DE GEVLUCHTE BRUID DE GEVLUCHTE BRUID DOOR GRACE LIVINGSTONE HILL SP AARNESTAD-BIBLIOTHEEK — HAARLEM DE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK I De opeengepakte menschenmassa week uiteen en de auto gleed geruischloos tot vóór het kerkportaal, waar een roode looper was uitgelegd. De straat lag donker en mistroostig in den natten November-avond. Met kleine tusschenpoozen had het den geheelen dag geregend. Het plaveisel glansde glad als versche verf in het licht der lantarens; zachte orgelmuziek dreef uit het groote, sombere gebouw naar buiten. Betty, alléén in de sprookjespracht van haar bruidstooil), schrok zenuwachtig terug voor de nieuwsgierige gezichten, die zich voor de raampjes van haar wagen verdrongen. Den heelen dag al had ze verlangd naar een oogenblikje rust, naar volstrekte eenzaamheid, maar het was haar niet gegund. Ze klemde haar kleine handen nerveus ineen, en haar lieve lippen trilden. Een wit-gehandschoende mannenhand opende het portier; andere handen strekten zich naar haar uit en wijdden zich met de omzichtigste teederheid l) Bij huwelijken in Enge'and en in Amerika is het niet, Sooals bij ons, gebruikelijk, dat de bruid en bruidegom zich te zamen naar de kerk begeven. De bruid wordt door haat yader of een familielid naar binnen geleid, waar haar toekomstige echtgenoot haar wacht. 5 DE GEVLUCHTE BRUID aan de golven satijn, tule en kostbare kant, die om haar heen deinden, alsof al dat fraais en niet zijzelf, het middelpunt van de plechtigheid moest vormen. Men leidde haar de met tapijten belegde trappen op ; als in een droom liet ze zich meevoeren. De huwelijksmarsch werd juist ingezet. Ze ving tonen op van de heerlijke melodie, die voor gelukkige harten gemaakt was ; ze hoorde het onderdrukt gefluister en gemompel der aanwezigen, dat sterker werd naarmate zij nader kwam. O, het was allemaal nog véél, veel erger dan ze het zich had voorgesteld. Als ze geweten had, dat het zóó was.... ! O, waarom had ze toch toegegeven ? De aanwezigen waren opgestaan en rekten hun halzen om haar te zien naderen. Daar kwam zij — met het kostbare kroontje van oranjebloesems op het haar, terwijl heur sluier als een wolk om haar heen zweefde, maar het liefelijke hoofdje was gebogen, niet fier opgericht, zooals dat van een gelukkige bruid, en het smalle handje in wit glacé, dat pp den arm van den grooten, forschen neef lag, beefde zichtbaar. De neef was een paar uur tevoren nog bijna een vreemde voor haar. Ze verzonk in 't niet naast hem. Ze keek strak voor zich, en trachtte niet te verlangen naar den rustigen, grijzen neef van haar eigen moeder. Het was zoo vreemd, dat hij haar op 't laatste oogenblik had teleurgesteld, nadat hij toch al zoo lang geleden beloofd had, dat niets hem er ooit van zou afhouden, haar zelf te komen geleiden, wanneer ze eens trouwde. Zijn telegram: „Onvermijdelijk verhinderd", was pas een uur geleden aangekomen. Hij was de eenige van haar eigen familie, en nu was ze heelemaal alleen. Al de anderen waren eigenlijk haar vijanden, niettegenstaande ze haar onophoudelijk verzekerden, hoezeer haar welzijn hun ter harte ging. 6 DE GEVLUCHTE BRUID Ze hadden saamgezworen tegen haar liefste wenschen, tot zij uitgeput den strijd had opgegeven. Ze keek angstig over haar schouder, alsof een onzichtbare belager haar volgde. Zou die zenuwachtige vrees haar ook na haar huwelijk geen rust laten ? Met afgemeten tred schreed ze voort over het nauwe, met bloemen bestrooide pad tusschen de toeschouwers, naar het altaar, dat geheel schuil ging in lelies en palmen. De afstand scheen eindeloos. Zou ze er nóóit komen ? Eindelijk bleven ze stilstaan en ze sloeg haar angstige oogen op naar den forschen neef en naar 't gezicht van haar bruidegom. Iedereen scheen den adem in te houden. De diepe tonen van het orgel klonken gedempt, met het oog op de ceremonie, die die nu ging beginnen. In geen jaren had het oude gebouw der Anglikaansche kerk zoo'n liefelijke bruid gezien ; zoo klein, zoo jong, zoo beeldmooi — en zoo onmetelijk rijk 1 De toeschouwers waren in extase, en allen rekten hun halzen uit om beter te zien, toen de geestelijke in zijn wit koorhemd naar voren kwam met zijn open boek. „Geliefden, wij zijn hier tezamen gekomen voor de verbintenis van dezen man —" Bij die woorden zag men plotseling de bruid langzaam ineenzakken voor het altaar, tot, ze roerloos bleef liggen als een geknakte witte bloem, haar bleek gezichtje naar boven gekeerd, haar witte oogleden met de lange wimpers gesloten. De kanten sluier sleepte over de altaartreden en het groote boeket van witte rozen en fijn groen gleed uit haar machtelooze handen. Het eerste oogenblik was er niemand, die zich bewoog ; het gebeurde al te plotseling en onverwacht. De menschen staarden en staarden, met halfopen monden. Naast de kleine, beweginglooze bruid stond de bruidegom,, groot en donker, met gefronste wenk- T DE GEVLUCHTE BRUID brauwen, terwijl een kleur van boosheid hem naar de wangen steeg. De geestelijke met zijn wit haar en fijnbesneden gezicht keek hulpeloos om zich heen, en zelfs de bruidsmeisjes schenen te zeer van streek om te hulp te snellen. Het orgel zweeg plotseling, alsof ook de organist naar voren stormde om te zien. De geur der lelies dreef bedwelmend door de stille ruimte. Plotseling scheen de ban verbroken te worden en alles was één en al verwarring. De geestelijke bukte zich; een van de getuigen snelde toe en ondersteunde het bleeke hoofdje. Iemand bracht een waaier te voorschijn, en de koster vloog weg om een glas water. Een dokter wrong zich, van zijn plaats midden in een rij, langs drie omvangrijke oude dames en knielde naast de beweginglooze gestalte, zijn vingers aan den smallen pols. De stiefmoeder van de bruid was één en al bereddering en zenuwachtigheid. Het orgel begon weer zachtjes te spelen, in een goedbedoelde poging om iets van de situatie te redden. De menschen klommen op de banken om beter te kunnen zien, of drongen naar voren, nieuwsgierig en lastig-hulpvaardig, en hepen erg in den weg. Toen verzocht de geestelijke met luider stem, of allen zoo vriendelijk wilden zijn, weer te gaan zitten, en terwijl men met tegenzin aan dat verzoek gevolg gaf, werd de bewustelooze bruid weggedragen, tusschen de palmen door, een zijdeur uit. Men bracht haar door een smalle gang in een kleine, rustige kamer, die als een soort van studeervertrek scheen dienst te doen. De stiefmoeder en een groepje vrienden dromden mee en de geestelijke verzocht den aanwezigen, eenige oogenblikken rustig tt willen wachten. Het orgel scheen zich geheel van den schrik hersteld te hebben en speelde gedempt rustige melodieën, maar de opgewonden menigte luisterde nauwelijks. 8 DE GEVLUCHTE BRUID „Tk vond, dat ze er al uitzag als een geest, toen ze binnenkwam, verklaarde de moeder van drie robuste dochters. „Ik begrijp niet, dat ze niet een beetje rouge heeft opgelegd." „Wat zielig hè ? Ik denk, dat ze niet sterk is. Waar is haar eigen moeder aan gestorven ?" mompelde een ander gewichtig, blij, de eerste te zijn, die met zoo'n verstandige theorie voor den dag kwam. „Och, het arme kind !" sympathiseerde een romantische vriendin. „Ze heeft zich zeker overspannen met de toebereidselen ! Was het geen zeldzaam knap paar ? Ik ben één en al spanning om ze straks van 't altaar terug te zien komen, hier vlak langs. Ze zullen toch zeker het huwelijk niet uitstellen terwille van zoo'n gewone flauwte, wel ?" En door de heele kerk heen begonnen er overal vrouwen fluisterend te vertellen, hoe de dochter van haar zuster, of de schoonzuster van haar broer, of de tante van haar neef, óók was flauwgevallen vlak vóór of tijdens haar huwelijksplechtigheid, tot het iets doodgewoons begon te lijken, bijna een onderdeel van het feestprogramma. Intusschen lag Betty op een sofa in het kamertje, met een groep belangstellenden om haar heen. Haar oogen waren gesloten, en ze bewoog zich niet. Ze snoof het vlugzout op, dat iemand te voorschijn had gebracht, en haar ademhaling was iets minder zwak dan tevoren, maar ze sloeg haar oogen niet op en gaf geen antwoord, als men haar aansprak. Tenslotte boog haar stiefmoeder zich over haar heen en zei vlak aan haai oor : „Elisabeth Stanhope! ga overeind zitten en beheersen jezelf !" Haar stem was scherp en bevelend. „Je stelt je bespottelijk aan ! Je vader zou zich over je schamen, als hij je nu zien kon !" 9 O E GEVLUCHTE BRUID Dit was het argument, dat de laatste vijf jaren met succes was toegepast om haar in bedwang te houden. Betty sloeg haar droevige oogen op met een strakke uitdrukking erin, alsof zij zich met inspanning van al haar krachten rekenschap gaf van wat er om haar heen gebeurde. „Ik ben zoo moe !" zei ze met een mat stemmetje. „Zoudt u me niet even een beetje op adem willen laten komen ?" De dokter knikte nadrukkelijk in de richting van de deur en dreef allen voor zich uit. „Over een enkel minuutje zal ze wel weer de oude zijn. Gaat u allemaal heen en gun haar dan tijd om tot zichzelf te komen. Ze is alleen maar uitgeput van emotie en opwinding." Ze sloeg haar oogen op en keek schuw de kamer rond. Er was niemand meer, en de deur was dicht. Zij kon het gefluister en gesmiespel in de gang duidelijk hooren. Wild keek ze om zich heen met een verdwaasde hoop op ontsnapping. De twee ramen hadden zware gordijnen ; een smalle kier gaf uitzicht op een blinden muur. Ze sprong zacht en vlug op en keek naar buiten. Er was een steenen plaatsje ver beneden het raam. Geruischloos liep ze de kamer door en probeerde een deur. Ze gaf toegang tot een diepe muurkast, overvol met stoflige gezangboeken. Vlug sloot zij ze weer en glipte terug naar de sofa, juist op tijd, want de gangdeur ging open en de dokter kwam terug. Zij zag een glimp van de anderen, die bezorgd door de half open deur gluurden. Ze riep al haai zelfbeheersching te hulp. „Ik voel me een heeleboel beter, dokter," zei ze kalm. „Zoudt u willen vragen, of ze Beltrand even bij me willen sturen ?" „Zeker," zei de dokter hoffelijk en ging weer terug naar de deur, die hij half achter zich sloot, terwijl hij ro DE GEVLUCHTE BRUID met gedempte stem haar verzoek overbracht. Toen hoorde Betty het opgewonden gefluister van haar stiefmoeder : „Bertrand 1 Wel, die is toch niet hier! Hij is gisteravond naar de kust vertrokken." „Sssst!" zei een andere stem, en de deur werd vlug gesloten. Betty's oogen werden groot van ontzetting, terwijl ze naar de gesloten deur lag te staren. Een kille verdooving scheen over haar heen te komen; het was, of ijzeren handen zich snoerend om haar keel en haar hart sloten. Bertrand niet hier! Wat kon dat beteekenen ? Haar geest scheen niet bij machte, de namelooze verschrikking te peilen, die haar wachtte achter die gesloten deur. Over een paar seconden zouden ze allemaal weer hier zijn, ze zouden om haar heen staan en er op aandringen, dat ze terugging naar die verschrikkelijke kerk — en ze kon niet — nóóit! Ze wilde veel liever sterven. Ze sprong weer op en gleed geluidloos naar de eenig overblijvende deur in het vertrek, die ze nog niet geprobeerd had. Als dit óók een muurkast was, zou ze zich erin opsluiten, en er blijven tot ze stierf. Ze had wel eens verhalen gelezen van menschen, die in een kleine, besloten ruimte gestorven waren bij gebrek aan lucht. Nu, als ze niet stierf, kon ze er in elk geval in blijven tot ze tijd had om rustig na te denken. Er stak een sleutel in het slot. Ze greep dien en trok hem voorzichtig uit het sleutelgat, terwijl ze door de deur glipte, haar prachtigen sluier zorgeloos achter zich aan sleepend. Haar vingers beefden zóó, dat ze nauwelijks den sleutel aan den anderen kant weer iu het sleutelgat kon steken en omdraaien ; en elk geklik van metaal, elk kraken van de deur klonk haar als DE GEVLUCHTE BRUID een donderslag in de ooren. Haar hart bonsde wild, en het bloed hamerde in haar slapen. Ze wist niet, of ze geluiden hoorde in de kamer die ze juist verlaten had of niet. Ze drukte haar hand tegen haar hart en keek verwilderd om zich heen om haar gevangenis in oogenschouw te nemen. Maar het was heelemaal geen gevangenis, geen muurkast! Ze stond op een donker portaaltje ; een smalle steenen wenteltrap leidde naar beneden en verdween in een diepte van schaduwen. Met een huivering, doch vastbesloten, tilde ze haar wit bruidskleed met beide handen op en haastte zioh de kille treden af, angstig, maar toch dankbaar, zich in het vriendelijk donker te kunnen verschuilen. Er kionken nu onmiskenbare geluiden van voetstappen boven haar hoofd, en scherpe uitroepen. Een hand probeerde de deur, waardoor zij ontvlucht was en rammelde heftig aan den knop. Een oogenbük klopte haar hart in haar keel bij de gedachte, dat zij er misschien tóch niet in geslaagd was, ze behoorlijk te sluiten ; maar de deur hield 't uit, en ze vloog blindelings voort, de trappen af. Ze bekommerde zich er weinig om. waai ze heenleidden ; haar eenige gedachte was weg te komen vèór ze een van de kerkeknechts gehaald hadden om ze open te krijgen. De trap eindigde in een klein gangetje met een glazen deur. Wild rukte ze aan den knop. De deur was dicht, maar er stak een sleutel op ! Een groote, stroeve sleutel, dien ze haast niet omgedraaid kon krijgen. Haar vingers schenen zoo zwak ! De geluiden boven haar werden sterker. Ze verbeeldde zich, dat de deur open was, en dat de heele menschenmenigte uit de kerk haar achterna kwam. Ze wierp haar heele gewicht op den weerspannigen sleutel, en de deur vloog open. Ze wrong hem uit het roestige sleutelgat, glipte naar buiten, sloot de deur 12 DE GEVLUCHTE BRUID achter zich, en paste den sleutel weer in het slot. Met een nieuwe, bovenmenschelijke krachtsinspanning sloot zij de deur af; toen ze zich weer oprichtte, beefde ze zóó, dat ze zich nauwelijks staande kon honden. Voor 't oogenblik althans was ze veilig, en kon ze even adem scheppen. Maar waar moest ze heen ? Ze keek rond.. Hooge muren verhieven zich aan weerszijden, en daarboven hing de donkere hemel, zonder één ster. Een steenen paadje nam de heele tusschenruimte in beslag en liep langs de kerk naar een ijzeren poortje. Zou dat óók gesloten zijn, en zoo ja. zou ze er dan ooit over kunnen klimmen of zich een weg er doorheen banen ? Dat woest, toch ! Ze huiverde bij de gedachte aan wat er zou gebeuren, als ze niet onmiddellijk verder vluchtte. Ze rukte aan de knoopjes van haar lange» witte handschoenen en stroopte de vingers af. Met een vluggen blik over haar schouders greep ze haar bruidskleed weer in beide handen en vloog het lange steenen pad af. O, als ze kwamen vóór ze het poortje bereikt had, was er geen hoop meer voor haar ! Ze bukte zich en bestudeerde het slot van het poortje. Ja, het was een springslot, en er was geen sleutel op. Voorzichtig probeerde ze het, en tot haar onuitsprekelijke verlichting ging het open. Ze stak haar hoofd door de kier en gluurde naar buiten. Ze was geen vijftig meter verwijderd van den helder verlichten hoek der groote avenue, waar heele rijen auto's stonden te wachten op het einde der plechtigheid. Ze kon de chauffeurs al pratend heen en weer zien loopen. Ze kon het besluiteloos orgelspel hooren, door een half open raam dicht bij haar. Plotseling besefte ze, wat het zou beteekenen, zóó de straat op te loopen, in haar schitterend, sleepend bruidscostuum ! Hoe zou ze óóit op die manier in veiligheid kunnen komen ? Het was niet mogelijk! 13 DE GEVLUCHTE BRUID Een groote, grove vrouw met een boodschappentasch aan dt*v arm kwam de straat af, telkens omkijkend naar de verHchte kerk. Haar nieuwsgierige oogen glinsterden ; er was iets in haar gezicht, dat Betty dadelijk deed aanvoelen, dat deze vrouw het heerlijk zou vinden, te vertellen hoe ze haar gezien had, en in een ommezientje een heelen oploop zou teweeg brengen om haar te achtervolgen. Ze trok zich teruo in de schaduw van het poortje, wachtte in doodelijken angst en trachtte weer te luisteren. Werd daar aan de glazen deur gerammeld? Ze moest wegkomen hier, onverschillig wat er verder gebeurde. Zou er hoop bestaan, dat ze ongezien een nog; eenzamer zijstraat bereikte ? Angstig keek ze nogmaals de straat af. Een meisje van haar eigen leeftijd kwam den hoek om ; ze slofte genoeglijk voort in overschoenen, en droeg een lange regenjas. Ze scheen op iets te kauwen ; Betty kon haar breed, goedig gezicht zien, zooals het zich afteekende tegen het licht van een lantaarn. Ze had haar handen in haar zakken, en een donker hoedje stond jongensachtig achter op haar hoofd. Ze neuriede een populair deuntje. Betty was weer achter de half-open poort geglipt en wachtte, tot zij aankwam; haar wanhoop bracht haar op gedachten, die anders nooit in haar zouden zijn opgekomen. Plotseling, terwijl het meisje vlak langs het poortje ging, boog Betty zich voorover en trok haar aan de mouw : „Wacht even t" fluisterde ze scherp, en toen, met een aandoenlijke smeeking in haar stem : „Zoudt u me met heel even willen helpen, alstublieft ?" 14 DB G EVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK H Het meisje bleef met een ruk stilstaan; ze trok zich een ietsje terug van de hand, die haar tegenhield, en keek haar strak aan ; de jongensachtige uitdrukking in haar oogen maakte plaats voor een goedigen, geanimeerden spot. Ze zag er buitengewoon nuchter uit. „Wat stelt dat precies voor ?" vroeg ze koeltjes, terwijl ze met half-toegeknepen oogen het meisje voor haar bestudeerde en trachtte te doorgronden hoe dit alles in elkaar mocht zitten. Haar gezicht toonde niet de minste sympathie of belangstelling ; het was als een goedgesloten huis. waar een voorzichtige portierster voor 't voordeurraampje gluurt. „Ik moet hier onmiddellijk vandaan, vóórdat iemand me ziet," fluisterde Betty opgewonden, met een angstigen blik achter zich. „Wilt u, dat ik een taxi voor u aanroep ?" spotte het meisje, met een jaloerschen blik op de wit-satijnen schoentjes. „O neen ! Dat nooit!" riep Betty, terwijl ze wanhopig heur handen wrong. „Ik wilde alleen maar, dat u me wees, hoe ik in een stille straat kan komen, en misschien wilt u zoo goed zijn en een stukje met me meeloopen, zoodat ik er niet zoo — zoo verdacht uitzie! Ik ben zóó bang, dat ik niet weet, waar ik heen moet." 15 DE GEVLUCHTE BRUID „Maar waarom wil je eigenlijk met alle geweld ergens heen ?" vroeg het meisje botweg, met al-de ontoeschietelijkheid van jonge menschen voor anderen van' denzelfden leeftijd, maar van een andere maatschappelijke klasse. „Omdat ik moet !" zei Betty met doodsangst in haar stem. „Ze komen eraan! Luister ! O, help me vlug ! Ik heb geen tijd om 't u uit te leggen !" Betty vloog het poortje uit, en zou zóó de straat opgebold zijn — maar een stevige jonge arm schoot als een pijl vooruit en een sterke vuist greep haar krachtig bij den pols. Het scherp gehoor van het meisje had het geluid opgevangen van een knarsenden sleutel en opgewonden stemmen, en haar vlugge oogen doorboorden de duisternis van het nauwer straatje en maten den afstand. „Hier! Zóó uitgedost kun je niet óp de vlucht gaan !" beval ze op geheel veranderden toon. Ze schoot uit haar eigen langen mantel en wierp dien om het huiverende figuurtje; toen knielde ze neer en sjorde in één greep de lange satijnen slippen onder den mantelzoom, waar zij ze met een veiligheidsspeld, dien ze ergens van haar eigen kleeren rukte, stevig vaststak. Vlug sprong ze weer op en rukte haar overschoenen af, haar oogen op het lange, donkere straatje gericht, vanwaar nu duidelijk voetstappen klonken. „Trek deze aan, vlug !" fluisterde ze, terwijl ze eerst het eene trillende voetje oplichtte en toen het andere, en de sidderende Betty in haar sterke jonge armen ondersteunde, terwijl ze de overschoenen aansjorde. Tenslotte trok ze haar vormloos hoedje af en duwde het stevig op het met oranjebloesem getooide hoofdje, terwijl ze haar vreemde beschermelinge een haastigen duw gaf. „Maak dat je den hoek om komt, en wacht daar x6 DE GEVLUCHTE BRUID op me!" fluisterde ze, en zich omdraaiend, ging ze in de nonchalante houding van iemand, die allen tijd heeft, vlak onder het kerkraam staan, heur hals uitrekkend en schijnbaar vol aandacht luisterend naar de muziek. Een seconde later kwam een opgewonden getuige, voorafgegaan door den koster, het straatje uitgestormd. „Hebt u kort geleden iemand uit deze poort zien komen ?" vroeg de getuige ademloos. Het meisje zonder hoed en zonder mantel in den killen Novemberavond, keerde zich - onverschillig om en nam den getuige koeltjes op, van de punt van zijn lakschoen tot de witte gardenia in zijn knoopsgat. Ze wierp nog een vorschenden blik op zijn gezicht en schudde toen het hoofd. „Neen — behalve misschien een oude vrouw, al een heel poosje geleden. Ze was — laat 'ns zien — ze was in 't zwart, geloof ik. Ik heb er niet goed op gelet. Ik geloof, dat ze daar links afgeslagen is," wees ze gedienstig, en rekte toen haar hals weer uit, terwijl ze op haar teenen stond om iets van de menschen in de kerk te zien te krijgen. Haar gehuichelde belangstelling werd plotseling echt, want ze kreeg een jongen man in 't oog, die in de kerk tegen den muur stond, in 't volle gezicht van 't raam. Hij stond met over elkaar geslagen armen; het was een knappe, keurige jongeman met vriendelijke oogen en een gestalte als van een jongen edelman. Hij leek erg veel op den jongen advocaat, wiens kantoorbediende haar „galant" was. Om zekerheid te krijgen, wipte ze met een sprongetje op, zoodat haar oogen bijna op gelijke hoogte met het raam kwamen en ze zijn gezicht een oogenblik heel duidelijk kon zien. Ja, hij was het, en voldaan keerde ze zich om, om tot de ontdekking te komen, dat de koster en de getuige teruggeloopen waren langs het l7 DE GEVLUCHTE BRUID steenen paadje, na de poortdeur achter zich dichtgeworpen te hebben. Zonder zich langer te bedenken, holde ze de straat af en den hoek om, waar Betty tegen een boom stond gedrukt, angstig en bevend wachtend op haar komst. „Kom ! Zóó zenuwachtig hoef je je niet te maken, hoor!" zei het meisje, zoodra ze bij haar was. „Ze zijn weer teruggegaan. Ik heb ze van 't spoor gebracht. Kom mee! We zullen naar mijn kamer gaan, en dan kunnen we zien, wat er verder gedaan moet worden. Praat maar niet! Iemand zou je stem kunnen herkennen. Wacht, we zullen hier doorsteken, 't Is een beetje óm, maar er komen minder menschen voorbij. Je hebt nog altijd je witte kousen aan, moet je denken." Zwijgend haastten ze zich voort langs de donkere straten. Betty hield den donkeren mantel vast om zich heen gewikkeld, zoodat geen glimp van haar wit satijn haar geheim zou verraden : dat ze geen gewoon meisje was. dat van haar dagtaak huiswaarts keerde, maar een gevluchte bruid ! Haar hart bonsde als een hamer in haar borst; de laatste woorden van haar stiefmoeder klonken haar onophoudelijk in de ooren. Zou haar vader zich werkelijk over haar hebben moeten schamen? Haar lieve, gestorven vader ! Deed ze iets verkeerds ? Die gedachte had haar zoolang teruggehouden! Maar nu kon ze niet meer terug. De stap, dien ze gezet had, was onherroepelijk. Haar gids sloeg plotseling een hoek om en hielp haar een paar stoeptreden op naar de deur van een groot, groezelig huis, die ze met een huissleutel opende. De atmosfeer in de sombere hall was niet bepaald aangenaam. De muren waren vuil en verveloos en het kleine gaspitje, dat bij de zoldering flikkerde, verspreidde een naargeestig, onvoldoend licht. Het rook 18 DE GEVLUCHTE BRUID er naar allerlei oude maaltijden, vooral naar verpieterde gebakken aardappelen en varkensvleesch. De trappen waren kaal van de tallooze voetstappen, en niet bijzonder schoon. Betty bleef een oogenblik ontsteld staan; toen haastte ze zich naar boven achter haar gastvrouw aan, die met twee, drie treden tegelijk de trap opvloog. Een angstige gedachte, of het-huis misschien wel heelemaal respectabel was, schoot haar door 't hoofd, maar haar andere zorgen waren zóó zwaar, dat ze er zich niet lang mee bezig hield. Hijgend en bevend kwam ze boven en stond in het donker om zich heen te kijken, terwijl het andere meisje lucifers zocht en een tweede ellendig gaspitje aanstak. Toen duwde haar gastvrouw haar een kamertje binnen, trok de deur achter zich toe en sloot ze af. Als verderen voorzorgsmaatregel trok ze het verschoten gebloemde gordijntje voor het eenige raam. „Ziezoo," zei ze met een diepen zucht van verlichting, ,,we zijn in veiligheid! Niemand kan je hier hooren en je kunt alles vertellen wat je maar wilt. Maar eerst zullen we dien hoed en die jas afdoen en kijken of er niets beschadigd is." Zoo behoedzaam alsof ze een baby uitkleedde, ontdeed het meisje haar gast van hoed en mantel, en schudde de prachtige satijnen plooien uit. Haar gezichtje was een studie waard, terwijl ze ijverig aan 't werk ging, kreukels gladstreek, kanten sluierpunten rechtschikte, gekneusde oranjebloesem weer in den juisten stand kneep en alles in orde bracht. Het was, of ze een schitterenden vlinder behulpzaam was, zich van zijn cocon te ontdoen en zijn sprookjesachtige vleugels te ontvouwen. Betty hijgde nog van 't vlugge beklimmen der hooge trap. Willoos en gehoorzaam stond ze midden in het kamertje, terwijl het andere meisje om haar *9 DE GEVLUCHTE BRUID heen liep en kroop en met ademloozen eerbied alles in zijn oorspronkelijke glorie herstelde. Eindelijk was ze klaar en stond de liefelijkste bruid ter wereld als een droom, een visioen, een levend geworden sprookje midden in het armoedige kamertje, 't Was, of ze door een tooverspreuk daarheen was geblazen en zoo dadelijk weer verdwijnen zou als een voorbijzwevende verschijning, zóó ijl en licht en glanzend stond ze daar. De bewoonster van het triestige hokje deed met ingehouden adem en saamgevouwen handen een paar stappen achteruit, en het duurde een paar minuten, eer ze haar gewoon, genoeglijk stemgeluid terugvond. „Wat onmenschelijk prachtig! Dat zal wat gekost hebben ! Met dat kroontje om je hoofd ben je precies een koningin! En te denken, dat ik dat zoo maar* op straat heb opgepikt! 't Is gewoon iets uit een boek. Ik ben maar blij, dat ik er juist langs kwam inplaats van iemand anders! En laten we 't er nu eens over hebben ! Het moet er aardig gespannen hebben, dat je bent weggeloopen van zóó'n fuif als ze voor jou hadden aangericht! Kom, vertel me er eens wat meer van! Ik geloof, dat ik er wel 'n beetje recht op heb!" De twee tranen, die al een heele poos achter Betty's oogleden gebrand hadden, kwamen plotseling te voorschijn en rolden glinsterend over haar wangen. In haar schrik het ze een kort lachje hooren, half-verontschuldigend, half-geamuseerd, en meteen*viel ze neer op bet smalle bed, dat bijna een derde van het kamertje besloeg. „Sta me bij !" riep haar gastvrouw ontzet, terwijl ze op haar toesprong om haar overeind te trekken. „Wil je alles nu heelemaal naar de maan helpen ? Kom, sta eens op, dan zullen we die mooie spullen uittrekken. Je ziet er uit of je niet meer kunt. Dat had ik 20 DE GEVLUCHTE BRUID trouwens ook wel op mijn vingers kunnen natellen, ezel die ik ben!" Ze hielp Betty teeder om overeind te komen, en begon haar sluier af te nemen en de prachtige japon los te maken. „Maar ik heb niets anders om aan te trekken l"klaagde Betty hulpeloos. * „O, maar ik wel!" zei het andere meisje. „Oh!" zei Betty, alsof haar plotseling iets inviel. „Ik vraag me af, of u.... of je dan wat kleeren met me zoudt willen ruilen ? Misschien heb je wel 't een of ander, dat je niet noodig hebt en dat je me zoudt willen afstaan in ruil voor mijn kleeren. Je hebt misschien wel niet veel aan een trouwjapon, behalve wanneer je er over denkt om zelf binnenkort te trouwen, maar je zoudt 'm kunnen vermaken en als avondjurk gebruiken Het vreemde meisje was juist bezig, voorzichtig het witte satijn op te vouwen, maar ze het zich machteloos op het bed vallen met alles in haar schoot en staarde Betty met open mond en knipperende oogen aan. „Je bedoelt toch niet — dat je eraf wilt \" zei ze met ontzetting in haar stem. „Je wilt toch niet zeggen, dat je er mijn ouden rommel voor in de plaats zoudt "willen hebben ?" „Ja, dat bedoel ik wel I" riep Betty gretig. „Ik wil die dingen daar liever nooit meer zien ! Ik haat ze ! En daarbij, ik moet op de een of andere manier zien weg te komen. Ik kan dan moeilijk in wit satijn gaan 1 Dat weet je ook wel! Maar ik zou je niet graag iets willen afnemen, dat je niet missen kunt. Dénk je heusch, dat je aan die dingen van mij iets hebben zoudt? Je bent met van plan, zelf gauw te gaan trouwen, wel ?" „Nou, dat was best mogelijk," zei het andere meisje waardig. „Ik heb een galant. Maar ik had nooit 21 DE GEVLUCHTE BRUID gedroomd, in zóó'ii soort jurk te trouwen !" Ze streek met de toppen van haar vingers verhef d over het satijn. „Natuurlijk wil ik 't wat graag hebben, als je bij mijn spullen iets vinden kunt, waar je 't voor zoudt willen ruilen. Ik zou dit dan bewaren om telkens naar te kunnen kijken, als ik lust heb. Je moet je een heel ander mensch voelen met de gedachte, dat je zóó'n jurk in huis hebt!" Plotseling het Betty zich, zonder eenige waarschuwing, op de knieën naast het smalle bed vallen en begon te snikken. Het leek haar zoo aandoenlijk, dat zooiets doodgewoons als een zijden jurk 'n meisje zóó blij kon maken. Alles wat ze dien dag had moeten doorstaan drong zieh-opnieuw aan haar op, om haar ellendig te maken. Ze lag daar in haar kostbare onderjurk van zachte zijde en kant, terwijl haar teere blanke armen en schouders schokten van het snikken, en begroef haar gezichtje in de armelijke katoenen sprei. Het andere meisje, nu oprecht verschrikt, legde het hoopje wit satijn op een stoel, en liep naar de kleine vreemdelinge ; ze sloeg stevig de armen om haar heen, tilde haar geleidelijk op en legde haar op het bed. „Jou arme kleine dreumes! Ik had ook beter moeten weten ! Je bent heelemaal op ! Ik had je dadelijk in bed moeten stoppen! Je stond op 't punt om te gaan trouwen, en er is iets ergs gebeurd, dat je van streek heeft gebracht, en toen wilde je niet meer. En ik wed, dat ze je niet eens een lunch hebben gegeven, of anders heb je zeker niet willen eten, en nu beu je heelemaal aan je eind ! Ga nu maar eens heerlijk liggen, dan zal ik wat voor je klaar maken. Ik heet Jane Carson en ik heb een goede moeder in Ohio en een prettig tehuis, als ik maar verstand genoeg had gehad om er te blijven. Maar ik kreeg een kans om hier veel geld te verdienen op 'n fabriek. Maar ik weet wat 't zeggen wil 22 DE GEVLUCHTE BRUID je eenzaam te voelen, en ik ben niet hardvochtig, at ben ik flink en weet ik van me af te spreken en op mezelf te passen. Kom! Kom!" Ze streek het mooie haar naar achter, dat zich in kleine gouden krulletjes wond, waar de tranen het bevochtigd hadden. „Kom nu, je hoeft nu nergens bang voor te zijn 1 Niemand zal je hier vinden ! Ik weet wel, hoe ik ze af moet schepen! Zelfs, als er een politieagent naar je kwam zoeken, zou ik hem nog wel met een kluitje in 't riet weten te sturen, en het kan me niet schelen, wat je gedaan hebt of niet gedaan — ik zal je heljx;n. Ik ben er 't mensch niet naar om iemand, die in moeilijkheden is, in den steek te laten. Mijn moeder heeft me wel anders geleerd. En als je nu wat gegeten hebt en een kop van mijn lekkere thee hebt gedronken, zullen we 't er eens over hebben. Doe nu zoolang je oogen maar dicht, terwijl ik alles klaar maak." Jane' Carson schudde met kennis van zaken het zindelijke kussen op, om zooveel mogelijk van de veeren te maken en vlijde het blonde hoofdje er behoedzaam op neer. Toen ging ze naar een hoek van het kamertje en stak er een peuterig gascomfoortje aan. Ze vulde een klein keteltje aan 't fonteintje op den overloop en zette 't te koken. Van achter een gordijntje uit een houten kistje, dat aan den muur gespijkerd zat, haalde ze een brood te voorschijn, een zakje thee en een suikerpotje. Een kop je en schoteltje en een paar bordjes kwamen uit een cartonnen doos onder de waschtatel. Van een klein plankje buiten het raampje haalde ze een boterpotje. een half fleschje melk en een paar eieren. Ze trok een stoel bij het bed. spreidde er een schoonen zakdoek over uit en begon de ..tafel" te dekken. Na een paar minuten dreef de geur van thee en geroosterd brood door het vertrekje en het ij DE GEVLUCHTE BRUID water voor de eieren borrelde gezellig. Alsof ze een kameraadje te dineeren had, zoo genoeglijk ging ze op het randje van het bed zitten en noodigde haar gast uit, toe te tasten. Terwijl ze thee schonk, peinsde ze erover, wat haar collega's wel zouden zeggen, als ze wisten, dat ze een echte dame uit de groote wereld op bezoek had. Niet iedereen liep zóó maar eens tegen een witsatijnen bruid aan ! Het was als een feeënsprookje, dit vreemde bruidje hier in haar bed — en alles was zoo geheimzinnig aan haar, of ze werkelijk een betooverde prinses was! Ze keek naar de witzijden enkeltjes en de fijne schoentjes. Stel je toch eens voor, dat je ondergoed van zij en echte kant kon dragen 1 Het kwam Betty voor, of ze nooit in haar leven zooiets heerlijks geproefd had als die thee met geroosterd brood en het zacht gekookte ei — een menu, klaargemaakt op een gaspitje en opgediend op een stoel ! Ze had lust om weer te gaan huilen van pure blijdschap. Het scheen allemaal te goed om waar te zijn na alle ellende, die ze had doorgemaakt. Het kon zoo niet blijven! O, natuurlijk kon 't zoo niet blijven! Dit drong tot haar door, terwijl ze haar laatste hapje.toast opknabbelde, en ze ging plotseling rechtop zitten. „Maar ik moet vlug 't een of ander doen !" zei ze in plotselingen schrik. „Het wordt al laat en ik moet weg zien te komen. Ze zullen misschien op de treinen letten. Ik moet metéén weg. Geef me wat oude kleeren alsjeblieft. Ik moet me dadelijk aankleeden." „Ga eerst liggen en vertel me, wie je bent en wat dit allemaal te beteekenen heeft. Ik kan niets voor je doen, eer ik dat weet. Ik moet met open oogen zien, wat ik begin; anders steek ik geen hand uit," verklaarde Jane Carson koppig. 24 DE GEVLUCHTE BRUID Betty keek haar aan, haar groote oogen vol ontsteltenis en twijfel. Toen verdween de twijfel plotseling, en een uitdrukking van vertrouwen kwam ervoor in de plaats. „Ik kr n je vertrouwen, dat weet ik zeker ! Je bent zoo goed voor me geweest 1 Maar het is zoo naar om iets onvriendelijks over je familie te zeggen, zelfs tegen iemand, die 't zoo goed met je meent. Mijn vader zou 't zoo vreeselijk vinden — „Je vader ? Waar is je vader ? Waarom heeft hij dan niet beter op je gepast en er niet voor gezorgd, dat je niet zoo'n erg verdriet kreeg — dat zou ik wel eens willen weten ?" Weer stonden er tranen in de blauwe oogen. „Mijn vader stierf vijf jaar geleden," zei ze, „maar ik heb altijd getracht alles zóó te doen als hij 't van me verlangd zou hebben. Alleen — dit — kon ik niet." „H'm !" zei Jane Carson. „Dan zou hij het denkelijk ook wel niet gewild hebben. Maar trek nu maar eens gauw die mooie onderjurk uit. Dan zal ik een warme nachtpon voor je opzoeken, en dan zullen we naar bed gaan. Het wordt hier koud. De verwarming blijft zoogenaamd dag en nacht aan, maar na een uur of zes wordt 't hier altijd om-te-bevriezen." Jane huiverde en ging naar haar kleinen koffer, waar ze een grove, maar heldere flanellen nachtjapon uit te voorschijn haalde, en Betty, die nooit iets anders gedragen had dan ragfijne lingerie, trok ze dankbaar aan, en nestelde zich behaaglijk in bed met het weldadige besef, dat ze nu een echte vriendin gevonden had. 25 DE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK Hl Intusschen was in iet statige huis, dat zoolang Betty's huis geweest was, een heel regiment dienstboden bezig met de laatste toebereidselen voor de terugkomst van bruidspaar en gasten, die elk oogenblik verwacht werden. De groote vertrekken waren een droom van bloemen en palmen; de monumentale trap ging er geheel onder schuil. Op de bovenverdieping trippelden kamermeisjes in zwarte japonnetjes en met witte kanten mutsjes rond, en legden de laatste hand aan de logeerkamers, terwijl ze nu en dan bleven stilstaan om met elkaar te babbelen. . „Nu, 't is gelukkig allemaal gauw voorbij," zuchtte er een, een smal ding met ontevreden oogen. „Is 't eigenlijk niet zonde, al die drukte voor zoo'n enkelen dag ?" „Ja, en ik zal wat blij zijn als 't afgeloopen is I" verklaarde een ander, een frisch jong Iersch meisje. „Ik heb 't op dat heele huwelijk niet begrepen. Freule Betty's gezicht stond me heelemaal niet aan. Constance, haar oude kindermeid, zou aardig te keer gaan, als ze vanavond hier was! Mevrouw wist ook wel, wat ze deed, toen ze haar 't huis uit stuurde voor deze dagen ! Constance kon die twee jongens nooit zetten, en hij was de ergste van de twee, zei ze altijd." 26 DE GEVLUCHTE BRUID „Nou, 't zou niet veel helpen, al speelde ouwe Connie op haar poot!" zei de ontevredene. „En dan, hij is reuze-knap vind ik, en zij heeft geld in overvloed, dus ik vind, dat ze eigenlijk niets geen reden heeft om te klagen." „Poeh! Geld is ook niet alles!" snoof Brigitt, de Iersche. „Ik voor mij zou nog niet met 'n koning willen trouwen, als ik niet op 'm was." „O, jij bent jong!" smaalde Marie minachtend. „Wacht maar eens, tot je rimpelig begint te worden ! Dan ben je dankbaar voor alles wat je nog krijgen kunt'* „Nou, maar voor zoo'n portret als hij is, zou ik van m'n léven niet dankbaar zijn!" antwoordde de Iersche fier. ;,En wat meer zegt, hij wéét 't!" Ze wierp haar hoofdje veelbeteekenend in den nek en stond op 't punt, weer aan haar werk te gaan, toen een gerucht onder aan de trap haar aandacht trok. Een forsche, bejaarde vrouw, gekleed in een stijve, zwartzijden japon en met een wonderlijken hoed op het hoofd, kwam naar boven hijgen, terwijl ze steelsche blikken om zich heen wierp, alsof ze wilde ontsnappen, voordat iemand haar had opgemerkt. „'t Is Connie !" riep Brigit uit. „Zoowaar ik leef 1 Nou, wat zeg je me daarvan ? Arme ziel I Arme ziel! Connie ! Oh ! — Connie ! Wat haal je in je hoofd orft toch hier te komen ? 't Is hier niks gedaan voor je. Je kunt beter maken dat je wegkomt vóór 't te laat is, als je boterham je hef is!" Maar de oude kindermeid pufte verder naar boven; haar gezicht was vuurrood van opwinding. „Is ze hier ? Is ze al gekomen, mijn arme kleine Betty ?" vroeg ze dringend. „Freule Betty is op 't oogenblik in de kerk om te trouwen !" verklaarde Marie snibbig, „en je deed beter met te maken dat je wégkwam, want 't heele gezel- 27 DE GEVLUCHTE BRUID schap kan ieder oogenbük komen, en mevrouw zal vreeseliik boos zijn. als ze iemand, die ze juist voor vandaag heeft weggestuurd, hier toch vindt rondsnuffelen." „Hou je mond, Marie! Schaam je toch I" riep Brigitt. „Zóó moet je praten tegen iemand, die méér jaren hier in huis is geweest dan jij weken! Kom jij maar mee, Connie, dan zal ik je in mijn kamertje verstoppen, en je er alles van vertellen voor zoover ik tijd heb. Zie je, freule Betty is nu getrouwd —" „Maar dat is ze met l" riep Connie opgewonden. „Ik ben zelf in de kerk geweest. Freule Betty stuurde me een briefje, dat ik vooral moest komen, en waar ik moest gaan zitten en alles, zoodat ze me zou kunnen zien. Nu, dat deed ik, en ze kwam er aan. zoo wit als een laken, en toen zakte ze in elkaar op de, trappen, net als een wit lammetje. Zoo maar op den grond met al haar beeldige kleeren ! En ze hebben de plechtigheid stopgezet en iedereen stond op, en ze droegen haar weg, en we wachtten een heele poos, tot eindelijk de dominé kwam zeggen, dat de bruid zich niet" goed genoeg voelde en dat' het huwelijk zou worden uitgesteld. Hij vroeg of iedereen maar naar huis wilde gaan, en ik maakte, dat ik weg kwam vóór de anderen, en liep wat ik loopen kon en hier ben ik nu ! Hebben ze haar nog niet thuis gebracht, het arme kleine ding? Ik dacht, dat ze me hier nü misschien wel zouden kunnen gebruiken, want ik heb haar wel eens meer verpleegd, hè?" De twee meisjes keken elkaar verbijsterd aan, half-ongeloovig. Marie trok haar wenkbrauwen op, tot ze bijna haar welverzorgd kapsel raakten. „Je moest maar liever met mij meegaan, Connie," zei Brigitt, terwijl ze de opgewonden oude gedienstige vriendelijk meetroonde naar een zijgang. „Er moet DE GEVLUCHTE BRUID ergens een vergissing zijn; in elk geval kun je 't best in mijn kamertje blijven tot we precies weten, wat er gebeuren zal. We hebben nog niets gehoord, maar ze zullen 't ons toch wel gauw laten weten als er een belangrijke verandering in 't program komt. Zei je, dat ze flauwviel.... ?" Maar op 't zelfde oogenblik drongen verwarde geiuiden van beneden tot hen door en Brigitt haastte zich naar de trapleuning om te luisteren. Het was de stem van mevrouw Stanhope, die op boozen toon tegen haar jongsten zoon sprak. „Je moet oogenblikkelijk Bertrand opbellen en hem zeggen, dat hij onmiddellijk thuiskomt 1 Ik heb je wel gezegd, dat 't een grove fout was, hem weg te sturen. Als hij daar ergens gestaan had, waar ze hem had kunnen* zien, zou alles zijn gang zijn gegaan, juist zooals we ons hadden voorgesteld." „Ach wat! Nonsens, moeder ! Houd u nu op met dat gezeur ! Ik weet wat ik doe ; ik ga nóg een anderen detective opbellen. Bertrand kan voor mijn part naar de maan loopen 1 Hoe weet u, dat hij er niet tusschen zit — dat hij 't wicht met heeft meegenomen ? 't Eerste, wat ons te doen staat, is héar op te sporen. U hadt uw verstand moeten gebruiken en hem niet in de kaart moeten laten kijken! U hadt wel op uw vingers kunnen narekenen, dat hij er zijn voordeel mee zou doen —" Herbert Hutton sloeg dreunend de deur van het telefoonkamertje onder de trap achter zich dicht en meteen kreeg mevrouw Stanhope de dienstmeisjes in 't oog, die trachtten, zich een houding te géven, alsof ze heelemaal niet geluisterd hadden. Mevrouw Stanhope stond midden in de prachtigversierde, leege kamers en besefte plotseling, in welken toestand ze zich bevond. Maar er was niets aan haar 29 DE GEVLUCHTE BRUID te merken. Haar knap gezicht was even trotsch en koel als altijd\; geen lokje van haar zwart, zorgvuldig geonduleerd kapsel was in wanorde. Het was, alsof ze rustig wachtte op het begin van het bruiloftsfeest, inplaats van eenzaam haar nederlaag onder het oog te moeten zien. „Brigitt, maak jij de kamer van freule Betty voor haar in orde. Ze is ongesteld geworden en zal naar huis komen, zoodra ze in staat is om vervoerd te worden," beval ze, zonder éénmaal met de oogen te knipperen. „Ruim alles op en maak het bed in orde!" Men kon zien, dat ze snel nadacht. Ze was een vrouw, die tegen alle gebeurlijkheden was opgewassen, maar nog nooit was ze op zóó'n moeilijke proef gesteld als vandaag. „James!" zei ze, den butler in 't oog krijgend, „er zal vanavond natuurlijk geen receptie zijn. Zorg, dat de muzikanten en de gehuurde knechts zoo gauw mogelijk wegkomen, en zeg, dat ik hen gaarne schadeloos zal stellen, in zooverre hun eischen redelijk zijn, natuurlijk. Ga zoo tactvol mogelijk te werk. James — en o ja, er zal natuurlijk herhaaldelijk opgebeld worden door onze kennissen. Zeg, dat freule Betty wat beter is en dat de dokter een ernstige nerveuze inzinking hoopt te voorkomen, maar dat ze enkele dagen volstrekte rust en kalmte ■noodig heeft. Zeg dat en meer niet, versta je, James ?" De butler boog toestemmend, en mevrouw Stanhope besteeg waardig de breede trap en begaf zich naar haar eigen kamer. Brigitt glipte met een schichtigen blik langs de deur, juist toen zij ze sloot. „Brigitt, vraag mijnheer Herbert, onmiddellijk op mijn kamer te komen, wanneer hij klaar is met telefoneeren, en als mijnheer Bertrand komt, zend hem dan dadelijk bij mij (" Toen sloeg de deur dicht en de trotsche vrouw was alleen met haar nederlaag; 30 D E GEVLUCHTE BRUID oogenblikkelijk vertrok zich haar rustig, gepoederd gezicht tot een leelijken, dreigenden grijns. Een oogenblik later stormde Herbert naar binnen. „Het is allemaal uw schuld, moeder!" begon hij met een vloek. „Als u er Bertrand niet bij gesleept had, zou ik alles in orde gekregen hebben. Ik had haar juist zoowat, waar ik haar hebben wilde ; nog één dag, en haar laatste tegenstand zou gebroken zijn geweest. Ze is half ziek van an;3 bij de gedachte aan krankzinnigen-gestichten, t i k heb haar verteld, dat 't een klein kunstje is, o n emand daar levenslang in op te bergen. Als ik daar nog maar eens even op teruggekomen was, zou ze als een lam met me getrouwd zijn!" „Neen, hoor nu eens hier, Bertie " riep zijn moeder, opgewonden stampvoetend, ,,je moest nu maar eens ophouden, mij verwijten te doen. Heb ik me niet je leven lang voor jouw belangen uitgesloofd ? En bij 't minste, dat er nu verkeerd loopt, gooi je alle schuld op mij ! In je eigen belang heb ik voorkomen, dat je het al te bont maakte, dat weet je heel goed. Je kon zoo'n bespottelijk plan niet ten uitvoer brengen. Betty is bijna meerderjarig, en als die zaakwaarnemers erachter zouden komen, waar je haar mee bedreigd had, kreeg je ongeveer levenslang en de hemel mag weten, wat er dan van mij zou moeten worden." „Zaakwaarnemers' Hoè zouden die zaakwaarnemers erachter willen komen ?" „Betty zou het hun kunnen vertellen." „Betty zou het hun met vertellen, met, wanneer ze mijn vrouw was 1" Hij siste de woorden uit op een tóón, die geen al te pleizierige toekomst voorspelde aan het arme kind, dat 't ongeluk zou hebben, tot die waardigheid verheven te worden. „Ik zou ze wel beter dresseeren. Maar u denkt natuurlijk weer 't eerst aan uzelf. Wat zou er met « nu bij mogelijkheid 3i DE GEVLUCHTE BRUID kunnen gebeuren ? U beweert altijd, dat u'alles voor me over hebt, maar als 't erop aan komt, bent u laf en zelfzuchtig, daar!" Een oogenblik keek de teleurgestelde vrouw haar zoon in sprakelooze woede aan; toen beheerschte ze de situatie weer geheel. Haar stem kreeg een klagenden klank van verwijt. „Bertie, je weet zelf niet wat je zegt!" zei ze, en ze werd nog iets bleeker onder de dikke laag blanketsel. „Nu, in deze groote crisis, zal ik je vertellen, wat ik voor je gedaan heb, wat ik op 't spél heb gezet om je de luxe te bezorgen waarmee je de laatste vijf jaar omringd bent geweest. Luister! Den dag, vóór mijnheer Stanhope stierf, schreef hij een brief aan de beheerders van Betty's vermogen, waarin hij zeer nadrukkelijk en uitvoerig zijn wenschen te kennen gaf ; hij regelde het zóó, dat geen cent van haar geld door mijn handen zou gaan. Mijn eigen inkomen was nauwkeurig bepaald, hetgeen tengevolge zou gehad hebben, dat we tamelijk zuinig hadden moeten leven, behalve wanneer Betty zoo goedgunstig zou willen zijn, ons in haar overvloed te laten deelen. Ik lette natuurlijk scherp op al zijn gedragingen, die laatste dagen, en toen ik merkte, dat hij Constance een brief gegeven had om te posten, zei ik haar, dat ik daar wel voor zorgen zou ; en ik nam hem mee naar mijn kamer ea las» hem. want ik had wel eenig vermoeden, dat hij iets dergelijks van plan was. Hij had altijd erg veel drukte ovei Betty en haar „rechten", dat zul je je nog wel herinneren, en hij had er altijd op gehamerd, dat dit Betty's huis was, het huwelijkscadeau van haar grootvader aan haar moeder, en dat wij er dus niets geen recht op hadden, tenzij door haar welwillendheid. Ik was vastbesloten, dat we ons niet van hier zouden laten verdrijven, en dat jij geen gebrek zoudt 32 DE GEVLUCHTE BRUID hebben aan allerlei luxe-dingen, die je zoo slecht missen kon, terwijl dat kind véél meer bezat dan ze noodig had! Dus verbrandde ik den brief ! Nu zie je dus, wat je moeder, die je zoo met verwijten overlaadt, voor je gedaan heeft!" Maar haar zoon keek haar aan met harde, glinsterende oogen en een smadelijk lachje krulde om de hoeken van zijn welgevormden mond. „Ik denk zoo, dat u 't evenzeer in uw eigen belang gedaan hebt als in 't mijne, is 't niet ?" smaalde hij. „En ik zie ook niet in, wat dat er nu opeens allemaal mee te maken heeft. Wat niet weet, wat niet deert die zaakwaarnemers kunnen natuurlijk niet vermoeden! wat ze gemist hebben, als ze den brief nooit gekregen hebben j en u zegt zelf, dat u altijd met hen in contact gebleven bent en ze in den waan gebracht hebt, dat u dol op Betty was. Ze betalen ü Betty's toelage uit tot ze meerderjarig is, is *t niet ? Ze kunnen u niets maken. Het is idioot van u, mijn kostbaren tijd te verspillen met me over al dien ouden nonsens te vertellen, inplaats van me te helpen overleggen, hoe we dat kind weer in handen kunnen krijgen vóór de zaakwaarnemers lont ruiken. Als we alles niet voor elkaar hebben, éér ze meerderjarig wordt, grijpen we ernaast, wat het vermogen betreft. Is dat waar of niet ? Nu dan, dan moeten we ook zorgen, dat dat huwelijk zoo gauw mogelijk doorgaat." „Als je haar toch maar rustig met Bertrand had laten trouwen," jammerde zijn moeder, „en niet al dat geknoei op touw gezet hadt. Het zal zoo'n vreesehjk schandaal geven, als dat ooit eens uitkomt! Ik zal me nooit meer ergens durven laten zien." „Daar hebben we 't alweer! U denkt natuurlijk weer aan uzelf!" snerpte de liefhebbende zoon, terwijl hu opsprong en stampend door de kamer begon te Ot gevluchte brul 33 DE GEVLUCHTE BRUID ijsberen. „Ik zeg u, moeder, dat dat meisje van mij is, en dat ik niet van plan ben, haar aan Bertrand of wien.ook af te staan. Ze is van mijl Ik heb haar dat al een heelen tijd geleden aan 't verstand gebracht, en ze weet 't! Ze kan me niet ontsnappen, en ze heeft 't er voor zichzelf niet beter op gemaakt door dat te probeeren. Ik vergeef 't haar nooit, dat ze me een figuur als modder heeft laten slaan voor een kerk vol menschen! Ik zal 't haar nog wel inpeperen! 't Nest !'* Herbert was aardig op weg, zich op te schroeven tot een van die buien van dolle, aanstellerige woede, waarmee hij zijn moeder steeds geheel naar zijn hand had weten te zetten, sedert de jarèn, dat hij op den vloer placht te liggen rollen, zich blauw schreeuwde en zijn adem inhield tot zij toegaf ; en de arme vrouw, wier zenuwen reeds uitgeput waren door alle gebeurtenissen van dien ellendigen avond, liet zich plotseling in een van haar boudoirstoelen vallen en begon te schreien. Maar deze vertooning scheen den jongen man nog slechts woedender te maken. Hij liep met groote passen op haar toe, greep haar bij den schouder en schudde haar ruw door elkaar. „Schei uit!" zei hij heftig. „Dit is geen tijd om te grienen. We moeten een plan maken. Begrijpt u dan niet, dat die bloedhonden van de pers ons binnen een paar uur op de hielen zullen zitten ? Begrijpt u niet, dat we er iets op moeten vinden en dat doorvoeren ?" Zijn moeder keek op met nieuwe ontsteltenis in haar oogen. „Ik heb James gezegd, alle telefoontjes te beantwoorden, en te zeggen, dat Betty naar omstandigheden redelijk wel is, maar dat de dokter haar volstrekte rust heeft voorgeschreven om erger te voorkomen...." 34 DE GEVLUCHTE BRUID antwoordde zij koel. „Ik ben nog niet zóó dom als je wel schijnt te denken." „Ja, dat is nu heel goed voor vanavond, maar wat moeten we morgen zeggen, als we haar niet vinden?" „Och! Ze komt wel terug," sprak zij vol goeden moed. „Ze kan niet anders. Wel, waar zou ze heen moeten ? Ze heeft geen plekje ter wereld, waar ze haar toevlucht zou kunnen zoeken, sedert ze haar vertrouwen in dien neef van haar moeder verloren heeft, omdat hij niet op haar bruiloft is gekomen. Ze heeft er geen idee van, dat hij haar briefje, waarin ze hem vroeg, haar naar het altaar te geleiden, nooit gekregen heeft. De hemel zij gedankt, dat ik dat in handen kreeg vóór 't op de bus ging ! Als die ouwe baas hier geweest was, zou je wat beleefd hebben! Ik heb hem ééns meegemaakt, vlak vóór ik met Betty's vader trouwde, en ik ben niets verlangend naar een herhaling. Maar we moeten goed 't oog houden op wat er in de kranten komt!" „Daar zal 't nu wel een beetje laat voor zijn, vrees ik. De verslaggevers kunnen elk oogenblik hier zijn en u deed beter met te bedenken wat u zeggen zult. Maar ik weet heusch nog niet zoo zeker, of ze niet naar dien ouwen neef is geggaan, en we moeten dat liever aan de detectives zeggen. Wat is 't adres van dien kerel ? Ik zal hem intercommunaal opbellen en hem wijsmaken, dat ze op een autotochtje is en van plan was, hem op te zoeken als ze tijd had. Ik zal vragen, of ze er al geweest is." „Dat is een goed idee, hoewel ik zeker weet, dat ze te gekrenkt was door zijn weigering om nu naai hem toe te willen gaan. Ze heeft er den heelen middag om gehuild, 't Verwondert me nóg, dat ze er niet uitzag als een vogelverschrikster. Maar dat is echt Betty! 35 DE GEVLUCHTE BRUID Den heden dag huilen en er dan nog uitzien als een filmster en dat zonder eenige hulpmiddelen." „Moeder, houd nu op met dat gebazel over bagatellen ; we moeten nu ernstiger dingen bepraten. Ik heb aan iets anders gedacht: aan die oude kindermeid van haar, Constance. Betty placht dol op haar te zij n. Wat is er van haar geworden ?" Mevrouw Stanhope's gezicht verhardde, en er kwam een onrustige uitdrukking in haar oogen. „Ze zou wel naar haar toe gegaan kunnen zijn, hoewel ik niet geloof, dat ze weet, waar zij is. Ikzelf heb er geen idee van. Ik heb haar weggestuurd, juist vóór we toebereidselen begonnen te maken voor ie bruiloft. Ik durfde haar niet hier te houden. Ze weet te veel en matigt zich te veel aan. Ik zou haar zelfs al niet zoolang gehouden hebben maar ze weet, dat ik dien brief aan de zaakwaarnemers van haar heb overgenomen, en heeft zich een of twee keer erg brutaal daarover uitgelaten zoodat ik haar werkelijk niet durfde wegdoen, vóór het hoognoodig werd. Ik dacht, dat alles voorbij zou zijn, vóór ze eenig onheil kon aanrichten. Betty zou meerderjarig zijn door haar huwelijk en haar eigen geld in handen krijgen, en wanneer ze jouw vrouw was, zou er natuurlijk niet de minste drukte meer over een en ander gemaakt kunnen worden." „Nu, u kon beter eens trachten uit te vinden, waar *t mensen is 1" zei de jonge man, terwijl zijn gezicht betrok. „Ze moest liever ergens opgesloten worden! Ze kan ons in de grootste moeilijkheden brengen. Je kunt niet weten, hoe ze misschien al heeft zitten stoken. Bel een van de meiden en zie er achter te komen, waar ze uithangt. Tien tegen één, dat Betty daar óók is." Mevrouw Stanhope liep gedwee naar de bel en schelde om Brigitt. . 36 DE GEVLUCHTE BRUID „Brigitt, heb je ook t:enig idee, waar we freule Betty's oude kindermeid Constance zouden kunnen vinden ?" vroeg ze zoo vriendelijk 2 e maar kon, intusschen het gezicht van het meisje bestudeerend. „Ik denk, dat 't wel goed zou zijn, haar hier te laten komen, voor 't geval freule Betty haar noodig heeft. Ze was zoo aan haar gehecht!" Brigitt sloeg een paar verbaasde oogen naar haar meesteres op; er was terughouding en achterdocht in haar blik. „Wel, ze was hier een paar minuten geladen," zei ze voorzichtig, ,,'t Schijnt, dat freule Betty haar een invitatie had gezonden, en toen de freule flauwviel, is ze zóó geschrokken, dat ze de kerk uitvloog en hier naar toe holde om te zien, hoe ze 't maakte. Misschien is ze nog niet weg. Ik kan wel eens gaan kijken." „Hiér ? Was ze hier ?" Mevrouw Stanhope keek over haar schouder naar haar zoon en haar oogen zeiden : „Dat is vreemd !" maar ze hield haar gelaatstrekken goed in bedwang. „Ja, ga maar eens zien, of je haar vinden kunt, Brigitt, en als dat je lukt. zeg haar dan, dat ik haar graag een oogenblik zou willen spreken." Brigitt haastte zich weg en mevrouw Stanhope keerde zich weer tot haar zoon : „Betty kan dus niet naar haar toe zijn, tenzij 't een doorgestoken kaart is. Maar in elk geval geloof ik, dat we haar 't best hier kunnen houden tot we iets weten." Vlugge dribbelpasjes klonken over de gang. en een vinnig klopje getuigde onmiskenbaar van de aanwezigheid van Constance. Mevrouw Stanhope keek het kleine dikke vrouwtje met het roode gezicht doordringend aan: „Constance, je hebt een van mijn uitdrukkelijks 37 de gevluchte bru #Pd bevelen overtreden door hier terug te komen zonder mijn toestemming, maar daar ik begrijp, dat je het goed bedoeld hebt, zal ik 't voor ditmaal door de vingers zien en je laten blijven. Je kunt je misschien nog nuttig maken als mijn dochter vanavond wordt thuisgebracht, en ik denk, dat ze wel erg blij zal zijn, je te zien. Op 't oogenblik is ze — hm — " ze wierp een steelschen blik op haar zoon, en verhief haar stem een weinig, om haar woorden meer indruk te doen maken — ,is ze in een particulier herstellingsoord in de buurt van de kerk, waar ze haar heen gebracht hebben in afwachting, dat ze in staat zou zijn om naar huis vervoerd te worden. Het zal van haar toestand afhangen, of ze vanavond, morgen, of over een paar dagen komt. Intusschen kun je naar je oude kamer gaan en daar wachten, tot ik je laat roepen. Ik zal wel gauw nader bericht hebben en dan zal ik 't je laten weten. Ga niet naar de andere dienstboden of loop niet door 't huis, want ik wil je onmiddellijk bij de hand hebben en weten, waar ik je vinden kan, als ik je noodig heb." Constance keek haar vroegere meesteres met een langen, wantrouwenden blik aan, alsof ze een bijbedoeling zocht achter deze fraaie toespraak; toen knikte ze kort, draaide zich om en verdween op een sukkeldrafje in de richting van haar oude kamer. „Ziezoo," zei mevrouw Stanhope met een zucht van ^erhchting, „die is veilig opgeborgen! Ik zal Marie zeggen, dat ze een oogje op haar houdt, en als er dan eenige verstandhouding tusschen die twee bestaat, zal Marie er wel achter komen." Maar Herbert Hutton zat al aan het schrijfbureau van zijn moeder en vroeg een intercommunaal ge-, sprek aan. Al de lange uren, waarin hij verwacht had, naast ïijn bruid onder den troonhemel van rozen te staan 3» DE GEVLUCHTE BRUID in de groote zaal, om de tallooze gelukwenschen in ontvangst te nemen, zat Herbert Hutton aan de telefoon in het boudoir van zijn moeder allerlei gesprekken te voeren, die hem niets verder brachten. De oude neef van Betty's moeder bleek zwaar ziek in een hospitaal te liggen, en zelfs niet in staat te zijn, door bemiddeling van een verpleegster vragen te beantwoorden, zoodat hij daar niets wijzer werd. Laat in den nacht, of liever vroeg in den morgen, werd Bertrand ontdekt in een cabaret, tot waar zijn volhardende moeder en bro^r tenslotte zijn spoor gevolgd waren. Hij was nog te zeer onder den indruk van den genoeglijken avond om samenhangend te kunnen antwoorden. Hij verklaarde dat Betty een beste meid was, maar dat ze, wat hem betrof, naar de maan mocht loopwi; hij kende een meisje, dat drie keer zooveel waard was." Zijn moeder legde wrevelig den hoorn neer om zijn lallende stem tot zwijgen te brengen, ten volle overtuigd, dat hij niets van Betty's verblijfplaats afwist. Ze wist hem evenwel door middel van het financieele systeem van dreigementen en belooningen, dat ze jarenlang met groot succes op hem had toegepast, toch nog te overtuigen, dat hij onmiddellijk thuis moest komen. En juist toen de morgen begon te schemeren, kwam Bertrand aan in een taxi, stommelde luidruchtig het huis binnen, en vroeg, waar de bruiloft was. Hij wilde de bruid een kus geven. Constance, nog steeds in haar stijve, zwartzijden japon, stond in de half-donkere gang ; ze was zoo dichtbij geslopen als ze maar durfde en luisterde,'met haar hoofd peinzend opzij. Betty had haar in haar briefje geschreven, dat ze zou gaan trouwen met Bertrand Maar Bertrand zag er heelemaal niet uit al3 een bruidegom. Was Bertrand dan op 't laatste oogenblik weggeloopen of zooiets ? Maar dat verklaarde 39 DE GEVLUCHTE BRUID nog niet alles. Ze herinnerde zich, dat Brigitt had gesproken van Herbert als den bruidegom, maar ze had dat als een eenvoudige vergissing beschouwd en er verder niet meer over gedacht. Toen Brigitt weer eens in haar buurt kwam, had ze gevraagd, of ze misschien toevallig een van de uitnoodigingen had bewaard J en Brigitt met haar vinger op haar lippen, had geknikt, en was even later teruggekomen met iets onder haar schort. „Dit lag in de papiermand," zei ze, „en freule Betty kreeg 't te zien, en er was een vreeselijk gedoe over 't een of ander; ik kon er niet uit wijs worden wat, maar ik hoorde mevrouw zeggen, dat 't allemaal een vergissing was, en dat ze zich versproken moest hebben, toen ze telefonisch die drukwerken bestelde. Maar in elk geval dacht freule Betty heilig en vast, dat ze allemaal vernietigd zouden worden en dat er een spoed-order gegeven was voor nieuwe, en dat die nog op tijd zouden worden verzonden. En deze hier kwam weer opnieuw in de papiermand terecht, en ik kreeg bevel, ze te verbranden, maar ik heb ze achtergehouden en goed bewaard. Maar ik kan niet zien, wat er nu verkeerd aan zou zijn, of wat 't te beteekenen heeft, jij ?" ,,'t Heeft alles te beteekenen !" verklaarde Constance, trillend van boosheid, terwijl ze peinzend staarde op den naam van Herbert Hutton, en tusschen de regels méér las, dan ze lust had, aan Brigitt te vertellen. 40 DE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK IV Geen twee kilometer van haar vroeger tehuis verwijderd, lag Betty veilig en warm in de flanellen nachtjapon, en keek toe, hoe Jane Carson het licht uitdraaide en het raam openzette. Ze had een gevoel van behaaglijkheid, dat ze niet meer gekend had, sinds ze op kostschool was, en 's avonds met haar kamergenootje babbelde. „Ziezoo !" zei Jane, terwijl ze in bed klom en de dekens heel voorzichtig opsloeg, zoodat haar gast niet koud zou worden. „En laat ons nu eens hooren ! — Lig je warm genoeg ?" Er was een eigenaardige teederheid in haar stem, alsof ze een verdwaald prinsesje mee naar huis had gebracht, waar ze zorgvuldig op passen moest. „O ja, heerlijk I" zei Betty, terwijl ze even zenuwachtig huiverde. „En ik ben zoo blij, dat ik veilig hier ben, weg van hen allemaal! O, ik heb zóó verlangd naar iemand, die me wat raad zou kunnen geven! Maar ik heb niemand, niemand gehad, sedert ze mijn oude kindermeid wegstuurden, omdat ze soms mijn partij durfde op te nemen'" Plotseling verborg Betty haar gezicht in het kussen en begon te snikken, en Jane sloeg de armen om haar heen en omhelsde haar. Betty wist zich spoedig te beheerschen en begon haar verhaal, zooals ze beloofd had l 4* DE GEVLUCHTE BRUID „Zie je," zei ze, terwijl ze dapper haar tranen droogde, „ze waren vastbesloten, dat ik met een man zou trouwen, dien ik niet kon verdragen, en toen ik niet wilde, probeerden ze me in een val te lokken. Ik had er geen vermoeden van, vóór ik in de kerk stond en om me heen keek en Bertrand nergens kon ontdekken ; alleen den ander, die me met zijn vreeselijke oogen stond aan te staren, en toen begreep ik alles! Ze dachten, dat ze me wel konden dwingen voor zoo'n kerk vol menschen, en dat ik niets anders zou durven doen dan „ja" zeggen. Maar toen ik dat begreep, kon ik me niet meer staande houden en zakte in elkaar. Ik kon ook niet meer opstaan, ik was veel te bang." „Maar ik begrijp 't niet," zei Jane. „Waren er dan twee, die met je wilden trouwen ?" „O ja," zuchtte Betty, „er waren er twee." „Wel, waar was dan de andere, die, waar jij mee wilde trouwen ?" „Ik weet 't niet " zei Betty, met een snik in haar stem. „Dat was juist, wat me zoo'n schrik aanjoeg. Zie je, 't waren de twee zoons van mijn stiefmoeder, en mijn vader moet op zijn sterfbed den wensen hebben uitgesproken, dat ik met een van beiden zou trouwen. Ik verlangde niet bepaald om met Bertrand. te trouwen, oneen, maar ik verafschuwde Herbert eenvoudig. Eij was de jongste, en scheen zijn zinnen op mij gezet te hebben. Ik was verschrikkelijk bang van hem. Hij was wreed en akelig tegen me geweest, toen ik nog een klein kind was, en toen ik grooter werd, deed hij niets dan me plagen en kwellen ; en tenslotte, toen hij me het hof ging maken, kreeg ik zóó'n afkeer van hem, dat ik niet meer naar hem kijken kon zonder te rillen. De gedachte, met hem te moeten trouwen, maakte me bijna dood. O — ik kon niet — onverschillig wie 't van me verlangde. Tenslotte besloten Bertrand en ik DE GEVLUCHTE BRUID te trouwen, om van alle ellende af te zijn. Ze sarden hem ook altijd, en ik had medelijden met hem en mocht hem tamelijk goed lijden." „Maar waarom zou je dan toch met iemand moeten trouwen, waar je heelemaal niet veel voor voelde !" riep Jane ontzet uit. „We leven toch in een vrij land en niemand kan je toch tot zooiets dwingen ! Waaróm liep je niet weg ?" „Ik heb daar ook heel dikwijls over gedacht," zei Betty, terwijl ze haar koude vingers tegen haar vermoeide oogen drukte. „Maar ik kon er tóch niet toe komen. Op de eerste plaats wist ik niet, waar ik heen ik moest, of wat ik zou moeten beginnen. Ze hebben me nooit iets nuttigs laten leeren, dus ik had niet in betrekking kunnen gaan of zooiets; en daarbij had ik een gevoel, alsof er geen plaats ter wereld was, waar Herbert me niet zou kunnen vinden als hij wilde. Zoo is hij. Hij krijgt altijd alles gedaan wat hij wil, en het kan hem niets schelen, wat hij er anderen mee aandoet. Hij is verschrikkelijk — Jane — heusch !" Er was een klaaglijke klank in haar stem, die sprak tot Jane's moederlijk instinct en ze boog zich over haar gast heen en klopte haar bemoedigend op den schouder: „Jou arme kleine dreumes," zei ze teeder, „je moet vreeselijk veel narigheid doorgemaakt hebben, maar toch begrijp ik je nog niet goed; hoe kwam je toch op 't idee, dat je moest trouwen met iemand waar je niet van hield. Je kon toch naar den eerste den beste toeloopen en hem om bescherming vragen 1 Je hadt naar de politie kunnen gaan in het ernstigste geval !'*• „Oh ! Maar Jane, dat had ik nooit kunnen doen I Dat zou onze heele familie in opspraak hebben gebracht, en vader zou dat zoo vrééselijk hebben gevonden ! En dan kon ik er ook niet toe komen, ongehoor- 43 DE GEVLUCHTE BRUID zaatn te zijn aan den wensen, dien hij op zijn sterfbed heeft uitgesproken, We zijn altijd zooveel voor elkaar geweest, vader en ik. Daarbij, met Bertrand had ik 't niet zóó erg gevonden — hij was altijd vriendelijk voor me geweest — hoewel we nu nooit zoo héél veel met elkaar te maken hadden." „Nu, ik geloof niet, dat ik me zooveel moeite zou gegeven hebben om de wenschen na te komen van een vader, die zóó weinig om me gaf, dat hij me rustig wilde laten trouwen met iemand dien ik verfoeide !" zei Jane verontwaardigd. „Wat zóó'n vader wilde of niet wilde, zou ik naast me neerleggen — o zoo!" „O, maar zoo was hij heelemaal niet!" zei Betty, terwijl ze zich in haar ijver half oprichtte en Jane aankeek door de gouden krullen, die over haar kinderlijk, bedroefd gezichtje vielen, ,,en hij hield van me, Jane, hij hield méér van me dan van wat ook ter wereld. Daarom was ik ook zoo gaarne bereid, mezelf op te offeren om zijn laatsten wensch te vervullen." „Nu begrijp ik er toch waarachtig niets meer van!" zei Jane Carson, terwijl ze rechtop in bed ging zitten met haar armen om haar knieën geslagen. „Hoe kan iemand nu veel van je houden en je tegelijk ongelukkig willen maken ?" „Wel, zie je, Jane, hij was niet erg op ze gesteld geweest toen ze nog jongens waren — en — en toen hij stervende was, voelde hij behoefte om dat goed te maken; dus dacht hij. dat, als ik met een van beiden wilde trouwen, dit voor hen een bewijs zou zijn, dat hij hun vergeven had.... " .. „Dat — zou — wel — kunnen," zei Jane langzaam en peinzend, „maar — tóch kan ik 't zóó niet zie ?"Wat voor een soort van man was je vader eigenlijkn! „O, een prachtmensch, Jane !" haastte Betty zich. 44 DE GEVLUCHTE BttUID te verklaren. „Hij was alles voor me. Hij ging heelemaa in me op en was altijd met me samen en hij sprak met me over mijn eigen lieve moeder...." Betty's hand greep krampachtig die van Jane en haar stem stierf weg in een snik. Jane streek haastig en verschrikt over het gouden krullenkopje op het kussen. „Toe dan ! Toe dan!" fluisterde ze teeder, „trek 't je nu niet aan ; zóó heb ik 't niet gemeend. Ik probeerde alleen maar, eruit wijs te worden, want 't wil er bij mij nog maar met in, dat — Zeg eens ! Heeft hij tegen jou gezegd, dat hij wilde, dat je met een van die lui zou trouwen ?" „O, nee, hij liet een geschreven verzoek na — het was zijn laatste wil, zie je." „Aan wie heeft hij dat laatste verzoek toevertrouwd ?" „Aan mijn stiefmoeder." „H'm ! Pacht ik het niet! Maar hoe weet je, dat hij dat welfcelijk gedaan heeft ? Hoe weet je, dat zij geen leugens vertelt ?" „Neen," zei Betty treurig, „ze heeft geen leugens verteld, ze het me het papier zien. waarop het geschreven stond. vEr was geen vergissing mogelijk. En zijn naam stond eronder in zijn eigen handschrift, juist, zooals hij altijd zijn onderteekening zette, met zoo'n grappig krulletje aan de S, dat ik nooit van iemand anders gezien heb. Ik vond 't verschrikkelijk, toen ik 't zag — dat mijn eigen lieve vader iets van me kon verlangen, dat zóó afschuwelijk voor me was om te volbrengen. Als hij 't mij maar zelf gevraagd had, zouden we er tenminste eens over hebben kunnen praten, en misschien zou hij me moed hebben kunnen inspreken om het te doen — maar dat zij 't me moest vertellen! Ze voelde dat zelf wel. Ik geloof, dat ze 45 DE GEVLUCHTE BRUID haar best deed om zoo zacht en vriendelijk mogelijk te zijn. Ze zei, dat ze er op had aangedrongen, dat hij mij zou laten wekken om 't me zelf te vertellen, maar ze zag, dat zijn krachten hem begaven en hij verlangde zoo dringend,. dat ze 't vlug op zou schrijven om 't hem te laten onderteekenen, dat ze maar deed, wat hij vroeg...." „Nu, en ik zeg je, dat je er zeker van kunt zijn, dat hij daar nooit een woord van gezegd heeft — en dat hij het nooit zelf onderteekend heeft, of er althans geen vermoeden van had wat hij teekende. Ze hebben 't hem vast en zeker laten doen, toen hij niet goed meer wist, wat hij deed. Of misschien hebben ze zijn handteekening wel nagemaakt. Dat schijnt een klein kunstje te zijn, als je er verstand van hebt. Sommige menschen ^oen het prachtig. Als ik jou was, zou ik er geen oogenblik meer over piekeren. Als hij werkelijk zóó was, als jij hem beschrijft, kon hij onmogelijk willen, dat zijn eigen kleine meisje zóóiets overkwam, neen. voor niets ter wereld! Zooiets doen echte vaders en moeders niet! En ik kan 't weten, want ik heb zelf een moeder, die gewoonweg een dot is ! Neen, je kunt er staat op maken, dat hij er nooit iets van geweten heeft, en dat 't wel 't laatste was, wat hij zou gewenscht hebben, dat je met zóó'n kerel zou trouwen!" „O, denk je dat heusch ? O, weet je dat zeker ?" riep Betty, zich aan Jane vastklemmend, terwijl de tranen over haar bleeke wangen hepen. „Ik heb zelf honderdmaal diezelfde gedachten gehad, maar ik durfde er nooit aan te gelooven." „Ja, ik weet 't zeker!" zei Jane krachtig, terwijl ze haar in heur armen wiegde, juist, zooals ze gedaan zou hebben met een klein zusje, dat uit eenboozen droom was wakker geschrikt. „En nu moet je eens ophouden met huilen, en daar niet meer over tobben. 46 DE GEVLUCHTE BRUID Vertel me liever de rest, als er tenminste een rest is dan weet ik, waar ik me aan te houden heb. Wie is die andere man, dien je nog wel wilde hebben ? Wat is er van hem geworden ?" „Wel, dat is nu juist het vreemde," zei Betty, weer gedrukt. „Hij scheen heelemaal niet in de buurt te zijn ; en toen ze me in dat kleine kamertje brachten en me koelte toewuifden en water voor me haalden, kwam er een dokter, en liet me iets ruiken en stuurde ze allemaal in de gang en ik vroeg hem om Bertrand bij me te sturen. Ik wilde hem vragen, waarom hij niet gewoon bij den geestelijke stond, zooals ik verwacht had. Ik hoorde den dokter in de gang gaan en naar Bertrand vragen, en toen hoorde ik de stem van mijn stiefmoeder zeggen, dat Bertrand er heelemaal niet was en dat hij naar de kust was vertrokken, en iemand anders zei „Sssst!" en ze deden de deur dicht. En ik was zóó angstig, dat ik opstond en alle deuren probeerde, tot ik er een vond, die naar een trap leidde, en ik sloot ze achter me af en zette het op een loopen, en toen vond ik jou !" „Jou arme kleine peuter !" riep Jane, haar weer tegen zich aandrukkend. „Wat ben ik nu blij, dat ik juist in de buurt was ! Maar vertel me eens, wat denk je, dat er nu verder'gebeuren zal ? Zal er groote herrie van komen en zullen ze jacht op je maken ?" „O ja !" zei Betty gedrukt. „Dat denk ik wel. Of bever, ik weet zéker, dat ze dat zullen doen. Herbert zal zich nooit laten tegenwerken in iets, waar hij zijn zinnen op gezet heeft — Bertrand telt niet mee. Hij heeft nooit meegeteld. Ik heb altijd met hem te doen, al heb ik nu niet zoo héél veel met hem op. Ze hebben pas nog een vreeselijk spektakel tegen hem gemaakt, over de een of andere actrice daarginder aan de kust, waar hij altijd bloemen aan stuurt, en ik weet, dat 47 DE GEVLUCHTE BRUID bij geen prettigen tijd achter den rug heeft. En toen hij op een goeden dag bij mij kwam en me vroeg, waarom ik niet met hem trouwde en zoo aan alle gezeur een eind maakte, schrok ik eerst erg van 't idee, maar tenslotte dacht ik, dat dat misschien toch nog 't beste was, wat ik doen kon. Hij zei, dat hij me nooit iets in den weg zou leggen, wanneer ik hèm niets in den weg legde; en we dachten, dat de anderen ons dan misschien met rust zouden laten. Maar ik had kunnen weten, dat Herbert nooit zou toegeven! Bertrand is gemakkelijk over te halen — misschien heeft Herbert hem omgekocht om vanavond weg te gaan — of misschien hebben ze hem gedwongen, mij te vragen, met hem te trouwen. Zoo is hij," vervolgde ze treurig. „Je kunt niet van hem op aan. Ik wéét niet, hoe 't zit. Zie je, er was ook zooiets vreemds met die uitnoodigingen. Ze kwamen eerst met Herbert's naam erop, en mijn stiefmoeder trachtte te voorkomen, dat ik ze te zien kreeg. Ze zei, dat ze laat waren en dat zij ze meteen allemaal had weggestuurd ; maar ik vond er een, en toen ik daarmee naar haar toeging, zei ze, dat 't een vergissing was. Ze had me er niet mee willen lastig vallen door me ervan te vertellen, en ze begreep niet, hoe 't gekomen kon zijn ; ze moest zich bij 't bestellen doorxle telefoon versproken hebben. Maar 't was nu verbeterd en ze zouden zich haasten zooveel ze konden en ze meteen van de drukkerij verzenden om verdere vertraging te voorkomen. Ik trachtte mezelf te overtuigen, dat alles in orde was, maar 't maakte me toch van streek en ik begreep ook, dat Herbert 't nog niet opgegeven had — al had hij beweerd, dat hij weg zou gaan. Ik hoopte, dat ik niet nog méér narigheid zou krijgen — maar ik had het eigenlijk kunnen weten! Herbert heeft nog nooit iets opgegeven — zelfs niet, toen vader nog leefde. Hij 48 DE GEVLUCHTE BRUID slaagde er altijd op de een of andere manier in, zijn wil door te zetten." „Hield hij dan zooveel van je ?" vroeg Jane halfhuiverend. Betty sidderde. „O, ik weet niet, of 't liefde of haat was. Dat doet er tenslotte ook niets toe. Ik kan de gedachte aan hem niet verdragen — heusch, dat is me een marteling, Jane ! Weet je, Jane, hij heeft me eens gezegd, dat, als hij me ooit in zijn macht kreeg, hij mijn wil zou breken of me dooden bij zijn pogingen daartoe L" „Nu, kindlief, denk dan ook niet meer aan hem — dien ellendigen bruut! Ga nu maar eens rustig liggen, en slaap maar zóó lekker, alsof je mijlen ver van hem vandaan was. Niemand zal je hier ooit bij mij zoeken, en ik heb de waschtafel voor de deur geschoven, zoodat je geen nachtmerrie hoeft te krijgen van menschen die binnenkomen om je te halen. Ga nu slapen, en morgen zal ik je wegsmokkelen naar een plaats, waar ze je nooit van hun leven zullen kunnen vinden. Welterusten, kleintje!" en Jane boog zich over haar heen en drukte een kus op het zachte haar, dat naast haar op 't kussen lag. Betty sloeg haar armen om haar nieuwe vriendin, en gaf haar hartelijk heur kus terug. „O, je bent zoo goed voor me geweest! Wat zou ik ooit hebben moeten beginnen, als ik jou niet gevonden had ? Je bent net een engel!" „Ken engel in een oude regenjas !•'■' spotte Jane. „Maar nu praten we geen woord meer, en moeten we gaan slapen. Je hebt 't broodnoodig !" Maar zelf lag Jane Carson nog heel lang met open oogen in het donker te staren en alles te overdenken. Ze verloor niet veel tijd met zich te verbazen over dit wonderlijke avontuur, dat juist haar had moeten overkomen. Daar kon ze later nog wel over peinzen, 49 DE GEVLUCHTE BRUID als er niets anders meer te doen viel. Op 't oogenblik dienden er plannen gemaakt te worden, en zij was degene, die ze maken moest. Het was duidelijk, dat de mooie, geheimzinnige Elisabeth Stanhope, over wier huwelijk de couranten al weken tevoren allerlei bijzonderheden hadden uitgebazuind, op 't oogenblik niet in staat was, eenig bruikbaar plan te verzinnen of uit te voeren. Jane wel. En dat wist zij. Zij had een aangeboren organisatie-talent. Ze deed niets liever dan een moeilijke situatie tot een goed einde brengen. Maar dit was wel het moeilijkste probleem, waarvoor ze zich ooit geplaatst had gezien. Toen haar vader stierf, en haar moeder achterbleef in het kleine huisje met nog drie kinderen, jonger dan zijzelf, zonder andere middelen van bestaan dan wat naaiwerk en in den zomer nu en dan een pensiongast, had zij, door bemiddeling van een van die gasten, een goeden werkkring gezocht en gevonden in deze groote stad in het Oosten. Ze had goed haar best gedaan en promotie gemaakt, tot ze nu aan 't hoofd van een kleine afdeeling stond, en ze niet alleen van haar zuinig-besteed salaris flink wat naar huis kon sturen, maar ook plannen had kunnen maken om haar jonger zusje te laten overkomen. Haar handige vingers hielden haar bescheiden garderobe keurig in orde, en wisten er zelfs een glimp van modieuze élégance aan te geven, zoodat ze zich niet behoefde te schamen als haar „galant" haar eens fuifde op een bioscoopje of een goedkoopen schouwburgavond. Ze had veel ervaring en bezadigde levenswijsheid voor haar jaren en er waren niet veel moeilijkheden, waar ze geen raad mee wist. Maar dit was iets heel nieuws. Hier was een meisje, dat „in een glazen kastje was grootgebracht," zooals ze een paar uur geleden minachtend zou gezegd hebben. Ze richtte zich op haar elleboog op en keek naar DE GEVLUCHTE BRUID Betty, die al dommelde. Ze kon vaag haar profiel zien in 't licht, dat van de lantaarn buiten voor het raam in de kamer schemerde. Er was iets buitengewoon ontroerends geweest in de schoonheid en de eenvoudige openhartigheid van dit arme kleine bruidje — en iets heel aantrekkelijks in dit wonderlijke avontuur. Jane Carson wist zelf niet, of ze er goed aan deed of niet, deze ontvluchte bruid te helpen. Haar adem stokte, wanneer ze bedacht, dat ze misschien de heele politiemacht, plus een groep almachtige geldmagnaten tegen zich zou krijgen — dat de onaangenaamste gevolgen op haar roekeloos hoofd zouden kunnen neerkomen. Maar 't deed er niet toe — ze was toch van plan, door te zetten. Elisabeth Stanhope! Wat een mooie naam! Hij paste prachtig bij al die romantische gebeurtenissen! O, als zij, Jane, maar film-scenario's kon schrijven, wat 'n succesnummer zou dit niet kunnen worden! Toen ging ze weer liggen en begon haar plannen te maken. 51 DE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK V De morgen schemerde, en nog steeds had men geen nieuws van de vermiste bruid. De korte, voorzichtige inlichtingen, die Herbert Hutton aan de pers verstrekt had, hadden niet gebaat; in plaats daarvan was er een sensationeel verhaal uitgelekt van Betty's ontsnapping, dat een voortvarend en al te^ ijverig verslaggever gedistilleerd had uit de praatjes van de in de kerk aanwezige menschen. Alles bleek al gedrukt te zijn vóór men tijd vond, iets tegen te spreken ; als een loopend vuurtje ging het gerucht door de stad, en groote vetgedrukte koppen schreeuwden Betty's verdwijning uit, terwijl haar familie nog bezig was, zorgvuldig den weg te bereiden voor een geloofwaardig verhaal van een nog voortdurende ongesteldheid en afwezigheid, dat volgehouden diende te worden, tot zij kon worden opgespoord. De zon viel stralend in de groote kamers, en deed het zilverdraad flikkeren, waaraan de verwelkende rozen hingen, die de atmosfeer zwaar en zwoel maakten met hun laatste geuren. Het kamermeisje liep besluiteloos heen en weer, niet wetend, wat ze wel en niét moest doen. In de brievenbus stak het ochtendblad met Betty's portret, en boven lag de man, met wien Betty gemeend had te zullen gaan trouwen, zijn roes uit te "slapen. Gelukkige Betty, die veilig en wel- 52 OE GEVLUCHTE BRUID bewaard lag onder het grove laken van het arme meisje, geen half uur van dit versierde huis verwijderd! Lang vóór de dag eigenlijk in de groote stad begonnen was, was Jane Carson al op en aan 't werk. Ze kleedde zich vlug en geluidloos aan, ging toen naar haar kleinen koffer en zocht daaruit een bescheiden uitrusting van grove, maar heldere onderkleeren. Eén ervan moest wat gestopt worden en er waren twee knoopen af. Ze ging bij het raam zitten en spande in de schemering haar oogen in om de noodige herstellingen te verrichten. Daarna stond ze lang te aarzelen bij een cartonnen doos, die ze van onder het bed te voorschijn trok. Ze bevatte een nieuwe, donkerblauwe serge japon, waar ze een heele poos voor gespaard had, en die ze Zondag voor 't eerst had willen aandoen. Ze weifelde tusschen 't voornemen, ze aan haar gast mee te geven en 't verlangen, ze zelf te behouden, en zich er door haar „galant" in te laten bewonderen. Tenslotte kreeg haar -billijkheidsgevoel de overhand. Als zij die prachtige bruidsjapon kreeg, en al dat sprookjesachtige zijden ondergoed, dat ze nooit anders zou durven dragen dan op haar trouwdag, was het niet eerlijk, er oude afleggertjes voor terug te geven. Ze besloot, de gevluchte bruid haar nieuwe blauwe serge te geven. Met een onderdrukt zuchtje hing zij ze over 't voeteneinde van het bed, en spreidde toen zorgvuldig de stukken vloeipapier uit, waar ze de wit satijnen japon, den sluier, de schoentjes en het ondergoed voorzichtig invouwde. Daarna wikkelde ze er een flinke laag oude kranten om, stak er de noodige spelden aan en bevestigde er tenslotte een groot stuk wit papier aan bij wijze van etiket, waarop ze met een stompje potlood in groote letters schreef : Mijn zomerjurken. Het pakket ging in de doos, die stevig werd dichtgebonden en ver onder het bed geschoven. Als 53 DE GEVLUCHTE BRUID de een of andere detective hier rond kwam neuzen, zou hij zich daar zeker niet lang bij ophouden, en haar koffer zou hij vergeefs doorzoeken naar wit satijnen schoentjes en bruidsluiers. Nu moest ze voor 't ontbijt zorgen, en ze schoot haastig haar mantel aan om uit te gaan, want het souper van den vorigen avond had een groote bres geschoten in haar voorraad, en die moest hoognoodig worden aangevuld. Met een teederen blik op de slapende Betty trok ze zachtjes den sleutel uit de deur en stak dien er aan de buitenzijde weer in ; ze glipte naar buiten en sloot haar gast op. Nu bestond er tenminste geen gevaar, dat iemand haar zou wegtooveren terwijl zij uit was, en evenmin, dat het meisje tijdens haar afwezigheid zou wakker worden en wegvluchten. Op weg naar den winkel hield ze een krantenjongen staande en kocht een ochtendblad, en op de eerste pagina zag ze het al dadelijk staan in vette, schreeuwende letters: HET STANHOPE-HUWELIJK VOOR HET ALTAAR VERSTOORD DOOR BEWUSTELOOSHEID DER BRUID. De familieleden zoeken naar het voortvluchtige meisje, dat men voor krankzinnig houdt. Ze hield haar adem in, maar frommelde met een onverschillig gezicht de krant ineen en stak ze nonchalant in haar zak. Ze kon onmogelijk verder lezen tusschen al die menschen. Zoodra ze haar boodschappen had gedaan, haastte ze zich terug naar haar kamer. Betty sliep nog. Jane stond even op haar neer te zien; toen haastte ze zich met de krant naar het raam en vloog haastig de opgeschroefde berichten door. 54 DE GEVLUCHTE BRUID Ze voelde een gezonde verontwaardiging in zich opstijgen bij 't lezen van al den sensationeelen nonsens, die daar werd uitgekraamd. Er werd zelfs gesuggereerd, dat haar eigen moeder krankzinnig was geweest. Jane keerde weer terug naar het bed en keek aandachtig naar het slapende meisje. Zou het mogelijk zijn, dat zelfs zij, Jane, misleid was ? Neen, haar eigen gezond verstand zei haar, dat dit meisje volkomen normaal was — en in elk geval, ze was onwrikbaar besloten, haar te helpen! Ze verstopte de krant achter den koffer en begon voor het ontbijt te zorgen. Toen ze bijna klaar was, wekte ze zachtjes de slapende. Betty kreeg een schok bij de lichte aanraking van haar schouder en keek verwilderd om zich heen in de vreemde kamer. Toen herinnerde ze zich plotseling alles, en ging levendig overeind zitten. „Ik had weg gemoeten vóór het licht was," zei ze, haar handen ineen klemmend. „Heb jij eenig idee, waar ik naar toe zou kunnen gaan, Jane ?" Het was zoo prettig, dit meisje bij haar voornaam te noemen. Betty voelde, dat ze een soort toren van sterkte en trouw was, en dat ze in alles op haar kon rekenen. „Ik heb dezen ring," zei ze, terwijl ze een prachtige diamant van haar vinger het glijden. Denk je, dat er een middel zou bestaan, om hiervoor genoeg geld te krijgen om weg te reizen ? Als dat niet kan, zou ik te voet moeten gaan, en dan zou ik per dag niet ver komen." Betty was nu bijna hoopvol gestemd, en' glimlachte. De nacht was voorbijgegaan, en er was niemand gekomen om haar te halen. Misschien zou 't haar toch nog gelukken, weg te komen zonder dat iemand haar tegenhield. Jane trok een grimmig gezicht. „Ik denk niet, dat jij veel zult wandelen, zoolang 55 DE GEVLUCHTE BRUID ik er wat over te zeggen heb. Je moet behoorlijk reizen. Anders zou het niet veilig zijn. En zoo'n kostbaren ring moet je ook maar niet dragen. Was dat je trouwring ?" „O nee; ik heb hem van vader gekregen. Hij is van moeder geweest; maar ik denk, dat ze 't wel goed zouden vinden, dat ik hem nu gebruikte. Ik heb niet anders." „Natuurlijk," zei Jane kort, om de ontroering in haar stem te verbergen. „Eet dit nu maar eens op, terwijl ik praat." Ze schoof een bord met beboterde toast en een potje oranje-marmelade naar haar toe, en haastte zich een kop koffie voor haar in te schenken. „Nu, ik heb eens stevig nagedacht," zei ze, en ging op 't randje van het bed zitten, knabbelend aan een stukje toast, dat ze verbrand had — dat van Betty was prachtig geroosterd — „en ik heb een plan gemaakt. Ik geloof, dat je 't best naar mijn moeder kunt gaan. Ze heeft plaats genoeg voor je, voor een tijdje, en ik heb bovendien al afgesproken, dat mijn zusje ook hier zal komen om een betrekking aan te nemen, die ik voor haar gevonden heb. Als jij er nu was, zou ze meteen kunnen komen. Misschien zou je moeder wat met de kleintjes kunnen helpen. We zijn natuurlijk arm, en jij bent niet gewend om 't zoo doodgewoontjes te hebben als 't bij ons toegaat, maar ik ben bang, dat je niet veel kans hebt. Ik heb vanmorgen een krant gekocht. Ze zitten je met z'n allen op de hielen. Ze beweren, dat je tijdelijk ontoerekenbaar was; als ik jou was, zou ik maar een poosje uit hun buurt blijven. Jij houdt je verborgen en ik zal hier goed opletten en je van alles op de hoogte houden. Ik heb een beetje geld onder mijn matras, dat ik je geven kan, tot die ring van je verkocht is. Je kunt hem hier laten en dan zal ik ervan zien te maken wat ik kan voor je; als je tenminste denkt, dat je mij vertrouwen kunt. Natuur- 56 DE GEVLUCHTE BRUID lijk ben ik een vreemde voor je, maar tenslotte ben jij dat voor mij ook. We moéten elkaar wel vertrouwen! En ik zal je naar mijn moeder sturen, als je gaan wilt!" „O!" zei Betty, terwijl ze opsprong en haar spontaan omhelsde, ,,wat ben je goed ! Dat ik toch juist zoo iemand als jou moest vinden, zoo maar op straat!" Toen werd ze plotseling bleek. „O — als ik daar maar veilig komen kan, zonder dat ze me opvangen 1 Oh, Jane ! Je kunt je niet voorstellen wat het voor me zou beteekenen, weer terug te moeten !" „Neen, je hoéft niet terug. Je gaat naar Tinsdale, en niemand zal je daar ooit kunnen vinden, als je ze zelf niet roept! Nu, luister goed ! We hebben geen tijd te verliezen. Je moet den trein van tien uur nemen. Ik heb wat kleeren voor je bij elkaar gezocht. Ze passen heelemaal niet bij je, maar je kunt moeilijk op reis gaan, gekleed als een millionairs-dochter. De menschen in Tinsdale zouden je dadelijk verdacht vinden. Je moet er net zoo doodgewoon uitzien als ik. En ik heb een mooi verhaaltje verzonnen: Je bent een vriendin van me, waar ik hier in de stad mee heb kennis gemaakt ; je hebt geen ouders meer, en je moet noodzakelijk een poosje buitenlucht hebben, snap je ? Dus heb ik je naar mijn moeder gestuurd om weer sterk te worden. Ik zal moeder telegrafeeren. Ze zal het wel begrijpen. Ze begrijpt altijd alles. Ze heeft nogal een hoogen dunk van me, zie je, en alles wat ik doe, vindt ze prachtig I" „Maar ik zal me zoo'n indringster voelen," zei Betty weifelend, terwijl ze de grove lingerie opnam, die Jane voor haar had klaargelegd, en er peinzend naar keek, haar best doend om schijnbaar niet op te merken, dat dit zooiets heel anders was dan wat ze gewend was te dragen. „Ik ben bang, dat die kousen je niet erg prettig 57 DE GEVLUCHTE BRUID zullen zitten, vergeleken bij die je gisteren aanbad," zei Jane. „Maar je kunt niet te voorzichtig zijn. En als ik jou was, zou ik mijn haar afknippen, heusch. 't Is wel vreeselijk jammer, want 't is zoo mooi; maar 't zal wel weer gauw aangroeien. Hoe oud ben je ?" „Bijna één-en-twintig," zei Betty peinzend. „Nog drie maanden en dan ben ik één-en-twintig." „H'm ! Meerderjarig !" zei Jane, met een snellen, veelbeteekenenden blik op haar, alsof haar een nieuwe gedachte te binnen schoot. „Wel, je ziet er niet naar uit! Je kon voor vijftien doorgaan, vooral als je ;e haar kort knipt. Ik kan het wel voor je doen, als je 't goed vindt." „Uitstekend," zei Betty prompt, zonder een oogenblik te aarzelen. „Ik heb 't altijd graag kort willen hebben. Al dat kammen is een vreeselijke last." „Ga hier dan maar even zitten, dan begin ik er meteen aan, nu ik den moed nog heb. 't Gaat me vreeselijk aan m'n hart, moet je weten. Die prachtige krullen! Maar ik geloof, dat 'tzóó het verstandigst is." De schaar knipte en knipte en de prachtige gouden haargolven vielen op de krant, die Jane onder den stoel had uitgespreid. Betty zat hulpeloos te kijken, met een hoofdje als een snoezig jongetje. Jane deed een stap achteruit en bestudeerde dpor aaar wimpers het effect; toen knikte ze goedkeurend. Ze wist precies, hoè het haar over de wang moest uitspringen om werkelijk flatteus te zijn. Ze had er dikwijls over gepeinsd, heur eigen haar af te knippen, maar het gelaten terwüle van haar moeder, die 't zoo vreeselijk jammer vond ; en ze besefte ook wel, dat haar steil, stug haar zich nooit in dien mooien, lossen val over de ooren zou laten dwingen. Maar Betty was een snoesje zóó ! Ze was blij, dat haar waagstuk zoo'n succes was gebleken. 58 DE GEVLUCHTE BRUID „Ik heb daarstraks, toen ik boodschappen deed, zoo'n fleschje van dien rommel meegebracht om je haar donker mee te verven. „Ik vind, dat we dat er maar liever op moesten smeren. Dat haar van je is een beetje opvallend, weet je, zelfs nu het kortgeknipt is. Ze zeiden, dat dit goedje volkomen onschadelijk was, en er desgewenscht weer gauw kon worden afgewasschen." En ze sprenkelde het op het gouden haar. Betty zat met gesloten oogen en liet alles toe. Toen het haarverven klaar was, brandde Jane een kurk en streek daarmee over Betty's wenkbrauwen, waardoor haar gezichtje dadelijk een heel andere uitdrukking kreeg. Een beetje donkere schaduw onder haar oogen en wat talc-poeder over haar gezicht gaven haar een ziekelijke teint, en toen Betty opstond en in den spiegel keek, herkende ze zichzelf niet. Jane voltooide haar toilet door een proper, maar wat afgedragen zwart hoedje diep in Betty's oogen te trekken, en gaf haar een paar grijs-katoenen handschoenen, wat versleten aan de toppen. De stevige hooge rijglaarzen, die ze het meisje aantrok, waren twee maten te groot en slobberden verschrikkelijk, maar ze pasten goed bij het overige toilet, en er scheen niets meer te wenschen over. „Nu," zei Jane, terwijl ze haar eigen hoed opzette, „moet je nog een naam hebben, waaronder je in Tinsdale kunt wonen. Wat zou je denken van Lizzie Hope ? 't Schijnt op de een of andere manier bij je te passen. Je hoeft moeder niets te vertellen wat je liever vóór je houdt, en je kunt haar zeggen, dat ik haar vanavond een langen brief zal schrijven. En kom nu maar gauw mee. We gaan een stukje met de bus ; ik zal je naar 't station brengen, en daar moet je dan maar in een hoekje kruipen tot 't je tijd is; ik kan tot mijn groote spijt niet bij je blijven, ik moet naar mijn werk. We 59 DE GEVLUCHTE B RU I D zullen niet naar 't hoofdstation gaan, maar naar de buitenhalte. Dat lijkt me wel zoo veilig voor je." Met een «eigenaardig gevoel, dat ze haar eigen persoonlijkheid voor altijd vaarwel zei en op 't punt stond, iemand anders te worden, wierp Betty nog één blik op het tengere jongensachtige figuurtje, dat ze in den kleinen spiegel weerkaatst zag, en volgde Jane de kamer uit, sloffend in haar te groote schoenen — een heel andere Betty dan ze vroeger ooit geweest was. 60 DE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK VI Walter Rttttgers legde zijn pen neer en schoof zijn bureaustoel ongeduldig achteruit. Hij strekte nerveus zijn lange, gespierde beenen uit en wreef met de handen over de oogen, als om een onaangenaam visioen buiten te sluiten. James Ryan, zijn steno-typist, wierp steelsche blikken op hem uit 't hoekje van zijn oog, terwijl hij vlug voorttikte aan den brief, dien hij onderhanden had. James wilde zijn meisje dien avond mee naar de bioscoop nemen, en hij had den vorigen dag geen gelegenheid gehad, haar te ontmoeten. Hij vroeg zich af, of Mr. Ruttgers tijdig genoeg zou weggaan, zoodat hij haar in haar lunchuurtje even zou kunnen opbellen. Hij was een temperamentvol jongmensen en begreep alle stemmingen van zijn zeer temperamentvollen patroon volkomen. Je moest alleen maar weten, hoe je met hem moest omspringen. James was erg discreet, en «rist precies, wanneer hij zich stil moest houden en geen vragen stellen. Dit was een van de morgens, dat hij uit zichzelf naar den dictionnaire wandelde, om een woord op te zoeken, waar hij niet zeker van was, inplaats van de onheilspellende stilte te verbreken. Niet, dat Mr. Ruttgers een harde meester was, integendeel; maar dit was Janus' eerste baantje na het behalen van zijn diploma's, en hij gaf zicher g bi DE GEVLUCHTE BRUID graag een air van veel ondervinding en menschenkennis. Druk had hij het niet. Het was óók Mr. Ruttgers' „eerste baantje" sinds zijn promotie, en ook hij gaf zich graag een air van gewicht, alsof hij heel wat te doen bid. Maar langzamerhand drong de droeve werkelijkheid tot hem door, dat zijn carrière tot nog toe allesbehalve een succes was te noemen. De rooskleurige droomen van zijn studietijd verheten hem één voor één, tot het verschiet grijs en grauw en hopeloos scheen. Slechts een koppige wilskracht deed hem doorzetten, en hij vroeg zich af, hoelang hij het nog zou kunnen uitzingen, als zich niets opdeed. 't Is •waar, hij had het aanbod kunnen aanvaarden, dat nu geopend vóór hem op zijn bureau lag ; een verlokkend aanbod ongetwijfeld, van een groote maatschappij, die voordeel zag in zijn ouden, in rechtskundige kringen zoo goed en gunstig bekenden naam. Maar nooit zouden zijn vader of zijn grootvader op een dergelijk voorstel zijn ingegaan : en hij was opgevoed in een hartgrondigen afkeer van dat alles. Oneerlijke zaakjes, die geen daglicht mochten zien — nooit! Zóó diep was hij nog niet gezonken, hield hij zichzelf voor, terwijl hij zijn welgevormde lippen vast opeen sloot. „Neen — al moest hij verhongeren, dan nóg niet!" Dat was wat hem bezighield, wat hem de wenkbrauwen deed fronsen en somber voor zich uitstaren. Over een minuut of vijf wilde hij den brief gaan dicteeren, die zijn antwoord zou bevatten. Misschien zou het hem schade doen, wanneer hij de ware reden van zijn weigering kort en bondig opgaf, maar hij vond, dat hij het aan zijn zelfrespect verschuldigd was, zulks niet na te laten. En tenslotte, was zijn bedrijf van dien aard, dat er bij mogelijkheid schade aan zou kunnen worden toegebracht ? Hij ghmlachte bitter. 62 DE GEVLUCHTE BRUID Als er niet héél gauw iets kwam opdagen, zou hij allés over een anderen boeg moeten gooien en iets heel nieuws beginnen — iets, waarbij je niet behoefde te wachten op een gevestigde reputatie om te kunnen toonen, wat er in je stak. Maar diep onder al die zakelijke problemen en beslommeringen zat hem nog iets anders dwars. Het was te dwaas, zelfs om 't zichzelf te bekennen, en dat vermeed hij dan ook zorgvuldig. Maar het was er. Den vorigen avond had hij zijn nicht meegenomen naar een huwelijksplechtigheid, omdat haar man verhindeid was, haar te vergezellen. Ze waren wat laat gekomen, en de kerk was al heelemaal vol geweest. Hij had moeten staan, en toen hij zijn blikken doelloos liet dwalen over de aanwezigen, had hij plotseling in de groote treurige oogen gekeken van het liefelijkste bruidje, dat hij ooit in zijn leven gezien had. Hij behoorde niet tot de jonge mannen, die hun tijd zoek brengen met het jacht maken op lieve gezichtjes, al waren er een of twee aardige meisjes in zijn kennissenkring, voor wie hij een gematigde'belangstelling koesterde. Hij was zelfs zóó ver gegaan, zich af te vragen, of een van beiden er iets voor zou voelen, haar verdere levensdagen in zijn gezelschap te slijten en — of hijzelf daar iets voor zou voelen. Maar hij was nog niet tot een bevredigende oplossing gekomen en treurde daar ook volstrekt niet om. Zijn nicht liet hem geen rust met haar plagerijen, en hield hem onophoudelijk voor, dat hij nu toch eens diende te trouwen, maar hij antwoordde haar telkens, dat het daarvoor tijd genoeg zou zijn, zoodra hij een inkomen had, dat hij zijn vrouw zonder schaamte kou aanbieden. -Maar toen hij dat liefelijke, teere bloemen-gezichtje zag, was zijn aandacht plotseling geboeid. Hij had een gevoel, of hij, tot zijn eigen schade, nooit geweten of 63 DE GEVLUCHTE BRUID vermoed had, dat er zóó'n gezichtje op de wereld kou bestaan, zóó kinderlijk, met den eenvoud en de onschuld van een engel, en al de gelaten treurigheid van een offerlammetje. Boven alle andere aandoeningen werd hij zich bewust van den plotselingen, brandenden wensch, haar te bevrijden van den last dien zij te dragen had, welke die ook zijn mocht, en die droevige oogen blij en stralend te zien. Natuurlijk was het maar een voorbijgaande opwelling, maar zijn oogen waren onwillekeurig naar voren gedwaald, om een onderzoekenden blik te werpen op het knappe, maar onsympathieke gezicht van den bruidegom. Met iets als afkeer wendde hij onmiddellijk zijn oogen weer af, en keek het kleine bruidje na, zooals ze voortschreed naar het altaar. Zooals ieder, die veel menschenkennis heeft, hield hij ervan, elk interessant geval te bestudeeren en zich in allerlei gissingen te verdiepen. Hoe waren deze twee typen ooit te zamen gekomen ? Het aandeel van den man daarin was duidelijk. Hij was van 't soort, dat „rondgaat, zoekende wien hij zal verslinden", dacht Walter Ruttgers. Maar het meisje ! Hoe kon een kind met zulke zachte, verstandige oogen zich zóó hebben laten misleiden door een knap gezicht! Och, het waren natuurlijk allemaal maar veronderstellingen, en hij had niets met hen te maken. Ze waren vreemden voor hem, en zouden dat waarschijnlijk altijd blijven. Maar hij besefte op dat oogenblik niet, hoe klein de wereld is, en hoe volkomen de gewichtigste gebeurtenissen van het leven zich kunnen voordoen .... Hij volgde de lieftallige bruid mtt de oogen, zooals alle andere aanwezigen, tot hij haar zag vallen, en toen stormde hij naar voren, zonder in 't minst te beseffen, wat hij eigenlijk deed. Hij was halverwege het altaar, toen hij tot zichzelf kwam, en zich dwong, &4 D E GEVLUCHTE BRUID op zijn schreden terug te keeren en zijn plaats naast zijn nicht weer in te nemen. Natuurlijk had hij geen recht, zich in te dringen, en wat kon hij ook voor haar doen, waar ze al haar familieleden en vrienden om zich heen had ? Zijn plaats dicht bij de zijdeur, waardoor men haar wegdroeg, maakte het hem mogelijk, een langen blik te werpen op haar stil, wit gezichtje, en het gaf hem een vreemde, heimelijke voldoening, dat ze, van dicht• bij gezien nog mooier was, dan van verre. Hij verbaasde zich er later over, dat hij in die enkele seconden had opgemerkt, dat haar huid zacht en frisch was als van een klein kindje, zonder dat ze blijkbaar rouge of poeder of welk ander schoonheidsmiddel ook gebruikt had. Het deed hem goed, dat er dan toch werkelijk ' zoo'n type bestond. Hij was niet weinig teleurgesteld, toen de geestelijke, nadat de gemeente een danig lange poos gewacht had op de terugkomst der bruid, kwam zeggen, dat, met het oog op haar nog steeds voortdurende ongesteldheid, de plechtigheid zou moeten worden uitgesteld. Het gesmiespel en de gefluisterde veronderstellingen van allerlei aard ergerden hem geweldig, en hij maakte onderweg bijna ruzie met zijn nicht, die lange beschouwingen ten beste gaf over de afkeurenswaardige manier, waarop meisjes tegenwoordig werden grootgebracht. Ze werden zóó verwend, dat ze niet eens meer tegen een stootje konden. — Maar hij vond, dat ze er niet naar had uitgezien, alsof ze zóó'n soort van meisje was. Toen de ochtendbladen verschenen met sensationeele koppen, die berichtten, dat de bruid was weggeloopen, en allerlei onvriendelijke dingen suggereerden, voelde hij een heimelijke blijdschap, dat z e den moed had gehad, dat te doen. Het was, alsof hij het bewijs had gekregen, dat ze innerlijk even verstandig en De gevluchte bruid 3 DE GEVLUCHTE BRUID mooi was als haar gezichtje was geweest. Zijn belangstelling in de zaak spotte met alle gezond verstand, en hij maakte zich kwaad op zichzelf om zijn dwaasheid. ^Nooit tevoren had een gezicht zóó'n diepen indruk op hem gemaakt, zóó al zijn gedachten vervuld. Hij maakte zich zelf wijs, dat hij overspannen was door zijn tegenspoed in zaken, en nam een vast besluit 5 hij zou een korte vacantie nemen, zoodra hij zeker was van een of twee kleine zaken, die, naar hij hoopte, aan hem zouden worden opgedragen. Maar telkens en telkens weer kwam het kleine witte bruidje hem voor den geest, en belette hem, ook maar één zinnetje te bedenken voor den gewichtigen brief. Tenslotte gaf hij het op, greep zijn hoed en besloot een eind te gaan wandelen in de kille Novemberlucht, om zijn gedachten op te frisschen. James Ryan zag zijn kans schoon, 't Was bijna twaalf uur en hij kon dus best even den chef van de afdeeling katoenen blouses in de groote fabriek opbellen. Hij sprong haastig op de telefoon toe. „Ik zou graag juffrouw Carson willen spreken, alstublieft. Ja, juffrouw J. Carson. Spreek ik met juffrouw Caison ? O, hallo, Jane, ben jij daar ?" „Ja, daar spreekt u mee, mijnheer Ryan," antwoordde Jane beminnelijk. „Jane!" „Nou, heb jij me geen „juffrouw Carson" ge* noemd ?" „Schei uit, Jane. Je hebt 't gewonnen. Zeg, Jane !"■ „Wel, Jimmie ?" , . . „Zóó sta je me beter aan! Zeg, hoe zit 't met die trouwjapon ? Heb je daar nog over gedacht ?*' . , ~ Er was een oogenblik stilte en toen een zenuwachtig gegiechel, waarvan James Ryan onmogelijk de volle beteekenis kon beseffen. 00 DE GEVLUCHTE BRUID „Zeg, Jimmie, houd je fatsoen! Je moet zulk* dingen niet door de telefoon zeggen!" „Waarom niet?" „Daarom niet. De menschen zouden 't kunnen hooren." „Mijn zorg! Maar als je er op staat 't Kan ook onder vier oogen ! Wat zou je denken van de bioscoop vanavond ?" „Prachtig, Jimmie! Ik zal op den gewonen tijd klaar zijn. Maar nu moet ik weg ; de baas komt er aan. Tot ziens, Jimmie!" „Tot ziens, hevehng!" Maar aan den anderen kant was de hoorn al met het bekende klikje opgehangen. Jane stond met een droomerigen ghmlach te denken aan de cartonnen doos onder haar bed, en vroeg zich af, wat Jimmie zou zeggen, als hij het weten kon. Want Jane was vastbesloten, dat Jimmie het niét zou weten. Voorloopig althans niet. Misschien zou ze 't hem op een keer wel eens vertellen, als alles goed in orde gekomen was, maar voor 't oogenblik wist ze te goed, hoe James Ryan haar met mannelijken raad en critiek zou overstelpen, wanneer ze hem vertelde van haar zonderlinge logée van dezen nacht. Misschien was ze ook dwaas geweest, een vreemde zóó volledig te vertrouwen. Misschien zou het meisje krankzinnig blijken te zijn, of haperde er op 'n andere manier iets aan, en zou zij er den last van krijgen; maar dat geloofde ze tenslotte toch niet. In elk geval was ze van plan te wachten, wat er verder zou gebeuren, vóór ze Jimmie in vertrouwen nam. Bovendien was het geheim niet het hare. Ze had Betty beloofd, er over te zullen zwijgen en ze hield haar beloften altijd. Dat was een van de redenen, waarom ze zoolang aarzelde te beloven, dat ze eens over een trouwjapon zou denken, in ant- >7 DE GEVLUCHTE BRUID woord op James Ryan's reeds vaak herhaalde vraag. Dien avond op weg naar de bioscoop begon Jane haar verloofde uit te hooren. „Jimmie, wat voor 'n soort van man is die baas van je ?" „Een blanke!" zei Jimmie prompt. „Och, flauwerd, ik bedoel niet, wat voor kleur ie heeft, ik vraag je wat voor 'n soort man hij is ?" „Als je 't dan weten wilt — een man uit één stuk ! Hij is zoo onkreukbaar als —" „Och, dat bedoel ik óók niet I" zei Jane Carson minachtend. „Ik wéét immers wel, dat alles in orde moet zijn met hem, anders zou jij niet bij hem werken. Mee, ik bedoel, is hij rijk ?" „Geen idee!" . „2Slu, ik zag hem gisteravond toch met allerlei groote lui! Ik kwam voorbij die groote kerk in Spruce Street, en daar zag ik hem staan met zijn armen over elkaar, zóó — Ze bleef op het trottoir staan om zijn houding na te bootsen. „Er was een reuze-sjieke trouwerij en de kerk was stampvol. Hij was in avondcostuum. Ik weet zeker. dat.hij 't was; je hebt me hem immers al eens aangewezen. Ik zou wel eens willen ■weten, of hij op 't feest gevraagd was óók ?" „O, als je bedoelt, of dat mógelijk is — ja, zeer eeker," zei James wijs. „Als hij wil, kan hij overal komen, reken maar! Hij is van erg goede familie. Zijn oom is iets erg hoogs, en je ziet telkens de namen van zijn tantes en nichten in de krant: dat ze weer een groote partij gaan geven of zooiets. Maar hij schijnt niet vaak naar al die dingen toe te gaan. Ik hoor dikwijls, dat de menschen hem vragen, waarom hij daar en daar niet was, den een of anderen avond, of hem Opbellen om te hooren of hij niet komt; maar hij /.ego altijd, dat hij geen tijd heeft, of dat hij studeeren moet.'- k8 D E GEVLUCHTE BRUID „Is hij niet rijk, Jimmie ?" „Nee, niet precies. Hij heeft misschien wel een beetje opgespaard geld op de bank staan, of misschien heeft iemaiid hem wel eens wat nagelaten. Anders begrijp ik me werkelijk niet, waar hij van leeft. Verdienen met adviezen en processen doet hij 't niet 1 Ik verbaas me er dikwijls over, waar mijn salaris vandaan komt, maar 't is er altijd, zoo regelmatig als de klok." „Jimmie, heeft hij dan heelemaal niets te doen ?" „O ja, hij heeft wel een en ander aan de hand, maar niet 't soort van dingen, die goed betalen. Om je 'n voorbeeld te geven : er was vandaag een man op kantoor, die probeert z'n huis terug te krijgen, dat 'n ander hem afhandig heeft gemaakt, en mijn patroon nam de zaak in handen ! Zoo maar meteen, zonder af te wachten, of de man hem wel zou kunnen betalen of niet! En dat kan hij vast niet! Hij is een arme werkman, en een rijke kerel heeft hem z'n huis afgegapt. Zoo is hij rijk geworden, zie je. Tien tegen één, dat we dit proces verhezen; die rijke lui hebben zooveel achterdeurtjes om zich te redden en toch nog vrij uitgaan voor 't oog van de wereld. O, hij zal er natuurlijk wel iéts voor krijgen — vijf en twintig dollar misschien — maar wat is vijf en twintig dollar, waar je mogelijk eerst nog 'n paar jaar op moet wachten. En dan was er een meisje, dat probeerde, het geld in handen te krijgen, dat haar eigen vader haar had nagelaten, maar haar oom had 't verdonkeremaand en beweerde nu, dat hij 't allemaal aan haar ten koste had gelegd. Nu, dia zaak hebben we óók genomen, en daar zullen we óók niet veel zij bij spinnen, zelfs als we winnen 1 Maar er komt ook wel eens de een of andere rijke schavuit met een gladde tong, die iets uitgevoerd heeft, en nu met allerlei sünksche draaiommetjes tegen de wet be- 69 DE GEVLUCHTE BRUID setiermd wil worden, en dien schepen we vierkant af! Zóó gaat 't bij ons! Ik heb er geen idee van, hoe 't nog eens met ons moet afloopen. Maar hij is een prachtkerel, een man uit één stuk, dat zal ik altijd volhouden !" „Ja, dat geloof ik ook !" zei Jane met glinsterende oogen. „Zeg, Jimmie, wat. zou je er van denken, als wij hem eens een mooie zaak kondèn bezorgen — ik bedoel, een échte zaak, waar wat aan te verdienen valt ?" „O zeker — dat zou 'n klein kunstje voor ons zijn,M zei Jimmie droog. „Je kunt nooit weten!" antwoordde Jane droomerig. „Ik moet er toch eens over nadenken. Onze fabriek heeft dikwijls advocaten noodig. Ik zou er eens met den baas over kunnen spreken." „Doe dat!" zei Jimmie sarcastisch, ,,'t Is maar de vraag, of je pleizier beleeft van je moeite! Tien tegen een, dat we 't niet aannemen! Fabrieken doen altijd dingen, die niet door den beugel kunnen." Maar Jane zweeg en scheen diep in gedachten, en al gauw war*»n beiden verslonden in de bekoorlijkheden van Mary Pickford. De avondbladen verschenen met portretten van Elisabeth Stanhope en den man, die haar bruidegom had moeten worden. Jane knipte den bruidegom weg en plakte het portretje van de bruid op het schutblad van „Gewroken Onschuld", het eenige boek, dat ze bezat. Daarna stopte ze dit zorgvuldig weg op den bodem van haar koffer 70 SE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK VII Betty zat bevend en schuw in een dontr*»r coupé» hoekje van den trein, die haar naar Tinsdale zou brengen — ver weg van de stad harer kinderjaren. Het was haar, of ze plotseling heel alleen in een vliegtuig was gezet met bestemming naar de maan, zonder eenige kennis van motor of stuurinrichting. Het beangstigde en amuseerde haar tegelijk. Ze had zin om te huilen en om te lachen, maar ze deed geen van beide. Ze bleef het eerste uur ingetogen en onbeweeglijk zitten, naar buiten kijkend als alle andere reizigers; ze draaide nauwelijks haar hoofd om en keek niet om ach heen in het interieur van den wagon. Ze had een gevoel, of er in elk hoekje een detective zat, die slechts wachtte tot ze haar oogen naar hem opsloeg om haar te herkennen. Maar langzamerhand, toen de tijdverstreek, zonder dat er iets gebeurde en het landschap rustig voorbijschoof, begon ze zich een beetje meer op haar gemak te voelen. Tersluiks nam ze haar mede-reizigers op. Ze had nooit van haar leven derde klas gereisd, en het was iets geheel nieuws voor haar, al die verschillende typen te bestudeeren. Ze glimlachte tegen de smoezelige baby, en wenschte, dat ze iets bij zich had om 't hem te geven. Ze wierp steelsche blikken op den man met het zorgelijke gelaat, en de vrofrw in 't zwart, die schreide achter haar rouwsluier, en 7t DE GEVLUCHTE BRUID maar niet wilde glimlachen, onverschillig, hoezeer de man zijn best deed, haar ertoe te brengen. Het was een openbaring voor haar, dat een man zóó volhardend kon pogen, een vrouw te doen glimlachen. Ze keek naar de Italiaansche familie met vijf kinderen en negen groote pakken en telde de kleuren in het toilet van een modieus-gekleede jonge vrouw, die aan een klein stationnetje instapte. Iedere minuut van den dag was interessant. Iedere kilometer van het mistige November-landschap, dat voorbijgleed, verhoogde haar blij gevoel van vrijheid en veiligheid. Zij opende het half-versleten handtaschje, dat Jané haar gegeven had, trok er het kleine spiegeltje uit en bekeek haar eigen vreemd gezicht, terwijl ze trachtte te wennen aan haar veranderd uitzicht en haar nieuwen naam. Jane had dien op den acÏÏterkant van de enveloppe geschreven, waar het adres van Mevrouw Carson op stond — Lizzie Hope. Het was vreemd, te denken, dat zij dat nu voortaan was. Ze vroeg zieh af, of Lizzie Hope gelukkiger zou wórden dan Betty Stanhope was geweest. En toen begon ze te peinzen over de gebeurtenissen van de laatste vier-en-twintig uur; had ze goed gehandeld of niet ? Zou haar vader in haar teleurgesteld zijn geweest, zou hij zich over haar geschaamd hebben, zooals haar stiefmoeder had gezegd? Jane had haar dat grootendeels uit 't hoofd gepraat, en ze v Me zich opgeruimder dan sinds vele dagen Let gev. was geweest. Laat in den middag begon ze erover te peinzen, wat Tinsdale wel voor een plaatsje zou zijn. In het oude taschje zat haar kaartje naar Tinsdale en neg acht en een halve dollar. Ze voelde zich rijker dan ooit" in haar leven, al had men haar met zakgeld nooit kort gehouden. Maar dit was heelemaal van haar, en niemand zou er iets mee te maken hebben, waar 7 ' DE GEVLUCHTE BRUID ze het aan uitgaf, of hoe ze haar tijd doorbracht. Kleine stadjes kwamen in het gezicht en verdwenen weer, elk met een of twee kerken, een schoolgebouw en een massa kleine huisjes. Zou Tinsdale er zóó uitzien ? Hoe vriendelijk zagen deze plaatsjes er uit, en hoe eenzaam toch ook weer 1 Maar aan één kant was dat een geluk : niemand zou haar ooit zoeken in zoo'n verlaten dorpje. Ze spoorde voorbij een groot roodsteenen gebouw, een krankzinnigengesticht, zooals de letters op den gevel aanduidden, en ze huiverde, toen ze dacht aan wat Jane haar uit het ochtendblad verteld had. Gesteld eens, dat ze haar vonden, en haar in een krankzinnigengesticht opsloten, alleen maar om de heele wereld te bewijzen, dat 't niet hün schuld was, dat ze op haar huwelijksdag was weggeloopen ! De gedachte deed haar duizelen. Ze leunde achterover in haar hoekje, met haar gezicht naar het raam gekeerd, sloot de oogen en deed, alsof ze shep, om de tranen te verbergen, die in haar oogen sprongen. Bij een wat grooter station kwam een jongen met allerlei etenswaren den wagen door, en ze kocht een broodje met ham en een appel. Het smaakte haar heerlijk; ze moest een verbazenden honger gehad hebben. Daarna telde ze haar geld nog eens over, en schrok er erg van, dat 't magere soupertje zoo'n bres in haar kapitaal had geschoten. Ze moest verder heel, heel zuinig zijn. Dit was misschien al het geld, dat ze in langen tijd krijgen kon, en de hemel mocht weten, naar wat voor 'n onmogelijk oord ze misschien toeging. Mogelijk moest ze weer even vlug vertrekken als ze gekomen was. Jane was allerliefst, maar het was daarom nog niet gezegd, dat haar moeder en zusters óók zoo waren. Het begon donker te worden,-en da .lichten in den 73 DE GEVLUCHTE BRUID trein werden opgestoken. Al de kleine Italiaantjes hadden drinken gehad, en wonderlijke dingen te eten gekregen ; en daarna waren ze in slaap gevallen, dwars over de banken of over de knieën van hun ouders, of waar ze maar hangen bleven. Ze zagen er zoo grappig en vuil en aandoenlijk uit, met hun bruine gezichtjes, besmeerd met stof en suikergoed, dat iemand hun gegeven had. De moeder zag er vermoeid en vettig uit, en de vader was dik en donker, met onaangename zwarte oogen, die voortdurend heen en weer rolden. Toch was hij hef tegen de babies en de vrouw scheen goed met hem overweg te kunnen'. In de dorpen, die voorbijgleden, brandde nu licht in alle huizen : ze zagen er vriendelijker en vertrouwder uit zóó. Soms, als de trein aan een stationnetje stopte, kon Betty in de kamers de menschen om de tafel zien loopen. Kleine kinderen zetten borden neer, en allen werkten samen aan het gereedmaken van het maal. Het was aardig om te zien, en ze bepeinsde, of het zóó'n soort van gezin zou zijn, waar ze komen zou. Een gevoel van groote eenzaamheid kwam over haar. Het was heel eenvoudig, weg te loopen uit een omgeving, die je verafschuwde, maar lang niet zoo eenvoudig, je hals over kop in een nieuw leven te storten, waar je niets, maar ook niets van wist! Betty huiverde onwillekeurig. Niet dat ze terug zou willen! O nee, dat nooit I Maar eens, toen de trein langs een klein, ommuurd kerkhof snelde, met oeroude treurwilgen, die vredig wuifden over witte zerken, keek ze weemoedig en bijna verlangend naar dien hof van rust en stilte. Als ze daar eens kon liggen, naast haar eigen lieve vader en moeder — wat zou dat veilig en vredig zijn! Zij zou nooit meer hoeven te tobben ofte treuren.. Maar juist toen zii zich al verder in die droevige 7< DE GEVLUCHTE BRUID schorre neusstem : „Tinsdale ! Tinsdale !" en ze sprong verschrikt op ; ze schaamde zich plotseling over haar eigenaardige kleeren en het feit, dat ze bijna geen bagage bij zich had. Op het perron stond ze hulpeloos om zich heen te kijken; haar beenen waren stijf van 't lange zitten, en ze was ook een beetje draaierig geworden. De seinlichten leken om haar heen te draaien. Toen de trein zich weer in beweging zette, en de conducteur op de treeplank sprong, zooals ze hem dien middag al zoo dikwijls had zien doen, had ze een gevoel, of haar laatste steun haar ontzonk, en of ze wel weer op den rijdenden trein zou willen springen en verder reizen — onverschillig waarheen. Toen klonk een stem, die herinnerde aan die van Jane, plotseling in haar oor, beleefd en vriendelijk | „Is u Lizzie Hope ?" en Betty keerde zich met ietsals angst om, om van aangezicht tot aangezicht kennis te maken met Nellie Carson en haar kleine zusje Emily. „Bobbie zal dadelijk hier zijn om je handkoffertje te dragen," zei Nellie zakelijk; „hij is juist gaan zien, of hij Jake Peter's kruiwagen kon leenen voor 't geval je een grooten koffer had. Heb je geen koffer ? O, maar je blijft toch een poos, hè ? Ik ga naar de stad om daar te werken, en moeder zou 't zoo vreeselijk eenzaam hebben. Den een of anderen dag laten we ze natuurlijk allemaal over komen, Jane en ik, maar nu zijn de kinderen nog klein, en hier buiten is 't gezonder voor hen. Je blijft toch, hè ?" „Hoe weet je nu, dat je daarop gesteld zoudt zijn ?'* lachte Betty, geheel op haar gemak gezet door dat ongekunsteld welkom. „O, natuurlijk zijn we op je gesteld. Jane heeft je gestuurd. En dat zou ze niet gedaan hebben, als je 75 DE GEVLUCHTE BRUID haar niet aanstond. Jane vergist zich nooit in iemand. En daarbij heb ik zelf óók oogen in mijn hoofd, hè ? Ik heb ook wel een beetje kijk op menschen." Emily's schuchter handje gleed in die van Betty, en het kleine meisje keek naar haar op : „Ik ben vreeselijk blij,' dat je gekomen bent I Je hebt wat 'n lief gezicht!" „Dank je, hoor I" zei Betty, terwijl ze het kleine, vertrouwelijke handje warm drukte, 't Was voor 't eèrst in haar leven, dat een klein kind zoo vol vertrouwen tot haar kwam. Ze was nooit veel met kinderen in aanraking gekomen. Toen kwam Bob opdagen, blootshoofd, sproetig, fluitend, hulpvaardig en ongeveer twaalf jaar oud. Hij greep het handkoffertje, bekeek de vreemdelinge met een vriendelijk gegrinnik, en stapte vóór de meisjes uit, het donker in. Het was een nieuwe ervaring voor Betty, zoo bij avond door een dorpsstraat met kleine verlichte huisjes te loopen, waar nieuwsgierige hoofden om de gordijnen gluurden. „Daar hebben we altijd naaikrans," wees Emily op een groot steenen huis. „Morgenavond is 't weer, en moeder zei, dat je meteen mee kon gaan, als je er pleizier in hadt." „Dat is aardig !" zei Betty, met een brok in haar keel. 't Was precies een sprookje. Ze had geen oogenblik verwacht, dat ze zoo dadelijk in 't familieleven zou worden opgenomen, en dat men~zich met zooveel belangstelling zou verdiepen in haar tijdpasseeringen. „Maar hoe wisten jelui, dat ik met dezen trein zou komen ?" vroeg ze het oudste meisje plotseling. „Jane zei, dat ze zou telegrafeeren, maar ik verwachtte toch, dat ik een heelen onderzoekingstocht zou moeten ondernemen naar jelui huis." 76 DE GEVLUCHTE BRUID „O, we zijn maar gewoon naar eiken trein gegaan, die er aankwam, sinds we het telegram kregen. 1 it is de laatste, en we waren erg bang, dat je morgenochtend pas zoudt komen, en den heelen nacht in den trein zoudt moeten blijven. Moeder zegt, dat het niets prettig is voor een meisje, om 's nachts alleen te moeten reizen. Ze laat Jane en mij altijd overdag reizen." ,,'t Is allerliefst van jelui, hoor!" zei Betty. „Heb je je haar afgeknipt omdat je koorts hadt?" vroeg Nellie afgunstig. „Neen," zei Betty, „dat wil zeggen, ik was wel 'n beetje in de lappenmand, en dacht, dat 't goed voor me zou zijn," voltooide ze, bepeinzend, hoeveel van zulke vragen ze nog zou moeten beantwoorden — heel voorzichtig, om niet te liegen en toch ook niet meer te zeggen, dan ze kwijt wilde zijn. „Ik vind 't je eenig staan," zei Nellie enthousiast. „Ik zou 't ook zoo vreeselijk graag af willen knippen, maar moeder wil er niet van hooren." „Ik denk, dat ik 't mijne ook weer laat groeien over een poosje," zei Betty. „Voor 't oogenblik lijkt 't me zoo wel makkelijk. Maar 't is vreeselijk vuil en stoffig van de reis. Ik denk, dat ik 't zal moeten wasschen, vóór ik 't op een kussen durf leggen." Daar had Betty al een poos over zitten tobben. Ze wist niet, hoe ze die haarverf kwijt moest raken, vóór Jane's familie gewend was aan haar donkere lokken. „Zeker, je kunt 't wasschen, als je niet bang bent voor kouvatten. Er is heet water in overvloed. Moeder dacht, dat je misschien graag een bad zoudt willen nemen. We hebben een groote zinken badkuip in de bijkeuken staan. Die hebben we overgenomen van de Milton's, toen zij een porseleinen aanschaften. We 77 DE GEVLUCHTE BRUID hebben geen stroomend water in huis, maar een erg goede pomp. Hier is ons huis. Ik denk, dat Bob er al wel zijn zal. Kijk, moeder staat op de stoep ons op te wachten." Het was een vierkant houten huisje, verveloos ,en heel klein, maar proper, en met schoone gordijntjes. Er was een klein tuintje bij, met een houten hekje erom. Er stonden een bladerlooze seringenstruik, en een ©aar taxis-boompjes. De voordeur stond wijd open en !Betty keek door een smal verlicht gangetje recht cp. een groote huiskamertafel, met een rood kleed bedekt. Ze bleef voor het stoepje staan, en voelde zich omsloten door twee moederlijke armen, die haar snel meetrokken naar het licht en de warmte van de woonkamer van het gezin. f8 DE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK VIII Er stond een pannetje stamppot op de kachel in de keuken, warm gehouden voor Betty en er was eigen gebakken brood, heerlijke boter en appelstroop. Ze moest dadelijk gaan zitten en eten, nog vóór ze haar hoed had afgezet, en ze kwamen allemaal om haar heen zitten en praatten onderwijl met haar. Ze voelde zich daardoor dadelijk erg op haar gemak, bijna alsof ze een familielid was. De gedachte drong zich aan haar op, hoe verschillend dit alles was .van het interieur, waarin ze was grootgebracht. Het fijne damast, het geslepen kristal en antiek zilver, de statige butler! En hier zat ze te eten van een witsteenen bord, bijna zoo dik als een tafelblad, met een stalen vork en mes en een katoenen servetje ! Ze kon niet nalaten, zich af te vragen, wat haar stiefmoeder zou gezegd hebben van het rood en witte tafelkleed en de groene gordijnen voor de ramen. Er stond een oude sofa, met trijp bekleed, in de kamer; tusschen de zelf-gehaakte kussens lag een dikke kat knus te snorren, als een ketel theewater, die aan de kook raakt. Zoo armelijk als ze was, scheen deze kamer haar oneindig aantrekkelijker dan welk vertrek ook, dat ze ooit gezien had, en de leden van het gezin trokken haar allen zonder uitzondering sterk aan. Bobbie zat aan het andere 79 DE GEVLUCHTE BRUID eind van de tafel en keek haar met zijn ronde oogen strak aan. Toen ze tegen hem glimlachte, knipoogde hij met het eene, grijnsde, en het zich onder de tafel glijden. De moeder had vriendelijke, vermoeide oogen en een fermen, opgewekten mond, zooals die van Jane. Ze behandelde Betty van het eerste oogenblik af, of ze een van haar dochters was. „Kom nu, Emily, schuif een eindje op. Hang niet zoo op Lizzie. Ze zal meteen genoeg van je krijgen, als je 't haar zoo lastig maakt. Laat haar een beetje met rust, terwijl ze eet. Hoelang zijn Jane en jij vriendinnen geweest, Lizzie ?" vroeg ze, begeerig naar nieuws van haar eigen dochter. Betty bloosde en haar gezichtje stond hulpeloos. Ze begon te vreezen, dat 't een vreeselijke toer zou blijken, Lizzie te zijn." „O, nog niet zoo erg lang," zei ze aarzelend. u „Ben je ook op de fabriek geweest waar zij werkt? " „O nee I" zei Betty verwilderd, zich afvragend, wat er nu zou volgen. „We — we ontmoetten elkaar — toen we — nu, toen we 's avonds eens uit waren !" besloot ze radeloos. „O juist!" zei de moeder. „Ja, ze schreef me, dat ze 's avonds wel eens een keertje uitging, meest naar de bioscoop. Vertel me eens, Lizzie, leeft je moeder nog ?" „Neen," antwoordde Betty. „Moeder en vader zijn allebei dood, en ik heb een harden tijd achter den rug. Jane is heel goed voor me geweest, toen ik in moeilijkheden was." »■ „Ja, dat kan ik me voorstellen. Dat is echt Jane !" zei haar moeder stralend. „Jane is altijd een best kind geweest. Ik begreep wel, dat 't weer om zooiets ging, toen ze me dat telegram stuurde." go DE GEVLUCHTE BRUID „Moeder heeft al een betrekking voor je !" barstte Nellie plotseling uit. „Hè jakkes, Nellie, je hadt gezegd, dat je moeder dat zou laten vertellen!" verweet Bob. „Je kunt ook nooit je gezicht houden." „Kalm, kalm, Bobbie I" vermaande zijn moeder. „Ja, Lizzie, ik heb een werkkring voor je gevonden. Ik kreeg juist de kans — het trof zoo prachtig, en ik heb maar dadelijk voor je toegehapt. Mevrouw Hilton had iemand noodig om op haar klein dochtertje te passen. Ze is nog maar drie jaar, en heeft er liefhebberij in weg te loopen, zoo dikwijls ze er maar de kans toe schoon ziet. Ik geloof, dat ze een beetje verwend is. Dat zijn de meeste rijke kinderen. Nu, mijn kinderen zouden nooit van me weggeloopen zijn, toen ze klein waren. Ze trokken 't zich altijd erg aan, als ik zei, dat ze me verdriet deden. Maar kleine Ellie doet 't in elk geval, en daarbij is haar moeder op 't oogenblik bedlegerig. Ze is geopereerd en moet nog veel rust houden en mag zich niet druk maken. Nu heeft ze iemand noodig, die met 't kleintje gaat wandelen en haar in huis gezellig bezig houdt en zoo." „Wat heerlijk !" riep Betty uit. „Ik weet zeker, dat ik 't verbazend prettig werk zal vinden." „Het is een doddig kind !'' vertelde Emily levendig. „Ze heeft goudblonde krulletjes, en blauwe oogen, net als jij en ze heeft ik-weet-niet-hoeveel jurkjes. En ze draagt rose schoentjes en blauwe schoentjes en rijdt op een heel klein driewielertje." „Wat leuk!" zei Betty. „En je krijgt een goed salaris," zei juffrouw Carson. „Ze zei, dat ze je zes dollar per week zou geven en misschien nog wel meer, en je kunt daar Verschillende maaltijden gebruiken." „Dan kan ik u kostgeld betalen!'' riep Betty verrukt. 81 DE GEVLUCHTE BRUID „Tob daar maar niet over, kind. We zullen dat wel eens regelen. We zijn erg blij, dat je gekomen bent, en ik geloof, dat we 't heel goed samen zullen knnnen vinden. Nu kinderen, 't is al vreeselijk laat.. Gaan jelui vast naar bed. Opgemarcheerd! Lizzie kan haar bad nemen en dan ook naar bed gaan. Morgen komt er weer een dag!" De kinderen zeiden goeden nacht, en Betty werd naar de geïmproviseerde badkamer geleid, een aanbouwtje van de keuken, dat oorspronkelijk als bijkeukentje of waschhok bedoeld was. Ze moest lachen om de primitieve inrichting, maar toen schoten de tranen haar in de oogen, bij de gedachte, hoeveel luxe zij haar heele leven lang had aanvaard alsof 't zoo hoorde, terwijl ze nooit beseft had, hoe hard het moest zijn voor menschen, die dat alles moesten missen. Het was nooit tot haar doorgedrongen, dat er menschen waren, die geen badkamer bezaten. Betty was niet gewend, haar eigen haar te wasschen, en de verf maakte het probleem nog ingewikkelder. Maar tenslotte, toen bijna al het heete water verbruikt was, had ze het toch zoover gebracht, dat het bij 't naspoelen helder bleef en het haar zacht aanvoelde. Toen klom ze, met dezelfde warme nachtpon van den vorigen avond aan, die Jane in het handkoffertje had gepakt, de trap op naar boven, naar het kleine kamertje onder het schuine dak, en kroop bij Nellie in bed. Die jongedame was opzettelijk wakker gebleven om met Betty te praten en haar uit te hooren over het zoo vurig begeerde leven in de groote stad, en Betty wist soms niet, hoe ze moest antwoorden, omdat het stadsleven, zooals zij dat had geleid, zoo heel verschillend moest zijn van het stadsleven, dat Jane kende. Maar eindelijk werd de slaap haar te machtig, en Nellie moest het opgeven, omdat ze op haar laatste 82 DE GEVLUCHTE BRUID vraag geen antwoord meer kreeg. De logée was vast in slaap. Den volgenden morgen namen de kinderen haar mee in het tuintje en door het huis, en Heten haar alles zien. Daarna gingen ze met haar naar het dorp en vertelden haar alles van huizen en menschen. Ze waren m verrukking over Betty's prachtig haar, en erg teleurgesteld, dat ze voortdurend haar hoed op wilde houden. Het was een heldere, zonnige morgen, niet erg koud] en ze vertelden haar, dat niemand hier een hoed droeg' behalve om naar de kerk of op reis te gaan; maar Betty was te bang, dat heur haar de aandacht zou trekken. In de vroege ochtenduren had zij liggen huiveren bij de gedachte, dat haar familie hemel en aarde zou bewegen om'haar verblijfplaats te weten te komen. Het was van het grootste belang, dat ze zich met noodeloos blootstelde aan de kans, herkend te worden. Ze had 's morgens den rok van de blauwe serge jurk zoo hoog mogelijk opgesjord, zoodat ze er uit zou zien als een klein meisje en niemand een weggeloopen bruid in haar zou vermoeden. Ook had zij terwijl Nellie nog sliep, liggen overpeinzen, wat ze van haar verleden zou vertellen en wat niet. Al stelde zegveel vertrouwen in de Carsons, een zeer begrijpelijke terughoudendheid deed haar besluiten, hen voorloopis maar heel oppervlakkig in te lichten. 2ij vertelde juffrouw Carson dus, dat zij sinds den dood van haar ouders gewoond had bij een vrouw die haar vader goed gekend had, maar dat de verhouding den laatsten tijd erg onprettig was geworden, enJ*beter had gevonden, te scheiden. Ze was vertrokken onder omstandigheden, die het haar onmogelijk maakten, iets van haar bezittingen mee te nemen; daarom zou ze nu werk moeten zoeken om wat meer kleeren te kunnen verdienen. 83 DE GEVLUCHTE BRUID Juffrouw Carson keek in de lieve, ernstige oogen en stemde toe, dat dat 't beste was, wat ze doen kon; ze zouden 't haar misschien in haar nieuwe woonplaats lastig komen maken, wanneer ze schreef om haar dingen. En verder werd er niet meer over gesproken. Het waren eenvoudige menschen, die de dingen namen zooals ze waren en niet bijzonder nieuwsgierig bleken. Den derden dag kwam er een lange brief van Jane, waarin ze nog een en ander zei over het nieuwe lid van het gezin, en die eindigde : „Moeder, ze heeft een geschiedenis, maar dwing haar niet, er meer van te vertellen dan ze zelf graag wil. Ze heeft zich de historie vreeselijk aangetrokken, en geloof me, alles is in orde met haar! Ze heeft alleen maar veel doorgemaakt. Laat ze maar 't gevoel hebben, dat ze nu bij menschen is, die van haar houden en haar vertrouwen." Moeder, die een door-en-door verstandige vrouw was, wachtte zich dus wel, nog ergens over te spreken en bewees haar nieuw dochtertje zooveel hartelijkheid als ze maar kon. Ze verspreidde het gerucht, dat ze een vriendin van Jane in huis had, die een jaar lang buitenlucht moest happen; en zoo werd Betty Stanhope opgenomen in het rustige dorpsleven. Haar „betrekking" bleek slechts een gedeelte van den dag in beslag te nemen, zoodat Betty de meeste ochtenden vrij had om wat in huis te helpen en bijna de taak van een dochter te vervullen. Dat zij een zeldzaam karakter bezat, werd wel bewezen door de wijze, waarop ze zich bij het nieuwe leven aanpaste. Want geheel nieuw was het — totaal verschillend van al wat ze tot nu toe beleefd had. Maar ze had tevoren zóóveel ellende doorgemaakt, waarvoor al haar rijkdom haar niet had kunnen behoeden — die integendeel juist door haar fortuin veroorzaakt was, dat dit nieuwe 84 DB GEVLUCHTE BRUID bestaan, ondanks het harde en ongewone werk haar brjna een paradijs leek. Het was een openbaring voor haar, deze menschen in hun dagelijksch leven gade te slaan — te zien, hoe tevreden en opgewekt zij spaarden om hun paar grove kehjke, nieuwe kleedingstukken te kunnen koopen' Zij leerde de eenvoudige maaltijden op prijs stellen en zeil klaarmaken, en nooit het ze merken, dat ze van haar leven nog geen boonen geproefd had en geen idee had, hoe brood gebakken werd. Ze hielp Nellie met het „uitzet", dat deze naar de stad wilde meenemen. Bijna alle nieuwe dingen moesten van oude gemaakt worden. Ze dacht aan de kasten vol beeldige, modieuze toiletjes, die ze in haar ouderlijk huis bezat, aan de jurken, die ze om de nietigste reden placht af te danken. Als Nellie en Jane en kleine Emily die eens hadden kunnen hebben 1 En o, als zij ze zelf nog maar had! Wat had zij ze nu bitter noodig! Voor een meisje als zij, die altijd in overvloed alles had gehad, wat ze behoefde, was het wel een overgang, het te moeten stellen met één grove serge japon en schorten! Mevrouw Hilton had haar daags na haar aankomst bij zich laten komen en met haar afgespoken, dat zij de volgende week in dienst zou treden, als de tegenwoordige gouvernante vertrokken was. Het leek Betty een erg prettige manier om haar brood te verdienen. De Hilton's woonden in een groot roodsteenen huis met een prachtigen tuin, bijna een park. er omheen. In den zomer moest 't verrukkelijk zijn, daar met 't kleine meisje rond te dwalen, dacht Betty. Hoe haar werkkring haar dezen winter zou bevallen, dat wist «e nog met precies. Ze zou natuurlijk veel binnen moeten zijn, en het leek haar niet gemakkelijk, zich in nuis als een soort van ondergeschikte te moeten gedra- 85 DE GEVLUCHTE BRUID gen. Maar de kinderkamer was erg gezellig, met aardige ingebouwde kastjes, waar het speelgoed bewaard werd, en veel gemakkelijke stoelen. En tenslotte was ze ook niet voor haar pleizier hier in Tinsdale. Wat ze achter zich gelaten had, was nog vrij wat erger, en tenslotte moest ze dankbaar zijn voor het vele goeds, dat ze hier toch vond. Het probleem, of ze hier nu voor eenigen tijd zou blijven, zeker tot aan haar meerderjarigheid — of dat ze een ander toevluchtsoord zou zoeken, kwam nu p aan de orde. Wilde Nellie naar Jane kunnen gaan, dan moest ze zich wel tot het voorjaar verbinden. Zij hadden haar werkelijk noodig ; waarom zou ze niet blijven ? En waar zou ze anders heen moeten ? In haar eigen klasse kon ze niet terugkeeren, op gevaar af, dat zij onmiddellijk gevonden en teruggebracht zou worden. Haar eenig familielid, de oude neef van haar moeder, bij wien ze altijd zoo stilletjes gehoopt had, in geval van nood te kunnen aankloppen, had haar op de onhartelijkste manier in den steek gelaten, door haar dat koude telegram te sturen, zonder eenigen gelukwensen en op het allerlaatste oogenblik. Op hem behoefde ze niet meer te rekenen, dat voelde ze. Bovendien zou haar stiefmoeder haar daar 't eerst zoeken. Ze had vele goede kennissen in haar eigen kring, maar niemand op .wien ze in een geval als dit rotsvast zou durven vertrouwen, niemand met wien ze ooit werkelijk intiem geweest was. Men had haar zooveel mogelijk afgezonderd gehouden. En nu ze zoo heelemaal op zichzelf was aangewezen, huiverde ze terug voor iedere beslissing. Soms, wanneer ze 's nachts wakker lag en overdacht, wat ze gedaan had, werd ze zóó bang, dat haar hart begon te bonzen, even wild als op haar vlucht, dien donkeren avond. Het was als een nachtmerrie, die haar bleef vervolgen. 'DE GEVLUCHTE BRUID Eiken Donderdagavond ging ze met de twee •meisjes mee naar den dorpsnaaikrans, die geleid werd door de vriendelijke doktersvrouw, mevrouw Thomlev Betty zou er met aan gedacht hebben, te gaan en zich onder de dorpelingen te mengen, als Nellie en haar moeder er met op aangedrongen hadden. En toen ze eenmaal had doorgezet, viel 't haar erg mee. ,,Ik kan de gedachte niet van me afzetten, dat dat kleine ding, dat bij juffrouw Carson is komen inwonen op de een of andere manier van aristocratische atkomst is," zei mevrouw Thornley op een avond tegen haar man. „Het is de manier, waarop ze haar hootd omdraait of haar oogen opslaat, en de rustige zekerheid, waarmee ze antwoordt. En ze gWlacht, Charles, ze grijnst nooit, zooals de rest. Ze is allerliefst, maar soms betrap ik me er op, dat ik me plotseling atyraag, of mijn schoenen wel goed gepoetst zijn en mijn haar wel behoorlijk zit, als ze me aankijkt l" 87 g E GEVLUCHTE B RU I ? HOOFDSTUK IX Toen Betty zoowat een maand in Tinsdale geweest was, werd 't ontdekt, dat ze piano kon spelen. Het gezellige half-uurtje, dat op den naai-avond volgde, werd als* regel opgeluisterd door wat muziek en zang, en de notaris-dochter, die gewoonlijk kwam spelen, was ziek, terwijl mevrouw Thornley zelf twee verbrande vingers in verband had zitten. Ze keek wat hulpeloos om zich heen — want in de muzikale talenten der andere kransleden had ze niet al te veel fiducie — toen ze zich plotseling als door een ingeving tot Betty wendde: „Jij zoudt niet voor ons kunnen spelen, wel, liefje ?" Betty glimlachte toestemmend, en ging, zonder verder te laten aandringen, naar het instrument. Ze besefte te laat, dat 't misschien een betere tactiek was geweest, zich zooveel mogelijk op den achtergrond te houden en niets te doen, dat haar ware afkomst zou kunnen verraden. In elk geval was het nu gebeurd, en ze speelde zoo opgewekt, ze kon allerlei vroolijke wijsjes. Het langste meisje van het clubje, dat zich van te voren niet verwaardigd had, haar op te merken, kwam op haar toe, glimlachte beschermend en vroeg, waar ze zoo goed had leeren spelen. „O, ik had lessen vroeger, vóór mijn vader stieri, 88 I>E GEVLUCHTE BRUID zei ze, vaag bedenkend, dat ze voorzichtig moest zijn, Emily kwam verrukt thuis vertellen, dat Betty zoo knap was, en moeder gümlachte zoo warm en fier. of Betty haar eigen dochter was. „Is dat niet kostelijk !" riep ze, en haar stem klonk juist zoo jongensachtig als die van Jane. „Wel, nu zouden we eigenlijk een piano moeten hebben! Ik heb wel eens gehoord, dat je ze in de steden erg goedkoop kunt krijgen — ouderwetsche, weet je. Ik heb me laten vertellen, dat ze zóóveel van die oude hebben, dat ze ze verbranden om ze kwijt te zijn, en soms geven ze ze ook weg voor niets. Ik wou wel eens weten, of we er zoo een zouden kunnen machtig worden." „Ik denk, dat 't teveel zou kosten om ze hier te krijgen," zei Bob practisch. „Hè, ik wou, dat weereen hadden! Zeg Lizzie, als we een piano hadden, zou je me dan de noten leeren ?" „Natuurlijk!" zei Betty. „Nu, we zullen er op de een of andere manier wel een krijgen! Dat gebeurt altijd, als we iets vrééselijk graag hebben. Denk maar aan de badkuip ! Voor mijn part ga ik er zelf een verdienen!" verklaarde Bob. „Mevrouw Crosby gaat een nieuwe koopen, heb ik gehoord. Misschien wil ze ons haar oude goedkoop overdoen!" Maar op een dag kwam Emily ademloos uit school hollen, met schitterende oogen en vuurroode wangen. „Mevrouw Barlow is vandaag op school geweest en heeft met de juffrouw gepraat, en ik hoorde haar zeggen, dat ze voor den heelen winter wegging. Ze laat haar meubelen ergens opbergen, maar nu zocht ze nog iemand, die goed voor haar piano wil zorgen. Ik ben meteen naar haar toegestapt en heb gezegd, dat mijn moeder zoo graag een piano had en dat we er vreeselijk goed op zouden passen, en ze was erg in haar 89 DE GEVLUCHTE BRUID schik; en — en — zij komt morgenochtend om 9 uur 1 Een man zal ze brengen!" Ze bracht 't er zoo onsamenhangend uit, dat ze 't haar twee keer moesten laten vertellen, eer ze er iets van begrepen; maar toen 't Bob eindelijk duidelijk werd, omarmde hij zijn zusje en drukte een sniakkenden kus op haar wang, iets, waar hij in gewone omstandigheden nooit toe te bewegen zou zijn geweest. „Je bent een kraan, Emily!" schreeuwde hij. „Ik wist niet, dat er zóóveel in je stak ! Ik ben trotsch op je ! Jémineetje, als ik er toch aan denk, dat we morgen een piano zullen hebben ! Zeg Lizzie, nou ga ik leeren : ,,Boer, d'r ligt een kip in 't water !" Ze zeggen altijd, dat dat 't gemakkelijkst is om mee te beginnen!" Én toen Betty den volgenden avond thuis kwam van de Hilton's, stond de piano tegen den achtermuur van de eetkamer, en Bob was al bezig met de ,,kip". Het duurde niet lang, of het instrument was een geliefd lid van het gezin geworden. Emily en Bob stonden naast Betty, als ze speelde en zagen in stomme bewondering toe, hoe haar vingers over de toetsen gleden. Als ze dan later opstond om hun moeder te helpen, ging ïob op de kruk zitten en begon met één vinger zijn repertoire af te werken. Betty's weg ging echter niet geheel over rozen in haar nieuwe leven. Er was zoo heel veel, dat ze nog leeren moest, en haar handen schenen voor alles verkeerd te staan. Haar kleine leerling, Ellie Hilton, was ongeloofelijk verwend en lastig, en de moeder was al even onheheerscht en steunde Betty volstrekt niet bij haar opvoedingspoging ^n. Als ze onafhankelijk was geweest, zou ze er ook niet over gedacht hebben, bij mevrouw Hilton te b.ijven, want soms waren de buien van het kind onverdraaglijk en had ze al haar zenuwkracht noodig om haar ri*» baa<* te» büiven. Dan kwam 9 DE GEVLUCHTE BRUID ze 's avonds in het kleine huisje terug, te moe om te glimlachen en keek juffrouw Carson haar met haar heldere oogen bezorgd aan, terwijl ze overpeinsde, of daar niet iets aan gedaan diende te worden. Betty voelde echter, dat ze deze betrekking moest blijven vervullen, daar deze haar in staat stelde, een zeer bescheiden kostgeld te betalen. Zij kon en wilde niet heelemaal ten laste van de Carsons komen. En ze waren zóó goed en vriendelijk voor haar, dat ze werkelijk niet wist, wéar ze beter en veiliger zou kunnen zijn. Zoo werden de dagen weken, en*ze leerde zich al beter en beter schikken, en scheen zóó geheel iemand anders geworden, dat ze zich niet anders meer kon voorstellen, of het oude leven lag voorgoed achter haar en zou nooit meer terugkeeren. Natuurlijk kon een beeldmooi meisje als Betty niet in het dorpje opduiken — zij het dan ook in het bescheiden Carson-milieu — zonder de aandacht te trekken en dikwijls het middelpunt der gesprekken te zijn. Overal begon men haar op te merken. De vrouwen der notabelen bespraken heur haar, heur teint en haar gracieuzen gang, en ze schudden hun hoofden en zeiden, dat ze vonden, dat mevrouw Hilton eerst wel eens uitgebreider informaties naar haar had mogen nemen, eer ze haar eenig kind aan haar zorgen toevertrouwde. En ze vertelden elkaar de meest fantastische verhalen over gouvernantes en kinderjuffrouwen, die ze gekend hadden, en die tenslotte avonturiersters gebleken waren of met alle zilveren lepels waren vertrokken. In het cafeetje van Tinsdale was Betty's komst voor de stamgasten een bron van levendige en interessante conversatie. De jongere biljarters kwamen niet uitgepraat over haar bekoorlijkheden en haar ongenaakbaarheid, en de ouderen suggereerden, dat zij veel te knap was om geen geschiedenis te hebben. Ze lieten 9i DE GEVLUCHTE BRUID hun fantasie den vrijen teugel bij hun veronderstellingen. Er was niemand, die 't voor haar opnam j ce waren geen van allen beschaafd genoeg om haar waardige terughoudendheid te kunnen waardeeren j ze voelden er zich door beleedigd en meenden, dat Betty hen opzettelijk trachtte te krenken, wanneer ze op hun fluitjes en knipoogjes niet reageerde. In Werkelijkheid behoorden ze voor Betty, hoewel ze volstrekt niet trotsch was, zóó geheel en al tot een andere wereld, dat ze zelfs geen gedachte aan hen en hun avances wijdde, zich bovendien niet eens bewust was, dat ze voor haar bestemd waren. Maar om een ridder te vinden, die haar tegenover de anderen verdedigde, zou ze toeschietelijk en familiaar hebben moeten zijn en gul met haar confidenties. Op een avond was het heele gezelschap bijeen op één na, een verschrompeld kereltje met valsche oogen, bijna zonder haar en tanden, dat borrels naar binnen sloeg waar hij ze maar kon krijgen. Hij had een grooten, scheeven mond en zijn handen waren altijd klam en vochtig. Hij zat gewoonlijk in een hoek tegen den muur gedrukt en lurkte aan een oude steenen pijp. Abi Gaje, zoo heette hij, werd als het wandelende nieuwsblad van het dorp beschouwd. Hij leed aan een ziekelijke zucht om alles na te pluizen en uit te visschen, speciaal alle schandaaltjes, en ze dan met allerlei kleurige toevoegsels van eigen vinding in den vriendenkring op te disschen. „Bi er nog niet ?" vroeg een van de oudere leden van het clubje, terwijl hij de groep rondkeek. „Zeker iets bijzonders op 't spoor. De tijd heugt me niet, dat Bi ontbroken heeft." „Hij is vanmorgen vroeg naar de stad gegaan," wist Dan Withers. „Ik denk, dat hij met den av< idtrein terugkomt. Daar rijdt hij juist binnen, hoor je ?" 92 DE GEVLUCHTE BRUID En even later ging dan ook de deur open en Abi Gaje wandelde binnen met zijn eeuwigen, tandeloozen grijns. „La-je krant es zien, Bi," zei Dan, en graaide ernaar, terwijl de ander langs hem liep naar zijn gewone plaats. Bi het ze hem houden met 't air van iemand, die een koninklijke gunst verleent, plofte op zijn stoel neer en wijdde zich aan zijn pijp. Een druk gesprek over stadsnieuwtjes ontspon zich; alleen Dan Withers nam er geen deel aan; hij zat verslonden in de lectuur van het avondblad. „As-je me nou !" lift hij plotseling hooren. „As dat nou niet as twee druppels water lijkt op die kleine hittepetit daar bij de Carsons, wil ik me laten villen 1 Hoe heet ze ?" Ze drongen allemaal om hem heen en leunden over zijn schouder om de foto te bekijken, allen, behalve Bi, die zijn pijp aan 't aansteken was. „Ze lijken op mekaar als twee helften van een appel!" zei er een. „'t Moet vast en zeker haar zuster zijn !" verklaarde een ander. „Ik kan geen gelijkenis ontdekken," bromde de oude Hank Fielder, terwijl hij naar zijn gemakkelijken stoel terugkeerde. „Ze heeft kort haar, en 't is nog maar een klein ding. Deze hier is volwassen !" „Ze zou d'r haar afgeknipt kunnen hebben/' suggereerde iemand. Bi spitste zijn ooren, kneep zijn sluwe oogjes half dicht, slenterde naderbij en wierp een scherpen blik op de foto. „Lees eens voor, Dan !" commandeerde hij. „Vijf duizend dollars belooning voor inlichtingen betreffende Elisabeth Stanhope!" 93 DE GEVLUCHTE BRUID Er volgde een gedetailleerde beschrijving van haar lengte, haar, oogen enzoovoorts. Er kwam een ondoorgrondelijke uitdrukking op Bi's gezicht. Hij slofte naar zijn stoel terug, terwijl Dan voorlas, en leunde behaaglijk dampend in zijn stoel achterover, maar zijn oogen waren zoo smal als spleten en hij sprak weinig gedurende de rest van den avond. De foto werd besproken, en de mogelijkheid, dat het meisje in de krant een familielid zou kunnen zijn van het meisje bij de Carsons; maar toen Bi niet voor den dag kwam met nadere inlichtingen, verflauwde het gesprek. Iemand zei, dat hij meende gehoord te hebben, dat het jongetje van de Carsons haar Lizzie noemde, maar zeker wist hij 't niet. Men verwachtte dat Bi den vollen naam wel zou weten, maar Bi scheen half te dutten en dus liet men tenslotte het onderwerp rusten. 94 DB GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK X „Nou.'t is gebeurd hoor — hij heeft me vandaag opgezegd," zei James Ryan triest, toen Jane en hij den hoek bij haar pension omsloegen en zich op weg begaven naar hun geliefkoosde bioscoop. „Ik heb 't al lang zien aankomen, en nou is 't zoo ver I" Jane bleef midden op het trottoir staan als een standbeeld. „Je opgezegd 1" echode zij, alsof ze niet kon gelooven, dat 't waar was. „Maar Jimmie I Dat meen je toch niet! Had hij wat aan te merken ? Dat is 'm anders niet gerajen! Als dat 't geval is, dan zal ik 'm eens eventjes de waarheid gaan vertellen, al ben ik maar 'n doodgewoon meisje — daar kun je van op aan!" „O nee, hij had niets op me aan te merken," zei Jimmie opgeruimd. „Hij was verbazend geschikt. Hij zei, dat hij me overal warm zou aanbevelen. Hij geeft me eiken dag een poosje vrijaf om naar iets nieuws te zoeken, en hij zal me recommandeeren bij een paar van zijn rijke vrienden." „Maar waarom houdt hij je dan zelf niet ? Heb je hem dat gevraagd ?" „O ja, hij heeft me ronduit gezegd, dat de zaken niet gingen, zooals hij gehoopt, had toen hij begon; hij zag geen kans meer, me te honden. Hij gaat een goedkooper kantoor nemen en zijn eigen correspondentie 95 DE GEVLUCHTE BRUID voeren. Hij zegt, dat, als hij ooit meer succes heeft en ik vrij ben, hij me terug zal nemen. O, hij heeft genoeg met me op ! 't Is een fijne vent, daar gaat niks van af." „Jimmie, wat heb je hem geantwoord ?" „Geantwoord ? Er was niet veel te antwoorden, alleen maar, dat 't me erg speet, en dat ik hem bedankte en dat ik in elk geval bij hem bleef, zoolang ik niets anders had, al was 't zonder salaris. Natuurlijk kan ik niet van de lucht leven, maar daar hij me iederen dag genoeg tijd geeft om een baantje te zoeken, zie ik niet 'in/ waarom ik niet als tegenprestatie nu én dan die paar brieven voor hem zou komen schrijven. Hij heeft 'er niet veel, en dan verhes ik mijn routine tenminste niet. Ik geloof, dat ik eigenlijk eens flink moest zoeken naar iets anders, maar ik heb tot nog toé nog niets geen moeite gedaan. Ik kan er maar niet toe komen, hem te laten schieten. Ik was zoo graag in mijn eerste betrekking een heele poos gebleven. Het maakt geen goeden indruk, al zoo gauw te veranderen." „Wel, 't is toch jouw schuld niet; je weet zelf, dat je er niets aan doen kunt," troostte Jane. Ze zaten nu in de bioscoop en het witte doek eischte hun aandacht op. Het humoristische voorprogramma liep ten einde en ze vermaakten zich als kinderen met een berenjacht door een badhuis. Maar plotseling was het filmpje uit en de aankondiging van het program der volgende week verscheen op het doek. „Daar moeten we vast en zeker naar toe !" zei Jimmie, Jane met zijn elleboog aanstootend, toen bleek, dat het een film van Mary Pickford zou zijn. En toen, onmiddellijk daarop, verscheen het portret van een beeldmooi meisje, en daaronder stond in groote letters: 96 DE GEVLUCHTE BRUID VIJF DUIZEND DOLLAR BELOONING voor nauwkeurige inlichtingen betreffende de tegenr woordige verblijfplaats van Elisabeth Stanhope. Daarna volgden meerdere bijzonderheden en een adres, en het portret bleef een volle minuut op het doek, Jane omklemde krampachtig de armleuningen van haar stoel, en trachtte de wilde opwinding te beheerschen, die zich van haar meester maakte, toen ze recht in de oogen keek van het bruidje, dat ze op den avond van haar bruiloft had helpen ontvluchten. Jimmie haalde zijn potlood te voorschijn en schreel alles stenografisch op, maar Jane merkte het niet. Ze zat ingespannen na te denken, wat ze doen moest. „Waarvoor denk je, dat ze haar zoeken," vroeg ze ademloos fluisterend, terwijl het hoofdnummer begon te draaien. „O, misschien is ze weggeloopen," zei de wijze jonkman, „of misschien is er de een of andere moeilijkheid ontstaan over eigendom of een erfenis. Dat komt zoo vaak voor." Jane zei niets meer, maar ze had geen aandacht meer voor de wisselende beelden op het witte doek. Ze was erg stil op den terugweg en toen Jimmie haar vroeg, of ze geen goeden zin had, huiverde ze en zei, dat ze een beetje moe was. Toen vroeg ze hem plotseling hoe laat hij den volgenden dag van kantoor wegging om zijn dagelijkschen speurtocht naar een nieuw baantje te ondernemen. Hij zei haar, dat hij 't nog niet heel precies wist. Hij zou haar om twaalf uur opbellen, om t haar te laten weten. Zou ze zich dan eventjes vrij kunnen maken om een eindje met hem op te wandelen ? Dat wist zij ook nog niet zeker, maar ze zou wel eens zien, als hij haar opbelde. En zoo scheidden zij. Den volgenden morgen, toen Ruttgers op zijn De gevluchte bruid 4 97 DE GEVLUCHTE BRUID kantoor kwam, zat Jimmie al achter zijn schrijfmachine. Op Ruttgers' bureau lag een keurig getikte copy van de bekendmaking die den vorigen avond op het witte doek verschenen was. „Wat is dat, Ryan ?" vroeg hij, terwijl hij ging zitten en het papier naar zich toetrok. „Iets, dat ik gisteravond in de bioscoop zag, mijnheer. Ik dacht, dat 't misschien van belang kon zijn." „Dacht je erover, een kansje te wagen op de belooning ?" vroeg Ruttgers met een geamuseerden glimlach. „Wat is 't eigenlijk ?" en hij begon te lezen. „O nee, mijnheer !" zei Jimmie. „Ik zou natuurlijk niets geen kans hebben, maar ik dacht, dat u misschien gelegenheid zoudt hebben, iets omtrent haar te weten te komen, en al dat geld te verdienen. Dat zou u dan door den moeilijksten tijd heen kunnen helpen, toj uw zaken wat beter gaan. „H'm! Dat is heel vriendelijk van je, Ryan," zei de jonge advocaat, terwijl hij het papier nogmaals overlas met een rimpel tusschen zijn wenkbrauwen. „Ik ben anders bang, dat 't niet heelemaal in mijn lijn ligt. Ik ben geen detective, weet je." Hij legde het papier neer en staarde peinzend uit het raam. „O, natuurlijk niet, mijnheer !" zei Jimmie haastig. „Maar u kent toch een heele massa menschen van dien stand hier in de stad, en ik dacht, dat u misschien een middel zoudt kunnen bedenken om te weten te komen, waar zij is. Ik weet wel, dat 't niet kan halen bij het soort van werk, dat u eigenlijk zoudt kunnen doen, maar 't zou toch niets geen kwaad kunnen. U zoudt het door bemiddeling van mij kunnen opknappen, begrijpt u, en niemand zou ooit behoeven te weten, dat u 't was, die die belooning verdiende. Ik zou u er érg graag bij helpen, zooveel ik maar kan, maar er is 98 DE GEVLUCHTE BRUID iemand van uw ontwikkeling en relaties noodig om de juiste gegevens te verzamelen. Ziet u, 't zou in mijn eigen belang zijn óók, want dan zoudt u in staat zijn, mij te houden, en — ik mag u zoo graag, mijnheer Ruttgers, dat is de zuivere waarheid. Ik zou 't miserabel vinden, bij u vandaan te moeten." „Nu, dat stel ik zeer op prijs, Ryan. Dat doet me oprecht genoegen. Ik geloof niet, dat ik veel kans zou hebben, iets omtrent dit meisje te weten te komen, maar ik waardeer je vriendelijke bedoeling. Ik zal een en ander noteeren, en als ik er iets meer van weet, zal ik 't je vertellen. Ik geloof echter niet, dat ik graag aanspraak zou maken op zoo'n belooning, zelfs niet door middel van iemand anders. Weet je, ik ben bij die huwelijksplechtigheid geweest, Ryanl" Zijn oogen volgden droomerig den rook van een naburigen schoorsteen, die stil in de blauwe lucht omhoog steeg. „Toch?" zei Jimmie, terwijl hij zijn patroon bewonderend gadesloeg. Hij kende geen hoogere eerzucht dan eruit te zien als Walter Ruttgers en een eigen kantoor te hebben. „Ja, ik was er," zei Ruttgers weer, maar zijn stem klonk zoo vaag en verstrooid, dat Jimmie er niet verder op durfde ingaan en zich weer wijdde aan den brief, dien hij aan 't tikken was. Om een uur of twaalf, terwijl Ruttgers was gaan lunchen, belde Jimmie de fabriek op, en deelde Jane mee, dat hij om twee uur dacht te gaan. Kon zij hem treffen en een eindje met hem wandelen ? Jane zei van neen, het was haar onmogelijk, maar ze zou haar best doen, hem den volgenden dag even te zien te krijgen, dan kon hij haar vertellen, hoe hij gevaren was. Om precies vijf minuten over twee haastte Jane, die in een winkel op den loer had gestaan tot Jimmie voorbij ging, zich naar Ruttgers' kantoor en klopte 99 DE GEVLUCHTE BRUID op de deur, terwijl haar hart bonsde van angst, dat hij met iemand anders bezig zou zijn, en niet in de gelegenheid, haar te woord te staan, vóór haar korte vrije tijd om was. Ruttgers zelf opende de deur voor haar, en behandelde haar alsof zij een dame van zijn eigen kring was. Hij gaf haar een stoel, en sprak tegen haar alsof ze in sealskin gekleed was en schitterde van diamanten. Ze keek hem met haar heldere oogen goedkeurend aan. Jane was ondanks haar nuchter, kordaat optreden een beetje sentimenteel, en doordrenkt met bioscoopromances. Zij zou voor haar schoone beschermelinge geen ridder gewenscht hebben, die er niet éénigszins uitzag als haar idealen van het witte doek. Met dezen hier was ze volmaakt tevreden. Ja, ze kon 't eerste oogenblik zelfs niet goed uit haar woorden komen van bewondering. Toen stortte ze zich met den moed der wanhoop in de toespraak, die ze zorgvuldig had ingestudeerd. „Mijnheer Ruttgers," zei ze, „ik kom u spreken over een zaak van zeer veel gewicht. Ik heb gehoord, dat u een erg knap advocaat bent, en ik heb een vriendin, die in ernstige moeilijkheden verkeert. Ik dacht, dat u misschien iets voor haar zoudt kunnen doen. Maar eerst zou ik u een vraag willen stellen, en ik zou er graag op willen rekenen, dat u de heele zaak beschouwt als strikt vertrouwelijk." Jane was er erg trotsch op, dat ze al die gewichtige woorden zoo netjes bij elkaar gehaald en zoo keurig onthouden had. „Zeker, met genoegen!" zei Ruttgers ernstig, zich afvragend, wat hij daar nu voor een merkwaardige cliënte had gekregen. „Ik zou niet graag willen, dat u denkt, dat ik er niet voor betalen kan," zei Jane, terwijl ze met fier IOO DE GEVLUCHTE BRUID gebaar een bankbiljetje van vijf dollar neerlegde. „Ik weet, dat u uw kostbaren tijd niet kunt verspillen met 't gratis beantwoorden van vragen." „O, maar dat komt in orde," zei Ruttgers hartelijk. „Laat ons eerst eens hooren; wat die vraag is. Misschien kost 't u heelemaal niets." „Neen," zei Jane ferm, terwijl ze het biljetje nadrukkelijk vóór hem op het bureau deponeerde. „Ik vind het niet prettig, u iets te vragen vóór ik weet, dat ik ervoor betaald heb." „Nu, zooals u wilt," zei Ruttgers, het biljetje opnemend en opzij leggend. „En wat is nu uw vraag ?" „Wel, mijnheer Ruttgers, wilt u me eens vertellen j wat zou de reden kunnen zijn, dat iemand een belooning uitlooft, een groote belooning, bijvoorbeeld duizend dollar of nog meer, om inlichtingen te krijgen over iemands verblijf ? Zoudt u zoo'n reden kunnen bedenken ?" Ruttgers zat met een schokje rechtop. Alweer die belooning ! 't Werd heusch humoristisch 1 Waarschijnlijk was dit meisje naar de bioscoop geweest, en had daar dezelfde kennisgeving gelezen, waar Ryan hem over gesproken had. Maar hij glimlachte ernstig, en antwoordde, terwijl hij haar nieuwsgierig opnam : „Wel, misschien kon 'tzijn omdat ze veel hielden van de persoon, die verdwenen is," suggereerde hij op goed geluk. „O nee!" zei Jane gedecideerd. „Dat doen ze heelemaal niet! Dat weet ik onomstootelijk zeker. Maar wat zou 't anders kunnen zijn, denkt u ?" „Wel, misschien voelen ze een soort verantwoordelijkheid 1" zei hij nadenkend. „Geen idee, hoor I" viel Jane verachtelijk uit. „Zou het geen bezorgdheid kunnen zijn, denkt u ?M -„Niet, zooals u dat bedoelt." IOI DE GEVLUCHTE BRUID „Wel, misschien zijn er dan eigendommen te verdeelen, of iets dergelijks." „Daar heb ik aan gedacht," zei Jane, terwijl haar gezicht een uitdrukking van zakelijken ernst kreeg. „Maar het zou dan al een heele belangrijke erfenis moeten zijn, om zóó'n groote belooning aan te bieden, nietwaar ?" „Dat denk ik wel,' zei Ruttgers beleefd, terwijl hij haar onknap, maar eerlijk, levendig gezicht geamuseerd opnam. Hij kon nog maar steeds niet vermoeden, wat ze eigenlijk bij hem kwam doen. „Zou haar meerderjarigheid er iets mee te maken kunnen hebben ? ' vroeg Jane, met een blik op een verkreukeld papiertje, dat ze telkens raadpleegde om toch vooral niets te vergeten. „Niet onmogelijk." Ruttgers begon er belang in te stellen. Deze eigenaardige bezoekster had alles blijkbaar zorgvuldig overdacht en was uiterst voorzichtig in haar uitlatingen. „Ik kan u werkelijk geen definitief antwoord geven zonder méér van de omstandigheden te weten," zei hij met plotselinge vrees, dat het meisje een of ander toevallig antwoord van hem zou beschouwen als de uitspraak van een orakel en misschien gewichtige zaken van zijn woorden laten afhangen. „Wacht u even, er is nog één vraag," zei ze, met een blik op haar papiertje. „Als een man een meisje wil trouwen, terwijl ze hem eenvoudig verfoeit, kan iemand haar dan dwingen, hem te nemen, en zou iemand 't recht hebben, haar in een krankzinnigengesticht of zooiets te stoppen, als ze niet wilde ?" „Weineen, natuurlijk niet i Hoe komt u aan zoo'n belachelijk idee ?" Hij ging plotseling rechtop zitten; allerlei (onbestemde vermoedens schoten hem door 't hoofd. 10^ PB GEVLUCHTE BRUID „Luistert u eens naar me," zei hij met den meesten nadruk. „Ik kan werkelijk niet langer zoo in 't wilde weg op vragen antwoorden. Ik moet weten, waar ik over spreek. Ik zou de onmogelijkste dingen kunnen zeggen, zonder 't te weten." „Dat begrijp ik," zei Jane, hem ernstig aanziend. „Daar heb ik aan gedacht, maar u hebt juist de dingen gezegd, die ik dacht, dat u zeggen zoudt. Wanneer ik u nu alles uit ga leggen, zoudt u me dan op uw eerewoord kunnen beloven, dat u er nooit iets van zoudt loslaten ? Tegen niemand ? Of u zich nu verder voor het' geval wilt interesseeren of niet ?" „Zeker, u kunt er ten volle van verzekerd zijn, dat ik alles wat u me vertelt, als strikt vertrouwelijk zal beschouwen. Wanneer u van uw kant meent, mij niet ten volle te kunnen vertrouwen, zou ik liever willen, dat u niets meer zei." „O, ik voor mij kan héél goed vertrouwen in u stellen," zei Jane met een glimlach. „Ik bedoel alleen maar, zoudt u alles vóór u mogen houden ?" „Mogen ? Wat bedoelt u ?" „Ik bedoel, moogt u dat volgens de wet ? U zoudt niet verplicht zijn om te gaan vertellen waar zij was, of zooiets om haar uit te leveren ? U zoudt alles onder u mogen houden en voor haar mogen zorgen ?" „U bedoelt, of ik 't recht zou hebben, mijn cliënte naar beste weten te beschermen ? Maar natuurlijk." „Ja, en ik bedoel, zoudt u zelf niet in moeilijkheden komen, als u dat deedt ?" „Natuurlijk niet." „Nu dan zal ik 't u vertellen.'* T03 PB GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK XI Jane opende een klein, versleten handtaschje, nam er een opgevouwen krant uit, opende ze, en spreidde ze op het bureau vóór hem uit. „Daar 1" zei ze, en sloeg critisch zijn gdaatsuitdrukking gade. Ruttgers keek; hij keek — in Betty's oogen. Het was maar een krantenprentje, en nog wel 'n heel slecht. Maar de groote, droevige oogen keken recht in de zijne, en hij voelde weer dezelfde vreemde huivering, die hem in de kerk bevangen had, toen het doodsbleeke bruidje langs hem heen gegaan was. „Hoe komt u hieraan ?" vroeg hij; zijn stem was plotseling onvast geworden. „Uit het ochtendblad." Zij sprak opgewonden. „Wilde u trachten, de belooning te verdienen ?" vroeg Ruttgers. Er klonk een verborgen spot in zijn stem door, die het meisje niet ontging. Met vlammende oogen sprong ze op. „Als u me daarvoor houdt, kan ik beter meteen weggaan!" snauwde ze, en stak haar hand uit naar de krant. Maar Ruttgers legde er zijn hand op, en zijn stem klonk verontschuldigend en vol hoffelijkheid, toen hij zei: „Neemt u me niet kwalijk, ik zie, dat ik u verkeerd begrepen heb. Gaat u zitten, alstublief t. U en ik moeten 104 DE GEVLUCHTE BRUID elkaar volledig begrijpen, anders heeft ons onderhoud geen nut. U kunt erop rekenen, dat dit gesprek geheel onder ons blijft, wat u me ook zult vertellen. Wilt u me verklaren, wat u wenscht, dat ik voor u doen zal ?'* Jane zocht haar stoel weer op; tranen van opwinding sprongen haar in de oogen. „Wel, ziet u, 't is een vreeselijk gewichtige zaak,'* zei ze, terwijl ze met een zakdoek haar oogen bette. „Ik heb natuurlijk van 't begin af aan vertrouwen in u gesteld, anders was ik niet bij u gekomen. Maar u moet mij óók vertrouwen." „Natuurlijk," zei Ruttgers. „Nu dan, wat heeft n met deze jongedame uitstaande ? Weet u, waar zij is?'* „Vast en zeker weet ik dat!" zei Jane, „maar ik ben niet van plan, 't u te vertellen, vóór u gezegd hebt, of u iets voor haar doen kunt. Want, ziet u, als u geen kans ziet om haar te helpen, moet ik 't zelf doen, en u zoudt dan in moeilijkheden kunnen komen, doordat u iets weet, wat u eigenlijk niet weten moest." „Juist," zei Ruttgers gedwee. „En wat gaat u me dan wel vertellen ? Is 't geoorloofd, dat te vragen ?" Jane grinnikte. „Ja, nou houdt u me voor den gek I Ik ga u zoowat alles vertellen. Op een avond in November — u kunt den juisten datum daar in de krant vinden — ging ik naar mijn kosthuis in Camac Street, en kwam voorbij die kerk in Spruce Street, waar de huwelijksplechtigheid was; u weet 't wel, want u was er ook!" Ruttgers keek haar verbaasd aan. „Hoe wist u, dat ik daar was ?" „Ik zag u door 't raam; u stond tegen den muur geleund," zei Jane kalm. „Hoe kende u me dan ?" „O, iemand dien ik ken, heeft me u eens aangewezen en gezegd, dat u een van de meestbelovenda DE GEVLUCHTE BRUID jonge advocaten van 't oogenblik was," antwoordde ze nonchalant met een doodernstig gezicht. Er flikkerde vermaak in zijn oogen, maar hij negeerde het compliment en zijn stem klonk even zakelijk als tevoren. „Gaat u voort!" „Ik zag, dat er een trouwerij was, zooals wij menschen dat noemen, en ik bleef eventjes staan om te kijken, want ik ben van plan, eerstdaags zelf te trouwen, en wilde eens zien, hoe ze 't deden. Maar ik kon niet bij de deur komen, en alle ramen zaten vrij hoog. Ik kon alleen de menschen zien, die stonden, zooals u. Dus besloot ik, maar door te loopen. Ik sloeg den hoek om en ging langzaam langs de kerk, luisterend naar de muziek en juist, toen ik een ijzeren poortje voorbij kwam aan den achterkant van de kerk, pakte iemand me bij m'n arm en vroeg me om te helpen. Ik keek op, en daar stond de bruid, heelemaal in 't wit, met haar beeldige satijnen schoentjes zoo maar in 't nat! Ik probeerde eerst eens te weten te komen, wat er aan de hand was, maar ze riep, dat ze achtervolgd werd, en dat bleek dan even later ook werkelijk 't géval. Daarom deed ik mijn hoed en mantel af en deed haar die aan, en trok mijn overschoenen over haar satijnen schoentjes, en toén maakten we, dat we den hoek om kwamen. Ik nam haar mee naar mijn kamer, en gaf haar wat te eten. Ze was heelemaal öp. Toen stopte ik haar in bed, en ze vertelde me een beetje van de geschiedenis. Niet veel. Alleen, dat ze al een heele poos geprobeerd hadden, haar te laten trouwen met iemand dien ze verfoeide ; en nu hadden ze haar bijna in de val laten loopen, maar ze wilde liever doodgaan dan dat te laten gebeuren. Ze wilde met me van kleeren verwisselen, want zóó uitgedost kon ze natuurlijk nergens heen komen; daarom hebben we dan ook DE GEVLUCHTE BRUID geruild en ik kleedde haar in mijn eigen spullen, s Morgens kocht ik een krant, en zag daarin staan, dat ze haar voor tijdelijk ontoerekenbaar hielden en al dien onzin meer, terwijl ze notabene zoo goed bij haar verstand was als u of ik. Ik begreep, dat hun toeleg was, haar in een krankzinnigengesticht of een sanatorium of zoo te stoppen, tot ze haar konden laten doen wat ze wilden. Ik vermomde haar zoo goed mogelijk, en stuurde haar naar een plaats, die ik weet, en waar ze heelemaal veilig zou zijn. En ze heeft een'betrekking gevonden en maakt het prachtig. Maar nu ze dat verhaal van die belooning in alle kranten hebben gezet en in de bioscoop laten vertoonen, is ze nergens meer veilig. En nu heb ik iemand noodig, die meer verstand van al die dingen heeft dan ik, om een oplossing te vinden. Ik kan niet veel betalen, maar ik zal elke maand wat afdoen zoolang ik leef, als 't zoo lang duurt eer uw rekening betaald is, en ik heb zoo'n idee, dat ze ook wel geld van haarzelf heeft, al zei ze daar mets over. Maar ze heeft me een ring achtergelaten, dien ik mocht verkoopen, om te vergoeden wat ik haar had voorgeschoten. Die moet bepaald wel wat waard zijn. Hij ziet er echt kostbaar uit. Ik heb hem nog niet verkocht. Ik kon er niet toe komen. Ik dacht, dat ze hem misschien toch liever houden zou —" Maar Ruttgers viel haar opgewonden in de rede. „Wilt u zeggen, dat freule Stanhope hier in de stad is, en dat u weet, waar zij is ?" „Nee, windt u zich maar niet- op," vermaande J ane koeltjes, „ik heb niet gezegd, dat ze hier in de stad was, wel ? Ik heb niet gezegd, waar ze was, wel ? Ik heb gezegd, .dat ze in veiligheid was." „Maar beseft u wel, dat u me een verbazend vreemde geschiedenis hebt verteld ? Welk bewijs kunt u me geven, dat ze waar is?" 107 DE GEVLUCHTE BRUID „Ik dacht, dat u me zou vertrouwen, hè ? Ik moet ü óók vertrouwen, is 't niet ? U weet wel niet, wie ik ben, en ik heb 't u nog niet verteld, maar ik ben een fatsoenlijk mensch, en ik loop de menschen niks wijs te maken ! En haar trouwjapon en sluier en krans en alles is wel bewijs genoeg, zou ik denken ! Ik heb ze. U kunt ze komen zien als u lust hebt — dat wil zeggen, als ik eerst weet, wat u van plan bent! Ik neem geen risico, vóór ik er zeker van ben, wat u in uw schild voert 1" „Ik vraag u excuus," zei Ruttgers, terwijl bij haar nogmaals geruststellend trachtte toe te lachen. „U zult toch zelf moeten toegeven, dat zóó'n wonderlijk verhaal iemand aan 't twijfelen zou brengen." „Ja, dat is zoo," zei Jane. „Ik wist zelf niet, of ik waakte of droomde,'toen 't me overkwam, en ik kan me indenken, dat 't moeilijk te gelooven is. Maar ik kan me nu niet langer ophouden. Ik moet terug naar mijn werk. Kan er iets gedaan worden om hen te beletten, haar opnieuw in hun macht te krijgen ?" „Daarvan ben ik overtuigd," zei Ruttgers, „maar ik zou de heele geschiedenis uit haar mond moeten hooren, om precies te kunnen zeggen, wat het beste middel zou zijn." „Nu — en veronderstel nu eens, dat u tot de slotsom kwam, dat u niets voor haar kon doen — zoudt n haar dan verraden ?" Ruttgefs leunde achterover in zijn stoel en glimlachte tegen zijn origineele cliënte: „Nu moet ik uw eigen woorden herhalen : „Waar ziet u me voor aan?" „Voor een man uit één stuk!" barstte Jane plotseling uit, en liet al haar mooie tanden zien in een allerinnemendsten glimlach. „Nee, daar ken ik u nu al te goed voor! Maar nu moet ik weg. Wanneer 108 DE GEVLUCHTE BRUID kunt u me laten weten, watu gaat doen ?" Ze wierp een benauwden blik op haar armbandhorloge in het zwartleeren bandje. Het was bijna tijd voor Jimmie om terug te komen. Jimmie moest haar hier niet vinden. Hij zou het niet begrijpen, en het zou hem krenken, dat ze het hem nog niet kon uitleggen. „Wel, hier moeten onmiddellijk maatregelen genomen worden, als men haar werkelijk van eenig nut wil zijn," zei hij levendig. „Lakt eens zien. Om vijf uur moet ik iemand spreken. Wat dunkt u van zeven uur ? Kan ik u spreken in uw pension ? Is er daar gelegenheid om ongestoord te praten ?" „Zeker," zei Jane, opstaand. „Ik zal mijn hospita vragen, voor een uurtje haar zitkamer te mogen gebruiken." „Intusschen zal ik alles nog eens goed overdenken en trachten, een plan te maken." Jane haastte zich de vele trappen af; ze durfde de lift niet nemen, uit vrees, Jimmie tegen het lijf te loopen. Ruttgers stond voor het raam, met gefronste wenkbrauwen en zijn handen in zijn zakken, toen Jimmie een oogenblik later binnen kwam. „Ik hoop, dat ik niet al te laat ben, mijnheer ?" vroeg hij haastig, terwijl hij zijn hoed ophing en achter zijn schrijfmachine ging zitten. „Ik moest wachten. De chef was uit." „O, dat is in orde, Ryan," zei zijn patroon afgetrokken, blijkbaar niet luisterend naar zijn uitleg. „Ik ga nu uit, Ryan. Misschien kom ik vanmiddag met terug. Je zorgt wel goed voor alles, hè ?" „Zeker, heel goed, mijnheer." Ruttgers ging het vertrek uit, deed toen de deur weer open en stak zijn hoofd door de kier. „Ik zal mogelijk vanavond de stad uit moeten. IOC PB GEVLUCHTE BRUID Ryan. Ik weet 't nog niet zeker. Er heeft zich onverwachts iets voorgedaan. Als ik er morgenochtend niet ben — zou je het dan bezwaarlijk vinden, hier den heelen dag te blijven en alles te verzorgen ? Ik zou je misschien noodig kunnen hebben. Natuurlijk sluit je alles dan wel secuur af, als je gaat lunchen ?"• „Heel goed, mijnheer." „Ik zal je opbellen in geval ik opgehouden word," en Ruttgers was verdwenen. Toen hij het suizen van de lift hoorde, liep Jimmie naar het raam en keek droomerig over de daken van de stad naar buiten. „Oei I" mompelde hij vergenoegd. „Ik zou durven wedden, dat hij nu toch op die belooning afgaat!" Ruttgers haastte zich "regelrecht naar het kantoor van een ouden vriend, begon eerst bij wijze van voorwendsel wat over zaken te praten, en stelde enkele vragen, toen hij daarmee klaar was. Toen ging hij naar een telefooncel en belde een vriendin van zijn moeder op, met wie hij een kort gesprek voerde, schijnbaar om een boodschap van zijn moeder over te brengen, die ze hem in haar laatsten brief had opgedragen. Geen van de vragen die hij stelde, was eenigszins in 't oog loopend. Hij leidde de conversatie alleen maar ongemerkt in zekere banen. De dame in kwestie woonde al tientallen van jaren in de stad en kende alle families van beteekenis. Ze wist alles over iedereen, en pronkte graag met haar kennis. Ze vermoedde geen oogenblik, dat ze werd uitgehoord. Hij liep een bank binnen, stelde een paar vragen, belde een adres op, dat ze hem opgaven, en won nog enkele nieuwe inhchtingen in. Toen liep hij even op bij zijn nicht, en het haar, schijnbaar geheel uit eigen beweging, alles vertellen wat zij wist van het Stanhopehuwelijk, waar ze samen heen waren geweest, en al de verschillende theorieën omtrent de ontsnapte bruid. no DE GEVLUCHTE-BRUID die in omloop waren. Heel terloops vroeg hij, of ze ook wist, of de bruid eigendom bezat en zoo ja wie haar zaakwaarnemers waren. Zijn nicht was voor zichzelf overtuigd, dat ze er heel wat van wist, maar op de keper beschouwd waren het niet veel meer dan veronderstellingen, en die had ze dan nog maar van hooren zeggen. , .. J°fn hiï JaQe Carson's pension bereikte, vond hrj die jonge dame in een klein somber kamertje twee bi] drie meter. Een verschoten karpet lag op den grond en tegen het gescheurde behangsel prijkten de beeltenissen van den overleden echtgenoot en de zoons der hospita. Er stond een schommelstoel, een rieten stoel en een gepolitoerde stoel; een koffer en een oude verzakte divan. Een petroleumkachel was tot walmens toe hooggedraaid ter eere van den bezoeker, maar er was nauwelijks meer plaats voor den bezoeker zelf. Boven op den koffer stond een groote cartonnen doos, zorgvuldig dichtgebonden. Na een ietwat verlegen begroeting begon Jane de touwtjes los te knoopen en nam het deksel er af na eerst zorgvuldig de kamerdeur te hebben afgesloten. , 6 ,,'n Mensen kan nooit te voorzichtig zijn," zei ze. „Je kunt nooit weten." Ruttgers stond naast haar en keek met een soort huiver naar het glanzend wit. Hij zag, van hoe zeldzame kwaliteit het zware satijn was, afgezet met echte oude kant, hij rook den fijnen geur van verwelkte oranjebloesems, die opsteeg uit den wazigen sluier, toen Jane dien teeder uit de doos nam. Eindelijk boog Hij zich voorover en streek eerbiedig met één vineer over de blanke kostbaarheden. Jane pakte zelfs de kleine schoentjes uit, één voor éen, en wikkelde ze weer in het vloeipapier. Alles nr DB GEVLUCHTE BRUID werd weer keurig in de doos gevouwen en Ruttgers hielp haar met de touwtjes. „Als u nu één minuutje zoudt willen wachten, geloof ik, dat 't veiliger zou zijn, als ik 't nu meteen maar wegborg," zei ze, terwijl ze de deur open sloot en naar boven holde. Ze was in minder dan een minuut weer terug en ging tegenover hem zitten. Uit de halsopening van haar blouse trok ze een wit bandje te voorschijn, waaraan een glinsterend cirkeltje hing. „Hier is de ring." Ze legde hem in zijn hand. Hij nam hem aan en bekeek hem peinzend; het was zoo wonderlijk, dat hij hier stond en al de intiemste bezittingen in handen mocht houden van dat kleine, hem onbekende bruidje, dat hij bewusteloos in een vreemde kerk had zien liggen, een paar maanden geleden. Hoe vreemd, dat juist hij in dat alles verwikkeld werd, terwijl verscheidene andere menschen, die haar veel nader stonden, vergeefs poogden, eenig licht in de duistere zaak van haar verdwijning te brengen! Hij hief den ring op tot dicht bij het flakkerende gaspitje om de initialen aan den binnenkant te kunnen onderscheiden, en noteerde die vervolgens. „Pas er goed op. Hij is veel waard," zei hij, toen hij haar den ring teruggaf. „Misschien kon ik hem beter aan u in bewaring geven," zei ze, half aarzelend. „U hebt er tot nu toe zoo uitstekend op gepast," zei hij. „Ik denk, dat u er meer recht op hebt dan ik. Maar laat niemand vermoeden, dat n hem hebt. Nu, ik heb vanmiddag enkele inhchtingen ingewonnen en ben een paar dingen te weten gekomen. Maar ik heb reeds met mezelf uitgemaakt, dat ik niet veel kan beginnen zonder eens met de jongedame zelf gesproken 112 DE GEVLUCHTE BRUID te hebben. Denkt u, dat ze me zou willen ontvangen ? Is ze heel ver weg ?" „Wanneer hadt u willen gaan ?" vroeg Jane. „Onmiddellijk,'' antwoordde hij gedecideerd. „Er is geen tijd te verhezen, wanneer ze werkelijk in gevaar is, zooals u denkt." Jane's oogen glinsterden van voldoening. „Er gaat een trein om half elf. U komt er dan morgenochtend aan. Ik heb alles hier voor u opgeschreven, zoodat u zich onmogelijk kunt vergissen. En ik heb haar een brief geschreven, dan begrijpt ze, hoe de vork in den steel zit en zal ze u alles wel vertellen. Ik zal ook aan mijn moeder telegrafeeren. zoodat ze u bij haar toelaat. Ze mocht 't anders eens niet vertrouwen." Ruttgers stond zelf verbaasd over de gedweeheid, waarmee hij van dit doortastende brutaaltje zijn orders aannam. Maar hij mócht haar, ondanks zichzelf. Een paar minuten later stond hij weer op straat. Hij haastte zich naar zijn eigen kamers, waar hij een paar benoodigdheden in een handtasch pakte, om zich daarmee naar het station te begeven. 113 P E GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK XII Door een van die eigenaardige grillen van het lot, die zoo veelvuldig voorkomen, gebeurde het, dat juist toen Walter Ruttgers te Tinsdale uit den trein stapte, de heer Abi Gaje bij den hoek van het station wat rondhing. Hij was met den stationschef in onderhandeling over den verkoop van een waakhond, en wachtte nu, tot deze met den juist binnengekomen trein klaar zou zijn, om hem een nieuw voorstel te doen. Hij kreeg den vreemden heer onmiddellijk in de gaten en richtte zijn scherpe, loerende oogjes op hem. En nauwelijks stond Ruttgers even stil om op zijn papiertje met inlichtingen te kijken, of Bi schuifelde op hem toe, en informeerde, of hij iemand zocht. Ruttgers schudde zijn hoofd en liep door, maar Bi was met zoo gemakkelijk af te schrikken. Hij slofte hem achterna : „Als u soms iemand nóodig hebt om u den weg te wijzen.... ?" „Neen, dank u," zei Ruttgers glimlachend. „Ik ga niet ver." „Wat ik zeggen wou!" begon Bi weer, die zijn prooi zag ontsnappen. „U heet toch soms niet Bains, wel ?" „Neen!" antwoordde Ruttgers kort; het klitteïige kereltje begon hem mooi te vervelen. 114 DB GEVLUCHTE BRUID „Van New York ?" waagde hij nog een poging. „Neen," antwoordde Ruttgers, zich omdraaiend om verder te gaan. „Excuseer me. Ik heb haast." „Dat is in orde," zei Bi vergenoegd. „Ik zal een eind met u oploopen. Ik stond uit te kijken naar een dokter, die zou komen voor een ziek kind. Een dokter uit New York. U bent toch soms bij geval geen dokter, wel ?" Bi gluurde onderzoekend naar de lederen handtasch. „Neen," zei Ruttgers, lachend in weerwil van zijn ergernis. „Ik ben maar een advocaat." En met een sprong was hij den hoek om en haastte zich voort door de straat; hij had nu de juiste richting gevonden, die Jane hem had aangegeven. Abi Gage keek hem met knipperende oogjes aan, en slofte achter hem aan, tot hij hem in de verte het vervelooze hekje van de Carsons zag openduwen en aan de oude grijze deur kloppen. Toen stak Bi de straat over en sloeg een pad in, dat een eind langs de spoorbaan liep. Hij bleef staan bij een hekje, vanwaar hij een goed uitzicht had op het westelijk gedeelte van het dorp, en begon van een wilgetak een fluitje te snijden om zich een houding te geven voor het geval, dat iemand hem gadesloeg. Hij wachtte, tot hij Bobbie Carson zag wegsnellen naar het buiten van de Hilton's, en terugkeeren met Lizzie Hope; wachtte hoopvol, tot de vreemdeling tenslotte weer uit het huis kwam, en eerbiedig zijn hoed afnam voor het jonge meisje, dat in de open deur stond. Toen haastte hij zich terug naar het station, en zat behaaglijk met zijn beenen te schommelen op een groote kist, juist met den goederentrein aangekomen, toen Ruttgers daar weer terugkwam. Hij had 't erg druk met zijn fluitje, en scheen niets te merken, maar geen beweging van den vreemde ontging hem, en toen de express voor Philadelphia binnen¬ in DE GEVLUCHTE BRUID reed, en de vreemdeling was ingestapt, heesch de oude Bi Gaje zich op het achterbalcon van den laatsten wagon. De jachthond was het wild op 't spoor. Het was verscheidene jaren geleden, dat Bi Gaje zoo'n lange reis had gemaakt, maar hij trachtte er zich zoo goed mogelijk in te schikken, en bleef voortdurend een bepaald compartiment in 't oog houden, zij 't ook zoo onopvallend mogelijk. Als iemand Walter Ruttgers had verteld, dat hij gevolgd werd, toen hij zich dien avond naar zijn kamers begaf, zou hij hardop gelachen hebben en gezegd, dat zooiets onmogelijk was. Toen hij den volgenden morgen op straat kwam en op een bus sprong, die hem tot vlak bij zijn kantoor zou brengen, zag hij de weerzinwekkende gestalte van den tandeloozen Bi niet, die hem vanaf het achterste hoekplaatsje in 't oog hield. Evenmin bemerkte hij, dat hij achter hem het groote gebouw binnensloop en met dezelfde lift naar boven ging, zich verschuilend achter twee forsche kerels. Ruttgers stond zijn krant in te kijken en lette niet op. De kleine gedaante glipte achter hem uit de lift en trok zich in de schaduw, hem scherp gadeslaand, tot hij er zeker van was, welke deur hij binnenging. Niemand hoorde de sloffende voetstappen door de marmeren gang. Bi Gaje droeg altijd overschoenen, wanneer hij op iets bijzonders uit was. Dien morgen droeg hij ze óók. Hij noteerde zorgvuldig den naam op de deur: „Walter Ruttgers, advocaat en procureur," en het nummer. Toen gleed hij de trappen af, even onopgemerkt als hij was gekomen, en ging op weg naar een adres, afgelezen van een stukje papier, dat hij in de hall raadpleegde. Toen Walter Ruttgers zijn eerste bezoek aan Tinsdale bracht, gingen er allerlei tegenstrijdige gedachten en gevoelens in hem om. Hij had nooit heelemaal kunnen ontkomen aan den indruk, dien het kleine 116 DE GEVLUCHTE BRUID witte bruidje, dat daar zoo stil lag in haar prachtiger; tooi, en de wenkbrauwfronsende, verbeten bruidegom naast haar, bij hem hadden achtergelaten. Dit tafereel was voor hem een symbool van alle ongelukkige huwelijken ter wereld, en hij had een gevoel, alsof hij jacht moest maken op dien bruidegom en hem ter verantwoording roepen voor de radèlooze droefheid van zijn bruid. Altijd zou hij zich die spontane gewaarwording van opluchting en blijdschap herinneren, die hij gevoeld had, toen hij voor 't eerst hoorde, dat zij verdwenen was — gevlucht — ontsnapt. Hij kon het bij zichzelf niet anders noemen dan een gelukkige ontsnapping, al wist hij ook nog zoo weinig van de menschen, die medespelers waren in de kleine tragedie, waarbij hij toeschouwer was geweest. Uur na uur zat hij in den trein, die door het zwarte donker spoorde, en vroeg zich af, wat het einde zou zijn van dit wonderlijk avontuur. Waarom was hij eigenlijk gegaan ? Omdat hij wist, dat hij gaan móest. Dat had hij gevoeld vanaf het oogenblik, dat James Ryan hem de advertentie had laten zien. Niet, dat hij ooit van plan was geweest, die ellendige belooning te verdienen. Maar zijn aangeboren ridderlijkheid had gesproken; hij had den wensen voelen opkomen, haar te helpen bij haar pogen, zich te blijven verbergen. Het was toen natuurlijk maar een dwaze wensch geweest, zonder eenige kans op vervulling, maar toen de kans hem geboden werd, haar werkelijk te vinden en haar te vragen, of hij haar met iets kon helpen, wist hij dadelijk, dat hij gaan zou — al moest het hem al zijn vooruitzichten, al zijn tijd en zijn laatsten cent kosten. Hij wist, dat hij dat meisje móest gaan opzoeken ! De gedachte, dat het eenige schild tusschen haar en degenen, die haar ongeluk wilden, de discretie van een onontwikkeld meisje als Jane Carson was, deed 117 DE GEVLUCHTE BRUID hem huiveren van bezorgdheid voor haar. Hoe eerder iemand met verstand van zaken en verantwoordelijkheidsgevoel zich tot haar beschikking stelde, hoe beter het voor haar was. De vragen, die hij dien middag aan verschillende menschen gesteld had, hadden hem nog meer geopenbaard dan hij reeds vermoedde omtrent het karakter van den bruidegom, die hem op 't eerste gezicht al zoo onsympathiek was geweest. Dit alles ging hem door het hoofd tusschen de korte, onrustige oogenblikken van slaap in den schommelenden wagen. Zou hij haar vinden aan het opgegeven adres ? Zou hij haar herkennen van het korte moment, dat hij haar in de volle kerk had gezien? Hoe wist hij, dat dit alles niet een van te voren beraamde opzet was om hem in moeilijkheden te brengen ? Hij moest voorzichtig te werk gaan, onder geen voorwaarde iets overijlds doen en niets beloven, vóór hij alles omtrent haar te weten was gekomen. Toen de morgen aanbrak, was hij buitengewoon zenuwachtig — iets, wat volstrekt niet te pas kwam voor den zoon en kleinzoon van beroemde advocaten, bekend om hun rustige vastberadenheid onder alle omstandigheden. Dat was misschien de reden, waarom het kleine incident met Abi Gaje hem zoo geweldig irriteerde. Hij voelde, dat deze reis op zichzelf reeds een waagstuk was. Hij was allerminst van plan, zijn identiteit of 't doel van zijn komst te onthullen aan dit onsympathieke oude mannetje. Het kleine grijze huisje zag er precies uit, zooals Jane het beschreven had. Kleine Emily deed op zijn kloppen de deur open en keek glimlachend naar hem op met haar schuchtere blauwe oogen. Hij voelde zich aangenaam verrast, zonder te weten, waarom ; hij had zich niet voorgesteld, dat er in Jane's familie zooiets teers en bedeesds te vinden zou zijn. Ook de 118 DE GEVLUCH*TE BRUID moeder was een verrassing, toen ze kwam aanloopen tut de keuken, haar golvend grijs haar met de hand wegstrijkend van haar gerimpeld voorhoofd, en een paar intelligente donkere oogen, die herinnerden aan die van Jane, onderzoekend naar hem opsloeg Moeder scheen geenszins verlegen of bedremmeld. Ze scheen hem stilzwijgend te taxeeren, om uit te maken, of ze al of niet toeschietelijk tegen hem zou zijn. ,Ja, ik kreeg vanmorgen een telegram van Jane" — ze keek hem nog steeds doorborend aan, om te zien of ze mets verdachts of ongunstigs aan hem kon ontdekken. „Komt u binnen," voegde ze er toen afgemeten aan toe. Hij werd niet in de huiskamer gelaten, maar verwezen naar een van de beste gepolitoerde stoelen in den „salon", zooals ze het kleine ongebruikte voorkamertje noemden. Hij voelde zich buitengewoon slecht op zijn gemak. Te denken, dat hij Elisabeth btanhope m een omgeving als deze moest zoeken 1 Als ze hier ooit geweest was, moest ze bepaald nog sneller weer zijn weggevlucht dan ze uit de kerk ontsnapt was op haar bruiloftsavond. Moeder begon hem een soort verhoor af te nemen — hij moest een heele lijst vragen beantwoorden, voor ze zelfs ook maar wilde toegeven, dat ze wel eens ooit gehoord had van een meisje, dat Lizzie Hope heette. Tenslotte dacht hij aan den brief van haar dochter, en reikte haar dien over. „Wel," zei ze tenslotte, nog maar half gerustgesteld, „ze is hier op 't oogenblik niet. Ik heb haat weggestuurd, toen ik bericht kreeg, dat u komen zoudt. Ik wist nog niet zeker, of u me wel zoudt aanstaan, en dan was 't de groote vraag geweest, of ik naar wel bij u zou hebben willen laten." ..Dat is prachtig, juffrouw Carson," zei hij harte» 119 DE GEVLUCHTE BRUID lijk met onvervalschte bewondering in zijn stem. , Ik' ben blij, dat ze iemand heeft om op haar te passen, die zóó voorzichtig is, en niet over één nacht ijs gaat. Uw dochter zei me, dat ze op een goede, veilige plaats was, en ik begin nu te begrijpen, wat ze daarmee bedoelde." . , ,, . Toen verzachtte zich de strenge mtdrukking om moeder Carson's mond, en ze stuurde Bob uit om het meisje te halen. „Bent u een vriend van haar ? vroeg ze, hem scherp opnemend. . „Neen," zei Ruttgers. „Ik heb haar in t geheel nog 'maar één keer gezien. Zij kent me niet eens. „Bent u een vriend van haar — familie ? „Oh neen 1" .„ '„Of misschien een ver familielid van haar? Moeder moest met alle geweld méér van hem weten. „Neen. Tot mijn spijt niet. Ik woon nog maar sinds' kort in de stad, waar zij haar geheele jeugd heeft doorgebracht. Ik heb daar juist een kantoor geopend, en wacht daar nu op de cliënten, die niet k°men; Hij verbaasde zich over zijn eigen openhartigheid jegens deze eenvoudige vrouw. „En waar was u voor dien tijd ?^ U was toch zeker niet pas klaar met studeeren ?" I Hij zag, dat ze zich bezorgd afvroeg, of hij wel genoeg ervaring had om haar beschermelinge werkelijk van dienst te zijn. . .. „Neen, ik heb de laatste drie jaren in Frankrijk doorgebracht!" „Aan het front?" De pupillen van haar oogen verwijdden zich. „Ja, in de vuurlinie zelfs," antwoordde hij, verwonderd, dat deze vrouw daar zooveel belang in stelde, nu de oorlog toch voorbij was. 120 DE GEVLUCHTE BRUID „En u bent ongedeerd teruggekomen!" zei ze langzaam, terwijl ze hem met een soort weemoed aanzag. „Mijn jongen werd doodgeschoten op den eersten dag, dat hij aan een aanval deelnam." „O, wat doet me dat leed voor u," zei Ruttgers zachtjes, terwijl hij plotseling een brok in zijn keel voelde. Juffrouw Carson streek tersluiks met haar hand over de oogen en trachtte weer opgeruimd te kijken. Ruttgers wenschte, dat hij iets te zeggen wist om haar op te beuren. „Je voelt je bijna schuldig," zei hij eindelijk, terwijl hij met de punt van zijn schoen het patroon van het karpet natrok, „wanneer je weer gezond en wel bent thuisgekomen, terwijl zooveel arme kerels hun leven hebben moeten laten. Ik vraag me dikwijls af, waarom juist ik gespaard moest blijven." „Misschien hebt u nog een bijzondere taak te vervullen, of is er nog iets heel goeds en moois voor u weggelegd," zei juffrouw Carson met een bijna plechtigen klank in haar stem. „Maar daar zie ik Lizzie aankomen. Excuseert u, ik zal haar even tegemoet loopen en haar vertellen, dat u hier bent." ■as DE GEVLUCHTE BRUID. HOOFDSTUK XIII Met oogen, groot en wijd van angst, en een gezichtje zoo wit als een lelie, verscheen Betty in .de gangdeur en staarde hem aan. Het gaf Ruttgers een wonderlijke gewaarwording — alsof een plaatje, dat hij eens in een sprookjesboek had gezien, plotseling levend was geworden en naar hem toe kwam. Terwijl hij opstond en een paar stappen in haar richting deed, was het hem, of een vaag visioen van het kleine, ineengezakte bruidje op den vloer van de kerk nog steeds tusschen hen zweefde. Toen bemerkte hij plotseling, dat ze stond te beven. % „Toe. wees u niet bang voor me, freule Stanhope," zei hij vriendelijk. „Ik ben alleen maar gekomen om u te helpen, en wanneer u, nadat we samen gepraat hebben, liever zoudt wenschen, dat ik me in 't geheel niet met uw zaken bemoeide, zal ik dadelijk heengaan, en niemand zal er ooit iets van weten. Daarop geef ik u mijn eerewoord." „Oh!" zei Betty, terwijl ze zich op een stoel het vallen. „Ik — geloof — niet, dat ik bang van u ben. Ik wist alleen maar niet dadelijk, wie u zoudt zijn — !" Ze hield op, haalde diep adem en probeerde te lachen, maar het leek meer op een snik. j(Toe — maakt u zich nu met zoo zenuwachtig, zei hij, „of ik ga dadelijk weer heen." Hij trachtte 122 DE GEVLUCHTE BRUID al zijn moed te verzamelen, en hoopte maar, dat ze niet zou flauwvallen of in tranen uitbarsten of zooiets. Wat was ze klein en hef! Haar oogen keken hem smeekend aan, met juist diezelfde hulpelooze uitdrukking die hem was opgevallen, toen ze in de kerk langs hem heen ging. Hoe kon iemand ooit hard tegen haar zijn ? »Ik — ik ben alweer heelemaal in orde," zei Betty met een gedwongen glimlachje, terwijl ze heel rechtop ging zitten. „Misschien moet ik mezelf liever eerst even wat uitvoeriger voorstellen," zei hij, terwijl hij trachtte op een luchtigen conversatie-toon te spreken. „Ik ben een advocaat, die door uw vriendin, juffrouw Jane Carson, naar u toe wordt gestuurd, om te zien, of ik u misschien van dienst zou kunnen zijn. Misschien zal het een en ander wat gemakkelijker voor u maken wanneer ik u vertel, dat, ofschoon ik nooit eerder van u gehoord had en in geen enkele relatie sta tot uw familie of vrienden, ik toevallig tegenwoordig was bij uw huweüjksplechtigheid!" „Oh!" zei Betty, doodelijk verschrikt." „Kent u mevrouw Bryce Cochrane ?" vroeg hij. „Een beetje," zei ze met een bijna onhoorbaar stemmetje. „Nu, ze is mijn nicht." „Oh!" zei Betty weer. „Haar echtgenoot was verhinderd, haar naar de kerk te vergezellen, en dus ging ik in zijn plaats met Isabel mee. Ik wist niets van uw omstandigheden, noch vóór, noch na dien avond, tot deze advertentie onder mijn aandacht kwam, en juffrouw Carson me een bezoek bracht." Betty nam de krant in haar bevende handen en keek in haar eigen oogen, die haar vanaf de voorpagina aanzagen. Toen scheen alles plotseling om haar heen 123 DB GEVLUCHTE BRUID te draaien. Ze drukte de hand tegen haar keel en klemde haar witte lippen vast opeen, terwijl ze den vreemdeling aankeek met de plotselinge ontzetting van het begrijpen. „U wilt die vijf duizend dollars hebben !" bracht ze uit, terwijl ze hem door een nevel nog maar vaag zag zitten. „O, ik heb geen vijf duizend dollars ! Op *t oogenblik niet! Maar misschien zou ik er mettertijd aan kunnen komen, als u zoo goed zoudt willen zijn, een beetje geduld te hebben, tot ik er iets op gevonden heb. O, als u wist, wat 't voor me beteekent'" Walter Ruttgers sprong ontzet op; zijn oogen gloeiden. „Die vervloekte vijf duizend dollars I" viel hij heftig uit. „Zie ik er dan uit als zóó'n soort van kerel ? Het mag u misschien heel zonderling toeschijnen, dat een volslagen vreemde zich in uw zaken zou mengen, zonder daarbij minderwaardige motieven te hebben ; maar ik zweer u, dat ik ze niet heb ! Ik kwam hier uitsluitend, omdat ik inzag, dat u zich in groot gevaar bevond, te worden opgespoord door de menschen voor wie u blijkbaar gevlucht was. Freule Stanhope, ik stond zóó, dat ik uw gezicht kon zien, toen u de kerk binnenkwam op dien avond van uw huwelijksplechtigheid ; en er was iets in uw oogen, juist vóór u neerviel, dat me deed wenschén, dien bruidegom te kunnen neerslaan en u in bescherming te nemen, tot die uitdrukking van ellende uit uw oogen zou verdwenen zijn. Ik weet wel, dat 't belachelijk was voor een vreemde, om zulke gedachten te koesteren. Maar toen ik nu zag, dat men u weer op 't spoor trachtte te komen, en mij geheel toevallig een en ander van uw omstandigheden werd medegedeeld, zonder dat ik er naar gevraagd had, zou ik geen man hebben moeten zijn om niet naar u toe te komen en u mijn ^24 DE GEVLUCHTE BRUID diensten aan te bieden. Ik ben allesbehalve een beroemd advocaat, zelfs geen veelbelovend, zooals uw juffrouw Carson schijnt te denken, maar ik ben een man met het hart op de juiste plaats, naar ik hoop; bereid, elke vrouw, die zich in gevaar bevindt, te beschermen. En als zulks met u het geval is, ben ik tot uw beschikking. Wenscht u dat echter niet, dan behoeft u het slechts te zeggen, en dan zal ik den eersten trein naar huis nemen en zwijgen als het graf 1" Hij wierp een blik op zijn horloge, zonder er eenig idee van te hebben, wat het aanwees, of wanneer de eerstvolgende trein vertrok. Hij zag er erg groot en sterk en gebiedend uit, zooals hij daar in zijn volla lengte stond opgericht, waardig haar antwoord afwachtend; en Betty keek naar hem op als een kind en voelde, dat ze hem vertrouwen kon. „O, alstublieft — vergeef me!" riep ze. „Ik heb aldoor al zoo'n doodsangst uitgestaan, sinds Bob ma kwam halen. Ik kon me niet voorstellen, dat uw komst iets goeds beteekende, omdat ik niemand op de wereld kende, die me zou willen helpen." „Juist!" zei Walter Ruttgers met een brok in zijn keel, terwijl hij ging zitten om zijn ontroering te verbergen. „Beschouwt u mij als een vriend, en beschikt u vrij over me." „Dank u," zei Betty, diep ademhalend, en pogend haar tranen terug te dringen. „Ik ben bang, dat er geen mogelijkheid bestaat om mij te helpen, maar ik ben toch blij, een vriend te hebben, en 't spijt me erg, dat ik zoo onhebbelijk was." „U bent volstrekt niet onhebbelijk geweest j het was heel natuurlijk, dat u zoo reageerde op mijn onbeholpen optreden," protesteerde hij, terwijl hij naar de bekoorlijke haargolven keek, die langs haar smalle wangen hingen. „Maar er is altijd wel een weg. 125 DE GEVLUCHTE B R U I D om menschen, die in moeilijkheden yerkeeren, te helpen, en ik ben hier gekomen om uit te vinden, welke die weg in uw geval is. Denkt u, dat u me genoeg zoudt kunnen vertrouwen om me alles precies te vertellen ? Juffrouw Carson scheen niet veel te weten, of misschien voelde ze zich niet gerechtigd, veel te zeggen." , „Ik heb haar niet veel verteld, zei Betty, haar viooltjes-oogen opslaand. „Ze was tenslotte óók een vreemde voor mij, begrijpt u." „Wel, ik mag in ieder geval wel zeggen, dat ze u van harte is toegedaan en het verbazend goed met u meent; en ze heeft heel verstandig gehandeld. Ze nam méér voorzorgen, dan een oude detective zou gedaan hebben. Ze vertelde me alleen, dat er menschen waren, die u trachtten te dwingen, een man te trouwen, dien u niet trouwen wilde. Is dat juist ?" Betty rilde onwillekeurig en een blos steeg naar haar bleeke wangen. „Het khnkt erg vreemd," zei ze, „en 't moet wel lijken, alsof ik heelemaal geen karakter en eigen wil had — maar 't is zoo. Niemand kan het begrijpen, die niet met den heelen toestand op de hoogte is, en niet al die jaren zelf alles heeft doorgemaakt. Ik begrijp het soms zelf niet goed. Ik zal u mijn heele geschiedenis vertellen. Ik dacht altijd, dat ik het nooit zou kunnen, omdat vader 't zoo vreeselijk gevonden zou hebben, als ik bekend maakte, hóe ze waren. Maar ik geloof, dat hij 't in dit geval niet zou afkeuren." „Hij zou het zeker niet afkeuren, freule. Ik heb gehoord, dat uw vader een zeldzaam hoogstaand man was, met strenge beginselen. Ik ben overtuigd, dat hij u van ganscher harte gelijk zou geven, wanneer u zich tot iemand wendt om raad in deze moeilijkheden. 126 DE GEVLUCHTE BRUID U weet, dat geen vrouw ooit gedwongen kan worden een man te trouwen tegen haar wil." „Ook niet, wanneer het de laatste wensch van haar vader was ?" „Zeer zeker niet. Freule Stanhope, hield uw vader van u ?" „O, dat weet ik onomstootelijk zeker. Hij was de beste vader, die er maar bestond. Ik heb dikwijls gedacht, dat hij 't nooit van me verlangd zou hebben, als hij had beseft, wat 't voor me was —" „Heeft hij u ooit tijdens zijn leven een dergelijken wensch te kennen gegeven ?" „Nooit! Dat is juist het vreemde. Maar ik kan beter bij het begin beginnen." „Dat zou zeker het beste zijn, als 't u niet te zwaar valt." Betty klemde haar smalle handjes vast ineen en begon: „Mijn eigen moeder stierf, toen ik nog een heel klein meisje was, zoodat vader en ik alles voor elkander waren. Hij placht me zelf mijn lessen te overhooren, en lette er altijd zorgvuldig op, wat voor soort gouvernantes ik had. Hij was vader en moeder tegelijk voor me. Toen ik tien jaar oud was, stierf mijn gouvernante plotseling, terwijl vader op een zakenreis was, en een van onze buren was erg vriendelijk voor me; ze kwam af en toe overloopen om het oog op de dienstboden te houden en nam mij voor een paar dagen bij zich in huis, tot vader terug kwam. Ze had een zuster, die weduwe was, te logeeren, een nog jonge vrouw, en heel mooi. Tenminste, tóen vond ik haar mooi, en ze verwende me erg, zoodat ik haar heel aardig ging vinden, hoewel ik op 't eerste oogenblik een soort van afkeer voor haar had gevoeld. Nadat vader weer terug was, bleef ze iederen dag 127 E GEVLUCHTE BRUID overwippen om wat met me te spelen, terwijl hij op kantoor was, en hij was haar dankbaar, dat ze zich zooveel aan mij liet gelegen liggen. Toen kwam hij er achter, dat ze in moeilijkheden was; ze had haar geld verloren of iets dergelijks, en zocht een betrekking als gouvernante. Hij richtte het zóó in, dat ze mijn gouvernante werd, en ze kwam voorgoed bij ons in huis. Maar na dien tijd scheen 't, alsof ik niet zooveel meer aan mijn vader had als vroeger, want ze was er altijd bij. In 't eerst vond ik dat niet zoo erg, want ze was erg aardig voor me, en verzon altijd dingen om me prettig bezig te houden. Ze wist mijn vader over te halen, allerlei duur speelgoed en boeken en spelletjes voor me te koopen, en de prachtigste kleeren, en natuurlijk was ik daarmee in mijn schik. Zoowat een jaar later trouwde mijn vader met haar, en eerst leek 't me heerlijk, een echte moeder te hebben. Maar al gauw merkte ik, dat ze 't liefst alleen met mijn vader was, en mij er niet graag altijd bij had. 't Viel me wel hard, 't gezelschap van mijn vader zooveel te missen, maar mijn stiefmoeder hield me bezig met allerlei andere dingen, en daar ik nog zoo jong was, wende ik er wel wat aan. Maar eens op een dag kwam er een brief. Ik herinner me, dat die werd binnengebracht, terwijl we aan 't ontbijt zaten, en mijn vader werd heel bleek en zag er streng uit, toen hij hem gelezen had, en reikte hem over aan mijn moeder en vroeg, of 't waar was, wat er in stond. En toen begon zij te huilen en stuurde me van taf ei. Ik kwam een paar dagen later te weten, dat mijn stiefmoeder twee zoons had, allebei ouder dan ik, en dat ze dat nooit aan mijn vader verteld had. Het was uitgekomen, doordat ze op de kostschool, waar ze waren, iets hadden uitgevoerd, wat weet ik 123 DE GEVLUCHTE BRUID niet; maar er was een groote som geld noodig om de aangerichte schade te vergoeden. Mijn vader was diep gegriefd, dat ze dat alles al dien tijd voor hem verborgen had gehouden. Ik hoorde dat alles van de dienstboden, die er over praatten, wanneer ze dachten, dat ik niet in de buurt was. Dagen en dagen lang sprak mijn vader aan tafel nauwelijks een woord, en als ik hem aankeek, had ik 'n gevoel, alsof ik in tranen moest uitbarsten ; hij zag er zoo streng en toch zoo treurig uit. Mijn stiefmoeder bleef meestal in haar kamer en zag eruit of ze veel schreide. Maar na een paar weken ging alles weer vrijwel zijn gewonen gang ; alleen bleef mijn vader er treurig en gedrukt uitzien. Er werd ook heel wat over en weer gepraat over de zoons van mijn stiefmoeder ; zij en vader voerden er lange gesprekken over, waarvan ik maar brokstukken opving. En toen kwamen ze eens op een dag plotseling aan, om voorgoed bij ons te blijven wonen. Er was weer iets voorgevallen op de school, waar ze waren, zoodat ze er met langer mochten blijven. Ik kan me nog heel goed den eersten avond herinneren, dat ze bij ons aan tafel aten. 't Was, of er een dreigend onweer in de lucht hing, dat maar niet losbrak. Iedereen trachtte beleefd en vriendelijk te zijn, maar er was iets onheilspellends in de heele atmosfeer. Alleen de twee jongens zelf schenen er niet veel van te voelen. Ze namen alles aan, alsof 't vanzelf sprak, alsof ons huis altijd het hunne was geweest ; en ze gedroegen zich niet erg beleefd. Mijn vader scheen dat niet te kunnen verdragen; hij keek hen zóó streng aan, dat ik er bang van werd en bijna niet eten kon." Gedurende haar verhaal zat Ruttgers met hoffehjk-afgewenden blik, alsof hij haar zijn tegenwoordigheid niet meer wilde opdringen dan strikt noodzakelijk De gevluchte bruid 1^9 DE GEVLUCHTE BRUID was. Plotseling scheen ze zich echter zijn aanwezigheid te herinneren; het was, alsof ze uit een droom ontwaakte. „Neemt u me niet kwalijk," zei ze, en streek met de hand over de oogen. „Ik heb dat alles nog nooit aan iemand ter wereld verteld, en ik vergat, dat u zich onmogelijk kunt interesseeren voor al die détails !" „Och toe, denkt u dat niet. Ik stel belang in alle détails, die u zoo goed wilt zijn, me te geven. Dat alles te zamen vormt den achtergrond voor de waarheid, die ik zoek," zei Ruttgers. „Ik stel het juist ten zeerste op prijs, dat u me alles zoo uitvoerig wilt vertellen." Betty wierp hem een dankbaren blik toe, en zag, dat zijn eerlijk gezicht een innige sympathie uitdrukte. Met nieuwen moed ging ze voort: „De oudste jongen heette Bertrand, en hij was allesbehalve knap. Hij was erg groot en hoekig, en struikelde altijd over 't een of ander. Hij had kleine, fletse oogen en bijna geen kin. Zijn tanden staken vooruit en zijn haar was heel licht, en erg dun en steil. Zijn moeder scheen nooit veel om hem gegeven te hebben, zelfs niet, toen hij een kleine jongen was. Ze schold altijd op hem bij de minste aanleiding, en dikwijls had ik erg medelijden met hem, hoewel ik hem nu niet bepaald sympathiek vond. Hij was niet bepaald onvriendelijk voor me. We konden vrij goed samen opschieten, hoewel ik nooit veel met hem te maken had. De andere jongen, Herbert, was knap, evenals zijn moeder, alleen heel donker, met zwart, krullend haar, zwarte brutale oogen en een vollen, rooden, wreeden mond. Zijn moeder verafgoodde hem eenvoudig, en hij wist dat heel goed. Hij kon letterlijk alles van haar gedaan krijgen. Hij placht Bertrand 130 DE GEVLUCHTE BRUID over te halen tot allerlei kattekwaad, dat hij zelf niet durfde te doen, omdat hij wist, dat vader voor Bertrand nooit zoo streng was als voor hem. Want vader moest van Herbert niets hebben, en dat was ook geen wonder. Hij scheen maar niet te kunnen beseffen, dat hij niet de eigenaar was van het huis. Hij nam maar alles wat hem aanstond voor zijn eigen gebruik, zelfs vaders meest geliefkoosde bezittingen, en brak ze dan soms in een driftbui kapot, zonder later ook maar te zeggen, dat 't hem speet. Hij praatte erg oneerbiedig over yader en zelfs tégen hem, en gedroeg zich zoo, dat de dienstboden om hém weggingen. Elke paar dagen was er een vreeselijke scène over 't een of ander, dat Herbert gedaan had. Ik herinner me, dat hij eens geld uit vaders brandkast nam en voor zichzelf besteedde, en dat vader allerverschrikkelijkst boos werd. Natuurlijk was ik toen nog maar een klein meisje, en ik wist niet alles, wat er omging. Daar zorgde vader wel voor. Hij paste beter op me dan ooit, maar hij keek altijd treurig, als hij me goedennacht kwam kussen. „Herbert schepte er een bijzonder genoegen in, mij te kwellen," ging ze voort, met een vage, droeve uitdrukking in haar oogen, alsof ze onaangename herinneringen wakker riep. Ze zag de gespannen uitdrukking niet op Ruttger's gezicht en lette niet op zijn onderdrukten uitroep van boosheid. Ze ging voort: „Hij was er achtergekomen, dat ik erg bang ben voor meikevers." Een glimlachje trilde om Betty's lippen. „Ik wilde hem de voldoening niet gunnen, me te hooren schreeuwen ! Toen ving hij slakken en stopte die in mrjn bed, of hij deed een heeleboel oorwurmen in mijn hoed, zoodat ze in mijn haar kwamen als ik hem opzette. Het waren natuurlijk maaT dwaze dingen, maar hij was een voortdurende nachtmerrie voor me. Soms 131 DE GEVLUCHTE BRUID bond hij een draad dwars over de bovengang, waar ik langs moest, als ik 's avonds naar mijn kamer ging, en wanneer ik dan viel, kwam ik met mijn handen op een verzameling slijmerige padden terecht — in het donker, want hij slaagde er altijd in, het licht juist te laten uitgaan als ik viel. En zoo, waren er honderden dingen — waarom zal ik ze allemaal opsommen? Zoo'n soort van jongen was hij. En omdat hij wist, dat mijn vader dol op me was, en hèm niet kon uitstaan, bedacht hij alles om mij in 't geniep te kwellen. Ik kón bet mijn vader niet vertellen, omdat hij altijd zoo treurig keek, als hij de jongens moest straffen, en mijn stiefmoeder hem dan de vreeselijkste scènes maakte. Op een dag kwam vader er juist aan, toen Herbert me gevangen had en probeerde, mijn krullen af te knippen. Ik gaf niet veel om die krullen, maar ik wist, dat vader er erg op gesteld was. Ik begon te schreeuwen. Herbert greep me zóó vast. dat ik dacht, dat ik zou sterven van pijn, en kneep zijn groote vingers om mijn hals tot ik bijna stikte en geen geluid meer kon geven." Ruttgers klemde zijn handen ineen tot zijn knokkels wit werden en deed een uitroep hooren, maar Betty lette er niet op: „Er kwam toen een ellendige tijd, en tenslotte werd ik naar kostschool gestuurd, een heel eind van huis, en daar bleef ik verscheidene jaren. Vader kwam me altijd elke week opzoeken, en bleef minstens een paar uur, en dan hadden we 't heerlijk samen weer als vanouds! Soms, in de vacanties, bracht hij mijn stiefmoeder mee; ze had dan altijd mooie cadeautjes bij zich, en lachte tegen me en liefkoosde me ; en ze zei, dat ze me toch zoo miste, en dat ik aan mijn vader moest vragen, of ik weer thuis mocht komen en in de stad schoolgaan. Maar dat deed ik nooit, omdat ik zoo 132 DE GEVLUCHTE BRUID bang wa9* van Herbert. Toen ik ouder werd, had ik den vreeselijksten afschrik van hem. Maar eindelijk kwamen vader en moeder weer eens samen bij me, en zeiden, dat ze me thuis wilden hebben. Mijn stiefmoeder ging met me mee naar mijn kamertje en zei me, dat ik niet meer bang behoefde te zijn van Herbert, want dat hij nu bijna heelemaal volwassen was en totaal veranderd, en dat hij erg aardig voor me zou zijn. En het zou mijn vader zooveel pleizier doen, als de heele familie weer prettig bij elkaar was. Ik geloofde haar, en zei tegen vader, dat ik graag meeging. Hij scheen erg gelukkig, en zoo kwam ik weer thuis. De jongens waren allebei van huis, toen ik kwam, en ik beleefde een paar heel gelukkige weken; enkel zag ik vader nooit alleen. Mijn stiefmoeder was er altijd bij, zelfs als we wilden gaan wandelen. Maar ze was vriendelijk, en ik probeerde mij erin te schikken. Toen werd ik op een keer midden in den nacht wakker van 't geluid van stemmen, en begreep, dat de jongens terug waren gekomen van 't kampeeren. „Ik bemerkte, dat 't volkomen waar was, dat Herbert volwassen geworden en veranderd was. Hij trachtte me niet meer te plagen en te kwellen, hij poogde me 't hof te maken, en dat was nog heel wat erger. Ik was nog maar een kind, nog geen vijftien. Het vervulde me met afschuw, en nadat hij me eens in 't donker had vastgegrepen en getracht, me te kussen, vioeg ik aan vader, om me toch maar weer naar kostschool terug te laten gaan. Ik kan me nog herinneren, hoe treurig hij me aankeek, alsof 't hem door 't hart sneed, dat ik dat vroeg. „Dat was voor 't laatst, dat ik samen met vader thuis was," zei ze, pogend, het beven van haar lippen te bedwingen. „Hij bracht me naar kostschool terug, en kwam me daar nog driemaal opzoeken, hoewel DE GEVLUCHTE BRUID met langer tusschenpoozen dan vroeger. Den laatsten keer sprak hij heel mooi en ernstig met me over de toekomst: dat ik altijd moest trachten, den rechten weg te gaan en goed te zijn voor hen, met wie ik samen leefde, en tenslotte vroeg hij me, hem te vergeven, als hij ooit iets gedaan had, dat me leed en verdriet gebracht had. Natuurlijk zei ik, dat daar nooit, nooit sprake van was geweest. En toen zei hij, dat hij hoopte, dat ik niet te hard over hem oordeelde, omdat hij hertrouwd was en die twee jongenj in mijn leven had gebracht. Ik zei, dat dat allemaal wel in orde zou komen ; dat ze op een goeden dag een eigen werkkring zouden zoeken en het huis uitgaan, en dat hij en ik dan weer altijd samen zouden zijn. Hij mompelde half voor zich heen iets over hen, dat bijna klonk als een vloek. Toen vroeg hij me nogmaals om hem te vergeven, en hij kuste me en giug heen. Hij werd doodziek vlak nadat hij thuis kwam, en ze heten me nergens iets van weten, vóór hij dood was. Natuurlijk ging ik naar huis voor de begrafenis, maar ik bleef er niet; ik kon niet. Ik ging alleen naar kostschool terug. Mijn stiefmoeder was heel aardig voor me geweest, maar ze zei, dat ze wist, hoe 't mijns vaders wensch was, dat ik mijn schooljaar zou afloopen. Toen de vacantie aanbrak, was ze op reis voor haar gezondheid. Ze schreef me een mooien brief : dat ze me zoo miste, en dat ze me zoo noodig had in haar groot verlies, en dat ze hoopte, dat we den volgenden zomer allen weer samen zouden zijn; maar ze bleef twee jaar op reis, en het derde jaar ging ze naar Californië. Ik werd naar een andere kostschool gestuurd, en omdat mijn eigen meening niet gevraagd werd, en er niets aan te doen scheen, ging ik. Telkens als ik iets anders wilde voorstellen, schreef mijn stiefmoeder mij, om te zeggen, dat 't haar erg speet, maar io4 DE GEVLUCHTE BRUID dat mijn vader zeer scherp omlijnde voorschriften omtrent mij had achtergelaten en dat ze slechts poogde, zijn wenschen ten uitvoer te brengen. Ze kende me goed genoeg om er zeker van te zijn, dat ik alles zou willen doen, wat hij voor mij besloten had. En dat was natuurlijk ook zoo." Ruttgers wierp haar een blik vol sympathie toe, stond op, en begon langzaam het kleine vertrek op en neer te loopen. V}5 DE GEVLUCHTE BRUID Y HOOFDSTUK XIV „Pas in 't afgeloopen voorjaar liet ze me thuiskomen," ging Betty voort, „en verzekerde me honderd maal, hoe ze naar me verlangd had, en dat haar gezondheid nu weer heelemaal in orde was, en dat ze een echte moeder voor me zou zijn, en me de wereld zou laten zien, zoodat ik een heerlijken jongemeisjestijd zou hebben. Ze nam me van de eene badplaats mee naar de andere. Het was natuurlijk wel prettig, na al die jaren op een kostschool opgesloten te zijn geweest, maar ze hield me aldoor vlak bij zich, en ik leerde alleen de menschen kennen, die zij uitkoos. Het viel me op, dat dat altijd ouderen waren, nooit menschen van mijn eigen leeftijd, en zeker geen jonge mannen. Al dien tijd praatte ze maar met me over „dien lieven Herbert", en vertelde me, hoe allercharmantst hij geworden was. Eindelijk kwam hij, en den allereersten avond, dat hij er was, begon hij me te pressen, met hem te trouwen. In 't eerst was hij erg voorkomend en vloog voor me, wanneer ik maar een vinger verroerde, en ik dacht bijna, dat zijn moeder gelijk had gehad met te zeggen, dat hij zoo veranderd was. Maar toen ik hem zei, dat ik hem niet liefhad, en nooit met hem kon trouwen, kwam er een uitdrukking op zijn gezicht, die me deed rillen ; en ik hoorde hem tegen zijn moeder zeggen, dat ik een koppige idioot was, en dat hij me 136 DE GEVLUCHTE BRUID zou brèken, als hij goed en wel met me getrouwd was. Daarna kwam zijn moeder bij me, en huilde erg, en verweet me, dat ik Herbert's hart gebroken had, dat hij het nooit te boven zou komen en door mijn schuld ten gronde zou gaan. Het was eenvoudig ellendig, en ik wist niet, hoe ik 't verdragen moest. Ik begon me af te vragen, waar ik heen zou kunnen gaan. Ik had natuurlijk nooit geleerd, mijn brood te verdienen, dus ik zag geen kans, met goed gevolg de wijde wereld in te trekken." „Hadt u dan in 't geheel geen geld ?" onderbrak Ruttgers haar plotseling. „O ja," zei ze, „ik had altijd zakgeld in overvloed, maar als ik ergens heen ging, waar ze me niet konden vinden, zou dat natuurlijk ophouden." „En waar kwam uw geld vandaan ? Was het een toelage van uw stiefmoeder, of het uw vader 't u na, of wat — ?" „Ik weet het niet precies," zei Betty bedrukt. „Ik heb nooit veel van onze geldzaken geweten. Als ik er naar vroeg, scheepten ze me altijd af, en zeiden, dat ik nog te jong was om al met zakelijke aangelegenheden te worden lastig gevallen; ze zouden me alles wel uitleggen, wanneer ik meerderjarig werd. Mijn stiefmoeder deed erg haar best, om me zoo lang mogelijk klein en jong te houden. Ze zei, dat 't mijns vaders wensch was geweest, dat alle zorg me bespaard zou blijven tot ik meerderjarig werd. Maar er wonen een paar zaakwaarnemers in Boston. Dat weet ik, omdat ik hun eens of tweemaal per jaar moest schrijven. Mijn stiefmoeder stond daar erg op. Ik heb een vaag idee, dat het oude vrienden van mijn eigen moeder waren, maar hoe ik daaraan kom, weet ik niet. Vader vertelde me eens, dat moeder me meer dan genoeg had nagelaten om geheel onbezorgd te kunnen leven, zelfs *37 DE GEVLUCHTE BRUID zónder wat hij me zou nalaten — dus weet ik zeker, dat ik genoeg zal hebben om u alles te vergoeden, wanneer ik er eerst maar eens de beschikking over heb." . „Denk toch niet aan mij I" riep hij uit.,„Wat moet 't verschrikkelijk voor u zijn geweest, u geheel alleen in zoo'n situatie te bevinden! Was er niemand, tot wien u zich om raad en hulp kondt wenden ?" „Neen, niemand aan wien ik 't zou hebben durven vertellen. Ziet u, in zekeren zin was mijns vaders eer ermee gemoeid. Ze was zijn vrouw, en ik weet zeker, dat hij van haar gehouden heeft — althans in het begin — en ze was werkelijk heel goed voor me, behalve dan wanneer 't ging om haar zoon." „Ik vrees, dat ik 't niet met u eens kan zijn !" zei hij nadrukkelijk. „Ik geloof, dat ze alleen maar een handige actrice was. Maar neemt u me niet kwalijk, gaat u voort." „Op 't laatst, toen alles zoo ellendig werd, dat ik begon te denken, dat ik tóch maar op de een of andere manier moest zien weg te komen, kwam mijn stiefmoeder op een morgen in mijn kamer en sloot de deur achter zich af. Ze had gehuild, en zag er erg zacht en deerniswekkend uit. Ze zei, dat ze me iets te vertellen had. Ze had geprobeerd, het te vermijden, want ze was bang, dat 't me erg van streek zou brengen en me misschien harde gevoelens doen koesteren jegens mijn vader. Ik zei haar, dat dat een onmogelijkheid was. Toen vertelde ze mij, dat mijn vader haar op zijn sterfbed bij zich had geroepen, en haar medegedeeld^ dat 't zijn wensch was, dat ik een van haar zoons zou trouwen; hij wilde, dat zij me dat zou vertellen. Hij voelde, dat hij hun onrecht had gedaan, door hen zoo bij rmj achter te stellen, en meende, dat ik dat weer zou kunnen goed maken door met een van beiden te 138 DE GEVLUCHTE BRUID trouwen. Mijn stiefmoeder zei, dat, toen ze zag, hoe die lieve Herbert me verafgoodde, ze gehoopt had, dat 't haar vanzelf bespaard zou blijven, mij dit alles te vertellen, maar nu ik hem niets geen hoop wilde geven, voelde ze zich verplicht, mij die boodschap van mijn vader over te brengen. Toen gaf ze mij een papier, waarop letterlijk hetzelfde stond, wat ze mij gezegd had, en dat door mijn vader met zijn eigen handteekening onderteekend was." „Was het papier geschreven of getypt ?" vroeg Ruttgers. „Ik geloof getypt, maar de onderteekening was heel zeker die van mijn vader. Daarin kon ik me onmogelijk vergissen, en hij kon onmogelijk iets onderteekend hebben, dat hij niet meende." Betty zuchtte, alsof ze dit alles al vaak overdacht had, zonder een oplossing te vinden. „Het is anders heel goed mogelijk, dat hij dat gedaan heeft, terwijl hij ijlde, of toen hij te ziek was om iets te beseffen." „O, denkt u dat heusch ?" Betty keek hem hoopvol aan. „Het lijkt zoo vreeselijk, om vaders laatsten wensch niet te vervullen." „Er is niets vreeselijker, dan de gedachte, dat u zoudt kunnen gebonden worden aan dat — beest!" zei Ruttgers met plotselinge heftigheid. Betty keek hem dankbaar aan en ging voort: „Ik was eenvoudig buiten mezelf. Ik kon niet denken, en vroeg mijn stiefmoeder, me een poosje alleen te laten,, maar alles werd donkerder en donkerder voor me, en ik dacht, dat ik gek zou worden. Ik kon Herbert niet trouwen, zelfs niet om mijn vader genoegen te doen. Den volgenden dag kwam Bertrand. Hij had 't zijn moeder erg lastig gemaakt om geld, en toen hij kwam, kon ik er niets aan doen, dat ik XJ9 DE GEVLUCHTE BRUID hoorde, wat ze tegen hem zeiden. Ze beschuldigden hem van alle mogelijke leelijke dingen. Ze noemden hem een schande voor de familie, en dreigden hem te laten arresteeren en nog veel meer. Eindelijk schreeuwde zijn moeder hem toe, dat ze nooit iets om hem gegeven had, en dat, als hij haar nog meer last bezorgde, ze hem zonder een cent zou achterlaten. Ik zat boven op mijn kamer, met mijn ramen open, en hoorde alles wat ze zeiden. Het maakte me ellendig, en toch had ik medelijden met Bertrand. want toen hij den vorigen keer thuis was, was hij heel aardig voor me geweest, en ik was soms in zijn buurt gebleven om Herbert kwijt te raken. We praatten dikwijls samen over onze narigheden, en trachtten elkaar op té beuren. Hij had met me te doen, maar was" zelf slap van karakter, en kon geen oplossing vinden, nóch voor hem, nóch voor mij. „Die heele dag verliep erg stormachtig. Laat in den middag gingen Herbert en Bertrand naar de kamer van hun moeder, en sloten zich daar twee uren lang met haar op; daarna ging Herbert in den auto weg, met een heeleboel koffers bij zich, alsof hij voorloopig niet terug kwam. Ik zag hem vanuit mijn raam vertrekken, en ging van pure opluchting naar beneden om een eindje te gaan wandelen, want ik was den heelen dag op mijn kamer blijven zitten, om te overdenken, wat ik doen moest. Het eenige, wat mij ervan terughield, weg te loopen, was, dat 't zoo'n familieschandaal zou worden. Mijn vader had zoo'n vreeselijken afkeer van sentimenteele publiciteit. Dus is 't heel begrijpelijk, dat ik aarzelde, iets te doen, dat hem tijdens zijn leven zoo'n schok gegeven zou hebben. Een half uur later zat ik in de schemering op een bank in den tuin, toen Bertrand naar buiten kwam en naast me ging zitten. 14< DE GEVLUCHTE BRUID Hij zag er zoo eenzaam en ongelukkig uit, dat ik mijn hand op zijn arm legde, en hem zei, dat ik vreeselijk met hem te doen had, en opeens keerde hij zich naar mij toe en zei: „Zeg Betty, waarom trouw je niet met mij? Dan kunnen ze ons geen van beiden iets maken. De wensch van je vader wordt vervuld, en Herbert kan naar je fluiten." In 't eerst schrok ik erg van dat idee, maar we praatten er een heele poos over, en hij vertelde me, hoe eenzaam hij altijd geweest was, en dat niemand ooit iets om hem gegeven had, en dat hij wel wist, dat hij niet erg aantrekkelijk was, en zoo al meer; en toen zei hij, dat we, als ik met hem trouwde, ver weg zouden gaan en op onszelf wonen, en dat hij me alles zou laten doen, wat ik wilde. Hij zou me nooit iets in den weg leggen. Als ik niet van hem houden kon, zou hij me uit den weg blijven, en zoo ging hij door, tot ik erg met hem te doen kreeg, en tenslotte begon te denken, dat dit tenslotte misschien toch het beste was, wat ik kon doen, zoowel voor hem als voor mij. Dus zei ik, dat ik 't goed vond. Het verbaasde me een beetje, dat mijn stiefmoeder het zoo kalm opnam, toen we het haar vertelden. Ze schreide een beetje, maar heel discreet, en kuste Bertrand, en zei hem, dat hij een geluksvogel was. Daarna kuste ze mij, en zei, dat ik een snoes was, en dat ze zoo gelukkig zou zijn, als 't maar niet om dien armen Herbert was. Maar daarna begonnen ze meteen aan de toebereidselen voor een grootscheepsche bruiloft, en ik het ze begaan, omdat ik nergens een anderen uitweg zag." Betty sloeg haar oogen op en ontmoette den helderen, ernstigen blik van Ruttgers, en een blos steeg haar naar de wangen. 141 DE GEVLUCHTE BRUID „Ik weet, dat u denkt, dat ik geen greintje karakter heb," zei ze ineenkrimpend. „Ik heb dat zelf honderden malen gedacht, maar heusch, ik besefte toen nog niet, wat 't voor iets vrééselijks moest zijn, te trouwen met een man, waar je niet van houdt. Mijn eenige gedachte was, alles te bespoedigen, zoodat ik Bertrand's vrouw zou zijn, vóór Herbert weer terug kwam. Ze zeiden, dat hij voor gewichtige zakenaangelegenheden was afgereisd, en iederen dag terug kon komen. Ik gaf mijn toestemming voor alles, wat ze wilden doen, eh ze richtten het allemaal precies in, zooals ze wenschten. Eén ding, dat er in die dagen gebeurde, bracht me vreeselijk van streek. Toen de uitnoodigingskaarten kwamen, nam m'n stiefmoeder ze mee naar haar kamer. Ik was te droevig gestemd om ergens veel aandacht aan te wijden. Maar den volgenden morgen kwam ik toevallig in de keuken om tusschen de papieren, die het kamermeisje uit de prullemanden had gehaald, te zoeken naar een brief, dien ik kwijt was; en daar vond ik een van de invitaties, waarbij ze zich op de enveloppe verschreven had, zoodat ze die had weggeworpen ; de ksart zat er nog in. Ik trok ze eruit, ondanks alles nieuwsgierig, hoe ze eruit zou zien, en daar las ik: mevrouw Charles Garland Stanhope noodigt u uit, tegenwoordig te zijn bij het huwelijk van mejonkvrouwe Elisabeth met den heer Herbert Hutton ! „Mijn hart stond stil. Met de kaart in mijn hand stormde ik naar de kamer van mijn stiefmoeder en vroeg, wat dat beteekende. Ze glimlachte en zei, dat het haar zoo speet, dat ik door dat gezeur van streek gebracht moest worden; dat 't een vergissing was, waarschijnlijk hieraan te wijten, dat ze zich bij 't telefonisch bestellen versproken had, omdat ze zoo vol was van 't verdriet van dien armen heven Herbert, X-t-5 DE GEVLUCHTE BRUID Zij had de kaarten terug moeten sturen en ze opnieuw moeten laten drukken. Ze wilde- me niet met iedere bagatel lastig vallen; daarom had ze 't me niet verteld. Ze was heel lief en vriendelijk en trachtte me te kalmeeren, en noemde me „Betty", zooals mijn vader altijd gedaan had, en tenslotte ging ik heelemaal getroost naar mijn kamer terug. Ze zei, dat ze altijd bezorgd was geweest, dat niemand echt genoeg van dien armen Bertrand zou kunnen houden ; hij had zóóveel behoefte aan huiselijkheid, en nu zou hij met mij zoo echt gelukkig worden. Ze zou trachten te vergeten, wat ik dien armen lieven Herbert had aangedaan en zich alleen verheugen over Bertrand's geluk. Ze praatte zoo hartelijk met me, dat ik haar kuste, iets wat ik niet gedaan had sedert den dag, dat ze met vader getrouwd was. Maar toch kwam ik den schok, dien het lezen van Herbert's naam mij gegeven had, niet goed te boven, en ik werd door sombere voorgevoelens gekweld en begon me af te vragen, of ik toch wel goed gedaan had. Den laatsten dag was ik vreeselijk terneergeslagen, en toen ik dien dag de kerk inkwam, kwam plotseling de gedachte bij mij op, dat ik tenslotte misschien tóch heelemaal niet vrij zou worden, zooals ik gehoopt had, maar dat ik daarentegen juist op 't punt stond, mijzelf voor heel mijn leven aan hen allen te binden. Ik moest daaraan denken, terwijl ik naar het altaar liep. en ik voelde een brok :n mijn keel, zooals altijd, wanneer ik bang ben, en toen keek ik op, in de hoop, dat 't zien van dien armen Bertrand me wat zou kalmeeren — en hij was heelemaal niet te zien! En vlak tegenover me, naast den dominee, wachtend om met me in 't huwelijk verbonden te worden, stond Herbert! Mijn knieën knikten onder me, en alles werd zwart voor mijn oogen, zoodat ik geen voet meer kon verzetten en me niet eens staande 1.43 DE GEVLUCHTE BRUID houden. Ik moest me wel laten vallen. Ik was niet bewusteloos, zooals ze allemaal dachten — ik hoorde en voelde alles, maar kon me niet bewegen, niet eens mijn oogen opendoen. Nadat ze me in een kamer hadden gedragen, en me wat te drinken hadden gegeven en ik weer kon ademhalen, zag ik alles opeens duidelijk vóór me. Herbert had het volstrekt niet opgegeven. Hij was van plan, me in elk geval en ondanks alles te trouwen. Hij had met opzet de uitnoodigingen met zijn naam laten bedrukken en ze waren waarschijnlijk heelemaal niet veranderd. Iedereen in die groote, stampvolle kerk verwachtte, dat ik met Herbert Hutton zou trouwen, en ik was niet van plan, het te doen ! Ik wist nog niet precies, hóe ik het zou verhinderen, maar ik voelde, dat ik móest! Ik kende Herbert goed genoeg om te weten, dat hij nu dat huwelijk zou doorzetten, al moest hij me in zijn armen ophouden tot de plechtigheid was afgeloopen. Ik zou alles wat ik op de wereld bezat, hebben willen geven, als de grond zich voor mijn voeten geopend had om mij te verzwelgen, maar ik wist wel, dat zulke overpeinzingen me niet veel verder zouden brengen * daarom deed ik mijn oogen maar weer dicht en trachtte, na te denken; en toen vroeg ik, of ze allemaal even weg wilden gaan en me met rust laten. De dokter, die meegekomen was uit de kerk, zei, dat ze dat moesten doen. Ik zal dien man mijn leven lang dankbaar zijn ! En toen ze weg waren, deed ik een deur open, waarin een sleutel stak, sloot die weer achter me af, en holde een trap af en een paadje door, dat op straat uitkwam. Dat meisje, Jane Carson, kwam juist voorbij, en ze sloeg me haar eigen mantel om en nam me mee naar haar kamer en zond me hierheen. O, 't is zoo'n weldaad voor me om hier te zijn na alles wat ik heb doorgemaakt! Denkt u, dat ze DE GEVLUCHTE BRUID" me hier weg zouden kunnen halen tegen mijn wil! ?" „Zeker niet!" zei de jonge man. „Althans niet zonder den een of anderen gemeenen streek, maar ik ben niet van plan, iemand daar de kans toe te geven ! Wat ik vragen wilde, wanneer wordt u meerderjarig ?" „Over drie weken," zei Betty bedrukt. „Zoudt u heusch denken, dat ik heelemaal veilig, zou zijn, wanneer ik meerderjarig was ?" ;,V zoudt in elk geval niet langer onder hun voogdij staan," zei de jonge advocaat, „en ze zouden geen recht meer hebben, eenige controle uit te oefenen op uw daden, tenzij u natuurlijk op eenigerlei wijze niet capabel was om uw eigen zaken te behartigen." Betty keek hem onrustig aan. „Ik heb soms gedacht, vooral sedert ik die krant zag, waarin ze suggereerden, dat ik tijdelijk ontoerekenbaar was, dat ze zouden probeeren, me in een sanatorium op te sluiten. Htrbert zou voor niets terugdeinzen. Zouden ze zooiets kunnen doen ?" „Ze zouden een dokter er toe moeten krijgen, te zweren, dat u geestelijk abnormaal waart," zei Ruttgers „Heeft hij u werkelijk Hef, denkt u, of wil hij u alleen maar om de een of andere reden in zijn macht krijgen ?" „Ja, dat eerder," zei Betty triestig. „Hij zou werkelijk niet in staat zijn, iemand anders lief te hebben dan zichzelf." „Nu, maak u nu maar nergens bezorgd over. Ik zal me dadelijk op de zaak werpen, en ik zal die menschen eens vertellen, waaraan , ze zich te houden hebben, eer we vier-en-twintig uur verder zijn. Maar eerst moet ik regelrecht naar die zaakwaarnemers van u in Boston. Kunt u me hun namen en adressen geven ?" '~ £ - • Hij haalde zijn vulpen te voorschijn, en Betty vertelde hem alles, wat hij wilde weten, dat wil zeggen, 145 DE GEVLUCHTE BRUID alles wat ze zelf wist — en plotseling was het tijd geworden voor den trein en hij haastte zich weg. Op de stoep bleef hij staan en vroeg met gedempte stem : „Kunt u zich op uw gemak voelen bij deze menschen, althans nog een paar dagen, tot ik een betere verblijfplaats voor u gevonden heb, waar u veilig zult zijn ?" „Uitstekend, dank u!" zei Betty levendig. „Ik zou nergens anders heen wenschen te gaan." „Maar het moet toch erg onaangenaam zijn voor iemand als u, voortdurend en uitsluitend te zijn aangewezen op 't gezelschap van ongeletterde, onontwikkelde menschen ?" Betty ghmlachte droomerig. „Ik geloof niet precies, dat ze dat zijn — althans niet in de beteekenis van „onbeschaafd", zei ze. „Weet u, ik heb den laatsten tijd dikwijls gedacht, dat je de beste scholen kunt afloopen, en toch innerlijk ruw en onbeschaafd blijven — maar dat je ook als 't ware geboren kunt worden met een fijnheid van gevoel "en een beschaving van geestt die opweegt tegen alle aangeleerde manieren en kennis. En dat laatste bezitten deze menschen hier. Denkt u ook niet, dat dat eigenlijk 't ware is ?" „Dat is het zeer zeker," zei Ruttgers, haar bijna eerbiedig aanziende. „En als u dat in uw omgeving gevonden hebt, moet ik toegeven, dat we voor 't oogenblik geen betere voor u zouden kunnen wenschen." 146 DB GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK XV Constance Cameron, Betty's oude kindermeid, liep rusteloos in haar schuin dakkamertje op en neer; haar rond gezicht werd bij eiken stap rooder en opgewondener. Ze was nu al verscheidene weken zoo ongeveer een gevangene — zij het een heel gewichtige — in den huize Stanhope. Maar nu was de tijd gekomen, dat zij voelde, dat er iets gedaan moest worden. Ze was rustig haar gang gegaan in het voorgeschreven, afgebakend deel van het huis, hier en daar helpend, zichzelf nuttig makend bij mevrouw, hier en daar rondsluipend met ongeloofelijke soepelheid voor zoo'n gezet persoontje. Ze slaagde erin, gewichtige gesprekken af te luisteren en weer als een schaduw te verdwijnen, vóór haar tegenwoordigheid werd opgemerkt. Ze hield zich in alles zóó op den achtergrond, dat ze bijna door allen vergeten werd, behalve door het kamermeisje Marie, die de opdracht had, op haar te letten; en ze had opgemerkt dat, wanneer ze heel vroeg in den avond veinsde naar bed te gaan, Marie's waakzaamheid verslapte en zij naar het verblijf der andere dienstboden ging, of soms zelfs er op uit trok met een of anderen aanbidder, dat wil zeggen, als mevrouw zelf óók uit was. Bij zulke gelegenheden had ze dikwijls belangwekkende onderzoekingstochten ondernomen in mevrouw's schrijfbureautje en paperassen. 147 DE GEVLUCHTE BRUID Dat ze daarmee erg buiten haar boekje ging, spreekt vanzelf, maar ze suste haar Schotsch geweten, dat haar er tot nu toe altijd streng van teruggehouden had, zich in andermans zaken te mengen, door zichzelf telkens en telkens weer vóór te houden, dat ze volkomen goed handelde, omdat ze 't toch alleen maar deed in 't belang van „dat arme kleine ding", dat van haar rechten beroofd werd. Er was een heele poos verstreken sinds haar plotselingen terugkeer in het gezin, en de berichten over Betty, die haar werden verstrekt, werden niet bevredigender. Daags na de catastrophe had mevrouw Stanhope aan het personeel uitgelegd, dat freule Betty tijdelijk overspannen en in de war was, en later, dat ze ontvlucht was uit het particuliere hospitaal, waarheen ze gebracht was, en dat zij alle pogingen in 't werk stelden om haar te vinden. In antwoord op Constance's onophoudelijk vragen had ze tenslotte den naam van het hospitaal opgegeven, waar Betty volgens haar zeggen heen was gebracht, en alles scheen vrij geloofwaardig. Maar toen de tijd verstreek en er geen bericht van het kind kwam, dat jaren aan haar zorgen was toevertrouwd geweest, werd Constance steeds rusteloozer en achterdochtig. Het was deze achterdocht, die haar heimelijk alles deed nasnuffelen, geheime laatjes deed openpeuteren, en ieder spoor van haar aanwezigheid weer deed uitwisschen, zoodra ze gevonden had, wat ze zocht. Dezen avond was haar opwinding veroorzaakt door het vinden van eenige correspondentie, die de onderteekening droeg van een man, aan wien een zekere brief was geadresseerd geweest, haar toevertrouwd door Betty's stervenden vader en haar afgenomen door zijn vrouw. Jarenlang had zij daarover getobd, en toch had ze nooit zeker geweten, dat 14Ö DE GEVLUCHTE BRUID mevrouw dien brief niet verzonden had, al kwam haar dat waarschijnlijk voor, omdat ze den inhoud kende, en mevrouws karakter had voorzien onder het met zorg gekozen masker. Maar vanavond had een korte blik in enkele der brieven haar overduidelijk bewezen, dat die menschen in Boston nooit eenig vermoeden hadden gehad van haars meesters wenschen, of ze althans, zoo zij ze kenden, schromelijk negeerden.' Nu haar achterdocht eenmaal zoo levendig was opgewekt, begon zij verder te denken. Waar was Betty? Wist haar stiefmoeder het misschien, en was ze ergens alleen en ongelukkig, werd ze misschien verwaarloosd en slecht behandeld, omdat ze weigerde te doen wat zij wilden ? Als de stiefmoeder in staat was, een gewichtigen brief te onderscheppen, was ze dan misschien niet eveneens in staat, Betty uit den weg te ruimen ? Er waren détails, die met zulk een theorie natuurlijk niet overeenstemden. Maar toch Constanee's onrust was nu eenmaal gewekt. En dan die'bespottelijke bewering, dat Betty krankzinnig zou zijn! Betty — die lieve, verstandige, rustige Betty krankzinnig! Nonsens ! Het was ondenkbaar. Als ze zich ergens in een sanatorium bevond, dan was ze daar door slinksche streken ingeraakt, en het was aan haar, Connie, te zorgen, dat ze er weer uitkwam. Ze ging naar het raam en keek naar beneden in de verlichte straat. Een paar straten verder verhief zich de toren van de kerk, waar Betty heen was gegaan om te trouwen ! En daar om den hoek was het hospitaal, waar ze volgens de beweringen van haar stiefmoeder uit de kerk heen gebracht was, en waaruit zij, naar de andere dienstboden geloofden, was ontsnapt. Terwijl ze daar naar buiten stond te staren, begon Constance een plan te vormen; ze hijgde van opwinding, terwijl ze de bijzonderheden uitdacht. Het was 149 DE GEVLUCHTE BRUID aan haar, uit te vinden,, wat er van Betty geworden was. Maar hoe kon ze weg komen, zonder argwaan te wekken ? En dat moest ze toch. Ze wist het adres, dat op den brief had gestaan, van buiten. Ze had 't zorgvuldig uit 't hoofd opgeschreven, zoodra die brief haar afgenomen was. Ze moest naar Boston gaan en den man opzoeken, aan wien hij geadresseerd was geweest, en te weten komen, of hij hem al dan niet ontvangen had. Maar ze kon niet gaan, eer ze zekerheid had, of Betty uit dat hospitaal ontsnapt was, ja of neen. Wie weet, of ze daar nog niet zat opgesloten, terwijl mevrouw dat sprookje van haar vlucht rondstrooide, en overal adverteerde met die belooning van vijf duizend dollars! In de bioscoop nog wel! Wat een schande voor de familie ! Wat zou haar goede mijnheer het verschrikkelijk hebben gevonden, dat er zóó werd omgesprongen met het portret van zijn dochter — „arm klein ding" 1 Constance trad terug van het raam met opeengeklemde lippen, liep op haar teenen naar de deur, en luisterde. Ja, dat was Brigitt, die daar de trap op kwam, zachtjes neuriënd. Het was Brigitt's uitgaansavond. Dat béteekende, dat Marie dan extra druk bezig zou zijn op de bovenverdieping. Ze moest haar kans waarnemen vóór Brigitt wegging en Marie naar boven kwam, of ze zou niet meer weg kunnen komen zonder dat Marie haar zag. Haastig zocht ze haar zijden japon, haar mantel en haar wonderlijken hoed bijeen, met haar beurs en handschoenen en bond ze in een oud schort. Toen deed ze onhoorbaar het raam open en liet ze vallen op het keukenplaatsje, in de buurt van de vuilnisbakken. Het was natuurlijk een beetje gewaagd, maar wie niet waagt, wint niet, en al het personeel zou op 't oogenbhk wel in de keuken zijn, 150 DE GEVLUCH TE BR ü I D lachend en pratend. Ze zouden wel niets hooren vallen. Ze luisterde een oogenblik gespannen, sloot het raam, stopte nog enkele kleine benoodigdheden ih haar zakken en opende zachtjes haar deur, die ze even zachtjes weer achter zich sloot. Ze liep onhoorbaar de trap af, juist alsof ze aan haar gewone werkzaamheden ging. Ze luisterde een oogenbhk aan de keukendeur, en deed toen zachtjes een zijdeurtje open, dat op het plaatsje uitkwam. Buiten in 't donker schoot ze vlug in de zwarte zijden japon, die ze over haar katoenen dienstbodenkleeren dichtknoopte, deed haar mantel en handschoenen aan, zette haar hoed op en maakte, dat ze wegkwam. Een oogenblik later stond ze in de volgende straat, met de overtuiging, dat ze dat best eens eerder had kunnen probeeren, in weerwil van de spiedende Marie. „Als ik soms weer terug wil, zeg ik doodgewoon, dat ik wat van mijn spaarboekje wou halen," giechelde ze in zichzelf, terwijl ze zich voorthaastte in de richting van het hospitaal. Toen ze het groote gebouw bereikt had, vroeg ze om de lijst te mogen inzien van patiënten, die op Betty's trouwdag waren opgenomen, en wist een vrij nauwkeurige beschrijving van ieder van hen te krijgen genoeg om de overtuiging te krijgen, dat Betty niet onder hen was. Ze stelde nog enkele andere stoutmoedig ge vragen; van een ontsnapping, van wie dan ook, was niets bekend; in geen jaren was zooiets voorgekomen, verklaarde de directrice met gekrenkten trots. Tenslotte was Constance er volkomen zeker van, dat Betty nooit in dat hospitaal was geweest. Het was nu ongeveer negen uur geworden, en ze wilde den nachttrein naar Boston nemen, die zoowat om middernacht moest vertrekken, dat wist ze. Ze nam een bus naar haar oud kosthuis, waar ze gewoond 151 D E GE VLUCHTE BRUID had sinds mevrouw Stanhope haar indertijd ontslagen had, en pakte haastig een paar benoodigdheden in. Ze verkleedde zich wat, zocht een mede-bewoonster van het huis op, die ze goed kende, en vroeg een voorschot op haar spaarboekje, dat ze haar als pand achterhet. Toen begaf ze zich naar het station. In Boston aangekomen, ging Connie Cameron niet onmiddellijk naar het kantoor der gebroeders James en George Maclean, al zocht ze hun juist adres nog eens na in het telefoon-boek, zoodra ze uit den trein stapte. Ze overwoog, dat ze het zoo vroeg in den morgen waarschijnlijk heel druk hadden, en haar niet hun onverdeelde aandacht zouden kunnen schenken. Ze was niet voor niets zestig jaar geworden. Ze kende de gewoonten van menschen van allerlei slag, en wist precies, hoe ze alles doen moest met de meeste kans op succes. Zoo gebeurde het, dat, toen ze eindelijk in het kantoor van de Maclean's gelaten werd, Walter Ruttgers, die naar Boston was gereisd in den slaapwagen van denzelfden trein, dien zij genomen had, juist opstond van een ernstige conferentie met de beide heeren. Toen zij met hun drieën uit het achterste kantoortje kwamen, zag Constance met één blik, dat de twee oudere heeren erg opgewonden en van streek schenen, en het flitste haar door het hoofd, dat ze toch nog op een ongelegen moment was gekomen. Toen viel haar oog op den jongeren man, en ze hield haar hoofd peinzend schuin, terwijl ze hem vragend aankeek. Waar had ze hem meer gezien ? Het duurde geen drie seconden of ze herinnerde het zich: hij was in de kerk geweest op Betty's huwelijksavond ; met over elkaar geslagen armen had hij tegen den muur Staan leunen. Hij was haar nog bijzonder opgevallen, omdat hij zoo beleefd was tegen een oud dametje, 152 DE GEVLUCHTE BRUID dat laat kwam. Ze had hem bestudeerd, zooals hij daar stond, en hem erg knap gevonden en bij zichzelf gedacht, dat het toch heel iets anders zou zijn, als haar kleine Betty eens zóó'n man kreeg inplaats van dien Bertrand Hutton met zijn karakterloos gezicht. Ze had eens gegluurd, wie hij bij zich had, en een diepe voldoening gevoeld, toen ze hem naar mevrouw Bryce Cochrane zag overbuigen en met haar spreken alsof hij bij haar hoorde. Hij was niet haar man, want ze kende den heer Cochrane, die een goede huisvriend van „haar meneer" was geweest. Deze jongeman kon een broer van mevrouw Cochrane zijn „of zooiets", en ze was hem blijven gadeslaan, tot Betty kwam en al haar aandacht in beslag nam. Tenslotte schudde een van de heeren Maclean den jongen man ernstig de hand, en de ander bracht hem naar de deur, terwijl hij op gedempten toon met hem praatte. Constance stapte haastig op den eerste toe en maakte een soort van buiging. „U bent misschien mijnheer James Maclean ?" vroeg ze, terwijl ze hem met haar waterblauwe oogjes aankeek en een waardige houding aannam. Constance was een dienstbode en wist, waar ze staan moest, maar ze voelde het gewicht van de aangelegenheid waarvoor ze kwam, en zou dit door niemand laten betwisten. „Ik ben George Maclean," zei de oude heer vriendelijk, en, naar den ander bij de deur wijzend, mijnheer James Maclean zal dadënjk tot uw beschikking zijn, maar misschien kan ik u evengoed van dienst zijn ?" Constance keek eens keurend van den een naar den ander; toen richtte ze zich weer tot mijnheer George: „U hebt, geloof ik, mijnheer Charles Stanhope 153 DB GE VLUCHTE BRUID gekend ?" vroeg ze voorzichtig, en haar blauwe oogen keken hem door en door aan: „O, zeker, zeker ! Hij was een van mijn beste vrienden! Hebt u — hem ook gekend ?" „Ik was de kindermeid van freule Betty, die nóg kamillenthee voor u heeft gezet, toen u met de begrafenis over was en zoo'n kiespijn hadt —" zei ze, en wachtte waardig en ademloos, of hij het zich zou herinneren. „Ach zoo ! Is dat zoo !" Hij keek haar glimlachend aan. 'ja, ja, ik herinner het me. Dat heeft me toen erg goed geholpen. En wat kan ik voor u doen? Gaat u zitten. Ik geloof eigenlijk, dat u komt als geroepen ! Kunt u me iets vertellen over freule Betty ?" Constance perste haat lippen op elkaar met een veelzeggenden glimlach, alsof zij boekdeelen wist te vertellen, en ze wierp een blik op den anderen ouden heer, die nu zijn bezoeker de hand stond te schudden en hem beloofde, „over een half uurtje klaar te zullen zijn om hem te vergezellen". „Die man daar weet óók wel wat, zou ik denken," zei zé, met een hoofdknik in de richting van Ruttgers, die juist verdween. „Hij was óók in de kerk, toen 't arme lam zou gaan trouwen." De oudste Maclean keek haar onderzoekend aan en wenkte zijn broer, naderbij te komen: „Dit is de kinderjuffrouw van freule Betty, die zoo goed voor. ons zorgde, toen we met de begrafenis over waren," zei hij, en tot Constance: „Dit is mijnheer James Maclean." Constance keek van den een naar den ander met haar pientere oogjes: „Ik heb wat papieren bij me, die ik dacht, dat u misschien graag zoudt willen zien," zei ze behoedzaam. „Ik heb ze heel lang bewaard, omdat ik dacht, dat ze *54 DE GEVLUCHTE BRUID misschien nog wel eens noodig zouden kunnen zijn, maar ik heb ze niet eerder bij u durven brengen, omdat 't misschien zou lijken, of ik me met geweld in andermans zaken wilde mengen. En ik wist ook niet zeker, of u ze misschien al niet hadt ? Wilt'u dit alstublieft eens doorkijken en me zeggen, of u dit, of iets dat er veel op leek, al eens eerder gezien hebt ?" Ze trok een enveloppe uit haar handtaschje en reikte ze hun over. ,,'t Is een brief, dien mijnheer Stanhope schreef op den dag vóór hij stierf, en toen overschreef en aan mij gaf om aangeteekend te verzenden, en mevrouw nam hem mij af, zeggend, dat zij er wel voor zou zorgen. Wat ik nu wilde vragen, is dit: hebt u dien brief ooit gekregen ? Zoo ja, dan is 't in orde .en heb ik er verder niets meer mee te maken, en zal ik weer naar huis gaan en er niet meer aan denken; maar zoo niet, nu, dan ziet u 't nu, en dan is 't hoog tijd, zou ik denken!" De twee mannen bogen zich levendig over het papier en bestudeerden de beverige letters. „Het is zijn schrift, ongetwijfeld," mompelde de een voor zich heen, en zijn broer knikte ernstig: „U zegt, dat dit het origineel is van een brief, die aan u werd toevertrouwd om aan ons te verzenden ?" Constance knikte. „Dezen schreef hij het eerst, en morste er inkt op zooals u zien kunt, en hij schreef hem toen over. Ik weet natuurlijk niet, of hij in dien tweeden nog iets veranderd heeft, omdat ik dien niet gelezen heb; maar dezen gaf hij me om te verbranden, en voordat ik hem verbrand had, kwam mevrouw, en nam mij den anderen brief af, terwijl hij sliep. En dus bewaarde ik dezen hier, want ik dacht, dat hij Betty nog wel eens van dienst zou kunnen zijn. En o. kunt u me niet iets vertellen van mijn kleine «freule Betty ? Is ze in 155 DE GEVLUCH TE B R U I D veiligheid ? Heeft ze bij u haar toevlucht gezocht ? U behoeft niet bang te zijn om het mij te vertellen. Ik zal er nooit tegen iemand over kikken — \" De twee broers wisselden vlugge, waarschuwende blikken en de oudste zei: „Mijn beste juffrouw, wij waardeeren uw komst, en deze papieren zullen ons waarschijnlijk van zeer veel nut kunnen zijn. Wij hopen in staat te zijn, de zaak van freule Stanhope's verdwijning zeer spoedig op te helderen. Ze is echter niet tot ons gekomen en bevindt zich ook niet hier. Maar als u even wilt wachten in dat kamertje daar, zullen we u straks mogelijk meer kunnen vertellen." Uiterst hoffelijk loodste hij het dikke menschje naar de kamer ernaast, en installeerde haar in een gemakkelijken leeren stoel, met een massa kranten en tijdschriften om haar heen, maar ze bleef strak, met haar rond hoofdje opzij, naar de deur zitten staren. En ze leunde geen minuut terug in haar stoel gedurende bet volle uur, dat ze moest wachten, vóór ze eindelijk verlost werd en naar het achterkantoor geroepen, waar ze den knappen jongen man weer vond, dien ze zich herinnerde uit de kerk. Tot haar voldoening ontdekte ze, dat Ruttgers al even verstandig en vriendelijk was als knap, maar als ze niet in de kerk had gezien, dat hij een yriend was van die aardige mevrouw Cachrane, zou ze 't hem nooit zoo gemakkelijk hebben gemaakt, alles uit haar te krijgen. Want ze kon koppig en gesloten zijn, als ze dat wilde, en ze vertrouwde maar niet iedereen. DE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK XVI De geheimzinnige verdwijning van Constance uit den huize Stanhope veroorzaakte niets minder dan een soort paniek. Herbert en zijn moeder hielden urenlange conferenties en probeerden koortsachtig nu eens dit en dan weer dat. Dag na dag kwamen er allerlei antwoorden op de advertentie, die ze overal geplaatst hadden. Iedereen was tuk op de enorme belooning; elk spoor werd trouw gevolgd, maar alles eindigde even ontmoedigend. Meer en meer zette zich bij den jongen man de overtuiging vast, dat Constance iets had uitstaan met Betty's verdwijning ; hij spaarde dus geen moeite of kosten om ook de kindermeid op het spoor te komen. Hij stond er op, alle personen, die kwamen beweren, dat ze iets van de verdwenen bruid wisten, zelf te ontvangen en aan een kruis, verhoor te onderwerpen. Dien morgen, ongeveer op hetzelfde uur, dat Constance zich aanmeldde op het kantoor der heeren Maclean in Boston, diende James, de butler, diep gekrenkt in zijn waardigheid, een allerzonderlingst personnage bij den zoon des huizes aan. James gaf door elk van zijn blikken en gebaren te kennen, dat hij een dergelijk karweitje ver beneden zich vond, en dat hij zich alleen met 't oog op de ongewone omstandigheden verwaardigde, zóó iemand door het huis te 157 DE GEVLUCHTE BRUID geleiden. De man, die achter, hem aanslofte en zijn hals naar links en rechts rekte om zooveel mogelijk van den „rijkdom" in zich op te nemen, merkte hiervan echter volstrekt niets. Hij liep er zich over te verbazen, waarom menschen, die toch zóó rijk leken te zijn, geen karpetten konden betalen, groot genoeg om den heelen vloer te bedekken, en inplaats daarvan overal armzalige stukjes en brokjes neerlegden, waar je mee weggleed, als je niet héél goed uitkeek, waar je je voeten zette. Herbert Hutton hief het hoofd op en zag Abi Gaje de kamer binnensloffen. Hij nam hem van het hoofd tot de voeten op, en bleef zwijgen, terwijl Abi van wal stak. Er waren dien dag veel andere liefhebbers voor de belooning geweest, met handig geweven geschiedenissen en „feitenmateriaal", door getuigen bevestigd; in één geval was een heele farnihe meegekomen om te zweren, dat 't allemaal zoo was. Maar toch had Herbert nog geen enkele bruikbare inhchting betreffende zijn vermiste bruid gekregen, en de tijd verstreek. Over een paar weken zou het te laat zijn, en zijn onbeheerschte woede dreigde los te barsten bij die gedachte alleen. Het was niet alleen zijn bruid, die hij weer in zijn macht wilde hebben, maar het was ook haar fortuin, dat al die moeite en kosten ruimschoots waard was; en met eiken dag, elk uur, elke minuut, dreigde het hem hoe langer hoe meer te ontglippen, nadat hij er eerst zoo zeker van was geweest, het te zullen bezitten. Abi raakte een beetje van zijn stuk in de tegenwoordigheid van dezen onbeschaamden man van de wereld, maar hij voelde, dat hij, misschien voor 't eerst van zijn leven, de waarheid op zijn hand had, en dat gaf hem een zeker zelfvertrouwen. Met een sluwheid, welke die van den man tegenover hem 158 DE' GEVLUCHTE BRUID evenaarde, deed hij zijn mededeelingen bij stutjes en beetjes, telkens juist genoeg om zijn slachtoffer de overtuiging te geven, dat 't ditmaal het ware was; en daarna bleef hij koppig zwijgen, en wilde niets meer zeggen vóór hij een chèque voor vijf duizend dollars gezien had. Er werd heftig en lang over en weer geredeneerd, maar eindelijk wist Bi te winnen en kwam in 't bezit van zekere documenten, waarmee hij te allen tijde zijn recht zou kunnen bewijzen. Een poosje later rinkelde de telefoon in Ruttgers' kantoor, en toen Jimmie Ryan aan het toestel kwam, vroeg een stem die hij nooit eerder gehoord had, naar mr. Walter Ruttgers. „Hij is uit de stad," antwoordde Jimmie. „Wanneer komt, hij terug ?" De vraag klonk al3 een snauw. „Ik weet het niet zeker. Hij is naar Boston geroepen voor een gewichtige aangelegenheid," schepte Jimmie op, zwelgend van trots. Een vloek klonk aan den anderen kant, en Jimmie kreunde inwendig. Zou zijn afgod de kans op een belangrijke zaak verhezen ? „Misschien is hij over een paar uur al weer hier,'1 suggereerde Jimmie. „Wie kan ik zeggen, dat heeft opgebeld ?" „U hóeft niets te zeggen! Ik zal nóg wel eens opbellen," gromde de stem, en Ryan hing den hoorn op. Daarna zat hij een poosje in zalig gemijmer voor zich uit te staren. „Hij komt er!" fluisterde hij in zichzelf. „Hij zal de groote zaken heusch nog krijgen, en ik kan mijn eerste baantje houden! Ik móet Jane vanavond zien te spreken en het haar vertellen!" Intusschen waren in het huisje in Tinsdale verschillende verbeteringen aangebracht. Bob, die altijd handig was met gereedschap, had met behulp van T59 DE GEVLUCHTE BRUID een vriend, een loodgieterszoontje, een heusch waterreservoir aangebracht boven het bad in de badkamer, Met een oude handpomp en een ingewikkeld samenstel van pijpen bracht hij 't zóó ver, dat de installatie heuschelijk „werkte" — zelfs een douche ontbrak niet, en tot slot werd het hokje keurig crème en blauw geschilderd, wat volgens Betty precies een indruk gaf, of ze rondzwom in den grooten oceaan. Op den dag, dat Walter Ruttgers voor 't eerst kwam, gaf Bob juist zijn openings-demonstratie voor zijn verbaasde en verrukte huisgenooten. Hij en Betty zonnen op nog meer verbeteringen, die zouden kunnen worden aangebracht, vóór Jane en Nellie hun week zomervacantie thuis kwamen doorbrengen. Zij spaarde wat ze kon van haar bescheiden salaris, om te kunnen bijdragen in de verfraaiing van het gemeenschappelijk tehuis. Na Walter Ruttgers' bezoek scheen de laatste slagboom tusschen Betty en moeder Carson weggen nomen. Nauwelijks had zij de deur achter hem gesloten, of ze vloog naar de huiskamer, sloeg de armen om den hals der goede vrouw en barstte in zacht schreien uit. Moeder Carson draaide zich vlug om, want in werkelijkheid had ze door de gordijntjes den knappen vreemdeling staan nakijken, en Betty hoefde haar niet op die veelbeteekenende belangstelling te betrappen, vond ze. „O, moeke," fluisterde ze in juffrouw Carsons' oor, „ik heb toch zoo'n angst uitgestaan —" „Ik weet 't, befje," suste de moeder, juist alsof ze haar eigen dochter geweest was. „Ik weet 't!" „Maar hij was erg vriendelijk," zei ze, haar hoofdje opheffend en gUmlachend door haar tranen heen. „Hij zal alles voor me in orde zien te maken, zoodat niemand me meer iets kan doen. Ziet u, ik ben eigenlijk 160 DE GEVLUCHTE BRUID weggeloopen. Er was iemand, waar ik bang voor was, en die me erg veel narigheid bezorgde." „Ja liefje, zooiets dacht ik al," zei moeder. „Jane gaf me zooiets te verstaan. Ik ben werkelijk blij', dat iemand je zaken voor je in orde zal brengen en je beschermen zal. Ik weet, dat je onrustig en verdrietig was. Nu zal het allemaal in orde komen, hè ? Hij heeft een goed, flink gezicht. Ik had van 't eerste oogenblik af vertrouwen in hem. En wasch nu je gezicht, lieve kind en ga gauw naar mevrouw Hilton terug, zoodat je vroeg thuis kunt zijn, want we eten vanavond de oude kloek op met gestoofde peren, om 't te vieren." Dat was een van de aandoenjijkste gewoonten in dat gezin: ze vierden elke blijde tijding met een gezamenlijk feestmaal, hoe bescheiden dat dan ook mocht zijn. Terwijl Betty langzaam baar portie van de feestelijke kip opat, keek ze de kamer door naar het donkere, raam, en mijmerde over den vreemdeling. Ondanks zijn geruststellende woorden en de zekerheid, dat nu iemand met kennis van zaken en groote toewijding zich haar lot zou aantrekken, voelde ze zich toch weer beangst. Was het misschien een somber.voorgevoel, een geheime waarschuwing, dat men haar op het spoor was, dat het gevaar elk oogenblik dichterbij kwam — wie zal het zeggen ? Heel den volgenden dag bleef die onrust haar bij, en 's avonds zat ze lusteloos voor zich uit te staren, haar altijd zoo bezige handen werkeloos in haar schoot. Dat angstwekkende voorgevoel van naderend onheil kwam telkens sterker terug.... En op dat oogenblik, terwijl ze daar allen vredig bijeenzaten in de huiskamer, was een dreigend, vreeselijk gevaar op weg naar Tinsdale Abi Gaje en Herbert Hutton stapten samen in i6x DE GEVLUCHTE BRUID den avondtrein en gingen den slaapwagen binnen. Abi slofte achteraan en droeg de handkoffers, een ongewoon en vernederend baantje voor hem. Men had hem nog nooit iets zien dragen, niet eens voor zichzelf, als hij er eventjes buiten kon. Hij keek schichtig om zich heen en scheen zich niets op zijn gemak te voelen tusschen de pluche wanden van het luxecompartiment. Maar Herbert stapte binnen met een air of niet alleen deze gereserveerde coupé, maar de heele trein en de spoorwegmaatschappij erbij, hem toebehoorde. „Jij kunt daar gaan zitten !" beval hij Bi met een nonchalant gebaar, terwijl hij zichzelf op zijn eigen plaats liet neervallen en een krant ontvouwde. Bi zat op 't randje van de bank en wierp steelsche blikken om zich heen. Toen de zwarte conducteur zijn rondgang maakte en vroeg, zijn kaartje te mogen zien, dat hij niet onmiddellijk vinden kon, begon hij hem zoodanig uit te foeteren, dat Hutton den neger met een flinke fooi moest kalmeeren. „Jij dient je gemak een beetje te houden, vrind," gromde Herbert, zoedra ze weer alleen waren. „Als je je niet behoorlijk kunt gedragen' in mijn gezelschap^, stap ik bij 't volgende station uit en je kunt fluiten naar je belooning. Versta je ?" Bi's oogjes werden spleten. Dit was niet de juiste manier om hem aan te pakken. Hij hield erg van een gezellig praatje, en had er vast op gerekend, dat hem daarmee de lange terugreis naar Tinsdale gekort zou worden. Dit optreden beviel hem al heelemaal niet, en plan om te zwijgen en „zijn gemak" te houden, had hij al evenmin. „Nèt zoo." teemde hij. „Maar ik heb u nog niet verteld, waar we dan wél moeten uitstappen, hè, en ik hoef dat ook heelemaal niet te doen, als ik geen 162 DE GEVLUCHTE BRUID lust heb. U moet niet denken, dat de naam, die op onze kaartjes staat, de juiste plaats aangeeft — lang niet, hoor! We moeten er onderweg uit; maar als u graag op eigen gelegenheid probeert, of 't volgend station soms toevallig het juiste is — ga uw gang!" Herbert Hutton knarste met zijn tanden en besloot tenslotte, 't over een anderen boeg te gooien. „Hier, kalmeer en steek eens op 1" zei hij. „Neem er maar twee. Maar je kunt hier niet rooken, je zult naar den rookwagen moeten gaan. Wacht, dan ga ik met je mee. Zeker is zeker," voegde hij er binnensmonds aan toe. Tegen middernacht liep de trein een grooter station binnen en Herbert Hutton stond op om uit het raam te kijken. Bi, die weer wat in zijn humeur was gekomen, kwam naast hem staan. Plotseling boog hij zich opgewonden voorover en legde een langen klammen vinger tegen de ruit. „Dat is-ie! Dat is die kwibus," fluisterde hij levendig, en wees in de richting van den stroom passagiers, die uit een anderen, juist binnengekomen trein kwamen gestormd om op den hunnen over te stappen. „Weet je 't zeker ?" „Vast en zeker I" „Bedoel je dien met die jas over zijn arm, en die twee oudere lui achter hem ?" Hij brak plotseling af en uitte een kreet van schrik. Bi keek nieuwsgierig op. Wat was er nu weer aan de hand ? Hij zag, dat het gezicht van zijn metgezel vertrokken was van woede of vrees — dat kon hy niet uitmaken. Voorzichtig en quasi-terloops informeerde Herbert Hutton, of Bi die twee groote heeren, die met „dien 163 DE GEVLUCHTE BRUID kwibus" meeliepen, óók al eens eerder in Tinsdale had gezien. Bi kneep zijn oogjes weer tot spleten en ontkende, er iets van te weten, maar zijn belangstelling was gewekt — er schenen meer kanten aan de zaak. Zouden er méér belooningen te verdienen zijn ? Zoo ja, dan was Bi van de partij. Wat zouden die twee heeren voor een rol in de heele geschiedenis spelen ? Hij vroeg zich af, of er kans zou zijn, van Hutton weg te komen en eens een speurtocht door den trein te beginnen. Hij waagde schuchter een voorstel in die richting, en stiet niet op tegenstand; Hutton scheen zóózeer in gedachten verzonken, dat hij zijn reisgenoot nauwelijks meer opmerkte. Met een gevoel, vacantie te hebben, plus kans op een mooien slag, begon Bi door de wagons te zwerven. Zwaaiend en struikelend kwam hij vooruit, en had ten laatste zijn prooi ontdekt. Zij zaten met hun drieën in den hoek van een coupé, de jonge man tegenover de twee anderen. Bi bleef eerst wat rondhangen in het gangetje; toen sloeg hij den kraag van zijn jas op, trok zijn hoed diep in de oogen en het zich op de plaats neervallen, die het verst van de drie mannen verwijderd was. Hij nestelde zich in het hoekje, en deed, of hij bijna onmiddellijk in slaap viel, wat, gezien den tijd van den dag, heel aannemelijk scheen. Hij begon zelfs zachtjes en bedriegelijk-natuurgetrouw te snorken. Het gesprek was blijkbaar ernstig, werd op beschaafden toon gevoerd en bleek uiterst moeilijk te volgen, want de mannen wisten, hoe ze moesten spreken zonder door een oningewijde begrepen te worden. Nu en dan ving Bi een zin op tusschen het geratel van den trein door, maar van het meeste kon hij niets maken. 164 DE OEVLUCHTB> BRUID „In al de jaren dat we dat fortnin beheerd hebben, hebben we haar maar tweemaal gezien," zei een der oudere heeren ; „eens bij haars vaders tweede huwelijk, en eens bij zijn begrafenis. Toen zagen we haar nog maar uit de verte. Haar stiefmoeder zei. dat ze te bedroefd was om met iemand te kunnen praten." „Ze zag er erg teer en jong uit." zei de ander; „en heur haar — ik herinner me heur haar !" Bi ging een beetje verzitten en probeerde meer te verstaan, maar de stemmen klonken nu nog gedempter, en de jongere man sprak op ernstigen toon. Hij kon geen woord meer opvangen. „Beheerd!" dat woord bleef hem bij. „Fortuin." klonk ook erg veelbelovend — en dan het feit, dat heur haar zoo de aandacht had getrokken. Hij knikte wijs met zijn oud hoofd, en even later, toen de trein zijn vaart verminderde, stond hij bedaard op en verdween door het gangetje — terug naar zijn eigen coupé. Hutton sliep den slaap des onrechtvaardigen, dat wfl zeggen, dat hij bij het minste gerucht wakker werd. Zoo zaten ze weldra plannen te maken en te overleggen, hoe ze bij mogelijkheid nog een voorsprong op het drietal zouden kunnen krijgen, terwijl de trein voortdaverde door den nacht. Tegen zeven uur in den morgen minderde de locomotief haar vaart, en bleef tenslotte met een ruk stilstaan, zoodat de slapenden opschrokken en zich vaag bewust werden van knarsende stappen langs de rails, uitroepen van treinpersoneel en hamerslagen ergens onder den wagen — of ook verder weg dat konden ze in hun halve verdooving niet uitmaken. De passagiers, die niet waren gaan slapen, stonden op, keken op hun horloges, lekten zich eens uit, en informeerden uit de raampjes, of ér iets ernstigs aan de hand was. 1^5 DE G E V ,.L U C H T E BRUID Bi sloop naar het platform van den wagen en keek naar buiten. Het was al vrij licht. Hij had zijn leven lang in deze streek gewoond en wist, waar ze ongeveer moesten zijn. Juist, daar waren de heuvels en de oude molen van Fox Glove! Het zou niet ver loopen zijn van hier, en er was een garage in Fox Glove! Hij het zich op den beganen grond glijden, snuffelde langs den trein en ontdekte, dat het defect van vrij ernstigen aard was, er zou op hulp gewacht moeten worden. Hij ging nog eens in den coupé van de drie heeren kijken en zag tot zijn voldoening, dat ze alle drie zaten te dutten. Hij maakte, dat hij bij Hutton terug kwam. „Nou, we zullen hier wel een paar uurtjes kunnen staan, als 't niet langer is!" berichtte hij. „Maar we zijn niet ver van Fox Glove. We zouden daar naar toe kunnen loopen, een auto nemen en 't hun netjes afsnoepen 1" „Is dat zoo ?" vroeg Hutton. „Weet je 't zeker ? Ik wensch geen risico te loopen, begrijp dat goed!" ,,'t Is een klein kunstje. Die drie daarginds slapen. Ze kunnen er niet voor half tien, tien uur zijn. Wij zijn er vóór negen, wed ik." „Ga voorop!" beval Hutton plotseling, terwijl hij in zijn jas schoot en zijn hoed greep. „We moesten er liever aan den anderen kant uitgaan," fluisterde Bi, toen zij óp het platform stonden. „We kunnen dan achter den trein omloopen, dan krijgt niemand ons in de gaten." Alsof ze alleen maar waren uitgestapt om eens te kijken, slenterden ze langs den trein, heten zich ongemerkt van den spoordijk glijden, staken een weiland over, en waren al gauw op weg naar Fox Glove in de koelte van den vroegvoorjaarsmorgen. iöu DE GEVLUCHTE BRUID Ginds op de baan wachtte de express, aan vooren achterzij beschermd door een man met een groote roode vlag. Maar niemand vloog met een rood vlaggetje de voortsnellende auto vooruit, naar het grijze huisje, waar Betty woonde, om haar te waarschuwen voor het gevaar, dat haar naderde. 107 DE O E V LU CHTE BRUID HOOFDSTUK XVII Bob was juist klaar met het voederen van de kuikens, toen de auto voor de deur stilhield, en hij hep haastig om het huis heen om te zien, wie dat zoo vroeg kon zijn. Hij verlangde erg naar den terugkeer van dien aardigen advocaat. Hij had den indruk gekregen, dat ze hem spoedig weer verwachtten. Misschien wilde hij hier ontbijten en zou moeder een paar versche eieren noodig bebben. Ze hadden Bi aan 't begin van het dorp afgezet, en zoo waren het alleen maar Hutton en de chauffeur. Bi was niet van plan, openlijk in de zaak betrokken te worden. Hij stelde prijs op de matige achting, die hij in zijn woonplaats genoot, en had een vaag vermoeden, dat, wat hij gedaan had, hem heel wat minder populair zou maken, als het bekend werd. Bovendien had hij nog een ander potje te vuur staan. Bob kreeg geen prettigen indruk van het gezicht van den vreemden, donkeren man, die uit den auto sprong en het hekje inkwam met een air, alsof hij de eigenaar van heel Tinsdale was. De jongen bleef stuursch naar hem staan kijken, tot de vreemde hem vroeg, of hier de familie Carson woonde, wat hij met een norsch „Jawel" ! beantwoordde. Een donderend geklop op de voordeur volgde, en de chauffeur van 168 DE GEVLUCHTE BRUID den auto stapte uit en kwam achter den ander het hekje binnen. „Nou, u hoeft de dèur niet in te timmeren," snauwde Bob, en liep het huis om, omzijn moeder te waarschuwen, erg in zijn schik, dat hij dat zoo „lekker gezegd" had. Het was Betty, die ging opendoen, want moeder was spek en eieren aan 't bakken voor 't ontbijt, en Bob was nog niet vlug genoeg geweest. Ze week met een gil achteruit, ontsnapte aan de hand, die naar haar arm greep, vloog terug naar de keuken en verschool zich achter juffrouw Carson, met oogen, wild van angst en haar hand tegen haar hart gedrukt, terwijl Hutton met groote stappen achter haar aankwam. Juffrouw Carson keerde zich om met haar mes in haar hand en keek hem onvervaard aan. „Wat moet dat beteekenen, dat u zoo mijn huis komt binnenstormen ?" vroeg ze boos, terwijl ze haar arm om Betty heen sloeg. „Ik vraag u excuus," zei Hutton, met een armzalige poging tot hoffelijkheid. „Ik veronderstel, dat 't u niet bekend is, maar dat is mijn vrouw, die u hier huisvest, en ze liep verscheidene maanden geleden van huis weg ! Ik heb juist haar verblijfplaats,pntdekt en ben gekomen om haar mee te nemen !" Moeder Carson richtte zich op met de waardigheid van een koningin, terwijl Betty een gil onderdrukte en met een bevend stemmetje uitriep: „Het is niet waar, juffrouw Carson, het is niet waar", O, moeder, laat hij me niet weghalen!" Juffrouw Carson duwde Betty achter zich in den hoek van de keuken, het mes nog steeds in haar andere hand, en antwoordde waardig : „U hebt een grove vergissing begaan, mijnheer 169 DE GEVLUCHTE BRUID Herbert Hutton; dit is volstrekt niet uw vrouw. Ik weet alles van u." Hutton sloeg een allervriendelijksten toon aan. „O natuurlijk, mevrouw, natuurlijk heeft ze u dat verteld, maar 't spijt me, u te moeten zeggen, dat ze niet goed bij haar verstand is. Ze is ontvlucht uit een krankzinnigengesticht." „O, duivels!" schreeuwde Bob, en verdween uit de keukendeur, ze hard achter zich dichtsmijtend. Emily stond, bevend en bleek, juist achter de deur, en hij liep haar bijna onder den voet. Hij trok haar met zich mee, en beet haar haastig en opgewonden toe: „Maak jij, dat je naar de groote brandgong komt, en maak er zooveel spektakel mee als je maar kunt 1 Vlug r Emily wierp hem één angstigen blik toe en zette het op een loopen. Een oogenbhk later dreunde het koperen alarmsignaal door het stille dorp, alle brandweerlieden oproepend. Bi, die aaa het station zijn hals stond uit te rekken naar de snel grooter wordende stip op de spoorbaan, verbaasde zich er even over, maar slechts vluchtig. Daar kwam bepaald de trein al aan. Hoe kon dat nu zoo gauw ?" Bob lag op zijn buik naast den auto en loerde naar de halfopen huisdeur. De chauffeur was in huis verdwenen, want hij had order gekregen, dicht bij Hutton te blijven en zich gereed te houden om te helpen bij het wegdragen van een krankzinnige, en hij dacht op 't oogenblik niet aan zijn auto. Het was een akelig karweitje, dat hij te doen had, vond Bob, maar er zat niets anders op. Het kon van te veel belang blijken. Bob's mes was scherp. Hij zorgde er altijd goed voor; 't moest dienst doen bij allerlei klusjes in huis. 170 DE GEVLUCHTE BRUID Het sneed mooie lange groeven in de vier rubberbanden, tot er niet de minste kans meer bestond, dat de auto van zijn plaats zou kunnen komen. Toen liep hij weer om het huis heen en heesch zich door bet kleine raampje in de „badkamer". Zonder een oogenbhk te aarzelen, wierp hij zich op zijn met zooveel zorg geconstrueerde douche-inrichting en begon een en ander uit elkaar te nemen en zelfs met geweld te breken, waar het noodig was. De toestand in de keuken was de crisis genaderd. Herberf s beminnelijkheid had snel plaats gemaakt voor een opkomenden aanval van razernij. Hij stond op 't punt, moeder Carson beet te pakken en geweld te gebruiken. Op het oogenbhk der grootste spanning duwde Bob, die met zijn toebereidselën klaar was, zachtjes de verbindingsdeur tusschen „badkamer" en keuken open. recht tegenover de ongenoode gasten en wachtte op het juiste oogenblik. Juffrouw Carson had haar mes laten vallen en de heete, rookende koekepan als afweerwapen opgenomen. Ze was kalm en vastberaden, maar in haar oogen flikkerde de strijdlust, die Bob's kornuiten van hem kenden en vreesden, terwijl ze de pan zwaaide om Hutton een slag toe te brengen, zoodra hij haar aanraakte. Doch plotseling keek ze in den kouden stalen loop van een revolver.- Op dat oogenbhk verscheen er plotseling in de open deur een leelijke, lange zinken pijp — en de zondvloed begon. Het water spoot recht in het gezicht van den zoogenaamden echtgenoot, die van schrik de revolver op den grond liet vallen, waar ze met een slag a*g1Qg. en de algemeene verwarring niet weinig vermeerderde. De chauffeur vloog terug naar de voordeur. Bob heeft nooit geweten, hoe groot de kans was, dat er iemand werd doodgeschoten tengevolge van zijn 171 DE GEVLUCHTE BRUID overhaast hulpbetoon; zijn moeder had niet 't hart, het hem te vertellen.- Zij bukte zich en raapte met groote tegenwoordigheid van geest de revolver op, voor haar vijand tijd had, zich van den schok te herstellen. Bob, die op een stoel stond, op een over de badkuip gelegde plank, hield zijn spuitende leidingpijp stevig vast en bleef onvervaard mikken. Natuurlijk wist hij, dat zelfs een welgevulde watertank niet onuitputtelijk was, maar hij hoopte, dat de spuitgasten nog op tijd zouden komen om alles te redden. Hijgend, proestend, en in de lucht grijpend, dook Herbert Hutton in alle richtingen om den stroom te ontduiken en leverde voor Bob's jongens-appreciatie een zeldzaam vermakelijk schouwspel op. „Loop, Lizzie, loop ! Weg, gauw 1" schreeuwde hij boven het geplas en gekletter uit. Maar Betty, die lijkwit zag van angst, scheen versteend te zijn op de plek waar ze stond. Ze zou zich onmogelijk hebben kunnen verroeren, als ze het geprobeerd had, en ze was te ellendig om 't zelfs te probeeren. Door de straat raasde het hysterisch-bellende kleine brandspuitje aan, terwijl de spuitgasten er achteraan stormden. Het lawaai vermengde zich met het gedreun van den express, die het station binnen reed. Bi stond met open mond te staren naar de uitstappende reizigers. En nauwelijks kreeg hij zijn drie bekenden in 't oog, of hij stormde op hen toe zonder zich een oogenblik langer te bedenken. „Zeg eens, bent u op weg naar het huis van de Carsons, om dat meisje Hope op te zoeken ?" informeerde hij met luider stem. De drie mannen namen hem koeltjes op en de jongste gaf hem een energieken duw. jj „Nu begin je me werkelijk te vervelen, vriend.'- 172 DE GEVLUCHTE BRUID zei hij met nadruk. „We hebben je bijstand in 't geheel niet noodig." „Maar ik weet nieuws, dat u zou kunnen interesseeren !" hield hij aan, met hen meedribbelend. „Er is een kwibus met een auto naar haar toe, die baar "wil meenèmen. 't Is nog niet lang geleden, maar u zoudt haar toch niet vinden zonder mijn hulp. Hij gaat haar naar een gekkenhuis brengen. Ik heb net gedaan, of ik hem wou helpen, en zoo ben ik alles te weten gekomen.'! „Wat beteekent dat allemaal ?" zei Ruttgers, terwijl hij zijn gespierden arm uitstak en den heer Gaje bij den schouder door elkaar schudde tot zijn tandelooze kaken klapperden. „La-me-gaan r' kermde Bi, wat comedie spelend om tijd te winnen. „Ik ben niet meer zoo jong als vroeger en ik mag me vooral niet opwinden, heeft de dokter gezegd. Ik heb "hier met opzet op u staan wachten, en ik zal u er met dit wagentje naar toe brengen, en als hij dan al weg is, en dat veronderstel ik wel, omdat uw trein zoo laat was — nu, dan zullen we hem achterna gaan." „Nu, vooruit dan, vlug 1" beval Ruttgers, terwijl hij in het bouwvallige hittenwagentje klom, het eenige Voertuig, dat in zicht was. De twee oude heeren volgden hem met gezichten, alsof ze overtuigd waren, er hun leven bij te moeten inschieten, maar dit in 't belang der goede zaak zouden riskeeren. Bi klom stijf en zuchtend op den bok en nam de leidsels. Maar 't scheen wel, of het eenige wezen in Tinsdale, dat geen verlangen had, zoo vlug mogelijk naar den „brand" te komen, juist dat paard was, en Bi moest er telkens met de zweep op slaan om het in een sukkeldrafje te krijgen. Zoo sloten ze zich aan bij de processie dorpelingen, die op weg was naar het huis der Carsons. i/"3 DE GEVLUCHTE BRUID Toen net water, uit Bob's zinken pijp trager begon te vloeien en het slachtoffer zich van den schrik herstelde, vloog plotsehng de keukendeur open en een groep in oliej assen gekleede burgers dromde naar binnen, voorafgegaan door een nieuwen, fermen waterstraal, dien een over-ijverige jonge spuitgast in zijn opwinding het ontsnappen en die den juisten persoon midden in het gezicht trof. Bob het met een zucht van verhchting zijn leidingpijp vallen en haastte zich naar het terrein van den strijd. Het was een heel ding voor hem geweest, zóó lang te hebben moeten toezien, zonder er eenig werkelijk aandeel in te nemen. Emily stond buiten zenuwachtig op en neer te springen en riep angstig: „Daar, daar! In de keuken! Vlug 1" en de buren en dorpelingen stroomden naar binnen en vulden het kleine keukentje, levendig vragend, waar de brand was. Juffrouw Carson deed waardig een paar stappen naar voren en legde uit: „Er is geen,brand, goede vrienden, en ik weet werkelijk niet, hoe jelui allemaal hier komen, maar dat je als geroepen komt, dat staat vast. We bebben hier zeer zeker hulp noodig, en jelui zult me zeer verplichten, als je dien man daar wilt vastbinden, zoodat hij geen onheil meer kan aanrichten. Hij is mijn huis binnengedrongen om te trachten, een lid van mijn gezin met geweld te ontvoeren en hij dreigde me hiermee !" Ze hief de revolver hoog boven haar hoofd, zoodat allen ze konden zien. - Herbert Hutton, die voor den waterstraal in een hoek was geweken, begon in te zien, dat de kansen gekeerd waren, en zocht met de oogen naar een uitweg om te ontsnappen, maar hij zag er geen. De chauffeur was verdwenen en trachtte uit te maken, wat er met zijn wagen gebeurd was. 174 DE GEVLUCHTE BRUID Hutton, in 't nauw gedreven, draaide zich met een ruk om naar de spuitgasten, en sloeg een onbeschaamden, autoritairen toon aan, waarvan het effect wel eenigszins bedorven werd door zijn druipnatte verschijning. „Die vrouw weet niet, wat ze zegt, mannen; ze is alleen maar geschrokken en angstig. Ik kwam hier om mijn vrouw te halen, en ik ben van plan, haar mee te nemen I Ze ontsnapte een poos geleden uit een krankzinnigengesticht, en sindsdien hebben we overal naar haar gezocht. Deze vrouw doet iets heel dwaas en nutteloos, door zich tegen me te verzetten, want ik heb de wet achter me natuurlijk." Er ging een gemompel door de menigte en de mannen keken besluiteloos naar juffrouw Carson en naar Betty, die zich bevend achter haar verschool. Hutton zag zijn kans schoon : „Mannen," ging hij voort, „er is een van uw eigen dorpsgenooten. die me kent en voor me kan instaan. Een zekere mijnheer Gaje, Abi Gaje. Wanneer u hem op wilt sporen — hij was een kwartiertje geleden aan 't station Hij weet, dat al wat ik zeg, waar ia.!" „Bi!" mompelden alle aanwezigen verbaasd, en toen nogmaals „Bi !" — maar nu verachtelijk. De publieke opinie keerde zich tegen hem. Maar plotseling trok een nieuw incident de aandacht. Drie vreemdelingen waren op het tooneel verschenen en hadden zich op de een of andere manier bedaard een weg gebaand naar de open deur, en achter hen, alle voorzichtigheid vergetend in zijn overgroote nieuwsgierigheid, stond Bi zijn«pezigen hals uit te rekken om goed te zien, wat er gebeurde. Toen vloog Betty plotseling uit den hoek, achter moeder Carson vandaan en liep met uitgestrekte handen, als een verdwaald kind, dat hulp zoekt. l75 DE GEVLUCHTE BRUID recht op den knappen jongen vreemdeling toe. Hij greep haar handen en trok haar naast zich met een beschermend gebaar, en zij fluisterde : „Vertelt u 't hun, alstublieft, o, maak toch, dat ze 't begrijpen !" Toen zei Ruttgers, met haar hand nog steeds in de zijne: „Wat die man daar gezegd heeft, is een leugen !" Hutton keek op, werd doodsbleek, en wankelde» toen hij de twee oudere heeren zag. De dorpelingen keken opgelucht, en drongen dichter samen. Bi verbleekte, maar verroerde zich niet. Wat . er ook gebeurde, hij was de vriend van beide partijen. Ruttgers ging voort: „Ik heb papieren bij me, die me het recht geven, hem 'te laten arresteeren. Als de sheriff soms hier aanwezig is, wil hij wel zoo goed zijn, zich daarmee te belasten. Zijn naam is Herbert Hutton, en hij wordt ervan beschuldigd, deze dame onder valsche voorwendsels tot een huwelijk met hem te hebben willen brengen, teneinde in 't bezit te komen van haar vermogen. Ze is niet zijn vrouw, want ze ontvluchtte vóór het huwelijk werd voltrokken. Ik weet het, want ik ben er bij tegenwoordig geweest. Deze twee heeren hier zijn de beheerders van haar fortuin." „Fortuin !" De buren keken Betty vol eerbied aan. Bi's gezicht werd langer; hij trachtte bij zichzelf uit te maken, welke gevolgen dat alles voer hem zou kunnen hebben. De sheriff stapte naar voren om zijn plicht te vervullen, en de stilte was indrukwekkend, bijna eerbiedig. En op 't onverwachtst klonk daarin nuchter Bob's wijze raad : „Sluit hem in 't kolenhok op. Er zit een goed stevig slot op. Hij kan onmogelijk uitbreken." 170 DE GEVLUCHTE BRUID liet gerecht had zijn loop, de spuitgasten stapten op, na de belofte te hebben ontvangen van een extra rondje bier op een der volgende avonden, en juffrouw Carson begon den boel op te redderen. En temidden van de ruïne stond Ruttgers neer te kijken op Betty, en Betty stond op te kijken naar Ruttgers, en ze ontdekten tot hun groote verwarring, dat ze nog steeds eikaars handen vasthielden. Ze trachtten hun verlegenheid te verbergen door te lachen, maar ze voelden beiden, dat er iets tusschen hen was opgebloeid, dat ze nooit meer zouden kunnen negéeren in oppervlakkige omgangsvormen. 177 DE GEVLUCHTE BRUID HOOFDSTUK XVIII De dagen die volgden, waren vol geluk en vrede voor Betty. Hutton was veilig opgeborgen in de verafgelegen stad, en een flink sommetje van haar opgeloopen toelage stond op de bank in Tinsdale. Er heerschte een allerprettigste verstandhouding tusschen haar en haar zaakwaarnemers, en ze wist, dat ze over ruim veertien dagen in het onbetwist bezit zou zijn van een onmetelijk fortuin. Het leven begon weer een ander aanzien te krijgen voor het arme, zwaarbeproefde kind. De dagen in het gezin der Carsons waren niets dan feesten, en alle leden van de familie waren even verrukt over Betty's geluk, alsof het hun zelf te beurt gevallen was. Betty had lange, ernstige gesprekken met haar redder over het bedrag, dat ze redelijkerwijze zou mogen uittrekken om de Carsons eenigszins te vergelden wat ze voor haar hadden gedaan. Hij had eenige bedenkingen tegen een al te koninklijke belooning, maar tenslotte wist Betty's welsprekendheid bet te winnen. De Carsons hadden haar opgenomen, toen ze zonder een cent en van allen verlaten, geheel alleen op de wereld stond ; nu was het niet meer dan billijk, dat ze ook deelden in haar voorspoed. Ze was er als dochter in huis geweest tijdens haar beproeving; nu moest ze die rol ook blijven vervullen. 178 DE GEVLUCHTE BRUID Bi 'Gaje was niet in zijn sas. Hij probeerde nog steeds „een slaatje te slaan" uit het „fortuin", zooals hij 't noemde en reisde heen en weer tusschen Tinsdale en Ruttgers' kantoor om zijn zaak te bepleiten. De vijf duizend dollars waren nog steeds niet uitbetaald, en de papieren, die hij in zijn bezit had, schenen lang niet zooveel indruk te maken, als hij verwacht had. Het begon erop te lijken, dat Bi er alweer naast gegrepen had, zooals al zoo dikwijls in zijn leven, en wanneer hij 's avonds op zijn vaste plaats in het cafeetje zat, was hij erg zwijgzaam en in zichzelf gekeerd. Betty ontving een aandoenlijken brief van haar stiefmoeder, waarin deze het aandeel, dat ze in de onverkwikkelijke geschiedenis had gehad, geheel trachtte goed te praten. Ze beweerde, zich zóó opgelucht te voelen door het nieuws, dat Betty nog in leven was en het goed maakte, dat verder niets haar meer kon schelen, niet eens het feit, dat die arme lieve Herbert denkelijk wel in de gevangenis zou belanden, of dat alle zeggingschap over Betty's fortuin, dat ze langen tijd zoo „trouw beheerd had", haar op zoo beleedigende wijze ontnomen was. Ze verzocht Betty, weer naar huis te komen, teneinde allemaal weer „gelukkig samen te leven". Maar Betty was zoo gelukkig in haar nieuw tehuis, dat ze zich kon veroorloven, edelmoedig te zijn, en eerlijk poogde, het haar aangedane onrecht te vergeven. Ze schreef een kort, correct briefje terug, waarin ze beleefd, doch beslist weigerde, ooit weer „thuis" te komen, en duidelijk te kennen gaf, dat ze met langer te misleiden was door honingzoete phrases. Ze sloot met het verzoek, dat voortaan alle onderhandelingen, die nog noodig mochten blijken, zouden geschieden door bemiddehng van haar advocaat, mr. Walter Ruttgers. 179 DE GEVLUCHTE BRUID Deze zelfde Walter Ruttgers was in zeer opgewonden toestand teruggekeerd naar zijn kantoor in de stad. Hij kon de herinnering maar niet van zich af zetten aan dat kleine handje van Betty, dat zoo bevend en vol vertrouwen in de zijne had gerust; maar hoe zou hij, een doodarm advocaat zonder eenige vooruitzichten, ooit durven denken aan haar, de erfgename van een onmetelijk vermogen ? Zou hij niet den indruk wekken, even geldzuchtig en berekenend te zijn als haar stiefmoeder en Herbert Hutton ? Dè gedachte, dat hij nog eenige zaken met haar had af te wikkelen en dus nog wel eenige malen naar Tinsdale zou moeten reizen, troostte hem echter eenigszins. Hij zou haar althans nog eens wederzien! Zóó kalmeerde hij zichzelf op de terugreis, voelend, dat hij een goed dagwerk achter den rug had, en blij, dat hij Jane Carson zulk heugelijk nieuws kon brengen, wanneer hij haar den volgenden dag opzocht, zooals hij van plan was. Op zijn kantoor vond hij James Ryan in de grootste , opgewondenheid. Er was een aardig stapeltje brieven gekomen, en hij had de afzenders-adressen op de achterzijde der enveloppen vast eens bestudeerd. Eén was van een groote maatschappij, en een andere enveloppe droeg een naam, die in financieele kringen wijd en zijd beroemd was. Jimmie had in overleg met Jane uitgemaakt, dat die ongetwijfeld afkomstig moest zijn van den kortaangebonden heer, die tweemaal opgebeld en zoo vreeselijk gevloekt had, toen hij hoorde, dat mr. Ruttgers afwezig was. Jimmie drentelde rusteloos door het vertrek en verzette noodeloos allerlei kleinigheden, terwijl Ruttgers zijn brieven doorlas. Hij was nu aan den laatsten gekomen, een doodeenvoudige witte enveloppe, en nog scheen er niets bijzonders gebeurd. Jimmie zag 180 DE GEVLUCHTE BRUID zijn „eerste baantje" langzaam maar zeker in rook opgaan, erf zijn hart kromp ineen van vrees en teleurstelling. Misschien was 't tóch weer allemaal niets. Plotseling sprong Ruttgers op en kwam op hem toe met een open brief, terwijl hij hem met stralende oogen de hand toestak. „Lees dat eens, Ryan! Ik ben er eindelijk bovenop. En ik zal je nu in 't geheel niet behoeven te laten gaan!" Ryan las, de letters dansten voor zijn verrukte oogen, en takjes oranjebloesem schenen er tusschen te zweven. De brief was van een oude, wereldvermaarde firma, die Ruttgers verzocht, al haar wettelijke aangelegenheden voortaan te willen verzorgen; hij was haar gerecommandeerd door twee oude vrienden in Boston — Betty's zaakwaarnemers. „Kom Ryan, ga met me mee lunchen I We moeten dit vieren I" zei Ruttgers. „Ik heb zoo'n idee, dat jij me geluk hebt aangebracht! Jij en een zekere juffrouw Jane Carson. Jelui hebt er evenveel toe bijgedragen, maar jij was de eerste, met je verhaal van die belooning van vijf duizend dollar." „Jane Carson ï" zei Jimmie verbijsterd. „Maar dat is mijn meisje/" „Je meisje ? !" zei Ruttgers, terwijl er een eigenaardige uitdrukking in zijn oogen kwam „Nee toch! Nu, je hebt een lotje uit de loterij getrokken, jongen, met zóó'n meisje 1 En wat ik zeggen wou, den eersten besten keer, dat je haar weer ziet, moet je haar vragen, of ze je haar trouwjapon eens laat zien!" En meer wilde Ruttgers hem niet vertellen, hoewel hij nog herhaaldelijk op een en ander zinspeelde, tijdens de uitstekende lunch, die ze samen kameraadschappelijk consumeerden. Ze brachten den middag door met het opstellen 1S1 DE GEVLUCHTE BRUID van den korten maar gewichtigen brief, die bet antwoord moest vormen op dien van dien morgen, en 's avonds zochten ze samen Jane Carson op. Ruttgers bleef slechts lang genoeg om Jane het gelukkige slot van de Elisabeth-Stanhope-geschiedenis te vertellen, terwijl Jimmie zich nog langer ophield om het begin te hooren. en een glimp van de bruidsjapon te mogen zien, waarvan Ruttgers Jane verzekerde, dat ze die heusch nooit behoefde terug te geven. Hij zei, dat hij wel dacht, als de eigenares ervan in de toekomst ooit ging trouwen, ze liever een bruidsjapon zou dragen, waaraan niet zulke onaangename herinneringen voor haar verbonden waren. Toen de weken verstreken, kreeg Tinsdale stof genoesj tot opgewonden gesprekken: Betty had den grond gekocht aan weerszijden van het huisje der Carsons, en wonderlijke veranderingen begonnen plaats te grijpen. Er kwamen werklui, sommige uit het dorp zelf, andere uit de stad. Er werd gebouwd en gesloopt, en het gerucht begon de ronde te doen, dat „freule Stanhope". zooals men Betty nu was beginnen te noemen, het oude huis heelemaal opnieuw zou laten opbouwen, en dit keer heelemaal van steen. Het werk vorderde snel, zooals dit steeds het geval is, wanneer er geld genoeg achter zit, en de familie, die in het achtergedeelte van het oude huisje woonde en nog steeds trouw de zinken badkuip met Bob's watervoorziening gebruikte, verheugde zich al op de echte badkamers op de slaapkamerverdieping, met betegelde muren en porceleinen kuipen. Groote ramen verschenen in de langzaam verrijzende muren. Een klein steenen gebouwtje, dat aan de achterzijde verrezen was, en dat nauwelijks iemand had opgemerkt, herbergde op een goeden morgen plotseling een flinken grijzen auto, die uit de stad gekomen was. Betty zei 183 DE GEVLUCHTE BRUID haar betrekking bij de Hiltons op, zoodat ze meer tijd had om toezicht te houden op het werk en alles juist zóó te laten uitvoeren, als ze het zich voorgesteld had. Mevrouw Hilton noemde haar met omslachtige voorkomendheid „freule Stanhope", en beval Ellie, haar te kussen, zoo vaak ze haar ontmoette. Betty ging naar een naburig stadje en kocht wat aardige kleeren en een heeleboel dingen voor moeder en Emily en Bob. Een mooie nieuwe piano kwam met den trein mee en nam de plaats in van de oude rammelkast van mevrouw Barlow. Toen ging Betty naar de stad, waar zij vroeger gewoond had en kocht nog veel meer : meubels en zilver en gordijnen en tapijten, en bracht Jane mee terug om een poosje vacantie te houden en het oude huisje nog eens te zien, eer 't het nieuwe huis geworden was, en er te blijven, tot ze trouwde, want Betty stond er op. het nog aan haar spaargeld ontbrekende aan te vullen, zoodat die blijde dag verhaast kon worden. Toen al de mooie nieuwe dingen begonnen te komen, bracht Betty moeder Carson aan 't verstand, dat zij haar, Betty, liefderijk had opgenomen, toen ze geen tehuis, geen geld en geen vrienden meer had, en dat al deze dingen nu haar belooning vormden. En dat zij zelfs nooit in staat zou zijn, haar heelemaal te vergelden, wat zij voor haar gedaan had. Er was vijfduizend dollar uitgeloofd om haar te vinden, en moeder Carson had veel meer dan tienduizend verdiend door haar verborgen te houden ; ze zou haar schuld nooit kunnen afbetalen, zoolang ze leefde. Natuurlijk bracht Betty ook Nellie mee naar huis, en installeerde haar in een snoezig nieuw kamertje, juist geschikt voor een jong meisje, en begon haar te verwennen en uit te rusten met mooie dingen, juist 183 DE GEVLUCHTE BRUID zooals een liefhebbende zuster zou gedaan hebben, die wat geld van zichzelf had. Gedurende al dien tijd moest Ruttgers telkens voor zaken in Tinsdale zijn, want Betty had hem gevraagd, voor haar het toezicht te willen houden op alle kleine détails van het bouwen, en hij moest elk week-end overkomen en toezien, dat ze niet werd afgezet. En eens bracht hij Jimmie mee, zoodat moeder hem kon leeren kennen en waardeeren, en er was een groot feestmaal, waarvoor twee van de beste kippen het leven moesten laten. De Kersttijd naderde, toen het huis eindelijk voltooid was, en gereed om erin te wonen, en met hulst en mistletoe en dennetakken versierden ze het voor bet huwelijk. Betty bracht verscheidene dagen met Jane in New York door om Jane's uitzet te verzorgen, en toen nog een middag te winkelen voor zichzelf, heelemaal alleen, en tenslotte brak de trouwdag aan. Niemand vond het vreemd, hoewel het Jane toch een beetje verlegen maakte: de twee zaakwaarnemers van Betty kwamen den avond te voren uit Boston en voegden zich, alsof 't vanzelf sprak, bij het gezelschap der bruiloftsgasten. Moeder Carson scheen het heel gewoon te vinden; dus sprak niemand er verder over. Maar na de huwelijksplechtigheid, toen Jane en Jimmie gelukkig getrouwd waren — Jane als een een lief en jong bruidje in Betty's oude bruidsjurk met sluier en schoentjes — en toen ze samen onder de eerepoort van mistletoe stonden om de gelukwenschen in ontvangst te nemen, ging er plotseling een beweging door het gezelschap. Jane bemerkte voor 't eerst, dat Betty nergens in de kamer te zien was. Toen werden aller blikken getrokken naar de breede trap — en daar kwam Betty naar beneden aan den arm 184 DE GEVLUCHTE BRUID van Ruttgers ; ze droeg nog het witfluweelen japonnetje, waarin ze zoojuist had dienst gedaan als bruidsmeisje ; alleen had ze den rozen-hoed afgezet, en een eenvoudigen tulen sluier om het hoofd gewonden en ze had haar armen vol kleine roze rozeknopjes en lelietjes van dalen. Ze wandelden langzaam recht naar den dominee, juist waar de twee anderen even tevoren hadden gestaan en werden verbonden door dezelfde mooie eenvoudige woorden en iedereen was zoo verrast en verrukt en opgewonden, dat Bob er het hoofd bij verloor. Hij stormde regelrecht naar het kleine muziekkamertje, waar de nieuwe piano stond, viel neer op de kruk en begon met wijduitgespreide handen een staceato-vreugde-marsch te hameren, tot moeder Emily op hem af moest sturen, om het spektakel te bezweren. *- EINDE —r TÖ3