166 voor, die in elk opzicht een geboren heerscher waardig was. Het betrof een anarchistischen chaos in een geregeld staatsbestuur te veranderen en een rijk land, dat door den burgeroorlog te gronde ging, tot rust en nieuwen bloei te verheffen. Welk een schoone taak voor een vorst met idealen, zooals Maximiliaan er maar al te zeer een was. Zijn jonge echtgenoote Charlotte, dóchter van koning Leopold van België, schrikte wel is waar terug voor deze avontuurlijke plannen, maar had het Mexicaansche volk niet zelf zijn verlangen te kennen gegeven en mocht hij zich aan deze roepstem onttrekken? De arme vorst vermoedde niet, hoe die volksstemming tot stand was gekomen en dat verreweg het grootste deel van de Mexicanen van den nieuwen katholieken vorst niets weten wilde. Hij hechtte geloof aan de verzekeringen van Napoleon, nam de hem aangeboden kroon aan en landde den 28sten Mei 1864 als een tweede Cortez te Vera Cruz. Den 12den Juni deed hij zijn intocht in de hoofdstad Mexico, die sedert een jaar in handen der Franschen was, zonder dat echter in een reeks bloedige gevechten het leger der republikeinen was vernietigd. De president Juarez, hield zich, wel is waar verbannen, ergens bö de Indianen verborgen, maar nieuwe troepen voegden zich steeds bij zijne generaals, wel een bewijs, dat het de Republiek niet aan vastberaden volgelingen ontbrak. Napoleon had buiten dezen waard gerekend. Hij had er niet aan gedacht, in welke verhouding de Vereenigde Staten en haar Monroeleer tot zijn Mexicaansche plannen stond De regeering te Mexico had Juarez als wettig President erkend en ofschoon ook zij bij de rust van Mexico groot belang had, had zij bepaald geweigerd, met de drie Europeesche mogendheden samen te handelen. Nu echter waren de Vereenigde Staten in dien tijd door den burgeroorlog geheel in beslag genomen en Napoleon rekende er op, vóór het einde daarvan, zfln Mexicaansch avontuur tot een gelukkig en blijvend resultaat te zullen brengen. Daarin bedroog hij zich en toen het bestuur van de Unie na den vrede van 1865 weder de handen vrij had, was haar eerste werk, het daarheen te leiden, dat het lastige keizerrijk aan haar Zuidgrens, dat zoo weinig paste in de organisatie van Noord-Amerika, werd uitgeschakeld. Na korten tijd zag Napoleon zich voor de keuze gesteld: of oorlog te voeren 175 in het uur van den dood eer te bewijzen, bood hij hem de plaats in het midden aan. Thans stelden zich voor ieder der drie veroordeelden een officier en zeven man op. De Keizer ging naar de soldaten toe en drukte ieder van hen een goudstuk in de hand en op de plaats van zijn hart wijzende zei hij: „Mik goed, schiet juist hier op!" Reeds te voren had hij generaal Escobedo laten verzoeken of men niet op zijn hoofd zou mikken, opdat zfln gezicht niet zou worden venninkt. Hfl ging toen weer naar zfln plaats terug, wischte zich met zfln zakdoek het voorhoofd af, gaf hoed en zakdoek aan den kok, om deze aan zijne moeder te brengen en sprak nog met heldere stem de volgende woorden: „Mexicanen I Menschen van mfln rang en geboorte zfln door Gods hand óf tot weldoeners van het volk óf tot martelaars bestemd. Door een deel van u geroepen, kwam ik tot welzijn van het land; ik kwam niet uit eerzucht, ik kwam bezield met de beste wenschen voor de toekomst van mfln aangenomen vaderland en voor mijn dappere aanhangers, die ik vóór mfln dood dank zeg voor de mij gebrachte opofferingen. Mexicanen! dat mijn bloed het laatste moge zfln, dat vergoten wordt voor het welzijn van het vaderland en wanneer het noodig is, dat het uwe wordt vergoten, moge het dan tot welzijn van het vaderland wezen en nooit door verraad. Leve de onafhankelijkheid, leve Mexico I" Vflf schoten weerklonken en iedere kogel was doodelflk. De keizer viel op de rechterzijde, maar toen hfl zich stuiptrekkende nog bewoog, wees de officier met de punt van zijn sabel op het hart van den keizer — een soldaat trad naar voren en schoot op de aangewezen plaats. Enkele oogenblikken daarna vielen ook de beide generaals, doorboord door kogels — het drama van Queretaro was geëindigd. Toen de aanhangers van den keizer eenige dagen later de plaats van de terechtstelling bezochten, hadden de arme Indianen, die den gevallene als martelaar vereerden en hun doeken in zfln bloed hadden gedoopt, drie eenvoudige kruisen daar ter plaatse opgericht en door een liefdevolle hand was er een kussen van bladeren gemaakt, daar waar het hoofd van den keizer bfl den val den grond had geraakt. Bfl het balsemen werd het hjk door doctoren, die in hun slagersbedrijf alle gevoel van 182 De opzet was geheel en al communistisch. Grond en bodem, akkers en weiden waren in drie deelen gesplitst; twee daarvan behoorden aan den Inka in het priesterdom en één was eigendom van het volk. De bebouwde grond stond onder toezicht van bizondere staatsbeambten, die te zorgen hadden voor de noodige bemesting met guano van de eilanden van de westkust en voor de juiste verdeehng van de opbrengst. Ook kleedingstukken en huisdieren werden van staatswege onder het volk uitgedeeld. Alle arbeid werd gezamenlijk tot het welzijn van alle burgers uitgevoerd. Men bouwde gezamenlijk bruggen en maakte landwegen, legde bergwerken aan, smeedde wapenen en als vijandige stammen den vrede bedreigden, rukten alle weerbare mannen uit De belastingen werden in de regeeringsgebouwen van de verschillende provinciën afgedragen en over elk eigendom van den staat, zooals levensmiddelen, kleedingstukken en wapenen, werd buitengewoon nauwkeurig boek gehouden. Niemand mocht zonder toestemming van woning veranderen, evenmin mocht ook iemand een ander beroep dan dat van zijn vader uitoefenen. Overal heerschte mihtaire orde en deze mstelling maakte het Inkavolk sterk genoeg, om zijn buren aan zich te onderwerpen. Sterfgevallen en geboorten werden nauwkeurig aangeteekend. Met welk schrift? zult ge vragen. Ja, dit merkwaardige volk, had geen schrift! In plaats daarvan, bediende men zich van snoeren, wier knoopen en shngers in verschillende kleuren allerhande beteekenis hadden. Wanneer de Inka aan een verwijderde provincie een bevel wilde mededeelen, stuurde hij een bode met zulk een bundel geknoopte snoeren daar heen. Hü, die ze ontving, bezag de snoeren en wist terstond waar het, om ging. Om de legerbewegingen gemakkelijker te maken legde de Inka twee voortreffelijke wegen aan, één door de bergen, den anderen langs de kust In Cuzco kwamen zij bü elkaar. Met recht hebben de Europeanen deze grootsche werken bewonderd. Deze wegen voor het leger waren geplaveid, van zijmuurtjes voorzien en met boomen beplant; op bepaalde af standen bevonden zich herbergen, waar de renboden den nacht doorbrachten. De hoofdstraat verbond Cuzco en Quito. Wanneer de Inka zelf 183 op reis was, zat hij op een gouden troon, die door de aanzienlijken op een draagbaar werd vervoerd. Nog heden worden er door Europeesche onderzoekers zeldzame oudheden uit den tijd van de Inka's gevonden. Zy waren uitnemende bouwmeesters. Zfl kenden wel is waar geen gewelven, geen gebakken steenen en geen kalk. En toch zfln hun tempels en vestingen, hun poorten, torens en muren ware pronkjuweelen van bouwkunst! Dikwijls zün de voegen tusschen de verscheiden steenblokken ternauwernood meer te zien; vele portalen zyn uit één enkelen steen gehouwen en töonen eigenaardig gebeitelde figuren en afbeeldingen van den zonnegod. Evenhoog ook stond de bekwaamheid van het Inkavolk in het pottenbakkerswerk en ook vond het niet züns gefijke op het vasteland van Zuid-Amerika, in de bewerking van metaal. Uit brons maakte het knotsen en bijlen, en uit goud en zilver vaatwerk en sieraden. Ook de kunst van weven wyst op de hooge ontwikkeling van het Inkavolk; in graven hebben navorschers van den laatsten tijd vele daarvoor sprekende bewijzen gevonden. Hiervoor werd de wol van lama's, alpaca's, vicuna's en guanaco's gebruikt en nog heden bewijzen deze diersoorten, die den kameel in nut evenaren, groote diensten aan de Indianen. De lama is over het grootste deel der Andes verspreid en dient evenals de kameel voor karavaandier, ofschoon slechts het mannetje met lasten, die met zyn krachten overeenkomen, bepakt wordt De lama is schuw, dom en vredelievend en zijn kop herinnert een weinig aan dien van het schaap. De alpaca wordt niet beladen, maar als huisdier gehouden om zfln vleesch en fijne wol. De vicuna en de guanaco worden niet in dienst van den mensch gebruikt De laatste is hoofdzakehjk inheemsen in de steppen van Patagonie en deelt hier het lot van den Zuid-Amerikaanschen struisvogel, om door de pijlen van de Indianen te worden nedergeveld. Van de wol van deze dieren en bovendien van katoen weefde het Inkavolk zfln kleederen. Het voornaamste kleedingstuk van de mannen was een kort hemd zonder mouwen, dat van de vrouwen een langer hemd, dat met een gordel het middel omsloot De mannen droegen het haar kort en om het hoofd een zwarten band, waarom weder een werptouw, een lasso, gewonden was. De vrouwen droegen lang haar. Men had san- 184 dalen aan de voeten en in de oorlelletjes droeg men ringen. Het Inkavolk hield zich bezig met veeteelt, jacht en visscherö. Ook verbouwde het aardappels en vele andere knolgewassen, bananen, tabak en katoen en het zaaide zijn maïs op uitgestrekte velden. De inboorhngen droegen alle kenteekenen van het Amerikaansche ras; za hadden een korten schedel, die dikwijls met opzet gewelddadig in elkaar werd gedrukt, scherpe, diep gegroefde trekken en een krachtig gebouwd lichaam. 36. Pizarro. In ongestoorde rust leefde het Inkavolk in zön mooie dalen en op zfln door de zon fel beschenen hoogvlakten, tusschen de Cordilleras de los Andes. Wanneer nu hier en daar krijgslustige, naburige volksstammen den vrede wel eens verstoorden, had door het geheele rijk een oproeping door middel van geknoopte touwen plaats, en de wegen vulden zich met gewapende mannen. Groote gevaren drongen niet tot de Inka's door. Sedert verscheiden eeuwen was de macht van vader op zoon overgegaan, en geen nabuur was sterk genoeg geweest, om den scepter aan de hand van den Inka te ontwringen. En naar Europa was niet eens de roep van namen als Chimborasso en Cotopaxi doorgedrongen. Toen gebeurde het, dat in de 16de eeuw een machtige Inka stierf en aan zön beide zonen Huascar en Atahualpa de heerschappö naliet. Evenals in de oude wereld, gaf deze verdeeling aanleiding tot een twist en ten slotte tot een formeelen broederoorlog. Deze binnenlandsche oorlog verdeelde het Inkavolk in twee helften en verzwakte het zoo, dat het tot een gemakkelijke prooi voor een vreemden veroveraar werd. Spoedig genoeg zou het laatste uur van de Inka-heerschappö slaan en een van de heerhjkste rflken der aarde voor goed vernietigd worden. Nauwelijks was in Mexico het wapengekletter tot zwijgen gekomen, sedert daar de ridderhjke Cortez aan de kust de schepen van Montezuma had vernield, en diens rflk, na het te hebben veroverd aan de kroon van Castilië had gehecht, toen een andere Spanjaard, de wreede Pizarro, zyn blikken naar het Zuiden richtte, om nieuwe goudlanden te veroveren. Met een 185 handvol gelukzoekers trok hij uit, zag echter spoedig in, dat hij zonder ondersteuning uit zijn vaderland niets bereiken kon. Keizer Karei V leende een gewillig oor aan zijn voorspiegelingen van onmetelijke gouden schatten en alle mogelijke heerlijkheden en in het jaar 1531 stond Pizarro aan de spits van een schaar, die uit 180 goed uitgeruste ruiters bestond, met wie hij opnieuw naar Zuid-Amerika toog. Langzamerhand kreeg hij meer versterking, landde nu in November 1531 aan de kust van Peru en trok naar het Inkarijk op. Pizarro had een helder hootd, maar in tegenstelling met Cortez een minderwaardig karakter. De allernoodzakelijkste beschaving en ieder spoor van gevoel voor recht ontbraken hem, hij was zelfs niet in staat zijn naam te schrijven, terwijl Cortez zelf, zooals wij gezien hebben in zijn berichten aan den koning van Spanje, de voortreffelijke geschiedschrijver van zijn daden en avonturen geworden is. Maar Pizarro was sluw en listig en wist het juiste oogenblik te gebruiken. Waarom toch moest nu Montezuma juist met alle naburige stammen in den omtrek in vijandschap zün, toen Cortez in het land kwam en hem van zyn ryk beroofde? En waarom moest Peru toevallig in dat jaar, door een burgeroorlog geschokt zün, toen Pizarro er met zün schandelijke bende heen trok? Door spionnen en dienaren was Pizarro spoedig genoeg over den stand van zaken ingelicht. Met de schoonste beloften suste hij den argwaan van Atahualpa, den eenen Inka zoodanig, dat deze hem om hulp tegenover zijn broeder Huascar vroeg. Waren de broeders het eens geweest, dan hadden zy met gemak de Spaansche pest uit het land gejaagd. Hun twist bezegelde echter hun beider noodlot. Men kwam overeen, dat Atahualpa, zich in persoon in het leger van Pizarro zou begeven. En luj kwam met veel pracht en bracht een leger van 30.000 man mede! Hoog verheven zat luj op een gouden draagbaar en was omstuwd door al zyn bevelhebbers. Maar als bh dacht, daardoor zyn nieuwe bondgenooten een groot begrip van zyn macht te geven, dan had hy zich misrekend. Pizarro's veldprediker kwam naar hem toe in de eene hand het kruisbeeld, in de andere het brevier en het kruisbeeld in de hoogte houdende, drong de 186 pater er bij den Inka op aan, in naam van Jezus het christendom aan te nemen en den Koning van Castilie, als zijn heer te erkennen. Atahualpa antwoordde hem kalm, dat niemand hem de rechten kon ontnemen, die hij van zijn voorvaderen had geërfd. Hij wilde het geloof van zijn vaderen niet afzweren en begreep niet, wat de pater zeide. „Hier in dit boek staat het geschreven V' riep de priester uit, terwijl bh hem het brevier overhandigde. Atahualpa hield het boek aan zijn oor, en het toen op den grond werpende, zeide hij: „Uw boek spreekt immers niet". Dat was het voorspel van een hevig bloedbad. De kanonnen en musketten ploegden roode voren in het leger der Peruanen. Beschut door hun stalen helmen en pantsers renden de wilde ruiters met gereedgehouden lansen en hellebaarden door de gelederen van de halfnaakte inboorlingen, en verspreidden alom verwarring en schrik. Wat men door zwaard, spies of kogel kon bereiken, werd zonder genade of erbarmen afgemaakt. Vierduizend lijken en nog veel meer gewonden lagen op het slagveld. Het leger van de inboorlingen werd geheel uit elkaar gejaagd en verspreidde zich in een hopelooze vlucht De koning had men gevangen genomen, om als gijzelaar te dienen. Groote buit viel den overwinnaar in handen. Het gerucht van het goudland in het Zuiden was geen ijdel gerucht geweest. Officieren en manschappen deelden in den buit en de roovers dankten God voor hun overwinning. De gevangen Inka bad en smeekte, dat men hem zön vrijheid zou wedergeven en Pizarro beloofde hem ook uit de boeien te ontslaan, echter onder één voorwaarde: Atahualpa zou een vertrek van middelbare grootte, zoo hoog, als hij met de hand reiken kon, met goud vullen. De gevangene ging op den koop in. Dienaren doorkruisten haastig het land, dat hem trouw was gebleven en uit de tempels en sloten, stroomden nu vaatwerk, schalen, sieraden en gouden staven toe. In korten tijd was de kamer met goud gevuld en het losgeld betaald. Maar Pizarro dacht er niet aan zijn woord te houden, maar lachte sarrend in zön baard. In plaats van den koning te bevröden, beschuldigde hij hem van geheime kuiperflen en het hem veroordeelen om geworgd te worden! Deze afschuwehjke daad heeft voor 187 eeuwig en altijd de Spaansche overwinning met schande gebrandmerkt Door een van zün wapenbroeders Almagro genaamd, kreeg Pizarro nieuwe versterkingen en nu kon hü met een leger van 500 man door het hoogland verder trekken en zich naar de hoofdstad Cuzco begeven, die luj veroverde. Toen kreeg hij echter twist met Almagro en deze ging er nu zelf op uit om goudlanden in het Zuiden te zoeken. Met een kleine schaar trok hij op naar de bergstreken van Bolivia en van daaruit langs de kust zuidwaarts tot in de nabijheid van den Aconcagua. Goud vond lüj evenwel niet op dezen tocht, maar een groote heldendaad verrichtte lüj, door zfln schaar door de Atacama woestijn te voeren. Intusschen had Pizarro de regeering van het pas veroverde rflk met geweld vermeesterd en in de onmiddellijke nabijheid van de kust, de stad Lima gesticht, welke ook langen tijd de residentie van den Spaanschen vice-koning bleef. En nog heden is Lima, met bflna 150.000 inwoners, de hoofdstad van Peru. Zfl is rflk aan kloosters, kerken en bronnen en bezit een prachtige kathedraal. De havenstad Callao werd voor honderdzestig jaar bflna geheel door een vloed tengevolge van een aardbeving verwoest, de huizen werden weggespoeld en de inwoners verdronken. Callao heeft echter nu weer 50.000 inwoners. De wreedheid van Pizarro gaf spoedig aanleiding tot een oproer. Terwfll men hem zelf in Lima belegerde, werden zfln drie broeders in Cuzco ingesloten. Juist te dien tijde kwam Almagro uit de Atacama woestijn terug, versloeg de Peruanen, nam Cuzco in en nam de drie gebroeders gevangen. Het gelukte toch aan Pizarro hun vrfllating te bewerken en nu kwam de beurt aan Almagro. Hfl viel in de handen van den veroveraar en eindigde zfln leven aan de galg. Eenige jaren later echter wreekten zich Almagro's vrienden op Pizarro. Met den kreet: „Dood aan den ellendeling!" bestormden saamgezworenen het paleis van den stadhouder en drongen met uitgetrokken zwaarden in het vertrek, waar zich Pizarro met eenige vrienden en bedienden bevond. De meesten sprongen uit de ramen; de overigen werden neergeveld. Pizarro zelf verdedigde zich woedend met zwaard en schild en eerst, nadat hfl vier van zfln tegenstanders had gedood, viel 188 hij ter aarde, roepende met luider stem om een biechtvader. Terwijl hij een kruis op den grond teekende, stootte men hem een zwaard in de keel. Aldus was het einde van dit monster in menschengedaante. Zijn goederen werden zoo volkomen geplunderd, dat het overgeblevene niet eens kon volstaan om de begrafeniskosten te dekken. De door Pizarro zoo wreed vermoorde Inka Atahualpa is een zinnebeeld van het bloedende Zuid-Amerika. Een nieuw leven en het Christendom wilde men verbreiden en aan den wereldhandel nieuwe banen openen. In werkelijkheid echter werden de kinderen van het land in het verderf gestort. Zij vulden de huizen van de Europeanen met goud en tot dank daarvoor benam men hun het leven 1 Beschaving was slechts het uithangbord, hebzucht en moordlust waren de eigenlijke beweeggronden. Als men daaraan slechts bot kon vieren — wie bekommert er zich heden nog om, of het nageslacht van een oud cultuurvolk verdwijnt? 37. De Condor. De Condor is de koning onder de vogels van Zuid-Amerika en de machtigste van alle gieren op aarde. Zonderling ziet hij er uit met zön gryzen kam op den schedel, de afhangende kwabben op zg van den snavel en den naakten hals, die door een ring van zacht dons is omgeven. Qeruischloos zweeft bh over de bergketenen van de Andes en in de schemering laat hH zich op een vooruitspringende rots neder, terwyl luj zön lyf hult in den zwarten mantel van zyn krachtige vleugels. Wanneer hy daar zoo zit, houdt hij het midden tusschen een kaboutermannetje en een heks, vooral als hy met den snavel in de ingewanden van verrottende dieren woelt en bezig is daaraan te rukken en te trekken. Maar luj dwingt eerbied af en is majestueus wanneer hy naar de zon opstijgt In duizelingwekkende hoogten, daar waar het leven van den mensch in de yle lucht niet mogelijk zou zyn, voelt de condor zich nog behagehjk. Zön vleugels breidt bh uit, welker spanning van de eene punt naar de andere zes meter bedraagt en stijgt nog meerdere duizenden meters hooger boven de aarde. Den top van de Aconcagua ziet hy als een schitterende plek in de 189 diepte beneden zich. Het ruischen van de beken van den ondooiden Sorta gletscher, dringt eerst nog tot hem door, wordt zwakker en verstomt hoe hooger hij stijgt Als uit den krater van den Cotopaxi gloeiend heete rookwolken dwarrelen, gelooft hij zeker, dat er een verzwering op het gerimpelde voorhoofd der aarde is doorgebroken. Hoe goed kent hij de Cordüleras de los Andes! Hij heeft zijn geheele leven toch immers boven hen doorgebracht en met zijn familieleden is hij tusschen de straat van Magelhaens in het Zuiden en de hoogvlakten van Quito in het Noorden, ontelbare keeren, heen en weer gevlogen. Gelijk een veelvoudige muur liggen deze grauwe bergen diep onder zün wegen in de lucht. Hfl kent de naakte gele woestijnkusten naby den Stillen Oceaan en de glooiende gronden van vuurroode porflerrotsen aan den westvoet van de Andes. Hu weet, dat daar alleen, waar rivieren door de kustgebergten breken, oogsten van rijst en maïs, suikerriet, olijven en druiven uit den grond worden getooverd en dat in de mondingen van de dalen, beschermd door de rotsen een weelderige plantengroei van mimosa's en acacia's, wilgenboomen en notenboomen, tamarinden en eukalypten tiert. In eenige dalen heeft bh zelfs de katoenplant in het wild zien groeien. Gedurende het warme jaargetijde van December tot aan Maart, ziet lüj de stad Lima als een braadpan in de zonnehitte liggen. Slechts van Juni tot September is het daar beneden dragelijk. „Ik prijs de koude winden van de Andes," denkt de condor en zweeft verder over de zilveren golven van het Titicacameer. De voorvaders van den condor zagen het vrfle leven der Indianen in hun vroegste ontwikkeling. Zfl zagen de Inka's van kind af opgroeien, hun. voorhoofd met bonte veeren, het vergankehjke zinnebeeld van hunne waardigheid, tooien. Zij zagen hen in den bloeitijd van het leven, en dan ouder worden en sterven, om ten slotte in hun stille graven in den zonnetempel te worden bhgezet Driehonderd jaren lang hebben de voorvaders van den condor gezien, hoe de Spaansche indringers het eens zoo gelukkige Peru verdrukten en uitmergelden — eindelijk was de tijd daar, dat de laatste tirannen werden verdreven. Nu weet de condor dat slechts de helft van de bevolking van Peru uit Indianen bestaat en het doet hem leed, 190 als hü ziet, hoe de Blanken en de Zwarten en ook de kleurlingen zich overal ten koste van het echte Amerikaansche ras uitbreiden. Stom en verbaasd steeg de condor hooger dan ooit, toen de eerste spoortreinen zich naar boven werkten, 4500 Meter boven den zeespiegel! Wat bezielde toch die witte menschen, om op hoogten, die boven den top van den Montblanc uitstaken, in de bergen tunnels te boren? Wanneer nu de condor zoo hoog is gestegen, dat er geen geluid van deze aarde meer tot zijn oor doordringt, dan rust luj op zün uitgespreide breede vleugels en ziet om zich heen. Geen verrekijker ter wereld is sterk genoeg, om hem daar van beneden af te herkennen. Een doode lama heeft hem zoo even tot maaltijd gestrekt en zfln lichaam weegt reeds zonder dat, zwaar genoeg. Het gewicht van zgn spieren, beenderen en geweldige klauwen, wil hem naar beneden trekken en hoe licht zijn veeren ook zfln, lichter dan lüj is, kunnen zfl hem toch niet maken, want zij zijn immers zelve zwaarder dan de lucht! En nochtans zweeft lüj daar boven, zoo bewegingloos als een zeepbel! Bh kent geen duizeling en geen angst. Bh weet er niets van, dat een plotselinge spierkramp hem als een steen op de rotsen naar beneden zou kunnen werpen. Hfl is daar boven geheel alleen, want geen ander levend wezen durft hem op deze wegen door de lucht te volgen. Rondom omgeeft hem de stilte van deze onmetelijke ruimte en lüj hoort niets dan het suizen van den storm in de veeren van zijn vleugels. Ver weg in het Westen glinstert de oceaan. Loodrecht beneden hem in de diepte, hggen daar de hoekige ketenen der Andes met üs- en sneeuwstrepen. Naar het Oosten verwateren de gryze tinten van de rotsen in groen, dat zich steeds meer verdicht Dit zijn de oerwouden van Brazilië. Hier en daar straalt een licht tusschen de boomen door, als het morgenlicht teruggekaatst wordt in ften waterspiegel van een der reusachtige zhrivieren van den Amazonestroom. Hooger nog dan de condor, stijgt de zon. De hitte van den dag trekt dampen en nevels uit het water en de moerassen van de Amazone-rivier en uit de ondoordringbare boomenmassa van het oerwoud stijgt een vochtige damp op. Grflze sluiers breiden zich over de aarde uit en bedekken Brazilië. Dan buigt 191 de condor in zijn bewegingen licht voorover en door zijn eigen gewicht naar beneden getrokken, suist hij met ongeloofelijke vaart, glijdende op zön vleugels nujlenver door de dichter wordende luchtlagen naar beneden. Op een steile rots in de Andes van Bolivia wacht zfln vrouwtje, daar is zön tehuis. 38. De watertocht van Orellana. De Amazonerivier, de grootste rivier der aarde, heeft in Peru haar bronnen. Tusschen de groen begroeide ketenen der Andes, welker toppen zich verhezen in het blauw des hemels, stroomt zü naar het Noorden. Aan hare oevers buigt zich het koren in den wind en nu en dan spiegelt zich een graftoren of ruïne uit den Inkatijd in haar golven. Kleine vlotten over haar heen gelegd, doen dienst als brug. Maar als het hoog water is, stroomt ze wild bruisend door het dal. Zü maakt plotseling een halve boog naar het Oosten en wringt zich een bedding door de oostelijke kammen der Andes. Door een kloof van nauwelijks vijftig meter breedte stuwt zü haar watermassa, en stort met donderend geruisch in watervallen en stroomversnellingen naar beneden. Dikwijls rust zy als 't ware uit van haar loop en verbreedt zich tot vüfhonderd meter. Van de sneeuwvelden der Andes ü'len kristalheldere zystroomen naar de Amazonerivier; bergen en wouden van haar oevers voeren haar nieuwe bronnen en beken toe, en als zij de laatste heuvels achter zich heeft is zij een statige stroom. De bron van de Amazonerivier werd in het jaar 1535 door een Spaanschen soldaat, Marannon genaamd, ontdekt en reeds in 1500 had Vincent Pinzon haar monding gevonden. Marannon wist echter niet, waar zich de rivier in de zee uitstortte en Pinzon wist niet, in welk dal haar bron opwelde. Het raadsel van haar loop van de bron tot aan de monding op te lossen was voor een anderen Spanjaard weggelegd. Onder den veroveraar Francisco Pizarro diende zön broeder Gonzala in NoordPeru. Verhalen over röke goudlanden in het Oosten, bewogen ook hem zich daarheen te begeven. Met een leger van 350 Spaansche ruiters en manschappen en 4000 Indianen verliet hij Quito en trok aan den voet van de Ootopaxi over de Andes naar het laagland van de Naporivier. Een dwaze onderneming. 193 Eindelijk werd het aan de oevers wat lichter. In de lichtere zuilengangen van het oerwoud werden hutten zichtbaar, waar tusschen verschrikte Indianen heen en weer liepen. Orellana ging nu met zijn mannen aan land en nadat hij de wilden had gerust gesteld, bleef hij eenigen tijd bij hen, om zooveel levensmiddelen te bekomen, als hij maar krijgen kon. Binnen tien dagen, verzekerden hem de Indianen, zou hij in het Zuiden een groot water bereiken en Orellana vermoedde terstond, dat dit de rivief zijn moest, waarvan Pinzon de monding had ontdekt. Er waren nu levensmiddelen gevonden. Maar als Pizarro en zöne schaar op Orellana hadden gewacht, zouden zü reeds lang van honger zün omgekomen en met dit vaartuig tegen den stroom van de Naporivier op te roeien, was buitengesloten. Beter dus verder te gaan! Het gelukte hun misschien den Atiantischen Oceaan te bereiken. De overige metgezellen hadden op het voorstel van hun aanvoerder niets af te dingen, maar zij gevoelden zich zeer op hun gemak in het kamp van de Indianen. Er werd nu een grooter zeilschip gebouwd; uit de lianen van het bosch draaiden de manschappen kabels en touw en uit de gevlochten kleedingstukken van de inwoners werden, door deze samen te naaien, zeilen gemaakt. Toen Orellana niet terugkeerde, meende Pizarro, dat hü het slachtoffer van vüandige stammen was geworden en besloot hu dus weer naar Quito terug te keeren. Wie nog leefde, voedde zich met het vleesch van paarden, at toen honden en kruipende dieren en ten slotte boomwortels en leder. Na ontzettende ontberingen kwam Pizarro werkehjk weer in Quito aan, maar zijn geleide bestond slechts uit nog tachtig man! Vierduizend Indianen en tweehonderd blanken waren op den tocht omgekomen ! Orellana laadde intusschen levensmiddelen in znn beide schepen, bemande het grootere met dertig, het kleinere met twintig van zün mannen en zette zün reis voort, welke met één slag het moeielijke vraagstuk van' tropisch Zuid-Amerika zou ontwarren! Om hem heen strekte zich het grootste tropische laagland der wereld uit en voor hem lag de waterrijkste rivier van onzen aardboL Hfl zag niets anders dan water en bosch, lüj bezat geen andere uitrusting, dan die welke hem de oevers van de Naporivier hadden aangeboden en bovendien 13 194 had zich de ondernemingsgeest van zijn domme manschappen zeer spoedig veranderd in hevig morren over de lange, moeielijke reis. 39. Door de oerwouden van de Ama' zonerivier. Na tien dagen bereikten de schepen het door de Indianen bedoelde „groote water"; de Napo Hep uit in de Amazonerivier en deze was juist sterk gezwoüen. Wanneer zij haar hoogsten stand heeft bereikt, dus in Juni en Juli, ligt haar spiegel twaalf meter boven de peilschaal van den laagsten stand. Verder naar beneden doet zich het verschil minder sterk gevoelen, want de zürivieren van de Amazone komen van den Evenaar, waar het in elk jaargetijde regent en de zuidelijke stijgen op verschillende tijden, al naar de streken, waar zij haar bronnen hebben. Om van den voet der Cordüleras de monding te bereiken, heeft het water van de hoofdrivier tijdens haar hoogsten stand ongeveer twee maanden noodig. De Spanjaarden dachten niet anders, dan dat ze op een oneindig groot meer dreven. Waar de oever vlak was, vertoonde zich het bosch mijlenver overstroomd, en de boomen stonden midden in het water. De wilde dieren waren landwaarts naar veiliger streken gevlucht, en slechts water- en landvogels en de viervoetige dieren, die hun geheele leven op boomen doorbrengen, waren achter gebleven. In eenige streken, waar het hooge water niet kon komen, hadden de Indianen hunne hutten. Op deze plaatsen, die tegen het water beschut zijn, wonen nog heden de verzamelaars van getah-pertsja. Toen het hoog water daarna begon te vallen, konden de mannen van Orellana waarnemen, hoe zich van den weeken oever geweldige stukken grond los maakten en onder het gewicht der reusachtige boomen, die zich daarop bevonden, zich in de rivier stortten. Heele eilanden van boomwortels, aarde, hout en hanen sleepte de stroom mede. Eenige strandden op modderbanken midden in de rivier, andere bleven aan vooruitspringende gedeelten van den oever hangen, en daaraan knoopte zich dan weder nieuw kreupelhout vast, dat overstroomd was, 195 totdat de kracht van het water alles uit elkaar scheurde en met den vloed naar zee dreef. Ieder oogenblik kon men dus tegen een boomstam stooten, die naar den grond was gezonken. De snelheid van den stroom bedroeg driekwart meter in de seconde en wanneer de wind gunstig was, kwamen de beide schepen gauw vooruit Uit het afwisselend voorkomen van het bosch, leerden de manschappen spoedig beoordeelen, waar men al of niet kon landen. Daar, waar de grootsche kronen van de boomen met hun loof golfvormige gewelven over de palmen heen vormden, was de bodem droog. Indien echter de waaiers van de palmen, met hun weelderig groen, zich over lager kreupelhout heen strekten, was dat een teeken, dat hier de oever af en toe door de rivier werd overstroomd. De gevaren van de scheepvaart daar gelaten, werden de Spanjaarden nog meer door de Indianen bedreigd, die in hun stevige kano's bü massa's kwamen aanroeien en de vreemden met een regen van vergiftigde pylen overlaadden. In het eind van Mei werd de monding van de Rio-Negro bereikt, waardoor de Amazonerivier aanmerkelük verbreed wordt. Want naar de Rio-Negro stroomt het water uit Columbia, Venezuela, Guyana en uit de waterryke Llanos, aan de Noordzijde van de Amazonerivier en op sommige plaatsen, waar zy door eilanden in verschillende armen wordt verdeeld, bereikt zfl een breedte van omstreeks vyftig kilometer. Orellana bleef hier verscheiden weken by vriendelyk gezinde Indianen, wier bekoorlyke hutten onder de takken van bananen lagen. De schepen werden grondig opgeknapt en nieuwe proviand, maïs, kippen, visch en schildpadden aan boord gebracht Het wemelde hier van eetbare schildpadden en ook de Indianen waren gewoon hen te vangen en hunne eieren te verzamelen. De vischvangst was even overvloedig als afwisselend, want in het gebied van de Amazonerivier leven niet meer of minder dan tweeduizend vischsoorten. Met nieuwe klachten werd de reis voortgezet en spoedig gleden de schepen van Orellana, aan de monding van de Madeirarivier, die 21/* kilometer breed is, voorby. Door deze zyrivier krygt de Amazonerivier een toevoer, die nagenoeg even groot is als haar eigen watermassa, want de Madeira heeft haar bronnen ver in het Zuiden en komt deels 196 uit de Cordilleras van Peru en Bolivia, deels uit net hoogland van Brazilië. Eindelooze watervlakten en bosschen waarheen men ook keek, maand na maand Daarbij een hitte, die het geheele jaar door hetzelfde blijft, wehswaar zelden veertig graden bereikt, maar tengevolge van de vochtige lucht nochtans drukkend en verslappend werkt. lederen dag echter was de vaart vol afwisseling. Tegen de mast of de reeling geleund of terwyl ze achteloos de riemen in het water legde, kon de bemanning van dé schepen de sprongen van dolfijnen waarnemen, ook de krachtige bewegingen van den alligator, als hy achter een grooten visch heenschoot of de plompe bewegingen van den lamantijn, een van de sirenedieren, die aan den oever de op aal gelykende longvisschen beloert, die zich toevallig op het land begeven hebben. Wellicht zagen de mannen ook nu en dan de Indianen in hun lichte kano's met harpoenen jacht maken op den lamantijn en den krokodil, om in het bezit van hun vleesch te komen, en bh' het zien van de reusachtige waterslangen van de Amazonerivier zal de schrik hen wel om het hart zijn geslagen. Zoo doorkruisten zy het oneindig groote woudgebied, dat zich van den voet der Andes en van de bronnen der Madeirarivier uitstrekt tot aan de mondingen van den Orinoco en die der Amazonerivier, dit dichte, weelderige oerwoud-complex, dat Selvas genaamd wordt, en dat de geheele laagvlakte van Brazihë met zyn rijken wasdom overdekt en door tropische stortregens en buiten hun oever tredende rivieren wordt besproeid Alle regen, die in de Selvas en op de Llanos neervalt, bereikt door middel van ontelbare zystroomen de Amazonerivier en deze door haar trompetvormige monding de zee. Met de geweldige bosschen aan zyn oevers gelijkt deze stroom op een hoorn des overvloeds van de grootsche, wilde onbedwingbare natuur. Hier kookt en bruist het, woelt en gist het in het vruchtbare aardrijk van ontkiemende levenskrachten, hier wemelt het van wild en kevers, en vlinders zyn er talrijker dan ergens op aarde en tooien zich in de weelderigste kleurenpracht der tropen. Aan de oevers worden oeroude boomen door de golven ondermynd en weggespoeld, terwyl andere in de sombere dwaalwegen van het oerwoud verrotten. Door guano 197 en de lijken van dieren en vergane planten wordt de bodem aanhoudend bemest en uit graven toovert de onuitputtelijke natuur steeds nieuwen wasdom. Tot strooptochten in het binnenland hadden de dappere Spanjaarden geen gelegenheid, en het zou hun ook moeielijk zijn gevallen, door de onontwarbare netten van slingerplanten, tusschen de stammen en door het dichte kreupelhout heen te dringen. Terzijde van de waterwegen, vooral in het gebied tusschen eenige der groote Zuidelijke rivieren, ligt het oerwoud, in znn groenachtig, wazig licht, ontoegankelijk sedert onheuglijke tijden. Wellicht bevinden zich in het binnenste daarvan nog Indianenstammen, tot wie het nog niet is doorgedrongen dat Amerika door blanken is ontdekt, en die zich gelukkig kunnen achten, dat de vreemde veroveraars nog niet in staat zijn geweest zich meester te maken van hun wildernissen. Hier prijken nog de palmen, in een rust gelijk op die van het paradijs en aan hun voet woekeren varens met tot hout verharde stammen. Onder de hooge laurierboomen, waar stammen zich onder het bladeren-gewelf omhoog heffen als de zuilen van het schip eener kerk en waaromheen mimosa-soorten, ficus-soorten en klimpalmen heenslingeren, heerscht een donkergroene schemering. Maar de lianen, de parasieten in de plantenwereld, klimmen uit de donkere diepte tegen de stammen op, om haar bloeienden kelk voor de zon te openen. Op beschutte, in het zonlicht gelegen, uitspringende gedeelten van den oever prflkt de meest trotsche van alle bloemen, de Victoria Regia, behoorende tot de famihe der waterrozen. Haar bladeren worden twee meter groot en de bloemen meer dan drie decimeter. Slechts twee avonden openen zich deze bloemen; zij zijn de eerste avond wit, de tweede avond purperrood. Aan boomen van zestig meter hoogte worden ronde vruchten, met houtharde bast, zoo groot als een kinderhoofd, röp. Als zij rfip zijn, vallen zij af en er rolt uit haar binnenste een groot aantal driehoekige paranoten. Aan zön lichten stam en helgroene bladeren herkent men den gomboom, wiens wit melksap, in gestolden toestand, het beste kaoetsjoek van de wereld levert De Indianen echter haten dezen boom, want de Europeanen roeien hem in reusachtige massa's uit om rijk te worden door het uit den stam gevloeide melksap. De Indianen werken gedwongen voor de 201 Enkele hutten uit nerven van palmbladeren, die aan een houten kruis waren bevestigd en daar naast een zendelingswoning van bamboes, stelden een dorp voor of zelfs eene stad en ze werden met deftige namen op de kaart aangeteekend, die men willekeurig aanvulde met rivieren en gebergten om geen witte plekken te verkrijgen en de ministeries van Spanje en Portugal kibbelden met allerlei list en diplomatie over de grenzen van hun verwflderde bezittingen, die niemand kende en die in werkelijkheid nog steeds aan de inboorhngen en de dierenwereld van Zuid-Amerika toebehoorden. Deze nevel, die nog aan het einde van de achttiende eeuw Zuid-Amerika omhulde, prikkelde een Duitschen geleerde, wiens naam voor altijd met de ontdekkingsgeschiedenis van dit werelddeel is verbonden. Het was Alexander von Humboldt Hfl ontwierp de eerste betrouwbare kaart van Zuid-Amerika; gedurende een vijfjarige onderzoekingstocht in het binnenland volgde hfl den loop van de rivieren en teekende hij de grenzen van de gebergten aan. Hfl beschreef verder de dieren- en plantenwereld, maakte studiën over het daar heerschende klimaat, over aardbevingen en uitbarstingen van vulkanen, en bepaalde de ligging van enkele plaatsen, volgens lengte en breedte-graden. Ook gaf hij aan de koloniale gewesten belangrijke wenken voor de ontwikkeling van hun volksplantingen. Deze reis van Von Humboldt kostte hem meer dan 100.000 Mark (60.000 Old.), bflna de helft van zfln vermogen, maar zfl maakte hem wereldberoemd en onsterfelijk; wellicht is er nooit een geleerde geweest, die tijdens zfln leven, in alle vijf werelddeelen, zulk een populariteit genoot als von Humboldt Den 14den September van 1769, in welk jaar ook Napoleon en hfl, die hem eens zou doen vallen, Wellington, het licht zagen, werd Humboldt te Berhjn geboren. Met zfln broeder Willem, die eveneens als ster van de eerste grootte aan den Duitschen wetenschappelflken hemel zou schitteren, ontving hij een zorgvuldige opvoeding. Maar de toekomstige groote ontdekkingsreiziger, die later tegen de grootste krachtsinspanning bleek opgewassen te zfln, was in zfln jeugd zoo teer en zwak, dat zijn meesters hem niet al te veel mochten lastig vallen met lessen. Terwfll zfln broeder Willem, van kind af aan, een bflzondere begaafdheid aan den dag legde, scheen het bfl Alexander 203 het Hoogland van Beieren en het Salz-Kammergut Geologie, physica en natuurwetenschappen waren zijn meest geliefde studies en door zijn eerste boeken kwam hij reeds in briefwisseling of in persoonlijke betrekking met de grootste geleerden van den tijd. Na het overlijden van zijn moeder in het jaar 1796, kwamen de beide broeders in het bezit van een aanzienlijk vermogen. Daardoor was voor Alexander het oogenblik gekomen, zijn jongelingsdroom verwezenlijkt te zien. Hij maakte zich vrij van de banden van zijn beroep en ging reizen. Verscheiden pogingen om zich bij wetenschappelijke expedities aan te sluiten, mislukten. Hij besloot daarom op eigen gelegenheid ontdekkingen te gaan doen. Terwtfl hij zich ophield in Parijs, had hij den Franschen plantkundige Aimé Bonpland leeren kennen en een langdurig verbhjf in Spanje verschafte hem de gunst van het Spaansche hof, wat hij met succes belangstelling voor zijn plannen wist in te boezemen. Daardoor had hij den sleutel voor Zuid-Amerika en voor al de Spaansche bezittingen in den Stillen Oceaan in de hand en den 5en Juni scheepte hij zich met zijn vriend Bonpland in voor een groote ontdekkingsreis, die op jaren lang was berekend 41. De Llanos van Venezuela. Den 16den Juli 1799 betrad Humboldt met zijn boezemvriend Bonpland voor de eerste maal de kust van Zuid-Amerika. Door een onder de manschappen uitgebroken koorts, was de kapitein van de „Pizarro" gedwongen bö Cumana in Venezuela aanland te gaan. Met welk een gespannen verwachting keken de beide vrienden naar het kustland uit, dat bfl het vroege morgenschemeren langzamerhand zichtbaar werd. Kokosboomen, die meer dan twintig meter hoog waren, omzoomden den oever en de gevederde bladeren staken helder tegen den blauwen hemel af, waar geen spoor van nevel was te zien. Struikachtige mimosa's breidden, evenals de pijnboomen uit Italië, schermvormig hun takken uit, en aan de oevers wemelde het van pelikanen, reigers en flamingo's. „Het schitterende daglicht", schreef Humboldt nog aan boord van den „Pizarro" in zijn dagboek, „de 205 zon geeft de plantaardige bron het meest; dan komen van alle kanten de inboorlingen en de zwarten met groote nappen en vangen de melk op, die terstond aan de oppervlakte geel en dik wordt Sommigen drinken den nap onder den boom zelf vit, anderen brengen hem aan hun kinderen, 't Is alsof men een herder zag, die de melk van zfln kudde onder de zijnen verdeelt" Zorgeloos botaniseerend liepen von Humboldt en Bonpland op een avond langs den oever van de zee bfl Caracas heen en weer, om na de hitte van den dag zich te verfrisschen en het opkomen van den vloed waar te nemen. Een geluld van zacht sluipende voetstappen, deed von Humboldt omkeeren en... opeens stond er voor hem een neger zoo lang als een boom, die juist op het punt was, zfln palmhouten knots op het hoofd van den vreemdeling neer te doen vallen. Een sprong op zflde en von Humboldt was gered, maar de voor hem bestemde slag raakte even de slaap van Bonpland, die bewusteloos neerstortte. Terwfll von Humboldt met zfln vriend bezig was, bekommerde de neger zich niet verder om zijn slachtoffer en zfln metgezel, hfl raapte den hoed van Bonpland op, die een eind verder was weggerold, bekeek hem nieuwsgierig en sloop toen langzaam weg. Na korten tijd kwam Bonpland weer bfl en daarna gingen de beide onderzoekers den sluipmoordenaar achterna en bereikten hem ook. Toen Bonpland hem echter aangreep, trok de kerel een scherp mes uit zfln witte, woüen broek en de beide, toevallig ongewapende, Europeanen zouden verloren zfln geweest, als niet voorbijgaande kooplui ter hulp waren gesneld. De neger ontweek die overmacht in de cactushagen, toen men hem echter van verscheiden zflden omringde, vluchtte hfl in een geitenstal, waar hfl zich rustig het gevangen nemen. Niet minder rflk en afwisselend dan de plantenwereld, vertoonde zich ook de dierenwereld van Zuid-Amerika. Door het kreupelhout besloop de jaguar zfln buit en in den modder van den oever der moerassen en lagunen, die zich door den gestadigen zomerregen gevormd hadden, lagen de krokodillen bij dozijnen, met wijd opengesperde kaak, traag met de oogen knippend, behaaglflk in de zon. Voor hen en de talrflke waterslangen moest men oppassen bfl het baden. Ontelbare soorten van apen bewogen zich druk met hun geschreeuw en getwist 206 in de bosschen, en bontgevederde moerasvogels jaagden aan den met riet bedekten oever hun beweeglijken en spartelenden buit na. Overal een overweldigende volheid, een beangstigende overmaat van scheppingskracht! Het merkwaardigste was de beroemde Guacharo-grot bij Caracas. Tot drie en twintig meter hoog, strekt zij zich ver in het binnenste van den berg uit en in deze grot nestelen duizenden groote nachtvogels, Guacharo's genaamd. De vlucht van hun vleugels bedraagt een meter. Aan de wanden van de grot hechten deze dieren hun buidelachtige nesten, en tegen St Jan, kort voor dat de jongen zullen vliegen, komen de naburige zendelingen en Indianen om hun jaarlijksche „vetoogst" te bemachtigen. Met lange staven trekken ze de nesten af, verzamelen en dooden de jonge dieren, terwijl de oude met hevig vleugelgeklap en weeklagend gekrijsch hun broedsel trachten te verdedigen, en verkrijgen door middel van reusachtige vuren, het. zoo begeerde Guacharovet, want aan hun onderlijf dragen deze vogels dikke vetkwabben, die voor de geheele omgeving het zoo noodige vet voor eten en bovendien, voor de inrichtingen van de zendelingen, de noodige olie voor hun kerklichten moeten opleveren. Zoo onuitputtelijk is de natuur in de tropen, dat niettegenstaande dezen telkens terugkeerenden moord in groote getale van de Guacharo's, nog altijd een voldoend overschot overblijft voor het volgende jaar. Een van de allereerste onderzoekingen van den jongen Humboldt had betrekking op de electrische reacties in het dierlijk organisme en de natuuronderzoeker spitste zich er bijzonder op, op zijne reis naar Zuid-Amerika dienaangaande nieuwe proeven te nemen. De lagunen der Llanos van Venezuela boden daartoe de schoonste gelegenheid, want hier leven de sidderalen, die zulk een sterke electrische kracht in zich kunnen opwekken, dat zij gevaarlijke slagen aan menschen en dieren kunnen toebrengen. De Indiaansche inboorlingen hadden voor deze dieren een ontzettend ontzag en slechts het herhaalde aandringen van von Humboldt had tot resultaat dat zij hem eindelijk naar een van de hun bekende lagunen brachten. Maar hoe zou men de dieren kunnen naderen? De Indianen wisten raad. Zij dreven met veel lawaai dertig muilezels de lagune in. Dit onwelkome bezoek deed de sidderalen opschrik- 207 ken en weldra gingen zij tot den aanval over, door zich tegen de muilezels aan te dringen en hun bij de aanraking electrische slagen uit te deelen. De muildieren sidderden en sperden angstig de oogen open, verscheidene werden terstond bedwelmd en verdronken, andere sloegen met de hoeven en, wild geworden, trachtten zfl den oever te bereiken, vanwaar zfl steeds weer opnieuw naar het water werden gedreven. Het electrisch vermogen van de sidderalen kan ook slechts een zekere hoeveelheid kracht voortbrengen, en nadat deze in den strfld tegen de muildieren langzamerhand waren uitgeput, werden zfl moe en vluchtten naar den oever, waar zfl dan gemakkelflk werden gevangen. De proeven, die von Humboldt en Bonpland met hen maakten, veroorzaakten bfl de beide navorschers, misselijkheid en spierzwakte en toen von Humboldt eens heel onvoorzichtig zijn beide voeten op zulk een dier zette 'en daardoor den electrischen stroom sloot, kreeg hfl zulk een harden slag, dat hfl nog lang na dien, hevige pijnen in zfln ledematen voelde! Twintig dagen duurde de tocht door de Llanos tot aan de plaats, waar zich Humboldt met zfln expeditie op de Rio Apure, een zijrivier van den Orinoco, wilde inschepen. Er vertoonde zich mfllen ver niet de minste welving in den bodem, niet het kleinste bosch dat eenige beschutting tegen de loodrechte zonnestralen bood. Deze grenzelooze eentonigheid van de vlakte zonder heuvel boom of struik waren voor Humboldt en Bonpland bijna noodlottig geworden. Twee nachten hadden zfl onafgebroken te paard gezeten; door de geweldige hitte was er overdag aan geen slapen te denken. Daar kwamen zfl eindelflk aan een huis dat door een veehoeder met zfln knechten werd bewoond. Runderen paarden en muüdieren hepen vrfl in het rond, en de herders renden te paard over de savannen, om het vee terug te drflven als het zich te ver van het erf had verwöderd. Maar inplaats van melk, waarom zfl verzocht hadden, kregen de reizigers mets anders dan geel, vuil water voor hun kwellenden dorst De muüdieren werden van hun lasten bevrfld, om voor zichzelve water in de woestijn te gaan zoeken. Zfl snoven een poosje in de lucht en stormden toen met hoog opgeheven staart op kleine modderige vflvers af, waarin nog wat water was blijven staan. Humboldt en Bonpland hepen er heen in de hoop ten minste 2C8 een verkwikkend bad te kunnen nemen. Ztö plasten reeds in het troebele water rond, toen aan de overzüde van den vüver een groote krokodil hen hals over kop terugdreef 1 Ondertusschen was de nacht plotseling ingevallen en zü wilden nu naar de veehoeve terugkeeren. Maar nergens aan den horizon was het donkere silhouet van een huis te zien I Een kompas hadden zij weliswaar bü zich, maar uit welke richting zij van de hoeve waren vertrokken, kon niemand van hen zeggen. Zoo trokken zij dus op goed geluk den nacht in! Tevergeefs zagen zfl naar eenig licht aan den horizon uit, — het waren altijd nieuw opkomende sterren, wier scbyn door de nevels van den dampkring roodachtig vergroot werd. Half versmacht van dorst en niet in staat om nog verder te trekken, besloten zij eindehjk, op een droge, met kort gras begroeide plek, den dag af te wachten. Zoo lagen zfl daar beiden in den eenzamen, stillen nacht en zagen met begrijpelijken onrust den morgen tegemoet Daar hoorden zfl' opeens in de verte een hoefslag — het kwam nader en nader en plotseling zagen zfl een met een lans bewapenden Indiaan voor zich, die van het zoeken naar verdwaald vee terugkwam. Bfl het zien van twee blanken, was lüj bang voor een hinderlaag en het kostte veel moeite, hem zooveel vertrouwen in te boezemen, dat mj bereid was om de verdwaalden naar de hoeve terug te brengen. Na dit avontuur werden von Humboldt en Bonpland voorzichtiger en zonder verdere gebeurtenissen kwamen zij den 27sten Maart 1800 in de zendelingen-nederzetting van de Capucgners te San Fernando aan. 42. Op den Orinoeo. Vóór den ontdekkingstocht van von Humboldt had men van den loop van de rivier, den Orinoeo, een zéér onzekere voorstelling. Dat de Orinoeo een breeden zfltak had, die naar de Rio-Negro, een groote zfliivier van de Amazone hep, dat dus deze beide groote wateren van Zuid-Amerika in een natuurhjke verbinding met elkaar zouden staan, dit merkwaardig natuurwonder, gold nog bü vele geleerden als een sage, waaraan geen feiten ten 209 grondslag lagen. Alexander von Humboldt heeft deze eigenaardige samenkomst van den Orinoeo en den loop van de Casiquiare, de verbindingsschakel tusschen de beide loopen van de rivier, onvoorwaardehjk vastgesteld Den 30sten Maart 1800 scheepte hö zich met zön metgezellen te San Fernando, gelegen aan de Rio Apure, een zörivier van den Orinoeo, die toen nog zoo goed als onbekend was, in. Op het achterdeel van een breede boot, een zoogenaamde „piroge", had men een hut met tafel en banken ingericht, en ruimschoots proviand voor vier weken medegenomen, vooral bananen voor den stuurman en de vier inlandsche roeiers, en ook brandewfln voor niilhandel met de Indianen. Door den krachtigen stroom dreef men snel af en kwamen de reizigers spoedig in het oerwoud. Reeds den zesden dag was de expeditie in den Orinoeo aangekomen. Nu ging de vaart stroomopwaarts. Zoover men zien kon, breidde zich een geweldige watervlakte voor het oog van de natuuronderzoekers uit Tot aan den horizon toe, ontwaarde men aan beide zöden niets anders dan oerwoud en de aan den oever gelegen landen kenmerkten zich door een verheven eenzaamheid. Bü Encaramada zag men aan den stroom onmiddelhjk bergen; schilderachtige rotswanden waren door den weelderigsten plantengroei als met tapüten behangen, slechts hun toppen waren kaal en geleken op vervallen, statige gebouwen Een frissche zeüwind dreef de piroge langs groote eilanden. Eens waren zü büna omgeslagen, papieren en boeken van von Humboldt dreven reeds op het water. Gelukkig scheurde het zeü en net gevaar was voorbü. Toen de Indiaansche stuurman verwaten over zün onbekwaam sturen kreeg, gaf luj rustig ten antwoord, dat het den blanken zeker niet aan zon zou ontbreken om hun papieren te drogen! En daaraan ontbrak het inderdaad met, wel vaak echter aan drinkwater om den kwellenden dorst te lesschen! Wanneer de reizigers, wegens de gevaarhjke jaguars, in de boot zelf of op een kaal eiland in de rivier overnachtten, moesten zü zich dikwüls met het troebele, lauw-warme Ormoco-water tevreden steüeni Hier en daar vertoonden zich aan de oeVers afstootend uitziende Indianen, wier eenige kleeding in een roode beschildering bestond, een primitief toüet, maar waarin evenwel een groote weelde was te bespeuren. 14 210 Want deze roode verfstof, „Onoto" genaamd, was zoo duur, dat de verdiensten van twee weken werkens op een zendelingennederzetting of bü een volksplanter nauweüjks toereikend was, voor een kleurstof-massa om het geheele lichaam te bedekken. Evenals wfl ons medelflden te kennen geven tegenover een mensch, die in lompen moet rondloopen, zoo noemden de Indianen hem een armen jakhals, bü wien de verfstof slechts voor een deel van 't lichaam toereikend was. Boven de breede monding der Rio Meta, werd de Orinoeo ongeveer vüf kilometer breed, en weldra maakten de snelle stroomversnellingen van Atures en Maypures een verdere vaart onmogelijk. Hier breekt de Orinoeo door het Parime-gebergte en stort over twee granieten rotsblokken naar beneden. Om over dezen waterval heen te komen was de piroge veel te groot. Het hoofd van de zendeUngennederzetöng bü deze watervallen, Pater Bernardo Zea, voorzag toen de reizigers van een kano, zooals de Indianen op hun riviertochten gebruiken; deze was dertien meter lang, maar slechts een meter breed en op het achterdeel van de kano, konden de Europeanen, slechts juist het bovenhjf tegen de verzengende zonnestralen beschermen. Benevens hun boeken, papieren, herbariums en verzamelingen, voerden zü een steeds grooter wordende menagerie van apen en vogels met zich mede en tusschen de kooien en den voorraad van proviand, zat de bemanning zoo nauw opgesloten, dat de aankomst aan een rustpunt hun telkens een bevrijding als uit een gevangenis toescheen. Sedert dezen tocht gewende Humboldt er zich aan op zün knieën te schrijven, wat hu ook later, zelfs in zün studeerkamer te Berüjn, bleef volhouden. Pater Zea had zich bfl de expeditie aangesloten. Een groot voordeel voor de onderzoekers, want aan zfln bemiddeling hadden zfl de hulp te danken, die zfl overal bfl de Indianen deelachtig werden. Bfl de „Randales" van Atures naar Maypures was de rivier aanmerkelijk smaller en tusschen geweldige granietklippen stortte het water in een schuimenden waterval naar beneden. Dikwüls was die betrekkelijk rustige waterweg zoo smal, dat het vaartuig tusschen de rotsen bleef steken, en aan touwen moest worden voortgetrokken of langs den oever stroomopwaarts moest worden gedragen. Veertien dagen lang zagen de Europeanen geen dak boven hun hoofd, en het kostte 214 en, zyn modder door de vlakten van het Gran Chaco voortstuwt. Gedurende het droge jaargetijde warrelt de storm deze modder in ondoordringbare wolken omhoog, en wanneer de Indianen het prairiegras in brand steken, om de smakelyke veldmuizen te bemachtigen, veroorzaakt deze voortkruipende vlam dikwijls vernielende branden in het kreupelhout, de palmen en de weelderige bosschen. De regentijd begint in November of December en duurt tot aan April of Mei. Gedurende een groot deel van het jaar leven de Indianen bflna uitsluitend van visch, die de rivier in rijke mate oplevert. Zelden is een blanke zoo diep in het leven en innerlijk wezen van een natuurvolk doorgedrongen als Erland von Nordenskiöld Hfl behandelde de Indianen niet als lagerstaande menschen, maar als zijns gelijken en ging met hen om, als met de zijnen. Daardoor verwierf hfl bfl deze wilde stammen een onbegrensd vertrouwen en was hfl steeds een gaarne geziene gast. Wanneer het jonge volk aan de oevers van de rivier om de kampvuren danste, nam hfl deel aan hun vermaken en evenals de Indianen, versierde hfl zfln hoofdband met bonte veeren, droeg hy een grof geweven voorschoot om de heupen, beschilderde zfln gezicht, het zich zijn arm tatoueeren door een oude Indiaansche, die deze kunst goed verstond en luisterde naar de sagen en krijgsliederen van de inboorlingen, als ze vreedzaam voor hunne hutten bfl elkaar zaten en de met bier gevulde kalabassen de rondte deden. Hfl sprak hun taal, at hun spijzen en dronk uit hun bekers. Hy was als 't ware een wilde Indiaan geworden. Wanneer de Roodhuiden, aan de rivier, de visschen in hun netten lokten en joegen, ging hfl mede. Als zfl in het dichte bosch met honden en knotsen op wilde zwflnen jaagden of wanneer zfl de boschvogels met afgestompte pfllen vleugellam schoten, was hfl er by en wanneer na afloop van het dagelijksch werk de tabakspflp van mond tot mond ging, zat hfl ook met hen in den kring en wachtte tot de algemeene pflp ook by hem kwam, om er eenige trekken uit te doen! Echter, op het oorlogsveld volgde lüj hen niet Wanneer een van de Indiaansche volksstammen tegen naburen ten strijde trok en hem trachtte over te halen om zich aan te sluiten, beduidde hfl hen, dat de blanke man niet het recht heeft de Indianen met zyn betere wapenen, als vogels neer te schieten. 215 Men beloofde hem paarden, gevangenen en scalpen, bij het verdeelen van den buit en men kon niet begrijpen, dat dit hem in 't geheel niet toelachte! En dikwijls trachtte hij hen van hun krijgslustige plannen terug te houden, want hü kon de doellooze opoffering niet goedkeuren. Op het oorlogsveld zijn de Indianen er niet aan gehouden, bij elkaar te bhjven en geen groot machtig opperhoofd slaagt er in, de leiding van een geheelen stam op zich te nemen en daarvan aan het hoofd te bhjven. Ieder dorp trekt voor zichzelf ten stryde en van regelmaat is geen sprake. Vele gewoonten en zeden van de Indianen zfln naar ons gevoelen barbaarsch, echter volgens hun beschouwing geheel natuurlijk. Wanneer het pas geboren kind de moeder tot last wordt, doodt zij het eenvoudig. De zoon doodt zijn ouden vader of bhnde moeder, wanneer zfl zichzelf niet langer kunnen onderhouden en niemand ziet daarin iets onrechtvaardigs. Ja, hij gaat zelfs zoover, hen levend te verbranden, als lüj denkt, dat ze met heksen en booze geesten in verbinding staan! De dooden worden in groote urnen gelegd en onder de hutten van de levenden begraven. Eens reed Nordenskiöld met enkele van zfln mannen en een gids in het noordelijk Chaco, diep de wildernis in. Daar stuitte hij op een krijgslustigen stam met een kwaadaardig opperhoofd, wiens krijgslieden in het kreupelhout van het bosch, met bogen en knotsen op de loer lagen. Nordenskiöld reed niettegenstaande dat toch rechtstreeks het dorp van het opperhoofd binnen. Vertoornd kwam deze hem met een strijdkolf in de hand tegemoet. Toen Nordenskiöld hem echter een mes ten geschenke gaf, scheen hy tevreden gesteld te zyn en legde zyn wapen neder. Door de bedreigingen van het opperhoofd bang gemaakt, leidde de tolk de schaar echter in een verkeerde richting het dorp uit en toen de avond viel moest men weer in een Indianenkamp rust houden. Gedurende den nacht werd de tolk door een schel gefluit uit het bosch wakker, en bemerkte hy, dat een van de Indianen voorzichtig opstond, voortsloop en spoedig daarop met een troep gewapenden terugkwam, die fluisterend met elkander spraken. Een van de aangekomenen vroeg, waarom de Indianen van het kamp niet de reizigers hadden gedood, om in het bezit te komen van de vuurwapenen van den vreemde en blonde schedelhuiden 316 te bemachtigen, tot versiering van hun hutten bij feesten en smulpartijen. Toen de tolk alarm maakte, verdwenen de ophitsers weer in het bosch. Tot in het binnenste van Bolivia strekte Nordenskiöld zijn reizen uit en bezocht de laatst overgeblevenen van de eens zoo ruk bevolkte stammen, die op de Andes, op de zijrivieren van de Madeira, zich met vischvangst bezig houden. Uit boombast vervaardigen zij, door kloppen, hun kleedingstukken en hun pijlen snijden zij uit het mooie, gave pijlgras. Aan de oevers van de Sara bewonen zü vierkante hutten, wier wanden bestaan uit bamboeriet en klei en wier daken van palmbladeren gevormd zfln. De vuurhaard staat in een afzonderlijk gebouwtje. Kruisen en heilige beelden duiden aan, dat zü tenminste Christenen in naam zfln. Maar in het binnenste van hun hart zün zij nog ten volle heidenen en nog heden dansen zij, wonderlijk toegetakeld en in struisveerbedekkingen gehuld, heidensche dansen om hun vuren in het kamp. Des nachts slapen zfl op matten van palmbladeren; als hoofdkussen dient een houtblok. Ook zfl zfln slaven van de blanken geworden; de brandewün is hun ongeluk en heeft hen in schulden gebracht, en hun hartelooze meesters dwingen hen, op de plantages en in de caoutchoucbosschen hun drankschulden door arbeid aftelossen. Met Indianen als geleiders en met pagaaiers bevoer Nordenskiöld met zfln boot de Rio Grande, een zijrivier van de Rio Mamoré die weer een zflrivier van de Madeira, die een zflrivier van de Amazonerivier is. Terwijl zyn kano langs den zoom van het oerwoud voer, zaten de inboorlingen, met rood beschilderde gezichten en in hemden uit geklopten boombast, onbeweeglijk aan den oever, nauwkeurig lettende op ieder geluid. Zfl bemerken het, als het kleinste vischje in het water plonst, zfl herkennen elk geluid, dat uit het bosch komt en bootsen het geschreeuw en krijschende lachen van de apen bedriegelyk na. Dikwijls landde Nordenskiöld met zfln metgezellen en ging naar een van de in het binnenste van 't woud gelegen dorpen die door bananen-aanplantingen, ananasbedden en groentevelden zyn omgeven. Hier spelen de kinderen met gevangen apen, buidelratten en vogels. Op planken aan den muur liggen in de hutten pylen, booten en roeiriemen; dingen van waarde bewaart men in gevlochten manden. Wanneer een familielid sterft, Indianenhut aan de Mamoré. 220 verhouding tot zijn lichaam en den wind geeft. Al het andere, het opstijgen in de lucht en de verdere bewegingen, bü vooren tegenwind, doet de wind zelf. Wil de albatros van de oppervlakte der zee omhoog stijgen, dan breidt luj slechts de vleugels uit, keert zich tegen den wind en laat zich door hem in de hoogte heffen. Dan glijdt luj in smaakvolle bogen en krommingen tegen de onzichtbare hellingen van den wind op. Het merkwaardigste van den albatros is zfln grenzenlooze vrijheidsliefde. Hu haat het vaste land en maakt zijn nest op eenzame eilanden; op den grond kan bh zich nauwelijks voortbewegen en slechts als lüj moet, gaat bh wankelend en onzeker als de zwaan. Met het stof van deze aarde komt hfl daarom dan slechts in aanraking, als lüj in zfln nest, op zün eenigste ei zit en zfln witten kop onder de vleugels verbergt. Anders raakt lüj de aarde niet aan. Zfln voedsel zoekt lüj aan de oppervlakte van de zee, als een trawant der aarde, die in ongedwongen vihheid, hcht als een veer, de aarde, die zware wereldbol, op haren draaienden gang door het heelal begeleidt Hü beperkt zich niet tot bepaalde wegen en geen enkele afstand is hem te groot Hfl rust op zfln vleugels uit en laat zich gemakkehjk van oceaan tot oceaan verplaatsen. In den Atlantischen Oceaan komt lüj zeldzamer voor, dan in den Stillen Oceaan en de hitte, die om den Equator heerscht vernüjdt lüj. Overigens zeüt bh overal daarheen, waar hy de meeste kans heeft, zfln buitengewonen eetlust te bevredigen. Men vertelt van een albatros, die een schip gedurende zes dagen en zes nachten zonder ophouden gevolgd had, om steeds ter plaatse te zyn, wanneer er afval over boord geworpen werd. De bemanning had hem vroeger gevangen en van gekleurde teekenen voorzien, om hem later weder te herkennen. Het schip bevond zich in open zee en legde twaalf zeemijlen in het uur af, maar de albatros werd niet vermoeid. Integendeel, hy beschreef nog op aanmerkehjke hoogten mijlen groote cirkels om het schip heen. Om uit te rusten loste aan boord de eene wacht de andere af, de albatros echter had geen rust en geen slaap noodig. Als hy ging slapen had hy niemand aan wien hy het commando over zyn vleugels kon toevertrouwen, en aldus wachtte hij een geheele week, zonder eenige sporen van vermoeienis te toonen. Bh vloog onophoude- 221 lijk en was wel dikwyls uit het gezicht verdwenen, maar slechts om zich na een uur weer, het schip tegemoet komend, opnieuw te vertoonen. Dat het altijd dezelfde albatros was, zag men aan de met verf bestreken borst Eerst den zevenden dag verliet hij het schip, toen lüj in den kost geen trek meer had, die hem voorgezet werd. Vele honderden mijlen had hü nu moeten vhegen, om de naaste kust te bereiken en hoe licht kon een hevige storm hem overvallen. Maar afstanden beteekenen niets voor hem en in de lucht is lüj even goed tehuis, als wij in de straten van onze geboorteplaats. 45. Walvisehvangers. Hoevele wonderen en merkwaardigheden zal de albatros op zün weg in de lucht tijdens zyn leven al niet gezien hebben. Hu neemt het leven op het dek van de groote zeilschepen waar en ziet de zwarte rookwolken uit den schoorsteen van de stoombooten omhoog stijgen. Hu bespeurt de lompe bewegingen der zes meter lange zeeolifanten op de kiezelstranden van de eilanden van Zuid-Georgië, ten oosten van Kaap Hoorn, en neemt waar, hoe de zwarte of grijze ruggen van de walvisschen zich spelende over het water krommen, ffij is zeker ook wel eens Noordwaarts afgedwaald, in den Atlantischen Oceaan en heeft daar gezien, hoe de Noorsche walvisehvangers den walvisch aanvallen, het grootste van de nu levende dieren; want lüj wordt 27 meter lang. In onze dagen gebruiken de walvisehvangers sterk gebouwde, snel en gemakkelijk te besturen stoombooten, waarvan uit den voorsteven een draaibaar kanon den harpoen schiet. In het voorste gedeelte van den harpoen bevindt zich een puntige granaat, die in het hjf van den walvisch ontploft en hem doodelijk verwondt; aan het achtereind is een dik touw bevestigd. De stoomboot volgt den walvisch tot lüj dood is, dan wordt het dier met de stoomher naar het schip getrokken en naar het walvisch-station in een fjord aan de kust getrokken. Hier wordt hh van zyn spek ontdaan, de traan wordt gekookt, in tonnen gedaan en dan in den handel gebracht Schooner en veel gevaarlnker was de walvischvangst, die de voorvaders van onzen albatros eenmaal in de noordehjke zeeën zagen, want de mensch is sedert duizend jaren de ergste vijand van de wal- 222 visschen en eenige soorten zyn reeds bflna geheel uitgeroeid Voorheen schoten de jagers niet met een kanon, maar wierpen den harpoen met vaste hand. Ieder schip had verscheidene walvischbooten, zonder kiel, die voor en achter spits toeliepen, zoodat zfl zoowel voor- als achterwaarts konden worden geroeid. Zoo gauw men in de verte een walvisch bespeurde, werden de booten te water gelaten. Iedere boot was met zes ervaren jagers bemand, de een was stuurman, de andere wierp de harpoenen, de overigen roeiden. De duim-dikke harpoenlfln lag zorgvuldig als een spiraal opgerold Ieder van de zes wist van oudsher, wat hfl op elk oogenblik moest doen; daarbfl was het doodstil aan boord en allen handelden op eigen gezag. Nu wordt een van de booten naar den walvisch toegeroeid, en op ongeveer vier meter afstands slingert de man van den harpoen zfln scherp wapen met alle kracht in de zflde van het dier. De harpoen heeft nauwelijks zfln doel bereikt, of de boot gaat pijlsnel terug, want nu staat het leven op het speL Hebben de jagers ongeluk, dan slaat de walvisch met zfln loodrechte, geweldig sterke staartvin van boven af op de boot en verbrijzelt haar met één slag, of hü doet haar door een beweging van onderen kantelen. Meestal denkt hfl slechts aan de vlucht Met ontzettende vlugheid zoekt hfl de diepte van de zee op en de harpoenlfln loopt in het voorste gedeelte van de boot over den metalen rol zoo snel at, dat zfl een zangerig geluid doet hooren. Wee den man, die door haar wordt gegrepen, hfl wordt mee naar beneden getrokken en is verloren. De walvisch duikt met één slag tot ongeveer vierhonderd meter in de diepte. Daar beneden is het stil en donker en daar blflft hij een half en ook wel eens een geheel uur, dan moet hfl weer naar boven, om adem te halen. De hjn verraadt aan de jagers, waar hy ongeveer zal opduiken en daar wordt nu een van de overige booten heen geroeid Zoo gauw als de walvisch zich weer aan de oppervlakte vertoont, suist er een tweede harpoen door de lucht. Nu is de walvisch veel te veel buiten adem, om weder te kunnen duiken. In plaats hiervan, zwemt hfl aan de oppervlakte recht voor zich uit in zee en slaat de golven met zfln staartvin, om zich van zfln kwelgeesten te bevrflden. Maar hoe wanhopig snel hfl daar ook heen zwemt, hoe hoog de golven 223 hem ook schuimend omgeven, de booten trekt lüj mede. De mannen hebben hun lijn ingetrokken en de booten zün den walvisch reeds kort nabij, maar toch moeten ze zeer opmerkzaam zfln, om de lijn weder te vieren, in geval de walvisch nog eens zou duiken. Het lot van de bemanning ligt in de handen van den stuurman. De voorstevens van de booten vertoonen zich hoog in de lucht en om hen heen bruist het water hoog op. Zoo schieten zfl over den oceaan, bij dag of bij nacht, op en neer over de baren der zee, gelijk vhegende visschen. Met gespannen spieren, op elkander geklemde tanden en onafgewenden blik, volgen de jagers iedere beweging van het gewonde dier en van hun boot. Nu neemt de snelheid van den walvisch af, lüj begint moe te worden en is eindelijk geheel uitgeput. Zün bewegingen worden onregelmatig, lüj houdt stil, draait en wendt zich op de oppervlakte heen en weer en slaat met den staart om zich heen, zoodat het water ver in 'trond spat. Daar komt een van de booten hem nabij. Een lange lans wordt het dier een meter diep in de hartstreek gestooten of wel een granaat op hem afgevuurd. Als de longen geraakt zfln, dan stuurt de walvisch een bloedstraal door de neusgaten in de lucht, „hfl hijscht de roode vlag," zooals de jager zegt Daarmee is zyn lot beslist, hij heeft zich overgegeven en weldra bewijzen de doodstrekkingen, dat weder een van de reuzen der zee zfln groot rijk voor eeuwig vaarwel zegt. 46. Het eiland van Robinson. Ver boven Kaap Hoorn zweeft, op bewegenlooze vleugels, de albatros; zün scherp gezicht ontdekt zooeven in het westen den rook van een stoomboot en reeds na twee minuten vliegt hij rond het schip, om het op zijn tocht naar het Noorden te vergezellen. De reis gaat voorbfl de kust van Chili, waar de sneeuwkammen der Andes zich verheffen, boven de ontelbare zeeboezems, scheeren en eilanden. Wanneer er afval over boord wordt geworpen, schiet de albatros pijlsnel naar beneden; een seconde, vóór lüj de watervlakte aanroert, heft bh de vleugels op, legt den kop naar achter, strekt de groote pooten met uitgespreide teenen naar voren en slaat dan klappend op het water, waarop hy licht als een kurk zweeft Haastig verslindt 224 Uj alles wat op het water drijft, opent dan zün vleugels weer tegen den wind en stijgt opnieuw op tot duizelingwekkende hoogten. De stoomboot, die lüj begeleidt, brengt vrachtgoederen naar Santiago, de hoofdstad van Chili, en gaat liggen in haar havenstad Valparaiso. Boven haar verheft zich in de verte de hoogste berg van Zuid-Amerika de Aconcagua. Onze albatros vliegt weer naar zee, om ergens anders zün geluk te beproeven, en zeshonderd kilometer van de kust van Zuid-Amerika verwijderd, ziet hij het kleine eiland, Juan Fernandez, het merkwaardige eiland van Robinson, onder zich liggen. In groote cirkels zeilt lüj om zün vulkanische klippen heen, hij overziet zfln 900 Meter hooge steile rotswanden en hoort de rollende branding die tegen den voet van de rotsen aanslaat, een beeld van onbeschrflfehjke woestheid en verlatenheid, dat slechts voor den daarboven zwevenden albatros open ligt. Want de zeeman kan slechts met de grootste moeite, in een kleine boot de rotsen van dit eiland naderen. Te vergeefs zal lüj nu hier naar papegaaien, apen en schildpadden zoeken en ook niets meer bemerken van nabestaanden uit den stam van Vrfldag, den beschermeling van Robinson. Als lüj echter natuuronderzoeker is, zal lüj spoedig kunnen waarnemen, dat de helft van de planten specifiek op dit eiland voorkomt en men die op geen andere plaats in de wereld aantreft 1 Tot deze planten behoort de palm, met zijn matgroenen, glanzenden stam, die door de menschen gedachteloos wordt uitgeroeid, om wandelstokken van te maken I Verder behooren daartoe varenboomen en kleine, fijngepunte klimvarens, een Zeldzaam mooi sieraad van de boomstammen en van de takken. En eindelijk behoort daartoe het laatste exemplaar van een sandelhoutboom, die, hoe vreemd het ook klinken moge, uit zijn Aziatisch geboorteland, bierheen is verdwaald. Nog voor tweehonderd jaar groeide lüj in grooten getale op dit eiland. Nu is hij door de geldzucht van de menschen uitgeroeid, zijn rood, sterk riekend hout scheen zich goed te leenen voor fijn draaiwerk en andere kleinigheden. Slechts een enkele kleine tak wordt thans nog groen aan dezen laatsten sandelhoutboom en met dit laatste exemplaar sterft zijn soort op aarde uit. In een grot aan den voet van den berg woonde volgens de 225 sage Robinson Crusoe en van een zadelvormigen pas van den bergkam boven zün woning, zag hy met verlangende blikken naar den Grooten Oceaan. Een uit steen daar aangebrachte herinneringsplaat vermeldt, dat de werkelijke Robinson een bchotsche matroos was, Alexander Selkirk genaamd, die vier jaren en vier maanden van 1704-1709 eenzaam op dit eiland heeft geleefd. Hfl ging uit vrflen wü tot die eenzaamheid over, daar hfl met de bevelhebbers van het zeerooverschip, tot welks bemanning hfl behoorde, twist had gehad. Het klimaat van het eiland was zacht, jaarlijks viel er genoegzaam regen ener bevonden zich wüde geiten, die hem, benevens vele eetbare vruchten, tot voedsel dienden. In Februari 1709 werd hy door een Engelsen schip uit zün gevangenschap in de wereldzee bevryd. kh2?. W*i het in werkeltfkheid. Maar wie vertoeft niet liever bfl dien Robinson, wiens romantisch lot in de dichterlijke sage zoo avontuurlijk is opgesmukt? Het Schip, zoo verhaalt de sage, waarop Robinson voer, leed schipbreuk en hü was de eenigé van de bemanning, die door de golven op het strand van het eiland werd geworpen. Geheel op zichzelf en het kleine eiland aangewezen, richtte hfl zich hier huiselijk in, doolde langs den oever en door het bosch en vulde zfln uit muskusbladeren gevlochten jachttasch met oesters, schildpadeieren en wilde vruchten. Met een eenvoudige pfll en boog doodde hfl wilde geiten en andere dieren, om zich uit hun vel zfln kleeding te vervaardigen ook ving hfl eenige van de geiten op, die hij tam maakte en die hem nu melk verschaften, zoodat hij zich boter en kaas kon bereiden. Door nood gedrongen moest hij langzamerhand het eene handwerk na het andere leeren, hfl werd timmerman, pottenbakker, bontwerker enz. De hoogte boven zyn grot was zfln kerk, waar hfl den Zondag vierde. In het wild groeiende maïs leverde hem meel en hfl wist zich daaruit zijn brood te bakken. Met de jaren kwam hfl zelfs tot eenige welvaart, zyn lot is als 't ware een beeld van het geheele menschengeslacht, zooals het zich uit den ruwen eenvoud van TÏrJ? d6n l00p der benden jaren heeft ontwikkeld en veredeld. Zfln verlangen naar vuur werd bevredigd door een bliksemstraal, die in een boom insloeg en ontvlamde en wie Dewondert niet nog gaarne den üver, waarmede mj langen tijd 19 233 vloed uitsteken. Zoo ontstaat langzamerhand het atol, door dieren en planten gezamenüjk gevormd. De „Eilandenwolk" is het grootste samenhangende atolgebied van de geheele aarde. De ringvormige koraaleilanden liggen daar, als een geheele oogst van kleine kransen, die men op de zee heeft geworpen. Het water daarbinnen in kan tot zeventig meter diep zyn en in de lagunen van eenige dezer atollen zouden alle vloten der wereld genoeg ruimte voor zich hebben. Zoo verschaffen deze nietige, kleine koraaldiertjes door hun vhjtigen arbeid dikwijls genoeg bescherming aan reusachtige schepen. Op vele van deze atollen groeien kokospalmen, en slechts dan zyn deze eilanden bewoonbaar. Een zeldzaam betooverend schouwspel, als men ze met een schip naderbij komt! Boven den horizon wuiven slechts de kronen van de palmen, het eiland zelf is te laag, om reeds zichtbaar te zyn. Als een oase verheffen zfl zich in de onmetelijke Sahara van de zee. Eerst als men tamelijk naby* is gekomen, komt ook de vaste koraalbodem van het eiland te voorschijn. Aan de buitenzijden, aan den ring van het rif, bruisen de zeegolven, maar de lagunen daarbinnen liggen glad als een spiegel, beschut door koralen en palmen. Zevenduizend inboorlingen van Polynesischen stam wonen op de klippen van deze „Eilandenwolk", tweehonderd op iederen atol. Zy dieven handel in parelen en parelmoer en koopen voor belachelijke pryzen, Europeeschen rommel daarvoor in de plaats. Op eenige eilanden worden mannaboomen, ananas en bananen geteeld. Dieren zyn er schaarsch, er zyn slechts papegaaien, duiven, lusters, ratten en hagedissen. Maar des te ryker is het leven daarbuiten in de zee. De inboorlingen zyn de voortreffelijkste zeeheden en zy zyn alles behalve gevangenen op hun eilanden. In hun vlugge kano's, die voorzien zün van zeilen, door vrouwen van matten gemaakt en die door zyplanken, als uitleggers, groote veiligheid bezitten, wagen zy zich onverschrokken naar buiten op zee en er bestaat een levendig verkeer tusschen deze eilanden onderling. 48. De eilanden van de Zuidzee. Op de atollen van de „Eilandenwolk" en haar naaste buren heeft Frankrijk zün driekleurige vlag geheschen. Onze albatros 235 overnacht nog altijd op de palmen van den oever en zoekt ver naar buiten op zee znn buit De blik van onzen albatros verduistert zich, wanneer hu den fregatvogel waarneemt, want deze is zfln sterkste mededinger. Wel is waar onderneemt de fregatvogel niet zulke geweldig verre reizen als de albatros en hfl waagt zich ook niet zoover op voüe zee, maar toch is hfl een meester in het vliegen en een onverschrokken roover, zonder eenig spoor van geweten. Hfl volgt de dolfijnen en de roofvisschen, om een deel van hun buit weg te kapen en andere vogels dwingt hfl brutaalweg, dat, wat zfl juist wilden verorberen, aan hem af te staan! Wanneer de visschers daarbuiten op zee hun uitgezette netten ophalen, strijkt hfl zoo dicht over de booten heen, dat men hem met den riem zou kunnen bereiken en op schelle, bonte kleuren is hfl zoo verzot, dat hfl met bijzondere voorliefde op de roode wimpels der fregaten gaat zitten, die in den wind fladderen, en door het stampen van het schip dan hier, dan daar heen waaien. Evenals de adelaar verheft ook hfl zich tot duizelingwekkende hoogte en geen door menschen gemaakte verrekijker kan zich met zfln oog in scherpte meten. Van daarboven ziet hfl den kleinsten visch aan de oppervlakte van het water spelen. Het hefst jaagt hij de vhegende visschen na, en het kleine oogenbük, dat zfl met uitgebreide vinnen over de golven zweven, pakt hfl hen in de lucht; ook laat hfl zich duikend op hen neervallen en maakt zich in de diepte van hen meester. Heeft hfl zfln buit gepakt, dan verheft hfl zich weer in de lucht Als de visch hem niet gemakkelijk in den snavel zit, laat hfl hem los, maar vangt hem echter opnieuw, vóór dat hfl het water heeft bereikt; dat doet hfl zoolang, totdat hfl hem zoo gepakt heeft dat hfl hem gemakkelijk kan verorberen. Maar de zee is onmetelijk rflk en de albatros troost er zich spoedig mede, dat de fregatvogel hem concurrentie aandoet Onbekommerd zet hfl zfln vlucht naar het Westen voort, in de richting van de Samoa-eilanden. Een geweldige uitgestrektheid open zee moet hfl overvliegen om daar te komen; zoodoende heeft hfl tijd, over al het wonderlijke na te denken, dat hfl tijdens zfln vele duizend mijlen verre reizen over al de zeeën der aarde heeft beleefd. Hij zag meteoorsteenen op den wijden oceaan neervallen, zonder dat de weetgierige menschen daar 237 inlichting kunnen geven over schepen, die maanden en jarenlang op tijding lieten wachten, op klippen van de Zuidzee strandden en in de golven wegzonken. Hoe ontelbare malen is hü ooggetuige van zulke vreeselijke tooneelen geweest I Daar drüft een geweldige driemaster, alle zeilen als trommelvellen gespannen, met den Zuidoostpassaat naar de Samoaeilanden en trotsch als een zwaan, doorsnijdt hü de blauw-groene deining. Gelijk ijverige mieren, loopen de matrozen op het dek heen en weer, halen de schoten onder vroolijk gezang aan en klauteren, vlug als katten, langs het want op, om lijnen en touwen te ontwarren. De albatros meent tot op zyn hoogte te hooren, 'hoe het in het houtwerk knarst en kraakt als de wind opsteekt. De zon gaat onder en de groote zeiloppervlakten schijnen als met purper overgoten; in de schemering echter teekenen zij zich schitterend wit tegen de donkergroene zee af en in den nacht, bfl het licht van de volle maan, gelijken zij op met sneeuw bedekte bergtoppen. Maar ook als geen maan schijnt en geen lantaarn haar hcht op het scheepskompas werpt, verliest de albatros den driemaster niet uit het oog. De zon gaat op en verguldt eerst de wimpels en dan de zeilen. De passaat is buitengewoon regelmatig en, gehjk alle dagen, wordt de eentonige arbeid aan boord verricht De zeelieden vermoeden niet, wat de albatros nauwkeurig ziet—een koraalrif vlak voor hen 1 Een deining doet het schip op die ondiepe plaats naar boven gaan, de golven trekken het weer naar beneden en hevig stoot het op den scherpen kant van het rif. De zware romp knarst de masten beven, de matrozen loopen heen en weer, en luide kommando's weerklinken. Alle zeüen staan strak gespannen en de eerstvolgende aanroüende golf helpt het schip weer over de ondiepte heen. Nu wil de driemaster, een koopvaardijschip, met zware vracht, verder varen, maar het rif heeft een verschrikkelijk lek in zün bodem gestooten. Alle pompen werken, en de timmerlieden staan met hun gereedschap klaar. Maar het lek is binnen in het schip onder de opgehoopte goederen, en voor men het vindt, staan de kajuiten al vol water. Er blijft niets anders over dan redding in de booten te zoeken! Zij worden losgemaakt en neergelaten en de bemanning stormt er in. Vreeselijke ver- 238 warring heerscht er en de een loopt den ander omver, om nog bijtijds mede te komen. Het trotsche zeilschip zinkt zoo gauw, dat noch levensmiddelen, noch drinkwater kunnen worden medegenomen. Reeds slaat de deining over het dek, en de geheele romp verdwijnt in de golven. De zeilen zijn nog strakker gespannen, slechts twee schoten zön gespleten en klapperen in den wind, die het schip langzaam op zijn kant legt. Het eene topzeil na het andere wordt naar de diepte getrokken en eindelijk verdwijnen ook de wimpels. De albatros ziet nauwkeurig, hoe rechtop het schip nu weer staat, want de zware last trekt het naar beneden. De booten verwijderen zich in allerijl. Slechts de albatros blijft in de lucht staan om af te wachten, of er nog wat eetbaars uit de borrelende diepte opduikt. De zon staat hoog, de slappe zeilen daar beneden lijken nu groen, na korten tijd blauw, en wanneer zö ongeveer een diepte van zeventig meter hebben bereikt, is niets meer ervan te herkennen. Het schip echter zet zijn vaart naar de diepte zonder ophouden voort De stilte der eeuwigheid en de duisternis van den zeebodem omhullen het. Een zieke, vergeten matroos ligt nog in zijn kooi. Met wfld geopende oogen staart lüj naar boven, naar het dek, zfln gelaatstrekken vertoonen hevigen schrik en zijn handen grijpen krampachtig in zijn beddedeken. Pikdonker is het in zön hut Het gestrande schip zinkt ntet loodrecht De aequatoriaalstroom, die door den passaatwind wordt voortgedreven, voert het naar het westen. Maar hoe dieper het zinkt des te zwakker wordt de strooming en eindelijk begint het wrak loodrecht naar beneden te zinken, totdat het eindelijk zijn laatste haven heeft bereikt. Zön kiel botst terug tegen den zeebodem, dan valt het langzaam terzöde en ligt nu met voüe zeilen precies in dezelfde Houding, alsof het nog «boven aan de oppervlakte door den passaatwind werd voortgedreven. Raadselachtig en huiveringwekkend is de met water bedekte aardoppervlakte daar beneden, op vflf kilometer diepte. Eindelooze vlakten breiden zich naar alle kanten uit Mijlen ver is de zeebodem zoo vlak als een tafelblad, en wfl zouden over deze troostelooze gelijkmatigheid verwonderd zön, wanneer wfl bö het hebt van een geweldig zoeklicht daar beneden konden 240 meten. Hoe dikwijls heeft lüj niet toegekeken, wanneer een haai een overboord gevallen matroos pakte. Maar eens was het hem ook overkomen, dat een matroos de tegenwoordigheid van geest bezat, zich met zijn zakmes tegen den haai te verdedigen en zich van hem te bevrijden! En op de eilanden van de Zuidzee heeft hü reeds dikwijls opgemerkt, hoe de inboorlingen zelf vlug en behendig als visschen in het water, zich vrijwillig in den strijd met deze roofdieren begeven en hen met een mes den buik opensplijten. Het vreeselijkste echter, wat hü zich kan herinneren was een groot schip, waarvan aan boord de gele koorts heerschte en waar de menschen als ratten stierven. Een geheele troep haaien was toen dit schip gevolgd en had zich zoo dik gegeten, dat zelfs de albatros, die anders door zoo iets niet getroffen wordt, dit schouwspel walgelijk had gevonden. 50. Over Samoa naar Nieuw>Zeeland. Onze zeer bereisde stormvogel heeft de Samoaeilanden bereikt en hun hooge vulkanische rotsen, hun tufsteen en lava, hun prachtige bosschen en watervallen, die van den weelderigsten plantengroei zün omgeven en van welke verscheidene van tweehonderd meter hoogte neerstorten, weder herkend. Over de dichte varenbosschen, slinger planten en kruiden, die aan de Jungles van Indië doen denken, fladderen zeldzame, mooi gekleurde vlinders en des nachts als de maan aan den hemel staat, suist het in de lucht van vleermuizen. Rondom ovale hutten, van welke het dak wordt gevormd door de bladeren van het suikerriet, en waarin de bodem met cocosmatten is bedekt, zijn geel-bruine Polynesiërs bezig; menschen met een krachtigen lichaamsbouw en trotsche houding. Hun gedeeltehjk getatouëerd bovenlijf is bloot. Zü dragen halskettingen uit schelpen en tanden, versieren zich met bloemen en veeren en wrijven hun huid in met cocosohe. Vreedzaam en opgewekt als zy van temperament zijn, worden ook zü door de blanke veroveraars in hun rust gestoord en gedwongen de heerschappij op hun eüanden aan Duitschland en Noord-Amerika af te staan. Op de Samoaeilanden valt verfrisschende regen. Zwarte wolken dalen op de zee neer, heftige windstooten zuigen in spiraalvormige zuilen, die zich van boven als kronen van pynboomen 242 de bergen precies als in Scandinavië langs de Westkust zich uitstrekken; geweldige gletschertongen gaan van hun eeuwige sneeuwvelden uit en hun stroomen verliezen zich in de prachtigste Alpenmeren. Hü werpt nog een vluchtigen blik op den reusachtigen berg, die den naam van den grooten zeevaarder Cook draagt. Hoe gemakkelijk zou luj den top van den berg kunnen bereiken, maar hij heeft daar niets te zoeken. ■ In de vlakten en tegen de hellingen drüven herders ontzaghjke kudden schapen voor zich uit Het bosch is eeuwig groen; in het Noorden groeien naaldboomen, tusschen hun zuilengangen glinsteren beuken, en naar de kronen klimmen boomvarens en slingerplanten omhoog. Op het zuidelijk deel der eilanden zijn al geen palmen meer, hier is het hen reeds te koud De vogelwereld van Nieuw-Zeeland is buitengewoon rflk. Van al de soorten wekt geen zoozeer de spotlust van onzen albatros als de kiwivogel, als luj op zijn sterke pooten rondtrippelt en met zün langen snavel wormen en larven van insekten oppikt. Een eenzame kiwi, zoo groot als een hoen, legt den kop op zü en kükt naar den albatros op, die op zün witte vleugels voornaam over hem heenzweeft. Het arme schepsel heeft in het geheel geen vleugels, en daarom heeft de albatros slechts een minachtend medelijden over voor den kiwivogeL Maar het plagen kan hfl toch niet laten en hij roept hem toe: „kom toch bij mij hierboven, opdat wh een beetje samen kunnen praten." Boos roept de kiwi: ,Heb je mij ooit zien vliegen Y' Op Nieuw Zeeland behoorde ook een reeds lang uitgestorven reuzenvogel thuis, die vier meter hoog werd, doch eveneens maar een loopvogel was. De natuur heeft aan zooveel vogels van Nieuw Zeeland geen vleugels gegeven, omdat zij ze in het geheel niet noodig hadden. Zg hadden in het geheel geen vijanden, voor welke zij behoefden te vluchten en hun voedsel vonden zij op den grond evenals de kiwi. Vroeger waren de beide eilanden van Nieuw Zeeland door de Maoris bewoond, die hun geheele hchaam met kunstige en sierlijke beelden tatoueerden. Zfl waren menscheneters en staken de hoofden van hun vijanden in het rond om hun hutten. Nu leven er nog maar 40000 en ook deze worden gaandeweg door de blanken uitgeroeid Vroeger hepen zij met strijdbijlen op den schouder rond, 243 nu werken zij als daglooners in dienst van de vreemde indringers. Met welgevallen kijkt de albatros op den walvisch, de dolfijnen en de robben neer, die aan de kusten zwemmen en plassen, maar hü wordt treurig te moede als luj bedenkt, dat ook hun het lot van het Maorievolk wacht. De pinguins verder omlaag in het Zuiden, verwaardigt hö met geen blik. Zü kunnen ook al niet vhegen, maar in zwemmen zün zij den albatros verre de baas en dat ergert hem. Welk een inval krflgt onze albatros plotseling? Hfl vliegt zoo hoog boven de kust in de lucht, dat de pinguins hem ternauwernood meer kunnen zien. Daar omhoog blüft bh een poos staan, tuurt scherp in het rond en schiet dan pijlsnel in zuidelijke richting naar het kleine eiland Auckland. Plotseling is hem ingevallen, dat luj hier met zfln liefje een samenkomst zal hebben, en nu zfln beiden eenige dagen flverig bezig met het hersteüen van hun nest. Zü verzamelen biezen, riet en dor gras en voegen dat alles te zamen, zoodat het geheel een hoogen, ronden stoel gelijkt. De maand November is er, de zomer is dus begonnen, want op het Zuidelijk halfrond van de aarde valt het hartje van den zomer op den heiligen Kerstavond en het hartje van den winter in het einde van de maand Juni. Bü het begin van den zomer verzamelen de albatrossen zich in onafzienbare scharen op Auckland, en andere kleine, eenzame eilanden van de streek om daar te nestelen. 51. Terug naar Kaap Hoorn. Lang heeft de albatros echter geen rust op zijn nest Spoedig begeeft luj zich weer op reis. Voor de af wisseling slaat hy'nu de westehjke richting in en zeilt over uitgestrekte zeewiervelden, die een reusachtigen gordel vormen om de landmassa van de Zuidpool Op den geheelen weg heeft lij sterken tegenwind, maar dat belemmert zijn vlucht niet in het minst Tengevolge van de voortdurende westenwinden, die hier waaien, stroomt ook het water van de oppervlakte van de zee naar het Oosten. Als het nacht wordt zweeft de albatros dicht langs de kusten van het eüand Tasmania en ziet daar kustlichten door het 245 „Waar nu heen van Kerguelenland ?" vraagt de albatros zich af. Een oogenblik is hij besluiteloos; zal hij in noordwestelijke richting vliegen en Kaapstad bekijken ? Of zal hij zuidwaarts gaan? Hij besluit tot het laatste en heeft nog niet heel lang gevlogen of hfl ziet eenige zeer merkwaardige schepen met den stroom van het Westen aandrijven. Het is niet de eerste keer, dat hfl ze tegenkomt, maar nu in den glans van de ondergaande zon zfln zfl heerlijker dan ooit te voren. Zfl glinsteren als het reinste kristal en stralen als safir. Maar ook de weerschfln van de donkergroene zee speelt in hun binnenste; groen en blauw schijnen in deze geweldige bergen van glashelder ijs met elkaar om den voorrang te strijden. Als de zon in de zee neerdaalt, giet zfl haar laatste stralen als vloeibaar goud op hun toppen, en aan den voet dezer kolossen zingt de eeuwige branding haar zwaarmoedig lied. Maar hier heeft zfl lichter spel dan tegen de sterke rotsen van Nieuw-Amsterdam. De ijsbergen drijven noordelijk naar warmer zeeön, maar de warme golfslag vreet het ijs bij de waterlfln in en holt in de zijden der bergen diepe grotten, portalen en onderaardsche gangen uit. Vaak zien deze scheppingen er uit als triomfbogen die de zee ter eere van de walvisschen heeft gevormd. Als de zon dan aan den horizon is verdwenen en de schemering zich koud en grauw over de zee uitbreidt, schijnt een geheele stad van kristallen burchten en sprookjessloten uit de onbekende diepten omhoog te zfln gerezen. De albatros vliegt over deze afgescheurde blokken van het dichte pakfls, de geweldige flsbarrière, in het Zuiden heen, en heeft in korten tfld tien breedtegraden afgelegd; daarheen waar de flsbergen steeds dichter en hooger worden. Zouden deze met wind en stroomingen ronddrijvende flsbergen niets anders dan betooverde schepen zfln ? Ontelbaar veel vaartuigen hebben de albatros en zfln voorvaderen in den loop der eeuwen zien ondergaan, waarvan de* wrakken verstrooid op de groote verkeerswegen van alle zeeën der aarde zfln bhjven drflven, gedeeltelflk in de koraalriffen ingemetseld, gedeeltelijk door slib omgeven, gedeeltelijk begraven in geheele wouden van zeewier. Menigmaal meende hij te zien, dat de deuren der dekkajuiten en van de hut van den kapitein werden opengerukt, en de visschen, die binnen zwommen, vergeefs door de 246 vensterruiten er weer uit hoopten te komen. Zouden al deze verongelukte schepen zich niet in het middernachtelijk uur van hun ankergrond losmaken ? Zouden kapitein, stuurman, matrozen, en wie er verder van de bemanning eens mede ten onderging nu de commandobrug beklimmen en kreten over het dek laten klinken? Oat zal een mooi geloop worden, denkt de albatros, als al die slapers opeens wakker worden en ieder naar zijn post snelt. De ankerketting rinkelt, het schip stormt door het rijk der zee, duikt in ijs veranderd in het uiterste Zuiden op en jaagt met volle zeilen over de zee en kampt met de branding. Koud en rustig staat de gezagvoerder aan het roer, en richt het schip weer naar de plaats, waar het eens is ondergegaan. Maar met ontzetting ziet luj het nu steeds meer ineenschrompelen. De kusten van Vuurland kan hij nog wel bereiken, Kaapland misschien uit de verte zien, maar tot aan de kusten van Australië komt hij niet meer. Aan de plaats van zün ongeluk komt mj niet eerder, voordat zijn geheele schip weer in water veranderd is. Maar onze albatros is een phantast! Indien hij tot aan den bodem der zee kon neerduiken, dan zou hij het schip in eeuwige rust op zijn bed van koraal, slib en zeewier zien liggen en de visschen door takel en touwwerk zien zwemmen. Maar nu wordt het hem tusschen het drüfijs te koel, en lüj vliegt naar het eiland Tristan da Cunha in het zuidelijk deel van den Atlantischen Oceaan. Hij heeft honger en lüj weet dat hij daar voedsel vindt, want de ligging van dit eiland maakt het tot een gunstig punt van oponthoud voor zeilschepen, wier doel Indië of Australië is en die de dure tolheffingen van het Suezkanaal willen ontgaan. Ternauwernood wonen er honderd menschen op het kleine eiland. Twee eigenaardige planten groeien in grooten overvloed ook op dit eiland, evenals op St Paul en Nieuw-Amsterdam; de naar het Oosten gaande zeestroom heeft de kiem er van meegevoerd. Op zün bewegingloos uitgespreide vleugels rustend, begeeft de onvermoeide albatros zich eindelijk naar de eilanden van Zuid-Georgië, waar hfl de logge zeeolifanten terugziet, en over de Falklandeilanden, spoedig^ kaap Hoorn aan de Zuidelijkste punt van Zuid-Amerika kan bereiken. Nog steeds hoort lüj de branding vergeefs tegen de gesloten rotspoorten kloppen. Lang 247 blijft hij ook bier niet. Maar wij hebben meer te doen, dan hem op zün eindelooze vlucht over al de zeeën te vergezellen en zeggen hem nu vaarwel, als hg achter kaap Hoorn naar het Westen verdwünt 52. De Zuidpool, Ternauwernood honderd jaren geleden, begonnen Europeesche zeevaarders de geheimzinnige kusten van het vasteland te naderen, dat de Zuidpool der aarde omgeeft James Rosz, die in het jaar 1831 de magnetische Noordpool ontdekt had, voer tien jaren later met de beide beroemde schepen de „Erebus" en de „Terror", die in 1845 bü de ongelukkige Franklin-expeditie in het eeuwige noordpoolijs wegzonken, langs de kusten van de zuidelijkste van alle zeeën, van de zee, die nu nog zün naam draagt. Hij ontdekte op dezen tocht een meer dan vierduizend hooge, nog werkende vulkaan, en gaf dien den naam „Erebus"; een uitgedoofde vulkaan, dien luj eveneens ontdekte, werd .Terror" gedoopt. Maar verder kwam hij niet dan tot de hooge ijsbarrière, den rand van het landijs, dat op sommige plaatsen tachtig meter hoogte bereikte. In veel later tijd ontstond een heftige wedijver tusschen de Europeesche naties om het „zesde werelddeel" te ontdekken; ook Zweden nam deel aan deze pogingen. De stoomboot „Antarctic" was een oude beproefde walvischvaarder, welks kiel zoowel de noordelijke als zuidelijke zeeën had doorploegd en om Spitsbergen en langs de oostkust van Groenland was gevaren. Op dit schip verheten Otto Nordenskjöld en zijn kameraden, in het najaar van 1901 Gotenburg. De kapitein heette Larsen, en onder de deelnemers bevonden zich dr. J. G. Andersson en luitenant Duse. De vaart ging over den Atlantischen Oceaan naar Buenos Aires; de altijd even groen prijkende bosschen van Vuurland bleven op eenigen afstand hggen, en op Nieuwjaarsdag 1902 ging het schip van Eaap Hoorn naar het Zuiden. Reeds na tien dagen kwam men aan met ijs bedekte eilanden, en spoedig daarop aan het antarctische vasteland; zün ijsrand, die zich naar het Westen uitstrekt, was hooger dan de masten van de „Antarctic." In den zomer heten Nordenskjöld en vüf van zgn makkers 248 HET GEBIED VAN DE ZUIDPOOL. Andersson op weg naar de Sneeuwheuvels. 251 „Antarctic" drie weken lang met het ijs rond Toen namen de ijsschotsen af, en men heesch nu de zeilen, om ten minste te probeeren, of men het eiland Paulet nog bereiken kon. Wanneer het gelukte het schip ter rechter tijd op het land te laten vastloopen, dan was alles wat men verzameld had en wat zich verder aan boord bevond, gered. Booten, proviand en wapens wierp men op het ijs, en wel in het laatste oogenblik! Want nu vulde het schip zich op eens snel met water en begon langzaam te zinken, hoe langer hoe dieper, totdat ten laatste de wimpel van den mast met den naam „Antarctic" in de ijzige golven verdween. Zoo voegde zich ook dit schip bij de groote vloot, die in de laatste haven onder op den bodem der zee is binnengeloopen. De schipbreukelingen trokken nu hunne booten over het ijs, en toen zij den rand bereikt hadden, heten zfl ze in het water zakken en namen zooveel proviand mee als zfl konden bergen. Het overige zou later worden afgehaald. Zfl bereikten ook gelukkig het Paulet-eiland. Maar in den nacht stak een zware Noordwester-storm op; als die hun nog in de booten of zelfs op het ijs overvallen had, dan zouden zfl verloren zijn geweest! Wat aan kisten en anderen voorraad op het ijs achter gelaten was, vloog als kaf voor dezen storm weg. Zoo goed en kwaad als het ging, moesten de manschappen zich in hun lot schikken. Zfl bouwden zich een hut van steen, die zfl met zeüdoek en robbenvehen bedekten, en voedden zich met vetganzen en zeehonden. Wat er intusschen geworden was van de mannen, die op den Sneeuwheuvel wachtten om door het schip opgenomen te worden, daaraan durfde niemand denken. Eindelijk na acht maanden kon Larsen met vflf kameraden opbreken, en hfl begaf zich het eerst naar de baai de Goede Hoop. Hier meldde hem een achtergelaten brief, dat Andersson, Duse en Gundersen op sneeuwschoenen naar den Sneeuwheuvel waren gegaan. Nu snelden hfl en zijne metgezellen ook daarheen. Het geluk was hun gunstig. Enkele uren voor hun aankomst was een Argentijnsch schip aan het Sneeuwheuveleiland geland, en zoo kon de geheele schare, wel is waar zonder hun „Antarctic", maar toch met rijke ervaringen als vrucht van het onderzoek in het vaderland terugkeeren. 252 53. Shaekleton. Omstreeks denzelfden tijd dat Otto von Nordenskjöld op de „Antarctic" naar de Zuidpool zeilde, had Engeland eveneens een groote expeditie op touw gezet, die onder de leiding van kapitein Scott de zeeën en kusten, die Ross het allereerst bezocht had, moest onderzoeken. Scott deed grootsche ontdekkingen aan de kust van het zesde werelddeel en kwam dichter bfl de Zuidpool dan ooit een reiziger voor hem had gedaan. Een der deelnemers aan deze expeditie volgde eenige jaren later Scott's voorbeeld. Hij heette Shaekleton, en zyn reis is wereldberoemd geworden. Shaekleton had het plan opgevat van zün winterkwartier uit zoo ver als maar mogelijk was, tot de Zuidpool door te dringen, en einde October van het jaar 1908 vertrok luj. Slechts drie metgezellen nam mj mede, en zijn vier sleden werden door vier kleine, dikke, maar sterke paarden, die lüj uit Mantsjoerije had laten komen, voortgetrokken. Hun voedsel bestond uit maïs, saamgeperst- en krachtvoeder; als men ze gedurende de reis hun porties kariger wilde toemeten, stelden zü zich schadeloos door hun riemen en touwen door te knabbelen en elkaar wederkeerig den staart af te eten. De vier mannen hadden voor ruim vier maanden levensmiddelen meegenomen. Uit den krater van den vulkaan Erebus stegen zwarte wolken op toen Shaekleton over het met sneeuw bedekte ijs naar het Zuiden reed. Soms was de sneeuw week en ging het rijden moeiehjk en dan weer was ze bedekt met een hard bevroren korst die bedriegelijke spleten in het ijs verborg. Als zij kampeerden, werden er twee tenten opgeslagen, de mannen kropen in hun slaapzakken, terwyl de in hun dekken gewikkelde paardjes buiten, staande sliepen. Dikwijls moest de kleine schare een of meer dagen halt houden, als sneeuwstormen het verder gaan onmogelijk maakten. Als de zon zich achter de wolken verschuilde, was de verlichting verre van gunstig. Oeen enkele schaduw verried dan de oneffenheden van het sneeuwveld, alles was wit op wit, en wanneer men dacht op een gelijken grond te rijden, viel men onverwacht langs kleine hellingen naar beneden. Eenmaal hoorde men in de verte, in het Oosten een donderend geluid. 253 Het klonk als kanonschoten en kwam in ieder geval van het machtige ijs van het binnenland af, dat juist aan het „kruien" was. Wanneer namelijk het ijs in geregelde, ofschoon langzame beweging naar de kusten toe in de zee schuift, wordt het door het water, omdat dit zwaarder is, in de hoogte gedreven, en daarbij breken er geweldige ijsblokken en flsbergen af, die dan op eigen gelegenheid daaromheen blijven drijven. Met een snelheid van twintig tot dertig kilometer per dag, naderde Shaekleton de Zuidpool. Zfln klein reisgezelschap verloor zich als een nietig puntje in de eindelooze ijs- en sneewwoestfln. Alleen in het Westen verhief zich een rfl bergtoppen, een onbereikbare witte muur met torens en tinnen. Den 21sten November werd een der paarden doodgeschoten en zfln vleesch als proviand meegenomen. De slede, die het getrokken had, werd in de hoogte opgezet en vast in de sneeuw geslagen, opdat ze bij den terugtocht als wegwijzer dienst zou doen. Vflf dagen later reeds had Shaekleton het zuidelijkste punt bereikt, waar vroeger ook Scott was aangeland. De hooge gebergten met de steile, zwarte rotswanden, die nu naast zijn weg verrezen, had vóór hem nog nooit een mensch aanschouwd. Na nog twee dagen werd het tweede paard doodgeschoten, en spoedig daarop moest ook het derde, dat niet meer loopen kon, worden opgeofferd. Het laatst overblijvende dier hinnikte zfln kameraden verlangend na en voelde zich in het hart der Zuidpoolwereld erg vereenzaamd. Maar nog altijd trok het dapper zfln slede, terwijl de vier mannen zich voor de tweede hadden gespannen. De bergketen, die hen tot dusver rechts gevólgd had, maakte nu een sterke kromming naar het Oosten; gelukkig echter doorsneed zfl een gletscher, den „Orooten Straatweg" naar de Zuidpool. De gletscher werd bestegen en langs een kleinen pas tusschen geweldige granieten pijlers overgegaan. De zwervers werden nu van alle kanten door hooge bergen omringd. Gevaarlijke spleten vertoonden zich in het ijs en slechts met de uiterste voorzichtigheid kon men langs tijdroovende omwegen vooruit komen. Eens vertoonde zich een eenzame vogel boven de hoofden der reizigers, waarschijnlijk was het een meeuw. Wat of die wel hier boven het eeuwige fls mocht gezocht hebben ? 254 Op zekeren dag trokken drie der Engelschen de eene slede, terwijl de vierde de andere slede bestuurde, waarvoor het paard was gespannen. Plotseling zag hü zün dier in den grond verdwünen — het was letterlijk door het ijs verzwolgen. Een sneeuwbrug was onder den last van het paard doorgebroken, waardoor dit in een driehonderd meter diepe spleet was gestort! De mannen bogen zich over den rand van het zwarte gat — maar van beneden drong geen geluid meer naar boven door. Tot hun geluk was de voorste disselboom losgeraakt en daardoor was de slede zelf met zijn bestuurder aan den rand van dit graf bhjven staan. Wanneer de kostbare proviand die op de slede lag het paard in den afgrond gevolgd was, had Shaekleton dadelijk moeten omkeeren. Van hun laatste hulp beroofd, moesten de vier ontdekkers zich nu zelf met groote moeite tegen de gletschers opwerken te midden van rotsen en leiblokken, waartusschen steenkool. Gedurende de Kerstdagen wees de thermometer 44 graden koude, een schoone zomertemperatuur! Eindelijk waren de bergen overgeklommen, en nu breidde zich een wgd plateau van besneeuwd ijs voor hen uit Maar ook dit plateau steeg te langzaam naar de Zuidpool op, en de ontzaglijke hoogte, waarop zich de zwervers bevonden, veroorzaakte razende hoofdpijnen. Nogmaals werd een herkenningsteeken in de sneeuw vastgezet en wel een aan bamboesriet bevestigde vlag. Den 7den en 8sten Januari 1909 maakte een hevige sneeuwstorm alle vooruitkomen onmogelijk, en de koude daalde tot op 56°! Als aan de Zuidpool reeds de zomer zulk een temperatuur vertoont, dan zal het daar in den winter eerst recht behagelijk zün! Zonder bagage of sleden ging het toen den 9den Januari verder, en er werd halt gehouden op 88° 23' zuidelijke breedte. Dat was de laatste dag van den heenmarsch. Wel was men nu slechts 180 kilometer van de Zuidpool verwijderd, maar gebrek aan levensmiddelen gebood om te keeren. De Pool te bereiken was nu nog zeer wel mogehjk — maar van een voorspoedigen terugkeer zou dan geen sprake meer geweest zün. De hoogte van het plateau bedroeg nu meer dan 3000 meter boven den zeespiegel. Hier werd de Engelsche vlag geheschen en in een blikken bus werd een schriftelijke mededeeling over de reis gestopt Nog een laatsten blik over het ijsveld naar de 255 Pool — en toen moest, hoewel met bloedend hart, het bevel tot den terugtocht gegeven worden. Shaekleton bereikte gelukkig op zijn eigen spoor zün winterkwartier, en daarna bracht zün schip hem weder in het vaderland terug. Wat hü op deze reis heeft volbracht is een grootsche daad in de geschiedenis der ontdekkingsreizen. Weinige jaren na hem heeft de Noor Amundsen langs denzelfden weg de Zuidpool inderdaad bereikt — of ten minste ongeveer. Maar Shaekleton zal altijd de eigenlijke veroveraar van den Antarctis moeten worden genoemd. 54, In de oneindige ruimte. Wij hebben nu onze gezamenlijke verre reizen om de aarde, van Pool tot Pool, over land en zee, beëindigd. Wij hebben dag en nacht door woestijnen en gebergten gezworven. Aan den aequator voelden wij den brand van de zon, en aan de polen waren wü by'na in de krakende koude bevroren. De heldere nachten zagen wü allerwege door een leger van sterren opgeluisterd, die dan eens als sieraden en diamanten fonkelden, dan weder door het zilverwitte maanlicht slechts gedempt naar omlaag straalden. Dan verloren zich onze gedachten buiten in de wereldruimte, en wü gevoelden ons in de oneindigheid der ruimte en in de eeuwigheid des tijds. De aarde is een dochter van de zon en heeft zeven broeders en zusters. Gij kent hun namen en weet, dat wij hen planeten noemen. In kringvormige banen omzweven zü hun moeder, de zon. De binnenste planeet, Mercurius, legt haar baan in minder dan drie maanden af, terwijl de buitenste, Neptunus, daar 165 jaren voor noodig heeft! De aarde zelf legt haar baan in één jaar af met een snelheid van dertig kilometer in de seconde. Haar telkens veranderende stand ten opzichte van de zon veroorzaakt de jaargetijden. Bovendien draait zij zich in vier-entwintig uren eenmaal om haar eigen as, en daardoor ontstaat de wisseling van dag en nacht. Zoo wentelt zich onze zware aardbol op tweeërlei wijze door de ruimte. En ondanks haar snellen gang bewegen wij ons veilig op de aardoppervlakte; inplaats van ons in de wereldruimte te slingeren, houdt de aarde ons met dezelfde kracht vast, waarmee zü de maan dwingt ons getrouw te begeleiden. 256 Op haar gewelfde oppervlakte draagt zij ons door de eindelooze ledigheid der wereldruimte. Overigens gaat de aardbol volstrekt niet haar eigen weg. Onzichtbare ketenen, de wetten der zwaartekracht, kluisteren haar even willoos als al haar broeders en zusters aan de zon. De geheele familie stormt zonder ophouden, zonder rust met een snelheid van twintig kilometer in de seconde, naar de stralende Wega in het sterrenbeeld der Lyra. Oa eens 's avonds naar buiten en zoek de Lyra op, die heel gemakkelijk te vinden is, en stel u dan voor, dat ieder oogenblik ons haar nader brengt. Morgen is de afstand reeds een 1700000 kilometer korter dan heden, en in een millioen jaren zouden wij bij de Wega aangeland zijn! Dan zal de geheele zonnef amilie wel in atomen verbrijzeld worden, denkt ge ? Volstrekt niet. De Wega zelf verplaatst zich ook, en als wü daar aankomen, is zü misschien even ver van ons af als nu. Het is dus alleen maar naar haar tegenwoordige plaats in de wereldruimte, waarheen ons de zon op haar geheimzinnigen zwerftocht voert. 55. Het mannetje in de maan. De aarde heeft een kind, dat is de maan. De zon is eigenlijk haar grootmoeder, en zü is een oude vrijster, ofschoon zü telkens weder ontvlamt Maar zü ontvlamt slechts aan vreemd licht want als zü haar zilveren deken over de aarde uitbreidt, zün haar stralen niet anders dan de weerschijn der zon. De maneschijn is het grootste sieraad van den nacht en werkt altijd even betooverend, of zü tusschen de besneeuwde dennen in het woud doorblinkt, of zich als zilveren slangetjes op de golven wiegt. Geen hemellichaam is der aarde nader dan de maan. Daarheen zün het voor ons slechts een paar stappen, een kleinigheid van 380.000 kilometers! Na de maan is Venus onze naaste buur, maar als zü op haar weg het dichtst bü ons komt, zweeft zü toch nog honderdmaal verder van ons af dan de maan! Gij hebt reeds ontelbare malen het mannetje in de maan gezien, dat bü iedere volle maan terugkeert zonder ooit andere gelaatstrekken te vertoonen. Dat komt daarvandaan, dat de .arde en Maan. Photografie van de Maan. 257 maan steeds aan de aarde haar zelfden kant toekeert. Is er aan den anderen kant der maan ook zulk een man te zien, dan heeft die de aarde nooit aanschouwd en vermoedt niet, dat onze wereld bestaat. Wel echter ziet hü de zon, als wü nieuwe maan hebben, en ook de sterren, alleen niet de aarde, ofschoon zü voortdurend dicht bü hem staat. Even onmogelijk is het voor ons menschen ooit te aanschouwen, hoe het er aan den van ons afgekeerden kant der maan uitziet. Des te beter kennen wü den ons toegekeerden. Met de sterkste verrekijkers kunnen wü voorwerpen onderscheiden, die honderd of tweehonderd meter in doorsnede hebben, en wij kennen de oppervlakte der maan zelfs beter dan sommige gedeelten van onze eigen aarde, büv. de massa's landstrooken om de Zuidpool heen. Werp nu eens een blik op een kaart der maan. De zwakker verlichte gebieden, zelfs die welke wü het mannetje in de maan plegen te noemen, zün op de kaart aangegeven als zeeën. Daar heeten ze: Stille Zee, Zee van Stormen, Zee van Vruchtbaarheid. Vroeger dacht men namelijk dat deze donkerder vlekken werkehjk zeeën zouden zy'n; tegenwoordig weten wü echter, dat zü slechts met lava overgoten diepten zgn. Want op de maan is er geen droppel water, zy'n er noch wolken, noch regen, noch sneeuw, noch y's, en nooit spant de regenboog daar zün aan kleuren rüke brug over de droge zeeën. De maankaart wüst ook enkele bergketens aan, de Cordillera, de Apennijnen en de Alpen. Veel talrijker zy'n echter de kraters en kringbergen, hooge, ronde muren, die naar den buitenkant langzamerhand lager worden, maar naar binnen steil op den komvormigen of gelijken bodem vallen. Vele dezer kringbergen hebben een doorsnede van tweehonderd kilometer, andere slechts van éen kilometer. De hoogste bergen zün 8000 meter hoog, in verhouding dus veel hooger dan die op de aarde, want de maan is immers vijftigmaal kleiner dan de aarde. De kringbergen worden naar beroemde astronomen en natuurvorschers genoemd; zoo draagt een berg den naam van Linné, een andere van Newton, en op deze wijze is de maan een in de wereldruimte zwevende Westminsterabdy met de gedenksteenen aan groote dooden. Laat ons nu de maan eens een bezoek brengen! Het is de gemakkelijkste zaak ter wereld, en gaat fabelachtig gauw, zoo- 17 258 dra wij op een lichtstraal reizen, want het licht legt in een seconde 300000 kilometer af; wij hebben dus slechts iets meer dan een seconde noodig om reeds in dat oogenblik aan de oppervlakte der maan te zün aangeland! Wü zwerven nu rond tusschen de kringbergen en de kraters. Het is ons eenigszins onbehagelijk te moede — want lucht om in te ademen is hier niet Maar wij zün ook zoo verwonderd, over alles wat wü daar zien, dat wij nauwelijks durven ademhalen. Het is juist volle maan, de zon gloeit onmiddellijk boven onze hoofden. Zulk een hitte hebben wü zelfs in Belutschistan en in de Sahara nooit want hier op de maan is een hitte van bijna tweehonderd graden, en de steenen waarop wü loopen, gloeien als een brandende oven. Maar wü laten ons daardoor niet uit het veld slaan. Merkwaardig, zoo hcht als het loopen valt op de maan! Men wordt in 't geheel niet moede en kan zonder buitengewone inspanning de steilste bergen beklimmen. Op de maan gaat alles zesmaal zoo hcht en gemakkeüjk als op de aarde, omdat de maan zoo klein is. Noord- en Zuid-Amerika zouden haar oppervlakte volkomen beslaan. Daarom schijnt de horizon ook zoo dichtbij, en wü kunnen het bolvormige der maanvlakte met het bloote oog waarnemen. Zie nu eens welk een zeldzame hemel zich boven den horizon der maan uitstrekt! Bü ons op de aarde is de hemel bijna altijd schoon, soms helderblauw, en dan weer in witte dampen of loodgrgze wolken gehuld. Hier op de maan echter is de hemel pikzwart, en de sterren fonkelen als fakkels midden pp den helderen dag! Dat kan ook niet anders, want hier is geen atmospheer en geen dampkring, geen water, er zün geen nevels en geen wolken. Nooit verzacht een wolk den zonnegloed, en de hemel behoudt steeds dezelfde helderheid. Tevergeefs zoeken wü naar het kleinste beekje, tevergeefs naar een dal of een geul, die vroeger stroomend water geherbergd heeft. De bergen hier hebben geheel andere vormen dan op de aarde, zij zijn plomper, steiler en hooger. Geen steenhoopen zün aan den voet der bergen te vinden, zand, aarde en stof zün geheel en al uitgesloten. Waarheen onze blik onder het loopen ook gaat, niets dan harde, vaste steen. Daar er hier noch lucht, noch water is, verweeren de bergen op de maan niet; want lucht en water 261 is. De aarde lijkt, van de maan af gezien, dertien en een half maal zoo groot als de maan het van de aarde af lijkt. Daardoor is het licht der aarde, dat op de maanoppervlakte valt, zoo sterk, dat het van de aarde af met het bloote oog zichtbaar is, zoodra de maan haar horens boven den horizon der aarde verheft. Waarom is echter de cirkelvormige rand der aarde niet volkomen helder en scherp ? Dat komt door het breken van het zonlicht in het luchtomhulsel, dat hare oppervlakte omsluit. En waarom ziet de geheele aarde er op dit oogenblik glanzend groen uit als malachiet? Wel, dat komt omdat zij juist den Stillen Oceaan naar de maan toekeert. Duidelijk ziet men Hawaï en Tahiti en tallooze andere eilanden. En de witte strepen, die haar gordel om den Aequator spannen ? Dat zijn wolkenmassa's, die de passaatwind over de zee heen jaagt. Boven in het Noorden is de Beringstraat tusschen Alaska en de Oostkaap van Azië te herkennen, en nog verder noordelijk schittert een groote witte vlek — dat is de aaneengesloten ijsvlakte rondom de Noordpool. Hoe is echter het verblindende hcht te verklaren, dat van het midden der aarde uit schijnt te gaan en zoo schel is, dat onze oogen het niet verdragen kunnen ? Dat is het spiegelbeeld van de zon in den Stillen Oceaan. Het glinstert als een diamanten eiland in de zee, en dit geflonker is bijna even verblindend als de zon zelve. De uren vervliegen, en wh zien duideüjk, hoe zich de aarde van het Westen naar het Oosten om haar as draait. Aan haar Oostelijken rand verduistert de schemering langzamerhand de geweldige watervelden van den Stillen Oceaan; die treden nu den nacht binnen, die op de andere helft der aarde heerscht. En in hunne plaats rijzen aan den westelijken rand hchtere gordels omhoog. Hier is Kamschatka, Japan en Korea en daar de machtige brug der Soenda-eilanden, die naar het schitterende vasteland van Australië heenvoert Nu gaat de zon op over Siam en Malakka. In de streken waar de uitmonding plaats heeft van den Ganges breekt een nieuwe dag aan, en de wilde olifanten, die 's nachts staande geslapen hebben, begroeten het daglicht met gillende trompetgeluiden, die door de wouden van Indië en Ceylon weerklinken. Na zeven uren is geheel Azië langzaam binnen onzen gezichtskring gekomen. Op het noor- 262 delyke halfrond heerscht de zomer. Azië schittert in tallooze kleuren, die soms levendig en zuiver, dan weer gedempt en onduidelijk zn'n. De Indische schiereilanden, China en Japan verschijnen hardgroen, nog donkerder dan van te voren de Oceaan. Het grootste deel van Azië is echter schitterend geel — dat zyn de woestijnen binnen in dit vasteland. Tusschen het groen en geel trekken machtige gryze gordels door de bergketens van Tibet en Hoog-Azië, die hier en daar met witte strepen van eeuwige sneeuw gekenteekend zyn, de Himalaja en mijn geliefd Trans-Himalaja! Nu kunt ge Indië nauwkeuriger in oogenschouw nemen! Ziet gü de groote witte vlekken, die uit het Zuid-Westen aan komen zetten? De westkust van Indië schynt als uitgewischt, en de witte kleur absorbeert langzaam de groene. De witte velden schijnen zich als lange uitloopers naar Tibet uit te strekken, daar echter verbleeken zy, en tot binnen in de woestijn komen z|j nooit. Deze witte velden, die over de oppervlakte der aarde heengüjden, zyn de met regen geladen wolkenmassa's van den Zuidwest moesson. En nu de scherpe lijnen in het hart van Azië? Dat zyn de wouden van den Tarim en den Lop-nor. En waarom gaan zij nu langzaam verdwynen? De gele woestijntint schijnt hen langzamerhand te bedekken. Dat is zeker een zandstorm, die met ontzagüjke snelheid over de woestijn heenjaagt. Tusschen de Perzische golfen de Roode Zee wordt het gele Arabië zichtbaar, en ten Noorden daarvan teekenen zich drie scherpe, donkerblauwe vlekken af, het Aralmeer, de Kaspische- en de Zwarte Zee. Dat is de aanblik van Azië, in den zomer, van de maan uit gezien. Welk een ander beeld zouden wy te zien krijgen, als wy tijd zouden hebben om den winter af te wachten I Geheel Siberië is dan krijtwit van sneeuw, en de witte strepen op de gebergten zyn in Breedte en omvang toegenomen. In het najaar weder tintelen de voorheen zoo groene loofwouden van stroogeel en rood, en als hun bladeren afgevallen zy'n, gelijken zij van de maan uit gezien op lichtgrijze gordels en vlekken. Weder gaan eenige. uren voorby, en geheel Europa komt uit het donker te voorschijn. Het morgenlicht zweeft als een fakkelschijn van Oost naar West over dit gedeelte van onzen aardbol. Nu begeven de blanke mannen en vrouwen zich aan hun 263 arbeid, nu beginnen alle hamers en machines in de fabrieken te, slaan en te suizen, en het woelige leven in de groote steden ontwaakt opnieuw. Wü onderscheiden duidenjk ons vaderland in het hart van Europa, en wü zien Italië in de donkerblauwe Middellandsche Zee naar buiten wijzen als een, tegen de kust van Tripoli gerichte pijlspits. Ten Zuiden daarvan strekt zich een machtig veld uit, geel als de woestijn van Gobi; dat is de Sahara, en nog verder Zuidwaarts ligt, gevlekt als de huid van een hyena, Soedan. Om den Aequator heen versclujnt Afrika, door zün oerwouden donkergroen, en de smaller wordende landtong van dit werelddeel flonkert in gele en grijze kleurentinten. Het is middag in Europa en Afrika, en langzaam ghjden beide werelddeelen den avond te gemoet, die ze verder aan onze oogen onttrekt Wanneer dan de breede, groene gordel van den Atlantischen Oceaan, die zich van Pool tot Pool over de geheele aarde uitstrekt, in onzen gezichtskring komt, worden wü weder verblind door het spiegelbeeld van de zon in de oppervlakte der zee. Zuidelijk van den Aequator komt de Braziliaansche wigge van Zuid-Amerika te voorschyn, en spoedig worden in het Noorden Newfoundland en Labrador zichtbaar. Nog eenige uren, en in geheel Amerika is het helder dag. Dan zün de bewoners der nieuwe wereld aan den arbeid, terwül in de oude wereld alles reeds slaapt of zich voor den nacht gereed maakt Maar ook Amerika's dag loopt ten einde. Aan den uitersten oostehjken rand der aarde gloeit nog de avondzon op de toppen der Andes, maar ook die verdwijnen in de schemering, evenals de Rotsgebergten, * W zichzelf graag aen Alexander van de Nieuwe Wereld" noemde. Met onver moeid doorzettingsvermogen en heldhaftige dapperheid S vLT.d0el af' maar W bePaald* -ich nietToÏÏen bloedig ve~g'SernWte kV"^' ** "» ^ waagde^om te* 17 euvoL^\ t\koloniseeren, en hun inwoners nader tot ae üuropeesche beschaving te brengen, terwijl hü de oude kuituur van de Mexicanen zooveel L^ZStti^ in^SBaln^f ^ ^ Van adeU«ke ouders te Medellin Zee & aan Efemadura ^en; hij studeerde twee jaren aan de universiteit te Salamanca en schijnt reeds 9 130 in zijn jeugd zijn vaderland in alle richtingen doorkruist te hebben, want in zijn latere berichten over zijn Mexicaansche veroveringen placht hij om de ongehoorde nieuwigheden, die hij te melden had, meer aanschouwelijk te maken, vergelijkingen te maken met de natuur en de toestanden in Spanje, waaruit af te leiden is, dat hij deze ongemeen grondig kende. De ontdekking van Columbus ontstak reeds vroeg zijn gloeiende fantasie: de bekoring van het wonderbaarlijke, dat aan gene zijde van den oceaan, naast ridderlijke avonturen, gouden bergen beloofde, lokte ook hem, en reeds op zijn negentiende jaar scheepte hij zich met een voor Hispanolia (Haïti) bestemd eskader in. Door tegenwoordigheid van geest, onverschrokkenheid en volharding muntte de jonge man boven allen uit, zoodat de stadhouder van San Domingo hem in dienst nam. Zeven jaar later nam hij deel aan de verovering van Cuba en kwam daardoor in het bezit van land en welstand, In de nieuwe wereld. Stadhouder Velasquez behield den handigen en door zijn schoonheid opvallenden jongeling in zijn omgeving, koos hem tot zijn secretaris, maakte hem later rechter van de stad Santiago op Cuba, en benoemde hem eindelijk tot admiraal der elf schepen, die hij naar het veelbelovend Mexico dacht te zenden. In Cortez vereenigden zich de beste Spaansche eigenschappen: hartstochtelijke, nationale trots, dapperheid, die geen vrees kent rechtvaardigheid en ridderlijkheid. Daarbij was hij bezield met een onbedwingbare eerzucht Met vurigen ijver kweet hij zich van de uitrusting der expeditie, en droeg zelf een groot deel der kosten. Maar voordat hij nog de haven van Santiago had verlaten, werd de stadhouder gekweld door de gedachte, dat Cortez in bezit van zulk een aanzienlijke krijgsmacht zich zou bevrijden van zün opperheerschappij en op eigen houtje zijn ontdekkingsreis ondernemen. Hu beval den admiraal dus met te vertrekken en te wachten totdat hij zou zijn aangekomen. Maar Cortez speurde onraad. Hü wist te goed, hoe menigen dapperen makker door een eerzuchtigen meerdere de roem en de vruchten van zün veroveringen waren onthouden, en hij dacht er niet aan het lot van Columbus te deelen. Hij wilde zijn goed en zün leven niet in dienst stellen van een nu reeds wantrouwenden en later zeker ondankbaren stadhouder, en waagde daarom een koenen greep; zoodra hij het bevel van 181 Velasguez had ontvangen, voer hij onnhddelhjk met zijn vloot van Santiago naar Trinidad, voltooide daar in alle kalmte de uitrusting en de proviandeering zijner expeditie en ging den 18den Februari 1519 onder zeü. Met vierhonderd Spaansche krijgsheden, tweehonderd Indianen zestien ruiters en veertien kanonnen, zeilde de vloot langs de' t Van Tucatan- landde op het eiland Cozumel en bereikte weldra de kusten van Mexico. In de nabijheid van Chiahuitztla nam Cortez op de gebniikelijke wijze voor Spanje bezit van het nieuwe land en vestigde een nederzetting, Villa Bica de vera Cruz, die hij een Spaansch bestuur gaf. De nieuw in te stenen ambten gaf hij aan zün getrouwen, en deze kozen hem nu, streng naar den voorgeschreven vorm, tot kapitein-generaal en eersten rechter van de Spaansche kroon. Daardoor verkreeg hij rechten, die hem veroorloofden, ook tegen de vrienden van veiasquez in het kleine veroveringsleger zfln macht te doen gelden en de vele strafexpedities, die de stadhouder hem nazond na vreedzame onderhandelingen, op zijn hand te krijgen. Zoo begon hfl met zfln kleine schaar den veldtocht midden in een onbekend, machtig rijk, welks sterke en oorlogszuchtige bevolking, dat zag Cortez vooruhy zich volstrekt niet zonder siag 01 stoot aan een hoopje indringers zou overgeven. 26. Cortez op weg naar Mexico. Cortez wist van het land, dat voor hem lag, niets meer, dan dat honderd uren het binnenland in een machtig Indianenrijk iag, te midden waarvan in een ontoegankelijk meer gebouwd een groote gouden stad met duizend torens troonde. Een bloeddorstig koning, Montezuma genaamd, heerschte over dit rijk en beschermde deze gouden stad, en de Indianen aan de kust wisten met genoeg van de onbegrensde macht van dezen Azteken-vorst te vertehen. Het geheele land, ver in het rond, betaaWe hem schatting in goud, sieraden en - jonge menschen die by honderden aan de afgoden der Azteken werden geofferd Mijlen ver zuchtte de Indiaansche bevolking onder deze bloedneerscnappij - een buitengewoon gelukkige omstandigheid voor den yerstandigen en moedigen Spanjaard, die men reeds m Gempoalla, de eerste groote Indiaansche stad dicht bü de 132 kust, als den langverbeiden bevrijder van het bloedige juk der Azteken met open armen ontving. Maar Cortez was voorzichtig en wantrouwend; toch aanvaardde hü gaarne de hem aangeboden vriendschap der Indianen. Aan gene zijde van de zee, waarover hü gevaren was, zoo vertelde hij aan de Roodhuiden, heerschte nog een veel machtiger vorst dan Montezuma; een vorst, die slechts welwillend en goed was, en hü was gekomen om de hulde der Indianen voor zijn grooten keizer in ontvangst te nemen. Deze heerscher aan gene zijde van de zee verlangde geen menschen en bloedoffers _ niets meer dan goud. En Cortez was voorzichtig en menschelijk genoeg om deze schatting aan goud den inboorlingen niet met geweld af te persen; onder zün metgezellen onderhield hij een strenge tucht en liet ruwheden noch wreedheden tegenover de kleurlingen toe. Zoo kon luj het op de eerste dagmarschen van zijn expeditie goed vinden met de inboorhngen. Zü waren zoo gewoon aan betaling van schatting, dat zij vrijwillig hun schatten brachten aan den heraut van den fabelachtigen heerscher aan gene zyde van de onmetelijke zee. Reeds voordat Cortez van Cempoalla verder opmarcheerde, ontving hij een boodschap van den koning der Azteken. Door zijn spionnen had Montezuma heel spoedig gehoord van den buitengewonen vreemdeling, die er zich op beroemde slechts een afgezant te zijn van een nog veel machtiger koning. Maar hy verzocht dringend zijn land en stad niet binnen te trekken, daar hy en zijn volk arm waren en de Spanjaarden niet naar behooren zouden kunnen onthalen. Maar lüj weersprak zijn eigen verzekeringen, daar lüj gelijktijdig geschenken meezond, die niet weinig de verbazing van Cortez en zjj» geleiders wekten. Daar was een schyf zoo groot als een wagenrad, die de zon voorstelde, uit zuiver goud en allerprachtigst bewerkt; ze zal ongeveer 20.000 gouden piasters waard zijn geweest Verder brachten de gezanten van Montezuma een tweede schijf, nog grooter dan de eerste, en van zwaar züver. Die stelde de maan voor met veel stralen en wonderlijke figuren waren kunstig daarin gegraveerd. Het derde geschenk was een stormhelm, geheel gevuld met gedegen goudkorrels, zooals zij uit de bergwerken komen ter waarde van 3000 piasters, maar voor de 133 Spanjaarden van nog veel meer waarde, daar deze schenking hun duidelijk maakte, dat er rflke goudmijnen in het land waren. Daar waren nog aan toegevoegd twintig gouden eenden, natuurgetrouw en zeer sierlijk bewerkt; dan figuren van honden, tijgers, leeuwen en apen en tien halsketenen uit goud; in zilver en goud gevatte waaiers en bossen van de fraaiste groene veeren, en eindelijk nog dertig pakken katoen, die met bontgekleurde veeren doorwerkt was. Niets was natuurlijk meer geschikt om de nieuwsgierigheid en hebzucht der vreemdelingen te prikkelen, dan deze kostbare geschenken, en Cortez antwoordde den afgezanten dan ook beleefd, maar beslist, dat hfl van zfln keizerlijken heer in het verre Spanje de besliste opdracht had gekregen den koning der Azteken tot zfln vasal te maken en daar deze opdracht slechts persoonlijk was uit te voeren, zou hfl in elk geval naar Mexico komen. Bfl dit antwoord bleef het, ongeacht de smeekbeden en de bedreigingen der gezanten. Nog van uit Cempoalla, zond Cortez een bericht over zfln tot nu toe ondervonden avonturen en daarbij als nadrukkelijke bevestiging het grootste deel der verkregen kostbaarheden naar den koning van Spanje, Karei V. Zfln verhouding tot Velasquez behandelde hfl daarbij met de noodige diplomatie en verzocht, dat hfl zelf als stadhouder en eerste rechter in de nieuwe door hem ontdekte en te onderwerpen landen zou worden benoemd. De kostbare vracht laadde hij op het beste schip, dat Spanje ook gelukkig bereikte, al was het ook zeer laat. De overige schepen het hfl als niet zeewaardig op het strand loopen, om de lafaards en de aanhangers van den stadhouder van Cuba onder zfln manschappen, die reeds een opstand tegen hun veldheer op touw hadden gezet, den terugweg af te snijden. Toen eerst begon hij zfln eigenlijken Alexander-tocht, dwars door het Indianen-rijk, naar de hoofdstad van Mexico. Te Vera Cruz het hfl 150 man achter, die een vesting moesten bouwen, en aan hun opperbevelhebber droeg hfl tegelijk de heerschappij op over de Indianen van Cempoalla. Tot grootere zekerheid van zfln nederzetting en om niet verraderlijk in den rug te worden aangevallen, wist hfl de meeste aanzienlijken van die stad en veel krijgsvolk over te halen met hem naar 134 Mexico te trekken. Deze lieden van Cempoalla werden zijn trouwe bondgenooten. In gesloten marschorde, trok dit leger van 350 Spanjaarden en vele duizenden Indianen nu door de provincie Cempoalla, beklom de bergruggen naar het hooggebergte van Anahuac en doorkruiste een woestijn tot aan de stad Tlatlanquitepec. Hier zagen de Spanjaarden voor het eerst uitstekend gebouwde huizen uit gehouwen steenen en stieten zij op bewHzen van een tot hooge ontwikkeling gekomen vreemde beschaving. Op de vraag van Cortez aan het stamhoofd of kazik, of hij vasal van Montezuma was, kreeg hü het verbaasde antwoord: „Bestaat er dan iemand, die geen vasal van Montezuma is?" Cortez het zich door dit antwoord echter niet uit het veld slaan, maar lüj begon het opperhoofd duidelijk te maken, dat Montezuma aUerminst de beheerscher van de geheele wereld was, maar dat er nog veel meer en grootere vorsten waren, die evenwel allen vasallen van den koning van Spanje waren en dit als een niet geringe eer beschouwden. Ook Montezuma moest met zyn geheele volk vasal worden van dezen machtigsten aller heerschers, en de kazik van Tlatlanquitepec zou dus niets beters kunnen doen, dan zich dadelijk in dienst te stellen van den Europeeschen vorst Als teeken daarvan verzocht Cortez hem om een schatting aan goud, waarvoor hü hem groote eer en gunstbewijzen toezegde; weigerde mj evenwel zich te onderwerpen, zoo zou lüj zün straf niet ontgaan. Het sluwe stamhoofd wilde echter slechts op bevel van Montezuma met zün schatten voor den dag komen en Cortez legde zich daarbij neer, om zich geen vyanden in den rug te maken. Ook de overige gezanten van de naburige Indiaansche vorsten ontving lüj vriendeüjk, ofschoon zy slechts geschenken van geringe waarde medebrachten. Het was voor hem van belang, hen over Montezuma en hun verhouding tot dezen tiran uit te hooren en daarna vervolgde hij, ofschoon zün vrienden uit Cempoalla het hem ook dringend ontrieden, zyn weg naar Mexico. By de groote stad Tlascala stelden de Indianen zich voor het eerst vijandig tegenover hem. Hardnekkig bevochten door de zeer krijgshaftige inboorhngen, moest Cortez zich in een afgodentempel, op een heuvel verschansen, deed van hier uit, dan hier dan ginds heen, uitvallen op de aan geen krygsorde gewende 135 scharen der vijanden, en deed hen zijn meerderheid gevoelen door het vernielen van hun dorpen, 's Avonds trok hü zich dan steeds weer terug in zgn vesting. Bü deze gevechten veroorzaakten de enkele ruiters, die Cortez bü zich had, de grootste vrees, want paarden waren den Roodhuiden volkomen onbekend en als de prachtig opgetuigde strijdrossen in de dichte troepen Indiaansche krijgslieden drongen, verspreidden zü overal den grootsten schrik, des te meer, daar de stijve uitrustingen van katoen, die de Indianen droegen, hen in hun vlucht belemmerden. Spoedig zagen de Roodhuiden in, dat zij, ondanks hun ontzaglijk veel grooter aantal, zich niet meten konden met het kleine leger der Europeanen; daarom beproefden zij het met hst Hun opperhoofden kwamen bij Cortez, smeekten berouwvol om vergeving en verklaarden zich bereid vasallen van den almachtigen heerscher te worden, dien Cortez hen door zfln tolken als de beheerscher der wereld deed afschilderen. Terwfll zfl nu levensmiddelen brachten en met de Spanjaarden onderhandelden, namen zfl het inwendige van de vesting goed op, om bfl een nachtelijken overval den weg te kunnen vinden. Maar Cortez had een gevangene tot bekentenüj van dit krijgsplan gebracht en was op zflri' hoede. Toen bleek, dat ook hst den Indianen niets hielp, bood eindelijk hun opperbevelhebber met vflftig der voornaamste kaziken uit Tlascala aan, vrede te sluiten. Cortez stemde er maar al te bereidwillig in toe, want reeds had een panische schrik zich van zfln soldaten meester gemaakt; zfl vreesden het op den duur tegen de overmacht der dappere .Roodhuiden niet te kunnen volhouden; en al de overredingskracht van den aanvoerder was reeds noodig om muiterij den kop in te drukken. Nadat Cortez eenigen tijd een afwachtende houding had aangenomen, gaf hfl eindelijk aan het dringend verzoek der opperhoofden gevolg en ging de provincie Tlascala, wat Broodland beteekent binnen en de prachtige hoofdstad van denzelfden naam. Wat verbaasden de Spanjaarden zich hier over de deftige en geriefelijke huizen, over het groote marktplein waar alles te koop was, evengoed als bfl hen in het vaderland: vleesch en groenten, katoenen kleedingstukken en porselein, niet minder dan in Spanje. Kolen, geneeskrachtige 136 kruiden en gouden sieraden in overvloed. Er waren hier zelfs openbare badgelegenheden en barbierswinkels, waarin men het hoofd kon laten wasschen. Het bestuur van de stad was een soort republiek en een menigte ambtenaren zorgden voor de openbare veiligheid. De inwoners toonden zich nu geloofwaardig en trouw, want Cortez had hun de overtuiging gegeven, dat hü ook den machtigen Montezuma tot vasal van zijn koning zou maken. Zij zelf verachtten en haatten de Azteken en hun afgodendienst, waardoor zooveel van hun jongelingen, die door list of in den oorlog gevangen waren genomen, op bloedige altaren waren geofferd. Dapper en krijgshaftig als zij waren, hadden zij tot nu toe stand gehouden tegenover de tirannie van Montezuma. En zij zagen liever af van het genot van zout, dan in aanraking te komen met de Mexikanen, die groote zoutpannen bezaten. Toen Montezuma de nederlaag vernam der Tlascalaners, die hem tot nu toe hadden weerstaan, zond hij opnieuw een nog grooter gezantschap naar Cortez met groote schatten aan goud en katoen- Maar met te meer aandrang herhaalde lüj het verzoek, zyn land te vermijden; liever wilde hy vrijwillig schatting betalen. Maar Cortez bleef natuurlijk bij zijn besluit Daarop kreeg hij van Montezuma een uitnoodiging, naar de eerste stad der Azteken te komen, Cholula genaamd, en ofschoon de Tlascalaners waarschuwden, gaf hy aan deze uitnoodiging gehoor en trok de prachtige, aan torens rijke stad binnen. Hij liet echter niet na zich in de groote wijk, die men hem ter beschikking stelde, duchtig te verschansen, want hij bemerkte spoedig, dat Montezuma voornemens was hem hier als in een muizenval te vangen. Toen hy van een gedoopte Indiaansche, die als tolk dienst deed, omtrent de arglistige plannen van Montezuma zekerheid had verkregen, zorgde hy hem voor te zyn, door kort en goed de bestuurders der stad en de bevelhebbers van de omliggende legers, die hy tot een bezoek had uitgenoodigd, gevangen te nemen. Van hun leiders beroofd onderwierpen de Aztekische soldaten zich ook en zij deden het te liever, daar Cortez hen in uitzicht stelde, dat de tirannenheerschappij van den Aztekenkoning, waaronder zij allen ook leden, vernietigd zou worden. TOCHT TAN FEHDINAJND COKTEZ non» uirim I 137 Toen nu alle verzoeken en bedreigingen, list en geweld en steeds weer nieuwe geschenken den vreemden indringer niet konden terughouden, gaf Montezuma eindelijk toe en liet hem zeggen, dat hü ,te blijder ure" kon komen. Door een schitterend gezantschap uit Mexico werd Cortez nu met zyn klein Spaansch gevolg, dat echter door de groote troepen van zün Indiaansche vrienden tot een indrukwekkend leger was aangegroeid, door de dalen, tusschen de twee geweldige vulkanen Popocatepetl en Izlaccihuatl geleid en binnen de grenzen in uitgestrekte wttken ondergebracht, die ruimschoots voorzien waren van levensmiddelen en brandstoffen, want hier in de nabijheid" der hooge bergen was het gevoehg koud. Daarna ging het over Cuitlahuac en Iztapalapa, de stad der hangende tuinen en geurende bloemen, langs het zoutmeer van Mexico, en reeds verhief zich het doel van den marsen, de geweldige stad met haar vele torens koninklijk uit de wateren. De voornaamste kaziken haastten zich nu den machtigen vreemdeling met geschenken aan goud te ontvangen, de inwoners stonden in kostbare gewaden aan beide züden van den legerstoet en bekeken verbaasd, deels wantrouwend, deels kinderlijk nieuwsgierig, de vreemde bleekgeziehten. Buitengewoon veel eerbied boezemden de blinkend opgetuigde paarden met hun gepantserde ruiters in. Eindelijk voerde de weg over een breeden dam, langs een stevig bolwerk, en over verscheidene bruggen ging Cortez nu de wondervolle hoofdstad der Azteken binnen. Met zün driehonderd Spanjaarden was hij nu honderd uren van de kust door een vreemd land met een oorlogszuchtige bevolking getrokken, zonder een andere beschutting dan zijn vasten wil, zfln dapper hart, en zün goed zwaard Het wonder zijner verschijning, en de geheimzinnige zending van den vreemdeling aan den almachtigen Montezuma, van een nog veel geweldiger heerscher aan gene zijde van de zee, omgaf het hoopje Spanjaarden in de oogen der inboorhngen met een bovenaardschen stralenkrans. En dit wonder was hun zekerste beschutting tegen de hun in aantal duizendvoudig overtreffende Indianenhorden. 138 27. De Koning der Azteken. Den 8sten November 1519 had de intocht der Spanjaarden in Mexico plaats. Of het „te bhjder ure" was, zooals de Indianenvorst vriendelijk had gewenscht, — dat was de vraag, die hem, en Cortez wel het meest, bezig hield De dam die naar de stad leidde, was acht voet breed, maar voor de menschenmenigte, die met de vreemdelingen binnen wilde of hen ter begroeting tegemoet kwamen, veel te smal. Alle torens en oflfertempels der residentie waren bezet met toeschouwers en het geheele meer lag vol vaartuigen, die gevuld waren met nieuwsgierigen. „Wie zou er zich over verbazen", zei Bernal Diaz, de bekwame schrijver onder Cortez' reismakkers, „daar men menschen als wij en paarden nog nooit had gezien. Telkens na een eind afgelegd te hebben moesten wij opnieuw een brug over, en voor ons strekte zich de groote stad Mexico in al haar pracht uit. En wö, die door de ontelbare menschenmassa heentrokken, waren een troepje van drie honderd en vijftig man, en hadden het hoofd nog vol van de waarschuwingen der bewoners van Tlascala en andere steden en van de maatregelen, die zij ons hadden geraden te nemen, om ons leven tegen de Mexikanen te beveiligen. Als men goed nadenkt over onzen toestand, mag men wel vragen, of er ooit mannen geweest zön, die zulk een vermetel waagstuk hebben ondernomen I" Met een schitterend gevolg van tweehonderd aanzienlijke kaziken, kwam Montezuma in de hoofdstraat van zön stad zijn gast tegemoet en spoedig stonden de twee van aangezicht tot aangezicht tegenover elkaar. Onder een troonhemel, die met groene veeren, met goud, zilver en edelsteenen rök was getooid, werd Montezuma op een van goud glinsterenden zetel door de aanzienlijksten van zön rök gedragen. Toen mj Cortez naderde, verliet hij zön zetel en hep hem over uitgespreide kleeden tegemoet De vorsten onder het koninklijk gevolg, zoo meldde Cortez aan Keizer Karei V, hepen allen blootsvoets, maar waren anders in een gelijksoortig hofcostuum gekleed. Zij vormden rechts en 139 links van de straat twee rflen. De straat was heel breed, fraai en kaarsrecht, zoodat men ze van het eene einde naar het andere kon overzien, en twee derde uur lang. Aan beide zijden verhieven zich fraaie en groote gebouwen, deels woonhuizen, deels tempels. Montezuma liep in het midden van de straat met nog twee geleiders, een aan de rechter- en een aan de hnkerzijde; beiden steunden hem met een arm. Ook zij waren alle drie even prachtig en schilderachtig gekleed, doch alleen Montezuma droeg lage laarzen, die met juweelen waren bezet en gouden zolen hadden, terwijl zün adjudanten evenals de anderen, blootsvoets gingen en op zgn hoofd wapperde een bos groene veeren, want groen was de koninklijke kleur. Niemand uit de menigte mocht hem aankijken, ieder sloeg deemoedig de oogen neer. Toen Cortez den koning zag, steeg lüj van zün paard en liep hem tegemoet, daarna nam lüj een halsketen van parelen en kralen en deed hem dien om den hals. Maar toen lüj hem wilde omhelzen, weerden de begeleiders hem af, want de persoon van den heerscher werd als heilig beschouwd. Nu verrichtte de Indianenvorst de gebruikelijke begroetingsceremoniën; hü en zijn geleiders raakten met de hand de aarde aan en kusten ze, en nadat hy eenige woorden met Cortez had gewisseld, kwamen ook al de overige opperhoofden, die in de beide rflen opgesteld stonden, in volmaakte orde de een na den ander op Cortez toe, om hem eveneens volgens de gewoonte van het land te begroeten. Daarna zette de stoet zich in beweging naar de stad. Montezuma gaf aan een zflner begeleiders, zün broeder, beveL bü Cortez te bhjven en hem aan den arm te geleiden. EBj zelf ging met den andere eenige schreden vooruit, en aanstonds kwam een dienaar met een mand, waaruit Montezuma twee kreeftenketenen nam, die hfl nu van zfln kant Cortez om den hals hing. Deze sieraden waren uit roode schelpen vervaardigd, die in het oog van de Mexikanen een buitengewoon groote waarde bezaten, en aan elk hingen acht gouden kreeften meesterlflk bewerkt, en ieder ongeveer vijftien centimeter groot. Daarna zette de koning zfln weg voort, de straat af, totdat de stoet aan een groot en prachtig paleis kwam, dat vroeger 140 de residentie was geweest van den vader van Montezuma, en voor de vreemdelingen geriefelijk was ingericht. De kamers waren versierd met gekleurde katoenen gordijnen, de vloeren met matten belegd. Hier nam Montezuma zfln gast bfl de hand en bracht hem naar een ruime zaal, liet hem daar op een verhooging plaats nemen, die voor den koning zelf prachtig was ingericht, verzocht hem hier te wachten, totdat hfl zou terugkeeren en verwijderde zich. Na korten tijd kwam hfl terug met een menigte kleinooden van goud en zilver, met kostbare bossen veeren, zesduizend stukken katoen, dat op verschülende manieren kunstig en prachtig was geweven, en geweldige hoeveelheden levensmiddelen. Dit alles gaf hfl Cortez ten geschenke en tot slot verzocht hfl zfln gast over hem en zfln land te beschikken, want hfl twflfelde er nu niet meer aan, of Cortez was geen ander dan de Lichtgod, van wiens terugkeer,»talrijke voorspeUingen gewaagden. Deze Lichtgod was een priester en hervormer der Tolteken, die vroeger door te Azteken onderdrukt waren geworden. Daar hfl de menschenoffers der Azteken bestreed, was hfl het land uitgedreven en de sage ging, dat hfl op een tooverschip, dat uit de huid van slangen zou zfln vervaardigd, over de zee naar het Oosten was gevlucht, doch plechtig had verklaard, dat hfl zou terugkeeren en zfln rflk weer in bezit zou nemen. Het geloof aan de terugkomst van dezen Messias was bfl het eenvoudige volk zeer verbreid en alle teekenen wezen er nu op, dat Cortez deze door de profetieën aangekondigde was; want dien Lichtgod dacht men zich van even witte kleur van huid, van even hooge gestalte en met golvenden baard. Koning, Montezuma was op het tijdstip, dat de Spanjaarden kwamen, ongeveer veertig jaren. Hij was statig van figuur en slank gebouwd. De kleur van zfln huid was lichter dan die der overige Indianen, zfln haar was kort gesneden en viel alleen boven zfln ooren in dichte lokken neer. Zfln lang gezicht was omlijst door een zwarten, schralen baard. Zfln voorkomen was opgewekt en vriendelflk en „de vriendelijke blik zflner oogen", vertelt Bernal Diaz, „drukte al naar het pas gaf, liefde en ernst uit" Cortez het zfln kwartier, dat door dikke muren omringd was en met zijn vele torens als tot een vesting Was geschapen, met Ontvangst van Cortez bij Koning Montezuma. 141 wachten bezetten en bü de ingangen kanonnen plaatsen. Daarop bracht luj den volgenden morgen den koning zfln tegenbezoek. Het koninklijk paleis was geheel uit gehouwen steenen gebouwd en de muren der kamers met tegels van marmer, jaspis en porfier belegd, die zoo glad geslepen waren, dat men er zich in kon spiegelen. Kostbare geweven stoffen en veeren tapijten, waarin vogels en bloemen geborduurd waren, maakten de kamers geriefelijk, en op de binnenplaatsen ruischten fonteinen. Van zulke paleizen bezat Montezuma er een menigte, met hangende tuinen over het meer en de kanalen. Ben dezer paleizen was tot een ryk voorziene zoölogische tuin ingericht, waarin aan een groot aantal bedienden de fokkerij en de verzorging van de meest verschillende, vreemde en merkwaardige dieren was opgedragen. Een ander diende voor museum, zooals wel geen andere tiran der oude wereld ooit heeft aangelegd: niets dan wanstaltige menschen werden hier als wilde dieren in kooien en op binnenplaatsen gehouden, reuzen en dwergen, gebochelden en verder alle ongelukkigen, die men machtig had kunnen worden, en koning Montezuma begaf zich heel dikwyls met zyn gevolg hierheen, om zich over hen, zyn hofnarren, vroolyk te maken. In een ander paleis werden weer de kostbaarste gedenkpenningen bewaard. Van alles wat het land opleverde, van dieren en vruchten, huizen en gereedschappen, van zon, maan en sterren, placht de koning kunstige nabootsingen in goud te laten maken; op groote bladen papier, gemaakt van de vezels van den aloe, moesten de hofschilders elke merkwaardige gebeurtenis, zooals byv. de aankomst van de Spanjaarden met hun nooit te, voren geziene paarden en schepen, in kleuren vereeuwigen. Zelfs had de koning landkaarten laten teekenen, die Cortez by zfln latere krijgstochten groote diensten bewezen. Aan het hof van Montezuma heerschte een streng ceremonieel. Hü was voortdurend omgeven door driehonderd jongelingen uit de voornaamste Indiaansche families, die hem bedienden. Daarbij mocht niemand hem aanraken of ook aankijken. Een soort ceremoniemeester droeg steeds drie dunne, hooge staven voor hem uit; als de menschen die zagen moesten zy zich diep buigen, opdat de heilige persoon van den koning door geen profanen blik werd getroffen. Hy verkleedde zich viermaal 142 per dag in telkens nieuwe gewaden, en at geheel alleen in een prachtige eetzaal, waar hem dagelijks alle gerechten werden voorgezet Ook zfln eetservies werd slechts eenmaal gebruikt Zijn hoogste waardigheidsbekleders eerde hü door hen nu en dan wat van zijn spijzen voor te zetten. Na den maaltijd werden hem dagelijks een nieuwe waschkom en een nieuwe kostbare handdoek gegeven. Ofschoon de koninklijke waardigheid aan een familie verbonden was, ging ze niet direct van vader op zoon over, maar werd de nieuwe koning door de voornaamste waardigheidsbekleeders gekozen. Voor Montezuma regeerde zfln vader, na hem zijn broer en dan zijn neef, met wien de dynastie eindigde, ofschoon er nog heden nakomelingen van die koningsfamihe in Mexico, als Spaansche grandes, leven. Het rük van Montezuma strekte zich twee honderd uur in omtrek uit. De akkers waren mijlenver met maïs bebouwd, het voornaamste graan van het land; daartusschen zag men aanplantingen van tabak, bananen en cacao. De Azteken rookten de tabak, opgerold in den vorm van sigaren, en uit de cacaoboonen en het sap van het, eveneens door hen verbouwde, suikerriet bereidden zij een drank — nu raadt eens ? — juist: de chocolade ! Chocolade is een Aztekisch woord, dat zich in alle cultuurtalen heeft ingeburgerd, en u dus telkens, als ge de gasten op uw verjaardag er op onthaalt, moet herinneren aan het door Cortez overwonnen Indiaansche cultuurvolk. Bovendien groeide hier de katoenstruik, die op groote plantages aangekweekt werd, en een aloësoort, uit welker bladvezels men papier bereidt, en uit welker sap, de thans nog in Mexico zeer gezochte Pulque-wijn wordt gewonnen. In de meeste rivieren werd goud gevonden, en de bewoners der afzonderlijke provincies zonden een deel van al deze producten als belasting naar de residentie, voer het onderhoud van den koning en zyn hofhouding. De hoofdstad Mexico lag tusschen twee meren, een zoet en een zout, en door een breed kanaal waren de einden van de beide meren verbonden, zoodat de stad als het ware door een ring van water was ingesloten. Van drie verschillende kanten leidden breede dammen naar de stad, die bovendien nog in 143 alle richtingen door kanalen was doorsneden. Geweldige bruggen, die in geval van oorlog gemakkehjk verwijderd konden worden, verbonden de afzonderlijke stadsgedeelten, die afgesloten, ontoegankelijke, versterkte eilanden vormden. Het aantal vierkanten huizen, die met hun platte daken op groote dobbelsteenen geleken en bezet waren met torens, schatte Cortez op 60.000 en dat der inwoners op 800.000 en daar, naar de Spanjaarden op hun tocht van de kust naar hier hadden kunnen waarnemen, het land dicht bevolkt was, zal het Cortez en zijn dappere makkers vaak te moede zön geweest als een hoopje schipbreukelingen, dat zich heeft gered op een klein eilandje in den Oceaan. 28. Mensehenoffers in Mexico. Reeds dadelijk bü zijn tegenbezoek had Cortez den koning door zijn tolk laten zeggen, dat hü van zfln keizerlijken meester de opdracht had Montezuma tot het Christendom te bekeeren. Maar zoodra de Spanjaard begon, hem de grondbeginselen van zijn geloof uit te leggen, ontweek de koning een direct antwoord door de verzekering te geven, dat mj immers gaarne bereid was zijn Spaanschen souverein alle verlangde schatting te betalen. Montezuma had zelf vroeger het ambt van opperpriester bekleed; zich zoo plotseling afwenden van de bloedige mysteriën van z\jn volk en den onbegrijpehjken, zachten godsdienst van den Lichtgod aannemen, dat was een stap, waartoe hü, ondanks alle toegevendheid en ondanks al de overredingsmiddelen van Cortez, niet kon besluiten. Waren de Spanjaarden in Tlascala en Cholula reeds verbaasd geweest over de vele groote tempels en vele verdiepingen tellende torens, in de hoofdstad van Mexico overtrof het hun stoutste verwachtingen. De heiligdommen waren nauwelijks te tellen, daar bijna elke aanzienhjke familie haar eigen tempel bezat voor de goden van het huis en hun eigen begrafenistorens had. Boven alle verhief zich echter het geweldige heiligdom van den oorlogsgod. Het lag in het midden der stad en vormde, achter een hoogen, geweldig versterkten muur met zgn veertig torens, een dreigende' 144 vesting. De hoogste van deze torens lag op het midden van een reusachtig plein, waarop godsdienstige spelen werden uitgevoerd. Rondom dit goed geplaveide plein verhieven zich verscheidene prachtige gebouwen, waarin, behalve de talrijke kapellen voor enkele goden, ook de woningen der priesters en vele graven lagen. In honderd en zeven trapsgewijze zich versmallende verdiepingen strekte deze toren zich omhoog en de hoogste trap vormde een plat dak, dat twee hallen droeg. In deze hallen stonden de beelden van de voornaamste goden, veel meer dan levensgroot. Zij waren uit zwaar goud en edelgesteenten vervaardigd of uit een stof van welker samenstelling Cortez, in zijn berichten aan den koning van Spanje een afgrijsehjke beschrijving geeft De priesters kneedden een deeg uit een menigte zaden en groenten, die zü vochtig maakten met het dampende hartebloed van menschelijke slachtoffers. Op het hoogste platform van dien toren, op een geweldig blok van jaspis werd, nadat men hen had gedwongen te voren voor de afgodsbeelden te dansen, het hart van de slachtoffers uit het levende lichaam gerukt, en het bloed met dat deeg vermengd, totdat er genoeg voorhanden was om er zulke groote beelden uit te maken. Indien het afgodsbeeld voltooid was, dan werd hem nog een offer gebracht van trillende harten van menschen en eveneens placht men de gezichten der goden met hartebloed te bestrijken, indien feestdagen werden gevierd, of de priesters een buitengewoon verzoek aan de goden hadden te doen. De voornaamste en tegehjk bloeddorstigste god der Azteken, aan wien deze afgrijselijke offers gebracht werden, heette Huitzilopochtli — of zooals wy zeggen: Fitzliputzli; luj was de tot godheid verheven eerste aanvoerder der Azteken, die hen, ongeveer in het begin van de veertiende eeuw, op de hoogvlakte van Anahuac gevoerd, de vroegere bewoners van het land, de Tolteken, heeft verdreven — en door onderwerping van vele naburige stammen het geweldige rijk heeft gevestigd, dat Montezuma toen beheerschte. Voor dezen afschuwehjken afgodendienst gebruikten de Mexikanen jaarlijks ongeveer 20.000 menschen, die deels als schatting door de naburige stammen geleverd moesten worden deels in den oorlog of op rooftochten gevangen genomen werden. 145 De schedels der slachtoffers werden tot pyramiden opgestapeld en eenigen van de metgezellen van Cortez verzekerden, dat zij op één zoo'n schedelplaats 136000 menschenhoofden hadden geteld! Deze bloedige godsdienstige gebruiken maakten het volk der Azteken tot een schrik voor alle naburen, en zoo kwam het, dat de persoonlijkheid van den dapperen Spanjaard, die zich onbevreesd met zön kleine schaar in het hol van den leeuw begaf, dezen geknechten volkstammen als de Lichtgod toescheen, die in opdracht van een veel machtiger heerscher hen kwam verlossen van de bloedige heerschappij van Montezuma en de Azteken. Als Montezuma zelf voorgaf in Cortez den beloofden Lichtgod te zien, handelde hy niet anders dan eens koning Herodes, toen hy zich door list trachtte meester te maken van den nieuwen koning der Joden, den Messias, met het doel hem te dooden. Dat zou Cortez spoedig bemerken. 29. Gevangenneming en dood van Montezuma. Enkele dagen na zyn bezoek by Montezuma, ontving Cortez van de kust het bericht, dat zön nederzetting aldaar was overvallen, twee Spanjaarden gedood en de bevelhebbers doodelijk gewond waren. Hier was verraad in 't spel en Cortez twijfelde geen oogenblik, of deze overval was niet zonder medeweten van koning Montezuma geschied. Hy verlangde daarom niet alleen bestraffing van de geweldenaars, maar besloot kort en goed zich van den persoon des konings meester te maken, om zoodoende den voornaamsten gyzelaar voor zyn eigen zekerheid in handen te hebben. Montezuma bood eerst zyn zoon en zyn dochters als gyzelaars aan. Daar Cortez hier niet mede tevreden was en met geweld dreigde, gaf zich de koning gewillig aan de Spanjaarden gevangen en toen het volk plannen maakte, om den koning te bevryden, stelde hy zelf het gerust met de verzekering, dat, hy zich vrywilhg aan zijn gastheer als gijzelaar overgaf. De Spanjaarden behandelden overigens hun gevangene met alle hem toekomende eerbewijzen en hy hield zyn hofhouding 10 146 als in zön eigen paleis. „De behandeling was zoo goed, die ik hem bewees", zegt Cortez zelf, „en zijn tevredenheid over nfij zoo groot, dat ik het wagen durfde hem zijn vrijheid aan te bieden en hem te raden, naar zfln eigen woning terug te keeren. Ettj wilde echter niet weggaan, want luj had besloten vasal van Uwe Majesteit te worden en lüj wilde zyn onderdanen hiervan overtuigen". Het wantrouwen van Cortez tegenover Montezuma was maar al te zeer gegrond. Toen de oproerige Kazik, die de Spaansche nederzetting had overvallen, door den afgezant van den koning naar Mexico was gebracht en met zfln zoon en vijftien hoofdmannen daar door Cortez tot den vuurdood werd veroordeeld, bekenden lüj en zgn volgelingen op den brandstapel, dat zij slechts op bevel van den koning hadden gehandeld. Ter bestraffing hiervoor het Cortez den arglistigen Montezuma als den aanlegger van het verraad in boeien slaan, de ergste vernedering die lüj den koning tegenover zön volk kon aandoen. Toen lüj hem daarop de vrijheid schonk, waagde Montezuma het niet meer de bescherming van de Spanjaarden te verlaten en bleef in het voor hem aangewezen paleis. Toen de neef van den koning, de vorst van een groote naburige stad, die ongeveer 150.000 inwoners telde, aan de onwaardige behandeling van den landheer een einde wilde maken, werden de samengezworenen op Montezuma's eigen bevel gevangen genomen en ten aanschouwe van de voornaamste heden uit zön volk huldigde nu de koning in den vorm van een feest, den vorst van Spanje. De oude profetie van den terugkeer van den Lichtgod, verzekerde lüj nu in openbaar samenzijn aan zfln onderdanen, was nu in vervulling gekomen en het geheele volk zou nu den generaal van den grooten koning Karei dienen en hem de verschuldigde belasting betalen. Goed of kwaadschiks gehoorzaamden de Azteken aan het bevel van den koning en maandenlang doorkruisten de Spanjaarden ongestoord het land om er een kolonie te stichten en overal de belastingen voor koning Karei in den vorm van geld en kleinoodien te verzamelen. In het geheim verspreidde zich de muiteih' door het land en wachtte slechts op het gunstige oogenblik om uit te breken, want Cortez had niet alleen den heiligen persoon van den koning beleedigd, maar ook had hij 147 als goed christen, strenge maatregelen genomen tegen het offeren van menschenlevens der Azteken. En nu was het door de Indianen gewenschte oogenblik nabfl. De beleedigde trots en de wraakzucht van den stadhouder Velasquez hadden niet gerust en een expeditie tot gevangenneming en bestraffing van den afvallige was op weg. Achttien schepen had Velasquez onderwül uitgerust en met tachtig paarden, acht honderd man en zeventien kanonnen, dus met een veel grootere legermacht dan Cortez ooit had bezeten, stapte plotseling de gevolmachtigde van den stadhouder, de hoofdman Panölo Narvaez, in de buurt van Vera Cruz aan land In zön gevaarlijken toestand, waarvan Cortez zich zeer wel bewust was, werkte dit bericht op hem en zfln strijdmakkers ala een donderslag uit helderen hemel. Hfl trachtte eerst met zijn tegenstanders tot een vergelijk te komen. Maar Narvaez het de hem toegezonden boden gevangen nemen en hoorde hen uit over de plannen van Cortez, en eischte zfln onderbevelhebbers en Indiaansche bondgenooten op, om tot hem over te gaan, omdat Mj, Narvaez, alleen door den koning van Spanje, als generaal en plaatsvervangend gouverneur was aangesteld. Het plotseling opduiken van dezen pretendent dreigde niet alleen voor Cortez al de överige bemoeiingen te vernietigen, maar moest ook minstens de vreedzaam verworven verovering voor de Spaansche kroon zeer twöfelachtig maken. En als de nieuw aangekomenen met de wrokkende Azteken zich verbonden, zou Cortez verloren zfln. Hier hielp slechts een kort besluit. De bevelhebber van Vera Cruz had zich door het optreden van Narvaez niet laten overbluffen, maar zfln afgezanten, vastgeketend op den rug van Mexicaansche lastdragers, Cortez toegezonden. Nadat deze hen vriendeüjk had opgenomen, waren zg spoedig voor hem gewonnen en berichtten hem, dat ook de soldaten van Narvaez hem geenszins kwaad gezind waren. Er was geen tijd te verhezen. Cortez Het dus koning Montezuma en de in zfln woning verzamelde schatten onder toezicht van 150 man in Mexico, en ijlde met de rest zyner getrouwen, in het geheel met een strijdmacht van twee honderd zestig Spanjaarden en twee duizend Indianen Narvaez tegemoet, overviel hem in den nacht en nam hem gevangen. „Toen wfl binnendrongen," verhaalt Bernal 148 Diaz, „was het pikdonker en het regende hard en eerst later ging de maan op; maar ook de duisternis was ons van groot nut, want in den donkeren nacht vlogen een menigte lichtgevende kevers rond, die door de strijdmakkers van Narvaez voor lonten werden gehouden om de geweren te ontsteken en hun dus een zeer bijzonder begrip van het groote aantal onzer vuurwapenen gaf. Den gevangen hoofdman en zfln vrienden zond Cortez onder sterk geleide naar Vera Cruz; de overige soldaten hepen zonder tegenstand naar hem over en op twee strijdmakkers van Cortez na, die in den korten strüd waren gebleven, zag de dappere veldheer nu zün strijdmacht door achthonderd man en tachtig paarden versterkt. De Indianen kwamen eerst den volgenden morgen aan: Cortez had ze niet aan den strijd willen laten deelnemen, opdat zfl niet de nederlaag van de blanken zouden zien en ook niet aan zgn onoverwinnelijkheid zouden twijfelen. De aureool, die in de oogen van de Indianen de blanken als bovenaardsche wezens beschermend omstraalde, stond op het punt te verbleeken. Maar nauwehjks kon Cortez zich over deze overwinning verheugen of er kwam een nog ernstiger bericht uit Mexico. De bevelhebber van de bezetting aldaar had in een lichtzinnig, uitdagend, streng bevel op een Indiaansch offerf eest zes honderd jonge voorname Azteken doen nedervellen, omdat zij een oproer tot Montezuma's bevrflchng op touw hadden gezet Toen was het geduld van de lankmoedige Indianen ten einde, de geheele stad was in oproer geraakt en de Indianen bestormden nu het kleine troepje Spanjaarden, die het zonder bijstand onmogelijk lang konden uithouden. Zoo spoedig mogehjk keerde Cortez naar Mexico terug. De anders zoo drukke stad scheen als uitgestorven en nauwelijks had hg zgn nu reeds zoo statig leger in de omliggende paleizen ingekwartierd en de legerplaats in gereedheid gebracht of de strijd begon. Onder oorverdoovend krijgsgeschreeuw deden de onafzienbare massa's Indianen een aanval op de Spaansche vesting en had Cortez niet zgn kanonnen gehad, zoo ware luj met zijn geheele strijdmacht voor de overmacht van deze onweerstaanbare bestorming bezweken. 149 De borstweringen en muren waren bedekt met phlen en werpspiesen en op de open plaatsen van de paleizen lagen massa's werpsteenen. Ook waren de Azteken geenszins te verachten soldaten, die niet zonder orde en tucht in den ströd gingen. Hun legermacht was bflna naar Europeesche begrippen in compagnieën en bataljons ingedeeld en had de meest verschillende rangen. De gewone soldaten beschermden zich door een katoenen pantser tegen lichte werptuigen; de hooger geplaatsten echter hulden zich in zilveren en gouden borstharnassen en droegen houten met veeren versierde helmen. Naast pfll en boog droegen zü zwaarden, knotsen en lansen en zij waren bovendien groote en sterk gebouwde heden met wie de Europeanen zonder hun volmaakte vuurwapenen zich nauwelijks konden meten. Den volgenden dag deed Cortez met zijn gevreesde ruiters een uitval, maar de roodbruine menschenmuur, die zün vesting belegerde, scheen maar steeds aan te groeien, niettegenstaande de Indianen door de geweren en kanonskogels in dichte rijen werden weggemaaid: de artilleristen behoefden volstrekt niet te mikken, maar behoefden slechts op goed gelukaf hunne vuurwapenen op de dichte troepen van de opdringenden te richten. Maar met doodsverachting drongen steeds nieuwe scharen van de vijanden naar voren en van de daken der huizen hagelden zware steenen op de blanken neer. Het hielp niet, of Cortez de dichtst nabijzijnde huizen in brand het steken — er waren er zoovele en het vuur verbreidde zich niet voldoende, aangezien het telkens snel door de nabyzynde grachten werd tegengehouden. Nog steeds hadden de Spanjaarden koning Montezuma in hechtenis en daar hü büjkbaar geen deel had aan het oproer in de stad, hadden zij hem steeds vriendehjk behandeld. Daar Cortez nu inzag, dat luj zonder toevoer van levensmiddelen en drinkwater te midden van den vijand met zün gansche leger ellendig moest omkomen, bleef hem niets over dan de terugtocht en Montezuma zou als bemiddelaar optreden. Hij werd naar het dak van een huis geleid, om b8 zün eigen onderdanen den vrijen aftocht van de Spanjaarden te bewerken. Maar de koning had door de smadelijke gevangenschap bfl de blanken zyn aanzien by het volk verloren en men had reeds ZÜn broeder als zyn opvolger gekozen. Toen hfi nu als onttroonde 150 koning in het volle ornaat van zijn vroegere waardigheid, tot de zynen over de vriendschap der Spanjaarden en hun voorgenomen terugtocht sprak, schold men hem voor een lafaard uit, en in plaats van een antwoord, slingerde men steenen en pijlen naar hem, zoodat mj zwaar gewond neerviel. Toen Montezuma uit zün verdooving ontwaakte en van de vernedering zich bewust werd, die lüj van zijn volk had ondervonden, scheurde bü zich het verband van zijn wond af, en drie dagen later was lüj dood. Dit was 30 Juni 1520. Cortez eerde dezen om zijnentwille gevallen Azteken-koning. Door gevangen Indianen liet lüj het üjk ter aarde bestellen, hetgeen overeenkomstig zijn rang plaats vond. Maar met den dood van Montezuma was er niets meer wat de Indianen nog tot ontzag zou kunnen brengen en zij zwoeren de wapenen niet neder te leggen, alvorens de laatste Spanjaard was gevallen. 30. „De Treurige Nacht". Twee dagen na den dood van Montezuma was Cortez gereed voor den terugtocht. Hongersnood en watergebrek hadden reeds den hoogsten graad bereikt en door den onafgebroken strijd tot verdediging van de legerplaats werden ook de Spaansche troepen steeds meer uitgeput Op één dag hadden zij 80 gewonden. De ure* waren te tellen, die nog verloopen moesten, voor het laatste troepje der strijdenden zich moest overgeven of met de gewonden door de Indianen neergeveld zou worden. Want genade was er van den ongetoomden wrok en bloeddorst dezer wilden niet te verwachten. Zij hadden' reeds een deel van de Spaansche verschansingen bestormd en zelfs de kapel veroverd, die de Spanjaarden hadden ingericht in een vroegeren afgodstempel en vanaf het platte dak van dezen tempel beheerschten zü met hun raak treffende werptuigen büna het gansche leger. Vredesonderhandelingen en voorslagen tot den terugtocht werden met smaad afgewezen, zij zagen wel in, verklaarden zij, hoevelen moesten sterven, maar hun besluit was onverzettelijk, den dood tegemoet te gaan, als zij slechts de gehate Spanjaarden tegeüjk konden verdelgen.. Cortez moest maar eens rondkijken naar 151 alle straten, pleinen en daken, hoe vol zü, nog steeds met menschen waren opgepropt. Zelfs al kwamen 25.000 gevallen Indianen op één doode der Spanjaarden, dan zou het toch met de laatsten nog spoedig tot een einde komen. Al hadden de Spanjaarden ook onder hun heldhaftigen aanvoerder tot dusverre reeds menig wonder van dapperheid verricht, zoo had de terugtocht uit Mexico plaats als een der roemrijkste, maar ook verschrikkelijkste krijgsverrichtingen van welke de geschiedenis weet te verhalen. Slechts één uitweg was er uit de stad, want de Indianen hadden alle naar het land leidende dammen op één na vernietigd, en deze was nog door talrijke kanalen doorsneden, waarover nu geen bruggen meer lagen, want de vnanden hadden ze afgebroken. Vaartuigen bezat Cortez niet, terwül geheele zwermen van flinke booten der Indianen de meren rondom bedekten. Nadat Cortez het voor keizer Karei bestemde goud uit de schatten van Montezuma aan de hoede van de trouwste Indianen ter bewaring had gegeven, mocht ieder soldaat van de opgestapelde schatten nemen, zooveel als hfl dacht te kunnen dragen en menigeen moest wegens den al te zwaren last van goud, dien hij tegen de waarschuwingen in van zfln bevelhebber had' opgeladen en hem bij het dragen der wapenen hinderlijk was zfln leven laten. Zoo verheten de Spanjaarden in den nacht van 1 Juli 1520 hun vesting in het binnenland van Mexico, allen tot het uiterste besloten, om zich door de insluiting van de Indianen heen te slaan en weder vru land te bereiken. Cortez had vroeger een draagbare brug laten timmeren, die ook over het eerste kanaal goede diensten deed. Maar de regen viel in stroomen neer; op de natte, pas getimmerde balken, gleden de paarden uit, het krijgsgeschreeuw van de vu'anden, die den dam bezet hielden en eerst neergereden moesten worden of in het meer geworpen, maakte ze schuw en ze keerden zich tegen de gelederen der Spanjaarden of vielen neer in het water. Ook de brug stortte in en alles verdween in het kanaal, dat spoedig door het ongeduldige opdringen van de achterste soldaten, die, in den donkeren nacht niet zagen wat aan de spits van het leger gebeurde, met lichamen van menschen en paarden geheel was gevuld. 152 Met woest triomfgeschrei fllden nu de Indianen in hun booten van beide zijden naderbij en een wanhopige worsteling begon in den smallen waterweg, terwöl diepe duisternis en stroomende regen vriend noch vijand deed onderscheiden. Geklemd tusschen de kanalen en de wallen van de vijandelijke scharen, drongen de Spanjaarden, die geheel hun hoofd hadden verloren, steeds voorwaarts en trokken blindelings over de levende brug in het kanaal, en stieten spoedig weer op een open waterarm die ook met menschen moest gevuld worden en waarbij de inboorlingen in hun booten de nieuwe slachtoffers afwachtten. Een ieder was slechts op redding van zUn eigen leven bedacht en wie niet onder het werptuig of de knotsen van de Indianen viel, vertrapt of verpletterd werd door zfln eigen kameraden of verdronk in de door bloed geverfde stroomen, werd, als hfl zich zwemmende naar het vasteland wilde redden, door de jubelende vijanden gevangen en als welkome offers voor hun afgoden, die zoolang den reuk van frisch hartebloed gemist hadden, voortgesleept Niettegenstaande alles gelukte het den aanvoerder Cortez met vflf ruiters en honderd man voetvolk tusschen de openingen van de bruggen door te zwemmen en het vasteland te bereiken. Toen zfl eindelijk over alle kanalen waren heengekomen, verzamelde Cortez de overlevenden. „Ik echter", luidt het in zfln bericht, ,met drie of vier ruiters en ongeveer twintig man voetvolk, die moed genoeg hadden, om bij mij te blijven, vormde de achterhoede. Onder voortdurenden strijd met de Indianen kwamen wij bfl een stad Tlabuca geheeten, die aan de andere zijde van den dam ligt God alleen weet hoeveel moeite en gevaar ik daarbij heb uitgestaan. Eiken keer, als ik tegen den vijand front had gemaakt, kwam ik overdekt met pijlen en lange werpspiesen en half gesteenigd weder uit den strijd. Daar wfl van beide kanten water hadden, verwondden zij ons; zelf waren zfl veilig en zonder vrees. Die aan wal kwamen, sprongen zoodra wfl ons tegen hen keerden weer in 't water, zoodat zfl slechts geringe schade leden. Ook in de voorhoede en in de flanken werd zwaar gevochten, doch het hevigste werden wfl in den rug bestookt, waar de geheele bevolking der hoofdstad ons aanviel. In de stad Tlacuba gekomen, vond ik mfln volk op één plaats saamgehoopt Niemand wist, hoe hg* het had. Ik gebood hun 153 voorloopig maar zoo snel mogelijk op het vrije veld aan te rukken voordat de Indianen zich verzamelden en de huizen bezetten, van welker daken zfl ons veel schade konden berokkenen. De manschappen van de voorhoede wisten echter niet vooruit te komen. Daarom liet ik ze de achterhoede vormen en nam zelf de voorhoede, totdat ik ze uit de stad had geleid. Op een veld hield ik halt en wachtte de anderen op. Ik streed daar met de Indianen, totdat mün geheele troep was voorbijgetrokken en mfln voetvolk een heuvel genomen had, waar een toren stond, dien zfl bezetten, zonder eenig verhes te lijden. Want ik week niet van de plek en het mfln tegenstanders niet door, voordat de anderen den heuvel hadden bezet. God echter weet, welken arbeid en welke vermoeienis men daar heeft geleden. Onder de vier en twintig paarden, die ons nog overbleven, was er niet een, die meer had kunnen loopen, niet een ruiter die zijn arm had kunnen opheffen, evenmin een volkomen bruikbare soldaat. Bfl den toren gekomen, installeerden wfl ons daar. De vfland echter blokkeerde ons en hield ons den ganschen nacht belegerd, zonder ons een uur rust te laten." Onder den naam „De Treurige Nacht" is deze vreeselijke terugtocht in de boeken der geschiedenis met bloedige letters geschreven, voor kinderen en kleinkinderen der latere landverhuizers nog lang een afgrijselijke herinnering. Van de 1300 Spanjaarden bleven in dezen enkelen nacht 860 in handen der bloeddorstige Indianen en aüe trouwgebleven inlandsche bondgenooten en metgezellen van Cortez waren nedergeveld, waaronder ook een zoon en twee dochters van Montezuma. Al het goud en de kleinoodiën en ook de kanonnen gingen verloren. Bfl Popotla, onder een cederboom, die heden nog getoond wordt, hield Cortez inspectie over het overblijfsel van zfln trotsch leger, dat nog voor weinige dagen de wet had gelezen aan het machtige koninkrijk der Azteken. Van Tlacuba trok Cortez onder leiding van een trouwen Tlascalaner naar het Noorden en bereikte, den 7den Juli, de beide beroemde pyramiden van Teotihuacan, „Woning der Goden", de oudste gedenkteekenen van Mexico, die nog thans gedeeltelijk behouden zfln. Maar de Indianen bleven hem op de hielen en toen Cortez den volgenden dag bfl de stad Otumba rustte, werd hfl zelf door twee naar hem toegeworpen steenen 154 zwaar gewond. Maar hfl hield zich staande en bleef als tevoren aan de spits van zfln in het nauw gebrachten troep, die sedert het uittrekken van de hoofdstad niets had gegeten als gekookte of geroosterde maïs in zeer kleine porties en allerlei kruiden, die de soldaten van de rotsen hadden geplukt Achter Otumba stelde zich een leger op van 200.000 Indianen tegen de uitgeputte manschappen en sloot ze van aUe kanten in. Toen wanhoopte Cortez zelf aan de mogelijkheid van een redding, maar met doodsverachting voorwaarts dringende, moedigde hfl zfln uitgeputte manschappen aan met den fleren uitroep: .Heden is het nog niet de dag, waarop wfl worden overwonnen." En toen de nood op 't hoogst was, redde een zflner hoofdmannen door een vermetele daad de Spanjaarden van een wissen dood. De ridder Juan Salamanca, zag, terwfll de strijd overal woedde midden in het gewoel de vijandelijke vaandels uitsteken, spoedig verzamelde hfl eenige ruiters om zich heen, brak met deze door de vijandelijke gelederen, alles nedervellende in een woesten stormaanval, bemachtigde het vaandel en doodde den voornamen Kazik, die het droeg. Deze heldendaad verspreidde overal ontzetting onder de benden der Indianen, de val van den legeraanvoerder was het teeken van vlucht en zoo ontsloot zich plotseling het levend pantser, dat het troepje van Cortez dreigde te verstikken. Nadat zij eenige dagen, zonder te zfln aangevallen, uitgerust waren, bereikten zfl eindelijk de provincie Tlascala, waar hunne Indiaansche bondgenooten hun met onwrikbare trouw aan de grens tegemoet kwamen en hen zeer bereidwillig opnamen. Hier hield men halt &e gewonden, in de eerste plaats Cortez, wiens toestand zeer verergerd was, werden verzorgd en genezen, en met de terugkeerende kracht, stond de dappere troep van Cortez weer tot nieuwen strijd gereed in het veld 31. De verwoesting van Mexieo. Cortez had bij zijn tweede bericht aan de Spaansche regeering, dat met zfln grooten nederlaag en den ongelukkigen terugtocht uit Mexico eindigde, nog de weinig bemoedigende tijding gevoegd, dat de opvolger en broeder van Montezuma 155 aan al zfin vasallen de schatting kwflt zou schelden, indien zfl . bereid waren, tegen de vreemde indringers een onverbiddelijken krflg te voeren. Niettegenstaande dit, eindigde de dappere Alexander van de nieuwe wereld zfln brief aan Karei V met de verklaring, dat hfl het door hem ontdekte en tevens veroverde land den naam had gegeven van „Nieuw-Spanje van den grooten Oceaan", om de groote overeenkomst met Spanje zoowel in vruchtbaarheid als in uitgestrektheid, in de bfl tijden voorkomende koude en in vele andere dingen, die in beide landen te vergelijken zfln. Zfln energie en ondernemingsgeest waren nog volstrekt niet vernietigd, en hfl dacht er niet aan, het door hem ontdekte goudland weder aan zfln oorspronkelijke bewoners over te laten. Had de ver verwijderde Keizer hem maar eindelijk als gouverneur van Nieuw-Spanje aangesteld! Maar in Madrid vonnisten de heeren van de pen den overweldiger en den verrader en reeds den llden April 1521 onderteekende de Spaansche Groot-Kanselier, een gunsteling van den tegen Cortez ophitsenden stadhouder Velasquez, de inhechtenisneming van den veroveraar van Mexico. Maar diens aanhangers heten den gezant van de Spaansche kroon zelfs niet landen, maar dwongen hem uitrusting en wapenen tegen goed geld uit te leveren en zonden hem toen naar Cuba naar Velasquez. Deze was niet weinig verbaasd en wanhopig over dezen onverwachten gast en diens opdracht, want nog kort te voren, had hfl zfln hoofdman Narvaez, in de veronderstelling dat hij reeds lang heerscher van het land was en Cortez bestraft had, een hulpleger toegezonden. Ook deze troepen, hepen na korte onderhandelingen eenparig tot Cortez over en toen was er weer een flink leger bfl elkaar, om de geleden schade goed te maken en de hoofdstad Mexico opnieuw te veroveren. Allereerst ondersteunde Cortez zfln trouwe Indiaansche bondgenooten van Tlascala en Cempoalla tegen de opkomende legers van de Azteken, veroverde het land tusschen de bergen Popocatepetl en Eitlattepetl en onderwierp of maakte zich bevriend met de Indiaansche vorsten, die rondom woonden. Toen het hfl in Tlascala dertien schepen bouwen om de Mexicanen ook te water te kunnen bereiken. Nadat hfl zich daarna nog met 180 man had versterkt, de overgeblevenen van een destijds 156 in de' golf van Mexico gestrande expeditie, beschikte hij over een legermacht van 40 ruiters, Ö50 man voetvolk, 80 boogschutters en 8 stuks veldgeschut, en vergezeld door een leger van 100.000 Indianen, die hunne onafhankelijkheid door de verdelging van Mexico hoopten te heroveren, trok hfl op den2den Kerstdag van het jaar 1520 nog eens naar het tooneel van den „Treurige Nacht" Om zfln troepen niet door hinderlagen of overrompeling te vroeg te laten afmatten, koos hü de steilste en onbegaanbaarste toegang naar de hoogvlakte van Mexico. Maar ook deze weg was door den bedachtzamen vfland spoedig in een toestand van verdediging gebracht. Geweldige pijnboomen en cypressen waren geveld en daardoor de weg versperd en de grond met houtsplinters bezaaid. Onder groote moeilijkheden trok Cortez verder. „Nadat ze intusschen een half uur hadden afgelegd", zegt het bericht verder, „behaagde het God, dat wfl een open plek voor ons zagen, waar ik halt maakte, om mijn overige manschappen af te wachten. Toen zij aangekomen waren, zei ik tot hen allen, dat ,zü God den Heèr moesten danken, die ons tot hier in veiligheid had gebracht, waar wij reeds de geheele provincie met de lagunen konden overzien. Ofschoon het ons aangenaam was, deze te aanschouwen, zoo overviel ons toch een droefheid, bü de herinnering aan de vroeger daar geleden verhezen. Wfl deden eenparig de gelofte, niet weder zonder overwinning van daar te gaan, maar liever het leven te laten! Na dit besluit trokken wfl allen opgentimd voorwaarts, alsof we naar het schoonste feest gingen." Het eerst richtte Cortez zich naar de stad Tezcuco, waar de Kaziken het hem reeds op zfln eersten tocht zoo lastig gemaakt hadden. Vuursignalen riepen overal op de bergen de Indianen tot den strfld en Cortez was op hef tigen tegenstand voorbereid Hij was des te verbaasder toen vier Indianen uit Tezcuco hem tegemoet kwamen, met een gouden vredesvaandel en hem de trouw verzekerden der vasallen van hun vorst en hem aanboden voor inkwartiering voor zfln troepen in hun stad te zorgen. Omdat ze door de Mexicanen gedwongen werden, hadden zfl aan de vroegere vflandelükheden deelgenomen. Cortez trok den vooravond van Nieuwjaarsdag in Tezcuco binnen, maar spoedig zag hfl, dat de aangeboden onderwerping van 137 de bewoners der stad slechts een krijgslist was geweest Zij hadden slechts tnd willen winnen, om have en goed bfi elkaar te pakken en in het gebergte of naar de residentie Mexico te vluchten. Ook de hoofdman van de stad was ontsnapt Cortez richtte zich dientengevolge in deze onbewoonde stad huiselijk in, versterkte haar zorgvuldig en gebruikte haar voor znn toekomstige ondernemingen als hoofdkwartier. De bouw van de dertien schepen, zonder welke Cortez geen nieuwe belegering van de stad aandurfde, duurde verscheidene maanden en dezen tijd gebruikte Cortez om de oevers van het meer te verkennen, om het terrein op te nemen, de ligging der hoofdstad en haar lagunen te bestudeeren, haar in- en uitgangen te verkennen en alle mogelijkheden tot aanvallen te overwegen. Buitendien trachtte hü het land wijd en zijd van vijanden te zuiveren; de steden die verbonden waren met de Mexicanen werden veroverd en verwoest wanneer de bewoners zich niet overgaven, hun Kaziken zich niet heten doopen en zijn bondgenooten niet werden. Ook zorgde Cortez er voor, dat de weg naar Vera Cruz van vijanden bevrgd werd, opdat in geval van nood, hij van daar uit ondersteuning zou kunnen ontvangen. Deze zuivering van het land vorderde dag aan dag hardnekkigen strijd met de inlanders, die met dapperheid en list de vreemde indringers wisten te weerstaan. Het scheelde weinig, of de Spanjaarden waren bü de bestorming der stad Iztapalapa, door hetzelfde lot getroffen als in den „Treurige Nacht". Ook deze stad was grootendeels op lagunen aan de oevers van het meer van Tezcuco gebouwd, slechts twee uur van dezen waterweg van Mexico verwijderd en haar verdedigers lokten den vijand naar de uiterste tot in het meer uitgebouwde stadsgedeelten om dan achter hem de reeds doorgestoken dammen te openen en hem als in een muizenval te vangen. Midden in den heftigen strgd begreep Cortez plotseling de krijgslist van zijn tegenstanders, maakte rechtsomkeert en ontkwam op het laatste oogenblik, met verhes van eenige Indianen en den geheelen buit dien hij in de stad had meester gemaakt, aan den dreigenden ondergang. „Ik verzeker Uwe Majesteit," zegt hij in zgn bericht aan koning Karei, „als wn niet denzelfden avond nog over het 158 water waren gekomen of slechts drie uur er mede getalmd hadden dan was geen onzer ontkomen, want we zouden geheel door het water zün ingesloten, zonder een enkelen uitweg!" In den strijd om de stad Xochimilco stortte zelfs zijn eigen paard van uitputting neer, te midden van het vijandelijke gevecht, en ware hem niet een Indiaan uit Tlascala ter hulp gekomen, zoo zou de veldheer door de overmacht van den tegen hem opdringenden vijand, zün gedood. Maar ook tegen vijanden in zijn eigen leger moest Cortez op zijn hoede zijn, want nog altijd waren daaronder aanhangers van den stadhouder Velasquez, die de soldaten trachtten op te ruien en met het vooruitzicht van een spoedigen terugkeer in het vaderland hen ontevreden en afvallig beproefden te maken en moordplannen tegen Cortez en zflne trouwste officieren smeedden. Toen deze nog bijtijds de samenzwering ontdekte, het hij den voornaamste raddraaier ter dood brengen, verscheurde echter de lijst van de overige gezworenen, die hij reeds in handen had. Maar ook tegenover den vgand was Cortez menschlievend en tot toegevendheid gestemd en het was niet zijn schuld, wanneer deze tweede veldtocht tegen Mexico met stroomen bloed is geteekend. De bewoners, die rondom het meer woonden, werden bfl deze voorbereidende gevechten te water en te land krachtig door de Mexicanen gesteund en dikwijls kwamen de Spanjaarden bü deze schermutselingen in de nabijheid van de hoofdstad en streden met de overwinnaars van den „Treurige Nacht", die nog de buit gemaakte Spaansche zwaarden droegen en alle vredesonderhandelingen met spot en hoon beantwoordden. „Trekt onze stad maar weer binnen," riepen zij Cortez en de zijnen toe, „dan zullen wg ons niet meer vervelen! Denken jullie, dat er een tweede Montezuma hier is om alles te doen wat jullie aangenaam vindt ?" En toen Cortez hen er mee bedreigde, dat hij hen zou laten uithongeren, gooiden zij hem met koeken van maïsmeel en riepen: „Hier, neem dit en eet zelf, als gij honger hebt! Wij hebben het niet! En wanneer het zoover komt, zullen wij u en de manschappen uit Tlascala opeten!" Nog veel meer verbitterde de Spanjaarden de gruwelijke aanblik, die hun wachtte in de tempels van de veroverde 159 dorpen. Voor de afgodsbeelden zagen zfi met schrik de overblijfselen van hun wapenbroeders, die op den noodlottigen terugtocht in den „Treurige Nacht" waren achtergebleven, levend in de handen der Azteken waren gevallen en wreed aan hun goden waren geofferd. Zou het den krijgslieden kwahjk te nemen zijn, als zij in de hitte des gevechts wraak namen over de vermoorde kameraden ? Dikwijls genoeg kwam er in Cortez een gevoel van medelijden op, dit bewijst zön beschrijving van den geheelen veldtocht, dat alles uitgemoord of vernield werd, en daar waar het de ernst van zön toestand veroorloofde, spaarde lüj een dorp, wanneer de bewoners zich onderwierpen en berouw toonden te hebben over het gebeurde en het hen naar hun woningen terugkeeren. Al kon bh ook zfln eigen heden tegenhouden — over zfln Indiaansche bondgenooten, die de Azteken in wreedheid en bloeddorst niets toegaven, had lüj geen macht, als lüj hen niet wüde verhezen of heelemaal tot vüanden maken. Zfl waren uitgetrokken om de gehate Azteken te verdelgen en kenden bfl hun moorden en plunderen geen toegevendheid; zij verlangden slaven, buit en levensmiddelen voor hun duizenden krijgslieden en dit alles moest Cortez toestaan, al keerde hem het hart in het lijf om over deze ongehoorde menschenoffers. „Er werd eens," zoo verhaalt lüj zelf, „zulk een bloedbad aangericht, dat een kleine beek, meer dan een uur gaans, zoo met bloed werd gekleurd, dat de soldaten er niet uit drinken wilden, al hadden zfl ook nog zoo'n dorst." En bfl de verwoesting van Mexico lezep wfl eens in een bericht van den veldheer: „Onze goede vrienden hadden vandaag heerhjk avondbrood, want zfl namen de gedoode vflanden, in stukken gehakt, mede, om ze op te eten." Zoo klonk maar al te dikwijls de vrome oorlogskreet van de Spanjaarden, over de gruwelen, die het hart der christenen deed verstijven. Intusschen waren de schepen in Tlascala gereed en afzonderlijke hout- en özerdeelen op de schouders van 8000 Indianen 18 uren gaans over land naar Tezcuco gedragen. Van de voorhoede naar de achterhoede was de stoet twee uren lang en aan beide zyden werd bh door de afdeelingen van Spaansche troepen en door groote getallen bevriende Indianen gedekt. Den vierden dag trok bh triomfantelijk met muziek plechtig Tezcuco 160 binnen, vanwaar Cortez eveneens door zijn Indiaansche hulpleger een kanaal tot aan het meer had laten graven. In dit kanaal werden de schepen in elkaar gezet en den 28sten April 1521 hepen zij tot verwondering en schrik van de vijandelijke Roodhuiden in het meer. Nu kon het beleg van de stad Mexico beginnen. Eerst het Cortez onder hardnekkig strijden met de Azteken hun waterleiding afsnijden, die uit bronnen in het gebergte in houten buizen naar de stad hep en toen behaalde hij met zijn schepen, waarvan hij zelf het opperbevel had, een glansrijke overwinning over de vloot van kano's der Azteken. „Onverwacht," verhaalt hü zelf, „verzamelde zich een zeer groote vloot van kano's, om ons aan te vallen en te onderzoeken, wat die brigantijnen eigenlijk te beteekenen hadden. Naar onze schatting waren het over de vflfhonderd kano's. Toen ik zag, dat ze recht op ons afkwamen, scheepte ik mij met mfln manschappen, die bfl een grooten heuvel geland waren, haastig in. Ik gebood den kapiteins der brigantijnen, onbeweeglijk te bhjven hggen, opdat zfl ons zouden aanvallen in de meening, dat wfl het niet waagden op hen af te komen. Zfl bleven op eenigen afstand rustig liggen. Ik hoopte zoo, dat hier ons eerste samentreffen met hen beslist overwinnend mocht zfln, zoodat ze veel angst voor de brigantijnen zouden krijgen, daar werkelük hierin de sleutel van den ganschen oorlog lag. Toen behaagde het God den Heere, toen wfl elkaar zoo aanzagen, dat een tot den aanval voor ons zeer gunstige landwind zich verhief. Ik gebood oogenblikkelijk aan de kapiteins, naar de vloot van kano's te zeilen en het niet op te geven, voordat zfl weder in Mexico zou zfln ingesloten. Daalde wind zeer gunstig was, maakten wfl een bres door de vloot van kano's heen, vernielden er een groot aantal van, doodden en verdronken vele vflanden. Er bestond op de wereld geen belangwekkender schouwspel l Wel drie uur lang werd de vervolging voortgezet, eer de kano's weder ingesloten, zich achter de gebouwen van de stad bevonden. Dus behaagde het God den Heere, ons een grootere en schoonere zege te doen behalen, dan wij hadden durven hopen. Daar gelukte het aan Cortez, de voorstad Xoluc, gelegen midden aan den naar Mexico liggenden hoof ddam te vermeesteren 161 en nadat hij van daarüit zijn hoofdkwartier had gemaakt, werd de bestorming van de hoofdstad ondernomen. Maar elke duim gronds moest aan den wanhopig strijdenden vijand met moeite worden ontworsteld en eiken avond moesten de Spanjaarden in hun hoofdkwartier terugkeeren omdat ze in het duister op den dam niet gedekt waren. Eiken morgen vonden zij de kanalen, die den dam doorsneden en welke zij den vorigen dag met steenen van omgehaalde huizen vol gegooid hadden, weder op hun oude plaats; duizenden bruine handen ontruimden 's nachts weder de grachten en ontwierpen nieuwe, hoe dichter de Spanjaarden naar de stad opdrongen. Telkens kwamen nieuwe scharen opduiken, al vielen er ook nog zooveel vijanden onder de wapenen van de Spanjaarden en hun bondgenooten of vonden den dood in het meer en dikwerf heten de Spanjaarden moedeloos de wapenen zakken. Slechts de stalen geestkracht van den veldheer hield hen op, bij dit schijnbaar nutteloos strijden. In Mexico was na een regeering van slechts vier maanden, de broeder van Montezuma gestorven, en zijn opvolger, de neef van de beide laatste vorsten, de vijf èn twintig jarige Guatemotzin, verdedigde zön hoofdstad en zfln troon met zeldzamen heldenmoed. In hem scheen zich nog eens tot een schitterend voorbeeld, alle moed en stoutmoedigheid uit den stam van de koningen der Azteken te vereenigen. Hy had de afzonderlijke wyken van de stad zoo stevig mogelijk laten versterken en zette zyn volk tot den meest onverbiddelyken tegenstand aan. Hö beantwoordde elke aanvraag tot overgave met steeds sterkere aanvallen, en zelfs toen het noodlot van Mexico door den invallenden hongersnood beslist was, wees hy met een onwrikbaren trots ahe vredesonderhandelingen van de hand. Liever den dood en den ondergang van het geheele volk, dan genade van de gehate Spanjaarden. Een gevangen Kazik, dien Cortez met een vredesopdracht tot hem zond, het hij onder vreeselyke martelingen aan zön goden offeren en denzelfden dood onderging boven op het platvorm van den tempel, in het aangezicht van zön ontstelde kameraden, elke Spanjaard, die in handen viel van de Azteken, die in naar wraak dorstende dieren waren veranderd. Cortez had de mooie hoofdstad gaarne gespaard, maar elk huis was een bolwerk van den vöand, welks bemachtiging U 162 menschenoffers kostte en zoo bleef per slot niets anders over als buis voor buis met den grond gelijk te maken. Zoo ging die schoone stad met haar prachtige paleizen en tuinen en haar onmetelijke kostbaarheden in puinhoopen ten onder. Vfif en zeventig dagen duurde reeds de belegering, de markt en het grootste gedeelte van de stad was reeds in handen van de veroveraars, maar nog altijd woedde de beslissende strijd rondom den grooten tempel van den oorlogsgod, waar de koning zich met de rest van zün manschappen bevond, die nog in staat waren de wapenen te dragen; daar gelukte het, den koning, die met een boot over het meer wilde vluchten, gevangen te nemen en daardoor was de overwinning der Spanjaarden beslist. Voor Cortez gebracht, verklaarde Guatemotzin alles te hebben gedaan, wat zijn plicht was, tot verdediging van zichzelf en zfln volk; nu mocht zijn zegevierende tegenstander naar willekeur met hem handelen. „Toen", vervolgde Cortez verder, „legde lüj de hand op een dolk, dien ik droeg, en zeide mij, dat ik hem moest doorsteken en dooden. Ik sprak hem echter moed in en zei, dat mj niets te vreezen had. Toen deze heer onze gevangene was, hield de oorlog terstond op. Het was op Dinsdag, St Hippolitusdag, den 13den Augustus 1521, dat het God den Heere behaagde, er een eind aan te maken." Met den val van Mexico was de macht van de Azteken geheel vernietigd en een wonderbare hoofdstad van oude Indiaansche cultuur in Noord-Amerika voor altijd weggevaagd. Maar Cortez was niet alleen veroveraar en verdelger, maar ook koloniseerde lüj het onderworpen land. Met wijs beleid begon hij de stad weder op te bouwen, vele grachten werden gedempt, de straten verbreed; alleen de hoofdstraat bleef in haar natuurlijken toestand. Waar vroeger het doodsgeschrei van de aan de goden gewijde offers de lucht doorkliefde, klonken nu de plechtige klokken van een christelijke kerk. Reeds na weinige jaren waren twee duizend Spaansche families in Mexico gevestigd en Cortez was de nu door den koning aangestelde stadhouder en kapitein-generaal van Nieuw-Spanje. Maar ook lüj zou een zelfde lot als Columbus ondergaan. In 1528 moest mj naar Spanje terugkeeren, om zich tegenover de aanklachten van zijn vijanden te rechtvaardigen en het bewind over het land kreeg hij niet meer terug. Men stond hem slechts 163 toe nog verder ontdekkings- en veroveringstochten te maken en op een van deze ontdekte hij den zeeboezem van Cahfornie. Vier jaren later echter moest hij weer in persoon voor den Spaanschen koning Karei V verschijnen, om de kuiperijen van zijn tegenstanders te niet te doen. Maar zijn pogingen waren tevergeefs en nadat hij zich zes jaren lang aan deze twistpartijen had geërgerd, besloot bjj, zijn ondankbaar vaderland voor altijd te verlaten. Hij werd in Sevilla ziek en stierf in een nabij liggend dorp, den 2den December 1547. 32. Keizer Maximiliaan van Mexico. Bijna driehonderd jaar lang bleef het door Cortez onderworpen Mexico de beste kolonie van de Spaansche kroon, en niettegenstaande menig oproer tegen de geweldadigheid en hebzucht van den Spaanschen vice-koning, slaagde deze er in, zich in het vroegere rak van Montezuma te handhaven. De bloedige godsdienst der Azteken was door het christendom zegenrijk verdrongen, maar daarmee waren ook de dappere en flinke Indiaansche stammen te gronde gericht, zij, die eenmaal de hoogvlakte van Anahuac rijk bevoUrten en daar, naar hun gevoelen, een gelukkig bestaan leidden. Langzamerhand werden zij naar de ontoegankelijke schuilplaatsen van de oerwouden en het gebergte verdrongen en Spaansche zeden en levenswijze verkregen een onbepaalde heerschappij. De meeste Indianen heten zich door de katholieke zendelingen doopen, de Spaansche kolonisten namen de exploitatie van het land over, en naast de in het land geboren Europeanen, de zoogenaamde Creolen, ontwikkelde zich een nieuwe bevolking van kleurlingen, die in den loop der eeuwen zich zoo uitbreidde, dat Mexico tegenwoordig voor de helft een Mestiezen-staat is geworden. Niet de goede eigenschappen, maar veeleer de gebreken van de Latijnsche en Mexicaansche rassen hebben zich bij deze kleurlingen overheerschend ontwikkeld, en sedert het begin van 1800 is Mexico een oproerige vulkaan, waarvan de omwonenden steeds op plotseling uitbarsten van vernietigende elementen voorbereid moeten zijn. Men vindt ternauwernood één land op aarde, dat zich met zulk een hardnekkigheid in burgeroorlogen zoo onbarmhartig verscheurde, 164 Sedert nu echter de Vereenigde Staten in Noord-Amerika zich van hun moederland Engeland onafhankelijk hadden gemaakt, begon ook de heerschappij der Spanjaarden in MiddenAmerika te wankelen, en in het jaar 1824 volgden de Mexicanen het voorbeeld van hun Noordelijke buren : zij riepen de Republiek uit, gaven zich naar het voorbeeld der Vereenigde Staten een nieuwe staatsregeling en dreven de Spanjaarden het land uit De door de Vereenigde Staten in December 1823 aangekondigde „Monroeleer", kwam hun zeer gelegen. Deze voor de hedendaagsche en toekomstige wereldstaatkunde, bflzonder belangrijke, door President Monroe afgekondigde aanzegging, zei kort en bondig, dat zich geen Europeesche macht meer in de aangelegenheden van Amerikaansche staten mocht mengen en dat de goede tijd, toen de vruchtbare landstreken van Noorden Zuid-Amerika nog als rijken buit van de ondernemingsgezinden Konquistadoren werden beschouwd, beslist voorbij was. „Amerika voor de Amerikanen," luidt nu het wachtwoord. Van het buitengewone gewicht van deze aanzegging, werden de Europeesche mogendheden zich eerst bewust door een gebeurtenis, welke een der treurigste en verschrikkelijkste episoden van de nieuwe geschiedenis vormt In het midden van de negentiende eeuw hadden de onrust en verwarringen in Mexico haar toppunt bereikt Evenals nu streden de kerkelijke en vrijzinnige partij, onder afwisselende overwinningen en nederlagen, met verbittering tegen elkander, en wie eigenlijk de wettelijke regeering in handen had, was dikwijls genoeg een moeihjk op te lossen raadsel. In het jaar 1854 deden zich niet minder dan vier candidaten voor het ambt van president voor, die door hun partij sterk werden aanbevolen, die zich allen op de stem van het volk konden beroepen of zich voor heten staan op heldendaden vanuitrooverbenden bestaande soldateska. In 1857 verhief de liberale partij den Indiaan Juarez tot president, een bedachtzaam en sluw, buitengewoon energiek en hardnekkig, maar ook onverbiddehjk en wreed mensen, maar die toch door de Vereenigde Staten als de geschikte President werd erkend. De partij der geestelijkheid had alle reden, zich tegen dit bestuur te verzetten want Juarez proclameerde niet alleen volkomen vrijheid van godsdienst, maar hief alle monniken-kloosters op en verklaarde 165 het kerkelijk vermogen als staatseigendom. In 1861 benoemde hem het Congres van de Mexicaansche republiek zelfs tot Dictator en hij maakte van deze macht gebruik om alle volgens verdrag vastgestelde betalingen, die buitenlandsche schuldeischers van Mexico te vorderen hadden, twee jaar uit te stellen. Gedurende deze binnenlandsche onlusten lagen natuurlijk handel en nijverheid geheel stil. Guerüla-benden doorkruisten het land en moord en roof waren aan de orde van den dag. Vooral buitenlanders waren aan de schandelijkste afpersing en plundering blootgesteld en bij de Europeesche staten kwam eindelijk het plichtsgevoel op, om zich het lot van hun in 't nauw gebrachte onderdanen, wier leven en bezittingen in Mexico in gevaar waren, aan te trekken. In den herfst van 1861 sloten dus Spanje, Engeland en Frankrijk een verbond, om Mexico door geweld van wapenen tot betaling van zijn schulden te dwingen en hun onderdanen recht te doen wedervaren. Dit bondgenootschap van deze drie mogendheden, duurde niet lang. Engeland en Spanje trokken zich spoedig van deze gezamenlijke onderneming terug en de Fransche troepen bleven alleen over. Deze wending was aan de eerzucht van den Franschen Keizer zeer welkom; zün eigenüjk doel was, in Midden-Amerika vasten voet te zetten en het Latijnsche ras, zooals hy het uitdrukte, daar het overwicht te doen verkrygen. Zoo kwam hy op de gedachte, in Mexico een van Frankryk afhankelyke monarchie te stichten, en tot toekomstigen Keizer verkoos bij een Oostenrykschen aartshertog, een broer van Keizer Frans Jozef. Met behulp van de Fransche bajonetten bewerkte men, in de gedeelten van Mexico, die door de Franschen waren bezet, een zoogenaamde volksstemming, die natuurlijk voor een monarchie stemde, daar een stemming voor de repubhek in het geheel niet werd toegestaan en in den zomer van 1863 bood men daarop den aartshertog Maximiliaan de nieuw geschapen keizerskroon aan. Maximiliaan was een jonge en begaafde vorst, die zich by de vloot van zyn Oostenryksch vaderland als admiraal reeds groote verdiensten had verworven en die, juist op dat oogenbhk, op zijn bewonderenswaardig slot Miramar by Triest, als gouverneur, een bespiegelend leven leidde, dat aan zyn drang naar daden en eerzucht geen voldoening kon geven. Toen deed zich op eenmaal een taak 16? met de Vereenigde Staten ten gunste van een vreemd land of — zich terug te trekken uit Mexico en geheel afstand doen van allen invloed op de politieke ontwikkeling daar. Napoleon was verstandig genoeg den vredehevenden uitweg te kiezen; hij gaf dus aan zijn troepen bevel, zich wederom naar Europa in te schepen, en reeds den 5den Februari 1867 trokken de laatste Fransche legerafdeelingen uit Mexico weg, ofschoon het met Maximiliaan gesloten verdrag van Miramar hen verplicht zou hebben, op zijn minst nog drie jaar het jonge keizerrijk tot steun te zijn. Bazaine had het niet eens noodig geacht, den Keizer van zijn besluit in kennis te stellen, maar hij het hem plotseling aan zichzelf en aan zijn troepen, die ongeveer 1000 man telden, over, ofschoon de 200.000 inwoners van Mexico, volstrekt niet allen vrienden van de clericale of keizerlijke partij waren en de hoofdstad steeds door Guerilla-benden werd omgeven, die hen gemakkelijk hadden kunnen overrompelen, wanneer zij zich beter hadden gedragen. En wat waren dat voor troepen, aan wie de toekomst van het keizerrijk was in handen gesteld? De heffe des volks had men te zamen gedreven, vagebonden en bedelaars, die men 's nachts op straat met den lasso oppakte, doffe en apathisch geworden nakomelingen van het oude, dappere Aztekenvolk, die slechts op de gelegenheid wachtten om te ontvluchten. Hij, die bij een gevecht werd gevangen genomen, hep zonder omwegen naar het vijandelijk leger over; eergevoel van den krijgsman was aan deze of gene zijde maar weinig te vinden. Erger dan deze treurige toestand van het keizerlijk leger, was echter, dat het al de haat, die zich vooral bij de republikeinen tegen het overmoedig bestuur der Franschen had opgehoopt, nu op zich moest nemen, vooral de verontwaardiging over het besluit van Bazaine, dat in de toekomst geen gevangenen meer gemaakt zouden worden, maar elke gevangene volgens het krijgsrecht doodgeschoten werd. Dit ongelukkig besluit ondermijnde niet alleen de populariteit, die zich Keizer Maximihaan door zijn beminnelijk karakter, zijn minzaamheid en rechtvaardigheid had verworven, maar het werd zijn noodlot. Waarom sloot hij zich op den terugtocht niet bij de Fransche troepen aan? Het aanmatigend optreden van Bazaine had het 168 hem onmogelijk gemaakt, zich onder diens bescherming te stellen! De toomelooze eerzucht van den lateren kapitulant van Metz, deed de gedachte bij hem ontwaken, zichzelf de keizerskroon op het hoofd te kunnen zetten. Zijn plannen werden verijdeld door de afwisselende oorlogskansen en toen Napoleon hem gebood terug te trekken, zou met hem ook tegelijk het Keizerrijk van Mexico verdwijnen. Daar zich het ridderlijk karakter van Maximiliaan echter verzette tegen de gedachte om zijn volgelingen op eens in den steek te laten, wilde Bazaine hem dwingen, de kroon neder te leggen, en schrikte hij er zelfs niet voor terug, aan generaal Porflrio Diaz de uitlevering van den keizer aan te bieden. Maar de trotsche Mexicaan wees het valsche aanbod van de hand. Bij zijn aftocht had toen Bazaine nog de Fransche en Belgische officieren, die in het leger van den keizer dienden, eveneens tot den terugtocht weten over te halen. Zoo had Maximiliaan, een afstammeling van den Habsburger Karei V, in wiens naam Cortez eens Mexico veroverde, zich de laatste mogelijkheid tot den terugkeer en de redding afgesneden en omgeven door een klein troepje getrouwen, trok hij den 19den Febr. 1867 met zijn twee generaals Miramon en Mejia, de bergstad Queretaro binnen, met vreugde door de bevolking begroet, die tot aan het einde toe zich aanhankelijk betoonde. De echtgenoote van Maximiliaan, Charlotte, had zich reeds wederom in den zomer van 1866 naar Europa begeven om bij de bevriende Staten hulp af te smeeken voor den hachelijken toestand van haar echtgenoot Hier in Queretaro zou het nu met den vijand tot een beslissenden strijd komen. Maar in plaats van langzamerhand de verzamelde republikeinsche troepen ieder afzonderlijk aan te vallen, wachtte de keizer zoo lang op den raad van den besluitloozen generaal Miramon, dat de vijandelijke generaal Escobedo, een vroegere muildierdrijver, zelf tot den aanval overging. Men had zelfs verzuimd, de hoogten, die Queretaro omgaven, te bezetten en te versterken en nu moest men achteraf onder bloedige offers de gevaarlijkste punten bestormen, van waaruit de kanonnen van den vijand de stad beheerschten. Maximiliaan zag spoedig in, dat luj zonder versterking zich niet staande kon houden. Hij zond daarom zijn generaal Marquez 169 naar Mexico, om daar een nieuw leger te vormen en na veertien dagen terug te keeren, om de stad te kunnen ontzetten. Maar de generaal brak zijn eerewoord en de keizer zag hem nooit weer. De belegering van Queretaro duurde tien weken en het kleine leger van den keizer verrichtte wonderen van dapperheid tegenover den vijand, die zooveel meer in getal was. Nog altijd luisterde keizer Maximiliaan alleen naar den raad van den overigens zoo dapperen generaal Miramon, die echter tot geen besluit kon komen en de talrijke door de keizer bedoelde resultaten niet wist te benutten. Toen tenslotte, als ergste vijand, de hongersnood in Queretaro uitbrak, bleef er niet anders over als de stad over te geven, of doör den vijand heen te breken. Na langdurig aandringen van de overige generaals, nam de keizer eindelijk een besluit 's Morgens den 15den Mei had men besloten, een uitval te doen, maar nog voor dat de keizer, toen de dag aanbrak, was opgestaan, had een verrader uit het leger, de overste Lopez, den vijand in de stad binnengeleid en alles was verloren. Met zijn laatste getrouwen streed Maximiliaan als een leeuw tegen de vyandeüjke troepen, op den heuvel Cerro de Campana, die gedurende al dien tijd het middenpunt van zijn slagorde was geweest. Toen echter de vijandelijke kanonnen ten laatste van alle kanten de verschansing van den keizer onder vuur namen, gaf Maximiliaan eindelijk zijn degen aan den vijand over, om het vruchtelooze bloedbad te doen ophouden. Hij had Zich steeds vrijwillig aan den vijandelijken kogelregen blootgesteld, geen kogel was zoo barmhartig geweest, hem voor het noodlot te bewaren, levend in handen van zfln tegenpartij te vallen, die verbitterd was over de hardnekkige verdediging. Nochthans hadden de republikeinen het wellicht niet ongaarne gezien, als het den keizer was gelukt uit Queretaro te ontvluchten. Zelfs verschafte de verrader Lopez hem bij de overrompeling van de stad eigenhandig een paard en ook gedurende de gevangenschap van den keizer waren er altijd officieren en bevelhebbers uit het vijandelijke leger, die tegen betaling bereid waren, om den keizer te helpen ontvluchten. Maar Maximiliaan, die door de vermoeienissen van den strijd, die weken 170 lang duurde, en door de walging van de afschuwelijke gevangeniskost op het ziekbed was geworpen, kon tot geen bepaald besluit komen. Toen hij, bij de eerste persoonlijke ontmoeting met generaal Escobedo, dezen had gesmeekt, het leven van zijn generaals en officieren te sparen, was hem geantwoord, dat zij als krijgsgevangenen zouden behandeld worden. Op dit woord van den generaal verliet zich Maximiliaan maar al te zeer en daarop vertrouwende, verzuimde hU de juiste voorbereiding voor zijn ontvluchting, totdat hij eindelijk voor het ontzettende feit stond, dat Juarez hem en zün generaals volgens de wet zou berechten, een wet, die de president zelf in Januari 1862 had uitgevaardigd en die de bevelhebbers en den keizer zelf tot oproermakers bestempelde. Een krijgsraad zou dus over het lot van de helden van Queretaro beslissen. 33. Het drama van Queretaro. Den 13den Juni vergaderde de krijgsraad, die over den keizer en zyn generaals het oordeel zou vellen — een afschuwelijke comedie, want volgens de wetten van de repubhek zouden zij onvoorwaardelijk ter dood worden veroordeeld. En alsof men de geheele beschaafde wereld wilde hoonen, koos men als plaats van den krijgsraad het theater Iturbide, dat men als voor het een of ander feest had versierd, met vaandels en de kleuren der Repubhek. Het geheele corps officieren van het republikeinsche leger vulde met zijn dames de loges en menige burger, die den keizer welgezind was, had zich ter wille van zijn veiligheid moeten dwingen, om van de hem toegezonden biljetten voor deze vreeselijke voorstelling gebruik te maken. — Reeds vroeg in den morgen was de schouwburg propvol en om 9 uur zou het schouwspel beginnen. Op het tooneel, dat door versieringen in een zaal was herschapen, ageerden de vertegenwoordigers der wet, de eerste luitenant Sanchez, die nog in November van hetzelfde jaar door zfln eigen soldaten werd vermoord en zes jonge kapiteins, van wie verscheiden lezen noch schrijven konden. Na voorlezing van de acte van beschuldiging begon het verhoor van de beschuldigden, en de spanning van de toehoorders bereikte onmiddellijk haar toppunt: een telg uit het keizerhjk 171 Habsburger-huis op het tooneel voor een Mexicaanschen krijgsraad te zien verschijnen, was een treffende gebeurtenis die in de wereldgeschiedenis wel niet haar weerga zou hebben. Maar welk een bittere teleurstelling. De keizer had beslist geweigerd in persoon voor het gerecht te komen en verklaard, dat men hem slechts met geweld daarheen zou moeten brengen. Een dokter met menschehjk gevoel had hem door een ziekteverklaring voor het allerergste bewaard. Maar zijn beide „medeplichtigen", de zoogenaamde generaals Miramon en Mejia bespaarde men hun rol in de comedie niet. Ieder, door twee soldaten met de bajonet op het geweer bewaakt, werden zij op het tooneel gevoerd, waar zij op de stoelen van de beklaagden moesten plaats nemen; de derde stoel in het midden, die voor den keizer was bestemd, bleef leeg. De escorteerende soldaten hadden bevel, bij iedere verdachte beweging de beklaagden onmiddellijk neer te stooten — zoozeer vreesde men nog de aan allen zoo bekende roemvolle dapperheid van de beide helden, die zelfs het vijandig gezind theaterpubliek sympathie afdwongen. Zelfs tegen het trotsche optreden van Miramon, die naar zijn gewoonte bijzonder smaakvol was gekleed en zich met al de gemakkelijkheid van een bemind salonheld bewoog, geraakte het lompe soldatenvolk van dezen roofzuchtigen krijgsraad in beklagenswaardige verlegenheid. De Indiaan Mejia was slechts klein van gestalte en zijn voeten raakten van zijn zitplaats af nauwelijks den grond; bovendien was hü door ziekte verzwakt, maar toen hem den voorzitter zfln naam vroeg, antwoordde luj, met sarcastisch lachen: „Die is u bekend genoeg." Mejia was de eenige van de drie beklaagden, die wellicht op genade had te rekenen; terwyl men den heethoofdigen Creool, Miramon, menige daad van onverbiddelijke gestrengheid ten laste legde, had de Indiaan Mejia, gedurende den oorlog tegen de repubhek de vflandehjke gevangenen zacht behandeld en zelfs eens generaal Escobedo, die in zün handen gevallen was, de vryheid geschonken. Dat de krygsraad van Escobedo overigens de opdracht had, over alle drie het doodvonnis te veüen, wist het geheele schouwburgpubliek en aan de verdedigers van den keizer bleef dus slechts de taak over, door rechtskundige tegenwerpingen de bevoegdheid van het gerecht 172 aan te vallen, wat in het gunstigste geval de uitspraak van het vonnis voor korten tijd kon uitstellen. De rechters bekommerden zich dan ook niet in het minst om de nuttelooze inspanning van de advocaten en zelfs trok generaal Miramon bij de pleidooien der verdedigers met veel vertoon zijn horloge uit den zak, om te laten zien, dat men toch een einde zou maken aan deze wreede comedie. Tot ongeveer drie uur in de namiddag duurde de rechtspraak; toen werden de gevangenen weer weggeleid, waarbij Mejia, het tooneel verlatende, vriendelijk naar de parterre groette. Den volgenden dag werd eerst het vonnis geveld, waarbij de keizer en zön beide generaals tot den kogel werden veroordeeld. Drie van de mederechters hadden op verbanning aangedrongen, de stem van den voorzitter had den doorslag gegeven. Den 16den zou het vonnis worden voltrokken. Nog immer hoopte de ongelukkige keizer, dat President Juarez de bloedige catastrophe op het laatste oogenblik zou beletten of dat een poging tot ontvluchten zou gelukken. Hoe vreeselijk wreekte zich nu het vertrouwen, dat Maximüiaan op het woord van generaal Escobedo had gesteld. Alle voorbereidingen om te ontvluchten waren verzuimd en er was zelfs niet eens dat, wat geheel onmisbaar was, om de soldaten en de officieren om te koopen: baar geld, waarmede men wonderen had kunnen verrichten, niettegenstaande den korten tijd, die ter beschikking was. Wie van deze Indiaansche krügslieden, die gewoon waren in geval van gevangenschap zonder omwegen in het leger van den voormaligen vyand te worden ingedeeld, als zü slechts hun karig solchj in ternauwernood eetbare kost ontvingen, zou weerstand hebben geboden aan de aanlokkehjkheid van blinkend goud ? Van geldwisselen begrepen zij niets en over sommen op papier, al waren zij nog zoo hoog, schudden zij lachend het hoofd 1 Wat kon hun den borgtocht van een Oostenrijkschen aartshertog schelen, als luj niet meer in hun handen was. Daarom maakten zij Escobedo hever deelgenoot van het gansche complot, om zich tegen verraad te vröwaren. En nog voor dat het laatste plan tot ontvluchten in den nacht van den 15den op den 16den op touw had gezet kunnen worden, werden de staatkundige vertegenwoordigers van verscheidene Europeesche staten, die deelnamen aan de voorbereiding ge- 173 dwongen terstond de stad te verlaten en geen van zijn getrouwen werd meer bij den keizer toegelaten. Reeds marcheerden de troepen, die bestemd waren om de terechtstelling uit te voeren, met trompetgeschal, naar het schavot, waartoe men den Cerro, den heuvel verkoos, waarop de keizer zich zoolang heldhaftig had staande gehouden en de hooggeplaatste lijder maakte zich gereed voor zijn laatsten gang. Toen — een telegram van den President: de terechtstelling is tot den 19den uitgesteld! Dus toch nog menschelijkheid! Genade!? De vrienden van den keizer herademden reeds. De President kon onmogelijk zoo wreed zön, om den doodstrijd van de drie slachtoffers slechts te verlengen. De keizer had echter zelf de hoop opgegeven. Maar, toen op den avond van den 18den, generaal Escobedo meende den ongelukkige, die reeds ingeslapen was, nog een afscheidsbezoek te moeten maken, glinsterde er in de oogen van Maximiliaan een oogenblik een laatste straal van hoop. Maar de generaal verdween weer spoedig — geen woord van begenadiging! Het was slechts een ontaarding van Mexicaansche beleefdheid, die Escobedo aanleiding had gegeven, den veroordeelde in zijn slaap te storen! En slechts de dringende bede van den Pruisischen gezant had Juarez tot dat uitstel gebracht, om geen blijk van te groote hardvochtigheid te geven. Aan de vervulling van de wet was niets te veranderen; de bloeddorstige troepen van de Republikeinen waren reeds ontevreden, toen het zich een oogenblik het aanzien, dat de Keizer hun toch zou ontgaan. Juarez zou zijn eigen leven op het spel hebben gezet, als hij aan zijn ontaarde rooverbenden het schouwspel van de terechtstelling van een Keizer zou hebben onthouden! Ook het laatste verzoek van Maximiliaan, om ten minste de beide generaals te sparen, had hij afgeslagenDus brak de morgen van 14 Juni aan. De Keizer was reeds om half 4 opgestaan; hü droeg een korte, donkere jas, zwarte broek en vest en vilten hoed. Nadat de geestelijke die den veroordeelde zou bijstaan, voor den Keizer een mis had gelezen, gaf deze aan zgn lijfarts nog eenige voorschriften en groeten aan zfln getrouwen over; zijn testament had hij reeds vroeger gemaakt, ook de afscheidsbrieven aan zyn echtgenoote en zijn familie waren reeds in handen van vertrouwde dienaren, 174 Ten 6 uur precies verscheen de officier, die het commando voerde en dien de keizer onmiddellijk volgde. Toen zijn weinige bedienden hem voor de cel weenende omringden en zijn handen kusten, troostte hij hen met de woorden : „Zijt toch kalm, ik ben het immers ook! Het is Gods besluit, dat ik sterven zal en daar is niets aan te doen." De keizer ging daarop naar de cellen van de beide generaals en riep: „Mijne Heeren, zijt ge bereid? Ik ben reeds gereed." Toen de beide lotgenooten in den dood te voorschijn kwamen omarmde de keizer hen en ging met vasten tred vóór, de trap af. Op straat ademde hij de frissche morgenlucht met volle borst in en zei: „Zulk een heerlijken dag als dezen heb ik mij steeds gewenscht om te sterven." Toen ging hij met den geestelijke in een der gereedstaande huurrijtuigen — een beter vervoermiddel had men den keizer niet waardig geacht Een reusachtige massa menschen was op straat verzameld, ofschoon generaal Escobedo, om demonstraties te voorkomen, de terechtstelling een uur vroeger dan was aangekondigd, het plaats hebben. Iedereen groette in stille smart den keizer, de vrouwen barstten in tranen uit De veroordeelde zei dank met een vriendelijken glimlach. Het was juist vier maanden geleden, dat de bevolking der stad hem bij zijn aankomst met triomf had begroet! Welk een verschrikkelijke tegenstelling tusschen dien intocht in Queretaro en dezen laatsten gang naar het schavot. Bij aankomst op den Cerro kon het portier niet open, ongeduldig sprong de Keizer er over heen en zag om zich heen. Niemand van de velen, die in dagen van voorspoed, zich om hem geschaard hadden, was te zien. Zfln laatste getrouwen waren zelf in verzekerde bewaring en Escobedo had hun de toestemming geweigerd, hun keizer te begeleiden, slechts aan zijn Hongaarschen kok was toegestaan, ooggetuige te zijn van den dood zijns meesters. Terwijl de geestelijke, die den veroordeelde zou troosten, zich nauwelijks recht op kon houden, trad de Keizer met vasten, tred in het open vierkant waar de soldaten hem wachtten, en ging met zijn beide generaals tegen een muur staan, die men voor de terechtstelling had opgemetseld. Om Miramon nog 176 eerbied voor den dood hadden verloren, op de laagste wijze mishandeld en niet zonder de grootste moeilijkheden werd toestemming tot uitlevering verkregen; tegelijk werd met alles wat den overledene had toebehoord, door de doctoren en andere toevallige bezitters, een ongepasten handel gedreven. Eindelijk, op den 18den Januari 1868, vond het lijk van den keizer van Mexico z\jn laatste rustplaats in de kerk der Capucijners te Weenen. En wat was het lot van de keizerin, die eenmaal in den bloei van haar jeugdige schoonheid en te midden van alle geluk, dat de aarde kan schenken, met haar echtgenoot de oevers van de Adriatische zee had verlaten, om in de Nieuwe Wereld der republikeinen van de Vereenigde Staten een kroon te dragen? Wellicht, dat zij nog altijd niet vermoedt, wat voor vreeselijks er voor bijna vijftig jaar in Queretaro is gebeurd. Nadat zij in Parijs bij Napoleon en bij den Paus in Rome tevergeefs om hulp voor haar in 't nauw gebrachten echtgenoot had gesmeekt, werd zij langzamerhand door kommer en vertwijfeling geesteHjk gebroken, en kwam nooit meer tot zichzelf I Nu nog leeft de ongelukkige dochter van Leopold van België en vroegere Keizerin van Mexico teruggetrokken op een slot in de nabijheid van Brussel. Met de verovering van Queretaro en de fusüeering van den keizer was de overwinning van president Juarez beslist. Ook Mexico, de hoofdstad, die door Porflrio Diaz was belegerd, gaf zich over en den 16den Juli 1867 trok de Indiaan Juarez in het voormalige paleis van Ferdinand Cortez triomfantelijk binnen. In den loop van de eerstvolgende tien jaren kwamen toen de binnenlandsche toestanden van Mexico eenigszins tot rust; vooral sedert generaal Porflrio Diaz in het jaar 1876 en toen weer in 1884 de waardigheid van president verkreeg en zich tot 1911 op deze moeielijke post wist staande te houden. Maar nog altijd is het lot van de daar wonende Europeanen, het onbetrouwbare karakter van de Mexicaansche kleurlingen in aanmerking genomen, blootgesteld aan al de onzekerheden van oproerige bewegingen en rooverbenden zijn de eigenlijke beheerschers van het land, precies zooals ten tijde van den ongelukkigen keizer Maximiliaan. Fusileeren van Keizer Maximiliaan van Mexico. Vïschetende Indianen in Zuid-Amerika. 177 34. De landengte van Panama. Is het u nooit opgevallen, hoe moeieüjk het is uw blik van een globe af te wenden. Telkens, wanneer ge haar bekijkt, doet ge nieuwe ontdekkingen, zü geeft u een juister beeld van de aarde, dan een kaart zou kunnen doen. Zü toont u helder, dat landen en zeeën verschillend zyn gevormd en zy maakt u hun ligging en hun grootte in verhouding tot elkaar duidelijk. Zeker hebt gy wel eens plotseling ontdekt, dat de Noordpool in een zee ligt, die door zeer groote uitgestrektheden van land wordt omgeven, terwyl de Zuidpool gevonden wordt midden in een vastland, dat door groote zeeön wordt omringd. En zeker hebt gy* u reeds verwonderd afgevraagd, waarom alle werelddeelen juist in het Zuiden, in schiereilanden eindigen. Zie slechts in Europa naar Skandinavië, vervolgens vooral naar Spanje, Italië en Griekenland Naar het Zuiden wüzen Kamschatka en Korea, Arabië en de Indische schiereilanden; Afrika, Australië en Zuid-Amerika eindigen naar het Zuiden toe in steeds smaller wordende wiggen. Men zou daarbij haast aan de vormingen van een druipsteengrot denken. Maar gy moogtover den aardbol ontevreden zyn, zooveel ge wilt en de geleerden met vragen bestormen — toch zult ge er nooit achterkomen — waarom het aanschijn der aarde juist deze en geen andere trekken heeft aangenomen! Een andere keer, wordt ge gewaar, dat Europa, Azië, Afrika en Australië in een byna aaneengesloten boog in het oostelijk halfrond van de aarde liggen, terwyl Amerika het westelijk halfrond voor zich alleen in beslag neemt. Als een reusachtige scheidsmuur ligt het tusschen twee zeeën en valt steeds weer op door zyn eigenaardigen vorm van pool tot pool. Men zou zich kunnen voorstellen, dat de Schepper van den aardbol met zyn werk niet geheel tevreden was geweest en op het laatste oogenblik nog twee afzonderüjke werelddeelen had willen maken. Zyn niet de sporen van zyn sterke hand overal te zien ? In de linkerhand houdt hy Noord-Amerika en in de rechterhand Zuid-Amerika. Daar waar de Hudsonsbaai het land binnendringt, lag zün wüsvinger en de golf van Mexico is de afdruk van zy"n duim. Zuid-Amerika houdt mj in zfln volle hand omklemd en slechts van zün duim is juist op de grens van II 178 Peru en Chili een indruk zichtbaar. Zijn handen hebben het geheele werelddeel met zoo'n kracht samengeperst, dat de westrand in reusachtige plooien en vouwen werd verfrommeld, die, wij menschen, het Rotsgebergte en de Andes noemen. Als men niet wist, dat de winden der wereldzeeën de rivieren met regen voeden, zou men geneigd zijn te gelooven, dat de Missisippi en de Amazonen-rivier, de Rio de la Plata en al de andere rivieren niets anders waren, dan het vocht, dat nog heden van de gebergten onder den druk van hun scheppershand afstroomt. En hoe heeft Hij gerukt en gedraaid, om Amerika uit elkaar te krijgen. Aan een kant is de samenhang werkelijk verscheurd, al hggen er nog enkele stukken, die wij de West-Indische eilanden of Antillen noemen. Aan den anderen kant was echter de grondstof te taai. Stellig vormt Mexico naar het Zuiden een wig, alsof het in de zee wilde eindigen en hgt MiddenAmerika daar als een uitgewrongen handdoek. Tusschen Guatamala en Honduras was het bijna van elkaar gescheurd en ook het groote meer van Nicaragua vormt een zwak punt. Doch eerst daar, waar Costa Rica in de landengte van Panama overgaat, scheelde het een haar of de samenhang tusschen de beide helften van de Nieuwe Wereld was verbroken. Doch de landengte weerstond het draaien en rukken en nadat zij tot op zestig kilometer breedte in elkaar was gewrongen, werd zij met rust gelaten. Later kwamen toen de menschen om den Schepper te helpen en het werk, dat hü zelf goed vond, nog te verbeteren. Wel is waar duurde het lang, voor zij zich aan een zoo reusachtige onderneming waagden. Maar omdat het hun zoo goed was gelukt Afrika van Azië te scheiden, gingen zij er ook toe over, om een kanaal door de honderd meter hooge bergen van Panama te graven. Lange jaren en veel milliarden waren daartoe noodig, maar weldra zal het meesterstuk gereed zijn, dat Zuid-Amerika van de noordelijke helft van de Nieuwe Wereld afscheidt Als een triomfkreet zal door de wereld de tijding weerkhnken, dat het eerste stoomschip met rookende schoorsteenen dezen korten weg van den Stillen, naar den Atlantischen Oceaan heeft afgelegd. En is het geen meesterstuk, met één enkele snede den weg met een stoomboot van Liver- 179 pool naar San Francisco bftna 1000 mijlen te hebben verkort? Maar nog is de brug niet afgebroken en kunnen we over land naar Zuid-Amerika komen, daar waar de Cordüleras de los Andes hun machtige keten langs de geheele westkust beginnen. Als geweldige vestingen springen hun ketens in dubbele of meerdere rflen tegen den Stillen Oceaan naar voren en tusschen deze ketens breiden zich hoogvlakten uit, die 4000 Meters boven den zeespiegel liggen. Hier verheffen zich de hoogste bergen van de Nieuwe Wereld in Argentinië, de machtigste van allen, de Aconcagua, een uitgebrande, met eeuwige sneeuw en schitterende witte gletschers bedekte vulkaan, in Bolivia, de Sorata, in Equador de Chimborasso, eveneens een uitgebrande vulkaan, wiens ijsmantel een koepel van marmer gelijkt en eindehjk een der beroemdste bergen van onze aarde: de Cotopaxi, de hoogste, van de nog in werking zijnde vulkanen van de geheele wereld. Wij zullen ons nu een oogenblik ophouden in een dal, boven de grens waar de boomen niet meer groeien en waar uit den rotsachtigen bodem slechts eenige kruiden ontspruiten! Daar ziet men een bergkegel, die even Regelmatig is, als de top van de Fujijama. Zijn krater heeft 700 Meter in doorsnee en van zön 6000 Meter hoogen rand loopen aan de bergkanten mantels van sneeuip naar beneden, evenals bfl de uitloopers van een reusachtige zeester. 'Toen voor bijna 400 jaar Spaansche indringers deze landen, die .vroeger onafhankelijk waren, veroverden, het de Cotopaxi juist een van zyn hevigste uitbarstingen zien en nog in onze dagen hebben Europeesche reizigers, als door een brandende kachel, zfln sneeuwmantel zien wegsmelten; terwijl een bruinroode weerschijn van den gloed van den krater de verwoesting belichtte, die de stroom van sneeuwwater en het vooruitschuiven van de lavastroomen, in de dorpen en dalen aan den voet van den berg veroorzaakte. Zelfs onder de gloeiende zon vajn den Aequator zfln dus deze reusachtige bergen getooid met mutsen van eeuwige sneeuw en blauw getinte gletschers. Men zou kunnen meenen, daar in de nabijheid van de polen te zön. Op deze hooge bergkammen, die onmiddellijk uit de diepte van den oceaan schijnen op te rözen, groeien geen boomen; maar toch is het klimaat er wel uit te houden en voorziet de akkerbouw in het onderhoud der 180 menschen. Aan den gloeienden zukant, die door veelvuldige regens wordt besproeid, is de plantengroei buitengewoon rük en hier betreedt de avonturier het tropische oerwoud. De kinaboom is hier inheemsen, orchideeën slingeren zich van stam tot stam en de bosschen zün door netten van lianen als te zamen gebonden. Een ontoegankehjk oerwoud strekt zich uit over een geweldig groot gebied van Brazilië en Bolivia, in weUc woud de natuurvorscher nog heden niet kan doordringen. Zoo omvatten de Andes alle denkbare zones voor den plantengroei, van de warme tot de koude; van die uit de nabijheid aan den Aequator tot die, welke men aantreft op zuidelijk gelegen breedtecirkels. 35. Het rijk van Inka. Op deze bergen van de Westkust van Zuid-Amerika woonde eens een bewonderenswaardig volk, dat onder rechtvaardige en geliefde koningen uitblonk in macht en beschaving. Bü den leidenden stam schaarden zich eenige omwonende voBreren en in den loop des tijds kwam hier het machtigste rflk en de hoogste cultuur van Zuid-Amerika tot stand. Volgens een sage was het regeerende koningshuis ontsproten uit een streek, waar zich de overoude sneeuwvelden van eenige der hoogste toppen van de Andes in het water van het Titicacameer spiegelden. De koning heette Inka, en als wy van het rflk van Inka spreken, dan bedoelen wü het oude Peru, een land, welks onschuldige droomen door Europeanen, de Spanjaarden, verwoest en vernield werden. Het ryk van Inka strekte zich uit van Columbia en Ecuador in het Noorden, tot in het tegenwoordige Chili. De macht van den koning was onbeperkt en na zyn dood kende men hem een goddelijke vereering toe. Een roode hoofdbedekking met witte en zwarte veeren was het teeken van zijn waardigheid en koninklijke pracht en rykdom omgaven hem. De hoogepriester, wiens plicht het was, de wil der Goden te onderzoeken en te verkondigen, stond hem ter zijde. In Cuzco, de heilige stad van de Indianen, noordwestehjk van het Titicacameer, had het Inkavolk ter eere van de zon en de maan prachtige tempels gebouwd De zalen van den 181 tempel aan de zon gewijd, waren met platen van goud bepleisterd en friezen en portalen waren eveneens van louter goud In het heilige der heiligen vereerde men het beeld van de zon, een gouden schijf, die in het midden door stralen en edelsteenen omgeven, een menschehjk aangezicht vertoonde. In een andere zaal blonk het zilveren beeld der maangodin. Zon en maan waren dus teeken van de hoogste goddelijke vereering. Maar het Inkavolk aanbad ook de regenboog en den God van den donder en het droeg aan zijn afgoden de hoede op van zün huis en haard, zfln velden en kanalen. De inboorlingen droegen om den hals amuletten, die voor gevaar en plotselingen dood beschermden en die ook aan de overledenen in het graf werden medegegeven. De üjken werden te zamen gevouwen in huiden of in matten genaaid, en bijgezet onder het woonhuis of, als het deftige menschen waren, in afzonderhjke monumenten. Aan de kust begroef men het luk steenen grotten, zandheuvels of groote vaten van aardewerk. Aan doode mannen gaf men wapenen en werktuigen mede, aan vrouwen haar huisraad en handwerk en aan kinderen hun speelgoed en men offerde aan de/gestorvenen lama's. De begraafplaats van koningen was in den zonnetempel zelf; die van hun gemalinnen in de maanzaal. Ten dage van den 21sten December werd het zonnefeest gevierd en daarbfl was de Inka zelf, in zfln hoedanigheid van zoon van de zon, de Hoogepriester. Dan werd op een altaar het zonnevuur ontstoken, dat door de zonnejonkvrouwen het geheele jaar door werd onderhouden. Deze jonkvrouwen hadden hunne kloosters in de nabüheid van den zonnetempel, den Koningsburcht en de huizen van de edelheden en het was ook hun phcht kostbare gewaden voor de priesters en vorsten te weven, het malsbier ter eere van de godenfeesten te brouwen en bfl zegefeesten of ter eere van een nieuwe regeering van een Inka, zichzelf aan de goden te offeren. De allereerste lotgevallen van het Inkavolk gaan in het duister van de sage verloren. Wfl kennen echter beter de staatsinrichting en haar sociale verhoudingen, want de Spaansche veroveraars hebben immers alles met eigen oogen gezien. 192 De Indianen bevroren bü massa's op de hoogvlakten en in plaats van goud, vond men niets anders, dan troostelooze wildernissen, moerassen en kale bosschen, welker bodem door een aanhoudenden regen van twee maanden geheel doorweekt was. Van dieren vertoonde zich alleen de dikhuidige tapir, die met zyn slurfachtigen, verlengden snuit, naar kruiden en bladtfren wroette en de moerassige streken diep in het oerwoud opzocht De weinige, hier en daar verspreide inwoners betoonden zich vijandig gezind. Op een nieuwjaarsdag van het jaar 1540 bereikte de reeds sterk gedunde schaar den oever van de Naporivier en toen de honger met al zyn ellende dreigde, besloot Pizarro een van zijn metgezellen, een stoeren zeeman, Orellana genaamd, stroomafwaarts te zenden, om menschen en levensmiddelen op te sporen. By een kamp werd een scheepswerf aangelegd en in allerijl een kleine brigantijn getimmerd, om mede te zeilen en te roeien. Met een bemanning van vijftig koppen ging Orellana aan boord en de sterke stroom voerde hem spoedig weg van de legerplaats. Aan beide oevers zag men donkere, stille oerwouden. Geen dorpen, geen menschen! Reusachtige boomen spreidden hun kronen als triomfbogen over het water en van hun takken hingen lianen, die voor de lustige apen met hun grijpstaarten als touwladders en schommels dienst deden. Van dag tot dag zakt het vaartuig van Orellana steeds verder af in het vochtige land, dat nog geen blanke ooit gezien had. Tevergeets zag men naar inboorhngen uit tevergeefs trachtte het oog, door het donkere groen tusschen de stammen door te dringen. Over de manschappen kwam angst en onrust Slechts Orellana zat onbezorgd aan het roer, deelde zfln bevelen aan de roeiers uit en stelde de zeilen, al naar dat de wind over het water woei. Nergens legerplaatsen op de vooruitspringende gedeelten van den oever, nergens een hut met palmbladeren of gras bedekt, nergens een rookwolk^ die de nabyheid van Indianen deed vermoeden. Op een helling in het kreupelhout lag een boa, verwant aan den python van de oude wereld, sierhjk opgerold en bezig een klein knaagdier te verteren. In het met wortels sterk voorzien moeras aan den oever, wroetten eenige watervarkens en onder een gewelf van stekelig struikgewas loerde hun ergste vijand, de jaguar, wiens oogen als vurige kogels gloeiden. 198 witte indringers en tappen het melksap af, opdat de groote heeren in de steden van Europa gemakkelijk in een automobiel kunnen rijden. Nog een boom, die aan ieder kind bekend is, groeit welig in dit oerwoud. Hij wordt tot ongeveer vijftien meter hoog en draagt groote, blanke, lederachtige bladeren. Zijn bloesems groeien echter aan den stam, niet aan de takken, en zijn op augurken gelijkende geelroode vruchten worden in den altijddurenden zomer van het Amazonegebied in elk jaargetijde rijp. De boom groeit wild in het bosch, werd echter reeds door de Indianen aangeplant vóór de komst der blanken, die evenals de Mexicanen uit de fijn gestooten pitten van zijn vrucht cacao en chocolade bereidden. Niet minder beroemd en geliefd is een andere drank, de koffie. De koffieboom behoort echter niet in het oerwoud thuis, maar op de plantages en ook daar slechts als vreemdeling. Want haar vaderland is de provincie Kaffa in Abyssinië en uit Arabië kwam de koffie over Costantinopel naar Europa. Thans leveren de koffieaanplantingen van Brazilië drie vierden van den wereldoogst en deze laatste bedraagt elk jaar niet meer of minder dan duizend mülioen kilogram. Bedenkt eens, hoeveel koffiekransjes en koffieliefhebsters er zün en hoeveel koffiepraatjes. Ook de vanüleplant, die thuis behoort in de bergwouden van Mexico en Peru, behoort tot de bewonderenswaardige gasten van het oerwoud. Om het wilde gewas vrucht te doen zetten, moet het stuifmeel door insecten worden overgebracht Vele jaren geleden bracht men de plant naar het eiland Réunion over, waar zü zich uitstekend ontwikkelde, echter zonder vrucht te dragen. Daar ontbraken juist de hulpvaardige insecten van haar geboorteland. Men beproefde het bevruchtende stuifmeel kunstmatig over te brengen en deze proef gelukte uitstekend. Heden levert Réunion het leeuwendeel van de vanüle, die op de geheele wereld wordt voortgebracht En dan de menigvuldigheid van dieren, die in het oerwoud en aan zfln grenzen, bfl de savanne, leven I In het dikke bamboeriet speelt het wüf je van den jaguar met haar jongen en aan den rand van hèt moeras springt de pekari, het kleine aardige muskuszwün, met zfln hooge, lenige pootjes rond. Hier treft men de eigenaardige buidelrat aan en het plompe, ge- 199 pantserde gordeldier, dat zooveel van de afschuwelijke termieten houdt, de witte mieren, wier sterke kaken knagen aan papier, kleedingstoffen, hout, ja zelfs aan huizen. Hier leeft ook de klimmende luiaard, met zijn ronden apenkop en groote klauwen. Geheele dagen hangt hij slaperig aan een tak en wordt eerst wakker, als het donker wordt Hij houdt zich slechts op in de kronen van boomen en voedt zich met bladeren. In de overoude tijden waren er luiaards, die zoo groot waren als neushoorns en olifanten. Bij dag slaapt de waschbeer met zijn geelbruine pels in holle boomen, bij nacht zit hij kleine zoogdieren en vogels na, of zoekt hij eieren en vruchten; maar hij eet zijn buit niet op, voordat hij hem door en door met water heeft schoongemaakt Aan den zoom van het oerwoud, tusschen het rfik van de zon en de schaduw, schreeuwen papegaaien, fladderen ontelbare vlinders in prachtige kleuren en verschuilen zich bedrijvige duiven op klapperende vleugels in de boomen. Pijlsnel doorklieven kolibries de lucht, de kleine, aardige vogeltjes, wier kop, hals en borst in schitterende, bonte kleuren als metaal glinsteren. Zij bouwen hun nesten zorgvuldig uit haren van planten en mos en hun snavel is zoo lang en fijn als een priem. Er is een kolibrie, die niet langer dan 372 cM. wordt en die weinig meer dan één gram weegt. Door dit aardsche paradijs voer nu Orellana met zijn beide brigantijnen. Beneden de monding van de Madeira landde hij eens aan den noordoever, in een streek, waar, zooals men beweert, niets anders dan schoone, schUddragende jonkvrouwen, „Amazonen", leefden en naar haar gaf hij den stroom den naam van Amazonerivier. In werkelijkheid was de sage van de Amazonerivier niets anders dan fantasie! Verder en verder ging de tocht! De rivier scheen eindeloos te zijn! Tusschen de mondingen van de machtige zijrivieren Schingu en Tapajoz, strekten zich de groote grasvlakten uit tot aan de rivier en ternauwernood ontkwamen de reizigers aan de menscheneters van den Noordoever. Toen eindelijk ontwaarde men de nabijheid van de wereldzee. Vriendelijk gezinde Indianen waarschuwden de blanken voor den Proroca, een geheimzinnigen hoogen springvloed uit de zee, die met ebbe en vloed in verbinding staat en tweemaal per maand zich 200 met geweld van den Oceaan uit, in de rivier stort, waar zij alles, wat haar in den weg komt, vernielt Eindelijk dan bereikte Orellana den noordelijken arm van de monding van de Amazone. Hier voorzag hij zijn schepen van een dek en koos het ruime sop. Maar de geweldige storm vervolgde hem tot ver in den Atlantischen Oceaan, en toen de kust al lang uit het gezicht was verdwenen, zeilden de schepen nog steeds in het mergelgele water. Nog vijfhonderd kilometer voor de monding hgt het zoete water van den Amazonestroom op het zoute water van den Oceaan. Eerst verder noordwaarts kwam men eindelijk in de Blauwe zee. Vijf maanden had Orellana noodig gehad, om de 4000 kilometer af te leggen van de in het geheel 5000 kilometer lange rivier. Thans wendde hij zich noordwaarts, om langs de kusten van Guyana en Venezuela, West-Indië te bereiken, en tegen Kerstmis het hij aan de kust van St Domingo het anker vallen. 40. Alexander von Humboldt. Sedert de roover Pizarro het Inkarijk had verwoest, wierp zich de ondernemingsgeest van de Spaansche en Portugeesche conquistadoren ook op het Zuid-Amerikaansche vasteland, welks geweldige uitgebreidheid eerst langzamerhand aan de kolonisten en geographen bekend werd. De Indiaansche bevolking trok zich na hevigen strijd meer en meer in het binnenland terug, waar ondoordringbare, met koortsen bedreigende oerwouden en eindelooze, dorre grassteppen, de Llanos, het krachtigste wapen tegen de roofzuchtige indringers waren. De kuststreek was spoedig bevolkt en gekoloniseerd. Europeanen en Creolen, Indianen en Mulatten verdeelden het land onder elkaar, dat door uit Afrika ingevoerde slaven werd bewerkt. Dieper in het binnenste van het land, den grooten weg langs den machtigen stroom volgend, drongen nu de zendelingen van de Jezuïeten en later van de Capucijner-monniken door; maar muskieten en krokodillen, mieren en jaguars verbitterden het leven van deze weinige Europeanen, en zij dreigden bijna te stikken in den overweldigenden plantengroei, die hun benauwend omgaf. 202 twijfelachtig, of hij ooit een universiteit zou kunnen bezoeken. Maar een hartstochtelijke liefhebberij openbaarde zich bö den ernstigen en schuchteren knaap: hij verzamelde met onvermoeiden fiver kevers en vlinders, steenen en schelpen, droogde planten en bewaarde z8n schatten in kastjes endoozenmetzulk een nauwgezetheid, dat hij den spotnaam van „kleinen apotheker" kreeg. Eerst in zijn jongelingsjaren werd zön gezondheid zooveel beter, dat hü, tegelijk met zün broeder, door de beste leeraren van Berlijn voor de universiteit kon worden opgeleid, alwaar hü in 1787 in Frankfort aan de Oder zfln intrede deed. Zün vader *was reeds vroeg gestorven, het was de wil van zün moeder, dat de jongere broeder Humboldt in de staatswetenschappen zou studeeren, terwül de oudere zich aan de rechtswetenschap zou wüden. Daarom studeerde Alexander eerst in de oeconomie; toen lüj echter daarop naar Qöttingen ging, hield mj zich meer bezig met zün geliefde natuurwetenschappen en knoopte aldaar een groote vriendschap aan met den Zuid-Zeereiziger George Forster, met wien lüj een door de beschrijving van Forster, beroemd geworden reis op den Rhn maakte en Engeland en Frankrijk bezocht Deze opwekkende omgang, met een zoo vurigen bewonderaar van de tropenwereld, als Forster er een was, wekte in Humboldt een hartstochtelijk verlangen op naar de landen, aan de andere zijde van den Evenaar, en het lezen van een klein verhaal door den Franschen schrijver de Saint-Pierre, dat voor een deel op een van de eilanden uit de Zuid-zee speelt, was voor hem een onvergeteüjke gebeurtenis. Aan elk van mun lezers is dit verhaal zeker wel bekend, het heet: „Paul en Virghde" en is een van de meest verbreide boeken van de wereld Toen nu Humboldt een handelsacademie in Hamburg en de bergacademie in Freiberg bezocht vergat hij zijn jongelingsdroom om ontdekkingsreizen in vreemde landen te maken niet en alles, waarvan lüj in die jaren zyn studie maakte, had alleen ten doel, om veelomvattende wetenschappelijke resultaten van de voorgenomen reizen voor te bereiden. In het begin van 1792 werd lüj assessor op het departement voor het mijnwezen en van regeeringswege daartoe geroepen, bereisde hij de mijnen in de Frankische vorstendommen, de zoutgroeven in 204 kracht van de kleuren der planten, het aanzien van de gewassen, de bonte veeren van de vogels, alles droeg den grootschen stempel van de tropische natuur." Nadat de beide onderzoekers de omstreken van Cumana vier maanden lang in alle richtingen hadden doorkruist, begaven zij zich naar de hoofdstad Caracas om van hieruit Zuidwaarts over de Llanos van Venezuela, afschuwehjke grassteppen, die in den zomer in dorheid met zandvlakten wedijveren, echter in den regentijd van April tót October in een golvende zee van tropische plantengroei veranderen, tot aan den Orinoco door te dringen, op twee na de grootste rivier van Zuid-Amerika, wier geweldige zoetwatermassa, bö haar monding in den Atlantischen Oceaan, Columbus op zijn derde reis in de nabijheid van het eiland Trinidad had ontdekt. Reeds de omstreken van Cumana en het bergland bij Caracas boden door de pracht en menigvuldigheid van den plantengroei voor de verzamelingen van de beide natuuronderzoekers, die door een langer verblijf in gezonde plaatsen aan de zeekusten, aan het tropische klimaat eerst moesten wennen, een onmetelijken buit Daar groeiden op dorre zandvlakten, fakkeldistels, die meer dan tien meter hoog werden. Stekelige cactussen vormden een ondoordringbaar struikgewas en aan de oevers van de rivieren klommen heerlijke slingerplanten met haar bonte bloemen tegen prachtige tamarinden en ceibaboomen op. De sagoboom, de bananenstruiken, de cacaoboom, stelden den luien inboorlingen in staat, een leven als in luüekkerland te leiden; maïs en suikerriet behoefden nauweüjks te worden verzorgd. De bloemscheeden van de palmen verschaften hoofdbedekking en kleederen zonder naad en de stammen van het bamboe werden gebruikt om hutten te bouwen en wapens en huisraad te herstellen. Het merkwaardigste was echter de „koeboom", wiens aanbhk op Humboldt een der sterkste indrukken maakte, die ooit een wonder der natuur op hem uitoefende. „Op een kalen rotsmuur," zoo beschrijft hij zelf dit wonder, „groeit een boom met droge, lederachtige blaren; zijn dikke, houtachtige wortels dringen ternauwernood in het gesteente. Verscheiden maanden in het jaar bevochtigt geen regen zijn loof, de takken schijnen verdroogd, afgestorven; boort men echter in den stam, dan vloeit er zoete voedzame melk uit Bij het opgaan van de 211 ontzaghjk veel moeite, voor eindelflk weer kalm, bevaarbaar water werd bereikt Na een kort, verfrisschend oponthoud stuurden de reizigers hun kano in een zflrivier, de Atabapo en toen verder in een zflrivier daarvan, de Rio Temi, wier loop zfl opwaarts vervolgden. Daar de rivier buiten de oevers getreden was, voeren zij dikwijls door smalle kanalen, door het dichtste oerwoud, naar de zoogenaamde overlaadplaats, aan de Pimichin, waar reeds de Indianen gewoon waren, hun vaartuigen uit de Rio Temi, die nog tot het stroomgebied van den Orinoeo behoorde, over land naar de naburige beek Pimichin te dragen. Op houten rollen werd de kano van von Humboldt vflf dagen lang voortgeschoven en toen ging de tocht op de Pimichin verder. Reeds na vflf uur liep men in de Rio Negro binnen, die een der grootste zijrivieren van de Amazonerivier is. Den lOden Mei bereikte dus-von Humboldt met zün metgezeüen de plaats, waar de Casiquiare uit den Orinoeo, van het Noorden uit, naar de Rio Negro stroomt, en nadat ze gedurende tien dagen tegen haar sterken stroom hadden opwaarts geroeid, kwamen zü weer, zooals verwacht werd, recht in den Orinoeo uit Daarmede had von Humboldt de verbinding van de beide stroomgebieden, de Amazonerivier en den Orinoeo geconstateerd en spoedig ook de oplossing van het eenvoudige vraagstuk gevonden. De zevenhonderd meter breede Orinoeo wordt plotseling door een uit den bodem verrijzende rotsmassa gespleten, terwfll de hoofdstroom zyn loopbaan naar het Noord-westen voortzet, wükt ongeveer een derde van de watermassa links uit en daar hier het terrein naar de Rio Negro afhelt, vindt zü haar weg naar den hoofdstroom niet meer terug, maar vloeit naar de haar tegemoet komende Rio Negro. Maar al te gaarne was von Humboldt nu tot den nog niet ontdekten oorsprong van den Orinoeo doorgedrongen, maar in deze streken woonden krijgslustige Indianen, die aan niemand het betreden van hun grondgebied toestonden. Op een brug van lianen, die zfl in een nauwe bergpas over de rivier hadden gespannen, stond dag en nacht een wachter om op den stroom te letten ten de aankomst van iederen vreemdeling te berichten. Zelfs had een müitaire expeditie eenige jaren vóór de reis van von Humboldt op deze plaats moeten omkeeren. Nog heden is de 212 oorsprong van den Orinoeo niet nauwkeurig ontdekt. De koortsverwekkende atmosfeer, de ondoordringbare wildernis van het oerwoud en de moorddadige insectenplaag zfln betere wachters dan de thans reeds lang verdwenen Indianenposten. De strooming van den Orinoeo bracht nu de expeditie spoedig stroomafwaarts; een maand later voeren de reizigers weer voorbij de monding Van de Atabapo en langs hun oude legerplaatsen. Op dezen terugtocht bezocht Humboldt ook de grot van Ataruipe, alwaar de uitgestorven stam van de Aturen zfln begraafplaats had gevestigd. In dit door zeer dicht bosch omgeven, griezelig mausoleum, telde Humboldt niet minder dan zeshonderd goed geconserveerde geraamten van mannen, vrouwen en kinderen. Ieder geraamte lag zorgvuldig gebogen in een mand uit stelen van palmbladeren, en de Europeesche natuuronderzoekers wekten bfl de hun begeleidende inboorhngen groote ergernis, toen zfl eenige van deze geraamten aan hun verzamelingen toevoegden en met zich meenamen. Na een uitstapje naar Cuba zette Humboldt met zfln metgezel zfln tochten door Zuid-Amerika nog vier jaren lang voort Den 23sten Juni 1802 beklom hfl zelfs den Chimborazzo tot op een hoogte'van 5310 Meter en stond hier op het hoogste punt dat nog ooit door iemand voor hem bestegen was! Slechts een diepe bergkloof verhinderde hem nog vijfhonderd Meter hooger, tot aan den top te kunnen voortklimmen. Een kleine Chimborazzo is ook het werk, dat Humboldt over zfln reis publiceerde, zonder het ooit te voltooien; het bevatte dertig groote boekdoelen, voor welker samenstelling de geleerde zich tot aan het jaar 1827 in Parijs ophield. Van daaruit vestigde hfl zich in zfln vaderstad, Berlijn, waar hfl zich als raadsman van koning Prederik Willem ni en van zfln opvolger, een buitengewoon bevoorrechte positie voor den bloei van kunsten en wetenschappen, met grooten en tevens ook diplomatischen tact wist nuttig te maken. Nog in zfln 60ste jaar had hfl, in opdracht van den Russischen keizer Nicolaas, een onderzoekingsreis naar Russisch-Azië ondernomen en de man, aan wiens levensvatbaarheid men in zfln jeugd twflfelde, bereikte, gehard door de vermoeiende ervaringen op zijn reizen en door rusteloozen, geestelijken arbeid, een leeftijd van negentig jaar, 213 43. Onder de Indianen van het Gran Chaco. In het jaar 1908 begaf zich de jonge Zweed, Erland van Nordenskiöld genaamd, de zoon van den ontdekker van de Noord-Oost Passage, naar Buenos Ayres, de hoofdstad van de Republiek Argentinië en de grootste stad van Zuid-Amerika, die aan de Zuid-oever van de Rio de la Plata ligt en 1£ millioen inwoners telt. Van hier reisde hü zoover als de spoorweg liep naar het NoordWesten en ontmoette aan zyn eindpunt reeds Indianen. De eens vrfle zonen der wildernis zag hü hier als slaven der blanken, zwaar werk in hun suikerfabrieken verrichten, een treurig lot, dat hen lichamelyk en geestelijk sloopt Toen baande de Zweedsche natuuronderzoeker door het oerwoud zich een weg naar de hoogere streken, waar zich de met sneeuw bedekte hoogvlakte van den Calilequaberg hoog boven de sombere boschstreken, boven de suikerfabrieken en zageryen en het geheele leven en bedrijf van de menschen daar beneden in de diepte verheft. In deze streken heerscht nog de godin der aarde, Pachamama, aan wie de Indianen van deze berghoogte, die slechts in naam Christenen zyn, offeranden brengen. Als zij langs de hellingen komen en over de bergpassen gaan, verzuimen zy niet, een aan den weg opgeraapten steen, als offerande, op de steenpyramide, die zich aan het begin van de bergpas verheft, neer te leggen, opdat zü op de reis niet moe worden. De Indianen van deze streek huizen in kleine, vierhoekige hutten, die van steen of in de zon gedroogde tegels gebouwd en met gras bedekt zyn. Tot bescherming tegen den bliksem prijkt een kruis op den nok van het dak. Tegen andere gevaren en ziekten echter geeft de medicy'nman den besten raad. Pijn aan de beenen geneest hy door vet van den tapir, den beer of jaguar, die oorspronkehjk een mensch geweest zou zyn. By' aardbevingen doet men een pelgrimstocht naar de begraafplaatsen, om daar te bidden en by hagelslag verbrandt men palmbladen, die in den vorm van een kruis worden gelegd. Toen reed Nordenskiöld noordwaarts naar den Pilcomayo, een groote rivier, die van het oostelyke deel der Andes komt Humboldt op de Orinoeo. 217 gaan de overgeblevenen weg, om den slecht gezinden geest van den doode te ontvlieden. Een menigte prachtige vogels leven in het bosch en op de moerassige vlakten van die streek, zwarte ooievaars, wilde eenden, ibissen, flamingo's en moerasvogels. Toen Nordenskiöld eens op verkenning naar Chacobo-Indianen uit was, kwam hü met zün ossenwagen bfl een rivier, die zoo hoog was gestegen dat lüj er met zfln wagen niet over kon. Men pakte daarom de allernoodwendigste bagage in een kano en zwom er toen over. Toen Nordenskiöld met zün metgezellen midden op de rivier was, dook plotseling een alligator tusschen hen op. Een luid gegil verdreef hem. Toen ging men van den anderen oever te voet verder. Dikwerf was het bosch overstroomd en moest men van boom tot boom klauteren of door het overstroomde bosch roeien en zich met hakmessen en bül een weg banen. Eindelijk bereikte men drogen grond. Nieuw aangelegde wegen toonden de nabijheid van Indianen aan, en spoedig was Nordenskiöld in een Chacobodorp. Verbaasd en ontstemd over het plotselinge bezoek, begonnen de Indianen den vreemdemig met hun pijlen bang te maken, opdat lüj het hazenpad zou kiezen. Maar daar lüj zich daardoor niet van zfln stuk het brengen, wees men hem en zijn begeleiders een woonplaats aan, in het ruime drankhuis. In het midden van dit huis, staat een reusachtig aarden vat; het houdt een biersoort in, die uit de wortelknollen van den maniokstruik wordt gebrouwen. Rond dit vat dansen de Indianen op de tonen van fluiten, en buiten zitten de vrouwen op den grond en kijken toe, hoe de mannen zich bezighouden. Buren met pijl en boog in de hand komen op bezoek. Zy drinken van het hun voorgezette maniokbier met een weerzinwekkende onmatigheid. Ook zfl overnachten daar en hangen hun hangmatten in de herberg op. Onder de matten laten zy kleine vuren branden, om de muggen en de nachtelyke koude der tropen te weren. Wonderbaarlyk en geheimzinnig is zulk een nacht in het huis van Indianen. In den flikkerenden, matten schijn der vuren teekenen zich bogen, pylen en versieringen scherp omlynd tegen het dak af. Alles in het rond is netjes en goed onderhouden. Sommige van de koperbruine gasten houden nog fluisterend een gesprek over oorlogsfeiten en jachtavonturen en van buiten, 218 uit de nachtelijke wildernis, dringen raadselachtige geluiden naar binnen. De groote aanplantingen om de hutten heen, zijn de voornaamste bronnen van bestaan van de Chacobo-Indianen, zü verbouwen maniok, bananen en rüst en bewaren den oogst in op palen rustende schuren. De vreemde reizigers worden op maïs, geroosterde maniokknollen, maniokmeel en gekookte visch onthaald. De mannen zyn meer op opschik verzot dan de vrouwen. Zfl beschilderen het gezicht rood en de armen paars. Door het neus-tusschenschot boren zy een gat en steken er roode tukanveeren als sieraad door. In de oorlelletjes dragen zy de voortanden van het watervarken en om den bovenarm een boa van dons en papegaaienveeren. Het ongevlochten haar hangt bfl mannen en vrouwen lang neer, en zy wihven zich het lichaam met vanüle in, om lekker te ruiken. By feestehjke gelegenheden behangen zy zich met al hun sieraden, steken zich roode, blauwe en kopergele papegaaien- en tukanveeren in het haar en doen een mooie, uit vflftienhonderd apentanden bestaande ketting om den hals. Daar men hiervoor slechts voortanden gebruikt, moet de Indiaan, met zfln eenvoudige pylen, ongeveer tweehonderd apen dooden, alvorens zfln halssieraad klaar is. 44. De Albatros. Naar het Zuiden wordt Zuid-Amerika zoo smal als een sabelkling vol schaarden. In het Westen verheffen zich de Andes van Chili en naar het Oosten strekken zich de pampas van Argentinië en Patagonië uit. Wy vliegen thans in onze verbeelding over de eindelooze steppen naar het Zuiden. Als de angel van de giftblaas van den schorpioen steekt .Vuurland", de zuidehjke punt van Amerika in de Zuidzee uit Het is van het vasteland door een zeestraat gescheiden, die den naam van den onverschrokken Magelhaens draagt. In zyn oerwouden, waar de altijd groene beuken groeien, heerschten voorheen koperbruine Indianen, die tot den stam van Ona behoorden. Ook zü werden even als hun broeders in de geheele nieuwe wereld door de blanken verdrongen en zfln thans gedoemd uit te sterven; slechts een gering aantal is overgebleven. Maar de laatsten toonen nog heden de karakteristieke hoe- 219 danigheden van hun stam, zij zfln krachtig gebouwd, krijgslustig en dapper; leven met hun buren in de onveilige verhouding van bloedwraak en van hunne legerplaatsen ziet men de vuren, dan in het bosch, dan aan den oever van een meer, dan weer aan de kust vlammen. In de straat' van Magelhaens hebben veel zeilschepen voor altijd hun vlag moeten strijken. Dit is een bfl uitstek gevaarlijk water en wegens de heftige stormen, die op eens op de steile klippen van de zee-engte loskomen zeer berucht Het is veel veiliger in volle zee te bhjven en zuidelijk om de eilanden van Vuurland heen te varen. Hier zingen de golven van de branding van den Atlantischen en Stillen Oceaan hun gemeenschappelijk lied, om de steile rotsen van kaap Hoorn. Wie luistert naar hun hed? Wie ziet met koninklijke verachting op de kronen van schuim hunner golven neer? Wie zweeft er met uitgebreide vleugels om Kaap Hoorn heen? Wie anders dan de albatros, de grootste van alle stormvogels, de stoutste en meest onvermoeide van alle gevleugelde bewoners van de lucht! Kijk hem maar gauw na, want in een oogenblik is hfl weer verdwenen. Gij ziet, hfl is zoo groot en zoo wit als een zwaan, heeft echter een korten, dikken hals en een grooten kop met een sterken, rosen en geel gekleurden snavel en slechts op de slagpennen zwarte vlekken, Zfln vleugels behooren tot de wonderwerken van de Schepping. Als hfl ze tezamen vouwt, voegen zfl zich zoo dicht om het lichaam heen, dat zfl heelemaal verdwflnen. Nu echter heeft hfl ze uitgebreid en de afstand van de eene naar de andere vleugelpunt bedraagt vier meter. De vleugels zfln lang en smal, dun en sierlijk gebogen, als de kling van een sabel, hij gebruikt ze met een verbazende zekerheid en kan langer en krachtiger vhegen, dan alle andere vogels. Ook heeft geen vogel zulk een mooie, statige vlucht, als hfl; zelfs bfl den hevigsten wind slaat hfl slechts om de zeven minuten nauwelijks hoorbaar met de vleugels; den overigen tijd zfln ze strak gespannen, als de vastgebonden zeüen van een schip. Deze kunst om te vhegen is zfln geheim, het is door de wflze, waarop hfl de vleugels uitgespreid houdt en in den buigingshoek, dien hfl aan deze voortreffelijke monoplanen in 226 het vuur onderhield, opdat het niet weder zou uitdooven? Wat was hü mistroostig, toen eindehjk toch de vlam uitging 1 Toen kwam het losbarsten van een vulkaan op het eiland hem te hulp en van de gloeiende lava maakt luj een nieuw haardvuur aan. Hfl bouwde zich zelfs een oven uit gebakken steenen, bezat een knap ingerichte hut en maakte in een zelf getimmerde boot verscheidene uitstapjes langs het strand van zfln gevangenis. Toen lüj zich eens op een van zün tochten ver van zijn woning te slapen had gelegd, sprong Mj plotseling verschrikt op. Iemand had hem bfl zün naam geroepen! Maar, het was niemand anders dan zfln papegaai, dien lüj zelf getemd en spreken geleerd had, de vogel was hem nagevlogen en riep hem nu van boven van een tak toe: „Arme, arme Robinson!" En wie herinnert zich nog niet het aangrijpende oogenbük, toen Robinson %op een eenzame wandeling plotseling het spoor van een menschelijken voet in het zand voor zich ontwaarde. Bijna verstijfd van schrik bleef lüj staan! Acht jaren lang was bh moederziel alleen geweest — nu waren er blijkbaar hier nog andere menschen in de nabüheid. Wat konden het anders zijn dan menscheneters! Bh tuurde om zich heen en luisterde, toen haastte lüj zich naar huis en was er op voorbereid, zich tegen een mogelijken overval te verdedigen. Maar er gebeurde niets. Na eenigen tijd zag hij echter op zekeren dag, op het strand, aan de andere zijde van het eiland, een vuur branden. Weer snelde bh naar huis, trok de ladders over de verschansing van zfln woning op en legde zfln wapenen gereed. Toen beklom hü een berg, vanwaar hü een uitzicht had en zag nu tien naakte wilden, die vleesch boven het vuur braadden. Aan het eind van hun maaltijd voerden zü een wilden dans uit, schoven toen hun kano's weer te water en verdwenen. Naast het uitgedoofde vuur lagen afgekloven menschenbeenderen en schedels, een aanblik, die onzen Robinson half waanzinnig maakte. Reeds was het veertiende jaar büna ten einde, toen hij op een donkeren, stormachtigen nacht, door een schot werd gewekt. Zün hart klopte hevig — het uur van bevrüding scheen aangebroken te zün. Nogmaals weerklonk een schot in de nachtelijke duisternis. Het was zonder twijfel het noodsein van een DE ZUIDZEE. 228 schip. Hü legde toen een geweldig vuur aan, om aan de bemanning den weg naar het eiland te wyzen. Toen echter de morgen aanbrak, zag mj, dat het schip op een blinde klip was geloopen en wrak was geworden. Geen spoor van de bemanning! Maar aan het strand lag een matroos uitgestrekt en naast hem stond een hond die luid jankte: Robinson snelde er heen — tenminste toch een lotgenoot in zfln eenzaamheid. Maar de gestrande was dood, en alle pogingen om hem in het leven terug te roepen, waren te vergeefs! Diep bedroefd groef Robinson een graf voor den vreemdeling. De hond echter werd thans z^jn metgezel. Wederom verliep een jaar, waarvan de dagen op elkander geleken als het eene ei op het andere. Zfln eenige gezelschap waren de hond, de papegaai en een geit en als hij aan zijn tafel zfln eigen gebakken brood brak en met vruchten, visch en oesters zün maaltijd deed, kregen ook deze drie daarvan hun deel. Op zekeren dag zag hfl van uit zijn uitkijk vüf kano's naar het eiland toe roeien! Zfl legden aan het strand aan, dertig wilden sprongen aan land en legden een vuur aan. Toen haalden zfl twee gevangenen uit een kano. Een slag met een knots doodde den eenen. De andere echter maakte van een onbewaakt oogenblik gebruik en vluchtte juist in de richting van de woning van Robinson. Slechts twee van de wilden vervolgden hem. Robinson rende naar beneden, om den vluchteling bü te staan. Op een teeken van zfln meester, stortte zich de hond op den eenen vervolger en hield hem vast, tot Robinson hem had neergeveld, de tweede onderging hetzelfde lot. Toen gaf Robinson den gevangene, die over deze onverwachte verschijning ten hoogste verbaasd was, door vriendehjke teekenen en door lachen te verstaan, dat lüj een beschermer en vriend had gevonden. De arme man stamelde onverstaanbare woorden. Maar welk een vreugde voor Robinson eindelijk weer eens het geluid van een menschenstem te hooren, wat lüj sedert vijftien jaren had gemist! De overige wüden hadden hals over kop de vlucht genomen. De zwarte metgezel van Robinson kreeg den naam van Vrijdag, want op een Vrfldag was hy naar het eiland gekomen. Hij leerde nu de taal van zijn meester, werd langzamerhand 229 een braaf Christen en voor den kluizenaar een vriend met de grootste toewijding. Op zekeren dag strandde toen opnieuw een schip, op de blinde klip en in den voorraad van het wrak vonden Robinson en Vrfldag schietwapens en kruit, levensmiddelen, werktuigen en vele andere nuttige dingen, die hun leven gedurende de volgende jaren zeer vergemakkelijkten. Toen eindelijk achttien jaren waren verstreken, werd de held onzer kinderjaren met zn'n zwarten vriend door een Engelsch schip gered. Deze herinneringen uit ons aller jeugd zouden ons te binnen schieten, wanneer wfl den albatros op zfln vlucht over het Robinson eiland, Juan Fernandez, konden velgen. De albatros zelf weet daar niets van, want zfln voorvaders hebben voor vele, vele geslachten slechts den matroos Selkirk, den oorspronkelijken Robinson gezien. 47. De stille Oceaan. Onze albatros is een verstandige vogel. Anders zou hfl niet weken lang het schip volgen, waarvan, zooals hfl weet, van boord allerlei lekkere dingen in het water worden geworpen. Dezen zeegier is het zeker ook reeds van ouds bekend, waar de kleinere stormvogels hun buit halen; wanneer hfl hen verrast, als ze voedsel bemachtigen, daalt hfl pfllsnel op ze af, en berooft hen van alles, wat er is en bekommert zich niet in het minst om de luide ontevredenheid van deze kleinere vogels. Maar zfln waarnemingsvermogen en zijne kennis strekken zich zeker nog veel verder uit, dan wfl menschen vermoeden. Sedert vele duizenden jaren hebben de voorvaderen van den albatros op zee geleefd en hier hun zintuigen tot groote scherpte ontwikkeld Zfl kennen de bestendig heerschende winden en zien aan de kleur van het water, of een warme of koude zeestroom onder de oppervlakte heentrekt Wanneer zich nu onze vriend, de albatros, op zfln weg naar het Westen over de eüanden van Polynesie, door den wind wil laten dragen, zoo weet hg precies, dat hfl slechts altijd tusschen den keerkring van den Steenbok en den Evenaar moet bhjven, om door den bestendig binnen dezen gordel waaienden Zuidoost-passaat te worden gedragen. Deze wind is ook de oorzaak van den aequatoriaal- 230 stroom, die breed en krachtig over den geheelen Oceaan naar het Westen heentrekt. En wil de albatros in het Noorden van den Evenaar bhjven, dan kan hü bfl den bestendig waaienden Noordoost-passaat op dezelfde hulp rekenen. Vloog hü echter van den Evenaar uit veel verder Zuidwaarts of Noordwaarts, dan zou hy tegenwind hebben en bevinden, dat ook de zeestroomen naar het Oosten gaan. In de Noordehjke helft van den Stillen Oceaan heet deze Noordoostwaarts loopende stroom Koero-Sjiwo. Bh stroomt langs de kust van Japan en gaat dan in rechte hjn naar West-Canada. Deze zeestroom is een van de geliefkoosde verbhjven van den albatros. Ook weet de vogel, bij ervaring, dat in den Atlantischen Oceaan de winden en de stroomingen dezelfde wetten volgen. Hier echter heet de naar het Oosten vloeiende stroom „Golfstroom" en het is zfln van den Evenaar komend warm water, dat het klimaat van Noordwest Europa zoo zacht maakt en zelfs de noordelijkste fjorden van Noorwegen in den winter niet doet bevriezen 1 Onze albatros vliegt dus nu naar het Westen, onafhankelijk van aUe wind en zeestroomingen. Hy vreest immers zelfs den hevigsten storm niet en waar zou luj zich ook voor hem verbergen ? Zfln eigenlijke woonplaats is toch de lucht I De zee gaat hoog. Bh zweeft dicht over het water, verheft zich bü elke golf deining en volgt daarop elke daling en de punten van zfln vleugels worden nat, door het schuim van de golven. De zon schittert in het bruisende water der golven en de albatros spiegelt zich in het gladde, blauwe dak van de deining der golven, dat zich welft over de kristallen sprookjesgrotten der diepte. Plotseling verheft hfl zich om uit te kijken, of dat, wat zfln gedachten bezighoudt, reeds aan den horizon zichtbaar is. Onder hem strekt zich woest en verlaten de wit gestreepte, donkere, bruisende zee uit. Uit het Westen trekken blauwzwarte regenwolken naar boven. Reeds openen zfl haar sluizen. Wordt nu de albatros, door den regen, die hevig op zfln rug en vleugels klettert, in zfln vlucht verhinderd of terneer gedrukt ? Ja, inderdaad, hinderlijk is hem de regen vermoedehjk wel. Maar het verstandige dier is genoeg weerprofeet, om hem uit den weg te gaan en het vhegt snel genoeg, om bijtijds weg te komen, wanneer de regen hem zal overvallen. In het ergste 231 geval heeft het nog immers steeds de kans, om de lucht te verlaten, zün valschermen samen te vouwen en schommelend op de golven te rusten. De regen houdt weer op. De albatros vliegt weer omhoog en ziet nu het Faascheiland voor zich, dat zich in akelige eenzaamheid en duizelingwekkende diepte uit den grooten Oceaan verheft Wat zfln dat voor steenen beelden aan den glooienden oever? Zij zijn tien meter hoog en stellen menschenkoppen voor. Het zijn overoude graven en gedenkteekenen van een langvergeten beschaving. Nu nog leven er ongeveer 150 inboorlingen óp het Paascheiland; maar ook zij zijn tot uitsterven gedoemd. Behalve dezen wonen er nog drie blanken. Maar men heeft in langen tijd niets van hen gehoord, want sedert verscheiden jaren heeft geen schip het eiland aangedaan. Overigens huizen slechts ratten, geiten, kippen en zeevogels op dit eiland. Op eenigen afstand ligt Sala y Oomez, een klein eiland, geheel bestaande uit naakte rotsen, die een Duitsche dichter Adelbert von Chamisso heeft bezongen. Hier nestelen slechts zeevogels en af en toe brengt de albatros hun een vluchtig bezoek. In het algemeen geeft luj de voorkeur aan de eenzaamheid. Verder gaat het naar het Westen en weldra duikt er een groote menigte kleine eilanden uit de zee op; wij noemen ze de Lage eilanden, maar de donkerkleurige wilden, die door een ondoorgrondelijk lot hier verbannen zfln, noemen ze Paumotu of, „de Eilandenwolk''. Welk een eigenaardige naam! Geen dichter had een beteren kunnen uitdenken. Niet minder dan vijf en tachtig eilanden-groepen hggen hier te zamen; en ieder van deze groepen bestaat uit een aantal kleinere eilanden. Het geheel is werkelijk een wolk van eilanden, te vergelijken by een nevel van sterren aan den hemel. Maar deze groep eilanden is slechts een van de ontelbare andere, die aan het geheele westelijk deel van den Stillen Oceaan een gestipt aanzien geven. Het is alsof de machtige hand van den Schepper, alles wat na de voltooiing der vflf werelddeelen aan aarde en rotsblokken was overgebleven, als peper over dezen Oceaan had gestrooid. Deze verwarring van grillig gevormde riffen en klippen heeft een oppervlakte van nauwelijks tien vierkante kilometers en 232 biedt tallooze gevaren voor ieder schip, dat in zfln bereik komt. Al deze kleine eilandjes zön van koralen gevormd, kleine diertjes, die kalk afscheiden. Zfl vermenigvuldigen zich door knopvorming en iedere groep vormt een gemeenschappelflken stam, waarin levende en doode leden door elkaar huizen. Het koraaldiertje heeft om te gedijen een vasten, harden zeebodem noodig, kristalhelder^out water, voldoende voedsel, dat hem door den golfslag en de strooming wordt aangevoerd en eindelijk een water-temperatuur, die niet onder de twintig graden mag dalen. Dientengevolge bevindt het zich slechts in de tropische zeeën en dicht bfl de oppervlakte, want bfl toenemende diepte wordt het zeewater altijd kouder. Dieper dan vijftig meter onder de oppervlakte leven deze diertjes niet graag. Zfl vermenigvuldigen zich buitengewoon snel, en dientengevolge groeit het koraalrif in de hoogte en in de breedte, en slechts de waterstand van de eb beperkt zijn bouw naar de hoogte. De altijddurende branding van de zee en zfln door den storm gezweepte golven, breken dikwijls groote brokken van de koraalkalk af, die heen en weer rollende, tot zand worden gewreven. Dit zand vult en verstopt alle gaten en zoo draagt de zee zelf, met zfln vernielend werk, daartoe bij, om de vastheid en sterkte van het koraalrif te vermeerderen. Ook andere kalkvormende diertjes en zeewier zetten zich op het rif af. In den loop der tijden spoelen de golven afgescheurde stukken boven op de oppervlakte van het rif, zoodat op deze wflze nu enkele deelen voortdurend boven water staan. Wanneer de zeespiegel bfl vloed rflst, herkent men het rif reeds uit de verte aan de witschuimende branding. Bfl eb is het zichtbaar en het water er omheen is kalm. In den tijd tusschen eb en vloed zfln deze vaarwegen het meest gevaarlijk, want dan is er niets, wat voor een rif zou kunnen waarschuwen, en een schip, dat erop loopt, is verloren! De riffen hebben verschillende vormen en omvang. Het groote „walrif", b.v. op de Noord-Oostkust van Australië is tweeduizend kilometer lang. Anderen zfln rond, vormen ringen en heeten Atollen, lagunenriffen, die in hun midden een rustige watervlakte omgeven. Winden, vogels en zeestroomingen voeren kiemen van planten over de zee heen, deze schieten dan wortel in de deelen van het rif, die boven den hoogsten stand van den Hoog eiland dat vulkanisch ontstaan is uit de groep der Gezelschap-eilanden. De Albatros. 234 bekommert zich echter weinig daarom, want hij is immers onafhankelijk heerscher over hen allen en laat zich door niemand voorschrijven, waar hij zijn buit zal halen. Hij neemt nu de richting van de „Gezelschapseilanden" en trekt een grooten cirkel om het grootste ervan, het eiland Tahiti, het mooiste en beroemdste van alle eilanden in de Zuidzee. Hü ziet op zfln reeds lang uitgewerkte vulkanen en zün reusachtige rotsen, op welke dichte wouden, ondoordringbare varenbosschen en weelderig gras woekeren en langs welker heüingen, liefelijke beken naar de lagunen kronkelen, naar de golfbrekers, die de koralen meesterlijk in de zee hebben opgebouwd. Aan de oevers van Tahiti groeien de eeuwige kokospalmen, die karakteristieke kenteekenen van de eilanden der Zuidzee, zooals dat de dadelpalm in de woestijnen der oude wereld is. Op Tahiti heerscht een gelijkmatig warm, tropisch zeeklimaat, met slechts twee graden verschil tusschen zomer en winter; gedurende het geheele jaar waait de Zuidoostpassaat, regen valt er genoegzaam en koorts kent men hier niet Het eiland is als geschapen voor de opgewekte, zonnige levensbeschouwing, die de inboorlingen van Tahiti er op na houden. Zfl versieren hun haar met bloemenkransen, hun gang is licht en bevallig en zü kenden geen zorg, voordat — de blanken daar kwamen en verwoestend in hun leven en hun vrijheid ingrepen! Nu ook zfln de eens zoo gelukkige jongelingen en jonge maagden van Tahiti tot uitsterven gedoemd en worden door Chineezen, Europeanen en inboorlingen van andere eilanden uit het Noord-Westen vervangen. Zfl bewerken nog wel hun velden en bevaren met hun visscherskano's de lagunen aan den oever; nog plukken zij ter rechter tijd de kokosnoten en dragen kleurige bloemenkransen in het haar, als laatste kenmerk van een gelukkig bestaan. Duiven kirren in de boomen, groene en blauwwitte papegaaien laten hun doordringend gekrijsch hooren. Paarden, runderen, schapen, geiten en varkens worden van buiten ingevoerd; van de dieren waren slechts de hagedissen, de schorpioenen, de vhegen en de muskieten daar inheemsen. De weelderigheid der tuinen en de betooverende pracht der natuur hebben de Europeanen niet kunnen uitroeien; de fregatvogel, de adelaar van de zee, met wiens zwarte veeren de opperhoofden van Tahiti weleer hun schedel versierden, 236 ook maar iets van vermoedden; hü hoorde dof gerommel uit den schoot van de zee opstijgen, zonder te begihpen, dat in de diepte vulkanische uitbarstingen plaats vonden, die aan zfln blik evenzeer verborgen bleven, als aan het oog der menschen; lüj zag eilanden ontstaan en weer verdwy'nen, voordat zfl op een zeekaart konden worden aangeteekend en zag gevaarlijke ondiepten daar opduiken, waar voorheen diep water zich bevond en waar nu schepen, die geen kwaad vermoedden, hun ondergang tegemoet gingen. Wellicht weet lüj ook, dat al deze ontelbare eilanden van de Zuidzee niets anders zfln dan de toppen van geweldige bergketenen, die boven den zeespiegel opduiken, terwfll haar hellingen en dalen, sedert mühoenen jaren, door de zilte stroomen verborgen zün. Wat echter daaronder in de diepte gebeurt, dat weten wijze menschen beter dan lüj. Wel is waar hebben zij zich nooit in een grootere diepte dan van zestig meter gewaagd, maar op dertig meter diepte kunnen duikers twee uur bhjven, parelen zoeken, bruggen bouwen en vergane schepen verwijderen en by'na overal heeft men den oceaan gepeüd en uit een diepte van büna tien kilometer onder de oppervlakte van de zee, heeft men grond van den bodem naar boven gehaald.... Daardoor weet men, dat de bodem van de zee grootendeels met organische modder en roode aarde bedekt is en het plantenleven met het verdwijnen van het zonlicht, reeds op twee- tot driehonderd meter diepte afsterft, terwyl aan het dierenleven nergens grenzen zijn gesteld. Zelfs nog in de grootste diepten leven diertjes, die den reusachtigen druk van den geheelen oceaan kunnen doorstaan en van al de myriaden diertjes, die overal in de zee leven, valt een bestendige regen van kalkschalen op den bodem van de zee neer. Uit dezen regen van schalen vormen zich, sedert onmetelijke tijden, groote afmetingen, daar beneden in de diepte; er heerscht echter ondoordringbare duisternis, en wat er zich aan levende wezens ophoudt, is tot eeuwige blindheid veroordeeld. 49. Schipbreuk. Ook op de groote slagvelden van de zee kan men van gewonden, dooden en vermisten spreken en de albatros zou ons menige 239 rondwandelen. Eindelijk zouden wfl in een streek komen, waar de zeebodem zich verheft, eerst langzaam, dan steeds meer en ten laatste zoo recht in de hoogte als de steilste bergen. Zelfs loodrecht oploopende rotswanden zouden wfl hier kunnen aantreffen. Volgen wfl ze naar boven door de waterlagen, zoo zou het langzamerhand om ons beginnen te schemeren en zoo hcht worden, als op aarde, als de morgen aanbreekt, en eindelijk zou zelfs de zon door het water heenschijnen en steeds meer in lichtkracht toenemen. Daar in de diepte, waar het schip tot het einde der wereld ligt, was het water ijskoud, nauwelijks meer dan 1$ graad. Hoe hooger wfl echter stijgen, des te warmer wordt het, eerst slechts langzaam, dan wordt het verschil van temperatuur grooter, en nu de zon helder door het zoute water schijnt en er reeds een zweem van de wiegende deining is te bespeuren, wordt het water lauw warm. Steken wfl nu ons nat hoofd boven het water uit, dan zien wfl, dat de steile helling ons boven op een koraaleiland heeft gevoerd. Wat is nu het lot van de bemanning van het vergane schip? De albatros kan ons ook daaromtrent inlichtingen geven. Hfl' zag, dat de booten des nachts op zee van elkaar werden gescheiden, een stoomboot redde er twee van, en twee andere bereikten een koraaleiland. Slechts één verdwaalde, en juist deze boot is onze albatros gevolgd. Hfl bemerkte, hoe de matrozen door honger en dorst werden gekweld. Toen de eerste stierf, wierpen de kameraden het lijk over boord. Met hetzelfde doel als de albatros, hebben twee haaien de boot gevolgd. Zfl hebben een leiblauwen rug en een witten buik, en hun afschuwelijke kaak is met verscheiden rflen driehoekige, spitse tanden gewapend, die zoo scherp zijn als de tanden van een zaag. Zfl vallen nu op den dooden matroos aan en versmaden niet eens zfln kleederen. Daarom is de albatros ook hun niet genegen, want zij zijn even vraatzuchtig als hij. Nauwelijks gaat er een dag voorbfl, waarop hfl deze mededingers niet ziet rondzwemmen. Zfl zwemmen steeds zoo snel, alsof zfl iets aan het zoeken waren, en steeds zoo dicht aan de oppervlakte, dat hun hooge, rechte rugvin boven het water uitsteekt. Als echter een buit hun doel is, vergrooten zfl nog hun snelheid en schieten als torpedo's door het water. Zfl volgen de schepen even hardnekkig als de albatros, en aan schranderheid kunnen zfl zich met hem 241 uitspreiden, het water omhoog, en dan volgen stortregens, die dikwijls weken lang aanhouden en alles zoodanig met vocht doortrekken, dat zelfs de poging om een lucifer aan te steken vergeefsch is. Bijna elk jaar worden deze eilanden door wervelstormen bezocht, die wrakhout aan de kusten werpen, en akkers en aanplantingen vernielen. De bladeren der cocospalmen vliegen als pluimen rond, en vaak liggen de boomen zelf in lange rüen neer, alsof een reusachtige sikkel hen had neergemaaid. Dan voelt de albatros zich in zyn element, hij toch is een stormvogel. Van zün voorgeslacht weet hij, waar de groote stoomvaartlijnen langs gaan. Bfl de Samoaeilanden en dan op zün verre vlucht naar de Fidschieilanden in het Zuid-Westen, ziet hij meer stoombooten dan hy tot nu toe heeft ontmoet, en vooral als het stormachtig weer is, verlaat hy' zyn jachtgebied op de groote waterwoestijn en zoekt een bekende stoomvaarüün op. Want by stormachtigen golfslag zyn de weekdieren niet te vinden, maar van een schip wordt, ook als 't stormt, afval over boord geworpen. De albatros weet heel precies, dat de Samoaeilanden in geregelde scheepvaartverbinding met de Sandwicheilanden staan en dat van hier uit, stoomvaartlijnen als stralen van een ster naar Azië, Amerika en Australië uitgaan. Maar hy vermoedt niet, dat lüj bij de Fidschieilanden zelfs over een telegraafkabel vliegt, die daar op den bodem van den Stillen Oceaan rust Hfl vliegt trotsch de Fidschieilanden voorby en evenmin denkt hij er aan nog een uitstapje naar de Samoaeilanden en al de andere eilanden te maken, die als peüers van een ineengestorte brug op den weg naar dejcust van Azië liggen. Ook het zeer nabijgelegen Nieuw-Caledonië lokt hem niet; de Franschen hebben hier een strafkolonie ingericht, en daar is voor onzen vogel niets te halen. Nu richt hy de zeüen zijner vleugels naar het Zuiden en weldra doemen de bergen van het noordely'k eiland van NieuwZeeland boven den horizon op. Daartusschen verheft zich de nog werkende vulkaan Tongariro met zijn zeven kraters en noordoostelijk daarvan vertoont zich het kratermeer Taupo tusschen zyn puimsteenrotsen. Ten Noorden van dit meer liggen talryke andere meren, waaromheen stoomwolken en heete bronnen omhoog stijgen en waar menige prachtige geyser als een springbron de hoogte in spuit Op de zuidelijke eüanden van Nieuw-Zeeland ziet de albatros 19 244 duister blinken. Opeens kijken hem uit de verte twee groene en roode oogen aan, die snel grooter worden; het zijn de lichten van een stoomboot, die zich op weg naar Adelaïde in het Zuiden van Australië bevindt. Den volgenden dag haalt hij een andere stoomboot in, die tegen wind en stroom in, naar het Westen stoomt; het doel is Kaapstad aan de zuidelijke punt van Afrika en ze stuurt tusschen de eilanden Sint Paul en de Kerguelen door. Onze albatros vergezelt haar slechts tot aan St Paul, want dit eiland is het merkwaardigste, dat mj te zien krijgt. Naar het Oosten is het een open krater en in dezen krater vinden schepen een uitnemende haven. Maar slechts heel zelden verdwaalt een schip naar dit eenzame rotseiland; slechts gedurende korte tijden wordt het door walvisch- en robbenvaarders bezocht, die hun buit in de open zee, buiten, hebben binnengehaald. Dezen keer ziet de albatros geen menschehjk wezen op St. Paul, maar wel duizenden zeevogels, die op de kale rotsen ontzettend geraas maken. Ver van alle bevaren wegen van den Oceaan ligt ook Nieuw-Amsterdam, een klein, vierhoekig eiland, waarvan de hooge, loodrechte rotskust voortdurend door een razende branding is omgeven. Zou de eeuwige golfslag der zee zoolang aan de rotsen hebben geknaagd, totdat zij eindelijk zoo stijl zyn geworden? Als dat nog honderdduizend jaar zoo voortgaat, denkt de albatros, zal dit eilandje geheel verdwijnen en niets overbhjven dan een gevaarlijke ondiepte! Op Kerguelenland werpt de albatros slechts een vluchtigen blik, maar als bh den diep het land insnijdenden zeeboezem overziet, meesmuilt hij 'bü de gedachte, hoe de menschen met elkaar zouden plukharen om dit eiland, als het maar in een gemakkelijker te bereiken zee lag, die minder door stormen werd bezocht. Nu is het als verloren in het zuidehjkste deel van den Indischen Oceaan, geweldige gletschers dalen van de bergen naar omlaag en menschen zfln daar niet. Maar de Franschen hebben zich dit eiland toegeëigend en daar een voorraad levensmiddelen, kleedingstukken en werktuigen neergelegd, opdat schipbreukelingen, die» door heftige stormen tegen deze afgebrokkelde kust mochten slaan, zich zouden kunnen helpen. 249 zich op een eiland, dat zfl dén Sneeuwheuvel noemden, aan land zetten. Hier zetten zij een, uit Zweden meegebracht houten huis neer, en legden er proviand voor twintig maanden neer, want zoolang wilden zü op het woeste eiland bhjven, waarnemingen doen, en uitstapj'es voor navorschingen in de omgeving maken. Na verloop van dien tijd moest de „Antarctic" terugkomen en hen halen. De spoedig intredende winter bracht grimmige koude; elke waterdroppel in het huis bevroor, ijsklompen vormden zich in alle hoeken, schimmel bedekte de muren van het huis en alles werd vochtig en weerzinwekkend. Maar dat had geen nadeeligen invloed op de goede stemming der kolonisten, die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat binnen en buiten hun huis ijverig bezig waren. De vorst kraakte in de hoekbalken en het was geen kleinigheid bfl 40 gr. vorst, door den snijdenden wind en fijne sneeuwjacht, naar het opgeslagen observatorium te komen. Dikwijls suisde de wind met de snelheid van een postduif of een adelaar, en bereikte dertig meter in de seconde, dat is veel sneller dan de snelheid waarmee een sneltrein of een renpaard voortijlt. Aan de windzijde sloegen kleine steenen tegen den muur van het huis en eens slingerde de storm de grootste boot een heel eind over de ijsblokken en versplinterde haar geheel. By het begin der lente, in September, maakten de onderzoekers jacht op zeehonden en vetganzen om proviand voor den volgenden winter bijeen te garen, en een maand later begaven Nordenskjöld en een züner metgezellen zich op weg voor een reis met de slede over het ijs in noordelijke richting. Men kan zich gemakkelijk hun verbazing voorstellen, toen zü na een sledevaart van verscheidene dagen over de eindelooze ijswoestijn en na een eenzaamheid vin twintig maanden, op eens drie zwarte stippen ontdekten, die, hun door de sneeuw tegemoet kwamen! Eerst meenden zü, dat het vetganzen waren, maar al spoedig waren er duidelijk menschen uit te herkennen. Zooals zy daar aankwamen, baardig, koolzwart en geheel met lompen bedekt, zagen de aankomenden er verdacht uit, en wat kon men vreemder bedenken dan hier in deze verlatene, natuurlijk onbewoonde Poolstreek plotseling menschen tegen te 250 komen! Het raadsel werd echter spoedig opgelost: de drie mannen waren de kameraden Andersson, Duse en de Noorsche matroos Gundersen, en hun zwerftocht had de volgende oorzaak gehad: Toen de stoomboot „Antarctic" uit de warmere zeeën terugkeerde, om Nordenskjöld en zyn makkers uit hun vrijwillige gevangenschap op het eiland met de sneeuwheuvels te bevrijden, lieten deze drie mannen zich aan de baai de Goede Hoop afzetten, om zich van daaruit te voet naar den sneeuwheuvel te begeven. Het ijs verhinderde zelfs de stoomboot, tot daar door te dringen. Ontoereikend van levensmiddelen voorzien, moesten de drie mannen den winter in een erbarmelijke steenen hut doorbrengen, die zij gebouwd hadden, en zij vulden het te kort in hun voorraad aan met het vleesch van robben en vetganzen, die zfl buit maakten. Eerst in het voorjaar konden zij probeeren naar het eiland van de sneeuwheuvels voort te rukken, en het geluk was hun gunstig. Nog voordat zfl hun doel bereikt hadden, ontmoetten zfl, zooals hierboven vermeld is, Nordenskjöld en zfln makkers. Hunne verrassing was niet minder dan de zijne, en in de vroolijkste stemming begaven zich nu allen te zamen naar het station terug. Hoe vaak wordt niet het succes of het mislukken eener reis door een reeks van toevallen beslist. Door het grillige spel van het toeval verongelukte Borke's vaart dwars door Australië, die wfl op onze eerste reis „van Pool tot Pool" herdacht hebben. Den mannen van de „Antarctic" was echter het toeval gunstig. Maar van het schip zelf was het lot treurig. Nadat kapitein Larsen, die drie mannen, Andersson en zfln metgezellen in de baai de Goede Hoop aan land hadden gezet, trachtte hfl langs een omweg verder te komen; hij stoomde het eiland Paulet, dat ten Noord-Oosten van het Sneeuwheuveleiland ligt, voorbfl en voer toen zuidwaarts, maar werd weder door het drijfijs gepakt. Een storm uit het Zuiden drong het schip als met schroeven in het ijs vast en dreef het daarmede weer noordwaarts. Een geweldig ijsblok schoof zich onder den bodem der „Antarctic", brak het stuur en de kiel, en vermorzelde eenige huidplanken, zoodat het water naar binnen in het scheepsruim stroomde. De bemanning trachtte het lek te stoppen en de pompen waren in koortsachtigen gang. Zoo dreef de 259 veroorzaken op de aarde verweering, en de afwisselende warmte en koude verhaasten die. De oppervlakte der maan is daarom onveranderlijk en moet steeds gelijk gebleven zijn sinds zü oneindige duizendtallen jaren geleden gestold is. Als er een zandkorrel op den rand van een kraterring werd neergelegd, dan zou die blijven liggen tot aan den jongsten dag, want geen wind, zelfs niet het geringste zuchtje strijkt ooit over de oppervlakte van onzen satelliet. Ook is hier geen enkel geluid te vernemen, hoe hard wü elkaar ook in de ooren schreeuwen; zonder lucht kunnen de geluidsgolven zich niet voortplanten. Van de hoogte van een kratermuur werpen wü een blok in de diepte; zesmaal grooter is het dan de blokken die wü op aarde in beweging zouden kunnen brengen; heel netjes en langzaam rolt het langs de steile wanden naar beneden, maar zonder eenig geluid. Aan den rand van den krater fonkelen heerhjke kristallen, maar geen schram is aan hun oppervlakte te zien; er is hier niets, dat ze zou kunnen beschadigen. Nu klauteren wü met lichten tred op naar den rand van een der hoogste kringbergen. Dood en zwijgend breidt zich de oppervlakte van het maangebied om ons heen uit. Verblindend daglicht omgeeft ons, en onze schaduwen verdwünen bijna onder onze voeten. Alleen de hemel is zwart Op de aarde ziet men heuvels en bergen, hoe verder zü af liggen, in steeds lichtere en ülere Meurmengeling wegdeinen. Hier op de maan komen alle bergen even helder en scherp afgeteekend uit tegen den rand van den horizon. Een dag op de maan is bijna1 vijftien maal vier-en-twintig uur lang, en de zon schrijdt dus wanhopig langzaam boven haar zwarten hemel voort Emdeüjk nadert zü den horizon. Alle kringbergen en kraters werpen schaduwen van zich af, die langzaam aangroeien. Deze schaduwen zün zoo zwart als Chineesche inkt, en als wü op onzen zwerftocht op zulk een schaduw stuiten, dan gaapt zü ons als een zwarte afgrond tegen. Hoe zwart de schaduwen der kringbergen zün, kan men bovendien reeds van de aarde uit met een gewonen verreküker zien. Nu gaat de zon onder. Nog schitteren de hoogste gebergten als zilveren wolken, maar ook deze glans verdooft spoedig, en nu wordt het plotseling üzig koud. De koude is zoo sitfjdend, dat geen aardsche pelzen daartegen iets vermogen te beschutten, 260 en aan vuur ontsteken valt niet te denken; want op de maan is in 't geheel niets brandbaars aanwezig, en al hadden wü ook een paar stevige houtstapels medegebracht, zouden wü die toch nooit in brand kunnen steken, want waar de lucht ontbreekt, is geen verbranden mogehjk. Gedurende den langzaam voor tschry'denden maannacht, die eveneens bgna vüftien dagen duurt, daalt de koude tot 250 graden, en in het wereldruim daarbuiten moet het, volgens de bewering van vele onderzoekers, zelfs 273 graden vorst zflnl Daar geen enkel luchtbekleedsel de uitstraling der maan-oppervlakte dempt, koelt *ü byna tot aan de koude van de wereldruimte af. Maar in dezen maannacht wordt het schouwspel om ons heen onbeschrüfehjk schoon. Wü begeven ons naar de middelste maanschijf, naar de vlakke inzinking, die den naam „Bocht van het Midden" draagt. Daar gaan wü op onzen rug liggen, om het geweldige, lichtende hemellichaam, dat op het zenith juist boven ons hoofd staat, beter te kunnen beschouwen. Wü zagen het juist, toen wü aan den rand der maan stonden, maar daar vertoonde het zich aan den horizon. Al bleven wü hier nu twee weken zoo liggen om het zonder ophouden aan te staren, of, al zouden wü hier duizenden en millioenen jaren bhjven liggen, — dit hemellichaam gaat niet van zün plaats! De zon komt en gaat, maar dit andere hemellichaam, dat er vele malen grooter uitziet dan de zon, bluft onbewogen op dezelfde plek staan. Dit hemellichaam is immers niets anders — dan onze eigen oude Moeder Aarde! Daar de maan haar steeds denzelfden kant toekeert, moet ook het mannetje in de maan de aarde eeuwig op hetzelfde punt in het heelal zien staan. 56. De Aarde. Wü hggen dus op de maanoppervlakte en zien, hoe de zon haar stralen over de aarde laat vloeien. Maar deze blinkt ons niet als een zilverwit schild tegen, doch het hcht speelt op haar in grillige kleuren. Het ziet er büna zoo uit als bestond zg uit dun porcelein, dat van binnen uit door een reusachtige electrische lamp verlicht wordt. Zoo zweeft zg boven ons, schel afstekend tegen den nachtzwarten hemeL Zij verbreidt zulk een sterk hcht, dat de nacht op de maan in 't geheel niet donker