*7 W W5q Kijk Getrouwd. DOOR W. Mets Tz. 5e Deuk. H. J. P. EGNER — HELDER — 1919 1 I "WTat lag zij daar rustig tusschen de hooge iepen ver" scholen, de kleine hoeve van Hein Vlaarman. Wel was de bezitting nog niet geheel zijn eigendom, omdat er nog altijd een hypotheek op rustte, maar jaar op jaar werd ook van deze schuld zooveel mogelijk gedelgd, en de flinke boer met Doortje, zijn kloeke vrouw, deden alles wat hun hand vond om te doen, opdat zij eenmaal de landhoeve met de acht hectaren bouwgrond, die tot de bezitting behoorden, onbezwaard aan hun eenigst kind zouden kunnen nalaten. De kleine Grietje telde wel is M«aar pas drie jaar, doch verstandige ouders zijn er op bedacht om reeds vroegtijdig te zorgen ook voor de stoffelijke belangen van hun kroost. Vlaarman had er zich door noesten arbeid en vakkennis, weten bovenop te werken. Te voren was hij bij een der voornaamste boeren uit den omtrek eenige jaren in dienst geweest. Heel spaarzaam had hij geleefd, evenals Doortje, die bij 'n anderen boer diende. Toen de kleine hoeve, hun tegenwoordige bezitting, weer verpacht zou worden, kwamen Hein en Doortje overeen om het land en de woning te pachten en dan tevens te gaan trouwen. Kort nadat aan deze plannen uitvoering was gegeven, kwam de èigenaar aan Vlaarman mededeelen, dat hij naar elders ging vertrekken, en hij er dus aan dacht om de hoeve te verkoopen. Hij kwam nu al vast om aan de bewoners hun hypotheek op te zeggen. Hein en Doortje overlegden samen of zij ook koopers zouden kunnen worden, indien zij iemand konden vinden, die 'n voldoend bedrag als hypotheek op het pand zou willen vestigen. 4 Zelf waren zij in staat om ruim zeshonderd gulden te verstrekken, 't Was wel niet veel ten opzichte van zulk een hoeve met acht hectaren goed land, maar 't kon toch beproefd worden. t Vlaarman ging eens over de zaak spreken met den boer bij wien hij zeven jaren had gediend, en deze was bereid de voor hypotheek benoodigde gelden te verstrekken. Zoo was 'tjonge echtpaar in 't bezit der hoeve gekomen en leefde er kalmpjes en gelukkig. Zij ondervonden 't in ruime mate dat arbeid adelt, en dat wie eten wil moet werken. En werken deden zij onverdroten. De grootste ontspanning van het echtpaar bestond hierin, dat zq zich zoo vaak de tgd 't gedoogde, bezig hielden met hun dochtertje. Grietje was niet alleen 'n mooi, doch bleek ook 'n buitengewoon schrander kind te zijn. Zij groeide op tot 'n allerliefst meisje. Met haar goudblond haar, haar hemelsblauwe oogen, blanke huid en zacht blozende wangen, geleek zij naar 'n fantasiebeeldje. Toen Grietje den leeftijd had bereikt om de dorpsschool te kunnen bezoeken, moest de onder wqzeres, juffrouw Greidema, al spoedig getuigen, dat zg nog nooit zulk n helder kind onder hare leerlingen had ontmoet. Het meisje leerde letterlijk in enkele oogenblikken alles spelende. Toen zg in de klas van den onderwijzer Tamling was overgegaan, getuigde deze jonge man hetzelfde. Reeds op haar negende jaar kon het vlugge meisje naar de vijfde klas overgaan. • u Trouwens kon 't onderwijs op 't landelgk dorp zien veilig meten met dat wat maar ergens ten platte lande werd gegeven.' Het hoofd der school, mijnheer Pinders, was ook bevoegd om les te geven in de drie moderne talen. Meermalen had hij er bij Grietjes ouders .op aangedrongen, om 't meisje te laten opleiden, voor onderwnzeres. 'tKind zelf voelde er niets voor, maar wenscnte wel door mijnheer Pinders te worden onderwezen m de moderne talen. Na eenig heen en weer praten, werd daartoe besloten. Moeder Doortje gaf echter als haar meening te kennen, dat zij onmogelgk kon begrijpen wat een eenvoudig boerenmeisje had te maken met Fransch, Engelsen, en Duitsch. 5 "Vlaarman voegde haar echter toe: — wij moeten niet zoo bekrompen denken, vrouw! 'n Ouder kan zijn kind al niets beter meegeven, dan 't flink te laten leeren. — Maar, zoo stribbelde Doortje tegen, maar ik zou 't er meer op hebben dat 'n boerendochter flink de'handen kan roeren in ons bedrijf en in de huishouding, dan dat zij allerlei poespas leert, zooals de stadsjuffertjes, om later met twee verkeerde handen verlegen te staan. — Jawel, moeder, dat gaat misschien op waar 't gewone kinderen betreft, maar met onze Grietje is dat geheel iets anders, omdat zij 'n buitengewone aanleg heeft. Wij zouden in onze verplichtingen jegens ons kind te kort schieten, indien wij Grietje niet lieten leeren waarvoor maar de gelegenheid bestaat. — Maar ik vrees dat andere menschen er ons om zullen uitlachen, man ! :— O, als 't anders niet is, laat ze dan vrij hun gang gaan. Je weet toch dat 't spreekwoord zegt: „wie 't laatst lacht, lacht 't best." — Zeker, zeker ! Maar 'n ander spreekwoord zegt: „Het eind zal den last dragen." — Nu, die last zal in dit geval wel niet groot zijn. 'n Mensch kan nooit te veel weten, zeg ik maar. — Dat is te zeggen, als hij alles wat hij weet ten goede weet toe te passen. — Natuurlijk, en dat mag toch ook van ons kind verwacht worden. Heb dus verder geen zwarigheid over dat alles. Doortje eindigde maar met zich bij het geval neer te leggen, en zich in het onvermijdelijke te schikken. Heimelijk echter bekroop haar wel eens de vrees dat Grietje zich op lateren leeftijd in haar kring niet thuis zou gevoelen, en wellicht met eenige minachting zou kunnen neerzien op den stand waartoe hare ouders behoorden. Menigeen toch is zoo dwaas om boeren als minderwaardige menschen te beschouwen. Verstandige menschen hebben echter 'n hoogere opvatting van den boerenstand. Wat toch zou er van de maatschappij terecht komen, indien niet de nijvere landman met noesten vlijt zaaide en oogstte? Jammerlijk zou 't er uitzien als niet de werkzame veefokker zorgde voor zuivel, wol en zooveel meer. 6 In waarheid mag getuigd worden, dat eigenlijk de boerenstand tot den voornaamsten steunpilaar der maatschappij behoort. Dit was trouwens ook wel de overtuiging van Hein Vlaarman, ofschoon hij dit gevoelen niet uitsprak. De bijzondere knapheid van zijn kind, legde in zijn oog ham de verplichting op, om drietjes geestesgaven zooveel maar mogelijk was, tot ontwikkeling te brengen. Het meisje leerde dan ook bewonderenwaardig gemakkelijk de drie moderne talen. / Natuurlijk moest mijnheer Pinders voor zijn privaatlessen betaald worden, en ofschoon hij het bedrag zoo laag mogelgk had gesteld, vereischte het van Doortje nu en dan heel wat overleg, om alles bij elkaar te sprokkelen. Zn bezuinigde zooveel zg vermocht, en gaarde en spaarde om toch maar op tijd de laatste termijn der hypothecaire schuld te kunnen aflossen. Joist was dit geschied, toen mgnheer Pinders n bezoek kwam afleggen op „Welgelegen", zooals de bewoners der kleine hoeve hun bezitting hadden genoemd. Na 'n groet met de bewoners te hebben gewisseld, ving de bezoeker al dadelijk aan met 't doel te bespreken, waarvoor hij naar de landhoeve was gekomen. M Mijn bezoek, zoo begon de heer Pinders, staat in verband met uw dochter. Zij telt nu welhaast veertien jaar en zal derhalve nu wel eerstdaags de school verlaten. — Ja, ze moest nu verder maar in'thuiswerk bekwaamd worden, antwoordde Doortje. — Zou 't niet beter zijn om haar verder te laten studeeren i — Verder studeeren? Hoe bedoelt u dat? — Wel door haar naar de naaste stad te zenden, om haar daar aan de Hoogere Burgerschool verder te doen opleiden. — Waartoe zou dat dienen, mgnheer? — Grietje weet nu al meer dan genoeg voor een boerenmeisje. — Maar ik meen te hebben opgemerkt, dat zg niets gevoelt voor 't boerenbedrijf. — Wat zegt u, zou zg daar niets voor voelen d — Ik betwijfel 't zeer. Buitendien zou 't beter zijn, indien Grietje geen neiging toont te bezitten voor den boerenstand, haar door studie 'n andere positie te doen veroveren. In onzen tijd moeten vele meisjes wel wedgveren met de 7 \ mannen, om in staat te zijn voor 't eigen onderhond te kunnen voorzien. — Maar dat is voor onze Grietje niet noodig, mgnheer. Wij hebben nu huis en land geheel vrij van schuld. Als onze dochter nu ook meewerkt, komen wij langzaam maar zeker vooruit, en er bestaat geen vrees dat zij in de toekomst gebrek zal behoeven te Inden. — Maar zij zal zich heelemaal niet kunnen aanpassen bij ons bedrijf, zei Hein, die tot nu toe niets gezegd had. — Grietje is in een heel andere conditie dan de andere boerendochters. Zij heeft vele talenten en die mogen niet ongebruikt worden gelaten, 't Zou onverantwoordelijk zijn zoo wij aan haar begeerte iets in den weg legden. Je weet 't vrouw, dat je 't licht niet onder 'n korenmaat moet verbergen; 't moet kunnen schijnen voor de menschen. 't Zal ons wel wat kosten om Grietje naar de Hoogere Burgerschool te zenden, maar waar kunnen wij ons geld beter aan besteden dan aan de geestelijke en verstandelijke ontwikkeling van ons kind ? Doortje voelde wel eenigszins dat zij het terrein zou moeten verliezen, doch meende toch verstandig te doen zich maar niet zoo dadelijk bij Hein's redeneering neer te leggen, daarom maakte zij een einde aan het onderhoud, door voor te stellen: — laten wij over mgnheer Pinders' voorstel nog eens rijpelijk nadenken. Hein kon hiertegen niets inbrengen en toen Doortje verder deed alsof er nooit over zooiets gewichtigs was gesproken, begon hij enkele dagen later andermaal het onderwerp aan te roeren. De boer trachtte het vraagpunt van de gunstigste zijde te doen bezien, poogde voorts alle argumenten, die in *t voordeel van 't geopperde plan konden worden aangevoerd, naar voren te brengen en deed ten slotte 't als 'n noodzakelijkheid voorkomen, dat 't verlangen der dochter zou worden ingewilligd. De moeder putte zich uit in 't aanvoeren van allerlei bedenkingen tegen 't plan, dat in haar oog niets was dan 'n hersenschim, 't Zal ons kind maar hoogmoedig maken en ten slotte met een medelijdende minachting op ons doen neerzien, beweerde de vrouw; ik had er wat voor over als Grietje minder knap was. 8 — Kom, kom, vrouw, spreek zoo niet, weerlegde de boer, wij kunnen er niet dankbaar genoeg voor zijn dat ons kind zoo vlug van begrip is. Je zult 't ondervinden; later zie je met trotsch op je kind neer, moedertje! — Ik hoop 't wel maar ik geloof 't niet, zuchtte zij, met bezorgdheid aan de toekomst denkende. Mgnheer Pinders had onderwijl ook met het meisje gesproken over het onderhoud dat hij gehad had met haar ouders, 't Denkbeeld spoedig leerlinge te zijn van de H. B. S. lachte haar bijzonder aan. Tegen het toelatingsexamen zag zij in 't geheel niet op; trouwens was zij op dit punt door den heer Pinders reeds geheel gerustgesteld. De dag van dat examen was al zeer aanstaande en Grietje nam er met alleszins bevredigende uitslag aan deel. Binnen korten tijd zouden de lessen een aanvang némen. Aangezien de stad slechts 'n ruim uur van Vlaarman's hoeve verwijderd was, behoefde er voor Grietje niet naar 'n kosthuis te worden uitgezien. Per fiets zou zij, zonder groot bezwaar, eiken dag naar de stad kunnen gaan, maar ook hierbij deden zich twee nogal beteekenende bezwaren' voor. In de eerste plaats zou het meisje spoedig moeten leeren fietsen, en in de tweede plaats zou 'n fiets moeten worden aangekocht. Beide bezwaren werden echter glansrqk overwonnen. Na enkele lessen en 'n paar dagen oefening, kon Grietje al heel goed op het rijwiel terecht, 't Andere bezwaar, het aankoopen van 'n nieuwe fiets, leverde grooter moeielijkheid op. De boer van „Welgelegen" zag zich genoopt om 'n best gemest kalf te verkoopen, om met de opbrengst het rijwiel voor zijn knappe dochter te kunnen bekostigen. Moeder Doortje schudde bij dit alles niet zelden bedenkelijk 't hoofd, en haar stemming werd er niet beter op, toen Grietje nieuwe kleeren moest hebben met 'n prachtigen hoed en 'n waterproof-mantel. Bovendien moest het zakgeld belangrijk hooger zijn, dan wat 't meisje tot heden aan zondagsgeld had ontvangen., Door dit alles moesten zich de ouders nagenoeg alles ontzeggen. Ook ten opzichte van de voeding moesten zich de ouders tot het meest noodzakelgke beperken. Grietje kreeg bij het ontbijt altijd iets beters en ook werd buitengewone 9 zorg besteed aan de boterhammen, die haar werden meegegeven. De ouders genoten haast nooit iets dergelnks Zorgvuldig werden voortaan de eieren bijeengegaard, en wekelgks toog Doortje er mee naar de stad, om ze daar ter markt tegen den hoogsten prijs te verkoopen. Melk gebruikten de boer en zgn vrouw ook voortaan slechts in zeer geringe hoeveelheid. Al wat maar gemist kon worden werd verkocht. Onverminderd werd echter door 't boerenpaar geploeterd om toch maar buiten schulden te blgven. Gelukkig leed hun gezondheid niet onder de verzwaarde levenstaak. Grietje studeerde ijverig en maakte flinke vorderingen. De leeraren waren bijzonder over haar tevreden. Haar rapporten wezen telkens weer de hoogste cijfers aan. Naarmate het meisje knapper werd in kennis, groeide zg evenzeer op tot een schoonheid van den eersten rang Toen de driejarige cursus was doorloopen, en zij met'n diploma naar huis kwam, hoopte haar moeder, dat Grietje haar nu verder in de boerderij en in de huishouding van dienst zou willen zijn, doch al spoedig bleek 't de goede vrouw, dat zij op zooiéts nooit zou mogen rekenen Het meisje had op de H.B.S. vriendschap aangeknoopt met Julia Preiskamp, dochter van den Notaris uit't stadje, n Enkele maal was zij wel eens met de vriendin bij den Notaris aan huis geweest. Meermalen hadden de meisjes over haar toekomst gesproken. Julia, die allesbehalve 'n schoonheid was, had meermalen 't denkbeeld uitgesproken dat ook de meisjes zich in de maatschappij moesten opwerken tot t bezetten van allerlei betrekkingen. Zn zouden evengoed als de mannen, notaris, dokter, advocaat, rechter! ontvanger en dies meer, kunnen zgn. Julia zou bij haar vader op 't kantoor worden geplaatst als Werk; misschien was er ook voor Grietje wel plaats zoo zg dit verlangde. De werkkring scheen haar wel aan te staan. Indien de Notaris er geen bezwaar in had en hare ouders hun toestemming wilden verleenen, zou 't boerenmeisje gaarne op t voorstel van haar vriendin ingaan. Na over de zaak met hare ouders te'hebben gesproken, waarbij bleek dat de moeder allerminst met 't denkbeeld was ingenomen, had de bespreking toch tengevolge, dat 10 Vlaarman eens met den Notaris over den wensch van zgn dochter zon gaan spreken. , Reeds een paar dagen later vervoegde de poer zich ten kantore van den Notaris. — Wat is er van uw verlangen ? werd den boer gevraagd. — Ik heb begrepen, mgnheer, dat uw dochter bg* u op 't kantoor zal komen als klerk. Misschien is 't u bekend, dat zg 'n vriendin is van uw dochter. — O, van Grietje Vlaarman, 't meisje dat zoo afgerazend knap moet zgn. Ja, ik herinner mij haar. Julia heeft haar wel eens meegenomen naar huis. — Nu, mgnheer Preiskamp, mijn dochter verlangde eveneens op' uw kantoor geplaatst te worden als klerk, heeft zij mij gezegd. — Sapperloot, dat zou mg wel eens wat al te druK kunnen worden met zooveel vrouwelijk personeel. Ik vrees dat er dan meer gebabbeld dan gewerkt zal worden. — U zou 't toch wel eens kunnen probeeren, mgnheer Preiskamp. — Nu, als zg eerst 'n maand of wat op proef wil komen werken, 'wil ik 't er wel eens mee wagen. Zg dient er echter op te rekenen, dat ik voorloopig geen salaris kan uitkeeren. — Nu, dat is ook niet noodig, mgnheer! 't Is maar te doen om aan den gang te komen en als 't dan blijkt dat zn flink werkt, is 't toekennen van salaris gemakkelijk genoeg door u te bepalen. j De Notaris had geen bezwaar om de dochter van de hoeve „Welgelegen" op de gestelde voorwaarden op zgn kantoor te plaatsen. .. , . Dagelijks volbracht Grietje op dezelfde wgze als tevoren, dat is per fiets, den tocht van en naar de stad. Mijnheer Preiskamp had spoedig na haar komst er volstrekt geen berouw over, dat hg de hulp dezer vrouwelijke klerk had aangenomen. Grietje toch werkte zeer accuraat, was gverig en net en deed 't haar opgedragen werk steeds tot tevredenheid harer patroon. Nu 't meisje steeds keurig gekleed moest gaan, en volstrekt geen loon ontving, werd de taak der ouders er niet eemakkelnker op. Doortje vond 't een dwaas besluit van haar kind en nog veel dwazer van haar man, die t meisje eer had aangemoedigd dan tegengehouden. 11 De vriendschap tusschen Julia en Grietje was in korten tijd al heel wat verflauwd, 't Werk van de boerendochter bleek steeds beter te zgn dan dat der dochter van den Notaris. Dit wekte afgunst bij Julia, die er spijt van had ooit dat meisje te hebben aangespoord om zulk 'n betrekking te bemachtigen. Reeds na drie maanden op 't kantoor werkzaam te zgn geweest, werd aan Grietje als belooning 'n rijksdaalder per week toegekend. Dit loon was wel is waar niet hoog, maar 't zou toch 't meisje in staat stellen om voortaan haar eigen kleederen te kunnen bekostigen. De moeitevolle taak der ouders zou daardoor althans eenigermate verlicht worden. Vader Vlaarman zag met trotsch naar zgn dochter op, en liet geen gelegenheid voorbijgaan om tegen kennissen hoog op te geven van de knapheid van zijn Grietje. Moeder Doortje daarentegen zou veel liever hebben gezien, dat haar kind verstandelijk niet zoo had uitgeblonken ; in dat geval toch zou het meisje 'n flinke steun voor de moeder zgn geweest en had natuurlijk heel wat gezelligheid kunnen brengen in de ouderlijke woning. Nu echter maakte zij, wanneer zij thuis vertoefde, 'tdaar minder prettig. Op schier alles had zij iets aan te merken, omdat er alles zoo boersch en ouderwetsch uitzag. Niet zelden zelfs stak Grietje den draak met de door de ouders gebezigde spreektaal. Zij overwoog daarbij niet, dat zij zonder de opofferingen die üich de eenvoudige ouders hadden getroost, en zich nog moesten getroosten, nooit geworden zou zgn wat zij thans was of zich verbeelde te zgn. Haar gedrag stemde das de ouders wel eens verdrietig. De vader liet dat nooit zoo duidelijk merken als de moeder, maar toch verdroot 't hem wel eens dat zijn eenigst kind zulk een toon durfde aan te slaan. Vlaarman hoorde ook meermalen de bijzondere schoonheid van zgn kind uitbazuinen. Ook dit streelde den trots van den boer, die voor zgn kind allerlei luchtkasteelen ging opbouwen. Menige huwbare jonge man richtte vaak de oogen vol bewondering naar het schoone meisje, dat zoo geestig en onderhoudend kon praten. In uiterlijke beschaving en 12 'welgemanierdheid behoefde Grietje voor geen meisje uit voornamere kringen onder te doen. Zoo zich al geen der rijkste boerenzonen uit den omtrek opdeed als pretendent naar de hand der schoone, wellicht wachtte haar dan wel 'n huwelijksaanzoek van 'n heer met 'n voorname positie of iemand met fortuin. Mocht dit denkbeeld van den boer van „Welgelegen" vroeg of laat in vervulling komen, dan eerst zou, naar zijn gevoelen, aan zgn kind recht wedervaren. Moeder Doortje zou toestemmen in ieder huwelijk dat de dochter nader tot de moeder kon brengen. Op zekeren dag ontving de Notaris een telegram uit Brussel, waarin de bankier Du Craillon hem berichtte, dat deee Belgische grondbezitter den volgenden dag zou komen jagen op zgn landgoed, waarover de heer Preiskamp rentmeester was. De vreemdeling kwam op tijd aan, bezocht ook even het kantoor en ontmoette daar het mooie Grietje. 't Frappeerde den bankier uitermate, toen hij het meisje een en ander vroeg, dat zij hem in zulk correct Fransch antwoordde op al zijn vragen. Hij schiep er behagen in om 'n tamelijk uitvoerig gesprek met 't wel onderwezen meisje aan te knoopen. Hare juiste antwoorden en geestige opmerkingen, namen hem zoodanig in voor de vrouwelijke klerk, dat de heer Du Craillon niet kon nalaten den Notaris in bijzonderheden over haar te vragen. De jacht leverde den volgenden dag heel wat buit op. Eer de vreemde jager vertrok, verzocht hij Grietje van zgn jachtbuit een paar faisanten van hem aan te nemen. Heel geestig bedankte zij voor de ontvangst van het geschenk. Toen de jager weer afreisde, deelde hij haar mede, dat tin zijn plan lag om over 'n week of drie vier, andermaal te komen jagen. Bij die gelegenheid zou zgn zoon Jules, n jonge man van ongeveer 24 jaar, hem komen vergezellen. — Ik hoop u dan andermaal iets van onzen jachtbuit te mogen offreeren, mejuffrouw, sprak de vreemdeling, en reikte Grietje de hand ten afscheid. Zij kon er haast niet over uitgepraat komen tegen iedereen, die 't wilde hooren, over de vriendelijkheid van dien Belgischen heer. 13 0+ofi8 ZS° -Tn f7611, Eendelijk was als de vader, dan stelde zg zich ook wel eens 'n gezellig praatje voor met dien vreemden jager. * Eindelök verspJinnan Aa, ia«n-r Mijnheer Du Craillon kwam'ook nu weer een kijkje nemen op t kantoor van den Notaris en stelde Grietje aan De jonge man was een knappe verschijning. Hü was zwartharig en had 'n knnritr iJ 2 Was t Duurde maar kort of de jonge menschen waren in een levendig gesprek gewikkeld. Onder 't spreken ontmoetten zgn oogen meermalen de hare, die ze dan wel nnllialW6n- ' geschiedde dit zoo hartelijk, hadden 3°D8e menschen Gander sinds jaren gekend Op de terugreis naar huis stond Grietjes beeld den jongen 'T iL.^ SCllb?r I°°r de °°Sen> en ook ^ scheen óp t gemoed van het schoone jonge meisje 'n buitengewoon grooten indruk te hebben gemaakt. Een oud spreekwoord n«V"£ het t^t vol van is, vloeit de mond van over." Uok hier werd dit bewaarheid. 0T,?,LhK"r ,thl?isk°mst kon bietje niet nalaten om hare herhaling te spreken over den vriendelijken Belg1Schen jager, van wien ze den prachtigen haas had gekregen die tegelijk met de.faisanten doof den knecht vaneen Notaris op Welgelegen" bezorgd was geworden. niet Jrgen hj,d h^ umei8J'e in de Aderlijke woning niet met zooveel opgewektheid gesproken. 14 In den trein bracht Jules al spoedig het gesprek op de schoone, zoo beschaafde jonge dame, die hem zoo geheel bekoorde. = ê^ÊÊËÈ Ja, 't is 'n aardig meisje, betuigde de heer Dn Uraillon. — Ik heb haar weerga nog niet ontmoet, papa! — Kom, kom, nu overdrijf je een beetje. — Dat doe ik heusch niet. Ik heb tevoren nog nooit aan trouwen gedacht, maar als dat meisje zou kunnen besluiten om mijn vrouwtje te worden, dan zou ik stellig niet lang aarzelen met haar te vragen. — Nu draaf je wel wat al te hard door. — Toch niet, papa! Dat meisje heeft stormenderhand mijn hart veroverd. — Dus ben je verliefd geraakt op 't eerste gezicht, zooals men dat noemt. — Zeer zeker. — De jonkheid handelt gewoonlijk maar al te dikwrjls te overijld. — Dat kan waar zgn, Papa; maar daarvan kan mmgn geval wel geen sprake zgn. Als zg mij niet afwijst, ben ik stellig van plan schriftelgk haar hand te vragen. — Stel dat tenminste een paar weken uit, Jules; je moet vooral onder zulke omstandigheden het „bezint eer gij begint" in toepassing brengen. — Juist in dit geval heb ik mg* reeds bezonnen, en t staat bij mij vast, dat maar één beslissing kan genomen worden. — Zoo, maar één? En deze is natuurlijk om zoo maar klakkeloos je levenslot te gaan verbinden aan een meisje, van wie je niet anders weet, dan dat ze een mooi gezichtje heeft, heel geestig kan babbelen en zich stellig in de beste kringen heel goed zal kunnen bewegen. — Welnu, zgn dat allemaal geen kostelijke aanbevelingen, papa? . , , ., — Zeker zgn het; maar met 'toog op het sluiten van 'n huwelijk van mijn zoon, komen er gewichtiger vragen op 't appèl. . , , . r_ Gewichtiger vragen* papa? Ik ben er heusch nieuwsgierig naar om ze van u *e mogen vernemen. ï _ Voel je dan zelf niet wat ik bedoel, Jules? — Toch niet, papa; ik schijn in dit opzicht min of meer stompzinnig te zgn. 15 — Dan moet ik er wel toe over gaan, om je zintuigen eenigszins op te frisschen. Als de zoon van een Du Craillon zich een levensgezellin kiest, dient zij minstens te zgn voortgekomen uit de deftige kringen waarin wij sinds' onheugelijke jaren hebben verkeerd. Iemand van uw stand zou zich compromiteeren door een huwelijk te sluiten beneden zijn stand. — Maar als dat een meisje is zooals de vrouwelijke klerk op wie ik verliefd ben, weet ik zeker dat zij op gelijke hoogte kan gesteld worden met de beste uit de kringen waarop u het oog heeft. — Als je mama nog leefde, Jules, zou zij je redeneering al even bespottelijk vinden als je keuze. — En u beeft mij aan 't meisje voorgesteld en over haar gesproken met een respect alsof het een voorname dame betrof. — O, dat is heel natuurlijk. Ik bracht je met haar in kennis meer uit 'n oogpunt van beleefdheid, omdat ik tot de ontdekking was gekomen, dat het een zeer beschaafd meisje was. Het zou echter al te dwaas zgn om aan een huwelijk met zoo iemand te denken. Bovendien moet zij tot een boerenfamilie behooren van geringe beteekenis. — Dat zou voor mij nog 't geringste bezwaar opleveren om 't schoone meisje tot vrouw te nemen. — Denk aan onze oude tradities, Jules. — Met zulke ,oude tradities breek ik heel gemakkelijk. Ik blijf eenvoudig bij mijn besluit, papa, en trouw 't lieve meisje, natuurlijk onder dit voorbehoud, dat zij mij niet afwijst. — Laten wij voorloopig liever dit onderwerp laten rusten. Onze meeningen loopen op dit oogenblik nog al te sterk uiteen, dan dat wij het spoedig over dit punt eens zullen worden. ■ Jules poogde nu eri? dan nog wel weer om op het voor hem zoo gewichtige onderwerp terug te komen, doch de oudste Du Craillon wist telkens het gesprek handig op iets anders te brengen. Den volgenden dag werden er op het kantoor van den Notaris twee brieven uit Brussel ontvangen, één voor den patroon en één voor de vrouwelijke klerk mejuffrouw Griet-je Vlaarman. 16 "Wie van de twee bij het lezen het meest verbaasd was, is moeilijk te zeggen. De brief aan den Notaris geschreven door den oudsten Du Craillon, behelsde de opdracht om nog voor 't einde des jaars zijn landgoed publiek te verkoopen. De oudste der beide heeren, die zijn zoon niet tot andere gedachten kon brengen, meende te moeten verhinderen, dat Jules het mooie Nederlandsche meisje weer zou ontmoeten. Als dus het landgoed verkocht werd, bestond er voor den verliefden jongen man minder reden om 'n bezoek te gaan afleggen bij de Noordelijke naburen. De vader dacht bij dit alles stellig niet aan het dichterwoord, dat ons zegt: „de liefde, sterker dan de dood, schuwt dolken noch gevaren." Grietje was, zoo mogelijk, met haren brief in nog veel grooter spanning gebracht dan de Notaris door den zijnen. In gloeiende bewoordingen had Jules Du Craillon aan het landmeisje zgn liefde verklaard en hem verzocht om hem, aan een door hem opgegeven adres, te willen doen weten of hij mocht hopen. Zij zou hem zoo innig gelukkig knnnen maken door hem te berichten, dat hij aan haar ouders hun toestemming mocht komen vragen tot 't aangaan van een huwelijk. Zoodra Grietje 's avonds tehuis was gekomen, bemerkten de ouders al dadelijk dat zij in een opvallenden overspannen toestand verkeerde. Haar moeder ondervroeg het meisje, en in een opwelling van groote hartelijkheid, welke onder de gegeven omstandigheden geen bevreemding kon wekken, sloeg Grietje beide armen om moeders hals en maakte de trouwe verzorgster al fluisterend het gewichtige nieuws bekend. De eenvoudige boerin geraakte er zoodanig door in verwarring, dat zij aanvankelijk niet wist wat te moeten antwoorden. De vader stond bijna paf bij zulk 'n schitterend aanzoek. Zgn verwachtingen zouden, ten opzichte van zgn knappe dochter, nu dan naar alle waarschijnlijkheid verwezenlijkt worden. De gedachten aan zulk een succes streelde in niet geringe mate 's mans trots, 't Was of er van den glans der dochter iets op de ouders afstraalde. 17 Moeder Doortje's hart was zeer bekommerd. Als dat maar goed afkwam; haar eenigst kind zoo in de grootheid! Erger nog vond zij het, dat Grietje naar den vreemde zon moeten gaan. Zij had wel nooit veel hartelijks van haar mooie dochter mogen ondervinden, doch als 't meisje met een boer uit den omtrek zon hebben mogen trouwen, dan was er voor de moeder meer kans geweest om haar kind niet geheel te verliezen. Vol ongeduld verbeidde Grietje inmiddels het antwoord der ouders. De moeder scheen sprakeloos. De vader evenwel had nagedacht en overwogen. — 't Is zeer zeker een heel vereerend aanzoek, mijn kind, zoo ving hij aan te spreken; maar ken je dien Jules ? — Nog maar kort, vader ; maar de notaris zegt, dat zijn ouders heel goede en schatrijke menschen zijn. — Maar houd je genoeg van dien jongen Belg, om met hem te durven trouwen ? — O ja, vader. Ik weet zeker dat ik van niemand anders zooveel zou kunnen houden. — Maar toch zal 't voorzichtig zgn, dat ik poog omtrent dien jongen man iets stelligers te weten te komen, voor jij met hem engageert. Ik zal den heer Pinders verzoeken om voor mij te schrijven aan den Hollandschen consul te Brussel. — Maar doe dit dan asjeblieft dadelijk, vader. — Kom, kom, wees nu niet al te heet gebakerd, meisje. Ik ga nog vanavond met mgnheer Pinders spreken en als daarna alles uitkomt zooals de notaris verklaart, dan mag er van onzen kant geen bezwaar zgn, Grietje. Wij willen natuurlijk niets anders dan jouw geluk. — Ik dank u wel, beste vader, jubelde het meisje, en wat bijna nog nimmer was voorgekomen, gebeurde nu, zij onarmde en kuste, zielsgelukkig, den trouwen vader. Nog denzelfden avond zocht Vlaarman het hoofd der school op, om hem te verzoeken, een vertrouwelijk schrijven te richten aan 't Hollandsche consulaat, waarin werd verzocht om den heer Pinders uitvoerige inlichtingen te willen verstrekken nopens de familie Du Craillon, en speciaal ten opzichte van Jules. Gewillig voldeed het hoofd der school aan 't hem gedaan verzoek. 18 Reeds vier dagen later werd het antwoord ontvangen, dat alleszins gunstig luidde, zoowel wat soliditeit als moraliteit betrof. 't Viel aan Grietje toch wel eenigszins moeilijk om Jules' schrijven te beantwoorden. Weinige dagen later verscheen de verliefde jongeman op de hoeve „Welgelegen", 't Was voor de ouders een tegenvaller, dat de aanstaande schoonzoon hen niet in voor hen verstaanbare taal kon toespreken. Zijn gebaren echter waren zoo levendig en zgn optreden was zoo hartelijk, dat Jules toch wel door Grietjes ouders begrepen werd. 't Was voor haar een hoogst aangename taak, dat zij hier als tolk moest optreden tusschen den verliefden jongen man en hare ouders. De jongelieden verslonden elkaar bijna met den oogen en waren uitgelaten big, toen zij van Vlaarman mochten vernemen, dat bij gaarne zgn toestemming tot 't engagement zou geven, zoo ook Jules' vader zgn goedkeuring hechtte aan het voorgenomen huwelijk. Toen de jonge man deze voorwaarde vernomen had, drukte hij Grietjes ouders recht hartelijk de hand en nam zich voor,' om alles aan te wenden wat maar mogelijk was, om de toestemming zijns vaders te erlangen. Jules ging zoo geheel op in zijn liefde, dat] hem de eenvoudige staat waarin het boerengezin verkeerde, in het geheel niet opviel. Hij had alleen oog en aandacht voor de schoone dochter des huizes, die zoozeer zgn bewondering afdwong. De uren vlogen voorbij voor het jonge paar, dat zoo ruimschoots genoot van het heerlijke eener eerste liefde. De ouders begrepen zoowat niemendal van al dat gesnap tusschen de jonge menschen, maar bewonderden des te meer hun knappe dochter, die voor een geboren Francaise had kunnen doorgaan. Jules Du Craillon verzweeg het meisje alles wat over zgn huwelijksplannen tusschen hem en zijn vader was voorgevallen. Ook bij een verder verzet van den vader, wilde hij trachten zgn Margaretba, zooals hij Grietje noemde, van dat verzet onkundig te laten. Jules had maar moeite om te scheiden van zijn verloofde, en ging eindelijk heen met de toezegging reeds 19 over een week te zullen terugkeeren. Bij het heengaan drukte hij heel hoffelijk Grietjes moeder 'n kus op den wang, haar glimlachend met „ma chére Mama" toesprekende. Hiermede won hij ook eenigermate de aanstaande schoonmoeder voor zich. Doortje begon zich langzamerhand te verzoenen met het denkbeeld dat haar dochter eerlang naar het buitenland zou vertrekken. Grietje op haar beurt was voor hare brave ouders nooit zoo harteljjk geweest als thans, in dezen tijd. Van nature had het kind iets kouds en stugs over zich. Nu echter in haar gemoed als bij tooverslag liefde was ontvlamd voor den knappen jongen Belg, omvatte zij in dat teeder gevoel ook de ouders, die zich steeds zulke groote opofferingen voor hunne eenigste dochter hadden getroost. Om Grietje netjes te kunnen kleeden en aan al hare wenschen zooveel mogelijk tegemoet te komen, hadden zich de ouders altoos moeten bekrimpen en bepaald een zeer sober leven geleid. Vlaarman was zoo vervuld over de schitterende toekomst welke zijn kind tegemoet ging, dat hij er niet over kon zwijgen. Ieder moest het weten dat zijn dochter „verangeseerd" was met een schatrijken heer uit Brussel. 't Publiek 'stelde er blijkbaar niet dat belang in, hetwelk de boer verwacht had. Slechts een enkele feliciteerde hem met heb feit, doch de meesten beantwoordden de mede-' deeling met een : „Zoo", of een „ei, ei", terwijl enkelen er nog bijvoegden: „nou, dat is een boffer voor je dochter." Julia Preiskamp, de dochter van den notaris vond het belachelijk van dien voornamen vreemdeling, om zich te verslingeren aan zoo'n verwaand nest. Reeds lang had de vriendschappelijke verhouding van' vroeger tusschen de meisjes, plaats gemaakt voor een vijandige stemming. Julia kon de intrigante, zooals zij Grietje nu noemde, niet uitstaan. — Maar, zoo deed de notarisdochter min of meer wijsgeerig hooren, maar geëngageerd zijn is nog geen trouwen. Je begrijpt dat de jonge Du Craillon een spelletje speelt met het onervaren boerenkind, 't Is flirten en niets anders. Wij kennen dat en weten wel hoe personen uit zulke t 20 kringen denken over de kinderen uit het volk. Ik moet het nog zien dat die twee een paar worden. Bovendien is de onde heer Du Craillon er ook nog, en hij zal zich stellig met alle kracht verzetten tegen het voornemen van zijn zoon, zoo deze al zoo dwaas mocht zijn om zijn wil door te drijven. 0p dit laatste punt sloeg Julia de bal niet mis, alhoewel zij natuurlijk onmogelijk kon weten, dat er na Jules' bezoek aan de hoeve „Welgelegen", zeer heftige tooneelen tusschen Du Craillon en diens zoon waren afgespeeld. Het slot van al deze botsingen werd, dat Jules, die meerderjarig was, zijn moederlijk erfdeel opeischte en ook verkreeg. Zijn vader brak geheel met den ongezeggelijken zoon, verkocht zijn bezittingen en vestigde zich te Parijs. Tusschen Du Craillon en Jules waren alle banden verbroken. Elke week verscheen de verliefde jonge man bij zijn aanstaande en verraste zgn Margaretha en hare ouders met rijke geschenken. Van de breuk tusschen hem en zijn vader vertelde hij nochtans niets. Evenwel drong hij te sterker aan, om maar ten spoedigste het huwelijk te doen plaats hebben. Er moesten in dit geval heel wat formaliteiten worden vervuld eer alle papieren, die bij 't sluiten van dit huwelijk vereischt werden, in gereedheid waren gebracht. Jules verscheen alleen. Geen enkele vriend of bloedverwant vergezelde hem.. Een schitterende huwelijksvoltrekking was het dus allerminst, doch dat het bruidje in niet geringe mate benijd werd door de dochter van den notaris,-behoeft geen betoog. Nog op den huwelijksdag vertrok het jonge paar naar Brussel. Bij het afscheid nemen waren de ouders zeer bewogen. Moeder Doortje hield onder een tranenvloed haar eenigst kind omarmd en de vader der j ongehuwde vrouw, slikte herhaalde malen, alsol hem een brok in de keel zat. Grietje, thans de schoone mevrouw Du Craillon, liet niets blijken van 'n buitengewone ontroering en steeg in 't rijtuig, dat hen naar den trein zou brengen, met de woorden : nu, houdt jullie je maar goed; ik zal je binnenkort wel eens laten weten hoe het ons gaat. ' Jules had zich te voren door 'n deel van zijn moederlijk erfdeel te storten, geassocieerd met den bankier Hernieux. 21 Deze verbintenis verzekerde hem een aangename werkkring, die groote voordeelen afwierp. Het jonge echtpaar vond in de hoofdstad van België een hartelijke ontvangst. 't Mooie jonge mevrouwtje, dat zich zoo gemakkelijk wist te bewegen in dé voorname kringen, waartoe zij door haar huwelijk thans behoorde, maakte weldra het middelpunt uit dier kringen. Overal werd het jonge echtpaar genoodigd op diners, soiree's bals enz. 't Werd een druk leventje van uitgaan. Overal werd de jonge, schoone mevrouw Du Craillon als het ware gefêteerd. Vroeg men haar naar haar vaderland, dan maakte zij er zich met een vluchtig antwoord af, en als naar hare betrekkingen werd gevraagd, dan deed zij het voorkomen alsof haar papa groot-grondbezitter was. Reeds een maand vertoefde zij in hare nieuwe woonplaats, vóór zij meende tijd te kunnen vinden tot het schrijven^ van een briefje aan haar goede ouders, die reeds dagen lang met groot verlangen waren naar tijding der dochter, die zulk een rijk huwelijk had gedaan. Grietjes briefje aan hare ouders muntte meer uit door kortheid dan door hartelijkheid. Gewone burgermenschjes vangen gewoonlijk een brief aan hun ouders aan, met hen den titel van „geliefden'' te vereeren. Voor zooiets was het jonge mevrouwtje te zeer gemoderniseerd. Ze had gebroken met zulke conventioneele nonsens. Haar schrijven behelsde dan ook alleen dit: „Beste oudjes, Ik maak het goed. Ook mijn man verkeert in een uitstekende positie. Ik zal vooreerst wel geen tijd kunnen vinden om je eens wat uitvoeriger te schrijven. Salut! Je Mabgabethe." — Daar heb je het al zuchtte de moeder, net zooals ik gedacht had : uit het oog, uit het hart, en dat je eenigst kind, voor wie je met het meeste genoegen getobd, gesjouwd en ontbeerd hebt. — Wees niet te bitter in je oordeel, moeder, poogdë Vlaarman zijn vrouwtje te troosten, ofschoon hij heimelijk toch ook zelf allesbehalve gesticht was over de koele bejegening der dochter. 22 — Ik voor mij zou honderdmaal liever gezien hebben, zoo ging de boerin voort, dat Grietje meer in haar stand getrouwd was. — Maar dan zou zij zich misschien heel ongelukkig gevoeld hebben, moeder! Grietje was een buitengewoon meisje; zij had altoos al zoo iets voornaams over zich. 't Kind is juist op de plaats gekomen, die 't meest met hare neigingen strookt. — En daardoor is zij voor ons verloren gegaan, weeklaagde moeder. — Och, zeg dat toch niet, vrouw! Je stelt je dat allemaal veel te donker voor. Het leven in Grietjes omgeving is zoo geheel anders dan in het kringetje, waarin wij altoos geleefd hebben. Van iets dergelijks hebben wij natuurlijk niet het flauwste begrip. — Dat mag zijn zoo 't wil, man, maar ik zeg het net precies hoe ik er over denk. — Wil ik er Grietje over schrijven ? — Dat kun je wel doen, vader, maar ik vrees, dat 't niet veel baten zal. Nu, ze moet 't zelf maar weten wat zij doen of laten wil. Wij hebben ons ten opzichte van onze dochter geen enkel verwijt te doen; misschien zal zij nog eens verlangend aan het ouderlijk huis terugdenken. In den grond der zaak was de boer het volkomen eens met zijn vrouw, doch hij wilde in geen geval laten blijken dat ook hij zich deerlijk in zijn dochter had vergist. Evenmin getuigden daarvan zijn uitvoerige brieven, waarin hij zgn kinderen, zelfs allerlei mededeelingen deed van alles wat met den oogst of met den veestapel verband hield. Stellig zou de goede boer niet zoo uitvoerig zijn geweest als hij had kunnen weten, dat de jonge mevrouw al deze mededeelingen met een glimlach van medelijden doorliep. Hare briefjes, die hoogstens drie a vier malen 's jaars „Welgelegen" bereikten, bleven altoos even kort, koud en harteloos. Eens duurde 't bijna een half jaar, vóór weer'n briefje bij de ouders werd ontvangen. Dit geschiedde ongeveer anderhalf jaar na Grietje's vertrek en was in 't Franscb. geschreven. Vlaarman toog er terstond mede naar mijnheer Pinders, het hoofd der dorpsschool, die den boer uit het schrijven vertolkte, dat de jonge mevrouw Du Craillon moeder was geworden van 'n dochtertje, dat den 23 naam had ontvangen van Emilie, naar de overleden moeder van Jules. Toen het jonge, mooie moedertje, genoegzaam hersteld was om weer bezoek te kunnen ontvangen, werd door de jonge ouders een groot diner gegeven. Tot de voornaamste gasten behoorden de Graaf de la Fondelle, Baron de Goffilé en diens vrouw, benevens de Douairière de Chantifiord, en nog enkele adelijke geinviteerden. 't Voormalige boerendochtertje verstond uitstekend de kunst om zich met dit adelijke gezelschap even gemakkelijk als ongekunsteld te kunnen onderhouden. Natuurlijk werd aan de opvoeding der kleine Emilie alles ten koste gelegd. Evenwel meenden de ouders al spoedig te kunnen opmerken, dat hun kind in schoonheid eenmaal 't evenbeeld der mooie moeder zou zijn, doch 't viel te betwijfelen of hare verstandelijke vermogens wel zoo zouden uitblinken. Trouwens zou dit, indien het vermoeden later bevestigd werd, voor een kind van zulke rijke ouders wel geen groot bezwaar zijn om gemakkelijk en zonder zorgen door de wereld te komen. Evenwel zou 't al te dwaas geweest zijn om zich nu reeds ernstig met dit vraagstuk bezig te houden. 't Kind toch was nog veel te jong voor zooiets. Eerst eenige maanden na Emilie's geboorte, ontvingen de bewoners van „^Velgelegen" weer eens 'n eigenhandig briefje van hun dochter. Zij meldde dat zij met haar man en kind, vergezeld van de bonne, spoedig 'n réis zou gaan maken naar Zwitserland en Italië. De boer en zijn vrouw zouden het heel wat aangenamer hebben gevonden, als hun dochter hen met 't bericht had verrast, dat zij met haar dochtertje eens een bezoek kwam brengen aan de brave ouders. Ruim een jaar later liet zij in 'n schrijven zulk een plannetje doorschemeren, doch vertroebelde al dadelijk daarbij alles, omdat zij schreef: „wellicht bezoeken wij in den komenden zomer ook Holland eens. Omdat uw woning er niet op ingericht is om logees uit onzen stand te ontvangen, zijn wij voornemens in een der eerste hotels van Scheveningen of Den Haag onzen intrek te nemen. Mocht ons plannetje, dat nog maar heel vaag is, verwezenlijkt S 24 worden, dan telegrafeer ik n en knnt u uw kleindochtertje in ons hotel komen zien. — Als zij, er hier niet mee komt, verklaarde de beleedigde boerin, dan behoeft zij er niet op te rekenen, dat ik haar zal achterna loopen. Dat hebben wij allerminst aan drietje verdiend. — Spreek zoo niet, vrouw, kalmeerde Vlaarman zijn wederhelft, wij zullen eerst een beslissing nemen als zij hier in ons land vertoeft. Je moet niet vergeten dat in de kringen waartoe thans onze dochter behoort, heel andere begrippen en gebruiken heerschen dan bij ons eenvoudige boerenmenschen. — Dat alles kan mij niemendal schelen, en als jij wilt gaan moet je dat zelf maar weten, maar ze heeft er niet op te rekenen dat ik mij aan de orders van zulke hooghartige menschen ondeiwerp. In den grond van aijn hart kon de boer zgn vrouw geen ongelijk gegeven. Ook hij vond Grietjes handelingen op zijn zachts genomen, zeer onhebbelijk. Evenwel zou hij dit zelfs aan zijn vrouw nooit hebben willen bekennen, bewust als hij er zich van was, dat hij zich altoos bijzonder ingenomen had betoond met het rijke huwelijk van zijn dochter. Heimelijk drukte hem het gevoel, door zijn eigen kind als 'n minderwaardige te worden bejegend. Toch hoopte hij dat Grietje zelve haar fout zou mogen inzien en herstellen. Steeds was 't ook haar met ernst en liefde ingeprent: „Eert uw vader en uwen moeder." Dit gebod scheen tot heden nooit veel indruk op haar te hebben gemaakt. Trouwens kon dit bijna niet anders, omdat zij steeds leefde in een wereld van wuftheid, waarin genieten en zieh amuseeren het hoogste doel van 't bestaan scheen te zijn. De briefjes der dochter werden nog allengs zeldzamer en kwamen ten slotte nog maar alleen op den nieuwjaarsdag en de verjaardagen der beide ouders. Zoo vloden zes jaren voorbij, zonder dat de bewoners van „Welgelegen" hun kind hadden teruggezien. Van de reis naar Nederland was tot dusver nog niets gekomen, en naar alle waarschijnlijkheid zou deze ook wel uitblijven. Eerst zinspeelde de boerin, die nu en dan toch meer verlangde naar een ontmoeting met de dochter, dan aij 25 wel zou hebben willen bekennen, op 'n reisje naar Brussel om de familie eens te verrassen. — Je idee vind ik heel aardig, Doortje, sprak Vlaarman, maar wij zullen aan dat voornemen dit jaar nog geen gevolg kunnen geven. — Wel, en waarom niet ? ■ — Zooals je weet, hebben wij bij Grietjes trouwen haar 'n uitzet meegegeven, dat ver boven onze krachten uitging. — 'tls waar, man, en toen moesten wi| opnieuw hypotheek nemen op onze bezitting, om ons kind fatsoenlijk te kunnen laten vertrekken. — Precies, en nu, kunnen wij, als 't eenigszins wil meeloopen, dit jaar de hypotheekschuld geheel afdoen. Als wg daarna een half jaar heel zuinig gaan leven, kunnen wij misschien een reisduitje besparen. — Dan moeten wij 't zoo zien aan te leggen, dat wij in het begin van October Grietje gingen bezoeken; zooals je weet wordt zij dan 25 jaar. — Wat zal ze er van opzien, als wij dan zoo heel onverwacht voor haar neus staan. — Ik geloof toch dat ze 't heel prettig zal vinden. — Dan moeten wij natuurlijk van te voren niets over ons plan aan haar schrijven. — Volstrekt niet, want dan zou er de aardigheid glad af zijn. Op die wijze bleef het ouderpaar nog geruimen tijd door redeneeren, zich verkneuterend in het blijde vooruitzicht, zooals kinderen dit plegen te doen tegen den Sinterklaasavond. Naarmate October meer nabij kwam, was het mooie plan het dagelijks onderwerp der gesprekken. Toen eindelijk de tijd aangebroken was om den, in hun oog verren tocht te ondernemen, was dit dagen te voren reeds in den omtrek verbreid geworden. Iedereen moest het weten, dat Vlaarman en zijn vrouw voor enkele dagen zouden gaan logeeren bij 'de mooie dochter, die ginds, te Brussel, zulk een weelderig leven leidde, doordien zij zoo rijk getrouwd was. Alsof 't een reis naar Indië betrof, zoo moesten vooraf alle spoorgidsen en reisgelegenheden bestudeerd worden. Uit vrees van toch nog te kunnen falen, werd de tusschenkomst van mijnheer Pinders ingeroepen die, welwillend 26 als steeds, uit den reiswijzer op een stukje papier heel nauwkeurig aanteekende alle treinen, die de reiziger* moesten nemen. Indien zij zich stipt aan dit lijstje hielden, zouden zij, wanneer gebruik werd gemaakt van den tegen den middag van het naaste station vertuekkenden sneltrein, nog vóór 's avonds zeven uur te Brussel kunnen aankomen. Kinderlijk blij stapten de eenvoudige luidjes in den trein. Dat hadden zij nooit kunnen droomen, om in hun leven nog eens zulk een verre reis te zullen maken. In de prachtige woning van Du Craillon, werden allerlei toebereidselen gemaakt voor het schitterende diner, dat des avonds zou gegeven worden ter eere der jarige jonge mevrouw. 't Voormalige Grietje, thans Margarethe, had van haar man als verjaargeschenk een kostbare parure ontvangen. Met dat waardevolle sieraad zou zij op het diner in volle schittering de bewondering van allen tot zich trekken. Behalve de gewone gasten, zouden ook aanzitten, baron en baronnesse de la Gernivaux. Precies op tijd kwam de sneltrein te Brussel aan.. Het boerenpaar was overweldigd door zulk een enorme drukte om zich heen. Vlaarman, die 'n groen pluche reiszak droeg, stapte voor zijn vrouw uit, die alleen 'n parapluie en een, van juffrouw Pinders geleend taschje droeg. Het hoofd der school had hun gezegd, dat zij in de woelige drukte maar net moesten doen, alsof dit voor hen niets vreemd was. Indien zij zich hielden alsof zij zich over alles niet verbaasden, zou 't publiek stellig 't minst op hen letten. Onze reizigers hielden zich dan ook vrij getrouw aan dezen raad. Nog had mijnheer Pinders hen aangeraden, om zich met 'n vigelante of in 'n taxi naar 't huis hunner dochter te laten rijden. Dit zou beter indruk geven bij 't bedienend personeel, dan dat de bezoekers te voet kwamen aanstappen. Zij traden zonder aarzeling op 'n wachtende vigelante toe en gaven 't adres op, waarheen zij wenschten gereden te worden. .Van 'n taxi wenschten zij liever geen gebruik te maken, 27 omdat zij 't op dat nieuwerwetsche spul niet al te best hadden begrepen. Na ongeveer twintig minuten te hebben gereden, hield het rijtuig voor een der voornaamste -woningen stil. De koetsier tikte heel vriendelijk aan den hoed toen hij, boven het tarief, 'n frank ontving als fooi. Met luid bonzend hart belde Vlaarman aan. Ook Doortje was buitengewoon opgewonden en scheen niet anders te verwachten of Grietje zou, zoodra zij de bekende stemmen der ouders hoorde, op hen toesnellen, en hen hartelijk omhelzen. Zij behoorde, evenals hare man, tot die menschen, die zoo gaarne gelooven wat zij hopen. De bezoekers konden immers onmogelijk weten, dat de voorname gasten zich juist aan den rijken disch hadden geschaard, om daar in milden overvloed te genieten van alles wat met kwistige hand was gerangschikt. 't Duurde tamelijk lang voor de huisdeur voor het wachtende boerenpaar geopend werd. Een huisknecht, in rijk gegalonneerde uniform, opende eindelijk de deur en staarde met 'n hooghartig glimlachje naar de eenvoudige menschjes, die 't waagden op dit ongewone uur aan zulk een voornaam huis aan te bellen. Hij vroeg den bezoekers in het Fransch wat zij verlangden. De eenvoudige zielen iverstonden er eenvoudig geen woord van. Gelukkig had een kamermeisje, een Vlaamsche, iets van het bezoek gemerkt. Dadehjk zag zij dat deae menschen van buiten moesten komen. Lisettte, zelf van boeren afkomst, gevoelde eenig medelijden met de onbeholpenheid der bezoekers. Zij herhaalde in het Vlaamsch Jean's vraag, waarop Vlaarman te kennen gaf, dat zij de jonge mevrouw verlangden te spreken. — Dat kan nu onmogelijk, luidde Lisettes antwoord, de familie is juist aan tafel gegaan. — Maar zou je 't niet aan je mevrouw kunnen laten weten, dat wij hier zijn? Van mijnheer Pinders had Vlaarman gehoord, dat je ook met het geven van fooien heel wat kunt bewerken. Haastig greep hij dus in den zak en drukte het meisje een franc 28 in de hand, terwgl hg haar vriendelijk verzocht : Och toe, zeg toch maar even, dat wij mevrouw een enkel oogenblikje verlangen te spreken. — En wie moet ik zeggen dat u bent ? — Zeg maar dat de bewoners van hoeve „Welgelegen" uit Holland er zijn. — Ik wil het 'beproeven, hernam Lisette, en ging heen de reizigers in de ruime vestibule latende wachten. Reeds na een paar minuten kwam Lisette terug met iets verlegens op 't gelaat. — 't Spijt mevrouw zeer, dat zij u op dit oogenblik niet kan ontvangen, zei 't meisje, uw bezoek komt haar nu al zeer ongelegen. Mevrouw heeft mij 20 francs voor u gegeven, met het verzoek om daarvoor vannacht in een hotel te gaan logeereri, Als u dan morgen om een uur of twaalf wil terugkeeren, hoopt zg u te woord te kunnen staan. Toen de ouders deze boodschap vernamen, was 't hen alsof zg m den grond werden verzwolgen. Een poos stonden zg sprakeloos, overweldigd door de bittere teleurstelling en wreede ontgoocheling. — Kom vrouw, laat ons gaan, sprak na een poos de boer, die zich schijnbaar had hersteld. — Hier is 't geld nog zei 't meisje. — Hou jij dat maar kind ; wij zgn niet gewoon fooien aan te nemen. Spoedig stond het echtpaar weer buiten op straat, in de groote vreemde stad. — En zooiets doet je eigen kind je aan, voer Vlaarman bitter uit. , -~~ J.f hebt er reinig pleizier van, man, dat je dat rijke huwelgk zoo in de hand hebt gewerkt. Laten wij hier niet staan twisten, Door; 't is al erg genoeg zulk een behandeling te moeten ondervinden, en dat van je eigen kind. — Dat voor ons dood is, barstte Doortje los, en 't goede vrouwtje begon luid te schreien. — Bedaar toch, bedaar toch, beste vrouw, zei de boer zacht, de menschen gaan op ons lecten. Laten wg' doorloopen. — Waarheen, vroeg de bedroefde vrouw met huilerige stem. 29 — Ha, daar komt juist een vigelante aan ; wij zullen ons dadelijk weer naar 't spoor laten brengen en keeren onmiddellijk naar Holland terug. De koetsier stopte, toen de boer beduidde naar het station te willen rijden. Tegen elf uur 's avonds stapten de zoo grievend teleurgestelde ouders te Roosendaal uit, om daar in een hotel te overnachten. Natuurlijk werden er nog heel wat woorden gewisseld over de ondervonden bejegening. — Wg moesten morgen maar weer met den eersten trein naar huis reizen, stelde Doortje voor. — Dat moesten wij niet doen, vrouw! 't Is beter om vier of vijf dagen weg te blijven. — Waarvoor ? — Wel, als wij morgen al terugkeerden, zou iedereen vragen wat er aan haperde, en als er iets van uitlekte van wat ons overkomen is, zou iedereen den spot met ons drijven. — Behalve mijnheer Pinders. — Neen, die staat te hoog voor zooiets. — Maar waar zullen wij dan die drie of vier dagen doorbrengen ? — Wg' reizen naar Rotterdam, den Haag en Scheveningen. — Maar dat zal zooveel geld kosten. — Onze spaarduitjes zijn nog lang niet op, en als de voorraad te sterk mindert, zullen wij zoo gauw mogelijk naar huis zien te komen. De reizigers volvoerden het zoo haastig ontworpen reisplan, zonder van al het voor hen onbekende te genieten. Hun hart was al te vol over datgene, wat hen te Brussei was wedervaren, 't Scheen of de reizigers geen ander onderwerp wisten te behandelen dan het geval, wat hun genoegen en nog meer hun humeur, zoo jammerlgk had bedorven. In hun woonplaats weergekeerd, werden de reizigers natuumgk door velen ondervraagd naar de rijk gehuwde dochter. Zij maakten er zich zoo goed en zoo kwaad als het gmg af door maar eenige mededeelingen in 't algemeen te doen. Mgnheer Pinders vroeg natuurlgk ook naar Grietje, die tot zijn beste leerlingen had behoord. 30 Hem deelden de ouders mede, dat zij heel rijk getrouwd was en eiken dag partijen moest bijwonen of zelve diné's had te geven. Omdat al die drukte hen al spoedig tegenstond waren zij niet zoo lang gebleven als eerst hun voornemen was geweest. Al spoedig daarna brachten de ouders het gesprek op de bijzonderheden der reis en het ongewone dat zij aanschouwd hadden. Een paar dagen na hunne terngkomst, ontvingen de teleurgestelde reizigers een tamelijk uitvoerig schrijven van hun dochter. Ditmaal was de brief minder kort gesteld en voor de eerste maal onderteekend met „Je liefhebbende kinderen.". Toch kon het schrijven de bewoners van „Welgelegen'' maar matig bevredigen. De dochter schreef, dat het haar bijaonder veel leed had gedaan, dat hare ouders waren vertrokken, zonder haar op den aangegeven tijd nog eens te hebben bezocht. Als zij vooraf hunne komst hadden bericht, had de ontvangst heel anders kuhhen zijn. Nu was 't haar onmogelijk geweest om te breken met de in hun kringen heerschende gebruiken. Op deze wijze werden nog heel wat drogredenen naar voren gebracht, om haar handelwijze goed te praten. De ouders waren weliswaar hoogst eenvoudige menschen, doch in dit geval lieten zij zich niet misleiden door de schoonschijnende woorden der trotsche dochter. Vlaarman sprak er met zijn vrouw over om den brief dadelijk te beantwoorden, en dan eens terdege en onbewimpeld hun meening te zeggen, doch Doortje drong er op aan om liever te doen alsof er niets was ontvangen. Het trotsche kind moest maar eens ondervinden wat het zegt om de ouders te minachten en te verwaarloozen. Wat Grietje gedaan had was op geen enkele manier te verdedigen. Zoowel voor de hoogste als voor de laagstgeplaatsten geldt het gebod: „Eert uw vader en uwe moeder". Ofschoon niet geheel instemmende met de zienswijze zijner vrouw, legde Vlaarman zich toch voorhands bij hare opvatting neer. . , i_ i Grietje, die door het uitblijven van elk bericht, heel goed begreep dat hare ouders ontstemd waren, zei tot haar man dat zij zich aan de bekrompenheid der koppige ouders toch niet zou storen. 31 De klove der verwijdering tnsschen onders en kind, was door dit alles zoo wijd geworden, dat aan een overbruggen er van niet meer viel t« denken. De trotsche dochter, ofschoon zich er niet van bewust dat zij alleen eigenlijk toch <3e breuk had teweeg gebracht, toonde zich verder onverzettelijk weerspannig. Nu zij op haar brief, waarin zij zich, volgens haar opvatting althans, zoo zeer had vernederd, geen antwoord ontving, besloot zij geen verdere poging tot toenadering meer te doen. Ook de beloedigde ouders waren dat gevoelen toegedaan en bleven in hun zwijgen volharden. Toch gaf het hun geen vrede, te weten een eenigst kind te hebben en dit niet door den dood, doch door het leven te hebben verloren. Even ijverig als te voren werkten man en vrouw, dag in, dag uit, en er rustte zegen op hun arbeid. De oogsten ioonden rijkelijk de moeite en ook de veestapel kon langzamerhand worden uitgebreid. Indien de verhouding tot de rijk getrouwde dochter beter was geweest, zou er geen gelukkiger paar hebben bestaan dan de bewoners van „Welgelegen." Meermalen bespraken zij nog hun rampspoedigen tocht naar Brussel, die voor hen de grootste teleurstelling en de wreedste ontgoocheling in hun gansche leven was geworden. Bij 't terugdenken aan dat alles, werden de anders zoo goedhartige menschen steeds bitter gestemd, maar meermalen bekroop hun hart toch iets van 'n heimelijk verlangen. Mocht ooit de nu ontaardde dochter blijk geven tot een beter inzicht te zgn gekomen, dan zouden de gegriefde euders geen oogenblik aarzelen, om de ondervonden beleediging volgaarne te vergeven, en er nooit meer over te spreken. De rusteloos voortspoedende tijd had weer 'n paar jaren doen voorbijgaan, sinds het bezoek der ouders, aan Brussel gebracht. In al dien tijd hadden zij niets meer van hun dochter gehoord en deze verkeerde in hetzelfde geval ten opzichte der ouders. Toen geschiedde het, dat de gansche wereld werd opgeschrikt door de ontaettende mare, dat in 'n groot deel van het oude Europa de oorlog was uitgebroken. Oorlog ? En dat in onze beschaafde eeuw ? Hoe was 't 32 mogelijk ? Niemand begreep 't, doch de kille werkelijkheid van het onbestaanbaar geachte, liet zelfs niet den minsten twijtfel over. Ook de eenvoudige bewoners van de kleine hoeve „Welgelegen" hadden de jammervolle tijding vernomen. Al drong 't gewicht der treurmare niet in zulke mate tot hen door als dit 't geval was bij de bewoners van het naburige België, toch was hun .eerste gedachte aan de rijke dochter en haar man en kind. Deze zouden door den krijg, waarin hun vaderland zoo tegen wil en dank allereerst betrokken was geworden, al spoedig van elkaar worden gescheiden. Jules du Craillon was, als reserve-officier, opgeroepen om aan de verdediging van zijn vaderland deel te nemen. Het afscheid van vrouw en kind was hem een zware taak. Ook zijn vrouw was heviger bewogen dan men van haar mogelijk geacht zou hebben. Zij omhelsde haar man onder het vergieten van heete tranen. Ook de kleine Emilie, een zeen lief meisje, dat van al dat gedoe bitter weinig begreep, stemde in met het geweeklaag der moeder. Jules had het eerst zijn zelfbeheersching herwonnen, en slaagde er in ook zijn vrouw tot kalmte te brengen. Dapper poogde Jules Do Craillon met zijn moedige makkers, den overmachtigen vijand te weerstaan, doch langzaam maar zeker moesten de verdedigers voet voor voet het terrein ruimen. Onze reserve-officier behoorde tot de verdedigers van Luik. Toen daar eenmaal het reusachtig zware geschut des vijands zijn snood werk verrichtte, viel Jules als een der eerste offers. Zgn jonge, nog altoos zoo schoone vrouw, was als radeloos toen haar de jammervolle tijding bereikte, dat haar geliefde echtvriend nooit tot haar zou wederkeeren. Zij kon het zich nauwelijks indenken, dat zij reeds op zoo jeugdigen leeftijd weduwe was geworden. In haar radeloosheid vloekte zij niet alleen den gruwelijken oorlog, maar ook hen die deze barbaarschheid der oude volken weer in toepassing hadden durven brengen. Het „wee hen van wie de ergernie komt," moge vooral voor zulke vrienden van den oorlog gelden. 33 Toch was de ontzettende ramp, die haar was overkomen nog maar het begin van het bitter lijden. Meer en meer naderde de machtige vijand de hoofdstad des lands. Brussel kon hem weldra zijn straten zien binnentrekken. De vermogenden weken bij groote drommen naar het buitenland. Jules' compagnon, mgnheer Hernieux, was uitgeweken naar Engeland. Bij zijn vertrek had hij een briefje gezonden aan de echtgenoote van zijn gesneuvelden vriend. In dat schrijven werd haar aangeraden om alles wat zij aan geldswaarde of juweelen bezat, in te pakken en dan af te reizen naar Engeland, waarheen de reis, nu Ostende nog vrij was, veilig kon worden ondernomen. De jonge weduwe aarzelde geen oogenblik om aan den ontvangen wenk gevolg te geven. Twee dagen Jater betrad zij met haar dochtertje den Engelschen bodem. In 'n klein stadje huurde zij een paar gemeubileerde kamers. 't Scheen de vluchtelinge toe, nu zij als 't ware uit eigen hof en huis verdreven was, of de vroolijkheid voor immer uit haar leven was geweken. Alleen de aanwezigheid van haar lief dochtertje vergoedde wel iets, maar vermocht toch niet om haar gedrukte stemming te doen verdwijnen. 't Kind was al spoedig het rampvolle dat haar overkomen was, weer te boven. Van vroeg tot laat snapte zij tegen de moeder, nu eens in 't Eransch, dan weer in 't Vlaamsch, dat zij al spelende van Lisette had opgevangen. Ofschoon de weduwe over ruim een half millioen francs beschikte, was dit bezit ook al niet in staat om haar eenigermate op te beuren. Wel was zij er zoo goed als zeker van, dat zij met haar kind levenslang voor gebrek en ontbering gevrijwaard zou kunnen leven, doch tevens drong het thans dieper tot haar dóór dan ooit te voren, dat zij met al haar geld het leven van den gesneuvelden echtgenoot niet aou kunnen terugkoopen. Het verblijf in Engeland beviel haar maar matig. Wel vertoefden er in het stadje nog vele andere uitgeweken Belgen, doch deze' waren haar onbekend. Toen zij onderzoek deed naar mijnheer Hernieux, bleek 34 't dat deze zich naar Amerika had begeven. Ook hij had blijkbaar in Engeland niet gevonden wat hij gehoopt had. Nu en dan dacht de jonge weduwe er aan, of zij maar niet beter deed haar verblijfplaats naar Holland over te brengen. Wel overviel haar daarbij, echter onbewust, een zeker verlangen naar- de brave ouders, doch telkens als dit gevoel zich aan haar opdrong, deed zij moeite er zich aan te ontworstelen. Nog altoos beschouwde zij zich als de verongelijkte, ofschoon er bij ernstig nadenken, toch ook iets over haar vaardig werd, dat van schuldbesef sprak. Toch verzette zich haar trots er sterker tegen dan ooit om de minste te zijn. Zij wilde in geen geval de eerste zijn om de hand der verzoening toe te steken aan de bekrompen oudjes. 'Deze zagen op hun beurt met groote bezorgdheid de berichten uit België tegemoet. Toen zij in een nieuwsblad lazen dat de vijand ook Brussel zegenvierend was binnengetrokken, was de ouderliefde niet langer te onderdrukken. Dat Jules gesneuveld was, wisten de schoonouders evenmin als dat hun dochter het land harer inwoning had verlaten. In een hartelijk schrijven gaven zij te kennen dat het hun veel leed'deed, dat België zich in zulk een toestand bevond. Voor het geval Jules met vrouw en kind naar Nederland wenschte over te komen, zouden zij gaarne hun woonkamer aan de uitgewekenen in gebruik geven, zichzelf behelpen met het keukentje. De brief kwam een paar dagen later terug bij de afzenders. Achterop de enveloppe was deze verklaring te lezen: „vertrokken zonder adres". Hieruit bleek [dus den ouders, dat hun kind en haar familie niet meer in België's hoofdstad vertoefden. Inmiddels begon bij de jonge vrouw het zoo plotseling verlangen naar het vaderland meer en meer 'n vasteren vorm aan te nemen. 't Was haar ten slotte of zij er met onweerstaanbaren aandrang werd heengedreven. OÉfui Hoe meer zij er over nadacht, hoe verstandiger scheen het haar toe om zich liever in Nederland te vestigen, dan langer te blijven vertoeven in een land waar haar leven eentoonig voorbijging. 35 Stellig zou het haar gelukken in 't geboorteland, tegen billijke vergoeding, kamers te kunnen huren. Veel gemakkelijker zou het haar daar vallen nieuwe kennissen te maken en omgang te hebben met menschen van haren stand en hare onwikkeling. Toen eenmaal een vast plan was gevormd zou zij er maar spoedig gevolg aan geven ook. In een der Engelsche havens scheepte zij zich in op 'n groote boot, die naar Rotterdam bestemd was. Bijna een jaar had zij in Engeland doorgebracht. Haar verjaardag naderde weer. Deze zou nu wel in alle stilte herdacht worden, naar zij meende, misschien wel even stil als het vorige jaar, toen zij pas in Engeland was aangekomen. De zomer was voorbij en nu en dan deed zich reeds de herfst gelden, met zijn norsche stormvlagen. Toch was het landschap nog mooi en vooral 't bosch trok de algemeene aandacht door de kleuren en tinten tusschen de dorrende bladeren. Welgemoed was de jonge weduwe scheep gegaan. Aan boord bevonden zich slechts weinig passagiers. In den tijd sedert zij Brussel had verlaten, was ook op zee veel verandering aangebracht. De vaart was hoogst gevaarlijk geworden, zoodat van de zeelieden de grootst mogelijke oplettendheid werd geëischt. De weduwe was, onbewust van het gevaar dat door mijnen en duikbooten dreigde, met haar kind in haar hut onbezorgd ter ruste gegaan. De zee was vrij kalm en 'n nauw merkbaar koeltje uit 't Oosten deed de zeeoppervlakte nauwelijks even rimpelen. De vlugge stoomer had reeds het Maasvuurschip in het gezicht gekregen, toen eensklaps tegen den stuurboordsboeg een geweldige knal werd vernomen. Zware stukken ijzer werden over het schip en wijd over de zee geslingerd. Een der opvarenden, door een kleiner stuk ijzer getroffen, was zwaar gewond op het dek neergestort. In een oogwenk waren de slapenden gewekt en meer gedreven dan geleid naar het dek, waar zij aanstonds in de sloepen moesten gaan, die snel te water werden gelaten. De boot was op een mijn gevaren, die een groot gat in het schip had geslagen. Stellig zou het reeds na enkele 36 minuten in de diepte zijn verdwenen. Er moest dus alle haast gemaakt worden om aller leven in de booten te redden. De passagiers waren, juist zooals zij hun slaapplaats hadden verlaten, in de booten terecht gekomen. De jonge weduwe Du Craillon had bij» de ramp alleen aan haar kind gedacht. Eerst toen de sloepen zich haastten om bij het zinkende «chip weg te komen, dacht zij aan haar bagage en wel in de eerste plaats aan de tasch die haar geld en hare kostbaarheden bevatte. Toen zij er bij den zeeman op aandrong dat naar het zinkende schip zou worden teruggeroeid, torn hare bezittingen te redden, zei de zeeman: „'t spijt mij wel zeer, mevrouw, maar wat u vraagt kan onmogelijk worden ingewilligd. Ook wij verliezen alles van wat er van ons aan boord is. Zie maar, daar gaat m'n lieve schip reeds naar de diepte." Er klonk iets smartelijks in de stem van den zeeman, die een gevoel kreeg, alsof hem zijn beste vriend was ontvallen. De ongelukkige jonge vrouw en haar kind hadden in hun luchtige kleeding heel wat te lijden door de koude. Toen de zeelieden dit merkten, ontdeden zij zich van alles wat maar eenigszins gemist kon worden, om er de huiverende passagiers mede te dekken. Nadat de opvarenden, die in twee sloepen op de Noordzee in de richting van het lichtschip voortroeiden, 'n paar uren hadden gewerkt, brak het daglicht zich baan. In de verte werd een stoomtrawler gezien, welk vaartuig in de richting naar IJmuiden scheen te koersen. Er werd met 'n doek aan 'n stok om hulp geseind en al spoedig ontwaarden de schipbreukelingen, dat zij door de visschers waren opgemerkt. Ongeveer een half uurtje later waren de ongelukkigen aan boord van den trawler, waar de geredden liefderijk verzorgd werden. Tegen den middag liep het visschersvaartuig te IJmuiden binnen. Onder de bewoners dier zeeplaats waren vele barmhartigen die de slachtoffers van de mijnontploffing liefderijk bijstonden met voedsel en kleeren. Ook / de thans arme weduwe Du Craillon ontvipg voor zich en haar dochtertje kleeren en schoeisel. 37 't Waren door burgers afgedankte spulletjes, zoodat de eerst zoo rijke dame er nu uitzag als 'n klein burgervrouwtje. Men gaf haar eenig reisgeld om naar de hoofdstad te kunnen reizen en deed haar tevens een adres aan de hand, waar zij zich verder om steun zou kunnen aanmelden. De nog onlangs rijke dame moest zich thans het lot van een bedeelde laten welgevallen. Nooit had de jonge' vrouw zich zoo ongelukkig gevoeld als op dit tijdstip. Wat de weelde nooit zou hebben teweeggebracht, zou nv. hare ellende bewerken. , Van wie zou zij in de gegeven omstandigheden liever hulp aanvaarden dan van hare goede ouders ? Wel zou 't haar zwaar vallen als 'n smeekelinge, beroofd van alles, tot de eenvoudige luidjes terug te keeren, die zich voor haar reeds zooveel moeite en opofferingen hadden getroost. Wat zij echter voor ziek zelve liever niet wilde doen, moest zij nu wel ondernemen voor haar kind. Onwillekeurig viel haar blik op haar hand. Om een der vingers schitterde de ring met kostbare briljanten, die zij van haar man had gekregen bij de geboorte van haar dochtertje. Als zij eens dat kostbaar voorwerp bij een juwelier in de hoofdstad verpandde, dan zou zij stellig meer geld in handen krijgen dan voor de reis naar haar ouders noodig was. Snel besloten gaf zij in de hoofdstad terstond uitvoering aan haar plan. Zij vroeg slechts 12 gulden, waarvoor zij den ring, die minstens tienmaal meer gekost had, in onderpand gaf. Met dit geld begaf zij zich onmiddellijk weer naar het station. Zij kon juist den trein halen, die aansluiting had met 't lokaaltje, dat ook stilhield aan het stadje, waar zij voorheen bij notaris Pieiskamp in betrekking was geweest. Het was reeds donker geworden toen de zwerfster aan het station van het haar zoo welbekende stadje uitstapte. Zij had nog een uur te vcet af te leggen, eer zij „Welgelegen" kon bereiken. Gelukkig kwam juist de maan op en zou zij althans niet in het donker den eenzamen weg hebben te gaan. Moedig werd de tocht aanvaard. Emilie hield met hare kleine, vlugge pasjes, in den beginne haar moeder flink 38 bij. Al spoedig echter begon het kind over moeheid te klagen, en dan zag de moeder zich wel genoopt om het meisje nu en dan een eindje te dragen. Zelf voelde de jonge weduwe zich ook afgemat, na alles wat zij sinds de vorige nacht had ondervonden en meegemaakt 't Was of door de rampspoed mèt haar trotschheid, ook al haar geestkracht van haar was geweken. Onder het gaan overlegde zij telkens weer hoe zij het zou aanleggen als zij zich straks tot de ouderlijke woning had voortgesleept. Hoe zouden hare ouders haar ontvangen ? Nooit had het haar zoo duidelijk voor oogen gestaan als op dit oogenblik, dat zij die lieve ouders bij hun bezoek aan Brussel al zeer snood had bejegend. Eerst thans deed zij zich de heftigste verwijtingen over haar gedrag van toen. Ook hier kwam 't berouw na de zonde, doch dit berouw was er niet te minder om. Moeizaam sleepte zich de jonge vrouw voort langs den haar zoo bekenden weg, Reeds had zij bijna anderhalf uur geloopen, eer zij zich in de nabijheid der ouderlijke woning bevond. Zou zij het wagen er aan te kloppen of was 't misschien heter maar driestweg naar binnen te gaan ? Er blonk door de vensters iets van het lamplicht naar buiten. Besluiteloos bleef de arme weduwe, met den rug tegen een boom geleund, nabij het ouderlijke huis toeven. — Mama, zoo verbrak eensklaps Emilie de stilte, ik ben zoo moe en heb zoo'n honger. Of dat kinderstemmetje daar binnen was gehoord, weten wij niet, maar eensklaps werd de huisdeur geopend en trad de boer naar buiten. Heel verwonderd staarde hij naar de donkere gestalte •onder den boom. — Vader, lieve vader, ontglipte 't aan den mond van het zwaargetroffen, jonge moedertje, en nauwelijks had Vlaarman de stem der smeekende herkend, of hij stormde •onstuimig op haar toe, omarmde haar en kuste de schreiende ■dochter op gelaat en haren. Toen beurde hij in één greep zijn kleindochtertje van 39 den grond en kuste voor het eerst de lieve Emilie, die, als was zij zich er van bewust iu goede handen te zijn, het mooie kopje tegen grootvaders schouders liet rusten. De boer greep met de andere hand zijn verloren dochter bij den arm en, haar zachtjes voorttrekkende, stamelde hij, met een onderdrukte snik in zijn stem: kom mee mijn kind, kom mee! Moeder Doortje, die 't zonderlinge gerucht had gehoord, was naar de deur geijld, en in een seconde had zij alles geraden. Spreken kon zij eerst niet, maar 'n innig gevoeld Goddank, ontsnapte aan hare lippen, toen zij haar kind in de moederarmen sloot. Nu moest ook Emilie 'haar deel van grootmoeders liefdesuitingen in ontvangst nemen. Aanstonds begon de gelukkige boerin het beste aan te dragen uit keuken en kelder. Emilie moest, op Doortjes schobt gezeten, eten en drinken. Onder 't eten echter vielen hare oogjes toe en werd het kind door grootmoe naar bed gebracht. Toen Grietje, de verloren dochter, in korte trekken al 't door haar doorleefde had medegedeeld, wilde zij ook gaan spreken over haar gedrag bij het bezoek van hare ouders, doch haar vader maakte er spoedig een eind aan, door te zeggen: — daarover mag nooit meer gesproken worden. Wij danken er onzen lieven Heer voor, dat wij jou en je kind onder ons dak hebben. — Amen, liet Doortje er geroerd op volgen. J