EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR Bladz. 142. En de President nam zijn hoogen hoed af en zij riepen allemaal: „Leve Edouardt Leve Frankrijk!" EEN SERGEANjT VAN DERTIEN JAAR EEN VERHAAL, VOOR JONGENS. UIT DEN WERELDOORLOG VAN 1914-1915 door JULES VERBEEKE geïllustreerd door jan wiegman amsterdam P. N. VAN KAMPEN & ZOON OPGEDRAGEN AAN Ml/N NEEFJE JOHAN INHOUD. Bladi. EERSTE HOOFDSTUK. In de school van Malzeville 1 TWEEDE HOOFDSTUK Wat Edouard's Grootvader vertelde, en wat daaruit voortkwam 12 DERDE HOOFDSTUK Wat Edouard zag en hoorde 38 VIERDE HOOFDSTUK Wat er dien nacht gebeurde 45 VIJFDE HOOFDSTUK Onrustbarende berichten 60 ZESDE HOOFDSTUK De Franschen komen! „Vive la France!" 75 ZEVENDE HOOFDSTUK Edouard mag mee ten oorlog 89 ACHTSTE HOOFDSTUK. Edouard's eerste tocht 102 NEGENDE HOOFDSTUK Frankrijk's kleinste Sergeant 123 TIENDE HOOFDSTUK In het hospitaal te Malo-les-Bains 143 EERSTE HOOFDSTUK In de school van Malzeville. Het was een warme, zonnige dag in Augustus van het jaar 1914. De school op het dorp Malzeville, juist op de grens van Elzas-Lotharingen, een landstreek tusschen Duitschland en Frankrijk was pas begonnen en de leerlingen waren nog onrustig van het spel, dat zij zooeven hadden moeten staken. Met een hoogroode kleur op 't gelaat en glinsterende oogen, hadden de jongens plaats genomen, half onwillig wel, maar toch gehoorzamend aan de strenge oogen van den meester. Uit de andere klassen — wij zijn in de hoogste klasse — rumoerden nog geruchtea Een enkele nakomer zocht vlug zijn plaats op en de onderwijzer maakte toebereidselen om de les te doen aanvangen. 2 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Juist was hij begonnen met de presentielijst af te lezen, toen andermaal de deur werd geopend, en een kleine, stevige jongen, met heldere oogen, binnentrad en naar zijn plaats in de middelste rij wüde stappen. De onderwijzer hield op, zag streng den binnenkomende aan en riep: — Edouard Martel! Kom eens hier. De jongen trad nader, onbeschroomd en half lachende, tot dicht bij den meester. — Wat blieft u, mijnheer? Zijn heldere stem, een weinig trillend, klonk door 't schoollokaal De meester keek Edouard een minuut lang zwijgend aan en zeide toen: — Je bent wéér te laat Zul je dan nooit leeren op tijd te komen? Waar heb je gezeten? — Ik moest voor moeder een boodschap doen, mijnheer. — Je jokt! Een donker rood overtoog zijn mooi, regelmatig jongensgezicht Hij beet zich met de kleine, regelmatige, mooiwitte tanden op de lip en zweeg. Nu was het doodsstil in de klas. — Waar ben je geweest? — vroeg de onderwijzer, nu gestrenger dan zooeven. — ü gelooft mij niet? — stiet Edouard driftig EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 3 uit — Ik deed een boodschap voor moeder. Ik heg niet! — Zwijg! — antwoordde de onderwijzer driftig. — Je blijft straks schooL Ga zitten! Tranen van spijt, van boosheid misschien, sprongen Edouard in de oogen. Hij mompelde zoo iets van ^onrechtvaardig'' en het zich plomp in zijn schoolbank vallen, zoodat de inkt, in een wit porceleinen potje midden in de bank vastgezet, er uit sprong. — Kan dat niet wat zachter? — vroeg de onderwijzer. — Mijnheer! — piepte nu Edouard's buurman €harles — hij heeft de bank met inkt bemorst Een vernietigende blik uit Edouard's oogen trof Charles, die wijselijk een eind opschoof, want Edouard balde de vuisten en zou, indien de onderwijzer met naderbij was gekomen, Charles een fermen stoot hebben toegediend. Mijnheer Schülte, zoo heette de onderwijzer, kwam naar Edouard's bank toe, en zag de zwarte inktvlakken, die de bank en boeken van Charles bemorst hadden. — Vlegel! — zeide mijnheer Schülte driftig. — Vlegel! Eerst belieg je mij en nu weer deze verwoesting! 4 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Klets.... klets.... klapte het om Edouard's ooren. Edouard kneep de oogen dicH hij beet op zijn tong om niet te huilen en voelde niet alleen zijn ooren gloeien van de slagen, maar zijn gansche jongenslichaam trilde van drift Toch zweeg hij. Geen woord antwoordde hij op mijnheer Schülte's driftige uitvallen. Hij zon wel op wraak, want Edouard meende dat hij nog nooit zóó onrechtvaardig behandeld was geworden.... Met een hem toegeworpen doek moest hij de inktvlakken verwijderen en terwijl hij daarmee bezig was, wreef hij plotseling de natte, vuile, zwarte doek in Charles' gezicht, die van schrik een moorddadig gehuil opzette. Edouard stond er bij met een gezicht als wilde hij vragen: — Wat scheelt jou? Woedend over zoo ongehoorde brutaliteit, kwam mijnheer Schülte, die weer voortgegaan was met de presentielijst af te lezen, naar Edouard toe, greep hem aan en wilde hem vóór de klas brengen. Edouard, hoe klein hij ook was, werd de sterkste jongen genoemd van heel de school, en gaf daarvan thans weer nieuwe blijken. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 5 Want nauwelijks had de onderwijzer hem aangegrepen of hij was in de bank gaan zitten, zette de beenen schrap, hield met beide handen de bankleuning vast, en zat zóó muurvast, dat de geheele bank, door mijnheer Schülte's rukken, meegetrokken werd. — Laat los, kwajongen — hijgde mijnheer Schülte, terwijl hij wanhopige pogingen deed om hem los te rukken. Doch Edouard hield vast, klemde de tanden opeen en gaf niet toe. De andere kinderen, die eerst ademloos hadden toegezien, begonnen nu, ziende dat een kameraadje hun onderwijzer durfde weerstaan, luidruchtig te worden. Eerst zacht, dan al maar luider öp, giegelden zij van 't lachen en niettegenstaande zij geen woord durfden te uiten, glinsterde menig oog van spotlust over de manier waarop Edouard zich vastklemde. — Stilte! — gebood mijnheer Schülte. — Jullie krijgen allen straf.... De onderwijzer, een nog jonge man, verloor het geduld, en een lange stok, waarmede hij bij aardrijkskundige les op de kaart wees, grijpende, sloeg hij Edouard zóó ruw dat de jongen het uitgilde van pijn.... de bank los liet.... de klas uitholde en huiswaarts rende.... 6 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Als bij tooverslag was de stilte ingetreden. Niemand der kinderen durfde meer lachen en geen geluid werd vernomen! Allen keken met ontzag naar mijnheer Schülte, wiens oogen toornig glinsterden en wiens handen trilden.... Het duurde geruimen tijd eer mijnheer Schülte begon te spreken! — Leesboeken! — commandeerde hij opeen toon van een militair die een troep soldaten voor zich had. Vlug kregen de kinderen hun boekjes en wachtten nu, de hoofden gebogen over de gedrukte bladzijden, op een nieuw bevel van hun meester. Charles, Edouard's buurman, moest beginnen, en haperend las de jongen het vrij moeilijke Duitsch. —Houdt maar öp — bitste mijnheer Schülte— je kunt 't weer niet — En meteen driftig uitvallend: — zullen jullie nooit goed Duitsch leeren? Je onderwijzer plagen, sarren, dat kunnen jullie goed. Maar vergeet niet dat ik hier baas ben. Begrepen? En om meer kracht bij zijn woorden te zetten sloeg hij één keer heel hard met zijn hand op de tafel, zoodat de jongens en meisjes opschrikten. Zóó boos was mijnheer Schülte nog nooit geweest EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 7 Nog nooit had hij zóó gesproken. Nog nooit hadden de kinderen hem zóó driftig gezien. Doch géén der kinderen wist ook maar eenigszins wat de oorzaak ervan was, dat mijnheer Schülte zijn zèlfbeheersching verloren had. Toch was daar een bepaalde reden toe. Malzeville, zooals jullie weten, was een grensplaatsje van Elzas-Lotharingen. Vroeger in 1869 had het dorpje behoord tot Frankrijk, onder de regeering van Keizer Napoleon. Doch toen in 1870 de Fransch-Duitsche oorlog was uitgebroken en de Duitschers, onder de toenmalige regeering van den Koning van Pruisen, den lateren Keizer Willem I van Duitschland, de Franschen bij Sedan bijna geheel versloegen, hadden de Duitschers Elzas-Lotharingen voor zich genomen. Dit kwam zoo. Keizer Napoleon, die na den slag van Sedan sléchts een zeer klein leger behield, moest zich aan de Duitschers overgeven. Wanneer dit gebeurt in een oorlog, kan de overwinnaar van den overwonnene een oorlogsschatting eischen. De Duitschers nu hadden Elzas-Lotharingen, 8 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. dat een Fransche provincie was, geëischt en gekregen. Dit was nu al meer dan veertig jaar geleden, doch de meeste, vooral de oudste, bewoners dier provincie spraken nog heel dikwijls over die dagen. Bovendien was er nog een eigenaardigheid. Natuurlijk werd er in die Fransche provincie gewoon Fransch gesproken, en toen de Duitschers het in bezit namen, wilden deze hebben dat men niet anders dan Duitsch sprak. De bevolking deed er evenwel weinig aan en algemeen sprak men het geliefde Fransch, zonder zich veel te storen aan het feit dat de meeste overheidspersonen, zooals burgemeesters, onderwijzers en politieambtenaren Duitschers waren. Ook Malzeville verkeerde in zulk een geval Alleen de burgemeester was een volbloed Franschman, doch de hoofdonderwijzer, mijnheer Schülte, was, evenals de drie andere leerkrachten, echt Duitsch. Vandaar kwam het dan ook, dat de meeste kinderen, thuis niets dan Fransch hoorende spreken, zoo moeilijk op school 't Duitsch lazen en schreven. Wat natuurlijk minder naar zin was van mijnheer Schülte. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 9 Het lesuur verliep verder gewoon, maar toch was er iets onrustigs in mijnheer Schülte, dat zich mededeelde aan de kinderen, die met weinig aandacht het gesprokene volgden. Af en toe keek mijnheer Schülte naar buiten, als verwachtte hij iets of iemand. Wat of dat zijn mocht? Niemand wist het, doch als men mijnheer Schülte's gedachten eens had kunnen lezen, had men er één woord in gevonden. Een verschrikkelijk woord.... Oorlog! Hard werd er ineens op de deur geklopt waardoor mijnheer Schülte opsprong van zijn stoel, en wat den kinderen deed opzien uit hun werk. — Binnen! Wilhelm Strasz, de gemeente-veldwachter, trad binnen, salueerde stram en fluisterde eenige minuten lang met mijnheer Schülte.... Daarna keerde Wilhelm Strasz terug en mijnheer Schülte vervolgde zijn les. Wat zou er toch wel gebeurd zijn? Kwam de veldwachter voor Edouard Martel? O! hoe nieuwsgierig waren de kinderen. Zoo kwam het» uur aan waarop de school voor dien dag geëindigd was. Als een troep vogels, die opgesloten waren 10 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. geweest, en die nu vrij gelaten werden, stormden de kinderen naar buiten. Nu kwamen de tongen los. Het was één geluid van stemmen! — Wel, wat een pret om Edouard! — Och jó, hij mag toch niet meer op school komen. — Hoe weet jij dat? — Je zult 't zien. — 't Was gemeen van mijnheer. — Hoor hém — smaalde een ander. — 't Is een Duitscher, jongens! Kom meê, wij gaan naar Edouard, Alleen Charles volgde niet Hij had even geluisterd naar de stemmen, en ijlde toen vlug naar huis. Binnen in de school gebeurde iets bijzonders. Het was zoo de gewoonte dat de onderwijzeres en de twee andere onderwijzers, na schooltijd even bij 't hoofd der school kwamen praten. Zoo ook nu weer. Nauwelijks waren de beide onderwijzers binnen gekomen of mijnheer Schülte zeide: — Nu! 't Gaat er misschien op los! — Werkelijk? — vroegen de beide mannen tegelijk. — Wilhelm kwam mij waarschuwen Jullie moet je gereed houden. Ieder oogenblik kun EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 11 je opgeroepen worden. Voor mijn part roeien ze gansch Frankrijk uit De onderwijzers, jonge mannen nog, antwoordden niet, en mijnheer Schülte ging voort: — We moeten niet vergeten dat het nu eens uit moet zijn van Frankrijk, Rusland en Engeland met dat eeuwigdurende gesar. Trouwens, juliie weten 't zelf wel hoe 't gaat Zooals men hier ons sart in 't klein, doen de groote landen ons land het in 't groot Ha! we zullen ze leeren!!.... Nog zeer lang bleef men praten en toen men heenging besloot mijnheer Schülte: — 't Is maar goed dat er eens een einde aan komt en wij Duitschers zullen winnen, net als in 1870! TWEEDE HOOFDSTUK. Wat Edouard's Grootvader vertelde en wat daaruit voortkwam. Edouard Martel woonde een klein eindje buiten 't dorp aan den grooten straatweg van Straatsburg naar Rheims. Hij woonde hier met zijn moeder, zusje en grootvader Martel, een 75-jarige grijsaard. Vader Martel was reeds vijf jaren dood. Op een dag in Augustus had hij, die landbouwer was, zich overwerkt bij den graanoogst en was 's avonds zeer verhit thuis gekomen. Een brandende dorst versmachtte hem, en niet lettend op de waarschuwingen van zijn vrouw had hij koud water gedronken ter verkoeling van zijn lichaam, 's Nachts had hij hevige krampen gekregen en toen de dokter gehaald was, kon deze slechts constateeren dat vader Martel gestorven was. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 13 Dit was een zware slag geweest voor de bewoners van het kleine huisje. Vader Martel was de eenige kostwinner, want grootvader was al zoo oud en niet sterk meer. En toen de goede man gestorven was moest Moeder Martel er op uit om te werken, omdat Edouard en Celine, zijn zusje, te jong waren om iets te verdienen. Verschillende menschen uit den omtrek hadden diep medelijden met Edouard's moederen zoo gebeurde het dat zij heel wat werk kreeg. Dan moest zij een dag op een boerderij helpen, een tweeden dag werken bij den dokter, den derden dag was zij in 't huis van den burgemeester, en zoo nog bij enkele gegoede menschen. Daardoor verdiende vrouw Martel juist genoeg, om met hun viertjes van te leven. Iedereen sprak met liefde en achting over de moedige vrouw, die zoo flink door 't leven ging. Grootvader sjouwde den ganschen dag in 't huisje, knutselde van alles, hielp de kinderen, kortom, hij was een trouwe man voor de vrouw en kinderen van zijn overleden zoon. Slechts één ding vervulde vrouw Martel wel eens met zorg. 14 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Grootvader was altijd heftig gekeerd tegen de Duitschers. Hij kon ze, zooals hij meermalen luid te kennen gaf, »niet luchten of zien". 't Gevolg was, dat toen Edouard naar school ging, en daar van Duitsche onderwijzers leeren moest, de oude man allerlei verhalen deed, waardoor Edouard meende dat hij die onderwijzers nu niet zoo bijzonder behoefde te eeren. Niet dat Edouard opzettelijk ondeugend was, niet dat hij redenen gaf voor groote ontevredenheid, doch als de onderwijzer bij het behandelen van aardrijkskunde de provincie ElzasLotharingen tot les nam, durfde hij te zeggen, >dat behoort bij Frankrijk". En weê, wanneer, zooals vanmiddag, de onderwijzer twijfelde aan de waarheid zijner woorden! Dan joeg een wilde drift hem door d'aderen en haatte hij de Duitschers, zoo jong als hij was. Edouard was regelrecht naar huis gegaan toen hij de school uitliep. Vrouw Martel zat juist voor 't raam bij een stapel verstelwerk, dat zij van een der boerinnen uit den omtrek te maken had gekregen. Zij hief 't hoofd op toen de deur openging en liet haar naald vallen, toen zij het verhitte gelaat zag van Edouard. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 15 — Waar kom jij vandaan? — vroeg zij. — Van school, moeder! — Zóó laat is 't toch nog niet? En je hebt gehuild! Is er iets gebeurd? — Ik ben weggeloöpen, moeder — antwoordde Edouard kalm, terwijl hij met zijn mooie blauwe, heldere kijkërs naar haar opzag. — Weggeloöpen?.... Van school weggeloöpen? — hernam moeder Martel. — Maar jongen — Hij sloeg mij — zeide Edouard norsch. — Wie? — Mijnheer Schülte. — Verdiende je 't misschien? — Neen moeder. — Hoe kwam 't dan? — vroeg Edouard's moeder vriendelijk. Juist wilde Edouard vertellen gaan, toen grootvader binnenkwam en verrast opzag dat Edouard bij zijn moeder stond, — Hoe nu, jongen? — vroeg grootvader.— Is er nu al oorlog, dat je al thuis bent? — Vader! — waarschuwde vrouw Martel, meteen den ouden man een wenk gevend dat hij zwijgen moest — Nou.... nou Louise! — suste grootvader — Edouard is flink genoeg, hij mag toch wel iets 16 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. weten, want dit bezweer ik je, dat er hommeles komt Edouard had met verbazing naar Grootvader geluisterd en er geen woord van verloren. — Wat is dat» grootvader? — Stil jij! — gebood vrouw Martel — Eerst vertel je eens waarom je weggeloöpen bent — Weggeloöpen? Edouard? Van school? — herhaalde nu grootvader, terwijl hij Edouard over 't hoofd streek. — Oh! dat is de schuld natuurlijk van dien Duitscher. Vertel, jongen.... vertel!.... Grootvader schoof een stoel bij en Edouard vertelde. — Ik moest immers een boodschap voor u doen, moeder, bij mevrouw van den Dokter. Nu, ik kwam te laat op schooL Mijnheer Schülte was juist begonnen. Hij riep mij terug toen ik wilde gaan zitten. Toen vroeg hij me waar ik geweest was, en ik vertelde hem dat ik voor u een boodschap had gedaan. Hij geloofde mij niet Ik moest, zeide hij, school blijven. Daarover was ik boos en viel wat hard mijn bank in. Charles, u kent hem wel, die valsche jongen, zag dat er inkt uit het inktpotje op de bank spatte, toen ik ging zitten. Hij verklapte dat en ik moest met een doek de inkt wegvegen. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 17 Toen heb ik meteen dien Charles een paar vegen met dien inktdoek gegeven. Ah! dat was prettig! Hij zag er uit als een negerI Fijn. Mijnheer Schülte werd toen zoo boos dat bij mij uit de bank wou trekken. Maar ik hield Ble. 28. Grootvader keek trotsch naar zjjn kleinzoon. mij vast, en toen nam hij zijn stok en sloeg mij er meê. Toen ben ik weggeloöpen. — Is dit alles waar, Edouard? vroeg vrouw Martel — Ge hadt dien spion een klap terug moeten geven, meende grootvader* 2 18 BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Moeder 't is waar, zeide Edouard ferm. — Dan zal ik eens met mijnheer Schülte gaan spreken, gaf moeder te kennen. — Louise, hernam nu Grootvader, wees verstandig. De jongen spreekt de waarheid, dat zie ik. En wat hebt ge er aan of ge met dien man praten gaat? Blijf thuis. Over een paar dagen is 't toch mis met hem Ik vind dat Edouard bést gedaan heeft 't Is kranig! Hij is een echte Franschman... Bravo jongen! — Vader! zeide nu vrouw Martel, u moogt hem met aansporen tot dergelijke dingen. Dat is verkeerd, Edouard is driftig en daaraan mag hij niet toegeven. — Ach wat... 'tls 't oude liedje weer, Louise. Die Schülte weet zéér goed dat ik hem eens gesnapt heb. Daarvoor moet Edouard lijden, 't Gaat altijd zoo met dat soort menschen. Ga jij maar met me mee, jongen! Grootvader Martel was wat boos geworden op zijn dochter. Wat deksel, moest zij nu Edouard achter stellen bij dien mijnheer Schülte? Edouard volgde zijn grootvader naar buiten. Grootvader was een eigenaardig man. Hij was een volbloed Franschman. Frankrijk was hem lief en heilig, en als hij BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 19 daarover begon, was hij de eerste uren niet uitgesproken. Als dertigjarig man had hij den FranschDuitschen oorlog meegemaakt, had daarbij een kogel gekregen in zijn rechter heup, waardoor hij niet alleen levenslang kreupel, maar ook, zwak was gebleven. Hij was te Malzeville geboren, zijn meisje, later zijn vrouw, had hij daar gekregen, zijn eenigste zoon had er het levenslicht aanschouwd, kortom, de oude Martel was één met Malzeville. Toen de Duitschers nu ook dit dorp bij hun grenzen trokken, was de oude Martel woest geweest, en bleef hij aanhoudend mokkend en mopperend, toch te Malzeville wonen. Maar o! die jaren! Geen dag ging er voorbij of de oude Martel was aan 't praten over en tegen de Duitschers. Al wat Duitsch was, haatte hij. Nooit sprak hij één Duitsch woord; altijd verzette hij zich tegen die »dieven", zooals hij de overwinnaars noemde. Louise en haar man, hadden hun ouden vader maar laten redeneeren. Zij vonden grootvader oud en gunden hem dit stokpaardje wel. Hij moest zijn hart toch tegen iemand kunnen uiten. Doch indien zij meenden dat grootvader er 20 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. ééns over zou ophouden, dan vergisten zij zich, en nauwelijks kon Edouard praten of grootvader vertelde hem uren lang van en over de Duitschers en van oorlog. Niemand lette er op, maar Edouard werd door deze verhalen zóó weinig vriendelijk tegenover de Duitschers, dat hij reeds bij de eerste schoolles uitriep: — Ik wil niet leeren! Gevraagd zijnde waarom hij niet leeren wilde, had hij geschreeuwd: — Grootvader zegt dat jullie Duitschers zijn en dat zijn onze vijanden!... Dit voorval was breed uitgemeten, had rapporten gekost aan de hoogere schoolautoriteiten en 't gevolg was geweest dat er te Malzeville nog eens zoo streng werd aangedrongen op het spreken van de Duitsche taaL Zoo was Edouard Martel op school niet geliefd en menigmaal kreeg hij straf, voor 't minste vergrijp, zoodat er langzamerhand óók in zijn eigen hart een mok rees tegen »Grootvaders vijanden". Het was aandoenlijk zooveel als de oude man van Edouard en omgekeerd hoeveel Edouard van zijn Grootvader hield. Uren lang konden zij samen bezig zijn en EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 21 Edouard kende menig kunstje, van allerlei aard, hem door Grootvader geleerd, 't Was dus ook nu niet te verwonderen dat Grootvader Edouard meenam naar den moestuin achter het kleine huisje. — Ga jij maar meê, mijn jongen, herhaalde de oude man. — Jij moet niks hebben van die fratsenmakers. Luister jij maar naar je oude Grootvader. Fransch ben je immers. Laat ze dus maar aan hun eigen kinderen die taal leeren, niet aan jou! — Ik heb hem toch maar lekker gefopt door weg te loopen! — genoot Edouard nu. — Ferm gedaan, Edouard — prees Grootvader Martel — je moet je nooit laten regeeren door vreemde snoeshanen. Als het nog een Franschman ware geweest, dan had 'tiets anders geworden, maar nu, nu heb je prachtig gedaan. Grootvader bemerkte niet dat hij in zijn groote, blinde liefde voor Frankrijk geen goede les gaf aan den kleinen Edouard. — Grootvader? vroeg Edouard, — Wat wou je jongen? — Waarom deed u zoo geheimzinnig? — Wanneer? — Daar even bij Moeder. 22 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. De oude Martel keek peinzend voor zich. 't Was alsof hij iets zag dat gansch zijn gedachten in beslag nam. Toen, omdat Edouard al maar vragend naar hem öp zag, zeide hij: — Je moeder heeft gelijk.... je bent nog te jong. — Hé Grootvader!.... — Stil Edouard. Je moet eens luisteren, 't Zou kunnen gebeuren dat wij weer veel verdriet zouden krijgen. Mogelijk komen er veranderingen, doch beloof mij, hoe jong je ook bent, dat je altijd Franschman blijven zult — Waarom vraagt u dit Grootvader? — Misschien.... haperde Grootvader. — Komt er oorlog? vroeg Edouard ineens invallend. Grootvader Martel schrikte öp. Hij keek weer in de verte, daarna naar Edouard, om dan weer voor zich uit te staren. Zij waren nu geheel achterin den tuin genaderd, waar Grootvader een bank gemaakt had. Hier zetten zij zich neder. — Ja er komt oorlog. — Wanneer? ^ — DéLt weet ik niet — Maar komt er heusch oorlog? — Zéker. — Dan ga ik meê. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 23 Grootvader keek trotsch naar zijn kleinzoon. Ha! dat was zijn bloed dat stroomde door dien kleinen guit Warempel Die wilde nu al meê gaan vechten! Doch nu kwam er een meelijdenden glimlach op Grootvaders gezicht — Mijn beste vent, je weet niet wat je zegt Herinner je je niet wat ik vertelde van dien oorlog waar ik bij was? — Jawel Grootvader! Dat was toen de Duitschers ons van Frankrijk afnamen. — Precies. Welnu, als alles waar is wat de mensohen zeggen en wat de courant schrijft» dan zullen de Franschen ons nu terugnemen en de Duitschers wegjagen. — Mijnheer Schülte ook? — Natuurlijk. Die allereerst — Waarom dan, Grootvader? — 't Is een spion! Edouard verschrok. Hij wist nog wel niet goed wat een spion beteekende, maar de minachting waarmee Grootvader het woord had uitgesproken, was voldoende om aan te toonen dat het iets slechts was. Langen tijd was er stilte tusschen hen. Groote ernst heerschte er, zoowel bij den ouden Martel als bij Edouard. 24 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Kijk eens, zoo begon Grootvader. — Je bent wel heel jong nog en de menschen zouden zeggen dat ik je verkeerde lessen gal Misschien begrijp je ook nog niet alles. Maar lieve jongen, ik ben oud. Wellicht ga ik spoedig weg voor goed. En als jij dan niet meer met mij zoudt kunnen spreken, dan zou ik verdriet hebben als ik geen goeden Franschman van je had gemaakt Vergeet nooit je vaderland, jongen! Wees trotsch op je taal! Wees eerlijk. Nooit kruiperig. Nooit slaafsch. Verzet je tegen dwang. Laat je nooit knechten. Wees tegenover iedereen open en oprecht Bega geen verkeerde wegen. Zie eens. Ik noemde daareven mijnheer Schülte een spion. Dat is iemand die probeert achter geheimen te komen en die ze dan verklapt. Begrijp je dat? — Neen Grootvader. — Luister nu eens goed. Hier dicht bij is de Fransche grens he? — Ja, dat weet ik wel! — Goed. Dicht bij die grenzen liggen immers de bosschen? En in die bosschen heb je verschillende plaatsen die van belang zijn voor de soldaten. Als er nu oorlog komt komen er groote kanonnen met veel mannen er bij die zich daar verschuilen. Als de vijand dan komt schiet men en probeert zoo de vijandelijke EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 25 troepen weg te jagen. Die plaatsen nu zijn geheim, en meester Schülte is nu iemand die dat verraden heeft aan de Duitschers. — Dat is erg gemeen, Grootvader. — Begrijp je 't nu? Blz. 28. Lafaard, beet Edouard hem toe, lieg niet! — Ja zeker. En ik zeg 't hem ook. — Neen! viel Grootvader, Edouard driftig in de rede — dat mag je niet — Maar dat is toch slecht? — Kleine jongens mogen zoo iets niet zeggen. — Waarom dan niet? 26 BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Ik wil 't niet Dat kunt ge later wel eens doen. — Maar hoe weet u 't, dat mijnheer Schülte dat doet? — Dat wéét ik. Vraag nu niets meer. Ga daar even dien mooien appel plukken.... Grootvader wees naar een goudgekleurden appel, die prijkend met een rood blosje, als het ware vroeg om geplukt te worden. Edouard liep er heen, maar zijn hoofd was völ over mijnheer Schülte. Na het avondeten mooht Edouard een poosje gaan spelen. Dat was altijd zoo de gewoonte. Edouard sloeg, zooals eiken avond, den weg in naar het dorp. Hier zou hij zjjn vrienden vinden. Zoodra Edouard aankwam op het dorpsplein werd hij begroet door een aantal makkers. — Hé Edouard! Heb je van middag gehad? — Neen hoor! Moeder zou met mijnheer Schülte gaan spreken. — 't Was fijn jö, zooals jij je vasthield, — Hij kreeg me er toch lekker niet uit — Nou zeg, jij was de baas. — Gemeen dat hij met een stok begon, — mengde zich nu een derde in 't gesprek. — Deed 't pijn? EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 27 — Een beetje, maar ik liep gauw weg. Wat hebben jullie gehad? — Duitsche lees- en schrijfies. — Ah! Gelukkig dat ik er niet was. — O ja! Weet je wie er nog geweest is van middag? — Nu, wie dan? — De veldwachter. — Waarvoor? — Weten wij niet Er werd gefluisterd. Vast over jou! — 't Mocht wat, maalde Edouard, — over mij? Nu, laat Wilhelm maar komen!.... — Daar heb je Gharles! riep er ineens een. Inderdaad kwam Charles op de troep jongens al Charles, de zoon van een vrachtrijder, Kunne genaamd, was bij de jongens niet geliefd. Hij had iets valsoh over zich. Was lui en gemakziek en klikte van een ieder. Bij elk spel dat de jongens deden werd bij uitgesloten, omdat hij steeds valsch speelde. Iedereen vond hem een naren jongen, een suffert, een klikspaan. Charles zag Edouard niet, die middenin een troep jongens stond, en naderde nu vlug. Nauwlijks was hij bij de jongens gekomen 28 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. of hij riep luid: — Wat zeggen jullie wel van dien opsnijder? Hij heeft toch maar fqn gehad, he? Als vader hem te pakken krijgt, zal hij nog een pak ransel krijgen. Hij heeft het verdiend! Jongens, wat kreeg hij slaag! Nu zit hij misschien bij zijn grootvader! Heh! laat die ook maar oppassen. Dat is ook zoo'n verrader. Thans was 't genoeg, meende Edouard, die zich opzettelijk had schuil gehouden, toen Charles begon te vertellen. Hij ging nu ineens vlak voor Charles staan en vroeg driftig: — Wat heb jij te vertellen? Charles schrok geweldig en liep achterwaarts. Edouard greep hem evenwel aan, schudde hem door elkaar en riep: — Dat je mij bespot, laat mij koud, maar van mijn ouden grootvader, die altijd voor iedereen even goed is, blijf je at Verstaan? — Ik zei toch niets, hakkelde Charles. — Lafaard, beet Edouard hem toe. — Lieg niet Je noemde grootvader een verrader. Zég op, wat bedoel je daarmee? — Niets! — Suffert! beet Edouard hem nu toe, terwijl hij hem een stomp gaf dat Charles op den rug tuimelde.... en zóó op den grond terecht kwam. KEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 29 Charles spartelde overeind en schreeuwde als een mager speenvarken. — Houd je mond, klikspaan! of ik sla je leugens ineens er uit! riep Edouard, die grootvader deze woorden al eens had hooren gebruiken tegen den vrachtrijder. De troep jongens was opeengedrongen; zij gaven luide op- en aanmerkingen te hooren. Zonder onderscheid spoorden zij allen Edouard aan om met «klikspaan" te vechten, doch ineens hoorde men een kreet » Wilhelm." Een troep jongens, waaronder ook Charles, zette het op een loopen. Edouard met twee kameraden bleef rustig staan. Wilhelm kwam dichter bij. De jongens zagen zijn groote snorrebaarden reeds, en daarboven de strenge oogen van den veldwachter. — Wat was dat hier? vroeg hij barsch. — Een vechtpartij! antwoordde Edouardkalm. — Dacht ik weL Wanneer jij, rekel, er bij bent draait het altoos op vechten uit Laat ik 't niet weer zien. Begrepen! — Wanneer Charles, of een ander, grootvader beschimpt, dan sla ik hem op zijn gezicht» antwoordde Edouard nu boos. De veldwachter bromde zoo iets van »gespuis" en zette zijn tocht voort 30 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. De jongens verbaasden er zich over, dat Wilhelm hem niet gestraft had, want gewoonlijk kregen zij een tik van den dikken stok, dien Wilhelm getrouw met zich droeg. Zij dachten evenwel niet lang er over na en Victor, Edouards beste vriend, vroeg: — Wat gaan we doen? — Laten wij naar de smederij gaan, opperde Emile, Eduards andere vriend, — Merci, zeide Victor. — Ik heb vanmiddag boer Hacrè's paard niet goed vastgehouden, en de smid dacht daardoor, dat ik het dier plaagde. Hij vloekte op mij en ik heb hem uitgelachen. Hij was woest op mij. — Laten we dan op den Boschweg gaan spelen! meende Emile. — Wij gaan naar mijnheer Schülte, sprak nu Edouard. — Wat doen? vroegen de beide anderen tegelijk. — Kijken, antwoordde Edouard laconiek. — Is er dan iets bij zonder s? informeerde Victor. — Misschien! — Maar waarom moeten wij er heen? Appels of peren zijn er toch niet — Wij gaan ook niet stelen, antwoordde Edouard fier. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 31 — Dan weet ik 't niet meer. — Hoeft ook niet! Ga maar met mij mede. — Ik ga niet meê, zeide Victor. — Dan gaan wij, niet Emile? — Ja maar, haperde deze — wat moet je daar dan doen? — Ik wil eens zien wat meester 's avonds doet — Jouw fouten verbeteren, lachten zijn vrienden. — Dat wil ik dan wel eens zien! — Och, kom nou. 't Is al laat Zoo moeten wij naar huis. — Ik ga naar mijnheer Schülte's huis toe,hield Edouard eigenzinnig voL Meteen liep hij *t dorpsplein over en ging den weg op die naar de school voerde, waar dichtbij mijnheer Schülte woonde. De drie jongens, Edouard's vrienden zouden dan toch maar meegaan, hepen nu naar het huis van den onderwijzer. — Ik moet weten wat een spion doet mompelde Edouard, die nog maar steeds aan grootvaders woorden denken moest Indien grootvader geweten had dat Edouard doen zou wat. hij thans van plan was te doen, dan had de oude man't hem stellig niet verteld. DERDE HOOFDSTUK. Wat Edouard zag en hoorde Victor en Emile hadden het opgegeven om nog langer aan te dringen naar de reden, waarom Edouard naar mijnheer Schülte's huis wilde gaan. Met hun drieën liepen zij vlug naar de school toe, sloegen toen rechtsaf en hielden een paar honderd meters van het huis stiL — Voorzichtig, jongens! zeide Edouard zacht — Ga jij vooruit en loopt zachtjes, antwoordde Victor. — Een van ons moet op wacht blijven, commandeerde Edouard, die zooals gewoonlijk, stilzwijgend de leiding dezer tocht op zich genomen had. — Goed, antwoordde Emüe. — Ik blijf op den weg om te zien of er onraad is. Wanneer ik fluit, moeten jullie terugkeeren. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 33 — Mooi zoo. Victor,ga mee. Ik zal vooruitgaan. Niemand der jongens begreep eigenlijk, wat zij wilden doen als zij bij 't huis van mijnheer Schülte waren gekomen. Zelfs Edouard wist niet anders dan dit: Bladz. 42. 't Was ook hoog tijd. Grootvader had mijnheer Schülte spion genoemd, en nu wilde Edouard weten wat dit was. Hij dacht er op zijn manier over en meende dat er uiterlijke, zichtbare dingen waren waaraan te zien was dat men hier te doen had met een spion. 34 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Mijnheer Schülte's huis werd aan alle zijden omgeven door tuinen. Aan de voorzijde liep een tamelijk breed water, waarover een sierlijk houten bruggetje was gemaakt Wanneer men naar 'thuis ging, kwam men, over dit bruggetje gaande, in een taiintje dat keurig aangelegd was en waar zeldzaam mooie bloemen bloeiden. links en rechts van het huis, waren allerlei vruchtboomen geplant en achter 't huis was een groote moestuin. Het geheele stuk grond waarop 't huis van mijnheer Schülte gebouwd was, was afgesloten door een breede, dichte haag van doornstruiken Toen mijnheer Schülte voor 't eerst te Malzeville was gekomen, nu eenige jaren geleden, had hij in 't dorp zich tevreden moeten stellen met een veel kleiner woning. Doch ongeveer drie jaar geleden, toen een oude rentenier stierf, had mijnheer Schülte deze woning gekocht Allerwegen was er verbazing geweest dat mijnheer Schülte, die toch geen heel groot salaris genoot een huis kocht, doch het was — zoo vertelde men — omdat mijnheer Schülte nog zooveel te studeeren had voor natuur- en scheikunde. De eenvoudige dorpsbewoners begrepen daar BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 35 wel niet veel van, doch toen zij hoorden dat mijnheer Schülte een massa mooie werktuigen had, geloofde men in 's mans buitengewone knapheid, Alleen Grootvader Martel, had oudergewoonte, weer gezegd: — Als daar maar wat goeds uit broeit Je zult zien als er nog eens oorlog komt, en wij Franschen gaan weer terug naar onze eigen regeering, dan is dat huis juist geschikt voor Hoofdkwartier. — (Waar de generaal tijdens oorlog vertoeft). Men had om den ouden man gelachen en hem maar laten praten en niemand sprak meer over het huis van mijnheer Schülte. De groote vraag voor Edouard was nu, >hoe moet ik bij 't huis komen". 't Was wel niet moeielijk om heel voorzichtig 't bruggetje op te loopen en het hekje dat 's avonds altijd gesloten werd, over te klauteren, maar wat dan? Hij moest het geheele huis om loopen, en dan nog was het de vraag of er iets te zien was. Van ver hadden de jongens reeds gezien dat er geen enkel lichtstraaltje naar buiten vieL Toch maar geprobeerd.... Emile bleef achter een boomengroep, dicht bij *t huis staan. 36 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Edouard en Victor gingen Voort en waren spoedig in de duisternis verdwenen. Zij waren nu bij bet bruggetje. Edouard zette den voet 't eerst op 't hout Even kraakte het onder zijn schoenen. Stil — fluisterde Victor. — Hoor jij niets? — Neen! — antwoordde Edouard, even zacht als Victor sprekenda Langzaam gingen de jongens vooruit totdat zij voor het afsluithekje kwamen. Edouard, bekend als een eerste klas kümmer, klom tegen de spijlen op en bevondt zich vrij spoedig aan de andere zijde. Victor bleef aarzelend staan. — Kom op nou! — riep Edouard zacht — Vlug een beetje! — Ik waag 't niet! — antwoordde Victor terug. — Da's lat Enfin blijf dan maar. 'k Ga alleen. — Neen! Wacht even! — zeide nu Victor luider dan wel goed was. Edouard schrok en beet hem driftig toe: — Houdt je mond! Stil! Buk je, er komt iemand!.... Snel trok Edouard zich terug en verschool zich onder de breede, dichte haag. Victor, die lage schoenen aan had, trok deze meteen uit en zette het op een loopen. Niemand EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 37 hoorde hem, alleen Edouard had hem weg zien gaan. Edouard had gelijk gehad. Mijnheer Schülte, die het roepen van Victor vernomen had, kwam naar het bruggetje toe, dat thans flauw beschenen werd door het licht uit de gang. De voordeur stond open en mijnheer Schülte loerde de duisternis in. Niets of niemand was er te zien. Edouard hield zich doodstil. Langzaam kwam mijnheer Schülte nader, en met schrik hoorde Edouard dat er op den weg voetstappen kwamen. Zouden Victor en Emile, bang zijnde dat hun vriend iets overkomen zou, hem verraden. Maar dat kón niet Zij zouden toch niet durven komen en bovendien, het was een veel te zware voetstap voor jongens. — Wie daar? — hoorde Edouard mijnheer Schülte's stem vragen. — Wilhelm! mijnheer — antwoorde de man die Edouard aan had hooren komen. — Wat moet die hier? — dacht Edouard. 't Begint nu pas goed te worden. Opgelet.... — Was je daar even ook al hier? — vroeg mijnheer Schülte. — Ik? Neen mijnheer. 38 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Me dunkt ik hoorde stemmen. — Ik heb niemand gezien dan een paar jongens. Zeker kattekwaad uitgevoerd. — 't Was misschien wel goed als er eens een paar van die belhamels een nacht opgeborgen werden in 't hok onder den toren. — Mijnheer, 't zal wel niet noodig zijn. Zoodra ze mij maar zien, is 't uit — Laten wij naar binnen gaan, Wilhelm. Mijnheer Schülte opende nu het hekje, want het gesprek werd op 't bruggetje gevoerd, zonder dat mijnheer Schülte aanstalten had gemaakt om Wilhelm binnen te laten. — Graag mijnheer. Er is nieuws. — Niet te luid, Wilhelm. Je weet nooit of er geen verraad is. De bevolking hier is op 't oogenblik prikkelbaarder dan ooit We moeten oppassen. — Donnerwetter, mijnheer, zijn we hier in Duitschland of ergens anders? — Jawel! Jawel, Wilhelm. Wij zijn in Duitschland, maar vergeet niet dat er géén Duitschers wonen. — We moesten dat gebroed uitroeien of wegsturen voor goed. Edouard lag al dien tijd stil te luisteren. Hij volgde met inspanning het gesprek. Gelukkig EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 39 verstond hij heel goed Duitsch, en hij begreep nu ineens dat het toch wel nuttig was om talen te kennen. Zou hij nu te weten komen wat een spion deed? Jammer dat mijnheer Schülte met Wilhelm naar binnen gingen. Welke kamer zouden zij uitkiezen? Voorzichtig verliet Edouard zijn schuilplaats, en liep zoo vlug de duisternis dit toeliet naar het huis. Hij liep, op gevaar af gehoord te worden, het huis om en bukte zich bij ieder raam naar beneden. Het geheele huis was Edouard nu bijna öm geweest Nog twee ramen en dan.... Dan moest hij onverrichter zake terugkeeren. Reeds voelde Edouard daarover eenige spijt toen hij ineens moeite moest doen niet om te vallen van schrik. Vlak bij zich had hij de stem gehoord van mijnheer Schülte. Waar was die nu vandaan gekomen? Overal was 't donker. Alle vensters waren gesloten!.... Waar.... waar moest Edouard zich bergen? Kwam daar niemand nader? Edouard hield den adem in en luisterde met 40 BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. groote inspanning naar ieder gerucht of geluid dat zijn oor trof.... Niemand kwam evenwel nader. Dan moest er ergens een raam open staan, waar, vlakbij, mijnheer Schülte met Wilhelm zaten. Langzaam richte Edouard zich op. Hij kroop nu op handen en voeten verder en hield stü voor 't laatste raam. Hier hoorde hij de stemmen! Voorzichtig hief Edouard zich een weinig naar boven. Hij bemerkte nu dat de jalouzieën neergelaten waren, het raam geopend was, — zeker voor de warmte — en dat er bovendien nog donkere gordijnen waren die het licht belemmerden naar buiten uit te stralen. Toch was er nog een kleine spleet waardoor flauw een klein lichtbundeltje naar buiten viel. Dit openingetje was juist groot genoeg dat Edouard naar binnen kon zien. Op de tafel lagen tal van pakjes. Precies portefeuilles. Wat of dit zijn mocht? Stil. Daar sprak de onderwijzer. — Die kerel komt dus? — Morgenmiddag. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 41 — Mooi. Is 't een ferme man? — 'k Geloof een zeer goede. — Hij kent dus door gansoh Argonne den weg ? — Beter dan al de anderen tezamen. — En komt Kühne nog? — JaweL Vannacht rijdt hij. — Goed. — Wanneer de Fransohen nu eens eerder hier waren, wat gebeurt er dan met dit station? — Niets. Dan vernielen wij alles en de schuld is dan alleen bij de luidjes aan de Fransche kant Deze hebben dan niet goed geseind. Men zegt dat de Franschen nog niet de minste actie aan den dag hebben gelegd. De onzen zijn ieder oogenblik gereed, 't Kan dus niet anders of wij zijn hier het eerst Edouard probeerde alles zoo goed mogelijk te volgen, doch begreep niet alles wat er gezegd werd. Hij luisterde evenwel naar ieder woord en nam zich voor om bij zijn thuiskomst alles aan Grootvader te vertellen. Die wist zooveel Dit zou hij ook wel weten. Station?.... Station?.... Wat bedoelde die veldwachter daarmede? Hoor! Wat was dat? Een regelmatig getik weerklonk. 't Wekte Edouard's nieuwsgierigheid dermate 42 BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. op, dat bij pogingen deed, nog hooger op te klimmen. Hij probeerde dit, doch kwam tot de ontdekking dat er toch niets meer te zien zou zijn dan nu, want door het gordijn kon hij slechts een klein gedeelte van de kamer zien. Edouard nam nu een stokje, dat hij voorzichtig van een struik afbrak en stak dit behoedzaam naar binnen. Even wachten — fluisterde hij zichzelf toe. Toen probeerde hij de gordijnen een weinig meer van elkander af te brengen. Krak.... deed het takje, 't Was te zwak geweest en brak af, juist bij het midden. De eene helft bleef in Edouard's hand, de andere viel noodlottig genoeg, naar binnen. Edouard had zich direct op den grond geworpen. Een breede Uchtbundel bewees hem evenwel dat de gordijnen vanéén geschoven werden. Gelukkig waren de jalouzieën nog neer, en geen minuut later vloog Eduard dan ook den tuin door.... klom 't hekje over.... liep het bruggetje af en rende zoo snel zijn beenen hem dragen konden naar 't dorp toe. 't Was ook hoog tijd! Wanneer hij daar onder 't raam, vlak bij EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 43 mijnheer Schülte, was blijven liggen, dan had hij moeten hooren: — Wij worden bespied,.... vlug, naar buiten Juist rende Edouard, die reeds vroeger zijn schoenen had uitgetrokken, en die hij nu met de riemen aaneengebonden om zijn hals droeg, onhoorbaar weg. Mijnheer Schülte en Wilhelm liepen naar buiten en.... zagen niets. Zij hepen 't huis om, doorzochten den tuin, keken achter ieder boschje, achter elke struik, stootten in de duisternis tegen takken, doch alles zonder iets te vinden Daarop kreeg mijnheer Schülte een lantaarn en daarmee gewapend onderzocht hij nauwkeurig den grond. Voor 't raam was het gras plat getrapt — Er is hier iemand geweest! — riep mijnheer Schülte. — Wie? — vroeg Wilhelm vrij onnoozeL — Ja, dat staat er bij geschreven! — smaalde de onderwijzer. — Nu! nu!! — susde de veldwachter. — Wij kunnen misschien wel conoludeeren — Wilhelm gebruikte gaarne vreemde woorden opdat hij erg gewichtig schijnen zou — welk een man het heeft gewaagd hier te komen. Ondanks Wilhelm's meening kwam men niets 44 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAB. verder en nijdig keerden de beide mannen weer naar binnen. Ginds op 't dorp had Edouard zijn beide vrienden ontmoet, die nog steeds op hem hadden gewacht niet begrijpende waar hij toch zoo lang bleet VIERDE HOOFDSTUK Wat er dien nacht gebeurde. Victor en Emile zagen met ontzag öp naar Edouard toen hij met knikkende knieën, van den snellen tocht, bij hen aankwam — Waar bleef je zoo lang? — Ginds. — Wat heb je gezien? — Niet veel. — Gehoord? — Een heele boel Maar ik begrijp niet alles. — Wie was er dan bij hem ? — Wilhelm — De veldwachter? — Wie anders? — En wat deden die samen? — Praten over oorlog. — Wat? 46 BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Ja, en over een station, 't Huis van mijnheer Schülte is een station. — Je bent dwaas, jongen! — Dat zullen we zien. Ik ga naar Grootvader. Die zal wel weten wat dit alles beduidt. — Maar waarom ging je naar hem toe? — Zullen jullie er met niemand over spreken? — Neen! — Ook niet met je vader of moeder? — Dat weet je wel. Toen bracht Edouard zijn mond bij 't oor zijner vrienden en fluisterde geheimzinnig: — mijnheer Schülte is een spion! Sprakeloos keken Victor en Emile Edouard aan. Niemand durfde iets te zeggen. Eindelijk zeide Victor: — Hoe wist je dat? — Van Grootvader — antwoordde Edouard. Weer zwegen de jongens. Toen, langzaam, klinkend vèr over het dorp, liet de klok tien harde slagen hooren. Ineens begrepen de jongens dat er wat voor hen op zou zitten als zij thuis kwamen en met een »tot morgen" — na Edouard nogmaals beloofd te hebben niets te zullen vertellen van dit alles — hepen zij snel naar huis toe. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 47 Moeder Martel, en ook Grootvader hadden dien avond al verscheidene malen uitgezien naar Edouard, De jongen bleef nooit zoo laat uit. Wat kon er gebeurd zijn? Grootvader, zelf ongerust, had toch geprobeerd zijn dochter gerust te stellen en zeide ieder oogenblik: — Maak je toch niet zoo overstuur. Edouard is een goede jongen. Hij komt vast terug. » Eindelijk kon Moeder Martel het niet meer uithouden en opstaande zeide zij: — Ik ga naar 't dorp. Juist had zij een doek omgeslagen toen de deur open ging en Edouard binnentrad. — Daar is hij! — riepen Moeder en Grootvader tegelijk. Edouard knipte met de oogen tegen 't schelle licht der lamp, en maakte, met zijn schoenen om zijn hals een potsierlijken indruk. — Waar kom jij vandaan? — vroeg Moeder. — Wat zie je er uit! — zeide Grootvader. Edouard's kleeren zaten vol stof en aarde, van onder tot boven. Niemand begreep er dus iets van. Vol spanning wachtten zij af wat Edouard zeggen zou. 48 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Grootvader! — zeide Edouard zacht — U hebt gelijk. Mijnheer Schülte is een.... spion!! Er heerschte eenige oogenblikken geluidlooze stilte. Edouard keek eerst zijn Moeder, daarna Grootvader aan en sloeg toen zijn oogen neer. — De jongen is gek! — kreet ineens Moeder, die niet wist, wat Grootvader 's middags tegen Edouard gezegd had. — Stil Louise.... stil — zeide Grootvader, die iets vermoedde, haastig. — Vertel eens, mijn jongen.... — drong hij aan. — Waar ben je geweest Toen vertelde Edouard in één adem wat hij beleefd had. Grootvaders belangstelling klom met de minuut en Moeders oogen werden al grooter en grooter. Zij begreep er niets van. De jongen moest een flink pak voor zijn broek hebben en meteen naar bed. Foei Hij was brutaal binnen de tuin van mijnheer Schülte geklommen. Hij, hfiar jongen. Had ze hem daarvoor groot gebracht Opeens moest vrouw Martel huilen Grootvader en Edouard zagen vreemd op. — Wat is déLt nou? — vroeg Grootvader. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 49 — Ik schaam mij! — zeide moeder snikkend. — Waarvoor? — Mijn kind is een inbreker geworden. Hij mocht dat toch niet doen. Niemand heeft't hem toch geleerd? Bladz. 57. Wie is de afzender? — Louise wees verstandig — vermaande Grootvader. — Ik vind 't wel niet goed dat Edouard 't gedaan heeft, maar toch dank ik den hemel dat hij dit alles zoo goed onthouden heeft 't Is een echte Franschman, kind! — Maar wat heeft de jongen er aan? — kreet 50 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Moeder weer. — Morgen komt misschien dien gluipert van Wilhelm om hem meê te nemen en wat dan. — Niemand heeft mij gezien! Moeder! — zeide Edouard nu. En meteen het hij er op volgen: —Moeder, wees u als je blieft niet boos op mij. Als er oorlog komt ga ik toch mee met de soldaten! Sprakeloos, ontzet, staarde vrouw Martel haar jongen aan. Wat, die kleine jongen? Die zou meegaan? Zij begreep er niets van. En ineens in een opwelling van liefde trok zij den knaap naar zich toe, gaf hem een klinkenden kus en zeide: — Je bent toch een lieve jongen. Maar beloof mij dat je nooit, nooit meer zooiets uit zult halen? — Ja, Moeder. Maar als ik later groot ben, zal ik elke spion een pak slaag geven. Grootvader glimlachte. Hij beleefde toch plezier van Edouard. D at zou nu eens een goedeFranschman worden! Edouard moest naar bed. Hij sliep boven, op 't zelfde kamertje als Grootvader. Deze had een gedeelte van den zolder afge- EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 51 timmerd, precies alsof het een kamer was. Een kwartier later was hij in zijn bed, en lag hij met zijn oogen dicht nog eens over alles te denken. Spoedig volgde Grootvader. Moeder was zeker ook al ter ruste. Edouard hield zich een tijdlang doodstil. Grootvader deed altijd alles langzaam en op zijn gemak,, zoodat het vrij lang duurde eer de oude man ook lag. — Pst!.... Grootvader! —fluisterde Edouard zacht — Hè? Roep je? — vroeg de oude man. — Grootvader, luistert u eens! — Slaap je nog niet, jongen ? — vroeg Grootvader niet weinig verbaasd. — Toen ik zoo oud was als jij, sliep ik dadelijk. — Grootvader — hernam Edouard nu dringender — luister nu eens. — Wat is er? — Vannacht komt Kühne hier voorbij. — Wat zou dat? — Hij moest bij mijnheer Schülte komen. — Dat zal wel meer gebeuren. — Maar er lagen zooveel pakjes gereed. — O ja! Nu, die zal hij naar Rheims moeten brengen. 52 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Maar wat zijn dat dan? — Weet ik niet Ga nu slapen!.... Onwillig legde Edouard zich weer neer. Hij wilde zoo graag verder praten en moest nu gaan slapen. Hé, waarom luisterde Grootvader nu niet Enkele minuten hield Edouard zich rustig. Toen riep hij weer: — Grootvader. — Maar woelwater — zeide Grootvader — wat moet je toch? — Grootvader, als Kühne eens slechte dingen deed? — Dan kunnen wij er niets aan doen. — Maar wij kunnen tóch de grenswacht waarschuwen. Hüp! Grootvader zat, niettegenstaande hij al zoo oud was, ineens recht overeind. — Jongen! Daar zeg je iets. — Ziet U nu wel — zeide Edouard triomphantelijk — dat ik wel iets kan. — Maar hoe moeten wij er komen? — Grootvader, 't is maar twintig minuten loopen. — En wat wou je dan doen? — Naar de Fransehen gaan. — Goed. We gaan samen. Wees stil voor moeder. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 53 Met één sprong was Edouard uit 't bed en vlug kleedde hij zich aan. Grootvader stond ook op en een kwartier later slopen zij beiden 't achterhuis uit, en spoedig waren zij op den grooten straatweg. Zoo vlug Grootvaders kreupel been het toehet, wandelden zij samen den weg op, die nu flauw beschenen werd door de maan die in 't laatste kwartier stond. Grootvader vertelde onderwijl weer van den Fransch-Duitschen oorlog, waarnaar Edouard weer met veel belangstelling luisterde. Toch was hij nog steeds vervuld van hetgeen hij de laatste uren beleefd had. En hij vroeg Grootvader: — Grootvader. Wat is een station? — Domme jongen! Dat is een gebouw waar een trein of tram stilhoudt — En hier is geen trein. — Er is hier ook geen station. — En mijnheer Schülte sprak er over. Hierop vertelde Edouard wat hij gehoord had van het gesprek tusschen mijnheer Schülte en Wilhelm den veldwachter. — Ah! Nu begrijp ik je. Je hebt hooren tikken, hè? — Jawel Grootvader. 54 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Dat is een telegraaftoestel geweest Je weet wel wat dat is, nietwaar? — Dat weet ik — antwoordde Edouard trotsch op zijn kennis. — Goed. Nu zal die mijnheer Schülte een telegraafstation hebben, waarvan niemand weet. — Ik begrijp er niets meer van, Grootvader. — Dat zul je later wel begrijpen, mijn jongen.... Kijk — vervolgde hij na een poos — ginds zijn de lichtjes al van de grenswacht Spoedig waren zij bij de Fransche douanen, die niet weinig vreemd opzagen, den ouden Martel met zijn kleinzoon te zien, zoo middenin den nacht De oude Martel was zeer goed bekend bij de douanen en menigmaal had men hem daar aangetroffen, natuurlijk al maar redeneerendover de liefde voor Frankrijk. — Als wij je niet zoo goed kenden, Martel, zouden wij kwaad moeten denken — grapte de chef van het douanekantoor. Maar toen Martel de geschiedenis vertelde van hetgeen Edouard dien avond had meegemaakt steeg de belangstelling en stonden de gezichten der douanen ernstig. — Onze twijfel is dus gegrond geweest Ik heb 't zaakje nooit vertrouwd — zeide de chef. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 55 — Maar wij konden toch nooit iets vinden? — wierp een der douanen tegen. — Helaas! Maar misschien zullen wij thans wel wat vinden. Als die vrachtrijder komt, aanhouden dan — beval hij. — De kerel mocht altijd doorrijden. — Dat is afgeloopen. — 't Zal niet lang meer duren, of hij passeert — Wanneer? — Altijd om een uur of twaalf. — Prachtig. c Thans bemoeide de chef zich met Martel en met Edouard, Hij informeerde hoe oud Edouard was.... wat hij leerde.... en prees hem ten slotte om de manier waarop hij nu al getoond had te kunnen optreden. —Jij wordt een goed, een uitstekend verkenner! Even daarna hoorde men een wagen naderen. De douanen gingen naar buiten. Grootvader Martel en Edouard moesten maar zoolang in een andere kamer wachten. De wagen werd bestuurd door Kunne, den vrachtrijder van Malzeville op Rheims. Gewoonlijk mocht deze doorrijden omdat het nooit voorkwam dat hij iets aan te geven had voor invoerrechten. 56 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. Ook nu weer wilde hij doorrijden. — Niets aan te geven, hoor! — riep hij al, nog voor de douanen iets gezegd hadden. — Houdt eens even stil, Kühne! — beval een der douanen. — Waarvoor? — riep de man terug,zonder zich aan het verzoek te storen. — Omdat wij het wenschen — riep de douane weer,terwijl hij zich naar 't midden van den straatweg begaf, om het paard tot stilstaan te brengen. Doch nu gebeurde er iets bijzonders. De vrachtrijder greep ineens met forsche hand de teugels, sloeg met zijn zweep enkele malen als een dolleman om zich heen, zoodat de douanen op zij sprongen, en gaf daarna het paard een geweldigen slag, zoodat het arme dier van schrik en pijn steigerde. Doch nu klonk een scherpe knaL Een der douanen had zijn karabijn (een klein soort geweer) aangelegd en schoot daarmee. Kühne was in een der armen getroffen en schreeuwde onbedaarlijk. De douane die midden op den weg had gestaan, greep nu het paard bjj de teugels en bracht het met forsche hand tot staan. Vlug togen de douanen nu aan 't werk en brachten eerst Kühne binnen. KEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 57 Een noodverband werd spoedig gelegd, en Kühne, die voortdurend ruwe woorden gebruikte, werd aangemaand zich rustig te houden. Inmiddels onderzochten andere douanebeambten den wagen en nadat zij verscheidene doozen en pakken doorzocht hadden, vonden zij eindelijk een pak dat er eenigszins verdacht uitzag. Er was op te lezen: Voorzichtig. Breekbaar. Oevaarlijk. Aan Hernn RÜDOLF MAYER Rue Jeane (VAre. RHEIMS. — Wat dit bevatten mocht? — vroegen de douanen aan Kühne. — Weet ik niet — antwoordde de man norsch. — Wie is de afzender? — 't Zijn meen ik boeken en instrumenten — antwoordde Kühne, die inzag dat 't meenens werd, — Wie is de afzender vroeg ik je — gaf de douane ten antwoord. 58 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Mijnheer Schülte van Malzeville — zeide nu Kühne driftig. De douanen waren al bezig geweest om het pak open te maken. Ziende dat er thans geen uitkomst meer te wachten was, riep Kühne met bittere stem: — Ik weet niets van 'tgeen daar in zit — Waarom reed ge dan door? Kühne zweeg. De douanen pakten verder uit en het bleek dat mijnheer Schülte in een begeleidend schrijven aan Rudolf Mayer mededeelde wat er te doen was. Het briefje luidde: Beste vriend. Hierbij volgens opdracht uit Berlijn de zending diploma's voor onze medewerkers aan de grenzen en forten. Uw kaarten zijn doorgezonden. Wellicht dat zij binnen enkele dagen noodig zullen zijn. Hierbij ook de noodige instrumenten voor een seininrichting. Zorg er voor dat bij de minste militaire beweging ik 't weet opdat ik onmiddellijk door kan seinen naar het garnizoen. Laat onze medewerkers weten dat zij volgens de hun aangegeven wijze, zich direct EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 59 bij 't binnenvallen der troepen moeten vervoegen bij de corpsen als gids. Spoedig is Frankrijk ons. Voor Keizer en Vaderland. Uw GUSTAAF SCHÜLTE. De douanebeambten zagen elkander vertwijfeld aan. Dit opende hun den weg tot een tak van spionnage die de Duitschers hadden in Frankrijk. Wagen en paard werd in beslag genomen en Kühne gevangen gehouden. De chef vertelde Grpotvader Martel dat Edouard's mededeelingen geleid hadden tot het spoor van een groot complot. Fluisterend, opdat Edouard het niet zou verstaan, deelde men Grootvader Martel mede dat men beslag had gelegd op een honderdtal portefeuilles, met de namen van spionnen en op nog enkele andere dingen meer. Dit was 't geen Edouard had zien liggen op de tafel in mijnheer Schülte's kamer. De douane vertelde verder dat Edouard wel een goede belooning krijgen zou. Hierna vertrokken zij — Grootvader en Edouard — beiden vervuld met vele gedachten. VIJFDE HOOFDSTUK Onrustbarende berichten. Een uur later kwamen Grootvader en Edouard thuis en zonder Moeder gestoord te hebben waren zij naar boven gegaan. Edouard had op den weg vernomen dat hij een heel goede daad had gedaan. Op aandringen had Grootvader gezegd: — Kijk eens, Edouard. Zooals je weet is er steeds vijandschap tusschen de Duitschers en Franschen. Dat is niet te veranderen. De Duitschers vermoeden nu dat vroeg of laat de Franschen zullen komen om Elzas-Lotharingen terug te eischen, desnoods door een oorlog. Nu hebben de Duitschers, waaronder ook mijnheer Schülte, Franschen omgekocht met geld, waarvoor deze afvalligen allerlei geheimen van onze soldaten aan mijnheer Schülte verklapten. Mijnheer Schülte vertelde dit dan weer aan de officieren. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 61 — Maar waarom namen zij dan mijnheer Schülte? — Wel jongen, deze is hier goed bekend en is zeker een chef over de anderen. Begrijp je wel Alles moet natuurlijk heel geheimzinnig gaan en daarom nemen zij altijd goede maatregelen. — Maar komt er dan oorlog? — Dat weet ik nog niet Laten wij nu gaan slapen — zeide Grootvader. Eindelijk sliep ook Edouard in, doch hij bewoog zich meermalen onrustig heen en weêr. Grootvader sliep dien nacht niet Hij dacht weer aan het jaar 1870, toen hij zoo hevig op de Duitschers geschoten had. Den volgenden morgen ging Edouard gewoon naar school. Hij kreeg de ernstige vermaning meê, vooral op te passen wanneer men hem iets vroeg en hij mocht niet brutaal wezen. Met de beste voornemens bezield ging Edouard op weg en werd door zijn vrienden luidruchtig verwelkomd, 't Was nog lang geen tijd om naar school te gaan en de jongens besloten nog een spelletje te doen. 62 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Charles Kühne was in geen velden of wegen te zien, doch niemand der jongens lette daarop. Zij konden hem best missen en niemand betoonde ooit belangstelling voor hem Volop genoten de jongens bij het spelen en af en toe juichten zij wanneer er een door snelheid of behendigheid wist te ontsnappen. Eindelijk klepte het schoolklokje en de jongens en meisjes gingen naar binnen. Ook Edouard stapte, alsof er den vorigen dag niets gebeurd was, naar binnen en zette zich neder op de bank, die hij altijd deelen moest met Charles. Deze was er nu niet, en zoo kwam het, dat mijnheer Schülte, die dien morgen verstrooid was, nu pas opmerkte dat Edouard naar school was gekomen. — Kom jij eens hier! — gebood mijnheer Schülte. Edouard stond op en trad, 't hoofd recht op naar voren. — Durf jij nog hier te komen? — Jawel mijnheer! — antwoordde Edouard ferm. — Ik ben gisterenmiddag wel weggeloöpen, maar dat kwam omdat ik niet graag slaag krijg, en ik had waarheid gesproken. Edouard had mijnheer Schülte zóó openhartig aangekeken, dat deze er door getroffen was. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 63 Hij keek zoo streng mogelijk en zeide: — Ga naar je plaats en laat 't niet weer gebeuren. Nauwelijks zat hij op de bank of mijnheer Schülte vroeg: — Waar is Charles? Niemand wist het — Heeft iemand hem gezien? — vroeg de onderwijzer nogmaals. — Alleen gisterenavond — zeide nu Edouard. — Toen heeft hij nog mét mij gevochten. — Gevochten? — Ja! Hij schold op Grootvader. — En toen heb jij dien armen jongen een pak rammel gegeven, misschien zóó erg, dat hij niet op school komen kan — voer de onderwijzer uit — Wanneer zal dat eeuwige gevecht toch eens uit zijn? — Dan moet hij maar niet gemeen doen. — Zwijg! — gebood mijnheer Schülte. — Jij bent geen rechter, rakkert Je laat dien jongen met rust Alle goede voornemens vergat Edouard, en hij was juist gereed om mijnheer Schülte een brutaal antwoord te geven toen de veldwachter binnentrad en onmiddellijk met den onderwijzer begon te fluisteren. Doodsbleek wendde mijnheer Schülte zich naar 64 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. de kinderen, toen enkele oogenblikken later de veldwachter vertrokken was. — Kinderen! — zoo zeide mijnheer Schülte — er is den armen Charles een groot ongeluk gebeurd. Vannacht hebben de Franschen zijn vader gevangen genomen. Dit is voor mij een reden om jullie nog eens aan te raden, je ieder oogenblik te herinneren dat de Franschen voor eens en altijd onze vijanden zijn. Jullie wonen hier in Duitsohland, Ruim veertig jaar geleden werden de Franschen door de Duitschers verslagen en werd deze provincie Duitsch. Dat is een zegen geweest De Franschen hebben steeds geprobeerd dit land terug te krijgen en misschien zullen zij het nog meer probeeren. Den armen Kühne, een braven man, die blij was dat hij Duitscher was, hebben zij gevangen genomen. — Waarom, mijnheer? — vroeg nu opeens Edouard met een heldere stem Een donkere blos overtoog mijnheer Schülte's gelaat Hij keek Edouard doordringend aan en zeide toen zacht: — Dat weet ik niet, Edouard, — De Franschen zijn toch altijd goed voor ons? — vroeg Edouard opnieuw. Mijnheer Schülte antwoordde niet dadelijk. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 65 Wat wilde die jongen van hem? — Dat is juist hun slimheid — antwoordde hij daarna. — Zij zijn vriendelijk tegenover de bewoners van Elzas-Lotharingen, omdat zij zeggen dat de menschen hier Franschen Bladz. 72. Ik doe geen boodschappen, enz. zijn. Doch dit is niet waar. Jullie zijn Duitschers. — Maar wij praten toch altijd Fransch! — hield Edouard hardnekkig voL Mijnheer Schülte werd driftig. Die vlegel had altijd van die buitensporigheden. 66 BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Tegen het verbod van onzen Keizer *zeide mijnheer Schülte, — spreken de menschen hier aan de grens, Fransch. Maar dat gebeurt zooveel Jullie zijn en blijven Duitschers, daarmee uit En omdat jij zoo goed weet dat men Fransch spreekt, moet jij maar eens beginnen met Duitsch te lezen. Edouard had 't niets naar zijn zin. De onderwijzer had bevolen de Duitsche taalboeken voor zich te nemen en Edouard was nummer één aan de beurt 't Was juist geen gemakkelijke les en Edouard vergiste zich een paar malen, wat hem straf deed oploopen. 't Was ook geen wonder dat Edouard zijn les niet goed kende, want onophoudelijk moest hij denken aan alles wat hij te weten was gekomen. Wat zou die mijnheer Schülte vreemd opzien als hij eens weten zou dat Edouard 't grootste aandeel had in die gevangenneming van Kühne den vrachtrijder. Als een loopend vuurtje was de mare van de gevangenneming door 't dorp gegaan Iedereen wist er wat van te vertellen. Gissingen, soms de meest verkeerde, werden er gemaakt, en menigeen zeide: — Gelukkig maar. Die kerel was mij te Duitsch. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 67 Niemand had medelijden en toen de kinderen thuis kwamen en zij vertelden dat mijnheer Schülte, dat en dat verteld had van Eühne, antwoordden zij: 'Malligheid, die meester weet er meer van!" Alleen Edouard zweeg. Wanneer wij weten hoe de toestand daar was is het niet te verwonderen dat de menschen te Malzeville geen medelijden hadden met den vrachtrijder. Zooals jullie weten was in 1870 Elzas-Lotharingen overgegaan aan Duitschland, doch de bewoners van dat land waren Fransch gebleven. De ruim veertig, ja zelfs vijftig jaren die er heengegaan waren, hadden niet veel verandering gebracht Wel probeerde de Duitsche regeering de bewoners Duitsch te maken, doch de ouderen zorgden er wel voor dat de kinderen niet zouden overgaan tot de Duitschers. Voortdurend was dit een bron van ergernis, doch de bewoners hielden hardnekkig vol en alle pogingen der Duitschers bleven vruchteloos. Vooral de grensplaatsen waren daarin de eerste, wellicht doordat zij zoo dicht bij Frankrijk gelegen waren. 68 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. De gevangenneming van Kühne was een gebeurtenis die weer veel stof tot praten gat Daarbij kwam dan nog dat er over zeer ernstige dingen gesproken werd. Reeds dagen lang hoorde men dat er oorlog komen zou. Oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland, Waarom die oorlog kwam, och dét wisten zij niet eens goed. Zij namen alleen kennis van het feit dat er gevochten zou worden. Wanneer? Dat wist men ook al niet Wel werd er gezegd dat de groote heeren uit Berlijn en Parijs ruzie hadden, en dat dit niet anders bijgelegd kon worden, dan alleen door wapengeweld. De eenvoudige bewoners, verdiepten zich er niet verder in, en te Malzeville riep men »Als we dan nu maar Fransch kunnen worden dan is alles goed." Deze stemming duurde nog enkele dagen. Edouard had al wel honderd malen aan zijn Grootvader gevraagd »wanneer de soldaten kwamen" doch de oude man had hierop niet kunnen antwoorden. Toen op een middag was de omroeper door het dorp getrokken, en deze had, nadat hij heel hard op zijn koperen schaal had geslagen, EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 69 geroepen, dat de soldaten behoorende tot de dienst van het jaar 1913, onmiddellijk moesten optrekken naar hun vroegere kazernes. Dat gaf een beweging in het dorp. Want de Elzassers moesten dienen in het Duitsche leger, en de jongens uit Malzeville waren heel ver weg gemoeten. Heel naar Keulen toe zelfs. Men zeide dat dit gedaan was, om de Duitschers uit den Elzas zoover mogelijk van de Franschen te houden. 's Avonds was de omroeper nog eens rond gegaan en had geroepen dat alle soldaten op moesten komen. 'tGing nu meenens worden, zeiden de menschen. 't Dorp leek wel uitgestorven, zooveel mannen en jongens van 20 jaar, en ouder, moesten er weg.' En de vrouwen en kinderen, huilden dat hun mannen en zonen, hun vaders en broeders weg moesten, vèr weg, naar den oorlog. Want men wist het nu, Duitschland moest ook vechten tegen Rusland. En daar moesten de Elzassers vast .naar toe!.... Toen kwam er nog één dag van groote nieuwsgierigheid en daarna.... was het oorlog! 70 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Duitschland zou ook tégen Frankrijk moeten vechten. — Nu gaat 't er op los Edouard — riep Grootvader Martel bijna in vervoering. — Gaat u ook meedoen? — vroeg Eduard. — Ik? Neen jongen. Grootvader is nu te oud. — Kan ik niet mêe? — Zulke kleine jongens als jij bent kunnen ook nog niet mêe. Edouard keek niets vroolijk toen hij dit hooren moest, en hij riep gramstorig: — Waarom ben ik dan ook nog niet groot genoeg? Algemeen verwachtte men dat de Duitsche troepen nu wel spoedig aan de grenzen komen zouden, doch slechts een klein aantal kwam. Meer naar 't Zuiden toe, ja daar daverde de lucht van het gedruisch van groote legers, en daarna ook in de Argonner wouden. Maar hier niet zoo erg. Edouard werd bitter teleurgesteld. 's Avonds zat hij met grootvader over een landkaart gebogen en als grootvader de courant had gelezen zeide hij: — Edouard, zoek België eens op. Natuurlijk was Edouard spoedig gereed, en Grootvader vertelde hem EEN SERGEANT VAN DERTIKN JAAR. 71 — Let nu eens goed op, vent Kijk: de Duitschers willen naar Parijs. Komen ze nu naar hier dan moeten zij veel verder marcheer en, dan wanneer zij door België gaan. Vandaar dat er hier geen troepen komen. En nu moet je eens opletten. De Franschen zullen best naar hier komen. De Duitschers worden dan ingesloten en wij zullen revanche (wraak) nemen voor 1870. Met de vinger wees Grootvader dan preoies aan hoe de Duitschers en Franschen zouden doen en Edouard volgde met aandacht alles wat Grootvader hem vertelde. School was er niet meer want de soldaten waren in de schoollokalen onder dak gebracht net alsof het een kazerne was. 't Waren allemaal vreemde mannen. Zij kwamen daar ergens uit Oost-Pruisen van daan, heel van achter Berlijn. Mijnheer Schülte was den ganschen dag druk met hen in de weer. De andere dorpsbewoners namen weinig notitie van hen en meer dan eens was er ruzie. Zoo ook op een avond dat Edouard naar den bakker van het dorp moest om brood te halen. Juist passeerden een aantal soldaten en 72 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Edouard liep, gedreven door echte jongensnieuwsgierigheid, meê tot voor de school, waar de troep halt hield. De mannen waren vermoeid van het loopen en zetten zich spoedig neer op de banken die op het schoolplein stonden. Een troepje jongens stond met Edouard te kijken. Daar kwam mijnheer Schülte aanwandelen. — Jongens, jullie willen wel een boodschap doen? Niemand antwoordde. — Jij Edouard — vervolgde mijnheer Schülte vriendelijk — jij bent sterk hè? Ga jij voor mij eens naar het bierhuis van Cox, je weet wel? En vraag daar de mand voor mijnheer Schülte. — Ik kan 't niet doen mijnheer — antwoordde Edouard. — Waarom niet? — Omdat ik niet wiL — Wat? — Ik doe geen boodschappen voor Duitsche soldaten — zeide Edouard fier. Een klinkende slag om de ooren deed Edouard op den grond tuimelen. Hij schreeuwde evenwel niet en meteen waren er een aantal groote EEN SERGEANT VAN DERTIEN. JAAR. 73 menschen samengestroomd die natuurlijk direct vroegen wat er gebeurde. Vele stemmen klonken door elkaar en binnen enkele minuten wist iedereen wat Edouard Martel had durven doen. Mijnheer Schülte werd uitgelachen en eerst toen de soldaten er aan te pas kwamen gingen de menschen onwillig uit elkaar. Maar sinds dien avond werd er door de Duitschers meer dan anders gelet op het huisje van vrouw Martel Toen Edouard dien avond thuis kwam, en het gebeurde op opgewonden toon vertelde, keek Moeder erg verdrietig en Grootvader begon een liedje te zingen. — Maar jongen — zeide Edouard's moeder verwijtend — hoe durf je het te doen? Als nu de soldaten eens kwamen en je meenamen? — Dan liep ik weg moeder! — Ze zullen hem niet meenemen Louise! — zeide Grootvader nu. — Dat kunnen ze niet Hij is slechts een kind. 't Eenigste wat mogelijk is dat ze mij zouden pakken, want je begrijpt wel dat meester Schülte denkt dat ik Edouard heb aangeraden zóó te doen. — Waarom doet u 't ook Vader? — vroeg vrouw Martel 74 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Omdat ik Franschman ben. En geen Duitscher! Vrouw Martel zweeg en maakte het avondmaal gereed. Intusschen las Grootvader van al maar meer oorlog!.... ZESDE HOOFDSTUK De Franschen komen! Vive la Francel De toestand te Malzeville duurde nu al vijf dagen en nog was er geen verandering in gekomen. Grootvader Martel, mopperde al niet weinig. — Ik begrijp er niets van! Nu zitten ze daar in 't Belgenland te modderen en van Frankrijk hoor je niets. Waar zit ons leger? Als dat maar weer niet verkeerd uitloopt! Doch tien minuten later zeide hij tegen Edouard, alsof deze al een oude man was. — Je zult 't beleven, Edouard, dat de Franschen op eens hier komen. Dan gaat het öp naar Straatsburg en dan zullen ze de Duitschers eens mores leeren. Edouard knikte maar alsof hij 't begreep, doch hij deed maar niets anders dan denken aan de soldaten. 76 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Kwamen er Fransche soldaten, dan, dat stond vast, zou hij stellig vragen of hij meêmocht naar den oorlog. Gansch zijn denken werd in beslag genomen door dit eene: mee te mogen vechten.... Grootvader, noch Moeder Martel wisten waarom Edouard zoo stil was, en hoe ' t kwam dat hij uren lang op zolder zitten kon, al maar uitziende naar de richting van de Fransche grens. Dit duurde zoo één.... twéé.... drie dagen. Aeht dagen waren de Duitschers nu al in Malzeville. Nog was er niets gebeurd. — Héh — hoonde Edouard, smalend! — is dat nu oorlog? En ze schieten niet eens! Grootvader werd weer eens geestdriftig en vertelde voor de zooveelste maal dat bij den oorlog van 1870 had meegemaakt Dat had je eens meê moeten maken!... Eindelijk op den negenden dag kwam er verandering. 's Nachts, toen Edouard sliep, werd hij ineens wakker door scherpe knallen. — Grootvader! Grootvader!! — riep Edouard. De oude man werd wakker. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 77 — Wat is er? — Ze schieten! — Wie? — De soldaten! En werkelijk, ook Grootvader hoorde het schieten nu. — Hoera! — riep de oude man, die niettegenstaande zijn ouderdom, ineens uit 't bed was gesprongen. — Zie je wel, Edouard, Ze komen! Vive la France!... Ineens heerschte er in het kleine huisje een groote opschudding. Beneden was Moeder Martel, met Edouard's zusje wakker geworden, en ook zij hoorde het schieten. 't Klonk zoo angstig in den nacht, dat geknal der geweren, en vrouw Martel bad maar voortdurend, dat zij allen toch maar gespaard mochten blijven. Bij ieder salvo, straalde Edouard's gelaat en reeds tweemaal had hij pogingen aangewend om naar buiten te gaan. Zijn moeder hield hem evenwel tegen en vermaande hem, toch niet zoo onvoorzichtig te wezen. Zoo brak den morgen aan, en nauwelijks was de eerste lichtstreep ter kimme of Edouard 78 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. snelde in een onbewaakt oogenblik naar buiten. Slim als hij was, ging hij niet naar den grooten straatweg, doch sprong over een sloot, achter den moestuin en bevond zich op het vrije veld, dat vol met ruischend graan stond. Spoedig zocht en vond Edouard een droge greppel en hierin gesprongen, liep hij vlug voort naar de grenzen. Onopgemerkt, hij was klein wat hem nu voordeel deed, bereikte hij het Fransche douanenkantoor, waar men meer dan verbaasd was dat die kleine jongen kwam aanstappen zoo vroeg op den morgen. Edouard zag er veel soldaten. Allen met roode broeken aan en blauwe jassen. Hij kon zijn plezier niet op. Een der douanen nam hem mee en toen zij binnenkwamen, was een soldaat met een mooie gouden kraag en een heele lange sabel juist in gesprek met den chef van de douanen. zij bielden op toen de kleine jongen binnenkwam. — Wat doe jij bier Edouard? — vroeg de douane. — Ik wil soldaat worden! — zeide Edouard dapper. De mannen begonnen te lachen dat de tra- 79 JSJSJN S-EKli.EA.NT ÏAfl U&tilLHn J AAK. nen hen over de wangen liepen, doch het ernstige gezicht van Edouard ziende, vroegen zij hem hoe hij dan wel hier gekomen was? Edouard vertelde eenvoudig, alsof het niets beteekende, op welke manier hij naar de grenzen gekomen was. De kolonel — dat was de soldaat met de gouden kraag en de mooie sabel — lachte nu niet meer en de chef-douane vertelde hoe Edouard een spionnage-complot had uitgebracht Nu prees de kolonel hem en Edouard groeide van trotsch!... — Vertel me eens Edouard — zoo heet je immers? — weet je hoeveel soldaten er te Malzeville zijn? — Ruim twee honderd, mijnheer. — Prachtig. En zou jij ons den weg kunnen wijzen, naar het huis van de onderwijzer, waarvan mijnheer bier mij vertelda — Als-je-blieft, mijnheer. — Dus dat zou je wel erg prettig vinden? — Heel prettig, mijnheer. — Goed, Dan moet je hier maar een poosje wachten hoor. — Maar ik durf nü wek mijnheer. — Neen, nu is het voor jongens als jij 80 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. bent te gevaarlijk. Hoor ze eens schieten. Inderdaad, Er werd hevig gevochten. De Duitsche bezetting van dit grensplaatsje werd aangevallen door een voorpost van het 6* regiment kanonniers van het Fransche leger. Dit was aldus gegaan: De opmarsch van het hoofdleger der Duitschers had een wijziging ondergaan. Men meende, dat wanneer er oorlog kwam de Duitschers door Elzas-Lotharingen zouden komen. Doch zooals ik reeds verteld heb, waren de Duitschers door België gegaan om zoo vlugger bij Parijs, de Fransche hoofdstad te komen. Wel waren alle forten bij de grens van ElzasLotharingen bezet maar dat was alleen ter verdediging. Aanvallen deed men aan de Belgisch-Fransche grens, en in Frankrijk zeil De Duitschers wisten daarmee wel wat ze deden. Want natuurlijk, waar oorlog is wordt zeer veel vernield en als de Duitsche soldaten nu maar zorgden dat de vijand niet in Duitschland kwam dan zou er weinig vernield worden in het land zeil Dat er nu zoo weinig soldaten in Malzeville EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 81 lagen, kwam daardoor dat de forten van Duitschland ruim een uur van Malzeville lagen en de ruim tweehonderd mannen waren slechts een voorpost van die forten. Zij moesten zorgen dat de Franschen, bijal- Bladz. 88. En heel achteraan in zijn hemdsmouwen mijnheer Schülte.... dien zij het waagden tegen de Duitsche forten op te komen, opgehouden werden. Daarom vocht men zoo. Want de opperbevelhebber van het Fransche leger — generaal Joffre — had aan den commandant van het 82 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. zesde regiment kanonniers bevel gegeven om onmiddellijk Malzeville, aan den straatweg naar Rheims, te bezetten en ook een groot deel van de "bosschen in den Elzas. Dan konden de Duitschers, Frankrijk hier niet binnenkomen. Toen de commandant — kolonel Delhaise, — eenige verkenners vooruit had gezonden, kwamen deze terug met de boodschap dat de grens bezet was. Hoeveel mannen er waren, wist men niet, zoodat de mededeeling van Edouard, van zeer veel waarde was. Zoodra dan ook de kolonel gehoord had dat er zoo weinigen waren, gaf hij bevel onmiddellijk vooruit te rukken en de Duitschers te verjagen. Geestdriftig rukten de mannen van het Fransche leger vooruit en joegen de Duitschers terug. Er was niet veel aan te doen. De Franschen vochten met zooveel moed, en met zulk een kracht, dat de Duitsehers op de vlucht sloegen, naar de beschermende forten. Verschillende Duitsche soldaten, gingen niet eens meer naar MalzeviÜe, doch togen langs het dorp heen, zóó veel vlugger gaande naar dé f örten* EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR'. 83 Kolonel Delhaise, die bijna ieder oogenblik bericht kreeg, hoe den strijd zich ontwikkelde, riep opeens: — Edouard, kom mee. Edouard was direct gereed en ging met den kolonel meê naar buiten. Een groote grijze auto stond gereed, en kolonel Delhaise tilde Edouard in den mooien wagen en ging zelf naast hem zitten. Toen gaf de Kolonel bevel aan den chauffeur om te vertrekken. En daar ging het Drommels wat reed Edouard snel. En zoo zacht!!.... Precies alsof je in je bed lag. De boomen langs den weg vlogen als het ware voorbij, en Edouard zag bijna niets. Toch lette hij goed op. Straks zou hij zijn Grootvader en Moeder's huis voorbijkomen. En als ze hem dan zagen!!... Waar waren ze nu? O ja! Daar zag hij het! Ginds stond het huisje. Stond Grootvader niet buiten? Warempel Maar wat had hij in zijn hand? Een stok met een lap? Edouard begreep er nog niet veel van 84 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Opgepast nu!.... Daar kwam 't huisje! Hoor! Grootvader riep iets, wat Edouard niet verstaan kon. De Kolonel scheen 't evenwel wèl verstaan te hebben, want hij groette vriendelijk met de hand, hij glimlachte. — Kent ge dien ouden man, Edouard! — vroeg de KoloneL — 'tls mijn grootvader, mijnheer! — Ah! Nu begrijp ik het! En vader, waar is die? — Die is gestorven, mijnheer. — Leeft moeder nog? — Jawel, mijnheer! Edouard, had terwijl de Kolonel zoo tot hem sprak, met opgelet Maar nu hij weer over den rand der auto keek, zag hij dat de eerste huizen van 't dorp al voorbij waren. Aju! wat ging dat fijn. Als ik rijk was — dacht Edouard — dan moest ik ook zoo'n auto hebben. Wat zou ik dan gauw op school wezen. En nooit moe. Fijn hoor!.... De auto begon nu ineens langzamer te rijden en omziende bemerkte Edouard dat er nog een heele boel auto's achterna kwamen. Kijk die reden nu voorbij. Edouard begreep niet waarvoor.... EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 85 Hij had evenwel niet lang tijd om er over na te denken, want de auto stopte, juist voor de school, en de Kolonel zeide tot Edouard. — Wijs jij mij den weg mijn jongen naar 't huis! Edouard sprong uit de auto, en bemerkte tot zijn niet geringe verbazing dat er rondom Fransche soldaten stonden. Zeker met de auto's gekomen. — Rechts om — zeide Edouard. Kommando's weerklonken en de mannen marcheerden weg de richting uit van mijnheer Schülte' s huis. Den hoek omslaande, zag men 't huis en Edouard riep: — Daar is het! De soldaten renden vooruit, doch ineens hoorde men zulk een oorverdoovend geratel, vlogen er zooveel kogels in 't rond, dat de soldaten, van wie reeds eenigen dood ter aarde waren gevallen, in allerijl een goede schuilplaats zochten achter de boomen of aan den wegkant Kolonel Delhaise had Edouard vast-gegrepen en neergedrukt, zoodat hij de kogels over zich heen hoorde gieren! Edouard begreep er niet veel van en daardoor kwam het dat hij zoo gerust zat alsof 86 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. hij met zijn kameraden aan 't spelen was. De ratelende schoten—later begreep Edouard dat dit mitrailleur-vuur was — klonken onophoudelijk en de soldaten vuurden met hunne geweren terug. — Ik weet nog een anderen weg mijnheer — zeide Edouard tot den Kolonel — Wijs me die, Edouard. Meteen klonk er een bevel en een aantal mannen kropen terug. De Kolonel met Edouard voorop. Toen zij bij de school kwamen sprongen zij op en zonder dat iemand hem iets zeide, ging Edouard voorop, roepende: — Volg mij maar. Vlug, als een hert, sprong Edouard over een vrij breede sloot De mannen volgden hem. Eemge sprongen te kort en geraakten te water, doch dat deerde niet Nat als zij waren marcheerden ze toch voort Door verschillende tuinen voerde Edouard de manschappen nu naar den tuin van mijnheer Schülte. Niemand bemerkte dit want de Franschen met Edouard hielden zich schuil achter de groote hagen. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 87 Eindelijk stonden de soldaten voor de haag van mijnheer Schülte's tuin. — Hier door — commandeerde Edouard alsof hij een commandant was. — Dit is de achterzijde van 't huis. De soldaten schoven achter de haag voort, zoover mogelijk naar 't huis toe. Al spoedig bemerkten zij dat 't huis goed bewaakt was, want plotseling weerklonk weer een schot.... en nog een.... en nog een!.... Doch onmiddellijk schoten de Franschen terug, hun geweren door kleine haagopeningen stekend, alsof het schietgaten waren. Langen tijd schoot men zoo. Edouard had al een zestal Duitschers vóór de ramen van mijnheer Schülte's huis weg zien tuimelen, net alsof ze dronken waren!.... Tegen den middag verminderde het vuur en de Franschen, die een opening in de haag hadden gehakt, renden nu op het huis toe. Ook de soldaten aan de voorzijde kwamen nu naar het huis toe, en ineens was mijnheer Schülte's tuin vol met Fransche soldaten. Kort en bondig werden de deuren opengebroken en drong men naar binnen. Edouard mocht niet mee. Een officier hield hem terug. 88 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Spoedig evenwel zag Edouard, hoe de Franschen een tiental Duitschers naar buiten brachten, de handen gebonden. En heel achteraan in zijn hemdsmouwen mijnheer Schülte.... Edouard schrok er van. 'tWas ook een akelig gezicht die mannen zoo te zien, maar nog akeliger was het te zien hoe mijnheer Schülte er uitzag. Deze zag doodsbleek. Zijn gelaat was verwrongen. Zijn oogen fonkelden, en zoodra hij Edouard zag, grijnsde hij. — Eanalje!.... Edouard keerde zich om en zeide niets. Hij was er te veel van geschrokken De soldaten werden gevangen gehouden, en naar een gevangenis in Frankrijk gestuurd. Mijnheer Schülte werd wegens spionnage, en omdat hij in burgerkleeding deel genomen had aan een gevecht, ter dood veroordeeld.... Arme mijnheer Schülte — prevelde Edouard toch, toen hij hoorde dat de onderwijzer met den dood gestraft zou worden! Dienzelfden avond woei, van den toren van Malzeville, de Fransche driekleur. ZEVENDE HOOFDSTUK. Edouard mag meê ten oorlog. Moeder Martel had dien dag al wel honderdmalen de handen, van angsten onrust, ineen geslagen. Waar of Edouard toch zat! Grootvader, die toen de Franschen kwamen, met de Fransche vlag naar buiten was gegaan en geroepen had: Vive la Franceü — had zich eerst onwillig met de zaak bemoeid. Hij was nu véél te druk bezig met zijn Fransche broeders! Sakkerju! Wat vloden die Duitschers weg! Ah! De Franschen zullen nu eens toonen wat ze kunnen! — Vader — antwoordde vrouw Martel — Edouard is weg! — Och wat Louise. Die jongen is natuurlijk bij de soldaten. Hij zal in geen zeven sloten tegelijk loopen. 90 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Maar als hij eens getroffen is. — Dat kan niet! Edouard is veel te handig. Laat die maar loopen. Die wordt nog eens officier. Wat ik je zeg!.... Toch, toen het avond werd, en Edouard nog niet thuis was, maakte Grootvader zich ook ongerust Edouard dacht niet om huis. Hij was bij de soldaten gebleven, liep tusschen hen in alsof hij er bij behoorde, had boodschappen voor ze gedaan en stond nu weer bij kolonel Delhaise. Sinds 't laatste uur sprak Edouard ook niet meer van mijnheer, doch van Kolonel. Nu stond hij wijdbeens, de handen op den rug voor den Kolonel die in 't schoollokaal zat met een kaart vóór zich. — Kolonel! — Wat? Ben jij nog niet naar huis. Marsch! gauw naar je grootvader! — Mag ik U eens wat vragen? — Jawel — Mag ik bij U blijven? — Bij mij blijven? En dan? — Ik wou graag mee ten oorlog? — Dat kan niet — Maar ik wil zoo graag—hield Edouard vol EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 91 De Kolonel streek over zijn baard en zeide. — Misschien dan. Maar eerst aan je moeder vragen. — Hoera ï Vive la France! — riep Edouard, terwijl hij zijn pet de hoogte inkieperde van vreugde. Meteen liep hij als een wervelwind de deur uit, de straat op en rende een kwartier later, hijgende en blazende de woning van vrouw Martel in. — Moeder mag ik mee met de soldaten. — Jongen waar zit je! — klonk het verwijtend van moeders lippen. Waar kom je vandaan. — Van den Kolonel! Nu hinkte Grootvader naar tafel toe. Daar moest hij bij zijn! Had Edouard met een Kolonel gesproken. Te deksel wat een kraan van een jongen. En toen Edouard opgewonden vertelde van hetgeen hij beleefd had, kende de vreugde van den ouden man geen perken meer. Hij pakte Edouard vast en zeide, terwijl de tranen hem in de oogen sprongen.... — Dat 's braaf van je. Je bent een held j ongen. Jij zult het ver brengen! Wat ik je zeg!! Móeder Martel had ontroerd toegeluisterd en pinkte in stilte een traan weg. 92 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Moeder mag ik meê! — Vindt de kolonel 't goed? — Ja. — Ik wil eerst eens met hem spreken. — Doet u 't dan dadelijk? — Neen, morgen. — Dan is hij misschien al weg moeder! — Je bent ook nog veel te jong. — Nietwaar! De kolonel vindt het goed, — Louise — zeide nu Grootvader. — De jongen is ferm en flink genoeg. De officieren iiebben dat vandaag gezien. Ik zou eens met dien Kolonel gaan praten, 't Zou mij niet verwonderen of 't is goed voor Edouard's toekomst Wat ik je zeg! En Grootvader sloeg met de vlakke hand op Edouard's schouders alsom zijn woorden meer kracht bij te zetten. — 'tKind is nog zoo jong! — Alsof de jaren iets te maken hebben met Edouard's liefde voor Frankrqk. Hij is toch al 13 jaar oud! Ik zou gaan als ik jou was. Na lang heen en weer gepraat, besloot vrouw Martel dan maar naar den Kolonel toe te gaan. Edouard glom van genoegen. Maar hoe hij ook smeekte, hij mocht niet meê met zijn moeder. EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. 93 Vrouw Martel stapte naar 't dorp en vroeg aan den schildwacht bij de school om Kolonel Delhaise te spreken. De soldaat riep een strijdmakker en deze bracht haar bij den Kolonel, die te midden van een groep officieren zat te praten. — Wel moedertje? — vroeg de Kolonel vriendelijk. — Ik kwam over mijn zoontje spreken. — Ah! Over Edouard? — Jawel mijnheer.... — En wat wou U van mij? — De jongen is dol om meê te gaan. — Dat kan ik me voorstellen. Ik heb zelden zulk een jongen ontmoet Hij heeft ons vanmiddag uitstekende diensten bewezen. Vrouw Martel was nu óók wel trotsch dat de Kolonel zóó over haar Edouard sprak. — Hij vroeg mij — vervolgde de Kolonel — om met me mee te mogen gaan. Ik ga morgen vroeg naar de Argonnen en heb hem gezegd dat als U 't goed vondt ik hem misschien mee zou nemen. — Kan hij U van dienst zijn? — Ongetwijfeld. — Maar vindt U hem niet wat jong? — Dat is hij. Doch ik ben inderdaad ge- 94 BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. troffen geweest door de meer dan buitengewone wijze waarop de jongen optrad. Dat wordt een kraan, moedertje. En hij heeft mij verteld van zijn handelingen tegenover de Duitschers. Misschien zou hij later hun gevaarlijk zijn. Malzeville is thans in ons bezit, maar natuurlijk komt er toch nog strijd. De meeste dorpsbewoners zijn ook naar Rheims getrokken. — Neemt U hem dan maar meê — antwoordde vrouw Martel ineens besloten. — Morgen ga ik en grootvader met mijn dochtertje ook naar Rheims. — Hebt ge daar familie? — Neen mijnheer. — Kennissen? — Ook niet. — Wacht dan. Ik zal U, omdat Edouard zulk een flinke vlegel is, een aanbeveling meegeven voor mijn broeder. Gaat daarheen en die zal U verder helpen. Vrouw Martel kreeg een briefje mee, voor kolonel Delhaise's familie en verliet, na de belofte Edouard te zullen zenden, den vriendelijken officier. Deze had stellig beloofd dat hij zeer goed voor Edouard zorgen zou en hem steeds zou helpen. EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. 95 Voor zoover mogelijk, ging Edouard's moeder gerustgesteld weg. Thuiskomende werd zij door Edouard overstelpt met vragen: — Mag ik? — Jongen laat mij eerst gaan zitten! — Ja maar mag ik mee? — Misschien. — Waarom niet zeker? — Wees nu eens kalm. — Louise — mengde Grootvader zich nu in 't gesprek — ik ben ook nieuwsgierig. — Nu goed. Je mag mee! — Is 't heusch waar? — Ja, je moet morgenochtend bij den kolonel komen. Edouard sprong eerst als een dolle heen en weer en liep toen ineens naar zijn moeder toe. Hij sloeg de armen om haar hals, kuste haar en borg toen zijn hoofd tegen haar schouder. — Malle jongen! En moet jij nu meê? — Moeder ik ben zoo blij. U is een engel! — Ga je zoo graag van mij weg? — Dét niet Maar nu ga ik vechten tegen de Duitschers. — Bravo Edouard — riep Grootvader nu. — Leer maar goed. Wees altijd op t appèl dan 96 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. breng je het tot officier, misschien wel tot kolonel Wat ik je zeg!.... Vrouw Martel zat stil voor zich uit te staren en toen zij Grootvader zoo hoorde spreken, schrok zij op en maakte het sober avondeten gereed. Daarna moest Edouard naar bed, en Grootvader met Moeder bleven nog langen tijd samen praten. Wat zij bespraken wist Edouard niet, maar toen Grootvader naar boven was gestrompeld, en naar Edouard's bed kwam, in de veronderstelling dat Edouard sliep, streek de oude man als beschermend de rimpelige hand over Edouard's hoofd. — Wat doet U, grootvader?—vroeg Edouard. Grootvader schrok. — Slaap je nog niet jongen? — Neen grootvader. Ik kan niet slapen. Ik vind het zoo héérlijk, zoo fijn!.... — Zul je nooit Moeder vergeten Edouard? — vroeg Grootvader, thans zéér ernstig. — Maar grootvader!.... riep Edouard verwijtend, — En mij ook niet En zusje. En ons huisje?.... Grootvader vroeg alles zoo vreemd, zoo dringend. EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. 97 Edouard schrok er van. Hij richtte zich op en zeide: Ik zal iederen dag om u allen denken en ik kan toch schrijven ook! — Wij gaan ook weg. — Gaan jullie ook meê? — vroeg Edouard met spanning. — Neen jongen. Vrouwen en oude menschen kunnen ze niet gebruiken. — Fijn hè, dat ik een jongen ben! — zeide Edouard, niet beseffend dat hij daarmede Grootvader verdriet deed. Want Grootvader had zélf ook zoo gaarne gewild dat hij nog meê kon doen, mee vechten tegen zijn aartsvijanden — de Duitschers!.... — Je doet maar je best mijn jongen, vecht ook maar voor Grootvader. — Waar gaan jullie dan naar toe? —vroeg Edouard nu. — Naar Rheims. — Waarom? — Omdat we hier niet kunnen blijven. Er zijn al een heele massa menschen weg naar Rheims. — Dan schrijf ik daar naar toe. — Als je er maar tijd voor hebt — Zeide Grootvader diepzinnig. — Als 't oorlog is, is 't hard werken. 7 98 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Maar toch zal ik het doen. Toen ging Grootvader naar zijn bed toe en een poos lang was het stil. Edouard wentelde en draaide maar in zijn bed rond. — Lig toch stil — vermaande Grootvader eindelijk. — Je lijkt wel een toL — Mag ik opstaan? 't Is zulk mooi weer. De maan schijnt — 't Is nog geen tijd, jongen. — Maar ik slaap toch niet Grootvader was verstandiger en Edouard ging dus weer maar liggen. Een half uur later sliep Edouard in, doch hij droomde dat hij met een auto de wereld uitreed. Den volgenden morgen zeer vroeg stond Edouard al op en maakte Grootvader, die ook weinig geslapen had, wakker. Edouard zong 't hoogste lied uit, maar toen hij in de huiskamer kwam en moeders ernstig, beschreid gelaat zag, werd hij toch wel een beetje vreemd aangedaan. 't Was zoo akelig stil bij Moeder in de kamer. Zijn boterham, die hij anders vlug en met smaak verorberde, ging nu met moeite naar binnen. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 99 En Moeder schreide maar. Grootvader keek ook al zoo ernstig en zusje deed maar niets anders dan zeggen: Ik ben boos op je. Je doet Moeder verdriet Eindelijk was het tijd voor Edouard. Doch wat was dat? Een auto hield stil voor vrouw Martel's eenvoudig huisje. De kolonel sprong er uit! Hij kwam met vlugge passen naar de deur toe en voor iemand het goed begreep hoe alles zoo vlug gedaan werd, stond de Kolonel middenin de niet groote huiskamer. Kolonel Delhaise was een kolossaal groote man. Hij kon bijna niet rechtop staan in vrouw Martel's huiskamer. Toen hij binnenkwam lachte hij hardop en zeide: — Zoo mannetje! Ben je klaar? Dag moeder, — zoo sprak hij tegen Edouard's moeder. — En is dat grootvader? Geef me een hand, oudje! Je hebt '70 meegemaakt, hè? Wij gaan revanche nemen, hoor. Grootvader was de wereld te rijk, dat een Fransche kolonel met hem sprak. Hij genoot van 't gesprek, precies zooals een arme jongen van een lekkere boterham geniet 100 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. De kolonel zelve genoot er ook van. Edouard stond geduldig te wachten. Moeder had een arm om hem heen geslagen en luisterde maar half naar hetgeen de beide mannen — de kolonel en Grootvader — elkander te zeggen hadden. Zij was veel te bedroefd. Want al had zij nu toestemming gegeven, dat Edouard meer mocht met de soldaten, en al had zij de belofte gekregen van den kolonel, dat men goed voor haar jongen zorgen zou, zoo was er tóch wel verdriet in haar hart nu het oogenblik van scheiden gekomen was. En tóch hield zij zich goed. Straks zou zij naar Rheims gaan. Er gingen nog veel andere menschen, want de soldaten zouden alles wel noodig hebben hier. Dan was Grootvader en zij en haar dochtertje weer in Frankrijk.... Doch haar zoon.... haar Edouard dan? Daar sprak de stem van den kolonel tot Edouard: — Komaan Edouard. Wij moeten gaan. Neem afscheid van je moeder, grootvader en zusje. Jij wilde zelf meê en toon nu dat je een kranig soldaat worden wilt Edouard kreeg 't nu toch wel een beetje benauwd, en 't was precies alsof de kolonel een EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 101 snik hoorde, toen Edouard de armen om zijn moeders hals sloeg en afscheid van haar nam. Ook van Grootvader en zusje nam hij hartelijk afscheid. Toen ging hij naar buiten, en riep nog eens luid — »Dag moeder!" De kolonel bleef nog even binnen. Hij had vrouw Martel's hand gegrepen en zeide: — Brave moeder, wees maar moedig. Je jongen wilde gaarne meê.... en ik moet eerlijk bekennen, ik neem hem graag meê.... 't Is alsof ik m'n eigen jongen, die nu al twee jaar dood is, bij mij heb. Daarom stemde ik toe, hem meê te nemen. Gaat met uw dochtertje en uw vader nu maar spoedig naar Rheims en.... en God behoede ons allen! Vrouw Martel zeide zooiets als »dank u" en stamelde nog enkele onverstaanbare woorden. Grootvader, de deur voor den kolonel openhoudende zeide: — Kolonel geef ze maar goed klappen! — en meteen schreeuwde hij: — Vive la France!!.... De kolonel glimlachte even en stapte toen snel naar de auto. De chauffeur, die Edouard al in de auto had gezet, sprong achter het stuurrad en voort ging het den weg op.... de grenzen langs!.... ACHTSTE HOOFDSTUK Edouard's eerste tocht. Zoodra Edouard weer reed in de zachtveerende auto, scheen 'Ir wel alsof hij alles vergeten hadZijn moeder, zusje, grootvader, huis en dorp, alles, alles loste zich op in de gewaarwordingen die hij'onderging, toen hij weer voortrende het dorp tegemoet Vriendjes zag hij niet meer. Het dorp scheen als uitgestorven. Enkele huizen waren nog open en voorzien van de Fransche vlag, doch verder waren alle bewoners weggetrokken naar het veilige Rheims. Zóó, toen de kolonel met zijn auto kwam aanrijden, zag Edouard dat de soldaten den ganschen nacht hadden gewerkt, en dat er nu ook groote kanonnen waren gekomen. Vele manschappen en paarden waren aan- EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 103 wezig en kolonel Delhaise, die zioh onmiddellijk uit de auto begaf, zoodra deze maar stilstond, werd omringd door een aantal officieren. Een soldaat — hij geleek veel op een officier — met een volle grijze baard en grijzend haar onder de roode kepi, kwam allereerst naar den kolonel toe, salueerde en vroeg: — KoloneL u hebt mij ontboden. — Ah, adjudant Ja, 't is goed. Ziehier een ferme jongen. Zorg goed voor hem. Laat mij iederen dag, als 't mogelijk is, iets van hem weten, leert hem hoornblazen èn schieten. — Tot uw orders, kol'nel! Daarna wendde kolonel Delhaise zich tot Edouard en zeide: — Mijn jongen, ga maar met den adjudant mede. Kom eiken dag even bij mij!.... Edouard werd nu soldaat De adjudant, die Jean Rochat heette, nam Edouard meê en de eerste uren bleven zij samen bij een troep mannen, die met hun paarden bezig waren. Zooals te begrijpen was, keken de mannen van de eerste batterij — een batterij is een kanon met twaalf of zestien mannen er bij — zeer vreemd op, dat een jongen mee zou gaan. Jean Rochat, de adjudant van den kolonel en tevens de commandant van de eerste 104 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. batterij, riep de mannen bijeen en sprak toen: — Kameraden. Kolonel Delhaise heeft mij opgedragen om te zorgen dat Edouard Martel— bier wees hij op Edouard — een goed soldaat wordt Jullie moet nu niet vreemd opzien, want al is bij nog klein en jong, hij heeft durf en moed voor drie van ons. Door hèm hebben wij de Pruisen weg kunnen bonjouren en ik verzoek jullie allemaal om hem te beschouwen als een kameraad. Vooruit Edouard, geef je nieuwe groote kameraden een hand. Edouard legde zijn kleine hand in de groote handen van de soldaten. Menigeen was er verbaasd over dat zoo'n kleine baas mee zou gaan, en zonder dat iemand het vreemd vond zeiden enkelen: — Bonjour kameraad. Welkom hier. Wij gaan den Pruis laten dansen, jongen! Spoedig was Edouard de beste vrienden met de mannen van de eerste batterij. Hij hielp hun bij 't poetsen, droeg water aan voor de paarden, lachte, zong, floot, kortom, hij voelde zich volkomen op zijn gemak bij de mannen, die allemaal even aardig voor hem waren. Tegen den avond kwamen er bevelen. Ordonnansen reden af en aan, en de adjudant EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 105 tilde Edouard voorzichtig vóór hem op zijn paard, Perjén, wat schrok Edouard van die stem vlak bij zijn oor: — Opstijgen! De mannen sprongen op hun paarden. — Voorwaarts!.... — Waarheen gaan wij, Jean? — vroeg Edourd aan den adjudant, die gezegd had dat Edouard hem bij den naam moest noemen. — Hooger öp, vent! — antwoordde Jean. — Gaan we vechten? — Misschien. Snel hepen de paarden nu voort De avond daalde, de nacht kwam, doch behalve de korte rustpoozen, marcheerden de troepen steeds verder. Behalve de batterij waren er nog zestien anderen, die weer werden voorafgegaan door een regiment van eenige duizenden soldaten. Tot nog toe begreep Edouard er niet veel van. Hij dacht nog maar steeds dat dit geen oorlog was. Zijn gedachten dwaalden nu immer terug naar de verhalen van Grootvader, die zoo menigmaal verteld had van schieten, van vuur en bloed en van alle andere dingen. 106 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. En nu reed Edouard daar rustig voort, gezeten op een paard. Schieten deed men niet. Men reed al maar verder. Drommels hij was nu toch wel een heel eind van huis af! Wat zou Moeder nu doen? En Grootvader ? En Zusje? Hèh, als Victor en Emile, of die Duitsche Charles hem eens zien kon. Waar zou de kolonel nu zijn?.... Droomerig had Edouard al die vragen ziohzelf gedaan. Hij kreeg slaap. Hoe hij er ook tegen vocht, het baatte niets. Hij sliep, voor hij 't wist. Adjudant Jean Rochat had het wel bemerkt en hij zette Edouard zoo gerust mogelijk tegen zich aan. Hoe lang Edouard geslapen had wist hij niet, doch toen hij wakker werd, zag hij op een groot veld, dicht bij een klein stadje, een aantal witte tenten. — Wat is dat, Jean? — vroeg Edouard. — Ben je wakker? — vroeg Jean terug. — Dat is ons kamp. Hier blijven wij misschien wel een poosje! Binnen een kwartier waren de mannen afgestegen en ging Edouard meê met Jean naar een tent, waar hij te eten en te drinken kreeg. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 107 Toen Edouard gegeten had zeide Jean: — Ga nu maar eens meê. Langs vele tenten, waar hij allerlei soldaten zag, ging Edouard met Jean mede naar een veel grootere tent Hier waren ook groote wagens bij en daaromheen stonden mannen die nieuwe schoenen, of een ander geweer, of een jas of deken kregen. Jean liep met Edouard de tent binnen en daar was een officier die vroeg: — Wel adjudant wat is er van uw verlangen? — Een pak voor deze nieuwe recruut De officier begon te lachen. Edouard kreeg er een kleur van. — Dat meent u niet, adjudant Neen maar, die grap is kostelijk. — Maar 't is geen grap! — antwoordde Jean kortaf, en meteen gaf hij het verhaal weer van kolonel Delhaise. — Dan zullen we eens dadelijk zien — zeide nu de officier. Natuurlijk waren alle soldatenpakken veel te groot voor Edouard.... Doch er waren kleermakers genoeg en een dag later had Edouard een goed passend soldatenpak. Ook kreeg hij een klein geweer, karabijn genoemd, en moest zich nu oefenen. 108 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. De soldaten, ook de adjudant, waren niet weinig verbaasd dat hun kleine kameraad zoo goed schieten kon. Ook kreeg hij les, hoe hij op de trommel moest slaan en binnen vijf dagen kon hij al blazen op een trompet Alle signalen leerde hij verwonderlijk vlug en niemand kon geestdriftiger «aanvallen" blazen dan hij. Edouard genoot Reeds enkele malen had hij naar den kolonel gevraagd, doch steeds had Jean moeten antwoorden: «De kolonel is nog niet hier," maar eindelijk, toen Edouard er al enkele dagen was, zeide Jean: «Maak je gereed, dan gaan wij naar den kolonel." Samen gingen zij naar een mooie groote tent toe, waarbovenop een vlag wapperda Spoedig waren zij bij den kolonel, die in de tent was met eenige officieren. — Zoo, is daar m'n jongen? — vroeg de kolonel vriendelijk. Edouard sloeg aan en zeide: — Present kolonel Nu moest Edouard vertellen van hetgeen hij al kon, en de kolonel had verbazend veel schik in hem. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 109 Daarop sprak de kolonel weer met de officieren. Men verwachtte eerstdaags wel gevechten. De Duitschers probeerden niet alleen door België, maar ook door den Boven-Elzas, Frankrijk binnen te vallen, om zoo in een breede bocht de Fransche legers in te sluiten en terug te drijven. Het opperbestuur van het Fransche leger had orders gegeven dat men langzaam aan terugtrekken moest, zoodoende de Duitschers in den waan brengende dat men niet tegen hen opgewassen was. Maar toch bij dat terugtrekken moest men gevechten leveren. Niemand vermoedde dat het gevecht zoo kort bij was. De kanonnen der Franschen van het zesde regiment waren allen in stelling gebracht, en waren gericht op den rand van de ontzaggelijk groote bosschen die daar ter plaatse waren. Voortdurend trokken verschillende verkenners er op uit om te zien of de Duitschers kwamen. — Waarom doen we dat? —vroeg Edouard. — Wij zoeken den Pruis op! — gaf Jean ten antwoord. 110 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. — Mag ik eens meê? — Vanavond. Dan ga je met mij meê. Die tocht zou Edouard brengen tot de eerste oorlogsgeschiedenis, welke hij alleen kende vit grootvaders vertellingen over den oorlog van 1870. 't Was een donkere, sombere avond. Koud en guur viel een fijne motregen neer, toen Edouard met zestien mannen en den adjudant het kamp verliet en den weg insloeg naar de boschwegen, waarlangs men de Duitschers verwachtte. Edouard stapte dapper mee. Hij gevoelde geen moeheid, alleen een groote moed en een trilling van blijdschap dat hij nu op het oorlogspad was!.... Ruim een uur had men zoo gemarcheerd, toen de adjudant beval: — Verspreiden Vuurlinie. Aansluiten! Edouard bleef bij Jean en lette goed op. Niemand der mannen sprak een woord. Alles was donker en stil en alleen het eentonige getik van neervallende regendruppels werd vernomen. — Halt! — fluisterde Jean tegen den meest nabijzijnden soldaat, die dit bevel onmiddellijk overgaf aan zijn kameraad. Zoo ging 't bevel de heele rij langs. Jean legde 't oor op den grond. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 111 — Jammer dat 't regent Je kunt niets hooren op die zachte aarde — mopperde hij ontstemd, — Stil! — fluisterde Edouard!.... Ik hoor iets. — Waar m'n jongen? — Links van mij. Jean boog zich naar Edouard, en luisterde ingespannen toe. — Warempel! — mompelde Jean. — Ik hoor ook iets. Edouard's zucht tot avonturen kwam naar boven. Hij greep Jean bij den arm en zeide: — Als gij hier blijft ga ik vooruit — Durf je? — Hèh! Ik heb al zoo dikwijls in 't donker iets opgezocht — Ga dan. Maar voorzichtig. Edouard ging zacht vooruit Hij liep zóó voorzichtig dat zelfs Jean hem niet hoorde toen hij twee stappen van hem af was. Zoodra Edouard weg was, gevoelde Jean spijt dat hij hem had laten gaan. Hij was toch eigenlijk nog veel te jong. Maar moed had hij. Dat bewees die »aap van een jongen" ieder oogenblik. Stil! Kwam hij daar terug? Neen! Geduldig wachtte Jean toen af. 112 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. Te midden der duisternis, omgeven door niets anders dan ruischende boomen, liep Edouard voorzichtig voort. Bang was hij niet Hij had al zoo menigmaal in 't donker geloopen! Maar toch, dit was wel iets geheel nieuws voor hem. Verbeeldt je dat bij ineens werd vastgegrepen. Wat dan ? Dan werd hij misschien meegenomen en dan zou hij wellicht moeder, en grootvader, en zusje, nooit meer terug zien. Eigenlijk was 't toch niets prettig, zoo in den oorlog te wezen. Hoor! Was daar iets? Edouard stond stil.... hij hield den adem in. Oh! 't Was slechts een eekhoorntje dat langs de boomen, van tak tot tak verder sprong. Gek dat ieder geluid je öp deed schrikken. Maar komaan. Hij deed geen kwaad, en daar ginds was Jean en de andere kameraden Hij was toch niet alleen. Edouard liep weer vooruit Bij iederen stap dien hij deed luisterde hij even of hij ook iets verdachts hoorda Eindelijk, 't scheen Edouard, alsof hij al een uur van de kameraden verwijderd was, terwijl hij in werkelijkheid hoogstens een kwartier had geloopen, zag hij in de verte een klein lichtje. Was daar een huis? EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 113 Maar wat rook het hier branderig. Precies alsof er een vuurtje gestookt werd. Hola! Dat waren misschien de Duitschers wel, die in dezen regenachtigen nacht een vuurtje hadden aangelegd. Bladz. 114. Edouard zag bjj het walmende licht een groote troep mannen. Voorzichtig sloop Edouard verder. Niet lang daarna kwam hij dicht bij een open plek in 't bosch, even bezijden den smallen boschweg. Hier hoorde Edouard allerlei zachte stemmen. 8 114 KEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Indien hij nu niet oppaste liep hij gevaar. Uiterst voorzichtig, als een tijger, sloop Edouard zacht vooruit, totdat hij achter een dikke boom zich verschuilen kon. En nu goed opletten en scherp luisteren. Edouard zag bij het walmende licht, dat bovendien nog beschermd werd door een soort doek, dat er voor gespannen was, een groote troep mannen. Hij. telde er wel veertig. — Een goed begin — hoorde Edouard een der mannen mopperen. — 't Is ellendig — klaagde een ander. — Die regen is meer dan vervelend. — Spreek niet zoo luid — antwoordde nu een andere — de vijand mocht eens komen. — Ach wat De Franschen zijn immers nog even zorgeloos als in 1870 — hernam de eerste spreker. — De vijand zal met zulke nachten wel rustig in de kampen blijven — Rukken wij van nacht nog verder? — Neen Morgen gaan wij verkennen. We moeten nog wachten op onzen gids. 't Schijnt dat die kerels daar aan de grenzen ook met tegenspoed te kampen hebben. — Waarom? — Wel, de kapitein wacht nu al den ganschen EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Ui dag op den gids, en die komt maar niet — Ik heb hooren zeggen dat Malzeville door de Franschen bezet is, en daar was immers het verzamelpunt van onze verkenners? — Juist Maar daarom niet getreurd. Er komt wel de een of andere opdagen. — 't Volk is bier Fransch gezind. — Mocht wat! Voor geld, en anders met dwang doet iedereen ons een dienst Duitschland is immers machtiger dan al de anderen te zamen. Edouard meende nu genoeg gehoord te hebben. Hij wierp nog een blik op het kamp, net een Indianengeschiedenis, dacht Edouard nog even, en liep toen voorzichtig terug. Een afgevallen tak, dien Edouard niet zag liggen, kraakte onder zijn voet Ademloos hield hij stil. Hij verborg zich achter een boom 't Was hoog tijd, want de Duitschers waren opgesprongen en een hunner riep: — »Werda!" Natuurlijk gaf niemand antwoord, en een der soldaten schoot zijn geweer al Gelukkig dat Edouard achter een dikke boom stond, Haju! Dat was nu 't eerste schot van een vijand, 't Had hem kunnen treffen! Deze gedachte gaf Edouard een eigenaardi- 116 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. gen moed. Nu wist hij dat hij voorgoed in den oorlog was. Even wachtte hij nog ai Hij hoorde een der mannen roepen: — Och, dat is immers niets! Ga maar gerust zitten! en daarna was alles stil. Nu liep Edouard vlugger terug. Af en toe nam hij groote sprongen en hield dan weer even stil om te luisteren of hij ook achtervolgd werd. Spoediger dan hij gedacht had, kwam hij weer bij de manschappen terug. Jean verkeerde al in spanning, waar Edouard bleet Hij had het geweerschot gehoord, en had reeds enkele mannen gevraagd of zij 't bosch in wilden gaan om Edouard te zoeken. Juist toen zij een klein eindje op weg waren ontmoette Edouard hen en gezamelijk keerden ze terug. Wat was Jean blij. — Drommels, jongen, — zeide hij — ik dacht dat je weg bleet — Zij zijn daarginds — gaf Edouard ten antwoord. Hij achtte het niet eens noodig om Jean's gezegde te beantwoorden. -^Waar? — Op de open plaats in 't bosch. ■miifrir-»"ri EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 117 — Hoeveel? — Ik telde er wel veertig. — Wat doen ze? — Ze zitten om een smeulend vuur. — Spraken ze? — JaweL Zij zeiden dat de Franschen toch niet zouden komen. Zij blijven daar tot morgen, want ze hebben nog geen gids. — Mooi We zullen ze even opfrisschen. Vooruit kameraden. Opgepast Edouard zag hoe de soldaten opstonden en achter Jean, die met hem vooruit liep, voortmarcheerden .... — Gaan wij vechten? — Ja! — antwoordde Jean met een besliste stem. — Mag ik ook schieten? — Nog niet Jij moet bij mij blijven en »aanvallen" blazen. De mannen hepen zwijgend verder. Dicht bij de door Edouard aangewezen plaats hielden de mannen halt — Omsingelen — beval Jean. — Opletten. Als Edouard aanvallen blaast, schieten jullie. Denk er aan, goed schieten. Je behoeft een mensch niet langer te laten lijden dan noodig is. Dus opgepast 118 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. De soldaten lieten een goedkeurend gemompel hooren en onmiddellijk daarop verspreidden zij zien, de Duitschers zoodoende insluitende. Dit duurde vrij lang. Jean was dicht bij de Duitschers genaderd. — Klim in een boom! — gebood Jean aan Edouard — en let op. Als de Duitsche schildwacht »Werdaw roept, dan blaas jij je trompet. Begrepen? — Ja. Maar moet ik in de boom blijven? — Totdat ik, of een der andere kameraden je kom roepen. — Goed! — zeide Edouard, die meteen op Jean's schouders stond, voorzichtig de benedenste tak van een boom greep en zoo langzaam zich opheesch. Nu zat hij als een aap in de kruin van een groote boom, veilig beschut tegen de waarneming der Duitschers. Edouard zat met zijn trompet in de hand. Hij boog zich een weinig voorover om goed te kunnen luisteren. Nu hoorde hij geritsel Waren de mannen nu gereed ? Ha! daar riep de Duitsche schildwacht: »Werda!w Snel bracht Edouard zijn instrument aan den EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. 119 mond en ineens weerklonk daar door *t stille boseh het aanvalssein der Franschen!.... Edouard blies met alle macht Hij liet de klanken schetteren zooals hij 't nog nooit had kunnen doen. De Duitschers, die eerst zoo rustig hadden gezeten rondom het smeulende vuurtje, waren ineens opgesprongen. Van schrik vielen zij haast om. Zij vloekten en raasden, en tierden, en waren veel te veel in de war om direct iets goeds te doen. Zij grepen in de duisternis om zich heen, om hunne geweren te nemen, doch menigeen greep zijn kameraad aan, omdat hij niets zien kon. Jean en zijn kameraden hadden meteen geroepen : — Geef je over! Want Jean was een beste, brave kerel met een goed hart Hij wilde niet beginnen om de Duitschers zoo maar ineens te dooden, en beval dus eerst, dat men zich moest overgeven. — Nooit 1 — schreeuwde de commandant van het Duitsche troepje. Doch nu schetterden weer Edouard's signalen door 't bosch en opeens hoorde hij een aantal scherpe klanken. Er werd geschoten! En hevig zelfs. Hij zag 120 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. eerst de fijne, vinnige vuurstraaltjes, en hoorde daarna scherpe knallen. Geen minuut was het stil en als Edouard geen schieten hoorde, dan klonk soms een erbarmelijk geschreeuw. Hoe lang dit alles duurde, wist Edouard niet Hij wist van tijd noch uur, doch wel zag hij dat de morgen aanbrak. Hij kon nu ook veel beter zien en bemerkte nu, dat er verscheidene Duitschers heel stil op den grond lagen. De anderen hadden zich verscholen achter de boomen, doch probeerden ieder oogenblik weg te vluchten. De Franschen hadden evenwel den pas afgesneden en de Duitschers moesten of zich overgeven, öf vechten. Eindelijk gebeurde er iets wonderlijks voor Edouard. Een der Duitschers had aan den loop van zijn geweer een witten doek vastgebonden en zwaaide hiermede heen en weer. Onmiddellijk daarop hoorde hij Jean's stem. — Wapens wèg! Verscheidene geweren kletterden op den grond, en de Duitschers kwamen van achter de boomen. 't Waren er nog een twintig. EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. 121 — Handen öp! — hoorde Edouard nu Jean zeggen. De Duitschers staken de handen op en bleven staan. Nu sprongen de Franschen naar voren en een kwartier later waren de Duitschers met sterke touwen aan elkander vastgebonden en moesten zij met de Franschen meemarcheeren. Doch eerst groef men een breede, diepe kuil, en daar begroef men achttien Duitsche soldaten, die gesneuveld waren bij het nachtelijk gevecht De Franschen hadden vier gewonden van wie één ernstig. Edouard was, toen hij Jean hoorde commandeeren, naar beneden geklauterd, en hielp zooveel hij kon. Hij was vooral behulpzaam bij de gewonden, zoowel Fransche als Duitsche, en iedereen was getroffen door de hartelijkheid en vlugheid van Edouard. Een keer moesten de mannen allen lachen om hem, ondanks den ernst van het oogenblik. Men was juist begonnen aan den tocht naar het Fransche kamp, toen Edouard zeer eigenwijs en diepzinnig aan een Duitscher vroeg: — En zijn nu de Franschen weer zorgeloos, net als toen in 1870? De Duitsche soldaat keek hem glimlachend aan. 12S BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Verstaat u me niet? — vroeg Edouard weer. — Jawel! — antwoordde deDuitscher.—Maar 't is mij niet geoorloofd met je te spreken! — O! Da's maar goed ook, want u zou toch niet kunnen zeggen: De Duitschers zijn de baas. Jean had toen later tegen Edouard gezegd dat hij nooit de gevangenen plagen moest, of redenen mocht geven van ergernis. — 't Is — zoo besloot Jean — al beroerd genoeg dat je gevangene bent Edouard beloofde 't niet meer te zullen doen en een uur later was het troepje overwinnaars met de gevangenen weer bij de hoofdmacht terug. Toen Jean rapport uitbracht, keek kolonel Delhaise een poos lang naar Edouard en zeide daarna i — Je eerste tocht is een goede geweest, jongen. Blijf zoo gelukkig en moedig. NEGENDE HOOFDSTUK. Frankrijk'8 kleinste Sergeant. De oorlog woedde nu overal Het was een verschrikkelijke toestand. De Duitschers, dia bij 't begin van den oorlog door België hadden gewild, waren door het Belgische leger tegengehouden en deze waren nu ook in oorlog met Duitschland. Wat hier gebeurde hoorde Edouard in de gelederen der Franschen, doch hij kon zich er geen voorstelling van maken. Geheele steden en dorpen waren platgeschoten, verbrand, leeggeplunderd en vernield, terwijl de arme bewoners naar andere landen waren gevlucht Edouard leefde hier te veel met de soldaten meê, om veel tijd te hebben er over na te denken. Hij was nu al verscheidene malen in gevechten meegeweest en hoewel hij de veel oudere soldaten wel eens hoorde mopperen over het ver- 124 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. wenschte terugtrekken, hij vond maar dat de Franschen best opschoten. Dit was evenwel zoo niet Generaal Joffre had de troepen bevel gegeven, zooals ik reeds vroeger vertelde, om langzaam terug te trekken. Dit gebeurde dan ook. De Franschen trokken terug door geheel Frankrijk, en de Duitschers meenden daardoor dat zij zegevierend het land overwonnen. Jean zat op een avond — de oorlog duurde nu al twee maanden — voor zijn tent met Edouard bij zich. — Eigenlijk vind ik oorlog toch wel net een spelletje, — zeide Edouard tegen Jean — En waarom dan? — 't Is net krijgertje spelen. Wij doen niets dan wegloopen, zei Poupart tegen mij van middag, — gaf Eduard ten antwoord. Poupart was een soldaat die meer dan eens de andere manschappen opruide met spotwoorden. — Poupart is een deugniet en jij bent weer een wijsneus — gaf Jean lachende te kennen. — Jij moet niet zoo eigenwijs redeneeren. Heb je al aan je moeder geschreven? — Neen, nog niet EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 125 — Marsch dan, en een groote brief en netjes geschreven. Vooruit Edouard ging de tent binnen en schreef aan zijn moeder. Lieve Moeder. Ik wil u even schrijven. Jean zegt dat het een groote brief moet worden, maar dat is niet zoo gemakkelijk. Ik ben goed gezond en Jean ook, en ook de kolonel. Wij hopen maar dat u het ook goed gaat en grootvader en zusje. Nu zal ik u weer eens wat van den oorlog vertellen. Waar we op dit oogenblik zijn, zult u wel zien. Schrijven mag ik het niet Dat is om zoo te zeggen, ons geheim. We hebben al heel veel gevochten. Ik heb de kogels om mijn ooren hooren fluiten. Daar zijn de vertellingen van grootvader niets bij. Sakkerloot, als de kanonnen afgaan wat is dat een leven. Nu ben ik er al aan gewoon, maar in het eerst dacht ik dat ik doof werd. Eiken dag wordt er woest geschoten en gevochten. Jean zegt dat dit nog maar een klein begin is. Het bevalt mij goed. Iedereen is even vriendelijk voor mij. De kolonel geeft mij iederen dag een 126 BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. hand. Ik ben nog goede maatjes met hem. Nu moeder, spoedig meer. Ik ben nu moe. Voor allen een kus. Is grootvader niet jaloersch dat ik in den oorlog ben? Dag allemaal. Uw liefhebbende Zoon EDOUARD. — Klaar Jean! — riep Edouard. — Goed. Ga nu naar kooi Morgen moeten wij vroeg op. — Waarheen? — De Duitschers terug jagen! — Ah! Dat zal iets goeds worden. Spoedig lag Edouard op zijn stroozak en sliep rustig. Jean zette zich neer en schreef onder Edouard's brief: Beste Vrienden. Vergeef 't Edouard dat hij u zoo weinig schrijft De vijand laat ons weinig tijd, en wellicht in 't vervolg nog minder. Daarom liet ik hem nog eerst deze schrijven. De jongen maakt het uitstekend en past buitengewoon goed op. Hij is moedig en voorzichtig, en is de lieveling van 't regiment KEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 187 Maakt u daarom niet al te ongerust We zullen goed voor hem zorgen. Met vriendelijke groeten, JEAN ROCHAT. Met een zucht sloot Jean de brief dieht. Morgen, had de opperbevelhebber gezegd, moeten de Duitschers worden aangevallen. Dan zou het er dus op los gaan! Jean's regiment had bevel gekregen om op te rukken, de richting van de Aisne. De Duitschers zouden hier bij het terugtrekken wel stelling nemen en algemeen vermoedde men dat er hevig gevochten zou worden. Den volgenden morgen vroeg werd Edouard wakker door een oorverdoovend gejuich dat door de manschappen aangeheven werd. Edouard was in een wip aangekleed en stormde daarna naar buiten. Spoedig was hij bij Jean. — Hebben de Duitschers verloren? — vroeg Edouard, doch meteen ging er zulk een gelach op, dat hij vreemd opzag naar de grootere kameraden. — Jij voortvarende bengel — lachte er een, — jij denkt altoos maar, dat wij winnen. — Nu, jullie zongen toch! 128 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Dat komt omdat generaal Joffre bier is. — In 't kamp? — Ja, als je even wacht kun je hem zien. Edouard had reeds menigmaal gevraagd aan Jean, of hij ook den opperbevelhebber zou zien, waarop de adjudant meestal had geantwoord.... » misschien zie je hem wel eens".... en nu was hij in de gelegenheid om hem te zien. Voordat de regimenten overgingen tot het vechten met de Duitschers, wilde generaal Joffre nog eens met de mannen samen-zijn. Hij liep met enkele officieren door de lange straten, tusschen de tenten, en sprak bijna iedere soldaat toe. Soms maar één enkel woord, maar meer behoefde ook niet, omdat iedereen wist dat generaal Joffre nooit veel sprak en het steeds goed met zijn soldaten meende. Opeens bleef generaal Joffre staan, en op Edouard wijzende, vroeg hij aan Kolonel Delhaise: — Delhaise, wie is dat? — Edouard Martel Excellentie. — Hoe oud? — Dertien jaar! — Vanwaar? — Uit Malzeville. Hierop werd 't gesprek zóó zacht voortgezet, EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 129 dat Edouard niets meer verstaan kon. Maar, o hé, daar werd zjjn naam geroepen. Riep de generaal? Au! Hij kreeg een por van Jean in zijn rug, die aankwam.... Wat moest hij nu doen? Bladz. 138. Ineens klonk een Duitsch signaal. Gelukkig, hij durfde ineens. 'tWas maar een oogenblik van verlegenheid geweest Hij liep tot op enkele passen van den generaal naar dezen toe, salueerde, en zeide met heldere stem: — Present Excellentia Onmerkbaar glimlachte generaal Joffre en 9 130 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. noodigde Edouard uit nog dichter bij hem te komen. Aarzelend, als was bij bang niet goed gehoord te hebben, ging bij een stap vooruit doch de generaal kwam nu op hem toe en legde zijn hand op Edouard's schouder. Toen keek de opperbevelhebber Edouard pal in de oogen. Allibakkie! wat een oogen! Br, zoo iets had Edouard nog nooit gezien! 't Waren net stukjes gloeiend ijzer, net als hij dikwijls gezien had in de smidse van Malzeville. En wat keken zij lang naar hem, die oogen! Maar Edouard sloeg zijn heldere blauwe oogen toch niet neer! Hij hield van den generaal heel veel, maar als de opperbevelhebber dacht dat hij Edouard bang kon maken met zijn oogen, dan vergiste de generaal zich toch. Weer glimlachte generaal Joffre en Edouard kreeg een goedkeurende klap op zijn schouder. — Jij bent een flinke jongen! Maak dat ik veel goeds van je hoor!.... Toen was de generaal ineens doorgeloopen, doch Jean had nog een appeltje met Edouard te schillen. — Kom jij nu eens hier, — gebood Jean. — Wat moet ik ? — vroeg Edouard, die nog BEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 131 geheel onder den indruk was van het gebeurde. — Als jij nu weer met een generaal spreekt, zul je dan als je blieft je meer als militair gedragen? — Wat heb ik verkeerd gedaan? — Heb ik je niet geleerd om je meerdere tot op zes pas afstand te naderen? — Nou ja!.... nou ja!.... De generaal riep me en ik ben gegaan. Ben jij daar nu boos om?.... Edouard vroeg het zóó koddig, dat Jean begon te lachen en zeide: — Jij bent toch een leuke vent! Tegen den middag begonnen de troepen op te breken. In de verte rommelden de schoten der kanonnen nog, die voortdurend, den ganschen dag reeds geklonken hadden. En vannacht zou 't ook net zoo blijven, want de opperbevelhebber had gezegd dat men geen enkelen Duitsch er nu meer vooruit mocht laten rukken. Natuurlijk was dit door iederen soldaat begrepen, toen hunne chefs de woorden van den generaal aan hun overbrachten. Edouard bleef als steeds, dicht bij Jean en zat toen het 6® regiment zich in beweging zette, op een patronenwagen, die bij de eerste batterij behoorde. 182 BEN SERGE ABT VAK DERTIEN JAAR. Hij zat, met nieuwsgierigheid, te staren naar alles wat om hem heen gebeurde; één ding hield hem in spanning. Jean had gezegd: — het zal er de eerste dagen warm toegaan! — Nog harder dan anders ? — had Edouard gevraagd. — O ja! heel wat erger.... Edouard zat hierover na te denken, toen ordonnansen kwamen met weer nieuwere bevelen. Het 66 regiment moest naar Soissons toa Soissons was een stadje geweest aan de rivier de Aisne, doch is thans niets meer dan één groote puinhoop. Maar toen Edouard met de Fransche soldaten meetrok, was Soissons nog een mooi stadje, dat door de Duitschers bezet was geworden. De Franschen moesten het nu terugwinnen. Ongeveer drie kilometer van Soissons hield men halt, en daar werden nog dienzelfden nacht de batterijen opgesteld. De Duitschers, die reeds door de hoofdlegers vervolgd waren geworden, lagen aan de overzijde der Aisne, en nu moesten de legers probeeren over de rivier te komen. Men begrijpt dat de Duitschers, die nu, zoo- EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 133 lang de Franschen de rivier niet over waren getrokken, zich met alle kracht herstelden en ook stelling namen tegenover de Franschen!.... De Franschen evenwel, wilden nu revanche nemen. Zij moesten de rivier over.... Zij moesten Soissons terugwinnen! De kanonnen vuurden weer den ganschen nacht en dag, en ook de eerste batterij had buitengewoon zwaar werk te doen. Het dreunde uren ver in den omtrek en de lucht was bedompt van kruitdamp. Edouard maakte zich verdienstelijk door den mannen bij veel werkzamheden de behulpzame hand te bieden. Want het was op zoo'n batterij erg druk.* Daarenboven, als men in oorlog is, moet alles veel vlugger gaan, zoodat de soldaten meer dan eens niet meer verder konden van moêheid. Dan sjouwde Edouard maar met de andere mannen mee, die in rust waren geweest Een keer, 't was alsof de gansche lucht één vuurzee was, zoo schoten de Duitschers terug, was Edouard door een granaat, cue juist dicht bij hem de grond in sloeg, geheel onder aarde bedolven. Jean Mep op hem toe, doch was direct gerust- 134 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. gesteld toen Edouard er lachend, proestend en puffend van onder kroop. — De Duitschers zijn niet erg lief voor mij — mopperde Edouard grappig. — Wacht Jean, laat onze mannen nu eens terug trakteeren. En het kanon had weer een aantal granaten naar den vijand geschoten.... Uren — hoeveel wist Edouard niet eens meer — duurde dat schieten der kanonnen, 't Was alsof het voortdurend onweerde, maar dan heel, héél hard. En zonder ophouden. Eindelijk begonnen de Franschen minder hard te schieten.... — Waarom is dat? — schreeuwde Edouard tegen Jean, want het was onmogelijk dat men, als men gewoon sprak, elkaar verstaan kon. — Wel kijk — antwoordde Jean terug — nu hebben wij eerst alles zooveel mogelijk stuk geschoten. De vijand is daardoor teruggetrokken, en nu moet onze infanterie, kijk daar gaan ze, aanvallen en de Duitschers nog verder terugdrijven. Edouard keek naar het schouwspel dat er nu te zien was. Duizenden en nog eens duizenden soldaten renden nu vooruit, en vlogen op de Duitschers in. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 135 Het was een vreemd gezicht Dan zag Edouard ineens de soldaten opspringen.... neervallen, en onmiddeUijk daarop klonk er zoo'n oorverdoovend geweervuur, dat hij soms met de oogen knippen moest, alsof hij ergens van schrok. Jean volgde met ingespannen aandacht den strijd daar ginds. Hij balde af en toe krampachtig de vuisten en mompelde.... »We verliezen! Kqk daar op die rechtervleugel! Ze schijnen geen tamboer te hebben, anders kon die 't sein geven." Edouard hoorde dit Zonder iets te zeggen greep hij zqn hoorn en voor dat Jean er op bedacht was, was Edouard over de batterij gesprongen en rende hij naar de infanterietroepen. Jean schreeuwde nog van »terugkomen",maar Edouard hoorde dit al niet meer. Hij Mep zoo hard hij kon, naar het door Jean aangewezen punt en had maar één doel, dit: te helpen om den vijand terug te slaan. De kogels floten Edouard om de ooren. Hij lette er evenwel niet op. Hij sprong als een veulen in de weida Dan weer kroop hij over den grond, om een oogenblik later weer hard vooruit te hollen. — Hola, kereltje! — hoorde hij zich ineens toevoegen, — wat moet je? 188 BK» SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. Het was een eerste luitenant die hem aansprak. — Aanvallen blazen, Luit'nant — antwoordde Edouard. — Best, de tamboer is juist gevallen! —vertelde de luitenant vlug. Hij vroeg niets verder, maar gaf bevel de »Marseillaise" te blazen. Het volkslied der Franschen! Edouard zette de trompet voor den mond, en daar klonken opeens de schetterende klanken door de met kruitdamp verstikte lucht Zoo mooi, zoo geestdriftig had Edouard nog nooit geblazen Het daverde in 't rond! De mannen keken vreemd op, doch geen minuut later steeg ineens een machtig geroep op. — Herstellen! — klonk Edouard's trompetsignaal En de rechtervleugel van de Fransche troep, liep nu vooruit, wierp zich weer op den grond en vormde zoo een ondoordringbare lijn tegen de Duitschers! — Aanvallen!!! — schetterde nu Edouard's hoorn. De mannen sprongen op, de bajonetten glinsterden op de geweren. Edouard werd niet moe! Hij blies en blies!.... 't Was een lust om te hooren. EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 137 Geen minuut was hij in rust De Fransche soldaten werden daardoor geestdriftig. Zij wisten nu van geen wijken meer. Overal klonken nu bevelen, terwijl Edouard Elads. 140. Jjj bent een held, Edouard, antwoordde Jean. nog maar steeds de verschillende seinen over het slagveld het schetteren. De Duitschers, die eerst gedacht hadden de Franschen terug te kunnen drijven, waren verbaasd dat zij ineens weer tegenover sterke troepen kwamen te staan. Daarna werden ze woedend op het hoorngeluid, en menige Duit- 138 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. scher legde zijn geweer aan op de kleine gestalte van den moedigen Edouard. Plotseling verstomde Edouard's hoorn. Was hij getroffen? De Duitschers dachten het, en begonnen met nieuwe kracht aan te vallen. Doch de Fr ansche luitenant wist beter. Edouard was niet gewond. Hij had tegen den luitenant gezegd: — Wil u nu eens een grap beleven? — Wat dan ? — Dat zult ge zien, — en op handen en voeten was Edouard weggekropen. »Wat zou hij nu uitvoeren ?"g — mopperde de luitenant Te midden van onophoudelijk schieten, kroop Edouard vooruit Hij was gelukkig nogal klein en werd daardoor niet gauw opgemerkt 't Was een stoute onderneming, die Edouard thans begon. Hij was nu dicht bij de Duitschers. De Franschen vielen geweldig aan. Ineens klonk een Duitsch signaal: Terug!.... Terug!!.... Daar begreep niemand iets van. De Duitsche officieren raasden en vloekten, maar de soldaten waren al wat blij dat zij weg mochten van onder het vuur der Franschen. KEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. 139 En steeds doordringender klonk het signaal dat de Duitschers terug moesten gaan. 't Werd een grenzelooze verwarring. De officieren gaven nog bevelen, dreigden met hunne revolvers de vluchtende soldaten te zullen treffen, doch niemand stoorde zich daaraan. Vlug!.... vlugger nog.... Kepen de Duitschers weg en de Franschen, dol nu van vreugde, renden vooruit en namen ontelbaar veel Duitschers, die hun wapens hadden weggeworpen, gevangen. Dat was me een gebeurtenis. Zoodra E^douard een poos de Duitsche signalen had geblazen, liep hij terug naar de Fransche linies en blies weer » Aanvallen!" Toen opeens was alles stil om Edouard. Hij wist niet meer waar hij was, hij viel neer.... bewusteloos.... De Franschen sloegen de Duitschers dien dag zegevierend terug. Deze slag was gewonnen. En de luitenants, de kapiteins, rapporteerden allen dat voor 't grootste gedeelte dit te danken was aan den moedigen knaap Edouard MarteL Doch deze was door enkele mannen opgenomen en naar de Roode Kruis-tent gebracht 140 REN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Hij had zich te veel ingespannen en was daardoor bewusteloos geworden. Thans lag hij heerlijk zacht, tusschen heldere witte lakens in de hospitaaltent Jean zat bij hem. — De Duitschers zijn weg, hè? — Jij bent een held, Edouard — antwoordde Jean. Een zachte blos kwam op Edouards gezicht Hij voelde zich blij en gelukkig. De hoogste officieren kwamen naar hem toe, en iedereen was vriendelijk tegen hem Zoo bleef Edouard zes dagen in het hospitaal Toen was hij weer beter. — Gelukkig maar, — zeide hij tegen Jean, die hem halen kwam, en meteen voegde hij er bij: — 't begon mij te vervelen, zie je!.... — Ga dan maar gauw meê. — Waarheen? — Naar de opperbevelhebber. — Is die bier? — Ja, mèt onzen president — Allibakki. Dat is hoog bezoek. Werkelijk ging Jean met Edouard naar de tent, waar de hoogere officieren altijd waren. Perjén, wat waren hier een massa officieren. BEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. 141 En wat hadden, ze allemaal een pret En wat zagen ze Edouard plezierig aan. Edouard salueerde. O! die mijnheer in 't zwart met die hooge hoed op, was zeker President Poincarra Fijn, die hadden Victor en Emile nog nooit gezien en hij nu lekker weL Dat moest moeder en grootvader eens zien. Wacht! Nu eerst luisteren, dan wist bij wat bij doen moest De president sprak tot hem: »Wij hebben gehoord, Edouard, dat je zoo moedig bent geweest om onze vijanden een poets te spelen, waardoor onze troepen een overwinning behaalden. Dat is flink van ja En omdat jij een voorbeeld hebt gegeven aan alle oudere kameraden, wilde ik je zelf eens zien en je bedanken. Geef me een hand van ja jongen! en blijft altijd zoo moedig." Aarzelend legde Edouard zijn hand in de blanke hand van den President Jongen! wat een eer! En nu zeide generaal Joffre nog wat — Trek je jas eens uit — O wee! Zag hij ei* niet goed uit? Wat zal me nu gebeuren, — vloog door Edouard's gedachten. 142 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. — Kijk eens vervolgde de generaal. — Moedige jongens moeten beloond worden. Endaarom hebben wij een nieuwe jas voor je laten maken met op de mouwen mooie gouden strepen. Jij bent nu sergeant Gedraag je zooals je tot nu toe gedaan hebt, dan breng je het nog verder. Doe je jas nu eens aan! Alle officieren hadden er plezier in. Zij keken toe, toen Edouard zijn mooie nieuwe sergeantsjas aan deed, en toen alle knoopen — wat gingen die dingen moeilijk toe — dicht waren, salueerden zij allemaal En de president nam zijn hooge hoed af, en zij riepen allemaal: »Leve Edouard! Leve Frankrijk!" Nu werd het Edouard toch wel wat al te machtig en hij zag hulpeloos uit naar Jean. Deze kwam nader en fluisterde: — Je moet bedanken! Haperend zeide Edouard: — Ik danku allemaal, en.... enne.... ik zal altijd mijn best doen...." Toen kreeg hij van allen een hand en was erg blij dat hij weer met Jean naar buiten kon gaan. — Je bent nu de kleinste sergeant van Frankrijk, — zeide Jean, terwijl hij Edouard op den schouder klopte. De soldaten vierden dien dag een klein feestje ter eere van hun nieuwen sergeant TIENDE HOOFDSTUK In het hospitaal Malo-les-Bains. De oorlog duurde nog maar immer voort. Edouard was nu al zes maanden in den strijd en als 't zoo voortging dan zou 't nog wel heel lang duren. De batterijen van het 6e regiment waren al bijna heel Frankrijk door geweest, en nu lagen ze bij Yperen, een Belgische stad, die nog maar altijd door de Duitschers bezet werd gehouden. Het was een droevige tijd. Want inplaats dat de mannen konden vechten, lagen zij nu al dagen lang in groote diepe geulen, die men in den grond gegraven had, en die loopgraven werden genoemd. In het begin vond Edouard dat wel prettig. Hij kon niet eens over den rand kijken, en dat was maar goed ook, want de Duitschers hadden ook loopgraven, en niet ver van de Franschen af. 144 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. Als nu iemand het hoofd boven den rand uitstak, klonk er ineens een schot, en meer dan eens tuimelde zoo'n nieuwsgierige dan dood achterover. Alleen 's nachts, wanneer de mannen probeerden om den vijand te verschalken, werd er wel eens gevochten, maar overigens bleef 't allemaal 't zelfde. Wanneer de mannen drie dagen in zoo'n loopgraaf hadden doorgebracht, moesten zij een dag gaan uitrusten, dan kwam er aflossing en gingen de mannen naar het verder gelegen kamp. Edouard had het hier niets naar den zin. Hij vond het er koud en ongezellig en huiverde menigmaal van de regen die al dagen lang eentonig neerdruppelde uit de grijze wolken. Op een morgen, toen de aflossing kwam, marcheerden Jean en Edouard met de andere kameraden door een zij-loopgraaf naar het kamp, toen de kanonnen der Duitschers weer heel hard schoten. Niemand was bang, want slechts zeer zelden troffen de granaten de loopgraven. Opeens, niemand wist hoe dat 't zoo gauw gebeuren kon, spatte een granaat boven de EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 145 zij-loopgraaf uiteen, en Jean riep nog juist op tijd: » Liggen!" Allen wierpen zich plat neer, dicht tegen den aarden wand van den loopgraai Bladz. 145. Edouard werd doodsbleek en stamelde: „Jean!" Toen, enkele minuten later, stonden allen op, behalve Jean. Edouard werd doodsbleek en stamelde: »Jean!" Doch Jean gaf geen antwoord. Een granaatscherf had hem getroffen in 10 146 EEN SERGEANT TAN DERTIEN JAAR. den Behouder en hij was bewusteloos blijven liggen. De soldaten namen hem op en droegen hem naar het kamp, vanwaar hij spoedig vervoerd werd naar het hospitaal in een Fransch stadje, Malo-les-Bains. Edouard was troosteloos. Honderden malen had hij gevraagd aan de soldaten of Jean zou sterven, en niettegenstaande de mannen verzekerden dat het niet veel te beduiden had en dat Jean zeker spoedig terug zou komen, niets hielp. Edouard was en bleef verdrietig. Hij sprak niet veel, liep rillend door het kamp en 's avonds had hij geweldige hoofdpijn en Voelde hij zich dan warm, dan koud. »Zoorts" — zeide een der mannen. En met zorg legde hij Edouard op het vochtige stroo, dat als bed dienst moest doen. Den volgenden morgen lag Edouard nog steeds met koorts. Hij kende niemand en brabbelde maar wat van: — Jean, moeder, grootvader. — Dan sprong hij ineens recht overeind en riep »Aanvallen".... kortom, de mannen die in de tent waren, werden ongerust en gingen naar het lazaret van het roode kruis. Een broeder, met een witte band, waarop een KEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 147 rood kruis, ging aanstonds mee, en zag dat Edouard onmogelijk hier kon blijven. Hij nam hem, zorgvuldig in wollen dekens gewikkeld, mee naar het lazaret De officier van gezondheid kwam, onderzocht Edouard en zeide: — Het kereltje is overspannen, moet naar 't hospitaal vervoerd worden. Kolonel Delhaise werd in kennis gesteld van Edouard's ziekte en hij kwam zelf naar het hospitaal om te zien hoe het den kleinen patiënt ging. Den volgenden morgen reed de groote grijze auto van kolonel Delhaise voor het lazaret Een der broeders-verplegers nam Edouard voorzichtig op en ging met hem in de auto, die in snellen vaart naar het hospitaal te Maloles-Bains reed. Hier aangekomfin werd Edouard liefderijk opgenomen Dagen lang hield de koorts aan en de zusters verpleegden hem met groote zorg en liefde. Langzaam aan herstelde Edouard toch. Hij was sterk en zijn krachtig lichaam hielp de doctoren in de genezing. Nadat Edouard van de zaak waar de ernstig zieken lagen, werd gevoerd naar de zaal voor herstellenden, was zijn eerste vraag naar Jean. 148 EEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. Doch nauwelijks had hij 't gevraagd, of Jean kwam al lachende op hem ai — Zoo vent! Ben je mij zoo gauw gevolgd? — Ja, maar ik ben niet gewond. — Dat weet ik wel, maar toch ziek. — Maar ik ben al bijna beter! — wierp Edouard er tegen in. — En wat dan nog? — vroeg Jean weer glimlachende. — Naar den oorlog — luidde het besliste antwoord. Nu kwamen er zonnige dagen voor Edouard. Iedereen hield van hem en hij vermaakte de gansche zaal met zijn jongensgrappen. Vol belangstelling bekeek hij de tijdschriften, die allerlei foto's brachten van den krijg. En als hij dan eens een foto zag, waarop de Duitschers door de Franschen werden teruggeslagen, klonk zijn stem steeds weer: — Wat jammer, hè Jean, dat wij daar niet bij waren Waarop Jean, die bijna geheel hersteld was, zeide: »Dat komt nog wel, Edouard! De oorlog is nog in lang niet afgeloopen, en de kleine sergeant van dertien jaar moet het nog brengen tot officier." KEN SERGEANT VAN DERTIEN JAAR. 149 Dan glimlachte Edouard en vroeg voor de zooveelste maal aan de zuster: — Zuster, wanneer mag ik er uit? — Bevalt het je niet meer? — Dat wel, maar ik ga liever naar 't front — Je moet nog een poosje hier blijven — antwoordde de zuster dan, terwijl zij hem vriendelijk aankeek. Edouard zeide wel niets terug, maar Jean zag aan zijn oogen dat de sergeant van dertien jaar belust was op nieuwe avonturen En dat die komen zouden, daaraan twijfelde bij geen oogenblik. Bij de Uitgevers dezes verscheen mede: JAN BLAUW-WIT Het Verhaal van een Voetballer DOOR D. HANS MET 27 ILLU8TATIE8 EN BANDTEEKENINQ VAN JAN WIEGMAN Prjjs ingenaaid f 1.50, gebonden f 1.90 Bit verhaal van een Voetballer, hoewel het 't Voetbalspel ten zeerste aanprnst als een eenig middel van ontwikkeling, doet dit toch niet alleen ter wille van de bevordering van gezondheid en lichaamskracht, maar ook eu yuorai, ornaat net oen geest vansamen werkingzooaeer opwekt en de kracht van zich aan te sluiten aan een welgeordend geheel, zoo helder aan het licht brengt. Het is daardoor geschikt de deugden te bevorderen, die ons volk maar al te vaak mist, het gevoel van losheid aan eiken band met anderen te bestrgden, dat niet het minst in Nederland dikwijls aan den dag komt. Daarbij toont het aan dat de hersenarbeid er niet door wordt benadeeld, maar deze veeleer er den gunstigen, verfrisschenden invloed van ondervindt. Een frisch en geestig verhaal, aanbevolen voor jongens van 14—18 jaar. Schoolblad. Ik wil zelfs zeggen dat, al is alles zoo heel gewoontjes beschreven, ik menigmaal weer de ontroering van het jong-zjjn heb doorleefd. Dat is het bewjjs dat dit boek echt en eerlgk is. L. in de Revue der Sporten.