| DE ROOMSCHE I STUDENTENBEWEGING N.V. DRUKKERIJ «PLANTIJN" - STEENSCHUUR 9, LEIDEN DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING DAT het geestelijk milieu, waarin studenten huizen, voor hun ontwikkeling lang niet onverdeeld gunstig valt te achten, is een bekend feit. Minder bekend zijn de bijzonderheden der kwaal en de remedies, om van de studie en studentikoze vrijheid, op zich zelf wel geschikt tot vorming van zelfstandige persoonlijkheden, het groot gevaar voor zedelijke afwijking en vrijdenkerij af te houden. In het bestaande onderwijs-systeem is tegenwicht van zielkundige factoren bij de verregaande intellectueele belasting der vermogens totaal afwezig. Het corps der hoogleeraren zoekt in het algemeen 't persoonlijke contact met de studenten niet. Beide groepen loopen vrijwel langs elkaar. Nu, naar het schijnt, verandering gaat komen in deze dingen en een aantal professoren behalve kennis des verstands ook zedelijk bezit meedeelen wil aan de studenten, is het gevaar niet opgeheven, maar wordt het alleen verplaatst voor Roomsche oogen; de zorg voor geloofsgenooten vermindert er niets om. De levenstaak, die de vereenigingen van Katholieke hoogeschoolstudenten op zich genomen hebben, is mooi en groot, maar zwaar en moeilijk ook. Het doel staat ruim omschreven in de statuten. De godsdienstige, zedelijke en wetenschappelijke belangen wil men bevorderen. Men wil een studentensamenleving, die in alle opzichten aan de belangen der Katholieke levensleer beantwoordt. De roeping der vereenigingen is, de Roomsche hoogeschool in het neutraal milieu te vervangen, een manna te zijn in de woestijn, dat melk en honing van het beloofde land voorafgaat. Dat de studenten zich op hun eigenlijke levenstaak nog voorbereiden, maakt de Roomsche Studentenbeweging niet minder belangrijk, want de toekomstige levenstaak van den Roomschen student is er een, van welker vervulling voor een zeer groot deel de toekomst van Roomsch Nederland afhangt. Door zijn toekomstigen werkkring, door zijn intellectueele ontwikkeling is hij voorbestemd een leider te worden in de Roomsche beweging, welke in Nederland een eerste plaats gaat innemen. Naast de bestaande krachten mist het Katholieke organisatie- 4 DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING leven nog te veel den steun van academisch geschoolde leiders. We hebben onze priesters, maar hun gewaad belet hen verschillende invloedrijke posten te bekleeden, en bovendien hebben zij reeds het groote veld der zielzorg te bewerken, waarvoor de werkers al in aantal te kort schieten. Men kan tegenover het gemis aan z.g. intellectueelen zich op het standpunt stellen, dat zonder hun hulp de zaken ook hun voortgang krijgen; en menig ontwikkeld arbeider en menige heldere kop onder de handelslieden of industriëelen heeft op kranige wijze getoond, hoe ook van anderen leiding kan uitgaan. Maar toch moet toegegeven worden, dat, zonder de meewerking der op de hoogescholen gevormden, de Katholieken gevoelig ten achter staan bij andere groepen. Het geestelijk kapitaal, dat, voor zoo'n belangrijk deel op kosten der gemeenschap, aan de Hoogescholen wordt verzameld, moet mede dienstbaar gemaakt worden aan de belangen der Katholieke beweging, die ten slotte de belangen van het geheele volk zijn. Dat het aantal Roomsche Academieburgers den laatsten tijd in het algemeen toeneemt, schrijven wij voor een groot deel toe aan de Roomsche studentenbeweging, die zich steeds krachtiger gaat ontwikkelen. En eveneens meenen wij te mogen beweren, dat deze beweging aan Nederland onschatbare diensten bewees, door in den beslissenden leeftijd bij verschillenden de geestdrift wakker te houden, om later als principieels mannen hun volle talenten te geven voor de Roomsche zaak. We zullen geen reeks klinkende namen noemen; al had de Roomsche studentenbeweging niets anders gedaan dan de jonge krachten oefenen van onzen Minister-President en van onzen Minister van Arbeid, die beiden een leidende rol hebben gehad in de eerste jaren der beweging, en van den oudMinister Kolkman, die de voorgeschiedenis der huidige organisatie meemaakte, dan had ze al volle recht op de erkentenis van Katholiek Nederland. Met dit voorbereidingswerk, het voornaamste, is het belang van onze Studentenbeweging niet uitgeput. De voorbereiding tot zijn taak eischt van den Roomsehen student reeds DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING 5 nu, dat hij zich niet geheel afzijdig houdt van de volle Roomsche Actie. Voorbereiding sluit oefening in, en die kan nergens beter plaats hebben dan in de maatschappij zelf. Daarmede kan trouwens de student, 't troetelkind der gemeenschap, zijn groote schuld van dankbaarheid reeds eenigszins inlossen. Want deze practische oefening, naast de theoretische natuurlijk steeds bijzaak blijvende, brengt niet alleen den student voordeel, maar, evenals ook een leerjongen het bedrijf helpt voortgaan, dient zijn actie tevens de zaak. En dat is niet gering te achten, daar het maatschappelijk werk der Katholieken voorloopig nog krachten genoeg te kort komt en zeker hulp kan gebruiken van studenten, met hun algemeen theoretische ontwikkeling en hun jonge geestdrift. Op sociaal gebied kunnen de studenten bovendien nog iets bijdragen tot een toenadering tusschen de standen, daar zij als vrijgevochten academieburgers vlotter toegang hebben tot de arbeiders, terwijl de andere standen, waaruit ze meestal voortkomen, voor hen natuurlijk open blijven staan. Het Nederlandsche studentendom heeft niet de sociale, politieke en cultureele beteekenis ten goede of ten kwade, die het buitenlandsche, b.v. het Russische, soms heeft; toch is het van belang, dat in de beroering van den laatsten Novembermaand de Katholieke studenten de eenige belangrijke groep in de studentenwereld, aan de neutrale Hoogescholen, vormden, die, niet uit zwakte, maar juist door de kracht der overtuiging, zich eenstemmig solidair verklaarde met de Regeering. Dit is van belang voor de buitenwereld, maar ook voor de studentenwereld, waar de kameraadschappelijke omgang, nog door geen officiëele partijgroepeeringen gestoord, aan een vaste overtuiging, rustend op stevige beginselen, een onbelemmerden invloed openlaat, welke bovendien ook aan het hooge ideaal van de bekeering van Nederland ten goede komt. Is het wonderlijk, dat met zoo'n hooggestemd program, na dertig jaar bestaan, onze vereenigingen nog maar een deel van het voorgestelde doel hebben verwezenlijkt? 6 DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING Er zijn thans acht plaatselijke vereenigingen, aan de Universiteiten van Utrecht, Leiden, Amsterdam en Groningen, aan de Technische Hoogeschool, Handelshoogeschool, Landbouwhoogeschool, en aan de Militaire Academie. Tusschen de bestaande plaatselijke vereenigingen ontwikkelde zich een toenemend verkeer, beginnend met de gezamenlijke jaarlijksche Retraites, en de uitgave van het Annuarium, in vasten vorm gegoten door de stichting van de Unie van Roomsch Katholieke Studentenvereenigingen, die thans meer dan 850 Roomsche studenten omvat. Aan het Annuarium werd later het Roomsch Studentenblad terzijde gesteld. Evenzoo plantte de geest der jaarlijksche Retraites zich voort in de studentencongregaties, die de godsdienstige ontwikkeling der leden van de plaatselijke vereenigingen bevorderen. Ook buiten deze godsdienstige organisaties ontwikkelde zich in de plaatselijke vereenigingen langzamerhand meer geestelijk leven. De lezingen en gedachtenwisselingen in de groote vergaderingen gingen zich vermenigvuldigen door de geleidelijke oprichting van studie- en debatingclubs onder velerlei vormen. De ban, waarin de student tevoren gesloten was, en die den Katholieken student in 't bijzonder moest benauwen, daar 2ijn beginselen hem solidariteit van alle groepen en standen voorhouden, werd ook in de Roomsche studentenwereld verbroken. Het sociale besef brak zich baan, en bewees zijn ernst door de stichting van de R. K. Sociale Studentenclubs, waar de leden hun practischen kijk en hun naastenliefde oefenden door werkzaamheden in pratonaten, arbeidersverenigingen, St. Vincentiusvereeniging, Reclasseeringsvereeniging, enz. Het was geen modegril; het was een meeleven in de genoemde instellingen, waar persoonlijke aanraking bestond tusschen de studenten en de arbeiderskinderen, de arbeiders zelf enz; het was - en werd steeds meer — een diep besef van de verantwoordelijkheid voor anderen, nu en later. Geen deugdelijker bewijs daarvoor, dan de van opoffering en moed getuigende oprichting van R. K. Studentendrankbestrijdersclubs. Ook buiten het gebied van het sociale in DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING 7 engeren zin ging zich een actieve belangstelling toonen: de in Nederland nieuw ontwaakte Missiebeweging vond onder de Roomsche studenten vurige ij veraars. Er wordt vaak beweerd, dat de tegenwoordige studenten ernstiger worden en zwaar-op-de-handsch. Het eerste zou grif kunnen toegegeven worden. Dat echter de Roomsche studenten in 't algemeen zwaar-op-de-handsch zouden wezen, logenstraffen de talrijke uitingen van studentenvreugde. In vriendenclubs intens gepleegd, slaat de jolijt telkens naar buiten, ook in het vereenigingsleven met zijn vieringen van Lustrum en Diës. En de tooneelclubs, strijkjes, liederen enz. bewijzen nog te over, dat men zich den Roomschen student niet moet voorstellen met een doodgraversgezicht. Zoolang de natuur van de jeugd zich niet verloochent, is er trouwens eerder kans op teveel dan te weinig uitbundigheid. Daarom dient de organisatie juist tot leiding en wijding van het ontspanningselement, waaraan onze bonden zich immers nooit puriteinsch onttrekken. Het zou dus onbillijk zijn aan de studenten gemis aan activiteit te verwijten. Ze werkten veel, maar met nog lang niet genoeg resultaat. De vele schaduwkanten in de Roomsche studentenbeweging moeten worden weggewerkt. Daarenboven moet de actie nog veel meer verbreed en verdiept worden. Een algemeen streven naar dit ideaal ging boven de vermogens van jongelui met bijzonder goeden wil, maar zonder de noodige gelegenheid en middelen. De wisseling van de bevolking, het telkens aankomen van nieuwe, het uittreden van oudere generaties, is in de groote en de kleine clubs, in den nationalen en den plaatselijken arbeid, voortdurend spelbreker en oorzaak van bedenkelijke up-en-downs. Daar komt nog bij, dat ten gevolge van het korte studentenleven en van wat toch altijd het voornaamste moet blijven, n.1. de studie, eenzelfde student niet meer dan één of hoogstens twee jaar een functie in de organisatie kan bekleeden. Soms ging een actievorm, die voorbestemd scheen een laaie vlam te worden, 8 DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING in den gemeenschapsgeest uit als een nachtpit, wanneer de aanstichter verdween. De kronieken van alle clubs kennen hiaten; de bijbel- en debatingclubs, het sociale en het drankbestrijders werk leiden aan die kwaal, om van andere acties niet te spreken. Het krachtgevend middelpunt, waar alles om schreeuwt, kan niet meer gegeven worden door studenten, die aan de actie slechts den vrijen tijd, door de studie hun gelaten, kunnen besteden. Het eischt den heelen mensch; ja, het zal zelfs één alleen te machtig wezen, als men bedenkt dat zoo'n centrum de beweging ook vooruit moet brengen, dat het ook de plaatselijke vereenigingen en haar clubs moet bereiken, dat het den stoot moet geven tot de oprichting van Roomsche Studentenvereenigingen aan Hoogescholen en Academies, waar ze tot nog toe niet bestaan: aan de Veeartsenijkundige Hoogeschool, aan de Marine-onderwijsinrichting in den Helder, aan de Kunstacademie en het Muziekconservatorium te Amsterdam, enz. In de ontwikkeling der Roomsche Studentenbeweging zijn er verschijnselen, die wijzen op toenemende centralisatie en die natuurlijkerwijze tot zoo'n centrum moeten voeren. De Unie wint steeds aan feitelijken invloed in de organisatie. Behalve de retraites, 't Annuarium en 't Roomsch Studentenblad, gaan thans van haar uit de jaarlijksche Studentendagen, waar beraadslaagd wordt over onderwerpen in verband met de studentenactie. Reeds zijn plannen in overweging om deze Studentendagen uit te breiden tot jaarlijksche Conferenties van meerdere dagen, waar de beraadslaging beter tot haar recht kan komen, en de band tusschen de studenten en oudstudenten nog nauwer kan worden toegehaald. Ook tot de toekomstige studenten richt zich de Unie door haar jaarlijksche propaganda onder de abituriënten. Het heeft reeds meermalen onderwerp van ernstige bespreking gevormd, deze propaganda een meer intensief karakter te geven. De jongste onderneming van de Unie is het Inlichtingsbureau, het best te karakteriseeren als een arbeidsbeurs, die den werkzoekenden afgestudeerden en den om geestelijke arbeids- DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING 9 krachten vragenden werkgevers zeer belangrijke diensten bewijst. En naast, of liever buiten de Unie, ontwikkelen zich verschillende bewegingen, die zich ook steeds meer gaan centraliseeren. De plaatselijke sociale clubs hebben zich vereenigd in interacademische samenwerking, waarvan de Sociale Studentendag te Rotterdam de eerste vrucht was. Ook de missieclubs zijn reeds gekomen tot aaneensluiting. De Unie deed wat ze kon, maar was niet tot meer in staat, dan tot wat de noodwendige ontwikkeling der dingen haar te doen opdrong. De uitgebreide vacanties der Hoogescholen zouden onzinnig en fataal zijn, als ze door de studenten niet terdege werden gebruikt. Gebeurt dit niet en wordt dit tijdstraject misdadig leeg gelaten, dan valt de schuld daarvan niet terug op de vereeniging, die zonder voldoende middelen is om organiseerend op te treden. Het is de ambitie van de Unie der R. K. Studenten in Nederland een milieu te scheppen, maar het is niet doenlijk, met de bestaande hulpkrachten, zomercursussen te stichten noch sociaal vacantiewerk te organiseeren. De Retraite, het eenige, dat tot nu toe in den zomer geboden werd, schiet hiervoor te kort. Alleen het Uniesecretariaat zal afdoende kunnen helpen. Als middelpunt in de Roomsche studentenwereld zal het gelijkgezinden tot elkaar brengen. Daarbij zal het initiatieven, zooals ze onder studenten zoo vaak ontstaan en ook zoo gauw vergaan, leiding geven en steunen. Een vaste Uniesecretaris, die de studentenwereld kent, en gezien is in Nederland en daarbuiten, zal de uitvoering mogelijk maken van plannen, die anders slechts in de lucht blijven hangen. Hij zal vasten vorm kunnen geven aan de bestaande aspiraties naar contact met andersdenkende studenten voor apologetische doeleinden. Hij zal aanknoopingspunten kunnen scheppen met buitenlandsche katholieke studentenorganisaties, om het bestaande streven naar internationale toenadering, dat zulke belangrijke gevolgen kan hebben, voort te helpen. Hij zal de schakel kunnen vormen tusschen de Roomsche studentenwereld en 't overige Roomsche 10 DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING Nederland, om te komen tot een toenadering welke zoo gewenscht wordt van den kant der studenten, die in hun voortvarende actie thans nog te veel belemmerd worden door de terughoudendheid van de buitenwereld. Deze, den huidigen student ten deele niet begrijpend, ten deele niet vertrouwend, zal in de volwassen leiding een waarborg zien, waardoor haar houding meer tegemoetkomend zal worden. Er moet een draad door de actie loopen, en deze kan slechts afdoende worden gegeven door het Uniesecretariaat. De plannen worden door de studenten in overleg met dat secretariaat ontworpen, en dit, constant bij de wisselende besturen, brengt het ontworpen plan over van bestuur tot bestuur. Dit zal het kunnen, zonder den studenten het bestuurswerk uit handen te nemen; want de zedelijke autoriteit, die het secretariaat door meerder inzicht zal hebben, gepaard met een vriendschappelijke verhouding, zal de studenten uiteraard het advies van het Uniesecretariaat in den regel doen volgen. Niet alleen kan de Uniesecretaris de meewerkers voor de actie behouden, hij kan ook nieuwe meewerkers aanwerven. De organisatie der Unie slaat een band om meer dan achthonderd studenten, maar hoe weinigen hebben een voldoende besef van dezen band. Wij zijn zeker niet pessimistisch, als we de bewuste Roomsche studenten, hen die hun taak ten opzichte der Roomsche studentenbeweging beseffen, schatten op tweehonderd. Hier kan de Uniesecretaris de kern doen volharden, de moedeloosheid helpen verdrijven, die door de teleurstellingen van het mislukken en door de onverschilligheid van de groote massa zoo vaak opkomt. En bovendien kan hij de kern uitbreiden. Zij die tot nog toe op de actie van hun collega's neerzagen, zij die door hun gelijken niet tot toewijding konden worden overreed, deze allen zullen door een volwassen leider, iemand van aanzien in de buitenwereld, die door zijn overwicht de harten der studenten weet te winnen, kunnen toegevoegd worden aan de actieve kern, waarin ieder naar gelang van zijn neigingen en zijn gaven meewerkt aan de vervulling van het groote doel. DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING 11 Er is dus broodnoodig een centraal orgaan, dat, ruim geoutilleerd, ontzaglijk veel kan zijn voor de kudde der Roomsche studenten, die óók van Christus' schaapstal is, maar die nog steeds een goede weide zoekt om eerst volop te gedijen. Dit orgaan moet vooral geven een man, die de studenten kent, hun mentaliteit beleeft en aanvat, een geestelijk volwassene, die voor dat wereldje van half bewusten de zwarigheden draagt, welke hen dikwijls benauwen, en die de perspectieven voor hen openhoudt. Dat zoo iemand wonderen doet, bewijst Dr. Sonnenschein in Duitschland, indirect ook George Goyau in Frankrijk; en, om ook aan de protestanten een voorbeeld te ontleenen, John Mott in Amerika, die de wereldfederatie van Christelijke studentenvereenigingen tot een wereldmacht heeft doen uitgroeien. Misschien heeft het verbaasd, dat we bij onze uiteenzetting de moderatoren der studentenvereenigingen niet genoemd hebben. Dit komt evenmin door gemis aan inzicht in de belangrijkheid van hun taak, als door gebrek aan waardeering voor hun werk. Juist een diep besef van beide voerde op den laatsten Roomschen Studentendag tot een met algemeene stemmen aangenomen motie, waarin de dringende wenschelijkheid werd uitgesproken, dat iedere grootere studentenvereeniging een voor haar in hoofdzaak alleen beschikbaren moderator-zielzorger zou krijgen. Maar de moderatoren kunnen nooit afdoende in de behoeften, waarvoor wij 't Uniesecretariaat wenschen, voorzien. Vooreerst hebben de meesten der huidige moderatoren te veel bezigheden buiten de studentenwereld. Maar ook is de taak van den studentenmoderator een geheel eigene, die niet met het secretariaat mag verward worden. Als eigenlijke moderatoren hebben zij te zorgen, dat de vereeniging binnen de grenzen van geloof en zeden blijft. Bij deze niet al te drukkende last nemen de meesten in toegewijde liefde voor de studentenzaak nog meer werkzaamheden op zich, doch deze bewegen zich, krachtens de priesterlijke roeping, in hoofdzaak op het gebied der individueele zielzorg. Waarom 12 DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING studenten eigen zielzorgers noodig hebben, eischt een betoog, dat geheel buiten het kader dezer brochure valt. Voldoende zij het, hier op te merken, dat naast een goede waarneming van deze allergewichtigste taak de moderatoren alleen reeds wegens tijdgebrek geen secretariaat zouden kunnen waarnemen. Dat niet alleen de student afzonderlijk, maar ook de studentenbeweging van het moderatorenwerk kan profiteeren, bewijst de gezegende actie van onzen Uniemoderator. Trots zijn veelsoortig ander werk, is hij de actieve geestelijke vriend van de Roomsche studenten, in de eerste plaats van de Leidsche, aan zijn onmiddellijke zorgen toevertrouwd, maar ook van allen, die door het Unieverband met hem in nadere aanraking komen. De actie voor het Uniesecretariaat, vooral van hem uitgegaan, put een sterk bewijs van haar urgentie in den gunstigen invloed, die zijn leiding op de ontwikkeling van onze beweging gehad heeft. Het is niet toevallig, dat, sinds hij Uniemoderator werd, ruim drie jaar geleden, onze beweging belangrijk is vooruitgegaan. Naast den Uniemoderator, den priester, blijft plaats voor den leek, die als oud-student de leiding praktisch aanvult. Wij hopen zelfs in staat te zijn het Uniesecretariaat door twee personen te doen waarnemen. Een, die er zijn hoofdtaak van kan maken, op wien de volle last van de boven beschreven werkzaamheden zou neerkomen. En behalve hem nog een, die zich slechts gedeeltelijk aan de beweging wijdt, om zich te belasten met wat wij zouden willen noemen de technische leiding, welke aan iedere organisatie verbonden is. De taak van dezen laatste zou bijzonder zijn het geven van richting en het handhaven van orde in het financieele beheer der Unie, een zwak punt in de studentenmaatschappij, vooral wegens de voortdurende bestuurswisselingen, verder het adviseeren in vragen van organisatie, voor een jonge beweging telkens opkomend, en door stevige en tevens soepele reglementen op te lossen. Uit onze uiteenzettingen volgde reeds, en de ervaring met den Uniemoderator bevestigt het, dat de steun en leiding DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING 13 door zoo'n driemanschap de meewerking der studenten aan hun eigen studentenbeweging niet zal uitschakelen. Wij hebben juist trachten te betoogen, dat door zoo'n leiding het werk der studenten vruchtbaarder zal worden, en de actieve kern zal worden uitgebreid. De bestuursfuncties zullen in handen der studenten blijven; de leiding der Uniesecretarissen, evenals die van den Uniemoderator 't steeds was, is een adviseerende, en moet haar kracht ontleenen aan de vriendschap en het vertrouwen van de studenten. Van een aldus opgezet Uniesecretariaat, innig samenwerkende met den Uniemoderator, en in voortdurend adviseerend overleg met de studenten, verwachten wij een gezegenden groei der Roomsche Studentenbeweging. Wij hebben hiertoe het volle recht, daar de ontwikkeling dier beweging voor de instelling van zoo'n vast secretariaat overrijp is, ja zonder haar dreigt te vergaan. En we vinden een bevestiging van onze verwachtingen in de hooge vlucht, die andere bewegingen hebben genomen, sinds zoo'n vast en blijvend middelpunt werd geschapen. Hiervoor laten we getuigen de Nederlandsche Christelijke Studentenvereeniging (N. C. S. V.), die een actie voert, welke in de studentenwereld het meest onze beweging nabij komt, trots de principieele verschillen. In de weinige jaren dat de N. C. S. V. een vast secretariaat bezat, heeft zij zich tot een lichaam ontwikkeld met een intense activiteit, en een daaraan evenredigen invloed, waarvan haar grootsch centraal gebouw, en haar tot in de wereld der toekomstige studenten en der afgestudeerden wijdvertakte organisatie een indruk kan geven. De zes vrijgestelden, waarmee zij het komende jaar zal beginnen, geven de verklaring van de afdoening van al het grootsche en het moeizame werk, dat zij verricht. Wij willen volstrekt niet zeggen dat we in alles deze beweging moeten navolgen; iedere beweging eischt immers een voortgang naar eigen karakter. Maar wel moeten wij trachten den invloed in en buiten het gebied onzer leden op te voeren tot den omvang, dien de N. C. S. V. bereikt heeft. En dat zij dezen bereikt heeft, ofschoon zij niet meer 14 DE ROOMSCHE STUDENTENBEWEGING leden telt dan onze gezamenlijke vereenigingen, beeft zij volgens eigen getuigen te danken aan haar vast secretariaat. Ons hooge doel op het academische terrein is een eigen Academie en de St. Radboudstichting heeft zich de oprichting daarvan tot taak gesteld. Maar die hoopvolle perspectieven mogen ons de oogen niet doen sluiten voor wat nu reeds, onmiddellijk, noodig is. Zoolang Katholiek Nederland zijn hoogeschool niet heeft, moeten toch ook Roomsche ridders worden geslagen 1 Naast tonnen gouds voor 't hoogste ideaal moet er, om redenen van opportuniteit, gevraagd naar veel minder, dat ruime rente opbrengt van dadelijk tastbaar resultaat. De Katholieke Hoogeschool wordt mede voorbereid door de studenten-actie, en als die Hoogeschool er eenmaal is, dan zal daar een organisatie van studenten nog onmisbaar blijven. Dat wij met volle vertrouwen het Uniesecretariaat aan de milddadigheid van Katholiek Nederland durven aanbevelen, heeft dus niet in de laatste plaats z'n grond in de hernieuwde belangstelling voor de Katholieke Universiteit, ons land van belofte. Dat lang beloofde land stuurt de eerstelingen van zijn grond vooruit in het Uniesecretariaat, een Roomsch academisch centrum.