HET ROODE OPROER IN FINLAND IN 1918 3 gedeeltelijk door kennis te maken met de opvatting der rooden zelf, zooals die blijkt uit schetsen en getuigenissen uit hun papieren van den oorlog, waarvan er verscheidene gevonden zijn, die van onschatbaar nut zijn voor de geschiedenis der revolutie. Deze bladzijden zijn geschreven op verzoek van personen, die zeer dicht bij de gebeurtenissen gestaan hebben. Terwijl ik werkzaam was aan een der instellingen, in het leven geroepen voor de liquidatie van het oproer, heb ik dit boekje kunnen samenstellen en alle documenten die tot dien verzameld waren mogen raadplegen door bemiddeling van den minister A. Frey en door de hulpvaardige tegemoetkoming van den kant der chefs en beambten. Hiervoor spreek ik bij deze mijn oprechten dank uit. Suoniemi, Finland, 1 Juli 1918. DE SCHRIJVER. VOORSPEL. I. De algemeene achtergrond. Sinds twintig jaar heeft Finland geleefd onder politieke abnormale toestanden. Sinds twintig jaar heeft een voortdurende strijd tegen de Russische onderdrukking het geestelijk bestaan van heel het volk gestempeld. Tegelijkertijd hébben ook de materieele levensvoorwaarden voor een groot deel van het volk een snelle ontwikkeling doorloopen. De laatste tien jaren heeft de industrie zich steeds meer uitgebreid bij een volk, waarvan men gerust zeggen kan dat het zich vroeger uitsluitend op den landbouw toelegde, of in staatsdienst trad. Steden en industrieele ondernemingen hebben zich met Amerikaansche snelheid ontwikkeld, de stadsbevolking nam toe voornamelijk doordat lieden van het platteland naar de stad verhuisden, de woningnood werd een brandend vraagstuk, de arbeidersbeweging groeide als een lawine aan. Sociale- zoowel als politieke toestanden brachten het land uit zijn evenwicht. Finland is dun bevolkt, de bodem is er karig, het klimaat guur. Het volksgemoed draagt den stempel van deze ongunstige omstandigheden. Taai, volhardend, koppig, heeft het zich gewend om eèn moeizamen, tragen en stillen strijd te strijden tegen de strenge machten der natuur. De Fin heeft weinig buren en heeft geleerd 8 alleen op zichzelf te rekenen. Zijn gedachten houden zich bezig met eigen moeilijkheden, en uiten zich in doen wat noodig is en niet in mooie woorden. Hij is eenzelvig, en zijn gevoelsleven is primitief en sterk. Hij leeft voor zich zelf en als iemand een individualist is, is hij het. De vreemdeling is voor hem een vreemdeling, daarom gewantrouwd en gevaarlijk. Als hem onrecht gedaan wordt, groeit de afkeer voor dengeen, die het hem aandeed aan tot haat. Hij mist het vermogen om op te bruisen en daarna te vergeten, want zijn gemoed is dat van den eenzame, somber en peinzend. Hij is niet gewoon aan discipline, noch aan direct gehoorzamen. Hij moet een vast vertrouwen hebben in zijn superieuren en een volkomen genegenheid om zich te kunnen onderwerpen, maar dan doet hij het ook geheel. Hij is een primitief individualist, die zijn werk doen wil volgens eigen goedvinden en dié zich eerst aan het algemeen onderwerpt als hij in zijn binnenste overtuigd is dat het zoo moet zijn. Een gevolg hiervan is, dat ieder algemeen streven wil het vasten voet krijgen bij een volk van deze gesteldheid, het karakter van iets heiligs, bijna van een religie hebben moet om zich Te kunnen uitbreiden en ontwikkelen. Het moet boven de behoeften en eischen van het dagelijksche leven staan en een hoogeren geestelijken inhoud hebben, die in staat is door het gemoed van 9 den eenzelvigen en het individualisme heen te dringen en leiden tot een eenheid van hooger order, het moet een gevoel van solidariteit scheppen dat aan fanatisme grenst. Ook van dergelijke geestelijke stroomingen heeft Finland een rijke ondervinding gehad. Natuurlijk zijn er vele bewegingen geweest van zuiver religieuzen aard, maar toen in het midden der 19e eeuw de Finschnationale beweging ontwaakte, die er naar streefde om de Finsche taal te verheffen tot een cultuurtaal in plaats dat die uitsluitend de taal van het volk was, kreeg ook die beweging bijna een religieuzen stempel. En juist dat die beweging verheven werd tot een godsdienstige, maakte dat zij, gerechtvaardigd en natuurlijk als zij was, zulk een grooten omvang kreeg en zich zoo snel uitbreidde. De beweging had een dubbele taak: te velde te trekken tegen de machtige positie die de Zweedsche taal innam, en het niveau van beschaving van het Finsch-sprekende volkselement te verheffen. Beide hebben dikwijls geleid tot fanatische uitingen, en als negatieve resultaten zien wij aan den eenen kant een vaak bitteren taalstrijd, aan den anderen een vereering van de theoretische ontwikkeling, van studie en kennis, die een al te scherpe grens getrokken heeft tusschen de „ontwikkelde" lagen der maatschappij, voor wie een academische studie de eenige stap voorwaarts is, en de „onontwikkelden", degenen, die een academische opleiding missen. 13 kundige bevrijding dooreen mengen en revolutionaire strijdmethoden toepassen om het doel te bereiken; zij vergat den enormen afgrond die er heerschte tusschen den maatschappelijken toestand van Finland en den Oosterschen chaos in Rusland. Het feit dat de Finsche arbeiderspartij van het begin af Russische wegen bewandelde en de zaak der Russische revolutionairen tot de hare maakte, is de uiterste, fatale oorzaak dat iets als de roode revolutie in 1918 mogelijk is kunnen worden. De eerste resultaten van de tactiek der arbeiderspartij kwamen aan den dag in de woelige jaren 1905 en 1906. De Russisch-Japansche oorlog eindigde met Rusland's nederlaag. De verbittering tegen de hoogste leiding van het rijk werd zoo algemeen in Rusland, dat op het einde van October 1905 een groote algemeene werkstaking uitbrak. De beweging vond weerklank in Finland. Dit was een „passief" optreden, waar niemand iets tegen had in te brengen, en het gevolg was een algemeene werkstaking ook in Finland. In heel het land werd al het werk gestaakt en de staking strekte zich zelfs uit in de ambtenaarswereld, de universiteit en de industrie. De verkeersmiddelen werden stop gezet en ook de politie staakte. De regeering van het land, de Senaat, werd gedwongen om haar ontslag te nemen, de Russische generaal-gouverneur vluchtte naar een pantserschip in de reede van Helsingfors, en de Finsche maatschappij kwam met haar eischen voor den dag. Die 14 waren natuurlijk gebaseerd op het standpunt dat de vertrapte rechten hersteld zouden worden. Maar men had geen rekening gehouden met de arbeiderspartij. Gedurende de week dat de staking duurde, bleek het hoe sterk die partij geworden was, en haar eischen waren nu andere dan die van de gehate „burgers". Zij wilde een nationale constituante hebben, die de toekomst van het land zou regelen. Finland's systeem van volksvertegenwoordiging was verouderd en de arbeiders hadden geen gehoor kunnen krijgen bij haar vier standen. Daarom was het een verrassing voor alle anderen, toen zij plotseling met zulk een kracht optraden. Die kwam het meest uit in de veiligheidscorpsen die zij oprichtten. De politie had zich, als gezegd, bij de stakers aangesloten. Om de orde te handhaven werden er nu corpsen van vrijwilligers gevormd, voornamelijk samengesteld uit studenten en andere jongelieden, die als herkenningsteeken een witten band om den linkerarm droegen. De leiders van de arbeiderspartij namen een aarzelende houding aan tegenover deze „burgerlijke" organisaties, werkten er eerst mee samen, maar veranderden toen van opinie. Zij vormden eigen veiligheidstroepen met een rooden band om den arm, — de eerste oorsprong van „de roode garde". Haar taak bestond daarin, om zich zooveel mogelijk van de macht meester te maken. Enkele Finsche steden, o.a. de hoofdstad, werden zoodoende bijna geheel door de rooden 21 ook nooit lieden naar zich toe lokken met grootscher gezichtspunten en edeler principes, hoewel de golf van sociaal radicalisme, die na 1905 over het land rolde, vele vooraanstaande en overtuigde leiders voor een werkelijke- sociaal-democratische partij had kunnen voortbrengen. Onder normale omstandigheden zou een partij, die het volk zoo ophitste als de arbeiderspartij, een scherpen tegenstand ontmoeten en zou er energiek tegen zijn opgetreden. Maar nu dreigde voortdurend op den achtergrond de Russische verdrukkingspolitiek, die ongetwijfeld een nog veel grooter gevaar voor het land opleverde. Daarom moest men in de eerste plaats daartegen te velde trekken. Bovendien vond men de heftige aanvallen der partijleiders, de scheldwoorden en bedreigingen zóó overdreven, dat men geloofde dat zij langzamerhand ook op de werklieden hun invloed verliezen zouden. Maar hierin vergiste men zich toch. De groote scharen van arbeiders, die voor de nieuwe industrieele ondernemingen naar de steden en fabrieksplaatsen verhuisden, hadden zich met Finsche koppigheid en Finsch fanatisme vastgeklampt aan het mengsel van ultra socialistische en Russische revolutionaire leerstellingen, dat hun zoo lang voorgepreekt was. De woede tegen „de heeren", had een grondsap van donkeren haat in hun gemoed achtergelaten tegenover alle andere klassen der maatschappij, terwijl deze klassen, 22 zonder de versplintering van het volk te zien, — of ten minste zonder den omvang en het gevaar er van te door groritien, — hun passieven verdedigingsoorlog vervolgden tegen de Russische onderdrukkingspolitiek. Zoo waren de toestanden in Finland bij het uitbreken van den wereldoorlog. II. Van het uitbreken van den oorlog tot aan de Russische revolutie. De wereldoorlog bracht Finland in een eigenaardige positie. Zonder leger, met een dienstplicht die niet wettig opgeheven was, maar door de Russen zelf was afgeschaft, scheen Finland een deel van het Russische rijk, dat niet aan den oorlog deelnam. Zoo groot was de ontevredenheid over de Russische onderdrukking, dat Rusland zelfs geen poging waagde om Finnen onder de wapens te brengen. Aan den anderen kant koesterden alle klassen der maatschappij en alle partijen maar één wensch: Ruslands nederlaag. Want, zoowel de ondervinding van den Russisch-Japanschen oorlog als het gewone gezond verstand zeiden, dat met een nederlaag het systematisch onderdrukken van Finland zou eindigen, waardoor de mogelijkheid ontstaan zou voor de vrijheid van Finland, terwijl een overwinning de 23 reactie nieuwe kracht zou geven en al onze verwachtingen te niet zou doen. Ook de leiders van de arbeiderspartij waren van deze meening, vooral omdat die gedeeld werd door de uiterste Russische revolutionaire kringen. Ondertusschen was er reeds in het begin van den oorlog een Keizerlijk manifest uitgevaardigd, dat een geheele assimileering van Finland voorspelde. En hoe langer de oorlog duurde, des te sterker werd de Russische, druk gevoeld. Talrijke Russische troepen werden hier in garnizoen geplaatst, de Russische Oostzeevloot vulde de havens, het land werd verklaard in staat van oorlog. Dit had practisch een Russificeering van het land ten gevolge. Het leven op straat kreeg een Russischen stempel, de beste klanten in de winkels waren Russen en de bekoring der Russische uniformen bracht de maatschappij gevaren van verschillenden aard. De Russische gendarmerie, — de politieke politie, — trad energiek op, arrestaties en huiszoekingen waren aan de orde van den dag. Russische soldaten veroordeelden zelfs Finsche burgers zonder eenige Finsche autoriteit geraadpleegd te hebben. De druk was onduldbaar en het verlangen om van het Russische juk bevrijd te worden, werd steeds sterker. Dat onder deze omstandigheden een passief verzet niet tot het doel kon leiden was duidelijk. Eens — in 1905, — had dat ons een triomf gebracht, nu had men een ander perspectief voor 24 oogen en scheen de tijd voor handelen daar. Nu kon men zich tenminste een totale bevrijding van de Russische overmacht denken en er over droomen. En dit streven had niets met landverraad te maken, want Rusland had aan den eenen kant voortdurend te kort gedaan aan zijn verplichtingen tegenover Finland, en aan den anderen kant was het maar al te duidelijk van welk een groote militaire beteekenis Finland was, als de eenige brug naar West-Europa, als havenplaats voor de vloot en als eigenaar van Aland, — en dit beteekende dat Finland in de toekomst aan een zoo mogelijk nog intensiever Russificeeringspolitiek zou bloot staan dan tot nu toe. Men peinsde over middelen om in te grijpen en verschillende voorstellen doken op. Dat een aantal vrijwilligers reeds gedurende de eerste jaren van den oorlog dienst nam in het Duitsche leger, waar het een afzonderlijk jagersbataljon vormde, na een oefeningstijd aan het Oostfront, was de duidelijkste uitdrukking van dit natuurlijke Finsche streven dat er op uit was om zich een weg te banen, vrij van ieder verband met Rusland, wat een vernietiging beteekenen zou van nationaliteit en cultuur. Verder leidde de oorlog in Finland natuurlijk tot dezelfde moeilijkheden als elders: gebrek aan levensmiddelen en overvloed van geld, dezelfde revolutie ten aanzien van prijzen en kapitaal. Maar nog een ander verschijnsel moeten wij op den voorgrond plaatsen: de 25 Russische vestingwerken in het land. Deze geweldige ondernemingen, met he\ oog op een eventueelen Zweedschen inval, of een Duitsche landing, strekten zich niet alleen uit in den omtrek der voornaamste steden met breede fortengordels in de bergen, loopgravenlinies en prikkeldraadversperringen, maar het uitbouwen van de verdedigingslijnen had zoo goed als in heel het land plaats. Hoeveel arbeid deze vestingen gekost hebben, blijkt het best uit wat een Duitsch officier van den generalen staf over de verdedigingswerken rondom Helsingfors gezegd heeft. Hij zeide, dat deze vestingwerken alles overtroffen wat de Duitsche soldaten tijdens den wereldoorlog gezien hadden: zoowel Luik als Verdun, Kovno en Warschau, tot de vestingwerken in de Italiaansche Alpen toe. Deze reusachtige posities werden vervaardigd door Finsche arbeiders onder Russisch bevel. Tallooze massa's arbeiders overstroomden de streken, waar het werk uitgevoerd werd; het loon was goed, de discipline nul, terwijl wat er van de werkkracht van iederen enkeling vereischt werd zoo gering mogelijk was. Ontelbaar waren de verhalen van omkooperijen, bedriegerijen, valsche loonlijsten enz. bij deze werken. Maar één treurig resultaat gaven zij. De arbeiders werden gedemoraliseerd en leerden zich met de Russische soldaten verbroederen. Er werden vriendschapsbanden aangeknoopt met de slechtste elementen in iedere groep, en de vriendschap werd spoedig beze- 26 geld door gemeenschappelijke plunderingen, diefstallen, roof en moord. De streken, waar vestingwerkers aan den arbeid waren, waren in den winter 1917—1918 de grootste verzamelplaatsen voor Finsch-Russische bandieten, en uit de verdwaalde gelederen der vestingarbeiders werden de meest toomlooze scharen in de weer opgestane roode garde gerecruteerd. Tijdens den oorlog had de Finsche Landdag niet bijeen mogen komen. Maar in den zomer van 1916 hadden de gewone nieuwe verkiezingen plaats. Deze boezemden geen overdadige belangstelling in, daar het onmogelijk te voorzien was onder welke omstandigheden de vergadering bijeen zou komen en voor welke taken die dan zou komen te staan. Alleen de arbeiderspartij slaagde er in als vroeger haar scharen van kiezers om de oude bekende leuzen te verzamelen, en bereikte daardoor de positie waarnaar zij zoo lang gestreefd had en wel de meerderheid in het Parlement. De uitslag der verkiezingen was 103 representanten van de arbeiderspartij tegen 97 burgers. III. De Maartrevolutie in Rusland en Finlands positie. Toen in het midden van Maart 1917 de Russische revolutie uitbrak, werd die in Finland natuurlijk overal 27 met de grootste vreugde begroet, vooral daar de door de Doema aangestelde regeering ook direct de Finsche kwestie begon te behandelen. De eerste dagen voelde een ieder zich opgelucht, door de overtuiging dat nu onze politieke gevangenen in Rusland op vrije voeten zouden komen. Sinds het najaar van 1914 was Svinhufvud, de president van den Landdag, naar Siberië verbannen, waarheen ook Hasselblatt, de burgemeester van Vasa, en vele anderen met hem gedeporteerd waren; de brandmeester van Helsingfors zat in het binnenland van Rusland opgesloten en ten slotte wachtten een tiental Finsche patriotten in de gevangenissen te Petersburg sinds maanden op hun doodvonnis. De gedachte aan deze ongelukkige slachtoffers van onzen strijd om recht, had de heele bevolking bezwaard, daarom gingen de eerste blijde gedachten in Finland naar hen uit. Weldra kwam ook het bericht dat de nieuwe Russische regeering gedaan had wat van haar afhing, namelijk Finland weer eens al zijn rechten teruggeven. Tegelijkertijd bleek het dat de vertegenwoordigers van de arbeiderspartij werkelijk van de Russische interimregeering verlangde dat zij in haar manifest zou opnemen de belofte van sociale hervormingen, zooals de partij die eischte, maar daar de eischen in strijd waren met de grondwet, die van nu af weer van kracht zou zijn, werden zij dadelijk afgewezen en werd er verder geen gewicht aan gehecht. In het licht van latere ge- 28 beurtenissen, was dit het eerste teeken dat de arbeiderspartij niet terugdeinsde om gebruik te maken van welke vreemde machtsmiddelen ook, als het er op aankwam haar eigen private eischen door te drijven. De situatie werd weldra zeer ingewikkeld. Het tooneel dat de Russische troepen in Finland, door een soort revolutie-delirium aangegrepen, vertoonden, bewees wat een leger in oplossing zeggen wil, en tot welk een Aziatisch barbarisme het Russisch in oplossing zijnde leger in staat was. De eerste revolutiedagen in Helsingfors namen den vorm aan van een soldaten- en volksopstand op groote schaal. Afdeelingen zee- zoowel als landtroepen suisden in officiersautos de straten door, allen met geweer of revolver in de hand, allen met den vinger op den haan, gaven het eene oogenblik scherpe vreugdesalvo's in de lucht af en schoten het andere recht voor zich uit om het lawaai van hun razende vaart nog te verhoogen. Zij waren op jacht naar hun officieren, die zich verborgen hadden. Waar men hen vond, werden zij vermoord, in de huizen, op straat, op de trappen. Het moordend schot klonk bijna zonder uitzondering in den rug, in een onbewaakt oogenblik, waarop het slachtoffer bevolen werd om mee te gaan om „verhoord"te worden, of zonder meer gearresteerd werd. De stad was geheel in de macht van de Russische soldaten. Zij hadden de politie weggejaagd en handhaafden zelf „de orde". Er werden demonstra- 29 tie-meetings bijeengeroepen, volksstoeten trokken de straten door, machinegeweren werden te hulp geroepen en het eene moment hier het andere daar gebruikt. Zooiets als de Russische-barbaarsche opwinding had de bevolking nog nooit gezien; op straat zag men niet anders dan wilde, gewapende massa's met een waanzinnige uitdrukking op het gelaat en een revolver in de hand en een zwaard van een vermoorden officier op zij. Dat waren dus „de bevrijders" van Rusland en —■ — Finland! Het was niet mogelijk om de oproerige scharen met eenige onmiddellijke sympathie te beschouwen, zelfs al hield men zich voor dat hun optreden medewerkte aan de relatieve vrijheid van .Finland. Het was een Russisch gepeupel dat men aanschouwde, opgehitste, ruwe, onkundige massa's, die straffeloos hun superieuren vermoordden. En de afkeer voor deze scharen nam toe, toen men te weten kwam dat zij geenszins van plan waren de Russische heerschappij in Finland op te heffen. In de plaats van de Russische gendarmerie werd opgericht een „contra spionage afdeeling ter verdediging van de vrijheid des volks", die alle papieren uit den oorlogstijd van de gendarmerie overnam. De vrijgelaten Finsche gevangenen uit Petersburg moesten in aller ijl over de grenzen naar Zweden vluchten, de nieuwe Russische militaire overheden, — bestaande uit allerlei commissies en besturen, — gingen voort met het 30 arresteeren van Finsche burgers en, het doen van huiszoekingen, Finland werd nog steeds beheerscht door Russische militairen, alleen nu niet door officieren, maar door soldaten. Maar de arbeiderspartij scheen er geen bezwaar tegen te hebben. Door haar tradities was zij aan de Russische oproerige beweging verbonden en zij wierp zich nu hals over kop in de verwarring welke deze in Finland te voorschijn riep. De groote demonstratie-optochten der eerste weken, bestonden uit Finnen en Russen; de pers van de arbeiderspartij nam dadelijk de geexalteerde Russische fraseologie over, en de intieme verbroedering, die bij de vestingwerken ontstaan was tusschen Russische soldaten en Finsche werklieden, werd nu beklonken. Het is duidelijk dat onder de toomelooze massa die de Russische troepen vormden, de elementen die tot de grootste uitersten overgingen de leiding op zich namen; een moord op officieren was een uitstekende introductie. Even natuurlijk is het dat de heftigste individuen uit de Finsche arbeidersmassa's die door de partijleiders aangemaand werden tot een verbroedering met de Rus- ' sen, de Russische leiders het meest steunden. Dit waren voornamelijk marinesoldaten, in de eerste plaats gerecruteerd uit de manschappen van de groote pantserschepen, die gedurende heel den oorlog in de havens gelegen hadden en waar de bemanning dus uitstekend 31 in de gelegenheid geweest was om zich tot volmaakte maximalisten te ontwikkelen, tot bolsjewiki of wat ook, tot alles behalve tot flinke werklui en vaste karakters. In Finland groeide onverwacht en snel de heerschappij van het gepeupel aan. Behalve het aandeel dat de Russische soldaten daaraan hadden, droeg een zeer uitgebreide amnestie daar ook het noodige toe bij, waar door een groot aantal misdadigers vrij gekomen was. Maar de grootste oorzaak was te zoeken in de tactiek van de arbeiderspartij. Deze had, zooals wij zeiden, de meerderheid in den Landdag gekregen bij de verkiezingen in den zomer van 1916, en toen'de Kamer nu bijeen kwam werd de later treurig beruchte Kullervo Manner president, terwijl tot voorzitter van de parlementaire regeering de later even treurig beruchte Oskari Tokoi gekozen werd. Men zou gedacht hebben dat de arbeiderspartij nu tevreden had kunnen zijn, nu zij de majoriteit zoowel in het parlement als in de regeering had en een waardige, verstandige politiek gevolgd zou hebben, maar dat was niet het geval. Wel werd de eerste regeeringsdeclaratie van Tokoi in alle kringen met bijval begroet, want hij verkondigde daarin duidelijk en zonder voorbehoud, hoe vurig geheel Finland hoopte op Rusland's nederlaag in den oorlog en met welk een vertrouwen wij nu een vrijere en gelukkiger toekomst voor het land tege- 32 moet zagen. Maar al nam de arbeiderspartij aldus in haar meest officieel optreden ook een zekere waardigheid in acht, zij bleef doorgaan met haar leden tegen de burgers op te zetten. De'eene werkstaking volgde op de andere. De eisch was de achturen werkdag. Die werd spoedig in verschillende takken van industrie doorgevoerd, maar dan werden altijd weer nieuwe redenen tot staking bedacht. De grootste verwarring ontstond in den landbouw. Midden in den zaaitijd werd de eene werkstaking na de andere georganiseerd door de arbeiders die op het land werkten. Ook zij eischten een werkdag van acht uren, iets wat voor een landbouwer zeer moeilijk algemeen vast te stellen is. Verscheidene werkstakingen werden georganiseerd uit louter onkunde. Als men ontevreden was over een arbeidsleider en diens ontslag eischte, als er iets haperde aan het voedsel of aan de woningen, — dan werd er geprotesteerd door een werkstaking. Zelfs tegen de levensmiddelencrisis protesteerde men, — men weigerde den grond te gebruiken en dien te bezaaien, om door die weigering meer voedsel te verkrijgen! Dikwijls namen de werkstakingen een heftig karakter aan. De stakers verhinderden den knechts om de koeien te melken en voedsel te geven, de eigenaars der boerderijen werden opgesloten en met den dood bedreigd als zij niet op de eischen van „het volk" ingingen, de boerderijen werden met geweld gesloten en er werd met 33 steenen geworpen, geschoten en met messen gestoken, waardoor er verschillende dooden vielen.. «$3jq De leiders der arbeiderspartij hadden natuurlijk veel kunnen doen om deze beweging te stuiten, welke bij iedere week die verliep meer en meer het stempel kreeg van willekeur en geweld. Maar zij deden er niets aan. Om allerlei redenen niet. Gedeeltelijk omdat zij niet konden en gedeeltelijk omdat zij niet wilden ingrijpen in die heftige beweging der massa's. Dat had samenwerking met de burgers vereischt, — en die wenschte men niet. Dat had het oprichten vereischt van een actieve, nationale politie, liefst een staatspolitie, — maar de politiek van de partij was juist om het politiewezen af te schaffen. De politie, die dadelijk bij het uitbreken van de revolutie door de Russische soldaten verdreven werd, kwam nooit terug. „Het volk", had geen vertrouwen in deze inrichting, en in plaats daarvan werden er communale politietroepen gevormd, een „militie", samengesteld uit lieden die tot de arbeiderspartij behoorden. De strijd om de politiemacht van het land geheel en al in handen te krijgen, werd energisch door de arbeiderspartij voortgezet en het succes was zoo groot, dat de militie later in het jaar in veel gevallen het signaal gaf tot allerlei opstootjes door de eersten te zijn die staakten. Reeds in den zomer ging de • politie in Helsingfors tot een staking over, die natuurlijk geïllustreerd werd door een reeks wanbedrijven. Dieven Het roode oproer. 3 34 en moordenaars gingen aan het werk, wat niet te verwonderen is, in een stad van 200.000 inwoners, zonder politie en waar bovendien groote troepen ongedisciplineerde Russische soldaten huisden! Ondertusschen hadden al de stakingen en algemeene onrust nog een ander gevolg, en wel een gevolg dat de arbeiderspartij van nut zou zijn. De burgerij werd er door „verschrikt". Die begon nu te ervaren wat de macht van „het volk" zeggen wilde, zij leerde dat het proletariaat niet meer smeekte en bedelde, maar eischte en afdwong. Een werkman, die met zijn lichaam arbeidt, maar vooral een herrieschopper heeft zich zeker nooit oppermachtiger gevoeld dan in het jaar 1917 in Finland en nooit heeft „de burger" zich meer overtuigd gevoeld dat hij alleen maar „geduld" werd en als zoodanig maar had te zwijgen en goed te keuren. Op straten en in trams, overal waar menschen uit verschillende maatschappelijke klassen elkaar ontmoetten, was het te bemerken dat Finland een nieuwen heerscher had gekregen, en dat de arbeiders, gesteund door de Russische soldaten, voelden dat hun „klasse" het land regeerde. Een typische uitdrukking van dat gevoel was een besluit op een arbeidersmeeting in Tornea, waarbij den heeren bevolen werd om hun gesteven boord en manchetten af te doen, „opdat zij er uit zouden zien als andere menschen". Moeilijk als de binnenlandsche en buitenlandsche toe- 55 Rusland gereisd zijn om den Finschen arbeiders wapens te verschaffen. De situatie was niet aangenaam. Achter de huiszoekingen en de arrestaties door de Russische soldaten bewerkstelligd, stond de arbeiderspartij, nog niet gereed om zelf op te treden, maar zich voorloopig tevreden stellend door de gehate „burgers" in één voortdurenden angst te doen verkeeren door die militaire gewelddadigheden. Dit begrepen de burgers ondertusschen nog niet. Zij geloofden dat de handelingen der Russen berustten op een overdreven en waanzinnigen angst voor „Duitsche agenten", dat de soldaten vreesden voor een Duitschen opmarsch naar Petersburg, „het hart der revolutie", en daarom zoo optraden. Men had een te goeden dunk van het eigen volk, om de feiten in het ware licht te zien; anders zou men opgemerkt hebben, dat de grootste politieke partij van het land zich bij horden verwilderde Russische soldaten aansloot en met hen samenzweringen smeedde, die niet anders inhielden dan landverraad. Een bewijs van deze goede trouw aan den eenen kant en het verraad der arbeiderspartij aan den anderen, vinden wij in bovengenoemden protocol van de vergadering van den Staf der roode garde in Tammerfors. Den 6den November verzochten de raadsleden de Roode garde eenige representanten te zenden om met de beschermingstroepen te confereeren over een samen- 56 werken. Dit verzoek werd afgewezen. Den 8sten November komt er een nieuw schrijven van de raadsleden. Er zijn berichten uit Estland gekomen, die op vreeselijke wijze de verwoestingen der Russische soldaten aldaar afschilderen. Daarom verzoeken de autoriteiten opnieuw de Roode garde om representanten te zenden ten einde met de beschermingstroepen te onderhandelen, opdat een gemeenschappelijk optreden tot stand kan komen, voor het geval dat de Russische militairen in Finland even woest optreden als in Estland. Het antwoord van den Staf luidt volgens het protocol, dat ongeregeldheden van Russischen kant niet te vreezen zijn en dat alle voorwaarden voor een samenwerken van burgers en arbeiders ontbreken. Tegelijkertijd zendt de Staf twee representanten en een tolk naar een Russische soldatenmeeting, die „de kwestie van het aanschaffen van wapens voor ons", behandelt. Het resultaat is gunstig. Wapens worden verkregen. Wij moeten er bij voegen, dat de Staf behoort onder het bestuur der Arbeiderspartij en dat deze, zooals op vele plaatsen uit het protocol blijkt, ook direct onderhandelde over de aanschaffing van wapens met de Russen. Dit geeft een goed beeld van den toestand. De burgers maakten zich nog zulk een optimistische voorstelling van de Roode garde der arbeiderspartij, dat men geloofde dat zij gereed was tot de verdediging van het land, indien dit noodig was. 57 Ondertusschen had de arbeiderspartij zich bij de Russen aangesloten, die energiek hun revolutionaire plannen doorzetten en rustte zij zich gemeenschappelijk met de Russen uit tegen eigen landslieden, terwijl er in Finland beweerd en volgehouden werd dat er geen gevaar dreigde. De eerste dagen van November had er nog een gebeurtenis plaats, die bizonder de aandacht trok, omdat die verscheidene menschenlevens kostte en omdat die bewees hoe ongehoord zwaar de taak der beschermingstroepen in de praktijk was. Den 6den November arriveerden er ongeveer 50 gewapende Russische mariniers per spoor en per auto in de omstreken van het landgoed Mommila in Tavastland. Op het landgoed waren familieleden en vrienden van den eigenaar Kordelin aanwezig, elf dames en elf heeren. Toen de eigenaar per telefoon bericht kreeg van de militaire macht die naar de plaats in aantocht was, vroeg hij mannen uit de naastbijzijnde stad aan om de wacht te houden. Zes mannen werden afgezonden. Den volgenden morgen verschenen de soldaten op het landgoed, sneden de telefoonleiding door, namen de wachten gevangen en begonnen een grondige huiszoeking. Het bleek dat 4 of 5 van deze matrozen in uniform gekleede Finnen waren, een paar van dezen zeer slecht befaamde individuen uit de streek. Bij de huiszoeking verdwenen gouden horloges, armbanden, ringen, kleeding- 58 stukken enz. De matrozen gingen aan de gedekte lunchtafel zitten en lieten de hongerige gasten toe kijken hoe goed de voor hen bestemde maaltijd hun smaakte. Allerlei redenen werden opgegeven voor de komst der ongenoode gasten. Men zocht naar graan, wapens, Duitsche spionnen, al naar de omstandigheden. Toen het onderzoek geëindigd was, werden de elf heeren allen gearresteerd om, zöoals zij zeiden, naar Helsingfors gevoerd te worden. Ondertusschen had het gerucht van het optreden der soldaten zich verspreid en togen er 30 man van de beschermingstroepen uit Lahti, een stad in de buurt, naar Mommila om te zien wat er eigenlijk gebeurde. Op den straatweg, eenige kilometers van het landgoed verwijderd, kwamen de 30 lui een auto tegen vol gewapende matrozen, en daarachter kwam heel het transport gevangenen in verschillende rijtuigen onder bewaking van matrozen. De leider der beschermingstroepen gaven den auto een teeken om te stoppen, wat ook gebeurde. Op zijn vraag wat de soldaten eigenlijk van plan waren, antwoordden dezen door het vuur te openen. Nu ontstond er een hevige schietpartij, die ongeveer 40 minuten duurde. De gevangenen vluchtten het bosch in, maar twee van hen, de heer Kordelin en de directeur van een groote fabriek, ingenieur Pettersson werden door hun bewakers doodgeschoten, voordat zij een poging tot vlucht hadden kunnen wagen. Het schot werd gelost door een matroos, die achter hen in het 59 rijtuig zat, vermoedelijk een verkleede Fin. Een kostbare ring, die Kordelin aan den vinger droeg, verdween en werd eenige maanden later teruggevonden bij een Russischen infanterist, die hem te koop aanbood. In den strijd vielen twee mannen van het beschermingscorps, een fotograaf en een jachtmeester, terwijl twee mariniers gedood en verscheidene anderen gekwetst werden. De Russen namen naar alle kanten de vlucht, enke^ len werden later na meer of minder hevigen kamp gevangen genomen, maar natuurlijk losgelaten zoodra zij aan de militaire overheden overgelaten werden. Nu rukte het beschermingscorps in Helsingfors uit, maar tegelijkertijd ontstond er groote onrust onder de Russische militairen. Zij bezetten geheel de belangrijke spoorwegverbinding bij Riihimaki, beschoten in hun opgewondenheid een trein met uitgewisselde Duitsche invaliden krijgsgevangenen en zonden 400 man met geweren en mitrailleuses naar Mommila. Om groote gevechten te vermijden trokken de Helsingforsche beschermingstroepen zich toen terug. Kordelin, de vermoorde grondbezitter, was een zeer rijk man. Volgens zijn testament vermaakte hij heel zijn vermogen, meer dan 40 millioen mark groot, aan allerlei vereenigingen en inrichtingen die de ontwikkeling van het volk beoogden. Van den kant der burgerij geloofde men dat de gebeurtenissen op Mommila den arbeiders de oogen zou- 60 den openen en hun de noodzakelijkheid zou toonen van een innerlijke eenheid en aanéénsluiting tegen de Russische aanvallen en de binnenlandsche bandieten. Alle kranten der burgerpartij spraken de hoop uit dat de beschermingstroepen en de roode garde zich nu bij elkaar aan zouden sluiten om gezamenlijk de kalmte en de wettige orde in het land te handhaven. Er was des te meer reden voor dergelijke verwachtingen, daar Finland juist in die dagen door de gebeurtenissen feitelijk geheel van Rusland losgemaakt was. Den 7den November was het bolsjewistische oproer in Petersburg losgebarsten en de voorloopige regeering omvergeworpen. Er ontbrak nu een gouvernement in Rusland, want de raad van soldaten en arbeiders werd alleen maar erkend door leden van de partij zelf en het was in ieder geval duidelijk, dat de macht die de Russische keizers hadden als grootvorst van Finland, maar niet zoo kon overgaan op het bestuur van een Russische partij, die zich met geweld meester had gemaakt van de macht. Finland had dus zijn lot in eigen handen. Het was een groot en historisch oogenblik. Ruslauds verdeeling was nu zoo ver gekomen, dat Finland als een losgebroken geheel zijn eigen weg kon kiezen en toonen dat het werkelijk een natie was met een WestEuropeesche cultuur, die haar plaats onder de Europeesche staten kon handhaven. Maar daar wilde de arbei- 61 derspartij niets van hooren. Reeds den 8sten November zou de Landdag volgens den ouden regeeringsvorm een opperbestuurder voor het land kiezen. Op grond van partijverdeeldheid vond de president van den Landdag het raadzaam om voor te stellen dat er benoemd zou worden een commissie uit drie personen bestaande, die een president remplaceeren zou. De arbeiderspartij kwam met een tegenvoorstel, dat een geheel sociaal omverwerpingsprogramma behelsde; o.a. eischte zij dat de zoogen. machtswet, die de vroegere ontbinding van den Landdag veroorzaakte, nu bevestigd werd. Deze partij vond het dus zeer geschikt dat, zooals in die wet bepaald wordt, alle buitenlandsche politieke en militaire aangelegenheden ook in 't vervolg door de Russische regeering behandeld zouden worden, een regeering, die op 't oogenblik niet bestond. Na allerlei moeilijkheden werd er beslist dat de Landdag zelf de hoogste macht in Finland overnam. *) Ondertusschen vond de,arbeiderspartij de tijd gekomen om gebruik te maken van de „niet-parlementaire machtsmiddelen", waarmede zij zoo vaak gedreigd had. Den Oden November om 12 uür 's nachts, kondigde *) Een zeer duidelijk beeld van die eigenaardige gebeurtenissen in den Landdag gedurende 1917 vinden wij in twee brochures van R. A. Wrede: „De Zelfstandigheidskwestie en Finlands Landdag" en „De Tweede Landdag en Finlands zelfstandigheid". Helsingfors, Söderström & Co. 62 zij de algemeene werkstaking- over heel het land af, en haar eerste werk was om de drukkerijen van al de burgerlijke bladen te bezetten, zoodat de ochtendkranten den 14den niet konden uitkomen. Nu was de Roode garde in functie getreden. Wat was de oorzaak van dit plotseling krachtig optreden? De eischen die de partij stelde irt de proclamatie van de staking, gaven niet veel licht. De eischen waren: Een radicale regeling van de levensmiddelenkwestie en den strijd tegen de werkeloosheid volgens het richtsnoer door de arbeiderspartij aangegeven. Het bevestigen van „de machtswet", van de wet op den achturenwerkdag, en van de voorgestelde, uiterst radicale gemeentewetten. Zekere garanties voor ouderdomsverzekering, belasting op hooge inkomsten en oorlogswinst, voor de vrijheid van den kleinen boer en het politieke stemrecht te beginnen met twintigjarigen leeftijd. Het oproepen van een Constituante. Het is moeilijk te begrijpen hoe een algemeene staking heilzaam kan werken bijv. op de levensmiddelenvoorziening, of een einde kan maken aan de werkeloosheid en waarom het aannemen van de „machtswet" nu van zooveel belang was daar die wet het probleem van Finlands positie tot Rusland alles behalve naar wensch oploste. Over het geheel was er alle reden om aan te nemen dat het doel van de staking een geheel ander was dan wat de proclamatie verkondigde, en dat heel de 63 proclamatie niets anders was dan een uithangbord dat naar dwaalwegen leidde. Dit bleek in de eerste plaats, doordat de staking niet dadelijk eindigde, toen de Landdag werkelijk de twee wetten goedkeurde die goedgekeurd konden worden: de achturenwerkdag en de gemeente wetten, maar slechts een paar dagen later, hoewel geen der andere eischen werd ingewilligd. Verder bleek het eigenlijke doel uit het feit dat de staking gesteund werd door een commissie genaamd „De revolutionaire centraal raad," — het was dus een revolutie, die men op touw had willen zetten. Tenslotte was er een passus in de verklaring waarmede de strike eindigde, die toonde dat het om de macht te doen was. „Finlands burgerklasse ligt inderdaad nog niet op de knieën voor de arbeidersklasse", heet het. Eq tot troost: „De algemeene staking is geëindigd, maar de revolutie gaat voort". Ook een paar documenten, die nu toegankelijk zijn, uit de dagen voor het uitbreken van de algemeene werkstaking, geven ons een blik op het eigenlijke doel. Den 9den November vergadert in Abo een commissie gekozen door „de sociaal-democratische communale organisatie", wier taak is „om de aanstaande staking te leiden", (in het protocol staat er boven „of revolutie"). Op de vergadering werden- twee personen gekozen, die met een. tolk de juist plaatshebbende meeting zouden bezoeken van „het Russische uitvoerende comité" en 64 het bolsjewistische comité, om te beraadslagen over een gemeenschappelijk optreden bij de aanstaande revQJutie. De meeting wordt geschorst om op de aankomst der deputatie te wachten en wordt om 12 uur 's nachts hervat. Dan zijn er twee vertegenwoordigers van het Russische uitvoerende comité aanwezig. Het protocol ■der vergadering luidt: „De Russische Kameraden gaven een verslag van hun plannen, wij gaven.van onzen kant een verslag van de situatie volgens ons standpunt. Wij werden het er over eens dat het begin van den strijd 1e kennen gegeven kon worden door drie kanonschoten (eerst één en daarna twee snel op elkaar). Tegelijkertijd deelden de Russen ons mee dat zij er niets tegen hadden dat onze leiders hun hoofdkwartier opsloegen in het Hotel Phoenlx, behalve de kamers, die reeds in hezit zijn genomen door het Russische soldatencomité. Er wordt den Russen medegedeeld dat zij voor den morgen een strategisch plan voor de verovering van de stad zullen opmaken. Dit plan zal dan den Russen voorgelegd worden". Op de vergadering van den volgenden dag wordt dit „strategische plan", besproken en met kleine veranderingen goedgekeurd. Daarna wordt het aan de Russische soldaten gezonden. Tegelijkertijd wordt besloten, dat de „leidende personen en dergelijken", uit de burgerklasse, — er bestaat een speciale lijst, — onmiddellijk na het losbreken der revolutie in hechtenis geno- 75 bolsjewiki op de eene meeting na de andere geijverd hadden voor het zelfbestemmingsrecht der volkeren en er speciaal den nadruk op hadden gelegd dat Finlands recht op onafhankelijkheid niet te betwisten was. Douane- en spoorwegautoriteiten protesteerden uit alle macht tegen dat import van wapenen, maar konden er niets aan doen, daar alle machtsmiddelen hun ontbraken. Op die wijze deelden de Russen door heel het land aan de Roode garden' wapens uit. Er kwamen niet alleen geweren en patronen aan, maar ook mitrailleuses minstens een honderdtal. Daar de Russische militairen bovendien voorzien waren van een menigte artillerie en in alles solidair waren met de rooden, was het heel natuurlijk dat alle verstandige burgers met angst de toekomst tegemoet zagen. Men hoopte ondertusschen in zijn groot optimisme dat de verandering in de positie van het land naar buiten ook een gunstige oplossing van de binnenlandsche problemen ten gevolge zou hebben. Den 4den December verklaarde de regeering plechtig voor den Landdag Finland voor een onafhankelijke, neutrale staat. Men zou zich dadelijk tot de buitenlandsche mogendheden wenden om erkend te worden als een onafhankelijke staat, en het Russische vraagstuk zou de Constituante dadelijk op de eerste bijeenkomst worden voorgelegd. De regeering der bolsjewisten werd voorbijgegaan, omdat die niet zoo algemeen erkend was als een werkelijke regeering dit ver- 80 deze gebeurtenissen verwittigd, maar op grond van een speciale mededeeling van het Finsche revolutionaire comité nam het geen maatregelen." Zoo verliep ook de Decembermaand onder een vreeselijke onrust en een grenzenlooze ligisten heerschappij. Slechts eenige van de gebeurtenissen die het" meest de aandacht trokken, hebben wij hier weer kunnen geven. De roode benden gingen verwoestend hun gang, de Russische horden eveneens, en eenige tegenstand of effectieve weerstand kon er niet tegenover geplaatst worden. Een paar voorbeelden van wat de rooden gedaan hebben, zou het beeld kunnen completeeren. De Roode garde, die meende een groote missie te vervullen te hebben, vond zich natuurlijk onaangenaam aangedaan door de wijze waarop de kranten der burgers hun exploten ontsluierden. Op een algemeene vergadering der Roode garde in Tammerfors den 29sten November werden de kranten scherp gecritiseerd en werd er besloten hun een waarschuwing te geven, omdat „schorsing niet mogelijk was onder den heerschenden wapenstilstand". Twee weken later verboden Russische soldaten een Tammerforsche krant te verschijnen, omdat er in vermeld had gestaan dat alle Russische soldaten in Finland geen bolsjewiki waren. Dit was blijkbaar eereschennis. De staf van de Roode garde behandelt deze eigenaardige censuur en besluit dat dc Russen kunnen doen wat zij willen, de krant schorsen 81 of niet, al naar hun goeddunkt. Dit_is wel een heel eigenaardig gezicht op de vrijheid van het woord en op Finland's zelfstandigheid. Een ander voorval. Half December kwamen er 7 goederenwagens uit Petersburg, vergezeld en bewaakt door gewapende rooden. Er werd opgegeven dat zij spiritus inhielden voor technische doeleinden en passeerden als militair goed. In Helsingfors, waar de wagens gelost zouden worden, traden de autoriteiten zoo energisch op dat er niet gelost werd, maar evenmin gevisiteerd. De wagens stonden aan het station bewaakt door roode gardisten en douaniers. En men vroeg zich af of het wapens waren, ontplofbare stoffen of iets anders? Het raadsel werd spoedig opgelost en het bleek dat de wagens werkelijk spiritus bevatten, d.w.z. 1,296 kisten Russische brandewijn, in Rusland gekocht voor de Engelsche ambassade en bestemd voor het Engelsche Roode Kruis. De kisten waren uit het douanenkantoor in Petersburg verdwenen. — De wagens werden toen naar Tornea gezonden om vandaar naar Engeland geëxporteerd te worden. De rooden in Helsingfors liepen zoodoende hun gestolen Kerstbrandewijn mis, en deze ijverige vijanden van al wat alcohol is, die alle alcoholische dranken die zij op hun huiszoekingen vonden leeggoten, — in Abo alleen gedurende de stakingsweek 30.000 Liter, — moesten nu de feestdagen nuchter doorbrengen. Het roode oproer. 6 82 Januari. Terwijl het geroof, geplunder en gemoord in het land voortging, was de regeering aan het werk om Finland's zelfstandigheid erkend te krijgen. De eerste dagen van Januari was het doel grootendeels bereikt: de bolsjewistische regeering in Rusland had de onafhankelijkheid van het land erkend, evenals Duitschland, Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk, Zweden, Denemarken en Noorwegen. Dit, zoowel als de vredesonderhandelingen die te Brest-Litowsk gehouden werden en de volkomen onmacht van Rusland bewezen, had veel invloed op de toestanden in Finland. De arbeiderspartij moest partij kiezen. Hetzij voor een kalme ontwikkeling van het vrije Fin land tot een West-Europeeschen Staat, nu het zich uit de Russische anarchie had losgewerkt en niet meer van Rusland afhankelijk was, of voor een Finland dat steeds rondsnorde in den maalstroom van de Russische revolutie en daarmee verzonk in een Oosterschen chaos, in een afgrond van anarchie en terreur. De partij koos het laatste alternatief. Dit was het gevolg van haar vroeger optreden en van Russischen druk. Maar zij had niet» in de armen van het bolsjewisme kunnen vallen als zij zich door verstandiger motieven had laten leiden, in plaats van door de twee machtige hartstochten, die haar nu geheel verblindden: machthonger en klassenhaat. 83 De partij onderwierp zich aan de plannen der Russische bolsjewiki, al was het in sommige opzichten ook met weerzin. En die plannen waren geen geheim. De formule van het zelfbestemmingsrecht der naties bedreigde Rusland met verval. En de vrede met Duitschland zou spoedig de politieke onafhankelijkheid vaststellen van de gebieden die zich losgemaakt hadden. Ongetwijfeld was hee! de politiek van Lenin gesteund op de verhindering van een dergelijk nationaal ongeluk voor Rusland. En hij zocht zijn middelen in de sociale wereldrevolutie. Die zou Duitschland's kracht verlammen en de gebieden aan de rijksgrenzen zouden aan Rusland blijven, die zich nu, al waren zij ook door de troepen der Centralen bezet, gereed maakten om hun eigen wegen te bewandelen: de Oekraine en Estland, zoowel als Finland. De bolsjewiki zouden alle macht overnemen, zoo niet goedschiks dan met geweld. Want, zelfs al bestonden er geen afzonderlijke naties voor de bolsjewiki, al zouden zij ook een internationaal proletariaat vormen, zij hadden toch een centrum en een hoofd: Petersburg en Lenin. De kolossale Russische veroveringsdroomen toonen zich hier in een nieuw kleed. De wereldheerschappij die zoovelen geëxalteerde Russische zielen in de tijden van het Tsarisme heeft voorgezweefd, dook nu weer in nieuwen vorm op; een werelddictatuur van het proletariaat onder Russische 84 leiding. Maar als dat donkere doel niet bereikt werd, zou tenminste dat, wat vroeger het Russische rijk uitmaakte, onder Russischen scepter blijven, — den scepter van het Russische proletariaat. Wat Finland aangaat, zien wij het richtsnoer van het bolsjewisme afgespiegeld in enkele uitlatingen uit dien tijd. Op een congres in Petersburg den 5den December 1917 zegt Lenin: „Laat de burgers maar over de rijksgrenzen kijven en marchandeeren, de arbeiders in alle landen en van alle nationaliteiten moeten zich op zulk een armzaligen grond niet laten verdeden. Wij zijn druk aan het werk om Finland te veroveren". De woorden zijn duidelijk genoeg. Finland mag zich nog zoo los van Rusland maken, dat behoeft geen invloed op de arbeiders te hebben. Dank zij hun veroveren de Russische bolsjewiki het land weer, en dan is het met die „zelfbestemming" gedaan! Den 19den December schrijft het officieele orgaan der bolsjewiki in Helsingfors o.a.: „De bourgeoisie heeft één ding niet begrepen, en wel dat de zelfbestemming der naties alleen denkbaar is als de burgerlijke heerschappij onderdrukt is." Dit beteekent dat het zelfbestemmingsrecht een illusie is, want als „de burgerlijke heerschappij" vervangen wordt door de dictatuur van het proletariaat, bestaan er geen naties meer maar alken maatschappelijke klassen. Toen de bolsjewistische regeering in Petersburg ten 85 slotte Finland's zelfstandigheid erkende, gebeurde dit, zooals een der leden, de minister van het post- en telegraafwezen Proschjan, uitdrukkelijk verklaart, „in het vertrouwen, dat het niet lang duren zal voor Finland's proletariaat den revolutionairen strijd begint en de teugels van het land zelf in handen neemt". Dat „vertrouwen" berustte blijkbaar op een belofte, door de Finsche arbeiderspartij gedaan vóór de zelfstandigheid door de bolsjewistische regeering erkend was. Te oordeelen naar alles was het op grond van deze belofte dat de erkenning ooit plaats had. De positie der arbeiderspartij was ondertusschen zeer moeilijk. De regeering had op verschillende wijzen succes gehad, de onafhankelijkheid van Finland was erkend, en nu kon het bestuur met meer kracht de binnenlandsche anarchie bestrijden en in de eerste plaats optreden tegen de Russische troepen. Een eisch tot onmiddellijke ontruiming zou nu des te krachtiger gedaan kunnen worden, nu de regeering der bolsjewiki zelf ook Finland's vrijheid erkend had. En er waren weer -Russische uitvluchten noodig over „een algemeen evacueeringsplan" en allerlei andere vage frazen, over de noodzakelijkheid om „de wegen naar Petersburg, het hart van de revolutie, te verdedigen tegen het Duitsche imperialisme", om stand te houden tegen de goedgegronde en besliste eischen der Finsche regeering om ontruiming van het land. Maar zonder deze Russische sol- 86 daten was de positie van de arbeiderspartij natuurlijk niet bizonder sterk. Aan den anderen kant baarde de Roode garde haar partij bekommering. De rooftochten en plunderingen, de toenemende inmenging in alle kwesties, het eigenmachtig „beslagleggen" op de voorraden der levensmiddelencommissies, in een woord het vreeslijke schrikbewind dat de Roode garde uitoefende, kon de „zaak der revolutie" niet versterken. Volgens de statuten der garde moest die onder volkomen controle der partijleiding staan. Deze deed na de Novemberstaking verscheidene pogingen om tenminste eenige zuivering te houden onder de leden van het „leger" en om hen in de eerste plaats tot een gehoorzaam instrument te maken. Maar de Roode garde naderde steeds meer „de jaren des onderscheids". Zij was nu heel goed gewapend en haar relaties met Rusland waren zoo intiem, dat zij heel goed wist wat een „vrijstaande strijdorganisatie", volgens Russisch monster zeggen wilde. Zij streefde er naar om zich van de partij los te maken. Een dergelijke vrijmaking beteekende niet anders dan dat de Roode garde de leiding van de partij overnam, want wie zou wagen zich te verzetten tegen deze niets ontziende, gewapende macht? De vergadering van de Roode garde den 6den Januari, waarop de groote revolutie volgde, had een karakteristiek verloop. In een eivolle zaal traden een paar 92 ders. Overal moeten de arbeiders weten in welken toestand een dergelijke poging ons zou kunnen brengen". Hierop citeert de schrijver eenige zinnen van Marx en vervolgt dan:- „Het belangrijkste grondbeginsel is, dat men niet met oproer speelt. Daarom moet het ons van te voren duidelijk zijn waarnaar wij streven. Volgens de opinie van ondergeteekende moeten de volgende punten beschouwd worden als grondslag voor alle werkzaamheid in die richting: I. Dat er geen pogingen gedaan worden voor een sociale revolutie en dat men zich niet meer mengt in het controleeren van de productie en het zakenleven dan noodig is om te kunnen leven, — voor zoover als een burgerlijke staat genoodzaakt is zich er in te mengen, vooral onder oorlogstijd en algemeenen nood. II. Dat beslissende maatregelen bijv. tegen den Landdag niet genomen worden voor de groote massa van onze partij overtuigd is van de noodzakelijkheid om tot zulke maatregelen over te gaan. Indien zij dat niet is, kunnen de revolutionairen agitatiegroepen vormen om de door hen gewenschte inlichtingsdienst te ontwikkelen, zonder hierdoor echter het gemeenschappelijke front te verbreken, dat onverbroken moet blijven tegen de reactie. Indien enkele groepen hier daarentegen niet mee tevreden zijn, maar van plan zijn handelend op te treden, onder welke omstandigheden ook, moeten zij 93 uit de partij treden en een eigen organisatie vormen. Zij kennen dan hun grootte en kracht en kunnen beslissen wanneer het oogenblik tot handelen daar is. III. Men moet niet zoo handelen, dat het proletariaat bij zulk een handeling volkomen geïsoleerd is. Ik bedoel hiermee dat men niet zonder oorzaak de kleine burgers moet ophitsen, noch de kleine boeren, geringe lieden over het algemeen, zoodat zij tegen ons gezind zijn". De schrijver eindigt: „Voor alles hebben wij moed noodig. — Ondergeteekende behoort niet tot de moedigsten, maar ieder moet zijn strootje voor de hooimijt bijdragen, want de positie is ernstig". Neen, meneer Sirola behoorde niet tot de moedigsten. Hij wilde waarschuwen, maar waagde het niet. Hij wilde de Roode garde buiten de partij plaatsen opdat deze niet onder een eventueele nederlaag lijden zou, maar hij durfde het niet openlijk doen. Hij praat van „de situatie duidelijk voor oogen hebben", maar bedoelt daarmee dat de krachten gemeten moeten worden. Het psychologische oogenblik voor een krachtig optreden tegen hen die naar een revolutie streefden in de partij scheen nu daar te zijn. Maar al wat er gezegd of geschreven werd, was het ongedecideerde, treurige artikel van Sirola. En reeds den 15den Januari heeft het bestuur der partij zich geheel achter de Roode garden geplaatst. Dien dag publiceert de Roode garde namelijk een oproep onder het hoofd: 94 VERZAMELT DE KRACHTEN VAN HET PROLETARIAAT! De Senaat is van plan de arbeidersklasse met slachterskrachten aan te vallen! Hier volgen enkele zinsneden uit den oproep: „De burgerlijke meerderheid van den Landdag heeft haar Senaat openlijke volmacht gegeven voor de dictatuur van het geweld". „Het ontevreden proletariaat wordt gedreigd met hagel en lood, in plaats dat het brood krijgt, democratie en vrijheid van den kleinen pachter". ,,De Roode garde der arbeiders is blijkbaar absoluut noodzakelijk ter bescherming van Finland's arbeidersklasse in dezen tijd". „Op de laatste partijmeeting van dé sociaal-democratische partij, stelde geen enkele stem een ontbinding van die garde voor, noch de teruggave der wapens uit de handen der arbeiders. Het is daarom goed dat de burgers weten, die nu heel de arbeidersgarde bespotten, en dat ook de Senaat weet, die met de macht der wapens tot den aanval wenscht over te gaan, dat dit beteekent heel de arbeidersklasse van Finland aanvallen. Tegen zulk een bedreiging moeten de arbeiders hun garden versterken". De oproep is een antwoord op een besluit, den dag te voren door het opperbevel van de Roode garde genomen. De Roode garde eischt dat er onmiddellijk een 105 gingen de gebeurtenissen haar gang. De arbeiderspartij wilde de macht van geweld niet uit handen geven, die zij staande hield met behulp van het gepeupel en een verwilderde Russische soldatenbende, terwijl al degenen, die niet meegesleurd waren in den maalstroom der anarchie, zich nu ernstig voorbereidden om de afschuwelijke tirannie te onderdrukken, die als een pest in het land woedde. Er hadden voortdurend hier en daar gewelddadigheden plaats. Half Januari begingen de rooden twee moorden, terwijl de soldaten, soms in uniform maar met gemaskerd gelaat, soms gewapend met watten in chloroform gedrenkt, plunderden en roofden. In Abo hadden de rooden de zeevaartschool, die op een hoogte lag, tot hoofdkwartier uitgekozen en eenvoudig In bezit genomen. In Kaskö vierden de soldaten het Russische nieuwjaar door zich 400 liter cognac uit een bergplaats van het tolkantoor te bemachtigen en zich dronken te drinken en te gaan vechten. Zij kalmeerden eerst toen er twee dooden gevallen waren en velen gekwetst, { Weldra werd de toestand nog onrustbarender. De rooden begonnen ernstig in functie te treden, zij lokten de veiligheidstroepen naar buiten om hen aan te vallen en te dooden. Den 2lsten Januari werden er twee treinen met militairen van Petersburg naar Österbotten gezonden, het centraal punt der veiligheidstroepen, wat een hoogst merkwaardige maatregel was, na het erkennen van Finlands onafhankelijkheid en na al de be- 106 loften dat de militairen het land zouden ontruimen. En in Viborg barstten ernstige ongeregeldheden los. Zaterdagavond, den 19den Januari omsingelden de rooden daar plotseling een fabrieksgebouw en wilden er, 100 man sterk, binnendringen. De eigenaar van de fabriek, diens zoon en eenige anderen, in het geheel 17 personen, maakten zich in het gebouw tot weerstand -gereed. Er werd van beide kanten hevig geschoten, Russische soldaten komen toegestroomd om de rooden te helpen, aan wie het ten slotte des Zondagsmorgens gelukte het huis binnen te dringen en de verdedigers, waarvan er enkelen ernstig gekwetst waren, te arresteeren. De rooden waren van plan geweest huiszoeking in de fabriek te doen. Het gerucht dat er schoten gewisseld waren verspreidde zith in de stad, de rooden zonden overal patrouilles heen en iedereen werd. op straat onderzocht. Die wapens bij zich had werd gearresteerd. De Zondag, Maandag en Dinsdag verliepen betrekkelijk kalm, d.w.z. de rooden en Russen waren meester in de stad, joegen de veiligheidstroepen uiteen, deden huiszoekingen en namen allerlei lui gevangen. De rooden zetelden zich in de Russische kazernes en waren zoodoende gereed om ieder oogenblik uit te rukken, 's Maandagsavonds werden er twee jongelieden vermoord, even buiten de stad, twee commiezen, die voor .zaken op reis waren. Ondertusscheh waren de boeren in de naaste distric- 107 ten verbitterd geworden en rukten des Dinsdagsavonds gewapend de stad binnen en bezetten het spoorwegstation. Zij ontmoetten geen tegenstand, maar de rooden en Russen demonstreerden hun macht door een hevig vuur te openen op de centrale straten der stad met geweren en mitrailleuses. Om het effect te vergrooten werden er zelfs een paar kanonschoten gelost. Vier personen werden gedood, waaronder twee vrouwen. De eene kreeg een kogel in het lijf toen zij het theater uitkwam, de andere een kogel in den hals toen zij het venster uitkeek om het spektakel gade te slaan. Er werden veel gekwetsten gevonden. Het boerenveiligheidscorps werd op het station bezocht door een deputatie van soldaten, die het corps aanried om zich terug te trekken daar de stad anders door de artillerie tot puin zou worden geschoten. Bij deze bedreiging zag het corps zich gedwongen om heen te gaan, waarop de soldaten op hun beurt het station bezetten. In den nacht beschoten zij toen een personentrein, waarbij zes personen gewond werden. De Woensdag werd een zware dag. Acht en zestig personen werden gearresteerd en naar de kazernes gebracht, twee gevangenen werden absoluut zonder reden vermoord: een handelsreiziger van 37 jaar, wien een roode gardist plotseling de bajonet in de borst stak en een twintigjarige student, die zonder de minste reden werd neergeschoten. Om twaalf uur 's nachts werd heel 108 de stad in stakingstoestand verklaard. Tegen den morgen kwamen er twee treinen uit Petersburg, de eene vol Russische roode gardisten, de andere met wapens en munitie. Gesteund door een telegram van de Russische regeering eischten de soldaten de ontwapening van alle veiligheidscorpsen en de overlevering der wapens aan de Roode garde. Deze zou daarna te werk gaan volgens de bevelen van den representant der Russische regeering in Finland, het zoogen. rayoncomité. Des Donderdags brak de staking uit. Op een station dichtbij Viborg waren twee telegrafisten doodgeschoten en de stationsinspecteur van Viborg, die vroeger gevangen genomen was, werd met afgesneden hals in zijn cel gevonden, — een moord even onzinnig als afschuwelijk op een vijftigjarigen man. Het aantal gevangenen bedroeg nu 93, waarmee de rooden op eigenaardige wijze „speelden". Zij moesten door de spitsroeden loopen door een dubbele rij rooden en Russen die hen met de geweerkolven sloegen, of men zette hen op een rij en telde „hoeveel kogels er noodig waren", enz. Gedurende de laatste dagen der week van 24 tot 27 Januari zijn de rooden absoluut meester in Viborg. Zij trekken de straten door, doen arrestaties en huiszoekingen en plegen hier en daar ernstige gewelddaden bijv. door plotseling het vuur te openen op een ar, waarmee een man zijn vrouw naar een kraaminrichting brengt. De man wordt aan het hoofd gewond, de vrouw in het 124 volgd, de eene onlust de andere. En toen was het „revolutie". De wettelijke autoriteiten van het land waren niet in staat geweest om de zelfheerschappij te verhinderen. Zij waren machteloos. Dus was het „het volk", dat de macht bezat. En de pogingen der „heeren" om de merkwaardige uitingen van deze volksheerschappij te verhinderen, waren bijgevolg schandelijke pogingen tot staatsgreep en contra-revolutie. Zij moesten uit den weg geruimd worden. Daarom sloot men zich bij de Roode garde aan, daarvoor wapende men zich, en daarom Was men bereid om tegen de „slachtersgarden" ten strijde te trekken. Het was een eere-kwestie om het streven van het proletariaat te dienen en de machtspositie die het innam te verdedigen, — alle bezwaren werden omvergeworpen door het machtige woord „revolutie". Dat woord was* ook voldoende om het geweten te kalmeeren, als de moorden door de kameraden bedreven te denken gaven. En als het niet voldoende was, riep ■men de tooverformule „provocatie", te hulp en als zelfs dat niet hielp deed het magische woord „slachters" zijn uitwerking gelden. Toen de regeering het „gerechtmatigde streven" van het proletariaat wilde verhinderen, „de arbeidersklasse de vruchten van haar strijd ontnemen wilde", was niets gemakkelijker dan deze regeering te verwijderen. Twee maal was Finland's regeering reeds langs revolutionnairen weg omvergeworpen: in November 1905 en in 125 Maart 1917. Beide keeren had heel het volk gejubeld. Niets kon verhinderen dat zij nu een derde maal omver Averd geworpen, nu zij „zwart heette te zijn" en „contra-revolutionair", en vijandelijk gezind jegens de vrijheid, nu zoowel als de beide vorige keeren. Revolutie of geen revolutie, heeren of geen heeren, het proletariaat had nu eenmaal de macht, en die moest verdedigd "worden en behouden worden. Het oproer was het onvermijdelijk gevolg van alles wat er aan vooraf was gegaan. Daarom wekte het bij de meesten niet de vraag: doe ik goed als ik tegen de wettelijke overheid opsta. Het wekte heelemaal geen vragen. Alleen bij de scharen, die als het ware midden tusschen de „proletariërs" en de „burgers" in stonden, drong de vraag zich op, bij de beambten der spoorwegen, de post, de douane, bij het trampersoneel, de huurkoetsiers enz. Onder hen heerschte een groote verdeeldheid, en bij hen hing het er maar van af in welke mate de enkeling onder den invloed kwam van de ophitsende kranten der arbeiderspartij, of hij zich bij de witten of bij de rooden aansloot. Aan den anderen kant bemerkte men dat het aantal afzonderlijke arbeiders, die, naarmate de tijd verliep, steeds duidelijker het verderf van het dwangregime inzagen, aanzienlijk was. Het was niet zoozeer de revolutie zelf, het omverwerpen van de regeering zelf dat hen aan het weifelen bracht, als wel alles wat de minderwaardige elementen van hun eigen 126 organisatie deden, als de misdaden die hen terug deden deinzen. De positie van deze arbeiders was uiterst moeilijk, want een weigering om toe te treden tot de gelederen der Roode garde was levensgevaarlijk, als zij. eenmaal lid van de vakvereeniging waren. Met geweld en bedreigingen werden zij gedwongen om mee te doen aan de beweging en degenen, die zich zoo lang mogelijk tegen den dwang verzetten, werden ten slotte door een paar kogels uit den weg geruimd. Het is bijna ongelooflijk, dat de massa der arbeiders zulk een onduidelijk begrip had van de situatie. Toch was. het zoo. Het is niet waar dat honger en verdrukking door de kapitalisten de oorzaken van de beweging waren, niettegenstaande alle beweringen. Want het oproer brak niet uit omdat een uitgezogen proletariaat streed om een menschwaardig bestaan, maar omdat de massa's door de omstandigheden zich meester wilden maken van een dictatuur van geweld en terreur, die hun leiders niet uit handen wilden geven. En als wij bedenken hoe abnormaal twintig jaar lang de omstandigheden in Finland geweest'zijn; als wij ons herinneren dat heel de bevolking twee tientallen van jaren alleen gestreefd heeft naar één doel: de bevrijding van politieke onderdrukking, begrijpen wij, dat er in de volksziel groote verlangens sluimerden naar iets wat een vrijheidsoorlog, een volksverheffing, een revolutie in welken vorm ook te weeg zou brengen. Dat waren 127 snaren die bij de minste aanraking trilden, dat was een smeulend vuur dat tot razernij zou kunnen oplaaien, indien iets brandbaars in de nabijheid kwam. De leiders der arbeiderspartij maakten zich schuldig aan hun grootste misdaad,'toen zij dezen stroom van vrijheidsverlangen tegen eigen landslieden richtten, tegen de eerste regeering van het zelfstandige Finland, tegen het meest democratische van alle parlementen. Toen zij hen, die in de eerste gelederen streden tegen de Russische onderdrukking, die de meest geprononceerde democraten waren en de ijverigste strijders voor Finland's vrijheid, kenmerkten als handlangers van het tsarisme, zwarte reactionairen, beulen des volks en wat dies,meer zij, — begingen zij een gemeenheid, een laagheid en een schandaligheid die nooit vergeven kan worden. Want dit gebeurde tegen beter weten in, het was een klare en opzettelijke leugen. Waar men op bouwde was op den ouden dorst naar vrijheid der massa's, die overging tot haat tegen hen die de macht bezaten, welke die ook waren. Daarom speelden de sociale vragen geen noemenswaardige rol in heel de tragedie. De beweegredenen der rooden hebben wij hiermee in groote trekken weergegeven; die der „witten" kunnen wij nog korter samenvatten. De witten waren in de eerste plaats al degenen, die begrepen dat Finland uit den maalstroom van de Russische revolutie getrokken moest worden, om niet ten onder te gaan; die het ver- 128 schil inzagen tusschen een West-Europeesche rechtsstaat en cultuurstaat en Rusland's Oosterschen chaos; die begrepen in welken afgrond een dictatuur van het proletariaat zooals die der bolsjewiki een land en een volk stortte. Daartoe behoorden dus alle „burgers", alle „beschaafden", al de „intellectueelen", het zij rijk of arm. De rooden stieten op een volkomen gelijken tegenstand bij leeraars aan de volksscholen, lagere ambtemaren, kantoorklerken, technici en dergel. Bovendien behoorden tot de witten, al degenen die direct in aanraking waren gekomen met het gewelddadig optreden der rooden, o.a. de boeren, — de meerderheid van 's lands bevolking. Het oude verlangen naar vrijheid «ontbrak hun niet, maar was bij hen gezond gebleven. Zij voelden zeer intens iederen dwang, hetzij van hooger- of van lager hand, en reageerden er tegen. Over het geheel was de bevolking van het platte land zeer zwak vertegenwoordigd onder de rooden. Alleen de losse bevolking, die gedurende de oorlogsjaren aan de vestingwerken gearbeid had, had zich zonder uitzondering bij hen aangesloten, evenals het grootste deel •der arbeiders uit industrieplaatsen; maar de medewerking van den kant van boerenknechts en kleine boeren was zeer gering en beperkte zich meestal, — als zij medededen, — tot het feit dat zij in hun woonplaats „de -macht" overnamen, schout speelden, politie en gemeentebestuur en hun vroegere „bazen" bevalen. 129 En de boeren was het ook niet zoo zeer te doen om de regeering omver te werpen. Zij waren wanhopend geworden onder de maandenlange terreur van het gepeupel. Alle bandieten, alle Russische soldaten, alle boosdoeners en misdadigers gingen ongestoord hun gang in het land. Er was geen kans op veiligheid en orde, zoolang men zelf de wapens niet opnam om de Russische roode terreur den kop in te drukken. Het was voor vrijheid, wet en orde dat de witten streden, het was een verdedigingsoorlog tegen alle verstorende, oplossende krachten, hun strijd was een kamp om de vrijheid, niet om de macht. Duidelijker dan misschien ergens anders kwam het aan den dag dat begrippen als wet en orde den Russischen rooden geheel vreemd waren. Heel hun heerschappij droeg een Oosterschen stempel, die het recht van anderen verachtte; het leven van anderen, discipline en tucht. Hierin verschilden zij volkomen van iederWestEuropeesch „socialisme". Zij hadden de zuiver Russische manie van bevelen uit te vaardigen in alle windstreken, oekasen, manifesten en orders te publiceeren, — die nooit opgevolgd werden. Zij hadden zich de Russische wijze eigengemaakt van zich nachten lang al rookend op te winden met redevoeringen en verhandelingen, van te leven op het te voorschijn gesuggereerde enthousiasme der massa's, om over het geheel mee te dwarrelen met de golvende stemmingen van een onverantwoor- Het roode oproer. g 130 delijke volksmenigte, als de wind met de najaarsbladeren. Hun leven moest één opwinding zijn, één enkele roes van machtuitoefening. Suizende auto's, onzinnig bellende telefonen, massa's telegrammen, hamerende schrijfmachines, bevelen hier, bevelen daar, af en toe een stukje eten waar het zoo uitkwam, soms een uur slaap het kwam er niet op aan waar. Wat beteekende orde, wat beteekende netheid, wat beteekende heel het stille en bescheiden dagelijksch leven, — niets. Men moest heerschen en bevelen, leven in een zenuwachtige jacht en alle burgerlijke idealen over boord werpen. De roode revolutie stond zoo ver als het maar mogelijk was af van heel onzen volksaard en gemoedstoestand, zoowel als van iedere nauwkeurig overwogen en koudbloedig doorgevoerde omverwerping. De roode revolutie bouwde op de massasuggestie der volksmenigte; het was een oproer maar geen samenzwering. In wat er volgt zullen détails en feiten deze karakteristiek voltooien. Het doel is niet om een historisch overzicht te geven van het verloop van den binnenlandschen oorlog, doch alleen om zekere kanten van de terreur der rooden te schilderen, zooals die zich in Zuid-Finland voordeed, en in het kort de uitbarsting van het oproer aan te roeren en tenslotte de onderdrukking er van. 131 II. De uitbarsting van het oproer. 's Zaterdags den 26sten Januari was het iedereen duidelijk, dat de rooden van plan waren ernstig actief op te treden. Hoe ver hun doel ging wist men niet: of zij alleen de veiligheidstroepen in heel het land zouden aanvallen, of dat ook de regeering een beurt zou krijgen was onzeker. De roode troepen werden in Helsingfors geconcentreerd, waar ook Russische roode gardisten en marine-soldaten uit Petersburg aankwamen. Des Zaterdagsavonds nog trok het zwakke veiligheidscorps uit Helsingfors om hopelooze straatgevechten te vermijden en een paar leden der regeering zetelden zich in Wasa in Österbotten, om in het ergste geval daar de wettige regeering te kunnen handhaven. Des Zondagsmorgens den 27sten togen de rooden aan het werk. Groote hoeveelheden geweren en munitie werden uit de Russische arsenalen van de vesting. Sveaborg naar de stad gebracht, en de rooden trokken uit om het spoorwegstation te bezetten, de bureaux van politie, de telegraaf, de telefooncentrale en de drukkerijen der burgerlijke dagbladen. Er werd bevolen dat er 150 cellen in de gevangenis gereed moesten staan voor de gevangenen der rooden. Verscheidene huiszoekingen en arrestaties hadden plaats. De rooden wachtten er blijkbaar op dat de veiligheidstroepen uit zouden rukken en dat de stad daardoor op een eervolle wijze 137 len zegenen, die Finland leiden zal naar een nieuwen en gelukkigen tijd. Het uitvoerend comité van Finland's arbeiders, EERO HAAPALAINEN, Voorzitter". Tegelijkertijd met dezen oproep werd er een aantal „voorschriften" uitgegeven, aangaande de plicht om de roode troepen te helpen enz. Hierin wordt Finland ook verklaard als in „revolutionairen krijgsstaat" te zijn, een situatie, waarvan de inhoud altijd duister gebleven is. Maar daar Finland onder heel den oorlogstijd zoowel in staat van beleg als in staat van oorlog is geweest, was er iets nieuws noodig om indruk te maken. Heel den dag suisden er autos door de stad met gewapende rooden en Russen. Zij losten schoten in de lucht af en op de muren der huizen. Ook de patrouilles van roode gardisten gaven het eene salvo na het andere af. Toch werden er maar twee personen gewond. Het geheel was een getrouwe copie van wat er in de Maart-revolutie gebeurde: men was van oordeel dat zoo een revolutie wezen moest en niet anders. Er werd zelfs dien dag een poging gedaan om dezelfde tactiek toe te passen van den moord op officieren. De staatsontvanger werd op zijn bureau gearresteerd, maar 's avonds laat los- 138 gelaten. Om veilig thuis te komen, werd hij door twee roode gardisten geëscorteerd. In een zijstraat verlieten de twee wachten den gevangene, dien zij beschermen zouden. De ambtenaar hoorde een haan overhalen, en keek om op hetzelfde oogenblik dat het schot gelost werd. De kogel trof hem in den nek en kwam er bij het •oor uit. De man viel en de daders namen de vlucht. De gewonde werd op straat gevonden, verpleegd en herstelde van zijn wonden. Des Dinsdags werd de nieuwe regeering bekend en haar programma. Natuurlijk was de regeering ingericht volgens Lenin's monster, natuurlijk regeerden er „commissarissen" en geen „ministers". En boven de regeeting stond, — evenals in Rusland, — een „centraalraad", die de maatregelen der commissarissen controleeren moest. Eigenlijk treden vier personen van de regeering op den voorgrond, die alles bestuurden, vier reeds vroeger zeer bekende partijleden. Eerst de voorzitter van de regeering, Kullervo Manner, die tijdens den zomer president van den Landraad geweest was, ^n die in de jaren 1900 zijn politieke loopbaan begonnen was door den Russischen verdrukker naar de oogen te zien. Een eergierig arrivist. Ten tweede de chef voor de levensmiddelenvoorziening, Oskari Tokoi, op en top een avonturier, gewezen mijnwerker in Amerika, daarna de vertrouwde van zijn partij, eens president van den Landdag, en in het voorjaar en den zomer 1917 139 president der regeering. Een man met een goed hoofd, maar zonder ruggegraat en karakter. Ten derde Yrjö Sirola, vroeger student evenals Manner, journalist, -coryfé van zijn partij, nu minister van buitenlandsche zaken. Een stille fanaticus en een zeer bekwaam politicus. Ten slotte Eero Haapalainen, gesjeesd student,, een heftig en brutaal individu, dat herhaalde malen met de politie in aanraking was geweest, omdat hij in beschonken toestand altijd zeer strijdlustig en woest was. Thans minister van binnenlandsche zaken voor de roode garde. Het programma van de regeering belooft natuurlijk een groot aantal hervormingen. Maar er staat niets in •van een constituante vergadering, waar men vroeger zoo hevig op stond. Evenmin iets van een aanstaande verdeeling van den grond, wat dus wijst op een zeer belangrijk verschil met het programma van de Russische sociale revolutie. Maar verder werd er lang niet weinig beloofd. De hervormingen zouden in het kort de volgende zijn: een totale omwerking van heel de staatsorde, de bureaucratie werd voor goed den kop ingedrukt, er zou voor goed een einde gemaakt worden aan de eigenradigheid der rechtbanken, heel de vorm van het bestuur zou op democratischen grond worden ingericht om de rechten der arbeiders te beschermen, ouderdoms- en invaliditeitsverzekering, het werk der volksverlichting zou gezuiverd worden van ieder reac- HO tionair streven, pachters en kleine boeren zouden bevrijd worden van den druk der rijke boeren, het kapitaal van de Bank zou onder maatschappelijke controle staan, evenals de groote „uitplunderingsondernemingen" door de maatschappij zouden worden overgenomen en gedreven „zonder rekening te houden met het private eigendomsrecht". Al deze hervormingen konden, werd er beweerd, alleen doorgevoerd worden door revolutionaire maatregelen, door de revolutionaire organen genomen. De eerste ambtelijke maatregel van het nieuwe commissariaat bestond daarin dat het een warmen groet naar de regeering in Petersburg zond. Daarop onderrichtte het de regeeringen der staten, die Finland's onafhankelijkheid erkend hadden, van de revolutie. Hiermede was nu, volgens de commissarissen de wettige regeering van het sinds tien weken zelfstandige Finland ontslagen en het land onderworpen aan de dictatuur van het proletariaat. Maar zoo gemakkelijk ging het toch niet. De verdwenen regeering dook in Wasa weer op, wel wat verminderd, maar toch als een dreigend spook voor de volkscommissarissen. Tegelijkertijd verscheen er een geheel nieuwe gestalte op het tooneel, een persoonlijkheid, van wien slechts weinigen wisten dat hij sinds eenige weken de organisatie der veiligheidscorpsen leidde in Osterbotten. Dat was generaal Gustaf Man- 141 nerheim. Het is niet te beschrijven met welk een gejuich, zijn eerste bulletin dat in het geheim in Helsingfors verspreid werd, ontvangen werd door allen, die met walging de revolutieoproepen der rooden bestudeerd hadden en met afschuw de schietende horden der roode wilden op straat gezien hadden. Er klonk een nieuwe toon uit Mannerheim's telegram, een toon van tröost en hoop, van vertrouwen op de gezonde kern van het volk, dat de lichtste perspectieven opende. Nu zouden de Russen en rooden gemeenschappelijk uitgeroeid worden, nu zou het land uit de klauwen der revolutie gerukt worden. Het telegram, dat de bijna tot wanhoop en ellende gebrachte bevolking van Zuid-Finland deze hoopvolle tijdingen bracht, luidde: „De gewelddadigheden gepleegd door het slechtste element der maatschappij, en de Russische militairen, de plunderingen en moorden op de vreedzame bevolking, waaronder de gebeurtenissen in Viborg in het bizonder de vrijheidslievende boeren van Osterbotten ontsteld hebben, heeft mij genoodzaakt de Russische troepen te ontwapenen in Wasa, Lappo, Ylistaro,. Seinajoki, Jakobstad, Gamlakarleky enz. Indien de roode gardisten zich niet aan de wettelijke regeering onderwerpen, zullen de verbitterde boerentroepen des lands met de wapens in de hand zelf de landverraders oordeelen. Persoonlijke veiligheid is den 5.000 ontwapenden 142 Russischen soldaten verzekerd, en zij zullen onmiddellijk in vrijheid gesteld worden volgens overeenkomsten die tusschen Finland en Rusland daaromtrent getroffen zullen worden. De opperbevelhebber der veiligheidscorpsen,. Generaal MANNERHEIM." Er was dus ook een wit leger en niet alleen een rood. Geen oogenblik twijfelde men aan de eindzege der witten. Maar het kwam er op aan om weerstand tegen de rooden te bieden ook in die streken, waar zij zich van de macht hadden meester gemaakt. Een algemeene beambtenstaking werd voorgesteld en zonder de minste oneenigheid verklaard. Alleen doktoren en levensmiddelencommissies zetten het werk voort. De Banken bleven gesloten en de vereeniging van werkgevers liet alle fabrieken stilstaan. Het leven werd uiterst gecompliceerd. De rooden maakten jacht op de leden van de regeering en den Landdag, op ambtenaren en bankpersoneel om ze te arresteeren. Al dezen, evenals allen, die iets met de veiligheidstroepen hadden uit te staan, moesten zich verborgen houden. Men logeerde elders, dan hier, dan daar, liet den baard staan en zijn uiterlijk vervallen. Aldus vermomd konden de vervolgden zich af en toe eens een avondwandeling veroorloven, maar 147 Het vaardigde geeri oorlogsverklaring uit, maar den 28sten Januari geeft de sectie van het 42ste legercorps gewoon bevel om tot beslissende maatregelen tegenover de Witte garde over te gaan. De leiding der Roode garden geraakte natuurlijk en noodzakelijk in Russische handen. Want van kennis van zaken was bij de Finnen geen kwestie. Reeds den 15den Februari spreekt de „opperbevelhebber van het leger van West-Finland", Michail Stepanovitsch Svetschnikoff, over de roode garden als „hulptroepen der Russische legercorpsen", en de Finsche rooden staan allen onder de leiding der Russische districtschefs. Daarna wordt Svetschnikoff zelfs benoemd tot opperbevelhebber der Finsche roode garden, zoodat deze in de praktijk direct bij de Russische troepen gevoegd werden. • Het hoogste opperbevel was dus in handen van Russische officieren. Russische troepen voerden oorlog tegen de Finsche veiligheidscorpsen. En telegrafische rapporten over de krijgsoperaties werden regelmatig afgezonden aan den Russischen minister van oorlog, aan de Russische regeering en aan de commandanten der vestingen Kronstadt en Reval. Hieruit blijkt duidelijk, dat de bolsjewistische regeering in Rusland van plan was om met de hulp der roode gardisten Finland te heroveren. En als wij ons afvragen waar de uiterste drijfkrachten te zoeken zijn voor het uitbreken der 148 Finsche revolutie, gaan onze gedachten als van zelf terug naar de regeering in Rusland. Wij kunnen trouwens ook niet nalaten om deze uitbarsting te vergelijken met de tegelijkertijd plaats hebbende groote stakingen in Oostenrijk en met die, welke eenige dagen later in Duitschland begonnen. Die worden breedvoerig en uiterst sterk gekleurd in de Finsche arbeiderskranten besproken. Maar het was de Russische leiding onmogelijk een georganiseerde, te voren wel beraamde oorlog te voeren; daar waren de troepen te ongedisciplineerd voor. Bovendien was een demobilisatie van het leger begonnen, voor het oproer uitbrak. Een groot aantal soldaten wilde naar huis, terugkeeren naar Rusland, en was ongeneigd om verder oorlog te voeren. De demobilisatie werd echter door alle/lei middelen verhinderd, en het resultaat was gewoonlijk dat degenen die met verlof naar huis mochten gaan op hun oude plaats bleven, doch nu als vvrijwilliger" en tegen hoog loon. Uit Rusland kwamen er troepen aangestroomd van de daar gevormde Russische roode legers, en uit rapporten en documenten blijkt dat de volgende Russische formaties in Finland waren: het 42ste legercorps, een Lettisch leger, de Russische afdeelingen .vrijwilligers, (gevormd uit degenen die als gedemobiliseerd naar huis hadden kunnen gaan), het nationaal-socialistisch roode leger, het roode arbeiders- en boerenleger, behalve ten slotte 162 waren bestemd voor het onderwijzerscorps. Het is komiek om te zien hoe volmaakt radeloos de gedachtengang der rooden stond tegenover den tegenstand dezer mannen en vrouwen. Men was zoo overtuigd dat alles hier in de wereld alleen maar een kwestie van geld was, dat men het raadsel absoluut niet kon oplossen waarom arme menschen zich aan de zijde der kapitalisten schaarden. Men verhoogde daarom de loonen aanmerkelijk-en verwachtte dat de leeraars te voorschijn zouden komen om te bedanken. Maar zij kwamen niet. Toen begon men te vermoeden dat er hier kwestie was van iets „ideaals" en begon men uitgebreide hervormingsprogramma's te publiceeren voor het schoolonderwijs, — een merkwaardige bijdrage voor de psychologie der rooden! Hoe volkomen men verward was in het „kapitalistische", gezicht op de wereld en op de menschen, blijkt frappant uit een artikel tot troost voor de bloedverwanten der gevallenen. Waarom, zegt men, werd er getreurd over een man, een zoon die gestorven is? Omdat met hem de broodwinner verdween. Maar nu, nu de staat zal toezien dat niemand nood lijdt, nu is er geen reden om te treuren over de gevallenen! De revolutie-regeering deed niet veel voor den bouw van de nieuwe maatschappij, niettegenstaande de vele „wetten" die er afgekondigd werden. Behalve de hier boven genoemde, werd er een wet uitgevaardigd over de vermindering der gemeentebelasting, verscheidene 163 verordeningen over de regeling van het levensmiddelenverbruik, een wet betreffende het opheffen van alle kerkelijke belastingen, een andere over het opheffen van de oude huurlingen reglementen, een over een „interimistische regeling van het binnenlandsch bestuur", een over het belasten van huren, en ten slotte wetten over het overnemen voor rekening van den staat van fabrieken waar een lock-out verklaard is en van perceelen, waarvan de eigenaar gevlucht is. Maar deze wetten hadden niet veel uitwerking. Geen enkele „witte" bekommerde er zich natuurlijk om, en ook de rooden namen een afwachtende houding aan. Op de rechtspraak en de financieele instellingen hadden de leden van het nieuwe bestuur echter grooten invloed, daar werd men spoedig gewaar waartoe de nieuwe machtbezitters in staat waren. Evenals Kerenski in den tijd der Russische regeering den weg wees naar een hoogere menschelijkheid door het afschaffen van de doodstraf, leidden ook in Finland de rooden den nieuwen tijd in met denzelfden maatregel. Maar die was niet meer dan een zuivere formaliteit, daar sinds het begin van achttienhonderd geen doodstraf door de Finsche wet gesteund was. En de formaliteit was des te grooter, omdat die niet nageleefd werd. Maar het opheffen van alle vroeger bestaande rechtbanken en in plaats daarvan het oprichten van „revolutierechtbanken", was daarentegen allesbehalve een for- 164 maliteit. Dergelijke rechtbanken werden in iedere gemeente opgericht en er werden in de eerste plaats zaken behandeld met ,,contra-revolutionaire doeleinden". De plaats van rechter moest vervuld worden door iemand die het vertrouwen der arbeiders genoot en het vonnis zou geveld worden volgens wat het geweten en het gezond verstand ingaven en niet volgens een te voren vastgesteld schema. De keus van rechters zoowel als het vonnis berustte dus op zuiver goeddunken. Het eenige richtsnoer dat er bestond was een lijst van de straffen, die toegewezen konden worden. Die bestonden uit waarschuwingen, boeten, ontslag uit den dienst, beslaglegging" op een deel van de bezittingen van den veroordeelde of wel van het geheel, gevangenis, tuchthuis en verlies van sommige persoonlijke of sociale voorrechten. Verscheidene van deze straffen konden tegelijk op den schuldige toegepast worden. In theorie was de institutie dus zeer humaan, in de praktijk werd die zooals wij later zullen zien, iets geheel anders. Er werd ook een „revolutionair hooger gerecht" ingericht, maar er zijn geen teekens die er op wijzen dat het ooit in werking is getreden. De revolutie-rechtbanken veroordeelden „de vijanden des volks". Zij, die vroeger door het „burgerlijke" gerecht veroordeeld waren tot het verlies der vrijheid, stonden natuurlijk op een ander niveau. Zij waren de slachtoffers van de onderdrukking van de kapitalisti- 165 sche maatschappij, en er moesten maatregelen getroffen worden voor hun bestwil. Reeds den 6den Februari beveelt de regeering het personeel der gevangenissen en tuchthuizen om lijsten op te maken van de gevanrgenen, die beschouwd kunnen worden als ongevaarlijk voor de maatschappij en daarom op vrije voeten gesteld kunnen worden. Hoewel het personeel vrij liberaal te werk schijnt te zijn gegaan, daar er alleen uit de gevangenis in Helsingfors 135 gevangenen vrijgelaten werden, waren de gevangenen zelf niet tevreden. De roode pers publiceert den 17den Februari een schrijven van de gevangenen uit het tuchthuis te Abo onder het mooie hoofd: „De hoop der gevangenen. Diep berouw en verlangen naar de vrijheid". Hierin bedanken de misdadigers hun weldoeners en verzekeren, „dat het grootstedeel" der bevrijden zich goed zal gedragen. „Want een vriendschappelijke daad verplicht ook ons gevangenen om vriendschap met vriendschap te vergelden, terwijl aan den anderen kant strengheid, hardheid en onverschilligheid, wraaklust zouden wekken, vijandelijkheid, haat en onverschilligheid, die de gelederen der roovers zouden verrijken met allerlei ophitsende elementen en kwaadstokers." Maar een der gestelde voorwaarden „bedroeft" de gevangenen „zeer". En wel dat alleen die gevangenen bevrijd zullen worden, die als niet gevaarlijk voor de maatschappij beschouwd worden. Wij bemerken hierbij op, dat indien de gevangenen alleen vol- 166 gens die voorwaarden bevrijd worden, er niet velen zullen zijn, die op vrijheid mogen hopen, „omdat de oude ambtenaren van de keizer-heerschappij in hun partijdigheid ons in hun rapporten zwart heeft gemaakt". De roode regeering schijnt dit ook ingezien te hebben, want den 11 den Maart wordt er besloten, dat de straf van alle gevangenen tot de helft verminderd zal worden. Gevangenen voor het leven worden losgelaten nadat zij vijf jaar gezeten hebben. Alle ontslagenen krijgen het vertrouwen hunner medeburgers terug. Wij behoeven nauwelijks aan te stippen dat hier geen kwestie was van „politieke" misdadigers, maar alleen van grove boosdoeners. De reden van de groote goedheid was alweer de behoefte van het leger aan versterking. Wat het voor de maatschappij over het geheel beteekende dat de gevangenissen werden geopend, is gemakkelijk te begrijpen. De wijze waarop de rooden de financies regelden berokkende het land geen minder groote schade. Dit was van zeer groote beteekenis, want een revolutie stelt altijd groote eischen aan de financies. De roode regeering was er in de eerste plaats op uit om de staatsbank, de Bank van Finland, in handen te krijgen. Dit gelukte na allerlei moeite. De localen van de Bank waren gemakkelijk genoeg te bereiken, maar de sleutels der gewelven kon men niet bemachtigen. Maar een knecht aan de Bank bleek tot de roo- 171 missarissen in de federatieve republiek Rusland" en het „Volkscommissariaat in de socialistische arbeidersrepubliek Finland", behoeft hier niet verder aangetoond te worden. Het is een schijnbaar zeer voordeelig vergelijk, waar echter veel klemmen in de 20 paragrafen verscholen zijn. De overeenkomst moest een schoon bewijs zijn van de vaderlandsche gezindheid der rooden, maar feitelijk gaf het Rusland allerlei kansen om in te grijpen in Finland's situatie. Het gaf vooral de arbeiderspartij de kans om altijd haar majoriteit in het parlement te handhaven, daar Russische arbeiders die in Finland verbleven volle politieke rechten genieten zouden. Het zou zoo eenvoudig zijn om voor iedere verkiezing, een import van bolsjewiki toe te laten. Hierboven is de positieve werkzaamheid der rooden in hoofdlijnen aangegeven. Bizonder veel bereikten zij niet, deels omdat hun opmerkzaamheid grootendeels gericht was op de krijgsoperaties, deels door den sterken tegenstand der burgerlijken, maar vooral omdat zij zelf een eensgezind programma misten. Het eenige waarnaar zij streefden was naar de macht, maar toen zij die in handen hadden, wisten zij niet waartoe zij die gebruiken zouden. Wat hun het meest interesseerde was om hun eigen partijgenooten alle ambten en posten 172 te laten vervullen. Gedurende de drie maanden, dat hun heerschappij duurde, slaagden zij er in een bureaucratie te vormen die zoo incompetent, onkundig en onwaardig mogelijk was. Het wemelde van raden, commissariaten, comité's en autoriteiten. En velen van dezen waren van oordeel dat de macht alleen bestond om misbruikt te worden. Boekhouden en een balans opmaken waren ingewikkelde dingen; geen wonder daarom, als er zich dikwijls allerlei eigenaardigheden voordeden. Als een voorbeeld van de werkelijk naïeve uitdrukking der incompetentie van het bestuur diene een groote proclamatie van het roode gemeentebestuur in Helsingfors. Daarin worden alle arbeiders der stad aangemaand tot „scheppende werkzaamheid". En die zal daarin bestaan, dat ieder afzonderlijk een of ander systeem uitdenkt, volgens welk de ingewikkelde zaken der stad bestuurd konden worden. De zestig raadsleden zelf verklaren namelijk radeloos te staan tegenover alle moeilijkheden. Een ander voorbeeld, dat toont hoe weinig de rooden hun eigen heiligste principen respecteerden, is dat zij een langeren arbeidstijd aanbevelen dan die van acht uren, waarvoor zij zoo energtsch gestreden hebben en die bij de wet was vastgesteld. Wij zeiden reeds dat er bij het drukken van het papieren geld 12 uren gewerkt werd. En toen in Maart allen kleermakers in Helsingfors bevolen werden om uitsluitend voor rekening der Roode 173 garde te werken, werd er een arbeidstijd van 10 uren vastgesteld. Er werd bijgevoegd dat een ieder die weigerde, naar het front gezonden zou worden. Ondertusschen was men zelf officieel zeer over alles tevreden. In een krant lezen wij: „Het begint er hier in dit land bedenkelijk uit te zien met de slavernij. Als de burgerpers nu den vrijen teugel gelaten werd, verdronken wij in een zee van de walgelijkste scheldwoorden. Wat moeten de ellendelingen van de leugenpers zich in hun dwangbuis draaien en wringen, als zij de eene schakel na de andere van den slavenketting zien afknippen". Ja, hier lag de bron voor de grootste vreugde: de triomf op een tegenstander, waarvan men zich verbeeldde dat hij verslagen was, leedvermaak over het feit, dat men „de burgerklasse nu had doen knielen voor de arbeidersklasse". V. De rooden en hun tegenstanders. De elementen in de arbeiderspartij die tot het uiterste doordreven hadden de partij tot revolutie gedwongen. Deze elementen behoorden tot de Roode garde. Toen het oproer uitbrak, was het daarom natuurlijk dat de garden de voornaamste rol speelden, en dat die zich de eigenlijke heerschers van het land voelden. Ontelbare 174 eigengemachtigheden van den kant der garde toont hoe zij doordrongen was van een gevoel van oppermacht. De troepen weerden zich alsof zij in een vijandelijk land waren. Men nam al waar men lust in had. Het eene oogenblik had men een hótel noodig, het andere een restaurant, het derde een auto, een andermaal een extratrein. AI wat op die wijze geëxproprieerd werd, noemde men „beslag leggen". Men vertoonde een gestempeld papier, of schreef een quitantie, en daarmee moest de eigenaar tevreden zijn. De roode regeering had niet weinig moeite met haar gewapende corpsen, want die respecteerden niet eens hun eigen overheid. In de eerste plaats vergrootten zij in hooge mate de moeite der levensmiddelenregeling, omdat zij voor eigen gebruik alle voorraden meenamen die zij in handen konden krijgen door de levensmiddelentreinen naar de steden tegen te houden en te plunderen. Maar de rooden hadden het voornamelijk op het eigendom der burgers voorzien. En dat werd als rechtmatige buit beschouwd. Heel de intendance der Roode garde was gebaseerd op de mogelijkheid van exproprieeren, en alleen de firma's die handel wilden drijven met de rooden en contracten met hen opmaakten, — en het waren er weinig, — kregen een vergoeding voor wat hun ontnomen werd. Er bestond een afzonderlijk rood „commissariaat voor beslagleggingsaangelegenheden". Deze tak van de werkzaamheid der rooden had al- 175 leen betrekking op winkeliers en de industrie, welke natuurlijk aanzienlijke verliezen leden. Maar de burgerkringen, die blootgesteld waren aan den arrestatie-ijver der rooden, leden er persoonlijk meer door. Naar leden der veiligheidscorpsen werd natuurlijk zeer ijverig gezocht, evenals naar leden der regeering. Gedurende de eerste dagen der revolutie arresteerde men een aantal leden van den Landdag, maar de meesten werden weldra weer vrij gelaten. Maar den 14den Maart wordt bevolen dat alle burgerlijke leden van den Landdag onmiddellijk gearresteerd moeten worden. Reeds vroeger, — den 6den Maart, — had het comité van oorlog en van economische zaken van den Centraalraad voorgesteld om de volgende personen in hechtenis te laten nemen: alle vroegere leden der regeering en gouverneurs der provincies, alle burgemeesters en ontvangers der gemeenten en de raadsleden der steden, alle bankdirecteurs en kassiers, „alle millionnairs die met acties speculeeren", alle kooplieden en fabrikanten, die hun zaken gesloten hebben. Dezen moesten in bewaring gehouden worden tot de overwinning behaald is. Maar bizonder systematisch hadden de arrestaties toch niet plaats. De verklikkers hadden het echter druk, zoodat verscheidene lieden gearresteerd en gevangen gezet werden, en bovendien nam men lieden in hechtenis omdat zij op straat een „contra-revolutionair" woord geuit hadden, of omdat zij geglimlacht .hadden 176 om den een of anderen belachelijk norschen of komiek uitgerusten rooden krijgsman. Vooral werden met bizonder kwade oogen aangezien de ambtenaren, die weigerden onder het roode bestuur te werken, — d.w.z. de vroegere staatsambtenaren. En het was ook heel moeilijk om een geschikt systeem te bedenken om hen te behandelen. Wel had men geproclameerd dat staken een der essentieele rechten van den mensen was, maar dat was immers niet toepasselijk op de burgers. Die staakten niet, maar „saboteerden". De moeilijkheid bestond daarin, dat men aan den eenen kant plechtig beloofd had de bureaucratie den kop in te drukken, — en dit was nu volkomen uitgevoerd, — en dat men het aan den anderen kant niet zonder de bureaucraten klaar kon spelen. Toen bedacht men er op om een ieder te ontslaan die op een bepaalden dag niet op zijn post was. Toen er niemand verscheen, werd er bekend gemaakt dat allen ontslagen waren. En toen men begon met heele groepen ambtenaren te arresteeren voor hun „sabotage", beriepen allen er zich op dat zij immers ontslagen waren. Eenige ambtenaren, waaraan bizonder behoefte was, dwong men met bedreigingen en geweld tot den arbeid. Enkelen vluchtten en verstopten zich als zij er kans toe zagen, anderen namen nog energischer maatregelen. Een jonge dame bijv. die aan de Finsche Bank in de stad Kotka •was aangesteld, nam een revolver en schoot zich een 187 volg zijn, als de tegenstander met dergelijke afschuwelijke wreedheden voortgaat? Geen voorbeeld is aanstekelijker dan het voorbeeld van bloedvergieten". Hier straalt het doel duidelijk genoeg door. Men wil de uitwerking van al de misdaden die de rooden bedreven hebben neutraliseeren. Het waren alleen maar de gevolgen van wat de witten gedaan hadden! Wat de wijze van oorlógsvoering der witten aangaat, die moet zeer zeker als streng gekarakteriseerd worden. Wanneer men te doen heeft met een vijand, die al zijn gevangenen verminkt en vermoordt, wanneer al de lijken der gesneuvelden geplunderd worden en men weet aan welke wreedheden de rooden zich schuldig maken achter het front, is het moeilijk om ook maar een greintje zachtheid te voelen. De witten streden tegen oproerlingen en landverraders, hun strijd was een strijd om de verlossing van Russen en bandieten, zij vormden in werkelijkheid geen strijdend leget, maar slechts een in alle haast bijeengekomen menigte vrijwilligers, die uittrokken om de vijanden des vaderlands en de boosdoeners te straffen. Geen wonder dus, dat het vonnis soms kort was, als de verbittering leidde tot strengheid, ruwheid en — zoo men wil, — brutaliteit. Maar dit is toch nog iets anders dan de wreedheden en martelingen waarover de roode kranten het hadden. Daaraan was het witte leger onschuldig, het roode daarentegen schuldig. Tijdens den wereldoorlog is het meer dan eens ge- i8a bleken hoe moeilijk verhalen van begane wreedheden te controleeren zijn. Bovendien bewijzen dergelijke verhalen eigenlijk niets anders dan dat er afzonderlijke individuen zijn, die in hun opwinding in staat zijn tot de afschuwelijkste daden. Zooiets veroordeelt een leger niet of, — zooals in dit geval, — een beweging der massa in haar geheel. Waar rekening mee gehouden moet worden is de mentaliteit van de strijdende massa in haar geheel, de tucht en discipline die er heerschen, de straf die den boosdoeners in eigen gelederen wordt opgelegd. Uit de achtergelaten papieren der rooden krijgen wij een voldoend duidelijk beeld van den geest die er onder hen heerschte om het oordeel over hen te vellen dat zij niet allen roovers en moordenaars waren, maar dat zij, die het niet waren, niets deden, absoluut niets om de pure steel- en moordmanie tegen te gaan, die onder hun gelederen woedde. De protesten „tegen wreedheden", welke af en toe in hun kranten gepubliceerd werden beteekenen niets, want die waren niet bedoeld voor de eigen aanhangers, doch alleen voor het publiek d.w.z. het buitenland en in de eerste plaats Zweden. Iedere proclamatie bevatte bovendien geregeld zoo'n menigte beschuldigingen tegen de witten, dat zij eerder prikkelend werkten dan kalmeerend. Daarop werd dan de eene kolom na de andere gevuld met de huiveringwekkendste schilderingen van de wreedheid; en bloeddorstigheid der witten. 189 De rooden waren er over het geheel niet op gesteld om dienst aan het front te doen; het resultaat van een meeting was menigmaal dat de troepen genoeg hadden van het offensief en over wilden gaan tot den dienst in het binnenland. Men wilde hun daarom dwingen om de noodzakelijkheid van den strijd in te zien, zoo niet voor iets anders dan om niet in de handen te vallen van de witte roofdieren. Ondertusschen hadden de veelvoudige en lange krantenverhalen ook het resultaat, dat het optreden van de rooden alle wreedheid te boven ging. Dat was misschien het doel niet, maar toch het natuurlijkë gevolg. Nu zullen wij eens een blik werpen op het somberste deel van de geschiedenis der roode revolutie: de moorden achter het front. Het aantal wapenlooze personen, dat een prooi werd van den moordlust der rooden, kan helaas nog niet nauwkeurig vastgesteld worden. Er zijn veel vermisten, wier bloedverwanten nog steeds hoop koesteren, af en toe wordt er in de bosschen nog wel eens een lijk gevonden en zoowel de zee als de meren kunnen nog menig lijk aan wal spoelen. Maar het is zeker dat het bedrag de duizend overtreft. Minstens duizend moorden, — en de moordenaars? Geen enkele is erdoorhetrooderegimegestraft. Dit feit moeten wij in het oog houden bij het beoordeelen der „idealiteit" en „humaniteit" der rooden. 190 Het is interessant om te zien tot welke ambten en klassen der maatschappij de slachtoffers behooren. Een haastig opgemaakte lijst van 624 slachtoffers toont ons het volgende: Landbouwers Studenten, scholieren Ingenieurs, zakenmenschen, kantoorklerken en bankbeambten Arbeiders Commissarissen van politie, politieagenten Ambtenaren Onderwijzers Predikanten Geneesheeren , Veeartsen, apothekers Leden van den Landdag Vrouwen Zeelieden enz Totaal 624 of 100 % Uit de opgaven blijkt dat vooral het platteland geteisterd is. De eerste groep, die voornamelijk uit boeren bestaat, maar ook uit grondbezitters, opzichters en inspecteurs, vormt met de derde, voornamelijk bestaande 193 of 31 % 141 „ 22 % 129 „ 21 % 66 „ 10 % 23 „ 7 % 20 f ,5!„ 4% 10/ 3 / 6 3„ 3% 5 I 10 „ 2 % 191 uit personeel van verschillende instellingen, ongeveer de helft van het heele aantal. Op één na de grootste groep, de studenten en scholieren, bestaat uit jongelui verdacht van tot het veiligheidscorps te behooren, of die er werkelijk toe behoorden en,zich bij de witten wilden voegen door de linies der rooden heen, of die op de vlucht waren doordat hun geisoleerd corps door de rooden verslagen was. Hoewel zij dus als zoodanig gerekend konden worden tot de strijdmacht van den tegenstander, waren zij toch wapenloos toen zij gearresteerd en gefusilleerd werden. Het aantal vermoorde arbeiders is relatief groot. Dat waren degenen, die zich onder geen voorwaarde bij de roode beweging wilden aansluiten en daarom als verraders beschouwd werden. Ook het aantal vermoorde predikanten is groot. De moord op de predikanten, — die meestal gepaard ging met martelingen en het schenden en plunderen der kerken, — is een resultaat van de campagne der arbeiderspers tegen de kerk en haar dienaars. De moord op de politieagenten toont opnieuw, welke rol de oude klanten van de politie en de gevangenis in de Roode garde speelden. Zij namen nu wraak voor de maanden en jaren welke zij opgesloten hadden gezeten. In verscheidene gevallen kan men op die wijze het motief voor den moord aanwijzen. Maar meestal hebben wij alleen te rekenen met de algemeen heerschende 192 opinie dat alle tegenstanders, allen die het niet met de rooden eens waren, uit den weg geruimd moesten worden. Het beste beeld van de oorzaak en de toedracht der moorden krijgen wij uit een paar voorbeelden. Onder de papieren der rooden bevinden zich een aantal documenten aangaande de moorden, en deze werpen vaak een helder licht op de algemeene zienswijze van •de rooden. Af en toe gebeurde het dat een moord de aanleiding was tot een „rood" onderzoek. Dit gebeurde het eerst toen advocaat A. Mikkola, lid van den Landdag, in hechtenis genomen werd, de man die de petitie had ingediend over het herstellen van het leger, — en ook toen Q. Schybergson, de jonge •dokter, vermoord werd. Mikkola werd den 30en Januari 'gearresteerd. Hij werd een paar dagen later uit de gevangenis buiten de stad gebracht en daar gefusilleerd. Schybergson werd den 2den Februari gearresteerd op het ziekenhuis waar hij in functie was, naar een park gebracht en daar gefusilleerd. Zoowel dê algemeene bond van geneesheeren als de Zweedsche gezant in Helsingfors leverden protest in tegen den moord op Schybergson. De rooden werden gedwongen om een onderzoek in te stellen. ,,Indien geëischt zouden de schuldigen in hechtenis genomen worden", besluit de generale staf der Roode garde. Toen werd er opgericht, d.w.z. eerst den 13den Februari: „Een comité voor het onderzoek van moord en 193 andere gewelddadigheden in Helsingfors en omstreken tijdens de revolutie". De moordenaars hadden ruimschoots tijd gehad om op de vlucht te gaan! Het onderzoek van het comité leidt tot het volgend resultaat. Van den moordenaar van Dr. Schybergson weet men niets. Er was een mededeeling aan de Roode garde gedaan, dat aan het zelfde ziekenhuis waar Dr. Schybergson dienst deed, een zekere weduwe Blom als hoofdverpleegster dienst deed, bij wie de veiligheidscorpsen plachten samen te komen. Er werd een deputatie van rooden naar het ziekenhuis gezonden. Die belde bij Dr. Schybergson aan en vroeg naar Mevrouw Blom. Toen volgde er een calamiteit. De rooden konden den naam niet goed uitspreken daar de b klank in het Finsch ontbreekt. Zij meenden een zweem van spot op het gelaat van den dokter te lezen, toen hij op hun, tengevolge der moeilijkheid met de uitspraak stotterende vraag antwoordde: „Hier woont niemand dan ik". De Tooden gingen heen, maar woedend over het geringe resultaat, herinnerden zij zich op weg naar huis de spottende trek op het gelaat van den dokter, en keerden terug. Zij begonnen een huiszoeking, namen Schybergson mee, fusilleerden hem en plunderden het lijk! De moord op Mikkola bezorgde het comité meer last, want hier was wel degelijk kwestie van met voorbedachten rade. De man van de militaire petitie, het gehate „Oorlogs-Antti" der arbeiderspartij, was uit den Het roode oproer. 23 194 -weg geruimd wegens zijn parlementaire werkzaamheid. Het lijk was niet geplunderd, hoewel de zakportefeuille over de 2.000 mark bevatte. Dus een moord uit wraak. De getuigen verraden niets, voordat het gerucht verspreid wordt dat een zekere roode compagniechef aan het front gesneuveld is, wat later bleek onwaar te zijn. Toen begonnen de getuigen den mond te openen. De chef in kwestie was den dag na den moord op Mikkola bij de intendance der Roode garde verschenen, en had er op gepocht dat hij reeds dertien personen gedood had en o.a. gezegd: „die Oorlogs-Antti had een vrij harden schedel". Tegelijkertijd blijkt dat de man dienst had gedaan als beul, daar de commandant van zijn bataljon bevel had gegeven tot den moord. De zaak had dus klaar genoeg moeten zijn. Die was helaas maar al te klaar. Behalve deze twee moorden had het comité nog een derde onderzocht: een arbeider was gefusilleerd op straat gevonden. Hij was vermoord door twee vroegere vrienden, die nu roode gardisten waren. Het comité kwam niet gemakkelijk tot dit resultaat. Den 26sten Februari dient het twee rapporten bij zijn regeering in. In het eene wordt vermeld dat de moordenaars van Mikkola „waarschijnlijk" de twee bovengenoemden zijn, die verhoord zullen moeten worden. Maar „daar deze personen zich aan het front bevinden en het comité van oordeel is dat het geen voldoende volmacht heeft om personen van dien rang ter 216 der Witte garde bevinden, moeten behandeld worden als vijanden des volks, tot welke nationaliteit zij ook mogen behooren. De revolutionaire arbeider gaat niet uit den weg, zelfs niet voor een Duitschen beroepsmoordenaar, want hij weet dat hij strijdt voor vrijheid en voor recht. Finsche arbeiders, boeren en pachters! Eeuwenlang is uw stam op de proef gesteld. Veel slechts hebt gij moeten verdragen. Uw roem is over heel de wereld verspreid, ook al hebt gij geleefd onder de slavernij van het kapitalisme. Het proletariaat van heel de wereld heeft de oogen op u gericht. Kolommen worden dagelijks gevuld over uw volharding en over uw sterken strijd. Over u, die slechts een paar maanden geleden de slavenketenen van zich af hebt geschud. Gij zijt het die van Finland een onafhankelijke republiek gemaakt hebt. Het is ook uw plicht om het bestaan van die republiek te verdedigen. En die is waard om verdedigd te worden. Nooit is het kleine Finland ons zoo dierbaar geweest als nu. Het arbeidende volk van Finland heeft het land ontgonnen en de akkers beploegd, en het wil ook de vruchten van zijn arbeid genieten. Dit is het doel van de revolutie der Finsche arbeiders. In dit land zullen geen Zweedsch-Duitsche kapitalisten heerschen. De belangen van dit land zullen behartigd worden door het meerendeel van het arbeidend volk van Finland. Daarom, ten strijde voor het vaderland, Finsche arbeiders! Vooruit revolutionairen! Een nederlaag zou gelijk staan mat 217 den ondergang van ons land en de slavernij der arbeidersklasse. Dus: te wapen, arbeiders, tegen de plunderaars! Moge iedere man en vrouw haar plicht vervullen, want dan is de overwinning gewis. Niet alleen de overwinning voor de gewapende revolutie der Finsche arbeiders, maar ook voor de revolutie van het proletariaat in alle landen. Leve de tromfantelijke revolutie der Finsche arbeidersklassen! Leve de internationale revolutie!" Dit stuk kan beschouwd worden als een monument van de Finsche arbeidersbeweging. Een wonderlijk méngsel van leugen, laster en draaierij, eindelooze uitvallen tegen „den vijand" en een verzameling argumenten, die verbluffend zijn in haar bonte veelvuldigheid. Hier wordt gepraald met internationalisme en nationalisme, vaderlandsliefde en klassenstrijd, democratie en revolutie. Hier komt het karakter dat de arbeidersbeweging heel den tijd gedragen heeft sterk aan het licht. Men putte uit iedere bron, als het resultaat maar haat was tegen de machtbezitters. En niet het minst belangrijk is de groote leugen waarop heel de oproep berust: dat die gedaan werd juist toen de leiders vluchtten. De Finsche arbeiderspartij heeft nooit leiders bezeten die ruggegraat en karakter hadden. Het was natuurlijk onmogelijk om op den duur de illusie van een triomfantelijke revolutie vol te houden. De retraite begon. Een waanzinnige retraite, tijdens 218 welke er zooveel mogelijk geplunderd, gemoord en in brand werd gestoken. In Björneborg, in Raumo en in Abo liet men alle stoombooten in de havens zinken, locomotieven en spoorwegbruggen werden door dynamiet opgeblazen, alle safe's werden opengebroken, die nog niet opengebroken waren, al het geld dat gevonden werd bij de douane, de post en den spoorweg werd meegenomen. De postzegelvoorraad en de stempelzegels werden mee genomen, de levensmiddelenvoorraden werden weggevoerd, verbrand of met fotogen overgoten, winkels werden leeggeplunderd, zelfs het wisselbord van de telefooncentrale werd met hamers verbrijzeld. Op het platteland ging het nog erger toe. Daar waren niet zooveel kostbare installaties te verwoesten. In plaats daarvan werden de boerderijen geplunderd en in brand gestoken. Hoe volkomen de verwoesting was blijkt o.a. uit de volgende opgave van branden en gestolen eigendommen in het dorpje Vesilak ten Zuiden van Tammerfors. De rooden staken 149 woonhuizen en 355 bijgebouwen in brand, namen 89 paarden mee, 688 stuks hoornvee, 353 schapen, 67 varkens, 400 H.L. rogge 800 H.L. aardappelen, 278 H.L. koren, 2.800 H.L. haver, 66 H.L. boonen en 27 H.L. tarwe. Er bleef met andere woorden in dat dorp niets anders over dan de kale grond. De weinige voorwerpen van waarde die er in de hoeven waren, werden zonder uitzondering meegenomen. 219 In Viborg schreven de rooden den 2lsten April eert quitantie voor de ontvangst uit de handen hunner troepen van het Noordelijk front, van 33 K.G. zilveren voorwerpen, 47 K.G. nieuw zilveren voorwerpen, 857 K.G. rood koperen voorwerpen en 126 K.G. geelkoperen voorwerpen enz. Natuurlijk waren deze roofpartijen grootendeels alleen het gevolg van een blinden verwoestingslust ert roofzucht. Want verscheidene leden der Roode garde lieten vrouw en kinderen of ouders en andere bloedverwanten in het verwoeste land achter. Maar dat er zooveel mogelijk voorwerpen van waarde naar Rusland overgebracht werden had toch een bepaald doel. Groote hoeveelheden locomotieven en spoorwegwagons, machines en voorraden uit de fabrieken, waren in Rusland aangeland, verscheidene schrijfmachines endergel. waren op weg er heen, zelfs al wat men aan levensmiddelen in handen kon krijgen werd er heen gesleept. De bedoeling was om een roode Finsche kolonie in Rusland te stichten en daar de wereldrevolutie af te wachten, die den rooden ook Finland terug zou schenken. De kolossale materieele schade die de rooden hun land berokkend hebben kan mettertijd vergoed worden. Maar het is veel tragischer dat ook de bevolking in de streken waar de rooden het langst stand hielden,, het meest te lijden hadden. Toen de terugtocht onver^ 220 mijdelijk was, werden er veel lieden vermoord die tot dien gespaard waren, en de gedwongen mobilisatie werd nu zoo doorgevoerd dat men een groot aantal gevangenen meesleepte, hen onder eigen gelederen inlijfde, of bij een geschikte gelegenheid doodschoot. Het hing van het toeval af, welk lot den gevangenen wachtten. Dat zien wij bijv. aan de verschillende maatregelen toegepast op de leerlingen van het Mustiala landbouwinstituut in Tavastland. Dertien leerlingen hadden de rooden reeds in Februari gevangen genomen. Negen er van zijn zeker gevallen of vermoord, de vier anderen worden vermist. In April werden er 32 leerlingen gevangen genomen. Drie er van bereikten de fronten der rooden onder de gelederen opgenomen. Twee zijn teruggekeerd, één is er verdwenen. 25 leerlingen werden den 20sten April per trein naar het Zuiden van het land gebracht, maar werden in den trein door hun bewakers overvallen. Twintig vielen onder dat bloedbad; vijf slaagden er in uit den trein te springen en te vluchten. Die zijn gered. De vier laatsten wisten zich ten slotte van hun kameraden af te scheiden, kwamen in een gevangenis terecht en werden ook gered. Een aantal van de gedwongen gemobiliseerden in Tavastland werd naar het station Riihimaki gebracht, en toen zij weigerden om de wapens te dragen, werden zij in de Russische kazernes in de streek opgesloten.Weldra was de val van Riihimaki echter nabij, en liever dan deze 221 Tavastlandsche boeren in handen van den vijand te laten, trachtte men hen te vermoorden. De rooden, — en ditmaal waren het geen roode mannen maar gewapende vrouwen, — vatten bij de deuren post en begonnen in het wilde op de gevangenen los te schieten. In hun schrik liepen zij van den eenen kant naar den anderen in het vertrek, werden getroffen en vielen. Het resultaat was 12 dooden en 8 of 10 gewonden. Van deze laatsten hebben er twee het verstand verloren. Het leidend personeel van de Valkiakoski-papierfabriek in Tavastland werd den 15den April door de rooden weggevoerd om dwangarbeid te verrichten. Op weg naar het werk werden er reeds twee doodgeschoten, een kassier en een klerk, beiden vijftig jaar oud. Den 20sten April werden er weer twee uitgenomen, weggevoerd en doodgeschoten. Den 24sten werden er tien tegelijk naar het bosch gebracht. Zij liepen een pad langs, toen de roode wachten, die achter hen liepen, plotseling het vuur openden. De voorste van de rij gevangenen, — een predikant, — slaagde er in om te vluchten, de tien overigen vielen. Nu bleven er maar zes gevangenen over. Zij hadden de salvo's in het bosch gehoord en wisten wat die beteekenden. Zij behoefden evenmin lang op hun vonnis te wachten. Later op den dag werden ook zij naar het bosch gebracht en dood geschoten. Een man van deze groep slaagde er ook in om te ontkomen. Al de lijken der slachtoffers, ge- 222 deeltelijk hevig gemassacreerd, werden geplunderd. De moorden waren uitgevoerd op bevel van den „staf". Deze liet nu flesschen fotogeen onder de manschappen uitdeelen. Nadat er nog drie boeren vermoord waren, werd een dorp in de buurt in brand gestoken, waarvan de 22 hoeven weldra één vuurzee vormden. Nu mocht de vijand komen! In de gevangenis te Viborg werd een dergelijke tragedie afgespeeld als te Riihimaki, alleen met dat verschil dat de rooden niet in het wild op de gevangenen los schoten maar hen met handgranaten wierpen. De uitwerking was ontzettend. Een massa dooden en gewonden, en een onuitsprekelijke ontzetting bij de overlevenden. Ten slotte moeten wij hier enkele woorden zeggen over de groote gerechtsplaats, die de rooden hadden ingericht in Kouvola station bij de Kymmene rivier. Daar heen werden de gevangenen gevoerd uit heel het dal, uit de steden Frederikshamn en Kotka, uit de groote fabrieken aan de rivier: Karhula, Kymmene, Voikka en Kuusankoski. De rooden berekenden zelf dat zij ongeveer 400 personen omgebracht hebben. Meer dan 200" lijken zijn gevonden, deels in een moeras, deels in de rivier geworpen. Maar vele zijn door den stroom meegevoerd en zullen wel nooit gevonden worden. Onder de slachtoffers was ook de chef van de grootste industrieele onderneming van Finland — de veree- 223 nigde fabrieken te Kymmene — de handelsraad Gösta Björkenheim. Hij was niet alleen een knap industrieel, maar ook een humane persoonlijkheid en een weldoener voor zijn arbeiders. Hij had getracht de fabrieken van Kymmene te maken tot een model-inrichting volgens de meest geavanceerde sociale principes. Hoewel zijn eigen arbeiders hem van het leven beroofden, viel hij toch niet als een offer van persoonlijken haat of wraak maar als een offer van het systeem. Hij was een grootburger en moest daarom sterven. Björkenheim had gedurende heel het oproer in arrest gezeten in zijn eigen villa. Een representant van het Zweedsche Roode Kruis logeerde bij hem om zijn leven te beschermen. Maar op zekeren dag werd hij toch door de rooden gehaald en sloeg hij het aanbod van den Zweed om met hem mee te gaan van de hand. In plaats daarvan werd hij vergezeld van een jongen dokter, die in den smaak der rooden viel omdat hij met succes hun gewonden behandelde. De gevangenen en hun bewakers kwamen aan de brug over de Kymmene-rivier. Het schot ging af en de twee mannen vielen. Zij werden van al hun kleederen beroofd en in de rivier geworpen. Later werden de kleeren op een auctie verkocht. Zoo was de val der roode heerschappij. Alleen de leiders en enkele andere rooden slaagden er in om zich te redden en naar Rusland te vluchten. Over de 70.000 224 menschen bleven als gevangenen in handen der overwinnaars. De gevangenen die den een of anderen post van vertrouwen bekleed hadden, waren allen in het bezit van een massa papieren geld en voorwerpen van waarde. Maar zelfs bij gewone mannen en vrouwen werden kolossale bedragen gevonden. Eenige honderd duizend mark in de kleeren van een gevangene genaaid, behoorde niet tot de zeldzaamheden. VII. Slot Naast het kolossale treurspel van den wereldoorlog, is het oproer in Finland niets dan een onbeduidende episode. In het groote drama, dat de ineenstorting van Rusland vormt, zijn de gebeurtenissen in Finland slechts een klein tooneel. Maar voor het volk van Finland is de bevrijdingsoorlog de machtigste strijd in den oerouden kamp, die in dit land gestreden werd tusschen West en Oost, tusschen cultuur en barbarisme. De Finsche arbeiderspartij noemde zich sociaaldemocratisch. Maar in haar daden heeft zij getoond, dat zij dien naam niet waardig was. Zij bouwde op een jong, in hooge mate onbeschaafd en onrijp proletariaat en op den vrijheidsdorSt die de Russische onderdrukking bij heel het volk verwekt had. Zij nam de wapens tegen deze ophitsing uit al de arsenalen, die voor haar HET ROODE OPROER IN FINLAND IN 1918 VOLGENS OFFICIEELE DOCUMENTEN DOOR Dr. HENNING SÖDERH JELM GEAUTORISEERDE VERTALING DOOR D. LOGEMAN-VAN DER WILLIGEN ■/ê BIBLIOTHEEK PRIESTERS VAN HET H. HART NIJMEGEN UTRECHT - H. HONIG ~ 1920 ELECTRISCHE DRUKKERIJ L. E. BOSCH G ZOON, UTRECHT INHOUD. VOORSPEL. Bk, I. De algemeene achtergrond 7 II. Van het uitbreken van den oorlog tot aan de Russische revolutie 22 III De Maartrevolutie in Rusland en Finland's positie. • 26 IV. De gebeurtenissen in het najaar en den winter ... 45 October ^ November 51 December Januari ®2 HET OPROER. I. Rooden en witten: algemeene karakteristiek 122 II. De uitbarsting van het oproer 131 III. Het roode leger 1*4 IV. Het bestuur der rooden •. . . . 159 V. De rooden en hun tegenstanders 173 VI. De val der roode heerschappij 211 VII. Slot 224 Den 27sten Januari 1918 verkondigde „Het Uitvoerend Comité van Finland's arbeiders", dat de arbeidersklasse van Finland tot een revolutie was overgegaan, dat de wettelijke regeering omvergeworpen was en alle macht in Finland overgegaan op de georganiseerde arbeiders en hun revolutionair orgaan. Hiermee was de binnenlandsche oorlog verklaard, die de volgende maanden Finland's bodem teisteren en zware offers kosten zou. De mannen der revolutie, —> de „rooden" —, en hun Russische bondgenooten slaagden er in de Zuidelijke deelen van het land en de grootste steden te bezetten. Maar in het Noorden rustten zich de burgers uit die de wet getrouw bleven — „de witten" — om het land van de oproerlingen te bevrijden. Zij zuiverden heel het Noordelijke Finland en rukten Zuidwaarts. Er vormde zich een lang front, dat begon aan de kust van de Botnische golf, een weinig ten Noorden van de stad Björneborg, in een wijden boog om Tammerfors heenliep en vandaar verder naar het Oosten, ten Zuiden om St.-Michel naar de Vuoksenrivier en eindigde ten Zuiden, daar waar de rivier aan de Finsch-Russische grens zich in het Ladogameer uitstort. Het leger der „witten" was ondertusschen eerst half Maart tot een ernstig ofHet roode oproer. 1 2 fensief gereed, en de eerste dagen van April had het, met behulp van Zweedsche vrijwilligers, de hoofdmacht van de rooden gebroken en de stad Tammerfors veroverd. Tegelijkertijd was, op verzoek van de Finsche regeering, een Duitsche hulpexpeditie te Hangö geland, en na een snellen opmarsch werd de hoofdstad van het land, Helsingfors, bezet. Nu volgde voor de rooden de eene nederlaag op de andere, en in het begin van Mei was het oproer voor goed gedempt. De revolutionaire leiders waren naar Rusland gevlucht, en meer dan 70.000 man van hun leger in handen van de witten en de Duitschers gevallen. De schandelijkste en bloedigste periode, die de geschiedenis van Finland telt, was hiermee geëindigd. Wat was de beteekenis van deze revolutie en van heel deze oproerige beweging? Wat wilde die, wat was het doel en waar waren de oorzaken te zoeken? Een kort antwoord hierop zullen de volgende bladzijden geven. Van een volledige verklaring kan natuurlijk nog geen sprake zijn, van een historisch overzicht van den oorlog nog minder. Doch het scheen noodzakelijk om reeds nu, dengenen die er zich in het buitenland voor interesseeren, een schets te geven van de psychologie der beweging, een schets uitsluitend gegrond op vertrouwbare documenten. Een beeld hiervan wordt verkregen gedeeltelijk door te onderzoeken wat er aan voorafgegaan is en welke de voorbereidselen waren, 10 Een andere geestelijke strooming, die het karakter van een religie heeft aangenomen, — of misschien eerder die van een besmettelijke ziekte, — is de algeheel onthoudersbeweging. Die heeft een totaal verbod van alcohol in heel het land ten gevolge gehad, juist doordat „heel het volk", in beweging gezet is en het alcoholvraagstuk voorgesteld werd als een heilige zaak, niet als een onoplosbaar probleem. Ook de strijd tot het oprichten van maatschappijen met gemeenschappelijk kapitaal, droeg den stempel van zulk een' heiligen ijver, waar het alleen ging om vriend of vijand, niet om opinie en verstand. Het is duidelijk dat een volk van zulk een gesteldheid, maar liefst in kalmte leven moest. Dan kan het zijn kracht doen gelden. Dan kan het iets groots en duurzaams scheppen met zijn taaiheid, volharding en koppigheid. Maar als het in schommeling komt, als de eene heilige eisch na den anderen op de deur klopt, dan hangt het af van de leiders, agitators, volksredenaars en kranten, of het tot goed of kwaad gedreven zal worden. Twintig jaar geleden dwong één enkele zaak heel het volk tot den strijd. En wel de onwettige handelingen tot het -ussificeeren van het land. Toen bleek het dat het volk in staat was om tegenstand te bieden. Niettegenstaande alle pogingen won de denationaliseering geen voet. Een taaie, volhardende weërstand plaatste zich tegenover het Russische verwoestingswerk, een 11 verdediging van de wetten en rechten der natie, die altijd een eervol blad in de geschiedenis van Finland zal innemen. Eén enkel doel had heel de nationale verdediging voor oogen: het vasthouden aan de wetten des lands, de weigering om zich aan de Russische bevelen te onderwerpen. Dat was de methode van den passieven tegenstand, een loyale, kalme methode, die meer in het Westen dan in het Oosten te verwachten was. Maar hoe sterker de Russische druk werd, hoe meer de bitterheid en de haat tegen de Russische ambtenaren aangroeiden, des te gemakkelijker kon een meer actieve, een meer heftige tegenstandspolitiek in Finland aanhangers winnen. De Russische Tsarenregeering was niet alleen de vijand van Finland, maar ook die van het Russische volk. En de methoden die de Russische revolutionnairen sinds jaar en dag aanwendden waren allesbehalve passief. Was een samenwerken tegen den gemeenschappelijken vijand dus niet noodzakelijk, moesten de Russische strijdmethoden ook niet in Finland toegepast worden? Het antwoord was zoowel ja als neen. De vijand was dezelfde, waaruit volgde, dat de Russische revolutionnairen in Finland met sympathie werden beschouwd en geholpen werden als zij in nood waren. Maar het doel van den strijd was in de beide landen verschillend. Wij wenschten niets anders dan de ons ontroofde rechten weer terug te krijgen en daarna onze innerlijke ontwikkeling volgens ons beste ver- 12 mogen en volgens eigen goeddunken te regelen. De 'Russen daarentegen werkten voor de revolutie, voor een totale omverwerping der toestanden, een politieke zoowel als sociale vrijmaking van het volk, die geheel Rusland hervormen zou. Wij bezaten wetten, wij bezaten een op recht gebaseerde, aan wetten gebonden West-Europeesche vrijheid, die de Russische heerschers getracht hadden te verpletteren en die wilden wij terughebben. De Russen kenden niet anders 'dan bevelen en decreten, voorschriften van de politie en gendarmenrapporten; zij wilden hun land hervormen door nieuwe decreten en voorschriften van een ander karakter. Zij droomden van utopieën, van een maatschappij waarin politieke vrijheid heerschte en alle sociale ongerechtigheden opgeheven waren. In Finland ontstond langzamerhand een partij, die niet inzag hoe groot het verschil was tusschen de Russische vrijheidsbeweging en het doel van den Finschen strijd om recht. Dat was de arbeiderspartij, die zich ten onrechte sociaal-democratisch noemde. Deze partij, die zich ontwikkelde met de snel aanwassende industrie uit eenige arbeidersvereenigingen door enkele werkgevers welwillend geleid, en wie tot dien alle politieke invloed ontbrak, — kreeg levens- en groeikracht door dat zij in aanraking kwam met de Russische revolutionaire kringen. Zij leerde de verschijnselen zien met Russische oogen, leerde proletariërs-politiek en staat- 15 „bezet". Botsingen tusschen de witten en rooden konden niet geheel vermeden worden, want de partij der arbeiders, die zich bewust was van haar macht, wilde haar eisch van een nationale constituante doordrijven. Er was een oogenblik, waarop de revolvers reeds schitterden in de handen van een troep witten en rooden, die elkaar ontmoetten en waarop de arbeiders tijdens een meeting op de markt hun eigen regeering reeds kozen. Maar ten slotte moesten zij toch het onderspit delven en genoegen nemen met het resultaat dat de partij der burgers bereikt had: het herstellen van 's lands rechten. Maar de scheuring was nu duidelijk aan den dag gekomen; de persorganen der arbeiders verklaarden dat „de heeren" het volk bedrogen hadden en de roode garden werden van toen aan een zuiver militaire organisatie, om de belangen der arbeiders te beschermen. Het Finsche leger had in 1901 opgehouden te bestaan, er was slechts een gardenbataljon overgebleven, en ook dit verdween kort voor de uitbarsting der groote staking. De onderofficieren en soldaten van het ontbonden bataljon leidden nu de oefening der roode troepen; de commando's geschiedden in het Russisch en het was niet duidelijk wat de eigenlijke taak van het leger was. Het stond in verband met Russische revolitionaire organisaties, en werd een soort Finsche centrale voor al het terroristische fanatisme, dat de volgende maanden in heel Rusland tot uiting kwam. 16 niet het minst in de Oostzeeprovincies vlak bij Finland, waar opgewonden massa's groote landgoederen plunderden en in brand staken. Ook in Finland werden verscheidene anarchistische misdrijven begaan, en toen in Juli 1906 een Russische militaire opstand uitbrak op de vesting Sveaborg, beschouwde de roode garde het tot haar plicht om in te grijpen. Zij koos de partij der opstandelingen en deed o.a. een poging om een nieuwe groote staking in Helsingfors in het leven te roepen. Deze strandde op den tegenstand der burgers, maar dit gebeurde niet zonder bloedvergieten. Een troep van de „witte" veiligheidstroepen werd in het geheim overvallen op een markt in Helsingfors en de met Russische militaire geweren gewapende rooden schoten er zeven man van dood. De toestand was ingewikkeld. Heel Finland volgde zeker met sympathie de revolutionaire beweging in Rusland. Maar wij hadden, — tenminste tot zekere hoogte, — de mogelijkheid bereikt om ons binnenlandsch leven zelf te regelen. Daarom wilde geen enkel verstandig burger ons volk meesleepen in den grooten Russischen chaos. Onze kracht en onze veiligheid bestond in de gehoorzaamheid aan de wet, de loyauteit, wij moesten niet heel onze „West-Europeesche" positie over boord werpen om ons in den Oosterschen chaos te storten. Maar'de grens was niet altijd gemakkelijk te 17 onderscheiden en de arbeiders zagen die niet. Met Finsche taaiheid en koppigheid hadden zij de lichtgebouwde Russische fantasieën en utopieën aangenomen. Wat voor de Russen slechts een kaartenhuis was, dat op een opgewonden oogenblik in elkaar gezet werd en waar zij de schouders over optrokken toen het inéén stortte, werd voor den Finschen arbeider een heilige, stevig gemetselde tempel, die stond waar hij stond en nooit in duigen zou kunnen vallen. Met het oog op het gevaar dat de eenheid des volks van den kant der arbeiders bedreigde, in de hoop hun tevreden te stellen door hun te geven wat zij geleerd hadden te beschouwen als een recht, werd de Rijksdag nu veranderd in een Volksvertegenwoordiging van zulk een democratischen aard, als nog nooit op aarde vertoond is. Er zou maar één Kamer zijn, waarvoor de 200 representanten gekozen werden door alle mannen en vrouwen die den leeftijd van 24 jaar bereikt hadden, en die allen gelijk stemrecht hadden. De eerste verkiezingen voor dat Parlement hadden plaats in Maart 1907. De arbeiderspartij verkreeg 80 vertegenwoordigers. Ondertusschen waren de roode gardisten ontbonden en de oproerlingen uit Sveaborg tot tuchthuisstraf veroordeeld. De Kamer opende een nieuw arbeidsveld voor de arbeiderspartij, daarom sloeg die parlementaire wegen in. Toch hadden de arbeiders genoeg verslagen Het roode oproer. 2 18 in de kranten gelezen over stormachtige Kamerzittingen in de Balkanstaten en elders om te weten hoe uitstekend het parlementaire werk voortschrijdt met „lawaai van links" applaus, opmerkingen en allerlei ophitsend spektakel. Over het geheel gaf de Kamer een allertreurigst beeld van het beschavingsniveau, waarop het volk stond. Op de verbetering in den toestand, die ingeleid werd door de algemeene werkstaking, volgde spoedig een periode van toenemende Russische reactie. In Finland, waar men vroeger de Russische verdrukkingspolitiek alleen beschouwde als een gevolg van de zienswijze der hoogste bureaucratie, leerde men nu dat men ook in meer uitgebreide Russische kringen in Finland's nationalen ondergang een groote en noodzakelijke taak zag voor het Russische rijk. De rijksdoema keurde onwettige handelingen tegenover Finland goed. Voor Finland brak een nieuw tijdperk van terreur aan. Niet zonder matheid en pessimisme bereidde men zich weer voor tot een passieven tegenstand. Het werk van den Rijksdag werd troosteloos, gedeeltelijk omdat alle protesten der Kamer tegen het nieuwe onwettige regime, gevolgd werden door bevelen van ontbinding, gedeeltelijk omdat de wetten die de Kamer aannam nooit in Petersburg gesanctionneerd werden en ten slotte omdat de grootste partij der Kamer, de sociaal-democratische, een politiek van tegenstand en 19 obstructie aan den dag legde, die de besluiten verdraaide en eindelooze, vormlooze debatten ten gevolge had. De arbeiderspartij had, zoöals wij zeiden, parlementaire wegen ingeslagen. Dat wil zeggen dat zij nu streefde naar de machtsmiddelen, die onder de veranderde toestanden, toen een openlijke Russisch-Finsche revolutie niet meer voorkomen kon worden, mogelijk geworden waren: de meerderheid in den Landdag. Heel haar arbeid was een opruien en opstoken tegen de boeren, de burgers, de kapitalisten. En de methoden die daarvoor gebezigd werden, waren buitengewoon heftig. Het woord „volksslachters" vond onder andere veel ingang, een naam dien men onder de algemeene werkstaking op de witte beschermingstroepen toepaste. „Slachters", werden toen allen die niet met hun lichaam werkten, en het woord vormde een uitstekend slot op de bekende serie: roover, bloedzuiger, vrek. De klassenstrijd werd uitgeroepen, het internationalisme, het anti-militairisme, de ongodsdienstigheid en het vrije huwelijk werden verkondigd als de nieuwe leidsterren voor den mensch. De industrie leed zwaar onder deze opwinding. De eene staking volgde op de andere, het wantrouwen tegenover werkgevers en werkIeiders was eindeloos. Het treurigste van heel deze tactiek was dat systematisch alle menschelijke motieven verkleind werden. Heel de arbeid van „den burger", al zijn denken en streven, 20 had maar één doel: den arbeider uit te zuigen om zelf rijk te worden. En het eenige wat het bestaan van den arbeider rechtvaardigde, was zijn streven naar betere levensvoorwaarden: de armoede was de wortel van alle kwaad, van al lijden en alle zorgen. Hiermee deed men o.a. Finlands „burgers" een bloedig onrecht. Zij hadden moedig gestreden voor het recht van hun land en voor een West-Europeesche cultuur in het gemeenschappelijke' vaderland. Zij waren gearresteerd, uit het land verbannen en naar Siberië gezonden, een vijftigtal ambtenaren waren in de jaren 1911—1917 in Russische gevangenissen opgesloten omdat zij geweigerd hadden Russische bevelen te gehoorzamen. Dit werd allemaal verzwegen in de pers van de arbeiderspartij, dit bestond allemaal niet voor de opgehitste werklieden, de Finsche burgers werden integendeel afgeschilderd als armzalige gereedschappen in de hand van het Tsarisme! De agitatie der arbeiderspartij was leugenachtig, laag en ruw. Dit kwam voornamelijk omdat de partij er nooit in slaagde om rechtschapen, eerlijke en soliede leiders te krijgen. Haar rondtrekkende sprekers, agitators en redacteurs waren bijna zonder uitzondering lieden met een zwak karakter, met veel pathos en met de ambitie van een arrivist. Haar representanten in den Landdag bestonden juist uit zulke redenaars en, redacteurs naast een aantal goedgedresseerde stemmingsautomaten. Het eenige doel van de partij was de macht, daarom kon zij 35 standen van het land waren kon natuurlijk een grootere macht van het gepeupel niet anders dan nog meer verwarring, onrust en ongeluk te weeg brengen. De Landdag bewerkte en behandelde een menigte hervormingsvoorstellen, maar de arbeiderspartij duldde hoegenaamd geen oppositie en wilde niet van de minste modificatie of verandering hooren in de teksten van de wet die eenmaal voorgelegd waren. De debatten werden een lange serie van vreeselijke oratorische uitvallen tegen de burgers, hoe oneindig gewillig dezen ook waren om zoowel bij de wet de lengte van den arbeidsdag in de industrie te bepalen, als de statuten der gemeente te reformeeren en de bevrijding van den kleinen boer, — de drie hoofdeischen van de arbeiderspartij. Maar het doel van de partij was de macht; haar meerderheid in den Landdag was gering, het kwam er daarom op aan om de haat tegen „de heeren" nog feller aan te blazen. Maar de partij bemerkte niet hoeveel vijanden zij zich zelf daardoor schiep. De boeren waren verbitterd door de landbouwstakingen, maar ook de oudere, meer bezonnen arbeiders begonnen over de ontwikkeling van hun partij na te denken. Want dat het pure ligistenelement steeds sterker op den voorgrond trad, was duidelijk genoeg. Hoe zorgelijk de innerlijke toestand ook was, toch werd er niet de opmerkzaamheid aan gewijd welke dien vereischte, want een ander, veel gewichtiger vraagstuk, nam aller gedachten in beslag: de oude kwestie 36 van de verhouding tot Rusland. De onmacht van het groote rijk trad steeds duidelijker aan den dag. Al de vreemde nationaliteiten binnen de rijksgrenzen streefden er naar om zich los te maken en de mogelijkheid van Finlands onafhankelijkheid kwam steeds naderbij. Een onverdeelde en duurzame politiek was hier natuurlijk moeilijk te handhaven, vaag als het perspectief en wisselend als het Russische tooneel was. Maar één ding was zeker: het kwam er op aan om zoover mogelijk van den Russischen chaos weg te komen. Alleen de arbeiderspartij wankelde. De groote revolutie verblindde haar en trok haar aan als het licht de mot. Een der leiders van de partij schreef den 4den Mei: „Ik geloof de innigste gedachte van heel het Finsche proletariaat goed te vertolken, als ik zeg dat de Finsche democratie zij aan zij met de Russiscne wenscht te strijden voor de hoogste menschelijke idealen, als ik zeg, dat haar wil is dat Finland in zijn innerlijke autonomie altijd een deel moge uitmaken van het groote, vrije Ruslandsche „volksrijk". Maar dergelijke uitingen kwamen toch te vroeg. Op een congres in Juni besloot de arbeiderspartij, zonder eenige verdere aanduidingen, dat „Finlands volk bevrijd moest worden van de afhankelijkheid en voogdijschap" van vreemde machten. Want nog had de „bourgeoisie" de macht in handen in Rusland. Den 3den Juli verklaart een representant van de Finsche arbeiderspartij uit- 37 drukkelijk, dat dit de inhoud is van het streven naar zelfstandigheid van het Finsche proletariaat. Hij zegt voor den grooten arbeiders- en soldatenraad in Petersburg: „Tot nu toe zijn wij gedwongen geweest om op twee fronten te strijden, tegen onze eigen bourgeoisie en tegen de Russische regeering. Opdat onze klassenstrijd voortgang zal hebben, opdat wij al onze krachten op één front kunnen verzamelen en wel tegen onze eigen bourgeoisie, is het noodig dat wij- een politieke zelfstandigheid hebben, waar Finland reeds rijp voor is". Maar er was nog een reden, waarom de arbeiderspartij Finlands zelfstandigheid op haar programma zette. De haat tegen Rusland was in alle lagen der maatschappij zóó hevig, dat een openlijke Russische sympathie fataal had kunnen worden. Maar een radicaal streven naar zelfstandigheid, had daarentegen alle kans om de macht der partij te vermeerderen. En de berekening bleek juist te zijn. Tijdens den zomer kreeg de arbeiderspartij in de Kamer hulp van enkele representanten der burgerspartij, toen zij gesteund door een besluit, op een Russisch arbeiders- en soldatencongres goedgekeurd, op een snelle en slimme wijze Finlands zelfstandigheid zou doorvoeren, evenals verscheidene andere radicale hervormingen daarmee in verband. Dit gebeurde op een oogenblik, toen men dacht dat de tijdelijke Russische regeering haar val nabij was. Maar die overleefde den Bolsjewistischen aanloop en ontbond 38 den Landdag. Nieuwe verkiezingen werden tegen den lsten October aangekondigd. Op de ontbinding volgde een serie parlementarische conflicten, waar we hier niet verder over zullen uitweiden, daar dit ons te ver zoü voeren. Wij zullen er ons toe beperken met mede te deelen dat de oplossing die de arbeiderspartij gevonden had om Finlands zelfstandigheid te verzekeren berustte op een blijvende vereeniging met Rusland; de Russische regeering alleen zou beslissen over alle buitenlandsche politieke kwesties en alle militaire vraagstukken. Werkstakingen en opstandjes duurden heel den zomer voort, en waren bij voorkeur gericht tegen de raadsleden van steden en dorpen. Van hen eischte men het eene oogenblik loonsverhooging, het andere werk om den nood tegemoet te komen enz. en om zeker te zijn dat hun eischen bevredigd werden, werden de vergaderingslokalen van den raad belegerd en verhinderde men de vergadering om uiteen te gaan voor de eischen toegegeven waren. In Abo zaten de raadsleden zes en dertig uren opgesloten, in Helsingfors liep het avontuur in enkele uren af, en in de dorpen van Helsinge scheen het er leelijk aan toe te zullen gaan. Het gepeupel riep Russische militairen te hulp, toen het beleg van een etmaal tot geen resultaat geleid had, en de militairen dreigden heel het houten gebouw in brand te steken, als de raadsleden niet op de wenschen van „het volk" 39 ingingen. Daar de soldaten het ernstig schenen te meenen, besloot de meerderheid om de verhooging van het uurloon in te willigen, waar heel de beweging over liep. Dergelijke gebeurtenissen maanden aan tot het nemen van maatregelen ter bescherming van de openbare orde. De opvolgers der politie, de militie van de arbeiderspartij, hadden bewezen tot niets in staat te zijn. En daarbij kwamen verschillende zorgen voor. de toekomst. Een Duitsche landing in Finland was niet uitgesloten; op zijn minst kon men er op hopen dat de Russische troepen bij een eventueelen afzonderlijken vrede Finland zouden verlaten. In beide gevallen zou er kwestie zijn van het ontruimen van het land door de Russische troepen, en wat dit zeggen wilde bewezen de verhalen van de retraite in Galicië na het mislukte Julioffensief van Kerenski. Heel de Finsche bevolking wist, dat de Russische soldatenmassa's, die zij in haar steden en dorpen zag, ieder oogenblik veranderen konden in precies dezelfde kudden roofdieren als die, welke Tarnopol en andere steden geplunderd, uitgemoord en verwoest hadden, en zij wenschte zich niet aan een dergelijk lot over te geven, zonder tenminste een poging tot verzet te wagen. Voor de reeds heerschende anarchie, de heerschappij van het gepeupel met de steeds herhaalde gewelddaden, voor den angst der komende Russische massacres, was het zoowel noodig als verklaarbaar dat er vrijwillige 40 politietroepen gevormd werden om het leven en de bezittingen der bevolking te beschermen. Even natuurlijk was het dat men deze troepen verzamelen wilde uit alle lagen der maatschappij en uit alle partijen. Op verscheidene plaatsen begon de organisatie onder de beste verhouding tusschen de „socialisten en de burgers". Een ieder kon niet anders dan inzien dat de kwestie ernstig was, van gemeenschappelijk belang. Onder de voorschriften der beschermingstroepen was het besluit, dat de troepen alleen het recht hadden tot aanrukken, opgeroepen door de wettelijke orde-macht. De regeering, waar de representanten der arbeiderspartij, uitgetreden waren na de ontbinding van den Landdag, richtte een politieschool op in de buurt van de stad Borga, waar een escadron ruiters van twee honderd man geoefend werd om, waar het noodig mocht zijn, iederen oploop in het land uiteen te jagen. Heel de onderneming der beschermingstroepen werd openlijk gesteund door een paar dorpsbladen van de arbeiderspartij. Toch kreeg de beweging nooit een grooten omvang. Het was of men zich niet rijp genoeg voelde voor de groote taak, vooral omdat er een zeer groot gebrek aan wapens was. Reeds sinds vele jaren was de invoer van wapens in Finland verboden, daarom bezat men niet anders dan een klein aantal militaire geweren en revolvers. De twee honderd elementen aan de politieschool bezaten in November twaalf geweren, de bescher- 41 mingstroepen in Helsingfors in Januari 1918, bij de uitbarsting der revolutie, honderd. En waar men in het ergste geval tegen had te strijden was een Russische legerschare, uitgerust met artillerie enz. en de heele Russische Oostzeevloot. Het vooruitzicht was niet rooskleurig. Ondertusschen waren verschillende beschermingstroepen hier en daar opgetreden, hadden een plundering verhinderd van boter, bestemd voor de ziekenhuizen van Helsingfors, achttien boeren gearresteerd in Helsinge enz. Dit was genoeg voor de socialisten om zich niet alleen geheel terug te trékken, maar om zelfs den beschermingstroepen den oorlog te verklaren. In „Työmies" (de Arbeider) het hoofdorgaan van de arbeiderspartij stond den 28sten Augustus 1917 een artikel onder het hoofd: „De burgergarde gereed om de arbeiders aan te vallen. Er wordt een organisatie gevormd, die zich over heel het land uitstrekt". Het artikel beweert ronduit, dat de burgers zich gewapend hebben om „het hongerige proletariaat te verminken". „Men is niet van plan de rooverpolitiek der krijgsroovers te onderdrukken, maar om die te steunen, organiseert en wapent men burgers tegen de tot wanhoop gebrachte arbeiders, om broederbloed te vergieten". Dit was natuurlijk een gewone leugen, waarvan men zich zeer goed bewust was. Uit het bovenstaande blijkt wat men van plan is met de beschermingstroepen. 42 Het gebrek aan een goede politie was een hindernis ook voor de levensmiddelenverdeeling, de boeren waren zeer onwillig om hun producten naar de steden te zenden, juist uit angst dat zij gewoonweg door het gepeupel gestolen zouden worden. Daarom hadden de troepen ook daar een taak te vervullen. Maar de campagne werd in de pers van de arbeiderspartij tegen hen voortgezet. Van den toon van de pers geeft o.a. het volgende een voorbeeld. Onder het hoofd: „De Bloedgarde der burgers. Zij worden snel geoefend en gewapend. Hun streven is gericht tegen de arbeiders", lezen wij den 25sten September in „Työmies" o.a.: „Het doel der burgers is om bloed te vergieten en de organisaties der arbeiders met de macht der wapenen te vernietigen. Is er eenig verschil tusschen de gendarmenheerschappij van Bobrikoff en dit bestuur? Volstrekt niet. Deze beschermingstroepen gaan bijna nog verder, want zij loopen rond met den vinger op den haan en zijn gereed om iedereen die in arbeiderskleeren rondloopt dood te schieten". „De burgers hebben zelf den sluier opgelicht. Hun van bloed druipende maatregelen, gewapende garden en duizenden ruiterscharen zijn de eerlijke burgers thans duidelijk zichtbaar geworden. De burgers voeden onwetende menschen op tot een massamoord van eigen medeburgers. De burgers hebben reeds de arsenalen van het land geledigd en richten den mond van het geweer op eigen landslieden, op het hart der arbeiders- 43 klasse. De rijkelui openen hun beurs en betalen bloedgeld om de wenschen van hun klasse te beschermen". En dit alles omdat in Helsingfors achttien misdadigers gearresteerd waren, die weken lang de schrik van de streek geweest waren en onder wie zich zelfs een sluipmoordenaar bevond! De politieschool wordt op dezelfde wijze onder handen genomen, daarvan zegt men: „Wij hebben in Finland nu over de honderd maagopensnijders. De burgers hebben mathematisch juist gerekend, want het resultaat is absoluut hetzelfde of men het aantal magen vermindert of het brood vermeerdert". Waarvoor diende dit allemaal? Gedeeltelijk zijn de artikels te verklaren als een wapen in de verkiezingscampagne, die aan de nieuwe verkiezing voor den Landdag voorafging. Maar de reden dat de arbeiderspartij als verdediger optrad voor de daden van het gepeupel en de anarchie die steeds meer in het land toenam, lag dieper. De Bolsjewistische partij in Rusland nam in macht toe, en met deze partij, waarvan de garnizoenstroepen in Finland en de manschappen der Oostzeevloot de ijverigste aanhangers waren, had de Finsche arbeiderspartij drukke relaties. Die Bolsjevistische partij zou op zekeren dag de groote revolutie in heel de wereld te voorschijn roepen, die zou op een mooien dag alle macht in handen nemen, en daar wenschten de Finsche 44 „kameraden" bij te zijn. Zij wisten zeer goed dat alle overige partijen in Finland zich verzetten zouden tegen een Russisch-Finsch „dictatuur van het proletariaat". Zij wisten dat de beschermingstroepen dergelijke pogingen om Finland mee te sleepen in den Russischen chaos bestrijden zouden. Daarom sloeg men zulk een overdreven toon aan, daarom werden Finlands bescheiden burgers afgebeeld als bloeddorstige roofdieren, daarom werd de levensmiddelencrisis voorgesteld als veroorzaakt door hun wensch om „het werkende volk", te verhongeren, en daarom waren alle oproerige elementen, alle plunderaars, moordenaars en brandstichters welkom als steun voor de aanstaande revolutie. Door de burgers af te schilderen als gecultiveerde Russische bureaucraten en volksverdrukkers, bereikte men het doel: 'een gemeenschappelijk front van Russische soldaten en Finsche arbieders tegen hun eigen opperklasse. De situatie begon op te klaren, het spelletje was gelukt, de Finsche vaderlandslievenden, die op gevaar van hun leven en hun vrijheid hun land tegen de Russische onderdrukking verdedigd hadden, die de Russische revolutie met gejuich begroet hadden, waren nu gemaakt tot „zwarte contra-revolutionnairen", tot „aanhangers van het tsarisme", tot „beulen des volks", erger dan de Russische agenten der gendarmerie. Nu had men den Russischen vrienden den waren stand van. 45 zaken voorgelegd. Het oogenblik was daar om de „roode garden", weder tot den strijd tegen de beschermingstroepen te doen opstaan. De Russen begrepen volkomen waar men heen wilde. In October zegt een representant van den Russischen arbeiders- en soldatenraad in Finland op een raadscongres in Petersburg: „Finland staat op den drempel van een binnenlandschen oorlog, Finland's bourgeoisie is gewapend en gereed om het Finsche proletariaat aan te vallen. De plicht van den Raad is om Finland's bourgeoisie te ontwapenen en wapens uit te deelen aan het Finsche proletariaat". In den zomer werden de eerste roode garden aangesteld, in October beval het bestuur der arbeiderspartij dat dergelijke troepen in heel het land gevormd moesten worden. 4. De Gebeurtenissen van het najaar en den winter. October. Den eersten October hadden de verkiezingen voor den nieuwen Landdag plaats. Alle partijen hadden Finlands zelfstandigheid op haar programma, maar feitelijk was het een krachtmeting tusschen „burgers" en 46 „socialisten", — de officieele naam der arbeiderspartij was de sociaal-democratische. Deze partij was opgetreden als de beschermster van het gepeupel en als vriendelijk gestemd tegenover de Russische soldaten. Nu kwam het er voor het land op aan om te kiezen: meegesleept te worden in de Russische revolutie, waartoe die ook leidde, of energiek uit den weg te gaan, het lot van het land zelf in handen te nemen en de orde te herstellen. Gelukkig bleek het dat de Russische invloed en de Russische revolutie-besmetting zich toch niet over heel het volk verspreid had. De arbeiderspartij verloor haar meerderheid. Zij kreeg 92 plaatsen tegen 108 van de burgerlijken. Dit was een harde slag voor „de socialisten". Zij waren gaan stemmen, overtuigd van de zege. De vele wel-geslaagde stakingen, waardoor de arbeidsloonen zoo aanmerkelijk gestegen waren, had het aantal der georganiseerde arbeiders bijna vertiendubbeld, en van hun stem kon men zeker zijn. Bovendien vertrouwde men dat de mogelijkheid voor een ultra-radicalisme nu, midden onder den wereldoorlog en de Russische revolutie, gunstiger was dan ooit. En alleen daarvoor nam men eigenlijk deel aan de verkiezingen. De arbeiderspartij had de ontbinding van den Landdag tijdens den zomer niet erkend en proclameerde dat de verkiezingen „onwettig" waren. Maar zij nam er toch deel aan, onder voorwendsel dat men van den nieuwen 47 Landdag „niet kon eischen dat die in alle opzichten de vroegere wettige voorschriften in acht zou nemen", — zooals het heette in den oproep aan de kiezers der partij, — maar dat die in strijd met de regels van den Landdag van plan was grondwetten en belastingwetten aan te nemen door een eenvoudige meerderheid van stemmen en te fungeeren als een vrije Constituante. Daar zat hem de knoop. Het volk koos een Landdag, maar als die goed en wel gekozen was en een socialistische meerderheid had, zou die zich ontpoppen als constitueerend lichaam! Hiermee zou de macht op een even eenvoudige als slimme wijze in handen van de arbeiderspartij komen. Die had zich ondertusschen misrekend. Daarom ging de partij over tot de tactiek om zich zoo nauw mogelijk te houden aan de regels van den Landdag om daardoor haar groote meerderheid zooveel mogelijk te doen gelden. Zoodra de nederlaag der verkiezingen bekend werd, begon men met ernst aan het organiseeren der roode garden. Vroeger waren het betrekkelijk vrijstaande organisaties geweest, nu zou men er een werkelijk leger van maken. Het doel werd eerst opgegeven als: zelfverdediging tegen de slachtersgarden, d.w.z. de beschermingstroepen, maar weldra laat men het ware, zuiver revolutionaire doel doorschemeren, al is het dan ook vaag. In een proclamatie van den twintigsten October, 48 deelen de gemachtigden van Finlands vakverbond het volgende mede: „Daar de burgerklasse zich nu zenuwachtig uitrust en wapent tegen de arbeiders en om hun belangrijkste reformatiepogingen te onderdrukken, zijn de gemachtigden van oordeel dat de arbeiders tot zelfverdediging en voor alle eventualiteiten direct in heel het land politiegarden moeten vormen". Maar reeds den 16den October had de vroegere regeeringschef, Tokoi, er in een rede in Abo op gewezen dat de verkiezingsnederlaag niet iets beslissends behoefde te beteekenen, want. „de arbeiders hadden andere machtsmiddelen dan de stembriefjes om hun eischen te doen gelden". Het kwam er op aan, om als één man op te staan en te strijden voor den triomf der revolutie, als het uur daar is. Den 31 sten October maant de raad van de sociaaldemocratische partij de garden, die nog niet uitgerust zijn, aan om zich „haastig gereed te maken en voor alle eventualiteiten alle arbeiderskrachten te verzamelen, want groote gebeurtenissen kunnen ons wachten". Den volgenden dag proclameert „Het leidend comiteit der Arbeidersgarden": „Groote gebeurtenissen kunnen ons eerder oproepen dan wij vermoeden en dan moeten de garden der arbeiders gereed zijn, om hun taak te vervullen, zoo dat wij ons op het niveau der gebeurtenissen kunnen houden". 49 Tot een revolutie spoort men aan. Revolutie tegen wat? Het denkbeeld alleen was reeds onzinnig, daar feitelijk alle eischen tot hervorming die de arbeiderspartij gedaan had, in den Landdag reeds opgelost waren, of op weg waren om het te worden. Het gold iets anders. De meest democratische van alle kieswetten had juist haar resultaat opgeleverd en dat was tegen de arbeiderspartij uitgevallen. Daarom moest men een staatsgreep bedenken, waardoor de partij haar macht terug zou kunnen krijgen, niettegenstaande den duidelijk gemanifesteerden volkswil. Het stembriefje deugde niet meer, men vertrouwde op „andere machtsmiddelen". Die bevonden zich voor het oogenblik in handen van een schare van menschen, die, zoo iemand, de vijanden des lands waren, - de „machtsmiddelen" waren de geweren der verwilderde Russische soldaten. Daarmee wilde men strijden en het meerendeel van het volk onderwerpen in eigen land. Dit is ondertusschen geen revolutie, maar landverraad. En de' reden dat men zich aan dit waanzinnige spel overgaf? De machtshonger en de aantrekkelijke verleiding die de gebeurtenissen in Rusland uitoefenden. Bovendien had men de eigen scharen nu zoo opgehitst, dat deze aandrongen op overwinning, op macht, op de volkomen onderdrukking der „burgers". Een protocolboek van den staf der roode garde in Tammerfors toont hoe de organisatie der garden te Het roode oproer. 4 50 werk is gegaan. Op een vergadering van den 6den October wordt een commissie gekozen tot het aanschaffen van wapens van de Russische soldaten. Tegelijkertijd worden er bataljonschefs gekozen. 10 October: De Staf besluit dat de garde gerecruteerd zal worden in overeenstemming met de wet op den dienstplicht In Noordelijk Tavastland worden elf bataljons opgericht van mannen tusschen de 21 en 40 jaar. De oefeningen zullen dadelijk begonnen worden. 16 October: De werving wordt uitgestrekt tot den leeftijd van 18—21. Een afzonderlijke gewapende troep wordt gevormd door volkomen betrouwbare, flinke mannen. De spoorwegbeambten beginnen een eigen bataljon te vormen. Er wordt een spionnageafdeeling opgericht. Kaarten worden aangeschaft. 17 October: Vier tolken (voor samenwerking met de Russen) worden aangesteld. Er is een aanbod ingekomen van de Russische soldaten aangaande 500 geweren voor 50 Finsche marken het stuk, (de werkelijke waarde was 600—800 mark) en 125.000 patronen, dat dadelijk wordt aangenomen. Er wordt besloten tot het aanschaffen van revolvers. Op deze wijze wilde men „de arme, hongerige arbeiders", verdedigen tegen de „bloeddorstige burgers". Een paar weken later zou het blijken voor welk doel de Russische geweren in werkelijkheid waren aangeschaft. 51 November. Den lsten November kwam de nieuwe Landdag te Helsingfors bijeen. De belangrijkste taak van den Landdag was om op de een of andere wijze provisorisch de ingewikkelde verhouding tot Rusland te regelen. De beraadslagingen hierover hadden plaats gedeeltelijk tusschen de verschillende partijen, gedeeltelijk tusschen deze en den representant van de voorloopige regeering in Finland, den generaal-gouverneur Nekrasov. Maar, terwijl men wachtte op de plechtige opening der zittingen, kon men in de kranten de ontwikkeling van den binnenlandschen toestand van het land volgen. De berichten hierover werpen een zeker licht op de toestanden. Den lsten November deelen de kranten mede: Zes Russische soldaten hebben een huiszoeking gedaan op een zakenkantoor in Helsingfors, twee personen gearresteerd en gevangen gezet. De reden was een geheime — een valsche — aangifte van een wapenvoorraad. — In Viborg hadden Kozakken, die daar in garnizoen lagen, zich beleedigd gevoeld over een bericht in de krant, het verschijnen van de krant verhinderd, gedreigd de redacteurs te arresteeren en té geeselen enz. —Een dronken marinesoldaat had in Helsingfors straatsteenen in de ruiten van een trein geworpen. — Een Russische schildwacht had een Finsch jongmensch dood geschoten, die er niet bijtijds in slaagde om zijn paard, dat op hol geslagen was, tegen te houden. — Russische 52 soldaten hebben twee personen gearresteerd in een villapark bij Helsingfors — reden onbekend. Den 2den November: Dronken soldaten maken ruzie aan het station van Tammerfors, waardoor de trein twee uur vertraging ondergaat. — 20 soldaten dringen het redactiebureau van de „Kaskö Courant" binnen en beginnen een huiszoeking. Reden: een vrouw had aan den een of anderen soldaat gezegd, dat er wapens verborgen waren. Het onderzoek bracht niets aan het licht. Een meisje door twee soldaten verkracht. — Graaf Armfelt van Aminne-hoeve heeft bezoek gehad van 7 gewapende mariniers, die in auto aankwamen, een wacht overweldigden en het hoofdgebouw trachtten binnen te dringen om te „moorden en te rooven", zooals zij zelf zeiden. Toen zij zagen dat het huis bewaakt werd, trokken zij zich echter toch terug. — In een fabrieksplaats in het Noorden van het land brengt de schout en twee agenten een vêrdacht persoon naar het gerecht. Dit bevalt den arbeiders niet, die den schout en de twee agenten arresteeren, en hun bevelen in het vervolg hun ambt niet meer in de plaats uit te oefenen. — De soldatenraad in Viborg verbiedt een krant die hun niet aanstaat „gedurende heel den oorlogstijd" te verschijnen, en dreigt met geweld. — De procurator van Finland wendt zich met een schrijven tot den generaalgouverneur en verzoekt de Russische militairen, totaal zonder discipline als zij zijn, uit het land te verwijderen. 53 Den 3den November: Voor het stadsgerecht te Abo wordt een proces behandeld tegen 6 personen, die gearresteerd zijn wegens diefstal van boter. Plotseling verschijnen 50 Russische mariniers met de bajonet op het geweer en omsingelen rechters, zoowel als gevangenen. Twee matrozen gaan ieder aan een kant van den aanklager staan en houden hun revolvers op hem gericht. Daarop wordt het gerecht bevolen onder bedreigingen van revolvers en geweren de gearresteerden los te laten. Op het zwijgen van het gerecht bevrijden de soldaten de gevangenen zelf, leggen beslag op alle papieren van de rechtbank, en verwijderen zich met de zes gelukkige dieven. — Twee soldaten dringen een winkel binnen, werpen de winkeljuffrouw op den grond en plunderen de kas. — Een leeraar van een volksschool en zijn vrouw worden zonder oorzaak beschoten op den straatweg. Zij slagen er in zich in het bosch te verbergen. De soldaten die hen vervolgen lossen een veertigtal schoten op hen. — 's Avonds wordt een heer in het centrum van Helsingfors overvallen door twee mariniers, die hem van achteren bij het hoofd grijpen en hem een mes in de borst steken. Hij wordt door een boek, dat hij in den zak heeft, gered. De dagen van 4—7 November onderscheiden zich door gebeurtenissen als de volgende: Een gevecht op een soiree dansante met dolksteken en revolverschoten. — Russische soldaten hebben zonder aarzelen beslag gelegd op 3000 Kilogram 54 tin; als de eigenaar verschijnt, probeeren de soldaten hem te arresteeren, hij vlucht in een huis, wordt beschoten, beantwoordt de schoten, het huis wordt omsingeld, de man wordt gegrepen, gebonden en naar de Russische kazerne gebracht. — Een dronken soldaat lost schoten af in een venster. De kogels komen in den muur terecht vlak boven het bed van een slapend kind. Daarop loopt hij schietend de straten door en verbrijzelt eenige ruiten. — Zeven huiszoekingen worden zonder resultaat door Russische soldaten gedaan. — Inbraak door 3 soldaten in een school en een fabriek. — Om drie uur op klaarlichten dag wordt een heer, die een groote som gelds aan een bank geïnd heeft, door drie Russische marinesoldaten overvallen in het centrum van Helsingfors. Zij slepen den man naar een poort, slaan hem tot hij bewusteloos neerzinkt en berooven hem dan. — Een publieke vrouw werd gearresteerd wegens diefstal. Russische soldaten dringen aan om haar los te laten, anders zullen zij haar met geweld bevrijden. — De regeering, die energieke pogingen gedaan heeft om de gewone politie, waar in Helsingfors groote behoefte aan is, weer te herstellen, krijgt door een deputatie van Russische soldaten bericht dat de militairen, die in Helsingfors in garnizoen liggen, al dergelijke pogingen met behulp van wapenen bestrijden zullen. — Uit een protocol van een soldatenmeeting in een Russische krant gepubliceerd, blijkt dat er soldaten naar 65 men zullen worden en dat alle „centrale plaatsen" veroverd moeten worden. Ook in Tammerfors wordt de staking voorbereid met samenwerking der Russen. Het werk wordt zoo verdeeld, dat de Russische soldaten naar wapens zullen zoeken en de telegraaf bezetten zullen, terwijl de Finsche Roode garde de rest op zich neemt. Er blijkt dus duidelijk, dat het eigenlijke doel van de November-staking niet anders was dan een begin van „de revolutie", waar men vroeger reeds de signalen voor gegeven had. Nu was de tijd daar: de bolsjewiki hadden de regeering in Rusland overgenomen, nu zouden zij hetzelfde in Finland doen. De Finsche arbeiderspartij zou mee doen aan de groote Russische revolutie om zich de macht in eigen land te verzekeren. Naast dit kwam het er niet op aan hoe het resultaat zou zijn voor het geheele land, als het kwam tot een pure anarchie en het gepeupel heel de macht in handen kreeg. Het was of de partij reeds ieder zweempje van verantwoordelijkheidsgevoel verloren had, ieder begrip van wet, orde en cultuur, of zij den weg naar landverraad en burgeroorlog reeds betreden had. Het verloop van de staking toonde waar de Roode garde goed voor was. Verscheidene dagen lang waren er Russische wapenladingen naar het Volkshuis gebracht. Nu trad de „beschermingsgarde der arbeiders" op, geheel uitgerust. Zij trok de straten door en sloot Het roode oproer. 5 66 de winkels met geweld. Zij bezette het bureau van politie, ging den album met portretten van misdadigers door en verscheurde de portretten van 31 personen, — die nu leden van de garde uitmaakten. Acht van dezen waren moordenaars. Er werden een menigte huiszoekingen gedaan en alleen in Helsingfors werden er ongeveer tweehonderd personen gearresteerd, o.a. de gouverneur der provincie die zelfs tot Januari in de gevangenis zat. Hetzelfde lot onderging de gouVerneur van Abo. Patrouilles met geweren slenterden de straten door en losten af en toe schoten om „de orde te handhaven". Maar erger dingen volgden. Op bevel van den ^revolutionairen centraalraad", werden met geweld de 18 bovengenoemde bandieten uit Helsinge uit de gevangenis te Helsingfors bevrijd. Dat was spoedig te bemerken in de streek waar zij thuishoorden; daar trokken zij heen na eerst in het Volkshuis gewapend te zijn geworden onder het gejuich van het gepeupel. Hun eerste bezoek gold een onderwijzer aan een volksschool; zij doorzochten zijn woning, vonden niets, namen hem mee naar de plaats, plaatsten hem tegen een muur en fusilleerden hem. Lachend trok de bende verder. De schout werd bezocht en toen hij de bende op zijn trap tegen kwam, werd er een schot op hem gelost en viel hij ernstig gekwetst neer. Men trok verder en fusilleerde een grondbezitter, die den straatweg kwam afrijden. Een 67 jonge handelsman, die hem vergezelde, slaagde er in te ontvluchten. Maar den volgenden morgen werd hij in zijn huis gevangen genomen en doodgeschoten, — hij had een gevaarlijke getuige kunnen zijn. Op het landgoed Hartonas zat de 69-jarige eigenaar, de heer Bergbom aan het ontbijt, toen een bende roode gardisten binnenkwam en riep: „Handen op!" De heer Bergbom was doof en vroeg aan zijn vrouw: „Wat zeggen ze?" Op hetzelfde oogenblik klonk er een schot en door een kogel in het hoofd getroffen viel de grijsaard ter aarde. Alsof er niets gebeurd was, begonnen de roode. „mannen der orde" nu naar wapens te zoeken, die natuurlijk niet te vinden waren. Een politieagent als wacht in privaten dienst, werd het volgende offer. Hij zat in zijn huisje toen de rooden binnen kwamen en hem bevalen om mee te gaan. Vrouw en kinderen klampten zich aan den huisvader vast en wilden hem niet loslaten. „Je krijgt hem wel terug", zeiden de rooden troostend tegen de vrouw. Een half uur later werd de deur geopend en het lijk van den man naar binnen geworpen. „Daar heb je je man", riep een stem van buiten. In een afgezonderde villa in de buurt van Helsingfors woonde een weduwe Sahlström met haar vier jonge zoons. Zij hadden geen reden om te denken dat zij gehaat of slecht aangezien werden door „het volk". Maar op zekeren morgen werden zij om zeven uur gewekt door een schot uit het bosch en zagen zij door het raam 68 den waakhond dood op de trap liggen. Op hetzelfde oogenblik wordt er op de deur gebonsd en gaat de oudste zoon, Gunnar, open doen. Nauwelijks heeft hij het hoofd om den hoek van de deur gestoken, of er barst een salvo los, zoodat hij de trap afvalt en gewond, maar nog levend, op het plein terecht komt. De roode gardisten maken hem met vijf bajonetsteken af. Mevrouw Sahlström komt op het schieten en het woest getier aangeloopen, met haar jongeren zoon Ragnar in nachtkleed. Zoodra hij zich vertoont klinken er nieuwe schoten en valt hij naast het lijk van zijn broer. Drie bajonetsteken maken een einde aan zijn leven. Nu stormen de bandieten het huis binnen, waar zij de twee andere jongens vinden, waarvan de oudste 15 jaren is. Het geweer wordt op hem gericht, maar de wanhopige moeder werpt zich tusschenbeiden, zoodat het schot niet treft. Nu heeft er een nauwkeurige huiszoeking plaats en met de revolver op de borst wordt den jongens de bekentenis afgeperst „waar de wapens verborgen zijn". Maar die zijn er niet. Toen verlieten de mannen het huis. Mevrouw Sahlström verzocht hun om de lijken van haar twee zoons die in een bad van bloed op het plein voor het huis lagen, naar binnen te helpen dragen. Tot eenig antwoord lachten de mannen en toen de moeder hun daarop smeekte om tenminste uit haar oogen te gaan, antwoordden zij dat zij van plan waren om te blijven „om het huis te bewaken". Tegen wie? 69 „De staking" duurde een week. In dien korten tijd werden er 34 personen door de roode troepen die „de orde bewaren zouden" vermoord, velen gewond, terwijl al de gearresteerden in de gevangenis hevig mishandeld werden. Bij de huiszoekingen en het „beslag leggen" op allerlei soort waren gingen er zeer groote waarden verloren. Gouden- en zilveren voorwerpen verdwenen, wijnkelders werden geplunderd, uit de kas van het levensmiddelencomiteit te Abo werd 60.000 mark gestolen en een voorraad suiker ter waarde van 200.000 mark werd onder het „revolutionaire volk" uitgedeeld. De algemeene werkstaking werd opgeheven, toen men bemerkte dat die niet tot een bepaald resultaat leidde. Die was een te vroegtijdigé echo geweest van de bolsjewistische revolutie in Petersburg, maar men had er van het begin af een verkeerden draai aan gegeven door zekere eischen aan de regeering en den Landdag voor te leggen. Opdat aan de eischen voldaan zou kunnen worden, moest de Landdag blijven fungeeren, terwijl een werkelijke revolutie natuurlijk een omverstorting van regeering en Landdag geëischt zou hebben. De staking eindigde dus met de verklaring dat de „moedige roode garde der arbeiders steeds als organisatie zou blijven bestaan" en dat „de revolutie voortgezet wordt." In het protocol van de Roode garde in Tammerfors werd de toestand na de algemeene werk- 70 staking geschetst als een „wapenstilstand", tijdens welke de garde opnieuw georganiseerd zal worden en geheel slagvaardig gewapend. Een en ander wijst er op dat de revolutie-staking begonnen is op aandringen van Russischen kant. Leniri en zijn vrienden zaten in Petersburg nog niet vast in het zadel en telden hun warmste bondgenooten onder de matrozen van de Oostzeevloot en Helsingfors. Indien de bolsjewiki gedwongen werden om de Russische hoofdstad te verlaten, zou Helsingfors daardoor een zeer geschikte verblijfplaats geweest zijn. De veronderstelling is niet onmogelijk, — en een en ander in de voorbereidselen tot de staking steunt ons er in, — dat het terrein in Finland gereed gemaakt werd om Helsingfors in te richten als geschikt hoofdkwartier voor het bolsjewisme. Vandaar kon het werk voor de wereldrevolutie even goed, zelfs beter geleid worden dan van» uit Petersburg. Of deze veronderstelling juist is, kan op het oogenblik nog niet bewezen worden. Toen de staking uitbrak was er geen hoogste staatsmacht in het land, en de regeering was afgetreden. De Staatskas was leeg en de levensmiddelenkwestie tot het uiterste gespannen. Het vrije Finland verkeerde in een allesbehalve benijdenswaardige positie. Zoodra de Landdag de hbogste macht had overgenomen, kwam het er op aan om een gouvernement te kiezen. De arbeiders partij diende een motie in voor een zuivere „roode" 71 senaat en ging van de veronderstelling uit dat er een amnestie verleend zou worden voor wat er in de stakingsweek gebeurd was. Daar dit voorstel onaannemelijk was, werd er een zuiver burgerlijke regeering gekozen met Svinhufvud aan het hoofd. Op dat tijdstip werd er veel gesproken over een scheuring in de arbeiderspartij. Er werd gezegd dat een aantal van de meer vooraanstaande leden hun geestdrift begon te verliezen voor de Russische anarchie en in te zien dat de sociale revolutie der bolsjewiki over Finland uitgestrekt, tot den ondergang van het land zou leiden. En er waren ongetwijfeld teekens die er op wezen dat er ontnuchtering ontstaan was door de ondervindingen in de stakingsweek opgedaan en de minder gelukkige gevolgen voor de partij. Maar die ontnuchtering kon tot niets leiden nu de Roode garde eenmaal los gelaten was en de voortzetting der revolutie geproclameerd had. Zij, die niet mee wilden doen, moesten zich vergenoegen met te zwijgen of heel zwak te protesteeren en zich terug te trekken. Niettegenstaande de tpurgers de meerderheid in den Landdag hadden en de regeering alleen uit burgerlijke elementen bestond, niettegenstaande de twijfel onder de socialisten zelf, was het land nu overgelaten aan de twee groote anarchistisch-terroristische organisaties: het Russische leger in ontbindingstoestand en de roode garden. Het eerste wat de regeering te doen stond, was de 72 orde te herstellen. Er waren bijna onoverkomelijke hindernissen. De macht die de orde handhaafde, de politie, was, zooals wij boven zeiden, verdwenen, en in plaats daarvan was er een communale militie aangesteld, afhankelijk van de arbeiderspartij. Deze militie werd zeer spoedig gedwongen om zich geheel en al te onderwerpen aan de eischen van de roode garden. Daarom moest er een nieuwe macht gevormd worden om de orde te handhaven, onafhankelijk van alle partijen, een nationale militie. Voor de kwestie van deze sterke macht opgelost kon worden, — en de oplossing in den Landdag, die het voorstel aannam, werd in Januari het signaal tot de uitbarsting van het oproer, — moesten de beschermingstroepen versterkt en bewapend worden. De vroeger besproken politie-school in de buurt van Borga was in de stakingsweek bestormd door een groote bende roode gardisten en Russische matrozen; de manschappen waren gevlucht, het keukenpersoneel was vermoord en de paarden werden gestolen. *) Men moest van voren af aan beginnen en koos als centrum voor de nieuwe inrichting Österbotten. Maar de regeering had ook andere, even gewichtige taken te vervullén. De onafhankelijkheid van Finland moest verzekerd worden, *) Daar de paarden de Roode garde allerlei last bezorgden, wist men geen beteren uitweg dan ze de regeering te koop aan te bieden! 73 levensmiddelen aangeschaft en de financies geregeld. Het arbeidsveld was zeer uitgestrekt, alles vereischte tijd, daarom konden de roode legers en hun boezemvrienden de Russen in volle Vrijheid hun werkzaamheid voortzetten. Een der voornaamste taken der Roode garde na de staking bestond daarin om haar schuldige leden te beschermen tegen alle aanvallen van de politie. Zij slaagde hier volkomen in. Geen enkele moordenaar of plunderaar uit de stakingsweek werd gearresteerd; alleen een arme dief werd twee maal door detectives gearresteerd en tweemaal met geweld door zijn kameraden bevrijd. Bij zijn bevrijdingen schold hij zijn bevrijders duchtig uit, omdat zij zich niet wat meer gehaast hadden! Op dezelfde wijze beschermden zij de winst door de revolutie gemaakt door hun gevangenen vast te houden. De gouverneurs van Helsingfors en Abo zaten beiden in een cel; in Abo hadden de rooden bovendien het stadsgerecht en de rechtbank bezet, die daardoor in het werk verhinderd werden. Maar weldra bloeide er een nieuwe tak van werkzaamheden voor de roode garden. Zij eischten van de raadsleden van steden en dorpen een schadevergoeding voor het handhaven der orde tijdens de staking! In Abo werd y2 millioen geëischt onder bedreiging van plundering der stad. Het geld werd gegeven — helaas! In Helsingfors bedroeg de som 1 millioen, in Tammerfors slechts 100.000 enz. 74 T)e arbeiders begonnen ook het volle loon van hun arbeidsgevers te eischen voor de uren door de staking verloren. Het was een geldafpersing op groote schaal. Zoo waren de toestanden toen de maand December -aanbrak. Den eersten kregen de krantenlezers 's morgens reeds dadelijk een nieuwen schok: zeven civiel gekleede, gewapende mannen hadden twee uit Petersburg komende goederenwagens, geheel met wapens geladen, over de grens gebracht, ieder onderzoek verhinderd, zonder overlegging van eenige papieren, en droegen alleen maar zorg dat de wagens de plaatsen van bestemming bereikten: Kuopio en Lahti, de steden waar de inhoud gelost werd en onder bewaking naar de Club der arbeiders gebracht. Dit was de eerste van de vele wapenzendingen die in den loop der maand uit Rusland zouden aankomen. De roode garden hadden bloed geproefd en de geweren, die zij tijdens de staking gebruikt hadden, waren grootendeels geleend van de Russen en moesten teruggegeven worden. In plaats daarvan zonden de vriendelijke Russische bolsjewiki nu zooveel wapens en munitie als zij maar konden naar de roode garden, wier taak het was om de Finsche partijen den kop in te drukken, die het recht van zelfbestemming ernstig hadden opgenomen. En dat niettegenstaande de Russische 76 eischte. Daar Finland zich aldus van Rusland vrij verklaarde, dacht men dat de Russische troepen uit zich zelf Finland ontruimen zouden. En daar de bolsjewiki streefden naar een zeer spoedigen vrede, daar zij dadelijk na den wapenstilstand de demobilisatie van het leger begonnen, scheen het verblijf der Russische militairen in Finland niet van langen duur te zullen zijn. Als die eenmaal vertrokken waren, zou het niet meer onmogelijk zijn om de orde in het land te herstellen. Eenmaal haar sterkste steun verdwenen, zouden de roode garden hun verstand wel laten spreken. Zoo redeneerde men onder den indruk van het lichte vooruitzicht van den buitenlandschen politieken toestand. Maar de gewelddadigheden werden onafgebroken voortgezet. Den 4den December werden in Tammerfors de leden van den Raad opgesloten door groote benden arbeiders, die hooger loon eischten en weigerden den Raad uit elkaar te laten gaan, voor hun eischen waren ingewilligd. Na vier en twintig uren gevangenschap onder gedreig en getier der menigte, werden zij bevrijd. Een van hen werd bij den uitgang met een mes gestoken. Het is wel karakteristiek, dat daar de belegeraars onder wie zich allerlei lieden van laag allooi bevonden, — voornamelijk werklui van de vroegere vestingwerken, — niet op bevel van de Roode garde gehandeld hadden, deze op een meeting besluit om in haar hoedanigheid als beschermers der openbare orde 77 de leden van den Raad onder haar protectie te nemen. ■Na. een korte discussie is men het er over eens welken vorm die „bescherming" zal aannemen. De Roode garde neemt op zich de gevangenen te bevrijden, indien zij op de voorwaarden der arbeiders ingaan. Maar als zij dat niet doen, beschouwt de Roode garde hun -functie als opgeheven en mag de Raad niet meer bijeenkomen, zonder toestemming der Roode garde. Op dezelfde meeting verklaren de militie (politie) troepeu van de stad, dat zij in alles met de garde wenschen samen te werken en dat die alle „onvertrouwbare" elementen uit hun midden verwijderen zal. De arbeiders in Tammerfors eischen later twee dagen vollen loon voor den tijd dat zij de leden van den Raad opgesloten Tiielden. Nu was de beurt aan de Raadsleden van Viborg Zij zaten een nacht opgesloten. Daarop volgde de Raad van Kotka. Die onderging een ander lot. Een troep arbeiders zocht de leden in hun woning op en voerde hen met geweld naar de raadszaal, waar zij zitting moesten houden, en de Roode garde direct een som van 150.000 mark toestaan. Dit gebeurde den llden December. Reeds den 9den hadden de militietroepen gestaakt, zoodat er geen macht in de stad was om de orde te hand"haven. Tot 12 uur 's avonds bleven de opgesloten Raadsleden zonder voedsel. Alle fabrieken stonden stil, .alle ambtenaren staakten het werk bij wijze van tegen- 78 maatregel. De Roode gardisten en de Russische soldaten hielden de wacht, deden huiszoekingen en arresteerden. Met het oog op de dreigende situatie gaf de Raad ten slotte toe en werd vrij gelaten. Den 13den werd de Raad van Björneborg opgesloten en den 14den losgelaten. Dezelfde tooneelen speelden zich in heel het land af en het verloop hing alleen af van de snelheid waarmee de bedreigde Raadsleden op de eischen van de Roode garde ingingen. Maar in Abo bereikte de tyrannie van het gepeupel het toppunt. In deze stad was de samenwerking van de rooden en de Russen heel den tijd bizondèr innig geweest en de zuivere ligisten elementen waren in Abo buitengewoon talrijk vertegenwoordigd. De bevolking der stad, die een oneindig aantal bedreigingen en gewelddadigheden had moeten slikken, zuchtte diep onder het schrikbewind en toonde teekenen van wanhoop, wat natuurlijk den moed zoowel als de aanspraken der rooden verhoogde. Zij hadden het politiewezen overgenomen en hun eigen „militie aangesteld. Daar deze van een meer dan twijfelachtig gehalte was, zouden de leden van den Raad ook graag een woordje in het midden willen brengen, maar daar wilden de rooden niets van hooren. Zij waren met hun beschermingstroepen tevreden en verlangden betaling voor hen. Toen hun eischen een paar maal ingewilligd waren, maar er steeds nieuwe voor den dag kwamen, vonden de Raads- 79 leden dit eens een reden om te weigeren en boden aan om te onderhandelen. Op dit voorstel werd geantwoord met een militiestaking en een zeer duidelijk uitgesproken dreigement dat de stad in een toestand van onzekerheid zou blijven verkeeren, waarvan de gevolgen niet te overzien waren. Zaterdag den 15den trokken de militiemanschappen weg, en Zondagavond werd het gepeupel losgelaten om te laten zien waartoe het in staat was, als zij maar de gelegenheid hadden. Bandelooze volksscharen, waaronder vele Russische soldaten, drongen het centrum der stad in om de winkels te plunderen. De groote winkelruiten werden ingeworpen, heel de inhoud der winkels dooreen gegooid en de waren werden weggesleept in zakken en pakken, op handkarren of hoe ook. Dit lieve leventje duurde heel den nacht, en de militiemanschappen verheugden zich over de welgeslaagde staking, 's Maandags bezette de Roode garde het postkantoor, de banken enz. 's Avonds werden de plunderingen onverhinderd voortgezet, 's Dinsdags verschenen er Russische patrouilles dragonders — volgens rapport Oekrainers, — die het volgend etmaal na veel schieten de orde herstelden. De arbeiderspartij verklaarde natuurlijk onschuldig te zijn aan de gebeurtenissen te Abo, die door de burgers geprovoceerd waren. Hiertegenover stellen wij' wat de soldaten in de krant van Abo vertellen. „Het uitvoerend comité der Soldaten was te voren vart 87 Russische „kameraden" uit Petersburg op,, welke den loop van de revolutie in Rusland bespraken en er hun verbazing over uitten dat de beweging in Finland zoo mat was en vooral zoo bizonder weifelend gedurende de Novemberstaking. De Russen waren van oordeel dat de partijleiding in Helsingfors niet echt revolutionair gezind was. Deze beweringen werden met een stormend applaus begroet. Nu werden er nieuwe statuten voorgesteld, die dadelijk werden aangenomen. Als men de oude en de nieuwe regels vergelijkt, blijkt wat men eigenlijk wil: de leiding van „de voortschrijdende revolutie" in handen van de Roode garde overdoen. Hierdoor zou men verhinderen dat een paar bange stumperds van de partijleiding eventueel zouden opkomen tegen de uiterste maatregelen tegenover de burgers, waartoe men misschien gedwongen zou zijn. Terwijl de eerste paragraaf van de oude statuten heel onschuldig luidt dat „de taak der garde is om de vrijheid der arbeiders te beschermen in zake hun vereeniging, vergaderingen, redevoeringen en drukpers en over het geheel moet optreden als de beschermster der rechten van de arbeidersklasse", is er bij de nieuwe statuten bijgevoegd: „en tevens te fungeeren als een uitvoerende revolutionaire kracht voor de doeleinden der arbeiders". De tweede paragraaf is geheel nieuw in de nieuwe regelingen en luidt: „De Roode garde gehoorzaamt de bevelen, door den generalen staf der garde gegeven. 88 Indien er tijdens de revolutie een ander revolutionair orgaan opstaat, hetzij locaal of zich uitstrekkend over heel het land, gaat de politieke macht daaraan over". De oude statuten bestemmen het volgende aangaande de opperste leiding der garde: „De opperste leiding der garde van heel het land bestaat uit een bestuur van vijf lieden, die gekozen en ontslagen worden door het bestuur der partij en der vakvereeniging op een alge-< meene vergadering". Nu luidt die paragraaf: „Aan het hoofd van de Roode garde in heel het land staat een opperbevelhebber, gekozen door een representantenvergadering der garde, en een generale staf. Deze bestaat uit acht leden, waarvan het bestuur der partij en het bestuur der vakvereenigingen er ieder twee kiezen en de representanten der garde vier." Door deze en andere dergelijke besluiten werd de Roode garde verlost van de voogdijschap der arbeidersr partij. En de garde maakte zich gereed om „de leiding der revolutie", geheel over te nemen. Onzeker en weifelend zagen de coryfeeën der partij den opmarsch der woestste elementen. Typisch is het, dat zij het niet waagden een enkele manlijke waarschuwing uit te spreken, maar zich slechts met vage frasen door de moeilijkheden heen sloegen. Hoe volkomen zij feitelijk gedwongen waren om zich aan de macht der garde te onderwerpen, bewijst o.a. dat het den representanten der partij in den Landdag, reeds verscheidene dagen 89 voor het oproer uitbrak, verboden was om Helsingfors te verlaten zonder schriftelijke toestemming van den chef der Roode garde. Ieder lid der arbeiderspartij, dat niet geheel verblind was door machthonger en burgerhaat, kon het niet anders dan duidelijk zijn dat een revolutie in Finland de grootste waanzin was. Met de parlementarische macht die de partij bezat, kon zij welke hervormingen ook doorvoeren, en zij had, zooals wij boven zeiden, reeds eenige indirect radicale wetten doorgevoerd gekregen, terwijl andere in behandeling waren. De eisch van een constituant lichaam was onzinnig, daar het parlement van het land feitelijk als een zoodanig lichaam beschouwd kon worden, — en daar men gezien had hoe de goede partijkameraden, de bolsjewiki in Rusland, hun nationale vergadering ontbonden hadden. Het eenige punt waarop de burgerpartij onwrikbaar was, was de inmenging van Finland in de Russische revolutie. Het primitiefste instinct van zelfhandhaving was voldoende om in te zien, dat den eenigen weg dien het land niet te kiezen had, juist die weg was welke de Roode garde bewandelde. Feitelijk beschouwden ook de wat meer ervaren mannen uit de leiding der arbeiderspartij Finland's deelname aan de Russische revolutie als een zeer bedenkelijke kwestie. De toestanden in Finland verschilden te veel met die in Rusland opdat het sociale revolutieprogramma der Russische bolsjewiki in Finland door- 90 gevoerd zou kunnen worden. In de eerste plaats kon er geen „nationaliseering" van den grond plaats grijpen in een land waar de boeren-grondbezitters zoo talrijk waren. Finland zou dus meedoen aan de Russische revolutie, zonder er toch eigenlijk echt aan mee te doen, — zóó los was het programma, zoo wankelend de positie. Uit een artikel van Yrjö Sirola, de toekomstige minister van buitenlandsche zaken tijdens de regeering ■der oproerlingen, gedateerd den 12den Januari, blijkt zeer duidelijk de stemming der partijleiders: de overluiging dat de Roode garde de macht in handen heeft, de vrees voor de gevolgen hiervan, en het bewustzijn dat een sociale revolutie onmogelijk was in Finland, naast den angst van er aan mee te doen en den angst om er niet aan mee te doen In verscheidene kolommen ïjewijst Sirola eerst dat een sociale revolutie in Finland absoluut niets bereiken zal, voor een dergelijke revolutie losgebroken is in de kapitaalkrachtige landen en ^vervolgt dan: „Maar hoewel onze meening is dat wij in de naaste -toekomst geen sociale revolutie zullen krijgen, kan de situatie zich toch ontwikkelen tot revolutie. De klassenstrijd, die nu voor den dag komt bij economische conUicten, in communale oneenigheden, in strijd over het ambt van den gouverneur, zelfs in een' gewapenden guerillaoorlog, die kan, — misschien spoedig, — opgedreven worden tot een beslissenden strijd om de macht. 91 Het is een ieder duidelijk, dat de situatie onhoudbaar wordt, daar de binnenlandsche toestanden steeds dreigender worden. Alleen bandieten en degenen die de reactie provoceeren hebben er voordeel van dat de anarchie zich in het land uitbreidt. Het herstellen der orde kan ondertusschen geschieden langs „wettelijken" weg, of wel langs ,,revolutionairen weg". De wettelijke weg bestaat daarin dat de partij het voorstel, dat de regeering nu aan den Landdag heeft voorgelegd, aanneemt waarbij een politiemacht zou worden opgericht onafhankelijk van eenige partij. De revolutionaire weg bestaat daarin dat de partij de regeering omverwerpt. Sirola vervolgt: „Volgens mijn opvatting zijn er nu elementen in onze partij te vinden, die een dergelijke verovering van de Tegeeringsmacht wenschen, en andere elementen die er geen bizonderen lust in hebben. Maar boven de vraag •of iemand van ons het wenscht of niet staat de noodzakelijkheid. De toestand kan zoo worden, dat wij tenminste een poging moeten doen. De overtuiging hiervan kan zoo algemeen worden, dat zoowel de partijraad als onze groep in den Landdag die deelt.(!) Maar in de eerste plaats moeten de arbeiders zelf weten wat zij willen. Zij moeten in iedere gemeente uitvinden of zij daar de macht in handen kunnen houden. In ieder district moet de secretaris en het districtsbestuur de grootte berekenen van onze krachten en die van onze tegenstan- 95 vergadering der partij bijeengeroepen wordt en maakt een heele serie van eischen op aangaande het gebrek aan levensmiddelen, de werkeloosheid enz. „Opdat deze eischen bevredigd worden", besluit de Roode garde, „moet de politieke macht door de sociaal-democratische partij overgenomen worden. Voor er maatregelen genomen worden om de regeeringsmacht in handen van onze partij over te brengen, moet de opperste leiding van de garde overgelaten worden aan een comité, dat volgens onze statuten gekozen is. Indien de situatie het verlangt, moet het opperbevel der garde de leiding der revolutie in handen nemen". De revolutie was dus door de Roode garde besloten, en de arbeiderspartij had zich bij dat besluit neergelegd. De oorzaak was zeer eenvoudig: de majoriteit der regeering en die van den Landdag dreigde de macht uit de handen der garde te nemen. Zoo iets mocht niet gebeuren, daarom kon het probleem maar op één wijze opgelost worden: de regeering moest omvergeworpen worden. Toen de Landdag in November besloot zelf de hoogste macht over te nemen, werden er geen bepaalde grenzen getrokken voor het arbeidsterrein van de regeering en dat van den Landdag. Het hoofd der regeéring, Svinhufvud, had toen hij de plaats aanvaardde er zeer den nadruk op gelegd, dat de regeering over het geheel slechts zou kunnen werken, indien zij de bevoegdheden verkreeg die de regeering van een land toekomen. Onder 96 -die bevoegdheden noemt hij o.a. het recht om voorstellen aan den Landdag over te laten en het recht om zekere hoogere ambtenaren te benoemen. Ondertusschen profiteerde de arbeiderspartij natuurlijk van de onduidelijkheid aangaande de bevoegdheid van regeering en parlement, door druk te opponeeren. Alles wat de regeering ondernam zonder den Landdag er over te raadplegen werd dadelijk bestempeld als een poging tot een staatsgreep. Zelfs een besluit om de grootte van de koperen munten te veranderen werd een „poging tot staatsgreep" genoemd. Door dergelijke middelen had men de massa's weten in te beelden dat de meerderheid van de regeering en