DE R. K. BOEK-CENTRALE KEIZERSGRACHT 62-64 AMSTERDAM TELEFOON H. 9431-3639 Centraal-Misboek bevattende al de Missen en Gebeden van het Romeinsch Misboek. Verder de Vespers van" alle Zon- en Feestdagen van het Kerkelijk jaar, benevens keur van gebeden en oelenlngen. Gewoon papier Band A Linnen roodsnee f 6.50 „ Al Zwart linnen band „ 7.50 „ BI Zwart linnen goudsnee „ 8.50 Dun papier Band O Leder goudsnee „12.50 . „ H Soepel leder goudsnee en binnenrand „ 15.— Het is een typografisch kunstwerkje. (Limburger Koerier.) 't Beste Misboek dat tot nu toe verscheen (De Katholiek.) Dit boek zal wel haast het volmaakte bereiken (Studiën.) Thans is door de R. K. Boek-Centrale een nieuw Misboek in den handel gebracht, het schoonste en handigste dat ik nog zag in binnen- en buitenland, een missaaltje, zoo volledig, dat men het voor een kerkboek moeilijk vollediger kan wenschen en toch zoo licht en fijn, dat zelfs het meest kieskeurige juf je er niet tegenop kan zien daarmede naar de kerk te gaan. Ik kan het onvoorwaardelijk aanbevelen aan ieder, die zich een Misboek wil aanschaffen. (De Katholieke stemmen.) 111 in 1111 lilïirtil ili Iiil 1111 ïi in 111 1423 3065 PUNTJES OP DE i PUNTJES OP DE I DOOR MAX 2e druk BOEK-CENTRALE - AMSTERDAM Keizersgracht 62—64 DEPOT v. NED.PU3L. O. EERSTE HOOFDSTUK. HAZEPEPER ZONDER HAAS. Onze beproefde wereld, die al zooveel eeuwen door het luchtruim bengelt, dreigt uit haar voegen gelicht te worden door een betreurenswaardig, onherstelbaar verlies. Ik geloof, dat we Jan zullen kwijtraken... Ik vrees, dat Jan het niet lang meer zal maken... Niet dat zijn gezondheid gevaar loopt of te wenschen overlaat. Integendeel, zelfs de vloermat in wording, die hij koppig zijn baard blijft noemen, groeit als kool onder zijn kin.Maar iets anders en iets beters in onzen vriend maakt — zoo de verschijnselen niet bedriegen — een bedenkelijke crisis door. Zijn orthodoxie, waar hij meteen oogje op het vagevuur nog altoos de hand aan hield, ligt op een apengapen en tegelijk met zijn goed Roomsch geloof zal hij den weg naar mijn Pastorie wel verleeren. En de nakomelingschap hem weer aan de vergetelheid prijsgeven... Wat is er gebeurd? Voor de weinige centen, zelf verdiend en de vele glimmende zilverbons hem door zijn moeder in de hand gedrukt, heeft Jan zich op de „Wereldbibliotheek" geabonneerd „Maatschappij van goede en goedkoope lectuur", beweert hij... jawel, dat kennen wel En nu sinds enkele dagen is het „Beknopt Woordenboek van H. Bakels" voor hem het jacht- 6 vliegtuig, waaruit mijn oud eerwaardig Bijbelgeloof verkend, gemitrailleerd en „dropped" wordt. Bedoelde Volks-encyclopedie is ontegenzeggelijk een knap stuk werk, dat voor weinig geld macht van wetenswaardigs levert, doch wie het als vraagbaak en wegwijzer in den Bflbel ter hand neemt en met een Mühomedaansch:- Het staat geschrevenaanneemt wat hij leest, is ondertusschen finaal zijn geloof kwijt. Afschrik voor humor van slecht allooi heeft den Heer Bakels er ongetwijfeld voor bewaard om op het titelblad zijn kwaliteit van Doopsgezind Predikant te afficheeren. Doopsgezind, — dat is niet anders — doet allereerst aan Doopsel denken. Predikant, wijst uit, dat we te doen hebben met een bedienaar van Gods Woord. De aspunten der Bijbelsche Openbaring, de kurken waar het al op drijft, zijn — naar ik meen — nog altijd: De schepping en val der menschen; de erfzonde; onze verlossing in Christus; de eeuwige vergelding van loon of strai! Dit Bijbelsch Woordenboek nu leert ons den Bijbel hanteeren als een groote, sappige ui. Je schilt er de buitenschil af, en schilt dan verder en blijft aan het schillen tot je niets dan betraande oogen overhoudt. Zeker, de Heer Bakels heeft goed en wijs gedaan met elk Christelijk etiket op den voorband te supprimeeren. Het zou de grap te ver gedreven zijn met geloovlge lezers, die iets meer van hun Bijbel wenschen te weten tot rouwkoop te verlokken en ze naar huis te sturen met een boek, dat met succes door „De Dageraad" mocht zijn uitgegeven. Nóg ruiterlijker 7 had de Heer Bakels gehandeld met boven zijn „Btjbelsch Woordenboek" als een licht voor onzen voet een of ander verklarend motto te plaatsen. In Onzen Ersatz-rijken tijd is het in ieders belang precies te weten wat men eigenlijk vóór zich heeft Als motto kon dan de fraaie zinsnede uil zijn „Bouquetje Polemiek" van dienst zijn. „De oude Roomsche en Orthodoxe leerstellingen (en de Bijbel ook niet te vergeten) hebben millioenenvoudig en overvloedig monstrueuze, onredelijke en onzedelijke stellingen over God verkondigd al zoovele jaren, neen, eeuwen lang". Op die manier werd niemand dupe en snapten we bij eersten blik, waar de Heer Bakels met zijn „Bijbelsch Handboek" heen wil. Alvorens Jan, die staat te popelen aan mijn zij gehoor te geven, wil ik den Heer Bakels zelf even aan het woord laten om een en ander waar te maken, wat hierboven wordt beweerd. Spreekt vanzelf, dat een weerlegging zijner woorden niet in mijn bedoeling ligt. Om een dictionnaire te weerleggen, zou men met een encyclopedie moeten antwoorden. Men is vandaag al dankbaar een brochure gedrukt te krijgen. Op Pag. 151 lees ik: DOOP, DOOPER. Jezus, die zich tegenover alle uiterlijke godsdienstplechtigheden vrij neutraal gedroeg, er geen goed en geen kwaad van zeide, zich er aan onderwierp zonder veel drukte, 8 heeft zich ook door |ohannes laten doopen, volgens de overlevering ergens in de buurt van Jericho, dus niet ver van de Doode Zee. — Er kan dus niet genoeg de nadruk op worden gelegd, dat Jezus zelf den Doop niet heeft „ingesteld". — Ja, zelfs geloof ik niet, dat hij er zich warm over gemaakt heeft. .... Men moet we! aannemen, dat er steeds en dus ook reeds in de eerste dagen des Christendoms bijgeloovige gedachten bij zijn gekoesterd Men meende, gelijk de Roomsen-Katholieken en vele Protestanten nu nóg, dat de doop een mensen werkelijk reinigt, namelijk van zonden of van de erfzonde". Van den BIJBEL heet het bij het woord i GENESIS Het werk bestaat uit 50 hoofdstukken, die de geschiedenis van Adam af tot en met den dood van Jozef, dus tot aan de geboorte van Mozes behandelen. De gansche inhoud bestaat uit volksverhalen, die niet als eigenlijke „historie" kunnen worden aangemerkt, hoewel in de verhalen van de zwerftochten der aartsvaders wel eenige waarheid zal schuilen. Over den Stichter van ons Christendom krijgen we bij het woord MARIA zoo bij wijze van entremets tusschen twee gangen:— (Jezus is volgens de oude opvatting God.) Om aan de weet te komen, wat Hij volgens de nieuwe opvatting dan wèl is, helpt bladzij 324 ons uit den druk: — Wij voor ons houden Jezus voor een historische persoonlijkheid, een mensch ais 9 wij, ook zéker niet zonder gebreken en stammende uit eenvoudige burgermenschen. Wie nu nóg een bladzij verder opslaat, krijgt onweerstaanbare lust in een faillisements-verklaring van het gezonde menschenverstand. Daar staat opgetcekend, alsof dat na het voorgaande zoo vanzelf spreekt en uiteraard niet uit kon blijven : — De volgelingén van Jezus zijn tegenwoordig 550 millioen van de 1512 millioen aardbewoners Van deze 550 millioen, naar Jezus' bijnaam Christenen genaamd, zijn 260millioen RoomsenKatholieken, 170 millioen Protestantsch en 120 millioen Qrieksch Katholiek. Stakkers en stumpers dan toch ... platkoppen zou Schopenhauer zeggen, om in aanbidding de knie te buigen voor „een mensch als wij, ook zrker niet zonder gebreken en stammende uit eenvoudige burgermenschen" en het eind van hun verdwazing schijnt nog niet te zien. Juist nu immers, met dat vervloekte prikkeldraad om onze landsgrenzen, met die ellende van paspoorten en uitvoerverbod, bestaat er hoegenaamd geen kans om aan die half-milliard Christen-idioten een exemplaar van Bakels .Beknopt Bijbelsch Woordenboek" ter Aufklarung- toe te zenden. Zoodat er bij een volgenden uitgaaf van eenige reductie op het verbijsterend cijfer van 550 millioen crétins nog wel geen sprake wezen zal. Een enkele maal is men geneigd te gelooven. dat de rationalistische sport om een verschijning 10 als Christus en het Christendom a tout prix tegen de vlakte tc praten, ook den Heer Bakels tegen de borst stuit. — Lazarus' opwekking — heet het bij dat artikel — moet als een absoluut wonder beschouwd worden, dat men gelooft of niet gelooft, maar waaraan men niet tornen moet. Tallooze „natuurlijke" verklaringen zijn beproefd. Een van de belachelijkste is die van den beroemden Franschman Ernest Renan, die het volgende veronderstelt (te vinden in Straus. Leben Jesu, deel II § 777): — Jezus' zaak staat slecht. De Bethanische vrienden willen hem helpen.Tijdens zijn afwezigheid wordt Lazarus ziek. De zusters zenden om Jezus. Onderwijl wordt Lazarus beter, doch ziet nog lijkbleek. Men bedenkt een vrome list. Lazarus laat zich als een doode bekleeden en in een graf sluiten. Inmiddels komt Jezus, gaat naar het graf des geliefden vriends en ... bij zijn komst stapt Lazarus er uit. De Joden zien er een wonder in. De zusters hopen, dat Jerusalem nu Jezus zal toevallen. En Jezus... laat zich de zaak aanleunen. Liefde tot waarheid en gezonde Hollandsche zin dreef den Heer Bakels den voet uit dit moeras terug te trekken en de barbierspraat van den Franschen Figaro te nemen voor wat ze is: kippepraatl Maar wat nu te denken van den man, die een oogenblik later — van de L. van Lazarus voortschrijdend tot de P. van Petrus — de belachelijke methode van Ernest Renan zóózeer tot de zijne maakt, zoo handig goochelt met dezelfde trucs en jongleert met de 11 gebruikelijke phrasen, dat men zweren zon „monsieur Peut-être" met zijn eeuwig zou- zouzou persoonlijk op het podium te zien. Petrus-, Gewoonlijk als het hoofd der twaalf discipelen van jezus beschouwd, hoewel het historisch niet is uit te maken of hij het werkelijk geweest is. Over het algemeen weten wij van de 12 discipelen bitter weinig. En wat het Nieuwe Testament over Petrus zegt is allicht gekleurd. De waarheid zal wel zijn, dat Petrus inderdaad onder de twaarven uitblonk. Maar Jezus zal hem wel niet officieel tot opperhoofd hebben gemaakt. In het oog van het nageslacht was dit echter wel gesehied: Jezus zou en moest Petrus tot Eerste hebben aangesteld. Het Evangelie van Mattheus in zijn huidige gedaante misschien wel 75 jaar na Jezus' dood tot eindredactie gekomen, sanctionneerde dit door het verhaal van hoofdstuk 6 op te nemen, waar gezegd wordt dat Petrus de grondsteen der gemeente is, degene, die alle geestelijke macht in hemel en op aarde in handen heeft De wordende Katholieke Kerk, die Petrus ais Haren eersten Opperbisschop beschouwde, zal misschien later deze woorden, die allicht vroeger nog niet zoo strak waren, wel hebben aangedikt. In elk geval grondt ze daarop haar geloof in de noodzakelijkheid van een Paus als uniek hoofd en in zijn .sleutelmacht". Mattheus, 16 vers 19. (Cursiveering is van Max.) En met eenzelfde hooghartig gebaar als Ernest Renan lapt de Heer Bakels voorts alles wat van 12 geloovtge zijde tegen die vrijzinnige koppensnellen) is ingebracht, alle Bijbel-exegese, alle dogmatiek en kerkgeschiedenis cn apologie, .aan zijn moderne laarzen. „Ist mir Wurst" zegt Hij Bolland na Te beginnen met zijn Voorwerk No. I, waar hij volslagen onbekendheid voorwendt aangaande den p!ausibelen uitleg van de ouderdom der aarde en de zes scheppingsdagen die klaarblijkelijk als perioden bedoeld zijn:— tot aan de Z. van „Zoenbloed", waar Hij met het gebaar van een Abenccrage beweert: — Sommige van genoemde begrippen (o. a. dat van de Driëeenheid) komen in den Bijbel niet voor, -- van A. tot Z. zeg ik, is dit zijn Bijbelsch Woordenboek een gemaskeerde aanval op den Bijbel als GodsWoord-en Waarheidsbron; een ongetemperd pleidooi voor de .Vrije Gedachte", waarin meer vrij dan gedachte. — Gaat dit alles vraag ik met Schaepman, niet een weinig de maat te boven ? Men kan een Nimrod zijn in geleerdheid, een Nabuchodonosor in wetenschap, daar zijn altijd zekere regelen, die men te eerbiedigen heeft. Het gaat niet aan zich boven de orde te wanen, omdat men zich buiten de rechte orde plaatst. Het pleit is niet voldongen, omdat men vonnist zonder te hebben gehoord, leeraart zonder te hebben geleerd, wetenschap verkondigt zonder te weten wat wetenschap inhoudt. De ongeioovige wetenschap heeft allerminst het recht te wanen, dat de onfeilbaarheid haar deel is, haar persoonlijk, haar onvervreembaar deel. Zij heeft geen geloofsbrief voor deze aanspraken. Haar jongeren missen het recht om steeds de geloovigen 13 te bejegenen als hadden dezen niets gezegd, niets getuigd, niets verdedigd, niets weerlegd, integendeel... — Integendeel, beaamde Jan, die zat te rookt n alsof een kleine dorpsbakker aan het bakken was, — maar het is zonder aarzeling en toch niet zonder schroom, dat ik... — Heb je vanavond nog iets te doen, Jan ? — Geen zier Pastoor I — Nou, ik wel, goeden avond I Jan stond op, borg vlug zijn lucifers in den zak en staarde mi] met open mond aan. — Haast je maar niet, zei ik meelijdend. Jan ging weer zitten. — Ik bedoel, als je buiten bent, legde ik uit. Jan keek mij stom verbaasd aan en zwaar ademhalend als in een droom stapte hij mijn kamer uit. TWEEDE HOOFDSTUK. DE HEER BAKELS IN HET VAGEVUUR. God straft me, dat ik me inliet met nachtraven en dergelijk onguur gespuis, in plaats van omgang te zoeken met degelijke, soliede menschen. Ik zat alleen in mijn studeervertrek en kon mijn oude meid hooren, die met veel drukte de deur op nachtslot deed, nu en dan de sleutels liet vallen en ze weer opraapte en op het gehoor af driemaal meer werk scheen te doen, dan ze inderdaad verrichtte. Terwijl ik mij weer over mijn boek boog ver- 14 heugde ik mij over den nacht, in wiens groote tegenwoordigheid onze kleine zorgen wegsluipen als laag, min volk. De dag is zoo vol onrust en moeite geweest en onze harten zijn zoo volgezogen met booze en bittere gedachten en de verdwaasde wereld is ons zoo wreed en slecht voorgekomen... Dan legt de nacht als een groote, liefhebbende moeder zachtkens de hand op ons koortsachtiggloeiend hoofd en heft ons met tranen beschreid gelaat omhoog naar het zijne en glimlacht en al spreekt hij niet... wij weten toch wat hij zeggen wil. Doch mijn gemijmer werd niet verder uitgesponnen, daar het werd onderbroken door een donderend gerommel op de voordeur gevolgd van een geweldig schellen. Het nachtslot werd weer opengedaan, waarop men in de gang een mannesten» vernam, die een zeer vertrouwelijken toon tegenover Naatje aansloeg. Op het hooren van die stem zonk ik bleek van schrik in mijn stoel, 't Was dus geen inbraak, geen huiszoeking, geen gasontploffing,zelfs niet de laatste Oordeelslag... Wat mij te wachten stond was nog iets slimmers. Omlijst door den Gothiektn boog van den smallen deuringang stond daar, de groote grijze oogen met ongewone strengheid op mij gevestigd, de aangrijpende figuur van Jan Knibbel. Het vuur, dat straalde uit zijn zoeklichtblik, de verrukking, waarmee hij het versch-gekochte en pas-betaalde „Bijbelsch Woordenboek" tegen zijn jaspand drukte, 'deed het ergste vreezen. Zijn uiterlijk verkondigde aan het heelal: - Nu moet de bom maar barsten! Zijn mond sprak: - Goeden avond! 15 — Goeien avond naar de Zuidpool.. i met den trein van elven, barstte ik los en het klonk 200 vervaarlijk, dat de oude vrome platen aan den wand een grimas sloegen van pure veibazing. Jan streek zich zenuwachtig langs zijn kin als zocht hij tevergeefs naaf zijn sikje. Daarop kwam hij met lichten, drukken stap naar voren, schudde mij de hand of die er af moest; knikte even een herkenningsknik tegen mijn sigarenkist, waarna hij zich kaarsrecht op den buitensten rand van mijn stoel plaatste. Ik kreeg den indruk alsof men voortdurend tegen hem zou kunnen stooten zonder iemand pijn te doen dan zich zelf. — Ik lees daar schrikkelijke dingen, begon hij met een huiveringwekkende zucht, — over ons dierbaar Roomsche geloof. Schandalige dingen, waarvan ik weten moet, hoe de vork in den steel zit, vóór ik vannacht naar bed ga. Maar eerst krijgt U bij wijze van Hofmann-druppels een appreciatie van onzen Vagevuursleer te genieten, zoo waardeerend en objectief, dat U op Uw program voor morgen wel een acte van eerherstel aan den Heer Bakels moogt zetten. — Het denkbeeld van een louteringsvuur, zegt zijn .Beknopt Bijbelsch Woordenboek" is door de Christelijke Kerk algemeen aangenomen en tot een uitgewerkt leerstuk gemaakt. Alleen de orthodoxe Protestanten willen er niets van weten. Voor hen is er slechts óf volmaakte hemel óf volslagen hel. Het vagevuursdenkbeeld is veel redelijker." — Veel redelijker inderdaad, papegaaide ik met een benauwden blik op mijn klok. 16 — Alléén maar, voer Jan voort met onuitsprekelijke ergernis in zijn hooge, schrille jongensstem, alléén moet zelfs een liberaal en welgezind outsider als de Heer Bakels ons toch weer afvallen, waar hij — dit leerstuk bestudeerend — op het harde en hartelooze dogma der „alleen zaligmakende Kerk" stuit. Evenals de hemeldeur schijnt dus ook de poort van 't vagevuur met zeven sloten gegrendeld. — Bekend is, constateert Hij verder, — dat de Roomsen-Katholieken dit zegenend proces der ziel in het hiernamaals alléén voor zich zelf verwachten. Elk ketter komt terstond voorgoed in de hel. Elk goed Katholiek komt in het vagevuur. Terstond in den hemel komt niemand. . . . Hier moest met evenveel beleid als moed en trouw worden opgetreden. De nachtrust van twee celebriteiten stond op 't spel. Eerst bracht ik Jan voorzichtig onder 't oog, dat het tijdperk der Kerkvaders definitief was afgesloten en hij verstandig deed den Heer Bakels vooralsnog daar niet onder te rekenen. Insgelijks dacht het mij verstandige politiek diens voorstelling van Roomsche eschatologie ') slechts onder beneficie van inventaris te aanvaarden, aangezien gemelde voorstelling meer kans op een eereplaats in onzen Index, dan op een kerkelijk imprimatur1) had. Wegens hel vergevorderd uur — zou de verslaggever zeggen — kwam het verder antwoord <) Leer over de viel uitenten, l) Goedkeuring. 17 op zijn moeilijkheid op deze kleinigheid neer, die Jan met advocatenooren zat te beluisteren: — De kwestie zoo fijnzinnig door genoemden schrijver uitgesponnen, kan als een maggi-blokje saamgevat in dezen zin : — Zijn alle Christenen op straffe van eeuwig ongeluk verplicht tot de ééne, Katholieke gemeenschap te behooren? Het is een uitgebreid onderwerp, dat we klokke elf niet in lengte en breedte doorschrijden kunnen. Cyprianus vergelijkt de Kerk met de Arke Noach's, waaromheen niets dan het water der verwoesting en buiten welke geen levende ziei van den dood kan gered worden. Weer anderen hebben van de Kerk gesproken als van het huis van Rachab, het eenige onder de huizen van Jericho, welks inwoners gespaard bleven. In Katholieke boeken lezen we en van Katholieke leerstoelen hooren we van tijd tot tijd stellingen als deze i Buiten de Kerk geen zaligheid. Zijn die woorden en vergelijkingen nu strikt en naar den letter op te vatten ? Moet zóó de zinspreuk verstaan, die aan Cyprianus wordt toegeschreven:— Niemand kan God tot vader hebben, die de Kerk niet tot moeder heeft. In het minst niet I Met zulk een star absolutisme heeft dergelijk zeggen niets uitstaande. Aphorismen van dien aard moeten in verband met den contekst gelezen worden, hebben kantteekeningen van noode, dienen verstaan te worden in den zin, waarin ze werden neergeschreven. God wil dat alle menschen zalig worden en tot 18 de kennis der waarheid komen (I Tim. II, 4.) Dit is de sleutel, die op het mysterie past. En alleen in het geval, dat ze door schuldige nalatigheid niet tot de kennis van de waarheid komen, zullen ze hun eeuwig heil mankeeren, omdat ze het niet wilden. God wil hen gered hebben, maar past er feestelijk voor hen te zaligen tegen hun wil. Maar indien zij door geboorte, opvoeding, levensmillieu: omstandigheden buiten hun wil, de waarheid niet inzien, welke blijmoedig door hen zou omhelsd zijn, zoo zij die slechts kenden; — in dat geval worden zij t—' indien gedoopt — door God als de Zijnen erkend, behooren tot de ziel der Kerk en ofschoon niet op zienlijke wijze in Haar organisch lichaam opgenomen, zijn ze niettemin door het Doopsel Haar kinderen en — indien rechtgeaarde en plichtgetrouwe kindèren — ook erfgenamen van Zijn hemelsch Rijk. „Nog andere schapen heb ik, die niet van deze kudde zijn".. • — Dat hebben we dus gewonnen, jubelde Jan en nam het air aan of hij de irenische richting op zijn eentje uitgevonden had, — dat onze Kerk ook andersdenkenden in vagevuur en hemel toelaat, mits ze gedoopt en ter goeder trouw zijn. Maar dit laatste nu daargelaten en daarvan afgezien, wat zal het lot zijn, vraag ik, van de Kaffers en Hottentotten, Eskimo's en Vuurlanders, die in hun diverse uithoeken vandaag het vredelievend en bezadigd contigent onzer aardbol vormen. Stop even ik zal mij nader verklaren. Hoe Katholiek en algemeen verspreid deRoomsche Kerk ook zij, toch waren er vroeger en zijn er nu nog 19 heele landstreken, grooterdan ons gezegend Vaderland, waar de Missionnaris een volslagen onbekende en bijgevolg de naam van Christus en de Doop van Christus nooit gehoorde en ongenietbare dingen zijn. Indien nu het Doopsel de conditio sine qua non') van ons eeuwig geluk in den hemel zijn moet, dan weet ik het wel en zijn we gauw met de puzzle klaar. Ongedoopt als ze zijn, gaan die stakkers in massa verloren. Al die duizenden natuurmenschen, die in hun maagdelijke bosschen als groote kinderen leven, worden da hun dood door God verworpen, wijl ze ontberen wat met geen mogelijkheid door hen bereikt kon Worden en verstoken zijn van iets, waarvan ze het bestaan nog niet vermoeden — De Katholieke Kerk, Jan, houdt en leert, dat geen levende ziel ter helle vaart die niet met volle kennis en vrijen wil eerst God den rug toekeert en alzoo in staat van doodzonde sterft. De zegswijze: Buiten de Kerk geen zaligheld is een technische vakterm, die dient verstaan te worden in den zin, welke de Godgeleerden er in legden. Eens duwde mij een andersdenkende toe: — Maak U maar niet druk, doe geen moeite, U kunt me dat niet wegredeneeren, 't woord is te duidelijk om te worden misverstaan .... Alleen zaligmakende Kerk.. . . Ik vroeg daarop zijn meening over een artikel in de Engelsche Wet, waar met even zooveel woorden staat, dat de Koning geen kwaad kan doen: The 0 De noodzakelijke voorwaarde. 20 King can do no wrong. Een woord te duidelijk om te worden misverstaan en toch houdt niemand dat koning George van Engeland in de genade bevestigd en onzondigbaar zijn zou en komt de zaak op deze kleinigheid neer: dat de Engelsche monarch voor geen enkel gerechtshof kan ter verantwoording geroepen worden. Waaruit weer blijkt, dat een half woord — om niet te worden misverstaan — een goed verstaander noodig heeft Altijd en overal heeft de Katholieke Kerk beleden, dat schapen bulten Haar kudde in dwaling leven kunnen en tóch behouden worden; dat men buiten Haar zichtbare organisatie gesloten, niettemin door den geestelijken band van geloof en van liefde tot de ziel der Kerk behooren kan; dat elk anathema door de Kerk ooit uitgesproken op de dwaling zelve slaat en niets uitmaakt omtrent de schuld van wie in dwaling zijn en dat geen Katholiek het recht toekomt zijn oordeel te laten gaan over de gewetensschuld van eenig individu. Jan keek me onderzoekend aan, het voorhoofd gerimpeld als van een foxterrier, de oogen wijd open, ais wilde hij den duivel dood slaan, die in me zat — Wat ons de wijzen als waarheid verkonden, straks komt een wijze, die 't wegredeneert, meesmuilde hij cynisch. — Ik mag gevierendeeld worden, als dit niet de uitgesproken en gangbare kerkleer is, riep ik uit. Ik heb opgemerkt, dat Jan altijd onder den indruk komt als ik stadhuiswoorden gebruikt Luistert Over dit onderwerp schrijvend, zegt Pius IX: 21 Het Is ons bekend, dat zij die in onoverkomelijke onwetendheid omtrent onzen H. Godsdienst verkeeren, maar nauwgezet de natuurwet en de door God in 's menschen hart gegrifte geboden naleven en die — bereid om God te gehoorzamen — een eerlijk en rechtzinnig leven leiden, geholpen door Gods gratie het eeuwig leven kunnen verwerven. Want God, die hart en neigingen, bedoeling en gedachte van een ieder klaarblijkelijk ziet, onderzoekt en kent, kan in zijn opperste goedheid en ontferming op geene wijze toelaten, dat iemand de eeuwige hellestraf inloopt, die niet uit eigen vrijen wil in zonde is gevallen. (Encycliek tot de Italiaansche Bisschoppen. 10 Aug. 1863.) Niet-gedoopte kinderen en volwassenen, die sterven zonder het gebruik der rede gehad te hebben, zullen alzoo een natuurlijk geluk beërven en alleen het bovennatuurlijk licht ontberen, dat voorkomt uit een directe aanschouwing Gods, hetwelk God aan geen sterveling verplicht is te geven. Ongeloovigen of niet-gedoopte volwassenen, die het gebruik der rede bezitten, zullen om hun ongeloof alleen dan veroordeeld worden, wanneer dat ongeloof, hetzij in zichzelf, hetzij 'in zijn oorzaak, vrijwillig is. Wat geen redelijk mensch onredelijk vinden kan. En zoo besluit ik „met onbeklemde borst' dat de stelling „Batten de Kerk geen zaligheid" — goed verstaan — niets onbillijks of onredel ij ka 22 inhoudt. Het wil enkel zeggen: Geen zaligheid voor wie leeft buiten de ziel der Xerk. En de ziel der Kerk omvat alle menschen die van oprechten wil en ongerepten levenswandel zijn. Blijft men ons niettemin deze handgranaat voor de voeten werpen, zoo geschiedt dit uit domheid of uit kwader trouw. Uit domheid, door wie den eenig-juisten zin daar niet van snapt; uit kwader trouw door wie de beteekenis kent, maar niet erkennen wil. DERDE HOOFDSTUK. EEN NIEUWE LENTE EN EEN NIEUW GELUID. Max is vroolijk op het dartele af. Hij is in feeststemming en zou — ware het papier maar even goedkooper — een schep aardige dingen willen zeggen, die het hart van man, vrouw noch kind weerstaan kon. Sommige menschen hebben als de uilen en vieermuiz betere oogen voor de duisternis dan voor het licht, maar zijn gezichtsvermogen is zoo ingewikkeld niet en één enkel lichtstraaltje doet hem weer gauw de donkerste schaduwen vergeten. Ook de Heer H. Bakels, predikant te Haarlem, kan plezier van zijn leven hebben. Zijn aangeboren zucht tot twijfelen, zoeken en vorschen heeft Hem op het spoor gebracht van de verrassende bevinding, dat de Katholieke Heilsleer op geen stukken na zoo onverdraagzaam en onverdraaglijk luidt, als Hij en 23 duizenden in den lande met Hem waande. En aanstonds is de Heer Bakels, die van stoelen en banken niets hebben moet tenzij om er op te zitten en niet gewoon is een blad voor den mond te nemen, er ais de kippen bi] geweest om met die nieuwe wetenschap den leerstoel te beklimmen, waar Hij bestendig toegang en bereids gehoor vindt en zijn menschen vrij en frank in de ooren te blazen wat Hem is overkomen en hoe Hij daar nu schik in heeft Een dame,—heb ik wel eens hooren zeggen—mag men niet overdreven complimenteeren met haar toilet van den dag, alsof ze op andere dagen er minder tip-top uit zou zien. Hieraan comform, denk ik in de verste verte niet aan pluimstrijken en mooipraten alsof deze ruiterlijke manier van handelen mij bij den Heer Bakels uitermate heeft verbaasd. Trouwens het beste deel Zijner Protestantsche lezers — wier opinie alleen de moeite waard is — zal Hem zijn tol van dankbaarheid wel thuis sturen; juist immers omdat het Roomsche dogma door Protestantsche oogen om zijn vermeend absolutisme en leerstellige onverdraagzaamheid met schuine blikken wordt bezien moet het eerlijke Protestantsche harten oprecht verblijden te vernemen qu'il n'est pas si diable qu'il est noir. Hier volgt bedoeld artikel van H. Bakels in de Westfriesche Kerkbode van Vrijdag 14 December. VOOR IEDEREEN. Den vorigen keer had ik het over Luther en Roomsche dingen. Vergun mij, nu 'k de laatste aanroerde, daar nog even op door te gaan 24 alvorens ik met mijn behandeling van hiernamaals-toestanden aanvang. De Roomsche zaak, die ik heden nog behandelen wil, is gewichtig genoeg en kan niet spoedig genoeg publiek bekend gemaakt worden. Mij althans was ze, toen ik er onlangs notie van kreeg, werkelijk een openbaring. En welke is dan die merkwaardigheid, die ik ten opzichte van de Roomsche Kerk wou publiceeren in dit blad ? Wel, een stelling die „voor lederen" wel de moeite waard is om er kennis mee te maken. Want „iedereen" van ons woont te midden van Roomsche medeburgersDe stelling dan, die ik .naar aanleiding van mijn versche ontdekking wou verdedigen is deze: — „ALLEENZALIGMAKEND" is niet „ALLEENZALIGMAKEND" ï Dat klinkt nu wet wat apocrief en wonderspreukig. Maar het vervolg van dit artikel zal u de zaak wel duidelijk maken. Ter zake dan. * • * ledereen kent de uitdrukking .Alleenzaligmakend". De Roomsche Kerk noemt zich zoo. En nu 'had ik altijd naievelijk gedacht, dat „Alleenzaligmakend" ook inderdaad „Alleenzaligmakend'' beteekende; met andere woorden, dat dit woord beduidde, dat alleen de Roomsche Kerk de poort ten hemel was en dat buiten 25 haar geen zaligheid was. Met andere woorden, dat ieder die buiten haar bleef, «ONGELUKKIG" werd, zooals de euphemistische (zacht uitgedrukte) uitdrukking der Roomschen voor „verdoemd" is. Ik dacht dat natuurlijk. Een bekende Roomsche spreuk is ook: — Extra ecclesiam nulla salus, — buiten de (Roomsche) kerk geen zaligheid. Wij als Protestanten zouden dus allen in de hel komen. Maar wat blijkt nu ? Dit. dat de Roomsche kerk veel liberaler is dan ik dacht. En dit vind ik zoo verblijdend, dat ik me haast het verder bekend te maken. Oe moet weten, dat een pater Dominicaan geregeld stukken schrijft in de .Maasbode" onder den schuilnaam Max. Naar aanleiding van een artikel in mijn pas verschenen Beknopt Bijbelsch Woordenboek heeft hij in genoemde krant een hoofdartikel geleverd, dat mij werd toegezonden. En zoo ben ik aan de kennis gekomen, die 'k heden luchten wil. Deze: — De uitdrukking .alleenzaligmakende Kerk" wil niet zeggen, dat je per se lid van de Roomsche Kerk moet wezen om aan de verdoemenis te ontkomen. Ik geef nu het woord aan Pater Max. .De kerkvader Cyprianus (250 j. n. Christus) vergelijkt de Kerk met de Arke Noachs, waaromheen niets dan het water der verwoesting en 26 buiten welke geen levende ziel van den dood wordt gered; in Katholieke boeken lezen we en van Katholieke leerstoelen hooren we van tijd tot tijd stellingen als deze: — BUITEN DE KERK GEEN ZALIGHEID! — Zijn die woorden en vergelijkingen nu strikt en naar den letter op te vatten ? Moet zóó de zinspreuk verstaan worden, die aan Cyprianus wordt toegeschreven: Niemand kan God tot Vader hebben, die de Kerk niet tot Moeder heeft ? — Spannende vraag, inderdaad I En wat antwoordt Pater Max ? „In het minst niet! Met zulk een star absolutisme heeft'dergelijk zeggen niets uitstaande. Aphorismen (korte beweringen) van dien aard moeten in verband met den contekst (samenhang, waarin ze voorkomen) worden opgevat, dienen verstaan te worden in den zin, waarin ze gesproken zijn. God wil, dat alle menschen zalig worden en tot de kennis der waarheid komen (1 Timotheus 2 vers 4.) Dit is de sleutel, die op het mysterie past. En alleen wanneer zij door schuldige nalatigheid (ik cursiveer H. B.) niet tot de kennis van die waarheid komen, zullen ze hun eeuwig heil mankeeren, omdat ze niet wilden. God wil hen gered hebben, maar past er voor hen te zaligen tegen hun wil. Maar indien zij door geboorte opvoeding en levensmillieu: omstandigheden buiten hun wil, de waarheid niet inzien, welke blijmoedig door hen zou omhelsd zijn, zoo zij 27 die slechts kenden, in dat geval worden zij — indien gedoopt — door God als de zijnen erkend, behooren tot de ziel der Kerk en ofschoon niet op zienlijke wijze in haar orgaan opgenomen, zijn ze niettemin door het Doopsel (dat desnoods Protestantsch kan zijn HL B.) hare kinderen en — indien rechtgeaarde en plichtgetrouwe kinderen — ook erfgenamen van zijn hemelsch Rijk. .Nog andere schapen heb ik, die niet van deze kudde zijn." . Hij vergist zich even in de laatste aanhaling van johannes 10 vers 16. Daar staat: —Ik heb nog andere schapen, die niet van dezen stal zijn. — Maar de beteekenis blijft dezelfde. Wat liberaal voor een Roomschen Pater I Had ge 't ooit gedacht? De zoogenaamde „alleenzaligmakende Kerk" is dus niet alleenzaligmakend. Wèl moet men volgens Pater Max gedoopt zijn. Bekend is, dat zelfs een ongeloovige dokter of een baker bij levensgevaar van 't pasgeboren kind datzelve doopen mag. Als dan maar de juiste formule gebruikt wordt, dan is de Doop geldig. Daarom kreeg een vriend van me, die zich pas als dokter in een stad gevestigd had, bezoek van den pastoor met de vraag of hij even de juiste doopformule in het Latijn wou opzeggen.1) (I) Als de Heer Bakels of zijn Triend ziek hier niet eventjes vergissen, wil ik een jaar lang een Schillerkraag dragen. Immers de taal waarin het Doopsel wordt toegediend doet niets te 28 Of hij het wel letterlijk kende... Dus, zegt ge, de Roomsche Kerk is toch ook weer niet liberaal. Wam als je nu eens niet letterlijk met de juiste woorden gedoopt bent of in 't geheel niet gedoopt bent Wat dan ? O, dan ben je nóg niet verloren. Maar hierover een volgende keer, waarbij ik ook een schrijven van niemand minder van Paus Leo IX zal aanhalen'), waaruit duidelijk blijkt, dat het woord „alleenzaligmakend" lang zoo strak niet moet worden genomen als wij liet tot dusverre dachten. Ik vind dit om de volgende reden plezierig. Ten eerste blijkt hieruit, dat de Roomschen niet zulk een bekrompen idee over God hebben en dus God meer eeren dan we dachten. Ze eeren in dit opzicht God meer dan de Orthodoxen, die meenen, dat Hij ieder verdoemt, die niet orthodox is. Ten tweede heb ik 't altijd een beetje gênant gevonden om te gaan met Roomschen en Orthodoxen, want ik dacht dan vaak: — „Ja, zake. Zelf geeft de Heer Bakels toe, dat bakers en soortgelijke ongegradueerden het mogen toedienen. Maar misschien heeft die Pastoor den dokter een compliment willen maken met te doen alsof Lij een academisch gevormde —■ alzoo een Latijnkundige — voor ziek had. Waarop de dokter — nerveus geworden door dien loop van zaken — diens bedoelen misverstond (1) H. B. vergist ziek even in de laatste aanhaling. Daar staat Pius IX (1846) en niet Leo IX (1049). Maar de bet eekenis blijft dezelfde; Onze Pausen hebben nu eenmaal de prettige eigenschap elkaar niet tegen te spreken. 29 maal, nu zitten we wel gezellig te praten, maar je houdt mij toch voor een aanstaanden verdoemeling." Of zooals een gereformeerd Dominee mij eens op een begrafenis toevoegde: — „U wordt niet verdoemd, O is al verdoemd I 't Is niet prettig naast iemand te zitten of te loopen en dan te bedenken dat die kameraad je beschouwt als besmet met schurft (in letterlijken zin) of (nog erger) je beschouwt in geestelijken zin te zijn een schurftig schaap der Oodskudde. Welnu... Welnu, voortaan behoeven we dit ten minste van een Roomsche niet meer te denken. Hij kan en mag niet per se denken, dat een andersdenkende per se verdoemd is. Dat zegt niet alleen pater Max. Maar ook Paus Leo IX. Hoor hem de volgende week. H. BAKELS. Max hoopt en bidt met de gansche neutrale menschheid, dat het spoedig weer vrede zij op alle mogelijke fronten en tusschen alle denkbare Mogendheden. Maar hij meent één uitzondering te mogen maken. In de Westfriesche Kerkbode zou hij wel graag een klein polemiekje gaande zien. Een eerzame pennestrijd van hopelijk deze strekking en dit verloop: toen de Heer Bakels indertijd zoo goed was over mij in de „Hervorming" te schrijven — ik meen in zake de aflaten — zag 30 Hij zich ten naastenbij toegevoegd „dat de orthodoxie van dien Dominicaan werd in twijfel getrokken." - Wij lezen er uit — stond er - de verzuchting van een zelfstandig-denkend, uit den band springend priester, die ons toeroept: „Gij Protestanten zijt nog zoo gek niet als gij er het rechte niet van snapt. Mij. Pater Dominicaan, is de zaak al evenmin helder." Nu moest men in dezelfde Westfriesche Kerkbode den heer Bakels eens voor de voeten werpen, dat zijn zegsman Max weer uit den band gesprongen is en er op stuk van Roomsche verdraagzaamheid een particuliere meening op nahoudt. Op een dergelijk „ingezonden stuk" - (ook al is er geen stuk gezond in) — kan ik niet nalaten mij te spitsen. Voor zoover ik Hem ken, zal de heer Bakels dit om den drommel niet onder zich laten, maar het opnemen voor mijn Orthodoxie en de tweede stap zal zijn, dat een fonds wordt bijeengebracht door de Redactie Kerkbode eenerzijds, den heer Bakels en zijn interviewer anderzijds, een fonds tot aankoop van den een of anderen Roomschen Godsdienstleer, elk voor een derde. (Wegens oorlogstoeslag is onze Groote Catechismus opgeslagen en kost nu 12'/j cent). Met dit gevolg, dat van den ouden Cyprianus af (gest. 215 na Chr.) die schrP: - Wie zou ooit op de gedachte komen, tenzij hij het verstand verloren had - dat de zielen van rechtvaardigen tegelijk met die van zondaars gezamentlijk verdoemd gaan? Was dat niet een, schimp op Gods gerechtigheid ? Overeenkomstig Zijn raadsbesluiten 31 is het, dat al degenen, welke in gerechtigheid geleefd hebben of die na gedwaald te hebben berouw toonden over hunne misdaden, OOK AL LEEFDEN ZE BUITEN DE KERK ontwijfelbaar tot het getal van hen te rekenen zijn, die God den Almachtige toebehooren ... Tot aan Paus Pius IX, nog een tijdgenoot van den heer Bakels, ook al verwart Hij hem met den Middeleeuwer Leo IX, die mit ein bisschen andere Wortetzegt: — De Kerk sluit buiten het eeuwig Heil geen enkel mensen, die omtrent den waren Godsdienst ter goeder trouw dwalend, maar getrouw aan ZIJN geloof, het goede gedaan heeft en doet... Met dit gevolg dat genoemd Bakelsfonds waar het zijn voelhorens ook uitsteekt, van Cyprianus tot aan Pius IX; in middeleeuwsche folianten, in moderne handboeken ja tot in de Kinder-Catechismus, altijd en overal de verblijdende bevinding zal opdoen, dat Max niet buiten zijn boekje ging maar de Roomsche Kerkleer natuurgetrouw geformuleerd heeft waar hij getuigt: De stelling „buiten de Kerk geen zaligheid" is ontegenzeggelijk de leer der Kerk. Alleen maar, — en dit is geen krentebroodje — mag niet over het hoofd gezien, dat hier van een strafwet sprake is en dat geen strafwet ooit wordt toegepast, tenzij daar, waar schuld is. Schuld nu veronderstelt altijd „feit èn toeleg". Aan de stelling „buiten de Kerk geen zaligheid'' moet bijgevolg zooals aan iedere strafwet het woord VRIJWILLIG voorafgaan. Voor 32 wie vrijwillig, uit kwaden wil buiten de Kerk van Christus blijft, geen zaligheid Resnmeerend: — Op de vraag: — Gelooft de Kerk aan de verdoemenis van hen, die geboren en opgevoed zijn zonder de Wet van Jezus Christus te kunnen kennen in onoverkomelijke onwetendheid dienaangaande verkeerden, maar overigens al het goede, wat hun bekend was, getrouwelijk hebben volbracht? Op deze vraag is het antwoord: — NEENI Op de vraag: — Wie zijn het dan, die vrijwillig en ter kwader trouw buiten de Kerk blijven en waar zijn die te vinden ? — op die vraag geeft de Kerk geen antwoord, het niet wagend ook maar één enkelen bepaalden mensch aan te duiden als van de eeuwige zaligheid buitengesloten. Op de vraag: — Maar de Kerk excommuniceert toch ieder ketter en weigert een Christelijke begrafenis aan zelfmoordenaars en andere verdienstelijke mannen,— is het ontstellend-logische antwoord eenerzijds: — dat excommunicatie of de ban, allerminst een doemvonnis beteekent, maar enkel op deballotage uit de gemeenschapder geloovigen doelt; en anderzijds dat het weigeren eener Kerkelijke begrafenis geenszins een vingerwijzing tot verdoemenis in zich sluit, doch de simpele beteekenis heeft dat men den doode niet tegen diens wil verkiest na te dragen, wat hij bij zijn leven veracht en afgewezen heeft. 33 VIERDE HOOFDSTUK. OP ZOEK NAAR DEN .STEEN DER WIJZEN". Een paar maanden terug — waar blijft de tijd — toen mijn electrische draad nog niet was afgesneden en de gemeente mij liet dartelen rond mijn Philipslamp als een vroolijke non-vlinder in de zon, heb ik gegrasduind van belang in den stapel Gedenkboeken en Hervormingsnummers op de vlakte verschenen naar aanleiding van den vierhonderdsten jaardag der Reformatie. Gegrasduind zonder dat het mij juist groen en geel voor de oogen werd, want voor het gewone trommel-sper-en kruisvuur uit Protestantsche loopgraven op ons Roomsche front gericht, voel ik mij schotvrij als de dikhuidigste oorlogstank. ,Ein Mensen der Oeffentlichkeit musz ein harte Haat haben". Dat de Nederlandsen-Hervormde Protestant onze Roomsche Vasten ongezond vindt, onzen Paus onschriftuurlijk en onze oorbiecht ongepermitteerd, is mij zoo volledig-verklaarbaar en uitermatebegrijpelijk dat een schampschot van dit kaliber mij ternauwernood deert. De vaak met zorg gestileerde en altijd met geestdrift ontboezemde declamaties over .Protestantsche vrijheid des geestes en Roomsche priesterheerschappij". — O der Einfall war kindisch aber göttlich schön — doen mij de tanden niet op mekaar klemmen als de krijger van een woesten volksstam, die zich voedt met rauw wolvenvleesch, dat bij uiteenrukt met zijn vingers, maar doen mij meesmuilen als 34 een vredelievend, goudgebrild oude heer, die kalfsgehakt eet met een vork en een mes: — Meneer, uw discours is uit, merk ik, blieft u een kopje thee . . . .? Maar wat mij wél hindert en danig uit het humeur brengt, is het jammerlijk verschijnsel, dat in onzen communicatieven tijd met zijn moorddadige ontwikkeling, met zijn Bibliotheken Pro en Contra> zijn encyclopediën, leeszalen en vragenbussen. niet eindelijk eens gebroken wordt met de vervloekte praktijk om ons Roomschen een macht van geloofsartikelen in de schoenen te schuiven, die we niet houden, niet hooghouden en niet voor waar houden om dan onder een Indiaansen gehuil hemel en aarde in 't getouw te roepen tegen zoo menschonteerende enormiteiten. Nog altijd schijnt de Nederlandsche Protestant — ook al woont hij niet in Nijkerk of Zandvoort — opgevoed en grootgebracht in de griezelige overtuiging, dat zijn Katholieke landgenoot zich afgeeft met Maria-vergoding en beeldenaanbidding; dat ze als kuddedieren opzien naar hun onschiftuurlijken Paus, een wezen absoluut onfeilbaar en nog onzondigbaar op den koop toe, en ze voor geld — de beruchte aflaatpennjng — vergiffenis Van zonden bekomen. In weerwil van het eerbiedwaardigst en geloofwaardigst protest staat dit voor hen zoo vast als de betonvloer onder de villa van een bevriendneutraal land. Och, als polemiseerende Protestanten eens hersens hadden in plaats van wat ze wel hebben, moest 35 van hun zijde toch worden ingezien, dat dit sabelschermen op tweehonderd pas, dit gevecht op leven en dood tegen windmolens wel den een of anderen Hancho Panca kan doen grinneken, maar op den eerlijken outsider, den onpurtijdigen buitenstaander een indruk maken moet van simpele volksverdomming. Wil men de Roomsche Kerk afbreken, goed, faltes vot' jeu, messieurs, maar zorg dan met de Roomsche Kerk tc doen hebben en breng geen nationalen tijd zoek met het rammelen van open deuren. Uitzonderingen op dien betreurenswaardigen regel zijn te zeldzaam en te schaarsch om ze niet dankbaar op te merken en in te lijsten en te pronk te hangen in ons geminacht Roomsche binnenhuis. Twee nummers van meergenoemde „Hervorming" — geen Hervormingsnummers — zijn het, waaraan ik gaarne hier hulde breng. Liever dan aan het zoet gefluit van den vogelaar te denken, heeft men er een ridderlijk eeresaluut in te zien jegens twee protestanten, uitermate strijdbaar en van onverdachte kleur, doch blijkbaar van te goeden huize om zich af te geven met praktijken van min allooi; eenerzijds de Heer Bakels, die om zich een onpartijdige opinie te vormen liefst uit eigen oogen wenscht te zien; anderzijds Professor A. Bruining, die bij alle meeningsvérschil ons, Roomschen, keurig en correct laat leeren wat inderdaad onze leer is. Zoo vraag als antwoord wilde ik in wijder kring bekend maken. 36 DAT BESTAAT NIET. .Het was noodzakelijk zich straffen door geld af te koopen". F. FAUST, Luther, vertaald door een doctor in de Theologie, lste druk. blz. 44. .Denn durch die Ablasz verhiesz die Kirche für wenig Geld dem Menschen Leben und Seligkeit'*. ER WIN PREUSCHEN. Doctor der Theologie in zijne Kirchengeschichte bl. 253. 't Is altijd vervelend als je een slecht figuur slaat door dingen te beweren, die achterna niet waar blijken te zijn. En je bent dan geneigd boos te zijn op menschen, die je verkeerd hebben ingelicht. Zoo ben ik dan nu boos op de verschillende geleerden en boeken, die me al maar door hebben verteld, dat vergeving van zonden door de Katholieke Kerk voor geld werd verkocht, dat de Kerk er aflaathandel op nahield enz; Ik heb die beweringen heel zoet nagepraat in mijn Lutherboekje en in het artikel Aflaat van mijn Beknopt Bijbelsch Woordenboek. En wat blijkt nu? Dat de vork toch anders in den steel zit. Ik heb een lange correspondentie gehad met mijn vriend pater Bensdorp van Amsterdam. Wij kennen elkaar persoonlijk. Ik houd hem voor een volkomen eerbiedwaardig man, die niet liegt Bovendien is hij geleerd. Ik gelooi dus vast, dat hij de R.K. Dingen veel beter weet, dan wij. Protestanten. Welnu, er is nooit aflaat voor geld „verkocht". Aflaat wordt gegeven vanwege de R. Kerk. 37 Hoofdvoorwaarde is rouwmoedigheid. Een van dé voorwaarden waaronder een aflaat verdiend wordt, is soms (niet altijd) een aalmoes voor de armen; in Holland was wel eens voorwaarde: een stuk dijk aanleggen. Nu is het waar, dat er veel misbruik is gemaakt van die „aalmoes", die feitelijk iets bijkomstigs was. Die „aalmoes" ging in de oogen van het groote publiek de hoofdzaak worden. Het scheen, dat de Kerk er een heelen aflaathandel op nahield. En in de praktijk van Tetzel ca zal het ook wel als een echte handel geweest zijn. Maar al die misbruiken, al hadden ze tweemaal zooveel eeuwen geduurd en al waren ze tienmaal zoo erg geweest, kunnen niet uitwisschen deze waarheid: dat de leer der R.K. Kerk nimmer inhield, dat vergeving van zonde en aflaat voor geld te koop waren. Wil men tegen de Roomsche Kerk vechten, goed. Tast baar principieel san. Bewijs, dat het in Gods plaats treden is, om iemand aflaat van straffen te geven. Maar laster niet door te zeggen, dat deze Kerk den aflaat verkocht voor geld. Paus Leo moge van het misbruik van de begeleidende aalmoes geprofiteerd hebben, het moge heel erg zijn, dat de machthebbers Luther niet bijvielen, toen hij de misbruiken, die den aflaat begeleidden, aantastte. Alles (heel waar! Maar dit neemt niet weg, dat Kerk als zoodanig nimmer aflaat voor geld heeft verkocht Ik ben heel boos, dat ik dit nu pas ontdekt heb; heel 38 boos, dat mijn geheele universitaire en Kerkelijke opleiding mij niet juister heeft ingelicht; heel boos, dat onze geleerde Protestantsche boeken, gelijk bovenstaande motto's leeren, voortgaan ons verkeerd in te iichten; heel boos, dat ik in mijn beide genoemde geschriften foutieve uitingen heb geschreven en in een hoofdartikel van „De Tijd" (van 6 October) door Kapelaan Van Dorp terecht op mijn nummer ben gezet. Zoolang ik nu niet anders en beter wordt ingelicht, handhaaf ik mijn stelling: Aflaat is niet te. koop en is nimmer te koop geweest." Om een uitdrukking van heden te gebruiken „Dat bestaat niet!" Kan een onzer geleerden, prof. Bruining of prof. Cannegieter mij van dwaling overtuigen ? H. Bakels Inderdaad heeft prof. Bruining in hetzelfde Btad van antwoord gediend, hieronder voigt het. VERKEERD INGELICHT. De heer Bakels maakt in het nummer van 27 October den volke kond, dat hij boos is, omdat hem duidelijk is geworden, dat „de aalmoes" bij den aflaat volgens de Leer der Roomsche Kerk „iets bijkomstigs" is en het dus niet waar is, dat de Kerk als zoodanig ooit aflaat VOOR GELD heeft VERKOCHT. Dit heeft hij, naar hij zegt nooit geweten, totdal nu — helaas na het verschijnen van zijn 39 Doekje — zijn vriend Pater Bensdorp hem dit heeft medegedeeld. Hij zal dan, naar hij belooft, tenzij bij beter wordt ingelicht, de stelling handhaven: „aflaat is niet te koop en is nimmer te koop geweest." Ik zou op deze mededeeiing van Bakels niet ingaan, indien hij niet ten slotte mij met name had opgeroepen om, mocht dit nu weer niet waar zijn, hem van dwaling te overtuigen. Maar thans kan ik niet nalaten er met een enkel woord op in te gaan. Van weerlegging mijnerzijds van Bakels nieuwe inzicht kan geen sprake zijn. Zoolang ik de Dogmengeschiedenis heb moeten onderwijzen — d.i. sinds 1900 — heb ik mijne leerlingen altijd de meening voorgehouden, die Bakels hier thans als nieuw, door hem verworven kennis geeft En daarbij kan ik wijzen op een artikeltje door mij in de .Hervorming" van 25 October 1913 geschreven over „Tetzels aflaathandel." Daarin deelde ik mee, dat voor volkomen aflaat van bedrevene zonden, de voorwaarden waren i op BEROUWVOLLE BIECHT verkregen absolutie; verder bezoek van zeven aangewezen kerken en devote zegging in elke van deze van vijf, paters" en vijf „ave's"; eindelijk een aalmoes volgens vast tarief, van welke aalmoes echter armen en vrouwen zonder eigen inkomen vrij waren. Mij dunkt, dat hierin duidelijk is uitgesproken, dat deze aalmoes niet de koopsom van den aflaat was. maar slechts eene van de voorwaarden er van en wel eene, die in sommige 40 gevallen kon wegblijven; dat zij dus wezenlijk iets bijkomstig was." Op dit stukje verscheen in het volgend nummer van „De Hervorming" (25 October 1913) deze opmerking van den Heer Bakels: Uit dit interessante stuk van prof. Bruising blijkt alweer, dat de genadegaven (Aflaten) aan de armen gratis werden gegeven. „Pauperibus gratis dentur propter Deum" staat er. Ja, dat is de officieele waarheid I Maar wie weten wil, hoe het in de praktijk toeging, leze wat een student uit die dagen, Frederik Myconius in de stad Annabetg ondervond en dat hij heeft opgeschreven. Hoe er geschacherd werd, hoe men afdaalde tot zes penningen enz Men leze de plastische beschrijving bij F. Fauth, Luther, vertaald door dr. S. Baart de la Faille bl. 45—51 boven: — De heeren wiiden niet gratis aflaat geven omdat anders wellicht scholieren en bedelaars in menigte zouden komen aanloopen, enz. enz." En thans komt dezelfde Bakels met het volgende: In de praktijk van Tetzel c.s zal het wel dis een echte handel geweest zijn. Maar al die misbruiken, ai hadden ze tweemaal zooveel eeuwen geduurd, en al waren ze tienmaal zoo erg geweest, kunnen niet uitwisschen deze waarheid: dat de Leer der R.K. Kerk nimmer inhield dat vergeving van zonde en aflaat voor geld te koop waren. 41 Wil men tegen de Roomsche Kerk vechten, goed. Tast haar principieel aan. Bewijs, dat het in Gods plaats treden is om iemand aflaat van straffen te geven. Maar laster niet loor te zeggen, dat deze Kerk den aflaat verkocht voor geld. Het doet mij genoegen, dat Bakels dit thans blijkt in te zien. Overigens ben ik niet geheel vrij van vrees, dat Bakels nog niet precies van den aflaat op de hoogte is, en dus gevaar loopt binnenkort weer boos op zich zelf en op anderen te worden. Hij heeft nu ingezien, dat de besproken aalmoes niet eigenlijk de koopsom voor den aflaat was. Maar hij schijnt nog altijd in den aflaat te zien: middel tot verkrijging van zonde-vergeving. Nog niet te weten m. a. w. dat de aflaat met vergeving van zonden metterdaad niets te maken heeft. ') Vergeving van zonden is een genadegave Gods, die den mensen uit vrije genade geschonken wordt, eenig en alleen op berouwvolle biecht. Maar volgens Roomsche theorie is hiermede de zaak niet afgedaan. God vergeeft den beroamoüen zondaar zijn zonde. Hij neemt hem weer op in zijn liefdevolle gemeenschap. Maar als het berouw werkelijk echt is, zal een mensch behoefte hebben iets te doen om het bedreven kwaad goed te maken. En deze innerlijke behoefte heeft de Kerk getracht te systematiseeren in de leer der boetedoeningen. Op O Inzicht en uitleg van den Professor zijn .... model Topographiach moge het anders zijn, maar ccientifick staat Scheveningen mijlen ver boven Haarlem. 42 deze boetedoeningen nu heeft de aflaat betrekking. De aflaat bestaat dan eigenlijk hierin, dat bepaalde boetedoeningen door andere worden vervangen. Daarom kan de aflaat alleen verworven worden, wanneer de zonde alreeds vergeven is, op berouwvolle biecht de absolutie is verkregen, de ziel naar Kerkelijke terminologie „in staat van genade" verkeert. Daarmee is niet in strijd, dat volgens de leer van Tetzel c.s. de aflaat kon bevrijden uit het vagevuur, integendeel. Want men vergete niet, dat in het vagevuur alleen zijn zielen, die Gods vergiffenis alreeds hebben verkregen, dus zich op weg begeven naar den hemel, alleen de verschuldigde boetedoeningen nog niet hebben volbracht. Scheveningen. A. BRUIN1NG. Tot zoover de Protestantsche Professor in de dogmengeschiedenis. Eerlijkheidshalve dient nog vermeld, dat de heer Bakels in een tweede stukje en in particuliere correspondentie aan mij op een onderdeel van zijn ruiterlijke concessie terugkomt en schrijft: — Zijn (Tetzel's) handel was niet als een echte handel, maar het was een effectieve handel... aangezien toen: — velen van de meening waren dat men om een aflaat voor overledenen te verdienen niet in staat van genade behoefde te zijn, m.a. w. dat men hem kon verdienen zonder biecht en zonder berouw." Laat dit voor mijn part zijn; ik weet het niet en ik geloof het niet, dat Tetzel zoo geleerd heeft, — geschiedkenners mogen dit uitmaken. Wat mij hier alléén warm maakt is niet de his- 43 torische vraag of te eeniger tijd de aflaatsleer tot slechte praktijken is misbruikt, maar is het treurig vooroordeel al maar voortwoekerend in tal van Protestantsche hoofden als zou vergeving van zonden door de R.K. Kerk voor geld worden verkocht. In het diep besef dat deze practijk menschonteerend en satanisch wezen en werken zou; in de vaste overtuiging dat zulk een Simonitisch quipro-quo bij geen normaal Katholiek kan post vatten noch ooit door de Kerk zou zijn voorgestaan, neem ik er dankbaar nota van, dat de Heer Bakels zijn eigen opwerping even afdoend als kordaat beantwoordt, waar Hij zegt: — Maar ai die misbruiken, al hadden ze tweemaal zooveel eeuwen geduurd en al waren ze tienmaal zoo erg geweest, kunnen niet uitwisschen deze waarheid : dat de Leer der R. K. Kerk nimmer inhield, dat vergiffenis van zonden en aflaat voor geld te koop waren. ,$!v; VIJFDE HOOFDSTUK. MÉÉR LICHT 1 Die keizers en praetors en andere hoogeOomes van het oude Rome waren nog zoo gek niet. Op de manier, waarmee ze plachten toe te zien hoe de arme zwaardvechters op hun spelen (want voor hen was het spel) zich zelf en anderen bek-af vochten, ben ik in dit hoofdstuk van plan summier mijn gemak 44 te houden en mijn mannetjes aan 't werk te zetten om .du choc des opmions" de noodige „vérité" te doen ontspringen. In de West-Friesche Kerkbode verscheen van de vasthoudende hand van den Heer Bakels nög een artikel over aflaten. Aangezien de vriendelijke lezer veel ondervinding heeft — ik zoek sedert jaren naar iemand* die zich beklaagt over gebrek aan die waar — zal hij begrijpen, waarom ik er van afzie zout te leggen op de kleine slakjes in den tuin van den Heer Bakels, die hier zoo mannelijk kordaat voor ons een leelrjken schorpioen den kop intrapt Immers voor mij zoo goed als voor Hem primeert in deze aflaat-polemiek de vraag: — VERKOOPT de Kerk zonde-vergiffenis, ja dan neen? Zijn we eenmaal einverstanden in die hoofdzaak, dan praten we — als we eens een week niets om handen hebben — de restende bijzaken wel in orde. Niet zoo voetstoots zal de lezer gissen, waar ik den moed vandaan haal om aan volwassen en volleerde Katholieken (Protestanten lezen geen Roomsche lectuur) onderstaande Catechismus-kost te durven voorzetten. Roomschen, uiteraard op de hoogte, worden toch verondersteld dit elementair Lager Onderwijs onder de knie te hebben. Toegestemd (hm I) maar niettemin blijft het een feit, dat nagenoeg iedere familie met een hardleersch zoontje of een achterlijk dochtertje te kijken zit. Voor die zwakke maagjes kan het licht-verteerbaar kindermeel van Pater Bensdorp's uiteenzetting buiten kijf zijn nut hebben. Onderwijl de organen van uitleg- 45 gevende ouders er buitendien allerminst door geschaad worden. De Heer Bakels heeft weder het woord. WAT IS AFLAAT ? Vóór ik de Aan-de-zwalk-serie voortzet, nog een artikeltje over Roomsche dingen. We weten daar te weinig van. Het is zooals de genoeglijke Pater Max van de Maasbode mij dezer dagen schreef: — Het zou een treffelijk werk zijn over en weêr mekaars kringen in te lichten omtrent de dingen, die buiten den gewonen gezichtskring vallen. Daarmee zou heel wat splijtzwam worden uit den weg geruimd". Inderdaad, zoo is liet. Van wat Roomsche geleerden me vertelden, vertel ik UI En van wat ik U vertel, vertelt Pater Max weer in de Maasbode, zoodat twee verschillende levenskringen beter over elkaar worden ingelicht En dat mag heusch wel. Vooral over DEN AFLAAT. Waar toch zooveel beroering over geweest is. Zelfs de meeste dominees weten niet, wat dat eigenlijk is. Ik wist 't ook niet, en 'k had 't nog wel in een boek van een Duitsch Theoloog nagelezen en in mijn Lutherboekje gedrukt. Maar mis was 't, hoor! En mijn vriend De Baan heeft 't meest gebruikte Catchesatieboekje in 't Vrijzinnig-Nederlandsen geschreven. En wat blijkt nu? Dat hij 't op stuk van den aflaat heelemaal mis heeft. En dat AL die catechesanten dus verkeerd ingelicht worden. Dat is De Baan niet kwalijk te nemen, want 46 HIJ is op zijn beurt ook weer verkeerd ingelicht. 't Schijnt een moeilijk punt. Pater Max schreef me: - Als U als Protestant begrijpt wat de aflaat is, is U een unicum op het Westelijk halfrond.1) Dat klonk bedenkelijk. Daarom wendde ik mij tot mijn geleerden vriend, Pater Bensdorp om hulp. Deze heeft kort voor zijn overlijden een opstelletje voor mij persklaar gemaakt. Ik wou dat in,De Hervorming" doen opnemen, maar die vond't niet noodig. Wonderlijk! Ik schrijf nu letterlijk over, wat Pater Bensdorp me scheef. Aflaat is een kwijtschelding van TIJDELIJKE straf, welke na de vergeving van zonde (door den priester in naam van God geschonken) is 1) Pater Max «af daarmee allerminst de meening te kennen als zou ome aflaatsleer een soort tan. Gordiaansche knoop zün, alleen door ingewijden te ontwarren. Hii zinspeelde enkel maat op het feit. dat de doorsnee-Protestant, eenzijdig en partijdig •in 'zijn simpele onkunde omtrent de Katholieke leer. er maar op los vonnist zonder te hebben gehoord en op stuk van zaken van het Shintoisme der Japanners oneindig meer afweet dan van het Instituut der Roomsche Kerk. welks verwerpingen bestrijding toch het eenig-gemeenschappelijk dogma der Protestantsche secten uitmaakt. Om ongemoeid te blijven in zijn kunstmatig-aangezetten afkeer van Roomsche dingen neemt de Protestant daaromtrent alleen datgene aan, wat van partijdige, dus van verdachte zijde komt. Dat hiermee niets te veel gezegd is, blijkt weer vijf zegels verderop. 47 OVERGEBLEVEN en welke anders, hetzij tn dit, hetzij in het andere leven zou moeten worden geboet. Door aflaat wordt dus nooit zonde vergeven, wordt geen kwijtschelding van bedreven of nog te bedrljveh zonde verleend. De aflaat verleent alleen kwijtschelding van TIJDELIJKE straf en alleen als de zonde zelve met de eeuwige straf reeds door de vrijspraak in een rouwmoedige biecht vergeven is. De zoogenaamde „aflaatbrieven" welke ten tijde van Luther in zwang waren en welke men door middel van een geldelijke aalmoes kon krijgen, gaven geen vergiffenis van zonden, maar gaven aan de biechtvaders, aan wie zulk een brief werd overhandigd1) de volmacht om te ontslaan van bepaalde zonden,2) welke vergeving anders aan den Bisschop of zelfs aan den Paus was voorbehouden. De vergiffenis der zonde zelve kon echter nooit verkregen worden zonder een rouwmoedige biecht. Deze brieven werden aflaatbrieven genoemd, omdat zij bij gelegenheid van een Jubilé-aflaat3) gegeven werden. Zij droegen dus hun naam slechts in oneigenlijken zin. (Immers de aflaatbrief zelf gaf geen aflaat, maar machtigde als iemand haar aan zijn I) Door den biechteling, dien den aflaatbrief vooraf kocht of, als hij arm was, gratis kreeg. H. B. J) Dus toch wil vergeving van zonde? H. B. J) Voor het eerst bi) de eeuwwisseling in "t jaar 1300. H. B 48 priester overhandigde, den laatste om vergeving te schenken. H.B.) Om de leer der Katholieke Kerk over den aflaat goed te begrijpen, moet men in het oog houden: le. Dat volgens de Katholieke leer tegelijk met de zondeschuld niet a tijd alle straf der zonde wordt kwijtgescholden. De Katholieke Kerk beroept zich hierover o.a. op hetgeen in de H. Schrift vermeld wordt van Koning David. De profeet (Nathan) kondigde hem namens Qod vergeving aan, maar toch moest hij nog voor zijn zonde boeten. (2. Samuel 12) 2e. Dat de Katholieke Kerk gelooft in de gemeenschap der Heiligen d.i. zij neemt aan, dat de goede werken van den een ten goéde kunnen komen aan den ander, bepaaldelijk in zoover de goede werken een afboetende, NIET in zoover zij een verdienende kracht hebben; (2. Cor. 8—14; Coll. 1—24.) Wordt een aflaat verleend, dan ontvangt Qods rechtvaardigheid toch de voldoening, die Haar toekomt. De Kerk put die voldoening uit de oneindige verdiensten der heiligen, die dikwijls meer boetewerken gedaan hebben dan voor de uitboeting van hun eigen tijdelijke straf noodig was. De verdiensten van Christus en de overvloedige verdiensten der heiligen vormen de geestelijke schatkist der Kerk. De aflaat geeft dus niet alleen vrijspraak, maar tegelijk afdoening, betaling van straf. De macht om aflaten te geven, grondt de Kerk op Mattheus 16:19 en 18:18 49 „Al wat gij op aarde zult ontbonden hebben, zal ontbonden zijn in den hemel. Als de Kerk alle banden kan ontbinden, kan zij ook den band der tijdelijke straf losmaken. Blijkens de overlevering heeft de Kerk van die macht altijd gebruik gemaakt, maar niet altijd in denzelfden vorm. Reeds Paulus verleende aflaat, toen hij den bloedschender op de voorbede der Korinthiers (2. Kor. 28) IN NAAM VAN CHRISTUS onthief van de hem opgelegde straf. In de oudste tijden werd de aflaat steeds in dien vorm gegeven. Rechtstreeks werden alleen de Kerkelijke boetestraffen kwijtgescholden. Deze kwijtschelding ontsloeg echter zijdelings ook van de door God zelf bepaalde straffen, daar anders de boeteling er veeleer door geschaad dan gebaat zou zijn. (Zeker omdat zijn hart allicht te veel gerustgesteld werd. H.B.) Dat de aflaat zoo werd opgevat, blijkt bovendien uit uitdrukkelijke getuigenissen. (Cyprianus en Tertulianus.) Later geschiedde de kwijtschelding ook op de voorbede der in de kerker verblijvende martelaren, die ten gunste van de boetelingen zoogenaamdé vredesbrieven (Libelli pacis) aanboden. Door het lijden der martelaren werden dan de Kerkelijke boeten gecompenseerd geacht. In nog latere tijden traden voor de zware kerkelijke straffen bij wijze van commutatie (ruiling H.B.) lichtere werken in de plaats, zooals vasten, gebeden, werken van barmhartigheid (aalmoezen) bedevaarten, kruis- 50 tochten enz. De Kerk geeft nog altijd aflaten in den ouden vorm, d.i. zij ontslaat rechtstreeks van de kerkelijke straffen; in dien zin moet verstaan worden: een aflaat van veertig dagen of zeven jaar enz. Dit beteekent, dat men zooveel kwijtschelding krijgt van tijdelijke straf, als men anders zou verwerven door zooveel tijd de oude, strenge kerkelijke boete te ondergaan. Om een aflaat te kunnen verdienen, moet men IN STAAT VAN GENADE zijn, d. i. men moet vergeving van zijn zonde hebben verkregen. Alleen de Kerkelijke Overheid, d. i. de Paus en de Bisschoppen kunnen aflaten geven. Volgens het gewone recht kan de Paus daar hij algemeene rechtsmacht heeft, aan alle leden der Kerk aflaat geven en ook aflaten voor de overledenen. De bisschoppen kunnen alleen afiaten geven in hun diocees; doch dit recht der bisschoppen is volgens de tegenwoordige disciplien der Kerk zeer beperkt. Zij kunnen slechts gedeeltelijke aflaten geven en slechts voor de levenden. Vroeger konden zij slechts een jaar geven bij de Kerkwijding en 40 dagen bij een priesterwijding. Den laatsten tijd is die macht eenigszins uitgebreid. Het gebruik om de aflaten op de overledenen toe te passen is eerst later ontstaan, waarschijnlijk in de twaalfde eeuw. Het steunt ook op de gemeenschap der heiligen. Die toepassing geschiedt echter niet bij wijze van absolutie; want de Kerk heeft over de zielen des Vagevuurs geen rechtsmacht meer; doch zij geschiedt per 51 modum auffragü (bij wijze van voorbede). De Kerk vraagt slechts aan God, dat Hij den aflaat ten gunste der zielen gelieve te aanvaarden. Zoo wordt o. a. nog uitdrukkelijk gezegd in den aflaatbul van Leo X (de paus in Luthers dagen H. B.) Getuige o. a. Luther in een preek over den aflaat in 1516 gehouden, welke preek nog goed Katholiek was. De Godgeleerden zijn het niet eens over de vraag of de aflaten, welke voor de overledenen worden verdiend, een onfeilbaar effect hebben. Ten tijde van Luther was de meening dat ze onfeilbaar werkten, nogal verspreid. Ook waren velen van meening, dat men om een aflaat voor overledenen te verdienen niet in staat van genade behoefde te zijn, m. a. w. dat men hem kon verdienen zonder biecht en zonder berouw. In dien zin werd door Tetzel over den aflaat gepredikt. Het stond zelfs uitdrukkelijk (niet in den pauselijken aflaatsbul) maar in de officieele aflaats-instructies, waarnaar Tetzel zich te voegen had en die waren uitgevaardigd door de Pauselijke afiaats-commissarissen: Bomhauer, Arcimboldi en Albrecht van Brandenburg.1) Volgens die instructies was het genoeg, dat de AALMOES werd gegeven om een vollen aflaat voor een ziel des vagevuurs te winnen. Dit was misbruik, want hier werd als zeker een leer gepredikt, die niets meer was dan een meening van eenige Godgeleerden, eene 1) Tetzel was dus niet de eigenlijke schuldige. H. B. 52 raeening, die tegenwoordig vrijwel verlaten is. Wat is strikt Katholiek geloofspunt omtrent aflaten ? Slechts deze twee punten: lste dat de Kerk de macht heeft om aflaten te geven en 2de dat het gebruik der aflaten heilzaam is. De aalmoes, die nu en dan als conditie om een aflaat te verdienen wordt voorgeschreven, komt niet ten voordeele van hem, die den aflaat verleent; maar voor een of ander goed werk of voor den arme. In de Middeleeuwen werd soms een aalmoes gevorderd voor het onderhoud der dijken". (Zeer practisch H. B.) Tot zoover de ontslapen Pater Bensdorp. Zijn laatste, door mij gecursiveerde bewering is misschien tegenwoordig juist, maar in vroeger dagen niet. In Utrecht worden nog bewaard de authentieke stukken waarin hooge Geestelijken bij het uitschrijven van aflaten in de Nederlanden r/a der opbrengst voorbehielden voor zich zelf of hun hof. Een ander deel was bijvoorbeeld voor dijkonderhoud of voor menschen, die door overstrooming verarmd waren. Doch Erasmus zegt, dat er zooveel aan den strijkstok bleef hangen, dat die stakkers maar weinig kregen. Doch dit is voor mijn onderhavig doel bijzaak. Doel was: duidelijk te maken, dat de aflaat niet is „verkoop-van-vergeving-van-zonden". Deze wordt nimmer verkocht. Aflaat is ont- 53 lasting van bijkomende straf nadat de zonde reeds vergeven is. Ik vind 't echter nogal naief (en dat van die Roomsche Kerk, waarvan de Protestanten altijd zeggen, dat ze zoo menschkundig is) dat deze Kerk dien aflaat en het geld dat er soms, (thans niet meer) bij te pas kwam als 't ware zoo dicht in de buurt van de vergeving van zonde toeliet. Zoodat de eenvoudige menschen de dingen gingen verwarren en (heel natuurlijk!) gingen denken, dat vergeving van zonden voor geld te koop was. Deze naieviteit is voor de Roomsche Kerk noodlottig gebleken. Want was is ze niet belasterd? Al is ons na deze uiteenzetting nog niet alles duidelijk (zie noot 2) dit begrijpen we tenminste dat 't met dien aflaat, even goed als met de Roomsche leer van de goede werken, niet zoo eenvoudig gesteld is als men wel meent. H. BAKELS. NASCHRIFT. Als journalist, die zijn vak verstaat wil Max natuurlijk het laatste woord hebben. En nog vierduiten in 't zakje gooien om den muntgasmeter in kamer 2) — zie bi. 46 — weer te la'en werken. „Dus toch wél vergeving van zonde" meesmuilt in noot 2) de Heer Bakels, die ons op ons woord wei gelooyen wil, maar die duivekatersche kwestie maar niet onder de knie kan krijgen. Pardon, Vriend Bakels, om den drommel niet! Laat ik het dan nog eens op z'n boerefluitjes zeggen. 54 Ik ben Katholiek, leef omstreeks 1*500 en heb mijn tante vermoord. Hoe kom Ik nu naar Roomsen begrip van deze mijn zonde af. Berouw er over gaat voorop met het voornemen mijn leven te verbeteren. Dan moet ik ze nog aan den priester belijden en de opgelegde boete volbrengen. Maar .... zonde vergiffenis geschiedt bij wijze van rechtspraak. Van buitengewoon zware gevallen kan — evenals in de Burgerlijke rechtspraak — aileen een Hooger Hof (hier paus of bisschop) vrijspraak geven. AIzoo moet ik naar Rome of naar de bisschopstad, in die dagen geen kleinigheid. Maar nu worden bij gelegenheid van een Jubilé aflaatbrieven gegeven, ik koop of krijg zoo'n brief, welke ik aan mijn parochiegeestelijke overhandig, die daardoor van zijn overheid de macht erlangt om mij, den houder van den brief, van de voorbehouden zonde te absolveeren. Evenwel onder de gewone omstandigheden: berouw, belijdenis en voldoening. Kan het zonder profaneeren, vergelijk dan de aflaatbrief met zoo iets als een bon. Door een bon geeft de Overheid aan houder het recht om een en ander te bekomen, nochtans tegen betaling. Zoodat we van een bon voorzien ons brood niet voor niets krijgen, maar voor ons goede geld. Door een aflaatbrief kreeg houder het privilege, dat hij bij den eersten den besten priester voor zijn zonde terecht kon. Niet maar om op vertoon vergiffenis te bekomen, doch tegen betaling van de lang niet goedkoope pasmunt: berouw, belijdenis en voldoening. 55 Dat was doel en strekking der befaamde aflaatbrieven, die met den eigenlijken aflaat slechts den naam gemeen hebben en die thans niet meer bestaan. Nu nog even — in drie vloeken en een zucht — de aflaat — zelf. Mijn zonde is nu vergeven en met die zonde de eeuwige straf, aangezien er aan mijn biecht niets heeft ontbroken. Maar ik weet, dat nog niet alles in 't reine is; zooals Koning David overkwam, staan ook mij nog tijdelijke straffen te wachten, hier of hiernamaals, in 't vagevuur. Liever ontloop ik die bij door wijze van boete uit eigen beweging een of ander goed werk te doen. Nu heeft de Kerk aan verschillende goede werken een aflaat verbonden, vermindering of kwijtschelding dier tijdelijke straf. Ik doe zulk een goed werk, verdien alzoo de daaraan verbonden aflaat en verwacht nu — want alles hangt ten slotte van Gods vrije beschikking af — vermindering of delging der voor mi] weggelegde straf. Had ik vroeger onder het streng regiem der eerste Christentijden geleefd, zoo had de Kerk mij een boetetijd van veertig dagen opgelegd. Nu hou ik een vastendag, waaraan veertig dagen aflaat verbonden zijn, en wordt nu geacht evenveel kwijtschelding te erlangen van tijdelijke straf, als ik zou verdiend hebben met eertijds de strenge boetedoening van veertig dagen te ondergaan, 't Is maar een weet, ziet U . . . . Puisque tu le comprensd ainsi, quittons le sujet DE R. K. BOEK-CENTRALE KEIZERSGRACHT 6244 AMSTERDAM TELEFOON N. 9431-3639 UAI1 DEli BEKEflDEfl APOLOGEET MAK UERSCHEffEU BIJ OflS: VOORJAARSSCHOONMAAK. DOMPERS. AFGODERIJ? HET TOEVAL DE GOD DER DWAZEN. DINGEN ZWAAR OM TE VERSTAAN. PUNTJES OP DE L NAAR DEN TOEKOMSTSTAAT.CHRISTUS. OPENBARINGEN UIT HET GEESTENRIJK. HET ZEEPAARDJE. PRIJS PER STUK F 0.25 BOVENSTAAND 10-TAL BIJEEN GEBONDEN EN VOORZIEN VAN EEN ZAAKREGISTER, UITGEGEVEN ONDER DEN TITEL KAREL EN DE ELEGAST f3.75. SERIE „ZWART OP WIT" DE DIAMANTEN DER TSARINA.LORELEY.. VAN HEINDE EN VER. JAN KNIBBEL & Co. GIJ ZIJT PETRUS. DE KRAAIEN ZULLEN HET UITBRENGEN. „HET KLETST" 1» deeltje. „HET KLETST", 2* deeltje. KLOOSTERS. POPPENKAST. PRIJS PER DEELTJE 85 CTS. ALLE BROCHURES GEB. IN EEN BAND I 3.75 MARIA MONK, DE ZWARTE NON KINDER-CATECHISMUS, DEEL 1 10.25 .,1.25 DE R.K. BOEK-CENTRALE KEIZERSGRACHT 62-64 AMSTERDAM TELEFOON N. 9431-8639 Bij ons is gevestigd het depót van de uitgaven der Federatie van R. K. Vereenigingen voor den Volkszang. Verschenen: De Leeuwerk. Eerste Bündel. Tekst met Melodie . ƒ 0.75 Tweede „ „ „ ,, °-75 „ „ Piano met Zang .... ■ „ 3.— School „ Tekst met Melodie „ 0.75 l „ Piano met Zang - „ 3.— „ „ Tekstboekje „ 0.25 Ter perse is een herdruk van: Eerste Bundel. Piano met Zang. Abonneert U op: Mannenadel en Vrouweneer Orgaan van de Vereeniging Voor Eer en Deugd Afd. Mannen en Vrouwen. Door eenige Paters Redemptoristen Prijs per jaargang, fr. p. p. f 3.— Mr Dit belanrrljk tijdschrift verdient om zijn detelijken, actueelen Inhoud door leder volwnten Katholiek te worden telexen.