DE BLAUWE VOGEL Uitgave: N.V. DRUKKERIJ JACOB VAN CAMPEN - AMSTERDAM groote zwarte of donkerblauwe mantel, lange, witte baard, zeis en zahdlooper. De Moederlijke Liefde: Bijna hetzelfde costuum als het Licht, nl. zachte en bijna doorschijnende sluiers als van Grieksche beelden, zooveel mogelijk wit. Paarlen en edelgesteenten zoo overvloedig als men wil, mits deze de zuivere en echte harmonie van het geheel niet verstoren. De Groote Vreugden: Zooals in den tekst gezegd wordt, glanzende gewaden in teere, liefelijke tinten als van een ontluikende roos, de rimpeling van het water, den amberkleurigen dauw, het blauw van den dageraad, enz. Huiselijk geluk: Japonnen van verschillende kleuren of zoo men wil costuums van boeren, herders, houthakkers, maar dan geïdealiseerd en als in een sprookje. De Grove Genietingen: Vóór de verandering: wijde, zware mantels van rood en geel brocaat, groote, zware edelgesteenten. Na de verandering: koffie- en chocolade-kleurig tricot, den indruk makende van leeren ledepoppen. De Nacht: Wijde zwarte kleederen bezaaid met sterren en met gouden weerschijn. Sluiers, donkere papavers enz. Het dochtertje der buurvrouw: Blonde, glanzende haren, lange witte jurk. De Hond: Rood jasje, witte broek, blinkende schoenen, lakhoed; een costuum, dat eenigszins herinnert aan dat van John Buil. De Kat: Zwart zijden tricot met loovertjes. De 6 hoofden van deze twee personages moeten eenigszins aan dieren herinneren. Het Brood: Weelderig pacha-costuum. Een wijd kleed van karmozijnroode zijde of fluweel, doorwerkt met goud. Groote tulband. Krom zwaard. Een enorme buik, rood en opgeblazen gezicht. De Suiker: Zijden kleed in het genre van dat der eunuchen, half wit, half blauw om aan het omhulsel der suikerbrooden te herinneren. Kapsel als van de wachters in het serail. Het Vuur: Rood tricot, vermilj oenroode mantel met een weerschijn van verschillende kleuren en met goudkleurige voering. Een aigrette van changeant kleur. Het Water: Japon van de kleur van den Tijd in het sprookje van Ezelshuid, dat wil zeggen blauw- of groenachtig en als doorschijnend; de indruk moet zijn als van stroomend water; eveneens Nieuw-Griekschen of EngelschGriekschen stijl, maar voller en ruimer. Kapsel van bloemen en waterplanten of riet. De Dieren: Populaire of boeren-costuums. De Boomen: Kleeding in verschillende tinten, groen of van den stam der boomen. Als attributen dragen zij bladeren of takken, die hen doen herkennen. 7 EERSTE BEDRIJF. EERSTE TAFEREEL. De hut van den houthakker. Het tooneel verplaatst den toeschouwer binnen in de hut van een houthakker, wel eenvoudig en landelijk, maar niet behoeftig. — Een schoorsteenmantel, waaronder een houtvuur ligt te smeulen. — Keukengereedschap, kast, baktrog, hangklok, spinnewiel, pomp, enz. — Op een tafel een brandende lamp. — Tegen de kast aan liggen aan weerskanten een hond en een kat te slapen, ineengerold, met den neus onder den staart. — Tusschen hen in staat een groot suikerbrood, wit en blauw. — Aan den muur hangt een ronde kooi, waarin een tortelduif. — Aan den achterkant twee ramen met gesloten blinden. Onder een der ramen een tabouret. — Links de voordeur, voorzien van een zwaren grendel. — Rechts een andere deur. — Een ladder, die naar een zoldertje leidt. — Rechts ook twee kinder-ledikantjes en aan het hoofdeinde daarvan op twee stoelen de netjes opgevouwen kleertjes. 9 (Bij het opgaan van het scherm liggen Tyltyl en Mytyl in diepen slaap in hunne bedjes. Moeder Tyl stopt hen voor het laatst nog eens in, bukt zich over hen heen, blijft een oogenblik naar hen staan kijken en wenkt vader Tyl, die zijn hoofd door de even geopende deur steekt. Moeder Tyl legt haar vinger op haar mond om hem tot stilte te manen, en gaat dan op haar teenen de deur rechts uit, na de lamp te hebben uitgedaan. Een oogenblik blijft het tooneel donker, dan dringt er licht tusschen de reten der luiken door en dit wordt langzaam aan sterker. De lamp op de tafel gaat van zelf weer branden. De twee kinderen schijnen wakker te worden en gaan in hun bedje op zitten.) Tyltyl Mytyl? Mytyl Tyltyl? Tyltyl Slaap je? Mytyl En jij? Tyltyl Natuurlijk niet, ik spreek toch tegen je.... Mytyl 't Is Kerstmis hè? 10 Tyltyl Nog niet, morgen. Maar het Kerstkindje brengt van 't jaar niks. Mytyl Waarom niet? Tyltyl Ik heb moeder hooren zeggen, dat ze niet naar de stad is kunnen gaan om met hem te spreken . Maar dan komt het 't volgend jaar.... Mytyl Is dat lang tot het volgend jaar?.... Tyltyl Nou, zoo heel kort is het niet Maar het komt van nacht bij de rijke kinderen Mytyl Zoo? Tyltyl Kijk eens, moeder heeft de lamp vergeten! Ik weet wat! Mytyl Wat dan? 11 Tyltyl Laten we opstaan. — Mytyl Maar dat mag niet.... Tyltyl Niemand ziet het Zie je de blinden? Mytyl Wat zijn ze licht!. — Tyltyl Dat is door de lichtjes van het feest. Mytyl Wat voor een feest? Tyltyl Aan den overkant, bij die rijke kinderen. Dat komt van den Kerstboom. Wij zullen ze openmaken.... Mytyl Zou dat mogen? Tyltyl Natuurlijk wel, we zijn immers alleen Hoor je de muziek? Laten we maar opstaan 12 De twee kinderen staan op, loop en naar een der ramen toe, klimmen op de tabouret en maken de blinden open. Een tel licht dringt het vertrek binnen. De kinderen kijken vol belangstelling naar buiten. Tyltyl Je kunt alles zien!.... Mytyl (die maar een klein plaatsje op de tabouret heeft) Ik zie niks.... Tyltyl Het sneeuwt! Kijk eens, twee rijtuigen met zes paarden!.. Mytyl Er komen twaalf jongetjes uit! Tyltyl Hè, wat ben je dom! 't Zijn meisjes.... Mytyl En ze hebben een broek aan.... Tyltyl Jij weet het,, hoor Douw me niet zoo! 13 Mytyl Ik heb je niet eens aangeraakt. Tyltyl (die de heele plaats op de tabouret inneemt) Jij neemt alle plaats.... Mytyl En ik heb heelemaal geen plaats! Tyltyl Houd je nou maar stil, den boom kun je zien! Mytyl Welken boom? Tyltyl Nou den kerstboom toch! Jij kijkt naar den muur!..... Mytyl Ik kijk naar den muur omdat ik geen plaats heb Tyltyl (terwijl hij haar een klein plaatsje op de tabouret inruimt) Daar nou! Heb je nou genoeg? Jij hebt de allerbeste plaats. Wat een lichten hè? Wat een massa! 14 je draait hem nog heel even om, dan kun je het Verleden zien.... Nog even draaien, en je ziet de Toekomst.... Dat is aardig, praktisch en gaat zoo heel stilletjes.... Tyltyl Vader zal hem mij wel afnemen. . . . De Fee Die krijgt hem niet te zien; niemand kan hem zien zoolang je hem op je hoofd hebt.... Wil je eens probeeren? (Ze zet Tyltyl het groene hoedje op) Draai nu maar eens aan den Diamant.... Eén keer om en dan.... Nauwelijks heeft Tyltyl den Diamant omgedraaid of plotseling en wonderbaarlijk ondergaat alles een groote verandering. De oude fee is eensklaps een mooie toovergodin; de keisteenen, waaruit de maren bestaan, beginnen te schitteren, krijgen een blauwe kleur als saffieren, worden doorschijnend en flonkeren verblindend als de kostbaarste edelgesteenten. De eenvoudige meubels krijgen glans en leven; de wit houten tafel maakt nu den deftigen, edelen indruk van een marmeren tafel, de wijzerplaat knipoogt en lacht vriendelijk, terwijl het deurtje, waarachter de slinger heen en weer gaat, een klein beetje openspringt en de Uren laat ontsnappen, die hand aan hand en schaterlachend, beginnen te dansen op de tonen van een verrukkelijke muziek. Zeer begrijpelijke verbazing van Tyltyl, die op de Uren wijzend uitroept: 29 Tyltyl Wie zijn dat, al die mooie dames?.... De Fee Wees maar niet bang, dat zijn de uren van je leven, die blij zijn eens een oogenblik vrij en zichtbaar te wezen.... Tyltyl En waarom zijn de muren zoo licht?.... Zijn ze van suiker of van edelsteenen?.... De Fee Alle steenen zijn gelijk, alle steenen zijn edelsteenen; maar de mensch ziet er maar enkele. Terwijl ze zoo spreken, gaal de betoovering verder voort. De zielen van de wittebrooden nemen de gedaante aan van mannetjes in broodkorst-kleurig tricot, haasten zich het losse meel van zich af te schudden en huppelen rondom de tafel, waar het Vuur zich bij hen voegt; dit is uit den haard gekomen in een half zwavelkleurig, half vermiljoen tricot en loopt hen luid lachend achterna. Tyltyl Wie zijn al die rare mannetjes? De Fee Niets van belang, het zijn de zielen der Wittebrooden, die gebruik maken van de regeering der waarheid om uit den baktrog te komen, waarin ze erg nauw lagen.... 30 Tyltyl En die groote roode duivel, die zoo akelig ruikt? De Fee St! Spreek niet te hard, dat is het Vuur Hij heeft een slecht karakter. Deze samenspraak heeft de betoovering niet onderbroken. De Hond en de Kat, die in een rondje tegen de kast aan lagen, stoot en tegelijk een luiden kreet uit en verdwijnen in een valluik; in hunne plaats komen twee personages daaruit te voorschijn, één met het gezicht van een bulhond en de andere met een kattekop. Dadelijk schiet het mannetje, met het gezicht van een bulhond — dat we voortaan den Hond zullen noemen op Tyltyl toe, dien hij vurig omhelst en met drukke^ onstuimige lietkoozingen overstelpt. Het kleine vrouwtje dat op een Kat lijkt — dat we eenvoudig de Kat zullen noemen — begint haar haar glad te kammen, haar handen te wasschen en haar snorrebaard mooi glad te strijken, voor ze naar Mytyl toe gaat. D e H o n d (die op een ondragelijke manier jankt, springt en alles omvergooit) Mijn afgod! Goeden dag, goeden dag mijn afgod! Eindelijk, eindelijk te kunnen spreken! Ik had je toch zooveel te zeggen! Maar of ik al blafte en kwispelstaartte, je begreep niets! Maar nu! Goedendag! Goedendag! Ik houd 31 van je, o ik houd zooveel van je! Zal ik eens iets heel bizon- ders doen? Wil ik gaan opzitten? Wil je dat ik op mijn vóórpooten loop of zal ik koorddansen? Tyltyl (tegen de fee) Wie is die Mijnheer met den hondenkop? De Fee Kun je dat niet zien? Dat is de ziel van Tylö, die jij hebt bevrijd D e K a t (gaat naar Mytyl toe en reikt haar deftig en omzichtig de hand.) Goeden dag, Juffrouw Wat is u van morgen mooi!.. Mytyl Goeden dag Mevrouw (tegen de fee) Wie is dat? De Fee Dat is- toch gemakkelijk te zien, het is de ziel van Tylette, die je de hand toesteekt Geef haar maar een kus De Hond (de Kat omvergooiend) Ik ook, ik ook! Ik omhels mijn kleinen afgod, ik omhels het kleine meisje!.... Ik wil iedereen omhelzen!.. Let eens op! Het wordt amusant!.... Ik zal Tylette eens bang maken! Boe, boe, boe! 32 De Kat Mijnheer, ik ken u niet.... De Fee (dreigt den hond met haar stokje) Jij daar moet je nu maar eens heel kalm houden en als je dat niet doet, dan ga je weer terug naar de stilte, tot aan het einde der dagen. De betoovering is ondertusschen voortgegaan: het Spinnewiel is in zijn hoekje in een razend tempo gaan draaien en spint prachtige lichtstralen, de Pomp in den anderen hoek begint met een scherpe stem te zingen, verandert in een lichtgevende fontein, overstroomt den gootsteen met een waterval van paarlen en edelgesteenten, waar door heen de ziel van het Water zich dringt in de gedaante van een jong, weenend, van water druipend meisje, dat dadelijk den strijd met het vuur wil beginnen. Tyltyl En die natte dame? De Fee Wees maar niet bang, dat is het Water, dat uit het kraantje loopt.... De melkkan valt om, rolt van de tafel en breekt op den grond; uit de gestorte melk rijst een groote, witte en kuische gestalte op, die bang schijnt te zijn voor alles. De Blauwe Vogel 3 33 Tyltyl En die dame in haar hemd, die zoo bang is? De Fee Dat is de Melk, die haar kan heeft gebroken Het suikerbrood, dat tegen de kast aan staat, wordt grooter en breeder en barst uit zijn papieren omhulsel, waaruit een poeslief en schijnheilig wezen, — gekleed in een lang half wit, half blauw gewaad, — te voorschijn komt en gelukzalig lachend naar Mytyl toegaat. Mytyl (onthutst) Wat wil hij?.... De Fee Wel, dat is de ziel van de Suiker! Mytyl (gerustgesteld) En heeft hij ook kapittelstokjes? De Fee Hij heeft niets anders in zijn zak en ieder van zijne vingers is er een.... De Lamp valt van de tafel en onmiddellijk daarna verheft haar vlam zich weer en verandert in een wonderschoone, lichtende gestalte. Deze jonkvrouw is gekleed in lange, doorschijnende en verblindende sluiers en blijft in een soort extase onbewegelijk staan. 34 Tyltyl Dat is de Koningin! Mytyl 't Is de Heilige Maagd! De Fee Neen, kindertjes, het is het Licht.... Onderwijl zijn de pannen op de planken beginnen te draaien als draaitollen, de linnenkast klapt haar deurtjes open en ontrolt prachtige stoffen van de kleur der maan en der zon, waarmee zich niet minder schitterend allerlei lapjes en vodjes, die langs de ladder van den zolder vallen, vermengen. Op dat oogenblik wordt er driemaal vrij hard op de rechterdeur geklopt. Tyltyl (verschriktj Dat is vader! Hij heeft ons zeker gehoord! De Fee Draai maar aan den diamant! Van links naar rechts! (Tyltyl draait den diamant heel vlug om) Niet zoo snel! Lieve Hemel, 't is al te laat! Je hebt hem te gauw omgedraaid, nu hebben ze geen tijd hunne plaats weer in te nemen en we zullen er heel wat last mee krijgen (De fee wordt weer een oud vrouwtje, de muren van het hutje zien weer dof, de Uren kruipen weer in de Klok, het Spinnewiel staat stil, enz. Maar in de haast en de algemeene verwarring, ter- 35 wijl het Vuur als een dwaas het heele vertrek rondloopt om den schoorsteen te vinden, barst een der Wittebrooden, dat geen plaats meer in den baktrog heeft kunnen vinden, in snikken uit en laat een vervaarlijk gehuil van angst hooren.) Het Brood (geheel in tranen) Er is in den baktrog geen plaats meer! De Fee (die zich over den bakfrog buigt) Jawel, jawel (Ze duwt de andere brooden, die hun oorspronnkelijke plaats hebben ingenomen, wat op zij) Komaan, vlug wat, schikt wat in Er wordt opnieuw op de deur geklopt. HetBrood (dat ver geef sche pogingen doet weer in den baktrog te komen, geheel buiten zichzelf) Het gaat niet! Mij zal hij het eerst opeten! D e H o n d (springt om Tyltyl heen) Mijn afgodje Hier ben ik nog! Ik kan nog spreken! Ik kan je nog steeds omhelzen! Nog eens en nog eens!.... De Fee Wat nu, jij ook nog Ben je daar nog? 36 De Hond Een gelukje.... Ik kon niet meer terug in de stilte, het valluik is te gauw dicht gevallen.... De Kat Het mijne ook Wat zou er nu gebeuren? 't Is toch niet gevaarlijk? De Fee Mijn hemel, de waarheid moet ik zeggen: allen, die met de twee kinderen meegaan, sterven op het einde der reis.... De Kat En degenen, die niet meegaan?.... De Fee Die blijven daarna nog enkele minuten leven.... De Kat (tegen den hond) Kom maar mee, laten we weer door het valluik terug gaan. De Hond Neen ,neen! Ik wil niet! Ik wil mijn lieveling vergezellen en maar steeds met hem spreken!.... De Kat Domoor!.... Opnieuw wordt er aan de deur geklopt. 37 HetBrood fheete tranen schreiend) Ik wil niet sterven op het einde der reis!.... Ik wil dadelijk weer naar mijne plaats!.... HetVuur (dat met een angstig geblaas onophoudelijk als een dolleman heeft rondgeloopen) Ik kan mijn schoorsteen niet vinden!.... HetWater (dat tevergeefs probeert weer in het kraantje te komen) Ik kan er niet meer in!.... De Suiker (die maar steeds rondom zijn papier heen loopt) Ik heb mijn omhulsel gescheurd! DeMelk (verschrikt en verlegen) Mijn kannetje is gebroken! De Fee Goede God, wat zijn ze dom! Dom en laf! Willen jullie dus liever blijven voortleven in je leelijke kisten, hokken en kraantjes, dan mee met de kinderen, die den Vogel gaan zoeken? 38 Allen (behalve de Hond en het Licht) Ja, Ja! Dadelijk! Mijn kraantje! Mijn baktrog!. Mijn schoorsteen!.... Mijn hok!.... De F e e (tot het Licht, dat peinzend naar de lamp staart) En jij, Licht, wat zeg jij er van?.... Het Licht Ik ga met de kinderen mee.... Komaan, dat is goed. En trouwens, 't is te laat om terug te keeren; jullie hebt geen keus meer, je gaat met ons mee.... Maar hoor eens, Vuur, kom niet te dicht bij den een of ander, en jij, Hond, plaag de Kat niet. Water, houd je flink rechtop en doe je best niet overal heen te lekken. Er wordt zeer luid op de rechterdeur geklopt. Tyltyl (luisterend) Al weer vader!.... En nu staat hij op, ik hoor hem loopen.... De Hond (huilend van vreugde) Ik ook! Ik ook! De Fee 39 D e Fee Gauw het raam uit Jullie gaat allemaal mee naar mijn huis, waar ik de dieren en de rest wel een passende kleeding geven zal (Tot het Brood) Zeg eens, Brood, neem jij de kooi maar, waar ze den Blauwen Vogel in zullen zetten Jij moet er op passen.... En nu vlug, vlug, geen tijd meer verloren.... Het raam wordt plotseling veel langer, net een deur. Ze gaan er allen door, waarna het raam zijn vorige gedaante weer aanneemt en stilletjes dicht gaat. De kamer is nu weer donker en de twee bedjes staan in het duister. De deur rechts gaat op een kiertje open en men ziet de hoofden van vader en moeder Tyl. Vader Tyl Het was dus niets De krekel was zeker aan het piepen.... Moeder Tyl Zie je ze liggen?.... Vader Tyl Ja zeker.... Ze slapen rustig. Moeder Tyl Ik hoor hen ademhalen.... De deur gaat weer dicht. HET SCHERM VALT. 40 TWEEDE BEDRIJF. TWEEDE TAFEREEL. Bij de Fee. Een prachtige vestibule in het paleis van de Fee Bérylune. Wit marmeren zuilen met gouden en zilveren kapiteelen, trappen, portieken, balustrades, enz. Van achteren rechts komen de Kat, de Suiker en het Vuur op, allen in prachtige kleederen; ze komen uit een vertrek, waaruit lichtstralen stroomen, het is de kleedkamer der Fee. De Kat heeft een luchtig gazen omhulsel over haar zwart zijden tricot, de Suiker heeft een zijden japon aan half wit, half lichtblauw en het Vuur, dat veelkleurige aigrettes op het hoofd heeft, is gekleed in een langen, karmozijnen mantel met goudkleurige voering. Zij loopen de geheele zaal door en blijven vooraan rechts staan, waar de Kat hen onder een portiek opstelt. De Kat Hier moeten we zijn. Ik ken alle bizonderheden van dit kasteel. De fee Bérylune heeft het geërfd van Blauwbaard.. 41 Ja, Mijnheer Tyltyl heeft het roode buisje, de witte kousen en de blauwe broek van Klem-Duimpje aangetrokken en Juffrouw Mytyl de jurk van Grietje en de muiltjes van Asschepoester.... Maar de groote kwestie was het kleeden van het Licht!.... De Kat Hoe zoo?.... Het Brood De Fee vond haar zóó mooi, dat ze haar maar heelemaal niet wou aankleeden!.... Toen heb ik daartegen geprotesteerd in naam van onze waardigheid als noodzakelijke en uiterst respektabele elementen; ten slotte heb ik verklaard, dat ik onder zulke voorwaarden weigerde met haar uit te gaan.... Het Vuur Ze moesten maar een licht-scherm voor haar koopen!.... De Kat En wat heeft de Fee geantwoord?.... Het Brood Ze heeft me geslagen met haar stok, op mijn hoofd en op mijn buik.... De Kat En toen? 45 Het Brood Ik heb me maar dadelijk laten overreden, maar op het laatste oogenblik heeft het Licht toch maar de japon van de kleur-der-maan gekozen, die onder in de kist met schatten van Ezelshuid lag. De Kat Maar nu genoeg gepraat, de tijd dringt.... Het geldt onze toekomst.... Ge hebt allen gehoord wat de Fee gezegd heeft, dat nl. het einde dezer reis tevens het einde van ons leven zijn zal.... Nu komt het er dus op aan deze zoo veel mogelijk en met alle denkbare middelen te verlengen.. Maar er is ook nog iets anders: we moeten denken aan het lot van ons ras en de bestemming onzer kinderen.... Het Brood Bravo! bravo! De Kat heeft gelijk!.... De Kat Luistert! Wij allen hier aanwezig, dieren, voorwerpen en elementen, wij bezitten eene ziel, die de mensch nog niet kent. Daardoor behouden we nog een rest van onafhankelijkheid; als hij echter den Blauwen Vogel vindt, dan weet hij alles, dan ziet hij alles en dan zijn we geheel aan hem overgeleverd Dat heeft mij daar juist mijn oude vriendin, de Nacht, verteld, die tevens de hoedster is van de geheimen des Levens.... 't Is dus in ons belang tot eiken prijs te beletten, dat die vogel gevonden wordt, zelfs 46 al moesten we zóó ver gaan het leven der kinderen in gevaar te brengen. De Hond (verontwaardigd) Wat zegt ze nou?.... Herhaal het nog eens, dat ik het goed versta. Het Brood Stilte! U heeft het woord niet!.... Ik ben voorzitter dezer vergadering.... Het Vuur Wie heeft u tot voorzitter benoemd?.... Het Water (tegen het Vuur) Stilte toch!.... Waar bemoei jij je mee? . Het Vuur Ik bemoei me met het noodzakelijke.... Ik hoef van jou geen opmerkingen af te wachten.... De Suiker (verzoenend) Neemt me niet kwalijk.... Laten we nu niet kibbelen.... Het tijdstip is gewichtig.... Vóór alles is het noodig tot overeenstemming te komen omtrent de te nemen maatregelen. ... Het Brood Ik deel geheel de zienswijze van de Suiker en de Kat. 47 De Hond Dat is onzin!.... De Mensch is er nu eenmaal, dat is een feit!.... Hem moeten we gehoorzamen en alles doen wat hij wil!.... Dat alleen is waar.... Ik ken enkel hèm! Leve de Mensch! Bij leven en bij sterven, alles voor den Mensch! .... de Mensch is god!.... Het Brood Ik deel geheel de zienswijze van den Hond. D e K a t (tot den Hond) Maar dan geeft men toch redenen.... De Hond Er zijn geen redenen te geven!.... Ik houd van den Mensch, dat is voldoende!.... Als jij iets tegen hem onderneemt, dan worg ik je eerst en dan ga ik hem alles overbrengen. ... De Suiker fmet zachtheid tusschen beide komend) Permitteert.... Laten we de discussie niet onnoodig verscherpen. ... Van een zeker standpunt bezien hebt gij beiden gelijk.... Er is vóór en tegen.... Het Brood Ik deel geheel de zienswijze van de Suiker!.... 48 DEBLMJWE YOGEL^aeferlinck- €f§ênéom ww? WHSTtmt van OOrtLO© Mi. mrnnH» M At». Hn in COSTUUMS. Ty 11y 1 : De kleeding van Klein-Duimpje uit de verhalen van Moeder de Gans: Vermiljoen-rood broekje, kort lichtblauw jasje, witte kousen, bruinrood leeren schoenen of laarsjes. M y t y 1 : Costuum van Grietje of van Roodkapje. Het Licht: Japon van de kleur der maan, dat wil zeggen matgoud met zilveren weerschijn, flikkerend gaas, dat als het ware stralen schiet. Nieuw-Griekschen of Engelsch-Griekschen stijl, genre Walter Crane of zelfs eenigszins Empire. Kort lijfje, bloote armen, enz. — Kapsel: een soort van diadeem of zelfs eenvoudige kroon. De Fee Bérylune, de Buurvrouw Berlingot: Het klassieke costuum van een arm vrouwtje uit de sprookjes. In het eerste bedrijf kan de verandering der fee in een prinses ook worden weggelaten. / v Vader Tyl, Moeder Tyl, Grootvader en Grootmoeder Tyl: De legendarische costuums van houthakkers en Duit-sche boeren in de sprookjes van Grimm. De broertjes en zusjes van Tyltyl: Variaties van het costuum van Klein-Duimpje. De T ij d : Het klassieke costuum van den Tijd: een 5 Mytyl Wat doen die menschen, die zoon leven maken? Tyltyl Ze maken muziek. Mytyl Zijn ze kwaad?.... Tyltyl Neen, maar 't is vermoeiend. Mytyl Al weer een rijtuig, met witte paarden!. Tyltyl Houd je mond! Kijk maar liever Mytyl Wat voor gouds hangt daar aan de takken?. Tyltyl Wel natuurlijk het speelgoed! Sabels, geweren, soldaten, kanonnen.... Mytyl En poppen, zeg, liggen die er ook? 15 Tyltyl Poppen? Dat is te flauw; daar houden ze niet van. Myty 1 En dat daar rondom de tafel, wat is dat allemaal? Tyltyl Dat zijn vruchten, roomtaarten Mytyl Die heb ik ook eens geproefd, toen ik klein was Tyltyl Ik ook, 't is veel lekkerder dan brood, maar je krijgt er zoo weinig van. Mytyl Zij hebben er niet te weinig van. De heele tafel staat vol. Zouden ze er van gaan eten? Tyltyl Natuurlijk; wat dan anders? Mytyl Waarom eten zij ze dan niet dadelijk op? Tyltyl Omdat ze geen honger hebben.... 16 Mytyl fin stomme verbazing) Hebben ze geen honger? Hoe komt dat? Tyltyl Omdat ze eten als ze er zin in hebben. Mytyl (ongeloovig) lederen dag? Tyltyl Ja, dat heb ik gehoord. Mytyl Zouden ze alles opeten? Of zouden ze er ook wat van weggeven? Tyltyl Aan wie? Mytyl Aan ons.... Tyltyl En ze kennen ons niet eens.... Mytyl Maar als we er eens om vroegen? Tyltyl Dat gaat niet. 17 De Blauwe Vogèl 2 Mytyl Waarom niet? Tyltyl Dat is verboden. Mytyl (in haar handjes klappend) O, wat zijn ze mooi!.... Tyltyl (in verrukking) En wat lachen ze! Mytyl Kijk die kinderen eens dansen! Tyltyl Ja, ja, laten wij ook gaan dansen . (Ze trippelen van pret op de tabouret) Mytyl O hoe prettig, hoe prettig! . Tyltyl Nou krijgen ze de taartjes! Ze mogen ze aanpakken Ze eten ze op, kijk, kijk, ze eten ze op! Mytyl De kleintjes ook! Ze hebben er Wel twee, drie, vier!.... 18 Tyltyl f opgewonden) O hoe lekker! hoe lekker! hoe lekker!.... Mytyl (terwijl ze denkbeeldige taartjes telt) Ik heb er twaalf gekregen!.... Tyltyl En ik vier maal twaalf! Maar. ik zal er jou ook wat van geven.... (Er wordt geklopt op de deur van de hut) Tyltyl (plotseling gekalmeerd en verschrikt) Wat zou dat zijn?.... Mytyl (ontsteld) Dat is vader! . Daar ze talmen met opendoen, ziet men de klink vanzelf knarsend in de hoogte gaan; de deur gaat op een kier open om toegang te verleenen aan een oud vrouwtje in het groen gekleed en met een roode kap op het hoofd. Ze heeft een bochel, is mank en heeft maar één oog; neus en kin zijn naar elkaar toe gegroeid en ze leunt op een stok. 't Is niet twijfelachtig of het is een fee. D e F e e Hebben jelui bier het zingende kruid of den blauwen vogel? 19 Tyltyl We hebben bier wel kruiden, maar die zingen niet.... Mytyl Tyltyl heeft wel een vogel. Tyltyl Maar dien kan ik niet weggeven.... De Fee En waarom niet? Tyltyl Omdat die van mij is. De Fee Dat is me ook een reden. Waar is die vogel?.... Tyltyl (op de kooi wijzend Daar in de kooi. De Fee (haar bril opzettend om den vogel te bekijken) Dien wil ik niet hebben, die is niet blauw genoeg. Dan moeten jullie dien vogel, dien ik noodig heb, maar gaan halen. Tyltyl Maar ik weet niet waar hij is!.... 20 De Fee Ik ook niet, daarom moet je hem maar gaan zoeken. Ik kan desnoods wel buiten het zingende kruid, maar den Blauwen Vogel moet ik absoluut hebben. Het is voor mijn dochtertje, dat erg ziek is. Tyltyl Wat scheelt haar?.... De Fee Dat weet niemand precies; ze zou gelukkig willen zijn.... Tyltyl Zoo?.... De Fee Weet je, wie ik ben?.... Tyltyl U lijkt wel wat op onze buurvrouw, Juffrouw Berlingot.. De Fee (hel kwaad wordend) Heelemaal niet.... Dat lijkt er niets naar.... Dat is afschuwelijk! Ik ben de Fee Bérylune.... Tyltyl O! leuk! 21 De Fee Jullie moeten maar dadelijk op weg gaan. Tyltyl Komt u ook mee? De Fee Dat kan onmogelijk, omdat ik van morgen vleesch heb opgezet om te stoven en dit dadelijk overkookt als ik langer dan een uur weg ben (Terwijl ze achtereenvolgens op het plafond, den schoorsteen en het raam wijst) Aan welken kant willen jullie er uit, zóó, of zóó of zóó?.... Tyltyl (wijst verlegen naar de deur) Het liefst wou ik daar maar door.... De Fee (die weer heel boos wordt) Dat is heelemaal onmogelijk, en wat een akelige gewoonte!'. ... (Ze wijst op het raam) We zullen daar maar uit gaan. Nu! waar wachten jullie op?.... Kleedt je nu dadelijk aan.... (De kinderen gehoorzamen en kleeden zich vlag aan) Ik zal Mytyl wel helpen. Tyltyl We hebben geen schoenen. De Fee Dat beduidt niets. Ik geef jullie een wonder-hoedje. Waar zijn eigenlijk jullie ouders?.... 22 Tyltyl (terwijl hij wijst naar de deur rechts) Die zijn daar, die slapen.... De Fee En grootvader en grootmoeder?.... Tyltyl Die zijn dood.... De Fee En jullie broertjes en zusjes.... Die hebben jullie zeker wel?.... Tyltyl O ja, drie broertjes.... Mytyl En vier zusjes.... De Fee Nu, waar zijn die?.... Tyltyl Die zijn ook dood.... De Fee Zou je ze wel eens weer willen zien?.... Tyltyl He ja, dadelijk! Laat ze eens zien! 23 De Fee Ik heb ze niet in mijn zak.... Maar dat komt prachtig uit; jullie kunt ze zien als je toch door het land van Herinnering komt, dat is op weg naar den Blauwen Vogel. Dadelijk links af, na den derden kruisweg. — Wat deden jullie eigenlijk toen ik klopte?.... Tyltyl We speelden, dat we taartjes aten. De Fee Hebben jullie taartjes? — Waar dan? Tyltyl In het groote huis van de rijke kinderen.... Kom maar eens kijken, 't is zoo mooi!.... (Hij trekt de fee mee naar Het raam.) De Fee (voor het raam) Maar die andere kinderen eten ze op!.... Tyltyl Jawel, maar je kunt alles zien.... De Fee Zijn jullie daar niet boos om?.... 24 Tyltyl Waarom? De Fee Dat ze alles zelf opeten. Ik vind het niets aardig, dat ze jullie niets geven.... Tyltyl Hè neen, ze zijn immers rijk.... Wat is het mooi bij hen, he? De Fee Niets mooier dan bij jou. Tyltyl Neen maar! Bij ons is het donkerder en kleiner en zonder taartjes.... De Fee 't Is bier precies zoo; 't komt enkel door dat je niet goed zien kunt. Tyltyl Ja zeker wel, ik kan heel goed zien, ik heb heel goede oogen. Ik kan op de torenklok zien hoe laat het is en vader in 't geheel niet. De F e e (plotseling weer kwaad) En ik zeg je dan, dat je niet zien kunt! Hoe zie je mij eigenlijk? Hoe zie ik er uit?.... (Vet'legen stilzwijgen van 25 Tyltyl) Nu, zou je niet eens antwoorden? Dan kan ik weten of je zien kunt. Ben ik mooi of leelijk?.... (De stilte wordt steeds pijnlijker) Wil je niet antwoorden? Ben ik jong of oud? Heb ik een rose of een gele gelaatskleur? Heb ik misschien een bochel?.... Tyltyl (vergoelijkend) Neen, neen, heelemaal geen grooten.... De Fee Je kijkt net of het een enorm groote is.... Heb ik een krommen neus en mis ik mijn linkeroog?.... Tyltyl Neen, neen, dat heb ik niet gezegd.... Wie heeft het uitgestoken? De Fee (al boozer en boozer) Maar het is niet uitgestoken!.. Brutale jongen! vlegel!.. 't Is nog mooier dan het andere, 't is grooter en helderder en zoo blauw als de hemel.... En hier mijn haren, zie je die?.... Ze zijn zoo blond als het rijpe koren.... 't lijkt wel zuiver goud En ik heb er zoo veel, dat mijn hoofd er heelemaal zwaar van is.... Ik kan ze letterlijk niet glad houden. Zie je ze hier op mijn handen?.... (Ze laat twee dunne, grijze haarvlokken zien). Tyltyl Ja zeker, daar zie ik er wel wat. 26 De Fee fverontwaardigd) Wel wat! . Bossen! Handen vol! Massa's! Gouden stroomen!.... Ik weet wel, dat er menschen zijn, die zeggen, dat zij ze niet zien, maar jij hoort toch, hoop ik, niet tot die akelige blinden?.... Tyltyl Neen, neen, ik kan deze haren, die u vertoont, best zien.. De Fee Maar je moet de rest met dezelfde verzekerdheid zien! Menschen zijn toch gekke wezens.... Sedert den dood der feeën zien ze niets meer en ze weten het zelf niet.... Gelukkig heb ik altijd al het noodige bij me om de doffe oogen weer helder te maken.... Wat haal ik hier uit mijn tasch?.. Tyltyl Och, wat een aardig groen hoedje! . Wat schittert daar zoo op de kokarde?.... De Fee Dat is de groote diamant, die het vermogen geeft om te zien. Tyltyl Die? 27 De Fee Ja, als men het hoedje op heeft, draait men den diamant eventjes om: van links naar rechts, zóó b.v. zie je wel?.... Dan drukt hij op een knobbel van het hoofd, dien niemand kent en die de oogen opent.... Tyltyl Doet dat geen pijn? Integendeel, hij toovert alles om.... Op datzelfde oogenblik kan men zien wat er binnen in de dingen zit; de ziel van het brood, van den wijn, van de peper b.v Mytyl Kun je de ziel van de suiker ook zien?.... De Fee (dadelijk weer kwaad) NatuurlijkI Ik houd niets van zulke overbodige vragen.... De ziel van de suiker is volstrekt niet interessanter dan die van de peper.... Hier nu, ik geef jullie wat ik heb om je te helpen bij het zoeken van den Blauwen Vogel.... Ik weet wel, dat de onzichtbaar makende ring of het Vliegende Kleed jullie nog meer van dienst zouden zijn.... Maar ik heb den sleutel verloren van de kast, waarin ik die heb opgeborgen. ... O juist, daar zou ik nog iets vergeten.... (Ze wijst op den diamant) Als je hem zóó houdt, zie je wel, en 28 Laten we, terwijl de kinderen en het Licht het dochtertje van de Fee bezoeken, deze laatste oogenblikken van onze vrijheid goed gebruiken.... Ik heb u hier laten komen om met u den toestand, waarin men ons gebracht heeft, eens te bespreken.... Zijn wij allen bijeen?.... De Suiker Daar komt de Hond uit de kleedkamer van de Fee. Het Vuur Wat drommel, wat heeft die nu aangetrokken? De Kat Hij heeft de livrei genomen van een der lakeien op de koets van Asschepoester.... Precies geschikt voor hem, hij heeft een slaven-ziel.... Maar laten we ons achter de balustrade verstoppen.... Ik vertrouw hem heelemaal niet.... Hij moet liever niet hooren, wat ik u te zeggen heb.... De Suiker Het helpt niet meer Hij heeft ons in de gaten Kijk eens, daar komt juist ook het Water uit de kleedkamer. ... O, wat is ze mooil De Hond en het Water voegen zich bij de eerste groep. De Hondfa/ huppelend) Daar zijn wel Daar zijn we! Zien we er niet mooi uit? Kijk die kanten eens, en dat borduursel! Alles echt goud!.... 42 D e K a t (tegen het Water) Is dat niet Ezelshuid's japon van de kleur-van-den-tijd? ... .Me dunkt die herken ik. Het Water Ja, die stond me nog het best.... Het Vuur (binnensmonds) Ze heeft haar parapluie niet. Het Water Wat blief je?.... Het Vuur O niets, niets.... Het Water Ik dacht zoo, dat je sprak over een grooten, rooden neus, dien ik onlangs gezien heb.... De Kat Zeg, laten we nu niet kibbelen, we hebben wel wat anders te doen.... We wachten enkel nog op het Brood, waar is die? De Hond Hij kon maar niet klaar komen met het kiezen van een kostuum. 43 Het Vuur De moeite waard als je er zoo idioot uitziet en zoo'n dikken buik hebt! De Hond Ten slotte heeft hij zijn keus gevestigd op een Turksch kleed, versierd met edelsteenen, een sabel en een tulband.. De Kat Daar heb je hem! Hij heeft het mooiste kleed van Blauwbaard aangetrokken. Het Brood komt binnen in het zoo even beschreven kostuum. Het zijden kleed is met moeite over zijn dikken buik vast gemaakt. In de eene hand houdt hij de scheede van de onder zijn ceintuur gestoken sabel en in de andere de kooi voor den Blauwen Vogel. Het Brood (vol ijdelheid langzaam voortstappend) Nu? Hoe vinden jullie mij nu?.... De Hond (rondom het Brood huppelend) Wat is hij mooi! Wat is hij mal! Wat is hij mooi! Wat is hij mooi!.... D e K a t (tegen het Brood) Zijn de kinderen klaar?.... 44 De Kat Zijn niet wij allen, Water, Vuur en ook jij beiden, Brood en Hond, de slachtoffers eener namelooze tyrannie?.... Herinnert u den tijd vóór de komst van den despoot, toen wij vrijelijk over het oppervlak der Aarde zwierven. Het Water en het Vuur waren de eenige meesters van de wereld en ziet toe wat ze geworden zijn!.... Wat ons betreft, de kommerlijke afstammelingen der groote roofdieren Past op! Doet of er niets aan de hand is Ik zie de Fee komen met het Licht Het Licht heeft de partij van den Mensch gekozen en is onze ergste vijandin.. Daar zijn ze.... Van rechts komen de Fee en het Licht, gevolgd door Tyltyl en Mytyl. De Fee Nu? Wat is er aan de hand? Wat doen jullie daar in dat hoekje? 't Is wezenlijk net een samenzwering.... Het wordt tijd op weg te gaan Daar juist heb ik besloten, dat het Licht jullie aanvoerder zijn zal Jullie zult haar allen gehoorzamen als mijzelve en ik vertrouw haar mijn stokje toe.... De kinderen gaan van avond hunne overleden grootouders bezoeken.... uit bescheidenheid gaan jullie niet met hen mee Ze zullen den avond onder hunne gestorven familieleden doorbrengen In dien tusschentijd maken jullie alles klaar voor den dagmarsch van morgen, die lang zijn zal Komaan, vooruit en ieder op zijn post!. 9e Blauwe Vogel 4 49 D e K a t (huichelachtig) Dat zeide ik hun daar juist, Mevrouw de Fee Ik maande hen aan nauwgezet en moedig hunne plichten te vervullen; ongelukkig wou de Hond, die mij al door in de rede viel.... De Hond Wat zegt ze? Neen maar, nou zal ik! Hij wil op de Kat toespringen maar Tyltyl, die deze beweging verhinderd heeft, houdt hem met dreigend gebaar tegen. Tyltyl Koest, Tylö! Pas op en als je nog eris ééns De Hond Mijn afgod, je weet niet, ze wou.... Tyltyl (dreigend) Stil! De F e e Komaan, afgedaan Het Brood moet vanavond de kooi aan Tyltyl geven Het kan zijn, dat de Blauwe Vogel zich in het Verleden verborgen houdt, bij de grootouders .... In ieder geval is hier een kans, die we niet mogen verwaarloozen.... En nu, Brood, waar is de kooi? 50 Het Brood (plechtig) Een oogenblik als het u belieft, Mevrouw de Fee.... (Als een redenaar, die het woord neemt) Gij allen weest mijne getuigen, dat deze zilveren kooi, die mij werd toevertrouwd door.... D e F e e (hem in de rede vallend) Genoeg! Geen praatjes!.... Wij gaan er aan dien kant uit, terwijl de kinderen hier door zullen gaan.... Tyltyl (onrustig) Gaan wij heel alleen? Mytyl Ik heb honger!.... Tyltyl Ik ook!.... De Fee (tot het Brood) Doe je Turksche kleed maar eens open en geef hun een sneed je van je dikken buik.... Het Brood opent zijn buik, trekt zijn sabel en snijdt zoo van zijn buik twee sneedjes af, die hij aan de kinderen geeft. De Suiker (naar de kinderen toe gaande) En veroorloof mij jullie ook eenige kapittelstokjes aan te bieden. Hij breekt een voor een de 5 vingers van zijn linkerhand en biedt ze hun aan. 51 Mytyl Wat doet hij?.... Hij breekt al zijne vingers.... De Suiker (hen aansporend) Proeft maar eens hoe lekker.... Het zijn echte kapittelstokjes. ... Mytyl (zuigt op een dier vingers) O wat smaakt dat lekker?.... Heb je er heel veel?.... De Suiker (bescheiden) Zeker, net zooveel als ik wil.... Mytyl Doet het je erge pijn als je ze zoo breekt?.... De Suiker In 't geheel niet.... 't Is integendeel heel voordeelig, ze groeien dadelijk weer aan en zoo heb ik altijd schoone en nieuwe vingers.... De Fee Hoort eens, kinderen, eet nu niet al te veel suiker. Vergeet niet, dat je zoo aanstonds bij je grootouders gaat eten.. Tyltyl Zijn die dan hier? De Fee Je zult hen zoo straks zien. 52 Tyltyl Zien, hoe kan dat nu? Ze zijn immers dood? De Fee Hoe zouden ze dood kunnen zijn, als ze leven in je herinnering? De menschen kennen dit geheim niet, omdat ze zoo heel weinig weten, terwijl jij, door middel van den Diamant, nu zult gaan zien, dat de dooden, aan wie men blijft denken, even gelukkig leven alsof ze niet waren gestorven. ... Tyltyl Gaat het Licht met ons mee? Het Licht Neen, het is veel bekoorlijker, dat alles in de familie blijft. Ik zal bier vlak bij blijven wachten om niet onbescheiden te lijken Ze hebben mij niet uitgenoodigd. Tyltyl Hoe moeten wij daar komen? De Fee Langs dien weg Je staat bier aan den ingang van het „Land der Herinnering". Zoodra je den Diamant hebt omgedraaid, zul je een grooten boom zien met een bordje daaraan en dit zal je de aanwijzing geven, dat je bent waar je zijn moet Maar vergeet niet, dat jullie allebei om 53 kwart vóór negen terug moeten zijn.... Dat is van het grootste belang.... Weest vooral heel precies, want alles is verloren als jullie te laat terugkomt Tot straks. (Ze roept de Kat, de Hond, het licht enz.) Jullie hierheen, en de kinderen daarheen Zij gaat rechts af met het Licht, de Dieren enz., terwijl de kinderen door den linker uitgang vertrekken. HET SCHERM VALT. 54 DERDE TAFEREEL. Het Land der Herinnering. Een zware mist, waaruit aan den rechterkant, vlak vooraan, de stam van een dikken eik opduikt, voorzien van een bordje; een soort van troebel, verwarrend, ondoordringbaar licht. Tyltyl en Mytyl staan aan den voet van den eik. Tyltyl Daar is de boom! . Mytyl Met het bordje! Tyltyl Ik kan het niet lezen.... Wacht, ik zal op dien wortel klimmen.... In orde.... Hier staat: „Land der Herinnering". Mytyl Begint dat dan hier? 55 Tyltyl Ja, er staat ook een pijltje op... • Mytyl Maar waar zijn ze dan, grootvader en grootmoeder? Tyltyl Achter dien mist.... We zullen wel zien.... Mytyl Ik zie niets!.... Ik kan mijn eigen handen en voeten niet zien.... fSchreierig) Ik heb het koud!.... Ik wil niet verder reizen.... Ik wil naar huis.... Tyltyl Kom, huil nou niet den heelen tijd, net als het Water.... Schaam je je niet?.... Zoo'n groot meisje!.... Let op, de nevel trekt al weg, nu zullen we zien wat er achter zit.... Inderdaad is er beweging gekomen in den mist, hij wordt dunner, helderder, verspreidt zich en verdampt. In het licht, dat al helderder wordt, onderscheidt men weldra onder een bladerdak een vriendelijk boerenhuisje, begroeid met klimplanten. Ramen en deur staan open. Men ziet bijenkorven staan onder een luifel, bloempotten op de vensterbank, een vogelkooi, waarin een merel enz. Dicht bij de deur een bank, waarop een oude boer en zijn vrouw, n.l. de grootouders van Tyltyl, in diepen slaap verzonken, zitten. 56 Tyltyl (die hen dadelijk herkent) Daar zijn grootvader en grootmoeder!.... Mytyl (in de handen klappend) Ja! ja!.... Ze zijn het!.... Ze zijn het!.... Tyltyl (nog eenigszins wantrouwend) Pas op!.... We weten nog niet of ze in beweging komen.. Laten we achter den boom blijven staan.... Grootmoeder Tyl opent de oogen, heft het hoofd op, rekt zich uit, zucht eens. en kijkt naar Grootvader Tyl, die ook langzaam uit den slaap ontwaakt. Grootmoeder Tyl Ik heb zoon idee, dat onze kleinkinderen, die nog in leven zijn, ons vandaag zullen komen bezoeken.... Grootvader Tyl Zeer zeker denken ze aan ons, want ik heb zoo'n vreemd gevoel en mijn beenen slapen.... Grootmoeder Tyl Ik geloof, dat ze al heel dicht bij zijn, want er dringen me vreugdetranen in de oogen.... Grootvader Tyl Neen, neen, ze zijn ver weg.... Ik voel me nog zwak.... 57 Grootmoeder Tyl En ik zeg je, dat ze hier al zijn; ik ben weer geheel bij krachten gekomen. Tyltyl en Mytyl (van achter den eik te voorschijn komend) Daar zijn we! Daar zijn we! Grootvader en Grootmoeder! .... Wij zijn het. Grootvader Tyl Daar! Zie je wel? Wat heb ik gezegd? Ik was er zeker van, dat ze vandaag zouden komen.... Grootmoeder Tyl Tyltyl! Mytyl! Je bent het zelf! Zij is het!.. Ze zijn het!.... (Ze doet een poging om hen tegemoet te hopen.) Hard loopen kan ik niet! Ik heb nog maar steeds rheumatiek! Grootvader Tyl (die hinkende aan komt loopen) Ik ook niet.... Dat is de schuld van mijn houten been, dat nog altijd het andere moet vervangen, sinds ik het gebroken heb, toen ik uit den grooten eik ben gevallen.... Grootouders en kinderen omhelzen elkaar hartelijk. Grootmoeder Tyl Wat ben je groot en sterk geworden, mijn lieve Tyltyl!.. 58 GrootvaderTyl (die de haren van 'J$4 Mytyl streelt) En Mytyl dan! Kijk eens wat een mooie haren en wat mooie oogen!.... En wat ruikt ze lekker!.... Grootmoeder Tyl Geeft me nog eens een kus!.... Komt hier eens op mijn knieën zitten.... Grootvader Tyl En ik dan? Krijg ik niets?.... Grootmoeder Tyl Neen, neen.... Ik eerst.... En hoe maken het vader en moeder?.... Tyltyl Best, grootmoeder.... Zij lagen te slapen, toen wij weg gingen Grootmoeder Tyl (ziet hen maar steeds aan en overlaadt hen met liefkoozingen) Och, och, wat zien ze er lief uit en zoo helder!.... Heeft moeder je gewasschen.... En heelemaal geen kapotte kousen! .... Vroeger stopte ik ze altijd. Waarom komen jullie ons niet vaker opzoeken?.... Dat vinden we zoo heerlijk! .... Maanden en maanden lang hebben jullie ons vergeten en hebben we niemand gezien.... 59 Tyltyl We konden niet, grootmoeder en vandaag heeft ons de Fee Grootmoeder Tyl Wij zijn altijd hier, in afwachting van een bezoekje der levenden.... Ze komen toch zoo zelden!.... Den laatsten keer dat jullie gekomen zijt — wacht eens, wanneer was dat ook weer?.... Op Allerheiligen, toen de kerkklok luidde.. Tyltyl Met Allerheiligen.... Toen zijn we niet uitgeweest, we waren erg verkouden.... G r ootmoeder Ty 1 Neen, maar toen hebben jullie aan ons gedacht.... Tyltyl O, ja.... Grootmoeder Tyl Nu dan, iederen keer, dat je aan ons denkt, worden we wakker en zien je weer.... Tyltyl Heusch? Als we maar enkel.... Grootmoeder Tyl Nu ja, dat weet je toch wel.... 60 Tyltyl Neen, neen, ik wist niet, dat.... Grootmoeder Tyl (tot grootvader) 't Is vreemd daar boven.... Dat weten ze nog niet.... Leer en ze dan niets?.... Grootvader Tyl Net als in onzen tijd.... De levenden zijn zoo onnoozel als ze praten over de Anderen.... Tyltyl Slaapt u maar altijd? Grootvader Tyl Ja, we slapen veel, in afwachting van een gedachte der Levenden, die ons dan wakker maakt.... O, dat slapen doet goed, als het leven is afgeloopen.... Maar 't is toch ook prettig van tijd tot tijd wakker te worden.... Tyltyl O maar, dan is u dus niet echt dood? Grootvader Tyl (opspringend) Wat zeg je? Wat zegt hij daar nu? Hij gebruikt woorden, die wij niet meer begrijpen.... Is dat een nieuw woord, een nieuwe uitvinding?.... 61 Tyltyl Wat? Het woord „dood"? Grootvader Tyl Ja juist, dat woord was het Wat wil dat zeggen? Tyltyl Wel, dat je niet meer leeft..., Grootvader Tyl Wat zijn ze toch onnoozel daar boven!. — Tyltyl Heeft men het hier goed? Grootvader Tyl Wel ja, niet kwaad, niet kwaad; en zelfs, als men nog bad.... Tyltyl Vader heeft me gezegd, dat we niet meer moesten bidden. ... Grootvader Tyl Jawel, wel doen, Bidden is zich herinneren.... Grootmoeder Tyl Ja, ja, alles zou best gaan, als jullie ons maar wat meer kwamen bezoeken Weet je nog wel, Tyltyl, den laatsten keer had ik zoo'n heerlijke appeltaart gemaakt! Je hebt er zoo verbazend veel van gegeten, dat het je slecht bekwam.... 62 Tyltyl Maar ik heb al sedert verleden jaar geen appeltaart gegeten. ... Er waren van 't jaar geen appelen. Grootmoeder Tyl Zeg nu niet zulke dwaze dingen.... altijd zijn die er hier.... Tyltyl Nou ja, maar dat is niet hetzelfde.... Grootmoeder Tyl Waarom niet? Alles is toch hetzelfde daar men elkaar weer kan omhelzen.... Tyltyl (kijkt beurt om beurt grootvader en grootmoeder aan) U is heelemaal niet veranderd, grootvader, heelemaal niet.... En grootmoeder ook niet.... Maar u is mooier geworden. ... Grootvader Tyl Ja, ja, dat gaat wel.... We worden niet ouder.... Maar jullie wel, jullie groeitl.... Wat worden jullie flink!.... Kijk, daar op de deur staat nog het teekentje van den laatsten keer.... Dat was met Allerheiligen.... Laat eens kijken, sta eens flink rechtop.... (Tyltyl gaat tegen de deur staan). Vier vingers! Dat is enorm! (Mytyl gaat ook tegen de deur staan) En Mytyl, vier en een halven!.... Ja, ja, zulk gespuis!.... Dat groeit maar en groeit maar!.... 63 Tyltyl (met verrukking om zich heen ziende) Wat is alles eender, wat staat alles nog op dezelfde plaats!.... Maar wat is alles veel mooier!.... Daar is de klok met den grooten wijzer, waarvan ik de punt gebroken heb.... Grootvader Tyl En hier is de soep-terrine, waarvan jij den knop gebroken hebt Tyltyl En daar is het gaatje, dat ik in de deur gemaakt heb, dien keer toen ik de boor gevonden had. Grootvader Tyl Ja, ja, je hebt heel wat vernield!.... En hier is de pruimenboom, waarin je zoo graag klom, als ik er niet bij was.. Hij heeft nog altijd zulke mooie roode pruimen. Tyltyl Ja, maar ze zijn nu nog veel mooier!.... Mytyl En daar is de oude merel!.... Zingt die nog altijd? De merel wordt wakker en begint heel luid te zingen. Grootmoeder Tyl Nu zie je het zelf.... Zoodra men er aan denkt!.... 64 Tyltyl (ziet met stomme verbazing, dat de merel heelemaal blauw is) Kijk eens, hij is blauw!.... Maar dan is hij het, de Blauwe Vogel, dien ik aan de Fee moet brengen!.... En u zei niet eens, dat u hem hier had! O wat is hij blauw, heelemaal blauw, zoo blauw als een blauw glazen knikker!.... (Smeekend) Grootvader en grootmoeder, wilt u hem mij wel geven?.... Grootvader Tyl Wel ja, misschien wel.... Wat denkt u er van, grootmoeder? .... Grootmoeder Tyl Wel zeker, wel zeker.... Wat hebben we er bier aan.... Hij doet niets dan slapen.... Je hoort hem nooit.... Tyltyl Dan zal ik hem in mijn kooi zetten.... Gunst, waar is mijn kooi?.... O ja, dat 's waar ook, ik heb hem achter dien dikken boom laten staan.... (Hij loopt naar den boom toe, brengt de kooi mee en zet er den merel in) Is het dus heusch waar, geeft u hem mij echt?.... Wat zal de Fee blij zijn! En dan het Licht! Grootvader Tyl Maar weet je, ik sta voor den vogel niet in Ik vrees, dat hij niet meer zal kunnen wennen aan het onrustige leven De Blauwe Vogel 5 65 daar boven en dat hij met den eersten den besten gunstigen wind weer zal terugkomen.... Enfin, we zullen zien.... Laat hem nu maar staan en kom eens naar de koe kijken. Tyltyl (wiens aandacht op de bijen valt) O en zeg eens, hoe gaat het met de bijen?.... Grootvader Tyl Die maken het best.... Zij leven ook niet meer, zooals jullie daar ginder zegt; maar ze werken flink Tyltyl (naar de korven toe gaande) O ja, het ruikt naar honing! De korven zullen wel zwaar zijn! Alle bloemen zijn hier zoo mooi!.... En de zusjes, die gestorven zijn, zijn die hier ook?.... Mytyl En waar zijn onze drie broertjes, die begraven zijn?.... Op deze woorden komen 7 kindertjes verschillend van grootte als de snaren van een harp, een voor een het huis uit. Grootmoeder Tyl Daar heb je ze, daar heb je ze! Zóó als je er aan denkt of van ze spreekt, komen ze, die guiten! Tyltyl en Mytyl loopen de kinderen tegemoet. Ze omhelzen elkaar, duwen elkaar bijna omver, dansen en dribbelen rond onder luide vreugdekreten. 66 Tyltyl Zeg, Piet! (Ze grijpen elkaar bij de haren) Laten we nog eens vechten zooals indertijd. ... En Robert! Dag Jan... . Heb je je tol niet meer? En daar zijn Magda- Jena en Nelly, Paulientje en Riekje.... Mytyl Och ja Riekje, Riekje! Kijkt, ze kruipt nog!.... Grootmoeder Tyl Ja, ze groeit niet meer.... Tyltyl (ziet het hondje, dat keffend om hen heen loopt) Daar is Kiki, dien ik eens met de schaar van Paulien een stuk van zijn staart heb afgeknipt Hij is ook niet veranderd .... Grootvader Tyl (gewichtig) Neen, hier verandert niets. Tyltyl En Paulien heeft nog altijd dat puistje op haar neus! Grootvader Tyl O dat gaat niet meer weg, daar is niets aan te doen 67 Tyltyl Wat zien ze er goed uit, wat zijn ze dik en vet! Wat een dikke wangen!.... Ze krijgen zeker veel te eten.... Grootmoeder Tyl Het gaat hun veel beter sedert ze niet meer leven Er valt niets meer te vreezen, men is nooit ziek, heeft nooit zorgen.... In huis slaat de klok acht uur. GrootmoederTyl (uiterst verbaasd) Wat is dat nu? Grootvader Tyl Wel op mijn woord dat weet ik ook niet Dat moet de klok zijn Grootmoeder Tyl Dat is onmogelijk, die slaat nooit. Grootvader Tyl Omdat wij nooit meer aan den tijd denken Heeft misschien iemand aan den tijd gedacht?.... Tyltyl Ja, ik. Hoe laat is het? 68 Grootvader Tyl Heusch dat weet ik niet meer.... Daar heb ik de gewoonte van verloren. Er klonken acht slagen, dat is dus zeker wat men daar boven 8 uur noemt. Tyltyl Het Licht verwacht mij om kwart vóór negen.... Dat is om de Fee, 't is van het hoogste gewicht.... Ik ga er dus van door.... Grootmoeder Tyl Je zult nu toch niet weggaan vlak vóór het avondeten!.. Laten we vlug de tafel dekken vóór de deur.... Ik heb juist heerlijke koolsoep en een verrukkelijke pruimentaart.... Men draagt de tafel naar buiten, zet die voor de deur, brengt borden en schalen, enz. Allen helpen mee. Tyltyl Nu dan, nu ik toch den Blauwen Vogel heb.... En dan koolsoep, die heb ik in zoo lang niet gehad!.... Al dien tijd niet, dat ik op reis ben.... Die krijg je niet in de hotels.... Grootmoeder Tyl Ziezoo, dat is al klaar Aan tafel, kinderen Als jullie zoo'n haast hebt, moeten we geen tijd verliezen. De lamp is aangestoken en de soep rondgediend. Grootouders en kinderen gaan om de tafel zitten onder veel porren en duwen, uitroepen en vreugdekreten. 69 Tyltyl (gulzig etende) Wat is die lekker!.... Lieve hemel wat smaakt die goed! .... Ik wil nog meer, nog veel meer!.... Hij zwaait met zijn houten lepel en klopt er meet tegen zijn bord met veel lawaai. Grootvader Tyl Komaan, komaan, een beetje kalmer.... Je bent nog altijd even slecht opgevoed; je zult je bord nog breken.... Tyltyl (die halt op zijn tabouret gaat staan) Nog meer, nog meer!.... Hij reikt naar de soepterrine, die hij naar zich toetrekt; deze valt om en de heele inhoud valt op tafel en van daar op de knieën der aanwezigen; kreten en gehuil van degenen, die zich branden. Grootmoeder Tyl Daar nou! Ik had het je wel gezegd.... Grootvader Tyl (die Tyltyl een klinkende oorvijg toedient) Dat is voor jou!.... Tyltyl (is een oogenblik uit het veld geslagen, dan brengt , hij verrukt zijn hand aan zijn wang) O ja, zoo was het, zulke klappen gaf u toen u nog leefde. . 70 Grootvader, deze is prettig en doet je goed! ik u een zoen voor geven.... Daar moet Grootvader Tyl Best hoor; er zijn er nog meer als je daar pleizier in hebt De klok slaat half negen. Tyltyl (springt op) Half negen!.... (Hij gooit zijn lepel neer) Mytyl, we hebben nog maar net tijd.... Grootmoeder Tyl Kom, kom, nog een paar minuutjes! . .. . Er is geen brand. We zien elkaar zoo zelden .... Tyltyl Neen, het kan niet.... Het Licht is toch zoo goed.... En ik heb het beloofd.... Kom gauw, Mytyl, kom mee!.... Grootvader Tyl Mijn hemel wat zijn de Levenden toch lastig met al hunne zaken en beredderingen!.... Tyltyl (neemt zijn kooi en geeft haastig ieder om de beurt een kus) Dag Grootvader.... Dag Grootmoeder.... Dag zusjes en broertjes, Piet, Robert, Paulien, Magdalena, Riekje, o en dag Kiki!.... Ik voel wel, dat we niet langer hier kunnen 71 blijven.... Schrei niet, grootmoeder, we zullen dikwijls terugkomen.... Grootmoeder Tyl Je moest alle dagen komen!.... Tyltyl Ja, ja, we zullen zoo dikwijls mogelijk komen.... Grootmoeder Tyl 't Is onze eenige vreugde en 't is zoo'n feest als jullie gedachten ons hier bezoeken!.... Grootvader Tyl Andere afleiding hebben we bier niet.... Tyltyl Gauw, gauw! Mijn kooi!.... Mijn vogel! Grootvader Tyl (terwijl hij hem de kooi aangeeft) Daar zijn ze!.... Je weet, ik sta er niet voor in; en als hij niet de goede kleur heeft!.... Tyltyl ' ■ Vaarwel! Vaarwel!.... 72 De broertjes en zusjes Tyl Vaarwel Tyltyl! Dag Mytyl! Denk aan de sui- kerboonen!.... Adieu! Komt vooral terug!.... Allen wuiven met hun zakdoek, terwijl Tyltyl en Mytyl zich langzaam verwijderen. Maar reeds onder de laatste antwoorden is de nevel van het begin weer opgekomen en gaandeweg dichter geworden, het geluid der stemmen wordt zwakker, zoodat op het eind van dit tooneel alles in den mist is verdwenen en op het oogenblik dat het scherm zakt alleen Tyltyl en Mytyl te zien zijn onder den grooten eik. Tyltyl Hierheen, Mytyl! Mytyl Waar is het Licht?.... Tyltyl Dat weet ik niet (Hij kijkt naar den vogel in de kooi) Gunst, de vogel is niet meer blauw!.... Hij is zwart geworden! .... Mytyl Broer, geef me een hand Ik ben bang en ik heb het zoo koud.... HET SCHERM VALT. 73 DERDE BEDRIJF. VIERDE TAFEREEL. Het paleis van den Nacht. Een groote, ruime, prachtige zaal, die een ernstigen, strengen indruk maakt als een grafkelder; totaal-indruk die van een Griekschen of Egyptischen tempel, doch zuilen, architraven, plaveisel en ornamenten zijn van zwart marmer, goud en ebbenhout. De zaal heeft den vorm van een trapezium. Trappen van bazalt, die bijna de geheele breedte innemen, verdeelen haar in drie af deelingen, welke geleidelijk tot aan den achtergrond stijgen. Links en rechts tusschèn de zuilen donker-bronzen deuren. Op den achtergrond een monumentale koperen poort. Een onzeker licht, dat schijnt uit te stralen uit den glans van marmer en ebbenhout, geeft de eenige verlichting aan het paleis. Bij het opgaan van het scherm zit de Nacht, in de gedaante van een zeer schoone vrouw, gekleed in een lang, zwart gewaad, op de treden van de tweede af deeling, tusschen twee kinderen. Een er van, bijna geheel 75 naakt als een Cupido'tje, ligt glimlachend te slapen, terwijl het andere bijna onbewegelijk staat, van het hoofd tot de voeten gesluierd. — Rechts, op den voorgrond, treedt de Kat op. De Nacht Wie is daar?.... De Kat fvalt uitgeput op de marmeren trap neer) Ik ben het, Moeder Nacht.... Ik kan niet meer . De Nacht Wat scheelt er aan, kind?.... Wat zie je bleek, en zoo vermagerd! En tot aan je snorren beslijkt.... Heb je weer gevochten in de dakgoot, bij sneeuw en regen?.... De Kat Geen sprake van dakgoten!.... Het geldt nu ons geheim! .... Dit is het begin van het einde!.... Ik heb kans gezien een oogenblikje te ontsnappen om u op de hoogte te brengen; maar ik vrees, dat er niets meer aan te doen zal zijn.... De Nacht Nu? Wat is er dan gebeurd? Ik heb u vroeger al eens gesproken over den kleinen Tyltyl, den zoon van een houthakker, en over den Wonder- 76 Diamant.... Nu, die komt bierheen om den Blauwen Vogel van u te eischen.... De Nacht Hij heeft hem nog niet.... De Kat Maar dat zal weldra het geval zijn, als wij geen wonder kunnen doen gebeuren.... De zaken staan zóó: het Licht, dat hem begeleidt en dat ons allen verraadt, daar het geheel en al de partij van den Mensch heeft gekozen, heeft nu gehoord, dat de Blauwe Vogel, de echte, de eenige, die bij daglicht leven kan, hier verscholen is tusschen de blauwe vogels der droom en, die zich voeden met maneschijn, en sterven zoodra zij de zon zien.... Ze weet, dat het haarzelve ontzegd is, den drempel van uw paleis te overschrijden, maar nu zendt ze de kinderen hierheen.. en daar gij den Mensch niet kunt verhinderen, de deuren uwer geheimen open te sluiten, weet ik niet, hoe dat alles zal afloo- pen In allen gevalle, als ze het ongeluk hadden beslag te leggen op den echten Blauwen Vogel, dan zou ons niets anders resten dan te verdwijnen.... De Nacht Heere, Heere, in wat voor tijden leven we! Ik heb geen minuut meer rust.... Sedert enkele jaren begrijp ik den Mensch niet meer.... Waar wil hij heen?.... Moet hij dan alles weten?.... Hij heeft al het derde deel van mijne 77 Mysteriën bemachtigd, al mijne Verschrikkingen worden bang en durven niet meer uitgaan, mijne Spoken zijn gevlucht, het meerendeel mijner Ziekten maken het slecht.... De Kat Och ja, Moeder Nacht, ik weet het, de tijden zijn moeilijk, en wij staan bijna alleen in den strijd tegen den Mensch.. Maar ik hoor ze komen.... Ik zie maar één middel: het zijn maar kinderen en nu moeten we hen zóó bang maken, dat ze er niet op durven aandringen, de groote achterpoort te openen, waarachter de vogels van de Maan zitten.... De geheimen der andere holen zullen wel toereikend zijn om hunne aandacht af te leiden of hen bang te maken.... De Nacht fluisterend naar een gerucht van buiten) Wat hoor ik?.... Zijn ze dan met velen? De Kat Dat is niets, dat zijn onze vrienden, het Brood en de Suiker; het Water is ongesteld en het Vuur kon niet meekomen als bloedverwant van het Licht.... Alleen de Hond is tegen ons; maar er is nooit kans hem weg te krijgen. .. . Aarzelend treedt rechts op den voorgrond Tyltyl op met Mytyl, het Brood, de Suiker en den Hond. D e K a t f Tyltyl tegemoet rennend) Hierheen, hierheen, kleine baas.... Ik heb het al aan de Nacht meegedeeld, die verrukt is u te zien.... U moet haar 78 excuseercn, ze is wat sukkelend, daarom kon ze u niet tegemoet komen. ... Tyltyl Goeden dag, Mevrouw Nacht. De Nacht (beleedigd) Goeden dag? Dat ken ik niet.... Je hadt toch wel kunnen zeggen: goeden nacht, of althans goeden avond.... Tyltyl (beschaamd) Pardon, Mevrouw.... Ik wist niet.... (Hij wijst op de beide kinderen) Zijn dit uw zoontjes?.... Ze zien er lief uit De Nacht Ja, dit is de Slaap. Tyltyl Hoe komt hij zoo dik?.... De Nacht Wel, omdat hij zoo goed slaapt.... Tyltyl En de ander, die zich zoo verbergt?.... Waarom heeft hij een sluier voor zijn gezicht?.... Is hij ziek?.... Hoe heet hij?.... De Nacht Dit is een broertje van den Slaap.... 't Is maar beter den naam niet te noemen.... 79 Waarom niet?. Tyltyl De Nacht Omdat het een naam is, dien niemand graag hoort.... Maar laten we liever over wat anders praten.... De Kat heeft me daar juist verteld, dat je hier komt om den Blauwen Vogel te halen, is 't niet? Tyltyl Ja, Mevrouw, als u het toestaat Wilt u me zeggen, waar hij is?.... De Nacht Daar weet ik niets van, vriendje-lief. Al Wat ik zeggen kan is, dat hij hier niet is Ik heb hem nooit gezien Tyltyl Jawel, jawel Het Licht zei, dat hij hier was, en zij weet wel wat ze zegt Mag ik uw sleutels hebben? De Nacht Maar, mijn jongen, je begrijpt toch wel, dat ik niet zoo maar aan den eersten den besten mijn sleutels kan geven.. Ik ben de hoedster van alle geheimen der Natuur, ik ben daar verantwoordelijk voor en 't is mij absoluut verboden die, aan wien dan ook, prijs te geven, en dan nog wel aan een kind.... 80 Tyltyl U heeft het recht niet ze te weigeren aan den Mensch als hij er om vraagt, dat weet ik. De Nacht En wie zegt dat? Tyltyl Het Licht De Nacht Het Licht, het Licht en altijd maar weer het Licht.... Waar bemoeit ze zich eigenlijk mee?.... De Hond Zal ik ze haar met geweld afnemen, lieveling?.... Tyltyl Zwijg, houd je kalm en probeer beleefd te wezen.... (Tot den nacht.) Kom, Mevrouw, geef me nu alstublieft uw sleutels De Nacht Heb je dan ten minste het teeken?.... Waar is het?.... Tyltyl (terwijl hij zijn hoed aanraakt.) Hier is de Diamant.... 81 De Blauwe Vogel 6 De Nacht (schikt zich in het onvermijdelijke) In vrede's naam.... Hier is de sleutel, die alle deuren van deze zaal opent 't Is je eigen schuld, als je iets overkomt. Ik sta voor niets in. Het Brood (erg ongerust) Is het gevaarlijk?.... De Nacht Gevaarlijk?.... Och, dat is te zeggen, dat ik zelf niet goed weet, hoe ik er me uit zal kunnen redden, als sommige van deze bronzen deuren opengaan vóór den gapenden afgrond.. In de heele zaal zitten overal in de rondte, in ieder van deze bazalten holen, alle kwalen, alle geesels, alle ziekten, alle verschrikkingen, alle rampen, alle mysteriën, waardoor het leven wordt bezocht sedert den aanvang der wereld.... Het heeft me vrij wat moeite gekost ze daar op te sluiten met hulp van het Noodlot; en ik verzeker je, dat het me niet gemakkelijk valt de orde wat te handhaven onder die tuchtelooze bende Men ziet wat er gebeurt als een hunner ontsnapt en zich op aarde vertoont... . Het Brood Mijn hooge leeftijd, mijn ervaring en mijn toewijding maken mij tot den natuurlijken beschermer dezer beide kinderen; veroorloof mij daarom, Mevrouw Nacht, u eene vraag te doen.... 82 De Nacht Ga uw gang. Het Brood Waarheen kan men vluchten in geval van gevaar? — . De Nacht Hier is heelemaal geen uitweg. Tyltyl/'neemt den sleutel en bestijgt de eerste treden) Laten we hier maar beginnen.... Wie zitten er achter deze bronzen deur? De Nacht Ik meen, dat het de Spoken zijn.... 't Is al in heel lang niet gebeurd, dat ik die deur heb opengedaan en ze er uit zijn gekomen.... Tyltyl (steekt den sleutel in het slot) Ik zal wel eens kijken (Tot het Brood) Heb je de kooi van den Blauwen Vogel? HetBroodf tandenklapperend) Niet dat ik bang ben, maar denk je niet, dat het maar beter zou zijn, de deur niet open te maken en enkel door het sleutelgat te zien? 83 Tyltyl Ik heb je niet om raad gevraagd. Mytyl (die plotseling begint te schreien) Ik ben zoo bang! Waar is de Suiker?.... Ik wil weer naar huis!.... De Suiker fgedienstig en hoffelijk) Hier juffertje, hier ben ik.... Schrei maar niet, ik zal een van mijn vingers afsnijden om u een kapittelstokje te geven.... Tyltyl Laten we er nu een eind aan maken.... Hij draait den sleutel om en opent de deur voorzichtig op een kier. Dadelijk ontsnappen vijf of zes Spoken van verschillenden en zeer vreemden vorm en verspreiden zich naar alle kanten. Verschrikt gooit het Brood de kooi weg en verstopt zich achter in de zaal, terwijl de Nacht de Spoken achterna zit en Tyltyl toeroept: De Nacht Gauw! gauw de deur dicht!.... Anders ontsnappen ze allen en dan kunnen we ze niet meer vangen! —. Ze vervelen zich daar binnen sedert de Mensch niet meer in hen gelooft.... (Zij vervolgt de Spoken en probeert hen met een 84 zweep, gevormd uit slangen, naar de deur van hunne gevangenis terug te drijven) Help mijl Hierheen).. Hierheen!.. Tyltyl (tot den Hond) Help haar, Tyló, vlug er heen!.... De Hond (die blaffend daar naar toe vliegt) Ja! Ja! Ja!.... Tyltyl En waar is het Brood?.... HetBroodfvan achter uit de zaal) Hier.... Ik sta hier bij de deur om te maken, dat ze er niet uit kunnen.... Daar een der Spoken zijn kant uit komt, vlucht hij haastig weg onder luide angstkreten. De Nacht (tegen drie Spoken, die ze bij hun kraag heeft gepakt) Hierheen, jullie! (Tegen Tyltyl) Doe de deur weer een beetje open (Ze duwt de Spoken in het hol) Zoo, dat is goed gedaan (De Hond brengt er nog een paar) En nu deze nog.... Komaan, vlug, opgemarcheerd.... Je weet wel, dat je er niet meer uit komt vóór Allerheiligen. Ze doet de deur weer dicht. 85 Tyltyl (terwijl hij naar een andere deur gaat) Wat zit er achter deze?.... De Nacht Wat doet dat er toe? Ik heb je al gezegd, dat de Blauwe Vogel nooit hierheen is gekomen.... Enfin, doe maar wat je wilt, maak haar maar open als je er lust in hebt.... Het zijn de Ziekten.... Tyltyl (steekt den sleutel in het slot) Moet ik heel voorzichtig open doen?.... De Nacht Och neen, dat hoeft niet Die schepseltjes zijn heel rustig. ■... Ze zijn niet gelukkig De Mensch bestrijdt hen sedert eenigen tijd zóó hevig, vooral sedert de ontdekking der microben Doe maar open; je zult het zelf wel zien.... Tyltyl (doet de deur wijd open; er komt niets) Komen ze er niet uit?.... De Nacht Ik heb het al gezegd, ze zijn bijna alle sukkelend en erg ontmoedigd.... De dokters zijn niets aardig tegen hen.... Ga maar even binnen, dan zul je wel zien. Tyltyl gaat er binnen en komt er dadelijk weer uit. 86 Tyltyl De Blauwe Vogel is er niet Ze zien er echt ziek uit, Uwe Ziekten, ze keken niet eens op (Een klein Ziektetje in pantoffels, nachtjapon en mutsje, ontsnapt uit het hol en begint door de zaal te huppelen) Kijk eens, één kleintje is ontsnapt! Wie is dat? De Nacht O, dat is niets, dat is de allerkleinste, dat is de Neus- Verkoudheid Dat is een van de weinigen, die men het minst achtervolgt en die het nog het best maakt (Ze roept de Verkoudheid bij zich) Kom eens bier, kleintje; 't is nog te vroeg, je moet tot de lente wachten.... Al niezende, kuchende en snuitende keert de Verkoudheid terug in het hol, waarvan Tyltyl de deur weer sluit. Tyltyl (naar de volgende deur gaande) Dan hier maar eens kijken.... Wat is dit?.... De Nacht Nu heel voorzichtig Dit zijn de Oorlogen Ze zijn verschrikkelijker en machtiger dan ooit.... God weet wat er gebeuren zou als een van hen kwam te ontsnappen—. Gelukkig zijn ze nog al gezet en bewegen zich niet gemakkelijk. ... Maar laten we ons allen gereed houden om allen 87 samen tegen de deur te duwen en werp jij dan vlug een blik in het hol.... Tyltyl opent met duizend voorzorgen de deur heel eventjes, zoodat er maar een klein niertje open is, waar hij door kan kijken. Dadelijk duwt hij de deur weer dicht en roept: Tyltyl Gauw! Gauw! Duwen! Ze hebben me gezien en komen allen aan! Ze willen de deur openen.... De Nacht Komt allemaal hierheen! Flink duwen! Zeg eens, Brood, wat doe je? Allemaal meehelpen ze zijn zóó sterk! Gelukkig! dat gaat; ze geven het op Nu, het was tijd! Heb je iets gezien? Tyltyl Ja, ja! Ze zijn geweldig, afschuwelijk! Ik geloof, dat ze den Blauwen Vogel niet hebben DeNacht Neen, dat zeker niet Ze zouden hem dadelijk verslinden— . Nu, wat dunkt je, heb je er genoeg van?.... Je ziet wel, dat je niet verder komt.... Tyltyl Ik moet alles nazien, het Licht heeft het gezegd.... 88 De Nacht Het Licht heeft het gezegd.... Gemakkelijk praten als men bang is en stilletjes thuis blijft.... Tyltyl Nu de volgende Wat is dat? De Nacht Hierin houd ik de Duisternis en de Verschrikkingen opgesloten. ... Tyltyl Kan ik open doen? De Nacht Gerust.... Ze zijn heel kalm, net als de Ziekten.... Tyltyl (opent een beetje wantrouwig de deur en waagt een blik in het hol) Ze zijn er niet. De Nacht (die op haar beurt naar binnen kijkt) Nu, Duisternis, wat doen jullie?.... Kom er eens eventjes uit, dat zal jullie goed doen en een beetje opfrisschen. En jullie ook, Verschrikkingen.... Je hoeft niet bang te zijn.. (Eenige van hen, de Duisternis, in de gestalte van een vrouw 89 in een zwarten sluier gehuld, en de Verschrikkingen met groenachtige sluiers, wagen angstig eenige schreden buiten het hol, maar gaan haastig weer terug bij een vluchtig gebaar van Tyltyl) Komaan, houdt je nu goed.... 't Is maar een kind, hij zal je geen kwaad doen (Tegen Tyltyl). Ze zijn verbazend beschroomd geworden; behalve dan de groot en, die je op den achtergrond ziet.... Tyltyl (tot achter aan toe ziende) O, wat zijn die afschuwelijk!.... De Nacht Ze zijn geboeid.... Dit zijn de eenigen, die niet bang zijn voor den Mensch.... Maar sluit de deur gauw, anders worden ze nog kwaad. Tyltyl (naar de volgende deur toe gaande) Hé, deze is veel donkerder.... Wat is dit?.... D e Nacht Achter deze deur zitten verschillende Mysteriën.... Als je er bepaald op gesteld bent, kun je deze ook openen.... Maar ga niet naar binnen.... Wees heel voorzichtig, en dan moeten wij allen klaar staan om de deur weer dicht te duwen, net als bij de Oorlogen.... 90 Tyltyl (opent buitengewoon voorzichtig de deur heel eventjes en steekt angstig zijn hoofd door een kier) O, wat een kou! Mijn oogen steken er van! Doe maar dadelijk weer dicht! Flink duwen, ze duwen ook van den anderen kant! (De Nacht, de Hond, de Kat en de Suiker drukken de deur dicht). O, wat ik nu gezien heb! De Nacht Wat dan?.... Tyltyl/'geheel ontdaan) Dat weet ik zelf niet, iets afschuwelijks!.... Ze zaten allemaal bij elkaar, monsters zonder oogen.... Wie was de reus, die mij grijpen wou? De Nacht Waarschijnlijk de stilte, die moet de wacht houden voor deze deur Het was dus wel om van te schrikken, je bent nog heelemaal bleek en je beeft er van.... Tyltyl O, dat had ik me niet kunnen voorstellen.... ik had nooit zoo iets gezien.... mijn handen zijn ijskoud. De Nacht Dat zal nog veel erger worden, als je zoo doorgaat. 91 Tyltyl (naar de volgende deur gaande) En hier? Is het hier ook zoo vreeselijk? De Nacht Neen, daar zit allerlei.... Ik berg daar de Sterren, die niets te doen hebben, mijn persoonlijke Geuren, enkele Lichtschijnsels, die mij toebehooren, zooals dwaallichtjes, glimwormen enz.; verder zijn daar de Dauw, de Zang der Nachtegalen, enz, Tyltyl Juist! Sterren, Nachtegalenzang, daar zal ik moeten zijn. De Nacht Doe dan maar open, als je wilt; die allen zijn zoo kwaad niet.... Tyltyl zet de deur wijd open. Dadelijk ontsnappen de Sterren in de gedaante van mooie, jonge meisjes in sluiers van verschillende kleur, uit hunne gevangenis, verspreiden zich in de zaal en vormen op de trappen en rondom de pilaren bevallige kringen, omgeven door een lichtend halfduister. De Geuren van den Nacht, bijna onzichtbaar, de Glimwormen en de doorschijnende Dauw voegen zich bij hen, terwijl de Zang der Nachtegalen, die bij stroomen uit het hol vloeit, het nachtelijk paleis geheel vervult. 92 Mytyl (klapt verrukt in haar handjes) Oh, o, wat een mooie dames!.... Tyltyl En wat dansen ze prachtig!.... '■3--. :.«ÈTJt. J . - .Irt.'V'li '* -: Mytyl En wat een heerlijke reuk!.... Tyltyl En wat zingen ze mooi!.... Mytyl Wie zijn die daar eigenlijk, die je bijna niet zien kunt?... De Nacht Dat zijn de Geuren van mijn Schaduw.... Tyltyl En die anderen daar ginds, gekleed in gesponnen glas? De Nacht Dat is de Dauw der bosschen en vlakten.... Doch genoeg nu, er zou geen eind aan komen.... 't Is een toer hen weer te laten terugkomen als ze eenmaal aan het dansen zijn gegaan (Ze klapt een paar maal in de handen) Komaan, vlug, Sterren!.... 't Is nu geen tijd om te dansen.... De lucht is bedekt, er zijn dikke wolken.... Komaan, vlug, allemaal naar binnen, anders haal ik een zonnestraal.... 93 Verschrikt gaan ze op de vlucht, de Sterren, de Geuren en de anderen; ze dringen het hol binnen en dit wordt achter hen gesloten.... Tegelijkertijd sterft de zang der Nachtegalen weg. Tyltyl^terwijl hij naar de achterpoort gaat) Hier is de groote midden-deur. De Nacht (ernstig) Open die niet.... Tyltyl Waarom niet? De Nacht Omdat dat verboden is.... Tyltyl Dan verbergt zich daar de Blauwe Vogel; het Licht zei al.. De Nacht (moederlijk) Luister eens, mijn kind Ik ben goed en vriendelijk voor je geweest.... Ik heb voor je gedaan, wat ik tot nu toe voor niemand gedaan had.... Ik heb je al mijn geheimen laten zien.... Ik houd van je, ik heb deernis met je jeugd en je onschuld en ik spreek met je als een moeder. Hoor nu naar me en geloof me mijn kind, zie er nu van af, ga niet verder door, tart het Noodlot niet en maak deze deur niet open. 94 Tyltyl feenigszins onthutst) Maar waarom niet? De Nacht Omdat ik niet wil, dat jij je in het verderf.stort.... Omdat niemand, versta je, niemand van al degenen, die deze maar even geopend hebben, al was het maar een haartje, levend in het daglicht is teruggekomen Omdat al wat men zich maar vreeselijks kan voorstellen, omdat alle verschrikkingen, alle afschuwelijkheden, waarover men op aarde spreekt, niets zijn, vergeleken met die, welke een mensch bestormen, zoodra zijn oog maar even en vluchtig den dreigenden afgrond ziet, waaraan niemand een naam durft geven.. Dit is zoo sterk, dat ik zelf, als je ondanks alles er op blijft staan deze deur aan te raken, je vragen zal te wachten tot ik in veiligheid ben in mijn toren zonder vensters.... Nu moet jij het dus maar weten, jij hebt te beslissen.... Mytyl is geheel in tranen, ze gilt van angst en tracht Tyltyl mee te trekken. Het Brood (tandenklapperend) Doe het niet, kleine baas!.. (Zich op de knieën werpend) Heb medelijden met ons! Ik smeek het u op mijn knieën U ziet, dat de Nacht gelijk heeft. De Kat U stelt ons aller leven in de waagschaal.... 95 Tyltyl Ik moet de deur open doen.... Mytyl (stampvoetend onder het snikken door) Ik wil het niet!.... Ik wil niet!.... Tyltyl Laten het Brood en de Suiker Mytyl bij de hand nemen en zich met haar uit de voeten maken.... Ik ga open doen.... De Nacht Vlucht, vlucht! Maak haast.... Het is tijd.... Zij vlucht. Het Brood (in overhaaste vlucht) Wacht dan tenminste tot we de zaal uit zijn!.... De Kat (eveneens vluchtend) Wacht even! Wacht even!.... Ze verbergen zich achter de pilaren aan het uiteinde der zaal. Tyltyl blijft alleen met den Hond bij de groote poort. De Hond (hijgend en hikkend van ingehouden vrees) Ik blijf hoor, ik blijf.... Ik ben niet bang.... Ik blijf!.... Ik blijf bij mijn afgod Ik blijf! Ik blijf 96 Tyltyl (den Hond lietkoozend) Dat is goed, Tylö, dat is best!.... Geef me een zoen.... We zijn met ons beiden.... Nu kome er wat wil!.... Hij steekt den sleutel in het slot. Een kreet van schrik weerklinkt van het andere einde der zaal, waar de vluchtelingen zich schuil houden. Nauwelijks heeft de sleutel de poort aangeraakt of de heide vleugeldeuren gaan in het midden open, glijden zijwaarts weg en verdwijnen links en rechts in de dikte der muren, waardoor plotseling als iets onwerkelijks, oneindigs, onuitsprekelijks en onverwachts een tuin der droomen, nachtelijk verlicht, zichtbaar wordt. Tusschen de sterren en de planeten vliegen van edelgesteente tot edelgesteente, van manestraal tot manestraal, phantastische blauwe vogels, die alles verlichten wat ze aanraken, aanhoudend en harmonisch tot aan de grenzen van den horizon; er zijn er zoo ontelbaar vele, dat zij den adem, de azuren atmosfeer, het wezen zelf van den wondertuin, schijnen uit te maken. — Tyltyl staat geheel verblind en verstomd midden in het licht van den tuin: O! de hemel! (Hij wendt zich tot de vluchtelingen) gauw! Hier zijn ze; Zij zijn het, ze zijn het!.... Eindelijk hebben wij ze toch! Duizenden blauwe vogels! Mil- lioenen! Milliarden!.... Er zijn er veel te veel!.... Kom Mytyl! Kom Tylö! Komt allemaal en helpt mijl (Hij werpt zich midden tusschen de vogels) Je kunt ze met volle handen pakken, ze zijn heelemaal niet wild, ze zijn niets bang voor ons!.. Hierheen! Hierheen! (Mytyl en de anderen 97 De Blauwe Vogel 7 komen aanloopen, allen, behalve de Nacht en de Kat, gaan den verblindenden tuin in) Zie je wel, er zijn er veel te veel.... Ze komen van zelf in mijne handen! Kijk eens, ze eten de manestralen!. Mytyl, waar ben je toch? Er zijn zóóveel blauwe vogels en er vallen zóóveel veeren, dat je haast niet zien kunt!.... Tylö, je mag ze niet bijten, doe ze geen kwaad!.... Pak ze heel voorzichtig beet. Mytyl (geheel omgeven door blauwe vogels) Ik heb er al zeven!.... He, wat slaan ze met de vleugels, ik kan ze niet houden!.... Tyltyl Ik ook niet!.... Ik heb er al te veel! Ze vliegen weer weg, o maar ze komen ook weer terug!.... Tylö heeft er ook wat! Ze zullen ons nog meevoeren en ons den hemel in dragen!.. Kijk, laten we hier uit gaan!.... Het Licht staat op ons te wachten; wat zal ze blij zijn!.... Hierheen, hierheen!.... Ze loopen den tuin uit, allen met hunne handen vol fladderende vogels; dan de heele zaal doorgaande onder het geklapwiek der blauwe vleugels, gaan ze de zaal uit aan den rechterkant, van waar ze ook zijn binnen gekomen, gevolgd door Brood en Suiker, die geen vogels gevangen hebben. Alleen gebleven begeven de Nacht en de Kat zich weer naar de achterzijde en kijken angstig in den tuin rond. 98 De Nacht Hebben ze hem niet? De Kat Neen.... daar zie ik hem op dien manestraal.... Ze konden er niet bij, bij zat te hoog.... Het scherm valt. Dadelijk daarna komen voor het neergelaten scherm tegelijkertijd van links het Licht, van rechts Tyltyl, Mytyl en de Hond, die aan komen loopen bijna bedekt door de vogels, die ze gevangen hebben. Maar reeds schijnen deze onbezield en met hun hangenden kop en geknakte vleugels zijn ze in hunne handen niets dan gevoellooze vormen. Het Licht. Nu, heb je hem gevangen? Tyltyl Ja, ja! . Net zooveel als we maar wilden Er waren er duizenden, hier zijn ze!.... Ziet u wel.... (Hij kijkt naar de vogels, die hij aan het Licht toereikt, en ziet dat ze dood zijn). Hemel! Ze leven niet meer.... Wat is er met hen gebeurd? .... De jouwe ook, Mytyl?.... En die van Tylö ook. (Driftig gooit hij de doode vogels neer) Neen, neen, dat is gemeen! Wie heeft ze dood gemaakt?.... O, wat ben ik ongelukkig! Hij verbergt zijn hoofd in zijn handen en zijn heele lichaam schokt van het snikken. 99 Het Licht (sluit hem met moederlijke teederheid in de armen) Schrei maar niet, mijn kind.... Je hebt niet den vogel gevangen, die in het volle daglicht kan leven.... Die is naar elders gegaan.... We zullen hem wel weer vinden. De Hond (naar de doode vogels ziende) Kun je ze opeten?.... Allen links af. 100 VIJFDE TAFEREEL. Het Bosch. Een bosch — Nacht — Maneschijn — Oude hoornen van verschillende soort, voornamelijk: een eik, een beuk, een olm, een populier, een denneboom, een cypres, een linde, een kastanjeboom, enz. De Kat komt op. De Kat fterwijl ze de boomen rondom begroet) Gegroet gij allen, boomen! Gemompel der bladeren Gegroet!.... De Kat 't Is heden een groote dag! Onze vijand komt al uwe verborgen krachten bevrijden en zichzelf overleveren.... Het is Tyltyl, de zoon van den houthakker, die u zooveel kwaad heeft gedaan Hij zoekt den Blauwen Vogel, dien 101 gij sedert den aanvang der wereld voor de menschen verbergt, den eenigen, die ons geheim kent.... (Gemompel in het gebladerte) Wat blieft? O, het is de Populier die spreekt. .... Ja, hij bezit een Diamant, die het vermogen bezit onzen geest voor een oogenblik te bevrijden; hij kan ons dwingen hem den Blauwen Vogel over te leveren en van stonden aan zullen we dan voor goed op genade en ongenade aan den mensch zijn overgeleverd (Gemompel in het gebladerte) Wie spreekt?.... Kijk, het is de Eik Hoe vaart ge? (Gemompel in de bladeren van den eik) Nog altijd verkouden? Helpt de Drop u niet meer?.... En maar steeds rheumatiek?.... Geloof me, dat komt door het mos, ge hebt er veel te veel van op uwe voeten.... Is de Blauwe Vogel nog altijd bij u?.... (Gemompel in de bladeren van den Eik) Wat zegt ge?.... Ja, we moeten niet aarzelen, we moeten nu profiteeren, hij moet verdwijnen.... (Gemompel in de bladeren) Wat blief? Ja, zijn zusje is bij hem, ook zij moet sterven. (Gemompel in de bladeren) Ja, de Hond vergezelt hen, hij is met geen mogelijkheid weg te krijgen (Gemompel in de bladeren) Wat? Hem omkoopen?.... Onmogelijk, ik heb alles beproefd.... (Gemompel onder de bladeren) O, ben jij het, Denneboom?.... Ja, houd maar vier planken gereed.... Ja, er zijn bovendien nog het Vuur, de Suiker, het Water en het Brood.... Zij zijn allen op onze hand behalve het Brood, dat is nog eenigszins twijfelachtig.... Alleen het Licht is vóór den Mensch, maar zij komt niet mee.... Ik heb den kinderen wijs gemaakt, dat zij stilletjes moesten ontsnappen gedurende haar slaap.... De gelegenheid is eenig.... (Gemompel in de bladeren) Kijk eens aan, 102 dat is de stem van den Beuk!.... Ja, ge hebt gelijk, we moeten de Dieren waarschuwen.... Heeft het Konijn zijn trommel?.... En is hij daar bij u?.... Goed, laat hij dan den roffel slaan, nu dadelijk.... Daar komen ze! — . Men hoort het geroffel van het Konijn zich verwijderen — Tyltyl, Mytyl en de Hond komen op. Tyltyl Is het hier?.... De Kat (onderdanig, poeslief en dienstvaardig, ijlt de kinderen tegemoet) Zoo, is u daar, kleine baas!.... Wat ziet u er goed uit, en wat is u mooi van avond!.... Ik ben u voorgegaan om uwe aankomst aan te kondigen.... Alles gaat goed. Ditmaal krijgen we den Blauwen Vogel, daar ben ik zeker van.... Ik heb het Konijn den roffel laten slaan om de voornaamste Dieren van het land bijeen te roepen.... Men hoort hen al tusschen de boomen.... Luister maar! Ze zijn een beetje verlegen en durven niet naderbij komen.... (Geluiden van verschillende dieren als koeien, varkens, paarden, ezels enz. — Zachtjes tegen Tyltyl, dien hij even terzijde neemt.) Maar waarom heeft u den Hond meegebracht? Ik heb het u al eens eerder gezegd, hij staat op voet van oorlog met iedereen, zelfs met de boomen.... Ik vrees zelfs, dat zijn akelige tegenwoordigheid alles in de war zal sturen.... 103 Tyltyl Ik kon hem niet kwijt raken.... (Dreigend tegen den Hond). Wil je wel eens maken, dat je weg komt, akelig beest!.... De Hond Wie?.... Ik?.... Waarom?.... Wat heb ik dan gedaan? Tyltyl Ik zeg je heen te gaan We hebben je niet noodig, dat is doodeenvoudig. Ten slotte hebben we genoeg van je.. De Hond Ik zal wel niets zeggen Ik zal van verre volgen dan zie je me niet.... Zal ik eens gaan opzitten? De Kat (zachtjes tegen Tyltyl) Duldt U een dergelijke ongehoorzaamheid?.... Geef hem een paar stokslagen op zijn neus, hij is heusch onverdragelijk! Tyltyl (den Hond slaande) Dat zal je leeren vlugger te gehoorzamen!.... De Hond Ai! Ai! Ai! Tyltyl Nu, wat zeg je er van? 104 De Hond Ik zal u een zoen geven, omdat u me geslagen heeft) Hij liefkoost en zoent Tyltyl vurig. Tyltyl Nu ja, goed . Nou is 't genoeg.... Vort nu!.... Mytyl Neen, neen, ik wil dat hij blijft.... Als hij er niet bij is, ben ik bang voor alles.... De Hond (springt tegen Mytyl op en gooit haar bijna omver, hij overlaadt haar met woeste en enthousiaste liefkoozingen). O wat een lief meisje!.... Wat is ze mooi! En wat is ze goed! . Wat is ze mooi, en wat is ze zachtzinnig!.... Daar moet ik haar een kus voor geven! En nog een, en nog een! De Kat Wat een idioot).... Nu, we zullen wel eens zien.... Laten we geen tijd verliezen.... Draai nu den Diamant.... Tyltyl Waar moet ik gaan staan? 105 De Kat Daar, in dien manestraal, dan kunt ge beter zien.... Zóó, voorzichtig.... Tyltyl draait den Diamant: dadelijk gaat er een langdurige trilling door de takken en bladeren. De oudste en geweldigste stammen gaan een weinig open om doortocht te verleenen aan de ziel, die ieder hunner in zich heeft. Het voorkomen dezer zielen is verschillend al naar het uiterlijk en karakter van den boom, dien ze vertegenwoordigen. Die van den Olm b.v. is een soort dikbuikig, kortademig, norsch aardmannetje; die van de Linde rustig, huiselijk, joviaal; van den Beuk vlug en elegant; van den Berk wit, ingetogen, onrustig; van den Wilg ineengedrongen, ruig, klagelijk; van den Den lang, mager, stil; van den Cypres tragisch; van den Kastanjeboom verwaand, een beetje fatterig; van den Populier vlug, opdringerig, babbelachtig. Sommigen komen heel langzaam uit hun stam, eenigszins versuft, zich uitrekkend als na een eeuwenlange gevangenschap of slaap, anderen maken zich daarvan los met een sprongetje, vlug, druk doende en allen scharen zich rondom de kinderen, toch hun best doende zooveel mogelijk in de nabijheid te blijven van den boom, waaruit ze gesproten zijn. De Populier (komt het eerst aangeloopen en schreeuwt zoo hard hij kan) Menschen!.. Kleine Menschjes! En we kunnen met 106 hen spreken! 't Is uit met ons Stilzwijgen, uit! Waar komen ze vandaan? Wie is dit? Wie zijn ze? (Tot de Linde, die kalm een pijpje rookend komt aangestapt.). Ken jij ze, vadertje Linde?.... De Linde Ik herinner me niet hen ooit gezien te hebben.... De Populier Ja, wel zeker, wel zeker! Jij kent alle Menschen, jij wandelt immers altijd rondom hunne huizen De Linde (de kinderen onderzoekend aanziende) Neen, heusch niet, dat verzeker ik u.... Ik ken ze niet.. Ze zijn nog te jong.... Goéd ken ik alleen maar de geliefden, die tot mij komen in den maneschijn; of de bierdrinkers, die zich onder mijne takken te goed doen. De Kastanjeboom (stijfjes, zijn monocle recht zettend) Wat is dat daar?.... Zijn het arme lui van buiten? De Popvlier 0, U Mijnheer de Kastanjeboom, sedert u enkel de boulevards der groote steden bezoekt.... I ? 107 De Wilg (Komt aan op klompen en zegt op huilerigen toon) Mijn God, mijn God!.... Ze komen al weer mijn hoofd en mijn armen afslaan om er takkebosseh van te maken!.. De Populier Stilte!.... De Eik komt uit zijn paleis! Hij ziet er echt ziekelijk uit van avond. Vinden jullie niet, dat hij oud wordt?.... Hoe oud zou hij wel zijn?.... De Den zegt vierduizend jaar, maar ik ben zeker, dat hij overdrijft.... Luister, hij zal ons wel zeggen wat dit is.... De Eik treedt langzaam voort. Hij is fabelachtig oud, gekroond met vogellijm-takken en gekleed in een lang, groen gewaad, omzoomd met korstmos en ander mos. Hij is blind, zijn baard wappert in den wind. Hij steunt met één hand op een knoestigen stok en met de andere op een jong Eikeboompje, dat hem tot gids dient. De Blauwe Vogel zit op zijn schouder. Bij zijne nadering gaat er een beweging van ontzag door de boomen, die netjes op een rij gaan staan en voor hem buigen. Tyltyl Hij heeft den Blauwen Vogel! Vlug! Vlug! Hierheen! . Geef hem mijl.... De Boomen Stilte!.... 108 D e K a t [tegen Tyltyl) Neem uw pet af, het is de Eik! D e E i k (tegen Tyltyl) Wie ben je?. — Tyltyl Tyltyl, Mijnheer Wanneer kan ik den Blauwen Vogel krijgen? De Eik Tyltyl, een zoon van den houthakker?.... Tyltyl Jawel, Mijnheer. De Eik Je vader heeft ons veel kwaad gedaan.... In mijne familie alleen heeft hij zes honderd van mijn zonen gedood, vier honderd vijf en zeventig ooms en tantes, twaalf honderd neven en nichten, drie honderd tachtig schoondochters en twaalf duizend achter-kleinzonen!.... Tyltyl Daar weet ik niet van, Mijnheer Hij heeft het niet met opzet gedaan.... De Eik Wat kom je hier doen en waarom heb je onze zielen uit hunne woning doen treden?.... 109 Tyltyl Mijnheer, ik vraag u vergiffenis, dat ik u gestoord heb.... De Kat heeft mij gezegd, dat u ons zou vertellen waar de Blauwe Vogel is...'. De Eik Jawel, ik weet dat je den Blauwen Vogel zoekt, dat wil zeggen het groote geheim van alle dingen en van het geluk, om te maken, dat de Menschen onze slavernij nog verergeren. ... Tyltyl O heden neen, Mijnheer, 't is maar voor het dochtertje van de Fee Bérylune, dat erg ziek is.... De Eik (legt hem het zwijgen op) Al genoeg!.... Ik hoor de Dieren niet, waar zijn die? Dit alles gaat hun even veel aan als ons.... Wij, Boomen, moeten niet alléén de verantwoordelijkheid dragen voor de ernstige maatregelen, die noodzakelijk zullen zijn . Op den dag, dat de Menschen vernemen, dat wij gedaan hebben wat we nu zullen doen, zullen er vreeselijke vergeldingsmaatregelen genomen worden.... Onze overeenstemming moet algemeen zijn, dan zal ons zwijgen het ook zijn.... De Den (over de andere hoornen heen kijkend) Daar komen de Dieren.... Ze volgen het Konijn. Ik zie de ziel van het Paard, den Stier, den Os, de Koe, den Wolf, 110 het Schaap, het Varken, den Haan, de Geit, den Ezel, en den Beer.... Achtereenvolgens komen de zielen der Dieren op in de volgorde zooals de Den ze opnoemt; ze gaan naar voren en nemen plaats tusschen de boomen, behalve de ziel van de Geit, die wat rondzwerft en van het Varken, dat de wortels besnuffelt. De Eik Zijn allen hier tegenwoordig?.... Het Kon ij n De Kip kon haar eieren niet in den steek laten, de Haas had wedrennen, het Hert heeft pijn aan zijn horens, de Vos is ongesteld — hier is een bewijs van den Dokter — de Gans had het niet begrepen, en de Kalkoen is kwaad geworden.. De Eik De afwezigheid van die allen is zeer te betreuren.... Doch we zijn gelukkig in voldoend aantal bijeen.... Gij weet, broeders, waarom het hier gaat. Dit kind hier kan, dank zij een talisman, die ontroofd is aan de machten der Aarde, zich meester maken van onzen Blauwen Vogel en ons daardoor het geheim ontrukken, dat wij bewaren sedert den oorsprong des Levens. Nu kennen wij den Mensch genoeg om geenerlei twijfel te koesteren omtrent het lot, dat hij voor ons bestemd houdt, wanneer hij in 't bezit is van dit geheim. Daarom komt het mij voor, dat aarzeling even 111 dom zou zijn als misdadig.... 't Is een ernstig oogenblik; het kind moet verdwijnen eer het te laat is.... Tyltyl Wat zegt hij? De Hond (die rondom den Eik heendraaiend zijn oogtanden laat zien) Heb je mijn tanden gezien, oude lammeling?.... De Beuk (verontwaardigd) Hij beleedigt den Eik! De Eik Is dat de Hond? Jaagt hem weg! Wij dulden geen verrader onder ons!.... D e K a t (zacht tegen Tyltyl) Verwijder den Hond.... Dit is een misverstand.... Laat mij maar begaan, ik breng alles wel in orde Maar verwijder hem zoo spoedig mogelijk!.. Tyltyl (tegen den Hond) Wil jij nu wel eens weg gaan!.... De Hond Laat mij de mos-pantoffels van dien ouden jichtigen kerel kapot bijten!.... Je zult er om moeten lachen!.... 112 Tyltyl Zwijg! En ga nu heen!.... Weg toch, akelig beest! De Hond Goed, goed, weggaan zal ik.... Ik kom wel terug als je me noodig hebt.... De Kat (zachtjes tegen Tyltyl) Het zou wel voorzichtig zijn hem vast te leggen, anders doet hij nog dwaze dingen; dan worden de Boomen kwaad en alles loopt verkeerd.... Tyltyl Hoe kan ik? Ik heb zijn touw verloren.... De Kat Daar komt juist de Klimop met stevige banden.... De Hond (grommend) Ik kom terug, ik kom terug!.... Podagrist, oude snuffer! Wangedrocht! Hoopje oude wortels!.... De Kat regeert den heelen boel, ik zal het hem wel betaald zetten!.... Wat heb je toch te fluisteren Judas, Tijger, Bazainel.... Waf, waf, waf.... De Kat U ziet het zelf, hij beleedigt iedereen.. • 113 De Blauwe Vogel 8 Tyltyl Ja, 't is waar, hij is onverdragelijk en je kunt elkaar niet verstaan.... Mijnheer de Klimop, wilt u hem wel boeien?.. De Klimop (die den Hond eenigszins angstig nadert) Bijt hij niet?.... De Hond (brommend) Integendeel, integendeel! Hij zal je omhelzen! Kom maar hier, dan zal je zien!.... Kom dan toch naderbij, hoop oude touwtjes! Tyltyl (dreigt hem met den stok) Tylö!.... De Hond (kruipt kwispelstaartend naar Tyltyl's voeten) Wat moet ik doen, mijn afgod?.... Tyltyl Gaan liggen, op je buik!.... Gehoorzamen aan den Klimop. ... Laat je binden, en anders.... De Hond (tusschen zijn tanden brommend terwijl de Klimop hem knevelt) Galgestrop! Touw!.... Kalveren-toom! — Varkensketting! .... Kijk dan toch eens, lieveling, hij snoert mijn pooten; hij worgt me!.... 114 Tyltyl Zooveel te erger Eigen schuld! Houd je nu stil en blijf rustig liggen, je bent onver dragel ijk! De Hond Nu goed, maar je hebt ongelijk Ze hebben slechte bedoelingen Lieveling, pas op! Hij houdt mijn mond dicht, ik kan niet meer praten!.... D e K1 i m o p (die den Hond als een pakje heeft gebonden) Waar moet ik hem heen brengen? Ik heb hem goed gemuilband, hij kan geen woord meer zeggen De Eik Laat iemand hem daarginds achter mijn stam aan mijn grooten wortel stevig vast leggen We zullen later wel zien wat we met hem doen zullen (De Klimop brengt hem daarheen met behulp van den Populier) Is het gebeurd? Goed, nu we verlost zijn van dien lastigen getuige, dien afvallige, willen we samen overleg plegen volgens onze gerechtigheid en waarheid Mijn aandoening, dat wil ik niet verbergen, is diep, en ik voel mij eenigszins bezwaard Voor de eerste maal is het ons gegeven een oordeel uit te spreken over den mensch en hem onze macht te doen gevoelen Ik geloof niet dat er, na al het kwaad, dat hij ons heeft aangedaan, na de monsterachtige onrecht- 115 vaardigheden, die wij hebben moeten dulden, ook maar de geringste twijfel overblijft omtrent het vonnis, dat hem wacht.... Alle boomen en alle Dieren Neenl Neen! Geen twijfel mogelijk! Hij moet hangen! Ter dood zal hij! Er is te veel ongerechtigheid gepleegd! Hij heeft te veel misbruik gemaakt! Dat heeft al veel te lang geduurd! Vermorzel hem!.... Laten ze hem opeten! Nu dadelijk, dadelijk! Tyltyl (tot de Kat) Wat hebben ze toch? Zijn te ontevreden? De Kat Maak u niet ongerust Ze zijn een beetje boos, omdat de Lente zoo lang wegblijft Laat mij maar begaan, ik breng alles wel in orde.... De Eik Deze eenstemmigheid kon niet uitblijven Nu moeten we, om vergeldingsmaatregelen te voorkomen, uitmaken, welk soort van straf de meest praktische, de gemakkelijkste, vlugste en veiligste zijn zal, nl. die, welke de minste sporen van onze schuld zal achterlaten, wanneer de Menschen de lijkjes in het bosch vinden. Tyltyl Wat beduidt dat toch allemaal? Wat wil hij toch?.. 116 Ik begin er genoeg van te krijgen Hij heeft nu eenmaal den Blauwen Vogel, laat hij me dien dan geven De Stier (vooruittredend) Het meest praktisch en afdoend middel is een flinke stoot met mijn horens in de holte van de maag. — Zal ik het doen?.... De Eik Wie spreekt daar?.... De Kat Dat is de Stier. De Koe . Laat die zich maar stil houden Ik bemoei er mij niet mee. Ik moet nog al het gras van het gindsche weiland daar in den maneschijn afgrazen Ik heb het te druk De Os Ik ook. Bovendien keur ik reeds van te voren goed, wat.. De Beuk Ik voor mij bied mijn hoogsten tak aan, om hen op te hangen.... De Klimop En ik een strik.... 117 De Den En ik de vier planken voor het kistje. De Cypres En ik een concessie voor altijd.... De Wilg 't Eenvoudigste zou zijn hen te verdrinken in een mijner rivieren. Daar wil ik me wel mee belasten. De Linde (verzoenend) Kijk eens hier Is het wel noodzakelijk tot zulk een uiterste te komen? Ze zijn nog zoo heel jong.... Men zou hun toch eenvoudig kunnen beletten kwaad te doen door ze gevangen te houden achter een omheining, die ik wel maken zal door mij geheel daar om heen op te stellen. De Eik Wie zegt dat? Ik meen de honingzoete stem van de Linde te herkennen. De Den Inderdaad.... De Eik Er is dus een afvallige onder ons, even goed als onder de Dieren?.... Tot nu toe hadden we enkel den afval der vruchtboomen te betreuren.. maar dat zijn geen echte Boomen.... 118 Het Varken (zijn kleine, gulzige oogjes draaiend) Mij dunkt, dat we maar eens eerst het kleine meisje moesten opeten.... Ze zal wel erg malsch zijn.... Tyltyl Wat zegt die daar?.... Wacht maar, jij soort van.... De Kat Ik weet niet wat hen bezielt, maar het schijnt een verkeerde wending te nemen.... De Eik Stilte!.... Het komt er nu maar op aan te weten, wie onzer de eer zal hebben den eersten slag toe te brengen; wie het gevaar van onze toppen zal afwenden, het grootste dat wij ervaren hebben sedert de geboorte van den Mensch De Den Aan U, onzen Koning en Patriarch, komt deze eer toe De Eik Is dat de Den, die het woord voert? Helaas, ik ben te oud! Ik ben blind en gebrekkig en mijn stijve armen gehoorzamen mij niet meer Neen, aan u, mijn broeder, den altijd groene, altijd rechte, aan u, die het meerendeel dezer boomen zaagt groeien, aan u komt, nu ik het niet kan, de roem toe van het edel gebaar onzer bevrijding 119 De Den Ik dank u, eerwaardige vader. Maar daar ik reeds de eer zal hebben de beide slachtoffers te begraven, zou ik vreezen den gerechten naijver mijner collega's te wekken; en ik meen, dat na ons, de oudste en waardigste, de bezitter van de beste knots, geen ander is dan de Beuk.... De B e u k Je weet, dat ik wormstekig ben en dat mijn knots niet is te vertrouwen.... Maar de Olm en de Cypres hebben machtige wapenen.... De Olm Ik zou niets liever verlangen.. maar ik kan mij nauwelijks staande houden.... Dezen nacht heeft een mol mijn grooten teen heelemaal omgedraaid.... De Cypres Wat mij betreft, ik ben bereid Maar evenals mijn goede broeder de Den zal ik reeds, zoo niet het voorrecht hen te begraven, althans het privilege hebben op hun graf te weenen Dat zou een onwettige opeenstapeling zijn Vraag het den Populier De Populier Mij? Waar denk je aan? Mijn hout is immers nog zachter dan het vleesch van een kind!.... En overigens, ik weet niet 120 wat me scheelt, maar ik ril van de koorts Kijk eens naar mijn bladeren.... Zeker van morgen bij zonsopgang kou gevat.... De Eik (in groote verontwaardiging) Je bent bang voor den Mensch! Zelfs deze kleine kinderen, alleen en ongewapend, boezemen jullie die geheimzinnige vrees in, die ons heeft gemaakt tot slaven zooals wij nu zijn! Goed, dan niet!.... Genoeg! Nu het er zoo mee staat en het oogenblik eenig is, zal ik alleen gaan, ik, hoe oud ook, half verlamd, bevend, en blind, ik zal tegen den erfvijand optreden!.... Waar is hij?.... Met zijn stok tastend gaat hij op Tyltyl af. Tyltyl (haalt zijn mes uit zijn zak) Heeft hij het op mij gemunt, die oude man met zijn dikken stok? Alle andere boomen stooten een kreet van schrik uit op het gezicht van het mes, het geheimzinnige en onweerstaanbare wapen van den Mensch; zij treden tusschenbeide en houden den Eik tegen. De Boomen Het mes!.... pas op!.... Het mes!.... 121 De Eik (zich verwerend) Laat mij begaan!.... Wat kan het mij schelen!.... Het mes of de bijl!.... Wie wil mij tegenhouden? Wat! Gij zijt er allen bij, gij allen wilt dit? (Zijn stok wegwerpend) Goed dan, het zij zool.... Schande over ons! Laat dan de Dieren ons bevrijden!.... De Stier Best!.... Ik neem het op me!. Met een enkelen stoot van mijne horens!.... De Os en de Koe (houden hem terug aan zijn staart) Waar bemoei jij je mee?.... Doe toch geen dwaze dingen! .... 't Is een slechte zaak, het zal slecht af loopen.... Wij zullen het gelag moeten betalen.... Ga niet verder.... Dit is iets voor de Wilde Dieren.... De Stier Neen, neen!.... 't Is mijn zaak!.... Wacht maar!.... Maar houdt me toch tegen of ik bega een ongeluk!.... Tyltyl (tegen Mytyl, die hard begint te gillen) Wees maar niet bang! Ga jij maar achter me staan.. Ik heb mijn mes.... De Haan Kranig is hij hoor, die jongen!.... 122 Tyltyl Het is dus uitgemaakt, dat ze het op mij gemunt hebben? De Ezel Natuurlijk, kleintje, je hebt er den tijd voor genomen om daar achter te komen!.... Het Varken Nu kun je wel je gebed gaan doen, je laatste uurtje heeft geslagen Maar verstop dat kleine meisje niet zoo Ik wil er mijn oogen aan vergasten, haar peuzel ik het allereerst op.... Tyltyl Maar wat heb ik dan gedaan? Het Schaap Heelemaal niets, mijn jongen... . Opgegeten alleen maar, mijn broertje, mijn twee zusjes, mijn drie ooms, mijn tante, grootvader, grootmoeder Ja, wacht maar, als je op den grond ligt, dan zul je eens zien, dat ik óók tanden heb De Ezel En ik hoeven!.... Het Paard (trotsch hinnekend) Jullie zult zien, wat je zien zult! Wat hebben jullie liever, dat ik hem met een paar flinke beten verscheur, of 123 dat ik hem neertrap? (Hij gaat recht op Tyltyl aan, die stand houdt en zijn mes opheft. Plotseling keert het Paard, van schrik bevangen, om en vlucht zoo hard hij kan. O neen, neen, dat is niet eerlijk Zoo is het geen spel! Hij verdedigt zich! De Haan (die zijn bewondering niet kan verbergen) Dat doet er niet toe, die kleine is dapper, hoor! Het Varken (tot den Beer en den Wolf) Laten we allen tegelijk op hen los gaan! Ik zal u van achteren steunen Wij gooien hen omver en deelen samen het kleine meisje, als ze op den grond ligt De Wolf Houdt hen daar bezig, dan maak ik een omtrekkende beweging (Hij draait om Tyltyl heen, dien hij van achteren aanvalt en half omvergooit). Tyltyl Judas! (Hij heft zich op op z'n ééne knie, terwijl hij zijn mes zwaait en zoo goed mogelijk zijn zusje dekt, dat gilt van angst. — Als ze hem half omvergegooid zien, komen alle Dieren en Boomen nader en trachten hem slagen toe te brengen. De duisternis valt plotseling in. Zeer ontsteld roept Tyltyl om hulp). Hierheen, hierheen, Tylö! Tylö! Waar is de Kat? Tylö, Tylette, Tylette! Komt toch, komt! 124 De Kat (huichelachtig uit de verte) Ik kan niet.... Ik heb daar net mijn poot verzwikt.... Tyltyl (weert de slagen af en verdedigt zich zoo goed hij kan) Hulp, Tylö) Tylö, ik kan niet meer! Ze zijn te talrijk!.... De Beer, het Varken, de Wolf, de Ezel, de Den, de Beuk!.. Tylö, Tylö!.... Zijn verbroken boeien meesleepend, springt de Hond van achter den Eik te voorschijn en Boomen en Dieren wegduwend, werpt hij zich voor Tyltyl neer, dien hij vol woede verdedigt. De Hond (hevig om zich heen bijtend) Daar ben ik, daar ben ik, mijn afgod!.... Wees maar niet bang! Laten we er maar op afgaan, ik kan flink bijten!.... Zoo, dat is voor jou, Beer, bier in je achterste!.... Komaan, wie wil nog wat?.... Hier is wat voor het Varken, en dit voor het Paard en den staart van den Stier! .... Ziezoo, ik heb de broek van den Beuk en het kleed van den Eik gescheurd .... De Den scheert zich weg! .... Nu goed, het ging heet toe. Tyltyl (geheel ontdaan) Ik kan niet meer! .... De Cypres heeft mij een harden slag op het hoofd gegeven! 125 De Hond Ai! Dat is een slag van den Wilg! Hij heeft mijn poot gebroken. Tyltyl Ze gaan den aanval vernieuwen, allen tegelijk!.... Ditmaal is het de Wolf!. — De Hond Wacht maar, ik worg hem!. .. De Wolf Dwaas!.... Onze broeder!.... Zijn ouders hebben je jongen verdronken!.... De Hond Daar hadden ze gelijk in! Zooveel te beter! Ze leken op jou!.... A11 e B o o m e n e n a 11 e D i e r e n Afvallige! Idioot! Verrader! Meineedige! Stommeling! Judas! Laat hem begaan! Dood zullen ze! Helpt allen mee! De Hond (dol van ijver en toewijding) Neen! neen!.... Alleen tegen allen!.... Neen, neen! Getrouw aan de goden, aan de besten, aan de grootsten! (Tegen Tyltyl) Voorzichtig, daar komt de Beer! Pas op 126 voor den Stier Ik spring hem naar de keel Ai, daar kreeg ik een flinken schop De Ezel heeft me twee tanden gebroken. Tyltyl Ik kan niet meer, Tylö! Ai! Dat was een slag van den Olm Kijk eens, mijn hand bloedt Dat was de Wolf of het Varken De Hond Wacht maar, mijn afgod Laat mij je maar likken Zoo, een flinke streek met mijn tong Dat zal je goed doen Houd je maar achter mij Ze durven niet meer naderbij komen Ja toch, daar komen ze terug O. o, die slag kwam aan! Laat ons stand houden. Tyltyl (laat zich op den grond neervallen) Neen, het gaat niet meer De Hond Daar komt iemand! Ik hoor het, ik ruik het! Tyltyl Waar dan? Wie dan? De Hond Daar! daar! Het is het Licht! Ze heeft ons weer gevonden! Gered, mijn koninkje! Geef me een kus! 127 Gered! Kijk, ze krijgen argwaan, ze verwijderen zich!.. Ze zijn bang!.... Tyltyl Licht! Licht! Kom toch, haast ul Ze zijn in opstand gekomen! Allen zijn tegen ons! Het Licht komt op; naarmate zij voortschrijdt gaat de Dageraad op over het bosch, dat gaandeweg lichter wordt. Het Licht. Wat is er toch?.... Wat gebeurt er?.... Och ongelukkige, wist je dan niet, dat Draai den Diamant om, dan keeren ze terug in hunne Stilte en Duisternis; dan zie je hunne gevoelens niet meer Tyltyl draait den Diamant. — Onmiddellijk werpen zich de zielen van alle Boomen in de stammen, die weer dicht gaan. — Ook de zielen der Dieren verdwijnen, en men ziet in de verte een Koe en een Schaap enz., rustig grazen. — Het Bosch wordt weer geheel onschadelijk, verbaasd kijkt Tyltyl om zich heen. Tyltyl Waar zijn ze nu? Wat hadden ze toch? Waren ze gek geworden?.... Het Licht. Wel neen, ze zijn altijd zoo, alleen weet men het niet, omdat men het niet ziet.... Ik had het je wel gezegd: het is gevaarlijk hen te wekken, wanneer ik er niet bij ben 128 Tyltyl (zijn mes afvegend) Nu ja; zonder den Hond, en als ik mijn mes niet gehad had Ik zou nooit gedacht hebben, dat ze zóó slecht waren!.... Het Licht. Je ziet wel, dat in deze wereld de mensch geheel alleen staat tegenover allen.... De Hond Heb je geen erge pijn, mijn afgod? Tyltyl Niet van belang En wat Mytyl betreft, haar hebben ze zelfs niet aangeraakt Maar jij, goede Tylö? Je bek bloedt en is je poot gebroken? De Hond Niet de moeite waard om van te spreken.... Morgen zal er wel niets meer van te zien zijn.. Maar het ging heet toe! D e K a t (die hinkend uit een dicht struikgewas te voorschijn komt) Dat geloof ik! De Os heeft me met zijn horens een stoot in mijn buik gegeven.... Je kunt het niet zien, maar het doet erge pijn En de Eik heeft mijn poot gebroken.. De Blauwe Vogel 9 129 De Hond Ik zou wel eens willen weten, welke.... Mytyl (de Kat liefkoozend) Arme Tylette, is het waar?.... Waar was je eigenlijk? Ik heb je niet gezien.... De Kat (huichelachtig) Och Moedertje, ik ben dadelijk in het begin gewond, toen ik dat akelige Varken aanviel, dat je op wou eten.... Toen kreeg ik van den Eik dien geweldigen slag, die me heeft bedwelmd.... De Hond (tusschen zijn tanden tegen de Kat) Jou heb ik een paar woordjes te zeggen.... Je zult er niet bij verliezen, dat je nog wat wachten moet!.... De Kat (op klagenden toon tegen Mytyl) Moedertje, hij beleedigt mij.... Hij wil me kwaad doen.. Mytyl (tegen den Hond) Wil je haar wel met rust laten, akelig beest.... Allen af. HET SCHERM VALT. 130 VIERDE BEDRIJF. ZESDE TAFEREEL. Vóór het scherm. Tyltyl, Mytyl, het Licht, de Hond, de Kat, het Brood, Het Vuur, de Suiker, het Water en de Melk komen allen samen op. Het Licht. Ik heb een briefje gekregen van de Fee Bérylune om me te zeggen, dat de Blauwe Vogel waarschijnlijk hier is Tyltyl Waar dan? Het Licht. Hier, op het kerkhof achter dezen muur Het schijnt, dat een der dooden op dit kerkhof hem in zijn graf verbergt Nu blijft het de vraag wie Ze zullen de revue moeten passeeren.... Tyltyl De revue? Hoe zullen we dat doen? 131 Het Licht. Dat is heel eenvoudig. Te middernacht, dat is de beste tijd om hun niet al te ongelegen te komen, moet je den diamant omdraaien. We zullen hen dan uit den grond zien komen, of wel we zien degenen, die er niet uit komen, in hunne graven liggen.... Tyltyl Zouden ze er niet boos om worden?.... Het Licht. Volstrekt niet, ze zullen er heelemaal geen erg in hebben. Ze houden er niet van, dat men hen komt storen, maar daar ze in ieder geval te middernacht te voorschijn komen, zal dit hen niet hinderen.... Tyltyl Waarom zien het Brood, de Suiker en de Melk zoo bleek, en waarom zeggen ze niets?.... De Melk (wankelend) Ik word zoo draaierig.... Het Licht (zachtjes tegen Tyltyl) Let er maar niet op Ze zijn bang voor de dooden 132 Het Vuur (huppelend) Ik ben er niet bang voor!.... Ik ben gewend ze te verbranden. ... Indertijd verbrandde ik ze allemaal, dat was veel amusanter dan nu.... Tyltyl En waarom rilt Tylö zoo?.... Is die ook bang?.... De Hond (klappertandend) Ik? Ik ril niet!.... Ik ben nooit bang; maar als jij wegging, zou ik ook weggaan.... Tyltyl En zegt de Kat niets?.... De Kat (geheimzinnig) Ik weet wat het is.... Tyltyl (tegen het Licht) En gaat u mee?.... Het Licht. Neen, het is beter, dat ik vóór het hek van het kerkhof blijf met de Dingen en de Dieren. De ure is nog niet gekomen. ... Het Licht kan nog niet doordringen tot de dooden Ik laat je alleen met Mytyl. 133 Tyltyl En mag Tylö niet bij ons blijven? De Hond Jawel, jawel, ik blijf bier Ik wil bij mijn afgod blijven!.... Het Licht Onmogelijk.... 't Is een formeel bevel van de Fee., trouwens, er is niets te vreezen.... De Hond Goed, goed, 't is jammer Als ze boos zijn, mijn afgod, dan hoef je maar zóó te doen (Hij fluit) en dan zul je wel eens zien Dan gaat het net als in het bosch: Wa! Wa! Wa!.... Het Licht Nu vaarwel, lievelingen Ik ga niet ver weg.... (Ze omhelst de kinderen) Allen, van wie ik houd en die van mij houden, vinden mij altijd terug (Tegen de Dingen en de Dieren) En de anderen.... hierheen. Ze gaat weg met de Dingen en de Dieren. De kinderen blijven alleen op het tooneel. Het scherm gaat open en onthult het zevende tafereel. 134 ZEVENDE TAFEREEL Het Kerkhof Het is nacht, maneschijn. Een kerkhof buiten. Talrijke graven, grasheuvels, houten kruisen, grafsteenen, enz. Tyltyl en Mytyl staan bij een grafzuil. Mytyl Ik ben bang! Tyltyl (niet geheel gerust) Ik niet, ik ben nooit bang.... Mytyl Zeg, Tyltyl, zijn de dooden kwaadaardig? Tyltyl Wel neen, ze leven immers niet. Mytyl Heb jij er wel eens een gezien?.... 135 Tyltyl Ja, eens, toen ik nog heel jong was.... Mytyl Hoe zien ze er uit, zeg?.... Tyltyl Heel wit, heel rustig en heel koud, en spreken doen niet.... Mytyl We krijgen hen te zien, he?.... Tyltyl Ja zeker, want het Licht heeft het beloofd Mytyl Waar zijn ze eigenlijk, die dooden? Tyltyl Hier, onder de graszoden of onder die groote steenen.. Mytyl Zijn ze daar het heele jaar door?.... Tyltyl Ja. 136 Mytyl (op de zerken wijzend) Zijn dat de deuren van hunne huizen?.... Tyltyl Ja. Mytyl Gaan ze met mooi weer uit?.... Tyltyl Ze kunnen enkel 's nachts uitgaan. Mytyl Waarom? Tyltyl Omdat ze in hun hemd zijn.... Mytyl En gaan ze ook uit als het regent? Tyltyl Als het regent, blijven ze thuis.... Mytyl Is het mooi bij hen aan huis?.... Tyltyl Ik heb gehoord, dat het er erg nauw is.... 137 Mytyl Hebben ze ook kindertjes? Tyltyl Natuurlijk, ze hebben daar iedereen, die sterft. Mytyl En waar leven ze van?.... Tyltyl Ze eten wortels.... Mytyl Zouden wij ze zien? — . Tyltyl Stellig, want we zien alles als de Diamant is omgedraaid.. Mytyl En wat zouden ze zeggen?.... Tyltyl Niets, want ze spreken niet. Mytyl Waarom spreken ze niet?.... Tyltyl Omdat ze niets te zeggen hebben.... 138 Mytyl Waarom hebben ze niets te zeggen?.... Tyltyl He, je verveelt me . Stilte. Mytyl Wanneer draai je den Diamant om? Tyltyl Nou, je weet wel, dat het Licht gezegd heeft tot middernacht te wachten, omdat dit minder lastig voor hen is.... Mytyl Waarom is dat minder lastig voor hen?.... Tyltyl Omdat dit de tijd is, dat ze een luchtje komen scheppen.. Mytyl Is het nog geen twaalf uur?.... Tyltyl Kun je de wijzerplaat van den kerktoren zien? Mytyl Ja, ik zie den kleinen wijzer ook.... 139 Tyltyl Nu, het zal dadelijk slaan Daar nu! Heel precies. Hoor je?.... Men hoort de klok twaalf slaan. Mytyl Nou wil ik weg!.... Tyltyl Op dit oogenblik niet Ik ga den Diamant draaien.... Mytyl Neen, neen! Doe het niet! Ik wil weg! Ik ben zoo bang, broer, ik ben zoo vreeselijk bang! Tyltyl Maar er is niets geen gevaar bij.... Mytyl Ik wil de dooden niet zien! Ik wil ze niet zien! Tyltyl Goed dan, je hoeft ze niet te zien, doe je oogen maar dicht.... Mytyl (zich aan Tyltyl vastklampend ) Tyltyl, dat kan ik niet! Neen, onmogelijk! Ze zullen uit den grond komen!.... 140 Tyltyl Beef toch niet zoo.... Ze komen maar één oogenblikje.. Mytyl Maar je beeft zelf ook!.... 't Zal vreeselijk wezen!.... Tyltyl Het is tijd, het uur verloopt. Tyltyl draait den Diamant. Een heel angstig oogenblik van stilte en onbewegelijkheid. Daarna gaan langzaam aan de kruisen wankelen, de grafheuvels half open, de zerken omhoog. Mytyl (zich tegen Tyltyl aandringend) Ze komen! Daar zijn ze!.... Dan beginnen alle geopende graven te bloesemen, eerst fijn en ijl als waterdamp, vervolgens wit en maagdelijk; gaandeweg wordt deze bloei dichter, hooger, overvloediger en wonderbaarlijker; onweerstaanbaar overweldigt hij alle dingen en herschept het kerkhof in een soort van toover- en bruiloftstuin, waarover al spoedig de eerste stralen van den dageraad opgaan. De dauw schittert, de bloemen ontluiken, de wind fluistert in de bladeren, de bijen zoemen, de vogels worden wakker en vullen de ruimte met de eerste bedwelmende tonen van hunne hymnen aan de zon en het leven. Verblind 141 en uiterst verbaasd doen Tyltyl en Mytyl, die elkaar de hand hebben gegeven, eenige schreden te midden van de bloemen en zoeken de sporen der graven. Mytyl fin het gras zoekend) Waar zijn ze nou, de dooden?.... Tyltyl f eveneens zoekend) Er zijn geen dooden.... HET SCHERM VALT. 142 ACHTSTE TAFEREEL Vóór het scherm, dat mooie wolken afbeeldt. Tyltyl, Mytyl, het Licht, de Hond, de Kat, het Brood, het Vuur, de Suiker, de Melk en het Water komen op. Het Licht Ik geloof, dat we nu werkelijk den Blauwen Vogel vrijwel in handen hebben, ik had daar dadelijk bij onzen eersten tocht aan moeten denken Eerst van morgen, toen ik bij den dageraad mijne krachten weer herkreeg, kwam dit denkbeeld als een lichtstraal van den hemel in mij op We staan hier bij den ingang van de betooverde tuinen, waar alle Vreugden, al het Geluk der Menschen vereenigd zijn onder de hoede van het Noodlot Tyltyl Zijn er veel? Krijgen wij er ook wat van? Zijn ze klein? Het Licht Er zij n er kleine en groote, grove en fijne, zeer mooie en andere, die minder prettig zijn Maar de leelijkste daar- 143 van zijn een poos geleden uit dezen tuin verdreven en hebben een toevlucht gezocht bij de Rampen. Want je moet weten, dat deze laatsten een aangrenzende plaats bewonen, die gemeenschap heeft met den tuin der Genietingen en daarvan enkel gescheiden is door een soort van damp of dun gordijn, dat ieder oogenblik bewogen wordt door den wind, die blaast van de hoogten der Gerechtigheid of van uit de diepte der Eeuwigheid.... 't Is nu van het grootste belang, dat wij ons organiseeren en enkele voorbereidende maatregelen nemen. Over 't algemeen is het Geluk in al zijn gestalten heel goed, maar toch zijn daar eenige onder, die gevaarlijker en trouweloozer zijn dan de grootste Rampen.... Het Brood Daar valt mij wat in! Als ze gevaarlijk en trouweloos zijn, zou het dan niet beter wezen, dat wij allen voor de deur bleven wachten, om in staat te zijn de kinderen te helpen als ze eens genoodzaakt waren te vluchten?.... De Hond In 't geheel niet! In 't geheel niet!.... Ik wil overal heen met mijn lievelingen!.... Laten allen, die bang zijn, maar aan de deur blijven staan!.... We hebben (met een blik op het Brood) lafaards of (met een blik op de Kat) verraders heelemaal niet noodig. Het Vuur Ik ga mee! Het lijkt amusant daar! Er wordt voortdurend gedanst.... 144 Het Brood Eten ze daar ook? Het Water (zuchtende) Ik heb nooit ook maar het kleinst Geluk gekend! Ik wil er eindelijk wel eens iets van zien! Het Licht Zwijgt allen! Niemand vraagt u om raad Hoort wat ik besloten heb: de Hond, het Brood en de Suiker gaan met de kinderen mee. Het Water mag niet mee naar binnen omdat het te koud, en het Vuur niet, omdat het te woest is. Ik raad de Melk sterk aan voor het hek te blijven staan, omdat ze wat al te gevoelig is; wat de Kat betreft, die mag doen wat ze wil.... De Hond Ze is bang! De Kat Ik zal zoo en passant enkele Rampen gaan bezoeken, oude vrienden, die naast het Geluk wonen Tyltyl En u, Licht, gaat u niet mee?.... Het Licht Ik kan zoo maar niet bij de Genietingen binnentreden, maar al te vaak kunnen ze mij niet verdragen.... Maar ik De Blauwe Vogel 10 145 heb hier den dichten sluier bij me, waarmee ik mij bedek als ik gelukkige menschen bezoek (le ontplooit een langen sluier, waarin ze zich zorgvuldig hult) Geen straal van mijn ziel moet hun schrik aanjagen, want er is heel wat Genot dat bang is en niet gelukkig Ziezoo, op deze manier hebben de minst mooie en zelfs de allergrofste niets te vreezen. Het scherm gaat open om het negende tafereel te onthullen. 146 NEGENDE TAFEREEL De Tuin der Genietingen. Als het gordijn opengaat, ontdekt men op den voorgrond van den tuin een soort van zaal gevormd door hooge marmeren zuilen, waartusschen zware, door gouden koorden opgehouden, purperen draperieën hangen, die den achtergrond geheel bedekken. De architectuur herinnert aan de zinnelijkste en weelderigste momenten van de Venetiaansche of Vlaamsche Renaissance fVeronèse en Rubens). Guirlandes, hoornen des overvloeds franjes, vazen, verguldsel en beelden zijn overal kwistig aangebracht — in het midden een zware tafel van jaspis en zilver, verguld als in een sprookje, betaden met kaarsen, kristal, gouden en zilveren vaatwerk en met fabelachtige spijzen. — Rondom die tafel staan de grofste Genietingen der aarde en eten, drinken, brullen, zingen, loopen heen en weer, of strekken zich lang uit en slapen in, te midden van het wildbraad, de wonderbare vruchten en de omgeworpen kannen en vazen. Ze zijn verbazend groot, ongelooflijk dik en rood, gekleed in fluweel en brocaat, gekroond met goud, paarlen en edelgesteenten. Schoone slavinnen dragen onophoude- 147 lijk met pluimen versierde schotels aan en schuimende dranken. Een schetterende, vulgaire en grove muziek, waarbij het koper den boventoon voert. — Het tooneel is gehuld in zwaar, rood licht. Tyltyl, Mytyl, de Hond, het Brood en de Suiker dringen zich rechts op den voorgrond dicht tegen het Licht aan, in 't begin wat beschroomd. De Kat begeeft zich zonder iets te zeggen naar den achtergrond eveneens aan den rechterkant, heft een donker gordijn op en verdwijnt. Tyltyl Wie zijn al die dikke Mijnheeren, die zooveel pleizier hebben en al die lekkere dingen eten? Het Licht Dat zijn de grofste aardsche Genietingen, die, welke men zoo met het bloote oog ziet. 't Is wel niet heel waarschijnlijk maar toch mogelijk, dat de Blauwe Vogel een oogenblik onder hen verdwaald is geraakt, draai dus den Diamant nog niet. Voor den vorm willen we om te beginnen dit gedeelte van de zaal eens onderzoeken. Tyltyl Mogen we dichterbij gaan? Het Licht Welzeker. Kwaad zijn ze niet maar erg vulgair en doorgaans slecht opgevoed. 148 Mytyl Wat heerlijke taarten hebben ze!.... De Hond En wild! en worsten! en lamsboutjes en kalfslever!.... (Plechtig) Niets ter wereld is beter of mooier of maar gelijk aan kalfslever! Het Brood Behalve een groote mik van fijne tarwebloem! Ze hebben er daar prachtige!.... Wat een mooie! Wat een mooie! Ze zijn nog dikker dan ik!. De Suiker Pardon, pardon, duizendmaal pardon.... Permitteer me.... Ik zou niemand willen kwetsen, maar vergeet al die bonbons niet, die het sieraad dezer tafel uitmaken, en wier glans en pracht, als ik me zoo eens mag uitdrukken, alles overtreffen wat er is in deze zaal en misschien wel overal elders.... Tyltyl Wat zien ze er tevreden en gelukkig uit!.... Hoor ze eens schreeuwen, en lachen, en zingen!.... Ik geloof, dat ze ons gezien hebben.... Inderdaad zijn een twaalftal hunner van tafel opgestaan en bewegen zich met moeite, hun buik steunende, naar de kinderen toe. 149 Het Licht Wees maar niet bang, ze zijn heel voorkomend.... Ze zullen jullie waarschijnlijk uitnoodigen mee te eten Maar neem het niet aan, liever niet, je mocht je zending eens vergeten.... Tyltyl He, niet eens een taartje? Ze zien er zoo lekker en zoo versch uit, zoo heerlijk versuikerd en met geconfijte vruchten en vol room!.... Het Licht Ze zijn gevaarlijk en zouden je wil verslappen. Men moet aan een plicht, dien men vervullen wil, iets ten offer weten te brengen Sla beleefd, maar flink af. Daar zijn ze De grofste Genietingen (Tyltyl de hand toestekend) Dag Tyltyl!.... Tyltyl (verbaasd) Kent u mij dan? Wie is u? Een der Genietingen Ik ben het grootst Geluk, het Geluk-rijk-te-zijn en ik kom namens mijne broeders u en uwe familie uitnoodigen onze nimmer eindigende maaltijden met uwe tegenwoordigheid te vereeren. Ge bevindt u dan te midden van het allerbeste, de ware 150 en grootste Genietingen dezer Aarde. Laat me u de voornaamsten van hen voorstellen. Hier is mijn schoonzoon, het Geluk-huiseigenaar-te-zijn, hij met zijn peervormigen buik. Hier is het Geluk-der-bevredigde-ijdelheid, wiens gelaat zoo bevallig dik is. (Het Geluk-der-bevredigde-ijdelheid groet hem met iets beschermends in zijn houding). Hier zijn het Geluk-te-drinken-als-men-geen-dorst-meer-heeft en het Geluk-te-eten-als-men-geen-honger-meer-heeft, tweelingen, wier beenen van macaroni zijn. (Zij groeten al wankelend) Hier is het Geluk-niets-te-weten, die zoo doof is als een kwartel, en het Geluk-niets-te-begrijpen, die zoo blind is als een mol. Hier het Geluk-niets-te-doen en het Geluk-langer-te-slapen-dan-noodig-is, wier handen van broodkruim en wier oogen van perziken-gelei zijn. En hier is eindelijk het Schudden-van-het-Lachen, wiens mond tot aan de ooren gespleten is en waaraan niets kan weerstand bieden Het Lachen groet al schuddende. Tyltyl (terwijl hij op een Geluk wijst dat zich een beetje op een afstand houdt) En die daar, die niet naderbij durft komen, en ons den rug toekeert? Het G e 1 u k-r ij k-t e-z ij n Laat maar, hij is wat verlegen en niet geschikt voor kinderen (Hij grijpt Tyltyl's handen) Maar kom nu mee! 151 Het onthaal gaat opnieuw beginnen, dat is al de twaalfde maal sinds den morgenstond. Men wacht enkel op u.. Hoort ge wel, hoe de gasten u luide roepen?.. Ik kan ze u niet allen voorstellen, ze zijn verbazend talrijk. (Hij biedt den beiden kinderen zijn arm). Vergunt, dat ik u naar de eereplaatsen geleid. Tyltyl Ik dank u zeer, Mijnheer Het spijt me erg Op het oogenblik~kan ik niet We hebben haast, we zoeken den Blauwen Vogel. U weet toevallig niet, waar die is? Het G e 1 u k-r ij k-t e-z ij n De Blauwe Vogel? Wacht eens Jawel, jawel, ik herinner hem mij wel indertijd heeft iemand er over gesproken Dat is, meen ik, een vogel, dien je niet op kunt eten In ieder geval is hij bij ons nooit op tafel geweest.. Daar merkt u uit, dat wij hem maar matig waardeeren.... Maar maak u niet bezorgd, we hebben een massa veel betere dingen U zult geheel met ons meeleven en alles zien wat wij doen.... Tyltyl Wat doet u dan? Het G e 1 u k-r ij k-t e-z ij n Wel, wij zijn den heelen dag bezig niets te doen.... We hebben geen oogenblik rust Je moet drinken, je moet eten, je moet slapen, het neemt je geheel in beslag.... 152 Tyltyl Is het prettig? Het G e 1 u k-r ij k-t e-z ij n Wel ja.. Dat moet wel, er is niets anders hier op aarde.. Het Licht Zou je dat denken? H e t G e 1 u k-r ij k-t e-z ij n (zacht tegen Tyltyl, terwijl hij op het Licht wijst) Wie is die slecht-opgevoede jonge dame? Gedurende dit heele gesprek hebben verscheidene der Genietingen van den tweeden rang zich druk bezig gehouden met den Hond, de Suiker en het Brood, die ze meenemen naar het gastmaal. Plotsesling ziet Tyltyl hoe deze laat sten broed'erlijk met hunne gastheeren aan tafel zitten te eten en te drinken en zich dol aanstellen. Tyltyl Kijk eens, Licht! Ze zitten aan tafel! Het Licht Roep ze terug, of het loopt verkeerd af!.... Tyltyl Tylö! Tylö, hier! Wil je wel hier komen, en dadelijk, hoor je!.... En jullie daarginder, Suiker en Brood, wie heeft jullie toegestaan mij te verlaten?... . Wat doen jullie daar zonder verlof?.... 153 Het Brood/'met een vollen mond) Zou je niet wat beleefder tegen ons kunnen spreken?.... Tyltyl Wat nu? Gaat het Brood mij met je en jou aanspreken?.. Maar wat bezielt je eigenlijk?.... En jij, Tyló, is dat gehoorzamen? Gauw, kom hier, ga liggen, ga liggen!.... En alstjeblieft wat vlugger!.... De Hond (binnensmonds van het uiteinde der tafel) Als ik eet besta ik voor niemand en dan hoor ik niets meer.... De Suiker (honingzoet) Neem ons niet kwalijk, we kunnen zulke beminlijke gastheeren maar niet zóó verlaten zonder hen te kwetsen.... Het G e 1 u k-r ij k-t e-z ij n Nu ziet ge het!.... Ze geven u het voorbeeld.... Kom mee, men wacht u We willen van geen weigering hooren. ... .We zullen u op een zachte manier geweld aan moeten doen Komt kameraden, helpt mij! Dringt hen met geweld naar de tafel, dat ze ondanks zichzelven gelukkig worden!.... Al de Genietingen sleepen, onder vreugdekreten en huppelend, zoo goed ze kunnen, de kinderen, die zich verweren, mee, terwijl het Lachen het Licht stevig om haar middel vat. 154 Het Licht Draai den Diamant, het is tijd!.... Tyltyl doet wat het Licht beveelt. Dadelijk wordt het tooneel verlicht door een glans van uiterste reinheid, een goddelijk, rose, harmonisch en ijl licht. De zware ornamenten van den voorgrond, de dikke roode gordijnen gaan vanzelf los en verdwijnen, waardoor een tabel' achtig liefelijke tuin van lichten vrede en sereniteit zichtbaar wordt, een soort paleis van groen, met een heerlijk perspectief, waar de pracht van het krachtige en glanzende gebladerte, weelderig, doch zonder ongebondenheid, de maagdelijke zwijmel der bloemen en de frissche vroolijkheid der wateren, die aan alle kanten stroomen, ruischen en ontspringen, de idee der gelukzaligheid schijnen voort te planten tot aan de uiterste grenzen van den horizont. De tafel van het gastmaal valt ineen zonder sporen na te laten; het fluweel, hei brocaat, de gouden kronen worden bij het lichte koeltje en den glans, die nu op het tooneel overheerschen, opgeheven, uit elkaar gerukt en vallen tegelijk met de lachwekkende maskers, aan de voeten der verbaasde gasten neer. Deze schrompelen duidelijk zichtbaar ineen als doorgestoken blazen, kijken elkaar aan, knipoogen tegen het onbekende licht, dat hen hindert, en nu ze elkaar eindelijk zien zooals ze in waarheid zijn, nl. naakt, afzichtelijk, mat en beklagenswaardig, beginnen ze van schaamte en schrik te brullen, waartusschen door men zeer duidelijk de kreten van het luid-Lachen 155 kan onderscheiden, die al de rest oyerheerschen. Alleen het Geluk-niets-te-hegrijpen blijft volmaakt kalm, terwijl zijn collega's zich rusteloos voortbewegen, trachten te vluchten of zich te verbergen in de hoekjes, die ze voor donker genoeg houden. Maar er is geen schaduw meer in den verblindend lichten tuin. Daarom besluiten de meesten, daar zij geen anderen uitweg meer zien, het afschrikwekkend gordijn langs te gaan, dat rechts in den hoek het gewelf van de grot der Ongelukken afsluit. lederen keer, dat één hunner in de algemeene paniek een slip van dit gordijn opheft, hoort men van uit de diepte een uitbarsting van beleedigingen, verwenschingen en vloeken. Wat den Hond, het Brood en de Suiker betreft, die komen met hangende pootjes bij de kinderen terug en schuilen beschaamd achter hen weg. Tyltyl (de vluchtende Genietingen achter naziende) Mijn hemel, wat zijn ze leelijk!.... Waar gaan ze nu heen?.... Het Licht Wel, ik geloof, dat ze hun hoofd kwijt zijn Ze zoeken een schuilplaats bij de Ongelukken, waar men hen, vrees ik, voor goed zal houden.... Tyltyl (kijkt verbaasd om zich heen) O, wat een mooie tuin, wat een prachtige tuin! Waar zijn we? 156 Het Licht Wij zijn niet van plaats veranderd, maar je oogen hebben een anderen gezichtskring gekregen.... We zien nu de dingen in waarheid en zullen nu de ziel bemerken van die soorten van Geluk, die den glans van den Diamant kunnen verdragen. Tyltyl Hoe mooi, hoe mooi! En wat een prachtig weer! Net midden in den zomer.... Kijn eens, wie komen daar aan? Ze schijnen ons te willen hebben. Inderdaad stroomt de tuin ooi engelengestalten, die uit een langen slaap schijnen te ontwaken en bevallig tusschen de boomen door glijden. Ze zijn gekleed in een lichtend gewaad van verschillende fijne en zachte tinten als van de ontluikende roos, de rimpeling van het water, het blauw van den dageraad, den amberkleurigen dauw, enz. Het Licht Hier naderen enkele vriendelijke en nieuwsgierige Genoegens, die ons wel op de hoogte zullen brengen.... Tyltyl Kent u ze? Het Licht Ja, ik ken ze allemaal; ik kom dikwijls bij hén zonder dat ze weten, wie ik ben 157 Tyltyl Wat een massa! Ze komen van alle kanten!.... Het Licht Vroeger waren er nog veel meer. De grove Genietingen hebben hun veel kwaad gedaan. Tyltyl Dat hindert niet, er zijn er nog vrij wat over Het Licht Je zult er nog veel meer zien naarmate de invloed van den Diamant doorwerkt in den tuin Men vindt op Aarde veel meer Geluk dan men denkt, maar de meeste menschen zien het niet.... Tyltyl Daar komen er kleine aan, laten wij die tegemoet gaan.. Het Licht Dat is niet noodig; die voor ons van belang zijn, komen wel hierheen. We hebben geen tijd om met alle anderen kennis te maken.... ' Een troepje kleine Genoegens komt al huppelend en schaterend van 'l lachen van achter de boomen aanloopen en danst in een kringetje om de kinderen heen. 158 Tyltyl Och, wat zien die er lief uitl.... Waar komen ze van daan, wie zijn het? Het Licht Het zijn de Genoegens der kindsheid. Tyltyl Mogen we met hen spreken?.... Het Licht Dat geeft niets. Ze zingen, dansen en lachen, maar spreken nog niet.... Tyltyl (huppelend) Dag! Dag!.... O kijk toch eens naar dien dikken daar, die zoo lacht!.. Wat hebben ze roode wangetjes en wat zijn ze mooi gekleed!.... Is iedereen hier rijk?.... Het Licht O neen, hier, net als overal elders, zijn veel meer armen dan rijken.... Tyltyl Waar zijn dan de armen?.... Het Licht Men kan ze met onderscheiden.... Het Geluk van een kind is altijd gehuld in het mooiste wat er op aarde en in den hemel te vinden is. 159 Tyltyl (die bijna niet stil kan blijoen staan) Ik zou zoo graag met hen mee «rillen dansen.... Het Licht Dat is heusch onmogelijk, daar hebben we geen tijd voor.... Ik zie al, dat ze den Blauwen Vogel niet hebben.. En voor de rest, je ziet wel dat ze haast hebben, ze zijn al voorbij.... Zij hebben ook al geen tijd te verliezen, want de kindsheid is kort.... Een ander groepje Genoegens, wat grooter dan de anderen, holt den tuin in en zingt luid: „Daar zijn ze! Daar zijn ze! Ze zien ons! Ze zien ons!" Ze dansen een vroolijken rondedans rondom de kinderen en als die uit is komt degeen, die de aanvoerder van het troepje schijnt te zijn, op Tyltyl toe en reikt hem de hand. Het Geluk Dag, Tyltyl! Tyltyl Al weer iemand, die me kent (Tot het Licht) Ze kennen me zoo langzamerhand overal — . Wie ben je?.... Het Geluk Herken je me niet? Ik wed er om, dat je geen een van allen, die nu hier zijn, herkent! Tyltyl (verlegen) Neen Ik weet niet.... Ik herinner me niet, u en de anderen te hebben gezien.... 160 Het Geluk Hooren jullie het?.... Daar was ik zeker van!.... Hij heeft ons nooit gezien! (Al de anderen van het groepje bardten in lachen uit) Maar, mijn lieve Tyltyl, je kent niemand anders dan ons! We zijn altijd om je heen! We eten, drinken, worden wakker, halen adem, leven den heelen dag met jou!.... Tyltyl Ja, ja, best, ik weet wel, ik herinner me wel.... Maar ik wou zoo graag eens weten hoe je heet.... Het Geluk Ik zie het al, je weet er niets van.... Ik ben het hoofd van alle soorten van Geluk in je huis en deze allen zijn de overige Genoegens die daar wonen.... Tyltyl Woont het Geluk dan bij ons in huis? Alle Ge noegens barsten in lachen uit. Het Geluk Nu hebben jullie het gehoord! Of het Geluk in je huis woont? Maar arme kleine, het huis is er tot barstens toe vol van!.... Wij lachen, wij zingen, wij scheppen zóóveel vreugde, dat we de muren wel konden wegdringen en de daken opheffen; maar hoe we ook ons best doen, jij ziet niets en je hoort niets.... Ik hoop, dat je in het vervolg De Blauwe Vogel 11 161 wat verstandiger zijn zult. In dien tusschentijd kun je de voornaamsten onder ons de hand vast drukken.... Ben je dan eenmaal weer thuis, dan zul je ze lichter herkennen.... En dan kun je ze aan het eind van een mooien dag eens aanmoedigen door een glimlach, hen bedanken door een vriendelijk woordje, want waarlijk, ze doen al wat ze kunnen óm je leven gemakkelijk en prettig te maken.... Om te beginnen met mij, je dienaar, het Geluk-gezond-te-zijn. Ik ben niet de mooiste, maar de gewichtigste van allen. Zul je me nu herkennen? Hier is het Geluk-van-zuivere-lucht, die is bijna doorschijnend.... Hier is het Geluk-zijneouders-lief-te-hebben, die in het grijs gekleed en altijd een beetje droevig is, omdat men nooit naar hem kijkt.... Hier is het Geluk-van-den-blauwen-hemel, natuurlijk in het blauw gekleed; en het Geluk-van-het-bosch, dat even natuurlijk in het groen gekleed is en dat je iederen keer terug zult zien, als je door je raam kijkt.... Hier is nog het Geluk-derzonne-uren, diamantkleurig, en dat van de Lente, als smaragd.... Tyltyl En zijn jullie alle dagen even mooi?.... Het Geluk Wel zeker, het is in alle huizen alle dagen Zondag, indien men zijne oogen openzet.... En verder is hier, als het avond wordt, het Geluk-van-den-zonsondergang, die mooier is dan alle koningen der wereld en die gevolgd wordt door het 162 Geluk-de-sterren-te-zien-opgaan, goud als een god van vroeger tijd Vervolgens als het leelijk weer is het Geluk- van-den-regen, die bedekt is met paarlen en het Geluk-vanhet-wintervuurtje, die zijn mooien purperen mantel open doet voor alle bevroren handen En ik sprak nog niet van den beste van alle, omdat hij bijna komt te staan naast de zuivere Vreugden, die je weldra zien zult, en wel het Geluk -van-onschuldige-gedachten, de helderste onder ons.. En nog weer, hier is Maar werkelijk, we zijn te talrijk.. We komen er niet mee aan een einde, en ik moet eerst eens bericht gaan brengen bij de Groote Vreugden daar ginder op den achtergrond, vlak bij de deuren des hemels en die nog niet weten, dat jullie gekomen zijn Ik zal maar het Geluk-blootsvoets-in-den-dauw-te-Ioopen naar hen toezenden, die is de vlugste (Tot het Geluk, dat hij noemt en dat met kleine sprongetjes naar hem toekomt) Ga jij maar!.. Op dit oogenblik komt een soort van duiveltje in een zwart tricot, dat iedereen uit den weg duwt en onsamenhangende klanken uit, naar Tyltyl toe en springt om hem heen, hem nu eens een oorveeg gevend, dan een knip voor den neus of een schop. Tyltyl (ontsteld en diep ververontwaardigd) Wie is die wildeman? Het Geluk Goed, dat is het Pleizier-onverdragelijk te zijn, die uit de 163 grot der Ongelukken ontsnapt is. Men weet niet waar men hem zal opsluiten. Hij ontvlucht telkens weer en zelfs de Ongelukken willen hem niet bij zich houden. Het duiveltje gaat maar voort met Tyltyl te plagen, die vergeefs zich daartegen tracht te verweren, en dan plotseling, zonder eenige reden, net zooals het ook gekomen was, verdwijnt het, luid lachend. Tyltyl Wat heeft hij toch? Is hij een beetje krankzinnig? Het Licht Dat weet ik niet. Het schijnt, dat jijzelf zoo bent als je niet zoet bent. Maar we moeten ondertusschen eens wat zien te hooren omtrent den Blauwen Vogel. Het kan wel zijn, dat het hoofd van de Genoegens van je huis er niet onkundig van is, waar die zich bevindt.... Tyltyl Waar is hij?.... Het Geluk Hij weet niet eens waar de Blauwe Vogel is! Al de Genoegens-van-het-huis barsten in lachen uit. Tyltyl (boos) Neen zeker, dat weet ik niet... . Dat is heelemaal niet belachelijk.... Een nieuwe uitbarsting van lachen. 164 Het Geluk Kom, kom, word maar niet boos en laten wij dan ook ernstig zijn Hij weet het niet, welnu, hij is niet belachelijker dan de meeste Menschen Maar kijk, het kleine Geluk-blootroets-in-den-dauw-te-loopen heeft de Groote Vreugden op de hoogte gebracht en deze komen nu bierheen. Inderdaad naderen langzaam de hooge en schoone engelen-gestalten, in lichtende gewaden gekleed. Tyltyl O, wat zijn ze mooi! Waarom lachen ze niet? Zijn ze niet gelukkig?.... Het Licht Men is niet altijd het gelukkigst wanneer men lacht Tyltyl Wie zijn het? Het Geluk Het zijn dé Groote Vreugden.... Tyltyl Weet je hunne namen?.... Het Geluk Natuurlijk, wij spelen dikwijls met hen Vóór alle anderen is hier de Groote-Vreugde-rechtvaardig-te-zijn, die iederen keer wanneer er een onrechtvaardigheid wordt her- 165 steld, glimlacht; ik ben nog te jong, ik heb haar nog "nooit zien glimlachen. Achter haar loopt de Vreugde-goed-te-zijn, die de gelukkigste, maar de treurigste is en die men slechts met moeite kan beletten naar de Ongelukken toe te gaan, welke ze zou willen troosten. Rechts staat de Vreugde-vanvolbrachten-arbeid naast de Vreugde-van-het-denken. Verder op zie je de Vreugde-van-begrijpen, die altijd haar broeder zoekt, nl. het Geluk-niets-te-begrijpen Tyltyl O, dien heb ik gezien Hij is met de Grove Genoegens meegegaan naar de Rampen.... Het Geluk Net zooals ik dacht! Hij is geheel afgedwaald, slechte omgang heeft hem totaal bedorven Maar spreek daar niet over met zijne zuster, ze zou hem willen gaan zoeken en wij zouden daardoor een der edelste Vreugden verliezen. ... Hier is verder nog onder de allergrootsten, de Vreugde-te-zien-wat-schoon-is, die lederen dag eenige stralen toevoegt aan het licht, dat hier heerscht.... Tyltyl En daar ver weg, heel ver, in die gouden wolken, degene die ik maar nauwelijks zien kan als ik heelemaal op mijn teenen ga staan?.... Het Geluk Dat is de groote Vreugde-lief-te-hebben Maar al span 166 jij je ook nóg zoo in, jij bent veel te klein om haar geheel te kunnen zien.... Tyltyl En daar ginder, heelemaal achter aan, die met een sluier voor, die niet naderbij komen?.... Het Geluk Dat zijn de Vreugden, die de menschen nog niet kennen.. Tyltyl Wat willen die anderen eigenlijk, waarom verwijderen zij zich van ons? Het Geluk Ze gaan een nieuwe Vreugde tegemoet, die ons nadert, misschien de zuiverste van alle, die wij hier hebben.... Tyltyl Wie is het?.... Het Geluk Herken je haar nog niet? Maar kijk dan beter, zet je beide oogen wijd open tot in het hart van je ziel! Zij heeft je gezien, ze heeft je gezien!.... Ze komt aanloopen en strekt de armen naar je uit! Het is de Vreugde van je moeder, het is de met niets anders te vergelijken Vreugdeder-moe der lij ke-lief de!.... Nadat ze haar met toejuichingen hebben ontvangen trekken de andere Vreugden, die van alle zijden zijn komen aanloopen, zich stilzwijgend terug voor de Vreugde-der-moederlij ke-lief de. 167 De Moederlijke Liefde Tyltylf En Mytyl ook! Wel, wel, vind ik jullie hier terug!.... Daar had ik geen idee op!.... Ik voelde me wat eenzaam thuis en ziet, daar stijgen jullie op tot den hemel, waar in Vreugde de zielen van alle moeders stralen!.... Maar eerst een kus, zooveel kussen als maar mogelijk is! Allebei in mijn armen, niets maakt een mensch gelukkiger!.. Maar je lacht niet, Tyltyl én jij ook niet, Mytyl Kennen jullie dan de liefde van je moeder niet? Maar kijk me dan toch aan, zijn het niet mijn oogen, mijn lippen en mijn armen?.... Tyltyl Ja zeker, die herken ik wel, maar ik wist niet.... U lijkt op moeder, maar u is veel mooier.... De Moederlijke Liefde 't Is duidelijk, ik kan-niet meer verouderen.... En iedere nieuwe dag brengt mij kracht, jeugd en geluk Iedere lach van jullie maakt mij een jaar jonger Thuis is dat niet zoo te zien, maar hier ziet men alles en dit is het echte.. Tyltyl (verwonderd en haar nu eens beschouwend, dan weer omhelzend) En die mooie japon, waar is die van gemaakt? Is die van zij of zilver, of misschien wel van paarlen?.... 168 De Moederlijke Liefde Neen van kussen, blikken en liefkoozingen.... iedere kus, dien men geeft, voegt er een zonnestraal of een manestraal aan toe.... Tyltyl 't Is wel gek, ik had nooit gedacht, dat u zóó rijk was.... Waar had u deze dan weggestopt?.... Misschien in die kast, waarvan vader den sleutel heeft?.... De Moederlijke Liefde Wel neen, ik heb hem altoos aan, maar men ziet het niet, omdat je niets zien kunt met gesloten oogen.... Alle moeders zijn rijk als ze hunne kinderen lief hebben.... Er zijn geen arme, geen leelijke, geen oude moeders.... Hunne liefde is altijd de grootste van alle Vreugden.... En als ze treurig schijnen, dan is er maar één kus noodig, dien ze krijgen of zelf geven, en al hunne tranen worden sterren in het diepst hunner oogen.... Tyltyl (die haar met verbazing aanziet) Ja, ja, dat is waar, uw oogen zijn vol sterren.... En het zijn wel uw oogen, maar toch veel mooier.... Daar is zelfs die brandwond, die u gekregen hebt bij het aansteken van de lamp.... Maar ze is veel witter, en wat een zacht, fijn vel!.... 't Is net of je er licht door ziet loopen. ... Hoeft deze niet te werken, zooals die van thuis?.... 169- De Moederlijke Liefde Wel zeker, 't is heelemaal dezelfde.. had je dan nooit gezien, dat ze wit wordt en doorstraald wordt van licht, zoodra ze je liefkoost?.... Tyltyl 't Is vreemd, moeder, 't is óók uw stem, maar u spreekt veel mooier dan bij ons thuis.... De Moederlijke Liefde Thuis is er veel te veel te doen en dan heeft men geen tijd Maar wat men niet zegt, hoort men daarom toch wel. ... Nu je me zóó gezien hebt, zou je me nu herkennen in mijn versleten japon, als je morgen in onze hut terugkomt? . Tyltyl Ik wil niet meer terug Nu u hier is, wil ik ook hier blijven net zoo lang als u.... De Moederlijke Liefde Maar dat is alles hetzelfde, daar ginder ben ik en jij ook.. Jij bent enkel hier gekomen om jezelf rekenschap te geven van de dingen, en eindelijk te leeren, hoe je mij zien moet als je me daar ginder ziet Begrijp je, mijn jongen? Je denkt nu, dat je in den hemel bent; maar de hemel is overal waar wij elkaar liefhebben.... Er zijn geen twee moeders, je hebt er geen andere.... Ieder kind heeft er 170 maar één en dat is altijd dezelfde en altijd de mooiste, maar men moet haar kennen en men moet uit zijn oogen kunnen zien Wat heb je eigenlijk gedaan om hier te komen en een weg te vinden, dien de menschen gezocht hebben zoo lang ze de Aarde bewonen.... Tyltyl (wijst op het Licht, dat zich uit bescheidenheid wat heeft teruggetrokken) Hier is zij, die mijn geleidster is geweest De Moederlijke Liefde Wie is ze?.... Tyltyl Het Licht.... De Moederlijke Liefde Ik heb haar nooit gezien Men had mij wel gezegd, dat ze veel van jou hield en dat ze heel goed was Maar waarom houdt ze zich verborgen? Laat ze nooit haar gezicht zien?.... Tyltyl 0 jawel, maar ze is bang, dat de Vreugden bang zouden worden als ze él te goed konden zien De Moederlijke Liefde Maar weet ze dan niet, dat wij allen enkel op haar wachten? (De andere Groote Vreugden roepend) Komt, komt, 171 zusters! Komt allen hierheen, hier is het Licht, dat ons eindelijk komt bezoeken!.... (Er gaat een siddering door de Groote Vreugden, die allen naderbij komen. Men hoort roepen: Het Licht is hier! Het Licht!....) De Vreugd e-T e-B e g r ij p e n (schuift alle anderen op zij om het Licht te omhelzen) Gij zijt het Licht en wij wisten het niet!.... En al jaren en jaren wachten wij op u!.... Herkent ge mij?.... Ik ben de Vreugde-te-begrijpen en heb u al zoo lang gezocht.... Wij zijn heel gelukkig, maar wij kunnen niet verder zien dan ons zeiven.... De Vreugd e-R echtvaardi g-T e-Z ij n (die op hare beurt het Licht omhelst) Herkent ge mij? Ik ben de Vreugde-rechtvaardig-te- zijn en heb zóó om u gesmeekt.... Wij zijn heel gelukkig, maar we zien niet verder dan onze schaduwen.... De Vreugd e-T e-Z i e n-W a t-M ooi-Is (die haaf eveneens omhelst) Herkent ge mij? Ik ben de Vreugde-van-het-schoone, die u zóó lief heb gehad.... We zijn heel gelukkig, maar wij kunnen niet verder zien dan onze droomen... H De Vreugd e-T e-B e g r ij p e n Zie dan, zie dan, o zuster, laat ons niet langer wachten.. We zijn sterk en ook rein genoeg — Licht dan dien sluier 172 op, die de laatste waarheden en het opperste geluk nog altijd voor ons verborgen houdt.... Kijk, al mijne zusters knielen neer aan uwe voeten.... Gij zijt -onze koningin en onze belooning . Het Licht (trekt haar sluier nog dichter om zich) O zusters, schoone zusters, ik gehoorzaam mijn Meester.. De ure is nog niet gekomen, misschien zal ze slaan en dan kom ik bij u terug zonder vreezen en zonder schaduwen.... Vaarwel, staat op en laten wij als weergevonden zusters elkaar nog een kus geven in afwachting van den dag, die weldra verschijnen zal.... De Moederlijke Liefde (geeft het Licht een kus) Ge zijt goed geweest voor mijn arme kleintjes. ... Het Licht Ik zal altijd goed zijn in de omgeving van allen, die elkaar liefhebben. De Vreugd e-T e-B e g r ij p e n (het Licht naderend) Moge de laatste kus op mijn voorhoofd worden gedrukt.. Ze omhelzen elkaar langdurig en als ze van elkaar scheiden en het hoofd opheffen, ziet men tranen in hunne oogen. 173 Tyltyl (verwonderd) Waarom schreit u?.... (De andere Vreugden aanziend) Hé, en u schreit ook.... Maar waarom heeft iedereen tranen in de oogen?.... Het Licht Stil, stil, mijn kind.... HET SCHERM VALT. 174 VIJFDE BEDRIJF TIENDE TAFEREEL. Het Rijk der Toekomst. De onmetelijke zalen aan het Azuren Paleis, waar de kinderen wachten, die zullen geboren worden Oneindige vergezichten van saffieren zuilen, die gewelven van turkoois dragen. Alles is hier blauw, van een onwerkelijk, intens, tooverachtig blauw, alles van af het licht en de tegels van lazuursteen tot aan den teeren achtergrond, waarin zich de laatste bogen verliezen, en tot aan de geringste voorwerpen. Alleen de kapiteelen en het voetstuk der zuilen, de sluitsteenen, enkele zetels en eenige ronde banken zijn van wit marmer of albast. —• Rechts, tusschen de pilaren, groote opaalkleurige deuren. Deze vleugeldeuren, die tegen het einde van dit tooneel door den Tijd zullen worden weggeschoven, geven het uitzicht op het tegenwoordig Leven en de kaden van den Dageraad. Overal een massa kinderen, die de zaal op liefelijke wijze vullen, en gekleed zijn in een lang blauw gewaad. — Sommigen spelen, anderen wandelen, nog anderen praten of zitten te peinzen; 175 velen slapen,, maar ook velen werken in de zuilengangen aan de toekomstige uitvindingen, en hunne gereedschappen, hunne werktuigen, de voorwerpen, die zij vervaardigen, de planten, bloemen en vruchten, die zij kweeken of plukken, zijn alle van datzelfde bovennatuurlijke, glanzende blauw als de geheele atmosfeer van het Paleis. — Tusschen de kinderen door bewegen zich enkele hooge gestalten van een souvereine, stille schoonheid, gekleed in lichter en meer doorschijnend blauw; het schijnen engelen te zijn. Van links komen Tyltyl, Mytyl en het Licht op, eenigszins tersluiks tusschen de pilaren op den voorgrond doorglijdend. Hun komst veroorzaakt e enige beweging onder de Blauwe-Kinderen, die al spoedig van alle kanten komen aanloopen en in groepjes om de ongewone bezoekers heen gaan staan, die zij vol nieuwsgierigheid bekijken. Mytyl Waar blijven de Suiker, de Kat en het goede Brood?.... Het Licht Die mogen hier niet binnen komen; ze zouden de Toekomst kennen en niet langer willen gehoorzamen.... Tyltyl En de Hond?.... Het Licht 't Is voor hem evenmin goed te weten wat hem wacht in den loop der eeuwen.... Ik heb hen in de bene dengewelven van de kerk opgesloten.... 176 Tyltyl Waar zijn we nu? Het Licht Wij zijn in het Rijk der Toekomst, midden onder de kinderen, die nog niet geboren zijn. Daar de Diamant ons veroorlooft alles duidelijk te zien in deze gewesten, die de Menschen niet bespeuren, zullen wij er heel waarschijnlijk den BI au wen-Vogel vinden.... Tyltyl Natuurlijk zal de Vogel blauw zijn, daar alles bier blauw is (Om zich heen ziend). Hemel, wat is dat alles mooi!.. Het Licht Kijk eens, de kinderen komen allen aanloopen.... Tyltyl Zijn ze boos?.... Het Licht In 't geheel niet.... Je ziet wel, dat ze lachen; maar ze zijn verbaasd.... DeBlauweKinderen (in steeds groo- ter getale) Kleine Levenden! Kom eens kijken naar de levende kinderenl.... Tyltyl Waarom noemen ze ons „kleine Levenden"? De Blauwe Vogel 12 177 Het Licht Omdat ze zeiven nog niet leven.... Tyltyl Wat doen ze dan?.... Het Licht Ze wachten het uur hunner geboorte af.... Tyltyl Het uur van hunne geboorte?.... Het Licht Ja, hier vandaan komen alle kinderen, die op onze Aarde geboren worden. Ieder wacht zijn tijd af.... Wanneer de Vaders en Moeders kindertjes verlangen, worden de groote deuren, die je daar rechts ziet, geopend, en de kleintjes dalen neer.... Tyltyl Wat zijn er een massa?.... Het Licht Er zijn er nog veel meer je kunt ze niet allemaal zien.... Maar denk ook eens, er moeten er zijn tot aan het einde der tijden Niemand zou ze kunnen tellen Tyltyl En die groote blauwe personen, wie zijn dat?.... 178 Het Licht Dat weet men niet precies.... Men denkt, dat het beschermsters zijn Men zegt, dat na de Menschen, dezen op aarde zullen komen.... Maar men mag hun niets vragen.... Tyltyl Waarom niet? Het Licht Omdat dit het geheim van de Aarde is.... Tyltyl En met die anderen dan, die kleintjes, mag je daar wel mee praten? Het Licht Wel zeker, jullie moeten maar eens kennis maken Kijk, daar heb je er een, die wat nieuwsgieriger is dan de anderen.... Ga maar daar heen en spreek eens met hem. Tyltyl Wat moet ik tegen hem zeggen?.... Het Licht Net wat je wilt, zoo als tegen een kameraadje.... Tyltyl Mag ik hem ook een hand geven? 179 Het Licht Natuurlijk, hij zal je geen kwaad doen.... Maar komaan, niet zoon gedwongen houding!.... Weet je wat, ik zal jullie alleen laten, dan zullen jullie meer op je gemak zijn. Bovendien wou ik die Groote-Blauwe-Persoon wel spreken. ... Tyltyl (nadert het Blauwe Kind en geeft hem een hand) Goeden dag!.... (Hij raakt met zijn vinger het blauwe kleed van het Kind aan) Wat is dat? Het Kind (terwijl het met een ernstig gezicht den hoed van Tyltyl met d en vinger aanraakt) En dit? Tyltyl Dit? Dat is mijn hoed Heb jij geen hoed?.... Het Kind Neen; waar dient die voor?.... Tyltyl Om te groeten En ook voor als het koud is Het Kind Wat is dat, koud zijn?.... 180 Tyltyl Als je zoo bibbert: brr! brr! en als je in je handen moet blazen en de armen zóó tegen elkaar slaat.... (Hij doet het hem voor) Het Kind Is het dan koud op de Aarde?.... Tyltyl Ja zeker, soms, 's winters, als je geen vuur hebt Het Kind Waarom heb je dan geen vuur? Tyltyl Omdat het zoo duur is en je geld moet hebben om hout te koopen.... Het Kind Geld? Wat is dat? Tyltyl Dat is waar je mee betaalt.... Het Kind O! Tyltyl Sommigen hebben het en anderen weer niet.... 181 Het Kind Waarom?.... Tyltyl Omdat ze niet rijk zijn Ben jij rijk? Hoe oud ben je?.... Het Kind Ik ga gauw geboren worden.... over twaalf jaar Is het prettig geboren te worden?.... Tyltyl O ja!.... Het is amusant!.... Het Kind Hoe heb jij het gedaan? Tyltyl Dat herinner ik me niet meer.... 't Is al zoo lang geleden! .... Het Kind Ze zeggen, dat het daar zoo mooi is, op de Aarde en bij de Levenden!.... Tyltyl Welzeker, 't is nog zoo kwaad niet Er zijn vogels, er is koek en speelgoed.... Sommigen hebben dat allemaal, maar als je het niet hebt, kun je kijken naar dat van die anderen.... 182 Het Kind Ze zeggen, dat de moeders vóór de deur staan te wachten. ... Die zijn lief, niet waar?.... Tyltyl O jal.... Die zijn het beste van al wat er bestaat).... Grootmoeders ook, maar die sterven te gauw.... Het Kind Sterven? Wat is dat? Tyltyl Op een keer gaan ze heen en komen niet meer terug.... Het Kind Waarom?.... Tyltyl Ja, wie zal dat zeggen? Misschien zijn ze bedroefd.. Het Kind Is die van jou heengegaan?.... Tyltyl Mijn grootmoeder?.... Het Kind Je moeder of je grootmoeder, wat weet ik er van?.... 183 Tyltyl Nou ja, maar dat is lang niet hetzelfde! De grootmoeders gaan het eerst heen, dat is al erg droevig.... De mijne was heel goed.... Het Kind Wat is er met je oogen?.... Maken ze paarlen?.... Tyltyl O neen, dat zijn geen paarlen.... Het Kind Wat is het dan? Tyltyl O niks, 't is zeker dat al dit blauw me wat verblindt.. Het Kind Hoe heet dat? Tyltyl Wat?.... Het Kind Dat daar, wat neervalt.... Tyltyl Dat is niets, een beetje water. .. . Het Kind Komt dat uit de oogen?.... 184 Tyltyl Ja, soms, als je schreit.... Het Kind Wat is dat, schreien? Tyltyl Ik heb niet geschreid, 't is maar door al dat blauw; maar éls ik geschreid had, zou het net zoo zijn Het Kind Schreit men dikwijls?.... Tyltyl Jongens niet, maar meisjes wel Wordt er hier nooit geschreid?.... Het Kind Neen, ik weet niet.... Tyltyl Nu, je zult het wel leeren Waar speel je mee, wat zijn dat voor groote blauwe vleugels? Het Kind Dat? Dat is voor de uitvinding, die ik op Aarde doen zal Tyltyl Wat voor een uitvinding? Heb jij dan iets uitgevonden?.. 185 Het Kind Ja zeker, weet je dat niet?.... Als ik op Aarde ben, moet ik datgene uitvinden, dat Gelukkig maakt.... Tyltyl Is het iets lekkers?.... Maakt het leven?.... Het Kind Neen, je hoort er niets van. Tyltyl Dat is jammer.... Het Kind Ik werk er iederen dag aan.... het is bijna klaar.... Wil je eens zien?.... Tyltyl Ja zeker.... Waar is het?.... Het Kind Daar ginder, hier tusschen deze twee pilaren kun je het zien.... Een ander Blauw-Kind (komt naar Tyltyl toe en trekt hem aan zijn mouw) Wil je het mijne eens zien, zeg?.... Tyltyl Jawel, wat is het?.... 186 Tweede Kind De drie en dertig geneesmiddelen om het leven te verlengen. ... Daar, in die blauwe fleschjes.... Derde Kind (uit de menigte te voorschijn komend) En ik breng een licht, dat niemand kent! (Hij verlicht zich geheel door een zeer bijzondere vlam) Dat is grappig, he?.. Vierde Kind (Tyltyl aan zijn mouw trekkend) Kom maar eens mee kijken naar mijn vliegtuig, dat door de lucht vliegt als een vogel zonder vleugels!.... Vijfde Kind Neen, eerst mijne uitvinding, waardoor men de schatten vindt, die verborgen zijn in de maan!.... De Blauwe Kinderen dringen om Tyltyl en Mytyl heen en roepen allen dooreen: „Neen, neen, kom de mijne zien! — Neen, de mijne is mooier! — De mijne ia wonderbaarlijk! — De mijne is héélemaal aan suiker! De zijne is niets bizonders Het idee heeft hij aan mij! enz..... Onder deze verwarde uitroepen trekt men de kinderen mee naar de blauwe werkplaatsen, en daar zet ieder der uitvinders zijn ideëele machine in beweging. Het wordt een diepblauw gedraai van wielen, schijven, wieken, raderwerk, katrollen, riemen en van vreemde, nog onbekende voorwerpen, omgeven door 187 den blauwachtigen damp van het onwezenlijke. Een massa vreemde en geheimzinnige machines zweven en bewegen zich onder de gewelven, of kruipen beneden langs de pilaren, terwijl kinderen kaarten en plannen ontrollen, boeken openen, blauwe beeldjes ontsluieren, of enorme bloemen en reusachtige vruchten aandragen, die schijnen te zijn gevormd van saffieren en turkooizen. Een B 1 auw-Kind j e (gebukt onder het gewicht van kolossale, blauwe madelieven ) Kijk toch eens naar mijne bloemen. Tyltyl Wat voor bloemen zijn het? Ik ken ze niet Het Blauw e-K i n d j e Het zijn madelief j es I.... Tyltyl Dat kan niet!.... Ze zijn zoo groot als een wiel.... Het Blauw e-K i n d j e En wat ruiken ze heerlijk, he?.... Tyltyl (de geur opsnuivend) Verrukkelijk!.... Het Blauw e-K i n d j e Zoo zullen ze zijn als ik op Aarde ben.... 188 Tyltyl En wanneer dan?.... Het Blauw e-K i n d j e Over drie en vijftig jaar, vier maanden en negen dagen.. Dan komen twee Blauwe-Kinderen, die een onwaarschijnlijk grooten, aan een staak hangenden tros druiven dragen, waarvan de vruchten grooter zijn dan peren. Een der Kinderen (die den tros dragen) Wat zeg je van mijne vruchten?.... Tyltyl Een tros peren!.... Het Kind Wel neen, het zijn druiven!.... Zoo zullen ze allemaal zijn als ik dertig jaar oud ben Ik heb een middel daarvoor gevonden.... Een ander Kind (bijna bezwijkend onder een mand blauwe appelen zoo groot als meloenen) En ik!.... Zie mijn appelen eens!.... Tyltyl Maar dat zijn toch meloenen!.... Het Kind Wel neen! Het zijn mijn appelen, en nog niet eens de 189 mooiste! Zoo zullen ze allemaal zijn als ik levend ben.. Ik heb er een systeem voor gevonden!.... Een ander Kind (brengt op een blauwen kruiwagen blauwe meloenen grooter dan pompoenen) En mijn kleine meloenen?.... Tyltyl Dat zijn pompoenen!.... Het Kind Als ik op aarde ben, dan zullen de meloenen trotsch kunnen zijn! Ik word de tuinman van den Koning der negen Planeten.. • i Tyltyl De Koning der negen Planeten? Waar is die? De Koning der negen Planeten (komt trotsch naar voren. Hij schijnt vier jaar oud te zijn en kan nauwelijks stevig staan op zijn kleine, kromme beentjes.) Hier is hij! Tyltyl Nu, heel groot ben je niet!.... De Koning der negen Planeten (ernstig en gewichtig) Wat ik doen zal, zal groot zijn!.... 190 Tyltyl Wat zul je doen? De Koning der Negen Planeten Ik zal de algemeene Confederatie der zonne-planeten stichten. Tyltyl (eenigszins verlegen) Is het heusch? De Koning der Negen Planeten Ze zullen er allen deel van uitmaken behalve Saturnus, Uranus en Neptunus, die op zulke overdreven en onmeetbare afstanden staan. Met waardigheid trekt hij zich weer terug. Tyltyl Die is interessanti.... Een B 1 a u w-K i n d En zie je dien daar? Tyltyl Welken? Het Kind Daar, dat kleintje, dat ligt te slapen tegen dien pilaar aan.... Tyltyl Nou, en? 191 Het Kind Hij zal aan den Aardbol de zuivere vreugde brengen. Tyltyl Hoe zoo? Het Kind Door denkbeelden, die niemand nog gehad heeft.... Tyltyl En die andere, die dikkert, met zijn vingers aan zijn neus, wat zal die doen?.... Het Kind Hij moet het vuur vinden om de Aarde te verwarmen als de zonnewarmte afneemt.... Tyltyl En 'die twee, die elkaar steeds bij de hand houden en telkens kussen, zijn dat een broer en zusje?. Het Kind Neen, dat zijn een paar kluchtigen!.... Het zijn de Verliefden.... Tyltyl Wat beduidt dat? Het Kind Dat weet ik niet.... De Tijd noemt ze zoo om ze voor 192 den gek te houden Ze kijken elkaar den heelen dag in de oogen, geven elkaar telkens een kus en nemen dan afscheid van elkaar.... Tyltyl Waarom? Het Kind Het schijnt, dat ze niet samen kunnen vertrekken.... Tyltyl En dat kleine, rose kindje, dat zoo ernstig lijkt en op zijn duim zit te zuigen, wat is dat? Het Kind Het schijnt, dat hij de Onrechtvaardigheid op de Aarde moet doen verdwijnen. Tyltyl Zoo? Het Kind Ze zeggen, dat dit een geweldig werk zal zijn Tyltyl En die kleine daar met dat roode haar, die net loopt of hij niet zien kan. Is die blind? Het Kind Nog niet, maar hij wordt het wel Kijk hem maar eens goed aan; het schijnt, dat hij den Dood moet overwinnen De Blauwe Vogel 13 193 Tyltyl Wat wil dat zeggen?.... Het Kind Dat weet ik niet precies, maar ze zeggen, dat het iets heel groots is.... Tyltyl (op een massa kinderen wijzend, die liggen te slapen onder tegen de pilaren aan, op de trappen, de banken enz.) En die allen, die daar liggen te slapen — wat zijn er een boel! — doen die niets? Het Kind Ze denken over iets.... Tyltyl Waarover? Het Kind Dat weten ze nog niet, maar iets moeten ze op Aarde brengen; het is verboden hier met leege handen vandaan te gaan.... Tyltyl Wie verbiedt dat? Dat doet de Tijd, die vóór de deur staat.... Je zult wel zien, wanneer hij open maakt. Hij is heel lastig.... 194 Een Kind (dat van achter uit de zaal komt aanloopen midden door de menigte heen) Dag Tyltyl!.... Tyltyl Gunst, hoe weet hij mijn naam?. Het K i n d (dat daar pas gekomen is en dat Tyltyl en Mytyl uitbundig liefkoost) Goeden dag! Gaat het jullie goed? Kom, geef me een zoen, en jij ook, Mytyl! Het is volstrekt niet vreemd, dat ik jullie naam weet, want ik word een broertje van jullie. Ik heb daar net pas gehoord, dat jullie er waren Ik was heelemaal aan het eind van de zaal, bezig met het inpakken van mijn ideeën Zeg maar aan moeder, dat ik klaar ben.... Tyltyl Hoe dat? Wou je bij ons komen? Het Kind Ja zeker, het volgend jaar op Palmzondag Plaag me maar niet te veel als ik klein ben Ik ben blij, dat ik al van te voren een zoen van jullie heb gehad Zeg maar aan Vader, dat hij de wieg wat opknapt Is het prettig bij ons thuis ?.... 195 Tyltyl Lang niet kwaad!.... En moeder is zoo lief.... Het Kind En het eten?.... Tyltyl Dat hangt er al van af Op sommige dagen krijgen we wel eens koekjes, is het niet, Mytyl?.... Mytyl Op Nieuwjaar en den Veertienden Juli Moeder maakt ze zelf.... Tyltyl En wat heb je daar in dien zak?.... Breng je iets voor ons mee?.... Het Kind (heel trotsch) Ik breng drie ziekten: roodvonk, kinkhoest en mazelen.. Tyltyl Nou, als dat alles is! En wat doe je daarna? Het Kind Daarna? Dan ga ik weer heen Tyltyl 't Is de moeite van het komen niet waard!.... 196 Het Kind Heb ik het dan voor het kiezen?.... Op dit oogenblik doet zich voor het eerst een krachtige, kristallijnen trilling hooren, welke aanhoudt en zich verder verbreidt en schijnt te komen uit de pilaren en de opalen deuren, die door een sterker licht worden aangeraakt. Wat is dat? Tyltyl Een Kind Dat is de Tijd!.... Hij gaat de deuren open zetten!.... Dadelijk komt er beweging in de gansche menigte der Blauwe Kinderen. De meesten verlaten hun werk en hunne machines, talrijke slapers ontwaken, en allen richten hunne oogen op de opalen deuren en begeven zich daarheen. Het Licht (komt weer bij Tyltyl) Laten we ons zien te verstoppen achter de pilaren.... De Tijd moet ons niet zien.... Tyltyl Waar komt dat geluid vandaan?.... Een Kind Dat komt door den Dageraad, die opstaat.... Dit is het oogenblik waarop de kinderen, die vandaag geboren worden, afdalen naar de Aarde.... 197 Tyltyl Hoe kunnen ze dat?.... Zijn er ladders? Het Kind Je zult het wel zien De Tijd schuift de grendels weg.. Tyltyl Wat is dat, de Tijd?. ... Het Kind Dat is een oude man, die komt roepen wie weg moeten.. Tyltyl Is het een slechte man?.... Het Kind Neen, maar hij wil van niets hooren.... Hoe je hem ook smeekt, als het je beurt niet is, duwt hij iedereen weg, die zou willen vertrekken.... Tyltyl Vinden ze het prettig weg te gaan?.... Het Kind Achterblijven is niet prettig, maar men is bedroefd als men heengaat Kijk, kijk! Daar gaan de deuren open!.... De groote opalen deuren draaien langzaam op hunne hengsels. Als een verwijderde muziek hoort men de ge- 198 nichten der Aarde. Een rood en groen licht dringt de zaal binnen, en de Tijd, een lange grijsaard met golvenden baard, gewapend met zijn zeis en zandlooper, verschijnt op den drempel, terwijl men de toppen der witte en lichtende zeilen ziet van een galei, die is vastgelegd aan een soort van kade, gevormd door de rooskleurige dampen van den dageraad. De T ij d fop den drempel) Zijn zij, wier ure geslagen is, gereed?.... Blauwe Kinderen (dringen door de menigte heen en komen van alle kanten toeloopen) Hier zijn we! Hier zijn we! Hier zijn we! De Tij d (met een norsche stem tegen de kinderen, die langs hem heen loopen om weg te gaan) Eén voor één!.... Er komen er weer veel meer dan noodig zijn! 't Is altijd hetzelfde liedje! Mij kan je niet bedriegen!.... (Een kind terugduwend) Het is je beurt niet! Ga weer terug, jij bent morgen aan de beurt.... En jij evenmin, terug! en meld je dan aan over tien jaar.... Een dertiende herder?.... Er waren er maar twaalf noodig; men heeft er geen behoefte aan, we zijn niet meer in de dagen van Theocritus en Vergilius Nog meer dokters? Er zijn er al te veel,.ze klagen er op Aarde over.... En waar 199 zijn de ingenieurs?.... Men verlangt een rechtschapen mensch, een enkelen als bizonderheid.. . . Waar is die rechtschapen mensch?.... Ben jij het?.... (Het kind knikt van ja) Je ziet er vrij zwakjes uit, je zult wel niet lang leven!.. Hola, jullie daar, niet zoo vlug!.... En jij, wat breng jij? . Niets? Leege handen?.... Dan mag je er niet door... Maak maar 't een of ander klaar, een groote misdaad als je wilt, of een ziekte, 't is mij om 't even, maar iets moet je hebben.... (Een kleintje bespeurend, dat door anderen wordt geduwd en dat met alle macht weerstand biedt) Nu, wat is er met jou?.... Je weet toch, dat het je tijd is.... Men verlangt een held, die de Ongerechtigheid zal bestrijden, dat ben jij, je moet vertrekken.... De Blauwe Kinderen Hij wil niet, Mijnheer. De Tijd Wat nu? Hij wil niet?.... Wat verbeeldt hij zich wel, dat kleine gedrocht?. Geen praatjes, we hebben geen tijd.... Het kleintje (dat wordt voortgeduwd) Neen, neen!. Ik wil niet!.... Ik wou liever niet geboren worden!.... Ik wou liever hier blijven!.... De Tij d Daar hebben we niets mee te maken.... Als het oogenblik er is, dan is het er! Vlug wat, voorwaarts marsen!.. 200 Een Kind (dringt naar voren) Och, laat mij dan door, dan ga ik in zijn plaatsl Ze zeggen, dat mijne ouders oud zijn en al zoo lang op mij wachten!.... De Tijd Niets daarvan Het uur is het uur en de tijd is de tijd .... We zouden nooit aan een eind komen als ik naar jullie wou luisteren De een wil gaan, de ander weigert, dan is het te vroeg, dan weer te laat.... (Eenige kinderen achteruU.duwend, die op den drempel staan) Niet zoo dicht bij, kleintjes Naar achteren al die nieuwsgierigen Degenen, die nog niet vertrekken, hoeven ook niets te zien.. Nu heb je heel wat haast en later, als je beurt gekomen is, dan ben je bang en dringt achteruit Kijk ereis aan, vier, die beven als juffershondjes. (Tegen een kind, dat op het punt den drempel te overschrijden, plotseling weer teruggaat) Wat nu? Wat scheelt er aanl.... Het Kind Ik heb de doos vergeten, waarin de twee misdaden zitten, die ik zal begaan . Een ander Kind En ik het potje, waarin het idee zit om de menigte te verlichten. ... Derde Kind Ik heb de ent van mijn mooiste peer vergeten! 201 De Tijd Gaat ze dan heel vlug halen! We hebben nog maar 612 seconden.... De galei van den Dageraad flapt al met de zeilen om te toonen, dat ze ligt te wachten!.... Jullie komt nog te laat om geboren te worden.... Vlug nu, laten we aan boord gaan. (Hij grijpt een kind, dat tusschen zijn beenen door wil glippen om aan de kade te komen) O, jij? Nu nog mooier! Dat is al de derde keer, dat je probeert vóór je beurt geboren te worden.... Laat ik er je niet meer op betrappen, anders wordt,het een eeuwig wachten voor je bij mijne zuster de Eeuwigheid, en je weet wel, dat dit niet amusant is.... Maar komaan, zijn we klaar?.... Is ieder op zijn post? (Zijn blik onderzoekt de kinderen, die op de kade bijeen zijn of reeds in de galei zitten) Er mankeert er nog eentje.... Ja, verstop jij je maar, ik zie je toch in de menigte.... Ik laat me niet foppen! Komaan jij, dien ze den Verliefde noemen, zeg je liefje goeden dag.... De twee kinderen, die de Geliefden worden genoemd, komen met de armen ineengestrengeld en een van wanhoop doodsbleek gelaat naar den Tijd toe en knielen neer aan zijne voeten. Eerste Kind Mijnheer de Tijd, laat mij met hem vertrekken!.... Tweede Kind Mijnheer de Tijd, laat mij bij haar blijven! 202 De Tijd Dat is onmogelijk! We hebben nog maar 394 seconden. ... Eerste Kind Ik wou liever niet geboren worden! De Tij d Er valt niet te kiezen.... Tweede Kind (smeekend) Mijnheer de Tijd, dan kom ik te laat! Eerste Kind Als zij neerdaalt, ben ik er niet meer! Tweede Kind Ik zal hem heelemaal niet meer zien! Eerste Kind We zullen op de wereld zoo eenzaam zijn! De Tijd Met dat alles heb ik niet te maken Dien maar bij het Leven je beklag in Ik vereenig en scheid, al naar men mij voorschrijft.. (Een der kinderen grijpend) Kom meel.. Eerste Kind (zich werend) Neen, neen, neen! Zij ook! 203 Tweede Kind (zich vastklemmend aan de kleeren van het eerste) Laat hem hier!.... Laat hem hier!.... De T ij d Maar kijk nu toch, 't is niet om te sterven, maar om te leven!.... (Hij trekt het eerste kind mee) Kom nu! Tweede Kind (hartstochtelijk de armen uitstrekkend naar het kind, dat men meevoert) Een teeken!. Een enkel teeken!.... Zeg me hoe ik je terug moet vinden!.... Eerste Kind Ik zal je altijd liefhebben! ... Tweede Kind Ik zal de treurigste van allen zijn!.... Je zult mij wel herkennen!.... Ze valt en blijft op den grond liggen. De Tij d Jullie deed veel beter met te hopen. En nu, klaar is het.... (Hij raadpleegt zijn zandlooper) We hebben nog maar 63 seconden.... Laatste en hevige beweging onder de kinderen die blijven en die vertrekken. — Men wisselt haastige afscheidsgroeten: „Dag Piet! Dag Jan!.... Heb je alles 204 wat je noodig hebt? Kondig mijn idee vast aan! Heb je niets vergeten? Probeer vooral mij te herkennen! Ik zal je wel terugvinden! Verlies je ideeën niet! Buig je niet te sterk over de Ruimte!.. Geef me tijding van je! Ze zeggen, dat het niet kan! Jawel, jawel! Je kunt het althans probeer en! Zie mij te zeggen of het mooi is! Ik zal je tegemoet komen! Ik zal op een troon geboren worden!.... enz. enz. De Tij d (zijn sleutels en zijn zeis zwaaiend) Genoeg! Genoeg! Het anker is gelicht! De zeilen van de galei gaan voorbij en verdwijnen. Men hoort op steeds grooter afstand de kreten der kinderen in de galei: ,J)e Aarde! De Aarde! Ik zie haar Zeis mooi! Ze is licht! Ze is groot!.. En dan, als komende uit de diepte van een afgrond, een zeer verwijderd lied van blijdschap en verwachting. Tyltyl (tot het Licht) Wat is dat? Dat zijn zij niet, die daar zingen 't Zijn net andere stemmen.... Het Licht Ja, het is het gezang der Moeders, die hun tegemoet komen.... Onderwijl sluit de Tijd de opalen deuren weder. Hij wendt zich om, ten einde een laatsten blik in de zaal te werpen en bemerkt plotseling Tyltyl, Mytyl en het Licht. 205 De T ij d (ontsteld en woedend) Wat beduidt dat?... . Wat doet ge bier?.... Wie zijt gij? Waarom zijt ge niet blauw? Hoe zijt ge binnengekomen? .... Hij nadert en bedreigt hen met zijn zeis. Het Licht (tot Tyltyl) Antwoord maar niet! Ik heb den Blauwen-Vogel Hij is onder mijn mantel verborgen Nu haastig weg Draai den Diamant om, dan verliest hij ons spoor Zij sluipen links, tusschen de pilaren van den voorgrond door, weg. HEET SCHERM VALT. 206 ZESDE BEDRIJF. ELFDE TAFEREEL Het Afscheid. Het tooneel stelt een muur voor, waarin een klein poortje. Het is bij het aanbreken van den dag. Binnen komen: Tyltyl, Mytyl, het Licht, het Brood, de Suiker, het Vuur en de Melk. Het Licht ■Nu raadt je nooit, waar we zijn.. .. Tyltyl Natuurlijk niet, want ik weet niet Het Licht Herken je dezen muur dan niet, en dit poortje Tyltyl t Is een roode muur en een groen poortje.... 207 Het Licht Nu, en brengen die je heelemaal geen herinneringen? Tyltyl Dat herinnert mij er aan, dat de Tijd ons de deur heeft gewezen.... Het Licht Wat is men toch vreemd als men droomt.... Je zoudt je eigen hand niet herkennen.... Tyltyl Wie droomt er hier?.... Ik?. Het Licht Misschien ik wel, wie zal het zeggen? Nu, maar onder- tusschen staat deze muur om een huis, dat je meer dan eens gezien hebt sedert je geboorte.... Tyltyl Een huis, dat ik meer dan eens gezien heb? Het Licht Ja zeker, kleine droomer!.... Het is het huis, dat we op een zekeren avond, op den dag af vóór een jaar, hebben verlaten. ... Tyltyl Op den dag af vóór een jaar?.... Maar dan?.... 208 Het Licht Zet nu geen oogen op als theekopjes.... Zeker is het dat, het is het huis van je ouders.... Tyltyl (naar het poortje toe gaande) Maar ik geloof Ja juist.... Het lijkt wel.... Dit poortje.... Nu herken ik den grendel.... Zijn ze thuis?.. Zijn we vlak bij Moeder?.... Dan wil ik dadelijk naar binnen. ... Ik moet haar dadelijk een kus geven!.... Het Licht Een oogenblikje.... Ze zijn nog in diepen slaap; je moet hen niet met een schok wakker maken.... En voor de rest, de deur gaat niet open vóór het uur is geslagen.... Tyltyl Welk uur? Duurt het nog lang?.... Het Licht Helaas, neen! Nog maar enkele minuten. Tyltyl Vindt u het niet prettig weer thuis te komen? Wat scheelt er aan, Licht? U ziet bleek, net of u ziek is.... Het Licht 't Is niets, mijn kind.... Ik voel me een beetje bedroefd omdat ik jullie ga verlaten.... Se Blauwe Vogel 14 209 Ons verlaten?. Tyltyl Het Licht Dat moet wel.... Ik heb hier niets meer te doen; het jaar heeft zijn wenteling volbracht, nu komt de Fee terug en zal je naar den Blauwen Vogel vragen.... Tyltyl En nu heb ik hém niet eens, den Blauwen Vogel!.... Die van de Herinnering is heelemaal zwart en die van de Toekomst' heelemaal rood geworden; die van den Nacht zijn dood, en dien van het Bosch heb ik niet kunnen vangen.... Is het mijn schuld, dat ze van kleur veranderen, sterven of wegvliegen?.... Zou de Fee boos zijn, wat zal ze er van zeggen? Het Licht We hebben gedaan wat we konden.... Ik zou haast gaan denken, dat hij niet bestaat, die Blauwe Vogel; of dat hij van kleur verandert, zoodra men hem in een kooi zet.... Tyltyl Waar is de kooi?.... Het Brood Hier, baas.... Ze werd aan mijn ijverige zorgen toevertrouwd tijdens deze lange en gevaarlijke reis en nu heden mijne zending ten einde loopt, geef ik u haar terug, onge- 210 schonden en goed gesloten, zooals ik haar ontvangen heb.... (Als een redenaar, die het woord neemt) En nu moge het mij vergund zijn uit aller naam eenige woorden hieraan toe te voegen.... Het Vuur Hij heeft het woord niet!.... Het Water Stilte! Het Brood De hatelijke interrupties van een verachtelijken vijand, van een jaloerschen mededinger (Met verheffing van stem) zullen mij niet beletten, mijn plicht ten einde toe te volbrengen Uit naam dus van allen Het Vuur Niet uit den mijnen Ik heb zelf een tong! Het Brood Uit naam dus van allen en met echte en diepe, hoewel bedwongen ontroering neem ik afscheid van twee voorbeschikte kinderen, wier hooge roeping heden eindigt. Nu ik afscheid van hen neem met al de droefheid en al de teederheid, die door wederzijdsche achting.... Tyltyl Wat nou?.... Neem je afscheid?.... Ga jij dan ook al weg?.... 211 Het Brood Helaas, dat moet wel.... Ik verlaat je, dat is zoo; maar onze scheiding zal enkel schijnbaar zijn, je zult me niet meer hooren spreken.... Het Vuur Dat is nu juist niet zoo heel erg! Het Water Stilte!.... Het Brood (met waardigheid) Dat raakt mijn koude kleeren niet Ik zeide dus: je zult me niet meer hooren, je zult me niet meer in levende gedaante zien.... Je oogen zullen weer blind zijn voor het onzichtbare leven der dingen; maar ik zal altijd aanwezig zijn in den baktrog, op de plank, op tafel, naast de soep, ik, die, zooals ik wel durf zeggen, de trouwste huisgenoot en de oudste vriend ben van den mensch Het Vuur Nu, en ik dan? Het Licht Komaan, de minuten verloopen, weldra zal het uur slaan, dat ons zal doen terugvallen in de stilte.... Haast u de kinderen nog eens te omhelzen.... Het Vuur (naar voren ijlend) Ik eerst, eerst ik!.... (Hij kust de kinderen hartstochte- 212 lijk) Vaarwel Tyltyl, vaarwel Mytyl! Vaarwel, lieve kleinen. ... Denkt aan mij als je ooit iemand noodig hebt om iets in brand te steken. Mytyl Ai! Ai! Hij brandt me! Tyltyl Ai! Ai! Mijn neus wordt er heelemaal rood van!.... Het Licht Komaan, Vuur, matig je uitgelatenheid eenigszins.... Je hebt niet met je schoorsteen te doen.... Het Water Wat een idioot!.... Het Brood Wat is bij slecht opgevoed!.... Het Water fop de kinderen toetredend) Ik zal jullie teeder omhelzen, zonder jullie pijn te doen, kindertjes.... Het Vuur Past op, hij maakt jullie nat!.... Het Water Ik heb een liefhebbenden en zachten aard; ik ben goed voor de stervelingen.... 213 Het Vuur En hoe staat het met de verdronkenen?. Het Water Hebt de Fonteinen lief, luistert naar de Beekjes.... Daar ben ik altijd.... Het Vuur Ze heeft alles overstroomd!.... Het Water Als je voortaan 's avonds naast een Bron gaat zitten, — er zijn er verscheidene hier in het bosch, — tracht dan te begrijpen wat ze wil zeggen.... Ik kan niet meer Tranen vér stikken mijn stem en beletten mij het spreken... Het Vuur Er is niet veel van te merken!.... Het Water Denkt aan mij bij het zien van de karaf.... Je zult mij ook vinden in de wijnkan, in den gieter, in den regenbak, en het kraantje van de pomp.... De Suiker (op zijn gewone vleierige en lieverige manier) Als er nog een klein plaatsje in je herinnering overblijft, herinnert je dan, dat mijn gezelschap je somtijds aangenaam was.... Meer kan ik niet zeggen.... Tranen stroken niet 214 met mijn aard en doen me pijn, als ze op mijn voeten vallen. ... Het Brood Jezuïet I.... Het Vuur (krijschend) Kapittelstokjes! Caramels! Suikerboonen! Tyltyl Maar waar zijn Tylette en Tyló toch heengegaan? Wat doen ze?.... Op hetzelfde oogenblik hoort men luide kreten van de Kat. Mytyl (ontsteld) Tylette schreit! Iemand doet haar kwaad! De Kat komt hard aanloopen, geheel ontredderd, met losse haren, gescheurde kleederen en met den zakdoek tegen haar wang, alsof ze kiespijn had. Ze stoot toornige kreten uit en wordt op den voet gevolgd door den Hond, die haar slaat en schopt en stoot. De Hond/'terwijl hij de Kat slaat) Zool Heb je nu genoeg? Of wou je nog meer? Daar! daar!.... HetLicht, Tyltyl enMytyl (op hen toe ijlend om hen te scheiden) Tylö! Ben je wel mal! Nu nog mooier! Weg 215 jij!.... Wil je wel uitscheiden!.... Heb je nu ooit!.... Wacht maar, wacht maar!.... Met kracht worden ze van elkaar gescheiden. Het Licht Wat beduidt dit nu?... . Wat is er gebeurd?.... De Kat (op huilerigen toon, terwijl ze haar oogen afdroogt) Dat is allemaal zijn schuld, Mevrouw Licht Hij heeft me uitgescholden, hij heeft spijkers in mijn soep gegooid, hij heeft me aan mijn staart getrokken en mij afgeranseld, en ik had niks gedaan, niks, heelemaal niks! De Hond (haar nasprekend) Heelemaal niks, heelemaal niks!.... (halt fluisterend en den neus voor haar ophalend) Maar dat doet er niet toe, je hebt er van langs gehad, en goed ook, en je krijgt nog meer!.... Mytyl (drukt de Kat in haar armen) Mijn arme Tylette, zeg me nou maar waar je pijn hebt!... Ik moet er zelf ook om schreien!.... Het Lichtf op strengen toon tegen den Hond) Je gedrag is dubbel onwaardig, nu je, om ons dit droevige schouwspel te geven, het oogenblik gekozen hebt, dat op 216 zichzelf al treurig genoeg is, dat nl., waarop we afscheid moeten nemen van deze arme kinderen.... De Hond Afscheid nemen van deze arme kinderen?.... Het Licht Ja, het uur waarvan je al weet, zal weldra slaan.... We keeren terug in de Stilte Dan kunnen we niet meer met hen praten.... De Hond (begint dadelijk wanhopig te huilen en vliegt op de kinderen toe, die hij met heftige en onstuimige liefkoozingen overstelpt) Neen, neen! Dat wil ik niet! Ik wil niet Ik zal altijd blijven spreken Nu zul je me wel begrijpen, niet waar mijn kleine afgod? Ja, ja, ja! En we zullen alles tegen elkaar zeggen, alles! En ik zal heel zoet zijn Ik zal leeren lezen en schrijven en domino spelen!.. En ik zal altijd heel zindelijk zijn.... En nooit zal ik weer iets uit de keuken rooven Wil ik eens iets heel bizonder s doen? Zal ik de Kat eens omhelzen? Mytyl (tegen de Kat) En jij, Tylette? Heb jij ons niets te zeggen? 217 De Kat (afgemeten en raadselachtig) Ik houd van jullie allebei, net zooveel als jullie het verdient. ... Het Licht Laat ik nu op mijn beurt jullie den laatsten kus geven, lieve kinderen. Tyltyl en Mytyl (zich vastklemmend aan de japon van het Licht) Neen, neen, neen, Licht! Blijf hier, bij ons! Vader zal er niets van zeggen We zullen aan Moeder vertellen, hoe goed u is geweest.... Het Licht Helaas, dat kan ik niet.... Deze deur blijft voor ons gesloten, ik moet jullie verlaten.... Tyltyl Waar gaat u heen, zoo heel alleen? Het Licht Niet heel ver weg, kinderen, naar daar ginder, het land van het Zwijgen der Dingen.... Tyltyl Neen, neen, dat wil ik niet.... Wij gaan met u mee.... Ik zal aan Moeder zeggen.... 218 Het Licht Schreit niet, liefjes Ik heb geen stem zooals het Water; ik heb enkel mijn schijnsel, dat de Mensch niet verstaat.. Maar ik waak over hem tot aan het einde der dagen Denkt er goed aan, dat ik het ben, die tot jullie spreekt in iederen manestraal, die zich uitgiet, in iedere ster, die glimlacht, in iederen dageraad, die opgaat, in iedere lamp, die wordt aangestoken, in iedere goede en lichte gedachte van je ziel (Het slaat achter den muur acht uur) Luistert! De ure slaat.... Vaarwel.... De deur gaat open!.... Nu naar binnen, naar binnen! Ze duwt de kinderen door de opening van het poortje, dat op een kier is opengegaan en achter hen weer dicht ooit. — Het Brood wischt steelsgewijze een traan weg, de Suiker, het Water, geheel in tranen, vluchten snel weg en verdwijnen naar rechts en naar links in de schermen. Gehuil van den Hond aan den zijkant. Het tooneel hlijtt een oogenblik leeg, dan gaat het scherm, dat den muur met het poortje voorstelt, in het midden open en vertoont het laatste Tafereel. 219 TWAALFDE TAFEREEL Het Ontwaken. Het tooneel verplaatst ons in dezelfde hut als in het eerste tafereel, maar alles, de muren, de atmosfeer, lijkt er onvergelijkelijk veel frisscher, vroolijker en gelukkiger, zooals in een sprookje. — Het daglicht dringt vroolijk door alle reten van de gesloten blinden. Rechts, achterin het vertrek, liggen Tyltyl en Mytyl in diepen slaap in hunne bedjes. — De Kat, de Hond en alle Voorwerpen bevinden zich op de plaats, die ze innamen in het eerste tafereel vóór de komst der Fee. Moeder Tyl komt binnen. Moeder Tyl (met opgewekte, maar quasi brommende stem) Opstaan, kleine luiaards, opstaan! Schamen jullie je niet? 't Is al acht uur geslagen, de zon staat al boven het bosch!.... Lieve hemel wat een slaap, wat een slaap! (ze bukt zich over de kinderen heen en kust hen) V^at een roode wangetjes Tyltyl ruikt naar lavendel en Mytyl naar lelietjes van dalen (Geeft hun nogmaals een zoen) 221 Heerlijk toch zulke kinderen!.... Maar ze kunnen toch niet tot twaalf uur blijven slapen.... we mogen geen luiaards van hen maken.... En bovendien heb ik dikwijls hooren zeggen, dat het niet goed is voor de gezondheid.... (Ze schudt Tyltyl zachtjes heen en weer) Kom dan, Tyltyl, kom dan!.... Tyltyl (wakker wordend) Wat?.... Het Licht?.... Waar is ze?.... Neen, neen, ga niet weg.... Moeder Tyl Het Licht?.... Ja natuurlijk is het hier.... Het is er zoo eventjes de tijd voor.... 't Is zoo licht als midden op den dag, hoewel de luiken dicht zijn.... Wacht maar, ik zal ze openzetten.... (Ze doet de blinden open en het verblindende, volle daglicht vult het vertrek) Kijk, daar is het!.... Wat heb je?.... 't Is alsof het licht je verblindt.... Tyltyl (zich de oogen uitwrijvend) Moeder, moeder!.... U is het zelf!.... Moeder Tyl Natuurlijk ben ik het.... Wie zou het anders zijn?.... Tyltyl U is het.... Ja, ja, u is het!.... Moeder Tyl Nu ja, heel natuurlijk Ik heb vannacht toch niet een 222 ander gezicht gekregen Waarom kijk je me toch zoo verbaasd aan? Staat mijn neus misschien scheef? Tyltyl O, wat heerlijk u weer te zien! Het was al zoo lang, lang geleden! Ik moet u dadelijk eens een zoen geven.... En nog een, en nog een! En kijk, 't is mijn eigen bed!.... Ik ben weer thuis! Moeder Tyl Maar kind, wat heb je toch? Droom je nog altijd? Je bent toch niet ziek? Kom, laat je tong eens kijken.... Zoo, sta nu op en kleed je aan.... Tyltyl Och ja! Ik heb mijn nachtgoed aan! Moeder Tyl Zeker Doe nu je broek en je jasje aan, ze liggen daar op den stoel.... Tyltyl Heb ik dan zóó mijn heele reis gedaan? Moeder Tyl Wat voor reis? Tyltyl Wel, die van verleden jaar 223 Moeder Tyl Verleden jaar?.... Tyltyl Ja zeker.... Met Kerstmis toen ik vertrokken ben!.... Moeder Tyl Toen je vertrokken bent?.... Je bent niet uit de kamer weg geweest.... Gisteren avond heb ik je naar bed gebracht en nu van morgen kom ik weer naar je kijken.... Heb je dan zóó gedroomd?.... Tyltyl U begrijpt me niet! Een jaar geleden ben ik toch weggegaan met Mytyl, de Fee, het Licht och, wat is die goed! het Brood, de Suiker, het Water en het Vuur. Ze kibbelden den heelen tijd Was u er niet boos om?... En was u niet al te bedroefd?.... En wat zei Vader.... Ik kon niet weigeren.... Ik heb een briefje achtergelaten om het uit te leggen Moeder Tyl Wat vertel je daar toch? Je bent toch stellig ziek, of je slaapt nog (Ze geeft hem een paar zachte duwtjes) Komaan, word nu wakker Wel, gaat het al beter?.... Tyltyl Maar, Moeder, heusch U zelf slaapt zeker nog 224 Moeder Tyl Ik nog slapen?.... Ik ben al sinds zes uur op.... Ik heb al voor het heele huishouden gezorgd, het vuur weer aangemaakt 8 Tyltyl Maar vraag dan aan Mytyl of het niet waar is.... O, wat hebben we een avonturen gehad! Moeder Tyl Mytyl? Hoe bedoel je dat? Tyltyl Zij was toch ook mee.... We hebben grootvader en grootmoeder weergezien.... Moeder Tyl (steeds meer verbaasd) Grootvader en grootmoeder? Tyltyl Ja, in het Land der Herinneringen.... Het lag op onzen weg.... Ze zijn dood, maar ze maken het goed.. Grootmoeder heeft een lekkere pruimentaart voor ons gemaakt tn verder ook de broertjes, Robert, Jan met zijn tol, Matfdalena en Nelly, Paulien en Riekje Mytyl Riekje kruipt nog.... Dc Blauwe Vogel 15 225 Tyltyl En Paulien heeft nog altijd dat puistje op haar neus.... Mytyl Gisteren avond hebben we u ook gezien. Moeder Tyl Dat is niet erg verwonderlijk, ik heb jullie toch naar bed gebracht. Tyltyl Neen, neen, in den tuin der Genietingen; u was veel mooier, maar u leek tóch op uzelf.... Moeder Tyl De tuin der Genietingen? Daar weet ik niet van.... Tyltyl (kijkt haar aan en geeft haar dan een kus) Ja, u was mooier, maar ik heb u zóó toch liever. .. . Mytyl (geeft haar ook een kus) Ik ook, ik ook!.... Moeder T yl (aangedaan, maar erg ongerust) Mijn God, wat hebben ze toch? Ik zal hen ook nog verliezen, zooals ik de anderen verloren heb! (In plotselin- gen angst, roept ze:) Vader! Vader! Kom toch eens! De kinderen zijn ziek!.... Vader Tyl komt doodkalm binnen met een bijl in zijn hand. 226 Vader Tyl Wat is er aan de hand?.... Tyltyl en Mytyl (loopen verheugd op hun vader toe en kussen hem) Kijk, Vader!.... 't Is Vader zelf!.... Dag, Vader!.. Hebt u druk gewerkt van 't jaar? Vader Tyl He? Wat moet dat?.... Ze zien er heelemaal niet ziek uit; integendeel, heel gezond.... Moeder Tyl (huilerig) Daar kun je niet op aan.... 't Zal net gaan als met de anderen.... Die zagen er ook goed uit, tot het laatst toe; en toen heeft de goede God hen tot zich genomen.... Ik weet niet, wat hun schee.lt.... Ik had ze gisteren rustigjes naar bed gebracht, en nu van morgen bij het wakker worden is alles mis Ze weten niet meer wat ze zeggen; ze spreken van een reis.... Ze hebben het Licht gezien, en grootvader en grootmoeder, die wel dood zijn, maar het toch goed maken.... Tyltyl Maar grootvader heeft nog altijd zijn houten been. Mytyl En grootmoeder haar rheumatiek. 227 Moeder Tyl Nu hoor je het zelf.... Loop gauw naar den dokter!, Vader Tyl Wel neen, wel neen.... Ze gaan nog zoo gauw niet dood.... Kom, we zullen eens kijken. (Er wordt aan de deur geklopt) Binnen! De Buurvrouw komt binnen, een oud vrouwtje, dat lijkt op de Fee uit het eerste bedrijf en op een stokje leunt. De Buurvrouw Goeden dag allemaal en een prettig feest! Tyltyl De Fee Bérylune! De Buurvrouw Ik kom een beetje vuur halen voor mijn feest-eten van vandaag.... 't Is frisch van morgen.... Dag, kinderen, gaat het jullie goed?.... Tyltyl Mevrouw de Fee Bérylune, ik heb den Blauwen Vogel niet gevonden.... De Buurvrouw Wat zegt hij? Moeder Tyl Spreek er me niet van, Juffrouw.... Ze weten niet, wat 228 ze zeggen Zoo zijn ze al sedert ze wakker werden Ze hebben zeker iets gegeten, dat niet goed was De Buurvrouw Nou Tyltyl, zeg eens, herken je Juffr. Berlingot niet, je buurvrouw Berlingot? Tyltyl Wel zeker, Mevrouw U is de Fee Bérylune Is u niet boos op ons?.... De B uurvrouw Béry.... Wat? Tyltyl Bérylune.... De Buurvrouw Berlingot, je bedoelt Berlingot Tyltyl Bérylune, Berlingot, net zooals u wilt, Mevrouw. Maar Mytyl weet wel Moeder Tyl Dat is nog het ergste, dat Mytyl ook al Vader Tyl Nou, nou, dat gaat we! over; ik zal hun eens een paar klappen geven 229 De Buurvrouw Neen, neen, dat is het niet waard. Ik ken dat wel, dat zijn van die droomerijen.... Ze hebben zeker in een straal van de maan liggen slapen.... Mijn dochtertje, dat heel ziek is, is dikwijls zoo.... Moeder Tyl Ja, zeg eens, hoe gaat het met uw dochtertje? De Buurvrouw Dat gaat maar zoo-zoo.... Ze kan niet opstaan.... De dokter zegt, dat het enkel de zenuwen zijn.... Maar onder tusschen weet ik wel iets, dat haar beter zou maken.... Ze vroeg het me van morgen nog voor kerstgeschenk; 't is nou eenmaal zoo'n idee van haar.... Moeder Tyl O ja, ik weet het al, 't is altijd weer de vogel van Tyltyl.. Zeg, Tyltyl, zou je hem haar nou maar niet geven, dat arme kleine ding?.... Tyltyl Wat, Moeder?.... Moeder Tyl Je vogel.... Want wat jou betreft.... Je kijkt er niet eens meer naar.... Zij is er al lang ziek naar).... Tyltyl Gunst ja, mijn vogel.... Waar is die?.... Och, maar 230 daar is de kooi! Mytyl, zie je de kooi wel? Dat is dezelfde, die het Brood gedragen heeft Zeker, zeker, het is écht dezelfde, maar er is nog maar één vogel in Zou hij den anderen hebben opgegeten? Maar kijk toch eens! Hij is blauw! 't Is toch mijn tortelduif, maar veel blauwer dan toen ik wegging! Dit is dus de Blauwe Vogel, dien we gezocht hebben! We zijn zoo ver weg gegaan en hij was hier! Neen maar, dat is kras! Mytyl, zie je den vogel wel? Wat zou het licht wel zeggen?.... Ik zal de kooi er eens afnemen (Hij klimt op een stoel, neemt de kooi van den haak en brengt hem aan de Buurvrouw) Hier is hij, Juffrouw Berlingot Hij is nog wel niet heelemaal blauw, maar dat komt wel, zooals u zien zult Breng hem nu maar gauw aan uw dochtertje De Buurvrouw Neen maar! Heüsch? Geef je hem mij zoo maar, in ééns en voor niets? Mijn God, wat zal ze gelukkig wezen! (Ze geelt Tyltyl een kus) Daar moet ik je eens voor zoenen!. ... En nu ga ik er van door, dadelijk! Tyltyl Ja, ja, ga maar gauw Er zijn er, die van kleur veranderen. ... De Buurvrouw Ik kom jullie straks vertellen wat ze gezegd heeft.... Ze gaat weg. 231 Tyltyl (na nauwkeurig om zich heen te hebben gekeken) Vader en Moeder, wat hebt u toch aan het huis gedaan? 't Is wel hetzelfde, maar 't is veel mooier. Vader Tyl Mooier? Hoe zoo? Tyltyl Ja zeker, alles is geverfd en vernieuwd, alles blinkt, alles ziet er zoo keurig uit.... Verleden jaar was het toch zóó niet.... Vader Tyl Verleden jaar?.... Tyltyl (naar het raam toegaande) En daar heb je het bosch! Wat is het groot en mooi! ... . Net of het heelemaal nieuw is!.... Och, wat voel je je hier gelukkig! (Hij doet den baktrog open) Waar is; het Brood? Nou hoor, ze houden zich erg rustig En kijk, daar is Tylö! Dag Tylö! Tylö! Wel, wel, wat heb je gevochten! Herinner je je nog in het bosch?.. Mytyl En Tylette? Ze herkent me wel, maar ze spreekt niet meer.... Tyltyl Mijnheer Brood (Hij voelt aan zijn voorhoofd) Juist» 232 ik heb den Diamant niet meer! Wie heeft mijn groene hoedje weggenomen? 't Komt er niet op aan, ik heb het niet meer noodig 0, het Vuur! Dat doet goed! Het knettert al lachend om het Water kwaad te maken (Hij loopt naar de pomp) En het Water? Dag Water! Wat zegt het? Het praat nog wel, maar ik versta het niet meer zoo goed.... Mytyl Ik zie de Suiker niet.... Tyltyl Hemeltje wat ben ik gelukkig! Wat ben ik gelukkig! Mytyl Ik ook, ik ook!.... Moeder Tyl Wat loopen ze toch rond te dwarrelen? Vader Tyl Laat ze maar, maak je niet ongerust Ze spelen een spelletje van Geluk. Tyltyl Ik vond het Licht het allerliefste Waar is haar lamp? Mag ik die opsteken? (Opnieuw om zich heen ziende) Och, och, wat is dat allemaal mooi en wat ben ik toch blij. Er wordt aan de deur geklopt. 233 *of&.{ Vader Tyl Binnen! De Buurvrouw komt binnen met een wondermooi kindje, dat de tortelduif van Tyltyl in haar armen klemt-. De Buurvrouw Ziet nu eens wat een wonder!.... Moeder Tyl Niet mogelijk! Kan ze loopen? De Buurvrouw Ze loopt!.... Dat is te zeggen ze holt, ze danst, ze vliegt! ... .Toen ze den vogel zag, is ze zoo maar met één sprong uit haar bed gekomen en naar het raam geloopen om bij het licht te zien, of het waarlijk de vogel van Tyltyl was.... En toen, flap, de straat op, als een engeltje.... Ik heb haar maar net kunnen bijhouden.... Tyltyl (die naderbij komt, verbaasd) O! wat lijkt ze op het Licht!.... Mytyl Ze is veel kleiner.... Tyltyl Zeker!.... Maar ze wordt grooter mettertijd.... De Buurvrouw Wat zeggen ze? Is het nog altijd hetzelfde? 234 Moeder Tyl Het gaat al beter, 't zal wel overgaan.... Als ze ontbeten hebben zal er wel niets meer te merken zijn.... De Buurvrouw (het kindje naar eP|§ Tyltyl toeduwend) Kom, kindje, nu moet je Tyltyl maar eens bedanken.... Tyltyl (wordt plotseling verlegen en gaat een pas achteruit) Moeder Tyl Komaan, Tyltyl, hoe is het nou?.... Ben je bang voor zoon klein meisje? Kom, geef haar een zoen Een flinken kus, kom, van harte Jij, die anders zoo vrijmoedig bent! Kom, nog een! Maar wat heb je toch, 't is heusch of je zult gaan schreien.... Nadat Tyltyl vrij onhandig het meisje gekust heeft, blijft hij een oogenblik voor haar staan, en de twee kinderen kijken elkaar aan zonder iets te zeggen; dan aait Tyltyl het kopje van den vogel. Tyltyl Is hij blauw genoeg? Het kleine meisje Wel zeker, ik ben toch zóó blij.... 235 Tyltyl Ik heb er wel blauwere gezien.... Maar die heel blauwe zie je, die kun je niet vangen, al doe je ook nóg zoo je best... Het kleine meisje Dat doet er niets toe, hij is heel mooi.... Tyltyl Heeft hij al wat gehad? Het kleine meisje Neen, nog niet. .. . Wat krijgt hij te eten?. .. . Tyltyl Van alles, graan, brood, mais, krekels.... Het kleine meisje Hoe doet hij dat, zeg? Tyltyl Met zijn bek. Wacht, ik zal het je eens laten zien Hij wil den vogel uit de handen van het meisje nemen, zij biedt onwillekeurig eenigen weerstand en gebruik makende van hunne aarzelende houding ontkomt de vogel en vliegt weg. Het kleine meisje (met een gil van wanhoop) Moeder!.... Hij is weg!.... Ze barst in snikken uit. 236 Tyltyl 't Is niks.... Schrei maar niet.... Ik zal hem wel weer vangen (Hij treedt vóór op het tooneel en zegt tegen het publiek) Als iemand hem terugvindt, wil hij hem ons dan weer geven?.... Wij hebben hem noodig om later gelukkig te zijn.... HET SCHERM VALT. 237 ia