DE HUIS-CONGREGATIE AD JESUM PER MARIAM §171 mm GEBRS. VAN AELST. MAASTRICHT. DE CANISIUS-CONGREGATIE TE MAASTRICHT EEN HALVE EEUW VAN STRIJDEN - :- EN TRIOMFEEREN -: -: AD JESUM PER MARIAM 1871-1921 CUM PERMISSU SUPERIORUM. AAN HET H. HART VAN JEZUS OORSPRONG EN KRACHT DER OANISIUS-CONGREGATIE. NOS CUM PROLE PIA BENEDICAT VIRGO MARIA AAN ONZE CONGREGANISTEN. I Deze bladzijden zijn op de eerste plaats bestemd als een feestgave voor U. Dit verklaart de keuze der stof en de. wijze der behandeling. Zij voeren U terug naar het grijze verleden van de Congregatie, die gij zoo lief hebt, zij herinneren U de bescherming van Maria en de groote daden Uwer voorgangers, zij doen U weer doorleven de/6ÏÏfit^ogenblikken van Uw eigen Congregatieleven. De gedafhte^wkfiian moge U allen opwekken tot steeds groeiende liefde \^\m Congregatie en tot ijverige vervulling Uwer plichten als\grigreaanist. Maar ook anderen kunneTTaeze bladzijden nuttig en aangenaam zijn.' De Maastrichtenaar leest daarin de geschiedenis van een der grootste Mariacongregaties der wereld, groeiend en bloeiend in zijn Mariastad als bewijs der liefde zijner medeburgérs tot de Sterre der Zee. De Directeur vindt er de practische oplossing van meerdere moeielijkheden in het vervullen zijnet zware taak en tevens opwekking en kracht bij het aanschouwen der vruchten, welke de Mariacongregatie kan voortbrengen. De congreganist put vreugde en rechtmatige fierheid uit de beschouwing der groote vruchtbaarheid zijner dierbare Congregatie. Als bronnen werden benuttigd de Jaarboeken en verschillende stukken uit het archief der Canisius-Congregatie, de Historia Domus, de Litterae annuae, het Diarium en het Consultboek van het Jezuïeten College te Maastricht. Verder verschillende bescheiden door congreganisten verstrekt. Aan hen hartelijk dank. Mogen allen, die deze bladzijden lezen, toenemen in liefde tot Jezus \ goddelijk Hart en Zijne lieve Moeder en dit toonen door daden van ware zelfheiliging en apostolische liefde. Dit geve God. Uw Directeuren, H. v. RUT li, S. J. V. SPAUWEN, S. J. MAASTRICHT, Feest van O. L. Vrouw van den Berg Carmel, 1921. (NÉD.PUILP IMPRIMATUR. Mosae-Trajech, 24 Jul. 1921. H. BEYERSBERGEN, S. J. HOOFDSTUK I. Historisch Overzicht bh Inrichting der Congregatie. I. Congregaties in bef oude Maastricht. Civitas Trajectensis, cïvitas Mariana. De stad van Tricht, stad van Maria. Onder de vele eeretitels, katholiek Maastricht in rlpn loop der eeuwen p-eschonken. te pr misschien niet een. meer dierba ar aan den echten Maastn'rhtp naar rlan Hmo nraMra Maastricht toewijdt aan de Moeder des Heeren: Civitas Traiectensis, civitas Mariana. En met recht kan Maastricht dezen eeretitel voor zich opeischen. „De geschiedenis van Maastricht, schrijft Dr. P. Doppler is ook de historie harer Mariavereering. Wanneer wij in hoofdlijnen hare devotie tot Onze Lieve Vrouw willen schetsen, dienen wij te beginnen met de kapel van Onze Lieve Vrouw aan den oever, Maria ter Luttelre, evenals de oudste elders bekende bedehuizen buiten de wallen der stad gebouwd, gelegen aan de 8 Maas ongeveer ter plaatse der voormalige Augustijnerkerk. Volgens de liefelijke legende zou zij gebouwd zijn omstreeks de tweede eeuw na Christus."1) Maria werd daar aangeroepen "onder den titel van „Stem der Zee" onder welken titel zij ook nu nog vereerd wordt in het wonderbaar beeld, dat volgens de oudste bekende schrijvers reeds ± 1320 werd vervaardigd. Ook in de volgende eeuwen bleef Maastricht trouw aan Maria. Dit getuigen nog haar heerlijke, eerbiedwaardige tempels, hare archieven en stichtingen en haar geheele geschiedenis. En dat ook het tegenwoordig.geslacht haar Lieve Vrouw liefheeft is schitterend gebleken bij het Mariacongres in 1912, het eerste en eenige in Noord-Nederland. Geheel Nederland heeft toen bewonderd Maastricht's liefde en vereering voor Maria. De. oude, trouwe,- hartelijke liefde van Maastricht tot Onze Lieve Vrouwe was oorzaak van den bloei der Maria-congregaties binnen hare muren en werd door die Congregaties wederom bewaard, versterkt en gelouterd. In 1563 kwam P. Leunis voor de eerste maal bijeen met zijn jeugdige leerlingen te Rome rond het beeld der H. Moedermaagd en begon daarmee de Mariacongregatie. In 1575 stichtte P. Coster de eerste Congregatie in Keulen, het duitsche Rome en in 1576 werd onze hoogberoemde landgenoot, leerling van onzen Z. Petrus Canisius en door hem hoog geprezen, Roermonds groote kerkvorst Willem Damasz. Lindanus met den pauselijken Nuntius Graaf Bartholomeus Porcia plechtig in die Congregatie opgenomen.2) Zijn eerbied en liefde voorde Mariacongregatie was zoo groot, dat Z. D. Hoogwaardigheid schreef: „De Mariacongregaties zullen eerst voorgoed reine zeden en wate godsvrucht onder de jeugd doen heerschen en zoo langzamerhand een volkomen hervorming ten goede brengen." Was 't wonder, dat ook in Maastricht met zijn groote Marialiefde het verlangen naar een Congregatie levendig werd? Kardinaal Gerardus van- Groesbeek, Bisschop van Luik, had in 1566 om den voortgang te stuiten van het Calvinisme, dat in Maastricht reeds vele aanhangers telde, aan P. Jacobus Laynez, tweeden Generaal Overste der Sociëteit van Jezus, eenige paters gevraagd. P. Henricus Dionysius werd nu naar Maastricht gezonden, weldra gevolgd door vier anderen. Ondanks het dreigend verzet der Calvinisten bleven zij te Maastricht en werkten daar , met groote vrucht in de verschillende kerken, maar vooral inde Collegialekerk van St. Servatius, waar zij gedurende vier jaren tiij den H. E. Heer Deken de mildste gastvrijheid genoten. 8 Nov. 1) Verslagboek van het Eerste Nederlandsche Mariacongres, 1912. Inleiding. 2) Annalen van het College te Keulen 1576. 9 — 1571 stierf P. Dionysius; hij werd onder algemeene deelneming in de Kjuisheerenkerk begraven. Zijne metgezellen huurden nu een huis en toen zij dat in 1574 hadden gekocht richtten zij er aanstonds een kapel op en begonnen een college. Reeds het volgend jaar echter werden zij door de protestanten verdreven maar in 1580 werden zij door den hertog van Parma, die de stad wederom had heroverd, in huu rechten hersteld. Paus Gregorius XIII, de koning van Spanje en de Magistraat der stad Maastricht begiftigden het college met verschillende goederen, zoodat het tot grooten zegen van Maastricht en omstreken voor een ruim aantal leerlingen kon worden opengesteld en reeds hetzelfde jaar over de 300 studenten telde. >) Een tijdperk van rust en vrede brak aan en maakte het mogelijk ook hier te denken aan de stichting eener Mariacongregatie, wier naam reeds toen over geheel West-Europa was verspreid. Zij kwarri dan ook tot stand in de kapel van het college begin 1584 dus nog voor de kanonieke oprichting der Congregatie door Paus Gregorius XIII in zijn bul „Omnipotentis Dei," 5 Dec. van datzelfde jaar. In den beginne alleen bestemd voor de studenten, vroegen ook andere burgers weldra opname, zoodat er spoedig vier Congregaties bloeiden, waarvan twee' voor de studenten, een voor jonge-en een voor gehuwde mannen. De kapel werd weldra veel te klein en met subsidie van de stad werd in 1606 een aanvang gemaakt met het bouwen van een nieuwe kerk. Deze werd in 1614 onder den titel der H. H. Apostelen Petrus en Paulus door den Coadjutor van den Bisschop van Luik gewijd en hierin werden de Congregaties overgebracht. Heerlijk ontplooide zich nu het Congregatieleven, machtig gesteund door de groote liefde der Maastrichtenaren voor O. L. Vrouw. Vijf en twintig jaar bijna werd er rusteloos gearbeid aan de ontwikkeling der Congregaties, toen een vreeselijke ramp haar trof. Maastricht werd belegerd door de Spanjaarden. Dezen knoopten betrekkingen aan met een burger der stad om haar door verraad te bemachtigen. De poging werd echter ontdekt en, zooals sommigen beweren om zijn eigen leven te redden, beschuldigde de verrader onschuldige priesters en religieuzen bi] de protestantsche bewindvoerders van \het verraad, dat hij zelf wilde plegen. De Rector der Jezuïeten, P. Joannes Baptista Boddens werd met P. Gerardus Pasmans en Broeder Philippus Notting gevangen genomen en op barbaarsche wijze gemarteld, De schrijver van de annalen van het College, waaraan wij deze' .bijzonderheden ontleenen, verklaart dat de folteringen, welke zij ondergingen om hen tot een bekentenis te dwingen, 'die der eerste martelaren in de heidensche tijden evenaarden. Alle drie, 1) Dr. P. Doppler, o. c. - 10 — hoe ook gemarteld en afzonderlijk ondervraagd, bleven hun onschuld volhouden. Toch werden zij ter dood veroordeeld en met P. Se/vatius Vynck van de orde der Franciscanen en den Zeereerw. Heer Tossaint Silvius, in het openbaar terechtgesteld. Op het schavot betuigden zij nog voor de eerbiedig saamgestroomde menigte hun onschuld aan de hun ten laste gelegde misdaad. De overige P.P. Franciscanen en Jezuïeten werden nu uit de stad verbannen, de Jezuïetenkerk werd den franschen Calvinisten toegewezen en de Congregaties misten hun kerk en Directeuren. Vijf en dertig jaren lang duurde deze verbanning, maar O. L. Vrouw waakte over haar Congregaties en zou ze weldra nog heerlijker doen bloeien dan voorheen. In 1673 veroverde de fransche koning Lodewijk XIV Maastricht en herstelde de katholieken ii} al hun rechten. De religieuzen mochten terugkeeren. De Jezuïeten maakten aanstonds van die vrijheid gebruik, kwamen wederom in het bezit van hun kerk en college en begonnen opnieuw de jeugd van Maastricht en omstreken te onderrichten. lederen Zondag preekten zij behalve in hun eigen kerk ook in de Lieve-Vrouwen, terwijl een scholastiek de christenleer verklaarde in de Sint Martinus te Wijk en te Limmel. Aanstonds ook verzamelden zij de trouwe congreganisten en herstelden minstens drie Mariacongregaties evenals vroeger voor de studenten, voor jonge-en voor gehuwde mannen. Voor den bloei dezer Congregaties zorgde O. L. Vrouw zelve op geheel bijzondere wijze. De ons nog allen bekende P. R. Pierik, S.J. verhaalt het ons in de Maandrozen van 1885 en ontleent de bijzonderheden aan de onder eede afgelegde verklaringen gegeven voor de kerkelijke rechtbank, in 1618 ingesteld door Ferdinand van Beijeren, Bisschop van Luik. Op korten afstand van Dinant ligt het dorpje Foy en in de nabijheid daarvan, 8 kilometer van Dinant, het oude kasteel van Celle. De adellijke heer van Celle verkocht in de maand Juni 1609 aan den schipper Innocentius Delimoir een reusachtigen eik van acht voet middellijn. Hij wilde dezen tot planken laten zagen voor het bouweu eener schuit en belaste daarmede een timmerman van Foy, Gilles de Wantin. Weldra bleek echter dat de boom vermolmd was en nu gaf hij last. ze in stukken te zagen voor brandhout. Bij de uitvoering van dit bevel ontdekte Wantin geheel ingegroeid in het binnenste van den eik een klein kapelletje, een kleine holte verborgen achter drie ijzeren staven, waarin verschillende steentjes, de haarvlecht eener vrouw en een klein steenen beeldje der H. Maagd met het Kindje. | Zoodra de vrome heer van Celle deze vondst vernam liet hij het beeldje naar het kasteel brengen plaatste het eerst in een 11 — nieuwe nis, gemaakt in een eikenboom, die stond naast de vorige en vier jaar later, nadat men gepoogd had het beeldje te stelen in de kapel van het kasteel. Daar verwaardigde zich God het beeldje zijner lieve Moeder door tal van wonderbare gebedsverhooringen te verheerlijkentalrijke pelgrims stroomden toe en de vereering werd zoo groot' dat de heer van Celle een nieuwe kapel bouwde als rustplaats voor het beeldje, op de plaats waar vroeger de eerste eik had gestaan. Meer dan 53 wondervolle gebedsverhooringen waren bekend. Daaruit werden dertien uitgekozen, -die nauwkeurig onderzocht en bewezen, door den Prins-Bisschop werden goedkeurd. Deze gelastte zijn Grootvicaris het nieuwe heiligdom in te zegenen en het beeld daarheen over te brengen. Weldra nam de vereering zoo toe, dat O. L. Vrouw van Foy of Foja door geheel België, in Nederland, Oostenrijk, ja zelfs bij de Huronen in Canada werd vereerd. De Jezuïeten van het college van Dinant, die met hun leerlingen aanstonds O. L. Vrouw van Foja, de groote Troosteres der bedrukten, vurig begonnen aan te roepen, lieten uit het hout van den zoogenaamden wondereik meerdere beeldjes vervaardigen en zonden die ter eere van Maria naar verschillende plaatsen. Een daarvan werd geplaatst te Breda en daar zeer innig vereerd. Toen de protestanten in 1637 zich meester maakten van die stad, werd het eers't naar Brussel overgebracht en daarna naar Innsbruck in Tyrol, waar het nog tegenwoordig vooral bij de Congregaties in hooge eere is. Ons land bleef echter niet lang beroofd van die schat" In 1674, dus aanstonds na den terugkeer der Jezuïeten, ontving Maastricht met grooten eerbied een ander beeld uit den wondereik naar het model van het steenen beeldje vervaardigd maar meer dan de helft hooger, ongeveer 60 c.M. Dit beeld werd geplaatst op het Hoogaltaar der kerk. Weldra trok het allen tot zich. Maastricht kwam troost zoeken en vinden bij de Troosteres der bedrukten en versierde de beeltenis met kostbare gaven Spoedig ontving O. L. Vrouw van Foja zelfs een afzonderlijk altaar. De Congregaties vereerden Maria in deze beeltenis op geheel bijzondere wijze en vonden in die vereering groote innerlijke kracht en uitwendigen vooruitgang. Wel werden de paters nog eenmaal in 1678 door de protestanten uit kerk en college verjaagd, maar het beminde beeld bleef ongedeerd en na de terugkomst der Jezuïeten opnieuw met grooten luister omgeven door de Congregatie, wier godsvrucht en naastenliefde door geheel de stad werden erkend. Helaas ook toen mocht de bloei niet-blijvend zijn; de Congregaties werden vernietigd het college verwoest, de kerk ontheiligd. Het was 't jaar 1773 12 P. Winandus Ernon was Rector van het college, waar tien paters, vier scholastieken en vijf broeders hun beste krachten wijdden aan Maastricht, toen door de opheffing der Sociëteit van Jezus geheel dat heerlijk werk ten gronde ging. 23 Oct. 1773 werd de opheffingsbreve voorgelezen en den volgenden dag, 24 Oct., werden het college en de kerk gesloten. De bewoners mochten voorloopig blijven; eerst 15 Sept. 1774 vertrokken zij De oude broeder Philippus de Mats van Yperen, meer dan 50 jaar religieus, Stierf van verdriet en werd onder groote deelneming der Maastrichtenaren 27 Nov. in de St. Nicolaaskerk begraven. Toen werd alles door de regeering verkocht: ornamenten, kerksieraden, huisraad en gebouwen ; de opbrengst werd in de schatkist gestort. Maar het allen zoo dierbare beeld van O. L. Vrouw van Foja was gered. Reeds in 1773 was het, waarschijnlijk uit vrees voor onteering, toevertrouwd aan de zorgen der edele, godvreezende familie Kerens, die het met den grootsten eerbied als een schat voor Maastricht bewaarde in de stormachtige dagen der Fransche Revolutie, meer dan vijf en zeventig jaar lang. In den zomer van 1852 keerden de Jezuïeten naar Maastricht terug en den 8 Aug. 1853, zoo lezen wij in de archieven van het klooster, gaf de Hoogedelgestr. Heer Tilman, Theodoor, Xavier Kerens 'ancien Président 'du Tribunal de lière instance et ancien cohseiller de Régence a Maestricht, het aan de Paters en daarmede aan de vereering der Maastrichtenaren weder. Hij stierf 7 Juni 1854 in den ouderdom van 88 jaren en was dus zeven jaar oud toen ,het beeld in veiligheid werd gebracht. Den 8 Sept. 1884, drie honderd jaar na de kanonieke oprichting der Manacong'regatie door Paus Gregorius XIII, driehonderd jaar ook na de stichting der eerste Congregatie te Maastricht werd, het geplaatst in de tegenwoordige kerk, de eerste die in Nederland werd toegewijd aan het H. Hart van Jezus. Daar bevindt het zich tot op "dit oogenblik, gekroond met de kronen door de oude Maastrichtenaren geschonken, omgeven door votief steenen. De eerste marmeren plaat draagt met gulden letters het opschrift: Onze Lieve Vrouw van Foja, Troosteres der bedrukten, vereerd door onze voorgangers ifi Uwen dienst, geef ons godsvrucht, zegen onzen arbeid, schenk ons mannelijke deugd. Op de tweede plaat luidt het opschrift aldus: De Canisius-Gongregatie aan hare Koningin, Voorspreekster, Moeder Maria, drie eeuwen na oprichting der eerste Congregatie te Maastricht, 1584—1884. Geschaard om dit beeld doen nog heden de leden der Mannen-Congregatie hun eerste plechtige Opdracht. 0. li. Vrouw uan Foja, Patrones der Mannsn-CongregafiBs. 14 II. De oprichting der Canisius-Congregafie. Aanstonds na de terugkomst der Jezuïeten, werd het werk der Congregaties, eenmaal zoo bloeiend in Maastricht, opnieuw door hen ter hand genomen. De Weleerw. Heer Hoho, kapelaan der St. Servaas had eenigen tijd voor de terugkomst der paters den grondslag gelegd voor de thans zoo bloeiende Congregatie der leerlingen van het Gymnasium en de H. B. S. Hij vereenigde verschillende jongelingen en gaf hun op bepaalde tijden een onderrichting in de kapel der Eerw. Broeders op de Beijaart. De ijverige priester verzocht aanstonds de paters deze vereeniging om te zetten in een echte Mariacongregatie. Dit geschiedde in 1853. Fr. de Wit, Schol. S.J. werd met de zorg der Congregatiebelast. Decongreganisten kwamen iederen Zondag in de kapel bijeen en 8 Dec. 1854 werd deze Congregatie geaggregeerd aan de Prima Primaria. Zij was de eerste Mariacongregatie opgericht in de kapel der Jezuïeten. De liefde dezer jongelingen voor Maria en haar Congregatie was zoo groot, dat zij ook op rijperen leeftijd trouw bleven aan het Congregatievaan en zich vereenigden in een Congregatie voor volwassenen, de tegenwoordige Heeren-Congregatie. Weldra verrezen nu verschillende andere Congregaties, zoodat in het jaar 1870 reeds zeven aan de leiding der paters waren toevertrouwd. Ondertusschen waren dezen begonnen met den bouw eener kerk. De kapel bleek veel te klein voor de godsvrucht der geloovigen en in den zomer van . 1870 was de kerk zoover gevorderd, dat zij weldra kon worden gewijd. Zij zou worden toegewijd aan het goddelijk Hart van Jezus onder aanroeping van den H. Aloysius. De Maastrichtsche paters, trouw aan de eervolle taak door het goddelijk Hart zelve aan de Sociëteit van Jezus opgedragen, hadden reeds in de kleine kapel het goddelijk Hart vereerd. Een novene ter voorbereiding tot het feest was echter nog niet gehouden. Daarmede werd dit jaar dus nog voor de voltooiing der kerk, in de kapel een aanvang gemaakt. Woensdag, 15 Juni 1870, 's daags voor H. Sacramentsdag werd deze novene geopend. De toenmalige Rector P. Tilmanus Stokvis, hield gedurende negen dagen een korte preek voor de H. Mis van 6 uur. Met innige dankbaarheid moeten de leden der Canisius-Congregatie deze novene blijven gedenken: Zij werd de oorzaak van de stichting hunner heerlijke Congregatie. Het vroege morgenuur was natuurlijk uiterst geschikt voor de talrijke werklieden, welke Maastricht telde. Het schijnt dat velen hunner de oefeningen meemaakten en dat het vurig woord van den grooten ijveraar voor de vereering van Jezus Hart, P. Stokvis, hen bezielde met 15 een heilig verlangen om deze devotie uit te breiden vooral onder hun medearbeiders. Immers wat geschiedde? Geheel uit eigen beweging, zelfs zonder dat een der paters het vermoedde, namen enkelen hunner, met name Jacobus Schors en Lambertus Lahaye een prachtig besluit: Zij, eenvoudige arbeiders, wilden de eersten zijn van Nederland om het goddelijk Hart te huldigen in zijn eigen kerk. Zij wilden die eerste kerk van het H. Hart haar voornaamste sieraad schenken het beeld van het H. Hart zelf. De edelmoedigheid is zoo dikwijls een gave Gods aan hen die het minst met tijdelijke goederen gezegend zijn. Zoo ook hier. De minst kapitaalkrachtigen brachten het geld bijeen voor het eerste beeld in de eerste kerk 'van Jezus H. Hart. Zij spraken er over met hun medewerklieden, wekten hen op en besloten iederen loondag iets van hun verdienste af te zonderen. Met grooten ijver werd dit plan uiigevoerd. Oude congreganisten verhalen, hoe zij, met een stukje papier en een potlood rond gingen om namen op te teekenen van hen, die zij-Overhaalden tot medewerking. Toen alles gelukte, verschillende werklieden zich aansloten en men zekerheid had te zullen slagen, maakten zij, September 1870, het plan bekend aan de paters en vroegen hen het reeds verzamelde geld voorloopig te bewaren. Zij spraken naar het schijnt met den lateren Directeur, toen nog scholastiek, P. Lotharius Jans en verzochten tevens, dat het hun zou worden toegestaan bij dat beeld godsdienstoefeningen te houden onder leiding van een pater. Ongeveer 70 man boden zich daartoe aan. De ijver nam nog toe na de inwijding der nieuwe kerk door Z. D. H. Mgr. Walter Steins Bisschop, 3 Nov. 1870. Diep getroffen door zooveel-godsvrucht werd het verzoek overgebracht aan den Rector, die 2 Jan. 1871, de zaak besprak met eenige paters. Allen waren het eens, de zaak moest doorgaan. Aanstonds werd nu toestemming gevraagd aan den Hoogeerw. Pater Provinciaal. Z. H. Eerw. opperde twee moeielijkheden: 1°. of dit nieuwe werk bij al den geestelijken arbeid, dien men reeds op zich had genomen, de studies niet zou benadeelen; 2°. of de nieuw op te richten vereeniging geen afbreuk zou doen aan de bestaande H. Familie in de Sint Mathias. Na rijp beraad meenden de paters, dat wat de eerste moeielijkheid betrof P. Joannes Bapiista van Meurs, lector in de Kerkelijke Geschiedenis, zonder groot nadeel voor de studies dit belangrijk werk zou kunnen ondernemen als — en hiermede was tevens antwoord gegeven op de tweede bedenking §4 Z. D. H. Mgr. Paradis, Bisschop van Roermond, van meening was, dat aan het verzoek der werklieden gehoor moest worden gegeven. Tevens werd besloten in dat geval een Mariacongregatie op te — 16 — richten, terwijl eerst nog gedacht was aan den kring van den H. Franciscus Xaverius (Xaverianen). , De werklieden gingen ondertusschen voort met het inzamelen hunner giften en het maken van propaganda. Hun aantal nam steeds toe. Monseigneur, met het verlangen der mannen bekend gemaakt, wikte en woog. 24 April 1871 begaf P. Rector, vergezeld van P. van Gestel, zich persoonlijk naar Z, D. Hoogwaardigheid en reeds 26 April kwam niet alleen de toestemming maar tevens de verzekering, dat Z. D. Hoogwaardigheid het verlangen der werklieden van ganscher harte toejuichte en de nieuwe vereeniging onder zijn vaderlijke bescherming nam. gfc Nu werd niet getalmd en den volgenden dag, Donderdag 27 April 1871, feest van den Z. Petrus Canisius, verzamelde Pater J. B. van Meurs 's avonds 8 uur 140 mannen voor de eerste maal rond het beètd der Moedermaagd. Aanstonds werd nu besloten een Mannen-Congregatie op te richten, maar tevens overeenkomstig de bedoeling der oprichters, daarin de devotie tot het goddelijk Hart op bijzondere wijze te bevorderen. , Daarom werden de volgende punten vastgesteld:- 1. Deze vereeniging stelt zich, behalve de gewone doeleinden van elke Mariacongregatie, bijzonder ten doel: het H. Hart van onzen lieven Verlosser te eeren en na te volgen. 2 Zij wördt opgericht voor mannen en jongelingen van de werkende klasse en met de Hoofdcongregatie te Rome vereenigd. 3. Zij draagt den titel van het H. Hart van Jezus, Hoofdvoorwerp der vereeniging, en van Maria's Zuivering. 4 Zij heeft verder tot patroon den Zaligen Petrus Canisius, die ons dierbaar is als Nederlander, als toonbeeld der devotie van Jezus H. Hart en van de H. Maagd. en als stichter der Mannen-Congregaties te Ingolstadt en Freiburg. 5 Men vergadert alle weken, Donderdags 's avonds ten acht ure, in de kerk van het H. Hart en volgt daarbij de gewone gebruiken en orde der andere Congregaties met een bijzondere oefening ten eere van Jezus' H. Hart. .,*..• 6. Het gewone hanüboekje der Congregatie wordt gebruikt met zijn gebeden, gezangen en regelen volgens de oude Romeinsche bepalingen. Bijzondere gebeden en gezangen kunnen er later aan toegevoegd worden. 7 Bij de opdragt volgens den gewonen Romeinschen vorm, ontvangt men de medaille, die bij iedere vergadering wordt gedragen. Vorm en opschrift der medaille zal later worden bepaald. 8 De leden nemen zich bijzonder voor door het veelvuldig gebruik der H. H. Sacramenten en de behartiging hunner plichten 1) Annalen der Canisius-Congregatie. . — 17 — tri vereeniging met het goddelijk Hart den lieven Verlosser voldoening en eerherstel te geven en mede te werken tot alles wat kan dienen om het goddelijk Hart te doen kennen en beminnen. De Canisius-Congregatie was dus feitelijk opgericht en zij bleef haar opzet getrouw. Alleen de titel werd veranderd. Als Mana-Congregatie moest haar hoofdtitel een Mariafeest zijn of een naam, waaronder de H. Maagd wordt aangeroepen. De Titel van het H. Hart verviel dus, zooals blijkt uit een manuscript van P. Jos. Jennissen, een harer Directeuren. Tot titelfeest werd gekozen Mana's Zuivering zoo schreef P. Jennissen, , omdat in dit geheim de beide harten van Jezus en Maria op den voorgrond treden als handelend en offerend voor de verlossing der menschen." Het zaadje, hier geplant groeide uit tot een heerlijken boom, in wiens schaduw duizenden het heil gevonden hebben. Zij vonden Maria en met haar Jezus: Per Mariam ad Jesum. Hun voornemen getrouw vierden de congreganisten met grooten luister de novene ter eere van het H. Hart. Het beeld voor hunne spaarpenningen gekocht prijkte gedurende de novene in heerlijken feestdos boven het hoogaltaar en werd daarna ter vereering voor de geloovigen, achter in de kerk geplaatst en later vervangen door het marmeren beeld, waarvan wij hiervoor de afbeelding gaven. Dit staat nog daar en trekt vele vereerders Zondag na het feest van het H. Hart, 18 Juni 1871, tevens herdenkingsdag van het zilveren feest des Pausen, had de eerste algemeene H. Communie plaats, die geregeld elke twee maanden werd herhaald. Een voorloopig bestuur was gekozen, waarvan Jacobus Schors prefekt was. 24 Sept. had de eerste plechtige Opdracht plaats, en werd door de eerste vijf leden: Jacobus Schors, Lambertus Lahaye, Everardus Dassen, Leonardus Matthieu de Vreede en Jacobus Rijnnenberg, de aansluiting met de Hoofdcongregatie aangevraagd. Deze werd toegestaan op het 3e Eeuwfeest van den slag bij Lepante, den eersten Zondag van October, 1 Oct. 1871. st,Wp 30 Nov. had de tweede Opdracht plaats en koos de Congregatie een medaille. Het was dezelfde, welke in de MannenCongregatie van Aken wordt gebruikt. Aan de eene zijde draagt zij de beeltenis der H. Maagd met het Kindje en het randschrift: „Pulchra ut luna, electa ut sol," schoon als de maan, uitgelezen als de zon. (Hooglied VI, 9). Aan de andere zijde de beeltenis van den tweeden Patroon omgeven door de woorden: B. Petrus Canisius, S. J., fratrum amator qui multum orat pro populo," de beminnaar zijner broeders die veel bidt voor zijn volk (II Mach. XV, 14). Iets later werd ook een handboekje ingevoerd. In de beide opdrachten waren samen 88 mannen tot leden aangenomen daarenboven telde de Congregatie nog verschillende aspiranten. — 18 - III. Uitbreiding. De grondslagen waren gelegd en onder Gods milden zegen begon de Canisius-Congregatie haar zegenrijken arbeid. Hoezeer de Congregatie-idee wortel schoot m de zielen der Maastrichtsche arbeiders dier dagen, bewijst wel de groote uitbreiding en bloei der Canisius-Congregatie. Deze dankt zij naast God, Zijne lieve Moeder en Canisius, aan den vungen ijver van haar eerste leden en vooral van haar eersten Directeur Pater Joannes Baptista van Meurs S.J. Geboren te Amsterdam, 20 Aug 1828, trad deze 24 Sept. 1846 in de Sociëteit van Jezus en werd 15 Sept. 1855 priester gewijd. God had hem begiftigd met groote gaven. Zijn welslagen als grondlegger en eerste Directeur der Mannen-Congregatie van Maastricht dankte hij vooral aan zijn vurige liefde tot God en Zijn H. Moeder, zijn brandenden ijver voor het heil der zielen, zijn zelfopofferende liefde voor „zijne Mannen", zijn organisatorisch talent en zijn mannelijke welsprekendheid. Hij was volksredenaar in de beste beteekenis van dat dikwijls misbruikte woord. Hij kende de psychologie van het volk met al zijn groote, edelmoedige neigingen, met zijn gebreken ook, en hij had dat volk lief. Niets was hém te veel voor zijn Congregatie en op dikwijls geheel eigenaardige, maar altijd pakkende wijze wist hij haar te leiden. Nooit heeft hij zijn Congregatie vergeten. Toen hij in 1884 door zijn Oversten naar Rome werd geroepen om daar als Archivaris der Sociëteit werkzaam te zijn, bleef hij haar immer gedenken en steunen. In Nederland teruggekeerd en te Exaeten bij Baaksem (L.) geplaatst, bezocht hij haar voortdurend, preekte dan voor zijn congreganisten en stond hare Directeuren met raad en daa"d bij. Zijn aandenken blijft in Maastricht nog steeds in zegening. Met grooten ijver begon men nu de Congregatie te organiseeren en uit te breiden. Geheel de stad werd verdeeld in zeven wijken. Aan 't hoofd van ieder stond een Wijkmeester; iedere wijk had haar eigen beschermheilige. De aspiranten stroomden, toe, maar met groote zorg werd gewaakt voor het gehalte. Niemand werd als aspirant toegelaten zonder behoorlijk onderzoek. Dit geschiedde door de wijkmeesters zelve. Zij kende hun volk dikwijls nog beter dan de Directeur. Toch bleef volgens den Regel der Mariacongregatie de eindbeslissing bij dezen, maar hij oordeelde slechts na overleg met zijn bestuur. Eenmaal als aspirant aangenomen, moest ieder den voorgeschreven proeftijd volbrengen en in alles aan de verplichtingen van den Regel voldoen. De toevloed van degelijke kandidaten was echter in den beginne zoo groot, dat men besloot vijt Opdrachten te houden: 28 Jan., 20 April, 3 Juni, 15 Aug. en 17 Nov. In Oct. had de eerste regelmatige bestuursverkiezing plaats. - 19 — De voorloopige- prefekt werd herkozen en het bestuur saamgesteld als volgt: Mathys Schoenmakers, Raadslid. Hendrik Miesen, Portier. Ludovicus Bemelmans, „ Petrus Willems, Marqueur. Joannes Kerkhofs, „ Petrus Vinke, Voorlezer. Leon. Math. de Vreede, Thesaurier. Joan Verhagen, Voorbidder. Leonardus Martin. Wijkmeester. Joan. Petrus, Boones, Organist Hendrik Verhoog, 1 Hendrik de Vreede, Koster. „ Besloten werd de vrijwillig aangenomen contributie van 2 L cent per week te handhaven, maar in de Congregatie zelf niet te collecteeren. Het stichtend voorbeeld der congreganisten, hun flinke plichtsvervulling en hun broederlijke liefde dwongen eerbied en genegenheid af door geheel de stad. Vooral bleek hun liefde bij ziekte en dood der medeleden. Reeds 3 April 1872 stierf de eerste congreganist, Martinus Timmermans. Vrijdag 5 April werd hij begraven en meer dan 60 congreganisten begeleidden zijn stoffelijk overschot naar de kerk en van daar naar de ver verwijderde begraafplaats. Deze treffende gewoonte bleef langen tijd in stand en de liefde aan de overledenen bewezen trok velen tot de Congregatie. Toen met de groote vermeerdering der leden ook de sterfgevallen toenamen, werd het onmogelijk iederen overledene de laatste eer te bewijzen. De goede gewoonte werd in 1886 onderbroken, doch later weer hervat in een afzonderlijke daartoe opgerichte sectie, zooals wij ter zijner plaatse zullen zien. Naast de goede voorbeelden der congreganisten was ook hun ijverige propaganda oorzaak dat er voortdurend nieuwe aspiranten toestroomden en de Congregatie eind 1872 reeds 288 flinke leden telde. Het zou ons te ver voeren hier de jaarlijksche toename aan te geven; genoeg zij het te melden dat de Congregatie in 1883 ondanks de vele sterfgevallen in de 12'/2 jaar van haar bestaan, ondanks de strenge tucht, waarmede het bestuur ieder, die zich minderwaardig toonde of de Congregatieoefeningen zonder .wettige reden verzuimde, onverbiddelijk verwijderde, reeds 678 leden telde. Dit jaar, Zondag 23 Sept. 1883, werd de Berchmans-Compagnie opgericht, waardoor het aantal congreganisten weldra nog sterk toenam. Het is geen afzonderlijke Congregatie maar een afdeeling van de Canisius-Congregatie. Haar naam ontleent zij aan den jeugdigen heiligen Joannes Jacobus Schors, Pref. Joseph Nijs, Wijkmeester. Joannes Colembo, Wijkmeester. Hub. Bemelmans, „ Corn. Hub. Verhagen, „ Petrus de Smits, „ Lamb. Lahaye, Vaandeldrager. Joan Tijssenraad, Secr. Hub. van Beers, Raadslid. Ant. Pieters, ' I . Joan Jos. Spronke, le. Ass Joannes Hofman, 2e. — 20 — Berchmans S.J. van Diest, eenmaal prefekt der JongelingenCongregatie van Mechelen. Tot leden konden toetreden jonge werklieden van 12—16 jaar, vooral de kinderen der congreganisten. Gods rijke zegen rustte zichtbaar op de Congregatie. Door de machtige bescherming van Maria en de voorbede van Canisius ging zij voortdurend vooruit in gehalte en ledental. Dit ging echter niet zonder strijd. Als alle werken Gods, zoo had ook de Canisius-Congregatie het voorrecht iets te mogen dragen van het kruis van haar goddelijken Meester.' Dit lijden begon reeds in 1874 en het was te zwaarder, omdat het voortkwam van haar eigen kinderen. P. Jennissen teekent onder de „Datums en feiten", door hem uitgegeven bij het zilveren jubilee der Congregatie, onder 1874 aan: „Jaar van beproeving, strijd en blijde uitkomst". Wat was er geschied? De vijand van alle goeds had onkruid gezaaid tusschen de tarwe. Eenigen der eerste ijveraars hadden den waren geest verloren en niet tevreden zich zeiven ongelukkig te maken wilden zij ook anderen verleiden en meesleepen. Hier moest krachtig worden ingegrepen. Directeur en bestuur besloten eenstemmig de hoofdschuldigen te verwijderen, den opruiers het lidmaatschap te ontzeggen om aldus het gehalte der Congregatie hoog te houden en de zwakken te redden. Een kleine aanhang trok met hen mee. De jaarboeken der Congregatie teekenen hierbij aan: „Bij enkelen is het bepaald onwil geweest. Maar bij het meerendeel was het verflauwing van den geest; zij beminden niet meer, wat zij eerst liefhadden." Zij gingen heen en ver-- f dwenen. De Congregatie ging voort en bloeide. Hun beloften ontrouw stierven zij buiten de Congregatie; hunne namen staan niet opgeteekend in het Doodenboek der Congregatie en zijn vergeten. Het aantal der geschrapten bedroeg 52, waarvan 8 behoorden tot de eerste en 6 tot de tweede opdracht van het stichtingsjaar 1871,^25 waren van het2e, 11 van het 3e en 2 van het 4e jaar. Verschillenden hadden echter wettige redenen voor hun heengaan. Nieuwe moeilijkheden verrezen begin 1876, gelukkig van minder onaangenamen aard. In een bijvoegsel van het reglement der H. Familie werd op 6 Februari bepaald; Art. 24. „Ieder lid, dat zonder verlof van den Directeur, zich aansluit bij andere vereenigingen, die hetzelfde doel hebben, kan niet meer als lid der H. Familie worden beschouwd." Art. 25. „Leden van andere vereenigingen, dié iedere week vergaderen, kunnen niet als leden in de H. Familie worden toegelaten." Beide voorschriften zijn zonder twijfel zeer redelijk en naar het ons nu voorkomt, zelfs zeer gewenscht. Het nieuwe dezer verordeningen en de nadruk, welke er op werd gelegd, bracht — 21 — echter onrust in vele gemoederen. P. v. Meurs raadpleegde daarom Z. D. Hoogwaardigheid Mgr. Paradis. Monseigneur had daarop een onderhoud met den toenmaligen Directeur der H. Familie en de zaak was weldra naar aller genoegen geschikt en' beide vereenigingen werkten sindsdien in broederlijke liefde voor haar edel doel. Ondertusschen nam het ledenaantal steeds toe. De Congregatie omvatte weldra geheel de stad en had zelfs verschillende leden uit de onmiddellijke omgeving. Bij de 10 wijken welke zij in 1873 omvatte werden het volgende jaar 2 nieuwe gevoegd en in 1877 nog 1 zoodat het aantal klom tot 13. Iedere wijk had haar eigen patroon. Dit aantal wisselde nu en dan; het hoogste aantal vinden wij in 1881; het bedroeg toen 24. Later werd de stad op een andere wijze ingedeeld, de wijken vergroot en het aantal teruggebracht op 12. 6 u aa het 121/2 Jarig bestaan der Congregatie, 27 Oct. 1883 hadden er 54 opdrachten plaats gehad, waarin 1422 leden waren aangenomen. Daarvan waren 90 als trouwe congreganisten overleden; het aantal leden bedroeg 678. Behalve de vele aspiranten die voor de opdracht waren verwijderd, ontbraken nog 654* Velen daarvan waren naar elders vertrokken, meerderen overgegaan in andere Congregaties of door wettige redenen verhinderd hun Congregatiephchten te vervullen. Het meerendeel echter was door de strenge tucht, welke in de Congregatie heerschte, van de lijst verwijderd, veelal omdat zij hun Congregatieplichten niet trouw vervulden, enkelen ook om onwaardig gedrag. Zoo werd het gehalte hoog gehouden en de ware Congregatiegeest bewaard. In 1891 werden in de drie toen bestaande parochies van Maastricht patronaten opgericht, terwijl in Wijk de Congregatie der jongelingen werd gesplitst in een kleine en een groote Congregatie. Deze zeer gelukkige feiten dreigden een oogenblik den bloei der Canisius-Congregatie te belemmeren, vooral daar de patronaten begonnen op hetzelfde uur, waarop de BerchmansCompagnie bijeenkwam. De jongens werden aanstonds na hun Communie, toen met groote plechtigheid gehouden als zij ongeveer elf jaar waren, ingeschreven in de patronaten De jongens kozen begrijpelijkerwijze, spel en ontspanning boven gebed en onderrichting, de Berchmans-Compagnie leed gevaar en daarmee werd op den duur tevens de Congregatie der volwassenen bedreigd in haar bloei. Vele jongens verschenen niet meer. Maar dit gevaar werd nog hetzelfde jaar bezworen; het uur der bijeenkomst werd verzet, de zelateurs werkten ijverig de gehuwde congreganisten brachten hunne kinderen mee en voor het einde van 1891 hadden 143 flinke jongens hun opdracht in — 22 • de Berchmans-Compagnie gedaan, terwijl verschillende aspiranten zich daartoe voorbereidden. In 1895, het jaar van voorbereiding tot het zilveren jubilee der Congregatie wilde het bestuur geen nieuwe leden aannemen. Alleen opengevallen plaatsen zouden worden bezet en geheel het jaar besteed aan de vervolmaking der oude leden. Toch telde de Congregatie 1 Jan. 1896, het jubeljaar, 1098 leden, waarvan 878 tot de eerste afdeeling en 220 tot de tweede behoorden. Er werden echter niet meer dan 1000 nummers voor de eerste afdeeling uitgegeven; voor de tweede afdeeling was geen maximumgrens bepaald; er werd echter een derde afdeeling opgericht. Deze bestond uit hen, die om bepaalde, goedgekeurde redenen de Congregatie moeielijk konden bezoeken. Op de eerste plaats werden daarin geplaatst trouwe congreganisten, die ofschoon met hart en ziel aan de Congregatie gehecht, deze door ouderdom voortdurende ziekelijkheid of door hun verblijf in gestichten niet' of bijna niet meer konden bijwonen. Vervolgens werden daarin opgenomen de congreganisten, die hun woonplaats elders vestigden, daarvan behoorlijk hadden kennis gegeven en met de Congregatie vereenigd wenschten te blijven. De eerste jaren na het jubelfeest waren vol ernstige gevaren en strijd. Het socialisme begon met feilen ijver te werken in Maastricht. Vele katholieke werklieden lieten zich min of meer beïnvloeden, waaronder ook congreganisten. Thans begon in ernst de zware strijd, welke de Canisius-Congregatie sinds dien tijd vooral, voortdurend heeft gestreden. Wie na herhaalde vermaningen doof bleef voor de stem van Directeur en bestuur werd onverbiddelijk verwijderd. Nog grooter werd het gevaar • toen vele overigens zeer goede katholieke werklieden, een zgn. neutrale vereeniging vormden, waarvan men het verderfelijke toen minder goed inzag dan thans. Met groote kracht en vastberadenheid, maar tevens vol tact en liefde, trad de Directeur, P Jos. Jennissen S.J. hiertegen op en ofschoon de uitwendige bloei en groei der Congregatie leed onder den strijd, mocht hij toch de voldoening, smaken bij zijn aftreden 1353 congreganisten aan zijn opvolger te kunnen toevertrouwen. Wij geven thans nog slechts eenige getallen. Bij het veertigjarig bestaan der Congregatie, 27 April 1911, telde zij 1689 leden. Dit was 1 Jan. 1916, bij het 9de lustrum, gestegen tot 1875 en dit jaar, het gouden jubeljaar, zal zij met Gods hulp de 1900 bereiken, verdeeld over de drie bovengenoemde afdeelingen En dit groote aantal werd bereikt ondanks de ernstige eischen aan de aspiranten gesteld en de billijke gestrengheid waarmede ieder congreganist, die de oefeningen verzuimt of zich minderwaardig gedraagt, onverbiddelijk uit de Congre- — 23 — gatie wordt verwijderd. Hoe zwaar deze onaangename taak Directeur en bestuur moge vallen, nooit wordt zij verzuimd: wie na herhaalde aanmaningen en smeekingen onwillig blijft wordt geschrapt. In de ' laatste jaren bedraagt het aantal' ieder jaar aldus verwijderden over de honderd; eens steeg het tot 151. En dit ondanks het strenge onderzoek bij de toelating. Velen der verwijderden zijn echter nog aspiranten. Hoogstens de helft van hen, die als aspirant intreden wordt toegelaten tot de opdracht. In de vijftig jaren van haar bestaan deden in de Canisius-Congregatie de opdracht 6074, waarvan 678 als congreganist overleden. IV. Organisatie en Bestuur. De organisatie en leiding van zulk een vereeniging kan natuurlijk groote moeilijkheden bieden. Toch wordt in een Congregatie als deze die moeilijkheid terugbracht tot een minimum. De toestand is langzamerhand „gegroeid", de vereeniging is geleidelijk toegenomen. Daarbij is de organisatie der Mariacongregatie, in haar Regel voorgeschreven, voortreffelijk. Een redenaar noemt haar zelfs „een meesterstukje van sociaal-politieke bouwkunst" Het is de organisatie der Kerk, de organisatie ook van een leger in tijd van oorlog. Zij heeft de kracht en lenigheid van een strijdend leger en moet die hebben. Immers de Mariacongregatie is een leger en altijd door vijanden omringd. Toch mist zij de starre hardheid, de ijzeren discipline van bet leger. Haar gezag berust op eigen keuze. Ven den beginne af, nu 350 jaar geleden heerscht in de Mariacongregatie algemeen kiesrecht en gelijkheid van allen. Ieder kan niet alleen zelf kiezen, maar ook gekozen worden tot de hoogste ambten. Zoo worden de dragers van het gezag niet van bovenaf opgedrongen of opgelegd, maar het bestuur komt voort uit, wortelt in en wordt gekozen door de menigte. Toch is het één en krachtig. Immers de Directeur kan, waar het noodig is, met volle gezag optreden. Als door de Kerk over deze zuiver godsdienstige vereeniging wettig aangesteld bestuurder, berust bij hem ten slotte alle macht, als opperbevelhebber van het leger kan hij, als dit noodig is, zelf bevelen geven, ofschoon hij volgens zijn grondwet, den „Regel" dit niet doet zonder den raad en instemming van zijn bestuur. Zulk een bestuur werd ook aanstonds ingesteld in de Canisius Congregatie. October 1871 had de eerste regelmatige bestuursverkiezing plaats gelijk wij boven zagen. Het bestond uit een prefekt, twee assistenten, een secretaris en zes raadsleden. De wijkmeesters behoorden, evenals de andere waardigheidsbekleders, niet tot den raad. Ieder jaar trad het bestuur af, volgens den — 24 — Regel, maar was terstond herkiesbaar. Uit geheel de Congregatie en namens haar werd door de aftredende raadsleden een voordracht gemaakt van vijf congreganisten. De leden zelf kozen hieruit den prefekt en de twee assistenten. De beiden overgeblevenen waren de eerste raadsleden. Dit bestuur, onder leiding van den Directeur vergaderd, koos zijn eigen secretaris en de andere raadsleden. De raad benoemde dan de overige officianten als en in zoover verandering noodig of nuttig was. Deze methode is uitstekend gebleken en nog altijd in gebruik, alleen bestaat de voordracht tegenwoordig slechts uit drie personen, waaruit de prefekt, de le en 2e assistent worden gekozen. De wijkmeesters, wier getal met de uitbreiding der Congregatie steeds toenam, vergaderden afzonderlijk met den Directeur. Zij deden geregeld huisbezoek, inden de contributie en waren belast met de bijzondere zorg der hun toevertrouwde.wijk. De contributie bleef, gelijk wij boven zagen, eerst bepaald op 2V2 cent per week, welk bedrag reeds vroeger vóór de oprichting door de eerste ij veraars was vastgesteld als minimum bijdrage voor den aankoop van het beeld van het H. Hart. Den 3en Mei 1885 werd zij op de helft teruggebracht, 5 cent per maand. Daar na den oorlog de waarde van het geld met meer dan de helft was verminderd, werd October 1919, de contributie weer vastgesteld op het oorspronkelijk bedrag, 10 ct. per maand. De gelden mochten alleen worden besteed voor den eeredienst en de benoodigheden der Congregatie. Zieken, werkloozen en de jongens der Berchmans-Compagnie werden vrijgesteld van contributie. Ieder congreganist ontving eenmaal bij zijn intrede boekje en insigne, bij zijn opdracht plaat, medaille en lint en iedere maand het congreganistenblad kosteloos. Bij 't overlijden van een congreganist werden aanstonds twee H. Missen voor zijn zielerust gelezen. Toen men in 1886 door de vermeerdering der sterfgevallen gedwongen werd de gewoonte, om een overledene met geheel de Congregatie grafwaarts te leiden, af te schaffen, werd daaraan een derde H. Mis toegevoegd, op een Zondag te lezen in tegenwoordigheid van alle congreganisten, die de H. Communie voor den overledene opdragen. Dit alles geschiedt nog heden. De Congregatie vergaderde in den beginne iederen Donderdagavond 8 uur. Reeds 28 Juli 1874 werd echter besloten voortaan iederen Woensdag bijeen te komen op hetzelfde uur. Thans na invoering van den verkorten arbeidstijd geschiedt dit te 7.30, nog altijd 's- Woensdags. Dezelfde wijze van bestuur geheel overeenkomstig den Regel, is in hoofdzaak onveranderd gebleven. Kleine verbeteringen werden echter aangebracht. Het aantal wijkmeesters wös in 1881 geklommen tot 24. Dit aantal werd ingekrompen. In 1885 werd oud-Maastricht en de onmiddellijke 25 — omgeving verdeeld in 12 wijken. Aan het hoofd van iedere wijk werd een zelateur gesteld en deze was tevens raadsl d. De oude, afzonderlijke post van raadslid was daardoor overbodig, zoodat de raadwerdsamengestelduitden Prefekt,den len en 2en Assistent, den Secretaris en de 12 zelateurs-raadsleden. Als buitengewoon raadslid werd bovendien aangenomende directeur van het zangkoor. Een der assistenten was aspiranten-meester. Door de groote uitbreiding zijn thans 3 wijken onderverdeeld, zoodat het aantal zelateurs-raadsleden is geklommen tot 15. Dit bestuur vergaderde en vergadert nog minstens iedere maand na het innen der contributie, welke nog altijd den 2en Zondag der maand wordt opgehaald. Tegenwoordig worden deze vergaderingen geregeld den volgenden Maandagavond gehouden. Om de taak van dit bestuur mogelijk te maken is noodig j zorgvuldige administratie. Daarvoor zijn, behalve het groote album der Congregatie, waarin al de leden bij hun opdracht volgens tijdsorde worden opgeteekend, noodig vijf registers. Ie. Zoodra een aspirant na aanneming een vast nummer ontvangt wordt zijn naam ingeschreven in het eerste register. Dit is volgens de drie afdeelingen der Congregatie verdeeld in drie gedeelten en geordend volgens het nummer. 2e. Daarna wordt hij .ingevoegd in het kaartregister. Dit is alphabetisch gerangschikt, terwijl iedere wijk haar eigen kleur heeft. De kaart bevat, behalve den naam, het nummer der wijk, het adres en het Congregatie nummer van den betrokkene en bij de jongens tevens het geboorte jaar Ook dit register is volgens de drie afdeelingen der Congregatie in 3 vakken verdeeld. 3e. Bovendien is noodig een wijkregister, waarin wederom alle leden en aspiranten zijn opgeteekend. Dat bestaat uit twee boeken met uitneembare bladen en is gerangschikt volgëns de wijken, straten en huisnummers. 4e. Verder 'is natuurlijk de presentielijst onontbeerlijk. De leden der le. en 2e. afdeeling staan hierin naar hun volgnummer gerangschikt. De aanwezigheid zoowel bij de gewone Congregatie-oefeningen als bij de H. Mis der Alg. Communie wordt streng gecontroleerd. Alle congreganisten der le. Afdeeling zijn verplicht bij het binnenkomen der Congregatie-kerk hun nummer op de daarvoor bestemde borden te noteeren. Vaste plaatsen kunnen niet worden gegeven om het groote aantal en omdat velen door hun arbeid in ploegen slechts eens per 14 dagen, enkelen zelfs slechts eens per 3 weken aanwezig kunnen zijn. De leden der Berchmans-Compagnie, die sinds lang afzonderlijk, tegenwoordig 's Maandag 's avonds, vergaderen en in den regel allen kunnen komen, hebben vaste plaatsen. Zijn zij zonder voorkennis en wettige reden afwezig dan worden aanstonds de ouders gewaar- — 26 — schuwd; eveneens wanneer zij niet verschijnen in de H. Mis der Algem. Communie. De leden der le. Afdeeling worden iedere maand door de zelateur van hun wijk opmerkzaam gemaakt op voorkomend verzuim zonder kennisgeving. 5. Een laatste register is dat der Zelateurs-raadsleden. Hierin staan alle congreganisten, die niet tijdelijk of voor altijd elders verblijven, opgeteekend. Iedere zelateur heeft de namen der leden van zijn wijk, volgens straat en huisnummer gerangschikt in een eigen boekje. Elke maand wordt daarin achter den naam der leden van de le. Afdeeling aangegeven of en hoedikwijls hij zonder wettige reden en voorafgaande kennisgeving heeft verzuimd. Eindelijk bestaan er nog verschillende gedeeltelijke registers voor de secties, in zoover dit noodig is. Op deze wijze is het bestuur in staat geheel de Congregatie gemakkelijk te overzien en te leiden. De taak van het bestuur vereischt veel zorg en toewijding. Noodig is op de eerste plaats een groote liefde tot God, Zijne H. Moeder en den naaste. Vervolgens gezond verstand, onpartijdigheid, mannelijke ernst, groote ijver en zelfopoffering. Gelukkig heeft de Canisius-Congregatie zich bijna voortdurend in het bezit van zulk een bestuur mogen vefheugen. De raadsvergaderingen geschieden altijd volgens vaste agenda. Voor de gewone vergaderingen is zij vastgesteld in 1885 en deze wordt nog bijna ongewijzigd gevolgd. 1. Gebed. 2. Tellen en afdragen der contributie. 3. Inlevering der briefjes met de verhuizingen van congreganisten. Deze moeten zorgvuldig worden bijgehouden in alle registers. 4. Opgeven der zieken. 5. Verslag over den toestand der wijken in zooverre noodig en van belang voor geheel de vergadering. 6. Bijzondere raadszaken, feesten enz. 7. Rondvraag. 9. Gebed. Vervolgens moet de raad oordeelen over de aspiranten, die opname hebben verzocht. Het eindbesluit berust bij den Directeur, die echter niet beslist dan na den Raad en vooral den zelateur van het stadsgedeelte, waarin de aspirant woont, te hebben gehoord. 27 De voorwaarden zijn: 1. Goed, godsdienstig en zedelijk gedrag. 2. Bereidwilligheid om alle congregatieplichten te onderhouden. 3. ' Vast werk. In een bijzondere raadsvergadering wordt gewoonlijk beslist over het toelaten der aspiranten tot de opdracht. De lijst van hen die minstens twee maanden (voor de jongens minstens drie) aspirant zijn wordt nauwkeurig nagegaan. Alleen zij, die in hun aspirantentijd geregeld aan alle verplichtingen hebben voldaan en ook in het gewone leven zich waardig hebben gedragen, worden toegelaten. Eindelijk moet de Raad zich uitspreken over het wegzenden van leden of aspiranten. Vooral ten opzichte der leden, die zich in hun opdracht voor geheel hun leven hebben verbonden, wordt groote omzichtigheid in acht genomen. Twee zaken vooral worden bijzonder in overweging genomen: le Het belang der geheele Congregatie, 2e het zielenheil van den betrokken persoon. Een dringende vermaning gaat altijd het ontslag vooraf. Somtijds wordt hij ter verantwoording geroepen voor den Directeur, den prefekt en de assistenten. Is oogenblikkelijke verwijdering voor het heil der Congregatie niet noodzakelijk dan wordt verschillende malen door schriftelijke en mondelinge aansporingen gepoogd den schuldige tot verbetering te brengen. Geeischt wordt zekerheid omtrent het ten laste gelegde feit. Bij minder ernstige vergrijpen tegen den Regel wordt tot redding van den betrokkene ook schorsing toegepast. . vDe aspiranten worden gemakkelijker ontslagen. Toonen zij geen aanleg degelijke congreganisten te worden, dan wordt hun opdracht een half jaar uitgesteld. Helpt dit niet dan worden zij geschrapt. Redenen van ontslag zijn alle ernstige of voortdurende vergrijpen tegen den Regel als b.v.: 1. Herhaald ongewettigd verzuim van het bezoeken der oefeningen. 2. Onwaardig gedrag. 3. Openbare ergernis door dronkenschap, twist, enz. 4. Het lidmaatschap van door de Kerk afgekeurde vereenigingen, coöperaties, clubs, enz. 5. Het abonnement op anti-godsdienstige bladen, tijdschriften, enz. 6. Het dikwijls bezoeken van gevaarlijke ontspanningsgelegenheden, enz. Tot de taak van het bestuur der Canisius-Congregatie heeft ook altijd behoord de zórg voor de orde en stichting bij de godsdienstige oefeningen. Dit is in een zoo talrijke Congregatie bijzonder noodig en ook dit gedeelte hunner taak hebben de 28 bestuursleden immer met bijzondere voorliefde vervuld. Niet alleen bidden prefekt en voorbidders flink en met mannelijke godsvrucht de voorgeschreven gebeden; geheel het bestuur is werkzaam. Eenigen vervullen den gewichtigen post van portier en letten op de controle, anderen waken op bepaalde plaatsen door geheel de kerk verspreid voor orde en stichting, leiden de talrijke schare zonder eenige verwarring of gedrang ter H. Tafel, allen werken mee tot den eerbied in Gods Huis. Nog gewichtiger misschien is de taak van het bestuur buiten de kerk en vergaderzaal. Van den beginne af heeft de Canisius-Congregatie er naar gestreefd één groote Mariafamilie te i zijn. De eerste directeur, P. v. Meurs, was een ware vader voor al de zijnen en zijn opvolgers hebben altijd getracht dit voorbeeld te volgen. De Directeur is de groote vertrouwensman van geheel de Congregatie, tot wien ieder voortdurend toegang heeft. In dit gewichtig ambt wordt hij bijgestaan door het bestuur. Minstens eens per maand worden alle leden onzer vereeniging zonder uitzondering door een bestuurslid aan huis bezocht. En niet alleen innen zij de contributie, deelen het maandschrift en bijzondere programma's uit, maar zij spreken hen toe, wekken hen op, informeeren naar den toestand, deelen in lief en leed. Ieder zelateur ontvangt elke maand de aanteekeningen van het verzuim van al zijne leden, is verplicht hen daarover te onderhouden en moeteen waakzaam oog houden over de hem toevertrouwde wijk. '0f^i Zoo is het door Gods goedheid en de bescherming der H. Maagd gelukt gedurende vijftig jaren in deze Congregatie, den waren geest te bewaren. Wel heerschen ook hier nog vele, zeer vele tekortkomingen, maar met Gods hulp tracht men door den ijver van het bestuur en den goeden wil der congreganisten deze steeds meer en meer te verminderen en te doen verdwijnen. De oprichtereneersteDirecteurderCongregatieP.J.B,v.Meurs bestuurde haar van 1871 tot 1884. Doorzijn oversten naar Rome geroepen werd hij opgevolgd door P. L. Jans, die door ziekte gedwongen reeds in September 1888 moest aftreden en weinige maanden later overleed. Hij werd opgevolgd door P. W. Schweitz 1888— 1890. Deze vertrok na twee jaar als missionaris naar Oost-Indië. Het volgend tijdperk 1890—1905 stond aan het hoofd der Congregatie P. Jos. Jennissen. De lange duur van zijn bestuur gaven hem gelegenheid zijn groote talenten en zijn nog grootere liefde voor de Congregatie, tot volle uiting te brengen. Zeer veel heeft hij gedaan voor zijn Congregatie. Hij leefl nog voort in de dankbare herinnering der zijnen. Uitgeput door arbeid en jaren moest hij" in 1905, slechts enkele jaren voor zijn dood, aftreden 30 en werd opgevolgd door den tegenwoordigen Directeur P. H. v. Ruth. De steeds grootere uitbreiding der Congregatie en de daaraan verbonden werkzaamheden maakten hulp dringend noodig. Op herhaald verzoek van het bestuur werd deze eindelijk geschonken. Woensdag. 18 Sept. 1918, werd geïnstalleerd als medehelper van den Directeur de Oud-Directeur der Mannen-congregatie te Amsterdam, P. J. Kersten. Begaafd met groote talenten en liefde voor dit werk, werd hij met geestdrift door de congreganisten ontvangen. Helaas zijn arbeid, die zooveel beloofde, werd plotseling afgebroken. Na een kortstondige ziekte stierf hij reeds in den nacht van 16 op 17 Nov. 1918. Een opvolger liet zich lang wachten, eindelijk, Sept. 1919, werd plechtig geinstalleerd de tegenwoordige mede-directeur der Canisius-Congregatie, de oud-leider der Rotterdamsche Propaganda-club „Sancta Maria" P. Vict. Spauwen. De Congregatie had in de vijftig jaren van haar bestaan de volgende prefekten, volgens den Regel en het gebruik der Congregatie ieder jaar gekozen of herkozen: Jac. Schors, 1871—1873; Joan. Schram, 1873—1875'; Corn. Verhagen, 1874—1876; Joan. Wilmis, 1876—1877; Hub. Hanssen, 1877—1902; Willem-Laplooi 1902—heden. TWEEDE HOOFDSTUK. Werking der Congregatie. Hef nastreven der leuensvolmaaRfheid. Groot eh heerlijk zijn de vruchten, welke Gods goedheid door zijne lieve Moeder in de vijftig jaren van haar bestaan aan de Congregatie heeft geschonken. Duizenden heeft God door haar gevormd „tot mannen van Zijn Hart" zooals het Jubellied zingt, mannen van rotsvast geloof en innige godsvrucht, ware apostelen door gebed, woord, voorbeeld en daad. In honderden gezinnen heeft zij de ware, echte, diepe levensvreugde geplant of ontwikkeld, de vreugde, welke alleen gevonden wordt in mannelijke vroomheid en stoere plichtsbetrachting. Zij heeft in de Maastrichtsche mannen- en jongelingenwereld een groote, vaste kern gevormd, waarop de Kerk van Maastricht kan vertrouwen en vertrouwt als op een hechten steun. Ontelbaar velen bracht zij volgens hare roeping „per Mariam ad Jesum", door Maria tot Jezus. — 31 — Het doel der Canisius-Congregatie was dat van elke Mariacongregatie: door een teedere godsvrucht tot Maria hare leden vormen tot ware navolgers dier hemelsche Moeder, tot vol.maakte christenen, die er zich op toeleggen zich in hun staat te heiligen, hunne omgeving beter, dus gelukkiger te maken en de Kerk van Jezus Christus tegen de aanvallen harer vijanden te verdedigen. Beginselvaste katholieken wilde zij vormen, die in een grondige kennis van hun heiligen godsdienst moed en kracht putten om dien godsdienst te beleven, liefde en ijver ook om anderen in hun geluk te doen deelen. En dit alles door en met Maria, als het hooge ideaal van volmaaktheid en apostolische liefde. Dit tweevoudig Congregatie-doel heeft zij van den beginne af scherp in 't oog gevat en nooit vergeten. Hiervan zullen wij het eerste, de zelfheiliging, in dit hoofdstuk nader beschouwen. De Canisius-Congregatie had een zeer gelukkig begin; hare grondleggers waren mannen van diepe godsvrucht en degelijk karakter. Opgewekt door de eerste novene hier ter stede ter eere van het goddelijk Hart gehouden, kwamen zij zonder eenige inmenging of zelfs voorkennis der geestelijkheid bijeen en begonnen met een offer. Iedere goede daad veredelt hem, die haar verricht. Uit eigen beweging, niet" in een bevlieging van enthousiasme, dat dikwijls zoo spoedig bekoelt, niet bewogen door vurige woorden of persoonlijke redenen, maar enkel en alleen door godsvrucht en liefde tot het H. Hart, kwamen zij bijeen, werkten in stilte maanden lang door en vroegen toen zelf om leiding ten einde betere navolgers te worden van Jezus Hart. Dit onbewust verlangen naar meerdere volmaaktheid maakte hen bij uitstek geschikte aspiranten voor een nieuw te stichten Mariacongregatie. Daarbij was de keuze van den eersten Directeur bijzonder gelukkig. P. v. Meurs had een grooten, breeden en bovenal practischen blik op het' leven. Hij wilde zijn leden vormen tot iets grooters en hoogers, hen maken tot mannen, die hun godsdienst in praktijk brachten in het dagelijksch leven, in huisgezin en werkplaats, bij ontspanning en plicht. Altijd pakkend in zijn voordrachten, die rijk doorweven waren met beelden, uit het gewone leven gegrepen, wekte hij hen voortdurend op, maar waakte tevens over de naleving zijner lessen. En hij bleef waken, ook toen hij reeds lang van zijn mannen was gescheiden. In eeri brief gedateerd „St. Bartholemeusdag '94 schreef hij aan P. Jennissen: „Alleen door waakzaamheid van alle kanten blijft zij (de Congregatie) behouden, al moet ook de directeur als een echte schaapshond blaffen, en soms bijten waar onraad is, en altijd om de schapen heen en weer loopen. De goede Herder boven moet hem maar streelen." — 32 — Hij kende al de zijnen, zocht hen op in werkplaats en huisgezin-en hoorde hij dat een der zijnen zich thuis of elders minder stichtend gedroeg, dan overviel hij hem, trad plotseling te voorschijn en onderhield zijn niet zeer aangenaam verrasten volgeling op passende wijze. Soms zeide hij enkel: „Zoo, zoo! En is dat nu een van mijne congreganisten!" Van den beginne af werden de verschillende hulpmiddelen, welke de Regel aangeeft om den waren geest in te prenten en te versterken, met groote zorg toegepast. Daarbij werd gebruik gemaakt van de bijzondere omstandigheden, welke aanleiding gaven tot het ontstaan dezer Congregatie en tot heden toe wordt op dezelfde wijze gewerkt. Dit zal duidelijk blijken uit de afzonderlijke behandeling der voornaamste middelen. I. De Opdracht. Grondslag van geheel het Congregatieleven is de opdracht van zich zelf, geheel vrijwillig en onvoorwaardelijk gedaan aan Maria. Het is een plechtig en publiek aangegaan contract van dienstbaarheid aan de Moeder des Heeren, met den congreganist in Maria's naam gesloten door den wettig door het kerkelijk gezag aangestelden Directeur. De eerstelingen werden-met bijzondere zorg tot deze groote daad voorbereid. Ofschoon zij reeds, toen zij 27 April 1871 voor de eerste maal in de kerk samenkwamen, bijna een jaar zich hadden vereenigd en wekelijks hun offer hadden gebracht, werden er nog zes maanden besteed aan hun vorming, vóór de eersten tot de opdracht werden toegelaten. Met groote plechtigheid werd en wordt deze gehouden. Nadat de aspiranten gedurende den proeftijd al hun verplichtingen geregeld hebben vervuld en in de volle raadsvergadering voor ieder hunner afzonderlijk de toestemming is verkregen, wordt hun in de voorbereidende oefeningen doel en wezen der Congregatie zorgvuldig uitgelegd. Ieder aspirant ontvangt een afzonderlijk Regelboekje. De voorschriften, vooral van den leefregel der Mariacongregatie (Tit. VI), worden hun met zorg verklaard, zoodat ieder nauwkeurig weet, welke verplichtingen hij op zich neemt. Zelfs wordt niet vergeten het voorschrift van § 33 over de dagelijksche meditatie. De Congregatie heeft daarvoor een kort schema laten vervaardigen, dat op eenvoudige, bevattelijke wijze wordt uitgelegd en vooral toegepast op de voorbereiding tot de H. Communie. Het veelvuldig communiceeren en het trouw bijwonen van alle oefeningen, wordt dringend aanbevolen. Nadrukkelijk wordt hun gewezen - op de verplichtingen, welke zij aangaan in tegenwoordigheid van het — 33 — hemelhof en hunne medeleden, geheel hun leven in te richten naar Maria's voorbeeld en altijd en overal als ware congreganisten te leven. Nog wordt hun uitgelegd, dat zij niet alleen taaar eigen volmaaktheid moeten streven, maar tevens apostelen moeten zijn en strijders van Christus, en dat volgens den Regel der Mariacongregatie. Ernstig wordt hun voorgehouden, dat het hier niet gaat om een schoone plechtigheid, een treffende maar zinledige praalvertooning, maar om een grootsche daad, een plechtige verbintenis voor geheel het leven. Hoe ernstig dit wórdt opgenomen blijkt wel hieruit, dat bijna bij iedere opdracht enkelen zich terugtrekken of verklaren, dat zij deze verplichtingen niet op zich durven nemen. Vervolgens worden de aspiranten gewezen op het voorschrift van den Regel een algemeene biecht te spreken en zoo geheel te breken met 'het verleden en den volgenden dag, gereinigd door den vollen aflaat aan de opdracht verbonden, een nieuw, hooger, reiner leven te beginnen. De dag der opdracht zelve moet voor de congreganisten onvergetelijk zijn. Hiervoor werd gezorgd van de eerste oprichting af. Tegenwoordig- geschiedt zij tweemaal per jaar op het Canisius-feest, eind April, en op het Titelfeest, den 3en Zondag van October, en sinds veertig jaar geregeld op de volgende wijze: De Congregatiekerk wordt met de eigen sieraden der Congregatie geheel in feestdos getooid. In den vroegen morgen naderen de congreganisten in dichte drommen en vullen geheel de kerk, waarin zij alleen toegang hebben. Onder de feestelijke gezangen van het Congregatiekoor naderen mannen en jongelingen in onafzienbare rijen door het middelpad, ingetogen en in de volmaakste orde de. Communiebank, waar de beide Directeuren gedurende een half' uur de H. Communie uitreiken, en keeren op een gegeven teeken door de zijpaden in aanbidding naar hun plaatsen terug. Een vurig dankgebed door den Directeur uit aller naam luide gebeden, de aflaatgebeden van den prefekt en een lied door allen gezongen sluit deze eerste plechtigheid. Een plechtige Hoogmis, wederom door het Congregatiekoor uitgevoerd en uitsluitend toegankelijk voor congreganisten en familieleden vereenigt hen dien dag ten tweede male in het kerkgebouw, 's Namiddags vóór het plechtig lof en de feestpreek heeft de opdracht plaats. In tegenwoordigheid van ouders, echtgenooten, kinderen en familieleden wordt nogmaals kort en krachtig de beteekenis der plechtigheid verklaard en worden den aspiranten volgens den Romeinschen opdrachtsvorm publiek de vragen gesteld, waardoor zij zich voor geheel het leven verbinden. Met luider stem antwoorden allen. Gewoonlijk leest dan een uit hun — 34 — midden de geloofsbelijdenis voor van het Concilie van Trente, waarna achtereenvolgens allen voor het altaar treden om op het H. Evangelie den eed van trouw aan het Geloof te zweren. Met grooten nadruk wordt hun verklaard hoe zij zich hier doof een plechtigen eed nogmaals verbinden het H. Geloof ongerept te bewaren en dus alles moeten vermijden, wat daarmede in strijd of daarvoor gevaarlijk is, vooral het lidmaatschap van verboden vereenigingen, ongeloovige of de Kerk vijandige gezelschappen en verkeeringen, slechte bladen of geschriften. Deze plechtigheid grijpt de mannen in de ziel: zij weten zoo goed, wat die eed in onzen tijd beteekent Het is gebeurd, dat een ongelukkige, verleid en afgedwaald, op zijn sterfbed den Directeur liet roepen, hem als'vertegenwoordiger der Kerk en der Congregatie ootmoedig om vergiffenis vroeg voor het schenden van zijn eed en verklaarde, niet rustig te kunnen sterven voor hij dien eed had hernieuwd. Een geheel bijzondere, voor zoover wij weten aan deze Congregatie uitsluitend eigene afwijking van de gewone wijze van opdracht, treedt hierin. Gedachtig den oorsprong der Congregatie en het voornemen der eerste oprichters getrouw, wijden de aspiranten zich hierna eerst door een plechtige akte aan het H. Hart van Jezus. Eerst dan volgt de gewone toewijding aan Maria en aan den Zal. Petrus Canisius en de verdere plechtigheden der opdracht. Als Congregatieplaat ontvangen zij ook een beeltenis van het goddelijk Hart. Door deze plechtige opdracht van geheel zich zeiven geheiligd en gesterkt beginnen zij hun Congregatieleven, vast besloten trotïw te blijven tot^den dood. t De uereering wan 3ezus Harf en Zijn H. Sacrament. Aan Jezus Hart dankt de CanisiusCongregatie haar ontstaan en eersten bloei; tot dat goddelijk Hart gaat ook haar groote liefde uit. Om dit goddelijk Hart te behagen en te naderen stichtten de eerstelingen juist een-Mariacongregatie, omdat de groote en zekere weg tot Jezus Maria is. Hoe de vereering van het goddelijk Hart aanleiding was tot het stichten der Congregatie is boven reeds gebleken. Zij koos tot titel „het H. Hart van Jezus, Hoofdvoorwerp der vereeniging" zooals haar eerstelingen het uitdrukken, en slechts - 35 — toen dit onvereenigbaar bleek met een Mariacongregatie werd wel deze titel veranderd, maar toch uitdrukkelijk bepaald dat, deze vereeniging behalve de gewone doeleinden van iedere Congregatie bijzonder beoogt hei H. Hart van onzen lieven Verlosser te eeren en na te volgen" Deze opzet is God zij dank nooit vergeten en doelbewust heeft de Congregatie altijd de vereering van Jezus' Hart trouw zelf beoefend en bij anderen bevorderd. Immers de eerste penningen der jeugdige vereeniging werden, nog voor zij aan de Prima-Primaria was geaggregeerd, besteed tot aankoop van het eerste beeld van het H. Hart in de eerste kerk in Nederland aan dat Hart gewijd en gedurende de eerste novene ter voorbereiding tot het feest van Jezus Hart, daar gehouden, prijkte het. door niivere liefde versierd, hnno- hnupn hfi Hoogaltaar en wekte alle geloovigen op tot eerherstel en dankbaarheid. Maar die vereering moest voortduren, die liefde groeien, en daarom werd dit beeld op een passende plaats bij den ingang der kerk opgesteld, waar ieder, die binnenkwam of uitging het kon begroeten en geheel den dag door de trouwe vereerders het konden vinden en gemakkelijk bereiken. Toen dit eerste houten beeld in 1877 door het kostbaar marmeren beeld, dat daar nog prijkt, werd vervangen was het weer de Werklieden-Congregatie, die f 200 bijdroeg tot den aankoop. Bij zijn intrede wijdt ieder lid zich het eerst aan het goddelijk Hart en eerst daarna wendt hij zich tot Maria, om van haar de kracht te ontvangen die toewijding uit te voeren. Zijn leven heeft van dat oogenblik slechts één doel: door Maria tot Jezus te naderen. Dit vraagt hij ook aan den Z. Canisius, zijn Patroon en Beschermer. De eerste algemeene H. Communie der Congregatie had plaats 18 Juni 1871, den feestdag van het H. Hart. Nauwelijks was Oct. 1872, het eerste bestuur gekozen, of dit besloot uit dankbaarheid voortaan een votieflamp te branden voor hel Allerheiligste. Neergeknield voor het Altaar legden 1 Jan 1873 in naam der Congregatie de prefekt en zijne assistenten de belofte af dit licht voortdurend te onderhouden en wijdden tevens geheel de Congregatie in een voor deze gelegenheid afzonderlijk opgestelde akte aan het H. Hart. Deze toewijding en belofte worden nog altijd ieder jaar hernieuwd. Maar de vurige verlangens der congreganisten waren daarmede niet bevredigd. Steeds zochten zii gelegenheden om hun •mannelijke liefde tot Jezus Hart te toonen. Een heerlijke plechtigheid gaf daaraan nieuwe uiting. Op 20 Juni van dat jaar 1873, — 36 — feest van het H. Hart, traden 's avonds in het plechtig lof, na een vurige preek van Pater Blanca, de Directeuren, prefekten en assistenten van acht Congregaties naar het Hoogaltaar. Met brandende kaarsen geknield rondom het Allerheiligste werden zij allen met de Congregaties, welke zij vertegenwoordigden, toegewijd aan het goddelijk Hart. Overal waar de belangen van deze godsvrucht werden bevorderd, was de Congregatie op haar post. In 1874 werd een gift gezonden naar Parijs voor de Basiliek op Montmartre. Begin September vertrok een bedevaart naar Paray-le-Monial en het graf der H. Margaretha Maria. Daar zouden door de pelgrims ook de in het vaderland achtergeblevenen worden toegewijd aan het H. Hart. Maastricht schonk een vaandel met het opschrift: „Limburgum-Trajectum" om daar te worden geplaatst. De Congregatie gaf bovendien als symbool harer genegenheid een zilveren hart. Op den eersten Vrijdag dier maand kwamen de leden bijeen in de kerk, om in vereeniging met de bedevaartgangers het H. Hart te vereeren. Nauwelijks was de Congregatie voorgoed gevestigd of- zij ' verzocht reeds in 1871 en corps te worden opgenomen in het Apostolaat des Gebeds Deze hooge gunst werd welwillend toegestaan. P. Rud. Pierik, door het bestuur van het Genootschap daartoe gemachtigd, nam haar in haar geheel op en welzoo.dat men door intrede in de Canisius-Congregatie ook lid wordt van het Apostolaat. Het Album der Congregatie dient tevens als Register van het Apostolaat. Bij de wijzigingen der Statuten behield de Congregatie hare voorrechten, zoodat ook nu nog ieder lid der Canisius-Congregatie tevens lid is van het Apostolaat en deelt in alle voorrechten, gunsten en aflaten aan deze heerlijke vereeniging verleend of nog te verleenen. Van toen af begon men in de gewone oefeningen de lezing te houden uit „De Maandrozen", hét toenmalig tijdschrift van het Apostolaat, terwijl nu nog geheel het bestuur het tegenwoordige maandschrift „DeHeraut" van de Congregatie ontvangt. De intentie der maand wordt nog altijd iedere maand bekend gemaakt en uitgelegd. Het jubeljaar van het H. Hart 1875, werd met grooten ijver gevierd. Na de gewone toewijding op den eersten Zondag van het jaar ontvingen de congreganisten een medaille van het H. Hart; het feest werd 21 Juni en den daaropvolgenden Zondag luisterrijk gevierd en het Zangkoor bracht een hulde aan het goddelijk Hart. Rijke zegeningen had het Hart van den Meester uitgestort over de zijnen en toen dan ook Oct. 1876 het eerste lustrum der Congregatie dankbaar werd herdacht, richtten zich ailer ge- — 37 - dachten op den goddelijken Beschermheer en werd bij Zijn beeld een marmeren gedenksteen geplaatst met het opschrift: TEN DANK 1871—1876 B. P. C. C. Later schonk de Congregatie nog verschillende gedenksteenen voor dit beeld. Geheel het leven der Congregatie was als saamgeweven met die vereering; zij beheerschte haar groei en ontwikkeling. Telkens wisten de congreganisten nieuwe middelen te vinden om den ijver te prikkelen. De eerste Congregatie-oefening van iedere maand werd gewijd aan de belangen van het H. Hart. 6 Jan. 1878 na de installatie van het nieuw bestuur, dat al zijn werkzaamheden stelde onder de goddelijke bescherming, groepeerde zich de eerste en oudste sectie der Congregatie, het flinke Zangkoor, opgericht in 1873, om de Communiebank en beloofde, bij monde van zijn directeur, den heer Chr. Franssen, alle krachten enkel te wijden aan dé opluistering der godsdienstige plechtigheden. De zangers verplichtten zich geen lid te worden' van wereldsche zangverenigingen, maar alleen te werken ter eere van het H. Hart. Nog een andere treffende uiting der liefde van de congreganisten tot het H. Hart kenmerkte dezen dag. Na de zangers traden de zelateurs der verschillende wijken voor het altaar. Daar werd door loting iedere wijk een maand toegewezen en door de zelateurs de belofte afgelegd, .dat zij met hunne leden gedurende de ieder toegewezen maand „iets bijzonders zouden doen, om aldus op een buitengewone wijze in hunne en andere harten de liefde tot Jezus op te wekken en door plichtsbetrachting en godsvrucht Hem te behagen." Aan de vrije keuze van iedere afdeeling werd overgelaten te bepalen, op welke wijze zij hunne maand zouden vieren. Een bijzondere H. Communie voor alle leden der afdeeling stond op ieders program. Verder kwamen zij iederen Zondag gezamenlijk bijeen in de kerk van het H. Hart om, ieder op eigen wijze het goddelijk Hart te vereeren. Eenige afdeelingen baden gezamenlijk, anderen hielden de oefening van den Kruisweg, allen gaven milde offers ter verlichting of versiering van het beeld. Later toen de afdeelingen talrijker waren had de loting tweemaal plaats: eind Juni en eind December. Iedere wijk werd aldus tweemaal in het jaar een Zondag toegewezen, zoodat alle Zondagen waarop geen algemeene oefeningen voor geheel de Congregatie plaats hadden, waren verdeeld. Geheel de wijk met den zelateur aan het hoofd woonde dien Zondag de H. Mis van 9 uur bij. Zij zaten bijeen op daarvoor aangewezen plaatsen. Toen het aantal der wijken op 12 werd teruggebracht kwamen — 38 — allen achtereenvolgens op een eersten Zondag der maand. Het Allerheiligste werd uitgesteld, het koor der Congregatie zong gedurende de H. Mis, welke door de misdienaars der Congregatie werd gediend. Dit laatste geschiedt nog tegenwoordig. Zoo vormde geheel de Congregatie een vrijwillige Eerewacht van het H. Sacrament. Deze werd in 1881 omgezet in een sectie met bijzondere regels en oefeningen. Zij bestaat nog heden en volgt trouw haar oorspronkelijk plan. De feestdag van het H. Hart en de daaraan voorafgaande novene werd en wordt nog altijd met grooten ijver gevierd. Na dit feest in het jaar 1887 richtten meerdere congreganisten zich tot den Directeur en verzochten hem een bijzondere viering vast te stellen voor den len Vrijdag. Natuurlijk voldeed deze aan hun vroom verlangen; er werd besloten eiken eersten Vrijdag in den zomer te 5 en in den winter te 5'/2 ure een H. Mistelezen voor de congreganisten. Zij konden daaronder tot de H. Communie naderen, het koor verhoogde de godsvrucht door gezangen en na de H. Mis bad de prefekt de litanie voor van het H. Hart. Ook voor deze oefening, later eenigen tijd in onbruik geraakt, bestaat thans een tweede Eucharistische sectie, de Communiebond. Deze begon met iederen eersten Vrijdag ook in den winter te 5 uur 's morgens bijeen te komen voor de H. Mis en algemeene H. Communie. In 1920 bij de invoering van den verkorten werktijd is deze gesteld op 6.15. Op het feest van het H. Hart wordt vóór deze H. Mis het Allerheiligste uitgesteld, het zangkoor luistert de plechtigheid op, de misdienaars der Congregatie dienen, terwijl alle congreganisten worden uitgenoodigd haar bij te wonen. Met de devotie tot het H. Hart hangt de vereering van het H. Sacrament innig samen. Dit begreep de Canisius-Congregatie, gelijk wij reeds herhaalde malen zagen. Een innige, diepe liefde tot den levenden God onzer Altaren bezielde steeds de congreganisten. En deze liefde wilde en moest zich uiten in daden. In 1875 reeds besloot de Congregatie gedurende de uitstelling van het Allerheiligste in de Vastenavonddagen Zondag en Maandag een uur aanbidding te houden. Enkelen verzochten aan den Directeur eiken Woensdagavond bij den ingang der kerk een bus te mogen plaatsen om van de offers, daarin gestort, het H. Sacrament met een zee van licht te omgeven. In 1883 bood de Eerewacht zich aan om gedurende de drie aanbiddingsdagen telkens met acht man geheel den dag door, voor de Communiebank neergeknield, te waken bij het H. Sacrament. Op WittenDonderdagavond komt geheel de Congregatie samen om het laatste uur, vóór het H. Sacrament wordt weggesloten, bij den goddelijken Meester door te brengen. Bij de novene tot eerherstel — 39 — ieder jaar gehouden bij de Eerw. Zusier Reparatrices heeft de Congregatie sinds 1909 haar aanbiddingsavond. Dit alles wordt nog steeds onderhouden. Om het waardig bijwonen van het aanbiddelijk Sacrificie der Mis te bevorderen voerde de Congregatie onder goedkeuring' der kerkelijke overheid het eerst in Maastricht de Duitsche Volksmis in. Zij werd gezongen in Nederlandsche vertaling door geheel de Congregatie. Zoo konden allen den priester volgen in biddend gezang. Dit algemeen medezingen wekte zoozeer de devotie der mannen, dat besloten werd ook latijnsche hymnen in te studeeren. Dank zij den krachtigen steun van het bloeiend zangkoor slaagde men naar wensch. Vier zgn. Congregatie-loven werden geleerd en naast de heerlijke latijnsche gezangen een trouwe nederlandsche vertaling geplaatst, zoodat ieder begreep wat hij zong. Het is werkelijk aangrijpend zoo door geheel een diep meevoelende menigte den God; van liefde in zijn H. Sacrament te hooren loven. Nog had de Congregatie het voorrecht te mogen meewerken, om de Processie van het H. Sacrament, op Zondag na Sacramentsdag langs het groote Vrijthof gehouden, in haar ouden luister te herstellen. Deze Processie telde zeer weinig deelnemers; autoriteiten en broederschappen zag men er bijna niet; ook werd er niet gezamenlijk gebeden. P. v. Meurs bood in 1878 aan met zijn congreganisten en vaandels, luidop biddend, het H. Sacrament vooruit te gaan, terwijl het zangkoor de processiehymnen zou zingen. Met groote blijdschap nam de H. E. Heer Deken dit voorstel aan en weldra volgden velen dit voorbeeld. In 1894 werd de Congregatie uitgenoodigd met een 60 tal leden achter den Hoogedelgestr. Heer Commissaris der Koningin en de stedelijke autoriteiten de groote Processie, die van St. Servaas, te sluiten, zooals dat sinds eenigen tijd reeds in de Sacramentsprocessie geschiedde. Fier op deze taak, welke zij als een hooge onderscheiding beschouwden, namen de congreganisten blijde deze uitnoodiging aan en kwijten zich nog iedere jaar trouw van hunne eereplicht. Maar ook in hun huisgezin wilden de congreganisten Jezus vereeren in Zijn H. Hart. De belofte aan de H. Margaretha Maria gedaan: „Ik zal de huisgezinnen zegenen, waar Mijn Hart vereerd wordt", trok hen aan. In geen enkel huisgezin mocht die vereering ontbreken. Een fraaie, groote afbeelding van het H. Hart werd uitgereikt aan alle congreganisten. Deze wordt tegenwoordig als Congregatieplaat gebruikt. En de liefde van dat goddelijk Hart zegende zichtbaar zijn vereerders. Geen wonder dan ook, dat reeds vóór P. Mattheo zijn zegenrijken kruistocht in ons land begon, de intronisatie reeds bij meerdere congreganisten was geschied. — 40 — Ook in de wekelijksche oefeningen der Congregatie wordt het H. Hart door verschillende gebeden aangeroepen. Vele harer kostbare vanen dragen de beeltenis van het goddelijk Hart, het H. S crament, of van bijzondere vereerders van den Heiland in •deze groote uitingen Zijner liefde en een groot gedeelte der Congregatie-liederen zijn dat Hart gewijd. Ware liefde tot Jezus Hart voert onwillekeurig tot de beschouwing van Zijn H. Lijden. Dit bracht de congreganisten tot het veelvuldig overwegen van dat lijden door het bidden van den kruisweg. Niet alleen doen zij dit afzonderlijk, maar meerdere malen in het jaar geschiedt het in de volle Congregatie. Het groote kruis met de teekenen van het H. Lijden versierd, eigendom der Congregatie, wordt gedragen door een der raadsleden omgeven door den Raad met brandende fakkels. Geheel de Congregatie zingt het Stabat Mater in Nederlandsche vertaling, terwijl de Directeur van den preekstoel bij iedere statie een korte overweging houdt. De Passie-Mis w.erd in den beginne ieder jaar voor de congreganisten gehouden, waarna de relikwie van het H. Kruis door allen werd vereerd. Ook het wonderkruis van Wijk werd door hen in processie bezocht en vurig vereerd. De grootste vereering van Jezus' liefde is de innige vereeniging met Hem zeiven in de H. Communie. Getrouw aan de eeuwen-oude traditie der Mariacongregatie werd dan ook de H. Communie het middelpunt van de devotie der Canisianen Behalve de veelvuldige algemeene H. Communies op Congregatiefeesten en gedenkdagen werd in den beginne nog een algemeene H. Communie gehouden iedere twee maanden. Bij de oprichting der eerste Eucharistische sectie: de Eerewacht, in 1881, besloten de leden iedere maand gezamenlijk tot de H. Communie te naderen. Na de afkondiging van het decreet over de veelvuldige H. Communie van Paus Pius X, werd dit verplichtend voor alle congreganisten. Thans is er iederen Zondag algemeene H. Communie voor een of meer secties en de trouwe congreganisten nemen telkens daaraan deel. Toen eenige leden der HeerenCongregatie na eene retraite te Venlo het heerlijk besluit namen den Vriendenkring van het H. Hart op te richten, nam de CanisiusCongregatie deze schoone instelling aanstonds over. Onder hooge instemming der parochieele geestelijkheid komen de leden iederen Donderdag in de parochie-kerken en iederen Vrijdag in de kerk van het H. Hart te 6.30 bijeen, om gezamenlijk ter H. Tafel te naderen en eenige gebeden te storten. Zoo ontstond de 3e Eucharistische sectie der Congregatie. Het bestuur berust volgens den Regel bij congreganisten; leden kunnen zijn alle mannen en jongelingen, die zulks wenschen, ook niet-congreganisten. 41 ■ Dè Congregatie spoorde voortdurend hare leden aan tot de veelvuldige Communie en verzuimde geen enkele gelegenheid om die te bevorderen. Na de invoering van den 8-urigen werkdag zonden de Directeuren aan de groot-industriëelen en aan den Weihouder van Openbare Werken te Maastricht het volgend schrijven : ZEER GEACHTE HEER DIRECTEUR. Als directeuren der Canisius-Congregatie"hebben wij de godsdienstige belangen te behartigen van ruim vijftienhonderd Maastrichtsche arbeiders. Gehoor gevend aan de vermaning van Z. H. Paus Pius X z.g. sporen wij onze congreganisten aan tot het dagelijksch bijwonen der H. Mis en het dagelijksch communiceeren. Hieraan zullen de congreganisten des te gemakkelijker gevolg geven, indien in de verschillende bedrijven de arbeidstijd des morgens om acht uur begint. Wijl uwe directie, waar mogelijk, ons gaarne tegemoet komt bij de vervulling van onze verantwoordelijke taak, richten wij beleefd tot UEd. het verzoek om, in de afdeelingen van uw bedrijf, waarin dit kan geschieden, het begin der werkzaamheden op acht uur te stellen. Wij vragen UEd. derhalve te willen overwegen of de arbeidstijd als volgt kan worden verdeeld: des morgens van acht tot twaalf en des middags bijv. van half twee tot half zes, ofwel van kwart vóór twee tot kwart vóór zes. Deze verdeeling toch verdient de voorkeur boven ééne, welke een langen vrijen avond geeft, maar-geen langen morgen. Wij stellen er prijs op UEd. mede te deelen, dat de HoogEerw. heeren Dekens der stad met het bovenstaande verzoek volkomen instemmen. Intusschen verblijven wij, geachte Heer Directeur Uw dienstw. enz. Met groote blijdschap betuigt de Congregatie hier haar dankbaarheid voor de gunstige beschikkingen op dat verzoek genomen. Nu reeds strekt dit ten zegen voor Maastricht en deze zegen zal door Gods goedheid nog vermenigvuldigd worden. Zeer vele mannen en jongelingen sterken zich nu reeds voor den zwaren arbeid door het bijwonen der H. Mis en de dagelijksche of veelvuldige H. Communie. Met innige dankbaarheid aan God en Zijne lieve Moeder zagen wij uit de laatsté nauwkeurig ingestelde en matige berekening, dat het aantal H. Communies uit deze ééne Congregatie iedere week het aantal van 2000 overtreft. Moge het door de gunstige besluiten der overheden weldra verdubbelen, tot eer van God en Zijne Moeder, tot overgroot heil van velen en bovenal van de leden dezer Congregatie. 42 III. De Mariavereering. Per Mariam ad Jesum. Door Maria tot Jezus. Dit grondbeginsel der Mariacongregatie werd ook van haar oorsprong af in de Canisius-Congregatie in praktijk gebracht. Wie de Mariacongregatie kent, weet dat a"lles, wat zij doet, met en door en in navolging van Maria geschiedt. Dit eischt haar Regel; dit is haar geest, haar wezen; aan Maria dankt zij haar ontstaan, haar bloei, haar leven. De Mariacongregatie vereert niet enkel Maria, zij is Mariavereering en wel van de hoogste en beste soort: navolging van het Maria-leven. Zij is georganiseerde vereering van de Moeder Gods. Bij zijn intrede in de Congregatie geeft de congreganist zich geheel en al, onvoorwaardelijk, aan Maria om door haar te i worden geleid tot Jezus. Iedere daad, ook de meest gewone van het dagelijksche leven van den waren congreganist, wordt daardoor verheven tot Mariavereering en alle bijeenkomsten en oefeningen der Congregatie beginnen en eindigen met en om Maria. Dit was dan ook immer het streven der Canisius-Congregatie en wij behoeven daarover dus niet uit te wijden. Zij vereerde Maria alle dagen van haar bestaan en de uiterlijke teekenen van die innerlijke liefde toonen zich in al hare gewone oefeningen, haar feesten, haar vaandels, liederen en gebeden. Behalve deze algemeene vereering, welke het ware kenmerk is van de Mariacongregatie, Jaeeft ook iedere Congregatie haar eigen bijzondere gebruiken. Zoo ook hier. Onder deze mogen wij wel op de eerste plaats vermelden: 1. De jaarlijksche bedevaart naar een heiligdom der H. Maagd. Reeds het eerste jaar van haar bestaan besloot het bestuur, dat de Congregatie als zoodanig zou op trekken naar Scherpen- ■ heuvel. Bijzondere omstandigheden maakten dit onmogelijk. Toch wilden de eerstelingen aanstonds Maria hun liefde toonen en met de medaille omhangen trokken zij biddend en zingend naar O. L. Vrouw van Schaasberg. Toch bleef Scherpenheuvel steeds het genadeoord, dat de Canisius-Congregatie bijzonder aantrok. Daar werd in 1873 haar eerste Congregatie-vaan gewijd, daar had zij jaarlijks haar H. Missen, voor hét wonderbeeld opgedragen, daar bracht zij ieder jaar haar edelmoedige offers, daar droeg zij mede bij tot het bouwen der Rozenkrans-kapelletjes,' daar ook vond zij troost en 43 kracht in jaren van beproeving en strijd. Een der beide eerste stichters, Jacobus Lahaye, bezocht daar de Hemelsche Moeder zestig malen en werd gezegend met haar genadebeeld. En onze lieve Moeder toonde op zichtbare wijze hare tevredenheid over hare kinderen. Ontelbaar zijn de voorbeelden van heerlijke gebedsverhooringen daar door de Congregatie verkregen. Eén daarvan mogen wij hier zeker niet stilzwijgend voorbijgaan. Pinkster-Maandag 1875 trok P. v. Meurs met 600 zijner mannen naar Scherpenheuvel. Zij voerden mede het vijfjarig kind van C. dat het gebruik zijner ledematen miste. Onder het vurig gebed der menigte, zoo verhaalde mij een oude congreganist, nam de Directeur het kind in zijne handen en droeg het Maria op. En ziet op hetzelfde oogenblik is het knaapje volkomen genezen, „quasi instantanee, testibus oculatis probata", zooals de annalen melden. In de „Litterae annuae", de jaarbrieven die van ieder huis der Sociëteit naar Rome worden gezonden om de voornaamste gebeurtenissen, dat jaar geschied, te vermelden, lezen wij 1875—1876: „In hac peregrinatione pissima Mater reddidit expeditum membrorum usum filiolo quinquenni alicujus Sodalis". Op dezen bedetocht gaf de allergoedertierendste Moeder het gebruik der ledematen - terug aan het vijfjarig zoontje van een congreganist. Is 't wonder, dat Scherpenheuvel steeds was en nog is de meest geliefkoosde bedevaartplaats der Canisius-Congregatie? Totdat de rampza'ige wereldoorlog uitbrak, trok zij bijna onafbroken ieder jaar daarheen; in de laatste jaren met meer dan duizend pelgrims. En deze bedevaart was een echte pelgrimstocht. Van 's morgens vier uur, waarop .de H. Mis met alg. H. Communie begon, tot 's avonds acht uur,' was deze tocht een bijna onafgebroken gebed: in den trein tot Sichem, in de processie tot Scherpenheuvel, in de Hoogmis, gedurende den Rozenkranstocht, den Kruisweg, het plechtig Lof, het treffend afscheid van O L. Vrouw, den terugtocht, ja in de korte pauzen tusschen de verschillende oefeningen, wordt voortdurend gebeden. En vóór dan bij het wegtrekken door een kromming van den weg het wijdgeopende heiligdom met zijn verlicht Genadebeeld aah het oog wordt onttrokken, knielt geheel de processie neer op den openbaren Weg, het gelaat gekeerd naar Maria's tempel, de handen uitgestrekt naar haar beeld en zendt een laatsten afscheidsgroet aan de Konninginne van dit innig beminde genadeoord. Maar ook de andere heiligdommen van Maria in Limburg werden niet vergeten: Roermond en Sittard zagen meerdere malen de Congregatie in processie optrekken naar de Kapel in 't Zand en naar O. L. Vrouw van het H. Hart; kleinere bedetochten belieschepfsr. 45 werden ondernomen naar de Lourdesgrot te St. Pieter. Ook de „Sterre der Zee" in de aloude Lieve Vrouwenkerk te Maastricht zag jaar na jaar de Canisius-Congregatie rondom haar vereenigd. Bidwegen werden georganiseerd, Loven gehouden. En toen, tijdens het Mariacongres te Maastricht in 1912 gehouden, het Genadebeeld plechtigwerd gekroond, deeersteNederlandscheDirecteurendag der Mariacongregaties werd gehouden en congreganisten van geheel het land en zelfs van België zich in Maastricht vereenigden tot een grootsche hulde aan de Sterre der Zee, was de CanisiusCongregatie op haar post. Onder de duizenden Mariacongreganisten welke in den avond van Vrijdag 16 Aug. 1912 in heerlijken feeststoet biddend en zingend optrokken door de straten van Maastricht naar de Sterre der Zee om haar met groote plechtigheid het geschenk aan te bieden van de Nederlandsche Mariacongregaties : een gouden met edelgesteenten bezetten lelie-schepter, waren bijna alle leden van Canisius, opgetogen van vreugde, tegenwoordig en huldigden hunne Moeder. Zij waren het ook, die bij den grooten optocht, Zondag 18 Augustus, waarin het geliefde beeld werd rondgedragen, van 's namiddags 1 tot 's avonds 8 uur, als een trouwe eerewacht met hun dertig banieren het beeld der Lieve Vrouwe begeleidden, toen de vreemdelingen reeds lang waren vertrokken. Liefde tot hun Koninginne was het wederom, die hen in 1914 deed opgaan naar den eersten Nederlandschen Congreganistendag in den Bosch bij de Zoete Lieve Vrouwe. Vijfhonderd man nam daaraan deel; zij vormden verreweg de grootste van alle aanwezige groepen. 2. Een bijzondere uiting der Marialiefde van de CanisiusCongregatie is ook haar vereering voor het beeldje van O. L. Vrouw van Foja, waarvan wij boven reeds de geschiedenis verhaalden. Toen dit beeldje in 1884 aan de liefde der Mannencongregaties werd teruggeschonken, vroeg de Congregatie aanstonds de versiering van dit beeld te mogen verzorgen. Groote marmeren' platen drukken in gulden letteren hare liefdevolle dankbaarheid uit en vormen een kostbaren achtergrond voor dit beeld. Om djt beeld geschaard doen de congreganisten hun opdracht en brengen het bij iedere oefening hun hulde. Groot is dan ook hun vertrouwen op verhooring, als zij Maria hier aanroepen en menig stil gebed wordt gestort, menige nood de goede Moeder toegefluisterd voor deze beeltenis. ' 3. Eindelijk moeten wij hier nog even vermelden het vieren der bijzondere feesten van Maria door de Canisius-Congregatie ten teeken harer liefde, ofschoon zij dit zeker gemeen heeft met alle Congregaties. De gewone feesten van het kerkelijk jaar, be preken wij hier niet. Iedere congreganist viert deze met blijden 46 luister. Bijzondere vermelding verdient echter de luisterrijke viering van den 300-jarigen gedenkdag der kanonieke oprichting der Mariacongregatie, 8 December 1884. Het feest moest schitterend zijn en de Congregatie schonk aanstonds f 100.— voor extra versiering. Innig devoot en tevens jubelend blij werd dit groote feest herdacht. Het verdiepte in deze „mannen van Maria" de groote liefde tot hun vereeniging en meer nog tot haar Koningin, Maria. „Aller hart, zoo schrijft de toenmalige Secfetaris, was voldaan en opgetogen bij de plechtige sluiting. Onvergetelijk blijft voor ons die 8ste December, onvergetelijk om hetgeen wij genoten hebben!!! maar onvergetelijk ook door wat wij verloren". Bij de sluiting van dat feest kondigde de eerste Directeur, P. v. Meurs, aan, dat hij moest vertrekken; den volgenden morgen was hij op reis naar Rome. Met niet minder groote vreugde jubelde de Congregatie bij het gouden jubilee der dogmaverklaring der Onbevlekte Ontvangenis. Dit werd in de Congregatie gevierd 16 Oct. 1904. „Misschien, zoo verhalen de jaarboeken, werd in de Congregatie nooit een feest met zooveel vurigheid en godsvrucht gevierd als dit jubeltij." Het was een heerlijke uiting harer liefde. Met groote zorg werd dit feest voorbereid. Zelf wilde de Congregatie alles verzorgen en de mannen beijverden zich. Haar talentvolle organist componeerde voor deze gelegenheid een eigen jubellied op de woorden van P Alberdingh. Thym, het verdienstelijk zangkoor voerde onder leiding van zijn wakkeren directeur de mis uit van Rheinberger op. 190, en dit heerlijk maar uiterst moeielijk kunstwerk werd onberispelijk ten gehoore gebracht. Het enthousiasme der congreganisten steeg ten top toen 's namiddags als antwoord op hun gelukwensch een telegram werd voorgelezen van Z. H. den Paus vol vaderlijke liefde voor zijn „geliefde zonen de leden der Canisius-Congregatie." Het was een heerlijke belooning voör •hun vurigen ijver voor de eer hunner Moeder. De Meimaand werd van den aanvang af bijzonder hoog gevierd: dat was de maand der congreganisten. Ook de Octobermaand is hun dierbaar. Den eersten Zondag van October kwamen zij allen bijeen in de H. Mis van 9 uur ter eere van de Koningin van den Rozenkrans. Na de Mis werd het Rozenhoedje gebeden en den eersten Zondag van November werd dezelfde plechtigheid herhaald, tot sluiting van de maand van den Rozenkrans. De ware Marialiefde bloeit nog immer in de Congregatie eh dat schenkt haar vertrouwen dat Maria de ijverigen zal aanmoedigen, de zwakken zal sterken, de afgedwaalden zal terugvoeren. 47 IV. De vereering der H. Pafronen. Maria moet hare zonen voeren tot Jezus, zij is Koninginne. Onder haar als haar eerste dienaar, haar legeraanvoerder voor deze Congregatie, staat Canisius. 1% Het is opvallend welk een groote hartelijke genegenheid deze voor vijftig jaren nog zoo weinig vereerde Zalige, aanstonds ontving van de mannen van Maastricht. Het was niet zoozeer als den machtigen Apostel van zijn tijd, den hamer der ketters, den grooten geleerde — zij hadden hem lief als den gunsteling van Jezus Hart, den grooten dienaar van Maria, den oprichter der eerste Mannen-Congregaties te Ingolstadt en Freiburg, en ook als landgenoot. Met groote vurigheid werd Canisius aangeroepen. Men vroeg hem kracht en moed om ware congreganisten te worden, dienaren en zonen van Jezus' Moeder en apostelen van Zijn Hart. Natuurlijk moest bij deze mannen de innerlijke liefde zich ook toonen door uiterlijke vereering. De afbeelding van hun patroon werd geplaats op het eerste vaan der Congregatie, dat in Scherpenheuvel werd gewijd. Maar daarmee was hun godsvrucht niet tevreden. Zij moesten hem evenals hun Moeder en Jezus' Hart bij zich hebben, hij moest hun vergaderingen voorzitten. Besloten werd dus hem een beeld op te richten en dat de congreganisten een kunststuk wenschten blijkt wel uit de raadsverslagen dier dagen. Eindelijk werd de teekening goedgekeurd en een zeer verdienstelijk gesneden, eikenhouten beeld, bijna levensgroot, werd door de Congregatie aangeschaft en in de kerk geplaatst. Daarmee niet voldaan liet de Congregatie bij haar zilveren feest in 1896 een prachtig marmeren beeld vervaardigen, waarvoor deze eenvoudige maar geloovige en edelmoedige mannen f 1312,21 met vreugde bijeenbrachten. Het werd plechtig ingezegend tijdens de jubelfeesten. Twee groote en twee en twintig kleinere marmeren votiefsteenen door de Congregatie achter het beeld in den muur geplaatst, verkondigen de groote daden van den Z. Petrus. .... I Geen gelegenheid lieten zij voorbijgaan om hun aanhankelijkheid aan Canisius te toonen. Bij het 3e eeuwfeest van de oprichting der eerste Mannen-Congregatie, door Canisius in 1581 te Freiburg gesticht, drongen zij er op aan, dat hun Directeur hen bij dat feest vertegenwoordigde. Zij gaven hem een kostbaar missaal mee als geschenk van de Canisius-Congregatie om op het altaar van hun zaligen Patroon te worden gebruikt. Hoe groot was niet hun vreugde, toen de H. Eerw. Pater Provinciaal der Sociëteit in Nederland hun uit erkentelijkheid een bijzonder Marmeren Canisiusbeeld der Congregatie. 49 groote relikwie schonk van Canisius. Het is een meer dan drie centimeter groot stuk uit het gebeente van den Zalige in een fraai bewerkt omhulsel geplaatst. Zij is nog altijd de trots der congreganisten en prijkt bij feestelijke gelegenheden op het altaar in een kunstig bewerkte hooge schrijn, die tevens relikwieën bevat van O. L. Vrouw en verschillende Heiligen, alle eigendom der Congregatie. Dit acht zij onder al haar kostbaarheden haar hoogste schatten. In tijden van nood en lijden, bij ziekte en in het stervensuur, vraagt de diepe godsvrucht der echte congreganisten het eerst naar deze kostbaarheden en wenden zij zich vol vertrouwen tot hun Moeder en hun zaligen Patroon, die zij in voorspoed en gezondheid met zooveel liefde vereeren. In 1897 trok een Nederlandsche bedevaart naar het graf van den Z. Petrus Canisius te Freiburg. Ook toen wilde de Congregatie vertegenwoordigd zijn. Haar Directeur, prefekt en secretaris werden afgevaardigd en boden uit haar naam wederom een rijk bewerkt Missaal ten geschenke. Een harer gewone leden trok op eigen kosten mee; hij wilde het graf van zijn Vader in den Heer bezoeken. Het 3e eeuwfeest van het afsterven van den zalige vierden allen met groote plechtigheid het volgend jaar 1898, in de Congregatiekerk. 'sMorgens naderden bijna 900 congreganisten ter H. Tafel. De Z. E. P. Willem van Hooff, Bollandist, was uitgenoodigd voor de feestpredicaties. Mgr. H. H. A. Sevriens, deken van St. Servaas, droeg de plechtige Hoogmis op; het ijverig zangkoor kweet zich op zeer verdienstelijke wijze ook van zijn taak. Zoo vierde de Congregatie al de herinneringsdagen van Canisius en de opschriften hunner votief-steenen hielpen hare leden deze nooit te vergeten. De Zondag na 27 April, feestdag van den zalige, is een der twee grootste feesten van het jaar en om dan zijn beeltenis stèeds schooner te sieren, schonk een der congreganisten, door God gezegend, een fraaien koperen luster. Zelfs de afwezige leden vergeten dien dag niet en ieder jaar komen er dan naar Maastricht om Vader'feest mee te vieren. Groot was dan ook de vreugde toen dit jaar 8 Mei het vierde eeuwfeest van zijn geboorte met groote plechtigheid werd herdacht en eiken Woensdagavond bidden zij sindsdien het gebed voor zijn heiligverklaring. • 2. Iedere congreganist koestert natuurlijk een groote vereering voor den H. Jozef, Maria's vlekkeloozen Bruidegom en Jezus' Voedstervader. De Canisius-Congregatie vereert hem nog op geheel bijzondere wijze. Immers hij is de verheven Patroon, van allen, die, zooals zij, hun levensonderhoud door handenarbeid verdienen. Zijne feesten wördën met eerbied herdacht; de zeven Woensdagen, welke zijn feest voorafgaan worden sinds 1886 met 50 bijzondere gebeden en plechtigheden gevierd; hij heeft zijn eigen liederen in den Congregatie-bundel en een der schoonste v;inen vertoont St. Jozef met het Goddelijk Kind aan de werkbank. Ook bezit de Congregatie een relikwie van dezen heiligen. 3. Bijzondere vereering wordt bovendien geschonken aan de heiligen van Maastricht. Bij de vertooning der relieken-schatten, waaraan deze stad zoo rijk is, trekt de Canisius-Congregatie immer in processie naar de St. Servaas/ Dan vult zij het machtig kerkgebouw volkomen met hare leden en genoodigden en voor deze heiligdomsvaart bezit zij een eigen feestlied. Drie harer vaandels dragen de insignes van Maastrichts grooten Patroon. Toen, einde 1875, de Congregatie in twaalf wijken werd verdeeld en voor ieder daarvan een beschermheilige werd gekozen, verkregen St Servatius en St. Lambertus ieder hun eigen afdeeling. De Broederschap van St. Gondulphus en Monulphus bestaat bijna uitsluitend uit congreganisten. Ook de Patronen der parochiekerken werden herdacht in de wijken. Zoo trachten zij én in zich zelf én in anderen de vereerihg hunner heiligen te bevorderen. 4. Ook St. Ignatius wordt in hooge eere gehouden. De mannen van geloof bewonderen dien machtigen strijder Gods en hebben hem lief. En van den beginne af schonk Ignatius hun zijn bescherming. Een bewijs daarvan melden ons de jaarboeken reeds in Januari 1875. De congreganist Alb. E. verkeerde in grooten nood. Zijn hand was ernstig opgezwollen en verstijfd, zoodat hij niet meer kon werken. De hulp van een bekwaam geneesheer werd ingeroepen, maar deze wanhoopte ten slotte aan de genezing! Toen nam E. vol vertrouwen zijn toevlucht tot St. Ignatius en vroeg het ter zijner eer gewijde water. Nauwelijks had hij het gebruikt of bijna oogenblikkelijk, „quasi instantanee" zooals ooggetuigen verhaalden, was de ha-nd volkomen genezen.J) En Ignatius bleef zijne beschermelingen trouw. Tallooze ' gebedsverhooringen door zijn tusschenkomst verkregen worden nog immer vermeld. Vooral echter danken nu nog oudere congreganisten den Heilige voor de wonderbare bescherming van hem ontvangen door het gebruik van het gewijde water in het schrik-■ wekkend jaar der cholera, 1894. Na dit alles begrijpt ieder, dat ook Ignatius tot wijkpatrooni werd verkozen en een eigen vaandel heeft. 5. Verder genieten bijzondere vereering die Heiligen, welke? meer innig verbonden zijn met de devotie van het H. Hart en] met de Mariacongregatie. De H. Margaretha Maria heeft haan \ 1) De Litterae Annuae van dat jaar melden hiervan het volgende: „Alius ejusdem Congregationis sodalis per usum aquae benedictae St. Ignatii: subito obtinuit sanationem manus tumefactae et rigentis, quam medicus in:: arte apprime peritus curari prorsus desperabat," 3 BI 3 ra ra er ra ra s CL. ra ra n BI ra E/1 32 eigen vaan, eveneens de eerbiedwaardige Claudius de la Colombière en de groote congreganist, de H. Franciscus' van Sales. De H. Franciscus Xaverius heeft in de Congregatie-kerk een meer dan levensgroot marmeren beeld, te Rome vervaardigd. De Canisius-Congregatie schonk daarvoor f 200.— De Genade-novene wordt door vele leden godvruchtig gehouden, vooral nadat in 1905 een hunner bij het eindigen dier novene een vurig afgebedene maar zeer onverwachte gunst verkreeg. 6. Een der Congregatie-heiligen moeten wij echter nog op bijzondere wijze vermelden: Het is de jeugdige heilige Joannes Berchmans van Diest, eenmaal prefekt der Congregatie van Mechelen. Sinds 23 Sept. 1883 de Berchmans-Compagnie werd opgericht is hij de Patroon van onze jeugdafdeeling. Jarenlang bezocht de Congregatie op haar bedetocht naar Scherpenheuvel zijn geboorteplaats Diest. Een kostbaar vaan vertoont ons den Heilige, biddend tot zijn teerbeminde Moeder Maria. Hij heeft zijn eigen loflied en jaarlijks worden te zijner eer in de Berchmans-Compagnie vijf Maandagen op bijzondere wijze gevierd, Dit jaar werd het vierde eeuwfeest van zijn gelukkige geboorte op bijzondere wijze herdacht en deze heilige Patroon aan onze jonge leden voorgesteld als de beschermer en het toonbeeld der jeugd. V. De Congregatie en haar Overledenen. Ernstig en dringend wijst de Regel der Mariacongregatie hare leden op de verplichting der 'onderlinge liefde, bovenal ten opzichte harer overledenen. Aan deze voorschriften trouw heeft de Canisius-Congregatie altijd getracht hare dooden te eeren. Zij zocht deze vereering niet in uiterlijk huldebetoon, in rouwbeklag of bloemen, maar in gebed en H. Missen. De Regel (Tit, VI, § 44) schrijft voor: Als iemand hunner tot een beter leven is overgegaan, worden zij die kunnen, aangespoord het stoffelijk overschot ter begrafenis te volgen en zal ieder afzonderlijk voor 'de eeuwige rust der overledene gebeden tot God opzenden. Bovendien zullen ze gezamenlijk het Officie der Overledenen of andere gebeden bidden en eene H. Mis laten lezen, opdat op den overledene de Aflaat van het geprivilegieerd altaar worde toegepast. Al wat hier wordt voorgeschreven is van den beginne af in de Canisius-Congregatie onderhouden. Bij den dood van den eersten congreganist Martinus Timmermans, 3 April 1872, volgden gelijk wij boven zagen, 60 medeleden zijn stoffelijk overschot 53 ter begraafplaats. Ook bij het toenemen van het aantal congreganisten werden allen ter begrafenis opgeroepen, totdat eerst vijftien jaar na de oprichting in de, raadsvergadering van 9 Jan. 1886, werd besloten dit gebruik, hoe schoon ook, af te schaffen en door iets anders te vervangen. Dit geschiedde vooral omdat de sterfgevallen zoo talrijk werden. In 1884 kwamen 18 sterfgevallen van Congreganisten voor. In de eerste Congregatie-oefening na het overlijden van een medelid wordt zijn dood bekend gemaakt met vermelding van eenige stichtende bijzonderheden van zijn overlijden, waarna de gewone gebeden voor de overledenen, in de Mariacongregatie in gebruik, worden verricht. In den beginne werd zoo spoedig mogelijk één H. Mis voor zijne ziel opgedragen; weldra 1884 werd er nog een bijgevoegd en toen in 1886 de algemeene deelname van de Congregatie aan de begrafenis onmogelijk werd, stelde de Raad vast dat iedere overledene drie H. Missen zou ontvangen, waarvan een met groote plechtigheid zou worden opgedragen. Tot deze laatste zouden de congreganisten worden uitgenoodigd; tevens werden zij aangespoord onder die H. Mis tot de H. Tafel te naderen om de vele volle en gedeeltelijke aflaten voor de overledenen aan de Mariacongregatie geschonken te verdienen. Maar de liefde der congreganisten voor hunne overledenen was daarmede niet tevreden. In de ^ Raadsvergadering van 15 Nov. 1885 werd besloten, dat geheel de Congregatie jaarlijks biddend in processie zou optrekken naar het kerkhof. Voor dit jaar, zoo lezen wij in de notulen, wordt daartoe gekozen, Zondag 29 Nov. Op dien dag zal er 's morgens 7l!2 ure generale Communie gehouden worden; ten 11 ure zullen de congreganisten bij onze kerk te samen komen en dan zal men, met het rouwvaandel voorop, biddend naar het kerkhof trekken. Daar aangekomen zal men zingende en biddende rondtrekken over het kerkhof; bij het kruis zal een gelegenheidspreek worden gehouden en „De Profundis" met de gebeden worden gezongen, waarna men in orde huiswaarts zal keeren. Op het kerkhoï zullen de gedachtenisbriefjes worden uitgedeeld, met de namen van hen, die het laatste jaar overleden zijn. Zoo geschiedde. Allen stroomden toe en de bewoners van Maastricht waren, innig getroffen, getuigen van dit treffende blijk van liefde hunner Mannencongregatie. Deze plechtigheid geschiedt nog ieder jaar en met het aangroeien van het ledental werd zij nog indrukwekkender. Zij heeft thans plaats op Allerheiligen, 's Morgens 11 uur trekken de congreganisten op. Voorop achter hun Caeciliavaan met rouwfloers omsluierd de veertig leden van het mannenkoor met hun insigne. Twee aan twee aan beide zijden van den weg volgen 54 de jonge leden der Berchmans-Compagnie, omhangen met de Congregatie-medaille, voorafgegaan door hun vaandel. Daarachter in eindelooze rijen de mannen.met hun banieren allen met rouwfloers. Verschillende geestelijken vergezellen den stoet. Bij ieder vaan loopen twee koorknapen in rouwgewaad. Tusschen de beide rijen in het midden, loopen twee aan twee op korte afstanden de voorbidders luidop den Rozenkrans te bidden, waarop door allen wordt geantwoord. Eindelijk volgen de raadsleden met hun onderscheidingsfeekenen bekleed. Bij de poort van het kerkhof heffen de zangers een meerstemmige „Miserere" aan en trekken voort naar de kapel. Na de gezongen oratie treedt een der priesters naar buiten en spreekt de menigte toe van de verhevenheid voor den ingang. Duizende toeschouwers scharen zich rond en achter de congreganisten en nemen deel aan de treffende plechtigheid. Na de preek wordt in de kapel „De Profundis" gezongen terwijl de menigte daarbuiten eerbiedig bidt voor hun dierbaren. En als dan die talrijke mannen en jongelingen hun Congregatie-lied voor de overledenen aanheffen wordt velen de ontroering te machtig. In de kapel ,werd bij den bouw in 1885, door de Congregatie een groote votiefsteen geplaatst met het opschrift: Rust thans, Broeders, in eeuwige Vreugde met den Z. Petrus Canisius bij het Hart van Jezus, dat Uw voorbeeld, kracht en troost was in den arbeid. Behalve de H. Missen voor ieder overledene afzonderlijk onmiddellijk na het afsterven gelezen, werd er sinds 1875 ieder jaar een plechtige H. Mis opgedragen voor alle afgestorvene congreganisten op een Zondag in November. Maar hiertegen kwam de kerkelijke zin en de edelmoedigheid der congreganisten in verzet. 's-Zondag's een plechtigheid voor overledenen achtten zij minder passend. Daarbij, zoo redeneeren zij, (Notulen Raad 11 Oct. 1885) is 't niet mooi voor een lijkdienst ,„ de H. Mis van Zondag die men toch verplicht is te hooren, te laten dienen." Wel was er zeer veel voor te zeggen, want in de week was 't voor velen onmogelijk te komen, maar ten slotte werd toch besloten een der H. Missen voor den overledene persoonlijk op te dragen op Maandag te plaatsen, 's morgens in de vroegte en den jaardienst voor alle overledenen te houden op Kërmis-Maandag, 9 uur, daar er dien dag niet gewerkt werd. Dit laatste geschiedt nog altijd. De drie H. Missen voor ieder afzonderlijk worden echter tegenwoordig zoo spoedig mogelijk gelezen, terwijl dan later op een Zondag nog een plechtigheid wordt gehouden voor geheel de Congregatie. Na de H. Mis wordt dan de „De Profundis" met de oraties gezongen. Deze verandering is ingevoerd, omdat 55 dan alle congreganisten aanwezig kunnen zijn en tevens tot de H. Tafel kunnen naderen, wat dan ook trouw geschiedt. De lijkdienst voor een afgestorvene was dus vastgesteld op den eersten Maandag na het overlijden. Maar daarmee was de edelmoedige ijver der congreganisten nog niet geheel voldaan. Immers niet altijd mocht dan een rouwmis worden opgedragen en dit wenschten zij toch. Begin 1886 wendde men zich daarom tot Rome om het privilegie aan te vragen bij die gelegenheid een Requiem-mis te mogen zingen. De H. Congregatie der Riten stond dit verzoek goedgunstig toe, 16 Maart 1886, onder de gewone voorwaarden. En in de audiëntie van 28 Maart 1886 schonk Z. H. Paus Leo XIII bovendien aan de congreganisten „in perpetuum" een bijzondere aflaat van zeven jaar en zeven quadragenen toepasselijk op de geloovige zielen als zij met een rouwmoedig hart deze H. Mis godvruchtig bijwoonden. ]) Nog op een andere wijze was er gezorgd voor de overledenen der Canisius-Congregatie. Januari 1881 was door de edelmoedigheid van een groot vriend en weldoener geheel de Congregatie opgenomen in de St. Jozef-vereeniging te Groningen. Doel van deze vereeniging was het opdragen van Missen en gebeden voor de levende en overledene leden. Daardoor verkregen alle congreganisten, levenden en dooden, deel in de vele H. Missen en gebeden iedere maand door de St. Jozef-vereeniging aan God opgedragen. Bovendien werd voor de laatst overledenen der Canisius-Congregatie iederen eersten Woensdag van de maanden Januari, Maart, Mei, Juli, September en-November een H. Mis gelezen/ Dit duurt nog altijd voort. De naam van den weldoener moest tot zijn dood onbekend blijven. Iederen Woensdagavond werd echter bijzonder voor hem gebeden. In de raadsvergadering van 9 Jan. 1887 meldde de Directeur het overlijden* van dezen weldoener en maakte nu tevens zijn naam bekend. Het was de Weled. Heer Janssens. Een plechtige H. Mis werd uit dankbaarheid voor zijne zielerust opgedragen. Bij haar zilveren jubilee liet de Congregatie een fijn «bewerkt doodenalbum vervaardigen, waarin ieder jaar haar dierbare dooden worden opgeteekend. Eindelijk werd in het jaar 1908 de oude, schoone gewoonte om den overleden congreganist de laatste eer te bewijzen, wederom ingevoerd, maar ditmaal niet voor geheel de Congregatie maar voor een bepaalde sectie. Onder het groot aantal congreganisten, dat de Canisius-Congregatie thans telde, bevonden zich altijd velen, die of meester zijn van het verdeelen van hun arbeid of in de morgenuren vrij zijn. Deze vereenigden zich tot een sectie onder eigen bestuur, zooals dit in iedere Congregatie- 1) Archief der Canisius-Congregatie. 56 sectie geschiedt. Zij begeleiden het lijk met rouwvaandel, medaille en het insigne hunner sectie. De namen der overledenen worden vermeld in de maandbladen der Congregatie: Ave Maria, en Omhoog, en zoo in de gebeden van de 17000 abonné's door geheel het land aanbevolen. Bij jubelfeesten der Congregatie worden verder gewoonlijk herinneringsboekjes uitgegeven, waarin de namen der in dat tijdvak gestorven leden vermeld en in de vrome herinnering hunner medebroeders worden teruggeroepen. De liefde en vereering, aldus in de Congregatie aan de overledenen betoond is een machtig middel om den waren Congregatiegeest te bewaren. Groote gehechtheid aan de Congregatie, wordt daardoor opgewekt, terwijl de stadgenooten zich daardoor tot haar voelen a'angetrokken. De vele H. Missen aanstonds na den dood en verder maand na maand, jaar in jaar uit, gelezen, de vele gebeden voor hen gestort; vooral als zij achter het rouwvaandel het lijk vooruitgaan door de straten der stad, hartelijk biddend van het sterfhuis haar de kerk, onder de H. Mis en absoute, van de Parochiekerk tot de Congregatiekerk bij de poort der stad, waar het neergebogen vaandel den dierbare afgestorven de laatste groet toewuift en eindelijk in die kerk zelf waar allen zich nogmaals vereenigen tot een laatst gebed, wekken liefde, gehechtheid en bewondering voor de vereeniging, die zoo haar dooden eert. Kransen of bloemen worden nooit aangeboden; zij bidden. En wie dan bij de plechtige Mis, terwijl de treurende familieleden in de eerste rijen hebben plaats genomen om het rouwvaandel met zijn passende- omlijsting, die honderden en honderden mannen en jongelingen ziet naderen tot de H. Tafel en hun indrukwekkend doodenlied hoort zingen, fluistert onwillekeurig: Zie eens, hoe lief zij elkander hebben en denkt daarbij: Moge ook ik sterven als lid der Congregatie. En dit is begrijpelijk als wij in de Histqria Domus lezten: Mors vero eorum non solum sodalibus sed et civibus Trajectensibus consolationi atque aedificationi fuit. Hun dood strekte niet slechts den congreganisten maar ook den burgers van Maastricht tot troost en stichting. UI. Bijzondere Feesfen en Oefeningen. Een groot middel tot verlevendiging en verdieping van het Congregatieleven is ook het waardig vieren harer feesten. Dit geldt bovenal van een Congregatie als deze en werd dan ook door haar altijd aangewend. Geheel het jaar is verdeeld in feestkringen; zij doen de congreganisten meeleven met de Kerk, wekken hen op en geven kracht. 57 Van de gewone feesten spreken wij hier niet in bijzonderheden; zij worden, als in- iedere bloeiende Congregatie met plechtigen luister gevierd en maken door het groot aantal der congreganisten altijd een machtigen indruk. De feestkalender der Canisius-Congregatie omspant het geheele jaar. Januari begint met de toewijding der geheele Congregatie aan het goddelijk Hart, de installatie van het nieuw bestuur, het jaarverslag, het zgn. feest van Heeren en Overheden, over welke hooge sociale beteekenis wij later moeten handelen, en de plechtige hernieuwing der opdracht van de jongens, die overgaan tot de afdeeling der mannen. Ter voorbereiding wordt hun den Regel, speciaal de voorschriften van Tit. VI, uitgelegd en hun nadrukkelijk gewezen op de ernstige verplichtingen welke zij eenmaal als kind beloofden na te leven, maar nu als jongeman wederom uit vrijen wil en met volle kennis op zich nemen voor geheel het leven. Het hooge ideaal der maagdelijke Koninginne, hetwelk het jeugdig hart immer zoo aantrekt, wordt hun ter nastreving voorgesteld en met de beloften op den Regel den eed hernieuwd op het H. Evangelie. Dit Evangelie openlijk en fier naleven, niet het minst in het openbaar en in het vereenigingsleven, in werkplaats en daarbuiten, wordt bij den groei hunner jaren hun mannetaak. Februari brengt de Aanbiddingsdagen als herstel van de onteering hun Koning in de Vastenavonddagen aangedaan. Maart is in ernstige stemming gewijd aan het Lijden des Heeren, tot April hun de vreugde brengt der Verrijzenis en tevens het groote feest van Canisius. Alle afdeelingen jubelen mee in de geheel met hunne sieraden gesierden tempel, die voor de H. Mis met de algemeene H. Communie, de plechtige Hoogmis en de indrukwekkende opdracht van 60, 70, soms 100 mannen en jongens, geheel voor hen is gereserveerd. Mei, de maand hunner Konninginne, wordt nog opgeluisterd door het feest van St. Servaas; de Junimaand met de H. Sacraments-processie en de novene is geheel gewijd aan het goddelijk Hart. Juli is de maand der jaarlijksche bedevaart naar Scherpenheuvel, waar hun Marialiefde steeds nieuw voedsel vindt. Augustus met het verheffend feest van „Moeders Hemelvaart" is wederom Maria gewijd. In de vrije dagen van de Septemberkermis voert de Congregatie steeds een groep harer leden naar Manresa of Aalbeek ter gesloten retraite. October, de maand van den H. Rozenkrans, biedt hun tevens de luisterrijke viering van het Titelfeest, met de voorbereiding en de tweede opdracht. November, de maand der dooden, voert hen in processie naar het Kerkhof en de aangrijpende plechtigheden wekken hen tot heiliger leven. In December eindelijk, trekken zij uit met wapperende banieren naar de St. Servaaskerk ter viering van het jaarfeest voor Eer en Deugd ter eere der Onbevlekte. Dan 58 ook heeft de Bestuursverkiezing plaats en eindelijk brengt hen de laatste Zondag van het jaar nogmaals bijeen tot de dankmis en laatste gezamenlijke H. Communie, om God met zijn Moeder te danken voor de weldaden dat jaar ontvangen en Zijn zegen af te smeeken over hun arbeid in het nieuwe jaar. Zoo heeft ieder jaar zijn telkens terugkomende feestelijkheden, welke het hart warm en den Congregatiegeest levendig houden. Maar in de loop der vijftig vervlogen jaren mocht de Congregatie nog menigmaal geheel bijzondere vreugdedagen vieren, die met opwekking en blijde fierheid, blijk gaven van den mannelijkkathi.lieken zin harer leden. Wij -kunnen hier slechts de voornaamste eenvoudig opnoemen. Maar dat is voldoende; zij leven nog voort in de herinnering van allen, die ze meevierden. 1. Het eerste vreugdefeest, dat de Congregatie met grooten luister in het openbaar vierde was het 25 jarig Pausschap van Z. H. Pius IX, 18 Juni 1871. Zij begon dit feest met haar eerste algemeene H. Communie. Het jaar 1876 bracht haar het eerste lustrum-feest. De Heiligdomsfeesten, iedere zeven jaar te Maastricht gehouden, het derde eeuwfeest der oprichting van de eerste Mannen-Congregatie te Freiburg door haar Patroon den Z. Petrus Canisius, het I2V2 jarig feest van haar bestaan op Zondag 21 October 1883, maar bovenal het derde eeuwfeest der kanonieke oprichting der Mariacongregatie, 8 December 1884, waren onvergetelijke dagen voor de congreganisten, Den len Januari 1881 vierde de Congregatie het gouden Priester-jubilee van Z. H. Paus Leo XIII. Pauselijke feesten werden door deze trouwe zonen der Kerk steeds met bijzondere voorliefde herdacht. Dan kon de kerkelijke plechtigheid hun vreugde niet genoegzaam vertolken maar met Roomsche fierheid droegen zij, na gemeenschappelijke Communie en gebeden, hun echt Roomsche blijdschap naar buiten, de straten op, in feestelijke optochten en betoogingen. Uit eigen middelen brachten zij ditmaal honderd gulden bijeen als kinderlijke liefdegave voor hun H. Vader te Rome. 2. Deze liefde bleek op nog schitterender wijze bij het gouden jubilee der Bisschopswijding van Paus Leo, gevierd 30 April 1893. Het dagblad van Maastricht, in die dagen „Ons Zuiden" gaf daarvan een enthousiast verslag, waaruit wij het volgende aanstippen: Bij de algemeene H. Communie voor Z. H. was de kerk te klein. De plechtige Hoogmis in hun prachtig versierden tempel van het H. Hart opgedragen do >r Mgr. H. A. L. Sevriens, de juist geïnstalleerde Deken van Maastricht, werd bijgewoond door den Hoogedelgestrengen Heer Jhr. E. I C. M. de Kuyper, Commissaris des Konings in Limburg en Commandeur van de orde van den H. Gregorius. Z. H. E. Gestrenge was omringd van al de in Maastricht aanwezige leden van Pauselijke Ridderorde's. 59 Het plechtig Lof werd gecelebreerd door den H. E. P. Provinciaal der Jezuïeten in Nederland. De opdracht werd afgelegd door 108 mannen en jongelingen. Na de feestpreek gaf de Directeur lezing van het antwoord op het telegram aan Z. Heiligheid gezonden. Aan alle congreganisten en hun familieleden werd de pauselijke Zegen geschonken. Bovendien had de H. Vader, getroffen door de liefde dezer mannen, een volle aflaat onder de gewone voorwaarden geschonken aan allen, die de plechtigheid hadden bijgewoond. 3. Geen wonder dat bij het zilveren jubelfeest van hun geliefde Congregatie de congreganisten al hun krachten inspanden om hun dank en blijdschap te toonen aan God en Zijne lieve Moeder. Twee triduum's werden gehouden om alle leden gelegenheid te geven zich voor te bereiden. De kerkelijke feesten duurden van Woensdag 22 April tot Zondag 3 M). In deze stad, zoo nabij Luik gelegen, zijn volstrekt geen onlusten ontstaan. Dit werd niet alleen door het volk maar ook door den Raad der stad, in de enquête over den toestand der werklieden, aan den invloed der Congregatie toegeschreven. Naarmate het socialisme zijn pogingen verdubbelde werden ook de maatregelen der Congregatie intenser en krachtiger. Wie 1) Litt. ann. ad annum,1887. - 80 — besmet was met socialistische ideeën en zich niet wilde bekeeren, werd, zij 't ook met bloedend hart, onverbiddelijk verwijderd. Bij den eed van trouw aan het H. Geloof vóór de opdracht algelegd op het H! Evangelie, werden de aspiranten er met nadruk op gewezen, dat zij door het lezen van neutrale en socialistische bladen en door het lidmaatschap van neutrale vereenigingen hun eed zouden schenden. Iedere gelegenheid werd aangegrepen om de congreganisten daarop te wijzen. In het verslag van een opdracht, 30 April 1893, lezen wij: „Die eed van trouw door 118 niéuwe leden gezworen, door ruim 900 leden hernieuwd, hij was op den vooravond van den len Mei een krachtig protest tegen dien geest van ontevredenheid en opstand in' onze dagen zoo luid gepredikt, op den len Mei zoo schaamteloos geuit". Maar de strijd tusschen Congregatie en socialisme werd steeds heviger. Trouw aan de les van Mr. Troelstra, Dr. Pannekoek e.a. trachtte het*socialisme in Maastricht vasten voet te krijgen onder neutrale vlag. Het verborg zijn ware gevoelens ten opzichte van deru godsdienst, zooals het dat nag heden doet. R.K. Vakvereenigfhgen bestonden niet, wel werd er een R. K. Volksbond opgericht maar deze was geheel anders ingericht dan onze tegenwoordige werklieden-vereenigingen. De strijd was hevig en groeide nog im,mer. Omstreeks 1890 werden voor de overtalrijke fabrieksarbeiders onzer stad twee zgn. neutrale vereenigingen opgericht: „Loon naar werk" voor de aardewerkers en „Verbroedering" voor de glasbewerkers. De Congregatie stond daar als het ware alleen tegenover en het ergste was nog, dat alle leden dier neutrale vereenigingen katholieken waren, velen zelfs goede, oprechte katholieken, ja, congreganisten, die het innig goed meenden maar blind waren voor alle gevaar. Met de hun eigene, niets ontziende „durf" en met zeldzamen ijver een betere zaak waardig, werkten de leiders der socialisten. Hun blad werd gedrukt, verspreid, publiek gevent door hun voormannen. Feiten en namen behoeven wij niet te noemen: zij zijn nog van te jongen datum en genoegzaam bekend. Aanstonds werden al hun leugenachtige dwaalbegrippen beantwoord in de katholieke bladen. En midden in dien strijd stonden de congreganisten, vechtend als leeuwen in het openbaar tegen de zaak, maar biddend in hun kerk voor de afgedwaalden met wie zij hadden geleefd en gewerkt en wier bekeering zij nu nog altijd afsmeeken en vol vertrouwen verwachten. In 1895 waren zij zoover dat zij meenden de proef te kunnen nemen om de neutrale vereeniging „Loon naar werk" om te zetten in een katholieke. Deze' poging mislukte maar opende de oogen van velen. ■ Vier en twintig katholieke werklieden, bijna allen — 81 — congreganisten, namen ontslag. Maar ook de neutrale vereeniging ..Verbroedering" moest worden gedwongen met ópen vizier te strijden. Tot nu toe heerschte ook daar een hoogst ongezonde toestand, zooals die altijd door de socialisten wordt te voorschijn geroepen: De meeste, leden meenden zeer goed. katholiek te kunnen zijn en tevens lid van die vereeniging. Den len September 1895 trad de Directeur der Congregatie op als spieker in de neutrale vereeniging zelve. Tot titel van zijn rede koos hij: „Geen kleurlooze werklieden-vereenigingen te Maastricht. Waarom niet?" Met klem, nadruk en taljvan redenen betoogde hij de noodzakelijkheid van katholieke vakverenigingen. Zijne woorden werden stormachtig toegejuicht. Toen de vijand ze later wilde verdraaien, liet hij ze drukken en verspreidde ze bij massa's onder het volk. Dit hielp. Den 13 Dec. van datzelfde jaar 1895 werd opgericht de R.K. Vakbond „God en ons Recht", eenige maanden later, 2 April 1896, gevolgd door: „Recht en Orde". Van dat oogenblik af heeft er steeds de meest hartelijke en prettige samenwerking geheerscht tusschen de Congregatie en de sociale werkliedenvereenigingen. Deze blijkt openlijk bij alle officiëele gelegenheden als de besturen der Katholieke sociale vereenigingen en corps optrekken om de Congregatie te huldigen of omgekeerd het bestuur der Congregatie zijn broederlijke sympathie betoont aan de R.K Bonden. In werkelijkheid is zij nog veel inniger: er bestaat voortdurend en nauw contact. Adviseur en Directeur overleggen samen, de besturen houden samen raad, een sterke wisselwerking wordt onderhouden bij het aanwerven der leden, voortdurend wordt op flink lidmaatschap van beide soorten vereenigingen gehamerd. De katholieke sociale vereenigingen vergaderen nooit op Congregatie-uren, in de Congregatie worden de vergaderingen der sociale bonden sterk aanbevolen, de Directeur spreekt daar meerdere malen en acht het een eer en een genoegen zooveel mogelijk bij de feesten der sociale bonden tegenwoordig te zijn. In één woord er heerscht een ware, echt broederlijke samenwerking. Hoe reeds lang vóór de oprichting van het officiëele Secretariaat van den Arbeid in 1903 en.de later gevolgde instelling yan den Gemeentelijke Arbeidsbeurs practisch een arbeids-secretanaat en arbeidsbeurs in de Congregatie ontstond,*zagen wij reeds vroeger. Duizende adviezen werden daar gegeven, aan honderden werk verschaft. Ook vermelden wij met een enkel woord hoe, jaar in jaar uit, in de Congregatie een volledige, uitgebreide cursus wordt gehouden over Socialisme en Godsdienst. 2. Nog een ander werk van hooge sociale beteekenis moeten wij hier aanstippen. Het socialisme steunt op klassenstrijd, het katholicisme wil verbroedéring, klassen-solidariteit. Van haar — 82 — ontstaan af heeft de Congregatie dit begrepen, daarvoor gewerkt. Zij brengt werkgevers en werknemers samen. Daarvoor werd reeds in het jaar 1875 een eigenaardig feest ingesteld, voor zoover wij kunnen nagaan eenig in zijn soort: Het feest van Heeren en Overheden. Op Passie-Zondag van dat Jaar werd het voor 't eerst gevierd en is. sinds dien nooit achte'rgelaten Het feest begint natuurlijk met een algemeene H. Communie voor de heeren Patroons, de ondergeschikte overheden en hunne families. Gezamenlijk wordt daarna voor allen gebeden. Te 10 uur is vervolgens een plechtige H. Mis, waartoe met de congreganisten alle patroons en overheden worden uitgenoodigd, onder wier bestuur de congreganisten werkzaam zijn. In de eivolle kerk wordt dan telken jare een ernstig woord gesproken over de eischen, welke de Heer der Heeren stelt aan patroons en werklieden, allen Zijne kinderen. Met vreugde werd opgemerkt, hoe somtijds na zulk een feest een langdurig meeningsverschil verrassend vlug werd bijgelegd. De goede verstandhouding bleek verder bij alle groote herinneringsdagen der Congregatie en bij vele bijzondere gelegen-' heden en duurt nog altijd voort. Menigmaal verklaarden de werkgevers, dat de congreganisten hun beste werklieden waren: mannen, die flink voor hunne rechten durfden uitkomen, maar levens plichtgetrouw, rechlschapen en eerbiedig hun arbeid verrichtten. Dit bleek zonneklaar toen de stichter der porcelein- en glasfabrieken „Mosa en Stella" de Weledelgeb. Heer L. Regout, vader van onze beide groote katholieke Ministers, de Congregatie voorstelde enkel en alleen hare leden tot werklieden zijner fabrieken aan te nemen. Hoe dankbaar ook voor dit vereerend voorstel meende de Congregatie toch het te moeten weigeren. Steeds echter bleef de beste verstandhouding heerschen tusschen dezen patroon en de Congregatie. En deze vriendschap ging over van vader op zoon en bleek bij tal van gelegenheden. Onder de vele vrienden en begunstigers der Congregatie stonden zij vooraan. En sinds 1887. schenkt deze firma als blijk van belangstelling jaarlijks een belangrijke gift mede als contributie voor de werklieden harer fabrieken. 3 Ook voor de stoffelijke belangen harer leden had de Congregatie steeds een open oog. Nooit echter heeft zij zich rechtstreeks door het oprichten van steunkassen of verzekeringen harer leden daarmede willen belasten. Zelfs richtte zij geen spaarbank op. Er bestond een bloeiende spaarinrictiting in de H. Familie, later verrezen er verschillende dergelijke katholieke instellingen. De Congregatie drong altijd bij haar leden op sparérr aan maar verwees hen naar de bestaande inrichtingen. In de jaarboeken lezen wij reeds onder 1879 „Dit jaar evenals andere jaren is de — 83 — vraag gesteld, of niet iets van de opbrengsten der Congregatie besteed moest worden tot leniging in den nood van arme congreganisten?" Om tal van redenen, daar aangegeven, werd? besloten dit niet te doen en tot nu toe is aan dit besluit vastgehouden. De beste manier van sparen voor den arbeidenden stand is: zich verzekeren op allerlei wijzen. Dit wordt den congreganisten voortdurend voorgehouden en gelegenheid daartoe bestaat voldoende in onze sociale en particuliere instellingen. Voor goede en gezonde, ook ontwikkelende en sociale lectuur werd gezorgd, maar de Congregatie opende geen eigen bibliotheek. De Heeren-Congregatie had onder hare instellingen „De Volksbibliotheek" en door haar welwillendheid kan ieder congreganist van den Directeur een gratis abonnement ontvangen. 4. Een punt van het allerhoogste katholiek en sociaal belang is tegenwoordig zonder twijfel de verkiezing voor onze wetgevende en besturende politieke lichamen. Het stembiljet is een der machtigste wapenen ter verdediging der Kerk. Nu is Kerkverdediging een der uitdrukkelijk aangegeven doeleinden der Maria-' congregatie (Tit. I § 1) Zij mag dus zich hier niet onzijdig houden. De Canisius-Congregatie kweet zich dan ook vol ijver van dezen grooten plicht zonder nochtans haar zuiver godsdienstig karakter ook maar eenigzins in gevaar te brengen. Als onverbiddelijke wet werd vastgesteld, dat de Congregatie als zoodanig zich nooit'of te nimmer zou bemoeien met personenpolitiek. Nooit heeft zij eenigen invloed willen uitoefenen op de keuze van een candidaat, op het steunen van den eenen katholiek boven den anderen; nooit zich willen inlaten met meeningsverschil tusschen katholieken in vrije punten, met politiek geschrijf bij verkiezingen ten voorof nadeele van dezen of genen. Dat alles liet zij aan anderen over. Zij liet hare leden persoonlijk volkomen vrij. Haar vast onomstootelijk en eenig beginsel was en is altijd: Kiest den candidaat van de katholieke partij en wel in de orde door die partij aangewezen. Maar in de uitvoering van dit beginsel was zij onverbiddelijk, kiesplicht werd door haar verkondigd jarenlang voor deze wettelijk werd ingevoerd. Met grooten nadruk werden hare leden daarop gewezen. Vóór de invoering der evenredige vertegenwoordiging drong zij steeds aan op het kiezen van den besten en meest bekwamen. Zij was zeer voor werklieden-candidaten maar eischte daarvoor door en door bekwame mannen. Zij achtte het een ramp voor de katholieke arbeiderspartij, zoowel als voor den gekozene zeiven, andere dan bekwame mannen af te vaardigen. En de congreganisten begrepen dit volkomen. Menigeen harer leden aangezocht een candidatuur aan te nemen, heeft dit, zonder eenigen invloed of zelfs voorkennis der Congre- — 84 — gatie geweigerd. Toch beschikte zij over een geweldige macht. Immers er bestond langen tijd in Maastricht geen R.K. Kies•vereeniging. Onder andere nadeelen volgde daaruit ook dat er niet werd gezorgd voor de kiezerskweek. Dit dreigde onder de voorlaatste kieswet een ramp te worden voor de katholieke partij te meer daar alle andere partijen hiervoor ijverig werkten. De Congregatie begreep dit en sloeg de hand aan het werk. Een soort inlichtingsbureau werd gevormd, de noodige stapels gedrukte formulieren aangeschaft en met deze gewapend trokken de zelateurs, door alle werklieden gekend en geacht, de stad in om ieder jaar honderden belasting-, huur-, loon-, pensioen-, lijfrente-, spaar- en examenkiezers te voegen bij het katholieke leger. Wat dit beteekende vooral in de eerste jaren, met hoeveel tegenzin en voproordeelen zij hadden te worstelen, hoe dikwijls zij van het eene eind der stad naar het andere moesten kruisen en dat alles in enkele weken en wel na hun langdurigen arbeid, dit weten al deze kloeke mannen zich nu nog levendig te herinneren. Maar zij hielden stand ook nog eenigen tijd na de oprichting der R.K.K. totdat deze het overnam. Ook in de oprichting der thans bestaande R.K.K. had de Congregatie een belangrijk aandeel. Een katholieke kiesvereeniging was dringend noodig. Dit begrepen de arbeiders en in 1907 gingen er stemmen onder hen op om, als er niet spoedig een algem. katholieke kiesvereenigingontstond,zelfeenkatholieke Volkskiesvereeniging op te richten. Dit zou zeer noodlottige gevolgen na zich hebben gesleept. De congreganisten zagen dit, zij werkten dit plan tegen en hetzelfde jaar kwam de tegenwoordige R.K.K. tot stand. De groote massa der eerst toegetreden leden waren congreganisten. 5. Het is hier de plaats een andere belangrijke afdeeling der Congregatie te vermelden: de sectie voor propaganda en lectuur „St. Ignatius". Jarenlang reeds hadden de congreganisten gewerkt als propagandisten voor alle katholieke belangen; een eigen sectie daarvoor, een propaganda-club, hadden zij niet. Toch was daaraan groote behoefte. Wel bestond er een enkele ijverige propaganda-club en werd er katholiek-sociale lectuur verspreid maar katholieke bladen en vooral volkskranten werden niet gevent. Oorzaak daarvan was vooral een slerk, zeer noodlottig en dwaas vooroordeel: het werd beschouwd als minderwaardig, leder fatsoenlijk katholiek achtte het beneden zich, het werd dan ook nu en dan alleen gedaan door gehuurde krachten, die geen ander werk konden krijgen. Hieraan moest een einde komen maar daarvoor was christelijke moed en offervaardigheid noodig. Een voorbeeldig congreganist maakte een aanvang en begon op pleinen, bij kerken 85 en fabrieken, katholieke bladen te venten, zooals de socialisten het reeds lang met al hun lectuur deden. De zaak Skte groote6611 JOnge" 13 j3ar' hidP enweldraS"!jn De Congregatie wendde zich nu tot den grooten werkmans vriend, den heer H. Hermans, thans lid der 2e Kamer Toen reeds Hoofdredacteur van „Het Katholieke Volk" en Secretaris Sn den Lirnburgschen Volksbond. Deze gaf met groote vrcug3? verS?5S blad te venten. Aanstonds werden vrijwilligers uit de Conere SeT olfnT'lV £ ^ to't een sectie welïeïen titel ontving „St. Ignatiusclub" en half Augustus 1911 waren 4200 exemplaren van het blad verkocht benevlns 75 brochures Het ijs was gebroken, anderen begonnen nu het blad te ver koopen en de St. Ignatius-sectie zocht nieuw werk Ditwas niet moeilijk te vinden. Een keuze werd gedaan van nuttige katho heke boeken en het verkoopen ging voort. De eerste Nederlandsche Directeurendag, 16 Aue 1912 ee ^E?™ÏSr ^ Mr3aStriCht gouden btacht nieugwe aruKte tr was besloten een Congregatie-blad in te voeren en als zoodanig werd voorloopig gekozen „de Berichtgever^ uLe fZ'mTlerl E?™8" Ma""e"-Congregatie. Mef het nieuwe een IrootcLnZ^^ aa"Vang gem^kt en tevens besloten een groote campagne te openen tegen de neutrale bladen Fen groote hoeveelheid van de pittige bfochures van Paté S oks C S, R- tegen de Nieuwe Rotterdammer, Telegraaf en Courant werden besteld en bij de verschillende katholiekelezers dier bladen gratis thuis bezorgd. De abonné's op „De Courant" wér den bovendien stelselmatig met huisbezoek ve eerd Krani werd er gesproken door de wakkere propagandisten, die twee aan Twee dit huisbezoek verrichten en somtijds heelwat te verton hadden Een groote aantrekkingskracht van „de Courant" voïmde het' verzekeringsstelsel daaraan verbonden. Nu werd gesproken me de Direc ie van „de Limburger Koerier", die weldraTeen to premiestelsel invoerde en om de liefhebbers vThoÏoSS Il en h5 rP°?en Werde" de ^Iteedities van .Ma^ bode en lijd en het Centrum verspreid. mt %/erlangen1 d«. sectie-leden werd Woensdag 12 Februari 1913, ónder een plechtig Congregatie-lof door allen een toewi ding gedaan en de belofte afgelegd, dat zij stipt hun sedie reglement zouden naleven. Deze toewijding wordt geïegeld her meuwd Op verzoek der afdeeling „Voor Eer en Deugd" namen de leden tevens op zich op werkplaatsen, fabrieken en openbare R n te%a nVl°Siïedn ï* T^" Van ^kwetsendeT 1 tegen te gaan. Sinds werden duizenden boeken, vlugschriften en circulaires verspreid. Na afloop de, campagne tegen „De Courant" 86 werd, wederom door huisbezoek, straat voor straat, het abonnenemènt op katholieke bladen aangeboden. Een of twee maanden werden deze gratis bezorgd en dan getracht een abonnement te plaatsen. Verder bood de club haar diensten aan de R. K. K. en werkte mede bij verkiezingen, Katholieke Actie enz. enz. Ook de deelname van 500 congreganisten aan den eersten Nederlandschen Congreganistendag in den Bosch, 27 Juli 1914, is voor een groot deel hun .werk. In de m^andelijksche vergaderingen ontvingen de leden onderricht in verschillende zaken voor een goed propagandist noodzakelijk. Toen Sept. 1919, Pater V. Spauwen, oud-adviseur van de bekende propaganda-club „Sancta Maria" te Rotterdam, werd benoemd tot mede-directeur der Canisius-Congregatie nam het werk van „St. Ignatius" een nog veel hoogere vlucht. Van 31 December 1919 tot 17 Mei 1920 werden 13 groote vergaderingen gehouden, voor allen toegankelijk, in de grootste zalen van Maastricht. Geregeld traden in ieder twee sprekers op, gekozen uit de meest hoogstaande katholieke sprekers van het geheele land. Bovendien werden talrijke propagandatochten gehouden, nu eens met volle muziek, dan per fiets, te voet of per motorboot. Duizenden circulaires en vijfhonderd propaganda-platen in kleurendruk werden verspreid. Ongetwijfeld heeft deze Congregatie-sectie een niet gering aandeel in de schit-, terende overwinning bij de Gemeenteraadsverkiezingen 17 Mei door de katholieken van Groot-Maastricht onder de leiding van haar wakkere kiesvereeniging behaald. De Eere-Voorzitter dezer sectie, de WelEd. Gestr. Zeergel. Heer Mr. Ds. L. Regout vereerde haar met een kostbaar vaandel. De wijding had plaats Woensdag 19 Mei onder een plechtig Congregatie-lof. Het vaandelfeest werd met groote vreugde gevierd op „Kruisdonk", het familiebuiten van den schenker, Zondag 30 Mei 1920. Wat de Propaganda-sectie doet voor dë Canisius-School op Java werd boven reeds aangegeven. Bij de optochten gedurende de Missie-week, dit jaar gehouden, verzocht het Bestuur de Propaganda-sectie der Congregatie te collecteeren voor de Missie. Zij verzamelde f. 3200,—. 6. Eindelijk moeten wij nog vermelden het Apostolaat der Charitas. Nooit wilde de Canisius-Congregatie iets van hare inkomsten gebruiken to+ hulp harer leden, zij wilde geen steunkassen of verzekeringen oprichten voor haar congreganisten om haar zuiver godsdienstig karakter niet te verwateren. Wat zij echter wel wilde en moest willen is: anderen helpen. Zij moest dit willen want dit is de taak van iedere Mariacongregatie, door haar Regel voorgeschreven, door haar eeuwenlange praktijk bevestigd. Zoo geschiedde dan ook van den aanvang af. De Directeur 87 werd bij het uitdeden der aalmoezen voorgelicht en geholpen door congreganisten, de werkzaamheden breidden zich uit en eindelijk, ria de invoering der nieuwe Armenwet, werd daarvoor een nieuwe sectie opgericht: „Helpt Elkander". De sectie had een dubbel doel: 1 Volgens den Regel (Tit. VIII § 63.) de zieke congreganisten bezoeken en helpen; 2. armen en noodlijdenden bijstaan en weer zdfstandig maken. De werkers dezer sectie moesten tot den arme gaan als gelijken, niet als meerderen, er een eer en genoegen instellen hen te helpen^ in hen zien O. L. Heer zeiven. Het goede der ouderwetsche armenverzorging werd behouden, het gebrekkige zooveel mogelijk vermeden. Haar doel is: Armoede voorkomen, verlichten en den geholpene zelfstandig maken. Haar middelen: Armoede opsporen, de oorzaken ontdekken en wegnemen. Haar werkwijze : de stad' is verdeeld in kleine wijken; ieder heeft zijn bezoeker; een uitgebreid register, hetwelk alle noodige inlichtingen bevat, is aangelegd; hulp wordt, waar noodig, oogenblikkelijk verstrekt. Een groot voordeel dezer sectie is, dat bedrog bijna is uitgesloten. De bezoekers kennen de bewoners van hun wijk door en door, ook in het dagelijksch leven. Toen bij koninklijk besluit van 9 April 1913 de Armenraad te Maastricht werd ingesteld nam een afgevaardigde van de sectie daarin zitting. Deze werd aanstonds in het bestuur gekozen. Haar afgevaardigde is ook thans bestuurslid van den Armenraad te Maastricht. Behalve de persoonlijke hulp door haar leden geboden werd volgens de officiëele verslagen van den Maastrichtschen Armenraad door de afdeeling der Canisius-Congregatie aan giften geschonken: in 1913 f. 1478.33 in 1917 f. 4715.73>/9 „ 1914 „ 3109.06'/., „ 1918 „ 6411,16 „ 1915 „ 5023.00'/, ; 1919 „ 6640.75 „ 1916 „ 5762.52 „ 1920-„ 7359.93'/, In de acht jaren van haar officiëele werking gaf de sectie dus uit voor armenzorg: f. 40500,50 Dit geld werd bijeenverzameld door giften van weldadige personen en vereenigingen. Subsidie van Staat, Provincie of Gemeente werd nooit genoten. Bij de oprichting van een afdeeling der R.K. Reclasseeringvereeniging werd de Congtegalie officiéél uitgenoodigd. Eenige harer leden hebben zitting in het bestuur. Uit haar midden worden mannen gekozen om toezicht te houden op voorwaardelijk veroordeelden of ontslagenen. B8 7..Nogwerd deze Congregatie aanleiding tot het ontstaan van een Congregatieblad. Iedere maand gaf zij voor hare leden een blaadje uit waarop de agenda der maand en eenige vrome wenken. Op den eersten Ned. Directeurendag werd gesproken over Congregatiebladen. Dit gaf aanleiding tot uitbreiding van h,et maandbriefje. In 1915 werd besloten dit om te scheppen in een blaadje voor de Canisius Congregatie : „Ave Maria". Vele Congregatie-Directeuren vroegen het voor hun leden Het volgend jaar werd er een Maandschrift van gemaakt. Thans verschijnt het in twee edities; een voor mannelijke congreganisten „Omhoog" en een voor vrouwelijke onder den ouden titel „Ave Maria". Oplage 17500 exemplaren. VIERDE HOOFDSTUK. De Berchmans-Compagnie. Ten slotte een woord over de voornaamste afdeeling der Congregatie, haar hoop voor de toekomst: de Berchmans-Compagnie, de Congregatie voor de jongens. Wij lezen in de notulen der Raadsvergadering van 8^ Sept. 1883: „Na de H. Mis van 9 ure (Zondag 23 Sept.) zal de Berchmans-Compagnie worden opgericht bestaande uit jonge congreganisten van 12 tot 16 jaar Zij zullen den 2en Zondag van elke maand in (en na) de H. Mis van 9 ure vergaderen.... Het doel is hét jonge volk meer in het oog te krijgen, aan ordelijkheid en stichting in de kerk te gewennen, het trouw kerkgaan te bevorderen enz. Het getal van degenen, die op het oogenblik onder de Berchmans-Compagnie vallen, bedraagt 94". Zoo was dan deze afdeeling begonnen. Behalve de oefeningen op den 2en Zondag woonden de jongens ook de gewone vergadering bij op Woensdagavond. Spoedig werd hierin wijselijk verandering gebracht. Bij raadsbesluit van 17 Juli 1887 werd besloten hen afzonderlijk te doen vergaderen en wel 's Zondag's namiddag van 2 tot 3 uur. Tevens werd bepaald, dat zij eerst konden worden aangenomen als zij in de parochiekerk den catechismus-cursus verlieten. Nadat zij hun zeventiende jaar waren ingetreden konden zij overgaan tot de le afdeeling. Eind 1887 telde de Berchmans-Compagnie 140 leden. Bij de oprichting der Patronaten in de verschillende parochies van Maastricht liep de Jeugd-afdeeling ernstig gevaar vooral toen de patronaten op hetzelfde uur vergaderden. Besloten werd nu tier tegenwoordig Bestuur der Lanisius-Congregane. — 90 — de jongens wederom met de mannen te doen bijeenkomen en hen slechts den 3en Zondag van iedere maand, 's namiddags 2 uur afzonderlijk te laten vergaderen. Deze maatregel was noodzakelijk maar zeer betreurenswaardig. Kinderen van 12 en gehuwde mannen 30, 40, 70 jaar vereenigen in één Congregatie kon niet nuttig zijn Deze toestand bleef bestaan tot Maart 1906. Toen werd vastgesteld de jongens wederom afzonderlijk te doen komen. In de week ging dit echter niet, er was iederen avond teekenles. Alleen de Woensdagavond was vrij, bij het openen van het Patronaatsteekeninstituüt was deze opzettelijk vrijgehouden. De Congregatieoefening werd nu vastgesteld op Zondagmiddag van 12 tot 1 uur. Ondanks het ongeschikte uur was de opkomst zeer goed Het ledental klom weldra tot 326 ook omdat de jongens na de invoering der vervroegde eerste H. Communie reeds konden irv tr^den als zij hun elfde jaar waren ingetreden. Bij afwezigheid werden de ouders aanstonds geVaarschuwd. In overleg met de Directeuren van alle Patronaten werd de algemeene H. Communie vastgesteld op den 4en Zondag van iedere maand; de wekelijksche H. Communie werd sterk aangeraden en zeer velen volgden dien raad. Bij de groote feesten der Congregatie moesten ook zij tegenwoordig zijn. Maar ook deze regeling kon niet blijven bestaan : zij was niet bestand tegen de sportmanie, welke zich vooral op de Zondagen uit. In/1920 werd besloten ondanks alle moeielijkheden de oefeningen vast te stellen op Maandagavond 7.15. Tevens werd de afdeeling gereorganiseerd. Zij ontving een eigen bestuur natuurlijk onderworpen aan het hoofdbestuur der Congregatie' werd sterk gezuiverd van lauwe en flauwe elementen en een kleine maandelijksche contributie werd ingevoerd. Ook werd onder haar leden als eigen sectie opgericht de Vriendenkring van het H. Hart. Deze is bloeiend en vereenigt iederen Vrijdag tal van jongens, met hun medaille gesierd, aan de H, Tafel. Sinds 1893 viert de Berchmans-Compagnie, als bijzondere devotie, elk jaar de vijf weken, welke het feest van haar Patroon den jeugdigen prefekt der Mechelsche Congregatie, den H. Joannes Berchmans voorafgaan. Dan wordt zijn leven herdacht, zijn relikwie vereerd, zijn lied gezongen en naderen allen ter H. Communie. Bij het zilveren jubelfeest der Congregatie schonk deze haar leugdafdeeling een kostbaar vaan van den H. Berchmans. Zoo leefde en werkte gedurende vijftig jaren de CanisiusCongregatie van Maastricht. De liefde van Jezus' H. Hart, de bescherming van Maria, hare Koninginne en de voorbede'van den Z. Petrus Canisius hebben haar arbeid ruimschoots gezegend. Zondag 14 Augustus viert zij haar gouden jubeltij. Geknield 91 rond hun beminden Bisschop zullen haar leden God jubelend danken en Zijn zegen afsmeeken. Met hen knielen afgevaardigden van zeer vele Mariacongregaties van Nederland, hier in congres vereenigd, voor het altaar. Moge God hun beden verhooren en Zijn rijkste zegen ook in de toekomst de Congregatie begeleiden en al hare zonen immer vormen tot waardige leden van het heerlijk leger der Mariacongregatie. 92 Bestuur der Canisros-Congregafie 19Z1-ZZ. Directeuren: H. v. RUTH, S. J. en V. SPAUWEN, S. J. Prefekt: W. LAPLOOI. Assistenten: M. KUSTERS, en N. AMORY. Secretaris: J. JOSTEN. Zelateurs-Raadsleden: le Wijk: A. MIESEN. 2e i : J. MEY. 3e j : H. LOONTJES. 4e , : J. BEGAS, '5e , : A. RETZ en H. ELIE. 6e „ : F. TERBEEK. 7e , : H. NOTTEN. .8e . : W. GARDENEERS. 9e I : TH. HOUBERS. '10e g : J. v. ENGELSHOVEN en P. CARIS He „ : J. BRONKERS en J. AMORY. 12e | : L. DEVENS. Buitengewoon Raadslid: S. FRANSSEN, Dir. van het Koor. 93 Secties der Canisius-Congregafie. I. tof heiliging harer leden. 1. Hef Zangkoor „Soli Deo ef Canisio". Directeur: S. FRANSSEN. Secretaris: J. NYPELS. Commissarissen: M. KERSTMAN, FR. GOD en J. v. ZANTEN. 2. De Eerewachf. President: W. LAPLOOI. Secretaris: J. JOSTEN. 3. De Vriendenkring van hef H. Harf. Voorzitter: L. CROUZEN. Secretaris: A. FRÉREJEAN. Commissarissen: L. KUIJPERS, L. VERMEULEN, H. RUITERS, L. BACKES, H. MOREL, FR. MIEZEN, L. WIJNANDS en L. DEVENS. 4. Communiebond „De H. Franciscus Borgias". Voorzitter: J. BEGAS. Onder-Voorzitter: H. NOTTEN. 5. Refraifenbond „De Z. Pefrus Faber". Voorzitter: A. GERARDU. Secretaris: N. AMORY. 6. Afdeeling „Voor Eer en Deugd". Voorzitter: FR. LOONTJES. ' Secretaris: J. JOSTEN. 7. Begrafenis-Afdeeling „de H. Barbara". Voorzitter: A. MIESEN. Onder-Voorzitter: L. EGGEN. II. tof flposfolaaf. i Missie-Secfie: „Sf. Clai/er". Hoofdzelateur: J. JAM1N. 2. Afdeeling: „Helpf Elhander". President: CHR. JAMIN. Vise-President: H. DINJENS. Secretaris: J. JOSTEN. 3. Propaganda sectie „Sf. Ignafius". Eere-Voorzitter: Mr. Ds. L. REGOUT. Voorzitter: M. KUSTERS. Onder-Voorzitter: J. BEGAS. Secretaris: H, COX. 94 Overledenen der Congregatie 1911-19Z1. Een zoon van Maria zal noolf verloren gaan. (H. Bern.) 1911. Jos. Machiels Jean Simais Joh. v.d. Sande B. C. Jan Bergers Hub. Kessen Frans Cap Hub. Hanssen Jos. Amorij Willem Elie Petrus Meijers Jacques Dreesens Thomassen (gest. Venlo). 191Z. Willem Loontjens Hub. Groothuizen Aug. Brands B. C Egidius Bleer Hubert Jaspers Frans Prick Joan. Leop. Dresens Lamb. Moosen Joseph Delboeuf Hubert van Haeren Adrianus Schiepers Petrus Hertog Henr. v. d. Veecken Jos.v.d. Bborn(gest.Heerlen) Gerard Dubislav H. Pijpers 1913. Eduard Loyens Math. Manderveld Joh. Lousberg Mich. Olders Steph. van Deursen Joh. Steijn Christ. Bastiaan Servaes Welie Jan Dreesen Joseph Augustinus Mich. Thiry Hubert Muijtjens Ant. Belderok Mathieu Bastiaens Joseph Loontjens Nic. Uhl Jacq. Knubben Petrus Murren Nic. Bets Joseph Hofman Conr. van Helvoirt Dionysius Hoeberechts Henri Servaes 1914. Charles Jacobs George Brans Simon Lieben .Karei Franssen Jan Philips Willem Semmeling Mathieu Kaane Pierre Bartelet Dominicus Mulder Christ. Felix Joh. Platner Leo Zeguers Lamb. Elissen Petrus Eerdmans Ant. Pommelet 1915. Math. Wijnands Wilh. van Berlo Math. Meij Hub Dello Jan Lahaije Henri Fehrenbach Jacq. Riemersma Guill. Bastiaan Henri de Bruin 1916. Jean van Sundert Joh. Gutz Christ. Herben Leo Comans Leo Schellings Henri Rieters Christ. Jalhay Joh. Goubet Petrus Peters Jacq. Clermonts Joh. Cimmermans Pierre Doremale Jan Semmeling Pierre Peereboom Wijnand Gilissen Pierre Leesens Christ. Hofman Willem Lejeune Lamb. Witte Coenr. Aalbrechs Nic. Westenberg 1917. Joh. Braeken Petrus Kerkhofs Lamb. Quaring Dirk Evers Christ. Frantzen Willem Florax Henri van Kan Math. Schellings Math. Kessen Math. Lambrix Hub. Pluijmakers Pierre Nijpels Pierre Schils Math. Rijn de rs Petrus Weijntjes Nic. van Sundert Lamb. van Lieshout Ant. Schellings Pierre Steijns f | Gerard Paulussen m. J. Alfred Demers J. Kerkhofs Leo Hermans Mich. Meyers Henr. Barbi Pierre van Alken Louis Eurlings Pierre Delboeuf J. Pletzers H. van Haaren H. Laarmans Chr. Welie Pierre Miesen N. Pieters Hub. van den Heuvel G. Daems Bern. v. Alken J. Frijns H. Rijkenberg Fr. van Dooren J. Vanberg Noél Bailet Z. Eerw. Pater Kersten Nic. Lavalijc Jtos. Tartwijk J. Bonfrère Leo Vernaus L. Philippens J. Hoenen H. Kroll A. Crouzen 1919. Simon Dassen Pierre Persoon B. C. P. J. Hulsters Cl. Bartelet P. Wijzen Joh. Krijns Jos van den Veecken P. Brans Guill. Ghelen Hub. Wouters 96 Louis Aarts Paul Goffin N. Werth MfZ J. Clermonts P. Augustinus Marth. Musch 19Z0. J. Darding G. Florax Louis Pieters Nic. Rassing Herman Brans B. C. Chr. Swaen Th. Backes J. van Drongelen A. Duchard André Pommelet Caspar Werne H. Weijl Ant. Moers 19Z1. Hub. Dekker Corn Aarts Paul Schiepers P. Hamêrs J. van Honthem Jacques Bastiaens Ad. Serpenti Serv. Crolla J. de Schrevel B. C. 97 - Gouden Meifeest 1X71-193. Voorbereidende oefeningen. door den W.Eerw. Pater P. H. WENNINK S. J. Congregatie-Directeur en Adviseur der R. K. Werkliedenvereniging te 's Gravenhage. Dinsdag, 9 Augustus, 's avonds 7.30: Opening Woensdag 10, Donderdag II, Vrijdag 1Z Augustus 's morgens 5.30, H. Mis, Preek, H. Comunie. '5 avonds 7.30, Oefeningen der retraite. Zaterdag 13 Augustus Gedachtenis der Overleden congreganisten. '5 morgens 5.30, H. Mis. Preek, H. Communie, De Profundis. 's namiddags 5.45, Plechtige ontvangst van Z. D. H. Mgr. Laurentius, AntoNius, Hubertus SCHRIJNEN, Bisschop van Roermond. Geheel de Congregatie begeleid Z. D. Hoogwaardigheid naar de pastorie van den H. E. H. Deken H. Wouters. Alle Congreganisten worden dringend verzocht zich te half zes op te stellen op het stationsplein. $4X'l 's avonds 8 uur, Opening van hef Congregafie-Congres in de voormalige Dominicanerkerk en algemeene bidweg. Zondag 14 Augustus, Uubeldag 's morgens 7 uur, Alg. H. Communie voor alle afdeelingen. Toespraak, Pauselijke Zegen. 's voormiddags 10 uur, PONTIFICALE HOOGMIS, opgedragen door Z. D. H. den Bisschop in de hoofdparochiale kerk van St. Servaas. Na de Pontificale. Hoogmis, Receptie der Congregatie' in de voormalige Dominicanerkerk, waartoe alle congreganisten en hun familieleden worden uitgenoodigd. 's avonds 5.30, Pontificaal lof, preek en vernieuwing der opdracht in de kerk van O. L. Vrouw. ISlf Maandag 15 Augustus 's morgens 7 uur, Alg. H Communie voor alle afdeelingen en hernieuwing der toewijding van de Congregatie aan het H. Hart. 's voormiddags 10 uur, H. Mis met zang in de Congregatiekerk. 11.30 Processie van het H. Sacrament, waarin het mirakuleuze 98 beeld wordt rondgedragen. Het bestuur dér Congregatie en haar Eerewacht nemen daaraan deel. 's namiddags 4 uur, Plechtig sluitingslof en preek in de Sti Servaas. 's avonds 8 uur: Feestvergadering. N.B. In de mórgenoefenihgep-der retraite wordt de „Volksmis" gezongen en worden de congreganisten uitgenoodigd tot de H. Communie te naderen. Allen worden verzocht gedurende de kerkelijke plechtigheden hun Congregatiemedaille te dragen. Zondag ZI Augustus, Dankfeest '5 morgens 7 uur, Alg. H. Communie tot dankbaarheid voor .alle gunsten gedurende dê vijftig jaren van ons bestaan genoten. Dankgebed. 's voormiddags 10 uur, Plechtige H. Mis van dankbaarheid opgedragen door den Hoogeerw. Heer J. A. H. Wouters, Kannunnik Deken van Maastricht. Danklied. Bladz. Aan onze Congreganisten..... • • ■ 5 EERSTE HOOFDSTUK Historisch Overzicht en Inrichting der Congregatie. I. Congregaties in het oude Maastricht. .' 7 II. De oprichting der Canisius-Congregatie, . Z*mr ... 14 III. Uitbreiding. . • ^oBr' "JPPfp' . 18 IV. Organisatie en Bestuur ^Jiff^l^.^ . . . /A^.'lè • 23 TWEEDE HOOFDSTUK fifctf Werking der Congregatie Het nastreven der levensvolmaahfheid I. De opdracht'. . . . |p^§|| 32 II. De vereering van Jezus' H. Hart en zijn H. Sacrament . 34 III. De Mariavereering . . . .jS§;''. • ■ 42 1. Jaarlijksche bedevaart . ... . . . . §^*SS • • 42 2. De vereering van O. L. Vr. van Foja' . • 45 3. Bijzondere feesten van Maria . . . |p, . . 45 IV. De vereering der H. Patronen . •"tgS^fjecï. j •• <^3tï ■ 47 1. De Zalige Petrus Canisius &»&,Vvi\. . /.Bjfè'. . . 47 2. De H. Jozef . . Wé | '^Pi^|i^^p!^fl • 49 3. De heiligen van Maastricht. . . w&Ê 50 4. De H. Ignatius PSi^P ■ • M ■ 50 . 5. H. Margaretha Maria, de eerbiedwaardige Claudiusde la Colombière, de H. Franciscus van Sales, de H. Franciscus Xaverius. . ^•^^Ê^i^M&MM^^^èÈW • £0 6. De H. Joannes Berchmans .... '^feï^** - • ■ 52 V. De Congregatie en haar ^overledenen . !\^v§nT ... 52 VI. Bijzondere feesten en oefeningen .... ... 56 1. 25 jarig Pausschap van Z. H. Paus Pius IX .... 58 • 2. Gouden jubilea der bisschopswijding van Z.H. Paus . Leo XIII . . . . ... . . . . • 58 3. Zilveren jubelfeest der Congregatie 59 4. Derde eeuwfeest van het afsterven van den zaligen . Petrus Canisius 59 5. Vijftigjarig verblijf der Paters Jezuïeten te Maastricht. 59 6. Zilveren jubilea van Directeur en Congreganisten . . 60 7. Oprichting der sectie „Voor Eer en Deugd" ..... 60 8. Gouden Priesterfeest van Z. H. Paus Pius X. . *m,- . 61 9. Titelfeest der Congregatie 24 Oct. 1909 . t§^§§ • 61 10. Veertigjarig bestaan der Congregatie 'i^pi^p^^-'.,' '61 11. Het Mariacongres te Maastricht in 1912 . W;'. . . 62 12. Huldiging Kardinaal van Rossum . . ;if 63 13. Eerste Congreganistendag te 's-Bosch . §LW • 63 14. Nationale feesten . . -. s^sS^6**** *? 1 • 63 15. Gewone of open retraites. . . .ijafo •'■ 63 DERDE HOOFDSTUK Werking der Congregatie op bef uitwendig leven I. Werking der Canisius-Congregatie op het uitwendig . . leven harer leden . . fóife • 68 II. Apostolaat; , v-'^^^gl'., . . • • • ' 71 1. Apostolaat van het gebed . . {']!§g|j|$>* - vP^^;* '• 71 2. Apostolaat van het voorbeeld . .fflPl^S?!> j . 71 3. Apostolaat van woord én daad •if^fel^i • •''Wy- 72 4. De sectie „Voor Eer en Deugd" 73 5. Eucharistische secties . . .' . . H . . . . rf*V 73 6. Retraitenbond „Z. Petrus Faber" Vi!;W; 73 ' 7. Apologetische sectie 'Am<#J», . . -|ffc.' 76 8. Missie-secties-. ■ . . . 77 III. Sociale en charitatieve arbeid der Congregatie ■ 79 1. De Congregatie en het socialisme . . • ■ • 79 2. Verhouding tot de werkgevers. . . M, . . 81 3. Stoffelijke belangen der leden » . . ■ i*^^p> • • 82 4. De Congregatie en de verkiezingen . . . f$f||fm • 83 5. De Propagada-Club ,St. Ignatius" ■ • t?^ • 84 6. De' Afdeeling „Helpt Elkander" ■'*w^^tT^y7^r • 86 7. Congregatie-Tijdschriften. -l^^^Ê^^^^:- • ■ 88 / VIERDE HOOFDSTUK De Berchmans-Compagnie' • • ^^ySlftm^W» • 88 Bestuur der Canisius-Congregatie 1921-22 . 'f§j~'~. 92 Secties der Canisius-Congregatie' . '. . -. .' 93 Overledenen der Congregatie 1911-1921 94 Gouden Jubelfeest 1871-1921 ^f^^ï^iP^^Sl ... 97 PLATEN Beeld van het H. Hart. . ;^|vè*M^SM!M^>^' • • '• 3 O. L. Vr. van Foja. -fjf>Y^W- • - ■ . ^fl^' • 18 Overleden Directeuren •*s>45\|^|^,'^ • • •!frf*';j2 • 29 Leliescepter. •. . . **/.,, . . jsf . . . 44 Marmeren Canisiusbeeld der Congregatie • *'S|ÏK&'45 > ... 48 Marmeren beeld van den H.. Franciscus Xaverius . . 51 Versierd Priesterkoor der Congregatie-kerk 66 Het tegenwoordig bestuur der Canisius-Congregatie . 89 IMPORT EXPORT GROS DÉTAIL. P A. VERHAE6H-KIRSCH Si G A REN HAN D E L_ VRIJTHOF 1 - MAASTRICHT - (HOEK GR.STAAT) TELEFOON No. 454 RUIME SORTEERINO IN: SIGAREN, SIGARETTEN EN TABAK , DER EERSTE BIf%ïËN- EN BÜITENÈ» EABReËKëN Havana-Sïgaren- BOCK, HENRY, CLAY, Enz. Firma l£.Dfohaüf& Zonen Ondernemers van Uerbaizingen •voor binnen eq buiten de sfafr . £3E3 Fabriek van Rolblinden en 3aIouziën. Algemeen verftooplohaal dagelijks geopend. Inkoop van oude Meubelen. . Ooi aan huis fe ontbieden. Aanbevelend, Fa. 3. C. Dichhaaf & Zonen i Vrijthof 2Z : Maastricht BEGRAFENIS-ONDERNEMING VOOR BINNEN- EN BUITENLAND. ZERKENFABRIEK EN MAGAZIJN. EIGEN ROUWKAMER. Aanneming,vari geheele of gedeeltelijke begrafenis. Aanbevelend, r fe FIRMA GEBRS. OICKHAUT ! AMORSPLEIN No. I: MAASTRICHT Maison de Confiance Groote Staat 31 : Maastricht Magazijn v. Heeren-en Dames-modearfihelen - Pelterijen • Handschoenen Fluweel en Zijden Sfofen. ■ Steeds hef nieuwste voorradig. Ontvangen eerr groote heaze üoile Stoffen. Nieuwste dessins. Banbevelend, Hi Dicfehattf-Snel. I DEZÜSCERS SCHNEIDERS | kf lyi 'voorheeni Pir^aiF. Hanrafh *i IA* ö| j§ lUU*.l*J Brugsfraaf : IröiB-Maasfrichf WO. 14 Ê h MflGAZIDN m^lv K §f Linnen- en halflinnen Cafelhleeden; Seruefgoed, enz. H Of- Manufacturen, Shawls, Wollen, Bi W ^BWatf-" Bn Kafoenen Dehens. ]ÏI H " HEEREN- EN DflMESStOFFEN fc pLT . in Wollen Halfwollen, Zijden, Rafden, enz; enz. ' ^ïlp fNSTELEmGfW - EN ; NAAISCHOLEN ZOUDEN WIJ WÜLEN AOVISEEREN EENS PRIJS EN PftOEFLEVERÉ'AAN TE VRAGEN. AANGEZIEN IEDEREEN BIJ ONS VOLDOENING VINDT. hhhhbhhhhhhhhhhhhhhhhhhh e _.. h H vnRI DIBIllRS SLnDEWWflünZlJW » h h h h h h h h h h IX HoendersfraafIX Maasfrïcbf ONZE SCHOENEN zijn: bef besfe in hwalifeif! hef uoordeeligsfe in prijs! bef gemahhelijhsf in pasvorm! h h 0 h h h h h h h b h 0 0 000000000000000000000000 MAASTRICHTSCHE HYPOTHEEKBANK VOOR NEDERLAND SINT SERVAASKLÓOSTER 8 - MAASTRICHT Verkrijgbaar 60lóPandbrievên tegen lOO'l* °W De pandbrieven der Maastrichtsche Hypotheekbank behooren tot de fondsen, waarin o. a. de Rijkspostspaarbank, de Rijksverzekeringsbank, hér Pensioenfonds voor Weduwen en Weezen van Burgerlijke Ambtenaren, het Mijnwerkersfonds, diverse groote Levensverzekeringsmaatschappijen, Kerkbesturen, Kerkelijke en Burgerlijke Armbesturen hare gelden beleggen O.L. VROUWE KADE 10-11 : MAASTRICHT STATIONSTRAAT No. 3£ Sfl- ^SITTARD IS UW ADRES VOOR NETEN DEGELIJK DRUKWERK AAN CONCURREERENDEN PRIJS! VLUGGE BEDIENING! PRIMA AFWERKING I PROJECTIELANTAARNS:: PROJEGTIEPLAMPEN ^f^l'WïOT 4000 KAARSEN ' Overal te.ontbieden tot bediening en bijlevering tot Projectieavonden. FOTO^C&DflNIELS] KLEINE- STAAT N' 7 MAASTRICHT , ,.V.\ •'• TELEFOON N?289 FOTO TOESTELLEN PLATEN. PAPIEREN ONTWIKKELAARS. CHEMICALIËN "0UË^.VERNISSEN,B0R5IEIS POETSARTIKELEN enz/ent SPECIAAL INGERICHT tot het maken van DIAPOSITIEF-PLATEN voor projectie. (Munten steeds uit door helderheid). h ' : b I Fa: Wei Hanssens & Zoon g |2j Celephoon Intercommunaal Ho. 61 b h flchfsr bef Uleescbhuis No. 13 en 11 :SL Maastricht b h ï y.m _ .oir i - . b ■-j 7 , . fllleenyerfcoop der ^4— 12 üaarsma Haarden en De Haas Brandhasfen h cs cs cs es cs • PRIMA GEËMMAÏLLEERDE FORNUIZEN b h h h h h £s me soorcew kachels. h cs 0 g HiiishoudelijRB flrfiJielei). : Smederij. : Complete Keaheninricbfingei). g ishcscscscscscshcscscshhhhhhhhhhhh N. V. Mmstrightsche Broodfabriek MAASTRICHT O.L. VROUWE PLEIN 18 TELEFOON Brood Kleingoed Beschuit Koek Gebak HEERLEN SAROLEASTRAAT 47 TELEFOON ±±± Dagelijksche bezorging aan huis door geheel Zuid Limburg. 1 Fa H HOIJOTS-FRISSEN I 1 1 I I 1 I I VAN OODS BEKENDE MAGAZIJNEN IN f 1 1 i ALLE COURANTE MANUFACTUREN!! i | i f i 1 MARKT No. 56-57: MAASTRICHT 1 1 MaasfricbfschB Koefabriefe ,J)e Hoop"]| Spilsfraaf 1H-ZO : Maastricht 3 E3 SpBcialifeif in: || Zuivere Honingfeoefe 3 Maasfrichfsche Uruchfenfeoefe p □ LEO KÖBBEM-JflNSSEN. 1 COATTEN BROOD è 30 ct. per doos. Doodt alle knaagdieren en is onschadelijk voor mensch en huisdier. Glancin de Strijkster a 30 cent. maakt het linnen prachtig glanzend. Jachtwater en Jachtpoeder a 25 ct. Zuivert haar en hoofdhuid, bevordert den haargroei. ZachteTeercapsules a 60 ct.p.flacon Bij Bronchitis, en Longaandoeningen. Menthol Eucaliptusbonbons a 50 ct. per doos. Verwijdert hoest, slijm en heeschheid. Va n i 11 e su ik er-Bakpoeder /0nj^K Merk „Limburgia" /aiTilr^K®i van beproefde goede wérking. |x( l^ijs] Likdoorntinctuur en Zalf tegen Eelt en Eksteroog. ,. ^fflMPfS^ Kiespijntinctuur en Kiespijnwafles in holle tanden, verdfijft de pijn. " Cahcfijsiro% MÏ180 p. flacon met succes gebruikt tegen Kinkhoest en Astma. Helhmich's Lebensbitter a f 1.25 per flacon is eetlustopwekkénd, tegen zuur, verstopping, en vart genezende werking bij Maag- en BRANDVERZEKERING AOCOUNTANTS AFDElELING CONTROLEEREN; INRICHTEN EN REORGANISEEREN VAN VAN BOEKHOUDINGEN . E.N.. OPMAKEN VAN BALANSEN Grof üQüWwerfe tof fijne Garens van goede, bewerking En in beste grondstoffen. Ongeteerde en Geteerde Touwen, Lijnen en Koorden, !; Puttou wen, Kartouwen Ploeglijnen, . Boopfefndtouw, Kqe-:enKalverzeil, Steigerkoord, Paktouw en.Bfe(Jkoprd, Ficelles ook/gekleurde,.Kordeel, Kordonnét, Zweep- *«. snoeren. Aanverwante Artikelen. GEGftbUfiWISEERD SCftflLDRfifiDKOORD. . Schoenmakersgarens enz., Herinëp; . Brêewerk, Hand'ij? netten/ Oorkappen etvPa.arp^^tteö\'i^/ye'lë. soorten. Magazijn in Borstels, Zeemleer, Sponsen, Molton Dweilen, Pek, Haatteer, enz. EN GROS. ~-v,/^N DETAIL. ; M touwsIagBrij Dacques Mafhiji-BeBsmans Qpuolger van 3. BEESMflBS (oud hais Starren) Hecbfsfraaf No. 51 : bHjh-Maasfrichf : Rechfsfraaf No. 51 jj SPECIALITER IN FIJNE jj | DESSERT-BONBONS, CACAO EN CHOCOLADE § ;H HOLLANDSCHE EN ENGELSCHE BISCUITS || B BESCHUIT ÉN ONTBIJTKOEK - HOLLANDSCJH BANKET 1ÜË O Bonbonnières en Luxe-Sachets 'iü Cadeaux voör alle gelegenheden m — i — % ,