Politieke en • - ; Sociale Studiën UITGEGEVEN ONDER TOEZICHT VAN Mr. P. J. M. AALBERSE. VIII 6 GABRIEL GARCIA MORENO • V NAAR MAXWELL SCOTT UITGEVERS-VENNOOTSCHAP fFUTURAi — LEIDEN Evulgetur. J. D. J. AENGENENT, Pr. Warmundae, die 19a Aprilis 1915. INHOUD. Bladz. Inleiding * 5 Hoofdstuk I. De jeugd van Gabriel GarciA Moreno 8 ,, II. Parijs 17 „ III. De strijd voor de vrijheid .... 23 >, IV. Pogingen tot hervorming . . .i . 32 V. De hereeniging van Ecuador met den H. Stoel 39 „ VI. MOSQUERA en MALDANO .... 45 „ VII. Nog eens urbina 52 „ VIII. Huiselijk leven 60 „ DC. De President 68 „ X. Werk voor de zielen 80 „ XI. Innerlijk leven 91 „ XII. De dood van Garcia Moreno . . 101 „ XIII. Besluit 110 INLEIDING. Aangaande ide vroegere geschiedenis van Ecuador, het laind dat de hooge eer geniet gabriel garcia moreno (onder zijn zonen te tellen, is zeer weinig bekend. In de vijftiende eeuw werd dat gedeelte van Zuid Amerika veroverd door de Incas van Peru, die ongeveer veertig jaren later door de Spanjaarden werden verjaagd. De Spaansche koningen vervulden in het eerst op de meest getrouwe wijze hun plichten jegens hun nieuwe bezittingen. Bisschoppen en priesters werden gezonden om'het geloof te verkondigen, en godsdienst en beschavinjgj werkten met vereende krachten om' allerwege voorspoed en welvaart te verbreiden. Deze gelukkige toefstand was niet van langen duur; reeds in de volgende eeuw onderging het land een treurige verandering. De wijze raadgevingen van Columbus omtrent de behandeling der mboorlinjgen, daar zoowtel als elders, werden) in den wind geslagen, en die ongelukkigen werden tën prooi (gelaten aan gewetenlooze gelukzoekers, alleen bedacht op winstbejag. Hun afpersingen en wreedheden decimeerden Ide inlanders, die nu vervangen werden door Afrikaansche negerslaven. De katholieke missiën werden atfgeschaft; eenige jaren later werden de Jesuiten en-, apdere religieusen uit het land verdreven, en de ongelukkige bevolking werd zonder een enkelen verdediger overgelaten aan de genade of ongenade van haar hardvochtige meesters. ^ 455 6 Tot wanhoop gedreven door de geweldenarijen waaraan (het blootstond, kwahii het volk eindelijk in opstand tegen het Spaansche gezag, dat zijn Zuid-Amerikaansche k(olofriië|n de een na de ander verloor, totdat bolivar de bevrijder, in 1817, voor goed een einde maakte aan de Spaansche heerschappij in het land. Helaas! De tirannie van Spanje werd gevolgd door de tirajninie der revolutie, en bolivar, onmachtig dien onstui|migen vloed te keeren, stierf met gebroken hart in 1830. Het geheele koloniale systeetal viel uiteen, en elke staat verklaarde zich tot een onafhankelijke republiek. Zoo ontstond de republiek van Ecuador. Het igrondgebied dezer republiek beslaat tweemaal de oppervlakte van Frankrijk en wordt begrensd, ten noorden door Colombia, ten zuiden door Peru, ten oosten door Peru en Brazilië, ten westen door den Stillen Oceaan. Het is verdeeld in drie departementen, onderverdeeld in tien provinciën, niet een bevolking' van ongeveer één mülioen, waaronder nog eenige onbeschaafde Indianenstammen in de dichte bosschen van het AndesIgiebergte. | Dit land, rijk gezegend door de natuur, was, tot de dagen van Moreno, bijna ontoegankelijk voor den gewonen reiziger. De formatie vertoont veel overeenkomst tmtet die van Peru; in het westen een smalle kuststrook, en dan oostwaarts een snel stijgend breed terrein gebroken door bergketenen, en in het midden een uitgestrekte hoogvlakte omringd door het machtige Andesgebergte. Van daar uit vloeien verschillende rivieren, die zich uitstorten in den zeeboezem van Guayas in het westen en in de Napo in het oosten. Onder de voornaamste bergen vinden wij de beroemde Chimboraso, ruim 6000 (M. hoog, gekroond met sneeuw en ijs; de vulkaan Pichincha, wiens brandende krater door humboldt be- 456 7 sdireven werd,! als het heerlijkste schouwspel, dat hij ooit gezien had, en de Cotopaxi, een andere vulkaan, die veel Igehjkenis vertoont met de Japansche Fugiyamx Quito, de hoofdstad van Ecuador, is gelegen op de oeWtrale hoogvlakte,, idrie duizend mieter boven den zeespiejgel, tón neemt de plaats in van een oude stad der Incas, (die tenteer dan een half rnaUioen inwoners zou geteld (hebben. Over dag heerscht hier een eeuwige lente, maar (de nachteh zijn koud, in (het {kustgebied zijn klimaat ën (plantengroei tropisch. Deze rijke strook land is dicht bezet met palmboomtón, cacaoplantages en tuinen voor ananassen, de fijnste ter wereld; en zelfs de onbebouwde velden schitteren in al de schoonheid der rijkste bloemen tooi. Dit is het land, en dit waren de maatschappelijke toeStajidtón, waarin de held van dit verhaal geboren werd, en het is dus gemakkelijk het antwoord te begrijpen, dat bif gaf aan een vriend, die hem eens vroeg een geschiedenis van Ecuador te schrijven: „Het zou gemakkelijker zijn er een te maken," zeide hij; en het was zijn voorrecht ook, dit te kunnen doen. 457 /. G ABRI EL GARCIA MORENO. Gabriel Garcia Moreno werd geboren te Guayaquil, een der voornaamste havensteden aan den Stillen Oceaan, daags vóór Kerstmis 1821. Hij was het jongste kind van Don Gabriel Garcia Gomez,, gen boortig uit Villaverde in oud-Castilië, en van donna Mercedes, dochter van Don Manuel Ignatius Moreno, ridder van de orde van Carlos III. Beide waren godvreezend, in groote achtinlg, en zeer gezegend in hun kinderen. Gabriel had vier broeders en drie zusters, die voor het grootste gedeelte hun bestemming1 reeds bereikt hadden, toen hij ter wereld kwam!. Zijn eigen kinderjaren werden overschaduwd door groot familieleed. Zijn vader onderging groote financieele verliezen en stierf plotseling, zijn familie achterlatend in komtmer en armoede. Gabriel, die zijn eerste opleiding ontvangen had van zijn moeder, was eerst kort geleden naar een college gezonden, maar zijn moeder was niet in staat de kosten van het onderricht te betelen. In deze groote moeilijkheid ondernam een vriend van de familie^ Pater betancourt, de opleiding van den knaap, en vond in hem een knappen en hoogst ijverigen leerling. Reeds op zeer jeugdigen leeftijd maakte Gabriel kennis met de politieke troebelen van zijn vaderland,, want vóór hij den ouderdom van negen jaar bereikt had, 458 9 werd voor de vierde rmaal in dat korte tijdsverloop de regeeringsvortm veranderd. Bombardementen en straatgevechten 'maakten hem aan gevaren gewoon, en droegen er toe bij, zijn aanvankelijk geringen moed te versterken. Het is opmerkelijk, dat hij, die eenmaal tot de dappersten der dapperen zou behooren, van nature vrees>aldhtig en bang was, een zwakheid, die zijn vader door straffe maatregelen hem leerde overwinnen. Zijn liefde tot zijn geboortestad was echter niet groot. Zinspelend op de veelvuldige opstanden die daar plaats vonden» zeide hij eens: „Ik ken slechts twee goede dingen in Guayaquil: mijn moeder...en de bananen." Zijn liefde tot zijne moeder was een van zijn overheerschende ka,rakitertrekken. j Toen de tijd voor hem aanbrak om de universiteit te Quito te gaan bezoeken, bood eene zuster van Pater BETANCOURT, die daar woonde, hem een kamer in haar huis aan. Hij begon zijn hoogere studiën in September 1836, en reeds in zijn eerste jaar slaagde hij er in, de achting en eerbied te winnen van zijn professoren eh de vriendschap van zijn medestudenten. Zijn studieplan omvatte wijsbegeerte, mathesis en de natuurwetenschappen, en hij werkte met zooveel ijver en spreidde zulke talenten ten toon, dat de regeering een studiebeurs ter zijner beschikking stelde onder voorwaarde, dat hij het profesr *»f <■ f>>»-üj Onder de studiën die hij van jongs af aan gevolgd had, bezat vooral de scheikunde groote aantrekkelijkheid voor hem, en zoodra hij in Parijs was aangekomen, was hij op zoek gegaan naar meesters, instrumenten en laboratoria. Hij genoot het groote voorrecht te worden aangenomen als leerling! door den beroemden geleerde Boussingatjlt, die twintig jaar vroeger Ecuador bereisd en zijn vulkanen bestudeerd had, (en zelfs den Ghim|borazo had beklommen. Deze professor had nog een anderen leerling, een Amerikaan, die reeds twee jaren zijn lessen gevolgd had, en zeide daarom) tot Moreno, dat hij het wel wat al te moeilijk zou vinden om dien mart 468 19 te kunnen bijhouden. „Ik zal mijn best doen", antwoordde de nieuweling en binnen weinige weken had hij hem ingehaald. Hij bestudeerde zeer ernstig de politieke, militaire, letterkundige en industrieele zijden van het FranSche leven, en bovenal de onderwijs-kwestie in de colleges, lycea en lagere scholen. Parijs, dat aan de wereld de grootste tegenstellingen aanbiedt*van goed en kwaad, schonk aan Moreno een gift van buitengewone waarde. In zijn verdediging van de Jesuiten had hij geschreven: „Ik ben Katholiek en ga er groot op een Katholiek te zijn," en hij had er bijgevoegd : „ofschoon ik mij zelf niet tot de vurige Christenen rekenen kan." En inderdaad, ofschoon hij te midden van het tumult van het openbare leven, en onder de overdrukke studiën, waaraan hij zich wijdde, een praktiseerend katholiek en een trouwe zoon der Kerk gebleven was, had toch zijn vroegere vroomheid veel Van haar warmte verlojren, en hoewel zijn geweten hem dikwijls verontrustte, had hij toch „het leven der ziel?' te veel uit het oog verloren. Het kwam terug op treffende wijze. Op zekeren dag wandelde hij met eenige landgenooten, ballingen gelijk hij zelf, in de tuinen van het Luxembourg. De godsdienstige gevoelens dier mannen verschilden geheel van de zijne, en zij brachten het gesprek op een persoon, dien zij gekend hadden, en die op zijn sterfbed geweigerd had de Sacramenten der Kerk te ontvangen. Sommigen hunner verdedigden dit gedrag, maar Moreno gaf als zijn meening te kennen, dat, indien afkeer van den godsdienst eenigszins verklaarbaar kan zijn gedurende het leven, met het oog op menschelijke zwakheid en de beslommeringen van het aardsche, deze toch in elk geval monsterachtig wordt als iemand op zijn sterfbed ligt. 469 20 De anderen deden nu een aanval op het Katholicisme en kwamen voor den dag met al de tegenwerpingen, die het ongeloof gewoonlijk aanvoert tegen de artikelen des geloofs; maar zij vonden thans dat Moreno tegen hen was opgewassen. Met sterk g%loof en onverbiddelijke logica verpletterde hij al hun argumenten en toonde hun niet alleen de waarheid, maar de grootheid en ideale schoonheid der christelijke leer. Hij sprak mei z«lk een geestdrift en bekwaamheid, dat een der toehoorders, ten einde de discussie te doen staken, hem' toevoegde: „Gij redeneert uitstekend, mijn waarde vriend, maar het komt mij voor, dat gij zelf de practijk van dezen schoonen godsdienst tamelijk verwaarloost. Wanneer 'zijt gij' voor het laatst wezen biechten?" Voor een oogenblik ontsteld, boog Moreno het hoofd, maar dan zijn ondervrager recht in het gezicht starend, antwoordde hij : „Gij hebt mij geantwoord met een argument tegen mijn persoon, dat u vandaag! misschien zeer krachtig toeschijnt, maar dat, op mijn woord van eer, morgen volkomen waardeloos zal zijn.''' Diep onder den indruk van het gebeurde keerde hij* naar huis terug, en dacht ernstig na óver de jaren die vervlogen waren sedert hij vol jeugdig vuur, aan de voeten van den bisschop van Guayaquil, zich aan den dienst van God had toegewijd. God had hem niet geroepen tot het Priesterschap; maar was hij toch niet verplicht Hem te dienen met geheel zijn hart en geheel zijn ziel? Vol berouw wierp hij zich op de knieën, bleef langen tijd in gebed verzonken, en ging dien eigen avond nog biechten. Den volgenden morgen ontving hij de Heilige Communie, God dankend voor de groote genade, die Hij hem geschonken had, door hem zijn nalatigheid en lauwheid te doen inzien. Van dat oogenblik af hervatte moreno al zijn oude 470 21 godvruchtige gewoonten, waarvan hij nooit meer zou afwijken, lederen dag woonde hij vroeg in den morgen de heilige Mis bij in St. Sulpice, en dagelijks bad hij den rozenkrans. Hij bezocht ook dikwijls de kapel van de „Missions Etrapgèfes , waar hij menig uur doorbracht in gebed, om die heldhaftigheid te verkrijgen, die niets "ter wareld vreest, zelfs den dood niet, als er sprake is vafti «trouwe plichtsvervulling. * ilij sloeg met groote belangstelling den loop der gebeurtenissen in Frankrijk gade en de veranderingen, die daar in de laatste jaren waren tot stand gekomen!. Het feit, dat de geestkracht van een enkel man zooveel had bijgedragen om de orde te herstellen na de verwarring van 1848, werd door hem niet over het hoofd gezien. Hij gevoelde, dat een krachtig, wijs, beleidzaam man, met Gods hulp, een natie kon verheffen, en hij smeekte om de noodige kracht en moed, ten einde zijn eigen ongelukkig vaderland te kunnen redden. Hij ontving buitengewoon veel licht en hulp door de studie van een boek, waarmede hij omstreeks dien tijd voor het eerst kennis maakte. Dit boek was de geschiedenis der Kerk, door ROHRBACHER, waarin hij die hooge opvattingen van nationale politiek vond, welke hij later zelf in staat zou zijn te verwezenlijken. Hij! zag, dat de Kerk de Koningin der wereld is, aan wie koningen en volkeren moeten gehoorzamen; dat Zij het hoofd is, en dat altijd harmonie moet bestaan tusschen Haar en den Staat, door de onderwerping van den Staat aan Haar." Hij begreep, dat Gods volk het recht heeft om geregeerd te worden op Christelijke wijze, en dat het niet kan beroofd worden van de Kerk, zonder tegelijkertijd ook beroofd te worden van vrijheid, vooruitgang en beschaving. Hij was diep onder den indruk van deze geschiedenis 471 22 en las de negen-en-twintig daeleti driemaal door, zoodat hij, dank aan zijn sterk geheugen, meermalen geheele bladzijden kon aanhalen, om zijn opinies kracht bij' te zetten. Zijn ballingschap was bijna ten einde, en hij' maakte zich 'gereed omi terug te keeren naar zijn vaderland, gerijpt en gesterkt voor den strijd die hem' wachtte? Wij kunnen dit hoofdstuk van zijn leven niet beter besluiten, dan niet eenige zinsneden uit Louis Veuillot's welsprekend getuigenis aangaande onzen held. „Alleen en onbekend, in een vreemd land, gesterkt door zijn geloof en zijn edel hart, bereidde garcia Moreno zich voor om het bestuur te kunnen aanvaarden, als Gods wil hemJ daartoe roepen zou. Hij leerde alles wat hij zou moeten weten om een natie te besturen, die eens Christelijk geweest was, maar nu bijna geheel tot 'onbeschaafdheid was vervallen.... Parijs, christelijk en tegelijk ongodsdiensti|g, biedt het schouwspel aan van een strijd tusschen de twee kampen. De toekomstige, President en toekomstige Missionaris van Ecuador zag dus goed en kwaad vóór zich. Toen hij terugkeerde naar het verre vaderland, had hij zijn keuze gemaakt. Hij wist waar hij waarachtige eer, waarachtige kracht, Gods waarachtige medewerkers vinden kon. Indien wij de plaatsen mogen aanwijzen, die zijn laatst vaarwel ontvingen, en waaraan hij het meest gehecht was, dan noemen wij zijn geliefde kerk van Saint-Sulpice en de nederige kapel der Missions Etrangères, waar hij gewoon was te gaan bidden voor zijn vaderland." 472 23 ///. DE STRIJD VOOR DE VRIJHEID. Terwijl Moreno zich op deze wijze voorbereidde voor zijn toekomstige verantwoordelijkheden, was de toestand van Ecuador bijna hopeloos geworden. Urbina voerde een waren krijg tegen den godsdienst, de priesters en de religieuzen. De kloosters werden in kazernes veranderd, alle kerkelijke stichtingen werden geseculariseerd, de lagere scholen werden afgeschaft, en de universiteit zelf werd ten ondergang gebracht doordat, volgens een nieuwe wet, de studenten een graad konden verkrijgen, zonder eenige studie en zonder examen. Urbina vormde en overheerschte beide wetgevende kamiers, en de verkiezing van eerlijke afgevaardigden werd nietig verklaard. In 1856, toen zijn Presidentschap geëindigd was, werd hij opgevolgd door generaal Roblez, wiens eerste daad bestond in het verleenen van amnestie aan politieke bannelingen en het geven van een vrij geleide aan Garcia Moreno, in de verwachting daardoor de volksgunst te winnen. Nauwelijks was moreno in zijn vaderland teruggekeerd, of allerlei eervolle posten werden hem' opgedragen. De gemeenteraad van Quito benoemde hem tot Alcade of oppersten rechter, en toen onmiddellijk daarna het rectoraat der universiteit openviel, kozen de professoren hem om dien gewichtigen post te bekleeden. Hij wijdde zich aan de taak om de universiteit weer op te heffen tot de positie harer waardig, moedigde den arbeid aan van professoren en studenten, en zat zelf voor bij de examens, zorgdragend dat geen promotie verleend werd dan aan degenen, die dit eerlijk verdienden. De faculteit der natuurwetenschappen bestond slechts 473 24 in naam De regeering „achtte proeven gevaarlijk en in elk geval veel te duur". moreno schonk daarom) aan de universiteit het volledig scheikundig laboratorium, dat hij voor zijb eigen gebruik uit Parijs had meegebracht, en gaf zelf de lessen in dit vak, dat in zijn land bijna onbekend was. Zijn leerlingen bewonderden al zeer spoedig zijn buitengewone kennis en talenten en zijn wondervol geheugen. Aan zijn dagelijksche lessen voor de studenten voegde hij nog openbare lessen toe," in welke hij door belangwekkende proeven aantoonde, hoe de wetenschap kon worden toegepast op landbouw en nijverheid, en hij deed dit op zulke wijze, dat zelfs de eenvoudigsten onder de toehoorders hem konden begrijpen. Iedereen bewonderde zijn genie en zijn toewijding aan de wetenschap, mlaar vooral de jongelui zagen tot hem op niet een geestdrift, die hen er toe leidde, zijn zaak te omhelzen en die van het vaderland, en hem trouw te blijven tot in den dood. De verkiezingen in Mei 1857 stélden hem' in de gelegenheid zijn groote levenstaak te beginnen. Ten spijft van felle bedreiging en publieke omkooperij, werd hij! door (zijn landgenooten afgevaardigd aan het hoofd eener nieuwe onafhankelijke partij. In de eerste bijeenkomst der Kamers kwam hij voor deh dag met drie zaken van het hoogste belang. Hij eischte de afschaffing der hoofdelijke belasting van de Indianen, waarin hij slaagde; vervolgens de sluiting der Vrijmetselaars-lolgles, en de herroeping van de volmachten, gegeven aan Urbina's regeering. Deze laatste eisch, gevoegd bij de beschuldigingen, door Moreno tegen hem ingebracht, deed Urbina in zulke woede ontsteken, dat hij aan een troep van zijn lijfwacht bevel gaf, den volgenden dag naar de 474 25 Kamer te gaan en zijn tegenstander gevangen te nemen, als hij het wederom zou wagen zijti politieke maatregelen aan te vallen. Dit plan werd spoedig ruchtbaar, en Moreno's vrienden smeekten hem' de zitting der Kamer niet bij te wonen. Het spreekt van zelf, dat deze man, die voor niets bevreesd was, daar niet van wilde hooren. Hij kwam ter vergadering, waar een groot aantal jonge patriotten zich reeds bevonden om hem zoo noodig te beschermen. Maar hij bleek volkomen tegen de omstandigheden opgewassen. Midden in een heftige aanklacht tegen de regeerinjg, hield hij eensklaps op, en wijzend op de soldaten, stelde hij in diepe verontwaardiging Urbina's snoode plannen aan de kaak, en geeselde hij de laaghartigheid der soldaten, die hadden toegestemd als moordenaars dienst te doen. Zijn woorden hadden zulk effect, dat die mannen bevend en ontzet de zaal verlieten. Kort te voren hadden urbina en roblez den oorlog verklaard aan Peru, en nu, onverschillig voor hun eigen impopulariteit en voor het feit, dat een verdeeld rijk onmogelijk een buitenlandschen vijand kan weerstaan, besloten zij de parlementaire regeering af te schaffen en de Kamers te ontbinden, na zich eerst te hebben geproclameerd tot dictators. Deze laatste stap leidde tot openlijken burgeroorlog. Den 4en April 1858 kwamen de troepen onder generaal Maldonado in opstand tegen de dictators, maar deze beweging!^werd aanvankelijk onderdrukt, totdat den ien Januari 1859 Quito de tirannie van Urbina en Roblez afwierp. Een voorloopig bestuur werd aangesteld, bestaande uit Garcia Moreno, die op dat oogenblik weder in ballingschap was in Peru, Carrion en Gomez de la Terre. Moreno's naam werd geplaatst aan het hoofd der driemanschap en geestdriftig toegejuicht door het volk. 475 26 De Kamers deelden het besluit mede aan provinciën, waar het bericht met vreugde werd ontvangen, zooals bleek uit de tallooze brieven, waarin trouw beloofd werd aan het voorloopig bewind. Hoewel de patriotten zich gelukwenschten met deze v«randering van zaken, begrepen zij toch, dat het veel gemakkelijker was de regeering om te zetten, dan strijd te voeren tegen de geharde soldaten, die het leger van Urbina en roblez vormden. Zij waren er van overtuigd, dat slechts één man aan die moeilijkheden het hoofd kon bieden; die ééne man was moreno; maar hij bevond zich in Peru en wist nog niets van de eervolle taak, die hem was opgedragen. Een vertrouwd persoon werd 'gezonden om hem mede te deelen, dat de keuze van het volk op hem was gevallen, en hem te vragen zich zoo spoedig mogelijk aan het hoofd te stellen van het leger der patriotten. moreno was de man niet om een zaak uit te stellen. Teneinde de hinderlagen van zijn vijlanden te vermijden, begaf hij zich naar Quevedo en kwam ijlings door bosschen en over de bergen naar Quito. Het was een tocht vol gevaren. Zijn gids stierf onderweg aan den beet eener slang. Twee dagen lang was hij den weg kwijt in het Cordillera-gebergte, en tot overmaat van ramp stierf ook zijn muildier. Uitgeput maar behouden bereikte hij eindelijk Quito, waar de patriotten hem vreugdevol begroetten als hun bevrijder. In Juni van hetzelfde jaar had de strijd plaats bij Tambuco. De nieuwe troepen van moreno waren niet bestand tegen de geoefende krijgers van Urbina en Roblez; zij werden volkomen verslagen, en moreno slaagde er alleen in zijn leven te redden, met behulp van kolonel Vintimilla, die hem dwong zijn paard te nemen, zeggende: „Vintimilla's zullen er altijd te vinden zijn, doch wij hebben slechts één Garcia Mo- 476 27 reno." Deze nederlaag nam geenszins den moed der patriotten weg; integendeel, zij bleven vol hoop en goede verwachting en ontvingen hun held met gejuich, toen hij in de hoofdstad terugkeerde. De strijd werd voortgezet^Generaal Franco, die het opperbevel voerde over de troepen der dictators, kwam nu tegen hen in opstand, en liet zich proclameeren tot President. Urbina en Roblez, zich nu geheel verlaten ziende, verlieten Ecuador zoo spoedig zij maar konden, na tien jaar lang hun tirannie over het land te hebben uitgeoefend. Het was nu de taak van Moreno om ook Franco te verdrijven, maar dit was volstrekt niet gemakkelijk, daar hij geen wapenen en slechts weinig troepen bezat. Hij zette zich echter aan het werk met zij)n bekende energie, herschiep een katoenfabriek in een arsenaal, en oefende zijn manschappen van den ochtend tot den avond. Hij begaf zich ook naar Castilla, den President van Peru, teneinde de crisis af te wenden,welke Urbina door zijn roekeloosheid veroorzaakt had. castilla echter eischte een afstand van grondgebied, dien Moreno verontwaardigd van de hand wees. Op zijn terugreis van deze vruchtelooze onderhandelingen ontsnapte hij ternauwernood aan groot gevaar in het stadje Riombamba, dat bezet was door troepen, die franco had omgekocht om Urbina te verraden. Te middernacht omsingelden deze soldaten het huis waar Moreno vertoefde, namen hem gevangen, en dreigden hem den volgenden dag te zullen doodschieten, indien hij niet schriftelijk zijn ontslag indiende als hoofd van het voorloopig bewind. Daarna werd hij opgesloten onder bewaking van een enkel soldaat. Moreno dacht eenigen tijd na, bad tot God om hem te helpen, wendde zich toen tot zijn bewaker, die hem niet kende, vertelde hem 477 28 wie hij was, en vroeg den man hem' in vrijjheid te stellen. De soldaat wierp zich voor hem op de knieën, vroeg zijn vergiffenis en hielp hem om te vluchten. moreno reed nu naar Calpi, waar een generaal verbleef die hem trouw was, verzamelde een troep soldaten en keerde haastig terug naar Riombamba. De kleine bezetting daar was dronken of in slaap en werd zonder veel moeite gevangen genomen; de belhamels werden voor den krijgsraad gebracht, schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Doodelijk vermoeid en vol bezorgdheid over den toestand des lands kwam Moreno te Quito terug, teneinde een nieuwen veldtocht te beramen tegen generaal Franco. De President van Peru verscheen nu met zesduizend man aan de monding van de rivier Guayas, waar franco hem toestond aan land te gaan. Moreno trok nu op tegen Franco, dreef hem voor zich uit en noodzaakte hem zich terug te trekken binnen de provincie van Guayaquil, waar hij steun vond bij Castilla en de troepen van Peru. Daarop keerde hij terug naar zijn hoofdkwartier te Guaranda, teneinde van daaruit over de Cordüleras den vijand aan te vallen. De tijding dat Franco een overeenkomst had geteekend, waarbij een groot gedeelte van Ecuador aan Peru werd afgestaan, zette hem aan om snel te handelen. Toch wilde hij eerst beproeven alle verder bloedvergieten te voorkomen. Hij zond een brief aan franco, waarin hij voorstelde, dat, om een burgeroorlog te voorkomen, beiden afstand zouden doen van hun positie en in ballingschap zouden gaan, de regeering overlatend aan het voorloopig bewind. „Indien gij dit voorstel aanvaardt," schreef hij, „dat u in staat stelt de grenzen van ons gebied ongeschonden te laten, zonder te kort te doen aan uw eer, zal ik onmiddellijk mijjn ontslag in- 478 29 dienen en het land verlaten. Ik zou mij schamen u dit offer te vragen, zoo ik niet bereid was zelf het voorbeeld te geven. Deze vrijwillige ballingschap voor het welzijn van mijn land, is genoegzame voldoening voor mijn ambitie. Op deze wijize zullen de ellendige lasterpraatjes, die uw bladen in Guayaquil dagelijks tegen mij uitstrooien, volkomen weerlegd zijn." Niettegenstaande de pogingten van het geheele „corps diplomatique" om) moreno's edelmoedig aanbod te steunen, weigerde Franco met de meeste beslistheid. Eenigen tijd daarna zond castilla het grootste gedeelte zijner troepen terug naar Peru, maar bleef zelf te Guayaquil, met een gedeelte der vloot, ten einde den loop der gebeurtenissen te volgen. De verhouding tusschen de beide legers was daardoor meer evenredig geworden, en dit voordeel werd nu ontzaglijk vergroot, door het onverwachte maar zeer welkome aanbod van generaal flores. Deze oude krijgsman, getroffen door den treurigen toestand van zijn vaderland, zette zijin ouden wrok en de gedachte aan zijn ballingschap op zij, en bood zijn diensten en zijn zwaard aan moreno, die met vreugde zijn hulp aanvaardde, en hem vroeg het opperbevel over het leger op zich te nemen. flores kwam inderdaad op het tijdstip, waarin zijn militaire talenten en ondervinding onschatbaar waren. Hij voorzag Franco's voornemen om het binnenland in te trekken, en besloot dit te voorkomen. Een drievoudige taak lag voor hem. Hij moest de Cordilleras overtrekken, een leger weerstaan dat sterker was in manschappen en artillerie dan het zijne, en het beleg slaan om Guayaquil. Door een serie van snel uitgevoerde flankbewegingen joeg Flores de vijandelijke voorhoede voor zich uit, en door een geforceerden 479 30 marsch langs onbekende paden door de dichte bosschen, verraste en versloeg hij Franco te Babahiayo, een klein stadje aan den voet van het gebergte. Franco vluchtte, trok terug naar Guayaquil en verklaarde deze plaats tot een vrijstaat onder de bescherming van Peru. Een maand later verschenen Moreno en Flores met hun leger voor Guaqayuil. De stad, beschermd aan de rechterzijde door de rivier Guayas, aan de linkerzijde door een zoutwater moeras, en in het midden door een zwaar versterkten heuvel, scheen onneembaar. Gedurende meerdere dagen maakte Flores schijnbare voorbereidingen voor een aanval op de versterking, en Franco plaatste zijn geschut in zulk een positie, dat de vijand reeds bij den eersten aanval zou vernietigd worden. Op den avond van den 22en September gingen de bewoners van Guayaquil naar bed, in de verwachting, dat de aanval den volgenden dag zou plaats hebben. Maar te middernacht sloop het geheele leger van Flores, uitgezonderd een regiment lanciers en een batterij, naar het zout-moeras, ten einde daar door heen te komen en de stad aan te vallen van de zijde, waar zij het aUerminst verwacht werden. Het plan gelukte volkomen. Zoo stil mogelijk en met groote inspanning bereikten de manschappen de overzijde. Vol slijk en bloedend aan beenen en voeten namen zij een korte rust. Moreno en Flores waren zelf aanwezig en werkten uit alle macht om de kanonnen over te brengen. Om vier uur in den mtargen werd de aanval geblazen. De soldaten, wel bewust dat hun geen terugtocht open stond, en dorstend naar wraak voor al het onrecht hun vaderland aangedaan, vochten als leeuwen, en de vijand nam spoedig de vlucht onder bescherming zijner batterijen. Om negen uur vluchtte Franco aan boord van 480 31 een Peruaansch schip, met achterlating van zijne manschappen, de meesten zijner officieren, zes en twintig stukken geschut en al zijn ammunitie en voorraden. De overwinning was volkomen en maakte een einde aan den strijd, die vijftien maanden geduurd had. De inneming van Guayaquil bracht groote vreugde over geheel Ecuador, en ten einde dit feit zijn ware beteekenis te geven, besloot moreno, dat de moderne vlag van Ecuador, zoo onteerd door verraad, uit het land moest verdwijnen, tegelijk met de verraders die haar gedragen hadden. pDeze vlag", schreef hij in zijn plechtig decreet, „die door onwaardige handen gedragen en met onuitwischbare smetten bevlekt is, moet plaats maken voor de oude vlag, gedrenkt in het bloed onzer helden, de vlag die altijd smetteloos was, altijd overwinnend, de echte trophee van onze nationale glorie. Van nu af aan zal de edele vlag van Golumbia wederom de vlag zijn van onze Republiek." Zooals wij konden verwachten welden nog hoogere gedachten dan deze in den geest van Moreno op. Hij zag in deze overwinning een klaarblijkelijke gunst van den Almachtigen God, en verlangde dat deze dag voor immer zou voortleven in het geheugen des volks. De zege was bevochten op den 24en September, den feestdag van „O. L. Vrouwe tot vrijkoop van slaven", en hij vaardigde een decreet uit,waarin werd vastgesteld, dat: om dank te brengen aan de Moeder van den Goddelijken Verlosser en om hare hulp te verkrijgen voor de toekomst, het leger der Republiek voortaan zal staan onder de bijzondere bescherming van O. L. Vrouw tot vrijkoop van slaven, en telken jare, op dezen grooten herinneringsdag, de regeering en het leger officieel zullen deel nemen aan de heilige diensten der. Kerk." 32 IV. POGINGEN TOT HERVORMING. Nu wederom! vrede heerschte in het land bleef de groote taak over om een krachtige en blijvende regeering te vormen. De vertegenwoordiging der Republiek, bestaande uit ongeveer veertig personen, Was volkomen eenstemmig in haar bewondering voor Garcia Moreno, maar overigens heerschten op alle punten de meest uiteenloopende meeningen. Onder de vertegenwoordigers was ook generaal Flores, wel oud, maar toch nog een schitterend figuur. Zijn ambtgenooten konden zijn vijftienjarig despotisme en de nederlaag van Elvira niet vergeten, maar zijin jongste edele vaderlandsliefde en de invloed van moreno, die in hem alleen den oud-strijder wilde zien van den onafhankelijkheidsoorlog, maakten dat hij benoemd werd totvoorloopig President van het bijeengekomen congres. Zijn oude misslagen bleven sommigen toch voor den geest zweven, en bij zekere gelegenheid, toen Flores verklaarde „dat hij niet alleen het congres, maar ook het land zou verlaten," indien een maatregel die was voorgesteld, niet de vereischte meerderheid verkreeg, antwoordde een jeugdig afgevaardigde: „Mijnheer de President, dat zou de grootste dienst zijn, dien u aan het land kon bewijzen." Na dat, indien hij slagen wil, hij Kruisen moet oprichten. Overal waar een Kruis geplant wordt, vergadert spoedig een kleine bevolking, al zou het zijn op den top van "Sen Chiml- 494 45 borazo. Uw* diocesen zijn te groot om door één man te worden geadministreerd. Wij zullen drie nieuwe bisdommen oprichten, en Wij zullen aanteekening maken van dit plan in het Concordaat. Gij hebt in deze zaak geen volmacht, maar Ik ken garcia moreno. Zeg. hem, dat de Paus dit verlangt, en dat is genoeg voor hem." Toen Moreno dit voornemen van den H. Vader vernam, Was hij grootelijks Verheugd en zijn ministers bijeenroepend, zeide hij hun: „Het is Godzelf, die ons door Zijn Plaatsbekleeder deze gedachte instort; wij) moeten haar onmiddellijk verwezenlijken." De gemeentebesturen van Havra, Riobamba en Loja, de steden gekozen als zetels voor de nieuwe bisdommen, ontvingen dit (nieuws met groote geestdrift, en Moreno, die nooit den tijd liet verloren gaan, zond eenige dagen later de topografische plannen der nieuwe diocesen naar Rome. Deze en dergelijke maatregelen werden begroet met blijdschap door alle goede katholieken van Ecuador, maar, zooals kon verwacht worden, werd de President het mikpunt van een stortvloed van beleedigingen van den kant der liberalen en radicalen. Moreno het hen razen en ging kalm zijns weegs, met alle krachten arbeidend aan den wederopbouw van zijn vaderland. VI. MOSQUERA EN MALDANO. Terwijl deze hervormingen werden doorgevoerd, sterk gewraakt door Moreno's tegenstanders, greep een incident plaats, dat wel zijn vurig en ridderlijk karakter in een helder daglicht stelde, maar toch noodlottige gevolgen had en veel opspraak verwekte. 495 46 In 1862 brak in de naburige staten van 'Cèlumbia een burgeroorlog uit, aangestookt door generaal MOSQUERA, een voorvechter ujt den strijd om de oriafhankehjkheid, dié zich nu aan het hoofd had gesteld van de radicale partijen in den staat Granada de regeering dwarsboomde,. Teneinde hem' het hoofd te bieden, riep President Ospina de hulp in van Senor JüLIO ARBOLEDA, die te Parijs vertoefde, maar terstond naar Granada terugkeerde. Arboleda behoorde tot een oude aanzienlijke familie, was een beroemd krijgsman, een schitterend redenaar, en had veel weg van Garcia Moreno. Inderdaad, die twee schenen bestemd om vrienden te zijn. Na een vruchtelooze poging om Sammarta te verdedigen, haastte Arboleda zich naar de provincie Cauca, teneinde de inwoners aan te moedigen in hun verzet tegen Mosquera, die nu meester was van Bogota en daar den godsdienst hevig vervolgde. Moreno en de geheele bevolking van Ecuador sympathiseerde volkomen met arboleda, tot een ongelukkig incident plaats had. Eenigen van Arboleda's troepen, die de Rio Carcli waren overgetrokken om een aantal van MosQUERA's manschappen te vervolgen, verwondden den vertegenwoordiger van Ecuador, die juist wüde protesteeren tegen het overschrijden der grenzen, en deden een aanval op de grenswacht. moreno, altijd bezorgd voor de eer van zijn land, en wel wat al te gevoelig getroffeb door deze onwillekeurige beleediging, schreef een scherp protest aan Arboleda, eischte onmiddellijk voldoening, en zond een kleinen troep beproefde soldaten naar de plaats van het conflict, „om' de onschendbaarheid en eerbiediging der grenzen te waarborgen". arboleda pleitte in zijn antwoord verzachtende omstandigheden en volkomen afwezigheid van boos opzet aan den kant 496 47 zijner manschappen, en weigerde de gevraagde voldoening te geven. MORENO, verontwaardigd over deze zaak, die hij beschouwde als een beleediging van de eer van zijn land, en onwillig om te luisteren naar de afkeuring van eenige zijner landgenooten en vrienden, besloot in eigen persoon genoegdoening te gaan eischen van ARBOLEDA, die, naar zijn vaste overtuiging, hem) deze niet zou weigeren. Het eischte zelfs meer dan zijn gewonen moed en vastberadenheid om op dat oogenblik zulk een tocht te ondernemen, want hij was lijdend aan een ernstige wond. Bij den aanleg van een nieuwen weg, waarover hij zelf toezicht uitoefende, had hij zich met een bijl in het been geslagen. De wond was hevig ontstoken en de geneesheeren, die haar voor gevaarlijk hielden, hadden volstrekte rust voorgeschreven. Een reis te paard werd daarom onmogelijk geacht, maar MORENO, die zelf de heelkunde bestudeerd had, stelde voor, dat de wond zou worden gecauteriseerd, en daar de doktoren weigerden de verantwoordelijkheid van zulk een gevaarlijk middel op zich te nemen, nam bij zelf een staaf gloeiend ijzer en legde die kalm' op de wond. Een paar dagen later was deze geheeld en MORENO maakte den rit van drie dagen naar Concli. Toen hij deze expeditie ondernam!, had hij nauwelijks eenig voornemen om te vechten, maar wenschte hij alleen een demonstratie te maken om te doen zien, hoe ernstig zijn eisch om voldoening gemeend was. ARBOLEDA echter, die volstrekt niet voornemens was eenige voldoening te schenken, trok naar de grenzen met een aanzienlijk getal soldaten, weigerde MORENO's verzoek om het geschil in der minne te beslechten, en viel de geringe macht der Ecuadoranen aan, die na dapperen 497 48 tegenstand Voor de overmacht moesten bukken. Zoodra de aanval begon, had Moreno, gevolgd door eenige weinige manschappen, een charge gemaakt dwars door den vijand heen, sabelend langs alle kanten, ongedeerd door de kogels, die op verschillende plaatsen ziin kleederen doorboorden. Daarna wendde hij den teugel en keerde langs denzelfden weg terug, zonder dat iemand hem durfde tegenhouden. Hij zou gemakkelijk hebben kunnen ontsnappen, maar met de ridderlijkheid, hem eigen, gaf hij zich gevangen aan een officier, zeggende: „Breng mij naar uw kommandant; ik wensch hem mijn zwaard te overhandigen." arboleda was verbaasd over dit grootmoedig gedrag, behandelde Moreno met grooten eerbied, gaf hem zijn zwaard terug en verklaarde zich bereid om terstond over den vrede te onderhandelen. De twee groote mannen, die zich oprecht met elkaar verzoenden bij hun eerste onderhoud, betreurden de omstandigheden, die deze oneenigheid tusschen hen hadden veroorzaakt, juist nu zij samen moesten werken tegen de revolutie, den gemeenschappelijken vijand van beider vaderland. Zij sloten een verdrag van vriendschap, en Moreno keerde terug naar de hoofdstad. De revolutionaire partij, die nooit lang werkeloos bleef, bereidde een nieuwen aanval voor op den President, en werd hierin geholpen door den hatelijken Urbina en een nieuwen bondgenoot Mosquera. Deze laatste heerschte nu als een waar tiran over Granada, voerde een woedenden strijd tegen de Kerk, en zond zelfs den eerbiedwaardigen Aartsbisschop Herrau van Bogota, nog al een bloedverwant van hem, in ballingschap. Om deze vervolging der Kerk werd hij door Pius IX geëxcomiwuniceerd. Het was Mosquera's plan een nieuwe republiek te stichten, bestaande uit Nieuw-Granada, Vene- 498 49 zuela en Ecuador, waarin hij zelf de opperste leiding zou hebben. Hij stelde dit plan voor aan Moreno, die, zooals wij' gemakkelijk kunnen begrijpen, zijn voorstel met verontwaardiging afwees. Mosquera wachtte echter zijn tijd af, en de bijeenkomst van het Parlement van Ecuador in 1863 schonk hem' de gewenscbte gelegenheid. Hij wist, dat het Concordaat aanleiding zou geven tot heftige discussies. Het grootste gedeelte van het Congres was er nu op tegen, en zelfs goedgezinde personen, beïnvloed door Moreno's vijanden, begonnen het te beschouwen als een groote fout. Moreno's presidentieele boodschap had geheel het karakter van een ultimatum. Hij somde op, al wat hijl in de twee jaren van zijn presidentschap had tot stand gebracht, en rechtvaardigde ten volle de noodzakehjlF heid van het Concordaat, om vrijheid terug te geven aan de Kerk. (Hij eindigde met deze woorden: „Indien de meerderheid van dit Huis mijn regeeringsdaden afkeurt, dan zal ik terstond afstand doen van mijn waardigheid, God biddend mij te doen vervangen door een magistraat, die het geluk zal hebben de rust en den toekomstigen voorspoed der Republiek te verzekeren." Het Congres opende met een verwoeden aanval op het Concordaat, maar toen de crisis op handen scheen, verklaarde "mosquera plotseling den oorlog aan Ecuador. Wel bewust, dat hun eenige hoop lag in Garcia Moreno, wendden zelfs zijn bitterste tegenstanders zich tot hem, als hun leider, en het Concordaat was gered. De nieuwe oorlog begon met tegenslag voor Ecuador. Tot groote ontzetting van het geheele land, werd generaal flores verslagen in den slag van Cuaspad. In een roerende proclamatie riep moreno zijn volk te wapen, en als antwoord had hij zeer spoedig een leger 499 5o van 8000 man bijeen, vastbesloten te overwinnen of te sterven voor hun geloof, hun land en hun gezinnen. Toen Mosquera deze patriotische beweging zag, verloor hij den moed en deed hij vredesvoorslagen. Een poginjg van Urbina, om een nieuwen opstand te bewerken, werd intijds de kop ingedrukt, en het gevaar was voorbij. mosquera keerde naar Nieuw-Granada terug, en werd kort daarop door het verbitterde volk uit het land gejaagd. Uitgeput door den oorlog tegen den buitenlandschen vijand en door de oppositie in zijn eigen land, begon Moreno zich af te vragen, of het menschtehjkerwïjze Imogehjk was den strijd vol te houden, en in Januari 1864 kwamen de vooruitzichten hem zoo hopeloos voor, dat hij zijin voornemen te kennen gaf om zich terug te trekken in het private leven. Een ware stormt van protesten en verzoekschriften brak nu los, zoodat hij zich' verplicht zag zijh plan te laten varen; maar nauwelijks had hij dit besluit kenbaar gemaakt, toen zich wederom een nieuwe moeilijkheid voordeed. Deze had haar oorsprong in een schandelijk vonnis van het hooggerechtshof, waarbij de samenzweerders, die een opstand in Ecuador hadden aangestookt om Mosquera te helpen, van landverraad werden vrijgesproken. Terecht verontwaardigd, diende moreno zijn ontslag in bij het Congres, zeggende: ,,Nu het hoogste gerechtshof alle recht en wet met voeten heeft getreden, door erkende verraders onschuldig te verklairen, blijft mij niets anders over dan mijfn ambt neer te leggen. Mijn liefde voor het vaderland en mijn eer dwongen mij op mijn post te blijlven, toen het land door den vijand bedreigd werd, maar nu de vrede hersteld is, kunt gij mij niet beletten, een weinig rust te zoeken in het ambtelooze leven. Indien ik fouten begaan heb in de uitoefe- 500 5i ning mijner macht, dan zijt gij mijne rechters. Indien gij oordeelt, dat ik niets verzuimd heb, wat tot den voorspoed der Republiek kon bijdragen, dan zal mij de voldoening overblijven van mijfa plicht te hebben gedaan, en dat is de eenige voldoening die ik zoek." Deze woorden maakten diepen indruk op het Congres, dat met algemeene stemmen weigerde zijn ontslag te aanvaarden, en zijn stem gaf aan al de veranderingen in de constitutie, die moreno verlangde. Ecuador wilde niets hooren aangaande een verandering van President, maar de partij van vrijmetselaars en socialisten besloot, nu alle andere middelen faalden, den man te vermoorden, dien zij op geen anderé wijze uit den weg konden ruimen. Met dat doel werd een complot gesmeed onder leiding van generaal Thomas Maldano; maar Moreno werd dienaangaande ingelicht en ging zelf naar Guayaquil, waar hij de samenzweerders gevangen nam. Dezen keer veroordeelden de rechters de verraders, zooals het behoorde, maar Moreno schonk hun vergiffenis, nadat zij een eed gezworen hadden van trouw voor de toekomst. Drie maanden later beraamden zij weer een aanslag op zijn leven, doch daags vóór de uitvoering maakte een hunner, door berouw gedreven, de zaak bekend aan den President. Maldano ontkwam voor het oogenblik; maar een bende van revolutionairen kwam van alle kanten het land binnen, terwijl Urbina, met behulp van Peru, te Payta aan land kwam' en dé kust platbrandde. moreno bewaarde onder dit alles zijn kalmte, organiseerde de verdediging en oefende zijn troepen,, Vastbesloten liever te sterven met zijn volk, dan voor de revolutie te bukken. Den 24en Augustus werd Maldano eindelijk gevangen genomen en in ketenen naar Quito gebracht, waar hij zes dagen later werd opgehangen, na zich eerst met Soi 52 God te hebben verzoend, op dringend verzoek van den man, wiens dood hij gezocht had. Na den dood van Maldano eischte Urbina andermaal al de aandacht der regeermg. Vergezeld van vijf a zeshonderd man, nam hij bezit van de stad Machala en proclameerde zich daar tot bevrijder. Gesteund door zijn drie vrienden, Roblez, Franco en Leon, trachtte hij zijn revolutionairen tocht voort te zetten van stad tot stad, tot hij eindelijk Quito zou bereiken. De bandeloosheid' zijner troe^n joeg echter het volk zulk een schrik aan, dat allen hem ontvluchtten, en slechts weinigen zich lieten overhalen gemeene zaak met hem te maken. De President vaardigde een proclamatie uit, waarbij urbina en zijn handlangers buiten de Wet werden geplaatst, en tevens werd bekend gemaakt, dat, ingeval vjij werden 'gevangen genomen, zij als bandieten zouden worden behandeld. Dit dreigement had ten gevolge, dat Urbina en Roblez het land ontvluchtten. Franco en leon bleven nog eenigen tijd, maar toen zij bij Santarosa een Volslagen nederlaag hadden geleden, volgden zij de overigen in ballingschap, i) VII. NOG EENS URBINA. Na vier jaren van strijd genoot het land een tijdelijken vrede, maar de naderende verkiezingen baarden moreno groote bezorgdheid. Zijn termijn als President liep volgens de constitutie ten einde, en bij verlangde n Generaal FLORES stierf gedurende dezen veldtocht Ofschoon reeds in zeer w^fcnd™lge»5dhe!d.toeft.nd .™W%ï«*S^n£«iïS?&% 502 53 terecht naar een welverdiende rust, maar hij kon het niet voor zich verbergen, dat de toekomst vol gevaren was. „Een kapitein, die zijn schip door vele stormen heeft heengebracht, en het herhaaldelijk van schipbreuk heeft gered, kan het niet zonder angst en vrees aan onbedreven handen overlaten." In een schrijven dier dagen aan een vertrouwd vriend geeft' hij in de volgende woorden zijn bezorgdheid te kennen: „Zelfs indien de constitutie mijn herbenoeming toestond, zou ik daarin niet willen toestemmen, want die noodlottige constitutie van 1861 lokt ongeregeldheden uit, zonder de regeering macht te geven om' ze te onderdrukken. Hieruit volgt, dat in dreigend gevaar de regeering, teneinde het land te redden, genoodzaakt is zich boven de wet te plaatsen, en dat zij in kleinere gevaren alles maar moet dulden, en dus de gemeenschap langzamerhand dieper en dieper moet laten wegzinken'. Ik voorzag dit reeds in 1861, en zal er altijd berouw1 van hebben, dat ik een ambtelijke macht aanvaardde, die zoo gebonden is. Omdat ik groot vertrouwen heb op God, geloof ik, dat Ecuador eenmaal dezen staat van zaken zal te boven komen, maar dat zal alleen zijn na een langere of kortere periode van bloed en ellende, als de wetgevers hun utopistische dwaasheden moede en van hun schuldige vergrijpen tegjen het stervend lichaam der natie afziend, de gezonde rede als leidsvrouw zullen volgen. De logica van het kwaad is onverbiddelijk. Wij zullen nu moeten boeten voor de fouten der wetgevers van 1861." Het was voor Moreno volstrekt geen offer, zijn waardigheid als President neer te leggen, maar hij was yast besloten alles te doen wat in zijn vermogen lag om te maken, dat zijn volk een wijze keuze zou doen ten aanzien van zijn opvolger. 503 54 Hij was volstrekt de meening niet toegedaan, dat een regeering lijdelijk zou toezien bij verkiezingen; hij achtte het haar plicht, het volk voor te lichten en geschikte candidaten voor te stellen. Deze beginselen volgend» stelde Moreno aan de kiezers voor: Don Jeronimo carrion, een eenvoudig en godsdienstig man, een stoere werker, een vriend van orde, en een onverzoenlijk tegenstander der anarchisten. De oppositie nam als candidaat Don Manuel Gomez de la torre, een man van zulke wisselende politieke opinies, dat hij achtereenvolgens minister was geweest onder rocca en urbina, en deel had uitgemaakt van de provisioneele regeering met Moreno zelf. Het resultaat der verkiezingen op 19 Mei was een overwinning voor moreno en de zaak van orde, want carrion kreeg een overweldigende meerderheid van 25.000 stemmen tegen 8000 uitgebracht op de la torre. De nieuwe President was nu wel gekozen, maar mocht volgens de constitutie zijn ambt niet aanvaarden vóór het volgend jaar. Intusschen moest moreno nogtaaals het land verdedigen tegen de kuiperijen van generaal Urbina. Dit laatste en trillende incident had plaats onmiddellijk na de verkiezingen. Op den avond van den 31 en Mei verborgen vijftien van Urbina's aanhangers zich op een eiland van de rivier Guayas nabij Camborrodden. Onder aanvoering van een zekeren José marcos gingen zij aan boord van de stoomboot Washington, die urbina had uitgerust. Toen de duisternis gevallen was, zakten zij de rivier af tot Guayaquil, naderden behoedzaam de Guayas, het eenige oorlogsvaartuig van Ecuador, sprongen aan boord, vermoordden den kapitein en de be- 504 55 inanïiing, en vervolgden toen hun tocht naar de zee, het gekaapte vaartuig met zich voerend. Den volgenden morgen ontdekte men de Washington en de Guayas, met nog een derde schip, de Bernardine, voor anker op de reede van Tambelli, eenige mijlen van Guayaquil, met Urbina, Roblez en een paar honderd Peruvianen, als aanvoerders en leden der expeditie. Moreno bevond zich te Chillo, zijn Haciënda nabij Quito, waar hij eenige dagen rust was gaan zoeken, maar zoodra het nieuws hem bereikte, vertrok hij terstond naar het tooneel van den strijd. In drie dagen legde hij den afstand af tusschen Quito en Guayaquil, en verscheen onverwacht als een donderstorm voor den vijand, dien hij naar zee wilde jagen, maar hij had geen schepen. De tijdige aankomst van een Engelsche stoomboot, de Talca, redde hem uit den nood. Hij kocht haar terstond voor de ontzaglijke som van zesmaal honderdduizend gulden, en wapende haar met vijf zware kanonnen en de noodige amlmlunitie. Zelf koos hij 270 man, en het bevel op zich nemend, verliet hij Guayaquil den 25en Juni des avonds. Den volgenden morgen kreeg hij den vijand in 't gezicht, die hem al spoedig begroette met een hevig vuur. De kleine Talca stoomde onverschrokken voort, en eerst vurend toen zij dicht bij was gekomen, kwam zij ter zijde Van de Guayas. Moreno's mannen enterden haar en joegen spoedig de bemanning over boord. De Bernardino en nog een andere schoener gaven zich over zonder heel veel verzet, en nu was er nog alleen de Washington, waarop Urbina, Roblez en hun officieren en soldaten zich bevonden. Dit laatste schip lag zeer dicht aan den wal en al de opvarenden, verbaasd en verschrikt door het verlies der andere schepen, sprongen overboord met Urbina aan bet hoofd en zochten schuilplaats in de 505 56 bosschen. Drie dagen later bevond het overschot dezer bandieten zich in Peru, en zoolang moreno leefde werd Ecuador niet meer door hen verontrust. De terugkeer naar Guayaquil bracht groote opschudding teweeg'. De inwoners stroomden saam om te zien wie de overwinnaars waren, en sonilmigen geloofden zelfs dat Urbina in triomf terugkeerde. De spanning1 was ten toppunt gestegen, toen eindelijk moreno gezien werd, staande op de brug van de Talca. Een daverende vreugdekreet steeg op uit het volk en al de kerkklokken zonden haar jubel uit over de stad. Een schaduw werd over de overwinning geworpen door de noodzakelijkheid om eenigen te moeten straffen, die aan den opstand hadden deelgenomen. Ongelukkigerwijze had men aan boord van de Washington brieven gevonden, die het verraad bewezen van een voorname persoonlijkheid in Guayaquil. Een ander daarenboven had alles geweten aangaande de samenzwering en het stilzwijgen bewaard, en het was de onafwijsbare plicht van den President om die menschen voor het gerecht te brengen, eer hij de stad kon verlaten. Men verhaalt, dat Moreno's hoogbejaarde moeder een poging deed om tusschenbeide te komen voor een der beschuldigden, maar haar zoon antwoordde diep bewogen : „Moeder, vraag mij, wat ge wilt, maar geen daad van zwakheid, die noodlottig zou zijn voor het land.'1' De terugkeer naar de hoofdstad was een ware triomftocht. Verslag uitbrengend over de expeditie, wat hij deed in zeer weinig woorden in den Senaat, voegde hij er aan toe: „Ik heb mijn vaderland gered niettegenstaande uw congres.7 Toen nu moreno zijn ambt neerlegde, vroeg hij om het verlof, dat een ex-president noodig heeft om het 506 57 land te mogen verlaten, eer een jaar sedert zijn presidentschap vervlogen is; maar het algemeen gevoelen was hier zoo sterk tegen, dat de afgevaardigden met overweldigende meerderheid stemden voor het verbod dat hij zou heengaan, er bijvoegend dat „hij noodzakelijk was om het welzijh der republiek". Dit was de treffende wijze, waarop Moreno's landgenooten de verdiensten van zijn zelfopofferend leven erkenden. De nieuwe President, Carrion, was een uitstekend man vol van de beste bedoelingen, maar hij bezat niet de noodige vastberadenheid om' de tegenstrijdige elementen van Ecuador mieester te hhjven en de verschillende partijen in evenwicht te houden. Zonder acht te slaan op 'het verbod moreno opgelegd om het land te verlaten, besloot carrion zes maanden later den radicalen het genoegen te doen, hen van diens aanwezigheid te bevrijden, en zond hem daarom1 als gevolmachjtigd minister naar Chili om een handelsverdrag met dat land te sluiten. De vrijmetselaars en revolutionisten juichten over deze benoeming, want de ex-president zou nu niet alleen buiten het land zijn, maar hij zou ook nooit meer terugkeeren, daar zouden zij wel voor zorgen. Een complot om hem te vermoorden, terwijl hij vertoefde op zijn haciënda, was kort te voren mislukt, maar zij troostten zich nu met de gedachte, dat de lange reis, die hij ging aanvaarden, hun een betere gelegenheid zou verschaffen. moreno zou scheep gaan te Guayaquil, en eerst een kort bezoek brengen aan Lima, waar hij eenige besprekingen moest houden met den President Sénor prado. In de week vóór zijn vertrek werd hij van alle kanten gewaarschuwd, dat men een aanslag zou doen op zijn leven. Een dame uit Lima verzekerde hem, dat de vluchtelingen uit Ecuador, die zich in Peru bevonden, 507 58 gezworen hadden hem1 te vermoorden, hetzij te Callas of te Valparaiso. In Guayaquil het men hem een schrijven lezen van een der aanhangers van urbina, waar in stond, dat Garcia Moreno nu zijn laatste reis ging doen, en dat een geheel nieuwe toestand zou geschapen worden als hij maar eens van de baan was. In Lima vertelden de vluchtelingen zonder omwegen, dat hij daar met revolvers zou begroet worden. Dit laatste werd ten volle bewaarheid. Onbewogen door al die dreigementen was Moreno op reis gegaan met Don Herrera, zijn secretaris, en Don Ignacio de alcazar, een van de gezantschaps-secretarissen. Don Herrera had zijn zoontje bij zich en moreno zijn nichtje, dat hij naar Valparaiso zou brengen. De reizigers bereikten Lima per trein, op den 2en Juli. Alcazar verliet het eerst de coupé en moreno volgde hem. Deze had zich juist omgekeerd om zijn nichtje te helpen uitstijgen, toen een zekere VlTASi, een familielid van urbina, op hem toesnelde, en hem uitscheldend voor een dief en een moordenaar, tweemaal op hem vuurde. De kogel doorboorde den hoed van Moreno, die zich op zijn aanvaller wierp, diens arm vasthield en hem belette andermaal te schieten. De wouldbe moordenaar werd door de omstanders gegrepen en overhandigd aan de politie. Het nieuws van dien laffen aanslag verbreidde zich spoedig door geheel Lima, en President Prado zond onmiddellijk zijn rijtuig met bevel moreno dadelijk naar het paleis te brengen, om behoorlijk te worden verzorgd, want hij was licht gewond aan het voorhoofd en aan de hand. Hij werd er heen gereden omringd door een sympathieke menigte. Niettegenstaande dit onaangename begin was Moreno's zending een groot succes. Hij vervolgde zijh reis naar Valparaiso, waar hij zes maanden doorbracht. 508 1 59 Ih dien rijd sloot hij een handelsverdrag met Chili en plaatste hij de overeenkomst tusschen de twee landen op een gezonde basis, terwijl zijn persoonlijke talenten en karakter een diepen indruk maakten op de Cliilianen. „Iedereen bewonderde zijn groote geleerdheid en zij)n edel karakter... In de wetenschappelijke bijeenkomsten waaraan hij deel nam, stond iedereen verwonderd over zijn uitgebreide kennis, en vooral over zijb systeem van maatschappelijke wedergeboorte, geheel gebouwd op de wetten der Kerk. De hoogere kringen van Chili waren vol enthousiasme in hun opinie van MORENO, en deze van zijn kant was erg gelukkig, Christelijke harten te vinden die hem konden begrijpen en apprecieeren, en dit des te meer, omdat het liberalisme van zijn eigen land hem volstrekt niet gewend had aan zulk een genot. Later kon hij nooit zonder ontroering spreken over zijaft bezoek aan Chili.'' Toen zijn zending voleindigd was keerde hij naar Ecuador terug en bracht eenige dagen door in Quito om verslag uit te brengen aan den President Carrion over hetgeen hij verricht had. Daarna begaf hij zich naar Guayaquil, naar zijn broeder Don Pablo. De expresident bezat geen fortuin, en daar hij zijn salaris als President nooit voor zichzelf gebruikt had, was hij arm, en wenschte hij deel te nemen in de zaak van zijn broer. Daarenboven, voor een man van zijn karakter was er niets te doen in de hoofdstad, totdat het oogenblik weer zou aanbreken, waarin men andermaal zijn diensten zou noodig hebben om de revolutie af te wenden. Ongelukkiger wijze was dit oogenblik reeds zeer nabij. De radicale bladen voerden een openlijken strijd tegen godsdienst en staat. MONTALLIO verkondigde in de „Cosmopolita" de voortreffelijkheid van het heidendom 509 6o vergeleken met het Christendom, terwijl een andere partij heftig protesteerde tegen carrion en schreeuwde om den terugkeer van urbina. In de verkiezingscampagne van 1868 werden de radicalen zoo sterk, dat zij de brutaliteit hadden hun meest gëavanceerden candidaat voor te stellen, en de conservatieven van Quito, ziende dat hun eenig heil in moreno lag, verkozen hem andermaal als hun vertegenwoordiger in den Senaat. VIII. HUISELIJK LEVEN. Moreno was gekozen voor Quito ten spijt van al de kuiperijen zijher tegenstanders. Deze slaagden er echter in, zijn verkiezing ongeldig te laten verklaren, en zij kwamen in opstand tegen President Carrion, die, hoewel het slachtoffer der radicalen als gewoonlijk, toch in deze crisis een onwaardige zwakheid toonde, door zijn aanbod om eenigen zijner partij op te offeren om persoonlijke redenen. Hij werd hierover openlijk berispt door het congres, en moreno, die juist naar de hoofdstad gekomen Was wegens de ziekte van zijn dochtertje, werd geroepen om in dien neteligen toestand redding te brengen. Indien hij zulks gewenscht had, zou hij gemakkelijk zelf weder het Presidentschap hebben kunnen verkrijgen. Hij ontving de onaangename opdracht om Carrion te laten weten, dat men van hem1 verlangde afstand te doen van zijn waardigheid, maar toen hij bemerkte dat deze niet bereid was dien stap te nemen, zond hij hem de volgende laconieke boodschap: „Denk er aan, dat het welzijn der republiek van hooger belang moet worden geacht, dan het leven van den man, die haar ten ondergang voert." Carrion diende ten laatste zijn ont- 5io 6i slag in en werd opgevolgd door Don Ja vier Espinosa. Er bestaat een brief van moreno, geschreven te Guayaquil, kort na deze gebeurtenissen, waaruit blijkt hoe hij die beoordeelde: „Ik ben juist terug van Quito, waar ik was heengegaan om mijn dochtertje te zien, die stervende was. Gij weet echter reeds, waarom de Voorzienigheid mij daarheen riep. De candidaat, dien ik voorstelde, de deugdzame en echt Kathoüeke javier Espinosa, werd met veel geestdrift ontvangen, zelfs door eenigen van de Rood en... Wij mogen ons verheugen een uitstekenden President te hebben. Ons arme Ecuador heeft weer een crisis door gemaakt, die zeer gemakkelijk tot een noodlottigen burgeroorlog bad kunnen overslaan." Wij zullen nu het terrein der politiek voor eenige oogenblikken verlaten, en moreno eens beschouwen onder een ander gezichtspunt. De vermelding van zijn dochtertje brengt ons op het onderwerp van zijn huiselijk leven, dat jammer genoeg, in zijn levensbericht geheel verdrongen wordt door zijn onvermoeid streven voor het welzijn der natie, zoodat wij slechts bekend zijn met een klein aantal bijzonderheden. moreno's lieftallige echtgenoote, Dona rosa, was reeds [eenige garen geleden (gestorven, en hij was opnieuw in het huwelijk getreden met Dona mariana de Alcazar. Toen hij haar moeder vroeg om de hand harer dochter, was zij diepbedroefd geworden en had geantwoord, dat zij aan dit verzoek niet kon voldoen, daar zij vreesde dat bet leven harer dochter zou Verkort worden evenals dat van Dona Rosa, door dagen en nachten van den grootsten angst. Maar mariana beminde hem: de moeder gaf haar toestemming en het huwelijk was zeer gelukkig, ofschoon mevrouw Moreno's angst en bezorgdheid nooit ten einde kwam'. 5" 62 De moordaanslagen op haar man te Lima, en de ziekte en dood van hun dochtertje bereidden haar voor op het ontzaglijk leed dat haar te wachten stond. Onder zijn ietwat teruggetrokken en streng uiterlijk verborg Moreno een allerteederst hart, en hij gevoelde zich nooit gelukkiger dan wanneer hij alleen was met zijn gezin. Hij hield zeer veel van zijn kinderen en was zoo diep bedroefd bij den dood van zijn dochtertje, dat hij uitriep: „O, hoe zwak ben ik, die mij zelf zoo sterk waande!" Al zijn hoop was nu gevestigd op zijn zoontje. In 1874 vertrouwde hij zijn opleiding toe aan den overste der Christelijke Broeders, en zeide tot deze: „Hier is mijn zoon. Hij is zes jaar oud, en ik bid u een goed christen van hem te maken. Bederf hem niet, en als hij straf verdient, beschouw hem' dan niet als den zoon van den President der Republiek, maar als een gewonen leerling, die bestraft moet worden." Moreno was ook zeer gehecht aan zijn eerbiedwaardige moeder, die den hoogen ouderdom1 van vijf en negentig jaar bereikte, en stierf in 1873. Toen de Aartsbisschop van Toledo, zijn neef, hein condoleerde met haren dood, antwoordde hij met een brief, moeder en zoon ten volle waardig. Na den Aartsbisschop te hebben bedankt voor de Heilige Mis voor de zielerust zijner moeder opgedragen, gaat hij voort: „Ik ben er zeker van, dat God haar reeds het loon geschonken heeft voor haar bewonderenswaardige deugden. Haar schoone ziel was verlicht door een geloof zoo levendig, als ik ooit gezien heb, een geloof, dat werkelijk bergen kon verzetten. Ofschoon van nature buitengewoon schroomvallig, bezat zij waren heldenmoed als vernedering lof gevaar moest worden verduurd, of een zware plicht moest worden vervuld. Hoe dikwijls en met welk een ijver trachtte zij mij te doen begrijpen, toen ik 63 nog een kind was, dat het eenige kwaad, waarvoor wij hier moeten vreezen, de zonde is. Zij zeide mij herhaaldelijk, dat ik altijd gelukkig en tevreden zou zijn, als ik bereid was aardsche bezittingen, eer en leven op te offeren, liever dan den Almachtigen God te beleedigen. Ik zou nooit eindigen, indien ik U trachtte te zeggen, wat (mijn zalige moeder voor mij geweest is en wat ik aan haar te danken heb. De grootste dienst, dien gij mijj bewijzen kunt, is voor haar te "bidden en haar aan te bevelen in de gebeden van al onze familieleden.'' Na den dood van zijn dochtertje bracht Moreno zijne echtgenoote naar zijn haciënda te Gualacha, in de hoop, dat een rustig yerbUjf in die prachtige streek, omringd door bosschen en weiden, haar geschokte gezondheid zou herstellen. Hij zelf had ook groote behoefte aan rust, en samen zagen zij verlangend uit naar een tijd van kalmte en vrede in hun eigen tehuis. Het scheen echter alsof de Voorzienigheid hem niet veel rust wilde doen genieten in deze wereld. Den I3en Augustus 1868 werd de provincie Ubarra geteisterd door verschrikkelijke aardbevingen en Vulkanische uitbarstingen. Bijna alle gebouwen werden verwoest en meer dan de helft der bevolking verloor in deze ramp het leven- de overgeblevenen waren volslagen dakloos, en, om de ellende te vergrooten, kwamen nog de halfwilde Indianen van het gebergte om te rooven wat zij konden bemachtigen. De regeering, ontsteld over dezen schrikwekkenden toestand, wendde zich, als naar gewoonte, tot MORENO, en stelde hem aan tot militair en civiel gezaghebber over de vernielde landstreek. „Geheel Ecuador trilde van hoop, toen zijn benoeming verscheen in de Officieele Gazet,'1' zegt een zijner levensbeschrijvers. Zonder een oogenblik tijd te verliezen, begaf hij zich naar het tooneel 513 64 der verwoestingen, vergezeld van een troepenmacht, die onder zijn leiding de orde moest herstellen, redden wat nog te redden viel, en wat vernield was weder zou opbouwen. moreno deed een beroep op de liefdadigheid van het geheele land om hem te steunen in dit groote werk, en armi als hij was, gaf hij' zelf een duizend piasters. Persoonlijk hield hij toezicht op de uitdeeling van levensmiddelen, en de handhaving der wet, zoodat de vredesverstoorders spoedig verdwenen, de orde hersteld werd, en hoop en vertrouwen weer heerschten in de harten der bevolking. Hij bracht allen onder in tenten, werkte de plannen uit voor een nieuwe stad op de plaats van het oude Ibarra, en moedigde uit alle mlacht het groote werk aan. Toen dit was afgeloopen, kwam al het volk bijeen om afscheid te nemen van den man, dien zij geheel als hun vader beschouwden. Na den dank der regeering te Quito ontvangen te hebben, keerde hij voor korten tijd naar huis terug. Een Presidentsverkiezing stond weder voor de deur, en de conservatieve partij vroeg hem andermlaal om het ambt te willen aanvaarden. In het eerst bewaarde hij het stilzwijigen. In den geest had hij reeds zijn keuze gevestigd op generaal Darquea als opvolger van Senor Espinosa. „Ik heb geen verlangen naar het Presidentschap," schreef hij in die dagen. „Maar indien de Rooden mij er toe noodzaken, dan neern ik op mij om met Gods hulp het land in een paar maanden te redden; daarna zal ik uit den weg gaan voor dengene, dien het volk zal verkiezen, en die ongetwijfeld niemand anders zal zijn dan generaal Darquea." De conservatieven echter beschouwden de zaak niet in hetzelfde licht; in hun oog kon niemand de plaats vervangen van moreno, en zij bleven sterk op zijp 5H 65 cahdidatuur aandringen. Hij stelde daarom een verkiezingsmanifest op en ging1 toen rustig te Gualacha de uitkomst afwachten. Dit manifest is uitvoerig en zeer belangwekkend, en wij kunnen niet nalaten een klein gedeelte hier aan te halen, dat zijn onveranderlijke staatkunde zoo duidelijk laat zien. „Ten slotte: Ik im|oet aan de natie de beginselen doen kennen, die nfijn gedrag zullen bepalen, indien ik geroepen word tot de eer om' haar te regeeren: Eerbied en bescherming voor de Katholieke Kerk; onveranderlijke trouw aan den H. Stoel; onderwijs, gebaseerd op geloof en zedenleer, en verbreid onder alle klassen; voltooiing der reeds begonnen wegen, en het aanleggen van nieuwe, naarmate zij noodig zijn en de fondsen het toelaten; veiligheid Voor mensehen en eïgendommen,voor handel, landbouw en industrie; Vrijheid voor iedereen en voor alles, behalve voor misdaad en misdadigers." De laatste woorden vooral Waren het wachtwoord van zijn politiek, en het zou een geluk zijln geweest voor Ecuador, als zij ook het wachtwoord waren geweest voor de natie. Het oogenblik, om handelend op te treden, kwam spoediger dan verwacht was, want toen ontdekt werd, dat Urbina andermaal een coup d'état overwoog, door middel van leen inval, kon moreno niet langer weigeren en werd hij benoemd tot President voor den duur der crisis. Hij nam deze benoeming aan, maar verklaarde openlijk, dat hij nu niet zou dingen naar het Presidentschap, maar dat hij zijn ontslag zou indienen zoodra het Congres bijeenkwam. Hij riep het leger op ten dienste der Republiek, verijdelde de plannen van Urbina, en door dit vastberaden optreden mocht Ecuador zich verheugen in het feit, dat de contra-revolutie plaats had, zonder dat er een schot gelost werd. Na dit nieuwe 515 66 bewijs van zijjn ijver en zijn invloed, werd hij opnieuw aangezocht om1 het Presidentschap te aanvaarden, maar hij weigerde met de grootste beslistheid, en na den ióen Mei verslag te hebben uitgebracht over zijn kortstondige administratie, keerde hij naar buis terug en diende zijn ontslag in. Maar, de mensch wikt en God beschikt. Op den 2oen Juli kwam de Conventie bijeen in de kerk der Jesuiten te Quito, waar zij, na een plechtige Hoogmis, overging tot de keuze van een President, en niet algemeene stemmen Moreno verkoos. Zelfs dit kon zijn besluit niet aan het wankelen brengen. Hij smeekte den afgevaardigden, de redenen te overwegen, die hij zoo nadrukkelijk gepleit had, en zijn weigering aan te nemen; mjaar zij wilden daaraan volstrekt geen gehoor geven, overwegend dat zijn diensten absoluut onmisbaar waren om orde en vrede te verzekeren en de Republiek op een veiligen en constitutioneelen grondslag te vestigen. moreno bleef dus geen andere keus over, en hij zag zich verohch^ andermaal de eer te aanvaarden, die hij zes maanden lang geweigerd had, een feit, dat wellicht zijn weerga niet vindt in deze dagen van zelfzucht en eigenbelang. De teugels van het bewind waren andermaal aan zijn sterke handen toevertrouwd, en thans zou hij ze blijtven voeren tot aan het einde. Den volgenden dag, den 3oen Juli, legde de President den ambtseed af in de kathedraal, amrirrgd door alle burgerlijke en militaire machthebbers. Zijn eed was als volgt: „Ik zweer bij den Heer onzen God en bij deze heilige Evangeliën, getrouw mijn pbchten te zullen vervullen als President van de Republiek; het katholieke, apostolische en roorrusche geloof te zullen belijden; de ongeschondenheid en |de onafhankelijkheid van den Staat te zullen bewaren; de wetten en instellingen van den Si6 67 Staat te gehoorzamen en te doen gehoorzamen. Indien ik mijn woord houd, dan zij God mijn hulp en mijn verdediging; zoo niet, dan moge God en mijn land mijn rechters zijn." Senor Carvajal, een oude vriend van Moreno, was de tolk van de gevoelens der natie in zijn rede van gelukwensen. „Acht jaar geleden," zeide hij, „hebt gij1 denzelfden eed afgelegd op dezelfde plaats, en op nobele wijze hebt gij uw woord gehouden. Doch de moeilijkheden, die u toen van alle zijden wachtten, zijn nu zoo goed als verdwenen. Gij hebt nu de volle macht om de hervoiirningen door te zetten, die de Constitutie eischt. Gij staat aan het hoofd van een getrouw leger, en gij kunt rekenen op de vaderlandsliefde en de zedelijkheid van een volk, dat, door u ten tweeden male zijn bestemming toe te vertrouwen, op welsprekende wijze zijn dankbaarheid en erkentekjkheid jegens u bewijst. Maar bovenal kunt gij vertrouwen op de hulp van den Almachtigen God, die altijd bereid is het verzoek in te willigen van den man, die geen ander doel voor oogen heeft dan het welzijn van den godsdienst en van zijn land." moreno antwoordde in de volgende edele en 'profetische woorden: „Mij onderwerpend aan den wil van het volk, vertegenwoordigd door de Nationale Vergadering, die, niettegenstaande mijn herhaalde weigeringen, mij noodzaakt dit ambt te aanvaarden, met het oog op altijd dreigende gebeurlijkheden, heb ik voor dit altaar den eed afgelegd, door de Constitutie vereischt. Deze eed verpbcht mij, mijzelf op te offeren zonder vrees voor den dood, voor godsdienst en vaderland, en mijzelf gelukkig te achten, indien ik die twee groote zaken zou mogen bezegelen met mijn bloed. Ik vertrouw op het volk, ik vertrouw op het leger, maar bovenal — ik vertrouw op den Almachtigen God, die ons niet zal verlaten op den dag des gevaars." 5i; 68 IX. DE PRÉSIDENT. Door den terugkeer van moreno tot het Presidentschap was de macht der revolutie gebroken, maar éér de zesjarige vrede, die rijn pogingen bekroonde, over het land neerdaalde, deden de sekten een wanhopigen aanslag Zij smeedden nogmaals een complot om moreno te vermoorden, en nogmaals werd de voorgenomen misdaad tijdig bekend gemaakt door de gewetenswroeging van een zekeren Sanchez. De samenzweerders werden gevangen genomen en ter dood veroordeeld, maar op voorspraak van een vriend schonk Moreno hun pardon en hun doodvonnis werd veranderd in acht jaren ballingschap De belhamel, de ellendige cornejo, die met veel vertoon <*» vergeving gesmeekt had, was nauwelijks over de grenzen, of hij gaf een allerhatelijkst pamflet uit tegen zijn weldoener, verklarend „dat de vermoording van zulk een monster slechts een daad was van rechtmatige verdediging". Terwijl cornejo met zijn bende den President naar het leven stond, deed een andere groep van revolutionaire jongelui een aanslag op Senor Ordonez, den gouverneur van Cuenca. Hun aanvoerder, jeronimo torres, doorboorde het portret van den President met zijn lans, uitroepend, dat op dezen zelfden dag ook de President zou ophouden te leven. Doch ook deze aanslag werd de kop ingedrukt en Ecuador bleef in vrede. De President kon nu zijn aandacht wijlden aan net welzijn der natie. Zijn eerste en grootste werk was de nieuwe en christelijke constitutie te bevestigen, diehij zelf vóór zijn verkiezing had opgesteld, en die met bqna algemeene stemmen door de natie was goedgekeurd^ Zij droeg dit opschrift: „In den naam van den Al- 518 69 machtigen God, Een en Drie, Schepper, Bewaarder, Wetgever der wereld"; haar voornaamste bepalingen waren de volgende: De Katholieke godsdienst zal de godsdienst zijn van den Staat. (Dit was geen onverdraagzaamheid, want geen andere godsdienst had aanhangers in Ecuador.) Geheime genootschappen waren verboden; het recht van veto, ten opzichte van gevaarlijke wetten, werd de regeering toegestaan, en zij had de macht om een plaats of provincie, waar een oproer uitbrak, in staat van beleg te verklaren. De President moest worden bijgestaan door een Raad van State, zonder welks toestemming hij geen enkelen gewichtigen stap kon doen; en ten laatste, de President zou zijn ambt bekleeden voor een periode van zes jaar, en slechts eenmaal herkiesbaar zijn. Het zou een boekdeel eischen om' alles te vermelden wat Moreno deed voor onderwijs en wetenschappen, vooral als wij de moeilijkheden overwegen van volksaard en klimaat, waarmede hij te kampen had. Hoe moesten deze menschen, onverschillig van aard, die hun klimaat, hun zon en hun bergen, een voldoend excuus vonden voor traagheid, er toe gebracht worden om te studeeren? Waar moest het geld vandaan komen om colleges en scholen te bouwen? Waar moest men professoren vinden? Maar Moreno was niet ontmoedigd. Hij had, zoo wij weten, gedurende zijn eerste Presidentschap reeds veel scholen gesticht en in vele plaatsen religieusen gebracht. In 1871 werd een nieuwe wet van kracht, die lager onderwijs verplichtend maakte voor allen, uitgezonderd de allerarmsten, en binnen eenige jaren werden vijfhonderd nieuwe scholen geopend. Zich wendend tot het hooger onderwijs, bouwde Moreno te Quito een prachtig college voor de Jesuiten, dat hij wenschte toe te 519 7° wijden aan den H. Joseph, maar dat de Aartsbisschop, ter eere van den stichter, Sint Gabriël noemde. Hiermede nog niet tevreden, was de President zeer verlangend om de Universiteit te vernieuwen op echt katholieken en wetenschappelijken grondslag. Volgens het Concordaat moesten de bisschoppen vol gezag uitoefenen over het onderricht in alle takken van wetenschap. Boeken over godsdienst en gewijde geschiedenis moesten door hen gekozen worden, en letterkundige of wetenschappelijke boeken moesten door hen worden goedgekeurd. Wat de professoren betreft, MORENO benoemde geleerde mannen, maar bovenal goede christenen. Op theologisch gebied stond de leer van den doctor angelicus, den H. THOMAS, bovenaan. Zelfs eer nog LEO XIII de.wijsbegeerte van THOMAS wederom de vaste plaats had aangewezen, behandelden de Dominikanen van Quito deze thesis- Ten einde de moderne maatschappij te bevrijden van de dwalingen waarmede zij besmet is, is niets noodnoodzakelijker dan, evenals in vroegere tijden, de leer van den H THOMAS te onderwijzen op de theologische klassen De nieuwe Universiteit had ook faculteiten voor geneeskunde en schoone kunsten. De allernieuwste instrumenten voor wetenschappelijk onderzoek werden uit Europa ontboden, zonder kosten te sparen, en bij zekere gelegenheid, toen de vertegenwoordiger van den President te Parijs er zijn aandacht op vestigde, dat een der aankoopen,die hij doen moest, meer danioo.ooo francs zou eischen, antwoordde hij eenvoudig: „Koop het beste wat er te krijgen is, en verontrust u verder niet. In de jaren van zijn Presidentschap onderging ook de hoofdstad groote veranderingen door de verfraaiing en herstelling van de openbare gebouwen en den aanleg van flink geplaveide straten. Als wij vragen hoe dit alles tot stand kwam, daar de President geen geld leende 520 71 en geen nieuwe belastingen invoerde, dan moeten wii antwoorden, dat dit een periode van rust en vrede was voor het land en herhalen wat een groot econoom gelegd heeft: „Wees wijs in uw politiek, en uw financfën zullen m goeden toestand zijn." Ten laatste richtte hij nabij Quito een prachtig observatorium op. Hij deelde de overtuiging van Htjmboldt en Secchi, dat de hgging der hoofdstad buitengewone voordeelen aanbood voor een Internationaal Observatorium, dat het voornaamste der wereld kon worden oindat het geplaatst zou zijn op de hoogte van 300Ó «teter boven de oppervlakte der zee, onder een buitengewoon helderen hemel, juist op de evennachtslijn, in een. gezond en heerlijk klimaat, waar het altijd lente is Moreno deed aanzoek om de medewerking te verkrijgen van Frankrijk, Engeland en Amerika, maar geen dezer mogendheden ging op zijn voorstel in, en hij besloot om zelf dit groote werk tot stand te brengen in het belang der wetenschap. Binnen vijf jaar was het observatorium gereed en PeRE Menton, de beroemde medewerker van Secchi aan het observatorium te Rome, was op het punt om te worden aangesteld als directeur, toen de tragische dood van den stichter tusschenbeide kwam en de revolutionairen al spoedig de inrichting sloten ,,De sluitsteen van het gewelf was weggenomen, en het gebouw stortte spoedig ineen." De revolutionairen en vrijmetselaars hadden niets meuwS tot sta^ gebracht ^ jaren dat zij de overhand bezaten, terwijl Moreno in Jte hT^V^ ^ 6r in ^ 1-d op te heffen uit den staat van volslagen onwetendheid en twX-r r^f°°ten Vooruit^ * wetenschap en geleerdheid. Doch behalve hetgeen hij deed voor den mtellectueelen vooruitgang der natie, waarvan ^ 521 72 slechts enkele bijzonderheden hebben opgenoemd, wijdde hij ook zijn aandacht aan hervormingen op ander gebied. Hij verminderde de getalsterkte van het leger, maar maakte het veel krachtiger door de instelling van voortdurende oefeningen en de oprichting van een kadettenschool Hij gaf aan elk regiment een aalmoezenier, die tegelijkertijd godsdienstig onderricht aan de manschappen moest verstrekken. Het strafwetboek onderging een degelijke herziening, en aan zijn artikelen werd streng de hand gehouden, terwijl iedere rechter of magistraat, die oneerlijk handelde, onverbiddelijk werd afgezet Het gevangeniswezen werd ingericht op den grondslag van humaniteit en naasteiüiefde, en in 1875 had moreno den troost het congres te kunnen mededeelen, dat slechts vijftig veroordeelde misdadigers zich in de gevangenissen bevonden. Maar terwijl hij zeer genadig was voor de gevangenen en hen aanmoedigde om' hun leven te beteren, was hij zeer streng in zijn optreden tegen degenen, die op hardvochtige wijze de armen en ongelukkigen verdrukten. Op zijn tochten door de provinciën kwamen de armen dikwijls lot hem met hun klachten. Hij ontving hen met groote vriendelijkheid, en neergezeten onder een boom, zooals de H. Lodewijk placht te doen, hoorde hij hunne klachten aan, en deea uitspraak in hun geschillen. Op zekeren dag vertelden eenige Indianen hem, dat een rijk grondbezitter, die zijn landgoed wenschte te vergrooten en af te ronden, zich meester gemaakt had van eenige stukken land, die hun toebehoorden. Daar zij te arm waren om een proces te beginnen, hadden zij gewacht tot de komst van den President, om hem het geval bekend te maken. Op het gebied van recht waren alle menschen gelijk in moreno's opvatttmg, en hij> veroordeelde den grootgrondbezitter om de landerijen 73 terug te geven, en ontsloeg' hem daarna uit zijn officieele positie. moreno had een diepen blik in het karakter, en kon spoedig de waarheid achterhalen zelfs in moeilijke gevallen. Ook had hij er buitengewoon goed slag van om' iemand, die zich aan onrechtvaardigheid had schuldig gemaakt, restitutie te doen vragen aan zijn slachtoffer, zelfs als de wet er niets aan kon doen. Eens kwam een arme weduwe hem weenend vertellen, dat haar op onrechtvaardige wijze 10.000 piasters waren afgeperst. moreno beval terstond aan zijn thesaurier om haar die som ter hand te stellen. „Wie moet dat terug betalen?" vroeg deze. „Zoo en zoo", antwoordde de President, den naam van den dief noemend. „Plaats het bedrag op zijn debet."' Daarop ontbood hij den schuldige voor zich, berispte hem gestreng voor zijn euveldaad en liet hem' het bedrag terugbetalen. Op een andere gelegenheid kwam een arme vrouw tot hem, en vertelde hem dat zij beroofd was geworden van haar geheele bezit. Ten einde de opvoeding harer kinderen te kunnen bekostigen, had zij haar kleine bezitting verkocht voor duizend piasters. De kooper had beloofd haar te zullen betalen binnen de maand, maar had haar gedwongen hem terstond kwitantie te geven. Zij had dit gedaan; rniaar toen de maand verstreken was, en zij nog geen geld ontvangen had, was zij daarom gaan vragen; maar de kooper had haar eenvoudig de kwitantie laten zien en haar weggezonden. Na zich eerst van de waarheid overtuigd te hebben, was Moreno zeer verontwaardigd, maar het geval was zeer moeilijk te bewijzen. Hij dacht er eenigen tijd over na, hoe hij in dit geval den man er toe zou kunnen brengen oml restitutie te doen, toen hem een zeer geschikt plan inviel. Hij- verzocht dien persoon bij hem! te komen, vroeg 523 74 hem' toen of het waar was, dat hij het land der arme vrouw gekocht had, en kreeg een bevestigend antwoord. Moreno maakte hem terloops de opmerking, dat de vrouw zich beklaagde over zijn uitstel om haar te betalen, zooals zij waren overeengekomen, waarop de bedrieger zwoer dat hij betaald had en behoorlijk kwitantie had ontvangen. Moreno had natuurlijk dit antwoord verwacht, en zeide met een uitdrukking van groote verwondering: Mijn vriend, ik doe u onrecht met u te verdenken, en ik ben u daarvoor vergoeding schuldig. Ik heb reeds lang gezocht naar een eerlijk man om een nieuwen post te vervullen dien 'k ga instellen. Ik benoem u tot gouverneur van de Gallapagos eilanden, en daar zulk een gewichtig personage niet zonder escorte kan reizen, zullen twee agenten u vergezellen naar uw huis, waar gij terstond uw toebereidselen zult maken om te vertrekken. Met een dreigenden blik beval hij toen den man heen te gaan. Deze halfdood van schrik, en zich met afgrijzen het vooruitzicht voorstellend van een leven op de eenzame en woeste Gallapagos eilanden, liet de weduwe bij zich komen, gaf haar het geld dat hij schuldig was en smeekte op zijne knieën, dat zij den President zou gaan vragen om zijn pardon. Zij deed dit spoedig. „Ik had hem echter al benoemd tot gouverneur", zeide moreno lachend, „maar daar hij niet op die waardigheid gesteld schijnt, kunt gij hem zeggen, dat ik zijn ontslag aanvaard." Om zijn hervorming van het gevangenis-wezen uit te voeren had moreno twee mannen gevonden naar zijn eigen hart, een aalmoezenier en een directeur. Deze laatste, Don Francisco Arellano, een verstandig en vastberaden man, moest het reglement streng uitvoeren en zijn hulp verleenen aan den aalmoezenier bij diens 524 75 taak om de ruwe gemoederen te verteederen, die aan zijn zorgen waren toevertrouwd. De gevangenis veranderde van karakter, en werd bij beurten een school en een werkplaats. Don abel de corral, een jeugdig priester, die zich geheel aan dit werk wijdde, gaf zijjti vreemdsoortigen leerlingen onderricht in de Christehjke leer en de wet der Tien geboden, waarmede zij zeer slecht schenen bekend te zijn. Daaraan voegde hij nog lessen toe in lezen, schrijven en rekenen, en later ook onderricht in verschillende vakken, naar gelang der geschiktheid van de verschillende gevangenen. De directeur werkte ijverig mede met den aalmoezenier, en ofschoon hij verplicht was streng op te treden tegenover de luien en weerspannigen, toonde hij zich altijd de vader en vriend van „zijn geliefde gevangenen", zooals hij gewoon was hen te noemen. Om de gevangenen aan te moedigen in hun streven naar geestehjke en stoffelijke verbetering, beloofde de President niet enkel, dat de straftijd zou worden verkort, maar zelfs dat volledige kwijtschelding zou worden geschonken aan degenen die het verdienden. Zijn verwachting werd niet teleurgesteld, want nu die menschen weder tot de kennis en onder den invloed van den godsdienst kwamen, werden deze ongelukkige slachtoffers van onwetendheid en ondeugd geheel andere wezens. Op het einde van het jaar ging de President met zijn ministers en andere gewichtige persoonlijkheden onder militair geleide naar de gevangenis om te presideeren over de examens in de Christelijke leer, kerkelijke geschiedenis en verschillende takken van gewoon onderricht. Moreno ondervroeg zelf deze moderne scholieren, die grootendeels tot de volwassenen behoorden. Na hen hartelijk te hebben gelukgewenscht met hun vooruitgang, beloonde hij een aantal hunner door hun straftijd 525 76 te verminderen, terwijl hij een hunner, die zich buitengewoon onderscheiden had door trouwe phchtsvervulling, in vrijheid stelde. Alle gevangenen juichten hem toe met teekenen van groote vreugde. Er was nog een andere klas van misdadigers die de aandacht vroeg. Deze bestond uit de roovers en dieven, die het land onveilig maakten, en die, als zij in moeilijkheden kwamen, een toevlucht zochten in de bergen. Georganiseerde benden onder slimme aanvoerders, met vaste plaatsen van bijeenkomst, hielden zich zelfs op in de onmiddellijke nabijheid van Quito, en tartten de knapste regeeringsambtenaren. De President koos zorgvuldig een van deze mannen, beloofde hem een groote belooning, indien hij er in zou slagten den meest geduchten bandietenhoofdman aan hem uit te leveren, en stond hem politie en militairen toe om hem te helpen. Eenige dagen later werd dat bendehoofd gevangen genomen en voor moreno geleid. De man verwachtte, dat hij op staanden voet zou worden ter dood veroordeeld, maar zijn verbazing was onbeschrijflijk, toen de President hem vriendelijk toesprak, een beroep deed op zijn godsdienstige gevoelens en op zijn eer, en beloofde hem te zullen beschermen, indien hij zijn leven wilde beteren. De eenige straf, die hij hem opgelegde, was, dat de gevangene dagelijks een uur zou doorbrengen met een religieus, dien de President noemde, en dat hij 's morgens en 's avonds zich bij hem zelf zou aanmelden. De bandiet, getroffen in het diepst van zijn hart, werd een geheel ander mensch. Toen Moreno volkomen zeker was van zijn bekeering, stelde hij eenige politieagenten onder zijn bevel, en droeg hem op, zijn vroegere makkers voor hem te brengen. Eenigen tijd later was de geheele bende onder behandeling van den aalmoezenier en den directeur der gevangenis, en het afschuw- 526 77 ijke bandieten-wezen, dat zoo lang reeds het land verDest had, was ten einde. Teneinde een goed begrip te kunnen vormen van het resultaat van Moreno's pogingen, moeten wij het troostende feit vermelden, dat de nieuwe gevangenis, die hij met 'groote kosten had laten inrichten, om het oude, onjgezonde gebouw te vervangen, niet meer noodig bleek, boen zij was gereed gekomen. Hierover sprekend tot het Congres, zeide hij: „Daar het nieuwe gebouw vijfhonderd gevangenen in vijf verschillende afdeelingen kan bevatten, en de gemeenteraden niet over de noodige middelen beschikken om in elke provincie een behoorlijke gevangenis te bouwen, geef ik u in overweging, of het niet verkieslijk zou zijn de veroordeelden en ook de gewone gevangenen hierheen te brengen. Zij zouden zich dan bevinden onder het oog van het hoog-gerechtshof, en wij zouden de barbaarsche en smerige cellen zien verdwijnen, — ware broedplaatsen van ondeugd —- waar de misdadiger straf ondergaat zonder zich te beteren, indien hij er niet in slaagt om de straf te ontvluchten, die hij verdiend heeft." Helaas! slechts weinige dagen later werd de beschermer der gevangenen wreedaardig vermoord, en de trouwe Arellano werd uit zijn post ontzet door de revolutionaire partij, die geen sympathie gevoelde voor dit werk van wedergeboorte. De resultaten van zijn hervormingen met betrekking tot het leger waren zeer opvallend, en zijn zorg voor de recruten strekte zich zelfs uit tot de kleinste bijzonderheden. Hij „was niet van meening, dat hij' het recht had, jongelui, die in vroomheid en deugd waren opgevoed, te veranderen in een soort van monsters zonder eenige kennis van God of van deugd". Hij verkreeg van den Paus de instelling van militaire kapelanieën, en behalve 527 78 de gewone godsdienstoefeningen en godsdienstige instructies, werd elk jaar een retraite gehouden voor de soldaten, die uitstekende en zeer troostende vruchten voortbracht. De volgende anecdote geeft ons een denkbeeld van de fijngevoeligheid, getoond door een der jonge officieren, opgeleid in moreno'S kadettenschool. Op zijn nachtelijke ronde vond een luitenant van de infanterie op straat een groot pak banknoten, die hij den volgenden morgen bij den President bracht. Het bleek, dat zij toebehoorden aan een handelsreiziger, een vreemdeling. In zijn blijdschap, zijin geld weer terug te hebben, bood deze den vinder een banknoot van honderd piasters aan, maar tot zijn verbazing weigerde de luitenant dat bedrag aan te nemen, zelfs toen de President zëide: „U hebt geen reden een gift te weigeren, die u vrijwillig wordt aangeboden uit erkentelijkheid voor een eervolle daad". „Senor Presidente," antwoordde de jonge officier, „juist mijn eer vraagt deze weigering. Ik heb alleen mijn plicht gedaan, en daarvoor verdien ik geen belooning-" „Zeer goed," hernam moreno, die zich hierdoor getroffen gevoelde, „maar ik bezit het recht u iets te geven, dat gij niet kunt weigeren," — en hij" bevorderde hem tot kapitein. Een ander incident, van meer treurigen aard, toont ons moreno's gevoel van Verantwoordelijkheid en zijn rechtvaardige strengheid, vereenigd met zijn natuurlijke teederheid van hart. Een zijner vroegere bedienden, in wien hij veel belang stelde, was soldaat geworden, en had in een oogenblik van toom zijn bevelvoerenden officier geslagen. Een poging, werd gedaan om de zaak niet voor den krijgsraad te brengen, maar de President verklaarde, dat men de wet niet mocht ontduiken, en de man werd ter dood veroordeeld. Moreno werd 528 79 toen van alle kanten aangezocht om den ongelukkige het leven te schenken, maar ten volle overtuigd, dat het volstrekt noodzakelijk was voor de militaire discipline om de uitspraak van den krijgsraad te handhaven, bleef hij onverbiddelijk. „Ik verlang om pardon te geven", zei hij, „maar mijn geweten verbiedt het." Op den morgen van de terechtstelling, begaf de President zich naar eene kerk in een der voorsteden, om het geluid der schoten niet te hooren, en bleef daar bidden tot alles was af gel oo pen. Door een zijner vernuftige invallen om1 menschen tot een beter en eerlijker leven te brengen slaagde hij. er in een bekend roover te veranderen in een uitstekend soldaat. Deze man boette in de gevangenis voor zijn misdaden, toen de President hem1 bet weten, dat zijn straf zou worden verminderd, indien hij zijn leven wilde beteren en een eerüjk en werkzaam bestaan wilde leiden. De gevangene werd hier zeer door getroffen en werd een geheel ander mensch. Toen hij uit de gevangenis zou worden ontslagen, werd hij voor MORENO gebracht, die tot hem zeide: „Als ik u in vrijheid stel, dan zult gij terugkeeren tot uw oude levenswijize: ge zult dan weer in handen vallen van het gerecht, en wij zouden verpbcht zijn u dood te laten schieten. Daar ik u dezen rampspoed wensch te besparen en een eerlijk man van u wil maken,, zal ik u inlijven bij het leger. Wees een goed soldaat en gij zult bevorderd worden." De nieuwe recruut gaf de hoogste voldoening en werd later zelfs officier. 52c 8o X. WERK VOOR DE ZIELEN. Moreno's persoonlijke liefdadigheid was verbazend groot en tegelijkertijd van de meest nederige en zelfopofferende natuur. Hij leefde op de allereenvoudigste wijze, en gaf weinig uit voor zijn eigen persoon, ofschoon hij nu zijn officieel inkomen aanvaardde. De menschen waren daarom' van meening, dat hij zijn geld bespaarde, wat niemand hem euvel duidde, omdat hij geen fortuin bezat. Toen echter na zijn dood zijn secretaris een uitgewerkt verslag gaf van zijn uitgaven, kwam men tot de ontdekking, dat hij geheel zijn officieel inkomen besteed had aan werken van liefdadigheid. Zelfs de vrouw van zijn onverzoenlïjken vijand, urbina, had een maandelijksch pensioen van hem genoten, een nieuw bewijs van zijn heldhaftigen geest en edelmoedigheid en vergevingsgezindheid. Wij hebben reeds gezien, hoe zijn groot geloof zich openbaarde in zijne veel-omvattende plannen voor het geestelijk welzijn van zijn land, en wij zullen nu eenige verdere trekken van zijn ijver overwegen. Men heeft gezegd dat hij, indien hij priester was geworden, een Franciscus Xaverius zou geweest zijn, maar als Staatshoofd herinnert zijn werk ons aan de voorspelling gedaan in zijn jeugd, dat hij „een Bisschop in de wereld" zou zijn. Op zijn landgoed zeiden zijn arbeiders Van hem: „Hij spaarde ons geen straffen en geen terechtwijzingen, maar hij was een waar heilige. Hif gaf ons hoog loon en groote geschenken. Hij was gewoon den rozenkrans met ons te bidden, ons den catechismus en het nieuwe Testament te verklaren; hij zorgde er voor, dat wij de Heilige Mis bijwoonden en ons voorbereidden voor de heüige Sacramenten van Biecht en Communie. Vrede 8i si overvloed heerschte op onze boerderijen, want de egenwoordigheid van dezen voortreffelijken caballero vas genoeg oml alle kwaad te verdrijven." Bij zekere gelegenheid bevond de President zich in iet gezelschap van eenige Iersche werklieden, die hij witboden had uit de Vereenigde Staten oml een zaagnölen op te richten. Nadat hij hun werk had ondersocht en met hen had deelgenomen aan een maaltijd, üe hun op zijn verzoek gegeven was, ondervroeg hij tien aangaande de godsdienstige gebruiken van hun land, en of zij eenige liederen voor hem wilden zingen ter eere der H. Maagd. De Ieren zongen eenige liederen uit volle borst. „Gij hebt dan groote liefde voor Onze Lieve Vrouwe in uw land?" zei de President. „Wij beminnen Haar uit geheel ons hart'*', was het antwoord. „Wel kinderen", zeide moreno toen, „laat ons nederknielen en gezamenlijk den rozenkrans bidden, dat gij moogt volharden in de liefde en den dienst van God." Ingeval iets moest gedaan worden om bet zielenheil van een vriend te bevorderen, dan gaf Moreno bewijs van de fijnste en meest vindingrijke liefde. In Quito woonde een heer, voor wiens karakter en uitstekende hoedanigheden hij grooten eerbied koesterde, en wien hij ten hoogste dankbaar was, omdat hij hem dikwijls het kapitaal had voorgeschoten voor zijn groote ondernemingen. Deze vriend ging wel naar de H. Mis en was goed voor de armten, maar had de gewoonte verloren om tot de Heüige Sacramenten te naderen,, en als Moreno hem daarover onderhield, gaf hij slechts ontwijkend antwoord. Nu is het in Quito het gebruik, dat de geloovigen op het einde der Meimaand hun goede voornemens op schrift gesteld aan de Heüige Maagd aanbieden in plaats van bloemen. Toen het einde dezer maand naderde, 53i 82 vroeg moreno zijn vriend of hij zijn bouquet reeds had aangeboden. Deze begreep zijn bedoeling1 en trachtte hem af te schepen. „Wacht even," zei moreno, „ik heb zelf Onze Lieve Vrouw reeds een heerlijke bouquet aangeboden, en als naar gewoonte zult gij de kosten moeten dragen." „Gij weet, dat mijin beurs altijd ter uwer beschikking is," zeide deze heer, denkend dat Moreno geld noodig had. „Ik kan dus op u rekenen?" „Ongetwijfeld." „Heel goed; welnu, ik heb Onze Lieve Vrouw beloofd, dat gij op den laatsten dag van haar maand tot de Heilige Tafel zult naderen, zoodat ik mijn bouquet niet aan haar kan geven zonder uwe medewerking." De vriend, erg in het nauw gebracht, antwoordde, dat zulk een gewichtige daad ernstige voorbereiding eischte. Maar overwonnen door Moreno's bezorgdheid voor hem, bracht hij een paar dagen in geestelijke afzondering door, en hij en de President ontvingen de H. Communie zij aan zij op dien laatsten dag der Meimaand. Een der meest aantrekkebjke bladzijden in moreno's leven is die, welke zijn zorg en belangstelling beschrijft voor de Indianen, die de uitgestrekte vlakten bewonen op de westebjke hellingen der Cordilleras. Op dat gebied aan de grenzen van Brazüië, omringd door dichte wouden, leven ongeveer 200.000 Indianen, bijna allen nomaden, grootendeels rustig en vreedzaam van aard, uitgezonderd de stam der Jivaros, die zeer woest en oorlogzuchtig zijn. In de achttiende eeuw waren die menschen in het geloof onderricht geworden door de Jesuiten en hadden zich onder hun leiding gevestigd in vaste woonplaatsenbi de jaren der revolutie waren de Jesuiten echter Verbannen, en de stammen waren teruggekeerd tot hun zwervend leven en hun heidensch bijgeloof. Alle po- 532 83 jingen, sedert dien tijd aangewend om iets ten hunnen aehoeve te doen, hadden gefaald, en Moreno besloot ïen weder toe te vertrouwen aan de religieuzen, die vroeger zooveel voor hen gedaan hadden, en trof de ïoodige schikkingen met de Sociëteit van Jesus. Spoedig smaakte hij het genot, de paters wederom gevestigd e zien in de vier voornaamste plaatsen, Macas, Napo, jualaquiza en ZamOral, vanwaar zij de rondtrekkende itamtnen bereiken konden. In 1864, toen de Apostolische Vicaris, Mgr. Pizarro, net zijn medehelpers werkte onder de inboorlingen langs le oevers van den Napo, deed Maldano, die in ballingichap was gezonden, met een aantal volgelingen een nval in die streek, en maakte zich meester van het huis Ier Jesuiten, die hij „de handlangers van den tiran''1 ïoemde. De missionarissen werden in boeien geklonken ai op allerlei wijzen mishandeld. Hun vijanden besloten ïen mee te voeren naar Peru, en dwongen hen plaats te ïemen in hun boot. De Indianen, vol afgrijzen voor deze gewelddaad, stonden aan den oever en weenden, en een runner, die de paters wilde troosten, riep hun toe: „Mijn 'aders, Jesus is aan het kruis gestorven." En toen de )ooten wegvoeren, wierpen allen zich op de knieën, nreekten de paters hen nogmaals te zegenen, en hieven :reten van wanhoop aan over het vertrek van hun veldoeners. Toen Moreno in 1870 weer aan het bewind kwam', ïerstelde hij de missies op vasteren grondslag. Met diep :n helder politiek doorzicht, en zonder acht te slaan op le onverdraagzaamheid der radicale partij, schonk hij' len Apostolischen Vicaris uitgebreide burgerlijke macht, n het regeeringsdecreet, dat over deze zaken handelt, 'erklaart hij: „Daar het onmogelijk is, onder de wüden een ge- 533 84 regeld burgerlijk bestuur te organiseeren, en tegelijkertijd maatschappelijk leven onmogelijk is zonder gezag, zullen de paters Jesuiten een gouverneur aanstellen in elk middelpunt der bevolking en hem de macht verleenen om de orde te handhaven en het recht uit te oefenen. De gouverneurs mogen bchte straffen opleggen voor gewone misdrijven, onverbeterlijke rustverstoorders verbannen uit het missiegebied, en zullen moordenaars opzenden naar Quito om daar te worden gevonnisd. In elke hoofdplaats zal een school worden opgericht op kosten der regeering, waar onderricht zal worden gegeven in de Christehjke leer, lezen, schrijven, rekenen en muziek, dat alle kinderen beneden de twaalf jaar verpMcht zijn om bij' te wonen." De regeering verbood ook allen verkoop op crediet, op straffe van verbeurdverklaring der goederen en verbanning uit het missiegebied, en beloofde insgehjks hulp en zoo noodig gewapende bescherming aan de missionarissen Deze laatste bepalingen bleken hoog noodig, daar de simpele Indianen dikwijls bedrogen en beroofd werden door speculanten. Deze laatsten, woedend omdat zij hierin werden verhinderd, belasterden de reUgieuzen tegenover de Indianen, die, meenerad dat hun belangen benadeeld werden, het huis der paters in brand staken. Een troep soldaten, gezonden door de regeering, was gelukkig in staat spoedig de orde te herstellen, de handelaars over de bergen terug te zenden, en alle stammen weder aan het gezag te onderwerpen, uitgenomen de Jivaros. „De dag is niet ver verwijderd," zeide MORENO n het Congres van 1871, „dat wij ons verplicht zuller zien dien stam uit het land te verdrijven en over d< grenzen te jagen ... Wij zullen dan die vruchtbare lande rijen en nog andere geschikte streken, waar thans geei c 85 bevolking woont, koloniseeren, door katholieke emigranten uit te noodigen, die in groot aantal bereid zullen zijn om hier te komen, als gij de noodige fondsen wilt toestaan." Na dit stormachtig begin genoten de Jesuiten-missiën wederom buitengewonen voorspoed. In twee jaar tijds telde de missie van Napo twintig dorpen en zesduizend christenen. Het werk maakte zulken voortgang, dat Moreno reeds het plan had opgevat den H. Stoel te vragen om de oprichting van een tweede Vicariaat, en er over dacht om dat uitgestrekte gebied open te zetten voor den handel, toen zijn dood hier, evenals elders in het land, onheil en ellende teweegbracht. Binnen korten tijd werden de Jesuiten weggezonden, en de dorpen vernietigd door de vijandschap der handelaars, die nu weer terugkeerden. Enkele missionarissen bleven nog hier en daar onder de stammen werkzaam, maar al hun pogingen om eenig goed te doen werden verijdeld of nutteloos gemaakt door de tegenwerking der koopheden. De President, wel Wetend dat een groot aantal van zijn eigen volk evenzeer meer priesters noodig had, vooral in de bergstreken, verkreeg van den Heiligen Vader de oprichting van een nieuw diocees, dat de afgelegen provinciën Esmeraldas en Manabi omvatte, waar twintig tot dertig goed bevolkte gemeenten zonder geestelijke hulp waren. Ten laatste, om' vele onwetende en flauwe katholieken in het land te hulp te komen, zocht en verkreeg hij de medewerking der Paters Redemptoristen, die twee aan twee onder het volk gingen, met de meest troostende gevolgen. Dikwijls gebeurde het, dat de landlieden, als zij vernamen, dat de paters in den omtrek waren, een afstand van vijf en zelfs van tien mijten aflegden om de missie-oefeningen bij te wonen. Was er geen kerk 535 86 op de plaats, dan richtten zij een noodgebouw op van takken en bladeren, en gedurende veertien dagen kwamen zij daar luisteren naar de onderrichtingen, den rozenkrans bidden en geestelijke liederen zingen. Als z^ dan tot de heilige Sacramenten waren genaderd, deden zij een opdracht aan de Heilige Maagd en namen dan met tranen afscheid van de paters, „de vaders hunner zielen", hen smeekend om zoo mogelijk bij hen te blijven. In de steden werkten de Paters met eenzelfden goeden uitslag. In 1873 gaven zij een missie in de kathedraal van Quito aan een ontzaglijke menigte, waaronder ook Moreno. De missie werd gesloten met de schoone en symbolische ceremonie der kruisplanting. De kathedraal was stampvol; de President in vol ornaat en omringd door de burgerlijke eh müitaire autoriteiten, bekleedde de eereplaats. Vóór de processie begon, besteeg een der Redemptoristen den preekstoel en sprak over de devotie tot het kruis en over den eerbied dien men het moet bewijzen. Hij herinnerde dan aan het feit, dat keizer Heraclius de eer had gehad het Ware Kruis te dragen en voegde er bij, zich wendend tot de mannen: „Ikhoop, dat gij allen, met verachting van menschelijk opzicht, hem' dit voorrecht zult benijden." Toen hij ophield met spreken, verbet de President zijn plaats, legde met de hulp zijner ministers het groote kruis op zijn schouders, en beladen met dien kostbaren last toog hij door de straten der hoofdstad, aan het hoofd van zijn volk. Deze missie droeg rijke vruchten, en wij kunnen het resultaat van deze en dergelijke pogingen van moreno het best begrijpen uit een brief, dien hij omstreeks dezen tijd schreef: „God zegent ons; het land gaat werkelijk vooruit. Zedelijke verbetering is overal zichtbaar, dank aan de Jesuiten, Dominicanen, Redemptoristen, Observantisten en andere regulieren, die onze 536 «7 goede priesters te hulp komen, welke zelf grooten ijver aan den dag leggen. Het aantal dergenen, die gedurende de Vasten tot de Sacramenten kwamen, is onberekenbaar. In onze jeugd konden wij degenen tellen, die hun godsdienstige plichten vervulden; thans telt men hen die ze verzuimen. Daarenboven, de stoffelijke vooruitgang is niet minder merkwaardig. Men kan inderdaad zeggen: God draagt ons aan Zijn hand, evenals een teedere vader zijn kind steunt als het voor 't eerst begint te loopen.'* Nog een zeer groote troost was Moreno beschoren gedurende zijn tweede Presidentschap, namelijk, dat hij openlijk zijn stem kon verheffen ter verdediging van den H. Stoel. Dit voorrecht, dat, treurig genoeg, alleen het zijne was, bracht Ecuador en zijh President voor de oogen der geheele wereld, en schonk groote voldoening aan Pius IX. Moreno had met droefheid het verloop gevolgd van den strijd tegen den Paus, en toen Rome éindelijk in bezit was genomen, zond hij een krachtig protest aan het ministerie van VlCTOR Emmanuel. Wij laten hier een paar zinsneden uit dit roemrijke stuk volgen: Na gezegd te hebben, dat Ecuador gewacht had tot een der groote Europeesche mogendheden zou voorgaan met een protest tegen de onrechtmatige inbezitname van Rome, vervolgt hij: „Maar onze verwachting bleek ijdel. De koningen van net oude vasteland bewaren hun stilzwijgen, en Rome lijdt nog onder de overheersching van koning VlCTOR Emmanuel. Het is om deze reden, dat de regeering van Ecuador, niettegenstaande hare zwakheid en den afstand, die haar scheidt van de oude wereld, haar plicht vervult om te protesteeren, zooals zij nu protesteert, voor God en de menschen, in den naam van het geschonden 537 88 recht, in den naam; vooral van het katholieke volk van . Ecuador, tegen de schandelijke overweldiging1 van Rome en de gevangenschap van den Opperherder, ten spijt van bedriegehjke beloften, dikwijls herhaald en altijd geschonden, ten spijt van de bespottelijke waarborgen voor onafhankelijkheid, die alleen bedoeld zijh om de ont eerende slavernij der Kerk te verbloemen." Niet tevreden met dit protest te hebben uitgevaardigd, zond hij copieën aan alle Amerikaansche regeeringen, en drong er bij haar op aan om met hem te protesteeren tegen „de gewelddadige en onrechtvaardige inbezitneming van Rome". Hij had weinig hoop van te zullen slagen, en jammer genoeg, hij bleek de eenige in de nieuwe wereld, die moed genoeg bezat om in het openbaar zijn toewijding aan den Heiligen Stoel te verklaren ih dit uur van gevaar. Geheel Ecuador deelde in de gevoelens van den President, en toen de vraag behandeld werd., hoe men den Heiligen Vader zou steunen in dit verlies van zijn tijdelijke goederen, stond het Congres de som' van tienduizend piasters toe, als een nationale gift, „een gering offer van onze kleine Republiek," zeiden de leden, die het den pauselijken Delegaat brachten, „dat wij1 u vragen den onsterfehjken Pius IX aan te bieden, uit naam van een volk, dat zijn deugden eert en zijln grootheid bewondert." Toen de Heilige Vader het protest van MORENO gelezen had, riep hij uit: „Indien Tiij' een machtig vorst was, dan zou de Paus iemand hebben op wien hij kon rekenen in deze wereld/' en hij schreef hem om hem te bedanken voor zijn ondersteuning. Later, toen de H. Vader de boodschap van den President en de gift van het volk van Ecuador ontvangen had, schreef hij den volgenden brief, die ook nog van 'groote waarde is, 89 omdat daaruit blijkt, dat Moreno's hervormingen den H. Vader bekend waren en door hem werden goedgekeurd; „Wij weten nauwelijks, of wij onze dankbaarheid zullen uitdrukken over de bewijzen van uw groote toewijding jegens ons, of over de gunsten, waarmede het den Airnachti gen God behaagd heeft u te beloon en. Waarlijk, het zou zeer moeilijk te verklaren' zijn, hoe gij zonder buitengewone tusschenkomlst van God, er in zoudt hebben kunnen slagen, binnen zoo weinige jaren den vrede te herstellen, een groot gedeelte der nationale schuld af te betalen, de meest drukkende belastingen af te schaffen, de inkomsten te verdubbelen, bet onderwijs geheel te hervormen, en wegen en hospitalen te scheppen. Indien wij bovenal dank moeten brengen aan den Almachtigen God, den Gever van aÜe goeds, clan is het toch ook rechtmatig, uw wijsheid en uwen ijver te prijzen, waarmede gij tegelijkertijd zooveel andere lofwaardige zaken hebt tot stand gebracht; de hervorming van de wetten, de magistratuur, en het leger, zonder iets over het hoofd te zien, dat de pubheke welvaart kan vergrooten. Vooral echter wenschen wij u geluk met de vroomheid, waarmede gij al uw successen toekent aan God en aan de Kerk, overtuigd, dat zonder de christelijke zedenleer, waarvan de Kerk alleen de voorschriften onderwijst en handhaaft, geen ware vooruitgang voor de natiën mogelijk is. Terecht hebt gij met alle krachten het Congres aangemoedigd om onzen heiligen godsdienst te verbreiden, en hebt gij alle harten doen wenden naar dezen Apostolischen Stoel, het middelpunt van eenheid, waartegen zulk een vreesebjke storm is losgebroken, door hen te vragen ons in onze noodwendigheid te hulp te komen. Ga voort te leven in deze heib:ge christebjke vrijjheid, met uwe werken in overeenstemming te doen zijn met uw geloof, en de 53y go rechten en de vrijheid der Heilige Kerk te eerbiedigen; en God, die geen kinderlijke toewijding! uit het oog verliest, zal u, geliefden zoon, nog grooter zegeningen schenken dan die, waarmede Hij u tot nog toe verrijkt heeft." Moreno was overweldigd door deze lofspraak van den Heiligen Vader en schreef hem1 dezen nederigen brief: „Allerheiligste Vader. Ik kan onmogelijk de gevoelens van dankbaarheid uitdrukken, waarmede de vaderlijke en hartelijke brief van uwe Heiligheid mij vervult. De goedkeuring, die U gewaardigt uit te spreken over mijn pogingen, is voor mij het grootste loon, dat ik op aarde kon verlangen, maar gaat mijn verdiensten verre te boven. Ik erken in strenge rechtvaardigheid, dat wij alles verschuldigd zijn aan God; niet alleen de toenemende welvaart van onzen kleinen Staat, maar ook de middelen, die ik gebruik voor zijn ontwikkeling, en zelfs het verlangen, waarmede God mij bezield heeft om te werken voor Zijne glorie. „Ik verdien daarom geen belooning. Ik heb veeleer redenen om te vreezen, dat op den jongsten dag God mij verantwoordelijk zal stellen voor het goede, dat ik met de hulp Zijner genade zou hebben kunnen doerij en dat ik niet heb gedaan. Gewaardig U dan, Heilige Vader, Hem te smeeken, mij vergiffenis te schenken en mij zalig te doen worden, niettegenstaande al mijn gebreken. Moge God mij verlichten, mij leiden in alle dingen en mij de genade verleen en van te mogen sterven voor de verdediging van ons heilig geloof en van de Heilige Kerk. Met deze gevoelens, Heilige Vader, vraag ik een nieuwen zegen voor de Republiek, voor mijne familie, en voor mij zelf. Uw zegen helpt mij altijd om sterker te worden in mijn vertrouwen op God, de bron van alle kracht en allen moed.'* 540 91 Moreno mocht nooit het genoegen smaken, Pius IX in deze wereld te zien, en hoe hoog hij dit voorrecht zou geacht hebben, kunnen wij opmaken uit een brief aan een zijner vrienden te Rome. „Ik benijd u het geluk, de voeten te mogen kussen van den Plaatsbekleeder van Christus, en te mogen spreken met hem, dien ik meer bemin dan een vader, daar ik voor hem, voor zijn verdediging, voor zijn vrijheid, zélfs het leven van mijn zoon zou willen opofferen." Zijn eigen leven, wij weten het duidelijk genoeg, zou hij ten allen tijde met vreugde hebben opgeofferd in dienst des Pausen- XI. INNERLIJK LEVEN. Eer wij het laatste tragische tooneel beschrijven in het leven van den grooten President, is het de moeite waard, hem na te gaan in zijn dagelijkschen handel en wandel, en een weinig door te dringen in de geheimen van zijn innerlijk leven, dat zulke rijke vruchten afwierp. De heilige Teresia slaakte eens deze verzuchting: „Ach, dat toch alle vorsten dagelijks slechts een half uur wilden mediteeren, dan zou spoedig het aanschijn der aarde vernieuwd zijn!" Moreno bracht dit ideaal in practijk, en wij kunnen naar waarheid zeggen, dat hij den troost had, het geloof en de vroomheid terug te geven aan zijn land. Zijn leven was een leven van harden arbeid en strengen eenvoud, lederen morgen stond hij om vijf uur op, en was altijd om zes uur in de kerk om' zijn meditatie te verrichten en de heilige Mis bij te wonen. Om zeven uur bezocht hij het hospitaal, en daarna ging hij naar zijn studeervertrek waar hij hard doorwerkte tot tien uur. Na een sober ontbijt, begaf hij zich naar het re- li 92 geeringspaleis en bleef daar bezig tot drie uur. Om vier uur dineerde hij, legde eenige noodzakelijke bezoeken af, inspecteerde publieke werken en deed uitspraak in kleine geschillen, die hem werden voorgelegd. Om zes uur keerde hij terug naar huis, bleef in den familiekring tot negen uur, en verliet haar dan weer voor zijn studeerkamer om brieven te schrijven of ander werk te doen tot elf of twaalf uur. Dit was zijn gewoon leven tehuis, maar indien eenige moeilijkheid was ontstaan, en zijn tegenwoordigheid vereischt werd in een of ander gedeelte des lands, dan zat hij te paard van den vroegen morgen tot den avond, met zijn wondervol sterk gestel weerstand biedend aan alle vermoeienis. Op zijn inspecties en veldtochten nam hij zijri eenige rust op den grond, enkel gewikkeld in zijn mantel. Zijn geliefkoosd boek, dat hij altijd en overal bij zich droeg was „de Navolging van Christus", en bij zijn dood vond men in zijn zak het veel gebruikte exemplaar, dat een vriend hem gegeven had op den 24en September 1860, den dag der inname Van Guayaquil. Op de laatste bladzijde vond men den levensregel, dien hij voor zichzelf had vastgesteld, en het is diep treffend de nederige en eenvoudige woorden te lezen van dezen sterken man, die uiterlijk wel wat stroef en hooghartig kon schijnen. „lederen morgen, als ik mijn morgengebed bid, zal ik vooral vragen om nederigheid. Eiken dag zal ik de heilige Mis bijwonen, den rozenkrans bidden, een hoofdstuk lezen uit Üe „Navolging" en daarenboven nog dezenregel en de aanwijzingen daaraan toegevoegd. Ik zal trachten mij zelf zooveel mogelijk te stellen in de tegenwoordigheid Gods, vooral gedurende eenig gesprek, opr dat ik niet zondige in mijn woorden. Ik zal dikwijls mijn hart offeren aan God, vooral wanneer ik eenige han- 93 deling begin. Ieder uur zal ik tot knijzelf zeggen: „Ik ben slechter dan een duivel, en de hel behoort mijn woonplaats te zijn." In bekoring zal ik daarbij voegen: „Wat zou ik denken van dit alles op mijn sterfbed?" — Nooit in mijn kamer zittend bidden, als ik het knielend of staand doen kan. Dagelijks kleine acten van nederigheid verrichten, bijv. den grond kussen; mij te verheugen, als ik of mijn daden gegispt worden; nooit over mijzelve te spreken, tenzij om' mijn fouten en tekortkomingen te belijden. Pogingen doen, door te denken aan 'Jezus en Maria, om- mijn ongeduldigheid te bedwingen, en mijn natuurlijke neigingen te bestrijden; vriendelijk te zijn tegenover een ieder, zelfs met degenen die mij lastig vallen; nooit kwaad te spreken van mijn vijanden, lederen ochtend, eer ik mijn werk begin, zal ik opschrijven wat ik te doen heb, groote zorg dragend mijn tijd goed te verdeelen, mijzelf alleen te geven aan nuttigen en noodzakelijken arbeid, en daar mee voort te gaan met ijver en volharding. Ik zal angstvallig de wetten van rechtvaardigheid en waarheid in acht nemen, en in al mijh daden geen andere intentie hebben, dan de meerdere eer en glorie van God... Ik zal eiker week gaan biechten... Ik zal nooit meer dan een uur geven aan eenige ontspanning, en in den regel nooit vóór acht uur in den avond." Zij, die hem! het best gekend hebben, vertellen ons allen, hoe consciëntieus en met welk een stipte getrouwheid Moreno deze besluiten naleefde. Moeilijkheden ^ten zoogenaamde onmogelijkheden bestonden voor hem niet. Bij dergelijke opmerkingen was zijn onveranderlijk antwoord altijd: „God sterft nooit; God bestaat en dat is genoeg. Wat is onmogelijk bij God?'j Hij had een zeer groote godsvrucht voor het heilig Sacrament des Altaars, en men kon hem dikwijls in 543 94 aanbidding voor het altaar zien neergeknield. Hij' volgde gaarne den priester die de H. Comniunie ging brengen aan een zieke, en bij groote processies droeg hij het vaandel dat het heilig Sacrament voorafging. In 18*73 smaakte hij de voldoening, bij officiëel decreet Ecuador toe te wijden aan het Heilig Hart. Bij die gelegenheid woonde hij de plechtige ceremoniën bij in de Kathedraal, en nadat de Aartsbisschop de acte van toewijding had uitgesproken, herhaalde de President haar in naam van den Staat. Zooals wij reeds gezien hebben, was hij een waar kind van Onze Lieve Vrouw, en hij had een bijzondere godsvrucht tot den H. Joseph en tot de zalige Mariana, de Lelie van Quito en patrones van Ecuador, wier altaar hij luisterrijk liet herstellen. Hij had er een afkeer van om gebruik te maken van een of andere dispensatie, toegestaan wegens zijn rang, en toen hij lid werd van de Maria-congregatie drong hij er op aan, te worden ingedeeld bij den groep der arbeiders. Bij gelegenheid van een jubilé werd hem1 gezegd, dat hij kon gedispenseerd worden in eenige der voorwaarden, om wille van zijn drukke bezigheden, maar hij antwoordde: „God beware mij daarvoor; ik ben slechts een Christen evenals ieder ander." Wederom, toen de Overste van een religieus huis hem aanbood om alle weken zijn biechtvader bij hem te laten komen, teneinde hem de wandeling te besparen, antwoordde hij eenvoudig: „De zondaar moet naar zijn rechter gaan; de rechter behoeft niet den zondaar na te loopen." Moreno was een hoogst belangwekkend en aanaantrekkelijk mensch in gezelschap. Met zijn uitgebreide kennis was hifin staat om over geneeskunde te praten met doctoren, over rechtsgeleerdheid met advocaten, over theologie met geestelijken, en over landbouw met 95 uucreu. ïegenover zijn vnenaen was mj steeds eenvoudig en opgewekt, ofschoon zijn houding altijd ernstig was en waardig. Zijn verschijning om dezen tijd was zeer opvallend, met zijn fijnen kop, wit haar, en groote donkere oogen; en ofschoon in zijn jongere dagen zijn streng gelaat de teekenen droeg van de stormen en moeilijkheden des levens, werd het kalmer en rustiger, toen hij ouder werd en de toestand des lands verbeterde. In weerwil van zijn buitengewone talenten en zijn van natuur gebiedend karakter, bleef hij altijd nederig, en ofschoon zijn vijanden hem beschuldigden van hoogmoed en eerzucht, toont al wat Wij van hem weten duidelijk aan, dat hij nooit naar macht verlangde voor zijn persoonlijke belangen, en dat hij haar alleen gebruikte voor de eer Gods en het welzijn van het land. Moreno had nooit eenig verlangen naar populariteit, en offerde niet het geringste deeltje zijher beginselen op om haar te winnen. Hij bleef volkomen onbewogen ioor de beleedigingen, die de revolutionaire bladen tegen iiem uitbraakten, tevreden, gelijk hij zeide, behandeld te worden evenals de Goddelijke Zaligmaker en de Heüige Kerk. Aan een religieus, die hem eens eenige beleedigingen vertelde, welke hij had ondergaan, antwoordde hij: „Ik sympathiseer ten voüe met uw hjden, maar ge hebt een prachtige gelegenheid gehad om verdiensten te vergaderen voor de eeuwigheid. De slagen, die gij hebt Mitvangen, zullen u misschien minder hard voorkomen, üs gij ze vergelijkt met die, waarmede ik dagelijks overstelpt word. Doe als ik: leg die beleedigingen neer lan den voet van het kruis, en vraag God de schuldigen :e vergeven. Vraag Hem om mij voldoende kracht te schenken, dat ik niet alleen goed mag doen aan hen, lie in woord en geschrift den vloed van haat, waar hun lart van overloopt, over mij uitstorten, maar dat ik mij 96 erover moge verheugen voor God, dat ik iets mag lijden in gemeenschap van den Zaligmaker. Het is voor mij een wezenlijk geluk, zoowel als een onverdiende eer, dat ik de beleedigingen der Revolutie mag dragen in gezelschap van de religieuze orden, de bisschoppen, en zelfs van den Paus." Indien Moreno soms zijne meening wat al te krachtig en hartstochtelijk verdedigde, dan was dit veel minder om een tegenstander te verslaan, dan wel om de waarheid te verdedigen. Met zijn groot verstand, zijn sterk geloof en zijn onverbiddelijke logica, veroordeelde hij de moderne theorieën op de meest gestrenge wijze en oordeelde met de Kerk, dat zij gevaarlijk waren voor de maatschappelijke orde. Indien een of andere liberaal zulke ideeën luchtte in zijn tegenwoordigheid, dan vernietigde de President met eenige weinige woorden — soms wat al te scherp — het argument, en daarna op het hart der kwestie ingaand, toonde hij aan hoe dwaas het was. „In de rekenkunde", placht hij te zeggen, „hebben wij geen welsprekendheid noodig, maar alleen cijfers: in wijsbegeerte en politiek, geen praatjes, maar bewijzen." In andere dingen echter, waar rechtvaardigheid en waarheid niet in gemöeid werden, was hij volkomen bereid om tegenspraak te ontmoeten. „Ik vergis me", zei hij dan, of: „gij zijt van dit ouderwetsche beter op de hoogte dan ik." Maar bovenal was hij immer gereed om schuld te bekennen, als hij ongelijk had. Bij zekere gelegenheid, dat hij erg druk bezig was met een lastige zaak, kwam een geestelijke hem onderbreken met een zoogenaamd gewichtig geval. moreno ontving hem eenigszins norsch, en toen de zaak van geen beteekenis bleek, zond hij hem niet minder norsch weg, zeggende: „Het was 97 waarlijk de moeite niet waard u zelf of mij last te veroorzaken om zoon nietigheid." De geestelijke ging heen, tamelijk ontstemd, maar hij dacht reeds niet meer aan het geval, toen den volgenden morgen vroeg de President hem kwam bezoeken om hem excuus te vragen voor zijn „ruw en oneerbiedig" gedrag. Een zijher vrienden, een officier, had om een kleinigheid reeds eenigen tijd nagelaten Moreno te groeten of te bezoeken. De President, hem1 op zekeren dag toevalhg ontmoetend, hield hem staande, zeggende: „Ik maak u mijn aidejde-camp". De officier bleef stom van verbazing. „Hier," zei Moreno, voor hem buigend, ,hier is mijn hoofd, als gij het verlangt" — en de oude vriendschap was weder hersteld. Diep doordrongen van het idee zijner onwaardigheid, verzocht hij' aanhoudend, dat men voor hem zou bidden, en in zijn vertrouwebjke brieven aan de bisschoppen, die hem zeer genegen waren, drong hij er op aan, dat zij zouden zeggen, wat zij afkeurenswaardig vonden in zijn daden, en hem den weg zouden aanwijzen om zijn macht nog beter te gebruiken voor de zaak Van God en de Kerk. Een professor in de botanie, die een plant ontdekt had, onbekend in de flora van het land, vroeg zijn verlof om haar de Tacsonia Garcia Moreno" te mogen noemen. „Indien gij mij een genoegen wilt doen," antwoordde de President, „laat dan mijn arme persoonlijkheid maar rusten; indien de bloem zeldzaam is, en schoon en onbekend in Ecuador, bied dan de eer uwer ontdekking aan de Bloem des Hemels; noem haar dan de „Tacsonia Maria". Een Duitsche professor van de Polytechnische school geeft een interessante beschrijving van Moreno op zijn landgoed, waar hij het voorrecht had hemi te bezoeken. 547 08 „tiij1 sticntte rnlj altijd door zijn goedheid, zijn ernst, die vergezeld ging van groote vriendelijkheid, en vooral door zijn diepe godsvrucht. Des morgens, als het tijd werd voor de H. Mis, maakte hij alles gereed in de kapel en diende zelf de Mis, die werd bijgewoond door zijn gezin en door de dorpelingen. Indien gij hem gezien hadt, met zijn hooge gestalte, zijn sprekend gelaat en zijn militaire houding; als gij, evenals wij', op zijn gelaat hadt kunnen lezen de vreeze Gods, het levend geloof, de vurige vroomheid, die zijn hart vervulde, dan zoudt gij den eerbied begrijpen, dien wij allen gevoelden in de tegenwoordigheid van dezen man Gods." Indien men aanvoert, dat hij bij sommige gelegenheden, als het welzijn der natie de bestraffing eischte van misdaad of verraad, wat al te streng optrad, dan antwoorden wij met de woorden, die hij zelf toevoegde aan een religieus, die genade kwam vragen voor een jongen man, die tot ballingschap veroordeeld was: „Wij hebben moordenaars genoeg in Ecuador zonder deze. U betreurt het lot der beulen, maar ik heb medelijden met de slachtoffers." De zorg voor de hervorming en verbetering der hospitalen lag hem zeer na aan het hart. „Onze weinige instellingen van liefdadigheid," zeide hij in het Congres, „bieden een droevig schouwspel aan, een christelijke en beschaafde natie onwaardig, niet alleen wegens de volslagen onvoldoendheid der inkomsten om ze te onderhouden, maar vooral om het gebrek van naastenliefde in degenen, die ze bedienen." Hij sprak met volledige kennis, want van de eerste dagen van zijn Presidentschap af had hij zich als directeur aangesteld van het voornaamste hospitaal van Quito. Hij bezocht het dagelijks om toe te zien, dat de beambten behoorlijk hun plichten vervulden. Hij ging door de zalen, onderzocht de voor- 40 99 schriften der doctoren, toonde de verplegers, hoe zij de medicijnen moesten gereed maken of wonden moesten verbinden, en strafte streng alle nalatigheid. Er zijn meerdere anecdoten in omloop omtrent zijn befde voor rechtvaardigheid en zijn praktische zorg voor degenen, die onrechtvaardig behandeld werden of lijdend waren. Wij zullen een paar voorbeelden geven. Een der hospitalen van Quito was uitsluitend voor melaatschen, en toen die ongeluklrigen klaagden over het voedsel, kwam Moreno op zekeren dag geheel onverwacht binnen, en deelde in hun maaltijd. Hij zag, dat zij reden tot klagen hadden, en gaf bevel, dat voortaan een beter dieet zou verschaft worden. Eenigen tijd later kwam hij terug, en na bevonden te hebben, dat aflies naar behooren was, antwoordde hij op de klacht van een patiënt, die nog niet tevreden was: „Weet gij wel, goede vriend, dat ik het zelf zoo goed niet heb, al ben ik dan President van de Republiek.'' Hij zette de kroon op zijn werk' van naasteiüiefde voor de zieken, door hen toe te vertrouwen aan de zorgen van Liefdezusters, onder wier bestuur het hospitaal van den H. Joannes de Deo te Quito een model-hospitaal werd. Hij richtte ook in verschillende andere steden ziekenhuizen op, die allen door Liefdezusters bediend werden. Als Moreno in een of andere stad was aangekomen, gold zijn eerste bezoek altijd het hospitaal; en bij zulk een gelegenheid vond hij eens te Guayaquil, dat meerdere patiënten op den grond lagen, op een mat. Diep getroffen wendde hij zich tot den Gouverneur en vroeg hem, waarom die patiënten niet kregen wat zij zoo hoog noodig hadden. „Excellentie," antwoordde deze, „wij hebben geen geld meer." „Dat belet u toch niet, die gezond zjjt, om op een goede matras te slapen, terwijl deze lijdende ledematen van Jesus Christus slechts den oo grond hebben om op te rusten." „Binnen eenige weken zullen wij in al hun behoeften voorzien." „Niet binnen eenige weken," hernam MORENO, „zij kunnen niet wachten. Gij zult vannacht hier bij hen slapen op een mat, en eveneens de volgende nachten, totdat elke patiënt een ledikant heeft en een matras." Eer de avond viel, was het hospitaal vol bedden, en de Gouverneur kon slapen in zijn eigen bed. Het is onnoodig te zeggen, dat een deel van zijn inkomen naar zijn geliefde zieken ging, en dat hij altijd blij was, hun eenig gemak of genot te verschaffen. Onder zijn eerste Presidentschap wees zijne echtgenoote, Dona Rosa, hem er op, dat het gebruikelijk was, een officieel diner te geven aan de ministers en diplomaten. Toen hij nu zeide, dat zijn middelen die uitgave niet toelieten, beloofde zij' voor het geld te zullen zorgen en gaf hem vijfhonderd piasters, zeggend, dat hij het nu eens royaal moest aanleggen. De President kon er echter niet toe besluiten om te doen wat zij wenschte; hij ging met zijn aidede-camp naar het hospitaal, voorzag in de meest dringende behoeften van de zieken, en beval hun een feestmaal voor te zetten. Toen hij weer thuis kwam en Dona rosa hem vroeg, of hij met het geld was toegekomen, antwoordde hij vroolijk lachend: „Tk dacht, dat een goede maaltijd meer goed zou doen aan de zieken dan aan de diplomaten." 550 io! XII. DE DOOD VAN GARCIA MORENO. Toen het jaar 1874 ten einde liep, kwant het vraagstuk der nieuwe presidentskeuze weer voor aller geest. Ei viel niet aan te twijfelen, dat Moreno een groote meer derheid van stemmen zou hebben bij zijn dankbaar volk, en dit verbitterde de radicale partij. Zij kozen voor huri candidaat Borrero, een bberaal-katholiek,' en maakten gebruik van alle soorten van kunstgrepen om zijn succes te verzekeren. Moreno, die reeds lang gewenscht had zich in het ambtelooze leven terug te trekken, zag al die pogingen met onverschilligheid aan, daar hij besloten had zijn benoeming alleen te aanvaarden, als het land dit volstrekt wilde; en hij verbood, dat men ïets zou doen ten zijnen gunste. Het volk echter bleek zoo vast besloten hem' opnieuw te kiezen, dat Borrero vóór de verkiezing zijn candidatuur introk. De stemming had plaats in Mei, verHep volkomen rustig en 23.000 kiezers gaven uit eigen beweging hun stem aan den man, dien zij" „den Redder van hun land" noemden. Andermaal verslagen, besloten zijn vijanden hem van het leven te berooven, en dezen keer, helaas, zouden zij in hun boos opzet slagen. Gedurende de volgende drie of vier maanden leefde Moreno lemerlijk in de schaduw van den dood, en er was bepaald een man van zijn heldhaftig geloof en onbezweken moed toe noodig om zijn dagelijksche pbchten te blijven vervullen, onbewogen door de voortdurende waarschuwingen aangaande zijn naderenden moord. De vrijmetselaars hadden reeds lang zijn ondergang gezocht. Deze groote katholieke bewindvoerder was, gelijk zij wisten, htm bitterste tegenstander in hun strijd 551 102 tegen Kerk en maatschappij, en in i£73, na de openbare toewijding van Ecuador aan het Heilig Hart, was hij door den grooten raad der orde veroordeeld om te sterven. „Ik word gewaarschuwd uit DuitscMand," schrijft hij, „dat de loges van dat rijk bevel hebben gegeven aan die van Amerika om hemel en aarde te bewegen, teneinde de regeering van Ecuador omver te werpen. Maar zoolang God ons beschermt en overschaduwt met Zijn genade, wat hebben wij dan te vreezen?" Een vloed van dagbladartikelen werd over Europa en Amerika uitgestort, waarin de President werd belasterd en de publieke opinie werd voorbereid op zijn val. De Peruviaansche bladen vermeldden rijn dood reeds als een feit in October 1873. De verkiezingen van 1874 brachten een nieuwen oogst van kwade geruchten en dreigementen, en de plannen voor zijn dood namen vasteren vorm aan. Dit werd zoo erg, dat vele personen zich verplicht achtten den President te wijzen op het 'gevaar, en hem te vragen de noodige voorzorgsmaatregelen te nemen. Maar het was onmogelijk hem bevreesd te maken of voorzorgen te laten nemen. Een religieus, die opdracht had hem een gewichtige mededeeling te doen, kreeg enkel ten antwoord: „Ik ben u dankbaar voor uw liefderijke waarschuwing, ofschoon zij mij niets vertelt wat nieuw voor mij is. Ik ben volkomen bekend met het feit, dat zekere menschen mijn dood verlangen, maar deze slechte verlangens, voortkomend uit haat, zijn alleen nadeelig voor degenen die ze vormen. Zeg aan de personen, van welke gij deze bijzonderheden vernomen hebt, dat ik God vrees, maar dan ook God alleen. Ik vergeef mijn vijanden van ganscher harte, en als ik ze kende of er gelegenheid toe 103 had, zou ik hun graag goed doen." Tot een vriend, die hem den handlanger van een vrijmetselaar wilde aanwijzen, zeide hij: „Ik sla geen acht op al die nare beschuldigingen, en ik heb slechts diepe verachting voor de plannen van die ongelukkigen. Ik zou reeds lang krankzinnig geworden zijn, als ik het geringste gewicht had gehecht aan hun kuiperijen." Bovenal wilde hij geen ophemelende pleidooien laten houden ten behoeve van zijn eigen persoon of van zijn ministerie. De redacteur van de Nactamat, die in zijn' ijveren voor de zaak van den President een soort van profetisch visioen had geschreven, waarin hij hem voorstelde als een nieuwen Abel, op het punt om vermoord te worden door een nieuwen Kaïn, werd door moreno ontboden, die hem zeide: „Deze toon mishaagt mij. Dat is niet ide taal van een regeering, die goed handelt zonder senige vrees voor wat dan ook... God zal ons schild rijn tegen de pijlen van den vijand. En indien wij sneven, ivel, er is niets begeerlijker, niets meer glorievol voor ïen katholiek — ons loon zal eeuwig zijh." De plannen zijner vijanden werden met den dag rijper, in het huis van den Peruviaanschen gezant hadden nachrelijke bijeenkomsten plaats, die den vrienden van den President groote onrust baarden, en het komt ons ongeoofelijk voor, dat geen ernstige maatregelen genomen verden om die verdenkingen op te helderen of de berokken personen te arresteeren. Een prelaat, die omstreeks dezen tijd Quito bezocht, vaarschuwde hem wederom: „Het is pubbek bekend, lat de vrijmetselaars u hebben veroordeeld, en dat hun ïandlangers hun dolken gereed maken; neem toch eenige naatregelen om uw leven te redden." „En welke maategelen kunt u mij aanbevelen?" vroeg Moreno. „Oming u met een lijfwacht." „En wie zal mij beveiligen 553 104 tegen mijn lijfwacht? antwoordde hij, „want ook deze zou kunnen worden omgekocht. Ik geef er de voorkeur aan, mij aan Gods hoede over te laten. Indien de Heer de stad niet bewaakt, waakt hiji tevergeefs, die haar bewaakt." Het was onder deze omstandigheden van vrees en verwachting, dat de President een brief schreef, die zijn laatste aan Pius IX zijn zou; een brief, die gedeeltelijk zijn naderend einde duidebjk aankondigt. „Ik vraag uw zegen, Allerheibgste Vader, daar ik zonder verdienste van mijnen kant herkozen ben om deze kathobeke Repubbek opnieuw voor den tijd van zes jaar te besturen. De nieuwe periode begint pas op den 3oen Augustus, op welken datum ik den constitutioneelen eed moet afleggen. Eerst dan zal het mijn plicht zijn Uwe Heihgheid officieel hiervan kennis te geven, maar ik wensch dit reeds nu te doen, teneinde van den hemel het licht en de kracht te verkrijjgen, die ik meer dan) iemand anders noodig heb om een trouw kind van den Goddelijken Zaligmaker en een gehoorzaam dienaar van Zijn onfeilbaren vertegenwoordiger op aarde te blijven. In dezen tijd, nu de loges van alle ombggende landen, opgestookt door Duitschland, alle soorten Van afschuwelijke beleedigingen en schandehjke lasteringen tegen mij uitbraken, en in 't geheim naar middelen zoeken om mij te vermoorden, heb ik meer dan ooit de goddelijke hulp noodig om' te leven en te sterven voor de verdediging van onzen heibgen godsdienst en van deze dierbare Repubbek, welke God rnij iwederom opdraagt te besturen. Wat grooter geluk kon mij te beurt vallen, Allerheiligste Vader, dan mij zelf gehaat en belasterd te zien om wille van den Goddelijken Verlosser? En toch, hoeveel grooter zou nog mijn voorrecht zijn, indien uw zegen voor mij de genade mocht verkrijgen, om mijn bloed te storten 554 io5 voor Hem, die, God zijnde, Zijn bloed voor ons verlangde te vergieten aan het kruis." Op den 26en lub, het feest van de heüige Anna, haar Patrones, ontving mevrouw Moreno onder haar brieven van gelukwensching ook een briefje, dat baar den raad gaf zorgvuldig] te waken over haar tnan, daar de plannen, die tegen hem waren gesmeed, zeer spoedig zouden uitgevoerd worden. Verschillende zijher vrienden maakten ook van deze gelegenheid gebruik om nogmaals op voorzichtigheid aan te dringen. „Wel," antwoordde MOreno opgewekt, „waar verlangt een reiziger naar, tenzij naar het eind van zijta reis, — of een zeeman, tenzij de vaderlandsche kust weer in 't zicht te krijgen? Ik zal mijzelf niet laten bewaken. Mijn lot is in de hand Gods, Die mij uit deze wereld zal wegnemen wanneer en zooals Hij wil." Den 4en Augustus schreef moreno aan Don Juan Aguirre, die sedert zijn studententijd zijn trouwe vriend was geweest. Eenige maanden te voren hadden zij elkander nog gesproken, en bij die gelegenheid had Moreno's gewone kalmte hem begeven, want hij scheen toen overtuigd, dat dit hun laatste ontmoeting was. Na een lang en vertrouwelijk gesprek omhelsde hij zijn vriend, zeggend: „Ik gevoel, dat wij elkander niet weer zullen zien; dit is ons laatst vaarwel." Daarop zich omwendend om zijn tranen te verbergen, zeide hij andermaal: „Wïjzuüen elkander nooit meer ontmoeten." In zijn brief schreef hij nu aan Don Jtjan: „Ik zal zeer spoedig vermoord worden. Ik ben gelukkig te sterven voor het geloof. Wij zuüen elkander weerzien in den hemel." Den 5en Augustus bespraken de President en zijn raad het gevaar, dat hem bedreigde en dat ieders gedachten bezighield. Moreno was er van overtuigd, dat geen voorzorgen konden baten tegen een onverzoenlijken vij- ioo and, die gereed stond elk oogenblik en van alle kanten aan te vallen. „De vijanden van God en de Kerk mogen mij dooden," zeide hij: „God sterft niet." Op den avond van dien dag gelastte hij zijn aide-decamp niemand bij hem toe te laten, daar hij de redevoering wenschte af te werken, die hij in het Congres zou houden. Een priester echter kwam' en drong er op aan om den President te spreken, en zeide, dat de zaak, waarom hij kwam, geen uitstel gedoogde. Hij werd toegelaten en waarschuwde den President, dat hij thans in het grootste en meest onmiddellijke gevaar verkeerde van de vrijmetselaars. „Ik heb reeds meerdere tijdingen van dezen aard ontvangen," antwoordde Moreno, „en na rijpe overweging ben ik tot de overtuiging gekomen, dat de eenige voorzorg, die ik nemen kan, hierin bestaat, mij zelf gereed te houden om voor God te verschijnen." Daarop zette hij zijn werk voort alsof er niets gebeurd was, maar men ontdekte, dat hij een groot gedeelte van den nacht in gebed doorbracht. Den volgenden dag, den 6en Augustus, het feest van Transfiguratie, en de eerste Vrijdag der maand, ging de President, als naar gewoonte, omstreeks zes uur naar de kerk van den heiligen Dominicus. Hij woonde de H. Mis bij en naderde met vele anderen tot de heilige Communie. Het was zijn Viaticum, en waarschijnlijk gevoelde hij dit, want hij wist, dat de dood ieder oogenblik kon komen. Hij deed zijn dankgebed tot bijna acht uur, en ging toen naar huis. Intusschen achtervolgden de moordenaars hem reeds naar het plein buiten de kerk, en het was waarschijnlijk alleen de menigte, of eenige toevallige omstandigheid, die hen weerhield hun misdaad te voltrekken, terwijl hij de kerk verliet. Hij bracht eenigen tijd door met zijn gezin, maakte 556 107 toen zijn redevoering geheel gereed, stak deze bij zich, en begaf zich omstreeks één uur naar het regeeringsgebouw, vergezeld van zijn aide-de-camp. Onderweg verMet hij dezen om een bezoek te brengen bij den broeder zijner vrouw, Don IGNACIO Salazar, wiens huis vlak bij de Plaza Mayor stond. Don iGltACio, die zeer veel van hem hield, zeide bedroefd: „Gij moést niet uitgaan, want gij weet toch, dat uwe vijanden u overal volgen." „Niets zal gebeuren, dan wat God toelaat," was het antwoord; „ik ben geheel in Zijne handen." Daar het een snikheete dag was, nam Moreno een verfrisschenden dronk, waardoor hij begon te transpireeren; hij knoopte daarom1 zijn jas dicht, een ding Van schijnbaar geringe beteekenis, maar met noodlottige gevolgen. De samenzweerders waren in een café, van waar zij de bewegingen van den Presdient bespiedden; zij kwamen nu naar buiten en verscholen zich achter de pilaren van de colonnade. Eer hij naar het regeeringsigebouw ging trad Moreno de kathedraal binnen, waar het Heihg Sacrament ter aanbidding was uitgesteld, en hij bleef een langen tijd in gebed verzonken, tot een der samenzweerders, Rayo, die ongeduldig begon te worden, iemand naar binnen zond, om te zeggen, dat de President verwacht werd voor een dringende zaak. Moreno kwam terstond naar buiten en had reeds eenige stappen gedaan in de rtthting Van het paleis, toen Rayo een grooten hartsvanger trok, en hem een zware wond toebracht in den schouder. „Lage moordenaar", riep de President, vergeefs trachtend zijn revolver te nemen van onder zijn dichtgeknoopten jas, terwijl Rayo hem een wonde toebracht aan het hoofd, en de anderen hun revolvers op hem afschoten. Een jonge man trachtte Rayo te grijpen en te ont- 55/ IOS wapenen, maar werd zelf gewond en moest hem loslaten. Moreno met kogels doorboord en bloedend uit het hoofd, trachtte zich nog te verdedigen, maar Rayo met twee slagen van zijn Wapen hieuw hem den linkerarm en de rechterhand af. De overigen vuurden ten tweeden male hun revolvers op hem af en het heldhaftig slachtoffer rolde de treden van het bordes af en bleef aan den voet bewegingloos liggen. De ellendige Rayo viel nogmaals op hem aan onder den kreet: „Sterf, vernietiger der vrijheid!" „GOD STERFT NOOIT!" prevelde de held, het was zijn laatste woord. Dit alles was het werk geweest van eenige oo genblikken. De menschen kwamen op het rumoer toegeschoten, en de moordenaars sloegen op de vlucht. MOreno werd de Kathedraal binnengedragen en neergelegd aan de voeten van O. L. Vrouw tot vrijkoop der slaven. Vandaar overgebracht naar het huis Van den geestelijke, trachtte een geneesheer nog zijn wonden te verbinden, maar dit bleek tevergeefs; de dood was duidelijk nabij. Een priester vroeg hem of hij zijne vijanden vergaf, en een oogopslag vol uitdrukking gaf het bevestigend antwoord. Te midden der weenende omstanders werd hem het H. Oliesel toegediend, en eenige minuten later gaf hij den geest en snelde zijn schoone ziel naar God. Het officiéél onderzoek toonde aan, dat hij zeven of acht doodelijke wonden ontvangen had. Op zijn borst vond men een reliquie van het Heilig Kruis, een scapulier van het Lijden en een van het Heilig Hart, en om zijn hals zijn rozenkrans. In zijn zak vond men een klein memorandum, nog dien ochtend met potlood geschreven: „Mijn Zaligmaker Jezus Christus, schenk mij grootere liefde tot U, en diepe nederigheid, en leer ioq mij wat ik aezen aag moet doen voor uw grooteren dienst en glorie." Het geheele land werd in droefheid en rouw gedompeld door deze afschuwelijke misdaad, en van alle Amerikaansche Staten, van Pius IX, en van de Katholieke Staten van Europa kwamen berichten van deelneming en sympathie met het smartelijk getroffen volk. De Paus hield een pubbeke lofspraak op rijn getrouwen zoon en noemde hem: „een slachtoffer voor zijn geloof en zijn Christelijke naastenbefde." Toen zijn opvolger Leo XIII eenige jaren later Moreno's laatste redevoering ontving, nog bespat met zijn bloed, zeide hij: „Wij zullen deze bladzijden godvruchtig bewaren, als een treffende herinnering aan den man, die een kampioen was van het Katholieke geloof, en op wien met alle recht de woorden kunnen worden toegepast, welke de Kerk gebruikt om de nagedachtenis der heüige martelaren Thomas van Canterbury en Stanislaus van Polen te vieren: „Pro Ecclesia gladüs impiorum occubuit: Hij viel onder het zwaard der vijanden om wüle van Gods Kerk." Het stoffelijk overschot van den President, gekleed in zijn .uniform, lag op een praalbed in de kathedraal gedurende drie dagen. Dichte menigten van mannen, vrouwen en kinderen kwamen bidden en weenen aan zijn lijkbaar, zuchtend en jammerend: „Wij hebben onzen vader verloren: hij heeft zijn bloed voor ons vergoten." Bij den plechtigen lijkdienst sprak de Deken van de kathedraal deze treffende woorden, gericht tot den gevaUen held: „Uwe oogen zien onze tranen niet; uw ooren kunnen de smartkreten niet hooren van uw volk; uw edel hart klopt niet langer in uwe borst, maar uw geest verstaat ons. Zie neer uit dat gelukkig oord, waar uw held- 559 i iio haftige deugd u heeft binnengeleid, en beschouw met?1 medelijden ons uwe kinderen. Laat uw land niet ten prooi aan anarchie en verval. Vraag God een man op te wekken, waardig om u op te volgen, een man, die uw groot werk kan voortzetten, en die verstaan zal hoe hij met u izfeggen moet: „Adveniat regnum tuum." Wij hebben redenen om te denken, dat deze beden verhoord werden, want na eenige tijdelijke afdwalingen onder maconnieke regeeringen, behoudt Ecuador zijn positie van echt katholiek land, als Republiek van het I Heilig Hart. XIII. BESLUIT. Weinige dagen na de uitvaart kwam het congres bijéén, en de Minister van binnenlandsche zaken deed voorlezing van de laatste boodschap van den overleden President, wiens bloed dat Staatsstuk gekleurd had. Met de diepste ontroering en onder eerbiedige stilte werden die woorden aanhoord. De boodschap begon als volgt: „Eenige jaren geleden herhaalde Ecuador dagelijks de droeve klacht door BOLIVAR DEN BeV^gjDER geslaakt in zijn laatste boodschap aan het Congres in 1830: Ik schaam mty het te zeggen: onafhankelijkheid is de weldood, die wij verkregen hebben, maar wif\ bezitten haar ten koste van alle andere weldaden. „Sedert wij, onze hoop stellend op God, ons hebben losgemaakt uit dien stroom van goddeloosheid en geloofsverzaking, die in deze dagen van bbndheid de wereld medesleurt, en ons in 1879 hebben georganiseerd als een echt katholieke natie, is dag aan dag alles ten goede gekeerd, tot grooten voorspoed van ons dier- 560 I III baar land.... Om mijne woorden te rechtvaardigen zal het reeds voldoende zijn, u een overzicht te geven van onzen vooruitgang in deze laatste jaren, met verwijzing naar de officieele rapporten van elk departement voor bewijzen en bijzonderheden. Om duidelijk te kunnen zien, wat in die periode van regeneratie is tot stand gekomen, zal ik den huidigen stand van 'zaken vergelijken met den toestand waarin zij toen verkeerden, niet om ons zelf te verheerlijken, maar om glorie te geven aan Hem, wien wij alles verschuldigd zijn, en dien wij aanbidden als onzen Verlosser en onzen Vader, onzen Beschermer en onzen God." Daarna somde hij den vooruitgang op, die op elk gebied der administratie gemaakt was; op het gebied van onderwijs, openbare Werken, financiën, missiën, befdadigheid, en bewees uit de officieele gegevens den ontzaglijken zedehjken en stoffèbjken voorspoed des lands. Hij eindigde met deze woorden: „Indien ik fouten begaan heb, vraag ik duizend en nog eens duizend maal vergeving, en ik vraag die vergiffenis van al mijn landgenooten met tranen van oprecht gebouw, hen smeekend te gelooven, dat ik jaiets anders verlangd heb, dan wat goed voor hen was. Indien gij daarentegen van meening zijt, dat ik in iets geslaagd ben, kent dit dan toe iiwie eerste plaats aan den Almachtigen God en aan de Onbevlekte uitdeelster van de schatten Zijner barmhartigheid, en vervolgens aan u zelf, aan het volk, aan het leger, en aan al degenen, die in de versthülende takken van bestuur mij met zooveel beleid en trouw hebben geholpen om mijn moeihjke plichten te vervullen." Het Congres toonde dat het die laatste edele boodschap van den President waardig was, en gaf een manifeste uit ter eere van hem, dien zij verklaarden „groot niet alleen in de oogen van Ecuador, maar van Amerika, 3U 112 van de geheele wereld — want een genie behoort tot alle natiën en tot alle eeuwen." In de zitting van den ióen September gaf het een decreet uit, waaraan wij de volgende zinsneden ontleenen: „Overwegende dat Zijn Excellentie Don Garcia Moreno, door zijn groot verstand, zoowel als door zijn hooge deugden, de eerste plaats verdient mi te,nemen onder denzonen van Ecuadordat hij zijn leven en de zeldzame gaven van geest en hart wijdde aan de wedergeboorte en de grootheid der Republiek, door haar maatschappelijke instellingen te vestigen op den solieden grondslag der Katholieke beginselen; dat hij godsdienst en vaderland zoo innig liefhad, dat hij voor hen het martelaarschap onderging en op deze wijze aan het nageslacht een gedachtenis heeft nagelaten, verheerlijkt door de, gloriekrans der onsterflijkheid, waarmede God zijn heldhaftige deugden kroont; — verleent Ecuador bij monde van zijn vertégenwoordigers, aan de nagedachtenis van den grooten Don Gabriel Garcia Moreno de hulde van haar eeuwige dankbaarheid, en om hem te eeren naar de mate zijner verdiensten, kent zij hem de titels toe van: Herschepper van zijn Vaderland -en Martelaar voor de katholieke beschaving." Eveneens werd gedecreteerd, dat de nagedachtenis%van den held op verschillende wijzen zou geëerd worden door het gansche land. 2$h borstbeeld moest geplaatst worden in de openbare gebouwen, en de groote weg en de spoorwegen, die hun ontstaan dankten, aan zijn energie, moesten naar hem genoemd worden, terwijl zijn standbeeld moest worden opgericht in de hoofdstad. Dit standbeeld staat nu op de Plaza Mayor, dicht bij de plek waar hij stierf, en houdt wacht over het land dat bij zoo beminde. Het voetstuk draagt deze woorden: „Aan Garcia Moreno, 'den edelsten zoon van 562 "3 Ecuador, die stierf voor zij\n godsdienst en zijn tand, • de dankbare Republiek." Als wij de geschiedenis van Moreno's leven nagaan, dan zien wij, wat hem zelf duidelijk werd in de periode van zijn voorbereiding, dat één sterke man, met de genade van God, ontzaglijk veel kan doen voor zijn vaderland. Indien het hem niet gegeven werd, in alle volmaaktheid het ideaal te verwezenlijken dat hij zich had voorgesteld, dan slaagde hij minstens toch hierin, dat hij zijn land terugbracht tot een algemeen vurig godsdienstig leven en tot grooten stoffelijken voorspoed. Te midden van de tragische en revolutionaire elementen, onafscheidelijk van de geschiedenis van een volk, welks vurige en licht ontvlambare natuur een strijd teweegbrengt, onbekend aan onze "kalme noordelijke rassen was dït een heldenfeit, een voorbeeld voor onze ongeloovige wereld. Volgens de woorden van een groot katholiek schrijver aangaande onzen held, zien wij in hem een man „die de stoutmoedigheid bezat, het verlangen te koesteren om zijn volk te verlossen van onwetendheid, van leugenaars en onderdrukkers; die hen terugvoerde tot den almachtigen God, tot het licht des geloofs, tot de onschuld van leven en tot vrede, en die ten laatste zgti leven gaf voor hun behoud."' ■ « ■