191° O).. V. » N 183° O. ï N 318° O. (N 191° O. s N 326° O.). V. en D. 9 N 318° O. » N 343° O. (M '326° O. » N 351° O.). V. » N 348° O. » N 355° O. (N 351° O. » N 3° O.). 147 i Gra.sra.nnan. I W. van Graen.' | Witte, ronde toren V. en D. 4.5) 152 | N 55° 52'. op steenen voetstuk.! Wit* 1.0 I - | 8 O 12° 48'. Rood. 0.5 f | Groen. \ 1.0 J WU telkens tusschen een rooden en een groenen sector. Om de N. van N 338° O. tot N 342° O. (N 346° O. tot N 350° O.). Om de Z. » N 164° O. » N 168° O. (N 172° O. » N 176° O.). 148 Landskrona / Het voorsta, op Paal. S. éénmaal I 8 153 Geleidelichten. [ het hoofd. Wït. per sec. N 55° 52*. \ 15. O 12° 50'. 1 / Zichtbaar van N 56° O. tot N 122° O. (N 64° O. tot N 130° O.). (Het achterste op Paal. I V. en D. I 2.51 .. 9 een heuvel. Wit. 0.5 ƒ Rood. 28. Wït van N 29° O. tot N 414° O. (N 37° O. tot N 122° O.). Rood » N 114° O. ï N 123° O. (N 122° O. » N 131° O.). Geleidelijn N 97° O. (N 105° O.). SOND ZWEEDSCHE ZIJDE. 25 S Karakter. £ j :5* § 2* I Naam. Beschrijving ^ >" a 13 s Ligging. opstand of Iüeur- 2 1 I f | .S S, Breedte "en Lengte. , , . "3 ; pa 2 . vaartuig. Hoogte _• o ' ï % \ 2. 119 Barseback-Hoek. IZ. van de haven. Witte, achtkante G. S. Iedere 153 N 55° 45'. toren. Wït. 6 sec. 9 I O 12° 51'. Rood. | tweemaal. 8 | Wit van den wal tot N 67° O. (N 76° O.). Rood » N 67° O. tot N 88° O. (N 75° O. tot N 96° O.). Wit » N 88° O. » N 138° 0. (N 96° O. » N 146° O.). Rood » N 138° O. (N 146° O.) tot den wal. 150 I Barseback-Haven. j Kop /..dam. j Wit achtkant to- I V. ! 153 I reutje. Wit. ! | Rood. | Rood van N 34° O. tot N 66° O. (N 42° O. tót N 74° O.). Wit » N 66° O. » N 140° O. (N 74° O. > N 148° O.). Rood t N 140° O. » N 180° O. (N 148° O. a N 108° O.). Wit overigens. Van 1 Augustus tot 1 Februari. 151 MALMO. I Op den binnensten I Witte,ijzeren toien I V. | 14 156 N 55° 37'. ha vendam. [ met 2 roode banden, S. I O 13° 0'. 21 M. hoog. G. S. j ■ wit; 21. G. S. (dubbel) van N 126° O. tot N 134° O. (N 181° O. tot N 142° O.). V. '» N 134° O. » N 152° O. (N 142° O. » N 160° O.). S. » N 152° O. » N 171° O. (N 160° O. » N 179° O.). 152 I Malmö. I Kop Westdam. I Witte, ijzeren toren. I Versch. I I 10 | 156 10. j | 6 ) Wit G. S. dubbel van N 47° O. tot N 65° O. (N 55° O. tot N 78° O.). Wit V. » N 65° O. » N 79° O. (N 73° O. » N 87° O.). Wït S. » N 79° O. > N 88° O. (N 87° O. > N 96° O.). Wït V. » N 88° O. » N 95° O. (N 96° O. » N 103° O.). Groen V. s N 95° O. » N 185° O. (N 103° O. » N 193° O.). Geleidelijn met No. 151: N 148° O. (N 156° O.). Misthoorn. Stoot 5 sec, stü 25 sec Niet na 10 uur 's avonds. 153 I Malmb-Haven. Kop Oostdam. | Witte opstand. I S. [ Iedere I I 157 Rood. 1,5 sec 10. J éénmaal. { | 15i Klagshamn. | Einde . van den I Wit, ijzeren torentje. ] W. en D. | Iedere | i58 N * j steiger. Wit. 5 sec 6 u u ÖB • Rood. éénmaal. | 4 | Groen, j 3 | Wït van N 0° O. tot N 83° O. (N 8° O. tot N 41° O.). Groen » N 33° O. » N 84° O. (N 41° O. » N 92° O.). Wït > N 84° O. » N 88° O. (N 92° O. » N 96° O.), flood i N 88° O. » N 110° O. (N 96° O. » N 118° O.). Groen » N 110° O. » N 155° O. (N il8° O. » N 163° O.). Wït t N 155° O. » N 180° O. (N 163° O. t N 188° O.). 26 SONLi ZWEEDSCHE ZIJDE. 0 | Karakter. g :p S , 3 1 Naam. Beschrijving £ jj g * B I Ligging. opstand of Kleur- 1 « | | £ o j Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte J | » f ;p inM' r I? I I I 155 [jRZ&llcgrundat. I NJijk van de bank. Rood vaartnigmet V. en D. 5 \ 10 159 N 55° 37'. toren. 1 J O 12° 53'. W,f. I f 10 ! 7- ij Mistsein. Met de klok, iedere 2 min. 3 maal luiden. 156 : Oskarsgrundet I W.zijde van de bank.! Rood vaartuig met | V. I 11 159 N 55° 36'. lichttoren. Wit. m | 0 12° 51'. I 11. | Mistsein. Iedere 2 minuten 2 maal met klok luiden. 157 I Skanör. I Kop N.dam. Witte, zeskante G. S. I Iedere 162 N 55° 15'. toten. Wit. 6 sec 8 O 12° 50'. Rood. tweemaal. 8 Groen. [ 7 Wit van N 30° O. tot N 111° O. (N 38° O. tot N 119° O.). Groen » N 111° O. » N 153° O. (N 119° O. » N 161° O.). Wit » N 153° O. J) N 174° O. (N 161° O. t N 182° O.). Boort N 174° O. » N 184° O. (N 182° O. » N 192° O.). Wit > N 184° O. t t'd wal.) (N 192° O. J> t/d wal O.). 158 I Falsterbo. I Op de uiterste | Grauwe toren met { V. en D 14.2 1- I 14 1162 N 55° 23'. punt. zwarten band, 25 M. Wit. 0.8 J . I 'O 12° 49'. I hoog. 24. 159 | Falsterboret. 1 Bij den rand van Rood vaai tuig met G. S. 0.5 \ 11 163 N 55° 18'. het rif. lichttoren. Wit. 2.5 I O 12° 47'. 10. 0.51 4B 2.5 / 10 0.5 \ I 8.5 ; 1 ■ Mistsein. Met sirene, iedere minuut stoot 2, stil 6, stoot 2, stil 50 sec. TRELLEB0RG zie Deel II. NOOBDTOEGANG NAAR DE BELTEN. = | | Karakter. I g 'f? S i ■= g Naam. Beschrijving „ ü ö * O 5 „ Ligging. opstand of Kleur. • •§ - S> c 6 I Breedte en Lengte. -j *= a 2 *o vaartuig. Hoogte . q | s Ls > in M. | l* » a S N 161 "ïf Sio NWJjoek van het Gele, ronde toren, I G. S. ! 0 3 \ 15 ! 167 N 55° 55'. eiland Gniben. 19 M. hoog. Wit 2 I I °"° 5- m o.3(15 2 / 10 0.3 \ l |io.i ; ln de peilingen, N 301° O. (N 310° O.) N 307° O. tot N 811° O. (N 316° O. tot N 320° O.) en N 316° O. tot N 321° O. (N 325° O. tot N 880° O.), door land verduisterd. 162 Revs-Nas, j Uiterste punt van j Witte, vierkante I s. I 0.1 1 . I 14 I 168 Rosnas. Seeland. toren, 15 M. hoog. Wit. I 4.9 ƒ 0 N 5»° 45'. 24. ! O 10° 52'. Tusschen N 260° O. en N 318° O. (N 260° O. en N 821° O.) hier en daar door hoog land veiduisterd. 163 | VESTB0RG. | ZW.hoek van Sa-Mi. Witte ronde toren, I V. S. I 39 t ] 17 i 170 I n SS/ |19 M- h0<*- Wït. I 8.5 I „„ | O 10° 33'. 36. 4 f 60 I 8.5 | Mistsein. Indien een mailstoomer verwacht woidt. iedere 5 minuten een dubbele knal. 164 I l,',5f^na8ie' ZO.hoek van Samsö. I Witte toren met I G. 8. I 0 51 I 10 I 170 N ?50 grijs dak, 9 M.hoog. Wït. 4.5 I «_ O 10° 37'. 8. 0 5 ( 20 I |l4.5) I 165 I Tuntf. ZO.zijde van het! Witte, vierkante! V. I [173 | N 55° 57'. eiland. ! kerktoren, 18M.hoog Wit. 15 I 0 10° -17'- Bood. I 11 | Groen. | Groen van Ng95° O. tot N 157° O. (N 105° O. tot N 167° O.). 80. Wif 1 N 157° O. > N 160° O. (N 167° O. » N 170° O.). Bood t N 160° O. » N 175° O. (N 170° O. » N 185° O.). Groen t N 175° O. » N 214° O. (N 185° O. » N 224° O.). Wit » N 214° O. j N 220° O. (N 224° O. » N 230° O.). Bood » N 220° O. » N 326° O. (N 230° O. » N 336° O.). Groen » N 323° O. » N 345° O. (N 336° O. > N 355° O.). Wit » N 345° O. » N 850° O. (N 355° O. > N 880° O.). Bood » N 350° O. » N 50° O. (N 360° O. » N 60° O.). 166 ' TUvB--?B' ■ I 0p het ulte'n|le I Roode paal met I V. en D. I 50 maal I I 173 ïf ?X„ S' vsn het rif. grooteroode lantaarn Wit. per 4 1 0 10 29'- 1,5 M. hoog. 4. | minuut. | 28 KLEINE BELT. |ë'\ -j I ■ . ! Karakter. ë :g | 2 c i Beschrijving t* - ® S Naam. ,. . . . - Kleur. o f 3 ë a § Ligging. opstand of "j ™ 3 g, Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte ^ a ê % 4 | « |:_g. | | h 167 Hov. I Bocht 'van het N. Grijze, ijzeren to- V. • i 174 N 55° 55'. hoofd. ' ren, 5 M. hoog. Wit. 9 0 10° 16'" ' Groen ' 5 NJijke u>i£te sector van N 200° o. tot N 207° o. (N 210° o. tot N 217° o.). ZJijke » s s N 328° o. s N 335° o. (N 333° o. s N 345° o.). De laatste alleen op betrekkelijk korten afstand van het licht veilig. 168 I HIARNÖ Het achterste op I Rood baken, 15 M. V. — j 13 I 175 GELEIDELICHTEN. NW.punt eiland. hoog. WH. N 55° 50'. , i8- q 1 o 10° 4'. Het voorste. 720 M. Wit huis, o M.hoog. V. — " van het hooge. Wït. Zichtbaar 4° ter weerszijden van de geleidelijn N 340° o. (N 350° o.). 169 I HALDRUP I Het hooge, bij het I Wit huis, 6 M. hoog. I V. 12 1176 GELEIDELICHTEN. I dorp. Wït. N 55° 53' lo. o 9° 58'.' Het lage, 600 M. Wit huis, 5 M.hoog. V. en D. 9 van het hooge. Wit. Zichtbaar 4° aan weerszijden van de geleidelijn N 321° o. (N 331° o.). 170 I Seit. Het achterste, bij I Wit huis,^5 M. hoog. I V. — | 8 I 175 N 55° 50'. Christiansminde. I Groen. o 9° 58' 10. Het voorste. 400 M. Wit huis, 3 M. hoog. V. 8 van het acht eis te. Groen. 1 | 3. , | | Zichtbaar 10° aan weerszijden van de geleidelijn N 23S° o. (N 248° o.). 171 I Horsens I Het achterste. I Bruine mast met I V. 12 175 Geleidelichten. Z.zijde der haven. driehoek, 18M.hoog. üood. o 9° 52'' Het voorste, 680 M. Wit gebouw. V. 9 van het achterste. iiood. 5. Zichtbaar 90° aan weerstijden van de geleidelijn N 284° o. (N 294° o.). 172 I Enebarodde. I W.toegangOdense-1 Witte toren met 1 V. 179 ' N 55° 31'. Fiord IVyenX '' grijs dak, 14M.hoog. | Hit. o 10° 34'. | '>ooa- ™. Groen. 10 | 13. I 8 Wit van N 164° o. tot N 180° o. (N 174° o. tot N 190° o.) tusschen een rooden en een groenen sector. Naar binnen nog een groene sector. 173 I Aebeiö. 1 NW.punt van Fyen. | Grijze, ronde toren I G. S. 3 1 I 13 I 180 N 55° 39'. 18 M. hoog. Wit. b l 30 | o 10° 10', 3 ƒ | I Zichtbaar van N 16° o. tot N 263° o. (N 26° o. tot N 273° o.). KLEINE BELT. 29 v Karakter. § :g « 2 S vi Beschrijving «, c ? * O a Naam. ' ° KI«i,r -= S J3 k - § Ligging. opstand of ""eur- S .» _ .§ -S J, | Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte ^ g I 1 4 ° in M. \ $ 2 •—. 5 I f 15 -° 174 I Troella-Nes. Op den hoek Kas- Rood baken, SM. S. 0.5 | - 183 N 55° 38'. ser-Odde. I hoog. | Wit. 4.5 f 10 O 9° 52'. Rood. 6 I 12. Rood tusschen 2 witte sectoren,: van N 258° O. tot N 277° O. (N 268° O. tot N 287° O.). 175 I Treskohage- I N.zijde van de! Witte toren met! V. I 183 N 55° 41'. Veile-Fiord. bruin dak, 12 M. Wit. 10 I O 9° 45'. hoog. Bood. I 7 |* Groen. \ y V Wit van N 294° O. tot N 997° O. (N 304° O. tot N 307° O.), en Wit » N 113° O. > N 118° O, (N 123° O. » N 128° O.), telkens tusschen een rooden en een groenen sector. 176 I Veile Geleidelichten I Achterste, N.iijde Witte mast. V. | 184 N 55° 42'. van de haven. Rood. O 9° 33'. 16. Voorste. Witte pyramide. V. Rood. 6. I Geleidelijn. N 288° O. (N 298° O.). 177 Veile. Havenlicht. I Binnen in deFiord. I IJzeren opstand,! V. I 184 6 M. hoog. j Groen. I 8. | IJ, Zichtbaar ZJijk van N 278° O. (N 288° O.) 178 | STRIB. 1 Op den hoek, te-1 Witte, rechthoe- IV., j 184 N 55° 33'. genover Vredericia. kige toren, 21 M. Wit. O 9° 46'. I hoog. Rood. 14 Groen. 11 21. . 9| Groen van N 351° O. tot N 12° O. (N 1° O. tot N 22° O.). Wit » N 12° O. > N 15° O. (N 22° O. » N 25° O.). Rood » N 15° O. » N 185° O. (N 25° O. » N 145° O.). Groen t N 135° O. » N 232° O. (N 145° O. » N 242° O.). Wif » N 231° O. > N 240° O. (N 242° O. » N 250° O.). 170 Fredericia. Buiging van den I IJzeren opstand. | 184 Havenlichten. dam. Wif over de haven, overigens rood. I N 55° 33'. | O 9° 45'. | Kop van den dam. j Wit over de haven, overigens groen. 180 Borup West. I Bij den oever. I Groen huis, 9 M. I V. I 185 N 55° 32'. hoog. | Wit. f „ O 9° 41'. I Rood. I ( ! | Groen. | Wit van N 238° O. tot N 291° O. (N 238° O. tot N 301° O.). *■ 30 KLEINE BELT. 3 Karakter. § j:j? 8 I -a Naam. Beschrijving | „ £ \ g * | 3 3 Ligging. opstand of KJaar. i •§ "SI o g, Breedte en Lengte. . . J s S — , -3 vaartuig. Hoogte e q 3 £ \ £ ■ > \ L inM- « !==> 1 M 181 Borup-Oost. Als boven. Gevel van een V. 185 huis, 8 M. hoog. Wit. 10 Rood. 9 I Groen. | | 7 j Wït van N 27° O. tot N 36° O. (N 37° O. tot N 46° O.). 9. I 182 Kllppehage. I Bij den oever. I Grijs gebouw, 4 M. I V, | Ij 186 N 55° 31'. hoog. lK-t, 12 O 9" 37'. Bood. 9 | I | Groen. | | 8 | Groen van N 310° O. tot N 313° O. (N 320° O. tot N 823° O.). **■ Wït » N 313° O. » N 316° O. (N 323'- O. » N 326° O.). Rood 1 N 316° O. » N 320" O. (N 326° O. » N 330° O.). I 188 I Faenö. | Z0.punt van het | Gevel van een wit | V. I I 187 N 55" 28'. eiland. huls, 7 M. hoog. Wit. 11 O 9° 42*. nood. ii I | Groen. | | 9 | Groen van N 333° O. tot N 342° O. (N 348° O. tot N 352° O.). 11 • Wit » N 342° O. » N 346° O. (N 352° O. » N 356° O.). Rood > N 346° O. » N 350° O. (N 356° O. t N 0° O.). 184 ! Tvinsbierg. I Bij het Aborre-1 Wit huis, 7 M. I V. | I 101 N 55° 19'. | minde baken. | hoog. Wït. > O 9° 54'. Rood. J 11 I I Groen. | [) Voor N.toegang Baagö-Sund tusschen een rooden en een groenen sector: Wit van N 121° O. tot N 125° O. (N 131° O. tot N 135° O.). Als boven. I Als boven. I Als boven. I V. I I 11 I ZW.zijde. Wït. 12. Zichtbaar 2° aan weerszijden der geleidelijn met No. 185 N 42° O. (N 62° O.). 185 Tvinsbierg I l1/»mijl landwaarts I Bruin huis, 10 M. I V. I 11 1191 Geleidelicht. van het licht aan hoog. Wit. \ de kust. 28. Zichtbaar 6° aan weerszijden der geleidelijn met No. 184. Voor Z.toegang Baanö-Sund. | 186 | Assens I Het hooge ZW. van | Roode toren met | V. | 11 | 191 Geleidelichten. de stad. witten band, 10 M. Rood. N 55° 16'. hoog. 11. O 9° 54'. 8 Het lage op den Als boven, maar V. ZW. hoek van de 4 M. hoog. Rood. I Indre-Ram. 3. Beide zichtbaar 2° aan weerszijden van de geleidelijn N 161° O. (N 171° O.). KLEINE BELT. 31 I 8 •• I 0 .- Karakter. § r? e 2 1 I Naam. * Beschrijving £ c \° * O a I Ligging. opstand of meur. o ■= — 3 e r„ : Breedte en Lengte. . . „ , *** a S 1 „• — vaartuig. Hoogte $ q ,2 Ja -3 > m M- te -O -=■ J§ 18/ I Baagö. ZWAaek van het I Witte, vierkante I V. | 11 192 N 55° 18'. eiland. toren, 8 M. hoog. Wit. O 9° 48*. 12. Duister van N 195° O. tot N 210° O. (N 206° O. tot N 211° O.). 191 I Aarö. I ' W.zijde van het I Witte, ronde toren, I V. I 193 N 55° 15'. eiland. 13 M. hoog. Wit. 11 j O 9° 44'. Rood. 9 j Groen. \ j 8 : Rood van N 306° O. tot N 322° O. (N 316° O. tot N 332° O.). Groen » N 322° O. » N 353° O. (N 332° O. » N 3° O.). Wit > N 353° O. » N t*° O. (N 3° O. > N 11° O.). Rood » N 1° O. » N 151° O. (N 11° O. i) N 161° O.). Groen > N 151° O. » N 186° O. (N 161° O. » N 19d° O.). Bood » N 186° O. » N 193° O. (O 193° O. » N 233° O.). Op de I. en NW.zijde 3 kleine lichten, Rood, Wit en Groen. 192 Aarösund. Zuidhavendam. | Witte, ronde toren. { V. en D. 17.5 1 - | I 193 N 55° 16'. Wit. 0.5 i .„ O 9° 43'. Bood- 3.5 f " 10 I Groen. 0.5 J 8 I 9. I I 7 | Wit, van N 126° O. tot N 172° O. (N 136° O. tot N 182° O.). Rood » N 172° O. » N 209° O. (N 182° O. » N 219° O.). Wit » N 209° O. < N 334° O. (N 219° O. » N 344° Oj(. Groen » N 334° O. » N 337° O. (N 344° O. » N 347° O.). Bovendien bij Haistrup voor kleinere vaarwaters nog een stel geleidelichten wit en rood. 193 Barsö. > 195 194 I AUGUSTENH0F. I NWJioek van Alsen. I Gele, ijzeren toren, I Versch. I Zie bij | 12 I 196 N 55° 5'. 21 M. hoog. sectoren.! > I O 9° 43'. G. S. 1—1—1—4. V. en D. 1—1. Wït G. S. van N 53° O. tot N 70° O. (N 63° O. tot N 80° O.). Wït V. > N 70° O. » N 72° O. (N 80° O. i) N 82° O.). Wït V. en D. > N 72° O. » N 77° O. (N 82° O. » N 87° O.). Rood V. » N 77° O. » N 109° O. (N 87° O. » N 119° O.). Groen V. a N 109° O. s N 126° O. (N 119° O. » N 136° O.). Wit V. » N 126° O. » N 133° O. (N 136° O. » N 143° O.). Wit V. en D. > N 133° O. » N 184° O. (N 143° O. » N 194° O.). Wif V. r> N 184° O. > N 237° O. (N 194° O. » N 247° O.). Wït G S. » N 237° O. » N 269° O. (N 247° O. > N 273° O.). 32 KLEINE BELT. g ~ j Jj j Karaktea. § !g | S £ „ Beschrijving «. tl _ ^ O c Naam. J ^ mon». £ £ u - | Ligging. opstand of Kleur- S | I 5 -9 g, | Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte Q- c J | | ■p—i ; •: 1 r— | 195 Baliebroe. Z.zijde van de Witte, ijzeren to- V. | 6 - 197 N 55° 0'. Alsen-Fiord. >■ ren, 6 M. hoog. Wif. O 9° 40'. Bood. | Groen. | Telkens tusschen een rooden en een groenen sector: Wit van N 140° O. tot N 152° O. (N 150° O. tot N 162° 0.> Wit 9 N 262° O. » N 273° O. (N 272° O. » N 283° O.). 196 | Sonderburg / I Het achterste. I Mast met witte I V. 5 198 Zuid-Toegang l ! ruit. 15 M. hoog. Rood. Geleidelichten. 1 22. J Het voorste. Mast met rooden V. 5 I driehoek. | Bood. ' I ! 9. I Geleidelijn N 21° O. (N 80° O.). 197 I Sonderburg / j Het achterste. I Witte,ijzeren mast V. 5 1*198 1 Geleidelichten. I met.wit-rood toptee- Rood. \ ken. 9. j Het voorste. Idem. V. 5 I I Rood. Geleidelijn door de geul. 198 IHELNAES. I lU mijl van den | Witte.1 vierkante I Versch. I Zie I 15 I 199 N 55° 8'. hoek Leno. toren met grijs dak, 29. hieronder | O 9° 59'! 128 M. hoog. als S. 6—14; G. S. 1.5—3.0—1.5—14. Groen V. van N 300° O. tot N 321° O. (N 310° O. tot N 831° O.). Wit G. S. • N 321° O. ï N 330° O. (N 331° O. > N 340° O.). Wif V. » N 330° O. » N 843° O. (N 340° O. • N 353° O.). Wit S. ii N 343° O. » N 6° O. (N 353° O. » N 16° O.). . ^ Rood V. > N 6° O. » N 30° O. (N 16° O. » N 40° O.). Groen V. » N 30° O. » N 77° O. (N 40° O. » N 87° O.). Wït G. S. > N 77° O. » N 108° O. (N 87° O. » N 113° O.). Wït V. » N 103° O. » N 125° O. (N 113° O. » N 185° O.). Wit S. ï N 125° O. » N 141° O. (N 13")° O. » N 151° O.). Rood V. » 1*141° O. » N 180° O. (N 151° O. ; N 190° O.). 199 I Tranerort. I NO.kust van Alsen. Witte, ronde ijze-1 V. 1200 N 55° 8'. ren toren, 9 M. hoog. Wit. 11 | o 9° 51'. I Rood. 9 Groen. 8 I 12. Rood van N 131° O. tot N 191° O. (N 141° O. tot N 201° O.). Groen t N 191° O. » N 280° O. (N 201° O. » N 290° O.). Wit » N 230° O. » N 2S0° O. (N 290° O. » N 300° O.). Rood * N 290° O, > N 301° O. (N 300° O. s N 311° O.). KLEINE BELT. 33 !o Karakter. § # 1 g S Naam. Beschrijving - g = * O o Ligging. opstand of K'eur' ° * ^ J \ 5 E, Breedte en Lengte. -* s S ■§ .s 3 vaartuig. Hoogte o (5 5 ja -g n 200 TAKSENSAND. NO.kust van Alsen. Ronde, steenen to» I Versch. j Zie 15 I 200 N 55° 1'. ren, 31 M. hoog. Wif. 'hieronder I O 9° 58'. 1 28. f als V. en D. 4.5—0.5; G. S. (3-voudig) 1.5—1.0—1.5—1.5—1.5-4 G. S. (4-v6udig) IJS—IJS—IJ—1.5—1.5—1.5—1.5—4. G. S. (3-voudig)|van N 127° O. tot N 134° O. (N 137° O. tot N 144° O.). ., . • V. > N 134° O. » N 142° O. (N 144° O. » N 152° O.). G. S. (4-voudig) > N 142° O. » N 186° O. (N 152° O. » O 196° O.). V. en D. > N 186° O. » N 323° O. (N 106° O. » O 333° O.). 201 I Taaslnge. O.kust N. van het | Witte paal met IV. lil 204 Geleidelichten. kasteel Valdemar. ïoode bal. Wit. N 55° 1'. 15 O 10° 39". (Idem. Idem. Idem I 220 van het hooge. | 11. Zichtbaar 17° aan weerszijden van de geleidelijn. N 282° O. (N 291° O.). 202 I Turö. / I ZW.kust van het I Als boven. V. I 201 Geleidelichten. I eiland. . fiood. N 55° 2'. ) 15. O 10° 40'. \ f I Idem. Als boven. Idem. I v ; 120M. van het hooge. 12. Zichtbaar 12° aan weerszijden van de geleidelijn N 347° O. (N 356° O.). 204 [ Pllekrog. I Op Taasinge, Z. I Witte paal. I V. | 204 Geleidellol«»«j^ 4 van het Bregninge Rood. / bosch. . 7. rf Idem. Idem. Idem. \ | 30 M. van het hooge. | 6. Geleidelijn N 281° O. (N 290° O.). 205 | Chrlstlansminde. 1 z.kust van Fyen. I Groene paaL V. I I 204 Geleidelichten. Rood. Idem. Idem. Idem. I 60 M. van het hooge.1 4. Geleidelijn N 344° O. (N 353° O.). 207 I SKIOLDNAES. | NW. hoek van Aerij. Ronde, gianieten I S. I 4 ) ™, I 10 1205 N 54° 58'. . toren, 2i M. hoog. Wif. 26 i 8U I ° 10 13'. | 32. [ Mistsein. Met sirene, iedere minuut een stoot van 21 sec 208 I Harstal I o.zijde van Aëro, I 2 witte huizen. I 2 Wif. I I 205 t, Geleidelichten. 1350 M. van de kerk. 13 N 51° 51'. i | O 10° 32'. Geleidelijn N 255° O. (N 265° O.). 34 KLEINE BELT. r r ' i ] i~r— S Karakter. g :g " S Naam. Beschrijving £ g & * O § Ligging. opstand, of Jueul- ° » Ü ■§ S- je Breedte en Lengte, vaartuig. Hoogte ^ § | | Jj .3 * 209 Marstal. Op het Westhootd. 2 Palen. I 2 floot?. I ; 206 Geleidelichten. 4. I 3. | Geleidelijn N 169° O. (N 179° O.). 210" KIELSNOR. | Bij het lage zand-1 Witte, vierkante] G. S. 0.1 i 17 1 206 N 51° 44'. strand,aan deZ.punt toren, 31 M. hoog. Wit. 4.9 I 9J1 O 10° 43'. van Langeland. 39. 0.1 ? ^ wÈ-iè* J I .1' Aan de W:zijde van Langeland, hier en daar op korten afstand verduisterd. 211 Kekenis. | ZO.punt van Alsen. Gele, ronde toren, I Versch. j Zie I 12 I 207 N 54° 51'. 19 M. hoog. Wit. hieronder. 210 I O 9° 59'. I 32. | Als G. S. (3-voudig a) 1.7—1.7—1.7—1.7—1.7—4.5. > G. S. (4- ï ) 1.3—1.4—1.3—1.4—1.3—1.4—1.3—3.6. 1 G. S. (2- » ) 1.7—1.8—1.7—4.8. » G. S. (3- » b) 1.3—1.3—1.3—1.3—1.3—3.5. G. S. (3-voudig a) van N 218° O. tot N 278° O. (N 223° O. tot N 283° O.). V. ) » N 273° O. » N 290° O. (N 233° O. _» N.300° O.). G. S. (4- » ) » N 290° O. » N 337° O. (N 300° O. j> N 317° O.). G. S. (2- » ) » N 337° O. » N 75° O. (N 317° O. » N 85° O.). V. » N 75° O. ï N 80° O. (N 85° O. » N 90° O.). G. S. (3- » b) » N 80° O. > N 102° O. (N 90° O. » N 112° O.). 212 | PÖHLS-HUK. ' * / I Het hooge op de | Witte, ronde, ijze- | S. i 0.3 1 , I 13 I 207 i GELEIDELICHTEN. i O.kust van Alsen. ren toren, 11 M.hoog. | Wit. 3.7 ƒ I N 54° 53'. I Bood. O 10° 4'. . J 20. | \ Rood van N 355° O. tot N 18° O. (N 5° O. tot N 28° O.). Wit overigens. f Het lage 540 M. I Witte, ijzeren mast, I V. I 10 j ^ I van het hooge. 6 M. hoog. WU. Geleidelijn N 44° O. (N 54° O.). VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. © Karakter. o j :g « 3 S Naam. Beschrijving *- y I 2 ^ I Ligging. opstand of Kleur- f » I a •§ 5 Si Breedte en LenSte- vaartuig. Hoogte * | J S « 213 FALSHÖFT. 1400 M. ZO. van Grijze, ijzeren to- V. en D. II i 16 ■ 210 N 54° 46'. denhoek. ' ren met rooden band. Wit. 1 | ... j O 9° 58'. Bood. 3 f 1 25. lil Wit van N 123° O. tot N 133° O. (N 133° O. tot N 143° O.). Bood » N 133° O. » N 161° O. (N 143° O. » N 161° O.). Wit i N 151° O. » . N 195° O. (N 161° O. » N 205° O.). Rood .» N 195° O. » N 255° O. (N 205° O. » N 265° O.). Wït » N 255° O. » N 320° O. (N 265° O. » N 330° O.). Bood » N 320° O. » N 347° O. (N 330° O. » N 357° O.). 214 I fCalkgrund. | BeN. het rif. I Rood vaartuig met I V. | 7 I 210 N 54° 50'. op voor-en bezaana- 2 WU. O 9° 53'. mast een bol. hor. I I; i 11. Misthoorn. Iedere minuut 3 stooten laag, hoog, laag, ieder van 3 sec. duur met 2.5 sec tusschenruimte. Bij ontstentenis, iedere 30 sec 10 minuten klok luiden. Wordt het mistsein van een vaartuig gehoord, dan iedere 5 minuten een knal. Onderzeesch mistsein. Iedere 45 sec. 2 groepen van 3 slagen, tusschen de groepen 6 sec, tusschen de slagen 3 sec. 216 I H0LNIS. I W.zijde van het I Gele vierkante to-1 Versch. | Zie 12 214 N 54° 52'. ; schiereiland. ren, 13 M. hoog. 20. hieronder, tot | O 9° 35'.^ | 6 I Als S. 1.5—1.5-^als G. S. 1.5—1.5—1.5—5.5. Wït V. van N 59° O. tot N 67° O. (N 69° O. tot N 77° O.); Kood V. i> N 67° O. » N 91° O. (N 77° O. » N 101° O.). Wit V. » N 91° O. » N 203° O. (N 101° O. » N 213° O.). Bood V. » N 203° O. » N 209° O. (N 213° O. » N 219° O.). Rood V. > N 246° O. » N 258° O. (N 256° O. » N 268° O.). Wït S. » N 284° O. » N 289° O. (N 294° O. 1 N 299° O.). Wit V. » N 289° O. » N 294° O. (N 299° O. » N 304° O.). WU G. S. » N 294° O. » N 299° O. (N 304° O. » N 309° O.j. 217 I Holnis. I 240 H. voor het I Witte, ijzeren mast, I V. I j 3 I 214 Qeleldelloht. ! hooge. 7 M. hoog. Rood. Geleidelijn. N 190° O. (N 200° O.). 218 ! Schottsbüir / | Op den NO.waL I Witte toren, 8 M. V. en D. I 3.5 1 | 11 1214 Geleidelichten. I het voorste bij den hoog. Wit. 1.5 | N 54° 54'. I oever. 12. ° 9° 3B'- 1 Zichtbaar van N 8° O. tot N 78° O. (N 18° O. tot N 88° O.). J Het aohterste, 9001 Witte toren, 7)1.1 V. I I 14 ƒ H. van het voorste, hoog. Wit. f 24' \ I Zichtbaar van N 20° O. tot N 38° O. (N 30° O. O. tot N 48° O.). Geleidelijn. N 27° O. (N 37° O.). 36 FLENSBURGER-FIORD. j- Karakter. § r? | 3 S ,T Beschrijving C '5 ^ 5 Naam. J ° Kleur * JS S *■ - | Ligging. opstand of 1Uem- S | _ £ 2 = I Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte . „• g J | ij "3 I in M. ,$ 5= J5 [ | 1 |a ; 219 Rinkenis Op den NW.wal, | Witte toren, 8 M. V> en D. 214 Geleldellohten. het voorste bij den! hoog. Wit. 3.5 1 ^ "1 > | N 54° 54'. ~oever. Groen. 1.5 | - T- f~ O 9° 35'. , , I 10. Wit van N 227° O. tot N 312° O. (N 237° O. tot N 322° O.). Groem N 312° O. » N 4° O. (N 322° O. 1 N 14° O.). Het aohterste 10001 Witte mast. 7 M. , V. I I 14 I M. van het voorste, hoog. Wit. I 29. I Zichtbaar van N 231° O. tot N 299° O. (N 291° O. tot N 309° O.). Geleidelijn. N 289° O. (N 299° O.). 220 LA AG MA Al / Op den NO.wal. Witte toren, 8 M. I Beurtl. I I .11 I 214 ] GELEIDELICHTEN. [ het voorste bij den hoog. Wit- 3.5 ) - N 54° 54'. \ oever. Bood. 1.5) O 9° 37'. 1 13. I I I / Zichtbaar van N 345° O. tot N 88° O. (N 355° O. tot N 98° O.). } Het aohterste, 7001 Witte mast, 16 M. I V. I | 14 j I M. van het voorste, hoog. Wit. I | 21. I \ | Zichtbaar van N 41° O. tot N 59° O. (N 51° O. tot N 61°. O.). Geleidelijn. N 48° O. (N 58° O.). 221 I SCHLEIMÜNDE. I Kop N.dam. I Grijze, ronde to- I V. en D. I 3 1 4 I 12 I 216 N 54° 40'. ren, 14 M. hoog. Wit. j i I i O 10° 2'. 14. I Versterkt van N 144° O. tot N 9° O. (N 154° O. tot N 19° O.). 223 ECKERNFÖRDE. I 1 mijl Z.van dé stad. I Beton gebouw op I Versch. I Zie I S I 217 ! N 54° 27'. steenen voet, 17 M. 30. hieronder, tot I O 9° 51'. I hoog. I 16 | Als V. en D. 1.5—1.5; G. S. (2-voudig) 1.5-1.5—1.5—4.5; G. S. (3-voudig) 1.5—1.5—1.6—1.5—1.5—3.5; G. S. (4-voudig) 1.5—1.5-1.5—1.5—1.5—1.5—1.5—4.5. Wit V. van N 162° O. tot N 180° O. (N 172° O. tot N 190° O.). Bood V. » N 180° O. » N 192° O. (N 190° O. » N 202° O.). Wit V. en I). » N 192° O. > N 239° O. (N 202° O. » N 219° O.). Wit V. > N 239° O. > N 242° O. (N 249° O. « N 252° O.). , Wït G. S. (2) 1 N 242° O. » N 246° O. (N 252° O. » N 256° O.). Wït G. S. (3) » N 246° O. » N 250° O. (N 256° O. » N 260° O.). Wif V. >' N 250° O. » N 254° O. (N 260° O. » N 264° O.). Wfi G. S. (4) » N 254° O. • N 259° O. (N 264° O. » N 269° O.). 224 I Eokernförde. I Bij den haventoe- j Giijze, ijzeren to-1 V. I j 10 218 Havenlicht. gang. ren, 13 M. hoog. . Wit. In beproeving. Bood. I mT I W:f van N 212° O. tot N 251° O. (N 222° O. tot N 261° O.). Rood i N 251° O. » N 296° O. (N 261° O. » N 306° O.). Groen > N 296° O. » N 318° O. (N 306° O. » N 328° O.). Wif > N 318° O. » N 360° O. (N 328° O. » N 10° O.). KIKL-FIOHD. 37 cï Karakter « I $ 3, § Maam Beschrijving £ a ° S t - *«, . - , Kleur. i "g £ \° c s Ligging. opstand of 2 w u ■§ J> Breedte en Lengte- vaartuig. Hoogte ó § J | J ■2 inM- I 1==» 3 La a « I J rj i I 225 \ aabelsaach. ZO. van de bank. Rood vaartuig met G. Sm .2 i 11 218 N 54° 31'. 2 masten, op den Wit. 6 In. O 10° 24'. grooten een bal. 11. 2 1 I 20 J | | Milt sein. Met sirene, iedere minuut 2 stooten boog, laag, ieder over 2 sec. duur, waartusschen 2 sec stil. Bij ontstentenis, iedere 5 min. 2 knallen 30 sec. na elkaar, bovendien 40 sec. klok luiden. Onderzeesch mistsein. Iedere 34 sec. in 9 sec 4 slagen, dan 8 sec stil, dan in 12 sec. 5 slagen, dan weer 5 sec. stil. 220 13üJJc. | O.lijk van de Kle-1 Vaartuig met 2 1 S. 2.3 1 8 j 11 219 N 54° 28'. , verben/bank. . > masten en zwarten Rood. 5.7 ƒ I O 10° 15'. | bal. 11. Misthoorn. Stoot 3, stil 17 sec Bij ontstentenis, iedere 5 min. 2 knallen 30 sec na elkaar, en iedere 30 sec. 10 slagen op de klok. 227 BULK. Bij het uiteinde Witte, ronde toren, I S. j 0.3 I ,. I 15 219 N 54° 27*. van den hoek. met rooden band, 2.7 ƒ - O 10° 12'. 27 M. hoog. ! G. S. 0.3 \ WU. 2.7 V »■ °;3 12 S. van N 130° O. tot N 282° O. (N 140° O. tot N 272° O.). G. S. > N 262° O. » N 31° O. (N 272° O. » N 41° O.). Mistsein. Met sirene, iedere 45 sec. een stoot van 5 sec. duur. Alleen indien het lichtschip Bülk niet in station is. 228 Friedrichsort. I Binnen den rand I Roode, ronde toren I V. 10 220 rN 54° 24'. van het rif. met 2 witte banden, G. S. Zie O 10° 12'. 12 M. hoog. WU. hieronder. 14. Als G. 8. (2-voudig) 2—1—2—6. > G. S. (5- > ) 2—1—2—1—2—1—2—1—2—9. G. S. (5) van N 171° O. tot N 202° O. (N 181° O. tot N 212° O.). IV. » N 202° O. » N 209° O. (N 212° O. » N 219° O.). G. S. (2) o N 209° O. » N 224° O. (N 219° O. » N 234° O.). V. » N 224° O. J N 73° O. (N 234° O. » N 83° O.). Misthoorn. Iedere 30 sec. 3 stooten van 2 sec duur, waartusschen 2 sec stil. Bij ontstentenis, iedere 40 sec 5 maal klok luiden, telkens 3 sec na elkaar. 229 I Batter i e-Eck. / I Aan de O.zijde van I IJzeren opstand, | V. en D. I 3 i . I 7 T 220 Geleidelichten. 1 de Fiord. 115 M. hoog. Groen. 1 I IN 54° 24'. I Het voorste. 16. O 10° 13'. ) zichtbaar van N 35° O. tot N 44° O. (N 45° O. tot N 51° O.). ) Het aohterste, 1901 Als boven, 12 M. | V. I I 11 / M. van het voorste, hoog. Gi'oen. \ \ i I u * I,. I Geleidelijn. N 40° O. (N 50° O.) Zichtbaar van N 35° O. tot N 54° O. (N 45°_,0. tot N 64° O.). 38 FEHMARN-SUND. £5 | Karakter. o :5* £ j 3 Naam" Ligging. opstand of Kleur. § J f| .5 g, Breedte en LenSte- vaartuig. Hoogte g | | jj ° in M. | S ~ I 3 | | I a 1 230 Neuland. . 0.5 mijl ZO.lijk Roodbruine ronde V. en D. 1 1 N 54° 22' van Totendorf toren. Wit. 2 f O 10° 37' Bood 1 ? 40 I 2 J Bood van N 119° O. tot N 134° O. (N 128° O. tot N 143° O.). Wif > N 134° O. » N 229° O. (N 143° O. » N 238° O.). Bood » N 229° O. » N 255° O. (N 238° O. » N 264° O.). Wit » N 255° O. » N 300° O. (N 264° O. » N 309° O.). 231 Heillgenhafen. Z.oevervan de Reede Gele toren, 9 M. I V. I 223 N 54° 22'. hoog. Wit. 10 O 11° 2'. llood. 7 | Groen. | 6 | Wif van N 191° O. tot N 212° O. (N 203° O. tot N 221° O.). Bovendien een stel kleine roode geleidelichten N 174° O. (N 183° O.). 232 I FLÜQQE. I ZW.hoek van Feh- | Roode, achtkante IV. ] 12 I 223 N 54° 27'. I mar», N.zijde van steenen toren op een Wif. | O 11° 1'. I de Fehmarn-Sund. | huis, 15 H. boog. | 18. Zichtbaar van N 214° O. tot N 101° O. (N 293° O. tot N 113° O.). 233 I Strukkamphuk. I Z.zijde van Feh-1 IJzeren paal met I S. 1.51.1 91 224 N 54° 25'. I nara. trommel. Wit. 2.5 f | I O 11° 6'. I 5. Zichtbaar van N 290° O. tot N 110° O. (N 299° O. tot N 119° O.). Geleidelijn met No. 232 N 305° O. (N 314° O.). 234 | WESTER-MARKELSDORF. IZ. van den boek. I Gele, achtkante I V. I Zie I 12 | 221 N 54° 32'. ■ | steenen toren, 17 M. G. S. (hieronder.) I O 11° 4'. hoog. Wit. 16. Als G. S. (3-voudig) 1—1—1—1—1—5; > G. S. (5- » ) 1.5—1.5—1.5—1.5—1.5—1.5—1.5—1.5—1.5—6.5. G. S. (5) van N 17° O. tot N 118° O. (N 26° O. tot N 127° O.). V. » N 118° O. ï N 265° O. (N 127° O. » N 275° O.). G. S. (3) » N 265° O. » N 287° O. (N 275° O. » N 297° O.). 235 | STABERHUK. I ZO.hoek van Feh-1 Gele, ronde toren, V. en D. I 11 I 15 225 N 54° 21'. mam. 22 M. hoog. Wit.- 1 \ .„ I O 11° 19'. 26. 3 (,D I 1 I Zichtbaar van N 165° O. tot N 90° O. (N 171° O. tot N 99° O.). 236 I MARIENLEUCHTE. Ohlenburgs-Huk. I Gele. vierkante to- S. j 9 1 „„ j 15 I 225 N 54° 30'. NO. kust van Feh- j ren, 18 M. hoog. W:f. 21 ƒ ou I Ó 11° 14'. I mam. \ 28. | . | Mistsein. Met sirene, iedere 75 sec 2 stooten van 3 sec. duur, waartusschen 6 sec. stil. 292 | Fehmarn-Belt. I Bij den W. toegang. I Rood vaartuig met I S. I 0.3 1 . I 12 | 234 N 54° 36'. 2 ^masten, waartus- Wit. 3.7 } I O 11° 9'. I schen een toren. 16. .| | 226 Misthoorn. Stoot 4.5, stil 15,5 sec Bij ontstentenis na iedere 30 sec 5 sec. klok luiden. Knal seinen in antwoord op mistseinen van vaartuigen iedere 5 min. BAAI VAN LÜBECK. 39 g ! Karakter. § S | 3 S _ Beschrijving sJ - O 5 Naam. J ° Klenr 2 2 S " | Ligging. opstand of «ueur. £ ^ -| j g> Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte t O 1 1 \ 4 23" Dahmeshöved. 160 M. binnen den | Bruine, achtkante | V. S. I 1 - : 10 I 226 N 54° 12'. i hoogen oever. toren, 28 M. hoog. Wit. 4 f | O 11° 6'. | 34. Zichtbaar van N 176° 0.; tot N 68° O. (N 185° tot N 77° O.). 238 I Pelzerhaken. I Lage hoek, 2 mijl,I Witte, vierkante 1 V. S. 5 I 00 I 12 1 226 N 54° 5'. beO. toegang naar toren, 12 M. hoog. Wit. j 55 I I O 10° 52'. I Neustadt. 16. Zichtbaar van N 256° O. tot N 101° O. (N 245° O. tot N 110° O.). 230 TRAVEMÜNDË | N.zijde van den' Grijze, ronde toren, I Versch. I Zie I 16 I 229 N 53° 58'. toegang, 360 M. bin- 31 M. hoog. 30. hieronder. | O 10° 53'. | nen den oever. Als V. en D. 1—1; G. S. 1—1—1—3. V. en D. van N 184° O. tot N 214° O. (N 193° O. tot N 223° O.). V. » N 214° O. » N 238° O. (N 223° O. » N 279° O.). G. S. » N 238° O. » N 268° O. (N 247° O. » N 279° O.). Mistsein. Van een sleepboot, bij het buitenste roode drijfbaken, met sirene, iedere 3 min. 2 snel opvolgende stooten. 240 i Prlwall. I Het voorsts op den Wit baken, 6 M. I G. S. 1.5 1 6 I 229 Geleidelichten. \ kop van den Z.dam. hoog. Rood. 1.5 ( „ J . 6. 1.5 (a \ Het achterste 540 Rood baken, 16 M. V. 3.5) 13 / M. van het voorste, hoog. Wit. Y I 17. Zichtbaar 6° aan weerszijden van de geleidelijn. N 220° O. (N 229° O.). 241 | Travemiinde. I Aan de W.zijde I Groene opstanden. I V. (2) I I 1 [ 229 Geleidelichten. | bij de stad. I Groen. | Geleidelijn. N 252° O. (N 261° O.). 242 Tlmmendorf. I W.hoek van het] Witte, ronde toren I V. 12 1232 N 64° 0'. . eiland Poel. met zwarten koepel, Wit. O 11° 23'. 13 M. hoog. Rood. Groen. 18. Wit van N 59° O. tot N 73° O. (N 68° O. tot N 82° O.). » » N 112° O. I N 186° O. (N 121° O. » N 195° O.). Groen » N 186° O. » N 202° O. (N 196° O. » N 211° O.). Wit > N 202° O. 1 N 211° O. (N 211° O. » N 220° O.). Bood > N 211° O. » N 235° O. (N 220° O. » N 244° O.). 243 I BÜK. I Kegelvormigeheu- Roode, ronde toren | S. 6 1 .g I 1232 N 54° 8'. , vel, 1% mijl Z. van met zwart dak, 20 Wit. 9 I *" 17 O 11° 42'. den hoek. M. hoog. Rood, 14 94. Bood van N 40° O. tot N 73° O. (N 49° O. tot N 82° O.). Wït overigens. 40 W1SMAR-BAAI. c ^ - ë J Karakter. § :? $ ■§ 1 Naam. Beschrijving S fe' g ° o Ligging. opstand of Kleur. £ -g •» e £. Breedte en Lengte. „ . """ 3 S -3 j Jf 15 vaartuig. Hoogte j g jj Jj > M. 9 is _ Ja ^ I * | ü? « I r-"-"~~~~ i 2i4 l WARNEMÜNDE. W.zijde van den Witte, ronde toren I V. G. S. I 51 \ 16 233 N 54° if'. toegang, 60 M. bin- met 2 omgangen, Wit. 5 J O 12° 5'. nen den oever. 10 M. hoog. 34. 3 I M? 80 io L 2i5; Wiistrow. Aan den oever van Vierkant gebouw V. I 10 233 N 54° 20'* Fischland. op palen, 9 M. hoog. Wit. | O 12° 23'. U. Mistsein. Met sirene, iedei-e 30 sec. 3 stooten, hoog, laag, hoog van 2 sec duur, waartusschen 3 sec stil. 216 I DARSSER-ORT. I 210 M. binnen den I Roode, ronde stee-1 V. S. 49 1 m I 16 I 234 N 54° 28'. duinrand. nen toren, bruine Wit. li}00 | O 12° 30*. I kap, 35 M. hoog. • 33. Mistsein. Met sirene, iedere 75 sec. een stoot van 7.5 sec. 247 ] Geilen. I Aan de jW.kust | Grijze, ronde toren I V. en D. I 11 ) j 11 | 236 N 54° 31'. van Hiddensö. met rood dak, op Wit. 1 I .„ O 13° 5'. steenen voet. Bood. 3 I Groen. 1 J I 11. Bood van N 13° O. tot N 56° O. (N 21° O. tot N 64° O. Wit i N 56° O. » N 106° O. (N 61° O. » N 114° O.). Bood J N 106° O. » N 155° O. (N 114° O. j N 163° O.). WU » N 155° O. » N 184° O. (N 163° O. » N 192° O.). Bood 1 N 184° O. » N 219° O. (N 192° O. » N 227° O.). Over de binnenzee nog een groene en een tuiï'e sector. 218 I Vierendehl-Grund. I Hetvoorste,1100M. IJzeren toren op S. 0.3 1 , l 11 I 237 Geleidelichten. ' van het achterste. steenen voet. WU. 3.7 I N 64° 26'. H. O 13° 4'. Op de plaat ZJJjk Roode, ijzeren to- V. — 14 van Geilen. ren op steenen voet. Wit. I Het aohterste. Bood. 23. Wit van N 163° O. tot N 185° O. (N 171° O. tot N 193° O.). Bood » N 295° O. » N 333° O. (N 303° O. » N 341° O.). Wït » N 333° O. » N 70° O. (N 341 ° O. » N 78° O.), iiood ï N 70° O. > N 108° O. (N 78° O. » N 116° O.). Wit t N 108° O. » N 115° O. (N 116° O. » N 123° O.). Geleidelijn. N 174° O. (N 182° O.). 219 Barhbft. I ZO. van den hoek. I Schuur met paal. IV. 12 1 236 Geleidelichten. L Het voorste. Bood. N 54° 26'. 1 5. O 13° 2'. {\ 3 l Het achterste, Hond-witgestreept V. f 180 M. van het baken. Bood. \ ] voorste. 11. Geleidelijn N 217° O. (N 225° O.). STHALSUND. 41 £ Karakter. I § :5 % '' 3 | ' Naam. Beschrijving „ c » > b gi „ „ Ligging. opstand of Kleur- J -f PT » 5 5, Breedte en Lengte. -" 3 3 3 . o vaartuig. Hoogte • ö 9 2 -S >- I Mn M. » | ^ I Boo.k-. ... „ [ Op de zandplaat Grijze, steenen V. en D. 3.51 - 9 238 Geleidelichten. I N. van Burhöft. kaap, 7 M. hoog. Wit. 1.5 f 5 N o4° 27'. 1 Het voorste. 5 O 13° 2'. J ] Het achterste, Roode, driekante V. 12 i 650 M. van het opstand, op steenen Wit. I voorste. voet Rood. Groen. \ I 16. Wit van N 89° O. tot N 180° O. (N 97° O. tot N 188° O.). Rood » N 180° O. d N 249° O. (N 188° O. » N 257° O.). Groen > N 219° O. > N 294° O. (N 257° O. > N 302° O.). Wit » N 294° O. » N 69° O. (N 302° O. » N 77° O.). Geleidelijn. N 322° O. (N 330° O.). I D1? cf^E11" I NW.einde van Bruine, ronde to-1 S. I 4.5 1 I 24 I 236 N Jl° 36'. Hlddensö. ren met 18 donkere Wït. 5.5 | 0 O 18° 7'. banden, 27 M. hoog. I Rood. . I" | 93. Rood van N 23° O. tot N 58° O. (N 31° O. tot N 61° O.). Wït overigens. Misthoorn. Iedere 90 sec 3 stooten, laag, hoog, laag, ieder van 3 sec, waartusschen 4 sec stlL 252 | ARK0NA. ^ Op het uiteinde van I Gele ronde toren op G. S. 10.1 1 23 237 N 54° 41'. den hoek. ronden achtkanten Wit. 8.9 I O 13° 26'. voet, 35 M. hoog. 74 | 0.1 l .„ I 3.9 f16 0.1 | 7.9 ) Mistsein. Met sirene, ieders 75 sec een stoot van 5 sec GROOTE BELT. £ Karaktea. § :5f | 2 1 . . Beschrijving «. 5- _ •* Ö 1 Naam. ~ . Kleur. •§ S -fee § Ligging. . opetand of s « >- ■§ — e i Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte .j o I | Ü ij o : in M. ° 2:=. | i 25e! Gisselöre. Op den Z.hoek van 8-kante toren, roode | V. en D. I N 55° 41'. het schiereiland, en witte banden, Wit. I O 11° 5'. in toegang naar I 8 M. hoog. 9 | KaNundborg. | Zichtbaar van N 191" O. tot N 135° O. (N 200° O. tot N 144° O.). 257 | Asnaes. I Bij het NW. einde | 3. I 0.5 1 3 I 6 | 239 N 55° 40'. van het voorge- nood. -s.o j | O 10° 56'. | bergte. " 258 I Romstö. 10.zijde van het Gele 8-kante toren, I G. S. 2 \ [ ia I 240 N 55° 31'. eiland. 9 M. hoog. Wït. 1 O 10° 48'. 17 1 f20 lil Zichtbaar van N 133° O. tot N 54° O. (N 142° O. tot N 63° O.). Mistsein. Met sirene, iedere minuut 3 opvolgende stooten, ieder van 2 sec duur. 259 Halskov. I Op Lytjtebanlce, bij I Gevel van geel huis. IV. I 12 I 212 N 55° 20'. ! Kors'ir. 5 M. hoog. Wit. I O 11° 8'. I 15 | Zichtbaar van N 322° O. tot N 128° O. (N 331° 6. tot N 137° O.), en » N 130° U. tot N 142° O. (N 139° O. tot N 454° O.). 260 Korsör bank. Op de bank. Roode opstand op G. S. I 1.5 \ I 1242 ! N 55° 20' grijs steenen voet, Wif. -SI O 11° 7'! 12 M. hoog. Rood. 1.5 l 15 11 Groen.- 2 ( 10 10 1.5 I 6.5 J I | Wif van N 158° O. tot N 293° O. (N 167° O. tot N 307° O.). Groen i N 298° O. > N 16° O. (N 307° O. » N 25° O.). Wït » N 16° O. > N 90° O. (N 25° O. » N 99° O.). Rood » N 90° O. » N 158° O. (N 99° O. » N 167° O.). Mistsein. Met sirene, iedere 30 sec 3 snel opvolgende stooten. 261 I Korsör. / | Het voorsts op het I Witte opstand met IV. 10 I 242 Geieidelichten. I I O.veerbootenhoofd. driehoek, 11M.hoog. Rood. 8 \\ Het achterste, Als boven maar 17 V. 13 I i tusschen O.veerboo- M. hoog. ' Rood. \ \ tenhoofd en haven. | I 19 Zichtbaar 6° aan weerszijden van de geleidelijn N 74° O. (N 83° O.). GROOTE BELT. 43 » Karakter. § o" 8 5 i Naam. Beschrijving c » > o § Ligging. opstand of Kleur. £ js ~ Si c g. Breedte*en*Lengte. *3 I 5 2 ■SS B vaartuig. Hoogte j o \ 3 £, \ £ > \ . in It Jj 3 .0 J 3* 262 Kuudshoved. Uiteinde van Grijze ronde ijze- V. 244 N 55° 17'. Ottert. ren toren. 7 M. hoog. Wït. 11 O 10° 51'. Bood. 11 Groen. 9 14 Wït van N 165" O. tot N 306° O. )N 164° O. tot N 815° O.) en » N 359° O. » N 4° O. (N 8° O. j N 12° O.). Mistsein. Indien een postboot verwacht wordt telkens een dubbele knal. 263 I Slipshavn. Oude batterij op! Rood ijzeren baak [ G. S. I.5 I i 9 i 245 N 55° 17'. den hoek. 5 M. hoog. Wït. 1.5 V .« I O 10° 50'. I 6 ' "* | Zichtbaar van N 250° O. tot N. 180° C. (N 259° O. tot N. 189° O.). Mlstselnen voor de veerbooten. 264 i Nyborg-Fiord. i 2 Mijl Z. van de I 2 witte bakens V. 12 i 245 Geleidelichten. stad bij de Jomfru- met schijven, 9 en Wït. en N 55° 18'. höj. 5 M. hoog. op 13 en 8 8 | O 10° 47'. Zichtbaar 5° ter weerszijden van de geleidelijn N 30C° O. (N 315° O.). i l'-M 265 i yborg Geleidelichten. I ZW. van de i Witte huisjes op I V. i 245 haven. palen. I Wït op 8 en | 4 en 7 | | 9 | Zichtbaar in de geleidelijn N 330° O. (N 339° O.). 266 ; Avernakke. i ZO. van het Dukdalf. i S. 10.31 „ I 1246 N 55° 18'. hoofd. Wït. 1 2.7 f 3 I O 10° 48'. | 267 ISPR00Ö. Op de boogste i Ronde toren met i G. S. 10.3 \ 18 i 246 N 55° 20'. punt gele en roode ban- Wit. 7 I O 10° 58'. den, 18 M. hoog. 43 10.3 l J5 \ki 268 Elsehoved. i Op de uiterste Grijze ronde ijzeren j V. i 248 N 55° 6'. punt van Fyen. toren, 8 M. hoog. Wit. 11 O 10° 47'. RoocL 9 | Groen. 7 | Groen van N 188° O tot N 2I5°"Ö. (N 197° O. tot N 224° O.). 10. Wït > N 215° O. » N 14° O. (N 224° O. » N 23° Oj. Rood » N 14° O. » N 29° O. (N 23° O. » N 38° O.). 269 I Hov. NO.punt van : Roode ronde toren, i Versch. | Zie i 10 i 249 N 55° 9'. Langeland. 12 M. hoog. hier- I ° 10° S8'- 12 | onder. | Als S. 3.5—4: G. S. 1—1.5—1—4. Wït GS. van N 210° O. tot N 233° O. (N 219° O. tot N 242° O.). » V. » N 233° O. » N 246° O. (N 242° O. » N 235° O.). Rood S. > N 246° O. » N 302° O. (N 255° O. » N 311° O.). Wït G. S. » N 302° O. » N 315° O. (N 311° O. 1 N 324° O.). » V. J N 315° O. j N 358° O. (N 321° O. » N 7° O.). Bood V. > N 358° O. » N 10° O. (N 7° O. » N 19° O.). 44 GROOTE BELT. 53 ! Karakter. 5 | 2 S M-i-Tn Beschrijving K fe I a I 0 s -Naam. . Kleur t * J5 1.3 «. - 1 Ligging. opstand of isJem- S $ U. ,§ .S a Breedte en LenSte- vaartuig. Hoogte "! 1 12 Jj ° in n. ,* 2 _ a :a . .. 1 h I 270 Franke-KIInt. NW.punt van I Gevel van een wit I V. en D. 249 N 55° 10'. Langeland. buis, 4 M. hoog. Rood, 2.5 l 5 8 O 10° 56'. Groen | 2.5 I 6 16 I II Groen van N 39° O. tot N 48" O. (N 48° O. tot N 57° O.). Rood i N 48° O. » N 151° O. (N 57° O. » N 160° O.). Groen » N 151° O. » N 178° O. (N 160° O. » N 187° O.). Rood » » 178° O. > N 219° O. (N 187° O. » N 228° O.). f^arv 271 I Lohals. | Op het ZJiaven-1 Witte ronde ijzeren I V. 1 249 N 55° 8'. hoofd. toren, 6 M. hoog. Wit. 9 O 10° 54'. | Rood. I 6 Groen van N 31° O. tot N 95° O. (N 40° O. tot N 101° O.). Wit » N 95° O. » N 104° O. (N 104° O. » N 113° O.). Rood » N 104° O. > N 182° O. (N 113° O. 1 N 191° O.). 272 I Tranekiar. I O.kust van I Witte vierkante I G. S. 0.5 \ I 12 250 N 54° 59". Langeland. toren met grijs dak, Wit. 3.5 I O 10° 53'. 12 M. hoog. 14 0.5 l ^ I I l«.5 > I Mistsein. Met sirene, iedere minuut een stoot van 3 sec. 273 I Helleholm. I ZLpunt van | Witte vierkante I V. I I I 231 N 55° II'. Agersö " toren, 11 M. hoog. Wif. ■ I 10 O 11° 13'. Rood. I 10 Groen j I Bood van N 170° O. tot N 36° O. (N 179° O. tot N 45° O.). » onderschept door Omö. Rood van N 64° O. tot N 95° O. (N 73° O. » N 104° O.). Groen • N 95° O. » N 102° O. (N 101° O. » N 111° O.). Wit » N 102° O. » N 101° O. (N 111° O. » N 113° O.). Rood 1 N 101° O. » N 125° O. (N 113° O. » .N 134° O.). In N 280° O. (N 289° O.) verduisterd achter een molen. 274 j Agersö. | Bij den ZW.hoek. I Gevel van een I V. j 8 j 251 GELEIDELICHTEN Het voorste. bruin huisje. Wit. ||op Nabet. 4 1 O 11° Ü*. | Het achtersts, Paal, 16 M. hoog. IV. 12 230 M. van het Wit. I voorste. | 16 I I I . Zichtbaar 4° aan weerszijden van de geleidelijn N 332° O. (N 841° O.). GROOTE BELT. 45 ë I Karakter. § :? £ 3 | Nsani. Beschrijving ,. S S B 1 Ligging. opstand of Kleur- f 1 ;| = & Breedte en Lengte. . , ... J s 8 2 — • vaartuig. Hoogte ,< O SS ^ 875 OHO. LANGELANDS-ÖRE. Grüxe, ronde toren Versch. Zie I 13 I 251 n 55° 10'. i W.zijde van het met koepel, 21 m. 21. hieronder. I o 11° 8'. | eiland. | hoog. Als S. 4—6; G. S. 2—2—2—9. Wït v. van n 5° o, tot n 100° o. (n 14° o. tot N 109° o.). Groen v. > n 100° o. » n 103° o. (n 109° o. n n 112° o.L Wit G. S. • n 103° o. > n 131° o. (n 112° O. » n 140° o.). WU v. » n 131° o. » n 139° o. (n 140° o. » n 148° o.). Rood S. » n 139° o. » n 145° o. (N 148° o. » n 154° o.). Wit G. S. > n 145° O. » N 157° o. n 220° o. » N 266° o. (n 229° o. » n 275° o.k Wit G. S. > n 2d6° O. « n 268° o. (N 275° o. » n 277° o). Wit v. » X 268° o. » n 283° o. (n 277° o. » n 292° o.). Rood S. » n 283° o. » n 291° o. (n 292° o. » n 300° o.). Wit G. S. i N 291° o. > n 297° o. (n 300° o. > n 808° o.). Wït v. J n 297° o. » n 305° o. (n 306° o. » n 314° o.). Rood S. » n 305° o. 1 n 330° o. (n 314° o. » n 339° 0.k WJf G. S. » n 380° O. » n 5° o. (n 330° o. » n 14° o.). ' 276 i Taars. j x w.kust van | Grijze toren, 6 m. I S. I I 1 „ I i 252 n 54° 52'. | Laaland. hoog. Wit. 2 1 9 O U° 2'. Bood. g ' | Groen. | | 6 j Groen van n 6° o. tot n 83° o. (n 15° o. tot N 92° o.). Wït » .n 83° o. » n 93° o. (N 92° o. » n 102° o.). Rood > n 93° o. » n 115° o. (n 102° o. > X 124° o.). 277 I Albuèn. X W.kust van I Witte, vierkante iv. i 252 n 54° 50'. Laaland. toren met grijs dak, Wit. 11 O 10° 58'. 11 m. hoog. Rood. 10 I | . Groen. | | 9 | Rood van n 330° o. tot N 51° o. (n 339° o.'^tot n 60° o.). '3- Groen » N 51° o. • n 106° o. (n 60° o. » n 115° o.). Wït » n 106° o. » n 163° o. (n 115° o. > N 172° 0.). Rood i N 163° o. > n 285° o. (n 172° o. » n 294° o.). 278 j VEIRÖ. I no.hoek van het I Witte, zeskante I Versch. i Zie i 13 i 252 n 55° 2'. j eiland. toren, 16 M. hoog. 19. hieronder I o 11° 22'. Als S. 5—6; als G. S. 1.3—1.4—1.3—6. Wit G. S. van N 155° o. tot n 198° o. (n 164° o. tot n 207° o.). Wif v. ï n 198° o. » n 215° o. (n 207° o. » n 224° o.). Wït S. * X 215° o. f N 242° o. (N 224° o. » n 251° o.). Wït G. S. » n 242° o. » n 270° o. CS 251° o. > n 279° o.). Wït v. ï n 270° o. > N 278° o. (n 279° o. • n 287° o.). Wif s. > X 278° o. s n 289° o. (n 287° o. » N 298° O.J. Rood v. » n 289° o. » n 841° o. (n 298° o. 1 n 330° o.). Groen v. » n 321° O. » n 72° o. (N 330° o. » N 81° o.). Wif G. S. > X 72° o. • n 79° o. (n 81° o. > n 87° o.). Wït v. » n 79° o. » n 90° o. (n 87° o. » n 99° o.). Wït S. » n 90° o. » n 106° o. (n 99° o. > n 117° o.). Wit G. S. > n 108° o. ï n 143° o. (n 117° o. > N 152° o.). WU v. » n 143° o. 1 n 146° o. (n 152° o. » n 157° o.). Wif S. » n 146° o. » n 155° o. (n 157° o. » n 164° o.). 46 GRÖNSUND. gg j Karakter. o :g* | !2 S ... Beschrijving *- c * ö 3 Naam. J irimi,. ■5 5 .9 t. t § Ligging. opstand of Juem- S » .§ -9 = Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte , § J | \4 > ™ M' * l'Ü | 281-1 Örehoved. Kop van den na-1 Witte toren, 6 M. j V. en D. 3 1 5 9 253 j N 54° 58'. vendam,/..zijdo Stor- hoog. Wit. 2 | O 11° 51'. \ strom. Rood. 1 Groen. | Groen van N 110° O. tot N 158° O. (N 119° O. tot N 1(57° O.). 6Wit » N 158° O. » N 171° O. (N 167° O. » N 180° O.). Rood » N 171° O. > N 290° O. (N 180° O. » N 299° O.). 232 Ore. I BeW. Vordingborg. Witte, rechthoe-1 V. en D. I 3 1 - | I 253 N 55° 0'. 'I lage toren, 13 H. Wit. j 2 f 11 O 11° 52'. . ! hoog. Bood. 11 | I Groen. \ | 9 | Groen van N 50° O. tot N 91° O. (N 59° O. tot N 100° O.). • Wit > N 91° O. » N 96° O. (N 100° O. » N 105° O.). Rood » N 96° O. » N 108° O. (N 105° O. • N 117° O.). 283 I Bogö. I NWJjoek van het I Gevel van een V. en D. | 3 1 - I 255 N 64° 56'. eiland. grijs houten huis, Wit. I 2 ƒ • O 12° 0'. 4 M. hoog. j Rood. . } 9 Groen van N 109° O. tot N 115° O. (N 118° O. tot N 121° O.). Wït » N 115° O. » N 118° O. (N 124° O. » N 127° O.). Rood » N 118° O. » N 122° O. (N 127° O. » N 131° O.). 284 I Stubbekiöbing. I W.zijde van het j Gevel 'bruin hou- I V. en D. I 3 ) g. I | 255 N 54° 53'. dorp. ten huis, 4 M. hoog. Wit. j 2 t 12 O 12° 2' Rood. 11 Groen. 9 15. Groen van N 147° O. tot N 150° O. (N 156° O. tot N 159° O.). Wit » N 150° O. » N 152° O. (N 159° O. » N 161° O.). Rood » N 152° O. » N 15o° O. (N 161° O. » N 161° O.). 235 1 Nord-Harbölle. / | ZW. oevei van | IJzeren opstand, IV. 12 I 255 Geleidelichten. / J Möen. . SM. hoog. Wit. N 54° 53'. I Het achterste. 15. O 12° 9". 1 N. morste. I Schuur. 9 | 1 V. / Rood. f Z. voorste. i V. I Groen. Het achterste midden tusschen beide voorsten N 104° O. (N 113° O.). Zichtbaar van 9° aan weerszijden. 286 I Borgsted. | BeW. Grönsund Gevel bruin hou- IV. 8 256 N 54° 53'. Foerge. ten gebouw, 4 M. Wit. O 12° 7'. hoog. Bood. .1 Groen. I 3. Groen van N 314° O. tot N 320° O. (N 323° O. tot N 329° O.). W:t > N 320° O. » N 323° O. (N 329° O. » N 332° O.). Rood » N 323° O. » N 326° O. (N 332° O. » N 385° O.). GRÖNSUND. 47 Ta 71 3 Karakter.. § j :z' o j 2 5 Naam. Beschrijving *. o I Ligging. opstand of Kleur, f f I f Jj - S, Breedte en Lengte. TT . -1 "3 3 -s j — vaartuig. Hoogte _• q S S .§ > in M. ® S 3 : I a*r [ 287 Zuld-Harbölle. Z.oever van Möen. i Paal, 9 M. hoog. I Wit. 11 256 Geleidelichten. Het aohterste. 11. N 54° 53'." \ O 12° 9'. 1 W. voorate. PaaL 5 m. hoog. V. 9 ) Rood. ) 6' I O. voorste. Gevel, bruin huis, V. 9 \ 5 m. hoog. Groen. I V 6. Achterste met O. voorste N 848° O. (N 357° O.). „ » W. „ N 351° O. (N 0° O.). 288 j Grön-Sund- I Het voorste, ZO. I Wit gebouwtje. V. | 9 258 Geleidelichten. \ van den loodsen- Wit. N 54° 58'. 1 toren. 5. O 12° 7'. < Het aohterste, W. | Witte, ijzeren op- NO.hoek van Falster. 1 van den hoek. stand. V. 18 f Wl. \ I m*iM>$ 19. Geleidelijn. N 824° O. (N 383° O.). In bijzondere omstandigheden op de Z.kust van Hoen een stel witte geleidelichten N 321° O. (N 330° O.) inéén. [ 289 I Heste-Hoved. I Op den O.hoek van I Wit steenen ge-1 Versch. i Zie I 12 j 258 N 54° 50'. ■ Falster. bouwtje. 15. hieronder, tot I O 12° 10'. I 7 Als S. 2—3; als G. S. 1.5—1—1.5—3.5. Graéh V. van N 230° O. tot N 247° O. (N 239° O. tot N 256° O.). [Wit G: S. » N 247° O. » N 269° O. (N 256° O. » N 278° O.). WU V. » N 269° O. » N 342° O. (N 278° O. » N 351° O.). Rood S. » N 342° O. » N 7° O. (N 351° O. » N 16° O.). Bood V. » N 7° O. » N 25° O. (N 16° O. » N 31° O.). I. 292 I Fehjaarn-Belt. | Bij den W.toegang. I Rood vaartuig met I S. I 0.3 1 . j 12 I 259 N 54° 36'. , 2 masten, waartus- Wit. 2.7 I 226 I P 11° . 9'. | echen een toren. 16. Misthoorn. Stoot 4.5, stil 15,5 sec Bij ontstentenis na iedere 30 sec. 5 sec klok luiden. Knalseinen in antwoord op mistseinen van vaartuigen iedere 5 minuten. Onderzeesoh mistsein. Iedere 4.5 sec 9 slagen, 2.5 sec na elkaar gevolgd door 25 sec. stilte. I 293 i Hyllekrog. Op het eiland. I Witte vierkante I G. S. 0.2 1 I 13 260 N 54° 36'. toren met huls, 18 Wit. 2.8 I .„ O 11° 30'. M. hoog. 19 0.2 I M 8.8 J £ 294 I Giedser-Havn. I Op de lijn der ge-1 Schoener met roo-1 V. I I j 261 N 54° 32'. leidelichten. den bal op iederen Rood op 8 I 0 110 oB'- I top. J WU pp 6 | Misthoorn. Indien een postboot verwacht wordt, iedere 2 min. een lange stoot, bovendien knalseinen en | blauwlichten; anders slagen op de klok. Onderzeesch mistsein. Voor de veerbooten: in 5 sec 4 slagen, daarna 5 sec. stil. 48 FEHMARN-BELT. ■ I I I I Ifil - I 6 Karakter. g |ï 3 | 2 Beschrijving ** gj _ I ^ § Naam. - ' . ., Kleur. o -e « S fl 1 B Ligging. opstand of 5 ** 2 I* c Breedte en Lengte. vaartuig. Hoogte <3 O B .§ ■§ | ■g in M. • i 1 >\ . * f 3 « 1 205, Rodsand. I 0.zijde der gebag-1 lieren baken, 3, S. 0.5 } 3 9 201 N 540 34. gerde geul. M. hoog. Wit. 2.0 | I 0 11° 58'. I ! oor 1 Qledier.Havn / I Het ACHTERSTE, I Zwart traliewerk, V. 13 '2tH| Geleidelichten. N. van de haven, mast.met rood-w,tte\ Hit. r N 54° 34'. schijf, 21 M. hoog. 1' 1 Het middelste op Witte opstand, met! V. / middendam. witten driehoek. 10 Wit. \ M. hoog. 12 I Het voorste op den I Y' I o.dam. Wit baken. Wit. Alleen zichtbaar 6° aan weerszijden van de geleidelijn. N 349° O. (N 358° O.). Havenlichten Giedser. Op den W.dam een rood, op den 0.dam een groen licht. 217 GIEDSER-ODDE I * mijl binnen den I Witte zeskante] G.S. 0.3 1 I 15 I 261J N 54° 34' Z.hoek van Falster. toren. 20 M. hoog. Wit. 3.7 O 11° 58'! 26 3 7 / 20 ' 0.3 I 11.7 ' | I Mistsein. Indien een postboot verwacht wordt knalseinen en blanwlichten. ook 1 Oiedser-Rev. I Aan het ZO.einde I Bood vaartuig met I G. S. I 3j j 11 | 263j I S" * der riffen. wit kruis; op den Wtt. 4 I 3Q I o 12° 10'." grooten top een roode 10 I „5 I | bal. I M ' . I Mistsein. Met sirene, iedere minuut 2 snel opvolgende stooten, ieder van 2.5 sec. HESTE-HOVED. Zie No. 289. -nn I MÖEN ZO. punt I Witte vierkante] G. S. 0.3 \ | 15 I 265; ! Vw w toren. 13 M. hoog. Wit. 4.7 1 |sa.a • gj |l4.7 I | IJ Mistsein. Met sirene, iedere minuut 4 stooten. 301!HKV"o?-"Am- I N°-S.ïan len^e^det"?! If^»!-*}» ] O «•»?■: M. hoog. Bood. Lo5 I I 10 I | 39 | Grotn van N 140° O. tot N 164° O. (N 149° O. tot N 173° O.). Wit » N 164° O. » N 280° O. (N 173° O. i N 289° O.). -:|j$|||p Bood » N 280° O. » N 320° O. (N 289° O. » N 329° O.). ZUID-TOEGANG SOND. 49 ~ I g S Karakter. § 3 s a I Naam. Beschrijving ^ g -b ft g 3 ' ' ' Ligging. opstand of Kleur. o ■§ fe e r Breedte en Lengte. -j "3 3 2 * ~ vaartuig. Hoogte , q ï» » > in M. 8 S a co 43 :c» s: I 302 Böje-StroiB. j Het achterste Z. Wit houten baken, V. \\ 260 Geleidelichten. vsn Jurjs-Hased. 13 M. hoog. Wit. N 55° 5'. O 12» 9'. 9 Bij Bogenakke. De beide voorste. Gevels van bruine V. Ruud. hulzen. V. Groen. 5 Alle 3 zichtbaar van N 234° O. tot N 244° O. (N 213° O. tot N 253° O.). Een der voorste met het achterste geeft de N. of Z.zijde van de gebaggerde geul aan. 203 Bijgestrom. | N van hetO.eindel .Rood baken, 5 M. { S. 0 3 i „ i | 267 I der geul. hoog. Wit. \ 2.7 ƒ 3 | 1301 i Fedet. I | Het achterste. i Paal, 8 M. hoog. V. I 11 I 267 Geleidelichten. u/if i N 55° 10'. i 10 " ! O 12° 6'. \ j Toegang Praestö-Fiord. 1 N. voorste. ! Gevel van een V. 19 | N.zijde schiereiland. < ; bruin huis. Groen. f Z. voorste. Paal. V. 9 \ Rood. Zichtbaar van N 212° O. tot N 260° O. (N 254° O. tot 269° O.). Een der voorste met het achterste geeft de N dan wel de Z.zijde van het vaatwater aan. l 305 i Ronekllnt. , [ Het aohterste. Paal, 10 M. hoog. IV. I 11 i 267 Geleidelichten. wit I N 55° 8'. i 12 ' O 12° 8'. I W. voorste. Toegang Praesto-Fiord J ! Gevel van een V. 9 \ j bruin huis. Groen. 1 O. voorste. 5 f I Paal. V. 9 i I Rood. Zichtbaar van N 175° O. tot N 193° O. (N 184° O. tot N 202° O.). Een der voorste met het achterste geeft de O. dan wel de W.zijde der geul aan. I 306 j Faxehavn. | Kop O.dam. S. 2 1 . i 9 i 268 (Hylleholt) Wiu % 5 ? lï' I Rood. I O 12° 10'. | Grop„. | Groen van N 227° O. tot N 307° O. (N 236° O. tot N 316° O.). Wit » N 307° O. » N 327° O. (N 316° O. » N 336° O). Rood > N 327° O. » N 107° O. (N 336o O. » N 116° O). 200 KLEINE BELT. een rfi losliggende ondiepten, waarvan sommige zeer gevaarlijk zfln voor schepen met middelmatigen diepgang, den zeearm in 2 vaarwegen. Het zijn: 1. De Lille-Grund, met 12 voet water. 2. De Lang-Grund, waarop 3 tot 3*. vadem water, 3. De Alsen-Stein (Hestéskoen) met laagwater droogvallend. 4. De Steenrön met slechts 3 voet water. Betonning. De ondiepten N°. 1, 3 en 4 volgens het Duitsche stelsel (zie Bijlage). NO. van den Lille-Grund een rood drflfbakén met 0. topteeken.. NO. van den Alsenstein een witte spitse ton met 0. topteeken. ZW. van den Alsenstein, in 4J vadem, een wit drijfbaken, met W. topteeken. NO. van de Steenrön een wit drn'fbaken met N.-, ) ZO. „ „ „ „ witte spitse ton „ Z.-, > topteeken.. zw , „ „ „ „ „ w.-,) Geleidemerken. De kerk van Horne op Fyen, inéén met de Zuidpunt van Helnaes, geleidt beN. deze ondiepten; dezelfde kerk tusschen het huis op Hornenaes en de Zuidpunt van dat schiereiland geleidt beZ. deze ondiepten. Het Westelijk vaarwater, het beste voor diepgaande schepen,, ligt tusschen den wal van het eiland Alsen en de bovengenoemde ondiepten. . 'aritttl Het Oostelijk vaarwater is breed en gemakkelijk en men kan hier met een ruimen wind doorgaan, daarbij de kerk van Lyö vrfl van Hornenaes houdend; men gaat dan vrü dicht langs de 4-vademlijn van de bank, die ongeveer 1 mfll van Helnaes uitsteekt. Licht Helnaes. Zie L. 1. No. 198. Aan de ZW. zflde van het langgerekte schiereiland, 4£ mfll lang van N.—Z., waarop eenige bégroeide heuvels en een dorp. Na Helnaes bocht de kust in en ligt aan de Z.zflde van de baai de hoek Homenes. _ , Dit schiereiland loopt van den hoek 4| mnl ONO. Hornenesland. . f , , ,t naar den vasten wal en heeft een breedte van gemiddeld IJ mfll. Bfl den hoek zfln steile rotsen, ook aan de zflde van de Lyo-Krög, het diepe vaarwater dat Lyö van Fyen scheidt. De kerk van Horne, gelegen op hoogen grond, op het midden van het schiereiland, in het binnendeel, heeft een hoogen slanken toren en 2 kleinere. ' SVENDBORG-SUND. 201 Dit eiland, het W.lflke der groote eilanden, van Fyen *.' gescheiden door een diep vaarwater, is omgeven door een bank; in de baai aan de Noordoostzijde is een goede ankerplaats op zachten hougrond, maar schepen zullen met Oostelijke winden beter doen aan de Westzijde van het eiland op de plaat te ankeren, zfl moeten dan wel oppassen voor een vrflliggende steile rots, met 15 voet water waaromheen 20 voet, liggende IJ mfll West van het eiland, 2 mfll N 275° O. (WNW. f W.) van de kerk. Aan de Westzijde hiervan een witte stompe ton met 2 afhangende bezems. vrrti x ^e ZW.zflde van het vaarwater, tevens de W.- De Nü.kust ... , . _ . .... •van Alsen Van Westelijke Vaarwater, is van Augustenhof tot Pöhls-Hok op de meeste plaatsen hoog en steil; de vele bosschen verhinderen in verschillende peilingen het gezicht op de anders goed kenbare landmerken. De kustbank steekt eerst slechts weinig uit, maar bfl het Tranesand, N.lflk van de lundtofter-Nakke rflst, op 0.6 mfll, de IJ vadem steil op uit de 5 en 10 vadem. 4 mfll ZO.lflker steekt bfl Tranerort de Tranerort-Grund met 3 vadem en minder, 0.3 mfll uit. Tusschen Jranerort en laksensand bocht de kust eenigszins in; de kustbank steekt bfl den laatsten hoek 0.6 mfll uit. Van laksensand loopt de kust, waarbij de kustbank ongeveer 0.3 mfll uitsteekt, 9 mfll ZZO. tot Pöhls-Huk. Betonning. Witte tonnen of drflfbakens: Aan den N.rand van het Tranesand met N. topteeken. NO. van Transrott-Grund „ 0. „ N. „ laksensand „ 0. „ Licht Tranerort. Zie L.l. No. 199. Op den NO. oever van Alsen. Licht Taksensand. Zie L.l. No. 200. Aan de O.zflde van Alsen. De witte vaste sector geleidt van om de N. door het Westvaarwater; de ZO.lflke van Tranerort om de Z. hieruit. Vaarwegen Met bet 00g op de betonninS wordt het Zuid van Fyen. ™arwater> Z- ja» Fyen, tusschen de Iflnen " Hornenes-iskwldnesea Turo-JSeshoved, geacht 202 KLEINE BELT. te zfln gevormd door een fiord van het W. en een van het 0., die elkaar bfl Svendborg-Marstal ontmoeten. De kustbank steekt voorbfl Hornenes weinig uit tot aan de ZO.zflde van den hoek Knolden, een rotsige bank, de KnastenGrund, die hier en daar droog valt, 0.8 mnl van het eiland afsteekt. Aan de O. en NO.zflde van Knolden steekt het Knoldsand 0.4 tot 0.5 mfll af. Tusschen beide banken is een diepe baai met 8 tot 10 vadem Aan de randen dezer ondiepten witte drflfbakens. ■ Aan de Z.zflde van den toegang naar Faaborg en Svendborg ligt het vlakke eiland Lyö, dat aan de NW.zflde laag, maar overigens hoog en rotsig is. De kustbank, die aan de W.zflde 0.3 mfll afsteekt, nadert naar het O. meer den N.hoek, waarvan in O.lflke richting de Lyö-Trüle afsteekt en steil afdaalt naar 10 vadem. Bfl de O.punt een rood drflfbaken. Het Lyö-Sand, dat aan de N.zflde steil is, steekt in NO.richting 0.6 mfll af. Aan de NQ.zflde 2 roode drflfbakens/ Avernakkö, het eiland O.lflk van Lyö, 4J mfll lang NW.—ZO., is in het midden zeer smal; het ZO.deel is 31 M. hoog bfl Korshavn. De kerk, op het NW.einde, is zeer kenbaar. De Avernakkö-Trüle, een drooge zandtong, steekt van den N.hoek uit; aan den NW.rand steekt de kustbank J mfll af. N. van Avernakkö-lrüle een rood drflfbaken. Het Skrams-Flak, met 2| vadem minste water, ligt dwars voor den vaarweg tusschen Lyö en Avernakkö. Aan de NW.zflde een rood drflfbaken. Men loopt de Lyö-Krog in door Hornenes op J tot J mfll te ronden en N 97° O. (OZO. | O.) te sturen met de Z.punt van Knolden en de lage N.punt van Lyö ineen. Men stuurt bfl den laatsten hoek iets uit en daarna N 118° O. (ZO. J O.) met de.iage N.punt van Avernakkö in den hoogen NO.hoek van Avernakkö; bfl den Knastegrund moet men dan Z.lflker sturen tot de kerk van Aastrup N 61° O. (ONO. i 0.) ineen is met de ZO.punt van SVENDBORG- SÜND. 203 Biörnö en men verder naar de Svendborg-Sund kan sturen of naar Faaborg. De Faaborg-Fiord is in het binnendeel hoog; de klokkentoren is zeer kenbaar. Biörnö, aan de W.zflde van den toegang, is heuvelachtig maar zonder bosch. De kustbank steekt aan de ZW. zijde 270 M. uit, meer naar NW. steekt het Langetang-Flak af. Aan de W.znde van beide een rood drijfbaken. Aan de O. en NO.zn'dfen van Biörnö vullen kustbanken bijna de geheele ruimte tot den oever van Fyen. Aan B.B.zflde van het vaarwater witte drflfbakens. Aan S.B. ZW. van het Katterö-Rev roode drijf bakens. De West-toegang, die ook betond is, heeft 4 tot 6 vadem water; in de Fiord staat onregelmatig 3§ tot 5 vadem; in den Oost-toegang staat 2 vadem. In de haven van Faaborg staat 19 tot 21 voet. Van af Biörnö naar Svendborg liggen aan de N.zijde van het vaarwater de Hansebugt en de NakkeböUe-Fiord, gescheiden door het eiland Store-Sveimö en de daarvan afstekende droge zandtong. Meer om de O. steekt de Laargrund en de Rödlok uit. Betonning: witte drijf bakens. Aan de Z.zflde liggen Flaeskholm, waarvan het FlaeskholmFlak in N. riehting zeef ver uitsteekt en 3 mfll daar beO. Skaarö, waarvan het Skaarö-Rev. J mfll in NO. richting uitsteekt. Betonning: roode drflfbakens. De vaarweg is 1 mfll breed met regelmatige diepten van 7 tot 10 en 11 vadem op klei en modder. Men stuurt na .het passeeren van de Avernakkö-Trille ongeveer OZO. (ZO. t. O.) tusschen Sfore-Sveimö en Korshavn en dan N 90° O. (O. t. Z.), N. langs de drflfbakens van Flaeskholm Flak en Skaarö-Rev tot men bij den hoek Lehnskov is, dien men op 0.2 tot 0.3 mijl rondt en men beN. Vornaes de Svendborg-Sund inloopt. W. van Fornds takt het Knude-Dyb om de Z. af. Aanvankelflk diep, verloopt het in een drempel met 2i vadem. 204 KLEINE BELT. De Svendborg-Sund. die tusschen Vornds en Lehnskov IJ mijl breed is, loopt 4J mül om de ONO.; de kustbank valt aan beide oevers gedeeltelijk droog, het meest aan de Z.zflde, waar zfl, van af 1 mfll binnen den toegang, J mnl breed is en er een eiland op ligt. Oödmanden. Op dezen drempel, ZW. van St. Jörgen, over de geheele breedte van de Sund liggende, staat slechts 5 voet water. In de gebaggerde geul staat 14 voet. Betonning. Bü den hoek Vornds een rood-wit drijfbaken met opstaanden bezem over een stroowisch; aan de Z.zflde van de gebaggerde geul roode drflfbakens 'met bezems; aan de N.zflde witte drflfbakens met stroowisch. Zooals bfl beschouwing van de kaart blijkt, zfln a aiF de vaarwaters, die naar bovengenoemde plaatsen °' leiden, zeer smal en bochtig en de merken, om vrfl te loopen van de talrijke ondiepten, zfln lastig te vinden voor degenen, die niet plaatselijk bekend zfln. Een vreemde zal de hulp van een ervaren loods inroepen, om deze beide havens te bereiken. In de Svendborg-Sund worden kleine lichten getoond, indien een vaartuig verwacht wordt. Te Svendborg staat langs de kaden 22 voet water. In de stad wordt een levendige hander^edreven, is een scheepsbouwwerf en een helling groot genoeg om schepen van middelmatigen diepgang op te kunnen halen. "•f*.? Daar vanaf de Kleine Belt in den toegang echter niet meer dan 14 voet water is, moeten schepen met meer diepgang door het Oostelflk vaarwater, waarin 22 voet water, van af de Groote Belt, naar deze stad komen. Bfl de bovengenoemde redenen, die er toe leiden een loods te nemen kan ook nog opgemerkt worden, dat de stroom in de Svendborg-J&und, hoewel gewoonlflk 1 tot 2 mfll sterk door stormachtig weer kan toenemen tot 3 a 4 mfll. Het Oost-vaarwater, van Svendborg naar de Groote Belt, ligt W. van het eiland lurö en O. van het eiland Taasinge. Van beide eilanden steken ondiepe kustbanken af, die een geul van 180 M. breed en 24 voet diep vrfl laten. AERÖ 205 Bfl den Z.toegang steekt van den hoek Slotsltage de MiddelGrund, met 7 voet, 0.8 mijl in OZO. richting af. Van Jurö steekt, aan de N.zflde van het vaarwater bfl Grönodde, een rif 0.2 mfll in ZZW. richting uit.. Van de ZO.punt van 7urö steekt het Turö-Rev 0.7 mfll in ZO. richting af. Betonning. De W.- en Z.zijden met witte, de O.- en X.zijden met, roode drflf bakens; bovendien: Belboei Middelgrund op het midden van de bank; ZO. van Turö-Rev een roode spitse ton met opstaanden bezem. Men loopt bfl dag het vaarwater van de O.zflde in, door de kerk van Bregninge N 272° O. (W. t. N.) ineen te brengen met het kasteel Valdemar. Verder stuurt men op de betonning of ■op de geleidelflnen der lichtopstanden. Geleidelichten Taasinge, Turö, Filekrog, Christiansminde. Zie L.l. No. 201, 202, 203, 204. Havenlicht Christiansminde. Op den NW.hoek van het hoofd van een bruinen paal een wit licht niet zichtbaar in W.lflker peiling dan N 304° O. (NW.). Op de Z.punt van Frederiksö een groen licht. 'Ion. Een rood-wit drflfbaken met bezem en stroowisch ligt in 1} vadem, ZW. van het kustrif, dat van Frederiksö afsteekt,, aan de W.zflde van den O.toegang naar Svendborg. Aan den rand van de kustbank dukdalven. Zie vervolg bfl Groote Belt blz. 24?. . Men kan Skioldnaes, de N.punt van dit eiland, het laatste aan de Oostzflde van den Z.toegang naar de Kleine Belt, vrfl dicht naderen; in de Söby-Bugt, binnen den hoek, is, in 7 tot 8 vadem, een goede ankerplaats beschut voor alle winden tusschen ZZO. en WNW. maar blootstaande aan Noordelflke winden, die een onaangename zee doen ontstaan. In de kleine haven, 120 M. lang, 9 M. breed, Soby. ' &' ' staat 9 voet water. Op het Oostelflke havenhoofd van 1 Augustus tot 1 Mei een klein rood licht. 206 KLEINE BELT. Licht Skioldnaes. Zie L. 1. No. 207. Op den Noordwesthoek van het eiland Aerö. De ruimte tusschen Avernakkö en laasinge aan de NO.- en Aerö aan de ZW.zflde wordt aan de NO.zflde gevuld door eilanden, waarvan de grootste zfln Dreiö en Store-Egholm, met de afstekende banken. Dwars van . Skioldnds laten zfl, indien men op bekwamen afstand van den wal van Aerö blflft, een 3 tot 4 mfll breeden vaarweg vrfl. BeO. den toegang naar Aeroskiöbing beslaan de banken en eilanden, vrfl wel de geheele ruimte tusschen laasinge Aerö en Langeland en laten alleen zeer nauwe en ondiepe geulen vrfl. MÓrkedvb- ^et ^örkediep, een der bovenbedoelde geulen, Marstal £eleid met eerst 6 vadem, later afnemend tot 10 voet, met een grooten omweg, Z. van Dreiö en Hiorto, N. van het Eghotmflak, dat van Store-Egholm uitsteekt, verder ZW. van Birkholm en Bredholm en over de vlakte ZW. van Strynö naar Marstal. In de ondiepe geul vooral zfln de kanten steil. Betonning. Bfl den N..toegang een rood-witte verkenningston met bal; aan de Z.- en W.zflden roode drflfbakens met opstaande bezems; aan de O.zflde, (W. en Z.zflde van de Grenshage), witte drflfbakens met stroowisschen en een rood-wit drflfbaken met een opstaanden bezem boven een stroowisch. ZO. van den Veire-Grund een roode ton met 2 bezems. Z. daarvan een wit drflfbaken met stroowisch. Ruim IJ mfll WZW.lflk liggen naar Marstal: een rood-wit drflfbaken met bal; een rood-witte belboei; verder witte drflfbakens. De witte geleidelichten Marstal, zie L.l. No. 208, geleiden van de roode ton met opstaande bezems naar de roode geleidelichten (No. 209) en deze naar de haven. In den Z.toegang naar Marstal, tusschen Aerö-Hale en Langesand, staat slechts 6 voet. Verkenningston, een rood-wit drflfbaken met bal. KIELSNOR. 207 „ , In deze baai, aan de O.zijde van Aerö, tusschen Urehoved en Breininge, is men goed beschut tegen alle winden, behalve die tusschen NO. en NW. In den toegang liggen bulten met 22 voet; de kustbank steekt hoogstens J mijl uit. •• ttXM ^e ^eiQe haven, 'met ongeveer 12 voet, ligt °' H mfll ZO. van Urehoved. Betonning. Aan de W.zijde van de geul 2 staken met bezems, aan de O.zijde eèn met stroowisch. Loodsen. Als zoodanig kunnen zich aanbieden plaatselijk bekenden. Op den ZO.hoek van de haven van 1 Juli tot 1 Mei een rood vast licht. Van Skioldnaes tot Veisnaes-Nakke is de ZW.zflde van het eiland Aerö zeer steil; van af deze Z.punt loopt de oever in O.lflke richting tot Aerö-Hale fErikshatleJ, de Oostelflke punt van het eiland. Schepen vinden in de bocht, tusschen de 2 laatstgenoemde hoeken, op de kustbank een tijdelijke ankerplaats, beschnt tegen Noordelijke winden. 11 mfll ZO. van Veisnaes ligt Gulstav-Klint, de Zuidpunt van Langeland, waar de Kleine- en Langeland-Belt te samen komen. De kustlijn springt, hier in Noordwestelijke richting 4 mnl terug en de kusten van de eilanden Aerö en Langeland vormen met de bijliggende banken, een ruime baai, waar men beschutting vindt voor aflandige winden. De kustbank bn Gulstav-Klint, wordt aan de Z. en W.znde aangeduid door tonnen met bezems. Vlakten van °P deze vlakten' ZW" en Z" van Aerö' .„ . staat 4£ en 3i vadem water: ze znn dus Voarups en v Veisnaes VOOr scnePen met niet te grooten diepgang niet gevaarlijk, ze kunnen zelfs van zeer veel nut zijn, wanneer men bfl mistig weer de Kleine Belt inloopt, omdat men ze kan aanlooden en daardoor de plaats van het schip kan bepalen. Licht Eielsnor. Zie L. 1. No. 210. Aan de ZO.zijde van Langeland. 208 KLKIXE BELT. LTiteinen. Deze woiden hier getoond op dezelfde wijze als bij andere Deensche vuurtorens. 1. IJs in den Noordelijken ingang van de Groote Belt. 2. IJs in het W. vaarwater van de Groote Belt. 3. IJs in het O. 4. IJs tusschen Giedser en Darsser-Ort. a. Het Schultz'B-Grund-Wcht schip is niet in station. b. Het Bvale- Grund-lichtschip is niet in station. c. De lichtboeien zjjn weggenomen. is °Ö den iD&ang, tusschen de hoeken Böknis en Nienhof, 5 mfll breed. Behalve bfl den ingang waar 2 banken zfln nl. de Stotter-Grund en de Mittel-Grund, zfln er geen losliggende gevaren. Stoller-Grund DeZ6 uit#estrekte vlakte, heeft een plek, waarop 16 voet water, ongeveer 2 mfll N 40°O. (NO. J O.) van den ronden hoek bfl Nienhof, die daarvan gescheiden is door een geul, waarin 6 tot 8 vadem water staat. Betonning. Lichtboei Kiel. O. van den Stotter-Grund een roode ton toonende een vast licht met verduisteringen, iedere 8 sec. 4 sec. duister (4—4). De Z., W. en N.tonnen zfln wit, met de voor die hemelstreken bepaalde topteekens. Aan de landzijde van de geul, die den Stoller-Grund van de kustbank bfl Nienhof scheidt, roode drflfbakens; de W.lflke 220 VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. Licht BÜlk. Zie L. k No. 227. Op den lagen ronden hoek aan de W.znde van den ingang naar de Kiel-Fiord. Is het lichtschip Bülk in station, dan worden op den vuurtoren geen mistseinen gedaan. Inlichtingen over ijs. Zoowel hier als aan den tegenovergestelden wal kan men loodsen verkrijgen. Lichtschip Bülk. Zie L. 1. No. 226. O. van de Kleverbatik in 10 vadem water, Deze kustbank steekt met verscheidene gevaarKleverberg. plekken van af den hoek Bulk * myi uit Betonning. Aan de O.zflde een rood drijfbaken met witte ruit; aan de ZO.zflde een rood drijfbaken met B. als topteeken; . binnen de eerste ton, op $ mnl ONO. van den hoek, een roode stompe ton met bal. „. , „ l De ingang van de fiord ligt tusschen den hoek Tfipl-PMnrd u Bülk, de Oostpunt van Sleeswijk eenerzijds, en Bottsand, den Noordelijksten hoek van Holstein anderzijds; in de fiord,- die in Zuidelijke richting ongeveer 8 mijl het land indringt, is het vaarwater 2 mn'1 breed en van 8£ tot 10 vadem diep, zoodat er voor het grootste schip ruimte en diepte genoeg zijn om zelfs met tegenwind in of uit te loopen. Tusschen Friederichsort aan de W.znde en Möltenort aan de O.zijde, vermindert de breedte tot J mnl, daarna wordt de fiord weer 2 maal zoo breed en wordt de eigenlijke reede van Kiel, waar van 6 tot 7 vadem water staat, gevormd. Ter hoogte van Düsternbrok, ongeveer 1 mnl N. van de stad Kiel, versmalt de fiord tot ongeveer 1200 M. en loopt vandaar trechtervormig toe naar binnen. Dicht bfl de stad staat niet minder dan 5 vadem water. Dan neemt de diepte naar de W.zijde tot 2 vadem af, zoodat kleine schepen bij het ZW.einde van de reede den wal tot 80 M. kunnen naderen. De lengte der reede van Friederichsort tot Kiel is ongeveer 4 mfll. De eigenaardige vorm der oevers, welke bestaan uit 24 tot 30 M. hooge zandheuvels, beurtelings uit- en inspringend, beschermt de reede tegen de gevaren van NO.lflke winden. KIEL. 221 Licht Friederichsort. Zie L. 1. No. 228. Aan de W.zijde, voor het fort, op den rand van het bfl laagwater droogvallend rif. Lichten Batterie-eck Zie L. 1. No. 229. Ten einde, van het K. Wilhelmkanaal komende, gemakkelijker naar zee te kunnen sturen, op den Batterijhoek, aan de O.zflde van de Fiord. De in 1914 ingevoegde roode vaste.sector van N300°O. tot N320°O. (NW. i W. tot NNW.JW.) komt in de lichtenlflstl918 niet meer voor. ,. , , Op den kop van den N.dam van een witten Havenlicht .. . / ■. „. , ^ ^ flzeren lichtopstand op 3£ M. boven water een onbewaakt rood vast licht, zichtbaar tot 3 mfll in ZW. richting. .,. ,, Op dezen hoek, aan de O.zflde van de fiord, op Licht „, „ . , ; . , , . "i M. boven water een klem onbewaakt rood Kitzeherg. »K5ÈJWi# tot ... ° licht, zichtbaar tot 4 mnl. Voor plaatselflke doeleinden worden verscheidene havenlichten getoond. Ook zfln bfl het Strandegaard, Etterbekdok, de Wühelminenhöhe, Büsternbrok en in de haven kleine lichten. ^ ^ De fiord is betond volgens het Duitsche stelsel °' (zie de Bfl lage). Voor schepen, die van het Oosten komen, is de verkenningston de zwarte brulboei; voor die van het Westen de roode lichtboei, O. van den Stoller-Grund. De le ton aan B.B. is een zwarte belboei, de le ton aan S.B. een rood drflfbaken met ruit, O. van de Kleverberg.Bank. Verder aan B.B. zwarte spitse tonnen, waaronder verscheidene lichtboeien, aan S.B. roode drflfbakens. Van om de Noord komende, is het beter de zflde te houden bij den hoek Bülk, omdat de uitgestrekte bank aan de Oostzflde van den ingang zeer steil is. 222 KIEL-BAAI. BH dag. Men houdt den slanken Nicolaaskerktoren van Kiel N 209° O. (ZW. J Z.) inéén met den witten vuurtoren van Friederichsort. Even voorbij Labo gaat men een weinig naar B.B., zoodat men de roode villa Seeblick bij Büsternbrok N 211° O. (ZW. f Z.) inéén ziet met de kerk, waarna men in dit merk kan sturen tot bn Kitzéberg, om dan de S.B.zflde van het vaarwater te houden, waar zelfs de grootste schepen genoeg water vindèn. Bij nacht. Het licht van den hoek Bülk verkend hebbende moet men in den vasten sector van het licht van Friederichsort ongeveer N 206° O. (ZW. f Z.) naar binnen sturen. Zoodra het roode licht van Labo in N 89° O. (O. f Z.) in zicht komt, moet men op behoorlijken afstand langs Friederichsort gaan, en er binnen ankeren, tenzij men goed plaatselijk bekend is. Men kan dan midvaarwaters verder sturen tusschen de O.lijke rg meerboeien en de lichtboeien 9 en 10. In de Kieler-Fiord moeten alle schepen uitwijken voor de Duitsche oorlogsvaartuigen; deze waarschuwen hiervoor door het geven van een langen stoot van 5 sec. op de sirene of op de stoomfluit. Tor Reede Kiel kan een zeer groot aantal schepen liggen; langs de kaden staat 16 voet water. Bij Ellerbek, tegenover Kiel, zfln uitgestrekte dokken gemaakt, ook kan men alle behoeften verkrijgen, terwijl de stad door den spoorweg in verbinding staat met alle plaatsen van Europa. Tijdsein. Zie Bijlage. „ . Deze waterweg verkort den afstand van de TvaJlS6ï> ... Noordzee naar de Oostzee; men begon met de Wilhelm- doorgraving in 1888 en het kanaal werd in 1895 * opengesteld voor groote oorlogsschepen; het kanaal begint 2 mfll boven Brunsbüttel aan de N.zflde van den mond van den Elbe en eindigt in Kiel-Fiord te Holtenau, een van de diepste havens van de Oostzee. Het kanaal is 53 mfll lang; de bodembreedte is 40 M., in de vaargeul staat 36 voet minste water. De wisselplaatsen, 450 M. lang en op den bodem 60 M. breed, liggen ongeveer 6J mfll van elkaar. Aan iedere zflde van het kanaal is een dubbele schutssluis. Lichten. Te Holtenau bfl den ingang van het Kaiser Wilhelmkanaal verscheidene kleine lichten. FEHMARN-80ND. 223 Vrnwel alle schepen znn loodsplichtig. Men vraagt Loodsen. ^jj een loods door de natievlag of het sein P.T. boven den kattestaart in den voortop te hijschen; bfl nacht toont men 2 lichten naast elkaar op den boeg. Indien er geen loods kan komen, wordt bn dag wimpel D. onder de keizerlijke Dnitscbe vlag getoond, bfl nacht 3 roode lichten boven elkaar. Bij nacht worden, ten teeken, dat er een loods zal komen, 3 witte lichten boven elkaar getoond. t ^et nemen van een l°ods *s verplichtend voor alle schepen, behalve voor die, welke door het kanaalbestuar worden vrijgesteld. N. van Stem, waar een steenen havenhoofd De kust beO. de ^ gteekt een ondiepte met j| vadem Kieler-Fiord. 15Q0 M nit den wa]. jn den omtrek zjjn nog verschillende ondiepten. Bij Kolbergerheide, den lagen hoek O. van den ingang naar de KielFwrd, steekt een ondiepte IJ mijl uit de kust. NO. daarvan, 5| mfll N83°0. (O. JZ.) van den vuurtoren van Bülk, ligt de reeds genoemde zwarte brulboei, die als verkenningston dienst doet. 2 Mfll ZO. van den hoek staat dicht aan het strand de wit en zwart horizontaal gestreepte kaap Schönberg. Een driehoekig terrein wordt aangeduid Baggerstortplaatsr door een roode lichtboei aan de W.- en bij Kolberger Hei e. gen aftn de £.-zijde, beide toonende een oranje vast licht; bovendien een groene spitse ton met 2 opstaande bezems aan de N.- en een dergelijke ton met 1 opstaanden bezem in het midden van de ZW.zijde. Deze baai, een breede inham tusschen de Hohwacht Bucht. ^ , v. , , w, c . v„j* u„ Kïel-Fiord en de Fehmarn-Sund, biedt beschutting aan tegen winden van W. door Z. tot O., maar winden uit een andere richting veroorzaken een onaangename zee, waarom schepen, wanneer zulke winden doorkomen, onmiddellijk onder zeil moeten gaan, want staat de wind uit zee flink door, dan is het niet mogelijk om de baai uit te zeilen. 224 VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. Roode tonnen duiden tjjdelflk voorwerpen aan die in 4$ vadem ter beproeving liggen en gemeden moeten worden. Bn' Steinwarder een smalle landtong, beO. den O.hoek van de baai, steekt de kustbank, die bezaaid is met steenen, 0.7 mijl uit. Voorbij het eiland Graswarder is de kust zeer laag tot Papenort, bij den toegang naar Fehmarn-Sund, tt M- tt x* In deze kleine haven, binnen het W.einde Heiligen Hafen. n , . ... , ° van Graswarder, bereikbaar door een ge¬ baggerde geul met 13 voet, staat 10 tot 11 voet. Betonning. Aan den NO.rand van de bank bij Graswarder 2 witte drflfbakens, de N.lflke met N., de Z.lflke met O.topteeken. Verkenningston. Voor de geul een roode bakenton met bal. Meer naar binnen volgens het Duitsche stelsel. , , . Op de reede, in 3f vadem, met het licht van Ankerplaats. Stmndhaus J 22r 0 (ZW 4 w > Kleinere vaartuigen dichter onder den wal. _ , _ Deze straat tusschen Holstein en het eiland Fehmarn-Sund. „, , , Fehmarn is bevaarbaar voor schepen met geringen diepgang. Groote schepen kunnen er niet doorheen, omdat in het Oostelflk deel hoogstens 14i voet water staat. Bfl de W.zflde van het eiland Fehmarn ligt een uitgestrekte ■vlakte het Flugge-Sand, waarvan de 3 vademlfln 2J en de 5" vademlfln 6 mfll beW. den hoek Flugge ligt. Betonning. BeW. de 5 vadem op ongeveer 54° 26'J N.B. en 10° 46' O.L. een witte stompe brulboei met W. topteeken. De bank biedt een goede ankerplaats in het bijzonder in 2 of 3 vadem water nabij het eiland, waar de hougrond beter is, dan meer naar buiten. Licht Heiligenhafen. Zie L.l. No. 231. Bfl Strandhaus O. van de stad, Z. van het vaarwater. Licht Flugge. Zie L.l. No. 232. Op den ZW. hoek van Fehmarn. FEHMARN. 225 Xicht Strukkamphuk. Zie L.l. No. 233. Op dezen hoek aan de W.zijde voor de Fehmarn->fiund. De bovengenoemde onbewaakte lichten N 305° O. (NW.) inéén geleiden door het O. deel van de Fehmarn-Sund. N.lflk van Flugge nadert de 3-vademlfln geleidelflk de kust en ligt er b\j den MarkdsdoTfer-Huk, de NW. punt van Fehmarn, slechts J mijl af. Xicht Markelsdorf. Zie L.l. No. 234. Ongeveer f mfll Z. van den hoek. Loodsen bfl Orth. Bfl Orth een stel kleine geleidelichten rood en wit, indien stoomschepen worden verwacht. De Fehmarnsund, die Fehmarn van het schiereiland Grossenbrode scheidt, is 4 mfll lang en op het nauwste deel f mfll breed. De O.zflde is verstopt door een drempel met 7 tot 9 voet, waarover een geul van een mfll lang, 60 M. breed en 16 voet diep is gebaggerd. Tusschen Stein Warder en het 4 mfll om de O. liggende Papenort steekt aan de Zuidzflde het kustrif ver uit. Het Grosseiwroder-Steinriff steekt met IJ tot 2 vadem IJ mfll en met 2J tot 3 vadem 2J mfll om de W. uit. De Noordzflde van de Westtoegang wordt gevormd door de banken met minder dan 3 vadem, die de Orther-Bucht opvullen. Van af Strukkamphuk is de steile rotsige kustbank aan de N.zflde tot 0.2 mfll breed. Betonning. Aan de Z.zflde NW. van het Steinriff een roode bakenton met bal, als verkenningston*; Ni van het Steinriff, roode tonnen met bal, de eerste spits, de laatste 2 stomp. Aan de N.zflde, in minder dan 3 vadem, op de bank in de Orther-Bucht een zwarte spitse ton. Tusschen de veerhavens is een hoogspanningkabel; hiervoor is aan weerzijden een rood steenen kabelhuisje gemerkt met een K. Aan de N.znde der gebaggerde geul zwarte spitse tonnen; aan de Z.zflde roode stompe tonnen; 15 228 FEHMARN-SÜNÏ). den wal is de bank gevaarlijk door steenen niet minder dan 3 vadem water. Aan de O.zijde van dit deel een witte ton met 0. topteeken. Het is niet raadzaam op de bank te ankeren, daar de bodem rotsachtig is. De Lubeckbaai omvat de reeden van Neustadt en Travemünde, die zooals van de kaart blijkt, gemakkelijk te bevaren zijn. Deze haven, ongeveer 2 mijl W. van den hoek Neustadt. Pelzer, geeft tevens toegang naar een strandmeer. In de gebaggerde geul naar de haven staat 19 voet water, in de haven zelf 18 voet. De geul is betond. Men kan hier levensmiddelen en scheepsbehoeften verkrijgen; ook kunnen kleine herstellingen worden verricht. Gevaren en Betonning. Aan de N.zijde van den toegang is van af Pelzerhaken de kustbank hoogstens i mijl breed. Het Steinriff, dat aan de W. en ZW.tójde met 3 vadem 1 mijl, en met 3 tot 5 vadem 2J mijl uitsteekt, is bultig en rotsig. msfrië De kustbank steekt aan de NW.zijde van de baai 1 mijl uit, De verkenningston van Neustadt is een rood-zwarte bakenton met bal; aan den W.rand van de bank, aan de O.zijde van het vaarwater, 2 witte staken'met rood W.topteeken; aan den O.rand der bank, aan de W.zijde van het vaarwater, 1 witte staak met zwart O.topteeken. In 2f tot 3f vadem bij de verkenningston met Ankerplaats. de kerk van Neustadt N 5° O. (N. t. 0. | 0.) in het midden van den haventoegang. Men kan van af den hoek Pelzerhaken N 282° 0. (WNW. | W.) op den Pohnsdorfermolen in de gele rots, Z. van de haven, sturen, tot men de kerk van Neustadt in den haventoegang ziet en verder op zicht van tonnen. De kust is, tusschen Neustadt en Iravemünde, hooger; bijna overal naderen de heuvels den oever. Bij Brothen of Brodten, waar het op blz. 227 genoemde Stein-(Stonerif) uitsteekt, is de oever steil. ■ TRAV15 M Ü X DE. 839 De toegang is ongeveer 2J mijl breed. Travemünde-baai. Het kasteel Pötenitz, aan de O.zijde, is zeer kenbaar. Stoomschepen van meer dan 200 M8. laadvermogen Loodsen. zijn loodsplichtig. De loodsbooten voeren de Duitsche keizerlijke vlag met de wapens van Lübeck in rood en wit en een dubbelen adelaar. Men kan de rivier de Trave opvaren met de Lübeck. j^jp van eeQ ioodSj dien men te Travemünde kan verkrijgen. Hoewel in de haven van Travemünde 26 voet water staat, mogen alleen schepen met 25 voet diepgang binnenkomen en met slechts 23 voet diepgeng opvaren naar Lübeck, liggende 12 mijl van de monding der rivier. De waterweg wordt op kosten van de stad Lübeck belangrijk verbeterd en later zullen waarschijnlijk schepen met meer diepgang tot die stad kunnen opvaren. Ten gevolge van lange doorstaande winden kan de waterstand ter reede van Iravemünde soms 3 voet minder bedragen en een enkelen keer zelfs 6 voet. De 150 M. breede haventoegang ligt tusschen het N.hoofd; dat in O. richting en het Z.hoofd, dat in NO.richting loopt; de bodembreedte is 105 M. De gebaggerde geul loopt in NO. richting, is 0.6 mijl lang en 90 M. breed bij een diepte van 25 voet. 400 M. zeewaarts van de verkenningston een rood Lichtboei en zwart verticaai gestreepte ton, toonende een Lübeck. scftirferlicht, ieder 3 sec. een schittering van 1.5 sec. duur (1.5—i.5). Aan de NW.zijde van den toegang een roode brulboeimet b&l. Betonning. Aan de ZO.zijde van den toegang een zwarte verkenningston met het opschrift Lübeek en als topteeken een wapenschild boven een driehoek; tot aan de havenhoofden in de geul roode drijf bakens met ballen aan S.B., zwarte spitse tonnen aan B.B. Binnen den toegang dukdalven. 230 VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. Licht Travemünde. Zie L.l. No. 239. Aan de NW.zijde van de Trave op 320 M. van het strand. Mistsein. Met een sirene van een sleepboot liggende bij het buitenste roode drijfbaken met bal, elke 3 minuten 2 snel opvolgende stooten. Geleidelichten Priwall. Zie L. 1. No. 240. Geleidelichten Travemünde. Zie L.l.No. 241. „ ,. , Op het hoofd, aan de W.zijde van de rivier, een Havenhcbt . JTVI _ .. , qroen vast licht. Travemünde. T , , ... . ., \ In den vaarweg naar Lubeck aan S.B. witte schitterlichten (1,5—2,5); aan B.B. roode groep schilterlichten (1,5—1,5—1,5—3,5). Een schip, dat van het NO. komt, ziet, als het dwars is van den Walkyrien-Grund, de hooge pyramidevormige torens van Lübeck; meer naar binnen loopend, verdwijnen deze achter het hooge voorland, maar men ziet den slanken toren van Travemünde in de vlakke vallei, den vuurtoren en het badhuis en aan de O.zijde de kerk van Eïmenhorst en het kasteel Pötenitz. Men brengt daarna de geleidelichten van Priwall N 220° O. (ZW. f W.) inéén en stuurt door de geul tot de groene vaste geleidelichten N 252° O. (W. f Z.) inéén zijn en men daarop naar binnen stuurt. Overdag heeft men nog leiding aan de bebakening en betonning. Men moet goed rekening houden met'den stroom en, indien deze uittrekt, bij den haventoegang de Z.zij de van de geul houden. Indien de gevraagde loods niet naar buiten kan komen, wordt aanwijzing gegeven met het „wenkbaken". Zie Bijlage. Stroomseinen. Op het wenkbaken. Een bal aan de N.zijde: intrekkende stroom. „ „ „ Z. „ : uittrekkende „ Ankerplaats. In 9-} vadem op modder en klei met den lichttoren N 235° O. (ZW. t. W. | W.) en het kasteel Pötenitz N188°0. (Z. t. W. | W.) WISMAR. 231 Van Travemünde tot Lübeck is de rivier gemakkelijk te bevaren, ook bij nacht. Men moet echter bekend zijn met de plaatselijke verordeningen Bebakening. Aan S.B. roode dukdalven.met bal en witte schitterli chten; aan B.B. zwarte dukdalven met rood groep scftifterlicht. . . Tusschen den hoek Store-Klutz ten W. en den Wismar-Baai. hoek Buk ten Q ügt de wismarbaai met het eiland Poel, dat de reede van Wismar beschut. Tusschen den hoek Tarnewitz en den NW. hoek van het schiereiland Wüstrow liggen voor de kust talrijke ver uitstekende banken, waartusschen vaarwegen naar Wismar. De W. oever van de baai, de Boltenhagen-Bucht, tusschen de hoeken Klutz en Tarnewitz, is schoon en biedt bij Z. winden, beW. de Lieps, een goede ankerplaats. Van den hoek larnewitz steekt een lange zandrng eDS' in den vorm van een halve maan meer dan 3J mijl uit. Op deze bank, met slechts 3 voet water, ligt aan den Oostkant een 1200 M. lange droge rug. De Hannibal, een groote plaat, met slechts 7 voet water, NO. van de Lieps, hiermede verbonden door een zandrug, steekt 7 mijl NO.lijk van larnewitz uit. Binnen den rug, die de Lieps aan de Hannibal verbindt, steken aan de O.zijde van eerstgenoemde bank de Schweinsköthel met IJ tot 3 vadem, de Sechersgrund met 2J vadem en de Middelgrund af; de eerste twee liggen aan de W.zijde van den vaarweg naar Wismar. Van den hoek Hohenwischendorf steekt een rif 0.8 mijl af, van den hoek Fliemsdorf, waarop een kenbare boom, een rif 0.2 mijl. Beide riffen liggen aan de ZW.zijde van den vaarweg naar Wismar. De Oostzijde van den toegang. Het schiereiland Wüstrow, waarvan aan de NW.zijde het rotsige Wüstrow-rïf. van 270 M. bij den NO.hoek tot IJ mijl bij den ZW.hoek uitsteekt. Het eiland Poel, met den lichttoren van Timmendorf en 2 kapen; de NW.lijke, de Ereienboom 10J M. hoog, met vijfzijdig topteeken, staat 1 mijl NW. van Kirchdorf; de ZW.lijke, een'20 M. hooge pyramide met kruis, staat bij het ZW.strand. WARNEMÜNDE. 233 en de hooge Mariaketk en in dit merk sturen tot bij de zwarte ton no. 5 van de Platte, waarna men f streek Zuidelijker stuurt met den boom op Fliemsdorf een weinig aan B.B. tot bij de zwarte ton no. 8 endaarna^N. i 35° O. (ZO. fZ.) naar de geleidelijn der bakens, die men N 341° O. (N. t. W.) achteruit inéén krijgt en dan in tegengestelde richting naar de geul stuurt, waarin men verder op zicht van tonnen vaart. Men kan het Grosz-Tief in loopen met deMmakerkN476°0. (Z. f W.) in den molen van Poel. Men heeft dan in het bochtende vaarwater leiding aan den lichttoren van Timmendorf en de tonnen. Bij nacht kan men N 207° O. (Z W. J Z.) in den NO.lijken witten sector van Timmendorf loopen; men gaat dan in 3| tot 4f vadem over het O.einde van de Hannibal. Zoodra men (5 vadem loodt moet men ankeren en den dag afwachten. De loodsen, welke aan de W.zijde van het eiland Poel wonen komen op sein aan boord. Zij voeren een rood-witte vlag waarin een anker op blauw veld. Licht Timmendorf. Zie L.1. No. 242. Aan de W.zijde van het eiland Poel. Van de lage zandige landtong, die Wüstrow aan het vaste land verbindt, loopt de kust 4 mijl NO. tot den hoek Bük en dan 5f mijl 0.1ijk naar Heüigenaam. Het binnenland is hoog, maar de heuvels naderen de kust niet, hoewel deze op sommige plaatsen steil is. Licht Bük. Zie L. L No. 243. Op een 78 M. hoogen berg, aan de O.zijde van de Wismarbaai, IJ mijl Z. van den hoek. Warnemünde. Vaü den hoek Bük Ioopt de kust 15 mi^ in O.lijke richting tot de kleine haven Warnemünde en vandaar in NO.richting naar den uitspringenden hoek Darsser-Ovt. De kustbank, die eerst ongeveer 0.3 mijl breed is, wordt, vanaf IJ mijl beW. Warnemünde, 0.5 mijl breed. Bij den hoek Bük steekt de TroUe-Grund, met minder dan 5 vadem, 1.3 mijl uit. Te Warnemünde staat tusschen de hoofden in den toegang 234 WISMAR-BAAI. naar de haven 20 voet water en schepen met 18 voet diepgang kunnen tot Rottock aan de Warnow opvaren. Waterstandseinen, volgens het algemeene Duitsche stelsel, bij den ingang naar de haven aan een mast bij den vuurtoren. Vreemden zijn verplicht een loods te nemen; kunnen de loodsen ten gevolge van Noordelijken wind niet naar buiten komen, dan geven zij door seinen den koers aan, dien men moet sturen. Van Warnemünde is de bnter- Warnow tot Eostockbevaarbaar door schepen met 15J voet diepgang. Licht Warnemünde. Zie L. l. No. 244. Aan de W.zijde van den ingang. Mistsein. Op het Westelijke havenhoofd iedere 2 minuten^ 2 snel opvolgende schoten en luiden van de klok, indien de mistseinen van een naderend schip gehoord worden. Havenlichten Warnemünde. Op den kop van den W.dam een groen vast licht; op den kop van den O.dam een rood vast licht. Bovendien om de haven binnen te loopen en de geul in de Breitling, een verbreeding van de benedenrivier, te kunnen bevaren, verscheidene stellen rood, oranje, donker-oranje, vaste en schitterlichten. Sommige lichten worden ontstoken of gedoofd al naar het noodig is, in verband met de ligging van de vaargeul, die dikwijls na hevige stormen is veranderd. Van Warnemünde tot Darsser-Ort, 23 mijl om de NO., liggen buiten de kustbank, waarvan de 3-vademlijn tusschen Warnemünde en Wüstrow ruim 1 \ mijl uitsteekt, geen gevaren. 2J Mijl west van het dorp Wüstrow ligt een zwart-wit geblokte brulboei „Wüstrow W" met W.topteeken. Licht Wüstrow. Zie L.l. No. 245. IJ mijl ZW. van het dorp. Zeilaanwijzing. (Zie ook Cadet-Renden blz. 264.) Het is gewenscht bij het varen langs dit kustdeel, in het bijzonder bij dik weer, het lood gaande te houden, daar soms onregelmatige stroomen met 5 mijl snelheid ZO. naar de kust van Mecklsnburg zetten. Men zal dan trachten in ten minste NW. TOEGANG NAAR STRALSUND. 235 10 vadem te blijven. De Cadet-Renden met 11 tot 15 vadem; tusschen de bank, waarop het Gjedser-Rev, en de kustbank van MecMenburg is daarbij van veel nut. Bij Darsser-Ort buigt de met duinen bezette kust scherp om de Oost. Bif Darsser Ort Het rif, met 6 tot 12 voet water, op een bank met minder dan 5 vadem, steekt in NO. richting ii mijl van den hoek uit. ' Aan de NO.zijde een witte liehtbelboei met O.lijk topteeken, toonende een rood schitterhcht, ieder 12 sec. een schittering ▼an 4 sec. duur (4—8). Licht Darsser-Ort. Zie L.l. No. 246. Op 210 M. van het strand achter lage duinen. Van Darsser-Ort loopt de kust eerst 13J mijl in OZO. richting tot Pramort en vertoont afwisselend duinen en dennenwoud, waartusschen eenige kerktorens. De 3-vademlijn is Z. van Darsser-Ort-iÜ. i mijl uit den wal, verwijdert zich dan geleidelijk daarvan en ligt bij Pramort op "1 mijl. Prerow Bank Deze ondiepte, met Ü voet water, 1| mijl Oost van het Darsser-Ort rif, is 3 mijl van N. naar Z. lang en IJ mijl breed; de N.punt ligt 3J mijl NO. van Darsser-Ort. Betonning. Aan de N.zijde 2 witte tonnen met N.topteekens liggende 360 M. O.—W. van elkaar; 540 M. beN. deze tonnen liggen bulten met 19 voet water ; 2 mijl NNW. van de tonnen aan den N.rand van de 5-vadem een wit drijfbaken met N.topteeken; aan de Z.punt van de bank een wit drijfbaken met Z.topteeken. _. Deze bank, met 3J vadem minste water, 13J r tagene mijl NO. van Darsser-Ort en 2 mijl WNW. van üruna. „ , , üornbusch, is ongeveer 1 \ mijl in het vierkant. Aan de N.zijde in den zomer een witte lichtbrulboei, in den winter een witte ton met N.topteeken. 236 NOORDKUST VAN POMMERN. Lichtbrulboei gen wme bakenton met N.topteeken, toonende Plantagenet- ^ ^ y en D ^ _ Grund. Wanneer men in de omgeving van Darsser-Ort vaart, moet men er wel op Ietten de reeds beschreven Prerowbank te vermijden; waarom men in niet minder dan 7 vadem water mag komen, tenzij men het voornemen heeft beO. den hoek DarsserOrt te ankeren. Van Pramort loopt de kust ongeveer 6 mijl in O.lijke richting tot Geilen en vandaar 9 mijl in N.lijke richting tot Dornbusch, de Noordpunt van het eiland Hïddensö. Hierdoor wordt een ruime baai gevormd met in den ZO.hoek < tusschen Geilen en' het Bock-Sand, de Geilen- en de Tierendehlf strom, de WJijke toegang naar Stralsund. De 3-vademlijn verwijdert zich hier nog verder uit den wal en loopt NO.lijk naar Dornbusch; de lijn ligt NW. van den toegang naar den Gellenstroom 3 mijl uit den wal, terwijl er zeewaarts nog bulten zijn met 2f vadem. De ondiepte steekt, beN. het O.einde van het Bocksahd, 6 mijl uit. De bank bij den toegang naar den VierendehlBock-Sand. $trom is zeer ondiep, de 5-vademlijn blijft 7 mijl uit den wal, terwijl het binnenste deel bijna geheel droog valt. Ongeveer 3| mijl N 228° O. (ZW. t.W.) van Dornbusch bij de N.punt van de bank in 3J vadem water een belboei. De verkenningston van het vaarwater naar Vaarwater naar s dat men tracbt te houden op 13 voet Stralsund. diepte, ligt in de lijn van den vuurtoren bij Geilen en een daarachter gelegen kaap met untten driehoek, als topteeken, Nl07°O. (ZO. t. O. i O.) inéén; verder naar binnen heeft men behalve de verschillende tonnen volgens het Duitsche stelsel, eerst de lichtopstanden bij den Vierendehl-Grurul, dan de lichtopstanden bij Barhöft en ten slotte de lichtopstanden op het Bock-Sand. Alle schepen zijn loodsiplichtig. Loodsen komen de schepen, tegemoet, soms tot de belboei. AHKUNA. 337 Licht Geilen. Zie L.l. No. 247. Aan de W.kust van Hiddensö, IJ mijl Z. van het dorp Neuendorf. De overgang van tvit ia rood in de peiling N106° O. (ZO. t. O. f O.) geleidt, evenals de lijn kaap in vuurtoren, de van het Westen komende schepen in 12 voet naar de verkenningston van den Gellenstreom. Geleidelichten Vierendehl-örund. Zie L.1. No. 248. Op het midden van de bank. Deze lichten inéén geven het vaarwater aan in den Gellenstroomv&n af de verkenningston tot tusschen de zwarte tonnen n°. 6 en 7 BeN. de verkenningston tot de belboei staat volgens de kaart, lf vadem en minder water. Geleidelichten Barhöft. Zie L.l. No. 249. Op een punt Z. van den hoek. De lijn der lichten inéén voert van af de ton n°. 6 naar binnen tot Barhöft. Geleidelichten Bock. Zie L.1. No. 250. Op het ZO.deel van de bank. De lijn dezer onbewaakte lichten inéén geleidt van de lijn der Barhöfüichten naar de verkenningston van Stralsund. Licht Dornbusch. Zie L.1. No. 251. Op de hoogste duinpunt van het NW. deel van het eiland Hiddensö, dat van af de Geilen (de Z. punt) 9J mijl om de N. loopt met een grootste breedte van 1 mijl. Na Neuendorf, waar de kustbank met 3 vadem nog 3 mijl afsteekt, nadert de 3-vademlijn den wal en is er bij Dornbusch slechts 0.1 mijl af. Tusschen de hoeken Dornbusch en Dranske ligt de Libben, een ondiepe baai met den N.lijken toegang naar Stralsund, waarin 8 voet. Lichtbelboei rooc^e *°D> t°onende een groep schitterhcht Libb E ieder 15 sec. 3 schitteringen, (1—2—1—2—1—8). Geeft 's zomers de S.B zijde van het water aan. Wordt 's winters vervangen door een rood drijfbaken. 238 VAN DE KLEINE BELT NAAR DE OOSTZEE. _ , Van den hoek Dranske loopt de kust 3J mijl Kaap Arkona. ^ N0 richting tot den hoek Möven-Ort, dan 5 mijl in Oostelijker richting tot Kaap Arkona. De oever tusschen deze punten is steil en loopt geleidelijk op naar de kalkrotsen bij Arkona, het N. einde van Rügen. Op den hoogen oever Z. van den vuurtoren zijn 2 bakens, die inéén leiding geven over het rif, dat bij den hoek uitsteekt. Het W.lijke hooge heeft als topteeken een vierkant, het O.lijke een mand. Aan het uiteinde van het rif in 4| vadem water een witte ton met 0. topteeken. Licht Arkona. Zie L.l. No. 252. Op het uiteinde van de kaap. Van het W. komende kan men tusschen Dranske en Kaap Arkona den wal op 0.8 mijl naderen. Bij dik weer moet men zorgen het hooge land bij Bakenberg niet aan te zien voor Arkona. Wanneer men van bet Oosten komt moet men bij slecht zicht zorgen het licht van Arkona niet te verwisselen met dat van Kollicker-Ort (zie beschrijving Oostzee). Inlichtingen over ijs. Men moet Kaap Arkona op een veiligen afstand, minstens 1 mijl, ronden, omdat buiten de 5-vademlijn, N. van de witte ton, nog verschillende ondiepten met minder dan 4 vadem liggen. Zie voor vervolg Deel II de Oostzee. HOOFDSTUK IV. DE GROOTE BELT. De vaarweg van uit het Kattegat naar de Groote Belt is door. het Seierö diep en van daar O. van het eiland Samsö naar den eigenlijken ingang tusschen Revs-Naes (Reef-Ness) en de N.punt van Fyen. Al deze vaarwaters zijn reeds in hoofdstuk I uitvoerig beschreven en wordt daarheen verwezen (zie blz. 165 enz.) De Groote Belt gaat tusschen Seeland en Laai and, aan de O.zijde, en Fyen en Langeland, aan de W.zijde. De lengte tot bij Gulstav-Klint, de Z.punt van Laaland, is 62 mijl. Het deel O. van Langeland, Z. van de lijn Omö-Hov heet Langeland-Bélt. N.lijk van genoemde lijn verdeelt Sprogö met de afstekende banken de Belt in een Oster- en een Vester-Renden. Bybe-Rende DeZÖ diepe geul, met n"118*6118 10 vadem, slingert zich, met een breedte van 3J mijl, afwisselend tot zelfs 180 M., 0.1ijk van den Vengeance-Grund, door de Groote Belt, zoodat schepen met 30 voet diepgang den zeearm kunnen bevaren. Bij helder weder is het gemakkelijk in meer dan 7 vadem te blijven. Bij nacht en goed zicht is, dank zij de uitstekende bevuring, het varen bijna gemakkelijker dan overdag. Bij dik weer zal een diepgaand schip goed doen te ankeren. De bodem bestaat bfjna overal uit klei, biedt goeden hougrond, maar geeft weinig aanwijzing. In de diepere geulen vindt men meestal een laag Blik; op en bij de banken een laag zand. 240 DE GROOTE BELT. Daar er slechts weinig goede geleidemerken zijn Kompassen. moej zejfs een matig diepgaand schip, om de gegeven koerslijnen nauwkeurig te kunnen volgen, zorgen vóór het bevaren van de Groote Belt de kompasfouten nauwkeurig te bepalen. Nalatigheid in deze kan schade veroorzaken. _ Deze diepe inham, tusschen de hoeken Reef. KaUundbqrg- Nesg en As.NeSy ongeveer 5 mijl N.—Z. van* elkaar, loopt in ZOJijke richting; in de baai liggen buiten de kustbank, die 0.2 tot 0.4 mijl uitsteekt, geen gevaren; men heeft hier met alle winden, behalve die nitNW. en W. een goede tijdelijke ankerplaats. In het vaarwater naar deze haven binnen in de Kal un borg. gor(j ^% voet water. De witte drijfbakens met stroowisch, ZW. van de Gisselörekustbank, liggen in 2 vadem, behalve die met 2 stroowisschen, die in 6J vadem, J mijl beO. den vuurtoren ligt. Licht Gisselöre. Zie L.1. No. 256. Op den Z.hoek van het schiereiland. Bovendien worden zoo noodig nog verschillende kleine groene, roode en witte lichten getoond. Licht As-Nes. Zie L.l. No- 257. Op den NW. hoek. Bij den hoek steekt een rif, met slechts 7 voetwater, As-Nes. ongeveer j .} miji m j^r. richting en van de ZW.zijde in W.-richting 2 mijl uit den wal. Ton. Aan de W.zijde, in 6 vadem, een witte stompe ton met 3 afhangende bezems. Ongeveer 1100 M. ZW. van deze ton ligt een bultje met 4 vadem water. Bij het passeeren van het rif moet men zorgen den vuurtoren van Reef-Ness niet beN. N7°0. (N.t.O.iO.) te brengen; met deze peiling loopt men ook beW. den Lysè-Grund, bestaande uit 3 afzonderlijke plekken, met 2J tot 3 vadem water en den Elefant-Grund, een ondiepte met slechts 10 voet water. ï Ton. Aan de W .zijde een witte stompe ton met 2 bezems. De laatste ondiepte ligt zeer gevaarlijk in het vaarwater.