JOHANNES BOSBOOM G. H. Marius en W. Martin Johannes BOSBOOM tMet 80 heliogravuren en lichtdrukfón in toon en in /{leuren UITGEGEVEN DOOR MARTINUS NIJHOFF TE 'S-GRAVENHAGE 1917 AQUAREL UIT DE SERIE „ATELIER". Bij Mevrouw van Tienh INHOUD. Blz. Voorbericht 1x Inleiding Hoofdstuk I ^ Leerjaren en zelfstandig optreden g Hoofdstuk II 2I De vroege kerkinterieurs .... 21 Hoofdstuk III 2q Kennismaking en huwelijk 29 Hoofdstuk IV ^7 De Bakenesserkerk VIII INHOUD. Hoofdstuk V 45 Zwaarmoedigheid en zorgen 45 Hoofdstuk VI 53 Een nieuw onderwerp 53 Hoofdstuk VII "3 De Hoofdkerk te Trier 63 Hoofdstuk VIII 79 Het atelier aan de Veenlaan 79 Hoofdstuk IX 93 Huiselijk leven 93 Hoofdstuk X io3 De laatste jaren 103 Letterkundige gegevens over en beeltenissen van Bosboom 115 Lijst van werken van Bosboom naar tijdsorde . . . .121 Lijst van afbeeldingen buiten den tekst 154 Lijst van afbeeldingen in den tekst 157 Register op de door Bosboom behandelde onderwerpen " en door hem bezochte plaatsen 159 Verbeteringen en toevoegsels 101 BOSBOOM'S ATELIER. Aquarel. Bij Mevrouw van Tienhov< VOORBERICHT. Niet als eene gelegenheidsuitgave werd dit boek begonnen, ofschoon het verschijnt in het jaar, waarin de honderdjarige geboortedag van den grooten Haagschen schilder wordt herdacht. De aanleiding, om ons in zijn kunst en persoon te verdiepen, werd het lezen van hetgeen Rodin over de Fransche Kathedralen schrijft, over de mysterieuse schemering daarin, over het mooie binnenvallen van het licht, zóó, dat wij, verder hierin doordringend, ons onder het lezen naast de teekeningen van den grooten beeldhouwer meer en meer de waterverf-schetsen van Bosboom dachten. Toen later door de waardevolle inlichtingen, in de eerste plaats van de zijde der familie Bosboom, vooral van den heer J. Bosboom X VOORREDE. Nzn., van oude vrienden van het echtpaar Bosboom-Toussaint, van schilders die den meester aan het werk zagen, door de verschillende uitgaven van brieven van den schilder en diens vrouw, alsmede door enkele onuitgegeven fragmenten, de persoonlijkheid van Bosboom ons nader was gekomen, hebben wij getracht de ontwikkeling zijner kunst tot eenheid te brengen met den gang van zijn leven. Zoo wij ons bij de keuze der te reproduceeren werken in het algemeen meer door het mooie dan door het historisch-belangrijke lieten leiden, hebben wij deze toch bij de beschrijving zijner artistieke ontwikkeling doen aansluiten. Ondervonden wij bij het opsporen van het werk van Bosboom, waarvan veel zich in Engeland en Canada bevindt en zeer veel ook hier te lande in ons aanvankelijk onbekend bezit, in het eerst allerlei bezwaren, zoo werden deze door de adreslijsten der in voorbereiding zijnde Bosboom-tentoonstelling, wier secretaris, Mr. H. F. W. Jeltes, vele eigenaars opspoorde, niet weinig verminderd. Het eenigszins naar tijdsorde groepeeren, het hier en daar vaststellen der data bood nog grooter moeilijkheden. Indien wij niet een leiddraad gevonden hadden in de brieven van den schilder en zijn vrouw, in de catalogi der tentoonstellingen der Hollandsche Teekenmaatschappij, ons welwillend door het huis Boussod, Valadon & Cie ter raadpleging afgestaan, en in onze aanteekeningen uit andere catalogi, uit oude kunst-tijdschriften enz., zou het ons onmogelijk geweest zijn, de schilderijen, waterverfteekeningen en schetsen eenigszins naar tijdsorde te groepeeren. Het nagaan vooral van wat van de waterverfschetsen naar de natuur is gemaakt en wat indrukken zijn, ontstaan misschien om een volgens de eischen van den tijd afgewerkt olieverfschilderij in waterverf te overtreffen; het onderscheiden welke in de latere jaren ontstane aquarellen al of niet gemaakt zijn op oude schetsen of op een vroegeren aanleg — en hiertusschen liggen soms tientallen van jaren—dit alles berustte eerst veelal op vermoedens, welke echter meer dan eens op verras- VOORREDE. XI sende wijze zijn bevestigd door het vinden van een datum, het vergelijken met een schilderij of een mededeeling uit een brief. Bij het volgen van Bosboom's ontwikkeling als schilder hebben wij getracht aan te toonen, dat zijn kunst vrij was van die Protestantsche beginselen zijner beroemde echtgenoote, waarvan de geschiedenis herhaaldelijk den invloed in de werken van den grooten meester heeft meenen te zien. Aan allen, die hunne schilderijen en teekeningen ter reproductie afstonden, in de eerste plaats aan H. M. de Koningin, onzen dank. De vele en velerlei steun, dien wij bij het schrijven van deze studie ondervonden, is ons een bewijs van de hooge achting voor de kunst en de persoonlijkheid van hem, aan wien zij is gewijd. 's Gravenhage, April 1917. G. H. Marius. W. Martin. KERK TE MAASLAND. Rijksmuseum. Schilderij. INLEIDING. Toen de Bosbooms eens in Bloemendaal zouden komen bij Busken Huet, schreef Mevrouw Bosboom—Toussaint: «het hangt van Bosboom af en deze van zijn werk, en dat rampspoedige werk (wordt nooit weer dominé, maar wordt ook nooit schilder!) schijnt maar altijd tot den mond der haven te komen, zonder er ooit in te loopen, als de Vliegende Hollander met zijn schip. Mijn goede beste man werkt, werkt, werkt! maar hij heeft den hartstogt voor het ideale — een ideaal dat hij bereiken wil en waarvoor hij alles opoffert, zich zeiven het eerst". *) *) Mr. J. N. van Hall, Uit de brieven van Mevrouw Bosboom—Toussain aan Busken Huet. Gids, 1905,1417 vlgg. 2 INLEIDING. „Wordt nooit schilder!" Wat is dan die kunst van schilderen, die wijkt wanneer men haar wil naderen, die kunst, die bijwijlen in een gelukkig uur, op een gelukkigen morgen, tot den schilder komt als een genade, om dan weer maanden lang nagejaagd te worden, soms een heel leven zonder bereiken; het ideaal, dat zelfs voor de grootsten onder de kunstenaars eeuwig wenkt ? Een onophoudelijk wegen van licht en donker en halfdonker, van krachten, van lijn en van kleur en van waarden, van gevoel en kennis, van emotie en bezinning; een toestand, waarin droom en waarheid, onbewustheid en wil een diepzinnig spel spelen, waarbij de kunstenaar zijn geheele persoonlijkheid als inzet geeft en dat hem vrij wat meer kost, dan wij, genieters der schilderkunst, ooit zullen beseffen, of waarvoor wij ooit dankbaar genoeg kunnen wezen. Het „ideaal", waarvoor Bosboom alles opofferde, zich zeiven het meest, hij schrijft er niet over in zijn brieven en wie zal in staat zijn, de verlangens van een kunstenaarsziel te begrijpen en ze onder woorden te brengen ? „Les confidences d'un artiste sont dans ses oeuvres..." zegt Redon. Evenzoo bij Bosboom: ofschoon hij in de notities over zijn eigen leven duidelijk uitgesproken heeft, wat hij van een waterverf-teekening verlangde, bij zijn olieverf-schilderijen zijn wij geheel op het werk zelf aangewezen. In die schilderstukken is dit weliswaar minder onmiddellijk voelbaar dan in de studies en waterverfteekeningen, maar toch vinden wij in zijn kleinere schilderstukjes en studies — waaraan hij in de zestiger en zeventigerjaren zijn hart ophaalde — dat hij wilde dat alles, schaduwpartijen en licht, in de volle „paté" geschilderd zou zijn. Met de toen conventioneele manier van dunne schaduwen had hij weinig op. Hij kon zijn werk ondersteboven in de lijst zetten en er in dien stand aan schilderen, om beter te kunnen zien of alles wel „volgeloopen" en in één toon was. Op zoo'n stukje woog de verf soms even zwaar als het hout, maar hij wist er een bijzondere malschheid van licht en van kleur, 2. TRAP IN DE KERK ST. MACLOU TE ROUAAN. INLEIDING. 3 een groote sappigheid door te verkrijgen. Ofschoon eerst veel later, zoo ontwikkelde zich dus ook bij hem de kennis van het métier, de beheersching van de materie tegelijk met het esthetische begrip, tegelijk met zijn persoonlijkheid. In zijn meer dan eens uitgesproken wensch, dat zijn werk denstempel zijner persoonlijkheid zou dragen — dat het, zooals hij het noemt1), het mijne zou zijn — staat hij zeker niet alleen, maar het is bij hem een sterk op den voorgrond tredende eigenschap, wijl hij het objectieve met het subjectieve tot een zeldzame vereeniging wist te maken van fantazie en waarneming, van gevoel en kennis. „Een diepere waarheid!" Het was het woord van een Brusselsen recensent over een Hollandsen schilder *), dat hem diep trof, dat weerklank bij hem vinden moest, daar het de kern zijner kunst raakt. Hij had, gelijk de meeste schilders, die aankomen in een tijd, welke voor hun ontwikkeling niet gunstig is, zijn kunst zoodanig vrij te maken van de conventie van het onderwerp, dat hij zijn persoonlijk gevoel voor kleur, licht en toon, dat wil zeggen: zich zelf, kon geven in zijn werk. Om tot die vrijheid te komen, waarmede' hij dacht het hoogste te kunnen bereiken, moest hij zich „door zijn tijd heen" werken, moest hij zijn vak kennen, moest hij geheel zich zelf durven zijn. „Wat is in de kunst het hoogste?" vraagt Heine»). „Datgene wat in alle andere openbaringen van het leven het hoogste is: het bewustzijn van de vrijheid van den geest. Deze vrijheid openbaart zich in de kunst door de behandeling, de opvatting, den vorm, in geen geval door het onderwerp." Zoo is het ook bij Bosboom. Dezelfde onderwerpen, die hij in zijn jonge jaren schilderde en die in zijn omgeving gangbaar waren, schilderde hij tot het einde. Alleen de opvatting, de behandeling 1) Mr. H. F . W. Jeltes, uit het leven van een Kunttenaarspaar, Brieven Van Joh. Bosboom, blz i c 2) Victor Joly over Waldorp, 1845. Zie autobiografie van Bosboom. 3) Heinrich Heine, Prosa. 4 INLEIDING. werd allengs breeder, krachtiger, frisscher, de vorm werd vrijer. Had hij een motief geheel in zich opgenomen, het picturaal doorgevoerd tot in zijn volle consequentie en gevoelde hij dus, dat hij zijn onderwerp beheerschte, dan eerst kon hij aan zijn schilderslust geheel voldoen. Dan vond hij in die kerken, welke hij kende, allerlei intieme hoekjes: een paar verlichte zuilen in een zijbeuk, een stukje verlichte muur bij een armoedig preekstoeltje, een verrassenden schaduwval op verlichte pilaren. Kleine stukjes ontstonden dan, paneeltjes verwonderlijk rijp van kleur, verrukkelijk van smijdig schilderen, stukjes, die jaren lang voordat er bij ons op gelet werd, door den bij de Haagsche schilders zoo bekenden Engelschen verzamelaar Staats Forbes uit de hoeken van Bosbooms atelier te voorschijn gehaald en meegenomen werden. De hoogste expressie vond Bosboom evenwel in zijn waterverfteekeningen, in zijn reeds vroeg sterk persoonlijke aquarel, waar lij n en kleur—o wonder in dien tijd—dikwijls volmaakt tegen elkaar opwegen; ook in zijn eenvoudige schetsen, enkele malen ook in een olieverf-aanleg, waarin hij zichzelf zoozeer wist te geven, dat men plotseling ontwaart, daarin meer de diepten van zijn kunstenaarsnatuur te kunnen peilen dan in zijn meer imposante schilderstukken. In dit werk vond hij al vroeg zich zelf. De waterverf-schetsen, na zijn dood uit de portefeuilles te voorschijn gekomen, toonen, hoe vroeg hij reeds wist waarheen hij te sturen had, ook al moest hij zijn natuur nog voortdurend geweld aandoen met de eindeloos uitvoerige olieverfschilderijen, welke men nog tot '70 verlangde. Zoekt Bosboom in zijn olieverf later vooral het zware, het modelé in de volle pate, in zijn waterverf-teekening moest daarentegen alles dun1) zijn, doorschijnend. Naar zijn opvatting mocht men in een aquarel niet het effect van de olieverf hebben. Een verlangen, dat 1) Zie autobiografie. INLEIDING. 5 vrijwel tegen den tijd inging, ook al stonden Nuyen en Schelfhout in deze opvatting naast hem. Ook hierin bereikte hij steeds meer: steeds bewondering wekkender werd in de waterverfteekeningen de behandeling, de expressie. Geen van al de groote meesters onzer waterverf kunst wist zóó den indruk weer te geven of liever te suggereeren in nauwelijks uitgesproken lijnen, in tinten die schijnen te vervluchtigen; geen die bij zóó weinig toch zooveel vastheid wist te geven. Bosboom bezat een ongemeen begrip van den vorm, hij kende de beteekenis van de lijn, hij wist zamen te vatten. Van één zuil uitgaand, kon hij het heele bouwwerk construeeren in licht en donker, in bogen na bogen, in zuilen en kruisgewelven tot in de diepten achter het koor en tot in de hoogte van het middenschip, vanwaar loodrecht de zware kronen neerhangen. Hij hield van de hoogoploopende lijn, waarvan de scherpe omtrek zich verliest in de schemering der hooge gewelven. De buiging van die lijn naar het hoogste, gezien van uit een zijbeuk, en de gebroken lijnen der verkorte gewelfbogen, in de diepte samenvallend, gaven hem, te zamen met de mysterieuse, grootsche of sombere effecten, emoties die hij in de gevoelige waterverf zoo niet het stelligst dan toch het meest suggestief wist uit te drukken en te veraanschouwelijken. Hier kon hij lichter blijven, droomeriger, rustiger dan in de olieverf, die hem zelden of eigenlijk nooit geheel voldeed. Bosboom's kunst openbaart ons naast de genoemde eigenschappen nog een zeer merkwaardigen, moeilijk te definieeren, maar daarom niet minder wezenlijken karaktertrek: de bijzondere waardigheid en voornaamheid in zijn werk, die tevens eigen was aan zijn persoon. Reeds in zijn jeugd, maar vooral later, maakte deze waardigheid hem tot een aparte figuur in den kring van meesters, tot een kunstenaar voor wien men ook als mensch eerbied gevoelde. „ .... Niets doet meer /even, doet meer jong blijven naar den geest dan liefde voor een gedachte, dan streven naar een goed doel. Vooral, 6 INLEIDING. als gedachte of doel niet uit egoisme ontspruiten. Waar zelfzucht de drijfveer is loopt het in den regel uit op onvrede," schreef hij eens aan een zijner neven. Bosboom bezat een edelmoedige natuur: bewonderen wat groot was, verdedigen wat aangevallen werd, opkomen voor wat hem rechtvaardig voorkwam, het was hem een behoefte. En aan den anderen kant moest hij driftig uitvaren tegen wat hem verkeerd of klein van opvatting scheen. „Bewonderen en uitvaren," schreef een goede vriendin van Bosboom *), „hij deed beide met evenveel vuur en kracht." Beide kwamen uit zijn hart, het zonder voorbehoud bewonderen zoowel als het uitvaren, dikwijls zonder dat de oorzaak evenredig daaraan was. Nooit stond hij onverschillig tegenover iets; hij kon evenmin zwijgen bij het eene als bij het andere. Het was deze wisseling van stemming, die Mevrouw Bosboom zoo kon vreezen. En terecht. Want, bij zijn groote gaven als kunstenaar en zijn bijzondere gaven van hart en geest, bij de bewondering, die hem van het begin afin zoo ruime mate ten deel viel en de vriendschap, waarmede men hem tegemoet trad; niettegenstaande zijn bijzondere levendigheid van geest en de beminnelijkheid hem eigen bij de dikwijls naieve bewondering van zijn eigen werk, was zwaarmoedigheid hem niet vreemd. Zelfs de onbegrensde vereering voor zijn vrouw en de steun, dien zij hem gaf, ook de zorg voor de kinderen van zijn gestorven tweelingbroer en de genegenheid en jeugdige vroolijkheid en gezelligheid die zij op hun beurt aan hem verschaften, konden niet verhinderen, dat er dagen waren, waarop dit alles geen gewicht voor hem scheen te hebben, maanden dat zijn opgewektheid, dat heel zijn persoonlijkheid als onder een schaduw lag, tijden van moedeloosheid, waarin hij zijn atelier niet binnen durfde gaan... een toestand, die hem, ondermijnd als zijn gevoel van eigen- 1) M. W. Maclaine Pont, Persoonlijke herinneringen aan Mijnheer en Mevrouw Bosboom. Eigen Haard, 1891. INLEIDING. 7 waarde dan was, deed schrijven, dat hij wenschte, dat de kunst zijn bestaan niet ware. Doch met de reactie volgde er op deze perioden doorgaans een tijd van nieuwe opgewektheid, van nieuwe kracht, van vaster vertrouwen in zich zelf. Gelukkige jaren deze, waarin Bosboom zijn herwonnen krachten gebruikt om hooger te stuwen, om dieper nog in te dringen in zijn kunst, om forscher en vrijer zijn onderwerp overeind te zetten en meer nog zich zelf te durven wezen. Tijden, waaraan wij zijn meesterwerken danken. HOOFDSTUK L LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. Van den prachtigen opbloei van meesters, dje in de negentiende, eeuw de Haagsche School tot zulk een hoogte brachten, was Johannes Bosboom de oudste. Geboren in 1817, was hij zeven jaar ouder dan Jozef Israels, twintig jaar ouder dan Jacob Maris, die met Matthijs en Willem, met Mauve een nieuwe periode opende. Voor dit jongere geslacht was Bosboom de meester, over wien nooit dan met eerbied gesproken werd, wiens werk men hoog stelde. Een schilder uit deze generatie gaf op de vraag, of hij Bosboom's vroegere werk ook waardeerde, ten antwoord, dat zij — de schil- IO LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. ders van zijn tijd — zich nooit vermeten zouden hebben het eene werk belangrijker dan het andere te vinden, zóó veel eerbied voor zijn kunst hadden zij. Bosboom zelf kende zijn waarde eveneens. Tien jaar voor zijn dood heeft hij een soort levensbeschrijving samengesteld, waarin hij zijn loopbaan tamelijk uitvoerig beschrijft en ook van de schildertoestanden van die jaren een overzicht geeft. Wij bedoelen de bladzijden, waarboven hij in 1881 schreef: „Een en ander betrekkelijk mijn loopbaan als schilder."x) Zij waren niet voor openbaarmaking bestemd als in zoover, dat hij ze geschreven had ten behoeve van Mr. C. Vosmaer, die toen bezig was met het samenstellen van zijn folioboekwerk „Onze Hedendaagsche Schilders," waarin een hoofdstuk aan Bosboom is gewijd. Vermoedelijk schreef Bosboom zoo uitvoerig, omdat hij niet veel vertrouwen had *) in het oordeel van Vosmaer, die, evenals Dr. Beynen en Keiler, er wel over kon schrijven doch die op zijn atelier niets zag. Niettemin was hij met genoemd hoofdstuk van Vosmaer zeer in zijn schik. Het geschriftje van Bosboom geeft over zijn werk en de maatschappelijke belangen der schilderkunst in de eerste helft der vorige eeuw merkwaardige bijdragen. Uit de beschouwingen over het eerste spreekt een groote zelfkennis, uit hetgeen hij over de laatste schrijft ziet men zijn breeden kijk op hetgeen de schilders behoefden; uit het kleine met wijding geschreven aanhangsel blijkt de beteekenis, die zijn huwelijk met de romanschrijfster Geertruida Toussaint voor hem had. Ook voor het zuiver feitelijke: de jaren van zijn leerlingschap, de dateering van zijn hoofdwerken, is deze „autobiografie" van beteekenis. Zij vormt dan ook voor ons — gelijk voor vroegere biografen — het uitgangspunt voor deze feitelijkheden. 1) Het bandschrift, dat wij mochten gebruiken, is eigendom van den heer J. Bosboom Nzn. te 's-Gravenhage. 2) J. Bosboom Nzn., Brieven van A. L. G. Bosboom—Toussaint, blz. 127. LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. ii Den achttienden Februari 1817 werd Bosboom met zijn tweelingbroeder Nicolaas*) in den Haag geboren. Beiden werden door hunne ouders eenvoudig opgevoed. Zijn vader») Willem Johannes Bosboom en zijn moeder, Agneta Paulina Christine Willaars, uit een streng Luthersche Amsterdamsche familie, waren naar den geest van dien tijd orthodox. De grootvader van den schilder woonde in den Haag, waar hij notaris en vendumeester was. Of dit geslacht afstamt van den zeventiende eeuwschen Amsterdamschen bouwmeester Simon (1614— 1668) en diens zoon Dirck Bosboom, schijnt niet met zekerheid te zeggen. „Als schoolknaap was de Teekenles mij de liefste geworden," vertelt Bosboom in zijn autobiografie. Hij kreeg voor zijn teekenen reeds toen verahillende prijzen, o. m. op zijn twaalfde jaar een eereprijs op het teekeninstituut van het Nut en later daar nog weer een eereprijs voor vlijt en goed gedrag. De lagere school van W. van Heusden verliet hij in 1831 s) met een vereerend getuigschrift; in l833> '34 en '36 verwierf hij eereprijzen op de Haagsche Academie van Beeldende Kunsten. Of men daar toen scheutig mee was of dat dit als een bijzonderheid gold, weten wij niet. Hoe dit zij, Bosboom kreeg vergunning om schilder te worden en zoo kwam hij in 1831 op het atelier van B. J. v«n Hove, waar hij Sam Verveer vond, later bekend om zijn Scheveningsche buurtjes. Met hem en met Huib, den zoon van zijn leermeester, die toen nog op het atelier van H. van de Sande Bakhuyzen werkte, was hij veel samen. Af en toe liet van Hove hen helpen bij het schilderen van decoraties voor het tooneel, waarbij hij sinds 1830 als decorateur was aangesteld. „Dat meewerken onder leiding des meesters had — zegt Bosboom — voor ons het voordeel dat we ongezocht ken- 1) Overleden in 1862. Deze, N. Bosboom, is de vader van de Heeren Bosboom en van Mevrouw v. d. Broek—Bosboom, die nog zooveel van zijn studies enz. piëteitvol bewaren. 2) Mr. H. F. W. Jeltes, Uit het leven van een kunstenaarspaar. Brieven van Johannes Bosboom, bit. XI. *) J. Bosboom Nzn., in Onze Eeuw, Febr. 1917. De schilder bezocht de Academie van 1*31—35. 12 LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. nis maakten met de onderscheidene Bouwstijlen en landstreken, die in aanschouwing moesten worden gebracht, als ook met den aard der kleederdrachten (costumes) van verschillende Tijdvakken en Landen. En wellicht is het niet overtollig de onjuiste meening „dat Décoratieschilderen maar een ruw werk is," nogmaals te weerleggen meter op te wijzen hoe — behalve bovengenoemde kennis — evenzeer nauwkeurige Teekening en naauwgezette schildering worden vereischt om met Scfo'/derwerktevolsteannaast'iverie/tjke Voorwerpen en als omgeving van levende personen." Nadat Bosboom meegeholpen had aan het monteeren van Robert le Diable, Guillaume Teil, Gustave III, La Juive en dergelijke, deed hij ook later, nadat hij het atelier van zijn leermeester had verlaten, nog soms mede bij het schilderen van „Décoraties voor altijd nieuwe Opéra's." Dit laatste trekje wijst er op, hoezeer het perspectivische hem toen reeds aantrok. In die monteeringen vierde vooral de gotische stijl, volgens de opvattingen, die men daarvan vóór en nog kort na 1850 had, hoogtij: en Bosboom moet toen reeds zijn gaan verlangen, België te gaan bezoeken, waar zooveel gotiek te zien was. Hoezeer hij nog kort vóór '40 aan tooneel-décor hechtte, bewijst o. m. de uitvoerige sepiateeking, die de Heer J. D. Kruseman te 's-Gravenhage bezit en die in 1839 te Parijs is gemaakt onder den indruk van het derde bedrijf der opera Guido en Genevra. In deze teekening met twee plannen en een diep kerkverschiet ziet men voor het eerst de later door Bosboom meer regelmatig toegepaste methode om zijn interieurs sterk te verdiepen. Hiervan is een zijner St. Bavo's te Haarlem (1845) een voorbeeld en later in '50 de teekening van Gertruida Toussaint's kamer te Alkmaar In zijn aquarellen uit de jaren '35—'40 kan men nog een anderen i) Afgebeeld o. m. bij Berckenhoff, blz. 22. Het origineel, met een ander, dat de kamér van de andere zijde te zien geeft, is in het bezit van den heer P. C. J. M. Bosboom te 's-Gravenhage. LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. 13 invloed van zijn tooneelwerkzaamheid herkennen: dat hij bij de stadsgezichten de groote gebouwen gaarne als coulissen plaatst. Een voorbeeld hiervan is de op blz. 16 afgebeelde groote aquarel, een uitermate zorgvuldig behandelde teekening, die niet enkel door de ridderfiguren maar vooral door de lichaamloosheid der gebouwen ten duidelijkste aantoont, wat Bosboom nog te overwinnen had. Bosboom was inmiddels begonnen met het schilderen van gezichten op het Binnenhof1), het Stadhuis, den Vijverberg, stadsgezichten waarin hij niet alleen zijn leermeester nog op den voet volgde maar waaraan men — en dit nog veel later — den invloed van het decoratieschilderen kon zien in het coulisseachtig neerzetten der gebouwen, op dezelfde manier als hij dat doet met de figuurtjes in zijn vroege kerken. Ook ziet men dien invloed nog in het leggen van den nadruk op sommige details, teneinde het trompe-1'oeil te verkrijgen door er een donkere, vaak te donkere schaduw onder te zetten. In 1835 maakte hij met Verveer een studiereis naar Dusseldorp, Keulen en Coblenz»). Zijn „Gezicht op de Moezelbrug te Coblenz" werd later door Schelfhout gekocht, een voldoening voor den jongen schilder, die hem aanleiding gaf, Schelfhout te bezoeken, waardoor hij in den ouderen landschapsschilder een raadsman en vriend vond, die hem ook later nog aanmoedigde en over wien Bosboom altijd met waardeering sprak. Het jaar daarop ging hij op zich zelf werken in de ouderlijke woning aan de Dunne Bierkade No. 16. In 1836 had hij meegedongen naar de prijsvraag van de Maatschappij Felix Meritis met „een Stadsgezicht aan het Water met afvarend Beurtschip." Hiervoor kreeg hij den gouden eerepenning. In zijn !) Ook toekende hij in de Ridderzaal. Bij den heer H. D. H. Bosboom is nog een uitvoerige studie van een deel der bekapping. 2) Op den terugweg toekende hij o. a. te Utrecht een deel van den Dom van buiten, gelijk hij zelf vertelt in een zijner brieven (Jeltes, blz, 101). Tal van Dom-teekeningen uit dit jaar bezit de heer P. W. Bosboom. 14 LEERJAREN ÊN ZELFSTANDIG OPTREDEN. levensbeschrijving voegt hij er kinderlijk, aan toe: „Aan Verveer viel een verguld zilveren ten deel." In ditzelfde jaar exposeerde hij te Rotterdam de St. Janskerk in den Bosch, een stuk dat werd aangekocht door den verzamelaar de Bye. „De bijval hiermede behaald — de hernieuwde bekroning in Felix, nu voor eene „Kerk met invallend Zonlicht," gevoegd bij mijn bijzondere neiging om de indrukken weer te geven, die kerkgebouwen op mij maakten, leidden er gaandeweg toe dit genre tot mijn „hoofdbaan" te kiezen, in '37 België te gaan bezoeken en herhaaldelijk daar weer te keeren, aangetrokken door den overvloed van studie welke dat Land mij aanbood als door de groote voorkomendheid, die ik daar mogt ondervinden." l) Tot zoover Bosboom in zijn eigen levensbeschrijving. In deze jaren begint hij zich dus meer bij zijn onderwerp, kerkinterieurs, te bepalen, voorshands in Brabant en België, een enkele keer in Noord Holland zijn motieven zoekende. Ofschoon de stadsgezichten hem nog boeiden — eigenlijk heeft dit nooit opgehouden — raakten zij zoodoende allengs op den achtergrond. Het is begrijpelijk dat een Hollandsch schilder, die zich in kerken wil verdiepen, de streken zoekt waar de mooiste voorbeelden van Nederlandsch-gothische kerk-architectuur te vinden zijn; kerkinterieurs, die toen vooral een jongen schilder meer afwisseling boden omdat hij, naar de tijd het wilde, den beschouwer zijner schilderijen bijzonderheden te zien kon geven, beeldhouwwerk, houtsnijkunst, belangrijk als kunstvoorwerpen. Men heeft deze periode van Bosboom wel eens de Katholieke genoemd: ten onrechte evenwel. Bosboom was in alles de schilder, die picturale effecten en afwisseling zocht. Eer zouden wij zeg- 1) Hij kreeg reeds spoedig vele relaties tot de Belgische kunstenaarskringen en stelde veel belang in hetgeen daar omging. Zoo bracht hij o.a. in den Haag een album van aquarellen vanHollandsche artisten bijeen in verband met de oprichting van het Rubens-standbeeld te Antwerpen in 18+0. Conscience was hem daar zeer dankbaar voor. Zie J. Bosboom Nzn. in Onze Eeuw, Febr. 1917. LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. 15 gen was dit een teeken van jong zijn, waar men doorgaans veraf zoekt, wat men later naast de deur zal vinden. In 1839 reisde Bosboom met Cornelis Kruseman naar Frankrijk en bezocht Rouaan, dat in dien tijd nog een meer ongerept geheel vertoond moet hebben dan nu. Wij danken aan die reis o. m. Bosboom's bekende trapje in de St. Maclou ') en een Gezicht op de Parijsche Kade, dat niet op de hoogte zijner kerkinterieurs is. Bosboom had het voorrecht, aan te komen in een tijd dat in Frankrijk en België en ook in ons land oneindig meer steden- en gebouwenschoon te genieten viel dan thans. Alles, of althans zeer veel stond daar nog meer zooals het door den tijd was geworden. De door de eeuwen geheiligde monumenten der architectuur waren nog niet ontwijd door de door Viollet le Duc over de westelijke landen verspreide restauratieziekte. Zij boden den schilder een door hun oudheid rijper geworden schoonheid, waarin het rationalisme de voetstappen van den tijd nog niet had uitgewischt. Van die schoonheid heeft Bosboom in België jaren lang genoten, zoowel door het teekenen en schilderen van stadsgezichten als vooral door de hem toen boeiende drukke kerkinterieurs. Van de stadsgezichten is wel een van de vroegste het boven dit hoofdstuk afgebeelde „Gezicht op de Hallen van Yperen," dat getuigt van den grooten ernst in het streven naar uitvoerigheid, dat Bosboom in die studieuse jaren kenmerkt. In 1840 exposeerde hij te Antwerpen zijn Orgel in den St. Jan te 's-Hertogenbosch, waarvoor hem de groote bronzen gedenkpenning geschonken werd, „décernée aux artistes qui ont le plus contribué a la splendeur de la fête Bisséculaire de Rubens". Voor het indertijd zeer bekende schilderij Lux in Tenebris, het hoofdaltaar in de Augustijnen-kerk te Antwerpen, kreeg hij in Brussel een verguld zilveren medaille. Dit schilderij heeft door de zon, die er van boven op het altaar schijnt, iets mystieks, ook door de geloovigen, l) Zie af b. 2. i6 LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. die uit de schaduw van het koor naar het altaar opgaan als werd het altaar hun in dit fantastisch licht-effect tot iets van een wonder. Dit is een der weinige, maar stellig het eenige complete schilderij, waarin hij zulk een zuiver religieus moment uit het katholieke geloofsleven geeft. Bosboom was niet geloovig in kerkelijken zin: hij hield van het ideeële in alle geloof. Dit moet hem ook in dit moment getroffen hebben, zooals het zooveel gevoelio-e naturen treft door de ° GEBOUWEN MET EDELLIEDEN. Aquarel. idéé, door het mooie voor de oogen, door de traditie en door het eenvoudige geloof der menschen '). In 1845 ontving Bosboom in dezelfde stad een gouden medaille voor zijn „St. Bavo te Haarlem" en „Nieuwe kerk te Amsterdam". De St. Bavo is, als Lux in Tenebris, een in hoofdzaak symmetrisch gedachte compositie, maar in dit geval is meer naar een picturale dan naar religieuse stemming gezocht, terwijl men er tevens voor het eerst bij Bosboom aan onze oud-Hollandschekerkschilders denkt*). 1) Thans in de verzameling van den Heer Yzerman op Oosterbeek bij s-Gravenhage. Een fraaie stadie, bij Mr. D. van Houten. Een aquarel, die de stemming van het stuk zeer goed weergeeft, is eigendom van den Heer J. Bosboom Nzn. (af b. 3). 2) De schilderij bevindt zich thans in den handel te Utrecht. De verschillende teekeningen van deze opvatting van het onderwerp, alle van 184.5, vindt men in de lijst achter in dit boek. LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. *7 In '56 eindelijk kreeg hij de Leopoldsorde voor het „Koor der St. Jacobskerk te 's-Gravenhage", een groot opgevat werk, waarin reeds een eigen stemming spreekt en waarop wij nader terugkomen. Wij geven deze opsomming van onderscheidingen alleen omdat de schilder er zelf aan hechtte en ze in zijn autobiografie vermeldde. Voor ons zijn zij de bewijzen dat, al mogen wij, uit onzen tijdgezien, Bosboom's later werk hooger stellen, hij toch door zijn tijdgenooten van het begin af gewaardeerd en bewonderd werd en reeds vroeg boven andere schilders uitblonk. In dien tijd was het niet de kunsthandel, die door zijn relaties in zekeren zin de reputatie mee hielp maken, maar waren de tentoonstellingen voor onze schilders het eenige middel om in wijder kring bekendheid te verkrijgen. Hetgeen later de Hollandsche Teekenmaatschappij voor Bosboom was, dat waren in de vijftiger en zestiger jaren de exposities te Amsterdam, Rotterdam, den Haag en in zijn jeugd die te Antwerpen, Gent en Brussel, waar toen het kunstleven beter georganiseerd was dan in het Noorden. Het was om daar goed voor den dag te komen, dat hij in de veertiger jaren die groote, uitvoerige, in de as der kerk genomen interieurs zoo consciëntieus teekende en schilderde. Vooral ook kon hij op die manier verzekerd zijn van succes in zijn eigen land, waar bekroningen in in den vreemde toen meer golden, meer wezenlijke beteekenis bezaten dan in de tweede helft der negentiende eeuw. De schilderstoestanden ten onzent lieten toen nog al wat te wenschen. In den bloeitijd der Haagsche School werd dit beter en doordeoprichting der schildersgenootschappen stond ieder niet zoo op zich zelf. Hoe anders was het toen Bosboom aankwam! Arti et Amicitiae bestond nog niet. Pulchri Studio kwam nog later, en bij tentoonstellingen hadden de schilders niets te zeggen: zij konden niet, gelijk thans, een jury kiezen voor de bekroningen. Alles hing dikwijls af van den toevalligen gunsteling van den koning. 8) Thans bij den Heer A. Preijer te 's-Gravenhage. Zie af b. 15. i8 LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. Bosboom was zich dat alles bewust en ofschoon hij nooit gebrek aan succes heeft gehad en op tentoonstellingen zoowel als op zij natelier gedurig verkocht of bestellingen kreeg, klaagt hij er toch over: „Tijdens mijn optreden in de Kunst, liet de zelfstandige positie harer beoefenaars nogal te wenschen. Er ontbrak toen de noodige band tot onderling overleg om gemeenschappelijk te kunnen optreden waar het algemeene rechten of belangen gold. Er ontbrak Zelfbestuur en door het initiatief, het actief optreden van enkelen, hing het veelal af (of men er in slaagde) om aan dat gemis te gemoet te komen. Als onmondigen toch stonden zij doorgaans onder zekere Voogdijschap van Mannen, die, hoewel door de beste bedoelingen gedreven nog daarom niet op het beste oordeel noch op „uitsluitende bevoegdheid" aanspraak mogten maken, gelijk deze meenden te mogen doen." Aldus Bosboom in zijn „autobiografie", waarna hij vervolgt: „In die verhoudingen kwam verbetering nadat in 1839 de te Amsterdam wonende kunstenaars zich hadden vereenigd om den grond te leggen voor de Maatschappij Arti et Amicitiae. Met sympathie gesteund door die van andere plaatsen, werd op 4 en 5 Mei van het jaar 1840 te Amsterdam haar Inwijdings Feest gehouden door een kring van „Kunstenaars, Beoefenaars en Beminnaars der Beeldende Kunsten," die zich hadden verbonden om elk naar hun vermogen zaam te werken tot den bloei der Beeldende Kunsten en tot het oprigten van een Fonds voor Weduwen en Weezen van Gewone en Buitenleden dezer Maatschappij." „Hoe zamenwerken van „beoefenaars en beminnaars der Schoone Kunsten" met de Kunstenaars nog niet spoedig algemeen noodig (geacht) of gewenscht werd, moge o. a. hier uit blijken, dat eerst in '55 de werkende leden van het Schilderk. Gerfootschap Pulchri Studio door Burgem. en Weth. van 's-Gravenhage werden uitgenoodigd om twee hunner af te vaardigen als Leden van de Commissie van Beheer over de toen hier te houden tentoonstelling van schilderijen LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. !9 enz. en dat eerst twee jaar later de Exposanten werden gerechtigd tot het kiezen van een viertal hunner om deel uit te maken van de Jury voor de Bekronintren. „Om tot een en ander te geraken had ik mij sints lange heel wat moeite moeten geven, ja zelfs de ongunst beloopen van enkele onzer Beheerders, die allen bij de gewijzigde samenstelling van het Bestuur onzer Tentoonstellingen zich daaruit hadden teruggetrokken." Bosboom had — het blijkt hieruit en ook later nog herhaaldelijk — een sterk gevoel voor de gemeenschap. Zijn optreden in 1864 inzake het Nationaal Gedenkteeken op het „Plein 1813"!), zijn bezadigd2) doch beslist mede-ingrijpen in 1882, toen de leden der Hollandsche Teeken-Maatschappij opkwamen tegemhet meedoen aan een Kon. Genootschap van Nederlandsche Aquarellisten, en zijn invloed in dergelijke gevallen, bewijzen, dat zijn woord een zeker gezag had.3) Van onzen tijd uit gezien moge de kunst der schilders uit den tijd van Bosboom's ontwikkeling vooral individueele gemoedsbeweging en persoonlijkheid missen, er waren er, wier namen niet alleen een goeden klank hadden, doch die daarenboven het métier van het schilderen uitmuntend kenden. Zeker, er is vaak om de gladde Schelfhoutjes gelachen, doch wanneer men zijn vroege landschappen ziet, zooals in het Museum Fodor, dan beseft men dat een schilder als Jongkind veel van hem heeft kunnen leeren. De luchten van B. C. Koekoek mogen wat kartonnigzijn — wie schilderde in dien tijd luchten als Jacob Maris? —hij was toch een degelijk schilder, van wien jonge schilders zeker nog wat zouden kunnen leeren. Louis Meijer, de zeeschilder, moge zijn zeetjes wat conventioneel gearrangeerd hebben, er zijn toch kwaliteiten in, wier beteekenis voor het volgend geslacht niet moet worden onderschat. !) Zie zijn artikel in den Ned. Spectator 1864, blz. 193. 2) Zie: Notulen der Holl. Teeken Mij. blz. zi—z2. *) Hij was ook jarenlang bestuurslid van „Oefening Kweekt Kennis:" 20 LEERJAREN EN ZELFSTANDIG OPTREDEN. Dan was er de jonge Nuyen, die invloed had op zijn leerling Rochussen en voor Bosboom veel geweest is en, eindelijk, verreweg de belangrijkste van deze allen, de pittige stadsgezichtschilder Jan Weissenbruch, die, zes jaar jonger dan Bosboom, toch zeker door zijn gezonde schilderkunst invloed gehad zal hebben op de latere stadsgezichten van dezen. Zoo zouden wij kunnen voortgaan deze lijst uit te breiden. Wat Waldorp betreft, zijn werk doet ons wat strooperig aan, men zegt ook, dat hij zijn schepen niet zoo correct wist te teekenen als Schotel, maar dit neemt niet weg, dat Waldorp iets bekoorlijkers heeft, dat de tweede mist. Ontegenzeggelijk heeft zijne wijze van zien en werken den jongen Bosboom getroffen. En, al moge Waldorp's kerkinterieur in het Museum Fodor niet meer dan middelmatig werk zijn, toch kon Bosboom er iets aan hebben, al was het alleen maar de i je eeuwsche kleurnoot van warm rood tegen de witte kalk der muren. Doch, kan men ooit een groot kunstenaar geheel uit zijn rnilieu en door zijn leermeesters verklaren? Het heeft ons altijd getroffen, dat hij zich eer een milieu schept, en al moge dit op Bosboom niet geheel toepasselijk zijn, zeker is het dat hij aldra zijn geheele omgeving verre achter zich liet. KERK TE HOORN. Aquarel. Bij Douairière de Vos van Steenwijk. HOOFDSTUK II. DE VROEGE KERKINTERIEURS. Bosboom was geen hervormer en in den aanvang liet het zich niet aanzien, dat hij ooit iets anders wenschen zou dan wat de oude van Hove in staat was hem te leeren en, zoo de jonge Nuyen zijn bewondering had, Bosboom was in dien tijd niet rijp voor zijn invloed. Eerst tien jaar na den vroegen dood van dien beloftevollen schilder ziet men, dat hij een dieperen indruk op Bosboom had gemaakt. Niet gelijk b.v. Matthijs Maris, die op zijn tiende jaar zijn leermeester verbaasde door zijn kunde om een figuurtje in een schuit te schilderen, welke de laatste volgens eigen erkenning miste, of gelijk Willem, die op zijn 19e jaar een wei met kalveren schilderde, waar- 22 DE VROEGE KERKINTERIEURS. aan men nu nog niet uitgekeken raakt, wist Bosboom al dadelijk wat hij wilde. Evenals Jozef Israels was het eerst laat, eer hij boven zijn tijd uitkwam en zoo hij al spoedig onder zijn tijdgenooten meer op den voorgrond trad, dan was dit omdat zijn karakter hem in staat stelde tot degelijker studie, tot een juister gebruik van zijn talenten, tot dieper doordringen in zijn onderwerp, terwijl andere schilders zich nog al eens in het schilderijtjes maken verloren.Doch dat kwam slechts langzaam: het werk uit zijn eerste jaren vertoont nog geheel het karakter van den tijd; de verf behandeling is dikwijls slap, het licht is niet geconcentreerd, doch verloopt doelloos. Waar hij later den voorgrond vlak en in schaduw houdt als een mooie aanloop naar het licht, vindt men in zijn meeste kerkinterieurs vóór 1846 voorgronden in het licht, opgevuld met graftomben of andere monumenten, zooals in de Kerk te Hoogstraeten 1), een schilderij dat toen zeer in den smaak viel. Op dezelfde wijze behandelt hij in dien tijd het hoogcbeeld van Karei den Groote in de St. Servaaskerk te Maastricht2). Deze objecten boden hem een punt van uitgang. Bovendien vond het publiek gaarne veel te kijken op een schilderij, terwijl in het piëtisme dier dagen het grafachtige aan een zekere stemming tegemoet kwam. Den vrouwen leek dood en graf meer op deugd dan vreugde of schoonheid, woorden die in deze gevoelsatmosfeer niet voorkwamen. Dit ging zoover, dat grafmonumentjes, beschaduwd door een treurwilg, geenszins ongewoon waren op een albumblaadje en in verband met het haar van een dierbare overledene op een broche, in een ring. Bosboom had een tien jaar vroeger voor een jong meisje een kleine aquarel gemaakt met een voorstelling van een familie, die een graftombe bezoekt! Intusschen kon hij de drukke voorgronden nog niet missen. De verdeeling van licht en donker had hij nog niet voldoende in zijn 1) Van 1842. 2) Schilderij bij de firma van Wisselingh, aquarel bij de firma van Gogh, teekening bij den Heer M. Mouton te 's-Gravenhage (Bremmer No. 38). DE VROEGE KERKINTERIEURS. 23 macht om de verschillende plannen naar den achtergrond te doen schuiven zonder die coulisse-achtige hulpmiddelen; ook nog niet genoeg om de enorme ruimte van zoo'n kerkgebouw te kunnen vullen met schemering en licht. Zelfs de figuren in de zijbeuk of in het middenschip plaatst hij dikwijls nog als coulissen, ook als middel om diepte uit te drukken, wat hij later door schaduw en licht verkrijgt. De figuurtjes worden dan gebruikt om de lange perspectivische lijn langs zuilen en banken ongezocht te breken, te doen zwellen, om er een kleine nuance van schaduw of licht mee op te vangen of ook ze te gebruiken als dragers van een kleurnoot. Ook de teekeningen, meest schetsen, uit dien vroegen tijd hebben nog iets even lijzigs — zei iemand — als de lange/ waarmee hij toen zijn naam nog wel teekende. Dit blijkt, wanneer men dit werk met het prachtige latere van Bosboom vergelijkt; doch toen wij, bij gelegenheid dat de schilder Mesdag zijn waardevolle collectie teekeningen van Bosboom in Pulchri Studio liet zien, met een Belgisch beeldhouwer de vroegere teekeningen zagen, was deze verwonderd dat er in Holland zóó knap geteekend werd, zoozeer werd hij getroffen door de behandeing der monumenten, door die van het traceerwerktrapje i) en dergelijke, In de kerkinterieurs is Bosboom al dadelijk meer zich zelf dan in de stadsgezichten, waarin hij zich slechts weinig van zijn tijdgenooten onderscheidde, ook al was zijn schildering minder leerachtig dan die van Springer, levendiger van behandeling somtijds dan die van Bart van Hove. Al wist hij reeds vroeg, dat hij met kerkinterieurs moest doorgaan, omdat hij voelde hierin iets te kunnen bereiken, toch ontbraken hem nog de picturale qualiteiten, welke wij in zijn later werk zoozeer bewonderen. In den tijd dat hij met schilderen begon — in 1836 liet hij reeds betrekkelijk goed werk zien — gold het onderwerp alles, het ge- 1) In St. Maclou te Rouaan, van 1839. Af b. 2. 24 DE VROEGE KERKINTERIEURS. halte van het schilderij weinig of niets. Hieruit volgde, dat de schilders vooral afwisseling zochten in onderwerpen. In dezen tijd maakte Bosboom hierop geen uitzondering. Het imposante in zijn kerkinterieurs zoekt hij in dien tijd vooral in het omvangrijke van het motief, door zijn oogpunt in de as van de kerk te nemen. Wilde hij iets meer poëtisch geven, dan was het een kerk bij avondschemering of door de kerk 's avonds bij kaarslicht te schilderen of, zooals die te Hoogstraeten in 1844, met lamplicht. De critiek van die dagen kon langdurig uitweiden over de anecdotische opvatting van het onderwerp, zij kon zich in fantazieën daarover verdiepen zonder dat het haar in de gedachte kwam, dat de uitvoering meer beteekende dan het onderwerp. Mocht de voortreffelijke stofuitdrukking een enkele maal treffen, dan maakte de criticus verontschuldigingen alvorens hiervan te gewagen. Zoo zelfs nog in 1850 een zekere J. M., die, nadat hij den orgelspelenden monnik, thans in het Museum Fodor te Amsterdam (afb. 8) geprezen heeft, het waagt even op de stofuitdrukking te wijzen: „Lacht niet, wanneer wij het een belangrijke verdienste noemen, dat die muur van kalk, die banken van gewreven eikenhout en niet van stopverf zijn " Het publiek verlangde van een schilderij een zekere egale gladheid van factuur, waardoor hier te lande een nagenoeg algemeene techniek ontstond, welke zich niet, als in de bloeiperiode van de Haagsche School, tegelijk met het esthetisch begrip, te zamen met de persoonlijkheid van den artiest ontwikkelde, doch op de schildersateliers onderwezen werd. Bij het schilderen zijner kerkinterieurs kwam Bosboom kort na '45 tot de overtuiging, dat hier een vaster toets, een bewegelijker manier van schilderen noodig was, dat het licht zooals het in de verschillende deelen van het gebouw doordrong, malscher overgang noodig maakte en dat noch de verdeeling van de licht- en schaduwpartijen, noch de kleur voor het constructieve opgeofferd behoefden DE VROEGE KERKINTERIEURS te worden om het evenwicht te vinden. In het schilderstuk: „Protestantsche kerk, gestoffeerd met weeskinderen", in 1847 aangekocht voor de Pinakotheek te München, zocht Bosboom een meer deugdelijke uitbeelding, waardoor hij meerdere vastheid van behandeling kreeg, ook al offerde hij nog te veel aan de lauwe romantiek dier dagen. Ook zijn stadsgezichten worden natuurlijker en, al is in deze onderwerpen atmosfeer en logische ontwikkeling van het licht WlKKelmg van het llCht Z.JLPOORT TE LEIDEN. Schud»*. BSVi«,Un*l. nooit zijn kracht — het werd in die jaren ook niet gezocht—zoo is in zijn „Parijsche Kade te Rouaan"1) al iets meer luchtbeweging. Picturaal kwam hij met deze stadsgezichten niet veel verder, alleen in de kleinere stukjes in de zestiger en zeventigerjaren, zooals in de Zijlpoort te Leiden, hierboven afgebeeld, vindt Bosboom zijn uitdrukking. In deze jaren 1838—46 moet hij veel gewerkt hebben. Tusschen zijn reisjes naar den Rijn, naar België, 2) naar Rouaan, werkt hij in Delft, maakt hij studies in de Kathedraal in den Bosch, in de Hooglandsche Kerk te Leiden, in de Eusebiuskerk te Arnhem3) en van 25 !) Van 1839. 2) Antwerpen, Brussel, Dixmuiden, Mechelen, Leuven. 8) Schilderij bij den heer Dreesmann te Bussum. 26 DE VROEGE KERKINTERIEURS. het Oudevrouwenhuis aldaar en aldoor weer wat nieuws zoekend komt hij te Breda, te Wouw, in Hoorn, Purmerend, Alkmaar, Amsterdam en Oosthuizen 1). De Belgische en Brabantsche kerken hadden vooral bij zijn eerste bezoeken groote aantrekkelijkheid voor Bosboom. Er was veel afwisseling in door de beelden, door de altaren en ook doordien de kerken hem een natuurlijke en aardige afwisseling boden in de soepele figuurtjes der kapelaans, in de vlugge koorknapen en ook in de zwarte hoofddoeken, die de Vlaamsche vrouwen dragen, figuurtjes die in deze kerkinterieurs de juiste stoffeering waren. Daardoor waren zij hem in menig opzicht een uitkomst en wij gelooven stellig, dat zijn latere voorliefde voor de synagogen ook ten deele voortkwam uit de schilderachtige kleeding bij den dienst. Wij zien hieruit, dat de eenigermate historische kleederdrachten in zijn latere kerken niet voortkomen uit zijn liefde voor historie, maar dat hij, zooals trouwens de schilders destijds ook in het buitenland, de kleederdracht van toen niet schilderachtig vond. Kon hij weeskinderen of, in dorpskerken, kleederdrachten aanbrengen, dan was er van andere historische kleeding meestal geen sprake. Het is wel aan te nemen, dat het schilderen van deze kerkinterieurs hem in die jaren minder moeite kostte dan later. In het zelfde jaar reeds, waarin hij zijn studies maakt, komen hiervan telkens complete schilderstukken en aquarellen tot ons. Op alle tentoonstellingen zendt hij geregeld een werk van beteekenis in en doorgaans weer een nieuw x). Vermoedelijk wist hij onder de dunnere manier van schilderen de teekening te bewaren, zooals wij onder andere door Jacob Maris weten dat Louis Meijer deed. De verfbehandeling bracht op deze wijze minder moeilijkheden met zich en, indien het bij een kerkinterieur waarlijk niet gering te achten lijnenstel der !) Zie voor een en ander de chronologische lijst achter in dit boek. DE VROEGE KERKINTERIEURS. 27 architectonische constructie behouden bleef, dan was het schilderij gemakkelijker af te maken. Niet dat een schilder als Bosboom, zelfs in dien tijd, zijn toevlucht tot een bepaalde „manier" zou genomen hebben, zooals op het laatst Louis Meijer. Maar het dunne, meer egale schilderen maakte het soms mogelijk, de teekening te behouden ; en bovendien, zulk een schilderwijze, waarin weinig gezocht en nooit in de volle pate gemodelleerd kan worden, is van behandeling enkelvoudiger en biedt hierdoor geen onverwachte moeilijkheden bij het afmaken. Tot de meest bekende werken uit die jaren behooren die, waarin hij de kerk te Breda met de toen nog aan Michel Angelo toegeschreven graftombe van Graaf Engelbrecht II van Nassau uitvoerig weergaf. Er zijn verschillende exemplaren van bekend; die waarin hij de graftombe met een deel der kerk als portret gaf en die waar hij er meer een compositie van maakte, maar in alle is het monument met bijzondere aandacht geteekend. Het hierbij*) gereproduceerde schilderij in het Rijksmuseum is het meest bekende. De schildering is nog droog, de diepte is meer door de perspectivische teekening dan door licht en donker verkregen, het licht telt niet mee, het geheel is vrijwel papierig. Bovendien is er iets anecdotisch in de figuren, vooral in den man, die het monument met een vergrootglas bekijkt. Werken als deze waren zeer gezocht. In de Kunstkronyk — het toonaangevende tijdschrift toen — werd in die jaren nog een ander exemplaar van dit onderwerp afgebeeld en wanneer men ziet, dat Bosboom ook de andere monumenten dezer kerk, in het bijzonder dat van Engelbrecht I en Jan van Nassau en ook dat van Jan van Polanen II, nog veel later heeft gegeven, dan blijkt hieruit, dat het nog lang duurde eer hij het „archaeologische" in zijn kerkestukken geheel losliet. 1) Af b. 4. 28 DE VROEGE KERKINTERIEURS. En toch, al mogen deze niet zoo imposant zijn als zijn latere kerkinterieurs, niet zoo rijp van schildering als de kleine stukjes van 1860—1875, niet zoo geconcentreerd van licht vooral als zijn latere teekeningen, toch is er iets enkelvoudigers, gelukkigers in zijn werk uit deze periode. Laat het dan wat sentimenteel zij n soms, wat ouderwetsch een anderen keer,wat slap misschien—men voelt evenwel, dat de schilder in deze jaren in evenwicht was, dat het werken hem niet een strijd was, maar een genot. Misschien is er geen kunst, waar de ondervinding, dat men later, bij een grootere ontwikkeling van het talent, bij meerdere volmaking in het vak, nooit meer terug kan vinden die opvatting van de jonge jaren, zóó sterk uitkomt. Dat men bij het winnen van gevoel en kennis het naieve, het onbewuste kunnen verliest, hoeveel schilders — de grootsten niet het minst — hebben dit niet betreurd! NIEUWE HAVEN BIJ DE TURFMARKT TE 's-GRAVENHAGE. Aquarel. Bij Mevr. van Tienhov, HOOFDSTUK III. KENNISMAKING EN HUWELIJK. In den zomer van 1846 was Geertruida Toussaint, de bekende Alkmaarsche: schrijfster van historische romans, eenige maanden in den Haag. Bij die gelegenheid bezocht zij het atelier van Bosboom, destijds nog in de ouderlijke woning aan de Dunne Bierkade. Het was de dichter S. J. van den Bergh, die haar bij Bosboom introduceerde. Uit brieven Vak op te maken, dat dit bezoek op beiden indruk gemaakUieeft. Bosboom schrijft in zijn biografie met een zekere 1) Zie J Bosboom Nzn., Brieven van A. L. G. Bosboom-Touwaint aan E. J Potgieter blz k al is het aan te nemen dat dit komt, omdat de kerk te Hoorn eenvoudiger en lichter is. Van de te Hoorn gemaakte straatjes zijn er prachtige bewaard met statige oude gevels, o.a. bij den Heer H. D. H. Bosboom, en dan dat mooie oude poortje met den zonnigen doorkijk, dat tot de schitterende rij van aquarellen der verzameling J. C. J. Drucker behoort. In 1882 had Bosboom, ofschoon hij geagiteerd was uit vrees dat men zijn vrouw op haar zeventigsten verjaardag niet luisterrijk genoeg zou huldigen, toch gezorgd, op de tentoonstelling der Teekenmaatschappij goede teekeningen te hebben, een boerendeel en de kloosterpoort te Boxmeer. Het feest liep intusschen naar wensch; Bosboom had ieder geholpen met levensbijzonderheden en was later vol opgewektheid over het slagen van het mooie feest. De reactie bleef niet uk. Er volgde een periode van moedeloosheid, 88 HET ATELIER AAN DE VEENLAAN. waarin hij vooral ook lichamelijk zeer zwak was, doch die gelukkig niet van langen duur was. Het jaar daarop schrijftx) zijn vrouw aan Busken Huet uit Amsterdam „De Duitscher die er (over de schilderijententoonstelling te Amsterdam) zoo bar over schreef, had gelijk, — maar — als hij de aquarellententoonstelling van de Teekenmaatschappij hier te 's-Hage had gezien, zou hij wel anders praten, want daar is onder anderen Bosboom vertegenwoordigd door zeven' schetsen en teekeningen 2), die dat vonnis — dat van Rembrandts geest niets is overgebleven — glansrijk tegenspreken. Ik zeg het niet uit mij zelve, want ik heb er weinig verstand van, maar ik hoor het van stemmen die men gelooven mag." Het jaar daarop blijkt, hoe trotsch zij is op de portefeuille met. teekeningen en schetsen, die Bosboom nu weer in Arti ter kunstbeschouwing had uitgestald. In deze jaren lezen wij slechts van enkele olieverfschilderijen en ook bij het zoeken naar zulke werken tusschen 1880—'90 kwamen wij niet verder dan enkele weinige aanduidingen. Zelfs het huis Boussod Valadon & Cie te 's-Gravenhage, dat door zijn boeken over een uitmuntend archief beschikt, kon hierover niets van beteekenis vinden. Op een schrijven hierover aan den heer H. G.Tersteeg ontvingen wij een belangrijken brief waaraan wij het volgende ontleenen: „Ik kan me niet herinneren dat Bosboom in de laatste tien jaar van zijn leven een enkel schilderij heeft afgemaakt. Wel stonden er vier 1) Brieven, Gids, 1905. 2) Achterbuurt te Scheveningen en Aan den Maaltijd, beide toen het eigendom van Mr. G. van Tienhoven, thans van Mevr. van Tienhoven te Bentvelt. In de Deel. Toen bij Rudolf J. Kijzer en dus een van de beide in den catalogus der veiling-Kijzer afgebeelde deelen. In het archief te Veere. Collectie W. H. I. van Kempen. Vermoedelijk dat der collectie J. C J. Drucker. Vóór de Nachtsmaalsviering Bakenesserkerk. In het jachthuis Loosdrechtsche bosch, beide toen het eigendom van J. H. Huysinga, thans bij Mej. Huysinga te Amsterdam. Vgl. afb. 22. Koor in de Groote Kerk te Alkmaar, gekocht door Völcker. Dit was dus de eenige nieuwe bijdrage. HBBBHI I HET ATELIER AAN DE VEENLAAN. 89 of vijf begonnen schilderijen op zijn ezels en aan een paar ervan heeft hij ook bij groote tusschenpoozen nog wel gewerkt, maar hij kon er niet in bereiken wat hij wenschte. Alleen de verflaag werd er dikker door, op een ervan tenslotte zeker wel even zwaar in gewicht als het paneel. Toch, hoe ellendig hij zich ook voelde en hoe onmachtig tot werken, als de tijd naderde — half Juli ongeveer, dat aan de aanstaande tentoonstelling van de Hollandsche Teekenmaatschappij gedacht moest worden, dan werd zijn werklust wakker, geprikkeld door de begeerte daarop ook wat te hebben, en vooral wat goeds, dat wedijveren kon met wat Mauve, de Marissen en Weissenbruch zouden laten zien. De mededinging van Israels prikkelde hem niet. „Kon hij er niet toe komen iets nieuws op te zetten, dan zocht hij onder de vele aangelegde aquarellen in zijn portefeuille er enkele uit, die hij meende naar zijn zin, en bijtijds voor de tentoonstelling, te kunnen afmaken. Daarna kwam hij, wat mij een groote verheugenis was, mij vragen op zijn atelier te komen om te zien welke hij gekozen had en hem te zeggen wat ik van zijn plan vond. U begrijpt, dat ik zulk een gelegenheid om zijn werklust aan te wakkeren blijde aangreep. Mijn enthousiasme deed hem goed " Bosboom was niet de eenige, die geprikkeld werd om goed voorden dag te komen op deze zomertentoonstellingen. Jozef Israels begon dikwijls reeds in Januari en tot het einde van zijn leven bleef hij getrouw aan deze gewoonte om het beste wat hij te geven had aan deze tentoonstellingen af te staan. De Hollandsche Teekenmaatschappij was in 1876 opgericht. Het teekenen met waterverf had onder de Haagsche Meesters een aanmerkelijke verandering ondergaan; zij was tot zulk een bloei gekomen, dat de schüders een gelegenheid zochten om dit werk meer te laten zien dan alleen op de eendaagsche kunstbeschouwingen. Bosboom behoorde mede tot de oprichters. In de prachtige jaren zooals nog in 1890, toen er Op deze tentoonstellingen zoo ontzagge- 9o HET ATELIER AAN DE VEENLAAN. lijk veel te genieten en te leeren viel, hebben wij nooit gedacht dat in die mooie samenwerking, waarin ook de minder grooten zich zelf vaak overtroffen, iets van naijver was, hoewel het nog al natuurlijk is dat mooi werk prikkelt tot nabijkomen, tot overtreffen. In den hierboven aangehaalden brief is teekenend, dat de mededinging van Jozef Israels Bosboom niet prikkelde. Wat dus in de eerste plaats zijn naijver opwekte was het opkomend geslacht. Mauve had iets moderners. Jacob Maris was in Holland gekomen met de blijde boodschap van kleur in licht en in schaduw, van fijn genuanceerde grijzen inplaats van het vroegere bruin en, zoo het publiek hem al niet begreep, de schilders zagen dadelijk dat dit ongekende iets moois was. En misschien vond Bosboom in de stadsgezichten van dezen jongeren schilder iets wat hij te vergeefs gezocht had. Het zonlicht, zooals Willem Maris dit in de atmosfeer wist op te nemen, ook dit was er in de eerste helft der 19e eeuw evenmin geweest, terwijl Weissenbruch op deze tentoonstellingen telkens verraste door zijn greep. Het opnieuw onderhanden nemen van vroeger voltooide aquarellen heeft Bosboom tot het laatste volgehouden. Hoe veranderden de afgesponsde teekeningen, de oude schetsen, de vroeger begonnen aquarellen onder de bewerking van zijn altijd ongeloofelijk lenige handen, onder zijn gevoelige vingers! Hij rustte niet, voordat hij het bijkomstige ondergeschikt gehouden had aan het geheel, hetzij door het benedendeel van een kerk meer te omwikkelen in schemering, hetzij, zooals bij de synagogen, door het licht sterker te concentreeren en hinderlijke voorwerpen in een schaduw te hullen. Intusschen zijn niet alle aquarellen uit dezen tijd op oude schetsen gemaakt. De prachtige waterverfteekeningen van het archief te Veerel) zijn — wij weten dit uit Bosboom's brief2) — reeds binnen 1) De eene teekening is in de verzameling Drucker te Londen. 2) Jeltes, Brieven, blz. 101 en 102. HET ATELIER AAN DE VEENLAAN. 91 twee jaar na het bezoek aan Veere opgewerkt en zeker achter elkaar afgemaakt, ook al zal dit niet zonder moeilijkheden gegaan zijn. Er is een rust in van veel liggende lijnen, te mooier nog als tegen-r stelling tot de staande van vele zijner kerkinterieurs; er is een evenwicht in de compositie, dat hem misschien niet het liefste was, omdat het hem allicht te enkelvoudig voorkwam; er is een geheel apart, egaal licht in en, bovenal de voordracht getuigt zoodanig van een opgewekte stemming, dat er iets als een gelukkige glans over ligt. r DE WAALSDORPER WEG. Teekening. BS Prof. W. Hartin. HOOFDSTUK IX. HUISELIJK LEVEN. Mevrouw Bosboom was niet blind voor de moeilijkheden van een huwelijk als het hare. Zoo schreef zij eens *) aan Potgieter: „En Busken Huet mag spreken van de poëzie die er schuilt in een kunstenaarsleven met zijn beiden, het verdubbelt de smart en de zorg, waar men voor en met elkander lijdt. Was Bosboom een rijkeboterkooper, hij zou er gezond en frisch uitzien en mij te midden van mijn werk geen huivering van angst aanjagen, noch tranen van bekommernis doen storten, als ik hem zoo bleek en moedeloos zie worstelen bij het zijne. Toch zeggen de vrienden dat het komt *) 3 Nov. 1864. Brieven, blr. 166. 94 HUISELIJK LEVEN. omdat hij al te consciencieus is, en hij beweert maar altijd, dat hij geen fabrikant van schilderijen kan zijn ...." Mevrouw Bosboom begreep dit niet. Zij had hierover een andere opvatting. Als haar boek gereed was, ook al was het niet wat zij er van gehoopt had, dan dacht zij: „hierna beter" en verzond het naar den uitgever. Terwijl Bosboom daarentegen geen werk los kon laten, dat hij geloofde beter te kunnen krijgen. Al gaf hij zich waarschijnlijk niet zoo van alles rekenschap, dezelfde gedachte, een zelfde wensch als in haar brief is uitgedrukt, zal, bij zijn groote bewondering voor zijn vrouw, ook bij hem wel eens zijn opgekomen. Velen zouden zeker voor hem, uitzijn werkplaats komende, een gewoner, een gezonder milieu gewenscht hebben, een jongere bloeiende vrouw, kinderen misschien. Wel is gezegd, dat Bosboom niet met een alledaagsche vrouw tevreden geweest zou zijn en dat hij de vrouwelijke behoefte had om te verzorgen, te koesteren r). Intusschen was de sombere stemming, waarin Mevrouw Bosboom dezen brief schreef, van voorbijgaanden aard. Zij schreef dien geheel onder den indruk van Bosboom's aanval van zwaarmoedigheid. Dat zij gelukkig waren, het was door zijn groote goedheid voor haar persoon, door zij n volgens Potgieter ziekelij ke bewondering vóórhaar werk: het was door haar verstanden, zooals zij herhaaldelijk schrijft, door hun liefde voor elkander. Ongemeen van karakter waren zij beiden. Hofdijk schrijft, dat Bosboom's hoedanigheden als mensch tegen zijn voortreffelijke gaven als kunstenaar opwegen. Mevrouw Bosboom schrijft met groote hartelijkheid over hem en al begrijpt zij niet veel van zijn werk — zooals zij zelf telkens zegt — toch schrijft zij er met trots over als anderen het prijzen. Mocht zij soms probeeren Bosboom naar zijn atelier en aan het werk te krijgen, zoo blijkt uit haar brieven, dat zij hem als het noodig was van l) J. Bosboom Nz., Een Herinnering aan Mevr. Bosboom—Toussaint, blz. XXVIII der inleiding van de „Prinses Orsini," Nederlandsche Bibliotheek. HUISELIJK LEVEN. 95 het schilderen trachtte af te houden, onder andere door hem over te halen om Sara Burgerhart nog eens te lezen. Bosboom was geheel gevoelsmensch. Hij was impulsief, goedhartig, enthousiast, altijd gereed anderen te bewonderen, doch aan den anderen kant was hij spoedig ter neer geslagen, en prikkelbaar. Zij wist, hoewel zwak, waar het noodig was haar gevoel aan haar verstand ondergeschikt te maken. Van deze twee groote kunstenaars lijkt Bosboom ons de breeder aangelegde, de grootere. Doch waar het op geestkracht aankwam was zij de sterkste, had zij een overwicht op hem, dat volgens het zeggen van vrienden zijn nerveus temperament noodig had, doch dat hem nu en dan gedrukt en geprikkeld zal hebben. Er bestaat een aardig briefje van Mevrouw Bosboom aan Potgieter») waar men tusschen de regels leest, hoeveel haar het romanschrijven kostte aan kracht, aan zenuwen, en aan .... huiselijkheid. Het is vier jaar na haar huwelijk geschreven en handelt over de vraag, haar door de Gids gedaan om een bijdrage van haar hand: Jk schrijf niet weer voor dat een onbedwingbare lust mij er toe drijft. En dat zal lang duren. Ik voel mij te gelukkig en te gezond zooals ik nu leef. En Bosboom zou er allereerst zijn veto op leggen als ik mij tot iets verbond. Gij moest eens zien hoeprettig wij nu 's-avonds samen zijn; hij teekenen, ik eènig handwerk, en praten engeenlast van vermoeidheid en hoofdpijn!" Dat is nog in den onbezorgden tijd, waarin zij niet behoeft te schrijven om het huishouden te laten marcheeren. Uit dit prettige opgewekte briefje zien wij, dat zij, had zij eenmaal een boek onder* handen, den geheelen dag — als zij niet met Bosboom of zijn zuster, de door allen geliefde tante Bet, uitging — zat te schrijven. Zeker zullen er nog Hagenaars wezen, die zich herinneren hoe, als zy des middags voor het eten over den Hoogen Wal huiswaarts *) Brieven, blz. 87. 96 HUISELIJK LEVEN. keerden, Bosboom daar in latere jaren zagen, druk pratend, druk gesticuleerend, eindeloos heen en weer wandelend, bang zijn gezelschap te verliezen en dan alweer naar een ander uitziend, zonder ooit de oogen geheel af te wenden van zijn huis aan de overzijde. Wanneer men daar nu aan terug denkt, dan lijkt het wel, of dit alleen uitstel was om zijn huis binnen te gaan, zijn huis, waar hij bang was zijn vrouw te storen bij haar werk of misschien in een oogenblik van rust.... Hij zelf kon trouwens ook niet hebben dat hij gestoord werd, vooral niet wanneer hij moeite had met zijn werk. Zelfs zijn vrouw mocht dan niet in zijn atelier komen. Hij was zoo naiëf om te meenen, dat anderen ook zouden zien, dat hij zijn doel niet bereikt had.l) Bosboom had, als zoovele nerveuse menschen, buiten zijn werk groote behoefte aan afleiding en aan gezelligheid, die hij veelal zocht bij de neven, die van jongs af aan altijd blij waren, als hij kwam; evenzoo bij Johan Gram en zijn vrouw, zijn buren op de Veenlaan, bij wie Bosboom Zondags na tafel geregeld kwam praten, 's Avonds kwam hij nog al eens in opera of comedie of ook bij de Zilcken's 2) om te luisteren als de vader van den etser Philippe Zilcken, violoncel speelde met Anna Carbentus, nu Mevrouw Lecomte, aan de piano; waar de Marissen, Mauve, waar Jozef Israels ook vaak kwam genieten en later Staats Forbes met zijn vrouw. Mevrouw Bosboom kon vooral in latere jaren geen muziek hooren. Haar zenuwgestel kon daar niet tegen. Prof. Donders,die haar eens gadesloeg op een avondpartij waar muziek gemaakt werd, nam koorts bij haar waar. Laat op den middag — men at vroeger toen, — kwam Bosboom drie, viermaal in de week praten bij zijn vriend Nijhoff, den uitgever, waar 's middags Nicolaï en anderen nog al eens aanliepen, ook als Vrijdags middags de Spectator-redactie daar gecorrigeerd !) Men leze over een en ander hetgeen J. Bosboom Nz. schreef in „Onze Eeuw" 1912, blz. 428 vlgg. 2) Mr. E. Zilcken. HUISELIJK LEVEN. 97 had. Bosboom zelf was door zijn levendig discours overal een gewenschte gast, doch als hij — meestal eens in den zomer — met zijn vrouw kwam theedrinken onder de veranda bij den Heer en Mevrouw Nijhoff, dan wist men al te voren dat men aan hem niets hebben zou. Den geheelen avond was het haar mantille omdoen, afnemen, weer omdoen voor iets anders dan zijn vrouw had hij dan geen aandacht. Men krijgt wel den indruk, dat Mevrouw Bosboom evenmin ongevoelig voor afleiding was: zij klaagt dat zij in den Haag zoo geïsoleerd is, zoo anders dan in Alkmaar, waar zij in zekeren zin het middelpunt was. Aansluiting met dichters en schrijvers kon zij in den Haag niet vinden, hier leed zij onder1), ook al was zij misschien hiervan zelf de oorzaak, omdat zij zich geheel opsloot als zij werkte. En misschien, dat de vrouwen van de schilders tegen haar opzagen, of dat zij den toon niet kon vinden. Men krijgt den indruk dat „small talk" niet in haar lijn was. Wel ontving zij Woensdagmiddag bezoeken van dames, ook uit de eerste kringen. Opgewekt vertelt zij eens van het zilveren bruiloftsdiner dat de Mesdags in het Hotel des Indes gaven, waar zij naast Jozef Israels zat, „die aardig kon zijn als hij wilde, en hij wou," maar verder leest men alleen van omgang met de vrienden: Potgieter, Huet, van Tienhoven. De Zondagavonden ontvingen de Bosboom's hun vrienden. De laatste jaren schenen er weinigen te komen, alleen enkele waaronder Dr. Beynen, Martinus Nijhoff, Dr. Gunning, Mej. Maclaine Pont als zij in den Haag was, en altijd een of meer van de neven, de familie Bergsma, het petekind van Mevrouw, Truitje Bosboom, en enkele anderen. Dan ontspon zich dikwijls een interessant gesprek. Mejuffrouw Pont geeft van zoon avond een levendige beschrijving: 2) „Mevrouw Bosboom nam de honneurs waar en schonk !) M. W. Maclaine Pont, Eigen Haard, 1891. 2)T.a.p. 98 HUISELIJK LEVEN. thee, klein en levendig als zij was staande voor haar blad. Het ging goed tot zij iets hoorde, dat haar belang inboezemde. Dan flikkerde er iets in haar licht-blauw oog en de trekpot was vergeten. Daar ging de steeds doorloopende straal, in de kopjes, in de melkkan, in den suikerpot, op het blad, waar hij viel. Ten slotte als zij de ramp bemerkte, in haar verwarring, tot in haar mouw. Dit was het oogenblik, waarop Bosboom's zuster, tante Bet, ingreep. „Och — zei Bosboom — wat heb je ook altijd die ellendige thee te schenken. De menschen lusten ze toch niet. Hier heb ik wat anders. Wie komt er bij mij een glas wijn drinken ?" Vroeger kwamen er de schrijver der Betuwsche novellen, Cremer, en Gerard Keiler, soms met hun vrouwen. Ook veel Simon van den Berg, Koelman, de directeur van de Academie in den Haag en de schilder Vogel. Na 1880 was dat bezoek zeer verminderd en waren de gezellige avonden voorbij. Mevrouw Bosboom was toen te zwak en meestal vermoeid. Bosboom bezocht Israels nog al eens op zijn atelier, meestal Zondags. De Bosboom's werkten nooit op Zondag — en in dien tijd ontving Mevrouw Israels dan 's-middags. Er zat daar een groote kring menschen, die bij beurten naar het atelier mochten gaan. Bosboom, hoewel gezellig van aard, had aan deze „antichambre" bij Israels een hekel, hij noemde den salon lachend het vagevuur, waar men doorheen moest om in het atelier van Israels te komen. Evenzoo kwam hij bij Mesdag en bij C. Bisschop en Stortenbeker, de beide voor het huwelijk van den laatste onafscheidelijke vrienden, die men in schilderskringen hier wel Castoren Pollux noemde. Beiden moeten aan Bosboom veel gehad hebben. Ook bij Bles kwam hij, het was zijn meening, dat deze knappe schilder te zeer onderschat werd. De Zaterdagavonden in Pulchri (waarvan hij een tijdlang voorzitter was), werden zelden door hem overgeslagen. Zaterdags 's morgens kwamen Israels en de schilder van Witsen nog al eens bij Bosboom op het atelier, ja toen er voor het eerst een HUISELIJK LEVEN. 99 Engelsche kunstkooper bij de Haagsche schilders was gekomen, gingen zelfs Jozef Israels en zijn vrouw tezamen naar Bosboom, die toen nog op den ZuidBinnensingel woonde, om hem de mare te vertellen, dat men nu als schilder geen zorg meer behoefde te hebben, want dat zij hun aquarellen voor f coo.— a f 600.— konden verkoopen. Ook buiten den Haag hadden de Bosboom's vele vrienden. Hij ging b.v. veel om met den beroemden Utrechtschen hoogleefaar Donders en verkeerde met zijn jeugdvriend Verhulst ook in de muzikale kringen te Amsterdam, waar hij verder o en vriend vond l). IN HET HUIS SAXENBURG. Aquarel. Bij Mevr. v. Tienhoven. m. in Prof. Quack een groot vereerder !) Mr. H. P. G. Quack, Herinneringen, 2e druk, 1915, blz. 126, 201. De passage op blz. 210 door Donders, die veel voor schilderkunst gevoelde, is zeer merkwaardig: „Hem soms later gemeenzaam ziende omgaan met Bosboom en diens vrienden, en zijn theorieën over het zien hun hoorende uiteenzetten, kwam het dikwijls bij mij op, dat zijn kennis van het gezicht beantwoordde aan wat ons land in het doen zien vermocht. De geheimen van het licht aan Bosboom geopenbaard, hetzij in de ruimten der kerken of door het wisselen der glanzen op ons wazig polderland, werden door Donders in zijn „Doctrine" naar vaste methode verklaard. Zijn wetenschap stond op één lijn met Bosboom's kunst. Zij was even divinatorisch. In alle opzichten geniaal." IOO HUISELIJK LEVEN. Kwam hij in Amsterdam, dan bezocht hij de schilders Springer en Bilders, ook Thérèse Schwartze, die gaarne als zoo velen zij n raad vroeg. In Juni 1884 schreef Mevrouw Bosboom moedeloos aan Busken Huet: „Wij gaan van 't jaar niet naar Scheveningen: na al de opknapping in huis kan de bruin het niet trekken, te meer daar ik niet werk en Bosboom wel werkt, maar niet aflevert, 't geen op hetzelfde neerkomt1) En 21 Nov. 1885, een jaar voor haar dood: „De zomer was voor ons beiden, en voor Bosboom nog het meest, zeer treurig, zelfs geen dag ben ik in Scheveningen geweest, waar wij anders meestal eenige dagen verversching zoeken". 2) De laatste jaren werkte zij weinig meer, werd zij zwakker. Vreemd vóórhaar was de apathie in dien tijd. Den 3den April 1886 overleed zij. Aandoenlijk is het, den brief3) te lezen, dien Bosboom na haar dood schreef aan Dr. Wilkens te Weenen, een vriend, een groot bewonderaar van haar werk, die Hollandsch geleerd had tijdens zijn verblijf in den Haag om haar boeken te kunnen vertalen. Uitvoerig beschrijft hij daarin haar laatste dagen en wanneer hij vertelt, hoe hij ten slotte „Hare engelachtige fijne handjes over de Lijkwa ineen" vouwde, dan zien wij, dat zijn onbegrensde vereering niets verminderd was sedert hij veertig jaar geleden dat sublieme portretje van haar teekende. En de diensten, de zorgen, die hij haar voortdurend bewees, hij zette ze nog voort bij het oprichten van het gedenkteeken, dat de Nederlandsche vrouwen op haar graf plaatsten4) en waarvan hij zulke gevoelige aquarellen maakte; hij zette ze voort bij het aanbrengen van den gedenksteen in hun huis, waar hij zijn eigen naam nog niet bij wilde hebben *). 1) Gids, 1905. 2) T.a.p. s) Jeltes, blz. ut 2. *) Jeltes, Brieven, blz. 13. 5) Sinds April 1917 prijkt ook zijn naam in den gevel zijner voormalige woning aan de Toussaintkade. HUISELIJK LEVEN. 101 Bosboom's onuitroeibare levenslust, het sterke levensinstinct hernam evenwel reeds spoedig zijn rechten. Men kan zeggen, dathaar dood geen invloed op zijn werk gehad heeft, dan dat hij volgens zijn zeggen, nu rustig kon schilderen. De hem somwijlen tot obsessie geworden zorg voor zijn vrouw, had hem dikwijls geen rust gelaten m zijn atelier en deze zorg was hem nu afgenomen. De indruk blijft ons bij, dat de kunstenaar in Bosboom al die jaren leefde te midden van een wereld, die zijn vroüw niet heeft gekend. HOOFDSTUK X. DE LAATSTE JAREN. Den zesentwintigsten Maart van het jaar 1887 werd door Pulchri Studio Bosboom's zeventigste verjaardag gevierd met een diner, dat tegelijk het afscheid was, dat het Schildergenootschap van het Hofje van Nieuwkoop nam. Dit glorieuze feest had plaats in de mooie regentenzaal van het Hofje, waar de schilders de hoeken versierd hadden met praalvolle stillevens, van wild, van een pauw, van een zwaan, de vleugels uitgespreid als op het schilderij van Jan Weenix in het Mauritshuis. Het was een avond vol levenslust, vol vroolijkheid, een spontane hulde aan den grooten schilder en niet, zoo als later vaak, een eenigszins conventioneel feest. Het moet 104 DE LAATSTE JAREN. Bosboom goed gedaan hebben, aldus gevierd te worden en de hoofdpersoon van het feest te zijn, door alle kunstenaars geëerd en bemind.1) De uitvoerigheid, waarmee hij hierover schreef aan Dr. Wilkens te Weenen2), zijn ongedwongen vroolijkheid dien avond, bewijst, hoezeer hem het huldebetoog van zijn kunstbroeders getroffen heeft. Op een gegeven oogenblik ging het kleine deurtje tegenover Bosboom open, waardoor een als diorama geschilderd kerk-interieur te zien kwam, terwijl orgeltonen weerklonken ; een vertooning die Bosboom ten diepste toe bewogen moet hebben, 't Was — schreef hij — „een echtartistiek, een zinder heffendFeest." In hetzelfde jaar verwisselde Pulchri Studio het Hofje voor een eigen woning. Bosboom maakte van het aardige gebouwencomplex, dat het Hofje van Nieuwkoop in dien tijd was, een aantal waterverfteekeningen s): het Hofje als geheel met de oude pomp in het midden, het Hofje in vogelvlucht, een meer intiem detail van de huisjes en de ramen met bloemen; den hoofdingang; de poort; het voorhuis; de regentenzaal, eens met een schilderij en-veiling, en o.m. ook het teekenzaaltje, alles vlot weg naar de natuur geteekend en soms wonderen doend met wat houtskool en water, misschien iets wit, een enkele kleur .... Het was een voorrecht, zijn penseel te kunnen volgen, lenig en vlug of slepend, schilderend of teekenend op het natte papier, den toon van het geheel in een plas van water aldoor met meer kleur opvoerend, aldoor meer nuanceerend, om dien meer precies te maken en dan—hoe is niet te zeggen — met vlugge beweginkjes dan hier, dan daar de bijzonderheden op dat natte papier te zetten tot alles er op stond wat in het lange, smalle teekenzaaltje was te zien: *) Hoeveel eerbied men in die jaren voor zijn persoon en voor zijn kunst gevoelde, blijkt o. m. uit het feit, dat hem de eer ten deel viel, bij de opening van het nieuwe Rijksmuseum, den 13 Juli 1885 Rembrandt's Nachtwacht te onthullen. 2) Jeltes, Brieven, blz. 127. 3) Afb. 53—56 en de afbb. op blz. 37 en 103. DE LAATSTE JAREN. 105 de primitieve lamp en het model in een waas van tabaksrook en de teekenaars op den voorgrond. Het zijn pittige waterverfjes, waar kennis, gevoel en geest uit spreekt, waar in de poort en dergelijke oude brokken architectuur de waardigheid treft, waarmede hij die eenvoudige gegevens weet voor te dragen en waaruit men tevens zijn meerdere gevoeligheid ziet voor het licht, een aanduiding opnieuw, dat ook hij door het impressionisme geboeid was. Het was voor Bosboom een mooi jaar: eerst zijn zeventigste verjaardag, toen de aquarellen van het Hofje, die hem tot in den winter bezighielden en intusschen nog op de tentoonstelling der Hollandsche Teekenmaatschappij een geaquarelleerde teekening, Kerk te Alkmaar1), zijn grootste en tegelijk een zijner meest complete teekeningen, die de liefhebbers zijner kunst verraste. „In het Museum H. W. Mesdag schittert zijn grootste teeteekening „de kerk te Alkmaar van binnen", schreef Bosboom-in de notities,■) in Maart 1891 geschreven ten gerieve van een opstel, dat P. A. M. Boele van Hensbroek in Elseviers Maandschrift ging schrijven. De Groote Kerk te Alkmaar had Bosboom in 1846 voor de eerste maal geschilderd. Sedert komt dit prachtige kerkinterieur in telkens nieuwe interpretaties op verschillende tentoonstellingen voor. Somwijlen zijn het overgeschilderde, meestal echter nieuwe schilderijen of aquarellen met kleine veranderingen, vooral in de verdeeling van licht en donker. Wij zullen hier geen opsomming geven, die zelfs in de lijst achter in dit boek niet volledig kon worden. De in 1870 tentoongestelde en toen voor het Museum-Boymans aangekochte St. Laurentiuskerk te Alkmaar verschilt in compositie niet met de teekening in het Museum-Mesdag. Alleen is de teekening iets vierkanter en zijn de figuurtjes anders geplaatst: in de 1) Afb. 57. 2) Ned. Spectator, 1891, blz. 300. io6 DE LAATSTE JAREN. schilderij staan zij midden in de lichte zijbeuk, terwijl Bosboom ze in de teekening meer op zij schoof, hierdoor een melodieuzer lijn vormend naar den koor-omgang. Het groote verschil is, dat hier de voorgrond en ook de plannen grootendeels in een lichte toon zijn gewikkeld, terwijl telkens even het licht tusschen de zuilen door op den grond valt, zooals men dit in een laan met boomen ziet. Door dit diffuse licht komt er in deze waterverfteekening een wisseling van tinten en een groote gevoeligheid van modelé, waarbij de diepte der traveeën verlengd wordt en het licht tot achter het koor schuift. De aquarel der Alkmaarsche kerk werd slechts door een toeval gered. Bosboom vond die op een soort calqueerpapier, dat vermoedelijk gediend had als calque voor een schilderij, verfrommeld in een hoek van zijn atelier. Hij liet ze doubleeren eh nam de teekening opnieuw onder handen. En hoe is ze onder handen genomen: afgesponsd, onder de pomp of in een bad afgespoeld, tot bijna al het oude weg was, al kan men nog aan de resteerende tinten zien, dat zij van vroegeren datum is. De branderige sienna's zijn wel uitgewasschen, maar niet zóó of men herkent ze nog, evenals het blauwe groen, waarvan wij reeds eerder gewaagden. En zoo is er meer. Ondanks de uitvoerigheid — alles is er in gezegd, geen bijzonderheid, geen nuance is verwaarloosd — is de teekening breed, groot gezien en is de ruimte verwonderlijk rëeel gegeven. Wij hebben vroeger gesproken van het later verloren gaan door rijper worden, door nieuwe ervaringen, door grootere kennis, van het meer onbewuste weten uit de jeugdjaren. In deze teekening nu vindt men nog iets van dit vroegere terug, op een gelukkige, geheel onopzettelijke wijze met het latere gecombineerd. Men kan niet zeggen, dat bij Jacob Maris de waterverf, gelijk bij Bosboom, de zuiverste expressie van zijn kunstenaarswezen was, ook al heeft hij verrukkelijke aquarellen gemaakt. Doch zijn ver- DE LAATSTE JAREN. 107 wonderlijke verfijning in de modelleering, het levend maken der verf daardoor, de gevoeligheid in het nuanceeren van den toon, de rijpheid hiervan — dit alles zal Bosboom, de oudere meester, doch die tot het laatst erop uit Was zijn ideaal te bereiken, bewust of onbewust in zich opgenomen en toegepast hebben; Bosboom die, na zooveel prachtige waterverfteekeningen gemaakt te hebben, toch nog wilde meedingen met de groote schilders eener jongere generatie. In dezen zelfden tijd valt de eigenaardige „hulp", die Bosboom aan een Haagschen collega verleende, een buurman, wiens werk op zich zelf weinig waarde had, doch dat Bosboom in zekeren zin een plezierigen ondergrond vond, goed geteekend en voldoende aangelegd om op te schilderen. Wij bedoelen het voltooien van schilderijen van den schilder J. Behr (1812—'95), dien hij op deze wijze hielp om zijn werk verkoopbaar te maken, zooals ook andere meesters dat deden bij minder met talent begiftigde kunstbroeders. Deze samenwerking had, in gevallen, waarin beiden het werk met hun naam teekenden, alleen dan een ongewenscht gevolg, wanneer — gelijk blijkt uit de typische door Mr. Jeltes 1) gepubliceerde brieven van Behr aan een kunstkooper — Behr's handteekening ten slotte verviel en alleen die van Bosboom overbleef. Hiervan is het volgende een staaltje: „ De geachte heer Bosboom is altijd vol verlangen mijn St. Nicolaaskerk af te maken, doch word verhinderd. Z.E. is steeds belet door druktens. Ik kan niet genoeg voorzichtig zijn die Groote Artist te ménageeren; hij is voor mij altijd zoo hartelijk en welwillend. Ik heb verscheidene zaken dien gereed zijn voor Z.E. onder andere het Stadhuis Middelburg, alsook de Abdij Middelburg en de Poort Berg op Zoom " Een anderen brief beëindigt Behr op deze wijze: „Nogmaals moed ik de lof verkondigen van het chef d'oeuvre en tevens aan UE. overlaten mijn naam er op te laten of uit te wisschen " 1) Brieven, blz. 17Z—173 io8 DE LAATSTE JAREN. Er is zeer veel overdreven ten opzichte van deze „hulp." Het aantal schilderijen, aldus behandeld, is betrekkelijk gering en wordt ook, althans hier te lande, slechts zelden onder Bosboom's naam tentoongesteld of verkocht. Tenzij een schilderstukje van Behr geheel is overgeschilderd — en het dus in zekeren zin een Bosboom geworden is, bovendien geëcht door diens signatuur, — is een Behr met retouches van Bosboom gemakkelijk te onderscheiden. De schildering van beiden toch loopt te zeer uiteen. De dood van de weduwe van zijn tweelingbroer in 1888 gaf Bosboom een grooten schok. Het was, behalve de droefheid over het verlies van haar persoon, ook de schrik dat het hier een tijdgenoote gold — zij waren even oud — en daarbij iemand zoo uit zijn naaste omgeving. Ondanks zijn melancholische buien bezat Bosboom een onuitroeibaren levenslust. Het jaar te voren was hij zeventig geworden, maar dit scheen hij niet te voelen. Dit sterfgeval echter trof hem zoodanig, dat hij in de jaren '88—'89 wederom het slachtoffer was van zijn kwaal. De schilder Artz, die hem kort te voren zoo uitgelaten vroolijk gezien had, opperde het denkbeeld om weer een feest te geven om Bosboom uit den put te halen. Den 2osten Februari 1888 schreef Bosboom aan Mevrouw Bilders— van Bosse, die hij vóór haar huwelijk bij het schilderen voortgeholpen had en die hij gaarne mocht lijden: „Beste Marie, heb dank voor Uw hartelijk schrijven op mijn verjaardag en ontvangt weerkeerig mijn beste wenschen op den Uwen. Gij weet wat ik U en Bilders toewensch, ook zonder ik dit onder woorden breng. In mijn tegenwoordige gesteldheid mis ik alle faculteit om mij schriftelijk uit te drukken. Ook dit weet Gij van vroeger jaren en hoezéér alle vruchtelooze poging om dat te willen doen mij uitput...." *) In de jaren 1888—'89 werkte hij weinig. Zijn toestand was treurig. Op raad van Dr. Reeling Brouwer moest hij een langen tijd te 1) Jeltes. Brieven blz. 115, met facsimile van den brief. DE LAATSTE JAREN. 109 huis blijven om geheel tot rust te komen. Hij knapte toch weer op en in het voorjaar van 1890 schilderde hij een schilderij, een St. Bavo te Haarlem in de breedte, voor zijn vriend van Tienhoven. In de moeilijke jaren van ziek zijn werd den Bosbooms meer dan eens finantieele steun aangeboden, die soms niet aanvaard werd doch soms ook wel. Maar hoe ook Mevrouw Bosboom schrijft, dat die hulp haren man rust geeft, zoo wordt het door de feiten bewezen, dat hij zich bezwaard gevoelde zoolang hij niet door het geven van geaquarelleerde of geschilderde „Souvenir's" het bewustzijn had, iets terug gedaan te hebben. Dit waren soms belangrijke geschenken, waarvoor hij zich veel moeite gaf. Wanneer men de series waterverfteekeningen kent, die hij aan Dr. Hacke van Mynden, aan den heer en mevrouw Van Tienhoven— Hacke schonk, de teekeningen, die hij gaf daar, waar hij eens vriendschap had genoten, dan leert men een voornamen trek in zijn karakter waardeeren: de gave der erkentelijkheid. Onverwacht trof hem in het voorjaar van 1890 een aanval van beroerte. Hoe onwaarschijnlijk het ook schijne, toch moet hij daarna in de jaren 1890—'91 nog momenten van helderheid gehad hebben. Veelal bedlegerig, zijn gedachten verzonken in zich zelf, soms verward, heeft hij toch zijn waterverfpenseel nog in handen gehad en nog aan de vroeger gemaakte waterverfteekeningen van de kerken te Haren en Midwolde gewerkt. Wanneer hij, in zijn notities van Maart 1891, Boele van Hensbroek laat spreken over hem1), schrijft hij over het „fraaije dorp Zuid Laren, waar B. velerlei Boerendeelen, landschappen etc. meer op papier bracht, die hij later tot compleete aquarellen opvoerde evenals bij voorbeeld zijn toen opgezette studie in de Kerk te Midwolde «) (prov. Groningen) met haar fraaie marmeren Graftombe (door den Beeldhouwer Verhulst, Anno 1660, voltooid), evenals een soort- !) Ned. Spectator 1891, blz. 300. 2) Afb. 60. I 10 DE LAATSTE JAREN. gelijke studie in de Kerk te Haeren1), welk tweetal juist doorhem wasgeacheveerd, toen de éérste kunstbeschouwing van het werk der leden in Pulchri Studio in January van dit jaar werd gehouden."Dit is de rechtmatige trots van iemand, die tot het laatst toe zocht te uiten wat hij zag en voelde. De schilder Tholen vond Bosboom korten tijd vóór zijn dood geheel in zich zelf verdiept, versuft schijnbaar. Toen Tholen de stad Edam noemde, bleek dit een woord, dat BOSBOOM S ATELIER, Aquarel. Bij Mevr. v. Tienhov». t0t Bosboom dOOrdrOIlg, althans hij mompelde iets van ville-morte en voegde er stil voor zich heen bij: „die stadjes waren op marktdagen niet dood." — Ofschoon later bleek, dat Bosboom toen reeds bijna stervende was, is dit een teeken dat zijn gedachten nog steeds toefden bij zijn werk, dat zijn oude indrukken nog telkens opleefden. Zoo mogen er uren zijn geweest, dat hij zijn geest nog vaardig vond en zijn hand nog willig om te volgen. Zeker is het, dat op de tentoonstelling van de Hollandsche Teekenmaatschappij in Augustus en September 1891 — dus nog geopend tijdens zijn dood —, de kerkinterieurs van Midwolde, Haren en Maasland 1) Afb. 58. DE LAATSTE JAREN. m geëxposeerd waren. De prachtige teekening van Haren, toen aangekocht door den schilder H. W. Mesdag en thans tentoongesteld in het Panorama Mesdag1), is waarschijnlijk al vroeger begonnen. In zijn ziekte zal Bosboom hier en daar wat kracht aangebracht hebben, misschien is toen ook het effect verhoogd door meer tegenstelling. Bij Midwolde2) krijgt men den indruk, dat hij niet veel meer gedaan heeft dan de letters met onvaste hand omhalen. Deze beterschap was van korten duur: 14 September 1891 overleed Bosboom, betreurd door een ieder; en toch, de schilders, zijn vrienden, zij waren eer blij dat een leven opgehouden had, dat de laatste jaren voor hem zelf, zooverre hij er zich van bewust was, een lijden was geweest. Hij werd begraven op de Algemeene Begraafplaats, onder de schaduw van het monument, dat aan de nagedachtenis van zijn vrouw was gewijd. Steeds door een kring van bewonderaars en vrienden van zijn werk en zijn persoon omringd, van den beginne af gewaardeerd, heeft Bosboom niet kunnen droomen- de nog grootere bewondering, die hem na zijn dood van de zijde der jongeren zou ten deel vallen. De portefeuilles met teekeningen, de schilderstudies en fragmenten, zij leerden hun nog een andere zijde van dezen kunstenaar kennen, een intiemere, meer spontane, vaak fijnere; een anderen Bosboom dan die van de groote tentoonstellingen; zij leerden hun zien dat Bosboom voor zichzelf reeds vroeg geweten had datgene, waartoe zij langs anderen weg eveneens gekomen waren: dat de lijn niet alleen is een hulpmiddel bij het schilderen, doch dat zij een eigen beteekenis, een eigen expressie, een eigen schoonheid kan uitdrukken. Enkele jongere artiesten hadden in die dagen de liefde voor de lijn tot een cultus opgevoerd en nu verraste in de natuurlijk- 1) Afb. 58. 2) Afb. 60. 112 DE LAATSTE JAREN. heid van Bosboom's kunst zijn begrip van het wezen der lijn in zijne hierdoor zoo verrukkelijke waterverfschetsen en begonnen schilderstukken, in zijn meer moderne impressies zooals die van het koor der Groote Kerk in den Haag, met de zware slagschaduwen der rouwborden op de witte zuilen, voorname werken, waarvan het Gemeentemuseum te Amsterdam1) en het Museum-Mesdag in den Haag elk een exemplaar bezitten en waarvan ook aquarellen bestaan, alle meer in het grijze, doch tegelijk van een wonderlijk verrassend lichteffect; aquarellen die men wel gemeend heeft, dat uit zijn laatsten tijd zouden zijn, doch die reeds eerder in zijn atelier gezien zijn.2) Ook hier is hij als schilder op zijn mooist. Hier, in de breedheid zijner opvatting, gaat hij geheel op in de weelde, die er in de materie der olieverf kan liggen en weet hij zijn onderwerp te steunen door den ernst der lijnen, door de stil voortschuivende schaduwen. Van de begonnen schilderijen, die de laatste jaren op zijn ezels stonden, zijn er verschillende in het Museum-Mesdag. Hier is men als in zijn werkplaats: men volgt er zijn bezielde momenten, men is als 't ware tegenwoordig als hij zijn doek moedeloos tegen een muur zet. Hier ziet men, waarheen hij altijd gestuurd heeft: een conceptie van licht en kleur, een fantastische zonnestraal achter een zuil, een gouden schemering, enkele kleurpartijen, die tegen elkaar opwogen Aan dit niet voltooien8) danken wij dien blik in zijn werkplaats, in zijn aldoor werkzaam geestesleven, dat hem nimmer vergunde stil te staan bij het vroeger verkregene. Schetsen, zij kunnen het werk zijn van een gelukkig uur, in hoogste instantie zijn zij de synthese van veel zoeken, van de na lange worsteling veroverde kennis van het onderwerp. In ieder geval, de ten- 1) Afb. 41. 2) Een is 1882 gedateerd, een ander 1886. 3) De signaturen zijn er na 's meesters dood op geschilderd. DE LAATSTE JAREN. "3 toonstelling van die nagelaten werken in Pulchri Studio was voor de nagedachtenis van Bosboom een triomf, voor de jongere generatie van schilders een openbaring. Ofschoon er — zooals wij schreven — schilders waren, die veel aan % Bosboom te danken hadden, zoo was er slechts een enkele, die hem navolgde, nl. Schenkel. De kerkeschilder Richard Bisschop daarentegen heeft, hoewel misschien aangetrokken door Bosboom's onderwerpen, ondanks zijn bewondering voor dezen, zich weten vrij te houden van den invloed des meesters, terwijl de enkelen die later kerkinterieurs maakten, zoo als Verster en Haverkamp, meer de teekening gaven. Zoo heeft Bosboom dus geen eigenlijke school gemaakt. *) Men mag in de waterverf van een enkelen jongere uit dien tijd soms iets terug vinden van het wazige, het doorschijnende dat Bosboom's waterverf heeft, en stellig zullen velen deze bestudeerd hebben. Maar allen zullen tot de erkenning gekomen zijn, dat hij in zijn Waterwerf onnavolgbaar is. Vraagt iemand, door welke geesteseigenschap Bosboom zich van de andere meesters der Haagsche School onderscheidt, dan gelooven wij dat dit is door het deftige, het waardige in zijn werk, dat vooral treft wanneer men in een voornaam milieu tusschen andere kunstwerken een kerkinterieur of boerendeel van hem ontmoet, een dergelijke sensatie gevend als die welke een oud Hollandsen portret in een moderne omgeving kan te weeg brengen. Deze waardigheid is niet vormelijk, heel niet opzettelijk gezocht: zij komt voort uit >Bosboom's wezen, zij is een der hoofdeigenschappen van den ongemeenen kunstenaar, wiens persoonlijkheid ons nergens zóó diep getroffen heeft als in de ongewone omgeving van de tentoonstel- !) Stortenbeker, C. Bisschop en Mevr. Bilders—van Bosse golden als cijn leerlingen, omdat zij in 't eerst herhaaldelijk aanwijzingen van hem opvolgden. Ook van Waning was zijn leerling. — Synagogen en kerken schilderde ook Hüib van Hove, Synagogen mede Maurits Leon. S ii4 DE LAATSTE JAREN. ling van oude en nieuwe Hollandsche kunst te Londen in 1903. Reeds zooveel hadden wij daar mogen bewonderen: wij konden ons er nauwelijks onttrekken aan de bekoring van den meester om wiens hoofd de bewondering een aureool getrokken heeft: Matthijs Maris, — tot dat ons, vermoeid van al die indrukken, de prachtige waterverfteekeningen van Bosboom door hunne stille waardigheid nog tot in de ziel grepen. Nog steeds ondervindt men, hoe groot de genegenheid is voor zijn persoonlijkheid, hoe de herinnering daaraan voortleeft en met hoeveel eerbied zij aan hem denken, die hem hun vriend mochten noemen. Augustus 1916—April 1917. DE KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK. Aquarel. Bij den heer M. Mouton te 's-Gravenhage. LETTERKUNDIGE GEGEVENS OVER EN BEELTENISSEN VAN BOSBOOM. Hetgeen over den schilder en zijn werk is geschreven is nauwelijks op te sommen. Geen wonder, want zijn werk is altijd zeer gezocht geweest en bovendien is, naar aanleiding van zijn zeventigsten verjaardag en later bij zijn overlijden, een reeks van opstellen verschenen. Wij willen niet treden in vermelding van de artikelen in de dag- en weekbladen kort na Bosboom's sterfdag, waarvan vooral dat in het Dagblad van Z. Holland en 's-Gravenhage belangrijk is; wij willen ook de maandblad-artikelen niet alle vermelden. Wie de volledige lijst wil kennen, vindt deze in de uitvoerige, 80 nummers tellende bibliografie, door Dr. G. A. Evers samengesteld in „Bibliotheekleven II (1917) no. 2 (blz. 46 vlgg.) en no. 5 (blz. 145 vlgg.). n6 LETTERKUNDIGE GEGEVENS OVER Bovendien zal hij in de dag- en weekbladen van omstreeks 18 Februari 1917 (herdenking van Bosboom's 1 oosten geboortedag) alsmede in de kunsttijdschriften van dat jaar Bosboom-opstellen vinden, de laatste naar aanleiding van de Bosboom-tentoonstellingen, in Pulchri Studio en den Larenschen Kunsthandel gehouden. De hieronder gegeven lijst vermeldt niet de tijdschriften als Kunstkronijk, Ned. Spectator enz. Ook van de talrijke catalogi van musea, particuliere verzamelingen, tentoonstellingen en veilingen, van de encyclopedieën en van de koopmansboeken der firma Tersteeg, die tal van gegevens bevatten, zwijgen wij. Van het overige is het voornaamste : Arti et Amicitiae. Catalogus der Éere-Tentoonstelling Johannes Bosboom, Amsterdam, Augustus—September 1900. Berckenhoff, H. L., J. Bosboom en A. L. G. Bosboom—Toussaint. Amsterdam, J. M. Schalekamp, 1892. Berckenhoff, H. L., J. Bosboom. Gids, 1891, IV. 154. Bevat een deel van den tekst van het vorige. Boele van Hensbroek, P. A. M, Johannes Bosboom. Drie vrijwel gelijkluidende opstellen in: ie. Elzevier's Geïll. Maandschrift, 1891; 2e. In Memoriam, door P. A. M. Boele van Hensbroek. Amsterdam, Uitg. Mij. Elzevier, 1891. 3e. Max Rooses, Het Schildersboek. Amsterdam, Uitg. Mij. Elzevier, 1898; Bosboom, J., Uit de dagen der jeugd van Mevrouw Bosboom— Toussaint. Gids, 1886, IV. 377. Bosboom, J., Aanteekeningen, in Maart 1891 geschreven. Facsimile-reproductie in Ned. Spectator, 1891, blz. 300. Johannes Bosboom. Twintig phototypiën, vervaardigd tijdens de Bosboom-tentoonstelling gehouden in de Mij. Arti et Amicitiae te Amsterdam, Aug.—Sept. 1900. Bosboom Nzn., J., Brieven van A. L. G. Bosboom—Toussaint aan E. J. Potgieter. Rotterdam, D. Bolle, z. j. (1913). Bosboom Nzn., J., Herinneringen aan Mevr. Bosboom—Toussaint. In Onze Eeuw, Sept. 1912. EN BEELTENISSEN VAN BOSBOOM. 117 Bosboom Nzn., J., Johannes Bosboom. Overlevering en Herinnering. In Onze Eeuw, Februari, 1917. Bosboom Nzn., J., A. L. G. Bosboom—Toussaint, „de Prinses Orsini". Nederl. Bibliotheek, deel XIII-XIV, Amsterdam, 1906. Bremmer, H. P., J. Bosboom. 70 Teekeningen en Studies uit de verzameling Mesdag te 's-Gravenhage. Uitgave van W. Versluys, Amsterdam. Busken Huet, in Gids, 1864, IV. 285 en 288 over Bosboom's schilderijen. Caecilia. Alg. Muzikaal Tijdschrift, 1891, blz. 211, 221,231, Brieven van en aan Joh. J. H. Verhulst. Brieven aan J. en N. Bosboom. Dyserinck, Dr. Joh., Anna LouisaGeertruida Bosboom—Toussaint, 'sGravenhage, Martinus Nijhoff, 1911. Evers, G. A., Juffrouw Toussaint aan het Hof. Bibliotheekleven, 1916. Hageraats, Johannes Bosboom. In Haagsch Jaarboekje, 1893. De schrijver maakt o.m. gebruik van Bosboom's aanteekeningen bij zijn eigen levensbeschrijving, die niet zijn afgedrukt in den catalogus van Pulchri van 1891. Ook is hierin afgedrukt een gedicht van Da Costa op Bosboom's huwelijk. van Hall, Mr. J. N., Brieven van Mevrouw Bosboom—Toussaint aan Busken Huet. Gids, 1905. Immerzeel Jz., J., De Levens en Werken der Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders enz. Amsterdam, 1842. H istorische Galerij, afkomstig van de Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam. Nu door den tegenwoordigen eigenaar tentoongesteld in de voormalige kunstzaal van Pulchri Studio, Prinsegracht 57 te 's-Gravenhage, 27 lichtdrukken in portefeuille. (± 1898). Jeltes, Mr. H. F. W., Uit het leven van een kunstenaarspaar. Brieven van Johannes Bosboom. Amsterdam, van Looij, 1910. Jeltes, Mr. H. F. W., Johannes Bosboom (1817—1891). In Elzevier's Geïll. Maandschrift, Jan. 1917. Ook afzonderlijk verschenen. [Jeltes en Martin], Catalogus der Eere-Tentoonstelling ter n8 LETTERKUNDIGE GEGEVENS OVER Herdenking van Johannes Bosboom in de zalen van het Schilderkundig Genootschap Pulchri Studio te 's Gravenhage, 1917. Voorafgegaan door Bosboom's levensbeschrijving door hem zelf. Kok, A. S. Het Echtpaar Bosboom—Toussaint. Tijdspiegel, 1912. Kramm, Chr., De Levens en Werken der Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders enz. Deel I. Amsterdam, 1857. Larensche Kunsthandel, Amsterdam. Jubileum-Tentoonstelling 18 Febr. 1817—18 Febr. 1917. Catalogus van schilderijen en teekeningen ter herdenking van den 100-jarigen geboortedag van Johannes Bosboom. Maclaine Pont, Mej. M. W., Persoonlijke herinneringen aan mijnheer en mevrouw Bosboom; in Eigen Haard, 1891. Marius, G. H., De Hollandsche Schilderkunst inde 19eEeuw. 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1903. Plasschaert, Alb., XIXde eeuwsche Hollandsche Schilderkunst. Deel 105—108 van de Wereldbibliotheek, Amsterdam, Mij. voor Goede en Goedkoope Lectuur. Pulchri Studio. Catalogus der Tentoonstelling Bosboom voorafgegaan door eene autobiografie van den schilder. Nov. 1891. Pulchri Studio. Catalogus der Tentoonstelling van de verzameling teekeningen van wijlen Joh. Bosboom, toebehoorende aan den heer H. W. Mesdag, 1895. Pulchri Studio. 1847—1897. Catalogus der Tentoonstelling van schilderijen van overleden meesters, werkende leden, 1897, met een geschiedenis van Pulchri. Steenhoff, W., in Thieme-Becker, Allgemeines KünstlerLexikon. Vosmaer, Mr. J., „Onze hedendaagsche Schilders". 's-Gravenhage, H. J. Stemberg, (1881). Veth, Jan, Johannes Bosboom. Nieuwe Gids, 1892,1. blz. 1. Veth, Jan, Bosboom's Jeugd. In: Hollandsche teekenaars van dezen tijd, Amsterdam, S. L. van Looy, 1905. Zilcken, Ph., - Peintres Hollandais Modernes. Amsterdam, J. M. Schalekamp, 1893. Vele afbeeldingen zijn dezelfde als bij Berckenhoff. Zilcken, Ph., Joh. Bosboom. In The Studio, 1908, blz. 257. EN BEELTENISSEN VAN BOSBOOM. 119 Een opsomming van gravures, litho's enz. naar Bosboom geeft Vosmaer in „Hedendaagsche Schilders" en geeft bovendien de uitnemend ingerichte klapper in 's-Rijks Prentenkabinet te Amsterdam. Het tijdschrift Eigen Haard somde in 1891 (blz. 6i2),alles op, wat het voordien naar Bosboom had gereproduceerd. Wegens de afbeeldingen is van de bovengenoemde literatuur vooral belangrijk hetgeen uitgaven: Vosmaer, Zilcken, Berckenhoff, de firma van Gogh, Mr. Jeltes en H. P. Bremmer. Voor het samenstellen van den tekst zijn nog eenige onuitgegeven brieven, welwillend ter beschikking gesteld door de Heeren Bosboom, gebruikt. Bosboom's beeltenis is ons op verschillende wijze overgeleverd. Het meest populair zijn wel zijn marmeren borstbeeld, door Bart van Hove gemaakt naar aanleiding van zijn zeventigsten verjaardag in 1887 en thans bewaard in het Gemeente Museum te Amsterdam, en Josselin de Jong's in 1891 in zwart krijt geteekend portret, thans berustend bij den heer P. C. J. M. Bosboom te 's-Gravenhage en, behalve vóór in dit boek, reeds afgebeeld bij de drie opstellen van Boele van Hensbroek en in Plasschaert's „19e Eeuwsche Hollandsche Schilderkunst". In deze beide portretten zijn vooral Bosboom's karaktervastheid, fierheid en edel voorkomen vastgehouden, meer dan in het bekende, het eerst in Vosmaer's Hedendaagsche Schilders (1881) verschenen fotografisch portret in profiel naar links, dat iets officieels heeften meer het aristocratische dan wel het fijngevoelige van hem geeft. Dit fotografisch portret van M. L. Verveer keert in tal van Bosboom-opstellen terug, ook in Jeltes' brieven-uitgave, in Eigen Haard 1891 enz. Het diende ook als grondslag voor de in den aanhef van Berckenhoff s boek gereproduceerde penteekening, alsmede voor het door Ch. Dankmeyer geschilderde olieverfportret in het Rijksmuseum (No. 761a). 120 LETTERKUNDIGE GEGEVENS. Geen van die portretten doen vermoeden, dat Bosboom aanleg had tot zwaarmoedigheid. In dit opzicht is het bij Berckenhoff blz. 6 afgebeelde, naar een teekening van een Amerikaan, zeer merkwaardig. Het geeft den schilder als 36-jarige, want het is 1853 gedateerd. Het vertoont een ontmoedigden, tragischen trek. De eigenares is Mevr. A. L. G. van den Broek—Bosboom te Haarlem. Veel opgewekter is de in 1871 bij Buffa uitgegeven, door P. J. Arendzen gegraveerde Bosboom-beeltenis, die toen ter tijd nogal verkocht is. Eindelijk is er nog een portret van 1877, als houtsnede gereproduceerd in Eigen Haard 1877, blz. 261, terwijl Bosboom in zijn atelier vóór den schilderezel werd geteekend door Willem Steelink voor het Haagsche Jaarboekje 1887, waarvoor dezelfde schilder toen ook 's meesters borstbeeld in penteekening vervaardigde. Verscheiden afbeeldingen, deels naar teekeningen (o. a. naar die van den heer Kruseman in 1835), deels naar fotografieën, reproduceerde Mr. Jeltes in zijn onmisbare brieven-uitgave, waarin echter niet voorkomt het alleraardigste, voor het eerst in ons boek gereproduceerde schetsje, waar Bosboom zichzelven vóór zijn schilderezel afbeeldde (eigenaar de heer J. Bosboom Nzn) en het in 1882 door Bramine Hubrecht geteekende portret, dat zich bevindt in het album van Mevrouw Bosboom-Toussaint, eigendom der gemeente Alkmaar. Ook ziet men Bosboom's beeltenis nog op de Spectatorgroep, gemaakt bij gelegenheid van het vertrek van Gerard Keiler naar Arnhem, alsmede op de bekende groep van de schilders op Pulchri's kegelbaan, die o. m. is afgebeeld in den catalogus der tentoonstelling van schilderijen van overleden meesters en werkende leden, in 1897 in Pulchri Studio gehouden. Ten slotte vermelden wij de pittige teekening, door H. J. Haverman gemaakt voor den catalogus der Haagsche Bosboom-tentoonstelling in 1917, waarin zij vóór den titel is gereproduceerd. IN HET RAADHUIS TE VEERE. Aquarel. Bij den Heer I. L. Völckei LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. Het doel van dezen catalogus is het samenstellen van den ontwikkelingsgang van Bosboom's kunst. De niet gedateerde of niet bij benadering dateerbare werken zijn er alleen dan in opgenomen, wanneer zij in een bepaalde groep (b.v. Deelen, Atelier-interieurs) waren onder te brengen. Voor het samenstellen van een eenigszins volledigen catalogus van Bosboom's schilderijen, aquarellen en teekeningen was het onmogelijk, voldoende gegevens te verzamelen, te meer daar de correspondentie met en het verkrijgen van afbeeldingen uit het buitenland (in dit geval vooral Engeland, Schotland en Amerika) te bezwaarlijk en te tijdroovend was. 122 1 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. Om al deze redenen mag dus het niet voorkomen van een „Bosboom" in deze lijst geenerlei aanleiding geven tot de onderstelling, dat hij valsch of minderwaardig zou zijn, of den samenstellers onbekend. Teneinde op den duur te kunnen geraken tot een „catalogue raisonné", die Bosboom's „oeuvre" zooveel mogelijk compleet opsomt, zullen nog langdurige onderzoekingen noodig zijn, waarmede Prof. Martin zich in de naaste toekomst hoopt te kunnen bezighouden en waarvoor hij de medewerking der verzamelaars en kunsthandelaars inroept. N.B. Bij het zoeken naar een bepaald onderwerp zoeke men in het register op den naam en daarna in deze lijst de in het register gevonden catalogus-bladzijde. Wil men dus b. v. weten, wanneer Bosboom synagogen schilderde, dan zoekt men op de in het register sub „Synagoge" aangegeven bladzijden na blz. 121. * beteekent breedformaat. Kerk beteekent doorgaans de voornaamste kerk ter plaatse. Dus: Kerk te Alkmaar = Groote of St. Laurenskerk; Kerk te Maastricht = St. Servaas, enz. 1831—35. Naaktstudies, geteekende, gemaakt op de Teeken-Akademie. Zie autobiografie. Deze, en eenige pleisterstudies, berusten in de Haagsche Teeken-Akademié. + 1831. Twee boerenbinnen huizen* en een boerderij van buiten.* Studies in olieverf in het Gemeentemuseum te Amsterdam. 1831 en eerstvolgende jaren. Hulp bijTooneeldécors voorden Haagschen Schouwburg. (Zie blz. 11 en autobiografie). Gezichten op Binnenhof, Vijverberg, Stadhuis enz. te 'sGravenhage. In den trant van B. J. van Hove. (Zie tekst blz. 13). Een schilderijtje uit dien tijd: gezicht op de Grenadierspoort naar de richting van het Plein *, bezit.Dr. D. F. Scheurleer te 's Gravenhage. + 1831^34? Kerkinterieur. Auqarel bij Mr. Cremers te's Gravenhage. Afb. in den cat. der verk. bij Oldenzeel, Rotterdam, 12 Febr. 1910 no. 14. LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 123 ± 1835. Gezicht op een Stad* Schilderij, bekend als „Gezicht op Staveren". Kunsthandel C. M. van Gogh, Amsterdam. 1835. S t u d i e s o p r e i s van den Haag over Nijmegen naar Dusseldorp, Keulen en Coblentz en terug over Utrecht. (Zie tekst blz. 13 in autobiografie). Teekening van een gedeelte van den Utrechtschen Dom van buiten (Jeltes, brieven blz. 101). Een gezicht te Coblentz, aquarel, bezit de Heer J. G. de Groot Jamin te Amsterdam. Verscheiden Utrechtsche teekeningen bij den Heer P. W. Bosboom te 's Gravenhage, die ook een Stadsgezicht te Dusseldorp (teekening) bezit. 1835. Schilderij, Gezicht op de Moezelbrug te Coblentz, te 's Gravenhage tentoongesteld en door Schelfhout gekocht. (Zie tekst blz. 13 en autobiografie). 1835. In den Dom te Keulen. Gedateerde teekening, afgeb. bij Bremmer no. 55. ± l835—4°- Stadsgezichten in Hollan'd o. m. teekeningen en aquarellen (veelal in sepia) in het Museum te Dordt, het Leidsche Prentenkabinet, het Museum Fodor, bij Mr. Chr. P. van Eeghen te Amsterdam, en in de portefeuilles en schetsboeken in 't bezit der familie Bosboom bewaard. 1836. Stadsgezicht aan het Water met afvarend Beurtschip. Schilderij, ingezonden op prijsvraag van Felix Meritis en bekroond met gouden eerepenning (Zie blz. 13 en autobiografie). 1836. St. Janskerk te 'sHertogenbosch van binnen. Schilderij, te Rotterdam op de tentoonstelling. Daar verkocht aan den Heer de Bije. (Zie blz. 14 en autobiografie). ± 1837. Graf van Jan van Polanen II in de kerk te Breda.* Albumblaadje bij den Heer Koechlin Jr. te Rijswijk. + 1837. Gebouwen met edellieden. Aquarel. In 1916 in den handel. Afb. blz. 16. 1837. Eerste studies in België. (Zie blz. 14 en autobiografie). Eenige schetsboeken, door de familie Bosboom bewaard, dateeren blijkbaar van deze reisj benevens eenige kleine schilderijen (o. a. de Kathedraal te Antwerpen bij den Heer P. W. Bosboom te 's-Gravenhage). 1837. Gotische huizen (in België?) Gedateerde teekening bij Mevr. Dr. Reddingius—Blaupot ten Cate te Groningen. Vroeger bij Mesdag. Afb. Bremmer no. 5. * 124 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 1837. Preekstoel in den St. Jaques te Antwerpen. Gedateerde teekening in het Panorama-Mesdag. Afb. Bremmer no. 14. 1837 a 38. Gezicht op de Hallen te Yperen.* Schilderij bij den Heer H. Weustenberg te Berlijn. Afb. blz. 9. 1837 a 40. Belgische Kerk-interieurs. Aquarellen, o.a. bij den Heer Terlaaken Mevr. Muuren-Terlaak te 's-Gravenhage, in het Museum Fodor, enz. 1838. Kerk met invallend Zonlicht. Schilderij, dat jaar door Felix Meritis bekroond. (Zie blz. 14 en autobiografie). 1839. Nieuwe Kerk te Del'ft. Uitvoerige gedateerde aquarel in 'sRijks Prentenkabinet te Amsterdam. 1839. Oude Kerk te Delft met graf van M. H. Tromp. Vermeld bij Vosmaer, blz. 3. 1839. Preekstoel in de St. Janskerk te's Hertogenbosch. Gedateerde aquarel in het Panorama-Mesdag. Bremmer afb. 21. 1839. „Scène 3e acte Opéra Guido et Genevra, Paris 1833*". Gedateerde sepia-teekening van een te Parijs gezien stuk. Bij den Heer J. D. Kruseman te 's Gravenhage. 1839. „Quai de Paris" te Rouaan*. Schilderij, bekroond met de Sted. Zilveren medalje (den Haag?). Zie blz. 15 en autobiografie. Later verkocht met de coll. Wijnveld e.a. bij Roos, Amsterdam, 18 Nov. 1902, no. 19, en in dien catalogus afgebeeld. Een aquarel met eenige geringe wijzigingen, door den eigenaar (abusievelijk ?) gedateerd 1838, bezit de Heer J. D. Kruseman te 's Gravenhage. 1839. Trap in den St. Maclou te Rouaan. Gedateerde aquarel bij den Heer J. D. Kruseman te 's Gravenhage. — Een dergelijke aquarel bij Mr. B. ten Bruggen Cate te Groningen (afb. 2). Een litho naar een derde exemplaar, door C. C. A. Last, in de Kunstkronijk. 1839? Trap in de Kathedraal te Rouaan, aquarel bij Mevr. A. J. de Beaufort—Hoeufft te Utrecht. 1840. Marktplein te Rouaan, schilderij, door Bosboommvoltooid. (Kunstkronijk 1840—41, blz. 40). 1840. Marktplein. Klein gedateerd schilderij. In den Haagschen Kunsthandel. LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 125 1840. In den St. Jaques te Antwerpen. Gedateerde aquarel in Teyler's Museum te Haarlem. + 1840. St. Jaques te Antwerpen. Aquarel, afgebeeld in den cat. der verkooping coll. v. d. Pijl e.a. bij Roos, Amsterdam, 3 Febr. 1903, no. 17. ± 1840. Vóór het altaar. Schilderij, eigendom van den Larenschen Kunsthandel (afb. in den cat. der Bosboom-tentoonstelling aldaar 1917, no. 67). ± 1840. „Gezigt van den St. Jakobstoren te Antwerpen". Schilderij (?), vermeld Kunstkronijk 1840—41, blz. 95. In den Haag 1841 met stedel. zilveren medalje bekroond (zie autobiografie). 1840. Kasteel aan het Water.* Gedateerde aquarel in het album van Mevr. Koechlin-Nicola te Rijswijk. ± 1840. „Stadsgezicht met Beurtschepen.* Schilderij in het Provinzial-Museum te Hannover. 1840. Orgel in de St. Janskerk te 's Hertogenbosch. Schilderij op de tentoonstelling te Rotterdam. Daarna bekroond met den grooten bronzen gedenkpenning op de tentoonstelling te Antwerpen. (Zie blz. 15 en autobiografie, en vgl. Kunstkronijk 1840—41, blz. 5). Een aquarel bij den Heer A. A. van Beek, Rotterdam. 1840. In de St. Janskerk in den Bosch. Gedateerde teekening bij den Heer H. D. H. Bosboom te 's Gravenhage. ± 1840. Kerk te Delft. Aquarel in het Sted. Museum te Amsterdam. 1841. Kerkgezicht te Antwerpen. Schilderij, met Sted. Zilveren medalje (in den Haag ?) bekroond. (Zie autobiografie). 1842. Kerk te Hoogstraeten. Schilderij, in 1845 gelithografeerd dóór Waanders. (Zie blz. 22; Kunstkronijk 1843—44, blz. 79 en autobiografie). De schilderij, die het eerst vermeld wordt op de Haagsche tentoonstelling 1842 (Kunstkronijk blz. 77), werd 1 Maart 1871 met de collectie v. d. Wijnpersse voor f 1000 verkocht (Kunstkronijk 1871, blz. 22) en is later afgebeeld in den catalogus der veiling bij Roos, Amsterdam, 16 Febr. 1904, no. 22. Deteekening was bij Mesdag (Bremmer no. 11, thans collectie J. B. Henson). Een „Kerk te Hoogstraeten met lamplicht" was 1844 te Amsterdam op de tentoonstelling (Kunstkronijk 1844—45, blz. 6). 1842. Kerk te Mechelenvan binnen. Gedateerde schets bij den Heer Blaupot ten Cate te Arnhem. Uit de collectie Mesdag. Bremmer afb. 41. I 20 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. Een litho van hetzelfde gegeven, met eenige wijzigingen, in Kunstkronijk 1844—45, blz. 74. Een schilderij met hetzelfde onderwerp is afgebeeld in cat. veiling Henkes, den Haag 10 Nov. 1903. Een dergelijke schilderij bij Jhr. Teding v. Berkhout te Haarlem. 1842. Preekstoel in de Kerk te Mechelen. Teekening, afgebeeld bij Bremmer no. 4. 1842. Lux in Tenebris. Schilderij op de tentoonstelling in den Haag, en daarna bekroond op de tentoonstelling te Brussel. (Zie bl. 15 en autobiografie, benevens Kunstkronijk 1842—43, blz. 25. Besproken in Kunstkronijk 1842— 43, blz. 77). Daarna coll. J. G. Schick, verkocht 14 April 1863 in den Haag. Thans- bij den Heer J. W. IJzerman, Huize Oosterbeek bij 's Gravenhage. De geteekende studie van het altaar is bij Mr. D. v. Houten (vroeger bij H. W. Mesdag) en is afgebeeld bij Bremmer no. 51. Een aquarel naar de schilderij, eigendom van den Heer J. Bosboom Nzn., is afb. 3 van dit boek (Zie tekst blz. 30). 1842. Oksaal der Hoofdkerk te Dixmuiden. Schilderij bij H. M. de Koningin. In 1842 door den Prins van Oranje van den schilder gekocht (Kunstkronijk 1842—43, blz. 5). Een aquarel met dezelfde voorstelling, gedateerd 1841, bezit Mr. J. A. G. Baron de Vos van Steeriwijk te 's Gravenhage. 1842. Kerk te Hoorn van binnen, schilderij op de tentoonstelling te Amsterdam (Zie Kunstkronijk 1842—43, blz. 30). 1842? Doophek en Preekstoel in de kerk te Hoorn. Studie in olieverf. Kunsthandel d'Audretsch, 's Gravenhage. Tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 4. Een dergelijk schilderij bij den Heer van.Wezel te Baarn. ± 1842? Doop in de kerk te Hoorn. Schilderij bij Mevr. de wed. A. C. Blooker-van Exter, te Amsterdam. Tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 15. Afb. in cat. der veiling Ingenhoes v. Schaik e.a., Amst. 17 Oct. 1899. 1843. Schip der kerk te Brielle. Schilderij. (Volgens Vosmaer). 1843, Kapel in de kerk te Mechelen. Schilderij. (Volgens Vosmaer). 1843. Koorgestoelte te Wouw. Gedateerde teekening bij Mevrouw v. Tienhoven-Hacke te Bentveld. 1843. Gezicht in de kerkte Delft, schilderij, tentoongesteld. Zie Kunstkronijk 1843—44, blz. 70. LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 127 1843 ofietslater. Orgel in de kerk te Purmerend. Aquarel bij Mr.R. Cremers te 's Gravenhage. Afgeb. in catalogus der veiling bij Tersteeg, den Haag 26 Maart 1912, no. 262. De 1843 gedateerde teekening ervoor, vroeger in de verzameling Mesdag, is thans eigendom van Mevrouw Leith Ross-van Houten te Londen. (Bremmer afb. 61). Vgl. ook 1853. 1843 of iets later. Kerk te Overschie. Schilderij, afgeb. in den catalogus der veiling bij Fred. Muller & Co., 25 Nov. 1903, no. 176. De teekening ervoor is 1843 gedateerd en behoorde tot de verzameling Mesdag. (Bremmer afb. 37). 1843 a 44. Kerk van een dorp in den omtrek van Hoogstraten voltooid. Zie Kunstkronijk 1843—44, blz. 8b. 1843. Graftombe van Graaf Engelbrecht II van Nassau in de kerk te Breda. Gedateerd schilderij. Rijksmuseum te Amsterdam. Vóór'43 op een tentoonstelling te Antwerpen. Daarna overschilderd. (Zie Kunstkronijk l843—44- Wz- 40). Afb. 4. De schets was bij H. W. Mesdag (Bremmer afb. 18). Van de vele andere voorstellingen van deze tombe noemen wij die, welke is afgebeeld in de Kunstkronijk 1858, blz. 46. (Een andere, 1843 gedateerde^tudie in de coll. Mesdag (Bremmer, afb. 31). 1843? Nieuwe Kerk te Amsterdam met den preekstoel. Schilderij bij den heer C. G. Vattier Kraane te Amsterdam. Afgebeeld in Kunstkronijk 1846, blz. 28. Vermoedelijk identiek met de door Vosmaer (blz. 3) genoemde. Vgl. beneden bij 1859. 1844 ofiets vroeger. Gezicht op de kerk te Scheven ingen.* Schilderij, thans bij Mr. H. W. de Beaufort te Leusden (tent. Larensche Kunsthandel 1917, no. 8). Lithographie door C. C. A. Last in de Kunstkronijk 1844—45, blz. 18. 1844. De Noorderkerk te Hoorn. Schilderij, in 1844 te Amsterdam tentoongesteld (zie Kunstkronijk 1844—45, blz. 6). Volgens Vosmaer 1844 geschilderd. Afgebeeld in Kunstkronijk 1844—45, blz- 21. De aquarel ervoor was op verkooping bij Fred. Muller 23 Nov. 1909 (no. 15, afb. in cat.). Een i 844 gedateerde voorteekening bezit Minister Bosboom. 1844. Kerk van binnen (Dom te Keulen?). Gedateerde teekening, vroeger in de verzameling Mesdag. Bremmer afb. 17. 1844. Kerkmeesteren-kamer te Alkmaar * op tentoonstelling te Rotterdam (Kunstkronijk 1844 blz. 12). Vermoedelijk identiek met de schilderij bij den Heer Egb. de Langen te Amsterdam (tent. Larensche Kunsthandel 1917 128 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. cat. no. 64 en aldaar afgebeeld) of met die bij den Heer M. Taudin Chabot te Rotterdam. Laatstgenoemde is identiek met de door Bosboom zelf genoemde (Jeltes, brieven blz. 14). 1844 of iets later. Kerkmeesteren-kamer te Alkmaar. (Houten tongewelf). * Op den achtergrond banken. Een teekening in twee exemplaren in het Museum Fodor. De schets ervoor was bij H. W. Mesdag (Bremmer afb. 40). De tfeekening naar de natuur, zonder figuren, gedateerd 1844, is afgebeeld bij Berckenhoff blz. 30. 1845 of iets vroeger. Ingang van het Kon. Park te Brussel.* Schilderij, afgebeeld in Kunstkronijk 1845 — 46. 1845. St. Bav o te Haarlem van bi nnen. Schilderij, op de tentoonstelling te Brussel bekroond met de gouden medalje. (Zie blz. 16 en autobiografie). De schilderij is thans bij Mr. Dr. D. Kooien te Utrecht. Vermoedelijk identiek met de in 1846 te Amsterdam tentoongestelde (Kunstkronijk 1846, blz. 61). Uit het jaar 1845 zijn eveneens de gedateerde teekening van de St. Bavo in het Museum Fodor (waarvan de schets bij Mesdag was (Bremmer no. 59), en een gedateerde aquarel, in 1916 bij Buffa en Zonen te Amsterdam (verk. W. Piek). Nog een dergelijke, iets vroegere aquarel was op de veiling bij Roos en Co. 26 Mei 1903, no. 22 (afb. in den catalogus). 1845. Koorgestoelte te Leuven. Gedateerde teekening bij den heer J. van Houten te Groningen. Bremmer afb. 28. 1845. Koorgestoelte te Leuven. Gedateerde teekening der verzameling Mesdag. Bremmer afb. 42. 1845? In de kerk te Leuven. Aquarel in het Museum Mesdag no. 41. 1845? Portaal in de kerk te Leuven. Aquarel bij Jhr. S. v. Citters te Arnhem. 1845. Sluis te Leuven.* Gedateerde teekening der verzameling Mesdag. Bij Mej. M. A. van Houten te 's Gravenhage. 1846. Gezicht in het Bisschoppelijk Paleis te Luik. Schilderij, in Rotterdam tentoongesteld (Kunstkronijk 1846, blz. 44). 1846. Kerk te Alkmaar, schilderij, op de tentoonstelling te Amsterdam (Kunstkronijk 1846, blz. 61) aangekocht door de Ver. tot Bevordering van Beeldende Kunsten (t.a.p. blz. 21). Mogelijk identiek met de vroegste ons bekende Alkmaar-schilderij, nl. die van de verkooping bij Fred. Muller en Co., 23 April 1901, no. 215 (afb. in cat.) Een teekening uit dien tijd van een ander gedeelte der kerk is Bremmer afb. 64. LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 129 1846. De kerk teOosthuizenvanbinne n,* tentoongesteld te Amsterdam (Kunstkronijk 1846, blz. 61). Later op de verkooping bij Roos, Amsterdam, 15 Oct. 1904 (afb. in den catalogus). Een schets bezit Mr. D. van Houten te 's Gravenhage (afb. 7. Zie boven blz. 38). 1846. Gedeelte der Noorderkerk te Hoorn.* Gedateerde O.I. inktteekening in het Museum Fodor. Gaat terug op de teekening der verzameling Mesdag, Bremmer afb. 23. Naar ditzelfde gedeelte zijn gemaakt o.m. een klein aquarelletje bij den heer J. D. Kruseman te 's Gravenhage (zie 1881); een prachtige aquarel (zie + 1880) bij Dre de Vos van Steenwijk te Zwolle; enz. (Zie ook ± 1860). ± 1846—50. Portretje van Mej. Toussaint als Bruid. Potloodteekening bij den Heer J. Bosboom Nzn. te 'sGravenhage. Zie blz. 32 en afb. 5. + 1846—50. Bosboom aan zijn ezel. Potloodteekening als voren. Zie afb. 6. 1847. Protestantsche kerk, gestoffeerd met Weeskinderen. Nieuwe kerk te Amsterdam (met het kleine orgel). Schilderij, in genoemd jaar aangekocht voor de Alte Pinakothek te München. Zie blz. 25 en autobiografie. Het is een geïdealiseerde „Nieuwe Kerk te Amsterdam", vermoedelijk in '45 geschilderd en dan dus identiek met die, welke hij in 1845 te Brussel tentoonstelde en die met de gouden medalje werd bekroond. Een geteekende voorstudie bij den Heer de Bois te Haarlem is '44 gedateerd. Een vroegere, kleinere compositie bezit Mr. W. H. de Beaufort te Leusden (tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 7); een andere iets vroegere is bij Mevr. de Wed. A. Oppenheim te 'sGravenhage. De laatste en beste bewerking van dit motief bezit de heer W. F. v. Heukelom te Amsterdam (afb. 17; verk. Fred. Muller en Co., Amsterdam 23 Febr. 1892, no. 20). 1847. Een wintergezicht in den Haag tentoongesteld (Kunstkronijk 1847, blz. 54)- 1847. Preekstoel in de O. L. Vrouwekerk te B rugge. Gedateerde1) aquarel bij Ds. C. P. van Eeghen te Amsterdam. Een schilderij als deze teekening was op de veiling Unterberger e.a. bij Roos en Co., Amsterdam, 29 Oct. 1901, rio. 21 (afb. in cat.). *) Hier kan ook gelezen worden 18 41. 9 13° LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 1848. Kerk St. Salvator te Brugge, schilderij, op de tentoonstelling te Amsterdam (Kunstkronijk 1848, blz. 87). 1848. In de Ste, Gudule te Brussel. Gedateerde teekening bij Mr. R.J. H. Patijn te 's Gravenhage. 1848. Sacristie der St. Waltrudi s-kerk te Bergen in Henegouwen*. Aquarel in het Museum Fodor. De gedateerde voorstudie was bij Mesdag (Bremmer afb. 26): Van dit gegeven bestaat een schilderij, thans bij Mr. R. Cremers te 's Gravenhage (veilingen bij Fred. Muller (6 Maart 1906 no. 36 eri 14 Nov. 1911 no. 22, afb. in die catalogi). Ook de „Abdij te Egmond" is aan dit motief ontleend. Zie beneden onder 1862. 1848. In de Borinage.* Gedateerde Teekening in het bezit der familie Bosboom, afgebeeld bij Berckenhoff blz. 42 en bij Zilcken blz. 138. — Een schilderij van dit onderwerp bezit de Heer P. Bosboom te 's-Gravenhage, een aquarel is in Teijler's Museum te Haarlem. Vgl. ook Jeltes, Brieven blz. 35. 1848. Vrijdagsmarkt te Rouaan, schilderij op de Amsterdamschetentoonstelling (Kunstkronijk 1848, blz. 79). 1848. Consistoriekamer te Nijmegen. Gedateerde teekening, afgebeeld bij Berckenhoff, blz. 35. Blijkbaar schets voor de schilderij, die (volgens Vosmaer) Bosboom in 1850 maakte. 1848. Geertekerk te Utrecht.* Gedateerde aquarel in het Museum Fodor. Een voorstudie van deze aquarel is Bremmer afb. 49. Vgl. verder onder 1852. + 1848. Geertekerk te Utrecht, van het koor uit.* Sepia-teekening. Eigendom van Jhr. Mr. D. de Blocq van Haersma de With, de Bildt. Dezelfde voorstelling, in de hoogte, bezit Mr. D. v. Houten te 's-Gravenhage (afb. 12). 1848, Portaal van de St. Servaaskerk te Maastricht. Gedateerde O. I. inkt-teekening bij Mr. D. van Houten te 's-Gravenhage. Bremmer afb. 13. 1848? Kerk te Maastricht. Schilderij, in 1917 bij van Wisselingh & Co. te Amsterdam. (Afb. in cat. verk. Fred. Muller & Co. 4 Juni 1907, no. 15). Een aquarel bij de firma van Gogh aldaar. Een kleine sepia-aquarel bezit de Heer J. D. Kruseman té 's-Gravenhage. Een voorstudie naar de natuur (gedateerd) bezit de Heer M. Mouton te 's-Gravenhage (Bremmer afb. 38). De schilderij LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE »3' kan identiek zijn met die der veiling collectie Mr. S. van Walcheren v. Wadennoyen (Kunstkronijk 1875 blz. 75). 1849. Poort van het Oude Vrouwenhuis te Arnhem. Gedateerde gekleurde teekening in het Museum Fodor. Een schets, bij den Heer Blaupot ten Cate te Arnhem, is afgebeeld bij Bremmer no. 36. 1849. Plechtige Inhuldiging van Koning Willem III te Amsterdam. Gedateerde aquarel, eigendom van H. M. de Koningin. 1849. De Groote Kerk te Gouda. Gedateerde teekening bij Mej. B. E. van Houten te 's-Gravenhage. 1849. Koor der Nieuwe Kerk te Delft. Gedateerde teekening in het Panorama-Mesdag. Bremmer afb. 48. 1849. In de Nieuwe Kerk te Delft. Gedateerde teekening bij den Heer F. P. ter Meulen te 's-Gravenhage. 1849. Hooglandsche Kerk te Leiden. Gedateerde teekening in het Panorama-Mesdag. Bremmer afb. 20. 1849? In de Ste Gudule te Brussel. Gedateerde teekening bij den Heer M. Mouton te 's-Gravenhage. Bremmer afb. 17. 1849. Illustratie voor „de Schoone Onbekende" van Ds. Koetsveld. (Brieven van Mevr. Toussaint blz. 57)* + 1850. Kamer van Mej. Toussaint.* Twee aquarellen bij den Heer P. C. J. M. Bosboom te 's-Gravenhage. Een ervan is afgebeeld bij Berckenhoff blz. 22. 1850. November. Albumblad: „Alkmaar Souvenir".* Bij Mevrouw A. L. G. van den Broek—Bosboom te Haarlem. Driemaal de figuur van Mej. Toussaint met drie kerk-interieurs. Afgebeeld bij Berckenhoff blz. 19 en bij Zilcken blz. 143. 1850. Ruïne te Viller s. Teekening uit de verzameling Mesdag, Bremmer afb. 24. Een andere dergelijke teekening afgebeeld bij Berckenhoff blz. 33. In 1862 schonk Bosboom een dergelijke teekening voor de verloting ten bate van de watersnoodlijdenden. Deze is vermoedelijk die, welke thans H. M. de Koningin bezit. 1850. De Portugeesche Synagoge te Amsterdam. Gedateerde teekening. Vroeger in de verzameling Mesdag. Bremmer afb. 33. Dezelfde voorstelling en figuurgroepeering geeft: 132 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. i°. Aquarel Museum Fodor. 2°. Een waterverfschets, vroeger in de collectie Spaan. 3°. Schilderij bij den Heer J. T. Cremer te Santpoort (afb. 21). 4°. Een herhaling in 't klein hiervan, schilderij bij H. M. de Koningin. + 1850*155. „Een zwerveling uit Israël". Aquarel bij den Heer J. Bosboom Nzn. te 's Gravenhage. Afb. bij Berckenhoff blz. 27. 1850, Juni. In de Kerk te Ca 1 car. Gedateerde aquarel bij Mr. S. J. Blaupot ten Cate te 's Gravenhage. Uit de verzameling Mesdag (Bremmer afb. 10). Een dergelijke compositie afgebeeld in de Kunstkronijk. 1850. Doop in de Kerk te Calcar. Gedateerde aquarel bij Mevr. Ver- • kerk-v. Houten te 's Gravenhage. Uit de verzameling Mesdag. Bremmer afb. 60. 1850? Kerk te Calcar. Aquarel bij Mevr. de Wed. Prof. Mr. C. Asser te Haarlem. 1850. Kloosterpoort te Boxmeer. Gedateerde teekening, afgebeeld bij. Berckenhoff blz. 9 en bij Zilcken blz. 139. 1850. In het klooster te Boxmeer. Gedateerde teekening, afgebeeld bij Berckenhoff blz. 13. Een andere sepia-teekening van dergelijke compositie bezit de Heer P. C. J. M. Bosboom te 's Gravenhage. Deze en minister Bosboom bezitten geteekende figuurstudies voor hetzelfde gegeven. De schilderij, die Bosboom in of kort na 1850 hiervan maakte (zie 1855), is afgebeeld in de Kunstkronijk en als lichtdruk in de uitgave van van Gogh 1901. 1850. Orgelspelende Carmeliet. „Cantabimus et Psallemus". Schilderij, in 1850 te Amsterdam tentoongesteld (zie blz. 24, 33, 34 en autobiografie, benevens afb. 8. Ook Kunstkronijk 1850, blz. 82). Gegraveerd door H.SluyterDz. Later nog meer dergelijke voorstellingen, o.m. de „Hymne a Dieu", geschilderd op verzoek van den Heer Elzer en gereproduceerd in de „Galerie Photographique Musée Goupil" (Zie autobiografie). Voor de nog latere voorstellingen in dezen geest zie in deze lijst onder 1867 en 1881. 1850 a 55. Orgelspelende monnik, naar rechts gewend. Schilderij bij den Heer A. Preyer te 's Gravenhage. Uit coll. Roelofs—Heyermans (afb. in den cat. der veiling, den Haag, 9 April 1902). 1850 of iets later. Sacristie te Boxmeer. Groote aquarel bij den Heer P. W. Bosboom te 's Gravenhage. LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. x33 1850 of iets later. Kloostertra p. Teekening bij Mevr. Aghina te Bloemendaal. Andere kloostertrappen uit dien tijd afgebeeld bij Boele van Hensbroek en in den cat. verk. Fred, Muller & Co., 25 Nov. 1903 no. 15. 1850 of iets later. Kloostersmidse*. Teekening bij den Heer Willy Sluiter te 's Gravenhage. Afb. in Elsevier's Gelll. Maandschrift, Jan. 1917. 1850 of iets later. Kloosterkeuken. Schilderij. In 1881 bij Nunez te Parijs. (Zie autobiografie). Thans bij den Heer S. Pinkhof te 's Gravenhage. (Afb. 9). Een geschilderde voorstudie bezit de Heer P. C. J. M. Bosboom (tent, Larensche kunsthandel 1917 no. 32). Een tets andere voorstelling, studie in olieverf, zeer vlot en krachtig, bezit minister Bosboom. 1850 of iets later. Kloosterbroeders in de Bibliotheek. Museum Willet—Holthuysen, Amsterdam. + 1850. De Leering*. Aquarel bij den Heer W. P. van Stockum Jr. te 's Gravenhage. Afgeb. in Kunstkronijk 1851 blz. 20. ± 1850. Preekstoel in de Geertekerk te Utrecht. Teekening bij den Heer J. Hidde Nijland te 's Gravenhage. ± 1850 a 55. Kerk-interieur *. Aquarel bij den Heer G. van Mesdag. Tent. Larensche kunsthandel Amsterdam 1917 no. 69. Verk. Fred. Muller & Co, 37 Febr. 1900 no. 55 (afb. in cat.) Een dergelijke aquarel in's Rijks Prentenkabinet. 1851. Kerk te Beverwijk.* Schilderij. In 1850 begonnen (Zie blz. 35 en autobiografie). Tentoonstelling Rotterdam 1852. (Kunstkronijk 1852, blz. 75). Thans bij den Heer J. D. Twiss te Rotterdam. Een aquarel ervan, uit dien tijd, bezit Teyler's Museum te Haarlem; een schilderij met enkele figuren was in de veiling J. C. Day, Londen 1909 (tent. Londen Guildhall 1903 no. 83). Een sepia-teekening 7 Dec. 1851 was in de veiling Vincent van Gogh, Amsterdam 1913. 1851. Weeshuiskeuken te Utrecht.* Gedateerde teekening in het Panorama-Mesdag. Zie afb. 10. Een andere teekening van hetzelfde bezit de heer G. van Houten te Groningen (Bremmer afb. 6). Een studie in olieverf bezit de Heer P. C. J. M. Bosboom te 's Gravenhage. ± 1851.Kerk interieur (Beverwijk ?). Aquarel bij den Heer Egb. de Langen te Amsterdam. Tent. Larensche Kunsthandel 1917 no.' 66 (afb. in den cat.). Een schilderij met dezelfde voorstelling, met een aan de zoldering hangend scheepje, in dezelfde verzameling. !34 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 1851, 6 Dec. Kerk-interieur. Gedateerde aquarel in hét album van Mevr. de wed. Koechlin—Nicola te Rijswijk. Zie afb. blz. 41. 1852 of iets vroeger. Eusebius-kerk te Arnhem. Schilderij bij den Heer A. C. R. Dreesmann te Bussum. (Tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 51). Afb. in spiegelbeeld in de Kunstkronijk 1852 blz. 17. 1852. Avondmaalsviering in de Geertskerk te Utrecht.* Gedateerd schilderij, in 1853 te Gent tentoongesteld. Thans in het Museum Fodor te Amsterdam (afb. 11). Zie blz. 40, 41 en autobiografie. Was ook in den Haag m l853 tentoongesteld (Kunstkronijk 1853, blz. 11). Eene geteekende studie is bij Mej. S. Blaupot ten Cate te 's-Gravenhage (vroeger Mesdag; Bremmer no. 46); een andere is afgebeeld bij Bremmer no. 2. Een teekening van 1852 in het Museum Fodor. Vgl. verder onder 1848. Een (later?) geschilderd stukje, veel mooier, is in bruikleen van den Heer J. R. H. Neervoort v. d. Poll in het Rijksmuseum. De vroegste schilderij (omstr. '48?) bij den Heer v. d. Mersch te Bentveld. Voorts nog teekeningen bij den Heer Hidde Nijland en Mr. D. van Houten te 's Gravenhage en bij Jhr. Mr. D. de Blocq van Haersma de With te de Bildt. Zie boven, bij 1848 en '50. 1852. Kloosterkerk (te Boxmeer of Megen?) met groot orgel. Teekening der verzameling Mesdag, thans bij Mr. D. v. Houten Jr. te Dordrecht. Bremmer afb. 34. Dergelijke teekening bij den Heer P. W. Bosboom te 's-Gravenhage. 1852. Kerk te Breda met de tombe der graven Engelbrecht I en Jan van Nassau rechts. Gedateerde aquarel bij den Heer W. Brusse te Amsterdam. Afgebeeld in v. Gogh's album onder no. XVI. Een sepiateekening uit denzelfden tijd bezit notaris d'Aumerie te Scheveningen. Een sepiateekening van hetzelfde graf van de andere zijde bezit Mevrouw v. d. Meulen—van Houten te Utrecht (Bremmer afb. 19). ± 1852. Kerk-interieur. (Nieuwe kerk te Amsterdam?) Aquarel bij den Heer H. Goldschmidt te Amsterdam. Verk. coll. Unterberger e. a. bij Roos, Amsterdam 29 Oct. 1891 no. 22. Afb. in cat. 1853. Orgel in de kerk te Purmerend. Gedateerd schilderij bij den Heer I. L. Völker te Eefde. Geheel als de teekening van 1843. 1853. Kerk-interieur. Gedateerd schilderij bij den Heer M. J. Tiele te 's-Gravenhage. LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 135 1853. De Portugeesche Synagoge te Amsterdam. Schilderij, in 1881 bij den Heer Vlierboom (Vosmaer blz. 3). 1854. Nieuwe kerk te Delft. Gedateerde sepia-schets bij Mr. S. van Houten te 's Gravenhage. 1854. Illustraties voor Mevr. Bosboom-Toussa int's „Alkmaarsche Wees". Potloodteekeningen.Verkooping bij R.W. P. de Vries, 20 Dec. 1915 no.133 en 134- 1854. Titelvignet voor „Gideon Florensz." Aquarel bij den Heer J. Bosboom Nzn. te 's Gravenhage. (Tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 24). Ets door W. Steelink bij Berckenhoff. l855- Protestantsche Kerk, schilderij; op de Wereldtentoonstelling te Parijs. (Kunstkronijk 1856, blz. 41). 1855. Kerkekamer te Nijmegen, schilderij; op de Wereldtentoonstelling te Parijs. (Kunstkronijk 1856, blz. 41). 1855. Hooglandsche Kerk te Leiden*. Gedateerd schilderij in het Museum Boymans te Rotterdam. De gedateerde gewasschen teekening ervoor bezit Mej. Repelius te Amsterdam. Afb. 14. Op de achterzijde hiervan bevindt zich een ander kerkinterieur. 1855. Monniken van St. Franciscus, het te Deum zingende*. Schilderij op de Wereldtentoonstelling te Parijs (Kunstkronijk 1856, blz. 41. Afb. t. a. p. blz.). Vgl. ook hierboven 1850. ± 1855. Godsdienstoefening van Kloosterlingen in een kerk (Boxmeer, klooster?) Schilderij in hét Rijksmuseum te Amsterdam. Een studie in olieverf (coll. Pijnappel) en een kleine repliek zijn beide in hej: Gemeentemuseum te Amsterdam. + 1855. Kloostergang met staanden en zittenden Monnik Schilderij in het Stedelijk Museum, Amsterdam. Een bijna overeenkomstige voorstelling is afgebeeld in Kunstkronijk 1861, blz. 62. 1855 360. Hooglandsche Kerk te Leiden. Schilderij bijB<">. Schimmelpenninck te 's-Gravenhage. Uit de verzameling Luden. + 1855. De Preekstoel. Schilderij bij E. J. v. Wisselingh & Co. te Amster- 136 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. dam. Een aquarel van hetzelfde gegeven is afgebeeld in den cat. der verk. bij Fred. Muller 25 Nov. 1903 no. 175. + 1855. Nieuwe Kerk te Delft, K o o r h e k. Kleine aquarel bij den Heer Laverge te Rotterdam. 1856. Koor der St. Jacobskerk te 'sGravenhage; schilderij (afb. 15), in België tentoongesteld. De schilder ontving daarvoor de Leopoldsorde. Tevens in Rotterdam tentoongesteld Mei 1856 (Kunstkronijk 1857, blz. 28). In 1881 was het bij den heer de Chabot (zie autobiografie). Thans eigendom van den heer A. Preyer te 's Gravenhage. De teekening ervoor, een der meesterlijkste van Bosboom, bezat Mesdag. Zij is afgebeeld bij Vosmaer en bij Bremmer (afb. 43). Thans is zij in Amerika. Een andere voorteekening bezit de schilder M. Bauer te Amsterdam. 1856. Kerk te Maassluis.* Gedateerd schilderij bij Mr. J. A. G. Baron de Vos van Steenwijk te 's Gravenhage. Afb. 13. Vermoedelijk identiek met de in 1857 in Arti tentoongestelde schilderij (Kunstkronijk 1858, blz. 72). Een aquarel als deze schilderij bezit het Museum Boymans. Een teekening, dezelfde kerk voorstellende, bezit het Museum Mesdag, no. 47. Een andere was op de. verkooping bij Biesing, den Haag 6 Mei 1908, no. 19. Afb. in cat. 1857. Oude Kerkte Amsterdam. Schilderij in het Museum te Amsterdam. In 1857 op de Haagsche tentoonstelling (Kunstkronijk 1858, blz. 42). Een voorstudie in waterwerf is bij Mevr. Thérèse v. Duyl-Schwartze; een teekening naar de natuur bij den heer A. Labouchere te Rijswijk, een voltooide aquarel in Teyler's Museum; een iets latere voorstelling, aquarel, in de hoogte, is afgebeeld in het door v. Gogh uitgegeven album, no. XII. De teekening daarvoor is Bremmer afb. 52. 1857. Jacobikerk te Utrecht, schilderijtje; op de tentoonstelling inden Haag (Kunstkronijk 1858, blz. 44). 1857. Israëlitische Synagoge te Amsterdam. Schilderij op de tentoonstelling te Gent. Jeltes blz. 1. 1857. K e r k-I n t e r i e u r. Schilderij. Alsvoren. 1857. Dorpskerk. Schilderij. Alsvoren. 1857. Haltrap in het Raadhuis te Hattem. Gedateerde aquarel bij den heer P. C. J. M. Bosboom te 's Gravenhage. Dezelfde voorstelling, blijkbaar studie naar de natuur, in het Panorama Mesdag. Afb. 26. LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. »37 1858. Groote of St. Laurenskerk te Rotterdam, op de tentoonstelling te Rotterdam. (Kunstkronijk 1859, blz. 38). In 1880 in de verzameling Verbrugge (Vosmaer, blz. 3). 1858. Kerk te Overschie. Schilderij (Vosmaer, blz. 3). 1859. Synagoge te A msterdam. Schilderij, in 1881 bij N. D. Goldsmith (Vosmaer blz. 3). 1859. Groote Kerk te Edam.* Schilderij (Vosmaer blz.3). Amsterdam, Gemeentemuseum. Aangekocht op de veiling Langerhuizen 29 Maart 1878 aldaar (Ned. Speet. 1878, blz. 98). Een aquarel uit denzelfden tijd was op de veiling bij Fred. Muller en Co., 23 April 1901 no. 218 (afb. in cat.). Een aquarelreprise, van omstreeks 1875, op verk. Fred. Muller 11 Maart 1902 no. 19 (afb. in cat.). ± 1859. Groote Kerk te Edam.* Schilderij in Teyler's Museum te Haarlem. Voor de aquarel van hetzelfde gegeven zie 1878. 1859. Nieuwe KerkteAmsterdammetdenpreekstoel. Gedateerde aquarel in het Museum Fodor te Amsterdam. Een complete sepiateekening van hetzelfde bezit de heer Laverge te Rotterdam; een schilderij in dezen trant de heer Rooyaards te Arnhem. Vgl. ook 1843. 1860. St. Pieterskerk teLeiden, schilderij, in Arti et Amicitiae tentoongesteld (Kunstkronijk 1861, blz. 23). 1860. Bakenesserkerkte Haarlem.* Schilderij. Museum Fodor,Amsterdam. In 1860 tentoongesteld te Amsterdam (Kunstkronijk 1861, blz. 24). Zie blz. 42, autobiografie en afb. 19. De sepia-schets ervoor was bij H. W. Mesdag (Bremmer afb. 22). ± 1860? Bakenesserkerk, sepia-teekening, dicht bij den preekstoel. Vroeger coll. H. W. Mesdag, thans coll. Henson (Bremmer afb. 25). 1860 ofiets later. Bakenesserkerk te Haarlem.* Aquarel in Teyler's stichting te Haarlem. (Afgeb. in de Premie-uitgave der Ver. tot Bevordering v. Beeldende Kunsten, 1896). De sepia-schets ervoor is bij Mr. D. van Houten te Dordrecht (Bremmer no. 68). 1860. Kerk vanbinnen. Steendruk in kleuren, door Bosboom zelf op steen gebracht en afgedrukt in Kunstkronijk 1860, blz. 10. ± 1860? Hooglandsche Kerkgracht te Leiden in de sneeuw.* Schilderij, verkocht bij Roos en Co., Amsterdam, 24 Jan. 1905. Afb. m cat. i38 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. + 1860. Refectorium.* Aquarel in Teyler's Museum te Haarlem (afb. 18). Gaat terug op schetsen, te Megen (?) gemaakt. ± 1860? Sacristie met pijler in het midden.* Aquarel bij Mr. Th. G. Dentz van Schaik te Amsterdam. Verk. Fred. Muller 11 April 1916 no. 1 (afb. in cat.). Tent. Larensche Kunsthandel 1917, no. 50. ± 1860? Vestibule in het Haagsche Raadhuis*. Aquarel, afgeb. in den cat. der verkooping bij Roos & Co., Amsterdam 30 Oct. 1900, no. 16. + 1860? Kerkinterieur*. Aquarel bij Douaire L. van Alphen—Hovy te 's-Gravenhage. ± 1860. Zijpand in de Kerk te Hoorn*. Afgeb. in Kunstkronijk 1862, blz. 58. Later verkocht bij Fred. Muller & Co. (27 Febr. 1900, no. 938, afb.in cat.). + 1860 a 65? Kerk te Alkmaar. Schilderij bij den Heer I. E. Goldschmidt te Amsterdam. Tentoonstelling in den Larenschen Kunsthandel no. 60 (afb. in cat.) ± 1860 a 65. Groote Kerk te 's-Gravenhage. Schilderij in het Museum te Dordrecht. 1861. Kerk te Hat tem, schilderij, in de Academie te Rotterdam tentoongesteld (Kunstkronijk 1861, blz. 48). Een aquarel, vermoedelijk ontstaan "gelijktijdig met dit stuk, was op de verkooping Dou»«* v. Alphen bij Fred. Muller & Co. 27 Febr. 1900, no. 648 (afb. in den catalogus) en is thans bij de firma Kleykamp te 's Gravenhage. De geteekende voorstudie hiervoor bezit Mej. M. A. van Houten te 's Gravenhage (Bremmer afb. 29). Een aquarel van dezelfde kerk bezit de Heer J. van Herwijnen te 's Gravenhage. 1867. Landschap bij Oosterbeek. Kleine gedateerde sepia-schets bij Mej. C. A. Bloemen, 's Gravenhage. + 1861. St. Bavo te Haarlem en Ke,rk te Hattem. Twee albumblaadjes bij den Heer Bicker Caarten te Baarn. + 1861. Kerk te Hattem. Aquarel op de verkooping bij Fred. Muller & Co. Amsterdam, 25 Nov. 1903, no. 174 (afb. in cat.). 1862. De Boekerij van het Klooster te Egmond* in Arti et Amicitiae tentoongesteld. (Zie Kunstkronijk 1863, blz. 32 en Ned. Spectator 1862, blz. 172). Thans bij den Heer van Hattum van Ellewoutsdijk te Beverwijk. Afgebeeld in het plaatwerk over de „Historische Galerij" (titel zie literatuurlijst). Dit interieur is gecomponeerd naar de Sacristie der Waltrudiskerk te Bergen in Henegouwen (zie 1848). LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. I39 1862. Kloosterkeuken op de Wereldtentoonstelling te Londen. 1862. Kloosterzaal met m o n n i k e n te Antwerpen tentoongesteld. (Ned. Spectator 1862, blz. 86). 1863. Kerk te Alkmaar, teekening op de tentoonstelling te Utrecht. (Kunstkronijk 1864, Wz. 39). 1863. Synagoge. Schilderij, tentoongesteld te Parijs (Kunstkronijk 1863, blz. 55) en in Arti (t. a. p. 1864 blz. 39). 1863? He ij schoten bij Woudenberg.* Waterverfteekening, afgebeeld bij Berckenhoff blz. 34. 1863 of iets later. Slootje te Nieuw Loosdrecht. Ets van W. Steelinck bij Berckenhoff. 1863? Pijnboom op Eykenrode.* Aquarel bij den Heer W. P. van Stockum Jr. te 's-Gravenhage. 1863 en volgende jaren. Landschappen in de buurt van Eykenrode, in N. Loosdrecht, bij de Loosdrechtsche plassen enz. Meest teekeningen en kleine aquarellen, o. a. bij Mevr. v. Tienhoven, in schetsboeken bij de familie Bosboom enz. 1863 en volgende jaren. Studies in Stallen en Boerendeelen té Woudenberg, Nieuw Loosdrecht en Hilversum (Jeltes, Brieven blz. 5, 6, 13; Toussaint, Brieven blz. 155, 160 enz.; autobiografie en boven blz. 54v^ëë-)' Meest voltooid vóór '67. Zie verder 1866, 1870, 73, 78, 1881 en 82. Schilderijen: Boerendeel.* Gemeentemuseum Amsterdam. Boerenbakhuis. Bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. Aquarellen: Boerendeel1) bij Mevr. de Wed. Mr. A. D. H. Heringa—Feist te 's-Gravenhage. Afb. Elsevier's Geïll. Maandschrift Jan. 1917.' Boerendeel te Nieuw Loosdrecht, bij den Heer J. C. J. Drucker te Londen. Boerendeel1)*. Veiling Rud. J. Kijzer 8 Nov. 1904, afb. in cat. De studie hiervoor is Bremmer afb. 12. Boerendeel1)* in Teyler's Museum te Haarlem. Boerendeel* bij Jhr. Mr. S. van Citters te Arnhem. 1) Alle dezelfde Deel te Nieuw-Loosdrecht. '140 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. Boerendeel*, veiling Rooyaards van den Ham, 15 Nov. 1892 no. 17 (afb. in cat.), later coll. J. H. van Eeghen, thans collectie van der Schilden, Rotterdam. Boerendeel* bij Mevr. Taco Mesdag te Scheveningen (afb. 23). Boerenbinnenhuis in 't Sticht* bij minister Bosboom (af b. 24). Stal-interieur. * Aquarel op veiling Fred. Muller & Co. 23 Nov. 1909 no. 16 (afb. in cat.). In 1917 bij de firma Kleykamp te 's Gravenhage. Stal-interieur.* Waterverfschets bij Mr. ten Bruggen Cate te 'sGravenhage. Bremmer afb. 47. Boerendeel. Teekening bij Mr. D. v. Houten. Afb. bij Jeltes in „Elzevier's Geïll. Maandschrift, Januari 1917. Schets voor de deel bij Mevr. v. Tienhoven (zie 1873). Boerendeel. Aquarel bij den Heer I. L. Völcker te Eefde. Stal met vrouw aan pomp.* Aquarel bij Mevr. L. Smit—Everts te 's Gravenhage. Gelithografeerd in de Kunstkronijk. Geteekende schetsen van deelen uit N. Loosdrecht vindt men o.a. nog bij de Heeren P. W. en H. D. H. Bosboom (afb. bij Vosmaer). Andere deelen, waarvan de tijd van ontstaan niet te benaderen valt, zijn o.a. nog opgesomd in den catalogus der Haagsche Bosboom-tentoonstelling 1917. 1864, 4 Febr. Boerendeel.* Gedateerde aquarel bij Mr.R.Cremerste'sGravenhage. Afgebeeld in den cat. der tent. Buffa in Arti, Maart 1906, no. 8. Vermoedelijk uit de portefeuille-van Rappard. (Toussaint aan Potgieter blz. 160). 1864, 3 Aug. Eijkenrc-de.* Gedateerde teekening bij den Heer H. D. H. Bosboom te 's Gravenhage. 1864, Juni en volgende; studies te Woudenberg, Kleef en Nieuw Loosdrecht. (Toussaint aan Potgieter blz. 164 en Jeltes blz. 13). 1863 a 70. In het Rechthuis te Nieuw Loosdrecht.* Aquarel bij den Heer J. C. J. Drucker te Londen. Uit de verzameling Dr. Blom Coster te 's Gravenhage. Tent. Arti 1900 no. 20. Een dergelijke voorstelling bij Buffa in Arti tentoongesteld in Maart 1916, no. 7 (afb. in den catalogus), een derde in het bezit van Mevrouw van Tienhoven te Bentveld (Zie 1873). Een zwartkrijtstudie bij Mevrouw van den Broek-Bosboom te Haarlem. 1865. Paardenposterij te Kleef. Teekening (Jeltes Brieven blz. 22), in '65 begonnen, in '66 voltooid. Tevens in dit jaar in olieverf begonnen. De teekening in 1865 te Antwerpen tentoongesteld. (Jeltes blz. 15). LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 141 1865. Bakhuis te Hilversum.* Teekening te Antwerpen tentoongesteld. (Jeltes blz. 15). Mogelijk identiek met de aquarel bij den Heer G. van Mesdag te Hilversum (tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 70). 1865. Reizen naar Breda, Luik, Hoey, Brussel, Chaudfontaine, Trier (Jeltes blz. 26, 27,35; Toussaint aan Potgieter blz. 189,192, 194). 1865—67. Kalkoven met Steengroeven te Chaudfontaine.* Aquarel bij den Heer C. G. Vattier Kraane te Amsterdam (Jeltes blz. 35). 1865. B o r i n a g e.* Aquarel, tegenhanger van het vorige. (Jeltes t.a.p.) 1865. Synagogen (aquarellen) in de portefeuille van Rappard (Jeltes Brieven, blz. 15). Aquarellen uit dien tijd zijn: Synagoge. Bij Douane de Vos van Steenwijk te Zwolle (vroeger coll. de Jonge v. Ellemeet). Afb. 16. ffe«p| Dezelfde Synagoge. Teyler's Stichting te Haarlem. Haagsche Synagoge. Verk. Fred. Muller 20 Juni 1913^. 202 (afb. in cat.). Synagoge. Bij den Heer W. P. v. Stockum Jr. te 's Gravenhage. ± 1865. Hooglandsche kerk te Leiden. Schilderij, vroeger in de verzameling Roelofs Heyermans (zie afb. in den cat. der veiling, den Haag 9 April 1902). + 1865? Kerk-interieur. Schilderij, Verzameling E. H. Crone, Amsterdam (afb. 29). ± 1865? Consistorie-kamer te Breda.* Aquarel der verzameling Rud. J. Kijzer (afb. cat. Fred. Muller & Co. 8 Nov. 1904). De voor-teekening is in het Panorama Mesdag (Bremmer no. 54). Een dergelijke voorstelling*, naar een schilderij van Bosboom, afgebeeld in Kunstkronijk 1870, blz. 6. Een aquarel bij den Heer J. C. J. Drucker te Londen. ± 1865? Kerk fe Alkmaar. Schilderij, op de verkooping der coll. de Kuijper bij Fred. Muller & Co., 30 Mei 1911, no. 9, {afb. in cat.). De teekening ervan is bij Mevr. Singels—v. Houten te 's Gravenhage. Bremmer afb. 57. ± 1865^70. Bakenesserkerk* met preekstoel geheel links. Schilderij der verzameling Royaards van der Ham (afb. cat. Fred. Muller & Co. 3 Nov. 1910 no. 11). Ook in den Londenschen en Amerikaanschen handel. Een aquarel met een zelfde voorstelling was op de Bosboom-tentoonstelling in Arti 1900, een 142 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. andere, in sepia, is bij een particulier hier te lande (afb. 20), nög een zéér breede in olieverf bezit de Heer Wolterbeek te Bloemendaal. Dezelfde kerk rnet avondmaalstafel (aquarel) bezit Mej. Huijsinga te Amsterdam (afb. 22). + 1865 a 70. Kerk-interieur. Schilderij bij den Heer Egb. de Langen te Amsterdam. Tent. in den Larenschen Kunsthandel 1917, no. 65 (afb. in den catalogus). + 1865 a 70. Hooglandsche kerk te Leiden van binnen.Schilderijtje bij Dr. A. Bredius te 's-Gravenhage. + 1865^70. Kerkinterieur (Alkmaar). Schilderij bij den Heer Straeter te Amsterdam (afb. 27). + 1865 a 70. De St. Bavo te Haarlem. Schilderij bij den Heer Crone te Amsterdam. + 1865 a 70. Kerk te Alkmaar. Schilderij bij den Heer W. H. van Bilderbeek te Dordrecht (afb. 34). Latere bewerking van heteelfde gegeven als dat der schilderij in het Museum Boymans (zie 1867 en 1870). ± 1865 a 70. Kerk te Alkmaar. Schilderij op de verkooping bij Fred. Muller & Co. 8 Nov. 1910 no. 10 (afb. in cat.). Thans bij den Heer A. A. van Beek te Rotterdam. 1866. In de kerk te Gouda. Teekening te Utrecht tentoongesteld. (Jeltes, blz. 23). ± 1866 ? Groote Kerkte Gouda*. Sepia-schets in de breedte, vroeger de verzameling Mesdag, thans collectie Henson, N. York (Bremmer afb. 39). Een schilderij van dit gegeven was op de verk. coll. v. d. Heuvel e. a., den Haag 15 Nov. 1899 no. 11 (afb. in cat.), een aquarel bezit de Heer H. van Beek te Rotterdam. Een dergelijke schets bij Be rekenhof blz. 112. + 1866? Achterde kerk te Gouda. Aquarel in het Museum Boymans te Rotterdam. Verk. Fred. Muller 13 Nov. 1906 no. 132 (afb. in cat.). 1866. Pieterskerk te Leiden. Teekening op de tentoonstelling te Utrecht (Kunstkronijk 1866, blz. 69). 1866. Stal-interieur. Schilderij, in den Haag op de driejaarlijksche tentoonstelling (Kunstkronijk i866,blz. 55 en 61, Ned. Spectator 1866 en Jeltes, blz. 23). 1866. Deel. Teekening op tentoonstelling te Utrecht. (Jeltes blz. 23). 1866. Refectorium. Teekening op tentoonstelling te Utrecht. (Jeltes blz. 23). LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. h3 1866. Groote kerk te A1 kmaar. Teekening, „geniaal en prachtig", op de tentoonstelling te Utrecht. (Kunstkronijk 1866, blz. 69). Mogelijk een voorstudie voor de 1867 in Rotterdam tentoongestelde schilderij. 1866. Groote kerk te Alkmaar. Schilderij, op tentoonstelling in den Haag (Kunstkronijk 1866, blz. 61 en Jeltes, blz. 23). In 1881 in de verzameling de Heus (Vosmaer blz. 3). 1866. Kloostergang te Kleef. Schilderij, in 1867 tentoongèsteld-te Rotterdam (Kunstkronijk 1867, blz. 47). Thans bij Dr. E. van Rijckevorsel te Rotterdam. Gelithographeerd in Kunstkronijk 1866, blz. 82. Zie Jeltes, Brieven blz. 22. Dezelfde voorstelling in waterverf bezit Mevr. de Wed. Prof. Asser te Haarlém. Een teekening ervan 1865 te Antwerpen tentoongesteld (Jeltes, blz. 15). 1867. HoofdkerkteTrier geschilderd (Jeltes, Brieven blz. 34) en gezonden naar drie-jaarlijksche tentoonstelling te Rotterdam (Kunstkronijk 1867, blz. 47 en Ned. Speet. 1867 blz 185). Vermoedelijk was dit de zoogenaamde „Kleine Trier" der verzameling Roëll—van Rappard. Deze schilderij, no. 146 der Bosboom-tentoonstelling in Arti 1900, is de vroegste van dit onderwerp, die wij kennen. De schilderwijze komt met 1867 overeen. (Afb. cat. verk. Fred. Muller 13 Nov. 1906 no. 2j). Van deze zijn afgeleid de latere, deels rijpere reprises in olieverf en waterverf, vermeld onder 1875 en '77- 1867. Aanleg voor een tweede schilderij met de kerk te Trier, ruim 1 Ned. el hoog. Jeltes bvn. p. 35. 1867. Twee copietjes in waterverf naar Rembrandt, nl. naar de portretten van Maerten Day en Machteld van Doorn, in 1867 op de tentoonstelling van oude kunst in Arti Amicitiae. Eigendom v. d. Heer P. W. Bosboom te's-Gravenhage. (De Rembrandts zijn thans bij Baron G. de Rothschild te Parijs). 1867—1871. Een orgelspelende en een zingende Monnik. Schilderij, Gemeentemuseum Amsterdam. In 1881 in de verzameling C. P. v. Eeghen te Amsterdam (zie autobiografie). In 1867 begonnen (Jeltes, blz. 35) en later (1871) voltooid. Zie blz. 71 en de daar aangehaalde literatuur. 1867—1871. Staande en knielende non vóór altaar. Schilderij bij Mevr. Loke-Bosboom te 's-Gravenhage. Niet in de autobiografie vermeld, doch gelijktijdig met het voorgaande in 1871 overschilderd. Zie dezelfde literatuur. Beide composities in 't klein in waterverf bezit Minister Bosboom. Zij zijn afgebeeld bij Berckenhoff blz. 14. 1868. St. Pieterskerk te Leiden. Schilderij, thans den Haag, Gemeentemuseum (zie afb. 32). In 1868 op de tentoonstelling in Amsterdam (Kunst- 144 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. kronijk 1868, blz. 87). Daarna op de tentoonstelling te 's-Gravenhage (Kunstkronijk 1869, blz. 47). Zie ook Jeltes, brieven blz. 45 en Kunstkr. 1868, blz. 95. In 1869 eenige reprises hiervan (Jeltes t. a. p.). 1869, Juli. Gezicht op Eijkenro'de. * Gedateerde aquarel bij Mevrouw v. Tienhoven te Bentveld. 1869. Studies in de kerk te Alkmaar. Bezoek aan Hoorn, Amsterdam enz. (Jeltes blz. 59, 61, 66). 1869. Kerk te Breda. Gedateerd schilderij, vroeger collectie van Randwijk, thans bij den Heer Th. R. Haasmann te 's Gravenhage. 1870. „Eykenrode en zijn omgeving. Dr. Hacke van Mijnden toegewijd door zijn vriend J. Bosboom, 's Hage, Jan. 1870". Reeks van 17 aquarellen, waarvan één 1871 gedateerd is. Eigendom van Mevr. van Tienhoven te Bentveld. (Zie afb. blz. 53 en 75 en afb. bij Berckenhoff blz. 23). + 1870? Boomen. Aquarel. Kunsthandel de Bois, Haarlem (Afb. 25). 1870—71. Rechthuis te Nieuw-Loosdrecht* (la Mairie de Village). Aquarel op de tentoonstelling te Brussel 1871 (Jeltes blz. 70). 1870—71. Boerendeel in Nieuw-Lo osdrech t. Aquarel op de tentoonstelling te Brussel in 1871 (Jeltes blz. 70). 1870. Kerk te Alkmaar, schilderij, op tentoonstelling te Rotterdam aangekocht voor het Museum Boymans. (Kunstkronijk 1870, blz. 48; Ned. Speet. 1870, blz. 241). jfc 1870. Heilige Geest-Hofje te 's Gravenhage. Schilderij in den Kunsthandel Caramelli en Tessaro te Amsterdam. Veiling bij Versteeg, den Haag 20 Mei 1914, no. 14 (afb. in cat.). + 1870. Kerkinterieur met preekstoel in het verschiet. Schilderij bij den heer Crone te Amsterdam (afb. 31). Een aquarel bij den heer Poortman te Rotterdam (afb. 79 in cat. verk. Roos en Co. 18 Febr. 1902, Amsterdam). Getèekende studie afgebeeld bij Bremmer no. 70. ± 1870? Zijlpoort te Leiden. Schilderij bij den heer J. E. Vita Israël te Amsterdam. In 1872 door Goupil en Co. van den schilder gekocht. Zie afb. blz. 25. + 1870. Kerk te Katwijk a/Z. van binnen. Een teekening bij den heer P. C. J. M. Bosboom te 's Gravenhage, afb. bij Berckenhoff, blz. 38. Daarvan zijn LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. i45 afgeleid diverse kleine paneeltje uit de jaren '70—80', waarvan o.a. een bij Jhr. de Villeneuve te Rotterdam en een bij den Heer H. C. M. Brouwer Aucher te 's Gravenhage. ± 1870. Hooglandsche Kerk te Leiden. Schilderij, vroeger in de collectie Bles te Manchester (Afb. in de cat. der veilingen bij Fred. Muller en Co., 23 April 1901 en 6 Juli 1915). + 1870^75. Bakenesserkerk te Haarlem.* Schilderij, in 1899 in de Goupil Gallery te Londen (afb. in cat.). Breede reprise van het schilderij in 't Museum Fodor. 1871. De Gevangenpoort te 's Gravenhage. Sepia-teekening bij den heer Wouter Nijhoff te 's Gravenhage (afb. 35). Geteekend voor den Ned. Spectator (Jeltes blz. 71). Afgebeeld in Album van den Ned. Spectator (1871) no. 9, litho van J. Mesker. Een schilderij met dezelfde voorstelling bezit Mevr. de wed. A. C. Blooker-v. Exter (tent. Larensche Kunsthandel 1917, no. 14). 1871. Czaar Peter en Pieterbaas op de werf der O.I.C. Schets op de teekeningen-tentoonstelling in Arti (Jeltes blz. 70). ± 1871. Czaar Peter. Schilderij, behoorende tot de historische Galerij van den heer v. Hattum v. Ellewoutsdijk. Afgeb. in het plaatwerk over die Galerij. 1871. Hoofdkerk te Trier. Schilderij (zoogen. „Groote Trier", d.i. met den grooten epitaaf rechts), vervaardigd voor Dr. Hacke van Mijnden (Jeltes, Brieven blz. 69). Later bij Mr. G. van Tienhoven. Thans bij Dr. C. A. Crommelin te Oegstgeest. (Zie blz. 65 en autobiografie). Afb. 33. In 1871 te Amsterdam tentoongesteld (Kunstkronijk 1872, blz. 15), vermoedelijk daarna in den Haag (t.a.p. blz. 39). Verschillende reprises in 't klein bestaan hiervan, zoowel in olieverf als waterverf. Van die in olieverf noemen wij: i° veiling coll. Poortman e.a. bij Roos, Amsterdam, 21 Mei 1901, 39 X 29 CM., afb. in catalogus; 20 coll. J. P. van der Schilden, Rotterdam (afb. in Elsevier's Geïll. Maandschrift, Jan. 1917); 30 Sted. Museum te Amsterdam. Van de aquarellen noemen wij die bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. 1871. KerkteTrier. Aquarel op de tentoonstelling te Brussel (Jeltes blz. 70). 1871. Tombe van Engelbrecht I in de Kerk te Breda, teekening op teekeningen-tentoonstelling in Arti (Jeltes, blz. 70). 1871. Stadsgezicht, schets. Als boven. 1871. Kerk, schets. Als boven. 10 146 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. + 1872. Kerk (St. Bavo ?) Ets. Links de offerkist van de St. Bavo te Haarlem. De eenige ets, die Bosboom maakte. Zie blz. 79 en afb. blz. 83. In 1887 op de eerste tentoonstelling v. d. Ned. etsclub. ,(Ned. Speet. 1887, blz. 20). Twee exemplaren in 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam. 1873. Scheveningsche studies (Jeltes, blz. 81). Een reeks van aquarellen, schetsen, teekeningen (Vgl. blz. 75). Uit dezen tijd, ofiets later, dateeren: Strandgezicht,* aquarel, bij den Heer J. C. J. Drucker te Londen (vroeger coll. Dr. Blom Coster; afgeb. in den cat. der veiling). Tent. Arti 1900 no. 21. Strandgezicht,* aquarel, bij den HeerM. P.Voüte te Amsterdam (af b. blz. 63).. Strandgezicht,* aquarel in het Museum Mesdag no. 49. Strandgezicht,* aquarel, met naar links rijdenden wagen. Gedateerd. In 1899 in de Goupil Gallery, Londen (afb. in cat.). Strand te Scheveningen,* aquarel in de breedte bij Mevr. v. Tienhoven te Bentveld. Schepen op het strand, gedateerde aquarel (Aug. 1873) bij Mevr. v.Tienhoven te Bentveld (afb. 40. Vgl. Jeltes Brieven blz. 83). Pink op het strand. Aquarel bij den Heer P. W. Bosboom te 's-Gravenhage. Visschershuizen,* aquarel, gedateerd „27 Aug. 73", in'sRijks Prentenkabinet te Amsterdam (afb. blz. 79). Gezicht op de Katwijksche Straat te Scheveningen*. Gedateerde aquarel bij den Heer P. C. J. M. Bosboom te 's-Gravenhage. Schetsboeken, bij de familie berustend, waaruit afb. o.a. bij Berckenhoff, Zilcken en Boele v. Hensbroek. . 1873? Woning in de duinen.* Teekening bij den Heer H. D. Pierson te 's-Gravenhage. 1873? Dorpsgezicht,* Scheveningen. Aquarel bij Wed. Prof. Mr. H. P. G. Quack, te Amsterdam. 1873? Huizen te Scheveningen met windwijzer links.* Teekening bij Mevr. v. Tienhoven te Bentveld (Ets door Steelink bij Berckenhoff). 1873? Huisj es te Scheveningen. Aquarel bij-den Heer H. D. H. Bosboom te 's-Gravenhage. 1873. Studies in de Kerk te Maasl and. (Jeltes brieven 82). De aquarel* hiervan ging reeds 1873 naar Engeland (Brieven v. Mevr. Toussaint blz. 235) en is blijkbaar die, welke de Heer J. C. J. Drucker te Londen bezit (Goupil Gallery LUST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. »47 Londen 1899 afb. in cat. Ook Guildhall tent. 1903 en tent. Arti 1900 no. 6a). De schilderij, eerst in 1875 voltooid, was in 1881 bij Ds. Réville (Vosmaer blz. 3). Een kleine „Maasland" (schilderij) * bezit het Rijksmuseum (afb. blz. 1). Een sepia-teekening is bij Mr. R. Cremers, den Haag (afb. in cat. verk. bij Preyer, Amst. 5 Mei 1896, en coll. Titsingh, Hg. 12 Mrt. 1901). 1873? Waalsdorper Weg te Scheveningen.* Teekening bij Prof. Dr. W. Martin te 's-Gravenhage. (Afb. blz. 93). 1873? Water toren te Scheveningen in aanbouw. Aquarel, vroeger bij H. W. Mesdag. Bremmer afb. 67. 1873? Aquarellen en schetsen uit de Scheveningsche boschjes enz. o.m. bij den Heer H. D. H. Bosboom te 's-Gravenhage. 1873. Synagoge. Schilderij (Brief van Mevr. Bosboom—Toussaint aan Potgieter, blz. 235). 1873. Deel. Aquarel bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld (Jeltes blz. 84). Vgl. de schets hiervoor bij Mr. D. v. Houten (zie 1863). 1873. Raadkamer Rechthuis te Nieuw Loosdrecht. Aquarel als voren. (Jeltes blz. 84). Vgl. ook 1863 a 70. 1874 ofiets vroeger. Kerk-interieur, schilderij bij den Heer G. C. Terlaak te 's-Gravenhage. In 1874 aan diens ouders geschonken. 1874. 12 Febr. Boerderij op Zorgvliet.* Gedateerde aquarel bij Mevr. v. Tienhoven te Bentveld. De datum is die van den verjaardag van Mr. van Tienhoven. De meeste voorstellingen van dit „motief" dateeren uit de jaren 1872—76 ongeveer, o.a. ook de fraaie in sepia en dekwit, uit de verzameling Sir John Day. 1875. Kerk-interieur. Trier? Gedateerde Aquarel bij Mr. R. Cremers te 's-Gravenhage (afb. 59). Dezelfde voorstelling is de schilderij Museum Mesdag no. 42. Een dergelijke aquarel bij den Heer Js. Nienhuys te Bloemendaal. ± 1875. Hoofdkerk te Trier, zoogen. „Kleine Trier", (d.i. met het Romaansche grafmonument links en het poortje rechts). Rijksmuseum Amsterdam, legaat van Randwijk. Afb. 36. Hiervan kennen wij nog de volgende exemplaren: veiling bij Roos & Co., Amsterdam, 18 Febr. 1902, no. 77; veiling bij Tersteeg, den Haag, 26 Mrt. 1912; en tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 84 (eigenaar Jhr. Mr. W. F. Roëll). 1875 ? Duitsche Synagoge te 's-Gravenhage. Schilderij bij Mevr. de Wed. 148 1 JJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. Mr. H. J. van Ogtrop—Hanlo te Amsterdam (afb. in Elzevier's Geul. Maandschrift Jan. 1917). Mogelijk identiek met de 1875 gemaakte schilderij, in 1881 in de collectie Post (Vosmaer blz. 3). + 1875? Groote Kerk te 'sGravenhage. Aquarel bij den Heer J.C.J. Drucker te Londen, vroeger bij den Heer Stortenbeker te 's-Gravenhage. Afb. in den geïll. catalogus der Guildhall-tentoonstelling, Londen 1903. Tent. Arti 1900 no. 61. + 1875. Kerk te Alkmaar. Schilderij in een particuliere verzameling te New York. Vroeger bij Frans Buffa & Zonen, Amsterdam. ± 1875? Kerk-interieur. Schilderij in de veiling de Heus, 3 Mrt. 1903 bij Fred. Muller & Co., Amsterdam, no. 34 (afb. in cat.). ± 1875 a '80. Schilderijen met Synagogen in het Museum te Dordt (vroeger coll. Messchert v. Vollenhoven), het Museum Mesdag te 's-Gravenhage (onvoltooid bij B's dood in diens atelier aanwezig), bij den Heer W. F. van Heukelom te Amsterdam (afb. 30) enz. Alle dezelfde synagoge als die van 1875 (?) Een schets was bij H. W. Mesdag (Bremmer no. 66). 1875 a 80? Hooglandsche Kerk te Leiden. Schilderij bij den Heer C. D. Reich Jr. te Amsterdam. Hetzelfde als verk. Fred. Muller 10 Nov. 1908, no. 18 (afb. in cat.). 1875 È80. NieuweKerkte Delft. Schilderij bij den Heer E. Klatte te Scheveningen (afb. 38). Vroeger collectie Poortman (veiling bij Roos te Amsterdam 21 Mei 1901). 1876. Studies te Zuidlaren, Midwolde, Haren, Stedum. (Brief aan H. D. H. Bosboom, 7 Dec. 1876; zie tekst blz. 81). 1876. Zuidlaren, Schaapskooi.* Krijtstudie, afgebeeld bij Berckenhoff, blz. 45. 1876 ofiets later. Heide met Schaapskooien.* Aquarel bij C. W. F. P. Bon. Sweerts de Landas te Rotterdam. Vroeger coll. Rud. J. Kijzer. Afb. in Elseviers Geill. Maandschrift1 Jan. 1917. 1876 of iets later. Schaapskooi met Boom en. * Krijtteekening, afgebeeld bij Vosmaer. 1876 of iets later. Kerkte Stedum. * Aquarel bij Mevr. v. d. Broek—Bosboom te Haarlem (een olieverfschets ervan was op de verk. bij Fred. Muller en Co., 6 Maart 1906 no. 35). LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. '49 1876 of iets later. Kerk teStedum. Aquarel bij Mr. R. Cremers te 's Gravenhage. Voordien in den kunsthandel Krüger aldaar (afb. 61). 1876. Studies te Overschie in de kerk en te Delft in het Weeshuis. Bosboom maakt in ieder een paar schetsen. Maakt daarna van kerken weeshuis ieder een schilderijtje, dat hij aan Tersteeg verkoopt. (Onuitgegeven brief van 1876 aan H. D. H. Bosboom). 1876 en iets later. W eeshuis te Delft. Verscheiden teekeningen en geschilderde studies, o.a. een teekening bij den heer Blaupotten Cate te Arnhem (Bremmer afb. 3a) en een, afgeb. bij Berckenhoff, blz. 32. Een schilderij op de verk. Coll. de Vos e. a. bij Fred. Muller & Co., Amsterdam 20 Nov. 1900, no. 22 (afb. in cat.). Een aquarel ervan was in 1881 op de tent. der Holl. Teeken Mij. 1877. Kerk te Trier. Teekening op de Holl. Teeken Mij. Dit zou de prachtige aquarel kunnen zijn, die de Heer P. Stortenbeker bezat (afb. bij Boele v. Hensbroek in Max Rooses' Schildersboek, 1898, blz. 8). 1878. Kerk te Maasland*, schilderij, door den schilder aan Goupil & Co. verkocht. 1878. Kerk te Ed am. * Aquarel op de tentoonstelling der Holl. Teeken Mij. (Ned. Speet. 1878, blz. 277). Mogelijk dezelfde als die van de veiling Royaards van den Ham, 15 Nov. 1892, no. 16 (afb. in cat.). Vgl. ook 1859. 1878. Boerendeel. Aquarel op de tentoonstelling der Holl. Teeken Mij. (Ned. Speet. 1878. blz. 277). 1878. Studies te Veere en op het kasteel West hoven. (Jeltes blz. 81—82). Een aquarel van dit kasteel bezit de Heer W. Juchter te Amsterdam. 1878 ? Vierschaar in hetStadhuis te Mi ddelburg.* Aquarel, vroeger in de verzameling Rudolf J. Kijzer te Amsterdam. (Afb. in de Premie-uitgave der Mij. t. Bevord. v. Beeldende Kunsten). Een sepia-teelcening is afgebeeld bij Berckenhoff, blz. 25. Het is waarschijnlijker, dat deze studies vroeger zijn ontstaan. 1880 ofiets vroeger. St. Bavo te Haarlem, met 3 scheepjes. Schilderij op de verkooping bij Fred. Muller & Co. 10 Nov. 1908, no. 19 (afb. in cat.). 1880 of iets vroeger. Kerk in de breedte met preekstoel rechts. Schilderij bij den Heer A. Preyer te 's Gravenhage (afb. 15). Een dergelijk stukje bezit Mr. P. F. L. Verschoor te 's Gravenhage. 1880. In het Raadhuis te Veere.* Aquarel bij den heer J. C. J. Drucker 150 ] UJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. te Londen. Tent. Arti 1900 no. 60. Vroeger verzameling van Kempen (zie blz. 81, noot). In 1878 begonnen, in 1880 voltooid. Bosboom voltooide in 1880 nog een tweede schets, (Jeltes, brieven blz. 101—102), vermoedelijk die bij den Heer Völcker te Eefde. + 1880. Kerkinterieur.* Schilderijtje bij den heer C. G. Vattier Kraane te Amsterdam. ffc 1880. St. Janskerk te 's Hertogenbosch. Teekening bij den heer J. C. J. Drucker te Londen (Jeltes blz. 102 en J. Bosboom N.zn. in Onze Eeuw 1917 blz. 275.) 1880. Dynselburg.* Gedateerde teekening, afgebeeld bij Berckenhoff*blz. 36. Vgl. ook Jeltes blz. 99 en 100. 1880 of iets later. Raadkamer te Naarden. Aquarel bij den heer W. F. v. Heukelom te Amsterdam (af b. 46). Geëtst door Steelink in het boek van Berckenhoff). Vroeger coll. Bingham, Utrecht. De teekening ervoor, 1880 gedateerd, bij Bremmer afb. 3. ± 1880 a 85? Raadkamer te Naarden.* Aquarel bij Mr. W. A. Mees te Rotterdam (afb. 47). 1880. Kerk te Alkmaar, aquarel op tentoonstelling der Holl. Teeken-Mij. 1880. Studies te Hoorn (zie blz. 85 vlgg.). 1880 of iets later. Kerk te Hoorn met voorlezer. Aquarel bij den heer Ed. van Dam te Amsterdam (afb. 48). Dezelfde voorstelling (zonder kerkezakje aan den preekstoelpijler) bij den heer G. van Mesdag te Hilversum (tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 71, afb. in cat.). 1880? Oude Gevels te Hoorn. Gedateerd „7 Mei". Eigendom van den heer H. D. H. Bosboom te 's Gravenhage. Eerder vroeger ontstaan. 1880 of iets later. - Poortje te Hoorn. Aquarel bij de heer J. C. J. Drucker te Londen. Veiling Poortman e.a. bij Roos, Amsterdam, 21 Mei 1901. Afb. in den catalogus. Een poort te Hoorn bij den heer I. L. Völcker te Eefde schijnt uit dienzelfden tijd. 1880 ofiets later. Doophek in de NoorderkerkteHoorn. Teekening, vroeger bij H. W. Mesdag (niet bij Bremmer). Een aquarel uit dezen tijd is bij den heer Herbert Cremer te Haarlem (afb. 49); uit de coll. Bingham te Utrecht (tent. Arti 1900 no. 14). Hetzelfde geval, van een anderen, kant gezien, geeft de LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. 151 aquarel bij Mr. R. Cremers te 's Gravenhage (afb'. 51, vroeger veiling Fred. Muller en Co. 23 Nov. 1909 no. 17). 1880. Een hoekje in mijn atelier, tentoongesteld op de Holl. TeekenMaatschappij. Toen door den Prins van Oranje gekocht (Ned. Spectator 1880, blz. 26). Thans eigendom van H. M. de Koningin (Paleis Kneuterdijk). Zie afb. 44 en blz. 84, alsmede de autobiografie. 1880. „Mijn atelier in schetsen. Mr. G. van Tienhoven toegewijd door zijn vriend J. Bosboom. Den Haag, February 1880." Serie van 13 kleine aquarellen, eigendom van Mevr. van Tienhoven te Bentveld. Zie afb. 45, blz. 110 en 121. Ook afbeeldingen bij Boele van Hensbroek. 1881 en iets later. Verschillen de aquarellen uit Bosboom's atelier. In zijn in 1881 geschreven autobiografie spreekt hij de hoop uit, dat het „hoekje in mijn atelier" van 1880 „door meerdere van dien aard" zal worden gevolgd. Tot deze behooren: 10 de aquarel bij Mevr. v. Ogtrop-Hanlo (afb. 45); 2» de aquarel der verzameling Mesdag (Bremmer no. 62); 30 een dergelijke, eveneens met het atelier-poortje, bij Mevr. Taco-Mesdag te's Gravenhage; 40 een dergelijke bij den heer I. L. Völcker te Eefde. 1881? Kerk te H 00 rn, teekening, vroeger bij Mevr. de Wed. Taco Mesdag te 's Gravenhage. In 1881 op de tentoonstelling van de Holl. Teeken-Mij. 1881. Kerk, scJi ets, op de tentoonstelling der Holl. Teeken-Mij. 1881. Zijpand in de Kerk te Hoorn.* Gedateerde sepia-teekeningbij den Heer J. D. Kruseman te 's Gravenhage. (Vgl. boven 1846). Een aquarel met dezelfde voorstelling, omstreeks dezen tijd ontstaan, bezit Doure C. de Vos van Steenwijk te Zwolle (afb. blz. 21). 1881? Deel in het Gooi. Verzameling van H. M. de Koningin. In 1881 op de tentoonstelling der Holl. Teeken Mij. gekocht door den Prins van Oranje (Ned. Spectator 1881, blz. 293). Een fraaier exemplaar van dezelfde deel bezit den Heer W. F. van Heukelom te Amsterdam (afb. 42). 1881 (kort na). Orgelspelende Monnik naar lin ks gewend. Schilderij bij den Heer H. C. M. Brouwer Ancher te 's-Gravenhage. Afb. 50.Vroeger verzameling Dr. Blom Coster. Later verk. Fred. Muller & Co. 18 Mei 1909 no. 20. Volgens Boele van Hensbroek tusschen 1885 en 1890 ontstaan. Volgens Bosboom zelf (Ned. Spectator 1891 blz. 300) na 1881. 1882. Kerk te 'sGravenhage. Gedateerde aquarel. Verkoopingen bij Fred. 152 LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NAAR TIJDSORDE. Muller & Co. te Amsterdam, 11 April 1899 en 20 Nov. 1900. Afgeb. in beide catalogi. 1882. Boerendeel op de tentoonstelling der Holl, Teeken Mij. 1882. Kloosterpoort te Boxmeer alsvoren. 1882. Groote Kerk te Alkmaar. Gedateerd schilderij in het Museum te Alkmaar. Een dergelijk schilderij bij Jhr. Mr. J. A. de Jonge te 's Gravenhage en in het klein bij den Heer A. Labouchere te Rijswijk. 1883. ,,'t Gastvrij Sax en burg". Serie van 11 aquarellen van interieurs uit het huis Saxenburg, woonhuis der familie van Tienhoven te Amsterdam, Keizersgracht 224. Aan den Heer en Mevrouw van Tienhoven aangeboden in 1883 op hun trouwdag, 12 Sept. (zie afb. 37 en 43, en afb. blz. 99). 1883 of'84. Koorder Groote kerk te 's Gravenhage. Schilderij, toen door Bosboom verkocht. Thans in het Gemeentemuseum te Amsterdam. Afb. 41. 1884. St. Joris te Amersfoort. Gedateerde aquarel, afgebeeld bij Boele van Hensbroek. 1884. Consistoriekamer te Amersfoort. Gedateerde aquarel bij Mevr. v. d. Broek—Bosboom te Haarlem. 1884. Trap in het Prinsenhof te Delft. Aquarel bij den Heer Wouter Nijhoff te 's Gravenhage. Gemaakt voor het boekje: De Moord van 1584. 's Gravenhage, Nijhoff, 1884, met een ets van J. P. Arendzsen naar Bosboom. 1885. „Op en om Erica". Serie van 10 aquarellen voorstellende de zomers door de familie van Tienhoven bewoonde villa Erica achter „Promenade" aan den Ouden Scheveningschen Weg te Scheveningen, alsmede eenige kijkjes in de omgeving ervan. Eigendom van Mevr. van Tienhoven te Aerdenhout. Zie afb. 39, afb. blz. 29 en 45 en de afb. van het hondenhok bij Berckenhoff blz. 10. 1886. Koorhek in den Bosch. Gedateerde aquarel bij den Heer C. G. Vattier Kraane te Amsterdam. Tentoongesteld te Edinburgh 1886. Geëtst door Ph. Zilcken. Een schets ervoor bij den Heer Laverge te Rotterdam. 1886. St. Jacobskerk te 'sGravenhage. Teekening op de tentoonstelling der Holl. Teeken Mij (Ned. Spectator 1886, blz. 279). Vermoedelijk de 1886 gedateerde van den heer Völcker te Eefde. 1886. Grafmonument van Mevrouw Bosboom — Toussaint. Aquarel bij Minister Bosboom. (Tent. Larensche Kunsthandel 1917 no. 30). Een tweede exemplaar is afgebeeld bij Berckenhoff, blz. 40. LIJST VAN WERKEN VAN BOSBOOM NA AR TIJDSORDE. 153 1887. Het Hofje van Nieuwkoop. Serie van 12 aquarellen bij DouaireG. Bar. Rosenthal-May te Amsterdam (zie blz. 104 vlgg., afb. 53 en afb. blz. 37 en 103). 1887 of iets later. Huizen in het Hofje van Nieuwkoop. Aquarel bij den Heer C. G. Vattier Kraane te Amsterdam (afb. 54). Verk. bij Fred. Muller & Co. 18 Mei 1909, no. 137. 1887 ofiets later. Hoofdgebouw van het Hofje van Nieuwkoop. Schets bij Mevr. A. L. G. v. d. Broek—Bosboom te Haarlem. 1887 of iets later. Onder de Poort van het Hofje van Nieuwkoop. Aquarel bij Mevr. Funke—Nijhoff te Amsterdam (afb. 55). 1887. Een verkooping in hét Hofje van Nieuwkoop.* Kleine aquarel. In 1817 op de tent. der Holl. Teeken Mij (Ned. Spectator 1887, blz. 277). Thans bij den Heer C. G. Vattier Kraane te Amsterdam. Afb. 56. 1887. Kerk te Alkmaar, teekening, thans Museum Mesdag. In 1887 op de tentoonstelling der Holl. Teeken Mij gekocht door H. W. Mesdag. Zie afb. 57 en tekst blz. 105. 1887, 28 Juli. Poort te Zutphen.* Aquarel bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. 1891. Kerk te Mid wol de. Aquarel, bij Mevr. A. H. Broos—van Lennep te Haarlem. Tentoonstelling Holl. Teeken Mij 1891 no. 18. (Afb. 60 en tekst blz. 109 vlgg.). 1801. Kerk te H ireii. Aquarel, (Afb. 58. Zie tekst blz. 109 vlgg.). Tentoonstelling Holl. Teeken Mij 1891 no. 19. Hiervan bestaan eenige replieken, o.a. bij Dr. Bolten te Scheveningen. 1891. Onvoltooide schilderijen, aquarellen enz. Deze zijn na Bosboom's dood in Pulchri Studio tentoongesteld. De meeste dier schilderijen, o.a. dat van het koor der Groote Kerk teis-Gravenhage, zijn thans in het Museum Mesdag (nos 38—40, 42—46 van den catalogus). Nog een exemplaar van het koor der Haagsche kerk, eveneens uit dezen tijd, was op de veiling coll. de Vos e.a. bij Fred. Muller & Co. 20 Nov. 1900 (afb, in cat.). Vgl. verder 1883—84. De „opzet" voor Bosboom's laatste schilderij, kerk te Alkmaar, bevindt zich, op 's schilders ezel, in het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage. LIJST VAN AFBEELDINGEN BUITEN DEN TEKST. 1. Portret van Bosboom, door P. de Josselin de Jong, 1891. Teekening bij den Heer P. C. J. M. Bosboom te 's-Gravenhage. 2. Trap in de kerk St. Maclou te Rouaan. Aquarel bij Mr. B. ten Bruggen Cate te Groningen. 3. „Lux in Tenebris." Aquarel bij den Heer J. Bosboom Nzn. te 's-Gravenhage. 4. Graftombe van Engelbert II van Nassau in de kerk te Breda. Schilderij in het Rijksmuseum. 5. Geertruida Toussaint als Bruid. Teekening bij den Heer J. Bosboom Nzn. te 's-Gravenhage. 6. Zelfportret. Schets bij den Heer J. Bosboom Nzn. te 's-Gravenhage. 7. Kerk te Oosthuizen. Teekening bij Mr. D. van Houten te's-Gravenhage. 8. „Cantabimus et Psallemus." Schilderij in het Museum Fodor te Amsterdam. 9. Kloosterkeuken. Schilderij bij den Heer S. Pinkhof te 's-Gravenhage. 10. Weeshuiskeuken te Utrecht. Teekening in het Panorama Mesdag te 's-Gravenhage. 11. Avondmaalviering in de Geertekerk te Utrecht. Schilderij in het Museum Fodor te Amsterdam. 12. Geertekerk te Utrecht. Teekening bij Mr. D. van Houten te 's-Gravenhage. 13. Kerk te Maassluis. Schilderij bij Mr. J. A. G. Baron de Vos van Steenwijk te 's-Gravenhage. 14. Hooglandsche Kerk te Leiden. Teekening bij Mej. B. Repelius te Amsterdam. 15. Koor der Groote Kerk te 's Gravenhage. Schilderij bij den Heer A. Preyer te 's-Gravenhage. 16. Synagoge. Aquarel bij Douaire Mr. C. Baron de Vos van Steenwijk te Zwolle. 17. Nieuwe Kerk te Amsterdam. Schilderij bij den Heer W. F. van Heukelom te Amsterdam. 18. Refectorium. Aquarel in Teyler's Museum te Haarlem. LUST VAN AFBEELDINGEN BUITEN DEN TEKST. »55 19. Bakenesserkerk te Haarlem. Schilderij in het Museum Fodor te Amsterdam. 20. Bakenesserkerk te Haarlem. Aquarel in particulier bezit. 21. Portugeesche Synagoge te Amsterdam. Schilderij bij Z. Exc. J. T. Cremer te Santpoort. 22. Vóór de Nachtmaalsviering in de Bakenesserkerk. Aquarel bij Mej. C. C. Huysinga te Amsterdam. 23. Boerendeel Aquarel bij Mevrouw Mesdag—van Calcar te Scheveningen. 24. Boerenbinnenhuis in 't Sticht. Aquarel bij Z. Exc. N. Bosboom te 's-Gravenhage. 25. Boomen. Teekening bij den Heer J. H. De Bois te Haarlem. 26. „In 't Raadhuis te Hattem". Teekening in het Panorama-Mesdag te 's-Gravenhage. 27. Kerk te Alkmaar van binnen. Schilderij bij den Heer B. Straeter te Amsterdam. 28. Poort in de Abdij te Middelburg. Aquarel bij Mr. R. Cremers te 's-Gravenhage. 29. Kerkinterieur. Schilderij bij den Heer E. H. Crone te Amsterdam. 30. Synagoge Schilderij bij den Heer W. F. van Hcukelom te Amsterdam. 31. Kerkinterieur. Schilderij bij den Heer E. H. Crone te Amsterdam. 32. In de St. Pieterskerk te Leiden. Schilderij in het Gemeente-Museum te 's-Gravenhage. 33. In de Hoofdkerk te Trier. Schilderij bij Dr. C, A. Crommehn te Oegstgeest. 34. St. Laurenskerk te Alkmaar Schilderij bij den Heer W. H. van Bilderbeek te Dordrecht. 35. Gevangenpoort te 's-Gravenhage. Teekening bij den Heer Wouter Nijhoff te 's-Gravenhage. 36. In de Hoofdkerk te Trier. Schilderij in "s Rijks Museum te Amsterdam, 37. Gang in het Huis Saxenburg. Aquarel bij Mevrouw van Tienhoven te Bentveld; i56 LIJST VAN AFBEELDINGEN BUITEN DEN TEKST. 38. Koorhek in de Groote Kerk te Delft. Schilderij bij den Heer E. Klatte te Scheveningen. 39. Villa Erica. Aquarel bij Mevrouw van Tienhoven te Bentveld. 40. Oude Garnalenschuiten. Aquarel bij Mevrouw van Tienhoven te Bentveld. 41. Groote Kerk te s-Gravenhage. Schilderij in het Stedelijk Museum te Amsterdam. 42. Boerendeel. Aquarel bij den Heer W. F. van Heukelom te Amsterdam. 43. Het huis Saxenburg. Aquarel bij Mevrouw van Tienhoven te Bentveld. 44. „Een Hoekje uit Mijn Atelier". Aquarel bij H. M. de Koningin. 45. In Bosboom's Atelier. Aquarel bij Mevrouw H. J. van Ogtrop-Hanlo te Amsterdam. 46. In het Raadhuis te Naarden. Aquarel bij den Heer W. F. van Heukelom te Amsterdam. 47. Schepenkamer te Naarden. Aquarel bij Mr. W. A. Mees te Rotterdam. 48. Kerk te Hoorn. Aquarel bij den Heer E. van Dam te Amsterdam. 49. Doophek in de Noorderkerk te Hoorn. Aquarel bij den Heer Herbert Cremer te Haarlem. 50. „Oremus et Cantabimus1'. Schilderij bij den Heer H. C. M. Brouwer Ancher te 's-Gravenhage. 51. Kerkinterieur te Hoorn. Aquarel bij Mr. R. Cremers te 's-Gravenhage. 52. Kerkinterieur.. Schilderij bij den Heer A. Preyer te 's-Gravenhage. 53. Hoofdingang van het Hofje van Nieuwkoop. Aquarel bij Douaire G. Baron Rosenthal-May te Amsterdam. 54. Huisjes in het Hofje van Nieuwkoop. Aquarel bij den Heer C. G. Vattier Kraane te Amsterdam. 55. Poort in het Hofje van Nieuwkoop. Aquarel bij Mevrouw Funke-Nijhoff te Amsterdam. 56. Kunstveiling. Aquarel bij den Heer C.G. Vattier Kraane te Amsterdam. LIJST VAN AFBEELDINGEN BUITEN DEN TEKST. 157 57. In de kerk te Alkmaar. Teekening in het Museum Mesdag te 's-Gravenhage. 58. Kerk te Haren. Aquarel in het Panorama-Mesdag te 's-Gravenhage. 59. Kerk-interieur. Aquarel bij Mr. R. Cremers te 's-Gravenhage. 60. Kerk te Midwolde. Aquarel bij Mevrouw A. H. Broos te Haarlem. 61. Kerk te Stedum. Aquarel bij Mr. R. Cremers te's-Gravenhage. »*• LIJST VAN AFBEELDINGEN IN DEN TEKST. Blz. Boeken vu Aquarel uit de Serie Atelier bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. Bosboom's Atelier ix Als voren. Kerk te Maasland 1 Schilderij, Rijksmuseum. Poort van het Oude Vrouwenhuis te Hoorn 8 Schets bij den Heer P. C. J. M. Bosboom te 's Gravenhage. Yperen 9 Schilderij. Verzameling Weustenberg, Berlijn. Gebouwen met Edellieden 16 Aquarel. Kerk te Hoorn 21 Aquarel bij Douairière de Vos van Steenwijk te Zwolle. Zijlpoort te Leiden 25 Schilderij bij den Heer Vita Israël te Amsterdam. Nieuwe Haven te 's-Gravenhage 29 Aquarel bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. Vestibule in het Hofje van Nieuwkoop 37 Aquarel bij Douairière G. von Rosenthal—May te Amsterdam. Albumblaadje 6 Dec. 1851 '. .. 41 Aquarel bij Mevr. Koechlin—Nicola te Rijswijk. Bij Villa Erica 45 Aquarel bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. i58 LIJST VAN AFBEELDINGEN IN DEN TEKST. Blz. Schepenkamer te Nieuw-Loosdrecht 53 Aquarel bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. Boerderij eg Sepia-teekening bij Mr. P. F. L. Verschoor te 's-Gravenhage. Strand te Scheveningen .... * 63 Aquarel bij den Heer M. P. Voüte te Amsterdam. Molen te Nieuw-Loosdrecht 75 Aquarel bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. Huisjes in de Duinen 70, Aquarel in 's Rijks Prentenkabinet te Amsterdam. St. Bavo te Haarlem 83 Ets. De Waalsdorper Weg 93 Teekening bij Prof. W. Martin te 's-Gravenhage. . In het Huis Saxenburg . 09 Aquarel bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. Hofje van Nieuwkoop 103 Aquarel bij Douairière G. von Rosenthal—May te Amsterdam. In Bosboom's Atelier no Aquarel bij Mevr. van Tienhoven te Bentveld. De Koninklijke Bibliotheek 115 Aquarel bij den Heer M. Mouton te 's-Gravenhage. In het Raadhuis te Veere 121 Aquarel bij den Heer T. L. Völcker te Eefde. Vignetten 20, 28, 36, 44, 52, 62, 78, 92, 102 Naar schetsen in het bezit van de heeren P. C. J. M. en P. W. Bosboom te 's-Gravenhage. REGISTER op de door 'Bosboom behandelde onderwerpen en door hem bezochte plaatsen. Alkmaar; 26, 30, 31, 58, 60, 61, 67, Boxmeer, 35, 87, 132, 134, 152. 88, 105, 106, 127, 128, 138, 139, Breda, 26, 27, 67, 123, 127,134, 141, 14 vlg., 148, 150, 152, .153; afb. 34, 144, 145; afb. 4. afb. 57. Brielle, 126. Amersfoort, 82, 152. Brugge, 35, 129, 130. Amsterdam, 26. Brussel, 25,128,130, 131. Amsterdam, Nieuwe Kerk, 16,42,127, Calcar, 36, 132. 129, 134, 137; afb. 17. Chaudfontaine, 61. Amsterdam, Oude Kerk, 41, 42, 136. Coblenz, 13, 123. Amsterdam, Huize Saxenburg, 152; Czaar Peter (portret van), 145. afb. 37, afb. 43; afb. blz. 99. Deelen zie Boerendeelen. Amsterdam, Synagoge, 42, 131, 132, Delft, 25, 125, 126, 152. 135,136; afb. 21. Delft, Nieuwe Kerk, 124, 148, 131, Antwerpen, 25. 135, 136; afb. 38. Antwerpen, Augustijnenkerk, 15,30, Delft, Oude Kerk, 124. 38,126; afb. 3. Delft, Weeshuis, 81,149. Antwerpen, St. Jaques, 124,125. Dixmuiden, 35,126. Antwerpen, St. Jakobstoren, 125. Domburg, 84. Arnhem, 25, 40, 131,134. Dusseldorp, 13,123. Assen, 82. Dynselburg, 150. Atelier, 84, 151; afb. 44, afb. 45; afb. Edam, 137,149. blz. 110. Egmond, 130, 138. Bakenesserkerk, zie Haarlem. Eikenrode, zie Eykenrode. Bakhuis, 59, 61, 141. Ets, 79, 80; afb. blz. 83. België, 123, 124. Erica, 74, 76, 80, 152; afb. 39; afb. Bergen op Zoom, Poort, 107. blz. 45. Bergen in Henegouwen, 40,130. Eykenrode, 61, 139, 140, 144; afb. Beverwijk, 35, 133. blz. 53 en 75. Boerenbinnenhuis, afb. 24. Grafmonument van Mevr. BosboomBoe ren deel en, 55, 59 vlg., 82,88,139, Toussaint, 152. 142, 144, 147, 149, 151, 152; afb. Gouda, 62, 131, 142. 23, afb. 42. 's-Gravenhage, Binnenhof, 122. Borinage, 130, 141. 's-Gravenhage, Gevangenpoort, 62, Bosch, den, zie 's-Hertogenbosch. 145; afb. 35. ióo REGISTER. 's-Gravenhage, *H. Geest-Hofje, 144. 's-Gravenhage, Hofje van Nieuwkoop, 74, 79, 103 vlg., 153; afb. 53-56; afb. blz. 37 en blz. 103. 's-Gravenhage, Groote of St. Jacobs- kerk, 17, 41, 67,112,136,138,148, ■t5«-?53»afb' I5en4I's-Gravenhage, Ridderzaal, 13. 's-Gravenhage, Stadhuis, 122, 137. 's-Gravenhage, Stadsgezichten, 13; afb. 35; afb. blz. 29 en 115. 's-Gravenhage, Synagoge, 141, 147. 's-Gravenhage, Vijverberg, 122. Groningen, 82. Haag, den, zie 's-Gravenhage. Haarlem, Bakenesserkerk, 38, 42, 43, 88, 137,141,145; afb. 19,20 en 22. Haarlem, St. Bavo, 12, 16,39,79,109, 128, 138, 142, 146, 149. Haren, 109, 110, 111, 148, 153; afb. 58. Hattem, 136, 138 ; afb. 26. 's-Hertogenbosch, St. Janskerk. 14,15, 25, 123, 124, 125, 150, 152. Heyschoten, 139. Hilversum, 55, 62, 141. Hoey, 58, 72. Hofj e van Nieuwkoop, zie 's Gravenhage. Hoogstraeten, 22, 24, 125, 127. Hoorn, 26, 39, 85-87, 126, 127, 129, 138, 141, 150, 151; afb. 48, 49 en 51- Illustratie voor „de Schoone Onbekende" van Koetsveld, 131. Idem voor „de Alkmaarsche Wees", !35- Idem voor „Gideon Florensz.", 135. Kamer van Mej. Toussaint, 131. Katwijk a/Z., 144. Keulen, 13, 123, 127. Kleef, 61, 140, 143. Kloostergang te Kleef, 61. Kloosterkeuken, afb. 9. Kloostertafreelen, 35, 132, 133, 135, i38> i39> H2- Landschappen, 55, 82, 83, 139, 144, 148; afb. 25. Zie ook Nieuw-Loosdrecht, Scheveningen, enz. Leiden, 137. Leiden, Hoogl. Kerk, 25,32,131,135, 141, 142, 145, 148; afb. 14. Leiden, St. Pieterskerk, 61, 137, 142, 143; afb. 32. Leiden, Zijlpoort, 25, 144; afb. blz. 25. Leuven, 25, 128. Loosdrecht, zie Nieuw-Loosdrecht. Luik, 128, 141. Lux in Tenebris, 38. Maasland, 73, 80, 110, 146, 149; afb. blz. 1. Maassluis, 42, 136; afb. 13. Maastricht, 22, 32, 130. Mechelen, 25, 125, 126. Megen, 32, 134. Middelburg, 85, 107, 149; afb. 28. Midwolde, 82, 109, 110, 111, 148, 153; afb. 60. Monniken, orgelspelende, 24, 34, 61, 71,132, 143, 151; afb. 8 en 50. Naarden, 150; afb. 46 en 47. Nieuwkoop, Hofje van, zie 's Gravenhage. REGISTER. 161 Nieuw-Loosdrecht, 55, 61, 88, 139, 140, 144, 147; afb. blz. 53 en 75. Nonnen, 71,143. Nijmegen, 123, 130, 135. Oosterbeekj 138. Oosthuizen, 26, 38, 39, 129; afb. 7. Opera's n, 124. Orgelspelende monnik, zie Monnik. Overschie, 81, 127, 137,149. Portretten van Bosboom, 129. Portretten van Mej. Toussaint, 129, 131 (Alkmaar Souvenir). Purmerend, 26, 127, 134. Refectorium, afb. 18. Zie verder: Kloostertafreelen. Rechthuis, zie Nieuw-Loosdrecht. Rembrandt, copieSn naar, 143. Rotterdam, 42, 137. Rouaan, 15, 23, 25, 124, 130; afb. 2. Saxenburg, zie Amsterdam. Scheveningen, 75 vlg., 80, 88, 127, 146, 147; afb. 40; afb. blz. 63. Stadsgezichten, 137, 144, 145. Zie ook 's Gravenhage, Leiden, enz. Stallen, 55, 59, 82, 139, 142. Stedum, 82, 148, 149; afb. 61. Strandgezichten, zie Scheveningen. Synagogen, 40, 66, 67, 69, 90, 113, 139, 141, 147, 148; afb. 16, 21 en 30. Zie ook Amsterdam en 's Gravenhage. Trier, 40, 60, 64—66, 73, 87, 141, M3» H5> H7> i495afb-33en36. Utrecht, 13, 123, 133. Utrecht, Jacobikeek, 42, 136. Utrecht, weeshuiskeuken, afb. 10. Utrecht, Geertekerk, 40, 41,130,133, 134; afb. 11 en 12. Veere, 85, 88, 149. Villers, 131. Vorden, 82. Walcheren, 84. Westhoven (kasteel), 84, 149. Willem III, inhuldiging van, 131. Woudenberg, 55,62,64, 139. Wouw, 26,126. Yperen, 15, 124; afb. blz. 9. Zorgvliet, 147. Zuidlaren, 62, 81, 148. Zutfen, 82,153. VERBETERINGEN EN TOEVOEGSELS. Blz. 10, noot. Het handschrift is afgedrukt in den catalogus der Haagsche Bosboom-Tentoonstelling 1917. Blz. 16, noot. De schilderij is bij Mr. Kooien te Utrecht. Blz.26, regel 12 v.o. staat: kleederdrachten, lees: kleederdrachten van zijn tijd. Blz. 35, regel 12 v.b. staat: 1847. lees: 1841. Blz. 42, regel 8 v. b. staat: ceal. lees: cela. Blz. 50, regel 5 v.o. staat: Zoo is. lees: Zoo in. Blz. 61, regel 9 v.o. staat: is. lees: en. Blz. 66, regel 6v.o. staat: schaduw, lees: toon. IÓ2 VERBETERINGEN EN TOEVOEGSELS. Blz. 68, regel 9 v. o. Later is ons nog een tweede exemplaar van deze compositie bekend geworden (Haagsche Bosboom-Tentoonstelling 1917 no. 136). Blz. 97. Tot de zeer goede kennissen behoorde ook Mevrouw Groen van Prinsterer, de echtgenoote van den bekenden staatsman. Bosboom schonk haar een fraai kerk-interieur, dat in 1917 op de Haagsche Bosboom-tentoonstelling was (no. 103). Blz. 99, noot, staat: door Donders, lees: over Donders. Blz. 100, regel 7 v. b. s t a a t: een jaar. lees: vier maanden. Blz. 120, regel 16 v.o. staat: den Heer Kruseman; lees: Kruseman. IN OPDRACHT VAN DE FIRMA MARTINUS NIJHOFF, TE 's-GRAVENHAGE, WERD DIT BOEK GEDRUKT DOOR DE FIRMA MOUTON EN CO. TE 'S-GRAVENHAGE. — DE FIRMA L. VAN LEER EN CO. TE AMSTERDAM MAAKTE DE LICHTDRUKKEN, ZOOWEL IN KLEUREN ALS IN TOON, TERWIIl DE FIRMA ROELOFFZEN, HÜBNER EN VAN SANTEN TE AMSTERDAM, DE HELIOGRAVUREN VERVAARDIGDE. — EINDELIJK VERZORGDE C. J. MENSING, TE AMSTERDAM HET BINDWERK. — VOLTOOID IN DE MAAND JUNI VAN HET IAAR NEGENTIENHONDERD EN ZEVENTIEN, HONDERD JAAR NA DE GEBOORTE VAN DEN KUNSTENAAR Ei