Wiet voor publicatie pestemfl. VERSLAG van de discussie naar aanleiding van het rapport der commissie ter bespreking van te treffen maatregelen voor het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek onder de leden. A Keuchknius. Liefde voor christelijke wetenschap, meer dan Se voor deze vereeniging, dringt spreker deel e nemen aan de discussie. Hoewel meer geneigdtot de conclusie ^minderheid, geven noch het naschrift, noch het rapporteen ^S^^^v-,-^: * Waar heVgebS schuilt van de geringe productivite.t en 2° op welke wijze is hierin verbetering te brengen ? nniuistheid Uit de geschiedenis van onze vereeniging blijkt de onjuistheid v*n het armiment dat gebrek aan specialisten de oorzaak is van de gerifgrPróductivHeit. Van het begin af waren het de nsvchfatfrs fn nog wel de gestichtsartsen die het sterkst in Sntal warén ?n het 14-jarig bestaan onzer vereeniging hadden wT eèn S oogst van specifiek christelijke conclusies mogen ^htT, temeer daar Pde psychiatrie de; antohese tot^haar volle recht doet komen; doch van eene ontwikkehng van een christelijke psychiatrie is niet veel gekomen. D t is ook m de Sekomi nie^ ïe verwachten zonder een christehjke ph*»gP^ waar Paulus reeds op wijst als eene gave Gods en zelts een nSrum nt of middelPom Gods Woord beter te verstaan en te veSen Een vruchtbare werkhypothese, zonder deze philosonhie naar Christus kan niet geformuleerd worden. P Een warephilosophiezoudeDarwin en Haeckel voor hunne dwaalconclu^e gevrijwaard hebben, Hugo de Vries voor een verkeerde iXprïetftil van zijne theorie. Östwald's natuur^ ;n verhand met Hegel's philosophie, die van Helmho tz met die van Kanf eto Ahïus : Zonder eene christelijke philosophie is Sijdefuit te zfen naar eene christelijke psychiatrie en natuurwetenschap. Rome is ons voorgegaan, door eerst de leerstoel in de philosophie te bezetten; dit moet ook eerst aan de V.U. g^rf nfaTts echter van te vragen naar een hypothese moeten wi aan Dr Kuyper de schreiende behoefte aan een christelijke philosophie bSPleggen, omdat hij de man is, in staat tot zulk een reuzenarbeid. 2 De 2d0 oorzaak van de geringe praestatie is de geringschatting der leden voor laboratoriumarbeid. Behalve te Bloemendaal ontbrak een ernstig streven, de ongeloovige wetenschap in hare werkmethode te controleeren. Van een opwekking tot specialisme gevoelt de heer Keuchenius daarom niets. Indien wij ons tot de chr studenten wenden, zij het alleen om hen aan te sporen de beoefening eener christelijke wetenschap mogelijk te maken door de praktijk van een werkelijk leven ; deze opwekking gelde ook ons allen, die een christelijke wetenschap willen be- en uitoefenen. Rijk Kramer. M. d. V. ik behoor tot degenen, die zich niet bij de minderheid der commissie aansluiten. Ik houd het voor een fout, zoo maar naar een hypothese te zoeken, het hypothetische karakter van de hypothese sluit het specifiek christelijke vaak uit, en met de hypothese zou het „christelijke" vallen. In elk geval had de eisch welke aan een hypothese te stellen is moeten bepaald worden; zooals Newton deed, o.a. de oorzaak moet een „causa vera", zijn; the struggle of life, of de mimicry zijn hiertoe niet te brengen. Voor mij is dit voorstel aanleiding geweest, in mijn volgend artikel nader hierop in te gaan, thans wil ik slechts dit zeggen dat Hamburger gevaar loopt in de zelfde fout van Darwin te vervallen. Wat voor ons eerst vast moet staan is de methode; de werkhypothesen volgen dan van zelf, omdat wij gelooven aan het bestaan der wereld als schepping Gods moeten wij uitgaan van de realiteit der dingen en objectiet daaruit de relaties opsporen. Darwin trachtte de soorten als zoodanig te verklaren, dat was verkeerd; wij hebben de species als gegeven te aanvaarden, doch moeten het verband daartusschen zoeken; ziedaar onze werkhypothese. J. F. Reitsma. M. d. V. Wij moeten niet te pessimistisch zijn ; daarvoor bestaat nog geen reden, als we letten op het geringe aantal der ledehv Van de theologen wordt niet veel verwacht; het ontbreekt hun aan voldoende vakkennis om studenten te helpen. Daarbij komt dat velen, voor zij nog goed en wel klaar zijn, geroepen worden, de praktijk in te gaan. In de eerste jaren is daarom nog niet te veel te verwachten. Wat wij noodig hebben is niet een apologie doch een synthese ; in den eersten tijd zal daarvoor vooral litteratuurstudie noodig zijn. Van een specialisten fokkerij, verwacht spreker niet veel; dat is te mechanisch. s J. W. de Bruijne. M. d. V. Voor zulk een groot pessimisme bestaat nog geen reden, het was te verwachten dat in het begin nog niet zooveel verwerkt zou worden; doch de oprichting van onze vereeniging was daarom van zoo groot gewicht om dat daardoor onze mannen bijeen zijn gebracht Wat den invloed der theologen betreft, deze kan niet groot zijn, de theologen hebben te weinig natuurkennis. Van christelijke specialisten, hoe gewenscht ook voor de christelijke ziekenhuizen, Verwacht spreker voor de ontwikkeling der wetenschap niet veel. J. J. Hekman. M. d. V. Het is niet noodig dat we eerst een algemeene philosophie moeten hebben, ook zonder dat is aan een speciaal orgaan te experimenteeren en de relaties in het licht te stellen. K. E. de Jong. 't Komt spreker voor dat niet alleen noodig is voor de studenten, doch ook voor degenen die reeds in de praktijk zijn dat zij weten wat te doen is. Het is gewenscht dat de redactie daarvoor een plaats open houdt in het orgaan. D. J Hamburger. Ik heb niets gehoord waarom, ik mijne opinie zou moeten wijzigen Nog wil ik voor ons doel de wenschelijkheid uitspreken, dat een student, die b.v. theologie gestudeerd had, zich ook nog eens kon toeleggen op de studie der geneeskunde. D. Schermers. Er wordt te veel over* het hoofd gezien dat wij niet alleen geneeskundigen doch ook natuurkundigen zijn ; deze worden in de eerste plaats genoemd. Het is noodig dat de aandacht meer op de biologie gevestigd wordt. In de richting van het proefschrift van den secretaris zou meer kunnen gedaan worden Prof. B. Roozeboom bewoog zich te veel op neutraal gebied zoodat wij als vereeniging niet veel aan hem te danken hebben. De philosophie is wel goed doch niet te veel philosophie. H. Sap. De meerderheid der commissie is in de eerste plaats practisch, en dat is wat wij noodig hebben. Zij stelt zich ten doel de gelegenheid te openen voor de studenten om zich te bekwamen. Wij zijn te weinig philosophisch ontwikkeld; dat hebben wij allen gevoeld; doch daarom wordt gewenscht geacht dat de richting der meerderheid gesteund wordt. E. A. Keuchenius. Tegenover het optimisme van den Heer de Bruyne wordt opgemerkt dat het te danken is aan de illusie A van zijne jeugd, dat hij mede-oprichter is geworden ; thans zou hij het niet gedaan hebben. Op de eerste vergadering was toen gedacht, thans zullen we wat krijgen, doch dat is niet uitgekomen, we zijn machteloos, omdat wij geen philosoph e hebben. Darwin heeft door inductie met zijn philosophie zijn theorie opgesteld. Kramer merkt op dat niet de inductie maar juist de deductie Darwin's fout is. Ten onrechte wordt gedacht dat wij opnieuw moeten beginnen. Darwin is afgeweken van den goeden weg, die te voren gevolgd werd. Wij hebben ons weer aan te sluiten b.v. op zoölogisch gebied bij Cuvier en Agassiz. J. J. Hekman meent dat het zeer wel mogelijk is, ook zonder algemeene philosophie, experimenteel de relaties van een onderdeel vast te stellen, en wijst op het verschil dat bestaat tusschen Max Verworn en Engelman. De eerste behandeld de algemeene verschijnselen, terwijl Engelman eerst bepaalde studie wil van die cellen, die slechts een functie uitoefenen b.v. spiercellen enz. Aan Dr. Hamburger stelt hij de vraag, indien een hypothese van Dr. K. bleek niet goed te zijn, of hij dan weder om een andere zou vragen ? Zelf heeft Dr. H. als werkhypothese voor de tumor gesteld, die van verdwaalde kiemen, doch wanneer nu eens bleek dat sommige veroorzaakt werden door parasieteninteruptie; dat zou een paganistische tumor zijn!! J. H. Schuurmans Stekhoven, vindt de taak der commissie te vaag omschreven, en zou daarover iets naders willen hooren. Studie der historie — niets is meer vormend dan deze — beveelt hij aan, zij zoude bevorderlijk zijn aan het stellen van hypothesen. Voor geldelijken steun aan een of meer studenten ben ik niet; hoogstens zou men kunnen besluiten de kosten van een proefschrift te dragen door plaatsing in ons Orgaan. Veel meer gevoel ik er voor geld te geven voor de bibliotheek. J. T. Reitsmaj Doel is meer wetenschappelijken arbeid te produceeren; doch van ons wordt te veel practischen arbeid geeischt. K. E. de Jong. Meerdere kennis der litteratuur is gewenscht daardoor wordt meer tot studie opgewekt. 6 j. F. Timmer, acht de taak der commissie om jongere Jeden te werven, en hen te leiden op wetenschappelijk gebied. Door den Voorzitter worden naast elkaar geplaatst Bakhuis Roozeboom en Hermanides. Bakhuis Roozeboom heeft eigenlijk niets gepraesteerd voor onze vereeniging, dat is volkomen juist. Laat ons echter er bijvoegen, dat hij zelf de leemte gevoelde van zijn opleiding en dat met name het gebrek aan philosophische kennis hem huiverig deed zijn om lid te worden onzer Redactie en artikelen van principiëelen aard in ons Orgaan te doen verschijnen. Nog herinner ik mij, hoe collega Sap en ik met hem te Arnhem deze zaak besproken hebben en hoe hij bescheiden opmerkte, dat hij niet voor de taak, die we hem wenschten op te dragen, berekend was. Toen we o.a. wezen op Ostwald, die zich toch op philosophisch terrein bewoog, bleek ons, dat voor hem met name Ostwald niet zulk een autoriteit bezat. Lorentz stond in alle opzichten hooger dan Ostwald. Daarnaast stond Hermanides, die, zooals iedereen moet erkennen, de meeste principieele stukken voor ons orgaan geleverd heeft. Maar ik zou toch in gemoede willen vragen: hebben we daarin nu een leiddraad voor ons werken, hebben we nu een basis of fundament, waarop we kunnen voortbouwen. Zoo zou het schijnen, dat ik in het schuitje van coll. Keuchenius kwam, die immers nadrukkelijk zegt: we kunnen niets beginnen zonder een christelijke philosophie. En toch zou ik mij niet gaarne aan zijn zijde willen scharen. Het spreekt immers van zelf, dat ik met hem met vreugde het werk van een reus als Dr. Kuyper zou begroeten. Maar nu zij het mij toch geoorloofd op te merken, dat vóór ons reeds jaren door theologen, juristen, literatoren van onze richting is gewerkt geworden en hoewel, dat zal ieder erkennen, zij door den aard hunner studie veel meer dan wij in aanmerking zouden komen voor de vaststelling eener christelijke philosophie, hebben we daarvan nog niets bespeurd. Men gevoelt misschien ook teveel de geweldige moeilijkheden daaraan verbonden. Zouden we in deze omstandigheden naar Dr. Kuyper gaan om een werkhypothese. Ik zou het ten sterkste willen ontraden. Zou Dr. Kuyper ons een andere geven, wanneer die hypothese absoluut onbruikbaar blijkt te zijn. Neen wij moeten ons licht opsteken bij het Woord van God, dat mag en moet ons eenige richtsnoer zijn. Ik meen dan ook, dat we zonder christelijke philosophie nu reeds in staat zijn iets goeds te leveren. Mag ik dan ook nog eens memoreeren de dissertatie van Rijk Kramer, die reeds 6 ter sprake kwam. Zie, in dat opzicht ben ik het niet met coll. Schermers eens, hier was het geen algemeen onderwerp maar waren het speciale onderzoekingen die Kramer tot zulke schoone resultaten leidden. Straks zullen we wellicht hetzelfde hooren van den geachten referent van hedenavond, die ook reeds in de discussie op dit punt heeft gewezen. Dat is onze weg, dien we moeten inslaan. Mag ik in herinnering brengen de buitengewoon interessante onderzoekingen van Pawlow in St. Petersburg, die hem immers in aanraking brachten met de Deginseien van mechanisme en vitalisme en zijn het niet zijne onderzoekingen, die ook voor onze beginselen van gewicht moeten genoemd worden. Zoodra men een onderwerp grondig bestudeert komt men bijna steeds in aanraking met principiëele quaesties, maar dan zullen we toch veiliger doen met Gods Woord als licht op ons pad aan te nemen dan een werKnypotnese van iemand, hoe voortreffelijk geleerde hij overigens moge zijn. Daarop heb ik voornamelijk gewezen bij mijne inleiding op de vorige vergadering. Laat ons de studenten tot werken opwekken, aanzetten tot laboratoriumarbeid, hen herinneren de roeping, die ook zij te vervullen hebben. En bovendien meende ik, dat het noodig was jonge begaafde artsen er op te wijzen, dat de specialistenpraktijk, afgezien van het groote voordeel onzer christelijke ziekenhuizen, zooveel meer gelegenheid schonk tot studie dan de drukke algemeene praktijk. Bovendien achtte ik voor hen, die finantiêele bezwaren hadden om zich tot specialist te bekwamen eenige geldelijke steun noodig. In dit opzicht schaar ik mij geheel bij hetgeen door Dr. Sap gezegd is, die mijne bedoelingen, als hoofdzakelijk van praktischen aard, uitnemend begrepen heelt en geef ik het als antwoord op de vraag, door Dr. Stekhoven gesteld: wat stelt .de commissie zich voor te doen. In aansluiting aan de 2e opmerking van Dr. Stekhoven deel ik mede, dat ik op mijne colleges het vorige jaar de geschiedenis der biologie heb behandeld en daarmede dit jaar voortga en bovendien dit jaar de geschiedenis der psychiatrie op een ander college bespreek Met hem hecht ik groote waarde aan de historiekennis ook voor de principiëele opvattingen in natuur- en geneeskunde. Ten slotte nog een enkel woord over de vergaderingen der specialisten op Zondag, waarover ik eveneens de vorige maal sprak. We kunnen tegen zulk een regeling moeilijk protesteeren, wanneer er behalve dan in de psychiatrie en neurologie geen specialisten van onze beginselen zijn en er gezegd wordt, dat er tegen de genoemde regeling geen bezwaren geopperd zijn. 7 E. A. Keuchenius wil nog den nadruk leggen op eenige punten De tegenstelling door den voorzitter gemaakt is te eenzijdig. Hermanides en Bakhuis Roozeboom zijn te weinig productief omdat er gemis was aan een chr. philosophie. Onze werkhypothese is de invloed van een onsterfelijke ziel op een sterfelijk lichaam. Ook bij de pathologie b.v. bij de hysterie zou dit vruchtbaar zijn. Doch zoolang er geen philosophie is, kunnen wij niets praesteeren. Slotwoord van den Voorzitter. Naar aanleiding van de opmerkingen van Dr. Keuchenius zegt hij, dat wij dankbaar moeten zijn voor zijne jeugdidealen, daar we anders misschien nog niet tot oprichting eener christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen zouden gekomen zijn. Die oprichting zou wellicht ad calendas graecas verschoven zijn geworden, wilden we wachten op het door hem verlangde- Meermalen kwam ter sprake het Darwinisme. Welnu, Dr. Kuyper gaf op dit gebied iets principieels, en Prof. Hubrecht wees daarop in zijn Darwinrede de vorige week, maar ik vraag alweer, zijn we met Kuyper's oratie wel verder gekomen? Ik heb deze rede verscheidene malen doorgelezen, maar ik heb daarin geen houvast Voor ons gevonden, geen fundament, waarop we kunnen verdef bouwen. Zelfs nu en dan treft de oppervlakkigheid, waarmede enkele gedeelten behandeld zijn, al treft tegelijk de genialiteit, waarmee hij de portée der quaestie begrepen heeft, wat hem alleen mogelijk was door zijne philosophische kennis, wat erkend moet worden. Overigens was de rede ook meer apologetisch bedoeld. Intusschen dank ik alle Heeren, die aan de discussie hebben deelgenomen. Bijna de geheele vergadering nam daaraan deel, wel een bewijs, hoe belangrijk deze discussie voor de toekomst Onzer vereeniging werd geacht. Kramer stelt voor deze commissie diligent te verklaren. H. Sap acht eendracht noodig en zou andere samenstelling wenschelijk achten. J. H. Schuurmans Stekhoven zou het gewenscht vinden dat de commissieleden tot eenstemmigheid kwamen en de commissie met meer uitgewerkte voorstellen voor den dag kwam. H. Sap vindt noodig dé studenten te helpen, dat is de beste werktijd. 8 J H. Schuurmans Stekhoven is er niet bepaald tegen eerlang, zoo mogelijk ook studenten te helpen, doch zou willen beginnen met den arbeid der leden te bevorderen, door uitbreiding der bibliotheek enz. J. J. Hekman gevoelt er veel voor om de jonge studenten tot meerdere studie te brengen ; met een aansporing- komt er activiteit. A. Deenik stelt voor de discussie in druk den leden te doen toekomen. Is contact met studenten gewenscht, ook samenleving van de leden onderling. Hamburger. Dit strookt met de idee, aan het einde van zijn rapport gegeven, en daarom is hij ér voor. J. W. de Bruyne is er voor deze commissie diligent te verklaren, en acht het volstrekt geen bezwaar wanneer niet allen eensgezind zijn over de te volgen methode. Aldus besloten. De Secretaris, Dr. RIJK KRAMER. (( X brochures no. 48 71