TIEN SOCIALE STUDIËN b VOOR b KATH. WERKGEVERS DOOR PROFESSOR L. VAN AKEN, PR. IX STAKING EN UITSLUITING XEULINGS' UITGEVERS.MAATSCHAPPIJ 'S.HERTOGENBOSCH IX STAKING EN UITSLUITING Nihil Obstat. M. F. DEKKERS, Libr. Cens. Evulgetur: J. POMPEN, Vic. Gen. Buscoduci, 18 Aug. 1915. STAKING EN UITSLUITING Het onderwerp, dat wij thans te behandelen hebben, is in zóóverre een ondankbaar onderwerp, dat bijna iedereen daarover meent te kunnen oordeelen, dat de meesten vooral over staking een zoogenaamde «gevestigde opinie» hebben. De geschiedenis der laatste jaren bracht het groote publiek herhaaldelijk met de een of andere staking in aanraking, en telkens kan men dan ervaren, hoe uiteenloopend, maar tevens hoe beslist de buitenstanders partij kunnen kiezen. Zoowel de patroon als de stakende werklieden hebben hun aanhang. En men heeft het zien gebeuren, hoe de bevolking van grootere dorpen voor jaren is gesplitst in twee partijen ten gevolge eener staking, waarvóór of waartegen zij partij trokken. Men heeft het kunnen er* varen, dat de maatschappelijke omgang in eene gemeente geheel veranderd, als het ware uiteengerukt werd, en dat de tegenstanders' eener stakende katholieke vakvereeniging zelfs met de kerkelijke overheid op gespannen voet ge* raakten. Men heeft gezien, dat de rijkere burgerij, tevoren met de arbeiderswereld op vrij gemeenzamen voet levend en uit haar opgekomen, van haar zóózeer vervreemdde, dat de ontstane klove in jaren niet te dempen is. Zóó beslist en vast was men in zijn vonnis over een staking, waarvan toch in den regel slechts weinigen het ware karakter kennen. Men zit met zijn oordeel over een staking gewoonlijk allerminst verlegen. Toch berust dat oordeel der groote menigte dikwijls minder op beredeneerde kennis der feiten, welke tot staking aan» leiding geven, nog minder op een goed en afgerond begrip van de beginselen, welke bij iedere staking moeten in acht genomen worden, dan op sympathie en antipathie. 4 Staking en Uitsluiting. Het pleegt meer een uitspraak te zijn van het hart dan van het hoofd. En wanneer men al tracht, gezonde beginselen als maatstaf te gebruiken, om over de gewettigheid eener staking te oordeelen, dan blijkt de voorraad van beginselen niet steeds zoo schitterendsgroot te zijn. Geheel onbevooroordeeld is Jan Publiek maar hoogst zelden. En de betrokkenen bij een staking natuurlijk nog minder. Het gaat ermee, als met den tegenwoordigen oorlog; zóó vast is men in alle oorlogvoerende landen overtuigd van eigen goed recht, dat men niet kan nalaten, den tegenstander openlijk te beschuldigen van kwade trouw. Als met de strooi* en aanplakbiljetten bij een staking, zoo worden wij, neutrale buitenstanders, overstroomd met telegrammen en beschou* wingen, houdt men ons achtereenvolgens de sterkst*gekleur* de brillen der verschillende partijen voor. Het spreekt vanzelf, dat werklieden en patroons over staking in het algemeen ook zeer verschillend denken. Ik wil nu niet wijzen op de klassenstrijders onder de werklieden. De echte aanhangers van den klassenstrijd moeten in staking immers het groote middel zien van allen economischen vooruitgang. Is niet staking de klassen* strijd in zijn acuten vorm? En ziet een orthodoxe Marxist in den klassenstrijd niet «de locomotief van den vooruitgang»? Maar ook geloovige, katholieke arbeiders en patroons denken over staking in het algemeen niet eenstemmig. Het is te begrijpen, dat een werkgever alle stakingen minder vriendelijk gezind is. De werkgevers zijn er eigen* lijk op de eerste plaats de dupe van. En even begrijpelijk is het, dat de arbeider aan het scherpe wapen der staking gehecht is, zoolang de mogelijkheid bestaat, dat hij het zal moeten hanteeren. Vooral zoolang de arbeider minder sociaal ontwikkeld is en den organisatie* Staking en Uitsluiting. 5 geest nog niet bezit, kan hij al te geestdriftig zijn voor staking. Daar, waar nieuwe vakvereenigingen opgericht zijn en voordien onbekend waren, ziet men niet zelden, dat de wakker geroepen geest van solidariteit der arbeiders in niet veel anders bestaat dan in heete strijdlust. De meening, die zij aanhangen in die eerste dagen van on* beholpenheid, is, dat zij nü den patroons eens de duim» schroeven zullen aanzetten. Zij zouden niets liever, dan reeds onmiddellijk staken. De beter ontwikkelden, de oudere vereenigingsleden denken er anders over. Bereid tot een staking als het moet, zien zij andere en betere middelen, om hun recht te verkrijgen of hunne positie te verbeteren, en daaraan geven zij de voorkeur. Intusschen mochten wij de allerlaatste jaren het verschijnsel constateeren, dat men een staking kalmer gaat opnemen in onze kringen, met meer nuchter verstand gaat be» oordeelen, dat de partijen zelf niet meer zoozeer hunne kracht zoeken in de mindere of meerdere virtuositeit, om elkander, als ik 't zoo zeggen mag, ten aanschouwe van het groote publiek uit te kleeden en af te takelen. Een kalme, bezadigde, onbevooroordeelde uiteenzetting van de voor» en nadeelen van staking en uitsluiting, van hare al of niet geoorloofdheid, en van de middelen, waar» mede dergelijke uitbarstingen te voorkomen zijn, moge er toe bijdragen, om ook uw oordeel op stevigen bodem te plaatsen, — moge U, zoover noodig, een vertrouwbaren maatstaf aan de hand doen, waarmede gij in de toekomst eventueele stakingen zelfstandig kunt meten. Dat is dus de verdeeling van onze stof voor heden. Wij gaan bespreken. De voor* en nadeelen van staking, — De voorwaarden, waaraan zij moet voldoen, om geoor» loofd te zijn, — De middelen om ze te voorkomen, of, indien dat eens niet gelukken mocht, te doen eindigen. Hetzelfde geldt ook, mutatis mutandis, van de uitsluiting. 6 Staking en Uitsluiting. Welke voordeden en welke nadeelen zijn aan staking verbonden? Alvorens op die vraag in te gaan, moge ik U erop wijzen, dat men zich vergissen zou, indien men meende, dat staking een verschijnsel is van onzen tijd alleen, en dat onze voorouders haar niet kenden. Reeds 500 jaar voor Christus heerschte er een groote staking in het oude Rome, en trok het volk de stad uit, om aan den adel zijne onmisbaarheid te doen ge* voelen, zijn ontstemming te doen blijken. Drie maanden lang verbleef het rustig op den Heiligen Berg buiten de stadsmuren. En dat is niet de eenige staking geweest, welke Rome heeft gekend. Ook in de middeleeuwen kwamen herhaaldelijk stakingen voor, en wel tot verkrijging van loonsverhooging, korteren arbeidsduur, regeling van het leerlingwezen, enz. Maar in zoo groot getal, zoo onophoudelijk braken zij niet uit, als dat in onze dagen geschiedt. Ik onthoud mij van het geven van cijfers; gij weet uit ondervinding, dat zij herhaaldelijk voorkomen, en hoe groot hare uitgebreidheid somtijds is. Het zal U misschien verwonderd hebben, te moeten ver*' nemen, dat in de veelgeprezen middeleeuwen ook stakingen voorkwamen; want de meening heeft misschien bij U post gevat, dat toen alles was in «pays en vree.» Och, verwondert U daarover niet. Zeker, de regeling der maatschappelijke verhoudingen was toentertijd een ideaal, vergeleken bij hetgeen de revolutie en de daaruit geboren onbeteugelde vrijheid ons brachten. Maar vol* maakt werk vindt men nergens. Ook toen waren er wel dwaalbegrippen onder het volk. En de pretentie, om alle menschen te maken tot engelen in het vleesch, heeft het Christendom nooit gehad. Menschelijke begeerlijkheid, en daarmee gepaard gaande ontevredenheid, jaloezie en onrecht zullen wel steeds büjven bestaan. En zoolang die er zijn, bestaat ook de mogelijkheid, dat men onrecht Staking en Uitsluiting. 7 heeft af te weren, dat men veroveringen tracht te maken, en daarvoor het wapen der staking hanteert. Om nu op onze vraag terug te komen, zullen wij eerst eens zien, wat Leo XIII over stakingen zegt, of Hij die voordeelig of nadeelig vindt. Wij lezen dan in Rerum Novarum: «Te langdurige of te zware arbeid, en de meening, dat het loon te gering is, geven aan de werklieden niet zelden aanleiding, om bij onderlinge afspraak zich aan den arbeid te onttrekken, en zich aan vrijwillige werkeloosheid over te geven. Dit veelvuldig voorkomende en ernstige on* gerief dient van overheidswege verholpen te worden, omdat dit soort staking niet alleen aan de werkgevers en aan de werklieden zelve schade berokkent, maar ook nadeelig is voor den handel en de belangen van den Staat; en daar zij gewoonlijk zich niet verre houdt van geweldpleging en woelingen, brengt zij menigmaal de openbare rust in gevaar.» Al houden wij nu in 't oog, dat deze woorden bijna 25 jaren geleden geschreven zijn, en dat in dien tusschen* tijd de stakingszeden wel eenigszins zachter werden, in haar geheel mag men wel zeggen, dat de uitspraak van Leo XIII niet uitmunt door sympathie voor de staking in het algemeen. Hij noemt staking nadeelig voor de werkgevers, voor de werklieden, voor den handel en voor de belangen van den Staat. Laten wij die nadeelen eens wat uitvoeriger beschouwen. Die, waarvoor wij gewoonlijk het meest gevoelig zijn, zijn de financiëele nadeelen. Zij springen bij een staking onmiddellijk in het oog. Het zwaarste loodje leggen daarbij meestal de patroons. Zeker, wanneer zij een staking winnen, en aldus een onbillijken eisch van loonsverhooging kunnen afwijzen, behalen zij een negatief voordeel m. a. w. zij voorkomen 8 Staking en Uitsluiting. een financieel nadeel. En wat zij, bij verlies der staking, bij een overwinning der stakende werklieden, in de toekomst meer zouden betaald hebben, is wellicht een zóó beduidende som, dat de financiëele schade, gedurende de staking ge* leden, daardoor meer dan dubbel vergoed is. Maar het gaat niet altijd over loonsverhooging. Somtijds is het vereenigingsrecht de inzet van den strijd, of de medezeggenschap der arbeiders betreffende toestanden en regelingen op de werkplaats, of het ontslag van een of meerdere werklieden, of het optreden van meester* knechts of ander ondergeschikt personeel, enz. En vooral ook: de overwinning is lang niet altijd aan de zijde van den patroon. In deze laatste gevallen is de patroon vooral de dupe, de lijdende partij. Het eerste, wat hij ondervindt, is de winstderving; de verdiensten houden op, zijn kapitaal is onvruchtbaar. Reeds dat is verlies. De algemeene onkosten blijven voor een groot deel voort* gaan. Het kantoorpersoneel, de directie, de meesterknechts en verdere ondergeschikten moeten hun loon of salaris ontvangen en praesteeren weinig of geen diensten. Een tweede schadepost. De mogelijkheid bestaat, dat men, niet in staat, om zijn clientèle te voorzien, klanten verliest, en ze niet meer terugwint. Een derde schadepost. Somtijds wordt die schade nog vermeerderd, doordat de georganiseerde werklieden b. v. een consumptieartikel, waarvan zij mede de groote afnemers zijn, systematisch gaan boycotten, de producten eener firma niet zelden hun goeden naam trachten te ontnemen bij het koopende publiek. Dat dit alles zijn weerslag kan hebben op de balans van het stakingsjaar, behoef ik U niet te zeggen. Zoo heeft men b. v. berekend, dat gedurende de algemeene mijnwerkersstaking in November 1902 in Noord*Frankrijk, voor de mijnondernemingen in 6 weken tijds, aan winst* Staking en Uitsluiting. 9 derving en onkosten bijna 14 millioen francs verloren gingen. En daar is zeker nog niet alle verlies bijgerekend. Tijdens de spoorwegstaking, ook genaamd «de misdadige woelingen» van 1903 ontving alleen de H. IJ. S. M. dagelijks f 5000 minder. En zulke voorbeelden zou men met weinig moeite overal kunnen vinden. Voor zwak*staande ondernemingen kan daarom een staking van eenigen duur een nekslag zijn. Ook de werldieden=ztl{ ondergaan bij staking financiëel nadeel. Op de eerste plaats komt ook bij hen de loonderving, en deze kan oploopen tot enorme sommen. Zoo berekent men, dat bij de staking in de haven van Marseille in 1901, waarbij 4000 arbeiders gedurende 14 dagen staakten en verschillende andere groepen 5 dagen, aan loon alleen verloren ging de som van minstens 2 millioen francs. De staking der mecaniciens in Londen in 1897 kostte iedere week een millioen francs, en nog liep zij uit op een erbarmelijk fiasco, na maanden van hardnekkigen strijd en ongehoorde offers. Hoe 't er in de gezinnen der stakers vaak uitziet, welk gebrek daar geleden wordt, is geen geheim. En er behoort niet veel fantasie toe, om zich dat te kunnen voorstellen. Het laatste meubelstuk, het laatste oogenblikkelijk te missen kleedingstuk gaat dan somtijds de deur uit. Men maakt schulden, die men in maanden niet afbetalen kan. En het vaak kleine bedrag, dat men als staker ontvangt, is dikwijls te gering, om aan de allernoodzakelijkste be* hoeften tegemoet te komen. Loopt zulk een staking uit op een volledige nederlaag der werklieden, dan is menigmaal het leed niet te over* zien. Wellicht zal de vakvereeniging, welke de nederlaag leed, en waarvan verbetering der loonen en arbeidsvoor* waarden mocht verwacht worden, voor jaren of voor altijd 10 Staking en Uitslvdting. lam geslagen liggen, of lijden aan de bloedarmoede eener berooide strijdkas. Het kan noodig zijn, — en de voor* beelden daarvan hebben wij allen kunnen zien, — dat na de staking zoogenaamde, «slachtoffers» vallen, voor wie de poort der fabriek voorgoed gesloten blijft. Zij zijn dan genoodzaakt den pelgrimsstok ter hand te nemen, zwervend van de eene plaats naar de andere, op zoek naar werk en verdiensten. En aan dat alles zijn voor den arbeider beduidende uit* gaven verbonden. Het valt dus niet te ontkennen, dat een werkstaking in den regel voor de arbeiders financiëel nadeel meebrengt. Maar hier vooral moeten wij ons wachten voor overhaaste en eenzijdige conclusies. Wanneer men die financiëele nadeelen overweegt, zou men geneigd zijn, te vragen: Waarom zijn die arbeiders ook zoo dom, om zich dien strop om den hals te halen? Doch tegenover die tijdelijke verhezen staan niet zelden blijvende winsten. En daarom is niet alles verlies, wat op het eerste oog verlies schijnt. Stel: een staking wordt ondernomen, om loonsverhooging te verkrijgen of verlaging te beletten. Kan de stakende vereeniging hare eischen doordrijven, dan moet er al zeer veel financiëel nadeel geleden zijn, wil het in den loop van een of twee jaren niet worden ingehaald door het meerdere loon. Ongeveer 2h der stakingen worden door de werklieden geheel of gedeeltelijk gewonnen. En in die gevallen wordt de geleden ellende meestal vergoed door de vruchten der overwinning. Ziehier een lijstje van hetgeen door stakingen in Duitsch* land in 1906 verkregen werd: ') Verkorting van arbeidsduur voor 339.469 personen, tezamen 1.248.119 uren per week. 0 Hermans, Handb. d. Mod. Vakver. bl. 339. Staking en Uitsluiting. 11 Loonsverhooging voor691.703 personen, tezamen 1.290.736 mark per week. Extra»loon voor overwerk in 2246 gevallen. Extradoon voor nacht* of Zondagsarbeid in 2109 gevallen. Afschaffing van stukwerk in 68 gevallen. Verbetering van fabrieks», bouw» of werkplaatsreglement in 98 gevallen. Collectieve contracten werden ten getale van 2360, voor 307,487 daarbij betrokkenen, aangegaan. Een eenvoudige rekensom is overigens voldoende, om te bewijzen, dat de financiëele nadeelen gemakkelijk door de voordeden overtroffen kunnen worden. Laat b. v. 100 werklieden, die 12 gulden per week verdienen, eens 5 weken moeten staken. Dat zal een loonderving zijn van f 6000. Verkrijgen zij een loonsverhooging van één gulden per week, dan hebben zij de schade ingehaald in 60 weken. Na dien tijd begint hun zuivere winst. Gaat het bij een staking b. v. om verdediging van het vereenigingsrecht, dan wordt het geldelijk nadeel niet door onmiddellijk voordeel vergoed. Maar wanneer zij hunne vereeniging ten koste van die offers ter been kunnen houden, dan ligt daarin toch een belofte voor de toekomst. Het moge dan al een wissel zijn op langen termijn; het is tenminste een wissel. In het algemeen mag men dus wel zeggen, dat, wat de financiëele zijde betreft, bij eene staking, welke door de werklieden niet geheel verloren wordt, de voordeelen minstens opwegen tegen de nadeelen, en deze dikwijls zelfs verre overtreffen. De staking is, zegt Leo XIII, «ook nadeelig voor den handel,» en hij zal daaronder ook wel de industrie verstaan. Dat de nijverheid wel eens gevoelige klappen krijgt door een staking, behoeft geen nadere verklaring. Ik noemde reeds eenige cijfers van winstderving en verdere verliezen der ondernemingen. 12 Staking en Uitsluiting. Maai ook een geheele landstreek, en handels» of industriecentrum kan ernstig bedreigd of benadeeld worden. Zoo heeft men berekend, dat MarseiMe bij de groote havenstaking in 1901 wekelijks minstens 25 millioen francs verloren heeft, ten gerieve van zijn mededingster Genua. De mijnwerkersstaking in de Ver. Staten in 1902 wordt geschat op 50 millioen gulden verlies, geleden door de maatschappijen. Daarbij leden de spoorwegmaatschappijen een verlies van 30 millioen gulden. De schade in de mijnen en aan machinerieën bedroeg 18 millioen, terwijl verder nadeel aan handel en nijverheid in die gewesten toegebracht, op 60 millioen begroot werd Vooral wanneer een staking ten gevolge heeft, dat er gebrek ontstaat aan algemeen noodzakelijke grondstoffen, wanneer b. v. de toevoer van steenkolen, het dagelijksch brood der industrie, wordt afgesneden, zal de schade voor geheel een land onberekenbaar zijn. Dat algemeene nadeel was het wel, hetwelk vroegere regeeringen ertoe bracht, om iedere staking te beschouwen en te verhinderen als een aanslag op het algemeen welzijn. Toch moet men ook hier weêr niet te zeer naar ééne zijde blijven staren. De winstderving, gedurende de staking ondergaan, wordt vaak grootendeels vergoed door den toevloed van be» stellingen, «zoodra de stremming voorbij is; vooral wanneer men er in geslaagd is, de afnemers aan zich te binden door de superioriteit of onmisbaarheid van zijn product. Of denkt gij, dat men b. v. de Duitsche industrie hare overmacht op de wereldmarkt voorgoed ontnomen heeft door haar handel eenige maanden onmogelijk te maken? Zoo gaat 't ook vaak met een staking. En verder mag ook in dit opzicht worden herinnerd aan: de eene z'n dood is de andere z'n brood. Wat de eene wegens een staking verliest, wint de andere. Kan men hier niet leveren, dan vallen de bestellingen een ander ]) Léon de Seilhac, Les Grèves, pag. 29 vlg. Staking en Uitsluiting. 13 ten deel. Wil Antwerpen zich door herhaalde stakingen in zijn haven ruïneeren en voor den handel ongeschikt maken, Rotterdam staat gereed, om zijn taak geheel en al over te nemen. En wanneer België zich beklaagt, dat door die stakingen zijn prachtige handel zich naar het buitenland verplaatst en 't dus antinationaal is dat staken, dan zal de Antwerpsche dokker misschien antwoorden: Maak U niet ongerust, Rotterdam zal zijn beurt óók wel eens krijgen; want geen land blijft voor zulke crisissen gevrijwaard. Ieder krijgt zijn beurt. En dat is de oorzaak, dat ook het internationaal evenwicht bewaard wordt. Onder de schade, welke aan den handel door stakingen wordt toegebracht, vergete men vooral ook den klein» handel, den middenstand niet. Hij is het voornamelijk, die leven moet van de welvaart der anderen, ook van die der arbeidende bevolking. Met den welstand der andere standen stijgt en daalt die van den middenstand. Geen wonder, dat ook zij het slachtoffer worden van iedere staking van eenige beteekenis, dat zij lijden onder zulke economische oorlogen, zooals ook zij bijzonder den terugslag voelen, in het algemeen gesproken, van de ge* weldige worsteling, welke Europa thans doormaakt. En die schade, door staking veroorzaakt, ondervindt niet alleen, zelfs niet zoozeer de winkelier in luxeartikelen; — och, de luxe is bij een arbeidersgezin ook buiten stakingstijd niet groot; — maar de dupe zijn de kruidenier, de bakker en de leveranciers der noodigste mondbehoeften. Ik spreek nu niet zoozeer van de noodzakelijkheid, waarin die menschen verkeeren, om, graag of niet, bij te dragen tot steun der stakers, ook al hebben dezen volstrekt niet hun sympathie. Van die kleine bijdragen zal de midden* stand niet omvallen. Maar eerstens verkoopen zij allicht minder, en neemt dus hunne verdienste af. 14 Staking en Uitsluiting. En erger nog is de noodzakelijkheid, om te verkoopen op crediet; een crediet, dat méér dan ooit bezwaarlijk is. Wordt de staking verloren door de arbeiders, wanneer ziet de winkelier dan zijn lieve centen? Wordt zij ge* wonnen, dan nog zal zijn geld maar langzaam binnen* komen. «Oome Jan» zal voorgaan; en er zijn zooveel gaten te stoppen, door de staking geslagen. Slaan wij dus een algemeenen blik over de financiëele gevolgen van staking in het algemeen, — houden wij daarbij in het oog, dat 2h der stakingen geheel of ge* deeltelijk door de werklieden worden gewonnen, dan kunnen wij als conclusie stellen, dat de nadeelen betrekke* lijk weinig en dikwijls nihil zijn voor de stakenden zelf, — dat de industrie en de handel de nadeelen, op de eene plaats geleden, vaak door voordeden op andere plaatsen goedgemaakt zien, — dat de middenstand ernstig be* nadeeld kan worden; maar dat vooral de werkgevers, de ondernemers, bij wie de staking uitbreekt, de dupe zijn, wanneer zij die verliezen moeten, — dat het dus in hun financiëel belang vooral is, stakingen zooveel mogelijk te voorkomen. Dat over de financiëele gevolgen der werkstaking. Maar ook zedelijke nadeelen brengt de staking met zich. Terwijl óók hier weder zedelijke voordeelen tegenover staan. Ik mag dan wel 't eerst wijzen op het zedelijk nadeel, hetwelk gepaard gaat met een staking, welke niet voldoet aan de eischen, door de zedenwet daaraan gesteld; wan* neer de stakenden zich schuldig maken aan onrechtvaardig* heid tegenover de patroons; wanneer de naastenliefde daarbij in het gedrang komt; wanneer men onnoodig den goeden naam van den tegenstander schaadt; wanneer men overslaat tot geweldpleging tegen de openbare rust, tegen den persoon of het eigendom van den werkgever, tegen zoogenaamde onderkruipers, enz. Straks zullen wij daarop nader terugkomen. Staking en Uitsluiting. 15 Maar dat alles is zonde, en dus het eigenlijke zedelijke kwaad, dat nadeel berokkent aan de zielen dergenen, die het bedrijven. En erger zedelijk nadeel kan er niet ge» leden worden. Zedelijk nadeel is ook: de verwijdering, de verbittering zelfs, welke dikwijls als een gapende wonde nakankert, wanneer de strijd reeds lang geëindigd is. En dat druischt wel het meest rechtstreeks in tegen de liefde, welke de menschen voor elkander moeten hebben, tegen de maatschappelijke solidariteit, waardoor de standen aan elkander moeten gebonden zijn; dat is dus wel 't meest onchristelijke gevolg van zulke vijandelijkheden. Gij hebt ze óók wel eens gezien, die patroons, bij wie een staking was uitgebroken. Hoe zij met een onoverwinnelijken wrok bezield, zinnen op vergelding, hunne harten sluiten voor alle gevoel van mildheid en liefdadigheid, dat vroeger zoo warm in hen leven kon. En gij weet, hoe bitter de werklieden gestemd kunnen zijn, wanneer de tegenstand der patroons krachtiger en langduriger is, dan zij ver» wacht hadden. En te begrijpen is, dat vooral de verliezende partij alles» behalve vriendelijk gezind is tegenover den overwinnaar. Jaren lang nog ziet men die ontstemming nawerken, als een voortdurend gevaar voor nieuwe botsingen. Hebben de werklieden bakzeil moeten halen, dan ligt daarin een grond voor blijvende ontevredenheid, een gevaarlijke kiem van socialistische neigingen. Tijdens een staking doet men tegenwoordig alle moeite, om de stakenden door bijeenkomsten, posten enz. zooveel mogelijk bezig te houden. Maar daardoor kan men niet altijd het gevaar afweren, dat aan lediggang verbonden is, vooral voor menschen, die aan niets doen niet gewoon zijn. Eindelijk zou ik nog als zedelijk nadeel willen aanduiden, wat bij sommige stakingen naar mijne overtuiging te veel gebeurt, n. 1. de nauwe omgang met de ook»stakende roode 16 Staking en Uitsluiting. arbeiders. Ik spreek niet van de samenwerking tusschen vakvereenigingen van verschillende kleur; dikwijls kan de katholieke vakvefeeniging daar niet buiten. Ik bedoel het gevaar, dat schuilt in gezamenlijk vergaderingen met sprekers van allerlei richting, waar de sociaal*democraat met zijn bekenden grooten mond zoo gemakkelijk den dappere speelt voor de aanwezigen. En dat andere gevaar, wanneer werklieden van de verschillende bonden zich juist bij staking, over de grenzen heen, welke hen anders scheiden, solidair gaan gevoelen. Intusschen is ook hier weer niet alles nadeel zonder de minste voordeden, niet alles schaduw zonder éénige lichtzijde. Men kan een werkstaking beschouwen als een onweder aan den maatschappelijken hemel. Overal dreigen donder* koppen, en steeds hoort men het aanrollende gerommel. Hier en daar slaat de bliksem in; wij zullen straks zien, dat men ook niet genoeg werk maakt van goede bliksem* afleiders. Waar de vuurstraal neerschiet, brengt zij vaak groote verwoesting. Maar als de bui is weggedreven, spannen wij de longen met de weldoende, frissche lucht, en mensch en dier herademen. Ik bedoel: stakingen kunnen nadeelen veroorzaken, maar vaak ook zuiveren zij de lucht. Jaren lang somtijds wordt de lucht, waarin patroon en werkman ademen moeten, ongemerkt verpest door de bacillen van ontevredenheid, stille grieven, misverstand en afkeer. Bij een staking komt dat alles eens tot uiting; men begint zich beter rekenschap te geven van zijn houding; grieven, die gemakkelijk op te ruimen waren geweest, indien men openhartiger tegenover elkander had gestaan, verdwijnen; menig vooroordeel valt, menig misverstand wordt opgehelderd. In zulke omstandigheden kan de staking een zegen zijn, ook voor de verliezende partij, een zuivering van de lucht. En wat aangaat de geweldplegingen en de vergrijpen tegen de eigendommen der patroons en den persoon der «onder* Staking en Uitsluiting. 17 kruipers,» zeker, die behooren nog niet tot het verleden. Maar over het algemeen mag men toch wel zeggen, dat de vakvereeniging daarin groote veranderingen en ver* beteringen heeft gebracht. Dat zij niet steeds op zich zelf staande vergrijpen voorkomen kan, bewijst alleen, hoe ontzaglijk moeilijk het is, strijdende menschen, be* zield met geestdrift of woede in de gesloten gelederen te houden. Afgezien van uitzonderingen is het gedrag der stakende werklieden, althans in ons land en bij niet* anarchisten, waardig en kalm. Men heeft de werklieden door de organisatie langzamerhand gewend aan tucht. Maar het grootste voordeel, zeker voor de werklieden, is naar mijne meening daarin gelegen, dat de mogelijk* heid, het gevaar van een staking, de patroons heeft doen luisteren naar de verlangens en verzoeken der arbeiders. De gedachte, dat ongemotiveerde weigering van redelijke vragen, of bestrijding van vakorganisatie, of een loons* verhooging of wat dan ook, met een staking kan worden beantwoord, heeft de patroons over het algemeen voor* zichtiger en toeschietelijker gemaakt. Men kan daarom zeggen, dat staking praeventief werkt, volgens de wijze spreuk, dat voorkomen beter is dan genezen. Het is hier, zooals vanzelf spreekt, volstrekt onmogelijk, ook maar in de verte te benaderen of te schatten, welke voordeden de arbeiders op die wijze van staking hebben genoten en nog genieten. De vruchten, welke door de vrees voor staking worden geoogst, vallen den arbeider als ongemerkt in den schoot, zelfs bij hem, die nooit ernstig aan een staking heeft gedacht, veel minder daaraan deelgenomen heeft. Gij weet even goed als ik, dat er onder de patroons nogal eens gevonden worden, die niet door de billijkheid van de verlangens der werklieden, maar alléén door de zorg, om eventueele werkstaking te weren, eindelijk, en met een zwaar hart, ertoe overgaan, om zich inschikkelijk 18 Staking en Uitsluiting. te betoonen. En voor diegenen onder de werkgevers, die niet bij hun vrees voor staking, maar bij hun billijkheids* en rechtvaardigheidsgevoel te raden gaan, is het maar gelukkig, dat minder toeschietelijke collega's op die wijze eenigszins op peil gehouden worden. De concurrentie zou anders steeds ten nadeele der beter*gezinden uitvallen. Wat die preventieve werking der staking beduidt, kunnen wij eenigszins vermoeden, wanneer wij ons deze vraag stellen: Hoe zou de toestand der arbeiders op het oogen* blik zijn, wanneer zij het wapen der staking niet hadden, wanneer zij aan hunne eischen en verzoeken geen kracht hadden kunnen bijzetten, — maar integendeel geduldig hadden moeten wachten, totdat de patroon tot hetzelfde inzicht ware gekomen als zij? «%4' Als conclusie van hetgeen voorafging, kunnen wij dus wel constateeren, dat Leo XIII terecht de werkstaking noemde als schadelijk voor werklieden, patroons, handel en staat; maar dat daartegenover ook staat menig voor* deel voor de werklieden. Dat die voordeelen echter bijna uitsluitend van financiëelen, stoffelijken aard zijn. En dat dikwijls aan staking zóó groote zedelijke nadeelen ver* bonden zijn, dat iedere poging, om die te voorkomen en onnoodig te maken, de dankbaarheid van alle leden der maatschappij verdient. * * Groot zedelijk nadeel wordt voorkomen, wanneer de staking zich stiptelijk houdt aan de voorschriften der zedenwet. Wat men dan afweert, is de zonde. Het ligt daarom vlak vóór ons op onzen weg, te onder* zoeken, of staking een gewettigd middel is, om sociale en economische doeleinden na te streven, — en aan welke eischen iedere staking moet voldoen? Het gaat immers niet aan, alleen het hart, de sympathie of antipathie te raadplegen, en dan met breed gebaar een staking zonder meer te vonnissen of aan te prijzen. Staking en Uitsluiting. 19 Sommigen zien in de werkstaking zooveel nadeel voor het algemeen welzijn, dat zij haar aan de werklieden willen verbieden. En daarbij beroepen zij zich op het gezag van Leo XIII, die, naar hunne meening, de staking eveneens onvoorwaardelijk veroordeelen zou. Maar dit gevoelen wordt tegenwoordig bijna niet meer aangehangen. En de voornaamste katholieke geleerden zien in de woorden van Leo XIII, welke ik daar straks aanhaalde, volstrekt geene veroordeeling van iedere staking en per se. Men is thans vrij algemeen van gevoelen, — en de meeste katholieke patroons hebben zich reeds lang tot dat stand* punt omhoog gewerkt, — dat het recht om te staken, in zich beschouwd, den werklieden niet kan ontzegd worden. Het tegenovergestelde is feitelijk een overwonnen standpunt. Immers, op grond van welke verplichting zou men een arbeider kunnen dwingen, om bij een bepaalden patroon te gaan of te blijven werken? Op welken grond zou men van een werkman kunnen eischen, dat hij zich voorgoed bindt aan één en dezelfde fabriek, of dat hij vrede neemt met arbeidsvoorwaarden, welke hij niet billijk acht? Krachtens welke wet zou men hem kunnen verbieden, te streven naar betere arbeids* en levensvoorwaarden, en die elders te gaan zoeken, wanneer ze hem hier geweigerd worden? Althans zoolang zijn eischen niet gaan boven het maximum van de waarde zijns arbeids. Die wet bestaat voor hem evenmin, als dat men van den patroon eischen kan, dat hij, uit gewetensplicht, een be« paalden arbeider in dienst neemt, of dat doet op voor* waarden, die hem te bezwaarlijk voorkomen. Nu is het wel waar, dat een neêrleggen van den arbeid door een geheele groep van arbeiders, eene staking dus met ge* zamenlijk overleg, heel wat meer beteekent, dan het vertrek of de weigering om te arbeiden van één werkman. Maar dat verschil is toch slechts quantitatief, niet kwalitatief, m. a. w. wanneer zij met honderden tegelijk iets geoorloofds doen, dan wordt het daardoor alleen nog niet kwaad. 20 Staking en Uitsluiting. Maar aan staking zijn nadeelen verbonden, welke aan de weigering van één arbeider nauwelijks of in 't geheel niet te bespeuren zijn. En daar de voordeelen somtijds ook op andere wijze te behalen zijn, zal men dit middel niet te lichtvaardig mogen gebruiken. Vooral moet men de staking niet gaan beschouwen als doel, maar alléén als een middel, hetwelk men slechts dan gebruikt, wanneer het noodig is. Bovendien blijft ook zulk een collectief optreden, evenals ieders persoonlijke daden, gebonden aan de onschendbare geboden der zedenwet. Zoo kan een werkstaking een aanslag zijn tegen den grondslag der samenleving: de rechtvaardigheid. En in dat geval is zij, — dat spreekt vanzelf, — volstrekt af te keuren. Men heeft dan de zoo vaak genoemde onrecht* vaardige staking. En die rechtvaardigheid kan op verschillende wijzen in het gedrang komen. De eischen kunnen de grenzen van het recht overschrijden. Zoo is b. v. de arbeider evenmin gerechtigd, om een loon te eischen, dat boven het maximum gaat van de waarde van zijn arbeid, als de patroon beneden het minimum mag betalen. Eischt men daarom, door middel der werkstaking, boven het maximum, dan handelt men tegen de recht* vaardigheid. Wanneer de werkgever, gebruik makend van zijn recht, maatregelen neemt, waardoor b. v. gevaren voor de zedelijkheid, dagdieverij, diefstal enz. worden tegengegaan, en de werklieden zouden zich zóó laten op* hitsen, dat zij in staking gaan, om intrekking van die redelijke maatregelen te eischen, dan handelen zij tegen de rechtvaardigheid. Wanneer zij door middel eener staking zouden eischen de verwijdering van een meesterknecht of medearbeider, die deze tegenwerking niet verdienen, dan handelen zij tegen de rechtvaardigheid, de staking is onrechtvaardig, ongeoorloofd, omdat men onrecht* vaardige eischen stelt. Staking en Uitsluiting. 21 De wijze, waarop de staking wordt ondernomen, kan in botsing komen met de rechten van den patroon. Zoo, wanneer de arbeiders daarbij hun arbeidscontract schenden. Een voorbeeld daarvan vindt men in het niet onderhouden van den opzegtermijn, waartoe beide partijen zich con* tractueel verbonden hebben. Slechts in twee gevallen kan zulk een plotseling afbreken der dienstbetrekking geoorloofd zijn, n. 1. wanneer ook de patroon zich niet houdt aan zijn overeengekomen ver* plichtingen, — omdat dan ook de anderen los zijn van het contract, — of wanneer de arbeidsvoorwaarden beslist onrechtvaardig zijn, en men zich daarin van af het begin slechts noodgedwongen heeft geschikt. Een onrechtvaardig contract kan niet bindend zijn. Maar laten we eens aannemen, dat geen onrechtvaardige eischen worden gesteld, niet tegen den inhoud van het contract gezondigd wordt, dat de opzegtermijn keurig wordt in acht genomen, — is dan daarmede de staking reeds goedgekeurd? Volstrekt niet. Al is zij niet onrechtvaardig, daarom is zij nog niet geoorloofd! Zij kan indruischen tegen het algemeen belang. En wanneer er botsing ontstaat tusschen dat algemeene belang en het particuliere, zelfs van een groote groep arbeiders, dan moet men het tweede prijsgeven voor het eerste. Daarom mogen ambtenaren niet staken. Om die reden is aan spoorweg* beambten tot op zekere hoogte het stakingsrecht ontnomen. Daarom zou b. v. een staking van geneesheeren niet door den beugel kunnen. Daarom ook moeten politieke stakingen worden afgekeurd; politieke doeleinden moet men met politieke middelen zien te bereiken, en niet met een politiek mes den economischen slagader der gemeenschap afsnijden. Eindelijk dient men bij staking ook nog rekening te houden met de naastenliefde. 22 Staking en Uitsluiting. Het klinkt eenigszins als een overdrijving in veler ooren, wanneer men erop wijst, dat in de maatschappelijke ver* houdingen, en zelfs bij een staking, ook de naastenliefde haar onaantastbare rechten heeft. Zijn wij dan in ons open» baar leven zoo weinig christen, dat wij daar «het groote gebod» kunnen vergeten of uitschakelen? Of komt het, omdat wij te zeer eraan gewoon zijn, om naastenliefde te vereenzelvigen met liefdadigheid, die er toch maar een onderdeel van is? Wat er ook van zij, wij moeten er ons ernstig voor wachten, om de rechtvaardigheid, de naastenliefde te ver» geten. Er is, — en 't was niet overbodig, — op dat klavier der rechtvaardigheid de laatste jaren zóó druk gespeeld, wij zijn zoo gewoon geworden aan dat afgemeten rythme, dat wij het zachte, deinende spel van het orgel der liefde niet meer kennen. Toen ik sprak over het Solidarisme, heb ik aangetoond, dat de naastenliefde voor de samenleving onmisbaar is, dat zij het huis der maatschappij bewoonbaar moet maken. De naastenliefde verbiedt, een ander iets aan te doen, wat hem schaden zal, of zelfs het verkrijgen van eenig voordeel te beletten, wanneer men daartoe niet voldoende reden heeft; en die reden moet evenredig zijn aan het kwaad, dat men een ander berokkent. Wanneer maar die evenredigheid in acht genomen wordt, mag ik, om voor mijzelf een voordeel te behalen of een nadeel van mij af te wenden, toestaan, dat een ander daardoor schade lijdt, mits ik geen ander middel heb om mijzelf te ge» rieven. Dit alles volgens de beginselen, dat een goed geregelde liefde den eigen persoon mag voortrekken, en: dat de naastenliefde niet verplicht, wanneer men zelf nadeel ondervinden zou van hare beoefening. Altijd, — daar wijs ik nogmaals op — indien men de proporties in acht neemt. Ik mag b. v. iemands leven niet in de waagschaal stellen, om een onbeduidende geldelijke winst te behalen. Staking en Uitsluiting. 23 Gaan we die eenvoudige beginselen nu even toepassen op de werkstaking. Daaraan zijn verbonden nadeelen voor het huisgezin van den staker, voor den patroon, voor handel en industrie, voor den middenstand; dikwijls ook bestaat er gevaar voor gewelddadigheden. De naastenliefde zal dus eischen, dat men van den even* mensch die nadeelen afwendt, wanneer men niet voldoende reden heeft, om die te permitteeren. Over het algemeen kan men zeggen, dat een staking, wil zij geoorloofd zijn, moet voldoen aan de volgende eischen. a. Zij moet gebezigd worden als uiterste middel. Juist om haar vele nadeelen. Alvorens dus tot een staking mag worden overgegaan, moeten alle andere middelen, om tot overeenstemming te komen met de tegenpartij, zijn uit* geput. En daarom is, naar mijne meening, ieder katholieke vereeniging, zoowel die van arbeiders als van patroons, ook al staat het niet met evenveel woorden in de statuten, verplicht, om, waar mogelijk, de geschillen te doen be* slechten door verzoeningsraad of scheidsgerecht. Praktisch moet dus tusschen een katholieke vakvereeniging van arbeiders en een katholieke patroonsvereeniging geen staking of uitsluiting kunnen bestaan. En indien een be* sluit daartoe zou genomen worden in eene vereeniging, waarvan ik de verantwoordelijke Adviseur was, zou ik, zoolang geene verzoening beproefd en, door onwil der tegenpartij, onmogelijk gebleken was, mij beslist daartegen verzetten, desnoods gebruik makend van mijn recht tot opschorting van het genomen besluit. Ik zou mij daartoe verplicht achten en overtuigd zijn, dat ik bij hooger beroep onmiddellijk in het gelijk zou worden gesteld. De onaf* wijsbare verplichting wordt door de katholieke vakver* eeniging nog niet algemeen erkend. Maar dat komt wel. b. De werkstaking mag niet ondernomen worden, tenzij zij kans van slagen hebbe. Zoo b. v. wanneer de organisatie niet krachtig genoeg, de leden niet flink, de strijdkas te 24 Staking en Uitsluiting. slecht voorzien, de omstandigheden te ongunstig zijn. Men zou dan om een zoo onwaarschijnlijk succes de arbeiders en hunne gezinnen niet aan ellende en een debacle mogen blootstellen. Een roekelooze staking is dus vanzelf veroordeeld. c. Dat ook het doel der staking goed moet zijn, heb ik reeds ampel aangetoond. d. Eindelijk mag men bij een werkstaking geen geweld plegen, niet alleen niet tegen den persoon en den eigen» dom van den werkgever; maar ook niet tegen de arbeiders, die weigeren aan de staking deel te nemen of zelfs zich als zoogen. onderkruipers komen aanmelden. Het spreekt vanzelf, dat vreedzaam posten, zooals men dat noemt, dat het gebruik van alle wettige middelen, om onderkruipers te weren en degenen, die doorwerken, tot nêerleggen van den arbeid te bewegen, den stakers geoorloofd is. Zij kunnen gerust bij alle fabrieken, waar staking uitbrak, bij de kantoren en huizen der werkgevers, bij de stations van trein en tram, bij aanlegplaatsen van booten, bij alle toegangen tot de stad hunne schildwachten uitzetten, om de komende werkwilligen te overreden of te bespieden. Maar geweld, hetzij physiek of zedelijk geweld, gebruiken, dat mag men niet. Men mag dus den werkwillige niet mishandelen, zich niet vergrijpen aan zijn persoon, zijn gezin, zijn woning. Men mag hem geen angst aanjagen door heimelijk bij hem de ruiten in te smijten, — hem zoogen. water en vuur ont» zeggen, zoodat hij voor zijn gezin en zijn levensbehoeften nergens meer terecht kan. En wat er verder bij sommige stakingen, vooral wanneer zij lang duren, nog wel eens gebeurt, dikwijls zonder dat de leiding der stakers er iets aan doen kan. Nu weet gij wel, dat niet allen over dit punt eenstemmig denken. Misschien herinnert gij U, hoe zelfs een paar Geestelijke 25 Staking en Uitsluiting. Adviseurs, een andere meening verkondigd hebben, zich daarbij beroepend op professor Pottier, leeraar in de sociologie, eerst te Luik, maar sedert vele jaren reeds te Rome. Professor Pottier staat echter met zijn gevoelen onder de katholieke schrijvers vrijwel alleen. Hij stelt het voor als twijfelachtig *)» of geweldpleging tegen een niet*staker geoorloofd is of niet. Ziet eens, zoo redeneert hij, de stakende arbeider heeft dikwijls geen ander middel, om zich tegen onrechtvaardigheid van zijn werkgever te verdedigen, dan de staking. Dat is, om zoo te zeggen, zijn eenigste wapen. Welnu, de onderkruiper neemt hem dat fèitelijk uit de hand. Denk U het geval, dat iemand wordt aangevallen. Hij mag zich dan natuurlijk verdedigen, desnoods zijn aanvaller dooden, om zelf zijn leven te behouden. Maar terwijl hij zijn degen trekt, zijn eenigste verdedigingsmiddel, komt er een derde, die hem dat wapen uit de hand wil nemen. Zal hij dan niet eerst den toeleg van dien derde, zoo noodig met ge* weid, mogen keeren? Welnu, zoo vraagt Pottier, staat de stakende arbeider er niet dikwijls evenzoo voor, en speelt de onderkruiper niet vaak den rol van dien derden man? Men kan daarop antwoorden, dit men alleen dan tegen* over een aanvaller geweld mag gebruiken, wanneer hij onrechtvaardig ons te na komt, zijn aanval onrechtvaardig is. Maar in zeer vele gevallen hebben stakende arbeiders geen sfrifct recht op wat zij eischen, zoo b. v. niet, wanneer zij een loonsverhooging vergen, ofschoon de bestaande loonen niet beneden het minimum rijn. Maar verondersteld, de patroon vergrijpt zich aan een strikt recht der arbeiders, hij belet b. v. gebruikmaking van hun vereenigingsrechf. Een onderkruiper, die daarbij den patroon zou helpen, zou zeer zeker een onrecht be* gaan tegen de stakende arbeiders. 1) De Ture et Justitia, p. 208. 26 Staking en Uitsluiting. Mogen de stakers dan dat onrecht met geweldpleging van zich afweren? De onderkruiper is immers zelf aan* valler geworden? Volgens de eenparige meening der moraal*theologanten mogen de stakers géén geweld gebruiken. En waarom niet? Omdat het algemeen belang eener geordende samenleving niet gedoogt, dat de burgers zich op eigen gelegenheid recht verschaffen. Waar zouden wij belanden, — zou ons land niet spoedig op Albanië gaan gelijken, waar iedereen gewapend loopt en zich verplicht acht tot de bloedwraak, — wanneer iedereen met het zwaard der eigen gerechtigheid rondliep ? Veronderstel, zegt P. Vermeersch,*) dat eenige kooplieden hunne waren gingen verkoopen onder den prijs. Zij zouden zich dan, omdat zij de anderen het verkoopen onmogelijk maakten, ook aan onrecht schuldig maken volgens de tegenstanders. De overige handelaren zouden zich óók met geweld tegen dien aanslag mogen verdedigen. Het algemeen belang zou daardoor zeer ernstig geschaad worden. Wij leven niet in de prairieën of goudvelden van Amerika, wij hebben onze bewakers van het recht; zij dragen het zwaard der vergelding. Franctireurs komen in onze maat* schappij niet te pas. Geweldpleging op eigen gelegenheid is: een aantal eeuwen terugtreden in de beschaving. Men vrage aan de Overheid, die 't zwaard draagt, dat zij, waar noodig, geweld gebruike tot verdediging van ge* schonden recht. En wanneer de wetgeving den rechter daartoe niet de noodige bevoegdheid schonk, dan trachte men met alle wettige middelen die wetgeving aangevuld te krijgen. Intusschen dienen wij te erkennen, dat geweldpleging, hoe afkeurenswaardig ook, niet steeds verwonderen kan. Wan* neer men in het veroveren zijner rechten door buitenstanders ') Quaestiones de Justitia, pag. 628. Staking en Uitsluiting. 27 gedwarsboomd wordt, gevoelt men zich reeds spoedig tot weerwraak geprikkeld, en kan men gemakkelijk zijn koelbloedigheid verliezen. Alles werkt daar dikwijls toe mede. En zwaar is in zulke gevallen de taak, welke op de schouders ligt van de leiders der staking. Dat zij nog zooveel geweldpleging weten te keeren, bewijst wel, dat staking heelwat van hare nadeelen verliest, wanneer zij plaats heeft onder de directie eener goede vakorganisatie. Als conclusie der beschouwingen omtrent het al of niet geoorloofd zijn eener staking mag ik wel dus zeggen, dat het in afzonderlijke gevallen vaak moeilijk uit te maken zal zijn, of men een staking kan aanraden of goedkeuren, — of er kans is op succes, — of zij door den beugel kan of niet. Ik zou werkelijk in de meeste gevallen niet graag ermee belast zijn, om te beslissen, of men een sfaking zal wagen. Er zit zooveel aan vast. Maar dan moeten wij ook, wanneer een of andere werk* staking uitbreekt, vooral indien wij de wording daarvan niet hebben meêgemaakt, niet te haastig zijn met ons vonnis, met onze goed* of afkeuring. Ik sprak tot nu toe nog slechts over staking en niet over uitsluiting. Maar daar kan ik mij met weinig woorden afmaken. Voor uitsluiting gelden dezelfde regelen als voor de staking. Zij is niet per se ongeoorloofd. Maar wijl ook zij veel slachtoffers maakt, en niet zelden onschuldige slachtoffers, moet zij beschouwd worden als allerlaatste middel, moet zij geschieden met een goed doel, met inachtneming van den opzegtermijn, tenzij de wederpartij het contract ver* broken heeft, enz. In den regel zal de uitsluiting zijn: een defensieve maatregel. Maar ook verdediging mag de perken niet te buiten gaan. Wanneer ik iemand met een pak slaag kan afweren, mag ik niet beginnen met hem te dooden. Een uitsluiting kan voor de patroons het éénige middel 28 Staking en Uitsluiting. zijn, althans wanneer zij met revolutionnaire vakorganisatie te doen hebben. Om een voorbeeld te noemen: de patroons zouden geen anderen weg kunnen volgen, wanneer de arbeiders het zoogen. afmaaksysteem gingen toepassen. Dat systeem is van Engelsche afkomst en langen tijd dóór de Trade*Unions gebruikt. Vandaar is het als «voorwaardelijke contrabande» overgekomen naar het Vasteland. Zij bedoelen daarbij een algemeene verbetering op alle werkplaatsen. Maar men verklaart den oorlog niet aan alle patroons tegelijk. Een voor één worden zij aangepakt, en terwijl de werklieden der eene fabriek staken, werken elders de kameraden door, aldus in de gelegenheid zijnde, om de stakende vakbroeders financiëel te steunen. Hun doorzettingsvermogen is op die wijze onuitputtelijk. En langzamerhand dwingen zij geheel de industrie, om aan hunne eischen gevolg te geven. Willen in dat geval de patroons tegenstand bieden, dan is er geen andere taktiek mogelijk, dan dat zij den vijand zijn patrouilles thuis zenden en hem dwingen to.t een slag over geheel het front. Een offensieve beweging, eene uit* sluiting, zal daartoe noodig zijn. De kracht van stakende arbeiders zit in hunne weerstands* of strijdkas. Welnu, in sommige landen hebben de werkgevers de arbeiders hierin nagevolgd en eveneens een strijdkas ge* vormd, een onderlinge verzekering tegen staking. Vooral in Duitschland is men daartoe overgegaan. Van de 115.000 georganiseerde patroons waren er in 1910 ruim 27.000 verzekerd tegen de gevolgen van werkstaking of uitsluiting. Zij hebben V/2 millioen arbeiders in hun dienst. Als premie betalen zij 1 a 2 per duizend van het arbeidsloon, als uitkeering ontvangen zij, mits de staking of uitsluiting door den bond van werkgevers is erkend, 20 a 25 pCt. van het loon. Men begrijpt gemakkelijk, hoe hierdoor de positie der patroons versterkt is, vooral tegen partieele stakingen. Het afmaaksysteem is dan vrijwel onmogelijk. 29 Staking en Uitsluiting. Rest nog de derde vraag: Hoe kunnen stakingen voorkomen of opgelost worden? Zooals ik reeds gezegd heb, lijden doorgaans de werk* gevers zelf 't meest door dergelijke krachtproeven. En daarom is het ook op de eerste plaats in hun belang, dat er middelen gevonden worden, om werkstaking te voor* komen, 't Zal blijken, dat zij veel kunnen bijdragen, om den vrede te bewaren. Onder degenen, die den vrede bevorderen kunnen, noe* men wij het eerst: den Staat. Leo XIII zegt daaromtrent: «Het is meer doel* treffend en heilzaam, door het gezag der wetten het kwaad (der stakingen) te voorkomen, en te maken dat het niet kan uitbreken, door bijtijds de oorzaken weg te nemen, waaruit de strijd tusschen patroons en werklieden in de toekomst kan ontstaan.» Of m.a.w., de botsingen moeten voorkomen worden door het wegnemen der oorzaken. Ongetwijfeld kan de wetgeving daar veel toe bijdragen. Het staatsgezag is van nature ervoor aangewezen, om zooveel mogelijk eendracht onder de burgers te doen heerschen, om alles, wat het algemeen welzijn schaden kan, te weren. Wél kent men de Overheid niet de macht toe, om den arbeiders hun recht tot staking te ontnemen, en dus in 't alge* meen staking te verbieden, tenzij het karakter der werkstakin* gen zoodanig zou worden, dat de openbare orde er ernstig door werd verstoord. Overigens geeft een staking, evenmin als een duel of een oorlog, ook maar de minste waarborgen, dat het recht zal zegevieren. De macht gaat met de overwinning strijken. En daarom kan men den Staat niet de macht ontzeggen, om alle stakingsrecht te ontnemen, wanneer hij in ruil daarvoor waarborgen biedt, dat het recht steeds de bo* venhand zal hebben. In dat geval zou staking ook niet meer noodig zijn. In sommige landen heeft men de eerste stappen van over* heidswege op dien weg gezet. Men heeft reeds «het land 30 Staking en Uitsluiting. zonder werkstakingen» Nieuw*Zeeland, waar de scheids» rechtelijke beslechting van geschillen bij de wet is voorge* schreven. De kwestie is ongetwijfeld moeilijk; maar alles, wat in die richting wordt gedaan, ook de officieele instelling van verzoeningsraden, mits zij wat meer beteekenen dan onze Kamers van Arbeid, valt van harte toe te juichen. Veel strijd kan ook nog voorkomen worden, wanneer de wetgeving door verstandige en praktische maatregelen de verhoudingen tusschen werkgevers en werklieden regelt, zooals door onze Wet op het Arbeidscontract en de Arbeids» wet op over 't algemeen verdienstelijke wijze geschied is. De wetgeving kan den toestand der arbeidende bevolking verbeteren, en wanneer zij dat op zooveel mogelijk po» pulaire wijze weet te doen, zal zij menige oorzaak van ontevredenheid, menige gelegenheid tot het plegen van onrecht wegnemen, en aldus evenzoovele bronnen van werkstaking stoppen. Naast den Staat hebben de vereenigingen, zoowel van patroons als van werklieden, of beter gezegd, die vereeni» gingen tezamen een dankbare en gewichtige taak bij het bevorderen van den vrede tusschen de klassen onderling. Wat de Staat niet vermag te regelen, dat kunnen zij bij wederzijdsch goedvinden in orde brengen. Het spreekt vanzelf, dat de patroonsvereenigingen dan beginnen moeten met erkenning van de organisaties der arbeiders en op loyale wijze naar samenwerking moeten streven. Zoolang men niet als gelijke onderhandelen wil, zoolang men de leiders der werklieden maar alleen goed genoeg acht, om de besluiten der patroonsvereeniging in ontvangst te komen nemen, zal. men niets bereiken. Maar van dat verouderde standpunt zullen de nog maar weinige palstaanders gemakkelijk afgedrongen worden. Er moet geregelde voeling bestaan tusschen de weder* zijdsche organisaties. Een gemengde commissie, welke op gezette tijden alle aanhangige kwesties, alle ingebrachte, 31 Staking en Uitsluiting. werkelijke of vermeende grieven, bespreekt, is een groote waarborg tegen het ophoopen van brandstof, tegen elec* triseering der lucht, tegen het ongemerkt voortkankeren van misstanden en misverstand. Ik noem daar het woord «misverstand». Is 't U nooit overkomen, dat twee menschen langen tijd met elkander disputeerden over een of ander onderwerp, en dat ten slotte bleek, hoe beiden het met elkander roerend eens waren, maar over twee verschillende punten hadden geredetwist? Een misverstand, waaraan ten slotte een: «O, bedoel je 't zoo?» een einde maakte. Zoo gaat 't ook wel eens bij twisten tusschen vereenigingen, tusschen patroons en werklieden. Wanneer men de menschen maar bijeen brengt, drijven in den regel de zwartste wolken onmiddellijk af. Een Engelsch vakvereenigingsleider vertelde daaromtrent:x) «Telkens als er een moeilijkheid ontstaat tusschen de patroons en ons, vormen wij uit eigen beweging een ge* mengde Commissie, en zijn we eenmaal bijeen, dan zeggen we bij onszelf: Ziezoo, nu hebben wij de zaak in handen; van ons hangt het af, of al onze kameraden gedurende weken of misschien maanden zullen beroofd zijn van hun arbeid en hun loon; van ons hangt het af, of de industrie, waarvan wij bestaan, gedurende even zooveel tijd aan groot gevaar zal blootstaan. Kunnen wij tot overeenstemming komen, dan zullen wij die ramp afwenden. Welnu, laten wij niet uiteengaan, voordat we het eens geworden zijn. En, zoo voegde hij er triomfantelijk bij, sedert 25 jaar zijn we daarin nog altijd geslaagd.» Wie het niet ondervonden heeft, kan er zich geen voor* stelling van maken, wat op die wijze te bereiken is. Den vorigen winter-was geheel de Tilburgsche textiel* bevolking in rep en roer wegens een besluit der fabrikanten* !) Zie Léon de Seilhac, Les Grèves, p. 255. 32 Staking en Uitsluiting. vereeniging, dat geen nieuwe werkman mocht worden aangenomen zonder verlof van zijn vorigen patroon. Een gevaarlijk besluit, waarvan schromelijk misbruik kon wor» den gemaakt, en hetwelk tot groote onaangenaamheden kon leiden. Daar werd bekend, dat de fabrikanten officieel met afgevaardigden der werklieden zouden spreken over die kwestie. Reeds toen mocht men voorspellen, dat zij uit de wereld zou geraken. De bespreking had plaats: het besluit werd ingetrokken. En honderden van zulke voorbeelden zouden zijn aan te halen. Het voornaamste middel echter om den vrede op hechten grondslag te vestigen, is het collectieve arbeidscontract. Wij zullen dat allerbelangrijkst en buitengewoon actueel onderwerp behandelen in onze laatste, in de volgende voordracht. Laat ik er thans slechts dit van zeggen, dat het collectief contract momenteel het beste is, wat wij. bereiken kunnen, en het eerste wat wij, in het belang van werkgever en arbeider, nastreven moeten. Het is het fun* dament, waarop alle samenwerking, alle regeling als op een grondwet moet steunen. Als laatste bewerkers en bewakers van den vrede komen in aanmerking de patroons als particuliere personen. Natuurlijk kunnen ook de arbeiders individueel daartoe veel bijdragen; maar wat geeft het, te preeken voor af* wezigen? Ik behoef U er niet op te wijzen, dat de vrede in de industrie ten zeerste in de hand wordt gewerkt door a. goede arbeidsvoorwaarden, opdat de weg worde afge* sneden aan rechtmatige grieven. Dat daarvoor ook vol* strekt noodig is. b. een nauwkeurige naleving van het arbeidscontract. c. Een humane behandeling der arbeiders is al evenzeer van overwegend belang. De patroon, die als leider der werkzaamheden boven zijn personeel staat, moet, zooals vanzelf spreekt, ook door zelfbeheersching, door correct Staking en Uitsluiting. 33 optreden zich den meerdere toonen. En bij deze gelegenheid mag ik er wel eens aan herinneren, hoeveel voor de tevreden* heid der arbeiders afhangt van een zorgvuldige keuze der meesterknechts en van hun optreden, hoeveel door hen, buiten weten vaak der patroons, kan bedorven worden. d. Een uitstekend middel, om het voortsmeulen van het oorlogsvuur te voorkomen, is: dat aan de werklieden steeds gelegenheid wordt gegeven, om zich met klachten en bezwaren rechtstreeks tot den patroon zelf te wenden. Natuurlijk moet die gelegenheid niet slechts in theorie bestaan, zoodat praktisch de werkman er toch geen ge* bruik van maakt, daar hij van ondervinding weet, dat slechts met ongeduld of met een half oor naar hem ge* luisterd wordt. Zij zijn redelijke menschen; late men dus met hen de zaken beredeneeren op vriendelijken toon. Een patroon, die wil weten, wat er op zijn werkplaats gebeurt, kan daartoe geen betere weg kiezen. Dat alles zijn dingen, die vanzelf spreken. Maar al is de patroon bezield met den besten wil van de wereld, dikwijls zal dat zoo gewenschte contact met de werklieden, vooral op werkplaatsen met uitgebreid personeel, praktisch slechts weinig beduiden. Het huisgezin is te groot, de leider eener zaak heeft doorgaans te veel aan het hoofd, om met ieder afzonderlijk zich te kunnen inlaten. Is daar niets op te vinden? O zeker, en zelfs iets heel goeds. Kent gij niet het instituut der fabrieksraden? Ik weet wel, dat voor de meesten dit instituut een nieuwig* heid is, waarmee zij zich eerst later zullen verzoenen. Maar dat is voor mij geen reden, om het niet in Uwe aandacht en overweging aan te bevelen. Het is best mogelijk, dat ik bij sommigen mijn betoog verzwak, wanneer ik iets goeds zeg van zulk een f abrieksraad, dat zij mij als een idealist gaan aanzien, en daarom mijn beschouwingen niet meer voor ernstig nemen. Dat zou mij spijten. En toch maar tot op zekere hoogte. 34 Staking en Uitsluiting. Eens komt de dag wel, dat allen aanvaarden in de praktijk, wat velen thans als theorie ver van zich afwerpen. Bovendien heb ik tot nu toe mijn idealen met opzet zoo laag gesteld, dat ook iemand met heel korte armen én klein postuur erbij kon. Mag ik dan nu niet eens een instituut aanbevelen, dat men alleen bereiken en goed beschouwen kan, als men eenigszins weet te gaan staan op een voetstuk? Eenige meters boven de sport der ontwikkelingsladder, waarop reeds onze betovergrootouders stonden? Er zijn, in het buitenland vooral, en niet 't minst onder de praktische Duitschers, verschillende groote patroons, die een fabrieksraad hebben op hunne werkplaatsen. Zulk een raad vervult ongeveer de taak van parlement, onder voorzitterschap van den werkgever. De werklieden zijn de kiezers van hunne vertegenwoordigers. En welke macht bezitten zij? De macht, welke hun toegekend is door de grondwet: het arbeidscontract. Verstaat mij dus goed. De fabrieksraad heeft niet de leiding van het bedrijf, hij heeft nier voor te schrijven, wat er gefabriceerd zal worden, op welke wijze, uit welke grond» stoffen, hoe een en ander zal worden gekocht en verkocht. De leiding der zaak blijft in handen van den werkgever. De fabrieksraad maakt ook niet het arbeidscontract. Dat moet eigenlijk de vakvereeniging doen, samen met den werkgever, of liever nog met diens eigen vereeniging. Maar de fabrieksraad is de vertegenwoordiger der arbeiders en tevens de rechterhand van den patroon. Velen laten aan dien fabrieksraad geheel en al over de opstelling van het fabrieksreglement. En, 't is niet te be* grijpen op 't eerste oog, hij maakt niet zelden bepalingen, die de patroon zelf er niet in zou durven zetten. En waarom kan hij dat? Omdat zij zijn de vertrouwensmannen van het personeel, en omdat daarom maatregelen, door hen noodig geoordeeld, veel eerder worden aanvaard door de overigen. 35 Staking en Uitsluiting. De fabrieksraad waakt over de naleving van het reglement, past eventueele straffen toe, maar zal zeer dikwijls de noodzakelijkheid van straffen voorkomen. Hij waakt over de zedelijkheid. Iets, wat de patroon dikwijls niet voldoende doen kan. Ik sprak nog dezer dagen een werkgever, die toevallig ontdekte, dat een meesterknecht zich met onmondige jongens der fabriek had schuldig gemaakt aan de zonde van Sodoma. Als daar een fabrieksraad had bestaan, — hij erkende dat, terwijl ik er niet naar vroeg, — zou zulk een misstand niet zoo lang hebben kunnen voortduren. Daarnaast kunnen zij den patroon voorlichten omtrent maatregelen, welke kunnen genomen worden voor de gezondheid en de veiligheid. Zij zullen werkelijk geen voorstellen doen, zooals velen er tot hun schrik zagen in het ontworpen Veiligheidsbesluit." Zij kunnen eindelijk den patroon op vaste tijden inlichten omtrent de gezindheid, ontevredenheid, wenschen en ver* langens van het personeel. Gij meent wellicht, dat een patroon, die zulk een fabrieks* raad gaat inrichten, reeds aanstonds de grootste voor* vechters met de grootste monden, als vertegenwoordigers van het werkvolk zou aangewezen zien voor leden van den fabrieksraad. Welnu, in den regel ondervindt men, dat die mannen, wanneer zij werkelijk als verstandige menschen behandeld worden, wanneer men met hen redeneert en niet begint met wantrouwen jegens hen te betoonen, spoedig hunne verantwoordelijkheid gaan gevoelen en voorbeelden zijn van gematigdheid en goeden wil. De werklieden zijn doorgaans met hun parlement zeer ingenomen, gevoelen zich meer aan de zaak gebonden, meer één met haar En daarom kon de liberale grootindustrieel C. F. Stork schrijven: «Slechts de lust tot samenwerking tusschen kapitaal en 36 Staking en Uitsluiting. arbeid in een industrieële onderneming kan leiden tot maatregelen in beider belang. De patroon moet gevoelen iets anders en beters te zijn dan de onbeperkte heerscher in zijn rijk, dan onverantwoordelijk eigenaar eener schoone bezitting. Hij beheert, maar moet van zijn beheer reken» schap kunnen afleggen aan de geheele gemeenschap, wier belangen hij door zijn handelingen bevorderen of bedreigen kan; hij is rentmeester van een eigendom, waarop hij slechts beperkte rechten kan doen gelden. De ondergeschikte van zijn kant moet in de zaak, waarvoor hij werkt, waaraan hij zijn bestaan dankt, iets meer zien dan de gelegenheid om zijn loon te verdienen; hij moet haar als de zijne leeren beschouwen en voor hare belangen opkomen als voor zijn eigene. Waar zulk een geest van samenwerking bestaat, behoeft men de toekomst niet donker in te zien, en kan men de hoop koesteren, ook zonder groote schokken tot maatschappelijke hervormingen te komen». Zou men niet zeggen, dat men hier den meest orthodoxen katholieken Socioloog hoort spreken? Ja, wie een fabrieksraad op zijn werkplaats instelt, geeft een weinig van zijn persoonlijke macht in handen van anderen. Maar wat maakt dat, indien men daardoor evenveel, en waar» schijnlijk zelfs méér bereikt? Wat is 't feitelijk anders, dan de leidsels overgeven aan een bekwaam koetsier, en zelf nog gemakkelijker zitten in het coupétje, warm en droog? Ik wenschte wel, dat er meer katholieke werkgevers, vooral onder de grootere, waren, die met dergelijke inrichtingen een ernstige proef namen, om praktisch te bewijzen de uitvoerbaarheid van idees, welke men zonder de minste ervaring te hebben, zoo lichtvaardig pleegt te verwerpen. Ik zou nu nog moeten spreken over de wijze, waarop eenmaal uitgebroken stakingen kunnen worden opgelost. Dat zal niet spoedig noodig zijn, als men de aangegeven voorbehoedmiddelen wil aanwenden. Staking en Uitsluiting. 37 De tijd wordt kort. Ik mag daar dan niet diep op ingaan. Maar daar straks sprak ik over de verzoeningsraden. Gij begrijpt, dat zij bij een uitgebroken staking veel goed kunnen doen, al was het maar door de partijen tot een ernstige bespreking bijeen te brengen. Slaagt een verzoeningsraad niet, of voorziet men, dat beide partijen zóó strak op hun standpunt zullen blijven staan, — en moet er toch een oplossing komen, dan neme men zijn toevlucht tot een scheidsgerecht. Ik zei 't reeds: zoolang men dat middel niet heeft beproefd, heeft men niet alle vredelievende middelen uitgeput en is men niet verantwoord, wanneer men een staking of uit» sluiting waagt. Evenzoo dient men, indien men de katholieke beginselen wil naleven, ook tijdens de staking voor een redelijk arbitrage*voorstel te vinden te zijn. Wie werkelijk overtuigd is van zijn goed recht, moet daarvan niet bang zijn. Wie een oprechte overtuiging bezit, voelt zich in staat, om ook anderen, in casu de scheidsrechters, tot diezelfde overtuiging te brengen. Welnu, wat vreest men dan, indien men meent, zuiver in zijn schoenen te staan? Er kan eenige moeilijkheid bestaan, om geschikte scheids* rechters te vinden, die aan beide partijen welgevallig zijn, omdat zij tegelijk deskundig en onpartijdig moeten wezen. En daaromtrent waren praktische adviezen te geven. Maar dit onderwerp zou een afzonderlijke voordracht moeten vullen, wilde ik het in al zijn breedte behandelen. Het zij dus genoeg, wanneer ik het voor mogelijke ge* vallen in Uwe ernstige overweging heb aanbevolen. Zoo ziet gij, dat er heelwat gedaan kan worden, om die noodlottige arbeidsconflicten te voorkomen of tot een ge* wenscht einde te brengen. Veel daarvan is nog te weinig gebruikelijk. Er bestaan daartegen nog te veel vooroordeelen. Maar de tijd staat niet stil, en mèt den tijd gaan ook onze ideeën vooruit. Wij zullen hier een meening moeten 38 Staking en Uitsluiting. prijsgeven, elders andere en betere kunnen bijwinnen. Al mag dan het thans behandelde niet onmiddellijk een kentering, voor zoover noodig, in Uwe ideeën hebben teweeggebracht; éénmaal ontmoet gij dat alles wel op Uwen weg. En ik zal 't mij tot een verdienste rekenen, wanneer ik eenig licht op dien weg vooruitgeworpen heb, en wat gij eenmaal ontmoeten zult of tegemoet gaan, voor U verschijnen zal als van ouds bekend. Het doordringen dezer ideeën brenge onze maatschappij spoedig dichter bij het zoo bij uitstek christelijke ideaal van: «Vrede aan de menschen van goeden wil».