RIJKS GESCHIEDKUNDIGE PUBLICATIËN
UITGEGEVEN IN OPDKAOHT VAN
Z. EXC. DEN MINISTER VAN ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
52.
BROM (t) EN HENSEN,
ROMEINSCHE BRONNEN VOOR DEN KERKELIJK-STAATKIJNDIGEN TOESTAND DER ♦NEDERLANDEN IN DE 16DE EEUW.
'B-GRAVENHAGE MARTINUS NU HO FF 1922.



ROMEINSCHE BRONNEN VOOR DEN KERKELIJK-STAATKUNDIGEN TOESTAND DER NEDERLANDEN IN DE ltiD,: EEUW
VERZAMELD DOOR
MGR' DR GISB. BROM (f)
EN
mgb prot jyR. H. L HENSEN.
'S-GRAVENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1922.



HB1



INHOUD
Inleiding vu
I. Kerkelijke Stukken. Godsdienstig leven dbr 16° eeuw 3
Hoofdstuk I. Opkomst der Hervorming (1521—1559) 3
„ II. Oprichting en organisatie der nieuwe Bisdommen
(1559—1565) 62
, III. Tegenreformatie (1560—1592) 158
a. (1560—1579) 158
b. (1580—1592) 264
II. Staatkundige Stukken. Kerkelijke Staatkunde tegenover den opstand 433
Hoofdstuk I. Tot de Unie van Utrecht (1565—1579) 433
. II. Het Keulsehe vredescongres (1578—1580) 559
„ III. Tegenover de Unie .. ■£,■> 630
III. Aanhangsel . ...'. 709
Registers 725
Register van Personen , , . . . 727
Register van Plaatsen 742
Register van Zaken 747



bkh
E



INLEIDING.
De documenten, welke in dezen bundel volgens het Overzicht (n°. 15, al. 2) uitgegeven worden, zijn grootendeels bijeengebracht door Mgr. Dr. Gisbert Brom. Op 20 September 1910 kreeg hij van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige publicatiën goedkeuring op het plan van arbeid, door hem overgelegd, en tevens verzoek om de verzameling aan te vallen met stokken uit verschillende collecties van het Vaticaansch archief, gelijk Dr. Brom zelf dit had voorgeslagen. Op 24 September volgde de officieele opdracht van Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Onderwijl moesten nog Deel II en Deel III «ijner Archivalia in Italië verschijnen; het eerste kwam uit in 1911, het tweede op het einde van 1914. Daarmede was de beschrijving der archieven en bibliotheken in Rome voltooid, en .kon Dr. Brom zich gaan wijden aan het verder bearbeiden en voltooien van den lijvigen bundel der voor n°. 16 bijeenverzamelde stukken. Ook was hij onderwijl reeds met het verzamelen van bescheiden voor n°. 48 van het Overzicht begonnen. De dood heeft echter de uitvoering van deze plannen verijdeld; op 6 Februari 1915 stierf hij te midden van zijn energieke werkzaamheid, waaraan helaas zoo plotseling een einde kwam.
Na door H. M. de Koningin tijdelijk te zijn benoemd tot Dr. Brom's opvolger in het beheer van het Historisch Instituut te Rome, kreeg ik bij schrijven van 8 September 1915 van de Commissie in opdracht het materiaal, door Dr. Brom bijeengebracht, voor zoo verre noodig, aan te vullen en voor de pers gereed te maken.
Het eerste, wat mij te doen stond, nadat ik in October 1915 te Rome was aangekomen, betrof een onderzoek in te stellen naar hetgeen voor het onderwerp, bedoeld in het Overzicht, n°. 15, al. 2, was bijeengebracht. Gelijk in het Jaarverslag van ons Instituut over 1915 kon medegedeeld worden, bleek, dat de bundel, difcongeveer acht honderd documenten in afschrift bevatte, toen nog verre van persklaar was. Slechts voor een gedeelte waren de aanvullingen uit andere collectie's, door



INLEIDING.
Dr. Brom noodig geacht, tot stand gekomen; sommige afschriften moesten nog gecollationeerd, de meeste van regesten en noten voorzien worden ; van de Inleiding waren slechts enkele volzinnen geschreven.
Uit een aanteekening van Dr. Brom bleek, dat hg tot titel van dezen bundel wüde gekozen hebben: Bomeinache bronnen voor den Icerkelijk-staatkundigen toestand der Nederlanden in de 16* eeuw. Naar zrjn inzicht stond de publicatie, welke hg gereed maakte, wel in nauw verband met n°. 15, al. 2, in het Overzicht vermeld onder den titel van: Verbreiding der Eervorming na 1530, maar werd de inhoud van zijn bundel documenten toch niet geheel door dezen titel gedekt. Toen ik een indruk had verkregen van hetgeen door hem was bijeengebracht, kwam ook mij de keuze van dien gewijzigden titel meer geschikt voor. Immers, wijl het verstrooide materiaal in zijn geheel niet streng aaneensloot maar tal van uiteenloopende personen en zaken betrof, welke allen nochtans op den kerkelijk- staatkundigen toestand der Noordelijke Nederlanden in de 16° eeuw betrekking hadden, moesten de velerlei bouwstoffen wel onder een bepaald gezichtspunt worden gerangschikt en verdeeM. Een natuurlijke scheiding vormde haar overwegende aard, welke of kerkelijk-godsdienstig óf kerkelijk-staatkundig was, naar welken maatstaf een verdeeling in twee ongeveer gelijke helften voor de bronnen-publicatie heboden werd. De beide helften, welke elk in haar eigen chronologische volgorde grootendeels evenwijdig loopen, vullen elkander aan. Maar iedere helft diende eveneens onder een karakteristiek gezichtspunt te worden onderverdeeld; deze vormden de natuurlijke staketsels, waarmede het uitgestrekte veld van het hier bijeengebrachte materiaal, dat anders een doolhof zou worden, moest worden afgepaald. Zoo kwam ik tot de verdeeling, die in de inhoudsopgave is aangegeven.
Als het jaar, waarmede deze bundel van bescheiden aanvangt, is alzoo gekozen 1521; met het jaar 1592 wordt de collectie afgesloten. Dat eindpunt scheen meer aangewezen dan het oorspronkelgk aangenomene van 1602, het einde van Sasbout Vosmeer's verblijf in de Nederlanden, toen evenwel zijne werkzaamheid aldaar volstrekt nog geen einde nam •'•■Berst in 1521 beginnen de bronnen, welke op het ontstaan der Hervorming in de Nederlanden betrekking hebben, in Rome te vloeien; in 1592 gaat de H. Stoel ertoe over een Vicaris-apostoliek aan te stellen over de Noordelijke Nederlanden. De regeling van het kerkelijk bestuur door het oprichten der kerkprovincie Utrecht in 1559 getroffen, werd met dezen maatregel door de Curie prijsgegeven; de kerk der Noordelijke Nederlanden wordt sindsdien te Rome als een missie-gebied bestuurd en behandeld. Aangezien wij hier te maken hebben met het standpunt der Curie welker bescheiden den hoofdinhoud dezer verzameling vormen,



INLEIDING.
IX
was dus het jaar 1592 het aangewezen eindpunt. Ook het tweede gedeelte van deze publicatie, dat de stukken van godsdienstig- staatkundigen aard omvat, kon gevoegelijk met het jaar 1592 gesloten worden. En dit niet slechts om der wille van de gelgkvormigheid, maar ook omdat in dat jaar Parma, de eenige onder de Spaansche landvoogden, die als veldheer tegen den opstand was opgewassen, stierf. Tot verklaring van den titel zij ten slotte nog vermeld, dat met de Nederlanden hier bepaaldelijk de Noordelijke Nederlanden zijn bedoeld; wat in de bronnen uitsluitend op de Zuidelijke Nederlanden betrekking had, werd ter zijde gelaten, tenzij het tevens licht wierp op den algemeenen toestand in het Noorden.
Bij de stukken, welke in Archivalia I, II en IU 'aijn vermeld, werd voor de vindplaats naar het nummer dier uitgave verwezen; de aard der bestudeerde fondsen kan daar nagezien worden, en het scheen dus overbodig opnieuw deze uitvoerige en nauwkeurige aanwijzingen hier af te drukken. Daarbij valt nog op te merken, dat waar geen afzonderlijke fondsen (Borghese, Corsini, enz.) genoemd zijn, het Vaticaansch archief als bewaarplaats der stukken moet worden aangemerkt. Waar niet naar de nummers der Archivalia wordt verwezen, heeft men te doen met stukken, die eerst na de uitgave der drie deelen werden gevonden. Evenwel, een uitzondering moest gemaakt worden voor de papieren van Ottavio Mirto Frangipani, nuntius te Keulen en vervolgens te Brussel. Aan Dr. Brom heeft de gelegenheid ontbroken de correspondentie van dezen nuntius, voorzooverre zij te Napels wordt bewaard, te raadplegen. Terwijl te Rome de brieven zich bevinden, welke Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris schreef, treft men te Napels zijn overige briefwisseling aan. Ik achtte het wenschelijk ook deze laatste te raadplegen en, voor zoover het noodig bleek, bij onzen bundel in te lijven. In Hoofdstuk IU, b, van Afdeeling I, en vervolgens in Hoofdstuk III van Afdeeling II hebben deze brieven van of aan Frangipani een plaats gekregen. En wijl in de tot nog toe verschenen deelen van de Archivalia alleen de Romeinsche bronnen zijn beschreven, was het ook noodig een beknopte beschrijving te geven van de papieren van Frangipani, welke te Napels berusten, maar feitelijk in de Romeinsche archieven behooren. Zulks is geschied aan het slot dezer Inleiding.
Om verder in geen herhaling te vervallen, werd hier ook doorgaans alleen verwezen naar de reeds in de Archivalia gedrukte stukken en naar de publicatiën van Dr. Brom in het Archief van het aartsbisdom Utrecht, liefst ter plaatse waar ze in zakelijk verband meer licht brengen. Ook waar overigens de stukken in gemakkelijk bereikbare moderne uitgaven (met name Theiner's Annales ecclesiastici en de groote Duitsche uitgave der Nuntiaturberichte) naar dezelfde origineele documenten of goede



X
INLEIDING.
afschriften in de Romeinsche bronnen-verzamelingen gedrukt waren, is ter wille van vermijding van onnoodige drukkosten naar deze uitgaven verwezen; een aanzienlijke besparing van ruimte was daarvan het gewenschte gevolg, al moest thans afgezien worden van het denkbeeld om de geheele stof in één volledige uitgave te verzamelen, wat overigens ontegenzeggelijk het gemak van den gebruiker bevorderd zou hebben. De in het boek van Luciano Serrano, Correspondentie, diplomatica entre Espaha y la Santa Sede (Madrid, 1914) afgedrukte stukken zijn in deze uitgave gewoonlijk niet opnieuw afgedrukt Anders is gehandeld met het gedrukte in andere, weinig verspreide werken: hier werd tot herdruk besloten.
Titulatuur bij den aanhef en plichtplegingen aan het einde der brieven zijn weggelaten, behalve in stukken van den paus en van vorstelijke personen, wanneer ze van historisch belang zouden kunnen zijn. Daar de Apostolische brieven volgens den Stylus Guriae meestal een zeer uitvoerig en in hoofdzaak gelijkvormig slotformulier bevatten, beginnende met de woorden: Non obstantibus, is ook deze formule weggelaten; als proeve werd echter een enkele maal de volledige tekst van zulk een breve afgedrukt.
Herinnerd moge nog worden, dat ik ten gevolge van den oorlogstoestand in Italië van den voorzomer 1917 tot het late najaar van 1919 noodgedrongen in het vaderland heb moeten verblijven, zoodat de werkzaamheid aan deze uitgave aanzienlijk vertraagd werd. Eerst met den aanvang van 1920 kon die werkzaamheid weder met volle kracht worden hervat en de door Dr. Brom begonnen arbeid een flinke schrede verder worden gebracht. Die arbeid is thans overeenkomstig het plan, omschreven in n°. 15, al. 2, van het Overzicht voltooid, volgens de inzichten van Dr. Brom zeiven, wien ondergeteekende hierbij nog eenmaal een welverdiend eeresaluut brengt.
Ottavio Mirte Frangipani, van wiens correspondentie op de vorige bladzijde gesproken is, werd te Napels uit een oud en adellijk geslacht geboren op het einde van 1542 of in het begin van 1543. In 1572 volgde hij zijn oom, Fabio Mirto Frangipani, op als bisschop van Cajazzo, bij Capua gelegen. Toen deze oom twee jaren later van Oregorius XIII een diplomatieke zending naar Frankrijk had verkregen, werd Ottavio in diens plaats ook als gouverneur met het bestuur van Bologna belast. Zoo zeer voldeed zijn oom Fabio in zijn optreden aan het Fransche hof, dat Sixtus V hem tot bestendig nuntius te Parijs
■1) Een exemplaar van deze belangrijke publicatie vindt men hier te lande op de Koninklijke Bibliotheek.



INLEIDING.
XI
benoemde. Nog geen vol jaar heeft hij echter dat ambt bekleed: op 14 Juni 1586 benoemd, stierf Fabio Frangipani reeds den 17den Maart van het volgende jaar. De paus was over dit verlies zeer bedroefd, gelijk hij in het Consistorie verklaarde. En het schijnt wel, dat de toegenegenheid, welke Sixtus V den oom toedroeg, en het vertrouwen, dat hij in diens talenten stelde, aanstonds op den neef is overgegaan. Dit verklaart de ongewoon snelle benoeming van Ottavio, welke van den paus zelf is uitgegaan. En vandaar ook dat in de eerste brieven, welke de Staatssecretaris, kardinaal Montalto, aan Frangipani schreef, telkens en met zooveel voldoening erop wordt gezinspeeld, dat de paus zich in de keuze van zijn nuntius niet had bedrogen, maar dat deze door zijn ijver en bekwaamheid aan de verwachtingen van paus Sixtus beantwoordde. Zijn brieven van aanstelling kreeg hij op 13 Juni 1587. Tot zijn gebied behoorden, behalve Keulen, Trier, Mainz, Straatsburg en nog andere diocesen van Duitschland, de gezamenlijke Nederlanden. Op 25 Augustus 1587 kwam Frangipani in Keulen, waar hij zou resideeren, aan. In tegenstelling met zijn voorganger, Bonomi, heeft hij daar voortdurend gewoond. Alleen in de tweede helft van 1588 is hierop een uitzondering gemaakt. Oneenigheden tusschen de Jezuieten, die zich in 1585 te Leuven hadden gevestigd, en de Universiteit aldaar maakten zijn overkomst gewenscht. Frangipani nam de gelegenheid waar om tevens een samenkomst te hebben met Alexander Farnese. Deze was 11 November 1588 naar Antwerpen teruggekeerd, nadat hij het beleg van Bergen op Zoom had moeten opgeven. Hier trof hem de nuntius en hij begeleidde den landvoogd naar Brussel. In December 1588 was Frangipani wederom in Keulen terug. Ongeveer tien jaren lang heeft hg daar zijn ambt vervuld, om vervolgens op 22 April 1596 naar Brussel te worden overgeplaatst. Hier hebben wij slechts met zijn nuntiatuur te Keulen te doen. Een gedeelte van de correspondentie, toen gehouden, is door Mgr. Ehses in de Nuntiaturberichte gepubliceerd x). De daar verzamelde bescheiden loopen slechts tot 20 September 1590, maar de uitgave zal later worden voortgezet.
Een zelfstandig onderzoek der bronnen was evenwel noodig. En niet alleen voor de jaren 1591—1592, doch ook wat de voorafgaande jaren van Frangipani's nuntiatuur te Keulen betrof. De Nuntiaturberichte aus Deutschland immers hebben, gelijk de titel aangeeft, hoofdzakelijk betrekking op Duitschland; bescheiden over de Nederlanden werden slechts opgenomen, wanneer ze in eenige betrekking tot Duitsch-
1) Dr. Stephan Ehses, Nuntiaturberichte aus Deutschland, Erste Abteilung, zweite Halfte (Paderborn, 1899).



XII
INLEIDING.
land stonden. Van daar dat een groot aantal stukken in onzen bundel voorkomen, naar welke men tevergeefs bij Ehses zal zoeken.
De correspondentie van Frangipani is over twee depots verdeeld: de Vaticaansche archieven en het archief van de Biblioteca Nazionalete Napels. In het Vaticaan heeft men ze voor het tijdvak, dat ons hier bezig houdt, te zoeken onder: Nunziatura di Cohnia, 2 en 3. De verzameling aldaar is echter verre van volledig; zoo beginnen de brieven van Frangipani eerst met 3 December 1587, toen hij reeds vier maanden als nuntius te Keulen vertoefde. En ook later komt er nog menige gaping voor onder de op het Vaticaan bewaarde papieren. Gelukkig i» dit gebrek echter te herstellen met behulp van de correspondentie, welke te Napels berust. De briefwisseling van Frangipani, welke daar onder XEI, B, 9—26, wordt bewaard, is zelfs zóó volledig, dat zij als hoofdbron in aanmerking dient te komen. Tot eigen gebruik heeft de nuntius die verzameling, welke zijn beide nuntiaturen (Keulen, 1587—1596 en Brussel, 1596—1606) omvat, laten aanleggen; in achttien perkamenten banden vindt men daar de gansche correspondentie van Frangipani bijeen. Voor ons doel kwamen hier in aanmerking: XII, B, 9—12, brieven van en aan Frangipani, en bovendien: XII, B, 19—21, welke de oorspronkelijke brieven bevatten van het Staatssecretariaat aan den nuntius, terwijl in Rome alleen de minuten worden bewaard. Gelijk het Register van personen op den naam: Ottavio Frangipani, hierachter aangeeft, vindt men ze op blz. 313—416, voor zooverre het kerkelijke stukken betreft, opblz. 671—708, voor zooverre het stukken geldt van overwegend staatkundigen aard.
Het toezicht op deze uitgave werd namens de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën uitgeoefend door haar medelid prof. dr. P. J. Blok.
A. H. L. HENSEN.



I. KERKELIJKE STUKKEN.






I OPKOMST DER HERVORMING 1517—1559.
L 1521, MAART 13. — De pauselijke legaat Hieronymus Aleander gelast a. a. aan de bisschoppen van Luik en van Utrecht, de banbulle v) tegen Luther in hun bisdommen af te kondigen.
Revme. pater et Illme. domine commendatio.
Gedrukt bij Fredericq, Corpus documenlorum, V, n°. 750 v. — Vgl. ook Archivalia, I, n°. 778, noot 1.
2. 1521, APRIL 8. — Notarieele akte, waarbij wordt vastgesteld dat Mr. Henricus Euerinx een schrijven van den legaat Aleander en een afschrift der pauselijke banbnlle tegen Luther heeft overhandigd aan Mr. Gerardus van der Toorn, deken van SintPieter en vicaris-generaal van den tijdelijk afwezigen bisschop van Utrecht, Philips van Bourgondië.
Anno Domini millesimo quingentesimo vieesimo primo, indictione nona, die Lune, octava mensis Aprilis hora sexta vel quasi, post meridiem, pontificatus sanctissimi domini nostri domini Leonis pape decimi anno suo nono, coram venerabili et egregio viro domino et magistro Gerardo de Turri *), legum doctore, decano ecclesie sancti Petri Trajectensis ae vicario illustrissimi etreverendissimi in Christo domini, domini Philippi de Burgondia, Dei et apostolice Sedis gratia episcopi Trajectensis in temporalihus generali, inque mei notarii publici ac testium infrascriptorum presentia personaliter constitutis providus et honestus vir magister Henricus Kuerinx notarius publicus, habens et tenens in suis manibus quasdam litteras illustris domini et magistri Iheronimi Aleandri, canonici et cancellarii Leodiensis bibliothecarii sanctissimi domini nostri domini Leonis pape prefati ac nuntii et commissarii apostolici firmiter clausas ac signeto ejusdem ab extra, ut apparuit, munitas, ad prefatum dominum Philippum episcopum destinatas, una cum quodam libello copie bulle condempnationis, declarationis, correctionis, emendationis et enuclcationis certorum pretensorum et confectoruin articulorum, per quendam Martinum Lutherum, ut asseritur, editorum et confectorum, ac qnoddam mandatum ejusdem domini Jheronimi nuntii et commissarii apostolici. Quas quidem litteras cum libello et mandato antedicto domino et magistro Gerardo decano et vicario, propter prelibati reverendissimi domini nostri domini Philippi episcopi a civitate Trajectensi absentiam et ipsius in partibus Transyselanis existentiam, cum decenti honore presentavit, eidem contenta pretacti libelli intimavit,insinuavit,etnotificavit, ac ad
1) Exawge Domine, d.d. 15 Juni 1520. Ook de bulle Decet Romanum Ponlificem, van 3 Januari 1531, was tegen Luther gericht.
2) Gerard van der Toorn (Aanhangsel Kerke!. Oudh. 168).



4
Ipsins notitiam quantum melius potuit et debuit deduxit. Qui vero dominus et
magister Gerarduadecanus et vicarius hujusmodi litteras et libellum ad se recipiens,
dixit se content» hujusmodi libelli habere pro sufficienter insinuatis ac easdem
litteras et libellum quantocius ad dictum dominum nostrum episcopum trans-
mittere veile dixit. Act» fuerunt hec Trajecti in domo habitationis sepedicti
domini decani et vicarii, sita ibidem infra summitatem ecclesie sancti Petri
Trajectensis, tempore prenotato, presentibus ibidem honorabilibus et discretis
viris domino Johanne Geverdinck presbitero, capellano ejusdem domini decani
et vicarii, et magistro Gysberto Closse, notario publico, testibns ad premissa
requisitis. _ , . . .,
Dat. Stoop, notanus signavit *).
Op den rug: Notula insinuationis bulle condempnationis errorum Martini Lutheri apud Trajectnm inferius facte etc Archivalia I, n°. 778.
3. (1B21 na april). — Gerardus (van der Toorn) 2), vicaris-generaal in het bisdom Utrecht,' gelast aan zijne onderhoorige geestelijkheid de afkondiging en inachtneming der banbulle tegen Lnther.
Reinardus *) etc.
Arm. 64 Vol. 17 (.,Acta Wormatiensia") f. 57-57», gelijkt, afschrift z. d.; 58—59 volgt een gelijksoortige ook niet gedagteekende lastgeving. Gedr. Balan, Monum. reform. Luth., p. 148 n°. 59 (eigenmachtig iet deze boven het stuk: „Publicatio bullae contra Lutherum facta Trajecti", en dagteekent hij: 5 April). — Fredericq, Corpus, V, n». 751 (waar ook zonder bewijsgrond: 5 April).
4. 1621. juni 16. — Philips van Bourgondië, bisschop van Utrecht, verklaart de banbulle, het keizerkjk edict en Aleander's brief tegen Lnther ontvangen te hebben.
Philippus de Burgundia, Dei et apostolice Sedis gratia episcopus Trajectensis, notum facimus, quod Bernardinus de Bartolotis, clericus Bononiensis, Sanctissimi domini nostri pape familiaris, presentium lator, hodie nobis presentavit bullam apostolicam contra Martinum Lutherum, similiter et mandatum imperialem ac litteras Jeronimi Aleandri nuncii apostolici contra eundem Lutherum. Datum nostro sub signeto, anno Domini millesimo quingentesimo vicesimo primo, mensis Junii die sextadecima.
Arm. 64 vol. 17, f. 181 (oorspr. op papier, met op gedrukt zegel in witte was).
5. 1521, JULI 16. — Berichten van den pauselijken legaat Hieronymus Aleander aan den vicé-kanselier (kardinaal Julius de Medici) over den voortgang en de bestrijding van het Lutheranisme in de Noordelijke Nederlanden 8).
Archivalia I, n». 2084.
1) Notarieel teeken.
2) In het stuk staat „Reinardus". Hiermede is hoogst waarschijnlijk gemeend onze Gerardus van der Toorn, op wien ook het slot volkomen past: sub nostri vicariatus,em. De dagteekening moet wel bepaald worden in verband met het nevensgaande stuk. Er is overigens geen bepaalde aanwijzing in het stuk zelf, dat het voor het bisdom Utrecht bestemd was.
3) Over Aleander's werkzaamheid in de Nederlanden, zie P. Kalkoff, Die Anfange der Gegenreformation in der Nederlanden I—II (Halle 1903-1904) en Die Depeschen des Nuntius Aleander (Halle 1886).



5
6. 1523, MAART 14. — Adriaan VI verleent eenige voorrechten en aflaten voor de leden der Broederschap van het Allerh. Sacrament, die in de Sint-Janskerk te 's-Hertogenbosch gevestigd is
Adrianus etc. Ad perpetuam rei memoriam. Pastoris eterni, qui non vult mortem sed conversionem peccatoris, vices licet immeriti gerentes in terris, gregem Dominicum cure nostre commissum ad vitam lucis eterne quantum cum Deo possumus perducere studemus et juxta nobis creditum apostolice servitutis officium fideles singulos, quorum merita pro demeritis penitus sunt impia, ad sinceritatis devotionem et salutis opera exercendo per spiritualia munera frequenter excitamus ac propterea concessas indulgentias et remissiones interdum extendimus et ampliamus ac alias desuper potestatis nobis credite auctoritatem favorabiliter impertimur, ut exinde fideles Christi purificatis mentibus, finito hujusmodi vite exilio, felicitatis eterne premia facilius consequi mereantur. Dudum siquidem felicis recordationis Alexander papa YI predecessor noster omnibus et singulis utriusque sexus confratribus confraternitatis invocationis Gorporis Christi in ecclesia sancti Johannis Evangeliste oppidi Buscoducensis Romane ecclesie immediate subjecta Leodiensis diocesis institute pro tempore existentibus et infra limites dicte ecclesie, que etiam parrochialis existit, pro tempore habitantibus usqoe ad numerum trecentarum personarum dumtaxat, viro et uxore pro uno ex eis computatis, quinque altaria ad id per quemlibet eorum pro tempore eligenda sita in dicta ecclesia santi Johannis Evangeliste visitantibus et ante quodlibet eorem semel orationem Dominicam cum salutatione angelica devote recitantibus, singulis diebus et temporibus etiam Quadragesime, quibus ecclesie stationum Urbis visitantur, ut omnes et singulas indulgentias et peccatorum remissiones consequerentur, ac si ecclesias stationum Urbis et extra muros hujusmodi eisdem diebus et temporibus personaliter visitarent, per quasdam perpetuo concessit. Et deinde pie memorie Julius papa II etiam predecessor noster omnibus et singulis utriusque sexus Christi fidelibus, vere penitentibus et confessis, qui eandem ecclesiam sancti Johannis Evangeliste in Annuntationis et Assumptionis beate Made Virginis necnon ipsius sancti Johannis Evangeliste ac Dedecationis ejusdem ecclesie festivitatibus ac die Dominica proxima post festum sancti Johannis Baptiste a primis vesperis usque ad secundas vesperas festivitatum et diei earundem inclusive devote visitarent annuatim et ad illius conservationem, reparationem et manutentionem manus promptius adjutrices porrigerent, pro singulis festivitatibus et die hujusmodi, quibus id facerent, vigintiquinque annos et totidem quadragenas de injunctis eis penitentiis per alias suas perpetuo futuris temporibus duraturas literas relaxavit, prout in singulis litteris predictis plenius continetur. Nos igitur, cupientes, utdevotio confratrum et aliorum Christi fidelium predictorum ad dictam ecclesiam sancti Johannis Evangeliste, ad quam, sicut accepimus, dilectus filius Wilhelmus de Enkevoirt, electus Dertusensis, prelatus domesticus, datarius, scriptor et continuus commensalis noster, qui etiam archidiaconus Campinie in ecclesia Leodiensi et ipsius ecclesie sancti Johannis Evangeliste decanus ex dispensatione apostolica fore dignoscitur, singularem gerit devotionis affect um, ferventius in val escat et ani marum eorundem salutifructuosius consulatur ac Christi fideles ipsi ad ingrediendum
1) Over die broederschap: Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's-Hertogenbosch II, p. 59,



6
oonfrateraitatem hujusmodi peramplius inducantur, de omuipotentis Dei tuisericordia ae beatoruin- Petri et Pauli apostolorum ejus auctoritate confisi, concessionem ac cum omnibus et singulis in eis contentis clausulis Alexandri ad hoe, ut etiam omnes et singuli utriusque sexus Christi fideles etiam extra dictas civitates habitantes et undecumque existentes ac etiam predictum trecentaruui personarum excedentes et ad quemcumque alium numerum ascendentes, quoties eorum devotio id exegerit, in confratres dicte confraternitatis recipi et admitti ac omnes et singuli confraternitatis hujusmodi confratres dicte ecclesie parrochiani presentes et futuri diebus et temporibus Stationum hujusmodi duo aut tria altaria ex predictis altaribus visitantes predictas ac omnes et singulas alias indulgentias et peccatorum remissiones, quas consequerentur, si eisdem temporibus et diebus tam prefatas ecclesias dicte Urbis et extra illius muros quam etiam sancti Laurentii et alia sex principales Urbis et extra muros hujusmodi personaliter visitarent, consequantur, iu omnibus et per omnia, perinde ac si littere dicti Alexandri predecessoris quoad premissa omnia concesse fuissent, necnon indulgentiam vigintiquinque annorum et Julii predecessoris litteras hujusmodi ad hoe ut Christi fideles prefati dictam ecclesiam sancti Johannis Evangeliste non solum in supradictis in posterioribus litteris predictis expressis, sed etiam in sancte Catherine et sancte Barbare ac sancte Agathe festivitatibus ut prefertur visitantes et manus adjutrices ad premissa porrigentes, eandem indulgentiam vigintiquinque annorum consequantur, auctoritate apostolica tenore presentium extendimus et ampliamus. Et nichilominus singulis utriusque sexus confratribus confraternitatis hujusmodi dicte ecclesie parrochianis presentibus et futuris, ut confessorem, quem maluerint, secularem seu cujusvis Ordinis regularem, prefato Wilhelmo electo et pro tempore existenti decano et dilectis filiis capitulo dicte ecclesie sancti Johannis Evangeliste in omnibus subjectum, qui eos ab omnibus et singulis eorum excessibus, criminibus et delictis, videlicet Sedi apostolice reservatis, exceptis contentis in bulla in die Cene Domini legi consueta, semel in vita et quotiescumque mortis periculum imminebit seu imminere foruiidabitur, in aliis vero eidem Sedi non reservatis casibus, quoties opportunum fuerit, absolvere eisque pro premissis penitentiam salutarem indulgere necnon vota quecumque per eos tempore emissa, ultramarino, visitationis Liminum beatorum apostolorum Petri et Pauli ac sancti Jacobi in Compostella necnon castitatis et religionis votis dumtaxat exceptis, in alia pietatis opera commutare possint, eligere necnon Wilhelmo electo et pro tempore existenti decano et capitulo prefatis, tot confessores ydoneos seculares vel quorumvis et Mendicantium ordinum regulares, quot necessarii fuerint, a Pentecostes et Corporis Christi ac singularum ipsius beate Marie Virginis ac eorumde.m sancti Johannis Baptiste et sancti Johannis Evangeliste omniumque aliorum beatorum apostolorum festivitatum primis vesperis usque ad octavas singularium festivitatum earundem inclusive necnon a prima Dominica Adventus usque ad festum Epiphanie et a prima die Quadragesime usque ad octavas Resurrectionis Dominice similiter inclusive ac Dominica celebrationis processionis, in qua ymago ejusdem beate Marie Virginis per dictum oppidum Buscoducense deferri consuevit, necnon tribus ante et totidem post Dominicam hujusmodi diebus deputare ipsisque sic deputatis confessoribus, ut cum virgis albis ad instar confessorum basilice Principis apostolorum de Urbe ia eadem ecclesia sancti Johannis Evangeliste sedere ac omnes et singulos confratres et.



7
alios Christi fideles ad ecclesiam ipsam sancti Johannis Evangeliste devotionis causa confluentes, confessionibns eorum diligenter auditis, ab omnibus et singulis eorum peccatis, criminibns et delictis, etiam dicte Sedi reservatis, exceptis contentis in bulla in die Cene Domini legi cousueta, absolvere et eis pro commissis penitentiam salutarem injungere ac vota quecumque, Ultramarino, visitationis Liminum beatorum apostolorum Petri et Pauli de Urbe ac sancti Jacobi in Compostella necnon castitatis et religiouis votis predictis dumtaxat exceptis, in infrascriptum usum aut alia pietatis opera commutare necnon Christi fidelibus ipsis ad dictam ecclesiam sancti Johannis Evangeliste visitationis causa confiuentibus et pium denarium pro fulcimento, ornamento et aliarum rerum altari Corporis Christi sito necessariarum elargientibus, confessionibus eorum auditis, in casibus predictis etiam Sedi apostolice reservatis, exceptis contentis in dicta bulla in die Cene Domini legi cousueta, absolvi possint, auctoritate et tenore predictis etiam perpetuo concedimus et pariter indulgemus; decernentes omnes et singulas oblationes et elemosinas pro manutentione dicte confraternitatis pro tempore elargiendas in tres partes dividi et duas, prout decano et capitulo prefatis videbitur, tertiam vero partem hujus modi pro fabrica ipsius ecclesie sancti Johannis Evangeliste converti debere nullumque nisi provisores dicte confraternitatis pro tempore existentes de hujusmodi elemosinis sub excommunicationis late sententie pena, si contrafecerunt, eo ipso absque alia declaratione incurrenda et a qua ab alio quam a Romano Pontifice preterquam in mortis articulo absolvi non possunt, se intromittere quoquomodo posse, et tam singulas priores predictas quam presentes litteras sub quibusvis similium vel dissimilium indulgentiarum revocationibus et suspensionibus etiam in favorem dicte basilice et quaruncumque aliarum ecclesiarum ac Cruciate hactenus per nos et Sedem prefatam factis et imposterum faciendis minime comprehensas esse seu comprehendi debere, sed ab illis omnibus semper exceptas fuisse fore et esse. Quocirca dilectis filiis abbati monasterii sancte Gertrudis Lovaniensis dicte diocesis et sancti Pauli Leodiensis et sancti Petri Boxtellensis ejusdem diocesis ecclesiarum decanis etiam mandamus, quatenus ipsi vel duo aut unus eorum pro se vel alium seu alios easdem presentes litteras et in eis contenta quecumque, ubi et quando opus fuerit ac quoties pro parte Wilhelmi electi et pro tempore existentis decani et capituli et consulum predictorum seu alicuius eorum desuper fuerint requisiti, solempniter publicantes eisque in premissis efficacis defensionis presidio assistentes, faciant presentes litteras et in eis contenta hujusmodi firmiter observari ac singulos, quos eedem presentes concernunt, illis pacifice gaudere, non permittentes eos desuper per quoscumque quomodolibet indebite molestari, contradictores quoslibet et rebelles per censuras et penas ecclesiasticas appellatione postposita compescendo, ac legitimis super hiis habendis servatis processibus censuras et penas ipsas, quoties opus fuerit, aggravando, invocato etiam ad hoe, si opus fuerit, auxilio brachii secularis. Non obstantibus quibusvis apostolieis ac in provincialibus et sinodalibus conciliis editis generalibus vel specialibus constitutionibus et ordinationibus contrariis quibuscumque, aut si aliquibus communiter vel divisim ab eadem Sede indultum, quod interdici, suspendi vel excommunicari non possint per litteras apostolicas non facientes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto hujusmodi mentionem. Volumus autem, ne confratres predicti propter hujusmodi concessionem eligendi confessorem reddantur procliviores



8
ad illicita imposterum. committenda; quod si a siuceritate fidei unitaie Komaue ecclesie ac obedientia et devotione uostra et successorum nostrorum Romanorum pontificuin canonice intrantium destiterint aut ex confidentia ejusdem concessionis aliqua forsan commiserint, concessio hujusmodi et quo ad illas presentes littere eis nullatenus suffragentur. Nulli ergo etc. nostre extensionis, ampliationis, concessionis, indulti, decreti, mandati et voluutatis infringere etc.: Si quis etc.'. Datum Rome apud sanctum Petrum, anno Incarnationis Dominice millesimo quingentesimo vicesimo secundo, pridie Idus Martii, pontificatus nostri anno primo. Archivalia I, n°. 253.
7. 1523, JUNI 1. — Adriaan VI benoemt Frans van der Hulst 1) in de Nederlanden tot inquisiteur tegen het Lutheranisme.
Archivalia II, n°. 27. Gedrukt Fredericq, Corpus IV, n°. 136.
8. (1521 EINDE APRIL, ROME). — Instructie voor de pauselijke, naar den keizer bestemde legaten; zij begint met te waarschuwen, dat vooral de Nederlanden, ook de noordelijke („Phrysia, Zelandia, Hollandia") zijn aangetast door de pest der ketterij.
Gedrukt Fredericq, Corpus V, n°. 776.
9. 1524, AUGUSTUS 20. — Clemens VII antwoordt welwillend aan paltzgraaf Lodewijk, hertog van Beieren, over de bevestiging van zijn broeder Hendrik als bisschop van Utrecht en diens te behouden coadjutorschap van Worms.
Dilecto filio nobili viro Ludovico comiti Palatino, Bavariae duci, sacri Romani imperii principi electori. Dilecte fili salutem etc.
lam ex tuis et nonnullorum venerabilium fratrum episcoporum ac dilectorum filiorum nobilium virorum principum Germaniae litteris, quam sermone proouratorum dilecti filii Henrici fratris tui, ad ecclesiam Trajectensem electi, intelleximus postulata nobilitatis tuae super confirmatie ne electionis ipsius ac retentione coadjutoriae Yormatiensis •) et aliorum beneficiorum per nos expediendis; qnibus accessit ardens commendatio dilecti filii cardinalis Gampegii, legati nostri 3), et testimonium meritis vestris, ut sepe antea, perhibentis et addentis testimonio etiam preces suas. Quas apud nos, ut debemus, volumus valere quam plurimum. Nos igitur, cum procuratores ipsius electi pro diligentia et fide sua omnia apud nos particu lanter egerint, ipsis procuratoribus ad singula respondimus, prout ab eis ad dictum electum scribetur. Ex quibus sane ac re potius ipsa nobilitas tua poterit cognoscere, nostrum promptum animum promptamque in gratificando vobis, in quibuscumque poterimus, voluntatem quum eximia devotio erga catholicam fidem et hanc sanctam Sedem tuam
1) Reeds 23 April 1522 was hij door keizer Karei aangesteld tot inquisiteur in het hertogdom Brabant (zie Fredericq, Corpus IV, n°. 72).
2) Sinds 1523 was Hendrik van Beieren coadjutor — met recht van opvolging — van den hoogbejaarden bisschop van Worms, Reinhard von Nippur.
3) Lorenzo Campeggi was in 1524 als kardinaal legaat naar den rijksdag van Neurenberg afgevaardigd.



9
fatruuique tuoruin eximiam etiam dicte Sedis benerolentiam et gratitadinem promereatur. Datum Komae, die XX Augusti, 1524, anno primo.
Archivalia I, n». 518.
10. 1524, OCTOBER 3. — Margaretha van Oostenrijk verzoekt paus (Clemens VII) de verkiezing van Hendrik van Beieren tot bisschop van Utrecht te willen bevestigen en hem te vergunnen, dat hij tevens hulpbisschop van Worms blijve en zijn overige benificies behouden mag.
Beatissime in Christo pater et domine domine colendissime. Post pedum oscula beatorum.
Cum Venlis. D. 111. princeps D. Henricus comes Palatinus Reni, dux Bavariae, consanguineus noster charissimus, concordibus in capitulo suffragiis in Trajectensem episcopum vacaute sede sit electus, nosqueipsi propter generis splendorem, turn ob praeclaras suas vitutes, doctrinam et prudentiam quibus praeditus esse dinoscitur, ex corde bene velimus, adeo quod eundem non in hac modo, ad quam indubie non absque sancti Spiritus gratia, vocatus est, dignitate confirmari et conservari, sed majori etiam commodorum incremento affici et ex eo Trajectensi ecclesiae jam bello disturbatae bene consultum iri cupiamus, eoque vehemëntius desideremus et plane novimus, caesaream majestatem, cujus non parvi interest, qualis episcopatui illi in imis quasi Inferioris Burgundiae visceribus constituto praesit; prefatum electum tanquam gratissimum praecipuo favore prosequi atque eundem pro valido presidio afflictae Trajectensis ecclesiae stabiliri in votis babere, unde tranquillitas desideratumque Christiano populo ocium snbsequi poterit; et quia boe sine precipua Sanctitatis Y. benignitate gratia, favore et ope nee consequi licet nee effici] potest; nempe ipsa Trajectensis provincia per Geldriae ducem ita opprimitur, ut nonnulla castra et oppida ejusdem episcopatus vi occupaverit, detineat et per ea quasi omnes episcopales redditus sublevet nee in dies alia ad se trahere ac totam episcopalein substantiam perdere cesset; propter quod non videtur possibile dicto electo hujusmodi adversitates repellere posse, sine retentione coadjutorie Wormaciensis et caeterorum suorum beneflciornm. Nam si illis destitueretur, eveniret facile, quod ecclesia Trajectensis, suis viribus se ipsam tutari non potens, tota Geldriae ducis imperio subderetur. Intelleximus etiam, quod ipse electus potius episcopatum illum relinquere vellet quam sine aliorum beneficiorum retentione se tantis curis et molestiis submittere; quod si fieret, verendum esset, ne alius caesariae majestati non adeo gratus, fidelis ac devotus ejus loco praeficeretur, quod majestati suae in non parum detrimentum cederet. Quocirca non dubitavimus Beatitudini Y. nostris interpellare precibus, majorem in modum rogantes, quo et memoratoris et intercessionis nostrae intuitu dicto electo, nedum eleetionem hujusmodi rite et canonice factam confirmare et ratificare, sed etiam coadjutoriam Wormaciensem cum caeteris suis beneficiis reservare et retinere, ipsumque aliis quibusvis graciis et favoribus oportunis unice et gratiosius commendatum suscipere dignetur. In quo S.tas Y. non modo pro pastorali suo offieio innataque clementia Trajectenses oppressos ab injuria vindicabit, sed etiam ipsum electum et totam Palatinorum familiam digno sibi devinciet beneficio, quo etiam caescareae et catholicae majestati et nobis, non



10
secus quam si iu nos ipsos collatuin esset, admoduin gratificabitur, quod omni filiali offieio et deyotione compensare studebimus ergo eandem Sanctitatem V. Quam Deus Optimus Maxim. Ecclesiae suae gubernandae diutissime conservet incolnuiem. Ex Bruxella, die tercia Octobris, anno Domini MD.XXIIII. E. S. V.
Devotissima filia Margareta archiducessa Austriae, ducissa et comitissa Burgundiae et viduaSabaudiae et provinciarumlnferiorisBurgundiae guberuatrix.
Marguerite.
Archivalia I, n°. 2233.
11. (1524 OCTOBER). — Eccard (von Greifenklau), aartsbisschop van Trier, dringt bij paus (Clemens VII) erop aan, dat Hendrik van Beieren, gekozen bisschop van Utrecht, tevens zijn coadjutorschap van Worms en overige beneficies behouden moge, om aldus sterker te staan tegenover het veldwinnend Lutheranisme.
Beatissime pater domine clementissime. Post devota pednm oscula beatorum.
Et si antea, Beatissime pater, in favorem illustris principis domini Henrici electi sive postulati ecclesiae Trajectensis cum illustrissimo principe Ludovico Bavariae duce et comité Palatino Reni, principe electore caeterisque principibus electoribus et principibus ad sanctitatem vestram multis verbis perscripsissem confidenterque omnia ad vota scribentium successura sperassem, intelligo tarnen non nihil laboris, negotii et difficultatis, tot dignitates in unam pèrsonam conferri, Sanctitatem Vestram a plurimis super his sollicitari. Verum, Beatissime pater, si Sanctitas vestra solerter perpenderit, quantum tot potentissimis Germanie principibus vel annuere vel abnuere intersit, et hac potissimum tempestate, qua Lutherana factio in dies invalescit! Ubi enim pernitiosius grassatur quam in civitate Wormaciensi, adeo ut jam non rationibus, sed vi potius sit exscindenda? Et quis hoe commodius efficere poterit quam frater germanus, princeps elector, in cujns ditione Wormaciensi tanquam corona circumdati medii sunt constituti, et potissime id sit facturus, si in coadjutoria fratri per Sanctitatem Vestram gratificabitur. Per quem alium ecclesia Wormaciensis, jam dudum misère conflictata, quam per dominum electum seu postulatum Trajectensem melius relevabitur? Quid de ecclesia Trajectensi scribam, cujus res, bona, jura, castra et oppida ab duce Geldriae in dies diripentur, vastantur ac subditi hostilia quaeque et extrema paciuntur; quod decanus et capitulum ac quinque ecclesie Trajectenses altissime pensantes, quod nulla alia ratione (causante temporum malitia) difncultatibus et gravaminibus ecclesiae consuli possit quam ut vis vi retündatur et duci Geldriae, qui jam ferme tertiam et amplius partetn reddituum et proventuum memorate ecclesiae Trajectensis detinet et occupat, potenti principi, multis exercito bellis ac victoriis elato et superbienti, alius quispiam potens princeps opponeretur. Itaque praesentibus necessitatibus consulentes, illustrem priucipem, dominum Henricum e domo Bavariae eaque electoria omnium citra injuriam et extra controversiam Germanie vetustissima progenitum in eorum episcopum, depoposcerunt. Si nunc, Beatissime pater, relique ei dignitates per Sanctitatem Vestram adieuerentur, quomodo potenti principi et hosti .bona ecclesiae Trajec-



11
tensis detinenti e mauibus excutere poterit, quum neoesse habeat, si sua salteni recuperare velit, magnum alere exereitum et ingentem profundere thesaurum, ad quae bellis exbausta diocesis absque caeteris dignitatibus, minime suffectura videtur *) Quid, Beatissime pater, de ecclesia Wormaciensi et beresi Lutherana quasi alius quispiam melius dictam ecclesiam erroribus liberare et memoratam lieresim illic conncere possit quam dominus electus, qui et si semper exosissimam illam habuerit, tune vero maxime, quando graciis et beneficiis quasi provocatns et illectus habebit fratres principes necessitudine junctos et quos meruit, ut amici essent, in patrocinium advocabit. Quamobrem, Beatissime pater, dimissime rogo S. Vestra apud se, ut est diviue prope mentis et ingenii, perpendere velit, quae commoda, quae utilitates sacrosancte Romane utrisque Wormanciensi et Trajectensi ecclesiis hinc sint profectura, quot potentissimos Germanie principes devinciet, si illustris princeps electus Trajectensis simul coadjutor Wormanciensis designaretur, si praeterae dignitates» quae prius obtinebat, dispositioni electi dimitterentur, digneturque propterea petita baud gravate concedere et precibus meis gratiose annuere. Et profecto omnes rerum temporum et locorum articulos emisero, quo gratum me et magnum suscepisse beneficium deelarabo. Deüs optimus maximus Sanctitatem Vestram feliciter conservet. Datum Erembreitstein. Sanctitatis Vestrae deditissimus-
Ecchardus Dei et apostolice sedis gratia arebiepiscopus Treverensis etc.
Archivalia I, n». 2234.
12. 1524 (?) OCTOBER 26. — Theodorus Hezius aan den pauselijken secretaris Blosius: over de hem opgedragen taak, om het ergerlijk geschil tusschen Erasmus en de Leuvensche godgeleerden (Nicolaas) van Egmond en Vincentius (van Beverwijck) bij te leggen; tevens over de ketterij en de inquisitie in Holland *).
Archivalia I, n», 461 en II, n°. 261c.
13. 1524, DECEMBER 12. — Clemens VU vergunt na eenige aarzeling den elect (Hendrik van Beieren), dat hij voorloopig zes maanden het coadjutorschap van Worms mag behouden.
Electo Trajectensi, dilecte fili salutem etc.
Cum primum te electum ad Trajectensem ecclesiam intelleximus, et jucunde accepimus bunc nuncium, quod propter singularem quandam nostram erga domum tuam nobilissimam voluntatem omnis tuae amplificatio dignitatis vebementer nobis est grata, et illorum consilium laudavimus, qui cum ecclesia Trajectensis multis damnis atque incommodis affecta esse diceretur, ad illud potissimum eligendum te contulisseut, cujus virtus atque auctoritas ipsi ecclesiae magno posset esse adjumento. Itaque licenter eramus parati et electionem comprobare et omnia alia, quae obtineres, ecclesiastica beneficia tibi confiruiare, Sed cum tu, idem venerabilis frater episcopi Wormaciensis coadjutor cum successione esses per sedem apostolicam deputatus peteresque hujusmodi coadjutoriam
1) Karei van Gelre bezette nog steeds een groot deel van het Oversticht.
2) Zie de twee brieven van 21 April \525 hierachter. Fredericq, Corpus V, p. 427, vraagt daarom terecht, of hier niet beter te lezen is 1525..



12
posse per te retineri et ecclesia vacante, ad successionem te admitti, nos hoe loco aliquantum dubitavimus, ut essemus anxii, quid nobis esset faciendum. Ex una parte virtus tua amorque in te noster et familiae tuae dignitas, cui ut vere loquamur, plurimis de causis affecti et benivoli sumus, nos hortabantur, ut omnia tibi concederemus, quae tumet velles. Ex altera vero mores depravati horum temporum, haec nimia, quae exarsit, plus semper habendi cupiditas, quae in omni genere hominum turpis, in clericis vero et sacris personis non est ferenda, nobis erant impedimento, quominus tibi, ut cupiebamus, continuo gereremus morem. Cum enim nos ipsos intelligamus his miseris et afflictis temporibus ab omnipotente Deo in curam sui gregis vocatos, ut aliquam medelam et aliquod reniedium communi malo Christianae reipublicae afferamus, haec prima videbatur per nos malis moribus obstruenda via esse, ut in pluralitate cathedralium ecclesiarum rem paulatim ad sacrorum cauonum ordines et instituta revocaremus, neque duas aut plures-tales ecclesias obtinendi facultatem passim tribueremus. Hec erga causa et ratio nos aliquandiu tenuit dubios. Sed cum quotidie magis ecclesiarum istarum utrarumque Wormaciensis et Trajectensis necessitates ac incommoda nobiscum reputaremus, quorum altera in ipso incendio impietatis ac heresum multorum animis pravis et a recta fide rebellibus referta esset, altera maximis detrimentis et calamitatibus involuta, quarum utrique prudentiam et auctoritatem tuam et auxilio et levamento esse posse intelligebamus, cumque et virtus tua exiraia et familiae tuae splendor clarissimorumque iu ea nunc virorum et principum*maxime virtutes, eeque in defensione verae et antiquae fidei et in honore Christi ac hujus sanctae Sedis dignitate retinenda et semper alias et nunc precipue parate, ante oculos nobis obversarentur, pati non potuimus amplius moram ullam, vocatisque tuarum rerum et nogociorum actoribus, ostendimus illis, nos tibi cetera quidem omnia libere ac libenter, retentionem vero Wormaciensis coadjutoriae et successionem deinde in ea ad tempus sex mensium et preterea ad nostrum et Sedis apostolicae beneplacitum concessuros, ut sic et priorem deliberationem nostram quoad licitum esset conservaremus, et nichilominus satisfaceremus tibi, cui plurimum cupimus esse satisfactum. Quam decisionem nostram ut in eam partem accipias, in quam nos tibi damus, devotionem tuam magnopere hortamur. Non enim volumus te pertimescere brevitatem temporis, cum beneplacitum illud possit prorogari; neque existimare te et tua parum nobis esse cara. Imo hoe certutn et exploratum habeas volumus, nos de augendis semper, non de minuendis tuis honoribus et commodis cogitaturos, semperque hoe familiae tuae nobilissimae nobisque dilectissimae et probatissimae daturos, ut quaecumque in vos officia a nobis et sancta Sede hac proficiscantur, ea videantur potiu vestris preclaris virtutibus summoque amori nostro ac judicio erga vos data, quam ex communi consuetudine concessa. Quod cum faciemus, nou solum benevolentiae in vos nostrae, sed etiam Dei honori et ejus sanctae fidei saluti nos rem commodam et utilem facere arbitrabimur. Devotio tua ut nostro erga se amori pari et debita observantia respondeat, magnopere illam in Domino hortamur. Datum Romae etc., die XII Decembris MDXXIIII, anno secundo. Archivalia I, n». 530.
14. 1524, DECEMBER 13. — Clemens VIT machtigt den elect Hendrik (van Beieren), dat hij reeds nu van de geestelijkheid in het bisdom Utrecht een vrijwillige bede mag



13
heffen tot bestrijding der onkosten zijner bevestiging als bisschop, mits dé elect binnen zes maanden de zaak zijner bevestiging in orde brengt.
Dilecto filio Henrico electo Trajectensi Clemens papa VIT. Dilecte fili salutem etc.
Nobis nuper exponi fecisti, quod licet alias, postquam ecclesia Trajectensis tune certo modo pastoris solatio destituta, in episcopnm Trajectensem electus fneras, decretum tuae electionis nobis per procuratores tuos presentari feceris, tum ipsi procuratores negocium confirmationis ipsius electionis ob defectum pecunie pro expeditione negocii necessarii non fuerunt hactenus prosequuti, desideraresque pro negocii confirmationis electionis hujusmodi expeditione charitativum subsidium, quod electo et confirmato Trajectensi pro faciendis expensis confirmationis hujusmodi per clerum civitatis et diocesis Trajectensium dejure vel consuetudine seu alias post ejus confirmationem solvi consuevit, ex nunc tibi persolvi, cum fructus mense episcopalis Trajectensis propter dinturna bella, que fuerunt inter bone memorie Philippum episcopnm Trajectensem nuper defunctum et ducem Gelriae et alia gravia onera adeo exiles faeti sint, quod ex ipsius mense redditibus expensas in negocio confirmacionis electionis hujusmodi necessarias facere non valeas. Quare pro parte tua nobis fuit humiliter supplicatum, ut tibi in premissis oportune providere de benignitate apostolica dignaremnr. Nos itaque, ut negocium confirmationis electionis hujusmodi pro ipsius ecclesie utilitate, ne diutius pastore careat, celerius expediri valeat, hujusmodi supplicationibus inclinati, volumus et apostolica authoritate decernimus, quod prefati clerus charitativum subsidium, quod per eis electo et a Sede apostolica confirmato persolvi consuevit, ex nunc etiam ante confirmationem electionis de persona tua facte tibi persolvere teneantur, tibique, ut ex nunc illud ab eis exigere possis eosque ad illius integram solutionem per censuras ecclesiasticas et alia oportuna juris remedia, omni dilatione aut appellatione et exceptione vel excusatione cessantibus, quas etiam frivolas reputamus, cogere et compellere valeas, eadem auctoritate tenore presentium plenam et liberam licentiam et facultatem concedimus. Non obstantibus premissis ac apostolicis necnon provincialibus et synodalibus constitutionibus et ordinationibus, statutis quoque et consuetudinibus, etiam juramento, confirmatione apostolica aut pacto vel quavis firmitate alia roboratis, privilegiis quoque et indultis, eisdem clero quomodolibet concessis, ceterisque contrariis quibuscumque. Volumus autem, quod infra sex menses proxime futuros negocium confirmacionis electionis hujusmodi apud dictam Sedem per dictos procuratores tuos expediri omnino proeüres, etiam si subsidium predictnm infra dictum semestre integraliter exigere minime potuisses. Datum Romae apud sanctum Petrum sub anulo Piscatoris, die 13. Decembris 1524, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 521.
15. 1525, FEBRUARI 3. — Hertog Karei van Gelre verzoekt paus Clemens VII, den naburigen vorsten last en volmacht te geven tot een gestreng optreden tegen het Lutheranisme, ook ten opzichte van kerkelijke personen, die ermede behept zijn.
Op den rug het adres: Sanctissimo in Christo patri Clementi septimo, Pontifici Maximo.
Archivalia I, n° 2235.



14
16. 1B25, MAART 26. — Hertog Karei van Gelre verzoekt paus Clemens VII, dat Dr. Angnstinns Aggeus het eerst openvallende kanonikaat aan den TJtrechtschen Dom moge verkrijgen.
Post oscula pedum beatissimorum recornmendamus nos bumillime sanctitati vestre.
Beatissime pater. Felieis reeordationis Leo papa decimus predecessor S. V. providerat in favorem nostri quendam familiarem nostrum servitorem Augnstum Aggeum, artium et medieine doctorem, graciam accessus ad primo vacaturum beneficium et canonicatum in ecclesia Trajectensi, que nondum sortita est effectum et per mortem dicti felieis reeordationis Leonis decimi facta est invalida. Oum igitur persona sit idonea et eciam expensis suis gravibus bnllam desuper expedierit, rogamus, ut intuitu nostri gratiam predictam accessus ad primum vacaturos canonicatum et prebendam iu ecclesia Trajectensi reformare illi et in pristinum vigorem per breve apostolicum restituere. Erit illud Deo gratum, ut speramus, et acceptum, et nos vebementer ad gratitudinem et servitia obligabit per hoe S. V., quam Deus omnipotens prosperam et felicem ac in omni sanitate longevam conservet.
Ex opido nostro Hatthem, XXVI. Martii anno etc. XXV.
Ejusdem Sanctitatis Vestre obedientissimus filius Carolus dux Gelrie et Julie comesque Zutphanie etc. Archivalia I, n». 2236.
17. 1526, APRIL 21. — Clemens VII vermaant den kardinaal-bisschop van Luik, Erhard (van der Marck), krachtig op te treden tegen het Lutheranisme.
Dilecte in Christo fili noster etc.
Archivalia I, n°. 523. — Gedrukt Fredericq, Corpus V, n°. 778.
18. 1626, APRIL 21. — Clemens VH vermaant de landvoogdes Margaretha (van Oostenrijk), den kardinaal-bisschop van Luik Erhard (van der Marck), krachtig bij te staan in de bestrijding van het Lutheranisme.
Dominae Margaritae. Dilecta in Christo filia etc.
Archivalia I, n°. 522.— Gedrukt bij Fredericq, Corpus V, n°. 779.
19. 1525, APRIL 23. — Clemens VLT antwoordt aan hertog Karei van Gelre, dat hij den kardinaal-bisschop van Luik heeft gemachtigd tot een krachtig optreden tegenover het Lutheranisme.
Archivalia I, n°. 524. — Gedrukt Fredericq, Corpus IV, n°. 275.
20. 1626, MEI 16. — Margaretha van Oostenrijk antwoordt aan paus Clemens VII op diens Breve, waarbij zij werd aangespoord tot een krachtig optreden tegen het Lutheranisme in Holland.
Op den rug: Sanctissimo domino nostro.
Archivalia I, n°. 2237. — Gedrukt: Fredericq, Corpus IV, n°. 288.



15
21. 1526, JUNI 13. — De Pater Generaal der Dominicanen (magister Franciscus Sylvester van Ferrara) benoemt Mr. Sebastiaan Albi, Dominicaan te Brugge, tot inquisiteur in het bisdom Doornik ').
XIII Junii Romae.
Magister Sébastianus Albi couventus Brugensis instituitar inquisitor hereticae pravitatis iu civitate et diocesi Tornacensi, cum omnibus gratiis et privilegiis, honoribus pariter et oneribus et authoritate, tam a Snmmis Pontificibus quam ab imperatoria majestate hujusmodi inquisitoribus pleuo jure consueta concedi.
Generaal-archief der Dominicaner-orde, register der brieven van den Pater Generaal IV, 20, f. 191T.
22. 1525, JULI 8. — De Pater Generaal der Dominicanen benoemt eenige inquisiteurs in de verschillende Nederlandsche bisdommen, en wel in het bisdom Utrecht fr. Vincentius van Haarlem.
VIII Julii, Romae.
Magister Petrus de Novimagio instituitur hereticae pravitatis inquisitor in illis partibus diocesis Goloniensis, ubi provineia Germaniae Inferioris habet couventus; et fr. Vincentius de Herlem in diocesi Trajectensi; et Joannes Bancel (?) in diocesi Leodiensi; etAntonius de Ciniiterio in diocesi Cameracensi; fr. Joannes Frelin in diocesi Tornacensi; fr. Pascasius Beaumpay in diocesi Morinensi; Robertus de Bonomonte in diocesi Atrebatensi, auctoritate apostolica cum auctoritatibus et indultis, tam a Pontificibus Summis datis quam ab imperatoria majestate, sine prejudicio tarnen alicujus inquisitoris vel inquisitorum, in aliqua prenominatarum diocesum ab ordinario aut apostolica Sede institntorum, in officio prefate inquisitionis ad presens emitentis vel emitentium, ad cujus vel quorum auctoritatem et officium habebitur respectus et reverentia. Et conceditur, quatenus habeatur plenaria fides litteris Rev. P. magistri Andreae Ugonis 2) provincialis, in quibus hae litterae erunt iusertae, cum sigillo officii sui munitis; et parecant precepto ejusdem Rev. provincialis super inquisitionibus prefatis, nomine Rev. Generalis facto.
Generaal-archief der Dominicaner-Orde. Register der brieven van den Pater Generaal IV, 20, f. 192».
28. 1626, JULI 11. — a. De pater Generaal der Dominicanen vermaant het nabijzijnd kapittel der Nederlandsche provincie te willen bijdragen voor de reiskosten der paters, die op pauselijke lastgeving, bij gelegenheid van het jubilé in Sint Pieter hebben biecht gehoord.
VIII Julii Romae.
Rev. deffinitoribus ac ceteris patribus congregandis in futuro capitulo provinciale dictae provinciae (Germaniae Inferioris) intimatur, ne mirentur, si Rev. provincialis expensas pecierit a provineia pro fratribus evocatis ad Urbem
1) Waaronder toen ook een gedeelte van Zeeuwsch-Vlaanderen behoorde.
2) Andreas Hugo van Delft, tot het klooster van den Haag behoorend, op de kapittelvergadering van de Provincie Germania Inferior te Leuven in 1524 tot provinciaal verkozen. De Jonghe, Belgium Dominicanum, p. 16.



16
hoe anno pro audientia confessionum tempore Jubilei Sml. D. N. nostri papae in enndo et redeundo ab Urbe in provinciaal, quia non potuit aüquod obtineri pro expensis ipsis ab officialibus papae, propter tenues elemosinas habitas ex indulgentia Jubilei, propter modicum coneursum populi ob Lutheranos et bella imminentia.
6. Dezelfde geeft verlof aan fr. Jacobus van Bloemendaal en fr. Dirk Diemer, die in Sint Pieter biecht hebben gehoord tijdens het jnbeljaar, om terug te gaan.
XI Julii.
Fratres Jacobus de Blomendaell et Theodoricus Dymer; lectoribus conventuum Hagensis et Novimagensis, coneeditur bona venia, quatenus possunt reverti ad provinciam suam, qui missi fuerant a provineia sua pro audiendis confessionibns Romae in S. Petro causa Jubilei ex mandato Smi. D. N. papae; et intimatur omnibus, quatenus non sunt excommunicati nee irretiti aliqua censura; et commendatur omnibus, ad quos illos destinari contigerit etc. Generaal-archief der Dominicaner-orde IV, 20, f. 192V
24. 1525, NOVEMBER 4. — Hertog Karei van Gelre antwoordt aan Paus Clemens VII, om zijn goed recht te verdedigen tegenover Johan Ingenwinckel'), proost van Deventer, en om zich te zuiveren van den blaam van Lutheranisme, die naar aanleiding van dit proces ten onrechte op hem is geworpen.
Post beatissimorum pedum oscula devotissime exhibita humillime recommendamus nos Sanctitati Vestre. Beatissime pater.
Breve S. V. scriptum pro venerabili viro Iohanne Inghen Winckel, preposito Daventriensi, et datum Rome XIIII. Septembris, cum ea qua potuimus reverentia accepimus XXIX. Octobris, intelleximusque, agnoscentes in eo S. V. voluntatem, qua cupit boni pastoris vero ac justo fungi officio, quod nos quoque cum ea qua possumus devotione et humilitate imploramus et obsecramus, ut huic nostro responso et hiis litteris legendis et audiendis adhibeat non minus quam eorum informationibus et persuasionibus, qui Breve istud impetrarunt. Nos enim neque dicto preposito nobis alioquin charissimo (et cujus operam in negotiis nostris fidelissimam quandoque experti snmus) neque cuique homini, precipue ecclesiasticis et religiosis personis, injuriam quamcumque inferre unquam cogitavimns; actionem vero justam nos suscepisse non dubitamus ad quedam bona patrimonii et dominii nostri recuperanda, que ipse ac predecessores sui, prepositi Daventrienses, muitos ante annos nullo juris recti titulo occuparunt. Plurima enim ducatuum ac dominiorum nostrorum bona distracta, alienata et iniquissime proh dolor fuerunt occupata, cum avus noster dux Arnoldus, decimum quartum etatis annum vix agens, dominari inciperet et consiliariorum suorum vel negligentia vel perfidia multa non satis diligenter curaret. Moxque genitor noster dux Adolphus captus et vita defunctus est, ipseque ego puer tum quinquennis cum sorore septenni statim captus et hereditate mea paterna spoliatus sum ac sic viginti omnino annos in exilio simul et in captivitate cum transigerem,
1) Over dezen Duitschen prelaat, die reeds het Tertrouwen van Adriaan VI had bezeten, Pattor IVa, 57. Zie ook: HoogeweriT, Beseheiden III, p. 551.



17
dominia ac bona ditionis nostre omnia subjecta fuerunt potestati iuimicorum nostrorum, qui ea distrahere, divendere, alieuare et occupare iniquissimis modis non sunt veriti, atque ita testimonia litterarum seu codicillorum plurima interim vel perierunt vel in manibus bostium aut occupantium retenta fuerunt, ut difficillimum sit invenire a quibus plurima dominiorum nostrorum bona occupentur Ineipimus tarnen nunc in dies plura ac plura invenire; ad hoe enim omnem animum nostrum convertimus, instigante non dubie optimo justissimoque Deo, ne iniqui illi occupatores animas suas in perpetuam damnationem amplius precipitent. Cum igitur hec, de quibus nobis cum preposito Daventriensi controversia est, hujusmodi esse clarissime invenimus, ut justissimo hereditatis titulo ad patrimonium ac dominium nostrum legitime sunt spectantia, ergo jure, legibus, consuetudine et privilegiis nobis et ditioni nostre concessis et consuetis agimus et utimur ad ea recuperanda, nullam vim intentantes. Prescriptionem sane possessionis, quam presumere videtur, nullam, ducimus, utpote que plurirais bellorum et infinitis pene tumultibus et turbationibus interrupta semper fuerit, et occupator talis ac tali tempore nullo licet longissimo annorum circuitu prescribere poterit et male fidei possesor nullo tempore prescribit, neque possessio recte vocari poterit, sed occupatio. Ecclesiastica quoque dici non possunt ea bona, que nunquam ecclesia possedit sed, ut diximus, occupavit. Quot et tante nobis facte sunt injurie, Beatissime pater, in patrimonio ac dominio nostro distrahendo, alienando et occupando, ut neque scribi neque dici facile possit. Id scilicet quod felieis reeordationis Leoni decimo predecessori S. Y. quam potuimus clare et ad plenum per oratores nóstros maxima cum querela declarari jamdudum fecimus. Que si S. Y. audivisset ac intellexisset, non dubitamus talia nobis brevia scripturam et missuram non fuisse. Yehementissimo namque dolore nos afficit, quod in breve S. Y. legimus hec verba: „Sapiunt enim premissa illa pestiferam et damnatam heresim Lutberanam" etc. Sed tarnen haud falso suspicamur, ex quorum relatu et informatione talia scripserit S. V- Prepositus enim Daventriensis nuntium juratum drossati nostri litteras illi tradentem primo statim verbo interrogavit (quod minime de eo sperassemus), num et nos quoque Lutberani essemus. Quod nos verbum revocantes in animum maxima cum querela ad hujus sacrosancte Sedis vestre apostolice auctoritatem deferimus et deponimus, Ohristum Deum invocantes testem, injuriam maximam verbo illo et imprudenti et impio nobis factam. Certe si Lutheranum videbatur esse patrimonium distractum recolligere, alienatum et occupatum recuperare, secundum leges, jura, privilegia et consuetudines patrie, quanto magis Lutheranum erit, si prelati ecclesie Ghristiane aliorum patrimonia contra leges, jura, consuetudines et privilegia patrie occupare et retinere non verentur? Subivimus sepe pro patrimonio nostro vel recuperando vel defendendo vi atque armis maxima pericula; in quibus si nos succumbere et mori contigisset, nicbil minus nobis quam Christi martiribus felicitatem in regno celorum pro ea morte debitum et datum fuisse conscientia secura et Christianissimo firmiter animo credimus. Et quomodo Lutheranum erit, id est hereticum, perdere potens ammam non vi nee armis (quod facile in hiis possemus exemplo multorum principum Christianissimorum) sed modeste legibus, jure, privilegiis et consuetudine patrie idem agere? Humillime igitur et cum ea qua possumus devotione obsecramus, -ut S- V. nos nostrosque officiales liberare dignetur suspitione heresis tam impie, quam totis viribus persequimur et exstipare conamur, quod scilicet toti fere
2



18
Germanie notissimum est et Deo omnipotenti teste et adjutore ad hoe utimur, jamque reiteratis vicibus verissime signifieavimus S. V., quam etiam similiter devotissime obseeramus, ut non sinatimpedimentum nobis aliquid aut gravamen ex sinistra et iniqna adversarii persuasione in patrimonio nostro justis modis recuperando fieri. Nos enim coram judice competenti secnndam leges, jura, privilegia et consuetadinem patrie agimus, injuriam nulli inferentes. Id quod cum nunc ex hoe nostro responso et hiis litteris clarissime intelligere poterit S. V., non dubitamns eamdem faciles ac benignas aures adhibituram nostris istis justissimis ac humilissimis precibus.
Reeommandamus devotissime et in ceteris omuibus offerimus, ut vere Ohristianum et obedientissimum filium decet, nos nostraque omnia S. V., quam Christus Dominus in omni felicitate salvam et incolumem et Ecclesie sue sancte quam maxime longevam conservet. Ex oppido nostro Arnhem, quartaNovembris, nostro sub secreto, anno Domini supra millesimo quingentesimo vicesimo quinto.
Eiusdem S. Vestre , .
obedientissimus films
Carolus dux Gelrie ac Julie comesque Zutphanie Caeolus.
Beatissimo in Christo patri et domino domino Clementi divina providentia papa septimo domino nostro Sanctissimo.
Archivalia I, n°. 2238. — Zeer onvolledig en onnauwkeurig gedrukt b\j Fredericq, Corpus, V, n°. 432, naar een afschrift in een register op het Rijksarchief te Arnhem.
25. 1526 JANUARI 9. — Paus Clemens VII antwoordt aan hertog Karei van Gelre, dat hem allerminst de blaam van Lutheranisme treft, en vermaant hem de kerkelijke rechten te eerbiedigen in zijn proces met Johannes Ingenwinckel.
Doei Geldriae. Dilecte fili salutem etc.
Legimus summa cum cura et attentione animi Tuae Nobilitatis litteras, datas quarta die Novembris, plenas prudentiae et erga summum Deum pietaüs, in nos ipsos autem observantiae et amoris, quas habuissemus, incudissimas Habendae enim ita sunt, velut pie humaniterque scriptae vel ab eo principe proficiscentes, cui nos et in opinione ipsius virtutis multum et in nostra benevolentia plurimum tribuimus. Sed eam, quam ex illarum lectione recipiebamus voluptatem, illa molestia aliquantum perturbavit, quod te yehementi dolore affectum ex quibusdam in litteris nostris positis verbis significabatur. Quibus scilicet sapere acta illa, quae adversus dilectum filium Jo. Ingenwinkel, notariom et referendarium nostrum, per officialem tuum sive alio nomine drossatum intentata erant, pestiferam et dainnatam heresim Lutheranam diximus. Illa enim verba cum Nobilitas Tua accipit tanquam contra se dicta atque ex bis gravi dolore se affectam esse scribit, non minus nobis injicit molestiae quam ipsa accipit doloris. Nunquam enim a nobis illa in eum sensum scripta sunt; neque est nostrum, nos qui etiam cum apertis et profligatis hereticis mansuete et clementer agere studemus, eum ducem et principem in tam sinistram suspitionem vocare, cujus constantiam et religionem magno scimus fuisse



10
Christianae fidei ad versus eosdem hereticos adjumento; sed cum illam actionem propriam drossati tui fuisse existimaremus, quamquam ea iu beneficium et commodum forsitan rerum tuarum tenderet, tarnen, ut saepe soliti sunt, qqi principum suorum res curant, quo illorum gratiam et benevolentiam melius aucupentur, ea agere et persequi, quae dominorum utilitatem potius spectent quam honestatem, et illum taxavimus et morem illum sic contra ecclesiasiicas personas procedendi alienum a vera religione et cultu Catholicae integritatis voluimus significare. De te ipso autem, fili dilecte, nunquam nisi praeclare et houorifice judicavimus; nam ut te etiam coguovisse ex aliis superioribus litteris nostris eredimus, quicquid in bono et justo et religioso principe requiri potest, quod et laudem sibi conciliet et amorem, id in te cumulate situm esse et statuimus antea semper et nunc in eadem sententia atque opinione sumus. Hujus nos animi erga te esse et aliquot a nobis ad te scriptae litterae et sermones nostri declarant; in quibus ubi mentio incidit de te, ita sumus amanter, honorificeque locuti, ut non solum apud animum nostrum, sed etiam apud plurimos et graves et praestantes viros Tua Nobilitas majus ferat optimi principis nomen, quam fortassis ipsa suspicari possit. Quare hac te cura omnino liberum esse volumus, nos quicquam sentire de te, quod sit tuis praestantibus virtuiibus et Ohristiana, quam colis, pietate indignum. In eo solum decepti fuimus, quod credidimus in illa actione contra ecclesiasticam personam et eam personam, quae multa dignitate praedita, quae tibi deditissima, quae nobis summe grata et perfamiliaris est, drossatum tuum temeritate potius sua quam tuo mandato aut consilio processisse. Hoe tu nunc per litteras nobis significas, te et voluisse et ordinasse, rationes quae affers, quamobrem id tibi licitum sit; quae quidem rationes ita prudenter et accurate scriptae sunt, ut cuivis videantur posse persuadere, te justissimo dolore commotum ad recuperaudas res tuas intendere. Neque nos dubitamus, quin tu optime animo duearis, neque de re ipsa controversiam tibi facimus; sit enim boe judicium veritatis, non nostrum. De modo quidem certe, fili dilecte, non possumus, si rite vices Christi gerimus, cum Nobilitate Tua consentire. Atque ut possemus! Cerneres enim quantum tua causa veile simus semper parati, sed illam tuam animi aequitatem et prudentiam nunc ab ste poscimus, ut eam nobis benigne et clementer exhibeas, patiarisque nos, in quorum humeris haec omnis machina recumbit, res ecclesiasticas optimo jure defendere. Nos enim arbitramur ad gravem et probum et justum principem pertinere, non confundere jurisdictiones et tribunalia non permiscere, quae sunt sanctae Ecclesiae a seculo disjuncta. Quomodo autem non permisceretur, si res, quarum vel possessio, vel detentio apud Ecclesiam est, coram saeculari judice repetuntur. At consuetudines et privilegia patriae vestrae ita jubent et sinunt. Si a secularibus principibus facta et concessa, aeque culpa fuit in illis statuendis ac vitium est in exercendis; neutrobi quidem justitia et aequitas est. Si vero ab ecclesiastica auctoritate et Summis Pontificibus nobis tradita, haberet aliquam rationem ista actio. Sed haec facultas proferenda et praetendenda prius fuit; quae si nulla est, quis intelligat gravius füisse peccatum in ejusmodi legibus et privilegiis patriae statuendis, quam in talibus sit actionibns contra ecclesiasticas res et personas intentandis ? Nam una aut altera simili actione aliquis sacerdos fortasse et aliqua ecclesia violatur, illis vero legibus et privilegiis universum jus et tota libertas Ecclesiae violata est. Cnjus certe tu pro tua eximia pietate et in Deum re veren tia imprimis tutator



20
et conservator esse debes, bis praesertim temporibus, in quibus omne exemplum hujusmodi a tali principe animos et furorem accendere facile possit impiorum et hereticorum, nt vehementius in suo scelere permaneant, qui ad hoe unum contendunt, ut subversa auctoritate ecclesiastica principatus deinde et nobilitates hoe subsidio nudatas facilius possint evertere. Ac, ut res ipsa et exemplo nocens et ex se omni divino hutnanoque jure est injusta, cogere clericos secularis judicii subire potestate, sic nos, qui Nobilitati Tuae ex animo favemus amamusque, ipsius honorem et dignitatem non minus quam commodum et utilitatem, non jam summo jure, sed paterno affectu et monitu tecum agentes eandem Tuam in Domino hortamur Nobilitatem, ut ponat sibi ante oculos officium boni principis, qualem te esse nos certi sumus. Primum enim, quo quis major et praestantior est princeps, hoe justitiae et aequitatis est tenacior; haec enim vera principum dignitas etvera magnitudo estjustitia, quam frangere et confundere cujusque homiuis est etiam intimi; est enim cujusque posse facere injuriam, defendere autem et tutari solius principis. Proprium enim munus et propria cura bonorum principum est tutela justitiae. Deinde etiam si illo modo liceret tibi procedere adversus ecclesiasticas personas, turn quoniam res tua est, et tuum commodum, ne videreres nimium cupiditate duci et utilitati tuae studere, et ut praeberes exemplum et imaginem justissimi et constantissimi principis, esset in te decorum et spectabile agere placatius, et minore animi conatu in tua re contendere, quam in aliena faceres. Habet enim gravitatem et celsitudinem animi hujusmodi aequitas et temperantia; quae ita a cupiditate remota est, ut appareat eum, qui ceteris hominibus imperet, suis imprimis affectibus, et popularibus istis animi passionibus imperare. Nee nos dubitamus. quod patri avoque tuo illustribus viris ac tibi etiam in prima aetate accidit, ut ejecti a patria et statu vestro aliquamdiu exules essetis, id divino consilio factum fuisse, non ob vitia aliqua (longe enim domus tua ab omni culpa abfuit et in omni potius egregia virtute versata est), sed ut te ad pristinas opes restituendo constitueret principem Deus, qui bonis malisque rebus edoctus, sciret potestatem ejus vereri et agnoscere, qui solus est Dominus; atque hac instructus scientia, quod suum est unicuique tribueret. Quod beneficium summi Dei in te pervenisse, ut de praeteritis vestris incommodis dolemus, sic statu et incolumitate et laude Tuae Nobilitatis letamur, illamque admonemus, ut honorem istum et principatus dignitatem justitia semper et religione, sicut quidem facere parata est, stabiliat et exornet. Illud nos nolumus expostulare tecum, quod in TJrbe et curia nostra, pene in oculis et conspectu nostro, tui drossati et officialis nuncius hominem nobis et opera et fide et familiaritate adjunctum ausns est citare et a latere nostro quodammodo veile divellere. Non enim possumus credere hanc indignitatem et contemptum nominis nostri ex consensu tuo processisse. Sed hoe volumus scribere ad te imprimis pertinere nos colere et observare tui amantissimos et Summi Pontificis auctoritatem illam tueri, quae tibi et rebus tuis aliquando poterit esse proficua. Nam quod ipse Joannes aliquid indignum contra te et honorem tuum dixerit, sicut ipse conquereris et injuriam in eo tibi factam vehementer doles, non novimus, illum ita imprudentem esse, qui est et prudens et tibi deditissimus. Neque est semper tini credendum qui forte maligne referre velit. Sed cum res ista nobis esset curae et audiremus aliquos viros graves in eo facto citationis intervenisse, mandavimus venerabili fratri



21
episcopo Carpentoratensi secretario nostro 1), ut legitime inquireret, quid dictum factumve fuisset, et quod esset veritatis repertum ad te mitteret. Cui inquisitioni et veritati, ut potius quam nuncio illi credas ae in rebus omnibus aequitatem boni principis conserves, magnopere Tuam Nobilitatem adhortamur. Quam quod ad recuperationem suarum rerum tendat, etiam laudamus, idque fieri debere suademus, sed bono medio, sine offensione jurium et canonum, cum possit eadem causa coram ecclesiastico judice aut arbitris hinc inde electis decidi et terminari, in qua re promittimus nos nee amore nee justitia ullo unquam tempore Nobilitati Tuae defuturos. Datum etc. die 9. Januarii 1526, anno tertio.
Archivalia I, n°. 527.
26. 1528. december 23. — Clemens VU vermaant Karei V 2), de overdracht van het wereldlijk gebied van het bisdom Utrecht, waarin de paus een groot gevaar ziet ook voor de verbreiding van het Lutheranisme, volgens recht en billijkheid in te trekken 8).
Archivalia I, n°. 532. — Gedr. Bijdragen voor Vaderl. Gesch. en Oudheidk., VII (1910), blz. 338.
27. 1528, december 23. — Clemens VU draagt den Spaanschen nuntius (Baldassar Castiglione) op, volgens bovenstaanden brief aan Karei V, mede te werken tot herstel der overdracht van het wereldlijk gebied van het bisdom Utrecht.
Archivalia I, n°. 531. — Gedr. Bijdragen Vaderl. Getch. en Oudheidk., t. a., p. blz. 340.
28. 1529, augustus 20. — Clemens VII bevestigt de overdracht van het wereldlijk gebied van het bisdom Utrecht aan Karei V en diens opvolgers.
Clemens etc Ad perpetuam rei memoriam.
Romanus pontifex, ad quem sicut omnium rerum spiritualium cura pertinet, ita bona quoque temporalia ad quascumque ecclesias spectantia ipsius sunt dispositionis, pro pastorali officio sibi demandato ea assidue agit et meditatur, per que ecclesie ipse tam cathedrales quam collegiate et illarum episcopi et prelati quiete, tranquille ac pacifice vivere possint. Et si quando contigit episcopos et prelatos ipsos a suis sedibus et ecclesiis violenter ejici et extrudi et propterea ad secularium principum opem implorandam confugere, ipsorumque sumptibus, viribus et eopiis in pristinas sedes rursus reponi, et restitui ac per eos in tautorum bonorum remunerationem bona ipsa temporalia et secularem eorum jurisdictionem eisdem principibus liberatoribus concedi et in eos transferri, pontifex ipse tales concessiones et translationes auctoritate
1) Giacomo Sadoleto, beroemd humanist, maar tevens een man van streng kerkelijke beginselen.
2) Diens antwoord aan den paus; uit Saragossa d.d. 19 April 1529, wordt vermeld door Th. Bussemaker, Verslag (1905), p. 88; maar vruchteloos heb ik getracht daarvan afschrift te krijgen.
3) De gronden voor deze opvatting zijn nader ontwikkeld in de protestrede; waarschijnlijk door Albertus Pighius, omstreeks October 1530 tot den paus gehouden. Zie Bijdragen Vaderl. Gesch. en Oudheidk. (1899), blz. 125—155.



22
apostolica approbare et confirmare ac de novo concedere consuevit, ut eo scilieet pastori et ipsarum ecclesiarum incolumitati consulatur, et earum episcopi et prelati in quiete, tranquillitate et securitate constituantur, pront id in Domino conspicit salnbriter expedire. Sane licet a longe retroactis temporibus ad omnes episcopos Trajectenses, qui pro tempore fuerunt, dominium tam spirituale quam seculare ecclesie Trajectensis, ac plurium oppidorum, locorum et castrorum tam in agro Trajectensi, quam in partibus superioribus patrie Transisalanensis consistentium plenissimojure pertinuerit,nicbilomanusdilectusfllius nobilisvir Carolus dux Geldrie preterjus et fas primo bone memorie Fredericum marchionem Badensem olim episcopum Trajectensem quondam ex ipsius oppidis man'u armata ac militari spoliavit, illudque violenter occupavit, ad quod rursus vindicandum idem Fredericus episcopus ingentes expensas iunumeresque labores subire coactus fuit; et deinde idem Carolus dux similis memorie Philippum de Burgundia et episcopum Trajectensem pluribus ex eisdem castris et oppidis vi et armis spoliavit sibique injuste usurpavit, pro quibus recuperandis licet magni sumptus a prenominatis episcopis facti pecunieque ingentes erogate fuerunt, tarnen ea loca sic occupata in manibus et potestate ipsius ducis Caroli permanserunt usque ad tempus, quo dilectus filius Henricus comes Palatinus et dux Bavarie in episcopum Trajectensem electus et electio hujusmodi apostolica auctoritate forsan confirmata exstitit Qui quidem Henricus electus animadvertens, quot damna et incommoda.predecessores sui episcopi Trajectenses subierant, ut ea quoque pacto resarciret ac paci, quieti securitatique sue ac subditorum suorum consuleret, talem concordiam opera et interventu venerabilis fratris nostri archiepiscopi Trevirensis cum eodem Carolo duce iuierat, ut ipse Henricus electus ei summam quinquaginta milium florenorum enumeraret et quorundam castrorum occupatorum usumfructum ad ejus vitam dimitteret, que quidem castra eo defuncto rursus ad ecclesiam redirent, sed ea lege, ut si proles legitima ex eo superesset, illi proli dumtaxat quinquaginta milia florenorum persolverentur, cetera vero castra sic occupata ex tune eidem Henrico electo restitui deberent, prout mox etiam restituta fuerunt. Et quamvis dictus Henricus electus ea concordia sic stabilita omnino speraret se deinceps summa in pace et tranquillite una cum subditis suis permansurum, nichilominus ipse Carolus dux oblata occasione quod idem Henricus electus interim populari seditione fuerat repulsus, immemor federis et concordie, hujusmodi castra et oppida patrie Transisalanensis invadere eaque obsidione premere veritus non fuit. Et cum x) castrorum et oppidorum predictorum consules et prefecti ad opem et auxilium implorandum ad ipsum Henricum electum confugissent et ille, utpote ex sua civitate ejectus opibusque exutus, minime opitulari potuisset, quod reliquum fuit eis per litteras suas, ut a capitaneis charissimi in Christo filii nostri Caroli Romani regis Catholici in imperatorem electi, qui Frisie preerat, auxilium exposcerant, concessiset, et ipsum Carolum regem, qui etiam dux BrabantieaccomesFlandrieetHollandieexist.it, in dominum recognoscerent licentiam dedisset, absolvendo eos ab homagio sibi prestito ac juramento fidelitatis eis relaxando, ac dicti consules et ad hec deputati litterarum earundem vigore post quedam capitula, cum ipsius Caroli regis ministris confecta, inter cetera continentia, ut dictus Carolus rex quam primum exercitum instruere et bellum ipsi Carolo duci inferre deberet, se ipsi Carolo regi
1) Hs.: tam.



23
dederunt ac homagium et juramentum fidelitatis ejas tune procuratori prestiterunt. Et cum interim populus Trajectensis de electo restituendo et, si eis venia daretur, rursus in civitatem revocando pertractassent, dux ipse dolo et fraude quorundam seditiosorum allectus civitatem Trajectensem clandestine occupavit eamque hostiliter diripuit et, ut scelus sceleri adjungeret, ecclesias prophanare illarumque bona invadere et diripere ac auferre veritus non fait; quinimoque ad divinum cultum erant destinata sacrilego conatu ademit atque usurpavit. Propter que ipse Henricus electus, tot undique molestiis et erumnis circum veutus, ad dilectam in Christo filiam nobilem mulierem Margaritam archiducissam Austrie pro dicto Carolo rege in partibus Flandrie gubernatricem nee non ipsius Caroli regis in ducatu firabancie et comitatu Hollandie procuratorem confogere, et adversus tam atrocem injuriam (et) horrida facinora necessariam opem implorare coactus fuit Et cum dictam Margaritam ad id promptissimam invenisset et mox certus dicti Caroli regis capitaneus, valido exercitn magnis quidem snmptibus coadunato et sub signis constituto, in ducatu dicti Caroli ducis impetnm fecisset ac oppida sub ipso duce violenter occupata recuperasset, et ipsum Henricum electum in sua civitate, a qua ejectus fuerat, restituisset, prefatus Henricus electus tot calamitatibus ope ipsius Caroli regis tandem liberatus, animadvertens se et civitatem ipsam ac tot castra, oppida et municipia ad suam ecclesiam Trajectensem spectantia non sine magna impensa sibique intollerabili diutius retinere nee de expensis pro exercitu in ejus defensionem et subsidium comparato factis prefato Carolo regi satisfacere posse, ac cupiens dicto Carolo regi ob tot in se collata beneficia gratiam aliquam referre, et demum suorum subditorum quieti et tranquillitati ac securitati consulere eosque abimmineutibus periculis et futuris incommodis preservare, ex premissis et aliis non minoris momenti causis civitatem ipsam atque oppida, castra, municipia et loca partis Inferioris Trajectensis ad ipsum Henricum electum suosque successores episcopos Trajectenses electum ac mensam episcopalem Trajectensem legitime spectantia cum illorum macbinis, tormentis, bombardis ac omnibus et singulis juribus et pertinentiis jurisdictione temporali necnon vassallis, officiariis, subditis et incolis suis in ipsum Carolum regem transtulit et transfudit ac omnes expeusas, census, redditus et emphyteuses, terras, pascua, deeimas, vineas silvasque, jura patronatus tam laicalia quam castralia necnon omnia theoloneorum jura, studia, vassalagia, dominia et ut vulgo dicunt altas,medias et bassas jurisdictiones et demum omnem temporalitatem et secularem jurisdictionem aliaque servitia et jura quecumque, que ad eum ratione dicte ecclesie Trajectensis in civitatibus, oppidis, castris, fortaliciis, terris, locis, dominiis et utraque patria tam Transisilanensi quam Cisisalauensi predictis quomodolibet spectabant et pertinebant, cum omnibus ct singulis eorum pertinentiis, et appendentüs ac libris feudorum et reddituum, cartis, registris, computis et aliis scripturis premissa concerneutibus prefato Carolo regi tanquam Brabancie duci et Hollandie eomiti pro se et successoribus ducibus Brabancie ac comitibus Hollandie seu ejus tune legitimo procuratori sub Sedis apostolice beneplacito concessit et donavit ac in eum transtulit. Necnon omnes et singulos vassallos, officiales, subditos et incolas predictos a juramento fidelitatis et alia quacumque obligatione, qua sibi ut domino temporali tenebantur, absolvit eisque, ut a prefato Carolo ex tune de cetero auxilium implorare illique ac heredibus et successoribus suis tanquam ducibus Brabancie et comitibus Hol-



24
landie homagium ct juramentum fidelitatis prestare valereut, liberam licencentiam expresse concessit, reservata sibi et successoribus suis episcopis Trajectensibus sola jurisdictioue sua spirituali per civitatem predictam et diocesim Trajectensem una cum domo sua episcopali in eadem civitate consistente et una alia domo extra dictam civitatem in diocesi sua Trajectensi sita, in qua ipse et successores sui episcopi Trajectenses cum sua familia quietis et ocii gratia residere possent; sic tarnen quod ipse Carolus rex Henrico electo et successoribus predictis nomine annue pensionis duo milia Carolorum aureorum pro dote ejusdem ecclesie persolveret. Ac premissa omnia acta et constituta sunt cum scitu et expresso consensu dilectorum filiorum prepositorum, decanorum et capitulorum predicte Majoris et collegiatorum Salvatoris, S. Petri et S. Joannis ac B. Marie Trajectensium ecclesiarum, qui, habita matura consultatione diligentique examine, ea omnia approbarunt ac rata firmaque et stabilia esse voluerunt. Ipsique prepositi, decani (et) capitula, qui tempore quo prefatus Henricus electus consulibus et deputatis patrie Cisisalanensis hujusmodi per suas litteras concesseratfacultatemque tribuerat, ut dictumCarolum regem in dominum cognoscerent et fidelitatis juramentum prestare possent, a civitate erant expulsi nee in loco capitulari simul convenire et consultare poterant, jam tune de premissis omnibus, que tune temporis peraeta fuerant, plenam notitiam habentes, matura cum deliberatione, debitisque et consultis tractatibus premissis, omnia per Henricum electum ac consules et deputatos castrorum patrie Transisalanensis vigore litterarum Henrici electi eis concessarum gestis et factis in omnibus et per omnia approbarunt et ratificarunt- Et insuper iidem prepositi, decani et capitula, plane considerantes id, quod multis experientiis didicerant, propter electiones episcoporum in discordia factas, cum alii alio traherent et sui3 quisque factionibus inhererent, civitatem universumque populum atque etiam ipsosmet in tot erumnis et calamitatibus frequenter incidisse, ne quid tale ex tune deinceps eveniret, ultro ac sponte eidem Carolo regi tanquam duci Brabancie et comiti Hollandie concesserunt et quoties contingeret ecclesiam Trajectensem carere pastore, nullius in eorum episcopum eligendi jus vel potestatem haberent praeterquam illius, (quem) dictus Carolus rex ut dux Brabancie et comes Hollandie significandum, insinuandum nominandumque duceret, adjicientes etiam, ut nullus in decanum alicui ex quinque ecclesiis antedictis preficeretur nisi qui ipsi Carolo regi gratus et acceptus foret. Et cum tune procurator dicti Caroli regis premissa omnia approbasset, acceptasset ac rata habuisset, ipsi prepositi et decani tam procuratorem quam Henricum electum prefatos ad Majorem ecclesiam comitati sunt et ibidem procuratorem in tabernaculo deceuter ornato collocarunt, episcopo et nonnullis prepositis ac decanis earundem ecclesiarum in suo quisque stallo, ut moris est, constitutis, et deinde hymno Te Deum laudamu8 alta voce invocando et alacriter decantato ac Missa solemni a quodam episcopo celebrata, rursus Henricum electum et procuratorem prefatos ad domum episcopalem comitati sunt, electoque ibidem relicto mox dictus procurator prelatis et nobilibus plerisque comitantibus ad publicum urbis palatium se contulit atque inde ad domum privatam cujusdam civissatis magnifice instructam divertit pulsataque campana, ad cujus *) sonitum populus in unum convenire solet, nobilibus aliisque dicte civitatis Ordinibus in con-
1) Hs.: ejus.



25
spectu ejusdem procuratovis aggregatis, juramenti formula, quod in communi dicto Carolo regi erant prestituri, populus universus, denudato cujusque capite, digitis dexterae manus sursum erectis juxta morem, qui jurejurando inibi observatur, solemne juramentum prestiterunt. Et vicissim dictus procurator ipsius Caroli regis nomine, bonesteque beneque tractare et ab ingruentibos malis et periculis protegere et tueri, ac in omnibus boni clementisque domini officio fungi promisit, et ad ea observanda jurejurando se astrinxit. Que omnia tam Henricus electus quam capitula prefati proponi fecerunt in Consistorio nostro, coram nobis petentes ea, ut stabiliora sint ac plns roboris et firmitatis obtineant, apostolica auctoritate approbari et confirmari, ac de novo concedi- Nos igitur, babita super biis cum venerabilibus fratribus nostris sancte Romane ecclesie cardinalibus matura deliberatione et discussione, electum et singulares personas capitulorum hujusmodi a quibusvis excommunicationis, suspensionis ac interdicti aliisque ecclesiasticis sententiis, censuris et penis a jure vel ab homine quavis occasione vel causa latis, si quibus quomodolibet innodati existunt, ad effectum presentium dumtaxat consequendum harum serie absolventes et absolutos fore censentes, de eorundem fratrum consilio et ex certa nostra scientia et de apostolice potestatis plenitudine translationem temporalis jurisdictionis civitatis, castrorum et oppidorum tam patrie Transisalanensis Superioris quam patrie Trajectensis Inferioris ac aliorum jurium predictorum in ipsum Carolum regem tanquam ducem Brabancie et comitem Hollandie et illorum donationem et alia per eundem Henricum electum de eorundem capitulorum consensu facta auctoritate apostolica tenore presencium approbamus et confirmamus, preterquam quoad cassationem pensionis in eventu unionis mense episcopalis Trajectensis beneficiorum ecclesiasticorum valoris dicte pensionis, supplentes omnes et singulos tam juris quam facti defectus, si qni forsan intervenerint in eisdem, ac potiori pro cautela civitatem et castra ac alia jura predicta eidem Carolo regi et successoribus suis ducibus Brabancie et comitibus Hollandie in perpetuum de novo concedimus ac electiones per capitula ipsa in episcopum Trajectensem absque ipsius Caroli regis et successorum suorum ducum Brabancie et comitum Hollandie predictorum nominatione necnon electiones deeanorum ecclesiarum hujusmodi, illorum decanatuum occurente vacatione, de aliis personis quam Carolo regi ac ejus successoribus prefatis gratis et acceptis, pro tempore factas, nullas nulliusque roboris vel momenti existere eadem auctoritate decernimus. Quocirca venerabilibus fratribus nostris archiepiscopo Panormitano et Episcopo Castellamaris et dilecto filio decano ecclesie S. Lebuini Daventriensis Trajectensis diocesis (precipimus) ac mandamus, quatenus ipsi vel duo aut unus eorum per se vel alium seu alios Carolo regi et successoribus suis predictis in premissis effieacis defensionis presidio assistentes, faciant auctoritate nostra praesentes litteras in eis contenta hujusmodi firmiter observari ac singulos, quos hè ipse concernunt, ilbs pacifice frui et gaudere, non permittentes eos desuper contra presentium tenorem quomodolibet molestari, inqnietari aut perturbari. Contradictores etc. Non obstantibus felieis reeordationis Pauli pape II, predessoris nostri et quibusvis aliis apostolicis et in Conciliis generalibus editis, etiam similes approbationes fieri prohibentibus constitutionibus, necnon Majoris et aliarum ecclesiarum predictarum juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus, privilegiis quoque et indultis apostolicis episcopo Trajectensi pro tempore existenti et dictarum



26
ecclesiarum capitulis sub quibuscutnque tenoribns et formis concessis etapprobatis et innovatis, quibus omnibus tenores illarum praesentibus pro sufficienter expressis habentes, illis aliis in suo robere permansuris, hac vice dumtaxat specialiter et expresse derogavimns, contrariis quibuscumque; aut si aliquibus communiter vel divisim ab eadem sit Sede indultum, quod interdici, suspendi vel excommunicari non possint per litteras apostolicas non facientes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto hujusmodi mentionem. Nulli ergo omnino hominum liceat liane paginam nostre absolutionis, approbationis, confimationis concessionis, decreti, mandati et derogationis infriugere etc. Si quis etc. Datum Rome etc. MDXXIX, decimo tertio Eal. Septembris anno sexto.
Archivalia l, n°. 262 en H n". 77 a. — zie ook Consistoriaal besluit van denzelfden dag,
Archivalia I, n». 2026.
29. 1529, OCTOBER 1. — Clemens VII benoemt kardinaal Willem van Enckevoirt tot bisschop van Utrecht, welke benoeming echter niets afdoet aan de pas gedane overdracht van het wereldlijk gebied.
Clemens episcopus servus servorum Dei dilecto filio Guilheluio tituli sanctorum Joannis et Pauli presbitero cardinali Dertusensi salutem et apostolicam benedictionem.
Divina disponente dementia, cujus inscrutabili providentia ordinationem suscipiunt universa, in apostolice dignitatis specula meritis licet imparibus constituti, ad universas orbis ecclesias aciem nostre considerationis extendimus ac pro earum statu salubritér dirigendo apostolid favoris auxilium adbibemus. Sed de illis propensius cogitare nos convenit, quas propriis carere pastoribus intuemur, ut eis juxta cor nostrum viri preficiantur idonei, qui commissos sibi populos per suam circumspectionem providam et prudentiam circumspectam salubritér dirigant ac bona ipsarum ecclesiarum non solum guberne(n)t utiliter, sed etiam multimodis efferant incrementis. Dudum si quidem provisiones ecclesiarum omnium apud Sedem apostolicam tune vacantium et inantea vacaturarum ordinationi et dispositioni nostre reservavimus, decernentes ex tune irritum et inane, si secus super hiis a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contingeret attemptari. Postmodum vero ecclesia Trajectensi, ex eo quod dilectus filius Henricus comes Palatinus Rheni nuper electus Trajectensi regimini et administrationi illius, cui tune, munere consecrationis per eum nondum suscepto, praeerat, in manibus nostris sponte et libere cessit nosque cessionem ipsam duximus admittendam, apud Sedem predictam pastoris solatio destituta, nos ad provisionem ejusdem ecclesiae celerem et felicem, de qua nullus praeter nos hac vice se intromittere potuit sive potest, reservatione et decreto obsistentibus supradictis, ne ecclesia ipsa longe vacationis exponatur incommodis, paternis et sollicitis studiis intendentes, post deliberationem, quam de praeficiendo eidem ecclesiae personam utilem et etiam fructuosam cum fratribus nostris habuimus diligentem, demum ad te tituli sanctorum Joannis et Pauli presbiterum cardinalem, consideratis grandium virtutum meritis, quibus personam tuam illarum largitor Dominus insignivit et quod tu, qui hactenus ecclesiae Dertusensi ordinis sancti Augustini laudabiliter praefuisti, pront praees,



27
de presenti eandem ecclesiam Trajectensem scies, voles et poteris authore Domino salubritér regeré et feliciter gubernare, direximus oculos nostrae mentis. Intendentes igitur tam ipsi ecclesiae Trajectensi quam illius gregi Dominico salubritér providere, de persona tua eidem ecclesiae Trajectensi de ipsorum fratrum consilio auctoritate apostolica providemus teque illi in episcopum preficimus et pastorem, curam et administrationem ipsius ecclesie Trajectensis tibi in spiritualibus et temporalibus plenarie committendo, ita tarnen quod propter hoe prefate ecclesiae Dertusensi praeesse non desinas, sed tituli sanctorum Joannis et Pauli presbiter cardinalis existens eisdem Dertusensi et Trajectensi ecclesiis insimul quoad vixeris praesis, illarumque verus pastor et et praesul existas, firma spe fiduciaque couceptis, quod gratia Domini tibi assistente propitia dicta ecclesia Trajectensis per tuam cirenmspectionis industriam et studium fructuosum regetur utiliter et prospere dirigetur ac grata in eisdem spiritualibus et temporalibus suscipiet incrementa. Quocirca circumspectioni tuae per apostolica scripta mandamus, quatenus ejusdem ecclesiae Trajectensis curam et administrationem praedictas sic sollicite geras et fideliter prosequaris, quod ecclesia ipsa Trajectensis gubernatori provido et fructuoso administratori gaudeat se commissam ac bone famae tuae odor tuis humeris latius diffundatur tuque praeter aeternae retributionis premium, nostram et dicte Sedis benedictiouem et gratiam, exinde uberius consequi merearis; necnon dilectis filiis capitulo ejusdem ecclesiae Trajectensis ac clero et populo civitatum et diocesis Trajectensium, quatenus capitulum tibi tanquam patri et pastori animarum suarum fideliter attendentes exhibeant tibi obedientiam et reverentiam debitas et devotas ac clerus pro nostra et dicte Sedis rererentia benigne suscipientes et honorifice pertractantes tua salubria monita et mandata suscipiant humiliter et effieaciter adimplere procurent; populus vero te tanquam patrem animarum suarum devote suscipientes et debita honorificientia prosequentes tuis monitis et mandatis salubrius intendant, ita quod tu in eos devotionis filios, et ipsi in te patrem benevolum invenisse gaudeatis. Alioquin sententiam sive penam, quam rite tuleris sive statueris in rebelles, ratam habebimus et faciemus auctore Domino usque ad condignam satisfactionem inviolabiliter observari. Rogamus quoque charissimum in Christo filium nostrum Carolum Romanorum regem Catholicum in imperatoren! electum, qui etiam dux Brabanciae existit, necnon venerabilem fratrem archiepiscopum Coloniensem, ipsi archiepiscopo per eadem scripta mandantes quatenus te et prefatam ecclesiam Trajectensem ejusdem archiepiseopi suffraganeam babentes pro nostra et dicte Sedis reverentia propensius commendatos, in ampliandis et conservandis juribus suis sic te benigno favoris auxilio prosequantur, quod tu eorum f ultus auxilio te possis in commisso tibi ejusdem ecclesiae Trajectensis regimine utilius exereere ac eidem regi a Deo perennis vite premium, et a nobis condigna proveniat actio gratiarum, ipseque archiepiscopus proinde divinam miserieordiam ac nostram et prefate Sedis benedictiouem et gratiam -valeat exinde promereri. Per premissa autem translationi temporalium dicte ecclesiae Trajectensis in favorem prefati Caroli regis ejusque in ducatu Brabantiae etcomitatu Hollandiae heredum et successorum alias factae et per nos nuper confirmatae non intendimus in aliquo derogare. Datum Romae apud S. Petram, anno Incarnationis Dominicae 1529, Kal. Octobris, pontificatus nostri anno sexto.
Archivalia II, n°. 77b.



28
30. 1630, januari 1. — Clemens VII verklaart, dat na den dood of den afstand van kardinaal Willem (van Enckevoirt), gekozen bisschop van Utrecht, Karei V en diens opvolgers het recht van benoeming, en het Utrechtsche kapittel het recht van keuze ten volle behouden, overeenkomstig het gesloten Concordaat.
Clemens etc. ad futuram rei memoriam.
Romanus Pontifex, Jhesu Christi in terris vicarius, cui ecclesiarum et fidelium omnium cura atque earum jurium defensio celitus concredita est, ad hoe tradite sibi potestatis vices impendere satagit, ut fideles Christi, sublatis quibusvis impedimentorum obstaculis, plenaria privilegiorum et indultorum, eis eorumque ecclesiis concessorum, libertate gaudeant et fruantur. Cum jtaque nos nuper ecclesie Trajectensi, tune certo modo pastoris solatio destitute, de persona dilecti filii Guilhelmi tituli sanctorum Joannis et Pauli presbiteri cardinalis, de fratrum nostrorum consilio apostolica auctoritate providerimus, preficiendo ipsum illi in episcopum et pastorem, prout in nostris inde confectie litteris plenius continetur, et quia ob reservationes apostolicas de cathedralibus ecclesiis tam apud Sedem apostolicam quam alibi etiam reverendarum (?) personarum sancte Romane ecclesie cardinalium illas obtinentium pro tempore vacantibus ac illis adjecta irritantia decreta necnon inhibitiones, que super hiis aliquando emanaverunt, a nonnullis verti posset in dubium, an decedente etiam apud Sedem apostolicam Guilhelmo cardinali seu ipsi ecclesie Trajectensi alias quomodolibet preesse desinente carissimus in Christo filius noster Carolus Romanorum et Hispaniarum rex Catholicus in imperatorem electus, qui etiam dux Brabantiae et comes Hollandie existit, ad qUem et pro tempore existentem ducem Brabantie. et comitem Hollandie nominatio persone idonee, per dilectos filios capitulum ipsius ecclesie in episcopum Trajectensem eligende ex speciali privilegio apostolico sibi per nos concesso pertinere dignoscitur, personam idoneam in futurum inibi presulem eligendam juxta huiusmodi privilegium eisdem capitulo nominare, et ipsum capitulum nominatam personam hujusmodi in episcopum Trajectensem alias juxta concordata nationis Germanice libere procedere possint veniantque recipiende et admittende eorum nominatio et electio, ita ut suum per confirmationis apostolice beneficium consequi debeant effectum, nos considerantes fidei constantiam, obediëntie integritatem necnon sincerum devotionis affectum, quod tam Carolus in imperatorem electus quam capitulum prefatum semper ad Romanam ecclesiam et eandem Sedem gerere probati sunt, ne illis ob premissa quicquam prejudicet vel deterius afferre contingat imposterum et ad omne esitationis submovendum dubium ac ut unicuique adimatur malignandi occasio, motu proprio, non ad ipsorum Caroli in
imperatorem electi et capituli vel aliquorum aliorüm nobis super hoe oblate
petitionis instantiam, sed de nostra mera deliberatione, auctoritate apostolica, tenore presentium decernimus et declaramüs, ecclesiam Trajectensem predictam, dicto Guilhelmo decedente seu illi alias quomodolibet preesse desinente, etiam apud Sedem predictam sub quibusvis reservationibus, decretis, inhibitionibus et aliis dispositionibus apostolicis generalibus vel specialibus, quoruencunque tenorum existant, que a nobis vel Sede prefata emanarnnt vel imposterum forsan emanabunt similiter reverende (?) persone prefati cardinalis, quominus Carolus dux et comes ad nominationem persone idonee juxta privilegium et capitulum prefatum ad electionem nominate persone hujusmodi alias



29
juxta Concordata prediota libere et absque cujusvis contradictionis obstaculo procedere valeant, minine comprebensam esse nee comprebendi debere aut quovismodo comprehensam ceuseri post, quodque Carolus ut et dux et comes in nominandi et capitulum prefatum in eligendi plenaria potestate permaneant in omnibus et per omnia, perinde ac si reservationes et decreta hujusmodi non emanassent nee emanarent, ac ecclesiam ipsam Trajectensem non apud Sedem apostolicam, sed extra dictam curiam pastoris contingeret regimine destitui, ipseque Guilhelmus cardinalis honore nullatenus preditus esset, per quoscumque dicte Rornane ecclesie cardinales ac causarum palatii apostolici auditores ac alios judices et commissarios sententiari, judicari et diffiniri debere, sublata eis quavis aliter judicandi et interpretandi facultate et auctoritate, irritum quoque et inane, si secus super hiis aqnoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attemptari, non obstantibus quibusvis reservationibus, inhibitionibus generalibus vel specialibus super cathedralium ecclesiarum etiam apud Sedem apostolicam predictam vel alias vacantium provisionibus et dispositionibus etiam cum decreti irritantis interjectionibus, a nobis vel Sede predicta emanatie et imposterum emanandis, quorum tenores et effectus ad ejusdem Trajectensis ecclesie provisionem et dispositionem decernimus non extendi, necnon constitutionibus et ordinationibus apostolicis ceterisque contrariis quibuscumque. Nulli ergo omnino hominum liceat etc. nostri decreti et declarationis infringere vel ei ausu temerario contraire. Si quis autem hoe attemptare presumpserit, indignationem Omnipotentis Dei ac beatorum Petri et Pauli apostolorum ejus se noverit incursurum. Datum Bononie, anno Incaruationis Dominice, millesimo quingentesimo vigesimo nono, Kal. Januarii, pontificatus nostri anno septimo.
Archivalia I, n°. 263 en II n». 77».
81. 1530, NOVEMBER 20. — Clemens VII verklaart aan keizer Karei V, dat het dezen indertijd door Leo X verleende en door hem zelf 18 November jl. bevestigde voorrecht tot verleening van kerkelijke beneficies in de Nederlanden, nog minder uitzonderingen dan voorheen zal toelaten.
Charissime in Christo fili, salutem et apostolicam benedictionem.
Dudum siquidem sub data quartodecimo Kal. Decembris pontificatus nostri anno septimo Majestati Tuae, cui felieis reeordationis Leo papa X praedecessor noster *), cum post felicissimam tuam imperialis diadematis susceptionem sibi significaree summopere desiderare personas ecclesiasticas tibi gratas et acceptas gratia et munificentia tua aliqna beneficia consequi, ipsasque ex felici tue diadematis susceptione predicta magis letari posse, qnod predecessor noster Majestati Tue, quod si per te quibusvis collatoribus sive collatricibus quorumlibet beneficiorum ecclesiasticorum secularium vel regularium ordinum quorumcumque per sacrum Romanum imperium ubilibet constitutis super singulis beneficiis ecclesiasticis cum cura vel sine cura, etiam certo tune expresso modo qualificatis singulis personis conferendis, vel super hoe quod persone hujusmodi ad illa reciperentur et admitterentur preces porrigi, sive de personis eisdem ad
1) Bjj indult van 4 Juli 1515 had Karei V dit voorrecht verkregen alleen voor Vlaanderen, Recueil des ordonnances des Pays-Bas, 2* serie, p. 134.



30
hujusmodi beneficia nomiuationes fieri contingent primarias, ipsi collatores et collatrices, etiam si singuli collatores et singule ecclesiae ex hoe ultra quam in uno beneficio gravarentur, quod ipsi ecclesiae, ex hoe ultra quator beneficia ecclesiastica conferre non haberent, hujusmodi precibus et nominationibus parere et intendere necnon personas ipsas ad hujusmodi, postquam sibi de illis canoniee provisum foret, juxta earumdem precum aut nominationum seriem recipere et admittere deberent, per qüasdam iudulsit, nosque tam in regnis Hispaniarum quam in Flandria et comitatu Brabantiae et aliis locis in Germania Inferiori tibi subjectis facultatem nominandi certas personas ad certa beneficia turn certo modoqualificataad collationem quorumcumque collatorum et collatricium in Hispania et Germania Inferiori hujusmodi consistentium speetantia ac etiam ultra predictas facultates nominandi personas hujusmodi eidem Celsitudini Tuae de ulteriori gratia etiam concessimuset indulsimus, quod si per te quibusvis collatoribus sive collatricibus quomodolibet beneficiorum ecclesiasticorum secularium vel regularium ordinum quorumcumque per sacrum Romanum imperium ubilibet constitutorum super singulis beneficiis ecclesiasticis cum cura vel sine cura, etiam tune expresso modo qualificatis singulis personis que hujusmodi beneficiorum juxta statuta et consuetudines ecclesiarum, in quibus ea forent, sive indulta ipsis ecclesiis per Sedem apostolicam concessa, alias capaces essent, conferendis, vel super hoe quod personae hujusmodi de illa reciperentur et admitterentur preces porrigi sive de personis eisdem ad hujusmodi beneficia nominationes fieri contigerit, ipsi collatores et collatrices posterioribus hujusmodi precibus et nominationibus parere et intendere necnon personas ipsas ad hujusmodi beneficia, postquam sibi de illis canoniee provisum foret, juxta earundem precum et denominationum seriem recipere et admittere deberent et etiam tenerentur, quodque executores per te ad hoe deputandi per se vel alium seu alios beneficia predicta dummode ipse persone, nisi dicte Sedis officiales vel cum rigoroso examine in aliqua licita facultate graduati essent, ad obtinendum beneficia hujusmodi per diligentem examinationem executorum predictorum, quorum conscientias super hoe oneramus, repertae essent idoneae, ac beneficia ipsa dispositioni apostolice specialiter reservata non essent, ipsorumque collectio non esset juxta Lateranensis statuta Goncilii ad Sedem predictam legitime devoluta, nee super illis in ter aliquos lis penderetindecisa, cum omnibus juribus et pertinentiis suis eisdem personis conferre et assignare valerent, decernentes personas ipsas omnibus et singulis in assecutione beneficiorum hujusmodi, exceptis dumtaxat venerabilibus fratribus nostris sanctae Romanae ecclesiae cardinalibus, anteferre et dictos executores de nominibus et cognominibus personarum, quibus dicta beneficia per eos conferri contigerit, ac de diebus collationum hujusmodi per agentes Camerae apostolicae collectores vel 8ubeollectores fructuum eidem Camerae debitorum in partibus illis pro tempore deputatos quantocius certificare debere, per diversas nostras litteras concessimus et indulsimus, prout in nostris et ipsius predecessoris inde confectis litteris, quarum tenores, ac si de verbo ad verbum exprimerentur et insererentur, praesentibus haberi volumus pro expressis, plenius continetur. Nos igitur, ut Majestas Tua tanto longe praestantioribus gratiis illustretur, quanto sancta mater Ecclesia tue diadematis nostro ministerio susceptionis letatur, motu proprio et ex certa nostra scientia tenore praesentium volumus, quod quilibet ex personis nominatis, predictis, executores et subexecutores, etiam si presbiteri aut notarii existant,



31
ad effectum notninationis de eo factae ac literarum praedictarum, quandocumque expedierit, deputari possit quodque executores vel subexecatores praedieti beneficia praedicta, etiam si dispositioni apostolicae alias juxta constitutionem felieis reeordationis Benedicti papae XII, praedecessoris nostri, quae incipit: Ad regimen dispositioni* apostolicae, generaliter reservata existant, et personae nominatae predictae secundum statuta et consuetudines ecclesiarum, in quibus beneficia hujusmodi fuerint, sive indulta ipsis ecclesiis concessa, capaces seu in aetate legitima constituti aut de legitimo matrimonio procreati, duuimodo alias cum eo fuerit canoniee dispensatum, non sunt, etiam absque examinatione praedictorum conferre libere possint, quodque persone nominatae praedictae in assecutione dictorum beneficiorum etiam dictis cardinalibus debeant anteferri et executores praedieti agentibus Camerae apostolicae aut collatoribus vel subcollatoribus certificationem hujusmodi facere nnllatenus teneautur, non obstantibus premissis ac constitutionibus et ordinationibus apostolicis necnon omnibus illis, que in dictis litteris volumus non obstare, ceterisque contrariis quibuscumque. Datum Rome, apud S. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 20 Novembris, anno domini 1530, pontificatus nostri anno septimo. Archivalia II, n». 77d.
82. 1635 (februari). — Paulus UI vermindert ditmaal, op verzoek van den elect George van Egmond ') en wegens den afstand van het wereldlijk gebied, diens taxa tot 500 dukaten, ofschoon het bisdom Utrecht door de Camera op 4600 dukaten is geschat.
Paulus papa III.
Cum nobis nuper in Consistorio nostro secreto pro parte dilecti filii Georgii ex comitibus de Egmonda electi Trajectensis fuisset expositum, quod licet ecclesia Trajectensis in libris Camerae apostolicae ad ducatos IIII milia VP taxata reperietur (sic), tarnen quia tempore felieis reeordationis Clementis papae VII, predecessoris nostri, tota temporalitas ipsius ecclesiae, etiam cum decimis et. aliis omnibus et singulis juris sui ad mensam episcopalem Trajectensem spectantibus, de consensu tune episcopi Trajectensis ac dilectorum filiorum prepositorum, archidiaconorum et capitulorum dicte Majoris et quatuor aliarum ecclesiarum civitatis Trajectensis, quorum consensus in similibus intervenire consuevit, in charissimum in Christo filium nostrum Carolum Romanorum imperatorem tamquam ducem Brabantiae et comitem Hollandiae ex certis tune expressis causis perpetuo translata fuerat et translatio hujusmodi per eumdem Clemente in predecessorem auctoritate apostolica confirmata exstiterat, reservata dumtaxat spirituali jurisdictione cum pensione annua duorum millium florenorum Caroli, mille ducatos constituentium, pro episcopo Trajectensi pro tempore existente, prout in literis ipsius. predecessoris desuper confectis plenius continetur, dicto Georgio electo nimis grave esset nee rationi conveniret, quod literae confirmationis elationis ipsius Georgii electi juxta dictam taxam in libris Camerae annotatam expediri deberent, et propterea pro parte ipsius Georgii electi nobis humiliter supplicatum fuisset, ut taxam predictam juxta premissa
1) Zie ook het Consistoriaal besluit der benoeming van G. van Egmond en de taxaveriaging op dezen dag, Archivalia I, n°. 2029. De bulle zijner benoeming is niet in de pauselijke archieven te vinden. Archivalia I, n°. 1976/7.



32
reducere aliasque sibi desuper de oportuno remedio providere de benignitate apostolica dignaremur, nos tune re cum fratribus nostris diligenter discussaet habita super premissis cum eisdem fratribus deliberatione matura, visum fuerit nobis et eisdem fratribus taxam predictam ad Yc ducatos pro bac vice dumtaxat reducere, prout harum serie reducimus. Quocirca dilectis filiis Augustino tituli sancti Giriaci in Tbermis presbitero cardinali, camerario nostro, ac Hippolito santi Laurentii in Damaso diacono cardinali, S. R. B. vice-cancellario, necnon thesaurario, depositario, clericis Camere predicte prothonotariis participantibus, ac plumbi et registri litterarum apostolicarum magistris, fratribus barbatis *), eorumque familiaribus, eubiculariis, scutiferis, militibus sancti Petri, litterarum apostolicarum sollicitatoribus, scriptoribus, arehivii presidentibus et portionariis ejusdem Camere, notanis nostris domesticis, palafrenariis ceterisque familiaribus domesticis et officialibus nostris et aliis, quos id concernit tenore presentium districte precipiendo mandamus, quatenus litteras confirmationis hujusmodi pro prefato Georgio electo juxta eamdem reductionem in eorum ofüciis expediant et expediri permittant ac faciant atque mandent necnon annatas communes et minuta servitia, sacratn et alia jura, quocumque nomine nuncupentur, ad rationem taxe quingentorum ducatprum hujusmodi hac vice recipiant nee quicquam ultra directe vel indirecte etiam pretextu gratie, per clericos Camere predicte exigi solite, aut consuetudinis, ubi taxa diminuitur, vel quovis quesito colore petere vel exigere presumant neque aliquis eorum presumat, sub pena indignationis nostre et excommunicationis late sententie in eorum singulos qui contrafecerit, a qua nonnisi a nobis preterquam in mortis articulo constitutis absolvi possunt, non obstantibus premissis ac constitutionibus et ordinationibus apostolicis necnon statutis etc. etiam juramento roboratis, privilegiis quoque indultis apostolicis eis eorumque collegiis communiter vel divisim quomodolibet concessis, quorum omnium tenores presentibus haberi volumus pro expressis et queis circa premissa volumus in aliquo suffragari, ceterisque contrariis quibuscumque. Archivalia I, n°. 1250.
83. 1537, JUNI 6. — Georg van Egmond, bisschop van Utrecht, verklaart, dat de bullen van oproeping, tot het algemeen Concilie van Mantua en van opschorting van datzelfde Concilie hem door Petrus Vorstius 2) zijn overhandigd; dat hij zich aan den inhoud van al deze bullen zal onderwerpen en dat hij, wanneer het Concilie wederom bijeenkomt, zelf of door zaakgelastigden daaraan zal deelnemen.
Gedrukt Archivalia II, n°. 9b.
34. OMSTREEKS 1537. — Advies van een ongenoemde over den te benoemen inquisiteur Ruard Tapper, over de instructie, welke dezen uit Rome moet worden meegegeven, ee over de wijze, waarop hij in de Nederlanden zijn taak zal moeten vervulllen.
Informatio super inquisitoribus in partibus Inferioris Germaniae Caesaree Majestati subjectis depntandis sub correctione etc.;
1) Leekebroeders uit de orde der Cirterciënsers, die noch lezen noch schrijven konden, en juist daarom waren belast om in pauselijke kanselarij de looden zegels aan de bullen te hechten.
2) Bisschop van Acqui, pauselijk diplomaat, naar Duitschland gezonden om de rijksvorsten, ook de Lutherschen onder hen, tot deelneming aan het door Paulus III aangekondigd algemeen concilie uit te noodigen.



33
In primis expediatur commissie- juxta formam jnris communis pro domino ftuardo Tapper Encbusiano, sacre theologiae professore, omnium judicio doctissimo decano collegiatae ecclesiae S. Petri Lovaniensis, ita tarnen nt eo defuncto non exspiret commissio, sed ad ejus in decanatu successorestranseat, cui non solet provideri nisi de yiris egregiis et graduatis in tbeologia vel in jure.
Hic ergo (si videbitur) constituatur inquisitor generalis ac primarius per ducatum Brabantie, comitatus Flandrie, Hollandie, Zelandie, Hannonie, Arthesii, per Prisiam, per civitatem et patriam Trajectensem, et generaliter per omnia loca et dominia, Carolo imperatori in bis terris Inferioribus mediate vel immediate subjecta, in diocesibus Coloniensi, Treverensi, Leodiensi, Trajectensi, Cameracensi, Tornacensi, Morinensi et aliis consistentia.
Cum potestate amplissima contra quoscumque baereticos seu de baeresi diffamatos ac suspectos necnon contra haereticorum fautores, defensores, deceptatores eisve credentes in dictis dominiis commorantes seu ad ea declinantes procedendi et generaliter omnia et singula faciendi, gerendi etc, que ad haereticae pravitatis inquisitores de jure vel consuetudine pertinent.
Cum potestate etiam unum vel plures et tot quot opus fuerit idoneos assumendi et deputandi, qui ei in dicti tam necessarii ofBcii executione assistant, dando eisdem plenam vel limitatam potestatem, prout ei videbitur expedire; quibus etiam in virtute sancte obediëntie et sub penis etc. mandetur, ut illi obediant. Et quos toties quoties revocare possit.
Expediet etiam illi dari amplissimam facultatem absolvendi baereticos, redire volentes, quibus parcendum duxerit, in utroque foro, non solum ab excommunicatione, quam ratione haeresis vel fautorie etc. incurrerint, sed etiam ab irregularitate et aliis qnibuscümque penis et censuris ex causa haeresis etc. originaliter contractis, etiam in haeresi et excommunicatione sacros ordines suscipiendo vel in eisdem ministrando.
Propter causas quoque in litteris ad R. dominum episcopum Aquensem 1) expressas, et propter maximam fidei necessitatem, quanta vix fuit ab initio Ecclesie, praecipueque ob haereticorum pertinaciam et raram emendationem, concedatur (si videbitur) facultas inquisitori, ut in haeresi manifeste deprehensos, etiam prima vice, relaxare possit curie saeculari, non obstante quod parati sint errores suos revocare, et hoe quando inquisitori juxta circumstantias, quas invenerit, visum fuerit pro salute Christi fidelium et fidei ac religionis conservatione expedire. Super quo etiam conscientia ejus (si placuerit) poterit onerari. Et pro justificanda hujusmodi severitate poterit allegari bulla Leonis contra Luterum et sectatores ejus anno XX edita. Preterea quod propter crimen lese majestatis humane et alia crimina multo minora haeresi puniuntur eorum patratores ultimo supplitio prima vice, qua in his inventi fuerint, etiam si millies polliceantur emendam. Ad hec si perpendatur, quot prohibitiones et edicta promulgata sint in his terris et aliis locis contra baereticos, et quam multi sint propterea ultimo supplicio puniti, certe non immerito videbuntur omnes, qui his non obstantibus in haereses prolabuntur, pertinaces reputari et relapsis equari posse.
1) Petras Vorstius, bisschop van Acqui, door Paulus III in 1537 als nuntius naar Duitschland gezonden in belang van het algemeen Concilie, dat te Mantua zou bijeenkomen.
3



34
Item mandandum erit inquisitori, ut diligentissime super libris baeretieis et periculosis, quibus plenus est mundus, vigilet atque provideat.
Quorundam etiam prudentium judicio expediret praepositum monasterii, per praeposituram gubernari soliti, S. Martini Yprensis, et priorem scbolarium in oppido Montensi, qui cum doctore Nicolao Coppin deputati fuerant inquisitores a Sarictissimo Clemente 1) revocari ex certis causis, animum Sanctissimi Domini nostri moventibus, quia ut a fide dignis intelligo, non sunt idonei ad rem tantam gerendam, sicut oportet, nee hactenus unquam se immiscueruntinquisitionis officio.
Opere pretium quoque erit dicto inquisitori et ab eodem deputandis, imo et omnibus in bis terris officio inquisitionis etiam ordinaria auctoritate fungentibus, concedere, ut ecclesiarum pastoribus seu vicepastoribus et quibuscumque confessoribus discretis concedere possint facultatem absolvendi suos subditos seu eis confitentes ab excommunicatione ex causa haeresis vel fautorie etc. incursa, quia non expedit hoe tempore iis qui Domino inspirante ab erroribus resipiscere volunt, magnam exhiberi difficultatem in absolvendo eosve ad Sedem apostolicam pro absolutione remitti. Nee debet hoe tempore respici ad compositiones et commoda temporalia, que curie Romane ex hujusmodi absolutionibus provenire solent, quia scriptum est: Infirmum in fide suseipite s), et linum fumigans non extingues 8).
Item post prologum bulle commissionis poterit narrari, si videbitur, quomodo, licet Sanctissimi Leo X, Adrianus VI et Clemens VII praedecessores Suae Sanctitatis magnam adhibuerint diligentiam pro exstirpandis sectis et haeresibus, hoe miserabili saeculo nimium multiplieatis ac dilatatis, easdem una cum suis auctoribus condemnando, ac haereticae pravitatis inquisitores deputando, et principes ab illis assistendo exhortando, non obstante etiam quod plurimi fuerint propterea severe puniti, tarnen, quia Sua Sanctitas ex multis fidedignis intellexerit, quotidieque intelligat, dictas haereses et sectas non solum adhuc extinctas non esse, verum etiam in dies incrementum capere latiusque propagari, haereticisque maxime studium esse, ut in terris ac locis adhuc integris, cuiusmodi prae ceteris sunt ducatus, conütatus ac dominia Caesareae Maiestati subiecta, sicut eadem Majestas Christianissima esse noscitur, errores suos et haereses disseminent ac introducant omnesque secum in interitum trahant; quia etiam didicerit Sua Sanctitas, episcopos harum regionum seu eorum vicarios et inquisitores nonnunquam esse remissiores in persequendis et exstirpandis haeresibus etc-, idcirco pro conservatione dictarum terrarum ac dominiorum, eidem Majestati subditorum, in veteri veraque fide ac religioneet obedientia Sancte Romane ecclesie duxerit constituendum dictum dominum Ruardum, virum de sacrarum litterarum peritia et conscientia et zelo fidei et vitae iutegritate et in rebus agendis, maximeque in hiis, que fidem et religionem concernunt, dexteritate multipliciter commendatum, generalem in dictis terris ac dominiis haereticae pravitatis inquisitorem cum potestate etc. pront supra. Et insuper mandandum est omnibus et singulis, cujuscumque status
1) 17 Juni 1524 hadden Olivier Buedens, proost der regulieren kannuniken van Iperen, Nicolaas Houzeau, prior der scholen te Mons en Nicolaas Coppin, deken van Leuven, hun aanstelling als inquisiteur gekregen door een openbaar schrijven van kardinaal Lorenzo Campegio, nuntius in Duitschland, bij een breve van Clemens VII d.d. 19 Maart 1524 met de regeling der Inquisitie in de Nederlanden belast. Fredericq, Corpus, IX, n°. 261 en 275.
2) Ad. Rom. XIV : 1. 2) Matth. XII :.20.



35
fuerint, non solum nt eum ei ab eo deputandos in nullo directe vel iudirecte impediant, sed etiam eisdem pro viribus assistant, si x) fideles et Catholici reputari cupiunt.
Item quia nihil poterit praestare inquisitor, nisi habeat favorem et assistentiam Serenissimae dominae reginae Hungariae,. dictarum terrarum generalis gubernatricis, nee ulle littere apostolice sine illius et curie consensu executioni mandari possint, idcirco necessarium erit Sanctissimum Dominum Nostrum illi admodum affeetuose serioseque scribere, ut dicto inquisitori etab eo deputandis modis omnibus possibilibus faveat et ab universis dictarum terrarum subditis, precipue dominis, magistratibus et omnibus personis publicis, faveri et assisti jubeat, commemorando eidem, quomodo Sua Sanctitas intellexerit, quotidieque intelligat, indefessum haereticorum studium ad subrertendas civitates et loca Inferioris Germaniae, quae protegente Deo hactenus in fidei sinceritate perseverarunt, praesertim ea quae Caesareae Majestati et ipsius reginae gubernio subjecta sunt, idque propter eorum singularem sullecitudinem et vigiliam, ut ipsi sunt Christianissimi et ex Christianissimis parentibus orti. Desiderans ergo Sua Sanctitas dicta loca dominiaque, quibus peculiariter afficiatur, in antiqua sua sinceritate et honore conservari et ab haereticorum insidiis custodiri, perpendensque hec sine diligenti inquisitione fieri non posse eiusque instituende curam ad se potissimum pertinere, utpote cojos prae omnibus sit de regno Dei, id est Ecclesia, scandala tollere; quia etiam secundum omnia jura hec ipsa per personas ecclesiasticas fieri debeat, per laicos autem magistratus executio, cum hoe crimen sit mere ecclesiasticum, quemadmodum etiam in aliis regnis et maxime in Uispania fieri constet, et quia a morte Nicolai Coppin, decani S. Petri Lovaniensis, nullus pro parte Sedis apostolice deputatus fuerit, qui saltem inquisitionis officium in dictis terris exerceret, idcirco Sua Sanctitas a diversis fidedignis et praesertim a suis, quos in his regionibus habuit, legitime informata de integritate, scientia, conscientia etc. eundem constituendum duxerit suum in dictis terris generalem inquisitorem etc. Quare petat a Reginali Majestate,. ut eidem n. sic assistat et ab omnibus. Caesaris ac suis subditis assisti faciat, quod sine omni obstaculo officium tantae importantiae exercere possit. Et poterit regina moveri, ut perpendat fructus pessimos, quos istae haereses ex se peperere in Germania Superiori, et omnibus locis, in quibus recepte sunt. Et quantam calamitatem Germanie pridem florentissime, quandiu in vera fide et sanctae istius Sedis obedientia permansit, invexerit intra paucos annos, idque sub praetextu pietatis et blandis verbis, quibus incautos misère decipiunt. Ad hec quomodo venenum paulatim latius diffusum sit, cum principes non curarunt tempestive occurrere et apostolica atque imperialia mandata adversus dictas haereres edita executioni debitae demandare; praeterea quomodo tota Germania a tempore istarum haeresum in se ipsa scissa ac desolata sit; nee mirum, cum absque unitate fidei ac religionis non possit stare unitas animorum. Maxima etiam est in ea discordia principum et perexigua obedientia subditorum erga illos. Nee clam est quantum decesserit authoritati et obedientiae, quae Imperatori ab omnibus Germaniae principibus et civitatibus debetur, quaeque ante exortum istarum heresum eidem impendebatur.
1) Er staat: sicut.



36
Breviter, sicut vera fides et religie- est mater omnium bouorum, ita contra falsa fides ac religio est causa et origo omnium malorum. Et quod omnium pessimum est, quodque principes omnes Gatbolici maxime debent perpendere, quotquot urbes et populi seniel ab baereticis subverti contigerit, amplius non revertuntur, imo semper proficiunt de malo in pejus, sicut experientia ubique docet.
Et quia sine expensis inquisitio sta re et procedere nequit, idcirco sollicite requirenda erit regina, ut illas prompte suppeditari jubeat; utque boe sine damno immo cum lucro Oaesaris facere possit, concesserit Sua Sanctitas, ut omnia haereticorum bona, qui condemnati fueriut, fisco Suae Majestatis applicentur.
Expediret etiam, ut Sua Sanctitas diligentissime seriosissimeque scriberet ordinariis istarum terrarum, scilicet Leodiensi et aliis, quorum dioceses supra nominatae sunt, monendo eos, ut officium pontificale studiose exercerent praesertim in exstirpandis haeresibus et in corrigendis vitiis clericorum eis subditorum. Utque etiam laici intensissime vident defectus cleri, necessarium quoque est ut incipiat judicium et correctio a domo Dei. Alioquin timendum est, quod auferetur a nobis ecclesiasticis regnum nostrum et dabitur genti alteri facienti frnctus ejus.
Hec raptissime rudissimeque et confuse scripta, quae nequaquam vacavit rescribere aut rescribi facere, Reverendissimis dominis meis humiliter devoteque offero, eorum prudentissimo examini ac judicio omnia submittens et rogans ea qualia sunt in bonam partem accipi.
Latere kanlleekening: Informatio super inquisitore in partibus Inferioris Germaniae Caesareae Majestati subjectis.
Archivalia II, n°. 20.
36. 1638, DECEMBER 18, ROME. — Fr. Dirk van Schoonhoven wordt door den P.-Generaal bevestigd tot provinciaal der Nederduitsche provincieJ).
Fr. Theodorius de Schonhovia, baccalaureus formatus, instituitur provincialis cum omni auctoritate solita dari aliis provincialibus vel quam iidem habere solent ex tenore nostrarum Constitutionum, sive de jure vel de consuetudine, sive a privilegiis, Ordini nostri concessis. Et preeipitur ei, ut indilate acceptet.
Dominicaner Registers IV, 25 f. 416.
36. 1539, JUNI, ROME. — De provinciaal fr. Dirk van Schoonhoven wordt benoemd tot magister 2) en krijgt eenige volmachten.
Het generaal kapittel benoemt drie inquisiteurs in de Nederlanden.
Rev. provincialis factus et creatus est magister in theologia in generali Capitulo cum omnibus gratiis solitis. Itemque ei conceditur facultas promo-
1) 29 Sept. 1538 was hij in het provinciaal kapittel te Zwolle tot provinciaal verkozen (De Jonghe, Belgium Dominicanum, p. 17 en 18).
2) Bij zijne verkiezing was hij nog slechts baccalaureus in de theologie.



37
vendi sex fratres ad baclialariatum et totidem ad magisterium; similiter quod possit recipere quatuor fratres apostatas.
Magister Joannes Varre institutus est inquisitor. Item fr. Vuliemus ab Alten et fr. Andreas CaoMs eodem modo instituti fuere inquisitores a generali Capitulo.
Dominicaner Registers IV, 25 p. 416—416T.
37. 1540, JANUARI 30. — Kardinaal Alessandro Farnese aan den nuntius Giovanni Morone; aanmoediging op zijne dienstreis naar de Nederlanden.
Al vescovo di Modena.
Perchè nelle lettere Sichè vadi pur allegramente a questo viaggio
in Piandra et faccia in questa occasione tutto quello sforzo cbe potra insieme con Mons. Revmo. legato et con il signor cardinale di Nicastro *) et con Mons. Poggio et con tutti quelli altri, cbe trovera di la, per Sua Beatitudine et per questa S. Sede perchè sia dato bene a conoscere all imperatore, che il vero et nècessario rimedio et alle tante discordie et heresie di Germania dipende et si aspetta solo et principalmente de Maesta Sua, si per 1'innata et solita sua bonta et per il loco, che meritamente tiene, et per 1'obligo, che deve a Dio di tanti segnalati beneficii ricevuti, come per la fede et speranze, che Nostro Signore ha havuto sempre, et ha permanente in lei et vuole et debbe haver fin' all' ultimo, et in questo continuare, finchè se ne cavi qualche buon constrntto, senza sparagnare a cosa, che sia indicato a proposito per tal conto et di quelle che si aspetti a Sua SaPtita di fare, si ha da presuppore, che la non sia per mancar mai fino all' extremo
Di Roma, alli 30 di Gennajo 1540 »).
Principi Vol. 30 f. 43—44* (gelijkt, afschr.).
38. 1640, AUGUSTUS 9. — De protónotarius Fabrizio Mignanello8) uit den Haag aan paus Paulus ILT: over de onrechtzinnigheid, die in deze gewesten heerscht en over de kerkelijke misbruiken, die er aanleiding toe gaven.
Post pedum oscula beatorum.
Parlarö con molta liberta di animo, parendomi che la causa publica lo meriti, et che quello sia offitio di buono servitore. Bisogna mirar bene alle cose di Germania, le quali stanno in bilancia con molto pericolo di male; et oltre al 1'interesse del stato, che è grandissimo, parlando quanto al priraato della chiesa Romana, et di quella S. Sede, non portano con se il preguidicio d'una provineia o di due, ma di molte provincie et moltiregni, come.Suetia, Datia, Inghilterra et Bohemia, che in tutto sono alienati; Ungaria et Polouia con li tanti prencipi elettori dell' imperio, et buona parte dell' altri prencipi
1) Marcello Cervini, kardinaal en bisschop van Nicastro.
2) De dateering: Rome, kan niet juist zijn; de vice-kanselier kardinaal Alessandro Farnese bevond zich op dien datum als nuntius in Frankrijk, waar een bijeenkomst plaats had tusschen Karei V en Frans I (Nuntiaturberichte aus Deutschland V, XIX).
3) Deze was met den legaat, kardinaal Alessandro Farnese, in Febr. 1540 naar Gent gekomen, waar Karei V na zijn samentreffen met Frans I te Parijs vertoefde {Nuntiaturberichte V, p. XIX).



38
et stati ecclesiastici et seculari, li quali in uniti *) anni passati ö si «ono alienati alia scoperta, ö almeno hanno lassato trascorrer tutti i popoli, et paesi suoi in predicare et credere a modo loro, con levar via tutte le cerimonie et riti ecclesiastici. Et questo veneno si sparge tanto, che quanto al primato della Cathedra di S. Pietro, non solamente è passato in questi luoghi bassi, che pure sono parte Belgica di Prancia, ma anchora in Italia et nel resto di Christianita non mancano infettioni di qualche momento. Quella parte dell' ecclesiastico, che è rimast' in qualche obedienza di quella S. Sede, è molto gravata da le nominationi, concordati e privilegii, che hanno havuto li prencipi Christiani dalli antecessori di V. Bne.; et per dir il vero, dall' altra banda i regressi, reserve, coadiutorie, pluralita di benefitii, dispenze, liti, et con impedir le speditioni, jurisdictioni ordinarie, decime, essentioni, ordinar sacerdoti con degne chiese, et altre dignita non ben proviste di pastori, et servir da mercanti, et simili abusi hanno messo 1'ordine ecclesiastico et il eulto divino in tanta confusione, che certo è cosa miserabile a vederlo. II Consilio oecumenïco, cioè universale et omnium gentium, nel quale la S. V. ha fatichato et speso molto, non si puo fare, che le nationi parte sono alienate, et li prencipi del resto non lo vogliano. La concordia con li heretici non ha luogho, che sperano di vincer. S. St4. secondo il mio debil parere non ha in sua mano altro che un solo rimedio, cioè far pigliar gli otto Concilii universali con altri assai principali, et decreti santi antichi et di quelli formare una reformatione conveniente alia chiesa Occidentale, et cosi quant' alle cose spirituali e 1'uso delle chiavi exonerar le nationi, et ordinare un modo di vivere, che non si possi justamente riprehendere; nel quale et con 1'ajuto di Dio si conservara quel che resta, et si potra racquistare et ridurre quel che manca. Et non havendo altro, bagio devotissimamente li santissimi piedi.
Di V. Bne. humillimus ac devotissimus servulus Fabritius Mignanello.
Di Italia 8) in Olahda, a li 9 d'Agosto nel 40.
Archivalia I, n°. 1281 en 2250. — Zie ook n°. 2089— 2090 en n°. 2244—2249.
39. 1640 SEPTEMBER 30. — Keizer Karei V gelast op verzoek van bisschop George van Egmond, dat de TJtrechtsche Domproost Johannes Slaghek worde overgehaald om erin toe te stemmen, dat zijn Domproosdij ingelijfd worde bij de tafelgoederen van den bisschop van Utrecht.
Oopia actus ordinationis imperatoris super facto incorporationis et unionis prepositure et archidiaconatus ecclesie cathedralis Trajectensis mense episcopali ejusdem, translata ad verbum.
Super eo quod dominus Georgius Degmonde episcopus Trajectensis exponi fecit imperatori modicos proventus ejusdem episcopatus Trajectensis, qui sese extendunt tantummodo ad duo milia florenorum Caroli aureorum annue, quos Sua Majestas solvit in recompensam translate ditionis temporalis ejusdem episcopatus, ultra emolumenta et commoda provenientia ex jurisdictione ecclesiastica ejusdem episcopatus, que in dies singulos diminuuntur, licet onera eidem episcopo incumbentia occasione dicte jurisdictionis ecclesiastice augeantur,
1) Venti?
2) Lees: Aja.



39
ut placeat Sue Majestati aliquo bono afficere dictam ecclesiam et nominatim ordinare domino Jobanni Slachech, preposito Trajectensi, nt consentiat unioni et incorporationi dignitatis ejusdem prepositure et archidiaconatns Trajectensium, et simul jurisdictionis, fructuum et emolumentornm pertinentium dignitati episcopali Trajectensi, prout ipse obligatur, et promisit1), quando ab eadem Sna Majestate reqnireretnr, quod esset magnum bonum ejnsdem episcopatus, attento quod idem prepositus est equalis et concurrens in jurisdietione ecelesiastica in pluribus locis diocesis Trajectensis cum ipso episcopo, qua occasione, (cum) in dies plnries oriuntur questiones et controversie, imperator desiderans augere proventus dicti episcopatus, obviare questionibus et controversiis, ordinavit et ordinat domino Ludovico de Scboerle, equiti aurato sui privati Consilii ac consiliario rerum status Sua Majestatis, per media bona inducere dictum prepositum, et alios quoscumque decebit, ad consentiendum et admittendum dictas unionem et incorporationem, et in quantum opus fuerit, mandare dicto preposito et aliis hec complere et satisfacere antedicte sue provisioni et obligationi, prout ipse tenetur. Et ad faciendum ea, que inde dependent, dedit et dat per presentes dicto domino Ludovico de Scbore plenam potestaten), auctoritatem et mandatum speciale. Ita factum et ordinatum Bruxelle, ultimo Septembris, anno XV°XL.
Sic signaium: Chablbs.
Et signatum me presente N. Nicolai pro copia N. Nicolai. Gollationatum cum simili copia ut supra per me. de Langes.
Archivalia II, n°. 26».
40. (omstreeks 1540 ?) — Brief van een ongenoemde, over het meeningsverschil tusschen (Ant. Granvelle), bisschop van Atrecht, en den pauselijken legaat, aangaande de bevoegdheid der kerkelijke en wereldlijke overheden bjj de bestrijding der ketterij.
Copia.
Tandem legatus *) Summi Pontificis conquestus est cum episcopo Atrebatensi de controversia haeresis, quam cum pontificiis quesitoribus habemus, multaque adduxit, ut Caesari persuaderet, oportere (si rempublicam Christianam salvam esse cupimus) ad nutum et arbitrium eorum tantum hujusmodi judicia referre, quos Summus Pontifex delegit, nostrisque magistratibus interdici necesse esse, ne hac in re jurisdictionem suam perturbent vel impediant; verumhisse respondisse Atrebatensis episcopus, ut ad nos scribere mihi mandavit, Caesarem admirari, cur id in regnis suis fieri non permitteret, quod aliis datum fuisse plane exploratum erat, cum et in Hispaniis et in Belgis, qui Germaniae adjacent, tot extent exempla gravissimarum poenarum, quarum tenore multi perterriti in officio verae pietatis continentnr; qui si sacerdotum sen tentiis ex formula suorum decretorum, qua poenitentibus mutatione consilii veniam dant, judicarentur, nedum forte non resipuissent, sed ipsi aliorum animos a religione deteruissent atque avocassent et insitas et vetustas convellendo, novas et pernitiosas opinio-
1) Zie Hoynck, Analecta, III Pars I, blz. 38, n°. 14 van de daar medegedeelde overeenkomst.
2) Kardinaal Cervini.



40
nes passim inseruissent, seque legisse, quid utrinque hac in disceptatione propositum et responsum fuerit, in ea interim permanere sententia, quam senatus defendit, quamquam et tranquilitati etsecuritatipopnlorumconsulerejamdudum perspectum habet. Et summa haec demum fuit conclusionis suae, ut legatus hanc Caesaris mentem ad summum Pontificem rescriberet, et quid ille responderet, expectaretur. Pollicitus est Caesarem libenti animo acceptaturum, et amplecti paratum fore, quod pro religione et Dei cultu et populorum utilitate salubrius esse cognoverit.
Archivalia I, n°. 784.
41. (1640, einde?) — Het Utrechtsche Domkapittel betoogt bij Karei V tegen de geldigheid der inlijving van de Domproosdij bij 'sbisschops tafelgoederen
Demonstratio seu expositio per modum impugnationis super actu dicte ordinationis imperatoris, nostri Serenissimi domini, pro dictis unione et incorporatione dicte prepositure et archidiaconatus ecclesie cathedralis Trajectensis mense episcopali ejusdem etc. facta et exhibita nomine capituli ejusdem ecclesie, translata ad verbum.
Primo est magnopere ponderandum et notandum, quod ex principio narrative dicte ordinationis clare patet, ipsam obtentam esse ad prosecutionem et expositionem Revml. domini episcopi Trajectensis moderni, qui tempore acceptationis possessionis dignitatis sue episcopalis juravit, prout de jure communi et omnimoda antiquitate consuetum est, quod jura ecclesie sue conservaret illibata. Cui (loquendo cum omni reverentia) directe contravenit, prosequendo istud negocium contra jura, preeminentiam et privilegia dicte ecclesie.
2. Item quod dominus episcopus, exponendo parvam quantitatem proventuum dicti episcopatus, subticuit, unde hoe evenit, nempe per translationem temporalitatis dicti episcopatus ad opus imperatoris tanquam ducis Brabantie et comitis Hollandie, etiam subticendo causam, quare prelati et ecclesiae Trajectenses consentierunt dicte translationi, utpote, ut in requie et tranquillitate possent uti ei frui eorum bonis et privilegiis, in quibus olim episcopi non poterunt eosdem manutenere, conservare nee defendere.
3. Et si dominus Henricus dux Bavarie episcopus Trajectensis suus predecessor transtulisset dictam temporalitatem secundum conceptum et ad visum prelatorum tune et ecclesiarum Trajectensium, dominus episcopus modernus esset satis bene provisus, imo meliores haberet redditus quam habebant episcopi Trajectenses qui moderabantur et gubernabant dictam temporalitatem.
4. Utpote quod transtulisset imperatori jura regalium, item oppida clausa, item fortalezia tocius patrie, item supremam jurisdictionem seu gladii potestatem per omnia villagia, reservata sibi bassa jurisdietione per eadem villagia et sub decimis et suis vassallis et sub prediis tam urbanis quam rusticis cum terris adjunctis que appellabantur bona mense episcopalis.
5. Et quod dominus episcopus Henricus non insequutus fuit dictum conceptum et advisum, dicti prelati et ecclesie non sunt in culpa; quos inspecta conditione temporum, oportuit consentire ad evitandum majora mala et inconvenientia.
i) Zie n». 39.



41
6. Insuper episcopus etiam subticuit modum et conditionem, super quibu3 dicta translatio est approbata, nempe quod prelati et ecclesie Trajectenses adbibendo eorum consensum expresse reservarunt eorum bona, proventüs, jura, dominia, privilegia et preeminentias.
7. Ita quod veile augmentare proventüs ejusdem episcopatus per extinctionem et ablationem dignitatum vel incorporationem fructuum earundem directe contrariatur intentioni dicte translationis et stipulationi dictorum prelatorum et ecclesiarum et promissioni Sue Majestatis.
8. Insuper est etiam notorium, quod idem Rmus. episcopus, anteqoam acceptavit dictum episcopatum, bene scivit tenuitatem proventuum spectantinm ad mensam episcopalem ejusdem.
9. Prüwipaliter attento qüod in solutione annate dictus episcopatus fuit taxatus secundum dictum valorem.
10. Et etiam suus predecessor Rmus. dominus Wilhelmus de Enckevort, qui fuit cardinalis urbis Rome etc, bene contentus fuit provèntibus dicti episcopatus.
11. Quare antedictus dominus episcopus modernus etiam eisdem deberet esse contentus, attento quod loco pensionis duorum milium florenorum Caroli aureorum episcopus modernus obtinuit decimas suas patrie Inferioris Trajectensis, plus valentes quam ascendebat dicta pensio.
12. Et ad omme minus non deberet quaerere augmentationem dicti episcopatus in prejudicium et contra jura, preeminentias et privilegia dicte ecclesie et capituli sui per rationes supradictas.
13. Item ubi idem episcopus exponens petit, ut placeat Sue Majestati aliquo bono afficere dictam ecclesiam, illud tali modo et medio petendo idem episcopus evidenter contradicit sue proprie petitioni, attento quod ista unio redundaret in vituperium et scandalum seu malam existimationem corporis dicte ecclesie, contra et ad totalem annihilationem prime erectionis fundationis et dotationis ejusdem.
14. Et posito quod redundaret in vituperium et scandalum dicti corporis (prout faceret), tarnen per boe medium nullo bono afficeretur dicta ecclesia, attento quod attribueretor uni membro ejusdem corporis, illud ipsum auferetur notabile membro ejusdem corporis, et cum eo dicta ecclesia esset sine archidiacono et per consequens episcopus esset sine oculo, cum archidiaconus oculus sit episcopi. Cfr. ad hec: De off. archidiaconi1). Et ubi idem episcopus dicit pertinentium dignitati episcopalis Trajectensis etc.
15. Idem dominus episcopus male exponit, attento quod a prima fundatione dicte ecclesie citra fructus et emolumenta tam prepositure quam archidiaconatus predictorum spectarunt jura proprietatis ad corpus dicte ecclesie.
16. Ita 8) quod propositus et archidiaconus suo tempore non habuit nisi illorum quandam administrationem et (ad) banc ad opus prebendatorum et officiatorum dicte ecclesie obligabatur; insuper reliquum et superexcrescens applicare pro sustentatione pauperum tanquam elemosinarius ejusdem ecclesie et partim conservare pro aupplectione et snbveutione annorum sterilium.
17. Tali quidam modo et forma quod dicta bona et emolumenta propria
•i) Wstine, Het rechtsboek van den Dom van Utrecht (uitgave-Muller) p. 61. 2) Hier begint f. 282, welke overplakt en daarom slecht leesbaar is.



42
sua natura et ex prima fundatione sunt deputata, unita et incorporata capitulo dicte ecclesie pro alhnentatione et sustentatione prebendatorum et officiatornm ejusdem, et quantum ad reliqunm superexcrescens pauperum et annorum sterilium, ut supra, ita quod de tali superexcrescenti prepositus neque in vita neque in morte aliter disponere potest quam in usus supradictos.
18. Posito tarnen quod dicta bona non essent deputata, unita et incorporata modo supradicto, sed donata prepositis et archidiaconis pro honesta sustentatione status sui solummodo (prout non), adhuc non esset verum, quod fructus et emolumenta jurisdietionis archidiaconalis pertinerent seu spectarent ad dignitatem episcopalem.
19. Quia per jura, scripta et communem stilum omnium ecclesiarum cathedralium per universum orbem Christianum archidiaconi habent suas jnrisdictiones separatas, distinctas in prima instantia a juridictionibus episcopi, prout etiam hodierno die obtinent alii octo prepositi et archidiaconi ejusdem ecclesie Trajectensis.
20. Insuper ubi idem episcopus exponit imperatori, quod dominus Johannes Slacheck obligabatur consentire dicte unioni et incorporationi etc., et quod promiserat hoe facere, quando pro parte Sne Majestatis ipsum ad hoe requirerent, idem dominus episcopus subticet, quod dicta promissio non fuit facta ex hbera voluntate dicti Slacheck, sed ante quam obtinuerat possessionem ejusdem prepositure et nullam aliam ob causam nisi quod non potuit alio modo obtinere litteras beneplaciti Sue Majestatis ad consequendam possessionem ejusdem.
21. Similiter idem episcopus subticet, quod dicta promissio contrariatur juramento, quod ab omni antiquitate prepositi consueverunt facere capiendo possessionem ejusdem, nempe quod de prepositura et archidiaconatu nullam compositionem facient sine expresso dominorum decani et capituli consensu.
22. Et quod magis est ponderandum attente quod bona prepositure et decanatus emolumenta ex propria natura et prima fundatione sunt incorporata capitulo, et deputata pro alimentatione prebendatorum, officiatorum etc, hec sola jam satis sufficiens ad hoe ut populus non debuit nee potuit promittere nee consentire in antiquam compositionem, eontractum vel concordiam super dicta prepositura, et archidiaconatu sine seitu et consensu dicti capituli; et tanto magis non potuit consentire unioni vel incorporationi perpetue dicte prepositure et archidiaconatus
23. Et hoe tanto magis, quod sit notorium de jure scripto, quod bona semel incorporata mensae capitulari amplius incorporari nee debeant nee possint
24. Et ideo licet hoe effectualiter promisisset, non obligabatur illud adimplere, maxime tempore dicte remonstrationis, attento quod idem Slachek post suam promissionem et ante dictam remonstrationem, precedente adviso et consensu regine regentis et gubernatricis, aeceptaverat coadjutorem cum expedicione bullarum dicte coadjutorie, sic quod non erat res integra neque loens penitencie.
25. Pariformiter ubi idem episcopus exponit, quod dicta nova unio esset magnum bonum ejusdem episcopatus. Contrarium ejus (loquendo reverenter) est notorie verum, quia esset vera perturbatio dicte dignitatis episcopalis quae careret suo archidiacono, prout predictum est, et postea dicetur.
26. Cui dignitati nullo modo convenit habere primam cognitionem om-



43
uium exiguarum et frivolarum causarum et controversiaruni quotidie emergentium, quia dignitas episeopalis in jure nominatnr apex dignitatum .....
27. Nee etiam babere curam administrationis bonorum temporahum sue antedicte ecclesie, quia de jure divino illud interdictum est episeopis, et expresse commissum ipsis arebidiaconis (Actus Apostolorum, cap. VI).
28. Et pari modo non poterit dicta incorporatio cedere in utohtateni dicli episcopatus, attento quod reliquum excrescens dicti servitü etaÉinistrationis {prout supradietum est) obligator pauperibus, quos episcopus (ut pater eorum) non debet aliquo modo frustrare neque defraudare, et reservan debet in annos sterilitatis, quibus etiam ut providus paterfamilias debet prospicere et pro-
YI eW29. Taliter per dictam incorporationem dignitas episcopalis erit contempta et nibilominus protentus vel redditus ipsius in nullo augmentabontur, sed in contrarium jura et sollieitudo rerum et controversiarum temporahum, male convenientium dignitati episcopali, nrgentur et muItipJicabuntur.
30. Postea ubi dictus episcopus exponit, quod dictus prepositus est equalis et concurrens in jurisdietione ecclesiastica etc., idem dominus episcopus non recte exposuit veritatem, prout jacet, attento quod facta, cause et queshones graviores, proprie convenientes dignitati episcopali, reservate sunt adhuc episcopo, utpote de crimine heresis, et omnes alie cause merentes depositionem vel pnvationem beneficiorum.
31. Subticet etiam, quod ista equalitas et concurrentia per eumallegata accidit per lougos processus et prosequutiones antiquorum episcoporum, taliter quod per concordiam inter episcopos et populos contra formam et stilum juns communis et antiquam consuetudinem dicta concurrentia et equalitas tuit permissa et per capitulum ejusdem ecclesie (ad evitandam molestiam majorum processuum et discordiarum) aceeptata et approbata.
32. Et pro verificatione predictorum est notorium, quod ipsi decani deputati per preposito's et archidiaconos Trajectenses per limites dieti archidiaconatus solummodo solebant habere exercitium tocius jurisdictionis ecclesiastice, taliter quod provisores postea fuerunt adjuncti per episcopos per communem concordiam, ut supra satis confirmat ipsum nomen provisorum, qui a providendo, ne decani excedant in exercitio jurisdietioais ecelesiastice,
sic dicti sunt. l-x l l
33; Et eo ipso quod dicte due jurisdictiones essent umte, utihtates et emolumenta, que inde proficiscerentur, essent minora quam nunc sunt, attento quod nunc in omnibus casibus excessuum et delictoruro neeesse est componere cum duobus officiatis, ubi aliter non componöretur nisi cum uno.
34. Idem duo officiati diligentiores sunt et vigilantiores ad preveniendum judicem laicutn in casibus mixti fori, quam esset unus solus.
35. Et casu quo idem dominus episcopus, ubi obtinuisset dictam incorporationem, esset intentionis adhuc ordinare vel constituere unum archidiaconum et consequutive dictos duos officiatos per limites dicte diocesis, prout in presentia, si in dicto casu dictus archidiaconus non haberet proventüs convenientes secundum correspondentiam aliorum canonicorum et dignitatum, esset res ridicula et vera fictie obtinere tantam dignitatem absque fructibus illi correspondentibus.
36. Et ubi episcopus exponit, quod ex illa equalilate et concurrent» in



44
jurisdietione in dies plurics oriuntar questiones et controversie etc., ih veritate ejus eontrarium comperietur.
37. Quia post dictam concordiam et conclusam super antedicta concurrentia nunquam fuit processus super dicta jurisdietione inter episcopum et prepositum.
38. Sed eontrarium est processurum, quod per hanc novitatem necessario subsequerentur plures nove lites, processus et controversie.
39. Et sic perditus erit fructus processunm, quos illi de prefato capitulo sustinuerunt tam in Romana curia quam alibi contra eorum antiquos prepositos pro conservatione juris sue alimentationis.
40. Et quod pejus est, difficilius longe foret eidem capitulo defendere ac tueri jura eorum alimentationis contra eorum episcopos non solum propter eminentiara dignitatis episcopalis quam contemplatione ac respectu eorum familie aut eorum adberentium et servitorum, et precipue accedente exiguitate proventuum ejusdem episcopatus, qui nulla ex parte est sufficiens pro sustentatione unius episcopi ample familie, etiam si in presentia haberet fructus et emolumenta dicte prepositure et archidiaconatus libera, absque eo quod ex illis aliquam faceret ministrationem dicte alimentationis.
41. Taliter quod totalis finis sue remonstrationis directe contrariatur iis, que exposuit, nempe ad obviandum contentionibus et controversiis.
42. Et super omnia est considerandum, quod prefatus dominus episcopus subticuit' in suis remonstrationibus, quod in dicta sua diocesi novem sunt ecclesie archidiaconales, ut puta una catbedralis, et quatuor alie in civitate Trajectensi, una in ducatu Glivensi, puta Embricensis, una in ducatu Gelrie, puta Arnhemensis, duo in Superiori patria Trajectensi, que Transisulana dicitur, ut puta Daventriensis et Oldezalensis.
43. Quarum quilibet archidiaconus etiam est pfepositus sue ecclesie, habens ultra jurisdictionem ecclesiasticam, terras, decimas, vassallos et etiam translationes beneficiorum, que sunt de jure patronatus, plures collationes beneficiorum pleno jure.
44. Ita quod esset unum monstrum et mirabilis perturbatio ordinis, quod prima dictarum novem arebidiaconatuum, que est ipsa cathedralis, careret suo preposito et archidiacono vel talem haberet, qui non esset provisus secündum eminentiam et prerogativam ecclesie cathedralis et precipue in vassalis et collalationibus beneficiorum.
45. Et quando Cesarea Majestas desideraret augere proventüs ejusdem episcopatus, hoe ipsum merito fieri deberet absque diminutione prelaturarum, jurium, preeminentiarum et privilegiorum dictarum ecclesiarum et personarum earundem per rationes supradictas,
46. Presertim quum ad hoe faciendum plura sint bona media sine lesione aut prejudicio dictorum prelatorum aut ecclesiarum.
47. Et quia ordinatio, concessa super predicta remonstratione, nullam fecit mentionem, quod dicta Majestas audivit, et audiri fecit eos, de quorum prejudicio et interesse agitur, nee etiam communicavit cum suoConsilio, prout moris est, et rationes presertim in rebus tanti ponderis, importantie et consequentie, que non solent nisi causa cognita decerni.
48. Clare patet, quod dicta ordinatio est obtenta per surreptionem et obreptionem.



45
Conclusie-. Quapropter decanus et capitulum antedicte ecclesie cathedralis Trajectensis confugiunt in omni humilitate, obedientia et reverentia versus Vestram Sacratissimam Majestatem imperialem, humillime supplicantes, ut attentis medüs et rationibus antedietis, quas ófferunt verificare quantum sufficit, nobilis beneplaciti vestri sit (rejectis istis nimium prejudicialibus novitatibus dicte unionis, attento quod bona et emolumenta dicte prepositure et 'archidiaconatus a primo eorum principio fundationis et erectionis unita fuerint et incorporata capitulo ejusdem ecclesie et deputata pro alimentatione prebendatorum et officiatorum ejusdem) alio modo et medio convenientdori augere fructus et proventüs ejusdem episcopatus Trajectensis, relinquendo eosdem preposituram et archidiaconatum integros et in consueto statu, prout ad presentem usque diem continuato ordine fuerint conservati per spacium octiugentorum quadraginta septem et eo ampluis annorum, et manutenere, conservare et stabilire predictos; supplicantes una cum dicta ecclesia cathedrali Trajectensi in eorum antiquis juribus privilegiis et pertinentiis, prout tempore translationis dicte temporalitatis, et etiam postea, nomine Vestre Majestatis per modum conventionis, stipulationis, confirmationis ipsis fuit addictum et promissum. Hoe faciendo Vestra Sacratissima Majestas benefaciet, quod mirifice redundabit ad conservationem divini cultus et servitii, unionis, tranquillitatis, et quietis dicte ecclesie et personarum ejusdem, laudem et gloriam, existimationem et reputationem clementie Vestre Imperialis Majestatis in suos novos subditos, pro cujus longeva vita in felicitate, prosperitate et Victoria predicti supplicantes Deum Optimum Maximum sunt deprecaturi.
Archivalia II, n», 266.
42. 1641, JANUARI 16. — Bisschop Vergerio J) aan paus Paulus UI: over de vele misbruiken bij de bisschoppen in Duitschland, waardoor de ketterij sterk wordt bevorderd.
Di Vormatia, alli XV di Gennaro MDXLI. Gedr. Cardanus, Nuntiaturberichte VI (1910), p. 289.
48. 1641, JANUARI 19. — Paulus ILI verlengt voor Karei V, op diens verzoek, met een jaar den termijn, waarop hij voor de openstaande Utrechtsche Domproosdij, behoorende tot zjjn patronaatsrecht, den bisschop van Utrecht een geschikt persoon moet presenteeren.
Charissimo in Christo filio nostro Carolo Romanorum imperatori semper augusto.
Charissime in Christo fili noster salutem etc.
Exponi nobis nuper fecisti quod tu, ad quem, ut asseris, jus patronatus et presentandi, seu cui jus nominandi personam ydoneam ad preposituram ecclesie Trajectensis, que inibi dignitas major forsan post pontdficalem existit,
1) Pietro Paolo Vergerio, bisschop van Capo d'Istria, was in het jaar 1540 in diplomatieken dienst van den h. Stoel te Parijs en te Brussel; sinds November bevond hij zich te Worms, doch hier zonder een diplomatieke positie en reeds overhellende naar het Protestantisme, waartoe hij niet lang daarna formeel overging. Zie Cardanus, Nuntiaturberichte V (1909), p. XLII—XLYII



46
ex apostolico privilegie-, cui nou est hactenus in aliquo derogatum, spectare dignoscitur, cupis ad ipsam preposituram, ad presens certo modo, quem pro expresso haberi volumus, vacantem personam idoneam episcopo Trajectensi, cui presentatio seu nominatio hujusmodi fieri debet, presentare; sed quia persona ad hoe juxta cor tuum idonea ad presens tibi non occurrit, et dum circa hoe deliberas, ne tempus ad presentationem seu nominationem hujusmodi faciendam labatur vereris, nobis humiliter supplicasti, ne ex boe tibi prejuditium aliquod inferatur, providere de benignitate apostolica dignaremur. Nos igitur, piam intentionem tuam hujusmodi in Domino plurimum commendantes, tuis in hac parte supplicacionibus inclinati, tempus personam idoneam ad dictam preposituram presentandi seu nominandi per idem privilegium tibi prefixum, infra quod, ut etiam asseris, adhuc existis, ad annum auctoritate apostolica per presentes extendimus et prorogamus, decernentes interim, idem jus presentandi seu nominandi hujusmodi per lapsum temporis tibi ad personam idoneam ad dictam preposituram presentandum vel nominandum, ut prefertur, concessum miuime privatum esse, nee propterea jus ad eandem preposituram presentandi seu nominandi ad nos seu ad Sedem apostolicam aut quemvis alium devolvi, sicque per quoscumque judices commissarios etiam nostri palatii apostolici auditores, seu sancte Romane ecclesie cardinales, sublata eis et eorum cuilibet quavis aliter interpretandi facultate, sententiari, diffiniri et iudicari debere; irritum quoque et inane, si secus super hiis a quoquam scienter vel ignoranter contigerit attentari. Non obstantibus premissis ac constitutionibus et ordinationibus apostolicis necnon ecclesie prefate juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus, privilegiis quoque et indultis ac litteris apostolicis illi quomodolibet concessis, approbatis et innovatis, quibus omnibus, etiam si pro illorum sufficienti derogatione de illis eorumque totis tenoribus specialis, specifica expressa et individua ac de verbo ad verbum, non autem per clausulas generales idem importantes, mentio seu quevis alia expressio habenda foret, tenores hujusmodi pro suffieienter expressis babentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice duntaxat specialiter et expresse derogamus ceterisque contrariis quibuscumque. Datum Rome, 19 Januarii 1541, anno 7.
Archivalia I, n°. 537.
44. 1541, MEI 12. — Albertus Pighius schrijft uit Regensburg aan kardinaal Marcello Cervini over zijn vermoedelijken stadgenoot Johannes Campanus die ondanks zijn vreemdsoortige nieuwe leerstellingen voor de katholieke zaak een groote aanwinst zou kunnen zijn.
Accepi litteras ....
.... Prodit nunc et alter quidam assertor multorum novorum dogmatum Joannes Campanus, quem qui norunt hominem, concivem meum affirmant, tametsi mihi id non videatur. Ego certe nostrorum neminem novi tanta eruditione et ingenio. Est hic mihi oblatus liber ejus non exiguus, sed manuscriptus, nondum enim impressoria opera evulgatum existimo, et cui in principio sermones aliquot detracti sunt, in quo suo more per certa capita tractat et
1) Mogelijk Johan Campaen, aan welken Sebastiaan Franck van Weirdt zijn „Brieff" schreef op 4 Februari 1541; zie Bibliotheca Reformatoria Neerlandica, V.~



47
explicat universa pene nostrae religionis dogmata. Inveniö hominem ingenio rarissimo et plane admirabili Seripturarum notieia magna et singulari; et qui pene ubique et felicissime pugnat cum Lntero et Philippo, sed interim sua uiulta nova impiaque dogmata magna libertate infarsit. Nihil adhue vidi meis unum oculis scriptum majore eruditione et ingenio nee a nostris nee ab adversariis. Tametsi sunt qui illum stilo arguunt, qui tarnen illi et Latinus et satis felix contigit. Si quis moderari posset hujus ingenium ut intra septa acceptasque Catholicae ecclesiae sententias se contineret, maximum eidem Ecclesiae prestiterit beneficium» Ego sane conabor et explorabo, ubi agat; tentabo hominem blanditiis et promissis ad me allicere; et spero successurum, si est, quod dicitur, meus concivis. Si non successero, periculum est ut novum hinc Ecclesiae excitetur incendium. Multa enim habet satis popularia, inter quae illud est, quod affirmat omnes fideles, qualicumque vita fuerint, quibuscumque peccatis contaminati hinc d'ecesserint, modo tarnen in fide foederis et spe misericordiae Dei, etiam si aliter de commissis non penituerint, tandem salvos fore, quamvis non sine gravi pena purgatorii, quam etiam post universale et finale judicium prorogat. Nullum esse fideli damnabile peccatum affirmat preter unum peccatum in Spiritum sanctum, idque ipse suo modo intelligit luculentam blasphemiam in operantem attestantemque nobis aliquid Dei virtutem, nobis agnitam, quod talis sit; reliqua omnia, etiam finalem impenitentiam, remitti fidelibus in fnturo seculo, sed cum in carcere purgatorii persolverint novissimum quadrantem; fidelium filios, et jam sine baptismo hinc decedentes, salvari fide paren turn; neque confessionem peccatorum neque absolutionem sacerdotalem nobis esse necessariam. Multa habet ejusmodi, nee dum tarnen perlegi omnia; ex his quae ego habeo, quinque themata detracta sunt, quorum tribus prioribus mihi videtur materiam divinae Triadis, sequentibus vero duobus explicari argumentum de Eucaristia, in quibus multa illum intelligo docere fanatica. Utinam tam preclarum ingenium pietati se accommodaret et captivare se nosceret sub regulam Catholicae fides. Sed video non defuturum mihi quoad vivam negotium, cui ut libere mihi vacare liceat, nisi vobis curae sit, non potero et cure rei familiaris comparande et illi sufficere. Magno me incommodo afficit, quod utroque amanuense destitutus sum; alterum secum adduxit D. Poggius,alterum bic a me abstraxit et illexit quidam, qui penes principem Salernitanum est. Itaque unica tantum manu scribere nunc cogor qui tribus soleo. Raptim effusum Ratisbonae, die XII Maji 1541. Arehivalia I, n«. 3253.
46. 1543 FEBRUARI 21. — Een zekere „Aquilanus"l) aan Nicolaas Perenot: over de sint Jansproosdij van Utrecht, aan diens zoon Antonie verleend door den paus.
Si ea essent tua erga mea officia, quibus aliqua ex parte facere me satis posse arbitrarer, auderem literis significare que in sacro Summi Pontificis senatu per me in causa filii tui pro obtinenda praepositura Trajectensi acta fuere.
1) Vermoedelijk Bernardo Sanzio, bisschop van Aquila en pauselijk diplomaat, zeer verknocht aan Granvelle en de keizerlijke staatkunde; zie Cardanus, Nuntiaturberichte V (1909),
p. XXXVI.



48
Pluribus antea mensibus quasi certis uuuciis relatum fuerat de obitu Pychii (Pigbii) et id per equos dispositos et summa cum celeritate Dydaco Olaxio, Romauorum regis oratori, tui nominis studiosissimo, eodemque fere tempore idem IU"»»» domiuae Margaritae ab Austria nunciatum fuerat. Ob hoe non levis contentio apud Summum Pontificem pro assequenda praepositura orta est; verum prevaluerat quasi auctoritas Austriaca, quae illam summo studio pro fratre uterinö eurabat. At convaluit tune Pichius, et ob nuntios valetudinis cessavit contentió, ecce litteras tuas ad Illmam dominam de certo obitu Pychii, quibus etiam significabas, ut suam cum Pontifice auctoritatem interponeret, ut filius tuus et gratia Summi Pontificis praepositura frui possit. Annuit Illma domina, et ejus nomine Summum Pontificem conveni. At jam pridem Revmus cardinalis s. Crucis *), qui summae est apud eum autoritatis, preposituram pro nepote Pychii impetraverat. Egi tuam causam multis verbis et longo sermone, presente cardinale s. Crucis et Farnesio, cum commemoratione tuorum erga Sedem apostolicam meritorum et prone propenseque in hanc rem Illmae dominae voluntatis; longum foret et prolixum omnia, quae dicta fuerunt, referre. Peroravit tandem Aquilanus tuus cum victoria, et ex gratia Summi Pontificis filio tuo prepositura scripta est. Leve quidem munus ob magnitndinem animi tui et virtutis tuae, sed ob eas, quae propositae fuerunt contentiones, non vulgare, eaque praesertim ratione quod in hoe Ulm»e dominae Margaritae Austriace virtus enituit, quae solis litteris tuis filium tuum fratri suo proponendum tanto studio contenderit. At debet Granvellanus etiam Summo Pontifici, qui gratie uberrimum testimonium praestiterit tuorum erga se meritorum et erga Sedem apostolicam fidei, amoris et charitatis longeque majora se semper prestaturum pollicitus est ob commodum tuum et filiorum tuorum. Quid vero Aquilanus tuus praestiterit, ex litteris Andreae Castillii intelliges. Sed jam brevi certiorem faciam de iis omnibus quae
hic aguntur *) Nota est enim mihi Granvellani virtus, fides, relligio et
summus in Sedem apostolicam amor, existimareque poteris Summum Pontificem nihil pretermissurum, nt conjuncta sit ejus voluntas cum Cesaris voluntate pro tuenda, conservanda et augenda relligione. Quae si auctore te consequi poterit, consequetur quod omni studio desiderat, creseetque Granvellani apud ipsum et apud bonos omnes oppinio. De statu meo superionibus litteris ad te perscripsi. Vale cum filiis et D. meo Atrebatensi et viro doctissimo Gerardo. Rome, IX kalendas Martias 1543.
Principi. Vol. 13 f. 91—93 (gelijkt, afschr.).
46. 1544 JUNI 17. — Paulus III gelast George (van Egmont), bisschop van Utrecht, afstand te doen van de Utrechtsche Domproosdij, die hij op grond der ongeldige, door Karei V bewerkstelligde inlijving wederrechtelijk in bezit houdt8).
Venerabili fratri Georgio episcopo Trajectensi Paulus etc: Venerabilis frater salutem etc.
Accepimus nuper, quod tu preposituram ecclesie Trajectensis, que inibi
1) De voormalige legaat kardinaal Marcello Cervini.
2) Volgt een uitvoerig bericht over diplomatieke verwikkelingen te Rome, het algemeen Concilie betreffende, waarbij ook keizer Karei en Frankrijk gemoeid zijn.
3) Zie n°. 39 en 41.



49
dignitas post pontificalem major et cui archidiaconatus ipsius ecclesie perpetuo unitus existit, praetextu certe unionis *), per venerabilem fratrem Johannein episcopum Tropiensem 2), apud charissimum in Christo filium nostrum Carolum Roinanorum imperatorem semper augustum, qui etiam Germaniae et Hispaniarum rex existit, nostrum et apostolice Sedis nuntium, de illa mense episcopali ejusdem ecclesie, quandiu tu illi precesses, ut dicitur, facte, defacto te instrusisti, illamque abinde citra detinuisti, prout adhuc delines indebite occupatam. Cum autem in animum inducere nequeamus, quod si dictum Johannem episcopum et nuncium unionem hujusmodi nulla ad id faeultate suffultum fecisse ac propterea illam nullam, irritam et inanem declarasse tibi constitisset, has ad te dandas censuimus, te hortantes ac tibi per presentes nostras mandantes, quatinus, sicut nos unionem prepositure hujusmodi tamquam in maximum ipsius ecclesie ac divini in ea cultus, prout non te latet, detriment um et dispendium tendentem, licet pluries etiam per di versos maxime auctoritatis viros desuper requisiti facere recusavimus, ita tu ab occupatione ejusdem prepositure, quam nullo canonico titulo detinere vales, stante nullitate unionis hujusmodi, nullum unquam jus habuisti aut habes, omnino desistas preposituramque ipsam liberam et expeditam ad hoe, ut de ea persona idouea, que con sue ta onera subire et alia, que ad officium prepositi pertinent, implere velit, sciat et valeat, provideatur, cum effectu dimittas. Ex hoe enim et saluti anime et indemnitati sponse tue consules teque tali sponse dignum ostendes, nee nos desuper ad graviora juris remedia provocabis. Datum Rome, ad S. Marcum, 17 Junii 1544.
Archivalia I, n°. 538, zie ook Archivalia II, 26a en 20b.
47. 1644, NOVEMBER 4. — a. De vijf Utrechtsche kapittelen schrijven aan Herman van Wied, aartsb. van Keulen, dat zij met verwondering gehoord te hebben van de hervorming, 3) welke de aartsbisschop in zijn stift wil invoeren; zij verzoeken hem met zulke nieuwigheden in geloofszaken niet voort te gaan, zonder eerst de goedkeuring zijner suffragane kerken te hebben ingewonnen.
b. Zij geven aan het Keulsche Domkapittel kennis van vorenstaand schrijven.
48. 1545, JANUARI 7. — G-eorg van Egmond bisschop van Utrecht, aan het Keulsche domkapittel over de hervorming in het aartsstift, welke hjj streng afkeurt en belooft naar vermogen te zullen tegenwerken.
Archivalia I, n°. 833. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXIII, p. 184 vijf.
49. 1545, JANUARI 26. — Paulus UT veroorlooft aan Magaretha de Merode, kanunikes van Thorn4), dat zij ondanks haar 19-jarigen leeftijd de waardigheid van abdis mag aanvaarden.
Paulus etc. Dilecte in Christo filie Margarete de Merode canonisse secu-
1) Na den dood van Joannes Slaghek, gest. 15 Aug. 1543, na wien Cornelis van Hierop 13 Febr. 1545 als Domproost toegelaten werd; zie Hoynck van Papendrecht, Analecta belgicaV (1742), p. 161. Van deze inlijving heeft Drakenburg iets afgeweten, maar slechts vaag.
2) Giovani Poggi, bisschop van Tropea en nuntius in Spanje.
3) Zie Brom's studie: „Het bisdom Utrecht en de mislukte protestantiseering van het aartsstift Keulen in 1542—1545", Archief aartsbisdom Utrecht XXIII (1896), p. 161—204.
4) Het betrof de abdij van Munsterbilsen; in 1549 overleed zij als abdis dier abdij. Zie Habets-Flament. De archieven van het kapittel der rijksabdij van Thorn, II, p. LX VI en p. 173.
4



50
lans et eollegiate ecclesie beate Marie Virginis loei in Thoren Leodiensis diocesis salutem etc. .
Nobilitas generia, vite mundicia aliaque laudabilia probitatis et virtutuin merita super quibus apud nos fidedigno commendaris testimonio, nos inducunt, nt te specialibus favoribns et gratiis prosequamur. Hinc est, quod nos volentes te que ut asseris in decimonovo vel circa tue etatis anno constitnta et de nobili genere procreata existis, premissorum meritorum tuorum intuitu favore prosequi gratiqso teque, a quibusvis excommunicacionis etc. censentes, tuis in hac parte supplicacionibus inclinati, tecum, ut abbatissatum secularis et eollegiate ecclesie beate Marie Virginis loei in Thoren Leodiensis diocesis, cujus tu, ut etiam asseris, canonissa existis et in qua preter illius abbatissam sancti Benedicti vel alium ordines forsan profiteri solitam et decanissam ac canonissas pro tempore existentes nonnulli clerici seculares canonicatus et prebendas ac alia beneficia ecclesiastica inibi obtinentes ac cum eisdem decanissa et canonissis unicum capitulum facientes fore noscuntur, qui inibi dignitas principalis et electiva existit, etiam si ei cura etiam jurisdictionalis immineat animarum, si tibi alias canoniee conferatur aut eligaris, presenteris vel alias assumaris ad illum et instituaris in eo, recipere et retinere libere et lieete valeas, defectu etatis premisse, quem ad hoe pateris in illius anno predicto vel circa constitnta, ut prefertur, ac Lateranensis concilii et quibusvis aliis constitucionibus et ordinacionibus apostolicis et dicte ecclesie juramento confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus ceterisque contrariis nequaquam obstantibus auctoritate apostolica tenore presencium de specialis dono gratie dispensamus; proviso quod dictus abbatissatus debitis propterea non fraudetur obsequiis et animarum cura in eo, si qua illi immineat, nullatenus negligatur, sed ejus congrue supportentur onera consueta. Per hoe autem statum seu regulam vel ordinem ipsarum decanisse et canonissarum non intendimus alias approbare. Nulli ergoete.: nostre absplucionis et dispensacionis infringere. Si quis autem etc. Datum Rome, apud S. Petrum, anno Incarnacionis Dominice millesimo quingentisimo quadragesimo quarto; Septimo Kal. Februarii, pontificatus nostri anno undecimo.
Archivalia I, n°. 322.
50. 1545, FEBRUARI 15. — De vijf Utrechtsche kapittels antwoorden aan het Domkapittel, de geestelijkheid en de hoogeschool van Keulen, dat zij de pogingen aldaar tot invoering der Hervormde leer streng afkeuren.
Archivalia I, n». 834. Zie ook aldaar: n<». 786, 787, 831, 832, 831 Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXIII, p. 188.
61. 1646, JULI 3. — Paulus III vermaant o. a. (Georg van Egmond) bisschop van Utrecht, Keizer Karei V zoo krachtig mogelijk bij te staan op diens heirvaart tegen de kettersche vorsten en hunne aanhangers in Duitschland, die hardnekkig weigeren, aan de oproeping tot het Concilie van Trente gevolg te geven.
Gedrukt Archivalia II, n°. 10.



51
52. 1547, (VOOR) JANUARI (22). — Memorie door Stephanus Gninaldus en Henrious Gninaldus *), neven van wijlen Albertus Pighius 2), bfl het pauselijk Hof ingediend om 's pausen voorspraak bij landvoogdes Maria te verzoeken, opdat zij hunne benificie's te Utrecht ongestoord in bezit knnnen nemen.
Casus noster talis est:
Anno Domini 42 post millesimum et quinquagesimum vacaverunt per mortem domini Alberti Pighii pie memoriae prebenda et canonicatus simul cum tbesauraria in cathedrali ecclesia civitatis Trajectensis. Quae beneficia, quamvis in mense ordinario vacantia, tarnen ob familiaritatem, quae dicto erat Pighio, quum baecce obtinuerat beneficia, cum felieis reeordationis Clemente VII. pontifi.ee maximo, haud dubio fuerunt Sedi apostolicae reservata atque affecta et propterea S. D- N. dispositioni relicta. Libere igitur contulit eodem tempore praedicta beneficia S. Stas, ob summa dicti Pigbii in S. ft. E. benemerita, in ejusdem nepotem, Stephanum Guynaldum Pighium Campensem, atque de hac eadem provisione gratis illi litteras expeditas esse voluit.
Attamen contra omne jus atque dispositionem Sedis apostolicae, nulla alio quam vacabant in mense ordinario titulo, intruserunt sese duo alii, videlicetin tbesaurariam quidam D. Judecus a Muerkercken, ejusdem ecclesiae canonicus, in prebendam quidam Antonius a Mynden. Et bii, ut prevalent amicis, opibus, favore atque gratia, eonspiratis viribus tantum in Concilio Illmae reginae, nostrarum regionum gubernatricis, efficere potuerunt, quod misero Pighii nepoti sine causa negatum sit dicti Concilii beneplacitum, sine quo illicitum estilliin causa quamvis justissima contra adversarios, injusta possessione gaudentes, vel minimum via juris solito modo experiri atque in bono jure suo aliqua ratione procedere.
Yacavit item in mense apostolico per mortem domini Johannis Bentinck anno 41 prebenda et canonicatus ecclesiae D. Mariae civitatis Trajectensis. Hunc sollicitante D. Alberto Pighio, contulit Sua Sanctitus in ejusdem nepotem alterum Henricum Guynaldum Pighium Campensem; in dictam prebendam intrusit se quidam D. Johannes ab Ameronghen sub solo pretextu juris devoluti, asserens dictam provisionem non innotuisse capitulo dictae ecclesiae infra tempus trium mensium a die vacationis ejusdem beneficii, quod requirunt secundum tenorem Concordatorum Germaniae. Et quam id sit falsum, facile probare posset dictus Henricus Pighius, nisi illi quoque obstructum esset os atque impositum silentium per placeti denegationem; quod dictus illius adversarius etiam prestare potuit suis technis, immo et permagnificis muneribus, cum pecuniossimus.
Igitur omni ope atque humano auxilio destituti, ambo Pighii adversus hauc apertam violentiam S. Sedis apostolicae patrocinium, quae solet semper subvenire injuste atque tyrannice oppressis, defendere orphanos atque derelictos, rogant supplices S. D. N., ut sua authoritate atque patrocinio illos juvare dignetur atque illorum justissimam causam vel per S. Stis. littaras vel per breve apostolicum Illustrissimae reginae atque ejus Concilio, atque ab
1) Of: Wynants, neven van A. Phighius.
3) Van der Aa Biogr. W.b., deel XV, p, 310, deelt slechts weifelend mede, dat hij ook kannunnik en thesaurier van het Domkapittel is geweest; uit bijgaande Memorie blijkt, dat dit feit vaststaat.



52
eadem amice petere, ut nobis hactenus negatum beneplacitum Telit concedere vel saltem aliquibus suorum causam nostram melius expendendam committere, num aliquo jure id quod petimus, nobis negari possit etc.
Sed haec commendatio necesse est quam maxime seria atque quam potest fieri efficacissima; alias aut extorta illis videbitur, aut minus ex animo scripta. Et ita in hoe quoque oleum et operam perderemus etc.
Arm. 41, Vol. 38 f 71 (oorspr.) — Op den rug aangeteekend: Januario 1547, anno 13.
53. 1547, JANUARI 22. — Paulus III aan landvoogdes Maria: aanbeveling der beide neven van Albertus Pighius, opdat zij de hun door den paus verleende beneficie's te Utrecht ongestoord in bezit mogen nemen.
Carissimae in Christo filiae nostrae Mariae Hungariae reginae, illustri viduae, Flandriae gubernatrici. Carissima etc.
Annis praeteritis canonicatum et prebendam collegiatae ecclesiae S. Mariae Trajectensis per quondam Johannis Bentinck Henrico Gninaldo Pighio Campensi et Stephano etiam Guinaldo Pighio Campensi, clericis Trajectensibus, quondam Alberti Pighii theologi nepotibus, dilectis filiis, thesaurariam necnon canonicatum et prebendam ecclesiae Trajectensis per ipsius Alberti extra Romanam curiam defuncti obitum vacantes et antea disposicioni nostrae reservatos contulimus et de illis etiam providimus, prout ex aliis nostris sub plumbo expeditis litteris clarius Majestati Tuae constare poterit. Cupientes autem pro litterarum apostolicarum observantia et pro paterno amore, quo ipsum Albertum viventem et de hac sancta Sede bene meritum prosequuti sumus, has nostras provisiones suum effectum sortiri et habere, Serenitatem Tuam omni quo possimus studio hortamur et in Deo Domino requirimus, ut pro tua pietate et in nos et hanc sanctam Sedem observantiam eisdem Henrico et Stephano omni ope, favore et auctoritate tua adesse velit, efficereque, ut ipsi remotis omnibus, qui injuste eos impedirent, dictorum beneficiorum possessionem juxta earundem litterarum nostrarum tenorem pacifice assequi et fructus, qui ex illis hactenus provenerunt, recuperare possint. Quod, quamvis sit debitum, erit tarnen nobis a Tua Serenitate plurimum gratum. Datum Rome etc., 22 Januarii 1547, anno 13.
Arm. 41 Vol. 38 f. 70 n°. 39 (minuut).
64. 1547, DECEMBER 24, ROME. — Pr. Christianus Flandrensis krijgt machtiging om naar de Fransche provincie over te gaan, waar hij met den bisschop van Luik ') als inquisiteur werkzaam is.
Fr. Christiano Flandrensi concessae sunt litterae, quod translatus est ad provinciam Franciae, in gratiam Revdl D. episcopi Leodiensis, cum quo inquisitiomis officium exercet.
Dominicaner Registers IV. 28 f. 179*.
56. 1548, OCTOBER 8, ROME. — Fr. Jacobus van Zomeren, Dominicaan van het convent te Haarlem, wordt bij open brief van den Procureur-Generaal weder opgenomen in de Orde.
1) Georgius de Austria, Hierarchia catholica tnedii aevi. Vol. III, p. 239.



53
«pfl*,f ■ Fr. Jacobus de Zomeren1) conventas Haerlemeasis recipitur per pateutes ad gratias Ordinis et remittitur ad Revdam. presidentem dictae provinciae, cum precepto ut restituat ei habitum, et absolvitur ab omnibus censuris eccleriaslicis et poenis positivis, quas ob habitus dimissionem incurrisset, licet cum licentia Sedis apostolicae dimiserit.
Dominicaner Registers IV. 28 f. 179*.
56. 1548, OCTOBER 28. — Berichten over het hervormingswerk van Joannes Gropper in de kerkprovincie Keulen, waar hij optreedt tegen het concubinaat der geestelijken. Van Georg van Egmond, bisschop van Utrecht, die op het Concilie te Keulen tegenwoordig is, dat zich met dat hervormingswerk belast, wordt hetzelfde verwacht
Gedrukt Archivalia I, n». 788.
57. 1548, NOVEMBER 5. — De nuntius Pighini aan kardinaal Farnese: over de ketterij in Duitschland en over de middelen om haar te bestrijden1).
Mugunza. Monsig*. Pighino, Y Novembre.
Gedrukt Friedensburg, Nuntiaturberichte XI (1910) p. 139.
68. 1548, NOVEMBER 7. — Paulus Hl verleent aan Francisca van Lunenburg, gravin van Egmond, haren zoon Lamoraal, en hare dochter Margaretha, alsook aan hunne respectieve echtgenooten en kinderen de volgende voorrechten:
a. van een biechtbrief;
b. van een draagbaar altaar, waarop zelfs in tijden en plaatsen van kerkelijk interdict kan gecelebrereerd worden;
e. dat zij, in de plaats hunner tijdelijke inwoning één of twee kerken, één of twee altaren vroom bezoekende, of des verhinderd in hun eigen huis voor een beeltenis van den Heiland of Zijne gezegende Moeder godvruchtig biddende, den aflaat der Zeven Statie's van Home kunnen verdienen;
d. dat zij de Vasten niet behoeven te onderhonden;
e. dat de gravin met nog vier eerbare vrouwen uit haar gevolg de clausuur van nonnenkloosters mag overtreden;
f. dat zij deelachtig worden aan alle gebeden en goede werken der Orde van Sint Franciscus, waarvoor zij bijzondere devotie koesteren.
Dilecte in Christo filie nobili mulieri Francisce de Lunenburg, comitisse de Egmonde, Cameracensis seu alterius diocesis Paulus papa III, Devotionis synceritas .... Dat. Rome, die VII Nov Novembris 1548, anno 15.
Onderaan staat de aanteekening der kanselarn: Instat Ulmus. duxParmae, Placentie, et videtur posse concedi.
Arm. 41 Vol. 43 f 300—303 n». 715 (minuut).
69. 1650, MAART 26, FLORENCE. — De Procureur-Generaal der Dominicanen geeft
1) Hs.: Zormeren.
2) Sebastiano Pighini werd met twee andere bisschoppen door Paulus III als legaat naar keizer Karei te Brussel afgevaardigd. Zie over zijn merkwaardige ervaringen op deze reis ook: Pastor, Geschichte der Papste V p. 664.



54
aan den provinciaal der Nederlandsche provincie volmacht om apostaten, die vrijwillig terugkeeren, weder in de Orde op te nemen.
Revdo. provinciali (provinciae Germaniae Inferioris) consessum est per literas clausas, quod possit recipere omnes apostatas sue provincie resipiscentes et spontaneos ad habitum, gratias et beneficia Ordinis, imposita eis penitentia, que sibi bene visa fuerit de consilio patrum conventus, pro quo recipiendus est, et pro reliquis eum absolret.
Dominicaner Registers IV, 38, f. 180'.
60. 1560, APRIL 21, ROME. — Fr. Martinus Brouwers, die jaren lang op Walcheren en te Middelburg de geestelijke bediening met groote vrucht waargenomen heeft, wordt door den Procureur-Generaal der Dominicanen gemachtigd om daar evenzoo werkzaam te blijven.
Gum Braxatoris 1), pater benemeritus, per plures annos fructuose disseminaverit verbum Dei civitati Wallacriae acMiddilgensibus (sic) eorumque confessiones diligenter audierit aliisque fructuosis et piis operibus in illis partibus operam dederit, et modo prelati et cives illi instanter petierint tolli omne impedimentum, ut possit tam sancto operi deinceps insistere, iccirco {sic) concessum sibi fuit, ut nunc et futuris temporibus, quamdiudictis civibus placuerit, possit illuc accedere ad disseminandum verbum Dei more solito. Et precipitur sub formali precepto omnibus prelatis minoribus, ne quo modo illum ab hoe officio, etiam pretextu cujuscumque prelature, impediant, sed permittant illum tam laudabile opus pro salute animarum exercere, ita tarnen ut eleemosinas, quas sibi a Christi fidelibus errogari contigerit, fideliter prelato suo, ut hactenus, fecit, consignet et presentet exponendas in subsidium sui conventus. Et quia in prefato loco fertur, non esse conveutum Ordinis nee ibi vicinum, ideo, ut puritati suae conscientiae provideri possit, concessum sibi fuit, ut quando contigerit illum ibidem cum socio layco esse, possit peccata sua confiteri alicui religioso viro, maxime observantiali, si ibi fuerit. Non obstantibus etc. Dominicaner Registers IV, 39, f. 119—119*.
61. 1553 DECEMBER, 9 ROME. — Fr. Michael Visscher Sufiridusz., die van het geloof en zijne Orde afvallig geweest is, wordt door den P. Generaal der Dominicanen teruggestuurd naar zijn provinciaal, die wordt gemachtigd om hem van de censuren te ontslaan en boete op te leggen.
Fr. Michael Piscator Suffridi, premissa abjuratione omnium héresum restitutoque sibi habitu Ordinis juxta morem apostatarum, cum absolutione a censuris etc. remissus fuit ad suum provincialem, ut ipse, qui ejus causam melius recognoscit, puniat plus et minus, secundum quod sue saluti ac aliorum exemplo judicaverit expediri; super quo, quatenus opus est, libera ei collata fuit potestas faciendi quicquid ipse Remmus. posset. Die Decembris 1553. Dominicaner Registers IV, 31 f. 155v.
62. 1654 OCTOBER 20, BOLOGNA. — Fr. Adrianus van Oesterwyc wordt door den
1) Braxotoris = Brouwers.



55
Procureur Generaal der Dominicanen bevestigd als provinciaal der Nederlandsche provincie *).
Rev. fr. Adrianus ab Oesterwyc, canoniee electus in provincialen., die hodierna confirmatus fuit, cum auctoritate in forma etc., die 20 Octobris (1554). Dominicaner Registers IV, 31 f. 155v.
68. 1665 september 17. — Nuntius Muzzarelli, uit Brussel, aan kardinaal Carlo Carafa; over de schaarschte van goede bisschoppen in de buurt der Nederlanden.
Hieri Monsignore d'Arras a nome di Sua Maesta Cesarea mi ricercö, ch'io supplicasse N. S. et V. S- Hlma di tre gratie scritte nell' allegato foglio •).
Per la prima conosco d'esser tenuto in conscientia a farne instantia, quantunque esse Maesta non mi ricercasse; perchè ho toccato con mano, ch' il non esser vescovo in quello chiese (quauto a i luochi, che sono sotto il dominio dell' imperatore) è occasione di molte offese d'Iddio, di rilassatione nel clero e di liberta di carne ne laici et di qualche secreta sicurta ad heretici. Et ogni giorno si camina in peggio. La persona nominata da S. Maesta è attissima a questo carico per la eruditione, prudenza, zelo et singulare esemplarita di vita approvata da quanti lo anoscono. Volesso Dio, che in queste partifossero
molti pastori simili a lui Di Brusselles, il di XVII di Settenbre MDLV.
Barber. lat 5718 f. 32 (oorspr. eigenh. get.). — Zie Archivalia II, n°. 335.
64. 1556 april, 2. — Philips II ondersteunt bij paus Paulus IV het bijgaande tot den koning gerichte verzoekschrift *), dat het convent der Regulieren te SintAgnietenberg, als zijnde aan de beroeringen der ketterij blootgesteld, worde verplaatst naar een naburige stad en veranderd in een kapittel van wereldlijke kanunniken.
Gedr. Archief aartab. Utrecht XXII (1895), p. 374.
66. 1658. juni, 8, rome. — Fr. Godefridus van Mierlo wordt door den ProcureurGeneraal der Dominicanen bevorderd tot magister in de theologie *).
Rev. fr. Godefridus a Mierlo, petitus a suo provinciali, fuit creatus magister in sacra theologia, apostolica auctoritate, cum gratiis in forma, die 8 Junii 1558. Dominicaner Registers IV, 32 f. 155.
66. 1658, juni 9. — Philips II verklaart aan kardinaal Pedro Pacheco, aartsbisschop van Siguenza, welke houding hij den paus moet aanraden tegenover koning Ferdinand I, en dat zoowel in het Duitsche rijk als in de Nederlanden de op kerkelijk-godsdienstig gebied heerschende misbruiken vooral met zachtheid moeten bestreden worden.
Don Phelippe, por la gracia de Dios rey de Espaüa, de Inglaterra, de
1) Gekozen in het Provinciaal kapittel, dat 7 Sept. 1554 in den Haag was bijeengekomen. (De Jonghe, Belgium Dominicanum, p. 18).
2) Dit blad ontbreekt.
3) Gedrukt bij Miraeus. Opera diplom. IV, p. 659.
4) Dit naar aanleiding van rijn verkiezing tot Provinciaal van de provincie Germania Inferior op 15 April 1558. (De Jonghe, Belgium Dominicanum p. 18.)



56
las dos Sicilias, de Hierusalem etc. Muy Revdo. in Christo padre cardenal dè Siguenga, nostro muy caro y muy amado amigo. Yestra carta de 19 del passado avemos recibido y entendido por ella, como avia Uegado a essa corte Martin de Guzman, camarero mayor de 1'emperador mi tio, que y vaadarlaobedienciaa Su Sanctidad de su parte, por la nueva succession en el Imperio y la dificultad, que avia puesto su Sand en oyrle, por no averse hecho la renunciation en sus manos, y lo queos avia dicho sobrello, y a unque nos ha dado pena entender que su Sanctidad lo aya tornado de la manera, que escrivis, todavia nos lo ha quitado en parte ver el buen animo con que estava, de Uevar este negocio con su gran prudencia, y no dar lugar a que dello resultassen los ineovenientes, que se podrian con ragion temer; y porque este negocio es de tanto peso e importancia, como veis, y yo le tengo por tan proprio, como me obliga la sangre y el grande amor que yo tengo al emperador, y par evitar los males y danos que dello podrian resultar non solo en Ia Germania, mas aun en toda la Christianidad, he accordado de escrivir a Su Sand. de mi mano la carta que con esta yra, en vestra creencia, y es mi voluntad que en recibiendola, le pidais audiencia, y le digais de mi parte, come he entendido todo lo que en este negocio ha passado, y que me hadado mucha pena ver, como Su Sand. lo ha tornado, y la opinion que tiene del emperador, mi tio, muy agena de su religion y Christianidad, de la qual aveis de procurar de sacarle, con dezir lo que yo he conoscido siempre en el, y que en todo quanto ha podido lo ha mostrado y muestra, y ser tan obediente hiso a Su Beatd. y a quella Santa Sede, que ningun principe Christiano le haze ventaga, come se puede ver por el bueno officio que hizo suntamente con los electores ecclesiasticos en su estalacion en el Imperio et que se hiziesse tan honorifica mencion de Su Sand. y de aquesta santa Sede (como era razon) y por el buen animo y zelo Christiano, que ha mostrado y muestra en todo lo que se ofrece, y no se le puedé ni devé imputar las cosas, que con tanto sentimiento y pesar suyo acontecen, si en ellas no pone remedio, pues se vee que para procurarlo, haze quanto humanamente puede, y tanto que meresce su buena voluntad ser ayudada y favorescida da Su Sand. y de todos, y principalmente en este negocio por todas las vias que se pudieren sufrir sin acudir a remedios, por los quales no solamente no se curaria aquel miembro, antes usando de rigor se dannaria mas, y se deve temer que echaria su poncöno en todo el cuerpo, aviendose conoscido por lo passado bien claro, lo poco que an aquellos pueblos tan grandes y a persuadidos en sus opiniones se puede hazer por la fuerca, que no serviria de otra cosa, el usar con ellos de aspereza, sin darles occasion a que se junten todos en una opinion (con quan varias son sus sectas) para armarse contra la Sede apostolica, y contra, quien pretendiesse usar de vigor con ellos, siendo an si que se vee por clara experiencia que despues que no temen la fuerca de nadie, empiecan a dar mas clara demostracion de la division que tienen en sus opiniones; y seria en mano de Su Sanctidad tornar otra mas breve via par allegar al fin que tanto dezea de reduzillos, si como ha mostrado siempre la ganade reformar la yglesia, y quietar los escandalos, pusiesse de veras la mano en ello y tratasse con los per la dos Alemanes, que conforme a la instancia, que muchas vezes se les ha hecho, entretuviessen en los estudios catholicos de Flandes, Espana, Italia y Francia, y a un en el de Colonia algunos hombres de sus diocesi, los quales tomasien al verdadero fundamento de la sacra theologia y pudiesten instruyr



57
el pueblo de sus diocesis, que tiene oy dia tanta falta de doctrina, y lapideu, y dessean, y se han perdido por la ignorancia, y desordenada vida de los curas, que como en los descuydos che ay en lo de la religion se vee en los ministros de cada dia menos doctrina, y los costumbres mas corrompidas, este otro camino les haria dar la buelta, y los traheria al conoscimiento de la verdad. Vos lo representareis assi a Su Sanctidad y le direis que esta via, y la del amor y mansdübre, y demostracion de benigno zelo, y de mucha caridad, obrara mucho mas en esto, que ningun rigor in fuerca, de la qual no se podria esperar se no muy grandes inconvenientes en la Germania y turbacion general en la Christiandad pro lo qual . tiene Su Sanctidad tanto major causa de procurar ed remediar lo que tuviere necessidad de remedio, en lo que se ha becho desta renunciacion, sin rigor in demostracion de sentimiento pues si lo toma con el zelo, que escrivis, como yo creo que lo hara por su gran Christiandad, tiene harta opportunidad para desculpar el mismo a los electores y los que han intervenido en este atto, por ser cosa nueva lo desta renunciacion, y que no se ha visto otro tal despues que al imperio esta en los principes Christianos, y no tener las dichos electores otra regla para lo que han de hazer en el exercicio de su officio, si no la Bulla aurea de Carlo quarto, que han seguido sin contradicion ninguna tantos annos, la qual no les haze mencion ninguna de renunciacion antes les permites que cada vez que vacare el imperio, sin esperar orden de Roma, ni de otra parte, procedan formalmente a su election, y que sin mas entre el que fuere elegido por emperador en la administracion del imperio, sin per inyzio de la aprobacion y coronacion, que despues toma de Su Sanctidad, embiando sus embaxadores a dar su obediencia, come agora lo ha hecho el emperador, lo qual parescera a Su Sanctidad, assi como se le representen los inconvenientes, que succederian, si se intentasse alguna cosa nueva en el imperio en este tiempo viendo que la sazon no da lugar a que assi de golpe se pueda remediar todo lo que se guerria y devria y assi espero que con la buena intencion que Su Sanctidad tiene, no podra dexar de doblarsn, a reconocer que la cordura y buen sezo requieve quam (?) teniendo consideracion a los tiempos, se dexen de intentar a quellas cosas, que monidas podrian hazer dano sin esperanca que pora quella via se pueda conseguir el buen successo, que se pretende, que es el remedio. Por lo qual nos paresce que Su Sanctidad, devria (y assi supplicareis de mi parte con toda instancia) dissimular lo que se paresciesse que en esta renunciation no se haviesse hecho conforme a su desseo, pues si en algo haviesse auido falta avria sido mas por inadvertencia que por otra cosa, y esto por evitar escandalo, y no ponerse en cosas, qui ni a los electores ecclesiasticos ni seglares pudiesse alteracion, por las causas que Su Sanetidad con su prudentissimo suyzio puede considerar, tanto mas, haviendo hecho el emperador mi tio de su parte tam cumplidamente lo que devia embiando con tanta submission y zelo a dar su obediencia, y reconoscer synceramente la auctoridad de Su Sanctidad y de la Sede apostolica, como principe tan Christiano y catholico, come verdaderamente lo es.
Esto es lo que acerca deste negocio se nos ofrece y que holgaremos que Su Sanctidad entienda de vos el zelo con que me muevo a ello que es cierto por parescerme que cumple assi al bien universal de la Christiandad, y para que los cosas de la religion non vengan a peor estado del que al presente estan y por ser conforme a la santa intencion de Su Sanctidad tornar este negocio de



58
manera, que no puedan seguirse dello inconvenientes ni escandalos, los quales por el lugar en que dios de ha puesto, es obligado a quitar por todas las vias que pudiere, que yo no le representaria, sino viesse claramente que han de succeder. Vos se lo direis assi, y le certificareis, que de todo el buen modo que en ello usare, yo recibire la misma gracia y favor, que si el negocio fuesse mio y a mi me toccasse, y como tal le supplico lo tome, y para que venga mejor en ello, os ayudareis del medio y favor del cardenal Carafa, a quien yo escrivo sobrello en vestra creencia, y tengo muy gran confiauca que siendo cosa tan justa, y que me ha de dar tanto contentamiento, se empleara en ella de buena gana, y hara con Su Sanctidad tan buen officio, que se haga como yo desseo. Muy revdo. cardenal, nostro caro amigo; Nró. Senor sea en vestra continua garda. De Brussellas, a nueve di Gunio 1558. Io el rey Eigenh. get.
G°. Pbbkz.
Archivalia II, n°. 33.
67. 1559, juni 14, messina. — Fr. Godefridus van Mierlo wordt door den P. Generaal der Dominicanen bevestigd als provinciaal der Nederduitsche provincie').
Rev. pater fr. Godefridus a Mierlo magister, canoniee electus, confirmatur in provincialem hujus provinciae cum auctoritate solita, cum pracepto ut acceptet et fratribus ac sororibus ut obediant; die 14 Julii 1559. Dominicaner Registers IV. 32 f. 155.
68. 1559, juli 10. — Paulus IV beveelt zijn nuntius Pacini, die zending beeft voor Spanje, in den gunst aan van Philips LI.
Charissimo in Christo filio nostro Philippo Hispaniarum Regi Catholico.
Charissime in Christo fili noster salutem etc. Jucundissimae nobis fuerunt litterae serenitatis tuae, quibus de nostra in removendis ab Hispania perniciosis erroribus cura et diligentia peramanter ac perofficiose nobis gratias agis. Nos quidem et eo libenter fecimus Dei primum honore, deinde tua causa, et omnia facere parati sumus, quae te cupere (salva fide nostra) cognoverimus, ut fecimus proxime in Flandriae ecclesiarum erectione, in qua tuam voluntatem cum Dei gloria conjunctam tanti aestimavimus, ut (quemadmodum ex aliis nostris literis et a dilecto filio nostro cardinali Pacecco et Francisco Sonnio cognoscere potuisti) difficultatibus omnibus superatis, pio tuo desiderio satisfecerimus. Nunc autem eodem et in Deum et in tuam dignitatem animo comruoti et nostro officio moniti, venerabilem fratrem Salvatorem episcopum Clusinum *) nostrum et apostolicae Sedis nuntium in tua Hispaniarum regna mittimus, Ut et religionis et hujus Sedis causam ea in provineia tueatur. Jussimus autem ei, ut ad serenitatem tuam se ipsum antea conferat et, funeto salutationis munere, primum de pace optatissima ae saluberrima, summo Dei beneficio et tua maxima virtute ac pietate reipublicae Christianae condonata, plurimum tibi
1) 15 April 1559 was hij op het provinciaal Kapittel le Utrecht als zoodanig gekozen, De Jonghe, (Belgium Dominicanum p. 18).
2) Salvatore Pacini, hisschop van Chiusi.



59
nostro nomine et gratias agat et gratuletur; quorum alterum praeclara ista tua actio postulare, neque a nobis magis quam a populo Christiano universo jure optimo videtur, alterum fore tibi jucundissimnm arbitrati sumus, si quam animo concepimus eximio tuo facto laetitiam incredibilem, et quam multis hic signis (ut potuisti ex aliis intelligere) declaravimus, aliqua ex parte cognosceres. Quod quidem cognovisses antea, nisi nuntii hujus nostri mittendi occasio nostrum hoe officium hucusque distulisset. Sed agat hoe primum ipse copiosius; deinde tuum auxilium in commisso sibi Hispaniensi munere conficiendo postulabit; quod praestiturum te certo scimus, praesertim cum intelligas religionis patrocinium et apostolicae Sedis jurium defensionem non ad nos solum sed ad principis unius cujusque Christiani officium et dignitatem pertinere. 'Nos quidem, partes nostras exequi cupientes et tua causa excitati, quod amplum tibi non minus quam tutum fore judicavimusincorruptam servari in tuis illis regnis religionem et Catholiae ecclesiae obedientiam, mittimus illue hominem summa et pietate et innocentia praeditum, auctoritate apostolica fultum et ecclesiasticis armis armatum, qui et omnem iinpiam fraudem illic avertat et eos fructus colligat qui spoliorum nomine ad Cameram nostram pertinent. Tuum vero erit, charissime fili, eundem imperio tuo secularique auxilio munire, quo facilius demandatum sibi opus perficere valeat. Quod ut facias (etsi tuus animus nobis in boe genere cum antea turn proximis tuis literis cognitus nullam videtur hortationem desiderare) te nibilominus vehementer in Domino hortamur huncque nuntium nostrum, et multis aliis in rebus et in hac alma Urbe règenda nobis probatissimum, ut libenter, humaneque excipias, eique omnem fidem habeas, rogamus-
Datum Rome, apud Sanctum Petrum etc. X Iulii 1559, anno quinto. Segretaria dei brevi. Brevi minori. Armarium XLI1, vol. 12. pag. 246.
69. 1569, JULI 81. — Paulus IV sticht, tot afwering der ketterij in de Nederlanden, de hoogeschool van Douay
Ad perpetuam rei memoriam.
In apostolicae dignitatis culmine meritis licet imparibus constituti, sedula meditatione pensamus, ut per literarum studia cooperante omnium muuerum Largitore Christifideles virtuti'bus ornentur, justitia colatur, fidesque in primis Catholica et divini cultus non modo conservetur, verum etiam nostris potissime temporibus augeatur atque propagetur; ad idque praesertim, dum Catholicorum vota principum id exposcunt, nostrae considerationis aciem libentius con vertimus aliasque desuper disponimus prout in Domino pro studiorum ipsorum directione et successu foelici conspicimus salubritér expedire. Sane charissimus in Christo filius noster Philippus Hispaniarum rex Catholicus nobis nuper exponi fecit, quod cum regio Inferioris Germaniae ipsius Philippi regis ditioni hereditario jure subjecta omni feri ex parte a populis hereticis atque scismaticis cinctaet obsessa sit et propter assiduas eorum insidias pestiferasque doctrinas Catholica illic fides et animarum salus maximo in diserimine versetur, tam graviter
1) Wijl Paulus IV reeds 18 Augustus stierf, werd deze bulle eerst 6 Januari 1560 door zijn opvolger Pias IV uitgevaardigd. De plechtige opening der universiteit geschiedde 5 October 1562.



60
periclitanti in illis partibus fidei orthodoxae et animarum saluti aptissimum esse remedium duxit, si in dicta regione, quae a tot tantisque populis et gentibus incolitur, praeter illam celeberrimam et famosam universitatem stndii generalis Lovaniensis alia quoque similis uuiversitas studii generalis erigeretur; cui quidem sic erigendae universitati oppidum Duacense Atrebatensis diocesis tam salubritate aeris quam foecunditate terrae et rerum omnium humano victui necessariarum copia maxime idoneum et opportunum esse arbitratur, et propterea cüpiat ad Omnipotentis Dei laudem et gloriam ac railitantis Ecclesiae exaltationem necnon litterarum praecipue sacrarum studii incrementum universitatem studii generalis in dicto oppido erigi et institui. Quare dictus Philippus rex nobis humiliter supplicari fecit, ut in eodem oppido universitatem studii generalis engere et instituere ac alias in praemissis opportune providere de benignitate apostolica dignaremur. Nos igitur, attendentes ex literarum praesertim divinarum studio animarum saluti consuli et alia spiritualia ac temporalia dona universo terrarum orbi provenire, hujusmodi supplieationibus inclinati, in ipso oppido universitatem studii generalis in artibus, naturali et morali philosophia, ac medicina necnon theologia et jure canonico et civili ac quibusvis aliis licitis facultatibus et scieutiis ad instar Lovaniensis praedictae ac Parisiensis, Bononiensis et Paduane ac aliarum studiorum generalium universitatum auctoritate apostolica tenore presentium erigimus et instituimus ..... Datum Romae, apud s. Petrum, die ultima Julii 1559, a. 5°.
Eigenh. Sanctitas Sua me legente audivit menutam. F.
Arm. 42 Vol. 12 f. 277—27» (minuut).
70. 1669, AUGUSTUS 1. — Paulus IV gelast den Spaanschen nuntius Salvatore (Pacini), bisschop van Chiusi, tot onderhoud der hoogeschool van Douay een gedeelte der inkomsten van de rijkere kloosters in de buurt te besteden.
Venerabili fratri Salvatori episcopo Clusino nostro et apostolicae Sedis in regnis Hispaniarum nuncio.
Venerabilis frater salutem etc. Cum nos nuper certis rationabilibus causis quae ad id animum nostrum impulerunt adducti ad bonarum et praesertim sacrarum literarum incrementum facilioremque studiosorum commoditatem, precibus quoque cbarissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum regis Catholici, cui partes Inferioris Germaniae jure hereditario subjectae sunt, nobis super hoe humiliter porrectis paterne annuentes, unam studii generalis universitatem in oppido Duacensi Atrebatensis diocesis sub certis tune expressis modis et formis per alias nostras litteras in forma brevis literas erexerimus et instituerimus, prout in eisdem literis plenius continetur, itaque volentes universitatem hujusmodi auxiliante Domino ac providentiae nostrae adminiculo commode sustentari et facilius manteneri posse, fraternitati tuae tenore praesentium committimus et mandamus, quatenus cum primum ad regionem ipsam te contuleris, habita prius per te desuper matura ac diligenti informatione quidnam tibi sufficere videbitur, ac de consilio ipsius Philippi regis, per te vel alium seu alios quem seu quos ad id duxeris deputandos, a quibusvis monasteriis ditioribus et opulentioribus dicto oppido vieinis eam partem fructuum, reddituum et proventuum suorum, quae tibi videbitur, reman en te tarnen eisdem monasteriis



61
ea portione eorundem fructuum, reddituum et proventuum, quae sufficiens fuerit, tam pro congrua sustentatione conventus quam debita manutentione ipsorum monasteriorum et illarum fabricarum, ita ut conventus et monasteria hujusmodi propterea egere non debeant neque cogantur, auctoritate nostra separes, segreges et dismembres ipsamque partem fructuum, reddituum et proventuum praedietorum sic separatam et dismembratam pro dote et stipendio cathedrarum sive doctorum in dicta universitate legentium ac aliis ipsius universitatis usibus perpetuo appropries et applices caeteraque omnia et singula in premissis et circa ea necessaria seu quomodolibet opportnna facies, geras et exequaris. Nos enim tibi et per te, ut praefertur, deputandis partem fructuum, reddituum et proventuum hujusmodi seperandi, segregandi, dismembrandi et appropriandi ceteraque omnia et singula alia in premissis et circa ea necessaria seu quomodolibet opportuna faciendi, gerendi, mandandi et exequendi plenam et liberam auctoritate et tenore praedictis facultatem concedimus et potestatem .... Datum Romae, apud S. Petrum, die prima Augusti, 1559 a°. 5°. Arm. 42 Vol. 12 f. 284 —284' nO. 235 (minuut).



II. OPRICHTING EN ORGANISATIE DER NIEUWE RISDOMMEN 1558—1565.
71. 1B58, MAART 20—1659, AUGUSTUS 5. — Adviezen uit Brussel en Rome over de onderhandelingen gevoerd ter oprichting van de nieuwe bisdommen.
(f. 290). Da Bruseles de 20 Marzo (1558).
Partendosi de qui il cardinale Garafa *), il re nostro andö in sua compagnia con molti principi et signori alia caccia in sino ad hora de disiuare, et si ridusero nel bosco in uno monasterio. Col cardinale disinorno molti signori Italiani, et il re nostro, che non mangia cibi quadragesimali, mangiö a parte. E finito il desinar, il cardinale tolse licentia da Sua Maesta, con grande atto di reverentia, facendo il medesimo il re; abbracciandoai 1'un con 1'altro et parlando alquante parole nell' orecchio. II cardinale montö di poi a eavallo con circa 12 de suoi, et il re si parti.
(f. 341). Da Roma, del primo d'Octobre 1558.
II papa *) è del tutto risanato e sta, per quello si vede, benissimo e le cose qui stanno quiete. II sr. ambasciatore Vargas 3) ha havuto gratissima audienza da Sua Santita, dalla quale è stato ricevuto con grandi accoglienze et carezze, havendo dimostrato Sua Santita gran contento della sua venuta. Et tutta questa Corte ne resta consolata non poco, sperando per suo mezo di vedere suscitare buone opere dal suo destro negotiare et buon procedere et dalla buona mente, che dimostra Sua Santita haver verso Sua Signoria, la quale è parsa a molti straordinaria ....
(f. 352). Da Roma, 26 Novembre 1558.
II Vargas, vedendo che la risolutione del suo negocio andava a
la longa, si dice che di breve tornera a Vinetia, et tanto piü che di giorno in giorno s'aspetta il Figeroa, ambarciator di Sua Maesta Cattolica.
II negotio del dottor Sonio per conto delli vescovati di Fiandra et quelli Paesi Bassi sta sospeso, nè mai ha havuto altra che la prima audienza, tutto
ch' il Carafa, essendo in Fiandra, dara la cosa ispedita ad vota *)
Urbin. lat. 1038.
22 JULI 1669.
(f. 62.) Di Fiandra hanno scritto diversi prelati, vescovi, abbati,
arcidiaconi et altri., opponendosi alia creatione delli nuovi vescovati con protesti
1) Zie over zjjne bemoeïngen te Brussel, Archivalia II, n°. 118, en Archivalia III, n°. 416.
2) Paulus IV.
3) Francisco de Vargas, afgezant van keizer Karei V.
4) Ter advies aan de zeven kardinalen; zie Archivalia II, n°. 24b.



63
et allegamenti diversi, di sorte che ne potria nascere lite e controversia. Ma (, 62y.) si crede anche, che s'a Süa Santita venisse il grizolo, che con un breve d'esconimunicatione come inobedienti le faria ben tacere tutti
29 juli 1669.
(f» 63.) Si venne poi all' ispeditione che furno di 3 cbiese in
Fiandra, dove fu supplicato (f. 63v.) a Sua Santita, che un vescovo potesse tener' un eanonicato al manco; la quale s'alterö subito, dicendo cbe quest' erano segni di non andar' a stare alli suoi vescovati, ma ch' il vi provederia presto e ch'era stato sempre d'animo in quest' anni 5 di pontificato di fare le riforma, ma ch' il era stat' impedito per le guerre delli principi, ma ch' ad ogni modo lo fara, et per una bulla, che si fabrica, privara li vescovi d' ogni benefitio, eccett' il lor veacovato
5 augustus 1659.
(• 6iW.) II dottor Sonnio, che ha sollicitato qui la creatione delli
vescovati di Fiandra, ha havuto la sua ispeditione, et Mercordi passato è partito per le poste per arrivar in Fiandra, prima de Sua Maesta parta per Spagna, per communicar con quella tutt' il negotio et il voler di Sua Santita. in quella materia, stante che par' in Fiandra esser non so che contraditione per 1'interesse d' alcuni particulari.
Urbin. lat. 1039. Deze gansche aerie bevat 70 deelen, die wij niet alle hebben kunnen doorzien.
72. (1558 september 19). — Voorstel der commissie van zeven kardinalen *), omtrent de oprichting en organisatie der nieuwe Nederlandsche bisdommen, welke Philips II door zijn vertegenwoordiger (Franciscus Sonnius) aan den paus heeft laten verzoeken.
Archivalia II, n°. 24. — Gedrukt: Archief aartsb. Utrecht, IX, p. 3 vlg.
73. (1558 september 19). — Uiteenzetting door Franciscus Sonnius *) bij den paus, der redenen, waarom den souverein en diens opvolgers hét benoemingsrecht Over de nieuwe Nederlandsche bisdommen moet worden gelaten.
Rationes ab oratore regis Catholici nobis exhibitae persuadendi causa, eidem regi et successoribus ejus dominis Inferioris Germaniae relinquendum esse jus nominandi praenarratas novas sedes cathedrales, quoties vacaverint, ad quas nos cap 57. retulimus.
Jus patronatus acquiritur dote, aedificatione et fundo, uti canones dicunt et versiculus iste testatur: patronum faciunt dos, aedificatio, fundus.
Rex autem Gatholicus dat fundum novis sedibus episcopalibus erigendis, quia dat urbem ipsam, in qua cathedra erit, et totum territorium, quousque se
1) Zij werd door Paulus IV ingesteld 1 Juni 1558. Na van 5 tot 29 Augustus viermaal te hebben vergaderd, gaf zij aan kardinaal de Puteo en Sonnius in opdracht, de slotsom van hare beraadslagingen op schrift te brengen, welke redactie 19 Sept. werd goedgekeurd en 5 October door kardinaal Carafa den paus werd aangeboden. Zie Miraeus-Foppens, Opera diplom. III (Bruxellis 1736), p. 521—523.
2) Op raad der Commissie voegde Sonnius deze nota aan haar voorstel toe, waarmede zij tegelgk op 5 October den paus werd aangeboden. Zie Hiraeus-Foppens, Opera diplom. III, p. 527.



64
extendit diocesis, consentiendo, ut perpetuo ibidem sit cathedra episcopalis cum clero suo, ejus auxilium manus saecularis, si qui suorum contumaces adversus illum inveniantur.
Curabit praetereae suis sumptibus harum sedium episcopalium pleuam erectionem fieri subministrando quae necessaria erunt, quod ipsum in effectu est aedificare, sed et dotem ad tempus de suo administrabit, nempe donec accreseant quae per sedem Apostolicam unita fuerint; que omnia constabunt Suae Majestati plusquam centenis milibus ducatorum. Certe si patronus ecclesiae efficitur qui aedificat eam, aut in parte dotat, merito comparatione dictarum sedium episcopalium patronus dici debet, qui in eisdem erigendis atque dotandis tantum tam liberaliter impendit. .
Nee tacendnm est, quod singularum dos precipua assignatur ex bonis ditionis suae, quae licet sint Ecclesiae, tarnen ad suum territorium pertinere noscantur, quodque in his nihil spectat Sua Majestas quam ut adjuvetur Ecclesia Dei, nunc in magnis angustius constituta.
Praeterea et hoe addi debet, quod tam ipse rex Catholieus quam pater ejus Carolus quintus in defendenda Germania Inferiori ab haeresibus impenderunt singulis annis et adhuc impendit Sua Majestas ultra duodecim mi hum ducatorum de suo aerario ad peragendum officium Inquisitioms apostolicae debitamque ultionem eapiendam ab iis, qui contumaces permanent aut suos errores in seditiouem vertere student.
Et re vera nunc esset Inferior Germania qualis a quadraginta annis luit Saxonia, hoe est prorsus ab hortodoxa (sic) traditione recte fidei et ab obedientia Sedis Apostolicae aliena, nisi pietate ac diligentia essemus praeservati prins per Carolum quintum, patrem Suae Majestatis, nunc autem per ipsam huam Majestatem, non minus imo magis huic rei intendentem quam antea pater fecerat. Veritatem dico.
Merito igitur deberet remanere penes Suam Majestatem tanquam dominum Inferioris Germaniae jus praesentandi ad dictas novas ecclesias episcopales, quale patronis ecclesiarum proprium est. Verum Sua Majestas contenta ent, si detur ipsi jus nominandi ad easdem, sub hac tarnen moderatione, quod non poterit nominare nisi personas graves et eximias, in theologia aut jure canonico rigore examinis ad doctoratus aut licentiae gradum promotas, et in tnginta suae aetatis anno ad minus constitutas et alias juxta canonum dispositior.es idoneas, ut in primo scripto latius exprimitur, de quibus ipsa S. Sanctitas deberet merito eisdem ecclesias providere.
Si vero Smns Dominus noster velit uni Sedi apostolicae reservatam provisionem harum ecclesiarum absque hoe, ut penes alium vel alios sit nominatio vel elecöo ad easdem, poterit certe Pontifex pro tempore existens saepiustalli hac in re, cum non habeat probe, uti oportet, ex terrarum regionum et personarum in eisdem degentium qualitates et conditiones perspectas, atque ita minus bene providebitur eisdem ecclesiis quam si apud principes esset nominatio.
Et ut contingat S"""» Dominum nostrum bene providere ecclesiae vacanti juxta canones de persona idonea, restat nihilominns, ut eadem persona sit principi sive regi grata, qui cogi non debet ad snscipiendum in sua civitate episcopum sibi suspectum l) aut odiosum.
1) Hs.: susceptura.



65
Interest enim principis, ne praeficiatur is, qui revelare possit Secreta regni sui aut seditiones in regno vel proditiones moliri; asserunt enim communiter doctores juris, quod principes ex predicta causa suspitionis posset electum et institum a Papa non admittere.
Quod ne unquam fiat et ut omnino nulla detur dissentionis occasio inter regem Catholicum et Sedem apostolicam, optime faciet Smn8. Dominus noster, si relinquat jus nominandi ad dictas novas ecclesias, sub moderatione tarnen praedicta, regi tam Catholico tanquam solicite patrocinanti reipublicae Christanae nee minus bene merenti de eadem quam alii, quibus siinilia et multo majora concessa fuerunt, potissimum cum per. eam nominationem nihil juris acquiratur nominato, ut passim canonistae dicunt, et Papae nihil deeedat; nam potest nominatum rejieere, si inidoneus aut non ita qualificatus, ut praefertw, inventus fuerit. Si autem idoneus est, satisfactum erit menti Papae desiderioque ac pastorali ejus curae, nempe ut ecclesia vacans talem consequatur pastorem, qualem juxta canones oportet.
Petit igitur ac supplicat orator Sonnius, ne regi suo denegetur quod rationi ac canonibus consentaneum est, quodque instanter et quidem scripto manns propriae postulat ipsa Majestas, Ecclesiae adjuvandae addictissima. Archivalia I, n°. 846; II, n». 24", en III, n°. 37b.
74. 1558. — Summier plan tot oprichting der Nederlandsche bisdommen, ingediend door Franciscus Sonnius
II reyerendo theologo mandato dal Sermo. re Filippo sopra la divisione et nova erettione delli vescovati nella Germania Inferiore in somma:
1°. Adduce queste cause giuste della sua domanda, che li pochi vescovi che hora vi sono, non bastano a espurgare delle sette et heresie si gran paese, dove sono populi numerosi di varie lingue sotto un medemo vescovo et di diversi dominii, dove non si puö liberamente amministrare la giurisdittione,
Perö nomina otto vescovati antichi et ordinarii da dividersi, per constituirne di uuovo altri quattuordici; et li otto sono:
Trajectensis J i'^ni'ü
Cameracensis (
Morinensis Delle Germania Inferiore.
Tornacensis | Leodiensis ]
Monasteriensis I fuori della Germania Inferiore, che perö vi stendono parte Osnaburgensis i del loro diocesi sotto il domiuio del re Catholico. Coloniensis
Nomi de vescorati, che di nuova s'hanno da erigere. Daventriensis in Transiselania. Harlemensis in Olanda. Levardiensis in Frisia. Groningensis in patria Groningensi.
1) Nog drie Memorialen, door Sonnius bij den paus ingediend, bij Miraeus-Foppens III, p. 532—535. Overzicht der laatste onderhandelingen en plechtigheden, t. a. p., p. 555—536. Instructie voor Sonnius te Rome, p. 517. De eerste onderhandelingen, p. 520.
5



66
Middelburgensis in Zelaudia. Gandavensis 1 Brugensis | in Flandria. Iperensis ] Méchliniensis ) Antverpiensis j in Brabantia. Bnscoducensis '
Namnrcensis nel contado Namurcense.
Ruremündensis nella parte superiore del ducato di Gheldria.
Andomarensis in Artesia.
Questi parlano tutti lingna Fiammenga. Sono tra li veechi et novi vescovati numero XXII, de quali ne sono 18 sotto il dominio del re Catbolico; perö vorrebbe che tra questi fossero tre arcivescovati.
II primo Méchliniensis sotto il quale fossero li sei infra scritti: Antverpiensis, Gandavensis, Brugensis, Buscoducensis, Iperensis, Ruremündensis. II secondo Trajectensis havesse cinque: Harlemensis, Levardiensis, Daventriensis, Groningensis, Middelburgensis.
Questi ) II terzo Atrabatensis, overo come piü piaceaN.Signore.Came-
parlano | racensis, et havesse sotto di se li altri. quattro, Atrabatensis,
franzesi.' Andomarensis, Tornacensis, Namurcensis.
Che fatta detta divisione ne remarranno ciascuno delli veechi et nuovi quasi il doppio maggiore.
Archivalia !, n«. 837 en II, n«. 24.
75. (1568). — Betoog aan den paus, dat den Koning niet geheel en al het benoenoemingsrecht over de nieuwe Nederlandsche bisdommen moet worden gelaten.
Beatissime Pater.
Divisiones ecclesiarum in Germania Inferiori, novaeque institutiones, etsi valde opportunae atque utiles hoe tempore videantur, quia nefarii haereticorum conatus, studia ac consilia facilius infringi poterunt, nullis tarnen rationibus adduci possum, ut omnem potestatem episcopos nominandi, qui singulis praesint ecclesiis Sedi apostolicae auferendam ut in alios transferatur, conducere existimem. Nam si ea pietate, qua Serenissimus rex Philippus a Deo Optimo Maximo est insignitus, reliquos omnes qui succedent pariter fore praeditos, vel ipse recipere posset, vel nos diviuaremus, minus laborandum esset. Sed cum id fieri nequeat, non solum presentis status verum etiam futuri est habenda ratio. Et quia apertissime videmus quam perperam nonnulli principes potestate sibi a Pontificibus impartita abutuntur compertumque habemus quantum in discrimen causa religionis saepius venerit, quoniam episcopi arbitrio principum ecclesiis praefecti mandatis Pontificum parere neglexerint, occurrendum magis huiusmodi periculis quam parum aequis petitionibus concedendum censeo. Plus enim nimio quam vellemus sanctae hujus Sedis authoritatas ed existimatio hodie est imminuta jurisbusque suis quotidie nimis temere detrabitur. Quamobrem consulendum potius atque omni studio elabarandum, ut quantulacumque haec authoritas remanserit, salva et illesa permaneat quam ut sponte Sanctitas Vestra seipsam atque hanc sanctam Sedem ea



67
simul exuat. Cum igitur Cameracensis ecclesia, quae mox dividenda est, jus eligendi episcopum penes Sanctitatem Vestram consistat, ab boe imprimis discedere minime consentaneum arbitror. Praeterea cum nonnulla sint monastena, in quibus vel episcopatus instituentur, vel ex eorum bonis dotes constituendae detrahentur, nullumque penitus in iis regi Catholico jus competere omnibus sit perspicuum, ego certe non video, qua ratione potestatem omnem eligendi pastores, quibus gregis alendi custodiendique munus est deferendum, regi concedendam aliqui persuadere velint. Btinem jus illud atque authoritas omnis retinenda, non autem rejicienda est. In reliquis vero ecclesiis, si jus aliquod regi convenit, non tollendum, sed confirmandum putarem; quod si dotes aliquibus constituere etiam ipse voluerit, nominandi quoque in iisdem episcopos authoritatem sibi ac potestatem conferendam operae precium existimarem.
Haec, Beatissime Pater, jussus sententiam meam dicere, scriptis commisi, magis ut paream quam quod sciam me aliquid allaturüm quod Sanctitati Vestrae non sit prius opüme perspectum atque cognitum, a cujus sapienti'ssimo judicio nefas esse discedere persuasum habeo.
Archivalia II, n°. 24*.
76. (16B8). - Memorie over de redenen waarom, en over de wijze waarop Philips II de oprichting der nieuwe Nederlandsche bisdommen wil.
Instructie-,
Causae cur postulet serenissimus rex Catholicus veterum episcopatuum divisionem et novorum erectionem fieri per Inferiorem Germaniam sunt istae: magnitudo ejus ditionis; diversitas dominiorum et idiomatum quae in ipsa sunt; multitudo denique heresium et sectarum quibus omni ex parte cingitur et infestatur.
Facit magnitudo regionis ut episcopus non valeat agnoscere vultum pecoris sui. Diversitas vero dominiorum impedit evocationem ad sedem cathedralem et ita usum disciplinae exercendae. Diversitas idiomatum obsistit necessariae quae per episcopum fieri debet institutioni. Quid ergo reliquum est quam ut totum mficiat abusus ac tandem depopuletur haeresis; quod indubie futurum est nisi tempestive occurratur et episcoporum et eruditorum virorum frequentia.
Licet autem fiat veterum episcopatuum divisio et novorum numero 14 erectio, nullus tarnen omnino erit qui non remanebit duplo major quam sit rasigms ille et antiquissimus episcopatus Tridentinus. Habebunt insuper singuli eximiam dotem, abunde sufficientem.
Antiqui episcopatus retinebunt sibi omnes fundos, census, decimas annuosque redditus, quos ante divisionem habuerunt; tantummodo pars diocesis et oneris eis decedit.
No vi vero episcopatus habebunt singuli in annuis redditibus 3000 ducatorum; arehiepiscopatus vero 5000 ducatorum.
Qui redditus eis assignabuntur ex decimis, incorporatis antehac opulentis monasteriis, quas Sua Sanctitas au toritate apostolica, qua illis incorporatae fuerunt, rursom revocabit ad primaevam suam naturam, nempe ut alant pastores Ecclisiae unietque in perpetuum dictis episcopatibus, quousque singuli habebunt praedicta ÖÜÜO ducatorum; hac tarnen moderatione servata ut monasteriis relinquatur abunde non solum ad sufficientiam conventus verum etiam dignitatem abbatialem honeste



68
intertenendam, nee sortietur effectum unio nune facta nisi dum vacabit dignitas cujus bona episeopatibus uniuntur ne cuique viventium fiat injuna. Interea autem providebit rex de suo patrimonio 1500 ducatos singulis annue, quousque accrescent quae unita fuerint.
In locis autem ubi non sunt deeimae et multae sunt abbatiae, quae dissolutissime viventes (sic), convertentur quaedam in ecclesias cathedrales sic ut abbas (si idoneus inveniatur) fiat primus episcopus, monachi vero canoniei regulares quibus post mortem succedant alii de clero bene idoneo.
Adiungentur autem singulis episcopis novem doctores partim in tbeologia partim in jure canonico promoti, quibus similiter de opimis praebendis providetur, ratione quarum erunt obligati episcopo consilium, opem et operam impendere tam in jurisdietione administranda quam in haeresibus et abusibus exstirpandis quoties requisiti fuerint. _
Inter 18 predictos episcopos sint tres archiepiscopi, nempe Méchliniensis, Trajectensis, Cameracensis, quibus sic assignantur ecclesiae suffraganeae ut nemo babeat sub se ecclesias nisi ejusdem cum suametropolitana ecclesia idiomatis.
Omnes autem dictae ecclesiae eximendae sunt ab auctoritate et subjectione Coloniensis et Remensis archiepiscoporum quibus hactenus subditae fuerunt; quod Sua Sanctitas facere potest(ud canones expresse testantur) quoties idipsum requmt necessitas Ecclesiae vel utilitas, etiam arcbiepiscopis invitis et contradicentibus, sicuti et divisionem et unionem, quoties eaedem causae requirunt, facere potest.
Petit denique serenissima Sua Maiestas, ut sibi ac successoribus suis relinquatur jus nominandi ad dietas novas ecclesias episcopales et archiepiscopales secundum moderationem et restrictionem in majori scnpto expressam.
Op de binnenzijde van het dubbele blad: Magnitudo singulorum episcopatuum Inferioris Germaniae post divisionem
In longitudine 90 miliaria Daventriensis j 1°°*- ~ °Pg '
Italica j H ' ° 90) o ida
Metropolitana Trajectensis j iHarlemensis |{^' 30! 0P12 &
post divisionem retinebit f Cui suberunt ( Levardensis \ j»W f ^
oppida 30 / episcopi / ) latit. 46) 10
\ \n )long. 72) oppida
\ \Gromngensis ^ J pauca
In latitudine 40 miliaria j middelburgen ) long. 56) oppida
Italica ' 1 sis J latit. 34) 10
... . \ \ . • • ) long. 58) oppida
In longitudine 69 miliaria \ \ Antverpiensis |latit 361 g
Italica ^ , . ) long. 48) oppida
Gandavensis J ^ ^ j 4
Metropolitana Méchliniensis! .. . ) long. 54) oppida
post divisionem habebit I Cui suberunt I Brugensis j^g* 35 J 9
oppida.../ episcopi ) . long. 60) oppida
iBuscoducensis j ]atit w
I IT . ) long. 42) oppida
1 1 Iperensis 33 J 1Q
In latitudine 30 miliaria Ruremunden- j long. 50) oppida
Italica / / "is )latit- 30' 9



69
InTtlli.fUdlne ^ mÜiaria ) YAtrebatensis j J»* * | °PPida
ltaliea ï J ) latit. 45) 7
Metropolitana Cameracensis / / rporna(je j ) long. 42 ) oppida
post divisionem habebit l Cui suberunt ( J latit. 36 } 6
oppida 28 [ episcopi ( . , . \ long. 42) oppida
\ \Audomarensis)laMÏ. 39} 10
ih_Ja«tudine 60 miliaria iNamurcensis \ J»* 49 oppida
Itallca (latit. 37) 10
Praeter innumeros pagos, castra et monasteria. Archivalia I, n°. 1283.
77. 1569, MEI 12. — Paulus IV richt, op verzoek van koning Philips II, ook als middel van tegenweer tegen de opkomende ketter^, de nieuwe Nederlandsche bisdommen op 1).
Paulus etc. ad perpetuam rei memoriam. J i'"<:"'
Super universas *) orbis ecclesias, Eo disponente qui cunctis imperat et cui omnia obediunt, quamquam sine nostris meritis constituti, levamus in circuitu agri Dominici oculos nostre mentis more pevigilis pastoris inspecturi, quid provinciarum et locorum quorumlibet statui et decori, quidve illorum incolarum animarum saluti congruat, ac desuper hoe presertim tempore, quo humani generis hostis omni conatu ad ipsarum animarum perniciem et fidei Catholice eversionem incumbit, disponi debeat. Et divino fulti presidio dignum, quin potius debitum, arbitramur in irriguo militantis Ecclesie agro novas arebiepiscopales et episcopales sedes et ecclesias plantare, ut per hujusmodi novas plantationes popularis augeatur devotio, divinus cultus effloreat et animarum ipsarum salus subsequatur, ac loca insignia, ea presertim, quorum incole benedicente Domino multiplicati noscuntur, dignioribus titulis et condignis favoribus illustrentur, ut propagatione novarum sedium venerabiliumque presulum assistentia regimine et doctrina suffulti cum apostolice auctoritatis amplitudine et orthodoxe fidei augmento populi ipsi proficiant semper in Domino, et quod in temporalibus sunt adepti non careant in spiritualibus incremento, presertim cum id Catholicorum regum et principum exposcat devotio. Cum itaque mentis nostre aciem convertissemus in eam Inferioris Germani partem, que charissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum regis Catholici ditioni hereditario jure subjecta est, scientes messem quidem ibi multam esse, operarios autem paucos, propter quod cum ea regio antiquitus erectionis cathe dralium ecclesiarum tempore sparsim et infrequenter admodum habiteretur a tot jam tantisque populis et gentibus incolitur, ut pro oppidorum celeberrimorum, quibus ubique referta est, frequentia et castellorum pagorumque multitudine pauce admodum ibi sunt ecclesie cathedrales, quo fit ut tam pauci episcopi non ea qua opus esset diligentia tantam animarum multitudinem regere possint, quod quibusdam eorum hoe etiam est difficilius quod ipsorum diocesani linguae idiomate institutisque differunt et quidam eorum etiam
1) Voor het protocol van het Consistorie, dat op denzelfden dag plaats had, zie Archivalia 1, h». 838.
2) Of universi ?



70
ejüsmodi privilegia habent ut ipsos ad sedem episcopalem non lieeat evocare, ita ut nee fides, doctrina et pie vivendi praeceptis commode instrui, nee si quid deliquerint, facile corrigi ab episcopis suis possint; ad ipsos vero episcopos visitandos, admonendos et in officio continendos ne una quidem in tota illa tam celebri et tam Ion ge lateque patente regione ecclesia est metropolitana, sed ille quibus subjecte sunt extra fines ipsius Philippi regis sunt, earumque archiepiscopi propter multa et varia impedimenta nulli suffraganeis suis usui jampridem fuerunt; ad quae tanta incommoda cum hoe quoque accedat quod cum ea regio omni fere ex parte eincta sit et obsessa a populis héreticis atque scismaticis propter assiduas hereticorum insidias, dolos et fraudes pestiferasque doctrinas Catholica illic fides et animarum salus in maximo discrimine ac perieulo versantur, hiis causis aliisque quae animum nostrum impulerunt adducti, precibus etiam annuere volentes iamque pio desiderio satisfacere ipsius Philippi regis, qui pro sua pietate et Catholice fidei studio bac de re nobiscum et saepe ac perquam diligenter per litteras et nuncios egit, habita sicut rei magnitudo postulabat cum venerabilibus nostris sancte Romane ecclesie cardinalibus deliberatione matura tam graviter periclitanti in illis partibus fidei orthodoxe et animarum saluti aptissimum esse remedium duximus si veterum ecclesiarum in illa regione positarum dioceses commodioris regiminis causa divideremus, novisque erectis cathedralibus ecclesiis ejüsmodi preficerentur episcopi, qui turn exemplo turn verbo commissas sibi oves pascant, et proborum eorundem doctorum virorum copia muniti idoneorumque opera ministrorum adjuti illas adversus insidiantium luporum rabiem tueantur atque custodiant, etmetropolitane aliquot ecclesie opportunis ejus regionis locis erigantur ad quas commode adiri possit quibus qui prefuturi sunt stiffraganeos suos in officio contineant. Ex certa igitur nostra scientia, de eorundem fratrum nostrorum consilio, ac de apostolice plenitudine potestatis, ad Dei omnipotentis honorem, et sancte ipsius Ecclesie utilitatem Cameracensem, Trajectensem, Atrebatensem et Tornacensem ecclesias, civitates atque dioceses a Rhemensi Coloniensique provinciis, quibus sunt metropolitico jure subjecte, ac Mechliniense, Antverpiense, Harlemense, Daventriense, Leuvardiense, Gruningense, Middelburgense, Buscoducense, Ruremundense, Namurcense, Audomarense, Iperense, Gandavense et Brugense celeberrima oppida a sua quodque eorum dioecesi et provineia; praeterea ab ecclesia Cameracensi, quam nuper ab omni potestate et jurisdietione Rhemensis archiepiscopi, cujus suffraganea erat, liberavimus, eam ipsius diocesis Cameracensis partem, que in Brabantie ducatu et Flandrie comitatu existit; itemqne ab ecclesia dioecesique Leodiensi eam ipsius diocesis Leodiensis partem, que est in Namurcensi et Hornensi comitatibus ac Brabantie et Gheldrie ducatibus ditionis ipsius Philippi regis; itemque ab ecclesia et dioecesi Tornacensi eam partem ipsius diocesis Tornacensis, quae a Roesbeke pago et Audenardo oppido ad Oceanum vergit, ipsis pago et oppida inclusis; itemque ab ecclesia et dioecesi Trajectensi eam partem ipsius diocesis Trajectensis que in Flandrie comitatu existit; et insulas Zelandie ac totam Hollandiam aquaticam et partem illam Hollandie, que Firmior appellatur, usque ad oppido Leidense exclusive et Amstelredamense inclusive ac insulas Vlietlant et Texel ac Wieringen, et totam regionem Transisellaniam ac Gruningiam et Phrisiam cum magna parte ducatus Gheldrie, que Inferior appellatur, usque ad Harderwicum et Sherembergen oppida inclusive, et usque ad Arnhem et Wageningen oppida, ipsis tarnen exclusis, necnon



71
partes, quas habet ultra Waliam flumen ad ipsnm Gheldri ducatum pertinentes, et magnam aquam Dordracensem versus Brabantiam; a dilectis autem filiis capitulo ipsius ecclesie Trajectensis seu illius mensa capitulari omnem jurisdictionem omniaque jura episcopalia ipsius capituli que habet in regione Westphrisia vocata; ab Osnaburgensi vero et Monasteriensi ac Coloniensi et Paderbornensi ecclesiis ac dioecesibus et a Coloniensi provineia eas partes Osnaburgensis et Monasteriensis ac Coloniensis et Paderbornensis quae intra fines Philippi regis existunt cum omnibus et singulis earum terminis et territoriis ac cleris, populis et personis, monasteriis, ecclesiis ac piis loeis ac beneficiis ecclesiasticis cum cura .et sine cura secularibus et ordinum quorumcumque regularibus; ab ipsa autem ecclesia Morinensi, per obitum bone memorie Francisci de Orequi olim episcopi Morinensis abhinc circiter septennium defuncti pastoris solatio destituta, eam partem ipsius diocesis Morinensis que in Arthesie exisitit et Flandrie, comitatibus ditionis ipsius Philippi regis, cum ipsius terminis, territorio, castellis, pagis et locis, telero, populo ac personis, monasteriis, ecclesiis et piis locis ac beneficiis ecclesiasticis cum cura et sine cura secularibus aut ordinum quorumcumque regularibus, fructusque redditus, proventüs, decimas, jura et emolumenta, que episcopus Morinensis, jura quoque que archiepiscopus Rhemensis in parte dioecesis Morinensis ac terminis, territorio, castellis, pagis et locis praedictis seu ratione visitationis aut quovis alio jure et causa percipere consueverunt, a mensa archiepiscopali Rhemensi et episcopali Morinensi auctoritate apostolica tenore presentium perpetuo eximimus, segragamus, dividimus et separamus ac ab omni jurisdietione, potestate et subjectione Rhemensis et Coloniensis archiepiscoporum ac Cameracensis, Trajectensis, Leodiensis, Morinensis, Tornacensis, Osnaburgensis, Monasteriensis et Paderbornensis episcoporum pro tempore existentium ac dilectorum filiorum capitulorum Rhemensis, Coloniensis, Cameracensis, Trajectensis, Leodiensis, Morinensis, Tornacensis, Osnaburgensis, Monasteriensis et Paderbornensis ecclesiarum atque a solutione decimarum, et quorumvis aliorum jurium eisdem archiepiscopis, episcopis et capitulis a cleris et "aliis predictis ratione jurisdictionis, subjectionis ac legis diocesane et metropolitice debitorum; ita ut posthac episcopus Morinensis jurisdictionem aliquam in partem a dioecesi separatam et illius territorium, castella, pagos et loca ac clerum, populum et personas ac monasteria, ecclesias et pia loca ac beneficia exercere et beneficia sub hac separaöone ac divisione comprehensa, quecumque quotcumque et [qualiacumque sint, que ad ejus collationem antea pertinebant, conferre seu fnndus, redditus, proventüs, jura, obventiones et emolumenta ab eo in parte a dioecesi separata terminis, territorio, castellis, pagis et locis predictis subventionis causa aut ulla qualibet ratione percipi solita, et episcopus Morinensis atque archiepiscopus Rhemensis predicti in parte diocesum ipsis adempta ac terminis, territorio, castellis, pagis et locis prefatis de iis, que ad eos ratione visitationis episcoponim et legis dioecesane ac metropolitice pertinebant, intromittere se nullo pacto possint, eximimus et omnino liberamus. Cameracensem vero et collegiatam S. Rumoldi oppidi Méchliniensis et Trajectensem ecclesias in metropolitanas, ac Cameracensem et Trajectensem sedes episcopales in archiepiscópales easque et ipsam ecclesiam 8. Rumoldi metropolitanorum presulum sedes ac provinciarum capita aèiantia, consiüo et potestatis plenitudine similibus auctoritate et tenore premissis etiam erigimus et instituimus. Ex quibus archiepiscopis nuncupandis Came-



72
racensis quidem pro sua diocesi habeat viginti octo oppida cum castellis, pagis et monasteriis interjacentibus intra spatium Septuaginta duorum millium passuum Italicorum in longitudinem, sexaginta vero in latitudinem, per nuncium nostrum propediem a nobis illuc mittendum limitanda. Trajectensis autem pro sua diocesi obtineat territorium Trajectense et majoris partis Hollandie magneque partis Gheldrie cum dominiis de Bueren, de Culemburch, de Vianen, Ameyden, Iselstein, triginta oppidorum preter pagos, in longitudinem nonaginta, in latitudinem quadraginta millium passuum siinilium, terminanda ut dictum est. Iisdem autem duobus et tertio Mèchliniensi nuncupandis archiepiscopis pallium et crucem, sicut mos est, deferendi reliquisque omnibus insigniis, honoribus, ornamentis, privilegiis et prerogativis ecclesiarum ac sedium metropolitanarum utendi jus et potestatem concedimus. Mechliniense autem, Antverpiënse, Harlemense, Daventriense, Leuvardiense, Gruningense, Buscoducense, Ruremundense, Namurcense, lAudomarense, Iperense, Gandavense, Middelburgense et Brugense oppida in civitates erigimus, ac in eis sic erectis ecclesias S. Albani Namurcensem, S. Audomari ejusdem civitatis S. Audomari, B. Marie virginis Antverpiensem, S. Joannis Gandavensem, S. Donatiani Brugensem, S. Lebuini Davefatriensem, S. Joannis Evangeliste Buscoducensem et S. Spiritus Ruremundensem collegiatas acS-Bavonis Harlemensem, S. Viti Leuvardiensem, S. Martini Gruningensem parrochiales, neenon B. Marie Premonstratensis Middclbnrgensem monasterii, S. Martini S. Augustini canonicorum regularium ordinum Iperensem sub eisdem invocatiohibus in cathedrales scientia, consilio et potestate ac auctoritate et tenore premissis erigimus, pro cujusque earum civitatum creandis episcopis, qui sue quisque presint earumque edificia augeant et in cathedralium ecclesiarum formam redigant ac jurisdictionem episcopalem aliaque omnia et singula, que ad ordinem et jurisdictionem ac munus episcopale pertinent, in civitatibus, oppidis, terminis, territoriis, insulis, finibus et partibus diocesium divisarum, postquam terminata fuerint, respective excerceant. Atque in eisdem metropolitanis archiepiscópales, in cathedralifous sic erectis ecclesiis episcopales dignitates cum sedibüs et mensis archiepiscopalibus ac episcopalibus aliisque metropolitanarum et cathedralium ecclesiarum insigniis, mensis, arcis, sigillis aliisque capitularibus insigniis honoribusque et privilegiis, quibus cetere metropolitane et cathedrales ecclesie de jure vel consuetudine utuntur vel uti poterunt, similiter erigimus ac instituimus. Ecclesiis vero supra commemoratis sic in cathedrales erectis eisdemque civitatibus in perpetuum concedimus et assignamus pro suis diocesibus Namurcensi comitatum Namureènsem et Gallie Brabantie partem, longitudinis quadraginta, latitudinis tringinta millium passuum Italicorum; Audomarensi districtum, decem oppida continentem longitudinis quadraginta duorum, latitudinis triginta novem millium passuum similium; Mèchliniensi districtum decem et septem oppidorum cum pagis interjacentibus longitudinis sexaginta.novem, latitudinis triginta millium passuum similium; Antverpiensi territorium septem oppidorum cum pagis interjacentibus longitudinis quinquaginta sex, latitudinis triginta millidm passuum similium; Gandavensi territorium quatuor oppidorum cum pagis interjacentibus, longitudinis quadraginta sex, latitudinis viginti quatuor millium passuum similium; Brugensi territorium novem oppidorum cum pagis interjacentibus, longitudinis quinquaginta quatuor, latitudinis viginti quinque millium passuum similium;



73
Iperensi territorium decem oppidorum cum interjacentibus pagis, longitudinis quadraginta duorum, latitudinis triginta trium millium passuum similium; Buscoducensi territorium decem oppidorum cum interjacentibus pagis, longitudinis sexaginta, latitudinis triginta millium passuum similium,' Ruremundensi territorium decem oppidorwhcum pagis interjacentibus, longitudinis quinquaginta, latitudinis triginta millium passuum similium, comitatu Hornensi in éis comprehenso; Harlemensi territorium duodecim oppidorum preter pagos interjacentes, longitudinis nonaginta, latitudinis triginta millium passuum similioM? Daventriensi territorium viginti quinque oppidorum preter pagos interjacentes| longitndinis sexaginta duorum, latitudinis quadraginta sex millium passuum snnü.Him; Leovardiensi territorium decem oppidorum preter pagos interjaeentes, longitudinis Septuaginta duorum, latitudinis quadraginta millium passuum similium; Gruningensi territorium patrie Gruningensis et Drentie ac insularum Rottagem et Borchum; Middelburgensi territorium decem oppidorum preter pagos adjacentes, longitudinis quinquaginta sex, latitudinis triginta trium millium passuum similium, pro sua cujusque eorum episcoporum diocesi, sicut dictum est, assignanda, personas vero ecclesiasticas pro cleris et laicos m illis habitantes, pro populis eorundem. Praeterea Cameracensi Atrebatensem, Tornacensem, Audomarensem et Namurcensem; Mèchliniensi vero Antverpiensem, Gandavensem, Brugensem, Iperehsem, Buscoducensem et Ruremundensem; Trajectensi autem ecclesiis predictis Harlemensem, Daventriensem, Leuvardiensem, Gruningensem et Middelburgensem civitatesdioecesque predictas eisdem scientia consilio et pötestatis plenitudine ac auctoritate apostolica et tenore attnbuimus, et pro cujusque ipsarum metropolitauis provincüs esse statuimus, ïpsasque sic erectas cathedrales ecclesias, eosque qui pro tempore fuerint ipsarum episcopi pro suffraganeis eorum, qui pro tempore fuerint Gameraci, Mechlinie et Trajecti archiepiscopi; qui suffraganei ut membra capiti sic eisdem archiepiscopis metropolitico jure subjecti sint, et Cameracensis, Méchliniensis et Trajectensis provinciarum cleros et populos pro Sqis. cujusque ecclesiarum provincialibus, quorum singulorum cause ad suum cujusque eorum archiepiscopum secundum sacros canonum deferantur, perpetuo similiter concedimus et assignamus. Et quod ad archiepiscopalia, metropolitica et provincialia jura pertinet, civitates, dioceses, cleros et populos sepius commemoratos eisdem presulibus, qui pro tempore fuerint, subjicimus, sicut easdem ^cmtates, dioeceses, cleros et populos, quod ad ordinariam episcopalem jurwdictionem et. potestatem attinet, suis quoque ipsorum qui pro tempore fuerint episcopis subjectos esse decernimus. Archiepiscopali vero Mèchliniensi qmnque millium et cuilibet ex episcopalibus mensis hujusmodi trium millium ducatorum auri de Camera annuos redditus ex certis decimis et bonis ac tructibus, redditibus et proventibus ecclesiasticis, per dictum nuncium specincandis et repartiendis, ex nunc prout ex tune et contra postquam specificaü et repartiti fuerint ac interim donec specificatie et repartitio hujusmodi facte ac effectum aortite sint et non ultra, Mèchliniensi trium millium ac cuilibet ex episcopahbns mensis predictis mille et quingentorum dncatorum similium annuos redditus per ipsum Phillippum regem ex redditibus et proventibus, quos ex dieta regione percipit, assignandos, et archiepiscopo Mèchliniensi ac singuhs episcopis prefatis pro tempore existéntibus singulis annis, quousque speqificatio et repartitio predicte ac pro ea tantum parte, que plenarium suum



74
effectum minus sortita fuerint et Don ultra, integre ac proportiönabiliter persolvendos pro ea dote, de pari consilio eadem auctoritate perpetuo applicamus et appropriamus. Eidem autem Philippo regi ejusqne successoribus qui pro tempore ejusdem regionis in temporalibus domini extiteririt jus nominandi personas idoneas, iri theologia magistros aut in decretis doctores seu licentiatos, nobilium universitatum more diligenti examine precedent» promotos, ad Mecbliniensem, Antverpiensem, Trajectensem, Atrebatensem, Tornacènsem, Harlemensem, Daventriensem, Leuvardiensem, Grnningensem, Middelburgensem, Buscoducensem, Ruremundensem, Namuroensem, Audomarensem, Iperensem, Gandavensem et Brugensem ecclesias predictas tam hac prima vice quam quotiescumque illas pro tempore vacare contigerit, nobis et Romano Pontifici qui pro tempore fuerit per nos et eundem Pontificem in archiepiscopos et episcopos earum ad nominationem hujusmodi instituendos, de eodem consilio et scientia ac auctoritate premissis in perpetuum reservamus atque concedimus, ac irritum et inane, si secus supra his a quoquam quavis auctoritate sciënter vel ignoranter contigerit, attemptari decernimus. Non obstantibus constitutionibus apostolicis ac predictarum et quarumvis aliarum ecclesiarum necnon monasteriorum et ordinum hujusmodi, etiam juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis, statutis, et consuetudinibus, privilegiis quoque, indultis et litteris apostolicis ecclesiis, monasteriis, ordinibus, archiepiscopis, episcopis, capitulis et aliis prelatis ac quibusvis alüs sub quibuscumque teuoribus et formis ac cum quibusvis etiam derogatoriarum derogatoriis aliisque efficacioribus efficacissimis et insolitis clausulis irritantibus et aliis decretis etiam motu proprio et ex certa scientia ac consistorialiter concessis ac etiam iteratie vicibus confirmatis et innovatis, quibus omnibus etiam si pro illorum sufficiënt! derogatione de illis eorumque totis tenoribus specialis, specifica et expressa mentio habenda aut aliqua alia exquisita forma ad hoe servanda foret, tenore hujusmodi ac si de verbo ad verbum insererentur presentibus, pro suffioienter expressis et insertis habentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtaxat harum serie specialiter et expresse derogamus illaque ad versus premissa suffragari nullo modo posse seu debere decernimus, ceterisque contrariis quibuscumque. Nulli etc. nostrorum exemptionum, segregationis, divisionis, separationis, concessionum, assignationum decretorum applicationis infringere etc. Si quis autem etc. Datum Rome, apud S. Petrum, quarto Idus Maii, anno Incarnationis. Dominice 1559, pontificatus nostri anno quarto.
Archivalia I, n°. 379. — Zie ook het Consistoriaal besluit van denzelfden d^g: Archivalia I, n°. 838 en 2041. — Ook gedr. Havensius, Commentarius (1609), p. 11.
78. 1569, juli 10. — Paulus IV zendt aan Philips LI als nuntius Salvator (Pacini), bisschop van Chiusi, en voert als bewijs zgner welgezindheid aan, dat hij den koning bij de oprichting der Nederlandsche bisdommen geheel ter wille is geweest.
Charissimo in Christo filio nostro Philippo Hispaniarum regi Catholico. Charissime in Christo fili noster salutem etc.
Jucundissimae nobis fuerunt literae serenitatis tuae, quibus de nostra in removendis ab Hispauia perniciosis erroribus cura et diligentia peramanter ac perofficiose nobis gratias agis. Nos quidem et ea libenter fecimus, Dei primum honore, deinde tua causa, et omnia facere parati sumus, quae te cupere (salva



75
fide nostra) cognoverimus; ut fecimus proxinie in Flandriae ecclesiarum erectione, m quo tuam voluntatem cum Dei gloria conjunctam tanti aestimavimus, ut (quemadmodum ex aliis nostris literis et a dilecto filio nostro cardinali Pacecco et Francisco Sonnio cognoscere potoisti) difficultatibus omnibus superatis pio tuo desiderio satisfecerimus. Nunc autem eodem in Deum et in tuam dignitatem animo commoti et nostro offieio moniti venerabilem fratrem Salvatorem episcopum Clusinum nostrum et apostolicae Sedis nuntium in tua Hipaniarum regna mittimus, ut et religionis et hujus Sedis causam ea in
provineia tueatur Jussimus autem ei, ut ad serenitatem tuam se ipsum
antea conferat et functo salutationus rounere primum de pace optatissima ac salubernnia, summo Dei beneficie et tua maxime virtute ac pietate reipublicae christianae condonata, plunmum tibi nostro nomine et gratias agat et gratuletur deinde tuum auxilium in commisso sibi Hispaniensi munere conficiendo postu-
,ablt Datum Romae, apud S. Petrum, die X. Julii 1559, a°. 5».
Arm. 42 Vol. 12 f. 246 n". 206 (minuut). In dit Vol. berinden rich meer breven voor of over de zending van Pacini ab nuntius, alle op of kort na 10 Juli. Maar de breve waarbij hem de grensregeling der Nederlandsche bisdommen wordt opgedragen, zochten wij te Rome tevergeefs. Alleen vonden wij haar vermeld Iudice n«. 308 ( Pauli IV index Brevium"), waar f. 25f>v onder Juli 1559 staat: „Commissio episcopo Clusino, nuntio in Hispania, eligendi personas idoneas ad distinguendum et limitandum provincias et dioceses in regimine Inferioris Germaniae". Later bleek, dat de breve gevonden wordt in de „Archives générales" te Brussel onder de „Papiers d'Etat et de l'Audienos" n". 592. Bedoelde breve van Paulus IV, gedateerd 10 Juni 1559, is woordelijk opgenomen in een benoemingsbrief van Pacini, op 7 Oct. 1559 uitgevaardigd, waarbij de vijf subgedeleerde Commissarissen werden aangesteld, belast met de nadere regeling der nieuwe bisdommen.
79 1560, november, - Pins IV antwoordt aan Johannes Gebhard, aartsbisschop van Keulen en diens suffragaan-bisschoppen, dat hij de oprichting der nieuwe Nedeilandscne bisdommen niet meer ongedaan kan maken.
Archivalia I, n». 544. - Gedr. Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 585.
80. 1561, februari 6. - Instructie van den Keulschen aartsbisschop en diens suflraganen voor Gerard van Groesbeek, Levinus van der Beke ») en Johannes Fonck bisdommen11 m06ten 0ptreden tegen de °Pri^ting der nieuwe Nederlandsche
Archivalia 1, n». 792. - Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XII, p. 434 vlg.
™„ if n"£*?T 10" ~~ Con8istoriaaI besluit der benoeming van de bisschoppen van Utrecht, Middelburg, 's-Bosch en Haarlem.
Gedrukt Archivalia 1, n°. 2042.
82. 1561 maart 10. - Pins IV vereenigt de abdij van Egmond met de tafelgoederen van het bisdom Haarlem.
Archivalia I, n». 396. - Gedr. Bijdr. Bisd. Haarlem, XXVI, p. 418. - Dergelijke buUen Van Pius IV TOor de vereeniging van de abdij van O. L. Vrouwe van Tongerloo
, 7*" 16 FebrUMi 1560 00k afee™«Kgd door den bisschop van Luik, vermoedeluk
met hetzelfde doel..Zie Archivélsa II, n«.356. vermoeaenjt



76
met de tafelgoederen van het bisdom van 's-Hertogenbosch en voor die van de O L. Vrouwe-abdij van Middelburg niet de tafelgoederen van het bisdom Middelburg, Archu 1 valia I, 394 en 395.
83. 1561 MAART 11. — Pins IV bepaalt de grenzen van bet bisdom Haarlem en wjjBt voor deszelfs tafelgoederen en voor het kathedrale kapittel de vaste inkomsten aan.
Pins etc. ad perpetuam rei memoriam.
Ex injuncto nobis desuper apostolice servitutis officio ad ea libenter intendimus, per que ecclesiarum quarumlibet, presertim cathedralium, noyiter erectarum decori et venustati ac illis presidentium et eis divinis laudibus insistentium personarum statui et opportune subventioni cum divini cultus augmento et animarum Christifidelium salute valeat salubritér provideri, ac desuper etiam ea, que a predecessoribus nostris consulte gesta fuerunt, ex saniori eonsilio immutando disponimus, prout locorum et .temporum qualitas exigit ac ipsarum ecclesiarum utilitas persuadet et id in Domino conspicimus salubritér expedire. Cum itaque, sicut accepimus alias, postquam felieis reeordationis Paulus papa quartus, predecessor noster, provide considerans eam partem Inferioris Germanie, que charissimo in Christo filio nostro Philippo Hispaniarum regi Catholico hereditario jure etiam tune subject» erat, paueos habere episcopos nullumque metropolitanum, qui eam regerent, uti illius amplitudo et frequentissimorum oppidorum celebritas et longe lateque dissitorum castrorum et pagorum suorum copia anfanarumque muttitudo, yarium item idioma et vite institutum ac denique temporis deplorata ob bereticos conditio expostulabant, hiisque et aliis gravibus eausis eum impellentibus, yolens periclitanti in partibus illis fidei Catholice succurrere pioque desiderio dicti Philippi regis satisfaeere, babita, sicut rei magnitudo postulabat, cum fratribus suis, de quorum numero tune eramus, deliberatione matura, de eorum consilio et apostolice potestatis plenitudine Cameracensem, Trajectensem, Atrebatensem et Tornacensem ecclesias, civitates et dioceses a Remensi et Coloniensi provinciis, ac Meohliniense et Harlemense ac diversa alia tune expressa oppida insignia hujusmodi regionis a sua quodque diocesi et provineia perpetuo segregaverat et diviserat, necnon Mechliniense, Harlemense ac reliqua oppida predicta sic divisa in civitates, Cameracense vero et Trajectense tune speciales sedes ac olim collegiatam S. Rumoldi Méchliniensis in metropolitanam ac parrochialem S. Bavonis Harlemensis certasque alias aliorum oppidorum in civitates erectorum predictorum ecclesias in cathedrales ecclesias pro totidem archiepiscopis et episcopis, qui sue quisque ecclesie preessent, necnon Harlemensi aliisque ecclesiis civitatibusque prefatis certos tune expressos districtus per nuncium suum postmodnm ab eo illue mittendum limitandos, pro sua cujusqüe diocesi perpetuo concesserat, neenon ecclesie Trajectensi predicte ecclesiam, civitatem et diocesim Harlemensem hujusmodi inter alias pro sua provineia adjunxerat, prefataquoque Philippo regi illiusque successoribus, qui pro tempore " ejusdem regionis in temporalibus domini essent, jus nominandi Romano Pontifici pro tempore existenti personas idoneas.ac alias certis/tune expressis. modo et forma qualificatas ad Harlemensem et alias ecclesias erectas tam a primeya erectione hujusmodi quam ex tune deinceps, quotiescumque illas vacare contingeret, per eundem pontificem in archiepiscopos et episcopos ad nominationem hujusmodi



77
ordinandos imperpetuum reservaverat per quasdam sub plnmbo, et deinde per alias suas in forma brevis litteras venerabili fratri nostro tune suo Salvatori episcopo Clusinensi, suo et apostolice Sedis nuntio in partibus illis, dederat in mahdatis, ut personas idoneas, qui dictas provincias et dioceses distinguerent et limitarent ac dotem dictarum ecclesiarum a monasteriis et preposituris sub illis consistentibus dismembrarent cum potestate omnia in hiis-necessaria faciendi vice sua deputaret, dilectus filius noster Antonius, sancte Romane ecclesie presbiter cardinalis, tune episcopus Atrebatensis, et quatuor alii scientia et probitate insignes, quos ipse Salvator episcopus et nuncius, dicto predecessore interea de medio sublato, vigore seu pretextu mandati et posteriorum litterarum hujusmodi substituerat, licet forsan eorum aliqui de illis personis non essent que ad id canoniee subdelegari poterant, facta nihilominus dihgenti rerum indagine ac omnibus mature pensatis, animadvertentes, quod per dismembrationes bonorum in monasteriis et preposituris predictis, si fierent, cultus monasticus non mediocriter lederetur, ipsa monasteria et preposituras mensis predictis pro dote suarum ecclesiarum ad hoe ut episcopi etiam illorum curam perinde atque suam propriam perpetuo gererent, potius esse unienda ac designationes et. liraitationes provinciarum et diocesium divisionesque et distributiones oppidorum et jurisdictionum in nonnullis partibus ipsarum diocesium commodiores illis que per primodictas litteras statuuntur, necnon constitutiones et assignationes dotium et denique numernm personarum ac dignitatum, prebendarum, beneficiorum et officiorum, statum quoque et formam in predictis ecclesiis etiam per hujusmodi dismembrationes, applicationes, suppressiones, translationes, novas institutiones et alias in universum accomodas rationes habendas censuerint ac super majori illorum parte processus et scripturas serie digestis rebus omnibus formandos curaverint. Et mter alia dicte ecclesie Harlemensi et pro tempore existenti episcopo Harlemensi Harlemum, Amsterdamum, Beverwyck, Alekmaria, Monickendam Eedam, Purmerende, Hoorn, Enchusia, Medemblick, Scagen, Grootebrouck'' Spaerwoude, Cleeff, Tetroede, Aelbrechtsberge, Scoten, Brederode, Santvoirt' Spadendam, Santpoort, Welsen, Berchenroede, Heemstede, Hillegom, Noorwijcherhout, Lisse, Teijlingen, Sassenen, Voerhout, Oostgeest, Noordtwijck op Zee, Catwjjck op Zee, Catwijck op den Rijn, Alckemaede, Valchenburck, Hoeckmade, H. Jacobswoude, Aire, Caege, Doudewetering, Brasem, Nyenweveen Leymuden, Calslae, Cudelstart, Aelsmeer, Amsteven, Nieuwerkerck, Rietwijck,' Hom, .Stelhnckwoude, Corrigendam, Raemsdorp, Buekesloet, Sjjnderdop, Hollesloet, Wtdam, Saeredam, Lansmeer, Sijderwoude, Brouck, Ilpendam, Marcken Purmorlant, Womer(!), Ghisp, Neck, Catwoude, Follendam, Assemburk, Wijck op Zee, Heeneskerck, Wtgeest, Castricom, Ackersloot, Lijmen, Egmon op Zee, Heijlo, de Hoeff, Assendelft, Wesezamen, Cromenije, Cromnijerdick. R«p, Graft' Stameer, Stermerhon, Quadijck, Madolier, Norden, Estershem, Oosthuijssen Beetsck, Scaerdam, Oudendijck, Dirickshoorn, S. Martien, Valckercoege, Grosthuijs, Scaerwoude, Avenhoorn, Kerchout, Rustemborck, TJrssem, Otterleeck Heijnsbrouck, Spierdijck, üpdam, Wijdemsse, Stellinck, Swaeck, Westerblock' Leeck, Oosterblock, Hem, Westwoude, Venhuijsen, Binnewijsen, Hogecerspel' Lutkebrouck, Bovercerspel Waersaerthouve, Westende, Woggenom, Venhuijsen Spanbrouck, Wetweyde, Harnickhuysen, Bernungerhorn, Heijns, Nublicxwoude' Abbekerck, Mitwoude, Winckel, Lambertscage, Twiscb, Opperdoes, Almerdop'



78
Opmeer, Subakerspel, Benninekbrouck, Oudennerop, Nieuwnnerop, Hoichtwoude, Aertswoude, Bergen, Coedick, S. Prancraes, Brouck, Stoerle, Suydscherwoude, Groede, Noordscherwoude, Cnabbedam, Ontkerspel, Enigenburcb, Harnickerspel, Diriekshoorn, Camp, Petten, Torge, Huijsdunen oppida, villas, castra, pagos et loca respective pro sua diocesi designaverint, prout in singulis litteris ac processibus et scripturis predictis plenins continetur; nos qui duduminter alia volnimus, quod semper in unionibus commissio fieret ad partes, vocatis quorum interesset, qnique nuper monasterium Egmondense ordinis sancti Benedicti, olim Trajectensis nunc vero Harlemensis diocesis, certo tune expresso modo vacans mense episcopali Harlemensi pro ejus dote perpetuo univimus, annexuimus et incorporavimus, attendehtes, quod si priseis temporibus, dum dicti populi sensim accrescebant, de novis ecclesiis catbedralibus optimisque presulibus opportuno tempore prospectum fuisset, profecto tot perniciosa heresium dogmata, quibus religio ChHstiana passim laceratur atque affligitur, haud ita violenter invaluisset, nunc autem, cum ad illa arcenda et exstirpanda ac simul populos ipsos in sinceritate fidei continendos dictus predecessor nulla alia magis opportuna remedia potuerit adhibere, ut ea juxta cordis sui atque nostri desiderium promptos et felices sortiantur effectus, nostri ministerii partes premissis adjicere illaque omnibus quibus possumus rationibus juvare et promovere volentes, ac singularum litterarum et processuum ac scripturarum predictorum veriores tenores ac mense episcopalis Harlemensis et monasterii de Heijlo et canonicatus et prebende eidem mense uniendorutn infrascriptorum fructuum, reddituum et proventuum veros annuos valores presentibus pro sufficienter expressis haberi volentes, continuis etiam hortationibus dicti Pbilippi regis id pro salute dictorum populorum enixe prosequentis excitati, motu proprio et ex certa scientia ac de apostolice potestatis plenitudine, auctoritate apostolica, tenore presentium, divisionibus, limitationibus et distributionibus dictorum subdelegatorum in predictis processibus specificatis tanquam in melius reformatis inherendo, ac concessionem et assignationem per priores litteras predecessoris hujusmodi factas quoad infra scripta immutando, omnia et singula oppida, castra, pagos, villas et loca, in posteriori designatione subdelegatorum hujusmodi comprehensa, cum ecclesiis et parochialibus, monasteriis, collegiis etiam canonicorum, capenis, hospitalibus, beneficiis, locis et personis ac officiis ecclesiasticis secularibus et regularibus et populis ac quibuscumque aliis sub eis comprehensis predicte ecclesie Harlemensis juxta designationem illi per predictos subdelegatos factam predictam perpetuo concedimus et assignamus. Et ut episcopus Harlemensis pro tempore existens ecclesiam suam dignitatibus, canonicatibus et prebendis, officiis ac personis ecclesiasticis litterarum scientia preditis jugiter decoratam habeat, monasterium de Henlo, ordinis S. Augustini, olim Trajectensis nunc vero Harlemensis diocesis, quod a nonnullis annis bis deflagravit, ad presens certo modo prioris regimine destitutum, seu cum vacaverit, in eo dignitatem prioratus seu conuentualem ac omnia et singula canonicales portiones, officia, beneficia regularia, prioratus etiam ab eo dependentes necnon canonicos et personas, ac denique ordinem omnemque statum et essentiam regulares in illis ac ipsis canonicis, prioribus et personis penitus supprimimus et extinguimus illaque omnia et singula ad statum secularem adduciraus, ac tam ipsos sic secularizatos quam etiam collegiatam ecclesiam Giervlitensem in Hollandia dicte Trajectensis vel alterius diocesis, capellam regiam nuncupatam, in Puthen,



79
et que sèu eorum aliqua forsan inde jure patronatus predicti regis existunt, ejusdem ecclesie Giervlitensis decauatum et alias dignitates, canonicatus, personatus, administrationes et officia, perpetuas capellanias ceteraque beneficia et officia ecclesiastica cum omnibus et singulis ejusdem necnon dicti monasterii suppressi proprietatibus, bonis, juribus, jurisdictionibus et pertinentiis suis exceptis vicariis, capellanis, suppellectile, ornamentisac aliis ad curam animarum' dicte ecclesie Giervlitensis etiam parrocbialis deputatis seu per predictos subdelegatos deputandis, ad predictam ecclesiam Harlemensem, in qua dilecti ,&ln decanus et. capitulum ecdesie Giervlitensis et canonici suppressi monasteru hujusmodi posthac, quilibet utique in suis dignitate et ordine, residere debeant, etiam perpetuo transferimus. Ac in ipsa ecclesia Harlemensi unum archidiaconatum pro uno arcbidiacono, qui talem jurisdictionem per totam diocesim Harlemensem predictam habeat, post cessuni vel decessum illius vel illorum, qui nunc sunt in ulla parte ejusdem diocesis, qualem archidiaconus ecclesie Trajectensis in diocesi Trajectensi habiturus est, et unum archipresbiteratum civitatensem pro uno archipresbitero civitatensi nuncupato, qm curam rectorum parroehialium ecclesiarum, verbi Dei et Sacramentorum civitatis Harlemensis, et unam penitentiariam diocesanam, nuncupatas dignitates, iMbi pro uno penitentiario, qui curam conscientiarum populi per diocesim umversam Harlemensem specialiter habeat, necnon tot ex pinguioris proventüs capellanus ad dictam ecclesiam Harlemensem translatis quot episcopo Harlemensi visum fuerit expedire, in canonicatus et prebendas ejusdem ecclesie Harlemensis pro illas nunc obtinentibus etjtotidem aliis futuris canonicis, jure tamen ordmariis collatoribus necnon patronis etiam laicis, si qui sint, presentandi vel conferendi aut alias disponendi salvo et illeso quoad dictos capellanias remanente, ac tot alios canonicatus et prebendas quot canonici dicti monasterii suppressi ad eandem ecclesiam Harlemensem translati existunt quotque ex ejusdem monasterii suppressi proventibus ad equivalentiam fructuum canömcatuum et prebendarum dicte ecclesie Giervlitensis creari póssunt. perpetuo erigimus et instituimus, ac canonicaëbus et prebendis, pro canonicis monasterii suppressi aliisque de ejus bonis ereetis, pro eorum dote bona, propnetates et proventüs hujusmodi etiam perpetuo applicamus et appropriamus. freterea statuirous et ordinamus, quod ex omnibus canotticatibus et prebendis tam de ecclesia Giervlitensi translatis quam pro canonicis monasterii auppressi hujusmodi erectis decem canonicatus et decem prebendas ejusdem ecclesie Harlemensis, quos primo per cessum, etiam ex causa permutationis, vel decessum aut quamvis aliam dimissionem vel amissionem illorum possessorum etiam apud Sedem apostolicam predictam aut alias quovis modo et ex cujuscumque persona, etiam in aliquo ex mensibus in quibus vacantium beneficiorum dispositio nobis aut Eomano Pontifici pro tempore existenti per constitutiones apostohcas vel Cancellarie apostolice regulas reservata ejpftit seu fuerit, aut litteras alternativarum vel Concordata nationis Germananice seu alia privilegia et mdulta ordinans collatoribus quomodolibet concessa et conc*denda vacare contigerit, vel etiam si aetu nunc vacent ac tanto tempore vacaverint, quod eorum collatio juxta Lateranensis statuta Concilii ad Sedem apostolicMB, pr* dictam^ legitime devoluta ipsique decem canonicatus et prebende dispositio» apostolice specialiter vel generaliter reservati existant, et super eis inter aliaaoe <is» eujus statum presentibus haberi volumus pro expresso, pendeat indecisa, ita



80
perpetuo affecti' rèmaneant, quod idem episcopus unum et unam omnium primo vacaturos tanquam mense sue episcopali perpetuo unitos et quos nos similiter ex nunc prout ex tune et e contra ipsi mense perpetuo unimus, annectimus et incorporamus, obtinere illorumque ratione persona capitularis esse vocemque et auctoritateoi in capitulo super decanum et canonicos habere, reliqui vero novem Canonicatus et prebende predicti tribus magistris aut lieentiatis in theologia et tribus doctoribus decretorum seu in eis lieentiatis ac tribus aliis nobilibus ejus diocesis etiam in jure vel theologia saltem gradu licentiature in famosa quapiam universitate studii generalis secundum tenorem primodictarum litterarum promotis, ordine premisso observato, imperpetuum concedi et assignari debeant. Quodque ad sex priores tam nobiles quam non nobiles, ut prefertur, tarnen qualificati, ad reliquos vero tres canonicatus et tres prebendas ex reliquis novem canonicatibus et prebendis hujusmodi nulli nisi nobiles et graduati, ut prefertur, assumi possint, ac omnes et singuli ratione suarum hujusmodi prebendarum consilium et operam in negotio Ecclesie et religionis ceterisque difficultatibHS pro tempore emergentibus, quoties ab episcopo predicto requisiti fuerint, tam conjunctim quam divisim prestare teneantur, ae unns archidiaconus ad archidiaconatum et alius archipresbiter ad archipresbiteratum necnon rehquus ex dictis graduatis penitèntiarius ad penitentiariam hujusmodi ad nomina* tionem dicti episcopi assumi et omnium primi post episcopum vacaturos canonicatus et prebendas predictos simili ordine consequi debeant; ut autem de viris spectate doctrine et probitatis ad edificationem Ecclesie Dei accuratius prospiciatur, quod ipsi novèm canonicatus et' novem prebende hac prima vice per predictum episcopum dumtaxat et deinde, quoties illi futuris temporibus vacaverint, ut prefertur, ad electionem episcopi et aliorum graduatorum predictorum superstitum per eos conferantur, et in hujusmodi electione suffragium episcopi non plus juris sive momenti quam cujusvis gradnatorum babeat nisi vocum paritate occurrente tuncque iteratum ad hoe episcopi suf«kgium paritatem vocum hujusmodi dirimat, quodque posthac ipsi novem canonicatus et novem prebende sub nullis specialibus vel generalibus etiam mentalibus reservationibus, effectionibus etiam in Corpore juris clausis, necnon expectativis, coadjutoriis, mandatis, facultatibus, indultis de providendo, commendando et alias disponendo, primariis precibus nuncupatis, aut aliis cöntrariis preventivis per nos aut Romanos Pontifices pro tempore existentes et Sedem apostolicam predictam vel ejus legatos, aut considèratione, intuitu, contemplatione vel ad instantiam imperatoris, regum aut aliorum principum ac sancte Romane ecclesie cardinalium et ex qüacunque causa quantumlibet urgenti pro tempore faetis et concessis comprehendantur, nee etiam tanquam apud Sedem apostolicam predictam vacantes aut ulla alia ratione generaliter vel specialiter reservari nee illorum vacatione per resignationem etiam ex causa permutationis etiam apud Sedem eandem pro tempore occurrente per Romanutn Pontificem aut Sedem hujusmodi de illis provideri aut alias quovis modo disponi possit, sed forma electionis premisse omni tempore servari nullaque causa infringi debeat; quodque unus ex novem canonicis predictis magister seu licentiatüs in theologia et alter decretorum doctor seu etiam licentiatus seniores ratione suarum prebendarum facultatem habeant contra hereticos per nniversam diocesim Harlemensem predictam, quoties opus fuerit, apostolica auctoritate ïnquirèndij ceteri vero canonici graduati predicti, quandocumque requisiti fuerint, ïlhs



si
assistere teneantur, ac ex reliquis senioribus canonicis predictis dao in theologia ei nnns in jure canonico graduati, ut prefertur, una cum archidiacono curam habeant examinandi promovendos ad sacros ordines et admittendos ad curas animarum, quacumque auctoritate illi provisi fuerint, neminem nisi idoneum seque personalem residentiam facturum medio juramento promittentem admittendo. Et quoniam impia hereticorum studia temporisque malitia viros doctos ab ecclesiis suis diutius abesse non patiuntur, quod si canonici graduati predicti ab ecclesia sua nisi ab ipso episcopo vel capitulo missi per duos menses abfuerint, integros sue prebende fructus illius anni amittant et capitulo cedant ac omnes proventüs singularum prebendarum dicte ecclesie in duas equales partes dividantur, quarum altera pro quotidianis distributionibus hiis solis, qui divinis officiis in choro deservierint et inibi a principio usque ad finem nisi necessitatis causa permanserint, ministrari debeat, nee quisquam nlla dispensatione vel alio privilegio apostolioo quacumque causa impetrato vel coneesso sese a residentia hujusmodi eximere possit. Oeterum ecclesie civitatis sub cura dicti archipresbiteri civitatensis, extra vero eam et in diocesi Harlemensi existentes vel sub suis decanatibus aliisque jurisdictiouibus, prout hactenus, rèmaneant vel meliore modo arbitrio dicti episcopi distribui ipsorumque decanatuum decani, salva dicti episcopi moderatione, emolumenta hactenus percipi solita percipere possint; districtius inhibentes venerabilibus fratribus nostris archiepiscopis, episcopis et dilectis filiis abbatibus ceterisque locorum ordinariis necnon conventibus, superioribus et personis illique vel illis, ad quem vel ad quos decem canonicatuum et prebendarum affectorum predictorum collatio, provisio et quevis alia dispositio commuuiter vel divisim pertinet, ac quibusvis aliis, cujuscumque dignitatis, status, ordinis et conditionis existentibus, in virtute sancte obediëntie ac sub excommunicationis majoris aliisque sententiis, censuris et penis necnon priyationis omnium dignitatum, beneficiorum et officiorum ecclesiasticorum et inhabilitatis ad iila et alia imposterum obtinenda, ne de decem canonicatibus et prebendis predictis, si vacant aut cum vacaverint, ut prefertur, cuiquam providere aut alias disponere seu premissorum effectus aut executionem in aliquo quanturacumque modico impedire aut molèstiam vel injuriam quampiam irrogare quoquomodo presumant, ac decernentes ex nunc plenum jus in premissis omnino acquisitum esse et super hiis beneficio regulari de non tollendo jure quesito ac de annuali et triennali possessione necnon privilegiis omnibus, quibus diuturni possessores pacifice quomodolibet utuntur, potiuntur et gaudent ac uti, potiri et gaudere poterunt quomodolibet in futurum, plenarie uti, potiri et gaudere, nee decem canonicatus et decem prebendas affectos predictos per quoscnmque etiam pretextu mandatorum de providendo, nominationum, facultatum et juxta Concordata predicta expectativarum et quarümcumque aliarum gratiarum quoquomodo acceptari posse. Et nihilominus quascumque acceptationes, collationes, provisiones, commendas, uniones, annexiones, incorporationes et alias dispositiones de eisdem aut eorum aliquo etiam per nos et Sedem predictam quomodolibet factas et faciendas nullius prorsus roboris vel momeuti forenulinmque per eas tanquam jus acquiri seu etiam coloratum titulum possidendi tribui posse ac concessionem, assignationem suppressionem, extinctionem, reductionem, translationem, erectionem, institutionem, applicationem, appropriationem, statutum, ordinationem, unionem, annexionem, incorporationem et cetera premissa exnunc omnimodum effectum sortita esse et censeri nee sub
0



82
quibusvis revocationibus, suspensionibus vel lrmitationibus etiam umonum, suppressionum, extinetionum, applicationum, appropriationum, etiam effectum non sortitarunvqae posthae per nos vel successores nostros tam in crastinum assumptionis cujuslibet eorum ad summi apostolatus apicem quam alias qnomodolibet ac cum quibusvis clausulis et decretis quocumque tempore fient,minime includi, sed illis non obstantibus in suis vigore, robore et efficacia persistere et quoties illa emanabunt toties in pristinum statum restituta et de novoconcessa esse, sicque ineommutabihs voluntatis et intentionis nostre fuisse, esse. et fore, ac presentes litteras nullo unquam tempore de surreptionfe vel obreptionis aut nullftatis vicio seu intentionis nostre vel quopiam alio defectu notari aut in jus vel controversiam quacumque ratione vel causa vocari posse, sicque per quoscumque judices ordinarios et delegatos, etiam causarum palatii apostolici auditores et ejusdem' sancte Romane ecclesie cardinales in quavis causa et instantie, sublata eis et eorum cuilibet quavis aliter judicandi et interpretandi facultate et auctoritate, judicari et diffiniri debere; irritum quoque et inane, si secus super hiis a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attemptari.
Quocirca venerabilibus fratribus nostris archiepiscopo Trajectensi et episcopo Ameriensi ac dilecto filio decano ecclesie Hagiensis Trajectensis diocesis per apostolica scripta motu simili mandamus, quatinus ipsi vel duo aut unus eorum per se vel alium seu alios easdem presentes litteras et iu eis content» quecumque, ubi et quando opus fuerit ac quociens pro parte moderni et pro tempore existentis episcopi Harlemensis et aliorum quorum interest et quomodolibet interent in futurum fuerint requisiti, seu aliquis eorum fuerit requisitus, solemniter publicantes eisque et eorum cuilibet in premissis efficacis defensionis presidio assistentes, faciant auctoritate nostra episcopum Harlemensem et alios predictos concessione, assignatione, suppressione, extinctione, translatione, erectione, institutione, applicatione, appropriatione, statuto, ordinatione, unione, annexione, incorporatione ac litteris et aliis in eis contentis predictis pMlfee gaudere ac alias litteras et in eis content» hujusmodi firmiter observari; non permittentes illos per quoscumque quomodolibet indebite molestari; contradictores quoslibet et rebelles per censuram et penas ecclesiasticas appellatione postposita compescendo, necnon legitimis super hiis habendis servatis processibus censuras et penas ipsas etiam iteratis vieibus aggravando, invocato etiam ad hoe, si opus fuerit, auxffio brachii secularis, non obstantibus voluntate priori et aliis premissis et nostris de expnmendo valore tam in unionibus quam etiam in incorporationibus et aliis gratns etiam motu simili factis necnon litteris super beneficiis de jure patronatus laicorum ut supra nisi de consensu illorum aut collatioue devoluta non expediendis necnon Lateranensis Concilii novissime celebrati, uniones perpetuas nisi in casibus a Jure permissis fieri prohibentis, ac pie memorie Bonifacii pape VIII, etiam predecessoris nostri, de una et Concilii generalis de duabus non tarnen tribus dictis aliisque apostolicis constitutionibus et ordinationibus etiam reservatoriis etiam in Corpore juris clausis necnon aliisi Cancellarie apostolice regulis etiam revoeatoriis et revocatoriarum innoyatoriis ac in favorem ordinariorum et alias in eontrarium quomodolibet editis et edendis, necnon monasteriörum et ordinum ac ecclesiarum et collegiorum ac locorum predictorum etiam juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate aha



83
roboratis statutu et consuetudinibus, necnon quibusvis specialibus vel generalibuS etiam mentalibus reservationibus, expectativis et aliis gratiis etiam in canonicorum crentionibus, aliis unionibus, etiam perpetuis absque consensu coadjutorum deputationibus, nominationibus citra accessum et regressum, facultatibus, mandatis, litteris et concessionibus quibuscumque personis, cujuscumque digni7' ,?;atns' »radus et conditionis existentibus, etiam cardinalatus honore fulgenübus, ac nostris etiam antiquis et descriptis familiaribus, continuis commensalibus et prelatis domesticis necnon Romane Curie officialibus, etiam officia ,sua actu exercentibus, ex quavis etiam grandi causa, consideratione, iutuitu vel respectu etiam imperatoris, regum, ducum et aliorum principum ac cum quibusvis antelationibus, prerogativis et decretis etiam irritantibus et clausulis etiam derogatonarum derogatoriis et presentibus derogantibus, etiam motu et scientia similibus ac alias qnomodocumque concessis, quas et que illorum omnium tenores ac si de verbo ad verbum insererentur presentibus pro sufficienter expressis habentes eorumque omnium vim et effectum quo ad premissa omnia suspéndimus et ,n premissis effectum sortiri aut locum sibi vendicare non posse neque debere decernimus, necnon privilegiis, indultis et litteris apostolicis illis et ahis quibusvis per quoscumque Romanos Pontifices, predecessores nostros, acnoset
contractr i Perpetni ne™ iaiti a° Btipnbtl
autusvs J t -ahaS SUb 1uib™<^ tenoribus et formis ac cum
qu busvis etiam deroga oriarum derogatoriis aliisque efficacioribus efficacissimis et insol. is clausuhs irritantibusque et aliis decretis etiam consideratione, iutuitu mot7!ÏZ& > faV,nS^tiam PremiSS°rUm Gt 1u^umcumque aliorum seu ouornod.,? P f.1" Plemtudine similib"* necnon consistorialiterac alias quomodocumque, quahtercumque et quotiescumque cOncessis, confirmatis et etam iteratis vmibus mnovatis ac concedendis et iunovandis. Quibus omnibus, snenL;? ^ ■ S»®cienti derogatione de illis eorumque totis tenoribus
specalis, specifica, indmdua et expressa ac de verbo ad verbum, non autem per a^lT .,d:m;mp0rtaDteS' -entio seu quevis alia expressie habenda autahqua aha exquisita forma ad hoe servanda foret, tenores hujusmodi, ac si
te tT Leut ^ 0misso et ^rma in illis tradita obser't
■Ï^TatTf SU1ffiCieDter GXPreSSiS habent6S' ^Uamvis talii «
mülta sint, que sub clausula implicite derogationis latissime extensa in suppli-
caüone apposita non intellegantur aut alias comprehendantur, nihilominus in
genere et in specie ad effectum sufficientis derogationis eorum illis aliasTn suo
robore permansuns, hac vice dumtaxat specialiter et expresse derogamus,Z-
nL'tcTerr6- vT ° aHqUi ap0st0licaPredi^ vel alia quaviLuctoritate n dicta ecclesia Giervlitens! m canonicos sint recepti vel ut recipiantur insistent, seu si super provisionibus sibi faciendis de canonicatibus et prebendis ac
mS^eT^r tTibïi-.et °f i^3 iP8iUS CCClesie gie"liten^S ac h" modi speciales vel aliis beneficus ecclesiasticis in illis partibus generales dicte
Sedis vel legatorum ejus litteras impetrarint, etiamsi per eas ad inhSorTem!
.servationem et decretum vel alias quomodolibet sit processum, quas quTdem
ealTet Dïïb3M 7 ^ * ^ 8ecnte ^-umque'ad canon"
catus et prebendas necnon decanatus et alias dignitates, administrationes et officia aut capellamas hujusmodi volumus non extendi, sed nullum per hoe ei quoad assecutionem canonicatuum et prebendarum, dignitatum, administótienum et officiorum aliorum prejudieium generari, et quibuslib^ aliis ph^legh"



84
Ztus eorom irnpedTr valeat quomodolibet vel differri et de quibus cujusque
sW^ assignationis suppressionis, extinctionis, reductionis trans aüoms, erect onï inStionis, applLtionis, appropriationis, statuti, ordinattoms, umoms, Sï^bÏÏriK^^ inhibitionis, mandati, decreti, suspensums, derogarnirrv'oluntetis infringere. Si quis etc. Datum Rome apud S. Petrum, anno InZnZdl Dominice 1560, quinto ld. Marüi, pontificatus nostn anno secundo.
Archivalia I, n». 400.
«4 1661 MAART 11. - Piu* IV bepaalt de grenzen van het aartebisdom ütrecnt el ^rZ de tafelgoederen alsook voor het kathedrale kapittel de vaste inkomsten aan.
Aanhef ak N°. 83, waarna volgt:
Cum Paulus IV, praedecessor noster et inter alia dicte ecclesie Trajectensi etZo tempore existenti archiepiscopo Trajectensi Trajectum, Amersfordxam, Na d n MuüSen, Wesop, Woerden, Leyden, Hagam comHis, Delft, Bnel, Le vliei Sdedam, Vleerdingen, Rotterdam, Dordracum Gorcum, Huekelen, AsPere7TÏlt, Buijren, Culenburck, Vianen, Oudewater, Schoenhoven, Goude Monfort, I elstein, Rhenéin, Wageningen, Aernhem Embncam, Hmssenj), Vleuten Ham, Haerzulen, Camerijck, Seckindt»), Cockengen, Nieuwenroede, Maersen' Broeckelen, Westbrouck, S. Martiensd«ck, Willep, Menert, Tarnen Aad Vinckeven, Lbemerset »), Bambrug, Nicktrandt •) Abcoude, Horst, AnkeVen, Vreelanl Cortehoeff, Bonick, Zenst, Oeyck, Beverwert, Starckenberck, SS^iZk, överlangebrouck, Amerongen, Eist, Horst, Leersem, Doorn Enmikuvsen Vrouwnberck «) Luesden, Soenst, Barent °), Eembrug^Ymemess, BrscoC juZZ Houten, Vreesewick, Scaleckwick, | Goy, Wtdckhoem, ^ Waid ') Hontwöck, Coten, Duerstede, Willegen, Lopick, Langeraick, Ttenl L Herlo Ameydè Jaersvelt, Capelle, Hagestein, Cronemborck, Loman »), boven, HerloAmeyde,Jaersv , P Hilfielsen-«), Mudenberck,
tl BeTscop,' ReewickT Slupick, Warde, Kiewebrug, Middelberck Bodegraven Swemmerdam, Nieuweeoep. Arleven, Norden, S-venhoven, Haestreck , E, Bercou, Oudekerck, H. Aertsberck, Crimpen, Leckckerk Zuick Does, Poelges Wassenar, Sweteu, Coudekerck, Hasaertwoude, Bentmsen, Alfen Raepho t, Voerschoeten, Scoterswode, Benthuuseu, Boescoe, Scevemge, Loe, wTesven ÈijLduijnen, Burck, Voerbuk, Soetermater Opmeer, Wuadtncxven^S*»), Loosduinen, Werve, Risywick, Notorp Poeldnck Water.ngen, Alt nae Pina ker, Bleijwik, Sevenhuisen, Moedreck ») Monster, Honselaerdtck,
1) De voorafgaande plaatsnamen zijn tot hiertoe op den rand bijgevoegd door: Caesar
Gl0ri^US; .wit 3) Loenersloot. 4) Nigtevecht.
2) Lees: Segvelt. Werkhoven,'t Wael 51 Emmickhuizen, Wouwenberg. 6) Soest, Baarn. >> ,„„_„, achtereen
' , 91 Deze naam m het Hs. tweemaal acnxereen.
8) Loenen. Moerdrecht.
10) Hilversum. 11) Soetermeer. lï) neyae. j



85
Wout, Bereken1), Nieuwerckerk, Naeldwick, Lier, Sciplun2), Kenenburg, Scbiebrouk, Hillegertsberge, Dorp, Spaengen, Souteveen, Ouwerschie, Crailingien, Hoelingen 8), Capelle, Maeslant, Ketel, Delfthawen *), Scoenreloe, Maeslantselluys»), Matenes, Perniss, Portegael, Cooy •), Charloes, Iselmonde, Riedekerk, Baredrech, Ryspoort, Henmyderamboch, Kijffhouck, Oudelantsamboch, Scobellantsamboch, Lijnde, Heinenoirt, Pietershouck, Minsherenlandt. S. Antonispolder, Maesdam, Westmaes, Ohillershouck, Strijen, Oistvoirn, Nieuwlandbruge, Swartewael, Recainge, Haemvliet, Spikenis, Byert, Hekelingen, Simonsbaven, Piersbil, Coorendyck, Niewenhorn, Abbenbrouek, Elvoet, Oudenhoorn, Blelinkvliet7), Goere, Outdorp, Bommene, Roexinch 8), Melissant, Middernis, Derickslandt, Stadt, Vueren, Herynen, Hellon, Haghen, Wedenburg»), Opnijen, Vaurgck10), Neerinnen, Ast, Hemert, Gellicum, Meteren, Rumd, Enspick, Dejjl, Wanno11), Berg12), Geldemalsen, Avesaet, Renojj, Tricht, Buerenmalsen, Aerick "), Wnmel, Boesecken, Semond-«), As, Rininediway, Ruywik 18), Maurik, Eg, Lienden, Lec, Kesteren, Hoesden, Randwick, Heteren, Bennecom, Reycom16), Heelsom, Eede, Scherpeseel, Lunteren, Bernevelt, Houvelaken, Terschuyr, Voertuisen, Nijkerck, Hulkerstein, Oesterbeeck, Doreburg, Clingerbeek, Guldenspiker, Rosendael, Iseloort, Velp, Zuelen, Hoijen, Ysendorn, Ochten, Dog weert, Heijen, Hervelt. Ewehik17), Oistourhoudt, Gendt, Panderen, Herwin, Lobick, Neerhelten, Emtnerijck, Eelden, Malburg, Westercoert, Sevender pro süa diocesi designaverant, prout in singulis litteris, processibus et scriptaris predictis plenius continetur; nos, qui dudum inter alia voluimus, quod semper in unionibus commissio tieret ad partes, vocatis quorum intresset,attendentes quod ad arcenda et exstirpanda tot perniciosa heresium dogmata, quibus religio Ghristiana passim laceratur et affligitur, ac simul populos in sinceritate fidei continendos dictus predecessor nulla alia eque opportuna remedia potuit adhibere, idcirco ut ea juxta cordis sui atque nostri desiderium promptos et felices sortiantur eflëctus, etiam nostri ministerii partes premissis adjicere ac alias illa omnibus quibus possumus rationibus juvare et promovere volentes ac litterarum, processuum et scriptnrarum predictorum veriores tenores presentibus pro
sufficienter expressis habentes, continuis etiam hortationibus dicti ,8)
Et quoniam antiqui proventüs annui mense episcopalis Trajectensis olim uberrimi sic sensim deperiisse dicuntur, ut hodie valorem annuum duorum milli um et sexcentorum ducatorum auri de Camera secundum communem extimationem vix constituant, longeque tenuiores sint quam quoad manutenendum dignitatis arebiepiscopalis statum expediat, igitur ut ipsi mense de ampliori dote ad concurrentiam mense archiepiscopalis Mecliniensis minori quo potest detrimente vel incommodo consulatur, a monasterio S. Pauli Trajectensis ordinis sancti Benedicti seu illius mensa abbatiali, que uberrimis proventibus pollet, decimas, proprietates et jura in ducatu Ghelrie consistentia et ad monasterium seu abbatialem hujusmodi aut conventualem vel communem mensam
■1) Berkel. 2) Schipluiden. 3) Honingen.
4) Delfshaven. 5) Maaslandsche Sluis. 6) Roon.
7) Blink vliet (thans Zuidland). 8) Roxenise. 9) Weerden burg.
10) Varik. 11) Wadenoyen. 12) Beesd.
13) Arichem of Erichem. H) Beusicom, Sermond.
15) Ravenswaay, Rijswijk. 16) Rencum. 17) Ewijk.
18) Verder zooals in de bulle van Haarlem tot:



86
pertinentia, quorum fructus, redditus et proventüs quingentorum ducatorum auri de Camera, ut etiam accepimus, annuatim non excedunt, seu ex eisdem usque ad dictum valorem annuum ex nunc, dummodo si illi ad solum abbatem ipsius monasterii pertineant, dilecti filii moderni abbatis ad hoe accedat assensus, sin autem cum primum per cessum vel decessum ejusdem moderni abbatis dictum monasterium vacare contigerit, ex nunc prout ex tune et e contra perpetuo separamus, dividimus et dismembramus, illaque sic separata et dismembrata dicte mense Trajectensi pro augmento dotis hujusmodi perpetuo applicamus et appropriamus. Et ulterius unum et unam Majoris ac alium et aliam S. Salvatoris necnon alium et aliam S. Petri ac alium et aliam S. Joannis necnon reliquum et reliquam S. Marie Trajectensis ecclesiarum canonicatus et prebendas, quos primo necnon quorum insimul quingentorum de Oudewater et Werder, hospitalis S. Joannis Hierosalimitani, bajulatus S. Catherine Trajectensis', dicti hospitalis S. Joannis Hierosolimitani, etiam cum illos per cessum, etiam ex causa permutationis, vel decessum illos nunc obtineUtium, etiam apud Sedem apostolicam predictam aut alias quibusvis modis et ex quorumque personis etiam in aliquo ex mensibus, in quibus vacantium beneficiorum dispositio nobis aut Romano Pontifici pro tempore existenti per constitutiones apostolicas vel Camere apostolice regulas seu litteras alternativarum aut alia privilegia et indulta reservata existit seu fuerit, simul vel successive vacare contigerit, ex nunc prout ex tune et e contra etiam si ffli ad presens necnon omnes que longiori quam quod in illarum fundationibus seu ordmationibus exprimitur tempore vacarunt et priori provinciali domus S. Ehzabeth, etiam Trajectensis hospitalis Tentonicorum, subjecte sunt, quarumque etiam quingentorum ducatorum auri similium secundum eandem extimationem valorem annuum, ut similiter accepimus, non excedunt, dicti hospitali beate Marte Teutonicorum preceptorias commendatorias nuncupatas quibusvis modis et ex quorumcumque personis seu per resignationes quorumvis de illis in Romana curia vel extra eam etiam coram notario publico et testibus sponte factas aut constitutionem pie memorie Joannis pape XXII, etiam predecessoris nostri, vel assecutionem alterius beneficii ecclesiastici quavis auctoritate collati vacent etiam si tanto tempore vacaverint, quod eorum collatio juxta Lateranensis statuta Concilii ad Sedem apostolicam predictam legitime devolata ipsique dipositioni apostolice specialiter vel generaliter reservati et conventuales existant et ad illos consueverit quis per electionem assumi eisque cura etiam jurisdictionalis immineat animarum, super eis quoque inter aliquos lis, cujus statum presentibus haberi volumus pro expresso, pendeat indecisa, cum omnibus juribus, jurisdictionibus, annexis et pertinentiis suis mense Trajectensi predicte perpetuo unimus, annectimus et incorporamus; ita quod hceat pro tempore existenti archiepiscopo Trajectensi corporalem possessionem decimarum, proprietatum et jurium dismembratorum necnon preceptoriarnm, canonicatuum et prebendarum juriumque, jnrisdictionum, annexorum et pertinentiarum predictorum per se vel alium seu alios,pwpria auctoritate libere apprehendere et perpetuo retinere, ac in singulis Majori Trajectensi et S. Salvatons ac 8. Petri necnon S. Joannis et B. Marie ecclesiis hujusmodi tamquam persona inibi capitularis locum, vocem et auctoritatem super decanum et canotócos singnlarum ecclesiarum earundem habere et exercere, ac in ejus diocesi seu provineia residendo fructus, redditus et proventüs necnon jura, obventiones,



87
distributie-nes et alia emolumenta etiam ratione residentie debita, perinde ac si ipse in singulis eisdem ecclesiis resideret, ita tarnen quod in civitate Trajectensi residens easdem ecclesias earumque chorum, ad hoe ut omnia laudabiliter procedant et observentur, frequenter visitare ac onera dictis preceptoriis incumbentia supportare, jura quoque hospitalibus et militiis hujusmodi prestari soHta omnino pendere studeat, integre percipere ac in suos necnon mense sue ac preceptoriarum hujusmodi usus et utilitatem convertere, cujusvis licentia desuper minime requisita, sic quod achiepiscopus Trajectensis pro tempore existens a prima die receptionis sue omnia et singula, fructus, redditus, proventüs, jura, obventiones et emolumenta omnium et singulorum tam Majoris quam aliarum ecclesiarum predictarum, canonicatuum et prebendarum eidem mense archiepiscopali, ut prefertur, unitorum integre et absque ulla prorsus diminutione alias, prout olim episcopus Trajectensis ac Majoris et S. Petri ecclesiarum Trajectensium decani percipere consueverunt, etiam in primo anno percipere valeat. Ut autem ipse archiepiscopus pro tempore existens in tanta diocesi adeoque ampla provineia, que omnium prima hereticorum irruptionibus obuoxia existit, eruditorum virorum copiam ad meliorem orthodoxe fidei defensionem et ecclesiastice jurisdictionis conservationem commodius habere et perpetuo confovere possit, statuimus et ordinamus, quod ex omnibus canonicatibus et prebendis dicte ecclesie Trajectensis, quos facto loco unioni mense Trajectensi, si de canonicatu et prebenda ecclesie Trajectensis primo vacaturis hujusmodi, etiam primo per cessum vel decessum, etiam apud Sedem apostolicam predictam aut alias vacare contigerit, vel etiam si actu nunc vacent ac tanto tempore vacaverint, quod eorum collatio juxta Lateranensis statuta Concilii ad Sedem apostolicam predictam legitime devoluta ipsique canonicatus et prebende similiter dispositioni apostolice specialiter vel generaliter reservati, affeeti et sacerdotales existant, et super his inter aliquos lis, cujus statum presentibus haberi volumus pro expresso, pendeat indecisa, tribus magistris
aut lieentiatis in theologia et tribus doctoribus *) Ceternm ut eidem
archiepiscopo Trajectensi sua constet auctoritas serveturque uniformitas usus jurisdictionis per omnem diocesim Trajectensem ac ecclesie metropolitane provincie predicte conformitatem super his habeaut, quod archidiaconi ecclesie Trajectensis ea deinceps imperpetuum jurisdietione et archidiaconatuum administratione, quisque videlicet in sua provineia, qualem archidiaconus ecclesie Mechniensis habiturus est, omnino potiantur, cumque novem canonicatuum et prebendarum affectorum dispositio ad archiepiscopum et novem graduatos modo premisso sit concessa, proinde reliqul capitulares canonici collationem aliorum canonicatuum et prebendarum in suo turno ordinario habeant; dispositio vero vicariarum et aliorum beneficiorum omnibus communis esse debeat
et. per turnos prout hactenus observetur ■) Quocirca venerabilibus
fratMbus nostris archiepiscopo Mecliniensi et episcopo Ameriensi ac dilecto filio preposito ecclesiae Ariensis, Morinensis seu alterius diocesis per apostolica scripta
motu simili mandamus, quatinus -) Datum Rome apud S. Petrum,
anno Incamationis Dominice 1560, quinto Idus Martii, pontificatus nostri anno secundo. .
Archivalia I, n°. 401.
1) Verder zooals ia de bullen van Haarlem tot:
2) Als voren.



88
85 1561 MAART 11.-Pins IV bepaalt de grenzen van het bisdom Middelburg en wijst de inkomsten aan voor de tafelgoederen en voor het kathedrale kapittel.
Aanhef zooals n". 83, waarna volgt:
Cum Paulus IV, predecessor noster et inter aha dicte ecclesie Middelburgensis et pro tempore existenti episcopo Middelburgensi Middelburgum, Verae Vlissingen, Remmerswael, Tolen, Goes, Zierickzee, Goere, Westcappel, Armuyen, Cortgeen, Brouwershaven, Schouwen, Haeck, Westhove, Onservrou polder, Oostcapelle, Domburcb, Zeroutbercke, Zandenburk, Walchere, Suetendael, S. Aechten, Pepkesbercb, Gapinge, Gripskercke, Sandnck, Kerckwerve, Waeterloeswerve, S. Laurens, Zerpoppeckerck, Scollacht, Clamertskercke, b. M. kercke, Brugdam, Nieukercke, Butiuge, Zeerboudyskerke, Mehskercke, Noortimmster -), S. Janskercke, Cromenhouck, Hoge land, Mortrer ), Werendück, Briggenkercke, Welsingen, Hoge, Coudekercke, Oistsouburch Westsoubourch, Nieuwerve, Zithen, Oudtvlissingen, Rameken Tewick S Catahue Borsele, Monster, Oistkercke, Westkercke, Wolpersdorp, O^une, Wele, Sueike, Campen, Wiskercke, Weel, Emelisse, Homeste, Geersdnck, Soetehnkercke, Gals Piel Sibbinge, Wolsterdijck, Oisterlant, Cattendnck, Zeerh, Kinden, Wemeldinge, Versickenda, Wisekercke, Cloetingen, Capelle, Versicken, Zeeraertskercke, Baersdorp, S. Marlen, Heinkenssant, Sijwoutskercke, Scrabbekercke, Bieselinge, Vlaerke, Bversdyck, Schore, Sgravenpolder, Crnnge iltswarts, Wiunigen, Gistende, Onser vrou polder, Stel Oudcker ke, Weerde, Valkenisse, Oversant, Backensdorp, Drnwegen, Barlant, Werande, Coudorpe, Belvoutsbeck, Everinge, Stuvessant, Zodnck, Duvente, Tolhuns, Tolsende, Couwerve, Nieuwerck, Brouck, Creeck, Nieuwelande, Steenvhet, Evertswaert, Scodee, Crabbendijck, Maren, Grawegen, Rilant ), Ouweringen, Rilaut, Inkelen, Aggher, Ibacht, S. Amelant, Staveniss, Phthppriaiit, MogmM, S. Martensdijck, Portugal, Wolferdijck, Scerpemsse, Westkercke, Svakerlao, Claestkercke, Bemenees, Bethlebem, Capelle, Renesse, Moermont, Hckerwe, Briidorp, Noortwelant, Zuidtwelant, Ellemeei, Duurendnck, Sonnemaer, Dre«eher, Onser vrou op zee, Heemstede, Zeroeskercke, *^^>*«*™' May, Sion, Berckwerve, Burcht, Oudekercke, Zuytkercke, Regerskercke, Westenschouwen, Braeskercke, Bondam, Zersanlant, Duuvelant, Br008M"velan^C;P^' Oisterlant, Nieuwerckercke, Vianen, Plaer, Oudetonge, Nieuwetonge, Herkinge, Diericklant, Scoemersd«ck, Middelharnis, Stas, Mehssaent, Roennis, Oudorp, Grevelingen oppida, villas, castra, pagos et loca respective pro sua diocesi designaverant, prout singulis litteris, processibus et aliis scnptuns continetur, nos qui dudum inter alia voluimus, quod semper in ™ionibus commissio fieret ad partes, vocatis quorum interesset; quique nuper ex eert s causis tune expressis prefatam ecclesiam cathedralem Middelburgensem et illius sedem episcopalem cum omnibus et singulis suis cathedralibus insigniis de ipsa ecclesia beate Marie ad ecclesiam sancti Petri Middelburgensem eadem ecclesia sancte Marie in pristino statu remanente, de simili consilio eadem auctoritate apostolica transtulimus ipsamque ecclesiam sancti Petri in cathedralem eccle-
1) Noordmonster?
2) Monster.
3) Doorgeschrapt.



89
siam Middelburgensem cum cathedralibus insigniis prefatis ereximus et instituimus necnon monasterium beate Marie prefatum, certo tune expresso modo vacans, mense episcopiscopali Middelburgensi perpetuo univimus, anneximus et incorporavimus, attendentes, quod si priscis temporibus, dum dicti populi sensim accrescebant, de novis ecclesiis cathedralibus optimisqus presulibus opportuno tempore prospectum fuisset, profecto tot perniciosa heresium dogmata, quibus religio Ohristiana passim laceratur atque affligitur, haud ita violenter invaluisset, nunc autem tam ad illa arcenda et exstirpanda ac simul populos ipsos in sinceritate fidei continendos dictus predecessor nulla alia eque opportuna remedia potuerit adhibere, ut illa juxta cordis sui atque nostri desiderium promptoset felices sortiantur effectus, nostri ministerii partes premissis adjicere illaque omnibus quibus possumus rationibus juvare et promovere ac singularum litterarum, processuum et scripturarum prefatarum veriores tenores ac mense episcopalis Middelburgensis et canonicatus et prebende illi uniendorum infradictorum veros annuos valores presentibus pro sufficienter expressis haberi volentes 1),
et ut episcopus Middelburgensis pro tempore existens ecclesiam suam
dignitatibus, officiis et personis ecclesiasticis jugiter decoratam habeat, in eadem ecclesia Middelburgensi unum archidiaconatum pro uno archidiacono, qui ut ipsi episcopo sua constet auctoritas ac per totam diocesim prefatam uniformis jurisdictionis administrande usus servetur, post cessum vel decessum eorum, qui nunc sunt in ulla parte ejusdem diocesis Middelburgensis archidiaconi, talem jurisdictionem et administrationem habeat, qualem deinceps archidiaconi ecclesie Trajectensis habituri sunt, et unum archipresbiteratum civitatensem pro uno archipresbitero civitatensi qui curam rectorum parochialium ecclesiarum et Sacranientorum ac verbi Dei per civitatem, ac unam penitentiariam diocesanam, nuncupandas dignitates, inibi pro uno prenitentiario diocesano nuncupandis, qui curam conscientiarum populi per diocesim Middelburgensem prefatam babeant, erigimus et instituimus. Preterea statuimus et ordinamus, quod ex quatuordecim canonicatibus et prebendis dicte ecclesie Middelburgensis sex ad presentationem prefati Philippi regis tanquam domini Zelandie et quatuor ad collationem, provisionem aut quamvis aliam dispositionem capituli ejusdem ecclesie Middelburgensis pertinentes, quos primo per cessum etiam ex causa permutationis, per decessum aut quamvis aliam dimissionem vel amissionem modernorum ipsius ecclesie canonicorum aut alias quibusvis modis et ex aliorum quorumcumque personis etiam apud Sedem apostolicam predictam aut etiam in aliquo ex mensibus, in quibus vacantium beneficiorum dispositio nobis aut Romano pontifici pro tempore existenti per constitutiones apostolicas vel Cancellarie apostolice regulas seu litteras alternativarum aut alia privilegia et indulta reservata existit seu fuerit, simul vel successive vacare contigerit vel etiam si actu nunc, ut prefertur, vacent et tanto tempore vacaverint, quod eorum collatio juxta Lateranensis statuta Concilii ad Sedem apostolicam prefatam legitime devoluta ipsique canonicatus et prebende dispositioni apostolice specialiter vel generaliter reservati et sacerdotales existant et super eis inter aliquos lis, cujus statum presentibus baberi volumus pro expresso, pendeat indecisa, ita perpetuo affecti rèmaneant, quod idem episcopus Middelburgensis unum et unam omni primo vacaturos tanquam mense suo episcopali perpetuo
1) Verder zooals in de bulle van Haarlem tot:



90
tinjtos et quos nos similiter exnunc prout extune et econtra ipsi mense perpetuo unimus, annectimus et incorporamus, obtinere illorumque ratione persona capitularis esse vocemque et auetoritatem etiam in capitulo super decanum et canonicos habere, reliqui vero novem canonicatus et prebende prefati tribus magistris aut laureatis in theologia et tribus doctoribus decretorum seu in eis laureatis ac tribus aliis nobilibus ejus diocesis, etiam in jure vel theologia saltem gradu licentiature in famosa quapiam universitate studii generalis secundum teuorem primo dictarum litterarum promotis, ordine premisso servato, in perpetuum concedi et assignari debeant, quodque ad sex priores tam nobiles quam alii non nobiles, ut prefertur, tarnen qualificati, ad reliquos vero tres canonicatus et tres prebendas ex reliquis novem canonicatibus et prebendis hujusmodi nulli nisi nobiles et graduati, ut prefertur, assumi possint, ac omnes et singuli ratione suarum hujusmodi prebendarum consilium et operam in negocio Ecclesie et religionis ceterisque difficultatibus pro tempore emergentibus, quoties ab episcopo prefato requisiti fuerint, tam conjunctim quam divisim prestare teneantur; ac unus archidiaconus ad archidiaconatum et alius archipresbiter ad archipresbiteratum necnon reliquus ex dictis graduatis penitentiarius ad penitentiariam hujusmodi ad nominationem dicti episcopi assumi et omnes primi post episcopum vacaturos cammicatus et prebendas prefatos simili ordine consequi debeaut; ut autem de viris spectate doctrine et probitatis ad edificationem ecclesie Dei accuratius prospiciatur quod ipsi novem canonicatus et novem prebende hac prima vice per episcopum dumtaxat et deinde quociens illi futuris temporibus vacaverint, ut prefertur, ad electionem episcopi et aliorum graduatorum prefatorum superstitum per eos conferantur et in hujusmodi electione suffragium episcopi non plus juris sive momenti quam cujusvis graduatorum, nisi vocum paritate occurrente, habeat tuncque iteratum ad hoe episcopi suffragium paritatem vocum hujusmodi dirimat; quodque posthac ipsi novem canonicatus et novem prebende sub nullis specialibus vel generalibus etiam mentalibus reservationibus, effectionibus etiam in Corpore juris elausis, necnon expectatrViS' coadjutoriis, mandatis, facultatibus, indultis de providendo, commendando et alias disponendo, primariis precibus nuncupatis, aut aliis gratiis preventivfe per nos et Romanos Pontifices pro tempore existentes et Sedem apostolicam predictam vel ejus legatos, etiam consideratione, intuitu, contemplatione vel ad instantiam imperatoris, regum et aliorum principum ac ejusdem sancte Romane ecclesie cardinalium ae ex quarumcumque causa quantumlibet urgenti pro tempore factis et concessis comprehenduntur nee etiam tamquam vacantes apud Sedem apostolicam predictam aut ulla alia ratione generaliter vel specialiter reservari nee illorum vacatione per resignationem etiam ex causa permutatwöis apud Sedem eandem pro tempore occurrente per Romanum Pontificem aut Sedem hujusmodi de illis provideri aut alias quoquo modo disponi possit, isexl forma electionis premisse omni tempore servari nullaque causa infringi debeat; quodque unus ex novem canonicis prefatis magister seu laureatus in theologia et alter decretorum doctor seu etiam laureatus, seniores ratione suarum prében»darum, facultatem habeant contra hereticos per universam diocesim Middelburgensem prefatam, quoties opus fuerit, apostolica auctoritat» iriquirendi; ceteri vero cauonici graduati prefati,1 quandocumque requisiti1 futtrint, illis assistere teneantur ac ex reliquis senioribus canonicis prefatis duo in theologia



91
et unus in jure canonico graduati, ut prefertur, una eum archidiacono prefato curam habeant examinandi promovendos ad sacros ordines et admittendos ad curas animarum, quacumque auctoritate illi provisi fuerint, neminem nisi idoneum seque personalem residentiam facturum medio juramento promittentem admittendo. Et quoniam impia hereticorum studia temporisque malitia viros dictos ab ecclesiis suis diutius abesse non patitnr, quodque si canonici graduati prefati ab ecclesia sua, nisi ab episcopo vel capitulo missi, per duos menses abfoérittt, integros sue prebende fructus illius anni amittant et capitulo cedant; ac omnes proventüs singularum prebendarum dicte ecclesie Middelburgensis in duas equales partes dividantur, quarum altera pro quotidianis distribntionibus hiis solis, qui divinis officiis in cboro deservierint et inibi a principio usque ad flnem excepta necessitatis causa permanserint, ministrari debeant, nee qoisquam ulla dispensatione vel alio privilegio apostolico quacumque causa impetrato vel concesso sese a residentia hujusmodi eximere possit. Ceterum ecelesie civitatis sub cura dicti archipresbiteri civitatensis, extra vero eam et in 'dieta diocesi Middelburgensi existentes vel sub suis decanatibusaliisvejurisdietionibus prout hactenus rèmaneant vel meliori modo arbitriö episcopi distribui ipsornmque decanatnum decani, salva dicti episcopi moderatione, emolumenta haötenus percipi solita percipere possint; cum autem fructus et proventüs dietorum novem canonicatuum et prebendarum graduatis affectorum tenuiores sint quam conveniat pro sustentatione virorum doctorum et gravium, qui munera premissa obire velint vel commode possint, eapropter prioratum seu domum vel monasterium in Goes, ordinis Cruciferorum, dicte diocesis, cujus firncKus, redditus et proventüs quadringentorum et quinquaginta ducatorum auri de Camera secandum communem extimationem valorem annuum, ut etiam accepimus, non excedunt, qui seu que vel quod combustum, dirutum ac desolatum existit, spe propemodum sublata quod in formam monasterii restauretur, et similÜct omnia alia monasteria et regularia loca patrie Zelandie, que a lay«i8 inpresentiarnm occupantur et ad nihilum reducta sunt, cujuscumque ordinis existant ac annui valoris illorum fructus, redditus et proventüs, dum- • modo valorem annuum mille ducatorum annuatim insimul non excedant, quibusvis modis et ex quorumenmque personis vacent aut cum simul vel successive vacaverint, nt perfertur, et in eis dignitates abbatiales, prioratus conventuales, officia et beneficia, ordinem, statum et essentiam regulares penitus supprimimus et extinguimus ac omnia et singula illorum omnium et singulorum bona, proprietates, decimas, census, fructus, jurisdietiones et jura cujuscumque qualitatis existentia eisdem novem canonicatibus et novem prebendis affectis per singulos novem canonicos graduatos prefatos equis portionibus percipienda similiter exnunc pro nt extunc et econtra perpetuo applicamus et appropriamus 1).
Datum Rome apud sanctom Petrum, anno Incarnationis Dominice 1560, quinto Idus Martii, pontificatus nostri anno secundo. Archivalia I, n°. 399.
1) Verder als in de bul voor Haarlem.



92
86 1561 MAART Ui — Pins IV bepaalt de grenzen van het bisdom 's Hertogenbosch en wijst voor de tafelgoederen en voor het kathedrale kapittel de vaste inkomsten aan.
Pius episcopus servus servorum Dei perpetuam rei memoriain. De statu ecclesiarum omnium presertim cathedralium insignium noviter erectarum prospere et feliciter dirigendo attentius cogitantes, ad ea libenter intendimus, per que illarum conservationi, decori et venustati ac profectui et illis presidentium commoditati ac aliorum in eis divinis obsequiis vacantium opportune subventioni consulatur; et interdum ea, que a predecessoribus nostris Romanis pontificibus super his consulto gesta fuerunt, ex saniori consilio immutamus ac desuper disponimus, prout rerum et temporum ac personarum et regionum qualitatibus diligenter consideratis conspicimus in Domino salubritér expedire. Cum itaque, sicut fide condigua relatione accepimus, felieis reeordationis Paulus papa quartus predecessor noster, provide considerans eam partem Inferioris Germanie, que charissimo in Christo filio nostro Philippo Hispaniarum regi Catholico bereditario jure etiam tune subjecta erat, paucos habere episcopos nullumqne metropolitanum, qui eam regerent, uti illius amplitudo et frequentissimorum oppidorum celebritas ac longe lategue dissitorum castrorum et pagorum suorum copia animarumque multitudo, varium item idioma et vite institutum ac denique temporis deplorata ob hereticos conditio postulabat, hiisque et aliis gravibus causis eum impellentibus, volens periclitanti in partibus illis fidei Catholice succurrere pioque desideno dicti Philippi regis satisfacere, habita, sicut rei magnitudo postulabat, cum fratribus suis, de quorum numero tune eramus, matura deliberatione, de eorum consilio et apostolice potestatis plenitudine Cameracensem, Trajectensem, Atrebatensem ac Tornacensem esclesias, civitates et dioceses a Remensi et Coloniensi provinens, quibus tune erant metropolitieo jure subjecte, ac Mecliniense et Buscoducense ac diversa alia tune expressa oppida insignia hujusmodi regionis a sua quaque diocesi et provineia perpetuo segregaverat et diviserat, necnon Mecliniense et Buscoducense et reliqua oppida prefata sic divisa in civitates, Cameracensem et Trajectensem tune episcopales sedes ac olim collegiatam S. Rumoldi Mecliniensem in metropolitanas et S. Joannis Baptiste Buscoducensis certasque alias aliorum oppidorum in civitates erectorum prefatorum ecclesias in cathedrales ecclesias pro totidem archiepiscopis et episcopis, qui sue quisque ecclesie preessent, neenon Mecliniensi et Buscoducensi ecclesiis civitatibusque prefatis certos tune expressos districtus per nuncium suum postmodum ab eo illuc mittendum limitandos pro sua cujusque diocesi perpetuo concesserat, necnon ecclesie Mecliniensi prefate ecclesiam, civitatem et diocesim Buscoducensem hujusmodi inter alias pro sua provineia adjunxerat, prefato quoque Philippo regi ejusque successoribus, qui pro tempore ipsius regionis in temporalibus domini essent, jus nominandi Romano Pontifici pro tempore existenti personas idoneas ac ahter certis tune expressis modo et forma qualificatas ad Buscoducensem et alias ecclesias erectas predictas tam a primeva eorum erectione hujusmodi quam extunc deinceps, quotiescumque illas vacare contigerit, per eundem pontificem in archiepiseopos et episcopos ad nominationem hujusmodi ordinandos m perpetuum reservaverat per quasdam sub plumbo et deinde per alias suas m forma brevis litteras venerabili fratri nostro tune suo Salvatori episcopo Clusino,



93
§uo ei apostolice Sedis in partibus illis nuncio, dederat in mandatis, ui personas idoneas, que dictas provinciae et dioceses distinguerent, limitarent ac dotem dictarum ecclesiarum a monasteriis et preposituris sub illis consistentibus dismenibrarent, cum potestate omnia in bis necessaria faciendi, vice suadeputaret, dilectns filius noster Antonius sancte Romane ecclesie presbiter cardinalis, tune episcopus Atrebatensis, et quatuor alii scientia et probitate insignes, quos ipse Salvator episcopus et nuncius, dicto predecessore interea de medio sublato, pretextu mandati et posteriorum litterarum hujusmodi substituerat, licet forsan eorum aliqui de illis personis non essent, que ad id canoniee subdelegari poterat, facta nihilominus diligenti rerum indagine ac omnibus mature pensatis, animadvertentes quod per dismembrationes bonorum in monasteriis vel preposituris hujusmodi, si fierent, cultus monasticus non medioeriter lederetur, ipsa monasteria et preposituras mensis ecclesiarum prefatarum pro eorum dote, ad hoe ut episcopi et illorum curam perinde atque suam propriam perpetuo gererent, potius esse unienda ac resignationes et limitationes provinciarum et diocesium divisionesque et distributiones oppidorum et jurisdictionum in nonnullis partibus ipsarum diocesium commodiores illis, que|per primo dictas litteras statuuntur,necnon constitutiones et assignationes dotum et denique nnmerum personarum ac dignitatum et prebendarum, beneficiorum et officior um, stat u m quoque et formam in prefatis ecclesiis etiam per hujusmodi dismenbrationes, suppressiones, translationes novas institutiones et alias in universum accomodas rationes habendas censuerunt ac super majori illorum parte processus et scripturas serie digestas rebus omnibus formandas curaverunt; et inter alia dicte ecclesie Buscoducensi et pro tempore existenti episcopo Buscoducensi Buscoducis, Bomelia, Zevenbergen, Helmont, Endovia, Huesden, Woreomium, Mons S. Gertrudis, Megen, Ravesten, Oss oppida, necnon Roda S. Ode, Oosterwijck, Boxtel, Oirschot, Oirle, Loen Op Sandt, Ruesel, Bioesel, Benesel1), Veltoven, Oexel, Streekel2), Rntoven, Dommelen, Postel, Baercheijgk, Vesterhoven, Borlecl *), Druynen, Vaelraijde, Berchede, Echoot, Tilborcke, Desselle, Gheirte *), Poppel, Balen, Loemel, Moll, Samael, Eistrote, Oven s), Gheel, Tongerloe cum cura pastorali annexa et omnibus suis villis et mansionibns ac agris sibi contiguis, Vesterloe, Bomberge, Oorsendoiler •), Arendonck, Verlien 7), Rosmale, Orten, Empel, S. Anneborch, Alem, Vucht, Crommre, Helvorre 8), Haren, Dungen, Gestel, Gemundt, Schindel, Boerdonck, Bruegel, Hernnen 9), Beeck, Aerle, Losont, Hedervote, Huene10), Croij, Styphout, Brindare, Hutteboch Tongerlee, Mnerle, Aelst, Geldrop, Someren, Vaerle, Heeze, Leendt, Wedert, Muerhezco (sic), Zoorendonk, Buel, Lijnde, Onne 12), Disterboerse, Opacht, Gestel, Hil varen, Weede 1S), Dij essen, Middelbeerse, Westeubeerse, Woensel, Leeghemierde, Castel14), Vessem, Stript15), Hoegem\jerde, Bladel, Hapert, Vintolere1 •), Gestel, Zeelst, Roelst, Blaetechem "),
•1) Foppens heeft: Reusel, Duysel, Knechsel. 2) Foppens: Eerssel, Steenssel.
3) Havensius: Berchem.
4) Foppens: Waelewijck, Berckel, Enschot, Tilburgh, Desschei, Goirle.
5) Foppens: Oisterloe, Oevel. 6) Corsendonck. 7) Berlicum. 8) Cromvoirt, Helvoirt, 9) Foppens: Gerwen.
10) Lieshoudt, Nederwetten, Naenen, 11) Binderen, Soetbeeck.
12) Sonne. 13) Foppens: Hilvarenbeeck. 14) Havensius: Hulsel, Casteren.
15) Strijp. 16) Wintelren. 17) Blaethen.



Hoochelooii, Maesek -), Kesseel, Maren, Lith, Littoien, Ófl'en, Macneren, Dieten a), Demen, Langel, Tefelen, Haren, Dorne, Loen, Deremborch, Hueselingen, Berchem, Herpen, Velp, Scayck, Geffen, Milaur, Nelstelroi 8), Zeeland Heeswich, Uden, Boekei, Dünter, Veehel, Erp, Gemert, Bakel, Dorne, Boxtel, Liesel, Asten, De Swaluwe, Drnymeleii, Stekelhoven, Raisdonk, Wasbeerck *), Sgrevenmoer, Sprang, Capelle, Besijen, Oadthuesden, Baerdewijck, Doveren, Donck, Cuyek, Engelen Vliemen, Bockoven, Hontsoort, Beeck, Hujjsen, Herpt, Hemert, Beern, Wercken, Werckendam, Slevijck, Gijsen, Risswjjck, Nerael, Opael, Altenae, Veen, Driel, Almkereke, Broeck, Etten, Wtfek, Aelborek, Meuwe, Dassen, Lovesten, Brackel, Herwarden, Zulichem, Poeijroijen, Aelst, Niewalen, Gameren, Heel, Breukem, Wel, Amelroij, Herwijck, Herwenen, Rossum, Craendonck villagia sive pag03 pro sua diocesi designaverunt, prout in processibus et scripturis ac singulis litteris plenius con tin et ur. Nos qui dudum inter alia voluimus, quod peteutes beneficia ecclesiastica aliis uniri tenerentur exprimere verum annuum valorem secundum communem existimationem etiam beneficii cui aliud uniri peteretur, alioquin unio non valeret, et semper in unionibus commissio fieret ad partes, vocatis quorum iuteresset, quique nuper monasterium b. Marie Tongerloensis, Premonstratensis ordinis, Buscoducensis diocesis, certo tune expresso modo vacans, mense episcopali Buscoducensi apostolica auctoritate perpetuo univimus, annexuimus et incorporavimus, attendentes (si) priscis temporibus, dum populi ejusdem regionis sensim accrescebant, de novis ecclesiis cathedralibus optimisque presulibus opportuno tempore prospectum fuisset, profecto tot perniciosa heresium dogmata, quibus religio Christiana istic passim laceratur atque affügitur, aut6) ita violenter invaluissent, nunc autem, cum ad illa arcenda et exstirpanda ac simul populos ipsos in sinceritate fidei continendos dictus predecessor nulla alia quam supradicta magis opportuna remedia potuerit adhibere, ut illa juxta cordis sui ac nostri desiderium promptos et felices sortiantur effectus, nostri ministerii partes premissis adjicere illaque omnibus quibus possumus rationibus juvare et promovere volentes, necnon mense episcopalis Buscoducensis ac decem canonicatuum et prebendarum ac decimarum infrascriptorum fructuum, reddituum et proventuum veros annuos valores presentibus pro sufficienter expressis babentes, continuis etiam bortationibus dicti Philippi regis id pro salute dictorum populorum enixe prosequentis excitati, motu proprio et ex certa nostra scientia ac de simili apostoliee potestatis plenitudine, dictorum subdelegatorum predictis processibus specificatis tanquam in melius reformatis inherendo et concessionem et assignationem per priores litteras predecessoris hujusmodi factas, quarum veriores tenores presentibus haberi volumus pro expressis, quo ad infrascripta immutando, omnia et singula oppida, pagos et villagia in posteriori designatione subdelegatorum hujusmodi comprehensa cum tota eorum districtu ac universis eorum castris, locis, ecclesiis, monasteriis, collegiis, parochialibus, hospitalibus, capellis, officiis et personis ecclesiasticis secularibus et regularibus ac populis et quibuscumque aliis sub eis comprehensis prefate ecclesie Buscoducensi juxta dessignationem illi per prefatos subdelegatos factam hujusmodi dicta auctoritate tenore presentium perpetuo concedimus et assignamus. Et insuper a parochiis
1) Merefelt. 2) Essche.
4) Ramsdonck, Waesbeeck.
3) Heessche, Nulant, Nestelroy. 5) Lees: haud.



95
de Gylsen et Materis 1), alias In de hagen, olim Leodiensis nunc vero Antuerpiensis diocesis, quarum collatio seu alia dispositio ad pro tempore existentem abbatissam monasterii monialium de Trojen ■) asseritur pertinere ac a de Gerwen prope Helmont ejusdem vel alterius diocesis parochialibus ecclesiis, cum primum illas per cessum vel decessum modernorüm illas obtinentium aut alias quovis modo et ex cujuscumque persona vacare contigerit, omnes et singulas decimas, que in siligine ut plurimum consistunt, ita tarnen quod pro singulis rectoribus ipsarum parochialium ecclesiarum viginti modii siligiuis annuatim detrahantur et ipsis rectoribus assignentur, cum quibus ipsi cum aliis emolumentis earundem ecclesiarum se honeste sustentare poterunt, ex nunc prout ex tune et e contra, auctoritate et tenore prefatis perpetuo dismembramus. Et ut episcopus Buscoducensis pro tempore existens ecclesiam suam dignitatibus, officiis et personis ecclesiasticis litterarum scientia preditis integre decoratam habeat ac in dicta diocesi Buscoducensi uniformis justicie ministrande usus existat, in eadem ecclesia Buscoducensi unum archidiaconatum pro uno archidiacono, qui post cessum vel decessum eorum qui nunc sunt, in illa parte diocesis Buscoducensis talem habeat jurisdictionem et administrationem qualem hactenus habuit archidiaconus Bruxellensis in diocesi Cameracensi, servando concordiam cum episcopo Buscoducensi, prout ille cum episcopo Cameracensi hactenus servavit et exinde cum archiepiscopo suo Mecliniensi perpetuo servaturus est, ac unum archipresbiteratum civitatensem nuncupandum pro uno archipresbitero, qui curam habeat rectorum parochialium ecclesiarum, Sacramentorum ac verbi Dei in dicta civitate Buscoducensi, et unam penitentiariam nuncupandam dignitates inibi pro uno penitentiario diocesano nuncupando, qui curam conscientiarum populi per diocesim universam Buscoducensem specialiter habeat, quatenus ibidem hactenus erecti non sint, etiam perpetuo erigimus et iustituimus. Preterea statuimus et ordinamus, quod ex triginta canonicatibus et triginta prebendis aut circiter dicte ecclesie Buscoducensis, quos primo per cessum vel decessum illos obtinentium et apud Sedem apostolicam prefatam aut alias vacare contigerit vel etiam si illi actu nunc vacent ac devoluti, affecti, sacerdotales vel litigiosi existant, idem episcopus unum et unam illorum primo vacaturos, et quos nos similiter ex nunc prout ex tune et e contra dicta auctoritate apostolica ipsi mense perpetuo unimus, annectimus et incorporamus, obtinere illorumque ratione persona capitularis esse vocemque et auctoritatem ei in capitulo super decanum et canonicos habere; reliqui vero novem canonicatus et prebende...,.*) Datum Romé apud S. Petrum, anno Incarnationis Dominice 1560, quinto ld. Martii, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n», 398. — Onmiddellijk hierop volgt (Reg. Vat. vol. 1924) f. 37S—382 vo. een gelijksoortige bulle van denzelfden dag voor het nieuwe bisdom Antwerpen: Ex in juncto nobis
1) Foppens: Maters.
2) Thorn.
3) Verder zooals in de bullen voor Haarlem en Middelburg, n». 83 en 85.



96
87 1661 MAAR* U. - Piis IV wijst aan het Domkapittel van Utrecht een iaanreld toe van 300 dnkaten nit de tafelgoederen van het bisdom Haarlem als vergTeTng voor de proosdij van Westfriesland en 60 parochiekerken, die bij het bisdom Haarlem ingedeeld zijn.
Pius etc Ad perpetuam rei inemoriam. Ex commissi nobis desuper pastoralis offitii debito ad ea libenter intendimus, per que personarum ecclesiasticarum quarumlibet, presertim divinis laudibus eontinuo insistentium, commoditahbus valeat salubritér provideri. Cum itaque hodie seu nuper prepositura Westfrisie et sexaginta parocchiales ecclesie vel circa cum earum lurisdiehombniet territoriis a dilectis fiUis capitulo ecclesiae Trajectensis juxta esl^at ^
et dismembrationes apostolica auctoritate desuper factas dicta auctoritate adempte et ecclesie Harlemensi pro sua diocesi eadem auctoritate attribute, concesse et assignate extiterint, pront in designationibus et separationibusac alus etiam forsan apostolicis desuper confectis plenius continetur, nos qui dudum inter alia voluimus et ordinavimus, quod littere reservationis et assignationis etiam motu proprio cujusvis pensionis aunue super ahcujus beneficn fructibus expediri non possint nisi de consensu illius, qui dictam pensionen, persolvere tune haberet, eisdem capitulo ne ipsi propterea nimirum dispendium paüantur de alicujus subventionis auxilio providere volentes eosdemque capitulum et singulares illius personas a quibusvis excommunicationis etc. censentes, motu proprio, non ad ipsorum eapituli aut alterius pro eis nobis super hoe oblate netitionis instantiam, sed de nostra mera liberalitate et de apostolice potestatis pïtudine eisdem' capitulo pensionem annuam tfecento-m doe^u» auri de Camera super mense episcopalis Harlemensis fructibus, redditibus et proventibus, eis vel eorum procuratori ad id ab eis speciale mandatum habenti pro tempore existentem dicte ecclesie Harlemensis presulem seu admlnuJtorem annis singulis, pro una videlicetin sancti Joannis Bapüste et altera medietaübus pensionis huiusmodi in Domini nostri Jesu Chris i Nativitatum festivitatibus in civitate Trajectensi ejusdem presuhs seu^ admnistratoris expensis integre in perpetuum persolvendam apostolica auctontate prefata tenore presentium reservamus, constituimus et assignamus, pro tempore existentem presulem seu administratorem prefatum ad integram solutionem pensionis hujusmodi eisdem capitulo faciendam juxta reservationis, constitutionis et assignationis predictarum continentiam et tenorem fore efficaciter obligatos, ac volentes et eadem auctoritate statuentes, quod ille ex presule seu administratore predictis, qui in dictis festivitetibus vel sa tem infra XXX dies illarum singulas immediate sequentes pensionem predictam per eum tune debitam eisdem capitulo non persolverit cum effeetu, lapsis diebus eisdem iugressus ecclesie interdictus existat et ipsi, donec eisdem^ capitulo ve procuratori suo de pensione hujusmodi tune debita integre alias eum eis vel dicto procuratore amicabiliter concordatum fuent, preterquam in mortis articulo constitutus interdicti hujusmodi relaxationis benefic um nequeat obtinere. Si vero per sex menses dictos triginta 0 s^
tes sub hujusmodi interdicto animo, quod absit, permansent indurato ex tune effluxis mensibus eisdem a regimine et administratione ipsms ecclesie Harlemensis suspensus existat eo ipso. Quoeirea venerabihbus archiepiscopo Mecliueusi et episcopo Ameriensi ac ddecto filio decano ecclesie



97
Ariensis, Moriensis seu alterius diocesis per apostolica scripta motu simili mandamus, quatenus ipsi vel duo aut unus eorum per se vel alium seu alios faciant auctoritate nostra pensionem predictam eisdem capitulo vel eorum procuratori juxta reservationis, constitutionis et assignationis predictorum teDorem integre persolvi. Et nihilominus quemlibet ex presule seu administratore hujusmodi quem hujusmodi interdicti et suspensionis sentenlias eis incurrisse constiterit, quotiens super hoe pro parte eorum capituli fuerint requisiti, tam diu Dominicis et aliis festivis diebus in ecclesiis, dum maior inibi populi multitudo ad divina convenerit, interdictum et suspensum publice nuntient et faciant ab aliis nunciari, donec eisdem capitulo vel procuratori suo de pensiqne hujusmodi tune debita fuerit intrege satisfactum ipseque interdictns et suspensus relaxationem interdicti et suspensionis benificium meruerit obtinere, contradictores auctoritate nostra, appellatione postposita, compescendo; non obstantibus voluntate priori et ordinatione nostris predictis ac Lateranensis Concilii novissime celebrati, pensiones annuas super fructibus mensarum episcopalum nisi ex cessionis aut alia probabili causa reservari prohibentis, ac aliis constitutionibus et ordinationibus ac dicte ecclesie Harlemensis juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus contrariis quibuscumque; aut si pro tempore existenti presuli seu administratori prefato vel quibusvis aliis communiter vel divisim ab apostolica sit Sede indultum, quod ad prestationem vel solutionem pensionis alicujus minime tenerentur et ad id compelli, aut quod interdici, suspendi vel excommunicari non possint per litteras apostolicas non facientes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto hujusmodi mentionem, et qualibet alia dicte Sedis indulgencia generali vel speciali cujuscumque tenoris existat, per quam presentibus non expressam vel totaliter non insertam effectus hujusmodi gracie impediri yaleat quomodolibet vel differri et de qua cujusque toto tenore habenda sit m nostris litteris mencio specialis. Nulli etc. nostre absolutionis, reservationis, constitutionis assignationis, decreti, voluntatis, [statuti et mandati infringere. Si quis etc. Datum Romae apud Sanctum Petrum, anno Inc. Dom., 1560, quinto Idus Martii, pontificatus nostris anno secundo. Archivalia I, n°. 397.
88. 1561, mei 28. — Pins IV vergunt aan Franciscus (Sonnius), elect van *s Hertogenbosch, dat hij van zijn bisdom mag bezit nemen, ofschoon de bullen zijner benoeming nog met zijn uitgevaardigd, waarvoor hij echter binnen zes maanden zal verplicht zijn te zorgen. — Evenzoo aan Nicolaas van der Burgt, bisschop Van Middelburg»).
Dilecto filio Francisco electo Buscoducensi Pius papa IIII. Dilecte fili salutem etc:
Nuper, postquam felieis reeordationis Paulus papa IIII, predecessor noster, ex certis causis tune expressis ecclesiam sancti Johannis Evangeliste Buscoducensis olim Leodiensis diocesis in cathedralem ecclesiam pro uno episcopo, qui illi preesset, cum omnibus et singulis cathedralibus insignibus erexerat, nos mense episcopali Buscoducensi pro illius dote monasterium Tongerloense,
1) Ook aan Nicolaas van Nieuwland, bisschop van Haarlem, maar dd. 26 Mei 1561 (volgens Hitt. et.not. episcop. Harlem. p. 16.)



98
Premonstratensis ordinis, Buscoducensis diocesis, certo tune expresso modo abbatis regimine destitutum, snppressis penitus inibi nomine et titulo abbatiah, ita quod ex tune deinceps dilecti filii conventus dicti monasterii episcopo Buscoducensi pro tempore existenti tanquam suo abbati in omnibus et per omnia subessent eique talem promitterent et praestarent obedientiam qualem olim suo abbati prestare tenebantur, de fratrum nostrorum consilio apostolica auctoritate perpetuo univimus, anneximus et incorporavimus ac predicte ecclesie, a primeva erectione hujusmodi tune vacanti, de persona tua, quem charrissimus m Christi films noster Philippus Hispaniarum rex Catholicus, prout juxta reformationem sibi ab ipso predecessore desuper factam poterat,nobis ad hoe per suas litteras nominavit, nobis et dictis fratribus ob tuorum exigentiam meritorum accepta, de simili consilio dicta auctoritate duximus providendum, praeficiendo te illi in episcopum et pastorem, prout literis apostolicis sub plumbo propediem expediendis latius explicabitur. Nos igitur, ne interim ecclesia et monasterium hujusmodi aliqua in spiritualibus vel temporalibus detrimenta patiantur, opportune providere et ad ea, quae ad tuae commoditati augmentum cedere valeant, favorabiliter intendere personamque tuam nobis et apostolicae sedi devotam tuis exigentibns meritis, paterna benevolentia prosequi volentes, tibi, ut vigore presentium corporalem possessionem seu quasi regiminis et administrationis ac bonorum ecclesiae et monasteria hujusmodi per te vel alium seu alios propria auctoritate apprehendere ac fructus, redditus et proventüs predicte abbatialis et ejusdem monasterii mensarum percipere, exigere et levare ac in tuos usus et utilitatem convertere necnon a quecumque malueris Catholico antdstite, gratiam et communionem apostolice Sedis habente, accitis et in hoe sibi assistentibus duobus aliis Catholicis episcopis, similiter gratiam et communionem habentibus, vel si duo episcopi commode haberi nequiverint, uno episcopo et uno abbate munus consecrationis recipere et illo uti ac que jurisdictionis exnunc et postquam dictum munus susceperis et que ordinis episcopalis sunt exercere libere et licite valeas in omnibus et per omnia, perinde ac si littere apostolice predicte sub plumbo expedite fuissent, auctoritate prefata tenore presentium speciali gratia indulgemus, ac eidem antistiti, ut recept» prius per eum a te nostro et Romane ecclesie nomine fidelitatis debite solito juramento juxta formam presentibus annotatam, munus predictum impendere licite tibi possit, plenam et liberam tenore presentium concedimus facultatem, mandantes dilectis filiis capitulo ecclesie et conventui monasterii predictorum ac utriusque illorum vassalis necnon clero et populo civitatis et diocesis Buscoducensis, quatinus capitulum et conventus tibi tanquam patri et pastori animarum suarum humiUter intendentes, exhibeant tibi obedientiam et reverentiam debitas et devotas; clerus vero et populus, te benigne recipientes, tua salubria momta et mandata suscipiant humiliter ac studeant efficaciter adimplere; vassalli quoque predicti, te condignis honoribus prosequentes, tibi fidelitatem solitam necnon servitia et jura debita integre exhibere procurent. Alioquin sententiam sive penam, quam rite tuleris sive statueris in rebelles, ratam habebimus et faciemus auctore Domino usque ad satisfaetionem condignam inviolabiliter observari; non obstantibus pie memorie Bonifacii pape VIII, etiam predecessoris nostri, que incipit „Injuncte" et aliis apostolicis constitutionibus ac ecclesie et monasterii predictorum juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus ceterisque contrariis quibuscumque. Volu-



99
mus autem et apostolica auctoritate prefata statuimus atque decernimus, quod si non recepto a te per ipsum antistitem juramento premisso, ille munus prefatum tibi impendere et tu illud suscipere presumpseritis, dictus antistes a pontificalis officii exercitio et tam ipse quam tu ab administratione tam spiritualium quam temporalium ecclesiarum vestrarum suspensi sitis eo ipso. Ac etiam volumus, quod forma a te tune prestiti juramenti hujusmodi nobis de verbo ad verbum per tuas patentes literas tuo sigillo munitas per proprium nuncium quantocius destinare procures, ita tarnen quod per hoe venerabiii fratri nostro archiepiscopo Mecliniensi, cui dicta ecclesia metropolitico jure subesse diguoscitur, nullum imposterum prejudicium generetur, quodque infra sex menses a data presentium computandos litteras antedictas sub plumbo expedire et jura Camere apostolice propterea debita persolvere omnino tenearis. Alioquin illis lapsis, presentes litteras nullius sint roboris vel momenti dictaque ecclesia vacare censeatur eo ipso. Forma autem juramenti, quod prestabis, hec est: Ego Franciscus episcopus Buscoducensis ab hac hora in antea fidelis etc.
evangelia. Datum Romae apud sanctum Petrum etc.; die XXVIIIMaji
1561, anno secundo.
Archivalia I, n°. 548—549.
89. 1561, JUNI 7. — Verslag der drie afgevaardigden van den Keulschen aartsbisschop en diens suffraganen over den ongunstigen uitslag van hun optreden bij paus Pius IV tegen de oprichting der nieuwe Nederlandsche bisdommen.
Archivalia I, n°. 793. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XII, p. 439 vlg.
90. 1561, JUNI 14. — a. Pins IV schrijft aan den keizer, dat hij op het protest van den Keulschen aartsbisschop en diens suffraganen tegen de oprichting der nieuwe Nederlandsche bisdommen niet kan ingaan, maar bij koning Philips pogingen aanwendt, dat deze eenigermate aan hunne grieven tegemoetkome.
6—d. In denzelfden geest aan koning Philips, de landvoogden Margaretha van Parma en kardinaal Granvelle, ieder afzonderlijk.
Archivalia I, n°. 795—797. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, IX, p. 313 vlg.
91. 1561, AUGUSTUS 7. — Pins IV bepaalt de grenzen van het bisdom Groningen en wijst voor deszelfs tafelgoederen en het kathedrale kapittel de vaste inkomsten aan.
Pius episcopus servus servorum Dei ad perpetuam rei memoriam.
Regimini universalis Ecclesie disponente Domino presidentes, pro ecclesiarum quarumlibet presertim cathedralium noviter erectarum illisque presidentium et in divinis serventium statu salubritér dirigendo, prout ex debito nobis injuncti pastoralis officii tenemur, sincere considerationis aciem extendimus et ad ea per que ecclesiarum ipsarum dotationi et venustati snorumque presulum, capitulorum et aliarum personarum divinis ibi laudibus insistentium statui et opportune subventioni cum divini cultus augmento et animarum Christifidelium salute consulitur, nostre sollicitationis partes libenter adhibemus, ac alias super his etiam nonnulla, que a predecessoribus nostris licet consulte gesta fuerint, ex sauiori tarnen consilio prudenter immntando disponimus, prout locorum, temporum personarumque qualitas exigit et in Domino conspicimus salubritér expedire. Cum itaque alias postquam felieis reeordationis Paulus papa quartus,



100
predecessor noster, super gregem Dominieum cure sue commissum seduli pastoris oculos extendens et in ea Inferioris Germanie parte, que charissimo in Christo filio nostro Philippo Hispaniarum regi Catholico hereditario jure subjecta est, pro tanta celeberrimorum oppidorum frequentia populorumque multitudine adeo paucas ecclesias cathedrales inesse considerans, ut illarum episcopi ea qua opus erat diligentia tantam animarum multitudinem regere non possent, idque quibusdam eo difficilius esse, quod homines diocesani sui vulgari idiomate institutisque inter se differebant, et quidam eorum etiam hujusmodi privilegia habebant, ut ipsos ad sedem episcopalem evocari non liceret, unde prefati episcopi fidei Catholice doctrina ac recta vivendi ratione populum illum docere et in delinquentes animadvertere commode nequibant fidesque et animarum salus illic ob pullulantes hereticorum et scismaticorum, quibus regio illa undiqne fere circumdata est, insidias pestiferasque doctrinas maximo in discrimine versabantur, his aliisque gravibus causis impulsus, volens etiam prefati Philippi regis hoe illi humiliter supplicantis precibus pioque desiderio in ea parte satisfacere, babita sicut tante rei pondus exigebat cum fratribus suis, de quorum numero tune eramus, matura deliberatione, de eorum consilio deque apostolice potestatis plenitudine Trajectensem civitatem et diocesim a Coloniensi provineia, cui tune erat metropolitico jure subjecta, ac Trajectense necnon oppidum Gruningense ac diversa alia tune expressa oppida insignia dicte regionis cum omnibus et singulis suis terminis, territoriis, cleris, populis et personis, monasteriis et beneficiis ecclesiasticis cum cura et sine cura secularibus et quorumvis ordinum regularibus aliisque piis locis a suis quaeque provineia et diocesi per quasdam sub plumbo perpetuo segregaverat, diviserat et separaverat, ac Gruningense ceteraque oppida prefata sic divisa in civitates, sedem vero Trajectensem tune episcopalem in metropolitanam, ac S. Martini primariam Gruningensem ceterasque alias aliorum oppidorum in civitates erectorum prefatorum ecclesias in cathedrales pro totidem episcopis creandis, qui sue quique ecclesie preessent, ac Gruningensi aliisque ecclesiis et civitatibus predictis certos distrietus per nuncium suum postmodum ab eo illue mittendum limitandos pro suis diocesibus concesserat necnon Gruningensem ac certas alias tune expressas ecclesias, civitates et dioceses ecclesie Trajectensi pro sua provineia snbjecerat singulisque Gruningensis et aliarum noviter erectarum cathedralium ecclesiarum mensis episcopalibus annuum redditum trium millium ducatorum auri de Camera ex certis decimis et bonis ac fructibus, redditibus et proventibus ecclesiasticis per dictum nuncium specificandis et repartiendis extunc, prout ex ea die et econtra postquam specificate et repartite, ac interim donec specificatie et repartitio hujusmodi facte ac effectum sortite forent et non ultra, cuilibet ex prefatis mensis pro earum dote alium annuum redditum mille et quingentorum ducatorum similium per ipsum Philippum regem ex redditibus et proventibus, quos ex eadem regione percipiebat, singulis Gruningensi aliisque noviter institutis episcopis pro tempore existentibus annuatim, quousque specificatio et repartitio predicte, ac pro ea tarnen parte que plenarium suum effectum minus sortita foret nee ultra, integre et proportionabiliter persolvendum applicaverat et appropriayerat ac eidem Philippo regi ejusque successoribus, qui tempore ejusdem regionis in temporalibus domini essent, jus nominandi Romano pontifici personas idoneas ac alias certis tune expressis modo et forma qualificatas ad Gruningensem et alias cathedrales ecclesias sic erectas tam a primeva illarum erectione hujusmodi



101
quam deinceps, quotfescumque illas vacare contingeret, per ipsum Romanum pontificem pro tempore existentem in episcopos ad nominationem hujusmodi ordinandos in perpetuum reservaverat, et deinde per alias suas in forma brevis litteras. venerabili fratri nostro tune suo Salvatori episcopo Clusino suo et apostolice Sedis in partibus illis nuncio dederat in mandatis, ut personas idoneas, que dietas provincias et dioceses distinguerent et limitarentac dotem ecclesiis ipsis assignandam ex monasteriis et proposituris sub illis consistentibus dismembrarent, cum potestate omnia in his necessaria faciendi vice sua deputaret, dilectus filius noster Antonius sancte Romane ecclesie presbiter cardinalis de Granvella nuncupatus, tune episcopus Atrebatensis, ac quatuor alii scientia et probitate insignes viri, quos ipse Salvator episcopus, dicto predecessore interim de medio sublato, pretextu mandati et posteriorum litterarum hujusmodi ad id loco sui substituerat, licet forsan eorum aliqui de illis personis non essent, que ad id canoniee subdelegari poterant, facta nihilominus perquam diligenti rerum indagine ae omnibus mature pensatis, animadvertentes, quod si passim de dotibus ecclesiarum hujusmodi per dismembrationem bonorum a monasteriis et preposituris predictis provideretur, cultus monasticus nou mediocriter lederetur, quin potius aliqua unienda, aliorum vero monasteriorum hirjusmodi presertim non rite cultorum et desolatorum suppressorum fructus, mensis prefatis pro dote suarum ecclesiarum, ad hoe ut episcopi etiam illorum curam perinde atque suam propriam perpetuo gererent, potius applicandos esse et designationes et limitationes provinciarum et diocesium divisionesque et distributiones oppidorum et jurisdictionum in nonnullis partibus ipsarum diocesium illis que per primo dictas litteras statuebantur commodiores neenon consignationes dotium numerum denique personarum et dignitatum, prebendarum, beneficiorum et officiorum statum quoque et formam in predictis ecclesiis etiam per hujusmodi suppressiones, applicationes et alias in universum magis accommodas rationes constituendas censuerint, et inter alia eeelesie et episcopo Gruningensibus prefatis pro sua diocesi oppida, terras, pagos et loca infrascripta: Gruninga, Dam, Middelbert, Bngelbert, Noortdick, Wolden, Haeren, Noortlaeren, Visfiiet; Engewerdt alias Grypskerck, Suithorn, Noorthorum 1), Oldekerck, Nyekerek, Faen1), Lutkegast, Groetegaest, Dosum 8), Upende *), Sibaldeburen, Erstwolt5), Lettebert, Meedum «), Mitwolde, Oldebert, Nues, Marum, Niebart, Noortwijk, Ham, Luxwold, Esinge, Perwerdt, Oestrum, Pransum.Werum, Hogekerck, Legekerck, Dorchwordt, Oeldehoven, Nyehoven, Saxum, Leens, Wee, Cloesterbueren, Nyekercke, TJlrum, Hoerhuysen («ic), Warffhuysen, Suyrdick, Flocdops 7), Vierhuysen, Weerhuysen, Baffelt, Courum8), Saxhuysen, Petersbueren, Nyelant, Inandeell *), Marschlacht, Marhuysen, Ranum, Tinaldinge, Mensingweer, Obergum, Ouderwerum, Dyckshorne, Wynsum, Pollingweer 10), Wetzinge, SawoerdtHarffens, Adorff, Noortwolde, Suywolde mit Beynem, Boem1 a) (?), üpdebrode, Warffum, Usquart, Gelwort, Uuthuysen, Uuthuystmeden, Doert in Waart, Krathens 1S), Middelstum, Oesterwitwerdt, Menckemeer, Westerwitwerdt, Eppingehysen et Stertingehysen, Stytzwerdt, Santwer, Oldenzyell,
1) Noordhorn. 2) Faan. 3) Doeium. 4) Opende.
5) Eelswerd. 6) Meeden. 7) Fliedorp. 8) Eenrum.
9) Den Andel. 10) Bellingweer. 11) Silwerd. 12) Van Heussen heeft: Reem.
13) Kanten.



102
Oesternyelant, Fernisum, Jansweer x), Upwirde, Sterdum {sic), Meedhuysen, Weywerdt, Hevensche Dam, Loppersum, Ryp, Stedum, Husinge, Westereynden, Garshuysen, Upsant, Lermens, Gumur *), Werdum, Rotlinge, Solwert, Spiek, Leesdorp, Maresnm, Berum, Krewert alias Ter We, Inekwerdt, Holwyarda, Tembuyr, Germerwolt, Wittewierum alias Tem Post, Tessinge, Wolterssum, Heydenschap, Dicxhooren, Onderwerum, Scharmer, Lutkeharchste et Groteharchste, Schlochteren, Garrolsweer.Schilwoldt, Sydebuereu, Helim 8), Knelham, Oesterreyd, Westerreyd, Grotemunte, Lutkemuute, Broecheweerst, Woldendorp, Wagenberge, Suytbroeck, Noertbroeck, Schempte *), Medum, Ext *), Midwolt, Oestwolt, Umstwolt •), Berte, Wynschoeten, Westerlee; in comitatu Drentbie et Castellania Coevoerdie: Meppel, Coevoerdia, Bylen, Borck, Sweel, Sleen, Emne 7), Rooswinckel, Apel, Oederen, Borgheren, Asselen, Assen, Rolde, .Ghieteu, Anloe, Vriesz, Suydtlaren, Werdenbras, Noortlaren, Haren, Essen, Helpen, Hooren, Roderwold, Eelde, Peyssen, Roeden, Norch, Dentren 8), Dungheloe, Vledderen, Wapsterween, Havelt, Ruynen, Nyeven, Colderveen, Staphost,Rouveen, Blyensteyn, Dickling8), Gwerst, Cockange, Suydwolde, Oveueyst(?), Ulenhuys "), Schoenbeke, Daehlem, Westerhesselen, Oysterhesselen; in Westerwol: Wedde, Sellinger, Vlachtwedde, Gusterhorne11), Vriesscheloo; in Bellingwolde: Bellingwolde, Ham, Blyham, terras et pagos cum suis districtibus et territoriis assignarint ac super majore illorum parte processus rebus omnibus serie digestis formandos curaverint, prout in illis et singulis litteris prefatis ac forsan aliis scripturis desuper confectis plenius continetur. Nos igitur, qui dudum inter alia voluimus, quod semper in unionibus commissio fieret ad partes, vocatis quorum interesset, attendentes, quod si priscis temporibus, dum ejusdem regionis populi multiplicare ceperunt, ibi cathedralium ecclesiarum numerus similiter adauctus illisque de Catholicis bonisque presulibus opportuno tempore prospectum fuisset, tot perniciosa heresium dogmata, quibus in circumvicinis partium illarum locis religio Cbristiaüa concutitur, non ita invaluissent, porro cum ad illa, que istuc ex viciniorum contagio jam pridem influxerunt, exstirpauda, dictosque populos in sinceritate fidei continendos nulla alia magis quam premissa opportnna adhiberi remedia potuisse videantur, ut illa juxta cordis nostri desiderium promptos et felices sortiautur effectus, eis nostri ministerii partes impartiri volentes, ac partionis et ordinationis per eosdem subdelegatos quantum ad ecclesiam, — civitatem et diocesim Gruningensem attinet, prudenter examinatarum et in scriptis concorditer digestarum etiam quoad limites diocesis Gruningensis constituendos omniaque et singula oppida, castra, villas et alia loca in ea comprehensa necnon ordinationis omnino de subdelegatorum hujusmodi ac litterarum et scripturarum predictarum tenores, necnon dicte ecclesie S. Martini omniumque et singulorum capellaniarum seu vicariarum in illa consistentium fructuum, reddituum et proventuum veros annuos valores presentibus pro expressis habentes, necnon premissa ac prout ea concernunt reliqua in dictis litteris et scripturis contenta ct inde sequuta quecumque apostolica auctoritate ex certa scientia confirmantes et approbantes ac illis perpetue et inviolabilis firmitatis robur adjicientes, omnesque et singulos juris et facti defectus, si qui forsan intervenerint in
1) Farmsum, Sandeweer. 2) Van Heussen: Geimmir; Glimmen? 3) Helm.
4) Scheemda. 5) Van Heussen: Excest. 6) Finsterwolde.
7) Emmen. 8) Devere of Diever. 9) Dikninge.
10) Van Heussen: Elenhuys. 11) Giethoorn.



103
eisdem, supplentes ae illis in hac parte inherentes litterasque dicti predecessoris quoad illa et que litteris ipsis non consonant alia infrascripta immutantes, et nihilominus pium et laudabile ejus institutum prosequi et ad hunc effectum mense Gruningensi de congrua dote providere volentes, motu proprio et ex certa scientia nostra ac de simili potestatis plenitudine in monasterio Andawerdiano sive Grottewert, Oisterciensis ordinis, olim Trajectensis nunc vero Gruniugensis diocesis, cujus et illi forsan annexos fructus, redditus et proventüs trium millium ducatorum auri de Camera secundum communem existimationem valorem annuum, ut accepimus, non excedunt, exnunc prout extunc et e contra, cum primum illud per cessum etiam ex causa permutationis vel decessum seu quamvis aliam dimissionem vel amissionem dilecti filii moderni abbatis vel commendatarii ejusdem monasterii aut alias quomodolibet etiam apud Sedem predictam vacare contigerit, etiam si actu nnnc, ut prefertur, vel alias vacet et tanto tempore vacaverit, quod ejus provisio juxta Lateranensis statuta Concilii aut alias canonicas sanctiones ad dictam Sedem legitime devoluta illaque ad Sedem eandem specialiter vel generaliter pertineat, ac de dicto monasterio consistorialiter disponi consueverit seu debeat ac super ejus regimine et administratione inter aliquos lis vel ejus possessorio molestia, cujus statum ac verum et ultimum dicti monasterii vacationis modum, etiam si ex illo quevis generalis reservatio, etiam in Corpore juiis clausa resultet, presentibus haberi volumus pro expressis, pendeat indecisa, nomen, titulum et denominationem abbatis dicta auctoritate tenore presentium perpetuo supprimimus et extinguimus ac abbatialem illius dignitatem cum omnibus et singulis suis fructibus, redditibus, proventibus. obventionibus et emolumentis necnon preeminentiis, prerogativis, superioritatibus, jurisdictionibus et administrationibus, juribus et pertinentiis universis dicte mense episcopali Gruningensi eisdem auctoritate at tenore perpetuo applicamus et appropriamus, ita quod hujusmodi vacatione occurente liceat episcopo Gruningensi pro tempore existenti per se vel alium seu alios corporalem possessionem seu quasi dignitatis abbatialis regiminisque et administrationis dicti monasterii ac illius bonorum, fructuum, reddituum, proventuum, jurium, obventionum et emolumentorum predictorum propria auctoritate libere apprehendere et retinere, illaque in suos et dicte mense usus et utilitatem convertere, omniaque et singula prioratus, preposituras, propositatus, dignitates, personatus, administrationes et officia ceteraque beneficia ecclesiastica cum cura et sine cura secularia et quorumvis ordinum regularia ad collationem, provisionem, presentatiönem, institutionem, electionem et quamvis aliam dispoaitionem pro tempore existentis abbatis monasterii predicti commnniter vel divisim quomodolibet spectantia personis idoneis conferre et de illis etiam providere, similesque personas ad illa presentare et eligere ac presentatas vel electas in eis instituere et confirmare ac alias de illis libere disponere, eujuscumque licentia desuper minimerequisita; statuentes et ordinantes, quod ea, que hactenus per ipsum abbatem regularibus et alia beneficia huiusmodi que secularibus personis conferri consueverunt, per ipsum episcopum eisdem regularibus et secularibus personis respective conferre dictusque episcopus dilectos filios conventuum et monachos dicti monasterii per illius vel alium dicti ordinis priorem seu prepositum juxta ejusdem ordinis regularia instituta gubernare necnon illis quoad ea, que ad honestpm et sufficientem vite usum et consuetas monasterii elemosinas pertinent, haud secus atque abbas tenebatur sup-



104
peditare etexhibere, conventus vero et monachi prefati obedientiam et reverentiam debitas et devotas, quemadmodum abbati suo consueverunt, ipsi similiter episcopo tamquam abbati suo promittere et servare illique in omnibus et per omnia, perinde ac si verus illorum abbas ordinem ipsum expresse professus esset, parere, obedire et in omnibus deferre teneantur; necnon suppressionem, extinctionem, applicationem, appropriationem, et alia premissa sub quibusvis revocationibus, suspensionibus et derogationibus similium vel dissimilium suppressionum, extinctionum, applicationum et appropriationum per nos et Sedem predictam sub quibuscumque tenoribus et formis ac cum quibusvis clausulis et decretis pro tempore factis minime comprehendi sed ab illis semper exceptas et quoties illas sUspendi, revocari aut illis derogari contigerit, toties eas de novo concessas et in pristinum statum restitutas et ad hoe, ut sub revocationibus, suspensionibus et derogationibus hujusmodi minime comprehendantur, exnunc vere et non fiete suum plenarium effectum sortitas ac easdem suppressionem, extinctionem, applicationem et appropriationem de non vacatnro, sed de vacante monasterio seu abbatiale dignitate hujusmodi factas et per illas verae et non fictae existunt, mense episcopali et episcopo Gruningensi pro tempore existenti jus in re quesitum existere presentiumque litterarum suspensiones, revocationes et alias contrarias dispositiones pro novis illarum concessionibus et restitutionibus haberi ac censeri decernimus, conventui prefato aliisque quibusvis personis in virtute sancte obediëntie et sub excommunicationis majoris late sententie necnon privationis omnium dignitatum et officiorum per eos pro tempore obtentorum et beneficiorum ecclesiasticorum inhabilitatisque ad illa et alia imposterum obtinenda penis per contra facientes eo ipso incurrentis ne ad electionem seu postulationem in abbatem dicti monasterii, vacatione illius adveniente, etiamsi nunc vacet, ut prefertur, procedere seu ipsum episcopum in premissis aut eorum aliquo impedire vel alias quoquomodo attemptari aut illis refragari presumant districtius inhibentes; et nihilominus quascumque electiones seu postulationes hujusmodi earumque confirmationes et admissiones necnon provisiones, prefectiones, commendas aliasque dispositiones, quas exnunc de cetero etiam per Sedem predictam de monasterio seu ejus regimine et administratione quomodocumque fieri contigerit, nullas et invalidas nulliusque roboris vel momenti fore decernimus; et ut idem episcopus suam ecclesiam personis, ut insignem decet cathedralem, eruditis et ad jurisdictionem inibi exercendam ceteraque munera ecclesiastica obeunda idoneis debite instrnctam habeat unum apud Esens et in ejus dominio, ordinis S. Augustini canonicorum regularium, hereticorum malitia penitus desolatum et profanatum, et aliud sancte Marie Wittervierum prope Dama, dicti Cisterciensis vel alterius ordinis, ubi tres aut quatuor monachi non satis regulariter viventes reperiuntur, monasteria et in illis ordines omnemque statum et dependentias regulares auctoritate et tenore premissis similiter perpetuo supprimimus et extinguimus, ac omnia et singula illorumque fructus, redditus, proventüs, qui mille ducatorum similium secundum existimationem eandem valorem annuum, ut etiam accepimus, non excedunt, ac obventiones et emolumenta et alia bona necnon conferendi beneficia tam regularia quam secularia et ad illa presentandi etiam alias de illis quoquomodo disponendi aliaque eorum jurisdictiones, jura et dominia tam spiritualia quam temporalia quecumque mense capitulari dicte ecclesie Gruningensi seu masse communi pro decem canonicatuum et totidem



105
prebendarum, ut infra dicetur, affectorum dotibus applicamus et appropriamus, necnon dilectos filios abbatem et singulos monacbos monasterii S. Marie hujusmodi, qui videlicet ad secularitatem reduci volent, ab ulteriore dicti quem professi. sunt ordinis ejusque regularium institutionum observatione ac regularis habitus delatione votique paupertatis prestatione et observatione penitus absolvimus et omnino liberamus et ad statum clericorum secnlarium etiam quoad beneficia secularia obtinenda bonaque propria possidenda, citra tarnen consangnineorum suorum quoad successiones prejudicium, plenarie reducimus ac cum illis et eorum singulis super his ac etiam super facultate testandi ac de bonis suis ad eorum libitum disponendi seque alias presbiteris secularibus in omnibus et per omnia confirmandi eisdem auctoritate et tenore de specialis dono gratie latissime dispensamus. Necnon decem canonicatus et decem prependas hujusmodi ac omnes et singulas meliores seu pinguiores capellanias sive vicarias in dicta ecclesia Gruningensi consistentes, quas videlicet idem episcopus ad hoe duxerit eligendas seu deputandas, salvo tarnen cuicumque jure suo, illas conferendi vel ad illas presentandi, exnunc prout extunc et e contra postquam deputati fuerint in totidem canonicatus et prebendas ejusdem ecclesie similiter auctoritate et tenore predictis perpetuo erigimus et instituimus; necnon fructus, redditus, proventüs, jura, obventiones, emolumenta et alia bona vicariarium seu capellaniarum in canonicatus et prebendas erectarum hujusmodi eorundum canonicatuum et prebendarum masse communi juxta ejusdem episcopi dispositionem etiam perpetuo concedimus et assignamus. Ac abbatem in canonicum et archidiaconum ceterosque monacbos monasterii B. Marie hujusmodi in canonicos ejusdem Gruningensis ecclesie, si volent, creandos, assumendos et recipiendos, alioquin ad alium regularem locum, ubi religiose vivant, transferendos esse illisque quoad vixerint sufficientem annuam pensionem ex fructibus, redditibus et proventibus monasterii hujusmodi assignari debere decernimus; necnon quod ex primo dictis decem canonicatibus et prebendis unus et una ipsi episcopo, ratione quorum sit capitularis, habens locum et vocem super decanum et reliquos canouicos ipsius ecclesie contratres suos etiam in capitulo, alii vero tres sub
iis decretorum doctoribus seu in eis lieentiatis 1) Quocirca venerabilibus
fratribus nostris archiepiscopo Mecliniensi ac Atrebatentsi et Feltrensi episcopis
per apostolica scripta mandamus-) Datum Home apud S. Marcum,
anno Incarnationis Dominice 1561, septimo Idus Augusti, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 403.
92. 1561, AUGUSTUS 7. — Pins IV bepaalt de grenzen van het bisdom Roermond a) en wijst voor deszelfs tafelgoederen en het kathedrale kapittel de vaste inkomsten aan.
Am*. Aanhef ah n". 91; daarna volgt: deque apostolice potestatis plenitudine Mecliniense et quod in ducatu Gueldrie et diocesi Leodiensi consistebat Ruremundense ac diversa alia tune expressa oppida insignia dicte regionis, omnibus et singulis eorum terminis, territoriis, cleris, populis, personis, monasteriis et
1) Als boven n°. 63 voor het bisdom Haarlem.
2) Vgl. J. Habets, Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom IftrecM (4840), II, p. 45 vv., waar ook eenc landkaart en de plaatsnamen in moderne spelling te vinden zijn.



106
beneficiis ecclesiasticis cum cura et sine cura secularibus et quorum vis ordiuuni regularibus aliisque piis locis a suis quodque diocesi et provineia perpetuo segregaverat, diviserat et separaverat, ac Mecliniense, Ruremundense reliquaque oppida predicta sic divisa in civitates, sedem vero Mecliniensem in metropolitanam ac collegiatam S. Spiritus Ruremundensem certasque alias aliorum oppidorum hujusmodi ecclesias in cathedrales pro totidem episcopis ereandis, qui suis quique preessent ecclesiis, ac Ruremnndensi aliisque ecclesiis et civitatibus prefatis certos districtus per nuncium suum postmodum ab eo illue mittendum limitandos, pro sua diocesi perpetuo concesserat, necnon Ruremundensem et certas alias tune expressas ecclesias, civitates et dioceses dicte ecclesie Mecliniensi pro sua provineia subjecerat singulisque Ruremundensis-et aliarum noviter erectarum cathedralium ecclesiarum mensis episcopalibus annuum redditum trium millium ducatorum auri de Camera ex certis decimis et bonis ac fructibus, redditibus et proventibus ecclesiasticis per dictum nuncium specificandis et repartiendis ex tune prout ex ea die et e contra, postquam specificati et repartiti ac interim donec specificatio et repartitio hujusmodi facie ac effectum sortite forent et non nltra, cuilibet ex prefatis mensis pro earum dóte alium annuum redditum mille et quingentorum ducatorum similium per ipsum Phüippum regem ex redditibus et proventibus, quos ex dicta regione percipie bat, cuilibet ex Ruremundensi aliisque noviter insiitutis episcopis pro tempore existentibus annis singulis, quousque specificatio et repartitio prefate ac pro ea tantum parte que plenarium suum effectum minus sortita foret nee ultra, integre et proportionaliter persolvendum perpetuo applicaverat et appropriaverat ac eidem Philippo regi ejusque successoribus, qui pro tempore ejusdem regionis in temporalibus domini essent, jus nominandi Romano Pontifici personas idoneas ac alias certis tune expressis modo et forma qualificatas ad Ruremundensem et alias cathedrales ecclesias sic erectas tam a primeva illarum erectione hujusmodi quam quotiescumque illas pro tempore vacare contingeret Romano Pontifici, qui pro [tempore foret, per eum in episcopos ad nominationem hujusmodi ordinandos in perpetuum reservaverat, ac per quasdam sub plumbo et deinde per alias suas in forma brevis litteras venerabili fratri nostro tune suo Salvatori episcopo Clusino, suo et apostolice Sedis in partibus illis nuncio, dederat in mandatis, nt personas idoneas, que dictas provincias et dioceses distinguerent et limitarent ac dotem dictarum ecclesiarum a monasteriis, prioratibus et preposituris sub illis consistentibus dismembrarent cum potestate omnia in his faciendi vice sua deputaret, dilectus filius noster Antonius tituli S. Bartolomei in Insula presbiter cardinalis de Granvella nuncupatus, tune episcopus Atrebatensis, ac quatuor alii scientia et probitate insignes vin, quos ipse Salvator episcopus et nuncius, dicto predecessore interim de medio sublato, vigore seu pretextu mandati et posteriorum litterarum hujusmodi substituerat, licet forsan eorum alique de illis personis non essent que ad id canoniee subdelegari possent, facta nihilominus per eos quam diligenti rerum indagine ac omnibus mature pensatis, animadvertentes, quod si passim de dotibus ecclesiarum hujusmodi per dismembrationes bonorum a monasteriis et preposituris prefatis provideretur, cultus monasticus non mediocriter lederetur, qnin potius prestare nonnullos ex preposituris et prioratibus hujusmodi supprimi illorumque fructus, redditus et proventüs Ruremundensi aliisque tam episcopalibus quam capitnlaribus mensis ecclesiarum earundem applicari ac



107
designationes et liruitationes provinciarum et diocesium divisionesque et distributioues oppidorum et jurisdietionum in nonnullis partibus ipsarum diocesium commodiores illis que per primo dictas litteras statuebantur fore provideutes, idcirco assignationes dotium, numerum denique personarum et dignitatum prebendarum, officiorum et beneficiorum in eisdem ecclesiis statum et formam etiam per hujusmodi suppressiones et applicationes aliasque in universum accomodas rationes habendas ac ipsam Ruremundensem diocesim ita partiendam, ut totum Gueldrie tractum a flumine Wael nsque ad Echt, Roesteren et Opbycke, MostadtI), Erckellens inclusive, qui dividitur in duas Quartas dicti ducatus Ruremündensis et Hlimorigensis *), cum comitatu de Hom etdominiis seu territoriis de Weckte *) Thorela, Faukenberch, Omieta 4) et Rossel *) cum oppidis, terris, castris, pagis et locis sub eis consistentibus; videlicet in Quarta Ruremundensi: Ruremunda, Yenloo, Gelre, Stralen, Wachtendonck, Erkelens, Eisen, Nienstadt, Opbyccht *), Roesteren, Eecht, S. Jost, Posterholt, Maesbracht Montfort, Vlodorp, Lyum '), Oelemburgh 8), Harten, Dalenbrouck, Niell»), Hackenbois, Heil enrayd, Assel, Kuckhaven I0), Swannenbergh, Tussenbroick, BeeckbergAvermucht, Nedercruich **), Swalme, Aldenborck,Eelimpt, Besselen, Belfelt, Loedt 1S), Pauwels, Virssen, Rayd, Zuchtelen, Lobbreecht, Ingen 14), Bocholt, Hynsbeek, Crickenbeeck, Grefrayd, Holtmulen, Tegelen, Herringhen 1S), Langendonck, S. Niclaes, Langefelt, Ude, Velden, Berg, S. Anthonis, Schaephuysen, Wanckum, Intrandt le), Intbroucd 1T), Betterwerd, Aldekerck, Vlasrayd, Walbeeck, Ray, Nyekerck, Ruerdt, Zevelaer 18), Pont, Diessendonc, Arssenn, Twystede, Verdt, Ingenhaeg, Geysberck, Gastelen, Optenwynckel, Wetten 19), Kevelaer; in dominio de Kessel: Eessel, Meyell, Helden, Barlo, Brey 20), Bleeryck, Grebben, Sevennm, Vorst, Lottum, Zueven 8I), Kastenray, Broychuysen, Blitterswyck, Maressell 8Ï), Oerlo, Mierlo, Venrayd, Wanssum, Huis 28), Hoghe, Gheesteren, Leghehus 84), Well, die Hilden 28), Neyen 2e), Berghen, Afferden, Blienbeck; in Quarta Noviomagensi: Noviomaguum, Op Millinghen, Ooy, Opburch 27), Beeck, Groyserbeeck, Hoemen, Malden, Overasselt, Hatert, Heess, Vurd 28), Neerasselt, Balgooyen, Wichen. Nifteryck, Luer, Bathenborch, Hemen, Apelteren, Burgharen, Houmeer 29), Maesboemell, Oeyen, Alfen, Drumel, Pufelick, Wammel, Leuwen, Offerden, Druten, Mydlaer, Dest80), Winssen, Venetgen 81), Eewyck, Oelenburg 82), Dodendael, Boeninge, Blanckenborg; in dominio Kuyckensi: Gravia. Cuick, Linden, Grassell, Eeseren8S), Gatwijck, Beers, S. Agatba, Ossell 34), Haeps, Mill, S. Hubert, Wanroy, Boxmeer, Bueghen, Meer, Oplecke, Sambeck, S. Antonis, Groeningen, Oploo, Mullem, Veerlinghoeck *5) Mackom, Loon, Maeshees, Weert, Vessen; in comitatu
1) Obbicht, Niewstadt. 2) Lees: Novioraagensis,
3) Miraeus: Beekte = Beegden. 4) Hiraeus: Civeta = Cuyck 5) Kessel.
6) ObUcht. 7) Linne. 8) Odiliënberg. 9) Maasniel.
10) Kuyckhoven. 11) Wegberg. 12) Overcruchten, Nedercruchten.
13) Lent. 14) Ingber?. 15) Herongen. 16) Ingenraedl.
17) Intbrouck (kasteel bij Wanckum).
18) Aert Zevelaer = Zevelen. 19) Winckel, Gesselt. 20) Maasbree.
21) Zeveren = Zwolgen. 22) Merseloo. 23) Huis Wansera.
24) Huis Well? 25) Of: Die Bilden = Velden? 26) Ayen?
27) Ubbergen. 28) Weert. 29) Holtmeer.
30) Middelaer, Deest. 31) Persingen? 32) Uilenburg.
33) Gassel, Eschharen. 34) Oeffelt. 35) Vierlinxbeeck.



108
Horneusi, Werdt *), Keyserbosch, Roggel, Ghoer, Nuenen, S. Elizabeht, Heythuysen, Halenn, Oell, Leveroy, Baxen, Woggenum Swartbroick, Heell, Gratum, Beechdyn 8), Hunsel, Stamproy, Itervolt, Thoren, Kynroo, Nerittelj Kessingen *), Ophoven, S. Stevenswerdt; in dominio de Palkenberch: Voerendale, Winantsrode, Merckelbeeke, Spaubeke, Goeie, Nutss), Mersen, AutValckenberch, Oersbeke, Climmen, Herle, Falckenborch, Hoensbroeck, Bingeurode, Jabecke, Hulsberge, Opgeleen, Haren castri 6), Itteren, S. Grettrude, Bemeloy7), Eysden, Bruinsbem, Schinne, Beecke, Houthem oppida sum suis
terris, castris, pagis 8) eisdem ecclesie et episcopo Ruremundensibus
pro sua diocesi assignanda esse censuerint, ac super majore illarum parte processus rebus omnibus serie digestis formandos curaverint, prout in illis ac singulis litteris prefatis ac forsan aliis scripturis desuper confectis plenius continetur. Nos igitur, qui dudum inter alia voluimus, quod semper in unionibus commissio fieret ad partes, vocatis quorum interresset, quique partitionem et ordinationem per eosdem sibi delegatos, quantum ad ecclesiam, civitatem et diocesim Ruremundenses attinet, accurate perspectas, prudenter examinatas ac in scriptis concorditer digestas fuisse attendes, partitionis et ordinationis etiam commode subdelegatorum hujusmodi scripturaruinque desuper confectarum, et inde secutorum tenores necnon fructuum, reddituum, et proventuum mense episcopolis ac decanatus et scholastrie singulorumque canonicatuum et prebendarum olim S. Spiritus ecclesie hujusmodi veros annuos valores presentibus pro expressis ac partitionem et divisionem aliaque premissa quoad ecclesiam, civitatem et diocesim Ruremundenses, sicut premittur, gesta, rata et grata habentes ac eis apostolice confirmationis robur adjicientes omnesque juris et facti defectus, si qui forsan intervenerint in eisdem, supplentes ac illis in hac parte inherentes litterasque dicti predecessoris quoad illa ceteraque infrascripta ab eisdem litteris discrepantia dumtaxat immutantes et nihilominus laudabile ejusdem predecessoris institutnm prosequi et ad hunc effectum tam episcopali mense quam etiam infrascriptis novem affectis prebendis ecclesie Ruremündensis prefate de congrua dote providere volentes, motu proprio et ex certa scientia nostris ac apostolice potestatis plenitudine monasterium S. Hieronimi Ruremündensis, ordinis S. Augustini, nuper combustum et nondum plene reparatum, et dicte ecclesie S. Spiritus in cathedralem Ruremundensem erecte dignitatem inibi principalem ac etiam forsan conventualem S. Remigii Remensis in Mersen, ordinis S. Benedicti, antea Leodiensis, necnon S. TJrsule et Undecim millium virginum in Kessel, antea Coloniensis, et S. Nicolai in Aleonsi9), antea Trajectensis nunc vero Ruremündensis diocesis, Premonstratensis ordinis, conventa carentia preposituris, ac qui conventualis non est cuique, ut asseritur, aliud onus quam unius Misse in anno non incumbit, prioratum S. Walice 10), Cisterciensis ordinis, ejusdem diocesis, quorum insimul et illis forsan respective annexorum fructus, redditus et pro-
1) Lees hier: in comitatu Hornensi: Weert, Wessem; Nederweerdt, Keyserbosch.
2) Buggenum. 3) Beeghden.
4) Amroy, Neer-Itter, Kessenich.
5) Geul, Nuth. 6) Borgharen. 7) Bemeten.
8) Een regel onleesbaar, die ook bij Miraeus ontbreekt.
9) Miraeus heeft: Alerois. Lees: Altforst (bij Nijmegen). 10) Walrici. — Dit prioraat lag bij Overasselt.



109
ventus trium millium ducatorum auri de Camera secundum communem existinationem valorem, ut etiam accepimus, non excedunt, eum primum illos per cessum, etiam ex causa permutationis, vel decessum seu quamlibet aliam dimissionem vel amissionem dilectorum filiorum moderni abbatis monasterii ac preposituras et prioratnm hujusmodi quovis modo obtiueant, aut alias quomodolibet etiam apud Sedem apostolicam vacare contigerit, etiam si actu nunc, ut prefertur, vel alias vacent et tanto tempore vacaverint, quod monasterii provisio ac prioratus et prepositurarum hujusmodi collatio juxta Lateranensis statuta Concilii aut alias canonicas sanctiones ad Sedem prefatam legitime devolute ac prioratus et prepositure prefate dispositioni apostolice specialiter vel ex quavis causa vel dispositione exprimenda generaliter reservati existant et ad illos consueverint aliqui per electionem assumi eisque cura etiam jurisdictionalis immineat animarum ac super eis inter aliquos lis, cujus statum presentibus haberi volumus pro expresso, peudeat indecisa, et de dicto monasterio consistorialiter disponi consueverit seu debeat, necnon in eisdem monasterio, preposituris regularibus et prioratu dignitatem abbatialem ac ordines omnemqne statum et depeudentias regulares ex nunc prout extunc et e contra dicta auctoritate tenore presentium perpetuo supprimimus et extinguimus. Et quoniam in civitate Ruremunda prope dictam ejus ecclesiam cathedralem nullus est locus episcopali habitationi commodior quam fundus monasterii prefati, fnndum ipsum cum edificiis in eo instauratis episcopo Ruremundensi pro domo episcopali et habitatione sua assignanius, ac S. Remigii et ecclesie S. Spiritus prepositurarum et prioratus mense episcopalis, monasterii vero ac in Kessel et S. Nicolai prepositurarum prefatarum illisque annexorum fructus, redditus, proventüs, jura, obventiones et emolumenta ac alia bona quecumque quovis nomine nuncupata, quadraginta videlicet decanatui ac tantundem vel tot ducatorum auri similium quot ad constituendam infrascriptarum affectarum prebendarum equivalentiam erit, portiones annuas exinde primitus assumendas scholastrie dicte ecclesie Ruremundensi, reliqua vero novem canonicatibus et totidem prebendis ejusdem ecclesie qui canonicis graduatis affecti erunt, ita quod ad Missarum et memoriarum defunctorum celebrationem et manutentionem ac elemosinarum in monasterio ac in Kessel et S. Nicolai preposituris fundatarum et institutarum prestationem teneantur illorumque et annexorum eorundem fructus, redditus et proventüs ac jura, obventiones et emolumenta et bona quecumque quovis nomine nuncupata una cum eorum preeminentiis, prerogativis, superioritatibus, jurisdictionibus et administrationibus universis, ita quod hujusmodi vacatione occurrente liceat episcopo Ruremundensi ac decano, scholastico et novem graduatis canonicis supradictis pro tempore existeutibus per se vel alium seu alios corporalem possessionem seu quasi jurium et pertinentiarum ac reddituum, proventuum, obventionum, emolumentorum et aliorum bonorum monasterii, prepositurarum et prioratus predictorum, propria autoritate libere appraehendere et retinere illaque percipere, exigere et levare ac in suos usus et episcopalis mense nee non decanatus, scholastrie ac novem canonicatuum et
prebendarum predictorum usus et utilitatem convertere 1). Quocirca
venerabilibus fratibus nostris archiepiscopo Mecliniensi ac Atrebatensi ac Feltrensi [episcopis] per apostolica scripta....1). Datum Rome apud S. Marcum,
1) Als in de bul voor Groningen.



110
anno Incarnationis Dominica 1561, septimo ld. Augusti, pontificatus nostri secundo.
Archivalia I, n'. 402.
98. 1661, AUGUSTUS 7. — Kus IV bepaalt de grenzen van het bisdom Leeuwarden en wijst voor deszelfs tafelgoederen en het kathedrale kapittel de vaste inkomsten aan.
Aanhef als in n", 91, daarna volgt:
Ipsiqne Leovardiensi diocesi et ejus districtui oppida, castra, villas, pagos et alia loca infrascripta; videlicet in comitatu de Oestergoe: Leo vardia, Docku ui, Wirdum, Zwichum, Goltum, Hempens, Huysum, Teems, Nieuwlandt, Bilgaerde, Cammingabuer, Leckum, Medum, Hielsum, Cornium, Britzum, Steens, Finckum, Hiem Wijns, Oldezerch, Oenzerch, Grietzereh, Riperzerch, Tietzerch, Suytwoldt, Hardigarijp, Bergum, Oestrnm, Oestermer, Suwamer, Garijp, Roordahuisum, Preens, Idaert, Warregae, Wartona, Werstens, Aeglum *), Grouwergae, Soel, Rauwert, Doersum, Sibrandabueren, Irnssum, Poppingawier, Ferwert, Glie 8), Bentum, Genum, Reysum, Lichtaerdt, Jeesum *), Wanswert, Merrum, Nekerke, Hallum, Wetzeens, Oestrum, Ee, Paessen, Lyoessens, Jouswier, Aengum, Nieweer, Niekerk, Aelsum, Engwerum, Morra, Metzelawier, Tonauwert, Netz 5), Branteghum, Haveümmarhuser *), Hyaura, Werum, Jondegum, Holwert, Waxens, Rauwert, Bouwert 7), Hantum, Bitterwirt, Bornbuysum, Rauwert, Niehuysum, Dresum, Jonckvrouwen, Mormerwoldt, Rodatzercb, Arckelwoldt, Reynsmagbeest, Feenwoldt, Birdauwert, Jannum, Westereyndt, Sibrandebuysum, Oldetzerck, Suyrbuysum, Agustinnigae, Opeynde, Drogeham, Cotem, Optwijsel, Buytempost, Birum,Colum,01dewolde, Lutkewoldt, Westergeest, Swage, Beetz, Beesterzwaege, Otterterp, Sigerswolde, Backefeen, Wingeterp, Hemrick, Gobunderhuysum, Wispel, Cortezwaege, Laugezwaege, Oldegae, Neogae, Opeynde, Noorderdrachten, Suderdrachten, Cortehem, Oonychuysum 8), Bornbergum; in comitatu de Westergoe: Franicker, Harlingen, Sneeck, Bolswaerde, Der IJlst, Worckum, Hindelopen, Staveren, Slooten, Witmarsum, Burchwert, Hertwert, Hiechtum, Scheltens, Altaarum, Oumsert •), Pingum, Mackum, Coornwert, Prangum, Pandragae 10). Heszelem, Abbinga, Exmora11),Idzegahuysen, Schraert, Abbingawier, Dodgum1 *), Longerhouw, Surich, Ferwolde, Tzerckwert, Gronterp, Gaesum 18), Lollum, Franickeruntbueren, Hitzum, Herbayura, Achelum, Doenghum, Buer, Riedt, Peyns, Sweyns, Schalzum, Midlum, Tzum, Memersgae, Fridegum Tyemarum, Sexbierum, Oostrebierum, Petersbierum, Winaldum, Harlingeruutbuere, Betighum, Wier, Berlichum, Slapperterp, Schinghen, Rijp, Meynaldum, Englum, Marsum, Blessum, Deynum, Boxum, Weydum, Mantegum, Oesterwierum, Beesum, Britzwert, Wywerdt, Oesterletens, Winsum, Baerdt, Huns, Liens, Hylaerdt, Torvert, Beers, Hiellum, Hijdaert, Itens, Luttikewierum, Wommels, Goebaerdt, Hennaerdt, Oestereyndt, Wielsrip, Wassens, Spanghen, Eedens, Bayum, Gauwe, Goringhum, Offingawier, Loyngum, Goutum, Nielandt, Tjallekuysen, Oppenhusen, TJutwanningergae, Terns 18), Oesthem, Isbrechtum, Folsgara, Wolsum, Oldegae, Abbegae, Santfort, Westhem, Ydzega, Nyehuysen, Smalle-
1) Hium. 2) Achlum. 3) Blye. 4) Ielsum.
5) Nes. 6) Hantemahusum. 7) Bornwert. 8) Roordahuizen?
9) Kimwert. 10) Peangum, Pandegae. 11) Exmorra. 12) Dedgum?
13) Gaest. 14) Mimierschae, Ferdtgum. 15) Firns.



111
brugghe, Hommerts, Jortryp, Ypholgae 1), Woldseynde, Gasmaer, Heegh, Wickel, Sindel, Oldemardum, Miels 2), Bachusen, Hemelum, Scharle, Warns, Malckwierum, Coldum, Coldevolde, Oldegae, Niegae, Lalmysen *), Harich, Rugahuysen; in comitatu Septem Silvarum: Goenhryp, Bretk, Ronszwaege *), Langwert, Iudedicken, Ter Oele, In die Nye mer, Sint Niclaesgae, Hyauwere, Oesterhaule, Dongegae, Tzerckegeest, Echtnae, Oosterzee, Lemmer, Oestergae, Follegae, Erchtelen, Cathrybant alias Opperbant, Liombert alias Leowert, Jellebert alias Tialbert, Gerslert, Hensterzwaege 6), Zobbema, Schnringerga, Oldeboorn, Niehoorn, Gatlick, Bróngergae, Oldschoten, Rottum, Delsterhuysen, Oldegae, Nyegae alias de Roden Helle, Oldeborue, Ackrum, Nesz, Terherne, Cappele, Ackmarip, Westermeer, Snyekwaege, Hassckerdycken, Nyehasscha, Oldeassck *), Hasscherhoorn, Oldebercop, Niebercop, Mackinge, Dombroeck, Oosterhante 7), Langedyck, Oosterwolde, Foechtinge, Appelsche, Esloe, Wolvega, Nyetryne, Oldetryne, Spangen, Scherpenzel, Monkebuerum, Oldelemmer, Nyelemmer, Nyeholt, Opterjjdsert, Oldeholtpaede, Nyeholtpaede, Beul, Noortwolt, Pinckegae, Steggerden, Pepergae, Blesdijck; in duabus insulis adjacentibus, videlicet in Schellinck: sancti Brandarii, Surijp, Midlandt, Hoorn; in Amelandt: Hollnm, Balum, Ness, eorumque districtns et territoria assignarunt, ac super premissis seu majori illorum parte processus, rebus omnibus serie digestis, formandos curaverunt, prout in illis ac singulis litteris prefatis aliisque scripturis desuper confectis plenius continetur 8) Et nibilominus pium et laudabile dicti predecessoris institutum prosequi et ad hunc effectum mense Leovardiensi de congrua dote providere volentes ac attendentes, quod neque in civitate Leovardiensi neque in aliqua parte Frisie ulla secularis collegiata ecclesia, quamplura autem diversorum ordinum monasteria reperiuntur, adeo ut pro illorum multitudine non satis persouaram monasticam vitam agere volentinm inibi reperiatur, motu proprio et ex certa nostra scientia ac de apostolice potestatis plenitudine in B. Marie de Mangart, Premonstratensis ordinis, ex nunc prout extunc et e contra, cum primum ecclesie Leovardiensi prefate de episcopo et pastore canoniee provisum fuerit, in de Bergum vero prope dictam civitatem Leovardiensem ordinis S. Augustini canonicorum regularium monasteriis et que conventu caret prepositure B. Marie Bolsvardiane ejusdem Premonstratensis ordinis, olim Trajectensis nuuc vero Levardiensis diocesis, quorum insimul et illis forsan annexorom fructus, redditus et proventüs trium millium ducatorum auri de Camera secundum communem extimationem valorem annuum, ut etiam accepimus, non
excedunt, etiam exnunc prout extunc et econtra *) Ut idem episcopus
suam ecclesiam personis, ut insignem decet cathedralem, eruditie et ad jurisdictionem inibi exercendam ceteraque munera ecclesiastica obeunda idoneis debite instructam habeat, eisdem auctoritate et tenore etiam perpetuo statuimus et ordiuamus, quod cum primum arcbidiaconatum ac decem canonicatus et totidem prebendas primo dictos per cessum, etiam ex causa permutationis, vel decessum seu quamvis aliam dimissionem vel etiam privationis via amissionem quorumlibet ex archidiacono et novem canonicis primo dictis aut alias vacare
1) Ipkelsga. 2) Mirns. 3) Elahuysen
4) Broeck, Broeckswage. 5) Gersloot, Hornsterswage, Jubbega.
6) Oldehaske. 7) Oosterhoeven. 8) Als voren.
9) Ab in de bul voor Groningen, tot: ut; idem episcopus, enz.



112
contigerit, nnus et ana episcopo prefato, ratione quorum sit capitularishabens locum et vocem in capitulo super decanum et reliqnos canonicos confratres suos, affecti sint, reliqui vero novem canonicatus et prebende, tres videlicet priores tribus doctoribus vel lieentiatis *) Quocirca venerabilibus
fratribus nostris archiepiscopo Mecliniensi ac Atrebatensi et Feltrensi episcopis
motu simili *) Datum Rome apud S- Marcum, anno Incarnationis
Dominice 1561, septimo ld. Augusti, pontificatus nostri anno secundo. Archivalia I, n°. 405.
94. 1561, AUGUSTUS 7. — Kus IV bepaalt de grenzen van bet bisdom Deventer en wijst voor deszelfs tafelgoederen en het kathedrale kapittel de vaste inkomsten aan.
Aanhef als n°. 91; daarna volgt: et inter alia ecclesie ac pro tempore existenti episcopo Daventriensibus pro sua diocesi oppida, castra, pagos, villas et loca infrascripta: Daventria, Zutphania, Zuolla, Campis, Harderwick, Elburch, Hattem, Doesborch, Scherenberch a), Doethechem, Hasselt, Ghoer, Lochem, Diepemhem, Bredefort, Vollenhove, Hardenberg, Almeloej Enschede, Linghen, Stenwjjck, Oetmaersen, Groell, Deelde *), Oldezeel, Omme, Batman *), Arckensteyn, Gruteren 8), Op den Djjck, Wyllep, Heywerden6), Wessop, Holten, Markeloe, Rysen, Diepen ven, Boxbergen, Olst, Versen, Whye, Verachten 7), Swanenburg, Wyndesem, Helderen, Wyge, Bergcloystre 8). Heynde, Racckt 9), Wesere, Vorchten, Op die Maecht, Wyhen10), Rechteren, Wierden, Sonneberch, Geelmuyde, Camperveen, Ostwoude, Puttenstein, Oestrum Oldenbrouck, Putten, Doerspijck, Apperloo, Schotten-, brouck, Wesonge ia), Nunspeet. Gortell, Byessel, Hoephuyssen, Vierholten, Hierden, Hulshorst, S. Joris Spytael, Staverden, Eelspeet, Nyrsen, Scherenloo, Erlemen *•), Nelerholt, Op dry Berghen, Hoghe Zuyren, Hondorp, Openzoolt, Garderen, Coetwjjck, Sallyck, Boekhorst, Catten, Eerst, Haheinerholt1 *), Clarwater, Hulsberghen, Horn, Eep, Voyssen 18), Oeyen, Nyebrouck, Wolde, Willep, Twello, Herden, Suyck, Eepe, Oen, Tongeren, Wylsen ") Kanneborch, Vayssen, Nyebroick, Wolden, Veenen, Wisseel, Perkeler17), Tvello, Holthuysen, Fryburch, Loo, Apeldorn, 't Neer Veen, Engelerholt, Lierewolt18), Nyenbeeck, Beeckbergen, Vorst, Izincleren 19), Hoverheyde, Horst, Opbeeck, Loone, Therleeth, Diesespe, Middachten, Ellecom, Dieren, Spankeren, Spankersche Torn. Op Reess, Goldendonc 20), Hall, Brumme, Open den Bercb, Eerbeeck, Uken, Farstunden 81), Gorssell, Dommeerhoec, Honnep Dorth, Almen, Haer, Verwouden, Amoson 8 8), Laer, Hennep, Geesteren, Neede, Cloyssen 88), Ruerloo, Heekeren, Schulenwynckel, Voerden, Galileen, Varnssfelt, Wyldenbergen, Lathem, Anghelre, Winberghe, Kemna, Keppell, Homel, Inghuyssen, Karffell, Dreempt, Aldekeppel, Heengel, Aldehoven, Stender, Bronchorst, Schoelenberg, Aenbolt, Weerd, Toldyck, Baeck, Hackfort,
1) Als voren, tot:
2) 's Heerenberg. 3) Delden. 4) Bathmen. 5) Gruterinck. 6) Hengvorden. 7) Vorchten. 8) Wyhe, Berghkloester. 9) Raalte. 10) Op de Maet, Wijtmen. 11) Destrum?
12) Milligen. 13) 'sHeerehloo, Ermelen. 14) Sachennerholt.
15) Voerst 16) Welsem. 17) Wissen, Lattemer.
18) Liervelt. 19) Zenderen. 20) Koldenhoeve.
21) Fondenbergh, Veken, Vest. 22) Aemsen. 23) Kluys.



113
Wychnioet, Zyon, Buylheym, 't Zeellem, Aldelautwer 1), Slangenborg, Bruynssfelt, Alten, Schaer, Wynterswneb, Marfelt, Marfelle, Eyburghe, Hervelt, Lychtenfort, Vragheren, Weestfort, Luyahorst, Loell, Heess, MnrS, Beeck, IJnthorst, Ketterden, Swanneborck, Genderinghe, Ulst *), Lengell, Assvijn, Zeedam 8), Padefort, Berwer, Alidam, Haexberghen, Ulrebeeck, Es, TwyckélJ, Markeloo, Holten, Geelmuyden, Sonneberg, Wilsen, Maesterbronck, S. Jans Camp, Toutenberg, Clareburg, Svartesluys, Wennepperyeen, Ghiethooren, Blockzijl, Baerle, Svartewater, Dalfl, Heem *), Ham, Sibbekelloo, Friesenveen,. Laghen, Tubburg, Albargen, Weersel, Losseren, Bornhem, Henghel *)", Haexberg, Oldelinghen, Baamokel, Lemencke *), Thunen, Freren, Scholde, Schapen, Beesten, Plantlunne, Breemsche, Backum, Slwenvueren 7), Mettingheu, Recke, Bruchterbeeke, Stenwyckerwold, Scaerwolde, Paesloe, Oldemaerck, IJselham, Blanckenham, Slyckenburg, Venhuysen, Kuynder eorumque districtós et territoria assignaverint, ac super majore premissorum parte processus, rebus omnibus
.serie digestis, formandos curaveriut, prout in illis singulis litteris prefatis
aliisque. scripturis desuper forsan confectis plenius continetur 8) Et
nihilominus pium et laudabile ejus institum prosequi et ad hunc effectum mense Daventriensi de congrua dote providere volentes, motu proprio et ex certa scientia
, ac de simili potestatis plenitudine S. Lebuini in cathedralem erecte hujusmodi ac Zutphaniensem, ubi pro tempore existens episcopus Daventriensis conventum sive curiam episcopalem pro comitatu Zutphanio ut parte ducatus Gueldrie habiturus est, et Oldezelensem, ubi episcopus frequenter presentem esse propter donrinium de Lynghen, quod ibi adjaeet, opportebit, ecclesiarum preposituras, que dignitates inibi principales forsan existunt, ac dilectis filiis illius canonicis propter intollerabilem, quam ab hereticis et incendiariis aliisque grassatoribus inibi patiuntur vexationem, hoe ita fieri petentibus monasterium montis S. Agnetis, ordinis S. Augustini Cauonicorum Regularium, olim Trajectensis nunc. vero
.Daventriensis diocesis, quorum insimul et illis forsan annexorum fructus, redditus et proventüs trium millium ducatorum auri de Camera secundum commune m extimationem valorem annuum, ut accepimus, non excedunt, exnunc
prout extunc 9) Et ut idem episcopus suam ecclesiam personis, ut
iusignem- decet cathedralem, eruditis et ad. jurisdictionem inibi exercendam ceteraque munera ecclestica obeunda idoneis debite instructam habeat, perpetuo
. statuimus et ordinamus, quod ex omnibus canonicatibus et prebendis ipsius ecclesie S. Lebuini, que sunt numero viginti decem, canonicatus et totidem
.-prebende, quos primo loco, postquam eidem ecclesie de-episcopo canoniee provisum fuerit,, per cessum etiam ex causa permutationis vel decessum seu quamvis aliam dimissionem vel etiam privationis via amissionem quorumlibet decem cauonicorum ejusdem ecclesie aut alias vacare contigerit vel etiam si actu nunc quovis modo vacent et tanto tempore vacaverint, quod eorum collatio, ut prefertur, devoluta ipsique canonicatus et prebende vel eorum aliqui dispositioni apostolice specialiter vel generaliter reservati existant et ad illos consueverint .qui per electionem assumi, super eis. quoque vel eorum aliquibus inter aliquos
1) Anlakkerweerd. 2) Ulft. 3) Azewijn, Zeddam.
4) Dalfsen, Heemse. 5) Weersseloo, Losser, Borne, Hengelo.
6) Bavinckel, Lengerick. 7) Van Heussen heeft: Sunderen. 8) Als-voren.
9) Verder als in de bul voor Groningen, tot: Et ut idem episcopus, enz.
8



•Kb, 4011/08 etatum <dtiam -•presentibus .haberi volumus pro .espresso, pendeat indeoisa, -onus et una videlicet episcopo, ratione quorum sit capitukwris capittflaris habeatque in capitulo locum *et svooem super decanum et reliquos canonicaa ipsius jeeèlesüe confratres -suos, *e «tres alfis tarbiis magisliris aut lieentiatis «Quocirca venerabilibus .fratribus nostris aiebiepisBopo Mecliniemi
ac Atrebatensi et Stottranei episcopis - . . . -*>) sBatann Rome apud S. Maroum, anno Incarnationie ©onriniee 1561, .'septime ld. Agiurti, peartrfieatus mostri anno secundo.
•Archivalia i\, n°. 404.
."96. IB6Ï, AUGUSTUS 8. — Pius TV benoemt Johannes Kngff tot hïssöhop van 'Groningen. Hij geelt van deze benoeming kennis aan de belanghebbenden.
Pius *) episcopus, servus servorum Dei, ad futurum rei memoriam.
Provisronis nostre débet provenire eubsidio, ut jus suum unieuique conservetur. Hinc e*, quod nos tenorem quarnmdam 'Hterarum fel. re. Pii pape IIII ■predecessoris nostri m registro ipsius ■predecessoris repertum, *pw>eejquod sieut exhibita nobis «nuper pro aparte venerabiKs fortrisnostri Joannis Knifii, episcopi seu <eWti 13runingensiB petitio contmebat, ;ipse 'bnjusmode tenore, 'ex -certis causis noscitur indigere, ex registro ipso de verbo ad verbum transcribi et ad ipsius Joannis eprseopi seu -electi instantiam preBerrtibus annótari fecimus, qui tabs est:
'Pius episeopus, •servus servorum Dei, vöilecto 'film Joanni Knifio électo Gruningensi salutem et apostolicam benedictionem. Apostolatus officium, meritis licet iraparrbns, nobis ex Alto comunssom, quo ecclesiari»m omnium reginrme divina dispositione presiderous, -utiliter exequi coadjuvante Domino eupientes, solliciti •corde redöimur et solertes, *fit-cum de ecclesiarum rpsanrum regiminibus agitur comnrrètenffis, talles eis in pastores ^rencere studeamus, >qoi populum sue cure creditum sciant non solum doctrina verbi, sed etiam exemplo fceni 'operis informare, commissaaque sibi eeelesias velintet valeant •auctore Domino ïn <Bpirrtt»BbuB et temporaHbus salubritér regere et solerter gubernare. Sane ecclesia "^uningensis, quam dudum felieis reeordationis Paulus papa IIII-predecessor noster ex ecclesia sancti IJwHShri, olim oppidi 'Trajectensis tdiocesis nunc vero civitatis 'GruningenBis, quam dudum ï. r. Paulus papa IIII prede* cessor nester ex eeclesia sancti Martini, 'dlim oppidi Trajectensis diocesis none wero -oiv-itatis Gruningensis, in cathedralem pro uno episcopo Gruningensi, qui i!K preesset et pro tempore existenti «rebiepiseopo IFrajectensi metropolitico gore srfbesset cum episcopali «et capitdhatri mensis iiliisque cathedralis ecclesie -insigniis, ex certis tune expressis causis, de fratrumenorum, deqoorum numero tune eramus, consilio per suas 'Htteras erexit<et instituit, euique antea oppidum etiam per eum •m «orvitatem erectum pro civitate et eert urn distriotum pro diocesi concessit et ad quam tam ea prima viee quam -deinceps, quotiescumque illam vacare contingeret, 'jus nominandi Romano 'pontüici pro tempore existenti personam idoneam certo tune expresso modo qualificatam charissimo in Christo filio nostro tune suo Philippo Hipaniarum pegi Catholicosuisque successoribus, ejus partis Inferioris Germanie, que etiam tune ipsi Philippo regi hereditario
1) Als voren.
2) Pius V.



115
jure subjecta erat, in temporalibus dominis, reservavit a primeva illius erectione hujusmodi vacante, nos ad provisionem ejusdem ecclesie celerem et felicem, ne longioris vacationis «exponatur lincommodis, paternis et sollicitis studiis intendentes, post deliberationem, quam de prefiniendo eidem ecclesie personam utilem et etiam fruetuosam cum fratibus mostris habuimus.diligentem, demum ad te ordinis fratrum Minorum de Observantia nuncupatorum professorem, quem dictus Philippus rex, prout juxta sibi factam reservationem hujusmodi potuit, nohis «d hac per suas literas nomiuavit cuique apud nos de vite munditia, honestate morum, spiritualium providentia ek temporahum circumspectione aliisque multiplicum virtutum donis fide digna testimonia perhibentur, direximus ocnlos nostre mentis, quibus omnibus debita meditatione pensatis, prefate ecclesie Gruningensis de persona tua, nobis et fratribus predictis ob tuorum exigentiam meritorum accepta, de ipsorum fratrum consilio apostolica auctoritate providemus teque illi in iepiseopum preficimus et .pastorem, curam et administrationem ejusdem ecclesie tibi in epiritualibus et temporajibos plenarie committendo, in Ulo qui dat gratias et largitur premia confidentes, •qnod dinigente Domino aotus tuos prefata ecclesia sub tuo felici regimine regetur utiliter et prospere dirigetur ac grata in eisdem spiritualibus et temporalibus suscipiet incrementa. Jugum igitur Domini tuis impositum humeris prompta devotione:SU8cipiens, curam et administrationem predictas sic exercere studeas solicite, fideliter et prudenter, quod ecclesia ipsa gubernatori provido, fructuoso administratori, gaudeat se commissam tuque preter eterne retributionis premium nostram et apostolicae Sedis benedictionem et gratiam exinde uberius -cousequi merearis. Datum Rome apud sanctam Petrum, anno Incarnationis Dominice millesimo quingentesimo sexagesimo primo, sexto Idus Angusti, pontificatus nostri anno secundo.
Id e. m. capitulo ecclesie Gruningensis.
% „ clero «civitatis et diocesis Gruningensium.
| „ populo civitatis et diosesis Gruningensium.
„ » vassallis ecclesie «Gruningensis.
1 „ archiepiscopo Trajectensi.
„ t Philippo Hispaniarum regi Catholico. «Dat Rome apud S. JPafcrum, anno etc. 1568, XI KI. Februari}, ;poniificatus nostri anno quarto.
Archivalia I, n°. 406—412.
96. 1561, AUGUSTUS 8. — Pius *OT «rijst aan Johannes (Kuijff), 'bisschop van Groningen, een jaargeld toe van 1600 dukaten uit .de tafelgoederen van .het bisdom Palenoiai(ta Spanje), totdat hij uit agn eigen «bisdom geregelde .inkomsten zal trekken. Uit dezelfde bron wordt aan Wilhelmus (Jjiaaanus), bisschop van Roermond, toegewezen een jaargeld van 500, aan Remigins (Driutius), bisschop van Leeuwarden, een jaargeld van 1000 en aan Johannes (Mathusins), bisschop van Deventer, een jaargeld van 500 dukaten.
fiius episcopus, servus servorum Dei, dileoto .filio Johanni electo «Gruningensi salutem ei apostolicam benedictionem.
Personam «tuam nobis et apostolice SeditiiWotam^toisteai^entihus meBitis, paterna benevolentia prosequentes, illa tibi favorabiliter concedimus, que luis commoditatibus fore conspicimns opportune- «Hinc «est, <quod nos, ^ai .dudum



116
inter alia voluimus ct ordinavimus, quod littere reservationis vel assignationis etiam motu proprio cujusvis pensionis annue super alicujus benefitii fructibus expediri non possent nisi de consensu illius, qui pensionem ipsam persolvere tune haberet quique postmodum in ecclesia Palentinensi, que de jure patrónatus charissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum regis Catholici ex privilegio apostolico, cui non est hactenus in aliquo derogatum, esse dignoscitur, certo tune expresso modo pastorie solatio destituta de persona venerabilis fratris nostri Christophori1) episcopi Palentinensis, quem ipse Philippus rex, prout juxta dicti privilegii tenorem poterat, nobis ad id per suas litteras nominaverat, apostolica auctoritate de fratrum nostrorum consilio providissemus ipsumque illi in episcopum prefecissemus et pastorem, ex certis causis animum nostrum moventibus, pensiones annuas usque ad summam quinqne millium ducatorum auri larghorum valoris et qualitatis, prout in regnis Hispaniarum pro tempore cursum haberent, super mense episcopalis Palentinensis fructibus, redditibus et proventibus, dummodo tertiam illorum partem prefate et alie autique annue desuper forsan assignate pensiones insimul non excederent, personis ad id per nos nominandis et eidem Philippo regi gratis annis singulis, pro una videlicet in beati Johannis Baptiste a tune proxime futura incipiendo et altera medietatibus pensionum hpiusmodi in domini nostri Jesu Christi Nativitatum festivitatibus in civitate Palentensi integre persolvendas motu proprio reservari, constitui et assignari voluimus; et qui hodie ecclesie Gruningensi, quam dudum felieis reeordationis Paulus papa IIII5 predecessor noster ex ecclesia Sancti Martini, olim oppidi Trajectensis diocesis nunc vero civitatis Gruningensis, in cathedralem pro uno episcopo Gruningensi cum episcopali et capitulari mensis aliisque cathedralis ecclesie insigniis ex certis tune expressis causis de fratrum suorum, de quorum numero tune eramus, consilio per suas litteras erexerat et instffeierat ac cujus mense episcopali pro ejus dote annuum redditum trium millium ducatorum auri de Camera ex decimis, fructibus et nonnullis aliis bonis ecclesiasticis in postera m specificandis et repartiendis ex tune prout ex eo die et e contra postquam specificatis et repartis ac iterum donec specificatio et repartitio huiusmodi facte et effectum sortite forent et non ultra, alium annuum redditum mille et quingentorum ducatorum similium per ipsum Philippum regem, qui etiam tune regionis illius, in qua civitas ipsa Gruningensis consistit, dominus in temporalibus erat, ex redditibus et proventibus, quos ipse Philippus ex dicta regione percipiebat, episcopo Gruningensi pro tempore existenti annis singulis pro ea tantum parte assignate dotis antique, que plenarium Suum effectum nonduin sortita foret et non ultra, integre et proportionabiliter persolvendum applicaverat, appropriaverat et assignaverat a primeva illius ereetione huiusmodi vacanti de persona tua, nobis et fratribus nostris ob tuorum exigentiam meritorum accepta, de eorumdem fratrum nostrorum consilio per alias nostras litteras providimus ac te illi in episcopum prefecimus et pastorem, curam et administrationem ipsins ecclesie tibi in spiritualibus et temporalibus plenarie committendo, prout in nostris inde confectie litteris plenius continetur, volentes tibi, ordinis fratrum Minorum de Observantia nnncupato et theologie professori, eidem Philippo regi grato et accepto, ne interea, quod repartitio et assignatio redditus annui trium millium
1) Christophorus de Valtodano.



117
ducatorum mense Gruningensi facte hujusmodi suum plenarium sortiantur effectum, debita sustentatione destituaris, sed ut statum tuum juxta pontificalis dignitatis exigentiam decentius tenere valeas, de alicujus subventionis auxilio providere ac premissorum meritorum tuorum intuitu gratiam facere specialem teque a quibusvis excommunicationis etc. censentes, motu simili, non ad tuam vel alterius pro te nobis super hoe oblate petitionis instantiam, sed de nostra mera liberalitate, tibi ac pro tempore existenti episcopo Gruningensi pensionem annuam mille et quingentorum ducatorum auri largorum ex primo dictis quinque millibus ducatis, super mense episcopalis Palentinensis fructibus, redditibus et proventibus hujusmodi, super quibus etiam hodie aliam quingentorum Guillelmo Ruremundensi ac aliam aliorum mille et quingentorum Remigio Leovardiensi necnon reliqnam pensiones annuas aliorum mille et quingentorum ducatorum similium Johanni Daventriensi electis dilectis filiis et pro tempore existentibns Ruremundensi, Leovardiensi et Daventriensi episcopis usque ad certum tempus tune expressum dicta auctoritate reservavimus, constituimus et assignavimus, tibi et pro tempore existenti episcopo Gruningensi vel procoratoribus vestris ad hoe a nobis spetiale mandatum habentibus per dictum Christophorum episcopum et successores suos ejusdem ecclesie Palentinensis presules vel administratores pro tempore existentes, in festivitatibus etiam ut prefertur incipiendo et civitate Palentinensi predictis, annis singulis, donec et quousque repartitio et assignatio redditus annui trium millium ducatorum mense Grunengensi facte hujusmodi suum plenarium sortiantur effectum, ut prefertur, et non ultra integre persolvenda, auctoritate prefata tenore presentium reservamus, constituimus et assignamus, decernentes Christophorum et ejus successores prefatos ad integram solutionem pensionis per presentes assignate hujusmodi tibi ac eidem pro tempore existenti episcopo Gruningnesi faciendam juxta reservationis, constitutionis et assignationis predictarum tenorem fore efficaciter obligatos, ac volentes et eadem auctoritate statuentes, quod illi ex Christophoro et ejus successoribus predictis, qui in dictis festivitatibus vel saltim infra 30 dies illarum singulas immediate sequentes pensionem tibi et pro tempore existenti episcopo Gruningensi reservatam predictam, per eum tune debitam, non persolverit cum effectu, lapsis diebus eisdem, ingressus ecclesie interdictus existat et, donec vobis vel eisdem procuratoribus vestris de pensione vobis reservata predicta tune debita. integre satisfactum aut alias tecum vel cum dictis procuratoribus vestris super hoe amicabiliter concordatum fuerit, preterquam in mortis articulo constitutus, benefitium relaxationis interdicti hujusmodi neqneat obtinere. Si vero per sex menses dictos 30 dies immediate sequentes sub interdicto hujusmodi animo (quod absit) permanserit indurato, ex tune effluxis mensibus ipsis a regimine et administratione ecclesie Palentinensis hujusmodi suspensus existat eo ipso, non obstante roluntate priori et ordinatione nostris predictis ac novissime celebrati Lateranensis Concilii pensiones annuas super fructibus mensarum episcopalium nisi ex cessionis aut alia probabili causa reservari prohibentis, necnon aliis constitutionibus et ordinationibus apostolicis ac dicte ecclesie Palentinensis juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus, quod tu ordinem fratrum Minorum professus existis, ut prefertur, contrariis quibuscumque,' aut si Christophoro episcopo et successoribus predictis vel quibusvis aliis communiter rel divisim ab apostolica sit Sede indulturn,



BÏ8
quod ad prestationem vel solutionem pensionis alicnjus minime teneantur et ad id compelli aut quod interdici; suspendi: vel excommunicari nom possint per litteras apostolicae, non facientes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto hujusmodi mentionem, et qualibet alia dicte Sedis indulgentia generali vel speciali, cujuscumque tenoris existat, per quam presentibus non expressamvel totaliter non insertam effectu» hujusmodi gratie impediri valeat quomodolibet vel differri, et de qua cujusque toto tenore habenda sit in nostris litteris mentio specialis. Nulli ergo omnino- hominum liceat hanc paginam etc. Si quis etc. Datum Rome apud sanctum Petrum, anno Incarnationis Dominice millesimo qpiingeutesimo sexagesimo primo, sexto Idus Augusti, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 415.
97. 1561, AUGUSTUS 8. — Pias IV benoemt tot executeurs der geldeujke beschikking ten gunste van Johannes (Knijff), bisschop van Groningen, de bisschoppen van Muro, Amelia en Feltro.
Pias episcopus,. servus servorum Dei, venerabilibus fratribus Muranensi et Amerinensi ac Feltrensi episcopis salutem etc.
Hodie dilecto filio Joanui electo ac pro tempore existenti episcopo Gruningensi' pensionem annuam mille et quingentorum ducatorum auri largorum valoris et qualitatis, prout in regnis Hispaniarum pro tempore cursum baberent, super mense episcopalis Palentinensis fructibus, redditibus et proventibus sibi vel eorum procuratoribus adt id ab eis spetiale mandatum habentibus per venerabilem fratrem nostrum Christophorum episcopum Palentinensem et successores suos ecclesie Palentinensis presules vel admiuistratores pro tempore existentes annis singulis usque ad certum tempus tune expressum in certis terminis et loeo etiam tune expressis sub interdicti ab ingressu ecclesie et deinde suspensionis a regimiue et administratione ecclesie Palentinensis hujusmodi sententiis integre persolvendam motu proprio per alias nostrae litteras reservavimus, oonetituimus et assignavimus, prout in illis plenius continetur. Quocirca fraternitati vestre per apostolica scripta motu simili mandamus, quatenus vos vel duo aut unus vestrumy si et postquam. dicte littere vobis presentate fuerint, per vos vel alium seu alios faciatis auctoritate nostra pensionem prefatam Joannit electo et pro tempore existenti apiscopo Gruningensi vel eorum procuratoribus predictis juxta reservationis* constitutionis et assignationis predictarum et decreti nostri in eisdem litteris appositi continentiam et tenorem integre persolvi. Et nihilominus quemlibet ex Chistophoro episcopo et successoribus predictis, quem hujusmodi interdicti et suspensionis sententias incurrisse vobis constiterit, quoties super hoe pro parte ejusdem Joannis electi vel pro tempore existentis episcopi Gruningensis fueritis» requisiti, tam diu Dominicis et aliis festivis diebus in ecclesiis, dum major inibi populi multitudo ad divioa couvenerit, interdictum et suspensum publice nuntietis et faciatis ab aliis nuntiari, donec Joauni electo et- pro tempore existenti episcopo Gruningensi seu eorum procuratoribus predictis de pensione hujusmodi tune debita fuerit integre satisfaefcumj. ipseque interdictus et suspensus benefituimi relaxationis hujumodi meruerit obtinere, contradictores auctoritate nostra appellatione postposita compescendo,. non obstantibus omnibus que in dictis litteris voluimus non obstare, seu si Christo-



119»
phoro episcopo et successoribus prefatis vel quibusvis aliis coiumuniter vel divisiin ab apostolica sit' Sede iudultum, quod interdici, suspendi vel excommunicari non possint per litteras apostolicae non facientes plênam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto hujusmodi mentionem. Datum Rome apud sanctum Petrum, anuo Incarnationis Domiuice millesimo quingentesimo sexagesimo primo, sexto Idus Augusti, pontificatus nostri anno. secundo.
Ceterum ut earumdem tenor litterarum sia iusertus omnimodam rei seu facti eertitudinem faciat, auctoritate apostolica decernimus, ut illud idem robur eamdemque vim ac eumdem vigorem dictus tenor per omnia habeat, que habereut origiuales littere suprascripte, ac etiam prorsus eidem tenori fides adhibeatur, quandocumque • et ubicumque hu juditio et alibi fuerit exhibitus vel ostensus ac eidem tenori firuüter stetur in omnibus sicut eisdem originalibus litteris adhiberetur et staretur, si torent exhibite vel ostense. Pee boe autem nullum jus cuique de novo aquiri. volumus, sed antiquum tantummodo conservari. Nulli ergo nostre voluntatis et decreti infringere etc. Dat. ut supra.
Archivalia I, n°. 416. — Eet Consistoriaal besluit der bisschopsbenoeming voor Leeuwarden, Roermond, Deventer'en Groningen viel op denzelfden dag; zie Archivalia I, ir* 2043:
9ft 1561, AUGUSTUS ft — Pins IV ontslaat Johannes Knijff, bisschop van Groningen, van mogelijkerwijze beloopen censuren.
Kus episcopus, servus servorum Deij dilecto filio Joanni Knifio, ordinis fratrum Minorum de Observantia naBcupatoram» professor»», salutem et» apostolicam benedictonem.
Apostolice Sedis consueta dementia, ne dispositiones per eam cathedralibus ecclesiis1 pro* tempore facte valeant quomodolibet impugnari, sed persone ad eas promovende illis puro corde et sincera couscientia presidere valeant, remedia, prout convenit, adhibet opportuna. Cum igitur bos hodie ecclesie Gruningensi a primeva illius erectione vacanti de persona tua, nobis- et fratribus nostris ob tuorum exihentiam meritorum accepta, de ipsorum fratrum consilio, apostolica auctoritate, providere teque ilii in episcopum et pastorem preficere intendamus, nos, ne si forsan aliquibus sententiis, censuris et penis ecclesiasticiis ligatus sis, provisie et prefectio predicte possint propterea quomodolibet; impugnari, providere volentes, te a quibusvis excommunicationis, suspensioniset interdicti aliisque ecclesiasticis sententiis, censuris" et penis a jure» vel' ab homine quavis ocoasione vel causa latis, si quibus quomodolibet innodatus existis, ad hoe1 dumtaxat ut provisio et prefectio predicte nee non singuio littere' apostalice desuper oonficiende' suum sortiantur effectum, auctoritate predicta, tenore presentium absolvimus et absolutum fore uunciamus. Non obstantibus constitutionibus efr ordinationibus apostolicis, ac dïcte ecclesie juramento) confirma!tóone apostolica vel quavis firmitate alia: roboratis statutis et consuetudinibus
ceterisque contrariis quibuscumque. Nulli ergo Datum Rome apud
3. Petrum, anno incarnationis Dominice 1561, Sexto Idus Augusti, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 413.



120
99. 1561, AUGUSTUS 9. — Pius IV machtigt Johannes (Knijff), bisschop van Groningen, zich door iederen. katholieken bisschop te laten wijden, mits hij vooraf den eed van trouw aflegt.
Pius, episcopus servus servorum Dei»;dilecto filio Joanni electo Gruningensi salutem et apostolicam benedictionem.
Cum nos pridein ecclesie' Gruningensi, quam alias felieis reeordationis Paulus papa quartus predecessor noster ex ecclesia-s. Martini, olim oppidi Trajectensis nunc vero civitatis Gruningensis, in cathedralem cum episcopali et capitulari mensis aliisque cathedralibus insigniis de fratrum suorum, de quorum numero tune eramus, consilio, apostolica auctoritate erexerat et instituerat, a primeva illius erectione hujusmodi tune vacante de persona tua, nobis et fratribus nostris ob tuorum exigentiam meritorum accepta, de fratum "eorundem consilio, apostolica auctoritate duximus prdvidendum, preficiendo te illi in episcopum et pastorem, prout in nostris inde confectis litteris plenius Contmëtur, nos ad ea que ad tue eommodidatis augmentum cedere valeant, favorabiliter intendentes, tuis in hac parte supplicationibus inclinati tibi ut a quecumque malueris Catholico antistite, gratiam et communionem apostolice Sedis habente, accitis et in hoe sibi assistentibus duobus vel tribus Cathohcis episcopis, similes gratiam et communionem habentibus, munus consecrationis suscipere valeas ac eidem. antistiti, ut recepto prius per eum a te nostro et Romane ecclesie nomine fidelitatis debite solito juramento juxta formam presentibus annotatam munus predictum auctoritate nostra licite impendere tibi possit, plenam et liberam. dicta auctoritate apostolica earundem tenore presentium concedimus facultatem. Volumus autem et auctoritate prefata statuimus atque decernimus, quod si non recepto a te per ipsum antistite ni predicto juramento idem antistes munus ipsum tibi impendere, et tu illud suscipere presumpseritis, dictus antistes a pontificalis offitii exercitio et tam ipse quam tu ab administratione tam spiritualium quam temporalium ecclesiarum vestrarum suspens! sitis eo ipso. Preterea volumus, quod formam a te tune prestiti juramenti hujusmodi nobis de verbo ad verbum per tuas patentes litteras tuo sigillo munitas per proprium nuntium quanto citius destiuare procures quodque per hoe venerabili fratri nostro archiepiscopo Trajectensi, cui ecclesia ipsa Gruningensis metropolitico jure subesse dignoscitur, nullum imposterum prejuditium generetur. Forma autem juramenti, quod prestabis, hec est:
Ëgo Joannes electus Gruningensis ab hac hora in'antea fidelis et obédiens ero beato Petro sancteque apostolice Romane ecclesie ac. domino nostro domino Pio pape quarto suisque successoribus canoniee intrantibus, Non ero in consilio aut consensione vel facto, ut vitam perdant aut membrum seu capiantur aut. in eos violente manus quomodolibet ingerantur seu injurie alique inferantur quovis quesito colore. Consilium vero, quod mihi creditum fuit per se aut nuntios seu litteras, ad eorum damnum me sciente nemini pandam. Papatum Romanum et regalia sancti Petri adjutor eis ero ad retinendum et defendendum contra omnem hominem. Legatum apostolice Sedis in eundo et redeundo honorifice traetabo et in suis necessitatibus adjuvabo Jura, honores et privilegia et auctoritatem Romane ecclesie, domini nostri pape et successorum predictorum conservare, defendere, augere et promovere curabo nee ero in consilio, facto vel tractatu, in quibus contra ipsum dominum nostrum vel eandem



121
Romanam ecclesiam aliqua sinistra Tel prejddieialia persone, honoris, juris, status et potestatis eorum machinentur. Et si talia a quibuscumque procurari novero vel tractari, impediam hoe pro posse et quanto potius potero commode significabo eidem domino nostro vel alteri, per quem ad ipsius notitiam poterit pervenire. Rogatus sanctorum patrum decreta, ordinationes, sententias, dispositiones, reservationes, provisiones et mandata apostolica totis viribus observabo et faciam ab aliis observari. Hereticos, scismaticos et rebelles domino nostro et successoribus predictis pro posse persequar et impugnabo; vocatus ad synodum veniam, nisi prepeditus fuero canonica prepeditione. Apostolorum limina, Romana eüria existente citra, annis singulis, ultra vero montes singulis bienniis per me ipsum visitabo, et si post primam visitationem personaliter factam aliquo legitimo impedimento prepeditus personaliter venire non potero, per aliquem fidum amicum de gremio mee exclesie aut alium in dignitate constitutum seu alias personatum habentem et de statn ecclesie bene instructum, qui vice mea apostolico conspectui se presentare et de legittimo impedimento hujusmodi saltem per juramentum legitimum -fidem facere teneatur, id adimplebo. Possessiones vero ad mensam meam pertinentes non vendam, neque donabo, neque impignorabo, neque de novo iufeudabo, vel aliquo modo alienabo etiam cum consensu capituli ecclesie mee, inconsulto Romano Pontifice. Et si ad aliquam alienationem devenero, penas in quadam super hoe edita coustitutioue contentas eo ipso incurrere volo. Sic me Deus adjuvet et hec sancta Dei evangelia.
-Datum Rome apud s. Petrum, anno Incarnationis Dominiee 1561, quinto Idus Augusti, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 414.
100. 1601, NOVEMBER 20. — Pius IV verklaart, dat de negen pas aangestelde en iedeT .bij naam genoemde Nederlandsche bisschoppen hunne kerkelijke ambten, goederen en bezittingen vrij en ongestoord mogen aanvaarden, terwijl hij den termijn, waarbinnen de bulle hunner resp. benoeming moet zijn uitgevaardigd, opnieuw met zes maanden verlengt.
Ad futuram rei memoriam.
Ad Romani Pontificis auctoritatem pertinere dinoscitur ad ea libenter intendere per que provisiones et alie dispositiones de cathedralibus ac etiam metropolitanis ecclesiis, personis ecclesiasticis quibuslibet, et gratie eis desuper pro tempore facte, sublatis quibusvis impedimentis, suum sortiantur effectum ac ecclesiarum profectui et persouarum earundem indemnitati et commoditati favorabiliter consulatur. Cum itaque nos nuper Mecliniensi de Antonii, sancte Romane ecclesie presbiteri cardinalis, Atrebatensis nuncupati, nostri, ac Trajectensi dé Federici, et Brugensi de Petri, Audomarensi de Guillermi, necnon Iperiensi de Nicolai, et Antverpiensi de Philippi, ac Middelburgensi de etiam Nicolai, necnon Busdoducensi de Francisci, et Harlemensi de similiter Nicolai, ac Namurcensi, ecclesiis tune a primeva earum erectione aut alias vacantibus, de Antonii illarum (sic) electorum dilectorum filiorum personis de fratrum nostrorum consilio apostolica'auctoritate providerimus ipsosque illis in archiepiscopos;ét episcopos prefecerimus et pastores: et (cum) deinde, ne interim, dum littere apostolice desuper expedirentur, aliqua in spiritualibus et temporalibus patjrentur incommoda, cuilibet eorum, ut corporalem possessionem séu quasi



122
regiminis et admiuistrationis dictarum ecclesiarum libere apprehendere et illarum fructus, redditus at proventüs percipere, exigere et levare valerent, per diversas alias nostras in forma Brevis litteras indulserimus, prout in illis per quas voluimus, quod'ipsi litteras predictas infra sex menses tune proximos in totum expedire et alia tune expressa facere tenerentur, plenius continetur: at (cum) sicut accepimus, pro eo quod post erectionem huiusmodi seu tempore illius singulis ecclesiis predictis seu earum archiepiscopalibus et episcopalibus mensis certa monasteria, prioratus, prepositurae ac certa illorum bona necnon beneficia ecclesiastica- ac certa oppida, castra, ville ab eis et aliis- ecclesiis, monasteriis et piis locis dicta auctoritate dismembrata, nonnul la videlicet ex eis ex tune, alia vero eedentibus vel decedentibus eorum possessoribus, pro illorum dotibus civitatibus et diocesibus unita nt applicata ac concessa et assignata necnon ad illa translata respective fuerant, prout in certis designatiouibus per certos judiees ad id legitime deputatos factis, ad quos relationem baberi volumus, plenius continetur, nulla in eisdem litteris mentio facta exstiterat aut ex certis aliis causis- possesionem. hujusmodi hactenus apprehendere distulerint, nee adhuc litteras predictas commode expedire potuerint neque possint, et propterea ecclesie predicte non. par va in eisdem spiritualibus et temporalibus detrimenta passé fuerint et patiantur, — nos animarum periculis obviare ac indemnitati dictarum ecclesiarum necnon eorum electorum com modis consulere volentes ac singularum litterarum predictarum veriores tenores presentibus pro sufficienter expressis habentes necnon dictos sex menses,infra quos predicti electi adhnc existunt, ad alios sex menses a fine primodictorum sex mensium computandos dumtaxat, quibus durantibus litteras ipsas expedire et alia ad id necessaria facere et aliqua jura propterea debita persolvere minime teneantur, nee ad id cogi seu compelli possint, neque ecclesie ipse propterea vacare censeantur, harum serie extendentes et ampliantes, voluimus et auctoritate predicta* decrevimus, quod singule- littere predicte in forma Brevis ab earum omnium data et in eis contenta quecunque valeant et eis suffragentur etiam- ad hoe, ut ipsi electi et eorum singuli per se vel alium seu alios tam illarum quam presentium vigore corporalem possessionem seu quasi regiminis et admiuistrationis tam ecclesiarum quam prepositurarum et aliorum beneficiorum necnon oppidorum, castrorum, villarum eb locorutu ac illorum bonorum mensis episcopalibus. prefatis juxta designationes predictas unitorum, applicatorum, coucessorum et translatorum predictorum ac alias- juxta earundem designationum continentiam et tenorem propria auctoritate absque spolii et attemptationum vicio libere apprehendere et perpetuo retinere ac illorum fructus, redditus et proventüs percipere, exigere et. levare ac in suos et dictarum ecclesiarum usus et utilitatem convertere libere air licete valeant. in omnibus eb pen omnia, ac si in eis de premissis modo premisso mentio facta ac predicte et alie littere apostolice tam super puovisionibus et prefectionibus quam singulis uuionibus, applicationibus, concessionibus et translationibus predictis in totum expedite fuissent, mandantes universis ai» singulis venerabilibus fratribus archiepiscopis et episcopis ac dilectis fitüs abbatibus, prioribus, prepositis ceterisque personis. ecclesiasticis cujuscunque dignitatis,, status, gradus, ordinis et conditionis existentibus etiam cardinalatus honore fulgentibus ac a quorum, ecclesiis, civitatibus. et diocesibus monasteria, prioratus,, prepositurae et beneficia ac oppida, villas, castra, loca et bona predicta dismembrata seu. separata fuerint, in virtute sancte obediëntie et sub nostre



123
indiguationis ac excotnmnnicationis late sententie necnon privationis dignitatnin et beneficiorum per eos obtentorum ac inhabililatis ad illa. et alia. imposterum obtinenda, eo ipso- per contravenientes inferiores a cardinalibus incurrendis penis,, ut illa omnia juxta designationes predictas libere relaxent et demittant et quominus provisiones, prefectiones, uniones, applicationes, appropriationes et concessiones ac translatioues predicte suum consequantur effectum», nullatenus impediant seu. de illis intromittant, sed ad id auxilium, consilium et favorem prestent, conventibus veto. dictorum monasteriorum sic unitorum nune et pro tempore vacautium, ut prelatis, quorum mense archiepiscopali vel episcopali illa unita fuerint, suffraganeis, capitulis, clero et vassallis, ut tanquam eorum patri et pastori ac superiori pareant et obediant ac eorum mandatis intendant, necnon hortantes in Domino dilectos filios nobiles viros oppidorum, castrorum et locorum predictorum in temporalibus dominos, ut pro sua in Deum pietate ac in nos et Sedem predictam reverentia premissis faveant et ut illa executioni debita demandentur premittant et favorem prebeant, ac etiam mandantes dilectis filiis abbati sancte Gertrudis Lovaniensis,,Leodiensis diocesis,.et preposito Ariensi, Morinensis seu alterius diocesis, ac Petto de Castello, alias del Ryo, canonico Brugensi, quatinus ipsi vel duo aut unus eorum per se vel alium. seu. alios eisdem electis et eorum singulis in adipiscenda possessione hujusmodi efficacis defensionis presidio assistentes, faciant auctoritate nostra illos seu eorum procuratores illis ac omnibus et singulis aliis premissis. f.pacifice ?], gaudere, non permittentes illos seu eorum aliquem desuper per supradictos seu quoscunque alias quomodolibet molestari: contradictores quoslibet et rebelles per- predictas-seu alias etiam graviores censuras et penas etiam pecuniarias, eorum arbitrio infiigendas et applicaudas, ac alia. opportuna juris et facti remedia appellatione postposita compescendo, nee non legitimis super hiis habendis servatis processibus censuras et penes ipsas etiam. iteratis vicibus aggravando, invocato etiam ad hoe, si opus fuerit, auxilio brachii secularis. Nos enim illis et eorum singulis quoscumque citandos citandi etiam per edictum publicum, constituto summarie et extrajudicialiter de non tuto accessu et quibus inhibendum fuerit etiam sub predictis seu similibus vel aliis eis benevisis penis inhibendi etiam simili edicto ac omnia et singula alia in premissis et circa ea necessaria sau quomodolibet. opportuna faciendi, exerceudi et exequendi plenam et liberam licentiam ac facultatem concedimus per presentes. Non obstantibus felieis reeordationis Bonifacii pape VIII, predecessoris nostri, que incipit Qiacumque de una et Concilii generalis de duabus dietis et. aliis constitutionibus apostolicis ac ecclesiarum, monasteriorum et ordinum, predictorum juramento, confirmatione apostolica. vel quavis ftrmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus, privilegiis quoque, indultis et litteris apostolicis, illis et quibusvis aliis quomodolibet etiam» motu proprio. concessis, approbatis et innovatis. Quibus omnibus illorum tenores presentibus pro sufficienter expressis habentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtaxat specialiter et expresse dorogamus, contrariis quibuscunque, aut si aliquibus commuuiter vel divisim ab eadem sit Sede indultum, quod interdici, suspendi vel exeommunicari non possint per litteras apostolicas» non facieutes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto hujusmodi mentionem. Volumus autem* quod singuli. eleeti prefati infra sex menses per presentes prorogatos et extensos predictos singulas litteras predictas. super omnibus premissis in totum expedire eb jura illorum rationa propterea debita persolvere



124
omnino teneantur, alioquin dictis sex mensibus elapsis, ecclesie ipse omnino vacare censeantur eo ipso, quodque iidera electi et eorum singuli ratione monasteriorum, prióratuum, prepositurarum, et aliorum beneficiorum ac bonorum predictorum, quorum uniones singulis ecclesiis predictis sive illarum mensis, ut prefertur, facte nondum effectum sortite sUnt, infra eosdem sex menses per presentes prorogatos et extensos instrumenta publica mandatorum in forma valida confecta, per que procuratores in Romaua curia ad obligandum ipsos omnes et singulos electos etiam in ampliori forma Camere apostolice de solvendis juribus eidem Camere, si et quando uniones predictas aut aliquam earum, prout quemlibet ipsorum electorum sive ecclesias sibi commissas concernunt, eisdem prelatis viventibus effectum sortiri contigerit, constituent, ad eandem curiam transmittere dictique procuratores in eadem Camera eosdem electos in vim mandatorum eorundem respective more solito obligare ac secuta tempore procedente alicujus ex monasteriis, proposituris vel beneficiis vacatione jura predicta etiam irrequisiti solvere vel solvi facere teneantur cum effectu. Alioquin non transmissis mandatis vel obligatione hujusmodi non facta aut solutione saltem infra alios sex menses a die dicte vacationis computandos realiter non secuta, prelati, qui premissa aut eorum aliquod non servaverint, a regimine et administratione ecelesiarum suarum, quousque ea impleverint, sint ipso jure suspensi, et interim fructus monasteriorum, prióratuum et aliorum beneficiorum ac bonorum hujusmodi suos minime faciant, sed ad illorum restitutionem in utroque foro perpetuo teneantur, sicque per quoscumque judices et commissarios, etiam palatii apostolici auditores ac sancte Romane Ecclesie cardinales, sublata eis et eorum cuilibet quavis aliter indicandi et interpretandi auctoritate, indicari et interpretari debere, necnon irritum et inane decernimus, si secus super hiis a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attentari. Datum Rome apud sanctum Petrum,' die xx Novembris 1561, anno secundo.... Archivalia I, n°. 553.
101. 1562, JANUARI 18. — Nicolaus (de Castro) van der Bnrgt, bisschop van Middelburg, verklaart aan paus Pius IV, de bisschoppelijke wjjding ontvangen en den eed van trouw afgelegd te hebben.
Die 2 Septembris 1568 dominus Christoforus Azconas nomine Revml domini Nicolai de Castro episcopi Middelburgensis facto exhibuit atque produxit exemplum seu publicum instrumentum juramenti praestiti per dictum Revmum episcopnm in papiro et latine scriptum et per dominum Haersfelt notarium publicum, ut apparet, subscriptum tenoris sequentis:
In nomine Domini amen. Sanctissimo in Christo patri et domino domino Pio divina providentia papae quarto Nicolaus de Castro episcopus Middelburgensis - humilis vestre Sanctitatis creatura cum omni reverentia et obseqaii promptitudine post humilima pedum oscula beatorum. Cum dudum Y. S. nobis per litteras apostolicas in forma brevis expeditas de data Rome apud s. Petrum sub annulo Piscatoris die XXVIII maii 1561 pontificatus vestri anno secundo, ut litteïis etiam super provisione ecclesie inee Middelburgensis nondum expeditis a quocumque mallémus Catholico antistite, gratiam et communionem



125
apostolice Sedis habente, accitis etiam in hoe sibi assistentibus duobus aliis Catholieis episcopis similes gratiam et communionem habentibus, re] si duo episcopi commode haberi nequiverint, uno episcopo et uno abbate usum mitre habente, munus consecrationis accipere possimus, ac eidem antistiti, ut recepto prins per eum a nobis vestro et Romane ecclesie nomine fidelitatis debite juramento juxta formam inibi annotatam manus nobis apostolica auctoritate impendere posset, plenam et liberam concessit facultatem ; hinc est, quod nos gratia et facultate hujusmodi uti volentes, dictum munus consecrationis per Ill.mnm et Rev.mum in Christo patrem dominum Antonium divina miseratione sancte Romane ecclesie cardinalem de Granvela archiepiscopum Mechliniensem, assitentibus sibi R.mi3 in Christo patribns et dominis episcopo Calcedonensi et abbate Grimbergensi usum mitre habente auto summum altare dicte metropolitane ecclesie S. Rumoldi Méchliniensis infra Missarum solemnia, in festo videlicet s. prothomartiris Stephani ultime preterito, cum omni humilitate et reverentia recepimus, prestito prius per nos atque ab illo a nobis recepto corporali juramento. juxta modum et forma subscriptos, videlicet:
Ego Nicolaus de Castro episcopus Middelburgensis ab hac-hora in antea fidelis et obediens
In cujus rei fidem et testimonium praesentibus manu nostra subsignatis ac per fidelem nobis dilectum secretarium nostrum subscriptum sigillum nostrum duximus appendendum. Datum Middelburgi nostre diocesis, anno a Nativitate Domini 1562, mensis Januarii die 18., pontificatus S. V. anno tertio. Archivalia'1, n°. 1259.-
102. 1562, april 11. — De kardinaal-secretaris (Carlo Borromeo) aan den Spaanschen nuntius Crivelli: over de pauselijke Motu-proprio-bealxdten aangaande de Nederlandsche bisdommen.
Al li XI Aprile 1562.
Li Motu-proprio 1) de Fiandra furno poi espediti, come Sua Maesta
desiderava. Et voglio, che Y. S. sap pi che a me, che fui il proponen te in Consistorio 2) venivano poco meno di mille scendi di propina, li qnali ho volentieri donati a Sua Maesta, non havendone voluto un quattrino ..... :
Spagna Vol. 39 f. 26 (gelijkt, afschr.).
103. 1562, juni L — Pins IV verlengt o. a. voor aartsbisschop Frederik (van Toutenhnrg), van Utrecht, bisschop Nicolaas (de Castro), van Middelburg, bisschop franciscus (Sonnius) van 's-Hertogenbosch en bisschop Nicolaas (van Nieuwland) van Haarlem de hun 20 November 1561 toegestane gunst opnieuw met vier maanden.
Ad futuram rei memoriam.
Romanus Pontifex, universalis ecclesie regimini divina dispositione presidens, ad ea libenter intendit, per que personarum ecclesiasticarum quarumcunque presertim pontificali dignitate fulgentium indemnitati obvietur et illarum commoditati favorabiliter consulatur. Dudum si quidem, postquam nos Trajectensi de Federici, et Brugeusi de Petri, ac Audomarensi de GuillerminecnonIperiensi.de Martini et Antverpiensi de Philippi, ac Middelburgensi de Nicolai, necnon Buscoducensi
1) Zie boven (1561, Nov. 20), bh. 121.
2) Vgl. Archivalia I. n». 2043.



«126
de Francisci, 'Harlemensi de etiam Nicolai, et Namurcensi ecclesiis «tune« «pwmeva earum erectione ant «lias vacantibus, de Antonii, illarum electorum dileötorirm Aliorum personis de fratrum nostrorum consilio apostölico auctoritate tprorideramus, «postquam illis m arcbiepiscopum et episcopos prefeceramus et pastores: et deinde ne interim, dum li tere apostolice desuper expedirentür,.ecelesie ipse aliqua in spiritualibus<et temporalibus patirenturincommoda, cuilibet eorum, ut corporalem possessionem seu quasi regiminis et admiuistrationis dictarum ecclesiarum libere apprehendere et illarum fructus, redditus et proventüs percipere, exigere et levare valerent, per tliversas nostras ïn forma brevis lftteras, per quas volebamus, quod predicti eleUtiJlitteras suarum provisionum et prefectionum infra sex menses tune proximos in totum expedire et alia time expressa facere tenerentnr SaBalseramus, per nos aecepto, jqnod cum post erectionem hujusmodi seu tempore illius singulis ecclesiis prefatis seu earum archiepiseopali et episcopalibus-mensis certa monasteria,'prioratus, preposituras certaqüe illorum bona necnon beneficia ecelesiastica ac certa oppida, castra, villas et loca ab eisdem aliis ecclesiis, monasteriis et piis locis dicta auctoritate dismembrata, nonnulla videlicet ex eis extunc, Tflia -«vero cedentibus vel decedentibus eorum possessoribns, pro illarum dotibus civitatibus et diocesibus unita et applicata ac concessa et-assignata necnon ad illa translata respective foissent et de hoe nulla in eisdem litteris -mentio facta fuisset aut ex certis aliis causis ipsi-eleciipossessionem'bujusmodi eatenus -apprehendere distulerant nee adhuc tune flitteras prefatas commode expedire 'pötuerant neque poterant, <nos «aictos sex menses, infra quos prefati electi adhuc tune existebant, ad alios sex menses a fine primodietorum sex mensinm computandos dumtaxat, quibus durantibus litteras suarum provisionum et prefectionum hujusmodi expedire et alia ad id necessaria facere et aliqua jura propterea dëbita persolvere minime tenerentur, nee ad id eogi seu compèlli possent, neque ecclesie ipse propterea vacare censerentur, extendentes et ampliantes, voluimus et auctoritate apostolica decrevimus, quod singule littere predicte in forma Hbrovis ab earum omnium data et in eis contenta quecumque "valerent et eis -suffragarentur etiam ad !hec, ut ipsi electi et eorum singuli per se «vel alium seu «Hos tam illarum quam posteriornm litterarum hujusmodi vigore corporalem possessionem seu quasi regiminis et admiuistrationis tam ecclesiarum quam monasteriorum, prióratuum, prepositurarum et aliorum beneficiorum necnon oppidorum, castrorum, villarum et locorum ac illorum bonorum, mensis episcopalibus prefatis unïtorum, applicatorum, concessorum et translatorum ,predictorum propria auctoritate absque spolii et attemptationum vieio libere apprehendere el perpetuoretinere ac illorum fructus, redditus et proventüs percipere, exigere et levare ac in suos et dictarum ecclesiarum usus et utilitatem convertere libere et licite valerent in omnibus et per omnia ac si in eis de premissis mono tpremisso mentio -facta ac iprefate et labs littere apostolice tam super provisionibus et >pnefectionibue .quam singulis -naionibus, applicationibus, eoueessionibus »et tfcranslationihas prefatis in totum expedite fuissent, (par alias mostras etiam in Jarma brons .litteras, per quas etiam voluimus <quod prefati electi infra sex -menses tune prorogatos etextensos prefatoslitterasiprefatas super omnibus ^preuaissis dn datum expedire et jura illorum occasionepropterea debita persolvere omnino tenerentur, alioquin ecclesie ipse vacare censerentur, eo ipso concessimus, prout in singulis litteris predictis plenius continetur. Et [quumj, sicut accepimus, prefati electi ex certis causis litteras super provisionibus. prefectioni-



'bos, unionibus, applicationibus coneessionibus, translationibus 'prefatiB'hactenuB ■commode expedire nequiverint neque dn brevi possint, nos eorumdem electorum indemnitatibus obviare et commoditatibus, quantum in nobis est, consulere volentes, eos et eorum quemlibet a quibusvis excommunicationis ntc.; censentes ac singularum föifctrarum predictarum tenores presentibus pro sufficienter expressis habentes, motn proprio, non ad ipsorum electorum vel alicujus pro eis nobis super hoe öblate petitionis instantiam, sed de nostra mera liberalitate sex menses prorogatos predictos, infra .quos predicti electi adhuc existunt, etiam ad hoe, >ut ipsi et eorum ssinguli, qui dictam possessionem adhuc assecuti non sont, illam tam singularum predictarum quam presentium litterarum vigore eorporalem possessionem, :nt prefertur, libere apprehendere ae fracir*, jredditus et proventüs «hujusmodi percipere exigere et levare «e :in suos et alios predictos TO3U8 et iutilitatem convertere valeant, ad quatnormenses, a fine secundi dictorum mensium prorogatorum computaudos dumtaxat, quibus durantibueditteras super provisionibus, prefectionibus, unionibus, applicationihus, concessionibus et translationibus hujusmodi expedire et alia ad id nBcessaria facere et aliqua jtma propterea debita persolvere minime teneantur nee ad id cogi seu eompelli possint neque ecclesie ipse propterea vacare censeantur, auctoritate apostolica tenore presentium extendimus et ampliamus ac prorogamus. Volumus autem, •quod prefati electi infra quattuor menses per presentes prorogatos predictas litteras super provisionibus, prefectionibus, unionibus, applicationibus, concessionibus in totum expedire <et jura illorum occasione<propterea debita persolvere omnino teneantur; alioquin, dictis per presentes prorogatis quattuor mensibus elapsis, ecclesie ipse vacare censeantur eo ipso. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus apostolicis ac omnibus illis, que in singulis litteris predictis voluimus non obstare, ceterisque contrarüs quibuscumqe. Datum Rome apud sanctum Petrum etc, die prima Junii j1562, anno tertio. Archivalia I, n°. 556.
104. 1662, OCTOBER 20. — Akte der overhandiging van het pallium1) aan Johannes Mensinck (?) als jjrocurator van aartsbisschop Frederik van Toutenburg, door 'kardinaal Carolus Borromeus.
In nomine sancte et in dividue Trinitatis, Patris et Filii et Spiritus sancti Amen.
Noverint uuiversi et singuli hoe presens publicum instrumentum inspectsri, lecturi pariter et audituri, quod anno a Nativitate Domini millesimo quingentesimo sexagesimo secundo, Indictione quinta, die vero vigesima mensis Oetrobris, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Pii divina pro.videntia pape quarti anno tertio, .ooram Ill.mo et R.m° in Christo patre et domino domino Carolo sancti Martini in Montihus, S. R. E. diacono cardinali, Borromeo vulgariter nuncupato, ad infrascripta per Sanctissimum dominum nostrum papam commisaario specialiter dqputato, ac in mei cerimoniarum apostolicarum magistri et notarii apostolici testiumque ad hec specialiter vocatorum et rogatorum presentia, .personaliter constitutus Jlav.dus dominus Johannes Mensinet4), procurator Rev.mi in Christo patris et domini domini Federici a Tau-
1) liét was henrtoegekend bg Consistoraal besluit van 9-(3ct. 1183,48 Jtrchivalial, n*. 2044. 3) Waarschijnlijk te lezen : Mensinck.



128
temburch (sic) archiepiscopi Trajectensis principalis absentis, post celebrationem Misse submissa voce in cappella privata ejusdem Ill.mi et Rev.1"? domini cardinalis, ut moris ést, pallium de corpore beati Petri sumptum, in quo plenitudó pontificalis offitii alias in Gonsistorio pro parte dicti Rev.mi domini Francisci (sic) Trajectensis archiepiscopi petitum et obtentum sibi tradi et assignari per prepïctum Ill.mum et Rev.mum dominum cardinalem commissarium cum iustantia ac humilitate et reverentia debitis postulavi*»Dictus vero Ill.mu*et Rev.müS dominus Carolus cardinalis commissarius petitioni hujusmodi annuens volensque mandatum apostolicum sibi in hac parte .commissum reverenter ut decet exequi, pallium predietum de altare dicte sue capelle suscipiens eidem Rev.do domino Joanni Mensinet (sic), procuratori et nomine procuratorio quo supra, coram eodem Hl."10 et Rev.mo domino cardinali commissario genibus fiexis coustituto, cota induto, super ejus humeris imponens sibi tradidit cum cerimoniis et solemnitatibus in similibus fieri et servari solitis, sub bis verbis videlicet: ad honorem omnipotentis Dei et beate Marie semper virginis ac sanctorum apostolorum Petri *et Pauli et domini nostri domini Pii divina providentia pape IIII ac sanctae Romanae Ecclesiae nee non ecclesiae trajectensis prefato Rev.m0 domino archiepiscopo principali commisse (sic)-", „tradimus tibi pallium de corpore beati Petri sumptum, in quo est plenitudó..pontificalis offitii, ut eo infra suam dictam ecclesiam utatur certis diebus et temporibus, que in privilegiis sibi ah eadem Sede concessis exprimuntur cum archiopiscopalis nominis appellatione, in nomine Patris et Filii et Spiritus sancti, Amen." Super quibus omnibus et singulis premissis ego cerimoniarum apostolicarum magister et notarius infrascriptus, ex officio rogatus et a prefato Rev.do domine Joanne Mensinet (sic) procuratore requisitus, de premissis hoe presens publicum confeci inatrumentum. Acta fuerunt hec Rome in palatio apostolico et aedibus solitae habitationis prefati Ill.mi et RebP" domini cardinalis commissarii et in prefata ejus capella privata, presentibus ibidem dominis Fidelis de Fidelibus, clerico Mantuano, subdiacono apostolico, et Joanne Baptista de Sabellis, clerico Burgi sancti Sepnlchri, testibus ad premissa vocatis atque rogatis.
Archivalia I, n°. 839. — Op fol. 43 staat nl. het gewone notarieele onderschrift.
105. 1565, MEI 3. — Pius IV verklaart, dat in de dotatie van het bisdom en het kapittel van Roermond ten onrechte ook de proosdij van sint Remigius te Meerssen is opgenomen, wijl 'deze behoort aan de gelijknamige abdij te Rheims.
Ad perpetuam rei memoriam.
Sedis apostolice providentia circumspeeta dubia, que ex apostolicis coneessionibus emergi possunt, ne exinde contentiones oriantur libenter declarat, prout expedire cognoscit. Cum itaque alias nos, postquam felieis reeordationis Paulus papa HU, predecessor noster, de certis tune expressis causis im pulsus, volens etiam charissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum regis Catholici desuper humiliter supplicantis precibus pioque desiderio in ea parte satisfacere, habito cum fratribus suis sancte Romane ecclesie cardinalibus, de quorum numero tune eramus, matUra deliberatione, de eorum consilio deque apostolice potestatis plenitudine Mecliniense, ac quod in ducatu Gueldrie et diocesi Leodiensi consistebat Ruremundense, et diversa alia tune expressa oppida



129
insignia regionis Inferioris Germanie, que etiam tune dicto Philippo regi hereditario jure subiecta erant, a suis quodque diocesibus et provincüs cum omnibus et singulis eorum terris, territoriis, cleris, populis, personis, monasteriis et beneficiis ecclesiasticis cum cura et sine cura secularibus et quoruncunque ordinum regularibus aliisque piis locis perpetuo segregaverat, diviserat et separaverat ae Mecliniense et Ruremundense reliquaque oppida predicta sic divisa et civitates, sedem vero Mecliniensem iu metropolitanam ae collegiatam sancti Spiritus, Ruremundensem certasque alias aliorum oppidorum in civitates erectorum hujusmodi ecclesias cathedrales pro totidem episcopis creandis, qui suis preessent ecclesiis, ac Rurenumdensi aliisque ecclesiis et civitatibus predictis certos districtus, per nuntium suum postmodum ab eo illue mittendum limitandos, pro sua diocesi perpetuo concesserat necnon Ruremundensem et certas alias tune expressas ecclesias, civitates et dioceses dicte ecclesie Mecliniensis pro sua provineia snbjecerat singulisque Ruremündensis et aliarum noviter erectarum cathedralium ecclesiarum mensis episcopalibus annuum redditum trium millium ducatorum auri de Camera ex certis decimis et bonis ac ex fructibus, redditibus et proventibus ecclesiasticis, per dictum nuntium specificandis et repartiendis, ex tune prout ex ea die et e contra postquam specificati et repartiti ac interim, donec specificatio et repartitio huiusmodi facte ac effectum sortite forent et non ultra, cuilibet ex predictis mensis pro earum dote alium annuum redditum mille et quingentorum ducatorum similium per ipsum Philippum regem ex redditibus et proventibus, quos ex dicta regione percipiebat, Ruremundensi aliisque noviter institutis episcopis pro tempore existentibus annitf singulis, quonsque specificatio et repartio predicte ac pro ea tantum parte, que plenarium suum effectum minus sortita forent nee ultra, integre et proportionaliter persolvendos perpetuo applicaverat et appropriaverat, laudabile eiusdem predecessoris institutum prosequi et ad hunc effectum tam episcopali mense quam etiam infrascriptis necnon affectis prebendis ecclesie Ruremündensis predicte de congrua dote providere volentes, motu proprio, ex certa nostra scientia ac de apostolice potestatis plenitudine monasterium sancti Hieronimi Ruremündensis ordinis sancti Augustini, olim combustum et nondum plene reparatum, et preposituram dicte ecclesie sancti Cristofori (?) in cathedralem Ruremundensem erecte hujusmodi, dignitatem inibi principalem, ac etiam preposituram forsan conventualem sancti Remigii de Mersen patrie Falkenbergensis ordinis sancti Benedicti antea Leodiensis, necnon sancte Vrsüle et Undecim millium virginum in Kessel antea Coloniensis, et sancti Nicolai in Alikosii {sic) antea Traiectensis, nunc vero Ruremündensis diocesis Premonstratensis ordinis conventu carentes preposituras, ae qui conventualis non erat nee, ut asserebatur, aliud onus quam unius Misse in anno habebat prioraturn sancti Walrici Cisterciensis ordinis ejusdem diocesis, cum primum illa per cessum ex causa permutationis vel decessum seu quamlibet aliam dimissionem vel amissionem moderni abbatis monasterii ac preposituras et prioraturn hujusmodi quovismodo obtinentium tune aut alias quomodolibet etiam apud Sedem apostolicam vacare contingeret, etiam si actu tune ut prefertur vel alias vacavissent, necnon de eisdem monasterio, preposituris regularibus et prioratu, dignitatem abbatialem et ordines omnemque statum et dependentiam regularem ex tune prout ex ea die et e contra perpetuo dicta auctoritate suppressimus et extinximus. Et quoniam in Ruremunda prope dictam eius ecclesiam cathedralem non erat
9



130
locus episcopalis habitationis commodior quam esset fundus monasterii predicti, fundum hujusmodi cum edificiis in eo instauratis episcopo Ruremundensi pro domo episcopali et habitatione sua assignavimus, ae sancti Spiritus et sancti Remigii prepositurarum et prioratus episcopali monasterii vero ac in Kessel et sancti Nicolai prepositurarum predictarum illisque annexorum fructus, proventüs, jura, obventiones, emolumenta et alia bona quecumque quovis nomine nuncupata, quadraginta videlicet decanatui ac tantumdem vel tot ducatorum auri similium, que ad infrascriptarum affectarum prebendarum equivalentiam necesse esset portiones annuas exinde primitus assumendas scholastrie dicte ecclesie Ruremundènsis, reliqua vero novem canonicatibus pro totidem prebendis ejusdem ecclesie, qui graduatis affecti essent, una cum eorum preeminentiis, prerogativis, superioritatibus, iurisdictionibus, administrationibus universis, ita quod hujusmodi vacatione occurrente liceret episcopo Ruremundensi et decano, scholastico et novem graduatis canonicis supradictis pro tempore existentibus per se vel alium seu alios corporalem possessionem seu quasi jurium et pertinenciarum ac fructuum, reddituum et proventuum, obventionnm et emolumentorum ac aliorum bonorum monasterii, prepositurarum et prioratus predictorum propria auctoritate libere apprehendere et retinere illaque perinde exigere et levare ac in suas et episcopalis mense necnon decanatus, scholastrie ac novem canonicatuum prebendarum predictorum usus et utilitatem convertere necnon omnia et singula beneficia ecclesiastica cum cura et sine cura secularia et quorumvis ordinum regularia ad collationem, provisionem, presentationem, electionem, institutionem, confirmationem et quamvis aliam dispositionem pro pro tempore existentium prepositurarum et prioratus prioris ac monasterii prefatorum abbatis communiter vel divisim quomodolibet spectantia personis idoneis respective conferre et de illis etiam providere, simiiesque personas ad illa presentare vel electas instituere et confirmare aliasque de illis libere disponere ceteraque in premissis et circa ea necessaria et opportuna et que eorundem monasterii abbates, prepositurarum prepositi et prioratus priores eatenus facere et exequi potuerant et debuerant facere et exequi, cujusvis licentia desuper minime requisita, dicta auctoritate ex certa scientia perpetuo applicavimus et appropriavimus, prout in nostris inde confectis litteris plenius continetur. Et (cum), sicut accepimus, a pluribus annis citra dicta prepositura de Mersen monasterio sancti Remigii Remensis diocesis ordinis sancti Benedicti perpetuo valide unita existat, nos attendentes, quod in eisdem litteris de priori unione de eadem prepositura de Mersen eidem monasterio sancti Remigii facta hujusmodi nulla mentio facta fuit, volentesque cuilibet jus suum conservari necnon cuiusvis dubitationis scrupulum in premissis de medio submovere ac tenores ejusdem unionis et singularum litterarum desuper confectarum presentibus pro expressis habentes, motu proprio, non ad alicuius nobis desuper oblate petitionis instantiam, sed de nostra mera deliberatione ac ex certa nostra scientia et de apostolice potestatis plenitudiue, mentis nostre non fuisse litteris de. juribus unionis de dicta prepositura de Mersen eidem monasterio sancti Remigii facte hujusmodi, quatenus valida et suum sortita sint effectum, propter premissa in aliquo prejudicare, tenore presentium decernimus et declaramus ac suppressionem, extinctionem, applicationem, approbationem, quoad dictam preposituram de Mersen ut prefertur factas, ac litteras desuper confectas hujusmodi illarumque executionem et inde secuta quecumque, quatenus dicte prioris



131
unionis in omnibus ut prefertur prejudicent, penitus et omnino revocamUS", cassamus, extinguinius et annnliamus ac viribus vacuamus, illasque et illa quoad dictam preposituram de Mersen nullius roboris vel momenti fnisse, esse et fore ac pro nullis et infectis baberi nullamque eis fidem in judicio vel extra adbiberi, ceteraque in omnibus et singulis per quoscumque judices tam illarum partium ordinarios quavis auctoritate delegatos ac causarum sacri palatii apostolici auditores necnon sancte Romane ecclesie cardinales, sublata eis et eorum cuilibet quavis dijudicandi et interpretandi facultate et auctoritate, judicari et diffinire debere, necnon quiequid secus super bits a quoquam quavis auctoritate scienter vél ignoranter contigerit attentari, irritum et inane decernimus. Quocirca venerabilibus fratribus Metensi et Verdun en si episcopis ac diiecto filio decano ecclesie Noviomensis motu simili per presentes committimus et mandamus, quatenus ipsi rel duo aut unus eorum per se vel alium seu alios presentes nostras litteras et in eis contenta quecumque, ubi et quando opus fuerit, solemniter publicantes eisque quorum interest et intererit in premissis efficacis defensionis presidio assistentes, faciant auctoritate nostra easdem presentes litteras et in eis contenta hujusmodi firmiter observari ac singulos, quos littere ipse concernunt et concernent, in futurum illis pacifice gaudere, non permittentes, eos seu eorum quemlibet desuper contra earumdem litterarum tenorem quomodolibet indebite molestari. Gontradictores quoslibet et rebelles per censuras et penas ecclesiasticas ac alia opportuna juris remedia, appellatione postposita, compescendo, necnon legitimis super habendis ser vat is processibus, censuras et penas ipsas etiam iteratis vicibus aggravando, invocato etiam ad hoe, si opus fuerit, auxilio brachii seeularis. Non obstantibns premissis ac bone memorie Bonifacii pape VIII, predecessoris nostri, qua cavetur, ne quis extra suam civitatem vel diocesim nisi in certis exceptis casibus et in illis ultra unam dietam a fine sue diocesis ad judicium evocetur, seu ne judices a Sede predicta deputati extra civitatem vel diocesim, in • qua deputati fuerint, contra quosqumque procedere aut alio vel aliis vices suos committere presumant, ac de duobus dietis in Concilio generali edita, dummodo ultra tres dietas aliquis auctoritate presentium ad judicium non trahatur, ac quibusvis aliis constitutionibus et ordinationibus apostolicis necnon omnibus illis, que in dictis nostris litteris volumus non obstare ceterisque contrariis quibuscumque. Datum Rome apud sanctum Petrum etc., die III Maji, 1565, anno 6°. Archivalia I, n°. 565.
106. 1569, SEPTEMBER 20. — De Camerarius kard., Michele Bonelli, gelast aan de beambten der Camera, dat zij terstond de benoemingsbulle van Cunerns Petri van Brouwershaven als bisschop van Leeuwarden ') moeten uitvaardigen.
Prater Michael Camerarius vobis magnificis dominis officialibus, in annatis participantibus, aliisque omnibus et singulis, ad quos pertinet et spectat de mandato et auctoritate etc. harum serie committimus et sub 500 ducatorum auri Camere apostolice applicandorum aliisque arbitrii nostri penis precipimus et mandamus, quatinus statim visis presentibus literas apostolicas prefeetionis
1) Als zoodanig benoemd in het Consistorie van 13 Sept.; zie Archivalia I, n». 2040.



ecclesie Lewardiensts, post dimissionem factam per R. P. D. Remigium Drutinm, ad presens electum Brugensem, vacantis, cujus fructus una cum illius dote in libris Camere apostolice ad mille florenos auri taxati reperiuntur, in favorem R. P. D. Cuneri Petri de Brauwershaven, prebiteri Trajectenis diocesis, sacre theologiae doctoris, sub data Rome apud sanctum Petrum XV KI. Octobris anno quarto pontificatus SSmi. D. N. Pii quinti facte, per omnia vestra officia solita obligatione expediatis et relaxetis, prout etiam nos, cum ad Cameram apostolicam pervenerint, sub simili obligatione expediemus et relaxabimus expedirique et relaxari faciemus, attento quod ex literis R. D. Joannis Christophori van der Aa, secretarii serenissimi et Catholici regis, per eum subscriptis et sigillo regio secreto munitis, in Camera recognitis et dimissis, constat eandem dotem nondum sortitam fuisse effectum Alioquin etc. contrariis non obstantibus quibuscumque. Datum Rome in Camera apostolica, die 20. Septembres 1569. Prater M. D. cardinalis Camerarius. ■Archivalia I, n°. 1260.
107. 1569. — Betoog tegen de aannemelijkheid van het 30 Augustus 1561 hij de landvoogdes Margaretha van Farma aangegane verdrag, volgens hetwelk de abdijen, die bij de nieuwe Nederlandsche bisdommen Waren ingelijfd, voortaan slechts een jaargeld aan het resp. bisdom nitkeeren en overigens aan haar eigen Orde verblijven zonden.
Per il scritto, che va con quaesta, si vede un poco piü a longo il fondamento della erettione delli nuovi vescovati di Fiandra e della unione delle abbatie per dote et ancora vi è risposta alli argomenti, sopra li quali se fondano li Stati di Brabante, dimandando confirmatione di quel trattato nullo, che hanno costretto Madame di Parma fare a uome di 'S. Mt!t. con li predetti Stati, servendosi li authori della contradittione della malignita de tempi. Et sono le abbatie di Brabante, che si uniscono, quella di s. Pietro di Afflighen dell'ordine di s'0. Benedetto all'arcivescovato di Malines, quella di Tongherloo dell'ordine Premonstratense al vescovato Buscoducense, quella di st0. Bernardo dell'ordine Cisterciense al vescovato d'Anversa.
Le bolle molto ben dispacciate, cosi gratiose come rigosose, et quanto puö servir'alla materia, sono in Fiandra molti anni sono in mano delli capitoli, „quibus et ecclesiis jus est quaesitum", et hanno lasciato de servirsene, per non esserseli concesso per li tempi, che sono corsi tanti violenti.
Delle quali servendosi li authori delli tumulti di Fiandra, che volevano in trodurre la Confessione Augustana et altre sette heretice nelli paesi, forzorno Madame di Parma a trattare a nome di S> M. Cattolica con li Stati Brabante; Margaretha van Parma was met de Staten van Brabant overeengekomen: „che m procuraria la cassatione di questa unione e che in loco di questa per dote darianno le predette abbatie 8m fiorini de pensione per 1'arcivescovato et doi vescovati, che sono 4m scudi in loco cbe per 1'erettione fatta delli novi vescovati per la fel. ree. di Paolo IV dovevano havere li arcivescovi per dote V*" scüdi et li vescovi IIIm per uno, acció se potessero mantener in quelli Stati tanto populati con 1'authorita necessaria.
Di questa pensione di 8 mila fiorini, promessa a S. Maesta, il receptore di Sua Maesta propria non ha potuto riscotere de qnattro anni un solo anno



133
intero, per dove si vede come stariano sicnri li vescovi, quando loro stessi havessero da riscotere la pensione dalli abbati.
II suppKmento della dote fino alia somma deputata, come di sopra si dice per la prima erettione, non si trovaria se non con grandissima rnina de molti beneficii particolari et in varii pezzi, che daria travaglio intollerabile alli vescovi per riscoderla, di piü che bisognaria aspettar molto tempo, finche li beneficii vacassero, et fra tanto non havriano il modo li vescovi di vivere, di fare 1'officio loro.
Vero è, che fanno presupposito, et ancora di presente se ne fa instantia, che si debba annnllare il vescovato d'Anversa, perché non vorria quella terra vescovo tanto appresso, che fnsse giudice delle attioni loro, et li riprendesse cosi d'altri vitii come delle cose toccanti alia religione, che giornalmente se va perdendo in quella terra, et ha bisogno piü di vescovo presente, che nissuna altra terra de quelli Stati.
Si dice, che questo trattato contra il decreto et bolle apostolice è nullo, come fatto da persone, che non harevano authorita alcuna de disponère delle cose ecclesiastioe,
Che non è intervenuto consentimento alcuno delli vescovi nè delli capitoli delle chiese, alle quali Jus est quaesitum", et che non si deve a patto nissuno invalidar 1'unione fatta con tanto matura consideratione della fel. record. dne Pio Papa quarto, con intervento de molti cardinali, del numero de quali era ancora la Santita de Nostro Siguore, all'hora cardinale.
Che non si puö pretendere, cbe questa unione sia la ruina delli monasterii, restando per le bolle obligati i vescovi a mantenere nelle dette abbatie il numero delli religiosi, che adesso vi si trova, nella regolare osservantia et sotto li loro superiori, et sotto un preposito et priore, che immediatamente tenghino cura delli detti frati restando il vescovo alle elemosine ordinarie, che si fanno nelle dette case, alia reparatione et intertenimento et a tutti li carichi ordinarii et estraordinarii, né piü né meno, come erano obligati li abbati, in loco de quali interveneranno in trattar li negotii delli Stati di Brabant li detti vescovi, dove altrimènte non sariano admessi secondo li privilegii loro, importando tanto alia loro authorita et al boon governo della republia, che ne siano partecipi.
Simili unioni, che si sono fatte d'altre abbatie a vescovati in altre provincie delli Paesi Bassi, si sono admesse sensa contradittione alcuna, et si vede, che sono ben governate et che conforme alia bolla se vi osserva la vita regolare, et si fa in quelle quanto alli novi vescovi è imposto per le bolle delle unioni.
Per eontrario si vede, che 1'intruso nell'abbatia d'Affligheö ha gia fatto in poco tempo grandissimi danni alia detta abbatia, procurando de arricchire delli beni di quella li suoi poveri parenti, et il simile fanno li altri, di piü cbe è notissimo in tutta quella provineia di Fiandra, che per esser proposti a Sua Maesta, acciocche' li nominasse (non essendo piü in poter suo di far nomiuatione d'abbati in quelli luochi per altra dispositione, fatta dalla Sede Apostolica delle unioni) hanno dato a varii gran somme de danari, et specialmente quello, cbe fü nominato per santo Bernardo (che è sola fra queste abbatie dell'ordine Cisterciense) fece cessione al marchese di Berghes per haverlo favorevole d'una parte dell' intrata, che era litigiosa fra Pabbatia et il predetto marchese, et fece dono de gran somme de danari contanti a diversi; et come questi perturbatori cercavano d'havere huomini convenevoli al loro disegno di



134
mutare la religione, proposero questo per la detta abbatia di s. Beriiardo l), Luterano marcio, et che predieó publicauiente la setta Luterana nella sua abbatia, et venendo il signor duca d'Alva con essercito nelli Paesi Bassi, dobitando d'esser preso, se fugi, portando seco quanto potette rnbare in quel monasterio con grandissiina rniua et detrimento di quello, et se ne andó a vivere nelli paesi del duca dï Cleves, dove ancora sta con una donna, con la quale se niaritó et ivi la tiene per moglie, dove scrive giornalmente contra la religione Cattolica. E tè questo monasterio a due leghe piccole d'Anversa, sopra il medesimo fiume, che é tanto piü conveniente, acció non se discosti mai troppo il vescovo di quella terra, che tanto ha bisogno della sua presentia, et che vi si proveda di persona, brevemente essendo morto piü che de 5 anni sono quel, che fü prima provisto di questa dignita, al quale non diedero mai la possessione per queste eontradittioni.
Di piü si dice, che li intrusi in questi tre monasterii non hanno curato fin hoggi de pigliar confirmatione di questa Santa Sede, come ancora non fanno li altri, et pur ricorrono adesso a questa per agiuto, essendo che li vescovi della detta Santa Sede pigliano et pigliaranno sempre la loro confirmatione et approbatione.
Per rispondere alia proposta, che fa colni, che è venuto da parte de alcuni abbati di Brabante, è di bisogno rememorare brevemente quello, che nella materia delli vescovati di Fiandra è passato. L'imperatore Carlo V di gloriosa memoria et Philippo re Cattohco sue figliuolo, considerando che b* qnattro vescovi, che erano in quelli Stati, non havevano potnto visitar mai tutte le loro diocesi per essere tante le parrochie, procurorno al tempo della b. m. di Paolo IV di far divisione di quelle diocesi in piü vescovati et ridurre tutti quelli paesi sotto essi exiuiendoH de la ginrisdittione delli vicini, acciöche per essere le provincie circonvicine corrotte per tal mezzo, non se corrompessero tanto piü nella religione quella Stati. Et vedendo S. 8tk. il bisogno et cause tanto giuste, proponendosi per essempioileap.<Sfafoo<or, „de prebendis", concesse molto volentieri la divisione con ciö, cbe si dasse dote alli arcivescovi almeno de 5m ducati et alli vescovi di 3m a talche potessero in quelle provincie decentemente et con autorité conveniente sostenere il loco grado et esercitare la loro giurisdittione.
Par fare la divisione delli limiti et stabilire la dote mandö per nuncio il suddetto Salvatore vescovo Clusino dandogli facolta di sustituire, sicome fece, havendosi da ritornare per essere successa la morte di S. Stfc.
Li quattro sustitüti fecero i lor'scritti del repartimento delle diocesi, nelle quali si trovano ancora tante parrochie, cbe havranno quasi da fare assai li vescovi di poterle visitar in doi anni. Et venendo poi a trattare della dote, non trovorno via piü espediente che di unire alcune abbatie alli vescovati, sicome a quello di Malines 1'abbatia de s. Pietro de Afflighen, a quello d'Anversa quella de s. Bernardo sopra la Scalda fiume, a quella di Bolduch quella di Tongerloo, et non fecero questo senza esempio, essendo che s. Martino haveva la sua abbatia apresso de Tours et s. Wülebrordo aroivescovo di Trajetto quella di Ekernak (sic), che era in Luxemburg molto lontana, dove si retiravano il tempo che si trovavano liberi delli negocii delle loro diocesi et
1) Thomas van Thiel t. Zie o.a. Kruin, Uittreksels uit Fr. Uusseldorpii Annales. p.86.



135
attendevano alia conteuiplatione, sicouie ancora di questo se dariauo altri eseiupii.
Et tanto piü si mossero li commissarii suddelegati a pigliar questa via trorando che (al tempo della predetta glor. memoria dell' imperatore Carlo V nelli sui prinii anni, quaudo era suo coufessore quel tanto nominato religioso Glapione, persona di grave esempio) lamentandosi li proprii Stati di Brabante (che in quel tempo se mostrorno piü deroti et gelosi della religione che non hanuo fatto in questi ultimi anni) di che, per essere le diocesi tanto ample et li vescovi tanto da loro lantani, non s'adniinistravano le cose ecclesiastiche come conveneva, ricercorno, che per li paesi di Brabante se facessero nuovi vescovati et per la dote se piglio all' hora questo medesimo camino d'unire alli vescovati le abbatie. B che non bebbe effetto, perchè il vescovo, che all' hora era di Cambray, s'ajuto del favore ch' haveva nell' imperatore et in Roma, per impedire questo negocio, non volendo diminuire la sua diocesi che si stende fino in Brabante, et essendo in tempo, che S. Mu. non haveva in Cambray la parte ch' ha havuto poi.
Mando S. M**. il concetto fatto fra li commissarii alia b. m. di PP- Pio IV, che deputo alcuni Illmi. et Rmi. Cardinali per esaminare ogni cosa; fra quali vi fu ancora la Santita di N.Sre. all' hora Cardinale,'et dopo lunga discussione si fece resolutione conforme alli detti scritti et se dispacciorno le bulle, che contengono li limiti et specificatione delle parochie et ancora 1'unione delle abbatie predette per dote, con obligare i vescovi a comportare li carichi ordinarii et estraordinarii delle dette abbatie, di fare le lemosine consuete, sostener gl'edificii, pagare le contributioni, et mantener li religiosi nella vita loro monastica sotto prepositi et priori nella medesima maniera et con il medesimo numero de frati, che prima facevano gl'abbatie; et sono in quelle parti le bulle in mano delli vescovi et capitoli.
B che intendendo alcuni desiderosi di mutar la religione in quelli Stati, come poi con 1'effetto s'é veduto, parendogli, che questo camino era contrario assai alli loro desegni et per conservar 1'antica religione, havendo li vescovi la cura conveniente al buon governo del loro grege, cominciorno con esquisiti modi a perturbar quelli Stati, dando ad intendere a quelli popoli, che con questo camino si pretendeva introdurre in quelli Stati 1'inquisitione di Spagna, facendo quella et il nome Spagnolo quauto potevano odiosi, et procuranno d'annullar iuteriormente li detti vescovati con far che li Stati s'opponessero, chiamando per questo effetto alcuni mal affettionati alia religione, dando ad intendere a quelli d'Anversa special meute, che havendo il vescovo presente saria come spia delle attioni loro, et che era meglio haver un vescovo discosto 4 ö 5 giornate, cbe mai venesse in quella terra, suscitorno ancora gli abbati, dandogli ad intendere falsamente, che questa saria la rovina delli loro monasterii, et in questo modo hanno trattenuto le cose, aiutando si dell' absentia del re et delli tempi tumultuosi.
Et havendo ridotto li negocii al termine che si vede, 1'anno 65 sforzarno Mada. de Parma, all' hora governatrice, a trattare con gli abbati di Brabante nel modo contenuto nel scritto da loro presentato, nel quale si obliga in nome di S. M.u di dare le dette abbatie vacante a frati delli medesimi monasterii e che faria confermar da S.S.*4 il detto trattato et che Ie dette abbatie per dote.delli vescovati dariano 8m fiorini di pensione (non gia alli vescovi, con li quali non se tratava) ma al commissario deputato di S. M.*4, il quale daria poi li danari alli detti vescovi.



136
In questo contratto non furno chiauiati li vescovi nelli capitoli, „quibus est ius quaesitum", ne si domandö mai il loro consenso, perché forse non volsero quelli, che trattavano, far loro questo pregiudicio, et acció cbe poi a meglior tempo se potesse cassar' come nullo questo contratto passato sopra cose ecclesiastice ed in pregiudicio delli dispacci fatti da Sua Beatitudine et senza intervento di legittima potesta.
Et essendo passati quattro anni, che sono otto termini della detta pensione, hanno pagato solo un termine, iscusandosi de non haver pagato piü, perché aspettavano d'haver prima la confermatione di quel trattato da Sua Santita et la disunione delle abbatie, che Madama di Parma haveva promesso sollicitar in termine de 6 mesi; et a questo se risponde, che lei non lo volse fare forse perché non parse a S. Mta., che le dovesse sollicitare tanto piü, che parendö alli sopradetti perturbatori della quiete publica, che in questa parte havevano vinto, doverono pensare de poter ottenere qualsivoglia cosa che essi volessero, ed cosi domandorno annullatione delli sudetti tre vescovati di Brabante, et di parte di quel di Naraurco, et che in luoco de questi vi fusse un solo vescovato, ed questo si mettesse in Lovanio, per tenerlo discosto di Brusselles, Malines, et specialmente d'Anversa, la quale, come se dice a persuasione delli sopradetti, cercó, che non vi dovesse essere vescovo, che havesse mira alle private attioni, essendo peró piü necessario che vi sia il vescovo, che in alcun altra parte, per la corruttione ch'è in quella terra a causa del comercio.
Et per rispondere a quello, che dicono delli loro privilegii, dicendo che il re non è se non come protettore delle cose di Brabante, et che non puó lui contravenire al contratto fatto con lui, et giurato, si dice, che come mali sudditi fanno ingiuria al detto re, che é successore hereditario in quello Stato. E ben vero, che nella sua intrata nel governo de quelli Stati, et quando lo giurano per loro principe, giura ancor lui de mantener li loro privilegii, si come si fa in ogni altra parte, ma questo giuramento, come si sa, si riduce sempre a termine giuris. Et di piü si dice, che Sua Maesta ha osservato li loro privilegii, ma non in quel modo, che quelli perturbatori li volevano interpretare, per farlo (come dice questo scritto) solamente protettore et non duca, et a questo fine pigliavano assento d'interpretare il privilegio al modo loro, sebene a loro non toccava, ma si bene al prencipe di dargü interpretatione, che é quello, che ha dato li privilegii. Ne se possono lamentare, che in un solo punto (da che Sua Maesta è venuta al governo) si sia fatta cosa contra li loro privilegii, se non è dopo questi ultimi tumulti et quando hanno prese le arme contra al padrone. Et se in questo caso S. Mta. ha possuto passar fuori delli privilegii, o nó, se rimette alia prudente consideratione de chi leggera questo scritto.
Quanto a quello, che dicano, che per li loro privilegii non se poteva fare questo unione delle abbatie alli vescovati, si risponde, cbe il privilegio spressamente dice, che non si daranno le abbatie in comenda in favor de particolar persona; et sopra di questo se dice, che né é in comenda quel cbe si é fatto, né in favor de persona particolare, ma unione alia mensa episcopale per dote, et in favor della Chiesa, et non de particolar persona, et per beneficio della religione, et accioehé nel trattare li negocii del Stato di Brabante in luoco degli abbati (che si lasciavano aggirare da quelli perturbatori della quiete publica in gran pregiudicio della religione et della quiete di quelli Stati) vi



137
intervengauo i vescovi, che come persone de maggior autorita se possono opponere a simili perturbatori et- procurar quello che conviene al ser vi tio di Dio. et beneficio de quelli Stati. Et in questo si vede, che non é contro alli privilegii loro, poiché, come prima si é detto, gia nelli priuii anni dell' imperatore Garlo V°. di glor. mem. volevano li Stati che se facesse la unione per dote delle nuove chiese.
Aggiongono allo scritto della informatione la nominatione, fatta di Madama di Parma a nome di Sua Maesta Cattolica per 1'intruso in Tongherloo. A che si dice, che è vero, che la nominatione se concesse et per lui et per quello apostata, che se fuggi da s. Bernardo, et ancora per 1'intruso di Afüighen, ma che è stata cosa estorta, come ancora il trattato servendosi della malignita del tempo, et che non si è potuto far in pregiudicio della unione senza autorita legittima et contra li dispacci ottenuti di questa Santa Sede, in pregiudicio ancora de quelli, „quibus est jus quaesitum", et doveriano far exbibitione delli trattati fatti dall'intruso di s. Bernardo con il quondam marchese di Berghes in tanto pregiudicio di quella abbatia, per haver il favor suo et d'altri; et si vede 1'intentione loro, havendo proposto a Sua Maesta una persona heretica, che venendo il signor duca d'Alva se fuggi con quella giovane, che se sposö; et dove van o dechiarare ancora li danari dati a varie persone da tutti li 3 intrusi, per escere proposti a Sua Maesta come idonei.
Di piü che non hanno da Sua Maesta nissuna confermatione, nè la pigliano mai questi abbati, et pur sfacciatamente ardiscono ricorrere a Sua Santita nelli bisogni loro, dove che la confermatione delli vescovi si piglia di questa Santa Sede riconoscendola come si deve. Per il che se supplica per beneficio de quelli, „quibus jus est quaesitum" che se dia repulsa a questa domanda degli abbati.
Archivalia I, n". 1287.
108. 1569, DECEMBER 10. — Pius V gelast den Keulschen Domkanunnik Sebastiaan Neumolen, niets te doen tegenover de aanspraken van Hoermond's bisschop op de proosdij van Meerssen.
Dilecto filio Sebastiano Neumolae, canonico ecclesiae Coloniensis Pius papa Y.
Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem.
Cum sicut accepimus nuper tu, instante quodam Claudio Sollet qui se administratorem praepositurae s. Remigii de Mersensi antea Leodiensi diocesis facit et esse praetendit, nomine et ex parte dicti filii nostri Caroli cardinalis Lotharingiae in vim quarumdam literarum nostrarum, quarum tenorem praesentibus haberi volumus pro expresso, certum monitorium seu citationem vel etiam inhibitionem contra venerabilem fratrem episcopum Ruremundensem eiusque oficiales et ministros, qui in dicta praepositura commorantur et in cujus possessione ipse episcopus, ut asserit, vigore literarum apostolicarum unionis de dicta praepositura suae ecclesiae Ruremundensi dudum factae existit, intimari feceris, Nos volentes, ne cuiquam aliquod praejudicium fiat, de hoe negotio bene ac diligenter informari, ut re mature cognita quod justitia suaserit decernere possimus, tibi per praesentea committimus et mandamus, ut statim acceptis praesentibus a prosequntione causae praedictae desistas et a



138
praemissis supersedeas, donec Nos alrad tibi dederimus in mandatis; et si quid forte contra dictum episcopum aut dictos ejus offieiciales hactenus fecisti, aut decrevisti quod illi praejudiciuui in causa hujusmodi praepositurae afferre possit, id totum in pristiuum statum restitnas et reponas. Nos enim irritum et inane decernimus quicquid per te seu quoscumque alios judices in praemissis attentum forsan est hactenus aut in posterum quomodolibet contigerit attentari. Non obstantibus literis nostris praedictis et aliis etiam cum quibusvis clausulis efticacioribus et insolitis ac derogatoriarum derogatoriis irritantibusque et aliis decretis quomodolibet emanatis, quas et in illis contenta quaecumque ad effectum praesentium ad beneplacitum nostrum suspendimus; ac constitutionibus et ordiuationibus apostolicis caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 10 Decembris 1569, pontificatus nostri anno quarto.
Caesar Glorieriüs. Secretaria dei Brevi Vol. 12 (Pii papae V an. 1569) f. 492.
109. 1570, AUG. 11. — Benoeming van Aegidius van den Berg tot bisschop van Deventer.
Archivalia I, n°. 2048.
110. 1570, AUGUSTUS 29. — Pius V heft bij hunne eerstvolgende vacature zes kanonikaten en prebenden op der Sint-Servaaskerk te Maastricht en brengt deze over naar de kathedrale kerk van Roermond.
Pius episcopus servus servorum Dei ad perpetuam rei memoriam.
Exigit incumbentis nobis apostolice servitutis offitium, nt ad ea libenter intendamus, per que ecclesie quelibet presertim cathedrales congruo ministrorum ecclesiaticorum numero fulciantur, Catholicornmque regum ad id teudentia grato admittamus assensu aliasque desuper disponamus, prout locorum et temporum qualitate pensata prospicimus in Domino salubritér expedire. Sane cbarissimus in Christo filius noster Philippus Hispaniarum rex Catholicus exponi nobis nuper fecit, quod ipse considerans, quod cum deceret domum Dei omnibus suis partibus perfectam et absolutam esse, id cum in ceteris turn maxime in in cathedralibus ecclesiis curandum est, ut eorum ministrorum copia, quiusui et decori illis sunt, comodis rationibus statuatur, quod profecto in celebri ecclesia Ruremundensi admodum anxie desideratur. In ipsa enim ecclesia, videlicet una ex cathedralibus ecclesiis noviter in Inferiori Germania erectis, in eaque ad presens (licet?) veuerabilis frater noster episcopus Ruremündensis resideat, existuut tarnen non nisi novem canonicatus et totidem prebende, quarum sex quinquaginta ducatorum auri de Camera secundum communem extimationem valorem annuum non excedunt, attendensque alia ratione dicte ecclesi decori consnli non posse quam si aliquis canonicatuum et prebendarum numerus ex aliqua illis abundanti ecclesia ad eandem ecclesiam Ruremundensem transferatur, quod .profecto apprime in ecclesia sancti Servatii Trajectensis effici posset, ex ipsa enim cum triginta et octo canonicatibus abundet, si ex illis sex auferreutur, satis nicbitominns in ea competens remaneret numerus, id exeque omnino decrevit, si ad id Sedis apostolice suffragetur auetoritas. Quare idem Philippus rex nobis humiliter suppiicari fecit, ut in premissis opportune



139
providere de benignitate apostolica dignaremur. Nos qui inter alia voluiuius et ordiuavimus, quod semper in unionibus commissio fieret ad partes, vocatis qui interessent. eundum Philippum regen) a quibusvis excommunicationis eta^ censentes, hujusmodi supplicationibus iuclinati, in dicta ecclesia sancti Servatii sex, quos primo per discessum illos ad presens obtinentium etiam in aliquo ex mensibus, uobis vel Sedi apostolice reservatis, aut alias quovismodo et apud Sedem prefatam simul vel successive vacare eontingeret, etiam in dispositione apostolica specialiter vel alias generaliter reservati, aut sacerdotales, diaconales vel subdiaconales existant et super eis inter aliquos lis pendeat indecisa, ex nunc prout ex tune et e contra apostolica auctoritate tenore presentium supprimimus et extinguimus ac in dicta ecclesia Ruremundensi sex canonicatus et totidem prebendas pro sex inibi futuris canonicis, qui juxta ipsius ecclesie Ruremündensis laudabiles ritus et consuetudines inibi residere divinisque offitiis interesse omniaque et singula onera aliis ipsius ecclesie Ruremündensis canonicis perferre teneantur, auctoritate et tenore predictis erigimus et instituimus illisque sic erectis et institutis omnia et singula eorundem canonicatuum et prebendarum suppressorum fructus, redditus et proventüs, jura, obventiones et emolumenta etiam accessoria vel alia quomodolibet nuncupata necnon distributiones quotidianas inter ipsos equis portionibus dividendas similiter ex nunc prout ex tune et e contra perpetuo applicamus et appropriamus, ita quod canonicatus et prebendas suppressos hujusmodi obtinentibus, decedentibns et illis quibusvis modis simul vel successive etiam apud Sedem eandem vacantibus, liceat personis, quibus de canonicatibus et prebendis de novo erectis pro tempore provideri contigerit, fructuum et aliorum applicatorum hujusmodi possessionem propria auctoritate libere apprehendere et perpetuo retinere ac fructus et alia premissa in suos et canonicatuum et prebendarum ereetorum ususac utilitatem convertere, diocesani loei vel cujusvis alterius licentia desuper minime requisita. Ac insuper, ut ii, qui canonicatus et prebendas, ut prefertur erectos, pro tempore obtinebunt, majorem ipsi ecclesie afferant utilitatem, quod de cetero de sex canonicatibus et prebendis predictis, illorum occurrente vacatione, non nisi nobilibus, graduatis in theologia seu decretis aut jure civili per modernum et pro tempore existentem episcopum Ruremundensem juxta ipsius ecclesie erectionem conferri possint et debeant aliisque quam prefatis, ut prefertur, graduatis et nobilibus ac alia quam ordinaria auctoritate conferri nequeant ipsique sub quibusvis specialibus vel generalibus reservationibus, expectativis et aliis gratiis perpetuis vel temporalibus et unionibus, annexionibus et incorporationibus, suppressionibus, extinctionibus declarationibus, privilegiis, indultis et nominationibus, facultatibus et aliis dispositionibus et cum quibusvis et per quascumque presentibus derogaretur, nullatenus comprehendi censeantur, statuimus et ordiuavimus, necnon ex turn omnes acceptationes et nominationes etiam vigore facultatum et indultorum universitati et facultati artium Lovaniensi Méchliniensis diocesis concessorum factas nominandique facultates necnon provisiones, uniones, annexiones et incorporationes, suppressiones, extinctiones applicationes et alias dispositiones ac processus, sententias et censuras desuper pro tempore decretos et habitos necnon totum id et quicquid secus super his a quocumque quavis auctoritate scieuter vel ignoranter contingerit attentari, irrita et inania nulliusque roboris vel momeuti fore, quodque statuto et ordinatione hujusmodi ac presentibus etiam per quascumque litteras apostolicas, etiam



140
quasvis elausulas generales vel speciales etiam derogatoriarnm derogatorias efficaciores et insolitas, irritantes et alia decreta in se continentes, nnllatenus derogari possint nee derogari censeantur, nisi earundem presentium tenor de verbo ad verbum et nihil omisso insertis ac causa vigens et sufficiens expressa et per trinas distinctas litteras, eundem tenorem continentes, tribus et distinctis vicibus episcopo prefato ligitime intimatum et insinuatum fuerit ac expresse appareat Romanum pontificem illi expresse derogare veile, aliterque factas derogationes nemini suffragari, quodque ipse episcopus literis derogatoriis hujusmodi et decretis super illis processibus ac illorum executoribus et subexecutoribus eorumque mandatis et monitionibus minime teneatur, sed eis firmiter resistere et litterarum hujusmodi executionem omnino impediri nee ratione resistentie hujusmodi censuris ecclesiasticis per eosdem executores et subexecutores innodari possit, et sic in premissis omnibus per quoscumque judices et eommissarios et eausarum palatii apostolici anditores ac sancte Romane ecclesie cardinales, sublata eis et eorum cuilibet quavis aliter judicandi et interpretandi facultate et auctoritate, judicari et diffiniri debere decernimus. Quocirca venerabili fratri episcopo Amerinensi et dilectis filiis decano ecclesie Ruremündensis ac officiali Ruremundensi per apostolica scripta mandamus, quatenus ipsi vel duo aut unus eorum per se vel alium seu alios presentes litteras et in eis contenta quecumque, ubi et quando opus fuerit ac quotiens pro parte dicti Philippi regis fueritis (sic) requisiti; solemniter publicantes eique in premissis efficacis defensionis presidio assistentes, faciant premissa omnia ab omnibus, quos ille conceruunt, inviolabiliter observari, non permittentes, eum desuper per quoscumque quomodolibet indebite molestari. Contradictores quoslibet et rebelles per sententias, censuras et penas ecclesiasticas aliaque opportuna juris et facti remedia appellatioue postposita compescendo, legifimis super his habendis servatis processibus sententias, censuras et penas ipsas et iteratis vicibus aggravando, invocato etiam ad hoe, si opus fuerit, auxilio brachii secularis. Non obstantibus voluntate et ordinatione nostris predictis ac Lateranensis concilii novissime celebati, uniones perpetuas nisi in casibus a iure premissis (sic) fieri prohibeutis, necnon felieis reeordationis Bönifacii pape VIII, predecessoris nostri, qua cavetur ne quis extra suam civitatem vel diocesim nisi in certis exceptis casibus et in illis ultra unam dietamafine sue diocesis ad iuditium evocetur, seu ne judices a Sede prefata deputati [extra] civitatem vel diocesim in quibus deputati fuerint contra quoscumque propterea procedere aut alio vel aliis vices suas committere audeant vel presumant, et de duabus dietis Concilio generali editis, dummodo ultra tres dietas quis vigore presentium ad judicium evocetur, et aliis apostolicis constitutionibus ac dicte ecclesie sancti Servatii juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus coutrariis quibuscumque. Aut si aliqui apostolica predicta vel alia quavis auctoritate in dicta ecclesia sancti Servatii in canonicos sint recepti vel ut recipiantur insistant, seu si super provisionibus sibi faciendis de canonicatibus et prebendis ecclesie sancti Servatii hujusmodi speciales vel aliis beneficiis ecclesiasticis in illis partibus generales dicte Sedis vel legatorum ejus litteras impetrarint, etiam si per eas ad inhibitionem, resertionem et decretum vel alias quomodolibet sit processum, quas quidem litteras et processus habitos per easdem ac inde secuta quecumque ad dictas sex canonicatus et prebendas supprpssos volumus non extendi, sed nullum per boe eis



141
quo ad assecutionem Canonicatuum et prebendarum vel beneficiorum aliorum prejudicium generari, et quibusvis aliis privilegiis, indultis et litteris apostolieis specialibus vel generalibus quorumcumque tenorum existant, per que presentibus non expressa vel totaliter non inserta effectus earum impediri valeat quomodolibet vel differri et de quorum totis tenoribus babenda sit in nostris litteris mentio specialis. Nos enim irritum decernimus similiter et inane, si secus super hiis a quoquam quavis auctoritate scienter .vel ignoranter contingerit attemptari. Nulli etc. nostre absolutionis, suppressionis, extinctionis, erectionis, institutionis, applicationis, appropriationis, statuti, ordinationis, decreti, mandati et voluntatis infringere etc. Si quis etc. Datum Rome apud s. Petrum, anno Incarnationis Dominice, millessimo quingentessimo septuagesimo, quarto Kal. Septembris, pontificatus nostri anno quinto.
Archivalia I, n°. 435.
111. 1570, SEPTEMBER 30. — Laurentius Metz, bisschop van 's Hertogenbosch'), verklaart aan paus Fins V, de bisschoppelijke wijding ontvangen en den eed van trouw afgelegd te hebben.
Die 15 Decembris 1570 dominus licentiatus Ghristoforus de Asconas clericus Toletanensis diocesis vice et nomine reverendi patris domini Laurentii Metsii episcopi Buscoducensis exhibuit et produxit literas juramenti per eum prestiti in pergameno et latine scriptas et ejus manu ac per dominum Martinum Bardoul secretarium, ut apparet, subscriptas et ejus sigillo munitas ad effectum illas registrandi in libris Camerae apostolice. Quarum tenor sequitur et est talis, videlicet:
In nomine Domini amen. Sanctissimo in Christo patri et domino domino Pio divina providentia pape quinto Laurentius Metsius episcopus Buscoducensis humilis vestre Sanctitatis creatura cum omni reverentie et obsequii promptitudune post humillima pedum oscula beatorum. Cum alias Sanctitas Vestra per litteras suas sub annulo Piscatoris expeditas de data Rome apud S Petrum die 13 Martii 1570, pontificatus vestri anno quinto, nt a quocumque mallemus Catholico antistite gratiam et communionem apostolice Sedis habente, accitis et in hoe assistentibus duobus Catholicis episcopis similes gratiam et communionem habentibus, munus consecrationis recipere possemus, ac eidem antisti, ut recepto prius per eum a nobis prelibate Sanctistatis Vestre et Romane ecclesie nomine fidelitatis debite juramento solito juxta formam inibi annotatam munus predictum nobis auctoritate apostolica impendere posset, plenam et liberam facultatem coucesserit; hinc est, quod nos gratia et facultate hujusmodi uti volentes, dictum *) munus consecrationis a Rmo in Christo patre et domino archiepiscopo -Cameracensi die 23 Aprilis anni presentis, assistentibus Atrebaterisi et Antverpiensi episcopis, cum omni humilitate et reverentia recepimus, prestito prius per nos atque ab illo a nobis recepto corporali iuramento juxta modum et formam subscriptos
videlicet: Ego Laurentius episcopus In cujus rei fidem et testimonium
presentibus litteris manu nostra subsignatis ae per dilectum secretarium nostram subscriptis sigillum nostrum duximns appendendum. Datum Busciducis, anno a
1) liet consistoriaal besluit zijner benoeming, dd. 13 Haart 1570: Archivalia I, nn. 3047, 3) lis.: dictis.



142
Nati vitate Domini 1570, mensis vero Septembris die ultima, pontificatus vestri anno quinto.
Archivalia I, n°. 1262.
112. 1570, OCTOBER 28. — Aegidlns van den Berg, bisschop van Deventer, verklaart aan paus Pins V, dat hij de bisschoppelijke wijding ontvangen en den eed van trouw afgelegd heeft.
Die XI Aprilis D. licentiatus Christoforus de Asconas nomine R. p. D. Egidii de Monte episcopi Daventriensis ad docendum ipsum R. p. D. episcopum prestitisse juramentum juxta formam sibi transmissam' facto produxit ad effectum registrandi in Camera apostolica has patentes ejusdem sui principalis in papiro et latine scriptas et illius manu, ut apparet, subscriptas suoque sigillo munitas, [hujus] tenoris:
Sanctissime pater,
Accepimus breve Sanctitatis Vestre de data 12 mensis Augusti diei secundum eujus tenorem curavimus consecrationis munus accipere a Catbolicis Revmis. dominis dominis Francisco Sonnio episcopo Antverpiensi tanquam consecratore, assistentibus Revmis. dominis domino Laurentio Metzio episcopo Buscoducensi [et] Revmo. domino Ghislino a Monte s. Winici, episcopo Salubriensi idque mensis Octobris Dominica ultima, que fuit 28 ejusdem mensis, in conventu fratrum Minorum Regularis Observantie civitatis Antverpiensis. Et quia simul cum brevi transmissa est juramenti forma de verbo ad verbum, per nostras patentes litteras nostro sigillo munitas a uobis prestiti, quod pro obedientia et reverentia, quam merito apostolice Sedi debemus, lubenter hisce prestamus, offerentes nos et omnia nostra ad quevis Sanctitatis Vestre obsequia.
Forma igitur juramenti haec fuit: Ego Egidius electus Daventriensis ab hac hora
Vestre Sanctitatis humilis filius Aegidius de Monte episcopus
Daventriensis.
Archivalia, I n". 1263.
113. 1570, DECEMBER 11. — Benoeming van Godfried van Mierlo tot bisschop van Haarlem.
Afgedrukt in Archivalia I, n°. 2049; de breve van zijn aanstelling in de Bijdr. bisd. Haarlem, deel XXXIIT, p. 407.
114. 1571, FEBRUARI 11. — Franciscus Son, bisschop van Antwerpen, verklaart, dat hjj Godfried van Mierlo, bisschop van Haarlem, gewijd en den eed van trouw afgenomen heeft.
Franciscus Sonnius Dei et apostolice Sedis gratia episcopus Antverpiensis universis et singulis presentes litteras lecturis pariter et legi audituris salutem in Domino sempiternam.
Notum facimus, quod die date presentium, coram nobis existentibus in
1) Ghislerus, bisschop van Selymbria i. p. i., wijbisschop van Mechelen.



143
cboro ad altare majus conventus Predicatorum *) civitatis Antvéfpiensis *) ad Missarum solemnia celebranda pontificalibus vestibus indutis, personaliter constituto reverendo in Christo patre domino Godofrido a Mierloy praefecto Harlemensi, Reverendissimus in Christo pater dominus Laurentius eadem gratia episcopus Buscoducensis tanquam senior ad infraseripta assistens presentavit et exhibuit nobis breve apostolicum dicto domino Godofrido electo Harlemensi per Sanctissimum Dominum Nostrum dominum Pium divina providentia papam quintum sub annnlo Piscatoris expeditum, non viciatum, non cancellatum, non abditum, nee in aliqua sui parte suspectum, sed omni prorsus vitio et suspitione carens, pro assequendo munere consecrationis, de quo infra, sub data Rome apud s. Petrum sub annnlo Piscatoris die XI Decembris MDLXX pontificatus nostri anno quinto, cujus instantia a nobis requiras, quatenus adhibitis et in hoe assistentibus ipso domino Laurentio episcopo Buscodintuso (sic) ac Revmo. domino Gisleno episcopo Salubriensi ibidem presente, de paterna benigbitate munus consecrationis eidem domino Godofrido electo episcopo Harlemensi impendere dignaremur, servatis debitis ritibus et solennitatibus juxta formam s. Matris Ecclesie et prout latius in ipso brevi apostolico disponitur, offerens eundem dominum Godofridum paratum ad debitüm fidelitatis juramentum prestandum et alia servanda(P), ad que de jure et ex forma dicti brevis apostolici tenetnr. Adeo quod nos, Franciscus episcopus prefatus, in pontificatibus existentes, inter Missarum solemnia, auditis et intellectis superius expositis et requisitis, viso prius dicto brevi apostolico, quod ibidem per notarium publicum infrascriptum et presentia nostra et aliorum ibidem assistentium palam et publice legi fecimus, ex licentia et facultate nobis vigore dicti brevis apostolici remissis, assistentibus nobis in hac parte Revmie. dominis Buscoducensi et Salubriensi episcopis prefatis, omnibus modo, jure et forma, quibus melius potuimus ac fieri posset, ad honorem et gloriam Omnipotentis Dei, b. Virginis Marie neque non prelibati domini nostri pape et s. Romane ecclesie, interveuientibus quibuscumque solemnitatibus, ritibus etiam substantialibus tam juris quam facti in similibus de jure vel consuetudine requisitis et opportunis, auctoritate apostolica nobis ut supra concessa vigore brevis predicti, precedentibus debitis interrogationibus et responsionibus, munus consecrationis nt supra requisitum eidem domino Godofrido electo deque ecclesia Harlemensi debite proviso presenti et humiliter flexis genibus devote recipienti et acceptanti impendimus baculum pastoralem eidem tradendo et coronam seu mitram capiti ejus imponendo atque annulo, ut moris est, digito ejus ipsum subarrando (?), quibus, sic ut premittitur, peractis prefatus dominus Godofridus episcopus Harlemensis pro ulteriori executione dictarum litterarum apostolicarum prius eidem per nos juramento et ab eo manibus corporaliter tactis sacrosanctis Scripturis prestito juravit in manibus nostris vice ac nomine prefati Sanctissimi domini nostri pape et sancte Romane ecclesie ac prestitit debite fidelitatis juramentum solitum et consuetum juxta formam in dicto brevi apostolico prescriptum et inclusam in hanc formam: Ego Godofridus a Mierloy episcopus
ab bac hora
In quorum omnium et singulorum fidem et testimonium premissorum
1) Hs. heeft: comitensis predictarum. 8) • Hs.: aut vore presentis



144
presentes litteras exinde fieri et per nostrum secretarium infrascriptum signari sigillique nostri majoris jussitnus et fecimus appensione communiri.
Datum et actum in dicta ecclesia conventus Predicatorum Antverpiensis, anno a Nativitate Domini millesimo quingentesimo septuagesimo primo, Indictione decima quarta, mensis Februarii die undecima, pontificatus sanctissimi domini nostri Pii pape quinti anno sexto.
Archivalia I, n». 1264. Gedrukt: Bijdr. bisd. Haarlem, deel XXXIII, p. 409.
115. 1571, APRIL 24. — Pius V verzoekt Alva, de rechtsgronden, welke de bisschop van Roermond om zijne aanspraak op de abdij van Meerssen aanvoert, naar de Curie op te zenden.
Dilecto filio nobili viro Ferdinando de Toledo duci Alvae in partibus Flandriae serenissimi regis Gatholici gubernatori et capitaneo generali, Pius P. P: V papa.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Dilectus filius noster Carolus cardinalis Lotharingae per agentem apud nos suum nobis humiliter supplicari fecit, ut super praepositura de Meersen, quam venerabilis frater episcopus Ruremündensis ad praesens detinere asserit, justitiam sibi ministrare dignaremur. Nos qui omnibus in justitia debitores sumus et nemini in ea aequa lance ministranda deesse possumus atque etiam volumus, ad nobilitatem tuam, cujus nomine ratione ipsius praepositurae apud nos instatum fuit, scribendum diximus, ut curet omnia jura eiusdem episcopi occasione dictae praepositurae ei competentia ad Almam Urbem nostram quam primum transmitti et hic procuratores deputari, qui coram nobis causam ipsius episcopi agant et defendant, ut nos postmodum, auditis partibus et earum juribus cognitis et mature consideratis, quod justitia suasserit, faciente Domino, decernere valeamus. Quod quidem si intra competentem terminum ab eodem episcopo factum non fuerit, nos, ipso cardinale instante, jure medio ad ulteriora procedemus. Datum Romae apud Sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 24 Aprilis 1571, pontificatus nosti anno sexto.
Cabsab Glomekius.
Secretaria Brevium (an. 1571) Vol. 16 f. 150.
116. 1574, JÜLI 30. — Philips II dringt bjj Gregorius XlII nogmaals aan op de oprichting van een nieuw bisdom Luxemburg.
Muy sancto padre, A Don Iuan de Cuniga mi embaxador escrivo, que represente a V. Sancf., quanto importa que en el ducado de Luxemburg se haga erection de un nuevo obispado conforme a los que y a por otras vezes he escripto y supplicado a V, Sd., y agora le torno a pedir y supplicar muy humilmente, que (haviendo oydo lo que de mi parte dira a V. Sand. el dicto mi embaxador, y dandole en ello entera fee y creencia) tenga por bien de conceder esta gracia y facultad, con el cumplimento que se ha pedido. Que para mi sera muy particular, y lo que mas importa, muy necessaria y conveniente a la conservacion y augmento de nuestra sancta fee Catholica, y por consigniente al servicio de Dios nuestro



145
Sênor, queguarde la muy sancta persona de V. BeatA ab bueno y prospero regiuiiento de su universal Yglesia. De Madrid, a XXX de Iulio 1574. De V. SanctA
Muy humilde y devoto higo Don Phelippe por la gracia de Dios rey de Espana, de las dos Sicilias, de Hierusalem etc. que su sanctos pies y manos besa.
117. KEULEN 1676, FEBRUARI 27. — C. Gropper aan Ptolomeo Gallio, kardinaal van Como. Bezwaren, welke te Munster werden ingebracht tegen de nieuwe bisdommen Groningen en Deventer.
Conquirebantur *) etiam de novorum episcopatuum in Belgio erectione; novam illam Groningensis episcopatus institutionem Monasteriensi ecclesiae ad 20 pagos abstulisse; eadem per Daventriensem espiscopum constitutum jura archidiaconorum ecclesiae Monasteriensis confudi.
Napels. Archivio di Stato. Carte Farnesiane, fase. 1757.
118. 1576, MAART 28. — Hertog Albrecht van Beieren schrijft aan paus Gregorius XVIII ter aanbeveling der kanunniken van Sint-Servaas te Maastricht, die met den bisschop van Roermond te Rome een proces voeren. '
Beatissime in Christo pater ac domine, domine mi benignissime, humilem obedientissimi filii oblationem, pedumque beatissimorum oscula devota.
Rogarunt a me reverendi viri canonici ad S. Servatium Trajecti, ut causam illorum, quam babent in curia Romana adversus episcopum Ruremundensem, quo, sublatis quibuscumque contrariae partis impedimentis, liberam cognitionem istius jam antea sacro Rotae auditorio commissae ad sententiam usque prosequendi facultatem benignissime dare dignetur, neque quod juris et aequitatis ratio postulaverit, subverti aliquo modo aut impediri patiatur. Quam quidem petitionem ut admitterem, non injusta mihi causa visa est, quod existimarem ad me pertinere, ut quae a progenitoribus meis quondam ad istam ecclesiam pie ac liberaliter donata sunt, eidem integra inviolataque maneant, sicque ea Bavaricae familiae favore oportune juvaretur, per quam prima fundationis suae accepit initia. Qua de re ex oratore meo plura intelligere poterit Sanctitas Vestra, quam humiliter oro, ut in meam gratiam mandare clementer velit, dictae ecclesiae quod aequum et justum est, absque omni mora concedi et effici. Hoe si qua potero ratione gratissimus agnoscam, et Sanctitati Yestrae me humiliter dedo et offero semper, quam Deus optimus Maximus ad Ecclesiae et reipublicae suae consolationem diutissime servet incolumem. Monachii, 28 die Marti i anno 1575.
Sanctitatis Yestrae.
El rey. (Eigenh. oorspr.) Gab. de Cayas-
Principi Vol. 41 f. 80 (oorspr,).
Obsequentissimus films ) ... ,
, „ > Mqenh. get.
Albertus dux Bavariae. ) "
1) Het kapittel van Hunster, bijeen om een nieuwen bisschop van Munster te kiezen.
10



146
Op den rug: Beatissimo in Christo patri ae domino domino Gregoiïo XIII, santae Romanae et apostolicae ecclesiae Pontifiei Maximo, domino meo benignissimo. 4 Archivalia, n°. 2265.
119. 1575, MEI 7. — a. De Congregatie van het Concilie zendt aan (Laurentius Metz), bisschop van 's Hertogenbosch, het antwoord op de gestelde vragen aangaande zijn geschil met het kathedraal kapittel over de rechtspraak.
b. Evenzoo aan het kathedraal kapittel.
a. Episcopo Buscoducensi.
Habebit cum his litteris Amplitudo Tua libellum, in cujus margine adnotatum est responsum S. Congregationis Cardinalium Tridentini Concilii interpretuin ad ea quae in illo continentur. Id ut ita servetur, Amplitudo Tua pro sua fide et in S- Sedem apostolicam reverentia curabit, et valebit in Domino. Romae, de 7 Maii 1575.
b. Capitulo et canonicis Buscoducensibus.
S. Congregatio Cardinalium Concilii Tridentini interpretum consulta de iis, quae in libello his litteris adjuncto proponuntur, ita respondit, quemadmodum in illius margine est adnotatum. Id ut servetur, quantum in vobis est curabitis, et bene in Domino valebitis. Romae etc.
Congr. Concilii, Libri litterarum Vol. 1 f. 102 2°. 368—369.
120. (1575 MEI 7). — Geschil tusschen (Laurentius Metz.), bisschop van 's Hertogenbosch, en diens kathedraal kapittel over het recht van visitatie, door de Congregatie van het Concilie opgelost overeenkomstig het Concilie van Trente.
Inter R. P. D. episcopum Buscoducensem ac decanum et capitulum ecclesiae suae, occasione decretorum S. Concilii Tridentini, subortae sunt nonnullae differentiae, super quibus decanus et capitulum humiliter petunt a S. Congregatione earundem difficultatum interpretum edoceri. Et inter caeteras sunt iufrascriptae, videlicet:
An cap. 20. quod incipit: Causae omnes Sess. 24, decernens causas omnes ad forum ecclesiasticum quomodo libet pertinentes et beneficiales per locorum ordinarios duntaxat esse cognoscendas et causas matrimoniales ac criminales non decani, archidiaconi aut aliorum inferiorum iudicio, sed episcoporum tantum examini et jurisdictioni relinquendas, extendat se ad decanum et capitulum ab ordinaria jurisdietione exemptos *) et quibus ex privilegio apostolico et consuetudine eaque immemorabili *) causarum et controversiarum contra et inter ipsos personasque ipsi subditas ratione contractus rei seu etiam delicti emergentium cognitio competit? Et an comprehendantur sub eodem capite abbates, praepositi, seu archiepiscopi nullius dioecesis 8), qui ordinaria jurisdietione ab immemorabili tempore citra funguntur? Et quatenus stante consuetudine imme-
1) Op den rand: Congregatio Concilii censuit se extendere.
2) Op den rand: Congregatio Concilii Censuit, non se extendere ad omnes, qui lianeimmemorabilem consuetudinem habent.
3) Op den rand: Congregatio Concilii censuit, non comprehendi eos, qui nullius diocesis sunt.



147
morabili, cui per dictum caput Causae omnes non fuit derogatum, salva intactaque remaneat decani et capituli jurisdictio et potestas circa causarum cognitionem, de qua per dictum caput Causae omnes ?
An cap. 4, quod incipit Capitula cathedralium Sess. 6, decernens capitula cathedralium et aliarum majorum ecclesiarum illorumque personas quomodolibet exemptas per episcopos suos et auctoritate apostolica visitari, corrigi et emendari posse, et cap. 6, quod incipit Statuit Sess. 25, quod dicto decreto inhaerens ampliat dictam facultatem etiam extra actum visitationis, cum limitatione tantum, de qua in eadem, eatenus eoncedat episcopo visitandi, corrigendi et emendandi auctoritatem, ut non liceat1) decano et capitulo supradictis singulares capituli ipsique subjectas personas cumulative cum episcopo, seorsum tarnen ab eodem, ipsumque episcopum sua auctoritate quoties uti volentem non excludendo, visitare, corrigere et emendare juxta antiquam et immemorabilem, hactenus laudabiliter observatam cousuetudinem, cum credit Concilium duntaxat privilegiis et consuetudinibus ecclesiarum derogasse, ne illorum praetextu excludatur episcopus, volens visitare, corrigere et emendare ? Ut alioquin non videtur Concilium eandem facultatem episcopo concessisse privative quoad alios inferiores ordinarios, de quorum exlusione non constat. Si autem *) liceat decano et capitulo cumulative cum episcopo, seorsum etiam ab eodem, uti antiqua sua jurisdietione et potestate?
An . habitis legitimis processibus servatisque de jure servandis factaque per ipsos juxta canonicas sanctiones visitatione, correctione, emendatione et punitione, possit cogi reus innocentiam suam ex eadem causa coram episcopo denuo purgare, et an debite punitus ab eadem denuo puniri possit ? 3)
Congr. Concilii, Libr. decretorum Vol. 2 (a°. 1594) f. 38—39* en nogmaals f. 49—50*.
121. 1576, FEBRUARI. — Johannes Strijen, benoemd bisschop van Middelburg, vraagt aan paus Gregorius XUI, "dat zijne benoeming tot bisschop pauselijk moge bekrachtigd worden en wel kosteloos.
Beatissime in Christo pater et domine colendissime.
Archivalia 1, n°. 2182. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 424.
122. 1676, JULI 4. — Gregorius XIH bekrachtigt de benoeming van Johannes Strijen tot bisschop van Middelburg, door Philips II gedaan.
Gregorius episcopus servus servorum Dei dilecto filio Ioanni Stryen, electo Middelburgensi, salutem et apostolicam benedictionem. Apostolatus officium, meritis lieet imparibus, nobis ex alto commissum, quo ecclesiarum omnium regimini, divina dispositione, praesidemus, utiliter exequi, coadiuvante Domino, cupientes, solliciti reddimur et solertes ut, cum de ecclesiarum ipsarum regiminibus agitur committendis, tales eis in pastores praeficere studeamus, qui populum suae curae traditum sciant non solum doctrina Verbi sed etiam exemplo
1) Op den rand: Congregatio Concilii censuit, ita licere decano et capitulo visitare subditos suos.
2) De passage van hieraf alleen f. 50T.
3) Op den rand: Congregatio Concilii censuit, non posse.
BH



148
boni operis informare commissasque sibi ecclesias in statu pacifico et tranquillo velint et valeant, auctore Domino, salubritér regere ac feliciter gubernare. Saue ecclesia Middelburgensis, ad quam, dum pro tempore vacat, nominatio personae idoneae Romano pontifici, pro tempore existenti, facienda ad charissimum in Christo filium nostrum Philippum, Hispaniarum regem Catholicum, eiusque successores illius partis Inferioris Germaniae, quae ipsi Philippo regi haereditario iure subiecta existit, in temporalibus dominos, ex privilegio seu indulto apostolico, cui non est hactenus in aliquo derogatum, pertinere dignoscitur, et cui bonae memoriae Nicolaus 1), episcopus Middelburgensis, dum viveret, praesidebat, per obitum dicti Nicolai episcopi, qui extra Romanam curiam debitum naturae persolvit, pastoris solatio destituta, nos vacatione huiusmodi fidedignis relatibus intellecta, ad provisionem eiusdem ecclesiae celerem et felicem, ne illa longae vacationis exponatur incommodis, propensius et sollicitis studiis intendentes, post deliberationem quam de praeficiendo eidem ecclesiae personam utilem ac etiam fructuosam cum fratribus nostris babuimus diligentem, demum ad te, presbyterum, licentiatum in theologia, de legitimo matrimonio procreatum et in aetate legitima constitum, ac fidem Catholicam, iuxta articulos pridem a Sede apostolica propositos, expresse professum, quem praedictus Philippus rex nobis ad hoe per suas nominavit et cui apud nos de vitae munditia, honestate morum, spiritualium providentia et temporahum circumspectione aliisque multiplicum virtutum donis fidedigna testimonia perhibentur, direximus oculos nostrae mentis, quibus omnibus debita meditatione pensatis, te, a quibusvis excommunicationis etc. censentes, eidem ecclesiae de persona tua, nobis et eisdem fratribus ob tuorum exigentiam meritorum accepta, de ipsorum fratrum consilio, apostolica auctoritate providemus, teque illi in episcopum praeficimus et pastorem, curam et administrationem praedictae ecclesiae tibi in spiritualibus et temporalibus plenarie committendo in Ulo, qui dat gratiam et largitur praemia, confidentes quod dirigente Domino, actus tuos, praedicta ecclesia sub tuo felici regimine regetur utiliter et prospere dirigetur, ac grata in eisdem spiritualibus et temporalibus suscipiat incrementa; iugum igitur Domini tuis impositum humeris prompta devotione suscipias, curam et administrationem praedictas sic exercere studeas sollicite, fideliter et prudenter, quod dicta ecclesia gubernatori provido ac fructuoso administratori gaudeat se commissam, tuque praeter aeternae retributionis premium nostram ac dictae Sedis benedictionem et gratiam exinde uberius consequi merearis. Quocirca dilectis filiis, capitulo et vassallis dictae ecclesiae ac clero et populo civitatis et diocesis Middelburgensis per apostolica scripta mandamus, quatenus capitulum tibi tamquam patri et pastori animarum suarum humiliter intendentes, exhibeant tibi obedientiam et reverentiam debitas et devotas, ac clerus te pro nostra et Sedis praedictae reverentie benigne recipientes. et honorifice pertractantes, tua salubria monita et mandata suscipiant humiliter et efficaciter adimplere studeant; populus vero te tamquam patrem et pastorem animarum suarum devote suscipientes et devota honorificentia prosequentes, tuis monitis et mandatis salubribus humiliter intendant. Itaque tu in eis devotionis filios et ipsi in te per consequens patrem benevolum invenisse gaudeatis; vassalli vero praedieti te debito honore pertractantes, tibi fidelitatem solitam necnon consueta servitia et
1) Nicolaas van der Burgt (de Castro), gestorven 17 Juni 1573.



149
iura tibi ab eis debita, integre exhibere procurent; alioquin sententiam sive poenain, quam respective rite tuleris seu statueris in rebelles, ratam habebimus et faciemus auctore Domino, usque ad satisfactionem condignam inviolabiliter observari. Rogatnus, quoque, monemus et hortamur attente praedictum Philippum regem, ac venerabilem f rat rem nostrum archiepiscopum Traiecteusem, ipsi archiepiscopo per eadem scripta maudantes, quatenus te et praedictam ecclesiam dicti archiepiscopi suffraganeam babentes, pro nostra et Sedis praedictae re veren tia propensius commendatos in ampliandis et conservandis iuribus vestris, sic vos benigni favoris auxilio prosequantur, quod tu eorum fultus praesidio in commisso tibi curae pastoralis officio possis, Deo propitio, prosperari, ac eidem Philippo regi a Deo perennis vitae praemiumet a nobis condigna perveniat actio gratiarum, ipseque archiepiscopus provide Dominicam misericordiam ac nostram et eiusdem Sedis benedictionem et gratiam valeat uberius promereri. Nos enim, ad ea quae ad tuae commoditatis augmentum tendere valeant favorabititer intendentes, tibi, facultatem concedimus uta quocumque malueris Catholico antistite, gratiam et communionem dictae Sedis habente, accitis et in hoe sibi assistentibus duobus vel tribus Catholicis episcopis, similes gratiam et communionem habentibus, munus consecrationis suscipere valeas et eidem antistiti ut, recepto prius a te nostro et Romanae ecclesiae nomine fidelitatis debitae solito iuramento, iuxta forman quam sub bulla nostra mittimus introclusam, munus praedictum auctoritate nostra impendere libere tibi possit, facultatem concedimus per praesentes. Volumus autem, ac dicta auctoritate decernimus, quod, si non recepto a te per ipsum antistitem praedicto iuramento, idem antistes munus ipsum tibi impendere, ac tu illud suscipere praesumpseritis, dictus antistes a pontificalis officii exercitio et tam ipse quam tu ab administratione tam spiritualium quam temporalium ecclesiarum vestrarum suspensi sitis eo ipso; propterea alias volumus quod formulam a te sic praestiti inramenti huiusmodi nobis de verbo ad verbum per tuas
patentes literas tuo sigillo munitas quantocitius destinare procures
praedicto archiepiscopo, cui dicta ecclesia Middelburgensis metropolitico iure subesse dignoscitur, nullum in posterum praeiudicium generetur. Datum Romae apud sanctum Petrum, anno Incarnationis Dominicae millesimo quingentesimo septuagesimo sexto, quarto Nonas Iulii, pontificatus nostri anno quinto. Fredericus Cardlis de Medicis Summator ^d&ïssrfi
J. BSOUHE.
Secretaria Brevium (an. 1576 Vol. 84 f. 32).
123. 1579, JANUARI 2. — Gregorius XIII verlengt voor Johannes (Strijen), elect van Middelburg1), nogmaals den termijn, gedurende een jaar, waarbinnen hij de bisschopswijding moet ontvangen, indien althans de troebelen zoo voortduren.
Dilecto filio Johanni electo Middelburgensi Gregorius papa XIII. Dilecte fili salutem etc.
Alias pro parte tua nobis exposito quod, antequam littere provisionis et
1) Als zoodanig benoemd in het Consistorie van 4 Juli 1576; zie Archivalia I, n°. 2052.



150
prefectionis a nobis factaruin de persona tua ecclesie Middelburgensi ad manus tuas pervenissent, tempus suscipiendi a te muneris consecrationis lapsum erat, nee illud propter bellicos isthie tumultus et alias causas turn suscipere poteras, te adversus lapsum temporis hujusmodi per alias nostras in forma Brevis litteras restituimus, reposuimus et plenarie reintegravimus, tibique annum a data ipsarum posteriorum litterarum computandum, quo durante dictum munus suscipere valeres, indulsimus, prout in illis plenius continetur. Gum autum tumultus prefati adhuc vigeant et, ut asseruis, possessionem regiminus et administrationis seu quasi ac bonorum ejusdem ecclesie apprehendere minime potueris, nos tuis in hac parte supplicationibus inclinati, annum prefatum, qui nondum lapsus est, ad alium annum, a fine anterioris computandum, quo durante munus supradictum suscipere omnino tenearis, auctoritate apostolica tenore presentium extendimus et prorogamus. Non obstantibus omnibus illis, que in eisdem posterioribus litteris voluimus non obstare, ceterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae apud S. Petrum etc, die II Januarii 1-579, anno 7a.
Archivalia I, n°. 664. — Dezelfde gunst werd 2 Januari 1530 voor een jaar herhaald; zie Archivalia I, n*. 675.
124. (OMSTREEKS 1580 ?). — a. Rapport over het geschil omtrent de inlijving der proosdij van Meerssen bij de tafelgoederen van het bisdom Roermond, waartegen zich de kardinaal-aartsbisschop van Itheims bij de Curie verzet.
Sua Sanctita puö ricordare, qual fu la pia rnente del re Catholico nel procurar la erettioue de piü vescovati nelle sue terre delli paesi di Fiandra, et che le chiese cosi metropolitane come catbedrali, che havessero ad havere giurisdittione ecclesiastica nelli detti Stati fussero in essi, levando li sudditi di quelli paesi intieramente della giurisdittione delli vicini per essere molti di quelli corrotti nella religione, di maniera che ne ricevevano danno li Stati di Sua Mta., la quale, per evitar maggior danno et emendar quello che ci era, non lo poteva fare, se le chiese non erano dentro delle sue terre; et tanto piü che succedendo molte volte guerra, nascevano infinite disordini, non potendo li superiori ecclesiastici tener la dovuta cura di loro, nè cosi pochi vescovi supplire alia visitatione necessaria delle diocesi loro tanto populose per contenerli nell'ordine et regola ehe si conviene.
Questo non si poteva fare senza pregiuditio di quelli, della cui giurisdittione s'esimevano. Ma perö la santa memoria de Paolo IY, conoscendo quanto pio era il zelo di S. Mta. Catholica in questo, et riconoscendo la necessita, cbe vi era di questa provisione, pigliando per fondamento et essempio da imitare la divisione del vescovato de Bordeaux, che si contiene nel cap. Salvator *) de praebendis, venne a fare la erettione de tanto numero de vescovati nuovi, come hoggi si vede in quelli Stati, ad essempio del contenuto in quel capitulo, pretendendo a questo esempio poterlo fare, et che di quel pregiuditio non si potevano dolere nè pretendere, che se li facesse torto, li interessati poichè era
1) De Constitutie van paus Johannes XXII Salvator noster, d.d. 25 Juni 1317, Extrav. Commun. Lib. III Tit. II cap. V. Daar is echter sprake van de verdeeling van het bisdom Toulouse, en niet van Bordeaux, dat toen werd verheven tot aartsbisdom met vier suffragaanbisdommen.



151
per un beneficio publico, necessita di quelli populi, et per conservar la religion Cattolica in essi.
Fatta la nuova erettione delli vescovati, fu bisogno dotarli, per il cbe si propose di far le unioni d'alcune abatie, prepositure et altri benefitii, con che con inaggior facilita et commodita si puotesse havere quaesta necessaria dote. II che si fece con matura deliberatione, et havendo la felice memoria di papa Pio IV fatto trattare sopra questa unione et dotatione delle chiese in una congregatione de gran numero de cardinali, nella quale era all'hora in minoribus la Santita N. S., havendo durato il trattar questo nella congregatione parècchi mesi, finalmente dopo molta discussione se passorno le unioni in Goncistoro col voto, che dette la congregatione delli predetti R"". cardinali.
Di toccare a questa determinatione fatta in Concistoro „de consilio fratrum", et da un pontehce, che ba autorita di disponere delli benefitii, „quorum dominus est", et havendolo disposto in favor di cosa cosi santa, sen' accusar una determinatione fatta con si matura deliberatione di legierezza et dar capo a che tutti li interessati in questa nuova erettione et molti delli paesi, che malvolentieri vedono questi nuovi vescovati per esser cosa tanto contraria a quel che pretendono d'introdurvi le reprobate sette, procurassero di conturbarlo tutto, onde ne nasceria una graudissima confusione.
Tutto questo se representa per fondamento contra il negocio, che adesso si tratta per parte dell' Illm°. card. de Lorena1), il quale fa instantia, perchè se rivochi 1'unione fatta al vescovato de Ruremonde della prepositura de Mertzem, che è la maggior parte della dote del detto vescovato de Ruremond.
Dice il predetto cardinale, che la bona memoria di papa Pio IV, che fece questa unione, la revocö a instanza del predetto cardinale, quando intese, che in questa unione s'era fatto pregiuditio all'abatia, che il detto cardinale possiede St. Remigii Remensis, et che questa revocatione *) fu con fondamento di .che siano stati donati li beni della detta prepositura dalla regina di Francia Gheberga, figliuola dellimperatore Ottone, cbe era duca de Brabantia, de consentimento del detto imperatore suo padre, et che di piü di questo la bona memoria del poutefice Giulio II ne havesse poi fatta unione perpetua alia detta abadia de s. Remigio con farla prepositura del loco dei Mertzem, sottoposta alia detta abadia di s. Remigio, di maniera che il preposito fusse amovibile ad nutum, pretendendo quasi indur per questo, che non sia beneücio ma officio, dependente meramente dalla detta abadia, dicendo di piü, che se Pio IV, fusse stato avertito di questa donatione et unione, mai havrebbe in contrario di questo fatto la unione della detta prepositura al vescovato de Ruremond.
A questo si potria rispondere, che quel tanto che ha ottenuto il cardinale di Lorena da Pio IY, fu quando il predetto cardinale venne in Roma al tempo che si trattava di dar conclusione al concilio Tridentino, et che molti si potranno ricordare delle cose, che all'hora passarno, et delli termini usati dal predetto cardinale, et ancora delle cause, che all'hora mossero S. Sta. a compiacerlo, et ad usar verso del predetto cardinale de quelli termini, che non piacquero a tutti. Ma peró fu necessario eercar vie estraordiuarie per rimediar a quello
1) Louis de Lorraine, sinds 1574 verkozen aartsbisschop van Rheims, benoemd tot kardinaal 21 Keur. 1578 en gest. 24 Dec. 1588.
2) Bij bulle van 3 Mei 1565; zie boven n°. 105.



152
che molti sospettavano fusse per fare il predetto cardinale, quando non s'havesse cercata via d'intertenerlo.
Si dice piü, che questa pretensa revocatione si fece a parte et non con la solennita, con la quale si fece 1'unione; che di questi beni temporali non s'haveva potuto disponere senza il consentimento di quelli, senza il quale non erano alienabili, nè hehbe poi essecutione questa unione, nè sopravenendo poi le guerre di nuovo fra questi principi si fece altra sollecitatione di questo processo.
Fatta 1'ultima pace in Chasteau Cambresi, l'Illm0. et Revmo. di Lorena, venendo a Bruxeiles per il giuramento della pace, rinorö la instantia simile a quella del cardinale de Lenoncourt per haver 1'essecutione della detta unione, al quale similmente si rispose come al cardinale di Lenoncourt, rimettendosi al processo intentato nella cancelleria de Brabantia per veder, se quelli beni s'havevano potuto o non potuto alienare senza consentimento delli Stati, et sopra altre ragioni, che dal fisco si adducono. Et stando le cose in questo termine, come poco dopoi si venne a fare la dotatione di quelle nuove chiese, trovandosi che quel priorato serviva di poco, et che la mala vita delli religiosi, che vi erano, piü presto dava scandalo che altra miglior frutto, si venne a proponere et fare quella unione del priorato alia mensa episcopale de Ruremond, essendo vicina di la, et per dare al vescovo honesto secesso, nel quale si potesse retirare dopo d'haver fatigato nelli negotii della diocesi. Et havendo pochi giorni sono mons. Illmo. di Lorena fatto procedere contra il vescovo de Ruremond, quando morto che fu il priore, ultimo possessore, si messe nel possesso di detto priorato, facendolo citare fora del paese di Brabante, se averti a S. Sta. [dell'inconveniente, che questo potria portare di mettere in disputa la dote data a questa nuova chiesa de Ruremond per il danno di quella, essendo perö tanto necessaria quella chiesa per essere nel limite contra li Tedeschi, et per il mal esempio, che saria per tutte 1'altre nuove chiese di aprir questa porta. Et si supplicö a S.Sta., volesse rivocare quel tanto che intentava quel canonico di Golonia, et tanto piü che per li privilegii, che ha il ducato di Brabante, non puö nissun suddito di quel ducato esser chiamato a giudicio per nissuna cosa fuora del ducato de Brabantia. II cbe si osserva con tanto vigore da loro, che nè al principe medesimo di quelli Stati permettono che li chiami per trattar con loro fora del ducato di Brabantia, dove bisogna che vada personalmente a trattar con loro ö lui ö il suo locotenente generale, et quantümque lo chiamasse altrove, non compareriano, sicome è anco forzato 1'arcivescovo de Malines per la diocesi, che ha in Brabante, se bene in Malines ha li suoi vicarii et provisori, et che Malines sia in mezzo di Brabante, non piü discosta per ogni parte dal detto Stato d'un miglio o doi al piü, tener altri vicarii et provisori' dentro al ducato di Brabante per quelli che sono di quel ducato. Per il che fu ben mossa S. Sta. far quel Breve, per il quale comandö al predetto canonico, che non passasse piü avanti in quella lite, cosi per non muovere humori per voler infringere quel privilegio, come per non mettere nuova disputa in questo della dote delli nuovi vescovati. Et quando Sua Santita, importunata dalli sollecitatori di monsr. Illmo. di Lorena, volesse haver ragione piü particolare su questo fatto, poichè questo si dice solamente per breve informatione di quanto alia memoria occorre, et non per come tanto corapita, come potriano dare quelli di Brabante, potria S. Sta. scrivere al signor duca



153
d'Alva, dandole aviso di queste pretensioni di mons. Hl"10, di Lorena, le quali intese potria S. Ecc""., far' dar a S. Sta. piü particolare informatione.
b. Rechtskundig betoog voor de geldigheid der inlijving van de proosdij van Meerssen bjj de tafelgoederen van het bisdom Roermond.
Che la bulla della dotatione del vescovato de Ruremond ha clausule efficacissime et non solamente censure ordinarie contra chi vi si opponesse, ma dechiaratione de amissione delli beneficii et privilegii, le quali clausule furono necessarie per evitar simili contraditioni* che volessero far quelli, che per qualsivoglia via volessero pretendere di per haver interesse in queste unioni, et dotationi contradirli et impugnarli; et che havendo potnto et voluto S. S44. levare per le cause, che di sopra si dicono, ogni ragione, che vi potessero pretendere alcuni, non era bene, che monsre. Illmo. di Lorena pigliasse quella occasione della necessita publica per ricercar di S. S**. cosa repugnante a questo santo instituto. Et pare di piü, che sia incorso nelle censure, et pene dechiarate nella bolla dell'erettione et dotatione delle dette nuove chiese, con havervi voluto contradire et opporvisi contra. Et dovria bastare per ogni risposta di quello che di sopra si dice, che non conviene a patto nissuno rivocar in dubio le unioni fatte nè mettere in disputa, se S. Sta. le ha potuto o non potuto fare, etiam in prejudicium tertii, per non mettere in pericolo di disfare una cosa tanto necessaria, come di sopra si dice, per sostenimento della religione in quelli Stati.
Tuttavia per dar'iin poco di risposta a quel tanto che si pretende per la parte delli agenti del predetto cardinale (et questo non per forma de risposta, non vi essendo qui procuratore del vescovo per difendere la sua chiesa, ma solo per informatione) si dice, che la predetta regina Gheberga non potesse far la prima donatione, che pretendono, come regina di Francia, non essendo questi beni del regno, ma del ducato de Brabantia, nè pnoteva rendere questa donatione valida il consentimento dell' imperatore suo padre, come duca de Brabantia, non mostrando che vi sia intervenuto consentimento delli Stati del paese, poichè i duchi di Brabantia et passati et presenti senza questo consentimento delli Stati non possono alienar missuna parte del detto ducato. II che si osserva ancora hoggi tanto strettamente, che essendo stato forzato il re alienar et vendere ad alcuni vassalli suoi alcune parti poco importanti del suo dominio di Brabantia, non 1'ha potuto fare senza il consentimento delli Stati, il quale li hanno dato ancora molto limitato.
Yolendo poi quelli di s. Remigio Remensis raccoglier in virtü della donatione li frutti de quelli terreni di Mertzem et portarli in Francia, sino a quel tempo non lo volsero comportare quelli del paese, et per questo vi si edificorno per il culto divino et remedio dell' anima della predetta duchessa la chiesa et le case, che hoggi vi sono, per il che resto quel luoco un priorato.
II priore si tiene per prelato del ducato de Franchimont, che è incorporato in Brabantia, et come tale è chiamato nella congregatione delli Stati, et molti priori del detto priorato sono stati provisti di quello alia nominatione delli predecessori di Sua Maesta.
Dal che si puö comprendere che quella donatione non fu aprobata dalli Stati, nè dopoi hanno voluto consentire, che ne godessero quelli di s. Remigio, nè che transportassero in Francia li frutti del priorato, se non quanto de facto



154
qualche volta, et senza saputa delli Stati furtivamente ne hanno trausportato.
Questa fu la causa, perchè poi a tempo di Giulio II, di bona memoria, quando lui era amico delli Francesi, secondo all'hora andavano le cose del mondo, captando loro come sogliono l'occasioni, procurorno per assicurarsi di quelli beni 1'unione che fece con assenso et resignatione di un d. Oartello de Berghes, alias de Tripes, prior del detto priorato, della quale unione non havevano di bisogno, se la prima donatione fusse stata valida.
Quando vennero a intimar le bulle di questa unione, li fiscali di Brabante nomine Statuum vi si opposero, et essendo cbe ex veten consuetudine la cancellaria di Brabante conosce della possessione delli beni temporali etiam delli beneficii, si formö nella detta cancellaria sino d'all'hora processo sopra le contradittioni delli fiscali, alligando che questa alienatione delli beni di Brabante non si puoteva fare senza consenso delli Stati, li quali nè nella prima donatione, nè nella unione havevano dato consentimento alcuno.
Successero poi le guerre fra 1'imperatore Carlo V et il re Francesco I di Francia, et mentre queste durorono, resto questa cosa cosi sospesa, et li priori ordinarii come prelati di Brabante hanno administrato quelli beni, non havendo comportato, che fussero transportati in Francia, anzi ne durante la guerra intravano li Francesi in quelli Stati.
Successe poi la pace dell'anno xxix, fatta in Cambray fra li predetti Carlo V et Francesco I, fatta la quale l'Illmo. poi cardinale di Lenoncourt, all'hora abate di S. Remigio, fece instantia grande per ottenere essecutione di quella unione pretensa, dicendo, che per il trattato tornavano alia possessione del suo nelle intrate, che tenevano li sudditi dell'uno nelle terre dell'altro, sopra la qual domanda fu rimesso alia cancellaria de Brabante, dove pendeva il processo, come è detto, con dar commandamento alli giudici di far buona giusticia. Et resto la cosa in questo modo, seguitando il cardinale il processo, cbe poi lascio di sollecitare, come si presuppone per veder fiacche le sue ragioni, atento (hier eindigt de blz. en breekt het betoog af).
Borghese II Vol. 64—65 f. 481—484v. en 487, waartusschen bij vergissing f. 485—486v. is ingenaaid de bewijsvoering.
Op den rug de Spaanschc kanttcekening „Informacion sobre lo de Merzem" 1).
Archivalia I, n°. 2435.
125. 1584, JUNI 9. — Alexander Farnese meldt aan Gregorius XIII den benarden toestand van den bisschop en het bisdom van Roermond en dringt aan op een trouwe uitkeering van het jaargeld, dat de bisdommen van Valencia en Pampeluna daaraan verschuldigd zijn.
Beatissimo Padre.
Fra le grandi necessita et miserie, in che son condutte le cose ecclesiastiche di questi Stati per le continue guerre et persecutioni de gl' heretici passate e presenti, come con altre hö rappresentato alia Santita Vostra, è il vescovato Ruremonde che gia ottant {sic) anni sono non frutta per se stesso cosa alcuna, ne puó tampoco approffittarsi, se non con difficulta, delle pensioni di mille
1) Hieruit, alsook uit bet beroep op Alva, zou men opmaken, dat dit rapport afkomstig is van het Spaansche gezantschap te Rome en vandaar gericht aan de Staatssecretarie.



155
cinquecento ducati, assegnatoli in Spagna sopra i vescovati di Valentia e Pampelone: onde costretto il sudetto vescovo di Buremonde di cercar rimedio conveniente per essereitar il suo carico, restaurar la sua cbiesa et suttentaMl,' ha fatto ricorso da me con speranza di rioeverlo cosi prontamente, come io glie 1'havrei concesso in consideratione del serritio cosi notabile, che ne resulteria alle Maesta divina et humana, et del benefitio, che si verria ad impiegar in un prelato dotato di tante vertü, essemplar vita et di tutte quelle parti, che si richiedono et bastano a renderlo meritevole della sua dignita, se 1'istesso mancamento, distruttione et calamita di qua in generale et in particolare non si opponesse a quella ottima volonta e prontezza, con che 1'haverei gia sovvenuto. II che ló move hora con mia participatione et parer a rieorrer'ai santissimi piedi di Vestra Beatitudine per supplicarla, come faccio ancor'io con ogni maggior humilta et caldezza, che volgendo gl'occhi della sua benignita a cosi santa e pia opera et cosi degna della Sua dementia, come congiunta col servitio di Dio, sia servita d'obligarmi con questa gratia segnalatissima fra le infinite, che le devo, d'admettere alia sua benigna protestione questo buon prelato et rendersi giovevole questa mia non men devota che affettuosa intercessione, con ordinar, ch'egli sia assistito et prövisto di quel snstento necessario, che piü sara servita, o per lo meno che i predetti vescovati di Valenza et Pampelone sieno constretti dall'autorita ecclesiastica di satisfar' alle sudette pensioni ai tempi debiti, cosi il decorso e senza difncolta o dilation' alcuna, atteso che le incorporationi fatte alia chiesa di Buremonde non son vache et i vescovi predecessori di Valenza e Pampelone hanno satisfatto sempre prontamente, come con 1'istesso pretesto et obligo hanno accettato i presenti le predette chiese. Di che io resten» alia Santita Vostra cosi obligato, come sara infinita la consolation mia di veder che cosi giusta pretensione habbi per se stessa et in virtü di questo mio caldissimo offitio trovato quel luogo eh'io spero appresso la clemenza di Vostra Beatitudine, alia quale resto baciando humilmente i santissimi piedi, e pregando Nostro Signore, che le conceda quella lunga e felice vita, che la christianita ha di besogno, et io, suo vero servitore, le desidero. Di Tournay, a 9. di Giugno 1584.
Di Vostra Santita.
L'humilissimo servitore et vassallo
Alessandro Farnese.
Op den rug: Alia Santita di Nostro Signore. Archivalia I, n°. 2278.
126. 1584, NOVEMBER 21. — Wilhelmus Lindanus, bisschop van Roermond, dringt bij den kardinaal-Staatssecretaris (Ptolomeo Gallio) er op aan, dat het hem door het bisdom Yalencia verschuldigde jaargeld worde uitgekeerd, wijl hij daarom erg verlegen is.
S. P. Illme. et Rev.me. domine.
Gum feria sexta superiore Sanct mn*». D. N. salutassem, interrogabam ubinam responsum super libello meo supplici, ante octiduum una cum literis Illmi. principis Parmensis gubernatoris Belgici exhibito, repeterem, respondit post multa se mandatum nuncio suo apostolico in Hispaniis missurum quo Revmum. Palentinum induceret ad solutionem pensionis nostrae 500 ducatorum nobis citra moram faciendam, qui modo in mora est per annos octo vel mini-



156
me septem, licet in pacifica possessione simus, eandem recipiendi non solum a praedecessore ejusdem ecclesiae sed etiam a Revm°. domino Connobio, anno 1579 per Hispaniam collectore pontificio, qui visa bulla assignationis super ecclesia Palentina, sine omni difficultate solveruut, nunquam factae consignatoriae aut ullius alterius mentione. Quod si induci nequeat ut citra litem solvat, cogatur nantare *) et juxta mandatum auditoris Camerae dies illi dicendus erit.
Supplicabam eodem libello supplici, ut Sua Sanctitas Catbolicae Majestati in nostri favorem dignaretur scribere, ut integram pensionem 1500 ducatorum nobis in bulla erectionis assignatam cedere permittat, nee ulterius tertia pensionis pars in auxilia Turcica aut triremium decidatur, cum ducati singuli nobis propter varias impensas sumptusque necessarios vix valeat (sic) sex aut septem reales in Belgio. Quod si in praeterituin impetrari nequeat, saltem in posterum indulgeatur, cum bis nostris omnibus a Christi et Suae Majestatis hostibus spoliati officium episcopale loco tam sterili, bello decennali attrito atque assiduis tribntis militaribus, et iis in clerum gravissimis atque iniquioribus exhausto, diutius vacare nequeamus, vendito etiam quod supererat ex studiis Lovaniensibus et Parisiensibus patrimonio acceptoque mutuo, ut elapsis quatuor proximis annis nos perquam tenuiter sustentaremus et officio, non ambientibus imposito, minime deessemus; licet propter inopiam'neque officialem neque promotorem alere potuerimus.
Quod si Suae Sli. videbitur, posset exemplar literarum dictarum lil™». D. principis Parmensis gubernatoris ad regem transmitti, quo facilius persuadeatur, ut integram nobis pensionem cedere permittat aut saltem aliunde pensionem nobis augeat; u t sit, unde officiariis necessariis stipendia sua persol vamus *) atque officium adeo arduum fideliter impleamus tempore tam difficili, e loco haeresibus infectissimo, et undique capitalibus hostibus infestissimo et periculosissimo.
Valeat diu nobis incolumis Illma. V. D.
Romae, pridie S. Ceciliae, anno 84. Illmae. V. D. deditissimus ad omnia in Christo Jesu obsequia
Wilhelmus Lindanus, ecclesiae Ruraemundanae episcopus indignus.
S. P. 111™. et Rev™. D.
Consultum forte videbitur, ut Smi. Domini nomine literae scribantur ad Revm»m. D. Palentin um, quibus hortetur ad solutionem nobis dictae pensionis faciendam; et nos in curiam hoe solo fine venisse, ut toties per Catholicum regem per annos totos qmnque frustra requisitus, jam tandem per censuras ecclesiasticas cogatur solvere, atque jam nunc coram auditore Camerae adversus ipsum rem institutam.
Ideo etc. •
Deditissimus in Christo Jesu W. Lindanus.
Archivalia I, n». 2136.
1) nantare = pignus auferre
2) Van af: „atque officium", eigenhandig, evenals het postscriptum, dat zich bevindt op een ingelascht blad (f. 250).



157
127. 1686, JANUARI 24. — Clemens Crabeels, bisschop van 's Hertogenbosch meldt aan paus Gregorius XIII, dat hij 13 Januari jl. te Doornik tot bisschop is gewijd en den eed van trouw heeft afgelegd.
Sanctissime Pater.
Accepi literas provisionis episcopatus Buscoducensis duodecima Januarii anni octuagesimi qninti una cum juramenti formula, et sequenti die, videlicet decima tertia, quae fait octava Epiphaniae, virtute earundem munus consecrationis infra Missarum solemnia in capella sancti Michaelis archaugeli, quae est in ecclesia cathedrali Tornacensi, assistentibus Kevm,s. in Christo patribus Dominis Mattheo Moullartio, episcopo Atrebatensi, et Iohanne Six, episcopo Oudemarensi, adhibitis solennitatibns et caeremoniis in similibus adhiberi solitis, juxta tenorem praedicturum literarum ac juramenti formam impensum fuit a Ke vmo. domino Maximiliano Morillon, episcopo Tornacensi. Faxit Deus, ut munus illud, quod suscepimus, sit ad Dei honorem, ecclesiae Buscoducensis et populi aediücationem, ac animae meae salutem. Et Su S. immortales ago gratias agamque dum vivam, de favore ac beneficiis benevole mihi impensis, sperans quod auxiliante Deo Optimo Maximo precibus ac functionibus episcopalibus aliisque piis operibus compensare studebo. Gandavi, 24 Januarii, anno Christi 85.
(Eigenh.): Tuae S. S. obsequentissimus filius
Clemens Crabeels, episcopus Buscoducensis.
Archivalia I, n°. 2187.
128, 1588, APRIL 2. — De Spaansche nuntius Cesare Spetiano aan kardinaal Montalto: over de losmaking der abdij van Tongerloo van de tafelgoederen van het bisdom 's-Hertogenbosch.
Hora finisco di rispondere alle lettere di Y. S. Illma., accusate nell'altra mia dei xxx. del passato, che sara con questa, et dico, che ho longamente trattato con S. Mtu. della disunione del monastero di Tongherlo, gia unito alia chiesa Buscoducense dalla santa memoria di Paolo IY ad' instanza di questa Maesta, quale trovai che servava cosi fresca memoria di questa et altre unioni fatte in Fiandra ad instanza sua a diverse chiese erette in cathedrale, che certo mi maravigliai grandemente di tanta memoria. Et disse, che haveva molte scritture per questa disunione, della quale scrive il medesimo vescovo Buscoducense, contentandosi, che si faccia ancor che sia in danno suo. Fui rimesso al presidente di Fiandra, quale informarö diligentemente, et daro poi aviso di tutto quelle che si fara. Per hora non posso dir'altro a V. S. Illma. se non che dubito che andara in longo la speditione, non solo perchè cosi è 1'ordinario, ma ancbe perché Sa Maesta mi disse, che era negotio da considerarlo molto bene, et poi per esperienza è assai piü difficile in revocarle che in farle, ancorcbé anch'in questo sia longhissimo, come provano spesse volte quelli, che tengono qui negotii. Di Madrid, li II di Aprile 1588.
Spagna Vol. 34 f. 477 (oorsp. eigenh get.). 1) Als zoodanig benoemd in het Consistorie van 3 September 1584: zie Archivalia I. n°. 2053.



III. TEGEN-REFORMATIE (1560—1592).
129. 1560, JULI 1. — Pius IV vergunt aan koning Philips, dat in de Nederlanden elk binnen drie maanden door hem te benoemen geestelijke een kerkelijk beneficie verkrijge, terwijl aan 12 van deze te benoemen personen dispensatie in meervoudigheid van beneflcie's, in gebrek aan leeftijd en in onwettige geboorte mag worden verleend.
Pius episcopus servus servorum Dei carissimo in Christo filio Philippo Hispaniarum regi Catholico salutem et apostolicam benedictionem.
Praeclara Celsitudinis Tuae erga nos et Sedem apostolicam merita necnon assidua in rem christianam studia tua nos inducunt illa Majestati Tuae favorabiliter concedere, per quae gratis et acceptis tibi personis valeat salubritér provideri. Hinc est, quod nos largitiouibus foelicis reeordationis Julii papae III et diversorum aliorum Romanorum pontificum praedecessorum nostrorum erga clarae memoriae Carolum V Romahorum imperatorem genitorem tuum inhaerendo, motu proprio, non ad tuam vel alterius pro te nobis super hoe oblatae petitionis instantiam, sed de nostra mera liberalitate, auctoritate apostolica, tenore praesentium, ut quilibet ex archiepiscopis seu episcopis vel personis in dignitate ecclesiastica constitutis, quos duxeris pro tempore eligendos, pro personis ecclesiasticis per te illis ad hoe infra tres menses, a die tibi factae praesentationis praesentium computandos, nominandis, etiam quaecumque, quotcumque et qualiacumque benefitia ecclesiastica cum cura et sine cura etiam ex quibusvis dispensationibus apostolicis obtinentibus et expectantibus, quorum beneficiorum valores et qualitates ac dispensationum hujusmodi tenores praesentibus pro expressis baberi volumus, ac personas ipsas et earum singulas a quibusvis excommunicationis, suspensionis et interdicti aliisque ecclesiasticis sententiis, censuris et poenis a jure vel ab homine quavis occasione vel causa latis, si quibus quomodolibet innodate existant, ad effectum validitatis nominationis de eis faciendae et aliorum infrascriptorum dumtaxat consequendum harum serie exnunc prout extunc et econtra absolvimus et absolutas fore nuntiamus, in singulis cathedralibus etiam metropolitanis vel collegiatis ecclesiis in Brabantiae, Limburgi, Luxemburgi et Geldriae ducatibus, ac Burgundiae, Plandriae, Arthesiae, Hannoniae, Hollandiae, Zelandiae, Namurci et Zutphaniae comitatibus, necnon Frisiae, Salinarum, Mechliniae, Trajecti Superioris et Inferioris, Transisulanarum provinciarnm et Groningiae dominiis ac aliis oppidis, terris, villis et locis, eisdem ducatibus et comitatibus ac dominiis vicinis adjacentibus et annexiis, patrimonii tui seu de patrimonio tuo hujusmodi existentibus vel ad te quomodolibet spectantibus et pertinentibus, unum canonicatum et unam prebendam et unam dignitatem, seu personatus administrationem vel officium etiam curatum et electivum, necnon unum beneficium ecclesiasticum cum cura et sine cura saeculari, etiam



159
si parrochialis ecclesia vel ejus perpetua vicaria, et cujuscumque taxae seu annui valoris singulorum illorum fructus, redditus et proventüs existant, dummodo aliqua dignitatum in cathedralibus etiam in metropolitanis post pontificale m major aut collegiatis ecclesiis hujusmodi principalis et illae ac canonicatus et prebendae, personatus administrationes et officia ac beneficia hujusmodi dispositioni apostolicae generaliter reservata aut ex generali apostolica reservatione affecta non fuerint, ita quod Majestas Tua unam etiam eandem personam ad canonicatum et praebendam et dignitatem nominare valeat, ac tune canonicatus et prebenda ac dignitas pro uno beneficio tantum reputentur, etiam si ex persona diversorum etiam simul vel successive vacaverint, vel diversas personas administrationem vel officium singularum ecclesiarum hujusmodi, sic quod infra dictos tres menses eaedem personae per Majestatem Tuam nominentur; alioquin praesentes litterae post dictos tres menses-nullius sint roboris vel momenti et babeantur prorsus pro infectis; ita tarnen quod si contingat aliquam seu aliquas ex personis per te nominandis, antequam nominatio hujusmodi sortiatur effectum, ab hac luce decedere, eadem Majestas Tua loco sic defunctae vel defunctarum personae vel personarum aliam vel alias personam seu personas ad canonicatum et prebendam ac dignitatem seu aliud beneficium ecclesiasticum ut praefertur qualificatum, ad quos, quam, rel quod persona seu personae ipsae defunctae nominatae erant, de novo nominare
possit necnon cum duodecim nominandis personis et qualibet earum,
quae unum obtiueant, et cum illo aliud vel absque eis illae et aliae ex dictis personis nullum obtinentibus quaecumque duo curata seu alias invieem incompatibilia beneficia ecclesiastica, etiamsi parrochiales ecclesiae vel earum perpetuae vicariae aut dignitates, personatus, administrationes vel officia in cathedralibus
et metropolitanis vel collegiatis ..... fuerint recipere et etiam quoad
vixerit retinere illaque simul vel succesive, simpliciter vel ex causa permuta-
tionis, quoties cuilibet earundem duodecim personarum placluerit, dimittere
necnon etiam cum duodecim nominandis personis, quae aetatis, ut quam primum vigesimum annum attigerint quamcumque dignitatem, personatum aut cum cura administrationem vel officium et beneficium; qui vero defectum natalinm patientur et ex damnato coitu geniti, si alias ad hoe capaces fuerint, ut hujusmodi dignitatem, non tarnen majores et principales, et quaecumque alia beneficia,
si eis vigore praesentium conferantur, similiter recipere et retinere valeant
eadem auctoritate dispensare concedimus facultatem Non obstantibus
supradictis necnon aliis nostris, per quas voluimus, quod nullus gratiam expectativam extra suam nationem impetrare possit, nisi idioma, quod communiter
ibidem homines loquuntur, intelligat et iutelligibiliter loquatur Datum
Romaè apud S. Petrum, anno Incarnationis Dominicae millesimo quingentesimo sexagesimo, Ealendas Inlii, pontificatus nostri anno primo. Borghese IV. 157 f. 103—104 (iets later afschr.). Archivalia I, n°. 4284. — Vgl. Pasture Inventaire, p. 205.
180. 1560, SEPTEMBER 23. — Pius IV bevestigt Nicolaas van Herderen, die van de Predikheeren-orde naar het Benedictijner-klooster van Pelwerd overging, als proost van het Benedictinessen-klooster van Klaarwater.
Dilecto filio Nicolao ab Herderen, preposito monasterii mouialium ad



160
Glaras Aquas terre Geldrie ordinis Benedicti Trajectensis diocesis, bachalario in theologia.
Dilecte fili salutem etc. Exponi nobis nuper fecisti, quod dudum, postquam venerabilis frater Jeronimus archiepiscopus Consanensis1), tune in partibus illis apostolice Sedis nuntius, per eum accepto, quod in Felwerde propre Dammen') terre Gronigensis ordinis sancti Benedicti Monasteriensis diocesis et di versa alia partium illarum monasteria omnibus se religiosis professis, maxime presbiteris, qui ibidem divina officia celebrarent ac verbum Dei populo predicarent, destituta existebaut et in dies magis ac magis, ex quo pauci ad religionem aspirabant et illam iugrediebantur, destituebuntur, his rationibus et supplicationibus dilecti filii Goswini ejusdem monasterii in Felwerde abbatis motns, volens in premissis opportune providere, eidem Goswino abbati, ut aliquos cujusvis etiam Mendicantium ordinis probate vite et sane doctrine religiosis monasterium in Felwerde predictam ingredi et in eo proffessionem emittere sponte cupientes recipere ac religiosis ipsis, ut ad ordinem sancti Benedicti et monasterium in Felwerde hujusmodi se transferre et in eis profiteri possent, sufficienti ad id, ut asserebat, per dicte Sedis literas facultate munitus, licentiam et facultatem concesserat; tuque ordinem fratrum Predicatorum expresse professus, licentie predicte vigore ad monasterium in Felwerde ac ordinem sancti Benedicti hujusmodi te traustuleras ac ibidem professionem inibi emitti solitam expresse emiseras. Tune monasteriorum dicti ordinis sancti Benedicti per Frisiam et Geldriam constitutorum congretationis ejusdem sancti Benedicti deputati visitatores in visitatione, quam faciebant, invenientes preposituram monasterii monialiumad Claras Aquas dicti ordinis sancti Benedicti Trajectensis diocesis in Frisia constituti ante (non)nullos menses vacavisse et tune vacare, ac considerautes tuam in sacris literis eruditionem, fame intëgritatem, ingenii felicitatem, economie studium et religionis monastice disciplinam, habita super his cum tune congregationis Bursveldensis *) dicti ordinis sancti Benedicti monasteriorum abbatibus per dictam Frisiam commorantibus 'deliberatione matura, te in qnadragesimo tue etatis anno tune constitutum eidem monasterio ad Glaras Aquas illiusque monialium conventui et collegio prefecerunt, tuque ab eisdem monialibus de earum unanimi consensu in earum prepositum receptus et per loei ordinarium confirmatus fuisti ipsique monasterio ad Claras Aquas ac illius monialibus per biennium vel circa prefuisti. Gum autem, sicut eadem expositio subjungebat, ab aliquibus revocetur in dubium, an nuntius, visitatores et abbates predicti ad premissa faciendum sufficienti essent facultate muniti, et propterea pro illorum subsistentia firmiori nobis supplicari feceris, ut illa - confirmare et approbare de benignitate apostolica dignaremur, nos igitur, qui monasteriorum quorumlibet, presertim monialium et aliorum religiosorum locorum prosperum et felicem successum ac salubrem directionem sinceris exoptamus affectibus, literarum, scripturarnm et instrumentorum quorumcumque super premissis et eorum occasione quomodolibet confectorum tenores
1) Hieronymus Huzzarelli, aartsbisschop van Conza, nuntius bij Karei V, van 45 Maart 1554 tot 28 Augustus 1556. Vgl. Archivalia I, p. 743.
2) Feldwerd, doorgaans Oldeklooster bij den Dam genoemd.
3) Over de Congregatie van Bursfeld: Moll, Kerkgesch. v. Nederland voor de Hervorming, Ipi p. 185—190.



lol
presentibus pro sufficienter expressis habere teque gratioso favore prosequi volentes et a quibusvis exeommunicationis, suspensionis et interdicti aliisque ecclesiasticis sententiis, censuris, et penis a jure vel ab homine quavis occasione vel causa latis, si quibus quomodolibet innodatus existis, ad effectum presentium dumtaxat consequendum, harum serie absolventes et absolutum fore censentes, tuis in hac parte supplicationibus inclinnati, delectarum in Christo filiarum medietatis conventus dicti monasterii monialium ad id accedente assensu, licentiam et facultatem nuntii ac translationem, professionis emissionem, prefectionem, receptionem et confirmationem predictas ac, prout illas concernunt, omnia et singula in literis, scripturis et instrumentis predictis quomodolibet contenta tenore presentium approbamus et confirmamus ac perpetua roboris firmitate subsistere suosque plenarios effectus sortiri et per quoscumque quos et quomodolibet concernunt et concernent in futurum inviolabiliter observari tibique suffragari et ita per quoscumque judices et commissarios quavis auctoritate fungentes, sublata eis et eorum cuilibet quavis aliter judicandi et interpretandi facultate et auctoritate, judicari et diffiniri debere, ac quidquid super his a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attemptari, irritum et inane decernimus omnesque et singulos tam juris quam facti defectus, si qui forsan intervenerint in eisdem, sqpplemus. Quo circa dilectis filiis Werdenensis Coloniensis et in Voswert Trajectensis diocesis monasteriorum abbatibus ac preposito ecclesie sancti Lebuini Daventriensis per presentes commitimus et mandamus, quatinus ipsi vel duo aut unus eorum per se vel alium seu alios presentes literas et in eis contenta quecumque, ubi et quando opus fuerit ac quotiens pro parte tua fuerint requisiti, solemniter publicantes tibique in premisses efficacis deffensionis presidio assistentes faciant auctoritate nostra te approbatione, confirmatione et decreto predictis ac presentibus literis pacifice frui et gaudere, non permittentes te desuper contra eorumdem presentium tenorem per quoscumque quomodolibet indebite molestari, contradictores quoslibet et rebelles per censuras et penas ecclesiasticas ac alia opportuna juris et facti remedia, appellatione postposita, compescendo necnon legitimis super his habendis servatis processibus censuras et penas ipsas etiam iteratis vicibus aggravando; invocato etiam ad hóe, si opus fuerit, auxilio brachii secularis, non obstantibus felieis reeordationis Bonifacii pape VIII predecessoris nostri, qua cavetnr, ne quis extra suam civitatem vel diocesim nisi in certis exceptis casibus et in illis ultra unam dietam a fine sue diocesis ad judicium evocetur, seu ne judices a Sede apostolica deputati contra quoscumque procedere aut alii vel aliis vices suas comittere presumant et Concilii generalis de duabus dietis, dummodo ultra tres dietos aliquis auctoritate presentium ad judicium non trahatur, et quibusvis aliis constitutionibus apostolicis necnon monasteriorum et ordinum hujusmodi, etiam juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis, statutis et consuetudinibus contrariis quibuscumque; aut si aliquibus communiter vel divisim a predicta sit Sede indultum, quod interdici, suspendi, vel excommunicari non possint per literas apostolicas, non facientes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto hujusmodi mentionem. Datum Rome apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die xxni Septembris MDLX, pontificatus nostri anno primo.
Brevia Datariae, Vol. 65, f. 467—468».
11



162
131. 1561, MEI 10. — Pius IV verzoekt koning Philips toe te staan, dat de commissaris der Sint-Pieterskerk te Rome, die in de Nederlanden werkzaam is, daar van zijne volmachten gebruik make. (Evenzoo aan de landvoogdes Margaretha).
Charissimo in Christo filio nostro Philippo Hispaniarum regi Catholico Pius papa Quartus.
Charissime in Christo fili noster salutem et apostolicam benedictionem.
Dilecti filii curatores venerande basilice principis Apostolorum, quae in Vaiicano admirando opere et ingentibus sumptibus exstruitur, impetrare a Majestate Tua cupiunt, ut commissario ab eis in Flandria constituto liceat in iis, quae sub ditione tua sunt, oppidis et locis uti facultatibus, quas ad ipsam basilicam exaedificandam habuerunt a foelicis reeordationis predecessoribus nostris, quas nos ipsi confirmavimus. Quarum postulationi tam justae et piae Majestatem Tuam pro sua aequitate et religione et ipsius beati Apostolorum principis reverentia facilem praebituram esse consensum, minime dubitamus. Sed tarnen cum ad nostrum officium pertineat omnibus in rebus et in hac praecipne ipsius sanctissimi Apostoli, cujus sanctae Sedi, licet tanto loco indigni, praesumus, honoris curam quam maximam habere, hortandam in Domino Majestatem Tuam duximus et rogandam, nt eorum desiderio, sicut pinm et Catholicum regem decet, cum honoris turn etiam animae tuae causa satisfacias ac tuae voluntatis dilectam in Christi filiam nobilem mulierem Margaritham de Austria, Flandriae Gubernatrici, certiorem facias. Quod quanto prolixius et cumulatius feeeris, tanto magis tibi ipsum coeli janitorem obstrinxeris. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die decima Maji millesimo quingentesimo sexagesimo primo, pontificatus nostri anno secundo. Archivalia I, n«. 546—547.
132. 1561, MEI 18. — De kardinaal-legaten van het Trentsche Concilie noodigen, op verlangen van den paus, Dr. (Wilhelmus) Lindanus dringend tot bijwoning van het Concilie uit.
Al dottor e Lindano, de li signori legati. Magnifice amice carissime.
Ex litteris, quas Roma proxime accepimus, Sanctissimum Dominum Nostrum summopere optare cognovimus, ut huic sacro Concilio Tridenti celebrando vos quoque intersitis; quippe qui speret fore, ut causa religionis vexata et pene perdita doctrina, religione ac probitate vestra non parum adjuvetur. Quod quidem Sanctitatis Suae juditium ac voluntatem quanti facere debeatis, cum satis vos per vos ipsos intelligere confidimus, pluribus vobiscum hac de re non agemus, praesertim cum de eadem ad 111™»» ac Revmum. cardinalem Atrebatensem accurate scripserimus. Illud tantum addemus, nihil per vos hoe tempore agi posse, quod aut Sanctitati Suae Eique, cujus ipse in terris vicem gerit, Deo, gratius, aut nobis optatius aut denique vobis ipsis gloriosius utiliusve futurum sit, quam si omnem curam, diligentiam atque studium ad hanc publicam causam suscipiendam intenderitis. Quod ut faciatis, nos pro munere nostro, non modo amanter vos hortamur, sed etiam vehementer rogamus. Atque illud in primis cupimus (et) a vobis tum nostro turn ipsius Sanctissimi Domini Nostri nomine petimus, ut huc vos quam primum (quod



163
commode- vestro fieri possit) conferatis, ubi vos profecto cum eam, quam optamus simul et speramus, operam causae publicae praestiteritis, (tum) vestri amantissimos, et cupidos invenietis. Quo vero citius commodiusque possitisvos in viam dare, centum aureos nummos istic vobis pro viatico statim numerandos cura vi mus. Vestrae nunc partes erunt nihil potius habere, quam ut Sanctissimi Domini Nostri volnntati obtemperetis et opinioni de vobis conceptae plane respondeatis. Valete. Tridenti, XV. Kal. Junii 1561.
Archivalia I, n°. 794.
133. 1561, JUNI 9. — De nuntius Commendone aan den kardinaal-staatssecretaris: over de Bajanistische beweging in de Nederlanden, die spoedig en voorzichtig moet worden gedempt, waartoe het raadzaam is, twee Leuvensche godgeleerden naar het Concilie van Trente op te roepen >).
Di Mons™. Commendone al S'. Cardinale di Mantua, recevuta questo a Me rcordi, (gli) XXV di Giugno.
Sono tardato di scrivere a V. S. IIlma. e Rma. alcune cose dei teologi di Lovania, per poterne mandare insieme le scritture, che ora le mando, perchè a me sono parse di momento assai e principio di gran male, specialmente a questi tempi. Cominciö gia alquanti di un Michele Bay, huomo molto ben letterato, atenere nuove opinioni del libero arbitrio, e dell'opere, e d'altri articoli ancora, et a lui s'aggiunse poi un Giovanni d'Hessels, similmente persona di gran dottrina e di vita esemplare, i quali subito, che furono creati dottori, insegnarono publicamente la loro dottrina, e continuarono piü anni; se ne ritennero poi, e la cosa pareva essere assai ben quietata, finchè ultimamente è nata contenzione fra certi loro scolari, frati di S. Francesco, ed altri frati del medesimo Ordine sopra queste opinioni, la qual contesa è cresciuta tanto, che da alcuni frati dell' opinion' antica è stata procurata dalla Sorbona di Parigi la condennatione di tale dottrina ridotta in XVIII articoli. Oude gl'altri frati, veduta la censura, sono ricorsi alli loro maestri di Lovanio, e li hanno stimolati di nuovo a difendere le loro positioni, ed a scrivere contro la censura Parigina: com'essi subito hanno fatto, provocando anco li Sorbonisti a rispondere, e si dice, che hanno apparecchiati piü libri per fare imprimere. Ed il rumore va bollendo ogni di piü; e nella presente occasione del Concilio 1'uno e 1'altro di questi dne dottori desiderano sopra tutte le cose del mondo di venirvi. E gia intendo, che vi sono stati destinati per nome della facolta teologica, dove non è dubbio, che vorranno mostrarsi, e se saranno lasciati dire, susciteranno gran rumore, specialmente in Germania, se no i principi Protestanti ne piglieranno occasione di paliare tanto piü la loro contumacia, e quando bene si provedesse, che i suddetti dottori non venissero a Trento, publicheranno in ogni modo li loro scritti. E senza scritti o stampe è gia sparsa in molti la loro dottrina, ed in
1) Zie Nuntiaturberichte aus Deutschland, Abth. II, Band I, (1897) uitgeg. doorS.Stainberz- — Be hoogleeraren van Leuven, Cornelius Iansenius (de oudere), Michael Bajus (de Bay) en Ioannes Hesselius (Hessels) zijn werkelijk naar Trente afgevaardigd gedurende het derde tijdvak van dit concilie, maar de twee laatsten niet als pauselijke theologen, gelijk Commendone had gewenscht, maar als koninklijke theologen (Séminaire historiquf de Lnuvain; traveaux pendant 1'année académique 1912—1913 (1914) p. 412).



164
tal caso, ovvero quando fossero al quanto severamente trattati, si puö forse dubitare di qualche alienazione, ed apostasia; il che per la molta riputazione di costoro non seguirebbe senza gran ruina di questi paesi, cbe da piü parti vanno vacillando, nè senza piacere, e commodita degl'eretici, i quali benchè mostrino disprezzare i nostri scolastici, nondimeno se alcuno passa da noi a loro, lo stimano grandemente, e se ne vagliano molto, perchè ora mai hanno pochi uomini veramente dotti, non legendo essi se non libri de Martino, e di Filippo, e di simili autori, e fuggendo la fatica della via scolastica, tanto che in tutta Sassonia non ne bo trovato altri che un dottore Alrerio apostata. Io non affermo perciö, che questi dottori, de quali scrivo, sieno per fare un simil fallo; ma quando è la peste, ogni piccola infermita, non che unatale, suole facilmente convertirsi in peste; ed io intendo, che il Ruvardo *), riprendendoli, era usatodidire, che non aspettava da loro altro che un scisma; oude prolongö anco loro assai il grado del dottorato. E veramente pare, che sieno molto amatori del loro sapere, se bene per altro huomini buoni e modesti; ma lasuperbiadiciascunoconsiste nella professione, ch'ei fa; nel resto 1'uomo sopporta facilmente ogni cosa. Trovano costoro la mala disposizione dei tempi principalmente circa tali articoli, ed oltre il conoscersi dotti e con molti discepoli; hanno la maggior parte de licentiati e bacilieri dal canto loro, e quasi la meta de dottori. Anzi essendo stati creati tre dottori dell' opinion e antica vescovi di questi nuovi vescovadi, costoro vengono a restare quasi padroni della faculta teologica, e non so se forse questa nominazione delli altri abbia loro causato qualche sotegno. Nell' epistole, che sono nel fine dell' alligata scrittura, il sudetto dottore Michele mostra gran sommissione alia Sede apostolica; ma cercando io di conoscere la verita, mi è venuta alle mani una censura fatta in commune dalla facolta teologica di Lovania pochi di sono sopra 1'opinione d'un dottore, fra le quali è un' articolo, del quale io mando la copia s) a V. S. Illma. Di piü intendo, che il medesimo dottore Michele, ragionandosi di fare un' officio nuovo, il quale servisse per tutte le diocesi, ha detto, che il papa non si doveva ingerire nelle diocesi d'altri, ma solo „confirmare fratres". II dottore Giovanni è ora decano della facolta, e quando io passai la seconda volta per Lovanio, venne a visitarmi insieme con un altro dottore detto Tiletano s). Ed io dopo varii ragionamenti riducendoli a tal proposito con ogni possibile humanita e destrezza, trattai con essi loro in universale della novita circa la religione e del scandalo, e del pericolo, che ne nasceva, massimamente in si' fatti tempi, e quanto ci era necessario, „ut essemus unanimes idipsum scientes, nihil per contentionem, neque per inanem gloriam, sed in humilitate superiores sibi invicem arbitrantes" *), con molte altre simili parole, il che e 1'uno e 1'altro mostro di ricevere in molto buona parte. II Tiletano, poco dopo la sua partita mi scrisse una pollizza, escusandosi, e commendando 1'ufficio fatto. Ma quel Giovanni dopo sei giorni o sette mi mandö nel Hui una lettera, della quale la copia 5) sara con questa, che dell'altra del Tiletano non fa bisogno. V. S. IU"». vedra, come costoro vorrebbono pure discendere al particolare dei loro articoli et a concesse, e
1) Ruard Tapper.
S) Hierbij niet aanwezig.
3) Joost Ravesteyn, bijgenaamd Tiletanus, als geboortig van Thielt.
4) Ad Philippens. II, 2 en 3 (Vulgaat).
5) Niet aanwezig.



165r
come si dimostrauo pieni e desiderosi di rompere. Io, ricevuta Ia lettera, e coosiderando non esser servizio della religione nè d'irritargli, nè di commendargli con mie lettere, nè manco di multiplicare in scritture sopra di cio, presi 1'opportunita della partita, che io faceva allora per Liege e dissi a colui, che m'aveva portata la lettera, come egli vedeva, ch'io non potero rispondere, e lo pregai a salutar molto per nome mio il dottore, dicendogli cheiodesideravo grandemente di potergli far servitio, e cosi lo mandai ben soddisfatto. Nondimeno io avevo quasi in animo di ritornare per Lovanio; ma ritrovato poi per viaggio in Brussel il p. Ererardo, provinciale de' Jesuiti, habitante in Lovanio e suo amico, presi subito espediente di fare per tal mezzo salutare di nuovo questo dottore, e dirgli, che io per la misera condizione de' tempi mi dolevo solo d'udire, che in una universita, ch' è gran sostenimento della fede Cattolica, si dica essere contentione, si che li nemici nostri se ne vantino e se ne prevaglino, e che nel ragionamento, che io avevo fatto seco, il desiderio e 1'intentione mia era stata ed era ancora 1'istessa, che io non dubitavo esser la sua, e di ciascun buon christiano: „ne aemulationes, detractationes, inflammationes sint inter nos, sed omnis doctrina ad aedificationem"1), e lontana da ogni scandalo, e laudai particolarmente la buona vita ed erudizione, che io intendevo di lui, di modo che egli ha sin da Lovanio mandato hieri in Anversa a ringraziarmi con molte parole, mostrandosi desideroso d'ajutare la religione Cattolica. Io temo perö, che fra poco tempo, se non vi si ripara, sia per uscire in ogni modo questa fiamma, poichè subito gionto il Generale di s. Francesco, che s'aspetta per fare un Capitolo provinciale in Fiandra, li frati non solo per 1'emulazione circa la dottrina ma per 1'eletione del provinciale, al quale grado concorrono due, uno per ciascuna di queste fattioni, senza dubbio faranno gran rumore. E gia quelli che difendono 1'opinione antiqne, minacciano di volerne scrivere a Roma et accusare gl'avversarii di eresia, e dicono d'avere in mano le condemnatione auttentiche di questi articoli fatte da grandi universita. Ond'io riverentemente dico a V. S. Illma., che forse sarebbe bene d'impedire che tal foco non s'accendesse in queste parti, e prima che i frati comincino a moversi procurare, che Nostro Signore commettesse loro silentio sopra tali articoli, rivocando ogni cosa a se, e che insieme Sua Santita per cagione del Concilio chiamasse quanto prima dall' universita di Germania, o almeno da queste due principali: Colonia e Lovanio, alcuni dottori a Trento, et in cio si facesse di modo, che li due suddetti di Lovanio venissero, perchè io non dubito, che V. S. Illma. colla sua somma prudenza, autorita e destrezza potrebbe costi estingüere questo incendio assai piü pericoloso, che non pare. Essa conosce, che queste nuove opinioni fanno come le febri ethiche, cbe da principio sono facile a curare, e se non si stimano, in progresso di tempo non ricevono rimedio. Tuttavia io mi rimetto al suo sapientissimo giudizio; solo dirö che quando la stimi essere conveniente di provedere a questo, ènecessario insieme, che si faccia tosto e con molta segretezza, perchè io son certo, che
se costoro ne avessero notizia, non si giovarable punto al negozio
D'Anversa, alli ix di Giugno 1561.
Archivalia II, n°. 74. — In ons hs. staat vooraan f. 84: „Ex tomo signato lit.A. parte prima epistolarum legatorum Concilii Tridentini tempore Pii papae IV", pag. 42.
1) II ad Cor. XII, 20 (Vulgaat).



166
184. 1561, JULI 31. — De kardinaal-legaten van het Trentsche Concilie antwoorden op een brief van Dr. (Wilhelmus) Lindanus, wiens ijver en bekwaamheid zij prijzen, doch wiens voorstel aangaande bezoldiging der naar het Concilie af te vaardigen theologen zij alsnog in beraad houden.
Al dottore Lindano, dei signori legati. Magnifice et reveveude amice carissime.
Cum primum litterae vestrae nobis redditae sunt, curavimus eas ad Illmum. cardinalem Borromeum perferendas, ut possit ex ipsis Sanctissimus Dominus Noster tota ratio voluntatis vestrae apertius explicari. Placuit sane Beatitudini Suae, vos mentem atque animum vestrum, ut erat ingenii probique viri, libere significasse. Et quidem turn Sanctitas Sua turn nos omnes de virtute doctrinaque vestra optime sentimus atque etiam existimamns, ita vos de religione christiana meritos esse, nt sitis honestissimis quibusque stipendiis atque premiis maxime digni. Sed quoniam res haec ad mul tos pertinere videtur, propterea quod Sanctitas Sua habet in animo plures alios theologos ad Concilium accersire, decrevit eatenus differri deliberationem hanc debere-, quoad de ipsorum numero certum deliberatumque fuerit, quo rectius possit de stipendio illis dando constitui. Eo vero tempore totius negotii certiores in primis vos faciemus. Interim vestram in Catholicam ecclesiam propensam voluntatem ac studium valde commendamus, atque eo nomine vobis plurimum devincti sumus,. utque jam non conservetis solum, verum etiam (si fieri potest) summo hoe. et difficillimo ipsius tempore augeatis, vos magnopere hortamur. Id si feceritis, quemadmodum pro vestra bonitate confidimus, habebitis quidem nos ad omnia vestra commoda paratissimos. Tridenti, II. Kal. Sextiles, 1561. Archivalia I, n». 798.
135. 1561, NOVEMBER 18. — Pius IV aan Granvelle, in wiens bescherming hij de Nederlandsche provincie der Jezuieten dringend aanbeveelt, tot afwering van de ketterij.
Gedr. Delplace, L'établissement de la Compagnie de Jésus dans les Paus-Bas (Bruxelles 1887), p. 63.
186. 1562, JANUARI 1. — Pins IV verleent aan Philips II, evenals Leo X indertijd aan Karei V verleende, het levenslange voorrecht, dat in de Nederlanden niemand tot abt of overste mag worden aangesteld zonder 'skonings voorafgaande goedkeuring en dat tot andere waardigheden in kerken en kloosters slechts 'skonings onderdanen of hem welgevallige personen mogen benoemd worden.
Charissimo in Christo filio nostro Philippo Hispaniarum regi Catholico. Charissime in Christo fili noster salutem etc.
Dnm mente recolimus indefesse sollicitudinis studium laboriosamque operam per clarae memoriae Carolum quintum, Romanorum imperatorem, genitorem tuum, pro fidei Catholicae defensione contra illius hostes nullis laboribus et expensis parcentem animo indefesso, dum in humanis ageret, diligenter suscepta Tueque Majestatis, per illius vestigia gradientis, in nos et Sedem apostolicam sinceram devotionem, dignum, quin potius debitum reputamus, ut eandem Majestatem Tuam non minori favore quam nostri predecessores ipsum genitorem tuum prosequuti sunt, pio affectu prosequamur. Dudum siquidem pro parte ejusdem Caroli



167
imperatoris, tune ia humauis agentia, felieis reeordationis Leoni pape X, pre» decessori nostro, exposito, quod si sibi, donec in sinceritate fidei ae unitate sancte Romane eeclesie necnon obedientia et devotione sua ac successorum suorum Roniauorum pontificum canoniee intrantium persisterety concederetur, quod nullus ad dignitates abbatiales aut quornmeunque monasteriorum, etiam per priores aut prepositos regi et guberuari solitorum, regimina infra districtus archiducatus Austriae, cujus etiam tune arebidux erat, ac dncatuum, rnarebionatuum et comitatuum dominiorumque suorum temporalium et aliorum, preterquam in Neapolitano et Hispaniarum regnis cousistentes, per eundem predecessorem aut Sedem apostolicam seu ejus legatos vel nuneios prefiei nee illis de quorumcumque personis quovis modo providere posse, nisi babitis prius per eundem predecessorum aut Sedem eandem intentione et consensu suis, de personis idoneis ad hujusmodi dignitates et regimina promovendis, de aliis vero dignitatibus, videlicet secularibus, principalibus et regularibus convcntualibus, infra dietos districtus non nisi de locis sue ditioni subjectis existerent aut sibi gratis et acceptis de aliis oriundis provideri, neenon gratie expectative et speciales reservationes cum quibusvis ex illis descendentibus provisionibus et providendi mandatis infra eosdem districtus personis dumtaxat, que locorum eorundem districtuum alienigine vel extrauei non forent, nisi forsan suus consensus aliis personis super hujusmodi gratiis obtinendis suffragaretur concedi, ac monasteria ac dignitates hujusmodi ceteraque beneficia ecclesiastica secularia et regularia dictorum districtuum, eum vacassent, nullatenus cuique comruendari ae mandata apostolica juxta formam capitoli: „Mandatum"1) et duorum decretalium immediate sequentium, pro tempore in partibus Flandriae en Arthesie concessa, cum ibidem gratie expectative locum haberent, de cetero etiam nullatenus recipi, concedi et admitti deberent nee possent ex hoe ad magis reverendam eandem Rotnanam ecclesiam ae sua et dicte Sedis mandata exequenda invitaret ipsorumque mandatorum statui et indemnitati plurimum consuleretur ac pro ejus parte eidem predecessori humiliter supplicato, ut premissa'sibi' concedere atque in premissis opportune providere de benignitate apostolica dignaretur, prefatus predecessor, hujusmodi supplicationibus inclinatus, eidem Carolo imperatori, quod de cetero, quandiu ageret in humauis et in sinceritate fidei ac unitate Romane ecclesie necnon obedientia et devotione sua ac successorum suorum Romanorum pontificum canoniee intrantium hujusmodi persisteret, nullus ad dignitates abbatiales aut quorumcunque monasteriorum, etiam per priores aut prepositos regi et guberuari solitorum, regimina infra districtus archiducatus Austriae ac ducatuum, marchionatuum et comitatuum aliorumque dominiorum suorum prefatorum, preterquam in Neopolitano et Hispaniarum regnis hujusmodi, consistentiuui, per eum aut Sedem prefatam seu ejus legatos vel.nuncios prefiei nee illis de quorumcumque personis quovis modo provideri posset, nisi habitis prius per eum aut Sedem eandem intentione et consensu suis de personis idoneis ad hujusmodi dignitates et regimina promovendis, de aliis vero dignitatibus, videlicet secularibus principalibus et regularibus conventualibus infra predictos districtus non nisi de locis sue ditioni subjectis existerent aut sibi gratis et acceptis de aliis locis oriundis provideri, necnon gratie expectative et speciales reservationes cum quibusvis ex ilbe descendentibus provisionibus
1) Decrct. üregorii IX, Lib. I, Til. III, cap. XXXVIII.



168
et providendi mandatis infra eosdem districtus personis dumtaxat, qne locorum eorundem districtuum alienigene vel extranei non forent, nisi forsan suus consensus aliis personis super hujusmodi gratiis ohtinendis suffragaretur, concedi ac monasteria et dignitates hujusmodi ceteraque beneficia ecclesiastica secularia et regularia dictorum districtunm, cum vacassent, nullatenus cuique commendari ac mandata apostolica juxta formam capituli «Mandatum" et duorum decretalium, immediate sequentium, pro tempore in partibus Flandriae et Arthesii concessa, cum ibidem gratie expectative locum haberent, extunc de cetero etiam nullatenus recipi, concedi et admitti deberent nee possent, per suas litteras concessit et indnlsit. Et insuper provisiones, prefectiones, collationes, commendas et quasvis alias dispositiones contra premissa etiam per predecessorem et Sedem hujusmodi etiam consistorialiter quibusvis personis etiam sancte Romane ecclesie cardinalibus pro tempore factas et inde secuta quecumque necnon processus pro tempore habitos, etiam quascumque censuras et penas in se continentes, nullus roboris vel momenti fore ipsisque processibus minime intendendum sive parendum esse, necnon censuras et penas hujusmodi quampiam arctare, sed illas et processus pro infectis penitus habere debere ac eisdem litteris per eum aut Sedem prefatam etiam motu proprio et ex certa scientia ac de apostolice potestatis plenitudine etiam de fratrum nostrorum consilio nullo modo derogari posse nee illis derogatum censeri, nisi id per nuncium seu per litteras apostolicas sub plumbo trinis vicibus, ita ut super qualibet vice trimestre intercederet, sibi significatum foret, et non alias aliter nee alio modo, sicque per quoscumque causarum palatii apostolici auditores et judices in Romana curia et extra eam judicari, sententiari et diffiniri debere, sublata eis quavis alia judicandi, sententiandi et diffiniendi facultate, irritum quoque et inane, si secus super his a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attemptari, decrevit et declaravit, prout in eisdem litteris plenius continetur. Cum autem, sicut nobis nuper exponi fecisti, tu eidem Carolo imperatori in archidiaconatu, ducatibus, marchionatibus, comitatibus et dominiis prefatis successeris et premissa ex eisdem causis, propter quas illa prefato Carolo imperatori per dictum predecessorem concessa fuerint, tibi, quandiu vitam egeris in humanis et in unitate sancte Romane ecclesie necnon sinceritate fidei ac devotione et obedientia nostra ac successorum nostrorum Romanorum pontificum canoniee intrantium perstiteris, etiam per nos concedi etindulgere cupias, nos ad preclara tua et dicti Caroli imperatoris necnon progenitornm vestrorum gesta ac in nos et Sedem prefatam devotionis sinceritatem et eximiam fidei constantiam debitum respeetum habentes, necnon prefatarum litterarum veriores tenores presentibus pro sufficienter expressis habentes, supra dictis rationibus moti ac hujusmodi supplicationibus inclinati, tibi quod de cetero, quandiu in humanis egeris et in sinceritate fidei ac unitate dicte Romane ecclesie necnon obedientia et devotione nostra et successorum nostrorum Romanorum Pontificum canoniee intrantium hujusmodi persisteris, quod nullus ad dignitates abbatiales aut quorumcumque monasteriorum regularium, etiam per priores aut prepositos regi et gubernari solitorum, regimina infra districtus archiducatus Austriae necnon ducatuum, marchionatuum et committatuum aliorumque dominiorum tuorum in partibus Inferioris Germanie sen Belgice ditionis comprehensorum ac se cum suis limitibus et dippendentiis extendentium per eundem Carolum imperatorem tempore concessionis sibi facte



169
hujusmodi obtentorum et per Majestatem Tuam in dicta Inferiore Germania hactenus acquisitorum et que de presenti possides in dictis partibus dumtaxat, non tarnen in Neapolitano et Hispaniarum regnis predictis ac ducatu Mediolanensi consistentibus, per nos aut Sedem prefatam seu ejus legatos rel nuncios prefiei nee illis de quorumcumque personis quovismodo provideri possit, nisi habitis prius per nos aut Sedem eandem intentione et consensu tuis de personis idoneis ad hujusmodi dignitates et regimina promovendi, de aliis vero dignitatibus, videlicet secularibus principalibus et regularibus con ven tualibus, infra prefatos districtus nonnisi de locis tue ditionis subjectis ex is tan t aut tibi gratis et acceptis de aliis locis oriundis provideri, necnon gratie expectative et speciales reservationes cum quibusvis ex illis descendentibus provisionibus etprovidendi mandatis infra eosdem districtus personis dumtaxat, que locorum eorumdem districtuum alienigene vel extranei non fuerint, nisi forsan tuus consensuus aliis personis super hujusmodi gratiis obtinendis suffragetur, concedi, ac monasteria et dignitates hujusmodi ceteraque beneficia ecclesiastica secularia et regularia dictorum [districtuumj cum vicaverint nullatenus cuique commendari, et mandata apostolica juxta [formam] capituli „Mandatum" et duorum decretalium immediate sequentium pro tempore in partibus Flandrie concessa, cum ibidem gratie expectative locum habeant extunc de cetero etiam nullatenus recipi, concedi et admitti debeant et possint, auctoritate apostolica tenore presentium concedimus et indulgemus. Et insuper provisiones, prefectiones, collationes, commendas et quasvis alias dispositiones contra premissa etiam per nos et Sedem eandem etiam consistorialiter quibusvis personis etiam sancte Romane ecclesie cardinalibus pro tempore factas et inde secuta quecumque necnon processus inde pro tempore habitos etiam quascumque censuras et penas in se continentes nullius roboris vel momenti fore ipsisque processibus minime intendendum nee parendum esse, necnon censuras et penas hujusmodi quempiam arctare, sed illas et processus pro infectis haberi debere ac presentibus per nos aut Sedem prefatam etiam motu proprio et ex certa scientia ac de apostolice potestatis plenitudine ac de fratrum nostrorum consilio nullo modo derogari posse nee eis derogatum censeri, nisi id per nuncium seu per litteras apostolicas sub plumbo trinis vicibus, ita nt pro qualibet vice trimestre intercedat, tibi significatum fuerit et non alias aliter neque alio modo, sicque per quoscumque causarum palatii apostolici auditores ac judices in Romana curia et extra eam judicari, sententiari ac diffiniri debere, sublata eis quavis aliter judicandi, sententiandi et diffiniendi facultate, irritum quoque et inane, si secus super hiis a quocumque quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attemptari, eisdem auctoritate et tenore decernimus et declaramus. Quocirca venerabilibus fratribus archiepiscopo Mecliniensi et Feltrensi ae Burgensi episcopis etc. mandamus, quatenus ipsi vel duo aut unus eorum per se vel alium seu alios tibi in premissis efficacis defensionis presidio assistentes ac presentes litteras solemniter publicantes faciant auctoritate nostra te concessione, indulto, decreto et declaratione prefatis pacifice frui et gaudere, non permittentes te desuper per quoscumque quomodolibet indebite molestari, contradictores per censuram ecclesiasticam, appellatione postposita, compescendo non obstantibus constitutionibus et ordmationibus apostolicis ceterisque contrariis quibuscumque, aut si aliquibus communiter vel divisim sit a dicta Sede indultum, quodinterdici, suspendi vel excommunicari non possint per litteras apostolicas non



170
facientes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de iudulto hujusmodi mentionem. Datum Rome, Kal. Januarii, anno secundo. Archivalia I, n°. 554.
137. 1562, JANUARI 18. — Pius IV geeft aan Viglius van Zwichem, klerk uit het bisdom Utrecht en doctor in de beide rechten, de noodige vrijstelling, dat hij gedurende een jaar de hoogere wijdingen niet behoeft te ontvangen en ook niet tot persoonlijke residentie verplicht is, wanneer hij in het bezit treden zal der proosdij van Sint Bavo te Gent, waar hij reeds coadjutor van den tegenwoordigen proost Lucas Muurt is met recht van opvolging.
Exponi siquidem nobis Gum, sicut eadem expositio subjungebat,
tu in sacris ordinibus nondum constitutus sis ac carissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum regis Gatholici in Inferiori Germania preses existas et propterea ad aliquem ex sacris ordinibus hujusmodi te de proximo promoveri
facere posse non speras Datum Rome apud s. Petrum, sub annulo
Piscatoris, die decima octava Januarii 1562, pontificatus nostri anno tertio. Brevia Dalariae, Vol. 67, f. 672—673.
138. 1562, MEI 4. — Pius IV ontslaat Dirk Lucasz., klerk uit het bisdom Utrecht, die te Aracena in Spanje een uit den kerker van de Inquisitie gevluchten ketter, genaamd Claudius Mayer, voortgeholpen, dit feit voor de Inquisitie verzwegen en nu te voet een bedevaart naar Bome gemaakt heeft, van alle dientengevolge beloopen kerkelijke censuren en straffen.
Dilecto fiilio Roderico alias Theoderico Luce, clerico Trajectensis diocesis.
Dilecte fili salutem etc. Exponi nobis nuper fecisti, quod licet tu semper, ut fidelem christianum ac sancte matri Romane ecclesie Romanisque pontificibus devotum decet, vixeris, et ab heretice pravitatis opinionibus et hereticorum sectis Dei gratia abstinueris illlosque odio habereris, quia tarnen de anno Domini millesimo quingentesimo quinquagesimo nono et mense Septembris seu alio veriori tempore saltem illi propinquo in portibus Ispaniarum, in loco de Aracena nuncupato, cum quadam nocte tibi fuisset nuntiatum, quod quidam homo Claudius Mayer nuncupatus tibi notus te alloqni volebat, tu nihil mali cogitans, dictum Claudium eadem nocte visitasti cognovistique illum esse, qui dudum antea te presente et vidente de mandato Inquisitionis heretice pravitatis in dictis partibus captus et carceribus mancipatus fuerat, et deinde cum dictus Claudius. lacrimans tibi narravisset, quod carceratus fuerat cum quodam de relapsu in heresim impntato et quod facta insimul conspiratione fractis carceribus prefate Inquisitionis ab eis aufugerant et quod per duos dies nihil commederat et famescebat a te subventionem petendo, tu quadam animi compunctione et misericordia motus certas pecunias illi in elemosinam seu dono didisti statimque dictus Claudius inde se absentavit. Ac successive, cum tu de mandato tune inquisitorum praefatae Inquisitionis fuisses interrogatus, an aliqnid de prefato Claudio illiusve bonis scires, tu te nihil scire respondisti et sibi pecunias dedisse ac secum locutum fuisse subticuisti. Postremo licet fuisset publicatum edictum sub pena excommunicationis contra id scientes et non revelantes, et propterea tu coutritus hujusmodi peccatum sacerdoti revelavisses et ab illo



171
absolvi non potuisses, niehilominus ea, quae tacneras, prefatis inquisitoribus ob aliquod dedecus, qnod tibi ab eis inferri metuebas, minime revelasti, sed ab ofncialibus Cruciatae sanctae 1) in foro conscientiae a premissis absolutus fuisti. Et postremo dictns Claudius iterum captus et carceratus ac ut bereticus concondemnatus et igne combustns fnit. Cum autem, sicut eadem petitio subjungebat, tu dubites propter premissa aliquas censuras et penas incurrisse, eta) [te] praesertim ob tacitam veritatem et subventionem dictó Claudio factam et stante dicto edicto excommunicationis contra non revelantes hujusmodi forsan in futurum molestari posse, quare pro parte tua nobis fuit humiliter supplicatum ut tibi, qui ex dictis partibus ad gremium Sedis apostolicae et sanctae Romanae ecclesiae pedester venisti, statuiquo tuo in premissis opportune providere de benignitate apostolica dignaremnr. Nos igitur, qui illius vices gerimus in terris, cujus proprium est misereri et parcere, dicti edicti veriorem tenorem presentibus pro expresso habentes, hujusmodi supplicationibus inelinati, te (praemissa tarnen abjuratione fautoria et imposita tibi poenitentia salutari 3) a tuo confessore per te super hoe eligendo, quam omnino adimplere tenearis) a quibusvis excommunicationis et aliis ecclesiasticis sententiis, censuris et etiam corporis affictivis et bonorum distrietivis penis sive a lege et sacris constitutionibus latis aut ab homine comminatis et promulgatis et omnibus, quas propter premissa quomodolibet incurristi, et excessibus hujusmodi in utroque foro apostolica auctoritate tenore presentium absolvimus ac penitus liberamus ac tecum, ut clericali caractere, quo rite insignitus es, uti et in eo perseverare libere et licite valeas, auctoritate et tenore predictis de specialis dono gratiae dispensamus et quantum opus sit omnem inhabilitatis et infamiae maculam sive notam ob premissa incursam a te abolemus teque in pristinum et eum, in quo ante praemissa eras, statum restituimus, reponimus et plenarie reintegramus. Quocirca venerabilibus fratribus archiepiscopo Ispalensi *) sive ejus in spiritualibus vicario aut officiali generali et Amerinensi 8) ac Trajectensi 6) episcopis per presentes committimus et mandamus, quatenus ipsi vel duo aut unus eorum per se vel alium seu alios presentes literas et in eis contenta quecumque, ubi et qando opus fuerit, ac quoties pro parte tua fuerint requisiti, solemniter publicantes tibique in premissis efneacis deffensiónis praesidio assistentes faciant auctoritate nostra presentes literas et in eis contenta huiusmodi firmiter observari, teque illis pacifice frui et gaudere; non permittentes te desuper per quoscumque quomodolibet indebite molestari, contradictores quoslibet et rebelles per censuras et penas ecclesiasticas etiam pecuniarias ac alia opportuna juris et facti remedia appellatione postposita compescendo necnon [legitimis] super his servatis processibus censuras et penas ipsas etiam iteratis vicibus aggravando, invocato etiam ad hoe, si opus fuerit, auxilio bracbii secularis, non obstanti-
1) In Spanje had Dirk Lucasz. dus den aalmoes gegeven, gevorderd voor het verkrijgen van de voorrechten, aan de „bulla Cruciatae" verbonden, o. a. dat men door een rouwmoedige belydenis in den Biecht van de meeste „casus reservati" kon ontslagen worden. Ketterij was echter van die voorrechten uitgesloten.
2) Hs.: ut.
3) Hs.: seculari.
4) Gaspar de Zuniga, aartsbisschop van Sevilla.
5) Bartholomcus Ferentinus, bisschop van Amelia in Midden-Italië.
6) Frederik Schenk van Tautenburg, aartsbisschop van Utrecht.



172
bus premissis ae felieis reeordationis Bonifatii pape VIII predecessoris nostri de uua et in Concilio generali de dnabus dietis editis, dummodo ultra tres aliquis auctoritate presentium ad judicium non trahatur, et quibusvis aliis apostolicis ac in provincialibus et synodalibus conciliis editis generalibus vel specialibus constitutionibus et ordinationibus caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae apud apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die IIII Maii MDLXII, pontificatus nostri anno tertio.
Brevia Datariae, Vol. 67, f. 538—539*.
189. 1568, april. — Opdracht van Pins IV aan den abt van St. Paulus te Utrecht en aan den Domproost aldaar om zorg te dragen voor de uitvoering van een gunstige beschikking, door de H. Stoel aan de collegiale kerk van St. Nicolaas te Utrecht verleend.
B. Melchior. 1563. Trajectensis.
Commissio causae pro decano et capitulo collegiatae ecclesiae Saneti Nicolai, Trajectensis diocesis. Per Signaturam concessum ut petitur in presentia D. N. Papae. Joannes Caroli Reomanus.
Dilectis filiis abbati monasterii sancti Pauli Trajectensis et praeposito ac decano ecclesiae Trajectensis et eorum cuilibet.
Pius papa quartus.
Dilecti filii salutem etc. Mittimus vobis supplicationem praesentibus introclusam x) manu dilecti filii nostri Joannis cardinalis Reomani, in presentia nostra signatam, volumusque et vobis committimus ac mandamus, ut vos vel duo aut unus eorum, vocatis vocandis, ad illius executionem procedatis juxta ejus continentiam et signataram. Datum Rome apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die sexta Aprilis 1563, pontificatus nostri anno quarto.
A. ]\IlLETI
Brevia Lateranensia, Vol. 69, p. 135.
140. 1663, augustus 23. - Het Concilie van Trente bedankt de landvoogdes Margaretha van Parma voor haar krachtigen steun, gebleken uit de afvaardiging van drie bisschoppen en drie Lenvensche godgeleerden, en spoort haar aan tot volharding mj het bestrijden der ketterij.
Illma. et Excellma. domina.
Per quam grata nobis et huic s. synodo pietatis et verae religionis Excellentiae Vestrae illa testificatio fuit, quam in litteris ejus mense Majo ad nos datis animadvertimus. Gratus etiam trium episcoporum *) totidemque Lovaniensium theologorum ») ad nos adventus, eoque gratior, quod gravi ipsius de omnium vitae integritate atque doctrinae testimonio aliisque praeterea nominibus commendati illi venerunt. Quamobrem eos libenter vidimus; libentius etiam propter cognitam jam nobis insignem hominum eruditionem ac pietatem
1) Niet aanwezig.
1) Martinus Rythovius, bisschop van Vperen, Franciscus Richardot, bisschop van Atrecht, en Antonius Havet, bisschop van Namen.
3) Michael Bajus, Iohannes Hessels en Cornelius Jansenius (de oudere); de twee eersten met den titel van theologen des konings, gelijk wjj reeds vermeld hebben.



173
eorum consilio in communi causa utimur et utemur. Caeterum quam attulit excusationem, cur et hos tandiu mittere distulerit, et alios sibi a provineia ista non movendos censuerit, eam ut justam mittimus et probamus, praesertim ex eo quod etiam nobis ignotum non sit, qnanta gregibus Christi, absentibus pastoribus, hodie ubique pericula immineant; a quibus quidem quo tutiores esse in posterum valeant, dum hic nos, juvante Domino, sedulo laboramus. Interim est etiam, ut in visceribus ipsius Excellentiam Vestram hortemur, üt a solito suo more institutoque non discedens, haereticam labeni a regionum istarum finibus assidue arcere non intermittat. Hoe nihil neque Deo acceptius, neque regiae Catholicae Majestati sibique gloriosius, neque denique provinciae isti salutarius ac nobis universaeque synodo gratius facere poterit. Datum Tridenti, die 23 Augusti 1563. Archivalia I, n°. 800.
141. 1564 (?). — Gewenschte maatregelen tot hervorming der kerkelijke tucht, door eenige bisschoppen, abten en Leuvensche godgeleerden te Kamerijk aan den H. Stoel voorgesteld. — Met een aanhangsel van bisschop W. Lindanus.
Smo. D. N. suggerenda ex unanimi sententia arehiepiscoporum et episcoporum Cameraci congregatorum, quibus et alia tria non minus consideranda Rev""18 dominus episcopus Ruremündensis adjecit.
Interfuere: Revmus. dominus archiepiscopus Cameracensis.
Revm». domini episcopi Atrebatensis, Tornacensis, Gandensis, Ruremündensis, suffraganeus Cameracensis.
Reverendi domini patres abbates, tbeologi Lovanienses Tiletanus et alii.
Ex actis conventus Cameracensis anno 1564 *) celebrati, praesentibus Rmus. episcopis, plurimis abbatibus et theologis Lovaniensibus.
Smo. D. N. Romano pontifici suggerenda:
1°. Quum per Concilium Tridentinum solus episcopus et non ejus vicarius possit absolvere ab haeresis crimine et a censuris, quae incurruntur propter lectionem librorum haereticorum, sitque hoe plane impossibile ut omnes tales in his regionibus ad episcopum recurrant vel ut singulos audiat episcopus, petendum est a Summo Pontifice, ut episcoporum extendat auctoritatem ad vicarios, quos ipsi idoneos poterunt substituere.
2°. Ut etiam episcopis concedat auctoritatem dispensandi in iis Concilii
decretis, quae pro regionis qualitate observari 2) aliquo modo possunt,
nee forte ita rigorosam requirunt in his regionibus observationem, veluti in monialium clausura, modo tarnen praestent communem vitam atque in caeteris rebus religiosam et obedientiam debitam episcopis aut eorum delegatis.
3°. Ut Romanus Pontifex in his ditionibus alicui universitati aut facultati aut etiam aliquibus prelatis committat cognitionem earum difficultatum, quas moveri contigerit circa executionem Concilii Tridentini. Nam si semper in hujusmodi ad Sedem Romanam erit recurrendum, futurum est, ut quam
1) Mogelijk zon hier ook gelezen kannen worden: 1567. Doch waarschijnlijkiahetbovenstaande jaartal, wgl deze bijeenkomst der bisschoppen zal voorafgegaan zijn aan de provincale synode te Kamerijk a°. 1565, waarvan Hartiheim V, p. 57 v.v. de akten mededeelt.
ï) Een woord opengelaten in het hs.; misschien: nee.



174
plurima sine debita executione permaneant, quod Ecclesiae non parvam conciliabit invidiam apud principes et alios. Proinde etiamsi quos ad pontificem contigerit recurrere contra episcopum, ejus correctionem aut executionem Concilii, bi quam citissime remittantur ad tales Concilii executores judices.
4°. Quia metus est, ne forte multi vel imprudenter vel alia quavis occasione in censuras venerint, quos tarnen in hac perturbatione religionis nullo modo adduci posse constat nt a Pontifice absolutionem petant, valde necessarium est, ut episcopis hac parte libera potestas fiat.
5°. Similiter sunt bona conscientia homines, quos inquietos reddit metus alicujus simoniacae labis, quibus ut recte consulatur, necessaria est omnino potestas.
6°. Quum nonnulli virtute conservatoriarum se eximere velint a contributione portionis canonicae 1), aut certe sunt tollendae a Summo Pontifice aut restringendae hujusmodi gratiae. Petendum etiam a Summo Pontifice, ut non obstantibus quibuscumque privilegiis, indulgentiis aut gratiis unusquisque teneatur semel et hoe in Paschate suo pastori aut ejus vicario suorum peccatorum confessionem facere.
7°. Item ne quis possit absolvi ab excommunicationis sententia sive a judice sive a canone, nisi a suo (episcopo) aut eius vicario. Alioquin periclitabitur magis ac magis tota disciplina ecclesiastica.
8°. Sed etiam ut Romanus Pontifex dignetur publica aliqua declaratione censuras innumeras revocare, quarum jam nulla est observatio, quibus tarnen quasi totus mundus irretitus tenetur, ne semel de absolutione cogitans.
9°. Petenda est etiam a Summo Pontifice interpretatio decreti de matrimonio, quoad illas clandestinas nuptias, quae] sine parentum consensu fiunt aut similter; quidam existimant esse solum referendum.
Appendix Wilhelm Damasi Lindani.
1°. Quia rerum experientia non semel depreheDsum est ad episcopatus ab aulicis aut huins mundi amatoribus commendari qui vita sunt impura omnibusque manifesto ineontinentiae aut avaritae, ne dicam simoniacae, certaeque ambitiotris vicio notati, consultum fuerit, ut S. D. N. post tam multas fraudes et manifestas in multis imposturas nullum admittat vitae testimonium de iis, qui ad episcopatum erunt promovendi, nisi illud fuerit comprobatum a duobus senioribus comprovincialibus episcopis et tribus senioribus ejusdem ecclesiae canonicis.
2°. In abbatum confirmatione profuerit testimonium vitae, fidei atque idoneitatis corroboratum esse a suo episcopo, qui examinatis electionis habitae actis S. D. N. suum perseribat de electo aut electis judicium.
3°. Coucilia provineialia sunt quidem aliquot celebrata sed non observantur »); nee Concilii Tridentini, quia non resident praepositi, archidiaconi, canonici cathedrales, decani collegiorum et pastores.
Carte Farnesiane V, f. 277—279t (gelijkt afschr.). — Archivalia t, n». 2619.
1) Hier waarschijnlijk bedoeld: het afgeven van een deel der gelden, welke het begraven op de kerkhoven der kloosters afwierp. De pastoor van den overleden» had recht op deze restitutie, maar soms waren brieven van gunstbewijs door de kloosterbeschermers (oonservatores) verleend, welke ontheffing van die verplichting inhielden.
2) Een woord opengelaten in het hs.; misschien: mandata.



175
142. (1565), AUGUSTUS 15. — Verslag, door den notarius Theod. Wolft' gericht aan aartsbisschop Fr. Schenk van Tautenburg '), over het appèl, dat W. Lindanus als deken der Sint-Mariakerk te 'sHage ingesteld heeft tegen de beperkte afkondiging van het Concilie van Trente.
Archivalia I, n°. 801 en 9617. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, IX, p. 303, .waar het jaartal foutief op 156f is gesteld.
143. 1565, october 4. — Koning Philips aan bisschop (Wilhelmus) Lindanus, om dezen te bewegen, dat hij niet aftrede als inquisiteur.
Archivalia I, n°. 802. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, IX, p. 305.
144. 1565, october 8. — Kardinaal d'Altemps 2) aan den kardinaal-legaat TJgo Boncompagni 3): lastgeving, om bij Philips II alle moeite aan te wenden, dat in de Nederlanden spoedig het Trentsche Concilie worde afgekondigd.
Intendendo N. S., che i decreti del Concilio Tridentino, stabiliti con 1'assistentia de lo Spirito Santo per mezo di tanti prelati di tutte le nationi christiane, non sono ancor stati publicati et messi in essecutione ne li Paesi Bassi di Fiandra, et sapendo Sua Santita, che il Sermo. re Catholico ha gia rnostrato, quanto gli piaccia 1'essecutione sopradetta, havendo la fatta puhlicare in tutto il resto de' suoi regni et Stati, mi ha ordinato ch' io dica a V. S. Illma. con la presente, che quando sara a la Corte, faccia con Sua Maesta ogni gagliardo et efficace officio, acciö dia ordine, che ancora in Fiandra si publichi et osservi il detto Concilio; et che particolarmente faccia commandare a quei signori temporali Fiamenghi suoi feudatarii, che ne li Stati loro vogliano tener mano, che sia osservato il detto Concilio favorendo et ajutando li vescovi a far in questo et ne 1'altre cose il debito loro per essecutione de i suddetti decreti. Advertendo, che questo ordine si mandi precisamente al principe d'Orange, al duca d'Orschot, al conté d'Agbemont, al marchese di Berghes, al conté d'Arembergh et simoli, che sono principali in quelli bandi. Et in oltre che Sua Maesta faccia commandare, che le Universita, che sono in detta provineia di Fiandra, accettino, osservino et farorisehino il detto Concilio, come conviene a professori Catholici et a buoni subditi di Sua Maesta. Et sapendo, che V. S. Illma. essequira questa mente di Sua Santita con questa prontezza, cbe conviene, non le diró altro intorno ció, sinon che aspetteremo poi d'intendere, quanto
havera ritratto da questo oppero Di Roma, a VIII d'ottobre 1505.
II Cardinale d'Ai/rAEiips.
Boncompagni-Ludovisi D. 4 (oorspr. eigenh. get.).
Op den rug het adres: A l'Ulmo. etc, Card. di San Sisto, legato etc. in Spagna.
Archivalia III, n». 241.
1) Zie diens lastgeving van 26 Juli 1565: Archief aartsb. Utrecht IX, p. 302 (1881).
2) Sinds Sept. 1565 tot den dood van Pius IV op 9 Dec. van hetzelfde jaar staatssecretaris.
3) In 1564 tot kardinaal benoemd en als legaat naar Spanje gezonden.



t7é
145. 1566, FEBRUARI 11. — Pins V verzoekt de landvoogdes Margaretha, den jnbilé-aflaat tegen de Turken in hare gewesten te laten afkondigen.
Dilectae in Christo filiae, nobili mulieri, Margaritae. de Austria, dncissae Parmae et Placentiae, Plandriae gubernatrici.
Dilecta in Christo filia, nobilis muiier, salutem etc. Nobilitatem tuam compertum habere non dubitamus, quam atrox et quam periculosum bellum hoe anno paretur adversus dilectos filios magistrum et Ordinem militum S'. Joannis Jerosolymitani a commnni Christianorum omnium hoste Turcarum tyranno. Quia vero praeter illius Ordinis merita in christianam rempublicam maxima, periculum eorum cum Italiae et Siciliae ac potius totius Christiani populi periculo conjunctum est, omnes qui christiano nomine censentur, oportet communi periculo communi etiam auxilio obviam ire. Id quod et nos pro parte nostra facere coepimus, et charissimum in Christo filium nostrnm Hispaniarum regem Catholicum enixe facturum esse certum habemus. Cum igitur Christi fidelium suffragia ad reficiendas arces et moenia oppidorum insulae Melitae, a Turcis snperiore anno dirutas et solo aequatas, ac alios bellicos apparatus faciendos, esse necessaria, felieis reeordationis Pii papae quarti predecessoris nostri exemplo, ipsos Christifideles ad implorandum religionis precibus divinum auxilium eumque Ordinem etiam piis cujusque eorum devotione suffragiis juvandum spiritualibus Jubilei praemüs esse duxerimus excitandos, nobilitatem tuam hortamur et petimus ut in Jubileo ipso in istis ejusdem regis provinciis, quas ejus nomine gubernas, promulgando, sicut mos est, et coeteris in rebus, quibus poteris. Ita favorem et auxilium tuum eidem Ordini cum pro mentis ejus, turn pro Sedis apostolicae reverentia, impendas, ut pium tuum studium et devotionem, sicut confidimus, recognoscere atque debitis in Domino laudibus prosequi debeamus. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die xi Pebruarii mdlxvi, pontificatus nostri anno primo.
Archivalia I, n°. 566.
146. 1566, APRIL 7. — Kardinaal Carolus Borromeus aan den Spaanschen nuntius, wien hij verzoekt, koning Philips te bedanken voor het hem opgedragen (geestelijk) protectoraat over de Nederlanden.
Havendo io scritto a la Maesta del re Cattolico la lettera, che sara qui alligata, ho eletto di mandarla aperta in mano di V. S., acciochè dandola a S. M. 1'accompagni con quelle parole che le pareranno a proposito, ringratiando in conformita di essa la Maesta Sua del favore, che me ha fatto col darmi la
protettione di Fiandra Di Milano, a VII Aprile 1566.
Spagna, Vol. 2, f. 4—4» (oorspr. eigenh. get.).
147. 1566, MEI 15, — Pius V machtig de abten van Menterna en Siloe hjj Groningen, dat zij in de hun onderhoorige nonnenkloosters der Cisterciënser-orde, ter afwering van het dreigende gevaar van ketterij en afval, ook andere geschikte wereldof ordesgeestelijken, die niet van de Cisterciënser-orde zijn, tot biechtvader en rector mogen aanstellen.
Dilectis filiis in Mulerna et Siloe prope Groningam, monasteriorum Cisterciensis ordinis Monasteriensis diocesis abbatibus 1).
1) Menterna of Termunten bij den Dollard, en Siloe (S. Maria in Siloe) = Selwerd.



177
Pius papa V.
Dilecti filii salutem etc. Exponi nobis nuper fecistis, quod cum in Mulerna (?) et Siloe prope Groninganum Gisterciensis ordinis Monasteriensis diocesis et nounulla alia monialium ejusdem ordinis vobis immediate subjecta monasteria undequaque bereticorum congregationibus cincta sint, adeo ut licitum sit unicuique a sana et veteri obedientia sto. Romane ecclesie recedere et ad ecclesias et congregationes bereticorum hujusmodi a predictis monasteriis solum alveo Amasi *) fluvii separatas convolare, cumque vos plurimas adhuc religiosas virgines in predictis monasteriis sub ecclesiastica disciplina et obedientia et antiqua religione sancte Romane ecclesie manutenere studeatis, que nisi continuis proborum et piorum sacerdotum et concionatorum catholicorum, quos vos in vestris monasteriis hactenus tenuistis, adhortationibus et vita exemplari in vera et sincera fide et religione continerentur et ab hereticorum insidiis et imposturis tuerentur, facile dictorum hereticorum blanditiis et versutiis in reprobum sensum seduci et a suis professione et vita regulari revocari ac deficere possent, cumque vos nunc in vestra provineia vix aut difficile repperire possitis ex eodem ordine Cisterciensi aliquos viros probos et idoneos ad curam animarum dictarum monialium in dictis monasteriis debite exercendam et, si quos Cistercienses monachos discolos ibi reperiatis, in eorum vitia animadvertere non valetis juxta regulam dicti ordinis, quin statim illi habitu monachali et ordine relictis seducti in hereticam pravitatem ad hereticos vicinos confugiant, in maximum reliquarum bonarum et constantium monialium scandalum ac dicte religionis detrimentum, et si vobis qupslibet regulares vel seculares presbiteros, vite tarnen et morum probitate, integritate et exemplo conspicuos in ipsorum monasteriorum confessores deputare liceat, ex hoe profecto non solum scandalis hujusmodi salubritér obviaretur, sed etiam saluti animarum ipsarum sanctimonialium consuleretur. Quare nobis humiliter supplicari fecistis, ut in premissis opportune de benignitate apostolica (providere) dignaremur. Nos igitur, saluti animarum ipsarum monialium consulere volentes, hujusmodi supplicationibus inclinati, vobis, ut quandiu periculum hujusmodi duraverit, quoscumque etiam cujusvis ordinis et cujuscumque provintie tam religiosos professores quam etiam seculares sacerdotes, prout vobis melius expedire videbitur, etate tarnen, probitate et prudentia graves, qui curam animarum dictarum monialium exercendam suscipere et ad illarum monasteria predicta se conferre, confessorum inibi officium exercere ac inibi sub timore Domini et obedientia regulari vivere voluerint, recipere ülosque in predictis monasteriis monialium in confessores ad nutum vestrum amovibiles, qui ibidem curam animarum earundem monialium exerceant, ipsarum confessiones audiendo illisque Sacramenta ecclesiastica ministrando et verbum Dei sincere predicando omniaque alia et singula circa premissa necessaria et opportuna ac vigilantem pastorem et confessorem facere opportet diligenter exercendo, constituere et perficere libere et licite valeatis, apostolica auctoritate tenore presentium licentiam et facultatem concedimus et indulgemus, et sic a vobis deputatis per ipsas moniales et Ordinis visitatores et alios, quorum interest, recipi et admitti debere, easque ad id cogi posse et sic per quoscumque judices et commissarios quavis auctoritate fungentes, sublata eis et eorum cuilibet quavis aliter judicandi et interpretandi facultate et auctoritate, judicari et diffiniri
1) Eerns.
12



178
debere; irritum quoque et inane, si secus super hiis a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignorauter contigerit attemptari, decernimus. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus apostolicis necnon Gisterciensis et aliorum monasteriorum ordinum statutis et consuetudinibus, privilegiis quoque, indultis et literis apostolicis, eisdem monasteriis et ordinibus eorumque superioribus, visitatoribus et personis sub quibuscumque tenoribus et formis ac cum quibusvis clansulis et decretis in genere vel in specie quomodolibet concessis, confirmatis et innovatis, etiam si in eis caveatur expresse, quod confessores in similibus monasteriis ipsius Cisterciensis ordinis professores nequaquam seculares esse debeant, ceterisque contrariis quibuscumque. Datum Rome apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die xv Maji 1566, pontificatus nostri anno primo. Brevia Dalariae, Vol. 76, f. 419—420».
148. 1566, juni 27. — Martinus Rythovius, bisschop van Tperen aan pans Pius V, wien hij als voornaamste middel tot verbetering van den kerkelijk-godsdienstigen toestand onverwijlde invoering der disciplinaire besluiten van Trente aanraadt, ook zonder voorafgaand provinciaal concilie, dat thans niet mogelijk is.
Beatissime pater.
Apostolicum breve Sanctitatis Tuae una cum paterna benedictione xxn Junii per Revmum. archiepiscopum Surrentinum ■) qua decuit reverentia récepimus et amplexi sumus multumque gavisi de Sanctitatis Tuae erga gregem sibi commissum provida solicitudine, per quam inter has procella3, quibus misère jactatur religio, in spem bonam erigimur futurum ut iterum brevi in desideratam tranquillitatem reducamur. Ut autem jussis pareamus, et quid nobis ad catholicae fidei defensionem conservationemque et ad obedientiae apostolicae Sedi debitae tutelam oportunum esse videatur, breviter indicemus. Nihil pro temporis qualitate commodius esse existimamus quam si totis viribus incumbamus in executionem reformationis Tridentinae, quae hisce rebus sic satis consulit et medetur ac sine magna invidia in usum mitti poterit, si amotis impedimentis accedat justa diligentia. Primum quia clerum illa potissimum spectat eaque providentia patrum facta est, ut etiam languenti ecclesiae satis clementer sit attemperata. Et aequissimum est, ut illinc ecclesiastica discipliua primum resarciatur, unde dissolvi incepit. Deinde, cum auctoritas Romanae sedis ipsique debita obedienta, sine qua non potest consistere religio, in ipso concilio Tridentino tam clare agnoscatur, ut nusquam clarius, non video quid ad retinendam restituendamque religionem convenientius ordinari possit, quam ut fideliter in usum deducantur, quae ab eadem Sede omnium patrum consensu sanctissime et utilissime sunt decreta. In acceleranda autem executione jam inchoata successum felieioremque et faciliorem reddiderit, si
1) Reeds was deze één der voornaamste leden geweest der commissie, welke Philips II 2 April 1565 had ingesteld om maatregelen van hervorming op kerkelijk gebied in de Nederlanden te beramen. Het betrekkelijk milde advies dezer commissie zond de landvoogdes op 22 Juli 1565 aan den koning, die eerst op 17 Oct. uit Segovia antwoordde en alle verzachting op het punt der plakkaten uitsloot. Zie Gachard, Correspond. de Phil. II, Tome I, p. 360, en de Biographie nationale in voce „Rythoven".
2) Julius Pavesi, Ordinis Predicatorura, aartsbisschop van Sorrento, door Pius IV naar de Nederlanden gezonden. Later komen wij nog op deze zending terug.



Tua Sanctitas clero nostri districtus eximat spem nlterioris dilationis, quam sibi faciunt praetextn illo, quod nondum habitum sit nee haberi possit concilium provinciale. Nam et archiepiscopum nostrnm Mechliniensem cardinalem Granvellanum constat justissimis de causis abesse; et in concilio Tridentino pleraque et praecipua capita ita clare diffinita sunt, ' ut nullam provincialis eoneilii declarationem requirant. Proinde poterit Sanctitas Tua hanc vanam morae occasionem abrumpere, si nobis mandare dignetur, ut non obstante concilii provincialis dilatione, sine ulla dissimulatione ad eorum executionem procedamus, quae absolute diffinita sunt; in quibus sane satis negocii nobis fuerit, ut ociosi esse non debeamus. Maxime si eadem Sanctitas Tua nobis tempus statuat quo rescribere debeamus et de progressu rationem reddere. Hoe autem ad praesentem causam multum faceret, et velut coronidem adderet his, quae Tridenti bene et utiliter acta sunt, si catechismum illic promissum acciperemus. Diligentiam in custodiendis oviculis nostris, quam Revmus. dominus Surrentinus Tuae Sanctitatis nomine requirit, utinam Dei misericordia freti vel ex parte praestare possimus! Certe quam necessaria"ait, omnibus notum est. Conabimur autem pro viribus, ut piissimis desideriis Tuae Sanctitatis non ubique defuisse videamur, cui et nos in omni bumilitate enixissime commendamus. Et ut eam benignissimus Deus suaé Ecclesiae diu servet incolumem, devote precamur. Ypris, XXVII Julii anni MDLXVI. Tuae Sanctissimae Paternitatis humilis servus.
Martinüs Rithovios, i _. , ... . tr ) Jidiqenk qel.
mdignus episcopus Yprensis. \ "
Op den rug het adres: Sanctissimo domino nostro papae Pio Quinto.
Archivalia IL n». 287b.
149. 1666, juli 6. — Maximiliaan van Bergen, aartsbisschop van Kamerijk, aan den kardinaal-staatssecretaris, Michele Bonelli: over twee groote middelen tot bestrijding der ketterij in de Nederlanden.
Illme. et Rme. domine.
Quanquam non ignorem Dudum si quidem missus fuit ad bas
partes nuntius apostolicus archiepiscopus Surrentinus, qui Pontificem de statu religionis edoceret; et idem mihi turn absenti litteras ipsius reliquit paternae consolationis et exhortationis suavissimas et sui quoque amoris et benevolentiae plenas, monentes et exbortantes, nt quaecunque ad obviandum erroribus et haeresibus nunc (proh dolor) in hisce partibus grassantibus oportuna remedia (si quae scirem) pérseriberem. Optassem equidem ooram de hac re cum eo egisse, verum cum id per absentiam meam integrum mihi non fuerit, rescripsi nihil mihi videri ad eam rem magis accommodum magisque necessarium quam sacri oecumenici Concilii Tridentini sednlam ac seriam executionem; et quoniam huic plures in hisce partibus renituntur, qui eam cumprimis amplecti deberent, Uempe exempti et Sedi apostolicae immediate stibjecti, cOnsultum fore, ut nuntius aliquis apostolicus mittatur ad omnes archiepiscopos et capitula, qui deobservandis et exequendis decretis antedicti Concilii, quoad ejus fieri poterit, legitimam recipiat stipulationem, eosque ipsos recusantes et opponentes, prius tarnen auditos, via et ordine juris summario cogat et compellat, quavis appellatione remota aut saltem illius sententiae executionem minime suspendente.



180
Ad haec cum religionis status iu hisce ditionibus propemodum collapsus ahter restaurari et conservari posse non videatur quam per viros doctos, qui et opere et sermone oves erraticas reducant ad ovile, neque ego me parem agnoscam tot tantisque onenbus in dies mihi accrescentibus, litteris meis quam possum demisissime rogo S™»m. D., ut expedita declaratione, jam toto pene trienmo expectata, de coadjntoribus et cooperatoribus mihi provisum curare velit. Qua ^ re i er urn quoque Cels. V. Hl-a-. patrociniam et intercessionem
apud ilhus Beatitudinem supplex imploro Cameraci, pridie Non.
Juni 15öo.
Maximilianus a Bergis, archiepiscopus Cameracensis. Principi Vol. 27 f. 132—132v (oorspr. eigenh. get.).
150 (1566 vóór 10 augustus). - Beschrijving van den godsdienstig-kerkelijken toestand ,n de Nederlanden, met eene karakterschets der Nederlandsche bisschoppen door een ongenoemde uit Brussel naar Rome gestuurd. '
Status religionis harum regionum eo loco est, ut pejor esse non possit Axpenmur enim m dies non solum eos, qui videbantur nutare in fide, sed et eos, qui firmi ac soliti habebantur, a fide catholica et ecclesia Romana deficere et adhaerere sectanis contemptoribus Romanae ecclesiae ac fidei catholicae M eo res devenit, ut graviter metuendum sit, ne brevi sentiat in his regionibus ordo ecclesiasticus tantam calamitatem, imo majorem, quam superioribus annis sensit m Francia, msi medium aliquod inveniatnr, quo huic malo statim occurri possit. Minantnr enim quotidie viris ecclesiasticis haeretici et verbis et scriptis Causa autem tantorum malorum precipua et potissima mihi videtur, quod disciphna ecclesiastica prorsus negligatur. Nam etsi quispiam pro zelo religionis vellet ngore ecclesiasticae discipliuae quicquam attentare, statim per magistratum civilem impediretur. Nam cum multi sint, qui magistratu in his regionibus tunguntur, qui aut infecti sunt haeresi aut in fide dubitantes, arbitrantur causam religionis dissimulandam, imo nefas existimantaliquem ob causam religionis punm; et cum ex nobilitate complures in eadem sint opinione, eo quod neque ipsi recte de fide sentiant, fit quod uulla in haereticos et male de fide catholica sentientes fiat animadversio, neque nlla ab offieiatis secularibus facta est in hac civztate Bruxellense aut aliis contra haereticos executio a sex aut septem annis ut quidvis impune ipsis liceat. Quod dum sentiunt, quidvis attentare audent, docere mmirum, disputare, definire, et in summa omnem adhibent operam ut populum communem ac simplicem speciosis ac blandis verbis suis in suos errores pertrahant; et cum populus communis ex corruptione naturae curiosus sit et novorum dogmatum avidus ac semper aspirans ad libertatem vivendi quam promittunt hi, nisi metu quodam in religione et officio contineantur,' nt ut de die m diem mirum in modum proficiant haertici. Sermo enim eorum ut cancer serpit, et quamvis libertas disserendi, disputandi et diffiniendi de rebus fidei magna fuerit apud laicos in his regionibus ab aliquot annis, ea tarnen a tribus annis ita crevit, ut non solum in conventiculis suis docuerint et disputavennt, sed etiam ausi fuerint ad sua conventicula sub pretextu cujusdam communicatioms convocare concionatores catholicos, et cum eis apud suos discipulos disputare de articulis fidei controversis, quo suos discipulos in erro-



181
ribus suis confirmarent et plures in errores suos pertraberent. Nam hunc fuisse eorum scopurn, aperte declararunt, dum verbis mendacibus concionatores catholicos tamquam a se victos et confusos apud populum communem traducerent. Imo nulla pene celebrantur hoe tempore in his regionibus convivia, in quibus non dispntetur de purgatorio, de Missa, de veritate Corporis Christi, de potestate Pontificis, de indulgentiis et aliis controversis articulis fidei. Idem quoque fit in curribus, navibus, itineribus, compotationibus et in omnibus fere hominum conventionibus, quibus disputationibus ita commoventur etiam pii et alioqui recte in fide instituti, ut haesitare incipiant et, nisi quotidie in fide catholica confirmarentur, metuendum esset, ne et ipsi a veritate catholica deficerent, cum quotidie inter istiusmodi haereticos con versari cogantur. A paucis autem mensibus ut auctus est eorum numerus vehementer, ita crevit eorum audacia et temeritas non parum, dum pertumultum excitatum perconfederatos nobiles, qui se jactant defensores libertatis evangelicae, intelligerent eo adactum consilium regium, ut praecipere cogeretur authoritate regia, ne quis religionis causa apprehenderetur, et inquisitoribus mandaretur, ne posthac munere suo fungerentur. Nam aliter tumultus excitatus sedari non potuit neque civitates Brabantiae pacari, quae si non se conjunxissent nobilitati, nunquam reliquae ditiones Inferioris Germaniae sese opposuissent edictis regiis aut ejus voluntati, ita ut publice ac libere profiteri et asserere isto tempore audeant in conviviis et aliis hominum conventionibus, nunc tandem Dei gratia advenisse tempus, in quo obfuscatis papisticis tenebris luceret veritas evaugelica, ac rejectis et relegatis aut potius trucidatis papisticis doctoribus, liceret audire doctores veritatis evangelicae. Et similia multa ad hanc rem pertinentia non verentur effutire, quae res ita commovet animos piorum bene institutorum ut quotidie summo animi dolore haec apud ecclesiasticos viros fidei catholicae defensores conquerantur.
Hac enim licentia factum est, ut illi, qui superioribus annis civitates et locum babitationis ob haeresim coacti fuerint relinquere aut proscripti sint, rursum ad civitates et locum habitation es redierint; imo vulga jactetur, eos jam revocatos, a quibus sane periculi plurimum imminet populo communi. Nee sufficit eis haec vulgo verbis persuadere sed et haec libellis famosis, scriptis et impressis, per vicos et plateas civitatum dispersis, populo communi inculcant. Quam autem fuerint libelli illi seditiosi et pernitiosi, ex ipsis videre licet. Imo ipso festo Paschae ultimae elapso, sub horam primam a meridie, ansi sunt affigere libellos famosos valvis ecclesiae parochialis de Capella, et tumultum in ipso caemeterio et templo excitare, eo quod pastor dictae ecclesiae monuisset concionatorem quendam (qui in eo templo concionatus precedenti Quadragesima visus ei fuerat suis concionibns partibus haereticorum nimium favere) ut ab istiusmodi rebus abstineret et populum suae fidei commissum in fide catholica confirmaret.
Quis autem verbis satis exprimat, quam indigne divina salutis nostrae Sacramenta publice contemnantur et contaminentur. Sacramento enim baptismi nihil efticaciae tribuitur, adeo ut plures inventae sint proles etiam in diversis parochiis civitatis Bruxellensis non baptizatae; imo cum parentes monerentur, ut proles suas more Ecclesiae baptizari permitterent, pertinaciter obstiterunt et potius cum eisdem non baptizatis aufugerunt. Idque sepius itnpune accidisse, etiam populus communis deplorat. Sacrosanctum illud Eueharistiae Sacramen-



182
turn a fideli populo coli et adorari non ferunt, nam cum ipso die Stepbani, altera Nativitatis Christi, anno sexagesimo quinto quidam Calvinista haereticus sub horam undecimam ante meridiem Bruzellae in ecclesia parochiali de Cappella animadverterat hostias ad communicandum populum in pyxide conservatas a fideli populo coli et adorari, arrepto libello haeretico, quem manu tenebat, dejecit pyxidem et effudit hostias consecratas, dicens astantibus: ,legite libellum hunc et aliud judicabitis faciendum". Rursum hoe anno*), hac trigesima Maji, quidam alius Calvinista civis oppidi cujusdam Flandriae, cui nomen est Aldenardum, rediens Bruxella Aldenardum, a fratribus ut praesumimus confortatus, sub horam septimam ante meridiem ingressus esttemplum ecclesiae paroehialis beatae Mariae de Pamella, dioccesis Cameracensis, dum celebraretur Missa venerabilis Bacramenti, et accedens altare sub elevatione Dominici Corporis, hostiam consecratam vi publice e manibus celebrantis sacrum eripuit et summa irrererentia ante altare in terram projecit, effutiens miras et enormes blaspbemias et in Deum et iu ejus sanctam Ecclesiam. Sacramenta Poenitentiae, Confirmationis, Ordinis et Extremae Unxionis publice irridentur, adeo ut mu.lti sine Extrema Unctione et Poenitentiae Sacramento hinc discedant. Ut vero jejunium et a certis cibis abstinentiam, certis diebus ab Ecclesia praescriptam, docent doctrinam esse daemoniorum, nihil verentur illis diebus commedere cibos probibitos publice, et, ut omnes Ecclesie ceremonias semel abjiciunt, festa omnia violant, adeo ut etiam ipso festo Purificationis Virginis ultime elapso, imo et ipso die Ascensionis Domini et aliis festis majoribus, non solum minoribus, a multis publice laboratum sit in hac civitate Bruxellense, non secus ac si fuissent dies prophani.
Similia contingere et in aliis civitatibus harum regionum ex quotidianis querelis, quae ad nos deferuntur, certo cognoscimus. Imagiues quoque dejiciuntur, concutiuntur, franguntur, spoliantur suo ornatu, ut hoe anno in hac civitate Bruxellense et aliis harum regionum factum certo cognovimus; imo hac Quadragesima elapsa ablata imagine Divae Virginis in quodam sacello substitutus est loco imaginis, ornatae floribus, glis quidam teterrimus et foedissimus. Et pridie Regum *) hoe anno elapso quidam non ferentes honorari Divam Virginem, iu eodem sacello pulvere tormentario imagini Virginis supposito et jam accenso, sperabant se posse et imaginem et ipsum sacellum exurere, non sine periculo vicinarum domuum, sed, Deo aliter disponente, a pretereuntibus visus jam ignis exetintus est. Et non obstante quod haec omnia in hac civitate commissa sint, ab uno anno et aliquot mensibus, conatus est Hammannus *) civitatis Bruxellensis et totus senatus extorquere a toto clero et a capitalibus cleri, ut contra propriam conseientiam testarentur, nullos in civitate haeresi infectos. Quorum petitioni dum capita resisterent in faciem, allegantes conventicula et alia quaedam per haereticos commissa, incurrerunt et Hammanni et (clerus) totius civitatis gravem non solum indignationem, sed et comminationem, ut grave eis periculum immineat.
Ad haee igitur omnia cum et princeps et magistratus civilés conniveant et contra haec ecclesiastica disciplina nihil prestare possit, fit ut religio tota
1) Het relaas is dus in 1566 geschreven, maar vóór den beeldenstorm (10 Aug.); anders zou de schrijver daarvan zeker melding hebben gemaakt.
2) Ephiphania Domini = Driekoningen. 3) Homan.



183
pereat, adeo ut nisi ecclesiae catholicae magna ex parte in his regionibus collapsa statim succurratur, ante paucos menses futurum sit, ut explosis et crudeliter ejectis ecclesiasticis viris, introducatur libertas illa vivendi, quam nunc videmus in Francia, et totus populus abstrahatur ab obedientia ecclesiae catholicae et Romanae, relictaque fide catholica unusquisque amplectatur errorem sibi magis placentem.
Sed neque hoe bic subticere possum aut debeo, quod numquam negocium religionis in integrum restitui poterit, nisi ipse clerus primo reformetur juxta decreta Concilii Tridentini, quod hactenus in his regionibas episcopi etiam zelosissimi prestare non potuerunt. Sed pertinaciter admodum clerus resistit, et maxime Ordo canonicorum, et monachorum et monialium. Debet etiam auferri foedissima illa emptio et venditio beneficiorum, quae quotidie in his regionibus gravissimo populi scandalo committitur, et nimia beneficiorum accumulatio in unam personam *).
Episcopi barum regionum complures tanto zelo funguntur munere suo, ut magnam indubie apud Principem pastorum, cum apparuerit, reeepturi sint mercedem. E quorum numero est D. archiepiscopus Cameracensis, D. episcopus Yprensis, Buscoducensis *), Atrebatensis, Odomarensis, Brugensis, Tornacensis; etsi iste Tornacensis admoneudus videretur, ut eo que cepit pede (suo) pergat. Verum D. archiepiscopus Trajectensis 3) non satisfacit vacationi 4) suae, nam interdum totos sex menses desidet in castro, se oblectans aut studiis aut aliis rebus, neque ullum admittit ad colloqiuum suum, ut non vigilet super grege sibi commissio, prout vocatio ipsius postulat. Episcopus Harlemensis 6) Epicurum potius agit quam episcopum. Episcopus Middelburgensis •) plus deditus est administrationibus temporalibus quam spiritualibus; non enim concionatur, nee alia munia tam diligenter subit quam officium ejus requirit, unde populus offenditur. Episcopus Groninghensis '), qui nunc suffraganeum agit archiepiscopi Trajectensis, dissolutioris est vitae; et cum Minor sit8), graviter offenditur populus, quod abjectis vestibus Ordinis assumpserit vestes pullatos. Quasturbas excitaverit episcopus Leodiensis superioribus diebus, notum est, et quam nullam adbibeat operam, ut apud suos recipiantur decreta Concilii Tridentini. Episcopus Ruremündensis ') vir est doctus et zelosus catholicae fidei assertor; sed monendus est, ut induat animi mansuetudinem et mansuetudine ac benignitate munia episcopalia obeat; nam si pro innato animi impetu agere velit, plus destruet quam edificabit.
Op den rug: Particularium informatio de statu religionis. Archivalia I, n°. 853, maar foutief bepaald op: omstreeks 1570.
1) Tot hiertoe geldt deze beschrijving de Zuidelijke Nederlanden, maar wegens analoge toestanden in het Noorden is zij ook voor ons belangrijk genoeg. Het thans volgende geldt evenzeer voor de Noordelijke provinciën.
2) Franciscus Sonnius.
3) Frederik Schenk van Tautenburg.
4) Lees: vocatione.
5) Nicolaas van Nieuwland.
6) Nicolaas van der Burcht.
7) Johannes Knijfl', van de Orde der Minderbroeders.
8) Minor = religiosus ordinis s. Francisci.
9) Wilhelmus Damasi Lindanus.



184
151. 1566, SEPTEMBER 23. — Maximiliaan van Bergen, aartsbisschop van Kamerijk, aan den kardinaal-staatssecretaris Michele Bonelli, over het veldwinnen der ketterij in de Nederlanden.
Illme. et Revme. domirje.
Dici vix possit quantam mihi attulerint consolationem et volupatem litterae D. V. Illmae. et Revmae. pridie Kalendis Septembris ad me datae, hoe praesertim procelloso seu monstruoso potius in religione seculo, quo nemo non audet quidvis. Oitra namque meüm a D. V. Illma. recessum hae provinciae Inferiores usque adeo heresibus et haeresiarebis infectae sunt ut etiam in civitatibus et oppidis celebrioribus progressum sit ad confractionem et combustionem imaginum, altarium, bibliothecarum, librorum et ornamentorum omnium, quae ad divini officii celebrationem necessaria erant. Antuerpiae et aliis pluribus in locis tres praedicantur sectae diversae et partim sibi contrariae, preterquam quod in contemptu S. Sedis apostolicae omnes conveniant, quod errorum omnium principium est et basis. Oppidum Castelli Gameracesii, quod unicum est spectans ad ecclesiam meam seu mensam archiepiscopalem titulo feudali ab Imperio, me invito detinetur a meis illis incolis, quorum maxima pars defecit ad baeresim Galvinianam, authore quodam monacho apostata et homicida sui confratris monachi Garmelitae et trium uxorum vivarum marito. Nee enim ferunt facultates meae, ut illud recuperem et flagitiosos ejüsmodi homines puniam.
Et ad haec mala perpetranda non exiguam dedit ansam vilipendium et contemptus decretorum S. Concilii generalis, quae cum ab ipsisniet ecclessiasticis nostris rejici vident laici et (quod non minus scandalosum est) istic in disputationem pertrahi contra eum, qui etiam juxta dictum Concilium pro hujus executione delegatus est authoritate apostolica (contra quam nullus debet aut potest suffragari, qualiscumque fuerit exemptio), non mirumest, si laici illorum exemplo docti illa quam longissime rejiciant et pejora committant.
Quae omnia demisse rogo et obsecro D. V. Illmam. dignetur exponere S. S. et aliis, quorum maxime interest, S. Sedis apostolicae cardinalibus, eisque palam declarare, me non solum muneri mihi concredito satis esse (non) posse sed et me tandem coactum illud ipsum deserturum, nisi breviter molestationibus et vexationibus, quibus istic citra ullam culpam aut meritum meum distrahor et prorsus emungor, liberarint. Quod si effecerit, quemadmodum optime spero, non possum exprimere quantus ad meum erga D. V. Illmam. amorem et devotionem accesserit benevolentiae cumulus. De literis interim ipsius ac spe mihi per eas facta habeo eidem eas gratias, quas habere potest is qui omni solatio
dejectus in maximo moerore aerumnaque versatur Cameraci, nono
Kal. Octobris 1566.
Maximilianus a Bergis, archiepiscopus Cameracensis indignus.
Principi Vol. 27 f. 135—135* (oorspr. eigenh. gel.),
152. 1566, DECEMBER 26. — Andreas Fabritins aan paus Pins V: betoog over de middelen tot hervorming van den kerkelijken toestand in de Nederlanden. De koning moet zelf overkomen, zorg dragen voor een stipte uitvoering der besluiten van Trente, voornamelijk die eene verbetering der hoogere geestelijkheid betreffen. Ook moet hij de brasserijen op feestdagen, den woeker en de overdreven weelde bestrijden, de burger-



185
lijke en rechterlijke macht grondig hervormen en zich door alleszins vertrouwbare raadslieden doen voorlichten ').
De remediis nonnullis, quibus ecclesia catholica juvari potest ad tollendos abusus et exstirpendas haereses ')
et
de reformando statu religionis per Inferiorem Germaniam Andreas Fabritii Leodiensis ad Pium papam V.
Inferior Germania, quae tota propemodum regi Hispaniarum Philippo paret, cum amplas suo ambitu nobilesque plures complectatur prorincias, et numero civitatum, populorumque frequentia multa etiam regna superet, dolendum profecto esset, si post declaratam hactenus tantam fidei in mediis hostibus coustantiam ita eam vicinarum gentium furore inebriatam videremus, ut quarum reforinidaret snpplicia earum non defugeret dogmata. Ad quae adeo illa propendere videtur, ut hic etiam dicere possis: Hostis habet muros. Utcunque sit, certe eo difficilius hoe helium censeri debet, quo subtiliores sunt haereticorum fraudes eorum artibus, qui aperto Marte rem geruut. Nee dubium fuerit, quin prudentes viri, si rogentur sententiam, pro ingeniorum suorum varietate, varia etiam, de modis quibus res in intcgrum ibi restitui possint, prolaturi sint judicia. Unde haec etiam promanarit utilitas, ut ex singulorum cousiliis optimum quodque decerpatur.
Quando igitur spes praecipua restituendi Inferiorem Germaniam reposita sit in rege Philippo (qui cum religionem catholicam cupiat maxime conserra* tam, titulo Catholici merito gaudet) utiliter fecerint pii omnes, si frequenter supplices manus ad Deum pro ipsius incolumitate et foelici earum rerum, quas meditatur, successu extenderint, quo Pater ille misericordiarum, cujus cor in manu sua habet, ejus etiam actiones ad amplificandam suam gloriam ita diriget, ut quocumque Ipsi accepta sint, tota perficiat virtute. Quin ipse rex in provinciam jam magnopere turbatam postquam pervenerit, non citra spem magni fructus, illos, qui rebus sacris praesunt, ad instituendas solemnes preces cohortabitur, quibus universus populus, data significatione poenitentiae, Illi placet, quem multipliciter et gravi culpa hactenus offendit, sicque in viam salutis aeternae, a qua defiexerat, per humilitatem redire incipiat ac magna divinae iracundiae üagella, quae pro peccatis suis meretur, avertat.
His jactis rerum agendarum fundamentis (de puniendis enim totius perturbationis capitibus notius est quam ut quicquam dicatur) prima deinde cura regi Philippo fuerit, ut quae in concilio Tridentino conclusa sunt, per omnes hominum gradus executioni mandentur. Nee hoe tantum ut religio restituatur, sed etiam ut civilis administratio labefactata erigatur. Nam pietate et fide in Deum (quae illius Concilii decretis illustratur) contempta, justitiam et caeteras reipublicae .gubernandae virtutes jacere necesse est.
1) Een Luikenaar, die o,a. hoogleeraar te Leuven en gedurende zes jaren zaakwaarnemer van kardinaal Otto van Truchsess, bisschop van Augsburg, bij Pius V was (vgl. Foppens, Bibliotheca I i. v,). Ook onder Gregorius XIII behield hij nog een invloedrijke positie aan de Curie (vgl. K. Schellhass, „Italienische Schlendertage Herzog Ernsts von Iiayein", Quellen und Forschungen X (Kom 1907) p. 325—364). Hij stierf 1581.
2) Dit eerste beloog, 6 bis. groot, slaat op algemeene geneesmiddelen voor de gansche Kerk en blijft hier achterwege.



186
In publieatione igitur Concilii hoe maxime procuraudum erit, ut maxima auctoritas illis, quae ibidem conclusa sunt, paretur. Quod certe non tam verbis aut magna novorum decretorum multiplieatione conficiendum est quam factis et agendi promptitudine. Rex igitur, praelati et praecipui quique magnates suis testentur exemplis, quanti oecumenicum illud Concilium faciant; nihil in illius injuriam privati bic sibi sumant; affectus omnes et carnalia judicia exuant. Episcopi, praepositi, decani,archidiaconi, saeerdotes, canonici et in universum totus clerus iis contenti sint sacerdotiis quae per ipsas constitutiones permittuntur. Nihil bic avare, nihil impie, nihil frandulenter agatur. Ita vitani deinceps instituant ut sacri Conciliorum praescribnnt canones, ut quibus olim posuerunt lapidem offensionis, bis in posterum sint odor vitae ad salutem. Non ultra inanes quaerant latebras. Non amplius declinent cor(suum iu verba malitiae, „ad excusandas excusationes in peccatis"1). Summum Dei tandem agnoscant beneficium, qui in tautis errorum tenebris ad extremum elucere voluerit tam splendidum lumen veritatis. Qui primi sunt auctoritate et potentia, se etiam primos declarant obedientia. O quanta vis esset ad erigendas res collapsas, si ipsemet rex Catholicus dictis et omni agendi promptitudine se universis subditis proponeret regulam observautiae; si apud populos sibi creditos exclamare non dubitaret: „Ecce ego, qui jubeo, parere etiam non recuso. Ecce ego, qui impero, magistrorum religiouis imperium non invitus perfero. Ecce ego, qui vobis aequumjusque decerno, totius mundi judicium lubenter agnesco. Non meam, non alicujus privati sententiam legibus, quas dictavit Spiritus ille veritatis, anteponendam censeo. Agnoseamus igitur, popule meus, ejus voces agnoseamus. Me praeeuntem ne pigeat consequi. En ego omnes et singulas Concilii Tridentinii constitutiones palam recipio. Romano pontifici, ceu legitimo Christi vicario, veram obedientiam spondeo. Haereses omnes a generalibus Conciliis, praesertim ab illa eadem synodo, damnatas abjuro. Vos omnes ut idem faciatis, hortor et moneo, quem certe benevolum estis habituri, si pareatis; sin reluctemini, severum divini honoris vindicem experiemini". Quis episcopus, quis nobilis, quis plebejus, ostensa per regem ejüsmodi alacritate, decreta Concilii summa non suscipiat promptitudine? Quis inferior illa audebit contemnere, cum is, qui supra legem esse videtur, primus legi non dubitet se submittere? Tantum revera momenti in superiorum capitum professione est repositum, ut si illa contemnantur, coetera omnia, quae prodesse posse credautur, pro nihilo sint reputanda. Quare expediënt non modo illos, qui rebus sacris praesunt, eandem facere professionem, sed et hos omnes, qui ad magistratus ant functionem aliquam civilem admittentur, ita quidem ut in civitatibus nulli consules, nulli praetores, nulli inter mechanicos decani, vel inferioris ordinis praefecti admittautur, qui prius tria superiora non sint professi.
Haec via si semel sit patefacta, minori negocio ad alia reformanda venietur. Qualia autem sint illa, ignorare non possunt qui rebus sacris aut profanis hactenus praefuerunt. Primam vero curam non abs re hic adhibendam esse diebus festis censemus, quorum proeul dubio in Inferiori Germania coepit major esse neglectus per liberas illas potationes, quae ejüsmodi diebus maxime exercebantur; ita quidem ut apud laicos non ad alium finem aut usum dies festi videantur instituti quam ad ebrietatem, commessationes et quae has comi-
1) Psalm. CXL, 4 (Vulgaat).



187
tari soleut libidines. Hinc deinde celebrari coeperunt conventicula conspirationesque liberius habitae; hinc concionatores liberius admissi, qui hujusmodi impuritatibus faciles laxarent habenas; hinc caudae vulpium infernalium conjungi coepernnt, quae postea feralibus facibus accensae, vineum Domini inflammarunt et agrnin segetibus plenum devastarunt *); hinc denique publica rebellio vires accepit majores.
De usuris autem quid dicetur? Certe illarum impunitas et licentia legitimum omnem mercatum propemodum in turpe lucrum convertit, ut metuendum sit, ne Deus his offensus praeclarissima evertat emporia illorumque opes ad alienos transmittat. Judicia vero et tribunalia ita eorrupta videas, ut leges et juris libri non justitiae, sed iniquitati servire videantur. Vix ullum hic discrimen tribunalis ecclesiastici et cirilis; tractat clerieus secularia, politicus sibi arrogat sacra; omnium hic rerum confusio.
Quantum etiam mali in Belgiam convexerit luxus fastusque nobilitatis, praesens testatur calamitas. Dum enim vassali regii liberos sibi putarunt vestitu pretioso, splendore conviviorum, frequentia servitiorum et id genus aliis imitari regiam inagnificentiam, proventüs tandem sunt imminuti, conflatum magnum aes alienum. Consuetum fastum deponere pudebat, usitatas delicias prescindere pigebat. Unde facilius illis persuasit cupiditas (ut) ejüsmodi modos quaererent, quibus soUtas voluptates diutius alerent ac sequerentur, ecclesiasticaeque jugum disciplinae, quo se teneri captivos calumniabantur, omne excuterent. Mox occurrit nullam posse ad hanc rem viam demonstrari magis expeditam quam si manus rebus injicerentur sacris. Quaesitus. igitur titulus honestus, quo id auderent, nullus plausibilior quam religionis. Hinc admissi pseudo-prophetae. Arrectis auribus, proculcatis etiam legitimis pastoribus, innovatores auditi, turn quod omnem vitae mollitiem foverent pulullosque sub omni cubito consuerent, turn quod docentes religionem veterem esse commentitiam et inanem, simul etiam illa testarentur omnia esse evertenda, quae ad hanc olim erant comparata. Uude mox omnibus ad rapinam manus sunt apertae. Auctus deinde hic est furor per nobilitatis connubia cum Lutheranis mulieribus contracta, quarum etiam occasione omnis Inquisitio fidei ipsis fuit gravior, ut non obscure docent illi, qui maxime inter illos Belgiae davos *) suspecti sunt primasque turbas in causa fidei excitarunt, Atque utinam majori provisione illa hactenus praepedita fuissent! Nee enim immerito Deus olim Judaeos matrimonia cum mulieribus alienae fidei contrahere vetuit.
Quo autem majori successu possit rex Catholicus morbis superioribus occurrere, optandum is ejüsmodi etiam viros a consiliis habeat, qui naturam Belgicae gentis probe cognitam habeant, qui ipsa didicerint experientia, quibus maxime causis respublica cum cirilis turn ecclesiastica per Inferiorem Germaniam defloruerit, qui denique privatis affectibus depositis et propria utilitate neglecta syncere honorem Domini quaerant. Quales, si nominatim forte quispiam designari cupiat, fuerint Rmus. D. Martiuus Bithovius episcopus Yprensis, Guilhelmus Lyndanus episcopus Ruremündensis et Guilhelmus a Pictavia, quondam orator Caroli quinti in Concilio Tridentino, nunc autem in ecclesia Leodiensi archidiaconus Campiniae. Nee dubium, quin isti facile remedia iuvenerint, quibus superiores plagae et praesertim ecclesiasticorum curentur. De quibus nihil est
1) Zinspeling op Samson, Lib. Judicium XV, 4 (Vulgaat).
2) Davos
= dementes.



188
necesse, ut particulatim quid dieamus. Una siquidem et constaus toti clero lex est, ut juxta Conciliorum canoues etiam componant mores et quos praecedunt dignitate, praeeellant etiam vitae sanetitate; canonicorumque collegia rursum efficiantur omnis pietatis domicilia, ut vere et maguo plausu per universam Belgiam haec vox postliminio revocari possit; Gloria in excelsis Deo et in terra pax hominibus bonae voluntatis.
Romae, 25 Decembris, anno Dni. 1566, cupiens suae integritati restitutam Inferiorem Germaniam haec describebat A. F. Leodiüs.
Archivalia I, n°. 1285. — Gedeeltelijk gedrukt in Archief aartsb. Utrecht XXII, pag. 393 vlg.
153. 1567, januari 10. — Gerard (van Groesbeek), bisschop van Luik, schrijft aan kardinaal Commendone oyer de godsdienstige troebelen, die (Johannes) Vonck hem mondeling nader zal uiteenzetten, met opgave der aan te wenden geneesmiddelen.
Illme. et Revmc. domine.
Iu gravissimo animi moerore, quem nobis affert modis omnibus ïniseranda horum temporum facies, quibus et in Belgica, per seclarios et seditiosos regis Catholici subditos, et horum exemplo ob viciniae contagionem in hoe episcopatu per non paucos meos omnia divina et humana furiossime miscentur, aliqua tarnen ex parte me recreavit felix Illmae. et Revmae. D. V. ad Urbem adventus, quem cum e patris domini Joannis Vonckii, meorum istic negociorum gestoris, cognorissem, non putavi pro summa et antiqua ejusdem Revmae. D. V. erga me benevolentia, meaque vicissim erga ipsam perpetua observantia praetermittendum, quin de eo per has litteras ipsi gratularer. Quo quidem officio si non tam alacriter fungor, quam par esset, quaeso, apud aequitatem Revmae. D. V. me ut excusent incredibiles animi angores et assidui metus extremarum calamitatum una cum certo interitu, his in locis fidei catholicae cervicibus nostris inpendantium, nisi misericors Deus, cujus iram peccatis nostris provocatam experimur, praeter omnem omnium hominum expectatiouem eas repente avertat. Gonfugio ad Sanctissimum Dominum nostrum, opem his malis aliquam petiturus, qua de re cum et ad Sanctitatem Suam et ad D. Vonckium copiose scribam, Ilmam. d# y. per omnja Sacra oro atque obtestor, ut eundem Vonckium turn calamitates ipsas nostras, turn qua ratione nobis succurri petam, explicaturum solita benignitate audire, et petitionem meam apud Sanctitatem Suam, gravissima sua auctoritate promovere dignetur. Nullum unquam aeque atque hoe necessarium beneficium mihi, ecclesiae reique publicae meae universae praestitum est, nullum praestari poterit. Deus optimus Maximus Illmam. ac Revmam. D. y. quam diutissime incolumem et florentem conservet, cui me ex animo commendo, omniaque officia atque obsequia defero. Leodio, X Januarii 1567.
Hlmae. et Revmae. V. inservitor (?) j
Gerardus episcopus Leodiensis. j %^en ' ^e ' Archivalia I, n°. 2256.
154. 1567, FEBRUARI 8. — fr. Petrus van Weede wordt ontslagen van de irregnlariteit, welke hij begaan heeft, door tot eigen verdediging een ketter te dopden.
Die. 8 Februarii (1567) dispensatum fuit super irregularitate contracta



189
cum Ven. patre fr. Petro Wediae (provinciae Germaniae Inferioris), occasione homicidii in personam cujusdam heretici in sui defensionem commissi, auctoritate apostolica.
Dominicaner Registers IV, 33 f. 92.
155. 1567, JULI 30. — Martinus Rythovins, bisschop van Yperen, aan pans Pius V: beschrijving van den godsdienstig-zedelijken toestand na den beeldenstorm, waaromtrent professor J. Vendevilins mondeling nader zal inlichten, en voorstel van eenige middelen tot verbetering.
Beatissime pater.
Ut nullius aequè interest scire statum ecclesiae atque T. S., cujus pastorali officio et vigilantiae tota est concredita, ita nos, qui (licet indigni) in partem sollicitudinis vocati sumus, inter cetera id obsequii etiam debemus, ut eandem singuli de statu suae portiunculae interdum reddamus certiorem. Cujus rei nos jam magnam babemus et oportunitatem et necessitatem. Oportnnitatem quidem, quod presentium lator, doctor Joannes Vendevilins1), primarius in uuiversitate Duacensi professione jurisconsultus, sed vita vere theologus, hac sola de causa sese ad T. S. confert, ut eidem de rebus gravissimis et ad religionis incrementa multum pertinentibus sua desideria probonat, qui literarum nostrarum interpres esse poterit. Necessitatem vero, quod nusquam in hisce regionibus crudelius grassati sint conjurati hostes catholicae fidei quam in nostro districtu, a quo et primum inchoata est horribilis edium sacrarum prophanatio, quae fulminis (instar) totum tractum perstrinxit, et moz subsecutum sicariorum atrox facinus in necandis pastoribus et aliis sacerdotibus, ac tertio ecclesiarum violenter exustio. Bt quamquam Dei benificio et magna diligentia Ulm!. ducis Albani in plerisque locis restituta sit tranquillitas, ut pastoribus, qui adhuc supersunt, iterum liceat officium facere, tarnen adhuc multi sunt, qui in anxia trepidatione ita suis oviculis interdum adsunt, ut necessitati non plene subveniant. Omitto loca, pro quibus nondum inveniri possunt, qui pastoratum suscipere velint. Cumque in tam horribili vastitate divinam ultionem apertissime liceat agnoscere, quae post multas comminationes tandem acerbius erupit in vindictam, dum sepius moniti de vita et moribus reformandis non paruimus, tarnen (quod multis lachrimis deplorandum est) adhuc tanta est in plerisque locis cleri surditas, ut ad tale tonitruum nondum expergiscantur. Nee video futurum ut unquam, qua decet reverentia, suscipiatur Tridentina reformatio, nisi T. S. operi manum admoveat; idque non alia comminatione, quam ut apud rebelles ad beneficiorum privationem et fructuum suspensionem procedatur, quando non est nunc alia censura quam reformident, quia lucris et commoditatibus suis addicti omnem sensum ecclesiastice calamitatis perdidisse videntur.
Certe nos hactenus cum quibusdam capitulis luctamur tam modico successu, ut plures episcopi executionem tanquam desperatam vix tentare videantur. In coenobiis quibusdam tam virorum quam foeminarum etiam pertinacius resistitur quam apud seculares. Ergo si successum dignum videre velimus, a T. S. urgendum est negocium, idque simul et eodem tempore in locis omnibus, hoe est per universos hujus tractus episcopatus, qui non ita multi sunt neque
1) Johan de Vendeville, hoogleeraar te Douay.



190
ita vasti post divisionem nuper factam, quin facili opera singuli suum districtum infra breve tempus totum lustrare possint.
Gaudemus sane, quod duorum Ordinum ex Mendicantibus commissarii in suis conventibus reformationem serio aggressi sint. Sed utinam sequantur, et cum istis paria faciant Augustinenses et Carmelitae, in quorum Ordine etiam plures et intollerabiliores abusus baerent quam in aliis.
Valde autem expedire videretur ad constabiliendam obedientiam ecclesiae Ronianae ubique luxatam, si divinum officium, quod magna repurgatione opus habet, apostolica authoritate reduceretur ad conformitatem ecclesiae Romanae, ut a qua nuper tradita est doctrina fidei et data vitae et morum regula, ab eadem etiam acciperetur in publico officio orandi formula. Quod quidem, etsi quibusdam factu difficile, tarnen ejus hic nunc est valde bona oportunitas in hac nova erectione episcopatuum, ut(?) difficultati per impressionem subveniri posset. Invitaret autem etiam has ecclesias ad imitationem, si bene digestate brevitate tedio prolixitatis (quod ubique fere nauseam generat) occurretur.
Sunt autem quedam que pro necessitate populi nobis concrediti a T. S. impetrata cuperemus. Sed (ne prolixitate onerosior sim) domino doctori Vendevitio, post hnmillimam nostri commendationem, ea T. S. coram exponenda eommisimus. Benignus Deus T. S. Ecclesiae suae din conservet incolumem.
Ypris, 3 Galend. Augusti.
S- T. bumillimus sacellanus Martinus Rythovins, indignus episcopus Yprensis.
Op den rug het adres: Beatissimo Patri Beatissimo Domino Pontifici Maximo.
Archivalia II, n°. 288°—287°, verkeerdelijk op 1566 geplaatst; 30 Juli had de beeldenstorm nog niet plaats gehad.
156. 1567, NOVEMBER 2. — Pius V onderwerpt aan de strenge en grondige visitatie van den pauselijken commissaris fr. Angelo di Aversa ook alle Conventueelen en kloosterlingen van den Derden Regel in de Nederlanden 1).
Pius papa V. Ad perpetum rei memoriam.
In eminenti dignitatis apostolicae specula, meritis licet imparibus, divina dispositione constituti, ad ea libenter intendimus, per quae singuli religionum Ordines, abusibus, qui in eos tractu temporis diversimode irrepserunt, eliininatis, antiquo candori suo, quo Domino authore din claruerunt, restitnantur, regulariaque eorum instituta ad divinae Majestatis laudem et gloriam in posterum stabiliantur. Et ut id votive succedat, cum Nos ob negociorum, quibus assidue praemimur, ingentem molem, ubique praesto esse nequeamus, nonnumquam ea personis probibate, fide, prudentia, ac religionis zelo praeditis, demandamus, prout locorum et temporum qualitate pensata conspicimus salubritér expedire. Accepimus sane nuper, non sine animi nostri molestia, quod fratres Ordinis S. Francisci, Conventuales nuncupati, in provineiis Galliae, Belgicae et Flandriae ac aliis charissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum Regis Catholici illarum partium dominiis, terris et locis constituti, a nonnullis
1) Zie de visitatie van het S. Barbara-convent te Delft, in 1570 krachtens deze breve ondernomen, bij Dodt, Archief, II, pag. 103. Ook S. Aechten te Delft poogden toen de Minderbroeders onmiddellijk aan hun Orde te onderwerpen; zie Dodt 1. c.



191
annis citra suae professiouis, salntis et religionis immemores, privilegiisque sibi a Sede apostolica gratiose concessis abutentes, Deique timore postposito, tam licentiosam inhonestamque vitam et ab institutie fundatoris et Patris sui Seraphiei discrepantem et remotam ducere non verentor, nt reliogosorum nomine tantum retento, non modo Ordinem regulasque suas dedecorent, rerum etiam plerisque ex christifidelibus talia cernentibus scandalum non modicum afferaut. Nos, qui tam Ordini praedicto decus et integritatem suique pristini candoris restitutionem sinceris zelamus affectibus, quam praedieti Philippi Regis, cujus vere religiosum et catholicum animum cognitum habemus, pio studio satisfacere enixe cupimus, volentes praemissis pro nostri pastoralis officii debito providere, motu proprio, non ad alicujus Nobis super hoe oblatae petitionis instantiam, sed ex mera deliberatione et certa scientia nostris, dilecto filio fratri Angelo Aversano, Ordinis Minorum de Observantia professori, nostro et apostolicae Sedis commissario, in virtnte sanctae obedientiae per praesentes committimus et mandamus, quatenus in provinciis et aliis dominiis, terris et locis, eidem Philippo Regi, ut premittitur, subjectis, hujusmodi ad domos et monasteria Ordinis praedieti tam virorum quam mulierum, Conventualium etiam Tertii Ordinis nuncupati, si tarnen tria substantialia vota emittere consueverunt, uno seu pluribus gnardianis aut alliis fratribus per eum eligendis secum adjunctis, accedat ac in domibus et monasteriis praedictis formam conventualiter vivendi, penitus et in perpetuum, autoritate nostra tollat et extinguat, ac personas in illis degentes ad eamdem vivendi formam eademque instituta, etiam quoad vestes et calciamenta redigat, quae utrius sexus religiosi de Observantia vocati observant, ipsasque sorores et moniales conventuales eorumdem fratrum de Observantia obedientiae, correctioni, visitationi, curae, regiminique committat; ac Conventualium hujusmodi, seu Tertii Ordinis fratrum etsororum, tria substantialia vota professorum, ecclesias aut monasteria seu domos religiosis Ordinis de Observantia, per ipsos perpetuo habendas assignet, atque in domos et monasteria hujusmodi alios fratres et moniales de domibus et conventibus ipsorum fratrum et monialium de Observantia de sibi assistentium fratrum consilio respective transferat et ex ipsis domibus de Observantia guardianum et alios officiales, ad domos praedictas regendum et gubernandum idoneos, auctoritate praedicto deputet atque constituat, ipsos vero fratres et sorores seu moniales Conventuales et Tertii Ordinis praedictos aliorum fratrum de Observantia consortio aggreget atque uniat, necnon ex domibus, in quibus antea vitam conventualem egerant, transferat iu religiosorum de Observantia domos et per illas distribuat et posthae ipsi de Observantia similiter nuncupetur et sub ejusdem ministri generalis de Observantia obedientia permaneant. Si aliqua vero ipsorum Conventualium monasteria seu domus in locis, in quibus aut per ipsorum asperitatem vel habitatorum paucitatem et eleemosynarum defectum verendum sit, ne fratres de Observantia inibi comanere possint, consistant ea invicem, vel aliis uniat, vel ad alia commodiora loca transferat; aut si quid aliud sibi super praemissis magis necessarium et opportunum visum fuerit, ordinet et statuat. Caeterum, si aliqui fuerint fratres aut moniales Ordinis praedieti, qui seu quae tria vota substantialia numquam emiserunt, nee in regulari Observantia degeruut, eos, prout hactenus vixeruntet permanxerunt, ita tarnen ut sub visitatioue, eorrectione, superioritate et obedientia dictorum provineialium et Generalis fratrum de Observantia hujusmodi degere, eisqne in omnibus subject! et sop»



192
positi esse debeant, etiam de caetero vivere et permahere posse decernimus etdeclaramns, necnon a Conventualibus hujusmode ad Observantiam translatis, si eorum aliquis pro tranquillitate animi sui de novo professionem emittere voluerit, eam quando et quoties voluerit, etiam probationis anno non expectato, recipiat: contradictores vero, si qui fuerint, qui se ad regularis vitae observantiam rednci pertinaciter recusaverint, eos in carceribus, donec ad cor redeant, sub fida custodia retineri faciat ac juxta suorum excessuum et delictorum qualitatem puniat. Et si aliqui eorum delicta adeo gravia fecerint, ut si laici essent, ultimo supplicio puniendi venirent, ad triremes eos damnet, si modo aetas et vires illi labori sint aptae; alioquin ad perpetuos carceres, in quibus suorum criminum poenas luant, releget. Alia vero ipsorum minus gravia crimina secundum canonicas sanctiones puniat; bona praeterea quaecumque mobilia et immobilia, tam quae domus fratrum, verum dumtaxat Conventualium, praedictorum in communi possident, quam fratrum Conventualium, antea propria ex consuetudine vel forsan ex aliquo obreptitio vel subreptitio privilegio et dispensatione apostolica eis obtineri concessa sive permissa, sive ex eorum industria acquisita, vel ex parentum successione aut ab aliis relicta, legata donatave, ab eis tam quod ad usum et possessionem quam quod ad proprietatem pertinet in perpetuum abdicet; de conventibus etiam fratrum regularis Observantiae uno vel pluribus in conventus reformandos hujusmodi de eodem consilio transferat; omnia denique, quae ad abolendam vitam conventualem et vitae regularis observantiam loco ejus introducendam vel ad inquirendam criminium veritatem fuerint quoqno modo necessaria (et) opportuna, agat, faciat et exequatur, dummodo tarnen ipsis fratribus et sororibus, monachis et monialibus, qui ad alium Ordinem regularis Observantiae transferri maluerint, dummodo ad regulam transeant arctiorein, non interdicatur; ipsorum vero bona praedicta omniaque hujusmodi domuum et monasteriorum fratrum Conventualium redditus ita distribUat ut, postquam eisdem fratribus de Observantia in dictos conventus introducendis de supellectili ac omnibus aliis, ad eorum victum, divinum cultum ecclesiarum et domuum reperationem necessariis, providerit, reliqua sub stricto sequestro penes idoneas personas reponantur seu custodiantur, donec quid Nos ipsi super illis decreverimus seu statuendum duxerimus, per nostras literas intellexerit. Nos enim tam praemissa omnia et singula et alia circa ea necessaria et opportuna gerendi et exequendi quam contradictores quoslibet et rebelles eisque auxilium, consilium vel favorem praestantes, per sententias, censuras et poenas praedictas aliaque opportuna juris et facti remedia, appellatione postposita, compescendi legitimisque super his habendis serratis processibus, sententias, censuras et poenas ipsas etiam iteratis vicibus aggravandi, necnon interdicturn ecclesiasticum imponendi et brachium saeculare invocandi, plenam et liberam auctoritate apostolica per praesentes facultatem concedimus et impartimur; districtius inhibentes ipsius Ordinis Conventualium superioribus aliisque quibusvis personis, cujuscumque status, gradus, Ordinis et conditionis existentibus et quacunque dignitate, tam ecclesiastica etiam episcopali, archiepiscopali et cardinalatu, quam mundana etiam ducali et regia fungentibus, eundem fratrem Angelum, commissarium nostrum, in praemissis quovis modo et quovis quaesito colore vel ingenio molestare, inquietare vel perturbare audeant vel praesumant, decernentes quoque praesentes literas ullo Umqnam tempore de subreptionis vel obreptionis vitio aut intentionis



193
nostrae vel quopiam alio defectu notari (et) impegnari nullatenus posse, minusve illas, etiam quod Ordinis hujusmodi superiores ad id vocati non fuerint, vel quod ipsi ab ipsius fratris Angeli commissarii nostri jurisdietione exempti sint ac propterea ipsi parere nullatenus intendant, impugnari vel contra illas deveniri posse, sed illas, quibuscumque appellationibus, reclamationibus et contradictionibus omnino cessantibus, in suo robore et efficacia persistere suosque plenarios effectus sortiri et ad illarum executionem omnino procedi debere, sicque per quoscumque judices et commissarios, etiam causarum Palatii apostolici auditores ac S. R. E. cardinales, sublata eis et eorum cuilibet quavis etc, debere irritum etc. attentari. Non obstantibus praemissis ac quibusvis apostolicis, necnon in provincialibus et synodalibus Gonciliis editis specialibus vel generalibus constitutionibus et ordinationibus ac monasteriorum, domuum et Ordinis praedictorum, juramento, confirmatione apostolica vel etc. et literis apostolicis eidem Ordini illiusque superioribus et personis sub quibuscumque tenoribus et formis ac cura quibusvis etiam derogatoriarum derogatoriis aliisque efficacioribus et insolitis clausulis irritantibus et aliis decretis, in genere vel in specie, etiam per viam generalis legis vel statuti perpetui, etiam motu proprio et ex certa scientia, ac de apostolicae potestatis plenitudine et consistorialiter et de fratrum consilio, ac alias quomodolibet concessis, confirmatis, approbatis et saepius innovatis. Quibus omnibus, etiamsi de illis eorumque totis tenoribus, specialis, specifica et expressa mentio seu aliqua alia exquisita forma ad id servanda foret, tenores hujusmodi, ac si de verbo ad verbum nihil penitus omisso et forma in illis tradita observata inserti forent, praesentibus pro sufficienter expressis et insertis habentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtaxat, specialiter et expresse derogamus, contrariis quibuscumque. Aut si aliquibus etc. de indulto hujusmodi mentionem etc. —I Datum Romae apud Petrum, sub annulo Piscatoris, die 2 Novembris 1567, Pontificatus nostri anno secundo.
Caesar Gloriekius. Secretaria dei Brevi, Vol. 8 (Pii papae V an. 1567 liber III) f. 386.
157. 1567, NOVEMBER 4. — Pius V gelast aan fr. Angelo di Aversa, om, met alle mogelijke rechtsmiddelen, in de Nederlanden streng op te treden tegen de ketters, wie zij ook zijn mogen, en verleent hem daartoe de noodige volmacht, die in andere landen aan een inquisiteur-generaal wordt verleend.
Dilecto filio fratri Angelo Aversano, Ordinis Minorum de Observantia professori, Pius papa V.
Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem.
Cum tu nuper tam a Nobis quam etiam a dilecto filio, ministro generali Ordinis Minorum de Observantia, ad provincias Galliae, Belgicae, Inferioris Germaniae et Flandriae dicti Ordinis visitandum et reformandum ac uonnulla alia per Nos tibi demandata faciendum et exequendum commissarius deputatus fueris, et ideo propediem te illue, concedente Domino, conferre habeas, nos de tua fide, prudentia, religione ac dexteritate peramplins in Domino confidentes ac sperantes, quod praeter ea, quae tibi dedimns in mandatis,
13



194
etiam nonnulla alia, quae Nobis magnopere cordi sunt, fideliter ac diligenter tractabis et administrabis, tibi committimus et mandamus per praesentes, nt ea, quae tibi oretenns injunximus, sedulo exequi studeas. Nos enim tibi, cum in provincias praedictas perveneris, contra quoscumque bareticos ac de fide catholica male sentientes aut de haeresi quomodolibet suspectos cujusvis dignitatis, status, gradus, ordinis, conditionis et praeeminentiae existentes et quacumque ecclesiastica, etiam archiepiscopali, episcopali, abbatiali vel aliadignitate fulgentes, aut mundana et temporali, etiam principis, ducis, marchionis, comitis, seu quavis majori auctoritate et excellentia praeditos eorumque complices, sequaces, adhaerentes, fautores et defensores diligenter, prout tibi expedire videbitur, inquirendi ac procedendi eosque, si haberi poterunt, capiendi et carceribus mancipari curandi, testes tibi benevisos desuper examinandi eorumque dicta et depositiones in scriptis redigendi et quorumvis reorum subditos pro habenda veritate etiam a juramentis homagii et vassalagii absolvendi et totaliter liberandi, illaque eos relaxandi, et processum super his formandi et conficiendi, necnon reos et culpabiles repertos curiae saeculari juxta canonicas sanctiones ac constitutiones et edicta regia debitis poenis et suppliciis pro justitia afïïciendos dimittendi et ad praemissa auxilii militaris brachium a magistratibus saecnlaribus, et praesertim a dilecto filio nobili. viro duce Alvae, nomine nostro invocandi, necnon eos, quos relicta via iniquitatis ab erroribus suis ex corde absistere et ad catholicae ecclesiae gremium redire veile cognoveris, facta haeresium detestatione et suorum complicium revelatione receptaque prius ab illis abjuratione publica vel secreta, prout expediens esse judicaveris, coram tarnen notario et testibus, ab haeresibus et erroribus hujusmodi ac excomunicationis et quibusvis aliis sententiis, censuris et poenis ecclesiasticis ac corporis affiictionibus in ipsos praemissorum occasione quomodolibet latis, injuncta inde eis poenitentia salutari, in utroque foro absolvendi eosque dicto gremio et fidelium unitati reconciliandi, caeteraque omnia et singula gerendi, exercendi et exequendi, quae in praemissis et circa ea necessaria fuerint seu quomodolibet opportuna, et quae Generales Inquisitores, in aliis regnis et provinciis deputati, gerere, exercere et exequi tam de jure quam de consuetudine aut privilegio quoquo modo possunt, plenam, liberam et omnimodam facultatem ac potestatem auctoritate apostolica tenore praesentium concedimus et impartimur; mandantes in virtute sanctae obedientiae et sub privationis dignitatum et officiorum ecclesiasticorum et aliis arbitrii nostri poenis quibusvis personis ecclesiasticis, quoscumque vero saeculares et dominos temporales, et praesertim eundem dncem Alvae, serenissimi regis catholici capitaneum generalem, aliosque magistratus hortamur in Domino, ut pro religionis cultu et eorum ergo sanctam catholicamque fidem devotione, quando et quotiens a te fuerint requisiti, in praemissis exequendis omnem suum promptum ac benignum favorem opportunumque auxilium praestent et exhibeant. In quo rem Deo Omnipotenti plane gratam et acceptam, ipsi justitiae consonam, et Nobis, qui pro sollicito pastoris officio ad exstirpandas ex agro Dominico haereses potissimum invigilamus, maxime optatam efficiënt. Non obstantibus constitionibus et ordinationibus apostolicis ac quibusvis statutis et consuetudinibus, etiam juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis, necnon privilegiis, indultis et literis apostolicis quibusvis, quomodolibet concessis, confirmatis et innovatis. Quibus omnibus, etiamsi de illis eorumque totis tenoribus specialis, specifica et expressa



195
mentio habenda esset, eorum tenores praesentibus pro sufficienter expressis habentes,illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtaxat, ad effectum praesentium specialiter et expresse derogamus; caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Eomae apud S. Petrum, sub annulo Piscatoris, die quarta Novembris 1567, pontificatus nostro anno secundo.
Caesar Glorikrius.
Secretaria Breïium (an. 1507), Vol. 6 lib. II f. 313.
158. 1567, DECEMBER 28. — Plus V" gelast aan fr. Vincenzo Ercolani, om in de Nederlanden met alle mogelijke rechtsmiddelen tegen de ketters, wie zij ook zijn mogen, op te treden, en verleent hem daartoe de noodige volmachten, die in andere landen een inquisiteur-generaal heeft.
Dilecto filio fratri Vincentio de Herculanis Perusino, Ordinis Praedicatorum professori, Pius papa V.
Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem.
Cum Nos nuper te ad Galliae, Belgicae, Inferioris Germaniae et Flandriae provincias ad monasteria ac domos tam virorum quam mulierum Ordinis fratrum Praedicatorum visitandnm et reformandum ac nonnulla alia tibi per Nos commissa faciendum et exequendum commissarium nostrum cum Dei nomine mittendum duxerimus, idcirco de tua fide, prudentia, religione ac dexteritate peramplius in Domino confidentes ac sperantes, quod praeter ea, quae tibi dedimus in mandatis, etiam nonnulla alia, quae Nobis magnopere cordi sunt, fideliter ac diligenter tractabis et administrabis, tibi committimus et mandamus per praesentes, ut ea, quae tibi oreteuus injunximus, sedulo exequi studeas. Nos enim tibi, cum in provincias praedictas perveneris, contra quoscumque haereticos, ac de fide catholica male sentientes aut de haeresi quomodolibet suspectos, cujusvis dignitatis, status, gradus, Ordinis, conditionis et praeeminentiae existentes et quacumque ecclesiastica, etiam archiepiscopali, episcopali, abbatiali vel alia dignitate fulgentes, aut mundana et temporali, etiam principis, ducis, marchionis, comitis seu quavis majori auctoritate et excellentie praeditos, eorumque complices, sequaces, adhaerentes, fautores et defensores diligenter, prout tibi expedire videbitur, inquirendi ac procedendi eosque, si haberi poterunt, capiendi et carceribus mancipari curandi, testes tibi benevisos desuper examinandi, eorumque dicta et depositiones in scriptis redigendi et quorumvis reorum subditos pro habenda veritate etiam a juramentis homagii et vassalagii absolvendi et totaliter liberandi, illaque eis relaxandi, et processum super his formandi et conficiendi, necnon reos et culpabiles repertos curiae saeculari juxta canonicas sanctiones ac confirmationes et edicta regia debitis poenis et suppliciis pro justitia afficiendos dimittendi, et ad praemissa auxilii militaris brachium a magistratibus saecularibus, et praesertim a dilecto filio nobili viro duce Alvae, nomine nostro invocandi; necnon eos, quos relicta via iniquitatis ab erroribus suis ex corde absistere et ad catholicae Ecclesiae gremium redire veile cognosoeris, facta haeresium detestatione et suorum complicium revelatione receptaque prius ab illis abjuratione publica vel secreta, prout expediens esse judicaveris, coram tarnen notario et testibus, ab haeresibus et erroribus hujus-



196
tnodi ac excomunicationis et quibusvis aliis sententiis, censuris et poenis ecclesiasticis ac corporis afflictionibus in ipsos praemissorum occasione quomodolibet latis, injuncta inde eis poenitentia salutari, in utroqne foro absolvendi eosque dicto gremio et fideliuni unitati reconciliandi caeteraque omnia et singula gerendi, ezercendi et ezequendi, quae in praemissis et circa ea necessaria fuerint seu quomodolibet opportuna, et quae Generales Inquisitores, in aliis regnis et provinciis deputati, gerere, exercere et ezequi tam de jure quam de consuetudine aut privilegio quoquomodo possunt, plenam, liberam et omnimodam facultatem ac potestatem, auctoritate apostolica, tenore praesentium concedimus et impartimur; mandantes in virtute sanctae obedientiae et sub privationis dignitatum, beneficiorum et officiorum ecclesiasticorum et aliis arbitrii nostri poenis quibusvis personis ecclesiasticis, quoscumque vero sacculares et dominos temporales, et praesertim eundem ducem Alvae, Serenissimi regis Catbolici capitaneum generalem, aliosque magistratus hortamur in Domino, ut pro religionis cultu et eorum erga sanctam catholicamque fidem devotione, quando et quotiens a te fuerint requisiti, in praemissis exequendis omnem suum promptum ac benignum favorem opportunumque auxilium praestent et exhibeant. In quo rem Deo Omnipoténti plane gratam et acceptam, ipsi justitiae consonam et Nobis, qui pro solliciti pastoris officio ad exstirpandas ex agro Dominico haereses potissimum invigilamus, maxime optatam efficiënt. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus apostolicis ac quibusvis statutis et consuetudinibus, etiam juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis, necnon privilegiis, indultis et literis apostolicis, quibusvis quomodolibet concessis, confirmatie et innovatie. Quibus omnibus, etiamsi de illis eorumque totis tenoribus, specialis, specifica et expressa mentio habenda esset, eorum tenores praesentibus pro sufficienter ezpressis habentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtazat, ad effectum praesentium specialiter et expresse derogamus, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae apud S. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 28. Decembris 1567, pontificatus nostri anno secundo.
Caesar Glorieriüs.
Secretaria Brevium (an. 1567), Vol. 6 lib. II f. 381.
159. 1568—1569. — Reis van fr. Vincenzo Ercolani in de Nederlanden.
1567, DECEMBER 6—1569 MAART 19. — Brievenboek van den Dominicaan Vincenzo Ercolani, in zooverre het betrekking heeft op zijne reis naar de Nederlanden, ter visitatie der Predikheeren-kloosters aldaar').
Vincenzo Ercolani werd 10 Januari 1517 geboren te Perugia, uit de
1) Perugia, Biblioteca communale C. i8. Lettere del Beu"0. Mons. fr. Vincentio Herculani Perugino, vescovo d'Imola, de l'Ordine de Predicatori. — Dit is het oorspr. brievenboek van den Dominicaan fr. Vincenzo Ercolani, gaande van 18 Haart 1538 tot 27 Augustus 1586 (geheel eigenh., ongefolieerd, op papier in 4°). Het register is in drie boeken verdeeld, waarvan het tweede begint 19 December 1569 (toen Ercolani bisschop werd) en het derde 23 Juli 1571. Van ieder boek zijn de brieven afzonderlijk genummerd, doch in tijdsorde volgen ze elkander niet geregeld op. Vgl. G. Mazzatinti: Inventari degli manoscritti delle biblioleche d'Italia V, p. 85, n°. 135.



197
patricische familie van dien naam, die ook Herculani luidt, naar Sint Herculanus, eertijds schutspatroon der stad. Over deze familie bevat een lijvige bundel, (n°. 1409 der Biblioteca Communale), met de breedsprakigheid van een 17-eeuwschen genealoog, tal van bijzonderheden, waarvan hier niet weinige znn overgenomen, terwijl de levensbijzonderheden van Vincenzo Ercolani deels ook aan znn brievenboek znn ontleend.
Hn trad 19 Maart 1538 te Florence in de Orde der Predikheeren en voltooide daar znn theologische opleiding. Spoedig won hij een buitengewone faam van geleerdheid en welsprekendheid. Terwijl hn in het beroemde San Marco-klooster, op Zon- en feestdagen, eene reeks voordrachten hield over de Schriftuur, kreeg hn' zóóveel toehoorders, dat naar een grooter lokaal moest worden omgezien. Maar ook dit bleek weldra nog te klein, zoodat de burgern tot Cosmo de' Medici het verzoek richtte, dat de groote Predikheerenkerk (S. Maria Novella), die na het beleg der stad was geseculariseerd, wederom aan haar oorspronkelijke bestemming mocht worden teruggegeven; hetgeen de groothertog, uit bijzondere achting voor P. Ercolani, welwillend toestond. Ook te Rome, waar hij in 1559 prior werd van het klooster van S. Maria sopra Minerva, had Ercolani als kanselredenaar veel toeloop en won hij de bewondering van niemand minder dan Philippus Neri.
Hij werd achtereenvolgens regent der Minerva-hoogeschool, inquisiteur, definitor van de Orde en provinciaal der Romeinsche provincie. Pius V benoemde hem tot pauselijk commissaris en visitator in de Romeinsche Campagna, en bestemde hem zelfs, om met Francesco Borgia den kardinaallegaat Bonelli, die een algemeenen kruistocht tegen de Turken zou prediken, naar de Hoven van Madrid, Lissabon en Parijs te vergezellen. Zoo de dood Pius V niet had verrast (1 Mei 1572), zou deze paus stellig den kardinaalshoed aan Ercolani hebben aangeboden.
De eerste zending, die hem door den H. Stoel werd toevertrouwd, was naar de Nederlanden: .„lo mandö primieramente in Fiandra per commissario e visitatore apostolico di quelle provincie, che allora perturbate e sconvolte si trovarano dalle teUipeste dell' ostinata eresia, che vi serpeggiava d'ogn' iutorno".... 1). Zij had ten doel, namens den pauselijken Stoel eene visitatie te houden in de Predikheeren-kloosters der Nederlandsche provincie. Op uitdrukkelijk verzoek van Alva *) werd tot deze visitatie besloten, gelijk kort te voren tot die der Nederlandsche kloosters van de Orde der Minderbroeders.
Begin December 1567 werd Ercolani te Fldrence, waar hij sinds twee jaren prior van het San Marco-klooster was, door den paus en den generaal zijner Orde met de visitatie belast. Hij reisde onmiddellijk naar Rome en schreef daar znn eersten brief dienaangaande 6 December. Van den Spaanschen gezant kreeg hij 100 scudi reisgeld, welk bedrag door den paus nog werd verhoogd, daar hij tevens had te zorgen voor het onderhoud der drie metgezellen, die hem werden toegevoegd, nl. fr. Felice di Castelfranco, fr. Pietro Paolo da Castelnuovo (die 14 Mei het dagboek der reis opstelde) en fr. Pietro Paolo Filippi, van wiens hand zes onzer brieven zijn. Op 11 Januari zou de afreis
1) Naar hs. n". 1409.
3) Alva's verzoek anno 1568 om een visitatie der Nederlandsche Franciscaner-en Dominicanerkloosters, zie Gachard Corretp. de Ph. II, Tome II, p. 14, n°. 736.



198
plaats hebben. Maar Ercolani, die niet erg gezond was, schijnt tegen den verren en gevaarlijken tocht te hebben opgezien en zijn vertrek gedurig te hebben uitgesteld, totdat hij 1 Maart 1568 van den generaal last ontving om binnen 24 uur te vertrekken.
S'anderen daags ging luj op weg en kwam 12 April te Antwerpen aan. Acht dagen later begaf hij zich naar Brussel. Hier werd hij zeer minzaam onvangen door Alva, die hem nog een toelage gaf van 150 scudi. Na tot 4 Mei in Brussel te hebben vertoefd, deed Ercolani zijne visitatie te Antwerpen, welke 10 dagen in beslag nam; vervolgens te Gent, Brugge, Iperen, Bergen, SintOmer, Atrecht, Douai, Rijssel, Yalenciennes, Brussel *) en Leuven. Door een welgeslaagd provinciaal kapittel, dat plaats had in het begin van September, werd de visitatie bekroond.
Ercolani had dus zijn taak grootendeels volbracht en verlangde zachtjes aan terug te keeren. Weliswaar moest hij Luik nog bezoeken; maar de Geuzen maakten de reis daarheen onveilig. Op den terugweg meende hn' ook Utrecht, 's-Hertogenbosch en andere plaatsen te kunnen aandoen. Maar hn mocht, blijkens een op 15 Augustus aangekomen brief van den generaal, niet vertrekken, zonder een voorafgaande machtiging van den paus. Hij bleef dus tot half October in Antwerpen wachten; maar zich hier niet veilig achtende, nam hij de wyk naar Brugge en toefde er ruim drie maanden. In de eerste helft van Maart 1569 kon hij eindelijk de terugreis aanvaarden, waarbij onderweg de kloosters te Luik, Maastricht en Keulen nog werden bezocht. Over den uitslag der visitatie toonde hij zich hoogst voldaan in zijn 19 Maart uit Keulen gedagteekendeu brief. Ook Alva was daarmede uiterst tevreden. Niet alleen mondeling en schriftelijk, maar ook met daden had de hertog zulks aan den dag gelegd.
De genoemde brief uit Keulen is de laatste der 18 brieven, waarvan hier uittreksels volgen. Elf brieven zijn door Ercolani-zelf opgesteld; de andere 7 door een zijner metgezellen, doch namens hem. Zij bevatten merkwaardige bijzonderheden niet slechts over het religieuze leven in de Zuid-Nederlandsche kloosters der Predikheerende-Orde, maar ook in 't algemeen omtrent den godsdienstig-kerkeln'ken toestand dier dagen, welke in 't voorbijgaan herhaaldelijk ter sprake komt. Jammer genoeg heeft Ercolani znn visitatie niet uitgestrekt over de Noordelijke gewesten, vermoedelijk omdat deze nog te onveilig gemaakt werden door de Geuzen. Maar wij zullen niet ver mistasten, als wij aannemen, dat in de Noordelijke kloosters zijner Orde ongeveer dezelfde toestand als in de Zuid-Nederlandsche heeft geheerscht; zij behoorden immers tot dezelfde provineie der „Congregatio Hollandica". Moge het dan indirect zijn, niet weinig wordt toch onze kerkgeschiedenis door een verrassende bron als dit brievenboek gebaat.
Over den verderen levensloop van Ercolani nog het volgende.
Na znn terugkeer in Italië werd hn' prior van het klooster S. Maria in Gradi te Viterbo a), maar reeds 14 December 1569 benoemd tot bisschop van Sarno, een armoedig bisdom aan de kust bij Amalfi. Ruim drie jaar later,
1) Te Brussel 32 Aug. De Jonghe, Belgium Dominicanum, p. 18.
2) Zijn eerste brief uit Florence is van 19 Mei 1569 (Lib. I n°. 233); zijn eerste brief uit Viterbo van 20 September 1569 (Lib. I n°. 224).



199
9 Februari 1573, werd hij bevorderd tot bisschop van Imola, en 27 November 1579 tot bisschop in zijne vaderstad Perugia. Hier liet hij voor znn diocees een Rüuale drukken, hetwelk algemeen znlk een gunstigen indruk maakte, dat Paulus V naar dit model* het Rituale romanum voor de gansche Kerk inrichtte. De vrome en geleerde bisschop overleed te Perugia 29 October 1586 en werd in de kerk van Sint-Dominicus aldaar begraven.
Nog bestaat in dezen weidschen tempel zijn eenvoudig grafmonument. Tegen den sluitingsmuur van het priesterkoor, juist in het midden, is zijn gebeeldhouwde en geschilderde buste in een ovale nis aangebracht; daaronder leest men, op een wit-marmeren plaat, het sobere grafschrift. De intelligente en verstorven gelaatstrekken, de kale schedel en de grijze baard doen hem, ook naar het uiterlijk, niet weinig gelijken op zijn grooten Ordegenoot paus Pius Y, die zulk een machtigen stoot tot de Katholieke tegen-Reformatie gaf.
Ercolani was ongetwijfeld dezelfde streng-ascetische en, waar het op kerkelijke tucht aankwam, onverbiddelijke richting toegedaan. Niet te verwonderen is het, dat hij, nog maar diaken zijnde, aan zijne zuster, die als „Sor Lucia" non was in het klooster van Sinte Colomba te Perugia, een uitvoerige verhandeling richtte over de christelijke volmaaktheid (Lib. I n°. 253). De keuze, door Pius Y op hem gevestigd, toen Alva om een buitengewonen visitator van de Nederlandsche kloosters vroeg, kon derhalve een alleszins gelukkige heeten *).
a. 1567, DECEMBER 6. — P. Ercolani aan P. Timoteo de Bied, prior te Lucca: over de hem opgedragen visitatie, waartegen hg ernstig opziet.
Al medesimo (al P. F. Timoteo de Ricci, priore di San Romano di Lucca).
Di me harete inteso, come per ordine di Sua Santita ') et del
padre Generale 3) debbo andar in Fiandra a visitar quella provineia, trasandata per cagione de le guerre et de gli Hugonotti; cosa ch'ognuno di qua la giudica humanamente a me impossibile et per la difficolta de la via, et per la internperie de 1'aria, et per indispositione et debolezza mia. Onde sono consigliato di venir a Roma per ajutarmi et per provedermi bene, se pur' harö a andare, et intanto metteremo tempo in mezzo. Partirö dunque quest'altra settimana, subito che il padre Provinciale hara spedito la nostra visita. Et voi, senza dir nulla di voi, state preparato, che forse harete a farmi compagnia; nè perciö di nulla vi accerto, ch'intendo liberarme, et ancor voi, se sia possibile .... Di. Fiorenza, li 6 di Decembre 1567. Lib. I n». 186.
1567, DECEMBER 26. — Aan denzelfde: over zijn onderhond met den paus en den kardinaal-staatssecretaris.
Al medesimo.
Parlai a Nostro Signore quanto volsi, et non attenni. Yuole finalmente
1) Zie over Vincenzo Ercolani nog: Echard, Scriptore* ord. Praedic., t. II p, 277; de Jonghe, Detolata Batavia Domifticana, p. 79, en Jaarverslag Bist. Instituut 1912, p. 6—7.
2) Pius V.
3) fr. Vincenzo Giustiniani (fr. Innocenzo Taurisano, Series magistrorum generalium Ordinis. f. f. Praedicatorum (1916) p. 10).



200
ch'io vada. Et gia si fanno le Brevi et le patenti; il piü lungo di qui a 1'Epifania sarö spedito, et me ne tornerö a bell'agio cbe cosi son convigliato. Mi dice il Cardinale *) et anco il Generale, che questo negotio mi interrarera da quattro o cinque mesi tra 1'andare, stare et tornar', se altro non occorresse di nuovo. Non ho ancor fermi i compagni, nè chi, né quanti. Risolvomi a non
vi menar, petendo haver il P. f. Felice da Castelfranco, come spero
Del Fiamingo *) si scrivera di qui, che venga qua a Roma o almeno costa,
per pigliare informatione et, se vorra, anco compagnia Di Roma, li 26
di Decembre 1567.
Lib. I n°. 188.
ö. 1567, DECEMBER 26. Aan denzelfde: over zijn twee metgezellen naar de Nederlanden en over zijn reisgeld.
Al medesimo.
Et vi dico, che ho fatto risolutioue di menar' in mia compagnia
il P. f. Felice di Castelfranco et f. Pietro Pauolo da Castelnuovo, che cosi
anco si contenta il padre Revmo Lo imbasciator di Spagna 8) in nome
del suo re m'ha dato cento scudi d'oro per viatico; ma non fanno a gran lunga, se non suppliscono il Papa et il Generale ..... Di Roma, li 28 di Decembre 1567.
Lib. I n». 189.
c. 1567, DECEMBER 22. — Aan Lnca Ercolani: over de hem toegedachte taak.
. . , . . Io giunsi qua Martedi non molto stracco, et mi sento, secondo che li tempi et li disegni comportano, assai bene. Non ho ancor parlato a Nostro Signore, il quale mi ha fatto dire, ch'io sia il ben venuto et cbe, quando sara tempo di parlargli, me lo fara sapere. Cosi mi vo intertenendo, senza haver speranza di potere esser libero da questa nuova obedienza, la quale ha qualche difficolta per gli incommodi et pericoli del viaggio; ch' elia in se è cosa ordinaria de la religione, non havendo insinqui *) se non a visitare quella provineia et quei conventi de 1'Ordine nostro, se altro non vi annettera overo impieghera Nostro Signore con il duca d'Alva, ch' è la et ad istanza del
quale si fa hora quest' opera Di Roma, li 22 di Decembre 1567.
Lib. 1, n». 191.
d—e. 1568, JANUARI 8. — Aan P. Timoteo de Bloei: over zijne benoeming tot magister en over zijn nabijzijnd vertrek naar de Nederlanden.
Al medesimo.
II P. Generale mole avanti ch' io parta farmi maestro, per dare
pin. autorita et facilita a questa impresa. Et io gli ho detto, ch'aconsentirö
solo per questo rispetto; ch' altrimenti non barei mai consentito Di
Roma, li 3 di Gennaro 1568.
1) Michele Bonelli, bijgenaamd Alessandrino, neef en Staatssecretaris van Pius V.
2) Over hem in den voorafgaanden brief van 20 December (ook uit Rome): „Del frate Fiamingo, che sta a Narni, vi daró aviso a tempo".
3) Luis de Requesens.
4) tot hiertoe.



201
Al medesimo.
Se altro non occorre, Luuedi partirö di Roma.
Io sono commodamente provisto et per me et per li compagni
da Nostro Signore et da 1'imbasciador del re Filippo, in modo che per hora
non mi bisogna altro Di Roma, li 10 di Gennaro 1508.
Lib. I, n°. 190 en n°. 193.
f. 1568, APRIL 16. — Aan denzelfde: over zijne aankomst te Antwerpen en zijn visitatie-werk, in vergelijking met dat der Minderbroeders.
Al medesimo.
A li 12 de 1'instante, che fu il Lunedi Santo, giugnemmo in Anversa sani gratia a Dio et non molto stracchi. Habbiamo fatto la via per Basilea, Argentina et per lo Stato del conté Palatino come mercanti, et non habbiamo havuto
difficolta Con tutto cio, fatta Pasqua, andremo a Bruxelles a parlar al
duca. Et se non harö a far' altro che visitar, spero di spedirmi et essere di ritorno presso a Ogni Santi. 11 fra Minor ha gia *) visitato piü conventi, et dopo Pasqua fanno il capitolo. Dicono, che le sue ordinationi non servano, se non mentre ch' egli sta in convento. Et tanto forse faranno anco li nostri, se non si truova piü vivo rimedio. Gran differenza è tra noi et loro, et hanno bisogno d'altro che d'una semplice visita . . . . Di Anversa, li 15 di Aprile 1568. Lib. I, n». 197.
Descrtttione del viaggio di Fiandra.
g. 1568, MEI 14. — Dagboek der visitatie-reis naar en in de Nederlanden, door P. Pietro Paolo da Castelnnovo (gericht aan P. Timoteo de Ricci).
Pensava il P. visitator di dover partire il primo Lunedi di Quaresima, non essendo ancora ben provisto de le cose necessarie al viaggio, oltra che dal P. Generale et da qualche cardinale ancora in Roma gli era stato detto, che non bisognava troppo sollecitar et che nn mese o due prima o poi non importava, massime che i tempi ancora freddissimi minacciavano troppo gran pericolo a la sua debolissima complesrione. Non di manco il Lunedi del Carnevale, che fu il primo di Marzo, innanzi desinare hebbe lettere dal P. Generale, che lo stringerono ') a partire tra 24 hore. Et nel medesimo giorno l'Illmo. cardinale di Montepulciano 8) lo mando a chiamar per condurlo seco a Pisa, come suo
1) Fr. Angelo d'Aversa O. M. Deze was 26 Febr. 1568 in Brussel aangekomen. Alva wilde niet, dat hij de breven, welke men hem als pauselijk commissaris had medegegeven, zou publiceren; men mocht in de Nederlanden niet weten, dat Angelo d'Aversa opdracht had iu zake van de Inquisitie en van de hervorming der kloosters handelend op te treden. En ofschoon d'Aversa voorbeen Minister generaal der Minderbroeders was geweest, verdroot het ook Alva, dat men te Rome niet veeleer een kardinaal of althans een aanzienlijk prelaat had gezonden. Zie: Gachard, Corresp. de Phil. II, t. II, p. 14. Eet verslag zijner werkzaamheden als visitator in de Nederlanden, dat vermoedelijk zeer belangrijk is, werd tot heden niet teruggevonden.
2) Aan zijn vriend P. Timoteo de Ricci schreef Ercolani 7 Maart 1568 uit Reggio: „Harete forse inteso, come a Roma il mio haver tardato ha dato dispiacere. Onde con molta sollecitudine, et cio con precetto formale, fui forzato a partir a li due de 1'instante" .... (Ibid. n°. 195).
3) Giovanni Ricci; door Pius V was hij tot administrator apostolicus van Pisa benoemd in 1567, en had krachtens dit ambt een synode aldaar bijeengeroepen (Moroni Dizionario T. LVH).



202
theologe- nel suo sinodo. Provistoci dunque in gran furia di feltri et d'altre cose necessarie, partimono il giorno seguente, che fu di Carnivale . . . . 1).
Da Colonia finahnente veuimmo in Anversa in cinque giorni pian piano
et il Lunedi a li 12 (Aprile) giugnemmo in Anversa sul mezzo giorno; dove subito accettati i panni e fattoci far la chierica, ci rivestimmo tutti. Essendo ogni giorno il P. commissario molto et da molti con gran cortesia invitato, ci intertenemmo in Anversa tutti i Giorni Santi insino al terzo di Pasqua, nel quale ci imbarcammo per Brusselle, facendo 10 leghe di tre miglia 1'una, come sono da Colonia in qua per tutta Fiandra. Dove giunti la sera, quando fummo a mezza cena, venne al P. visitatore grandissima alteratione di stomaco et di testa; il che ci fece gran paura, dubitando di febre odi altra lungaindispositione. Imperö per ordine di un medico prese Ia mattina una medicinuzza leggieri, et assai bene lo purgö; poi setti sciloppi a due il giorno con un altra medicinuzza; onde non fu altro.
II duca d'Alva intanto lo fece visitar dal signor Don Franeisco Yvara, dal confessore et dal segretario suo, et dal capitano Clemente Cotta da Castiglione, Aretino; fu (anco) visitato per commissione del signor Chiappino Vitteli. Poichè il P. visitatore potè uscir del letto, andó subito a basciar la mano a Sua Eccellenza, da cui hebbe grandi accoglienze et promesse. Et ci fece anco dare cento cinquanta scudi per rivestirci. Cosi ci intertenemmo in Brussele insino a li quattro di Maggio, quando poi ritornamono in Anversa, Et dato principio a la visita, in 10 giorni 1'ha spedita- Onde domani pensiamo di partir per Guanto 2).
Quaesta provineia è molto difforme nel viver' da la nostra, et prima ogni convento ha piü chiavi communi, et questo qui d'Anversa n'ha quattro. Ne le Messe ancora et ne Paltre cerimonie sono diversi. In questo convento chi entra a mensa dice la benedittione in piede nel mezzo del refettorio; cosi fa anco chi esce. Ogni giorno di festa nel refettorio si predica et si cbiede nel mezzo Ia benedittione. Dicono anco il De profundis prima et poi ch'habbiano mangiato. II choro è spaziosissimo, et spesso cantano due Messe et tre, con tutto 1'officio del tempo, giorno et notte, et 1'officio de'morti ancora. Et si levano serapre un hora avanti 1'nna fra notte e matutino d'ogni tempo. Nel vitto sordidi et stomacosi affatto, hanno il cercatore et il capitolo de culpis ogni settimana. Parlano assai latino, et cio sermocinando in capitolo; onde 1'hanno prontissimo. Procacciaremo di mandare in Italia qualche libro bello, ö antico ö nuovo, massimë contra hujus temporis haereses. II capitolo8) pensiamo di farlo a Settembre et poi tornar da qui intorno a Ogni Santi, se non havemo a fare altro che visitare.
II convento qui è gia visitato con grande et universale satisfattione; tutto che sia stato assoluto dal priore, et tutte le ordinationi sono state allegramente accettate. Se il convento fusse govarnato a 1'usanza de'nostri, si potria cbiamare ricco; imperö non arriva a mille cinquecento scudi 1'anno. II nuovo priore è
1) Volgt de beschrijving der reis door Italië, Zwitserland en Duitschland.
2) Volgen eenige minder belangrijke bijzonderheden over „Land und Leute", zoowel in Vlaanderen als in Duitschland.
3) De provinciale kapittelvergadering is op 22 Aug. 1568 te Brussel bijeengekomen, „in presentia Patris Magistri Vicentii Herculani, Apostolici et generalis Commissarii" (De Jonghe, Belgicum Dominicanum, p. 18).



203
un maestro Baldaserre Dreselers d'Anversa *), padre molto zelante, di buone lettere et gran predicatore, il quale con somma gratia di tutti i Cattolici et con odio grande degli beretici ba predicato nndeci anni in questa citta. E stato eletto con molta satisfattione del P. visitator.... La guerra è certissima col principe d'Orange. Et gia il duca invia le sue genti in Frisia. Questi popoli sono mal volti con questi Spagnuoli. Del fra Minor commissario *) qua si dice, che sia troppo furioso; nè se ne spera gran frutto. Sed de hoe alias. State sani et pregrate per noi. D'Anversa, li 14 di Maggio 1568.
V. f. Pietro Paolo Filippi.
Lib. I, n*. 198.
h—», 1668, juni 4. — P. Ercolani aan P. fr. Timoteo de Ricci: over zijn visitatiewerk in Vlaanderen.
Al medesimo.
Io mi sento alquanto rihavuto et al fine di questa settimana spero di ritrovarmi a Liegi con animo, che visitato quel convento et riunitolo a questa provineia, potendo per lo stagione et guerre, andremo per Mestrich s), Utrecht et Aquisgrana a Colonia, per visitar' quello studio et aboccarmi con li provinciali et di Allemagna et di Sassonia
Al medesimo.
Qua si dovra fatica assai per ajutar questa povera provineia; pur
fin qui le cose ci vanno prosperamente et con pace. Hora habbiamo unito a questo convento di Bruggia un monastero 4), che è fuori de la citta, che per il passato non ha voluto mai consentire a tale unione, ma stava sotto la provineia di Francia. Pur' hora si accommoderè, et ci giova di haver le patenti del re Filippo amplissime et honorate. Partiremo quest' altra settimana per Berga 5) Di Bruggia, li 4 di Giugno 1568.
Lib. I, n». 199 (z. d.) en n». 200.
j. 1668, juni 27. — P. Filippi aan P. Timoteo de Ricci: Al medesimo.
Da Bruggia siamo renuti ad Ipra '), et venendo trovammo per via da 25 giustitiati in diversi luoghi. Questa è fatta nuovamente citta et ha hora il suo primo vescovo, detto Martino '), tenuto di santa vita et simile a quelli antichi. Va in choro giorno et notte, et predica ogni festa, et spesso due volte il giorno. La mensa sua è frugalissima, et veste semplicemente; paria ancora
1) „Praedicator generalis et haereticae provitatis inquisitor", volgens de Jonghe, Belgicum Dominicanum, p. 223 en v.v.
2) Angelo d'Aversa.
3) Maastricht.
4) Engelendaal (Vallis Angelorum), bewoond door Dominicanessen (De Jonghe, p. 160).
5) Mons.
6) Yperen.
7) Rithovius.



204
pochissimo, per quanto dimoströ, mentre fu visitato dal P. commissario. Pati gran travaglio ne le prima rivolutione di questa provineia; imperö non volse mai lasciar' le sue pecorelle, et appena fu un giorno eon molti preghi persuaso a nascondersi per ispatio di due hore per campare un gran pericolo. In somma è tenuto et temuto per santo. Onde mi riputai ancor' io a gran gratia di poter basciarli la mano. Quanto al la presenza sua, mi pareva di fronte alta con gli ochi indentro; ha il naso profilato et è molto pallido et macilato nel viso, il quale si va alquanto restringueudo nel mento. Ha la mano longa et si rade la barba et la collottola, portando la corona a 1'episcopale. E in gran concettodi ognuno, et tutti gli portano riverenza, benchè egli non (si)tenga a riputazione.
Da lui intendemmo, che il conté di Agamonte *) era morto catholicamente, confessato et communicato, et che circa tre mesi innanzi havea havuto la sentenza, et come egli proprio 1'havea accompagnato al supplicio, et che in mano sua havea fatto professione di catholico, certis praescHptis verbis. II popoio d'Ypra gli fu molto contrario, perchè, sendo egli governatore de la Fiandra, non si oppose a la furia degli heretici in detta citta, dove allora si trovava; anzi si oppose ai magistrati, cbe voleano far resistenza, allegando che cio non era contro la Maesta del re. Onde poi si allargö questo diluvio per tutta la provineia, havendo havuto principio in detto lüogo.
Yanno facendo hora queste bestie di molto male, talchè le strade non sono sicure. Et noi da Ipra in qua habbiamo havuto di strane paure. Siauio stati tre giorni in Berga *), dove giugnemmo 1'antivigilia del Corpus Domini *). II convento nostro in questa citta è stato arso ben tre volte ne le guerre passate tra Francia et Spagna; domandasi la sepoltura de' frati et è in disordine d'ogni cosa benchè a le mine apparisca esser' stato convento di riputatione. II popoio è assai catholico, et io restai molto sodisfatto de la processione del Corpus Domini *), che fu solenne; dove un abbate di S. Benedetto portava il Smo. Sacramento, accompagnato da tutto il clero et da molto popoio, che portava gran quantita di torce et alcune banderuole in mano. II senato fu a visitare il P. commissario et lo presentö poi di buon viuo, come in queste bande s'usa.
Andammo poi in carozza fino a S. Omar 6), che in latino è detto Audo-
marus, sei leghe lontano 8) II nostro convento ha di buono la chiesa
sola con alcune belle finestre; nel restante è male iu ordine. Andammo poi
ad Arras Yi giuguemmo a le 10 hore, cioè due hore avanti mezza notte,
et aspettammo un'hora a la porta, sendo i frati nel letto et temendo essi qualche stratagemma di questi heretici . . , . . Di Arras, li 27 di Giugno 1568.
V. f. Pibteo Paolo Filippi.
Lib. I, n». 20i.
*. 1568, juli 17. — Dezelfde aan P. Timoteo de Ricci: Al medesimo.
Noi pensiamo di metterci in viaggio dopo il capitolo immediate,
1) Lamoraal, graaf van Egmond.
2) Mons. 3) H. Sacramentsdag. 4) De processie op H. Sacramentsdag. 5) St. Omer.
6) Volgt een beschrijving der stad met name van het prachtige hoogaltaar in de kathedraal.



205
che si fara al principio di Settembre, talchè forse in Colonia o in Angusta potremmo haver vostre lettere; ma altrove sara difficile.
Per darvi hora qualche cosa di nuovo, in Arras hahbiamo conosciuto un altro vescovo 1) da bene assai et molto facnndo et efficace ne le sue prediche, talcbè meravigliosamente volge 1'animo di chi 1'ode ad ogn'affetto. Questo raro prolato ha usato ogni possibile cortesia inverso il P. commissario. Venimmo
poi a Duai *) 3). Ma il convento nostro è malissimamente ridotto
per ogni parte, tutto ch'habbi havuto padri segnalatissimi. Et fino a le mura sue antichissime dimostrano un certo che di reneratione. Nunc autem orbati
jacent aereque alieno oppressi *). Da Duai venimmo a Lilla citta ricca et
assai popblata, ma molto infetta di heresie. Quivi habbiamo trovato il convento quanto a le mura, horti et chiesa assai bello et commodo, et anco non male stante quanto a la faeulta, ma nel resto disordinatissimo, tutto che gia fosse di tanta riputazione et ósservanza, che fino in Italia mandara i visitatori. E vi ancora uno di questi munasteri, governati de la Francia, il quale ha fatto manco difficolta degli altri nel riunirsi a questa provineia, mosso forse da 1'esempio loro. II 'priore del convento resto assoluto, si come anco a Duai. Fra tre giorni pensiamo partirci a Yallensena *), et poi a Lovanio, donde vi darö nuovi avvisi. Habbiamo qua caldi straordinarii, oltre 1'altre fatiche et disagi, onde siamo assai fiacchi.
II governatore di questa citta, ch'è molto industriosa et denarosa, è stato in convento a visitar il P. commissario con molta cortesia. II duca d'Alva essercita forte la justitia contra di questi heretici. Et pochi di sono in Tornai *) ne furono abrugiati otto, et in Ipra 7) sei. Sua Eccellenza disse al P. commissario, quando lo visito in Brusselle, che fino alhora ne haver fatto morire publi-
camente ben settecento *) Di Lilla, a 17 di Luglio 1568.
Lib. I, n». 202.
I. 1568, JULI 81. — Dezelfde aan P. Timoteo de Bloei: Al medesimo.
Da Lilla andammo a Yallensena, citta dinanzi molto ricca, ma hora assai venuta al basso, per haver fatto maggior ribellione de 1'altre in questa rivolutione de gli heretici, talchè hora ne patisce le pene, sendole con regia autorita sequestrate tutte le mercantie et robbe, in modo che niuno puö negotiare, nè trafficar', sensa licenza speciale del re; oltra che molti, et d' molti de' suoi cittadini, sono morti per via di giustitia. Con tutto ciö sono ostinatissimi, et ne sono hora piü di eento in prigione condennati a la morte; nè perciö si ravvedono, et le
1) Francois Ricbardot.
2) Douay.
3) Volgen eenige bijzonderheden resp. over Douay en Rijssel.
4) 1 Lib. Regum XXII, 2 (Vulgaat).
5) Valenciennes.
6) Doornik.
7) Yperen.
8) Gachard, Sur le nombre des exécutions faites aux Pays-Bas par ordre du duc d'Albe (Bulletin Aead. royale XIX, 3me. partie, p. 174).



206
donne sono peggie de gli huomini. Porro avanti che giugnessimo, in un medesimo giorno n' erano stati impiccati otto, et due decapitati 1). Hanno fatto gran ruina circa i luoghi pii, et il nostro convento fu il primo, del quale niuna parte è rimasta intatta; ma tutto si vede arso et distrutto, massime la libreria, talchè per questa cagione è ancora guasto quasi affatto circa mores et religionis observantiam. In questa citta habbiamo trovato il quarto munastero governato da la Francia, et è stato come gli altri restituto a questa provineia. Questo munastero è molto nobile et molto ha patito in ogni cosa da questi maladetti heretici; le monache perö si vedono molto docili et assai bene inclinate.
In Yalansena si fece Domenica passata una sollennissima processione, ringratiando Dio de le due vittori: 1'una il duca di Guisa in Picardia; 1'altra il duca d'Alva in Frisia *), il quale quasi un' altro Cesare vent% vidit, vicit apresso a Gruninga, donde ha levato 1'assedio de gli heretici, con occisione di sette mila di essi incirca et presa de 1'artiglieria, sendone morti pocbissimi de nostri, talchè la guerra si stima hormai fornita s).
Di Yallensena ci partimmo in capo di sette giorni. Poi siamo venuti qui a Brusselles, donde, fornita la visita, partiremo per un munastero lontano una lega sola, ch' è in un villagio detto Ordenghem *), poi a Lovanio, piacendo a Dio Di Bruxelles, Tultimo di Luglio 1568.
V. Pre. Paolo Filippi.
Lib. I, n°. 203.
m. 1568, AUGUSTUS 22. — Dezelfde aan P. Timoteo de Ricci: over den gunstigen uitslag der visitatie. Al medesimo.
Circa le accoglienze, che desiderate sapere, indico, che fin da
principio siamo sempre stati trattati et raccolti benissimo, massime in Bruggia. Et sempre nel partir il P. visitatore non ha lasciato meno desiderio et satisfattione, di maniera che quando ci siamo fermati qualche giorno dopo la visita, habbiamo havuto piü carezze che prima; con tanta destrezza si è proceduto nel correggere. Et hora questi padri hanno dispiacere, che il P. commissario non possa intervenir personalmente al loro capitolo, sendo egli impedito da molta debolezza et da un poco di febre, che non lo lascia quasi negotiar punto. Habbiamo gia visitati 12 conventi, ciöe Anversa, Guanto, Bruggia, Ipra, Berga, Sant' Omar, Duai, Lilla, Vallansena, Brusselle et Lovanio. Del resto vi darö piü minuto avviso forse (di) quell' altra gitta.... Di Bruselles, a 22 di Agosto 1568.
V. P. F. Filippi.
Lib. I, »«. 204.
n. 1668, SEPTEMBER 3. — P. Ercolani aan fr. Timoteo de Ricci: over den gunstigen uitslag zijner visitatie, waaraan echter ook bezwaren, meest financieele, niet vreemd zijn.
Al medisimo.
Circa la nostra tornata vi ho a dire, che noi 1'haveramo assai
1) In Januari 1568 waren reeds 84 inwoners van Valenciennes veroordeeld tot den dood met confiscatie hunner goederen (Blok, Gesch. v. h. Nederl. volk II, p. 52).
2) De slag bij .lemmingen. 3) fornita = finita. 4) Het klooster der Dominicanessen te Auderghem.



207
bene ordita et tenuta; et ci riusciva il disegno, che hormai saremmo di ritorno, et circa Ogni Santi ci saremmo forte trovati in Toscana. Ma il giorno de PAssunta *) hebbi una littera del P. Generale venuta in fretta, ne le qnale mi commette per ordine di Notre Signore, che io non parta di questa provineia, se de Sua Santita non ho altro ordine Si puö dire, che le visite
sono gia quasi fatte; il capitolo è gia celebrato; sonosi posti gl'ordini, che si doveano. II duca restava, per quanto appariva, satisfatto insieme con gli altri communemente. Altri negotii non mi sono commessi, nè hora è tempo da esseguirli. La provineia ha buon nome et è poverissima, oltra che le pare strano havere havuto un visitatore forestiero. Et piü duro le pare, che v'habbia a restare tanto tempo, per 1'honore, per il disagio et per la spesa, la quale se ben ci ingegniamo che sia mediocre, non dimeno siamo quattro et consumiamo. Et per non haver voluto da loro le contributioni et viatici, i quali qua
sono molto chari, ci ritroviamo hora assai bene essausti Fin tanto
che non strigna il verno, visiteremo qualche convento; poi ci ridurremo öqui, ö in Brusselle, ö dove la guerra permettera. Bene valete. Di Anversa, li 3. Settembre 1568.
Lib. I, n*. 205.
o. 1668, SEPTEMBER 3. — Dezelfde aan P. Dardinelli: over zijn voorgenomen doch op pauselijken last uitgestelde terugreis, en over zijn visitatie-werk.
Al P. f. Fillippo Dardinelli, suppriore di Si Maria Novella *).
..... Io non ho mancato di studiarmi et di sollecitar'per poter tornare; et il disegno veniva colorito assai bene, se di costa non eravamo impediti. II giorno de l'Assunta hebbi una lettera del P. Generale per ordine di Nostro Signore, che non dovessi partir di questa provineia senza sua commissione. Io haveva circa dieci giorni innanzi scritto al Cardinale •) et al Generale, mostrando con ragioni, che hormai poteva et dove va partir, et che non faeessero opera con Sua Santita et mi dessero aviso, il quale per otto o dieci giorni aspetterö. Et se sia propitio, ci ne torneremo
Doveramo andar' a Liegi, ma 1'essercito de' nemici ci impedisce. Siamo tornati qui, per partire Lunedi inverso Bolduch et Utrecht et simili luoghi.
Bene valete. D'Anversa, li 3 di Settembre 1568. Lib. I, n°. 223.
p. 1668, OCTOBER 16. — Dezelfde aan P. Timoteo de Ricci: over het bedenkehjke verblijf te Antwerpen.
Al medesimo.
Noi staremo questo inverno in otio, perchè la stagione impedisce
quel poco che resta da visitare, et la guerra quello che si saria potuto fare leggendo o predicando. Stiamo a gran pericolo, et maggiore che siamo ancor
1) 15 Augustus, Maria Hemelvaart. 3) Te Florence.
3) Michele Bonelli, staatssecretaris van Pius V.



208
mai stati per conto di guerre. Questa citta non è cosi quieta, nè ha cosi
buon'aria come Bruggia, dove penso di ritirarmi Di Anversa, li 15 di
Ottobre 1568.
Lib. I, n°. 206.
q. 1569, JANUARI 3. — P. Filippi aan fr. Timoteo de Ricci: over de Engelsche nonnen en het godsdienstig leven te Brugge.
Al medesimo.
Da che ci siamo fermati in Bruggia, habbiamo visitate le monache
d'Inghilterra *), che prima stavano in Zelandia a); et hora si sono ridotte qui una lega lontano da questa citta s). Sono ridotte a poche, tutte vecchie di 60 o 70 anni; parlano lat in o assai bene, et una di loro fece al P. commissario [un complimentoj da cinquanta parole, assai bene accomodate.
Quaesto popoio di Bruggia mostra grandissima devotione et è frequentissimo a le prediche, a le quali corre con meravigliosa avidita tanto la mattina, quanto il giorno, massime ne la chiesa nostra, dove predica un valentissimo padre, che supera tutti gli altri. Et spesso dopo la predica canta la Messa et
fa la sua hebdomadaria, come gli altri Di Bruggia, li 3 di Gennaro 1569.
V. f. P. FiLim.
Lib. I, n». 307.
r. 1569, MAART 19. — P. Ercolani aan fr. Timoteo de Ricci: over zijne aankomst te Keulen, vanwaar hij naar Italië denkt terug te keeren.
Al medesimo.
Non havendo piü che far qua et sendoci in parole, lettere et
fatti la satisfattione del duca, mi sono risoluto al ritorno. Et gia mi sono inviato; mi trovo hora in Colonia, et ho visitato per via il convento de Liegi et riunitolo a questa provineia, che anco esso, come li quattro munasteri, stava sotto la Francia. Ho visitato anco Mastricht, et qui in Colonia il convento con
due munasteri Di Colonia, a 19 di Marzo 1569.
Lib. I, n°. 209. — Biblioteea communale te Perugia C. 18.
160. 1568, MEI 15. — Pius V vermaant Alva te zorgen, dat de balije der Johannieters te Utrecht niet tegen hare voorrechten door 's konings beambten met belastingen worde gekweld.
Archivalia I, n». 585. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 399.
1) „Engelsche nonnen" geheeten, omdat zij, de suprematie van Elisabeth over de kerk van Engeland niet willende erkennen, met haar priorin, Elisabeth Cresner, het vaderland hadden verlaten. Na eenigen tijd in Zierikzee en Antwerpen te hebben gewoond, waren zij op verzoek van den stadhouder van Henegouwen, Jan van Glimes, naar Bergen op Zoom gekomen. De laatste drie nonnen van de uitstervende communiteit zijn overgebracht naar het Dominicanesser klooster Engelendaal bij Brugge; De Joughe, Desolata Belgica Dominicana, p. 125.
2) Niet juist; zij woonden een tijdlang in de buurt van Zeeland, te Bergen op Zoom.
3) In het klooster Engelendaal bij Brugge (De Jonghe, Belgium Dominicanum, p. 194).



209
161. 1568, JULI 5. — Pius V gelast en vermaant de Nederlandsche bisschoppen streng op te treden tegen de simonie in hun gebied.
Archivalia I, n«. 538. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 402.
162. 1568, AUGUSTUS 10. — De Domicaan fra Felice *) aan kardinaal Bonelli: over den godsdienstig-kerkelijken toestand in de Nederlanden, bepaaldelijk met het oog op de conventen der Predikheeren-orde, waarvan hij er eenige bezocht en tot wier zedelijke en stoffelijke verheffing hjj thans voorstellen doet.
Illm0. et Revmo. monsignore et patrone osservandissimo.
Quel che V. Illma. et Revma. 8. per le sue humilisime lettere s'è degnata avisarne, che le fatiche nostre qua non son disgrate a Sua Santita, si prova qua con effetto, se egli è vero, quel che pur hieri mi fu detto per certo, che in Anversa si dovea publicare, se non è puhlicato, un editto, che chiunque sapesse chi havea spogliato chiese, rotte 1'imagini, udito predicatori di tali, edificato loro chiese e favorito, lo debba fra tanto tempo haver revelato; altrimenti se d'altronde si sapera, sara punito come complice. Io non dubito, ch'il motivo venga da la vigilanza del Nostro Santissimo Padre, et poichè Sua Illustrissima Eccellenza ha miracolosamente ottenuto tal vittoria in Frisia et liberato il suo paese dal timore degli eserciti et nimici manifesti, piü liberamente ricerchera et trovera et gastighera li neraici occulti, et senza quello odioso titolo fara il medisimo effetto di purgar il mal seme- Onde io penso, cbe 1'opera del padre commissario non ci sara necessaria, quanto a questa parte.
Quanto al 1'altra, che tocca 1'Ordine nostro, gia ho visitato tanto, che puö guidicare la dispositione del tutto, et nel capitolo che tra 15 giorni si cominciëra in Bruxelles con tutti li padri di questa provineia, dispor di quella secondo che piü sara a proposito. Et se Sua Illustrissima Ecellentia si contentera et dara licenzia, potremo avviarci verso Italia et per la via veder quei pochi conventi che ci restano di questa provineia, et visitar quei che si puö dell' altre provincie di Teutonia et Saxonia, benchè il provincial di Saxonia scrive essere in tanta poverta et il viaggio tanto pericoloso, che non è possibile visitar quella provineia. Delle sne miserie et difficulta scrivera a V. Illma. et Revma. S. il padre commissario. Et perciö non ne dico altro. Solo due capi appartenenti a questa provineia narrerö con quella brevita che sara, possibile, ne quali saria di bisogno dell'opera et favor suo. II primo è; ne termini di questa provineia, oltre al monistero di Bruggia, del quale scrissi gia a V. Illma. et Revma. S., ne sono tre altri di lingua Francese, li quali sono stati fin a hora sotto il reggimento del provincial di Francia, et in questa visita si son ridotti alia eura et reggimeuto di questo provinciale; et benche si siano mostrate molto renitenti, massime per conto della lingua, nondimeno alia fine hanno acconsentito costrette dall'ubbidienza, quando in questa visita non si fosse fatto altro bene che mutar il reggimento di questi monisteri. Questo è bastante a tutte le spese et fatiche, fin a qui fatte. Et benchè io son certo che, stando il governo del paese nelle mani di chi è di presente, non è pericolo di alterar questo de monisteri, nondimeno per maggior quiete degli animi loro saria necessario levarne loro ogni speranza; il che si
1) Een der metgezellen van fr. Vincenzo Ercolani op diens visitatie-reis in de Nederlanden. Zie p. 195,
11



210
farebbe, se tal mutatione fosse confermata da la Sedia apostolica con derogationi et non obstanze fortissime, del cbe ho scritto al Revmo. Generale. L'altro capo è la disposizione o indisposizione di questa provineia, la quale si riduce a due capi; dico: a poco studio delle lettere et trascurar la gioventü, li quali come due fiumi hanno secondo me origine da un fonte della gran poverta. Non incresca a Vostra Illma. et Rev™a. S. ascoltare, come io lo deduca. Quasi tutti questi conventi si sostentono delle quiste, che si fanno ne lor termini, li quali sono alle volte 25 et 30 miglia, dove escono li frati et predicano tal giorno tre o quattro prediche in diversi villaggi, 1'uno all'altro vicini; et fatta la predica cercano alle case biade, cacio, butiro, et huova et denari sotto pretesto di charita. Per insegnare a popoli in questi tempi la verita della fede catholica, et molto piü per necessita di proveder delle sudette cose, si mandano assai predicatori, et quanti si puö il piü, tra quali sono anco il maestro et lettore de novizii; et perchè alle volte stanno in quei termini le settimane et mesi senza tornar al convento, li giovani rimangono senza studio et senza guida, et perciö mandasi ancora de giovani et poco mortificati, li quali stanno, come hö detto, le settimane et mesi senza studiare in liberta per le case de secolari, communcmente lavoratori di fuoro, et son secondo la qualita delle persone ben trattati. Bisogna bene, che siano constanti et mortificati, il che nella moltitudine non si trova cosi universalmente. Se si ordina, che non si mandi il maestro et lettore, si scusano i prelati, che bisogna per charita et necessita mandare; se si manda giovani et insufficienti, „predicatio venit in contemptum", et la gioventu libera „in ruinam et scandalum", et non possono vivere altrimenti. Dunque bisognerebbe seccar questo fonte di tanta poverta. II che si puö fare da Sua Santita per intercessione et mezzo di Y. Ulma. et Revma. S. ö dal signor duca d'Alba; da questo, se egli applicasse a conventi de beni confiscati di questi rebelli tanti, che potesser viver; da quello, se detraesse da certe badie, che son qua ricchissime, intorno a 12 o 15 mila scudi et dessele a quaei conventi. Con questa somma si sadisfarebbe a tutti. Io le scrissi altre volte, et hora le replico, che in quanto è una badia, che di presente vaca, et li monaci (intendo) vorebbon diventare canonici et far 1'abbate proposto, et ha d'entrata da 30 milia scudi, de quali si ingrassano et imbrattano quelli ociosi et ingordi monaci, hor non sarebbe egli una mercede et un sacrificio dame mille al convento nostro di Guanto? Che le fo fede, in questa provineia non haver trovato il piü regolato nè piü riformato, et che soglia piü affaticarsi par la fede catholica, nè ch'habbia tanto patito in questi tumnlti et per il passato sia stato piü glorioso. Entrandovi questi geusii per dispetto stracciaron tutti della libraria del ohoro et delle celle per parecchie migliaia di scudi, finestre di vetro settecento otto, serrature piü di dugento, et tutti i panni, lini et lani, che vi erano cosi della communita come del particulare, Facevano il conto che havenon patito danno per piü di quattordici mila scudi. Ho detto di questo; ma quel di Bolduch o Buscunducio è rovinato affatto, et era (dicono) piü osservante che questo. Hor per tornare, se V. Illma. e Revm*. S. facesse una tal opera, oltre al premio, che n'harebbe da Dio, s'acquisterebbe appresso gli huomini da bene fama immortale. Non voglio piü tediarla, et perö fo fine offerendomi a suoi comandi prontissimo, et prego Dio che la conservi, et accresca in sua grazia felice. Di Lovanio, il x d'Agosto 1568.
Di Y. Illma. et Revma. S. servitore fra Fnitn,



211
Op den rug het adres: All' Illmo, et Revm0. monsignore il cardinale Alessandrino signore et patrone osservandissirao.
Archivalia II, n». 289».
168. 1568, AUGUSTUS 10. — Paus Pins V schrijft, tot dankzegging voor Alva's zegepraal overal een driedaagsche openbare processie voor, met een aflaat voor de deelnemers.
Pius papa V. Ad futuram rei memoriani. — Au dito nuper, quod misericors et miserator Dominus pro sua ineffabili bonitate misericordiam suam super fideles suos ppei-ari dignatus fuisset in ea victoria, quam dilectus filius nobilis vir dux Alvae, cbarissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum regis Catholici capitaneus generalis, superioribus diebus adversus baereticos in partibus Flandriae est consecutus, statim Nos ipsi, quantas uiaximas potuimus, Omnipotenti Deo gratias egiraus et in subsequentem diem solemnes processiones indiximus, easque frequenti populo devote celebravimus, in quibus Nos una cum venerabilibus fratribus nostris S. R. E. cardinalibus totiusque Romanae curiae praelatis Christianorumque principum oratoribus, tribus continuis diebus mane pedibus incessimus. Volentes autem hoe nostrum, pium catholicumque exemplum omnes locorum ordinarios laudabiliter imitari, quoscumque patriarchas, archiepiscopos, episcopos et alios locorum ordinarios, ubilibet constitutos ae quovis nomine nuncupatos, hortamur in Domino eisque etiam mandamus, ut, cum primnm praesentes nostrae literae seu earum transumptum ad eorum notitiam pervenerint, nulla iuterposita mora, solemnes processiones in suis quisque civitatibus, diocesibus et locis, tribus pariter coutinuatis diebus, indicant easque una cum clero et populo devote celebrent. Nos enim, ut ipsi fideles et libentius et frequentius ad ipsas processiones celebrandas confluant, quo ex hoe dono coelestis gratiae uberius conspexerint se refectos, de ejusdam Omnipotentis Dei misericordia, ac beatorum Petri et Pauli apostolorum ejus auctoritate confisi, omnibus et singulis utriusque sexus christifidelibus, eisdem processlonibus, ut praefertur, faciendis interessentibus, et illas earumque singulas devote associantibus, necnon Domino exercituum de dicta victoria gratias agentibus. piasque ob id ad Illum preces effundentibus, septem annos et totidem quadragenas de injunctis seu quomodolibet debitis poenitentiis misericorditer in forma Ecclesiae consueta relaxamus, coiitrariis non obstantibus quibuscumque. Volumus insuper, quod praesentium transumptis, etiam impressis, manu nötarii publici sub scriptis et sigillo alicujus personae in dignitate ecclesiastica coustitutae munitis, eadem prorsus fides adhibeatur, quae eisdem praesentibus adhiberetur, si forent exbibitae vel ostensae. Datum Romae apud S, Petrura, sub annulo Piscatoris, die 10 Augusti 1568, pontificatus nostri anno tertio.
Caesar Glorierius. Secretaris dei Brevi Vol. 11 (Pii papae V) an. 1578 pars III fol. 131.
1) Bij Jemmingen.



212
164. 1568, NOVEMBER 22. — Pius V vergunt aan Plantijn het nieuwe Brevier te drukken onder toezicht van den Antwerpschen kanunnik Dover.
Dilecto filio Christophoro Plantino, in civitate Antwerpiensi librorum impressori, Pius pp. V.
Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem.
Cnpientes utilitati Christifidelium omnium, praesertim personarum ecclesiasticarum provinciae Flandriae, eique subjectornm dominiorum opportune consulere, tibi uni Breviarum novum juxta exemplum ad te ex Alma Urbe nostra transmissum pro usn et commoditate regionum illarum in civitate Antwerpiensi imprimendi seu imprimi faciendi ipsaque impressa volumina ecclesiasticis praedictis aut aliis provinciae et dominiorum hujusmodi personis vendendi, auctoritate apostolica, tenore praesentium, licentiam concedimus et facultatem-; hortantes propterea in Domino dilectum filium Doverum, canonicum ecclesiae Antwerpiensis, eique etiam mandantes, ut in imprimendo Breviario hujusmodi sollicite atque diligenter assistat omnemque curam, operam, sedulitatemque suam adhibeat, qua Breviaria ipsa fideliter imprimantur et sine erroribus, quoad fieri poterit, in manus hominum exeant. Non obstantibus constitutionibus apostolicis probibitionibnsque nostris super hoe quomodolibet emanatis, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae apud Petrum, sub annulo Piscatoris, die 22 Novembris 1568, pontificatus nostri anno tertio.
Caesar Glorierius. . Secretaria dei Brevi Vol. 11 (Pii papae V. an. 1568 liber III) f. 302.
165. 1568, DECEMBER 10. — De Dominicaan fra Felice ») aan kardinaal Bonelli: over de kloosters der Predikheeren te Brugge en te Leuven; over de tuchteloosheid der Karmelieten en over een nieuwen druk van het Brevier.
Illmo. et Revm0- monsignore et patrone mio osservandissimo.
II nostro Revdo. commissario in questi tumulti de guerre si ritirö in Fiandra a Bruggia, come a luogo alquanto piü lontano da quelli, e anco per occasione di quel monistero, del quale si diceva, insieme eon gli altri tre della lingua france'se, haver fatto impresa di ritornare sotto il governo del provincial di Francia. Questo s'è quietato per hora et con tutti gli altri si quieterebbe affatto, se con una lettera di Nostro Signore fosse lor tolta la speranza di tal ritorno. Et in tanto io da Bruggia son venüto in Anversa per alcune occorenze, et darö volta per Lovanio, Bruxella et Guanto al medesimo effetto, et mi tornerö a Bruggia in sin a tempo nuovo quando con buona grazia di V. Illma. et Revma. S. et di Nostro Signore ci sia lecito ritornare in Italia.
Le cose della religione, cioè dell'ordine, per grazia di Dio son assai ben composte, et con pace della provineia son a buou termine; et se non fosse qui tanto estrema poverta, passerebbero assai meglio, et particolarmente in Lovanio, dove s'era dirizzato lo studio benissimo con buoni officiali et numero di studenti. Et a pena incominciato, 1'esercito del principe d'Orange ba destrutto
1) Zie hierboven n° 162.



213
i principali termini, donde cavavano le miglior limosine et dove havevano le loro rendite ancorchè poche, di modo che si risolvevano a risolver lo studio; il padre commissario 1'ha per ancor ritennto, et io vi vado per veder chiaramente, se si puö mantenere, et secondo ch'io tro vero si d eter minera. L'absentia et occupazioni dell' Illm0. duca d'Alba tiene indietro l'esseguiarione di molti ordini dati; Dio li dia vittoria et liberta di attendere alia religione, checen'è bisogno. Li üarmeliti (per quanto m'è detto da piü secolari) hanno grandissimo bisogno di riforma et freno, tanto per li costumi, quanto (dicono) per la dottrina.
Se quello Emanuel Filippo otterra la confirmazione regia, che gia li fa data da la Illma. dnchessa di Parma,. di stampar il Breviario, sara ajntato di buon superintendente, ma il suo competitore Plantino li fa grand' impedimento per haver ottenuto di costa per mezzo del signor cardinal Granvela, grazia et opinione appresso al re. Nondimeno da molti huomini da bene è tenuto non molto netto. A. V. S. Illma. et Revma. S. mi raccommando et prego Dio, che la feliciti in sua grazia. D'Anversa, il x di Dicembre 1568.
Di S. Illma. et Revma. S. servitore et oratore
fra Felice.
Op den rug het adres: All'Illm°. et Revm°. monsignore et patrone suo osservandissimo il cardinale Alessandrino etc. Roma.
Archivalia II, n°. 289b.
166. 1570, APRIL 1. — De Congregatie van het Concilie aan (Laurentius Metz), bisschop van 's-Hertogenbosch: beantwoording van eene door zijn voorganger (Fr. Sonnius) gestelde vraag over de beteekenis van twee besluiten van het Trentsche Concilie, betreffende het bisschoppelijk recht van visitatie ten opzichte ook van collegiale kapittels.
Episcopo Buscoducensi.
Quia Amplitudo Tua litteris ad VI Kal. Septembris Bruxellae datis S"10. D. N. significaverat, dubitationem sibi injectani ex illis Concilii verbis: et collegiatis, quae habentur Sessionis XXV cap. VI, propterea Sua Sanctitas, anteqoam iisdem litteris respónderet, cardinales Concilii interpretes consulendos existimavit. Nunc vero de eorum sententia Amplitudini Tuae rescribendum esse statuit, nullum in illis verbis esse erratum. Neque enim eornm vitio, qui Concilii constitutiones et decreta impresserant, depravata sunt, quemadmodum ipsa suspicari visa est in Suis litteris, sed sacrosanctae Syuodi certo susceptoque consilio ac jussu ita sunt decreta et descripta et impressa, ut, quod sub Paulo III Pontifice Maximo Sess. VI cap. IV de capitnlis cathedralium aliarumque majorum ecclesiarum saneitum fuerat, collegiatarum quoque ecclesiarum capitula omnino comprehenderet. Ea igitur Amplitudo Tua observabit, atque omni cura studioque contendet, ut in capitnlis uniuscuj usque collegiatae ecclesiae item observentnr quae Concilii Sess. VI cap. IV et Sess. XXV cap. VI decreta sunt.
Quae vero Amplitudinis Tuae altera dubitatio est, an in superiore capite sexto verbis illis: tam in formando processum quam in caeteris actibus prima citatio comprehendi debeat, de sententia eorundem cardinalium Concilii interpretum responsionem habet perfacilem, cum ea maxime comprebendatur, utpote quae caput est processus.



214
Si quae tarnen in collegiatis istis ecclesiis aut prava consuetudine corrupta Sunt, aut hominum nequitia a recta officii via deflexerunt, quod Amplitudinera Tuam credo non ignorare quae pro tuendo Dei cultu ac suorum hominum salnte conservanda agere novis remediis videat1), eam hortor et ex auctoritate S™1. D. N. etiam moneo, ut de iis omnihus accurate ad nos scribat faciatque nos certiores, quibus potissimnm rationibus ea corrigi ac penitus tolli posse arbitretur. Sic enim fiet, ut Amplitudinis Tuae sententia perspecta et cognita, haec tota deliberatio Smo. D. N. sit exploratior. Deus Amplitudinem Vestram servet incolumem. Primae Eal. Aprilis 1570.
Congr. Concilii, Libri decretorum, Vol. 1 f. 302—303.
167. 1570, SEPTEMBER 19. — Advies, door Alva bfj Philips II ingediend over de gevaren, waaraan nu in 't algemeen de Katholieke godsdienst blootstaat, en over de middelen om deze gevaren af te wenden; ook de Nederlanden komen eenige malen ter sprake.
Pareer del duque de Alva a Su Magd. Felipe II en diez y nueve de Settiembre 1570 sobre las cossas y estado de la religion y sobre lo que el embaxador de Francia Messr. de Limoges propuso a Su Magd.
La carta de V. Magd. de los diez y seis de este con las copias y relaciones, que con ellas venian, recebi a los diez y ocho de este a las tres de la noche, y bisto que V. M. me manda le inbie mi parecer sobre lo en ellas contenido, aunque entienda ser mas por hacerrne merced que fruto que de ello se puede sacar para el servicio de V. M., lo, dire puesto que el negocio tenga tantos cavos en pro y contra de lo que en el se deve hacer y que de suyo trae consigo gran dificultad, y que despues que yo parti de la Corte de V. M. que perdi el bilo a los negocios, pueda haver algunas particularitades de lo que entonzes fuera buen parezer en esto ellas de entodo hagan mudar de calidad.
Estan los negocios de la religion el dia de oi en la christiandad de manera que ningun otro refrigerio tienen sino en los estados de V. M. y su, poder ni de otra parte se puede esperar que se aya de recuperar lo perdido, que de la christiandad valor y estado de V. M., siendo esto assi como en efecto es no se deve mover en caso de religion en qualquiera parte que sea ninguna novedad que lo primero que se deva hacer no sea acudir a fortificar este fuerte, de donde se espera este bien tanto para su defensa, como para salir de alli a favorecer los que lo hubieren menester, y por esto me pan ceria que V. M. deve en todo caso hacer parar la infanteria Espanoia que esta en Flandes y enbiar les Recaudo de dinero para su entretenimiento. V que V. M. debria despacbar de ay persona pro(?)de autoridad en Flandes para que ablase con los Estados para aquietalles y que hubiessen por bien bistas las nobedades presentes la quedada de dichos Espanoles y de manera que en efeto se haga y para esto me pareceria a proposito. Messr. de Homo y que V. M. escribiese a estos senores y cavalleros que pueden tener mano con el pueblo, porque sin dificultad diessen por bueno aunque no ubiera estas nobedades de Francia aquellas banderas no los havia V. M. de deshacer teniendo el dia de oy tanpocas de ellas biexas y siendo nacion que tarda tanto
1) Lees; debeat,



215
en hacerse platica, en special sin guerra, como aora podria ser que estubiessen alguna temporada, y assimismo mandar dar orden a que los cavallos se pagan en aquellos estados de ordinard(?) se pongan en orden y probeer que algunas placas de ellas, que estan platicadas que se deven fortificar en la frontera de Alemania, se comencase a dar principio en ellas y que assimismo mandase V.M. con los Alemanes vecinos se tubiese toda buena correspoDdencia, porque algunos se partieron malcontentos de la guerra passada, y no me meto en si tenian racon o no, pero con ella o sin ella no estan bien descon ten tos, y yo querria ber los a todos en serbicio de Y. M., que aora no se pueden tratar, como se tratavan en vida de su Magd. Cesarea, que Dios tenga, haviendo en aquellos estados tanto mal como se save, cierto que ay en lo de la religion de no baver saltado come en Francia, V. M. deve dar muchos gracias a Dios, que el que lo hacer y ayudar a su voluntad y a la merced que el en esto hace a Y. M. con las buenas probissiones possibles para que no suceda.
En Flandes es menester preparar, como tengo dicho a V. M., para asegurar el pais y para poder desde alli al rey de Francia, quando V. M. entendiere que combiene hacerlo, en Espafia es necessario prevenir gracias a Dios no para el primer articulo pero para el segundo, y para esto, son dos cossas las que se deven hacer la una pagar las guardias haciendolas poner en orden la otra si no ayen las cassas de municio de Y. M. coseletes picas y arcabuces y armaduras de cavallos ligeros, hacerlas traver, porque si fuese menester levantar Espanoles para, hacer lnego faccion con ellos, seria una bergoncosa cosa ber los ir desnudos.
En Ytalia a dias que me parece, que las fuercas de V. M. en ella estan flacas y que aunque la reputacion de V. M. sea grande, para mantenerlas y para que crezca como yo espero, que se hara siempre, es menester irla ayudando con fuercas y por estas caussas los dias passados yo fui de opinion, que vaxasen asta tresmil Alemanes en Lombardia, de esamisma soy aora asta que Y. M. pueda poner alli y en Napoles asta [numero de otros tres mil infantes digo cinco mil Espanoles, los quales se devrian comencar a embiar luego y no esperar a sembiar los todos xuntos, porque de esta manera iran mucho mexor embiando los en dos o tres veces, que tanto para levantarlos como para darles recaudo de enbarcacion, se ganara mucho en la bondad de la gente y en la commodidad qne por mar podrian llevar y tanto mas me mueve a qne esto sea conbeniente la platica, que se a bisto rebullir en Ytalia de ser echa o que se querria hacer liga entre los naturales, si fue verdad que fue morida por los que dicen ya se he(?) y si sera menester crecer las fuerzas, y si no lofue, basta haverse levantado esta fama, que la causa de haverse levantado no a sido otra que parecerles que las fuercas de V. M. eran flacas en Ytalia y que no era coyuntura de perderse y si no hubiera otra cosa que descararse el Duque de Mantua a proponer a V. M. lo que su embaxador me inbio a decir aqui le havia propuesto de Cremona, me vastara para ser de esta opinion no por no tener entendido su platica general de lo que les combiene hacerla para echar fuera ultramontanos, pero biarlos con necessidad no Barse los nnos de los otros y guardarse poca amistad, yo e sido de parecer sienpre temer poco estos ligas de Ytalia, aora como en otro proposito me acuerdo haver escrito a V. M. bes los al contrario algo muy crecidos y todos travados en deudo y con grande amistad,
Lo que me ocnrre acordar a V. M. en esta negociacion que el embaxador



216
de Francia a propuesto a V. M. en que si ellos a mi mal xuicio bieren a V- M. como ellos se ben y estubieren en su lugar, le diran solamente palavras y procuraran en este tiempo hacer sus negocios, como Y. M. quisiere o contra Y. M. si les viniera mexor como aunque de su natura se entienda esto y muchas veces se aya bisto por experiencia aora ultimamente, quando sucedio la rota de la armada de V. M. estando ellos pidiendo y esperando socorro de Y. M. para las cossas de Escocia, nunca se les oso pedir sus galeras para el socorro que entonces V. M. prevenia por haver ya dado muchos tientos al embaxador y nunca haberle allado en ello en termino que osase aconsexar a V. M. que se le propussiose y despues de passada aquella determinacion de socorrer tan gallardamente y que a ellos les parecio que no era menester, me dixo el embaxador que estubieran prestas si fueran menester, a lo qual yo le fespondi por ser su natura de esta manera y por el amor que tienen a Y. M. y el fin que ellos querrian tener fuercas me parece para que Y. M. los deve ayudar tanto quanto fuere menester para las causas de la religion y en lo demas tan buenas palavras como las suyas y si por esta aynda que tengo dicha se pudiese sacar alguua cosa que conbenga a Y. M. qual seria no me parece se deve perder ocasion, en el qual negocio yo no sabria al presente decir a V. M. qual seria porque esto segun el ayuda y el punto en que el se hallase se avia de meter adelante; yo tenga por cierto que teniendo ya el rey noticia de los tratados y las personas que son cabecas en ellos como la tiene, que no a menester el ayuda en efeto V. M. tanto mas me persuado en esto siendo los principales de esta materia persona que estan y estarian siempre devaxo de la mano de el condestable, y que quando el rey no biesecaminar sus cossas por buen camino, que mudando el govierno y metiendolo en poder de el condestable, solo esto bastaria para aquietar su reyno; tanto mas me confirmaesta opinion decir el mismo embaxador a Y. M., quanto mas parte tiene esto maldad y bellaqueria que de religion, y esta maldad y bellaqueria que el dice es contra los que gobiernan y contra la persona del rey porque se dexa governar de ellos de manera que entrando el govierno en poder de el condestable tomava entrambas cornexales (?) x) y era el verdadero remedio para sus cossas y este fue el verdadero parecer y consexo, que V. M. pudiera dar al rey diciendole xuntamente que hiciesse las provissiones y diligencias que le a echo saver que tiene echas, pero este consexo no es platicable para principe tan mozo que no tiene otro ser que el que le dan aquellos que se escandalicarian de este parezer.
Persuadiendome que ellos no piensan valerse de el socorro de Y. M. en efeto, tengo por cierto se quieran valer de la demonstracion, y si esta fuera para con solos sus subditos en buena ora, que Y. M. les socorriesse con cosa que tan poco le constava, pero despues de haverse valido de ella para este effecto se valdran para decir en Alemania, que V. M. quiere hacer liga de los catolicos contra los desbiados, como no a muchos dias se save lo an echo, y por esta bia ecbar a cuestas a Y. M. toda Alemania, y aio menos si no lo hicieren, yo soy tan malo que piense de ellos lo que no an de hacer, estara en su mano el poderlo hacer y usar de ello, y nunca me parecera bien que se les de armas con que este a su voluntad usar de ellas, como les parecfere.
Por lo que a qui tengo dicto y apuntado y por otras muchas causas que
1) misschien; cornexuelas,



217
dexo dedecir por no cansar los oidos de V. M. en cossas yo se tiene mexor entendidas qne yo, teniendo respeto a que V- M. a de ayudar al negocio de Dios en quanto es suyo y no un punto mas, y a ber si devaxo de esto se puede hacer algune socio que se compadeze muy bien hacerse xuntamente con este otro par toda la fuerca, en que V. M. creciere es crecer al serbicio de Dios y a la defensa de su verdad y teniendo entendido la natura de los Francesses, de que ya se tiene tanta experiencia. Me parece, se podria responder al embaxador en el consexo que pide lo que V. M. le respondio en lo de el concilio general y nacional, que fue muy prudentemente respondido y con argumentos a que el no tenia niugnna manera de replica y loalle las probissiones, que asta aqui haria mandado hacer y no se deve parar en la execucmn de ellas y en la determinacion de castigar los particulares de qualquier grado y calidad sean, que biendose quitadas las cabecas, il pueblo no podra mantenerse contra el y que deve mirar si se podra asegurar de meter en su reyno Alemanes o Esguizaros, que la nacion despues de los vasallos di V. M. de quien mas seguramente se podria serbir en esta occurrencia seria la Ytalia, y que no deve tornar esta empresa con titulós de religion sino de rebelion, pues este esan feo que qualquiera principe tema xusta occassion para podelle ayudar al castigo de ellos, como ya Y. M. se lo offrecio contra los de Escocia y que la voz de la religion seguarde para quando entrambos tengan mexor forma de poder hacer a Dios este servicio de la que al presente tienen, pudiendo traer aora los incombenientes, que facilmente se dexan considerar, cregendo los desbiados se baga liga entre Y. M. y el para hacer les la guerra y que a la xornada avisando a Y. M. no faltara de aconsexar le siempre segun el progresso de los negocios, que en las particularidades de como y por mano de que personas se deve proveder en estos negocios, Y. M. no se mete a particnlaricar nada, teniendo por cierto, que el y los de su consexo tendran muy bien entendido por donde se a de guiar y el contentamiento, que Y. M. de la buena voluntad, consexo y ayuda, que allo eh los personaxes que mandó xuntar. En quanto a 1'ayuda, que Y. M. no se a arrepentido de haversela, sino que lo hara de muy buena gana y en lo que podra ayudar que a quello al rey christianissimo hacer que si hubiese de ser con todo el poder de V. M., bien le savria decir si quiera pero que como esto a de ser medido segun las fuercas de los rebeldes y las conqne el rey christianissimo se halla, V. M. no savria decir las que tendra prestas, que el escribia al rey su amo que particularmente avise de las que avra menester por Flandes y las que avra por estas fronteras de aca y que entendido esto por V. M. podra resolberle loque avia de hacer a quien V. M. mandare que le able mande que le adbierta que los Espagïioles de Flandes V. M. los queria traer y licenciar y que asta aora los avra entretenido para los de Escocia y quë la gente que quisierede V. M. y que le digera que tenga presta toda la que fuera demas de la que Y. M. tiene ordinaria en sus estados desde el dia que se apercibiera a de ser acostade el rey christianissimo, por que V. M. ara dito por el con dalle la gente y la commodidad y por esta vez sin mas particularicar me parece que iria bien respondido y esperar la consulta que haria el rey su amo en este medio tiempo en platicas con el da quien V. M. ordenase sin que pareciese cosa de acuerdo podia platicar como seria el ayuda si aura de sër de general de V. M. que segundad se podria tener tanto de las pagas como dé las personas que entrasen allo todo esto no paracerme que ay niuguna



218
dificultad en ello sino para descubrir tierra de ber si saldria alguna cosa de alguna seguridad de placa en mano de V. M. o otras cossas que en se mexantes casos se an acostunbraudo otras veces hacer yendo le poco a poco metiendo le emplaticas familiares de mauera que el propruesto se aya que no lesacasen y no pudiere Se emender la trecha.
Las cartas que pide para madama las demonstraciones quequiere que S. E. bayan por ninguna bia por los incombenientes que arriba tengo dicho seria de opinion que V. M. lo permitiese. Eu todas estas cossas deve V. M. mandar proceder en las que a de probeer para sus estados con grande liga para que andando los negocios de Francia como andan podria benir coyuntura en que Y. M. se contentase mucho verse con alguna fuerca y al contrario se arrepintiese mucho de no tener la, y son muy buenos negocios quando se asegura lo proprio y corren los dados por el tablero a lo que la fortuna podria descubrir en especial con tampoca costa como en esto pliego aqui es propuesto a V. M.
Y en lo que se hubiere de tratar con Francesses tan tenpladamente como V. M. lo saura hacer sinquese snelte palaura obligatoria fuera de lo general sin ir muy bien pensada primero.
Bien supiera yo decir a Y. M. que cargara de mas gente en Flandes y mas preparatorios en Espaüa porque tanto con mas facilitad se pudiera salir a lo que los negocios mostraran pero teniendo respeto a que si a de ser ayudar al rey sobre sus fuercas para de las de Y. M. bastaran y sino adeser ayudalle aquien se ayuda se tanbien avia sobre que cayese la de V. M. y al poco gasto que al presente su real haciënda sufre me a parecido por aora asta ber el camino que las cossas tomaran lo dicho.
Yo echo lo que V. M. me a mandado y aun creo que mas, porque mandando me decir mi parecer sobre lo que se a de responder al embaxador de Franfia me alargado a ablar en las provissiones, que Y. M. deve mandar hacer e lo e eche per parecerme cosa muy conxunta y dependiente la una de la otra y para tanto mexor poder me dar d'eutender en la intention que lleva loque me parece se deve responder al embaxador y que como todos los negocios para ir alumbrandos en ellos se deve tener fin a lo que se pretende venir en lo ultime en ellos en este que en tan grande y de tanta importancia no devria estar sinel y de tener yo rudo ingenio procédé nunca pensar que me accado de dar a entender el que en este negocio se a de tener y deve adeser hacer el de Dios quando se a menester y acudir a el sinparar un punto adelante y por el si se puede hacer algun otro queste bien a V. M. y en qualquiere quento estan apercebido paraqueno acontezca novedad en los estados de Y. M. y esperar aber lo que en los agenos baran las ya movidas.
Los terminos por donde desto atnon estacion se deve por el presente per las relaciones que me an inbiado e entendido sin las que arriva tengo dichas encaminandos los unos y guardandose. de les otros.
La perdida de el fuerte me a dolido lo que es racon por lo que a Dios guarde a V- M. muchos annos que en ellos bera Y. M. muchas vitorias y muchas perdidas, que ei que tiene devaxo de si negocios de guerra nou puede dexar en luengo discurso de ber lo uno y lotro, no pienso que la armada puede hacer ytf no dando ninguno en las marinas de V. M. no ubo otra provision que se deve hacer en Ytalia que la que tengo dicha pero esta tengo



219
por necessaria y que V. M. de orden a sus galeras como de aqui adelante pueda ser serbido mexor de ellas que asta aqui.
Y si como esta es carta fuera ablar en presencia de V. M. o de su conseyo yo digera algunas cosas en esta materia que en escrito me podre escusar de decir las.
Archivalia II, n°. 220.
168. 1570, DECEMBER 1. — De Congregatie van het Concilie vraagt (Laurentius Metz), bisschop van 's Hertogenbosch, advies over het bezwaarschrift der parochianen van Aalst, tegen de inlijving van tienden hunner kerk bij de nieuwe parochiekerken -1) te 's Bosch.
Cum in S. Congregatione cardinalium, qui praepositi sunt decretis Concilii Tridentini interpretandis, aetum esset de postulatis incolarum etparochianorum ecclesiae loei de Aelst, qui in Buscoducensi diocesi est, etsi applicatio illa decimarum facta novae parrochiali ecclesiae, in civitate Buscoducensi ab Amplitudine Tua erectae, neque cum decretis canonum neque cum constitutionibus Concilii Tridentini congruere visa est, tarnen cardinales ipsi nihil de hac re decernere statuerunt, priusquam Amplitudinis Tuae litteris certiores fierent, quibus adducta rationibus hanc voluntatem susceperit. Quamobrem de eorum sententia atque etiam ex authoritate S"". D. N. supplicem libellum ipsorum parocbianorum ecclesiae loei de Aelst ad Amplitudinem Tuam misi cum his litteris *), ut et istorum hominum querelas cognoscat et primo quoque tempore cardinalibus rescribat- Interea vero omni istius modi negotio supersedebit. Et valebit in Domino. Romae, Cal. Decembris 1570.
Congr. Concilii, Libri decretorum Vol. 1 f. 399—399T.
169. (OMSTREEKS 1570?) — Klaagrede van Henricus Farnesius (Dufonr) aan den humanist Paulus Manutius, over de zedeloosheid en den ketterschen geest die in de Nederlanden heerschen.
Henrici Farnesii ad summum virum Paulum Manutium de religione deploratio.
Etsi Inferioris Germaniae natura et institutio erat ejüsmodi, ut et fide et justitia omnique virtute, maxime in religione, eluceret, tarnen quia multorum jam im probitate depressa est veritas, et iniquissimae contumeliae jacet in tenebris ratio, nee usquam litterarum lumen apparet, tanta nota turpitudinis inustaest religioni, tantumque infamiae bonis omnibus baeret dedecus, ut vel sanctissimum Ecclesiae nomen infestum sit et ipsa res detestabilis, bonus vero nullus non plane perfidus. Cum enim est eius loei iam labes quaedam virtuti invidere, veile ipsum florem dignitatis effringere, turn illi summa cum admiratione tanquam omni scientia excellentes suspiciuntur, qui religionem, bouo consilio a Diis immortalibus datam, in fraudem malitiamque couvertunt, si quidem libido formam
1) Franciscus Sonhius had 16 Juli 1569 de parochie van Sint-Jan te 's Bosch in vijf parochie's verdeeld; aan vier hiervan waren 5 April 1570 de tienden uit Aalst (bij Eindhoven) toegekend. Zie Analecta Gijsberti Cocverincx I ('s Bosch 1907), p. 244 en 261.
2) Het verzoekschrift is niet in dit register afgeschreven en dus niet meer aanwezig.



220
induit justitiae atque hoe sibi nomen inscribit; in qua peste non tantum est mali, quanquam impunitatis spes maxima, cum est illecebra peccandi, nihil non impune licet; neque, ut est in legibus, proposita sunt supplicia vitiis, neque praemia virtutibus, sed prosperum ac foelix scelus virtus vocatur. Quam ob rem, cum ad consiliandam multitudinem faciliorem aditum habet nequitia quam cujusque virtus et integritas, tantus est ad tupissimum illum perfidorum gregem concursus, ut paucos reperias, quos mentem non imbuerit inanis de religione opinio. Quid imbuerit? atqui et religio et aequitas, quam sua cuique finxit libido, jura omnia communisque vitae constitutiónem pervertit; nihilqne est tam sanctum atque syncerum, quod non facile illa hominum colluvies polluerit, atque in dies singulos ab eis pestis illa contagio sensim in viscera serpit Romanae ecclesiae. Primo vix tuto poterant delitescere in Germania Luterani, et omnis illorum rabies in clandestinis consumebatur colloquiis; jam sic communis atque pervulgata est, ut nihil trans Alpes non contaminatum reperias. Ac nuper Inferior Germania, quae maxime ab eo scelere immunis putabatur, inquinatissima reperta est. Ea enim omnis, cum in quatUor partes est divisa, sic ab haereticis circumventa est, ut quatuor partium alia sit finitima Galliae, unde omnis sentina malorum manat et sustentandae et augendae perfidiae materia; ea plurimum (tempore) summi praesidii Margaritae ab Austria infesta fuit, quam Flandriam appellamus. Alia, quae Brabantia nominatur, in fines Usque Superioris Germaniae extenditur, iïsque est proxima qui Luteranorum omnium facile suht principes, quique nullum scelus, quod verborum involucris adulterari possit, non suadent solum, sed etiam perfidiae ansam cunctis exhibere moliuntur. Haec igitur sic est hereticae pravitatis obnoxia, ut etiam bonis omnibus formidolosa sit. Reliquae duae partes, Hollandria et Zelandria, ab Angliae regina, cui vicinae sunt, cujusvis calumniae ducunt argumentum; quod cum ita sit, non mirum est, si in effrenata jam insultant libidine; quod ita quidem faciunt, ut nemo prope communis salutis studiosissimus ibi sit, cui possit hujus vitae lux aut hujus spiritus coeli esse jucundus. Quid enim jucundi ibi potest esse, ubi nihil nisi rapinos atque caedes cogitare videas?. Posse m multa recensere, quae facile praetereo, ne nostra aetate tanti facinoris immanitas aut extitisse, aut non vindicata esse videatur. Haec ego, vir amplissime, ad te scripsi, non quod rei argumentum tractare me posse putarem, sed ut intelligeres solum, quidquid valeo, me tibi valere.
Archivalia, II n°. 5.
170. 1571, JANUARI 21; 1572, OCTOBER 20. — Beschikkingen van den Generaal der Dominicanen omtrent de provincie Germania Inferior.
Qermanid Inferior.
Die XXI Ianuarii (1571) corfirmatus fuit in priorem provincialem Germaniae Inferioris fr. Carolus de Brie, Bruxellensis, in forma 1).
1) De Jonghe, Belgium Dominicanum, vermeldt echter (p. 18), dat op 7 Mei 1571 te Haarlem in plaats van Godfried van Mierlo, die bisschop van Haarlem was géworden, tot provinciaal van de provincie Germaniae Inferior is gekozen: Paulus Coyanus. Van Carolus de Brie wordt in dat nauwkeurig bewerkt boek in het geheel niet gesproken, . : _ <.



221
Et fr. Joachimus Rotharius fuit licentiatus ad gradum putaturae *) in forma, die XX Octobris 1572.
Breviae Datariae Vol. 83 f. 66. DU is een register, alphabatisch gerangschikt naar verschillende landen, steeds betrekking hebbende op een der Bedelorden, het meest waarschijnlijk van de Dominicanen, en gaande van 1571—1573.
171. 1571, JULI 2. — Pins V vermaant o.a. de bisschoppen van Haarlem, Deventer en 's Hertogenbosch, ieder afzonderlijk, met meer ijver hunne herderlijke bediening waar te nemen.
Archivalia I, n°. 603. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 405.
172. 1671, JULI 2. — Pins V vermaant evenzoo o.a. den bisschop van Leeuwarden.
Venerabili fratri episcopo Levardiensi Pins papa quiutus.
Yenerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem.
Quo magis manifestum est eos, quos Deus, et sancta haec Sedes apostolica ecclesiarum rectores animarumque pastores constituit, non ad socordiam neque ad quietem, sed ad laborem atque ad sollicitudinem esse vocatos, eo maj'ore animi dolore sumus affecti, intelligentes Fraternitatem Tuam et coeteros istius Inferioris Germaniae episcopos in commissarum sibi ovium custodia negligenter admodum se gerere; quae res eo videtur indignior, quod quo tempore, Philippo Hispaniarum rege Catholico postulante, plures ac novi episcopatus in ista provineia a foelicis reeordationis Paulo quarto et sancta Sede apostolica constituti sunt, id eo consilio factum est, ut pluribus quasi speculatoribns adhibitis et res ipsae ecclesiasticae diligentius ac commodius gubernarentur, et animarum saluti melius consuleretur. Quod quidem consilium non modo secus quam existimabatur cessisse, sed etiam eontrarium exitum habuisse valde certe dolendum est. Itaque debito pastoralis nostrae sollicitudinis officio incitati, cum renerabiles fratres coepiscopos nostros, ejusde m provinciae praesules, ad officium suum gregibus sibi creditis diligentius posthac praestandum hortaremur, Fraternitatem quoque Tuam ad idem hortari voluimus. Quae meminisse debet, episcopum, si in rebus religionis fuerit negligens, ne ab episcopatu deponatur mereri; non enim parvum aliquid, sed animarum salutem negligit, quas ut a peccatorum serritute redimeret, Deus proprii Filii sanguini non pepercit. Haec itaque cogitans, in primis vitam tuam his, quibus praepositus es, quasi regulam quamdam pie ac religiose vivendi ad imitandum propone, ut ejus similitudine qui boni sunt confirmentur, dissimilitudine mali a peccato deterreantur, omnes ad pietatem morumque integritatem alliciantnr. Quia vero magni interest, nt qui populis justitiae sanctitatisque lumen praeferre debent, ipsi omni nequitiae vitiorumque macula careant, idcirco stude, ut clerus tuus coeterique tuae diocesis presbyteri sacerdotalem vitam vivant, ex quibus, si qui vel publice criminosi fuerint vel sanae disciplinae adversantes, hos canonicis poenis coercere ne praetermitte. Ante omnia ab haereticorum insidiis ac fallaciis gregem tuum custodi, ministerium tuum imple, opus fac episcopi in omnibus rebus ad ecclesiae tuae gubernationem pertinentibus, eam quae episcoporum
1) Predicature?



222
actiones maxime commendat vigilantiam diligentiamque adhibe, ut ante aeterni Judicis tribunal constitutus ab auditione mala non timeas, sed Illius vocem te in gaudium suum vocantis audire merearis. Datum Romae apud Sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die secunda Julii (anno) millesimo quingentesimo septuagesimo primo, pontificatus nostri anno sexto.
Hoe exemplum scriptum fuit Levardieusi, Brugensi, Atrebatensi, Gandavensi et Iperensi episcopis. Archivalia I, n°. 603.
173. 1551, JULI 4. — Pins V vermaant o.a. den aartsbisschop van Utrecht en de bisschoppen van Roermond, Middelburg en Groningen, ieder afzonderlijk, om tegenover de toenemende kwalen van hun tijd het bisschoppelijk ambt met grooteren ijver te behartigen.
Archivalia I, n». 604. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 407.
174. 1572, SEPTEMBER 1. — Gregorius XJJ.I machtigt den bisschop van Roermond 1) of diens vicaris-generaal, dispensatie in bloedverwantschap 4e graad te verleenen aan Johannes Hendriksz. ten Eisen en Elisabeth Jansdochter Raricz (?), inwoners van Straelen, die zonder van dit beletsel af te weten, reeds kerkelijk gehuwd zijn.
Oblate nobis .... petitionis series continebat, quod turn alias in dicto oppido passim esset eonsuetndo, usitata maxime ante presulis ecclesie cathedralis Ruremündensis noviter erecte adventum, quod volentes coptrahere matrimoniura illud ante proclamationes, in ecclesia parochiali juxta decreta sacri Concilii Tridentini faciendas, contrahebant coram eorum parrocho et testibus per verba de presenti et postea certi existentes de vinculo matrimonii proclamationes fieri curabant .... Datum Rome, apud S. Marcum, sub annulo Piscatoris, die prima Septembris, 1572, pontificatus nostri anno primo. Brevia Datariae Vol. 84 (ongepagineerd).
175. 1572, OCTOBER 24. — Gerard (van Groesbeek), bisschop van Luik, schrijft aan Gregorius XIII over den toestand van zijn bisdom en beveelt den paus zijn vertegenwoordiger Laevinus Torrentius aan.
Archivalia I, n°. 2095. — Gedrukt: Theiner. Annales, I, p. 68
176. 1573, APRIL 16. — Gregorius XIII betuigt aan den bisschop van Luik zijn verwondering, dat in zijn bisdom het Concilie van Trente nog niet is afgekondigd, én spoort hem ijlings daartoe aan.
Archivalia I, n°. 613. — Gedrukt: Theiner, Annales, 1, p. 122.
177. 1573, MEI 7. — Het kapittel der Sint Mariakerk te Aken vraagt aan Gregorius XTTT volmachten om te kunnen voorzien in een schuld van 9000 Brabantsche guldens, door het kapittel vóór vier jaren aangegaan, ter voldoening van een schatting door den prins van Oranje opgelegd ten einde confiscatie van al het kerkelijk goed der kerk van Aken te ontgaan.
Venerabili fratri Leodiensi sive dilecto filio ejus officiali Gregorius papa XIII,
1) Wilhelmus Lindanus.



223
Venerabilis frater sive dilecte fili salutem etc.
Exhibita (est) nobis nuper pro parte dilectorum filiorum, decani seu vicedecani et capituli collegiatae ecclesiae sancte Mariae Virginis oppidi Aquensis, Leodiensis diocesis, petitio. Continebat quod, cum ante quatuor annos elapsos princeps Arangie potentissimo exercito, quem contra Belgicas ditiones clarissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum regis Catholici atque ad ecclesias dirimendas et ecclesiasticos passim opprimendos ducebat, dictum oppidum in' limitibus ditionum praedieti Philippi regis premeret, ipsisque exponentibus omnium bonorum eorundem simul et vestium, ornamentorum sacrorumque vasorum pretiosorum aliorumqne jocaliornm ecclesiastici et divihi cultus usui destinatorum, direptionem, nisi summam novem millium florenorum Brabantiae in promptu numerarent et persolverent, minaretur, ipsi exponentes ad tam horrendum damnosumque periculum evitandum summam praedictam, amicorum auxilio sub interesse unde cumque collectam, quamprimum numerare coacti fuerunt. Cum autem, sicut eadem petitio subjungebat, propter praesentium, temporum injuriam et gravissimum pecuniarum hujusmodi interesse, intern» surium, quod ipsi exponentes solvers singulis annis coguntur et solvunt, et quia etiam damna maxima passi sunt in rebus et bonis suis per devastationem et direptionem ipsius principis militum, prout in dies alia etiam majora per novos ejusdem principis infestatorum exercitus, de presenti etiam furiantium, patiuntnr et pati posse formidant, impossibilé esset predictam summam sive oppignorationem bonorum dictae eeclesiae restituere, ipsi exponentes nobis humiliter supplicari fecerunt, quatenus super his opportune providere de benignitate apostolica dignaremur.
Hun wordt toegestaan het onroerende eigendom van het diocees voor deze schulden te belasten tot een som van 9000 Brabantsche guldens *) voor den tijd van 10 jaren;
Brevia Lateranensia. Vol. 90.
178. 1573, MEI 24. — Cunerus Petri, bisschop van Leeuwarden, beschrijft aan den paus den toestand van zijn bisdom.
Beatrissime pater.
Tametsi longius a sanctissima vestra Sede remoti simus, nihil tarnen antiqnius mihi esse spero quam filiali obedientia et dilectione illi conjunctissime adherere, quam catholicae ecclesiae matricem et radicem omnes cum divo Cypriano vere Christiani confitentur. Status vero ecclesiae meae Leovardjensis incursione haereticorum, quos istic goesios nominant, multum quidem est perturbatus. Nam monasteria plurima exusta, altaria destructa, imagines a templis eliminatae ac, profligatis bonis sacerdotibus, juge Sacrificium eon» culcatum est. Leovardia tarnen (laus • Deo) fortiter in fide perstitit, ubi eum ecclesiasticis huc confugientibus semper mansi et, Domino nos mirabiliter respiciente, jam pridem in Frysia ab illorum furore liberati sumus, et oves, rursus cum pastoribus colléctae, paulatim quae sint destructa reparant. Propter vicinam tarnen Hollandiam, quae uno excepto Amsterdamo tota a goesiis adhuc occupatur, non extra omne periculum versamur, quin frequenter fines nostros arrodant et graviora in dies minitentur- Tres aut quatuor dumtaxat
1) Twee Brabantsche guldens = 1 gouden dukaat de Camera.



224
presbiteri velut leyea palee hac tempestate avolarunt; caeteri catholici quidem sunt (laus Domino). Verum concubinatum, qui tarnen multum est interim imminutus, difficile eradicare possum. Populus vero utcumque mandatis episcopi se accomodat; quia tarnen plurimos habemus commixtos AnaT baptistas et Swinglianos, et inter hos occultos concionatores, qui bracbium seculare istic parum metuunt, fit ut ab Ecclesia et vera pietate sit alienior. Cui rei praesens etiam seditio multum proh dolor suffragatur. Optime tarnen me habet quam in festo Pascae et Venerabilis Sacramenti fidem communiter ubique ostenderunt. Porro in beneficiis tam curatis quam simplicibus populus fere habet hic electionem; unde fit, ut simplicia fere pueris conferantur, qui nihil aut parum Ecclesiae prosint, quibus nescio quas Horas legendas imponam. Quia enim extra omnem legendi consuetudinem istic erant, hactenus sub beneplacito Vestrae Sanctitatis eis vel Horas de Dominica vel Septem psalmos penitentiales quotidie legendos iniunxi; quod si Vestra Sanctitas non sufficere judicaverit, consilium obsecro non deneget; nam prolixas illas Horas ordinarias vel Romanas nemo ab eis vel parentibus facile impetrare potest. Interim beneficia, etiam curata (sunt), admodum tenuia; optima centum ducatorum, alia quinquaginta, alia triginta. Haud multo pinguiores sunt prebende ecclesie cathedralis. Quod vero ad dotem episcopalem attinet, nunc quidem valde gravata est pensionibus et aliis incommodis; sed quando omnino libera erit, non poterit duo millia ducatorum excedere. Unde etiam fit, ut contra haereticos et alios Ecclesiae inobedientes episcopus pro officio suo procedere non possit. Cui malo spero, quod per Vestram Sanctitatem et regiam majestatem aliquando providebitur. Pedibus itaque Vestrae Sanctitatis humillime prostratus, totam meam diocesim, capitulum meum atque meam infirmitatem in visceribus Jesu commendo, qui pessimo hoe seculo principum nostrorum favore plurimum indigemus, rebus et ingeniis sic comparatis ut dementi et paterna severitate vitia corrigi velint. D. Jesus Deus optimus maximus V. S. diu dignetur Ecclesiae suae custodire incolumem. Datum Leovandi, 24 Maji, anno Domini 1573.
E' enh et I ^" ^' numillimas capellanus
' ' j Cunebus Petri episcopus Lewardiensis.
Op den rug het adres: Sanctissimo domino nostro Gregorio Pontifici Maximo. Romae.
Archivalia I, n°. 2096.
179. 1578, JUNI 11. — Gregorius XIII vermaant o.a. de bisschoppen van Luik, Roermond, Utrecht, Deventer en Munster, ieder afzonderlek, om de visitatie van hun bisdom, voornamehjk in het gebied van den hertog van Kleef, behoorlijk te verrichten en tevens om zich trouw te houden aan Caspar Gropper, die hun uit naam van den paus de noodige instructies zal verstrekken.
Archivalia I, n°. 614—615. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 410.
180. 1573 AUGUSTUS 8. — De Staatssecretaris kardinaal Ptolomeo Gallio aan (Onnerus Petri) bisschop van Leeuwarden, dien hg prijst voor zjjn jongste aan den paus gericht schrijven ') en wien hij verschillende wenken geeft.
Archivalia I, n°. 616. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXIL p. 413.
1) Zie hierboven n°. 178.



225
181. 1573, AUGUSTUS 29. — Gregorius XIII vermaant Alva, de Nederlandsche studenten, die naar Bologna willen gaan hierin niet te verhinderen.
Archivalia III, n°. 241. — Gedrukt Theiner, Annales I, p. 201.
182. 1573, NOVEMBER 17. — Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, schrijft aan den paus, in antwoord op de Breve van 3 Juni 1573, over den toestand van zijn bisdom.
Archivalia I, n". 2097. — Gedrukt Theiner, Annales, I, p. 124.
183. 1674, JANUARI 9. — Gregorius XIII verleent aan den Minderbroeder Stephanus de Molina, biechtvader van Requesens, eenige bijzondere volmachten in de Nederlanden.
Dilecto filio Stephano de Molina, Ordinis Fratrum Minorum professori, Gregorius papa XIII.
Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem.
Sincerus in religionem zelus, quo te accensum accepimus, promeretur, ut ea tibi libenter committamus, per quae Christifidelium conscientiae et animarum saluti prospiciatur. Hinc est, quod nos tibi, qui Ordinem Fratrum Minorum expresse professus es et ad audiendas confessiones dilecti filii nobilis viri Ludovici de Requesens, praeceptoris majoris Ordinis et Militiae Jacobi de la Epada, provinciae' Castellae, sub regula Augustini, nunc pro carissimo in Christo filio nostro Philippo Hispaniarum rege Catholico in dominiis Flandriae gubernatoris generalis, in eisdem locis ad praesens commorantis, ab ipso Ludovico electus fuisti, nt quamdiu officio confessoris dicti Ludovici fungeris, in quibuscumque regionum praedictarum civitatibus, diocesibus et locis, etiam exemptis, ad quae te accedere et in quibus pro tempore esse contigerit, absque ordinarii locorum eorumdem (licentia), quavis etiam episcopali vel metropolitana aut abbatiali praeditorum dignitati, quorumcumque utriusque sexus, etiam si personae ecclesiasticae, etiam constitutae in dignitate, non tarnen regulares fuerint, confessiones audire eosdemque a quibusvis excessibus gravibusque delietis, non tarnen haeresis, etiam in Bulla, in die Cene Domini legi solita, comprehensis, quarum absolutio Sedi apostolicae duntaxat reservata existit, que ipsi confessi tibi fuerint, injuncta eis arbitrio tuo penitentia salutari, in foro conscientiae duntaxat absolvere, ac si in dictis dominiis vel illis adjacentibus locis adversus hereticos ac praedecti Philippi regis rebelles et hostes castra poni, quod Deo pro sua ingenti bonitate avertere placeat, aut prelia cum eisdem committi contigerit, omnibus pro dicto Philippo rege militantibus, quibus tune proxime cum eisdem hostibus pugnandum erit, benedicere ac eisdem in articulo mortis constitutis et in pugna seu praeliis morientibus, contritis tarnen, plenarium omnium et singulorum suorum peccatorum indulgentiam et remissionem, quam harum serie misericorditer in Domino elargimur, pronunciare et publicare, toties quoties justo exercitu pugnandum erit, possis concedimus. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus apostolicis, caeterisque contrariis quibus-
1) Gregorius XIII, Bolognees van geboorte, was weleer zelf een gevierd leeraar geweest van deze hoogeschool.
15



226
cumque. Datum Romae apud S. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 9 Januarii 1574, pontificatus nostri anno secundo.
Caesar Globids. Secretaria dei Brevi Vol. 30 (Gregorii papa XIII an. 1574 Vol. I) f. 10.
184. 1574, (vóór 20 januari). — Memorie, door eenige ongenoemde Hollanders x) aan den Keulschen nuntius Caspar Gropper 2); zij dringen erop aan, dat in Holland colleges der Jeznieten mogen worden opgericht, met name te Utrecht een seminarie, eveneens door de Sociëteit te besturen.
Archivalia I, n°. 804 en 2417. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 415. Vgl. Pasture, Inventaire p. 131.
185. 1574, januari 20. — De nuntius Caspar Gropper schrijft, in eén uitvoerig bericht over den kerkelijken toestand vau Duitschland, aan den kardinaal-staatssecretaris (Gallio) ook over de Nederlanden, met name over W. Lindanus, bisschop van Roermond.
Archivalia I, n'. 856. — Gedrukt Schwarz, Nunziatur-Korrespondem, p. 101 vlg.
186. 1574, januari 26. — Verslag van P. Moncherat, generaal der Cistercienserorde, over zijne visitatie der kloosters in Duitschland, die hij niet zonder succes heeft volbracht en weldra in de Nederlanden zal voortzetten.
Gedrukt: Archivalia I, n°. 2181.
187. 1674, februari 1. — Gregorius XÏTT belast (Laurentius Metz), bisschop van 's-Hertogenboscb, met de visitatie der abdij van Affiighem.
Venerabili fratri episcopo Buscoducensi Gregorius papa XIII.
Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem.
Sincerus in religionem zelus, quo te accensum accepimus, promeretur, nt ea tibi libenter concedamus, per quae status religiosarum personarum prospere dirigatur. Hinc est, quod Nos, cupientes ut monasterii abbatiae nuncupati de Affiighen Ordinis s. Benedicti Méchliniensis dioecesis, quod unitum et ineorporatum dictae ecelesiae Mèchliniensi existit, monaci per reformationem et clausuram, quae personis regularibus valde convenit, maxime in locis ubi de crimine haeresis suspicari potest, sedulum Domino exbibeant famulatum, idque praecipue per visitationis et reformationis favorabile studium auctoritate nostra faeiendum exequi posse credentes, teque a quibusvis excommunicationis etc, censentes, motu proprio, non ad tuam vel alterius pro te Nobis super .hoe oblatae petitionis instantiam, sed ex certa nostra scientia, fraternitati tuae, de qua in his et aliis rebus plurimum iu Domino fiduciam obtinemus, per praesentes committimus et mandamus, quatenus tu cum interventu officialis seu
1) Waarschijnlijk bevond zich daaronder en wel vooraan de naar Keulen uitgeweken oud-burgemeester van Gouda Jan Gerrits Stempelse, die bij de Keulsche nuntiatuur in hoog aanzien stond en met de Jezuïeten een nauw verkeer onderhield. Vgl. Fruin, Fr. Dusseldoi-pii Annales, Inl. LI, en De Katholiek, Dl. 138 (1910), p. 109—117.
2) Caspar Gropper, nuntius (volgens sommigen: buitengewoon nuntius) te Keulen 1573—1576.



227
vicarii generalis in spiritualibus moderni archiepiscopi dictae ecclesiae Méchliniensis et duarum personarum ecclesiasticarum per te eligendarum, quarum alter saltem sit regularis, monasterium praedictum, ejusque personas, et bona tam in spiritualibus quam temporalibus visites, necnon omnia et singula, quae ad illius bonum regimen et ad regularera observantiam et ad Dei servitium spectant et pertinent, statuas et observari praecipias, dictosque monacbos ad clausuram compellas, eisque ab ipso monasterio egrediendi, etiam ratione visitationis consanguineorum suorum, facultatem interdieas, ipsosque eonsanguineos et alios quoscumque inter monasterii septa recipi et admitti prohibeas, nisi per archiepiscopum aut ejus vicarium, pro tempore existentes, expresse approbandos, quos bonae vitae et fidei catholicae observatores esse repererint. Nos enim tibi tam praemissa omnia et singula quam alia in eis et circa ea necessaria et quomodolibet opportuna faciendi et gerendi plenam et liberam auctoritate apostolica per praesentes facultatem concedimus et impartimur. Non obstantibus quibusvis, etiam apostolicis, necnon in provincialibus etsynodalibns conciliis editis speeialibus vel generalibus constitutionibus, ae quibusvis, etiam juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis, statntis et consuetudinibus, privilegiis quoque, indultis et literis apostolicis quibusvis personis et dicto monasterio, ac illius personis superioribusque, neenon Ordini in genere vel in specie, ae sub quibusvis etiam derogatoriarum derogatoriis aliisque efficacioribus et insolitis clausulis concessis, confirmatis et innovatis. Quibus omnibus, etiamsi de illis eorumque totis tenoribus speeialis, specifica et expressa mentio aut aliqua alia exquisita forma in illis tradita observata inserti forent, praesentibus pro expressis habentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtaxat, specialiter et expresse derogamus, caeterisque contrariis quibuscumque; aut si aliquibns ab eadem sit Sedeindultum, quod interdici, suspendi vel excommunicari non possint per literas apostolicas, non facientes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto hujusmodi mentionem. — Datum Romae, apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die prima Februarii 1574, pontificatus nostri anno secundo.
Caesar Gi.orierius. Secretaria dei Brevi Vol. 33 (Gregorii papae XIII an. 1574 liber II) f. Gy.
188. 1574, FEBRUARI 16. — Gregorius XIII antwoordt aan Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, op diens schrijven van 17 November
Venerabili fratri Aegidio episcopo Daventriensi.
Archivalia 1, n°. 619. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 414.
189. 1674 (FEBRUARI 21). — Fr. Petrus van den Bosch wordt door den Pater Generaal der Dominicanen *) benoemd tot visitator en commissaris in Holland, Gelderland en Friesland.
Institutus fuit visitator et commissarius cum solita auctoritate in Holandiam, Geldriam et Frisiam pater fr. Petrus de Busco (die 21 Februari 1574). Dominicaner Registers IV, 39 f. 136v°.
1) Seraphini Cavalli, die te Brussel was, toen het kapittel der provincie Germania Inferior aldaar op 23 Febr. werd gehouden. De Jonghe, Belgium Dominicanum, p. 19.



228
190. 1574, MEI 14. — Kardinaal Gallio aan den landvoogd RequesenS Over de toekenning van een kanonikaat in Oudmnnster te Utrecht, dat de pans heeft verleend aan zijn kamerheer, Philips van Corswarem.
Al signor Commendatore inaggiore governatore in Fiandra; 14 di Maggio 74. Illmo.
Essendo a di passati vacato un canonicato de la chiesa di S. Salvatore di Trajetto, Nostro Signore ne face gratia a un cameriero suo di quel paese, chiamato Filippo di Corsuvaremia, et è stato spedito il Breve secondo il solito per pigliare il possesso a nome de la Camera apostolica et conservar li frutti sin tanto che siano spedite le bolle. Hora intendendosi, che dal capitolo è stato intruso un'altro in detto canonicato fuori d'ogni ragione, S. Bne. mi ha commesso di pregare l'Ecctia. Vostra, che sia contenta ordinare efficacemente, che il Breve sopradetto babbi il suo debito effetto, si per conservatione de 1'autorita di questa S. Sede, come per ajutar questo povero gentil' huoni'o, che è meritevole di questo bene oltra gli altri rispetti, per haver, come s'inteude, esso et i suoi parenti ricevuti molti danni da gli heretici in coteste parti. Et non dubitando, che 1'Ecc'5». Vostra per la singular piëta et devotion sua verso N. Sre. et la s. Sede fara prontamente quanto si ricerca, non sarö piü longo. ..... Di Roma.
Archivalia I, n«. 2098.
191. 1574, MAART 20. — Gregorius XIII verleent aan den Jezuïet Rodriguez en diens metgezel, als aalmoezenier in het leger van Requesens, bijzondere volmachten en tevens aan alle dienstdoenden daar bijzondere aflaten.
Dilecto filio Christophoro Rodriguez, Theologiae Doctori, presbytero Societatis Jesu, Gregorius papa XIII.
Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem.
Ut animarum Christifidelium, qui fidem catholicam contra Illius et catholicae Ecclesiae hostes in charissimi in Christo filii nostri Philippi Hispaniarum regis catholici Flandriae et reliquis Inferioris Germaniae ditionibus propugnant saluti, quantum cum Deo possumus, consulamus, te ad dilectum filium nobilem virum Aloisinm de Requesens, Ordinis militiae s. Jacobi majorem Castellae commendatarium ac pro eodem Philippo rege in Belgiae statibus gubernatorem, id etiam postulantem, mittere decrevimus. Ut igitur ea ad quae mitteris melius exequi et adimplere possis, speciales et infrascriptas facultates et privilegia tibi impartienda decrevimus. Motu igitur proprio et certa scientia tibi ac socio tuo, Societatis Jesu sacerdoti, tibi per Generalem Praepositum assignato seu assignando, quod omnium et singulorum militum regis exercitus, x), dum in exercitu fuerint et bello inservierint, ac dicti Aloisii familiarium et curialium confessiones audire, eosque ab omnibus peccatis et censuris ecclesiasticis et casibus, quomodolibet reservatis, etiam in bulla die Coenae Domini legi con-
1) In 1587 heeft de Orde der Jezuïeten, op aandrang van Alexander Farnese en met ondersteuning van het Spaansche gouvernement, de zielezorg over de soldaten, welke in de Nederlanden aan de zijde van Spanje streden, de z. g. missio Castrensis, voor goed aanvaard. Zie Pirenne IV, p. 370.



229
sueta, in foro conscientiae tantum, injuncta salutari poenitentia, absolvere, necnon tibi eorum vota quaecumque, castitatis et religionis votis dumtaxat exceptis, in alia pietatis opera commutare, ac omnibus et singulis Christifidelibus de exercitu, familia, et curia praedictis SSmae. Eucbaristiae seu viatici et Extremae Unctionis Sacramenta ministrare, necnon Missas super altare portatile in loco clanso et a ventis tnto in terra cum reverentia et bonore celebrare possitis; omnibus vero et singulis Christi fideli bus de regis exercitu seu copiis ac familiae et curiae praedictis, boe quoties cum fidei hostibus manus sint probabiliter conserturae tam in mari rel flumine quam in terra, sibi aliquem sacerdotem approbatum eligere valeant, qui eorum confessiones audiret, etiam ut praemittitur reservatis, similiter absolvere possit. Quodque quandocumque ad arma contra praedictos vel alios infideles ventum fuerit sive in mari, sive in terra, tam tu, quam tuorum sociorum quilibet in ea navi vel acie seu agmine assignati fueritis, fidelibus et pugnantibus nomine nostro benedictionem impendere respective possitis et valeatis, auctoritate apostolica, tenore praesentium, facultatem concedimus et potestatem. Insuper omnibus fidelibus et copiis, familiae et curiae praedictis, videlicet qui gratis militaverint, pro prima vice qua confessi et contriti Sacratissimam Eucharistiam sumpserint, plenariam omnium et singulorum suorum peccatorum indulgentiam ac remissionem, qui vero stipendiati fuerint et tandem Sacratissimam Eucharistiam, ut praefertur, prima vice sumpserint, decem annorum ac totidem quadragenarum indulgentiam; omnibus autem et singulis stipendiatis et non stipendiatis et aliis personis exercitus, familiae et curiae praedictorum, aliis vicibus confessis, contritis et communicatis, quinque annorum et totidem quadragenarum indulgentiam; et in articulo mortis constitutis atque in expeditionibus, pugnis vel praeliis committendis morientibus, contritis tarnen, plenariam quoque indulgentiam ; item omnibus, qui Missis vel sermonibus in concionibus vestris aut orationibus devote interfuerint, indulgentiam quinquaginta dierum de Omnipotentis Dei misericordia ac Beatorum Petri et Pauli apostolorum Ejus auctoritate confisi, easdem patentes concedimus et elargimur. Insuper tibi et sociis hoe in exercitu seu classe permanendo et praeliis, quae committi et aliis actibus, in quibus sanguinis effusio fieri contigerit, ac rebus aliis bellicis interessendo, milites etiam ad victoram ex pugna intidelibus reportandam animando, nullas propterea censuras ecclesiasticas aut irregularitatem seu inhabilitatis notam incurratis, dicta auctoritate concedimus. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus Apostolicis, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 20 Martii 1574, pontificatus nostri anno secundo. Caesar Glorierids.
Secretaris dei Brevi Vol. 33 (Gregorii papae XIII an. 1574 lib. II) f. 25.
192. 1574, SEPTEMBER 8. — Memorie, aan koning Philips uit Lenven gezonden door een ongenoemde (bisschop W. Lindanns?) ter uiteenzetting der geneesmiddelen, die voor Kerk en Staat in de Nederlanden noodig zijn.
Remedia pro instauranda in Belgio religione catholica et republica restituenda.
Cum, saevientibus partim haeresibus et in dies propter motus bellicos
invalescentibus at roei usque per oonvejitjcula in hunc usque diem non infre-



230
quentia grassantibus, magis in horas ruat labefactata tot per annos apud Belgas religio catholica, quae sui ruina florentissimam etiam bancevertitrempublicam, necessario erit optata piis omnibus perturbatae reipublicae Belgicae restitutio, pax, et tranquillitas a religionis restauratione inchoanda.
Quae ut foeliciter incboetur, et perficiatur salutarius, ante omnia consultissimum videtur, ut hac super re jubeat Catholica Sua Majestas primo quoque tempore omnes provinciae Belgicae convenire episcopos aut saltem aliquot electiores, et Christi quam suarum aut rerum aut voluptatum amantiores, una eum viris aliquot politici?, eximia in Deum pietatis laude preclaris et catholicae fidei zelo spectatis, qui, ut oviculis suis afflictissimis dispersie, dilaniatis saluberrima quaeque possint adhibere remedia, ita instaurandae apud Belgas reipublicae non inutilia suggerere queant consilia. Interea ne nostram hac de re dissimulemus sententiam (quam salvo melius sentientium judicio cedere cupio) equidem arbitror rebus supradictis non male consultum iri, si tria adhibeantur remedia; nimirum, accuratior populi in fide per concioratores doctrina, cum visitatione ac reformatione cleri, ac potissimum cathedralium ecclesiarum, secundum canones justitia vigilantior, sive legum observatio diligentior; denique salutaris errantium Christi ovicularum medicina, quae canonica est inquisitio.
Quod ad doctrinam catholicae fidei attinet, viderint Revml. D. D-, qui erunt (uti diximus) jussu Catholicae Majestatis convocandi, qua ratione occurratur per pastores, canonicos et Mendicantes. Primo ut omnes pastores resideant et non doctrina modo, sed piae vitae potius exemplo suos ipsi pascant. Yisitatio autem, an illis solis, an additisregiis commissariis sitcredenda, equidem ambigo; an potius evocandus aliquis legatus sive nuntius apostolicus. Sed cum rerum experientia doceat, parum hac via successisse, putarim consultissimum, ut Catholica Sua Majestas oviculis Christi Belgicis, afflictissimis et dirum in modum saevissima hac grassantium passim baereseon plurimarum tempestate dispersie, suum reddat pastorem, qui totius Belgicae primas est, nimirum Rev""1111. D. Archiepiscopum nostrum Mechliniensem l), ut suum secundum canones hic facere ineipiat officium, cui ex imposito divinitus onere incumbit huius rei cum inchoandae, tum praestandae, adeoque perficiendae cura non mediocris. Qui si adesset, modum huic rei idoneum inveniat, quo istud reformationis caput (a quo equidem totum salutis Belgicae causam pendere arbitror) salutari mandari queat executioni. Sicut nee aliud est pacandae, immo sanandae reipublicae remedium certius, quam si Catholica Sua Majestas huc trajicere tandem digoaretur et paternum suum in has provincias sua praesentiadeclarare affectum, qua una re animos populi sui Belgici, nunc rebus, nescio quibus, aut exasperatos aut aversos et non parum alienatos, sibi facillime valeat eonciliare et in pristinum obedientiae, omnisque aviti obsequii studium revocare, atque ad amandum perpetuo legitimum Catholicae suae Majestatis successorem inflammare. Quod si pastorem suum afflictissima per Belgium Christi ovilia ad sese pascenda revocare nondum possunt, saltem Catholica Sua Majestas ex Revmls. D.D. episcopis Hispanis unum aut alterum, doctrina, pietate, ac zelo egregiüm, huc mittat, qui cum episcopiB Belgicis negotium Christi Domini ac religionis catholicae hic instaurandae ac aeternum statuendae ex animo satagat.
1) In naam was Gran veile nog aartsbisschop van Mechelen ; maar hij resideerde buitenslands.



231
Haec autem visitatio cauonica, ecclesiarum potissimum cathedralium, (nam monasteriorum et abbatiarum deformatissimarum, academiarum et caeterorum in aliud reponetur tempus) utiliter et efficaciter fieri non poterit, nisi adhibeatur omnibus Christi ovibus juxta formam Concilii Tridentini. Quod Concilium rere catholicum si rex Catbolicus, prout officium ejus postulat, instruet integrum et in violaturn suas par provincias Belgicas ab omnibus observari, certissimam ingrederetur viam, qua et religionem catholicam instauret simul et constabiliat, ipsamque rempublicam niirifice statuat, ne iterum simili tempestate in praecipitium trahatur, et abripiatur (in) ruinam. Quam diu enim episcopis non permittitur (exigere) a judicibus laicis, Catholicae Majestati subjectis, executionem Concilii Tridentini totius, in universum minuitur ejusdem Concilii robur, detrahitur episcopis authoritas et ecclesiastica conculcatur discipline, quae certissimam habent reipublicae ruinam conjunctam. Siquidem hac ratione populo gradus fit et via ostenditur ad reliqua omnia ecclesiastica Concilia, sacros Canones et sacra denique omnia cum ipsis praelatis ecclesiasticis contemnenda. Hine passim bona ecclesiis et pauperibus subtrahuntur, fundationes piae intereunt, eleemosinae publieae negliguntur, cultus divinus perit. Itaque si Concilium Tridentinum universale atque catholicum jubeat rex Catholieus ubique observari totum, sicut Ecclesiam Dei misère deformatam facile instauraverit, ita et rempublicam suam, dolendum in modum collapsam, praeclaro facto restituerit adeoque singulari ac vera salutari beneficio exornarit.
Ad quae duo capita, quae sunt salutis Belgicae verissimi fontes, salubritér efficienda mirum in modum profuerit novum apud Belgas in aula Consilium constituere ecclesiasticum, quod de omnibus religionis, ecclesiarum, monasteriorum et rerum omnium spiritualium causis et personis cognoscat. Quia absurdum videtur et SS. Canonibus inimicum, ut sub rege Catholico facta judicum ecclesiasticorum quotidie reformentur per judices laicos, aut sacerdotes Dei ad tribunal laicum abripiantur, judicandi contra leges et Canones, praeter hoe ecclesiasticum Consilium opus foret quodam ephoro sive generali magistro, cui curae esset, ut praetores regii suum diligenter faciant officium et ut leges sive edicta regia observentur tam a judicibus quam a praetoribus et coeteris regiis aut reipublicae ministris, stipendiariis et juratis omnibus. Sicut enim legum negligentia in istam perniciosam devoluti sumus calamitatem, ita, nisi vigilantior adhibeatur earumdem observatio, sperare bene in posterum non licebit, immo atroeior metuenda Dei nobis justissime iratissimi plaga.
Coeterum quia nunc. locis non paucis magistratum officiaque regia et munia publica occupant minus idonei, cura omnium prima esse debet regi Catholico, ut (habito hac super re de magistratuum et ministrorum fide ac moribus examine), submotis praesenti huic, quod quaerimus, remedio minus aptis, idonei quamprimum substituantur; qui bonae hactenus famae, tam ipsi quam uxores, re ipsa non solo nomine, hisce motibus se se demonstrarunt catholicos, professione fidei catholicae juxta Concilii Tridentini doctrinam publice facta, jurent, se se sua eum familia ministrisque omnibus curaturos, ut fides catholica stet, floreat et vigeat secundum sacros Canones et regias leges. Cum enim reipublicae praesunt, qui aut avaritiae nota, aut munerum cupiditate, aut haereseos labe laboreut, nunquam erit bene huic reipublicae Belgicae. Sunt enim non pauci etiamnnm inter supradictos, qui sese nunc gloriantur aut jactitaut (se) etiam catholicos non alia de caussa (nisi fallimur vebementer) quam



232
quia regem habent Catholicum. Alioquin si liceret ipsis eitra bonorum suorum periculum sentire, credere ac facere quod malunt, brevi esset (vereor) alia Belgicae hujus regionis facies, quae nunc regi subjecta Catholico habetur et vulgo dicitur catholica. Sed qualis sit, detracta hac larva, Ueus novit.
Proinde cum tam muitos Nicodemos et callidos simulatores, animoque et studio clanculario veros catholicae Dei Ecclesiae hostes foveat haec provineia (sicuti per similes nunc videmus et patriam proditam, et provinciam perditissimam, quorum tarnen nomina non celabunt viri pii illi, quorum interfuit providere) vigilantius ei instaurandae nunc erit incumbendum, ut rebus bene gerendis ac gubernando populo praeficiantur viri non censu tantum, clientela, cognatione, affinitate aut opibus potentes, sed virtutibus clari, Catholicismo spectati, zelo aliquo fidei illustres et ab omni semper haereseos nota, suspicione et favore alieni, qui nee ipsi, nee uxores eorum, male audiunt de mutata religione avita.
His judicibus, certo stipendio exornandis, una sit omnium legum Belgicarum, (quas et in modo judicii prolixissimi et executionis sumptuosissimae oportet reformari; de iis enim non modo plebei saepe, sed ipsi etiam DD. praesides provinciarum nobis subinde sunt conquesti, aliquam desiderantes antiquarum istarum consuetudinum sive potius eorruptelarum et populi Belgici vexationum et arrosionum modérationem legitimamque castigationem), his (inquam) judicibus una sit omnium legum Belgicarum prima et ultima salus populi christiani, ut malis, potissimum pertinacioribus, non desit poena clementer infligenda ad coeterorum exemplum, quo terreantur ac resipiscant tandem a diaboli laqueis, nee probis praemia bonisve corona, ut ad imitationem virtutis honestis reipublicae praemiis honoribusque publicis provocentur. Quod proeul dubio liet, si judicibus ecclesiasticis judices regii omnes suum praestent fideliter auxilium, ne illi amplius per ullos officiarios impediantur aut retardentur, quod Sua Catholica Majestas in primis mandare debebit, ut mutuo auxilio electum Christi Domini corpus, quod catholica est Ecclesia, juvetur, sanetur, salvetur.
Caeterum quia non satis est rempublicam bene constituisse, nisi et ejus pertnrbatoribus in tempore occurratur, admonendum etiam est tertium remedium, quod cauonicam diximus Inquisitionem, in eos, qui aut favore aut suspicione novae perfidiae sunt infames, sive aliam ob causam male audiunt. Erunt igitur domini pontificii inquisitores (qui huic provinciae sanandae, ac in vera Christi religione adeoque V. Majestatis obedientia et fide servandae, plus sunt necessarii quam ad vitam hanc miseram fovendam panis aut vestis) majore quam hactenus authoritate fulciendi et auxiliis, sumptibusque per regios ministros instruendi muniendi ac serio adjuvandi. Quae cujnsmodi esse debeant, cum illo ecclesiastico regis Consilio possent conferri, statui et definiri. Siquidem episcopi, licet vigilantissimi atque laboriosissimi, huic perfidiae ac pravitatis haereticae veneno, nimis longa, si non dissimulatione certe incuria incredibiliter invalescenti atque in horas aogescenti, exstirpando sufficere has per provincias non possunt. Neque sane, quod prudentes viri asserunt, hoe loco, aut tempore expedit, ut saevioribus istis medicinis spirituales patres episcopi in suos utantur filios, quia omnium opinione plures sunt, quam ut ab illis possint castigari, aut ad sanam mentem revocari.
Haec *) melius sentientium judicio corrigenda et castiganda submittimus,
1) Van bier af met een andere hand onderaan bijgevoegd,



233
offerantes pleniora et clariora, si forte postulanda rideantnr. Lovanii, 8 Septembris 1574.
Archivalia I, n°. 857.
193. 1574, september 10. — Inhoudsopgave van brieven door den nuntius Gropper uit Keulen naar Rome gericht over de voorgestelde middelen tot verbetering van het godsdienstig-kerkehjk leven in Holland.
Capita praecipua litterarum Gropperii Coloniae datarum die X Septembris 1574.
Archivalia I, n°. 806. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 144.
194. 1574, november 24. — Barlaymont verzoekt namens de Gedeputeerde Staten van Gelderland een der bisschoppen (vermoedelijk W. Lindanus, bisschop van Roermond), zijn geestelijke rechtsmacht voorloopig niet over hun gewest te willen uitstrekken.
Revmc., doctissime domine.
Archivalia I, n°. 807. — Gedrukt Archief aartsbisdom Utrecht, IX, p. 306.
195. 1574, december 4. — Gregorius XIII aan (Frederik Schenk van Tautenbnrg) aartsbisschop van Utrecht, dien hij aanspoort om zoo spoedig mogelijk seminaries op te richten volgens de voorschriften van het Trentsche Concilie *).
Venerabili frati archispocopo Trajectensi.
Archivalia I, n°. 621. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht XXII, p. 421.
196. 1574, december 9. — a. De Congregatie van het Concilie zendt aan (Laurentius Metz) bisschop van 's-Hertogenbosch, antwoord op de gestelde vragen aangaande het geschil met zijn kathedrale kapittel.
6. Evenzoo aan het kathedraal kapittel.
a. Episcopo Buscoducensi.
S. Congregatio cardinalium Tridentini Concilii interpretum, cum proposita ipsi fuissent nonnulla dubia ad Amplitudinem Tuam tuaeque ecclesiae capitulum pertinentia, ita de illis censuit, quemadmodum in margine libelli *), his litteris adjuncti, descriptum est. Id nt ita servetur. Amplitudo Tua qnantum in se est curabit, et bene in Domino valebit. Romae etc. (die 9 Decembris 1574).
Archief Congr. Concilii, Libri litterarum Vol, 1 f. 81 n°. 291.
b. Capitulo Buscodncensi.
Admodum reverendi domini cardinales, qui Concilii Tridentini inter-
1) Wel had Schenk van Tautenburg reeds in 1568 een commissie benoemd om zulk een seminarie op te richten, maar juist omdat deze commissie zoo langzaam werkte en tot geen resultaat kwam, schreef de paus zijn brief. In 1575 werd de Hieronymusschool voor dat doel aangekocht, doch wegens allerlei moeielijkbeden, en ook door de weinige belangstelling, welke de aartsbisschop van Utrecht voor deze instelling aan den dag legde, moest men het seminarie reeds in 1576 of 1577 sluiten. Zie Archief aartsb. Utrecht, XXVI, p. 451.
2) Dit verzoekschrift heb ik niet aangetroffen.



234
pretationi praesunt, consulti de iis quae in libello, his literis adjnneto, eontinentur, ita censuerunt, quemadmodum in ipsius margine adseriptum est. Quod ut servetur diligenter, quantum in vobis est curabitis, et valebitis in Domino. Eomae, die 9 Decembris 1574.
Archief Congr. Concilii, Libri litterarum f. 81 -81* n». 291—292.
197. 1574, DECEMBER 16. — Bisschop W. Lindanus aan den nuntius Gropper: over den kerkelijk-staatkundigen toestand der Nederlanden.
Archivalia I, n°. 808 en 2621. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, IX, p. 307.
198. 1574. — Voorstellen tot hervorming der kerkelijke tucht en rechtspraak, waarop het provinciaal Concilie van Leuven *) bijzonder heeft aangedrongen bij den landvoogd (Bequesens). Met een aanhangsel van de Leuvensche hoogeschool.
Capita ex actis concilii provincialis Lovaniensis anno 1574, mense Majo babiti; super quibus esset nomine sinodi provincialis admonendus et pro auxilio atque executione requirendus Illmus. dominus gubernator Belgiae.
Quoad deambulationes in ecclesiis aut foro vel alïo loco publico sub sermone vel divino officio et frequentatione tabernarum praedicto tempore requiratur gubernator, ut edieta imperialia et regiae Majestatis desuper edita velit renovare et curare, ut stricte mandentur executioni.
Nee non super decimo capite, sub titulo: de decanis christianitatum, pastoribus et eorum officiis.
Similiter admoneatur gubernator renovationis edicti editi contra Anglos, Schotos, Germanos et alios mercatores, haeresibus et novis sectis infectos, et ab exercitiis suarum sectarum abstineant tam publice quam privatim, neque aliqod scandalum committant.
Similiter super capite secundo, sub titulo: de scholis, ut neque magistratus neque alius quisquam admittant praeceptores sine examinatione et approbatione episcopi.
Praeterea die XVII Maii conclusnm est, quod Suae Excae. exponeretur gravissimnm damnum hospitalium, mensarum pauperum, ecclesiarum et piarum fundationum, babentium redditus aut proventüs super bonis conficatis, quod hactenus, non obstantibus documentis legitimis dudum exhibitis ac continua sollicitatione, non valeant consequi solutionem praedictorum reddituum. Unde plurimae fundationes eleemosinarum et aliarum piarum fundationum cessant in divini cultus diminutionem et gravem animarum laesionem ac publicum scandalum. Ideoque requirenda Sua Exc, ut generali edicto seu praecepto mandet omnibus et singulis praedictis solutionem fieri, tam de cessis quam cedendis, aut quod saltem arrestum ad effectum solutionis futurum amoveat et receptoribus mandet praedictam solutionem fieri, eo magis quod immineat periculum cehsurarum iis, qui culpabiles sunt juxta cap. XI, Concilii Tridentini Sess. 22 et bullam Coenae Domini moderni pontificis a).
1) De akten dezer Synode bij Hartzheim, Concilia Germaniae (Colonia 1767), p. 757—768. Aanwezig waren ook de bisschoppen Laurentius Metsius van '«-Hertogenbosch en Wilhelmus Lindanus van Roermond.
2) Reeds in Februari 1573 had Lindaan* te Nijmegen vrijmoedig Alva over dit misbruik,



235
Quod nulla pronostica aut calendaria edantur vel imprimantur sine expressa approbatione ordinarii loei, propter varia seditionum et stultarum conjecturarum pericula, et ut occurratur libris, mala praefatione aut annotationibus depravatis aut corruptis.
Ne cogant officiarii regii episcopos suas in clericos saltem revocare, suspendere aut cassare latas sententias, prout etiam magnificus dominus rector et universitas' postulavit, ut latius patet in fine actorum.
Ad caput XI.
Monendus similiter et requirendus est gubernator, nt ordinetur nomine regiae Majestatis et mandetur proclamationes forenses fieri extra ecclesiam et post officium divinum, quodque districte inbibeatur in majoribus festis mercatus in loco sacro. Die Sabati, XV Maji, in loco concilii consueto, a meridie, Rmis. patribus exposuit RmB8. dominus vicarius generalis diligentias a se praestitas in visitando et reformando abbate et monasterio s. Adriani Gerardimontensis l) ordinis s. Benedicti, et quod impeditus sit per abbatem, quem propter suas dissipationes et prodigalitates a temporalium administratione per modum provisionis supenderat, ex eo quod idem abbas recurrit ad judicium seculare regiae Majestatis, exhibita supplicatione privato Concilio, qua contendit se, a regia Majestate nominatum, esse manutenendum in administratione, quam hactenus habuit. Quo facto dictus vicarius exposuit et conquestus est se impediri in ponenda reformatione tam spiritualium quam temporalium monasterii praedieti pessimo et pernicioso exemplo; quod voluit R™18. patribns insinuatum, ne in posterum arguatur negligentiae ob ruinam et interitum dicti monasterii, petens auxilium et favorem a R™*8. patribus, ut cum coeteris exponendis Suae Exc. istius quoque factis fiat mentio.
Ex scripto Rmis. patribus in sinodo agentibus nomine domini rectoris et academiae Lovaniensis 18 Maji exbibito:
Praeterea vero, cum hoe miserabili saeculo jurisdictio ecclesiastica a judicibus saecularibus contra decreta praedieti sacri Concilii contra sacram Scripturam et contra sacros canones plurimum comprimatur et affligatur, quotidianis et pene infinitis cassationibus impediatur, crebris et gravibus mandatis retardetur, et id quidem non tantum ad instantiam laycorum hominum, qui clerieis omnino infesti sunt, verum etiam ad postulationem et suggestionem ecclesiasticarium personarum, quae omisso propria suojuditio saeculare tribunal praeferunt; et cum exemplo grave sit, quod iidem judices saeculares responsiónes judicum ecclesiasticorum de apostolicis refutatoriis inutilesfaciendo, non praevia causae cognitione an appellatio frivola sit necne, cujus tarnen cognitio ad ipsos judices ecclesiasticos pertinet, indistincte frivole appellantibus litteras concedunt, iisdemque litteris terminum quatuor mensium appellationem concedi praecipiunt aut magnis rescribendi molestiis afficiunt, ideo praedictus rector et universitas easdem Rmas. V. Gratias orat, quatenus super istiusmodi abusibus maturo consilio deliberare dignetur et non tantum praedictos judices saeculares, quocumque dignitate praeditos, ex offico suo pastorali graviter de
dat in diens naam werd begaan, gewezen; zie Havensius, Commentariusde erectione novorum in Belgio episcopatuum, p. 138, waar ook de tekst van een verhandeling over deze zaak, door Lindanus den hertog aangeboden.
1) Grammont in Oost-Vlaanderen.



236
his admonere, verum etiam ecclesiasticis personis sub legitimis poenis interdicere, ne contra ecclesiasticam lihertatem aliquid vel hoe vel alio modo simili altentent.
Cui postulato ita provisum est per per sinodum provincialem, quia in eodem academiae scripto in secuuda clausula amplius quid continetur, quo admonitio patrum petitur adversus judices saeculares, iidem patres matura deliberatione praehabita (quandoquidem in iisdem difficultatibus et molestiis versantur) declararunt, quod pro viribus nitentur et extremam operam adhibebunt, quo illi malo occurratur.
Requirentes antediclum dominum rectorem et universitatem, utconjunctis animis et studiis ad hoe laborare dignentur.
Praesens extractum concordat suo originali, cum quo collationata et auscultata est per me Egidium Tsionghen, publicum notarium, per venerabilem Concilium Brabantiae admissum.
Ita est: Egidius Tsionghen notarius.
Carte farnesiane Vol. 5 f. 281—283 (gelnkt. afschr.).
Archivalia I, n». 2026.
199. 1575, JANHARI 11. — W. Lindanus, bisschop van Roermond, aan den nnntins Gropper: over den treurigen toestand der Nederlandsche kerk, tot welks afdoende verbetering 'skonings beambten niet medewerken, en over den verwoeden haat tegen de Spanjaarden.
Revme. domine.
Archivalia I, n». 809 en 2622. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, IX, p. 308.
200. 1575, APRIL 13. — Hendrik Cnyck x) draagt aan paus Gregorius XIII een godgeleerd werkje 2) op, dat over het jubilé handelt en bij Plantijn gedrukt is.
Sanctissimo Domino nostro Gregorio XIII, Pontifici Maximo.
Perutilem Christianae reipublicae operam navare mihi videntur, Beatissime Papa Gregori, qui infausto hoe et deplorato seculo omne suum studium eo conferniit, ut christianum populum ad veteris et avitae religionis pietatem et fervorem reducant, ut omnes Romanam ecclesiarum matrem et magistram esse intelligant, ut apostolicae Sedis auctoritatem sacrosanctam sartamque habeant. In quod studii genus, si quis alins in hoe nostro Belgio, certe Christophorus Plantinus strenue incumbit. Is enim, posteaquam Sanctitatis Vestrae bullam indictionis sancti Jubilei et epistolam Illml. ae Revml. cardinalis Borromei, Mediolanensis archiepiscopi, ex Italico idiomate latine redditam e Germania aceepisset, operae praetium se faeturum existimavit, si haec ipsa, typis mandata, publicae utilitatis gratia in lucem emitteret. Et quoniam ad manum habebamus tres Quodlibeticas quaestiones, nuper a nobis in hac florentissima Lovaniensi Academia disputatas, quas eo etiam direxeramus, ut disputatione illa, quam de Jubileo habuimus, ex hoe nostro Belgio (in quo catholica Ecclesia
1) Was later (1596—1609) bisschop van'Roermond. •
2) Quaestio quodlibetica de anno jubilaei. Lovanii 1575,



237
multum perturbata afflictaque est) ad Romanam peregrinationem alliceremus, eas suadente Plantino et urgentibus doctissimis quibusdam viris, huic opusculo ad calcem adjunximus. Id autem fecimus ea potissimum adducti ratione, quod optima spe duceremur, si fructus ille longe maximus, quem confert sancti Jubilei indictio, multis innotesceret, fore etiam ut quamplurimos ad sanctam et piam hanc peregrinationem instimularemus, qui fusis ad Deum lachrymis et orationibus divinae justitiae gladium, quem Ille turn per iminanissimum christiani nominis hostem Turcarum imperatorem, tum per iDsanas haereticorum adversus Christi Ecclesiam concitationes strinxisse videtur, a cervicibus nostris propulsent ipsumque Deum ad sarciendnm Ecclesiae concordiam emolliant atque excitent. Ut vero labori huic nostro autoritas aliqua accederet, tametsi tenuitatis meae optime conscius non ignorarem, et argumentum nostrum et suscepti laboris exilitatem eam esse ut Sanctitatis Vestrae dignitati nulla ex parte respondeat, quoniam tarnen haec ipsa Jubilei indictio (cujus illustrandae ac propagandae studio nostram qualem qualem opellam suscepimus) a Vra. Sanctitate profecta est, ejusdem SÜB. Vrae. titulo insigniendam eidemque duximus offerendam. Quamobrem etiam atque etiam oramus Sanctitatem Vestram, ut hoe studium et hanc in Romanam et germanam Christi ecclesiam zelum grato animo aceipere, et nos in suorum extremae sortis clientulorum numero collocare dignetur. Precor autem Deum, optimum Maximum, ut S. V. ad Ecclesiam suam repurgandam atque foeliciter regendam quam diutissime incolumem custodiat. Lovanii, ipsis Idibus Aprilis, anni Jubilei 1575.
B. V. ad oscula pedum Henbioüs Cüijokiüs.
Archivalia L n°. 2266.
201. 5176, september 6. — De Congregatie van het Concilie zendt aan (Frederik Schenk van Tantenburg) aartsbisschop van Utrecht, bijgaand antwoord op diens vraag over de rechtspraak.
Episcopo Trajectensi in Flandria.
Proposito libello hoe in s. Congregatione cardinalium Tridentini concilii interpretum et deinde ad Smum. D. N. relato, Sanctitas ejus etiam ex sententia ejusdem Congregationis declaravit. stylum hunc non esse contra aliquod decretum Concilii et praesertim Sess. XXIV cap. XX. Quare Amplitudo tua quod sui nuneris est aget, et valebit in Domino. Romae, die 6 Septembris 1576.
Congr. Concilii, Libri litterarum Vol 1, f. 170, n« 591.
202. 1676, september. — Lanrentius Metz, bisschop van 's Hertogenbosch, verklaart na behoorlijk onderzoek Jacobns van de Putte, priester en licentiaat in de beide rechten, geschikt om te worden benoemd tot pastoor van MolL
Universis et singulis presentes literas visuris, lecturis pariter et audituris Laurentius Metsius, Dei et apostolicae Sedis gratia episcopus Buscoducensis, salutem et dilectiouem in Christo Jhesu.
Cum ordinante sacro et merito ab omnibus observando generali Concilio Tridentino nulli ad parrochiales ecclesias assumi, seu de eis provideri debeant,



238
nisi hoe prius a loei ordinario, seu deputatis exaniinatoribus, previo examine, reperti fuerint idonei et qualifieati, et eorum probitas, vitaeque a*c morum honestas ejusdem ordinarii testimonio comprobentur, hinc est quod nos perdilectum nobis in Christo Jacobum van de Putte, presbiternm de parrochiali ecclesia loei de Moll1), nostrae diocesis, pronune per obitum quondam domini Johannis de Rubo presbiteri, illius (dum viveret) novissimi possessoris de presenti mense Septembri in hisce partibus defuncti, vacante, (et) per illum, ad quem illius collatio seu provisio de jure spectat et pertinet, canoniee provideri cupientem, debita cum instantia requisiti, ipsum personaliter coram nobis constitutum et comparentem, ex officii nostri debito diligenter examinavimus, et a viris fidedignis super morum probitate, vita, et conversatione perquisivimus; per quam quidem examinationem atque inquisitionem certo comperimus nobisque clare innotuit, dictum Iacobum van Putte esse et jamdudum fuisse presbiterum, utriusque juris licentiatum in alma universitate Lovaniensi rite promotum, in sacris literis sufficienter instructum, idoneum, probum et doctum, ac vere dignum et sufficientem, cui prefata ecclesia conferatur et de illa provideatur. Quae quidem praemissa ita esse et sese habere illi vel illis ad cujus vel quorum collationem et provisionem prefatae ecclesiae loei de Moll pro hac vice spectat et pertinet, pro veritate significamus, certificamus et attestamur ipsum Iacobum tanquam talem ad eandem parrochialem ecclesiam obtinendam intime commendantes per presentes manu nostra subscriptas et contrasigilli nostri subimpressione munitas. Datum Bruxellae, Méchliniensis diocesis, anno Domini millesimo quingentesimo septuagesimo sexto, mensis Septembris die.... a)
L. Metsius,
, , . „ episcopus Buscoducensis.
Archivalia, II, n°. 63.
203. 1576, OCTOBER 7. — Gregorius XIII bekrachtigt een contract van erfpacht betreffende land, onder Eemnes gelegen en toebehoorend aan de kerk van Eembrugge door den pastoor van dat dorp, Elbertus Bicoldi (Richardi ?), aangegaan met Jacob Gisbertszoon van der Eem.
Venerabili fratri archiepiscopo Trajectensi et dilecto filio decano ecclesiae Trajectensis.
Ven erabili frater et dilecte.fili salutem et apostolicam benedictionem.
Exponi nobis nuper fecerunt dilecti filii Elbertus Bicoldi, rector parrochialis ecclesie in Emburge, Trajectensis diocesis, et Jaeobus Gisberti van Eem, dictae diocesis, quod alias ipse Elbertus, ut suam et dictae ecclesie conditionem efficere posset meliorem, campum unum jugerum circiter duorum, situm in jurisdietione de Emenes, juxta viam vulgo dicitur „de Papensteeh", et ab antico nominatam: „die Endecamp", et per annatum campus, ad ipsam eeelesiam speetans, qui hactenus locatus fuit quinque florenorum Carolis, quolibet floreno ad viginti stuferos monete Brabantie eomputando, duos ducatos auri de Camera cum dimidio constituens. Et quoniam idem campus devisior est et in iis annis, quibus pluviae abundant, totus fere aquis occupatur, ita ut nunc nullos
1) In de tegenwoordige provincie Antwerpen gelegen, maar behoorde sinds 1561 tot het toenmalige bisdom van 'sHertogenbosch.
2) Dag niet ingevuld.



239
fere fructus afferat, eidem Jacobo pro se suisque successoribus et beredibus, ita ut semper ad seniorem beredem ipsius Jacobi et successorum, masculo femine in equali gradu auteposito, et sic deinde de herede in beredem indirisim devolvi debeant, in empbiteusim perpetuam pro annno canone sive censu octo florenorum similium in ceteris et certis terminis solvendam sub nostro et Sedis apostolicae beneplacito ac certis conditionibus et pactis etiam caducitatis ob pactorii hujusmodi non observationem et census non solutionem, in evidentem ipsius ecclesie utilitatem dedit et concessit, prout iu publieo desuper confecto instrumento plenius continetur. Quare predicti, exponentes donationem et concessiouem predictas in evidentem ipsius ecclesie cessisse et cedere utilitatem, nobis supplieari fecerunt, quatenus illos confirmari, mandare, ac aliter super bis opportune providere de benignitate apostolica dignaremur. Nos igitur, etc.
Brevia Lateranensia. Vol. 93 ongepagineerd.
204. 1677, FEBRUARI 13. — Gregorius XIII geeft verlof aan Joannes Rolefynck van Enschede, geprofest regulier kanunnik, om buiten zijn klooster in Deventer') zich te blijven wijden aan de zielenzorg.
Venerabili fratri episcopo Daventriensi, sive dilecto filio ejus officiali. Yenerabilis frater sive dilecte fili salutem etc.
Exponi nobis nuper fecit dilectus filius Joannes Rolefynck ab Enschede, presbyter Daventriensis diocesis, quod ipse Joannes, existens adhuc in sua minorenni aetate, utpote qui nondum annum decimum tertium excesserat, impulsu et metu parentum ingressus fuerit quoddam monasterium de Hamersteno, in partibus Saxoniae, ordinis Cauonicorum regularium divi Augustini, Halberstadensis diocesis, ac deinde post triennium votum professionis, decimo sexto aetatis suae anno vix completo, emiserit. Cumque aliquot annos ibidem commoratus esset, incidit pessimo quodam fato, ut Mauritius, quondam dux Saxoniae, una cum aliis hereticis Luteranis ultra tria millia armata manu invaserit omniaque bona, tam cultui divino dicata quam aliter ad ipsa monasteria pertinentia, publice predae et rapinae data fuerint et, quod gravius est dolendum, tam inhumaniter illius monasterii religiosos traetavernnt ut ipsis, ad intimam tunicam nudatis, ac superiore una cum seniore et pluribus aliis junioribus monachis crudeliter trueidatis, ipse quoque Joannes, duplici vulnere in capite accepto, in terram protatus et pro mortuo inter cadavera aliorum suorum eonfratrum misère derelictus fuit. Sed paulo post quidam villiena seu rusticus, ibi ricinus, aniniadvertens in ipso Joanne animum nondum deficere sed adhuc (ei) anhelitum et vitam inesse, misericordia et pietate motus suo carriculo impositum in proximam civitatem Halberstadensem vexit ac semimortuum chirurgo committit, ubi paeter intollerabiles dolores et cruciatus extremam quoque paupertatem ae miseriam perpessus est. Tandem, ubi Dei voluntate paulatim revivisceret, ne miserrimus et alienigena omnique prorsus humano solatio destitutus, inedia contabesceret, ad patriam suam confugiendo cum vulnere adhuc recenti perrexit, cumque ibidem pristinae sanitati esset
1) Uit de Acta visitationis van Aegidius de Monte blijkt, dat hij in 1571 de vikarie van het Heilig Kruis bezat in de Bergkerk te Deventer (uitgave Hattink, p. 4).



240
restitutus, suorum parentum et amicorum auxilio, ordines sacros suscepit primumque sacrum fecit ac tandem post aliquot annos ad civitatem Daventriensem se contulit, ubi, ne turpem quaestum cercare l) cogeretur, cuidam parochiali ecclesiae tanquam cappellanus deserviri (coepit) et perinde, ac si adhuc in suo monasterio habitasset, vitam ecclesiasticam, omnibus exemplarem, susceptaeque regulae monasticae conformem tam laudabiliter ultra viginti septem annos egit, ut peste et aliis contagiosis morbis grassantibus ecclesiastica sacramenta innumeris fere infirmis, nulla proprie vitae habita ratione, administrare non fuerit veritus, eosdem quoque ac alios quoscumque tam in privatis confessionibus quam alias in catholica fide et religione confirmando et Christifidelibus illius loei de sincero praedicando et ab haereticorum dogmatibus istis turbulentis temporibus retrabendo, prout in illis partibus ecclesiasticis quam secularibus uotorium existit. Quare consideratie praemissis, quod nimirum praedictus Joannes, nondum annum agens decimum tertium, compulsione et motu parentum monasterium intrare, item quodque post direptionem sui monasterii et suorum confratrum occisionem ipse etiam pro mortuo habitus, et tandem sanatus jam ab annis viginti sex vitam admodum exemplarem pestique et multis morbis periculosam ac populo christiano illarum partium plusquam utilem et salutiferam in seculo, non secus ac si in suo monasterio habitasset, duxerit, ad illamque ultimam et extremam etatem, ut qui sit octagenarius, nunc devenerit, ut modo morti vicinus difficile etiam foret aliud monasterium sui ordinis et religionis invenire, quod etiam in illis regionibus ab suam aetatem decrepitam et magnam paupertatem omnino invenire desperat, unde, cum valde sit utilis in secnlo, ipse nobis humiliter supplicari fecit, quatenus statui suo suaeque conscientiae securitati in premissis consulere de benignitate apostolica dignaremur. Nos igitur, etc.
Brevia Lateranensia. Vol. 94, ongepagineerd.
205. 1577, MEI. — Gregorius XITI spoort den nuntius Sega aan, met de Nederlandsche bisschoppen ernstig te beraadslagen over de katholieke zaak, die zij moeten bevorderen door eigen tucht en voorbeeld.
Venerabili fratri Philippo episcopo Ripae Transonis Gregorius papa XIII.
Yenerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem.
Certiores facti sumus, brevi fore, ut conveniant episcopi, coeterique ecclesiarum antistites cum aliis istius provinciae primariis viris de pace conservanda deque exteris rebus publicis constituendis. Seis autem rectarum consultationum ac deliberationum omnium fundamentnm esse pietatem; ages igitur cum venerabilibus fratribus nostris episcopis coeterisque ecclesiasticis hortaberisque eos nostris verbis, ut pro sua quisque parte, quantum possint, incumbant in causam Christi studiantque catholicam religionem tueri atque amplificare, quaeque superiorum temporum injuria, atque hominum iniquitate depravata et corrupta fuerunt, emendare et restituere, attentissimeque pro Christi gloria atque animarum salute vigilare, inque praesenti pace, quam divinae benignitati acceptam se referre debere intelligunt, omni studio et diligentia versari in eo quod sciunt esse Christo acceptissimum, ut ipsius
4) Italiaansch = zoeken.



241
gregem pascant vitae exemplo, doctrinae synceritate et coelesti sanctorum Sacramentorum pabulo. Laudabis item nostris verbis eos, quorum in rebus istius provinciae hactenus componendis et pacificatione consitutuenda praestantem operam fuisse intelliges. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 8a Maii 1577, pontificatus nostri anno quinto. Archivalia I, n». 2639.
206. 157?, JULI 12. — Hertog Ernst van Beieren vraagt aan paus Gregorius XHT, dat Josina van der Marck worde bevestigd als abdis van Thorn').
Beatissime in Christo pater ac domine domine clementissime, post humillimam devotissimi filii oblationem pedumque sanctissimorum exosculationem, cum summa reverentia.
Ex quorundam honestorum relatu cognovi, quód licet Illustris ac Rd*. Josina, ex illustri et antiquissima'familia comitum de Marca nata, elapso tempore ad vacantem abbatiam monasterii Thorensis legitime et in concordia fuerit postulata, decretumque postulationis hujusmodi, ab eligentibus seu postulantibus subscriptum sigilloque capituli munitum, per proprium internuncium et specialiter ad hoe constitutum procuratorem ad obtinendum Sanctitatis Vestrae consensum et admissionem in debito termino Romam transmiserit, nihil tarnen adhuc inde certitudinis acceperit, jam jamque ab eo tempore quatuor mensium spatium dimensum sit. Quo factum, ut reverendus in Christo patér, episcopus Leodiensis, ordinarius loei ejusdem monasterii provisionem, quasi vigore concordatorum Germaniae, propter non obtentum in debito tempore Sanctitatis Vestre consensum ad se devolutam, vendicare sibi contendat, vixque informatione accepta quadrimestrem terminum, salvo tarnen suo, quod pretendit, jure, ad expediendam ejusdem Sanctitatis Vestrae confirmationem admiserit, ita ut inter spem metumque haereat. Quapropter a piis quibusdam requisitus sum, ut pro.ea apud Sanctitatem Vestram intercedere velim. Quum itaque praefata Josina postulata, nondum defluxo termino postulationem, sic ut premittitur de se factam, ad Sanctitatis Vestrae notitiam legitime detulerit, idque quod et potuit, et de jure debuit, fecerit, ita ut haec mora ipsius culpa non evenerit nee per eam steterit, quominus Sanctitas Vestra suam hucusque voluntatem declaraverit, et propterea currere fatale illud tempus eidem non possit, durum videtur, non expectato Sanctitatis Vestrae judieio aliquid vel intentari, innovari, vel etiam postulatam sua postulatione privari. Hinc est, quod precibus mihi pro parte dictae Josinae postulatae, de idoneitate et vitae sanctimonia fidedignorum testimoniis multipliciter commendatae, oblatis in re tam pia et justa benignius annui, idque eo libentius feci, quod cognatos et propinquos suos Catholicae fidei et Sanctatis Vestrae devotissimos, mihi omni benevolentia et prona omnino in me voluntate conjunctissimos, habeam, ut non immerito illorum omnium dignitatem et honorem auctum cupiam. Quapropter humilime precor, quatenus Sanctitas Vestra pro sua in Ecclesiam et oviculas, sibi a Domino concreditas, paterna affectione cura et solicitudine huic periculo, atque etiam
1) Zie over haar Habets-Flament, De archieven der rijksabdij van Thorn, II, Alfabetische tafel, in voce, p. 818.
16



242
ipsi 'postulatae tam virtutum et meritorum suorum intuitu, quam etiam mei respectu aliquo clementissime prospicere dignetur, ne vel abbatia propter diutnrnam illam moram detrimentum patiatur, vel etiam postulatae aliquid praejudicii eveniat. In quo faciet Sanctitas Vestra rem procul dubio monasterio et saepedictae Josinae postulatae gratam et utilem; et ego quidem id ob mei respectum habitum omnibus aliis in me liberalissime collatis beneficiis gratissima semper recordatione annnmerabo. Quam Deus Omnipotens suae Ecclesiae quam diutissime florentem et incolumem conservet, ejusdem paternis visceribus me filium devotissime commendans. Datum Porceti, extra muros Aquisgranenses, die 12 Julii, anno 1577.
Sanctitatis Vestrae bumilimus et obedientissimus filius
Erhestüs Bavariak dux.
Archivalia I, n". 2267.
207. 1577, JULI 15, KEULEN. — Bartholomaeus Portia') aan den kardinaal-staatssecretaris (G-allio); over Johannes Stempelse en diens zoon, dien hij warm aanbeveelt voor een kanonikaat 2).
Di questa Compagnia8) è capo un Hollando 4) esule per la
guerra, di piëta singolare, stimato veramente santo. Fu gia consule in Gouda, et pur si chiama il cousule Goudano; hebbe gia grossa entrata et hora vive in poverta, ma con meravigliosa patientia et acquisto notabile di spirito- Si sostenta con le rendite d'una vicaria cbe ha uno de' figluoli nella metropolitana. Et perchè ha famiglia molta et despera d'essere admesso a suoi beni, per la maggior parte dissipati, fara supplicare a N. Sre., perchè sia servito di commandare a Mons. il vescovo della Bipa 8), nuntio in Fiandra, che proveda ad un suo figliuolo d'un canonicato de primi vacanti, o vero non concedendosi que' tumulti 1'essecutione di tal sostentamento, di poterlo conseguire per qualche via qui in Colonia. II giovane, come mi dicono i Padri del Giesu, è simile al padre, ch'è per publicarlo per dignissimo. La causa con 1'occasione sono piissime, et potra essere, che vi s'adopri per ajutarlo il Padre Generale della Compagnia, il che m'ammonisce a non multiplicare con V. S, Illma. in prieghi, perchè si degni d'interporre in benifitio di si santé famiglia la molta authorita sua ....
Vol. 82 f. 335; (oorspr.). Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte, p. 138 n°. 47.
1) In Dec. 1576 als buitengewoon nuntius naar Keulen gezonden, in plaats van Caspar Gropper, die wegens zielsziekte zijn taak niet langer kon vervullen.
2) Dit verzoek werd te Rome spoedig ingewilligd, blijkens schrijven van Portia aan den kardinaal, dd. 30 September 1570: „Faro parimente sapere al consule Goudano 1'ordinegratioso dato da Sua Beatitudine a Monsignor Dattario, perchè sia il figliuolo suo provisto d'un canonicato in Fiandra, di cui havrei scritto il nome co'1 luoco ove lo desiderava, se non n' havesse detto di dover' havere proprio procuratore". (Ibidem f. 412, bij Hansen, p. 172 n°. 65).
3) De Maria-Broederschap te Keulen.
4) Joannes Gerardus Stempelse, oud-burgemeester van Gouda. Zie over hem: Fruin, Annales Dusseldorpii p. 57 en elders volgens Index; Kesper, de Goudsche vroedschap en de Godsdienst in Nijhoffs Bijdr., reeks IV, deel II, p. 384 en een schrijven van Barth. Portia op 15 Juli 1577 in de volgende afdeeling.
5) Filippo Sega, nuntius in Spanje en niet in Fiandra.



243'
208. (1577 JULI 19). — De congregatie van het Concilie antwoordt beyestigend op eene vraag van Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, of de aartsdiakens hun voormalig recht van institutie in alle kleinere beneficiën en parochiekerken nog behonden.
Quaeritur pro parte Aegidii de Monte, episcopi Daventriensis: an stante decreto Concilii Tridentini cap. XIII Sess. XIV, archidiaconis, qui in Inferiori Germania ex consuetudine etiam immemorabili habent institutionem omnium beneficiorum simplicinm et ecclesiarum parochialium tam juris patronatus laicalis quam ecclesiastici, etiam si in eorundem beneficiorum fundatione non inveniatur quod ad ipsos institutio pertinere deberet, maneat hujusmodi potestas salva?
Op den rand: Congregatio Concilii censuit manere, si modo ad ipsos archidiaconos institutio data alias legitime pertinet, ita ut non dependeat ab aliquo jurispatronatu, quod decretis Concilii sublatum sit, et prout disponitur Sess. 7, cap. 8 et Sess. 24 cap. 18, versus Cum vero institutio, et Sess. 25 cap. 17, versus Quod si institutio; decretum autem cap. 13 Sess. 24, ita esse intelligendum, ut praesentatio soli episcopo fiat ad effectum exectitionis dumtaxat, non attenta etiam quacumque consuetudine immemorabili, quae in eontrarium invaluisset, prout et sancitum est dicto capite 13 Sess. 7.
Archief Congr. Concilii, Libri decretorum, Vol. 2. f. 121—121», en nogmaals Vol. 3, f. 27 en 39.
209. 1677 JULI 19. — De Congregatie van het Concilie zendt aan Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, bijgaand antwoord op diens vraag.
Episcopo Daventriensi.
Habebit cum his litteris Amplitudo Tua libellum, in cujus margine adnotatum est responsum s. Congregationis cardinalium Tridentini Concilii interpretum ad ea, quae in illo continentur. Quod ut observatur Amplitudo Tua curabit, et valebit in Domino.
Congr. Concilii, Libri litterarum, Vol. 2, f. 33. n° 108.
210. 1577 JULI 22. — Drie kanunniken en het kapittel van Thorn dringen bij paus Gregorius XIII aan op de bevestiging van gravin Josina van der Marck, die zij gepostuleerd hebben als abdis.
Sanctissime pater et domine clementissime. Post devotissimam hnmillimamque precum nostrarum oblationem sanctissimorumque pedum exosculationem cum summa reverentia.
Ezpectantes jamdiu summo cum desiderio benignissimam a S. V. admissionem factae a nobis commnnibus suffragiis postulationis in abbatissam ecclesiae nostrae de persona reverendae et illustris dominae Josinae comitissae de Marca, concanonissae nostrae, verisimiliter demum iutelligimus ex parte Josinae comitissae de Manderschiedt, canonissae ecclesiae nostrae (quae sola in eam postulationem consentire noluit), injustam oppositionem coram S. V. factam, vitamque ac fidem postulatae dominae nostrae falso sugillatam; ac demum allatas etiam ad Sanctitatem Vestram esse litteras, in quibus perscriptum fuit



244
lites, super ea postulatione subortas, transaction e finitas, ideoque noluisse Sanctitatem Vestram quicquam de ea admissione decernere, nisi accepta prius pleniore fide de postulatae vita, ac recta religione, visisque ejus transactionis capitibus. De quibus rebus initio satis mirari non possumus, quo colore et praetextu dicta Josina se nobis, vel unanimi a nobis factae postulationi opponere potuerit, praesertim cum ne uno quidem suffragio electa, sed postulatio hujusmodi in concordia (a) nobis (illa solum reclamante) cum minorum votorum solemni ad majora suffragia accessione facta, totius capituli nomine publicata, ab omnibus subscripta, omnium nomine procurator noster ad S. V. ablegatus fuerit. Nam cum in numero nostro non cerneremus personam dicta postulata digniorem, magisque idoneam ad sustinenda ecclesiae nostrae gubernacula, tum propter ejus, quae apud ecclesiam nostram a primis annis bene honesteque educata fuit, vitam, mores, ac rectae et Catholicae religionis fidem et observantiam, quam in ea spectavimus semper, tum propter rerum, quae ad gubernandi munus pertinent, scientiam et industriam, qua eandem anium madvertimus egregie praestare, eandem, triginta annos natam, a Sanctitate Vestra propter aetatis defectum, quem merita et scientia facile supplent, unanimi eum consensu duximus postulandam. Illam autem alteram comitissam de Manderschiedt, quam ad postulatam nequaquam existimavimus comparandam quaeque ita se gessit, ut eam magis optaremus ab ecclesia nostra penitus motam quam ad ecclesiae nostrae fastigium evectam, vel ecclesiam nostram ejus in potestatem traditam, missam fecimus.
Multo quoque magis miramur, eandem non erubuisse (sicut de ea rumor nobis adfertur) dominam postulatam de religione suspectam apud S. V. diceré et deferre, quae a teneris unguiculis apud nos antiquae religionis usum imbibit et exercuit, ac divinis laudibus decantandis choroque frequentando diligentem se et solertem semper praestitit: de cujus fide et integritate nemini ad male suspicandum, multo minus ad male loquendum ullam causam superesse arbitramur, nisi si quis est, qui sibi ipsi ex hujusmodi obtrectatione laudem et commodum quaerit, aut arbitratur, si ea dignitas isti non detur, se esse necesse eam accipere; quod opponens sibi magnopere persuasam habet. Quando itaque plane credimus, postulationis formam S4i. Vrae. ex decreto nostro satis probatam ac Stem. Vam. intelligere, nihil contra eam valide opponi posse, removendam per nos objectionem in personam postulatae profecto immerito factam, deque honestissima dominae postulatae vita, rectissimis moribus, Catholicae religionis priscae zelo, aliasque regendi peritia usuque ad Stem. Vram. testimonium nostrum adferendum putavimus. Quod et facimus per hasce litteras et gtem, yram. nobis, quod ejüsmodi postulatae qualitates latere non possunt, in eo magis credere quam alicui alteri, cui de ecclesia, quae esse debet cura non est, obnixissime petimus. Sed et existimavimus operae praecium significari gti. Vrae. nihil de ejüsmodi litibus, de quibus nee nobis quicquam in partibus constat, transactum esse, sed exhibita tantummodo postulatae nostrae fere ante tres septimanas quaedam transactionis media per Revmum. in Christo patrem et dominum episcopum Leodiensem proposita, quibus dictae opponenti pensio octingentorum florenorum e bonis abbatialibus assignatur, ipsa autem opponens in succedentem dominam abbatissam, si forte postulatam resignare, aut e vita migrare contingeret, deputatur. Quibus postulata nostra respondit, non licere sibi in hujusmodi res consentire, propterea quod administratio nulla adhuc ei



245
competeret, et nos addidimus transmisisse nos postulationis nostrae decretum ad Stem. Vram. nihilque in praejudicium ejusdem nee de jure posse nee intendere vel facere vel consentire, nisi subsecüta prius Stis. Vae. admissione voluntateve.
Haec cum ita re vera se habeant, justissimaeque nobis porro causae sint, cur ea media et conditiones accipere non possimus, tum quod ecclesia nostra satis gravata est, eaque pensionem hisce difficilliniis et inquietis temporibus tolerare non potest, tum quod nihil in opponente deprehendimus meritorum cur aliqua pensione digna sit, tum denique quod eam pro ecclesiae nostrae abbatissa futura idoneam non arbitramur, et necesse non habemus de eo hoe quidem tempore cogitare, rogamüs Stem. Vram. devotissime humillimeque, ut dignetur ex paterna cura et sollicitadine, quam ecclesiis omnibus debet et impendit, diuturnae vacationi ecclesiae nostrae, quae nobis non potest non esse periculosa, benignissime occurrere, et hujusmodi maliciis, quarum sola opponens (ut verisimiliter suspicamur) causa una est, viam praecludere, nostram legitimam postulationem admittere, eandemque postulatam in ecclesiae nostrae abbatissam, suppleto aetatis defectu, nobis dare; denique ejus rei executionem (quando ipse episcopus plus nimio opponenti favet), Sanctitatis Vestrae nunciis, in partibus degentibus, cum potestate ecclesiam nostram visitandi (in qua visitatione ecclesiae nostrae status personarumque merita elucescent, ac ratio omnis postulationis nostrae optime constabit) committere, quemadmodum Sanctitatem Vestram pro sua bonitate et prudentia benignissime facturam non dubitamus. Cui nos nostraque omnia devotissime humillimeque committimus ac commendamus, eidemque longos annos et multam foelicitatem ad universalis Ecclesiae prosperitatem in terris propagandam a Deo Optimo Maximo comprecamur. Datum in loco capitulari pretactae nostrae collegiatae ecclesiae Thorensis, Leodiensis diocesis, die 22 Julii 1577, sub sigillo pretactae nostrae ecclesiae.
Sanctitatis Vestrae
devotissimi et humillimi
Godefridus Odenhoven canonicus Thorensis. j Hbnrioüs Volquinds canonicus Thorensis. ! Eigenh. Walbbamus Kessemch canonicus Thorensis l). ]
Vice-decanissa et capitulum illustris collegii beatae Mariae Virginis in Thorn, Leodiensis diocesis.
{Eigenh.). De mandato rererende domine vice-decanisse et cauonicorum prefatorum Florentius de Bellomonte, presbiter Leodiensis civitatis, Rome ordinatus, publicus sacra apostolica autorita te notarius juratus, in fidem premissorum subscripsit, rogatus pariter et requisitus. Archivalia I, n°. 2268.
211. 1577, SEPTEMBER 7. — De congregatie van het Concilie zendt aan Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, bijgaand antwoord.
Episcopo Daventriensi seu ejus vicario.
Ad proposita per libellum his litteris adjunctum S. Congregatio cardina-
1) Zie over hen: Habels-Flament, De archieven van de rijks-abdij Thorn, II, Alfabetische
tafel,



246
Hum, qui Tridentini Coucilii decreta interpretantur, ita respondit, quemadmodnm in ipsius libelli margine descriptum Amplitudo Tua videbit, cui bonam valetudinetn et omnia fausta a Deo precamur. Romae, die ut supra (VII Septembris 1577).
Congr. Concilii, Libri litterarum, Vol. 2 f. 40* , n°. 137.
212. (1577, SEPTEMBER 7). — De congregatie van het Concilie beantwoordt eenige vragen over het Trentsche decreet, door Aegidius de Monte, bisschop van Deventer, gesteld, omtrent de clandestiniteit van het huwelijk en over de rechtsmacht der aartsdiakens.
Supplicat l) fr. Aegidius de Monte, episcopus Daventriensis, quatenus Illmae. et Revmae. DD. VV. dignentur infrascripta dubia sibi declarare,
Cum Concilium Tridentinum inter caetera praecipiat matrimonia esse contrabenda praesente parocho vel alio sacerdote de ipsius parocbi sive ordinarii Hcentia, quaeritur: si contrahentes sint diversarum parochiarum, utriusque parocbi praeseutia requiratur, sponsine an sponsae, an vero utriusque, et si unius tantum, anne etiam alterius parocbi consensus accedere debeat?
Op den rand: Congregatio Concilii censuit, ad validitatem matrimonii sufficere praesentiam solius parochi proprii sponsae, quando matrimonium iu parochia sponsae contrabitur; similiter sufficere praesentiam solius parochi spon si, si modo matrimonium contrahatur in parochia ipsius sponsi.
An sit matrimonium, si duo contrabant per verba de praesenti, proprio parocho praesente et aliis requisitis non omissis, cui contractui parochus formaliter adbibitus non fuit; sed dum forsan convivii vel fabulandi causa aut aliud tractandi adest, audit bujusmodi contractum fieri, et postea alter contrabentium velit ab hujusmodi contractu ratione hujus defectus resilire?
Op den rand: Congregatio Concilii censuit, posse, nisi alia intervenerint, quae parochum a contrahentibus adhibitum fuisse arguant.
An sit pro matrimonio judicandum, si duo contraxerunt ex libero utriusque consensu coram parocho alieno, propterea quod vel eorum parochus esset publicus haereticus, vel profugus, vel quia ecclesia parochialis carebat suo rectore?
Op den rand: Smns. D. N. etiam ex sententia Congregationis Concilii declaravit, judicandum esse contra matrimonium; posse tarnen eos iterum contrahere valide coram proprio parocho vel alio sacerdote de consensu ordinarii, si non adsit aliud legitimum impedimentum.
An sponsalia de futuro, aliter quam praesente parocho inita, suum antiquum robur, quod ante Concilium Tridentinum habuerunt, obtiueant, vel an ternae denuncationes, ante matrimonii contractum praemittendae, sint loco sponsaliorum, quorum nulla fit mentio in decretis Concilii Tridentini?
Op den rand: Congregatio Concilii censuit obtinere.
Evenzoo: Congregatio Concilii censuit, nihil hac de re decisum esse a Tridentino Concilio.
Cum Concilium Tridentinum capite I Sess. XXIV habeat haec verba: , Decernit insuper, ut hujusmodi decretum in unaquaque parochia suum robur
1) Voorop staat; Da ventrien, litterae u°, 137 f. 40, wat de dagteekening aanwijst in dit besluit,



247
post triginta dies habere incipiat, a die primae publicationis, in eadem parochia factae, numerandos", quaeritur: an decretum hoe ita intelligatur, ut non obliget illos apud quos ita publicatum non est?
Op den rand: Congregatio Concilii censuit, non obligare.
Quidam miles, cum esset ad tempus Telictus presidio in quodam loco, ibidem uxorem duxit, solemnitatibus Ecclesiae servatis, et matrimonium cum ea cousumavit. Postea, ea demissa, negat matrimonium hujusmodi ratum esse, quod ipse tanquam vagabundus et incertis sedibus habitans contranxerit, nulla facta sui inquisitione per parochum, neque parochum habuisse licentiam ab ordinario suo, ut cap. 7 Sess. 24 praescribit. Quaeritur: an hujusmodi matrimonium propterea sit nullum ?
Op den rand: Congregatio Concilii censuit, non ideo rideri nullum.
Jam duo Daventrienses cires migrarunt ad quandam civitatem haereticam, ubi, fixis sedibus, contraxerunt matrimonium coram ministris sectariis; postea, reversi Daventriam ad Catholicos, agit alter illorum de nullitate matrimonii et sibi licere aliam uxorem ducere, quod coram suo parocho non contraxerit. Quaeritur: an ordinarius debeat pro matriononio judicare?
Op den rand: Congregatio Concilii censuit, ita debere, si in parochia illa, intra cujus limites contrahentes fixerant sedes, non erat tune publicatum decretum Concilii de reformatione matrimonii; secus, si publicatum fuisset et matrimonium contractum post XXX dies a prima pnblicatione.
Archidiaconi in Inferiore Germania ex consuetudine etiam immemorabili habent facultaten cognoscendi et definiendi omnes causas beneficiales. Quaeritur: an, stante decreto Conc. Trid. cap. 20, Sess. 24, hujusmodi jurisdictio ipsis arebidiaconis salva permaneat? Et an ipsi, ut volunt, veniant intelligendi sub hac phrasi: „ordinarii locorum"?
Op den rand: Congregatio Concilii censuit permanere, si ita vere se habeat consuetudo immemorabilis, et eam legitime probaverint archidiaconi; interea autem, dum illam probaverint, ad episcopum solum pertinere hujus jurisdictionis exercitium.
Congr. Concilii, Libri decretorum Vol. 3 (II) f. 30*—34, n°. 51.
213. 1577, NOVEMBER 20. — Gerard van Groesbeek, bisschop van Luik, verzoekt bij paus Gregorius XIII gehoor voor zijn agent Franciscus Stravius, over de te benoemen abdis van Thorn.
Beatissime pater, post pednm oscula beatorum.
Cum D. Franciscus Stravius, meus istic agens, a domina Jozina comitissa a Manderscheyt1), abbatiae Thorensis in mea dioecesi Leodiensi sitae canonissa, qnaedam in mandatis acceperit ipsius nomine S- Vrae. humiliter exponenda super praelatura ejusdem abbatiae, in praesentia vacante, de cujus jure inter ipsam et dominam Jozinam comitissam a Marck, etiam ipsius abbatiae canonissam, controvertitur, ne prolixiore epistola S". Vrae. molestus sim, eandem cum ipsa domina a Manderscheyt oro, ut ipsum agentem meum super iis, quae de hac causa in mandatis habet, clementer audire, ac Deum Optimum
1) Habets-Plameiit, De archieven v. h. kapittel en der rijksabdij van Thorn, II, p. 22,



248
Maximum, ut S. V. ad nominis sui gloriam, et Ecclesiae suae consolationem quam diutissime incolumem servare dignetur. Leodio, 20 Novembris 1577. Stis. Vae. humillimus servus et perpetuus ad Deum orator
Gerardus episcopus Leodiensis, Eigenh.
Archivalia I, n». 2183.
214. (omstreeks 1577?) — Advies van een ongenoemde (vermoedelijk aan den nuntius Sega) over den godsdienstig-kerkelijken toestand der Nederlanden met opgave der passende geneesmiddelen tegen het euvel der ketterij.
Alcune cose o avisi, d'onde si potra congetturare, in qual stato si possa ritrovare la fede in queste bande; et parere sopra alcuni rimedii.
Si puö dire con verita, ch'in questi tempi et paesi gl'heretici tuttavia crescono in numero, crescono li vitii, non si levano li scandali, cresca la ribellione ne li populi verso di superiori.
Non si facendo altra provisione da la parte nostra et superiori, peggio aspettar si puö, ma non gia meglio.
Perchè, fra 1'altre cause, et le parocchie et le schole per il paese 1'impicciano gia quasi ordinariamente di sugetti fatti sotto la dottrina et disciplina de gl'heretici, li quali poi corrompono et li populi et la gioventü. Gionti che si permette a la gente tanta liberta di vendere, di leggere e tenere libri heretici, che si puö in questo fare pocco manco di tutto cio ch'ogniuno vuole.
E molto verisimile, ch'i parochiani potrebbono render poco conto di suoi, si osservano o nö li precetti di disciplina de la Chiesa, come si odono la Messa, si fanno la Quaresima, Vigilie et digiuni, se si confessano et comunicano quando la Chiesa la commanda, et se si comunicano sub utraque o nö, si tutti amalatti, prima che morire, ricevano li santissimi Sacramenti come li Catholici sogliono.
Brevemente, non vi essendo altra provisione di quello si vede esseguire iu tutte queste et simili cose, è molto difficile, che non s'aumenti il numero di heretici, come si vede; et è anche difficile, che lasciando scorrere le cose a questa foggia senz'altro rimedio, che non si perda presto la christianita in queste bande.
Par obviare a quaesti periculi pare sarebbe in prima necessario fare provisione de chi insegnasse al populo puramente et fidelmente la dottrina christiana et rudimenti de la religione Catholica, et con la medesima fidelta insegnasse la gioventü, et questo si facesse con vita essemplare, perchè a le parolle sole et dottrina, quantunque buona, opporre si possono altre parolleet altra dottrina; il che non è tanto facile si faria a 1'opere buone, perchè si ritrovano piü et piü facilmente chi possono giudicare bene de la buona vita che de la buona dottrina, nè si ritrova Ia dottrina Catholica appresso de gl'auditori piü victoriosa che quando si mostra con la conforme vita, ne la quale massime riluca la charita del prossimo in tutto quello si fa per conto suo. Et perö bisognarebbe procurare, che li operaii tanto nel predicare quanto nel insegnare la gioventü, potessero levare 1'occasioni de la suspicione d'ogni avaritia, provedendo scilicet a li bisogui temporali loro, etc. Nè forse si ritrovara modo piü efficace di sturbare le schole di heretici, da le quali perö vjene grande



249
parte de la ruina de la fede Catholica in qnaesti paesi, che per mezzo di simili schole Catholiche, dove insieme cou la dottrina si formi la buona vita.
II modo poi d'havere simili operarii sarehbe ordinare qualche luogho o colleggio con la provisione necessaria a li bisogni temporali, dove con particolare cura et methodo si preparassero li sugetti per li detti effetti, cioè, tanto per integrare il populo quanto per ammaestrare la gioventü.
In questo mezzo solecitassero li prelati d'intendere, dove fussero predicatori di sospetta dottrina, et levarle dovunquesi puö; quello si puö intendere in piü modi.
Et forse sarebbe a proposito che con grofficiali ordinarii si mandassero alcune persone, le quali oltra de la buona volonta et zelo de honnore d'Iddio et salute de 1'anime, fussero di giudicio et esperienza in queste cose de Ia religione, aciö che ne la visita de le parochie si scuoprissero li bisogni, et insieme si pigliasse informatione de li rimedii possibili, et finalmente si facesse il tutto con edificatione di populi.
Perchè non facendosi forse visita, o almanco come converrebbe, oltra che non si sanno li bisogni et mancamenti, nè si danno rimedii oportuni da superiori, manca 1'unione et subordinatione, che deve essere tanto fra le metnbra fra se quanto con il capo, et poi ritrovandosi li popoli come rilasciati a se stessi, perdono la cognitione nonche la riverentia de la superiorita, ripigliandosi la cura di se stessi in cose de la religione, o veramente li superiori secolari se la pigliano, dandoli in fine pastori, che le dicano et faciano secondo la fantasia loro.
Et potrebbesi dubitare, per quanto si vedde, si molti de questi prelati habbiano apresso di se persone sufficienti per 1'aggiunto loro, tanto per le persone et materia de le consciëntie loro, quanto per rappresentarli le cose apartenenti a 1'administratione del carigo loro, et che bastevolmente 1'aggiuntino a 1'essecutione d'ogni dovere buono, perchè in effetto, dove si manca in questo, per esser 1'administratione episcopale cosa tanto necessaria per la salute de 1'anime et conserratione de la santa Sede, necessario casca finalmente la religione con grande ruina de 1'anime, perchè „dormientibus hominibus mimicus homo superseminat zizania" *).
Et perchè si puo anchora rimediare a molte di queste cose, si non maucara la buona voglia di farlo, vegga Monsignore qual serviggio in questo possa fare a questi fratelli suoi coepiscopi, a li quali pare tocchi il metter la mano a queste cose in beneficio di tanto anime smarrite a gloria di Dio Nostro Signore.
Oltra di cio sonp in queste bande rarissimi commissarii de la Inquisitione. Si fa pochissimo conto ordinariamente in queste bande de la riservatione di casi, tanto che pocco o mai si rimandano i penitenti per havere absolutione da nessuno sacerdote.
II legger libri heretici è tanto comune et senza scrupulo alcuno, che grande pericolo v'è, si ritrovara una infinita d'anime invelopate d'excomunicationi, irregularita, etc, con grande et molto verisimile periculo, si non si provedera a questo in alcuno modo, perche adesso si ritrova la gente comunamente tanto pocco capace de le censure ecclesiastiche, che se ne fa pochissimo conto, nè le fugono, etc.
t) Matthaeus XIII, 25,



250
Considerate alcune circonstantie di questi nostri huomini a questi tempi, pare che Monsignore piü seguramente et facilmente muovera questi prencipi vescovi a quello pretende li maneamenti et besogno de 1'aggiunto de la religione a gloria d'Iddio, Nostro Signore, trattando le cose con loro, non come fossero casi particulari o alle persone loro o ad alcuni luoghi de le diocesi loro ancbora — perö che fussero tali — ma come siano cose comuni con molti altri luoghi o a questi tempi; che altramente, proponendosi li bisogni come particulari, è periculo, cbe vedendosi come costretti et invelopati di qualche nota, non si turbino piü presto che si muovano ad abrachiarc 1'admonitione con animo spedito a 1'esseguirla, congetturando cbe esso Monsignore non possa sapere li particulari sino per qualche raporto o delatione di qualche d'uno; quello che potrebbe pigliarli non cosi bene, nè forse le sarebbe tanto grata la visitatione di Monsignore, che si intendano che Sua Signoria Reverendissima viene par consolare et aggiuntarle. Questo dico ancbora, che sappia non essere necessario, ma per non lasciare cosa cbe mi si rapresenta di qualche momento per tal' effetto a gloria di Nostro Signore.
Quello ci occorre in che, oltra le cöse universale de la religione, Monsignore potrebbe esser utile a Monsignore di ïrevere in particulare. Pare sarebbe utile mostrare che stimi et loda 1'opera incominciata da S. C. di stndi et prediche, che si fanno in Trevere, essortendolo a stabilire il principato perchè in effecto è da sperare ne nascera buon' aggiunto et molto universale per la Ghristianita di molte di queste bande.
Et per perpetuarla con il desiderato successo pare sarebbono doe cose necessarie; 1'uua è che la provisione del colleggio de la Compagnia, d'onde s'haveranno da cavare li letteri, fusse fondata et sufficiënte per tratenere qualche numero di scholari di detta Compagnia, li quali co'1 tempo succedessero a li lettori; 1'altra è che si trovasse anche modo di potere nutrire alcuni poveri scholari, li quali si volessero dare a lo studio de la filosofia et per servire poi a la Chiesa,
Et potrebbe forse Monsignore dotare il colleggio col transferire antiche lascite, fatte gia ö a monasterii ö altri luoghi, le quadi adesso non han piü 1'uso che prima, in che potrebbe essere che Sua Santita, se li mostrasse, favorevole.
Op den rug aangeteekend: Avvisi et ricordi sopra le cose de la religione in Fiandra.
Archivalia I, n°. 813.
215. 1578, JANUARI 13. — Gregorius XILT geeft op verzoek van Philips II dispensatie in de onthoudingswet gedurende de aanstaande Vasten aan don Juan van Oostenrijk en zijn leger.
Gregorius papa XIII. Ad futuram rei memoriam.
Quo securitati conscientiae et corporis incommodis evitandis eorum, qui iu exercitu charissimi in Christo filii nostri Philippi, Hispaniarum regis Catholici, sub dilecto filio nobili viro 'Joanne ab Austria pro expeditione Flandriae militant et militabunt, consulatur, cum de nobis petitur, auctoritatem nostram libenter interponimus. Hinc est quod nos, volentes eumdem Joannem ab Austria ac copias universas, quarum ipse Joannes dux existit, specialibus favoribus et gratiis prosequi, attento quod in locis et regionibus sterilibus nunc commorantur



251
ac in illis rebus, ad victum necessariis, laboratur et piscinm raritas et caritas est, eidem Joanni ab Austria ac aliis, qui in castris et exercitu praedicto erunt, quod integro tempore proximae Quadragesimae, ob defectum piscium, carnibus, ovis, caseo, butiro et aliis lacticiniis vesci absque aliquo conscientiae scrupulo rel poenarum incursu libere et licite valeant, licentiam et facultatem impartimur. Non obstantibus quibusvis probibitionibus, necnon apostolicis et in provincküibus et synodalibus Gonciliis editis generalibus vel specialibus constitutionibus et ordinationibus caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 13 Ianuarii 1578, pontificatus nostri anno sexto.
Caesar Glorierius.
Segretaria dei Brevi. Vol. 66 (Gregorii papae XIII diversoriim lib, 3) fol. 132.
216. 1578, janl'ahi 23. — Gregorius XIII verleent aan don Juan en aan diens soldaten, nadat zij zullen gebiecht hebben en gecommuniceerd, een vollen aflaat, te verdienen in het stervensuur.
Gregorius papa XIII, universis Christi fidelibus, in exercitu charissimi in Christo filii nostri Philippi, Hispaniarum regis Catholici, sub dilecto filio nobili viro Ioanne ab Austria, in partibus Flandriae nunc et pro tempore militantibus, salutem et apostolicam benedictionem.
Desiderantes cnnctorum Christifidelium animarum salutem, ea libenter vobis concedimus per quae animarum vestrarum salutem et conscientiae pacem, Deo propicio, valeatis promoveri. De igitur omnipotentis Dei misericordia etc. confisi, tam dicto Joanni duci quam vobis et vestrum singulis, postquam praesentes literae ad vestram notitiam pervenerint, in die per vos et vestrum singules semel eligenda, confessis et communicatis ac in mortis articulo plenariam indulgentiam etc, elargimur. Praesentibus pro supradictis omnibus semel, ut praefertur, et in mortis articulo dumtaxat valituris. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 20 Ianuarii 1578, pontificatus nostri anno sexto.
Caesar Glorierius. Segretaria dei Brevi (Diversorum Gregorii papae XIII lib. 5) fol. 623.
217. 1578, APKIL 8. — Bisschop W. Lindanus verdedigt zich bij den paus tegen de beschuldiging, dat bij zijn bisschoppelijke plicht heeft verzuimd, door enkel veiligheidshalve buiten zijn diocees te gaan.
Archivalia II, n°. 2113. — Gedrukt behalve bij Theiner, Annales II, p. 423 vlg., ook in het werkje van Lindanus zelf, Fasciculus Poenitentiae, en bij Knippenberg, Continuatio hist. eccl., p. 47.
218. 1678, APKIL 8. — Johannes van Strijen, elect van Middelburg, getuigt, dat W. Lindanus zijn bisschoppelijken plicht geenszins heeft verzuimd door buiten zgn diocees te gaan.
Archivalia I, n°. 2112. — Gedrukt bij Theiner, Annales II, p. 425.



252
219. 1578, april 29. — Gerard van Groesbeek, bisschop van Luik, dringt bij paus Gregorius XTJI aan op de bevestiging van Josina van Manderscheidt als abdis van Thorn, waar een geschikte abdis vooral in dezen troebelen tijd dringend noodig is.
Beatissime pater, post pedum oseula beatorum.
Aliquot jam menses elapsi sunt, cum Sanctitati Vestrae, tum litteris meis, tum sermone domini Prancisci Stravii, mei istic agentis, humiliter commendavi illustrem dominam Jozinam de comitissis a Mannerscheyt, canonissam secularem ecclesiae collegiatae utriusque sexus sancte Mariae Thorensis, dioecesis Leodiensis, ad abbatissalem dignitatem ejusdem ecclesiae a S. V, benignitate obtinendam, praeclaris ipsius virtutibus, et ad eandem dignitatem cum Dei honore et utilitate Ecclesiae gerendam in primis idoneis qualitatibus ad hoe inductus; qui meus agens, prout ipsi commiseram, Sanctitati Vestrae etiam, ut spero, exposuerit, cum ipsa ecclesia Thorensis aliquot pagorum temporalem jurisdictionem annexam habeat, quam sit periculosum, hoe perturbato et miserrimo Belgicae statu, subditos eiusdem ecclesiae finitimi belli flammis undique cinctos antistita sua diu carere. Quare cum magis invalescentes in dies praesentes turbae et miseriae justam majoris metus causam praebeant, non possum pro officio, quod ecclesiae Thorensi, cujus sum ordinarius, debeo, praetermittere, quin precibus meis S. V. iterum molestus sim, ut pro paterna sua pietate, matura provisione maximis incommodis et periculis, quae alioqui (quod Ipsa ex praesentis temporis statu omnium optime pro sua prudentia considerare potest) ecclesiae et territorio Thorensibus facile ingruerent, occurrere et ipsius dominae Jozinae propter praeclaras illas virtutes et qualitates, quibus ipsam praeditam novi, aliasque Sanctitati Vestrae a dicto agente meo, qui cum domino Theodorico Heydenryx, ejusdem dominae Jozinae negociorum istic sollicitatore, has reddet exponendas causas, benignam rationem habere dignetur. Quem ut clementer super hoe negocio denuo audire placeat, Sanctitatem Vestram supplex oro, et Deum Optimum Maximum, ut Ipsam ad nominis sui gloriam et Ecclesiae suae consolationem quam diutissime incolumem servare dignetur, me Ejusdem ad Ipsum precibus humillime commendans. Leodio, 29 Aprilis 1578.
Sanctitatis Vestrae
humillimus servus et perpetuus ad Deum orator )
Gebardus episcopus Leodiensis. ) Eigenh. Archivalia I, n°. 284. — Gedrukt bij Habets-Flament, Archieven van Thorn, II, n° 40.
220. 1578, mei 8. — Advies, door bisschop W. Lindanus op last van don Jnan te Leuven uitgebracht over de wijze, waarop het Nederlandsche volk tot den Katholieken godsdienst en tot onderwerping aan den koning gebracht kan worden,
Archivalia I, n°. 2114. — Gedrukt: Theiner, Annales II, p. 426—430, en Publications de la Soc. Hist. et Arch. de Limbourg, XIX, p. 283 sv.
221. 1578, juni 12. — Gregorius XHT verleent op verzoek van don Juan van Oostenrijk een vollen aflaat voor degenen, die op den feestdag van Maria-Assumptie (15 Aug.) in de kapel van het militaire hospitaal, door don Juan gesticht, komen bidden, als ook voor degenen, die in genoemd hospitaal christelijk zullen sterven of voor wier zielernst op het altaar van deze kapel zal gecelebreerd worden.
Gregorius papa XIII. Ad futuram rei memoriam.
Quo frequentius animarum saluti consulamus et fideles ad visjtandum



253
hospitalia et alia pia loca, snb gloriosissimae Virginis Mariae invocatione constituta, invitamus ac devotionem in eorum pectoribus incitamus, eo magis pastoralis officii nostri partes explemus. Cum itaque, sicut dilectus filius nobilis vir Joannes ab Austria, qui nunc cum exercitu et ingentibns copiis in partibus Flandriae cbarissimi in Christo filii nostri Philippi, Hispaniarum regis catholici, nomine bellum gerit, nobis exponi fecit, hospitale regium pro excipiendis infirmis eiusdem exercitus sub eiusdem Virginis Mariae invocatione instituerit cupiatque dictum hospitale congruis frequentari honoribus ac in debita veneratione haberi, de omnipotentis Dei misericordia etc. confisi, omnibus utriusque sexus personis, qui dictum hospitale vel illius cappellam in Assumptionis eiusdem beatae Mariae Virginis festivitatum diebus a primis Vesperis usque ad occasum solis eorumdem dierum quotannis, donec idem exercitus in dictis partibus fuerit, devote visitaverint et ibi preces effuderint, quo die praedictorum id fecerint, necnon omnibus et singulis, qui iu dicto hospitali contriti ad Deum corde conversi pro tempore decesserint, plenariam omnium peccatorum indulgentiam elargimur, et concedimus, ut quoties Missa in altari cappellae eiusdem hospitalis celebrabitur pro anima cuiuscumque fidelis, quae Deo in charitate coniuncta ab hac luce migraverit, ipsa de thesauro Ecclesiae indulgentiam consequatur, quatenus Domini nostri Jesu Christi ac eiusdem beatissimae Virginis Mariae beatorumque apostolorum Petri et Pauli aliorumqne sanctorum omnium meritis suffragantibus a purgatorii poenis liberetur. Datum Romae, apud sanctum Petrnm, sub annulo Piscatoris, die 12. Julii 1578, pontificatus nostri anno septimo.
Caesar Gloriekiüs.
Segretaria dei brevi (Diversorum Gregorii papae XIII vol. 70) lib. VI, pag. 635.
222. 1578, JULI 12. — Gregorius XIII geeft op verzoek van don Juan van Oostenrijk aan den bisschop van Namen volledige geestehjke volmacht over alle geestelijken en kloosterlingen, die zich in het leger van don Juan bevinden.
Venerabili fratri episcopo Namurcensi *) Gregorius papa XIII. Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem.
Cum dilectus filius, nobilis vir, Joannes ab Austria qui, cum validissimis copiis et magno exercitu in partibus Flandriae charissimi in Christo filii nostri Philippi, Hispaniarum regis Catholici, nomine bellum gerit, exponi nobis nuper fecit diversas personas ecclesiasticas in castris et exercitu, ab ipso comparato, quod in dies de facili augeri continget, reperiri ac plerosque casus eveniri quorum ratione tum in foro conscientiae tum exteriori ad episcopos et praelatos aliasque ecclesiasticas personas recurrendum esset, idque dum illis in locis ob bellicos tumultus nunc vigentes rerum ratione non pati animadverterit, et eo in exercitu expedire personas ecclesiasticas, habentes superiorem, vitae ac morum honestate literarumque scientia praeditum, etiam ratione contensionum et rixarum, quae inter ecclesiasticos et saeculares ac ipsos ecclesiasticos exoriri possent, in quarum cognitione et decisione seculares se ingerere nequeunt; propterea idem Joanne3 nobis humiliter supplicari fecit, ut eins votis hac in parte annuere de benignitate apostolica dignaremur. Nos igitur, huiusmodi snpplicationibns inclinati, fraternitati tuae, — ut durante dicto bello per te ipsum 1) Antoin Havet.



254
vel alium, quem ad id idc-neum esse duxeris a te subdelegandum, arbitrio tuo ponendum et nmovendum, quamcumque iurisdictionem ecclesiasticam in personas, quae in exercitu et sub obedientia dicti Joannis pro tempore fuerint ac eidem Joanni iuservierint, sive clerici sive seculares fuerint, exercere omnesque causas tam civiles quam criminales et mixtas, non solum inter personas ecclesiasticas, verum etiam inter illas et laicos, ad forum ecclesiasticum quomodolibet pertinentes, audire, cognoscere, decidere aut fine debito terminare, ac denique eam omnem iurisdictionem in clericos seculares habere et exercere ac si eorum merus ordinarius, regularium vero superior et generalis tu ac per te depütandus, pro tempore, ut praefertur, existeritis, exercere libere et licite valeas — plenam et liberam facultatem apostolica auctoritate, tenore praesentium, concedimus et impartimur; sicque et non aliter per quoscumque iudices et commissarios, quavis auctoritate fungentes, sublata eis et eorum cuilibet quavis aliter iudicandi et interpretandi facultate, iudicari et diffiniri debere; si quidquid secus super bis a quoquam, quavis auctoritate, scienter vel ignoranter contigerit attentari, irritum et inane decernimus. Non obstantibus quibusvis apostolicis, necnon in provincialibus et synodalibus Conciliis editis generalibus vel specialibus constitutionibus et ordinationibus, necnon etiam iuramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus, privilegiis quoque, exemptionibus, indultis et literis apostolicis sub quibuscumque tenoribus et formis ac cum quibusvis etiam derogatoriarum derogatoriis aliisque efficacioribus et insolitis clausulis irritantibusque et aliis decretis in genere vel in specie ac alias quomodolibet in eontrarium concessis, confirmatis et innovatis. Quibus omnibus, etiamsi de illis eorumque totis tenoribus specialis, specifica et expressa, non autem per clansulas generales idem importantes, mentio aut quaevis alia expressio babenda esset, tenores huiusmodi, ac si de verbo ad verbum insererentur, praesentibus pro expressis habentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice duntaxat, specialiter et expresse derogamus, caeterispue contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 12. Julii 1578, pontificatus nostri anno septimo.
Caesar Gloeierius. Segretaria dei Brevi (Diversorum Gregorii papae XIII Vol. 66) lib. III, pag. 158.
223. 1578, SEPTEMBER 1. — Brief van een ongenoemde uit Keulen, over de heiligschennis, door de ketters gepleegd aan de kapel der H. Stede te Amsterdam en op zichtbare wijze door God gestraft.
Ex literis Coloniae datis Calendis Septembris 1578.
Ante paucos dies ex Belgio ad me perscriptum est praeterito mense Junio hujus anni 1578 contigisse Amstelredami, ut haeratici violato foedore ibidem Catholicos expulerint, templa confregerint et inter caetera sacellum quoddam sacratissimum, vulgo Ter Heiligerske appellatum, destruxerint, in quo reverenter admodum conservabatur venerabile Sacramentum Eucharistiae, plurimis miraculis toto Belgio celeberrimum. Sed non impune tulerunt impii profanatores tantum sacrilegium. Enimvero, cum jam sancto hoe loco sic polluto et profanato nefarius quidam Calvinista primam ibi ordiri concionem (ausus sit), mox plaga Dei percussus extremaque infirmitate laborans domum delatus, cum jam morti esset proximus, ait se vidisse duos angelos, qui Venerabile Sacramentum reverenter tenebant;



255
quo dicto, protinus exspiravit. Cumque nou diu post alius quidam sacrilegam concionem ibidem institueret, manu divina similiter tactus est; mox domum delatus, subito infelicem animum exhalavit. Contigit et tertium in suggestutn proripere, et is a Deo percussus est, et iufirmus Delphos avectus; atque bunc fernnt esse apostatem abbatem sancti Bëruardi prope Antverpiam.
His tum horridis exemplis nondum commoti sunt homines plane dementiti; sed unus ex plebe postea majori audacia in locum illum sacratissimum, jam devastatum, foetitissimum alvnm voluit exonerare in despectum Venerabilis Sacramenti, moxque Ariana plaga percussus, universam ventris et iliorum miserandam ingluviem turpiter per podicem ejecit. Neque vero nova haec est haereticorum rabies in venerandam Eucharistiam, cum scribat D. Optatus Milevetanus lib. II. de Scismate Donatistarum, Urbanum Formensem et Felicem Idricensem, Donatistarum episcopos, jussisse sacram Eucharistiam canibus fundi, attamen non sine siguis diviiri judicii. Nam iidem canes, accensi rabie, ipsos dominos suos tanquam ignotos et inimicos laniaverunt. Quanto rectius ille Cassius Narniensis episcopus fecisse legitur apud D. Gregorinm, Homel. 37 in Evangelium, cui, utpote longe aliter erga venerabilem et sanctam hanc Escam affecto, mos erat quotidianas Deo hostias offerre, ita ut nullus pene dies vitae ejus abscederet, quo non Omnipotenti Deo hostiam placationis immolaret. Qualem vero et quam omnibus votis expetendam ille a Deo mercedem acceperit, prolixe ibidem commemorat D. Gregorius. Agamus igitur quod agimus, operemur qnod operamur. Non cesset pes noster, non cesset manus nostra, si forte et nos optatum desiderabilemque illum sortiamur diem, quo veniamus ad Christum retributurum nobis mercedem nostrum. Veneror igitur et exosculor illam sancti animi tui religiosissimam pietatem, qua non cessas jugi legatione fungi inter Deum et homines. Aderit procul dubio benignissimus Deus legationi tuae, quando quidem tu numquam dees servituti et ministerio Dei. Ego si sancta aemulatione haec tuae pietatis exempla non potero per omnia imitari, certe venerabor et imitabor quoad usque potero. Sed tarnen vereor, ne ab istis communibus pietatis officiis brevi intercludamur. Etenim habitamus proh dolor et hic cum Ezechiele inter scorpiones. In multis enim domibus haeretici habent sua conventicula. Ipso die Decollationis Johannis Baptistae 50 haeretici suam celebrarunt communionem, eodemque die in aliis aedibus, apertis januis, publice concionati sunt. Suffraganeus in publica concione senatum admonuit, ut vigrlet; alii quoque viri graves ex clero privatim eos admonuerunt. Caeterum ipse senatus magna ex parte dicitur infectus. Multi nobis minantur, gloriantes etiam se numero nos superare. Deus nos tueatur! Si quid tale eventurum esset (quod Deus clementer avertat), optarem, ut benignissimus Deus me hinc clementer ad se perdncat, quod Augustinum obsidione Hipponensi optasse, eoque potitum, legimus.
Vat. latina 6210 f. 130—131. — Archivalia II, n°. 23.
224. 1578, september 7. — Verklaring van de Congr. van het Concilie aan Aegidius del Monte, omtrent huwelijken, in het bisdom Deventer gesloten met voorbijgang van het decreet „Tametsi" (Concilie van Trente, XXIV» zitting, hoofd st. I).
Supplicat frater Aegidius de Monte, episcopus Daventriensis, quatenus Illmae. et Rmae. Dominationes Vestrae dignentur infrascripta dubia sibi declarare:



256
Au sit pro matrimouio judicandum si duo contraxerunt ex libero utriusque consensu coram parocho alieno propterea quod vel eorum parochus esset publicus haereticus vel profugus vel quia ecclesia parochialis carebat suo rectore? S. S., etiam ex sententia Congregationis Concilii, declaravit judicandum esse contra matrimonium. Posse tarnen eos iterum contrahere valide coram proprio parocho aut alio sacerdote de consensu ordinarii, si non adsit aliud legitimum impedimentum.
Congr. Concilii. Lib. II decretorum p. 32.
226. 1578, NOVEMBER 27. — Gregorius XIII verleent aan Cornelis Gerritszoon van Utrecht (of Maastricht?) volmacht om ongehinderd Jeruzalem en de andere heilige plaatsen in Palestina te bezoeken.
Dilecto filio Cornelio Gerardi laico Trajectensi.
Exponi siquidem nobis nuper fecisti quod tu, devotionis fervore accensus, ac pro voti per te emissi complement», cupias sanctum Domini nostri Jesu Christi sepulchrum et alia loca sancta transmarina visitare, si tibi ad id nostra licentia suffragetur. Quare nobis humiliter supplicari fecisti, quatenus tibi super hoe opportune providere de benignitate apostolica dignaremur.
Nos igitur, te in tuo laudabili proposito confovere tibique specialem gratiam facere volentes, hujusmodi supplicationibus inclinati, tibi [concedimus] ut sanctum sepulchrum Dominicum et alia sancta loca transmarina [visitajre et ad loca hujusmodi accedere sine aliscujus poenae sive censurarum ecclesiasticarum incursu possis et valeas, nullius alterius super hoe requirens consensum sive licentiam, dummodo non deferas prohibita ad preees infidelium. Facultatem apostolicum autem tenore praesentium concedimus non obstantibus etc.
Brevia Lateranensia. Vol. 98, ongepagineerd.
226. (1579 BEGIN?) — Raadgevingen, door bisschop W. Lindanus aan paus (Gregorius XIII) verstrekt over de wijze, hoe in de Nederlanden de Katholieke godsdienst kan hersteld en bewaard worden.
Archivalia I, n°. 2126. — Gedrukt: Publicalions de la Société de Limbourg, XXIX, p, 229 vlg.
227. (1679 BEGIN?) — Advies van een ongenoemde, die tot verdediging en behoud van den Katholieken godsdienst in de Nederlanden aanraadt, dat op 's konings last door eenige bekwame godgeleerden een populaire verklaring]van het Nieuwe Testament worde gemaakt, om haar dan onder het volk te verspreiden.
Super reformatione België 1).
Cum in his regionibus videatur obtineri non posse, ut vulgus arceatur a lectione literarum sacrarum, conversarum in linguas vulgares (ferunt enim aegerrime homines illiterati se eorum librorum lectione prohiberi, quibus nihil sanctius, nihil melius, quibus et Dei ipsius et legis divinae cognitio, et ad
1) Bovenschrift van een andere hand.



25?
salutem via continetur) atque adeo plerique propter talem prohibitionem Catholicos et Catholicam religionem calumniantur, et in suspitionem vocant, quasi eorum librorum inspectio eis interdicatur, ne veritatem ipsam cognoscant, et quasi metuant Ecclesiae Catholicae proceres, ne quid illiterati in illis inveniant quod pugnet cum iis, quae ab Ecclesia recepta sunt (sic enim nonnulli calumniantur). Et tarnen multi magni viri existimant plerosque homines illiteratos et indoctos libris sacris legendis venenum haurire, unde salutem oportebat, dum veterum Patrum interpretationes neque legunt, neque intelligunt, et ex suo sensu interpretari volunt omnia, et permulti, quorum palatum jam infectum est haereticorum cathechismis, aut libellis, vel clancularia institutione, multa sacrorum librorum loca detorquent ad confirmanda haereticorum dogmata, sicque in errore confirmantur, et de uno errore in alium ruunt. Cum, inquam, haec ita sint, magnum fuerit opere pretium rationem et viam invenire, qua efficiaums, ne libris illis legendis illiterati corrumpantin-, atque adeo, ut in religione Catholica non mediocriter edificentur, et qua magnum malum in magnum vertamus l). Idque secundum erit remédium, de quo dieturum esse me initio proposui.
Ratio autem expedita fore videtur, si rex bonae et Catholicae bibliorum, aut seorsum, Novi Testamenti versioni, in iis dumtaxat locis Novi Testamenti, praesertim quae haeretici detorquent ad probanda sua dogmata, jusserit per aliquos maguos viros ad marginem scribi brevissima scholia, sed erudita et cavillis minimum obnoxia, quae veram et Catholicam ejus loei sententiam ostendunt, adscripto plerumque alio aliquo Scripturae loco, ex enjus collatione intelligitur eum locum non esse accipiendum ut prima facie sonat verborum cortex. Veluti ad locum illum Pauli: sJustificamur fide, non operibus legis" ■)adscribatur locus ille Jacobi, ex cujus collatione intelligitur vera Pauli sententia; vel ubi talia loca non succurruut, confirmetur ea interpretatio vetustissimi et doctissimi alienjus Patris vel Concilii alicujus generalis authoritate. Quod si nonnunquam res non possit tam breviter commode exponi, aut exposito uno aut altero efficacissimo argumento confirmari, indicetur locus aliquis insignis summi alicujus viri, qui eam rem optime explicavisse videatur, et cujus libri sint in manibus, ut qui locum inspicere voluerit, possit.
Praeterea tali editione Bibliorum, vel Novi Testamenti, praeponi velim quaedam prologomena, popularia quidem sed efficacissima ad con fi man das bonas mentes et homines sani juditii in Catholica veritate. Nempe rationes aliquot, populares quidem sed efScacissimas, quibus in universum refelluntur et confutantur hujus haereses, suntque quasi principia Catholicorum contra baereticos; veluti de Ecclesia deque ejus authoritate tam diu in dijudicandis libris canonicis ac aliis quam in difiniendis controversiis, quae nonnunquam circa religionem exoriuntur; item de authoritate Conciliorum generalium et Patrum; de traditionibus, et similia, quibus, bene probatis et persuasis, coetera Catholica dogmata sequuntur et haereticorum dogmata corruunt. Et tarnen ea sunt ejüsmodi, ut nervose, populariter, et plausibiliter tractari posse videantur. Item quod non sit credibile, Deum Optimum Maximum tamdiu deseruisse suam Ecclesiam et permisisse, ut tot seculis in tantis et tam perniciosis erroribus
1) Lasch in: bonum.
2) Vgl. Ephes. II: 8—9.
17



"258
versaretur. Neque verisimile esse nostros majores omnes, jam inde ex quo his in regionibus, et iu Gallia et Germania et pene toto Occidente predicatum et receptum fuit Evangelium, fuisse impios, fuisse idolatras, quum inter eos extiterint tot sanctissimi viri Ghristique martires, fuisseque a Deo destitutos; quod consequens est iis, quae affirmant haeretici, et tarnen tam est absurdum ut nihil magis; item fuisse omnes coecos et truncos, solique homini Luthero impnrissimo et superbissimo veritatem illuxisse. Praeterea quod hodie sint tot haereticorum sectae, inter se maxime pugnantes, quarum unaquaeque affirmat se esse Ecclesiam Christi seque solam Spiritus sancti magisterio guberuari, eaeteros omnes tam sectarios quam Catholicos impios esse et turpiter errare. Haec inquam et similia, quibus bonae mentes vehementer confirmantur, et apud homines, illiteratos quidem sed prudentes et sani juditii, plurimum valent et precipue persuadent, velim huic Bibliorum aut Novi Testamenti editioni praeponi.
Quinimo velim illis prologominis praeponi piam et prudentem exbortatiunculam, qua exhortetur eos, qui non sunt contenti iis, quae ex suis pastoribus et concionatoribus audiunt, ut legant diligenter cathechismum illum brevem, eruditum et perspicuum.
Et si ipsos etiam libros sacros legere voluerint, legant illa prologomena, quae ipsis viam aperiant, efficientque, ut facilius et rectius intelligant; legant etiam brevissima illa scholia in locis obseurioribus. Item ut haec legant animo humili et submisso, mente pura, et implorato Dei omnipotentis auxilio, studioque cognoscendae veritatis, et, cognita via, factis exprimendae, deposita omni malevolentia et calumniandi studio; eo quod opere sic concinnato velim regis edioto coeteras editiones Literarum sacrarum in linguas vulgares prohiberi et ignibus addici. Certe hac ratione videtur cooimodissime perfici posse, ut illiterati legendis libris sacris non modo non corrumpantur, verum etiam ut vehementer aedificentur, et in religione Catholica confirmentur. Nam simul atque inciderintin locum aliquem, qui scrupnlum eis afferre possit, et per quem heretici conentur eis suas hereses persuadere, confestim in oculos ingeret se commodissima eaque vera et Catholica interpretatio, a summis viris magno juditio et delectu adhibito annotata. Tum autem illa prologomena mirabiliter eos in sentencia confirmabunt, quin etiam plerique eorum, qui jam seducti sunt, vel in partes haereticorum propendent, poterunt istis libris legendis et habendis sanari et resipiscere. Neque enim sibi temperare poterunt plerique curiosi (quales sunt pene omnes haeretici, vel qui nutant, aut in haereticorum partes propendent), quin illa prologomena et brevissima scholia legant; invitabit enim brevitas ad legendum. Atqui certum est plerosque per haereticos vel haereticorum libellos seductos, non perseveraturos in errore, si nostra cognovissent, nempe quibus praecipue rationibus et argumentis viri boni et intelligentes, docti et prudentes in religione Catholica confirmentur, eoque adducantur, ut haereticorum novas doctrinas, quamvis prima facie plausibiles, vehementer detestentur, et quae sit commodissima verissimaque interpretatio eorum locorum Scripturae, quae heretici detorquent ad probanda sua dogmata. Scimus enim eos, qui seducti sunt, nostra neque legisse neque legere, sed Catholicae doctrinae tantam cognitionem habere quantam pueri a matribus acceperunt, vel ex aliquot concionibus, quibus non semper tractantur ea, quae possent eos praecipue in Catholica religione confirmare. Hnjus rei evidens est argumentum, quod multi ab



259
haereticis seducti, si ab amico viro bono, docto et prudente admoneantuf, eorumque errores perspicue et populariter confutentur, primum quidem incipiunt vacillare, scru pulos habere, et doctrinani, pro certissima sibi obtrusam, suspectam babere, qui primus est conversionis gradus; postea vero plane et in totum resipiscunt.
Itaque maxima illa erit occasio efficiendi, ut curiosi, et qui nutant, vel jam seducti sunt, ea legant et cognoscant quae nos praecipue in religione Catholica confirmant; in quo sane magnum momentum esse puto ad retinendam et propagaudam his in regienibus religionem Catholicam.
Velim etiam multa exemplaria Latina imprimi cum eisdem prologominis et scholiis, quae sane multi viri boni sibi suisque liberis avide comparerent, possentque magno usui esse iis, qui cathechismo cognito, et concionibus illis Latinis praeparati, vellent se legendis ipsis fontibus, hoe est ipsis literis sacris, oblectare. Sed tarnen nolim prohiberi reliqua Latina exemplaria aliarum editïonum hactenus approbatarum.
Neque vero difficile esset ea prolegomena et scholia hodie conscribere, cum tot exstent doctissimorum virorum scripta, quibus hereses hujus aetatis perspicue confutantur; ex quibus illa excerpi possunt, magno adhibito juditio et delectu, praecipue tarnen ex eorum libris, qui scripserunt nervose et erudite, sed populariter, ut fecit D. Host.1).
Itaque ut tandem finiam, per Dei gratiam confido fore, ut sic concinnatis et adornatis libris sacris, legantur ab illiteratis sine periculo, atque adeo confido fore, ut illa scholia et prologomena, enucleate a summis viris conscripta, magnum momentum afferant ad confirmandos nostratium animos in religione Catholica, et ad nonnullos ab errore revocandos, qui jam seducti sunt. Habebuntur enim illi libri a multis, nimirum ab illis omnibus qui palam audebunt literas sacras linguis vulgaribus habere.
Ex pluribus remediis, quae diligenter et attente cogitanti mihi in mentem venerunt, haec duo visa sunt praesentissima, et factu facillima efficacissimaque ad confirmandam et propagandam his in regionibus religionem Catholicam, et ad eas haeresibus intra- paucos annos perpurgandas. Neque mihi soli hoe visum est, verum etiam magnis aliquot viris, quibus quod mihi in mentem venerat communicavi, obnixe eos orans, ut ex animo de illis juditium profferrent.
Arm. 64 Vol. 12 f. 234—240* (gelijktijdig, maar onnauwkeurig afschrift, dat zich bevindt tusschen de papieren van Castagna, over de Keulsche vredesonderhandelingen.)
228. 1579, JANUARI 10. — Kardinaal Gallio aan den nuntius Castagna: over een den paus toegezonden geschrift s), tot verbetering van den toestand der Nederlanden.
A Mons. di Rossano X di Gennaro 79. E stata inviata a N. S. una scrittura di Fiandra eon alcune considerationi di quello che per beneficio de le cose di quei paesi si potesse fare da la parte di Sua Santita, la quale ha
1) Waarschijnlijk te lezen: Hostiensis, waarmee dan bedoeld is kardinaal Ugolino, bisschop van Ostia (later paus Gregorius IX, gest. 1241), die als kerkelijk auteur in de Middeleeuwen groot aanzien had.
2) Vermoedelijk op het advies, door Lindanus begin 1579 uitgebracht, zooals Hansent. a. p. aanneemt; of waarschijnlijker het advies van een ongenoemde, dat nu volgt en zich bevindt onder Castagna's papieren.



2ÓÓ
ordinata, che si manda a V. S., a fine che la vegga, et se vi sara cosa al proposito et che il tempo et l'occasione comporti che si metta in effetto, lo facci come piü giudichera espediente *). Et perö la scrittura sara qui alligata.
Germ. Vol. 97 f. 19 (minuut). — Colonia Vol. la f. 8 (oorspr. eigenh. get.). — Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 260.
229. 1579, MAAPT 6. — Gregorius XILT machtigt Laurentius (Metz), bisschop van 's-Hertogenbosch, waar hij niet veilig kan verblijven, om in het thans openstaande bisdom van Namen en andere verweesde Nederlandsche bisdommen de geestelijke bediening uit te oefenen.
Venerabili fratri Laurentio, episcopo Buscoducensi, Gregorius papa XIII. Yenerabilis frater, salutem etc.
Cum, sicut accepimus, ecclesia Namurcensis, cui bonae memoriae Antonius episcopus Namurcensis, dum viveret, presidebat, per obitum dicti Antonii episcopi, qui nuper extra Romanam curiam debitum naturae persolvit, ac universae fere ditiones, charissimo in Christo filio nostro Philippo, Hisparaniarum regi Catholico, adhuc parentes, pastorum solatio destitutae existant, nos, ne interea temporis dicta ecclesia Namurcensis, dum illi de persona utili et idonea, per quam circumspecte regi et salubritér dirigi valeat, providetur, ac populus dictarum ditionum aliqua in spiritualibus et temporalibus detrimenta patiantur, providere volentes, tibi, qui apud ecclesiam tuam Buscoducensem tuto residere nequis et apud dilectum filium nobilem virum Alexandrum, priucipem Parmensem, gubernatorem et capitaneum geueralem in ditionibus Belgicis pro dicto Philippo rege, existis, in civitate et diocesi Namurcensi necnon in quibuscumque vicinis civitatibus, oppidis, terris et locis universis, eidem Philippo regi parentibus, et in quibus sedes episcopales vacant, pontificalia officia exercendi, quousque ad ecclesiam tuam tutus detur accessus, et interim, ad nostrum et apostolicae Sedis beneplacitum, licentiam et facultatem apostolica auctoritate tenore presentium concedimus et impartimur. Non obstantibus quibuscumque constitutionibus et ordinationibus apostolicis, ceterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum etc, die VI. Martii 1579. • Archivalia I, n°. 666.
230. 1679, APRIL 3. — Gregorins XIII deelt den aartsbisschop van Utrecht mede, dat in de Nederlanden geen overste van eenig klooster de heilige wijding mag ontvangen, vóórdat zoo iemands aanstelling door pauselijk gezag bekrachtigd is.
Archivalia I, n°. 667. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 440.
231. 1579, APRIL 25. — Kardinaal Gallio aan Castagna '), over een breve voor den aartsbisschop van Utrecht.
Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 282. Vgl. Archivalia II, n°. 195.
282. 1579, MEI 11. — De Spaansche nuntius Sega aan kardinaal Gallio: over het verblijf van bisschop Lindanus te Madrid en diens audiëntie bij koning Philips.
Non potei riparlare a S. Mstil. prima delli 2 di questo, nella
1) Het vage antwoord van Castagna volgde 4 Febr.
2) Gezant van Gregorius XIII bij de vredesonderhandelingen te Keulen.



261
quale audientia le presentai il vescovo di Ruremonda, et servei mezo che d'interprete fra S. M8ta. et lui, dalla quale fu ricevuto con molta humanita. Et egli non lasciö di darle memoriale di tutte le cose, che havea conferito con S. S'a. per la quiete et buon governo dei Paesi Bassi, oltre quello, chele ha proposto per li suoi interessi particolari. Piaccia a Dio, che ne sortisca qualche buono effecto. Io non ho mai voluto, che esca di casa mia, dove lo ricevei all'arrivo suo, et 1'hó trattenuto, trattengo, et tratterö, finchè S. Maesta li proveda, come ha dato intentione, essendomi parso cosi conveniente alia dignita, alia virtü, et alia patria sua, poichè qui non si saria pensato a quaeste cose, et questo povero huomo se ne sarebbe andato topino a camere locande con qualche indignita, che non saria stato di nessun giovamento. Spero che la Maesta Sua lo spedira almeno in quello, che tocca gl'interessi sUoi, favoritamente, poichè quello, che tocca 1'interesse dei Paesi Bassi, tutto è negotio,
che ricerca tempo et copia Di Madrid, li 11 de Maggio 1579.
Spagna Vol. 22 p, 191 (oorspr. eigenh. get.).
233. 1579, MEI 22. — Bisschop W. Lindanus schrijft dankbaar uit Madrid i) aan paus Gregorius XIII over de hem verleende ondersteuning en gastvrijheid.
Sanctissime in Christo pater.
Hisce diebus, cum me rex Catholicus in assignatum S. Philippi monasterium volnit commigrare atque magnifice alere, omittere non potui, quin S. Vrae. permagnas agerem gratias pro eximia sua erga me, Christi exsulem, humanitate, qua non solum Romae alere, adeoque viatico tam munifico instruere voluit, sed Revm0. etiam domino episcopo Placentino, S*18. Vrae- nuntio, mandare, ut mea omnia snsciperet apud regem Catholicum et alios negocia curanda. Quod non solum singulari agit cum apud suam Catholicam Mtem. tum alios solicitudine, sed me insigni etiam prosecutus benevolentia hactenus per hebdomadas sex honorificentissime domi suae aluit. Speraveram S. Yam. illa isthic a me proposita capita huc fuisse transmissuram; sed cum Rmus. D. ttegha negaret, se aliquid harum rerum isthinc accepisse, nos ea pleraque libello de remediis sauandae ac revocandae ad obedientiam Belgicae provinciae intexuimus *), quem C. S. Mü. dudum exhibuimus, sperantes non frustra fuisse proposita, quando de nominandis ad vacantes ecclesias episcopis accuratius cogitabit, atque ad causas eversae per Belgium religionis simul et reipublicae a nobis indicatas, animo pressius meditabitur. Addidi enim propter injustitias transferri regna, et leges Dei simul et Ecclesiae una cum Concilio Tridentinó fuisse conculcatas; quod cum primis, ni totus fallor, gravem istam et inexorabilem Dei iram in nos provocavit, quam a nobis totaque sua Ecclesia tandem avertere dignetur propitius. Valeat diu incolumis S. V., quam Deus Optimus nobis tueatur sospitem ad muitos annos. Madriti, 22 Maji, anno 1579. S. Vrae. semper ex animo ad omnia in Christo Jesu obsequia deditissimus Wilhelmus Damasi Lindanus, ecclesiae Ruraemundanae 1
episcopus indignus, et Christi Jesu exul. i ^m ' ^e' Archivalia I, n°. 2120.
1) Begin Maart had hij uit Rome de reis daarheen aanvaard; zie Archivalia I,n0. 2117. . 2) Vgl. boven n°. 220. 1573 Mei 8.



262
234. 1579, JUNI 1, 3. — De Spaansche nuntius Sega aan kardinaal Gallio: over bisschop Lindanus te Madrid.
..... II vescovo Lindano parti di casa mia apposentato (?) *) da Sua Maesta nei convento di s. Filippo dei frati di S. Agostino, dove della borsa di S. M. non se li manca di quello che li fa di bisogno. Et gia attende alli snoinegotii con piü commodita, aspettando con gran desiderio la venuta del Signor Cardinale Granvela, sperando che come suo metropolitano sia per ajutarlo
assai Di Madrid, li 13 di Giugno 1579.
Spagna Vol. 22 p. 233 (oorspr. eigenh. gel.).
235. 1579, AUGUSTUS 27. — De kardinaal-staatssecretaris (Ptolomeo Gallio) antwoordt zeer welwillend aan bisschop W. Lindanus, op diens schrijven van 21 Juni j.1.
Willelmo Lindano, episcopo Ruremundensi, VI KL Semptembris. Illustris et admodum Rev. domine uti frater.
Pergratum fuit Sanctissimo Domino Nostro ex litteris Dominationis Tuae ad Sanctitatem Suam XI KL Julii datis intelligere, quod prius cognoverat ex iis, quas ad me scripserat episcopus Placentinus 2), Sanctitatis Suae nuncius, nimirum serenissimum regem Catholicum Dominationem Tuam benignissime fuisse complexum, minimeque obscura propensi in eam animi sui signa dedisse; quod facit, ut Sanctitas Sua non parum spei habeat Dominationem Tuam brevi negotia sua ad optatum exitum esse producturam. Quod vero Sanctitatis Suae nuntius tam honorifice eam tractaverit ejusque negocia curanda tam studiose susceperit, id omne debebat meritis et virtutibus tuis et Suae Serenitatis in te amori. Quod attinet ad capita "), a Dominatione Tua proposita, illa Sanctitatas Sua ob eam causam non mandavit ad nuncium transmitti, quod videret te cum eisdem capitibus in Hispaniam profectum. Deus Domiuationi Tuae omnia prospera, id est digna pietate et virtute tua, largiatur. Archivalia, l, n°. 2331.
236. 1579, OCTOBER 22. — De nuntius Castagna aan Parma: aanbeveling der zaak van (Gerard van Groesbeek), kardinaal-bisschop van Luik, die jurisdictie meent te hebben over Maastricht 4).
Al principe di Parma.
Quanto sia a cuore a N. S. la conservatione delle cose, et specialmente giurisdittioni ecclesiastiche, gia è noto a V. E. Onde trattandosi in Mastrich il negotio deH'Illmo. sig. cardinal de Liege, pertinente alia giurisdittione di quella chiesa, io non posso mancare di raccommandarlo caldamente a V. E., tanto per la commissione generale, quanto ancor per la particolare, ch'io ho da Sua Santita che si favoriscono i negotii di detto signore, prelato tanto amato da S. S. e tanto meritevole. Onde si puö ben intendere, che ancor a S. M. Catholica doleria molto non solo, che se gli facesse un minimo aggravio,
1) Bedoeld is: accomodato, of iets dergelijks.
2) Philippus Sega.
3) Zie n». 220.
4) Reeds 4 Sept. had Castagna den Luikschen kerkvoogd over deze zaak een kalmeerenden en tegemoetkomende!! brief geschreven (Germ. Vol. 10 f. 114).



263
ma che si pretermettesse ogni occasione di usargli cortesia et favore. Intendo che si cerca di revocare una concordia, fatta nell'anno 1546, et che S. S. Illma. si contenta per compiacere di moderarla et redurla ad una certa alternativa et equalita, et nondimeno in cio ancor truova durezza et in questo mezzo mantiene li suoi agenti con spesa et travaglio, senza haver ressolutione o resposta. Prego dunque V. E., che con la sua autorita operi, che a detta chiesa et a si degno prelato sia data presta, giusta et conveniente resposta et ressolutione; il che oltre sara gratissimo a N. S., al quale ne darö a suo tempo notitia; sara ancor conforme al dovere, et a questo si puö tener per certo della ottima mente et volonta di S- M. et alia buona giustitia et governo di V. E Colonia, 22 Ottobre 1579.
Germ. Vol. 10 f. 129 (gelijkl. afschr.).
237. 1579, OCTOBER 23. — De nuntius Castagna aan kardinaal Gallio: verzoek, dat de verjaagde bisschop van Leeuwarden (Cunerus Petri), die te Keulen in armoedige omstandigheden verkeert *), zijn testament moge maken, om zijne schulden te kunnen delgen.
Si truova qui il vescovo Leovardiense in Frisia, cacciato dalla sua chiesa da molto tempo in qua, et della quale non puö tirare le entrate. Onde vive assai poveramente et è necessitato di andar facendo giornalmente debiti, massime che ne anco ha possuto rescuotere da molti anni una pensione, che ha in Spagna. Con tutto cio ha trovato sempre persone, che 1'hanno ajutato et prestatogli danari, con speranza di rihaverli a qualche tempo. Hora per securezza della sua conscienza vorrebbe poter sperare, almeno dopo vita, satisfare alli suoi creditori del credito di detta pensione et d'altro, se in questo mezzo si recuperasse qualche cosa. Et perö desidera faculta di testare di certa poca summa solo, come dico, acciö non venghino defraudati quegli, che gli hanno accommodato il loro, non gia perchè habbia cosa alcuna di presente da lassare. Onde pregato di favorirlo appresso V. S. Hl"1», et Revm*., non ho potuto mancare, dicendo ancora che, quando S. Ëne. gli faccia la gratia, s'intende che ha da essere gratis, per non haver egli che dare. E persona da bene, litterata et merite-
vole talmente, che mi persuado che il tutto sara ben impiegato Di
Colonia, li 21 Ottobre 1579.
Germ. Vol. 97 f. 277 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol, 10 f. 136». (gelijkl. afschr.) — Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 350 (noot).
1) Kort te voren, 24 Oct., had Castagna te Rome aangevraagd een kanonikaat van sintServaas te Maastricht voor den kapelaan van denzelfden bisschop (Germ. 10, f. 267).



IV. TEGEN-REFORMATIE 1580—1592.
238. 1590, FEBRUARI 2. — Alexander Farnese verzoekt paus Gregorius XIII, dat de paters Jezuïeten, die bij te Maastricht vestigde, wegens hunne armoede worden begiftigd met de eerst openvallende kanonikaten van sint-Servaas ').
Beatissimo padre.
La Compagnia del santo Nome del Giesü haveva una casa in questa villa, nella quale havevano dato principio ad instruere i figliuoli nella dottrina christiana et buone lettere et far dell'altre buon' opere, molto appropriate a questi tempi et al servitio di Dio et di Sua Maesta Catholica; ma per ancora non havevano fondatione alcuna del collegio, con la quale potessero sustentarsi; se ben vi si erano introdotti ad instanza del cardinale di Liegi e de ministri di Sua Maesta et d'alcuni buoni, che gli davano speranza di alimentarli, come andavano facendo. Occorse poi che furno dalli heretici cacciati della detta lor' casa, et se ne ritornorno a Liegi et in altre parti. Hora considerando il cardinale predetto et io, di quanta utilita sara un collegio di questi Padri in una villa grande di frontiera et dell' importanza che è questa, havemo procurato unitamente, che tornino nella lor' casa et che comincino ad essercitar' i lor profittevoli e santi officii, offerendoci di aiutarli perchè possino sustentarsi. Ma perchè la villa è rimasta essausta si dell' entrate publiche come delle private, non pare che ci sia al presente miglior modo per fondar questo collegio, che applicarli due de primi canonicati, che vacheranno in questa chiesa collegiata di san Servatio, che per risultar' quest' opera in servitio di Dio et in benefitio della villa istessa non potra parer se non bene al capitolo di questa collegiata et all' universale della terra, che per tal' mezzo restino accomodati. Onde supplico la Santita Vostra con la debita humilta et reverenza, che per quel che tocca principalmente al benefitio di queste anime et a quello di Sua Maesta, resti servita di applicar' 1'animo a questo negotio et di far gratia alia Compagnia delle prime due prebende vacanti, come piü particolarmente Le ne sara dall'abbate Brisegno fatta instantia, assicurandosi che oltre per questa via si stabilira forse piü questa villa, che non si farebbe per quella di qualche violenza straordinaria. Io la ricevero per cosi seghalata mercede, che la riconoscerö per propria, et Le ne resterö con obligo perpetuo. Con che resto baciando humilmente i santissimi piedi a Vostra Beatitudine; et dal Signore Iddio Le prego quelle prosperita et lunga vita che la christianita ha di bisogno et io, suo vero servitore, desidero. Di Mastricht, a 2. di Febraro 1580.
Di Vostra Beatitudine
II umilissimo servitore et vassalo Allessandko Faknese.
A la Santita di Nostro Signore. Archivalia, I, n°. 2273.
1) Over de hulp, welke deze aan de Orde der Jezuieten verleende bij het stichten van colleges in de Z. Nederlanden, zie Pirenne, Histoire de Belgique, IV, p. 365.



265
289. 1580, MAART 27. — Bisschop Wilhelmus Lindanus aan kardinaal Sirletus J); over den trenrigen toestand van het bisdom Boermond, tengevolge der beroerten.
Rme. et Illum. Domine.
Motibus bellicis hac nostrae dioeceseos particula utcnmque sedatis Christo laus et gloria! — nos ecclesias Trajecto vicinas perlustrare ac reconciliare pristinoque cnltni reddere aggressi sumus. Quod succedet foelicius, ubi Deo favente dispersae Christi oves miserrimae ad colendos suos agros brevi redibunt, sed exiguo admodum, vereor, numero, cum alicubi vix vigesimus, alicubi quinquagesimus, immo ne centesimus quidem supersit, hac belli injuria confecti, aut inopia enecati. Sed suae misericordiae tandem Deus, spero, in ira sua ut gravissima ita justissima, recordabitur propitius.
Quo a reditu Belgium non prius scripserim, alia non fuit causa quam quod sarcinas meas papyraceas pridem Coloniae, dum exsularemus, relictas, hactenus non licuerit propter infesta itinera et quotidianas latronum atque praedonum undique vias obsidentium rapinas recipere. Amici enim saepius ut remitterent interpellati, hodie mihi respondent, sese, laboribus nostris illic in Catholicae Christi ecclesiae patrocinium conceptis, metuere ajunt, neintercepti pereant. Unde dolor nobis non levis oritur, quod fidem isthic obligatam, potissimum de Divi Ambrosii catechismo illis incluso, liberare non licet. Dabimus tarnen operam, ne promissis illusisse videamur.
Calamitatum Belgicarum aerumnas vere tragicas nullus Sophocles suo exprimat cothurno, cum fidem omnem longissime superent. Proinde hanc afflictissimam provinciam piis vestris precibus commendare malo, quam descriptionem attingere.
Valeat diu incolumis Rma. et Ulms. V. D., atque nos redamare mutuisque precibus Domino commendare dignetur, quod nos quotidie ipsius loco tibi noto meminisse non desinimus. Si qua in re grati aliquid officii praestare queamus, persuasum habeat omnia nostra semper in Domino esse paratissima. Simbolum illud Divi Athansii et Divi Gregorii Taumaturgi libellas jampridem desideramus. Proinde rogo, ut voti nos facere compotes. Ulma. V. D. ne dedignetur Catalogum inquisitionis Bomanae jam dudum, uti et Hispanicae, expectatae: ego post Pascha nundinarum Francofordiensium mittam catalogos anni 79 et 80, ubi primum accepero.
Ex Valkenburgho. 27 Martii. 80. Rmae. atque lllmae. V. D. ex 1 animo semper peculiariter deditissimus | ■>
Wilhelmus Lindanus, | Eigen .
ecclesiae .Ruremündensis indignus episcopus. /
Op den rug het adres: Illmo. domino et Bevm°. in Christo patri, domino Wilhelmo Sirleto S. R. E. cardinali, domino suo. Vat. lat. 6193 Pars 2 f. 546 (oorspr.).
240. 1580, APRIL 1. — Gregorius XIII supprimeert twee kanonikaten van sintServaas te Maastricht, ten bate van het Jezuieten-college aldaar.
Gregorius episcopus, servus servorum Dei.
Ad perpetuam rei memoriam. Romani pontificis circumspecta providentia,
1) Het dezen geleerden kardinaal-bibliothecaris was Lindanus in kennis gekomen tijdens z\jn verblijf te Rome. Vgl. J. A. F. Orbaan, Bescheiden in Italië omtrent Nederlandsche kunstenaars en geleerden, I, n°. 47.



266
dum de singulis collegiis, ad iuventntis religiosam educationem ac in ecclesiasticis aliisque salutaribus disciplinis instructionem provide instjtutis, cogitare impelletur, ad illa vel imprimis, quorum status temporum annus (?) *) prolapsus reperitur, mentis snae acumen dirigit ac pro illis reparandis, suisque oneribus et necessitatibus sublevandis, congruae subventionis auxilia subministrari et alias desuper disponit, prout pnblicae utilitati et animarum saluti conspicit in Domino salubritér expedire. Sane pro parte cbarissimi in Christi filii nostri Philippi, Hispaniarum regis Catholici, nobis nuper exhibita petitio continebat, quod si duo canonicatus et totidem praebendae ecclesiae sancti Servatii oppidi Traiectensis, Leodiensis dioecesis, in qua trigenta duo canonicatus et totidem praebendae existunt, ultra sex canonicatus et sex praebendas, quos alias felieis reeordationis Pius papa quintus, praedecessor noster, ad ecclesiam Ruremundensem apostolica auctoritate transtulit seu transferri mandavit aut concessit, perpetuo supprimerentur et extinguerentur, illorumque sic supprimendorum et extinguendorum fructus, redditus et proventüs ac etiam distributiones quotidianae collegio Societatis Jesu, pridem in dicto oppido rite institnto et construi cepto a), nunc vero ob malas temporum conditiones dissoluto, pro illius reparatione ac presbyterorum eiusdem Societatis et aliorum inibi pro tempore degentium subventione et manutentione applicarentur et appropriarentur, ex hoe profecto religionis Catholicae incremento plurimum consuleretur. Quare pro parte praefati Philippi Regis, asserentis: fructus, redditus et proventüs singulorum canonicatuum et praebendarum huiusmodi, et illis forsan annexorum, viginti quatuor, computatis cuiuslibet eorum distributionibus quotidanis, trecentorum ducatorum auri de Camera secundum communem extimationem valorem annuum non excedere, nobis fuit humiliter supplicatum, quatenus praemissis annuere ac alias desuper opportune providere de benignitate apostolica dignaremur. Nos igitur, qui dudum inter alia voluimus, quod petentes beneficia ecclesiastica aliis uniri tenerentur exprimere verum valorem annuum secundum extimationom praedictam etiam beneficii, cui aluid uniri peteretur, alioquin unio non valeret, et semper in unionibus commissio fieret ad partes, vocatfs quorum interesset, quique scientiae propagationem et iuventutis eruditionem, nostris praesertim temporibus, sincero desideramus affectu, eundem Philippum regem a quibusvis excommunicationis, suspensionis et interdicti etc. censentes, necnon fructuum, reddituum et proventuum dicti collegii verum annuum valorem praesentibus pro expresso habentes, huiusmodi supplicationibus inclinati, duos ex canonicatibus et praebendis dictae ecclesiae sancti Servatii, quos primo per cessum vel decessum seu matrimonii contractum aut privationem illos ad praesens obtinentium, vel alias quovis modo, etiam in omnibus et quibuscumque mensibus, tam apostolicis quam ordinariis nuncupatis s), ac ubicumque, tam extra Romanam curiam quam apud Sedem apostolicam, simul vel successive, quibusvis impedimentis cessantibus, vacare contigerit, etiam si nunc actu quovismodo quaevis generalis reservatio, etiam in corpore iuris clausa, resultet,
1) Amni ?
2) In 1573 tot stand gekomen. Hansen, Rheinische akten zur geschichte des Jesuitenordens (1896), p. 658.
3) Het benoemingsrecht van beneficies was soms verdeeld tusschen den paus en anderen ; de „menses apostolici" waren dan de maanden, in welke bet benoemingsrecht aan den H. Stoel toekwam.



267
praesentibus etiam haberi volumus pro expressis et ex cuiuscumque persona vacent, etiamsi tanto tempore vacaverint, quod eorum collatio iuxta Lateranensis statuta concilii *) ad Sedem apostolicam legitime devoluta, ipsiqne duo canonicatus et totidem praebendae vacaturae, seu vacantes, dispositioni apostolicae specialiter vel ex quavis causa, etiam de necessitate exprimenda, etiam ratione familiaritatis continuae commensalitatis nostrae vel alterius Romani pontificis seu alicuius sanctae Romanae ecclesiae cardinalis defuncti, vel ofüciorum dictae curiae generaliter reservati, seu ex quacumque generali reservatione affectus existant, et super eis inter aliquos lis, cuius statum praesentibus similiter haberi volumus pro expressis, pendeat indecisa, ex nunc prout ex tune et e contra dicta auctoritate, tenore praesentium perpetuo supprimimus et extinguimus, illorumque sic suppressorum et extinctorum ac annexorum eorumdem omnia et singula, fructus, redditus, proventüs, iura, obventiones et emolumenta ac etiam distributiones quotidianas, etiam praesentibus et divinis officiis ac horis diurnis pariterque nocturnis interessentibus dari solitas, et quocumque modo nuncupatas, ac in quibuscumque rebus consistentes eidem collegio pro illius reparatione ac presbyterorum et personarum, inibi. pro tempore degentium subventione et manutentione, ita quod liceat dicti collegii rectori et collegialibus pro tempore existentibus corporalem, realem et actualem possessionem fructuum, reddituum, proventuum, iurium, obventionum, emolumentorum ac distributionum huiusmodi per se vel alium seu alios propria auctoritate libere apprehendere et perpetuo retinere, illaque in süos ac dicti collegii usus et utilitatem convertere, diocesani loei vel cuiusvis alterius lieentia desuper minime requisita, auctoritate apostolica et tenore praedictis etiam perpetuo applicamus et appropriamus; necnon quatenus translatio sex canonicatnum totidemque praebendarum huiusmodi nondum in toto vel in parte suum debitum effectum adhuc sortita sit, nee ob diurniorem temporis moram et vacationum expectationem tantum tamque necessarium opus impediatnr, et ut prius destitnatur, ipsam translationem interim, et donec suppressio et applicatio duorum canonicatuum et praebendarum huiusmodi perfectae sint et compleantur, omnino suspendimus ac in vacatione canonicatuum et praebendarum per praesentes supressorum et extinctorum praedictorum loco sibi vendicare non posse neque debere 2).... (decernimus).
Datum Romae, apud sanctum Petrum, anno Incarnationis Dominicae millesimo quingentesimo octuagesimo, Kalendis Aprilis, pontificatus nostri anno octavo.
Pro reverendissimo domino summatore- — A. Laneredinus.
I. Brouhu.
Secretaria Brevium Vol. 91. Bullarium Gregorii XIII 1580. lib. I, fol. 258.
1) Concilium Lateranense IV, C. 41, X, De elect. 1, 6.
2) Het overige laten wij — als te omslachtig en hier van te weinig belang — achterwege, daar de Curie zulk een langen volzin steeds in dezelfde termen aan hare stukken pleegde toe te voegen, om elke ontduiking te voorkomen.



268
241. 1580 MEI 1 (?). — Gregorius XIII gelast den vicaris-generaal van Luik, 9 bij name genoemde kapittelheeren en 24 kapelaans der sint-Servaaskerk te Maastricht, die bij het beleg der stad tegen koning Philips de wapenen hebben gevoerd, van kerkelijke censuren te ontslaan.
Dilecto filio, vicario venerabilis fratris nostri episcopi Leodiensis in spiritualibus generali, Gregorius papa XIII. Dilecte fili noster salutem.
Sedes apostolica pia mater recurrentibus ad eam post excessum in humilitate filiis libenter se propitiam exhibet ac benignam. Exponi siquidem nobis nuper fecerunt Lambertus Daems, vice-decanus, Engelbertus Vreen, cantor, Gerardus a Meer, scholasticus, Henricus Endovia 1), Joannes a Nivelstein, Johannes1 a Kukelsoin, Theobaldus ab Eynaten (?) a), Gaspar a Wassenborch et Franciscus Dolmans, canonici, ac Joannes Charnotcn, Everardus Coelen, Joannes Proemeren, Ludovicus Episcopus, Joannes Pruidhoin, Henricus ab Aggere, Gualterus Meydos, Conrardus Sluitus, Joannes Brichsein, Laurencius Linden, Hermannus Pijpen, Anselmus Cuypers, Nicolaus Huyghen, Henricus a Limborch, Gerardus Baanens, Nicolaus Schencken, Servatius de Hamont, Matthias Colnegracht, Conrardus Zaelen, Philippus Lamen, Servatius Laemen, Arnoldus Naghels, Matthias Beelen, et Fridericus Wanidius, cappellani ecclesie sancti Servatii oppidi Trajectensis, Leodiensis diocesis, quod, licet ipsis nulla de causa licuerit cum hereticis et his, qui divine atque humane majestati rebelles fuerunt, participare et communicare nee illis adherere et cum eis ad versus proprios principes, videlicet carissimum in Christo filium nostrum Philippum, Hispaniarum regem Catholieum, et venerabilem fratrem nostrum episcopum Leodiensem, arma sumere, nihilominus, eum nuper improbo spiritu dneti senatus et cives oppidi Trajectensis, Philippo regi ac episcopo predictis subditi, Statibus Brabantiae et regionum vicinarum, eidem Philippo regi subjectarum, una eum aliis confederatis hereticis adherere, necnon Philippo regi et episcopo predictis se opponere et arma contra regios et alios milites Catholicos sumere bellumque gerere statuissent et decrevissent, ipsi canonici et cappellani una cum aliis civibus et milite presidiari heretico et praqfect (?) Statibus et illorum eonstituto gubernatori fidelitatis et obediëntie juramentum, licet inviti, praestare coacti fuerunt et in ea fide permansuros secumque contra exercitium regium aliosque milites pugnaturos jurarunt, prout, subsecuta mox dicti oppidi Trajectensis obsidione, oppidum prefatum et illius moenia tutati fuerunt, excomnnicationis aliasque sententias, censuras et penas in eos, tam a jure quam ab homine propterea latas, damnabiliter incurrendo. Cum autem, sicut eadem expositio subjungebat, iidem omnes et singuli premissa eommississe in divine atque humane majestatis offensam doluerint et doleant de presenti, pro parte eorum nobis fuit humiliter supplicatum, quatinus eorum statui in premissis opportune providere de benignitate apostolica dignaremur. Nos igitur attendentes, quod dicte Sedis dementia gremium suae pietatis petentibns claudere non consuevit, hujusmodi supplicationibus inclinati, discretioni tue per presentes mandamus, quatinus eosdem canonicos et capellanos per se vel per alium seu alios ab excommunicationis aliisque ecclesiasticis sententiis, censuris et penis, quas propter premissa quomodolibet
1) Eindhoven.
2) Exaten.



269
incurrerunt, in ulroque foro auctoritate nostra absolvas in forma Ecclesie con-1 sueta, injuncta inde eis pro modo culpe penitentia salutari, ac cum eisdem super irregularitates, quas interessendo obsidioni et bello predicto ac homicidiis et aliis factïs(?) commissis aut alias quomodolibet premissorum occasione contraxerunt, sicque ligati, Missas et alia divina officia praeterquam (?) in contemptum clavium celebrarunt, ut clericali charactere uti ac in ordinibus predictis et in altaris ministerio ministrare seu ad illos, quatinus nondum promoti, sint, promoveri ac canonicatus et prebendas aliaque per eos cum cura et sine cura obtenta beneficia ecclesiastica retinere aliaque beneficia, se invicem tarnen compaciencia, etiamsi canonicatus et prebende, dignitates, et maiores et prinpales personatus, administrationes vel officia in cathedralibus et metropolitanis vel collegiatis ecclesiis se ipsos 1), vel alias assumantur ad illa
et instituantur in eis, recipere et retinere libere exhinc(?) valeant, dispenses necnon ab eis omnem inhabilitatis et infamie maculam sive notas, per eos processus ecclesiasticos contractas, aboleas ipsosque in pristinum et eum, in quo ante premissis quomodolibet erant, statum restituas, reponas et plenarie reintegres, non obstantibus premissis ac quibuscumque constitutionibus et ordinationibus apostolicis ac dictae sancti sancti Servatii et aliarum ecclesiarum, in quibus beneficia hujusmodi forsan obtinuerint, juramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis, statutis et consuetudinibus ceterisque contrariis quibuscumque. Datum Rome, apud sanctum. Petrum, die prima (?) Maii 1580, anno nono.
Archivalia L n°. 684.
242. 1580, AUGUSTUS 4. — Hertog Willem van Kleef vraagt aan paus (Gregorius XIII) een kerkelijk beneficie en verlof om het ordekleed niet te dragen voor Engelbert Gerritsz. van Ummer, Cistercienser-monnik van Sibculo (bisdom Deventer), die wegens de troebelen gevlucht is en thans in nood verkeert.
Archivalia I, n». 2275. — Gedrukt: Theiner, Annales III, p. 209.
243. 1580, OCTOBER 12, ROME. — De Pater generaal der Dominicanen, fr. Paulus Constabile, machtigt magister Laurentius Brancantius, beschikkingen te treffen omtrent de nalatenschap der Ordebroeders, die in den Nederlandschen krijg gestorven zijn en omtrent afvallige of zonder habijt rondzwervende leden der Orde.
Concessa fuit licentia eidem P. magistro fr. Laurentio (Braucantio), ut possit accedere ad curiam regis Catholici et permanere in quadam domo religiosae personae et praelati, quoadusque pertractaverit quaedam negotia; quibus peractis, ut possit gratia pertractandi quodcumque pium negotium se conferre ad exercitum dictae Majestatis, et ut possit cum assensu praelati conventus alicujus desolate provincie assumere in socium ac retinere cum omni authoritate, quam habent priores super fratribus, aliquem fratrem tertiarium vel conversum vel c lericum.
Etiam institntus fuit idem Pater in procuratorem super bonis fratrum in bello defunctorum Flandriae, quae bona peritorum consilio distribuet in pios
1) Drie woorden onleesbaar.



270
üsus, praeter illa quae jure debentar religioni vel eonventibus originalibus. Insuper mandatum fuit sub formati praecepto priori et patribus Lovaniensibus, ut .... *) ibidem extraneorum mortuorum et schedulas et litteras omnes, quae inventae sunt in eorum obitu, debeant dare et revelare eidem P. magistro....
Etiam eidem P. magistro data fuit facultas, ut omnes fratres obedientiae desertores et vagos, (quos) invenerit, capiendos curet et tradet priori proximi conventus, et quos invenerit in militia sine habitu et non distincto vel falsis licentiis, eos possit cogere, ut redeant ad suos conventus, remediis adhibitis.
■ Registers Dominicanen IV, 42 f. 65 (onder de: „provineia Aragoniae").
244. 1581, FEBRUARI 3. — Gregorius XHT machtigt Joannes Strijen, benoemd bisschop van Middelburg, en Maximiliaan Morillon, vicaris-generaal van Mechelen, aan priesters, welke onder de ketters in de Nederlanden arbeiden, verlof te geven tot het gebruik van een draagaltaar, voor het toedienen der Sacramenten, en om hun zeer uitgebreide faculteiten voor de Biecht te verleenen.
Gedr. bij v. Heussen, Historia episcopatus Middelburgensis, p. 21.
145. 1581 JUNI 13. — Gregorius Xlll stemt toe in het verzoek, door het kapittel van sint Servaas te Maastricht hem gedaan, om met het oog op den nood, in welken de kerk van sint Servaas en de kapittelheeren zich tengevolge van beeldstormerij en oorlogsellende bevinden, twee kanonikaten van sint Servaas te mogen opheffen, en de inkomsten van acht andere kanonikaten van die kerk gedurende tien jaren te mogen reserveeren ter stijving van de inkomsten van genoemd kapittel.
Gregorius episcopus, servus servorum Dei.
Ad perpetuam rei memoriam. Apostolici muneris solicitudo divina dispensatione nobis, licet immerentibus, delegata, indesinenter requirit, ut ad ecclesiarum et personarum ecclesiasticarum quarumlibet, praesertim gravibus calamitatibus et erumnis oppressarum, statum nostrae considerationis intnitu propensius protendentes, quae pro illarum necessitatibus sublevandis, dispensandis et restaurandis opportuna remedia fore intelligimus, quam primum adhibeamus, ac in hac pastoralis officii nostri parte nunc per unionis quandoqne vero per suppressionis beneficiorum, in eisdem ecclesiis con sisten tium, ministerium favorabile interponamus conemurque ut, ubi antiqui humani generis hostis militia ad destructionem super omnes, ibi nostra ad reparationem industria sedulo operet. Sane exhibita nobis nuper pro parte dilectorum filiorum, decani et capituli ecclesiae sancti Servatii, oppidi olim civitatis Traiectensis ad Mosam, Leodiensis diocesis, petitio continebat, quod cum vigentibus in Belgio a multis annis humanarum divinarumque rerum diris perturbationibus et intestinis bellis, ad sectariorum et perduellionum ac etiam nonnullorum dicti oppidi civium, qui ab orthodoxae fidei studio religionisque cultu desciscentes, ecclesias, per dictum oppidum constitutas, earumque personas, res et bona diripere et depredare ac religionem ipsam libertatemque ecclesiasticam protegere satagebant, impios et nefarios conatus reprimendos et avertendos continue excubare militem, stipendium colligere et, donec res sedata seu saltem in eo statu constituta ut nihil hostile pertimescendum esse videretur, maximis suis impensis confovere coacti fuerint; postmodum vero gravioribus seditionum tempestatibus undique
1) Een woordje onleesbaar: vermoedelijk '„fratrum",



271
subortis et dicto oppido a praedictis sectariis et perduellionibus intercepto et paulo minus biennio occupato, ac post diuturnam illius obsidionem regis Catholici auspiciis fortiter expugnato, ecclesia praedicta, quae olim ab imperatoribus et regibus Bomanis fundata et viginti episcoporum sedes fuit, crucibus, calieibus et vasis, auro et argento conflatis, caeterisque ornamentis et paramentis ecclesiasticis, quibus pro divini cultus usu luculenter instructa erat, illiusque domus canonicales fere omni suppellectili sacrilego ausu expilatae ac in suis structuris et aedificiis convulsae; ipsi decanus et capitulum variorum subsidiorum et exactionum ad summam viginti millium scutorum auri pro rata eorum tangente ascendentium contributionibus angariati ac facultatibus suis exhausti et gravi aere alieno oppressi, eorum quoque praedia et bona assidüis militum utriusque exercitus bello contendentium excursionibus et depraedationibus exposita, colonis et armentis aliique rebus, ad agriculturae usum necessariis, destituta ac inculta et deserta remanserint, nee spes sit ex praediis et bonis huiusmodi tertiam solitorum proventuum suorum partem pro aliquot futuris annis percipi posse, et exinde praedictis decano et capitulo, tantam rerum urbanarum et rusticarum iacturam passis, vix supersit unde ipsis statum suum pro loei, temporis et rerum qualitate sustinere, tantum abest, ut creditoribus suis satisfacere et damna praedicta restaurare, vicarios, cantores et alios ministros, haetenus in ipsa ecclesia pro illius et divini cultus decore et ornatu haberi solitos, manutenere et alia onera eis incumbentia proferre possint. In ipsa autem ecclesia triginta novem canonicatus et totidem praebendae instituti existunt; si ex illis duo canonicatus et duaepraebendae perpetuo supprimerentur et extinguerentur, illorumque sic suppressorum et extinctorum, necnon quae ex octo aliis canonicatibus et praebendis eiusdem ecclesiae, suppressioni etextinctioni huiusmodi loco factae, primo vacaturis, usque ad integrum decennium provenient, fructus, redditus, proventüs, iura, obventiones et emolumenta, ac etiam distributiones quotidianae mensae capitulari dictae epclesiae etiam perpetuo applicarentur et appropriarentur, ex hoe profecto ipsi decanus et capitulum circa praemissa non parvum snscipient relevamen. Quare pro parte eorumdem, decani et capituli, assentientium: fructus, redditus et proventüs singulorum canonicatuum et praebendarum huiusmodi, ac illis forsan annexorum viginti quatuor, computatis vero distributiouibus quotidianis, ducentorum ducatorum auri de Camera secundum communem aestimationem valorem annuum non excedere, nobis fuit humiliter supplicatum, quatenus praemissis annuere aliasque desuper opportune providere de benignitate apostolica dignaremus. Nos igitur, qui dudum inter alias voluimus quod petentes benifica ecclesiastica aliis uniri tenerentur exprimere verum annuum valorem secundum aestimationem praedictam etiam beneficii, cui aliud uniri peteretur, alioquin unio non valeret, et semper in unionibus commissio fieret ad partes, vocatis quorum interesset, decanum et singulares personas capituli huiusmodi a quibusvis excommunicationis, suspensionis et interdicti, aliisque ecclesiasticis sententiis, censuris et poenis, a iure vel ab bomine quavis occasione vel causa latis, etc. censentes, necnon fructuum, reddituum et proventuum dictae mensae verum annuum valorem ac quarumcumque aliarum unionum, anuexionum, incorporationum, applicationum et appropriationum, in illius favorem hactenus factarum, tenores praesentibus pro expressis habentes, huiusmodi supplicationibus inclinati, duos canonicatus et totidem praebendas ipsius ecclesiae, quos, postquam suppres-



2?2
sioni et ettinctioDi duoruin aliorum canonicatuum et totidem praebendarum eiusdem ecclesiae ac illorum fructuum, reddituum et proventuum collegio presbyterorum Societatis Iesu, in dicto oppido apostolica auctoritate instituto, applicationi et appropriationi, per nos nuper factis, locus factus fuerit, et non antea, per cessum vel decessum seu privationem aut quamvis aliam amissionem illos obtinentium, vel alias quovis modo, etiam in aliquo ex mensibus ordinariis collatoribus, et per nostras vel aliorum Romanorum pontificum pro tempore editas constitutiones seu literas alternativarum vel concordata, tam inter Sedem apostolicam et nationem Germanicam generaliter quam inter Sedem eandem ac episcopum tune existentem et dilectos filios clerum Leodiensem specialiter olim perpetuo inita, seu alia privilegia et indulta concessis et in posterum concedendis aut nostrae et Sedi apostolicae praedictae dispositioni reservatis vel in posterum reservandis simul vel successive et apud Sedem apostolicam praedictam vacare contigerit, etiamsi actu nunc quibusvis modis et ex quorumcumque personis seu per liberas quorumvis resignationes de illis in Romana curia vel extra eam, etiam coram notario publico et testibus sponte factas, aut assecutionem aliorum beneficiorum ecclesiasticorum, quavis auctoritate collatorum, vacent, etiamsi tanto tempore vacaverint, quod eorum collatio iuxta Lateranensis statuta concilii ad Sedem praedictam legitime devoluta, ac primodicti duo canonicatus et praebendae dispensatione apostolica specialiter vel generaliter reservati existant, et super eis inter aliquos lis, cuius statum praesentibus haberi etiam volumus pro expressis, pendeat indecisa, dummodo tempore datae praesentium non sit in eis alicni specialiter ius quaesitum, ex nunc prout ex tune, et e contra, dicta apostolica autoritate, tenore praesentium perpetuo supprimimus et extinguimus, et tam illorum, per praesentes sic suppressorum et extinctorum, quam omnia et singula, quae ex octo aliis canonicatibus et praebendis eiusdem ecclesiae per obitum illos obtinentium in quibuscumque mensibus praedictis simul vel successive post vacationem canonicatuum et praebendarum, per praesentes suppressorum et extinctorum huiusmodi, etiamsi (ex) apud Sedem eandem primo vacaturis durante decennio, a die vacationis cuiuslibet eorum computando, proveniant, remanentibus tarnen annuatim centum daleris, Septuaginta ducatos similes vel circa constituentibus, liberis pro singulis futuris canonicis, si praesentes fuerint et in dicta ecclesia
personaliter residerint nee aliis, ad singulorum sustentationem in *),
ultra pensiones, si quae desuper assignatae reperiantur, et alia onera cuiusque detrahenda, fructus, redditus, proventüs et quotidanas ac alias distributfones caeteraque inra, obventiones et emolumenta, in quibuscumque rebus consistentia, etiam solis praesentibus et divinis officiis diurnis pariter et nocturnis interessentibus dari et ab eis lucrari solita, eidem mensae capitulari (applicamus). Itaque liceat praedictis decano et capitulo fructus, redditus, proventüs, distributiones quotidianas, iura, obventiones, et emolumenta huiusmodi, per se vel alium seu aliis etiam nominibus, propria auctoritate libere percipere, exigere et levare ac in aeris alieni solutionem et ipsius ecclesiae restaurationem ornamentorumque et paramentorum, ad divini cultus usum necessariorum, filimentum (?) *), necnon vicariorum, cantorum et ministrorum praedictorum manutentionem aliorumque eidem ecclesiae incumbentium supportationem iuxta ordinationem, desuper ab
1) Onleesbaar; mogelijk: irapendimus.
2) Mogelijk : filaturam.



273
ipsis decano et capitulo faciendam, convertere, diocesani loei rel cuiusvis alterius licentia desuper minime requisita, auctoritate et tenore praedictis etiam perpetuo applicamus et appropriamus 1).
Datum Tusculi, anno Incarnationis Dominicae millesimo, quingentesimo octuagesimo primo, idibns Iunii, pontificatus nostri anno decimo.
Pro reverendissimo domino Summatore.
A. Lanfredintts. I. Broucke
Secr. Brevium. Vol. 94. Bullarium Gregorii XIII, 1581, lib. II, f. 227.
246. 1581, NOVEMBER 11. — Gregorius XIII bekrachtigt de aanstelling van Joannes de la Have, lector der Franciscaner Observanten, om als visitator op te treden onder de Observanten, welke behooren tot de provincie Germania Inferior, doch, uit Holland verdreven zijnde, thans buiten kloosterlijk verband leven in Keulen en Mainz.
Dilecto filio Ioanni Haio *) ordinis Fratrum minorum, de Observantia nuncupatorum, professori Gregorius papa XIII. Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem. Gum, sicut accepimus, dilectus filius Minister generalis Ordinis Fratum minorum, de Observantia nuncupatorum, animadvertens fratres eiusdem Ordinis provinciae Inferioris Germaniae ac Flandriae et illi adiacentium dominiorum, ab haereticis ex eorum domibus regularibusque locis vi deiectos et expulsos, in civitatibus Maguntinae et Coloniensis provinciarum sparsim et seorsim in secularium domibus vitam agere, idque regulari vitae, quam professi sunt, omnino ad versari, atque religiosis viris penitus esse indecorum, eamque ob causam te de proximo commissarium ad visitandum et reformandum tam virorum quam mulierum domos et monasteria, caeteraque eiusdem Ordinis regularia loca earumdem provinciarum iuxta tenorem literarum reformationis desuper editarum, simulque ad uniendum et incorporandum fratres provinciae Germaniae Inferioris et aliorum dominiorum praedictorum, ut praefertur, eiectos et expulsos et in Maguntina et Coloniensi provinciis redigendos destinare intendat; Nos, cupientes boe pium generalis Ministri propositum, quod ad religiosorum salubrem directiouem tendit, optatos effectus consequi, discretioni tuae, quod, postquam ad dictas provincias Maguntinam et Coloniensem te con tuleris, tam ordinaria dicti generalis Ministri quam a nobis tibi per praesentes delegata auctoritate, omnes et singulas domos dicti Ordinis Fratrum minorum de Observantia regulares visitare et reformare ac ad meliorem formam et statum reducere, regularemque observantiam iuxta eiusdem Ordinis instituta ae reformationes in eisdem domibus, (in quantum) autem locorum et temporum eonditio tulerit, restituere, ac de novo introducere, necnon Fratres dictae provinciae Inferioris Germaniae ae Flandriae ac aliorum dominiorum praedictorum, una cum una aut altera, ex provinciis Maguntina et Coloniensi praedictis coniungere et incorporare, ac eosdem, qui ex eorum domibus et locis provinciae Inferiris Germaniae Catholicae religionis hostibus per summam iniuriam depulsi
1) Hier volgt wederom de gewone clausule tegen ontduiking.
2) Joannes de la Haye ; zie over hem in zijn betrekking tot Schotland : lieribert Holzapfel, Handbuch der Geschichte des Franzishanerordens, pag. 486.
18



274
atque exturbati sant, ad earnmdem provinciarum Maguntinae et Coloniensis domos et loca illi proximiora et magis opportuna transferre, ac quoscumque eiusdem Ordinis religiosos et fratres, qui metu impulsi aut per fallaciam circumventi vel alias quomodocumque ad favorem haereticorum, et eos qui ab eorum legitimo domino desciverunt, iuramenta interposuerunt, a praestito per eos iuramento absolvere et liberare, iuramentaque huiusmodi illis, etiamsi, dum absque interitu salutis servari nequeunt, servanda minime sint, ad cauthelam relaxare, ac cum eis super irregularitate, praemissorum occasione contracta, dispensare, aliaque omnia in praemissis necessaria et opportuna, etiamsi notam exigerant magis specialem, facere et exequi libere et licite valeas, plenam et liberam per praesentes concedimus facultatem. Cumque ad hanc rem, quam praedictorum religiosorum saluti idem minister Generalis parat, maxime expediret eosdem fratres et religiosos viros, qui pro Regis Aeterni gloria venerandi ac benigne excipendi sunt, ad domos et religiosa loca in eisdem Maguntina et Coloniensi provinciis existentia, in quibus superioribus annis iidem, ab omni hnius saeculi tempestate remoti, inhabitant, ac in habitu humilitatis et paupertatis Altissimo pium obsequium exhibebant, quaeque postmodum temporum iniUria amiserunt, quo in illis iidem religiosi provinciae Inferioris Germaniae se recipere possent, restitui tibi mandamus, ut omni adhibito studio et diligentia recuperandis dictis domibus et religiosis locis incumbas ac in eisdem, quoad fieri possit, optimis institutis regularem disciplinam denuo introducas, ac in specie domum et conventum sancti Francisci eiusdem Ordinis Maguntinum, paucis abhinc annis ob raritatem fratrum eiusdem Ordinis ab illo et provineia Coloniensi derelictum et proinde a fratribus eiusdem Ordinis direptum, non tarnen alias forsan aliis Ordinibus et personis per nos vel alios praedecessores nostros concessas domos vel regularia loca, recuperes ac restitui facias, ac domui et conventui praedictis fratres, vita, moribus et doctrina idoneos, provinciae Inferioris Germaniae vel Flandriae aut aliorum dominiorum praedictorum sive provinciae Coloniensis, ibidem eadem auctoritate nostra colloces, tibique, ut loca quaecumque ad inhabitandum per dilectos filios, Scnatum Coloniensem, et quoscumque alios, etiam communitates ef homines civitatum terrarum et locorum dictarum provinciarum Maguntinae et Coloniensis, utriusque sexus personis et religiosis eiusdem Ordinis, ex Inferioris Germaniae et Flandriae provinciis expulsis, concedenda, recipere et ad domorum religiosarum vel monasteriorum formam cum claustris, campanili, campanis, aliisque uecessarisinsigniis et officinis redigere, ac muliernm monasteria debita clausura munire valeas, auctoritatem concedimus. Et insuper, quia animadvertimus de facili contingere posse praedicta loca derelicta, recepta vel de novo recipienda, non sufficere ad excipiendum tam ingentem numerum utriusque sexus personarum, ex dictis provinciis Inferioris Germaniae et Statibus Flandriae expulsarum, tune et eo casu te omnia et singula loco olim fratrum sancti Francisci Conventualium, ex quacumque causa ob illorum nimiam in illis partibus paucitatem sponte derelicta vel in posterum derelinquenda, recipere posse volumus, decernentes et declarantes locorum venditionem, distractionem et quamvis alienar tionem, etiam alienationis late sumpto vocabulo, quibuscumque collegiis, communitatibus, universitatibus et societatibus extra dictum Ordinem, hactenus inconsnlta Sede apostolica factas, nullas, irritas et inanes atque infectas esse ac pro nullis, irritis et inanibus ac infectis habendas esse, ac praedictis fratribus



275
et sororibus expulsie» nt praefertur, ad illos restituenda esse in virtute sanctae obedientiae ac sub privationis (poena) omnium officiorum, quae obtinent et in posterum obtinere poterunt, ac vocis activae et passivae, omnibus et singulis utriusque sexus dicti Ordinis de Observantia professoribus praecipientes, ut in omnibus, regularia institnta ac Ordinis reformationem concernentibus, quae per te illis iniuncta fuerint, pareant et obediant atque intendant, ac ad huiusmodi loca, ad quae per te fuerint destinati, vocati, et transmissi, omni contentione remota, proficiscautur. Quod si fratrum et sororum dictae provinciae Coloniensis ac provinciarum Flandriae et Inferioris Germaniae in praedictis tibi detrectaverint aut aperte recusaverint, et extra religionem in domibus saecularium vel etiam aliorum religiosorum eiusdem Ordinis de Observantia, habitu retento vel dimisso, commorari et sub praetextu, quod cathedralibus aut parrochialibus ecclesiis curae animarum exercendae vacent, aut cappellaniis, in eisdem vel aliis ecclesiis sitis, deserviant, eos, cum primum ad ipsos praesentium literarum notitia pervenerit, nisi statim paruerint, excommunicationis sententia ipso facto innodamus, a qua, nisi in articulo mortis constituti, absolutionis benificium nisi a Romano pontifice obtinere nequeunt, ac in eos tanquam apostatas et religionis desertores animadverti posse statuimus. Cumque alia pleraque, quae nobiscum communicata et participata fuerant, idem Generalis minister tibi dederit in mandatis in dictis locis et provinciis exequenda, eadem omnia et singula, ac si de verbo ad verbum inserentur, rata et grata habentes, te in illis exequendis, nedum ordinaria dicti Generalis ministri verum etiam Nostra praesentiumque literarum auctoritate, intendimus fore subnixum, monentes et enixe in Domino requirentes venerabiles fratres Maguntinum et Coloniensem ac Treverensem archiepiscopos, aliosque principes electores ac universos et singulos ecclesiae Dei praelatos, quocumque nomine nuncupatos, necnon earundem provinciarum ac civitatum, terrarum et locorum in temporalibus dominos, ut iuxta eorum pium animi propositnm ac munus iniunctum, quo religionem christianam fidemque Catholicam in eorum provinciis, civitatibus et locis tueri et promo vere con tendunt, in praemissis omnibus et singulis absque mora, et omni impedimento sublato, exequendis, ac praesertim in domibus et locis eius religionis propriis et antiquis dómiciliis, non tarnen aliis, ut praefetur, concessis, recuperandis et ex occupatorum manibus vindicandis prompte et efficaciter faveant et assistant, et erga te liberales se exhibeant. Haec autem si, ut confididemus, iidem ecclesiae Dei antistites et praelati re ipsa praestiterint, rem eorum virtute pro eo, quem erga religionem accensi sunt, zelo dignam et Deo acceptissimam et nobis gratissimam noverint se fecisse. Et insuper nos, cupientes tutum et securum iter tibi ac his, qui una tecum erunt, ubique patere, teque ac eos ab omni metu, periculo, molestiaque liberos esse, omnes et singulos reges, duces, marchiones, comités, barones et alios dominos temporales, necnon communitates, universitates et officiales quarumcumque civitatum et locorum in Domino etiam atque etiam monemus; nostris vero et apostolicae Sedis legatis ac archiepiscopis, episcopis et aliis locorum ordinariis ac subditis nostris in virtute sanctae obedientiae praecipimus, quaetenus te, tuosque socios, ad loca eorum iurisdictionis pervenientes, benigne excipi et tractari (velint), ac, quoties eos duxeris requirendos de itineris dnctore et aliis necessariis vestris expensis tibiacsociis praedictis providere, teque ac socios tuos ab omni molestia securos esse faciant, aliasque in tuis vel sociorum tuorum necessitatibus se benignos ac propitios



276
demonstrant, ut merito eorum devotionem et in ministros Dei reverentiam commendare possimus. Non obstantibus felieis reeordationis Bonifacii papae VIII: de novis locis non recipiendis absque eo quod de probibitione expressa mentio non fieret1), aliisque constitutionibus et ordinationibus apostolicis ac in provincialibus et synodalibns Conciliis editis generalibus vel specialibus, ac Ordinis et provinciarum huiusmodi iuramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis, statutis et consuetudinibus, privilegiis quoque, indultis et literis apostoliciis eisdem provinciis, illarumque monasteriis et personis et de dictis domibus, monasteriis et regularibus locis, non tarnen per nos vel praedecessores nostros quibusvis quantumvis privilegiatis personis vel universitatibus factis concessionibus et assignationibus ac applicationibus sub quibuscumque tenoribus et formis ac cum quibusvis clausulis, irritantibusqne et aliis decretis in genere vel in specie ac alias in eontrarium quomodolibet concessis, approbatis et innovatis. Quibus omnibus, etiamsi de illis specialis mentio habenda foret, illorum tenores praesentibus pro expressis habentes, illis alias in suo robare permansuris, hac vice duntaxat, specialiter et expresse derogamus, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 11 Novembris 1581, pontificatus nostri anno nono.
Caesar Glorierius. Segretaria dei brevi (Diversorum Gregori papae XIII lib. 5), Vol. 70, f. 90.
247. 1582, maart 14. — Wilhelmus Lindanus, bisschop van Roermond, beveelt paus Gregorius XLTI een verdienstelijken Bosschenaar aan, Mr. Christopherus Vladeraccus 2), en meldt, dat hijzelf in dezen winter drie verweerschriften tegen de Protestanten (van de Augsburgsche confessie) heeft samen gesteld.
Sme. in Christi pater.
Quia nostri muneris est afflictis esse solatio et periclitantibus auxilio, non potuimus quin honestum et eruditissimum virum magistum Christophorum Plaracken *) Sli. V. nostris literulis commeudaremus; siquidem hoe ejus merentur praeclara cum in Catholicam Christi ecclesiam tum in rempublicam suam Buscoducensem officia; quibus et docendo et declamando et libellos non indoctos, neque populo Dei inutiles, scribendo laboranten] divi Petri naviculam adjuvare est annisus, sicuti plenius ex authentico capituli cathedralis Buscoducensis testimonio est videre. Proinde Stem. V. obnixe rogamus, ut ea causae illius, isthic tractandae, faveat propitia, quantum quidem ferat divina justitia.
Valeat Sta». V. diu nobis incolumis, quam Dominus Jesus Catholicae suae ecclesiae muitos in annos tueatur salvam, atque in horas melius atque melius merentem, potissimum de misera nostra Germania, tot intestinis quidem bellis afflictissima, sed multo atrocius haeresibus in horas magis ac magis saevientibus labefactata: in cujus remedium libellos tres elapsa quidem hyeme acpro virili elucubravimus, quorum, hic est titulus: Concordia discors*) Germanorum
1) Liber sextus Decretalium, De religiosis domibus. Tit. XVII C. 1.
2) Christophorus Vladeraccus was rector van de Latijnsche school in 's-Hertogenbosch. Zie over hem: Coppens, Nieuwe beschrijving v. h. bisd. van 's Hertogenbosch III (2d« afd.) pag. 150.
3) De titelluidde eigenlijk : Concordia discors Protestatium, sive Confessionis Augustanae adulteratae confutatio. Coloniae 1582.



277
aliquot Protestantium, sive Querimonia Catholicae Christi Jesu ecclesiae ad illm°8. sacri Romani imperii principes et alios, ad unum omnes nomine semichristianae Goufessionis suae Augustanae temere gloriantes, quo liquido ipsis demonstratur simulatam ac vere personatam illam Concordiam, anno 80 initam, non solum viros facere antichristianos, sed et minime solidis, immo astyticis, adeoque pugnantibus niti fnndamentis. Confessionem enim, in ipso Concordiae hujus codice in lucem nunc anno 80 editam, suaemet ipsi ad versari Apologiae, illi futiliter adsutae, quam a prima et vera manifesto sacrilegio depravatam, dolo malo theologi aliquot Protestantium eodem in opere centnrico l) atque astytico suffarcir audebant. Symbola etiam illa tria Ghristianae fidei esse in locis sex fraude satbanica ab iisdem cathedrariis Protestantium theologie sceleratissime adulterata, qui non modo Scripturas divinas et sanctorum Patrum nostrorum, sed Lutheri etiam sui verba, immo dogmata convincuntur sibi exitialiter depravare.
Item valeat S. V. nobis diu incolumis. Rure- \
mundae paupertinae, XIV Martii 82. I
S4*. Y. semper ex animo ad omnia in Ghristi Jesu f Eigenh. door
obsequia deditissimus i Lindanus.
Wilhelmus Lindanus 1 ecclesiae Ruremündensis episcopus indignus. /
Archivalia I, n°. 2186.
248. 1582, JUNI 2. — Gregorius XIII vermaant Ernst (van Beieren), bisschop van Luik tot het onverwijld houden eener diocesane synode 2), waarin de besluiten van het Trentsche Concilie moeten afgekondigd worden.
Arm. 44 Vol, 25 f. 143—143». — Gedrukt Theiner, Annales, III, p. 336.
249. 1583, JANUARI 20. — Gregorius XIII staat op verzoek van Albert van Oostenrijk toe, dat diens prediker, de Dominicaan Petrus Aymerich (van Emmerik?), niettegenstaande belofte van armoede, een jaargeld van 300 ducaten zal mogen aannemen en gebruiken.
Dilecto filio fratri Petro Aymerich, Ordinis Praedicatorum, sacrae theologiae doctori Gregorius papa XIII. Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem. Exponi nobis nuper fecisti, quod dilectus filius, nobilis vir, Alexander Parmae et Piacentiae princeps, et exercitus charissimi in Christo filii nostri, Philippi Hispaniarum regis Catholici, in partibus Flandriae dux et capitaneus generalis, tibi trecentos ducatos annuatim ad tuam sustentationem pro exercendo officio concionatoris in eius curia dedit et assignavit, quos habere et recipere tibi non licet, nisi nostra et apostolicae Sedis desuper accedat licentia. Quare nobis humiliter supplicari curasti, ut tibi in praemissis opportune providere de benignitate apostolica dignaremur. Nos igitur, huiusmodi supplicationibus inclinati, tibi ut dictos trecentos ducatos, donec officium concionatoris huiusmodi
1) Bedoeld zijn de „Centuriae Magdeburgenses".
2) Na vele moeilijkheden had deze, onder leiding van den Keulschen nuntius Bonomi, eindelijk plaats in October 1585; de statuten zijn gedr. Analectes pour servir a l'histoire eccl. de la Belgique XXXIII (1907) p. 12 vv.



278
exercueris, recipere, illisque uti et in tuos licitos usus convertere libere et licite absque conscientiae scrupulo valeas, auctoritate apostolica, tenore praesentium licentiam concedimus et facultatem. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus apostolicis, ac quibusvis dicti Ordinis statutis et consuetudinibus, privilegiis quoque, indultis et literis apostolicis, illi et eius superioribus quomodolibet concessis et confirmatis. Quibus omnibus eorum tenores, ac si ad verbum insererentur, praesentibus pro sufficienter expressis babentes, illis allias in suo robore permansuris, hac vice duntaxat, specialiter et expresse derogamus, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 20 Januarii 1583, pontificatus nostri anno decimo primo.
Caesar Gloeierigs.. Segretaria dei Brevi (Gregorii papae XIII Brevium lib. I), vol. 56, f. 84.
260. 1683, MAART 20. — Gregorius XHI beveelt aan den bisschop van Roermond, dat hjj de kapel der sint Jansorde te Breda, welke wederrechtelijk door hem aan de Orde zal ontnomen sajn, om een school daarin te stichten, aan de rechtmatige bezitters zal teruggeven.
Venerabili fratri episcopo Ruremundensi x) Gregorius papa XIII.
Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem. Nuper accepimus quod tu, quem alias ad benedicendum et reconciliandum ac reaedificari faciendum ecclesias oppidi de Breda, Antverpiensis dioecesis, ab haereticis et aliis sectariis nefandis hominibus prophanatas, pollutas et destructas, per alias nostras literas deputavimus, contra voluntatem dilecti filii centnrionis, praeceptoris praeceptoriae de la Bracqua hospitalis sancti Joannis Hierosolymitani dictae dioecesis, usurpaveris seu usurpari feceris cappeliam sancti Joannis dicti oppidi quam idem centurio ratione dictae suae praeceptoriae obtinet, et illam pro schola, in qua iuventus doceatur, assignaveris, ac praeceptorias et beneficia dicti hospitalis ad tui libitum personis, tibi benevisis, consulueris et conferas in eiusdem hosptialis non modicum pra'eiudicium. Nos, enixe cupientes dictos fratres contra privilegiorum, eidem hospitali per diversos Romanos pontifices, praedecessores nostros, et Nos concessorum formam et tenorem, minime inquietari aut perturbari, tibi per praesentes committimus et mandamus, quatenus, si praemissa vera sunt prout superius enarrantur, dictam cappeliam eidem centurioni, omni mora postposita, restituas, reddas, et consignes, seu restitui, reddi et consignari mandes et facias, tibi districtius inhibendo, ne deinceps centurionem aut alios fratres praedictos directe vel indirecte quovis quaesito colore vel ingenio contra dictorum privilegiorum formam et tenorem vexare vel perturbare, nee beneficia dicti hospitalis sancti Joannis Hierosolymitani conferre audeas quoquo modo vel praesumas. — Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 20. Martii 1583, pontificatus nostri anno decimo primo. Caesar Glorieriüs.
Segretaria dei Brevi (Gregorii papae XIII Dirersonum liber II) Vol. 72 f. 285.
1) Wilhelmns Lindanus.
2) De sint Janskapel aan den hoek van den Halstraat en Veterstraat gelegen (Kriiger Kerkl. Gesch. v. h. bisdom van Breda III, p. 253.



279
251. 1585, MAART 26. — Gregorius XIII ontslaat Sjoert Pieters van Leeuwarden, die voorheen met eene weduwe was getrouwd van het „impedimentum bigamiae", om aldus de hoogere wijdingen tot en met het priesterschap te kunnen ontvangen.
Gregorius episcopus, servus servorum Dei, dilecto filio, Suffrido Petro, clerico Lewardiensis dioecesis, utriusque iuris doctori, salutem et apostolicam benedictionem. Apostolicae Sedis cousueta dementia, vigorem iuris interdum mausuetudine temperans, nonnulla quandoque de gratia benignitatis indulget, quae sacrorum cauonum severitas interdicit. Hinc est quod volentes te, qui venerabilis fratris nostri Joannis Francisci episcopi Vercellen sis, nostri et Sedis apostolicae apud charissimum in Christo filium nostrum, Bodulphum '), Romanorum regem illustrem, in imperatorem electum, nuntii testimonio de vita ct moribus ac idoneitate commendaris, et, ut asseris, alias matrimonium cum quadam muliere ridua, nunc defuncta, contraxisti, et illud carnali copula per decem annos et ultra cum ea vivendo consumasti, nullos tarnen liberos suscepisti, et ex magno devotionis ferrore cupis ad omnes, etiam sacros et presbyteratus, ordines promoveri, et in eis, quoad vixeris, Altissimo famnlari favore prosequii gratiosi, teque a quibusvis excommunicationis etc. censentes, tuis in hac parte supplicationibus inclinati, tecum, ut ad omnes, etiam sacros et presbyteratus, ordines promoveri, et in illis etiam in altaris ministerio ministrare, necnon quaecumque et qualiacumque, cum cura et sine cura, beneficia ecclesiastica, etiamsi canonicatus et praebendae, dignitates, personatus, administrationes, vel officia in cathedralibus et metropolitanis vel collegiatis ecclesiis, seu parrochiales ecclesiae -vel earum perpetuae vicariae et dignitates ipsae in cathedralibus, etiam metropolitanis, post pontificales maiores, aut collegiatis ecclesiis praedictis principales fuerint, et ad dignitates, personatus, administrationes et officia huiusmodi consueverint qui per electionem assumi, eisque cura immineat animarum, si tibi alias canoniee conferantur aut tu elegaris, praesenteris, vel alias assummaris ad illa et instituaris, in eis recipere et, dummodo plura simul non sint quam quae a Concilio Tridentino permittuntur, retinere libere et licite valeas, praemissis ac constitutionibus et ordinationibus apostolicis, necnon ecclesiarum, in quibus beneficia huinsmodi fuerint, iuramento, confirmatione apostolica, vel quavis firmitate alia roboratis, statutis, et consuetudinibus caeterisque contrariis. nequaquam obstantibus, auctoritate apostolica, tenore praesentium de specialis dono gratiae dispensamus. Nulli ergo omnino hominum (licet) hanc paginam nostrae absolutionis et dispensationis infringere vel ei auso temerario contraire. Si quis autem etc. — Datum Romae, apud sanctum Marcum, anno Incarnationis Dominicae 1583, quarto Kalendas Martii, pontificatus nostri anno duodecimo.
Pro reverendissimo domino summatore
A. JüSTUS.
A. de Alexiis.
Segretaria dei Brevi (Gregorii papae XIII bullariura, lib. III), vol. 104, f. 5.
1) Joannes Franciscus Bonomi. •2) Rudolf II.



280
252. 1583, APRIL 7. — Gregorius X1LT staat aan de gravin van Hoogstraten toe het gebruik van een huiskapel, in welke steeds hetzij door een seculier-geestelijke hetzij door een regulier zal mogen gecelebreerd worden.
Dilectae in Christo filiae comitissae Hocstratensi1) Gregorius papa XIII. Dilecta in Christo filia salutem et apostolicam benedictionem. Sincera tua erga nos et sanctam Romanam ecclesiam fides et devotio promeretur, ut ea tibi favorabiliter concedamus, quae ad animae tuae salutem tendere conspicimus. Exponi siquidem nuper fecisti, quod tu, quae iam senio confecta, ac variis infirmitatibus adeo gravata existis, ut saepe pro divino Missae sacrificio audiendo ad ecclesiam commode accedere nequeas et propterea summopere cupis Missam domi tuae celebrari facere posse. Quare nobis humiliter supplicari curasti, ut tibi in praemissis opportune providere de beniguitate apostolica dignaremnr. Nos igitur huiusmodi supplicationibus inclinati, tibi, ut in aliquo honesto et condecenti loco domus, in formam oratorii aptando et ornando, ab ordinario approbando, Missam per qnemcumque sacerdotem saecularem, sen cuinsvis Ordinis regularem, ab ordinario approbatum, quando tibi videbitur, celebrari facere, ipseque sacerdos illam celebrare libere et licite, apostolica auctoritate, tenore praesentium licentiam concedimus et facultatem. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus apostolicis caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 7 Aprilis 1583, pontificatus nostri anno decimo primo.
Caesar Gloriebics. Segretaria dei Brevi (Gregorii papa XIII Brevium, Lib. I), vol. 56, f. 303.
253. 1583, MEI 23. — Fragment van een verslag der Nederlandsche Dominikanenprovincie, uitgebracht bij het Generale kapittel, te Eome op 23 Mei 1583 gehouden.
In Germania Inferiori magna pars conventuum solo aequata conspiciuntur, et in partibus Hollandiae, Zeelandiae, Frisiae et Geldriae fratres nostri tormentis ae poenis, persecutionibus et afflictionibus innumeris ac multis mortis generibus excarnificati sunt et pro fide Catholica mortui; horum nomina leguntur in Librovitae.
B. Reichert O.Pr. Acta capitulorum generalium Ordinis Praedicatorum (1901) V p. 262, en overgenomen door Meijer, Studiën over de Dominicanen orde. p. 128.
254. 1513, MEI 27, — Minutio Minucci, als pauselijke commissaris te Keulen vertoevend8), aan kardinaal Gallio: over de wenschelijkheid, dat de naar Keulen uitgeweken Nederlandsche geestelijken, o. a. de Utrechtsche domdeken Jan Bruhes, met kerkelijke beneficie's en anderzins worden begunstigd.
. . . , . A quello che fara la visita *) pare necessario che si dieno faculta molt'ample, massime di conferire i beneficii, de quali privasse altri, perchè
1) Anna de Montmorency, de weduwe van Antonis de Lalaing, graaf van Hoogstraten.
2) Over hem en zijne papieren, in het Pruisisch Historisch Instituut te Rome berustende, zie Archivalia III, p. 562 en vv.
3) NI. de visitatie van bet aartsstift te Keulen, te verrichten namens den Paus.



281
ritruovera alcune multiplicita incompatibili; et potra procedere a gente molto degna, perchè sono qui alcuni prelati Fiamminghi esuli et miseri, quali sono di vita et di costumi santissimi et di gran dottrina, come il decano d'Utrech et lo scolastico di Gand *), de quali uno vive co' Cartusiani, 1'altro co'.Giesniti. Et ve ne sono degl' altri ancora, li quali, posti fra questi collegii, sarianno buoni verbo et exemplo di restituire la disciplina caduta. Et se a questi tali venisse proveduto da S. 8. di proprio motu, V. S. Illma. sia secura, che tutta questa provintia ammirarebbe anco in questa, come fu in molte altre cose, la providenza divina nella paterna mente di S.S. Et se fosse vera la morte del proposito Fonchio *) in Ispagna, con le prepositure di s. Maria ad Gradus et di s. Severino in questa citta, si potriano consolare li due sopra nominati, con con 1'uno de quali io ho parlato una volta, solo con 1'altro poco piü; nè mi muovo per altro che per servitio di Dio benedetto . . . . Di Colonia, a 6 di Giugno 1583.
Germ. Vol. 107 f. 485 (oorspr. eigenh. get.) Vgl. Hansen, Nuntiaturberiehte L p. 589.
255, 1583 (JUNI). — Verzoekschrift3) van Gouda's ex-burgemeester Johannes Stempelse 4) aan den nuntius bij den keizer, Bonomi: om een kanonikaat te Utrecht voor zijn zoon Dr. Cornelius.
Rvmo. D. D. J. Francisco episcopo Vercellensi 5), nuntio apostolico.
Cum in Ultrajectensi metropolitana ecclesia turno apostolico haeretici habitantur, in confereudis canonicatibus et praebandis, aliisque ecclesiasticis beneficijs et dignitatibus, occupata ab iisdem insigni illa sede archiepiscopali et capitis constituta poena in subditos, qni vacaturam ad Pontificem deferant, adeoque difficulter dignosci possit a Catholicis, alibi in exilio constitutis, quid in eadem ecclesia mense pontificio vacet, hinc est, quod humiliter V. R. D. orat Joannes Stempelius, consul Gaudanus, comitatus Hollandiae, ejusdem ecclesiae TJltrajectensis dioecesanus, quatenus V. R. D. non gravetur (in consolationem dintnrni exilii sui, quod jam per decem annos propter Catholicae religionis defensionem patienter sustinuit et in spem aliquando reditus ad viciniora loca, ubi plus prodesse poterit patriae suae et religioni quam longius dissitus) apud S. D. N. commendare M. Cornelium Stempelium, artium liberalium doctorem, et juris pontificii candidatum, apud ss. Apostolos Coloniae cauonicum, filium suum charissimum, ut Sua Sanctitas dignetur ei providere de prima vacatura praebendae et canonicatus, quam vacare apparuerit in dicta ecclesia Ultrajectensi metropolitana, vel apud s. Salvatorem, vel s. Mariam, vel s. Petrum, ejusdem urbis collegiatas ecclesias, quam dictus Cornelius acceptandam duxerit; et si id aliqua (ex) causa fieri nequeat, ut habeat secundam vel ulteriorem vacantem, ita tarnen, ut postquam pervenerit ad possessionem
1) Jacob Coemans, van Horst.
2) Dit bericht was voorbarig; want Johannes Fonck stierf eerst 18 October 1585, benoemd maar niet gewijd als bisschop van Gent.
3) Ingelascht bij een brief van Bonomi, dd. 27 Juni—7 Juli 1583 (Archivalia 1, n°. 2130).
4) Zie over hem De Katholiek, Dl. 138 (1910), p. 109. — Fr. Dusseldorpii Annales, p. 225. — Kesper „De Goudsche vroedschap en de religie", in Nijhoff's Bijdragen IV» Reeks II (1902), p. 391.
5) Giovanni Francesco Bonomi, nuntius bij den keizer (te Praag of te Weenen).



282
et fructuum perceptionem dicti, canonicatus alterum beneficium quod habet, relinquat constituatque Sua Sanctitas executores conjunctim et divisrm Reverendos episcopos Ruremundensem et Middelburgensem. Qua in re etc. 1583.
V. R. D. | servus humilis in Christo J Eigenh. get. Joannes Stempelius. /
Archivalia I, n". 2132.
266. 1683, JUNI 13/26. — De nuntius bij den keizer, Bonomi, aan den kardinaalstaatssecretaris (Gallio): over de voorstellen van J. Stempelsé tot herwinning der Nederlanden.
Germania Vol. 105 f. 354 (oorspr.). Gedr. Hansen, Nuntiaturberichten p. 610 n°. 345.
267, 1583, (JUNI ?). — Memorie van den Goudschen ex-burgemeester Joannes Stempelsé, over den kerkelijk-staatkundige toestand der Nederlanden.
Archivalia I, n°. 2133. — De twee gedeelten der memorie zijn beide met dezelfde hand geschreven en kopieën der Keulsche nuntiatuur. — Een Nederlandsen uittreksel in De Katholiek (1910) p. 111, gedeeltelijk gedrukt Theiner, Annales, III p. 474.
258. 1583, AUGUSTUS 28. — Gregorius XTTT bekrachtigt de overeenkomst, aangegaan tusschen het kapittel van sint Servaas te Maastricht en den rector van het Jezuiten-college aldaar over een deel der inkomsten van twee kanonikaten van sint Servaas, welke ten bate van genoemd college reeds eerder door den paus waren opgeheven.
Gregorius episcopus servus servorum Dei. Ad perpetuam rei memoriam. Regimini universalis Ecclesiae, meritis licet imparibus, disponente Domino, praesidentes, ea que pro ecclesiasticarum personarum quarumlibet tranquillitate concorditer transacta fuisse dieüntur, ut firma, perpetuo et illibata persistant, libenter, cum a nobis expetitur, apostolico munimine roboramus, ac super his aliter ordinamus, prout habitu personarum et locorum temporumque ratione conspicimus in Domino salubritér expedire. Exhibita si quidem nobis nuper pro parte dilectorum filiorum, decani et capituli ecclesiae sancti Servatii, oppidi Traiectensis, Leodiensis dioecesis, necnon rectoris et presbyterorum collegii societatis Jesu, pridem in dicto oppido rite instituti, petitio continebat, quod alias postquam nos, instante charissimo in Christo filio nostro, Philippo Hispaniarum rege Catholico, duos canonicatus et totidem praebendas dictae ecclesiae, apostolica auctoritate perpetuo suppresseramus et extinxeramus, illorumque sic suppressorum et extinctorum, ac etiam annexorum omnes et singulos fructus, redditus, proventüs, iura, obventiones et emolumenta, ac etiam distributiones quotidianas, etiam pontificalibus et divinis officiis ac horis diurnis pariter et nocturnis interpraesentibus dari et lucrifieri solitas, etiam quocumque modo nuncupatas, ac in quibuscumque rebus consistentes, eidem collegio pro illius reparatione ac presbyterorum et personarum, inibi pro tempore degentium, subventione et manutentione ecclesiae, perpetuo applicaveramus et appropriaveramus 1); cum inter decanum et capitulum praedictos ex una, et rectorem ac
1) Bij beschikking van 1 April 1580 (n°. 240).



283
presbyteros dicti collegii, seu pro illis, dilectum filium Balduinum ab Angelo, praepositium eiusdem Societatis per. provinciaal Belgiensem, cui idem collegium subest, constitutum ex altera partibus, quaedam difücultas seu differentia rel controversia circa dictarum literarum nostrarum executionem, ratione praedictarum distributionum quotidiarum, quas decanus et capitulum praefati ita personales esse, ut sub suppressione, extinctione, applicatione et appropriatione praefatis comprehendi non possent nee valerent, asserebant incidisse seu orta fuisse, tandem ipsi decanus et capitulum, ne mandato nostro et praedieti Philippi regis desiderio se opponere, dicti vero rector, presbyteri collegii, necnon praepositus provincialis Societatis huiusmodi, ne praeter aequabilitatem nimio rigore insistere veile viderentur, ad aliquam transactionem super huiusmodi difficultate et controversia devenire, decreverunt, Ideoque die vigesima secunda mensis Aprilis, proxime praeteriti, dictus Balduinus, pro rectore et presbyteris aliisque personis dicti collegii, se partem principalem constituens, ex una, necnon Cornelius Borcolus, vice-praepositus et Joannes Grooten, praedictae ecclesiae canonici, dilecti filii ab eisdem decano et capitulo ad hoe per publicum instrumentum specialiter et legitime constituti, ex altera partibus, medio et interventu dileetorum etiam filiorum Livinii Torrentii, archidiaconi Brabantiae in ecclesia Leodiehsi, utriusque vel alterius iuris doctoris, et venerabilis fratris nostri episcopi Leodiensis vicarii in spiritualibus generalis ac Antonii Genni(P), licentiati in theologia ac per civitatem et dioecesim Leodiensem haereticae pravitatis inquisitoris, canonicorum Leodiensis, ad infrascriptas sub nostro et apostolicae Sedis beneplacito super dicta difficultate et controversia devenerunt inter se (ad) conventionem et transactionem, videlicet: quod decanus et capitulum praefati consentirent, prout dicti eorum deputati ex tune consenserunt, quod suppressio, extinctio, applicatio et appropriatio praedictae iuxta earumdem nostrarum literarum formam et tenorem locum haberent ipsis nostris literis parendo realiter et cum effectu, salvo tarnen quod ex fructibus, redditibus, proventibus, inribus, obventionibüs, emolumentis et quotidianis distribntionibus dictorum duorum canonicatuum et totidem praebendarum per easdem nostras literas, ut praefertur, suppressorum, dicto collegio, ut praefertur, applicatis et appropriatis, ipsi decanus et capitulum quotannis defalcarent et retinerent octoginta fiorenos Brabantiae, in suos seu dictae ecclesiae sancti Servatii communes usus convertendos, ac, praemissis salvis et mediantibus, dictae nostrae suppressionis, extinctionis, applicationis, èt appropriationis literae in omnibus et per omnia Ealendis Maii, tune proxime futuri, nunc vero praeteriti, suos plenarios finem et effectum sortirentur, omnibus dolo et fraude seclusis, cum mutuis huiusmodi promissionibus, renunciationibus, obligationibus, cautelis et aliis clausulis inibi expressis, prout in eisdem literis nostris ac instrumento publico, desuper confectis, plenius continetur et dicitur contineri. Quare pro parte tam decani et capituli quam rectoris et presbyterorum collegii huiusmodi nobis fuit humiliter supplicatum, ut conventioni et transactioni praedictis robur apostolicae confirmationis adiicere, aliisque in praemissis opportune providere de benignitate apostolica dignaremur. Nos, igitur, qui pro nostri pastoralis officii debito cunctorum fidelium pacem et quietem, quantum cum Domino possumus, libenter procuramus, ipsos decanum et capitulum necnon rectorem et presbyteros, singularesque capituli et collegii huiusmodi personas a quibusvis excommunicationis etc. censentes, necnon



284
dictarum nostarum literarum et inde sequutorum quorumcumque tenores, etiam veriores ac datas, praesentibus pro expressis habentes, huiusmodi supplicationibus inclinati, conventionetn et transactionem praefatas apostolica auctoritate tenore praesentium approbamus et confirmamus, ac illis plenariae, inviolabilis et perpetuae firmitatis robur adiicimus, omnësque et singulos tam iuris quam facti, ac etiam solemnitatum, etiam substantialium, necnon etiam omissionis clausulae reservatoriae beneplaciti apostolici et quoscumque alios defectus, si qui intervenerint, in eisdem supplemus, necnon illas validas ët efficaces perpetuo existere, snosque plenarios effectus sortiri et obtinere, ac etiam ab utrisque partibus et eorum successoribus, aliisque omnibus et singulis, ad quos spectat, quosque praemissa concernunt et concernerent, pro tempore quomodolibet in futurum inviolabiliter, perpetuo observari debere, eosque ad observationem huiusmodi omnino teneri et efncaciter obligatos existere, ac etiam ad id invitos, et sub ecclesiasticis sententiis, censuris, ac etiam pecuniariis aliisque poenis, caeterisque iuris et facti remediis opportunis, etiam per quoscumque indices, cogi et compelli, nee a praemissis ullatenus unquam in aliquo resilire, ac ex nunc, si secus super his a quoquam, quavis auctoritate, scienter vel ignoranter attemptari contigerit, irritum et inane decernimus. Quocirca venerabilibus fratribus nostris archiepiscopo Treverensi l) ac Leodiensi 2) et Audomarensi8) episcopis per apostolica scripta mandamus, quatenus ipsi vel duo aut unus eorum, pro se, vel alium seu alios praesentes literas ac in eis contenta quaecumque, ubi et quando opus fuerit, ac quoties pro parte decani et capitnli ac rectoris et presbyterorum praefatorum vel alicuius eorum desuper fuerint requisti, solemniter publicantes, eisque in praemissis efneacis defensionis praesidio assistentes faciant, auctoritate nostra conrentionem et transactionem praefatas iuxta illarum tenorem firmiter observari *). Datum Romae, apud sanctum Marcum, anno Incarnationis Dominicae millesiino quingentesimo oetuagesimo tertio, quinto Kalendas Augusti, pontificatus nostri anno duodecimo. Pro revmo. domino summatore.
A. Lannfeedinus. A. de Alkxiis.
Segretaria dei Brevi (Bullarium Gregorii XIII, lib. II) Yol. 103, f. 765.
259. 1584, september 8. — Gregorius XJH bekrachtigt de benoeming van Clemens Crabeels tot bisschop van 's-Hertogenbosch.
Gregorius episcopus servus servorum Dei dilecto filio Clementi electo Buscoducensi salutem et apostolicam benedictionem. Apostolatus officium, meritis licet imparibus, nobis ex Alto commissum, quo ecclesiarum omnium regimini divina dispositione praesidemus, utiliter exequi, coaduivante Domino, cupientes, solliciti corde reddimur et solertes, ut, cum de ecclesiarum ipsarum regiminibus agitur committendis, tales eis in pastores praeficere studeamus, qui populum, suae curae creditum, sciant non solum doctrina Verbi sed etiam exemplo boni
1) Johann von Schonenberg.
2) Ernst van Beieren.
3) Joannes Six, bisschop van S. Omer.
i) Bier volgt wederom de gewone clausule tegèn ontduiking.



285
operis informare, commissasque sibi ecclesias in statu pacifico et tranquillo velint et valeant, autbore Domino, salubritér regere et feliciter gubernare. Sane ecclesia Buscoducensis, ad quam, dum pro tempore vacat, ius nominandi Bomano pontifici, pro tempore existenti, personam idoneam ad charissimum in Christo filium nostrum, Philippum Hispaniarum regem Catholicum suosque successores eius partis Inferioris Germaniae, quae ipsi Philippo regi haereditario iure subiecta est, in temporalibus dominos, ex privilegio apostolico, cui non est hactenus in aliquo derogatum, pertinere dignoscitur, et cui bonae memoriae Laurentius *), episcopus Buscoducensis, dum viveret, praesidebat, per obitum eiusdem Laurentii episcopi, qui extra Romanam curiam debitum naturae persol vit, pastoris solatio destituta, nos vacatione huiusmodi fide dignis relationibus intellecta, ad provisionem eiusdem ecclesiae celerem et felicem, ne illa longe vacationis exponatur incommodis, paternis et sollicitis studiis intendentes, post deliberationem, quam de praeficiendo eidem ecclesiae personam utilem et etiam fructuosam cum fratribus nostris habuimus diligentem, demum ad te, decanum ecclesiae Gandavensis, licentiatum in theologia, ac quinquagesimo tuae aetatis anno constitutum, quem praefatus Philippus rex nobis ad hoe per suas literas nominavit, et de cuius vitae munditia, honestate morum, spiritualium providentia et temporalium circumspectione aliisque multiplicum virtutum donis apud nos fide digna testimonia perhibentur, direximus oculos mentis nostrae; quibus omnibus debita meditatione pensatis, te a quibusvis excommunicationis etc. censentes, eidem ecclesiae Buscoducensi de persona tua, nobis et eisdem fratribus ob tuorum exigentiam meritorum accepta, de fratrum eorumdem consilio, apostolica auctoritate, providemus, teque illi in episcopum praeficimus et pastorem, curam et administrationem ipsius ecclesiae Buscoducensis tibi in spiritualibus et temporalibus plenarie committendo in Ulo, qui dat gratias et largitur praemia, confidentes quod dirigente Domino actus tuos, praedicta ecclesia Buscoducensis per tuae circumspectionis industriam et studium fructuosum regetur utiliter et prospere dirigetur, ac grata in eisdem spiritualibus et temporalibus suscipiet incrementa. Iugum igitur Domini, tuis impositum humeris, prompta devotione suscipiens, curam et administrationem praedictas sic exercere studeas sollicite, fideliter et prudenter, quod ecclesia ipsa Buscoducensis gubérnatori provido et fructuoso administratori gaudeat se commissam, tuque praeter aeternae retributionis praemium nostram et apostolicae Sedis benedictionem et gratiam exinde uberius consequi merearis. Quocirca delectis filiis, capitulo et vassallis dictae ecclesiae Buscoducensis ac clero et populo civitatis et dioecesis Buscoducensis per apostolica scripta mandamus, quatenus capitulum, tibi tamquam patri et pastori animarum suarum humiliter intendentes, exhibeant tibi obedientiam et reverentiam debitas et devotas; ac clerus, te, pro nostra et dictae Sedis reverentia benigne recipientes et honorifice pertractantes, salubria monita et mandata suscipiant humiliter et efficaciter adimplere procurent; populus vero, te tamquam patrem et pastorem animarum suarum devote suscipientes et debita honorificentia proseqnentes, tuis monitis et mandatis salubribus humiliter intendant, ita quod tu in eos devotionis filios et ipsi in te per consequens patrem benevolnm invenisse gaudeatis; vassalli vero praedieti, te debito honore prosequentes, tibi fidelitatem solitam, necnon consueta servitia et iura, tibi ab eis debita, integre exhibere procurent; alioquin
1) Laurentius Metz.



286
sententiam sive poenam, qnam rite tuleris seu statueris in rebelles, ratam habebimus et faciemus authore Domino usque ad satisfactionem condignam inviolabiliter conservari. Rogamns quoque et hortamur attente praedictum Philippum regem ac venerabilem fratrem nostrum, arcbipiscopum Mechliniensem *), ipsi archiepiscopo per eadem scripta mandantes, quatenus te et praedictam ecclesiam Buscoducensem, dicti archiepiscopi suffraganeam habentes, pro nostra et Sedis praedictae reverentia propensius commendatos in ampliandis et conservandis iuribus vestris, sic vos benigni favoris auxilio prosequantur, quod tu eorum fultus praesidio, in commisso tibi curae pastoralis officio possis, Deo propitio, prosperare, et eidem Philippo regi a Deo perennis vitae praemium et a nobis condigua proveniat actio gratiarum, ipseque archiepiscopus proinde divinam misericordiam ac nostram et dictae Sedis benedichtionem et gratiam valeat uberius promereri. Nos enim ad ea quae ad tuae commoditatis augmentum cedere valeant favorabiliter intendentes, tibi presbytero, ut a quocumque malueris Catholico antistite, gratiam et communionem dictae Sedis habente, accitis et in hoe sibi assistentibus duobus vel tribus Catholicis episcopis, similem gratiam et communionem habentibus, munus consecrationis suscipere valeas, ac eidem antistiti, ut, recepto prius per eum a te nostro et Romanae ecclesiae nomine fidelitatis debitae solito iuramento, iuxta formam, quam sub Bulla nostra mittimus introclusam, munus praedictum auctoritate nostra impendere licite tibi possit, facultatem concedimus per praesentes. Yolumus autem et dicta autoritate decernimus quod, si non recepto a te per ipsum antistem praedicto iuramento, idem antistes munus ipsum tibi impendere, et tu illud suscipere praesumpseritis, dictus antistes a pontificalis officii exercitio, et tam ipse quam tu ab administratione tam spiritualium quam temporalium ecclesiarum vestrarum suspensi sitis eo ipso. Praeterea etiam volumus, quod formam a te tune praestiti iuramenti nobis de verbo ad verbum per tuas patentes literas, tuo sigillo munitas, per proprium nuncium quantocius destinare procures; quodque per hoe praedicto archiepiscopo, cui dicta ecclesia Buscoducensis metropolitico iure subesse dignoscitur, nullum in posterum praeiudicium generetur. Datum Romae, apud sanctum Marcum, anno Incarnationis Dominicae millesimo quingentesimo octuagesimo quarto, tertio Nonas Septembris, pontificatus nostri anno tertio decimo Pro revm0. domino summatore A. Iustus A. de Alexiis.
Segretaria dei Brevi. (Bullarium Gregorii XIII, Lib. II) Vol. 103. f. 765. — Slechts in uittreksels bij Van den Elsen-Hoevenaars, Analecta Gijsberti Coeverincx, (1907) p. 73.
260. 1584, SEPTEMBER 8, ROME. — P. Nicolaas Niels 2) wordt bevestigd als provinciaal der Nederduitscbe provincie.
Confirmatur provincialis (Germaniae Imferioris) Revdu9. P. magister et regens fr. Nicolaus Nielcius.
Registers Doninicanen. IV, 44. f. 104T.
261. 1584, SEPTEMBER 16. — De Preibnrgsche godgeleerde Jndocus Lorichins aan den Keulschen nuntius Bonomi: over Lindanus, die zich op weg naar Bome bevindt.
Archivalia I, n°. 2134. — Gedrukt Theiner, Annales III, p. 595.
1) Joannes Hauchin.
2) Op het Provinciaal kapittel te Maastricht 2 Juli 1584 was Nicolaas Neelsius tot provinciaal gekozen. De Jonghe, Belgium Dominicanum. pag. 19.



287
262. (1584, october). — De Keulsche nuntius Bonomi antwoordt aan .Tudocus Lorichius: over Lindanus ').
Archivalia I. n». 2135. — Gedrukt Theiner, Annales, III, p. 595.
263. 1584, november 21. — Bisschop W. Lindanus roept de tusschenkomst van kardinaal Gallio in, om zijn achterstallig jaargeld uit het bisdom Palencia en zijn volle toelage uit de Spaansche schatkist te verkrijgen.
Illme. et Revme. Domine.
Cum feria sezta superiore Sanctissimum Dominum Nostram salutassem, interrogabam, ubinam responsum super libello meo supplici, ante octiduum una cum literis Illm>. principis Parmensis gubernatoris Belgii exhibito, repeterem; respondit post multa se mandatum nuncio suo apostolico in Hispaniis missurum, quo Rmum. Palentinum induceret ad solutionem pensionis nostrae 500 ducatorum nobis citra moram faciendam, qui modo in mora est per annos octo vel minimum septem, licet in pacifica possessione simus eandem recipiendi non solum a praedecessore ejusdem ecclesiae, sed etiam a Rmo. domino Connobio, anno 1579 per Hispaniam collectore pontificio, qui visa Bulla assignationis super ecclesia Palentina sine omni difficultate solverunt, nünquam facta Bullae consignatoriae aut ullius alterius mentione. Quód si induci nequeat ut citra litem solvat, cogatur nantizare; et juxta mandatum auditoris Camerae dies illi dicendus erit.
Supplicabam eodem libello suplici, ut Sua Sanctitas Catholicae Majestati in nostri favorem dignaretur scribere, ut integram pensionem 1500 ducatorum, nobis in Bulla erectionis assignatam, cedere permittat; nee ulterius tertia pensionis pars in auxilia Turcica aut triremium decidatur, cum ducati singuli, nobis propter varias impensas sumtusque necessarii, vix valeant sex aut septem reales in Belgio. Quod si in praeteritum impetrare nequeat, saltem in posterum indulgeatur, cum bis nostris omnibus a Christi et Suae Majestati hostibus spoliati officium episcopale loco tam sterili, bello decennali attrito, atque assiduis tributis militaribus et iis in clerum gravissimis atque iniquioribus exhausto, diutius facere nequeamus, vendito etiam quod supererat ex studiis Lovaniensi et Parisiensi patrimonio acceptoque mutuo, ut elapsis quatuor proximis annis nos perquam tenuiter sustentaremus, et officio, non ambientibus imposito, minime deessemus; licet propter inopiam neque officialem, neque promotorem alere potuerimus.
Quod si Suae Sanctitati videbitur, posset exemplar literarum dictarum Illmi. domini principis Parmensis gubernatoris ad regem transmitti, quo facilius persuadeatur, ut integram nobis pensionem cedere permittat, aut saltem aliunde pensionem nobis augeat; ut sit unde officiariis necessariis stipendia suapersolvamus, atque a) officium adeo arduum fideliter impleamus tempore tam difficili, e loco haeresibus infectissimo et undique capitalibus hostibus infectissimo et periculossimo.
Valeat diu nobis incolumis Illm». Vestra Dominatio. Romae, pridie s. Ceciliae, anno '84.
1) Lindanus kreeg 12 Sept. 1585 van 's Pausen aalmoezenier een subsidie van 300 scudi • vgl. Archivalia I, n°. 1293.
2) Van hier af eigenhandig.



288
111 mae j), V. deditissimus ad omnia in Christo Jesu obsequia Wilhelmus Lindanus, ecclesiae Ruremündensis episcopus indignus. P. S. IUme. et Rme.
Consultum forte videbitur, ut Smi. Domini nomine literae scribantnr ad jjmum, dominum Palentinum, quibus hortetur ad solutionem nobis dictae pensionis faciendam, et nos in curiam hoe solo fine venisse, ut, toties per Catholicum regem per annos totos quinque frustra requisitus, jam tandem per censuras ecclesiasticas cogatur solvere, atque jamnunc coram auditore Camerae adversum ipsum res institutatur Ideo etc.
Deditissimus in Christo Iesu
W. Lindanus.
Spagna Vol. 31 f. 248 -249 (oorspr.). Op den rug het adres: iu™. et Rev»»». d. Cardinali Comensi. Hem antwoordt 21 Januari 1585 de nuntius Taberna: „AUegata alia presente sara la copia della risposta, che mi ha data U vescovo di Palentia net negotio del vescovo di Ruremunda" (f. 293»). Maar het bedoelde antwoord is niet meer aanwezig.
264. 1584, DECEMBER 1. — Gregorius XIII beveelt aan den officiaal van den bisschop van Gent, dat in het bezit zal worden gesteld van een open gekomen kanonikaat aan de sint Bavo-kerk te Gent: Martinus Duncanus (Donck), deken van de O. L. Vronwe kerk in den Haag en pastoor van Lottum bij Venlo, die wegens de ketterij noch in den Haag noch in Lottum kon resideeren.
Gregorius episcopus, servus servorum Dei, dilecto filio officiali Gandavensi salutem et apostolicam benedictionem. Dignum arbitramur et congruum, ut illis se reddat Sedes apostolica gratiosam, quibus ad id propria virtutum merita laudabiliter suffragantur. Dudum siqnidem omnes canonicatus et praebendas caeteraque beneficia ecclesiastica, ex tune usque ad certum tune expressum tempus in Octobris et certis aliis etiam tune expressis mensibus extra Romanam curiam alias quam per resignationem, vacatura, collationi et dispositioni nostrae reservavimus, decernentes ex tune irritum et inane, si secus super his a quoquam, quavis auctoritate, scienter vel ignoranter, contigerit attentari. Cum itaque postmodum canonicatus et praebenda ecclesiae Gandavensis, quos quondam Antonius Hoeticedo, ipsius ecclesiae canonicus, dum viveret obtinebat, per obitum eiusdem Antonii, qui tempore praedicto nondum elapso extra dictam curiam de mense Octobris proxime praeterito diem clausit, vacaveriut et vacent ad praesens, nullusque de illis praeter nos hac vice disponere potuerit sive possit, reservatione et deereto obsistentibus supradictis, nos, volentes dilectum filium Martinum Dunckanum x), decanum ecclesiae beatae Mariae Virginis loei Hagensis, Traiectensis dioecesis, asserentem se a dicto loco ab haereticis propter fidem Catholicam profligatum existere, ac decanatum dictae ecclesiae beatae Mariae Virginis obtinere, ac postmodum parrochialem ecclesiam loeide Lothem in qua propter viciniam oppidi Venlonensis, ab haereticis oecupati, residere non potesti Ruremündensis dioecesis, ac quorum cuiuslibet triginta ducatorum auri de Camera secundum communem extimationem valorem annuum non excedunt, consecutum fuisse, apud nos de vita ac morum honestate aliisque probitatis ac virtutum meritis multipliciter commendatum, hoe intuitu, favore
1) Zie over hem: Nieuw Biografisch Woordenboek iii, kol. 309.
2) Lottum.



289
prosequi gratioso, ipsumque Martinum a quibusvis excommunicationis etc censentes, discrehoni tuae per apostolica scripta mandamus, quatenus, si per dihgentem exammationem dictum Martinum ad hoe idoneum esse repereris, super quo conscientiam tuam oneramus, canonicatum et praebendam praedictos, quorum et illis forsan annexorum fructus, redditus et proventüs viginti quatuor ducatorum simihum, secundum extimationem praedictam volorem annuum, ut dictus Martinus etiam asserit, non excedunt. Datum Romae, apud sanctum Petrutn, anno Incarnatonis Dominicae - 1584 - Kalendis Decembris, pontincatus nostri anno decimo tertio. Pro Revmo. domino summatore
A. JüSTUS,
A. de Alexis.
Segretaria dei Brevi (Bullarii Gregorii papae XIII lib. III) Vol. 104 f. 581.
265- 1585, januari 1. _ Bevel van den Pater-generaal der Dominicanen, fr. bixtns Fabri, dat alle Orderbroeders, die tot de Nederduitsche provincie behooren, naar hunne provincie moeten terugkeeren.
Litterae patentes, ut compellantur fratres provinciae Germaniae Inferioris adire suam provinciam precepto et censuris, utque possint assignari a provinciahbus respective ad conventus, seu mitti ad loca et civitates, obedientiae regis redactas Missae provinciae Hyspaniae, Aragoniae, Bethicae, Portugalis, utriusque Lombardiae, Pranciae, provineia Provinciae, congregationis Gallicanae, provinciae Iholosanae, vicariae Franciae, vicariae s. Petri Martyris, provineiae loscanae, vicariae Romanae, prima die Januarii 1585.
Registers Dominicanen IV 45 f. 4».
klnni66"- 15T?n JA,NUf1 *°- ~ Verl°f V0°r fr- Lncas van Brn8Sel' dat van zijn klooster in Holland, dat verwoest is, naar een ander convent der Nederduitsche provincie mag overgaan. F
Pisauri, 30 Januari 1586. Conceditur P. fr. Lucae Bruxelensi, ut ex conventu m Holandia destructo possit ad alium conventum ejusdem provinciae Germaniae Inferioris cum assensu provincialis et majoris partis filiorum talis conventus, ad quem filiariari voluerit etc, suam transferre filiationem. Registers Dominicanen IV. 44 f. 204».
267 1585 FEBRUARI 15. - De pauselijke diplomaat Minutio Minucci ') aan den kardinaal van Como: over het optreden van den apostaat Gebhard Truchsess te Delft *).
Germania 107 f. 515 v». (oorsp.). - Gedr.: Ehses-Meister, Nuntiaturberichte I, p. 29-31.
1) Deze stond den Keulschen nuntius Bonomi in Keulen herhaaldelijk ter zijde. d»t H ^®bhard Truchsess, de afvallige aartsbisschop van Keulen. Over zijn verblijf te Delft,
S/ï*™15? r=,T'n0en S'raatSbUrg tr°k' -Groen van PrinstereM^e
VIII, 399, en Strada II, 288; Dusseldorpius, Annales, 212.
19



2&0
268. 1586, FEBRUARI 20. — De Congregatie van het Concilie vermaant (.Joannes Hauchin), aartsbisschop van Mechelen, zijne suffragaan-bisschoppen krachtig aan te sporen tot het geregeld houden van diocesane synoden.
Archiepiscopo Meehliniensi.
Gum Smus. D. N. paterna soliditudine de diutnrnis Belgicae istius provinciae calamitatibus quotidie magis urgeatur gravique dolore afficiatur, cumque christianum gregem audiat partim istic tentari, partim etiam haereticorum peste contaminari, semper aliquid, quod ei levamentum ac salutem afferre possit, excogitat. Quare cum ea cura Sanctitati Suae in animo penitus insideat, voluit Aplitudinem Tuam cum meis litteris admoneri, ut, cum praeteritorum ac praesentium calamitates satis sit arbitrari magis a peccatis nostris quam aliunde exortas esse, nullumque certius remedium comparari possit quam si debitis obsequiis divina nobis misericordia concilietur, ipsa (quod hucusque eam fecisse Sanctitati Suae est persuasum) ad placandam Dei iram operam suam praestet, gregi suae invigilet pastoralemqne in eo custodiendo et a luporum incursibus defendendo adbibeat diligentiam, Tridentique Concilii memor, quo loco de diocesanis sijnodis agit, suos conprovinciales episcopos ad hoe tam fructuorum opus invitet atque inducat, illudque sibi persuadeat, cum ex frequenti hujusmodi synodium celebratione mores ad eccleriasticam disciplinam confirmentur, vitia emendentur, christianae vitae norma dirigatur, nihil esse quod istis populis divinam possit misericordiam certius impetrare. Quod eos impellere debet, ut synodos ipsas jam celebrare instituant; atque id ut quam primum faciant, Amplitudo Tua pro viribus suis laborabit, simulque ut ea, quae decreverint, executioni mandentur, pro sua fide curabit; in quo Smus. D. N. se illis, quibuscumque rebus opus fuerit, praebebit adjutorem. Quare cum comprovincialium episcoporum in re, quae ab eorum officio exposcitur tantaeque curae est Sanctitati, studium non defuturum speremus, nihil amplius ad Amplitudinem Tuam scribendum duximus; tantum Deum rogamus, ut facilem hujus rei exitum praestare dignetur Amplitudinemqne Tuam incolumem et gratiae suae participem diutius tueatur. Bomae, die 20 Februari 1585.
Congr. Concilii, Libri litterarum Vol. 6 f, 19». 20, n°. 38. — Evenzoo aan den aartsbisschap van Kamerijk, n°. 37.
269. 1585, MEI. — Wilhelmus Lindanus wenscht, dat zoo spoedig mogelijk een provinciaal Concilie te Keulen zal bijeenkomen. De Congr. Concilie is het daarmede eens en verklaart, dat in dezen zin aan den nuntius te Keulen moet geschreven worden.
Beatme. Pater. Suggerit S4i. V. omni cum reverentia Wilhelmus Lindanus, episcopus Ruremundenis, propter causas valde urgentes fuisse a Smo. D. N. fel. ree. Gregorio XIII, praedecessore, ad salutem populi Germaniarum et Ecclesiae unitatem indictum Coloniae provinciale Concilium, deinde et Treveris et Maguntiae. Erit igitur B. D. Vercellensi1) inter caetera mandandum, ut prima quaque oportunitate illud Coloniae indicatur propter gravissima pericula, quae suffraganeis episcopis certe ab hostibus Ecclesiae lupisque grassantibus inipendent, sicuti fusius poterit exponere IllmnB. D. Cardinalis Comensis ■).
1) Giov. Franc. Bonomi, bisschop van Vercelli en nuntius te Keulen.
2) Ptolomeo Gallio, kardinaal van Como, onder Gregorius XIII staatssecretaris.



291
Scribendum episcopo Vercellensi, ut pro modorandis uioribis, corrigendis excessibus, controversiis componendis, aliisque ex sacris canonibns permissis agat cum archiepiscopo Coloniensi de provinciali Concilio juxta praescripta Tridentini Concilii, S. XXIV, c. 2. qnam primo celebrando.
Congr. Concilii., Lib. IV decretorum, p. 32.
270. 1585, JULI 16, KEULEN. - Tilman Vosmeer en Judocus a Crnce vragen den Keulschen nuntius Bonomi de volmachten te hernieuwen, eertijds door Gregorius XIII aan S. Vosmeer, W. Coopal en Nicolaas Wiggerszoon verleend, maar door den dood van dezen paus vervallen.
Rme. Domine. Summa tua auctoritas facit omniumque de tua singulari virtute judicium, ut sacerdotes, qui in Hollandia inter haereticos agunt, christianae reipublicae magnum interesse puteut statum Ecclesiae, qui ibi est, tibi notum esse, et non ignorari abs te res quae ibi geruntur. His enim a te cognitis arbitrantur se facilius a V. D. quae pro consolatione fidelium postulant obtenturos. Itaque longum intervallum est cum eruditis et piis quibusdam sacerdotibnsi qui in illis partibus agunt, a F(elicis) R(ecordationis) beatissimo Papa nostro Gregoris XIII1) amplissiina facultas et licentia facta estaudiendi quorumcumque utriusque sexus Christifidelium in quacumque diocesi confessiones, ac eos ab haeresi et schismate ac aliis omnibus casibus episcopalibus et aliis, quomodolibet Sedi apostolicae reservatis et in Bulla, in die Coenae Domini per Romanos pontifices legi solita contentis, absolvendi. Quo in munere, dum strenue boni pastoris supplent officium, invenerunt alios quidem censuris ecclesiasticis et irregularitatis nota innodatos, alios in quarto ac tertio, nonnullos etiam in secundo affinitatis ac consanguinitatis gradibus, quosdam vero post emissum simplex continentiae votum sine necessaria dispensatione nuptias celebrasse, quorum plerique imprudenter, vel quod cahones ignorabant eosque a pastoribus suis edocti non fuerant, aut quod sine gravi fornicationis periculo adulti perfectissimae castitatis habenas ferre nequibant, ad quas se juvenili aetate (cum tam validas carnis necdum sensissent impugnationes) pio animo devoverant, in hos laqueos incidisse se admirantur et vehementer dolent. Ob quae praedieti sacerdotes, qui solum animarum saluti ac utiliteti studentes haec D. T. significanda putaverunt, eandem D. V. quam humillime rogant, ut uni ac alteri eorum in praedictis casibus dispensandi facultatem ac potestatem concedat, quo hac ratione illorum saluti consultum iri possit, qui ob justum pudorem non audent vel non possunt (cum res sit occulta) ad forum externum venire aut, si ad illud necessario esset eundum, id propter itineris periculum acmagnos sumptus facere detractant, aut. quod pejus est, desperantes de sua salute animum despon dent.
Ad praedicta nominantur: honorabiles et eruditi viri: magisterSasboldus Vosmer, sanctae theologiae licentiatus, cui per diocesim Ultrajectensem potestas vicarii generalis permissa est; magister Guilielmus Coopal, sanctae theologiae licentiatus ac vicarius episcopi Harlemensis; magister Nicolaus Vigerius, cui
1) 3 Febr, 1581 had Gregorius XIII die volmachten verleend; zie Breve aan Strijen en Morillon, n». 244. J



292
per diocesim Harlemensem potestas vicarii generalis permissa est. Qui omnes in Hollandia degunt ac potestatem sibi creditani cum magno animarum lucro pie et religiose exercent.
Praeter baec iidem sacerdotes Celsitudinem Yestram omni cum humilitate [rogant], ut potestas illa absolvendi a casibns reservatis etc, quae illis a F- R. Gregorio XIII fuit concessa, et per mortem ejusdem pontificis exspiravit, eisdem illis sacerdotibus, qui in Hollandia degunt, a V. D. donetur, quibus ea a praedicto Pontifice [fuerit] concessa.
Haec sunt, reverendissime praesul, quae sacerdotes illi ad adjuvandam pro suis viribus rempublicam cbristianam atque ad consolationem aflictarum conscientiarum D. Vestrae cognita esse jam multo tempore desideraverunt. Quod si conatus bos nostros pietas ac prudentia Vestra probaverit, rogamus quam bumillime, ut eos auctoritate sua etiam juvare velit. Quod si fecerit, faciet afflictis illis rem, ut non dicam necessariam, sane magis quam dici potest, boe est vehementissiuie desideratam. Deus Optimus Maximus D. V. diutissime ecclesiae Catholicae servet incolumem. 17 Kal. Augusti 1585. R. D. V.
devotissimus, rogatus, supplex scripsi ego: Tilmanüs Vosmek, s. theologiae baccalaureus formatus et lector in monasterio sanctae Crucis Coloniae
et ego: Jodocus a Cbucb, - praefectus sodalitatis beatissimae Virginis, Coloniae. Nunziatura di Colonia IV, f. 99.
271. 1586, JULI 16. — Memoriaal, door Tilman Vosmeer en Judocus van het Kruis gericht aan den Keulschen nuntius Bonomi, om voor de voornaamste in Holland werkzame priesters eenige geestelijke volmachten te vragen.
Archivalia I, n°. 2137. — Vgl. Bijdr. Bisdom Haarlem, XXXIV, 241. — Gedrukt Ehses-Meister, Nuntiaturberichte, I, p. 128.
272. 1686, AUGUSTUS 4. — Antwoord van de Congr. Concilii op vragen, door Lindanus gesteld betreffende exempte kloosters, welke zich verzetten tegen de bisschoppelijke visitatie, en hoe te handelen tegenover ontuchtige leden der ridderorde van sint Jan.
111°". et Rmi. Domini. Quaeritur, quid faciendum quando episcopoli visitationi sese opponunt monasteria exempta, asserentia se Bullam novam impetrasse contra Concilium Tridentinum, quam, ne exbibeant, dicunt esse penes suos Generales?
Quid respondendum abbatibus qui coram suis conservatoribus conantur litem super eo movere?
Quid de commentatoribus Maltensibus (aut sancti Johannis Hierosolymitani) qui in monasteribus suis vel extra vivant incontentissime; an secundum Concilium Tridentinum tales possint ab episcopo puniri? Congregatio Concilii, Lib. IV decretorum p. 57.
Episcopo Ruremundensi *).
Rme. Domine. Tres sunt dnbitatioues quae in libello, his litteris adjuncto,
1) Wilhelmus Lindanus.



293
praepositae fuerunt saerae Congregationi Cardinalium, Concili Tridentini interpetrum. Ad quarum primam et secundam Congregatio respondit episcopum debere terminum regularibus praestituere intra quem tum de litteris apostolicis, quibus se ab episcopi visitatione tueri posse praetendunt, tum etiam de conservatoribus, legitime et in tempore deputatis, docere debent. Quod nisi legitima item fecerint, poterit episcopus ex Concilii Tridentii decretis procedere. Ad tertiam vero, de militibus sancti Joannes Hierosolymitani, censuit constitutiones a Pio Quinto et Gregorie XIII, Summis Pontificibus, ea de re editas executioni esse mandandas. Quod etc. Romae, die 14 Augusti MDLXXXV. Congr. Concilii, Lib. VI litterarum p. 51.
273. 1585, AUGUSTUS 8. — De Keulsche nuntius Bonomi aan den kardinaalstaatssecretaris Girolamo Busticucci: ter aanbeveling van Cornelius Stempelsé voor een kanonikaat in den Utrechtschen Dom.
Vgl. Ehses-Meister, Nuntiaturberichte, I p. 119, n". 83. — Gedrukt Theiner, Annales, III, p. 474.
274. 1585, AUGUSTUS 14. — De Congregatie van het Concilie zendt aan "Wilhelmus Lindanus), bisschop van Roermond, antwoord op deze vragen over zijn visitatierecht ten opzichte der Regulieren.
Episcopo Ruremundensi.
Tres sunt dubitationes, quae in libello, his litteris adjuncto, propositae fuerunt s. Congregationi Cardinalium, Concilii Tridentini interpretum. Ad quarum primam at secundam Congregatio respondit, episcopum debere terminum regularibus praestituere, intra quem tum de litteris apostolicis, quibus se ab episcopi visitatione tueri posse praetendunt, tum etiam de conservatoribus, legitime et in tempore deputatis, docere debeant; quod nisi legitime item fecerint, poterit episcopus ex Concilii Tridentini decretis procedere. Ad tertiam vero, de militibus s. Joannis Hierosolymitani, censuit constitutiones a Pio V et Gregorio XIII, Summis Pontificibus, ea de re editas, executioni esse mandandas. Quod Amplitudo Tua pro suo munere curabit et qua solet vigilantia gregem sibi commissam custodiat; cui optimam valetudinem Deum que propitium precari non desinimus. Romae, die 14 Augusti 1585.
Congr. Concilii, Libri litterarum Vol 6, f. 51—51T., n°. 150.
276. 1585, AUGUSTUS 23. — De Keulsche nuntius Bonomi aan den kardinaalStaatssecretaris Rusticucci: over de noodige volmachten voor de geestelijkheid in Holland.
Zie Archivalia I, n°. 2137. — Gedrukt Ebses-Meister, Nuntiaturberichte, I, p. 128.
276. 1585, AUGUSTUS 23. — Sixtus V machtigt den Keulschen nuntius Bonomi, om de huwelijken, die in de Nederlanden niet voor den pastoor of bij diens ontstentenis voor den bedienaar van den protestantschen godsdienst zijn gesloten, geldig te verklaren en de aldns gehuwden van kerkelyke straffen te ontslaan.
Venerabili fratri Joanni Francisco Vercellensi, nostro et apostolicae Sedis Uuncio Sixtus papa V.
Venerabilis frater salutem etc. Intellexiinus quauipluriina matrimonia in



294
provinciis Belgicis, quamdiu in potestate haereticorum fuerunt, publice inter Catholicos fuisse contracta a ministris haereticis, cum legitimi parrochi, saeviente haeresi, civitatibus et oppidis illarum partium fuissent expulsi; de his autem matrimoniis, an valida censeri debeant, fuisse a viris piis et timoratis non sine causa dubitatum, et propterea muitos esse, qui remedium opportunum sibi a Sede apostolica dari expetunt. Quare nos eorum conscientiae vitaeque tranquillitati, quantum in nobis est, benignitate paterna consulere cupientes, fraternitati tuae, matrimonia quaecumque, in ipsis provinciis Belgicis publice coram ministris haereticis ob defectutn parrochorum, alias tarnen rite contracta, auctoritate nostra revalidandi, et eos, qui contraxerunt, a censuris et poenis, propterea incursis, absolvendi, prolemqne, exinde susceptam et sucipiendam, legitimam nunciandi plenam et liberam damus et concedimus facultatem. Non obstantibus praemissis constitutionibus et ordinationibus apostolicis coeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud s. Marcum etc, die XXIII Augusti 1585, pontificatus nostri anno primo.
Archivalia II, n°. 234.
277. 1586, SEPTEMBER 16. — Sixtus V verleent aan Wilhelmus Lindanus, bisschop van Roermond, volmacht om zijn diocesanen te absolveeren van al de gevallen, op welke de bulle „In coena Domini" straf heeft gesteld, meer bepaaldelijk van moord en verwonding, tijdens den laatsten oorlog jegens priesters en kloosterlingen gepleegd.
Venerabili fratri Wilhelmo, episcopo Ruremundensi Sixtus papa V. Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem. Animarum fidelium, tibi subditorum, saluti paterna charitate consulere volentes, tibi, ut quoscumque diocesanos, cives, incolas et subditos tuos, qui snperioris belli aut alia occasione de praeterito clericos aut religiosos verberarunt, vulnerarunt, aut occiderunt, vel alias quomodolibet in quibuscumque aliis casibus in sententias excommunicationis et censuras ecclesiasticas, in literis, die Coenae Domini legi solitis, contentas, .incurrerunt, si errores suos recognoverint et de commissis dolentes in futurum a similibus abstinere firmiter proposuerint, ab homicidii, verberationis et vnlnerationis reatu huiusmodi ac excommunicationis sententia alliisque censuris et poenis, propter praemissa incursis, iniuncta eis pro modo culpae poenitentia salutari ac praestito ab eis iuramento quod talia deinceps non committent, in utroque foro absolvere valeas, auctoritate apostolica, tenore praesentium, licentiam ac facultatem concedimus. Non obstantibus praemissis ac constitutionibus et ordinationibus apostolicis caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Marcum, sub annulo Piscatoris, die 18 Septembris 1585 pontificatus nostri anno primo. Joannes Baptista Canobiub.
Segretaria dei Brevi. Di versorum Sixti papae V lib. I, f. 247.
278. 1585, SEPTEMBER 18. — Sixtus V verleent aan Johannes Strijen, bisschop van Middelburg, volmacht om zijne diocesanen te absolveeren van al de gevallen, op welke de bulle „In coena Domini" straf heeft gesteld, meer bepaaldelijk van moord en verwonding, gedurende den laatsten oorlog jegens priesters en kloosterlingen gepleegd.
Venerabili fratri Joanni episcopo Middelburgensi Sixtus papa V. 1) Joannes Strijen.



295
Veuerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem. Animarum fidelium, tibi subditorum, saluti paterna charitate consulere volentes, tibi, ut quoscumque diocesanos, cives, incolas et subditos tuos, qui superioris belli aut alias occasione de praeterito clericos aut religiosos verberarunt, vulnerarunt, aut occiderunt, vel alias quomodolibet in quibuscumque aliis casibus in sententias excommunicationis et censuras ecclesisaticas in literis, die Ooenae Domini legi solitis, contentas, incurrerunt, si errores suos recognoverint, et de commissis dolentes in futurum a similibus abstinere firmiter proposuerint, ab homicidii, verberationis et vulnerationis reatu huiusmodi ac excommunicationis sententia, aliisque censuris et poenis, propter praemissa incursis, iniuncta eis pro modo culpae poenitenfia salutari, ac praestito ab eis iuramento quod talia deinceps non committent, in utroque foro absolvere valeas, auctoritate apostolica, tenore praesentium, licentiam et facultatem concedimus. Non obstantibus praemissis ac constitutionibus et ordinationibus apostolicis, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Marcum, sub aunulo Piscatoris, die 18 Septembris 1585, pontificatus nostri anno primo.
Joannes Baptista Canobius. Segretaria dei Brevi. Diversornm Sixti papa V lib. I, p. 247.
279. 1585, DECEMBER 21. — Sixtus V geeft volmacht aan zijn nuntius Bonomi de abdij van Tongerloo, welke als tafelgoed met het bisdom van 's-Bïertogenbosch was vereenigd, uit dit verband wederom los te maken, onder voorwaarde, dat in overleg met den bisschop van 's-Hertogenbosch eenige goederen der abdij aan het bisdom zouden overgedragen worden tot onderhoud van den bisschop
Venerabili frati episcopo Vercellensi, moderno vel pro tempore existenti nostro et apostolicae Sedis in partibus Inferioris Germaniae nuntio, Sixtus papa V, Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem. Dilecti filii conventus monasterii beatae Mariae de Tongerloo, Premonstratensis ordinis, olim Cameracensis nunc vero Buscoducensis dioecesis, nobis exponi fecerunt, quod postquam alias ipsum monasterium, tune certo modo abbatis regimine destitutum, per literas felieis reeordationis Pii papae IV, praedecessoris nostri, de fratrum suorum consilio, pro dote unitum fuit mensae episcopali ecclesiae Buscoducensis, tune paulo ante apostolica auctoritate in cathedralem erectae ad supplicationem charissimi in Gbristo filii nostri Philippi, Hispaniarum regis Catholici, cui ius nominandi personam idoneam ad ipsam ecclesiam Buscoducensem per Romanum pontificem, pro tempore existentem, ad nominationem hniusmodi in episcopum Buscoducensem ordinandam, sub certis modo et forma tune expressis, ex privilegio apostolico competit. Res ipsa docuit hospitalitatem ac consuetarum eleemosinarum largitionem et dispensationem aliaque pia opera, ad christifidelium et maxime panperum commodum inibi antea exerceri solita, pacificamque regularis diseiplinae observantiam, quae iuxta formam dictarum literarum omnino conservari debuerant, episcopo Buscoducensi apud suam ecclesiam residente ac ab eodem monasterio absente et aliis gravioribus negotiis oecupato, non mediocriter fuisse diminuita, quibus incommodis ut imposterum occureretur, alias idem Philippus rex cum tune existentibus prelatis
1) Coppens, N. Beschr. van het bisdom van 's-Hertogenbosch, I, P. 456,



296
ecclesiasticis ducatus Brabantiae, primuni eius Statum representantibus, matura deliberatione prehabita et sub Sedis apostolice beneplacito, concordavit, ut tam praedicta unio ecclesiae Buscoducensi facta, quam aliae dnae similes monasteriorum, videlicet AffligineDsis1) et sancti Bernardi, archiepiscopali Mecblinensi et episcopali Antverpiensi respective mensis factae uniones dlssolverentur, ea tarnen conditione, ut a dictis tribus monasteriis pro rata uniuscuiusque bona valoris et redditus annui, octo millium florenorum monetae in istis partibus cursum babentis, perpetuo separarentur ac dismembrarentur eademque bona mensis episcopalibus et archiepiscopali praedictis, unicuique etiam pro rata, assignarentur et applicarentur, prout in instrumento seu concordia inter eosdem Philippum regem ac prelatos inito de anno Domini MDLXIX, die XXX mensis Julii plenius dicitur contineri, licet postea diversis causantibus impedimentis, concordia praedicta eflectum nunquam fuerit sortita. Quare nos, dicto monasterio per dissolutionem huiusmodi unionis et ipsi mense episcopali Busceducensi per applicationem congruae partis illius reddituum providere volentes, ac dictorum conventus precibus inclinati, atque adducti exemplo aliorum monasteriorum, alibi similibus mensis in illis partibus unitorum, quibus de simili remedio consultum est, tenorem dictae unionis ac literarum super illis expeditarum ac inde secutorum quorumcumque pro expresso habentes, fraternitati tuae mandamus, ut vocatis episcopo Buscoducensi') et conventu praedictis, iisque diligenter auditis, certam aliquam quantitatem seu partionem bonorum, aut fructuum, reddituum et proventuum dicti monasterii, ab eodem episcopo acceptandam, de ipsorum conventus consensu a dicto monasterio auctoritate nostra perpetuo separes ac dismembres, eamque sic dismembratam dicte mense episcopali Buscoducensi etiam perpetuo applices et appropries, ac simul dictam unionem ipsius monasterii de Tongerlo dicte mense episcopali Buscoducensi factam, eadem auctoritate perpetuo dissolvas, ac quoad reliqua omnia dictum monasterium in pristinum et in eum, in quo ante unionem ipsam quomodolibet erat, statum, etiam quoad abbatialem dignitatem inibi, per easdem dicti praedecessoris literas suppressam, illiusque nomen et denominationem restituas et pleuarie reponas, ac postquam dictum monasterium unione huiusmodi per se, ut praefertur, dissoluta, adhuc eo quo ante unionem ipsam vacabat modo vacaverit, predictis conventui, ut ad electionem abbatis, per quem ipsum monasterium regatur ut prius, et alias iuxta laudabilia eorum statuta et consuetudines procedere libere et licite valeant, licentiam pariter concedas. Mandamus etiam, ut tam dictus episcopus eiusdem quantitatis et portionis, si et postquam separata ac applicata fuerit, quam reliquorum eiusdem monasterii bonorum ac reddituum, et illi forsan annexorum, iuriumque et pertinentiarum quarumcumque, sic eligendus, quique pro tempore prefuerit ipsi monasterio, sine aliquo vitio spolii possint corporalem possessionem per se vel alium seu alios propria auctoritate apprehendere, seu dictus episcopus continuare ac perpetuo retinere, cuiusvis licentia desuper minime requisita, fructus, etiam redditus, et proventüs inde respective provenientes, tam episcopus libere in suos et suae mensae, quam abbas, (deductis primo eleémosinis necnon hospitalitate et aliis oneribus supradictis,) in suos quoque et eorumdeiu conventus ac monasterii usus et utilitatem convertere ac de illis dispouere licite
1) Afflighera.'
2) Clemens Crabeels,



297
valeant. Insuper precipimus, ut decernas, si dissolutionetn eandem, ut praefertur, per te fieri contigerit, ut postquam ea facta fuerit, et predictus episcopus dicta portione contentus esse debeat, nee ulterius in dicti monasterii regimine et administratione se intromittere, neque in eundem conventum nllam iurisdictionem aut superioritatem exercere de cetero audeat; quod si inter se super premissis vel eorum aliquo dicti episcopus et conventus minime consenserint, tune demum nos de universo statu et controversia certiores facias. et interim sub censuris et penis ecclesiasticis predicto, aut pro tempore existenti episcopo inbibeas, ne circa regimen et administrationem ipsius monasterii aut eius bonorum seu regularem observantiam aliquid innovare vel eum, in quo ad praesens reperitur status, quoquo modo alterare aut immutare presumat. Non obstantibus dicti Pii et quorumcumque aliorum Romanorum pontificum, praedecessorum nostrorum, literis super primodicta unione vel illius confirmatione confectis, ac constitutionibus et ordinationibus apostolicis, necnon Lateranensis Concilii, dismembrationes huiusmodi a quibusvis monasteriis fieri prohibentis, dictorumque ecclesiae, monasterii et Ordinis iuramento confirmatione apostolica, vel quavis firmitate alia, roboratis statutis et consuetudinibus, preeminentiis quoque, indultis et literis apostolicis, quomodolibet concessis, approbatis et innovatis. Quibus omnibus, illorum tenores pro expressis habentes, specialiter et expresse derogamus; ceterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 21 Decembris 1585, pontificatus nostri anno primo.
IoANNES BaPTISTA CaNOBIOS.
Segretaria dei Brevi. Brevia Sixti V. Nov.—Dec. 1585 Vol. 116 f. 288. (Zie over deze collectie, ook wel „Brevia diversorum" geheeten, een serie 8000 deelen omvattende, voorheen in de Cancellaria, thans in het Vaticaansch archief: Archiv. I5, p. 983.) Gedrukt tyj MiraeusFoppens, Opera diplom. III, p. 255.
280. 1586, november 26. — Sixtus V bekrachtigt de benoeming van Livinus Torrentius (VanderBeke !)) tot bisschop van Antwerpen, door den koning van Spanje Philips II gedaan, en machtigt hem nog twee jaren lang zijn vroegere beneficies te behouden.
Sixtus episcopus, servus servorum Dei, dilecto filio Livino electo Antverpiensi, salutem et apostolicam benedictionem. Apostolatus officium, meritis licet imparibus, nobis ex Alto commissum, quo ecclesiarum omnium regimini divina dispositione praesidemus, utiliter exequi coadiuvante Domino cupientes, solliciti corde reddimur et solertes, ut, cum de ecclesiarum ipsarum regiminibus agitur committendis, tales eis in pastores praeficere studeamus, qui populum, suae curae creditum, sciant non solum doctrina verbi sed etiam exemplo boni operis informare commissasque sibi ecclesias iu statu pacifico et tranquillo velint et valeant, auctore Domino, salubritér regere et foeliciter gubernare. Sane ecclesia
1) Reeds in 1584 was de zetel van Antwerpen hem door koning Philips aangeboden. Zijn ouderdom liever in studie te Luik willende doorbrengen, had Van der Beke toen geweigerd. A'rias Montanus had hem daarna tot andere gedachten pogen te brengen, en reeds in zijn schrijven van 15 Juli 1584 bleek, dat bij bereid was, zoo noodig het voor hem zware offer te brengen: „laborem pro communi salute non recuso". De Ram, Nova ei absoluta colleclio Synodorum (1858), p. XVIII.



298
Antverpiensis, ad quam, dum pro tempore vacat, ius nominandi Romano pontifici, pro tempore existenti, personam idoneam ad charissimum in Christo filium nostrum Philippum, Hispaniarum regem Catholicum, suosque successores eius Inferioris Germaniae, quae ipsi Philippo regi haereditario iuro subiecta existit, in temporalibus dominos, ex privilegio apostolico, cui non est hactenus in aliquo derogatum, pertinere dignoscitur, ac cui bonae memoriae Franciscus episcopus Antverpiensis, dum viveret, praesidebat*), per obitum eiusdem Francisci episcopi, qui extra Romanam curiam debitum naturae persolvit, pastoris solatio (est) destituta. Nos, vacatione huiusmodi fide dignis relatibus iutellecta, ad provisionem eiusdem eeclesiae celerem et foelicem, ne illa longe vacationis exponatur incommodis, paternis et sollicitis studiis intendentes, post deliberationem, quam de praeficiendo eidem ecclesiae personam utilem et etiam fructuosam cum fratribus nostris habuimus diligentem, demum ad te, archidiaconum ecclesiae Leodiensis, iuris utriusque doctorem, de legitimo matrimonio procreatum, ac in presbyteratus ordine et aetate legitima constitutum, qui fidem Catholicam iuxta articulos, pridem a Sede apostolica propositos, expresse professus es, et quem idem Philippus rex nobis ad hoe per suas literas nominavit, cuique apud nos de vitae munditia, honestate morum, spiritualium providentia et temporalium circumspectione aliisque multiplicum virtutum donis fide digna testimonia perhibentur, direximus oculos nostrae mentis; quibus omnibus debita meditatione pensitis, te, a quibusvis excommunicationis, suspensionis et interdicti aliisque ecclesiasticis sententiis, eensuris et poenis a iure vel ab homine etc. censentes, eidem ecclesiae Antverpiensi de persona tua, nobis et eisdem fratribus ob tuornm exigentiam meritorum accepta, de fratrum eorumdem consilio apostolica auctoritate providemus, teque illae in episcopum praeficimus et pastorem, curam et administrationem ipsius ecclesiae Antverpiensis tibi in spiritualibus et temporalibus plenarie committendo iu Ulo, qui dat gratias et largitur praemia, confidentes, quod, dirigente Domino actus tuos, praedicta ecclesia Antverpiensis per tuae circumspectionis industriam et studium fructuosum regetur utiliteret prospere dirigetur, ac grata in eisdem spiritualibus et temporalibus suscipiet incrementa. Jugum igitur Domini, tuis impositum humeris, prompta devotione suscipias, curam et administrationem praedictas sic exercere studeas sollicite, fideliter et prudenter, quod ecclesia ipsa Antverpiensis gubernatori provido et fructuoso administratori gaudeat se commissam, tuque praeter aeternae retributionis praemium nostram et apostolicae Sedis benedictionem et gratiam exinde uberius consequi merearis. Quocirca dilectis filiis, capitulo et vassallis dictae ecclesiae Antverpiensis, ac clero et populo civitatis et diocesis Antverpiensis, per apostolica scripta mandamus, quatenus capitulum, tibi tamquam patri et pastori animarum suarum humiliter intendentes, exhibeant tibi obedientiam et reverentiam debitas et devotas; ac clerus te pro nostra et dictae Sedis reverentia benigne recipientes et honorifice pertractantes, tua salubria monita et mandata suscipiant humiliter etefficaciter adimplere procurent; populus vero, te tamquam patrem et pastorem auimarum suarum devote suscipientes et debita honorificentia prosequentes, tuis monitis et mandatis salubribus humiliter intendant, ita quod tu in eos devotionis filios et ipsi in te per consequens patrem benevolum invenisse gaudeatis; vassalli vero praedieti, te debito honore prosequentes, tibi
1) Franciscus Sonnius, overleden 20 Juni 1576.



299
fidelitatem solitam necnon consueta servitia et iura, tibi ab eis debita, integre exhibere procurent; alioquin sententiam sive poeuam, quam rite tuleris seu statueris in rebelles, ratara babebimus et faciemus autbore Domino usque ad satisfactionem condignam inviolabiliter observari. Rogaruus quoque et hortamur attente praedictum Fhilippum regem ac venerabilem fratrem nostrum archiepiscopum Mechliniensem1), ipsi archiepiscopo per eadem scripta mandantes, quatenus te et praedictam eeclesiam Antverpiensem dicti archiepiscopi suffraganeara habentes, pro nostra et Sedis apostolicae reverentia propensius commendatos in ampliandis et conservandis iuribus vestris, sic vos benigne favoris auxilio prosequantur, quod tu, eorum fultus praesidio in commisso tibi curae pastoralis officio, possis die propitio prosperari, et eidem Philippo regi adeo perennis vitae praemium et a nobis condigua proveniat actio gratiarum, ipseque archiepiscopus proinde divinam misericordiam ac nostram et dictae Sedis benedictionem et gratiam valeat uberius promereri. Nos enim ad ea, quae ad tuae commoditatis augmentum cedere valeant, favorabiliter intendentes, tibi ut a quocumque malueris Catholico antistite, gratiam et communionem dictae Sedis habente, accitis et in hoe sibi assisteutibus duobus vel tribus Catbolicis episcopis, similem gratiam et communionem habentibus, munus consecrationis suscipere valeas; ae eidem antistite, ut recepto prius per eum a te nostro et Romanae ecclesiae nomine fidelitatis debitae solito iuramento iuxta formam, quam sub Bulla nostra mittimus introclusam, munus praedictum autoritate nostra impendere libere tibi possit, facultatem concedimus per praesentes. Volumus autem et dicta auctoritate decernimus, quod si, non recepto a te per ipsum antistitem praedicto iuramento, idem antistes munus ipsum tibi impendere et tu illud suscipere praesumpseritis, dictus antistes a pontificalis officii exercitio, et tam ipse quam tu ab administratione tam spiritnalium quam temporalium ecclesiarum vestrarum supsensi sitis e,o ipso. Praeterea etiam volumus, quod formam a te sic praestiti iuramenti nobis de verbo ad verbum per tuas patentes literas, tuo sigillo munitas, per proprium nuncium quantocius destinare procures, quodque ex hoe praedicto archiepiscopo, cui dicta ecclesia metropolitico iure subesse dignoscitur, nullum in posterum praeiudicium generetur; et insuper tecum qui, ut accepimus, canonicatum et praebendam ac archidiaconatum ecclesiae Leodiensis, necnon abbatiam saecularis et collegiatae ecclesiae beatae Mariae Virginis Cynacensis *), Leodiensis dioecesis, per unum ex eiusdem ecclesiae canonicis absque dispensatione apostolica obtinere solitos, obtinebas, prout obtines, ut statum tuum iuxta pontificalis dignitatis exigentia decentius tenere valeas, motu proprio, non ad tuam vel alterius pro te nobis super hoe oblatae petitionis instantiam, sed ex nostra mera liberalitate, ut etiam postquam in vim provisionis et praefectionis huiusmodi pacificam possessionem, seu quasi regimiuis et administrationis dictae ecclesiae Antverpiensis ac illius bonorum, seu maioris partis eorum, assecutus fueris et munus consecrationis susceperis, canonicatum èt praebendam ac arebidiaconatum ecclesiae Leodiensis necnon abbatiam praedietos ad duos annos proximos etiam una cum dicta ecclesia Antverpiensi retinere libere et licite valeas, Generalis Concilii
1) Joannes Hauchin,
2) Ciny.



300
et aliis constitutionibus et ordinationibus apostolicis, necnon dictarum ecclesiarum, etiam iuramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis, statutis et consuetudinibus, caeterisque contrariis nequaquam obstantibus, auctoritate apostolica, tenore praesentium, de specialis dono gratiae dispensamus. Decernentes propterea canonicatum et praebendam et archidiaconatum ac abbatiam huiusmodi eisdem duobus annis durantibus minime vacare, irritum quoque et inane, si secus super his a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attentari. Volumus autem, quod canonicatus et praebenda ac archidiaconatus et abbatia praedieti debitis propterea non fraudentur obsequiis, et animarum cura, si qua archidiaconatui et abbatiae praedictis imminet, nullatenus negligatur, sed eorum congrne supportentur onera consueta, quodque infra praedictos duos annos eosdem canonicatum et praebendam ac archidiaconatum et abbatiam dimittere omnino tenearis; alioquin illi vacent eo ipso. Datum Romae, apud sanctum Petrum, anno Incarnationis Dominicae millesimo quingentesimo octuagesimo sexto, sexto Kalendas Novembris, pontificatis nostri anno secundo. Pro Revmo. domino summatore.
A. Justus. A. db Alexis.
Segretaria dei Brevi, Bullarium Sixti V, 1586-1587, lib. ii, Vol. 167 f. 391.
281. (omstreeks 1586). — Stukken over de twee kanonikaten en prebenden van sint-Servaas te Maastricht, die paus Gregorius XIII heeft toegevoegd aan het college der Jezuieten aldaar.
gmns. D. Gregorius XIII Kal. Aprilis ad instantiam Philippi regis duos ex canonicatibus et prebendis ecclesie s. Servatii, oppidi Traiectensis, diocesis Leodiensis, quos primo per cessum vel decessum seu contractum matriimonii aut privatiouem ad presens abtinentium vacare contigerit, quorum quilibet taxatur 24 ducatorum, computatis vero distributionibus quotidianis 300 ducatorum, ex nunc prout ex tune et e contra apostolica auctoritate perpetuo suppressit et extinxit, illorumque redditus et proventüs, jura, obventiones ac etiam distributiones quotidianas, etiam interessentibus divinis officiis dari solitas, collegio Societatis, in eadem civitate erecto, pro illius reparatione ac personarum, ibi pro tempore degentium, subventione applicavit, ita quod liceat rectori et collegialibus, pro tempore existentibus, illa per se vel aliis propria auctoritate libere apprehendere et in suos usus convertere, nullius licentia desuper requisita, cum derogatione regulae de exprimendo vero valore, de vocando quorum interest, et de non tollendo jure quesito. Deputati sunt judices in litteris Leodiensis, Buscoducensis, Middelburgensis episcopi.
Forma consensus capituli. Declaramus paratos nos esse patribus Societatis seu ipsorum collegio de omnibus et singulis in universum fructibus et emolumentis duarum pretensarum prebendarum (quamdiu Suae Sanctitatis in iisdem litteris apostolicis expresse intentioni circa piam et religiosam juventéntutis institionem in hoe Trajectensi oppido satisfacient) integre respondere, salvo tarnen jure ecclesie nostre, domibus mortuariis et omni alia dote destitute acquisito, reservata etiam subituris in eadem ecclesia nostra earundem prebendarum onera ea portione, que quotidianis debetur distributionibus; offerentes hanc nostram



301
oblationetn et declarationem in forma obligationis validissime sub sigillo capituli et ecclesie dictis patribus exhibere, si eatn absolute et in forma oblataacceptare velint; alioquin protestantes nos ista habere et haberi cupere pro non oblatis, non quidem quod Suae Sanctitati aut regiae Majestati reluctari velimus, sed quod super justissimis nostris exceptionibus, juri et aquitati per omnia conformibus, pro juris nostri atque adeo ecclesie nostre tuitione et conservatione humiliter petamus
Staatsarchief. Informationum 75 f. 91 (gelijkt, afschr.). — Archivalia III, n». 511.
282. 1687, FEBRUARI 27. — De nuntius Bonomi krijgt van Sixtus V in opdracht onderzoek in te stellen naar het optreden van Michael Bajus, hoogleeraar te Leuven die, naar verlnidt, niettegenstaande vroegere vermaningen en de daarop gevolgde onderwerping voortgaat zijn kettersche stellingen openlijk te verdedigen. Worden deze geruchten bevestigd, dan moet de nuntius met gestrengheid tegen Bajus optreden.
Venerabili fratri Joanni Francisco, episcopo Vercellensi, nostro et apostolicae Sedis in partibus Germaniae Inferioris nuntio I), Sixtus papa V. Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem. Licet postquam complures opiniones, sententias seu dogmata, quae ex dilecti filii Michaelis Bay scriptis extracta fuerant, tanquam haeretica, erronea, suspecta, temeraria, scandalosa et impias aures offensionem mittentes respective per felieis reeordationis Pium papam V et per Gregorium XIII, summos Romanos pontifices, praedecessores nostros, damnata fuerunt, ut literis eiusdem Pii sub quinto Kalendas Octobris 1567 2) et Gregorii sub data quarto Kalendas Februarii 1579 ») plenius continetur, et idem Michael per specialem nuncium apostolicum saepe saepius fuit monitus ut opiniones, sententias et dogmata praedicta, alias per ipsum retractata, denuo revocaret et detestaretnr illaque in scholis aut alibi publice vel privatim amplius docere desisteret, et debuisset admonitionibus et praeceptis apostolicis omni studio semper et quandocumque parere (prout, dum ipse illa retractavit, parere pollicitus ést), nihilominus ad aures nostras non sine animi nostri merore nuper pervenit, quod ille, tantum abest ut ab istis opinionibns, sententiis et dogmatibus sic damnatis abduci potuerit, nt etiam de illis publice disputare et contrariam partem tenentes calumniarum defensores appelare ausus fuerit, huiusmodi haereses et errores sub diversis et frivolis praetextibus et figmentis satis impie defendendo. Nos propterea, ne tanti mali vis in alios insurgat eisque exitio sit futura providere volentes, fraternitati tuae per te, seu a te deputandum, super praemissis, contra eundem Michaelem inquirendi ac munus legendi seu interpraetandi ipsi Michaeli, prout rei gravitas exegerit, interdicendi dictasque opiniones et reprobata dogmata tanquam haeretica et erronea declarandi, ac ipsum Michaelem, prout iuris fuerit, ratione opinionum et dogmatum huiusmodi condemnandi, ac insuper, si in praemissis alia abiuratio illi de iure publice iniungenda fuerit, in privatam abiurationem coram praecipuis universitatis Lovaniensis doctoribus faciendam, arbitrio tuo commutandi; contradictores quoslibet et rebelles et praemissis non parentes per sententias, censuras et poenas eccle-
1) Giovanni Francesco Bonomi, nuntius ie Keulen.
2) Met de bulle van Pius V: „Ex omnibus afflictionibus" van 1 Oct. ls.67.
3) Met de bulle van Gregorius XIII: „Provisionis nostrae" van 29 Jan. 1579.



302
siasticas aliaque opportuna iuris et facti remedia, appellatione postposita, compescendi, sententiasque, censuras et poenas praedictas aggravandi, auxiliumque brachii saecularis invocandi, plenamque et omnimodam, apostolica auctoritate, tenore praesentium facultatem concedimus. Non obstantibus quibuscumque constitutionibus et ordinationibus apostolicis, ac dictae universitatis iuramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis, et consuetudinibus, privilegiis quoque, indultis et literis apostolicis eidem universitati illiusque rectori et aliis superioribus sub quibuscumque tenoribus et formis ac cum quibuscumque clausulis et decretis in genere vel in specie, ac alias in eontrarium quomodolibet concessis, approbatis et innovatis. Quibus omnibus eorum tenores praesentibus pro expressis habentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtaxat, specialiter et expresse derogamus, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 27 Februari 1587, pontificatus nostri anno secundo.
Thomas Gualtbrutius. Segretaria dei Brevi, Brevia Sixti V, Jan.—Febr—Mart. 1b87, Vol. 127, f. 200.
283. 1687, MAART 13. — Sixtus V verleent op verzoek van het kapittel van sintServaas te Maastricht aflaat aan de geloovigen, die met het patroonsfeest (13 Mei) de kerk zullen bezoeken, alsook aan hen, die bij het Maria-lof aldaar zullen tegenwoordig zijn.
Sixtus Y. universis christifidelibus, praesentes literas inspecturis, salutem et apostolicam benedictionem. Gum, sicut accepimus, ecclesia Traiectensis, olim cathedralis, nunc autem collegiata, tam sanctitate pontificum et aliorum sanctorum reliquiis quam antiquitate, structura et iurisdictione spirituali et temporali clara et insignis, ac inter praecipuas Belgicarum collegiatarum ecclesiarum merito habita fuerit, quippe quae a clarae memoriae Carolo Magno in ea, qua hodie splendida structurae forma reperitur, aedificata et a diversis Eomanis pontificibus et imperatoribus ac regibus variis muneribus et privilegiis condecorata, ab exteris nationibus, utpote Hungarica, Polonica, Dalmatica, Gallica et aliis, ab immemorabili tempore quotannis circa festum sancti Servatii, sub quo vocabulo ipsa ecclesia denominatur, per octo dies praecedentes et per alios octo dies subsequentes festum ipsius sancti Servatii *) cum ingenti consolatione incolarum dicti oppidi Traiectensis ad implorandum huius et aliorum sanctorum praedictorum auxilium iugiter visitetur; Nos igitur ad augendam etc. intenti, precibus quoque pro parte dilectorum filiorum capituli eiusdem ecclesiae nobis super hoe humiliter porrectis inclinafi, omnibus utriusque sexus christifidelibus vere poenitentibus et confessis etc., qui uno ex praedictis quindecim diebus praedictam ecclesiam in qua, ut etiam accepimus, triginta canonici aut circiter ad praesens resident praeter muitos cappellanos et alios ministros, devote visitaterint, et ibi etc. effuderint, plenariam omnium peccatorum suorum indulgentiam et remissionem misericorditer in Domino concedimus et elarigimur: necnon omnibus christifidèlibus, qui Laudibus beatae Mariae semper Virginis, quae figuraliter et sub organis ipsius ecclesiae singulis diebus cantantur, devote
1) 13 Mei.



303
interfueriut, et, ut praefertur, ora verin t, quinquaginta dies de iniunctis etc. in forma Ecclesiae consueta relaxamus; praesentibus ad decennium dumtaxat valituris. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 13 Martii 1587 pontificatus nostri anno secundo.
Thomas Goalterutios. Segretaria dei Brevi, Sixti papae V Brevia. Aprilis et Majus. Vol. 128, f. 72.
284. 1587, MEI (18) *). — De Congr. Concilii staat toe aan Jacob van Pamele, proost van den Oudmunster te Utrecht en tot bisschop van St.-Omer benoemd, dat hij voorloopig beide ambten te gelijk zal mogen bekleeden.
Episcopo Audomarensi').
Vidit Sacra Congregatio cardinalium, Concilii Tridendini interpretum, id de quo quaeritur in libello Jacobi Pamelii, in ista ecclesia archidiaconi et canonici necnon praepositi in ecclesia sancti Salvatoris Trajectensis, his litteris adjuncto, duxitque ita respondendum: S™. Dominum Nostrum, ad quem hoe relatum fuit, archidiacono praedicto benigne annuisse, et quod per libellum supplicem petit, concessisse, ea tarnen conditione, ut cum civitas Trajectensis ad Catholicam fidem Deo, ut speramus, concedente reversa fuerit, ipse archidiaconus alterum ex his incompatilibus post annum dimittat. Quod Amplitudo tua ad sedandam ejus conscientiam illi significanduin curabit, cum quo etiam volumus bas literas esse communes. Interea eam bene in Domino valere, ejusque gratiae donis cumulari ex animo optamus.
Congregatio S. Concilii. Lib. VI literarum, p. 202.
285. 1687. SEPTEMBER 10. — Frangipani aan kardinaal Montalto s). Vraagt voor eenige priesters in Holland hernieuwing van vroeger verleende bevoegdheid, om in sommige huweüjksbeletselen en kerkelijke straffen, op het cas van ketterij gesteld, te kunnen absolveeren; hij geeft vervolgens een lijst van personen, welke daarvoor geschikt zijn.
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 9, f. 23 r en v. — Gedr. bij Ehses, Nuntiaturberichte aus Deutschland, Abth. 1,^2» Halfte (Paderborn 1899), p. 10.
286. 1587, SEPTEMBER 10. — Op een afzonderlijk blad, aan het voorafgaand schrijven van Frangipani toegevoegd. Bevat: 1. Verzoek van de gezamenlijke priesters, die in Holland arbeiden, dat door den H. Stoel aan eenigen van hen, zooals weleer, uitgestrekte volmachten worden verleend voor het uitoefenen van de zielenzorg, aldaar noodzakelijk; 2. Ljjst van priesters in Holland werkzaam, die naar hun meening daarvoor in aanmerking kunnen komen.
A. Haec quae sequuntur a Sanctissimo Domino Nostro postulanda putaverunt sacerdotes, qui in Hollandia inter haereticos agunt vitam, quam studiose
1) Op te maken uit het „Liber decretorum" van de Congregatio Concilii.
2) In 1586 stierf Ioannes Sixtus (Six), bisschop van S. Omer. Volgens Gams, Series Epitcoporum, p. 619, was Jacob van]Pamele tot zijn opvolger benoemd, maar stierf reeds vóór zijn inhuldiging te Mons 15 Sept. 1587. (Zie over Pamele verder: Aanhangsel op de Kerkel. Oudheden van Nederland (1744), p. 111, en Miraeus—Foppens, Bibliotheca Belgica I, p. 532».
3) Alessandro Montalto, staatssecretaris van Sixtus V.



304
et suppliciter (ut) possunt, rogantes Sanctitatem Suam, ut aliquibus eorum in sequentibus casibus absolvendi et dispensandi facultas atque potestas permittatur, quo hac ratione illorum saluti consultum iri possit, qui aut ob iustum pudorem non audent vel non possunt, cum res sit occulta, ad forum exterius venire, aut, si ad illud necessario esset eundum, id propter itineris pericula ac magnos sumptus facere detrectant, aut, quod pejus est, desperantes de sua salute animum desponden t.
Petunt autem:
Primum ut rata habeatur et Confirmetur illa facultas qua felix regnans Gregorius XIII ipsis concessit, videlicet: 1°. Ut altari portatili eis uti liceat.
2°. Ut omnia sacramenta quibuscunque personis in quibuseunque diocesibus, pastore carentibus et ab haereticis occupatis, administrare possint, omissis pro necessitate ceremoniis solitis, non tarnen necessariis, ubi per tyrannydem et vim haereticorum non possunt hujusmodi caeremoniae adhiberi.
3°. Ut durantibus hisce temporibus quorumcumque Chistifidelium in quacunque diocesi confessiones audiendi, ac eos ab haeresi et schismate absolvendi, ac aliis omnibus casibus episcopalibus, et aliis quomodolibet Sedi apostolicae reservatis, et in Bulla, in die Coenae Domini per Romanos pontifices legi solita, contentis, absolvendi licentiam et facultatem habeant.
Haec sacerdotibus, euntibus ad provincias et oppida Belgii, quae ab haereticis occupantur, concessit felieis reeordationis Gregorius XIII in litteris: Romae, apud sanctum Petrum, die 3 Februarii 1581, pontificatus sui anno nono, datis ad reverendissimos dominos Joannem, electum Middelburgensem, et Maximilianum Morillonum, vicarium generalem Mechliniensem.
4°. Ut per eos dispensari valeat, ut qui in gradibus et casibus, a divina lege minime prohibitis, matrimonia contraxerunt rèmaneant in eisdem.
Istud sacerdotibus Ordinis Praedieatorum, euntibus ad praedicandum Jacobitis Nestorianis, indulsit Innocentius IV in privilegio quod incipit: „Patri 1 uminum", dato Laterani, 1242, Non. Kal. Aprilis.
5°. Ut a quibusvis sententiis excommunicationis, tam ab homine qUam a jnre latis, et aliis censuris et poenis, quomodocumque vel qualitércumque illas incurrerint seu legati fuerint, possint absolvere. Nee non super irregularitate, si quam quovis modo et causa ex crimine incurserint, dispensare.
6°. Ut liceat eis commutare vota simplicia, et dispensare super eisdem, etiam super voto castitatis et peregrinationis ad limina divorum Petri et Pauli.
7°. Ut quod quarto articulo permittitur, extendatur etiam ad rectificanda matrimonia, quae coram judicibus ac notariis secularibus duntaxat, aut haereticis, contracta sunt.
8°. Ut illegitimis bonorum ecclesiasticorum possessoribus, qui restituere omnia non possunt, vel nesciunt quantum receperint, restitutionem, in foro conscientiae duntaxat, remittere aut moderari valeant.
9°. Ut eandem facultatem in illos habeant qui, licet justo quidem titulo bona ecclesiastica possideant, tarnen, quoniam preces horarüm canonicarum legere praetermiserint, aut aliis, ad quae tenebantur, officiis functi non fuerint, restitutionem facere tenentur.
10°. Ut quae restituanter liceat in quemcumque usum pium impendere.
11°. Ut praedictis sacerdotibus, inter haereticos in itinere aut aliis peri-



305
culis constutitis, permittatur, ut possint preces horarum canonicarum, quando ex earum lectione iriimineret eis grave periculum, in alias preces, quas memoria tenent, commutare.
12°. TJt uni atque alteri plena permittatur auctoritas in monasteria et personas religiosas, ut possint dispensare in iis quae non pertinent ad substantiatu voti aut regulae quam professae sunt, ceteraque disponere ac reformare pro ut id nunc melius fieri poterit.
13°. Ut iidem habeant auctoritatem in sacerdotes, qui suo male funguntur officio, iisque omnem Ordinis sacerdotalis usum ac jurisdictionem ex apostolica auctoritate impedire valeant.
14°. Ut eisdem concedatur auctoritas circa curam collationis beneficiorum ecclesiasticorum ut, cum se viderint hic aliquid in utilitatem Ecclesiae Cattolicae posse praestare, ubi ea alicui damnum pateretur, id ex legitima auctoritate facere valeant.
15°. Denique ad vitandum graves quosdam abusus his etiam indulgeatur facultas communi saltem benedictione sine sacro oleo calices aliaque vasa ac vestes, sacris usibus dicandas, benedicendi et consecrandi.
Haec iisdem fratribus et aliis quibusdam concessit Pius II in privilegio quod incipit: „Dum levamus", dato Romae 1464, pridie Idus Junii, pontificatus suo anno 6, in quo confirmat et auget privilegium allegatum Innocentii IV.
B. Nomina quorundam sacerdotum, in Hollandia inter haereticos Boni Pastoris officium peragentium, qui idonei censentur ad illa quae a Sanctissimo Domino Nostro Hollandorum nomine petita sunt:
Ad potestatem dispensandi in casibus petitis et reliqua nominantur:
Magister Sasboldus Vosmerus, sacrae theologiae licentiatus 1);
Magister Guilielmus Copalius, sacrae theologiae licentiatus ■).
Sequentes ad illa duntaxat nominantur quae a felieis reeordationis Gregorio XIII concessa sunt:
Magister Joannes Noems, sacrae theologiae licéntiatus.
Magister Joannes Faber, sacrae theologiae baccalaureus formatus, pastor sancti Hippolyti Delphensis.
Dominus Paulus Taphaeus, pastor Novi Templi Delphensis.
Dominus Petrus Bellius, pastor ih Wouda 8).
Magister Martiuus Regius *).
Magister Cornelius Arnoldi s).
Magister Gasparus Petri, sacellanus Harlemensis *).
Dominus Harmandus N. sacellanus Amsterodamensis.
Dominus Joannes Theodorici 7).
Napels. Biblioteca Naïionale. Correspondentie-Frangipani XIII, B 9, f. 23»—25».
1) Vicaris-generaal van Utrecht.
2) Vicaris-generaal van Haarlem.
3) Petrus Bollius, pastoor van Het Woud, bij Delft.
4) Uit Ninove afkomstig.
5) Overste van de „Vergaderinghe der maechden van den Hoeck", te Haarlem.
6) Van Stol wij uk, kapelaan te Haarlem.
7) Stekel werf, kapelaan te Haarlem?
20



306
287. 1587, SEPTEMBER 17, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Carafa l); zendt verzoekschriften over van Suffridus Petri 2), dien hij om zijn schrijverstalenten, goede gezindheid en deugdzaam leven zeer sterk in de gunst van den H. Stoel aanbeveelt.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII B 9, fol. 31v en 3'2r. — Gedr. bij Ehses, p. 15.
288. 1587, OCTOBER 2. — Frangipani verzoekt den kanselier van Gelder schriftelijk toch vooral goed door hem te worden ingelicht. Klaagt over den moedwil van het Spaansche leger in het Kleefsche en elders. Prijst den ijver der Jezuieten.
Clarissimo viro Guglielmo Crepio, cancellario Gheldriae.
Litteras dominationis vestrae, 13 Kalendas Novenibris, Monasterii, datas accepi, quibus multa mihi grata referentur, sed illud potissimum spei non alterius congressus pergratissimum fuit. Non enim illas videre cupio ut voluntatis erga meae declarationem percipiat et exploret, cum illi sit ita prespicua ut absens judicare possit, sed ut aliquid de rebus publicis mihi referatur pro hoe munere perfecte explendo, quod Dei primum, tum Summi pontificis et Sedis apostolicae, tum regis nostri Cattolici causam tangit, indissolubili quadem societate comuiunem. Nee mirum; quid enim Deus e manibus exquiret, quid Summus pontifex enixe cupiat, quidve sibi velint arma Cattolici nostri regis, tot annis in his regionibus lata, quam ipsiusmet Dei honorem, christianae fidei amplitudinem, foelicitatem ac pacem? Quae omnia cum in hac temporum calamitate difficile sit assequi, quemadmodum a Deo precibus opem imploro et a Summo pontifice consilium, quid sit in singulis casibus agendum, ita ab omnibus ministris Cattolici regis nostri significari mihi vellen), quae nedum in Germania .sed in reliquis orbis partibus moliuntur adversarii nostri, ut pravis eorum cogitationibus a me perspectis ac factis auditis me ipsum quam diligentissimum praestem pro hujus Ecclesiae corpore integro servando. Quare si dominatio vestra non posset, ut vereor, iter suum huc instituere ut eam rursum videam, ut crebro litteras ad me scribat quibus certior fiam quid agatur et quae gerantur tam ab amicis quam inimicis, quid sperandum, quidve temendum in hujus miserae vitae statu. Audi vi alias nostrorum militum insolentiam, qua potius in longum bella protahuntur quam perimuntur in his regionibus, in quibus experti sumus populorum indignationem ut plurimum nedum impedimentum fuisse quo ad nos deficiaut inimici qui essent defecturi, sed illam praecipuam (fuisse causam) ut a nobis amici deficerent qui pro religione Cattolica erant morte obituri. Hinc lamentationes illustrissimi dncis Cliviae, ut cognitum est dom in at ion i vestrae, et undique clamores populi perferuntur. Si modus aliquis inveniri posset, quo vinicorum principum ditiones a militibus regis nostri non offendantur, inimici ratione non armis vincerentur. Pro hujus ergo bono pacis obsecro dominationem vestram, ut in bis juvandis consilium et auctoritatem suam praestare non desinat.
Credebam Meppelum oppidum jam ad manus nostras rediisse. Doleo quidem me adesse non posse Monasterii, ut ibi meum officium exequerer cum
1) Antonio Carafa.
2) Suffridus Petri, de bekende geschiedschrijver, die na den dood van zijn vrouw in den geestelijken staat was getreden en sinds 1577 zich te Keulen had gevestigd.



307
illius reipublicae praesidentibus; sed quod voce exequi non possuni, scripto perficiam, si a dominatione vestra mihi nunciabitur quo statu sit illa obsessio et qninam sit mentis Monasteriensium sensus.
Quae ex Hollandia adferentur hilari animo suscepi; spero enim aliquid boni ex progessu armorum Gallicorum, quod omnem Galliam Germaniamque pacabit.
De collegii patrum Jesuitarum erectione maxime sum gavisus; ii enim sunt nostri temporis propugnatores et acerrimi defensores christianae religionis iidemque amplificatores. Tua dominatio velim ne intermittat, quoad id fieri poterit, ad me scribere, ejusque litteras semper expectabo. Interim ut mea opera utetur pro sui suorumque beneficio animo libenti (me) offero et polliceor. Et Dominus Deus noster jam incolumem reddat. Datum Coloniae, die 2 mensis Octobris 1587.
Napels Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 9. fol. 64* en
289. 1587, OCTOBER 28. — Frangipani protesteert er tegen, dat het kapittel van sint Stephanns te Nijmegen bezit heeft genomen van het sinte Oatharlna-klooster der Regulieren aldaar, tot de Congregatie van Windesheim behoorende ').
Reverendis, nobilibus et doctissimis dominis decano et canonicis collegiatae ecclesiae sancti Stephani protomartyris Neomagensis, episcopatus Ruremündensis. Amicis plurimum dilectis.
Reverendi, nobiles et doctissimi domini et amici plurimum dilecti. Accepimus non sine magno dolore canonicos regulares sancti Augustini Congregationis Vindesemensis spoliatos et ejectos a monasterio Neomagensi a vobis, a quibus etiam bona ejusdem monasterii fuerunt occupata et usurpata. Quod sane in manifestum Catholicae religionis detrimentum redundat. Quare (non) agere non potuimus ut his litteris vos hortaremur, ut dictos canonicos in possessionem ejusdem monasterii restitui curetis; alioquin pro nostri officii ratione eorum eausae deesse non valemus, si aliquid in eontrarium non referatur. Plura non scribimus, existimantes cum canonicis, sacrorum canonum observantissimis et Catholicae religionis studiosissimis, rem agi. Ideo vos optime valere desideramus, ae pro vobis divinae Majestati preces offerimus. Coloniae scriptum die 23 Octobris 1587.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 56».
290. 1587, OCTOBER 27, KEULEN. - Frangipani aan Wilhelmus Lindanus*); ondersteunt het protest van Lentins, den prior generaal der Windesheimsche Congregatie tegen de inmenging van het Hof van Gelder in de zaken van het Regulierenconvent te Nijmegen.
Domino episcopo Ruremundano.
1) Zie over dit klooster: Acquoy, „Het klooster te Windesheim en zijn invloed", III, p. 48 en v.v., waar alleen wordt medegedeeld, dat het convent van sinte Catharina op 19 Jan. 1587 bij het kapittel der sint Stevenskerk te Nijmegen was ingelijfd.
2) In 1586 had Lindanus een tweeden pastoor te Nijmegen aangesteld. Aan dezen werd de kloosterkerk van s. Catharina als parochiekerk toegewezen, en om in zijn onderhoud te voorzien, zou het convent opgegeven wórden, waarvoor echter toestemming van den II. Stoel noodzakelijk was. Zie Habets, „Geschiedenisvan het bisdom Roermond" (Roermond, 1890), II, p. 144.



308
Perillustrissinie et reverendissime domine observandissime.
Petiit nobis atque instantissime requisivit Marcellus Lentius, canonicus regularis Ordinis sancti Augustini oppidi Neomagensis, [ut sibi de prioratu sanctae Gatharinae, legitime proviso, in cujus possessione molestatur ac ejusdem occasione a curia saeculari iu jusvocatur, favere auctoritate nostra non dignaremur. Nos igitur, qui neminem laedi vellemns, sed potius oppressis pro viribus nostris succurerre optamus, revendissimae dominationi vestrae rogatum voluimus, ut inpedimenta omnia, quae hactenus inciderunt, e medio tollere ac auctorirate sua plane superare non gravetur. Durnm nempe nobis videtur, quod homo religiosus ecclesiasticorum bonorum occasione, ad ecclesiasticorum etiam instantiam, coram saeculari judice litibus involvatur, quasi vero opera nostra in his partibus forent supérflua. Erit sane prudentiae ae zeli reverendissimae dominatiouis vestrae, quo erga Dei ecclesiam afficitur, predictos ecclesiasticos serio mouere atque cum ipsis agere, ut judice seculari postposito, quem ipsi adire, maluerunt, coram nobis, si quid experiri in ten dunt, prosequantur. Nos nempe omnibus justitiam ministrabimus. Deus optimus maxi mus dominationem vestram reverendissimam diu servet incolumem. Scriptum die 27 Octobris, 1587.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie—Frangipani, XII. B. 9. fol. 58T.
291. 1587, OCTOBER 27. — Frangipani protesteert namens den generaal-overste van de Congregatie van Windesheim er tegen, dat het Hof van Gelder dezen belet de inkomsten te innen van het s. Catherina-convent, dat aan deze Congregatie behoort. Zoo noodig, wenscht hij, dat de zaak aan zijn oordeel worde onderworpen.
Gancellario et cousiliariis Rnremundensibus.
Intelleximus ex supplici libello, nomine Marcelli Lentii, reliosi Ordinis divi Augustini, nobis exhibito, fuisse alias sibi legitime provisum de prioratu sanctae Gatherinae oppidi Neomagensis; hujus vero possessionem, dum assequi niteretur, ac colonos ipsos ad canones censusque decursos persolvendos urgeret, varia objici impedimenta, atque adeo contra ipsum a Gonsilio vestro emanare citationes, quibus ad verificandum suum titulum coram nobis, uti Ordinario, compellitur. Nos igitur, qui vix credere possumus a viris religiosissimis, et in ditionibus tam Gatholici regis aliis jus dicentibus, talia prodire edicta ac mandata contra canonicos regulares, omni et divino et humano jure a saeculari potestate prorsus mancipatos et solutos, dominationes vestras serio hortari atque etiam in Domino rogare voluimus ut, citationibus memoratis circumscriptis, praedictus Marcellus ultiori litium anfractu non fatigetur sed, si qua in re jus suum laedi existimatur, rem ipsam ad nos deferant, qui omnibus auditis ac mature perpensis officio nostro profecto non deerimus. Greditnus sane atque adeo non dubitamus, dominationes vestras pro singulari eorum prudentia his nostris acquieturas consiliis, nobisque ulteriorem occasionem conquerendi non relicturos. Bene valeant dominationes vestrae, et, si qua in re operam nostram illis commodam esse potest, eam sciant fore quam paratissimam. Scriptum die 27 Octobris 1587.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 58r en T:
292. 1587, OCTOBER 29, KEULEN. — Frangipani aan het Hof van Gelder. Vereenigt zich met het protest van Lentius tegen de onrechtmatige inmenging van dat



309
Hof en verklaart zien bereid zelf uitspraak te doen in het geschil met het kapittel van s. Stephanns te Nijmegen.
Cancellario et consiliariis Buremundensibus. Clarissimi et consultissimi viri, plurimum dilecti.
Exbibuit nobis 26 hujus mensis die Marcellus Lentius, Ordinis canonicorum regularium capituli Windesemensis per utramque etSuperiorem et Inferiorem Germaniam prior generalis, exemplum cujusdam citationis, a Concilio vestro emanante, qua ad supplicationem et instantiam domini decani et canonicorum ecclesiae collegiatae sancti Stephani, oppidi Neomagensis, eundem ad curiam vestram, ut se ibi ad 20 diem Octobris praesentem sistat, et contra objecta a dictis decano et canonicis coram vobis tanquam suis ordinariis purget, evocastis. Nos igitur, qui vix credere possumus a viris religiosissimis, et in ditionibus regis tam Catholici aliis jus dicentibus, talia citationis edicta ac mandata contra canonicos regulares et illorum Generalem, omni et divino et humano jure, non solum a seculari potestate sed ab omni ordinaria jurisdietione exemptos, et Sedi Apostolicae immediate subjectos, prodire. Proinde dominations vestras serio hortari etiam atque etiam (et) in Domino rogare voluimus, ut citationibus memoratis cessantibus ae suppressis impediatis, ne canonici praedieti et illorum Generalis ultiori litium anfractu fatigentur. Sed si qua in re jus suum laedi existimant, rem ipsam ad nos deferent, qui omnibus auditis ac mature perpensis officio nostro profecto non deerimus. Credimus sane, atque adeo nou dubitamus dominationes vestras pro singulari earum prudentia his nostris acquieturas consiliis, nobisque ulteriorem occasionem cognoscendi non relicturas. Bene valeant dominationes vestrae. Et si qua in re opera nostra illis commodo esse potest, eam seiant fore quam paratissimam. Datum Coloniae, die 29 mensis Octobris 1587.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 62'.
293. 1687, OCTOBER 29. — Frangipani vraagt namens Joannes Verbelius, door de Congregatie van Windesheim tot prior van het s. Catherina convent te Nijmegen aangesteld, aan den bisschop van Roermond, Wilhelmus Lindanus, dat deze trachte een einde te maken aan de inmenging van het Hof van Gelder in de twistvraag over het rechtmatig bezit van dat klooster.
Petiit a nobis atque instantissime requisivit Joannes Verbelius, canonicus regularis Ordinis sancti Augustini, capituli Windesemensis, et nunc a suo legitimo ordinario prior monasterii sanctae Catherinae ad regulares in oppido Neomagensi constitutus, ut sibi de prioratu legitime proviso auctoritate nostra favere dignaremur, ne in ejus prioratus bonorum possessione a dominis decano et canonicis collegeatae ecclesiae ejusdem oppidi Neomagensis ullo modo molestetur, neque illorum bonorum occasione ad instantiam praedictorum decani et canonicorum a Concilio saeculari in jus vocetur. Nos igitur, qui neminem laedi vellemus, sed potius oppressis pro viribus nostris succurere optamus, reverendissimam dominationem vestram rogatam voluimus, ut impedimenta omnia, quae hactenus incederunt, e medio tollere ac auctoritate sua plene superare non gravetur. Durum enim nobis videtur, quod bomo religiosus, ecclesiasticorum bonorum occasione, ad ecclesiasticorum etiam instantiam, coram



310
saeculari judice litibus involvatur; quasi vero opera nostra in his partibus forent superflua. Convenit sane prudentiae ae religioni reverendissimae dominationis vestrae, qua erga Dei ecclesiam afficitur, praefatos ecclesiasticos monere atque adeo cum ipsis agere, ut judice saeculari postposito, quem ipsi adire maluerint, coram nobis, si quid experiri intendunt, prosequantur. Nos nempe omnibus justitiam ministrabimus. Dens Optimus Maximus dominationem vestram diu servet incolumem. Scriptum die 29 Octobris 1587.
" Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 9, f. 62T.
294. 1687, NOVEMBER 28, KEULEN. — Op grond van bewijsstukken, welke bet kapittel van Nijmegen aan Frangipani heeft toegezonden, verklaart deze aan dat kapittel niet in te stemmen met de overweldiging van het s. Catherina-convent door de Congregatie van Windesheim, valschelijk in zijn naam verricht. Het kapittel zal de zaak aan het oordeel van z|jn geestelijke overheid onderwerpen, maar de pastoor, die door het kapittel in de kloosterkerk van s. Catherina met de zielezorg was belast, wordt, totdat de zaak berecht zal z§n, door den nuntius in al zijne rechten gehandhaafd, en moet op zijn bevel door de Congregatie van Windesheim voorloopig in het bezit van convent en kloosterkerk hersteld worden.
Reverendis, nobilibus dominis decano et canonicis collegeatae ecclesiae sancti Stephani Noviomagensis.
Revendi, nobiles et doctissimi domini et amici plurimum dilecti. Instrumenta ac document», a vobis transmissa illisque litteras adjunctas, grato animo accepimus valdeque mirati sumus quod canonici regulares congregationis Windesemensis monasterium vi repetierint, et quod nostro consilio et auctoritate vim adhibuerint, cum id a nobis neque litteris neque in mandatis, neque tacite neque expresse suggestum fuisse possint asserere. Ex nostris nempe litteris, ad vos datis, quid fuerit noster animus, facile colligi potuerat. Nam cum nos retulerimus tantum canonicorum querelam, licet adjunxerimus haec verba: quod eorum causae nos deesse non possumus, attamen nos jure vestro ne dum privare non sumus arbitrati, sed illud nobis intactum et illaesum custodiri declaravimus aliis verbis adjunctis, scifieet: si aliquid iri eontrarium non referatur. Nunc autem (cum luce clarius apparet, quod animi nostri maximo dolore referre cogimur, ob Catholicorum inprimisque religiosorum virorum dissidia maximum scandalum praeberi haereticis, quibus undique sumus obsessi, (et) a religione Catholica aversos animos in dies exasperari indioresque fieri) pro nostri muneris debito, nos quantum in Domino possumus, hortamur obtestamurque, ne tumultus in aliquid moliendo de facto juris meliorispotiorisque praetextu decernatur, sed vestra prudentia, fide ad reverentia ad superiores vestros omne contentionis vestrae examen, discussionem, terminationemque deferatis. Et interim, nejuri vestro prejndicium fiat ob possessionem vi captam a canonicis, arbitramur, ut pastor expulsus reintegratur in possessione, de qua fuit expulsus, Sacramenta ministret, curamque animarum exerceat ecclesiaeque fructus percipiat et penes se retineat loco sequestri, donec unionis causa cognoscatur. Idemque scribimus priori eumque objurgamus ob violentiam illatam, minamurque, si nolit ex aequo causam cognosei, secumque miramur de eo quod praefertur no» illi auctoritatem dedisse bune vjoientum actum exequendi. Quod est qantum literis vestris rescribere



sit
possumus, vos certos reddentes jus vestrum a nobis semper salvum custodiri. Et Dominus Deus vos omnes incolumes servet. Datum Coloniae, die 28 mensis Novembris 1587.
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 81 r en T.
295. 1587, NOVEMBER 28, KEULEN. — Scherpe terechtwijzing van Frangipani aan Vérbelius, die, tot prior benoemd van het Regulieren-convent te Nijmegen, zich met geweld van het convent heeft meester gemaakt, valschehjk zich daarbij beroepend op het gezag van den nuntius.
Reverendo ac religioso Patri Joanni Verbelio, canonico regulari Ordinis s. Augustini, priori monasterii s. Catherinae Neomagensis.
Reverende ac religiose Pater Audivimus reverentiam vestram abusam esse literis nostris commendatitiis ad reverendissimum et perillnstrem episcopum Ruremundensem et ad nobile capitulum collegiatae ecclesiae s. Stepbani Noviomagensis datis in causa monasterii s. Catherinae Noviomagensis, et quod a reverentia vestra violenter temerarieque factum est id quod apud omnes nostro ordine nostroque mandato purgare non erubescit. Nos etenim non possumus tan tum mirari hanc vocem improbam, quam de nobis spargit reverentia vestra, quantum vestram temeritatem admiramnr in his temporibus calamitosis, in quibus omnes, praecipue religiosi, pacem unionemque invicem amplectantes, haereticorum animos potius «d nos allicere deberent, quam eorum dissidiis, Odiis actumultu a nobis aversissimos facere. Verebatur forte reverentia vestra sibi jus justitiamque denegandum, si vi violentiaque propria monasterium non repetebetur? Quid agendum modo credimus a reverendo capitulo? Quid aperillustrissimoetreverendissimo domino episcopo? Et quid a cancellario consiliariisque Ruremundensibus? Arbitramur quidem reverentiam vestram ex aequo vel juridice causam movere. Propterea Kteras ad omnes praenominatos dedimtts, eos hortantes ut jus vestrum non auferrent, immunitatem vestram non violarent. Sed cum auctoritate propria jus sibi ministraverit, pastorem ejecerit, reverendumque capitulum monasterio violenter spolmverft, nee reverentiam vestram Religionemque suam ejectam a dicto monasterio ej usque bonis vi privatae senterrtiae, ut Romae fuit expositum — justo enim titulo, facto a superiores capitulum monasterii possessioni acquievit, — jus esse constat, ut ipsius capituli possessie ad pristinum reducatür, ét cousultum mihi videtur utrique parti, ut pastor redeat unde fuit ejectus, Sacramenta ministret, animurumque curam exerceat, sicut aute quam a reverentia1 vestra ejeceretur, fructusque monasterii penes se loco sequestri retineat, donec unionis causa cognoscatur; ibidemque reverentia vestra manere potest; et quod placide leviterqne fieri potest, exasperatione diirum non est reddendum. Acquiescat ergo consiliis nostris alioquin defensioni vestrae praechrdetur aditus. Datum Coloniae, die 28 mensis Novembris 1587.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspendentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 82 r en v',



312
296. 1587, DECEMBER 28. - Suffridus Petri ») door Sixtus V ontheven van het beletsel de hoogere wijdingen te ontvangen: door zijn voormalig huwelijk met eene weduwe.
Venerabili fratri Ernesto archiepiscopo Coloniensi seu eius vicario in spiritualibus generali Sixtus papa V. Venerabilis frater seu dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem.
Exponi nobis nuper fecit dilectus filius Suffridus Petrus, laicus sive clericus Leovardiensis, quod ipse devotionis zelo ac fervore accensus ad omnes etiam sacros et presbyteratus ordines promoveri et in illis promotus etiam in altaris ministerio ministrare vehementer desiderat. Sed quia alias matrimonium cum quadam muliere vidua, nunc defuncta, bigamiae notam incurrendo, contraxit, desiderium suum hac in parte adimplere non potest absque nostra et Sedis apostolicae dispensatione. Quare nobis humiliter supplicari fecit dictus Suffridus, quatenus ipsum qui, ut asserit, utriusque iuris consnltus ac praesens collegii iuridici Trium coronarum in universitate Coloniensi praeses existit, quique magna paupertate oppressus, diviharum scripturarum studiis, quibus magnopere hucusque in Domino profecit, operam dare nullatenus potest in suo laudabili proposito confovendo, eiusque paupertati consulendo, de opportuno remedio eidem providere dignaremur. Nos igitur, certam de praemissis notitiam non habentes, ac tam pio devotoque desiderio satisfacere cupientes, huiusmodi supplicationibus inclinati, fraternitati tuae, frater episcopé, seu discrètioni tuae, fili vicarie, per praesentes committimus et mandamus, quatenus cum eodem Suffrido, si id a te humiliter petierit, ut ad omnes etiam sacros et presbyteratus ordines promoveri et in illis promotus, etiam in altaris ministerio ministrare, necnon quaecumque et qnaliacumque cum cura et sine cura beneficia ecclesiastica, etiamsi canonicatus et praebendae aut dignitates, etiam maiores et principales seu personatus, administrationes, vel officia in cathedralibus, etiam metropolitanis, vel collegiatis ecclesiis, aut parrochiales ecclesiae seu earum perpetuae vicariae fuerint, si sibi alias canoniee conferantur, aut is eligatur, praesentetur vel assumatur ad illa et instituatur, in eis recipere et, dummodo plura simul non sint quam quae a concilio Tridentino permittuntur, retinere libere et licite valeat, auctoritate apostolica, vigore praesentium dispenses. Nos enim tibi super praemissis, plenam, liberam et omnimodam facultatem concedimus et potestatem. Non obstantibus praemissis ac constitutionibus et ordinationibus apostolicis, necnon ecclesiarum, in quibus beneficia huiusmodi fuerint, etiam iuramento, confirmatione apostolica vel quavis firmitate alia roboratis statutis et consuetudinibus, privilegiis quoque indultis et literis apostolicis quibusvis ecclesiis, illarum capitulis, superioribus et personis sub quibuscumque tenoribus et formis ac cum quibusvis clausulis et decretis in eontrarium quomodolibet concessis, confirmatis et innovatis. Quibus omnibus, etiamsi de illis specialis, specifica, expressa et individua mentio habenda esset, illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtaxat, specialiter et expresse derogamus, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 28 Decembris 1587, pontificatus nostri anno tertio. Thomas Güalteeutitjs
Segretaria dei brevi. (Brevia Sixti papae V, Oct.-Dec. 1587) Vol. 131, f. 343. 1) De historiograaf Sjoert Pieters.



313
297. 1688, februari 27. — Frangipani vermaant de kapittelheeren van s. Servaas te Maastricht, dat zij hun medebroeder Hendrik Michelsz. wederom in hun midden zullen toelaten.
Capitulo Trajectensi.
Venerabilibus, devotis, dilectis decano totique capitulo collegiatae ecclesiae sancti Servatii Trajectensis.
Venerabiles, devoti, dilecti.
Expositum nobis fuit ex parte confratris vestri Henrici Michaelis, quod propter edictum Sanctissimi domini Pontificis maximi circa residentiam ex Urbe discedere atque ad ecclesiam se conferre non sine magnis incommodis et sumptibus coactus fuerit, sed quia adveniens a residentia et omnimoda perceptione a vobis arcetur, supplicari nobis fecit, ut licentiam ipsi ac facultatem redeundi ad Urbem concedere, ac literis, excusationem suam quo minus edicto pontificio pareat continentibus, prosequi dignaremur. Verum cum nobis constet, quod stricte Sanctissimus Dominus Noster edictum suum observari velit, cupiens divinum cuiturn maxime augeri suis temporibus, adeo quod molessime ferret ex parte nostra aliquod impedimeutum objici, praesertim cum sacris canonibns prospectum sit, ut fructus prebendarum ad certos annos ecclesiis et defunctis totaliter applicarentur, ne residentia, vel potius divinus cultus, impediatur, idcirco non minus amice vobis suademus, quod serio hortamur, ut ita vos erga confratrem aequos prebeatis, ne causam habeat ad Urbem revertendi, hac de re querelas deponendi. Valete in Christo. Coloniae scriptum. die 27 Februari 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 168' en v.
298. 1688, maart 5 (keulen). — Frangipani gebiedt aan het kapittel van s. Stephanns te Nijmegen, dat het zijn geschil met de Congregatie van Windesheim binnen twee weken zal brengen voor den officiaal van Keulen.
Ad Capitulum Noviomagense.
Salutem plurimam, Reverendi, synceri, dilecti.
Cum vos semel atque iterum Coloniam citati, ut coram domino officiali Coloniensi, tanquam judice apostolico delegato, in causa monasterii canonicorum Regularium, congregationis seu capituli Windensemensis, Ordinis [sancti Augustini in oppido Noviomagensi, Ruraemundenis diocesis, comparere deberetis, jus vestrum exhibentes adversus priorem canonicosque Regulares dicti monasterii, qui maxima eorum injuria illegitime indebiteque se dicto monasterio spoliatos conqueruntur, et nedum hucusque non comparuistis, sed ut satis liquet ex actis"] vos comparere nolle statuistis — quod cum ad multorum scandalum vergat ac sanctae Sedis apostolicae vilipendium' et contemptum.j cujus sanctae Sedis auctoritatem nobis incumbit tueri ac defendere — vos omnes hortatos velim, ut optimae vestrum opinioni, quam Sedes apostolica (de) vestrorum praesulum pietate, ecclesiae vestrae religione ac vestrum omnium singulari bonitate conceptum laetatur, respondeatis humiliter et obedienter in sistendojudicio Coloniensis archiepiscopalis aulae, ut moris est, infra quindenam post harum exhibitionem vobis factam, satisfacturi citationibus jam toties et quidem peremptorie vobis factis; alioquin remedia adhibenda lacesseris, quae oportuna indicata fuerint,



314
quaeque vos amplius effugere non poteritis. Bene valere vos omnes precamur, et nos precibns vestris commendare Domino ne otnittatis. Scriptum die 5 Martii 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 476* en ».
299. 1588, APRIL 4 (KEULEN). — Frangipani geeft aan Lindanus te kennen, waarom hij tegen het kapittel van Nijmegen is moeten optreden.
Episcopo Lindano seu Ruremundensi.
Si ab initio capitulum apud dominum ofBcialem Coloniensem procuratorem in sua ipsius causa constituisset, non utique nulla fuisset, prout scribit perillustrissima et reverendissima dominatio vestra, jurisperiti admiratione affecta! Immo est quod magis nos illius admirationem admiremur, qui, re non mature perpensa et diligenter facti serie minime inspecta, tale quid de nobis sentiat. Ad ea nempe, quae juri et aequitati consona nobis videntur ac esse debent, quolibet tempore promptos ac faciles nos exhibemus illa satis ampla ac lata ad legitinias excusationes veluti via qua probata, et eo Iubentius adducemur quo juris aequitas nobis suadere patiatur. In caeteris vero perillustram et reverendissimam dominationem vestram persuasam esse volumus quicquam fore tam arduum quod non simus tua causa libenter etiam subituri. Bene valeat cui plurimum commendamus. Scriptum 5 Aprilis 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. i98r.
' 300. 1588, APRIL 5, KEULEN. — Frangipani bericht Franciscus Agricola, pastoor van Sittard, hoe hij omtrent diens smeekschrift heeft beschikt.
Praneiseo Agricolae, pastori ecclesiae Sittardensis.
Quae pro subditorum rèverentiae vestrae pastoratus ac curae remedio petitionisque in literis expressa ad nos datis necessaria ac conducibilia visa fuere, sancti Laurentii quoque pastori, qui te pariter instruat, committenda voluimus; ab eo nempe quod hac in re fuerit opus pariter advocaberis, quam etiam admonitam volumus ne in hisce farmacis, prout scribis, adhibendis latiores, quam par sit, habenas extendas, immo potius ea qua decet dexteritate et prudentia non minus leviter quam mature procedas, habita eorum omnium ratione, sed éa praesentim de qua ad nos, ne videlicet ullius ad haeresis defeetionem qtiaevis minima occasio malo regi tn ine praebeatur- Et quia te flostra admonita minime transgressurum confidimus, ea de re finem facimus. Valeat igitur, et nos precibus Domino commendet. Coloniae, die 5 Aprilis 1588. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 2, f. 198» en 199r.
301. 1588, APRIL 5, KEULEN. — Frangipani waarschuwt Lindanus, dat zwijgen bfl hem volstrekt niet altijd goedkeuren beteekent; uit voorzichtigheid moet hij soms zwijgen.
Episcopo Lindano.
Accepi litfeWB1 perillustrissimae ét reverendissimae dominationis vestrae Ruremuudae 27 Martii datas, quae mihi' gratiosissimae fuerunt, sed non ad



315
omnia responrlebo; multa nempe majora quam quae per litteras agi possint continent. Illud tantum addam de axiomate: qui tacet consentire videtur. Quod prorsus in me, qui mihi bene sum conscius, fallere certe scio; nam, praeterquam ego non fateor me omnino tacuisse, tantum etiam abest nt consentiam, quod non solum verbis et opera, sed proprio meo sanguine (si possem) huic morbo mederi, illum effundere non detractarem. Cujus rei Deus, qui corda omnium novit, est optimus testis. Omnia (crede mihi) quae potero praestabo, neque ullum meum officium in me tanti momenti desiderari patiar. Et, nt spero, Deus omnia in meliora vertet, praesertim si dominatio vestra nos precibus suis adjuvare dignabitur. Cuncta dominatio vestra reverendissima prudentissime et sanctissime existimat, sed preclare admodum ageretur cum rebus humanis, si ceteri episcopi pari essent caritate et prudentia praediti. Et eum boe nostra peccata non permittaut, multa ferenda aequo animo; omnia pro viribus tentanda: reliqua divinae miserationi sunt permittenda.
Quae reverendissima dominatio vestra renunciat de classe Hispanica advolante, mihi gratissimum fuit. Dens optimus maximus illam et secundis ventis et optato rerum eventu fortunet. Quid in posterum audietur, obsecro ut mihi scribatur. Interim bene valeat dominatio vestra reverendissima, et me amet et sui addictissimum credat. Scriptum 5 Aprilis 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 198T.
302. 1588, APRIL 5, KEULEN. — Frangipani weigert de verontschuldigingen van het kapittel van Nijmegen te aanvaarden.
Capitulo Noviomageusi.
Literas dominationum vestrarum cum multis absentiae vestrae rationibus et pro jurium vestrorum praetensa defensione aeeepimus, quibus abunde perpensis et examinatis, in hanc eandem, quae aliis scriptum fuit, sententiam [perseveramus], quod scilicet dominationes vestras ad comparitionem non arctavissemns, si ab initio de constituendo provisore per illas provisum fuisset, qui vice ipsarum de rationibus suis reverendo domino ofneiali informationes dedisset, forique Coloniensis declinatorias exceptiones exhibuisset. Nee est quod sibi persuedeant nos a recto tramite recessuros posthabito juris ordine, ut alteri quod ad alterum spectat tribuere videamur; inanis nempe et fallax illarum redderetur opinio. Bene valeant, quibus nos etiam atque etiam commendamus. Datum Coloniae, die 5 Aprilis 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondenlie-Frangipani, XII, B. 9. f. 199'-.
808. 1588, APRIL 28. — Frangipani vraagt dringend, dat door den paus een kanunniksdij in de s. Lebninuskerk te Deventer zal verleend worden aan Lucas van Tongeren, zijn kapelaan.
Al signor Cardinal Montalto.
Io ho, con me fin dal prineipio, che gionsi in Colonia, per capellauo un' Luca a Tongeren di Deventer, nella provineia di Transisilana, sotto la mia nuntiatura, sacerdote da buona vita, procuratomi dal padre rettore di Giusiti,



316
et se ben egli non per preniio del suo servitio, per il quale ba da me 1'ordinario suo stipeudio, ma per honore desideraria ottener' un canonicato nella cbiesa catbedrale di san Lebuino nella sua patria Daventriense. Nondimeno per la virtn' sua et ancbo per esempio d'altri, acciö cbe volentieri s'esponghino alli servitii d'i nuntii apostolici in queste parti, supplicarö vostra signoria illustrissima et reverendissima, con ogni reverenza, che se degna ottener gratia da Nostro Signore della prima vacatura in detta cbiesa in benefitio di detto
mio cappellano
Scritto li 28 di Aprile 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B 9, f. 211' en ».
304. 1588, MEI 1, KEULEN. — Frangipani zendt de jubilé-bnlle van Sixtus V aan de hier onder vermelde bisschoppen en vikarissen-generaal, met verzoek den aflaat in hunne kerken te laten afkondigen.
Infrascriptae literae scriptae fuerunt ad infrascriptos: Cum pro magnis malis in supplicium mergi videamur, nee peccatorum nostorum depressi ad cognitionem nostri considerata aetema animadversione revocemur, ut in his periculis constituti liceat nobis usurpare remedia. Inhumanum et iniquum quidem esset, ut occasione foeliciter nacta nostrae salutis immemores eamus contra Manassem, quem vere poenituit suae tyrannicae et sanguineae vitae; contra Ninivitas, qui, Jonae concioni credeiites, se se humiliarunt et correpserunt. Cum ergo a sancta Sede Apostolica uberes gratiae in dies emanent, quibus animarum nostrarum ager irrigatur, quibusve peccatorum, excessuum criminumque omnium ad praedictam sanctam Sedem, quasi ad caput poetinentium, culpa poenave relaxatur, ut in amplissimo jubileo, a Sanctissimo Domino Nostro papa his diebus emisso, cujus aliquot exemplaria, his nostris literis addenda curavimus, non abscondite declaratur. Ex ejusdem Sanctissimi Domini Nostri praecepto, qui ut omnium pater toto fere orbi Christiano subvenire eumque sublevare festinando satagit, vestram illustrissimam et reverendissiraam dominationem hortamur et obsecramus, ut in ecclesia sua hoe tam immensum beneficium promulgari non desiuat, nee est quod modus formave sibi praescribatur, cum in literarum praelectione quid necessarium quidve conveniens esse reperiatur. Et interim illam bene valere cupimus, cui foelicitatem perpetuam exoramus, ac nostram operam nostrumque studium ex animo policicemur. Datum Coloniae, die prima Maii, 1588. Infra scriptis:
Buremonda *) Gruninga a). ' Buscoducense *)
Daventre *)
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 9, f. 213' en T.
1) Wilhelmus Lindanus.
2) Egidius, vicaris-generaal ? Zie het schrijven van Frangipani aan Verdugo van 9 Maart 1589.
3) Clemens Crabeels.
4) Egidius de Monte.



317
305. 1588, mei 1. — Frangipani verzoekt de tusschenkomst van Lindanus in het geschil over het s. Catherina-convent te Nijmegen, opdat de uitspraak van het Hof van Qelder worde vernietigd.
Ad episcopum Lindauum.
Exhibuit nobis Marcellus Lentius, Prior superior sive Generalis canonicorum regularium Ordinis sancti Augustini, sententiam definitivam a domino cancellario et consilariis curiae ducatus Geldriae, 15 elapsi mensis Martii die, Ruremundae ad instantiam decani et canonicorum collegiatae ecclesiae sancti Stephaui oppidi Neomagensis contra eundem Generalem et dominum Joannem Verbeliuni, priorem regularium cauonicorum ejusdem Ordinis et oppidi, in causa controversiae dicti monasterii decretam, idque non obstante, quod ejus controversiae judicium ac decisio a Sa.ncta Sede apostolica domino officiali Cameracensi delegata sit, et per eundem, ut graviores suinptus vitarentur, domino officiali Coloniensi subdelegata. Obsecro per viscera Jesu Christi perillustrissimam et reverendissimam dominationem vestram, ut agat, quod possit, pro componenda hac causa, ne malum aliquod longius serpat et graviores inde offensiones oriautur. Rem suae perillustrissimae et reverendissimae dominationis pietate dignam operabitur, et scio apprime gratam Sanctissimo Domino Nostro. Valeat in Domino, et mei meninerit in orationibus et sacrificiis suis. 1 Maii 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 9, f. 214', 2i5T.
306. (1588, mei, vóór 12 mei). — Practische vragen omtrent de zielezorg, door eenige Hollandsche priesters J) den Keulschen nuntius Frangipani voorgelegd en door dezen naar Home opgezonden 8).
Questiones aliquot, a piis quibusdam sacerdotibus in Hollandia degentibus propositae.
An ratae habendae sint illae absolutiones, quas impendunt simplice3 sacerdotes, qui non habent ullam jurisdictionis potestatem, sub spe ratihabitionis, quia putant quod pastores hoe ipsis permittant?
An rati et firmi habendi sint illi contractus matrimoniales, quos ipsi simul ausu, hoe est non accepta a pastoribus aut eorum vicariis hoe faciendi auctoritate, tanquam legitimae et requisitae personae confirmant atque solennizzant? Si Concilio Tridentino adhaereamus, quod in illis partibus promulgatum fuit, id omnino pastoris proprii, vel alterius sacerdotis, qui ab illo ad hoe facultatem accepit, requirit praesentiam. Si vero loca illa, a pastoribus deserta haereticorumque tyrannidi subjecta, ac populi perpendamus simplicitatem atque ignorantiam, nonnihil canonum ille vigor videbatur esse relaxandus, cum simplex ille populus abunde Deo atque ecclesiae Catholicae putet satisfeeisse, quod in tantis periculis, si quando Catholicum invenerit praesbyterum, ejus se arbitrio committat.
An ratae sint illae absolutiones, quibus proprii sacerdotes aut veri pastores
1) Vermoedelijk Sasbout Vosmeer, door wien het stuk eigenhandig geschreven schijnt te zijn.
2) Als bijlage van zijn brief d.d. 12 Mei 1588.



318
absolvnnt a casibus reservatis, arbitrantes quod propter tyrannidem haeraticoruui et itinerum pericula, quibus poenitentes prohibentur ad illos accedere, qui ordiuariam aut delegatam habent ab his absolvendi facultatem, in eam pervenerint necessitatem quae eis hoe merito permittat et superioribus persuadere deheat, ut illas absolutiones ratas habeant?
An is cui decanus sedis vacantis, vicarius officialis et judex ordinarius suas commisit partes, nihil propter difficultatem adeundi Pontificem summum extraordinarie facere possit? Nempe au propter dietas necessitates itinerum, quibus tutum non est (haud) gravate alio proficisci, aut ejus facultates hoe non permittunt, vel ut hoe faciant adduci non possunt? Et quia literis ejüsmodi negocia agere periculosum est, an his aliisque de causis saltem in foro conscientiae non possit talis dispensare in voto castitatis simplici ac peregrinationis, et super irregularitate et gradibus matrimonialibus, divina lege minime prohibitis, aliisque similibus casibus, in quibus episcopus ordinarie non dispensat, sed solus Romanus Pontifex?
An idem ille, cui vicarius generalis sede vacante partes suas commisit, ob dictas causas pastoribus aliisque sacerdotibus non possit dare facultatem aliquam absolvendi a casibus reservatis? Nam cum ea nunc sit temporum calamitas, ut ecclesiastica disciplina exerceri in quibusdam Hollandiae partibus omnino non possit, et populus publicis edictis aliisque infinitis propemodum modis a Catholica religione distrahatur, atque exereitia Catholicae religionis nonnisi magno cum timore atque trepidatione clam fieri possint, magnam se rem fecisse putant, si qualemcumque Catholicum sacerdotem alicubi latentem post longa annorum intervalla adierint, aut ad se occulte adduxerint, cui conscientiam suam, numquam forte istius aut alterius copiam iterum habituri, exonerent.
An vero, si hoe minime possit, eontrarium debeat, quo modo queatimpedire ac sacerdotibus illis persuadere, ne ultra ordiuariam suam potestatem quidquam facere attentent, non obstante quod isto dicto modo, quem jam quodammodo in consuetudinem duxisse videntur, plurimos in gremio Matris Ecclesiae conservasse videantur et non pauciores in viam salutis, a qua aberraverant, reduxisse ?
An haereticorum fautores censendi sint ac proinde bulla Coenae Domini excommunicati, qui eam amicis haereticis praestant humanitatem, ut eos contracturos matrimonium ad templum haereticorum deducant, et contracturis intersint? Quid similiter sentiendum de foeminis, quae comitantur, dum infans defertür ad templum ab haereticis baptizandus?
An eadem sit ratio de nuptialibus conviviis haereticorum, ut amici qui eis intersuut, haereticis favere dicendi sunt?
Archivalia I, n°. 2139. — Gedrukt (op twee vragen na) met de antwoorden van
Frangipani bij Broedersen, Tractatus I, p. 233.
307. 1588, MEI 12. — De nuntius Frangipani zendt aan kardinaal Montalto de vorenstaande vragen *).
Essendomi state proposte le questioni et dubii dell' incluso oglio, per
1) Op de gestelde vragen laat kardinaal Montalto 13 Aug. 1588 het antwoord volgen, met deze opmerking aan Frangipani: „Si mandano a V. S. alcuni dubii resoluti eonformi a



319
maggi or sicurta mia et piü certa resplqtione ho voluto maudarle a V. S Illma. et Rma., acchiochè venga da quella S. Sede il conveniente rimedio et salutar' provisione in ajuto di quelle anime et cousolatione di quei buoni sacerdoti, che per la salute di fideli intrepidamente fanno il servitio di Dio fra quelli eretici
Archivalia I, n°. 2139.
308. 1588, MEI 18, KEULEN. — Frangipani verklaart zich. bereid voor Hendrik Michielsz een beneficie bij den H. Stoel aan te vragen.
Ad Enrico Michele, canonico di san Servatio *).
Primo ch'io fusse avisato di vostra signoria di qnei .duo beuificii, ch'ella mi-scriva, fu da me fatta la gratia d'uno in persona di un Jacobo Perano, il quale fu primo in chiederla, si che mi spiace che tardi aggiongesse la sua. Dell'atro, perchè si trova in ecclesia collegiata, se ben le facolta mie non s'estendeno tant'oltre ch'io possi ancho ad esso concedar la gratia absolutamente, sono perö risoluto di compiacerla in conferirgljlo con animo di ottener la confirmatione da Roma, et per non altro se non che il raccomandato possi' difendersi di qualch'intrusione et violenza, che per aventura gli potesse soccedere. Se poi in altro potro per servitio suo, o per suoi amici, ella liberamente facci ricorso da me, che mi trovera sempre in ogni sua occorenza pronto. Scritto da Colonia, li 18 di Maggio 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 223.
309. 1588, MEI 25, KEULEN. — Frangipani rechtvaardigt te genover den kanselier van Gelder zijn beslissing in de zaak eener prebende 8).
Guglielmo Crepio, caneellario Gheldriae.
Literas dominationis vestrae, 8 Calendas Juuii Ruremundae datas, accepi, quibus illud scribitür quod a me semper alienissimum fuit, nimirum alteri damnum injuriatuve inferre, praesertim dominationi vestrae, quam ab initio semper dilexi, et cui jus suum augere, non autem detrahere, promptus ero. Quas dedi literas super illa causa praebendali, inspiciat dominatio vestra ex earum exemplari, his adjuncto. Si nempe intererat dominationis vestrae — quod mihi penitus erat absconditum — praeter id quod officii causa scripsissem ad eandem, si suum interesse non iguorassem, nullis aliis verbis aequitati causae prospiciendum erat quam iis quas dedi ad capitulum. Praepositum mihi fuit, causam inter tres collitigantes ventilari, quorum alter decessit, alter recessit a lite ob matri-
quello che ella dedera". De bijlage met oplossing der gestelde vragen ontbreekt. Men vindt ze echter bij Broedersen, I, pag. 233 v.v.. Hot onderzoek werd terstond opgedragen aan kardinaal Santorio, volgens Montalto,'» schrijven aan Frangipani van 4 Juni 1.1.: „Li dubii, proposti da li sacerdoti d'Olanda, di ordine di N. S, sono stati dali al Signor Cardinale S'». Severina per risolverli, et havuta la resolutione si mandara a V. S., acció li possa consolare ". (Lettere di Principi, Vol. 151 f. 14 en 16'.
1) Te Maastricht.
2) In den hierop volgenden brief aan Lindanus wordt ook nog over deze zaak gesproken.



320
nionium contractum, et juri et regulae Cancellariae consonum videbatur, ut colligator superstes in aliorum collitigantium jure surrogeretur. Si aliud est in causa curabo, ut quod dominatio vestra literis meis ob falsi expressionem subtractum esse sibi conqueritur, in integrum restituatur. Benevaleat, et sciat me integerrimum esse. Datum Coloniae, 25 May, 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 281T.
310. 1688, MEI 26, KEULEN. — Frangipani verklaart aan Lindanns de tijdsberekening, bij bet uitvaardigen van de jubile-bulle gebruikt. Rechtvaardigt zijn houding ten opzichte van den kanselier van het Hof van Gelre. Verzoekt hem de acten te willen overzenden van het vijfde algemeene Concilie, in het bezit van Lindanus.
Ad episcopum Lindanum.
Miratur perillustrissima et reverendissima dominatio vestra, quod post annum indulgentiarum Bulla missa fuerit et tarnen intra annum missa reperitur. Annus nempe in Bomanis expeditionibus incipit ab Incarnatione Dominica, non a Nativitate, ut in reliquis observatur. Cum ergo dies A«nuntiationis beatae Mariae currentis anni cesserit 8. Calendas Aprilis et Bullae inscriptio 10 Calendas Aprilis, clarum est biduo, antequam praesens annus octuagesimus octavus ingrederetur, Bullam fuisse subscriptam.
De negotio amplissimi domini cancellarii senatus regii in Gbeldria scribo ad dominationem amplissimam, et ut dominatio sua litterarum mearum exemplar, quas dedi ad capitulum illius ecclesiae vestrae super eadem causa, legendum mitto, ita perillustrissimae et reverendissimae dominationi vestrae his adjungendum curavi, ut perpendat quid a me petitum fuit quidve traddidi; si nempe cognovissem in eadem causa jus adesse domini cancellarii, nihil aliud respondere potuissem quod respondi, cum jure communi et privato regulae Cancellariae statuatur, ut superstes collitigator in jus alterius collitigationis defuncti surrogatur. Fateor autem, quod amicitia, jam ab initio legationis meae contracta cum domino cancellario, non permisisset tale responsum, si contra se fuisset, prius dandum quam sibi officii causa denuntiandum; verum suppressa regiae collationis reservatione, tacitoque nomine domini cancellarii, filiique sui, non est quid dominatio sua de me conqueri possit, cum responsum meum juri consonum videatur. Haec ad perillustrem et reverentissimam dominationem vestram scribo, ne apud se, uti apud dominum cancellarium, integritas mea suspecte reddatur
Idcirco plus non addam, sed obsecro, ut illam quintam synodum Constantinopolitanam, quam audio penes se adesse, fideliter diligenterque custodiat; nam cum Lovanii adero, bona gratia reverendissimae dominationis vestrae illam videre cupio. Bene valeat, et Deus optimus maximus eam felicem reddat. Coloniae, 25 Maii 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 231T.
811. 1688, MEI 26, KEULEN. — Frangipani verzoekt voor Suffridus Petri bevestiging van diens benoeming tot kanunnik in de „Apostelkirche" te Keulen en ontheffing van de taxa, aan de confirmatie verbonden.
Al signor cardinal Carafa.
Essendo vacata una prebenda questi giorni in Colonia nella chiesa colle-



321
giata santoruni Apostolorum, mi pare congruente al dottore Suffrido, raccoman. datomi da vostra signoria illustrissima et reverendissima di commendatione di Nostro Signore. Perö gli la donai con sodisfation' sua et ancho di tutti i buoni di questa villa. Et se ben' have havuto il possesso, nondimeno per 1'ordine che s'have di ottener da Roma la nuova provisione fra quattro mesi, mi é* parso avertirne vostra signoria illustrissima et reverendissima, acciö che col favor seco se potesse ottener gratia di questa spesa, non essendo egli atto a farla per lo stato di poverta in che se trova, perchè certamente è povero come qualsivaglia filosofo, meritevole et degno d'ogni ajuto.
Quella quinta sinodo Constantinopolitano1)finalementes'ètrovatatracerti fragmenti di libri del vescovo Lindano, alqual' ho scritto che la conBerva fin' al mio arrivo in Lovanio, donde haró cura di mandarla a vostra signoria
illustrissima et reverendissima Di Colonia, li 26 de Maggio 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale.. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9, f. 233».
812. 1588, MEI 28. KEULEN — Frangipani komt bij kardinaal Ludovico Madrucci op voor Bernardus Deterninck, van Deventer geboortig, die zonder het te verdienen in de gevangenis van de Inquisitie is opgesloten 2).
Al signor cardinale Madrnecio.
Mi si dice trovarse carcerato nelle carceri del Santo Officio Bernardo Deterinck, cittadino Daventriense, per ajuto del quale sendo stato io pregato a volerlo raccomandare a vostra signoria illustrissima et reverendissima, mi son mosso volientieri a far' questo officio di carita, tanto piü quanto che sicuramente posso farlo oltre la testimonianza che ne fara Palligata scrittura, per la bona fede et relatione che me n' stata data dalla patria sua, come sia notrito, allevato et vissuto sempre Cattolico et con timor' di Dio, nato di padre et madre Cattolica, non solo lui ma tutti li suoi. Lo raccommando dunque a vostra signoria illustrissima et reverendissima quanto caldamente posso, cosi per questa particolar' fede che mi è stata fatta [della bona vita sua, come per rispetto di coloro, che me 1'han' raccommandato, a' quali desidero far' cosa grata. So, ch'ella da per se stesso è zeiante di buoni e nemico di colnmniatori, et per cio non mi estenderö in altre piü calde prighiere, supplicandola a credermi ch'io non mi sarei mosso a far' questa raccommandatione con tanta istanza, se non havesse conosciuto sinceramente di poterlo fare . Di Colonia, li 28 di Maggio 1588.
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9 f. 234».
313. 1588, MEI 2a KEULEN. — Frangipani bericht aan de kapittelheeren van Deventer, wat hfi op hnn verzoek gedaan heeft voor hun stadgenoot Bernardns Deterinck *).
Decano et capitulo Daventriensi.
Quod officii a nobis apud vos literis vestris impensum fuit in personam
1) Een vijfde algemeen Concilie te C. P. is er nimmer geweest, wel daarentegen een tweede algemeen concilie aldaar, het vijfde in de rij der algemeene Concilies.
2) Zie ook den hier volgenden brief aan het kapittel van Deventer.
3) Zie voorgaanden brief.
21



322
Bernardi Daventriensis, id libentissiuie factum est. Scripsimus literas ad illustrissimum dominum Cardinalem Madruccium, illum efficacioribus quibus potuimus verbis commendantes, ac per fidem nobis a vobis missam testantes de ipsius Cattolica educatione vitaeque progreesu Cattolico, ac de suae totius familiae erga Deum et sanctam Ecclesiam timore et fide. Spero frustatorias minime fore. Hoe a nobis prompto factum fuit animo, et ut faveremus bumanique esse exhiberemur probis et Cattolicis viris, et ut omnibus innotescat nos semper paratos in eorum auxilium et defensionem. Beliquum est, quod si in alio nostra uti vos oporteat opera et pro vestrum vestraeque ecclesiae servitio, id agere minime postponatis. Bene valete. Datum Coloniae, die 28 Man 1588. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 9. f. 234».
814. 1588, JULI 16, LEUVEN. — Frangipani drukt W. van Pamele op het hart toch goed zorg te dragen voor de literaire nalatenschap van diens broeder, en in het bizonder voor hetgeen deze omtrent een uitgave der werken van Rhabanus Maurus heeft bijeengebracht.
Ad dominum Pamelium x), consilii regis praesidem.
Cum Pamelius *), frater clarissimae dominationis vestrae, vir optimus, egregiam operam navasset in colligendis operibus Babani •), ut posteritati, publicae utiiitati ac tantae memoriae consulens, illa proelo mandaret, sed, dum illa maximo cum desiderio ab universo pene orbe expectabantur, ipse (bonis omnibus dolentibus), ex humanis discesserit *). Studendum est, ne tanto viro orbati, privemur etiam laborum suorum; quapropter obnixe rogo clarissimam dominationem vestram, ut inenmbat colligendis omnibus illius operibus, mihique tradi velit, ut typis excudi possint, cum a multis principibus viris desiderentur, et praesertim ab illustrissimo cardinale Carafa 6), viro doctissimo et doctorum omnium amantissimo, qui hoe a me saepius literis petiit. Scio, quod clarissima dominatio vestra pro ea qua est pietate ex se ipsa praestabit quae fratris sui memoriae et honori debet; ac proptera id plnribus non expetam. Bene valeat dominatio vestra. Scriptum Lovanii, 16 Juli 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 10. f. 18».
316. 1588, JULI 16, LEUVEN. — Frangipani aan den nuntius te Gratz, over het aanzoek, dat hij gedaan heeft voor den kapelaan, Lucas van Tongeren.
A' monsignor di Bertinori *).
S'io havesse pensato che la gratia fatta ad instanza mia da Nostro Signore al mio capellano del canonicato della patria sua havesse pocuto partorir' a' un' certo modo un poco di emulatione tra gli altri servitori, havrei pensato un' poco meglio a tentar' simil dooianda, ma all' altimo li servitori bisogna
1) Willem van Pamele, voorzitter van den Geheimen raad te Brussel.
2) Jacobus van Pamele.
3) In 1626 verschenen te Keulen zijne „Rabbani opera".
4) In 1587 was hij als bisschop van St. Omer gestorven.
5) Antonio Carafa, in 1585 aan het hoofd der Vaticaansche bibliotheek geplaatst.
6) Giovanni Caligari, bisschop van Bertinoro, nuntius te Gratz.



323
che si vagliono di provi, et i provi per debito di carita, et di natura deveno
ajutarli
Di Lovanio, li 16 di Iuglio, 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII. B. 10. f. 14».
316. 1588, juli 16, leuven. — Frangipani verzoekt de gunst van Willem van Pamele voor het Franciscaner convent te Leuven, omdat daar jongelingen worden opgevoed om later in Holland, Zeeland en Friesland te arbeiden.
Domino Pamelio. JJÉË1
Interim cum mihi compertum sit saeram Catholicam majestatem regia sua munificentia pro conservatione quatuor Ordinum Mendicantium in hisce ditionibus Inferioris Germaniae annuam assignasse eleemosynam pro eorundem Ordinum studiosis sacrae theologia operam daturis, sintque in hoe coenobio sancti Francisci oppidi Lovaniensis, celeberrimo quondam Belgii seminario, assignati duodecim optimae spei adolescentes et duo sacrae theologiae leetores, qui praefata gratia sacrae Catholicae Majestatis gaudere valeant, obnixe precor clarissimam dominationem vestram, ut hoe pium institutnm sibi commendatum habeat, promoveatque, quo regia munificentia studiosi juvenes tandem idonei evadant concionatores, sintque in uberrima messe Domini idonei operarii versus Hollandiam, Zelandiam et Frisiam, suo tempore destinandi.
Datum Loranii, die 26 Juli 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 10. f. 7'.
317. 1588, juli 23. leuven. — Frangipani tracht Clemens Crabeels, bisschop van 's Hertogenbosch, ertoe te bewegen tienden van de parochie Nnnen af te staan ten bate van Joannes Segersz, pastoor van Westhoven (bg Eindhoven).
Episcopo Buscoducensi,
Supplicem mihi quemdam libellum porrexit Joannes Westerhomi (?)*), se maxime gravatum exponens, quod per capitulum Buscoducense illi fuerat semel assignata quaedam pecuniarum summa pro necessario victu suo ex decimit; cujtisdam pagi, quae per reverendissimam et perillustrem dominationem vestram sibi denegatur, ex eo quod ad ipsam pro parte spectat, ibidemqe misère sibi yietum quaesitare cogatur. Ex quo me subnixe rogat ut, prae oculis habita juns et aequitatis ratione, de justa seu congrua portione provideri curem. Quod antequam faciundum existimarem, humaniter prius illam rogare velim, ut de aliqua competenti satisfactione illi provideat. Non enim dubito, cum per se res ipsa sit satis condeceus, quin a reverendissima dominatione vestra id facillime consequar.
Praeterea in alio snpplici libello narratur ab omnibus incolis loei seu pagi de Neunen 2) ecclesiam parochialem de Neunen privatam esse quoque decimis, ab initio suae erectionis assignatis. Quae cum fere una ac eadem, etsi diversa petitio sit, idem quoque officium, quod in altero casu Joannis
1) Westerhovii.
2) Nunen.



324
Westerhomi (!) expressum fuit, interponendum duxi, illam rogans demum hac in re tota ita se gerere velit 11e videar frustra scripsisse, ne is suo defraudetur credito. Erit siquidem et hoe honestum, tum mihi non minus gratum, cum vero illi per quam necessarium. Interim quae pro sui ipsius ecclesiae commodo necessaria illi videbuntur, meam quocumque tempore operam sibi paratam fore eonfidat. Benevaleat perillustris dominatio vestra, cui me meaque omnia defero. Datum Lovanii, 23 Juli 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 10, f. 12'.
318. 1588, JULI 30, ROME. — Kardinaal Montalto zendt aan Frangipani een verzoekschrift over van de Congregatie van Windesheim, met verzoek namens den paus de Regulieren zooveel mogelijk bij te staan.
lllustrissime et reverendissime Signore come fratello.
Vostra signoria vedera quanto si espone nel 1'incluso meraoriale per parte del Generale et canonici regolari de la congregatione Wendessemensi. N. S. vuole, che vostra signoria dia loro tutto 1'ajuto possibile, et cosi devra esseguire. Et stia sana. Che Iddio la guardi et prosperi. Di Roma. a li 30 di Luglio 1588.
Di vostra signoria.
come fratello Allessandbo, Cardinale Montalto.
a. Verzoekschrift van de congregatie van Windesheim in zake het geschil over het s. Catharina-convent te Nijmegen:
Beatissime Pater.
Exponitur humiliter Sanctitati Vestrae pro parte devotorum illius oratornm, prioris generalis et canonicorum regularium Ordinis sancti Augustini, congregationis Windessemensis, quod, cum ipsi a capitulo et canonicis collegiatae ecclesiae sancti Stephani, oppidi Noviomagensis, spoliati essent monasterio sanctae Catharinae dicti oppidi, nee non bonis omnibus, ad illud spectantibus, obtinuerunt a Sanctitate Vestra causam spolii committi reverendissimo domino archiepiscopo Cameracensi seu ejus officiali. A quo, cum ob distantiam et itinerum pericula subdelegatus esset officialis Coloniensis, dictnm capitulum, coram praedicto officiali citatum comparere detrectavit; quin ejus jurisdietione spreta recursum habuit ad curiam secularem ducatus Geldriae et ab ea contra oratores decretum obtinuit, quo jnbentnr sub poena arbitraria abolere suis sumptibus processum coram dicto subdelegato institutum, nee non comparere coram eadem, ac jura sua deducere. Cum autem dicti oratoresa praedicta cnria saeculari, quae dictos adversarios in iniquo isto spolio fovet, abhorreant, neque sperent se ab ea in justitiae complementum (aliquid) posse consequi, et praeterea probabiliter timeant, ne dicta curia praetextu suorum privilegiorum processus coram delegatis apostolicis impediat, supplicant humiliter Sanctitati Vestrae, ut nuntio suo, in illis partibus existenti, committere dignetur, ut per opportuna et effieacia remedia provideat, ut dictis spoliatis a judicibus apostolicis justitia administretur.
Daaronder: N. S. si contenta che si scriva al nuntio ad interessione del Signor cardinale Madruzzo.
Napels. Biblioteca Nazinale. Correspondentie Frangipani XII, B. 19, f. 167r



325
319. 1588, AUGUSTUS 6, LEUVEN. — Frangipani bericht aan Suffridus Petri omtrent de inwilliging van een verzoekschrift, dat deze betreffende zijn kannnnikdn in de „Aportelkirche" te Keulen bij den H. Stoel had ingediend.
Ad Suffridum Petrum, Lovaniensem, rectorem bursae Corouatorum *).
Literas tuas, 13 Julii datas accepimus, quibus intelleximus res illas, tam publicas quam privatas, et Bonnensem iu eodem esse statu, in quo, priusquam illinc discessimus, erant. Quod nobis vedemeuter displicet. Faxit Dens, ne propter peccata nostra, quibus majorem iram in dies meremur, in pejora incidamus, et quod semel misera illa provineia et civitas e tot malis et calamitatibus libera videatur.
De tuo canonicatu scripsit ad me illustrissimus et reverendissimus cardinalis Carafa literis suis, 17 Junii datis, rem juxta petitionem et desiderium fore expediendum; idcirco quid ultra tibi dicamus super hoe jam non occurrit.
Desiderio tuo ne a lectura, quam hic habes, removearis, libenter satisfecimus, locutique sumus in tui gratiam, ae speramus te officio vestro ac loeotuo non removendum JWféöf
Interea cura salutem tuam, ut oneri, quod tibi incumbit, satisfaeturus venire possis. Et si aliquid tibi ultra occurret in quo nostra opera uti opus est, illam semper paratam inrenies. Scriptum Lovanii, die 6 Augusti, 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 24'.
820. 1588, AUGUSTUS 8. LEUVEN. — Frangipani verzoekt Lindanus nogmaals de acten van het vijfde algemeen Concilie te willen afstaan, opdat hij ze, om aan den wensch van Sixtus V te kunnen voldoen, naar Rome zon kunnen doorzenden.
Ad episcopum Lindanum, nunc Gandavensem.
Colonia Caleudis Maii scripsi perillustrissimae ac reverendissimae dominatioui vestrae me audisse penes ipsam adesse quintam Synodum Constantinopolitauam, rogatamque ut illam diligenter custodisset usque ad adventum meum Lovanii, ubi bona sua venia videre summopére optassem. Cumque huc auxiliante Deo incolumis venerim, perillustrem ac reverendissimam dominationem vestram efficacioribus quibus possum verbis rogatam velim, ut dictam Synodum huc ad me dirigat Bomam versus mittendam ad illustrissimum ac reverendissimum dominum cardinalem Carafam, qui nomine Sanctissimi Domini Nostri ad me litteras dedit mandavitque, ut quam diligentissime operam navassem illam inveriri; quam cum in quorundam librorum reverendissimae dominationis vestrae fragmentis repertam mihi signiflcaretur, Bomae tale nuncium dedi. Audio Summum Pontificem maxime gavisum. Placeat igitur reverendissimae dominationi vestrae quam primum illam ad me dirigere, utvoluntati ac mandato Suae Sanctitatis satisfacere simul possimus. Et ut tuto transmittere possit, illam ad dominum prothonotarium Joannem del Rio, Antverpiae vicarium, dirigat, qui huc ad me mittere fideliter curabit. Id reverendissima dominatio vestra hilariter exequi poterit, cum maximus honor sit suus talem apud se
1) Een der colleges van de Keulsche hoogeschool heette de „Tres Coronae", in herinnering aan de beroemde relieken aldaar.



326
habere librum tam earum, tamque desideratum diuque quaesitum, et ex quo praeter gaudium, quod afferet Suae Sanctitati, maximus denique publicae utilitatis fructus orietur. Summo ergo desiderio dictam Synodum expecto a reverendissima dominatione vestra, quam Deus incolumem servet. Datum Lovanii, die 8 Augusti 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 25T.
321. 1588, AUGUSTUS 8, LEUVEN. — Frangipani bepleit een zorgzame uitgave der werken van Rhabanus Maurus bij den executeur van Jacobus van Pamele.
Guillelmo Taelbomi 1).
Illustrissimus cardinalis Carafa saepius ad me scripsit, ut Babani opera, a Pamelio Audomarensi episcopo collecta, cum ipsius Pamelii elucubrationibus ad illam mitteres. Desiderat nempe cardinalis, vir optimus, ea ad communem utilitatem in lucem proferre; qua de re bis ad dominum Pamelium literas dedi, rogans illum, ut dicta opera meliori ordine, quo poterit, colligeret et ad me mitteret. Nunc autem, cum intellexerim dominationi vestrae exequutionem testamenti Pamelii defuncti, piae memoriae, esse demandatam, hoe negotium ei delegandam judicavi, qui cum theologus sit, illud optime exequi noverit. Sat scio, ac rogo illam, ut majorem quam poterit in his operibus collegendis ae hucusque tuto proferendis diligentiam adhibeat. Cum enim illa recupero, curabo Romae statim praeferenda, ac fretus quod omnino ipse per se libentissime faciat, pluribus non petam. Benevaleat dominatio vestra; ut Dominus Deus illam servet. Datum Lovanii, die 8 Augusti 1588-
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 25T.
322. 1588, AUGUSTUS 8, LEUVEN. — Frangipani aan Willem van] Pamele ovea hét uitgeven van werken van Bhabanus Maurus.
Gulielmo Pamelio, praesidi Concilii regii, Bruxellis.
Antequam accepissem literas dominatonis vestrae, die sancti Jacobi datas *), ad illam scripseram, ut omnia quae frater tuus piae memoriae Babani opera in unum collegerat, cum ipsius fratris elucubrationibus, si extarent, ad me mitteret, ac ea de re etiam cum Cuehio 3) egeram, illiqne illustrissimi cardinalis Carafae super his literas ostenderam. Nunc autem cum dominatio vestra me certum reddat ea opera exstare integra, exceptis tantum indice, epistola dedieatoria et auctoris vita, ac se sollicitam esse de illis imprimendis, cum multa et magna volumina conficiant, desidero ut, omissa illorum imprimendorum cura, curet solummodo illi majori ordine, quo poterit, ac majori severitate, ne a praedonibus in his miseris temporibus intercipiantur, ad me mittenda. Cum ipse nempe accepero, illustrissimo cardinali Carafa, qui id a me saepius petiit, mittam, qui pro ea qua est pietate et utilitatis publicae
1) Willem Taelboem waa bij den dood van den bisschop van Sint Omer gegradueerd kanunnik aldaar.
2) 25 Juli.
3) Hendrik van Cuyek, toenmaals hoogleeraar te Leuven.



327
studio dicta opera ea, quam mereantur, diligentia, typis excudenda curabit. Restat tantum, ut dixi, quod dominatio vestra dictis operibus colligendis et hucusque perferendis curam suscipiat; quoad reliqua, sat scio, optime eonsuletur et operi et fratris tui elucubrationibus. Datum Lovanii, die 8 Augusti 1588,
Napels. Bibliotheca Nationale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 10. f. 25>.
828. 1588, AUGUSTUS 16, LEUVEN. — Frangipani geeft aan kardinaal Carafa bericht over de uitgave der werken van Ehabanus Maurus en over de „Acta" van het vijlde algemeene Concilie, te Constantinopel in 553 gehouden.
Al signor cardinale Carafa.
Circa 1'opere di Babano, io procurai subito di harerle dal Pamelio, fratello del morto vescovo, come vedra vostra signoria illustrissima et reverendissima nell' alligata copia di lettere, ch'io n'ho ricevuto et replicatogli; et scritto ancho a quel Gulielmo, del quale si fa mentione nella lettera, suo compagno, che quell' opera mi si mandasse, di che non hö havuto risposta.
Scrissi ancho a Colonia a quel regente delle scole Laurentiane in nome di vostra signoria illustrissima et reverendissima a cio cbe volesse inviarmi alcuno de' capitoli della sua „Idea de divinis officiis", perch'io possa manderli in Roma, et v'aspetto risposta.
Quanto poi alia Quinta sinodo Constantinopolitana vedra medesimamente ncll' alligata copia, quel ch' il vescovo Lindano, alquale ho scritto, mi risponde
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 28r.
824. 1688, AUGUSTUS"26, LEUVEN. — Frangipani bericht Godeschalcns de Nova Domo (van Nieuwenhuis), dat hij aan den nuntius van Spanje heeft geschreven om de de koninklijke bekrachtiging te verkrijgen op de voorgenomen scheiding tusschen de abdij van Tongerloo en de „mensa episcopalis" van 's-Hertogenbosch.
Ad fratrem Godexalcum de Nova domo *),
Accepi literas reverentiae vestrae 9 Augusti datas, in quibus me nomine reverendi domiui administratoris et conventus monasterii de Tongerlo rogabat, ut apud suam majestatem Catholicam promoverem negotium assensus in executione Brevis S. D. N. *). Cujus petitioni libenter satisfeci, literasque ad reverendissimum nuntium apostolicum 3), ibi residentem, hoe illi negotium commendavi efficacioribus quibus potui verbis, et ex auimi nostri sententia conficiendum spero; id ut a me perlibentissime praestitum fuit, ita gratissimum erit si ex meis literis aliquod commodum sentiat monasterium. In reliquis, si meam operam adhibendam viderit tam pro ejusdem monasterii commodo quam suae
1) Hij was keldermeester van de abdij, zooals blijkt uit Foppens, Historici episc. Silvaeducensis, p. 82.
2) Bij Breve van 21 Dec. 1585 was Bonomi, de voorganger van Frangipani, gemachtigd om deze scheiding voor te bereiden; de vooorwaarden, waarbij tot de scheiding werd overgegaan, tie: Foppens, I. c. pag. 64 en vv.
3) Annibale de' -<ïrassi, bisschop van Faenza; zie den hierachter volgenden brief.



328
personae, nunquaui mihi molestum erit, quaudo reverentia vestra curabitmihi 8ignificandum. Bene valeat. Datum Lovanii, die 26 Augusti 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 34'.
325. 1588, AUGUSTUS 26, LEUVEN. — Frangipani verzoekt den nuntius van Spanje de koninklijke goedkeuring aan te vragen voor de overeenkomst, waarbij de abdjj van Tongerloo wederom van het bisdom van 's Hertogenbosch werd losgemaakt.
Al nuntio di Spagna.
Si ritrova unito al vescovato Buscoducense il monasterio di Tongerlo et per una conventione tra il vescovo et 1'admiuistratore del convento fu trattato di desunir' detto monasterio dal vescovato, sopra di che ne fu spedito Breve da Nostro Signore et ordinato da Sua Santita che assignandosi qualche parte del monasterio al vescovato havesse havuto effetto la disunione, per il che fu assignata la somma di 6 cento fiorini di Brabanza, che sono 300 ducati di oro 1'anno. Ma perchè il Breve non puo eseguirse senza 1'assenso regio, detto administrator' in nome di tutto il convento mi ha fatto istanza ch'io volesse interceder' per simil gratia appresso il re, nostro signore. Perö non ho saputo di qual' meglior' mezo valermi che di vostra signoria illustrissima et reverendissima. Cosi vengo con questa a pregarla con ogni efficacia, che sia contenta per beneficio di quel povero convento procurarli detto assenso regio, ch'oltre 1'officio sara conforme alia volonta di Nostro Signore; io et 1'admiuistratore con il convento tutto gli ne restaremo con obligo particolare. Et per ogni cosa attinente a questo negotio potra dar' piena informatione a vostra signoria illusirissima et reverendissima il gentilhuomo di questa, chiamato Nicoló Dancar, consiliario de Brabanza della Germania Inferiore. Et come che spero molto nella bonta sua, che sia per favorir' questa bona opra appresso sua maesta Cattolica, non li diro altro con questa, se non cbe li prego da Dio ognun' vero suo contentamento, et li bascio la mano. Da Lovanio, li 26 di Agosto, 1588.
Napels. Bibliotheca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 10. f. 33' en 34e.
326. 1588, AUGUSTUS 27. — Frangipani verzoekt aan de kapittelheeren van Deventer, dat de eerste prebende, welke in s. Libuinus ter beschikking komt, moge verleend worden aan Lucas van Tongeren, hun stadgenoot, die in dienst is van den nuntius en door dezen hooggeschat wordt. Hij is door den paus tot deze voordracht gemachtigd.
Decano et capitulo Daventriensi.
Cum ad litteras vestras, quibus Romae Bernardum üaventriensem juvare intelligebamus, responsum fuerit curatum esse in attestatione, quam dominationes vestrae mihi dederunt, exemplum responsi his addendum curavimus, ut quid ultra faciendum sit pro Bernardo vel Bernardi filio non ignorent, nobisque rescribant quid sentiant quid ve desiderent; nam officia nostra paratissima semper habebunt.
Credimus dominationibus vestris non latere apud nos adesse Lucam a Tongeren, vestrum conterraneum, qui ob praeclares virtutes suas officiumque sacerdotale, quod ab eo recte laudabiliterque geritur, nobis carissimus est plurimumque diligitur, cuique, si beneficium ahquod conferre studuerimus, non



329
minus ac sibi, dominationibus vestris gratissimum fore sperainus. Idcirco canonicatum, primo vacaturum in ecclesia vestra catbedrali facultatem ei conferendi nobis Roma tradendam curavimns. Rogamus igitur dominationes vestras, ut una nobiscnm eundem Lucam juvent ut de primo canonicatu vacaturo provideatur, si nempe sacerdoti concivi vestro prodesse cupitis. (Erga) dominationes vestras eandem voluntatem exhibendam, quando ferat occasio, certo sciant; nee aliquid modo gratius nobis contingere potest quam dominationes vestras voluntati obsequi nostrae in hujns optimi sacerdotis beneficium et solatium. Bene valeant. Datum Lovanii, die 27 Augusti 1588.
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 34».
327. 1588, SEPTEMBER 7, LEUVEN. — Frangipani vermaant S. Vosmeer met gestrengheid op te treden tegen sommige seculiere en reguliere priesters, die, naar bij vernomen heeft, schandelijk misbruik maken van hun ambt.
Ad Sasboldam Vosmerum.
Cum non absque nostri animi perturbatione audiverimus nönnullos sacerdotes, tum saeculares tum diversorum Ordinum regulares, homines sacrilegos et ea quae carnis sunt quaerentes, non quae Jesu Christi, quotidie cum filiabus confessionis fornicari, et ut id clam sit, eas sub specie arctioris disciplinae sibi voto ita adstringere et subjacere, ut nullum alium aut confessionis aut consilii gratia in his quae ad conscientiam pertinent 'possint accedere quam ipsos; matrimonia in gradibus prohibitis contra Ordinariorum voluntatem scienter ratificare, sacram Eucharistiam schismaticis et publicis peccatoribus administrare, mnltaque horrenda cum maximo scandalo et multarum animarum periculo, immo jactura et perditione, contra sacrorum canonum sanctiones facere; propter quae pii et cordati sacerdotes solliciti sunt ne suorum snbditorum perditio in extremo judicio illis adscribatUr. Idcirco cum sacrorum canonum et Conciliorum authoritate, et praecipue concilii Tridentini, quod ibi promulgatum intelleximus, maxime contra tales animadvertatur, ne ulterius malum hoe proserpat, dominationem vestram admodum reverendam siguificandam duximus, ut ipsos nostro primum moneat paterno amore se ab iis vitiorum viis discedere veile, nee quemquam eorum privilegiorum sui Ordinis pravapraesumptione sed,nee temporum calamitate, sub qua se protegunt, a canonum et Conciliorum observatione esse absolutum, immo in aeterna permanere damnatione, et quotquot ipsis haerent, eiusdem poenae esse reos. Quod si huic nostrae paternae monitioni parere noluerint, quin in ipsos animadvertamus et pro officii nostri munere et pro aliorum exemplo deesse minime poterimus. Speramus tam eos obedientiae filios fore; quos ut tales se exhibere velint dominationem vestram quantum possumus rogamus efficiat; bene valeat. Datum Lovanii, die 7 Septembris 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 10 f. 41'. 42'.
328. 1588, SEPTEMBER 7, LEUVEN. — Frangipani vermaant Willem Coopal, vicaris van het Haarlemsche bisdom, ervoor te waken, dat de bepalingen van het Concilie van Trente, dat aldaar eertijds is afgekondigd, in het bisdom ook zullen onderhouden worden, bepaaldelijk wat het biechthooren en andere plichten van de zielezorg betreft.
Ad Guilhelmum Copalium.



330
Quam perniciosutn sit iu Ecclesia Dei, id quod summo studio sümmaque vigilantia per Sanctos Patres in populi clerique reformationem factum est, contemnere ac non obedire, res ipsa ostendit; hinc nempe ortae sunt dissensiones, haereses; hinc denique omnia mala venerunt; dum autem observabitur, omnes unnanimes ad Christi servitium recte fideliterque exequendum ac perficiendum erunt, alter alterum sancta quadam aemulatione vincens. Qua propter cum satis moleste audiverimus in illis partibus sacros canones. et praesertim Concilium Tridentinum, quod ibi promulgatam esse intelleximus, non solum non observari, sed, quod pejus est, pro viribus unumquemque evertere niti, dominationem vestram admodum reverendam rogatam his nostris voluimus, ut, id perpendens, qua majori poterit diligentia occurrere nitatur, monens omnes ut, quod in eodem sacro Concilio Tridentino sancitum est, inviolabiliter tam saeculares quam regulares sacerdotes, observare velint, et praecipue suos Unusquisque contineat limites, nee huc atque illue more luporum aliennm inradant gregem, cum hoe neque ratio praesens postulet, neque sacri approbent canones. Statuit nempe Sessioue xxm, canone 15: ut nullus sacerdos, etiam regularis, confessiones audire aliave pastoralia officia exercere praesumat, nisi quui ad hoe secundum Deum idonei indicati fuerint; id igitur pro libitu infringere veile, incongruum nobis valde videtur. Futurum autem speramus eos potius obedientiae filios quam pertinacitatis atque audaciae fore, cum praeter quam ipsorum salutem nihil aliud quaeramus. Quod si qui huic nostrae paternae monitioni assentiri noluerint, dominationem vestram monemus, ut omnibus Christi fidelibus interdicatur, ne huiusmodi perversorum hominum operam in iis, quae ad pastorale officium pertinent, requirant, ac demum id nobis significari dominatio vestra curet. Interim summo quo possumus studio eam rogamus, ut fideles illos in fide Cattolica consoletur ac stabiliat, certos reddens nos nunquam neque re neque verbis ipsis defuturum. Bene valeat. Scriptum Lovanii, die 7 Septembris 1588. Napels. Bibliotheca Nazionale XII, B. '10; p. 42r. en
329. 1588. SEPTEMBER 7, LEUVEN. — Frangipani bericht Tilman Vosmeer, dat hij het verzoek van diens broeder S. Vosmeer, om den jubilé-aflaat voor de Katholieken in Utrecht en Holland te verlengen, aan den H. Stoel zal kenbaar maken. Zendt tevens het antwoord van den H. Stoel op het verzoek om bizondere volmachten, door eenige priesters van Holland aan Eome gedaan.
Ad dominum Tilmannum Vosmerum.
Maxima legi alacritate, quod ad me litteris 3 Augusti reverentia vestra scribit, fratrem suum ültrajecto scripsisse jubileum, his diebus elapsis illue transmissum, uberem fructum inter illos miserabiles Catholicos, occulte promulgatum, peperisse, pluresqne fuisse qui eo beneficio juvari potuissent, si tempus, in Bulla praescriptum, eos non arctasset. Ob idque petit, ut ego ad illorum hominum consolationem Sanctissimo Domino nostro scribam, qui tantum temporis intervallum illis concedere dignetur quantum pro temporum horum calamitate reqniri videatur. Quod libeutissime faciam, scribamque Suae Sanctitati, ut hanc ipsis gratiam prorogare velit; quam, quin sit concessura, minime dubito, immo maximam ex hoe habebit voluptatem. Efficiainus praeterea, ut facultatem concedat dispensandi cum sacerdotibus irregularibus, qui ibidem sunt. Quo vero ad aliarum mearum facultatum accessionem, nihil adhuc habui;



331
in dies tarnen illas expecto, eum sic mihi Roma scribatur, tuneque ea in re ipsos recreare etiam non omittam.
Ad questiones Hollandicas, mihi propositas, responsum hahui ex Urhe quod his adjnnctum mitto, quod observari oportet. Curabit reverentia vestra ad illos sacerdotes deferendum, et mihi significari continuat quid in dies illis necessarium erit pro animarum salute, cum eos juvare non desinam. His etiam addidi litteras, quas reverentia vestra scribendas quaesivit, commendoque ut fideliter deferantur, et me ipsi paratum offero. Datum Lovanii, die 7 Septembris 1588. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f 42*.
330. 1688, september 14, leuven. — Frangipani aan Marcellus Lentius, priorgeneraal der Congregatie van Windesheim. Schrijft over een brief, welken hij aan den officiaal van 's-Hertogenbosch heeft gazonden, die in opdracht van den H. Stoel uitspraak zal doen over het geding betreffende 't S. Catharina-convent te Nijmegen.
Marcello Lentio, Generali canonicorum regularium.
Litteras rererentiae vestrae 29 Augusti datas, ceterasque illis adjunctas, accepimns, vidimusque quid illustrissimi domini cardinales de Monte alto et Madrutius ad favorem litis inter monasterium vestrum beate Catherinae et decanum capitulumque Neomagense suis ad nos litteris scribunt; qui cum velint, ut causam tantummodo commendaremus, non autem, ut a judice, cui commissa est extrahamus, arbitrati fsumus non alio tenore ad officialem Buscoducensem litteras dare quam quod videbit in incluso exemplari 1), ut si forte pntaret reverentia vestra causam a Buscoducensi avocandam et ad nos delegandam, re integra, fieri posset. At si non putaverit avocandam,' sed a nobis tantum commendari, nos officium agemus favorabile. Nos enim facultatem non habemus avocandi et extrahendi causam, a Sede apostolica alteri commissam, neque literae praedictorum illustrissimorum hoe dicunt. Quod est illud quod reverentiae vestrae responderi potest. Bene valeat. Datum Lovanii, die 14 Septembris 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XIII, B. 10, f. 46».
331. 1588, september 14, leuven. — Frangipani verzoekt den officiaal van 's-Hërtogenbosch, die in het geschil omtrent het S. Catharina-convent te Nijmegen uitspraak moet doen, het proces nog een wijl op te schorten.
Officiali Buscoducensi.
Intelleximus causam uuionis monasterii sanctae Catherinae oppidi Neomagensis, inter capitulum et canonicos Windesemensis congregationis controversam, reverentiae vestrae a Sanctissimo Domino nostro cognoscendam et decidendam commissam esse. Cum vero quaedam sint praedictum negotium concernent a, de quibus cum partibus, antequam judiciario processu se involvent, justis de causis agere vellemus, eandem cupimus rogatam, ut tantisper negotium differre non gravetur, donec de his partes ipsae suam nobis aperuerint sententiam. Nos nempe reverentiae vestrae certiorem facere non omittemus. Bene valeat. Lovanii, 14 Septembris 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 47».
1) Deze brief volgt hierachter.



332
332. 1683, SEPTEMBER 14, LEUVEN. — Frangipani geeft aan kardinaal Montalto een uitvoerig verslag omtrent den aard en het verloop van het geschil omtrent het S. Catharina-convent te Nijmegen.
Al signor cardinale Mont'alto.
Oon la lettera di vostra signoria illustrissima e reverendissima di 30 di Lüglio ho ricevuto il memoriale presentato a N. S. in nome del Generale et canonici Regulari della congregazione Windessemensis, a quali vuole la Santita Sua che dia ogni aiuto possibile. Io sin da principio che gionsi in Colonia, hebbi a cuore questo negozio et ne scrissi a monsignore reverendissimo Lindano, all' hora vescovo di Roremundae, il quale, se non fusse stato transferito al vescovato di Gant, haveria per la bonta sua et per 1'ufficii miei in qualche modo sodisfatto alli canonici, cosi come ne fan'fede le lettere ch'io tengo sne. Et per questa translazione ritnase il negozio sospeso, ch'io credevo fusse finitö, poi cbe non n'intendevo cosa alcuna.
La causa fu primo commessa ad istauza di detti canonici Regulari all'arcivescovo di Cambrai, et da lui per la distanza di luoghi subdelegata all'ufficiale di Colonia, innanzi alquale intendo non essersi proceduto ad atto alcuno dopo d'essersi allegata 1'ecceptione del foro dalli canonici et captitolo.della chiesa collegiata di san Stefano Neomagensi per 1'indulti concessi da quella Santa Sede a tutti questi Stati di sua Maesta Cattolica. Adesso me si scrive, che li detti canonici et capitolo di san Stefano habbiano procurato in Roma un rescritto apostolico et fatto remetter la medesima causa al vescovo Buscoducense, nel quale, perchè nou confidano li canonici Regulari, voriano, ch'io in virtü della detta lettera, chi me han' praesentato di vostra signoria illustrissima, me 1'avocasse; et nou mi si da tal' faculta. Li canonici di san Stefano mi mostrorno in quel principio, che non havevano spogliato li regulari del monasterio loro, ma li fu ceduto prima nell' anuo 1586 da uno don Theodoro Santfort, priore di detto monasterio, essendo roinato dalle guerre et privato di suoi renditi.
A questa cession e cousenti un'altro Padre, don Wilhelmo Tileuse, per il che il vescovo di Rorenninda quattro mesi dopo indussi il monasterio in chiesa parrochiale, et 1'uni al decano et capitolo della chiesa collegiata di san Stefano et dateglisi il possesso.
Di questo possesso fu poi spogliato il sequent'anuo a tempo mio nel mese di Novembre da un'don Giovanno Verbelio, destinato priore in detto monasterio dal suo Generale; cosi adesso non sono li canonici Begolari, ma li altri Secolari, spogliati del luogo et vogliono adesso repeterlo per 1'unione fatta dal suo vescovo. Di che essendo fatto giudice questo vescovo Buscoducensis per rescritto di Roma, non mancarö tenere quella particolar'cura ch'io potrö in aiuto et favore d'i Regolari. Ch'e quanto mi è parso dover'dir'a vostra signoria illusstrissima e reverendissima per informatione di questa causa per respetto della sua lettera. Et hnmillismimamente facendoli reverenza, gli bascio la mano. Di 'Lovanio, li 14 Septembre, 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 10. f. 47r en T. — 15 December 1588 in gelijken zin aan kardinaal Madrucci XII. B. 10. f. 47T.



333
333. 1588, SEPTEMBER 17, LEUVEN. — Frangipani aan Johannes van Bruhesen. Scherts over het vreemde schrift, waarvan Bruhesius zich heeft bediend, en bericht wat de H. Stoel heeft beslist in de zaak van het S. Catharina-convent te Nijmegen.
Ad domiDum decanum Ultrajectensem et canonicum Coloniensem.
Cum plane sit notum humanam linguam, quae in principio fuit una, hominis peccato fuisse variatam, equidem nescio quonam ego peccato gravari possim, ut vestra dominatio reverendissima, cum Germana sit, et ad me, qui sum Italus, Latine scribere voluerit, quadam characterum forma utatur, qui neque Latini, neque Graeci, neque Hebraici videntur. Deus nempe Optimus Maximus, si dicendi tantum modos et formas diversis generibus divisit, naturam in hoe non mutavit. At dominationem vestram utrumque mutasse deprehendo, nam, licet praevidens futuram difficultatem, quas suas legendo literas, 28 Augusti datas, perpessus essem, monuerit, ut patrem Arnoldum in earum interpretem adbibuissem; idem tarnen pater cbaracterarum introductor, vix cognovit an essent Germanici, an Galli, au Flandrici, sed ea est meae in dominationem vestram benevolehtiae vis, ut eorum sensum exiguo studio assecutum me eredam. Illud vero non silebo, ut si citius ad suas literas, quae mihi gratissimae semper erunt, responderi peroptaret, quemadmodum dominatio vestra in iis assequendis interpretem adhibendum esse scribit, ita sibi scriptoren] communem assumere patiatur, ne mihi continuo pater Arnoldus nt ductor caeco sit opus. Sic de jocosis hactenus.
Literas dominationis vestrae admodum reverendae, aliis illustrissimorum et reverendissimorum dominorum Cardinalium de Monte Alto ac Madruccii adjunctas, aecepi, in quibus tantum commendatur causa inter dominum Marcellum Lentium et dominum decanum et capitulum sancti Stephani Neomagensis; non autem, ut dominatio vestra scribit, potestas mihi traditur, ut ad me avocem; si nempe literae hoe referrent, reverendissimum dominum episcopum Buscoducensem ejusque officialem inhiberem, causaeque cognitionem in me susciperem eamque justitiae aequitatisque prascripto terminarem. Quae omnia, cum domino Marcello Generali significaverim 1), nihil est quod dominationi vestrae ultra rescribam, praeter id quod mox officiali Buscoducensi literas dedi, quarum exemplar misi ad dominum Marcellum; semperque sum daturus, dum opus erit, negotiumque commendatum habebo.
Datum Lovanii, 16 Septembris 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 48r.
384. 1688, SEPTEMBER 17, LEUVEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris Montalto. Heeft de inlichtingen ontvangen voor de priesters, die in Holland arbeiden; verzoekt nit hun naam, dat de tijd om den jubilé-allaat in Holland te verdienen, door den H. Stoel moge verlengd worden. Vraagt ten slotte om volmacht voor die priesters om van irregulariteit te kunnen absolveeren gedurende den tijd van het jubilé,
Ali signor cardinale Mont'alto.
Con detta lettera di 13 [Agosto] ho ricevuto la risolutione delli dubii 1) Zie den hierboven gepubliceerden brief van 14 Sept. '1588.



334
Olandesi, di quali mi servo per sicurta delli sacerdoti, ch'occultamente tra gli eretici serveno alle anime di quelli Cattolici di Olauda.
Detti sacerdoti mi scriveno il frutto speciale del giubileo, ch'io li mandai qualche mesi a dietro per la solemnita delle Pentecoste, et mi dicono, che non havendo potnto goderlo tutti i Catholici in quella settimana per il tempo che a lor' mancava di usar' le cautele necessarie in denuntiarlo securamente in quella servitü che patiscono dalli eretici, ben fatto saria che si prolongasse a loro il tempo prefisso in detto giubileo secondo ricerca la perturbation' di tempi di hoggi in quel paese; di che mi è parso humilissimamente supplicar vostra signoria illustrissima et reverendissima, acciochè per consolatione di quelle misère anime si degni ottenerne gratia da N. S. et procurar anchora, che detti sacerdoti possano con 1'occasione di detto giubileo assolver' dall' irrogolarita, non essendo comparse quelle mie facolta,
nelle quali domandano 1'assolutione di casi simili Di Lovanio, li 17 di
Settembre 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale.. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 50T en 51 v, — Uittreksel in het Duitsch bij Ehses, p. 184.
886. 1688, SEPTEMBER 30, LEUVEN. — Frangipani aan kardinaal Antonio Carafa. Over de uitgave der werken van Rhabanus Maurus en over de „Acta" van het vijfde algemeen Concilie.
Al signor cardinale Carafa.
Ricevei ultimamente la risposta di Pamelio sopra 1'opere di Rabano, ch'io con 1'ultime mie di 3 del presente dicevo a vostra signoria illustrissima di aspetter'; et sara qui allegata la copia di essa. Io aspetto quest'opere di giorno in giorno, et quando le haro ricevute pigliarö resolntione, come 1'habbia a mandare, accio vengano ben trattate et sicure, che non sapendo li volumi, non posso avisarla delle difficolta che vi si trovano.
Della quinta sinodo, dopo di quella risposta, cbe mandai a vostra signoria illustrissima et reverendissima, non ne ho visto piü altra da monsignor Lindano reverendissimo, il quale come equivoco nell'aviso che diede di una per un altra, cosi credo che per essersi lui medesimo ingannato, non habbia voluto scrirerne piü cosa alcuna. Di Lovanio, 1'ultimo di Settembre 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 56*.
386. 1588, OCTOBER 7, LEUVEN. — Frangipani verzoekt Tilman Vosmeer zijn broeder S. Vosmeer te berichten, dat de volmacht, welke deze laatste aan sommige van zijn priesters mededeelt ten opzichte van geloovigen, die van hun eigen pastoor zijn beroofd, hem wordt verleend krachtens het gezag, dat de nuntius vertegenwoordigt.
Ad dominum Tilmannum Vosmerum, lectorem Crucigerorum Coleniensium.
Ad litteras reverentiae vestrae, 3 Nonis Augusti datas, eodem tempore, 7 Idibus Septembris, respondi, quo duplices hodie mihi redditus ad me deferri voluit. Et cum ad priores responsum dabam, nihil omittebatur quod in his posteriobus supplendum oporteret; adjunxeram resolutionem Hollandicarum quaesitionum ex TJrbe mihi remissam; omnia reverendo patri rectori Jesuitarum Coloniensium commendata, fideliter delata confido. Unum his addam pro



335
maiori animi tranquillitate eorum sacerdotiim, qui catholicorum Hollandorum curam agunt specialem, ut frater reverentiae vestrae M(agister) Sasboldus Vosmerus, vicarius et officialis generalis Ultrajectensis ecclesiae; authoritate mea, quam his committo, eligat ex illis sacerdotibus, quos ad id idoneos reperit, eisdemque jurisdictionem tribuat sacrosancta Sacramenta omnia ministraudi iis, qui propriis pastoribus carent; nostra nempe licentia robur assumet, quod hactenus inane declaratum fuit. Valeat reverentia vestra quam Deus servet a malis. Datum Lovanii, Nonis Octobris 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII. B. 10. f. 57».
887. 1588, NOVEMBER 9. — De Congregatie van het Concilie gelast den nuntius in de Nederlanden (Frangipani) te zorgen, dat de bisschoppen, welke onder zijn gebied resideeren, tijdig hunne „Yisitatio ad limina" honden.
Nuntio Germaniae Inferioris.
Instat jam tempus, quod a Sm0. D. N. omnibus archiepiscopis et episcopis ad visitanda sanctorum Apostolorum limina sua Gonstitutione, Kal. Januarii primo pontificatus sui anno edita, statutum fuit. Quare voluit Sanctitas Sua ad Amplitudinem Tuam per me scribi, ut ipsa omnes ipsius (regionis) praelatos, qui dicta Constitutione comprehensi, nondum limina praedicta ipsi aut per legitimum procuratorem visitarunt, sui officii admoneat, ut (quod eorum commodo fiat) hoe munus impleant; si qui vero legitime fuerint impediti, per procuratorem poterunt Constitutioni ipsi, quemadmodum ea requirit, satisfacere. Quod quia existimo Amplitudinem Tuam diligenter facturam, nihil est quod illam pluribus verbis excitandam putem; tantum cupio, me de eo quod egerit certiorem ab illa fieri. Cui omnia a Deo prospera cum gratiae suae cumulo ex animo precor. Romae, die 9 Novembris 1588.
Congr. Concilii, Libri litterarum. Vol. 6 f. 339», 340 n°. 197. — Evenzoo aan den nuntius in Spanje, in Frankrijk, te Weenen en in Zwitserland.
338. 1588, DECEMBER 20, LUIK, — Frangipani zendt onder aanbeveling twee supplieken over van Margaretha van der Mark, weduwe van den graaf van Aremberg.
Al signor cardinale Mont'alto,
Et havendo qai trovuta la signora contessa d'Arimbergh, molto devota di N. S. et di quella Santa Sede, con speranza di poter' venir' un' altra volta in Roma, prima che muora, per basciar' i piedi della Santita Sua et visitare tutti quei sacri luoghi, non ho potuto fugire per il merito di questa donna di non proponere a N. S. le due gratie *), che da lei se dimandano alia S. S. nelle due qui alligate suppliche, assicurandö Sua Beatitudine dello beneficio che resultara dall' unione del patronato di VVijer alia capella del castello d'Arimbergh.
Di Lieggi, li 29 di Decembre 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 85*.
1) Uit het antwoord van den kardinaal staatssecretaris (21 Jan. 1589), hierachter volgend, blijkt dat de snpplieken betroffen: 1». huwelijksdispensatie in den derden graad van bloed- of aanverwantschap, 2». overbrengen van het patronaatsrecht.



336
339. 1589, JANUARI 12. — Frangipani aan Winand Wigghe, scholaster te Xanten. Verzoekt hem namens kardinaal Antonins Carafa om inlichtingen betreffende de „Acta" van het vijfde algemeen Concilie, nu Suffridus Petri daarin niet is geslaagd.
Ad dominum Winandum Wighium, scholasticum Xantensem.
Cum mihi constet dominum Guffridium Petrum *), Leovardiensem, accepto illustrissimi et reverendissimi cardinalis Carafae mandato, diligentem operam navasse in conquerendis subsidiis iis, quae ad Quintam praecipue Synodum pertinent, cumque semper eorum literas mihi eoram hic exhibuisse, qui spem aliquam de his praebuissent, neqüe eo contentum quid et a quibus impetrasset, etiam ad illustrissimUm Carafam authorum verba, sicut in ipsorum literis posita erant, in Urbem praescripsisse, nequé destituisse idem negotium urgere, etiam hinc me absente, sed nihil ulterius promovere potuisse, aliis se nihil amplius habere asserentibus quam quae obtulerunt, aliis, vel illustrissimi Carafae vel meam censuram desiderantibus de oblatis, antequam plura afferrent, et instante sibi in hanc sententiam ante menses aliquot rescripsisse reverendam dominationem tuam, cujus verba ad me, ut iu epistola vestra, Xantis 19 Augusti anni 1588 data, habentur praesens hic exhibuit, — eam obsecro, ut sicut dominus Guffridus *) negotium agit cardinalis Carafae, ita his meis literis attestari mihi visus sum dominationem vestram quoque cardinali rem gratam esse facturam, si et caetera, ut promisit, proferre non desinat, cum sciat dominationem tuam virum esse qui solus pene plus adjumenti praesenti instituto afferre possit quam plures conjuncti alii, ut pote qui et Romae diu egit et bibliotechae illustrissimi et reverendissimi domini Granvelani per muitos annos praefectu.% fait, ac toto vitae spatio antiquitatum studiosissimus fuit. Quo circa ut dominatio tua id faciat, etiam atque etiam rogo. Datum Coloniae, 12 Januarii 1589.
Napels, Biblioteca nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 10, f. 97» et 98*.
340. 1689, JANUARI 19, KEULEN. — Nu het onmogelijk blijkt aan Lucas van Tongeren een kanonikaat te Deventer te verschaffen, verzoekt Frangipani voor hem een prebende elders.
Al signor cardinale Mont'alto.
■ Supplicai vostra signoria illustrissima et reverendissima li mesi passati che se degnasse impetrare da N, S. una gratia per Luca Tongari *), mio capellano, del primo canonicato, che vacasse nel mese di Sua Santita nella chiesa di Daventria, sua patria, et mi rispose che Sua Beatitudine benignissamente se ne contentara. Hora essendosi trovato che simil gratia non potria goder' mai, per 1'indulto cbe tiene il vescovo di quella chiesa dalla Sede Apostolica, ritorno con la medesima humilta da vostra signoria illustrissima et reverendissima, supplicandola ottenerne un altra generale, acciö che nelli
primi, che vacaranno fuora di quella, possa provederse Di Colonia, li
19 di Gennaro 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Gorrespondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 106».
1) Suffridus Petri.
2) Lucas van Tongeren.



337
341. 1689, januari 21, rome. — Kardinaal Alessandro Montalto aan Frangipani. Over het inwilligen van twee snpplieken door de gravin van Aremberg bij den H. Stoel aangeboden.
La dispénsa matrimoniale di le due parenti in terzo, et il memorialeper la unione de la contessa di Aremberg i), di commissioue di N. S. si sono date al signor cardinale Datario.
Napels, Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 20 f. 7'.
342. 1589, februari 11, roma. — Kardinaal Alessandro Montalto aan Frangipani. Over een kanonikaat, aan zijn kapelaan Lucas van Tongeren te verleenen.
In gratia di vostra signoria si contenta Sna Beatitudine che conferiscail primo canonicato, che vachera, a Luca Tonger suo cappellano.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 20 f. 13*.
348. 1589, maart 8, keulen. — Frangipani beveelt aan Josina van der Marck, abdis van Thorn, dat zij zekere tienden, welke aan de dekanes, Margaretha van Isenburg, toebehooren, door haar rentmeester zal laten uitbetalen.
Ad dominam Josinam de Marca, abbatissam in ecclesia Torensi.
Expositum nobis fuit pro parte illustrissimae et reverendissimae dominae Margaritae ab Isenburg, decanissae in ecclesia Torensi, cui illustrissima et reverendissima praeest in abbatissam, quasdam suae decanali dignitati assignatas decimas subtractas fuisse, redituario pracipiens ne eas dictae decanissae solvere amplius deberet. Quae cum loco cujusdam alterius pensionis ob suos tenues et exiguos proventüs illi adscriptae fuerint, idque non nisi matura deliberatione ac unanimi capituli praedictae ecclesiae Torensis consensu factum fuerit, ob multa onera ac gravamina, decanali dignitati incumbentia, aequum minime visum fuit tale quid silentio praeterire. Quo circa, cum nobis satis clare constat dicti collegii seu ecclesiae statuta expresse vetare ne abbatissa quicquam redituario mandet inbibeatve, his nostris dominationem vestram monitam voluimus, ne dictae dominae decanissae suos consuetos reditus, quos per plures annos pacifice collegit, subtrahi patiatur, sed redituario praedicto, cui contra statuta id inhibuit, mandet ut integras illi solvere debeat decimas ac proventüs. Sic itaque futurum speramus. Bene valeat in Domino, quem sibi propitium exoptamus. Coloniae, die 8 Martii 1589.
Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 10, f. 131'.
344. 1589. maart 9. — Frangipani zoekt bg den gouverneur van Groningen, Francisco Verdugo, bescherming voor het verweesde bisdom van Groningen.
Al Signor Verdugo.
Ma ben la supplicarö che essendo anchor vidua del suo pastore quella chiesa
1) Frangipani had 22 Dec. 1588 de snpplieken van de gravin van Aremberg overgezonden; zie hierboven.
22



338
di Gruninga, dal che viene tanto detrimente, resti vostra signoria contenta applicarvi 1'animo suo in modo di non esser' senza vescovo con haver' la spada dell'autorita del re et di vostra signoria in sua defesa, et particolarmente gli raccommando il capitolo, acciö che non sia indebitamente oppresso da quel domino Egidio, gia suo vicario, et [raccommando] anchora il padre Henrico Semerio della Compagnia del Jesu, col quale mi son rallegrato ch'egli exercita il suo talento in quel paese sotto l'ombra di vostra signoria per la speranza certa ch'io ho di non essere infruttuosa et inutile la mission' sua dentro quella chiesa nel stato in che si trova di viduatione del suo pastore
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipaai, XII, B. 10, f. 135».
345. 1589, MAART 9, KEULEN. —Frangipani aan den Jezuiet Henricus Samerius 1). Over den toestand van het bisdom Groningen, en wat hij gedaan heeft om daarin verbetering te brengen. Verzoekt pater Samerins zjjn geestelijken arbeid te Groningen voort te zetten en zich daarbij te bedienen van den steun van Verdugo.
Ad patrem Henricum Semerium, Jesuitam.
Nihil mihi novi attulerunt literae reverentiae vestrae, 22 Groningae datae, nihilque mihi confici posse videtur quod Gruningensis ecclesia salutem consequatur praeter illud quod reverentia vestra proponit, ut ecclesia de pastore provideatur. Dum essem in Belgio, negotium curavi, et Belgio solutus rem ad Pontificem detuli, ut rex Hispaniarum Sanctissimi Domini instigatione jus eligendi nominandique in omnibus ecclesiis in Inferiori Germania vacantibus, nedum in Germania, majori diligentia prosequeretur. Quae harum ecclesiarum necessitati suggessi, exceperunt omnes, promiseruntque tamdiu rem urgere, quamdiu finem consequamur. Cum ergo tot malorum remedium, quot reverentia vestra suis literis demonstravit, non sit ex mea, sed altiori subtimiorique facultate, depromerendum, et in aliud forte tempus differendum, eam rogatam velim ut, hoe interim admodum illustrissimi domini Verdugi pietate et religione juvante, istius populi salutem coneionibus publicis et exhortationibus privatis, doctrina et exemplo consequatur, et dum istuc ipse, temporum augustiis, calamitatibus, itenarumque periculis praepeditus, non venerim, authoritate regia et saeculari admodum illustri domini Verdugo utatur, ne omnia a disciplinae ecclesiaticae norma dividantur. Confido nempe ut quae charitas movit penes suam illustrissimam dominationem erga reverentiam vestram eadem sit, quae functionem vestram liberam reddat, eamque ab omnibus ejus regimini subditis observandam, diligendam, imitandamque curaverit. Valeat in Domino reverentia vestra, et viriliter agat, mihique etiam minima significare non desinat, ut absens atque juvem foveamque reverentiam vestram quam diligo et observo, cuique gratulor quod in illa missione Frisica donum Dei, sibi traditum, operetur. Coloniae, 9 Martii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 10, f. 134» en 135».
1) Over diens werkkring te Groningen en elders, Arch. aartsb. Utrecht, VI, blz. 6, 80, 403—405.



339
347. 1689, maart 9, keulen. — Frangipani betuigt zich ontevreden tegenover het kapittel van Deventer, dat Pontns Henterns, zonder van zqn brieven voorzien te zijn, naar Brussel is gegaan. Voorloopig blijft Aegidius del Monte vicaris van het bisdom.
Ad capitulum Daventriense.
Ex litteris dominationum vestrarum admodum reverendissimarum, 16 Februarii datis, accepi quantum ab officio suo discessit dominus Egidius de Monte, ecclesiae vestrae vicarius generalis, cujus forma mihi perspecta non est; si prodierit, fieri non potest quin audiatur. Interim voluissem, ut dominus Pontus Heuterus Bruxelles absque litteris meis non adiisset. Non quod modo dominationibus vestris polliceor me facturum; eo jam petito contra congratularemur. Expectandum est ergo quod egerit Bruxelles confrater vester Heuterus, et hoe temporis intervallo Egidius observandus; sed non illi parendum. Valeant (dominationes vestrae), et Deum Optimum Maximum ejusque sanctissima mandata, Christi Domini legem Evangelicam sanctaeque matris Ecclesiae Catholicae Romanae praecepta, totis viribus et animo colant, venerentur et imitentur, ut dominationum vestrarom exemplo ad Divinae Majestatis cultnm, timorem et amorem Ecclesiae vestri fideles promoveantur, et infideles confundantur. Coloniae, 9 Martii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. XII, B. 10, f. 134t.
347. 1689, maakt 12, keulen. — Frangipani beklaagt zich over een heftig schrijven, dat Johannes Strijen tot hem, ofschoon hij onschuldig is, heeft gericht, en tracht dezen tot een mildere stemming te brengen.
Ad episcopum Middelburgensem.
Lectis illis litteris, quas reverendissima tua gratia pridie Kalendas Martii ad me dedit, hesi cogitabundus indignae essent quibus responderem. Quesam, frater, tale principium? Majorem officii curam et uberius fraternae dilectionis officium ut episcopus. a reverendissima tua gratia expectaram. Dixisti me esse suspectum; respondi; et quae sequuntur? Quid si tua verba retorsero, an statim me tibi maledicta irrogasse eontendes ? Certe majorem officii et nominis vestri curam et firmius fraternae dilectionis vinculum nuntius apostolicae Sedis ab episcopo expectaveram, sed post alios mecum concertare vis et me provocare; pasce, quaeso, affectibus tuis; iracundiae motus cohibe; pravas et spinosas suspitiones evelle; suggestores vel satores dissentionum sint procul. Commoveat te nunc sacratioris temporis *) censura, per quam divinis digni omnes praeparemur interesse mysteriis, quae cum totum Ecclesiae corpus universorumque fidelium gregem constringant, ut ab omni se purget rubigine vetustatis, multo magis in summos antistites et primi ordinis sacerdotes requiritur omnis candor et puritas et verae dilectionis integritas. Psalmist» ait: Irascimini et nolite peccare *); Apostolus addit: Sol non occidat super iracundiam vestram 8). Contentiones et dissidia, quocumque modo inter nos exorta, ego non sparsi, neque etiam fori; quae publica et omnibus nota erant audivi, et ejus memor es, ipse ab ovo totam gestorum schemam mihi retulisti, cumque jam ad annos aliquot
*) *)
3)
Toespeling op den naderenden Paaschtijd. Liber Psalmorum IV. 5. (Vulgaat). Ad Kpbesios IV. 20. (Vulgaat).



340
dissidium hoe steterit et nescio quem inter nos rancorem posuerit. Si judex constituerer, profecto sinistrae suspitionis insimularer, nisi fortasseinnocentiam, quam statuis a parte tua, et improbitatem ac mendaeia, quae aliis impingis, faciiius admitterem, sed a jurgiis et contestationibus vestris hae litterae me purgabunt et defendent. Vale in Christo: charitatis ac pacis foedere (simus) constricti; semina adversarii, et veritatis et concordiae inimici, in suogermine arescant et extinguantur. Coloniae 12 Martti 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 10. f. 137».
348. 1589, MAART 16, KEULEN. — Frangipani zet voor den kardinaal-staatssecretaris uiteen, -waarom het kapittel van s. Marie te Maastricht verhindert, dat Petrus Lindanus zich in het hezit stelt van zijn kanunniksdij in die kerk, en geef t het middel aan om deze ergernis te laten ophouden.
Al signore cardinale Mont'alto.
Sono di tanto mal esempio in queste parti le liti tra persone eeelesiastiehe, che Peretici se ne serveno per eonfusione nostra et corroboratione dell' opinioni loro; ne lascio di procurar' d'impedirle, quanto posso. Perö sapendo che fra il nipote del vescovo Lindano bonae memoriae, cbiamato Pietro Lindano, et il capitolo della chiesa di santa Maria in Mastrich sia differenza sopra un' canonicato, che egli ottenne da Iffostro Signore in detta chiesa per una espettativa, concessali dalla Santita Sua, insin dal tempo che monsignor reverendissimo di Vercelli bonae memoriae era nuntio in questo parti, ho voluto intendere la causa di questa differenza; et trovo che il capitolo, havendo ottenuto da Nostro Signore per la gratia dell'espettativa 1'estintione di due prebendi per unirle et incorporarle a se, pretenda che un canonicato, vacato in detta chiesa prima che il capitolo ottenesse la gratia dell' estintione, anchora che in virtn dell' espettatione havesse concesso all' aspettante il possesso del canonicato, amessolo al numero capitolare et ricevutone quello che è solito pagarse et haviton' ancho il solito giuramento, s'intende estinto et incorporato al capitolo, poi chè fra li due anni di vacanza, cinque mesi inanzi che 1'aspettante, provisto da Nostro Signor secondo li statuti di detta chiesa dovesse comminciar'a residere, attenne il capitolo 1'indulto dell' estintione. Che se non fusse stata intentione di Nostra Beatitudine derogar' alia gratia del Lindano, quando concedesse 1'indulto dell' estintione, se potria con una semplice declaratione della mente della Santita Sua toglierse questa lita perniciosa a quella chiesa, et scandolosa al popoio; di cbe mi è parso avvertire vostra signoria illustrissima et reverendissima, humihssimamente supplicandola a dover portarlo inanzi a Nostro Signore, cosi per beneficio della parti quanto far' haver luogo alia gratia del Nostro Signore, si degnamente collocata nella persona del nepote del detto vescovo Lindono bonae memoriae, tanto valent' huomo et buon prelato, affatigato multo per la religion Cattolica, come i suoi scritti ne fan' piena fede . , . . . Di Colonia, li 16 di Marzo, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie Frangipani XII, B. 10. f 140». f
349. 1689, MAART 25, KEULEN. — Frangipani prijst de standvastigheid en goede gezindheid van het kapittel van 's Hertogenbosch, en verklaart zich daarom gaarne



341
bereid de belangen, welke het hem heeft voorgedragen, bij den H. Stoel te zullen ondersteunen.
Decano et capitulo Buscoducensi.
Operam et auxilium, quod ex ore vestro reverendus pater Havens ecclesiae et capitulo vestro annuntiavit et obtulit, pro suscepti officii munére semper praestare parati sumus, maxime Buscoducensi clero ejusqne reverendissimo praesuli, qui in mediis hostibus constantes et in gravissimis tentationum et procellarum fluctibus ad gloriam Dei perstitistis immobiles. Deus Omnipotens hanc in vobis bonam voluntatem augeat et iu finem conservet. Quod in defuneti vestri sigilliferi (cujus animae propitins dignetur esse Misericors Dominus), prebendam commendetis et offeratis venerabilem virum dominum Simonem Verregensem, optantes illum habere successorem et vestram collegam, quodque per instantiam vestram pro eo ad Sanctissimum Dominum scriberem, illud perlubens et cum primo veredario facturus sum. Desiderarem certe in omnibus collegiis istum affectum, ut viros pietate et virtute insignes peterent, qui Dei ecelesiam vitae et doctrinae integritate illuminare possent, potius quam qui cognatos suos et nothos ad Ecclesiae beneficia saepe evehant indignos et ingratos. Porro si quid amplius meritis vestris et votis suffragari possum, aut negotiis vel necessitatibus ecclesiae vestrae succurere, et ad Catholicae religionis profectum et defensionem, babebitis me (ut dixi) paratum semper et fidelem. Coloniae, 25 Martii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. XII, B. 10. f. 151r.
360. 1689, MAART 26, KEULEN. — Frangipani verklaart opnieuw gaarne bereid te z(jn het aanstellen van Simon Vereept') tot zegelbewaarder van het kappittel van 's-Hertogenbosch bij den H. Stoel te zullen ondersteunen.
Priori Arnoldo.
Accepi priores tuas litteras, et quas nunc ad instantiam et favorem domini Simonis Verrepen per specialem tabellarium deferri jussisti etiam redditae sunt. Agam et sedulo agam quod postulas, ut hoe etiam ad cumulum officiorum adjiciain bene optaus; et utinam iu omnibus collegiis esset voluntas et pietas, ut viros, vita et eruditione laudabiles, passim quaererent quam homines aliquando ne ad lyram utiles! Interim agat ipse ut suum habeat iu Urbe fidum procuratorem; sed virum hunc, quem vel maxime de editione variorum suorum operum evexisti et praedicasti, recte sane huius leonis unguem transmisisti et specimen suae eruditionis perpulehre signasti, sed acceptum habeo illa equidem contemnendae non esse quae ut rudera et fundamenta altioribus disciplinis substituuntur, et sine quibus majora consistere non possunt. Deus optime maximus, etc. Coloniae, die 25 Martii, 1589.
Napels Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10 f. 151». en 152».
351, 1589, ARRIL 6, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris. Beveelt krachtig aan voor een kanonikaat in de kathedraal van 's-Hertogenbosch Simon Vereept.
Al signor cardinale Montalto.
B vescovo di Buscoduco col suo capitolo mi ha futto instanza che essendo
1) Aldus wordt hij genoemd bij Coppens, N. Besch. v. h. bisdom 's-Hertogenbosch, II, p. 143.



342
vacato nel passato mese di Marzo un' canonicato nella sua cbiesa catbedrale per morte di magistro Pietro Grinsven, volesse col mezo di rostra signoria illustrissima et reverendissima domandarne gratia a Nostro Signore per un magistro Simone Verrepeo l), huomo veccbio, teologo assai dotto, come li suoi scritti ne fan publica fede, in servitio di Dio et della religione Cattolica. Et perchè di costui io n'ho sentito per altera via honerata relatione, che lo fa degno di simil' gratia, non ho potuto mancargli questo officio, cosi per li meriti della sua buona vita et scienza come per animar gli altri, che s'affaticano per servitio della nostra religione, a dover piü animosamente travagliarsi per 1'honor della Maesta divina et di santa Chiesa. Cosi supplico vostra signoria illustrissima et reverendissima a degnarsi di procurarglila dalla Santita Sua, che, se ben' lui è vecchio et non potra godarlo molto tempo, servira almeno per una grata dimostratione delle sue fatighe. Comparira uno per 1'espeditione, cosi come 1'ho avertito, acciö che non restino le gratie, che se ricevono dalla benignita di Nostro Signore, a mia intercessione. Io non posso commeterla all'agente mio per la cura che le parti ne vogliono havere, ma di qui inanzi
mancherö io della charita, mancando loro della diligenza Di Colonia.
li 6 di Aprile, 1589.
Napels. Biblioteca Naoionale. Correspoiidantie-Frangipani, XII, B. 10. f. 158».
352. 1589, APRIL 8, KEULEN, — Frangipani aan schrijft Henricus Cuyck over de beroemde uitgave der werken van Rhabanus Maurus.
Henrico Cucchio.
Gratissimum mihi fuit cognoscere optimum illum et vere paternum S. D. N. erga universitatem vestram *) affectum et favorem, quem non dnbito omni cura et diligentia augere semper et conservare studebis. Ego quoque in illa tuenda et promovenda fidelissimam praestabo operam.
Perlubens quoque accepi copiam literarum illustrissimi domini cardinalis Carafa de Rabani operibus; scripsi ad dominum Pamelium praesidem, ut cum Plantino typograpbo ageret et perquireret, quanti sumptus ad ea recudenda necessarii essent; postquam illustrissimus et reverendissimus cardinalis Carafa mihi scripsit ut hic impriinerentur, egi etiam ut opera theologicae facultati
traderentur, antequam prelo committerentur Coloniae, die 8 Aprilis, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 10. f. 160».
353. 1589, APRIL 29. — De kardinaal staatssecretaris bericht aan Frangipani, dat de paus het kanonikaat in de kathedraal van den Bosch aan Simon Vereept heeft verleend.
Si è dato per ordine di N. S. al signore cardinale Datario per il canonicato di Boscoduci a favore di magistro Simone Yerrepeo, racomandato di vostra signoria.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 20. f. 49».
1) Simon Vereept was leeraar aan het Fraterhuis te 's-Hertogenbosch, schrijver van een aantal Latijnsche verhandelingen, welke worden opgesomd b\j Coppens N. Gesch. v. h. bisd. van 's-Hertogenbosch II, p. 323 en v.v. Hij verkreeg van den paus het kanonikaat; zie het schrijven van den kardinaal-staatssecretaris aan Frangipani hierachter op 29 April 1589.
2) Henricus Cuyck was hoogleeraar te Leuven.



343
354. 1589, MEI 27, KEULEN. — Frangipani weigert zich te verzetten tegen het Hof van Overijsel, dat bij den twist tusschen Aegidius del Monte en het kapittel van Deventer het „jus spolii" heeft laten gelden. Overigens trekt hij de uitspraak over het geschil aan zich, en zendt een oproep om alle beschuldigingen tegen Del Monte hem gerechtelijk kenbaar te maken.
Capitulo Daventriensi.
Etsi litteris vestris 9 Aprilis datis ob meam non secundam valetudinem, tune cum accepi, repondere minime potuerim, negotium tarnen vestrum nunquam omnino deserui, cum Ecclesiam ejusque jura defendere totis viribus conabor. Accepi postmodum alteras 13 hujus datas, quibus illud idem, quod in prioribus continebatur, scribitis, nempe ut causam inter vos et Egidium.de Monte ad me avocare vellem, vel alicui subdelegare ac ad cancellarium et consiliarios Transisulaniae literas dare, quibus eos monerem ne amplius hoe in negotio se immiscere vellent. At cum intellexerim literis domini Joannis Lentii, consiliarii regis, causam tantum spolii et in possessionem officii reintegrandum dictum Egidium, non alteram, quae vitam moresque ipsius ac statutorum et ecclesiae vestrae constitutionura transgessionem respicit, in regia tribunali introductam, non putavi consultum esse his temporibus hunc lapidem moveri, quo patere possit, numquid spolii cognitio ad curiam regiam pertineat etiam inter clericos. Quare omissa illa causae cognitione super spolio coram regiis commissariis actitata, aliam seu alias, quam et quas contra dictum Aegidium movere vultis sum avocaturus, sicut idem dominus Joannes Lentius litteris suis me obsecrat ut causam arocem vel alteri committam, ne rei veritas occultata super pretensis objectis vel objiciendis criminibus contra dictum Aegidium illum impunitum dimittat. His ergo erit adjuncta citatio, qua monentur omnes ut coram nobis scribant vel per eos vel per aliam legitimam personam, ut huic liti debitus imponatur finis, et discordiae inter vos sopiantur. Bene valetis. Coloniae, 27 Maii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII. B. 10. f. 189».
355. 1589, MEI 27, KEULEN. — Frangipani bericht aan den raadsheer Lentius, dat na het herstel van Aegidius del Monte door het kapittel van Deventer nieuwe beschuldigingen zijn uitgebracht; hij zelf zal in deze een beslissing nemen. Belooft er voor te zorgen, dat Deventer zoo spoedig mogelijk wederom een bisschop verkrijge.
Johanni Lentio, consiliaris regio Oldenzaliae.
Dissensionem ac discordiam inter capitulum cathedralis ecclesiae Daventiensis et Egidium de Monte, electum ab ipso vicarium, non potui moleste non ferre, cum his infautissimis temporibus, quibus pax et quies inter Catholicos, et praesertim ecclesiasticos, requireretur, odia et dissidia audiantur. Audivi Egidium eundem a praedicto capitulo ob aliquas causas vicariatus officio privatum, ac in sua possessione contra capitulum restitutum a clarissima dominatione vestra. Cujus quidem literis accepi nonnulla alia crimina contra eundem a capitulo esse objecta, quorum cognitionem ad me avocavi, ne aliter de jure suo detrahatur et indebite per ora hominum traducatur. De reliquis, illius ecclesiae statum tangentibus, agam in reditu patris Semerii, Jesuitae, postquam, negotiis Coloniensibus plus quam hostium viribus impeditus, istic adesse non possum, uti niaximo desiderio afficior. Nee omisi debitum pro eadem ecclesia de suo



344
legitiuio pastore providenda, cum ex tam diuturna viduitate sua omne malum exoriri videatur. Iuterim obsecro dominationem vestram, ut illius ecclesiae jura protegat et et illaesa custodiri dignetur; et me meaque opera utatur in sui suorumque beneficio. Bene valeat. Coloniae, 27 Maii, 1589.
Napels. Museo Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, 6. 10, f. 1891.
866. 1689, JUNI 1, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris. Heeft opnieuw gunstige berichten ontvangen omtrent de Katholieken in Holland; wenscht dat de bisdommen van Groningen en Deventer zullen bezet worden, om op die wijze ook de Katholieken in Holland ter hulp te komen. Al siguor cardinale Mont'alto.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 193» en 194*. — Gedr. Ehses. p. 291.
357. 1589, JUNI 13, KEULEN. — Frangipani bevestigt den landdeken van Groningen in zijn ambt, en vermaant hem tot ijver, bizonder tegenover plichtvergeten priesters. Hoopt, dat spoedig wederom een bisschop in Groningen zal knnnen aangesteld worden.
Decano rurali Gruningensi1).
Litteras, quas 10 Ealendis Maii ad me dedisti, accepi; priores vero quas cum arcbitypis commissionis vestrae duobus mensibus ante (ut ais) uiisisti,non sunt allatae. Porro iu cura illa decanatu?, quam dominus Joannes Elstius *), postremus officialis bonae memoriae, dominationi tuae, tanquam muneri isti idoneae et benemeritae, commendavit et credidit, in eadem de potestate mihi commissa te continuo, constituo et confirmo, volens et serio tibi mandans, ut huic officio diligenter et sincere advigiles, enormitates et scandala, maxime clericorum et sacerdotum, observes, commoneasque quoque et reprehendas, et quos in spiritu mansuetudinis et lenitatis ad meliora reducere non potes, insta (ut jubet Apostolus8)), opportune, importune, atque obsecra, increpaaddit rursum in omni patientia et doctrina, si forte aliqui resipiscant et sani fiant. Verum dominus Henricus Semerius ex patribus Societatis plenius me de his instruxit, et si forte ad vos aliquaUde redeat exhortare illum, ut cum gaudio et fructu laborem et operam in eis posuisse letetur. De primario et summo pastore, partibus vestris providendo, egi apud Sanctissimum Dominum Nostrum, qui Majestatem Catholicam serio de hac re admonuit, quae sedatis paululum bellorum' motibus in pluribus Belgii locis eam executuram spero. Datum Coloniae, 13 Junii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Gorrespondentie-Frangipani, XII, B. 10, f. 202».
358. 1589, JUNI 13. — Frangipani verheugt zich over de gunstige berichten, welke S. Vosmeer heeft medegedeeld over den flver bij het verdienen van den Jubiléarlaat, alsook over den inkeer van sommige priesters en de wonderbaarlijke bekeeringen, waarvan Sasbout's twee laatste brieven gewagen.
Domino Sasbout Delpbis in Hollandia.
1) Radingus Koeninck? Het sterfjaar is dan wederom onjuist in de Hisloria episcopatuum (fol. ed. blz. 17) aangegeven.
2) Johannes Eist, sinds 1564 pastoor der sint Martinuskerk te Groningen, werd later proost en aartsdeken, stierf te Groningen 5 Juli 1588. Oudheden en Gestichten van Groningen (1724), p. 92.
3) II ad Tim. IV, 2. (Vulgaat).



345
Quod iiidulgentiarum inter Catholicos proniulgatio magnum animarum lucruin et inexplicabilem, quamvis adhuc occulte, fecerit fructum, maxi tuo perfusus sum gaudio, cum ex binis dominationis tuae literis ista cognoscerem. Si vero mercenarii et quae sua sunt quaerentes vel etiam operarii subdoli, qui more suo (cum Ecclesiae profectum viderint) transformare se conantur in angelos lucis et Ecclesiae fideles ministros, se jungant et permisceant vestris laboribns et curis, hoe certe vobis mirum videri non debet neque novum, cum illud Ecclesiae principibus et fundatoribns regilionis Christianae, hoe est: apostolis et successoribus eorum, qui se pro domo Dei posuerunt murum, commune fuerit, quod scilicet suos senserint aemulös, calumniatores et adversarios; neque in talibus temporibus istis erimus liberi. Quae omni constantia, integritate, et fide in hoe vero munere vere apostolico per virtutum viam oportet progredi, ut doctrinae authoritatem vita nostra et conversatio irreprebensibilis commendet ae confirmet, ut non solum qui ex adverso sunt erubescant et confundantur, sed etiam qui in hypocrisi veritatem et pietatem aemulentur fiant manifesti.
De signis et prodigiis, quae in locis istis contigisse dominatio tua refert, hoe certe longanimus et misericors Deus, qui benignus est et patiens etpraestabilis super malitia filiorum Adae, adhuc volens parcere iis, qui graviter offenderuut clementiam suam liberalissimam, extendens in salutis humanae profectum, si post terrores et minas, immo etiam miserias et afflictiones aliquando convertantur et redeant ad gremium sanctae Matris Ecclesiae, ut gratia Mediatoris et Salvatoris nostri Jesu Christi plenius restituantur. Porro, si in concessis facultatibus ministerio meo et auxilio meo saluti et tranquillitati conscientiae eorum amplius servire possum, libentissime fecero. Gratissimum mihi haud dubie est calamitatibus, angustiis, et miseriis plurimos vexatis et purgatis speciale refrigerium et consolationem, quantum possum, tribuere et elargiri. Datum Coloniae, 13 Junii, 1589.
Napels. Bibloteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 10. f. 202'.
359. 1589 JUNI 15, KEULEN. — Frangipani verzoekt Strijen op nieuw namens Sixtus V, de acten van het „Concilium Trullanum" ter beschikking te stellen, alsook de „Missa beati Petri" hem toe te zenden, Deelt hem het plan van den paus mede om een achttal geleerden, van verschillende naties en die de oude talen meester zijn, aan de Vaticaansche drukkerij te verbinden. Wenscht omtrent Lensaeus, die voor deze post in aanmerking komt, nader te worden ingelicht.
Episcopo Middelburgensi.
Rem gratissimam mihi faciet illustrissima et reverendissima dominatio tua, immo potius illustrissimo et reverendissimo cardinali Carafae, qui nomine Sanctissimi Domini Nostri eandem apud me sollicitavit, si bibliothecam reverendissimi domini Lindani bonae memoriae nunc acceperit, ut illam quintam synodum Constantinopolitanam, iu Trullo habitam *'), et nuper promissam, transmisent. Sic et meo et suo expleto promisso gratiam et favorem Sanctissimi Domini Nostri augebimus, confirmabimusque. Memor etiam sum, quod inter colloquia, quae simul habuimus, dixerit se habere ,Missam beati Petri", apostolorum principis, ea forma quam ipsemet Antiochiae Romaeque celebravit; et reverendissima dominatio tua eam tune mihi offerebat, sed aliis ac novis
1) Het Concilium Trullanum geldt gewoonlijk niet als het vijfde algemeene Concilie, maar als het zesde in den rei.



346
intervenientibus colloquii argumentis postea non cogitabam rem oblatam accipere Gratissimum nunc praestabit officium, si illius etiam mihi nunc fecerit copiam, quae cum hujus tabellarii veredario ad me cuperem deferri. Praeterea cum Sanctissimus Dominus Noster pro optimo preli Vaticani regimine octos viros, doctrina insignes et eruditione deligendos statuerit, quorem duo sint Itali, duo Theutones, duo Galli et duo Hyspani, qui aut sint theologi aut canoniste aut hystorici, aut Latinae, Graecae, Hebraicae, Caldeae, aliarumque linguarum usu polleant perfectaque notitia, domicilium, panem, vinumque Vaticannm, necnon trecentorum scutorum annuorum stipendium singulis exhibens, praeter honores, dignitates, commodaque iis iuxta merita, quae singuli obvenire possunt, vel beneficiorum vel pensionum vel etiam episcopatuum, censui hanc pontificis voluntatem reverendissimae dominationi tuae communicandam, ut si in illa Lovaniensi universitate deprehenderit aliqnem, qui valeat in illius bibliothecae novae instaurationis officio ex animo pontificis deservire, sententiam mihi suam conferre dignetur; et num meam (designationem) in personam Joannis Lensaei Bellionani, pro theologo directam, approbandam vel mutandam esse arbitretur; illius nempe doctrinam sanam, vitae morumque gravitatem modestiamque observavi. Et ne caeteris inferatur injuria quibus praeferretur, neve ejus existimationi Lovanii et in Belgio detrabatur, si contingent a reverendissima dominatione vestra sententiam meam non laudari, caveat ne id innotescat alteri vel alterius relatu vel literarum interceptione. De cetero opto reverendissimam dominationem tuam diu valere ineolumem, et qua potest opera uti mea ad libitum utatur. Datum Coloniae^ 15 Iunii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 10. f 203r. en
360. 1589, JULI 15. — Frangipani aan Cayck. Over het voortzetten der uitgave van de werken van R. Maurus in de Plantijnsche drukkerij. Verheugt zich erover, dat men de Leuvensche theologen heeft vermaand strijdvragen met de Jezuïeten kalm te behandelen. Heeft omtrent een nieuwe beschikking aangaande de abdijgoederen van Tongerloo nog niets vernomen.
Domino Henrico Cuychio.
Quod de Babani Mauri operibus dominatio vestra admodum reverenda consultius videtur, mihi non displicet; hoe tarnen curetur, quando per directionem domini Torrentini, reverendissimi Antverpiensis, ipsum opus apud Plantinum prelo committitur, ut per diligentiam correctorum prodeat emendatissimum. Scripsi de hac re ad Urbem, ut vel publico sumptu inpensae fierent, sed nondum accepi responsum. Literarum sarcinam, quam dominatio vestra cum suis ad me dedit, hac die cum veredario ad Urbem transmitto. Postremum illud scriptum nunc Wolfango, meo sacellano, describendum tradidi, et quia nt cunque prolixum est, cum iste tabellarius redierit, mittam. Quod illustrissimi et reverendissimi cardinales dominationem vestram cum suis confratribus ad concordiam cum patribus Societatis exbortatae sint, hoe ipsum et plurimum desidero, ac de secuto alto illo silentio multum gaudeo. At quod verttas de arcanis sanctae theologiae mysteriis disputando quaeretur, et Domino revelante aliqnando inveniatur, nequaquam est improbandum; immo de omnibus in Christiana repubUea controversiis illam consequi esset quam utilissimum. Sed ut Catholici inter se sine strepitu et contentione mutuisque cavillationibus



347
hoe agant, omnino studendum est. Post scriptum illud (quod jam describendum tradidi) nihil ex Urbe ad me perscriptum est adhuc. Articuli, qui ad declarationem Catalogi librorum prohibitorum apud dominationem vestram compositi sunt, puto quod Sanctissimo Domino Nostro non displicebunt; quin et multum lucis ad rem illam exactius peragendain meo judicio adferet. De dismembratione Tongerloënsis abbatiae, pro dote mensae episcopalis Buscoducensis applicanda, et quod in eam Sanctissimus Dominus Noster et rex Catholicus consenserint, hactenus nihil audivi. Quod si in Mèchliniensi et aliis episcopatibus idem fieri desideratur, ratio et modus, qui optimus est et certissimus, cogitandi sunt et quaerendi, ac ad me dirigendi. Ego isti negotio nunquam deero sed fovebo, urgeam et commendabo quam plurimum. Necessarium omnino est ut pastorum primus et pontifex in sua diocesi habeat, et pro sua dignitate sua abundantins habeat, unde necessitatem patientibus subvenire possit, et gregi suo fideles et utiles cooperatores preficere. Opto reverentiam tuam et totum sacrae theologiae facultatis collegium diu valere incolumes. Scriptum: 15 Junii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 10. f. 206r.
361. 1589, juni 19, keulen. — Frangipani aan Willem van Pamele. Zet uiteen, waarom geestelijke en wereldlijke rechtsmacht gescheiden moeten blijven.
Domino Pamelio.
De consiliario Geldriae nihil sollicitus sum, neque moereo quin debita puniatur poena, si peccaverit, neque illius patrocinium unquam suscepi, sed ea, quae ad dominationem vestram scripsi, ad hoe tantum scripsi, ut jurisdictionis ecclesiasticae ratio habeatur, ne in judiciis, quae sunt fori ecclesiastici, tribunal laico commixtum, suae paritatis et integritatisjacturam pateretur. Quod iterum illam etiam atque etiam rogo. Coloniae, 19 Junii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 208».
362. 1589, juni 21. — Frangipani verleent aan Willem Coopal, den vicaris-generaal van het Haarlemsche bisdom, volmacht om aan eenige vrouwen, die niettegenstaande haar „votum simplex castitatis" een huwelijk hebben aangegaan, toe te staan, dat zij in den huwelijkschen staat leven.
Domino vicario Harlemensi.
Cum ex parte quarundam mulierum, ut ex inclusa scheda videre licebit, nobis oblata petitio, quod alias ipsae pio desiderio inductae Deo obtulerunt simplex castitatis votum, postmodum vero ob carnis stimulos, quos sentiebant, continenter vivere posse plane diffiderent, ac proinde victae humana fragilitate votum transgressae erant, ac matrimonum contra fidem Deo datam contraxissent et consummassent, ad nos pro opportuno remedio recurrerunt, supplicantes ut earum conscientiae succurramus. Nos igitur, cum in hujusmodi voto dispensare minime valeamus, sed ut a peccato tantum absolvautur ac in matrimonium (sic) vivere debitumque reddere ac exigere possint nobis sit concessum, dominationi vestrae committimus quatenus, si ita esse invenerit, ut in matrimonio, quod ipsae contraxisse allegant, citra conscientiae ullum gravamen debitum exigere et com-



348
mum matrimonii lege vivere possint in forma conscientiae (manente nihilominns voti vinculo) tantum dispenset, iniuncta eis pro transgressione aliqua salutari poententia, pro ut ipsarum saluti expedire judicaverit. Bene valeat. Coloniae, 21 Juni 1589.
Napels Biblioteca. Nazionale. Correspondentie Frangipani XII, B. 10, f. 209T.
368. 1589, JULI 18, KEULEN. — Frangipani geeft aan Johannes Strijen den wensch van Sixtus V te kennen om inzage te verkrijgen van de akten van het „Concilium Trullanum". Met zijn overige boeken heeft Lindanus dit zeldzame werk vermaakt aan het Spaansche college te Leuven, dat door Strijen wordt beheerd. Hooge lofprijzing van Lindanus.
Ad episcopum Middelburgensem.
Intellexerat reverendissimus dominus Lindanus bonae memorie, dum adhuc vivcret, multum et serio me desiderasse quintam synodum Constantiuopolitanam aut Graece, aut eandem Graece et Latine. Inter cetera hoe mihi Sanctissimus Dominus Noster in mandatis dederat, ut, si in his regionibus haberi posset vera illius et germana editio, perquirerem, nam ea Bomae non habetur. Dictus dominus Lindanus in litteris ad dominum Joannem Gerardi Stempelium, consulem Goudanum, Buremunda Coloniam datis 2 Maii anno 1588, etiam hoe adjecit, „inter librorum meorum fragmenta, a Geuseorum rapiniset dilaceratione salva, invenip quintam synodum Constantinopolitanam in Trullo Graece Parisiis olim editam et Tuguri Graeco-Latine, quam audio reverendissimum dominum nuntium apostolicum desiderasse. Si queat esse usui, equidem non volo negare, ubi tutum erit viae tam molestae credere". Huc usque dominus Lindanus* Rem Sanctissimo Domino et mihi gratissimam et jucundissimam praestabit reverendissima vestra gratia, si librum hunc transmiserit: occasio baud dubie erit pro Sm0. D. N. huic collegio suam benevolentiam et gratiam etiam deferendi. Audivimus nempe, quod dominns Lindanus, vir vitae sanctus et pius, lux et vivum ecclesiasticae dignitatis exemplar, cujus memoria apud Deum altissimum cum fideli servo in benedictione est, qui et in decursu hujus temporis Ecclesiam Christi sua irreprehensibili vita et sana doctrina ac zelo ferventi laudabiliter aedificavit, et ad conservationem et augmentum memoriae suae et virtutum hoe addidit, quod suam bibliotecam, haud dubie splendidam et opimam, seminario regis Catholici (quod sub moderamine Beverendissimae vestrae prudentiae Lovanii florentissimo est) legaverit; ex boe studiosi, tanquam horto amoenissimo et florentissimo spiritualem divinum cibum armaque fidelissima ad multa tempora depromere et iisdem se munire poterunt, nee non rex Catholicus fomentnm dabit coeptum illud eximium opus stabeliendi et fundendi opulentius firmiusque. Deus optimus maximus revendissimam dominationem vestram ecclesiae suae diu servet incolumem. Coloniae, 18 Julii 1589. Napels. Biblioteca Nazionale. XII, B. 10, f. 121v.
364. 1589, JULI 27, KEULEN. — Frangipani aan Johannes Strijen. Geeft zijn spijt er over te kennen, dat de „akten van het vijfde algemeene Consilie" hem waarschijnlijk niet nit de bibliotheek van Lindanus zullen afgestaan worden. Is bereid den vollen prijs, en zelfs het dubbele van de waarde, aan de erfgenamen te betalen.
Ad episcopum Middelburgensem.
Ternas tuas litteras cum supplicatione illis adjuucta accepi. Quod ad



349
priores attinet, sicut initio gravisns sum de quinta Synodo, iu biblioteca domini Lindani bonae memoriae inventa, sic nunc dolore angor, quod eandem consequendi exiguam spem faciat. At si stante debito, liber iste suo precio aestimatur, aut si hoe non sufficit, duplo quam valet, ne creditores conquerendi occasionem habeant, ut saltem opus illid quod avide expectavimus, consequamur, rem gratissimam praestabis. Age igitur, rererendissime domine, si potes, per Ruremundensem decanum, ut liber ille quoenmque modo ad me transmitteretur; et non tam mihi quam Roman is, quibus eundem promisi, et jam in
biblioteca domini Lindani inventum innotuit, acceptissimum erit
„Missam apostoli Petri" a genere Plantini, Joanne Moreto, prelo commissam, cnm absoluta fuerit, avidius expectabo. Deus optimus maximns, etc. Coloniae, die 27 Julii 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII B. 10, f. 226'—227r,
366. 1689, augustus 3, keulen. — Frangipani aan kard. Giovanni Evangelista Palotto, aartsbisschop van Cosenza en hoofd van de Congregatie der „Dataria Apostolica". Vraagt met aandrang voor zjjn kapelaan Lncas van Tongeren een kanonikaat in de s. Servaas te Maastricht, waar zoo juist een vacature is ontstaan.
Al signor cardinale di Cosenza.
Molti mesi sono, racommandando io un' mio eapellano, chiamato Luca Tongeren di Daventria, a N. S. qualche vacanza, habbi dalla S. S. benigna risposta, che 1'havra gratificato nell' occorcenze. Cosi sendo hora vacato in Mastrieh nella cbiesa di San Servatio un canonicato per morte di Giorgio Wishoefft, che mori alli 28 di Luglio prossimo passato, non ho saputo di qual meglior mezo avalermi che dal favor' di vostra signoria illustrissima et reverendissima come a mio singular1 padrone, acciö questa bona volonta di Sua Beatitudine habbia il suo effetto. Perö humilissimamente la supplicoa degnarsi didomandar in gratia questo canonicato per detto mio eapellano. Lui in tutto questo tempo, che é stato con me, che la presi dal principio ch'io venni qua, non posso si non lodarlo; è di bona vita, et vero Cattolico; cosi la raccommando a vostra signoria illustrissima et reverendissima quanto piü caldamente posso. Et tutto quel favor ch'ella si degnera mostrarli in questo caso, tutto si ricevera dalla molta bonta et cortesia di lei; et io gli ne resterö con obligo infinito.
Di Colonia, li 3 d'Agosto 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11. f. 4*.
366. 1589, augustus 4, keulen. — Frangipani zendt den prior der Dominicanen te Groningen, Arnoldns Nylen *), zijn brieven van aanstelling en volmachten als vicaris apostoliek van het gansche Groningsche bisdom; somt in het breede op de velerlei gebreken, welke daar heerschen, en geeft de middelen aan om die gebreken uit te roeien.
Vicario Grunigensi.
Postquam cognovi, tam ex relatu quam ex scriptis diversorum, praesentem
4) Zie over hem: N. Nederh Biogr. Woordenboek I, Kol. 1389; het artikel kan aangevuld worden met de berichten, welke wij hier omtrent Nylen publiceeren.



350
ecclesiae Groningen s miseriam et necessitatem, qua intus et foris affligitur et tentatur, et periculosius perniciosiusque quam ipsa in praeseus fortasse sciat aut ponderare valeat.
Consultissimum, immo maxime necessarium, putavi malis istis, antequam per hiveteratam duriciem incurabilia fiant, npportunum pro hoe tempore adhibere remedium. Quare ex auctoritate, qua fungimur, in nomine Jesu Christi et potestate Romani pontificis te reverendum Patrem constituimus et confirmamus per literas patentes, his alligatas, nostro sigillo et signatura munitas, ut per totam Gruninganam diocesim ipse per se, et qua occasione venire non potes, per fideles cooperarios et adjutores diligenter et serio advigiles, maxime ad enormia, scandalosa et nephanda ista crimina quae iram Dei omnipotentis et totam illam patriam delendam vel Christi Domini nomen et regnum merito transferendum provocant. Tandem ad conversionem et emendationem vitae vere et ex animo se disponant et praeparent. Et ut pauca de multis referam, quae ad aures nostras pervenerunt, ad quae etiam praecipue invigilabis, haec sunt:
In primis diligentem adhibitis curam ad bonorum ecclesiasticorum conservationem, ut futuris temporibus ratio et modus inveniatur pastores et fideles in Ecclesia Christi operarios sustentandi, atque ut omnia eeclesiastica bona recte administrentur et conserventur, praecipue ea quae fuerint ordinarii ejusdem loei, hoe est episcopi.
Deinde (ad) canonicorum bona et plurimorum simplicium vel aliorum beneficiorum vacantium; unus vel plures deputentur et constituantur, qui ista sineere et bona fide dirigant, recipiant et de illis rationes reddant.
Praeterea beneficia illa, quae modo possidentur, perquire diligenter quo titulo possessores illa teneant, qui et quales sint ipsi possidentes, ne forte deprehendant haeretici, aut milites, vel homicidae, et modis similibus irregulares, quibus omnino ista beneficia, qualiacunque sint, ablata volumus.
Similiter si virgines sacrae religionis suae vota fregeriut, ad mundi vel carnis illecebras se devoverint, vel (quod absit) pro concubinis aut scortis sacerdotum (quod utrumque sacrilegii nepbas est) sese exposuerint, statim in claustra mittentur vel omnino expellantur.
Si vero repereantur sacerdotes concubinarii, bigami, trigami, et quae castis auribus horrori sunt, octigami, ac de adulteriis, stupris, sacrilegiis, quibus scilicet virgines sacras viciaverint, corrumperint et hujusmodi ter nephandis sceleribus ac per omnes luxuriae species impune debachati sint, adhuc gloriantes, omni auctoritate coerceri volumes et puniri et locum ab istis sordibus expurgari.
Porro si religiosi forse concubinarii inveniantur, in monasteriis suis gravioribus poenis subjiceantur et si in utroque sexu deprehenduntur qui propter haec tempora habitum religiosum deposuerunt, compelle ut sive professionis habitum sumant et regulam, quam voverint, serio et statim resumant.
Si vero (quod gravius est) sacerdotes aut religiosi, tam viri quam foeminae, matrimonio si junxerunt, continuo seperentur, et si beneficiis aut ecclesiasticorum bonis fruuntur, priventnr statim, vel expellantur sedibus suis.
Et illi tres vel plures ecclesiastici viri, qui singuli in gravioribus aut similibus scandalis offensam posuerint, et illis stulte adhuc gloriantur, admoneantur serio ut se emendent, ant in carceres coniciendos, aut beneficiis suis



351
privandos comminato. Sério et graviter omnes, qui Saerarijenta adntinistrant, moneantur ufmodo et habitu convenienti et ornatu illa adminktrent.
Neque ullus abutatur (quod tanquam sacrilegii crimen est) materia necessaria in administratione Sacramentorum.
Et ne quisqne Missam celebret in locis prophanis et domibus laicorum et sine altari portatili, si ecclesiae prophanatae sint et nondum reeoncihatae, aut sine aliis ornamentis necessariis consecratis.
Nee ullus sacerdotum, etiam a pastore ad hoe assumptus, aut etiam rehgiosus audiat confessionem duorum, trium aut plurium eimul et generaliter, sed singulos seorsim et secreto, etiam si pueri sint.
Volumus tum mulieres (ut omnes alios) in publico et aperto loco, ita ut yideantur, audiri, ne quis inde suspiciouem aut scandalum sumat, hoe est non in cubiculis aut domibus privatis, nisi infirmitatis et necessitatis tempore, sed in templo.
Praeterea sacerdotes aut monachi, suspecti di haeresi, suspendeantur ab executione Sacramentorum, et praecipue Confessionis, cum eo nomine gravissima et perniciosissima committantur mala.
TJrgebis quoque omnes pastores vel maxime, ut serio inquirent au pueri omnes, et si qui alii adtdti, baptizati sint. Si aliqui forte per errorem, aut ïgnorantiam, aut apertam haereticam malitiam bapizati non sunt, doceantur et catechizentur in prineipiis, quam perfectissime fieri poterit, et baptizentur cum Ecclesiae caeremoniis; quod si facere noluerint, et saepius admoniti non acquieverint, pro Anabaptistis habeantur et declarentur.
Et ne quis post administratum puero baptismum hanc pravam consuetudinem ultro attentare praesumat, ut scilicet puero de ealice det vinum, atque his saeris verbis abutatur et dicat: „sanguis domini nostri Jesu Christi custodiat animam et corpus tuum in vitam aeternam", cum tantum sit vinum, neque etiam verum. Christi domini sanguinem puero dare phas est.
Si alicubi fueriit omnes morbidi, et hoe per ignorantiam aut inscitiam pastons, provideatur eis de bono pastore, et oves ipsi serio admoneantur ut ecclesiasticis praeceptis pareant. Et si sacrum Miesae officium et alia ad salutem necessaria audire et facere negligant, aut nolint, et cibos ab Ecclesia vetitos et jejuma indicta observare contemnant, secundum primae Ecclesiae consuetudinem puniantur.
Cumque Anabaptistarum haeresis perniciosissima sit, (opus est) exhortare et admonere magistratus omnes serio et cum auctoritate, ut civitatibus suis illos ejiciant, et si ad pagos et vicos se conferant, parvnm est, si majoribus censuris et contnbntionibus premantur, ut vel sic fatigati recedant, aut, si fieri potest convertantur et sanentur. Similiter et magistratus serio etiam institóendus est' nt ecclesiasticos bonos viros in suis privilegiis et immunitatibus tueantur et subleyent, nisi (quod absit) quasi haecticorum fautores Catholicam religionem exterminan et profligari omnino velint, ne scilicet (subditi) prae aliis gravioribus contnbubombus et indignis oneribus et sumptibus consumantur et exhauriantur ac per illa aut adversarii eis magis insultent, aut infirmi, de istis etiam scandahzati, tardius convertantur. Haec et his similia et quae adhuc graviora reperens, observa diligenter et admone illos graviter; increpa et comminare quoque, ut demceps vitam in melius commutent. Si qui taliter admoniti parere noluerint, cum pondere et circumstantiis criminorum suorum fideliter singula



352
rjotato, et ad nos tum profectum quam defectum perferri curato. Datum Coloniae, die 4 Augusti 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XIII, B. 11, f. 4r en 5r.
367. 1589, SEPTEMBER 12, KEULEN. — Frangipani geeft aan de kapittelheeren van den Bosch te kennen, dat het raadzamer zal zijn een verzoek omtrent opheffing van een beneficie ten bate van het kapittel niet zelf hij den H. Stoel in te dienen, maar dit door den bisschop te laten doen.
Capitulo Buscoducensi.
Significarunt nobis literae dominationum vestrarum, die 17[Julii?]datae, alias ad nos super unione alicujus beneficii, capitulo cathedralis ecclesiae facienda, Bomam promovendi gratia datas fuisse, quas quidem accepisse memoria nobis minime suggerit. Idcirco, ut nostram in hoe sententiam jam declaremus, censuimus satius esse (negotium) per reverendissimum dominum episcopum Buscoducensem apud S. D. N. promovendu m esse, qui tanquam superior ordinarius, et cui sui capituli necessitates sunt cognitae, confendentius et cum fructu id deferre potest. In quo dominationibus vestris nostram quoque offerimus operam atque literas; si huc transmittere velint, Bomam dirigeremus, ubi quodcumque per nos in ecclesiarum vestrarum utilitatem fieri opus erit, non deerimus. Bene valeant. Coloniae, die 12 Septembris 1589,
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 26;r
368. 1581, SEPTEMBER 14. — De nuntius Frangipani aan kardinaal Montalto: over uit Middelburg naar Antwerpen teruggekeerde ketters, die zich met de Kerk willen verzoenen.
Ehses, Nuntiaturberichte III, p. 350, n°. 286. — Vgl. Archivalia I, n°. 2139.
869. 1589, SEPTEMBER 28, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Giovanni Palotto. Dankt den kardinaal-Datarius voor de benoeming van zijn kapelaan, Lucas van Tongeren, tot kanunnik van s. Servaas te Maastricht. Vraagt een kanonikaat in de Domkerk van Utrecht voor een anderen kapelaan van hem, Wolfgang (Oswaldsz.).
Al signor cardinale di Cosenza, Datario.
Ho conosciuto nella lettera di vostra signoria illustrissima et reverendissima delli 26 d'Agosto, quanto sia grande la sua bona volunta verso di me, poi ch's'e degnata di consolar' ad instanza mia1) Luca Tongeren, uno di miei cappellani, del canonicato di Mastricb, che desiderava. Questo viene da me (considerato) come. gratia fondata solamente nella bonta et cortesia di vostra signoria illustrissima, quale, non potendose da un servitore debole, come son' io, riconoscere con altro mezzo che della servitü propria, la prègo a confirmare nell' animo quello ch'io gli dedicai gran' tempo fa della persona mia, et disporre come d'ogni altro che 1'habbia.
Ma perchè 1'emulatione è di tanta forza, che disordina una republica, non che la famiglia d'un povero prelato, come son'io, sarö iscusato appresso
1) Bij schrijven van 3 Aug. 1589; zie hierboven.



358
di vostra signoria illustrissima et reverendissima se, dopo d'haverla supplicata del canonicato di Mastrich per Luca Tongeren, la supplichi ancora per 1'altro mio eapellano, detto Wolfgango x) d'un altro canonicato, vacato in Utrecht, come vostra signoria illustrissima et reverendissima intendera da monsignor Marcello Filonardi, presentator di questa.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. il, f. 35» en 36».
370. 1589, SEPTEMBER 30, KEULEN. — Frangipani beveelt, dat de abt van Selwerd, die als scheidsrechter is aangesteld in het geschil tnsschen het kapittel van Deventer en Aegidius de Monte, het proces persoonlijk in de stad Deventer zal leiden, mits men voor het noodige reisgeld zal gezorgd hebben.
Abbati in Sylwart 2).
Et si causa inter capitulum Daventriense et Aegidium de Monte ac Arnoldum Amstelium justis aliquibus rationibus reverentiae vestrae commissa fuit, nostrae tarnen nunquam fuit intentionis ut extra Daventriam traheretur alibique sistere in judicio deberet, uti voce Aegidio et Arnoldo declaravimus. Quare si reverentia vestra de sufficienti viatico providebitur, Daventriam se conferat, ibique causam cognoscat; alioquin capitulum non erit inde discessurum, et in suis ad nos litteris impedimenta retulit, quae aequa visa sunt. Valeat, Coloniae, 30 Aprilis 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, D. li, f. 38».
371. 1589, SEPTEMBER 30, KEULEN. — Frangipani verklaart aan het kapittel van Deventer, waarom hij het geschil met A. de Monte te Deventer wil zien berecht, en hoe bij in dien geest aan den abt van Selwerd heeft geschreven.
Decano et capitulo Daventriensi.
Et si causa inter vos et Egidium de Monte ac Arnoldum Amstelium justis aliquibus rationibus fuerit in partibus illis commissa, nostrae tarnen nunquam fuerit intentionis ut vos ad judicis seu judiciam residentiam extra Daventriam traheretis, aut ibi in judicio sistere debeatis. Nam si id volnissemus, causam a nobis non avocavissemus; sed cum erat admodum implicata, variis diversisque criminibus obstructa, non alibi melius quam in partibus eam cognoscendam sumus arbitrati. Quare litteras ad judicem delegatum his adjunctas curavimns, quibus illi renuntiaturum volumus, ut, viatico sibi suppeditato, Daventriam se conferat ibique causae judicium exerceat juxta facultatem in literis nostris sibi commissam. Valete; Coloniae, 30 Septembris 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 38»,
1) Het kanonikaat van Utrecht werd hem niet verleend, doch 21 Januari 1592 werd hij kanunnik van s. Jan in den Bosch. Coppens „Nieuwe beschr. v. h. bisdom van 's Hertogenbosch" II, p. 113.
2) Het Benedictijner klooster te Selwerd, in de nabuurschap van Groningen gelegen. Niet te verwarren met het O. L. Vrouweklooster Sylo bij Emden, gelijk in de „Oudheden en gestichten van Groningen" p. 337, is geschied.
23



354
372. 1689, october 6, keulen. — Frangipani beveelt den vicaris-apostoliek, Arnoldus Nylen, in de gunst en den bijstand van het Groningsche stadsbestuur aan.
Senatui Gruningensi. ÏOt!k Cum animadverteremus eeclesiam Gruningensem suo fere capite privatam neminemque reperiri qui suarum ardua rerum regimina in ejus viduitate pro officio gereret diligenter, nos, syncero christianae pietatis affectu ducti, omnem quam potuimus dedimus operam pro munere, nobis a Sede apostolica concredito proque nostra in civitatem illam Catholicorumque suorum pietatem etaffectum studioea propensaqne voluntate, ut de idonea persona provideretur. Perspecta itaque prudentia ac virtute reverendi prioris Dominicauae familiae Gruningensis, ré mature considerata, ipsum vicarium istius ecclesiae nostris patentibus literis instituimus, quem cum ab ecclesiasticis suscipiendum, eorumque exemplo a secularibus observandum eidemque obtemperandum confideremus, nostra nos fefellit opinio. Cognovimus siquidem quosdam ex collegio canonicorum nostrae hujusmodi institutioni repugnare et impedire quominus is, cui vicariatus officium concredimus, suo fungi possit officio. Adducunt nempe ad id opus esse regium placetum. Quod eas, uti personas ecclesiasticas, in medium afferre non deceret; et hoe praetextu disciplinam ecclesiasticam effugere volunt. Quod quanto illius ecclesiae honori animarumque saluti fiat detrimentum, praesertim hoe tempore, quo res sacrae a sectariis prophanisque hominibus passé sunt ludibrium, nemö est qui non animadvertit. Ne ergo a dominationibus vestris idem expectandum decerneretur, his nostris litteris monitas esse volumus quod facultatibus nostris exequendis in Statibus jomnibus suae regiae majestatis Hispaniarum adhaesit, dum nos eramus in Belgio anno praeterito. Quare dominationes vestras vehementer in Domino obsecramus ut, quantum in ipsis est, praedicto a nobis deputatö vicario favere non graventur, sibique persuadeant nos praeter Dei honorem e'cclésiaeque Gruningensis salutem aliud non quaerere. Quod si illae quoque judicaverint in quolibet actu regium placetum requirendum, earum auctoritate personarum ecclesiasticarum temeritatem compescant, praedictumque vicarium in suo vicariatus officio defendant ac protegant, ne, dum placetum regium pro eo confirmaudo promoveatur, in laziorem vitam ecclesiastici prolabantur. Speramus igitur dominationes vestras huic tam pio tamque salubri operi sua auctoritate non defuturas, ut spem, quam de earum consiantia et pietate concepimus, firmius experiamur. Bene valeant. Coloniae 6 Octobris 1589.
Napels. Biblioteca Nationale. XII, B. 11. f. 41T en 42*.
878. 1689, october 6, keulen. — Frangipani verklaart aan Verdugo, waarom mj den prior der Dominicanen te Groningen, Arnoldus Nylen, tot vicaris-apostoliek heeft aangesteld. Verzoekt Verdugo dien vicaris te steunen tegenover onwilligen onder de kanunniken, die beweren, dat een koninklijk placet noodig is voor de geldigheid. De nuntius heeft van den koning bevoegdheid om in het gansche gebied, waarover bij is aangesteld, vrjj zijn macht nit te oefenen; zoo noodig is hij echter bereid voor dit geval het placet aan te vragen.
Al signor Verdugo,
La chiesa di Groninga, come vostra signoria illustrissima sa, oltre di esser stata tanto tempo senza il suo vero pastore, è stata anco senza un legitimo



355
eapo che havesse potuto continer nello disciplina ecclesiastica quelli preti e religiosi che vi sono. Et per cio consideraudo il bisogno grande chi vi era di deatinarvi qnalch'uno, mi son risoluto per la bona relatione che ho havoto del priore dei Dominicani, ché son' la, di eligerlo vicario apostolico per non saper nominari altro che fusse stato a proposito in questi tempi cosi pericolosi. Ma perch'intendo che quel clero, forse come mezzo alia liberta di vita, et che^ non voria adesso sottoporsi al giogo dell' obedienza. recaleitra con' allegar'che vi bisogna il placet regio, prego vostra signoria a volersi interpor 1 autorita sua di far' detti ecclesiastici nel suo debito uffizio di obedienza,- che h deveno, assicurandola dal placet regio ch'io ho con me per 1'esecution' libera di tutte le facolta mie nelli Stati di Sua Maesta Cattolica. Et se pur giudicasse doversi in ogni modo procurar' in questa attion' singulare, avisarmene, che non mancarö di domandarlo, poi chè 1'intention' mia non è altra che di conservarvi il timor di Dio, la religion' Cattolica et 1'ubedienza a N. S. et a Sua Maesta. Et non restando questo per altro, a vostra signoria mi raccomando di buon core. Di Colonia, li 6 di Ottobre 1589.
Napels. Bibliotheca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII. B. 1-1. f. 41».
374. 1589, OCTOBEK 14, KEULEN. -Frangipanihernieuwt voor Cuyck de bevoegdheden, voorheen in het Mechelsche hem reeds verleend »). Van het bezetten van den Stoel van Deventer kan voor het oogenblik niets komen, wijl de koninklijke benoeming uitblijft. Wenscht C. geluk met zijn aanstelling tot opvolger van Bajus.
Domino Henrico Cuchio.
His unis litteris ad binas reverentiae vestrae respondebo. Priores fuerunt datae m ipso divi Bernardi festo, posteriores postredie Calendas Octobrium In pnonbus agebatur primum de illo Augustiniario religioso, quem gaudeo a Centuriatorum indulgentiis jam abstinere. Nihilominus observari debet, ne vel post vel per successorem ipsius Crabbii aut alium quempiam excitentur,
Quod deinde declarari aut specificari cupit reverentia vestra mentem meam ut scilicet intelligat quas facultates sibi communicare voluerim, nullum certum casum expnmere possum, cum mihi sit incertum quae aut qualia in visitationibus a reverentia tua facienda possunt occurrere. Sed in vicariatus parte, quam archiepiscopus Méchliniensis bonae memoriae reverentiae vestrae sollicitudini concredidit, ut ea fide et diligentia, quam coepit in visitatione locorum tam secnlarium ecclesiarum quam regularium, serio progrediatur omnino desidero; ac fideliter etiam observet omnia; et si forte occurrent quae sine periculo differri non possunt, illa ad cantelam, ut eorum necessitatibus subveniatur, reverentiae vestrae' discretiom committo: sic tarnen ut ad me singula prima opportunitate perscribantur.
Sicut illa quaestio, inter decanum Thenensem et alterum pastorem composita et sopita, omniaque jam ibi pacificata, grata mihi admodum fuerunt et placuerut.
Similiter illud quod subjnngit de monasterio Bogardorum apud eosdem Ihenenses convertendo aut restituendo in usum scholae, ut sit christianae
.•1) Cuyck was behalve .hoogleeraar te Leuven tevens vicaris-generaal voor het district Leuven en officiaal aldaar. Habets, Gesch. v. h. bisdom v. Roermond, II, p. 461.



366
juventntis utile et fructuosum seminarium (quod non tantum eïpediret in istis civitatibus erigi aut instaurari, sed omnino necessarium existimo) gratissimum est et approbo quam maxime, si modo religiosi illi, qui adbuc ibidem sunt, sine gravi molestia, difficultate ac obloquio ad loca sua remitti possunt.
De altero quodam Thenensium decano, qui sub ducatu Cliviae jam pastorem agit, dabo operam, ut de singulis cognoscam. Interim mihi valde gratum est quod ista plenius perscripserit reverentia vestra, nee miretur si in ducatu Cliviae opera et auxilio ministrorum hujus serenissimi ducis utatur, nam hic visitator vir sincerus est, neque officio suo deerit.
Constitutionis exemplum de gravatis aere alieno et illegitimis authenticum et signatum ex Urbe non accepi.
Gratulor quod calliditas domini Gravii praevenerit copiam illius novissimi scripti; utriusque nempe scripti collatione amici fidem integram agnosci posse spero.
Acta illa, quae Lovaniensis facultatis negotia concernunt, tradita fuerunt sacellano Wolphango describenda, et literis pridie Calendas Septembris ad reverentiam vestris datis conjuncta transmisi.
Quod iu fine priorum litterarum reverentia vestra de viduitate ecclesiarum subnectit multarum, apud me, quod summopere doleo, querela est. Jam saepius hac de re Sanctissimum Dominum Nostrum scripsi, et Sua Sanctitas officium 'serio de his cum rege Catholico egisse respondit; quid porro tam arduis et necessariis negofiis longissimam hanc moram, quae non sine gravi detrimento probabitur, adferat, adhuc me latet. Scio quod dominus Pamelius non cessat promovere ut, secundum id quod res postulat, vacuae sedes repleantur. Et jam plusquam annus est, quod serenissimus dux Parmenses regiae majestati suggesserit, sed nihil hactenus constitutum est. Et haec sunt dicta ad priores.
Ad posteriores ut transeam, exegit primum caput ut reverentiam vestram congratulor de litteris illustrissimi et reverendissimi cardinalis Altimontani ad Lovaniensem facultatem, quando exemplum ad me reverentiae vestrae transmittere voluit. Favorem meum et benevolentiam, quam ad universitatem ac litteras Lovanienses habui et habeo, non solum ex commissionis munere, quo fungor, sed etiam pro vestra virtute et merito cumulatius, quando occasio fuerit, demonstrabo. Gratias agat Deo universitas illa ac omni conatu expectationi Sanctissimi Domini papae respondere studeat, ut paternae clementiae affectus erga illam augeatur etperduret.
Mortem domini Michaelis Baii *) jam aute intellexeram; misericors Deus auimam ejus pro magnis in Ecclesia Christi laboribus exactis ad feliciores sedes transferat.
Reverentiam vestram in defuncti successisse *) locum congratulor; quare facultatem illam, quam desiderat, absolvendi ab haeresi, haereticos reconcilandi et libros haereticorum legendi Romae petam; cum legationi meae non sit adjuncta, foret consultius illum Romae petere, ne legationis meae fine extingueretur.
De exautoritato priore Theroniano, qui illam clanculariam separationem inter suos fratres molitur, quod coepit reverentia vestra exsequatur, et nisi
1) 16 Sept. 1589 was deze gestorven.
2) ' Als deken van sint Pieter te Leuven; zie Miraeus-Foppens, Bibliotheca Belgicd(1739) I, p. 441.



357
saniori consilio acquiescat, gravioribus remediis ex auctoritate apostolica praesumptuosam illain temeritatem reverentia vestra compescat. %itd
Si ex parte monasterii „Albarum virginum" hucusque pro auxilio quispiam venerit, ejus causam opere et commendatione libentissime prosequar.
Omnibus Lovanensis facultatis magistris salutem et incolumitatem sedulo precabitur reverentia vestra, quam rectissime valere cupio. Coloniae, 24 Octobris 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 44* en 45*.
375. 1589, OCTOBER 16, KEULEN. — Frangipani aan Gerard Bruyns. Dankt dezen kanunnik van S. Lebuinas te Deventer voor het toezenden van het handschrift eener godvruchtige verhandeling, doch de nuntius zou liever zien, dat de drak niet aan hem, maar een ander, die hooger is geplaatst, zon opgedragen worden.
Gerardo Brunio *) canonico Daventriensi.
Ad litteras tuas, 5 Augusti datas, quas Tilmannus Vosmerus mihi reddidit, non respondi suo tempore, aliis negotiis occupatus. Verum egi cum Tilmanno, ut apud te excusarer, ne officium erga me tuum neglexisse viderer. Litteras humanissimas legi, et quamvis perspexerim in illis divini talenti, tibi concrediti, fructus uberrimos, quodam subsidio reipublicae christianae fides, ut Dei Optimi Maximi mirificorum operum contemplatione delectati ad coelestem illam Hierusalem ex hujus vitae cursn corruptibilis auhelantes foelicissime ducentur. Cum tarnen scribas eos, nondum in apertum expromptos, me duce proferendos te vehementer desiderare, vereor ne ambo, si assentior, imprudentia maxima redarguamur. Quare si potius authorum cousuetudinem in his fructibus edendis quam eorum necessitatem meditaris, alterius illustrissimi gravissimique viri authoritate consulerem emittendos- Verum, ut eos mihi pergratissimum erit degustare, ita primum Deo Optimo Maxiino ingentes gratias agam, qui tuam industriam ad posteritatem juvandam elegit; deinde tibi, qui tali tantaque me benevolentia prosequeris. Valeas. Coloniae, 16 Octobris 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 43r.
376. 1589, OCTOBER 24, KEULEN. — Frangipani bedankt Strfjen voor eenige boeken, welke deze hem had gezonden.
Ad dominum episcopum Middelburgensem.
«Missam beati Petri apostoli" cum „Apologia domini Lindani", ex Plantini typographia emissam 2), per praesentem tabellarium accepi, cui inexpectato injunxit revendissima dominatio vestra praesens Bellarmini: „de Translatione imperii Bomain a Graecis ad Francos" opusculum, quod mihi etiam gratissimum fuit, ac in parvo munusculo magnum animi boni favorem accepi. Si in aliquo reverendissimae dominationi vestrae vicissem gratificari valeam, quicquid petierit fraternae charitatis affectu libentissime praestabo. Reverendissimam dominationem Vestram
1) Gerard Bruijns. Zie over hem: N. Nederl. Biograf. Woordenboek IV, kol. 336. -
2) Missa apostolica Divinum sacrificium sancti apostoli Petri, cum Wilheltni Lindani...
apologia pro eadem divi Petri apostoli liturgia.... Ad cardinalem Antonium Caraffam. Ant verpiae ex officina Christ. Plantini 1589.



358
Ecclesiae diu servat incolumern Deus Optimus Maximus. Coloniae, 14 Octobris 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11. f. 45**:
377. 1589, NOVEMBER 2, KEULEN. — Frangipani verzoekt met aandrang, dat de kanunnik Cornelis van Drenkwaart door den paus tot thesaurier van de S. Mariekerk té Utrecht zal benoemd worden.
A Signor cardinal Mont'alto.
Yaca nell' ultimo di Settembre prossimo passato nella cbiesa di santa Maria d'LTltrajecto la tesoreria di quella chiesa, ch'io intendo sia di valuta in tempo di pace 2800 fiorini Brabantini, et si desidera da un Cornelio Drenckwert, dottore et canonico della collegiata d'TJltrajecto, fratello di un' signor Giovanni Drenckwert *), consigliere di sua maesta Cattolica et consigliere della finanze; della vita, et meriti del quale, per la difesa della religion' Cattolica, mi si fa tanta fede, ch'io non posso mancare di non proporlo a N. S., acciö ch'ottenendo dalla Santita Sua simil ufficio, con tanto piu fervore resista alle tirannide dell'eretici, ancora che siano padroni di quelle citta, poi che con 1'opra di simili persone potenti si conserva la religione Cattolica nel uiiglior' modo che permettono li tempi presenti Di Colonia, li 2 di Novembre 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XIIB. 11, f.58. Gedr.: Ehses, p. 390.
378. 1589, NOVEMBER 25, KEULEN. — Frangipani houdt er op aan, dat de prior der Dominicanen aldaar, Arnoldus Nylen, dien hij tot vicaris van het bisdom Groningen heeft benoemd, maar tot tweemalen voor deze post terugschrok, niettemin dat ambt zal aanvaarden.
Ad priorem Praedicatorum Gruningensium, electum vicarium Gruningensis eeclesiae.
Binas litteras admodum reverentiae tuae unius tenoris accepi 13 Calendas Octobris, in quibus inspexi te non tantum oneris injuncti gravitate quantum modestia curam ecclesiae Gruninghensis subterfugere veile. Et quamvis utrumque laudabile videatur et eximia tua prudent ia dignum, 'cum tarnen magistratus et honoris tituli sive dignitates eo tantum casu christianadoctrina prohibeantur qnando ambiuntur, in maximam impietatis notam reverentiam tuam incidisse perpetuo testabitur Gruningensis ecclesia, si tempore, quo pastore carebit, et in quo minister quivis ecclesiasticus ex mutua charitate ultro, non coactus, illam regere deberet, ejus curam, a me, imo a Sancta Sede apostolica tibi traditam, censebit renuendam. Non nempe tantae molis esse potest, quin tua charitate nitatur; subeat ergo reverentia tua illius ecclesiae vicariatus officium, alias per me tibi concreditum, et quo majori morbo laborat, eo celerius accipiat. Et ne te deterreat haereticorum jugum, cui jam proh dolor temporum
1) Johan van Drenckwaart was in 1572 schout van Dordrecht, week toen uit en werd thesaurier-generaal van 's konings domeinen in de Nederlanden en lid van den Baad van State. Zie v. d. Aa, Biogr. Woordenb. • ■ >.



359
injnria subjecit, nam a suorum Christi fidelium cervicibus divina misericordia dejiciendum speramus. Nee quoque Ordinis tui Praedicatorum pia saneitaconscientiae raptu ab illa Domini vinea excolenda se praebeant aliena, nam ultro reverentia tua illam administrandam sibi non sumit, ut est gentium quae justum ignorant, sed ego auctoritate apostolica, qua fungor, licet indigne, reventiae tuae regendam administrandamque trado ac committo, eademque auctoritate decernens ac Sanctissimi Domini papae nomine praecipiens, ut, quibusvis Ordinis tui regulis, sancitis ac constitutionibus non obstantibus, (a quibus ob hanc tantum causam exemtus declararis) id officii vicariatus in Domino exerceas. Nee etiam eorum opinio ab illa salutari opera te retrabat, qui dieunt in illa re nihil statuendum sine Catholici regis diplomate, nam praeter illud generale, quod ad meam legationem omnibus in hisce partibus Inferioris Germaniae accessit, alterum particulare ad hoe officium, reverentiae tuae concessum, accedendum procuravi. Adeat ergo fortis animo, ut fortia quaeque confundat; adeat humilis corde, ut praeceptum, quod his litteris injungo sub obedientiae poena, reverentiam tuam negligere haud videatur. Et si quae sunt, quae suam operam dubiam difficilemque praebeant quin ecclesia Gruningensis authorem omnis suae salutis et dignitatis agnoseat et profiteatur, ad me deferantur. Valeat; in orationibus suis ad Dominum Deum sit mei memor. Coloniae, 25 Novembris 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 67T.
379. 1589, december 1, keulen. — Frangipani geeft met omzichtigheid aan Cuyck te verstaan, hoe hij zelf denkt over het al of niet aanvaarden door C. van het beheer over de Vaticaansche drukkerij. Mocht deze de taak toch aannemen, dan zag de nuntius gaarne, dat hetgeen van de werken van R. Maurus is gedrukt, naar Rome worde medegenomen. Spreekt zich ongunstig uit over de gedrukte lijkrede op Bajus gehouden.
Ad dominum Cuichium.
De munere illo Bomanae et Vaticanae typographiae subeundo, de quo agunt priores et posteriores litterae dominationis vestrae, quid sentiam vix referre possum; pericolosum esse censeo contra publicatam sententiam istius universitatis in personam dominationis vestrae aliquid consulere; in horum nempe altero scopulorum incidi oporteret, vel indignationis Pontificis, si vestrae dominationis missionem impediam, vel istius universitatis totiusque Lovaniensis eeclesiae damni, si eam approbem, vel offensionis dominationis vestrae, si illam renuendam suaderem. Hoe unum dico nonnullos in universitate repeririquimuneri, ad quod evocantur, essent perfectissime satisfacturi, sed paucos esse qui pastoralibns, et ad ecclesiae necessariam reformationem proxime spectantibus, studerent. Si meum esset eligere, Belliolanum destinarem; non enim credo quempiam moveri illius hominis ambitione a S. D. N. ultro expositi, neque mihi velim hanc optimam Suae Sanctitatis voluntatem in universitatem Lovaniensem adscribeudam sed ej'usdem universitatis existimationi, quae sola virtute nititur, quaeque suqs singulos professores honorandi Suae Sanctitatis ubique locorum animum movebit. Quare, si dominatio vestra vellet nihilorainus meam sententiam apertam audire, dicam candide: arbitrarer magis fore necessariam industriam dominationis



360
vestrae ecclesiae Mèchliniensi ejusque provinciae quam typographiae Vaticaiiae. Verum üt amicus amico sententiam dixerit, ita amicus amicum movere nequit, quin istius universitatis voluntatem observet et sequatur.
De operibus Babani Mauri iruprimendis non amplius loqui audeo. Laudarem sententiam dominationis vestrae, in primis et secundis litteris exaratam, ut eorum pars ad Urbem transferretnr ab eo qui istinc esset emittendus; plurimum nempe adjumenti excussioni praestaret, alliceretque Romanos, nt eorum sumptu omnia opera ad eos deferrentur et excuderentur; quam sententiam uti laudo, ita domino Pamelio his litteris adiunctis anteponendam duxi.
At postquam de libellis loquar, non silebo me longe admiratum typis excussas orationes habitus in funere domini Michaelis 1); in his nempe nonnulla ponuntur quae Sanctae Sedis apostolicae definitionem taxare videntur. Et quamvis oratori ob sanguinis jura esset indulgendum, non tarnen excusandus videtur, eum affectio lege naturae subjecta sit rationi. Quare mihi consultum videretur, nt non ita passim orationes illae ubique paterent.
Quod fecit dominatio vestra in casu illius pauperculae exulis ex Hollandia laudo et continuo.
Haec sunt quae praenotatae litterae pro responsis exigunt; quibus utfinem ponam, a Deo Optimo Maximo veram faelicitatem dominationis vestrae deprecor. Coloniae, die prima Decembris 1589.
Napels Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, fol. 64r en *".
380. 1589, DECEMBER 1, KEULEN. — Frangipani stelt aan Pamelius voor, dat de werken van R. Manrus geheel of gedeeltelijk te Rome zullen gedrukt worden. De h. s. zullen dan door Henricus Cuyck worden overhandigd aan dengene, die aan het hoofd komt der Vaticaansche drukkerij. De nuntius beveelt Jacobus Jansonins krachtig aan als opvolger van Michael Bajus te Leuven.
Ad dominum Pamelium.
Blustrissime domine, summe colende. Cum videam plane jam esse desperatam editionem operum Rabani Mauri ob mortem Christophori Plantini, in his saltem partibus faciendam, occurrit mihi unum illud illnstrissimae dominationi vestrae praeponendum, ut operum illorum pars aliqua vel corpus integram ad Urbem transferretnr ab eo qui ex universitate Lovaniensi ad Romanam et Vaticanam typographiam regendam emitteretur. Quod si dominationi vestrae non displicuerit, rem omnem committendam arbitrarer domino Henrico Cuychio Lovanii, qui curaret opus vel ipsius partem tranferendam', tanto nempe desiderio sum excitatus operis videndi, ut nihil praetereundum statui, quo mens animasque sui desiderii finem assequatur.
Praeterea cum audiverim lectionem Scripturarum sanctarum, quae praebendae domini Michaelis Bay defuncti adhaeret, quotidianam et primariam, adhuc vacare; facultatem Lovaniensem, a Curia suum judicium de iis qui ad eam idonei sint scribere jussam, tres nominasse et inter hos primo loco domi-
1) Michael Bajus.



361
num Jaoobum Jausoniuni, quem per dilucidas et solidas Cautici Cantieorum, Threnorum, Jeremiae, libri Judicum et Jobi prophetae enarrationes indicat aliis anteponenduro, et facultatis judicio assentiri auditorium tbeologicum, quod vehementer optat illum caeteris praeferri. Et ego, qui illum aguosco, magnopere velim illum domino Michaeli succedere, sive propter scholae utilitatem, sive propter ecclesiam divi Petri, in qua multa restituenda sunt; in quibus optandum est illum in capitulo ejusdem ecclesiae cooperatorem haberi; putavi sane magni interesse utraque ex parte, ut munus illud non alteri quam Jansonio crederetur. Quare illustrem dominationem vestram, penes quam scio rei summam exstare, ut eum prae caeteris commendatum habere velit ad eandem vacantem lectionem et praebendam. Et mei sit memor in me meaque opera ad sui libitum utendo. Ego sui sum memor in ejus voluntati obsequendo. Valeat. Coloniae, die prima Decembris 158Ö.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. II, f. 74* en T.
^ 881. 1690, JANUARI 1, KEULEN. — Frangipani vraagt aan Willem van Pamele het koninklijk placet op de benoeming van Lucas van Tongeren tot kanunnik van S. Servaas.
Domino Pamelio.
Cum per S. D. N. provisum sit sacellano meo Lucae de Tongeren, presbitero diocesis Daventriensis, de canonicatu et praebenda in collegiata ecclesia sancti Servatii in oppido Trajectensis ad Mosam, Leodiensis diocesis, prout ex adjuncta authentica copia originali Bullae fusius cernere est, et quia de consuetudine (ut inforraor) capitulum Trajectense citra placetum Hispaniarum regis neminem ad possessionem admittit, hinc non potui non rogatus apud dominationem vestram hisce instare, quatenus idem praesentationum placetum (ut vocant) in favorem praedieti provisi Apostolici proinovere, illudque expeditum dare non dedignetur Hoe mihi gratum praestabit obseqium, suo tempore remuneraturnm. Coloniae, prima Januarii, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11 f. 94*.
382. 1690, JANUARI 7, KEULEN. — Frangipani schrijft aan Lampsonius, dat hjj op diens aanbeveling gaarne aan den zoon van Joannes Segers eene kapelanie in de s. Nicolaaskerk te Maastricht heeft verleend.
Domino Lampsonio 1).
Joannem Seger, qui mihi litteras dominationis vestrae reddidit, amice admisi atque audivi eique altare beatae Mariae virginis in divi Nicolai ultra Mosam, quod filio suo petebat, concessi, et libenter adductus testimonio et commendatione dominationis vestrae, quae apud me multum (et aequum est) valet. Sed miror illud principium epistolae: „quod pro me proque velmeorum ullo vix ausim, pro alio etc. peto" — quasi diffidatur dominatio vestra pro se proque suis quae in meo manu sunt, praesertim Romae, a me petere. Non aequum facit certe, neque ego possum hanc diffidentiam non secum expostulare;
1) Nicolaas Lampsonius was secretaris van Ernst, den aartsbisschop van Keulen.



362
sed fortasse illa verba sic accipi vult, nt per ea sibi'magis cordi ésse negotium amici quam si suum suorumve cujuspiam foret, ostendat. Hoe aequiore animo fero, sed non omnino probo. Non nempe ullo artificii genere indigebat ad honesta a me impetrandum, cum sat baberet me monere tantum; denique quomodo se excusare possit non video; potest bene hoe commissum corrigere, si in posterum majore cum fiducia nostra opera uteretur; quod ut faciat etiam atque etiam rogo. Insuper vellem, ut ad me crebriores epistolas tlaret; non nempe credo illi deesse quod scribat; mihi suae literae semper gratisissimae erunt. Bene valeat; ut Deus illam incolumem servet. Coloniae, 7 Januari 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B_. 11, f. 198r en T.
383. 1590, JANUARI 24, KEULEN. — Frangipani verklaart aan Cuyck niet onverdeeld in te stemmen met zijn optreden als corrector in de Vaticaansche drukkerij. Wat de voortzetting der uitgave van de werken van R. Maurus betreft, voor de kosten van het afschrijyen der teksten kan hij zich niet verantwoordelijk stellen; toch wil hij pogingen aanwenden, opdat Rome de gansche verdere uitgave bekostige. Over de uitvaardiging der Bulle betreffende de tonsuur en het dragen der toga in het Mechelsche. Hij blijft bij zijn meening, dat de bewuste zinsnede uit de gedrukte lijkrede op M. Bajus moet gestreken worden. Tracht ten slotte een drietal bezwaren van C. tegen het aannemen van de bisschoppelijke waardigheid in het diocees Roermond te ontzenuwen: blijft deze echter bij zijn weigering, dan raadt hij hem aan het ambt van corrector in Rome te aanvaarden.
Ad dominum Cuchium. j .
Accepi litteras reverentiae dominationis vestrae, octava hujus Lovanii datas, quibus illam gavisam audio sententia mea super ablegauda persona sua ad Romanam et Vaticanam typographiam, pro qua universitas accipiet litteras Pontificis his adjunctas. Verum an in hac sententia persistendum sit modo, cum illa nominatio contingent, haesito; attamen dicam inferius quid sentiam.
Super operum Rabani editione dedit ad me quoque litteras clarissimus praeses Pamelius, eandem sui animi. declarans quam iu litteris dominationis vestrae deprehendi. At cum a me scire cupiat, num scriptionis sumptus mihi displicet, eam opinionem obtinere dignoscitur, ut quo monui, ex Romanorum meute contulerim; res nou ita se habet quia super istis operibus edendis nihil aliud a Romanis mihi fuit injunctum,.postquam audiverint difficultatem in illis ad Urbem asportandis; quare, si mea sententia expectatur ut sumptusdescriptionis refuhdam, velim apud omnes excusari si abstinebo, cum tali caream mandato; hoe laudarem ut suggeretur Romanis, quod facturum promitto.
Ad illas duas difBcultates, emersas circa apostolicam constitutionem „De habitu et clericali tousura", dilueudam consulendus est Pontifex. Interim dominatio vestra illam ne publicet; non nempe eas perpendi quas ipsa praeteriit; nee ob id utrumque nostrum quis arguet in Curia, cum nimius, et non immerito, cultus divini zelus mentibus nostris caliginem offenderit, sed ut clerici in disciplina ecclesiastica contineantur; dominatio vestra uti potest sua ordinaria facultate.
Super praebenda, vacante per obitu m domini Michaelis Bay, scribit ad me clarissimus dominus Pamelius scmpulum quem aliqui injiciunt Jansouio, quod addictus sit illis opinionibus siugularibus, quibus Michael"Baius fuit



363
reprehensus; quod cum valde mihi periculosum esset illum excusare, statui ab officio recedere.
Quae fuerunt objecta orationi funebri, in mortem Michaelis Bay recitatae, praestaret ut supprimerentur, nam quia refricare velit, aperte virum et mortuum odisse pröfitetur. Doleo iniquitatem eins loei adhuc urgere; doleoque vehementius me tam levem istic quorundam mente revolvi ut illam orationem Rotnam transmittere voluissem; non sum nempe tam iniqui animi ut, quod reipublicae cbristianae non prosit, evouiem in odium proximi. Unionem illam familiae abbatis Vlierbacensis cum fratribus Bogardis Lo van ie n si bus non possum improbare; eam ad rationis normam directam credo.
Super nominatione ad sedem Buremundensem reensanda admittendave tria sunt quae dominationem vestram anxiam perplexamque reddere videntur: primum suimet agnitio ac terror quidam pascendi gregem Dei; secundum: tennis facultas; tertium et ultimum: opinio quod non sit vocatio Dei. Primum laudabile est, nam ex sola humilitate proficiscitur; quae ut vera sit coram Deo, ne respuat oportet quod utiliter subire praecipitur. Secundum excusabile est, sed quam inde difficultatem emergit, dominatio vestra superandam in Domino confidit. Tertium et ultimum probabile non est, quia secum Dominus non egit uti cum Hieremia reluctante et dicente: „A. a. a. Domine Deus, ecce nescio loqui quia puer ego sum" 1), non est quod vereatur dominatio vestra superni nutus arbitrio illius regiminis culmen non impetraturum; numquid illud ipsa concupivit? numquid anhelavit? Internus ergo judex movit regem, ut quam spiritualibus donis dominationem vestram praeventam agnovit, proveheret; quare cum ad illud opus suscipiendum superna voluntas agnoscatur, nequaeso pertinaciter declinet, sed Moysen, qui praeesse tantae multitudini et noluit et obedivit, imitetur. Si nempe illud officium recuset, et Deum et regem offendet: Deum — quia sub humilitatis specie dispositioni. divinae superbe coutradicere videatur; regem — quia dominationis vestrae nominationem de se factam respuens ipsum errasse in nominando censeretnr —; et tarnen tune errasse dici deberet, si dominationis vestrae voluntatem esquisivisset, nou autem virtutem, quam solam cognitam voluit merito esse. Deinde si nominatione recusata dominatio vestra Lovanii resederit, vereor ne illam in posterum regii detrectent, et maximum impedimentum illi functioni Lovaniensi objiciatur; si vero profectionem Bomanam aggredietur, aut oportet in illo ministerio typographico perpetuo versari, aut aliquo dono Pontificis extra Belgium decorari; quod an sibi conducat ignoro. Verum si nominationem omnino recusandam duxerit, consulerem, ut illi exercitio Vaticano se penitus tradat. Haec sunt quae rescribere ad dominationem vestram mihi visa sunt. Valeat in Domino, qui est omnium director. Scriptum Coloniae, 22 Ianuarii 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 113r en
384. 1590, JANUARI 27. — Frangipani verzoekt aan Parma te willen benoemen tot kanunnik van S. Walburgis te Zutfen Egbert Spetholt.
Al Signor duca di Parma.
Per Egberto Spetholt mi vieu' esposto che egli da monsignore *) Vercelli
1) Prophetia Jeremiae, I, 6 (Vulgaat).
2) Giotanni Bonomi, bisschop van Vercelli, nuntius te Keulen.



364
bonae memoriae ottenne lettere di raccommandaziorïe a rostra altezza serenis sima, snpplicandola si dignasse favorir' la sua persona, quando fusse socceduta qualche vacanza nella provineia di Zutphania. Di che vostra altezza accennö di volerlo sodisfare, havendo ordinato al padre Vincenzo Zelando, ministro della Compagnia di Ihesu in Anversa, che havesse posto in consideratione la persona del sudetto presso li signori Consiglieri di sua Maesta, laqual cosa non ha mai havuto effetto alcuno. Hora venuto il caso di vacanza d'una prebenda nella chiesa di santaValburga in Zutphania per la morte di Francesco di Thyl, havendo fatto ricorso da me et pregato a voler' ridur' in memoria a vostra altezza la bona volunta et benigna promessa, fattagli in vita del mio predecessore, di volerlo compiacere, gli sia fatta la gratia di questa sua giusta domanda, si per la sufficienza, vita esemplare et degne qualita, che concorreno in lui, come per il molto desiderio, ch'io vengo di giovarlo. II che, s'io potrö ottenere dell' altezza sua, come me ne da ampia speranza la molta affettione qual'ha sempre mostro d'haver', mi riputarö participe della gratia, et ripono questa fra gli altri oblighi, quali me sento havere alia persona di vostra altezza serenissima, a cui faciendo humilissimamenta riverenza, prego di continuo Dio per ogni esaltatione et grandezza sua. Di Colonia, li 27 di Gennaro 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 119*.
386. 1690, FEBRUARI 5, KEULEN. — Frangipani wenscht den door hem benoemden vicaris-apostoliek van Groningen, Arnoldus Nylen, geluk met het aanvaarden van zijn ambt. Vermaant hem vooral tot zachtzinnigheid en beleid. Prijst zgn eerste pogingen tot hervorming; bij weerstand van den abt van Aduard en van de geestelijkheid trede hg krachtig op. Om rekenschap af te vorderen van het beheer der bisschoppelijke goederen moet hij zijn toevlucht nemen tot den welwillenden gouverneur der stad, Verdugo. Verleent hem volmacht als pastoor van Groningen op te treden.
Ad fratrem Arnoldum Nylen, vicarium Gruningensem.
Gratae mihi fuerunt litterae reverentiae vestrae. 14 die praeteriti mensis Gruningae datae, quibus illam aggressam audio onus humeris suis iniunctum; formidabile quidem, sed leve et suave, si bonitate et patientia, si benevolentia non austeritate, si exhortatione non comminatione, et si charitate non potestate sustineatur, uti reverentiam vestram, cujus prudentia malevolorum ac reproborum hominum molimina facillime configet, facturam in Domino confido. Non totam istius ecclesiae curam me peuitus abdicasse vereatur reverentia vestra, cum opus sibi meae authoritatis tantum sim impertiturus. Quantum opus esse certiarabo. Laudo inita emendatioui data, quibus, si obstitit clerus et abbas ille in Aduert, sanctorum patrum decretis singulorum temeritatem coerceat, utaturque domini gubernatoris authoritate in illis reddituum episcopatus administrationibus cogendis ad rationes debitas edendas ; tantam nempe in ejus animo pietatem ac iustitiam observavi, ut omne auxilium sibi humauissime tradat. Legi constitutiones piissime conceptas ad istius cleri defectus corrigendos easque observatu dignas inveni; nihil nempe in iis deprehendi quod ab universali canone ecclesiastico discrepat praeter unum quod in festorum dierum observatione, quod merum est Ecclesiae fori, judex laicus praeventionem habeat. Me non latent regiae majestatis privilegia et, cum oporteat illa seq'uij praestat ut illa feramus uecessitate, nou voluntate. Exsequatur ergo reverentia



365
Vèstra constitutiones quas condidit, et si velit eas maiori vi roborari censerem expedire, ut eas subditis omnibus pnblicet et a singulis curet admitti et singulorum manu subscribi, singulorumque juramento vallari. Et si pro illis exsequendis alium subdelegari oporteret, reverentia vestra subdelegandi facultatem his litteris meis accipiat, quam ex authoritate, qua fungor, depromptam sciat.
Dispensationem, quam petit pro istius civitatis pastoralis cura suscipienda, habebit his adjunctam. Et in sacramento Extremae unctionis ministrando, sicut iu caeterorum omnium sacramentorum usu eam formam adhibeat, quam Concilium Tridentinum praescripsit, unde cathechismus Romanus, felieis reeordationis Pii papae V jussu editus, desumptus est; nee est dubitandum quin aliud oleum, non consecratum additum couservato, quantum vis exiguum, sit legitima materia ipsius sacramenti Unctionis infirmorum, cum omne sit consecratum et mixti liquores confundatur.
Pro designaudo sacello in quo possint illi religiosi, in privatis aedibus, neeessitate coacti, residentes, sacra facere horasque canonicas cantare, his litteris reverentiae vestrae facultatem et authoritatem trado. Haec sunt quae suis literis responderi óportuit. Valeat, et sit fortis animo in illa divina vinea excolenda, mihique progressum sui laboris frequenter scribat, ut sibi praesto sim auxilio, si forte iudigebit. Coloniae, 5 Februarii 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. II, f. 126».
386. 1690, FEBRUARI 16; KEULEN. — Frangipani verzoekt zeer-dringend den magistraat van Groningen het gezag van den vicaris-apostoliek aldaar, Arnoldus Nylen, te steunen.
Ad magistratum Gruningensem.
Litteris amplissimarum dominationum vestrarum acceptis jussi ut earum desiderio satisfieret, uti factum est hesterna die per tabellarium Gruningam redeuntem, quem dimisi cum illis tantum litteris, quas pro temporis opportunitate rerumque neeessitate tradere potui. Restat, ut amplissimas dominationes vestras obsecrem, ne in' hoe temporis intercapedine, quo proprium autistitem non habebunt, patrem Arnoldum, vicarium a me destinatum, non deserant sed eum juvent, faveant opitnlenturque in officio suo, quemadmodum ego nunquam illi deero pro Dei gloria, Gruningensis ecclesiae exaltatione et amplissimarum dominationum vestrarum commodo ac beneficio. Valeant, et si perspicient illis me prodesse possé, omnem operam studiuraque omne promptissime deferam. Coloniae, 16 Februarii 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 136*
887. 1690, FEBRUARI 20. — Kardinaal Sanseverino aan den Keulschen nuntius (Frangipani), wien hij een onderzoek opdraagt naar kloostergoederen in het bisdom Groningen, dié kannen worden aangewend ten bate van het te Groningen opgerichte college der Jezuïeten.
Illustre et molto reverendo signore come fratello.
II signor duca di Parma ad instantiam del senato di Gruninga ha fatto supplicare alia Santi!» di N. S. la gratia, che V. S. vedera per 1'inclusa copia



366
del meinoriale 1). E desiderandosi dalla Santita Sua sodisfare in cosa, che tanto importa al servitio di Dio e benefitio di quelle anime, ba resoluto ch'ella deva informararsi delle qualita del monastero, che si dimanda, cosi quanto alia fondatione e stato di esse, come circa i fundi della mensa, ed di quel piü ch' intoruo al negotio occorrera per la buona provisione; et cosi anche, se in quella diocesi vi siano altri luoghi et beni de Regolari alias donati, de quali si potesse far capitale per questo effetto. Et presasene da lei, se non potra per se stessa almeno per mezzo di persona sua confideute diligente informatione, habbia da riferir poi appresso compitamente quel che trovera in fatto, e quanto le parera che in cio convenga avertir alia Santita Sua, sperandosi con questo servitio (?) far sopra la conveniente provisiqne. Perö non mancbi della sua solita buona cura et diligentia. Et N- S. la preservi. Di Roma, li XX di Febraro 1590.
Staatsarchief. Informationum 75, f. 104 (gelijkt, afschr.).
388. 1590, MAART 11, KEULEN. — Frangipani wenscht Cuyck nogmaals geluk met zjjn benoeming tot bisschop van Roermond, en verheugt zich over den steun, welken hij bjj den hertog van Parma heeft gevonden. Hij draagt hem op in zijn naam een gerechtelijk onderzoek in te stellen naar de betwiste aanspraken van een zekeren Franciscus, die tot kanunnik in Antwerpen is benoemd.
Domino Ouichio.
■ Quod ad hujus episcopalis dignitatis culmefl admodum reverenda dominatio vestra evocata meritoque accessita fuerit, id sane mihi perque gratum et jucundum exstitisse satis abunde declaravi superioribus litteris meis; sed quod, accessita a serenissimo duce Parmensi, fuisset hnmanissime tractata a sua serenissima celsitudine gratius mihi fuit et jucundius. Ex literis nempe dominationis, vestrae, 22 Februarii datis, satis perspexi non ambienti ultro tale decus serenissimum Parmensem detulisse, qui non solet nisi spectatos hujusmodi houoribus órnare; est igitur quod iterato dominationem vestram gratuler optemque praeterea, ut Deus Optimus Maximus propositum bene vertat ac fortuuet. Laudo consilium, quinimo et recte et prudenter dominationem vestram fuisse consultant censeo, quod ea proposuerit, quae pro prudentia sua du'xit attingenda, sed eatenus, ne ab officii magnitudine deterreri ullavis ratione se sinat, cum eandem hujusmodi honore adeo dignam existimem, ut prorsus nesciam qui magis aptus ad id muneris et idoneus ipsa potuisset inviniri, simulque mihi persuadeam serenissimum Parmensem eorum omnium optimam rationem habiturnm, facileque aequis propositionibusadductisacquiesceturum. Quamobrem dominationi vestrae alacriter paraudum erit ac etiam cogitandum quae in eo viro Ecclesiae debent, qui hujus nostrae Catholicae religionis cultum, pene afflictum et oppressum miseris temporibus et moribus, in pristinam dignitatem pro viribus et amplificationem sit vindicaturus. Sed haec hactenus.
Accipiet admodum reverenda dominatio vestra his adjunctum exemplar unius apostolici Brevis, quod ad reverendissimi episcopi capitulique Antverpiensis negotium attinet, cujus cognitio cum a S. D. N. mihi fuisset delegata, eandem dominationi vestrae subdelega'ndam censuimus, ne huc Franciscus ille evocetur.
-1) f)ii ontbreekt.'



367
Cupio ut causam agnoscati dicto Francisco et quibusvis aliis, quorum interest, vocatis, et examinetur, an sit legitime natus, deinde an in litteris suae dispensationis mentio fiat de canonicatibus ecclesiarum catbedralium juxta Breve, eaque cognitio seu informatio, istic summarie facta usque ad sententiam exclusive, remittatur ad me, in qua non abs re illam commonefaciendam duxi, ut Breve diligenter perlecto, mentem ac verba in eo contenta ad trutinam revocet, nee facile novos intellectus permittat, eum ad hujusmodi personarum statum Summns Pontifex linceis oculis spectare soleat; caetera omnia fidei, prudentiae iutegritatique suae committo, meamque denuo operam studiosissime dominationi vestrae deferens, cui a Deo Optimo Maximo omnia ad animi sui votum precor. Coloniae, 21 Martii 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII B. 11, f. 151r en T.
389. 1590, MAART 22, KEULEN. — Frangipani neemt de Clarissen te Nijmegen in bescherming tégen de vijandelijkheden van twee zusters van het voormalige convent der Derde Orde aldaar, die deze kloostervrouwen ook uit haar convent willen verdrijven, dat in 1686 op rechtmatige wgze voor de Clarissen is ingeruimd. De nnntins gelast den deken van Nijmegen beide Franciscanessen op plechtige wijze te vermanen, dat zij alle vijandelijkheden moeten staken, en dat de Clarissen in het bezit van haar klooster worden gehandhaafd.
Decano Noviomagensi.
Cum ad nos pervenerit sacras virgines Ordinis sanctae Clarae, monasterium civitatis Noviomagi inbabitantes, non parum inqnietari ac turbari a duabus JMfcosdam Sororibus tertii Ordinis divi Francisci ejusdem aliquando monasterii eonviciis non. solum sed et praesumptionibus quibusdam temerariis, nt etiam moliantur praefatas virgines sanctae Clarae e loco suo, quem eis aliquando jnridice justis quibusdam conditionibus anno 1586, prima die Octobris, in praesentia reverendissimi domini episcopi Ruremündensis, reverentiae etiam vestrae, necnon Gerardi Canisii, primi consulis Noviomagensis, sponte et ultra vere possidendum tradidernnt, expellere., hincque pias virgines plurimas ejusdem Ordinis amantes, ab religionis ingressu deterreri, seculares insuper omnes per civitatem universam seandalizari — cum nihil magis in votis babeamus quam dietom Ordinem divae Clarae in omnibus ad ecclesiae Catholicae incrementum et civitatis Noviomagensis decorem promovere —reverentiae vestrae monendom duximus, quatenus, adhibito tecum guardiano conventus Fratrum Minorum ejusdem civitatis, necnon generoso ac nobili viro domino Cornelis de Zeger, cónsule ibidem, quem Patres dicti Ordinis in capitulo Coloniensi, anno superiore celebrato, procuratorem et patrem. spiritualem dictarum religiosarum sancte Clarae constrituerunt, dictum monasterium civitatis aceedas, praesentibus Clarissis dictas duas sorores tertii Ordinis advoces, easque nostro nomine graviter moneas a dictis eonviciis et praesumptionibus abstinere, dictas religiosas sancte Claraé in pace et humilitate revereri, nee ulla ejectione pertubare, sub poena amotionis et expulsionis a praefato loco. Volumus nempe dictis religiosis sancte Clarae saepedietum monasterium civitatis cum omnibus suis structuris, aedificiis, appendentiis, redditibus, mobilibus et immobilibus bonis permanere juxta conventionem prima die Octobris anno 1586 factam; Cum vero fraudnlentia quadem dictae Sorores Tertiariae anno superiore (simulantes a consortio Clarissarum



368
se veile recedere et ad aliam locum sui superioris licentia commigrare, si ad vitam omnibus monasterii bonis gaudere concederetur) litteras reddituum e manibus reverendi Patris Ministri Coloniensis, patris Joannis Hay, captaverint, volumus (si recedere recusent), ut easdem litteras omnes praefatis sororibus sanctae Clarae restituent ut prius, quatenus in plena sua permaneant possessione juxta saepedictam conventionem, quam ratam et confirmatam habemns. Ad quae omnia peragenda reverentiam vestram nostra authoritate designavimus. Vale. Coloniae, 22 Martii 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 161v.
390. 1590, MAART 29. — Frangipani zet voor kardinaal Carafa, prefect van de Congregatie van het Concilie van Trente, uiteen de redenen, welke hem hebben genoopt, alsnog niet een gemeenschappelijk schrijven te richten tot de bisschoppen, aan de nuntiatuur van Keulen onderworpen, waarbjj ~z% Worden herinnerd aan de zware straffen, welke er staan op verwaarloozing van de plicht der „visitatio ad limina".
Cardinali Carafa.
Accepi litteras illustrissimae et reverendissimae dominationis vestrae, quibus suorum illustrissimorum et reverendissimorutn nomine mihi injungit, ut praesules, qui officium visitandoruni liminorum sanctorum Apostolorum juxta constitutionem S. D. N. nondum praestiterunt, serio moneam in ejusdem constitutionis poenam incidisse. Cum mécum pro summo, quo teneor, illustrissimarum dominationum vestrarum parendi studio de meliori modo eorum mandatorum exhauriendorum reputarem, occurrit omnia certius posse fieri, si singulos seorsum et diverse pro cujuscunque ordine ac ingenio horter aut moneam, quam si omnes eadem litterarum monitorialium forma compellere velim. Nam praeterea quod, ut re saepe comperi, isti homines magis moventur, cum aliquid illis seorsum, licet arduum, quam cum aliquid communiter, vel leve, injnngitur, in ea incidimus tempora hominumque licentiam, ut non satis sit recte agere sed magua etiam cautione opus est. Propterea cum omnium sedum episcopalium hujus Germaniae partis, ubi ego internuntium ago, aliquae sint in haereticorum manu, scilicet:
Leovardiensis Harlemensis et Ultrajectensis, aliaeque pastore carent,
ut Ruremündensis , Gruningensis et Daventriensis, et reliquae
suum habeat praesulem, ut Buscodencensis, volui cum his litteris ad
illustrissimas et reverendissimas dominationes vestras mittere horum omnium episcoporum catalogum, eas rogans ut omnes, qui visitandi officium non praestiterunt, mihi significari jubeant. Meum est enim postea ita cum illis agere, ut primo quoque tempore S. D. N. praeceptis pareant. Quod si nimis mihi sumpsisse videar, si non statim et ad praescripta illustrissimarum et reverendissimarum dominationum vestrarum, ut debebam, imperata feci, eas humiliter rogo, ut mihi ignoscant, idque non temeritati adscribant, sed potius fiduciae erga illarum raaximam benignitatem, in re praesertim, ubi agitur tantumodo de parva mora, quae nullum meo judicio damnum negotio inferre potest; si nempe hoe meum consilium illis non probatur, erit et integrum jussa ut praescriptum exsequi. Ac mea humilia obsequia commendans, omnia a Deo Optimo Maximo fausta ac salutaria precari non desistam. Coloniae, 29 Martii, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 161r en v.



369
391. 1690, MAART 31, KEULEN. — Frangipani verzoekt aan Willem van Pamele, dat Cornelis van Drenkwaart, die door den paus tot thesaurier van s. Marie te Utrecht is benoemd, in het bezit worde gesteld van zijn ambt; het bezwaar, dat tegen hem wordt ingebracht, is onjuist en gezocht.
Domino Pamelio.
Cornelius a Drenckwert *), Jnris utriusque doctor, cujus virtus, probitas et fides erga Deum, Ecclesiam et regem Catbolicum, (atque) integritas mihi satis perspecta est, quorundam praetextnum ratione hactenus ad tbesaurariae, sibia Sancta Sede apostolica gratiose collatae, possessionem non admissum intellexi, ea praecipue de causa quod ültrajecti commoretur, inter eosque versetur qui regi Catholico rebelles existunt. Quae res fecit, ut ipsius tutelam ac patrocinium denuo snscipiendum minime dubitaverim, suspicione loei illius prorsus posthabita, dummodo ea probitatis indicia, quae semper prae se tulit, ibi in Catholicae religionis nostrae propagationem et incrementum exerceat. Quod vero ad Sanctae Sedis apostolicae jura attinet, non dubito quin pro sua in ecclesiam Romanam et Summum Pontificem reverentia dominatio vestra eadem potius sustineat quam destruat, imo ne (nt fertur) transversum quidem unguem ullo unquam tempore labefactari permittat. Quo circa illam rogatam hisce meis vellem, ut si quando opera vestra, cui multum defero, in assecutione pacificae possessionis illi usui et commodo esse possit, eidem meo iutuitu illam non deneget, propulsis a se omnibus illis apicibus, quae multotiessubornarisolent; faciet nempe quod se dignnm est, illis praeterea exulibus Catholicis plane destitutis, qui ibi misère degunt, adjumento. Proinde et mihi apprime gratum erit ac omnibus officiis compensandum. Benevaleat dominatio vestra, cui felicia omnia ac fausta precor. Coloniae, nltimo Martii 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B, 11 f. 166*.
392. 1690, MAART 81, KEULEN. — Frangipani dankt de schepenen van Maastricht voor hunne inlichtingen betreffende den treurigen toestand van het Augustijner-klooster in hun stad. De nuntius kan echter geen beslissing nemen dan met volle kennis van de omstandigheden. Daar hjj zelf verhinderd is, heeft hjj den deken van s. Servaas met eene visitatie van dat convent belast. Hjj verzoekt daarbij den steun van de schepenen, alsook wat de beraamde vereeniging betreft van de Franciscaner-broeders met de Augustijnen te Maastricht.
Scabinis Trajectensibus ad Mosam.
Redditae nobis fuerunt litterae dominationum vestrarum 28 Decembris datae, ex quibus plena ac sufficiens nobis fit fides, quatenus illius sancti Augustini conventus status et conditio sese modo habeat, ut pote, ni ipsi aliqua in parte sucenrratur, fore ut in deterius mat, cum ob situm quibusvis mercimoniis et contrectationibus expositum, atque etiam (ob) locum non satis idoneum ac commodum, imo potius indignum, tum propter futurae ruinae periculum, quae temporis vetustate bellique calamitate non sine magnis sumptibus vix reparari queat. Ea de re nos rogatos censuerunt ut et petitionibus et necessitati faciles aures praebere nou dedignaremur. Cui libentissime acquievissemus, nisi
1) Zie hierboven het schrijven van Frangipani, gedateerd S Nov. 1589.
24



370
difficultatibus nonnullis resolutio aliquatenus subjaceretur, et praesertim cum juri et aequitati consonum nou sit, at ad alicujus mutatie-nis et suppressiouis actum deveniamus, quin in rem praesentem veniatur, habita diligenti ac sedula visitatione locornm, proinde ut et omnia suo ordine procedant. Quae res cum his temporibus negotiorumque freqnentia, quibus indies premimur, facile non patiatur ut illis omnibus interesse liceat, totum hoe negotium decano sancti Servatii ac generosissimis dominationibus vestris committendum duximus, qui prius monitis, consiliis et ea qua decet prudentia et in hujusmodi pertractandis dexteritate reliquos illos tres seu quatuor Fratres de Tertia Begula, sic vocatos, isthic perquam ociose cohabitantes, uti ad nos defertur, ad ineundam aliquam cum illis concordiam reducendos curent; quibus spretis, ut in litterarum nostrarum vim dictus dominus decanus mandet ut rebus suis consulant; fore alioquin, ut quod aliis sui Ordinis illud idem sibi quoque contingat. Quocirca dominationes vestras hisce nostris litteris rogatas cupimus, ut si in illis ad unanimitatem, ut ita dicam, suadendis partes suas non inutile censuerint, officiose praebere ne graventur. Erit nempe Catholicae religioni nostrae per quam opportunum et utile, nobis vero valde gratum. Si quid praeterea erit, ut dominationibus vestris opera nostra aliquando, ne illos diutius remoneremus, usui esse poterit, fore semper paratissimam sibi persuadeant. Interim bene valeant dominationes vestrae, quas foeliciter et laete vivere exoptamus. Coloniae, ultima Martii 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 166T.
393. 1590; MAART 81, KEULEN. — Frangipani draagt aan den deken van s. Servaas te Maastricht op namens hem te hervormen zoowel het klooster der Augustijnen aldaar, waar de tncht te wenschen overlaat, als het Franciscaner-gesticht van de Derde Orde te Maastricht, dat door gebrek aan zijn bestemming niet langer kan beantwoorden. Het liefste zag de nuntius, dat de Broeders van het Franciscaner-gesticht vrijwillig zich vereenigden met de Augustijnen. Ook de magistraat is hiervan verwittigd.
Decano sancti Servatii ad Mosam.
Quae nobis ex quorumdam fideli et gravi testimonio occasione locorum statusque conventus sancti Augustini et domus cujusdam de Tertia Regnla (sic vocatae) deducta et exposita fuerunt, non leviter nos perturbarunt, cum in uno negligentia et segnities, imo potius neglectus quidam et contemptus, in altero vero impotentia et incommoditas obstet, quominus Catholicae religionis nostrae cultus exerceatur; quae omnia effecerunt ut ad aliqua opportuna remedia excogitanda modo premamur, sane existimantes ea de re reverentiae vestrae commonefaciendum, ut adhibitis his, quae opportuna et necessaria dignoverimus, iterum solidius ac firmior restituatur. Cupimis autem, ut reverentia tua eosdemmet, istic inutiliter in illa domo inhabitantes, ad se evocandos curet, simulque illis nomine nostro significet facturum nobis gratissimum, nt de ineunda cum Fratribus sancti Augustini aliqua concordia ad unionem seu ineorperationem attinenda cogitent ob eas urgentes causas quae a te excogitari possunt, eum eas ad unguem his nostris addere minime sit necesse; alioquin in vim harum nostrarum mandet, ut rebus consulant suis, ne ipsi ut inutiles operarü in vinea Domini alicui poenae subjiciantur; quam ut evitent, eorum regulam adamussim observent, eosque ad dictam regulam observandam obstringendos curabit reverentia tua, cui nostras vices in hoe demandamus, illam



371
rogantes ut assumptis ad id generosis dominis acabinis istius oppidi, ad quos litteras nos quoque damus, dictos Fratres de Tertia Regale monitis, consiliis ac persuasionibns alliciat. Et quia prudentiae et dexteritati tuae confidimus, nihil ulterius hisce nostris addemus, quam ut reverentiae tuae operam nostram officiose polliciamur. Coloniae, ultima Martii, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XH, S. 11, f. 167»\ en
394. 1590. MAART 31, KEULEN. — Frangipani dankt den landkommandenr van de Duitsche Orde voor diens inlichtingen omtrent den droevigen staat, in welken het Augustijner-convent te Maastricht en het Franciscaner-gesticht van de Derde Orde aldaar verkeeren; hij stelt een heilzame hervorming van beide huizen in het vooruitzicht.
Henrico Fuissenberg Provinciali Ordinis Teutonici.
Status utriusque conventus, scilicet et Ordinis sancti Augustini et alterius sancti Francisci, ac praeterea conditio nobis ex generosae reverentiae vestrae et aliorum literis satis superque innotescit. Cujus quidem nos miseret non modo eorundemmet fratrum respectu sed et divini cultus zelo. Cui indemhitati, ne in deterius forte, quod Deus avertat, prolabatur ac serpat, nonnullis idoneis remediis occurrendum existimamus; siquidem fore speramus ut res ad utriusque sententiam ae votum sit successura. Caeterum, ai quid acciderit ia quo generosae dominationis vestrae et ecclesiae opera nostra usui esse possit, id, si nosmet intelligere poterimus, sponte suscipiemus; sin secus admoniti efficiemus, et nos utrique addictos intelligat. Interim dominationem vestram bene in Christo et foelicitar vivere optamus. Coloniae, nitima Martii, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. H, f. 167r.
895. 1590, MAART 31, KEULEN. — Frangipani bericht aan den prior van het Augustijner-convent te Maastricht, dat hij den deken van s. Servaas heeft belast met het beheer over een Franciscaner-gesticht van de Derde Orde aldaar, en verzoekt hem dat beheer te eerbiedigen en te steunen.
Priori sancti Augustini.
Dedimus ad reverendum dominum decanum sancti Servatii nostras litteras, quibus illum rogamus, nt eorum omnium, quae conventus ecclesieque vestrae commodum attingunt, ad statumqoe praeterea domus cujusdam Fratrum de Tertia Regula, sic appellatae, spectant, «diligenter ac sedulo in se suscipiat; provinciam ab ipso nempe cognoscet reverentia tua, quid in hac re fieri oporteat. Qua in n omnes admonitos volumus, ne in iis pertractandis avidos ae importunos, imo potius pietatis et religionis cupidos beneque sentientes, se praebeant, ne tandem vana nobis reddatur opera. Interim bene valeat reverentia tua; nostri ia orationibus et sacrificiis memor. Colonia, ultima Martii, 1590. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 167».
896. 1690, MAART 31, KEULEN. — Frangipani dankt Hendrik Rolemael, pastoor van de s. Mathiaskerk te Maastricht, voor diens inlichtingen omtrent het August^jner-
1) von Fürstenberg?



372
klooster aldaar; belooft op eenigerlei wijze in de behoeftige omstandigheden van dien pastoor te zullen voorzien.
Henrico Rolemael, parocho sancti Matthiae Trajecti ad Mosam.
Habuimus summariam qnidem ex tuis 3 Decembris datis informationem circa statum illius conventus Fratrum sancti Augustini, quae nobis pluribus de causis valde grata exstitit; si quidem cum ea nobis reverentia tua in verum Ecclesiae Catholicaeque religionis cultum testimonia dederis, ut ea de re post hoe te cariorem scimus habiturum. Praeterea quod nobis reformationis occasionem praebueris; quocirca investigandum censuimus, quonam pacto illi succurri liceat; proindeque totis nitemur viribus, ut a nobis suimet miserandi status ratio aliqua babeatur, praesertim cum hic de populi totius commodo agi videatur. Juris patrocinium nobis semper curae et cordi fuit. Bene valeat reverentia tua, sepiusque de iis ad nos rescribas vellemus. Coloniae, ultima Martii, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 11, f. 167T. en 168r.
397. 1590, APRIL 18. — Sixtus V handhaaft Petrus Lindanus in het bezit van zijn kanonikaat aan de s. Mariekerk te Maastricht, hem eertijds door den nuntius van Keulen, Bonomi, verleend,
Dilecto filio Petro Lindano, canonico ecclesiae beatae Mariae Virginis oppidi Traiectensis, Leodiensis dioecesis, Sixtus papa V.
Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem. Exponi nobis nuper fecisti, quod die 14 Septembris 1585,. postquam nos intuitu bonae memoriae Guilelmi1), episcopi Buremundensis, patrui tui, suisque id erga nosetsanctam Romanam ecclesiam exposcentibus meritis, unum et unam in aliqua ex civitatis Leodiensis aut oppidi Traiectensis, Leodiensis dioecesis, collegiatis ecclesiis primo vacaturos canonicatum et praebendam tibi per bonae memoriae Franciscum *), episcopum Vercellensetn, tune nostrum et Sedis apostolicae in Inferioris Germaniae partibus nuncium, conferri maudaveramus, canonicatu et praebenda ecclesiae beatae Mariae Virginis oppidi Traiectensis, Leodiensis dioecesis, per obitum quondam Reyneri Goer, canonici dictae ecclesiae, de mense Septembris anno Domini 1586 defuncti, vacantibus, idem Franciscus episcopus etnuncins, eosdem sic vacantes in vim mandati nostri praefati tibi contulit et de illis etiam providit, tuque collationis et provisionis huiusmodi vigore ad possessionem eorumdem canonicatus et praebendae a dilectis filiis, decano et capitulo dictae ecclesiae, iuramento per te seu procuratorem tuum corporaliter praestito, et solutis iuribus solvi solitis, ad ducentos et undecim cum dimidio florenos ascendentibus, die 13 Octobris dicti anni solemuiter admissus et inductus fuisti sine dificultate aut exceptione ulla. Cum autem, sicut eadem expositio subiungebat, dum tu die 14 Octobris anni Domini 1588 ad residentiam faciendam et exinde continuandam apud eandem ecclesiam, te decano seu vicedecano et capitulo praefatis praesentasses, iidem decanus seu vicedecanus et capitulum, praetendentes canonicatum et praebendam praedictos esse snppressos praetextu quarumdatn literarum nostrarum ipsi capitulo concessarum, per quas de anno Domini 1586 duos primo vacaturos canonicatus et praebendas eiusdem ecclesiae
1) Wilhelmus Lindanus, zijn oom.
2) Giovanni Francesco Bonomi, nuntius te Keulen.



373
perpetuo suppresseramus, illorumque fructus, redditus, proventüs, iura, obventiones et emolumenta ac distributiones quotidianas mensae capitulari dictae ecclesiae applicaveramus, te ad residentiam inchoandam ac fructuum perceptionem admittere recusarunt in maximum tuum praeiudicium et gravamen, nos omnem litis et controversiae materiam, quae inter te et capitulum praefatum desuper oriri posset, de medio tollere ac indemnitati tuae consulere cupientes, ac literarum praedictarum tenorem praesentibus pro expresso habentes, tuis hac in parte supplicationibus inclinati, harum serie declaramus intentionis et voluntatis nostrae minime fuisse nee esse per literas suppressionis huiusmodi tibi in provisione et assecutione dictorum canonicatus et praebendae de mandato nostro tibi, ut praefertur, collatorum et fructuum perceptione praeiudicare voluisse, minusque canonicatum et praebendam praedictos sub suppressione et applicatione huiusmodi comprehendi, aut iuxta dictarum literarum tenorem supprimi potuisse, aut suppressos censeri, ac suppressionem et applicationem praedictas in hac vacatione locum sibi non vendicasse, nee vendicare: teque propterea in dicta possessione manutenendum esse, necnon tibi de omnibus ct singulis dictorum canonicatus et praebendae fructibus, redditibus, proventibus, iuribus, emolumentis ac distributionibus quotidianis, a die petitae residentiae huiusmodi debitis et decursis, omni et quocumque subterfugio cessante, integre et realiter ac cum effect u a praefato capitulo responderi et persolvi debere; ac irritum et inane decernimus si secus super his a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attentari. Mandantes dilectis filiis, causarum curiae Camerae apostolicae generali auditori ac officiali Leodiensi, et decano ecclesiae sancti Servatii, oppidi et dioecesis praefati ac eorumdem cuilibet, quatenus praesentes nostras literas et in eis contenta quaecumque ubi et quando opus fuerit ac quoties super hoe pro parte tua fuerint requisiti, solemniter publicantes, tibique in praemissis efficacis defensionis praesidio assistentes, non permittant te desuper a capitulo huiusmodi molestari, tibique de fructibus, redditibus, iuribus, obventionibus, emolumentis ac distributionibus praefatis, a die petitae residentiae huiusmodi debitis et decursis, per capitulum praedictum persolvi integre et cum effectu. Contradictores quoslibet ac rebelles et praemissis non parentes, per sententias, censuras et poenas ecclesiasticas, aliaque opportuna iuris et facti remedia, appelatione postposita compescendo, invocato etiam ad hoe, si opus fuerit, auxilio brachii saecularis. Non obstantibus praemissis ac omnibus illis, quae in dictis literis voluimus non obstare, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 18 Aprilis 1590, pontificatus nostri anno quinto.
M. Vbsteius Barbianus. Secretaria dei Brevi, Vol. 151 (Brevia Sixti V, Mart. April. 1590), f. 296.
398. 1590, mei 19, keulen. — Frangipani aan den vicaris-generaal van het bisdom Eoermond, sede vacante, Gregorius Gerinx. Verklaart, dat de vrijspraak, welke ky in een schrijven aan Gosewijn Philipsz. uit Erkelens heeft verleend, als ongeldig moet beschouwd worden, wijl de aanvraag op bedrog berustte. De nuntius verlangt, dat de man volgens het kerkelijk recht zal gestraft worden.
Ad vicarium Ruremundensem.
Sunt tot tantaeque hominum calliditates, quibus, etsi aliquis permaximam



374
adhibere velit diligentiam, nullo tarnen modo nou occurrere potest, cum saepe sub pietatis et devotionis zelo ea extorquent quae non concederentur, si vera narrarent.
Quare mirum non est, si Goswinus Philippi Erckelensis sub hominis persolvendi debiti fuco in Pascbatis sacro die a nobis absolutionem obtinuit, nam secundum exposita per ipsum ita et illi concessa fuit- Ne igitur saluberrima sanctae Matris ecclesiae statuta vilescant, et qui male narrat maleque quoque impetret, dictum absolutionis beneficium ex nunc revocamus atque pro revocato habemus. Verum, ut cum ipso prudenter agatur, dominatio vestra significare curabit prius talem nos illi revocasse absolutionem, ac deinde, prout juris fuerit, contra eum procedat; nostra enim voluntas est hujusmodi homines potius puniri debere quam impunes dimitti. Pergat itaque in reliquis ea, quae ad Dei honorem spectant, tueri, populumque ejus ia fide Catholica preceptorumque divinorum obedientia servare. Nobisque, si quid occuret in quo authoritas nostra usui esse possit, rescribat. Bene valeat. Coloniae, die 19 Maii, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XH, 1t. 11, f. 186'.
399. 1590, MEI 20, KEULEN. — Frangipani verzoekt Parma gebruik te willen maken van zijn benoemingsrecht, nu de deken van de Koninklijke kapel in den Haag, Mart. Duncanus, is gestorven, en beveelt voor dit ambt ten sterkste aan: Sasb. Vosmeer; weleer had ook reeds Lindanus daarvoor geijverd.
Al signor duca di Parma.
Sendo vacato in Haga nella provineia di Olanda per morte di Martino Duncano, qual'mori il primo Venerdi dopo Pascha, il decanato di quella villa» son forzato per debito del carico, ch'io. sostengo (se ben so non bisognare) pregar la altezza vostra, a cui spetta la collatione a degnarsi di voler' pensare a detta vacanza et providerla di persona,. che possa esser di consolatione et edificationa di quei Cattolici che son la.
A me è stata preposta la persona di Sasboldo Vosmero, licentiate in theologia, huomo da bene et pio, qual fu molto amato da monsignore Lindano di buona memoria; anzi intendo (il che mi fa piü iuclinare alia persona sua) che quel buon prelato, conoscendo il bisogno del loco et 1'attitudiue di quest' huomo, tentö di far' che il Duncano, che era gia molto grave di eta, li resignasse detto decanato.
Io ho deferito sempre molto alia prudenza et integrita di detto monsignore Lindano bonae memoriae, et perö havendo a raccommandare a vostra altezza serenissima una persona, mi par di poterli raccommaudare sicuramente questa, che fu approvata da esso. Potra ella con la maggior' prudenza sua pensarvi et secondo quella deliberare. Con chè humilissimamente li bascio la mano. Di Colonia, li 20 di Maggio 1590.
Napels. Bibliotheca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 11. f. 187T en 188"\
400. 1590, MEI 21, KEULEN. — Frangipani verzoekt het kapittel van s. Servaas te Maastricht, dat het zijn kapelaan, Lucas van Tongeren, wil toestaan ongehinderd bezit te nemen van het kanonikaat in die kerk, dat hem door den paus is verleend.
Ad decanum at capitulum Trajecti ad Mosam.
Sacellanum meum, Lucam a Tongeren, apostolice de canonicatu et prebenda



375
per obitum douiiui Georgii Wushoft provisutu esse reverendia dominationibus vestris innotuisse baud dubito; sic enim idem mense antehac retulit. Nunc autem ejus nomine apud re verendas dominationes vestras instantia Het, qua juxta provisionem praementionatam tandem realem et actualem possessionem consequi possit. Et licet persuasum babeam (cum illa ipsa de jure debeatur) quod facile reverendae dominationes vestrae sint hujusmodi possessionem, ecclesiae statutis et consuetudinibus salvis, traditurae, attamen, cum dictus Lucas mihi admodum sit carus propter suum in me amorem et circa ipsi incnmbentium singulorum promptitudinem, non potui non hoe epistolium in majorem personae suae promotionem ad vos exarare, petens quatenus ita secum agatis ut cognoscere queat me vobis earum esse; et ipsi, singulariter patronum certum habentes, non meo Lucae, quae agetis, caeterum meaemet personae estisdemerituri. Bene valeant in Christo reverendae dominationes vestrae atque vivant dia feliciter. Coloniae, 21 Maij, anno 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 188r.
401. 1590, MEI 22, KEULEN. — Frangipani aan den prior der Karthuizers te 's-Hertogenbosch. Verklaart beslist niet te willen steunen de benoeming van een jongeling van achttien jaren tot kannnnik in 's-Hertogenbosch, gelijk hem door dien prior was voorgeslagen.
Ad priorem Arnoldum Cartusianum *).
Seis, et ipse expertus es,, quod hie commemorare superfluum est, quomodo supplicationibus tuis justisque postulationibus me hactenus benignum et facilem prebuerim Sed quod modo ad vacationem hujus canonicatus et praebende, quae vacant in ecclesia Buscoducensi ad1 dispositionem Suae Sanctiratrê per obitum domini Gaspari Craen 8), commendes et describas adolescentem annorum 18, eredo reverentiae tue non latere hoe Bomanae curiae insolitum, ut adolescentes, qui ad justam aetatem nondum pervenerunt»ad praebendas, maxime cathedrales, admittant, etiam si filius iste bonae indolis et magnae spei sit, ac a parente suo foveatur iustituaturque ad statum ecclesiasticum augendumr poterit cum tempore (si desiderium hoe in ipso perseveret) aliam expectare opportunitatem. At prudenter suggeris (ad quod etiam invigilabimus) ne obtrudatur vel irropat per hujus vel illius eommendationem ineptus aliquis, vel indignus, sed dabimus operam, si nemo nos antevertat, ut provideatur de viro qui eruditione, vit* et pietate ecclesiam vestram exornare et juvare poterit.
Quod vero paternitati tuae commissa sit Buscoducensis Gartfiusia gaudeo tibique et illis congratulor. Nam occupationem bonam in repurganda et restauranda domo Ordinis vestrae in loco noto et familiari accepisti, quam duplici ratione, materialiter scilicet et spiritualiter, pro pietate, industrie et prudentia tibi a Deo concessa exigere et conservare utiliter poteris. Opto te
1) Zie het schrijven hierboven van 28 Sept. 1589 aan kardinaal Palotto.
2) De Karthuizers van Vught hadden een z.g. refugiehuis in de S. Jorisstraat te 's-Hertogenbosch.
3) Jasper Craen bezat de 83t« kanunniksdij, onder den titel van S. Laurentius in de Kathedraal van 's-Hertogenbosch; 13 Mei 1590 was hij overleden (Coppens Nieuwe beschr. v. h. bisdom 's-Hertogenbosch, II, p. 113),



376
semper bene valere, et pro nobis assidue orare fac memineris. Scriptum Coloniae, 22 Maij 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11. f. 188».
402. 1690, MEI 22, KEULEN. — Frangipani beveelt bij den hertog van Parma krachtig aan den Zutfenschen priester, Engelbert Spetholt, om het verkrijgen van een prebende in de s. Walburgis kerk aldaar.
Al signor duca di Parma.
Scrissi all' altezza rostra serenissima il mese Gennaro 4) in raccommandazione di Engelberto Spetholt per la bona et honorabile relatione, che mi n'era stata fatta, acciö ch'in caso di qualche vacanza di prebenda nella provinzia di Zutphania patria sua, se fusse deguato provederlo. Et gli ne proponevo una di vacante nella chiesa di santa Valburga per morte di Francisco di Thyl, ricordandoli la speranza, che ne donó al mio predecessore. Et perchè di detta lettera non ho havuto risposta nissuna, et questo buon sacerdote confida molto nell'humanita di vostra altezza, ho voluto di nnovo humilissiruamente supplicarla che se degni di consolarlo, concorrendo in lui non solo la buona fama, costumi et vita, ma anco la dottrina et prudenza per esser' di piü licentiato in theologia, cbe puö esser'di molto beneficio a quell'anime. A vostra altezza dunque non tanto raccommando la persona di questo sacerdote quanto la chiesa di santa Valburga per- 1'ornamento, che ricevera da questa persona raccommandata, qual'desidero con buona gratia di vostra serenissima altezza, che conosco non essersi servita di debol mezo. Et humillissimamente li baccio la mano. Di Colonia, li 22 Maggio 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 188' en 189».
403. 1590, MEI 24. — De nuntius Frangipani aan kardinaal Montalto: over den vooruitgang van den katholieken godsdienst te Delft en te Utrecht.
Colonia, Vol. 2, f. 958 (oorspr.). Gedr.: Ehses, Nuntiaturberichte, 11, p. 479, n°. 368. — VgL Archivalia I, n°. 2139.
404. 1590, MEI 24, KEULEN. — Frangipani beveelt voor een kanonikaat in de Bossche kathedraal, dat ter begeving staat van den paus, zeer krachtig aan den persoon van Wolfgang Oswaldsz., een priester uit Utrecht afkomstig, die voor het oogenblik als kapelaan dienst doet bij den nuntius *).
Al signor cardinal Mont'alto.
Vacando un canonicato, nella chiesa cathedrale de Boscoduci per morte di Gaspare Craen, quale passo a meglior vita nel 11 di questo mese, et la provisione spetta a N. S., supplico vostra signoria illustrissima et reverendissima obtenerne gratia dalla S. S. per Wolf(g)augo Osnaldo, sacerdote Ultrajectino,
1) Zie hierboven den brief van Frangipani aan Parma, 27 Jan. 1590.
2) 21 Jan. 1592 werd deze werkelijk in de plaats van Jasper Craen kanunnik in de kathedraal van den Bosch (Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom 's Hertogenbosch, U, p. 113).



377
di utile et ornamento a quella chiesa per la dottrina et per li costumi, essendo qui in Colonia duo mesi sono licentiato in teologia, et. esercitato di molti anni prima nella predieatione del verho divino et nella cura d'anime; che essendo stato eonosciuto in Lovanio da me degno d'ogni ajuto et di non poco danno alia chiesa 1'otio suo, lo chiamai et persuasi che sequisse la mia persona, come ha fatto fin'qui, et continua pure con mia sodisfactione. Aspettando sempre occasione di provederlo, che in tanto tempo non essendomi vennta altra di questa, potra Sua Beatitudine fargline gratia, assicurandola che molto maggior' beneficio ricevera la chiesa de Buscodnci dalla persona di detto Wolfango che egli dal canonicato di quella chiesa. Perö con ogni humilita et rererenza supplico vostra signoria illustrissima et reverendissima, che se degua preporla et impetrarla da N. S. Et humilissimamente gli baccio la mano. Di Colonia, li 24 di Maggio, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 191r.
405. 1590, MEI 24, KEULEN. — Frangipani roemt de trouwe hulp, welke zoowel hfj zélf als zijn voorganger steeds hebben gevonden bij Bucho van Aytta, thans deken van s. Bavo te Gent. Daar deze naar Italië gaat, verzoekt hij den hertog van Terranova dezen raadsman zijn volle vertrouwen te schenken en met hem te overwegen, hoe de godsdienstige belangen in Friesland en Groningen het best behartigd kunnen worden.
Al signor duca di Terranova, governatore di Milauo.
Io mi persuado che vostra eccellenza intenda piü a pieno da altri qual sia lo stato di queste provincie di Germania et della Fiandra, ch'io non saprei espiclarlo. Ma li pericoli che sopra stanno, s'Iddio non provede, et coloro non vi ponghino la mano da'quali s'aspettano tutti li ajuti humani in queste angustie et inquieto stato della repnblica et religione, mi danno occasione di scriver'a vostra eccellenza queste quattro righe. Io sin da principio della mia veuuta in queste parti cercai con ogni diligenza persone fedeli et atte per servirmene dell opera loro nell'esecutione di questa legazione, con quel beneficio universale ch'alla piëta di N. S., dal quale ero destinato, et all'ordine et dignita mia se conveniva, et tra gli altri mi si presenté il signor Bucho Ayta, preposito di Gant, nelli consigli, anzi neH'affetti, del quale non solamente ho eonosciuto et trovato fede et industria in tutto questo tempo, dove mi son fermato in queste parti, ma ancora da amico del predecessore mio, monsignore il vesccovo di Vercelli pia memoria. Similmente da principi, si ecclesiatici come secolari, et dalli Ministri di sua Maesta Cattolica, ho inteso la medesima fede, la medesima industria dell' istesso signor preposito, con fatiche, con spese et pericoli passi per servitio della republica et religion Cattolica et di sua Maesta, con non poca sua lode, riconoscendose da lei gran' parte delli felici soccessi deH'arme contra nemici, sin d'all' hora, quando vostra eccellenza fu qui per il negozio della pace. Per il che mi prevaglio ancora dell' industria sua et dell' opera sua in questi estremi pericoli, et parmi di conoscere ch'egli intenda et posseda il tutto et con ogni diligenza lo dimostra. Et tractando seco sopra li mezzi di preveder' a tutti li mali, mi scopre confidentamente non rappresentarsegli altra via che di vostra eccellenza, come gli communicarebbe, se con la medesima fede potesse deponere it tutto di vostra eccellenza non altrimente che fe'nel tempo della pacificatione di Colonia, quando con 1'opera di vostra



378
eccellenza fa procurata la recuperatione di Frisia ei Gruninga. Hora trovandomine nella medesima difficulta et discorrendo seco sopra le sodi e veri remedii, mi è parso espediente ch'egli venendo in Italia instruisse vostra excellenza di ogni cosa a fine ch'ella soccorra per sua parte alia religione ia queste parti. Nel ebe vostra eccellenza all'altri meriti aggiungera quest'ancora, ch'appresso Iddio et gli huomoni del mondo merita non minima gratia et perpetual lode. Laonde prego vostra eccellenza che tutto do, che dal preposito fedelmente gli sara suggerito, voglia benignamente intenderlo, animarlo et confirmarlo; di ebe panto non dubito per il zelo di vostra eccellenza, alia quale humilissiinamente bascio la mano. Di (Jolonia, li 24 di Maggio 1590.
Napels, Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. il, f. 193r en T.
406. 1590, MEI 24 KEULEN. — Frangipani verheugt zich er over, dat Cnyck besloten heeft de benoeming tot bisschop van Roermond te aanvaarden, en over de gunstige toezeggingen en vooruitzichten in dat geval. Is gaarne bereid de bekrachtiging bij den paus te ondersteunen, maar hij moet vooral den steun van Marco Ant. Colonna, den kardinaal protector der Nederlanden, trachten te verwerven. De zaak van de abdij van Tongerloo is door hem geregeld.
Ad dominum Henricum Cucbium.
Gaudeo quod tandem reverenda dominatio vestra se resolverit ad accipiendum Ruremundensem episcopatum. Gratulor tibi quod divinae vocationi lubens paruerit, Gratulor quoque Ruremundensi-ecclesiae, quae de bono etin ecclesiastica functione satia exercitato pastore et praefecto merito potest gandere* et Deo Optimo Maximo gratias ago pre iis quae serenissimus et clementissimus dux pro inmunitate dioceseos et sedis vestrae liberaliter compromisit, tum etiam de supplemento dotis. Preter amicos et fautores, quos in aula sibi addictissimos comparavit et causam hanc ju vare poterunt, etiam ex auctoritate ecclesiastica prudenter urgere poterit at promissa conserventur. Verum quod co nam en dation e nostra adjuvare cupit ad obtinendam confirmationem, non deero votis reverendae dominationis vestrae quantum in me erit, neque improbo si ipsa hac de re ad illustrissimum cardinalem Carafam scribat; sed ut vere cognoscat me dominationi tuae et ecclesiae Ruremundensi, ad quam accedet, ex animo favere, accipiat adhuc pro rebus suis eonsilium amici: agat per amicos et fautores, quos habet apud serenissimum ducem Parmensem, ut in favorem vestram ad illustrissimum cardinalem Celumnam (qui protector Belgiae est) scribat; et felicius certiusque ad intercessionem dominicam per dictum cardinalem apud 8. D. N. omnia succedent.
Tongerloensium causam praeteritis diebus per ejusdem abbatiae religiosum, qui acta illius negotö mihi exhibuit, eonfeci et absolvi.
Quod de Anglo illo, Thoma Morgans, significat, doleo vicem ejus, quod eo dementiae homo ille pervenerrtv Et (per id) quod juste patitur, faciliua ia hac vita potest ekiere quam (si), in fictione perseverans, incideret in manus Dei viventis; gaudendum magis est pro utilitate reipublicae quod illa hypocrisis et simulata pietas, ante exorta, qua moliebatur mala, de quibus nihil adhuc intellexi, deprehensa sit et detecta.
De domino et magistro Henrico Gravio, ex vestra academia Romam emittendo, prudenter constitutam est; persuasum satis est mihi quod desiderio



379
S. D. N. iu ista functione abunde respondebit, qui etiam universitati vestrae auxilium et tutelam conferre poterit.
Ego apud Suam Sanctitatem calumnior propter hane cansam *) a quodem Emanuele Philippo Trognesio, qui in libello supplici, exhibito Pontifici, conqneritur de me, quod ego executionem dicti Brevis ad postulationem Antverpensis episcopi retardarem; petiit et obtinuit, ut privatis litteris iterum mihi daretur in mandatis, ut ad executionem ejusdem Brevis, servata illius forma, quanto citius procedatur, ne dicti episcopi aut cujusvis alterius contemplatione processum hujusmodi differam. Mandatum hoe accepi hesterna die. Opto, dominatio tua, ut se atque me simul tali calumnia liberet, et ad Ecclesiae profectum quam diutissime valeat incolumis. Coloniae, 24 Maij 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. li, £ 484» en *:
407. 1590, MEI 26, KEULEN. — Frangipani berispt de abdis van Thorn over het slecht beheer der abdijgoederen, dat zeer tot nadeel en ondermijning van het aanzien der kapittelheeren van Thorn strekt.
Josinae de Marcka, abbatissae in Thor[n].
Intelleximus ex eodemmet capitulo in Thorn per supplicem libellum, ad nos porrectum, reverentiam tuam ab antiquis temporibus habuisse obventiones et bona distincta et separata a praedicto capitulo, quod que libere illis uti ac frui
. pacifice citraque impedimentem aliquod hactenus eidem licuerit; omnibus hisce tarnen negleetis, eandem reverentiam tuam in juramenti subversionem, propter idem prestiti, maxime niti, se ipsam immiscendb, et opponendo, cum in elocationïbus tum etiam in pensionariis, ne officium suum praestare valeant, inhibendo ac denique pleraque in jurium istius ecclesiae certam perniciem et interitum moliendo idque totum propria auctoritate attentando. Quo circa eandam hisce nostris monendam simulque in Domino hortandamque duximus, ne tali inita via proprioque facto, quo hactenus uti voluit, in illis bonis se ingerat, et praecipue in nou postulaudo (uti ad nos defertur) nesubditiconducentesadullamcojnpn» peenam subjiciautur extra juris ordinem et privilegiorum ejusdemmet capituli
- absolutionem et eontemptum, ne ad graviora (quod saepissime fit) temere labi contingat. Quod si jus sibi aliquid competereexistimet.siipsumadnosdedueat, nos siquidem nee ipsimet nee caeteris ulla ex parte quod rectum honestumque sit deerimus». Interim benevaleat, nee sit concordiae ae pacis immemor. Nosque praeterea reverentiae tuae ac deinceps ecclesiae suae studiosos esse credat. Coloniae, 26 Maij, 1599.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 196r.
408. 1690, MEI 81, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Giulio Santori. Belooft onderzoek in te stellen of een Premonstratenser-klooster, in de baart van Groningen gelegen, kan vereenigd worden met het Jezuieten-college, dat daar zal opgericht
1) Twist tusschen den bisschop van Antwerpen en zijn kapittel.



380
worden, en of nog andere vervallen kloosters in het bisdom Groningen daarvoor in aanmerking komen. Eigenaardige moeilijkheden, welke aan deze zaak in den weg staan.
Al signor Cardinal di Sans 1),
Conforme all' ordine di vostra signoria illustrissima et reverendissima con le due sue di 20 di Febraio, veniente da Brusselles la septimana passata, non mancarö di proveder prima li Padri del Jesu del luogo in Brusselles, nominato in una di dette lettere, et informarmi poi delle qualita di quel monastero Premonstratense Gruninga, che si desiderava unire al collegio di Padri Jesuiti da fondarsi in quella citta, et ancho se in quella diocesi vi siano altri luoghi et beni di regolori abandonnati, da quali si potesse far' capitale per questo effetto, et dal tutto darö minuto raguaglio. B se quel loco non fusse tanto pericoloso et presso gli nemici, andarei io in persona per metter' ad effetto una opra tale e cosi fruttuosa; pure cercerö de avvalermi in questo servitio di persone idonee il piü che sara possibile.
Non voglio di mancnre di dire a vostra signoria illustrissima e reverendissima, che per quanto ne posso giudicare per adesso, vi ne trovaro qualche difficolta, cosi per il sito del loco, ch'è nei confini d'Olanda, come perchè le unioni sono odiose molto alle genti del paese. Con tutto cio 1'assicuro che adoprarö tutte le mie forze cosi per il negozio istesso, che lo giudico molto utile, come par essermi racommandato da vostra signoria illustrissima et reverendissima, alia quale io son tanto obligato di servire. Et humulissimamente gli bascio la mano. Di Colonia, 1'ultimo di Maggio 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 13, f. 200?.
409. 1590, JUNI 6, ROME. — Kardinaal Alessandro Montalto aan Frangipani: zendt de hier volgende suppliek over en vraagt namens den paus, dat de nuntius een beneficie, in het Keulsche gebied en waaraan goede inkomsten zijn verbonden, zal verleenen aan Henricus Gravius, nit Roermond afkomstig 2).
Blustrissime et reverendissime signore come fratello. Yostra signoria vedra 1'incluso memoriale, dato da Henrico Grario dalla diocesi di Buremouda, che di presente serve al sancto Officio di Boma. N. S. si contenta che vostra signoria gli dia sodisfattione et gli conferisca il benefitio, che domanda; quando vachera, che Sua Beatitudine ne rilevera questo. Et Dio la guardi. Di Boma a 6 di Giugnio. Di vostra signoria
come fratello A cardinale Montalto.
a. Suppliek bjj paus Sixtus V ingediend door kardinaal Lodovico Madrucci ten bate van Henricus Gravius te Rome, secretaris van de Congregatie der Inquisitie aldaar, voor zoo verre het 't geloofsonderzoek in Duitschland betrof.
Beatissime Padre.
Henrico Gravio, clerico della diocesi di Buremunde, che mi serve per secretario nelle cose di Germania del santo Officio et altre, non havendo mai
1) Santori was aartsbisschop van Santa Severina.
2) In 1590 was hij door Sixtus V uit Leuven naar Home ontboden, om toezicht uit te oefenen op de Vaticaansche drukkerij.



381
desiderato di questa Santa Sede altro che un canonicato, vicino alia sua patria, fu di giorni passati della Santita Vostra provisto in Utrecht, in Holianda. Ma perchè le cose di quelle provincie pigliano di novo mala piega, non vi è speranza di residenza. Perö supplico la Santita Vostra volerli a contemplation mia far gratia di commandar a monsignor nuncio di Colonia, che gli proveda di qualche buon beneficio semplice in Colonia ö logo alcuno vicino; che Vostra Santita fara bene a persona che merita d'esser adjutata, si perche è dottore in leggi et va in habito, come per la prattica che ha di varie lingue, et è eonosciuto per huomo da bene da molti buoni in questa corte, nella quale gia undeci anni con honeste fatiche si trattene. Et io ne resterö con obligo particolare alia S V., quam Deus, etc.
Buiten op: Alia Santita di Nostro Signore.
A Monsignore di Bertinoro 1) che scriva al Nuntio.
L'ha dato il cardinale Madrutio 2).
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 20, f. 2i7r.
410. 1590, JUNI 16, ROME. — Kardinaal Alessandro Montalto aan Frangipani. Over bekeeringen te Delft, waarvan Sasbout Vosmeer naar Rome had gemeld.
Napels. Bibliotheca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII. B. 20. f. 222r. Gedr. Ehses. p. 483.
411. 1590, JUNI 18, KEULEN. — Frangipani aan den hertog van Parma. De voorstellen betreffende de abdij van Tongerloo, door Fr. naar Rome overgezonden, komen overeen met de hem door den hertog gegeven aanwijzingen. Ter voorbereiding van het oprichten van het Jezuïeten-college te Groningen zal de nuntius zich naar een plaats moeten begeven, dichter nabij Groningen dan Keulen. Onderwijl heeft het stadsbestuur hem geschreven wegens den nood voor het oogenblik niet bij machte te zijn de oprichtingssom van het college te betalen, en derhalve op uitstel aangedrongen. Toch geeft de nuntius het plan niet op, en heeft in dien zin aan den magistraat van Groningen geschreven.
Al signor duca di Parma.
Le lettere di vostra altezza sono delli 6 di Aprile, 12 et 30 di Maggio. La prima è gionta cosi tardi, che trovö spedito alli 15 del mese passato il negozio dell' abbatia di Tongerlo, conforme all' avertimenti che vostra altezza serenissima in detta lettere me ne donava.
Hor, quanto alia erettione del collegio Gruninghense, procurata da vostra altezza appresso N. S., conosco necessaria la presenza mia, se non sopra il luogo (per esser quella provineia quasi tutta occupata da nemici), almeno in qualch' altro a lui vicino, com' in Munster, per informarmi seoondo 1'ordiue, che me ne da il signor cardinal di Saus8) in nome di N. S., della qualita del
1) ■ Giovanni Caligari, bisschop van Bertinoro, nuntius te Gratz.
2) Lodovico Madrucci.
3) . Zie schrijven van 31 Mei 1590,



382
monastero ebe si domanda, cosi quanto alia fondatione et stato di esso, come circa li frutti della Mensa et di quel di piü, che intorno al negozio occorrera per la buona provisione. Et cosi anco s' in quella diocesi siano altri luoghi et beni di regolari abbandonnati, de' quali se potesse far* capitale per questo effetto. Ma non tanto per li affari di questa provineia non bo dato ancor principio a tal negozio, quanto per una lettera del magistrato di quella citta, che mi scrive la calamita sua, et il pericolo in ebe lo tiene il nemico di farsene padrone; che non puö pagar' quel dinaro, cb'è neeessario all' introdution dei Padri Jesuiti; per il cbe desiderava che 1'erettione se differisce in tempo piü commodo; ch'io dubito bisogna che sia cosi, mentre la citta è tanto ristretta dal nemico. Con tutto cio 1'ho animato a conservarse la volunta d'haver il collegio nella sua citta, et significatoli ch'io non per questo restarö d'informarmi di quanto mi è stato commesso da Roma, e' cosi faro.
Mi resta adesso per fin di questa rallegrarmi con vestra serenissima altezza della sua buona salute, ancor che gli sia stato bisogno ritornar quest' anno in Spa. Prego Iddio benedetto a preservarla sana per 1'esaltatioue della santa Chiesa. Et humilissimamente gli bascio la mano. Di Colonia, li 18 di Giugno, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 207r. en T.
412. 1500, JUNI 27, KEULEN, Frangipani aan den vicaris-apostoliek van Groningen, Arnoldus Nylen; verheugt zich over zijn bericht, dat het stadtsbestunr van Groningen twee kloosters ter beschikking van de Jezuïeten heeft gesteld, om een college daarin op te richten. Wenscht nader te Worden ingericht omtrent het plan een abdij ten bate van het toekomstig college der Jezuieten te incorpereeren. Maant hem tot omzichtig optreden tegenover een abt in het Groningsche.
Vicario Gruningensi.
Cum unquam non magna consolatione animus noster perfundi soleat, quoties ea ad nos litteris preferuntur, quae ad divinae gloriae amplificationem animarnmque salutem promovendam spectant, tam sane non potuerunt non litterae illae, quas proxime ad nos dediisti de rebus vestrae civitatis, spem nostram de faciliori fortuna, quae affüctam istam patriam paulatim est recreatura, majorem in modum excitare. Perscripsis nempe nobis de beneficio quo magistratus Gruningensis suum in Societatem studium cum illustri argumento est testatus, quando nimirum duorum illorum monasteriorum facultates quantulascumque futuro collegio liberaliter attribuit, facileqne perspicimus quanta tua industria et diligentia in eo negotio provebendo enitescat, ac proinde ut ista opera tua publicis commodis procurandis vehementer utilis est, ita nos eam in Domino comprobamus et grato imprimis animo complectimur.
Quantum vero ad ad negotium incorporationis abbatiae istius, de qua scribis, nos eo maturo considerato, sicut praeclaram voluntatem tuam et sannm consilium collaudandum putamus et judicamus, ita te omnino existimamus monendum, ut, antequam quicqnam in hoe genere a nobis apud Sedem apostolicam pertractarentur, de omnibus propositae rei circumstantüs integra informatio, qua velut allata luce quaevis difficultates provideri mutarique possint, primo tempore ad nos transmittatur; qua accepta muneri nostro non sumus defuturi.
Abbatem etiam, quem monendum suadebas, hoe turbato rerum patriaeque illius statu arbitramur cum grano salis, captata occasione, monitione nostra



383
juvanduiir; neque nempe is tantis cleri abusibns una omnium rulneribus medicina adhibenda est. Itaque reverentiam tuam exhortamur, ut nobis in hoe genere pleniorem transmittat instructionem, qua ea, quae muneris nostri sunt, efficacius ei eum fructu exsequamur. Eamque de nobis babeat firmam opinitnem ecclesiae istius incolumitatem in primis cordi esse. Reliquum est, ut desiderem reverentiae vestrae prosperos pastoralis suae curae successua. Coloniae, 27 Juni 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 213T en T.
413. 1590, JULI 5. — De nuntius Frangipani aan kardinaal Montalto: over den vooruitgang van den katholieken godsdienst in Holland, die evenwel niet bestendig zal zijn zonder onderwerping aan koning Philips.
Ma di restituir' 1'uso della religione in Delft et nelli altri luoghi
di Olanda et Zelanda l), tanto si puö sperar' quanto ch'il populo, stracco della guerre, s'unisse contro li magistrati et quelli, che hanno il governo in mano, et li violeutasse alia riconciliatione con lo principe lor' naturale; altrimente non si possono conservar'li Cattolici, che vi sono, et di gran'numero cosi come si conservano, eccetto col ministerio occulto di alcuni pochi sacerdoti, ch'io li ho mandato
Col onia Vol. 2, f. '981 (oorspr.). Vgl. Ehses, Nttniiaturberickte II p. 487, n*. 377, en awM«. I n°. 2139.
414. 1590. JULI 7, EEU1EN. — Frangipani aan Hendrik Ouyek, Wanneer het kapittel van Antwerpen niet binnen 16 of, 20 dagen een gevolmachtigde aanstelt om zijn geschil met Franciscus van Thienen voor Cnyck te laten berechten, moet deze zijn opdracht als vervallen beschouwen. De nuntius verheugt zich er over, dat C. bereid is bisschop van Roermond te worden. Over de twistvraag, welke Stapleton heeft opgeworpen.
Domino Henrico Cuchio,
Miror Antverpiense capitulum tam fuisse vehemens per illum agentem, quem Romae habet, ad Breve apostolicum contra dominum Franciscum obtinendum, et nos quoque ipsosmet urgendo ad declarationem dicti Brevis accelerandam. Cum nunc suis dissidiis rem vix inchoatam relinquere videantur. praefigat eis admodum reverentia tua ax mandato nostro tempus dierum 15, aut 20 ad summum, ut intra eosdem dies idoneum et legitimum procuratorem ad causam, contra dominum Franciscum Tenensem motam, ad illam transmittant. Quod si non fecerint, levabimus dominationem vestram ab onere subdelegationis, et nos ipsos quoque ab ista causa curabimus exonerandos, dictumque Franciscum ab eorum impetitione absolvemus, ac in sua possessione quietum jubebimus remanere.
GaudemuS ex animo, quod dominatio vestra plenius resolverit ad suscipiendum episcopatum Burerundensem, et eo magis quod videatur nobiscum
1) Frangipani komt hierop terug, wjl kardinaal Montalto hem 16 Juni 1.1. had geschreven : „La conversione de gli eretici in Delft di Olanda ha dato gusto grandissimo a N. Signore. Piaccii & Dio che V. S. le possa dare spesso di queste buone nuove" (Principes Voi; 15tf.49).



384
sentire illustrissiraus dominus cardinalis Alanus, designatus archiepiscopus Méchliniensis 1).
Nova haec commotio, quam de istis questionibns moliri videtur dominus Stapletonus *), paruin nobis placet; erunt his conjunctae nostrae ad eum literae, quibus libertatem hanc suam, ne dicam temeritateni, satis arguimus.
Ad alterum vero, quod facultatem vestram gravius angit, agat prudenter dominatio vestra, ut impediatur, si possibile est, et ad concordiam, modestiam, pacem, atque sanctae Romanae ecclesiae obedientiam, sicut, cum Lovanii praesentes essemus, semper exbortebamnr facultatem vestram.
Optamusqne dominationi tuae in sua pastorali cura felicitatem et salutem, omnibusque magistris facultatis vestrae vitam longevam. Coloniae, 7 luli 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11. f. 218r. en ».
415. 1590, JULI 7, KEULEN. — Frangipani deelt aan kardinaal Colonna mede, dat Cnyck, benoemd bisschop van Roermond, bezwaar maakt om dat ambt te aanvaarden; gebrek aan middelen is één der oorzaken. Verzoekt derhalve, dat de paus hem een deel der annaten zal kwijtschelden; het geldt hier een voortreffelijk man.
Al cardinale Colonna 3).
La molta vicinanza, che hanno questi vescovati della Fiandra col nemico, causa che non solo stiano tanto tempo senza il suo vero pastore, ma che ancho non si trovi alcuno che li desideri; per il che bisogna pregar' le persone che vogliono accettarli. Essendo dunque nominato della Maesta del re Cattolico al vescovato di Rnremunda Enrico Cuchio, dottor teologo di Lovania, si è patita difficolta in far' che 1'accetti, diffidandosi per le guerre di poter sodisfare all' officio di buon pastore, et anco di poternese mantenere per la calamita di tempi presenti, et quel che piü gli preme, di pagar 1'aunata in Roma per la sua speditione, non essendovi frutto della chiesa, n'essendo in lui altra dote che quella sola di virtü, che 1'ha condotto alia cognition' del re. Cosi per officio di monitioni, che ho fatto seco, et per 1'offerte et promesse che gli ha dato il signor duca di Parma, essendose contentato d'avertarlo, ho voluto per la particolare protectione, che so che vostra signoria illustrissima e reverendissima tiene di tutti costoro della Fiandra, dopo di proporli li meriti di questo buon'huomo di dottrina, d'iutegrita et di vita esemplare, raccomandoglilo ancora, accio che la favorischi appresso N. S. per qualche remissione in detta speditione, poi che 1'estreme miserie, nelle quali vive ciaschuno di qaesto paese, poco sicuro di amici et manco di nemici, cosi nelle robbe come nella vita. Escusino me et lui della molestia che se ne dovra (fare) a vostra signoria illustrissima et reverendissima; et humilissamente gli bascio la mano. Di Colonia, li 7 di Luglio 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 218r.
1) William Allen, stichter van een priestercollege te Douay; de benoeming tot aartsb. van Stechelen is niet bekrachtigd.
2) Thomas Stapleton, van Engelsche afkomst, maar hoogleeraar te Leuven, als apologeet zeer vermaard.
3) Marco Antonio Colonna, kardinaal-beschermheer van Vlaanderen.



385
416. 1590, JULI 9. — De Congregatio Concilii beveelt den nuntius te Keulen, Ottavio Frangipani, dat hij die Nederlandsche bisschoppen, welke nalatig zijn geweest de „visitatio ad limina" te doen, op hun plicht zal wijzen.
Nuntio Apostolico in Inferiori Germania. Rme. Dne. Ex numero Catholicorum praesulum, quos in suis literis accurate recenset Amplitudo Tua, ex ista Germaniae parte, ubi ipsa Apostolicum Nuncium agit, 9 tantumm'odo constat Smi. D. N. constitutioni de sanctorum Apostolorum liminibus visitandis
et debito sibi muneri satisfecisse. Hi sunt Cameracensis, Tornacensis,
Namurcensis, Tprensis; reliqui, tanquam sui officii parum memores, Amplitudims Tuae litteris et monitis sigillatim sunt excitandi. Quanam autem ratione et modo id fieri congruat, minime quidem praescribimus, sed perspectae prndentiae et dexteritati tuae illud omnino permittimus, tantum Deum rogantes ut quaecumque Amplitudo Tua molitur, coelesti gratia et opere prosequatur. Congregratio Concilii Lib. VII literarum p. 194.
417. 1590, JULI 23, KEULEN. — Frangipani aan Sasbout Vosmeer. Heeft aan den paus geschreven om openlijke vrijspraak te verkrijgen voor hen in het aartsbisdom Utrecht, die, zonder dispensatie te hebben verkregen, binnen de verboden graden zijn getrouwd. Wanneer zij het overigens waardig zijn, kan de vicaris hen onderwijl reeds in den biechtstoel absolveeren.
Vicario apostolico Ultrajectensi.
Prater tuus Tilmannus Vosmerus per temporum intervalla varia mibi ex tuis litteris exhibuit quae me de utroque statu istarum regionum scire volebas; quae ut cognoscere ex te vehementer desiderabam, ita non sine gravissimo animi moerore intelligere potui. Ut enim alia praeteream, triste mihi admodum spectaculum fuit, cum licet corpore absens mente tarnen et affectu vobis praesens, illos viderem qui post contractum et consummatum vel in compaternitate vel in secundo affinitatis aut consanguinitatis gradibus matrimonium, supplices dispensationis beneficium implorant, et ab excommunicatione, quam illegitimo tali matrimonio contraxerant, absolutionem magno desiderio postulant et facultatem desiderari, qua iis succurri eorumque saluti recte consuli possit. Scripsi hac de re ad Pontificem, sed cum multae sint Ecclesiae necessitates, quae Sancti Patris animani occnpant, ut mirum videri non debeat si non statim singulis per omnia satisfiat. De ipsius tarnen voluntate non dubito quin paratissima sit ad indulgendum quicquid pro animarum consolatione et salute peti ab eo possit. Et ut ne aliqui, dum haec quae ad salutem eorum faciunt procuramus, diuturniori aliqua mora et expectatione desperent, faciantque ea quae non conveniunt, placet mihi, ut cum eis reverentia vestra, quos dignos repererit, in foro conscientiae dispenset et ab excommunicationis sententia, quo Ecclesiae sacramentis communicare possint, absolvat. Si quid iu eo praeter facultatem mihi concessam factum sit, malo in hoe a misericordi Domino de nimia misericordia quam de crudelitatejudicari. Porro quaecumque in re Catholicis, in illis partibus agentibus, consolationem aut opem aliquam adferre possum, certos illos reddat, me non minus praestiturum quam propriae meae diocesi, si tali loco foret, praestitum exoptarem. Si quid praeterea fuerit quod me scire oporteat, non gravissimum fuerit id intelligere. Bene valeat reverentia vestra, quam Deus servet a malis et donet
25



386
in isto munere rite et prudenter agere et perseverare usque in finem, ut mereatur accipere coronam, quae legitime certantibus proposita est. Coloniae, 23 Juli 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 226T en 227r.
418. 1590, JULI 26, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Montalto. Vraagt, of voor een kanonikaat in s. Marie te Utrecht, waarvan het benoemingsrecht aan den paus toekomt, misschien in aanmerking kan komen Wigle (Vigilius) Omins (Oem?), een jeugdig geestelyke uit Utrecht.
Al cardinal Mont'alto.
E' vacato un canonicato nella chiesa collegiata di santa Maria de Ultrajetto per morte di uu Teodorico Tybault, qual mori alli 3 di queste mese, secondo il stilo antico, et alli 13 secondo il nuovo, la collatione del quale spetta a N. S. et a quella S. Sede. Me si propone da persone di autorita et d'integrita un giovane chiamato Viglio Omio, clerico di Ultrajetto, Cattolico di molta expettatione in ajuto della religion' Cattolica, et degno di simil beneficio; che se in Roma non fusse altro di questo paese benemerito di quella Santa Sede, potra vostra signoria illustrissima anteporre questo Viglio et racommandarlo alia Santita Sua, che sara la provisione in persona dicostui commendata; et humillissimamente etc. Di Colonia, li 26 di Guylio, 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8, f. 4*.
419. 1590, AUGUSTUS 4, KEULEN. — Frangipani dringt opnieuw bij Clemens Crabeels, bisschop van 's Hertogenbosch, er op aan, dat aan Johannes Segersz., pastoor van Westerhoven (bij Eindhoven), de hem toekomende tienden zullen uitbetaald worden.
Episcopo Buscoducensi.
Reverendissime Domine. Becepimus iteratam supplicationem Joannis Segeri Westerhovii, pastoris seu vicarii perpetui ecclesiae de Westerhoven, vestrae diocesis, nobis exponentis gravi et justa cum querela suas et ecclesiae suae praedictae necessitatem et paupertatem, adeo ut tandem nimia egestate et impatientia victus cogetur demum curam suam pastoralem non sine maximo scandalo et subditorum suorum praejudicio deserere ob defectum alimentornm. Unde non parum commoti fuimus memores quod alias reverendissimam dominationem vestram rogavimus 1), ut desuper mature prospicere et misero supplicanti de aliqua honesta satisfactione providere vellet. Miramurque preces nostras et literas in re tam justa non majoris apud eam ponderis fuisse. Quare denuo has revendissimae dominationi vestrae dare decrevimus, eam serio requirentes ut protinus isti bono pastori (nobis de bona nota ob singulorem ejus vitam, mores, doctrinam et hoe tempore maxime necessariam vigilantiam apprime commendato) per partis decimarum istius loei assignationem congrue provideat ac Suis necessitatibus subveniat. Quod commode fieri posse arbitramur per confirmationem ordinationis capituli vestri, alias sede vacante dicto pastori proinde satisfactae et concessae, donec suo tempore desuper per unionem beneficii
1) Bij schrijven van 23 Juli 1588, hierboven medegedeeld.



387
juxta concilii Tridentini mentem commodins et plenius providere poterit. Quod si sine ulteriore mora et praetextu nllo fiet, gratissimum id nobis fuerit. Jam enim tempora haec tam periculosa non patiuntur ut ad ecclesiam matricem *), unde supra 140 annos ob locorum distantiam et alias rationabiles causas seperati fuerunt parochiani isti,'relegeatur; maxime cum jam animae quaerendae sunt, et non expectandae ut ultro veniant. Meminerit etiam dominatio vestra reverendissima decimas primo deberi pastoribus, qui episcoporum coadjutores sunt, et prae caeteris portant pondus diei et aestus. Speramus itaque quod sic erga hunc pastorem se aequam praebebit reverendissima dominatio vestra, ne occasionem habeat pro re tam justa tertio ad nos pro ulteriori remedio revertendi, quod illi hand gravatam ecclesiam cum uberioris portionis assignatione, quantam in nobis erit, concederemus. Deus Optimus Maximus dominationem vestram reverendissimam ecclesiae suae utilitati diutissime conservet. Coloniae 4 Augusti 1590.
420. 1590, augustus 18, rome. — Kardinaal Alessandro Montalto aan Frangipani. Diens schrijven, handelend over een kanonikaat van s. Marie te Utrecht, is op bevel van den paus aan den kardinaal-Datarius gezonden.
L'altra lettera, che paria del canonicato di Santa Maria di ültrajetto, si
è data di ordine di N. S. al signor cardinale Datario
Di Roma, a li 18 d'Agosto 1590. Di vostra signoria
Come fratello A[lessandro] cardinale Montalto. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 20, f. 237'.
421. 1590, augustus 22. — Sixtus V geeft aan Joachim Trognesius verlof om voor het gebied der Nederlanden na te drukken de weldra verschijnende Vaticaansche edities van den nieuwen Brevier !) en andere liturgische boeken, alsook van den „Index" der verboden boeken.
Dilecto filio Joachino Trognesio 8), typographo et bibliopolae Antuerpiensi, Sixtus papa V. Dilecte fili salutem et apostolicam benedictionem. Cum propediem fottfrum speremus ut Breviarium, Diurnale et Missale Eomanum, alias ex decreto concilii Tridentini4) restituta, ac felieis reeordationis Pii papae V, praedecessoris nostri iussu edita 6), novissime vero nonnullis diurnis officiis et missis particularibus sanctis propriis a nobis aucta, multisque mendis
1) Bergeik was de moederkerk van Weslerhoven; in 1442 waren deze kerken vaneen gescheiden. Coppens, Nieuwe beschr. v. h. bisdom van 's Hertogenbosch III', p. 180.
2) Zie over de zeer merkwaardige emendatie, welke Sixtus V met den Brevier van zijn voorganger, Pius v, het z.g. „Breviarium Pianum" voorhad: Suitbert Baumer O. B., Geschichte des Brevier*, Freiburg im Breisgau (1895), p. 479 en v.v.
3) Joachim Trognesius, die later polemische werkjes van de Jezuïetenpaters F. Coster en Jean David heeft uitgegeven; zie Bibliolheca Belgica I Serie.
4) Conc. Trid. Sess. XXV (Continuatio), Decretum de breviario et missali.
5) 9 Juli 1568 was de bulle „Quod a nobis" van Pius V verschenen, waarbij de nieuwe Brevier werd voorgeschreven.



388
de nostro mandato expurgata, et secundum Bibliam vulgatae veteris lectioms nuper a nobis restituta et correcte, e typographia nostra Vaticana, ac Index librorum prohibitorum novissime confectus quam emendatissime in lueem prodeantur - Nos, nt Breviarium, Diurnale. ac Missale Indexque praedicta necnon etiam Officium beatae Mariae virginis ad Catbolicorum commodum quantocius proferantur, de tua fide, diligentia et in typis excndendis peritia plurimum in Domino confisi, teque propterea specialis gratiae favore prosequi volentes, motu proprio et ex certa nostra scientia ac de apostolicae potestatis plenitudine tib, urn, ut postquam Breviarium, Diurnale et Missale, ut praefertur, aucta et emendata et Officium beatae Mariae e typographia nostra Vaticana prodiennt, Indexque publicatus fuerit, illa omnia in Inferiori Germania, seu regione Belgica, divisim typis cudere ac in lueem caraeteribus figurisque et immaginibus pulcherrimis et in aere incisis, ad instar tarnen exemp arium dictae nostrae typographiae et Indicis, nihil addito et immutato, edere libere et licite possis, auctoritate apostolica, tenore praesentium, Beenham et facultatem concedimus. Ne autem aliqui in tui damnum et praeiudicium et forsan etiam m Breviarii, Missalis, Indicis et Officii beatae Mariae detrimentum, illa postmodum simili vel diversa ratione imprimere audeant, eadem auctoritate pari motu inhibemus omnibus utriusque sexus christifidelibus^ praesertim bibliopohs et librorum impressoribus ubique locorum et gentium^ub indignationis nostrae et excommunicationis latae sententiae, in locis autem temporali nostrae mnsdictioni subiectis, etiam sub mille scutorum auri in auro pro una Oamerae apostolicae, pro alia accusatori, et -pro reliqua tertiis" partibus tibi, vel a te ius et causam habentibus, applicandorum poenis, ne Breviarium, Diurnale, Missale, Officium beatae Mariae et Indicem huiusmodi, vel ahquod ipsorum vel singulorum partem aliquam in unam vel plures tomos, aut alias quoinodocumque, in istis regionibus vel alibi imprimere vel ab aliis quam a te, vel in dicta nostra typographia impressa, vendere, seü venalia habere vel proponere audeant vel praesumant; et nihilominus universis et singulis venerabilibus fratribus patriarebis, archiepiscopis et episcopis, ac dilectis filns eorum vicariis et officialibus, necnon quibusvis aliis locorum ordinariis per praesentes, motu pari, mandamus, ut quoties pro parte tua fuerint requisiti, vel ahquis eorum fuerit requisitus, tibi in praemissis efficacis defensionis praesidio assistentes et praesentes literas, ubi et quando opus fuerit, solemniter publicantes, faciant auctoritate nostra eadem praemissa ab omnibus, ad quos spectat, inviolabiliter observari et contra inobedientes et rebelles, vel alias quomodolibet contravenientes, praedictas et alias sibi benevisas sententias, censuras et poenas illas etiam saepius aggravando exequantur, invocato etiam ad hoe, si opus inent, auxilio brachii saecularis. Decernentes praesentes literas ex quavis causa de subreptionis vel obreptionis aut nullitatis vitio seu intentionis nostrae vel quopiam alio defectu notari, impugnari vel invaliden, aut eis m aliquo derogari, etiam intuitu et contemplatione cuiuseumque personae vel loei, non posse, nee sub quibusvis revocationibus, suspensionibus, limitationibus et derogationibus similium aut dissimilium gratiarum, etiam per nos et Sedem apostolicam ac; Romanos pontifices, successores notros, etiam in crastinum suae ad summi apostolatus apicem assumptionis vel consistorialiter aut alias quomodolibet, factis vel faciendis, ac Cancellariae apostolicae regulis vel constitutionibus et ordinationibus apostolicis editis et pro tempore edendis, comprehendi, sed



389
semper ab illis exceptas, et quoties illae emanabunt, toties in pristinum et "Validissimum statum et sub posteriori data, per se eligenda, concessas esse, et ita per quoscumque indices ordinarios et delegatos, etiam causarum palatii apostolici auditores, sublata eis et eorum cuilibet quavis aliter iudicandi et interpretandi facultate et auctoritate, iudicari et definiri debere; necnon irritnm et inane quicquid secus super his a quoquam quavis auctoritate scienter vel ignoranter contigerit attentari. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus apostolicis, statntisque et consuetudinibus, etiam iuramento, confirmatione apostolica roboratis, privilegiis quoque, indultis et literis apostolicis, quibusvis personis in eontrarium praemissorum quomodolibet concessis, confirmatis et innovatis. Quibus omnibus illorum tenores, ac si ad verbum insererentur, praesentibus pro sufficienter expressis habentes, illis alias in suo robore permansuris, hac vice dumtaxat, specialiter et expresse derogamus, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae in Monte Quirinali, sub annulo Piscatoris, die 22 Augusti 1590, pontificatus nostri anno sexto.
M. Vbsïbius Barbianus. Secr. Brevium. Vol. 153 (Brevia Sixti V Juli—Aug. 1590), f. 346.
422. 1590, SEPTEMBER 12, KEULEN. — Frangipani verzoekt aan den kanselier van Gelre, Willem Crepius, hem goed op de hoogte te honden van de politieke gebeurtenissen in diens naaste omgeving.
Gancellario Geldriae,
Non poteram satis mirari quod tam rarae dominationis vestrae ad me perveniebant literae. Caeterum ex proximis literis, quae valde mihi gratae fuerunt, intellexi causam, nempe quod nimia morborum saevitia afflicta et impedita rarius ad me perscribat. Quam tarnen excusationem etiam illubens admittere debni, quia arertere non possum, quod sane magno me dolore excruciat. Quod vero amplius se excusare cupit, seipsum potius incusare videtur, cum dicat se nullum scribendi argumentum aut novi aliquid habere. Yalde miror, praesertim cum degat (in) confinibus Geldriae, ubi semper aliqnid de hostium consiliis eorumque motibus et bellico apparatu atque etiam excursionibus auditur, quae sane vellen), si nihil aliud occurreret, ad me perscriberet, ut saltem crebiores dominationis vestrae literae ad me praeferantur.
Breviter igitur, ut finem faciam scribendi, de matrimonio contrahendo, quod in literis suis mihi proponit, respondebo: hanc facultatem dispensandi de matrimonio contrabendo non esse consessam; si contractum jam esset, libentissime in gratiam dominationis vestrae et civis istius, cum quo jus hospitii commune habes, commodum et emolumentum facerem. Si quid aliud erit, in mea positum potestate, quo dominationem vestram gratificari potero, paratismum me semper illi exhibebo. Romae igitur imprecandum erit. Curet, ut quam citissime pristinae restituatur valetudini. Colonia, 12 Septembris 1590.
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 240r.
428. 1590, SEPTEMBER 28, KEULEN. — Frangipani aan Parma. Vraagt namens de Karmelieten te Meurs om schorsing van het besluit, waarbij de boeken, welke zich



390
op het kasteel te Meurs bevinden en eertijds door Adolf van Nieuwenaar uit het Karmelieten-convent aldaar werden weggevoerd, aan de Franciscanen te Roermond zijn geschonken.
Al signor duca di Parma.
Li Padri di san Francesco di Ruremunda, per quanto m'imagino, devono haver solamente preposti a vostra signoria ch'il commodo loro, senz' osservare la ragione del terzo, poscia che d'all' ordine, dato da lei al signor Zacchini, ch'a loro donasse la libreria, qual si trova nel castello di Moers, vengo in chiarezza che gl'habbiano taciuto essere stata gran parte di essa et forse tntta del convento dei Carmelitani di Moers, quali furno spogliati dal conté di Moers, quando, apostato della religion' Cattolica, depredo tutto il convento loro, et portata in castello, avanti che venisse in potere di sua Maesta Cattolica; et gli habbiano anche nascosto molte circonstanze per quali mi rendo certo che, quando vostra serenissima altezza fosse stata interiemente informata, non 1'havrebbe si facilmente compiaciuto di simil gracia. Perciö, havend' havuto ricorso da me detti Carmelitani et pregatomi a voler loro porgere ajuto presso di lei, non ho potuto mancare, venendo 1'ufncio da una causa giusta et pia come questa, cosi humilissimamente la supplico che se degna far soprasedere 1'esecutione del ordine suo. La cosa, essendo ragionevole et giusta, dara facil' adito a questa lettera per ottenere da vostra serenissima signoria la gratia ch'io gli dimando per quel convento di Moers. Et il santo Dio in questi suoi felici progressi la prosperi sempre di bene in meglio. Basciandosi humilissamente per fine le mani; da Colonia, li 28 di Settembre 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. H, f. 246».
424. 1590, SEPTEMBER 28, KEULEN. — Frangipani richt zich tot Peter of Karei van Mansfeld, opdat de boeken der Karmelieten te Meurs voorloopig daar mogen blijven.
Al signor conté di Mansfeldt.
Io m'imagino che il serenissimo duca di Parma a qualche simstra informatione, fattagli dai Padri di san Francesco di Ruremunda per conto della libreria, che è nell' castello di Moers, si sia mosso a farne donatione a loro senza riguardo che non solamente se priva quel luoco d'una commodita tale, ma anche lo convento delli Padri Carmelitani, che vi è fundato, quali pretendono Ia maggior parte di essi libri esser stata loro propria, et che ne li privasse il conté di Moers, quando apostava dalla religion' Cattolica, spogliö il convento loro di tutti beni ch'havevano et lo ridusse sinagoga di Calvini. Per ilche stimando detti Padri haver' appresso loro quella libreria dentro il castello per la benignita del castellano col soccorrerli di qualche parte nelli bisogni, non se sono mossi a dimandarla. Com' adesso ch'intendono sia stata destinata fuora di Moers, cosi hanno havuto ricorso da me, pregandomi ch'io mi voglia interporrer in questo loro licita domanda col procurare l'impedimento dell' esecutione data dal sodett'o signor duca al signor Camillo Zachini *), sin che siano intese le loro raggioni; in che tanto piü volentieri 1'ho promessa 1'opra
1) Bit schrijven volgt hierachter.



391
mis presso vestra eccellenza, quanto ch'iu effetto conosco Moers seutirne molto danno per esservi anche necessari teologi, quali se ne doinandano per beneficio publico di tutto quel contado. Prego dunque vestra eccellenza, si degni coli' autorita sua fare ch' si soprasedi alquanto la gratia del signor duca di Parma, sino a nuovo ordine di sua altezza, qual* informata che sara del tutto spero che non si rendera difficile in conservare quella libreria dentro il convento dei Carmelitani di Moers, donde è uscita, si come pur'io non mi diffido di ottener da vostra eccellenza ancbora 1'istesso desiderio, che in ogni occasione exhibisco per suo servizio, et pregrandoli il colmo delle sue grandezze, la bascio le mani. Da Colonia, le 28 di Septembre 1590.
Napels, biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 246r. en v.
426. 1690, SEPTEMBER 28, KEULEN. — Frangipani aan graaf Camülo Zachini, die door Parma is belast de boekerij, welke voorheen heeft toebehoord aan de Karmelieten te Meurs, naar het Franciscaner convent te Roermond over te brengen. Verzoekt hem met de uitvoering van dit bevel nog wat te wachten.
Al signor Zachini.
Io intendo che per ordine del signor duca di Parma quella libreria, quale si trova nell castello di Moers, sia destinata al uso de i Padri di son Francesco di Ruremunda, et che per ciö habbia commisso a vostra signoria molto illustra 1'esecutione di quella sua volontó, la qual, si fosse stata informata a pieno delle ragioni de i Patri Carmelitani, che sono in Moers, come che di ragione se dovrebbe conceder piü tosto ad essi ch'a quelli, sendo stato loro gran parte di essa, et levatali dal conté di Moers in tempo ch'apostatö dalla religion Cattolica et depredo tutto il convento loro. Io non mi dubito che sua altezza non havesse havuto riguardo alle ragione de i detti Padri Carmelitani, la onde, havendo io di ciö cognizione abastanza et considerando il manifeste torto ne resultarebbe quando 1'ordine di sua altezza havesse il suo effetto, come anco il danno che quel convento di Moers ne sara per partire, dovendo pure quella libreria essergli necessaria, non altrimente ch'alli Padri di san Francesco di Ruremunda, ho voluto preudermi questo ardire di farmi qualch' instanza a vostra signoria molto illustra, non perchè mi intendo di oppugnare vel contravenire ad alcun volere di sua illustrissima, ben che minimo, ma solo per rispetto della giusta causa, per la quale io mi movo col pregarla; vogli per amor mio soprasedere tal esecutione sin' ad altro ordine, ch'io 1'assicuro che 1'istesso signor duca non sara per sentirne offesa alcuna quando l'illustrissima signoria sara chiarata dell'equita et delle raggione della parte di detti Padri Carmelitani.
Da Colonia, li 28 2) [di Settembre] 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. il, f. 246T.
426. 1690, SEPTEMBER 28, KEULEN. — Frangipani aan den vicaris apostoliek van Groningen, Arnold Nylen. Tracht het vertrouwen van den vicaris, die zich door onjuiste beschuldigingen tegen den nuntius heeft laten innemen, terug te winnen, maar ver-
1) Dit schrijven is hieraan voorafgegaan.
2) Bij vergissing staat er 23.



392
langt tevens nadere inlichtingen omtrent die beschuldigingen. Vermaant hem tot zelfbeheersching, vooral tegenover hen, die den vicaris kwalijk gezind zijn. Over het op te richten Jezu ietencollege te Groningen.
Vicario Gruningensi.
Non absqne magna animi nostri perturbatione percipere potuimus, quomodo reverentia tua luctui se tradiderit propter quorumdam hominum frivolos sermones, quibus nos applaudisse animumque nostrum ab ea alineatum credit, et illam non iisdem, quibus solebamus, benevolentiae et amoris signis complectamur. Vehementer certe dolemus reverentiam tuam tali esse afflictam tristitia et tam dejecto et conturbato esse animo, ut vix ullum consolationis officium a quoquam admittere velit. Nostrae tarnen humanitatis fore putavimus huic tui moeroris vnlneri aliquod saltem adferre remedium, quo illam animi tui aegritudinem, si sanare non posses, saltem aliqua ex parte levare queas et cohibere, ut nostra haec tempora requirunt et noster erga reverentiam tuam fert amor, illam ab omni violentia et cura vindicandi; sibique certe persuadeat velim nos eadem animi benevolentia erga illam esse affectos, qua eo tempore quo te vicarium constituimus, et intelligat nos nullo modo permissuros, Ut etiam in minimo nostra erga te benevolentia imminuta videatur. Si nobis esset cognitus advocatns ille Crithii *), quem frequenter exprimunt literae reverentiae tuae, monuissemus illum ut se contineat a convitiis. At si Suffridus esset, non difficulter aperiretur aditus agnoscendi, a quo resciverit commendator in Oostervirum ') sui monasterii negotium. Contemnat, quaeso, reverentia tua istorum hominum levitatem: incumbat viriliter officio sibi injuncto, et firmiter credat nos nusquam authoritate m suam a nequissimis hominibus conculcandam proterendamque permissuros. Illud nobis vehementer fuisset gratum, si reverentia tua verbis apertis declarasset et illius Alexandris nomen, cujus litteras se vidisse dicit, quibus a quodam fido amico sciscitabatur, an Antonius Folcardi, confrater suus, refnndere posset 80 daleros, Coloniae numerandos, casu quo ejus nomine hic tantummodo exponeret. Inquirat, obsecro, reverentia tua, ut sciamus cuinam et pro qua re expositurus erat, et nobis fideliter significet. In causa Crithii procedat reverentia tua eamque decidat arbitrio suo, et si ita sibi videbitur expedire ut assessores admittantur, laudamus ut eos sibi assumat, quos antea novi, scilicet: dominos Georgium a Westendorp et Jockonem Rimberts, consiliarios regios, ut communibus vocis causa secundum Juris dispositionem teminetur. Valeat et in vinea Domini laboret, ridens omnium clamores, contemnens omnem aemulationem et invidiam, et si amplius aliquid mali hinc ad se scribetur, ad nos deferat, ut singulorum audaciam et temeritatem deprimamus.
De collegio erigendo eam tantum curam sumendam credimus, ut incorporatio fiat, sed ut instituatur collegium Groningani consules litteris propriis difficultatem nobis objecerunt, quod his temporibus calamitosis ferre nequeant onus pecuniae a patre Henrico Samerio petitae; propterea in tranquilliora tempora Patrum introductionem differendam censuerunt. Verum cum incorpo-
1) Deze Critius was een afvallig geestelijke, die echter tot inkeer kwam, gelijk wij uit de volgende brieven van Frangipani zullen vernemen.
2) Oosterwierum: daar bevond zich het z.g. Heveskesklooster: een nonnenconvent, waarover de kommandeur der s. Jansorde toezicht had.



393
ratio absque cognitione fieri nequeat, oportet ut aliqui viri pii isthic seligantur, quibus incorporandarum rerum judicium ex Romanorum sententia tradatur, vel ut nos Groningam seu eo prope veniremus, ut nós ipsi Pontificis voluntatem exsequamur, quod demum eo differendum statuimus quo novus Pontifex in demortui locum surrogetur; nescimus enim an in hac legatione persistamus, an simus in Italiam revocandi. Coloniae, 28 Septembris 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. II, f. 247».
427. 1690, OCTOBER 1, KEULEN. — Frangipani bericht aan den landkommandeur der Dnitsche orde te Maastricht, dat hij den of ficiaal van Luik heeft belast een vereeniging tot stand te brengen tnsschen het Angnstijner klooster te Maastricht en het convent der Tertiarissen aldaar. Zendt hem de brieven van volmacht over met verzoek ze aan de rechters en gedelegeerden in deze zaak te willen overhandigen; hoopt van hem den goeden uitslag te vernemen.
Commendatori Ordinis Teutonici Trajectensis.
Cum multis abhinc mensibus nobiscum certo constitueramus Leodium nos conferendi, ut ibi multa et gravia negotia et ad fidei Catholicae statum confirmandum pertinentia ad optatum finem perduceremus, nihil magis tarnen nobis incubuit quam ut piae illustrissimae dominationis vestrae voluntati respondere possemus in expediendo negotio unionis coenobii, in honorem divi Augustini dedicati, et conventus Tertiae Regulae sancti Francisci, quod quidem uosmet expedire posse sperebamus, si Leodium iter fecissemns. Sed cum jam videamns spem Leodium brevi proficiscendi fere nobis incisam propter nonnullas causas, quae nos hic manere necessario cogunt, conducere putavimus ut aliquem illic eligeremus, cui vices nostras committereremus. Visum itaque nobis est vicario et officiali Leodiensi hoe unionis negotium, qui fideliter illud exsequatur, domandare his litteris adjunctis. Nihil siquidem gratius nobis contingeré posset quam si omni diligentia et industria in id incumberet, et ut illustrissimae dominationi vestrae literis de foelici hujus unionis successu instruamur, obnixe rogemus. Erit ergo cura sua judicibus et delegatis litteras reddi, et si quae alia in re dominationi vestrae grata facere potnerimus, id omnibus modis efficere conabimur. Qua optamus diu incolumem vivere. Coloniae, primo Octobris 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 248r.
428. 1690, NOVEMBER 16. — De Keulsche nuntius Frangipani aan het kardinaalscollege te Rome: over den vooruitgang van den Katholieken godsdienst in Holland, waartoe een spoedige vrede nog meer zou kunnen bijdragen.
Cosi come per le medesime cause il nemico di Olanda ancor
dorme, cor tutto che havesse il conté Mauritio tentato di rubbar' Donckercha questi giorni a dietro, e fu da nostri ributtato.
Et per questo silentio 'delParme le cose della religion' Cattolica in quel contrado si trattano hoggi con piü liberta et maggior quiete di quei pochi sacerdoti, ch'io vi sostengo assai mesti di non poter' consolar' il popoio desideroso di ricever il S. Sacramento della Confirmatione, non essendovi vescovo, che glilo ministri, nè suffraganeo, che s'assicuri di andarvi, nè di poter'



394
legitimar' i matrimonii contratti in 2° gradu per facolta che non s'have, et per impotenza di domandarsi la dispeusa in Roma. Perö non è difficil cosa ridurvi 1'uso publico della religion' Cattolica, quando si cessasse dall' arme, lo che non aspettano da altro principe le persone pie e veramente Cattoliche con maggior certezza di goderlo, eccetto da nn Pontefice, che sia vero padre di tutti et zeloso della salute et tranquillita di tutta la republica christiania
Colonca Vol. 2 f. 1003 (oorspr.). Vgl. Arohiv. I n». 2139.
429. 1590, NOVEMBER 19, KEULEN. — Frangipani aan den vicaris-apostoliek van Groningen. Omtrent het opheffen van sommige kloosters ten bate van het op te richten college der Jeznieten kan hij nog geen beslissing nemen. Den abt van Oldenoord (?) moet de gelegenheid geschonken worden zijn goeden wil tot hervorming te toonen. Ten opzichte van het s. Janshospitaal vermaant hij den vicaris tot meer omzichtigheid. Komt met beslistheid en verontwaardiging op tegen de vermetele beschuldiging van den vicaris, alsof hij zich door geldzucht zou laten beheerschen.
Ad vicarium Gruningensem.
Super unionibus istorum monasteriorum faciendis pro collegio Patrum Societatis Jesu, istic erigendo, de quibus loquuntur literae tuae longiores 8 hujus datae, nihil nobis videtur alterandum, dum Pontifice caremus, nam literae nonnullas difficultates afferuut, quas oportet ut maxima prudentia evitemus, ne quod assequi velimus, a nobis longe fiant. Si tibi negotium omne committeremus, veremur in eo nos frustari; quare illud nobis consilii capiendum esse arbitramur, vel novi Pontificis electionem expectare, qui nobis idem mandatum renovaret, et tune, si Gruningam ob vicinitatem hostium Proficisci non valemus, illue prope accedemus, ut omnia plenissime juxta mentem Pontificis examinentur et S. S. referantur; (vel) ut aliqui prudentes viri isthic seligantur, quorum prudentiae potestatem omnem, quam accepimus a sancta Sede apostolica, committemus; super quo sententiam tuam nou illibenter audiremus. Verum nullus fuit qui nos monuit cunctatorem talium iu hoe esse audiendum, ut scribis, praeter istius civitatis magistrum, qui difficultatem injecit temporum calamitatis, quibus vis et potestas auferebatur tantam pecuniae summam in unum congerendi pro Patribus recipiendis, quanta ab iis petebatur.
Super altero negotio abbatis in Oldedoort *) improbamus sententiam tuam, quae est ut a nobis injuugatur abbati, ne mutationem aliquam circa rem sui conventus attentet; nam si vere et non ficte de malo in bonum diriget, non est impediendus; si vero fucum boni prae se ferre videatur, statim corruet, et noto nostro non iniquo satisfiet.
De difficultatibus hospitalis sancti Joannis *) nihil penitus audivimus, nee super illis intempestive quicquam cogitandum opinamur, cum consultius agnoseamus hujusmodi rem esse meditatione tantum, non loquela, permntandam. Verum si de his aliquid scripserit Suffridus Petrus Crithio, hanc esse causam deprehendimus, nimirum odium et dissidium, quo hujus mystici corporis membra
1) Oldenoord ligt bij Middelstum; daar was echter geen abdij of klooster; misschien wordt bedoeld: Oldenklooster in de Manie.
2) Te Oosterwierum.



395
se mutuo destruunt; et tarnen in politicis non secus accidit, ut si mem bruin unum ab aliis laedatur, non rapitur impatientia, non statim insilit in ledentem, non armatur ad vindictam, nee ulla ratione studet malum pro malo reddere, sed exbibet sese patientem.
De pecuniis, quas literae tuae loquuntur a Orithio solutis Suffrido, non possumus" nisi satis mirari quod in iis tam audacter scribatur nos haec temporalia venari, et eo magis admiramus (quod) falsis argumentis illud probare nituntur, quemadmodum (ex) contractu scripto hujus viduae defuucti Gerardi Roda, hic inserto, deprehendimus.
Si nos non quae Jesu Christi, sed quae nostra sunt, quaereremus, ut eontrarium asseris, talem poenam huic temeritati irrogaremus, quae inferioribus esset exemplo, cum contra superiorem audeant inique murmurare. Non mirum est ergo si muitos audimus hic adesse qui te nonnullis mendaciis publice vel secreto onerant. Viduam examinavimus, Crithii literas legimus, et bene nobis conscii sumus si censum daleri et reliqui octaginta sint rariores quam literae tam falso asserunt erogati.
Dispen sa vimus Crithium eo modo, qui legitur in secuqdis literis nostris, cum in eo casu de fide tua vehementer dubitaverimns, postquam illa dispensatio a Patre Samerio probabatur contrariis rationibus, quibus a te infringi nitebatur. Et tarnen idem Pater praesit loco quo tu; certos nos reddidit in illo Orithio commeudando a recta conscienta transversum unguem non discesisse.
Sed de his hactenus, cum ea quae Jesu Christi sunt, non quae nostra, sequi velimus; propterea de reliquis tecum non agam, sed adeas pro litterarum responso Patrem Samerium, ad quem scribimus quid tibi faciendum super casibus quos proponis. Et Deus tibi meliorem mentem suggerat. Coloniae, 19 Novembris 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII B. 11, f. 261»—262».
430. 1590, NOVEMBER 20, KEULEN. — Frangipani geeft aan pater Samerius S.J. volmacht om Joannes Critins, een afvalligen geestelijke, die tot inkeer is gekomen, met de Kerk te verzoenen. Betoont zich zeer ontevreden over het gemis aan beleid bij den vicaris-apostoliek te Groningen, maar vooral over diens lichtvaardige veroordeeling van den nuntius en het oneerbiedig schrijven, aan hem gericht.
Ad patrem Samerium.
Accepimus uno tempore binas literas reverentiae vestrae 8 hujus datas, in quibus agitur praecipue de conversione Crythii. Cum multum propterea gratulamur et Deo condignas gratias agimus, et reverentiae vestrae charitatem immensam commendamus, dantes eidem reverentiae vestre omnem potestatem eundem Crythium absolvendi in utroque foro et cum illo dispensandi super excessibus enarratis, eumque mystico corpori, a quo sua crimina segregarunt, nniendi, et (in) officiis ecclesiasticis restituendi, illis penitentiis et satisfactionibus injunctis, quae reverentia vestra pro ejus salute expedire videbuntur; et ita libellum secum, hic adjunctum, nostro manu signatum nostroque sigillo munitum, subscripsimus.
De negotio collegii erigendi scribimus nonnulla ad vicarium, quae possit



396
cum reverentia; vestra conferre, quibus hoe unum addimus, nimirum oportere patienter ferre hanc longanimitatem, cujus est causa Sedis apostolice adhuc vacantia, nam creato Pontifice pro rei gravitate negotium aggrediemur eo modo quem vicario referimus.
De isto vicario multa mala hic audivimus sparsa; quae cum a nobis calumniose objecta censerentur, illum semper protezimus, et sub aiis nostris recepimus. Nunc oportet, ut omuia quae de illo dicuntur vera credamus, postquam necdum in alios sed. etiam in nos superbire, tumescere et inflare videatur, cum nos apertis literis arguat, quod accepimus 80 daleros a quadam viduapro parte Crithii, et quod nos haec temporalia niraium venamur, et quod deberemus sequi ea quae Jesu Christi sunt, non quae nostra. His verbis illum insanire nobis videtur, quibus parum abfuit quin eadem cum veritate profereretur ut nos quae nostra sunt, non quae Jesu Christi, sequamur, cum illum ab officio deponere statueremus. Censet ille home quod, postquam noluimus probare sententiam suam in denegando Folgardo 1) dispensationem quam petiit, nos demum Folgardo ob octuaginta daleros concessisse.
Quod Fulgavdo *) benigui fuerimus, duo nos moverunt. Unum fuit snspitio malae voluntatis illius hominis ih Fulgardum 3), postquam nobis, dispensandi facultatem illi concedentibus, respondit: se tuta con scientia dispensare non posse; quae verba conscientiam nostram redarguere videntur, ac si nos preter conscientiam illum dispensatum voluissemus. Si enim nos, absentes, facillimum esset ab iguoto decipi, potuisset allegare causas, quibus illa dispensatie deneganda erat, et modestis verbis nps edoceri de veritate, 'ut ipsi, non ipse, de conscientia nostra judices constitueremur.
Alterum fuit authoritas et perspecta fides reverentiae vestrae erga nos, quae illum commendavit, contraria ratiocinans quam homo ille; ille dicebat mul tos esse ministros, at contra sua reverentia [paucos?].
Sed quomodo fieri potest ut a Folgardo octuaginta daleros accepissemus, cum homo ille in alteris literis suis de his octuaginta daleris agens, a nobis moneretur, ut inquirat quinam eos sol visset, cui et qua de re, et nobis significaret? Si enim nobis essent soluti, id ab illo non petivissemus, cum nostra conscientia remansisset accusatrix. Et tandem nobis in postioribus literis suis scribit quandam viduam defuncti Gerardi Roda hic Coloniae numerasse dictos 80 daleros ad manus Suffredri Petri, quod nos voluimus examinare, et omnia falsa deprehendimus.
Negat primum Suffredus illos accepisse, et vidua interrogata fatetur sibi nee suis constare de dictis 80 daleris, sed beue de 26 daleris, quorum asserit se dedisse usque modo 25 Suffrido, nee invenio pro Folcardi literis plus quam 6 coronotos exsolutos, ed adhuc alios tres a Folcardo missos audio pro secundis litteris.
Testatur autem Suffridus accepisse a Folcardo quandam pecumiae summam, quae sibi nomine Frisiae nobilum ob eorum stemmata, in Historiis Frisiae, quas nuper edidit, exarata, muneris causa tradebatur; et hoe est quod reperimus
1) Antonius Folcardi.
2) Folcardo.
3) Folcardum.



397
super hoe pecuniario negotio, de quo homo ille tam impudenter, tam inique et tam indebite indignissimeque macula nos notatos velit; incumbat ergo officio suo, nam qui illum contra nonnnllorum voluntatem instituit, destituere potest.
Haec reverentiae vestrae noluimus esse celata, ut agnoscat quam debite de illius hominis ineptitudinem conqueri debeamus; verum si Gruningensi ecclesiae vir (sit) necessarius, volumus in hoe casu sequi quae Jesu Christi sunt, non quae nostri, ut ille nobis (in) posterioribus objicit.
Scribit etiam ad nos de quodam viro quem musto, id est aqua, pomis et raelle confecta, utebatur in altare, petitque potestatem a nobis illum absolvendi. Reverentiae vestrae significamus voluntatem nostram esse, vel quod ab illo vicario vel a reverentia vestra absolvatur, et sic his literis utrique talem potestatem damus.
Scribit etiam quod fuit monitus a commendatore in Oosterwirum, ut de ipsius probitate literis publicis testaretur, quod negavit, et ad haec nihil aliud possumus respondere, quod agat quid sibi conscientia dictaverit.
Subjungit alterum de quodam viro, sane 70 annorum religioso, pastoratui divae virginis Dei parae Gruningensis praeficiendo, qui, cum filius sit sacerdotis, habet tarnen dispensationem; dubitat homo ille an debeat in illo pastoratu confirmari. Ad quod respondendum esse dispensationem examinandam, nam si legitima sit et casum amplectitur, nescio quare non possit confirmari. At si fuerit illegitima, non meum sed Pontificis dispensare; quae omnia potest reverentia vestra cum illo homine conferre, et nostro nomine amplecti, gratulari et benedicere Crithium conversum, cui potestas reverentiae vestrae traditasufficit, et illi pro responso ad suas. Et valeat in Domino semper, nostrique sit memor in orationibus sacrificiisque suis. Coloniae, 20 Novembris 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. \\, f. 259»—261r.
431. 1590, DECEMBER 30, KEULEN. — Frangipani rechtvaardigt zich bij pater Samerius S. J. ten opzichte van beschuldigingen, door den vicaris-apostoliek van Groningen en anderen geuit, alsof hij bij het uitvaardigen van dispensatiebrieven zich aan hebzucht zou hebben schuldig gemaakt.
Ad patrem Samerium.
Reverende pater. Si charitate perfecta reverendus pater vicarius etquivis alter me diligeret, mecum aliter se gereret, dum admonere me velint, ne tam magnas pecuniarum sum mas exigam; nam si vera sit exactio, oportet, aut ipse sim qui exigat, vel alter me conscio aut me inscio. Quod pecunia exigatur fateor, cum id quod exigitur mihi tradatur; sit quod sit, magna summa, uti fertur, hoe est falsum. Me tantum ac voluntatem meam rectificare possum absque rubore et aperto pectore, quia inventor ipse non fui exactionis hujus, sed hunc usum inveni eumque sum secutus, adherens eorum consilio, qui sequebantur episcopum Yercellensem, bonae memoriae, praedecessorem meum, quosque mecum ex Italia duxi. Si potius abusus esset.nuncupandus, hoe non judicabo; nolo enim in hoe casu plus sapere quam oportet sapere. At tameu abstinuissem tanquam a re sordida et natura mihi odiosa, quemadmodum, si non abstinuissem, non egerem quo privor; testis sit mihi ipsa paupertas, ipsa necessitas, testis sit mihi quoque Pater Rector hujus collegii Societatis Jesu, qui multum me juvit amicorum suorum ope, quibus ingentem pecuniarum



398
debeo summam. Verum si gratis omnia concederem, nihil utilitatis afferam reipublicae, cum nullus eorum, qui post me venient exemplum meum observarent, et obessem mihi; prodessem autem inimicis, quamvis in hoe non tantum lucrarer, quin aere alieno gravatus oportebit ut in Italiam rèdeam, uti viribus propriis, non alienis, in Germaniam veni, et tarnen hanc functionem non ambivi, sed vocatus accessi; testentur ii qui me norunt quique provinciam non affectant. Tribus ergo basibus vita mea fulcitur in bis partibus: ordine, mensura et parsimonia, e quibus, si tantillum dimovetur, mox illud mihi contigit quod funambulis, aequipondio perdito. Si alter exigat, me inscio et me prodito, tam magnas pecuniarum sum mas, quibus ego non absque meo moerore traducor, hoe fieri potest, cum assumam oporteat in partem curarum alios qui manu, factisque me juvant; et omnis ratio et institutio vitae hominum adjumenta desiderat, praesertim in hoe munëre libellorum supplicium. Cui cum difficile mihi fuerit praeficere non peccaturum, praefeci quem ex animo damnare potuissem cum peccasset, nempe virum sacerdotem, episcopatui meo subditum natum, et a multis annis mihi notum, postquam exterum, ad id muneris asscemptum, dimisi, alio scelere astrictum. Hic potest me decipere, (si) velit, in exigendo plus aequo et ob hanc famam suspectus est mihi; attamen nunquam jure damnare potui, etiam quod advigilassem, cum aliquando deprehenderim innocuum, originemque hujus famae non ejus culpae duxi, sed causidicorum aviditati, qui, ut a suis clientibus extorqueant quam velint pecuniam, falso persuadent maximam summam fore necessariam pro redimendis libellis, ut se ditent, alios pauperent multosque infament, quemadmodum nonnullos fraudulentos agnovi.'Et quamvis foelicior sit innocentia citra suspicionem, non tarnen patitur vitae meae status praesens, ut hanc suspicionem tollam hunc virum ab officio removendo, nam, cum lubrica sit eorum vita qui in hoe officio versan tur, Ion ge metuendum est ne in alium virum improbissimum inciderem; at si tantillum hunc criminosum deprehenderem, nedum ab officio sed ex aula removeretur, et indignus aspectu meo perpetuo condemnaretur. Propterea cum talis vox percrebuerit, et amice quis me monere velit, nunquam offendenderer moiiitione; si quando de me quid tale auditur, vocis author observaretur et quidnam solutum sit, cui et pro qua causa inquireretur; tune enim agnoscerem ab omnibus me perfecte diligi meque Deo lucrari veile, non mundo, et agnoscerent caeteri quantum ab hujusmodi qnestu sim alienus. Quamobrem hunc modum inveniendum censui, quo mea fama non laederetur, quem si archiepiscopi, episcopi, pastores omnes omnesque, qui mea sub delegatione Dei ecclesiam regnant, observarent, perspectum esset mihi et clientibus, qui pecuniam solvunt et conqueruntur, nimirum, vel ut qui aliquid a me expectant, personam meam tantum adirent vel ut renuntiarent pastoribus suis, quid sibi concedi velint, et pastores ad me scriberent singulorum omnium infirmitatem ; tune enim verreretur alicujus officina, et quae recta via venissent ad me, eadem ad propios lares redirent, gratiis potiti, quas petiissent. Cnret ergo reverentia tua ac reverendus vicarius, cui eas literas communes esse volo, ut omni populo innotescat neminem obtinere posse gratiam aliquam a me, qui coram me non sistat, eandemque a me non petat; quod si facient, invenient me omnium paren tem. Valeat reverentia tua quacum observem eam certe non inferiorem humilitatem, quam si prostatus Sacramentum Poenitentiae suscipiens, reddere volui de hoe avaritiae crimiue mihi falso imposito, et de innocentia vitae meae, quam praestare possum, postquam homines qui de me



399
loquantur male adire non possum. Et reverendo patri vicario significet, ut sit animo forti ne succumbat neve credat quod difficillime me ad lenitatem inclinem, quod m vindictam exciter, et nesciam me cohibere. Coloniae, penultima die Decembris 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. tl, f. 279» 280».
482. 1590, december 30. — In antwoord op een schrijven van Arnoldus Nylen verklaart Frangipani, waarom hij aldus tegenover hem moest optreden. Hij waarschuwt hem tegen achterdocht en tracht den vicaris moed in te spreken bij het vervullen van zijn ambt.
Ad vicarium Gruningensem.
Accepimus literas reverentiae vestrae 12 hujus datas, quibus pro nostra dignitate tuenda oporteret ea responderi quae scripsimus Patri Samerio, sed ne uterque nostrum fatigetur, censuimus eadem reverentiae vestrae communicanda. His ergo nihil aliud addimus quam credat optamus nos non esse stoicos, qui putabant hominem sapientem nulla animi commotione teneri, sed peripateticos magis sequimur, cum delicta non culpae magnitudine sed dementia misericordiaque dimetiamur. Abjiciat ergo qnaeso metus illius species, quae animum opinione mali perturbare solet, viresque bene regeudi, quas hactenus habuit, suscipiat, easque iu animi fortutudine ac magnitudine ponat, reliquaque contemnat ac despiciat, cum nos alienae infirmitati facillime compatiamur. Et reverentia tua sibi persudeat se nobis charissimam esse, summaque benevolentia eomplectimur. Incumbat ergo illius ecclesiae curae, quam ex animo tibi commendamus, et ea, quae majori authoritate indigebunt, vos in dïes moveant et valeant. Coloniae, die penultima Decembris 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11. f. SSU.
433. 1591, januari 15, keulen. — Frangipani spreekt Gerlach Doys, deken van s. Lebuinus te Deventer, over schulden aan, te Keulen gemaakt om der wille van zijn zoon, welke sinds anderhalf jaar nog niet zijn voldaan. Verlangt onder bedreiging van excommunicatie, dat de deken binnen 20 dagen die schulden zal voldoen; zoo niet, dan zal de nuntius de zaak voor de wereldlijke rechtbank te Deventer moeten brengen.
Ad decanum Daventriensem.
Reverendissime domine decane. Gravem et lamentabilem querelam Cornelius Schultinghius Strinvichius, rector collegii Laurentiani Coloniensis, ad nos detulit, in effectu continentem: quod cum reverentia tua eidem centum et quindecim daleros Colonienses communes ratione con victus filii magistri Gerlaci Doys 1) (de quo debito chirographum magister Gerlaci filii nobis coram ostendit, et quoque literas reverentiae tuae, quibus solutionem pro filii victu eidem promisit) debeat, et adhuc consimiles triginta tres daleros, quos nepos ejusdem rectoris apud sartorem expromisit pro comperandis vestimentis, nihilomimus solutionem ultra sesquiannum differat. Imploravit igitur supplex auxilium nostrum, ut authoritate apostolica reverentiam tuam serio moneremus (praesertim cum episcopus et ordinarius judex loei modo Daventriae nullus agat, ad quem confugere possit) ut ante vigesimam diem post harum insinua-
1) Was sinds 1572 deken van s. Lebuinus te Deventer: Hiêt. Ep. Daventr. p, 29.



400
tionem realem solutionem ipsi Coloniae procuretis per transmissas certas literas cambii vel alio quovis modo, ne diutus fictis cambiis, ut hactenus factum conquerebatur, eludatur. Addidit etiam hoe conquerens quod, licet potuisset et voluisset hanc eandem quaeremoniam magistratui Coloniensi exponendo, promotoriales . tam ad senatum Daventriensem quam ad magistratum regium seu capitaneos suae majestatis, ibidem praesentes, impetrare, maluit tarnen honori reverentiae tuae consulendo per nos, uti ecclesiasticum magistratum, hac via ad solutionem moneri et urgeri. Et, quamquam nuntius Daventriensis, harum lator, ex filia reverentiae tuae pro excusanda solutione praetacti debiti, intellexerit culpam, quod praedictus filius reverentiae tuae discesserit versus patriam et in hostium manus inciderit, in conquerentem rectorem Laurentiauum derivatam iri, sciat tarnen reverentia tua conquerentem hoe pernegare et per professores collegii et alios se ad probandum, quatenus opus sit, offerre, scilicet filio ab aliis creditoribus suis extra collegium tantas molestias fuisse comminatas et factas, ut secure sine pecuniis Coloniae diutius du rare, cum etiam pene nudus esset, carens vestibus, non potuerit, atque ita ob solam culpam parentis, saepius ad hoe moniti tam per filium quam conquerentem, non mittentis filio ad convictum et vestitum necessariam pecuniam, ipsum coactum dissuadente aut saltem non suadente conquerente iter arripere. Quam ob rem cum officii ratione meam operam implorantibus deesse nee velim, nee possim, ut scandalum evitetur apud laicum magistratum, honori reverentiae tuae consulatur, aliaque graviora incommoda subsecutura evitentur, tam ex christiana charitate quam pro authoritate apostolicae legationis, qua fungimur, serio reverentiam tuam sub poena excommunicationis monemus, ut omni postposita longiori mora infra 20 dies post traditionem harum monitorialium praedicto conquerenti, sicuti et nepoti suo, tam planum et liquidum debitum satisfaciat, ut idem suis creditoribus, quibus nomine filii obligatus est, sicuti et nepos ipsius fidem servare possit; certiores reddentes, quod nisi infra praedictum terminum nobis respondeat se huic monitioni paraturum ac reipsa paruisse et soluisse probet, ad ulteriorem conquerentis instantiam, probata coram nobis manu tua et filii tui, quas conquerens nobis ostendit, eandem excomunicabimus, et coram suis confratribus talem denunciari curabimus, et insuper brachium saeculare invocando ad magistratum Daventriensem scribemus, ut reverentiam tuamad plenariam solutionem, Coloniae praestandam, cogat atque compellat. Coloniae, die 15 Januarii 1591. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 4r—5r.
434. 1591, JANUARI 30, KEULEN. — Frangipani aanvaardt de verontschuldiging, welke Arnoldus Nijlen over zijn vroeger geschrijf betuigt, en wenscht hem het beste toe bij zijn verder bestuur.
Ad vicarium Gruningensem.
Dilecte in Christo fili. Exhibitae nobis sunt literae vestrae, quibus teipsum de prioribus quibusdam scriptis purgare contendis, quam quidem purgationem libenti ac candido animo amplectimur, teipsum autem hortantes ac in Domino obsecrantes, ut eadem, qua coepisti, animi constantia, pietate, morum gravitate, coeterisque virtntibus gregi tuo praesse studeas, ut omnia cedant in laudem et gloriam Dei. Valeas. Coloniae, 30 Januarii 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 6T.



401
435. 1591, januari 30. — Frangipani bericht aan pater Samerius, dat deze de hem geschonken volmacht om Critius te absolveeren te eng heeft opgevat.
Ad Patrem Samerium.
Dilecte in Christo fili. Traditae sunt nobis literae vestrae, ex quibus intelleximus quod dispensationam nostram ex parte Crithii nimis arctatrutina ponderasti; facis id quidem filiali amore, sed nunquam illa animi nostri sententia fuit, quasi eundem ab excessibus, in libello supplici contentis, et enarratis tantum absolvendum putaverimus, sed ab omnibus etiam occultis. Pro majori itaque conscientiarum tam ipsius quam etiam tuae securitate eundum Crithium ab omnibus et singulis, tam enarratis quam occultis et secretis, etiam de restitutione bonorum ecclesiasticorum male perceptorum, item de rehabilitatione ad sua beneficia, et ut testamentum, seu ultimam voluntatem, condere possit, apostolica nobis authoritate concessa, et qua fungimur in hae parte, tibi eundem Crithium absolvendi, restituenti et rehabilitandi potestatem concedimus. Valeas, Coloniae, 30 Januarii 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 6».
436. 1591, februari 4. — De nuntius Frangipani aan kardinaal Paolo Sfondrato, ter aanbeveling van Viglius Oom voor een kanonikaat in s. Marie te Utrecht.
..... Vacö similmente nel mese di Luglio passato per morte di Teodorico Tribault il canonicato, che possedeva nella chiesa collegiata di S. Maria di TJltrajetto in Olanda, et proposi alia S. memoria di Sisto V Viglio Omio, clerico ültrajettino, figlio di Cornelio Omio, consigliero di S. M<*. Cattolica, qual come constantissimo nella religione Cattolica et fidelissimo ministro del suo principe ba non solamente educato li suoi figli nella religione medesima, ma è stato gran protettore del clero et d'i Cattolici contra quei ribelli. Et gli fu fatta la gratia dalla Sta. Sua, ma per la morte che gli sopravenne non hebbe effetto. Cosi adesso propono et racomando a N. S. et a V. S. Illma. et Rma. detto Viglio, figlio di questo buon genlilhuomo, per consolarlo nelle tribulationi et per confirmarlo nella prottetione della religione et delle cose ecclesiastiche, occupate da nemici . . . . Di Colonia, li XIIII di Pebraro 1591. Colonia, Vol. 2 f. 1018 (oorspr.) — Vgl. Archiv. I n». 2139.
487. 1591, februari 12, keulen. — Frangipani aan pater Samerius: wat er ten opzichte van Oldenklooster moet geschieden, heeft hij reeds aan Arnold Nylen geméld. Hoe met Critius te handelen, is hem thans ook bekend.
Ad Patrem Samerium.
Literae tuae mihi (admodum reverende Pater) gratissimae fuerunt. Quod ad mortem attinet abbatis in Oldencloister ») et quid in hoe negotio faciendum erit, ex patentibus literis cognoscere potes, quas ad dominum Vicarium dedimus. In causa quoque domini Johannis Crithii, quid a reventiatua agendum sit, jam ante aliquot dies scripsimus, nee dubitamur quin easdem nostras literas rece-
1) Oldenklooster of Marne; een klooster van Premonstratenser-nonnen, toegewijd aan S. Jan den Evangelist.
26



402
perit eundemque absolverit. Quod etiam maximus ab eodem Crithio fructus pro Catholica ecclesia expectatur, audivimus libenter; Dominus ter optimus maximus ipsius conatus secundet prospere, illum etiam hortantes ut in vinea Domini strenius laborare non desistat, quo tandem fructus uberes hic et in futuro saeculo percipere queat. Coloniae, 12 Februarii, 1591.
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 9*.
438. 1591, februari 12, keulen. — Frangipani deelt aan het stadsbetunr van Groningen mede, wat hij heeft gedaan ten opzichte van het nonnenconvent Oldenklooster, dat gedeeltelijk voor onderhoud van het op te richten Jezuïetencollege te Groningen zal worden bestemd, en verzoekt in deze zijn steun.
Ad Senatum Groningensem.
Ornatissimi viri atque in Christo nobis dilecti. Quanto uberiori gaudio perfusi fuimus vehementiusque in Domino recreati, quando intelleximus, quod ardentibus desideriis intensisque studiis hoe jam ab aliquo tempore expectebatis, ut datis ad illustrissimum Parmensem literis in vestra illa republica collegium Societatis regiae majestatis clementi gratiosaque voluntate obtineretis, tanto vigilantius atque studiosius in hanc curam hactenus incubuimus, ne ulla a sedula Dei providentia oblata occasio vestris votis gratificandi a nobis neglecta esse videatur. Et cum minime dubitemus res vestrae civitatis adhuc satis esse afflictas, ita ut vestri subditi huic oneri ferendo nondum sint pares, ac cum certa relatione cognoscamus Patrem. Nicolaum in He'elmunda, abbatem conventus dicti vulgo Oldecloister in Mama, Ordinis Praemonstatensis, tituli sancti Nicolai 1), Groninghensis diocesis, esse in Domino defunctum, volumus plane hanc tam commodam opportunitateih, quam Dei benignitas praebet, vestris spiritualibus praeclare consulendi, arripere et istam ecclesiasticorum bonorum partem huic negotio tam salutari, tanquam Deo optato, tandem aliquando conficiendo, sine ullo publico rei detrimento applicare. Ac propterea scripsimus jam non solum duabus illis virginibus, quae abbatem solent eligere, quibus sub poena excommunicationis et aliarum gravium censurarnm severe prohibemus, ne ad electionem novi abtatis nobis inconsultis ullo modo progrediantur, rerum etiam dedimus literas ad dominum Vicarium vestrum, quibus ipsi serio mandamus, ut omnibus modis novi praelati designationem nostra sacrosanctae Sedis apostolicae authoritate impediat; et, ut firmo praesidio ipsius studium roboravimus, significavimus quod, si contingat ipsum in impediendo electionis istius negotio, brachii saecularis auxilio indigere, ut ad vos confidenter confugiat, opem oportunam imploraturus. Et quidem, licet hanc in spem venerimus (plurimum de vestra fide et aequae causae protocinandi studio et voluntate confisi) vos ipsi vestra authoritate non defuturos, praesertim in negotio, quod ad vestram rempublicam ornandam imprimis spectat, tarnen ut vobis omnibus et singulis de nostra etiam voluntate, qua eisdem commendare quam maxime in Domino perenpimus, clare constaret, existimabamus has praesentes ad vos perscribendas, atque iisdem animos vestros,
1) Uit de Historia episcopatus Groningensis p. 47, zou men moeten opmaken, dat dit nonnenklooster, afgescheiden van de abdij Bloemkamp, niet s. Nicolaas maar s. Jan den Evangelist tot patroon heeft gehad.



403
heet propriae virtutis inclinatic-ne satis propensos, adhihitis veluti ealcaribus ad praestandam quovis tempore vestram hanc operam acrius exercitandos. Nam si quis vel ex parte virginum vel veteris juris, aut privilegiorum vel undecunque etiam aliae difficultates moveantur, dahimus operam ut removeantur, et non solum cum illustrissimo principe Parmensi sed etiam (si opus fuerit) cum ipsa regia majestate atque Pontifice agetur. Et quamvis vestrae civitatis spintualis utilitas eaque (ut speramus) uherrima hoe negotio praecipue spectetur, nos tarnen hoe vestrum officium eo animo complectimur ac si propriis nostris commodis hi vestri conatus desudarent. Precamur benignissimum Deum, ut nos omnes et singulos coelestis benedictionis optato beneficio magis magisque cumulet augeatque. Coloniae, 12 Februarii, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 11, f. 9r en
439. 1591, FEBRUARI 12. - Frangipani aan Arnoldus Nylen. Dankt voor zijn benent omtrent Oldenklooster, en bericht wat er voor het Jezuïeten-college te Groningen zal gedaan worden. Keurt de maatregelen goed, door den vicaris apostoliek genomen en belooft hem zjjn steun.
Ad vicarium Groningensem.
Literae vestrae 27 Januarii Groningae datae, nobis 11 Februarii Coloniae redditae sunt, quibus de obitu illius abbatis ») certiores reddimur, necnon de Patrum Societatis Jesu collegio, isthic ipsius conventus reddituum occasione tundando, monemur. Quam sane vestram curam et sedulitatem laudamus maxime, dabimusque operam, ut ad ecclesiae Groningensis splendorem et salutem finem suum debitum consequantur. Interim quid hac in re sit agendum per adjunctas nas literas intelligetur. Quod ad causam domini Joannis Crithii attinet, scripsimus Patri Samerio ante aliquot dis, nee dubitamus quin literas nostras acceperit, et quod in mandatis habuerit exsecutus sit, In causa decani Drenthiae »), quod eundem ob caedem perpetratam absolvisti, bene fecisti. Quod vero e contra idem reverentiam tuam in comitiis derigore accusavit, minime illud laudandum existimavimus, sed ad nos nihil de his prolatum aut indicatum est; quod «forte aliquando ad nos relatum fuerit, indicabimus prima oportunitate. bimihter etiam, si quid ad nos pervenerit quod abbatibus quibusdam jus primam tonsuram coaferendi interdixeris, atque ideirco ad nos appellare minati'fuerint. «Ibil aliud factum est; si autem aliquid futurum sit, indicabimus quoque, ut ita illorum technas et fraudes detegamus. Contra illum abbatem, qui partem monasterii virginum alienare Voluit in emphyteusim, censuimus fore consultius nihil attentan; cum si alienaverit apostolica Sede inconsulta, possit suo tempore almatio annullan. At si consensum petet, tune illi denegabitur et inhibebitur, quemadmodum, si alienare studeat, expediret omnes emphyteuticos moneri ut aulhter agant. Nihil aliud est quod ad reverentiae tuae literas respondeamus, aisi illam moaentes et in Christo exhortantes, ut quemadmodum foeliciter incepit, graviter pergat, nee virorüm dentes pertimesceat. Coloniae, 12 hebruani 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, D. 12, f. 11».
1) Van het nonnenkonvent Oldenklooster in de Marne.
2) De deken van Drente resideerde te Koevorden.



404
440. 1591, FEBRUARI 12, KEULEN. — Frangipani aan Johannes Crittins. Verheugt zich over zijne bekeering; pater Samerius zal hem krachtens volmacht van den nuntius met de Kerk verzoenen.
Ad Crithium.
Dilecte fili. Literas tuas 27 Januarii Groningae datas, 11 Februarii accepimus, easque plenas amore et observantia cum erga S. Sedem Apostolicam tum nostram personam intelleximus. Quod ad primum earundem membrum, nempe de obitu abbatis monialium sancti Nicolai in Mama attinet et applicatione bonorum ejusdem monasterii in usum et commodum Patrum Societatis Jesu, scripsimus et deteximus nostram mentem reverendo domino Vicario. (Quoad) alterum vero membrum, continens causam tuae personae propriam, scripsimus quoque ante aliquot dies Patri Samerio, nee dubitamus quin literas nostras acceperit, teque in pristinum statum restituerit. Faxit Deus, ut restitutus perseveres in Dei gloriam et honorem tuamque salutem, pro qua in orationibus advigilabimus. Coloniae, 12 Februarii 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XU, B. 12, f. llr.
441. 1591, FEBRARI 13, KEULEN. — Frangipani aan Gregorius Gerinx. Over de wreedheid en afpersingen van de Spaansche bezetting te Roermond en elders. Raadt den vicaris generaal aan, dat er een vertrouwde afgevaardigde uit Roermond om redres naar Parma zal gaan. Deze moet dan tevens spreken over belastingen welke van kerkelijk goed worden geheven; de bewering, dat dit geschiedt met pauselijke toestemming, komt hem niet waarschijnlijk voor.
Ad vicarium Ruremundensem.
Literae vestrae 8 Februarii Ruremendae datae, 13 ejusdem Coloniae nobis traditae sunt, quas sane heu tristi ae perturbato animo legimus, posteaquam intolerandam regiorum militum ac plusquam beluinam ferociam (qua apud vos imprimis grassantur) ex iis perceperimus. Sed quo remedio huic malo succurri valeat, non facile invenire possumus; tales etenim ac similes querelae quotidie ad nos deferuntur, adeo ut quasi commune malum essa certe yideatur. Cum itaque severitate aP«d eosdem nihil (ut quotidiana experientia docet) effici posset, lenitate quadam illos potius aggrediendum esse indicarem. Et quia nos ipsi cum duce Parmensi ea de re egimus, et tam sua celsitudio quam praefecti caeteri omnes summe sese excusent, non ab re vos facturos existimarem si aliquem ex vobis, bene informatum, ad ducem Parmensen destinaveritis, qui singula (in quantum fieri potest) eidem aperiat; non diffido quin pro sua in Catholicos maxima benignitate aliquid remedii huic malo adhibeat. Praeterea quod scire a nobis [vis], utrum nobis de gratia, ut allegant contributionum magistri et exactores, quam summus Pontifex catholicae regiae majestati super bona ecclesiastica indulsit, aliquid constet, fatemur libere nihil omnino nobis constare, neque verosimile videri. Quapropter si illud quoque duci proponeretur, non admodum nobis displiceret, ut nos etiam factum in animo habeamus.
Quod ad dominum Cuyckium attinet, jam antea a nobis aliquoties serio admonitus est, ut munus hoe sibi oblatum et impositum gratanter aeceptare



405
et in eo pro viribus strenue laborare non recusaret, neque eundem adbüc admonere desistemus; utque vos idem faciatis, rogamus1).
Quantum ad casum domini Balthasari Fabricii, nihil ea de re adhuc ad nos perlatum est, neque pro dispensatione apud nos institit (dolemus tarnen ex animo). Si quid in posterum forte rescripserimus, facturi sumus quod acquitatis et justitiae fuerit, et quod a nobis petitis. Valeat reverentia vestra. Coloniae, die 13 Februarii 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 8T.
442. 1691, FEBRUARI 14, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato z). Berichten over de vrijheid van beweging der Katholieken in Holland. Aanbrengers, welke den priester aldaar belagen. Een vergadering van afgevaardigden uit Engeland, Schotland, Holland en Zeeland in Kopenhagen op handen.
La religion Cattolica in Olanda si mantiene occultamente con maggior frutto cbe se vi fusse publico. L'uso essendo cbe per la porta di liber ta a di connivenza di quei, che governano, subintrano certi esploratori non per altro fine che di procurar maggior persecutione a quei poveri sacerdoti, che esponeno a tutte 1'hore in pericolo la vita loro.
Di Olanda me si scrive ancora, ch'in Danimarca si faria nel mese ch'entra una dieta di diversi deputati, cioè del medesimo re di Danimarca, dell'altro di Scotia, della regina d'Inghilterra, et delli Stati di Olanda et Zelanda, senza
sapersi quelche s'habbia di trattare Di Coloniea li 14. di Febraiö 1591.
Napels, Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8, f. 25».
443. 1591, FEBRUARI 14, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato. Vraagt opnieuw 3) een kanonikaat in s. Marie te Utrecht aan voor Wigle Omins (Oem), een geestelijke van daar geboortig. Wegens den dood van Sixtus V is de vroegere gunstige besehikking niet kunnen doorgaan.
Al signor cardinal Sfondrato.
Vacö similmente nel mese di Luglio prossimo passato per morte di un Theodorico Thibault il canonicato che possedeva nella chiesa collegiata di santa Maria di Ultrajetto in Olanda, et proposi alia Santa memoria di Sisto V Viglio Omio, clerico Ultrajettino, figlio di Cornelio Omio, consigliere di sua Maesta Cattolica, qual, come constantissimo nella religione Cattolica et fidelissimo ministro del suo principe, ha non solamente educato li suoi figli nella medesima religione, ma è stato gran protettore del clero et d'i Cattolici contra quei rebelli. Et gli fu fatta la gratia dalla Santita Sua, ma per la morte, che
1) Cuyck, ofschoon in 1590 door den Koning van Spanje tot bisschop van Boermond benoemd, bleef voorloopig te. Leuven, en heeft het bisschoppelijk ambt eerst in 1596 aanvaard. Habets Gesch. v. h. bisdom v. Boermond, II, p. 461.
2) Paolo Camillo Sfondrato, staatssecretaris onder Gregorius XIV. Deze laatste was tot paus verkozen 5 Dec. 1590.
3) Zie het vroeger verzoek, bij schrijven van 26 Juli hier boven.



406
gli sopravenne, non hebbe effetto. Cosi adesso propono et racomando a Nostro Signore et a Vostra Signoria illustrissima e reverendissima detto Viglio, figlio di questo buon gentilhuomo, per consolarlo nelle tribulationi et per confirmarlo nella protettione della religione et delle cose ecclesiastiche, occupate da nemici. Conchè humillissimamente le baccio la mano. Di Colonia, li 14 di Febraio, 1591. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8, f. 25T.
444. 1591, FEBRUARI 15, KEULEN. — Frangipani aan Cuyck. Berust er in, dat C. het bisdom van Roermond vooreerst niet durft te aanvaarden. Over de benoeming van Henricus Gravius.
Ad dominum Cuycbium, Lovaniensem decanum.
Binas literas reverentiae vestrae, alteras 7 et 5 Calendis Februarii Lovanio ad nos datas, accepimus 16 Calendis Martii.
Ad alteras vero literas in quibus difficilem admodum te exhibes ad munus episcopale Buremundense acceptandum ob causas in tuis literis allegatas satis probabiles, scias quod nostri animi intentio non est te urgere, dummodo praeter conscientiae scrupulum et Catholice regiae majestatis offerrsionem tamdiu abesse valeas, donec omnipotens Deus meliora nobis tempora aspiraverit, ne si fortasse hac conditione contempta et spreta, quae ultra oblata est, et alia postea vacaverit paulo melior, etiam sperneres. Gratulamur tibi et universitati quod dominus Gravius *) subierit munus ad quod fuit ablegatus; speramus inde multum honoris et beneficii cum tibi tum universitati consecuturum. Valeat reverentia vestra, quae nobis erit perpetuo commendata. Coloniae, 15 Februarii 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. llr. en T.
445. 1591, FEBRUARI 17, KEULEN. — Frangipani aan Herman van Musschenbroek, raadsheer van Friesland. Spoort hem aan om de zaak van den koning en van de Kerk toch trouw te blijven.
Clarissimo et eruditissimo domino Hermanno a Moissenbroick, regiae majestatis consilario in Frisia.
Clarissime domine. Quod frequentibus litteris ad dominum praepositum Gandavensem2) nobis salutem dominationis vestrae imprecabatur nostriquememoriam habeat, pergratum est intelligere, ac semper vicissem dominationi vestrae idem optamus et omnia nostra officia obsequiaque offerimus. Quis rerum status sit, et quibus difficultatibus et periculis respublica et religio Catholica versetur, satis ex eodem praeposito intelligere dominationem vestram existimo, cujus officia, eidem dominationi vestrae nota, praedicare superfluum Meimus. At hoe optaremus aeque omnes intelligere ipsius syncerum et liberalem animum, zelum et studium erga religionem et res regias ac nos idipsum usu et expe-
1) Henricus Gravius, hoogleeraar te Leuven, reeds onder Sixtus V naar Home ontboden, om daar toezicht uit te oefenen op de Vaticaansche drukkerij en zijn hulp te verleenen bij de uitgave der Vulgaat. Zie: Foppens-Miraeus, Biblioteca Belgica. Zie ook hierboven het schrijven van Frangipani op 6 Juni 1590.
2) Bucho van Aytta, proost van s. Bavo te Gent.



407
rientia compertum habemus; plus ponderis et argumenti suis prudentibüs consiliis et rationibus tribueretur. At cum in praesentiarum res eo loco sunt constitutae, ut etiamsi omnia in unum conferantur consilia, vix salutem sperare liceat, hortamur atque paterne monemus dominationem vestram, ut quemadmodum hactenus strenuo operam suam reipublicae impartita est, ita in hisce fluctibus eandem continuare pergat, et apud optimos quosque regi et religioni addictos, rem omnem promoreat, uti apud dominos praesides Pamelium Assonvillium *), Richardotem ») (quorum fides pietasque erga regem et religionem nobis commendatur et praedicatur) facere non dubitamus. Quibus omnibus caeterisque principibus et dominis consiliariis, cum quibus dominationis vestrae notitia et rerum communicatio intercedat, commendatos cupimus, nostrumque obseqium deferet, si qua in re usui esse possimus; et si ad eosdem scribendum per nos tibi videbitur, nobis significet. Nos vicissem pro nostra pastorali sollieitudine nihil praetermittemus ad conservationem reipublicae et religionis, Deumque precabimur ut foeliciora largiatur et vos omnes conservet incolumes. Coloniae, 17 Februarii, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 15r.
446. 1591, MAART 25, KEULEN. — Frangipani aan George Westendorp, raadsheer in het Hof van Friesland. Betoog, dat de verkiezing van een nieuwen abt in Oldenklooster, ofschoon reeds geschied vóór zijn beschikking, toch nader moet onderzocht worden. Een klooster-visitatie is derhalve door den nuntius reeds gelast. Vraagt om den steun van het Hof. Beroept zich op de algemeene volmacht, reeds aanstonds bij zjjn3 optreden als nuntius te Brussel ontvangen. Waarom hij zflne bemoeiing in deze niet kan uitstellen. Zal zich om een eindbeslissing te krijgen, richten tot de regeering te Brussel en tot den paus. Een gelukkige oplossing ware het, zoo de proosdij van Cusemer vrijwillig voor onderhoud van het Jezuïeten-college te Groningen zou worden bestemd.
Ad Georgium Wessendorpium.
Quamvis edictum nostrum inhibitorium accesserit post electionem fratris Theodorici Amnii, praepositi in Cusamer •), in abbatem veteris monasterii in Marna, non tarnen debilitatum illud arbitrari quis debet ob illam juris regulam: quod factum est, infectum fieri nequeat. Nam edictum nostrum neminem privat eligendi jure, sed tantum suspendendam electionem dictat ea ratione ut adversus varios et dolosos subveniret, qui in illum conventum calliditate quadam seipsos inferre et introducere cogitassent, postquam ibi nedum regulam omnem monasticam abrogatam, verum etiam cultum divinum, non temporis angustiis sed Fratrum nequitia, penitus obsoletum defovebatur. Quemadmodam electione jam subsecuta in dicti fratris Theoderici persona, non possumns illam ita praeterire, quin a nobis examinetur. Quae si legitima probatur, tune optime juris regula congruere videtur: quod factum est infectum fieri nequit. Si vero
1) Willem van Pamele, voorzitter van den Geheimen Raad te Brussel.
2) Cristoffel d'Assonleville, lid van den Geheimen Raad.
3) Joannes Richardot, president van Artois.
4) Cusemer, waar zich een nonnenconvent bevond van de Premonstratensers, s. Mariapoort geheeten.: Oudheden en Gest. v. Groningen, p. 162.



408
illegitima deprehendatur, oportet ut illa, quamvis facta, pro infecta habeatur. Quare si electores in edicti poenam non inciderunt, quia apparuit edictum re non integra, non possunt declinare judicium electionis, quo cognoscatur an legitime facta fuerit; impiissimum enim esset, ut dum incumbimus ea reformare quae legitime sunt constituta, feramus ea quae temporis vicissitudine mutantur, et iterum oporteret ut constituantur praeter canonem, praeter regulam iilegitime constituta. Destinabimus ergo viros qui electionem factam examinant, visitantque conventum. Nam si res bene perpendatur, agitur de praejudicio omnium membrorum Groningensis ditionis, non autem de abbate conventualium, quod sibi vendicant. Nam conventus ille ecclesiaeque omnes, in Groningensi ditione fundatae, non sunt erectae ministrorum ecclesiasticorum quietis et inertiae causa, sed in redemptionem animarum fundatorum, in salutem et prosperitatem reipublicae Groningensis et totius populi Ohristiani. Quod si conventui, debitis ministeriis spoliato, sit occurrendum, non sunt abbates nee monachi, tanquam partes, sed Deus, Ecclesia et fundatores beneficiorum, qui hac in re partes sunt; hi sunt vocandi, cum fundatorum intersit, quorum res agitur; qui, si fieri posset, aliis operariis ecclesiastica munera officiaquedivina, quae juxta eorum mentem ad gloriam et laudem Dei fieri deberent, quam qui ea negligunt et contemnunt, delegarent. At si nos huic rei caeterisque, spiritualia et ecclesiastica tangentibus, manum ex injuncto nobis officio velimus admovere, argumentum tiet apertum potius ingratitudinis amplissimi senatus Groningensis in seipsum patriamque suam quam fidei in, regem, suum principem, si omnium edictorum nostrorum, quae super spiritualibus ecclesiastisque rebus totius status et regionis Groningensis optime dirigendis disponendisque a nobis emanant, executionem remorari velit cupiatque singulis accedat placitum, quod vocant regium. Nam cum hoe placetum accepissemus ab initio legationis nostrae, ita nobis in legatione gerenda placitum semel traditum esse satis arbitramur, quemadmodum si uni vestrum a senatu munus aliquod traderetur, cui esset authoritas et jurisdictio annexa, non esset opus ut in injuncti muneris exsecutione novus assensus expectetur. Quod si quis placitum nobis traditum non credet, curet sibi a Supremo Consilio regio Bruxellensi renunciari. Nihilominus seqüeremur consilium dominationis vestrae, ut mandatum nostrum suspendatur, si paritum esset ab abbatibus edicto senatus, ante electionem illis insinuato nomine regis, postquam nostro parere non potuerunt, ea ratione quod accesserit post electionem factam. Id equidem argumenti est manifestissimi, quod abbates non observando senatus edictum, et senatus ferendo contraventionem abbatum et electorum, contempserint et flocci penderint charitatem, pietatem, zelum Hispaniarum regis, authoritatem Parmensis ducis et voluntatem Summi Pontificis, qui ab his principibus hac in re velut ipsorum animi formator et praeceptor. arcersitus nobis praeceperit ut pro Catholica religione in regione Groningensi retineuda ac promovenda collegium Patrum Societatis, in urbe Groninga instituendum, sedulo incumberemus, illa monasteria supprimendo, quorum nulla exstat monastica disciplina nullusque cultus diviuus, et quorum fructus ac proventüs, si in dicti collegii fundationem converterentur, majori ac longe maximo beneficio Groningensis ecclesia potiretur. Senatus, cum illud non sategerit, nedum efflagitaverit, videretur a tam pio, tam sancto preposito declinare veile- Nos rem omnem deferemus ad Consilium privatum regium Bruxellense, ad ducem Parmensem et ad Pontificem, ut, cognito statu illius monasterii, sta-



409
taant quid magis expediens sit pro juvenibus erudiendis adultisque confirmandis in religione Catholica hoe tempore, quo nullum subsidium spirituale reipublicae Groningensi exstat ab illo conventu, suis debitis ministeriis destituto, monasticaque disciplina ac cultu divino penitus exuto. Et non dubitamus quin illa praetensa electio, si illegitima deprehendatur, nulla declarabitur. Verum si praepositura in Cusamer sponte oblata censeretur congrua fundationi collegii, laudarem ut interim acciperetur, nam initium operi nedum daretur, verum etiam placarentur superiores, et illa difficultas, quam rebus maximis ipsa natura proposuit, superaretur. Quare cum dominatio tua fuerit interpellata, ut apud nos intercederet ne electionem jam factam infringeremus, neve mandat um nostrum inhibitorium ulterius progredi pateremur, ad eandem nos quoque confugimus, pro patriae suae salute in Domino observantes in hanc curam incumbere, ut illa praepositura in Cusamer oblata concedatur. Id enim erit animi et ingenii vestri et ejus spei, quam habere debemus in dominatione tua et senatu, quod in ea sententia perseverabit, quam prae setulerat: nihil sanctius, nihilque religioni munitius pro amplificanda Catholica religione in Groningensi regione ac conservanda institui posse quam Jesuitarura collegium. Contendat igitur, quaeso, atque laboret, ut concessio fiat, et nobis rescribat quam primum quid per se factum fuerit, et interim feremus ut suspendatur exsecutio inbibitorii mandati nostri. Valeat, Coloniae, die 25 Martii 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 22' 23».
447. 1691, MAART 25, KEULEN. — Frangipani aan Arnoldus Nylen. Zendt hem het schrijven over, dat hij in de zaak van het convent Oldenklooster gericht heeft aan George Westendorp. De vicaris moet zich van de hnlp van Johannes Critius bedienen om zoo mogelijk de proosdij van Cusemer voor onderhoud van het toekomstig college te verwerven.
Ad vicarium Groningensem.
Accepimus ex literis reverentiae vestrae datis hac die, quid contigerit (in) negotio Oldecloestrensi. Illud idem" nobis significavit W. C. Westendorp x), ad quem cum rescribamus plenissime diluentes omnia argumenta, quibus electionem legitimam et mandatum nostrum inhibitorium nullius roboris opinatur, voluimus ea de re neque reverentiae vestrae neque reverendo Joanni Crithio amplius loqui, sed omnibus illas cnmmunes voluimus, et hac de re illarum exemplum his addidimus, mandantes reverentiae vestrae et reverendo Crithio ut adsint W. pro illa praepositura obtinenda. Jnterim apud Regium Concilium Bruxellense et serenissimum ducem rem omnem promovebimus. Si vero nulla spes esset obtinendi praepostituram, ad nos deferat reverentia vestra, cui peroptamus ut reverendus Joannes Crithius assistat in eaconsequenda; alioquin vel omnes conventus sunt reformandi et ad pristinum reducendi, vel in iis alia for ma Dei cultus restituenda. Valeat reverentia vestra, quam Deo commendamus. Coloniae, 25 Martii, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 22'.
448. 1691, APRIL 26, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato. Gunstige berichten omtrent den geloofsijver in het Utrechtsche aartsbisdom. Wanneer de vrede
1) Zie voorafgaand sehrijven van Frangipani aan George Westendorp, 25 Maart 1591.



410
tot stand mocht komen, zal het Katholieke geloof in de Noordelijke Nederlanden misschien nog sneller en nog krachtiger herleven dan in Vlaanderen is geschied.
Quella consolatione, che vostra signoria illustrissima et reverendissima mi scrive nell' ultima sua lettera di 6 dell' istante haver' sentito N. S perl'aviso, ch'io donai del frutto goduto qui del santissimo giubileo, spero che se la radoppiera con quest' altro di non minor frutto, che n'han goduto li Cattolici di Olanda in Utrecht, Gouda, Dordrecht et Leiden con 1'opra di duo sacerdoti cosi clandestinamente, come si puo sotto 1'impero di quelli rebelli di Dio et del lor principe naturale; ch'in Leiden solamente habia un di loro udito con 1'occasione di questo giubileo la Confessione di mille anime et piü. Anzi il vicario apostolico, deputato de me nella diocese di Utrecht *), visitando li Cattolici di tutte sudette citta per far lor godere simil duono, mi scrive ch'alcuni eretici siano ritornati alia fede Cattolica; ch'alcuni gioveni di 14 et 16 anni si sono battizati, et molti adulti lasciati da lui, ritornando in Utrecht, in mano di homini pii per disporli al Battesimo, argnmentando vero che soccedendo la pace si restituiria subito al paese la religion Cattolica con lo medesimo frutto et forse maggiore di quelche si vede in Anversa et nell' altre citta della Fiandra, reconciliate al lor principe
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8, f. 34r.
449. 1591, APRIL 29. — Verslag over den toestand van het bisdom Antwerpen (met name in de baronie van Breda en het markiezaat van Bergen op Zoom), door den vicaris-generaal Frans van Thienen namens zijn bisschop Livinus (van der Beke) bij paus Gregorius XIV uitgebracht.
Inter alias Galliae Belgicae
(f. 170v). Quarta pars hujus dioecesis est decanatus Bredensis,
quae omnium aliarum nobilissima atque prestantissima esse solet, sed boe infelicissimo tempore illis quoque calamitate ac devastatione aequipollet. Proinde quidquid de coeteris dictum est, de isto quoqUe optimo jure dici potest.
Hic decanatus sub se habet oppidum Breda, muris circumcinctum (quod est baronia); unum magnificum municipium, Oosterhondt nuncupatum; unum nobilissimum comitatum, Hoochstraten nuncupatum; et triginta sex magnos pagos. Singuli suas ecclesias et capellas habere solent; sed nunc omnes tam in oppido predicto quam in aliis locis spoliatae, profanatae et destructae sunt. Decanatus iste solet ducentos et plures tam sacerdotes quam pastores sibi habere subjectos; nunc vero vix habet quadraginta, et loco centum millium communicantium, quos sibi subjectos habere solet, hodie vix babet duodecim millia.
Oppidum Bredanum anno proxime preterito rursus in hostium potestatem reincidita). Distat a civitate Antverpiensi itinere unius diei. In eo est unica parochialis ecclesia, illaque collegiata, jurispatronatus illustrium laicorum, Mariae Virgini dedicata, in qua sunt duodecim prebendae, et eisdem dignitatibus ac officiis decoratur, quibus reliquae praedictae ecclesiae collegiatae. Praeter bas prebendas sunt in ipsa ecclesia ceterisque aliis piis in locis plurima simplicia
1) Sasbout Vosmeer.
2) In Maart 1590 door de bekende verrassing met het turfschip.



411
beneficia, quae per episcopi vicarium ac visitatorem una cum illorum fructibus ad perpetuam rei memoriam fuerunt registrata. Tria virginum monasteria; unum Ordinis Premonstratensis 1); alterum Ordinis Cauonicorum Regularium, servans regulam S. Augustini, quod in omnibus episcopo Atverpiensi subest *); tertium est Nigrarum sororum 8), quod et illi subest. In quantis autem periculis istorum trium locorum religosae rersentur, unusquisque apud se cogitet. Insuper sunt (est etiam Beginasium) et plurimae capellae plurimaeque piae fundationes; sed bospitale pauperrimum, quod olim ad in star Antverpiensis Lirensis, Herentalensis et Bergensis guberuari solebat, in ultima visitatione, quae facta est per vicarium prefatum anno 1590, repertum est non solum istud xenodochium ab annis quinquaginta a laicis fuisse usurpatum, sed et alia plura pia loca ac pias fundationes a laicis possideri et guberuari. Cum autem episcopus de remedio deliberaret, oppidum ab hereticis frand uien ter fuit interceptum.
Cum autem decanatus iste propinquus sit Hollandie et Zelandis, incolae cum illis et continuüm habeant commercium. Vicarius prefatus in visitatione sua plnrimos sacerdotes, pastores et laicos heresis labe imenit infectos, quos omnes pro majori parte ad fidem Catholicam reduxit. Qui propter Catholicae fidei profeet urn, quem in illo decanatu fieri sentiebat, diutius in illius visitatione permanere desiderabat; sed propter continuas insidias, sibi ab Hollandis et Zelandis instructas, munus visitationis cum maximo vitae snaé periculo imperfectum relinquere coactus fuit.
In comitatu vero Hochstratano (qui- distat a predicto oppido tribus, et ab Antverpia sex Belgicis milliaribus) unica est insignis parochialis ecclesia, illaque collegiata, S. Catherinae dedicata, quae sicut et.aliae hnius decanatus ecclesiae nunc ab incolis in privatos usus et habitationem est conversa. Collatores harum prebendarum coeterorumque simplieium beneficiorum sunt comes de Hoochstraten et capitulum Antverpense. Haec ecclesia praeter decanatum et pastoratum nullas allias habet dignitates. In hoe quoque loco est beginasium et xenodochium; sed ista duo loca ab hereticis facta sunt inhabitabilia. In eodem autem comitatu est monasterium virginum S. Clarae Ordinis S. Francisci, suntque adhuc in hoe monasterio circiter virginti virgines, vivuntque partim ex propriis redditibus (qui admodum sunt tenues), partim ex eleemosinis, partim ex labore manuum. Hae virgines potius divino miraculo quam humano subsidio ali putantur. Et licet hoe monasterium hostibus maxime obvium sit, tarnen quasi intactum hactenus remansit, excepto quod altaria ceteraque loca profanata. Nihil de coeteris decanatibus tam lacrimabile relatum est, quin de hoe (quod episcopi vicarius, istorum omnium locorum visitator, qui nunc praesens est, testari poterit) deplorabilius referri posset.
Quinta ac postrema pars dioecesis Antverpiensis est decanatus Bergensis, qui caeteris decanatibus nobilitate pagorum, subditorum, sacerdotum, monasteriorum, piorum locorum, insignium ecclesiarum et capellarum multitudine olim praestabat; sed oppidum Bergense ante annos quindecim ab hostibus occupatum fuit et adhuc modo occupatur.
1) Het Grauwe-zusterklooster, gelegen in het Valkenberg en aan de Catharina straat (Kalf, De monumenten v. Gesch. en Kunst in de provincie Noordbrabant. Eerste stuk (1912) p. 154).
2) Sint Catharinadal, thans kazerne. Kalf, 1. c, p. 130.
3) Het Zwarte-ztwterklooster, Krijger, Kerkl. Gesch. v. h. bisdom v. Breda III, p. 256.



412
Hic decanatus duo insignia oppida et unum municipium sub se habet, videlicet oppidum Bergen op Zoom muucupatum, alterum Steenbergen, quae validissimis muris et moeniis circumcincta Sunt. In oppido Bergen fuit una ecclesia parochialis, illaque collegiata, juris patronatus marchionis Bergensis, b. Mariae Virgini dedicata, praeter decem canonicatus et prebendas (habens); alia plurima (beneficia) simplicia tam iu predicta ecclesia qua min aliis piis locis fundata fuerunt. In hoe oppido fuerunt quatuor monasteria; unum virorum Ordinis Francisci de Observantia *); secundum vero fuit Virginum regularium, clausuram et regulam S. Augustini observans 2); tertium virginum Nigrorum sororum ■), ejusdem Ordinis et instituti cujus est Autverpiense et Lirense. Quartum est xenodochium *) ejusdem Ordinis, instituti et regulae cujus est illud Antverpiense, Lirense et Herentallense. Fuerunt in hoe oppido quam plurimae piae fundationes, quarum nulla habetur memoria; omnia ista predicta loca sacra funditus sunt eversa; pauci admodum horum predictorum locorum ecclesiastici supersunt, quorum quidam sunt Antverpiae, quibus per episcopum de conditionibus est provisum. Quedam quoque adhuc supersunt illorum monasteriorum moniales, et cuique iuxta suum Ordinem de alio loco per episcopum est prospectum, quia omnes istae moniales episcopo Antverpiensi semper subfuerunt.
Steen bergen se oppidum est valde parvum, sedsüö tempore fuit egregium, et habuit unicam ecclesiam parrochialem, plurimis bonis, simplicibus beneficiis castralibus dotatam. Sed haec ecclesia S. Andreae dicata cum reliquis capellis aliisque piis locis est penitus ab haereticis (qui eam anno-proxime praeterito in vaserunt) destructa et devastata, et nerho ecclesiasticorum hujus oppidi est in vita.
Municipium seu baronia de Bosendael unicam ecclesiam parrochialem b. Barbarae dicatam habuit, quae cum quadam capella et domo pauperum est quasi funditus per hostes demolita.
In territorio de Westmal, praeter insignem parrochialem ecclesiam fuit olim quoddam virginum monasterium Ordinis et regulae S. Augustini, quod quoque per iconoclastes est dirutum et penitus demolitum. Et hujus monasterii sex moniales supersunt, quae simul in uno loco Antverpiae miseram agunt vitam, victum opera manuum querentes; sed hae in omnibus subsunt Canonicis regularibus.
Decanus hujus decanatus hoe tempore quatuor habet pastores ipèi subjectos, qui multa patiuntur propter fidem Catholicam et, nisi moverentur pietate et religionis zelo, jamdudum ecclesias et oves sibi commissas deseruissent.
A quo tempore episcopus ecclesiae suae prefuit, non destitit dies noctesque gregi suo incumbere, depravatos mores, qui haereticorum tempore irrepserant, corrigere, ecclesiasticam disciplinam, quantum impedita sibi juristictione licuit. in usum revocare, templa, monasteria, altaria, aliaque pia loca diruta ac profan ata proprio aere ac piorum eleemosinis restaurare, religiosos religiosasque, monasteriis suis expulsas vagisque sedibus oberrantes. de opportunis locis pro temporum neeessitate providere, aliaque pastoralis sui officii ita fungi, ut apud regem Catholicum ac seremissimum ducem Parmensem et apud omnes bonos magnam sibi laudem nactus sit.
1) Kriiger, Kerkt, geteh. v. h. bisd. v. Breda, III, p. 129.
2) Krüger, III, p. 126.
3) Krüger, BI: p. 124. 4) Krüger, III, p. 126.



413
Sed nulia in re magis elaboravit quam in haeresum evulsione, in qna Deo authore ita profeeit, ut quatuor annorum, quibus ecclesiae suae praefnit, spatio, duodecim fere Calvinistarum, Anabaptistarum, Lutheranorum etZwinglianorum aliorumque hereticorum milia ex civitate profligaverit, ac sex alia milia ad haeresim publice abjurandam, fidemque Catholicam profitendam induxerit.
Episcopus in tota dioecesi de novo pnblicari fecit concilium Tridentinum; et, quantum in se est, id inviolabiliter observari curat. Sed capitulum Antverpiense et illius exemplo coetera capitula collegiata istius dioecesis, exemptionem et jurisdictionem in clerum pretendentes, adeo jurisdictionem episcopalem enervant, ut episcopus hodie non reperiatur habere alios subjectos, qui eum agnoscant, quam pastores aliquot et capellani, in agris degentes, et pauca monasteria. Reliqua pars cleri ab episcopi jurisdietione et visitatione hortatu et exemplo capituli Antverpiensis sese subtraxit, ita ut episcopus potius capellanus quam presul dici possit. Cui malo exemplo nisi per Stem. V. praesens opportunumque adhibeatur remedium, de tota illa dioecesi actum erit, caeteraeque Belgii dioeceses idem intentabunt. Et nullus erit episcopus, qui ecclesiae suae hoe modo preesse velit, omniaque ment in exterminium, quod episcopus S*1. V. apertissime protestatur. Immo nisi remedium predictum quam citissime adhibeatur, supplicabit humillime S. Y., ut dignetur admittere resignationem suae ecclesiae, cui tuta consciéntia hoe modo preesse nullo modo posse sperat
Franciscus van Thienen, vicarius spiritualis Antverpiensis et canonicus ejusdem ecclesiae.
Congr. S. Concilii f. 159—173 (oorspr. eigenh. get.).
Vooraf (f. 151—151») gaat een eigenh. brief van bisschop Livinus (van der Beke), uit Antwerpen 29 April 1591, aan den paus gericht, ora Fr. van Thienen voornoemd af te vaardigen als plaatsvervanger bij de verplichte „Visitatio ad Limina".
450. 1591, MEI 9. — De nuntius Frangipani aan kardinaal Sfondrato: .over de vruchtbare werkzaamheid van eenige priesters in Holland.
Quelli pochi sacerdoti, ch'in Olanda sono tacitamente tolerati da
rebelli in ajuto di Cattolici, fanno grand' acquisto di anime giomalmente, che se tanto poco 1'uso publico della religion' Cattolica vi s'introducesse, senza dubio se n'estirparia 1'eretica
Colonia Vol. 2, f. 1034 (oorspr.). Vgl. Archiv. I n». 2139.
461. 1591, MEI 17, ROME. — Kardinaal Camillo Sfondrato aan Frangipani. De staatssecretaris van Gregorius XIV zendt aan den nuntius bijgaand verzoekschrift over, met verzoek namens den paus daaraan te willen voldoen.
Illustrissime et reverendissime come fratello. Nostro Signore ordina che vostra signoria proveda Theodoro Canisio, alumno del collegio Romano, nominato nell'incluso memoriale, di uno de li primi canonicati che vacaranno nelle chiese, che egli nomina. Et Dio la guardi. Di Roma, a li 17 di Maggio 1590.
Come fratello Camillo cardinale Sfondrato.



414
Verzoekschrift van Theodorus Canisius, kweekeling van het „Collegium Germanicum" te Rome, aan den paus gericht, ter verkrijging van een beneficie in Aken, Utrecht of Maastricht.
S. D. N. Gregorio XIV, pontifici optimo maximo.
Devotus Vestrae Santitatis orator Theodorus Canisius, collegii Germanici in Urbe alumnus, in suorum studiorum termino constitutus, et ad majores Ordines promotus, jamque aliud non expectat nisi tempus quo a superioribus sacerdos fieri jubeatur. Supplicat humiliter Vestram Sanctitatem ea qua postest animi submissione maxima, cum propediem eidem in Germaniam post finem studiorum, qui in proximo est, discedendum sit et nee ullum beneficium obtineat aut patrimonium, quo ecelesiasticae vitae rationes decenter tueri valeat, non habeat, ut Vestra Sanctitas pro suo in christinam religionem zelo et animi benignitate, qua eos, qui omnem operam in vinea Domini collaborandam statuerunt, prosequi consuerit, litteras ad nuntium apostolicum, Coloniae commorantem, dare dignetur, illique mandare, ut praefato Canisio prima data occasione de aliquo canonicatu in ecclesia Aquisgranensi, aut Trajectensi, aut sancti Servatii provideat, ut ibi Deo inservire et talentum, a divina bonitate sibi traditum, exercere possit. Orabit is Deum optimum maximum, ut sanctitatem vestram, Christianae reipublicae maxime necessariam, quam diutissime conservare dignetur iucolumem.
Thbodoeüs Canisiüs, alumnus collegii Germanici. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 21, f. 59*.
462. 1691, MEI 18, ROME. — Kardinaal Sfondrato aan Frangipani. Verheugt zich over den ijver, waarmede het jubilé in Holland is gevierd. Geeft zijn twijfel te kennen, of het wel tot een vrede tussclien de oproerige Nederlanden en den koning van Spanje zal komen.
Illustrissimo et reverendissimo signore, come fratello. E' grandemente da laudare Dio, che anco in mezzo gli heretici manifeste la sua potenza, et il ginbileo *) in Olanda habbia fatto cosi grandi effetti. Vostra signoria vada ajutando, come puö al meglio, questi buoni spiriti, et speri che forse un giorno sparirano le tenebre che tengono offuscati gli intelletti di cotesti miseri heretici, e quanto è piü dura Pimpresa, tanto vostra signoria da maggiore campo di essercitare et mostrare la sua piëta e virtü.
La pace tra il re Cattolico et li Stati di Fiandra serebbe buona, ma piü presto si puö disiderare che sperare
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 21, f. 64*.
468. 1691, JUNI 18. — De nuntius Frangipani aan kardinaal Sfondrato: over den vooruitgang van den katholieken godsdienst in Holland en Zeeland.
Nel popoio basso di Olanda se fa giornalmente grand' acquisto
della religion nostra, con maggior desiderio di haverne 1'esersitio publico. In
1) Jubilé, uitgeschreven naar aanleiding der verkiezing van Gregorius XIV.



415
un luogo di Arnem, villa tenuta da ribelli et di molta conseguenza, se dal Sr. duca di Parma se ricuperasse, si comunicorno piü di trecento persone nel giorno dell' Ascensione; et li Cattolici di Zelanda, havendo inteso il giubileo osservato dalli Cattolici di Olanda, lo domandorno ancor' essi, ch'io per conservar' 1'humilta et la fede tra loro, m'arrogai quest' autorita di prorogarli il tempo prefisso nella Bulla, et fü a lor mandato per un' di preti di Olanda di molto zelo, et, secondo me si scrive, fu ricevuto da quei poveri Cattolici come
angelo del cielo Di Colonia li 13 di Giugno 1591.
In Olanda la religion Cattolica moltiplica nel popoio minutocon
gran frutto, cosi occultamente come a lor' è permesso Colonia, li 20
di Giugno.
Colonia Vol. 2 1*. 1042 en 1044 (oorspr.) Vgl. Archivalia I, n°. 2139.
464. 1691, JUNI 20, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato. Verlangen van het gewone volk in Holland naar openbare godsdienstoefening. In Arnhem ontvingen met Hemelvaart 300 personen de h. communie. In Zeeland heeft de nuntius het jubilé verlengd, dat daar met opgewektheid is gevierd.
Nel popoio basso d'Olanda si fa giornalamente grand'acquisto della religion' nostra con maggior desiderio di haverne 1'esercitio publico. Iu un luogo di Arnem, villa tenuta da rebelli, et di molta conseguenza, se dal signor duca di Parma si ricuperasse, si comunicorno piü di 300 persone nel giorno dell' Ascensione. Et li Cattolici di Zelanda, havendo inteso il giubileo ottenuto dalli Cattolici di Olanda, m'arrogai quest'auterita di prolongarli il tempo frefisso nella Bulla; et fü a lor mandato per un' di preti di Olanda di molto zelo, et, secondo me si scrive, fu ricervuto come angelo del cielo da quei poveri Cattolici. Piaccia a Dio benedetto di assister con la sua santa gratia al signor duca di Parma, acciochè, assistendogli la Spagna con 1'adjuti humani, possa ricuperar alia maesta Divina et alPaltera del suo re questi rebelli; ch'è quanto posso dire a vostra signoria illustrissima e reverendissima et a N. S., acciochè si possa proveder con 1'adjuto dell imperatore, che quella chiesa non resti sotto 1'imperio di colui. Li 20 di Giugno.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8 f. 42'.
466. 1691, AUCUSTUS 12, KEULEN. - Frangipani geeft aan Henricus Cuyck in beraad, of hij niet de plaats van Gravius te Rome zal gaan innemen, dat de nuntius gaarne zon zien.
Ad Henricum Cuyckium.
De altero surrogando in locum demortui domini Gravii1), ni fallor, credo
1) Henricus Gravius, tot medewerker van de Vaticaansche drukkerij benoemd, was reeds op 11 April 1591, dus slechts een jaar na zijn komst te Bome, aldaar overleden. Niemand minder dan kardinaal Baronins stelde zijn grafschrift op (bij Foppens-Miraeus, Bibliotheèa Belgica), en zorgde ervoor dat hij werd bijgezet in de kerk der „Anima". Zie ook over hem: Dr. G. I. Hoogewerfr, Bescheiden in Italië omtrent Nederl. Kunstenaars en Geleerden, passim, en Dr. I. Schmidlin, Geschichte der Anima, passim.



416
jam cogitatum in Urbe, et si a vestris persona reverendissima tua promoveretur, nullus erit qui te melius tibimet consulere possit ad illam provinciam capescendam. Praecessit enim confrater vester; locum velut examinavit; fieri non potest, quin Romanae vitae modum suis retulerit. Agnoscat ergo reverentia tua examinetque omnia ad amussim, et sibi eligat quod expediat. Nos autem certi sumus, quod sub cujusque pontificatu fundamentum illud factum typographiae Vaticanae radices altiores in dies habebit, et Urbs Romana summae peritiae reverentiae tuae specimine perfruetur. Valeat, Coloniae 13 Augusti, 1591. Napels. Bibliotheca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12. f. 65».
456. 1591, SEPTEMBER 20—23, KEULEN. — Frangipani aan Willem van Pamele. Verzoekt met aandrang, dat het koninklijk placet zal gegeven worden op de pauselijke benoeming van Wolfgang Oswaldsz. tot kanunnik in de kathedraal van 's-Hertogenbosch.
Ad dominum Pamelium.
Amplissime, clarissime domine. Praebendam, quae mense Maii anni proxime praeteriti vacavit in ecclesia Buscoducensi per obitum Gasparis Craen *), impetratam a Sixto quinto bonae memoriae per meum quondam sacellanum, magistrum Wolfgangum *), nobis constat, quemadmodum etiam persuademns, autbenticam Bullae copiam pro obtinendo placito regio ad capiendam possessionem necessario ad clarissimam dominationem vestram transmissam, ac praeterea suo debito ac legitimo tempore insinuatem fuisse. Verum, cum intelleximus propter ejusdem placiti regii'defectum eundem a justa possessione exclusum; idque in Sedis apostolicae praejudicium vergere, ob id facere non potuimus, quin clarissimam dominationem vestram admonitam simulque rogatam bisce nostris cuperemus, ut non solum praedieti Wolfgangi, cum persona idoneasit, utilis in illis partibus ac in eadem ecclesia uberiorem fructum aliquando praestare possit, verum etiam jurium suorum defensonem ac subsistentiam (suscipiat), nee praedictum de oportuna ac aequa tandem placiti regii eoncessioue defraudari patiatur, imo omni favore prosequi velit. Bern enim se dignam efficiet, et quod ad nos attinet, beneficii praestiti suis loco et tempore memores semper erimus. Benevaleat 8).
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 79'.
457. 1591, SEPTEMBER 26. — De Congregatio Concilii verklaart aan Livinusvan der Beke (Torrentins), hoe hij heeft te handelen jegens de kapittels in zijn bisdom, en bepaaldelijk ten opzichte van het kathedrale kapittel aldaar.
Episcopo Antverpiensi. Illme. et Revme. Domine.
In relatione status ecclesiae suae consuluit amplitudo tua Congregra-
1) Jasper Craen, bezitter van de achtste kanunniksdij (onder den titel van s. Laurentius) was 13 Mei gestorven; Wolfgang Oswaldsz, van Utrecht geboortig, werd 21 Jan. 1592 in het bezit gesteld van zijne prebende. Coppens, Nieuwe beschr. v. h. bisdom 's-Hertogenbosch II, p. 113.
2) Wolfgang Oswaldsz. van Utrecht geboortig. Reeds op 24 Mei 1590 had Frangipani het aanzoek voor zijn kapelaan gedaan (zie hier boven).
3) Het verdere ontbreekt; het schrijven staat tusschen brieven van 20 en 23 September.



417
tionem Tridentini concilii interpretum, quid factu sibi opus sit cum nonnullis suae dioceseos caputulis, exemptionem pretendentibus. Huic porro consultationi separatim responsum placuit. Et primum, quatenus isthae capitula sint vere exempta, exemptio tarnen non obstat quo minns ab Amplitudine Tua visitari possint ad praescriptum sacri Tridentini concilii c 4 sess. VI. Et quod speciatim pertinet ad capitulum cathedralis [ecclesiae], illud nunc demum in quaestionem venit et in Congregatione examinandum et dissol venduin est, num Amplitudo Tua juramento a se suscepto obstringatur ad serrandas capituli exemptiones, qnamvis revocatas. Hoe veluti articulo deciso ac plane constituto (quemadmodum prope diem net), universa prorsus de exemptione contraversia dirempta est. Quo ad facultatem alienandi bona ecclesiastica pro neeessitate ecclesiarum et ecclesiasticorum in istis regionibus plerumque nimis plus urgente, si nomina rerum personarumque curaveris ad nos praescribenda, cura erit Congregationi, nt S""™. D. N. concedat eam facultatem abs que nlla impensa. Ceterarum praeteren postulationum, quas in relatione complexus es, opportuno sane tempore habebitur ratio. Deus interim etc.
Congregatio Concilii. — Literarum lib. VII, p. 289 en 290.
458. 1591, SEPTEMBER 29. — De Congregatie van het Concilie aan (Levinns Torrentins), bisschop van Antwerpen: tevreden antwoord op diens ingediende „Belatio status" 1), met troost en aanmoediging in dezen troebelen tijd.
Episcopo Antverpiensi.
R. D. Franciscus Thenensis, istius ecclesiae canonicus Amplitudinisque Tuae vicarius generalis et procurator, licet tempus ad visitanda S.S. Apostolorum limina, f. r. Sixti V constitutione prefinitum, jampridem exactum sit, nihilo-
minus tarnen a Smo. D. N. benigne fuit admissus Quod autem pertinet
ad istius ecclesiae statum, tot turbilentissimorum temporum calamitatibns, tot nobilissimae istius provinciae ruinis afflictiuru, tot haereticorum injuriis quotidie exagitatum, ubi ad Congregationem 111. Cardinalium Tridentini Concilii interpretum relatus fuit, ejus sane vicem vehementer commiserati sunt Patres. Sed in de tarnen tamquam a tenebris praeclarissimarum tuarum virtutum splendorem luculentius emicuisse conspicuerunt: zelum cum primis in Catholica religione sarta tecta custodienda, pro virili propaganda; pietatem in dirutis ecclesiis aliisque piis locis etiam aere proprio restaurandis; solicitudinem denique vere pastoralem in cleri disciplina et in popularium moribus emendandis, in religionis tam viris quam mulieribus ejectis colligendis et in quibusvis errabundis ovibus per riam salutis ad pascua Domini reducendis. Illud vero unum Amplitudinem Tuam admonitam voluerunt Patres, ut quoad ejus fieri poterit, curet ab omnibus sanctimonialibus clausurae leges observari
Romae, die 29 Septembris 1591.
Congregatio Concilii. — Lettere sulle visite. Vol. 1, f. 96T—98.
459. 1591, OCTOBER 3. — Schrijven van den prefect van de Congregatie van het BI. Concilie aan den bisschop van Antwerpen, Livinns van der Beke, verklarende dat de Congr. nimmer eenige onkosten in rekening brengt. Na nogmaals de beslissingen
1) Zie boven 29 April 1591.
27



418
omtrent exemptie en eed te hebben medegedeeld, maar nn ook uit zijn eigen naam, laat de prefect hierop volgen:
Quod attigit Amplitudo Tna de impensis, quas fecit in hac causa, non param mihi attulit admirationis, quippe cum in litibus, quae in nostra Congregatione cognoscuntur, ne teruncii quidem a quoque fiat dispendium. Quod si et ab aliis fieret, ab eo nihilominus tua tam egregia promerita penitus eximerent.
Congregatio Concilii. — Lib. VII literarum, p. 295.
460. 1591, NOVEMBER 30, ROME. — Minutio Minucci, apostolisch secretaris voor de zaken van Duitschland, aan Frangipani. In de commissie voor de zaken van Duitschland heeft heden avond kardinaal Ludovico Madrncci het voorstel gedaan, dat de gezanten des keizers bij de Staten van Holland en Zeeland zullen aanhouden op meer gematigdheid tegenover de Katholieken, opdat zij hun evenals Anabaptisten en anderen private godsdienstoefening zonden toestaan; politiek gevaar is voor de Staten daaraan niet verbonden.
Nella congregatione Germanica, tenuta questa sera è stato preposto dab? illnstrissimo signore cardinale Madrucci ») che con l'oeeasione delli ambasciadori Caesarei, che sono in costeste parti per la pace di Fiandra, ö con altra ch'a vostra signoria reverendissima paresse, si potria incammiuare una qualche trattatione destra con li Stati di Hollanda et Zelanda a fine che non si mostrassero cosi crudeli contro li Cattolici, poichè non lo fanno nè con gl'Anabatisti nè con le altre sette discrepanti dalla loro, ma che almeno li lasciassero vivere m pace, ne prohibissero loro quelle spirituali consolationi, che non ponno ne anco segondo '1 senso delli istessi heretici portare perturbatione alcuna politica, anzi piü tosto rimediare a' disordini che la gente pia, privata dell' anima, è sohta di tentare con partiti di desparatione. II tempo non ha servito ch'io potessi riferire a Nostro Signore questo particolare, ma non ho perö voluto tardare di proporlo a vostra signoria reverendissima a fine che non si perda 1'oecasione del bene, assicurandomi nel resto ch'ella sapra incaminare il negocio, modo che non apparira onde derivi il consiglio. Co'1 qual fine le bacio reverente la mano et le prego ogni felicita. Di Roma, 1'ultimo Novembre 1591. Di vostra signoria illustrissima et revendissima
deditissimo servitore • Mimtjtio Minucci. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 21, f. 114» en ».
461. 1691, DECEMBER 19, KEULEN. — Frangipani aan paus lhnocentius IX 2), die had verlangd dat de nuntius zijne brieven onmiddellijk aan hem zou richten. Slaat
1) Ludovieo Madrucci, de neef en opvolger op den zetel van Trente van den meer bekenden
Cristoforo Madruoei. „ n . ,CQ,
2) Innocentius IX is maar een paar maanden paus geweest; gekozen 29 Oct. 1591, sliert hij reeds op 30 Dec. van dat jaar. Een staatssecretaris heeft hij nimmer gehad; G.ovanni Andrea Caligari, bisschop van Bertinoro, was zijn particuliere secretaris.



419
aan den nieuwen paus voor, dat het „privilegium fort" tgdelijk voor de oproerige gewesten der Nederlanden zal opgeheven worden.
Cosi come crescendo giornalmente il numero di Cattolici nelli Stati, che durante le guerre possono giudicar' le cause di preti, quelli accnsar', et contra loro difender i suoi clienti inanzi un' giudice laico, poichè dalli Stati non si permesse a persone ecclesiastiche giuriditione, onde viene questo male ch'il prete s'insordesce nell' iniquita sua. Et non mancano Cattolici dottori nell' Olanda, che esercitarono simil officio con carita, come si fussero vescovi del luogo, et vi si introduria qualche forma di politia ecclesiastica.
Di Colonia, li 19 di Decembre 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale, Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8, f. 66r.
462. 1592, JANUARI 8, KEULEN. — Frangipani aan den kapelaan van de hertoginweduwe van Aremberg. Verleent voor haar en ook voor haar gezin verlof om gedurende de Vasten eieren te mogen eten, wanneer geen andere spijzen te verkrijgen zijn. De huwelijksdispensatie in den vierden graad (van bloed- of aanverwantschap?) geldt ook voor het geval, dat het huwelijk reeds voltrokken was.
Ad sacellanum comitissae Arenbergicae.
Literas vestrae reverentiae ex castro Arenbergico 27 Decembris anni [15]91 nomine ac jussu illustrissimae principis ae dominae Arenbergicae ad nos datas bene accepimus. Ad primum igitur eorundem membrorum quod attinet, in quo licentie' et facultas in Quadragesima oves vescendi pro sua illustrissima gratia ejusdemque subditis propter defectum et inopiam ciborum quadragesimalium petitur, quod equidem non gravate sed paterne authoritate apostolica concedimus, ea tarnen conditione et lege, ut qui alios cibos, ad edendum licitos, habere potest, hac concessione uti non debeat; qui vero tales cibos habere non potest, licentia hac licite utatur. Ad alterum porro, in quo de dispensatione in quarto gradu a nobis concessa agitur, respondemus, quod non desideramus adeo limitate eandem interpretandam esse, sed etiam consummato matrimonio inserrire posse et debere. Demum miramur quod restra reverentia nihil nobis scribat, utrum literas n ostras super unione beneficiorum, ante aliquot septimanas ad illustrissimam principem per nostrum nuncium datas, receperit. Deus ter optimus maximus suam illustrissimam gratiam ad subditorum salutem diu servet incolumem. Coloniae, 3 Januarii, 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale, XII, B. 12, f. 117».
463. 1592, JANUARI 9, KEULEN. — Frangipani aan Innocentins IX. Vraagt bij voorkomende gelegenheid een kanonikaat in één der collegiale kerken van Keulen voor Henricus Terbeeck, kanunnik van s. Pieter te Utrecht, maar van zijn inkomsten beroofd en als balling in Keulen wonende, waar hij met vrucht de zielenzorg uitoefent.
La cognitione, che io ho delle bone qualita et sufjficienza di Henrico Terbeeck Coeffeldio [Koesfeld?], sacerdote canonico nella chiesa collegiata di san Pietro di Utrecht in Olanda, mi ha obligato (non potendo io sodisfar'alli



420
honorati meriti suoi et desiderio mio per 1'ufficio et zelo, qual tengo di apportar tntta quella sodisfatione sia possibile alli Cattolici di qua) ad haver ricorso alia S. V. Egli, essendo scacciato dalla patria sua, et in conseguenza privato delli frutti di detto suo canonicato, si sostien in questa citta *) con le carita di molti Cattolici, che riceveno beneficio dalli suoi continui esercitii spirituali. Per li quali util cosa sarebbe a questa citta, se vi si ligasse con un canonicato in una di queste chiese collegiate, poichè il talento suo è tale ch'in molte altre citta lo fa desiderare. Per il che supplico, con la riverenza et hu ruil ta ch'io devo, la S. V., che soccedendo il caso di qualche vancanza, si compiaccia di honorarnelo; che oltre la sodisfattione, qual saranno per ricevere li Cattolici per il beneficio spirituale che ne cavano, sara anco di molto contento a quelli che n'han mostrato meco di haverne singolar et ardente desiderio, non lasciando
10 di dire che, si come li Cattolici di quafacilmento s'avviliscono et perdonodi animo, quando si vedeno negletti ne i bisogni, cosi per il contrario s'eccitano et sostengono, quando sono favoriti et soccorsi in quello di che veramente sono meritevoli. Et ottenendosi, come io spero, dalla S. V. questa gratia, ne sentirö quella consolatione, qual godo mentre vedo accrescer' in questo popoio la devotion humile verso i Pontifici et quella Santa Sede. Con che humillissimante
11 bascio li suoi santissimi piedi. Di Colonia, li 2 di Oennajo 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8, f. 68».
464. 1B92, FEBRUARI 1, ROME. — Giovanni Andrea Caligari, bisschop van Bertinoro, particulier secretaris van den onderwijl gestorven paus Innocentius IX, aanFrangipani. In opdracht van den nieuw verkozen paus deelt hij aan den nuntius mede, dat Clemens VIII niet ingaat op het voorstel om tijdelijk het „privilegium fori" in Holland te schorsen; beter zal het zijn dat de nuntius daar een geestelijke aanstelle, met bizondere volmachten toegerust, opdat in het euvel zou voorzien worden.
Nella prossima passata Sede vacante arrivarono due lettere a) di vostra signoria, dirette a la felice memoria di papa Innoncentio TX *), ambedue date in Colonia a li 19 di Decembre; et havendole io riferite a la Santita di Nostro Signore papa Clemente VIII *), mi ha ordinato ch'io risponda a vostra signoria quello che segue:
Quanto a li preti Cattolici di Olanda, che non vogliono pagare quello che devono a laici, pare a Sua Santita che vostra signoria possa delegare la sua authorita a qualche persona ecclesiastica di quelle che sono tra loro, acciochè in virtu delle censure le constringa satisfacere al debito, et se vostra signoria dubitasse della sua faculta, Sua Santita in virtu di questa mia le ne da, quanto basta per venire all'effetto di quello che si pretendi. In somma non piace a Sua Santita di dare autorita a' laici di procedere contra clerici, perchè
1) Keulen.
2) Eén schrijven hebben we slechts aangetroffen, en hierboven gepubliceerd; het antwoord van Caligari slaat op dat schrijven.
3) 30 December 1591 was Innocentius IX gestorven.
4) 30 Januari 1592 was Clemens VIII gekozen.



421
il privilegio clericale è di jure divino. Et quando li laici pigliano une volta un poco di attacco contra la giurisditione ecclesiastica, non la lasciano mai.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII,. B. 21, f. 135*. en ▼.
466. 1592, februari 5. — Minutio Minucci aan den Keulschen nuntius Frangipani: over eene aangelegenheid, door Nicolaas Wiggers en Sasbout Vosmeer bij de Curie ter tafel gebracht.
Se comparira dinanzi a V. S. Illma. un sacerdote Holando, nominato
Nicolo Vigerio, li potria dire, che il negotio suo, quale restö sospeso per la morte di papa Innocente (che sia un gloria!) si seguitara hora con diligenza, et se ne manderanno tosto speditioni in mano di lei, la quale, se colui non comparisce, potria far significar l'istesso al licentiate Sasbaudo, che fu partecipe de' con-
sigli Di Roma, a 5 Februari 1582.
Carte Hinucciane Vol. 1 f. 258 (afschr.).
466. 1592, februari 8. — Minutio Minucci *) aan Frangipani. Verzoekt hem aan Nicolaas Wiggers mede te deelen, dat diens zaak door den dood van den paus is opgeschort, maar spoedig uitsluitsel zal volgen. Wanneer Wiggers niet te Keulen verschijnt, kan hij de beschikkingen van den nieuwen paus ook aan Sasbout Vosmeer boodschappen, die in deze zaak van raad heeft gediend.
Se comparira dinanzi a vostra signoria reverendissima un sacerdote Holando, nominato Nicolao Vigerio *); li potria dire, ch'il negocio suo •), quale resto sospeso per la morte di papa Innocentio (che sia in gloria 1), si seguitara hora con diligenza, et se ne manderanno tosto le speditioni in mano di lei, la quale, se colui non comparisce, potria far significare l'istesso al licentiato Sasbaudo *), che fu partecipe d' consigli. Con che finisco bacciandole la mano et pregandole dal Signore vera felicitè. Di Roma, 8 Febraro, 1592.
deditissimo servitore Minutio Minazzi.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 21, f. 139».
467. 1692, februari 9. — Clemens VIH handhaaft het recht op een jaargeld van 1000 Brabantsche guldens, dat eertijds door Gregorius XLU aan Johannes Strijen, verkozen bisschop van Middelburg, was toegekend en uit de tafelgoederen van het bisdom Doornik onder zekere voorwaarden moest verstrekt worden.
Clemens episcopus, servus servorum Dei, venerabili fratri Joanni 8), episcopo
1) Secretaris van de Congregatie voor de belangen van Duitschland, gelijk wij reeds hierboven hebben gezien.
2) Nicolaas Wiggers Cousebant, de bekende biechtvader van de Maechden in den Hoek te Haarlem. Zie over hem Fruin, Uittreksels uit Fr. Dusseldorpii Annales passim, en Bijdr. bisd. Haarlem passim, maar vooral XXVII en XXX.
3) Het betrof, zooals later zal blijken, ondersteuning van den H. Stoel voor aanstaande priesters in de Noordel. Nederlanden. Reeds in de 1583 ijverde Wiggers daarvoor; zie Bijdr. bisdom Haarlem VIII, p. 2.
4) Sasbout Vosmeer. 5) Johannes Strijen.



422
Middelburgensi salutem et apostolicam benedictionem. Ratiom congrmt et convenit honestati, ut ea quae de Eomani pontificis gratia processerunt, heet eins superveniente obitu litere apostolice desuper confecte non fuerint, suum sortiantur effectum. Dudum siquidem felieis reeordationis Gregorius papa XIII, praedecessor noster, qui antea inter alia voluerat, statuerat et ordinaverat, quod litere reservationis vel assignationis, etiam motu preprio, cuiusvis pensionis annue super aKèuius beneficii fructibus expediri non possent nisi de consensu illius, qui dictam pensionem persolvere tune haberet,'quique infrascripta die decimo nono Kalendas Februarii, pontificatus sui anno undecimo, ecclesie Tornacensi, ad quam, dum pro tempore vacaret, nominatio persone idonee Romano pontifici, pro tempore existenti, charissimo |in Christo filio nostro, tune suo, Philippo Hispaniarum regi catholico, suisque successoribus illius partis Inferioris Germanie, que ipsi Philippo regi hereditario inre subiecta existebat, in spiritualibus et temporalibus dominis, ex privilegio, seu indulto apostolico, cui non erat eatenus in aliquo derogatum pertinere dignoscebatur, et cui bone memorie Petrus *•) episcopus Tornacensis, dum viveret, presidebat, per obitum dicti Petri episcopi, qui extra Romanam curiam debitum nature persolverat, pastons solatio destitute, de persona venerabilis fratris nostri Maximiliani »), episcopi tune electi Tornacensis, de fratrum suorum consilio apostolica auctoritate providit ipsumque illi in episcopum prefecit et pastorem, curam et administrationem ipsius ecclesie sibi in spiritualibus et temporalibus plenarie committendo, prout in literis desuper confectis plenius continetur, volens personam tuam, sibi et apostolice Sedi devotam, tuis exigentibus merifis, perpetua benevolentia prosequi, ac illa tibi favorabiliter concedere, de tuis commoditatibus fore conspiciebat opportuna, tibique, qui ut ipse predecessor acceperat, eidem Philippo regi gratus et acceptus existebas, ut statum tuum iuxta pontificalis dignitatis exigentiam decentius tenere valeres, de alicuius subventionis auxilio providere ac premissorum meritorum tuorum intuitu gratiam facere specialem, teque a quibusvis excommunicationis, suspensionis et interdicti aliisque ecclesiasticis sententiis, censuris et penis, a iure vel ab homine quavis occasione vel causa latis, si quibus quomodolibet innodatus existebas, ad effectum infrascriptorum dumtaxat consequendum absolvens et absolutum fore censens, sub datum videlicet: decimo nono Kalendas Februarii, pontificatus sui anno undecimo •), motu proprio, non ad tuam vel alterius pro te eidem predecessori super eo oblate petitionis instantiam, sed de sua mera liberalitate, tibi pensionem annuam mille florenorum monete Brabantie super mense episcopalis Tornacensis fructibus, redditibus et proventibus, tibi quoad viveres, vel procuratori tuo, ad id a te speciale mandatum habenti, per dictum Maximilianum episcopum tune electum et successores suos, ipsius ecclesiae Tornacensis presules seu administratores pro tempore existentes, annis singulis, pro una videlicet in beati Joannis Baptiste et altera medietatibus pensionis mille florenorum huiusmodi in Domini nostri Jesu Christi Nativitatum festivitatibus pro rata temporis, donec et quousque tantundem ex
1) PetruH Pintafforis, gestorven 10 Aprtl 1580.
2) Maximüiaan Morillon, gepromoveerd 24 Jan. 1583. Een jaargeld van 1000 gulden was toen op het bisschoppelijk inkomen van Doornik gereserveerd voor Joannes Strijen, totdat deze, wiens bisdom Middelburg thans door de oproerigen was bezet, daar zou kunnen resideeren of althans in het bezit ara komen van de inkomsten, welke zijn bisdom opleverde. Acta consi$torialia 15 f. 333.
3) 14/24 Januari 1583.



423
redditibus et bonis tue ecclesie Middelburgensis assecutus fores et non ultra, proportionabiliter integre persolvendam et partem etiam una cum dicta ecclesia Middelburgensi, cui preesse dignoscebaris, percipiendam, exigendam et levandam ac in suos usus et utilitatem con vertendam dicta auctoritate apostolica reservavit constituit et assignavit. Decernens Maximilianum, episcopum tune electum et successores predictos, ad integram solutionem dicte pensionis mille florenorum tibi faciendam iuxta reservationis, constitutionis et assignationis praedictarum tenorem fore efficaciter obligatos, ac volens et eadem auctoritate statuens, quod ille ex Maximiliano, episcopo tune electo et successoribus predictis, qui in dictis festivitatibus, vel saltem infra triginta dies illarum singulas immediate sequentes, pensionem mille florenorum predictam per eum tibi tune debitam non persolveret cum effectu, lapsis diebus eisdem, ingressus ecclesie interdictus existeret, et donee tibi vel eidem procuratori de pensione mille florenorum hujusmodi tune debita integre satisfactum aut alias vel cum dicto procuratore super eo amicabiliter concordatum foret, preterquam in mortis articulo constitutus, beneficium relaxationis et interdicti huiusmodi nequiret obtinere. Si vero pér sex menses, dictos triginta dies immediate sequentes, sub huiusmodi interdicto animo permaneret indurato, ex tune effluxis mensibus eisdem a regimine et administratione dicte ecclesie Tornacensis suspensus existeret eo ipso, non obstantibus priori voluntate, statuto et ordinatione ipsius predecessoris ac Lateranensis Concilii novissime celebrati 1), pensiones annuas super fructibus mensarum episcopalinm nisi ex cessione aut alia probabili causa reservari prohibentis, et constitutionibus et ordinationibus apostolicis, necnon dicte ecclesie Tornacensis iuramento, confirmatione apostolica, vel quavis firmitate alia roboratis, statutis et consuetudinibus contrariis quibuscumque, aut si Maximiliano episcopo, tune electo et successoribus predictis vel quibusvis aliis, communiter aut dirisim ab apostolica esset Sede indultum, quod ad prestationem vel .solutionem pensionis alicuius minime tenerentur et ad id compelli, aut quod interdici, suspendi, vel excommunicari non possent per literas apostolicas, non facientes plenam et expressam ac de verbo ad verbum de indulto huiusmodi mentionem; et qualibet alia dicte Sedis indulgentia generali vel speciali cuiuscumque tenoris existeret, per quam literis ipsius predecessoris, si desuper confecte fuissent, non expressam vel totaliter non insertam effectns huiusmodi gratie impediri valeret, quomodolibet vel differri et de qua cuiusque toto tenore habenda esset in eisdem literis mentio specialis, ne autem de absolutione, reservatione, constitutione, assignatione, decreto, voluntate et statuto predictis pro eo quod super illis dicti predecessoris, eius superveniente obitu, litere confecte non fuerunt, valeat quomodolibet hesitari tuque illorum frustreris effectu, volumus et similiter apostolica auctoritate decernimus, quod absolutio, reserratio et coustitutio, assignatio, decretum, voluntas et statutum predecessoris huiusmodi, perinde a dicta die decimo nono Kalendas Februarii suum sortiantur effectum ac si super illis ipsius predecessoris litere sub eiusdem diei data confecte fuissent, prout superius enarratur, quod presentes litere ad probandum plene absolutionem, reservationem, constitutionem, assignationem, decretum, voluntatem et statutum predecessoris huiusmodi ubique sufficiant, nee ad id probationis alterius adminiculum requiratur. Quocirca venerabilibus fratribus nostris,
1) Het vijfde oecumenische Concilie van het Lateraau, in 1512—1517 bijeen.



424
Atrebatensi *) et Antverpiensi *) episcopis ac dilecto filio causarum curie Camere apostolice generali auditori, per apostolica scripta, mota simili, mandamus, qnatenns ipsi rel duo, aut unus earum, per se vel alium seu alios, faciant auctoritate nostra, pensionem mille florenorum predictam, tibi quoad vixeris, vel procuratori predicto iuxta reservationis, constitutionis, assignationis et decreti predictorum continentiam et tenorem integre persolvi, et nihilominus quemlibet ex Maximiliano, episcopo tune electo et successoribus predictis, quem huiusmodi interdicti et suspensionis sententiam incurrisse eis constiterit, quoties super hoe pro parte tua fuerint requisiti, tamdiu Dominicis et aliis festivis diebus in ecclesiis, dum maior inibi populi mnltitudo ad divina convenerit, interdictum et suspensum publice nuncient et faciant ab aliis nunciari, ac ab omnibus arctius evitari, donec tibi, vel procuratori predicto, de pensione mille florenarum huiusmodi, tibi tune debita, fuerit integre satisfactum, ipseque interdictus et suspensus huismodi interdicti et suspensionis relaxationis beneficium meruit obtinere, contradictores auctoritate predicta appellatione postposita compescendo, non obstantibus omnibus supradictis. Nulli ergo omnino hominum liceat hanc paginam nostre voluntatis, decreti et mandati infringere vel ei ausu temerario contraire: si quis autem hoe attentare presumpserit, indignationem omnipotentis Dei ac beatorum Petri et Pauli apostolorum eius se noverit incursurum. Datum Rome, apud sanctum Petrum, anno Incarnationis Dominice millesimo, quingentesimo nonagesimo primo, quinto Idus Februarii, pontificatus nostri anno primo.
Pro illustrissimo et rererendissimo domino cardinale Summatore.
P. Mellinus.
P. DüBLINLIOS.
Secr. Brevium. Vol. 365. Bullarium Cleraentis VIII 1591 (sic) lib. I, f. 190.
468. 1592, FEBRUARI 22, ROME. — Minucci aan Frangipani. Zendt hem de noodige Breven voor zjjn reis naar Düsseldorf. De stukken voor ondersteuning van de toekomstige geestelijken in Holland zullen zoo spoedig mogelijk volgen; Clemens VIII wenscht betreffende het verder verloop van die zaak door den nuntius goed op de hoogte te worden gehouden.
Con queste credo pare che se le manderanno i Brevi per Pandata sua
propria a Düsseldorf Et che insieme verra 1'altro per i bisogni d'Hol-
landa et Zelanda, se quei, che gl' hanno da fare, non ci ritardaranno ancora. Et di tutto ciö vostra signoria reverendissma si valera poi segondo la prudenza sua a gloria di Dio benedetto et servitio di sua santa Chiesa; che cosi confida Sua Beatitudine, la quale aspettera d'essere avisata d'ogni progresso di questi importantissimi negocii.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 21, f. 143* en v.
1) Mathaeus Moulart, bisschop van Atrecht.
2) Levinus Torrentius (van der Beke).



425
469. 1592, FEBRUARI 27, KEULEN. — Frangipani aan Clemens VILT. Nicolaas Wiggers, terug van zijn reis naar Rome, heeft zijn opwachting gemaakt bij den nuntius.
Quel pre te Olando, nominato Nicolo Vigerio, si fe veder da me nel suo ritorno di Roma, prima che se ne passasse alia sua patria. Mi raccommando il suo negotio, et gli promisi la mia fede, che 1'osservarö, quando compariranno le sue speditioni.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B» 21, f. 76».
470. 1592, april 4. — Minucci aan den Keulschen nuntius Frangipani: over den vooruitgang der Hollandsche Katholieken.
Quei progressi de' Cattolici nelle parti d'Hollandia hanno portato
nova consolatione a Sua Beatitudine; nè mancara di coadjuvarli col fonte della sua . piëta. V. S. Rma. si valera in servitio di quei popoli della facolta contennute nel Breve, ch'ella avisa d'haver gia ricevuto; et segondo che vedra essere bisogno d'altro, lo significhera di mano in mano, che di qua ancora se le fara sapere
quel di piü che si va ordinando per utile et bene del medesimo paese
Di Roma, a 4 d'Aprile 1592.
Carte Minuciane, Vol. 1 f. 269». 270 (afschr.).
471. 1692, APRIL 6, ROME. — Minucci aan Frangipani. Wenscht nadere inlichtingen omtrent Henricus Terbeeck.
II testimonio, che invia vostra signoria illustrissima con sue lettere a Nostro Signore sotto il segondo di Gennaro 1) a favore del domino Henrico Terbeeck Coesfeldio, canonico di San Pietro d'Utrech, è stato accompagnato qui di cosi caldi officii signorili, a, quali io sommamente desidero di servire, che son pure andato divisando come si potria riuscire in bene ad ju tan do huomo cosi buono et di tanto merito. Perö desidero prima che vostra signoria illustrissima m'avisi partdcolarmente, se'1 medesimo Coesfeldio segondo giuditio suo saria atto ad impiegare in alcune occurenza di religione in Hollanda ö in quei contorni, acciö si possa pigliare 1'occasione di favorire lui et ajutare la cause publica. Poi in materia de canonicati, ch'egli pretende, sa ella che gl'indulti se ne tolgono il potere di qua; per questo ciö penso di raccommandarlo al serenissimo elettore [di Colonia].
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 21. f. 168». 472. 1692, APRIL 9, KEULEN. — Frangipani aan Clemens VUT
Del stato di Cattolici di Olanda mi scrive il Sasboldo Vosmero, vicario
1) Het schrijven van Frangipani, hier horen medegedeeld, was in werkelijkheid gedateerd op 9 Januari.



426
apostolico, ultimainente una lettera, che per la consolatione di Vestra Beatitudine gli ne mando qui allegata copia 1).
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8. f. 85».
478. 1592, APRIL 14. — Minucci aan den Keulschen nuntius Frangipani: over het Hollandsche college te Keulen 2).
.... I Cattolici d'Olanda fanno grand'istauza per 1'educatione di qualche giovani, acciö non cada la speranza di ripiantarvi la religione vera. Quel luoco sara opportunissimo, nel quale si potrian ben anco mantenere sia a 12 cittadini Coloniensi, perchè ö per la fabrica ö per altra necesaria spesa coneorreria Sua Beatitridine, et forse anco il re Cattolico. V. S. lllma. veda dunque ciö che se ne puö sperare, et che difficolta ci sono, et come si possano superare, informandosi anche, se quel luoco è solito di pagare al Generale suo qualche contributione ordinaria ö straordinaria, et in somma tutto ciö che puö servire al divisamento nostro, senza pigliarne consiglio da gente appassionata, ma tenendo in se tutto segretameute. In somma, conducendosi quest' opera a buon fine, puö ella promettersi gran mercede nel Cielo e gran gratia presso
Sua Santita et la Congregatione Germanica, che la desidera molto Di
Boma, a 14 d'Aprile 1592.
Carte Minucciane Vol. i f. 274»—275 (afschr;). '.
474. 1592, APRIL 18, KOME. — Minucci aan Frangipani. Zendt hem zijne nieuwe faculteiten over, welke nog ruimer zijn dan voorheen.
Con queste se le manda Paggionta delle faculta sue, quale vedra essere in effetto favorevole. Nostro Signore confida, che l'usera in qnel modo che conviene al servitio di Dio benedetto et alia dignita di questa Santa Sede et de ministri suoi, procedendo con i debiti riguardi et facendo ricorrere a questo fonte tutti quelli che potranno venirvi.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 21, f. 171» en 172».
475. 1692, APRIL 26. — De nuntius Frangipani aan kardinaal Sfondrato: over den heugelijken vooruitgang van den katholieken godsdienst in verschillende plaatsen van Holland.
- Quella consolatione, che V. S. Illma. et B"» mi scrive nell' ultima sua lettera di 6 del 1'instante haver' sentito N. Sre. per 1'aviso, ch'io donai del frutto goduto qui del sm0. giubileo, spero che gli se radoppiara con quest' altro di non minor frutto, che n'han' goduto li Cattolici di Olanda in Utrecht, Goude, Dordrecht et Leiden con 1'opra di duo sacerdoti cosi clandestinamente, come si puö sotto 1'imperio di quei ribelli di Dio et del lor principe naturale; ch'in
1) De brief van S. Vosmeer niet aanwezig.
2) Zie over het Hollandsen college te Realen: Bijdragen bisd. Haarlem VIII, p. 1 en v.v.; Areh. aartsb. Utrecht XII, p. 388 en v.v.



427
Leiden solamente habbia nn di loro ndito con 1'occasione di questo giubileo la Confessione di mille anime et piü; anzi il Vicario apostolico, depntato nella diocese d'Ütrecht, visitando li Cattolici di tutte le sudette citta per far godere simil duono, mi scrive, ch'alcuni eretici siano ritornati alia fè Cattolica; ch'alcuni gioveni di 14 et 16 anni se siano battezati, et molti adulti lasciati da lui, ritornando in Utrecht, in mano di hnomini pii per disporli al battesimo; argumento vero, che soccedendo la pace, se restituiria al paese la religion Cattolica con lo medesimo frutto et forse maggiore di quel si vede in Anrersa et nell'
altre citta della Fiandra riconciliate al lor principe
Colonia. — Vgl. Archiv. I n». 2139. Vol. 2 f. 1032 (oorspr.;
476. 1592, APRIL 25. — Minucci aan den Keulschen nuntius Frangipani: over de keuze eener geschikte plaats voor het Hollandsche college te Kenlen, waarvoor het Antonieten-kloosteï in aanmerking komt ').
I pensieri, che s'hanno sopra il luoco de gl'Antoniti non tendono
altrimenti a' beneficii de' Padri del Giesü, nè il fine è altro che di convertire quel ch'ivi si perde a lusso de pochi; a maggior benefitio de molti, et provedere principalmente a' bisogni urgenti dell' Holanda et vicine provincie, in modo perö che buoua parte del commodo resti all' istessa citta di Colonia. Et se si trovera modo sicuro d'istituire bene quella gioventü senza 1'opera de' Padri del Giesü, si lasciaranno volentieri attendervi ad' altre loro fontioni *). Di questi particolari V. S. Rma. dira et tacera quel tanto ebe le parera bene, attendendo in qualunque nianiera, che si possa venire a buon fine dell' opera dirisata, et che il Senato ö alcuni di quell' Ordine tocchiuo con mano il vantaggio, che hanno ad havervi dentro per le use scrittele altre volte et con 1'ultime de
18 ») Di Roma, a 25 d'Aprile 1592.
Carte Minucciane. Vol. I, f. 276 (afschr.).
477. 1592, MEI 2, ROME. — Minucci aan Frangipani. Over de kerkelijke aangelegenheden der Hollanders wordt in de „Congregatio pro rebus Germanicis" te Rome druk onderhandeld. De paus wil niet ingaan op het verzoek van het kapittel van s. Servaas te Maastricht, om een klooster in het Luiksche te naasten; redenen van die weigering.
Sopra le cose d'Olanda si fanno qui gagliarde consulte con intervento d'hnomini pii di quelle parti, et se ne pigliera qualche buon partito, aggiongendosi non poca speranza da quello che scrive di la Sasboudo *), che invita a pensare di non lasciar' inculta quella vigna. Ch'e' quanto per ordine diSua Beatitudine si puö rispondere alle due sue accusate di sopra, poi cbè intorno
1) Later bleek echter het tegendeel. Zie Bijdrage voor de geschiedenis van de R. K. kerk, pag. 39.
2) Dit schijnt echter op moeilijkheden te zijn gestuit, blijkens hetgeen Minucci 16 Mei 1592 aan Frangipani schreef: Se hora par dificile il poter riddurre il luoco de' Antoniti a quella forma, che col servitio di Dio et Ia sodisfatione di Nostro Signore posteria anco commodo et ornamento a cotesta citta, non si deve perö lasciar occasione di persuader destramente ad altri quel che saria maggior bene" (f. 28.)
3) Bedoeld is waarschijnlijk de brief van 14 April H.
4) Sasbout Vosmeer.



428
al luoco de gl'Antoniti*) s'è scritto per innanzi quanto basta a fare lei piü informata dell intentione, che s'ha qui.
Dall' aggionta supplica*), proposta in Segnatura di gracia *), vedra vostra signoria reverendissima la dimanda del capitolo di san Servatio di Mastrich, et ne scrivera ella il suo parere, che cosi commanda Sua Santita, alia quale è stato detto all' incontro, che quel capitolo è de' piü ricchi di quei contorni, che ha havuto la riserva di frutti decennali di 12 prebende prime vacanti per rimedio de' danni patiti, che tiene i suoi nel vescovado di Lieggi, et cerca di dipendere piü dal magistrato secolare che dall' ecclesiastico. Onde quel' unione veniva ad essere di poco frutto, et saria meglio farla a qualche seminario ö collegio, ove s'educasse la gioventü. Potra, mö ella, senza mostrar di sapere queste ragioni, intendere ciö, ch' altri ne dicano, et darne aviso, poichè forse saria luoco per incorporare con gl'Antoniti a fine di facilitare piü il disegno nostro.
Da Roma, a 2 di Maggio, 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale, Correspondentie-Frangipani, XII, B. 21, f 1811 en T.
478. 1592, mei 4, keulen. — Frangipani vraagt namens Clemens VIII aan Ernest, den aartsbisschop van Keulen, dat deze in het belang van zijn diocees bij de eerstvolgende vacature in één der collegiale kerken van Keulen moge benoemen Henricus Terbeeck.
Al 1'elettor di Colonia.
Havendo io raccommendato ad Innocentio nono 4) Enrico Terbech 6) Coesfeldio, canonico di san Pietro di Utrecht, residente in Colonia per predicatore nel monasterio di Cruciferi, acciö fnsse dentro questa citta provisto da qualche prebenda per ligarlo come huomo di singolar talento in esaltatione della fe' Cattolica, et la mia raccommendatione essendo gionta in tempo di Sede vacante, et perciö rapresentata a Clemente ottavo, qual ha voluto conservare a vostra altezza serenissima la gratia dell' indulto, concessagli da suoi predecessori, vengo con questa a supplicarla, che si consent! nella prima vacanza in alcuna di queste chiese collegiate provederlo, perchè oltre fara cosa necessaria alia sua chiesa et lodata da tutti per il merito del sudetto, 1'assicuro che N. S. ne sara sodisfattissimo per 1'inclinatione, che mostrava nella persona del detto Enrico, et io per il mio parte ne terrö particolare obligo a vostra altezza, alia quale, etc. Di Colonia, li 4 di Maggio, 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 148'.
479. 1592, tusschen 4 en 12 mei «), keulen. — Frangipani aan Cuyck. Berust in de bezwaren welke Cuyck in een schrijven aan den koning heeft uiteengezet tegen
1) Het klooster der Antonieten te Keulen, vervallen en bestemd voor seminarie van Hollandsche geestelijken; zie volgend schrijven van Minucci, gedateerd: 23 Mei 1592.
2) Ontbreekt, maar betrof vermoedelijk S. Hieronymuskamp te Zepperen; zie hieronder het schryven van Frangipani aan Clemens VIII, gedateerd 21 Mei 1592.
3) Een college van prelaten, welke den paus van raad diende.
4) Zie hierboven het schrijven van 9 Januari en 6 April 1592.
5) Terbeeck.
6) Oe datum, achterwege gebleven, kon met behulp van den voorafgaanden en volgenden brief nagenoeg vastgesteld worden.



429
het aanvaarden van het bisdom van Roermond. Zendt hem de jnbilé-bnlle van Clemens VILT.
Ad Henricum Guychium.
Excusationem recusationis suae, qua ab onere Euremunsis ecclesiae liberari voluit ob illa capita, quae pro ejusdem defensione conseientiaeque suae relevamine deducenda apud majetatem Caesaream cupit, cum apud Deum admissibilia sibi existimet, nee nos aliter quoque sentiemns, quantum ex eorundem lectione perspicere potuiraus; minime negligenda fore a quoquam mundano principe proinde speramus.
Jubileum Clementinum hisce adjunctum transmittimus; potest denuo imprimi, deletis his quae ut hic publicaretur superaddita fuerant. Et benevaleat dominatio vestra. Coloniae, etc.
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 12, f. 169».
480. 1592, mei 21, keülen. - Frangipani aan Clemens Vin. Kan nog geen inlichtingen geven omtrent het klooster van s. Hieronymuskamp te Zepperen (in het Luiksche), dat het kapittel van s. Servaas te Maastricht wil naasten. Zeker alleen dat een aantal kloosters in het Lniksche, en ook in het Keulsche, nog veel slechter er aan toe zijn.
Sopra 1'unione del monastero Campi Hieronimi nel villaggio di Sepperen diocesi di Lieggi, che domanda il capitolo di s. Servatio di Mastrich a Vestra Beatitudine, non posso adesso dir il mio parere, ma io son certo, ch' egli non si trovi in tanta calamita che molto maggiore non la senta alcun' altro luogo pio, cosi nella provineia di Lieggi, come in questa di Colonia.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8 f. 96».
481 1592, mei 28, rome. - Minucci aan Frangipani. De paus zal gaarne aan de wenschen, door trouwe Katholieken nit Holland bij hem uitgebracht, voldoen en vooral zorg dragen voor de opvoeding van priesters, die in Holland zullen arbeiden Nu het klooster der Antonieten te Keulen voor dit doel niet kan aangewend worden wordt de nuntius gelast nit te zien naar eene andere gelegenheid te Keulen, waar twaalf jongelingen onder toezicht, hetzg van de Jezuïeten, hetzij van een braven Hollandschen priester, kunnen ondergebracht worden; de paus zal daarvoor jaarlijks 600 dukaten uitleggen. Ook wordt Frangipani verzocht aan den paus mededeeling te doen van znn bevindingen.
Quesfa Hollandesi, zelosi del bene della patria et della salute dell'anime hanno suppheato N. S. di diverse gracie, che si vanno tutte ineaminando alia loro sodisfattdone, e tra 1'altre vorriano che S. S. trovasse modo di far edneare qualche numero de giovani di quelle provincie, acciö non venissero a mancare ï sacerdoti, che hora sostentano et coltivano le reliquie della fede Catolica. A questo fine si destinava il luoco de gl' Antoniti, con altre conditioni perö che sanano state commodissime alia citta di Colonia, se a vostra signoria havesse bastato 1'animo di tirare il negocio a questo camino; ma poi chè a



430
lei pare ö difficile ö foor di tempo, non volendo in tanto S.S. lasciar di consolare in altro modo quella povera gente, ha qualche pensiero di allevare in costesta citta, conforme all'in stanza loro, sin'al numero 12 giovani. In che progongono essi, che s'habbia a spendere seicento 1'anno, vuole Sua Beatitudine, che rostra signoria reverendissima, co'1 consiglio di qualc'huomo prudente de' medesimi paesi, vegga un poco la commodita di quest' opera, et dove s'haveriano a porre questi giovani, se in convento de Padri di Gesü, o pure sotto cura di qualche buon sacerdote Hollandese, che li tenesse come in dozina; sopra che fatte che s'habbino diligenti considerationi, vostra signoria reverendissima
ne scrivera a S.S- il parere suo
Di Boma, 23 Maggii 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 21, f. 195', en 196».
482. 1592, MEI 28, KEULEN. — Frangipani aan Clemens VILT, Herinnert aan hetgeen hij reeds in 1591 heeft gedaan om paal en perk te stellen aan het misbruik van kloosterlingen, die als aalmoezeniers bij de Italiaansche hulptroepen zijn aangesteld en gedurende het staken der krijgsbedrijven bij burgers in de stad hun intrek nemen, waar zij aanstoot geven door hun gedrag. De aartsbisschop van Kamerijk, door den H. Stoel met het toezicht over deze aalmoezeniers belast, heeft dit kwaad wel trachten te stuiten, maar ondervond tegenwerking zoowel bfl die plichtvergeten kloosterlingen zelf, als bjj hun oversten. Hij zal hun echter opnieuw aanschrijven, dat zij gedurende hun vrijen tijd in het klooster moeten vertoeven. Onderwijl heeft de nuntius ook bij de kloosteroversten daarop aangehouden.
Sopra la parte d'i scandali, che vengono da nostri Fratelli ltaliani in queste parti, non ho visto, nè inteso, fin hora altro di quel che io ne scrissi a papa Innocentio *) di santa memoria il giorno di 19 di Decembre; (cioè) di molta licenza ch'i regolari, destinati all' esercito Cattolico per servitio spirituale d'i soldati, mentre non sequeno li eserciti, sedono nella citta et luoghi, allogiar' nelle case di secolari con scandalo di altri. Et di ciö avertei la S. S., acciochè 1'arcivescovo di Gambrai, come Vicario apostolico deputato di quella Santa Sede sopra la cura spirituale delli eserciti, ammonito di simul abuso, constrigesse ogn'nn di loro a viver nel claustra sotto 1'ubedienza d'i superiori di monasterii del lor Ordine. Cosi come ammonito da me, dopo di essersi escusato su le molte difficolta, che vi trovava si della parte delli Frati, quali per il piü sono homini licentiosi, come delli superiori di detti monasterii, che non se vogliono caricare, ne poterano supporter' i loro humori, si risolse di far fuora un' editto, del quale m'ha mandato copia, bastante a toglier simul abuso. Cosi in conformita dell' editto ho comandato alli superiori di detti Ordini, che facciano viver i regolari
dell' esercito nelli lor conventi
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B. 8, f. 98».
1) Innocentius IX.
2) Louis de Berlaymont.



II. STAATKUNDIGE STUKKEN.






I.
488. 1660, januari 16. — Pius IV meldt zijne verkiezing aan de landvoogdes Margaretha van Parma en vermaant haar, in de Nederlanden evenals koning Philips den Katholieken godsdienst ijverig te beschermen.
üilectae in Christo filiae Margaritae de Austria, ducissae Parmae et Placentiae, Flandriae gubernatrici.
Dilecta in Christo filia, salutem etc.
Etsi non dubitamus, quin ex multorum litteris et nuntiis, fama denique ipsa intellexeris, quemadmodum venerabile3 fratres nostri sancta Roman ae ecclesiae Cardinales in proxime praeterita celebritate Nativitatis Domini nostri Jesu Christi et nocte, eam subsequente, unanimi omnium consensu, congruentibus studiis, uno simul ore, Spiritu sancto cooperante, nos in Summum Romanumque Pontificem delegerint deindeque primo mane diei sequentis, Sacris factis adhibitisque ceremoniis, more institutoque majorum, concordibus pariter ad unum suffragiis, iidem Cardinales nobis pontificatum ipsum maximum denuo detulerint, tarnen adducti propenso nostro erga te animo paternaque voluntate idem nostris quoque hisce litteris tibi significandum duximus, quoniam non mediocrem id laetiti am et voluptatem tibi allaturum esse speramus. Potest enim Nobilitas Tua vel debet potius confidere, cuncta quae ad eam pertinebnnt, quantum nobis per Deum licuerit, semper sibi fore paratissima. Coeterum pro nostri muneris officio, quod nobis in primis cordi est, ad te scribere non pretermittemus, ut quod per se ipsa libenter et sedulo facere credimus, memor etiam insignis pietatis et religionis inclitae memoriae genitoris sui, qui Catholicam orthodoxamque fidem, dum (in) humanis egit, acerrime tutatus est, eam tu quoque in istis partibus auctoritate tua qua vales plurimum ab impiis hominibus, qui illam continue variisque fraudibus convellere nituntur, diligenter, prout Serenissimus Philippus rex Catholicus, tuus frater, dum in partibus istis residebat, fecit, tuearis atque defendas, ad quod peragendum omnem nostram et hujus sanctae Sedis opem, favorem, auxilium alacri libentique animo tibi deferimus et pollicemur. Id autem si feceris, sperandum est, omnia tibi in terris prospere feliciterque eventura, ac postremo Deum Optimum Maximum aeternae felicisque vitae beatitudinem in coelis tibi largiter concessuruim Datum Rome apud sanctum Petrum etc., die 16. Januarii 1560, anno primo.
Archivalia I, n°. 539.
484. 1661, mei 3. — Pius IV geeft aan kardinaal Granvelle verlof om niet naar het Concilie van Trente te gaan, maar in de Nederlanden te bhjven, wijl zijne aanwezigheid daar zoo nuttig ia.
Dilecto filio nostro Antonio, S. R. E. presbitero cardinali, Atrebatensi, Pius papa quartus.
28



434
Dilecte fili noster salutem et apostolicam benedictionem.
Si aut jucunditatis nostrae aut opportunitatis et commodi rationem tantum duceremus, facere non possemus, quin Dilectionem Tuam ad nos acriter evocaremus. Non enim aut parvo nobis solatio praesentia tua, ant mediocri usui virtus et consilium essent futura- Sed cum sciamus, quanti intersit et ad honorem Dei et ad commodum cbarissimi in Christo filii nostri Hispaniarum regis Catholici, te isthic manere, non minus gratum acceptumqne est nobis, isthic te esse, quam si ad Concilium te conferres. Itaque manendi isthic vernam, quoad quidem aliud a nobis mandatum non acceperis, noveris tibi esse concessam. Datum Romae; apud Sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die tertia Maji, (anno) millesimo quingentesimo sexagesimo primo, ponficatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 545.
485. 1562, december 15. — De kardinaal-staatssecretaris (Borromeo) aan den Spaanschen nuntius Crivelli: over het Lutheranisme in de Nederlanden en over de samenspanning der naar Engeland uitgewekenen om met geweld terug te keeren.
A li 15 di Dicembre 1562.
Advertisco Y. A., che tutta la Fiandra, Brabant et Eunaldt *) si
vuol rivoltare, se non ci è messo ordine, e tutto cio per la setta Lutherana. Ci sono in questo paese piü di 30 mille persone (che è cosa incredibile), li quali secretamente hanno ricercato a la regina 2) un capo di guerra per farli ritornare al lor paese. Lei ha lor promesso milorth de Betfort, il quale volontieri accetta di menarii, perchè essi assicurano, che di cinque parti le 3 sono per loro. Hanno uno, che guida tutto il negotio, che si chiama mons. di Huttenove s), de la citta di Gand, che è de piü nobili e stimati tra di loro.
Spagna Vol. 39 (f. 70». (gelijkt afschr.).
486. 1563, juni 4. — Klacht van Fins IV in het Consistorie over den zorgwekkenden toestand der Nederlanden.
Gedrukt Archivalia I, n°. 2045.
487. 1566, maart 18. — Fins V beveelt de landvoogdes Margaretha zijn nuntius Julius (Pavesi), aartsbisschop van Sorrente 4), aan, die haar o. a. komt spreken over de bestrijding der ketterij in de Nederlanden.
Archivalia I, n°. 567. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 387.
1) Hainaut, Henegouwen.
2) ' Koningin Elisabeth.
3) Jan Utenhove.
4) Over de zending van Pavesi naar de Nederlanden: Gachard, Correspondance de Philippe II avec les Pays-Bas, torn. I, pag. 228; Poullet, Correspondance du Cardinal de Granvelle I, pag. 245; Annales Eccles. XXXV, pag. 225; Luciano Serrano, Correspondencia diplomatica entre Esparia y la Santa Sede durante el ponliflcado de S. Pio V, Madrid 1914, tome I, passim.



435
488. 1666, maart 18. — a. Plas V beveelt aan Prins Willem van Oranje znn nuntius Pavesi aan
6. Evenzoo aan Viglius (van Zuichem), voorzitter van den Raad van State. Archivalia I, n». 568—569.
489. 1666, april. — Castagna aan kardinaal Reomanus *): over zijn onderhond met koning Philips omtrent de Nederlandsche troebelen en het thans ongewenschte der afvaardiging van een nuntius naar Brussel.
Borgheae L Vol. 606, f. 30v—34v (gelijkt, afschr.). — Gedr.: Luciano Serrano, Correspondencia diplomalica entre Espana y la S. Sede. Madrid (1914) I, 194.
490. 1666, april 29. — Castagna aan kardinaal Reomanus: als voren.
Borghese L Vol. 606, f. 34v—36v (gelijkt, afschr.). —Gedr.: Serrano, Correspondencia diplomatica entre Espana y la S. Sede, I, p. 204, waar dit schrijven wordt gesteld op 26 April.
49L, 1666, mei 10. — Castagna aan Jnlius Pavesi, buitengewoon nuntius te Brussel; deze moet in de Nederlanden optreden met de grootste voorzichtigheid.
Per una lettera delli 18 di Marzo, ricevuta li 11 di Aprile, lui avvisato da parte di Sua Santita, che s'intendeva, che nella Fiandra et Borgogna si andavano scoprendo molte heresie, delle quali alcune, et forse la piü parte, crescevano per negligenza et niaresempio di prelati, et per questo effetto era per mandar V. S. Rma. acciö ne prendesse qualche sommaria informatione. Onde S. Bne. desiderava, che Sua Maesta Catholica scrivesse alli governatori di quei Stati, ehe li dessero hraccio, ajuto, et favore, senza il quale giudicava, eh'ella non potesse fare effetto. Io feci subito questo officio con Sua Maesta, la quale havendo gia havuto avviso di questo nuovo motivo, che si è fatto in Fiandra, cioè di quella petitione, che fu fatta a' Madama da certi nobili con un troppo ardire. Et forse (come V. S. B™*. sapera meglio) ha giudicato et ne ba fatto scrivere subito a Sua Santita, che li sara molto grato, che temporeggi, e sospenda il mandar V.S. Bma. per adesso; perö che giudica, che questo faria danno alia causa, saria forse cagione di magior tumulto, che faria contrario effetto a quello, che questi doi prencipi parimenti desiderano. Et cosi fu' scritto per un corriero, che parti alli 20 d'Aprile. Ma perchè io feci intendere a Sua Maesta, che credevo, che all'arrivata di quella lettera V. S. B™11. fossi partita et forsi arri vata, onde supplicava a non tardare di scrivere in Fiandra, ehe, quando ella pur fosse arri vata, non mancassero di riceverla con buona accoglienza et favore. Sua Maesta, come prudente, volse consigliarsi bene sopra questo, et infine ha risoluto di scrivere in suo favore, et che per 1'autorita di Sua Beatitudine et di V. S. B™1. sia ricevuta come conviene. Nondimeno scrive a Sua Santita, dandoli avviso delle cose di Fiandra, massime come sia passato questo ultimo motivo et le deliberationi di Sua Maesta sopra questo, et insieme di quanto desi-
1) Ook aan Floris van Pallant was een dergelijk schrijven gericht maar op raad van Margaretha werd deze breve door Pavesi teruggehouden (Serrano I, p. 280 (2)).
2) Joannes Suavius, geboortig van Rieumes, (Reomanus, kardinaal-priester van Sint Joannes a Porta latina, gest. 29 April 1566). Aanvankelijk was hij met het verzenden der breven belast.



436
dera et di quanto scrive a V. 8. Rma. per la lettera, insieme con la quale sara questa mia; il che è, che essendo questo tu multo levato, perchè molti aborriscono la Inqnisitione et le pene, che si danno a gl'heretici, et nondimeno che sia temperato il rigore, et tolte le pene etc., Sua Maesta è risoluta di non fiaecare un punto, nè alterar niente, nondimeno tiene per fermo, che quando intendessero ö credessero, che Y. S. Rma. fosse mandata per causa di pigliar informatione et far qualche atto circa 1'heresie, potriano levarsi con magior forza et far qualch'altra tumultnatione piü grave et piü difficile da riparare. Onde prega Sua Santita et ne scrive, come ho detto a V. S. Rma., che essendo arrivato, non facci mentione nissuna d'Inquisitione o d'heretici, ma dia nome di non esser maudato ad altro effetto se non per dare qualche opera alia riformatione del clero, la quale voce sara grata alli popoli; ma questo ancora ha da esser detto in modo che il clero istesso et li prelati, abbati, priori et simili, che ve n'è copia et sono potenti, non piglino ö timore, ö sdegno, ö occasione di fomentare 1'alterationi et tumulti. Ma in somma si mostri molta dolcezza per dare in questo mentre tempo a Sua Maesta di poter far le debite provisioni.
Questo è quanto mi ha detto Sua Maesta, et quanto mi ha comandato ch'io scriva a V. S. Rma. in conformita. II che ho fatto volentieri per ubbedire alia Maesta Sua, la quale trovo con mente veramente catolica et desiderio christianissimo, et, secondo il mio giuditio congionta con il medesimo fine et santo volere di Sua Beatitudine. Et ancora per darli avviso di tutto questo, acciochè ella con molta sua prudenza et destrezza possi piü informata governarsi, come le dettera il suo prudentissimo giuditio, mentre sopra questo havria da esseguire per operar poi quanto li sara da Sua Santita comandato .... Di Madrid, li 10 di Maggio 1566.
Borghese I Vol. 606 f 44»—46» (gelijkt, afschr.). — Castagna schreef 6 Juli e. v. aan Bonelli: Ho ricevuto una lettera di monsignor 1'arcivescovo di Sorrento di Fiandra, in risposta della mia; e risponde ancora a Sua Maesta, et son certo, che restara satisfatta (f. 68»).
492. 1666, MEI 26. — Castagna aan den kardinaal staats-secretaris Michele Bonelli 1): als voren.
Hora mi occorre dir' a V. S. Illma. e Bma., ch'il signor duca di
Alba mi disse da parte di S. M**., che desiderava, come piü volte ha detto, che monsignor arcivescovo di Sorento non andasse per hora in Fiandra, et, se fosse partito, se si potesse con qualche occasione, si fermasse per via. Ma quando pur fosse arrivato (alia instanza ch'io gl'havevo fatto, perchè scrivesse, acciö fosse accettato, favorito et ajutato), Sua Maesta era risoluto di scrivere, che fosse racolto, come conviene alia dignita di Sua Santita et Sede apostolica. Nondimeno desidera, che detto monsignore arcivescovo non dia nome di andar per cosa alcuna pertinente all' heresie, Inquisitione, o simili, ma di esser li solo per dar qualche opera alia riformatione del clero; che questo ancora lo dica et semini con tal destrezza, che non movesse alcuno del detto clero,
1) Michele Bonelli, een neef van Pius V, was op verlangen der kardinalen in het H. College opgenomen en sinds 6 Maart 1566 met het Staatssecretariaat belast, heette sinds: il Cardinale d'Alessandria.



437
(massime delli maggiori) a pensar a qualche errore, ö per tema, ö per odio, d per altro interesse. Et in conformita mi disse, che desiderava, ch'io scrivessi al medesimo signore arcivescovo, et che quando mandara perciö corriero in Fiandra, mandara a monstrarmi la lettera, che Sua Maesta scrive al detto arcivescovo, acciö io mi convengo con essa; perö che non va ad altro fine se non al medesimo, che va Sua Santita. Alia quale potevo scrivere liberamente, che Sua Maesta haveva deliberato di non Baccare niente in quanto quelli huomini dimandano, ma vuole, che si seguiti come prima; perö che è risoluto piü. presto non esser re ch'esser re d'heretiei, et di piü che haveva da espedir presto un corriero per dar notitia a Sua Santita di tutto quello ch'era stato et occorreva in Fiandra, perchè pensava, che le cose fossero porte a Sua Santita piü gravi che non sono, onde havria ricevuto maggiore dispiacere. Questo è quanto mi disse in sostanza, ma non mi ha ancor mandato a dir altro, nè mostrar lettera alcuna, forsi perchè spera, chè '1 detto signore arcivescovo non
sia partito di Boma, nè io ho scritto altramente Di Madrid, li 26 di
Maggio 1566.
Borghese I. Vol. 606 f. 39—40 (gelijkt, afschr.).
493. 1566, JUNI 4. — Laurentius Metsius, deken van Brussel, aan paus Pius V, wien hij zich bereid verklaart om met den nuntius Pavesi samen te werken tot behoud van den katholieken godsdienst.
Sanctissime Pater.
Becepi ea qua decuit reverentia a Bevmo. archiepiscopo Surrentino Beatitud inis Vestrae Breve, et eius orationi fidem habens praestiti, quae Sanctitas Vestra a me fieri per eundem postulabat. Humillime autem Sanctitatem Vestram deprecor, ut cum idem Eevmus. ipsi referet quae ex me aut verbo aut scripto excepit, dignetur diligentius expendere pericula, in quibus versamur, et nobis paterno affectu succurrere. Porro ut quotidie Deo Patri per dilectum filium suum Jesum Christum gratias agimus, quod hoe tam calamitoso tempore dignatus sit Ecclesiae suae de tam pio ac vigilante pastore providere, ita quoque eundem precari non cessamus, ut multo tempore salvam et incolumem eidem Ecclesiae suae Sanctitatem Vestram servet, cuius pedes devotissimo animo exosculor. Bruxellis, pridie Nonas Junii 1566.
Sanctitatis Vestrae devotissimus sacellanus.
Eigenh. Laurentius Metsius, ecclesiae Bruxellensis decanus indignus. Op den rug het adres: Sanctissimo patri Pio papae Quinto. Archivalia II, n°. 291b.
494. 1566, JUNI 6. — Viglius Znichem van Ayta aan paus Pius V: dankbetuiging voor het zenden van den nuntius Pavesi, wien hij den godsdienstigen toestand der Nederlanden reeds heeft uiteengezet.
Beatissime pater.
Non potui non summo affiei gaudio, quod intelligerem eo testimonio apud Sanctitatem Vestram me fuisse ornatum, ut inde mota fuerit per Revmum. archiepiscopum Surrentinum sollicitudinem suam de fidei Catholicae in hac provineia conservatione signifieare; de quo Deo omnipotenti ac Vestrae



438
Sanctitati maximas gratias ago. Etsi autem studium meum lubenter iu boe semper posuerim operamque diligenter dederim, ut orhodoxa religio Sedisque apostolicae obedientia inviolata in his regionibus servaretur, tarnen huius temporis iniquitas facit, ut huic meo affectui non omnino effectus respondeat, quemadmodum id plenius ipse Bevmns. Surrentinus Yestrae Sanctitati declarare poterit, cui huius provinciae, praesertim quantum ad religionem pertinet, statum syncere exposui, et ex aliis quoque viris catholicis cognoscere abunde potuit. Deus Sanctitatem Yestram ad suae Ecclesiae utilitatem diu servet incolumem. Datum Braxellae, octavo Idus Junii 1566.
!Sanctitatis Yestrae bumillimus, obedientissimusque famulus VlGLIÜS ZuiCHONIÜS.
Op den rug het adres: Beatissimo patri ac domino domino Pio Quinto, Pontifici Maximo.
Archivalia II, n*. 291».
496. 1666, JUNI 7. — Margaretha van Parma aan Pius V: dank- en vreugdebetuiging over de komst van den nuntius Pavesi, met wien zij in alles wil samenwerken.
Beatissime pater, post humillima Sanctitatis Yestrae pedum oscula.
Quae Rmns. archiepiscopus Surrentinus V. S. nomine mihi exposuit, ea cum omni reverentia percepi, gavisaque plurimum lui, quod S. V. in tantis reipublicae occupationibus oculos clementer ad hanc provinciam, mihi a regia Catholica Majestate domino meo clementissimo commissam, convertere ac ea, quae ad Dei obsequium et hujus populi salutem quietemque promovendam pertinerent, suggerere dignata fuit. Ad quae melius exsequenda, in hac temporum iniquitate et dictae Catholicae regiae Majestatis praesentiam optarem, et Dei opem implorare non desino. In mea certe voluntate et studio nihil desiderari patiar, prout S. Yestrae ipse Surrentinus plenius declarare poterit. Quem virum eximia integritate ac fide praeditum lubens cognovi, et cum S. V. nomine tum ob sua merita omni honore dignum duxi. Per quem etiam V. S. intelligere dignabitur, quantopere me sentiam erga eandem obligatam pro summo, quo me ac totam domum Farneseam favore complectitur; pro cuius incolumitate ac foelici regimine Deum Optimum Maximum vicissim orabo, atque ad eius obsequia me cum omni humilitate offero.
Bruxellae, die 7 Iunii anno 1566.
Sanctitatis Yestrae obsequentissima.
Eigenh. gei. Margarita.
Op den rug het adres: Sanctissimo domino nostro Pio Quinto, sacrosanctae Romanae et universalis ecclesiae Pontifici Maximo, domino observantissimo. Archivalia II, n°. 290*.
496. 1666, JUNI 9. — Margaretha van Parma betuigt aan Pius V, naar aanleiding der haar overhandigde Breve, haar volstrekte toewijding voor de katholieke zaak en vraagt twee geestelijke voorrechten.
Beatissimo padre.
Con quella riverenza che io debbo, ricevei a questi di per mano di monsignor arcivescovo di Surrento il Breve della Stó. V. et ascoltai quei particolari,



439
che per parte di quella mi espose. La ringratio hamilmente di tanta benignita, che si è degnata mostrar meco, et della coufideuza, che tiene in me. Et perchè esso monsignore le dara di tutto pieno et particolare ragguaglio, a lui rimettendomi sarö con la presente tanto piü breve. Dirö solo, che in tutte le cose, che concernono la osservanza della religione et la rirerenza verso questa santa Sede, io esponeró sempre tutte le mie forze et la vita propria, occorrendo, et questo si per il debito mio, si per osservare il santo desiderio di V. Bne. et il buon zelo del re, mio signore. Mi resta supplicare la Sta. V. de una gratia, da me sotnmamente desiderata, et questa è, che ella si degni concedere al'altare, et capella, dove per me si faranno celebrare le Messe et i divini offitii, indulgentia plenaria per quelle persone, che vi saranno presenti, et ancor per quelli, che andaranno a fare ivi le loro orationi; concedendo insieme, che io possa far celebrar la Messa, se ben fusse passato il mezzo giorno, di qualche poco dappoi, perchè le molte occorrentie di questo governo sono cagione alle volte, che io non posso uscire se non tardi del Consiglio, non patendo dilatione simili occorrentie. Di questo medesimo mons. arcivescovo spero ne terra proposito con la S44. V., et quanto prima ella si degnera commettere, che il Breve sopra ciö sia spedito, la gratia mi sara tanto piü cara, et le ne restarö con tanto maggior obligo. Alia quale basando con ogni debita riverenza i santissimi piedi, prego il signor Dio, che si degni conservarla lungamente con ogni felicita. Di Brusselles, il di 9 di Giugno 1566.
Di Vostra Santita humilissima serva et figliuola Archivalia I, n°. 2255. Margabita.
497. 1566, JUNI 10. — Julius Pavesi O. P., aartsbisschop van Sorrento, aan den Spaanschen nuntius Castagna: over zijn geheime zending naar Margaretha van Parma en den prins van Oranje.
Spagna Vol. 1, s. 43—43» (oorspr. eigenh. get ). — Gedr., Serrano I, p. 268.
498. 1566, JUNI 30. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over zqn onderhond met Philips II omtrent den nuntius Pavesi en de wenschelijkheid van 's konings persoonlijk optreden in de Nederlanden.
Borghese E Vol. 606, f. 56»—57» (gelijkt, afschr.). — Gedr., Serrano I, p. 269.
499. 1566, JULI 14. — Margaretha van Parma aan Pins V: verzoek om tot verlichting van 's lands schuldenlast de helft der kerkelijke inkomsten in de Nederlanden te mogen vorderen.
Beatissime pater, sanctissime domine, post humillimam S. V. observationem usque ad pedum oscula beatorum.
Serenissimus rex Catholicus, dominus meus colendissimus, dominia haec Germaniae Inferioris meaeque gubernationi commissa, quae dudum in eum transtulit quondam inclitae memoriae Carolus Quintus imperator genitor ejus, ob diutinum et difficile bellum ita accepit aere alieno gravata, ut in in hunc usque diem illa restaurare non potuerim. Sed varie quotidie ac novae suboriuntur occasiones sumptuum, quibus eorumdem dominiornm proventüs sufficere nequeunt, praesertim quum preter gravia impendia, quae Majestas Sua sustinet



440
contra Turchas tam in Melita quam Goletta et Hungaria tuenda, ego quoque earundem harum provinciarum nomine ingentem pecuniae summam cum Statibus imperii sacratissimo Caesari contribuere tenear, et deinde (ut arbitror Sanctitatem Vestram intellexisse) ita ab hereticis et sectariis hae regiones infestentur turbenturque, ut nisi aliunde quam ex ordinariis subsidiis suppetiae atque auzilia ferantur, ulterius diu subsistere nequeant. Quam ob rem non habemus rex et ego, in hac rerum neeessitate constituti, ad quem preterquam ad Sanctitatem Vestram tanquam ad sacram anchoram (cui universalis Ecclesiae cura incumbit) recurrimus, auxilium et opem petituri, utpote donativum seu subsidium medietatis fructuum et bonorum ecclesiasticorum, in eisdem Provinciis Inferioribus consistentium, citra magnum gravamen ordinis ecclesiastici, quum de illius conservatione nunc praesertim agatur, quique principem protectorem suum in tam gravi discrimine jure merito et secundum Deum juvare tenentur. Quemadmodum latius exponet Sanctitati Vestrae Illmu8. dominus commendator major Castellae, Majestatis Suae orator x), quem ut Beatitudo Vestra benigne audire fidemque iis que referet illi prebere, atque hac rerum calamitate altius perpensa juste regiae petitioni ac meae liberaliter condescendere dignetur, obnixissime rogo et obtestor, factura rem non minus sanctam quam religioni ortodoxae maximopere necessariam ac sua dignitate et munere pastorali dignam Deoque Optimo Maximo gratam; qui eandem Beatitudinem Vestram christiano orbi diu incolumem servet. Bruxellae 14 Julii 1566.
Ejusdem Sanctitatis Vestrae humillima et obsequentissima filia Margarita, dncissa Parmae et Placentiae, serenissimi regis Catholicis in provinciis suis Germaniae Inferioris locum tenens.
Eigenh. get. Margabita. Op den rug het adres: Sanctissimo in Christo patri et domino nostro domino Pio Quinto, sacrosanctae universalis orthodoxae Ecclesiae Pontifici Maximo.
Archivalia II, n°. 290b.
500. 1666, juli 16 (?). — Pius V spoort koning Philips aan, zich terstond persoonlijk naar de Nederlanden te begeven, het éénige middel tot verbetering van den hoogst benarden toestand.
Archivalia I, n». 570. — Gedrukt Archief aartbisdom Utrecht XXII, p. 390.
501, 1566, AUGUSTUS 13. — Pins V schrijft aan koning Philips over den ongunstigen loop van zaken in de Nederlanden en betreurt het, dat de koning niet overeenkomstig 's pausen herhaaldelijken en dringenden raad, zelf naar de Nederlanden heeft willen gaan.
Archivalia 1 n". 571. — Gedrukt Archief aartsbisdom Utrecht, XXII, p. 392.
602. 1666, AUGUSTUS 13. — Pius V schrijft aan den Spaanschen nuntius Castagna over den ongunstigen loop van zaken in Nederlanden, waaromtrent hij den koning vorenstaanden brief van den paus moet overhandigen.
Venerabili fratri Johanni Baptistae, archiepiscopo Bossanensi, in Hispaniarum regnis apud regem Catholicum.nostro et Sedis apostolicae nuncio.
1) Luis de Requesens.



441
Venerabilis frater salutem etc.
Non facile scribere possumus, quanto et inoerore versemur propter trististimos nuncios, quos de rebns Flandriae accepimus. Multorum enim literis compertum habemus, urbem totius illius provinciae maximam, opulentissimam et munitissimam *) aperte a charissimo filio nostro rege defecisse, atque esse in haeretwéirnm potestate, Catholicosque omnes illius provinciae trepidare et ad fugam spectare, si modo se ex impiorum ac sceleratissimorum hominum manibus eripere possint; adeo talibus hominibus, ad caedes, ad incendia, rapinas et omnia scelera ac sacrilegia paratis, omnia redundare. Scribimus ad regem literas, quas abs te illi reddi volumus, in quibus literis illius provinciae suae calamitatem et Catholicae religionis instantem ruinam deploramus. Saepe illum per litteras nostras hortati sumus et vehementer institimus, ut illue iret; saepe de eadem re monendum eum nostro nomine ab oratore suo et cardinali Pacecco curavimus; sed nihil profecimus. Jam veremur, si illue ire statuerit, ne serus ejus adventus sit, quod Deus pro sua misericordia prohibeat. Datum Romae apud S. Marcum, die 13 Augusti 1566, anno primo.
Archivalia I, n°. 572.
503. 1566, AUGUSTUS 11 23. — Castagna aan kardinaal Bonelli; over'skonings al of niet gaan naar de Nederlanden.
Borghese I Vol. 606 (geUjkt. afschr.). — Gedr. Serrano I, p. 301.
504. 1566, SEPTEMBER 7. - De Spaansche nuntius Castagna aan den nuntius (Michaël della Torre) te Parijs, over znn herhaalde pogingen om koning Philips tot een persoonlijk en streng optreden tegen de Nederlandsche ketters te bewegen.
Borghese I Vol. 934 f. 12—12» (gelukt, afschr.). Archiv. I, n». 2413 en IL n«. 26a — Gedr. Serrano, I, p, 332.
605. 1566, SEPTEMBER 25. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over de neerslachtige stemming van koning Philips en zgn hof, naar aanleiding der ongunstige berichten uit de Nederlanden.
Borghese I, Vol. 606, f. 91—91» (gelijkt, afschrift). Gedr. Serrano I, p. 353.
606. 1566, OCTOBER 15. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over 'skonings plan om zelf naar de Nederlanden te gaan.
Borghese I. Vol. 606, f. 95—95». — Gedr. Serrano I, p. 362.
607. 1666, OCTOBER 26."— Castagna aan kardinaal Bonelli: over 'skoningshouding ten opzichte der concessies van Margaretha van Parma aan de Geuzen en over zijn voorgenomen vertrek naar de Nederlanden.
Borghese I. Vol. 606, f. 100»-102» (gelijkt, afschrift). — Gedr. Serrano I, p. 373.
1) Antwerpen.



442
508. 1566, (BEGIN NOVEMBER?). — Pins V vermaant koning Philips, met den keizer en den koning van Frankrijk een bondgenootschap tegen de Turken aan te gaan, en, opdat hij zijne krachten hiertoe des te beter kunne aanwenden, zijne reis naar de Nederlanden niet langer nit te stellen.
Charissimo in Christo filio nostra Philippo, Hispaniarum regi Catholico. Charissime etc.
Maxima cura ac solicitudine angimur, videntes tanquam ea quae oculis cernuntur, periculum imminens sanctae fidei et universo christiano nomini, nisi ea ineantur consilia, quibus impiorum hostium impetus ab his miseris christianae reipublicae reliquiis propulsetur, Consideramus enim, quam facile Italiam aggredi possint, inde Germaniam, quarum provinciarum alterius fines jam attingunt, ab altera angusto admodum mari ac freto potius disjuncti sunt. Aucti illis animi sunt, rebus hac aestate in TJngaria prospere gestis. Irritati vero majorem in modum et accensi fuerunt, ut verisimile est, ignominia, quam superiore anno in insula Melita acceperunt. Habent paratas terrestres copias eqnitum et peditum ingentes. Habent classes maximas atque instructissimas, praeter naves omnium ex Africa piratarum, quae semper ad eorum nutum presto sunt. Principes porro christianos nulla inter se bellf societate innodatos esse sciunt, nee quemquam vestrum posse solum, sine aliorum auxiliis, sibi resistere. Proinde necessarium esse videmus occurrere tantis periculis; ea vero propulsari non posse videmus, nisi tu, charissime fili, et serenissimus frater tuus patruelis et rex Francorum Ghristianissimus, reginae uxoris tuae frater, qui estis tres christianorum principum maximi, inter vos conspiretis, et salutare ac sanctum foedus primo quoque tempore ineatis, ad religionem cbristianam et res vestras ab hujus novi Turcarum tyranni impetu defendendas. Est quidem rex Francorum ab hoe periculo aliquanto, ut videtur, quam Majestas Tua et ipse Caesar adhuc tutior; sed sero consulturus esset rebus suis, si vos prius opprimi pateretur. Hortati igitur ipsum diligeutissime fuimus ad hanc societatem vobiscum ineundam, sicut Majestas Tua intelligere poterit ex litterarum, quas ad eum misimus, exemplo. Hortamur vero Majestatem Tuam, ut de hac re ipsa quoque cum eodem rege, et cum Caesare agat; et quo facilius vires omnes suas in Turcas convertere possit, statuat non esse sibi diutius differendum iter suum in Flandriam ad res illas componendas. Quam ad rem hanc societatem, si facta fuerit, in primis profuturam esse videmus. Datum Romae,
apud sanctum Petrum etc. die 1566, anno primo.
Archivalia L, n°. 574.
509. 1566, NOVEMBER 2. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over 'skonings voorbereiding om naar de Nederlanden te gaan.
Borghese I. Vol. 606, f. 105»—106 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano I, p. 376.
510. 1566, (MOVEMBER 4). — Pius V vermaant koningin Isabella van Spanje, haren echtgenoot tot het bondgenootschap tegen de Turken aan te sporen en hem niet terug te houden van zijne reis naar de Nederlanden.
Charissimae in Christo filiae nostrae Isabellae, reginae Hispaniarum Catholicae.



443
Charissima in Christo filia nostra salutem etc-
Pro pastorali officio et paterno amore nostro admonendum esse duximus serenissimum regem Catholicntn cóniugem tuum de periculo, quod sanctae fidei et rebus eius atque omnium Christianorum impendet ab immanissimis christiani nominis hostibus. Hortati eum sumus ad ineundam societatem belli adversus tam potentes et tam infestos hostes una cum charissimis in Christo filiis nostris Maximiliano Caesare et Carolo Francorum rege Christianissimo. Neque enim ullo alio auxilio religioni ac reipublicae christianae subreniri posse videmus. Decet autem tam sanctam et tam necessariam ac salutarem actionem, charissima filia, pio tuo quoque studio adjuvari. Proinde hortamur in Domino Majestatem Tuam, aut ipsum Serenissimum regem conjugem suum, quem ut regem Tere Catholicum optime animatum esse non dubitamus, ipsa incedas et ut serenissimo Caesari, quo sustinere insequenti anno hostium impetum possit, firmissima auxilia mittat, horteris. Tantis enim impiorum hostium viribus non est dubium, quin nullius principis christiani vires sine aliorum auxiliis pares futurae sint. At si tres tanti principes societatem hanc inter se fecerint, Deo juvante speraudum est, rem et subolem christianam defensnm iri. Quia vero illum proficisci necesse est in Flandriam ad res illas componendas, quae illo absente ab haereticis adeo turbatae fuerunt, ut in maximum periculum venerit illius tam nobilis et opulentae provinciae amittendae, licet nihil te alienum officio piae prudentisque reginae facturam esse putemus, tarnen admonemus te, charissima filia, ne, conjugali forte amore impulsa, ejus profectionem impedias. Nam et noceres ei, quem omnium charissimum habes, et Deum, quem religiosissime semper coluisti, gravissime offenderes. Non patitur id malum differri diutius discessum ejus; atque utinam illue se multo prius contulisset!; multo enim minus negotii habiturus fuisset. Sed confidimus, Deo juvante, cum illue per ven erit, tumultos illos praesentia, consilio et virtute sua sedaturum et, rebus ex sententia compositis, ad te brevi esse reverturum. Datum Romae etc. ut supra (die .... 1566, anno primo). Archivalia I, n°. 575. — Gedr. Serrano I, p. 377.
511. 1566, NOVEMBER 10. — J. Straetman prior van het Dominicaner-convent te Brnssel, aan kardinaal Bonelli: aansporing tot waakzaamheid tegen de ketters, wier stoutmoedig optreden, vooral te Antwerpen, hij beschrijft.
Rme. in Christo pater atque Illme. domine, post sacratissimarum manuum exosculationem.
Non quas debeo, sed quas valeo, gratias ago Deo patri omnipotenti, per Filium ejus Salvatorem nostrum, in Spiritu sancto, qui mihi elargiri dignatus est, ut ea, quae Vestrae IUm*>. D. scripseram, Sue Sanctitati grata fuerint, testantibus hoe literis Vestrae IUmae. D., quas 5 Novembris recepi. Admonitionemque sanctissimam, qua Sua Sanctitas in literis Vestrae IUmae. D. me exhortari dignatur in fidei conservationem, animarumque salutem, hilari animo suscipiens apostolicamque benedictionem, quantum Dominus Deus gratiam
1) De Jonghe teekent in zijn Belgium Dominicanum omtrent hem aan: „P. Mag(ister) Joannes Straetmannus; S. T. doctor Lovaniensis, sui conventus [Bruxellensis] prior, et capituli provincialis definitor", p. 345.



444
contulerit, pro virili exsequi cnrabo. Non enim temporis calamitas patitur pro pectore Christiano aliqaam remissionem, sed omnibus viribns indefesse laborandnm est, Suplex oro (apostolica benedictione mnnitus), qnatenns Dominus Deus humile servitium meum aspirando praevenire et adjuvando proseqni dignetur. Insuper scribere compellor perfidissimorum hereticorum iu nostris regionibus nostris (quorum infinitus est numerus) insanam ac rabidam jactantiam, qua passim gloriantur ipsi, pleni spiritibus malignis, superbissimo fastu se elaboraturos, ut tota inficiatur Italia atque Hyspania; jamque ferunt se destinasse in dietas regiones consimiles belvas atque furias infernales, qui pestiferum ipsorum dogma atque zizania tritico superseminent. Quapropter humillime orare non desinam "V. Illmam. D., qua debeo servata observatione, ut preria admonitione ad omnes principes Italiae etc., quorum interest, diligentissima in hosce fidei capitales inimicos fiat animadversio rigorosissimaque punitio, ut temerarii ipsorum conatus reprimantur atque ad petram allidantur fidesque Catholica illibata permaneat. Addam etiam horum perfidorum audacissimam insolentiam; ajunt enim, ubi regis nostri Catholici (cujus praesentiam omnes boni et Catholici ut angeli vultum exoptant, mali vero et ipsius farine homines, qui sevire non desinunt in Deum, Dei Sacramenta, in sanctos, lingua ipsorum pestifera, et solum metu a facto simulantes, in clerum et omnem statum ecclesiasticum, quem etiam in universum sese trucidaturos jam iterum ante Omnium Sanctorum festum minabantur; sed laus Deo adhuc subsistimus, licet in nonnullis oppidis ecclesiastici et religiosi expulsi sint), dum nobis aderit in primo accessu, iram et indignationem deferbuisse cognoverint, tantisper dissimulantes, ad eandem maliciam se reversuros nee definituros, quin ipsorum iniqnissime falsitates superiores evadant ac veram fidem Catholicam penitus exstirpent. Contigit preterea a paucis diebus, quod quidam cognomine Berehmontius, neque re neque genere nobilis, sed ex patre nobili et illegitimo thoro Brede, oppido ducatus nostri Brabantie, natus, Antwerpie (hoe est Anversa) residens, nescitur an proprio, an alterius instinctu, postquam maximam rei domestice et uxorie partem dilapidasset, impium cum aliquibus sceleratissimis hominibus fedus iniit diripiende civitatis Antwerpiensis et facto tam enormi fucum addidit odium jam excandescens Calvinistarum, Confessionistarum et Anabaptistarum (ita enim vocant hereses jam per Belgiam impiissime grassantes) contra presbiteros, monachos et catholice Ecclesie fautores et eorum templa et monasteria. Conduxerat non parvam manum perditissimorum juvenculorum, cum quibus intrepide templum Deipare Virginis occupat et, ostiis undequaquam clausis, ea quae a Catholicis restaurata erant disrumpit et fedissime omnia contrectat, animo occupandi turrem Ecclesiae et sono campanarum excitandi populi fecem, et seditione orta spoliandi canonicorum et aliorum Catbolicorum divitum mercatorum edes. Que cum comiti Hoochstratano, qui civitatis Antwerpiensis presidio preest, donec princeps Orangie ex comitatu Hollandie revertatur, denuneiantur, statim comitatus cum aliquot satellitibus ad templum convolat et Brechtanum cum sua cohorte adesse jubet arreptoque satellitis ba'culo primus se spoliantibus obicit, eos admonens temeritatis et infamie, et deprecans ut desistere velint; alioqui se vi contra ipsos experiturum. Sed frustra admonet et orat; imo comitem templo includunt, qui rei novitate commotus jubet a militibus, qui foris erant, templi ostium vi reclndi et cohortem totam ad pugnam instructam ingredi et predones aut lapidari aut capi.



445
Captivorum ducem, qai domum profugerat, produnt, qui noctu nihil mali snspican8 ex propno lecto et edibus captivus in domum civieam ducitur et die sequenti eum quinque ex suis patibulo affigitur, laqueo et strangulatur. Quo peracto multorum animi, qui prede inhiabant et Catholicorum eversionem desiderabant defecere, populusque tumultus fuit sedatus. Attamen interim non siluere hereticorum concionatores, neque cessavere structure novorum templorum, que maxima audacia et ingenti sumptu contra imperatorum regumque edictum in civitate Antwerpiensi et Gandavi extra et juxta portam civitatis exstruxerunt Calvimste duo templa Antwerpie, rotonda forma, ingenti amplitudine, ex latencio lapide ad tecta usque evexere. In quibus templis tertio hujus mensis Novembris cum maximo omnium civitatum concursu, suo more cenam dominieam celebrarunt. Sed longe sit a me ipsorum pestiferum modum referre quem observarunt, nam blasphemiis omnia scatent. Confessionistarum etiam concionator, apostata monachus quondam Carmelita, cum suo socio Dominicano nostri conventus Bruxellensis, de quo in posterioribus meis litteris scrips! Vestrae III»», etiam apostata, cum maximo populi concursu, quandoquidem ipsis Bruxelle in nostra civitate non licuit, Antwerpie nituntur suis blasphemiis evertere sanctam Ecclesiam catholicam, sed spero tandem ipsorum magno malo.
Et hec sqnt, Ul»e. Domine, que in presentiarum scribenda accurrunt Oenibus provolutus a Sanetissimo Nostro sanctam desidero benedictionem pro me et omnibus nobis, ut boni confirmentur, mali vero convertantur Deus autem Optimus Maximus Ill»a» D. V., cujus sacras exosculor manus, conservet insolumem. Bruxelle, 10 Novembris 1566.
Vestre Hl»e. D. humilis et indignus servulus.
fr. Joannes Stbabtmanüs, ordinis Predicatorum. Op den rug het adres: Illustrissimo et Rev»0. Cardinali Alexandrino domino meo observantissimo, Boma. Archivalia II, n°. 288».
,.. j512- 1866> november 13. - Castagna aan kardinaal Bonelli: over zijn audiëntie bi) den koning, met den buitengewonen nuntius (Pieter Camajanni), en over diens ongunstig wedervaren.
Borghese I. Vol. 606, f. 110-110» (gelijkt, afschr.). - Gedr. Serrano I, p. 383.
, l *gl 1,666' november 17-23. - Castagna aan kardinaal Bonelli:over 'skonings betwijfeld plan om naar de Nederlanden te gaan.
11 Passato è, che alia imbasciata, ch'esso monsignore fece a S. M8ta
se ben non rispose parole inconvenienti, anzi che baciava li piedi a Sua Santita per la cura et sollicitudine, che tiene delle cose publiche come sue particolari, et che ben ncompensato dell'animo, che tiene di servirla et obedirla sempre nondimeno moströ non poca perturbatione d'animo; il che si conobbe chiaramente, et tutti li suoi ministri principali 1'hanno apertamente detto. La causa dicono esser, perchè è parso loro, che Sua Beatitudine non ha'creduto, ch'il re volesse veramente far quello che prometteva, et farlo in tempo, et piü presto, et nel piü honorato modo, che sia possibile, ma con il mandare detto



446
vescovo *), pare, per usar le loro parole, che habhia dato voce, et sonato una tromba publicando al mondo, ch'il re finge 1'audata, et non ha tanto ardire d'andare a castigare li suoi ribelli. Onde è stato necessario, che Sua Santita lo persuada, lo spinga, et sforzi ad andare con parole gagliarde, piene di honore, protestö ■) avanti il conspetto di Dio, et similia; quali par loro, che non si Bariano dette, se non da chi tenghi per certo, ch'il re sia gia risoluto di lassare perdere piü presto il tutto che moversi dalla sua quiete. Et mostrano di credere, che questo havra potuto minuir molta la gloria, che havria rice-
vuto dall'andata spontanea Di Madrid, li 17 di Novembre 1566.
L'andata del re non puö esser prima di primarera. Egli dice, ehe
1'Aprile ö il Maggio vuol essere li iu Fiandra. Et è tanto publieata, che non credo, che (non) si possi piü evitare, et Sua Maesta non puö patir, che se ne
dubbiti Di Madrid, li 23 Novembre 1566.
Borghese I Vol. 606 f. 112—112» en f. 122» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano I, p. 389.
514. 1566 november 24. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: over het roekeloos optreden der ketters te Maastricht en Valenciennes; te Antwerpen moet voor iedere natie in den Advent en de Vasten een uitstekend katholiek predikant worden aangesteld.
Illme. domine atque Revme. in Christo pater.
Debita sacratissimarum manuum deoscu}atione cum humillima mei commendatione atque attestatione promptissime mee voluntatis in servitium Vestre Hlme £). premissa, fretus humanitate ac maxima benignitate Vestrae IUmae. j), eidem in presentiarum indicare volui, malignos ac pestiferos hereticos in nostris regionibus non amplius usque adeo sevire ac ita publice dentibus contra ecclesiasticos fremere, sed remissius agere ac potius aliquo timore concuti. Faxit Deus, ut brevi ipsorum dentes canini conterantur! Et licet ante novem aut decem dies Trajecti supra Mosam, civitatem in duos partes sectam, quarum una est regis Catholici, altera vero Revnu. episcopi Leodiensis (ubi quondam divus Servatius prius suam tenuerat cathedram) facta fuerit iniqua conventio inter ipsos Catholicos atque magistratum ex una ac ipsos hereticos ex parte altera, ut ipsis hereticis cederent ecclesiam in usum ipsorum pestilentissimorum dogmatum atque blasphemiarum, attamen Sua Celsitudo, nostre misère patrie gubernatrix, una cum Revmo. episcopo Leodiensi omnem adhibet diligentiam, ut iniqnum hoe atque flagitiosissimum fedus disrumpatur. Et non cessantibus hereticorum predicatoribus sua spargere venena, conatur Sua Celsitudo simul cum Statibus Brabantie ducatus atque Flandrie comitatus omnes proscribere hujusmodi falsos predicatores ex dictis regionibus. Et brevi certo speramus maximo cum desiderio egressurum edictum, quo omnes falsi predicatores cogentur sub pena mortis pronominatas egredi regiones. Eadem etiam Celsitudo misit cominatorias literas ad civitatem Valenchenensem iu comitatu Hannonie, in qua hodie decreverant celebrare Cenam dominicam (ut ajunt), ut desistant a falso instituto, sub interminatione
1) De nuntius Pietro Camajani.
2) Protesü 1



447
rebellionis ac perditione privilegiorum. Donet Deus, nt obtemperent achereses emoriantur, boni vero in fide stabiles permaneant, mali vero convertantnr! Mpropter multum mstiti medio nobilis domini Thome Macchiavelli ») in civitate Bononiensi nati, a Jalio tertio Pontifice Maximo sancte memorie missi m negoens Sancte Sedis apostolice ad Carolum, Romanorum imperatorem felieis reeordationis, et erga Deum fidem Catholicam et Sedem Apostolicam ») devoti, nunc vero secretarii Sne Celsitndipis nostre gubernatricis (cujus opera atque dihgentia feliciter in Dei laudem atque bonum christianitatis, quantum vires suppetunt, semper usus sum, utpote qui perseveravit meus filius spiritual» et cujus ammum in servitium Sedis Sancte apostolice et Sue Beatitudinis ac Vestre Illustnssime Dominationis novi addictissimum), ut Antwerpie quelibet natio jubeatur a Sua Celsitudine sibi providere pro hoe Adventu et futura Quadragesima de Catholico atque pio predieatore, qui verbo et exemplo doceant suos quisque auditores, in confirmationem atque augmentum bonorum et in malorum ad fidem atque religionis christiane reductionem.
Varia insuper referuntur hoe tempore calamitoso a multis visa fuisse mirabiha, ternbilia atque portenta. Misitque Sua Celsitudo virum maturumac mtegrum, qui de veritate inquirat; ubi is reversus absoluto negocio fuerit et quecumque certa cognovero, Vestre 111»*. V. D. ilico indicare studebo. Interim commendans me gratie 111™. D. y. sacratissimisque eiosculatis manibus, Deum clementissimum deprecor, ut V. 111-». nobis dignetur servare insolumem in annos plunmos. Bruxelle, 24 Novembris 1566.
Vestre Ill"»«. D. hnmillimus et indignus servulus
fr. Joannes Stkaetmanus.
Op dm rug het adrte: Illustrissimo ac Beverendissimo domino Cardinali Alexandrino, domino meo observandissirao. Roma. Archivalia II, n». 288b.
515. 1566 DECEMBER 15. - Castagna aan kardinaal Bonelli: over 'skonings wijze van optreden, wanneer hij naar de Nederlanden zal gaan.
Borgheae I, Vol. 606, f. 129-129r (gelijkt, afschr.).
Gedr. Serrano, I, p. 420. Het schrijven aldaar geplaatst op 19 December.
516 1566, DECEMBER 28. - Castagna aan kardinaal Bonelli: over zijn onderhond met Alva over de manier, waarop deze ln de Nederlanden zal optreden.
v .... Ne disse poi apertamente a), ehe Sua Maesta haveva deliberato, chegli andasse pnma; et benchè vecchio e stracco, pigliara questa impresa per il servitio di D.o e di Sua Santita. La qual impresa coi.osce per molto grande et importante, et per tale, che sia necessario di nsarvi non solo molte forze, ma ancora molta prudenza per li pericoli, che circostanno. Et nel suo parlare parve, che ci significasse, ch'egli fusse il precursore a preparare la via al re, accio arnvi a cose giü quasi composte e finite.
1) Zie over hem hier achter in een brief van Margaretha aan Pius V, 27 Febr. 1568
2) Een woord onleesbaar.
e» andLBzlktt.,angdUrig ^ " !S had geïoerd oïer de UV»



448
Questo è quello che passö quel giorno, il che ho voluto scrivere aspettando eommodita di mandar la lettera per lo primo corriero che venira. Et per non esser questa per altro avviso, fö fine con haciarli con ogni riverenza le mani, pregandoli ogni felicita. Di Madrid, li 23 di Dicembre 1566.
Borghese I Vol. 606 f. 136»—139 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, I, p. 427.
617. 1667, JANUARI 7. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over zijn onderhond met Alva over de wijze van diens optreden in de Nederlanden, waarbij de schijn van een godsdienstoorlog zooveel mogelijk dient te worden vermeden.
Gedr. bij Serrano, II, p. 3.
618. 1667, JANUARI 18. Castagna aan kardinaal Bonelli: over zijn en Camajani's onderhond met den koning, die vasthondt aan de meening, dat eene agitatie voor de Ligne thans schadelijk is voor de zaak der Nederlanden.
Borghese I Vol. 606 f. 166»—147» (gelijkt, afschr.) Gedr. bij Serrano, II, p. 10.
619. 1567, JANUARI 17. — Plus V vermaant Philips II, om ter wille van den benarden toestand in de Nederlanden zoo spoedig mogelijk naar Italië te komen en de noodige maatregelen te treffen.
Archivalia, I n°. 576. Gedr. Archief aartsbisdom Utrecht, XXII, p. 397.
520. 1567, JANUARI 27. — Kardinaal Bonelli aan den nuntius Castagna: over het spoedige vertrek van koning Philips naar de Nederlanden.
Vennero poi Le dirö solo questo per hora, che Nostro Signore
ha preso piacer grande dell' aviso, che Ella gli da in queste lettere, che S. Mta dissegni di passar in Fiandra piü presto di quel che si dice. II che Dio faccia
che segua quanto prima a 27 di Gennaio, di Roma 1567.
Spagna Vol. 1 f. 101 (oorsp. eigenh. gel.).
521. 1667, FEBRUARI 9. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: bericht over opklaring van den toestand en verzoek om pauselijke volmacht tot absolutie der rouwmoedige ketters.
Illme. domine ac Revme. in Christo pater.
Nil serium aut particulare, quod Tue Illme. D. scribam, in praesentiarum adest, praeter quod diligentia, sapientia atque animi constantia Illnstrissime nostre Gubernatricis ducisse Parmensis etc. post devictos inimicos crucis Christi non procul a civitate Tornacensi, fidei ac christiane religionis in nostris regionibus negocia Dei, qui irascitur et propicius est et peccata hominum in tribulatione dimittit, inexhausta dementia meliorem habitura exitum sperantur. Veluti enim mare ex tumido serenum, celum ex nubilo hilari aspectu resumitur et in signum principalis clementie regem apium natura privavit aculeo, sic multo amplius Ipse formator rerum omnium, humane injusticie sponte subivit aculeos, ut divinos et justos humanitas imitaret, cum quibus, si quandoque eam pro demeritis percutit, non utique ambitiosa velut ultione mortificat, sed castigans vivificat, vulnerat et medetur. Et quoniam quidem toti (proh dolor) jam constat mundo notorium, qnaliter peccatis nostris demerentibus, equissime



449
a Deo derelicta nostra patria (presertim a tempore, qao insidiantes nrsi et tortuosi serpentes pestifera rabie sua venena spargere ceperunt) ab infectione lepre hereseos, in se ipsa quam incurata marcescens, in odium sui ipsius infecta cediderit, ac quomodo populus et commune semper amans rerum novarum vulgus ab hereticis quam misère illusus sit. Quia tarnen (laus Deo in etemum) certa experientia cognoscere incipimns, quamplurimos esse, qui ultro fatentur se infelicissime illusos, atque ab hereticis falso persuasos, atque ob id desiderare ex corde, omni heresi abjecta, veile reconciliari Ecclesie fidemque amplecti veram ac christianam, ideo ut misère decepti ab hereticis viri ac mulieres, senes ac juvenes, qua decet reverentia atque sanctitate ad Dei gloriam ipsorumque salutem, omnium peccatorum ac censurarum absolutione recepta, proximum mereantur ac valeant celebrare Pascha Besurrectionis dominice, humillime deprecor ac supplex oro nomine reverendi patris provincialis nostri provincie Germanie Inferioris, ut Vestra Illma. impetrare dignetur a Sanctissimo Domino nostro pro communi salute animarum, quatenus Sua Sanctitas, Cujus vices gerit in terris clementiam imitando, vive vocis oraculo eidem nostro provinciali et illis fratribus sue provincie, quos ad hoe idoneos judicaverit (e quorum numero ego unus cupio haberi, si ad hoe quoquo modo aptus judicatus fuero) concedat facultatem absolvendi, in foro consciëntie dumtaxat, recipiscentes quoscumque hereticos. Et erimus obligati omnes orare pro incolumitate Vestre Illme. D. ac felici successu Sue Sanctitatis, cuius humillime sacratissimos exosculor pèdes. Bruxelle 9, Februarii 1567.
Vestre Ilme. D. observantissimus
frater Joannes Stbabtmanus humilis servus.
Op den rug het adres: AH' Illm0. et Bevmo. signore et (patrone) mio osservandissimo monsignore il Cardinale Alessandkino. Archivalia II, n». 288*.
522. 1667, FEBRUARI 10. — Philips II meldt aan Pius V, in antwoord op diens breve van 17 Januari Lh, dat niets hem zal weerhouden om in 'sHeeren dienst werkzaam te zijn.
Archivalia I, n». 2257. — Gedr. bij Serrano II, p. 36.
523. 1567, FEBRUARI 17. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over zijn onderhond met koning Philips en over diens gezindheid omtrent de Nederlanden.
Borghese I, Vol. 606, f. 152—153 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano II, p. 45.
524. 1567, FEBRUARI 21. — Pins V beveelt in de bescherming van Philips II de Engelsche Katholieken dringend aan, die naar Leuven of elders in de Nederlanden gevlncht zijn.
Charissimo in Christo filio nostro, Philippo Hispaniarum regi Catholico, Pius papa V.
Charissime salutem et apostolicam benedictionem.
Etsi omnium, qui calamitatibus affecti sunt, misereri christianae charitatis officium est, tarnen ii praecipue misericordia et piorum omnium auxilio digni sunt, qui exilium pati et domos ac facultates suas amittere et gravissimas
29



450
calaniitates atque aerumnas subire praeoptarnnt quam a Catholica religione deficere, rebus omnibus humanis divini honoris gloriam et orthodoxae fidei cultum praeferentes. Quo pauciores autem reperiuutur ubique his turbulentiesimis Ecclesiae temporibus, qui tali virtute, gravitate, constantia praediti, non charissimarum et jucundissimarum rerum amissione permoveantur, neque aut propositorum praemiorum spe, aut periculorum metu a Christo et ejus corpore, Ecclesia, separari sese patiantur, eo studiosius juvari et sublevari illos convenit. Cum igitur complures Anglos catholicos ex illa Angliae miserabili tetnpestate, ne ulla haereticae pravitatis contagione polluerentur, in Flandriam profugisse et sese Lovanium et iu alias ditionis tuae civitates sese recepisse cognoverimus, quos necessariarum rerum inopia premi ac vehementer laborare nou sine dolore audimus, nostrum officium esse existimavimus, non modo eorum egestatem aliquo subsidio sublevare, sicuti fecimus et facere in animo habemus, sed Majestati etiam tuae tan tam occasionem aeternae mercedis et superni praesidii tibi ac rebus tuis promerendi indicare. Quocirca tua apud Deum merita crescere cupientes, pietati eos tuae majorem in modum commendamus, hortantes, ut tales Dei servos Illius amore, cujus causa exulant et cujus tu beneficio regnas, commendatos habeas et liberalitate tua complectaris ac foveas. Ad quod non esse te longiori oratione a Nobis incitandum novimns, cum sciamus quam sis ad hujusmodi opera, sicut rege vere Catholico dignum est, propensus. — Datum Romae apud S. Petrum, die 21 Februarii 1567, pontificatus nostri anno secundo.
ant. FlOREBELLDS LiAVELLINÜS. Secretaria dei Brevi. Vol. 21 (Pii papae V an. 1567 lib. IV) fol. 38.
525. 1567, MAART 2. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: over zijn biechtkind Thomas Machiavelli, secretaris der landvoogdes Margaretha, en over het'optreden van Brederode te Vianen en diens smeekschrift der edelen.
Illme. domine ac Revme. in Christo pater, premissa manuum Illme. V. D. humillima exosculatione, cum mei semper in gratia Vestre Illme. D. commendatione.
Quandoquidem Illme. D. alia ratione neque gratitudinem animi mei humanitati atque clementie Vestre Illme. D. in vestris ultimis literis, quas 15 Februarii incredibili gaudio recepi, declarare mei muneris esse volo, summo conamine juxta gratiam Dei (quam sua infinita bonitate mihi largiri dignabitur) assiduos effundere preces pro Sanctissimo Domino nostro atque incolumitate Vestre IUme. D., necnon pro (beu nimium) infelici patria nostra, de qua quod inpresentiarum scribam, paucis referre conabor, videlicet: quod istis diebus ex Antwerpia stipendiarii milites heretici consurgerunt ad oppidum quoddam domini Bredenrodii (qui omnium malignantium cernitur esse dux, capitaneus ac asylum), dictum Viana, in comitatu Hollandie, ubi ipse Bredenrodius cum suis hereticis obsidetur et cinctus est jussu Illustrissime nostre gubernatricis a comité di Mega, viro strenuo, et sibi adjunctis. Det Dominus gratiam, ut speratam victoriam obtinere valeamus! Nam ex eo haereticorum effrenata temeritas plurimum confringeretur. Hic Bredenrodius elapso mense misit libellum suplicem mirabilem Illustrissime ducisse etc, quem una cum respon-



451
sione impressum *) Vestre l\lme. D. transmitto in lingua Gallica, prout solummodo exstat, sperans citissime ad manum habiturum qnempiam, qui Vestre Illme. D. interpretetur. Insuper Illme. Dominationi, quoniam certo audivi Sue Sanctitati commendandum secretarium nostre Serenissime gubernatricis, nobilem ac spectabilem virum dominum Thomam Machiavellium a), quum eundem per longam experientiam (fuit etiam a multis annis meus filius Confessionis) cognoverim, esse virum integerrimum, pium ac vere christianum atque Sedi Apostolice semper deditissimum, nequeo juxta ipsius meritum sufficiens prebere de ipso testimonium. Obsecro, ut etiam Sanctissimo Domino nostro per vestram Illmam rjt habeatur commendatus, quam Clementissimus Dominus nobis diu servet incolumem. Atque Sanctissimus Dominus noster suam sanctam mihi largiatur benedictionem, quam procumbens super terram summa cum devotione expecto. Bruxelle, 2 Marcii 1567.
Vestre Illme. D. humillimus ac indignus servus
fr. Joannes Straetmanüs.
Op den rug het adres: Illmo. ac Bevmo. in Christo patri, Cardinali Alexandrino, domino meo observandissimo. Archivalia II, n«. 288«.
526. 1567, MAART 6. — Instructie, door den kardinaal-staatssecretaris Bonelli gezonden aan den Spaanschen nuntius Castagna: deze moet koning Philips zoo dringend mogelijk namens den paus aansporen tot een onverwijld, krachtig en vooral persoonlijk optreden in de Nederlanden en tot een onverbiddelijke houding tegenover de ketterij.
Di Boma, a 6 di Marzo 1567. Di V. S. molto Rda. come fratello.
II cardinale Alessandbino. Eigenh. get. Op den rug het adres: Al molto Bevd0.-signore come fratello monsignore 1'arcivescovo di Bossano, nuntio di Nostro Signore appresso S. M8ta. Catholica.
Spagna Vol. 1 f. 65 —68» (oorspr.) —■ Archiv, I, n°. 846 en 2415. Gedr. bij Serrano II, p. 51.
527. 1567, MAART 19. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over 'skonings nu openbaar en beslist, maar nog altoos betwijfeld plan, om zelf naar de Nederlanden te gaan.
Borghese I, Vol. 606, fol. 161»—162» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano H, p. 81.
528. 1567, MAART 20. — Kardinaal Bonelli aan J. Straetman: bericht, dat de paus hem volmacht gegeven heeft tot absolutie van rouwmoedige ketters.
Beverende pater.
Quoniam, ut scribis, omnipotentis Dei misericordia sunt qui ad cor redierint et in sanctae Matris ecclesiae gremium recipi velint ac precentur, laetus ac Deo maximas de eo gratias agens, Sanctissimus Dominus noster postulatis tuis annuit; ac per ipsum licet, ut resipiscentes sanctae Matris
.1) Knuttel, Catalogus van de Pamfletten I, n° 151.
2) Verder over hem: schrijven van Straetman 24 Nov. 1566, en hierachter schrijven van de landvoogdes 27 Febr. 1568.



452
ecclesiae Catholicae reconcilientur. interposita tanipu privatim abjurationé coram provinciali vestro teque ipso ac si quem alium vestri Odinis 1) digjnum atque idoneum judicaveritis. Becipiantur autem ahjurantes ea lege, utconscios ac complices suos iudicent. Quod si fecerint, absolvi tum demum poterunt auctoritate a Santissimo Domino nostro bis meis litteris vobis omnibus tradita. Beverende pater, te diu incolutnem Christus Dominus noster tueatur Omnipotens. Datum Bomae, die . . . mensis Martii 1567. Op den rug : die 20 Martii 1567. Archivalia I, n°. 577.
629. 1567, MEI 2. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over z\jn onderhoud met koning Philips omtrent den toestand en de noodige manier van optreden in de Nederlanden.
Borghese I, Vol. 606, f. 173'—174' (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 100.
530. 1567, MEI 4. — Margaretha van Parma dankt Pins V voor zijne gelukwenschen na de overwinning bij Valenciennes en beveelt haren secretaris Macchiavelli in 's pausen gunst aan.
Beatissimo padre.
Bendo humilissime gratie alia Sta. V. del affetto paterno, col quale si degna rallegrarsi meco per il felice successo di Valentienes 2) et darmi animo per seguitar verso il fine, che si desidera da queste imprese, nelle quali la bonta del Signor Dio et i santissimi preghi et meriti di V. Beatne, in che ho confidato sempre, banno la total parte; per ciö chè opere cosi miracolose nou si potevano sperare da possanza bumana in cosi poco tempo et con tanta felicita, come la S*4. V. potra meglio intender dal Comendator maggior di Castiglia 8), al qual scrivo difusamente, perchè alia Stö. V. dia ragguaglio di questi nuovi prosperi successi, che spero saranno il riposo et la tranquilita di questi paesi, con la ristauratioue della religione et del autorita di questa santa Sede. Dio, dator di tutte le gratie, sia laudato sempre, il quale per rimediare a tante turbulentie si degna darmi gratia di fare, osservare il servitio di sua divina Mtó. et i buoni desiderii di Vra. Sta. et del re mio signore. Bingratio parimente la Sta. V. della gratia, che con buona occasione si degna farmi per il Machiavello mio secretario; onde la supplico di nuovo bumilmente a degnarsi di mandarmi il Breve di sopra numerario *). per confirmarlo poi con quella occasione, che a lei piacera, poichè questo è in potere absoluto di Va. Sta. et conforme alia sua volonta et offerta, che lo riceverö per gratia singulare, rimettendomi a quel di piü le dira esso commendator maggiore. Spero dunque, che V. S*8. si degnera consolarmene tanto piü, proponendoli io persona di bonta et bon zelo verso la religione et bene merita di questa santa Sede, et con tal fine le bacio il santissimo piede supplicandola della sua beneditione. Di Anversa, il di 4 di Maggio 1567.
Di V. Sta. humilissima serva et figliuola Margakita, Principi, Vol. 30 f. 227—227» (oorspr. geheel eigenh.).
1) Lees: Ordinis.
2) 23 Maart 1567 had Valenciennes hare poorten moeten openen voor Noircarmes. Blok II p. 42.
3) Don Luis de Requesens, Spaansch gezant te Rome.
4) Cameriero segreto soprannumerio di Sua Santita; een eeretitel.



453
531. 1567, JUNI 3. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: verzoek, dat aan de verleende pauselijke volmacht tot absolutie der rouwmoedige ketters niet de voorwaarde zij verbonden, dat zij buiten de biecht hnnne medeplichtigen moeten bekend maken; beklag, dat Alva's komst den toestand zal verergeren.
Illme. domine atque Revme. in Christo pater, debito manunm osculo premisso, cnm humillima semper mei commendatione.
Nequeo Vestre IUme. D. sufficientes referre gratias, quod nostro reverendo patri provinciali ac mihi miserit licentiam a Sanctissimo Domino nostro reconciliandi sancte Matri Ecclesie catholice resipiseentes hereticos ac eosdem in foro consciëntie absolvendi, ea tarnen lege, ut conscios ac complices suos indicent; que quidem conditionalis (sit queso dictum venia Vestre Illme. D.) si intelligitur, quod indicent judici seculari aut nobis extra Coufessionem, ut nos aut iudici seculari aut inquisitori heretice pravitatis indicemus, videtur factu difficillima, quia neminem aut rarissimnm futurum scio certo, qui ad hoe (ea est temporis calamitas) induci poterit. Nee etiam quelibet eivitas presentem habet inqnisitorem, imo neque ipsa Brnxella, ubi aula est regia, sed paucissimi inqnisitores multis ac diversis presnnt civitatibus et oppidis. Addam et aliud verbum, confisus de benignitate Vestre Illustrissime Dominationis: existentibus rebus, ut nunc sunt in nostris regionibus, hec conditionalis non videtur modo supradicto óbservatu necessaria. Nam in omnibus civitatibus, oppidis ac locis per totam nostram patriam (proh faciuus indignum, o audaciam atque presumptionem inauditam ac detestabilem !) qui veram atque Catholicam oderunt fidem, omni timore sublato (etiam in nostra civitate Bruxellensi, ubi non modieus hereticorum fuit et est numerus) publice non pudebat eos fateri se esse hujus farine homines; imo ultra minas ac injurias, quibus ecclesiasticos prosecuti sunt, se tales esse gloriati sunt. Non itaque opus esse videtur complices indicare, qui se ipsos toti mundo palam fecerunt. Verum si Sue Sanctitate placeret ac consultnm videretur concedere nobis licentiam absolvendi hereticos resipiseentes in foro consciëntie tantum, ea lege, ut nobis, quibus confitebuntur, aut pastoribus propriis secreto indicent suos complices, quatenus per nos aut per pastores possent reduci ad veram Catholicam fidem, non dubitarem, quin ea conditio faciliter et cum animarum fruetu possit observari. Suplex itaque rogo Vestram Illmam. D., ut haec cum aliis, que modo referam, compellente ad hoe me propria conscientia in bonum (ut estimo) reipublice nostre, Sue Sanctitati in animarum salutem referre atque proponere dignetur. Cum itaque ob certa negocia, hoe mense Maji elapso, profectus essem in Flandriam et pertransirem Alostum, Gandavum, Brugas et alia Flandrie loca, et venissem Antwerpiam, Mechliniam, demum Bruxellam, que sunt civitates ducatus Brabantie, in itinere existens, diversis vicibus Catholicos audivi non satis esse contentos (taceo hereticos), quod dux Albanus (quem patrie nostre existimant non satis effectum, sed potius adversantem) magno cum exercitu properet in patriam nostram, metuuntque plurimi, ne quod nostra Illustrissima gubernatrix maxima cum prudentia, infracto animo construxit, ipse dux Albanus destruat, ac quas supremas atque difficillimas hujus patrie tempestates nostra gubernatrix constantie pectore, non parcens corpori nequi vite, sedata est ac mitigavit, ne per ducis Albani adventum cum tanto exercitu talique potestate atque commissione interturbentur, fiatque novissimus error pejor priore. Sed veniat



454
(ajunt) rex noster, qui si quid restat perficiat. Nam pericula sublata sunt, Sueque Majestati Catbolice pacificus cum toto suo comitatu, sive milites sint sive nobiles, in patriam patebit ingressus. Hec et multo plura, Illme. domine, a diversis audivi murmurari ac dici, que ob bonum patrie nostre vellem secreto Sue Sanctitate referri, ut de remedio Sua Sanctitas provideat oportuno, stimulando videlicet regiam Majestatem, ut is ocius in propria veniat persona. Ceterum commendo me gratie Vestre Illme. D., quam nobis Deus concedat sanam ac ineolumem in annos plurimos. Bruxelle, 3 Junii anno 1567. Vestrae Illme. D. humilis et indignis servus,
Fr. Joannes Straetmanus. Op den rug het adres: Eemo. ac IUmo. Cardinali Alessandrino. Archivalia II, n». 288».
632. 1567, juni 8. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over 'skonings zoo goed als vaststaande reis naar de Nederlanden en over zijn andere plannen dienaangaande.
Borghese I, Vol. 606, f. 190»—191» en f. 194»—195» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano II, p. 130.
533. 1567, juli 10. — Philips II aan Pius V: over zijne voorgenomen reis naar de Nederlanden.
Muy saucto padre.
Tres cartas de V. Sd. de 29 de Abril, y 17 de Mayo, y 11 de Junio recibi de mano del nuncio de V. Sd. y me dixo de su parte lo que V. Sd. le embiaba a mandar sobre los puntos, a que yo le bre respondido lo que el escrivira a V. Sd. y mas particularruente le dira el comendador mayor de Castilla, a quien tambien ordeno que de parte a V. S. de la determinacion qne he tornado en lo del camyno que tengo de hazer para ir a Flandes. A V. Sd. suplico, le crea como a my mysmo en lo que le dixere. Guarde nuestro Senor la my sancta persona de V. Sd., como yo deseo y es menester. De Madrid, a 10, de Julio 1567.
Muy humilde hbo de V. Sd. Archivalia I, n». 2258.
534. 1567, juli 16. — Pins V machtigt koning Philips tot heffing van tienden van kerkelijke goederen in alle parochies van zijn rijk, om aldus zijn krijgstocht naar de Nederlanden krachtig te ondersteunen.
Circa pastoralia officii Cum itaque, sicut accepimus, cbarissimus
in Christo filius Philippus, Hispaniarum rex Catholicus, ad provincias Flandriae, dicta haeresi infectas, veneno hujusmodi liberandas liberasque conservandas de proximo accedere decrevit, et jam ejus validissimus excercitus equitum et peditum versus provincias praedictas iter faciat, nos attendentes (hoe) maxime necessarium esse et utile pro exstirpatione haeresum hujusmodi, nedum in praefatis, verum etiam in aliis provinciis, quod exercitus praedieti Philippi regis et ipse eo proficiscatur Datum Romae apud S. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 15 Julii 1567, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 578 en 2413; II, n°. 269. — Borghese I, Vol. 934, f. 30».—33 (gelijkt, afschr.).



455
635. 1567, AUGUSTUS 1. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over zijn audiëntie mj koning Philips, die zoo ernstig en zeker mogelijk over de a.s. reis naar de Nederlanden sprak, waarbij de nuntius zou meegaan.
Borghese I. Vol. 606, f. 209—211» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 173.
636. 1667, AUGUSTUS 11. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over de plotseling uitgestelde, misschien wel afgestelde reis des konings naar de Nederlanden.
Borghese, Vol. 606, f. 213—213» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 177.
537. 1567, AUGUSTUS 17. — Kardinaal Bonelli antwoordt op een brief van (Maximiliaan van Bergen), aartsbisschop van Kamerijk, om 's pausen droefheid te betuigen over den beeldenstorm.
Archiepiscopo Cameracensi. Reverendissime domine.
Quem dolorem Sanctissimo Domino nostro renovavit in tuis litteris commemoratio impietatis diaboli in sacris imaginibus violandis, lenivit sane acmitigavit pietas et verum Catholicae religionis studium istorum hominum, qui salutaria illa monimenta a nefaria injuria vindicarunt. Quos ipsos et raram, quae adhuc retinetur christianae fidei laude, suis majoribus dignam sobolem, et paternae charitatis affectu et piae benedictionis laetissimo munere proseqnitur Sua Sanctitas, et ut in viis Domini tum exemplo tum institutione retinere studeatis, vehementer hortatur. Interea Deo adjutore aliqua ratio inhibitur, qua in officio contineri possint ii qui ceteris pietatis et omnis officii lumen preferre deberent. Ingemuit vero etiam ejus Sanctitas sceleratos ac sacrilegos istos sacra communis salutis signa atque subsidia coinquinari atisos esse, quos item nefandi furoris sensisse ultorem Deum incredibiliter letatus est. Quae mihi etiam res atque adeo omnibus et propter detestabilem audaciam et propter opportunam sceleris poenani, et molèstiam attulit et voluptatem, de quibus ac de aliis, quod Amplitudo Tua uberius etiam pollicetur, ea avide expectamus. Superest, ut Deum precer, ut Amplitudini Tuae ac piis istic omnibus salutarem prosperitatem largiatur. Quod facio ex animo.
Archivalia I, n°. 579.
538. 1567, AUGUSTB* 18. — Pius V machtigt Philips TL, om hij zijn overtocht naar de Nederlanden volgens eigen keus een aantal bisschoppen, prelaten en ordesgeestelijken mede te nemen.
Pius papa V. Ad futuram rei memoriam.
Cum sicut Nobis nuper exponi fecit charissimus in Christo filius noster Philippus, Hispaniarum rex Catholicus, ipse ex certis rationabilibus causis ad provincias Flandriae de proximo accedere decreverit, pro Deique et totius religionis Christianae servitio indigeat, ut cum Majestate Sua ad ipsas provincias nonnulli episcopi et alii praelati ac quamplures aliae personae ecclesiasticae, tam saeculares quam quorumvis Ordinum regulares, accedant, seque ad illas eonferant ibique, donec Majestas Sua in eisdem provinciis permanebit, resideant, ideo Nobis humiliter supplicari fecit, quatenus Majestati suae licentiam et
MMIBMIillflTffill



456
facultatem nominandi, eligendi et deputandi tot, quot sibi videbitur, episcopos et praelatos ac alias personas saeculares et quorumvis Ordinum regulares, quae ad provincias praedictas cum Majestate Sua accedere valeant, ipsisque episcopis et praelatis ac personis ad provincias praedictas accedendi, et in eis permanendi de benignitate apostolica concedere dignaremur. Nos itaque, considerantes petitionem ipsius Philippi regis Dei servitium et publicam religionis christianae utilitatem concernere, hujusmodi supplicationibus inclinati, auctoritate apostolica et ex certa nostra scientia, tenore praesentium, praedicto Philippo regi tot, quot Maiestati Suae visum fuerit, episcopos et praelatos ac alias personas ecclesiasticas saeculares et quorumvis Ordinum regulares, etiamsi doctores, magistri, et in dignitate ecclesiastica et cujusvis auctoritatis, conditionis et praeeminentiae fuerint, qui ad provincias praedictas cum Majestate Sua accedere valeant et debeant, nominandi, eligendi ac deputandi auctoritatem et potestatem concedimus et impartimur, praefatisque episcopis et praelatis et aliis personis per Majestatem Suam nominandis, ut ad provincias praedictas eorum sana conscientia accedere ac se ad illas conferre et in eis, donec praedictus Philippus rex in illis resederit, permanere possint et valeant, facultatem et licentiajm pariter concedimus et elargimur. Non obstantibus constitutionibus et ordinationibus apostolicis, privilegiis quoque, indultis et literis apostolicis in eontrarium per quoscumque Romanos Pontifices, praedecessores nostros et Nos, quomodolibet editis, concessis, confirmatis et innovatis; quibus omnibus illorum tenores, ac si de verbo ad verbum insererentur praesentibus, pro expressis et insertis habentes, illis, alias in suo robore permansuris, hac vice derogamus et derogamus et derogatum esse decernimus, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud S. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 18 Augusti 1567, pontificatus nostri anno secundo.
Caesae Globierius. Secretaria dei Brevi Vol. 7 (Pii papae V an. 1567 lib. II) f. 132.
539. 1567, AUGUSTUS 21. — Castagna aan Bonelli:. nadere inlichtingen over 'skonings niet vertrekken naar de Nederlanden.
Borghese I, Vol. 606, f. 214—216» (gelijkt, efschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 178.
540. 1567, AUGUSTUS 24. — Margaretha van Parma verontschuldigt zich bij Pias V, dat in Bourgondië het Trentsche Concilie nog niet is afgekondigd.
Beatisime pater.
Litteras S. V., sub forma Brevis datas ,15 mensis Julii proxime elapsi, quibus S. V. molestum sibi esse scribit, quod audierit decreta sacri oecumenici generalis concilii Tridentini in comitatu Burgundie civitateque Bisuntina nedum esse publicata, hoe mense Augusto, cum ea qua decuit reverentia accepi. Verum ne S. V. longiore scripto actarumque rerum deductione molestiam adferam, ad regis Hispaniarum domini nostri elementissimi oratorem apud S. V. agentem litteras dedi, cum amplo mandato rem omnem measque diligentias hac in re factas exponendi, cui ut S. V. plenam fidem et credentiam adhibere dignetur, etiam atque etiam oro. Ex illo enim intelliget, neque culpa neque negligentia mea contigisse, quominus hujusmodi publicatio (nondum) facta sit; quod obsecro S. V.



457
certo sibi persuadeat, orantes Deum optimum maximum, ut S. V. nobis totique reipublicae Ghristiaue diu servet incolumem. Datum Bruxelle, 24, Augusti, anno a partu Virginis 1567.
Ejusdem 8. V. obsequentissima ac humillima filia Margarita, Dei gratia ducissa Parmae ac Placeutiae, provinciarum Germaniae inferiorum serenissimae regiae Catholicae majestatis locumtenens.
Makgakita (Eigenh. get.)
Principi Vol. 30 f. 229 (oorspr.).
641. 1667, september 1. — Castagna aan Bonelli: over de aan het Hof veelbesproken vraag, of het den koning al dan niet ernst was, naar de Nederlanden te willen gaan.
Borghese I, Vol. 606, f. 218— 220 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 184.
642. 1567, SEPTEMBER 8. — Castagna aan kardinaal Bonelli: over 's konings afgesteld of uitgesteld vertrek naar de Nederlanden.
Borghese I, Vol. 606, f. 229r—230. — Gedr. Serrano, II, p. 189.
543. 1567, SEPTEMBER 14. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: nogmaals over de absolutie van rouwmoedige ketters; dan over de buitensporigheden van het Spaansche krijgsvolk en over den gunstigen omkeer van zaken.
Blme. domine ac Bme. in Christo pater, debito sacrarum manunm osculo premisso.
Quamquam, Illme. domine, pro comperto habeam Vestram lllmam. D. magis arduis ac pregnantioribus occupatam negotüs quam ut meis scriptis attendere posset, attamen movet me animorum zelus urgetque secundo sermonem facere. Elapsis itaque diebus per litteras Vestrae Illmae. D. maximus egi gratias, eo quod mfsisset prius meo reverendo patri provinciali eisqne, quos idoneos judicaret, ac mihi licentiam a Sanctissiino Domino nostro reconciliandi sanctae Matris Ecclesie catholice resipiscentes hereticos ac eosdem in foro conscientiae absolvendi, ea lege, ut conscios ac complices suos indicent. Sed quum pauci adhuc sint heretice pravitatis inquisitores, quanqnoquidem etiam heretici nostre patrie, omni timore sublato, non fuere veriti profiteri se esse hujus farine homines, quin vero se tales esse gloriati fuere, seipsos toti mundo palam facientes, ideo supplex rogabam, et modo rogo, V. lllmam. D., ut in animorum salutem Sue Sanctitati proponere dignetur, utrumue sufnceret, secreto iudicare nobis, quibus confitebnntur, suos complices, quatenus per nos possent reduci ad veram Catholicam fidem, aut si forent obstinati, tune denunciare oporteret iis, quibus ex officio incumbit, ne fetentes hirci gregem dominicum inficiant. Quam humillime deprecor Vestram Illmam. D., ut in consolationem animarum hec Sue Sanctitati proponere dignetur, ne comunis populus, qui misère ab istis pessimis heretis (sic) est seductus, pro quo clementissimus Dominus noster Jesus Christus suum preciosissimum effudit sanguinem, tanto beneficio sacramentalis absolutionis hereat suspensus. Superest, ut me conferam ad milites Hyspanos, qui dum patriam nostram ingressi fuissent, nullam non in rusticos nostros eorumque uxores et filias exercuerunt crudelitatem et inhumanitatem, stuprando, violando et nihil malorum scelerum



458
omittendo, tam in Catholicos, quam hereticos, quorum numerus admodum est diminuitus, quia antea industria Sue Celsitudinis nostre gnbernatricis. Illustrissime ducis Parmensis, maxima hereticorum pars patria excesserat. Idem milites Hyspani nusquam non tam Catholicis quam aliis publice privatimque objiciunt, omnes nostre regionis incolas esse hereticos tam Bruxelle quam alibi, eorumque mobilia a regia Majestate ipsis ascripta, antequam excederent ex Hyspania et Italia, immobilia vero ad regiam Majestatem devoluta esse; que jactatio maxima est malorum apud nos oceasio, presertim inter Hyspanos et Catholicos. Et a paucis diebus obortus fuit Bruxelle tumultus, in quo Hyspani occiderunt aliquot bonos et honestos et Catholicos cives, nil tale opinantes; sed tandem res sedata fuit. Die vero nona mensis praesentis, jussu ac mandato Illustrissimi ducis Albani fuere in ipsius palacio detenti captivi comités de Egmondt et de Home, et quidam alius dominus, dictus Casenbrodius, dominus de Beckersele, comitis Egmondani prècipuus secretarius, et in aliis civitatibus eodem tempore diversi, inter quos extra Antwerpiam captus fuit dominus de Stralen; reliquorum nomina necdum audivi. Et hec est mutatio dextere Excelsi! Nam anno elapso boe tempore erat Sua Celsitudo nostra gubernatrix, ecclesiastici etiam viri ac omnes Catholici, in maximo merore ac luctu et angustiis plurimis; ceteri vero et nounulli (ut audio), qui nunc sunt captivi, in letitia et exnltatione. Sed justus Dominus et justitiam diligeus, qui nullum bonum relinquit irremuneratum et nullum malum inultum. tit avertatur indignatio et fnror ejus ob blaspbemias et contumelias, ab hereticis sue divine majestati ac precioso corpori Salvatoris nostri Jesu Christi ^Domini nostri, sanctis sacris ac sanctis Dei ac imaginibus et quibusvis aliis, ad divinum eultum pertinentibus, irrogatas a patria nostra. Plurimum et sanguineis lachrimis est deprecandus, ut sedatis tumultibus et explosis erroribus ecclesie Catholice sanctam pacem elargiri dignetur. Quod facilius speramus futurum, adjuti precibus Vestre Illme. D., et potissime Sue Sanctitatis, ad cujus sanctissimos pedes provolutus sanctissimam etc. humillime deprecor suscipere benedictionem, ac Illme. D. V. semper esse commendatus. Deus Optimus Maximus Illmam. D. uobis in eternum servet incolumem. Bruxelle. 14 Septembris 1567.
Vestre Illme. D. bumilis et indignus servulus fr. Joannbs Straetmanus.
Op den rug het adres: Blustrissimo Cardinali Alessandrino, Boma. Archivalia II, n°. 288 f.
544. 1567, september 20. — Castagna aan.Bonelli: over zijn gesprek met den koning, die verklaring gaf, waarom de reis naar de Nederlanden was uitgesteld.
Borghese I, Vol. 636, f. 241T—243Y (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 203.
545. 1567, september 28. — Castagna aan Bonelli: over zijn onderhoud met konings Philips omtrent de Nederlandsche troebelen.
Borghese I, Vol. 606, f. 248'—250 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 214.
546. 1567, october 1. — Pius V betuigt zijne vreugde aan Alva, dat hem het bestuur is opgedragen, en spoort hem aan tot een nauwgezette uitvoering der plakkaten.
Dilecto filio nobili viro, Ferdinando a Toleto Alvae duci, Serenissimi regis Catholici capitaneo generali.



459
Dilecte fili etc.
Quia cum inferiore etiam loco essemus, te non minus pietatis ac religionis laude quam prudentiae et virtutis nomine commendatum semper accepimus, eo factum est, ut adventu tuo in istam provinciam, perniciosis erroribus ac turbulentis motibus perturbatam, pastoralis sollicitudo nostra multum acquieverit. Quam spem et cogitationem nostram actiones tuae mirabiliter confirmarunt. Tantum enim pio ac forti consilio statim praestitisti, ut fretus virtute tua Catholicus rex labore tanti itineris aequissimo animo jam supersedere posse videatur. Hujus nuncii felicitate mirandum in modum nos laetati sumus iu Domino, ex eoque magnopere confidimus fore, ut adjuvante Dei gratia, per te, recuperata istic regi Catholico voluntate atque obedientia populorum, rebusque sapienter compositis, provineia secura quiete ac salutari pace perfruatur. Nee vero dubitare possumus, pro confirmata, ut diximus, opinione nostra de te, non minus pio et Catholico quam forti ac sapienti duce, quin in ista cogitatione constituendarum rerum habiturus sis eam rationem status religionis ac Dei gloriae, quam haberi oporteat. Et quoniam seditiosi isti religionem ipsam praetendunt eupiditati suae rerum novandarnm, et illam, in qua misère ruunt ad interitum animarum, speciosam simulantes salutis causam, vere regnum occupare conantur, una ratio est stabiliendae istius ditionis regi Catholico, si prius firmatus fuerit Catholicae fidei status. Quo nisi fundamento nitatur dominatio temporalis, quomodo consistere possit, non habebit. Exemplis abstinebimus eorum, qui illo negleeto spirituali firmamento e saeculari potestate deciderunt; nam in oculis sunt, neque nos illa sine dolere commemorare possumus. His igitur positis, quae Nobilitati Tuae summae curae esse nobis persuademus, te vehementer etiam cohortamur, ut iu eam incumbas voluntatem, ut istius provinciae edicta de Catholica religione, quae Placata dicuntur, inviolate serventur. Est enim in eorum observatione collocata magna spes communis istic quietis ac tranquillitatis. In quam etiam cogitationem, quia te pie defixum esse nobis pollicemur, scito nos, qui accessus istuc tui praeclaris initiis valde recreati sumus, reliquam praeterea laetitiam eogitatione praecipere. Itaque futurum speramus, ut in ista facultate, quam babes maximam, superiores tuas laudes praesenti fortitudine ac prudentia cumulandi, pii omnes, salutem istorum popnlorum tibi acceptam referentes, tuam virtutem grata memoria et perpetua gratiarum actione prosequantur. Datum Romae, apud S. Petrum etc., die prima Octobris 1567, anno 2.
Archivalia I, n». 580.
547. 1577, OCTOBER 5. — Castagna aan Margaretha van Parma: betuiging van bijval met haar gelukkig beleid in de Nederlanden.
A madama Margarita d'Austria.
Serenissima regina, signora mia colendissima.
Non potrei dire con quanto piacere et allegrezza habbi sempre, insieme con li buoni snecessi di Fiandra, inteso da tutte le bande lodare, et commendare di V. A. 1'animo, il valore, la prudenza et la destrezza, con le quali si è governata in quelle tribulazioni cosi grande et gravi, et insieme 1'havere io di continuo saputo (il che hö significato a Sua Maesta et a tutta la Corte) quanto S. Bne. sia rimasta sodisfatta di lei, et quanto la laudi ogn'hora, perchè



460
iuvero gia si conosce, che la salute di quella provineia si deve attribuire prima alia gratia di Dio, et poi al buon governo di V. A. Onde seguita, che tutto quello profitto, che si fara nella correttione et ordinatione di quei popoli, non potra esser chiamato se non frutto delle sue savie operationi. Non hö perö mai saputo fino adesso significarli questo col rallegrarmene con lei. Ma hora con 1'occasione del Macchiavelli, suo secretario, con il quale per esser mio intriuseco amico di molti anni, mi è parso di poter parlare con molta sicurta, et dal quale ho con mio doppio piacere inteso piü particolarmente i fatti egregii di V. A., non ho voluto mancare di far a lei riverentia con questa mia et di pregare lui, che li bacia le mani da mia parte, supplicandola a ricevere questo offitio dalla molta affettione et riverentia che le porto gia molti anni sono, et dalla devotione ch'io porto al nome di V. A., alia quale grandissima gratia mi saria cosi poter servire in alcuna cosa, come con tutto il core gliel' offerisco, et bacio humilmente le mani, pregando N. S. Dio li conceda ogni gratia. Di Madrid, li 5 d'Ottobre 1567.
Borghese I, Vol. 93i (gelijkt, afschr.). — Zie Archivalia I, n». 2413.
548. 1567, OCTOBER 15. — Castagna aan Alva: lof en aanmoediging bij zijn heugelijk succes in de Nederlanden.
Al duca d'Alba in Fiandra.
Sapendo quanto continuamente Y. E. sia stata, doppo cbe si trova in coteste parti, occupata et travagliata in negotii, che per avventura non li da van o luogo di volger 1'animo altrove, ho pensato che li havrei fatto piü presto incomodo cbe altrimente iu darli da leggere lettere, che non servivano ad altro che a significarli il desiderio che vive in me di servirla di continuo. Ma hora che ogni giorno s'intende, quanto felicemente si succedano tutte le sue attioni, conforme alia speranza che s'è sempre tenuta nella sua molta prudenza et valore, non ho voluto lasciare di rallegrarmene con V. E. et farli chiaro che non sara nessuno che pigli maggior contento di me in sentire commendare et publicare la gloria sua. Piaccia alia divina Maesta di praestare tanta favore et gratia alia. bonta et christiano zelo, hormai invecchiato in V. E., che operi tal frutto in cotesti Stati, cbe per opera sua la christiana religione sia riparata et difesa in coteste parti, la causa della quale è cosi congiunta con quella dello Stato, che quando sia proveduto convenientemente a questa, è forza che ne seguiti la qniete di quei popoli et sodisfattione piena di S. Mta. Catholica, oltre il compito servitio a N. S. Dio, in essaltatione del suo Nome et della Sua santa Chiesa, per servitio della quale si potra dire, che V. E. habbi speso tutta la vita sua, concludendo con cosi gloriosa attione, come sara questa di spendere tutte le tante doti, che Dio gli ha donate in reparatione della santa Fede sua. Et perch'io non li posso far altro servitio, non resterö almeno di pregare sempre N. S. Dio, che dia a V. E. san ita et contento, et pregandola di tenermi in sua buona gratia con la debita reverenza le bacio le mani. Di Madrid, li 15 Ottobre 1567.
Borghese I, Vol. 934 f. 28 (gelijkt, afschr.). i 'üt'Archivalia I, n°. 2413.



461
549. (1567, OCTOBER 23). — Kardinaal Bonelli aan J. Straetman: antwoordt, dat rouwmoedige ketters niet mogen geabsolveerd worden, als zij in de biecht bnnne medeplichtigen niet willen bekend maken.
Keverende pater.
Literas tuas, 14 Septembris Bruxellis datas, Sanctissimo Domino Nostro legi, cui grata fuit signiücatio tua rerum, quae istic aguntur.
Itaque, quod ad baereticos attinet, tibi responderi jussit Sua Sanctitas, eos, qui socios et participes haereseos non indicarint, ne absolvas. Quod idem illis faciendum erit, qui eadem auctoritate isti muneri praepositi sunt, ut neminem impii istius sceleris absolvant, nisi affines culpae patefeceriut; qui tarnen non ideo denunciandi sunt, quod haereticae suae impietatis reos non aperueriut. Sic enim quae secreto audiuntur in Confessione, enuntiarentur; quod grave in commodum maxime cavendum est. Ducis Albani adventu in istbaec loca laetata est ejus Sanctitas, tibique et piis omnibus gratulttur: pium enim et prudentem ducem eo usui fore sperat Catholicae causae, quem boni omnes exoptant. Qua de re, ut Deo preces assidue facias, te hortatur Sanctissimus Dominus Noster, quod etiam ipse facere non intermittit, Romae. Vale in Domino.
Archivalia I, n°. 581.
550. 1567, NOVEMBER 15. — Margaretha van Parma bericht aan Pius V haar vertrek uit de Nederlanden, die zij zoo gelukkig is in vrede en rust te verlaten 1).
Baetissimo padre.
Poichè con buona licenza et gratia del re, mio signore, mi è concessa doppo tante mie fatiche et pericoli passati in questo governo per servitio di Dio, di S. Mta., et benefitio de questi populi, ritornarmene in Italia a riposare et vivere, come desidero, lontana dalle cure del mondo questi pochi anni, che mi avanzauo, mi è parso mio debito come hnmilissima figliola et serva della Sta. V. dargliene parte et rallegrarme con lei, che conforme a i suoi santi desiderii lascio questi paesi in pace et odedienza et con osservanza del culto divino et reverenza verso i religiosi. Cosi piaci al signor Dio di conservare et augmentare questo suo gran dono, come voglio sperare si per 1'autorita et i meriti di V. Bne., si per la prudenza et bonta di S. M44., la quale ha di ciö quella diligente cura, che V. Sta. et tutto il mondo conosce. Et con baciar humilissimamente li santissimi piedi a V. Bne., prego di continuo il signor Dio, che lungamente con ogni felicita la conservi. Di Brusselles, il di 15. di Novembre 1567.
Di Vostra Santita humillissima serva et figliuola
Margabita.
Archivalia I, n°. 2259.
551. 1567, NOVEMBER 23. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: dank voor 's pausen milde verklaring der absolutie voor rouwmoedige ketters; leedwezen over het vertrek der landvoogdes Margaretha; aansporing, dat koning Philips zelf naar de Nederlanden moet komen.
Bevme. atque Illme. Domine, debito sacrarum manuum osculo premisso.
1) Eerst 9 Nov. had Margaretha de machtiging ora afstand te doen in handen gekregen. Oachard, Corresp. de Phil. II, t. II, p. 601.



462
Quantum in dies magis magisque ob innumera beneficia, a divina bonitate suscepta, sum obligatus Deoque debitor, infelix essem, nisi Ipso dante recognoscerem ac eonarer pro viribus bonis operibus Ipsius sancto auxilio coram sua divina Majestate gratus inveniri. Quod ut faciam continuo cum effieacia, supplex oro Deum nostrum, cujus largiflue bonitati placuit inter varia ac infinita beneficia, ut medio Illme. V. D. legerentur mee littere coram Sanctissimo Domino nostro, a cujus Sanctitate, tamquam a Christi vicario, dimanavit Verbum veritatis modusque quem observare debemus in absolvendis hereticis (quorum proh dolor magnus apud nos reperitur numerus), prout clarissime patet ex litteris Vestre Illme. D., quas summo cum gaudio et cum debita reverencia recepi 22 Novembris. Etenim verissima atque sanctissima hec Sue Sanctitatis declaratio et me plurimum et omnes timoratas conscientias consolabitur. Quam graciam nobis a Sanctissimo Nostro eo modo nobis graciose concessam, ut digne ad Dei gloriam animarumque salutem valeam exequi, utque mee orationes pro hoe statu turbulento coram Deo sint accepte, supplex genibus provolutis ex intimo corde et cum magna reverentia ac devotione cupio Sanctissimi Domini nostri suscipere sanctam benedictionem, confisus quod illa mediante mihi Dominus Deus gratiam prestabit faciendi que ei placita sunt semper. Ceterum, Ill.me domine, quod in presentiarum scribam non occurrit, nisi quod ex discessu Sue Celsitudinis tota nostra inferior patria, nobiles ac ignobiles, a maximo usque minimum, omnes maximo confecti sunt merore, venerantes divinam in ipsa sapientiam, qua horridas nostre patrie ac regionis tempestates pristine restituerat tranquillitati. Sed plurimum consolatur Suam Celsitudinem, quod post tanto desiderio impetratam a Catholica Majestate licentiam (quam justis de causis mota tam ferventer ac instanter efflagitavit) relinquat nostram regionem, (reductam) etiam per aliquot menses ante Illustrissimi ducis Albani adveutum in pristina religionis observantia ac Catholice Majestatis obedientia. Kogo autem Altissimum, ut qne mediante Sua Celsitudine optime ac feliciter in Dei laudem ac fidei favorem erant consummata, iu melius semper semperque proficiant. Cui negocio creditur maximo futurum adjumento, si in persona ad nostras regiones et in sua propria regia ac Catholica (de quo plurimi non infime couditionis homines dubitant) veniret Majestas, ad quem sanctissimum effectum orationes et authoritas sanctissimi Domini nostri, nedum valerent plurimum, sed et deducere valent ad optatum finem. Quod ut fiat, et pro fide Catholiea collapsa et sancta incolumitate Sanctissimi Domini nostri, necnon Vestre Ill.me D., non desinam orare una cum omnibus piis, necnon exosculatis sacris manibus Vestre Ill.me D. ejus gratie me semper plurimum commendo. Bruxelle, 23 Novembris 1567.
Vestre IU"1*. D. humillimus servitor.
fr. Joannes Stbaetmanus. Op den rug het adres: AH' Illmo. et Bevmo. signore et patrone mio osservandissimo signore, il Cardinale Allessandrino, Boma. Archivalia II, n°. 288e.
562. 1567, DECEMBER 10. — Pins V schrijft aan Margaretha van Parma naar aanleiding van haar aanstaand vertrek uit de Nederlanden, dat hij echter om wille der katholieke zaak betreurt.
Dilectae in Christo filiae, nobili mulieri, Margaritae de Austria, ducissae Parmae et Placeutiae.



463
Dilecta in Christo filia, nobilis mulier salutem etc.
Quod post diutumos labores, in commissorum tibi populorum regimine susceptos, a charissimo iu Christo filio nostro, Hispaniarum rege Catholico, fratre tuo, permissum tibi fuerit. ut in Italiane redeas, non possumus sane tua causa (non) gaudere. Verum religionis Catholicae causa, cujus tuendae et conservandae praeclarum tuum studium semper amavimus, facere non possumus, quin doleamus; ex praeteritis enim offitiis pietatis tuae quantum de te in' posterum nobis polliceri possemus, optime noveramus. Hoe tarnen iucommodum eo moderatius ferimus, quod certum habemus tam pium et Catholicum regem dare omnem operam, ut eos populos in Catholicae fidei, cultu contineat, et ut tuo inde discessu dolemus, ita laetamur, nobilitatem tuam, quoad illis populis praefuit, non minora pietatis suae quam virtutis et prudentiae documenta dedisse. Deum autem precamur, ut eam incolumem in Italiam reducat et dona sua illi in dies augeat. Datum Romae, apud sanctum Petrum etc, die 10 Decembris, 1567, anno 2.
Archivalia I, n°. 582.
553. 1567, december 18. - Castagna aan kardinaal Bonelli: over het onderling zich verstaan van pans en koning omtrent laatstgenoemdes uitgesteld vertrek naar de Nederlanden.
Borghese L Vol. 606, f. 296. — Gedr. Serrano, 11, p. 277.
554. 1568, april 20. - Kardinaal Bonelli aan J. Straetman: instemmerid antwoord op zijn brief van 22 Februari 1.1.
Fratri Joanni Straetmano.
Ut perculsus fueram ex tuis litteris crudelitate, quam nefarii satanae ministri in curatores istas animarum christifidelium aliasque personas ecclesiasticas exercueruut, sic mirum in modum sum recreatus et nuntio poenarum, quas jam dederunt aliquot tantae impietatis et immanitatis affines, et expectatione supplicii reliquorum. Nou deerit Dei benignitas optimae menti fortis et prudentis viri, Albani ducis, ad iuteritum importunissimae pestis, quae summo sacrorum hominum rerumque detrimento tamdiu impune vagatur, incumbente praesertim Catholico rege, ejusque ducibus ad vindicandas tot Omnipotentis Dei, tot ejus Ecclesiae injurias. Quorum pia facta atque consilia adjuvanda sunt freqtientibus et vehementibus precibus, quibus nostra, id est piorum omnium causa, maxime nitatur necesse est. Ergo Deum orare non desistes (ut facis) ejusdemque pii et necessarii officii eris etiam auctor sodalibus tuis et omnino istis omnibus Catholicae fidei cultoribus. Nee vero cessat ejus Sanctitas Deum precari, ut respiciat Ecclesiam suam, eamque ex tot et urgentibus et impendentibus mahs eripiat. Quam in rem, quicquid praeterea poterit, conferet; quin etiam vitam ipsam, si ea Ecclesiae Dei incolumitas representari possit, libenter effundet.
Ego vero etiam in hoe officio debito muneri meo, quod possum, non desum nee deero. Quare spero fore, ut tuis posthac literis in dies gratiora nuntientur. Vale in Domino.
Archivalia I, n°. 583.



464
655. 1668, FEBRUARI 22. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: over de gruweldaden der Geuzen in West-Vlaanderen en over hun welverdiende bestraffing.
Revme. atque Illme. in Christo pater, debito sacrarum man nu m oscnlo premisso.
In tribulaiione niagna et impetu, qui supervenit nobis in istis annis, ex quo viri Belial totam nostram patriam inferiorem devastare ceperunt, adhuc constituti, opere precium duxi D. Illmae. Vestre referre qne a paucis diebus mala et inaudita flagitia contigerunt in Flandria occidentali *). Nam postquam Excellentissimus dux Albanus, modo gubernator nostre patrie, 24 Januarii edicto publico vocasset atque ad comparendum coram Sua Excellentia Bruxelle ad respondendum objectis criminibus atque delictis pro certo et praefinito tempore, cujus dies peremptorius erit 8 Marcii sequentis, sub pena perpetui exilii et confiscatione omnium bonorum citasset infrascriptos, videlicet: principem Orange, comitem Ludovicum de Nassau, fratrem predicti principis, comités Hoochstratanum et Van den Berch, dominos de Brederoode et Culemborcb, atque in dies postea citari jnbeat diversos utriusque sexus, ex hac, inquam, justitia tam grandi et manifesta non solum nou redierunt ad cor, sed ultra sexaginta viri aut forte centum, simul in malum congregati in occiduo Flandrie, non procul a civitate Yprensi, in quodam nemore, cui nomen Nieppe *), se continentes, atque frequentius excurrentes, furiis agitati sathanico spiritu in pastores ac parochos ecclesiarum adeo crudeliter et inaudita ferocitate feruntur fuisse debacchati, ut amplius quam 27 sacerdotes crudelissime variis injuriis affectos occiderint atque necaverint. Nam quosdam gladiis ac hastis transfoderunt; Alios vero, vivos in terram defossos, usque ad caput ipsum lapidibus obroerunt; nonnullos vero, truncatis manibus et pedibus, ad ignem assaveruut. Et quis talia referendo temperet a lachrimis? Imo a fide dignis audivi referri, qualiter ipsi diabolici aeceperunt quemdam sacerdotem et eum nudum palam ligaverunt ad arborem, deinde accipientes cattum seu felem ligarunt super pectus midi sacerdotis, qui, dum magis magisque ureretur, ex cruciatu miserum sacerdotem nudum sic dilaniavit, ut ei cor evulserit: facinus nunquam a saeculo auditum! Et si quispiam Catholicorum non sacerdos iu manus ipsorum incidisset, huic fantam gratiam contulernnt, ut post nares atque aures ampntatas, acceptis omnibus abire permiserint. O Deus bone, quando finis tantorum maloruni! Et quidem juste hec patimur, ut qui peccavimus Domino Deo nostro. Sed ne in finem obliviscatur misereri Deus, genibus provolutus et lachrimis perfusus pro me totaque nostra patria a Sanctissimo Domino nostra humillime sacram (quanta Deus dare dignatur devotione) ex intimo corde expecto ac suscipio benedictionem et preces, quibus uti aliquando in similibus necessitatibus, ita nunc confido de Dei bonitate nos recepturos maximum solamen, speroque futurum, ut Dei justa indiguatio in misericordiam convertatur. Sicut et Deo immortali invisibilique placuit istis diebus radiis sue bonitatis fulgere super nos, dum solercia atque diligentia Sue Excellentie ducis Albani, veluti divine justitie instrumento, placuit Domino Deo tradere in manibus justitiae praecipuos istorum perfidorum capitaneos. Et aliquot ex eis interfecti fuere, reliqui fugientes in predictum nemus se abdide-
1) Wynckius. Geusianismus Flandriae Occidentalis.
2) Nieppes.



465
runt, et quia ob continuam pluviam locus est inaccessibilis, residuum istorum nebulonum capi non potest modo. Spero tarnen neque istorum nee aliorum ne unum qnidem evasurum; sed Deus ipsis redditurus quod nostro anno Deo sanctisque ipsius Sacramentis, ecclesiis locisque sacris atque sanctorum imaginibus Deique ministris obstinato animo irrogaverunt contumeliosissime. Sic tarnen, ut spiritum salvum cupiam ac orem; pro qua re orare non cesso, simulquè pro Vestre Illme. ac sanctissimi Domini nostri longeva salutari vita, hoe exulcerato seculo adeo necessaria. Superest, ut me semper plurimum gratie Vestrae lil1116. D. commendem ejusque sacros exosculando manus et Sanctissimo Domino nostro sacratissimos pedes. Bruxelle, 22 Februarii 1568.
Illme y 13 humillimus et obedientissimus filius et servus.
fr. Joannes Steaetmands.
Op den rug het adres: Al Revmo. et Illmo. mio signore il Cardinale Alessandrino, signore et patrone mio osservandissimo. Roma.
Archivalia II, n». 2881».
556. 1568, FEBRUARI 27. — Margaretha bericht aan Pius V hare thuiskomst en zendt haren secretaris Machiavello, om den paus in te lichten.
Beatissimo padre.
Diedi aviso di Brusselles alia S*4. V., come con buona gratia del re mio signore io me ne ritornava in Italia, lasciando per Dio gratia quei paesi in pace et obedienza, et con ferma speranza che le cose debbano passare di bene in meglio, per la solita prudenza et buon zelo di S. Mtó. Per camino mi fu presentato il Breve della S*4. V. risponsiro a dette mie lettere, di che le bacio humilissimamente il santissimo piede, restandole obligata infinitamente di tanta benignita. Hora che sono gionta a casa, parmi parimente mio debito, come humilissima figliuola et serva di V. Bne. darlglene parte, acciochè sapia dove possa commandarmi, di che la snpplico con ogni humilta, et receverö sempre ogni suo commandamento a singularissima gratia. Mando alia Sta. V. il Machiavello mio secretario per baciarle in mio nome il santissimo piede, poichè per hora non posso farló io stessa, come saria mio desiderio; perö la snpplico humilissimamente a degnarsi accettar questo offitio come fatto da me. Esso Machiavello dara ancor conto alia Stó. V. del mio arrivo in questa citta et della mia divotione verso lei, dal quale potra anco intendere quel di piü che ella sara servita di sapere; perö a lui rimettendomi la supplico a prestarli fede come per sua bonta farebbe a me stessa. Ringratio ancor humilissimamente la Sta. V. delle molte gratie et favori fatti a casa nostra, come dal signor duca mio ho inteso prima per lettere et hora in voce, di che ho sentito singular contentezza; et la supplico a degnarsi di continuare in tenerme protettione, come spero et confido dalla solita sua benignita. Et con baciarle humilissimamente il piede le prego dal signor Dio ogni felicita. Di Piacenza, il di 27 di Febraro 1568.
Di Vostra Santita humilissima serva et figliuola
Margabita.
Archivalia I, n°. 2260.
30



466
557. 1568., FEBRUARI 27. — Margaretha van Parma verzoekt Pius V, dat de tweede zoon l) van den graaf van Mansfeit 2), die zich tegenover de Nederlandsche troebelen zoo verdienstelijk heeft gemaakt, in 's pausen dienst worde opgenomen, waarom zij hem dringend aanbeveelt.
Beatissimo padre.
II eonte di Mansfeit si è mostrato sempre con tanta virtü et valore per il servitio di Dio, et del re, mio signore, nelle passate turbolentie de i Paesi Bassi per le cose della religione, come piü volte ne ho scritto al commendator maggiore, perchè ne desse conto a V. S., che con ogni affetto mi adoprarö sempre in tutto, dove io possa, per ogni suo honore et commodo. Et perö havendo egli un figliuolo secondogenito, destinato alia professione ecclesiastica, ornato di virtü et costumi, et desiderando infinitamente, che egli possa servire alia Sta. V., la supplico humilissimamente, che ella si degni far questa singular gratia al detto conté et a me di accettarlo in suo servitio, che oltra il restar satisfatta della persona, si fara anco grande acquisto delli animi nella provineia d'Alamagna, vedendo tenersi protettione di simili personaggi, per essere massimamente la casa di Mansfeit numerosa et molto principale in detta provineia. Et io ne restarö con tanto obligo alia Stö. V., come se detta gratia fusse conferita in me medesima; et rimettendomi a quel di piü che interno a ciö le dira il cardinale da Gambera et il Machiavello mio secretario, di tutto informati, faro fine con baciar humilmente i santissimi piedi a V. St4., supplicandola della sua beneditione et che il Signor Dio lungamente la conservi felicissima. Di Piacenza, il di 27 di Febraro 1568.
Di Vostra Santita humilissima serva et figlia
Margabita.
Principi Vol. 30, f. 232—232* (oorspr. geheel eigenh.).
558. 1568, APRIL 29. — Pins V zendt aan Margaretha van Parma de Gouden Roos 3), tot erkenning harer verdiensten.
Dilectae in Christo filiae, nobili mulieri, Margaritae de Austria, Parmae et Placentiae ducissae.
Dilecta in Christo filia, nobilis muiier, salutem etc.
Benedictam nuper a nobis solemni ritu et antiquo praedecessorum nostrorum, Bomanorum pontificum, more Bosam auream mittendam Nobilitati Tuae duximus, ad indicium nostrae eximiae erga te benevolentiae et judicii, quod de tua virtute et erga sanctam hanc Sedem pietate semper fecimus. Parum omnino munus est, si materiam spectes; at si mysterium muneris et nostrae
1) Phili ps van Mansfelt. Dankend schrijft Margaretha 25 April 1568 aan den paus.' „La ringratio ancor infinitamente del haver accettato in suo servitio il figlio del conté di Mansfeit" (fol. 236). En 25 Sept. 1569: „Insieme li presentera il conté Filippo de Mansfeit, che vien da lei per dar principio alia servitü sua" (f. 252).
2) Deze had Margaretha naar Italië vergezeld. Margaretha schrijft 25 Aprii: „Quelli (doni spirituali) per il conté di Mansfeit insieme col Breve si mandarono a lui, poichè era gia partito peri Paesi Bassi al servitio del re" (fol. 236').
3) Zij antwoordde den paus 17 Mei 1568: „Con quella riverenza che debbo ho ricervuto il Breve della Santita Vostra et insieme il dono deila Santissima Bosa, la quale tengo in molta stima et venerazione Di Piacenza. il di 17 di Maggio 1568" (Principi. Vol. 30, f. 238).



467
erga te voluntatis testimonium aestimes, pio admodum devotoque animo ab ste suscipiendum. Deferendum autem hoe munus ad te dedimus dilecto huic filio Petro Sancto Humano, juris utriusque doctori, cubieulario nostro, viro ob probitatem, doctrinam et grata obsequia sua nobis valde accepto. Sacrum vero munus, ut sacra etiam cum ceremonia, sicut decet, accipias post Missarum solennia in ecclesia, quam elegeris, celebrata, ab aliquo praelato, seu alia, quam volueris, persona iu dignitate ecclesiastica constituta ipsam Rosam Nobilitati Tuae tradi volumus. Datum Romae apud sanctum Petrum etc.; die 29 Aprilis 1568, anno 3°.
Archivalia I, n°. 584.
559. 1568, MEI 1. — Castagna aan Bonelli: over de heugelijke gezindheid des konings, om met onverbiddelijke strengheid tegen de Nederlandsche ketters op te treden.
Borghese I, Vol. 606, f. 383»—384' (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 358.
560. 1568, MEI 14. — Castagna aan Bonelli: over den gunstigen loop van zaken in de Nederlanden.
Borghese I, Vol. 606, f. 395»—396 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano, II, p. 365.
561. 1568, JUNI 6. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: over de jongste krijgsbedrijven, vooral over den dood van Aremberg bij HeUigerlee, en over de terechtstelling van Egmont en Hoorne.
Illme. atque Revme. in Christo pater, domine mi observandissime, debito manuum osculo cum omni humilitate ac supplici mei commendatione premisse
Vestre Illme. D. quas valeo refero gratias, quod in suis litteris de data 12 Calendas Maji (quas cum ingenti recepi gaudio, ac iteratis vicibus legi primo Junii) tam pater ne et efficaciter in omnibus nostris angustiis, quibus juste affligimur, consolari me dignetur. Spero tandem aequissimam Deiadversus nostram patriam iram atque indignationem precibus atque meritis Sanctissimi Domini nostri (in quibus nedum nos, sed merito plurimum confidit universus orbis Christianus gaudetque de tanto pastore ac patre, maxime hoe lamentabili seculo tam necessario sibi coelitus dato) necnon 111ma. V. D. atque coeterorum piorum in clementiam convertendam. Et quia potissimum inter nos hoe malum grassatur, utque multiplicatis intercessoribus facilius et abundantius largiatur nobis veniam, pacem atque sancte fidei unionem misericors Dominus, lubentissime acquiescentes nos omnes consilio Illme. V. D., quanto poterimus fervore, non cessabimus invocare tam pium Dominum Deum nostrum, ut magis magisque effulgeat super nos splendor divine sue gratie, cujus singulari beneficio a nostris militibus cesa fuere in festo divi Marei Evangeliste1) supra Trajectum superius, non proeul a civitate Rurimondensi cireiter 2 milia tam hereticorum quam rebellantium; ac capti duo admodum nobiles, D. de Villiers et D. de Du, ■) atque unus, non dico predicator, sed pestilens seductor. Non tarnen
1) 25 April, by Daelhem; vlg. Blok, II, p. 54.
2) De heer van Uuy.



468
hac clade accept» quieverunt heretici, sed paulo post iterum congregari ceperunt in regione Frisie (que est ultima et postrema pars nostre patrie inferioris, vicina Westphalie et regno Danie et ducatui Saxonie) sub duce atque capitaneo comité Ludovico de Nassau, fratre principis Orange. Contra quos ab 111 ustrissimo duce Albano missi quam fuissent nobilissimus atque religiosissimus, atque patronus omnium religiosorum, potissimum pater nostri monasterii Bruxellensis, comes de Arimberch vel Arembergh, tanquam capitaneus generalis, cum nonnullis Hispanis militibus, et comes di Meghen cum nostro Burgundico milite, priusquam copie amborum simul essent juncte, nescio quo Dei juditio, aut quia frigidi sumus nimium in placanda Dei ira, seu quia, ut olim cum filiis Israël Josue VII, ita nobiscum agere voluit, dicens et nobis: „Improperans peccavit Israël, et prevaricatus est pactum meum, nee poterit stare ante hostes suos eosque fugiet; non ero ultra vobiscum, donec conteratis eum qni hujus sceleris reus est" 1), aut certe quia aderat tempus percipiende corone pro laboribus, ecce nostro et omnium Catholicorum maximo malo ac detrimento et merore, dum multum diuque ipse invictissimus atque pientissimus comes Aremberch(qui per multas annos nomine regiae Catholicae Majestatis fidelissimus Frisie fuerat gubernator optimamque illius regionis habuerat notitiam) restitisset fervori Hyspanorum militum, non ferentium dilationem nee volentium expectare, donec comes di Meghen cum suo milite eis esset conjunctus, victus^tandem comes Aremberch importunitatibus Hyspanorum atque murmurationibus, et proposito eis periculo, in quo per exploratores noverat eos constitutos si socios non expectarent, qua videbat ipse comes Aremberch se nihil proficere, nee amplius posse continere Hyspanum militem, veluti futurus jam iam Christi martir (ut confido de Dei bonitate) projecit se in hostem, e quibus dum muitos animo invicto postravisset ae fratrem principis Orange, atque Ludovici Nassau, nomine Adolphum, vehementi ictu occidisset ipsumque comitem Ludovicum graviter vulnerasset, quum ipse comes Aremberch cum suis paucis eingeretur et undique ab hostibus oppugnaretur, qui multo erant plures numero, et jam sub ipso successive duo equi corruissent et (per) pedes variis inimicorum vitam abstulissent, tandem (ut spero volens Deus tanto labori et certamini felicem atque beatum imponere finem) ictu bombarde (proh dolor, et nequeo hic scribere, nisi abundanter prorumpant lachrime) ceditur ipse religiosissimus comes Aremberch, una cum quingentis militibus Hyspanis, tribus capitaneis et quinque egregiis vexilliferis Hyspanorum die 29 Maji. Itaque periit ibidem tantus comes con il terzo di Sardegnia, ut vocant, ex quorum morte in maximum dolorem meritissime omnes Catholici ceciderunt, sed pientissima uxor comitis predicti inconsolabiliter lamentatur, plangitque atque suspirat continuo ob mortem charissimi atque dilectissimi sui mariti, quem non cessaverat ipsa, utpote vicina et singularis patrona fratribus nostri conventus, ferventissimis precibus assidue commendare. O quam vellem nobilissimam atque pientissimam hanc dominam in omnibus suis maximis angustiis a Sua Sanctitate dignam esse habitam, que literas reciperet consolatorias! Et licet hec (pace Sue Sanctitatis) a me ipso scribam, non dubito, quin maximam adferrent consolationem *). Sed revertamur unde degressi sumus. Postquam haec tristia -contigissent, comes de Meghen
1) Vgl. Josue VII: H—12. (Vulgaat).
2) Dit is werkelijk geschied, zie n°. 565 en u°. 571.



469
recepit se cum suis in loco munitissimo, non procul ab hostibus, prope civitatem fortem Groningensem, que subest regi nostro, recepitque nostrum militem. Interea temporis non cessat Illustrissimus dux Albanus, noster gubernator, summa sollicitudine atque diligentia versus illam regionem in magno numero destinare militem atque exercitum congregare. Non cessabo, una cum quibuscumque habere potero, ferventer orare clementissimum Dominum nostrum Jesum Christum, ut nobis victoriam in posterum de hostibus nostris concedere dignetur, Illustrissimumque ducem Albanum, nostrum gubernatorem, in annos plurimos sanum, salvum et incolumen servare, quem existimo ob id, hac elapsa hebdomada suam jussisse expurgari aream 1). Nam die primo Junii per justitiam Bruxelle, spectante omni populo, decapitati fuere duo fratres Batenbergenses una cum novem aliis nobilibus, qui dum plecterentur, sonuerunt timpanis, ne pestifera ipsorum verba audirentur atque psalmi, quos canebant. Nam hii 11 in perfidia mortui fuere, quibus assumptis septem alii ut Catholici, sacerdotes habentes presentes, sine strepitu timpanorum decapitati fuere. Sequenti item die 2 Junii, tres nobiles veluti Catholici, iterum decapitati fuere.
Et quinto die, in vigilia Penthecostes, quum sese disposuisseni nocte precedenti atque cum maxima contritione ac devotione Revm0. episcopo Yprensi sacramentalem fecissent confessionem, Illustrissimi comités Egmondanus et de Home atque summo mane in vigilia Penthecostes, celebrante eodem Revmo. episcopo, de manibus suis, maximis lachrimis et ingenti fervore, sacram sumpsissent Communionem, atque ad nostrum misissent conventum, postulantes preces fratrum pro felici egressu animarum ipsorum, ubi jam sua disposuissent, et in Deo essent corroborati, in foro publico Bruxelle, una hora ante meridiem, spectante omni populo (flente de tam tristi spectaculo, quia eos prius viderat ih summo honore et gloria) cum summa dëvotione et totius populi edificatione, animo infracto, capitis obtruncatione, voluntarie mortem pertulere; quorum animas, Deus, in sua sancta requie suscipere dignetur. Obsecro vero, et provolutus genibus, complicatisque manibus supplex oro per V. IHmam. D. a Sua Sanctitate sanctissimam suam suscipere benedictionem (cnjus sacros exosculor pedes) per quam deinceps omnia spero prospera (quis scit enim, an illud Josue allegatum prius in nobis similiter verificabitur), et me deinceps meliora confido scripturum. Deus vero Optimus Maximus Illmam. D. V. (cujus sacros exosculor manus, ejusque me semper plurimum gratiae commendo) sanam, salvam et incolumem nobis in evum tueatur, pro qua re orare non cessabo.
Bruxelle, 6 Junii, post habitam a me predicationem in nostra ecclesia 1568.
Vestre IUme. D. humilis servus, indignus filius
fr. Joannes Stbaetmantjs.
Op den rug het adres: Illmo. domino domino suo observandissimo Cardinali Alessandrino. Roma.
Archivalia II, n°. 2281.
1) Lucas III, 17 (Vulgaat).



470
562. 1568, JUNI 9. — Pius V bericht aan Alva, dat hij niettegenstaande 's hertogs dringende aanbeveling de voor Johannes de Vargas gevraagde gunst niet kan toestaan.
Dilecto filio, nobili viro Ferdinando, duci Albae. Dilecte fili, nobilis vir, salutem etc
Inter principes, qnos pro virtute, devotione ac meritis eorum magnifacimus eximieque diligimns, unus es tu, quem praecipue omni a nobis honere et gratia dignum judicamus, et cujus etiam pro aliis intercessio apud nos multum valet. Sed in fungendo creditae nobis despensationis officio oportet ea, quae a nobis petuntur, expendere et considerare quid deceat, quidque expediat. Dilecto filio Joanni de Vargas vellemus, salvo officio nostro liceret nobis declarare, qnanti apud nos ponderis fuisset commendatio tua tam diligens. Sed obstant sacri concilii Tridentini decreta *), quo minus ejus desiderio et tuo satisfacere possimus. Prohibuit enim non sine gravissimis causis ne pater filio resignare beneficium ullum ecclesiasticum possit. Ei decreto sine offensione conscientiae nostrae derogare non possumus, ne tali exemplo introducto abusum, quem sacrum Concilium sustulit, renovemus et Concilii decreta, quae tam sedulo ab aliis exeqnenda et servanda curamus, ipsimet rescindamus. Proinde a Nobilitate tua petimus, ne aegre ferat preces suas a nobis exauditas non fuisse, quas, quibuscumque aliis in rebus salra conscientia poterimus, exaudire parati erimus. Datum Romea apud Sanctum Petrum etc, die Junii 1568, anno 3.
Archivalia I, n°. 586.
668. 1568, JUNI 25. — De Spaansche nuntius Castagna prjjst Aiva uitbundig wegens diens optreden in de Nederlanden.
Al duca d'Alba.
Tra li progressi, che ogni giorno s'intendono de le opere di Vostra Eccellenza in cotesto suo cosi importante governo, si cognosce manifestamente, che Nostro Signore Dio gli ha riserbato li piü grandi honori, che si possino desiderare in un principalissimo ministro del piü potente re del mondo; perö che Vostra Eccellenza ha trattato fin hora questi gravissimi negocii in tal maniera, che non è huomo, che non le dia le debite laudi di prudentia, di valore, di christianita et insomma di tutte quelle parti, che possono far glorioso un homo in questo mondo, con probabile speranza di dover esser poi glorioso ancbora in cielo. Io mi rallegro di questi felici successi suoi, anzi di tutta (la) christianita, non solo come Suo affettionatissimo servitore, ma anchora come christiano, come Catholico, et come ecclesiastico et ministro (benchè indegno) di Sua Santita. Et non ho voluto mancare di significarli questa mia allegrezza per esortarla a sopportar fortemente, come fa, questo gravissimo peso et travaglio, che lo conduce ogni giorno a maggior gloria, et per non lassar passar tanto tempo di visitarla et basarli le mani; il che non fo piü spesso per non toglier tempo a li tanti gravi suoi pensieri et opere. Siamo tutti obligati pregar Nostro Signore Dio per la vita et salute di questo Catholico re et di Vostra Eccellenza; et cosi fo instantissimamente, acciochè ogni giorno piü si dica, come fin hora pare che si possa dire: „gladius Domini et
1) Sessio XXV. C. 15.



471
Gedeonis" il che sua divina Maesta li conceda. Et li baso con reverentia le mani. Di Madrid, li 25, di Giugno 1568.
Borghese I, Vol. 606. f. 227»—228. — Corsini, Vol. 506 p. 9—10 (gelijkt, afschriften). Archivalia I, n°. 2092. — Zie nog een dergelijken brief van 1 Januari 1569, A rchiv. I, n°. 2413.
564. 1568, JULI 5. — Pins V antwoordt aan Alva, om zijne voldoening te betuigen over den gunstigen loop van zaken in de Nederlanden.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando, duci Albae Pius Papa quintus.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Gratissimum nobis fuit, quod in tantis tuis occupationibus nos de iis, quae isthic a te gernntur, certiores fecisti. Ea sane cognoscere soliti sumus, dilecto filio nostro cardinali Pacecco diligenter* referente, et de rebus a te prospere gestis eam laetitiam capere, quam omnibus de causis debemus, Omnipotenti Deo gratias agentes, orantesque ut coepta tua et divini honoris sui causa et charissimi filii nostri regis Catholici secundet. Quod nunc quoque oramus et indesinenter orabimus, superni favoris auxilium perpetuo tibi adesse cupientes. Datum Romae apud S. Petrum, die 5 Julii 1568, pontificatus etc. tertio.
Archivalia I, n°. 587.
565. 1568, JULI 20. — Kardinaal Bonelli aan J. Straetman: welwillend antwoord op zijn brief van 6 Juni 1.1.
Fratri Joanni Streatmano.
Reverende pater. Amamus diligentiam literarum tuarum, quibus subtiliter omnia persequeris, ut non minus in tristibus quam in laetis nunciis et dolor et laetitia pietate et christiana charitate temperetur. Ac dolendum quidem est in summa hac temporum perturbatione et hominum miseria, qui usque adeo sanguinis profusione delectari videautur, quamquam miserrimi illi, qui a Deo simul et a suo rege desciscentes, ad interitum ruunt sempiternum, beatissimi vero, qui pro salutari Jesu Christi religione proque regia fide occubuerunt. Quae sane felicitas isti contigit clarissimo duci comiti de Olrimberch *), quem, ut scribis, Catholicae veritatis defensorem acerrimum, ac religiosorum patronum pugnantem praelia Domini, tanquam unum ex veteri illa Machabeorum (stirpe) sanctitate ac fortitudine ad coeleste praemium decebat evolare. Quodillustri foeminae, ejus conjugi, magno solatio esse potest, quae quotiens de charissimo viro meminit, totiens laetari debet se fortissimo Christi martiri matrimonio fuisse conjunctam, qui pro ejus salute perpetuo orat in coelo; quae cogitatio et Sanctissimi Domini Nostri et nostrorum omnium dolorem valde levavit. Ad optimam et nobilissimam mulierem *) scriptum est, tuo monitu, consolandi gratia Breve Sanctissimi Domini Nostri, cui has ad te litteras adjungi voluit Ejus Sanctitas, quae tibi quoque felix sacrae benedictionis munus benigne impertit. Vale in Domino.
Archivalia I, n°. 590.
1) Liber Judicum VII: 20. (Vulgaat). 3) Margaretha van der Mark.
2) Aremberg.



472
566. 1568, JULI 21. — Brief van Gurone Bertano aan Castagna, den Spaanschen nuntius, over de komst van Philips naar de Nederlanden. Gedr. Archivalia II, n°. 296.
667. 1568, JULI 26. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: jubelend overwinningsbericht van den slag bij Jemmingen ').
Illme. atque Revme. domine, in Christo pater domine observandissime, debito manuum osculo premisso.
Scribitur IV Regum 7: „Hec enim dies boni nuntii est; si tacuerimuset noluerimns nuntiare, sceleris arguemur. Venite, canemus et nuntiemus in aula regis" 2). Et Tobie XII: „Etenim sacramentum regis abscondere bonum est, opera autem Dei revelare et confiteri honorificum" *), Et quoniam illuxit nobis dies exultationis et vox laudis, quonam Deus fecit virtutem in populo suo, laudemus Dominum Deum nostrum, qui non deseruit sperantes in se, sed adimplevit misericordiam suam, quam promisit Ecclesie sue sancte, et interfecit hostes populi sui". O benedictus Deus, totius consolationis et pater misericordiarum, qui consolatur nos in omni tribulatione nostra deditque gratiam post varia, longa, inauditaque tristia, vel jam saltem posse referre hec leta, nova videlicet: quod quum Illmas. dux Albanus, nostre patrie gubernator, 13 die Julii venisset cum suis in Phrisiam, postero die, congregato omni exercitu suo, convocatis capitaneis jussit in tribus diversis partibus invadi et oppugnari inimicos Dei atque religiosorum omniumque Catholicorum, quorum magnus erat numerus sub ipsorum duce ac capitaneo precipuo, comité Ludovico de Nassau, fra tre principis Orange, qui cum suis vallo a profundis fossis egregie se munierat. Cum itaque sol ille divinus effulgeret super castra Catholicorum, Dei speciali adjutorio tandem vi irrumperunt in loca munita hostium; ibi strages et cedes plurimorum; abjectisque armis ac vestimentis turpissime fugere ceperunt. Sed tam celeriter a Catholicis fuerunt persecuti, quod et torment» bellica, ut bombardas atque vexillas, in nostram potestatem reliquerunt, atque, quamquam pontes comburerent, tarnen omnis ipsorum equitatus demptis paucis remansit occisus; ac insuper cesa, partim profligata sunt 12 milia hostium. Laus Deo in eternum, qui luctum nostrum mutavit in gaudium, qui inimicos nostros coutrivit, et quod residuum est e fini bus nostris propulit. Sub idem fere tempus Hugonotti, qui ex Francia excursiones in patria nostra faciebant, in finibus nostris atque Francie, non procul a Monstruel apud Oei, sub capitaneo illo qui in hastiludio olim regem Francie Henricum letaliter vulneraverat, ad internecionem usque deleti sunt a Francis. Quidam dicunt fuisse 2 milia, alii vero 4. Sit Deus benedictus, qui dedit gratiam hec leta nova scribendi. Non dubito, quin precibus atque meritis Sue sanctitatis (qui non desinat benedicere nobis, et omnia succedent pospere, cujus etiam sacros exosculor pedes) atque V. Illme. D., cui me post manuum deosculationem semper humillime commendo, et pro cujus sancto successu orare non desino. Bruxelle, 25 Julii 1568.
Vestre Illme. D. humilis et indignus serverus, Fe. Joannes Stbaetiianus.
Op den rug het adres: AH' Illm0. et Revmo. signor mio ossmo. il cardinale Alessandrino, Roma.
Archivalia II, n°. 288°.
1) Op 21 Juli 1568. 2) IV Koningen VII; 9. 3) Tobias XII; 7.



473
568. 1568, AUGUSTUS 7. — Pius V antwoordt aan Alva J), naar aanleiding van diens bericht over den slag bij Jemmingen, waarvoor de paus God dankte met openbare gebeden, en spoort hem tot volharding aan.
Vgl. Archivalia I, n». 591. — Gedrukt Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 404.
569. 1568, AUGUSTUS 8. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: bericht van twee afgezonden paketten.
IHme. atque Revme. domine mi semper observandissime, debito manuum osculo premisso.
Sperans Illm*m. V. D. meas priores recepisse litteras, nihil impresentiarum scribendum occurrit, quam quod ex desiderio Rev. patris magistri, fratris Yincentii Herculani, commissarii apostolici atque vicarii Revmi. patris Generalis, mitto Illme. D. Y. per magistrum postarum Bruxelle adjunctos fasciculos, altérum quidem ad Vestram Illmam. D. deslinatum, una cum litteris Rev. supradicti patris commissarii, alterum vero ad Rev. patrem Generalem. Jusserat quidem reverendus pater commissarius eosdem fasciculos mittere separatim, sed aliter ab expertis mihi suasum fuit. Precor Yestram Illmam. D., si quid in hoe peccavi, ignoscere dignetur meque habere eidem commendatissimum. Cumque frequentius senserim benedictionem Sue Beatitudinis mihi spiritualiter profnisse plurimum, humillime ac supplici cbrde per IHmam. D. V. cupio mihi a Sua Sanctitate impartiri beneficium sanctissime sue benedictionis, quatenus valeam liberari a mea praesenti infirmitate, si ad Dei sit gloriam animarnmque salutem, aut si Deus me evocat, ut possim previis debitis mediis sancta in pace quiescere. Et Deus auctor pacis custodire dignetur Illmam. D. V. sanam ac incolumem in evum. Amen. Bruxelle, 8. Augusti 1568.
Illme. atque Bevme, Y. D. observandissimae humilis atque indignus servus.
fr. Joannes Straetmanus.
Op den rug het adres: AH' Illmo. et Bevmo. Monsiguore et patrono mio osservandissimo il Cardinale Alessandrino, Boma.
Archivalia II, h°. 288i.
570. 1568, AUGUSTUS 26. — Pins V juicht Alva toe en moedigt hem aan bij de onderwerping der Nederlanden.
Ferdinando duci Albae.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem etc.
Ex litteris tuis, die 25 Julii datis, et ex dilecto filio, nobili viro Joanne a Zunica, cognovimus quam prospere rem iterum adversus haereticos et eosdem Serenissimi regis rebelles gesseris. Benedictus Dominus, qui in tot curis et angoribus nostris tam laetis nunciis nos consolari dignatur. Gaudemus religionis Catholicae causa tam luculentam tibi victoriam ab eo douatam fuisse. Gaudemus charissimi in Christo filii nostri regis Catholici causa. Tibi vero non solum gratulamur, cui praelia Domini praelitanti tam manifesto supernum
1) Op diens brief van 35 Juli 1568; zie Archivalia II, n°. 292.



474
adest auxilium, sed etiam, totius Ecclesiae nomine gratias agimus, quod nullis defatigatus laboribns, nullis deterritus periculis, de ea benemereri nondesistis. Perge, dilecte fili, his tamquam gradibus viam tibi ad sempiternara gloriam munire; et sicuti coepisti, enitere, ut in provinciis istis religionem Catholicam in pristinum statum redigas, cujus rei gloria omnium ducum et imperatorum victorias superabis. Salvum te ed incolumem divina Majestas conservet. Datum Rouiae apud sanctum Petrum etc., die 26 Augusti 1568, pontificatus nostri anno tertio.
Archivalia I, n°. 592.
571. 1568, AUGUSTUS 29. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: dank voor een aan de gravin Aremberg *) gezonden Breve, en wensch naar de nederlaag van Oranje, die het kasteel van genoemde gravin wil innemen.
Illme. atque Revme. in Christo pater, observandissime domine, debito cum omni humilitate manuum osculo premisso.
Non facile dixerim, Illme. domine, quantum gaudii et exultationis attulerit Breve Sue Sanctitatis, quod hodie obtuli illustri comitisse de Aremberch, quanta illud susceperit reverentia magnaque devotione; quot pre gaudio incredibili excusserit lachrimas, ipse qui presens vidi explicare non valeo. O quam oportune hec venit consolatio! Si quidem narravit mihi • nobilis hec comitissa, quomodo post depredationem aliquot villagiorum suorum abhinc biduo aut triduo, erant debite mine inimicorum Dei, sancte fidei, majestatis Catholice atque orthodoxorum, quibus minitantur se occupaturos fortissimum suum castrum de Arembergh cum suo adjacenti territorio. Si quidem perfidissimus ille princeps Orange cum suis confederatis, proditoribus Dei, regis ac patrie, magno cum exercitu tam equitum quam peditum transivit Rhenum fluvium atque primum hoe castrum occupare vult, quo facilior ei in nostram regionem pateat ingressus. quam vipera illa versipellis, Christi hostis ac homo diabolicus, occupare contendit. Sed frustra, ut Dei confido dementia; quiuimo in extremam ipsius suorumque ruinam, licet et populum Leodiensem nonnulli metuant illi satis addictum. Nobilis vero hec domina et militibus et parata bellico hanc arcem suam munivit, confiditque Dei auxilio inimicos nisi confusionem sibi ipsis paraturos. Nam preterea (quam) locus natura est munitus, Illmn8. autem dux Albanus omnem suum militem in vicinis collocavit praesidiis, nolens se incerto ac vario eventui ipsius belli exponere, ne totam Christianitatem maximo exponeret discrimini. Sed satis illi erit, si hostem ab ingressu nostre patrie cohibere poterit atque ad pecuniarum penuriam deducere, quod de Dei misericordia certo spero futurum. Sue Sanctitatis sacratissimos pedes cum omni humilitate nobilis hec muiier exosculatur, et ego omni cum devotione me Sue Sanctitatis benedictioni suppliciter subjicio, cujus munere Dei dono ab infirmitate, qua laboravi, me liberatum sentio. Et preterea ego me commendare non cesso gratie V. Illme. D., cui per sequentem postam nobilis
1) Margaretha van der Mark.



475
comitissa scriptura est gratiarum actionum litteras, et quam nobis Deus conservet incolumem in annos plurimos. Bruxelle, 29 Augustus 1568.
Illme. V. D. humilis et indignus servus. fr. Joannes Strakthanus. Op den rug het adres: AH' Illmo. et Bevmo. Monsignore et signor mio osservandissimo, il 'cardinale Allessiindrino eet.. Boma. Archivalia, II, n°. 288*.
672. 1568, september 6. — Castagna aan Bonelli: over den raad des keizers, dat in de Nederlanden zachter moet worden opgetreden.
Borghese I, Vol. 606, f. 471—471» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Serrano II, p. 459.
578. 1568, september 12. — j. Straetman aan kardinaal Bonelli: dank voor een door de gravin van Aremberg ontvangen Breve; bericht over de jongste krijgsbedrijven langs de Maas.
Blme. atque Revme. in Christo pater, domine mi observandissime, humillimo sacrarum manuum osculo premisse
Quum merito Illme. V. D. trauscribere deberem que in capitulo provinciali Inferioris Germaniae, hoe mense Augusti 1) Bruxelle in nostro conrentu celebrato, fuere salubritér tractata atque peracta ad Dei gloriam animarumque nostrarum salutem, quia ut oportuit non potui convenire reliquos Beverendos patres capituli diffinitores, pareet queso mihi V. Hl"1*. D. quod hoe differam in tempus proximum quam primum potero. Neque insuper V. Illme. D. molestus esse volo in referenda maxima letitia ex Breve Sanctissimi nostri, quod nobili mulieri comitisse de Aremberch hisce diebus obtuli, seu ipsius gratiarum actionibus Illme. V. D. Nam nobilis hec muiier ac pientissima atque Deo devotissima necnon prudentissima et constantissima in suis litteris ad Ulmam. V. D. hec omnia (ut opinor) disertissime explevit. Bas autem litteras propter meam absentiam prius recepi in festo nativitatis beate Marie Virginis, quas cum proximo hoe cursore Illme. V. D. mitto. Dicam itaque inpresentiarum solum hoe verbum, quod quia snperbia eorum, qui Christum oderunt, ascendit semper, ideo princeps ille Orange, princeps et caput omnium perfidorum, cum suis scelestissimis conjuratoribus atque conspiratoribus, imitans patrem suum diabolum, qui toties victus. sitiens sanctorum sanguinem, machinis iterum bellum instaurat, sic pariter hic, Dei, Sacramentorum ac patrie proditor cum suis, maximo cum exercitu tam peditum quam equitum, contra nos venit, ut Dei fidem subvertat, Sacramenta polluat, misceat sacra prophanis, dejiciatque statum ecclesiasticum atque Catholicos erroribus pestiferis inficiat. Sed huic Goliath velut alter David occurrit noster dux Albanus, qui etsi valida manu tam peditum quam equitum se continet cum suis in finibus nostris in oppido forti, quod dicitur Maestricbt. Attamen Dei auxilio speciali futurum spero, quod hic scelestus Orangus cum suis sue perfidie usque ad internetionem condignas luet penas, quodque Ecclesia fruetur pace sancta. Quaecumque vero successerint, 111™". V. D. indicabo, cui me semper plurimum commendo, et a Sanctissimo nostro humiliter in terram prostratus sanctissimam, cum qua valeo
1) 22 Aug. (De Jonghe, Belgium Dominicanum, p. 18).
BH



476
reverentia ac devotione, desidero benedictionem, qua me interius corroboratum sensisse profiteor. Per omnia benedictus Deus, qui Suam Sanctitatem atque V. E. IHmam. D. Ecclesie sue sancte elargiri dignetur incolumem per muitos annos. Amen. Bruxelle, 12 Septembris 1568. V. IUme. D. indignus et humilis servus.-
fr. Joannes Stkaetmanüs. Op den rug het adres: All'Illmo. et Revmo. monsignore mio osservandissimo, il Cardinale Alessandrino. Boma.
Archivalia II, n». 2881.
574. 1568, OCTOBER 8. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: over de heilzame werkzaamheid van Vincentius Hercnlanus, die als pauselijk commissaris de Nederlandsche provincie der Dominicanen bezocht; over hnn welgeslaagd kapittel te Brussel, en over de jongste krijgsbedrijven langs de Maas.
Illme. ac Revme. in Christo pater, domine observandissime, debito manuum osculo premisso, cum humillima mei semper commendatione.
Quum omnia in hac Belgica regione post ingentem et incredibilem rerum tempestatem novam quandam reformationem spirare viderentur, non sine Numinis simgulari providentia factum est, ut et sanctissimus divi Dominici Ordo (qui quorundam improbitate tradnctus ac diffamatus, etiam coram Sua Sanctitate, ut fertur, miseris modis fuit) aliquorum fratrum incuria ob seculi hujus in nostris regionibus perversitatem aliquantisper in nonnullis- remissus ad meliorem faciem statumque anhelaret. Hac itaque de causa inopinato tanquam prosperom et salutiferum sidus admodum Beverendus pater fr. Vincentins Herculanus hic nobis apparuit 1), ut discussis ac expositis (si que irrepserant) abusuum nebulis, ad puriorem lueem religionem apud nos revocaret, nosque falso delatos ab omni iniquitate defenderet liberaretque. Qui insuper tam prudenter, tam ingeniose, atque flagrantissimo zelo ac pietate quasdam theses, ad sinceriorem Dei cultum non mediocriter pertinentes, nobis proposuit et servandos commendavit, quas ope Dei singulari alacriter omnes eas amplexati sumus, adeo ut in spem maximam sint adducti priores conventuumque presidentes, a se primum, deinde et a suis subditis, quicquid statutum erat commode posse observari, ita ut confidanius illius sudores perstrenuosque labores haudquaquam fore irritos. Quapropter Supremo Numiui immortales primo debentur gratiae, deinde Sanctissimi Nostri nunquam satis predicato laudatoque sancto zelo, postremo Bevml. magistri nostri generalis accensissime, qua nos benigne respexit et fovit, charitati. Neque hic silentio preterire fas est indefessam ad nos missi admodum Rev. patris commissarii diligentiam paternamque benevolentiam. Ceterum vel jam saltem ad me (qui in capitulo nostro provinciali, celebrato 22 Augusti, primus fui diffinitor capituli, licet indignus) vehementer pertinere sum arbitratus capituli nostri in regia hac urbe Bruxella felicem successum, V. Illme. D. per literas, quum coram non detur, significare, quo non levem gaudiorum materiam Sue Sanctitati tanquam sedulus et obsequens filius
1) Op het 328te kapittel van de provincie Germania Inferior, te Brussel gehouden in het convent te Brussel; Straetmans was onderwijl prior van dat klooster geworden. De Jonghe,
Belgium Dominicanum, pag. 18.



477
exhibeam, mihique ipsi secundum et proclive iter ad sacratissimam benedictionem Sue Sanctitatis parem aperiamque, cujus Sanctitatis sancta benedictione nos omnes hoe tubulento tempore plurimum indigemus. Nam princeps ille perfidus Orange cum suis rebellibus (et cum) validissimo exercitu tam peditum quam equitum omnibus modis nititur irrnmpere in patriam, et hisce diebus distabat solummodo 6 aut 7 miliaribus Italicis ab exercitu Domini sub Illustrissimo duce Albano, nostro gnbernatore, militante, qui insequitur vestigia dicti perfidi non principis, habeutis faciem Leodium versus. Ifidies, tam publice quamprivatim, fiunt preces in ecclesiis et monasteriis pro felici rerum successu. Nam res non caret (ob nostra peccata) magno periculo. De Dei tarnen bonitate confidens, spero me in proximis litteris scripturum leta atque grata V. Ulme. D., cui me semper humillime commendo, quamque nobis servari opto incolumem in plurimos annos.
Bruxelle, 3 Octobris 1568.
V. Illme. D. indignus ac humilis servulus.
frater Joannes Straetaiands, immeritus prior conventus Bruxellensis.
Op den rug het «dre«: Al' IUmo. et Bevmo. monsignore et signor mio osservandissimo, il cardinale Alessandrino Roma. Archivalia II, n". 288™.
575. 1568, NOVEMBER 17. — Rus V schrijft, tot leniging der troebelen in Frankrijk en de Nederlanden, den jnbilé-aflaat nit alsook te Rome een openbare processie en over geheel de Kerk bijzondere gebeden.
Gedrukt: Bulletin, 5*» serie, deel II, p. 431 j Caucliie, Miseion, p. 129.
676. 1568, NOVEMBER 19. — De Spaansche nuntius Castagna aan kardinaal Bonelli: over de tusschenkomst van aartshertog Karei van Oostenrijk ten gunste van Willem van Oranje, welke door koning Philips sterk wordt afgekeurd.
Corsini 506, p. 232—233 (gelijkt, naar cijferschrift). — Zie Archivalia III, n». 444.— Gedr. Serrano II, p. 504,
577. 1568, DECEMBER 12. — J. Straetman aan kardinaal Bonelli: over de laatste bewegingen en het heugelijk einde van Oranje's veldtocht.
Eevmo. et Illmo. in Christo patri dom ino meo Colendissimo, debito sacrarum manuum osculo premisso, cum humillima mei commendatione.
Non sine causa, Illme. domine, tantillo tempore a scribendo quievi. Nam quum exordia tragediarum essent tristia, admodum doloribus, timoribus ac pertnrbationibns plena, certo confidens, quód non in finem oblivisceretur misereri Deus, neque continebit in ira sua misericordias suas, sed quod esset futurum tempus miserendi, respiceretque orationem humilium, et non sperneret preces eorum, et quod post nubilum tranquillum Ipse sua inexhausta faceret dementia, usque modo silui. relaturus inpresentiorum brevibus in quantis versati fuerimus periculis, et quam clementer manu sue potentie ab eisdem nos liberaverit Dominus. Elapsis itaque mensibus, quum Aurantius, princeps omnium perfidorum, cum juste exercitu suo pestifero ab una Mose numinis



478
parte, Alba rero dux preclarissimus ab alia cum suo amplissimo instructissimoque exercitu besissent, tandem inopinato movens Aurantius sua castra tribus aut quatuor miliaribus a castris ducis Albe vado inter Maseyck, oppidum episcopi Leodiensis, et Stockum, ejusdem castellum, Mosam flumen trausgressus omnemque vim versus castra ducis ducere cepit, qui statim quoque eo castra movit, et magnis animis uterque exercitus se alteri ob oculos aciebus instructis opponit, et aliquot sed paucis tormentorum ictibus invicem cum parvo detrimente salutatis, princeps Tongres Centronesque versus castra movit, nihil interim hostile Leodiensibus moliens, ut videbatur, ibique cum exercitu aliquot dies permansit dubius, anne Leodium, an Brabantie ducatum invadere vellet. Dux Albae cum exercitu suo eum sequutus, levibus preliis et excursionibus continue infestavit; sed nuncio allato quod aliquot equitum turme et peditum numerus subsidio principis ex Galliis in Brabantie fines attigissent, princeps obviam ire con stituit, transivitque inBrabantiam Jodonium, antiquum Brabantie oppidnlum, usque, ubi Gallicus exercitus se exercitui principis jnnxit. Qui transitus merito non parvum metum Thenensibus et Lovaniensibus dedit; sed quia firmo erant presidio muniti, audacioribus animis urbem utramque suam defeusioni preparant. Gum jam aliquot dies Aurantius cum suis circa Jodonium supradictum tempus trivissit et in quodam levi prelio bonam partem suorum peditum amisisset, capto eorum duce Lovervallio, duce insigni et strenuo, nobili Namurcensi, preter omnium opinionem omnem suorum castrorum vim repente Leodium versus convertit, ita ut prius muros civitatis quatere cepisset quam sciretur quo tenderet. Sed conjuratione aliquorum cirium Leodiensium cum principe detecta, et quod ducis exercitus cum onini diligentia insequeretur .et prope instaret, oppugnatione relicta, (et) aliquot celeberrimis monasteriis templisque extra Leodium exustis agroque Leodiensium misère vastato, iterum Brabantiam cum magna celeritate repetiit et Bruxellam Lovaniumque versus se contendere fingit. Hinc iterum ingens oboritur metus, fitque fuga non modica, atque templa aliquorum pagorum et quamplurimas edes incendit, atque iutegra villagia Yulcano tradidit, rusticosque miris modis divexavit. Quapropter dux Lovanium ampliori presidio munit. Bruxellam quoque presidium mittit, et ipse cum toto exercitu sequitur atque juxta Lovanium castra metatus est. Quo attento Aurantius ille sathanicus Gembelousium petit et inde Hannonie comitatum versus grassaturque, ut in Brabantia fecerat, ac in itinere igne absumit insignem abbatiam Bone Spei, preterea multa templa aliaque cenobia; et post quam plurima perpetrata (sunt) mala. Inde Gambresium petiit juxta Gameracum, illuisque oppidi muros tormentis quatiit partemque diruit; sed quia firmo erat presidio munitum, re infecta, et nullo preterea insultu facto, miser ille homo Franciam versus contendit, quem dux est cum exercitu sequutus Gambresium usque. Et postquam tanta mala in nostris regionibus ecclesiis Dei, monasteriis atque rusticis intulit, fertur in finibus Ghampanie in Francia existens, jam solvere exercitum atque reditum in Germaniam meditari cum suis. Sed non redibunt omnes. Nam certo ajunt ipsum circiter 8 milia tam peditum quam potissimum equitum perdidisse. Deus eum cum suis convertat aut funditus perdat, ne iterum redire valeat ecclesiamque Dei tam misère divexet. Sed Ecclesia sancta fruatur pace, unaqne sit fides mentium et pietas actionum, pro qua gracia impetranda Sua Sanctitas (cui sacros exosculor pedes) nobis patrieque nostre benedictionis munus im-



479
partiri dignetar, quam cum V. Hl»». D. salvani deprecor clementissimum Deum nostrum nobis Bcelesie Dei conservari in annos Nestorios. Bruxelle, 12 Decembris 1568.
V. 1111»8. D. humilis et indignus servus Br. Joannes Stbaetmanus. Op dm rug het adres: AH' Hl™. et Kev™. Monsignore et Signor mio osservandissimo, il signor cardinale Alessandrino. Boma. Archivalia II, n°. 288°.
57a 1568, december 12. - Pius V prijst Alva, in antwoord op diens schrijven van 22 October, wegens het behaalde succes in de Nederlanden en staat hem een zeer ongewone gunst toe in zake patronaatsrecht.
Dilecto filio, nobili viro, Fernando duci Albae.Pius papa quintus. Dilecte fali, nobili vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Non facile verbis consequi poseemus, quantopere in Domino delectati simus legendis literis tuis 22 die Octobris datis. Nam et ista tua variis in bellis pro veritatis Catholicae propugnatione Sedisque apostolicae defensione gestis, meritorum tuorum commemoratio magna nos laetitia effecit et, ut par est, apud nos non narrationis modo fidem, sed plane testimonii vim obtinuit Quae quidem omnia, quamquam magna ex parte nobis nota erant, propterea quod et a te, nobili viro egregioque copiarum duce, et in bellis expeditionibusque maximis et propter justissimas honestissimasque religionis tuendae causas susceptis gesta erant, sic ut earum rerum nullo modo oblivisci sine culpa possemus, tarnen gratissimum nobis fuit ea ipsa, quae nos aut omnia aut pleraque memimmus, ex tuis ad nos literis recognoscere. Nihil enim neque ad Ecclesiae dignitatem gloriosius, neque ad animi nostre vere paternuni in omnes homines affectum jucundius nobis accidere potest quam cum intelligimus, militares homines fortissimosque duces, qualem te esse et antea semper cognovimus et m hoe periculossimo bello experimur, non suae utilitati aut propriae tantummodo glonae inservire, sed magis Omnipotenti illi Deo militare, qui suos mihtes, pro se ac sui nominis gloria decertantes, non corruptibili quadam corona sed sempiterna atque immarcescibili coronare paratus est. Hoe enim est, dilecte" nh, vere in usum dexterae sinistram vertere, cum militares terrenaeque actiones quae pro sinistra intelliguntur, non aliquarum humanarum rerum causa' suscipiuntur, sed ad caelestem utilitatem revocantur. Itaque Nobilitatem Tuam his de rebus, quas non minus pie quam fortiter a se gestas suis ad nos literis commemorant, et valde amavimus ante hac, et nunc non amamus solum, sed vehementer laudamus Deoque Omnipotenti gratias agimus, qui virtutem tuam industnam, vigilantiam, fortitudinem ad haec tam necessaria tempora reservavit Ut quamquam sciamus te tua sponte satis incitatum esse ad ea agenda, quibus sanctissimae religionis causa adjuvetur, tarnen pro nostro pastoralis officii munere, et ut animi nostri studio satisfaciamus, te ad haec eadem hortandum esse duximus. Quod vero ad juris tui patronatus confirmationem pertinet, quam a nobis eisdem tuis literis postulasti, etsi eam rem non facile Romani pontifices concedere solent, propterea quod usitata non sit, nos tarnen libenter, dilecte nu, precibus postulationique tuae satisfecimus, et iu ipso elogio ea tibi pro



480
tua singulari in Deum pietate testimonia dedimus piae devotionis erga hanc sanctam Sedem, quae et posteros tuos ad ejusdem devotionis imitationem excitare possint, et tuo ardenti in Ecclesiam Dei studio debebantur. Qua in regenda dupliciter laetati sumus, et quod tibi ea praestitimus, quae a nobis petiisti quaeque non mediocriter te desiderare significabas, et quod nos in ornanda dignitate tua id fecimus quod magnopere semper desideravimus. Nihil enim est ea rerum, quae a benevolo benignoque patre expectari debent, qualem nos in te esse semper experieris, quantum cum Domino licuerit, quod tuae isti in Deum pietati, religionis studio atque in defendenda Catholicae veritatis fide laboribus deberi non existimemus, eandem voluntatis nostrae propensionem declaraturi cunctis in rebus, quae vel ad honorem vel ad commodnm tuum pertinebunt, cum se occasio obtulerit. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die duodecima Decembris, (anno) millesimo quingentesimo sexagesimo octavo, pontificatus nostri anno tertio. Archivalia I, n°. 593.
579. 1568, DECEMBER 14. — De Spaansche nuntius Castagna aan kadinaal Bonelli: over zijn onderhoud met koning Philips aangaande hulp, door Alva tegen Oranje te verleenen.
Corsini 506, p. 259—265 (gelijkt, deels naar cijferschrift). — Zie Archivalia III, n°. 444. — Gedr. Serrano II, p. 518.
580. 1569, JANUARI 15. — Castagna aan Bonelli: over zijn gesprek met aartshertog (Karei), die namens den keizer het toestaan van godsdienstvrijheid inde^Nederlanden bepleitte.
.... Havendo io parlato longamente con 1'arciduca mi ha detto apertamente, che la pretendenza, che hanno li Germani protestanti nelle cose di Fiandra, è che si osservi una conventione di concordia, che dicano, che fu fatta dall' imperatore Carlo Quinto di gloriosa memoria nel ricesso di Spira, che comprende la Fiandra, dove in effetto pare, che si conceda, secondo dicano, che purchè non si predichi la loro falsa religione in lochi publici, possi ciascuno signore in casa sua vivere et far predicare in particolare, come li pare, et altre cose simili; et che pare loro non dimandare cosa ingiusta, poichè dimandano quel medesimo, che 1'imperatore Carlo li concesse. Questo dicano li Germani protestanti; ma mi pare, che da parte dell' imperatore al fine si restringa, che in Fiandra non si usi piü quel rigore, che s'è usato per lo passato con morte di huomini, con privatione de beni, et similia, ma che si dia tempo a quelli, che vorranno partirsi, di poter vender le robbe loro etc, come ho scritto piü a longo per le lettere che porta mons. d'Acquaviva 1). Et dimandando io al detto arciduca, se in questa dimanda, che Sua Altezza fa, sono concorsi ancora gl'Elettori Catolici et ecclesiastici, rispose di si; et mostrando io di non crederlo troppo bene, me lo replicö piü volte. Della Confessione Augustana disse, che se bene 1'imperatore haveva detto di concederla, restringeva perö la concessione a certe conditioni, le difficolta delle quali non si sarebbono mai superate, et cosi che non teneva per fatta questa concessione. Et perchè io li rispondevo, che non bastava questo all' imperatore, perchè il mondo
1) Giulio Aquaviva ; zie Pastor, Getchichte der Papste VIII (1920), p. 312.



481
havrebbe giudicato a suo modo, vedendo, che gia Sua Maesta haveva non solo ascoltato, ma datoli ferma parola sopra questo, et perö per sodisfare a Dio, alia christianita et alia reputatione di tanto prencipe, bisognava, ö che rivocasse Ia detta parole, ó che fecesse conoscere manifestamente con effetto che impedisse la esecutione di essa, mi rispose di una maniera, che mi parse, che volesse dire, che il male è, che se la pigliaranuo da se stessi, senza che vi si possa riparare. Io replicai molte cose a longo a queste et alle altre sopradette di Fiandra con quella maniera che io seppi et come christiano; al che disse, che conosceva vero tutto quello che io dicera et in quanto a se era deliberato di non mutar mai la religione Catolica, et che nelli Stati suoi particolari l) havevano dimandato piü voltejjumili cose, et non 1'ha voluti mai ascoltare; ma insomma, che il male è, come ho detto, che si pigliano le licenze da loro stessi . . . . Di Madrid, 15 Gennaro 1569.
Borghese I, Vol. 606, f. 556»—558 (gelijkt, afschr.). — Ook Corsini, Vol. 506, p.283— 290. — Gedr. Serrano III, p. 22. Daar is de brief gesteld op 5 Januari.
581. 1569, FEBRUARI 15. — Castagna aan (Michaèl della Torre) nuntius te Parijs: over 's konings onverzettelijke houding 8) tegenover de bezadigde voorstellen van keizer Maximiliaan omtrent de Nederlanden.
II Sermo. arciduca, che pensava di spedirsi molto, è ancora qui,
sebene per quanto egli dice, vicino all' esser' spedito, perché havendo havuto la prima et la seconda risposta alle scritture, che S. A. ha date, che contenevano tutte le petitioni delli prencipi d'Alemagna et quello che haveva da trattare, si tiene hora per espedilo ö poco meno. E pensa di dover partire presto, non aspettando forse altro che 1'occasione delle galere, ch' hanno da portare il commendatore maggiore *) de Castilla in Ispagna, per passare poi su le medesime galere in Italia.
La risolutione et risposta è, che questo re conosce, che 1'andare simulando con li sudditi, e massime nelle cose della religione, è al fine un perdere li Stati. Et perö* per le cose di Fiandra non vuole nè concordia nè conditione alcuna, ma vuole, che tutti i suoi sudditi credano la fede Catholica Romana, et chi fara altrimente sia castigato secondo cbe le leggi dispongono. Questa è la summa; et in conclusione non vuole burle in cose de fede et di rebellione, et non ha paura di bravate di nessuno, sapendo per questa via haver Dio pro se
Di Madrid, li 15 di Febbraro 1569.
Borghese I, Vol. 9, 34 f. 50» (gelukt, afschr.). Zie Archivalia I, n". 2413, en II, n». 269.
582. 1569, MAART 21. — Pius V zendt aan Alva den plechtig in Kerstnacht gewijden degen ea hoed, bij wijze van allerhoogste gunstbetoon.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando duci Albae, pro rege Catholico in partibus Inferioris Germaniae gubernatori et ductori exercitus generali Pius papa quintns.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
1) Stiermarken.
2) Zie Archivalia 1, n°. 852 en II, n°. 84.
3) Bequesens.
31



482
Romanorum Pontificum veterem morem atque institutum sequentes, sacratissima illa nocte, qnae natalem diem Domini et Redemptoris nostri Jesn Christi praecessit, ensem et pileum, solemnibns praecationibns adhibitis, benediximus. Quod quidem sacrum munns, cum singulis annis a Romano Pontifice alicui christianorum principum honoris causa mitti soleat, nos ex omnibus Nobilitatem Tuam de venerabilium fratrum nostrorum sanctae Romanoe ecclesiae cardinalium consilio potissimum elegimus, cui hoe donum mitteremus. Cum enim honos hic ab hac sancta Sede illis maxime principibus haberi soleat, quorum aut singularis in Deum pietas quasi lumen quoddam elncere cognoscitur, aut merita in religionem Catholicam maxime sunt illustria, utramque ob causam personam tuam dignam esse existimavimus, quae hoe a nobis honore afficeretur. Nam pietatis quidem tuae in Deum ejnsque sanctissimam Ecclesiam multa snperioribus temporibus testimonia dedisti, meritorum vero tuorum rerumque pro fidei Catholicae defensione in ista, cui magna cum tua laude praees, provineia, gestarum adeo reoens eet memoria, ut earnm oblivisei nunquam possimus. Est autem hoe munus, materiam ipsam si spectes, non valde magnum; Sedis autem hujus apostolicae majestatem et judicii nostri testificationem reique ipsius mysterium si consideres, non solum grato animo sed etiam magna cum devotione a te est accipiendum. Nam neque nos benevolentiae voluntatisque nostrae signum majus dare possumus quam hoe, quod etiam summis imperatoribns ac regibus dari consuevit, nee Tua Nobilitas munus potest a nobis majus aut praeciosius ob ejus consecrationem accipere; quae cum ensem accipiet, admoneri se intelliget, ut eo ad orthodoxae religionis veritatem propugnandam propagandamque utatur. Cnm vero pileum capita suo imponendum suscipiet, cogitare debebit eo se tanquam salutis galea divinaeque protectionis umbraculo muniri, simulque etiam significari congnoscet coelestis illius coronae praemium, quae bene merentibus de Ecclesiae Dei et de Catholica fide principibus proposita parataque est. Utrumque autem afferendum ad te dedimus dilecto huic filio Carolo de Ebuli, cubiculario nostro, ob nobilitatem, probitatem fidemque suam nobis valde accepto. üt vero sacrum munus religiosius et sacra etiam cnm coeremonia, ut decet, accipias, id tibi post Missarum solemnia, in ea, quam elegeris, ecclesia celebranda, a quolibet Catholico antistite a te eligendo, tradi volumus. Quod ut Nobilitati Tuae spirituali munere auctum gratius sit, tibi coeterisque omnibus Catholieis, poenitentibus et confessis, vel confitendi propositum statutis ab Ecclesia temporibus habentibus, qui Missae interfueriut, de Omnipotentis Dei misericordia et beatorum Petri et Pauli apostolorum ac nostra auctoritate confisi, quindecim annos. ac totidem quadragenas de vera indulgentia misericorditer iu Domino elargimur atque concedimus. Datum Romae apud sanctum Petrum etc., die 21 Martii 1569, pontificatus nostri anno quarto.
Borghese III, Tol. 43» f. 160—161 (gelijkt, afschr.). — Archivalia I, n°. 594. — Vgl. Pasture, Inventaire p. 117.
583. 1569,. MAART 25. — Pius V verzoekt o. a. den aartsbisschop van Utrecht, met vertrouwen te luisteren naar Johannes Fonck, die hem namens den paus een en ander heeft te zeggen.
Venerabili fratri, archiepiscopo Trajectensi Pius papa quintus.



483
Venerabilis pater salutem et apostolicam benedictionem.
Cum mitteremus in istas partes dilectum hunc filium Joannem Fonckium, Signaturae nostrae justitiae revisorem, virum fide et integritate praestantem, cum mandatis quibusdum, valde pertinentibus ad hoe pastorale munus, quod Domino placuit Nobis, licet immerentibus, committere, mandavimus, ut debito Fraternitati Tuae salutationis nostrae paternae officio persoluto quaedam tibi referrét, cujus orationi fidem ut babeas ab ste petimus, grato animo accepturi, quidquid in eum officii pro Sedis apostolicae reverentia contuleris. Dat. Romae apud S. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 25 Martii 1569, pontificatus nostri anno quarto.
Een gelijkluidende brief aan den aartsbisschop van Mainz en dien van Kamerijk; ook soortgehjke brieven aan den aartsbisschop van Trier en den bisschop van Würzburg. Evenzoo aan den bisschop van 's-Hertogenbosch (zie Archivalia n°. 596). — Archivalia I n°. 595.
584. 1569, MEI 9. — Philips II vraagt aan Pius V genade en vergiffenis voor de Nederlanden, waar de afgedwaalden reeds tot inkeer beginnen te komen. Archivalia I, n°. 2361. — Gedr. Serrano III, p. 72.
685. 1569, MEI 24. — De Spaansche nuntius Castagna aan kardinaal Bonelli: over de paters Alvarado en ViUavicencio, die koning Philips naar de Nederlanden wil sturen om het geloof te verdedigen.
Di Madrid, 24 Maggio 1569.
I' Padre Alvarado non è qui per essere ito al capitolo; quando
torni, li mostrarö la sua parte. Vi è un suo compagno, predicatore del re, chiamato Padre Lorenzo ViUavicencio. Questo è uomo dotto, eloquente e gran parziale della Sede apostolica, della scuola di Lovanio e parzialissimo delle cose di Fiandra e di molto credito con questi di qua; et ha dato e da di buoni ricordi circa la religione. A questo principalmente il re vorrebbe dare una pensione, per potersene servire e mandarlo in Fiandra et in Germania, ö dove li venisse bene. Et il simile si pensa dell' Alvarado. Supplico V. S. Illma. e Revma. mi avvisi, se vi fosse ordine sopra ciö alcuno, perchè da una parte so che obsta il Concilio; dall' altra vorrei vedere gratificare questi Padri, li quali si mostrano intrepidi nella verita et hanno potente lingua e buon giudizio. Diedi gia di questo un memoriale al signor Ludovico Guasco; ma non hö mai avuta risposta alcuna
Corsini 506, p. 428—429 (gelijkt afschrift). — Zie Archivalia III, n°. 444.
686. 1569, JOU 7. — Alva zendt aan Pins V gunstig bericht over den hoopvollen stand der katholieke zaak in de Nederlanden.
Sanctissimo Padre.
Por la carta de Su Md. y por lo que don Joau de su parte dira a V. Sd. entendera lo que Su Md., dessea que V. Bd. haga, lo que a mi me queda que dezir, es V. Sd. sea cierto, que aqui se vel de undia a otro grandissimo provecho en lo de la religion, y que spero en Dios con la ayuda de la Sma. persona de V. Bd. en breve tiempo esto se pondra en muy buen stado y venida



484
la gracia de V. Sd. pienso se reducira mucha gente, y los que non lo hizieren passado et termino sean los que fneren en qualidad y en numero, que el fuego y el cuchillo los acabara, plegue a Dios aya misericordia y los endere ce a que conozcan su verdad, y guarde la Sma. persona de V. Bd. por tan largos anos como lo ha menester su universal Iglesia. De Bruxelles, a 7 de Jullio 1569. Sanctissime Padre
Los pies de Vra. Sd. beso )
In obediente hiso | Eigenh. get. el duca de Alva. '
Archivalia I, n°. 2262.
687. 1669, NOVEMBER 3. — Pius V spoort Alva aan, de koningin van Schotland (Maria Stnart) te helpen bevrijden en in haar rijk te herstellen.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando duci Albae Pius papa quintus.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem. Ex literis primum venerabilis fratris episcopi Neocastrensis, nostri et Sedis apostolicae apud rempublicam Venetam nuncii1), deinde ex delecti filii Francisci, tituli sanctae Crucis in Hierusalem cardinalis, Paccecchi nuncupati, sermone coguovimus, Catholicos in' regno Angliae adversus haereticos atque adeo contra eam, quae se pro Angliae regina gerit, sese commovisse. Id si verum est, quantum in eo momenti positum sit, non modo ad religionem Catholicam in regno Galliae stabiliendam, recenti praesertim victoria confirmatam, sed etiam ad eandem in regno Angliae restituendam, Nobilitatem Tuam pro sua prudentia intelligere compertum habemus. Itaque quamquam te, cui ipsa Anglia prope in conspectu est, nihil pro tuo juvandae Catholicae religionis ardentissimo studio praetermissurum esse putamus, quod afflictas illius regni res excitare possit, tarnen pro nostra pastorali sollicitudine faciendum nobis esse existimavimus, ut te his nostris literis ad idem hortaremur. In primis autem Nobilitatem Tuam obtestamur et quo majori possumus animi nostri studio rogamus, ut si qua in re operam tuam charissimae nobis in Christo filiae, Scotiae reginae, in libertatem regnumque suum restituendae na vare potest, ejus rei nullam occasionem praeterirepatiatur; cui quidem nos, si quibus rebus prodesse possemus, nihil certe, quod illius adjuvandae causa fieri a nobis posset, praetermitteremus. Nihil facere potest hoe tempore Nobilitas Tua Deo omnipotenti gratius aut acceptius, quam si reginam, optime de fide Catholica meritam, haereticorum hostium suorum potentia oppressam, in libertatem vindicarit. In nos certe pauca a Nobilitate Tua proficisci possent, quae aeque hoe nobis grata jucundaque essent. Sed quia Nobilitatem Tuam ad bene de republica christiana merendum, ad omnia fortia egregiaque facta satis sua ipsa sponte bene animatam esse cognoscimus, pluribus secum verbis de hac ipsa re non agemus, pro certo habentes, eam in religionis Catholicae causa sublevandae neque cujuscumque alterius monitis aut precibus locum esse relicturam. Datum Bomae apud S. Petrum etc,, die 3 Novembris, miilesimo quingentesimo sexagesimo nono, pontificatus nostri anno quarto.
Archivalia l, n°. 597.
1) Giov. Ant. Fadrinetti, bisschop van Nicastro.



485
588. 1570, januari 14. — De Spaansche nuntius Castagna aan kardinaal Bonelli: over de ontstemdheid van koning Philips, wegens de aan Alva gerichte breve (van 8 November 1.1.).
Corsini 733, f. 212»—214 (gelijkt, afschrift). — Zie Archivalia III, n°. 462. — Gedr. Serrano III, p. 218.
589. 1570, februari 3. — Pins V spoort Alva aan, de beweging der Engelsche Katholieken tegen koningin Elisabeth zooveel mogelijk te steunen.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando duci Albae Pius papa quintus.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
De motu rerum Anglicarum a Catholicis contra ejusdem regni haereticos atque adeo contra illam, quae se pro Angliae regina gerit, exeitato, certiora et majora in dies cognoscentes, pro suscepto apostolicae servitutis officio anxio et sol Heit o animo esse cogimur de illorum salute, qui pro restituenda in eo regno Catholica religione non minus piis quam justis armis susceptis periculum fortunarum et capitis sui pro Dei Omnipotentis causa neglexerunt. Quia vero propter istius, cui praees, regionis cum eo regno vicinitatem te unum maxime omnium Anglornm catholicorum copias multis modis juvare posse intelligimus, idcirco Nobilitatem Tuam hortamur et quo majore animi nostri studio possumus, rogamus, ut si hoe charissimi in Christo filii nostri Hispaniarum regis Catholici voluntate et commodo facere potest *), quicquid virium 'ad eos ipsas copias vel tuendas vel augendas vel adjuvandas conferre valet, id ne praetermittere velit. Ut enim, si eorum, qui ferre auxiluun possunt, subsidio destitutae fuerint, periculum est, ne vel ab adversariis opprimantur vel per se ipsae dissipentur, sic etiam, si adjutae fuerunt, sperandum est, per eos in regno illo religionem Catholicam restitui posse. Quae res si, Deo in primis adjuvante, teque omnibus, quibus potes, rebus adnitente, acciderit, vides ipse quantam ex ea re quamque solidam veramque gloriam sis consecuturus. Quod nisi res ipsa per se satis loqueretur, pluribus verbis tecum ageremus. Sed quia et haec ipsa, quae diximus, et caetera, quae in eadem dici possent, Nobilitati Tuae pro sua prudentia et maximo rerum usu perspectissima esse scimus, ipsamque ad bene de Catholica religione merendum satis sua sponte incitam intelligimus, idcirco non dubitamus, eam libenter ac prompte quicquid poterit pro fidei Catholicae causa facturam, in ea re nullum neque nostris neque cuiuscumque hortationibus locum relicturam. Quod ut faciat, pro nostro tarnen officio vehementer eam in Domino rogamus. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die tercia Februarii 1570, pontificatus nostri anno quinto.
Archivalia I, n°. 598.
590. 1670, maart 80. — Pins V verzoekt Alva, in de Nederlanden, vooral in de zeeplaatsen, die op Engeland handeldrijven, de tegen koningin Elisabeth uitgevaardigde bulle te helpen verspreiden.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando duci Albae Pius papa quintus.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Pro commisso nobis, quamvis indignis, ab Omnipotenti Deo apostolicae
1) Op dezen volzin kwam het ditmaal aan, zooals uit de Inleiding blijkt.



486
gubernationis officio Anglorum regnum, quantum in nobis est, ex impotenti haereticae feminae dominatu eripere atque ad nostram hujusque sanctae Sedis obedientiam revocare, in eodemque regno Catholicorum animos confirmare, haereticos deterrere cupientes, literas apostolicas snb plumbo1) adversus eam, quae se pro Angliae regina gerit, nuper edidimus, quas una cum his literis ad te mittimns, Nobilitatem Tuam hortantes et in Domino vehementer obsecrantes, nt eas in ista provineia, quae fidei tuae regenda commissa est, praecipue autem in locis maritimis, quorum cum Anglicis bominibus, illue mercaturae causa commeantibus, major solet esse communio, adhibita per idoneos homines ea, quam speramus, diligentia publicandas promulgandasque curet, ut ex ejüsmodi locis, Angliae vicinis, earundem literarum facilius ac celerius fama eo, quo cupimus, pervenire possit. Qua in re, etsi te tua sponte facturum esse id qnod et rei magnitudo postulat et tuo Catholicae religionis ardentissimo perspectissimoque nobis studio dignum est, compertum habemus, tarnen devotorum Ecclesiae filiorum affectum paternis voeibus augeri scientes, speravimus Nobilitatem Tuam nostra paterna hortatione excitatam, idem alacriore promptioreque animo facturam. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die trigesima Martii, (anno) millesimo quingentesimo septuagesimo, pontificatus nostri anno quinto. Archivalia I, n°. 599.
591. 1570, MEI 30. — Verzoek om een breve van aanbeveling voor den edelman 2), dien de paus naar koning Philips zendt, tot bevordering van den krijgstocht tegen Engeland.
30 di Maggio (1570).
Poichè S. S**. manda un gentil'huomo in Spagna, saria molto necessario et a proposito per il buon successo delle cose di Scotia et Inghilterra (se gli piacesse) mandare con esso un Breve, raccommandando caldamente al re Catholico tutto quel negotio, et che la M8ta. Sua volesse dar nova commissione al duca d'Alba d'ajutar quest' impresa tanto gloriosa, secondo dhe per il bisogno sara ricercato dalla regina di Scotia con gente ö dinari; et che scrivesse di novo al' ambasciadore suo, residente in Inghilterra, di fare tutti quelli boni officii, che potra in quel regno, per ajutare il buon successo di questa causa. Et insieme, si cosi piace alia S1*. S., commettere al latore del Breve (ch'è assai bene instrntto del stato del negotio) di parlare con il re conformamente a quel che si scrive, et fare instantia, che si faccia qualche bono effetto, Biceome la regina di Scotia ha ricercato nelle lettere scritte alia Santita Sua li 17 de Marzo ultimanente passato; ciö che dara grandissima consolatione et animo alia detta regina et tutti gli Catholici di quelli doi regni. Spagna Vol. 13, f. 161 (oorspr.).
592. 1570, NOVEMBER 27. — Pins V schrijft aan Alva, in antwoord op diens schrijven van 24 October, zijn vertrek uit de Nederlanden te betreuren, doch om overwegende redenen er in te moeten berusten.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando Duci Albae Pius papa quintus. Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
1) Da excommunicatie-bul van 15 Februari 1570, „Begnans in excelsis".
2) Vermoedelijk Roberto Ridolfi.



487
Literas tuas, 24 Octobris datas, accepimus, ex quibus te ex ista provineia propediem discessurum et in Hispaniam ad cbarissimum in Christo filium nostrum regem Catholicum reversurum significasti. In quo officio pristinam tuam erga nos sanctamque hanc Sedem observantiam recognovimus et in Domino vehementer laudavimus. Quamvis autem optabile nobis fuisset, rebus istius provinciae, tam prudenter tantaque cum tua laude compositis, ad constituendum et stabiliendum illius statum, diutius in ea manere potuisses, tarnen cum et discessus isthinc tuus non sine majore serenissimi regis Catholici utilate sit futurus et tu id ipsum cnpere videaris, facile et Majestatis Suae Catholicae voluntatis et Nobilitatis Tuae desiderio acquiescimus. Omnipotentem Deum precamur (ut) Nobilitati Tuae semper praesto sit, eique prosperum reditum in patriam et secundum divinae suae voluntatis obseqium omnia semper agere concedat Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die vigessima septima Novembris, (anno) millesimo quingentesimo septuagesiino, pontificatus nostri anno quinto.
Archivalia I, n°. 600.
693. 1570, DECEMBER 6. — Pius V spoort Alva aan, zijn voorgenomen vertrek uit de Nederlanden nog uit te stellen, wijl daar zijne tegenwoordigheid zoo noodig is.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando duci Albae Pius papa quintus.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem, et apostolicam benedictionem.
Post literas nostras, 27 die Novembris ad Nobilitatem Tuam datas, quibus super tuo ex ista provineia discessu desiderium magis nostrum quam sententiam leviter significabamus, statum ejusdem provinciae diligentius atque accuratius considerantes, judicavimus ea, quae a te pro ejus conservatione prudenter provisa et sapienter statuta sunt, minime duratura, nisi tu in ea ipsa provineia aliquanto diutius tibi permanendum esse statueris. Quod ut non solum religionis Catholicae causa, sed ipsius quoque charissimi nobis in Christo filii, regis Catholici, utilitatis gratia facias, Nobilitatem Tuam in Domino vehementer et hortamur et rogamus, qui quidem discessus isthinc tui tarditatem diuturnioremque moram in bonam semper partem accipiet. Id, praeterquam quod tua erga Deum omnipotentem pietate eximioque fidei Catholicae conservandae studio dignum futurum est, erit praeterea nobis gratissimum. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die sexta Decembris, (anno) millesimo quin gentesimo septuagesimo, pontificatus nostri anno quinto.
Archivalia I, n*. 601.
694. 1671, AUGUSTUS 23. — De Spaansche nuntius Castagna aan den kardinaalstaatssecretaris Girolamo Rusticucci: over de groote krijgsonderneming, die ten gunste van Maria Stuart door koning Philips wordt voorbereid tegen Engeland, doch waarvoor Alva en zijn aanhang niet gemakkelijk te winnen zijn 1).
Spagna, Vol. 13, p. '35—37 (naar cijferschrift). — Gedr. Serrano IV, p. 413.
1) Vgl. de tusschen Philips en Alva gewisselde brieven van 14 Juli 1671 en daarna, bij Gachard, Correspondance II, p. 185—205.



488
595. 1671, SEPTEMBER 9. — Evenzoo: over Bidolfi '), die als geheim agent naar Alva in de Nederlanden wordt geBtunrd, om de krijgsverrichtingen tegen Engeland te bevorderen.
Spagna, Vol. 13, p. 52—53 (naar cijferschrift). — Gedr. Serrano IV, p. 435.
596. 1571, SEPTEMBER 10. — De agent Roberto Bidolfi2) aan paus Pius V: over zijn geheime zending naar Alva.
Beatissime pater, post oscula etc.
Havendo gia avisato V. S*». delli ordini stati dati al duca di Alva, mi accade dirle per questa, come duo giorni sono comparse un corriero a S. M**., per il quale viene scritto de Inghilterra et Fiandra, che il negotio è in migliore stato che mai, et sollecitano quanto si puö. Et con tutto che il duca d'Alva finhora sia andato renitente ad intraprendere la impresa per il desiderio, che tiene di tornare a Spagna, hora pare che si risolva di exeguire la commissione di S. MBta.; et con instanza ha dimandato, che io sia mandato in diligenza a Fiandra, sendo molto necessaria 1'opera mia di la, per il che il re mi ha commandato d'andare subito segretamente et per via de Italia, per fuggire piü si potra li pericoli, quali V. Sto. si puö imaginare quanto sieno grandi. Perö mi partirö domani, confidandomi in Dio, et che per sua causa me impiego, et che mediante le orationi di V. Sta. mi fara gratia di condurmi salvo, et che si conseguisca il desiderato fine del negotio, nel quale S. Mta. sta caldissima et molto risoluta di non perdere tanto bella occasione. Et per me si è fatto et fara tutti quelli boni offitii, che sono possibili, come l'effetto mostrera a V. S*». Et ne ho informato monsignor nuntio, perchè in mia absentia supplisca a quelle cose fanno a proposito, et per qualche tradimento, che veniva fatto a tanta impresa da qualche ministro di Sua Mta. Et datone certezza ad essa Maesta et al nuntio, prendo buono augurio, che Dio in ogni modo voglia condurre a buon fine questo negotio, del quale per tutto Ottobre se ne dovera vedere 1'exito. In tanto V. Sta. andera pensando, se sara a proposito, di fare elettione di qualche personaggio per espedirlo subito in Francia, che verra levato il rumore, acciochè da quella parte non si perturbi il negotio. Et perö V. Stó. assicuri il re Christianissimo, che il Cattolico non ha abbracciato tale impresa per farsi signore de Inghilterra, ma solo per restituire in quel regno la vera religione Catholica et antica legge sotto il vero principe, come è la regina di Scotia del sangue loro, et poi ritirare le sue genti. Et con il buon fine della impresa ne risultera non manco bene alia Francia che alia Inghilterra; et di Fiandra scriverè a V. Stt. quello che passa. Di Madrid, li 10 di Settembre 1571.
Spagna Vol. 13 p. 61—63 (naar cijferschrti^).' !
1) Zie over den Florentijn Roberto Ridolfi, Gachard, Corresp. de Philippe II, tom. II, p. 180, A. O. Meyer. England und die Kath. Kirche unter Elisabeth (Rom. 1911) pag. 75, en vooral ook J. H. Pollen S. J., in de Februari-aflevermg van The Month, 1902. — Alva noemde hem „un gran parlanchin", een praatjesmaker.
2) Hij vertrok 's anderen daags naar de Nederlanden; zie Gachard t a. p. 200.



489
697. 1571, OCTOBER 18. — Castagna aan kardinaal Eusticucci: over de ontdekte samenzwering ») te Londen en over het onzekere lot van Ridotfi.
Spagua, Vol. 13, f. 76 (naar cijferschrift). — Gedr. Serrano IV, p. 488.
598. 1572, FEBRUARI 5. — Pins V wenscht den hertog de Medina-Coeli geluk als landvoogd der Nederlanden en moedigt hem aan bij die zware taak.
Dilecto filio, nobili viro, Joanni de Oerda, duci Medina Coeli, regis Catholici in Statu Flandriae gubernatori et capitaneo generali, Pius Papa quintus.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem ed apostolicam benedictionem.
Lectis tuis literis, quibus significabas te a charissimo in Christo filio nostro, Philippo Hispaniarum rege Catholico, provinciae Flandriae praefectum, laetati sumus, non ipso imperii, quod adeptus es, splendore et gloria, aut de tuae virtutis expectatione et amplissimo regis ipsius testimonio: sunt enim haec, ut humana omnia, fluxa ed caduca suntque in ipsa rerum publicarum administratione omnia curarum et periculorum plenissima; quod quidam reipsa principes omnes quotidie experiuntur. Non tam igitur his de rebus gratulamur (quamquam sunt illae quidem honorificae et gloriosae) quam quod tibi in ista provineia obtulerit Deus pulcherrimam occasionem maximeque optabilem ac tua virtute dignissimam, de Ecclesia ac christiana religione benemerendi ac sempiternam apud se laudem et foelicitatem adipiscendi, ipsius religionis causa amplectenda atque omni ope juvanda. Quod quidem te pro tua pietate factururn non dubitamus. Ac si ullus apud te cohortationi locus esse potest, ut id facias atque omnes cnras et cogitatiohes tuas ea in re defigas, ipsosque Catholicos quam commendatissimos habeas et quibuscumque rebus poteris, juves, te, quantum possumus, rogamus atque hortamur. Quod difficili ac periculosa navigatione, ut accepimus, a principio usus fueris, dolemus. Quod nobis de victoria gratularis, agnoscimus pietatem tuam, et divinam bonitatem rogamus, ut saepius ac tamdiu nobiscum similibus de causis gratuleris, dum foedissimum illud monstrum et Christi inimicum penitus fractum atque extinctum, christianamque religionem et Christi ipsius nomen et gloriam toto orbe diffusam latissimeque propagatam videamus. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die quinto Februarii, (anno) millesimo quingentesimo septuagesimo secundo, pontificatus nostri anno septimo. Archivalia I, n°. 605.
599. 1572, MAART 16. - Alva beveelt bij paus Pins V den graaf van Bossnaan wegens zijne verdiensten in den strijd tegen de ketters, waarover de gezant don Juan de Cuniga nader zal inlichten.
Sanctissimo padre.
Yo ternia scrupulo de faltar al servicio de Dios y de V. Sd., sino le hizibse relacion de los personas, que en estos estados en tiempo de las alteraciones passadas se ocuparon en este servicio; entre otros fue una, la delconde de Bossu, el qual de mas, de hazer lo, que devia como buen cavallero, pe lo
1) Einde Ang. had deze ontdekking plaats; wat koning Philips nog geenszins het plan deed opgeven, blijkens zijn brief aan Alva, d.d. 17 Oct, 1571, Gachard, t. a. p. 805.



490
muchas vezes contra los desviados de la fee y verdadera religion Catholica ofre9e se le de presidente (?) nn negocio enque V. B4. puede mostrarle el amor con que regala y hazemid a los, que desta manera le sirven, como mas particularmente dira a Y. Sd. el embaxador don Juan de (jüuniga a quien supplico sea servido mandarle despacbar y dar credito aldho embaxador en todo lo que en esta parte le dixere. Guarde N. S. la Bma. persona de Y. Sd. por tan tos aüos como su huuiversal Iglesia lo ha menester. De Bruxellas, a 16 de Mar^o de 1572.
Sanct™0. Padre, los pies de V. Sd. besa su obediente hyjo,
El duc de Alva.
Spagna Vol. 14, f. 1 (oorspr.).
600. 1572, juni 11. — Gregorius XIII beveelt bij Alva aan den Parijschen nuntius Antonio Maria Salviati, bisschop van s. Poponl, die met hem namens den paus eenige zaken komt bespreken.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando duci Alvae, serenissimi regis Catholici in partibus Flandriae gubernatori et capitaneo generali, Gregorius papa XIII.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Mittentes venerabilem fratrem Antonium Mariam Salviatum, episcopum sancti Populi, ad Christianissimum regem pro nonnullis gravibus negociis, quae Nobis valde cordi sunt, ei mandavimus, ut ad Nobilitatem quoque Tuam veniret et qnaedam mandata nostra tibi exponeret. Quare te hortamur in Domino, ut ejus verbis plenam fidem habeas, ac si Nos ipsi praesentes tecum loqueremur. — Datum Bomae apud S. Marcum, sub annulo Piscatoris, die 11 Junii 1572, pontificatus nostri anno primo.
Caesab Glorierius.
Secretaria Brevium (an. 1572). Vol. 27, f. 192.
601. 1572, juni 17. — Alva vaardigt naar paus Gregorius XILT den bisschop van Burgos af, die verschillende aangelegenheden komt bespreken.
Santiss™0. Padre.
Bien nos muestra nostro Sr. el cuydado, que tiene de su Iglesia, pues ha puesto a V. Sd. su lugar theniente en ella, y es gran indicativo de la nid, que nos quiere hazer como cosa tan necesaria en tales tiempos y no se puede dubdar, que aviendo Y. B4. bivido con gran retitud, faltara jamas de corresponder a esta y a la obligacion grande, en que Dios ha puesto a Y. S4., aviendole encargado su pueblo. Yo scrivo a Monsr. Illm0. de Burgos 1), que de mi parte bese el pie a Y. S4., a quien supplico humilmente, le de credito en todo lo, que de mi parte le dixere y se acuerde mandarme y tenerme en el lugar, que se deve a la afficion grande que tengo a la Beattm&. persona de V. S4. y a essa santa Silla, como mas particularmente dira el dho S'. cardinal. N. 8. la Sma. persona de V. Bd. guarde por tantos anos como la christianidad lo a menester. De Brussellas, a 17 de Junio 1572.
Santissm0. Padre, les pies de V. S4. besa su umjlde h\jo,
El duc de Alva.
Spagna Vol. 14, f. 27 (oorspr.).
1) Francisco di Pacheco y Toledo, kardinaal protector van Spanje en bisschop van Burgos.



491
602. 1672, JULI 15. — De hertog van Medina Coeli wenscht paus Gregorius XIII geluk met diens troonsbestijging en verzekert zijne trouw aan de Kerk.
Sanctissimo padre.
Llegado a estos estados (en cuyo govierno el rey mi Sr. me ha mandado venir a servirle) he entendido la sancta election, que esse sacro Collegio hizo de la sanctissima persona de V. Beat", para essa sancta Sede; que conosciendo yo a V. Sanctd. y sabiendo la summa prndencia y christiandad suya, no pude dexar de alegrarmc mucho dello y dar infinitas gracias a N. Sr. por haver proveydo a su Yglesia de tal pastor, que bien claro se muestra haver nos le dado de su divina mano. Plegue a el, que por muchos y muy felices anos goze la christianidad de tanto bien, y que de a V. Sanctd. la larga vida y contentamiento, que se deve esparar y conviene a su Yglesia, y aunque en tomando yo la possession desto. cargo, (que basta agora por hallar se las cosas de aqui en el estado, que por relacion del embaxador, que el rey mi Sr. tiene ay, havra V. Sanct*. entendido, no ha convenido que el duque Dalva las dexe), lo avisare a Y. Beatd. y le besare sus muy sanctos pies, y offrescere mi humilde servicio. Todavia en el entre tanto, no he querido dexar de hazer saber a V. Sanctd., que me tiene a qui, para me mandar y emplear, en lo que yo valiere y pudiere servir a V. Beat*, y a essa sancta Sede, cuy a Sanctma. persona y estado guarde y prospere Nro S. al bueno y prospero regimiento de su universal Yglesia, por tan largos y felices anos, como lo ha menester, y yo deseo. De Bruxellas, a 15 de Julio 1572.
Sanctmo. padre, besa los sanctissimos pyes di Y. Santitad humil de hyjo.
J. Luis Cebda.
Spagna Vol. 14, p. 46 (oorspr.).
603. 1672, JULI 20. — Castagna aan kardinaal Gallio: over zijn onderhond met koning Philips, naar aanleiding van diens bevel aan de vloot van don Juan om nog niet nit te zeilen tegen de Turken.
Ho poi fatto offitio hoggi con S. M., che si desse nuove commis-
sione, che le galere, che sono restate, vadino ancora esse S. M. mi
rispose con un lungo parlare, rappresentando le ragioni che 1'havenano mosso a dar commissione a Don Giovanni, che non andasse ö tornasse in dietro, come si è detto, ma ch' essendo cosi repentini tumulti, temporeggiasse alquanto, finchè havendosi luce delli dissegni, che si fanno, si pigliasse il consiglio migliore. La ragione fü in sostanza, che S. M. havendo per primo oggetto e poi in conseguenza 1'interesse di suoi Stati, se non si trattasse d'altro che della perdita sua particolare, non 1'haverebbe forse curato tanto, che havesse perció trattenuto quelli pochi giorni della Lega il progresso, la quale desidera tanto che si continui. Ma perchè 1'animo delli adversarii non è altro che offendere la fede Cattolica in Fiandra, e con questo fanno ribellare li popoli e cercano d'impadronirsi, S. M. mi dice: se quel luoco, posto tra la Francia, Germania et Inghilterra, si perdesse, onde per conseguenza vi si perderebbe la religione, non si starebbe sicuro in questo poco ch'è rimasto di Cattolico, cioè la Spagna e 1'Italia. E perö pare, che sia di maggior peso diffendere la fede dall' incorso degl' heretici cbe andare ad acquistare contro quelli, che sono gia di



492
di versa legge e piü discosti al cuore della Christianita che non è Fiandra; la quale consideratione spera, che quietara Sua Santita, a cui piü immediatamente che ad altri maggiormente importa la conservatione della religione che il progresso contro i Turchi Di Madrid, li 20 di Luglio 1572.
Corsini Vol. 734 f. 334»—336» (gelijkt, afschr.). Kort daarna, 6 Aug. 1572, schrijft Castagna: „Io son certo, che questo re non lassera di proseguirla (nl. de Lega) con tutta 1'armata o poco meno, e che tutti li travagli di Fiandra et altri ancora non saranno bastanti a rompere la Lega, poichè Dio li ha dato forze di poter supplire qua e 14" (ibidem f. 351».).
604. 1572, JULI 26. — Don Frederik meldt aan paus Gregorius XIII, in opdracht zijns vaders, de pas behaalde overwinning en verzekert zijn trouw en ijver in het belang der Eerk; de bisschop van Burgos zal een en ander mondeling toelichten.
Smo. padre.
Embiando el duque mi senor, adar a V. Sd. la norabuena de la vitoria I), que ha sido Dios servido dar a Su Mag4., yo pudiera muy bien scusarme de tornar este atrévimiento; pero paresciendome por otra parte, que es toda de V. Sd. y el primer fruto de mis travajos, no he querido dexar de ofrescerle a Y. Bd. y suplicarle sea servido aceptarla como cossa suya y que como de tal le doy a Y. Sd. la norabuena, y le aseguro, que de mas de la obligacion, que tengo de servir a "V. Sd. y a essa santa Silla, como lo han hecho todos mis passados, y o particularmente desseo emplearme en el servicio de V. S4., como dira a Y. Bd. el Illmo. de Burgos. Guarde nuestro Senor la santissima persona de Y. Bd. por tan largos anos, como lo ba menester la christianidad.-Deste exit0. de sumd., a 26 de Jullio 1572.
Smo. padre 1 besa I03 pies a V. Sd. su ubidiente hijo J Eigenh. get. don Fradiqüb dk Toledo. ' Spagna Vol. 14, f. 50 (oorspr.).
605. 1572, AUGUSTUS 5. — De Spaansche nuntius Castagna aan kardinaal Bonelli: over een geheime mededeeling van koning Philips, die een grooten en afdoenden maatregel tegen de Hugenooten voorstelt.
Cifra nella precedente lettera.
II re mi ha mandato a dire, che la rotta data in Fiandra a gliügonotti è di maggiore importanza che non si crede, perchè vi sono morti e presi li piü valorosi capi d'Ugonotti et in buon numero. E se si considera bene, havera dato maggior utile al re di Francia che a lui, e che se il detto re havesse voglia di purgare il suo regno de' suoi nemici, adesso saria il tempo; perö che se si ten esse intelligenza secreta con Sua Maesta Catholica, si potrebbe distruggere il resto, massime che 1'almirante si trova in Parigi, popoio Cattolico e divoto del re, dove potrebbe, se volesse, facilmente levarselo dinanzi per sempre. E Sua Maesta Cattolica impiegaria ogni sua forza e vigore sempre fidelissimamente per liberare quel regno e restitiurlo alia prima sicurezza e splendore;
1) 19 Juli had don Frederik een groote overwinning behaald op het leger der Hugenooten onder de Genlis nabij het dorp Hautrage (Blok Gesch. v. h. Nederl. volk, II, p. 77).



493
del che nascerebbe sicurtè alli suoi. E pare a Sua Maesta Cattolica, che questa sia buona congiuntura, che Sua Beatitudine cercasse di persuadere questo medesimo a quelle Maesta, per vedere di una volta liberare quel regno da quella peste e ridurlo alia sua obedienza. Sua Maesta, per quanto intendo, non lasciara di rappresentare al re di Francia questo medesimo et offerirseli. Et il duca d'Alba gli ha scritto, che havendo (messo a) morto tanti nemici di quella Corona, li offerisce tutte le sue forze per liberarlo da gli altri che restano. Onde pare, che quando dalla parte di Sua Santita si facesse simile offitio, sarebbe forse il Signor Dio servito da un male far nascere nn gran bene, tanto piü che il medesimo re di Francia si trova di presente armato e forte, e gli Ugonotti molto al di sotto. Questo è in sostanza quello che il re mi ha fatto dire in proposito delle cose di Francia; il che ho voluto scrivere per info rmare Sua Beatitudine di questa mente di Sua Maesta, acciö con il suo prudentissimo giuditio, piü informato, possi pensare e disponere quanto li parera , . . . (Di Madrid, li 5 di Agosto 1572).
Corsini 734 f. 345—346 (gelijkt, naar cijferschrift). — Zie Archivalia III, n». 462.
606. 1572, augustus 18. — Alessandro Casale, anditeur der Spaansche nuntiatuur, aan den kardinaal-staatssecretaris Gallio: over de nieuwe strooming aan het Hof dat de Nederlanden met zachte middelen veeleer dan door strengheid tot onderwerping' moeten gebracht worden.
Questo Consiglio 1) havea pensato con unire la forza deldanaro,
ch' è 1'arma in che piü qui si confida, con quella del ferro, ridure le cose di Fiandra, et ridutte, co'1 levare Ia persona del signor duca 2) et la decima, cose tanto desiderate, quietare quella natione et assicurarsene. Tuttavia paré che non basti, et alcuni principali ministri di Sua Maesta, come sono gli huomini facili a giudicare dall' evento, apertamente si declarano et protestano, che come sin'qui non si è conosciuta la natura chi quel male, cosi non si sia accertato nè si accerti a tenere piü longamente in Fiandra quel medico, che alcuni esclamano, che non sa usare altro che medicamenti caustici, quanto qui sono necessari lenitici. Tuttavia non si piglia risolutione, se bene ogni di
si fa consiglio et si propongono nuovi partiti Di Madrid il di
18 d'Agosto 1572.
Spagna Vol. 17 f. 98—99 (oorspr. eigenh. get.).
607. 1672, augustus 23. — Gregorius XJJI prijst Alva wegens zgn optreden in de Nederlanden en vermaant hem tot een goede verstandhouding met Frankrijk.
Archivalia I, n». 606. — Gedrukt Theiner, Annales I, p. 61.
608. 1572, augustus 23. — Gregorius XHT beantwoordt een brief van Frederik van Toledo en prjjst hem wegens zijn succesvol optreden in de Nederlanden.
Dilecto filio, nobili viro, Frederico a Toleto Gregorius papa XIII. Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
1) De Raad des Konings.
2) Alva.



494
Beddidit nobis literas a Nobilitate Tua dilectus filius noster Franciscus cardinalis, Patiecus appellatus, singularemque, quam in eisdem literis cernimus, pietatem tuam atque erga hanc sanctam Sedem observantiam multis verbis confirmavit; quibus quidem literis et sermone de victoria ae de te tuaque praestanti virtute honorificentissimo incredibiliter delectati sumus. Quid enim potest esse optabilius quam videre summam Domini Dei nostri bonitatem plura nobis tribuisse, quam quae Moyses precabatur? Ille enim: „surge, orabat, Domine, et dissipentur inimici tui, et fugiant qui oderunt te a facie tua" 1), His vero hoe proelio Dominus nullum ne turpissimae quidem fugae locum aut tempus reliquit, sed ad unum omnes internecione delevit "). Gaudemus autem tuam potissimum ad eam rem virtutem delectam fuisse tibique eam laudem a Deo tributam, cujus primitias Ejus honori et gloriae consecrares; quam quidem ad rem tuam tuorumque majorum insignem virtutem et pietatem perpetuamque pro christiana republica dimicationem plurimum valuisse non dubitamus. Sic enim agit Deus, ut ei, qui talento eo, quod ab ejus bonitate accepit, recte atque ex ejus voluntate utitur, plura in dies largiatur: „habenti, inquit, dabitur et abundabit" 8). Itaque speramus majora et laetiora christianae reipublicae tua virtute, atque opera eventura, cujus spei tam praeclaras primitias possidemus. Hoe et a Deo precamur, et tuam optimam voluntatem, quam in tuis literis cernimus, paterne, ut debemur, amplectimur, tibique omnia pollicemur quaecumque potest a patre amantissimo expectare filius obsequentissimus atque optimus. Datum Bomae apud S. Marcum, sub annulo Piscatoris, die vigesima tertia Augusti 1572, pontificatus nostri anno primo.
Archivalia I, n°. 607.
609. 1572, SEPTEMBER 2. — De Spaansche nuntius Castagna aan den kardinaalstaatssecretaris Gallio: over zijne afscheidsaudiëntie bij koning Philips, met wien hij zich onderhield over de dubbelzinnige houding van Frankrijk 4) ten opzichte der Nederlanden en over 's keizers heiligen plicht om daarmede te helpen tegen de ketters.
Mostro 8) similmente desiderio di mantenere la lega, dicendo, che
ben s'intende che di coperto queste cose di Fiandra sono fomentate da Francia, nondimeno finchè quel re non si scuopre, egli fa finta di non vedere et si va lasciando ingannare, per non havere a venire a termine di dover fare altri pensieri in diminutione de le forze de la lega, al che non verra se non sforzato. Al fine venne al particolare dell' imperatore et disse, che gia haveva comesso al conté di Montaguto, suo imbasciadore appresso la Maesta Cesarea, et similmente a Don Pedro Fasciardo, che gia deve essere forsi in quelle parti, chefacessero offitio di persuaderlo ad entrar ne la lega, et sa che lo faranno. Ma circa il mandar altro homo a rinfrescar offitii Sua Maesta non ne sta ben risoluto per
1) VergL Numeri X : 35.
S) Bedoeld is waarschijnlijk de nederlaag van Genlis, bij St. Gislain, 19 Juli 1572.
3) Vgl. Mattheus XIII : 12.
4) Ook 15 Juli 1.1. had de nuntius daarop met nadruk gewezen en tal van recente feiten aangehaald (ibidem f. 33—34), terwijl zijn auditeur Casale 30 Juli schreef: „Dicono d'haver havuto certezza, che il tumulto di Fiandra è stato suscitato con scientia et parte di 8. M. Chrislianissima (ibidem f. 90).
5) Koning Philips.



495
hora, perchè rede le cose di Fiandra tanto male, che finchè non pigliano altra forma, non vede, come 1'imperatore possa peusare a nuova impresa, stando per causa di essa Fiandra in moto tante genti di quella natione et convenendoli remirare al pericolo, che ivi si corre, et ajutare con quanto puö quello Stato, non solo per esserli aliigato di tante parte, ma anche per essere principe Christiano. Perö che, se in Fiandra si trattasse solo di mutar patrone, non importaria molto; ma trattandosi di mutar religione et fede ivi et poi per consequentia anchora altrove, ogni principe Christiano haverebbe da porgere quello ajuto che puö, perochè 1'ingrandirsi gli heretici non è altro che abbassar li Catholici Di Madrid li 2 di Settent bre 1572.
Spagna Vol. 17 p. 69—69». (oorspr. eigenh. get.). — Corsini Vol. 734 f. 865»—366» (gelijkt, afschr.).
610. 1572, SEPTEMBER 28. - Gregorius XIII vermaant o.a. den aartsbisschop van Trier >•), in de Nederlanden hulp te verleenen tegen de ketters.
Venerabili fratri, archiepiscopo Treverensi, sacri Romani imperii principi electori, Gregorius Papa XIII.
Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem.
Facit insignis pietas Fraternitatis Tuae et munus istud archiepiscopale, cui a Deo praefectus es, in ejus ecclesiae dignissimum, ut eidem ecclesiae omnia de te polliceamur. Quo in loco sint res Flandriae, qnamque in ea provineia convalescat haereticorum, hoe est Sathanae, rabies, nobiscnm una et vides et, ut speramus, ingemiscis; quantum opis pro tuo munere offerre debeas, facile intelligis; quantum possis, nemo te melius novit; quantum porro mali impendeat tum tuae diocesi, de qua debes laborare ut de Christi grege tibi commisso, tum Christianae reipublicae, a qua, (id quod cogitare horrescimus), ejus provinciae interitu non minimum membrum praeoideretur, omnes vident. Quae cum ita sint, tua pietas, periculi magnitudo, tuum munus, caritas Christi atque Ecclesiae nullum nostrae cohortationi aut precibus relinquit locum. Tacere tarnen pro summo nostro desiderio non possumus, quin Fraternitatem Tuam rogemus in viseeribus Jesu Christi, ne hanc tam praeclaram occasionem omittas, tibi a Divina benignitate oblatam, de provineia illa promerendi atque universam nationem illam regem Hispaniarum, nos ipsos, Omnes denique Catholicos tibi tuo summo beneficio devinciendi; id quod facies, si quidquid auxilii poteris, eo miseris. Quidquid habes potentiae, Dei munus est; quidquid autem in ejus causam conferes, quasi beneficium accipiet, non quasi suum recipiet, quamque ei pro accepto muners gratiam referes, muneris Ipse loco ducet. Nondebemus m re tam perspicua longiores esse, neque tuae spectatae pietati et charitati diffidere. Scribimus in eamdem sententiam ad reliquos catholicos Germaniae principes, quos non defuturos speramus. Datum Romae apud sanctum Marcum, die 23 Septembris 1572, pontificatus nostri anno primo.
Archivalia I, n°. 608.
1) Jacob von Eltx.



496
611. 1B72, october 5. — Kardinaal Flavio Orsini, legaat van Avignon, geeft den kardinaal-staatssecretaris di Como (Ptolomeo Gallio) in overweging, dat de paus Willem van Oranje als ketter vervallen verklare van zijn prinsdom.
Questi luoghi il re pretende, che siano sotto la sua giurisdittione. Ma il principe pretende, che siano liberi; e cosi da qualche tempo in qua non ha riconosciuto il re. Altri vogliono, che siano feudi imperiali. Basta ch'adesso il principe non riconosce alcuno. Quivi è il ridutto di tutti gl'Ugonotti delle provincie convicine, che sono Provenza, Delfinato e Linguadoche. Hora, se a Sua Santita piacesse di procedere contro il principe come heretico alia privatione, si potrebbe far istanza presso il re Christianissimo per 1'essecutione, la quale S. Mt;\ facilmente potrebbe fare, si per la ragione, che vi pretende, come per qualche disegno, che, secondo mi vien detto dal Cardinal Armignach istesso, Mons. d'Angiö, suo fratello, ci tiene. E cosi ci si levarebbe dinanzi questo nido di tristi. Ma quando pur S. Mtö. per rispetto delli principi di Germania, con li quali esso principe ha parentado, come V. S. Illma. sa bene, ö per altri rispetti, che si possono considerare, non volesse pigliar quest'impressa, si potrebbe procurar da Lei, che si contentasse lasciar far a Sua Santita, alia quale con ogni poco favore del re sarebbe facilissima, perchè non ci è contrasto. E questo sarebbe un'accrescimento a questo Stato di molta importanza per la commodita. E, questo fatto caminarebbe secondo 1'esempio, chehavemo di papa Inuocenzo III contra il conté di Tolosa, per privatione del quale la Sede apostolica guadagnö questo contado D'Avignone, a 5 d'Ottobre-(1572):
Ferraioli Vol. 297, f. 181—183 (gelijkt, afschr.).
612. 1572, october 18. — Alva meldt aan paus Gregorius XIH, dat hij binnenkort gansch Holland en Gelderland tot onderwerping hoopt te brengen, waarover don Juan de Cuniga nader zal berichten.
Santissimo padre.
A don Joan de Cuniga escrivo el estado, que a qui quedan los negocios para que de quenta dellos a V. S4. y la novabuena pues por tautos partes se toca a Vuestra Beatistud tener contentamiento de quelos negocios de la Iglesia de Dios, y dessa sancta Sede y rebeldes del rey mi S1"., y los que los faborescian se ayan desecho, y hechado destos stados, yo voy en seguimiento de los que quedan en Gneldre y Holanda, espero en Dios que mediante el santissimo zelo de V. S4. y la intencion del rey mi S'. se reduzira tödo brevemente en la obediencia dessa santa Silla y de Su Mag4. Catholica, como dira mos particularmente don Juan Cuniga a V. S4., cuya beatissime persona guarde N. Sr. por tantos anos como la christianidad lo ha menester. De Mastrique, a 18 de Octubre 1572.
Santissimo padre, los pies de V. S. besa su obediente hijo.
El duque de Alva.
Spagna Vol. 14, p. 61 (oorspr.).



497
613. 1572, OCTOBER 22. — Camillo Capilnpi schrijft aan zijn broeder Alfonso Capilnpi over den Bartholomeusnacht, ook in verband met de Nederlandsche beroerten. Hij wil voornamelijk betoogen, dat de moord geschiedde volgens een lang te voren beraamd plan.
(p. 468). Qui non mi pare, che la grandezza di questo fatto sia in modo alcuno da trappassarsi senza considerarsi et ponderarsi la virtü del re et della regina-madre et de' loro consultori nel pigliar cosi nobile et generoso partito, et la destrezza nel simularlo, et la prudenza nel tacerlo, et ultimamento nell' esseguirlo, et la gran felicita nel trarlo a fine, che per dirne il vero, se tutte queste cose si considerano diligentamente, non solo elle sono degne di eterna gloria, ma non si puö negare, che non siano stati eletti dal Sommo Redentore per ministri della sua volontö, operando per mezo causa, che conviene affirmare, che venga dal suo infinito et imminente potere. Et è forza confessare ancora et d ire, che questa attione sia stata premeditata, ordita et trattata molti anni prima et non portata dal caso, nè provocata dall' insolenza, ultimamente usata dagli TJgonotti dopo la ferita dell' ammiraglio *), come dicono alcuni (p. 469) ....
(472). Primieramente si sa, che piü di quattro anni sono il Cardinal Prospero Santa Croce Romano a), ritornato di Francia, disse alia santa memoria di Pio V a nome dello loro Maesta, che elle non havenano altra cosa piü a cuore che d'accogliere un giorno 1'ammiraglio et tutti i suoi seguaci insieme et di farne un ihacello, et che egli ne certificasse la Santita Sua; ma che il negotio era cosi difficile, che non si poteva prometterlo di fare piü in un tempo che in un altro. Si sa ancora, che la medesima regina-madri dopo 1'ultima pace, fatta con gli Ugonotti, con piü d'una lettera di sua mano, che sono ancor qui et si possono vedere, dirette al medesimo Papa et lette poi da persona, che a me Pha riferito, procurö di renderlo sicuröT che il re et ella non intendevano in altra cosa piü che nell' estingnere costoro, ma che il modo et la forma di tal essecutione non solo non poteva sapersi, ma nè anco hen discovrere, qual fusse per essere, et per 1'importanza sua non si doveva communicar ad alcuno. Et quindi nacque, che da principio, fin quando si fece la pace, questo secreto et questa intenzione del re non si seppe se non da quattro personaggi, a' qual fu comunicata come a' piü confidenti, et avanti all' essecutione di sei mesi prima ne fu data parte a nove di piü, che erano 13 in tutti, senza essere Maesta (p. 474) ....
(p. 488). Et n'ha havuto gratia di Dio, in cui si fidava, al quale raccommandandosi ella 8) et il figluolo, hanno ottenuto ciö che desideravano, implorando 1'ajuto ancor dell' orationi de' piü santi et religiosi huomini del regno et fuori, havendo fatto scrivere in Italia al General d' Padri Capuccini, pregandolo, che ordinasse per tutti li conventi et monasteri de' suoi religiosissimi Padri, che da loro si progressero caldissime preghiere al grande Iddio, acciö che loro facesse gratia, che un grandissimo pensiero et desiderio, che havevano
1) Coligny.
S) Kardinaal Santacroce was nuntius te Parijs. 3) Maria di Medici.
32



4Ö8
in animo di mandar ad effetto, loro succedesse a gloria di Sua divina Maesta et a beneficio del regno loro. 11 che fu esseguito da quei reverendi religiosi come afferma il medesimo General et il Cardinal Mororie 1), loro protettore. La qual cosa ho commemorato, non tanto poichè si conosca la santa mente di quelle Maesta, quanto perchè si sappia, quale sia stata molto tempo fa 1'intentione et lo scopo dell' attioni loro interno a quel negotio, le quali tendevano sempre a questo fine presupposiosi gia nelle menti loro; si come ne fece certo testimonio Carlo Cardinale di Lorena, conscio di tutti questi disegni, il quale pocho giorni dopo la sua giunta in Roma alia creatione del Papa *), disse in certo proposito al Cardinale Sermoneta, parlando delle cose di Francia: che' egli aspettava di giorno in giorno una nova simile, che 1'amniiraglio et suoi adherenti fossero tagliati a pezzi. Et il medesimo Lorena, quando giunse il gentilhuomo, primo mandatogli da Mons. d'Humala a dargli conto di questo fatto, 1'interogava di molti particolari, come fussero passati, che bensi conosceva da chi vi si trovö presente, ch' egli era informatissimo dell' ordine di tutto il trattato et di ciö che si doveva fare.
Lanfranco Spinola ancora, gentilhuomo Genovese et prothonotario apostolico, referisce, che essendo egli stato a caso il primo a dar la nova della morte dell' ammiraglio al Cardinal Alessandrino 8), che si trovava in quel tempo dopo la morte del Papa suo zio in Piemonte a casa sua, che il detto Cardinale cercasse di dimostrargli, che quella Maesta gli haveva parlato cosi efficacemente et affettuosamente, cbe si li doveva dare indubitata fede (p. 486)
(p. 489). Parmi di potere et di dover nondimeno porre questo altro argomento solo in questo ultimo luogo, al quale non si-puö replicare nè contradire. Et questo è 1'apparato di quell' armata, la quale con meraviglioso mistero fu di molti mesi preparata a questo fine, cosi per ingannare 1'ammiraglio et gli altri suoi, che ella si facesse per la guerra di Fiandra, come per trovare in quel tempo modo d'occupare la Roccella; il che fu fatto con spesa et con travaglio incredibile del re per la gelosia, nella quale pose con quella non solamente il re di Spagna, ma quello di Portogallo, che anche egli per lo spatio di molti mesi tenne un' altra armata molto potente otiosa in Lisbona, ove si stette fine passato mezo Agosto con molto sospetto d'animo di quei paesi et di tutto il Mar Oceano in quei contorni, non sapendosi dove volesse and are a ferire quella Francese.
Quell' altro stratagema poi et astutia d'haver il re coneertato con Pammiraglio la guerra di Fiandra et finto di non potersi servir ne fidar de' Cattolici in quella guerra, et perciö induttolo a recarli la lista in mano degli amici suoi et poi persuasolo a chiamarne cosi grosso numero in Parigi de' primi, non si puö passar con silentio et lasciarlo senza quelle maggiori lodi, che si dessero mai ad altro ingeniosissimo et sagacissimo stratagema dell' antiche et delle moderne historie (491)
(p. 493) Et nella fine si corse molto pericolo, che la Maesta Sua inavedutamente non la palesasse, perciö che querelandosi di due di avanti il fatto Mons. di Mompensier con lei dell' ammiraglio et dell' insolenza sua fatta
1) Morone?
2) Gregorius XIII, gekozen 13 Mei 1572.
3) Kardinaal Michele Bonelli, neef en staatssecretaris van Pius V.



499
hormai intolerabile, et facendoli istanza a porgervi aleun rimedio et reprimerla, gli rispose: „Habbiate pazienza, un poco di pazienza, per due di ancora". Dalla qual risposta restando Monpensier con 1'animo sospeso et dubioso et tenendove proposito col Cardinal di Borbon, il vescovo Salviati, nuncio del Papa, che i loro ragionamenti udiva et haveva molto lume di quello che s'era per fare, et sapendo egli, che essi non erano di quelli che intervenivano nel Consiglio secreto del re, ove si trattava questo negotio, dubitó grandemente, che la cosa fusse scoperta. Ma Dio, che voleva imporre hormai fine alia scelerita di questi ribaldi et alia calamita di quel regno, non volle che penetrasse alia loro notitia per liberar quel buon re da tanto travaglio (p. 495)
Boncompagni-Ludovisi D 6, p. 319-503. — Archivalia III, n°. 245. Beeds gedrukt in 1574 (in Fransche Tertaling); zie aldaar.
614. 1672, november 6. — Gregorius XIII wenscht Alva geluk met zijn succes in de Nederlanden en moedigt kern verder aan.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem etc.
Ex litteris Nobilitatis Tuae et ex sermone dilecti fili Joannis Zunigae summa cum voluptate cognovimus de optatissima istius provinciae salute, quam maximum in discrimen adduxerat summa eorum impietas, qui non sunt veriti uno tempore debitam et promissam tum humanae tum divinae Majestati fidem prodere atque a Christo ad Belial, a rege Catholico ad haereticam insaniam deficere. Et quamquam non dubitabamus, quin tu in tanto furore et scelere comprimendo ac pérdendo tui semper similis futurus esses tuaque superioris vitae facinora hoe etiam praeclarissimo, quantum quidem in te esset, cumulaturus, tarnen incertum belli exitum atque ancipitem fortunam pertimescebamus. Simul etiam verebamur, ne istorum populorum crimina divinam a se voluntatem abalienassent, sine qua inania sunt hominum consilia et conatus. Sed laudetur perpetuo immensa Dei benignitas, quae praestabilis est super malitiam quaeque nostras et bonorum omnium preces audire dignata est disjecitque et perdidit monstra ista immanissima, suorumque incolumitati prospexit tuaeque virtuti tantam apud homines laudem, apud se mercedem et gloriam reservavit. Dei misericordia, ecclesiae fructus, tua virtus, nostra laetitia, omnia haec summa sunt et multo ampliora, quam ne ea verbis exprimere possimus. Neque vero hortandus es, ut id facias, quod ut scribis maxime facis, ut reliquias scilicet conficias. Nos, quoniam non videmus quid aliud praestare valeamus, nostris certe orationibus tuas omnes cogitationes atque actiones commendabimus Deo. Si quid autem erit, in quo tibi aut tuis nostra apostolica auctoritate atque opera prodesse possemus, moniti non deerimus. Datum Bomae apud sanctum Petrum, die 5 Novembris 1572, anno primo.
Archivalia I, n°. 609.
616. 1572, november 5. — Gregorius XIII prijst de aartsbisschoppen van Mainz en van Trier, elk afzonderlijk, dat zij hulptroepen naar de Nederlanden hebben gezonden.
Op den rug: Archiepiscopo Moguntino, Archiepiscopo Treverensi. Archivalia I, n». 610—611. — Gedrukt Theiner, Annales I, p. 62.



500
616. 1B72, DECEMBER 22. — Alva vraagt aan paus Gregorius XIII een gelijksoortige Breve als voor koning Philips werd uitgevaardigd, opdat hij tienden (in zijn Spaansche goederen) moge heffen; voor den oorlog in Granada moest hij de kosten bestrijden, terwijl hij tegelijkertijd in de Nederlanden streed tot verdediging van den godsdienst, zoodat hij meer dan 600.000 scudi heeft uitgegeven. De hem door den paus toegestane subsidie van 200.(000) scudi beteekent te weinig; hij moet ten minste de helft der verlangde som hebben.
Sanctissimo padre.
Yo screvi all' Illmo. de Burgos, para que de mi parte suplicase a V. Sd. me hiziese merced de un breve como el que dio Pio Y de buena memoria a la Md. del rey mi senor, para poder llevar la parte de dezimos, que llevava de los christianos nuevos (y) de los viejos que a ora entran a bavitar en aquel reyno en su lugar a me spto que Y. Sd. no ha sido servido de concederniele. Arrogancia seria grande la mia, si pensase, que havia yo de ser medido por la mesma medida que S. Md., pero, por grande que sea un edificio, se haze por la scala que se pone en dos dedos de papel; yo, senor, he perdido en la guerra de Granada que en mi tierra. se hizieron sosteniendo todo el exercito tantos dias, como ally el Sor. don Juan de Austria le sostubo para la toma de galera yrrecuperacjon de lo, que alli estava perdido, y tuve soldados a mi sueldo de pie y de a cavallo y otros muchos gastos, que durante aquella guerra fuy forcado a hazer, que en rrespecto de mi possibilidad no huvo ningunos mayoree que ellos. En este mesmo tiempo estava yo a qui con las armas en la mano aventurando mi vida y la de quantos bijos tengo, por defender el authoridad dessa sancta SSede, en servicio de la qual demas de miss trabajos, vigilias y peligros que he pasado y estoy passando, son mas de seiscientos mill scudos los que yo he gastado de mi cassa en su servicio. Todas estas cossas, las he querido dezir a Y. Sd., no por que lo que le supplico valga la pena del screvirlo, si no por sentirme mucho, que servicios que yo hago con tan gran trabaxo y tan acosta de mi hazienda y con tan gran voluntad, los mida Y. S. con tan pequena medida, parescjendole que no puedo yo merescer dessa sancta SSede tan pequenia gracia como docientos 1) escudos Alano que deveser lo que yo he suplicado a Y. Sd. siendo mas de quatromill la rrenta que yo he perdido Ally en los guastos y danos que tengo dhos a Y. Sd. se hizieron para la rreducion de aquel rreyno, por ser cossa que avemos llevado mis passados y yo por gracia dessa sancta SSede, hasido la instanfia que he hecho a Y. Sd. y para qne no puedan dezir mis subcesores que estando yo con las armas en la mano sirviendo a essa sancta SSede, no supe suplicar al pontifice, que la governava, lo que no se podra creher jamas, que el me lo huviese negado, y no perjudicando a na die pues que no ay quien pueda dezir haverlo llevado hasta aora, si no yo y mis antecesores, si Y. Bd. fuere servido, concederme la mid que le supplico, yo la estimare en mucho por lo que digo, y quando no doy muchas gracias a Dios que me a dado un animo, muy dispuesto y aparejado para perder la vida y quanta hazienda me queda en defensa dessa sancta SSede y tanto mas en tiempo de un tal pontifice, como el- que Dios ha sido servido dar nos en V. Sd., a quien el BI100, de Burgos dira tambien mos particularmente
1) Hier schijnt: mill te zijn uitgevallen.



501
lo que yo le scrivo. N. S. la sanctissima persona de V. S<<. guarde como la
christianidad y su universal Yglesia lo ha menester. De Nimega, a 22 de
Diziembre 1572.
Sanctissimo padre
les pies de V. Sd. besa su obediente hiio, 1 n- i
, , , . i Eigenh. get.
el duc de Alva. J " *
Spagna. Vol. 14, p. 64—65 (oorspr.).
617. 1573, MAART 25. — Gregorius XIII staat aan Alva, voor zijne buitengewone verdiensten voor de katholieke zaak, een zeldzame gunst in zake tienden toe.
Dilecto filio, nobili viro, Ferdinando a Toleto, Alvae duci, regis Catholici in statu Flandriae gubernatori, et capitaneo generali Gregorius papa XIII. Dilecte fili, nobilis vir, salutem etc.
Ut ex nostra hactenus recusatione de decimis, de quibus tum diligentissime nobiscum egerat tuo nomine dilectus filius noster cardinalis Burgensis, tum ipse nuper ad nos scripsisi, facile potes rei ipsius gravitatem cognoscere, sic nunc ex concessione nostrum de te judicium atque in te ornando voluntatem non obscure percipies. Beddebat nos ad concedendum difficiles rei ipsius novitas; neque enim id alteri quam regi Catholico concessum fuisse reperiebamus, idqne propter ingentem pecuniarum vim, in bellum cum Mauris, gestum comsumptam. Postea cum viderimus, Tuam Nobilitatem id tantopere cupere tamque impense atque assidue rogare et gravissimas etiam causas afferre, multorum scilicet proeliorum magno cum tuo tuorumque periculo pro Christiana republica susceptorum, tuaeque etiam rei familiaris magnam ob eandem causam jacturam, noluimus desiderio ac postulationi tuae deesse. Movit nos etiam vehementer spes de tua praestanti virtute concepta. Speramus enim fore, ut in Christiana republica tuenda inque ejus hostibus tum armis tum legibus persequendis, et domi forisque jnstitia perpetuo administranda tui semper similis futurus sis tecumque quotidie certaturus ac te ipso major in dies evasurus, ut majora a nobis atque ab hac sancta Sede beneficia promerearis. Quod ut Nobilitati Tuae Dei benignitas largiatur, et optamus et precamur. Datum Romae apud S. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 25 Martii 1573, pontificatus nostri anno primo.
Archivalia I, n°. 612.
618. 1578, juli 15. — Alva bericht aan paus Gregorius XIII de inneming van Haarlem, waarover prins Pietra Precia nadere mededeelingen zal doen, en spreekt de verwachting nit, dat spoedig het geheele volk op den goeden weg zal terugkeeren.
Santissimo padre.
Siendo las cosas, que aqui se tratan del servicio de Dios y de Y. Sd. teniendo yo orden del rey, ni senor,' de dar a V. Bd. quenta dellas, non he querido faltar de hazerle saber, como aviendo intendado el principe de Orange socorer Ia villa de Barlem, a los nueve del presente, salio don Fradique de Toledo, mi hijo, a deffenderselo y le rompio su campo, a los 13, se rindio aquella placa a la misericordia de Su Md., como mas particularmente dira a Y. Sd. el Sr. principe de Pietra Precia su embaxador.. Supplico a Y. Bd. sea



502
servido pedir N. S. ponga la mano en aoabar lo que queda reduziendo este miserable y obstinado pueblo el camino de la verdad, para que desta manera puedan ser servidos el y V. Sd., cuya Beatissima persona N. Sr. guarde por tantos anos como su universal Yglesia la a menester. De Nieumegben a 15 de Julio 1573. Santissimo padre
los pies de V. Sd. besa su obediente hijo 1 j^gg^ get el duque de Alva. 1
Spagna. Vol. 14, p. 80 (oorspr.).
619. 1573, AUGUSTUS 14. — Gregorius XIH betuigt (na de inneming van Haarlem) zijne vreugde over dit gunstig bericht.
Dilecto filio, nobili viro, duci Alvae Gregorius papa XIII. Dilecte fili, nobilis vir, salutem.
Quoniam non cessat Deus in dies magis magisque Ecclesiam suam consolari et laetificari tua natiqne tui virtute atque opera, nos quoque par est numquam defatigari ejus benignitati pro tot tantisque in nos beneficiis gratias agere. Cbristi servorumque eius hostes, et qui auxilium ferebant, et qui obsidebantur, fractos captosque fuisse, gratissimum nobis fuit intelligere ex literis tuis, cbristiana modestia et pietate plenis. Quod postulas, ut Deum oremus, ut obstinatorum hostium corda a miserabili errorum, in quos ipsi sese projecerunt coecitate, ad clarissimam suavissimamque Catholicae veritatis lueem revocet, hoe vero assidue facimus, utque una te natumque tuum universumque exercitum charissimumque in Christo filium nostrum, Philippum Hispaniarum regem Catholicum, suosque omnes sua ope et gratia tueatur ad sui Nominis gloriam Ecclesiaeque suae amplitudinem precari non desistimus. Datum ut supra. Datum Eomae apud sanctum Marcum ete., die 14 Augusti 1573, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 617.
620. 1573, DEGEMBER 12/16. — De kardinaal-staatssecretaris aan den Spaanschen nuntius, Niccoló Ormaneto, bisschop van Padna: over de voorgenomen reis van koning Philips naar de Nederlanden.
12 Decembre 1573.
Si è inteso quel che Y. S. ha passato con Sua Maesta circa il
viaggio di Fiandra et la risposta havuta, et se ben il tempo di farlo eramoltp prima, et adesso ancora gioveria grandemente per quietar affatto quei rumori, li quali sono maggiori di quelli che altri si crede. Nondimeno Sua Maesta è prudente; et è da credere, che sappia i fatti suoi meglio d'ogn' altro. Et quel che Sua Santita si gli ricorda, è per il beneficio publico et particolare di Sua
Maesta, et non per altro rispetto
Spagna. Vol. 15, f. 377 (minuut).
1573, DECEMBER 16. — Evenzoo.
16 Decembre 1573. Et in questo senso V. S. potra parlare a Sua Maesta in proposito,



503
se ben con poco speranza di frutto, che 1'andata di S. M. in Fiandra sarebbe molto necessaria; et quando non la facesse per interesse di stato, lo do verin far solo per la religione, potendo ben conoscere, che 1'absenza sua è stata causa di suscitar tanti travagli; perö congionto insieme 1'un col altro, non si vede ragione perchè non 1'habbi a fare almeno per qualche poco di tempo, che gia non si dice, ch'habbi a fermarci molti anni, ma solo finchè le cose
habbino preso assetto
Spagna. Vol. 15, f. 385—385» (minuut).
621. 1674? — Avviso van een Engelschen katholiek omtrent de plannen van koningin Elisabeth, en wat koning Philips voor Maria Stnart moet doen.
Avvisi venuti di Fiandra.
Havevo conceputo buona speranza vedendösi ritirato il principe di Oranges, ridutte senza. contrasto le terre di Malines, Ruremondo et Zutfen a la obedienza del re Cattolico, che tutto il resto di Gheldria, Olanda, et Zelanda, eccetto Flisingh, per esser vicino a la Inghilterra, onde la pretensa regina mal volentieri lasciara metter il piede, facendone conto come di Gales, fussero tosto per rendersi et chieder perdono, et che la somma de la guerra con le infinite spese di quella dovesse fra pochi di haver fine, et li cattivi humori del populo et plebe fussero per svanire, mancando la riputatione del lor idolo Oranges; ma m' ingannovo facendo questo giudicio, poiché sono trascorsi tanti giorni, settimane et mesi, et poco si è guadagnato. .Voglia Dio che non vediamo maggiori incendio et deluvio di forastieri heretici scendere a danno di questa republica et il populo con piü disperata mente darli 1'entrata. La potenza di sua maesta Cattolica è grande et bastante a longo tempo di purgar queste provincie da le anni di forastieri et ridurle nella sua obedienza, ma se la non trova con la sua propria auttorita et buon 'giudicio qualche mezo di riconciliarsi i cori de populi et gettare a terra li loro idoli de la pretensa regina d'Inghilterra con Oranges, non puö aspettar se non di haver ogn' anno nuovi tumulti et ribellioni del popoio et continua consumatione di thesoro et forse, che dovrebbono servire ad altre imprese con servitio di Dio, et di sua Maesta. Molti de la nostra natione havevano previsti questi tumulti, non per altro se non per vedersi la causa di Dio essere trascurata. Ft nondimeno non ci è mai stato creduto come a genti relegate et fuoruscite, che parlano per passione et non per zelo di Dio. Stiano li principi Christiani sicuri che, se non haveranno la causa di Dio per la principale, non haveranno mai quiete et li loro disegni riusciranno vani. Non voglio dire che sua Maesta meriti questa nota et che li manchi il zelo et disiderio di propagar la fede Cattolica; ma che non basta la buona mente et santa intentione; ma bisogna che commandi et faccia esseguir, se si vede 1'impresa nostra essere piena di religione, di giustitia et de piëta. Et li consiglieri di sua Maesta lo confessano che resta, se non che la commandi che si venga a la speditione. Et se ben hora il tempo et la occasione non parono cosi propitii et favorevoli come sono stati per il passato, nondimeno bisogna peró si facci, et quanto piü presto tanto meglio, per non lasciar cogliere a quella maledetta femina, come la sa molto ben fare, li frutti di questa negligenza; se non si lera la causa, non cessaranno mai gli effetti. Et se sua maesta Cattolica pensa fiuite le guerre



504
in queste provincie di far poi 1'impresa, non vedereino mai il tempo. II segretario Gecil, che si puö dir re d'Iughilterra, per mantener la sua grandezza et auttorita cerca tutte le vie et modi di estirpar la fede Cattolica di quel regno et di accrescer le heresie etiam nelli regni circonvicini, et per mantener ciö si servira di un Mongomeri in Francia, et di Oranges in Fiandra, quali con 100 mila scuti, che haveranno 1'anno, metteranno li Stati de principi Christiani in travaglio et spese incredibili. Questi argomenti sono verissimi, et volesse Dio che fussero intesi; si fara servitio a Dio a la nostra regina, et officio di buon servitore di sua Maesta aprirle di punto in punto come stanno le cose di queste parti, acciocchè non le sia dato da sperar che il futuro portara tempo piü commodo per questa impresa nostra. II partito piü efficace et necessario per spegnere tanta fiamma et orviare a quel che possono nascere, sara che la nostra Boma trovi un Scipione; che altrimente continuara il travaglio et Cartagine fiorira. Non babbino li principi Christiani in questo tra loro emulatione, et comportino piü presto tanto danno nelli suoi Stati et il dispregio et dishonor di Dio che il fratello faccé bene. Io non só se avvienne da la poca affettione, che è portata a la nostra natione ö per altro, che con tutto che molti confessino questa impresa essere lodevole, pia et honesta, non la mettano inanzi a sua Maesta con il fervore che si ricercherebbe, et non viene abbracciata. La Inghilterra ha pur questo di buono et honor che non deve essere stimato poco a comparatione di questi altre provincie, che in tanto tempo ehe sta signoreggiata da quella maledetta femina, che non cessa tuttavia con persuasioni et minaccie di indnrla a lasciar la fede Cattolica, et nondimeno sta nel interiore, et ancora nel esteriore salda. Ci è poi la nostra regina, la quale per nissune preghiere de la pretensa, né per niuna arte di quel segretario, ha voluto seguitar la setta Ugonotta; anzi essendo femina, sola nel mezo di tanti nemici, calpestata et diffamata al mondo, forse ancora da coloro che hanno havuto parte nel sangue del suo marito, resta salda et ferma nella fede Catolica, et contra ogni bumanita di principi Christiani se ne sta abbandonata et cosi disprezzata, et vuol piü presto perdere la triplice corona di quei tre regni et la vita ancora, che molto si ha da temere, che, farsi ribella a la chiesa di Dio, cosa cho doverebbe far crepar li cori per piëta et compassione a li principi Christiani et a li freddi loro consiglieri. Che laude et gran meriti sariano de la maesta Cattolica, se per opera sua si riducesse la santa fede ne li regni d'Iughilterra et Scotia. Et poichè, come dice il Salvatore, vale piü un anima che tutto il mondo, et tante et tante se ne guadagnarebbono! Se sua Maesta indugera ancora qnalche tempo far questa impresa, è dubbio che non le sia levata da le mani, et che li nemici, per stabilire i suoi disegni et imperio in quell' isola, non pongano la mano mortale sopra la nostra regina, la quale mancando, mancherebbe a sua Maesta ogni fondamento di suoi servitij in quei regni; et lo amore et affettione, che li Cattolici li portano, si convertirebbein mala voglia, essendosi lasciata perir cosi inhumanamente una regina ottima et innocentissima. Molte altre cose lascio in dietro, che toccano il servitio disua Maesta, ma quest' ultima è la piü importante et la principale, de la quale le ne deve esser fatta tale impressione, che le resti nel profondo del core, et se ne veda presto fiorir qualche bene.
Nunziatura d'Iughilterra I, pag. 394.



505
622. 1574, maart 26. — Philips II dringt bij Gregorius "x~ttt nogmaals aan om een gunstbewijs of volmacht, betreffende verleening van kerkelijke beneficie's in de Nederlanden.
Muy sancto padre.
A Don Juan de Cuniga, mi embaxador, eserivo qne de mi parte hablea V. Sanctd. lo que del entendera sobre un indulto que desseo me otorgue V Sanctd. en mis Estados Baxos, entendiendo que conviene assi para el servicio de Dios y para que los beneficios sepiovean en personas que tengan la sufnciencia y qualidades que en este tiempo son menester, que es el fin con que me muevo a tractar desto. Muy humilmente supplico a V. Sand. que (baviendo oydo lo que sobrello le dira mi embaxador y dandole entera fee y creencia) tenga por bien de me conceder el dicho indulto, con el cumplimiento que yo lo espero del sancto zelo de V. Beatd. de quen lo recibire por singular gracia y favor, y principalmente por que se dello servira mucho nuestro Sor., el qual guarde la muy sancta persona de V. Beatd. para el bueno y prospero regimiento de su universal Yglesia. De Madrid, a 26 de Marco 1574.
Muy humilde hijo Don Philippe, por la gracia de Dies rey de Espana, de la dos Silicias, de Hierusalem etc: que sus sanctos pies y manos besa.
El bet.
Archivalia I, n°. 2263.
628. 1574, juli 28. — Keizer Maximiliaan II verzoekt paus Gregorius "x~ttt om diens voorspraak bfl konings Philips, dat de weduwe en elf kinderen van den graaf van Egmont hunne verbeurdverklaarde goederen terugkrijgen.
Archivalia I, n». 2264. — Gedrukt Theiner, Annales, I, p. 303.
624. 1574, september 10. — Gregorius XHI verzoekt koning Philips, dat aan de weduwe en kinderen van den graaf van Egmont hunne verbeurdverklaarde goederen worden teruggegeven ').
Archivalia I, n». 620. — Gedrukt Theiner, Annales I, p. 304.
625. 1674, september 17. — Berichten nit Vlaanderen omtrent Ednard Sekler, zoon van den hertog van Somerset, die naar Spanje gaat, en omtrent Katholieke Nederlanders, welke ook ter wille van onderstand daarheen trekken.
Avvisi di Fiandra de li 17. di Settembre 1574.
Va in Spagna il signor Eduardo Seler (sic), figliuolo terzogenito del duca di Somerset, il qual duca fu il principal che stabili la religione heretica in Inghilterra, essendo protettor di essa et del re Eduardo, com' è manifesto a tutto il mondo, et fu causa di tanti mali. Et li suo figliuoli sin hora hanno continuato li medesimi passi del padre et sono principalmente sostentati et animati dal secretario Cecil, che era servitore di suo padre, et da lui inalzato al servitio
1) Deze Breve werd 11 Sept. gezonden aan den Spaanschen nuntius Ormaneto, met een warme aanbeveling der zaak, waarover hij eerst met den keizerlijken gezant te Madrid overleg zou moeten plegen, alvorens ze bij koning Philips in te dienen. — Spagna. Vol. 15, f. 529 (minuut).



506
del re Eduardo, come il piü destro per mandar inanzi le sue novita et pretensioni, come lo ha fatto et fa tuttavia a tanto danno di tutta la Christianita, procurando con nuova religione et nuovi titoli mutar il vero dritto de la corona d'Inghilterra, et darla a questa casa del duca di Somerset, con la quale egli ancora cerca di parentarsi. Et adesso il sopradetto signor Eduardo Seler pretende di esser Cattolico et va con voce di voler servir sotto il signor don Giovanni d'Austria, et con tutto questo non comporta'che si dica che la regina di Scotia tenga ragione a la corona d'Inghilterra. Alcuni dicono, che il signor Cecil vuol operar alcuna cosa per lui et tantar se il re Cattolico daraorecchie al casamento di una de le Infanti col figliuolo del conté Arford, suo fratello, et che Cecil da pochi giorni in qua fa buona cera ali Cattolici et li favorisce, dicendo di volta in volta parole blande et desiderando, che li Cattolici potessero vivere ne le loro proprie terre et case con la liberta de la sua religione et conscienza; il che se procédé da paura che ö da altro maggior male, lo sa Dio. Prima che passino molti giorni s'intende, che si trovera un' altra volta Henrico Coban in quella corte. Vanno ancora in Spagna certi de nostri Cattolici per dimandar trattenimento, perchè vedono che qui non si provede se non a coloro che 1'hanno negociato prima in Spagna, non ostante che hanno speso qui gran tempo in cio, et procurato di scusar il viaggio quanto è stato possibile, conforme agli avvisi dati da Spagna de farlo, cosi dicendo che era volunta di sua Maesta Cattolica che niun andasse che sarebbe previsto li, et che per questo sua Maesta haveva dato ordine che ciö si effettuasse. Tra questi vengono mascolati alcuni nuovamente usciti di Inghilterra, et qualch'uno ancora che ha servito al principe di Oranges.
Nunziatura d'Inghilterra. Tom. I, p. 389.
626. 1574, NOVEMBER 11. — De nuntius Caspar Gropper aan Gallio: over de troebelen in Duitschland en terloops ook in de Nederlanden,
Archivalia I, n°. 2418.
627. (1574), DECEMBER 30. — De Spaansche nuntius (Niccolo Omaneto) aan den kardinaal-staatssecretaris: over bij koning Philips gedane pogingen, om in de Nederlanden godsdienstvrijheid toe te laten, waartegen de nuntius zorgvuldig blijft waken.
30 di Decembre.
E' comparsa qui un'altra lettera di perdono publicata in Francia sotte li 3 di Ottobre, ne la quale non solamente non è fatta mentione de la fede Catholica, ma mi par che vi siano alcune parole, sotto le quali nescio quid non boni lateat. Questi de' Paesi Bassi desiderano un perdono generale da questo re, et non limitato, come quello gia publicato in quelle parti, et mostrano questa lettera di Francia. Ma perö che tratta questi nogoti qui da la parte de li Stati dï Fiandra *) mostra chiaramente et apertameUte, che nel' assetto vogliono, che la religione Catholica vada inanzi a tutte le cose, etimpugnano quel che vien preposto da Germania, che si lasci liberta ad ogn'uno, che non
1) Schrijven der Staten van Holland en Zeeland aan den Koning, d.d. van Augustus 1574. Bor. I, p. 534.



507
voglia viver catholicamente, di andar dove vuole, godendo li suoi beni, ó godendoli come ho gia scritto. Ma intendo bene, che tra le altre cose, che vogliono questi Stati, è che Si levino tutte le leggi introdutte da la gloriosa memoria di Carlo Y in materia di Inquisitione, et che siano ridutti al stato antico, nel quale niuna ö poca provisione è contra heretici. Io non manco col re et con qualche altro di far quelli officii, che convengouo, acciochè non sia fatto pregiudicio a le cose de la religione Catholica, come ultimamente ho fatto con S. Mta. nel parlar de lo accommodamento.
Spagna. Vol. 8, f. 433 — 433» (gelijkt kopie naar cijferschrift).
628. 1575, februari 26, keulen. — Caspar Gropper aan Ptolomeo Gallio: klachten van vele bisschoppen in de Nederlanden over misbruiken van het Spaansch beheer aldaar, welke herstel van den vrede tegenhouden.
Belgii furores plurimum obesse, quominus Germania ad sanitatem redeat, ut ex multis Belgii episcopis et novissime ex Buremundense cognovit. Belgii autem malum ex hisce causis ortum ducere: primum quidem quod plerique regii praefecti non ea pietate utantur, qua decet. Deinde quod multa fiant, quae praeter regis mentem esse creduntur. Qualia sunt: quod pura Tridentini concilii publicatio hactenus permissa non sit; quod prohibita (sit) bullae Coenae Domini lectio et impressio: quod episcoporum munus et jurisdictio impedita bonorumque spiritualium et piorum locorum conservatio violata; quod haeretici a ministris foveantur; quod visitatio episcopalis cum exsecutione destituatur, coganturque episcopi poprias sententias contra laicos revocare.
Quare optimum a plerisque censetur, ut rex ipse, harum rerum ignarus et falsis ministrorum suggestionibus obnoxius, a Smo. D. N. de eis certior fiat. Et ut S. S. plenius cognoscat, multae authenticae scripturae ostensae communicataeque fuerunt, quarum exempla mittuntur.
Ruremundensem D. Damasi librum De virginitate magno desiderio expectare. Denique erratum non esse in nomine (scripsit nam de ea Damasus); vel illius sixesi (sic), vel alterius de hac re opera ei gratissima fore.
Napels. Archivio di Stato, Carte Farnesiane, fase. 1757. — Afgedr.: bij W. E. Schwarz, Die Nuntiatur-Korrespondenz Kaspar droppers, p. 441.
1 629. 1575, mei 29. — De Spaansche nuntius (Ormaneto) aan den kardinaalstaatssecretaris, Ptolomeo Gallio: over de Nederlandsche troebelen, die krachtig moeten onderdrukt worden, en over de godsdienstvrijheid, die koning Philips in de Nederlanden absoluut niet mag en wil toelaten.
A 29 di Maggio 1575.
Per gli avvisi, che si hanno ultimamente di Fiandra per il corriero, che duo giorni sono capitö qui, non vi era conclusione die pace co'1 principe d'Oranges, et poco vi si sperava. Si sono tanto alzati et insuperbiti questi heretici et rebelli, che non sono per contentarsi cosi facilmente di ogni conditione, et che (non) sia farorevolissima a la parte loro. Et il simile faranno quelli di Francia, che pari passi caminano con questi altri, et si crede, che habbino intelligenza insieme circa queste trattationi di pace con li suoi principi.



508
Dovenio desiderar et far ogni opera, ehe non segua con conditioni tanto pregindiciali a la parte nostra. Et ogni di mi vado piü confirmando, che il re non consentira mai a conditioni pregiudiciali nè a la religione, nè a la sua auttorita; dico a la sua auttorita, talmente che metta a pericolo il Stato. Et se non seguira la pacificatione di Francia, come si crede, volendo gli Ugonotti de le stelle del cielo, sara tempo piü che mai di procurar una buona intelligenza tra questi dui principi contra li suoi rebelli. Io ho inteso per buona via che essendosi ritirato in Francia un capitano Maldonato, Spagnuolo, quale dava avviso al Turco de la Goletta, il re Christianissimo ad instanza dell' ambasciatore Catholico in quella corte si è contentato, che sia riten uto in Parigi et con buona guardia introdotto fin'a Cambrai; che essendo vero, come mi viene affermato, mi è parsa attione di buona intelligenza di quella Maesta con questa et di poca stima de le cose Turchesche. Qui fiocano gli avvisi, che 1'armata Turca non uscira questo anno instrutta di maniera che ne abbiamo da temere, onde non si havera da perder questa occasione, poichè ci troviamo armati, di fare qualche honorata impresa et di liberar la Fiandra con fare un gran sforzo, ö di attendere a le cose Auglicane, che servira ancora a la liberatione di Fiandra, quando riuscisse 1'impresa con far quella di Fiandra, et dopo quella di Anglia; et succedendo questo anno la liberatione di Fiandra, 1'anno che viene si potrebbe poi meglio attendere a le cose Turschesche. Spagna Vol. 8 f. 470—470» (naar cvjferschrift).
680. 1575, JULI 22. — Gregorius XIII vermaant Bequesens, dat de bosschen van. geestelijke personen en instellingen zooveel mogelijk worden ontzien door hen, die hout voor zijne vloot verzamelen.
Archivalia I, n». 623. — Gedrukt: Theiner, Annales II, p. 130.
631. 1576, JUNI 19. — De kardinaal-legaat Morone aan Ptolomeo Gallio: over zjjn eerste onderhoud op den Rijksdag te Regensburg met keizer Maximiliaan, hoe een einde te maken aan de Nederlandsche troebelen.
Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 54.
632. 1676, JUNI 26. — De kardinaal-legaat Morone aan Ptolomeo Gallio: over zijn tweede onderhond met keizer Maximiliaan 1T, hoe een einde te maken aan de Nederlandsche troebelen.
Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 59.
633. 1576, JUNI 26. — De kardinaal-legaat Morone aan Ptolomeo Gallio: over een op den Rijksdag te nemen beslnit betreffende deelneming van Duitschers aan oorlogen tegen Duitsche of bij het rijk aangesloten vorsten.
Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 59 en p. 63.
634. (1576, OCTOBER?) — Overzicht der wreedheden en buitensporigheden van het muitende Spaansche krijgsvolk, o. a. bij Brussel en te Aalst, daarbij stil begunstigd door den Raad van State; wat ten slotte er toe noopte om eenige leden van dien Raad gevangen te nemen. Maar dit beteekent geenszins opstand of verzet tegen het koninklijk gezag.



509
Giustificazione della presa et arresto d'alcuni signori del Consiglio de Stato et altri ne' Paesi Bassi l).
Spagna, Vol. 10, f. 349-354» (gelijkt, vert.?). - Ingelascht tusschen brieven der Spaansche nuntiatuur aan den kardinaal-staatssecretaris van 3 en 6 October 1576.
635. 1577, januari 30. — Gregorius Xm uit zijne blijdschap aan don Juan van Oosteirrijk over diens behouden aankomst in de Nederlanden en zijn beste wenschen voor de pacificatie dezer gewesten.
Archivalia l, n". 627. — Gedr. Theiner, Annales II, p. 333. a. 1577, februari 11. — Evenzoo aan de Gedeputeerden.
Archivalia I, n». 630. — Gedrukt Piot, Corresp. de Gran veile VI, p. 205 vlg.
*. 1577, februari 11. — Evenzoo aan de Staren-Generaal. Archivalia I, n°. 629. — Gedrukt Piot, als boven.
686. 1577, februari 11. - Gregorius XLTI schrijft aan den landvoogd don Juan ter aanbeveling van znn nuntius Philippus Sega, dien hg zendt om den vrede in dé Nederlanden te helpen herstellen.
Archivalia I, n°. 628. — Gedrukt Piot, als boven.
a. 1577, februari 11. — Evenzoo aan den Geheimen Raad, aan vijf Nederlandsche bisschoppen en aan zes leden van den adel.
Archivalia I, n». 631—632. — Gedrukt Piot, als boven.
b. 1577, februari 11. — Evenzoo aan de keizerlijke commissarissen. Archivalia l, n°. 633. — Gedrukt Piot, als boven.
637. 1577, april 21. - Gregorius XIII prijst don Juan voor diens beleidvol optreden in de Nederlanden en moedigt hem verder aan.
Dilecto filio, nobili viro, Joanni Austriae Gregorius papa XIII.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Ex quo tempore coeperant motus isti Belgici, facile iudicavimns eos hominum perfidia, non ulla Catholici regis culpa, excitatos fuisse, idque etiam omnes bonos et sapientes viros sentire cognovimus. Quo vero magis hostes ipsi quaerebant spargendis disseminandisque sermonibus et scriptis sese purgasse et tegere, eo magis fraudem apparere atque exstare animadvertimus Quam enim causam afferrent adversus regem optimum, et Christi, primum glonae, tum suorum salutis atque amplitudinis Catholicaeque religionis et disciphnae cultus studiosissimum ? Tibi vero guberhatori quam possent defectionis causam confingere? Quid sibi ad timorem proponere? Et quamquam perfidia ipsa perspicua erat, tarnen libenter audivimus dilectos filios Marium et Bogarium, quos Nobilitas Tua ad nos misit, deque motuum ipsorum ortu, progressu' tuaque omnibus in rebus perpetua prudentia et vigilantia ex ipsorum sermone cognovimus. Summam spem habemus in causae aequitate inque tua virtute.
1) Vertaling v. h. Fransche origineele pamflet-Knuttel. Cat. Pamfl. I, n°. 253.



510
Neque enim deerit Deus suae eausae, quique hactenus tuis eonsiliis atque actionibus praefuit teque sua ope servavit semperque adjuvit, de sceleratis etiam penas sumet eumque exitum tribuet, quem Catholici omnes cupiunt. Nosque ab Ipsius bonitate, quanta maxima possumus animi contentione et demissione, precari non desistimus. Datum Romae apud sauctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 21 Aprilis 1577, poutificatus nostri anno sexto.
Archivalia I, n°. 635.
638. 1677, APRIL 29. — De nuntius Sega aan kardinaal Gallio: over zijn afwachtende houding te Brussel.
Hieri ricevei la lettera di V. S. 111™*. delli 2 di questo, venuta in un piego del Sermo, signor don Giovanni, et vidi quanto la mi commandava. ' Intorno che dall' altre mie la potra haver veduto, che fin qui io non ho mancato a me medesmo in tutto quello che ho potuto e saputo; come non mancarö anco per 1'avvenire dit fare tutti quegli ufficii, che conoscerö opportuni. S. Altezza m'avisa dj^, Lovagno di tenere la lettera, che ha da eonferire meco e della quale V. S. Illma. m'avisa nella sua, et mi scrive, che all' arrivo suo in Brusselles discorrera meco quanto li parera conveniente, dovendo essere S. A. in questa terra il primo de Maggio; che tanto si è stabilito, se perö li soldati Spagnoli finiranno di passare la Mosa per tutto domani, come si tiene per fermo che siano per fare, essendo superate di gia tutte le difficolta per 1'intiero stabilimento della pace, le quali con 1'ajuto di Dio e col beneficio del tempo s'andranno superaudo dalla molta prudenza e patienza di S. A., la quale camina con cosi bel modo per arrestare questi iuconvenienti, che non si puö desiderar meglio. Et perchè ci saranno de gli ossi da rodere, che portaranno qualche tempo, bo risoluto, poichè S. A. sara in possesso del governo e ch'io havro' ragionato un par di volte seco, di ritirare un compendiettó di progressi passati, del stato presente, e di quello cbe si potra sperare per 1'avrenire di questi paesi. Intanto atteudo a pigliare quelle piü informationi, ch'io posso, dicendo solo a V. S. BI"1*, per fine di questa, che se bene è stipulata la pace e se anco si va di mano in mano in essecutione, non è perö che tuttavia non bogliano degli humori pericolossimi a rinovare il male; et che perciö è bisogno di molta destrezza nelle pretensioni e del temporale e del spirituale. Pure spero, che Dio benedetto accrescera giornalmente forza alia buona mente di S. A. da poterle superare tutte nel suo santo nome Di Brusselles, 29 d'Aprile 1577.
Archivalia I, n°. 2107.
639. (1677 MEI). — De nuntius Sega aan Ptolomeo Gallio: over don Juan's krijgstocht tegen Engeland, die evenwel niet minder bezwaarlijk dan gewenscht is.
Non parlai a 1'ambasciadore d'Inghilterra senza partecipatione di S. A., a la quale diede ancora conto del ragionamento. Et con questa occasione discoressimo intorno la cifra di V. S. Illmo. de li dui d'Aprile.
In somma S. A. desideraria di tentare 1'impresa, ma le cose riescono di qua cosi instricate che non puö determinatamente risolvere nè del quando, nè



511
del come, poichè il partir suo di qua al tempo che disegnava tratta de 1'impossibile, nè saria sicnra risolutione che lei in persona passasse in Italia, come mi disse 1'altra volta, poichè costei 1), che lo teme molto et che osserva tutte le sue attioni et tiene le spie per tutto, havria tempo da ripararsi. Et si renderia piü difficile 1'impresa, la quale saria ancora sempre da tentare con molto riservo, stando il principe d'Oranges con le forze, che sta et con 1'intelligenza ehe tiene con lei. Lascio di dire, che per quel ch'io tolgo da li ragionamenti suoi et di Escovedo, sia per durar gran fatica, et ci bisogna arte ad indurci il re Cattolico per altra strada, poichè non è riuscita questa che si sperava de li Spagnuoli. Escovedo, co'il quale ho parlato a lungo, se ne mostra molto infiammato Et dice, che sopra tutto bisognarebbe, che fusse fatta 1'impresa in nome die S. Santita, per auttorizarla meglio et divertire, che nè li Francesi nè altri si movessero a traversaria, come fariano forse, quando si tentasse a nome del re Catholico. Del generale del' impresa, se ben egli crede che saria molto a proposito la persona di S. A. *), nondimeno oltre la difficulta di lassare il paese, non vede ancora come si potesse fare questo moto senza essere scoperto. Pure tutte le cose ritroveriano piega, quando si disponesse il re Cattolico, et ci assicurassimo di questo principe d'Oranges, 1'ostacolo del quale è di grandissima importanza
Ho voluto toccare queste ragioni per abbondanza di cose, acciö
che se a S. Stö. paresse bene, potesse far riacaldare il re, al quale in questo caso, per rispetto del beneficio commune che ne seguiria, è necessario di far benefitio quasi per forza. Et poichè mi si presuppone che sia per essere restituto a questa impresa, non vedo come meglio possa esser disposto, che dal' auttorita di S. Stö. Et se la non si fa, V. S. Illma. sia certa, che si potra in breve tempo piü presto desiderare che godere la religione Catholica et la obedienza a S. Mta. ne la maggior parte di questi paesi, scoprendosi pian piano molti del populo cosi liberi, seditiosi, disobedienti et tnmultuarii, che s'io narrassi le cose, che si veggono et odono dopo che S. A. è in governo, la farei stupire. Et siale questo per sigillo de la presente, che la infettione grande ch'è radicata ne la nobilta, ne i magistrati, „qui labiis nos honorant, cor autem eorum longe est a nobis", et che in questa una impresa sta la- salute, poichè si vede che è necessaria la sforza et il freno. Del' una et 1'altro de quali essendo hora priva S. A., è quasi che forzata di lasciarsi trasportare dove caminano li capricci di molti et non il dovere del buon governo, per ridurre le cose a qualche perfettione. Vero è che tutta questa necessita è governata con tanta prudenza, che si conserva piü che puö la riputatione.
Quanto a li desegni del Stucley et del Giraldini, non pare che per adesso siano per essere di.giovamento alcuno, anzi piü presto di danno, et maxime de la religione. Con 1'occasione de la venuta di S. A. da queste bande, ha rassegnata una militia di buon numero di genti; è perö bene di sopraseder, fiuchè si voglia ö dentro ö fuori de la resolutione da tentar 1'impresa principale.
Havevo gia scritto fin qui, quando per sodisfare a me medesimo mi son risoluto di parlare col signor Ottavio "), et discorrerli le ragioni ch'io haveva
1) NI. koningin Elisabeth.
2) NL don Juan.
3) Gonzaga, metgezel van Escovedo.



512
gia in parte mottivate a S. A-, per le quali S. Mtö. è necessitata tentar 1'impresa. Et oltre l'havergliene lasciata copia in forma di discorso insieme con quello del principe d'Oranges, dicendomi che li vuole mandar in Spagna a un secretario di S. Mtó., mi ha persuaso a tornare da S. A. et pigliar occasione di discorrerli di nuove tutte queste ragioni, il che ho fatto con molta commodita, si che S. A. n'è risoluta di scrivere al re di buono inehiostro con 1'occasione del corriero che spedisce domani; talchè spero, che S. Mtö. sia per pensarci molto bene, poichè questo signore mi ha promesso di scrivere gagliardamente et di farmi ancora veder copia de la lettera che scrivera. Donde vengo a inferire, che quelli officii, che saranno fatti aucora a nome di S. Sta. con S. M44., saranno altretanto a tempo quanto sono necessarii.
Inghilterra Vol. 1 f. 369—372» (naar cijferschrift). Volgt onmiddellijk op Sega's brief over zijn gesprek met Wilson.
640. 1577, MEI 8. — Gregorius XIII vermaant don Juan, de Katholieke zaak in de Nederlanden trouw en ijverig te blijven dienen.
Dilecto filio, nobili viro, Joanni Austriae Gregorius papa XIII.
Dilecte fili, nobilis, vir salutem et apostolicam benedictionem.
Cum primum certiores facti fuimus de pacificatione istius nobilissimae provinciae deque tua praestanti in ea re cura atque opera, gratias egimus Deo quantas potuimus maximas. Nihil enim erat, quod tantopere optaremus, tum privatim istius provinciae boni causa, tum Catholici regis gloriae desiderio, tum vero universae Catholicarum rerum tranquillitatis atque amplitudinis studio, e quibus in rebus cum exstet singularis opera et vigilantia tua, necesse est, maximam quoque laudem ad te pervenire. Restat, ut eam tuearis et cumules omni charitate in populis istis humanissime tractandis conservandisque in perpetna et perfecta regis obediencia, quamtumque in te erit, in syncero justitiae et Catholicae religionis cultu. Summam igitur, tum omnibus in rebus, tum vero in iis quae decernentur in proximo Statuum conventu curam suscipies, ne quid sacrosanctae religionis Catholicaeque fidei res detrimenti accipiant, tum provinciaé istius ecclesiarum autistites omnes quam commendatissimos habebis; ecclesiasticam vero jurisdictionem nulla in re laedi aut violari patieris. Haec te omni studio curaturum pro nostro de tua praestanti pietate judicio speramus; pro paterna in te charitate ut cures monemus; pro ea autem auctoritate et potestate, quam su8tinemus, sola Domini Dei nostris in muneribus distribuendis benignitate praecipimus et jubemus. Interim autem Nobilitati Tuae laeta et foelicia omnia ab eodem Domino nostro optamus et precamur ad sui nominis gloriam Catholicaeque ecclesiae suae amplitudinem. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 8 Maii 1577, pontificatus nostri' anno quinto. Archivalia I, n». 636.
641. 1677, MEI 8. — Evenzoo aan de Staten-Generaal. ai$ ö
Dilictis filiis l) Gregorius papa XIII.
Dilecti filii salutem et apostolicam benedictionem.
1) Op den rand: Stati.



513
Postquam Summi Numinis benig 1)nitas, et vestra etiam acquitas ac pietas, in hac ipsa benignitate agnoscenda atque amplectenda, eam istic pacem peperit, quam summopere optabamus, quae restant, ab eadem ipsa Dei benignitate vestraque prudentia magnopere sperare atque expectare debemus, ut perpetuas nimirum gratias agatis immortali Deo, rectarum actionum consiliorumque omnium auctori, ut praesenti isto bono perfruamini omni cum modestia et Dei timore, ut nihil antiqius habeatis syncero et puro Catholicae religionis zelo et cultu, ut majorum vestrorum similes esse velitis, qui eadem religione pie sancteque colenda et tuenda provinciam istam vobis florentissimam reliquerunt. Si qui autem hactenus Sathanae fraude abducti sunt, eos vestra ope ne destituite, omni autem ratione reducendos curate, nostram atque apostolicam ipsis benignitatem proponite. Nos enim ad Catholicam ecclesiam redeuntes amplexabimur charissimosque habebimus, exultabimusque in Domino iisdem ipsis vocibus, quibus pater ille evangelicus: „filius hic mens mortuus erat et revixit; perierat et inventus est" *). Vos etiam simul ex tam laudabili studio immortalia a Deo praemia . , . . . s) in ejus Majestati sacrificium est zelus animarum, et qui converti fecerit peccatorem ab errore viae suae, salvabit animam ejus a morte et operit multitudinem peccatorum. Erit simul vestrae pietatis existimare monita haec a paterna charitate profecta esse, persuasumque habere, nihil nobis magis cordi esse, quam istius nobilissimae provinciae tranquillitatem et Dei gloriam atque animarum salutem; quantum autem possunt sibi optimi filii polliceri a parente amantissimo, tantum vobis a nostra charitate paratum esse persuasum habete. Datum Eomae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die octava Maji 1577, pontificatus nostri anno quinto. Archivatia I, n°. 637.
642. 1577, mei 8. — Gregorius XIII vermaant Willem van Oranje, het oor te leenen naar den nuntius Sega.
Archivalia I, n°. 638. — Gedrukt Theiner, Annales II, p. 335.
643. 1677, JUNI 1. — De nuntius Sega aan Ptolomeo Gallio: over den stand der Nederlandsche troebelen,
E perciö egli stesso 4) sollevö, non è molto, valendosi d'alcuni
canonici di li, il popoio d'Utrech a scacciare armata manu con morte di molti il presidio, ch'era in quella terra, et a smantellare in parte il castello, fortificandosi egli in tanto ne i paesi d'Ollanda e Zelanda et acqnistandosi gli animi di molti con le sue sottilissime astntie, per facilitarsi 1'effetto della pretensione, ch'egli ha in virtü della capitolatione della pace, del governo ancora d'Utrech et d'Amsterdam, che viene a dire il dominio di tutti questi paesi a libito suo, stante la corrispondenza e 1'altre cose, ch'io dall'aviso di molti ho osservato nelPalligata scrittura ») di quello, che si puö sperare di lui, essendo che dalla sua risolutione penda la quiete et il travaglio di questi paesi e nella religione
1) Het onderstreepte is door mij aangevuld, omdat de tekst daar onleesbaar was.
2) Lucas XV : 24.
3) Bijna een regel onleesbaar in 't hs.
4) Oranje. 5) Ontbreekt in het hs.
33



514
e nella ubidienza. S. A. ha perciö procurato con diverse ambasciate, fingendo con prudenza di non veder molte cose, di scoprire 1'animo suo; ma fin qui parole buone generali e cattivi in individuo, poichè senza segno alcuno d'ubidienza alia capitolatione del canto suo va tuttavia con le mani innanzi. Et il duca d'Arschot, che ultimamente n'è ritornato, mandatovi da S. A., riferisce in sostanza, che non spera punto di buono da quest' huomo, al quale fino a quest' hora li Stati non danno segno di volere scrivere sul vivo; et pare che da essi si sprezzino alcune cose d'importanza, et particolarmente il sbandare li soldati loro sotto pretesto della difficolta del danaro, con tutto cbe sono d'una estrema rovina a questi paesi. Ma perchè molti delli nobili sentono commodo per le cariche, che tengono da queste prorogationi, perö le cose passano cosi brute; oltre che „quod commune est, negligi solet." Et tutti attendono in questo principio di nuovo governo a stabilire in qualche modo li casi loro, e con queste lunghezze si diferisce il potersi stringere la congregatione generale, abhorita dal prencipe, che perö con diverse astutie e nuove pretensioni a tutto suo potere sara prorogata e divertita. Intanto in virtü della capitolatione è stato lecito a molti essuli, etiandio heretici, di ritornare, li quali in diversi luoghi di questi paesi vanno facendo di pessimi uffici, sollevando molte vanita ne gli animi di questi popoli, e particolarmente in Anversa, Guanti e Valeutienne. dove le cose della religione stanno malissimo. Non parlo delle provincie di Frigia e Gheldria, perchè di queste mi pare d'havere scritto altre volte. In somma in tutti quei luochi, dove furono gl'inconvenienti a tempo di madama di Parma quelli stessi, non si puö fare molto argomento di bene, poichè 1'essasperationi del duca d'Alva, senza potere sradieare a fatto li fomiti, sono state piü presto d'incendio maggiore che di giovamento. Hora cegsa quel rigore; restano gli offesi con maggiore liberta; sono ritornati tutti li tristi, ch'erano bauditi, e piü tristi che mai sono concorsi molti stanieri ancora. E resta il fomite del male piü corrotto. e piü potente di prima. Da che si puö argomentare, che le cose non siano per questa pace ridotte in quel buon termine di quiete, ch'è stata la buona mente di S. Maesta e di S. Altezza di ridurle. Mi sono capitate alle mani tre scritture; le quali m'è parso necessario di mandarle, poichè nell' una 1) si veggiono le origini et i progressi delle maledittione per tutto il tempo del governo di madama di Parma; nella quale scrittura è d'avvertire. che si lascia la causa del disgusto per 1'errettione delli nuovi vescovati, sempre fomentato dal prencipe, la quale communemente si connumera da gl'informati tra le piü potenti. E da questa scrittura si puö vedere il dubbio, che sia per soprastare restando questi paesi nella liberta, a che si attende con la spalla del prencipe, gia espressamente dichiarato beretico et fatto sommamente potente, dovendosi fare argomento che li tristi havranno piü presto in questo intermedio cessato da questa maledittione „formidine penae", che che siano cessati e ritornati al bene „virtutis amore". Sono stato in speranza ancora d'havere la verita de i progressi del duca d'Alva; dalli quali connessi con questa scrittura si saria potuto espressamente conoscere quanto la seconda e terza scrittura, ch'io mando, formate 1'una a nome delli Stati e 1'altra delli vescovi a richiesta d'essi Stati per accompagnare con esse a N. Sre. 1'oratore *), che s'era designato di mandare
1) Zie Archivalia II, n». 147.
2) Martinus Rythovius, bisschop van Yperen ?.



515
prima ehe seguisse il sacco d'Anversa, siano appassionate e poco sincere, gravando e sgravando dove et come li tornava bene, per rendere piü degna di piëta la causa loro. Queste scritture nou si sa da huomo delli' Stati che siano capitate alle mie mani; e perciö non è bene che si publichirjo, nè che sisappia manco costi ch'io le habbia mandate, per fuggire quella diffidenza, che potesse nascere e nelli Stati e nelli vescovi, se risapessero ch'io le havessi mandato; oltre che toccando la prima assai apertamente l'Illmo. mio signor Granvella, non potria essere se non di danno a me, ehe non ho intentione se non d'honorare et servire S. S. Illma. Et mi sono risoluto di mandarle, perchè dovendo venire ambasciadori a Roma a nome delli Stati quanto prima, le cose piglino di qua qualche piega (se pure la pigliaranno), s'habbia costi quella piü vera informatione che si puö delle cose di qua.
Mahdo appresso una lista di tutti gli arcivescovati et vescovati, che sono sotto questa giurisdittione del re, acciö chè S. Sta. veggia, che le chiese hanno bisogno di provisione e d'ajuto; et quelle maggiormente, ehe stanno in maggior sospetto. Ho pregato S. A. a sollecitare le nominationi et 1'ho persuaso, che sono sommamente necessarie; et spero che questo seguira. Ma è bene a mio giudicio, che a nome di S. Bne. ancora se ne faccia qualche motto, dove parera op port uno, acciochè tanto piü presto se ne venga all' espeditione. Mando inoltre copia d'un libello ö supplica, portata a nome dello Stato di Brabante a S. A., col rescritto fatto per godere il beneficio üel tempo; e mando le ragioni, che s'alegano da loro, non havendo ancora havuto quelle, che s'alegano per parte delli vescovi, le quali mi si daranno quanto prima. Et io aspettarö d'iutendere quello, che da S. Sta. mi si commandi, poichè S. A. non è per venire a determinatione alcuna senza le debite partecipationi, dubitandosi che. rqnesta supplica non sia un tentare principio di nuovi romori, tenendosi dalli buoni per suscitatione del medesimo prencipe con disegno di far mnovere le altre provincie ancora. Intento tuttavia a nuovi garbugli per divertire questa congregatione generale di Stati, la quale se piace a Dio che si faccia, spero che sia per essere di qualche frutto. Et io intanto con li vescovi et altri prelati e buoni Cattolici non manco nè mancarö di quegli uffici, che conoscerö opportuni per un buono stabilimento, per potere poi trattare di quelle cose, che mi pareranno necessarie per dare qualche forma all' essercitio della religione e della giurisdittione ecclesiastica, della quale mi riservo il dame piü preciso ragguaglio con altra occasione; poichè per questa volta veggio d'essere stato forse troppo luugo.v Se lo stato delle cose di qua non viene scritto da altri, crederö che sia per essere molto opportuno il tenerlo piü secreto che si puö, finchè si veggia meglio che piaga piglino le cose, dando piü presto voce che
passino bene, che ci sia ombra di nuovi garburgli Di Brusselles,
1 Giugno 1577.
Inghilterra. Vol. 1, f. 344—345». (oorspr. eigenh. get.).
644. 1577, JULI 1. — De nuntius Sega aan kardinaal Gallio: over de dure levenswijze en zijn moeilijke positie in de Nederlanden.
In cijferschrift: over den benarden toestand van don Juan.
a. 1°. Luglio. Et se bene per certo tempo all'arrivo mio li Stati mi volsero fare le spese, tuttavia ripigliatole poi io trovo, che qui non si puö stare con



516
manco di trecento scudi il mese, essendo carissimo il vivere in ogni cosa, e particolarmente il vino a tale prezzo, che dovrebbe far paura il guardarlo, non che il beverfb. Tuttavia si beve di qua con cosi poca discrettione, come se fosse villissimo; et serve di mezzo a trattare tutti li negotii et a sapere li progressi di quello che passa; poichè non potend'io andare attorno, nè osservandosi qui molto il corteggiare, bisogna ch'io osservi ogni giorno di convitare qualc'uno per intendere li progressi delle cose. Lascio di dire, che è tanto universale qui il fare tavola mattina e sera, se bene la faccio la mattina sola assai modesta, che tratta dell' impossibile il potersi ritirare a piü stretto partito, volendo in qualche partieel la conservare il grado; poichè qni gli ambasciadori dell' imperatore, e particolarmente il vescovo di Liegi, 1'ambasciadore di Francia e d'Inghilterra sono stati (et stanno quei, che ci restano hora) con notabil fameglia, con cavalcature et con molto dispendio. Et io non ho accresciuto fameglia, salvo che tengo doi Giesuiti, che mi servono di capellani. Ho pigliato due cavalcature, doi staffieri et altri tre o quattro servitii uecessarii. In somma non sto come si ricercarebbe a mio giudicio a nuntio di N. S.; ma tin qui sotto pretesta dell'esser venuto per le poste et per non stare, me la sono andata passando; che se bisogna restare, bisognara appresso pigliare qualche
forma Di Malines, 1 Luglio 1577.
Inghilterra. Vol. 1, f. 346 (oorspr. eigenh. get.).
6. 2°. Luglio.
Le cose di qua passano tuttavia con piü in felice progressi, poichè da li Stati non si risolve di levare li Soldati. Queste nobili, che hanuo le cariche de i Valloni, tutti stanno sopra di loro, 1'uno poco confidente de 1'altro, si che S. A. è avvisata che di gia siano fatte leghe et congiure tra loro, nou perö unitamente, ma' diverse a diversi fini, et alcune, come si dubita, contra S. A.; la quale è stata fino in pensiero di ritirarsi a la frontiera di questi paesi nel Lucemburg, per dubbio di qualche improvisa trattenuta de la sua persona da quelli, di chi ella dubita collegati col principe d'Oranges, li quali, come si intende, sono de li piü potenti. Io fin qui ho divertito a tutto mio potere, che non si faccia moto, acciochè dopo lo haver, si puö dire, S. A. esseguito dal canto suo tutto quello che ha promesso ne la capitulatione, non si faccia actore ne la contraventione de la pace; poichè dovendosi romper senza tanto sospetto d'esser fatto prigione, potra temporeggiare, finchè rompendosi da altri, egli (non) resti per la parte di re reo, et piü giustamente si mova a ripigliare le armi; non so quello che seguira. La cosa sta in questa commotione, et intanto questi emergenti trattengono 1'andata d'Escovedo in Spagna et, che è peggio, raffreddano il pensiero d'Inghilterra, et hanno ridutto a termine, che ogni di si muta nuovo pensiero. Tale è la confusione de le cose. De li soldati Alemanni dubitoche non si senta qualche rumore, poichè hormai è quasi esclusa la prattica di accordarli come negotio mezo disperato; tali sono le loro pretensioni. Anzi li Stati fanno instanza a S. A. di armare li cavalli legionarii a la espulsione loro per forza; petitione tuttavia trattata a 1'aere, essendo essi in piazze tali, che ci vorra altro che parole a levarveli. Nè si potra tentare 1'esterminio loro, senza che si sentano incendii d'Anversa, Bolduco, Breda, Buremonda, Druetem et altre piazze, che essi ritengono, risoluti di morirvi bisognando, ma non senza vendetta. Et fra tutte queste piazze sono da 12 mila fanti, che



517
per la vieinanza potranno sperare di essere maggior numero in caso di necessita, pretendendo essi di fare questa causa nationale, come che pretendano di ricever di qua gran torto. S. A. dopo 1'havere trattato dell' accordo loro, procura di mantenersi neutrale; caso che succeda la rottura, li Valloni, essi ancora non pretendono poco, et intanto alloggiano per li villaggi di questi paesi con tante rubarie, che è una piëta 1'intendere le querele de la poverta. Et da li Stati, tutti pieni d'interessi, non si piglia risolutione, oltre che molti di questi populi non vogliono ricevere la impositione di un tanto per testa, ultimamente da essi stabilita. Et che è peggio, è tale Pardire di tutti, che ogni di si sente qualche stravagante novita populare, senza che si parli nè di castigo nè d'altro. Et S. A., sprezzata da li Stati, tradita da li suoi consiglieri et confusa da la diversita de le cose che passano, senza danari, et disarmata, sta tuttavia in nuovi pensieri et 'senza risolutione. Et in tanto il principe d'Oranges, piü risoluto di noi, seguita fortificandosi; ha stabilito lega capitula ta, come s'asserisce per certo a S. A., con la regina d'Inghilterra et col re di Danimarca, et addimanda con molta instanza ilfigluolo, li suoi beni, Utrecht et Amsterdam, tuttavia assediato da lui. Et di questi, non obstante che siano de 1'importanza che sono, il Consiglio di Stato ha consigliato che seglidiano; ma S. A. fin qui non ne vuol far niente. Et io destramente tengo persuaso, che non si faccia, poichè questa è la porta aperta a 1'esterminio de la religione Cattolica in questi paesi, et piü oltre, et maxime che tuttavia seguita a moltiplicare per tutto il numero di questi tristi, di sorte che sto in dubbio ancora di sentire qualche sbottata d'esercitio publico di falsa religione, et particolarmente in Anversa, dove le cose stanno, che quasi non potriano star peggio. Et per questo io ho detto a S. A., che non ho per bene che mostri in questi frangenti, se bene disarmata, segno di timore, diffidenza o rottura, ma che trattando tuttavia 1'accordo de soldati con nuove propositioni, dopo Phaver avvisato S. Maesta de lo stato de ie cose, attenda a tutto suo potere d'instare per la congregatione generale de li Stati, poichè molti buoni sono di opinione, che facendosi sia per essere ancora di buon frutto. Intanto intendera piü risoluto il parere del re, et secondo che vedera li progressi, se ne potra valere, et che sopra tutto non è da lasciare di mandar Escovedo et, fingendo intanto et tolerando di qua qualche cosa, stringere 1'impresa d'Inghilterra, da la quale pende il freno di questi paesi. Et se bene a questo batto di continuo, vedo nondimino le cose da otto o dieci in qua (in) cosi perplessa irresolutione, che non so veramente che me ne sperare. Di questo si ben mi assicuro, che al Geraldininè di genti, nè d'armi si dara ajuto, perchè non ci è modo alcuno, oltre che per questo anno non si puö sperare effetto buono de la impresa, dato che ci applichi 1'animo ancora.
Inghilterra. Vol. I, f. 347—349». (naar cijferschrift).
645. 1677, Juli 1. — Kardinaal Gallio aan den nuntius Sega te Brussel: over de raadzaamheid van diens verplaatsing naar Madrid.
In cifra a mons. Sega, nuntio in Fiandra, prima Julii 1577.
Sono piacinti a N". SM. tutti i discorsi, che V. S. ha mandati con questo suo spaccio, et qui se ne fara quella riserva, che conviene, come è solito nostro di fare di tutte le cose, che importano. Cosi Dio voglia, che i negotii



518
di cotesta provineia habbino miglior esito di quello cbe dalle dette scritture si puö conietturare. Et perebè con li travagli della provineia N. Sre. vede tirarsi in lungo la congregatione generale delli Stati, et V. S. la mette anco quasi in dubbio, sara bene a pensare a i casi di V. S., acciö non stia costi inutilmente, potenda la persona sua esser buona a tante altre cose in servitio di S. StA., tanto piü se la regina d'Inghilterra stesse tuttavia con ombra di noi, non essendo bene a tenerla con questo sospetto, cbe forse gli da causa d'aprir gli'occhi, et provedersi piü di quello, che per 1'ordinario farebbe. Hor dunque N. Sre. dice, che se la congregatione generale di Stati non è per farsi presto, V. S. dica a S. Altezza d'baver ordine di partirsi per le cause sopradette, cioè per non star costi in otio, et per non dar gelosia a quella donna senza proposito; et se sara con consenso et buono volunta di S. Altezza potra anco partirsi. Et perebè gia è un pezzo, che N. Sre. 1'ha designata nuntio in Spagna, io ho detto a S. Stó., che per tre cause sara bene, cheV. S. vada di Fiandra in Spagna senza venir qua; 1'una per commodita sua propria, trovandosi gia a la meta della strada; 1'altra per commodita del vescovo di Padova 1), il quale, se V. S. va del mese d'Agosto, potra tornarsene in qua di Settembre ö d'Ottobre, senza aspettar 1'asprezza del verno; la terza et la piü importante per servitio di Dio et del publico cioè: per poter vivamente exhortar il re Catholico a uscir hormai di suspension in questa benedetta impresa d'Inghilterra. Imperochè havendo V. S. ragionato et discorso quaesta cosa piü volte con S. A. et col secretario Escovedo, et sapendo lei tutto quelche si puö et si deve fare in questo caso, et havendo preparate tante belle ragioni come son quelle, che ha scritte a me, et date costi al Signore Ottavio, et essendo N. S™. prontissimo a metter del suo non solo il nome et 1'auttorita, ma tutto quel di piü, che vorra la Mtö. S., io giudico che 1'andata di V. S. in questa
conjuntura possa esser di gran frutto
V. S. rispose appositamente a 1'ambasciadore d'Inghilterra, et N. Sre. è restato satisfatto, maxime circa il fatto di Stucley, del quale perö, se non è peggio di quello che ha detto il prefato ambasciadore, io non veggo perchè non si possa sperare di ricever da lui qualche servitio .... Sua Santita lo ha per fedele et buon soldato, se han non da dargli la total carica d'un exercito, ch' havesse a mandare.
Spagna, Vol. 20, p. 3—5 (naar cijferschrift).
646. 1B77, JULI 8. — De kardinaal-staatssecretaris Ptolomeo Gallio (kardinaal van Como) aan don Juan: over de verplaatsing van nuntins Sega naar Madrid.
Al Signor Don Giovanni 8 di Lnglio 77. Serenissimo Signore.
Gia sono parecchi mesi, che S. Sta. havea destinato mons. Sega per nuntio appresso il Sermo. re Catholico; ma ha indugiato sin hora a mandarlo, perchè desiderava che per servitio di S. Mta. si trattenesse in cotesti paesi, sin chè per mezo de la convocatione generale de li Stati le cose di cotesta provineia si fossero ben fermate et stabilite. Hora essendo piaciuto a Dio di chiamar
1) Niccolo Ormaneto, nuntius te Madrid, die echter aldaar in Juni 1577 was gestorven.



519
a se mons. di Padova *), che risedeva per nuntio appresso S. Mta., come V. A. havra facilmente inteso per altra via, S. Sta. ha giudicato per diversi rispetti dover ordinar, come fa col presente dispaccio, al detto monsignore, che quanto prima s'incamini per la via di Francia verso la corte Catholica, dove potra essere per avventura di maggior utile a le cose di S. Mta. propria che non sarebbe a star in cotesta provineia. Et in spetie potra servire a V. Aza. in totto quello che a lei piacera di eomandargli. Pero se V. A. mon havera piü
che gran bisogoo de la presenza sua, sara contenta di dargli buona licenza
Spagna. Vol. 18, p. 123—124 (minuut).
647. 1577, JULI 8. — Gregorius XIII meldt aan don Juan, dat de nuntius Sega naar Madrid is overgeplaatst.
Dilecto filio, nobili viro, Joanni Austriae Gregorius Papa XIII.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Amisso in Hispania Nicolao a), episcopo Patavino, nostro et Sedis apostolicae nuncio, cujus memoria in benedictione est, accelerandum duximus, quod jam antea decreveramus, ut eo successorem mitteremus venerabilemfratrem Philippum, Ripae Transonis episcopum. Gratissimum nobis facies, si quid ei vel in discessu, vel dum apud regem Catholicum fuerit, mandabis, in quo ipsum Tuae Nobilitati gratificari posse intelliges; omnia enim ejus fidei atque integritati tutissime committes. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 8 Julij 1577, pontificatus nostri anno sexto.
Archivalia I, n°. 641.
648. (1B77, FEBRUARI 14—JULI 22). — Verslag der zending van Philippus Sega als buitengewoon nuntius naar de Nederlanden, door hemzelf.
Relaiione del negotiato di monsignor Sega, nuntio in Fiandra, havuta dallo stesso, fatto cardinale alli 7 di Novembre 1595.
Stando il Serenissiino signor Don Giovanni d'Austria in Fiandra et vedendosi prossimo allo stabilimento della pace con gli Stati, disegno sotto pretesto d'imbarcare per Spagna li soldati, ehe conforme alle capitolationi della pace si dovevano levare di quelle provincie, assaltare con essi 1'Inghilterra. Lo scrisse alia santa memoria di Gregorio XIII et gli dimandó certe facolta et ajuti per corriero espresso.
II papa, presa occasione da questo 1'anno 1577, si risolse d'inviare monsignor Sega, vescovo della Ripa, nuntio in Fiandra, sotto pretesto di mandarlo ad assistere alia stipulatione della pace et alia congregatione degli Stati Generali, ma in effetto per trattare principalmente del passaggio di dette genti in Inghilterra, giudicando S. Stó., che la vera strada di mettere fine totale alle guerre di Fiandra, che erano di tanto danno a tutta la christianita et conservare la religione Cattolica in quelle parti, fusse il procurare di levare il fomento principale di dette guerre et dell' heresia, che era la regina d'Inghilterra, et di travagliarla tanto in casa sua, che non solo non havesse havuto
1) Ormaneto, 18 Juni 1577.
2) Niccoló Ormaneto.



520
modo di dare ajuto ai suoi vicini, ma neanco di sussistere nella forza della sua tiranuica dominatione; cosa che pareva di facile rinscita, quando Sua Santita, unita col re Cattolico,/havesse mosse 1'armi sotto il nome suo et sotto li suoi stendardi contro detta regina-
Furono perö dati ordini tali a esso monsignore, quali convenivano per 1'effetto d'una tanta impresa, come si scoprira nel progresso di questa relatione. Ma in particolare hebhe due instruttioni. una in cifra, per decifrarla con una cifra di Guglielmo Allano 1), rettore del collegio di Douai, che fu poi cardinale, quando si fosse presentata 1'occasione conforme alle commissioni di S. Stó., et 1'altra aperta; quel che contenesse quella, che era in cifra, non lo seppe mai neanche il nuntio istesso, perciö che non venne il caso di scifrarla; ma quel, che conteneva 1'aperta, si riduceva a due parti principali- II primo d'assistere et servire il signor Don Giovanni in tutto quel che havesse potuto et saputo, ma sopratutto nel negotio dello stabilimento della pace coi popoli di Fiandra, mediante la quale, quale ella si fosse stata, si poteva verisimilmente sperare maggior commodita di fare la detta impresa d'Inghilterra. Et perö S. Sta. voleva che il nuntio cercasse di persuadere a S. Altezza di dare ogni sodisfattione possibile a quei popoli, purchè fossero restate salve la religione Cattolica et 1'auttorita del re Cattolico, si come il papa sapeva essere intentione di S. Mta. medesima. L'altro punto era di trattare (se cosi fosse parso bene al signor Don Giovanni) con gli Stati Generali di Fiandra a nome di Sua Santita per persuaderli alia detta pace, rimostrando loro, che essi piü di tutti dovevano abbracciare ogni conditione d'accordo, quantunque non fosse stata del tutto a gusto loro, per non remanere preda delle nationi forestiere, che come in campo di duello si sariano adunate in quei paesi per loro intera calamita et ruina; ma che, purchè fosse restata salva la religione Cattolica et 1'auttorita del re, Sua Santita havria interposto ogni paterno officio, affinchè fosse stata data loro ogni honesta sodisfattione, et con 1'auttorita sua havria procurato 1'intiera osservatione di tutto quel che fosse stato loro promesso.
Et in caso che il nuntio havesse trovata la pace gia fatta, voleva nondimeno Sua Santita, che egli si fosse presentato a Sua Altezza et a gli Stati, per congratularsi con loro del successo dell' accordo et essortarli a perseverare nella quiete. Et a questo effetto gli furono dati Brevi 2) per presentare al signor Don Giovanni, alia congregatione de Stati, al Conseglio di Stato di S. Mta., alli commissarii dell' imperatore, che si trovavano ad assistere a detti Stati, et ad altri signori principali, secondo che havesse giudicato piü opportuno.
Parti il nuntio di Boma li 14 di Febraro 1577 con gli ordini sodetti, et giunto a Carignano in Piemonte li 23 del medesimo, trovö Don Giovanni Primeo, gentilhuomo del signor Don Giovanni d'Austria, dal quale intese 1'aviso della pace seguita fra S. Altezza et gli Stati. Et come egli era mandato al signor duca di Savoia a Nizza, per havere il passo per gli Spagnuoli, che per un capitolo di detta pace dovevano uscire di Fiandra per terra, non lascio per questo il nuntio di continuare il suo viaggio, persuadendosi che tutto fosse fittione et pretesto preso dal signor Don Giovanni per coprire tanto maggiormente 1'intentione sua principale dell' impresa d'Inghilterra. Et havendo per
1) William Allen.
2) Zie boven 11 Febr. 1577.



521
corriero espresso, spedito da Turino, dato conto di detto aviso a S. Sta. et dall' altra parte spedito in tutta diligenza un suo al signor Don Giovanni perfarli intendere 1'audata sua et parte degli ordini che portava, et che saria stato hen d'andare differendo il liceutiare li soldati sino all' arrivo suo, tirö con la prestezza possibile alia volta di Fiandra. Et essendo giunto in Lovagno li 11 di Marzo, vi trovö esso signor Don Giovanni, dal quale fu ben visto, et gli fu molto grato 1'arrivo suo. Et doppo 1'haverli presentato il Breve et espostoli le cause, che havevano mosso Sua Santita a mandarlo, Sua Altezza gli disse, che 1'arrivo suo era stato molto a tempo, et che sentiva molto obligo a Sua Santita, che gli havesse fatto un tale favore, perchè, se bene era stipulata la pace, non mancavano perö delle difficolta nell'essecutione di essa, le quali sariano state facilitate dall'arrivo suo; et perö che landava che egli se n'andasse quanto prima a gli Stati, congregati in Bruxelles, (e) facesse con essi gli officii che teneva in commissione. da Sua Beatitudine, et procurasse d'andare risolvendo di mano in mano quelle difficolta, che gli fossero state anteposte, scrivendoli quello che havesse inteso successivamente; che l'istesso havria fatto egli a lui di giorno in giorno di quel che gli fosse parso a proposito. Et perchè s'aspettava la sera medesima il signor Ottavio Gonzaga di ritorno da Brusselles, parve a S. Altezza ben fatto, che il nuntio non partisse fin all'arrivo suo, per pigliar lingua piü fresca di quel che facessero gli Stati. Et quanto al negotio d'Inghilterra et d'inviare per mare le genti, che'dovevano partire dei presidii di Fiandra, S. Altezza gli disse con segni di molto dispiacere, che la cosa gli veniva impedita dal terzo capitolo della pace, intorno il quale, sebene si era sbattuto un pezzo, nondimeno era stato sforzato. per non interrompere il negotio della pace, a contentarsene, poichè vedeva una ostinata risolutione di non volere consentire, che li soldati andassero per mare, forse perchè si dubita va di quell' istesso che' egli haveva nell' animo, et che di tutto ciö haveva dato conto a S. St4. per corriero espresso, mostrando perö un intimo desiderio d'havere a fare la detta impresa a qualche tempo. Non poteva il nuntio parlare, come gli era stato commandato, con Escovedo l) secretario del signor Don Giovanni, col quale haveva da tenere stretta intelligenza nel negotio d'Inghilterra per essere egli molto inclinato a quella impresa, poichè all' hora si ritrovava in Anversa; né meno volse scoprire a Sua Altezza 1'ordine, che teneva di sovenirla di danari, non li parendo a proposito, poichè il negotio non poteva sortire; ne meno volse presentare lettere ad alcnno toccante il detto negotio.
Arrivato il signor Ottavio Gonzaga da Brusselles, persuase al nuntio di non passare in quella citta, finchè non fossero comparsi a Lovagno gli oratori, deputati dalli medesimi Stati, subito che havevano inteso 1'arrivo suo, per mandarlo a visitare riceverlo et condurlo, come segui. Et gli oratori furono il vescovo di Bolduc *), et alcuni altri gentilhuomini, con li quali se n'andö il giorno seguente, et fu molto honoratamente ricevuto, et scoperse che 1'andata sua era stata molto grata alia maggior parte di detti Stati, dalla congregatione de quali la mattina dei 17, doppo detta la Messa dello Spirito Santo, hebbe audienza, presentö il Breve, espose le cause della partita sua di Boma et dell' essere andato a ritrovarii doppo seguita la pace, mostrando il contento cbe
1) Juan de Escovedo.
2) Laurentius Kets.



522
saria stato per sentire il papa dall'aviso di essa, et essortandoli aU'essecutione et manutentione, con offerire 1'opera di S. Santita a rendere facili tntte le difficolta, che havessero potuto nascere. Gli fu risposto molto humanamente con protesta, che nei loro travagli non si erano mai partiti dalla religione Cattolica, apostolica et romana, nè dall' obedienza di Sua Maesta Cattolica; et che tre volte nelle calamita loro havevano eletti oratori da mandare a Sua Beatitudine per darle conto dell' origine et progressi di esse; ma che per diversi impedimenti non havevano mai potuto venirne all' effetto, et che non havriano mancato a suo tempo di mandare a baciare i piedi a S. Sta. della gratia et favore, che ricevevano per una tale missione, et darle raguaglio del tutto. Et finalmente ad instanza del nuntio furono deputati hnomini per trattare particolarmente con lui, li quali lo pregarono fare officio col signor Don Giovanni per la rilassatione del conté d'Agamonte 1). che era tuttavia ritenuto nel castello d'Anversa. Et gli Spagnuoli mostravano di non volerlo liberare, non vedendo rilasciato il signor di Billi 2), trattenuto a nome de gli Stati dal signor di Villa s) in Frigia, con dire che esso Billi era quello, che non ne voleva uscire, se prima non si giustificava appresso quella provineia, di modo che non si poteva chiamare prigione de gli Stati, ma di se stesso. B nuntio perö ne scrisse una calda lettera al signor Don Giovanni, inviandoli insieme con questa occasione per un suo huomo espresso un discorso intorno al modo di fare 1'impresa d'Inghilterra, datoli dal sodetto Alano, cbe prevenuto da Roma col duplicato d'uua lettera, che il nuntio portava per lui, 1'era andato a ritrovare.
Si ritrovavano ai detti Stati alcuni commissarii dell' imperatore, de quali uno era il vescovo die Liege *), che poi fü cardinale, molto destro negotiatore, infervorato dell' effetto della pace et della conservatione della religione Cattolica, persona di molta efficacia in quelle parti et egualmente confidente a Don Giovanni et agli Stati. A esso perö, et al duca d'Arscbot, principale de detti Stati, che s'adoprava vivamente per il negotio della pace, et col quale S. Altezza et gli Stati mostravano pari confidenza, il nuntio presenté Brevi di Sua Santita, officio che all' uno et 1'altro fu gratissimo, et per mezzo loro prese molto lume de gli accidenti passati et delle cose, ehe occorrevano. Fra gli altri poi, che furono di gran giovamento al nuntio all' arrivo suo, fu monsignore Fonch 6), consegliere regio et che in Boma era stato sostituto del prefetto della Signatura di giustitia, essendo che fosse molto devoto della Sede apostolica et in buona consideratione in quelle parti. In somma fu grato 1'arrivo del nuntio a tutti quei popoli in universale, per essersi conoscinto il paterno affetto di Sua Santita verso di loro, et perchè presero spirito li buoni et freno li cattavi, et nacque una certa sicurezza in tutti del stabilimento d'una buona pace, poichè. Sua Santita vi haveva messe le mani, la quale altre volte havevano dubitato che portasse loro poca affettione, forse per sinistre informationi.
Le difficolta, che passavano all' hora nel nogotio dell' essecutione della
1) Philips van Egmond, oudste zoon van Lamoraal.
2) Caspar de Robles, heer van Billy.
3) Joost de Soete, heer van Villers.
4) Gerardus van Groesbeek.
5) Johannes Fonck.



523
pace, erano la partita de' Spagnuoli, dubitandosi che nell' atto del partire non facessero qualche novita. Onde il duca d'Arschot era passato l'istesso giorno dei 17 di Marzo ad Anversa, d'ordine di S. Altezza et de gli Stati, per pigliare cura del castello per Sua Maesta Cattolica, al quale dovevano assistere li commissarii dell' imperatore, li deputati degli Stati et il secretario Escovedo per il pagamento de soldati, li quali dovevano per il giorno dei 19 uscire di quella fortëzza, et successivamente di tutte 1'altre, et di rincontro licentiarsi et sbandarsi 1'essercito degli Stati, che in numero di diecemilla si trovava tuttavia in piedi fra Malines et Anversa.
La pretensione de gli Allemani, li quali volevano essere pagati ad un tempo medesimo con gli Spagnuoli, con tutto che non fossero licentiati; 1'entreta di Don Giovanni in Brusselles, pretendendo Sua Altezza d'entrarvi come governatore et facendosi difficolta da gli Stati, finchè non fosse intieramente esseguito il capitolo della pace intorno cio; il modo d'accordare le scritture della capitolatione della prima pace tra gli Stati et il principe d'Oranges et della seconda tra gli Stati et il re Cattolico, che si doveva fare nella congregatione generale de' Stati, quando il signor Don Giovanni fosse stato ricevuto governatore.
B principe d'Oranges si ritrovava in quel tempo in Olanda tutto ombroso et armato, il quale, inteso 1'arrivo del nuntio, hebbe a dire che sotto coperta d'assistere alia pace, egli era mandato dal papa per trattare lega con 1'imperatore, col re di Francia, col re Cattolico et con gli Stati di Fiandra per 1'espulsione di tutti gli heretici; la quale ombra il nuntio procurö a tutto suo potere di levare, per haver eam po di negotiare con maggior confidenza con tutti.
Uscirono poi alli 20 del detto mese di Marzo gli Spagnuoli del castello d'Anversa, marchiando verso Lira et Mastrich, per unirsi con gli altri soldati, che dovevano uscire di quei presidii et caminare alia volta del paese di Liege et di Lorena per la Borgogna et Savoia. Et il duca d'Arschot entró con diece compagnie nel castello d'Anversa, attendendosi intanto dal nuntio et da gli altri- a trattare la reciproca restitutione de prigioni secondo il tenore de' capitoli et Pandata del signor Don Giovanni a Brusselles. Et si, come da un canto li commissarii dell' imperatore hehhero lettere di Sua Maesta Cesarea per il principe d'Oranges et popoli d'Olanda et Zelanda, nelle quali venivano essortati alia pace et all' essecutione di essa, cosi parve a proposito al nuntio di presentare anc' egli il Breve di Sua Santita al Conseglio di Stato del re Cattolico, come fece, esponendole il desiderio di Sua Beatitudine per lo stabilimento di detta pace, et trovö iu tutti quei signori molta prontezza d'animo.
Seguita la restitutione de prigioni d'ambe le parti, per la quale il nuntio si era affaticato molto, et pagati gli Spagnuoli delli loro paghe, tardavano nondimeno detti Spagnoli ad uscire di Mastrich, dove havevano fatto alto alcuni giorni. Et di rincontro 1'essercito de gli Stati si manteneva tuttavia in piedi, et differiva lo sbandarsi, pretendendo d'essere prima pagato de suoi avanzi, che si faceva conto che arrivassero a due millioni; si che per conseguenza tardavano ancora gli Stati a chiamare et ricevere Don Giovanni per governatore in Brusselles conforme a gli articoli della pace. Onde parve bene al nuntio di proporre intanto al papa di farli inviare quattro altri Brevi, giudicando che sariano giunti a tempo di potersene ntilmente valere nell'occasione degli Stati Geuerali, che si dovevano congregare in Brusselles. Et il primo Breve, che



524
desiderava, era alia congregatione de detti Stati Generali, lodando la dispositione degli animi loro alia pace, persnadendoli efficacemente all'osservatione di essa, alia conservatione della religione Cattolica, et a vivere nel timor di Dio, et offerendo indnlgenza et perdono a quelli, che havendo deviato dal diritto camino, fossero ritornati alia vera fede. II seconde ai vescovi et prelati, che dovevano intervenire a detti Stati, essortandoli ad una viva diffesa della religione Cattolica, alia suppressione dell'heresia nelle loro diocesi, all'interporsi a tutto loro potere, perchè non fosse stabilita ne gli Stati cosa pregiudiciale alia medesima religione, et in somma alia pace, all'unione et alia devotione, come quelli che ne havevano grandissimo bisogno, trovandosi le cose della fede nel mal stato, che si trovavano in quelle parti. II terzo a Don Giovanni, rallegrandosi seco della pace seguita per mezzo dell'industria sua, persuadendolo a trattare dolcemente quei popoli et a farli vivere nella religione Cattolica et nella giustitia. Et il quarto al principe d'Oranges credentiale in persona sua, da valersene per trattare seco in evento ch'egli havesse visto prestarseli occasione da poter fare qualche frutto. Et essendo poco appresso il nuntio chiamato dal signor Don Giovanni a Lovagno, per discorrere seco circa il modo d'effettuare quanto il dottore Alano haveva scritto circa il negotio dell' impresa d'Inghilterra, ando a trovarlo, et intese da Sua Altezza, che non si poteva fare altro, poichè il re haveva destinate per 1'armata le genti, che partivano di Fiandra; oltre che correvano molte difficolta, che non lasciavano cosi facilmente effettuare il negotio, il quale gli stava tuttavia a cuore. Et perö disegnava d'andarlo a trattare in persona con Sua Maesta, con speranza di disporla a darne a lui medesimo tal cura, che havesse potuto trattare detta impresa in gratia di Sua Santita, pretendendo di partire di Fiandra fra quattro o sei mesi per Spagna, di dove havuta 1'intentione del re, designava di passarsene egli medesimo in Italia, per mettere insieme Ie genti et andare in persona all' impresa. Dal che giudicando il nuntio, che non si saria potuto essere in termine per detta impresa a gran pena per tutto 1'anno del 1578, si risolse di non valersi per all' hora di cinquanto milia scudi, per i quali al sodetto effetto haveva havuto da Sua Santita lettere di cambio per Franckfort.
Intanto havendo gli Spagnuoli, che erano in Mastrich, passata alia fine la Mosa, Don Giovanni se n' ando a Brusselles il primo di Maggio, dove fu ricevuto con quell' honore, che conveniva a tanto signore, et accompagnato in particolare dal nuntio, et (dal) vescovo di Liegi, che nell' ingresso lo pigliarono in mezzo di loro. Et alli 4 del medesimo, pregato da gli Stati, pigliö il governo con heil' ordine et universale sodisfattione, et con segni di religiosa devotione di Messe et processioni; et nel medesimo tempo Sua Altezza conferi col nuntio una lettera scrittali dal signor cardinal di Como 1) a nome di Sua Santita, solecitandolo intorno al negotio d'Inghilterra.
Era stato il nuntio vicino a due mesi in Brusselles, che 1'ambasciadore della regina d'Inghilterra, chiamato Tomaso Wilsone *), non gli haveva mai fotto motto; anzi non havevano havuto occasione manco mai pure di scontrarsi, quando doppo 1'arrivo di Sua Altezza a Brusselles il nuntio penetrö,
1) De Staatssecretaris Ptolomeo Gallio.
2) Thomas Wilson; zie over hem Kervijn de Lettenhove, Belations politiques des PaysBas et de VAngleterre sous le r'egne de Philippe II (Bruxelles 1882—'92).



525
che detto ambasciadore desiderava di sapere, se egli si saria contentato d'essere visitato da lni. II nuntio rispose a chi gli ne parlö, che se fusse andato a trovarlo, 1'havria veduto volontieri. Onde il detto ambasciadore tre giorni doppo se n'ando visitarlo 1), et fatta una meza protest», che di suo proprio moto come huomo publico andava a visitarlo come persona publica, senza perö cbe ne havesse commissione alcuna dalla sua regina, se ben gia le haveva scritto di voler fare un tale officio, fece un lungo ragionamento, procurando di persuadere al nuntio, che la sua regina desiderava di vivere in pace et star bene con tutti; ma chi era presa ombra dall' andata di lui, come che fosse stato mandato dal papa per stabilire una lega contro della regina et altri suoi confederati, et che s'intendeva, che il papa dava trattenimento a Tomaso Stuchlei, perchè li dava ad intendere di volere andare a danni della regina; ma che se Sua Santita havesse saputo, che il Stuchlei era un fallito, frappatore et giuntatore, che havria dato fondo alle facolta del re non che del papa, non si saria impacciata seco, et massime sapendo, cbe detto Tomaso era stato ributtato dal re di Spagna et di Francia; et che si maravigliava intendendo, che esso nuntio havesse portate lettere di Sua Santita a detto Stuchlei. II nuntio gli rispose, che non poteva se non aggradire 1'officio, et vederlo volontieri come persona publica, ma che piü grato gli saria stato 1'officio et piü volontieri 1'havria veduto, quando come ambasciadore della regina d'Inghilterra fosse andato a visitarlo come nuntio del papa, con quella debita osservanza, che tanti et tanti anni avanti havevano osservato tutti li re predecessori, che vivendo Cattolicatnente mantennero tutto quel regno nella medesima fede Cattolica, osservando riverentemente il papa et suoi ministri; ma poichè la conditione dei tempi portava cosi, non poteva se non pregar Dio, che gli illiminasse; et che fra tanto si consolava, che essendo la regina prudente, et essendo essi nati et vissuti nella fede Cattolica, dovevano pur molte volte sentire la pugna di quel stimolo naturale et vero contro 1'accidentale et usurpatore di nuova sette di religione; et che perciö sperava in Dio, che fosse per sovrastare in quella sinderesi finalmente la verita; et che non conosceva, come la regina potesse desiderare di vivere im pace, non la procurando prima con Dio. Et detratta questa pugna, non sapeva che altri la molestasse, et che bene hormai ella poteva essere sicura, che egli non era andato nè per lega, nè per altro, salvo che per quello che haveva pnblicamente manifestato, et che Sua Santita procurava solo di stringere lega con Dio, per vedere se con 1'armi dell' oratione havesse potuto superare quell' inimico, che andava tutto il giorno procurando di smembrare il gregge, et che, se Sua Beatitudine dava trattenimento al Stuchlei ö altri Inglesi (cosa che non sapeva), doveva essere per sovenire alle calamita di quelli, che erano banditi dalle case loro et privi delle proprie facolta per zelo della fede; et che Sua Santita non era cosi priva di partiti, che quando havesse havuta intione di molestare Ia regina, fosse stato necessitato a valersi d'un huomo privato, potendo in simili affari essortare et springere li re et gl' impe-
1) Begin Mei zal dit bezoek plaats hebben gehad, zooals blijkt uit Sega's brief aan kardinaal Gallio van 11 Mei 1577: Intanto è bene di andar riservato nel trattare col Stucley,
perchè la regina d'Inghilterra, non so per che strada, penetra ogni cosa, come io ho saputo dal ambasciadore suo, nel modo che scriverö per il sudetto corriero (nl. de eerstvolgende koerier, die veilig genoeg kon worden geacht). — Inghilterra. Vol. 1, f. 343 (naar cijferschrift). — Zie ook boven 1577 Mei.



526
ratori. Et che sicome egli vedeva, che era espressamente falso tutto quel che gli era stato detto della lega et della lettera allo Stuchlei, cosi pensasse che li fosse anco dato falsamente riferito il resto; et che si come havrai desiderato, che la regiua et lui fossero stati in stato di salute, cosi non havriamancatodi pregar Dio per la resipiscenza loro, cosa che sapeva di poter fare, come li poteva anco assicurare, che Sua Santita ad imitatione di Dio benedetto, „non desiderabat mortem peccatoris, sed ut converteretur et viveret."
L'ambasciadore doppo molte repliche disse, che era stato altre volte a Roma, e che voleva mandare un suo figluiolo ad allevare in Italia. II nuntio gli rispose, che se 1'havesse dato a lui, che ne haveria fatto un presente al papa, che 1'havria fatto nutrire a tutte sue spese in Rome nel collegio Germanico; ma l'ambasciadore non rispose altro. Disse che voleva scrivere il ragionamento passato fra di loro alia regina, et che altre volte saria andato a visitarlo. II nuntio rispose, che 1'havria sempre visto volontieri.
Diede il nuntio minuto raguaglio *) a Roma et al signor Don Giovanni di quanto era passato fra lui et l'ambasciadore d'Inghilterra. Et havendo li 3 di Giugno 1577 ricevuti li 4 Brevi, che haveva dimandati per poter meglio negotiare lo stabilimento della pace anco col principe d'Oranges, se gli fosse presentata degna occasione di farlo, et nuovi ordini dal Papa d'avicinarsi il piü che fosse stato possibile all'effetto dell'impresa d'Inghilterra, ne fece nuova et caldissima instanza al signor Don Giovanni, et trovö, ch'egli la desiderava piü che mai, ma che per gli intrichi delle cose di Fiandra, che si rendevano ogni di maggiori per gli artificii et per la forza et seguito del principe d'Oranges, non sapeva egli stesso determinatamente, nè quando, nè come si fosse potuto esseguire, et cbe il passare suo in persona in Italia, oltre che all'hora era stimato difficile et pericoloso, trattava anco dell'impossibile al tempo determinato. Scoperse di piü il nuntio dal secretario Escovedo, che si saria durata gran fatica, et vi saria bisognata grande arte ad indurvi il re per altra strada, non essendo riuscita quella delli Spagnuoli, che erano partiti di Fiandra, et essendo Don Giovanni di parere, che il primo moto, se bene sotto il nome di Sua Santita, si dovesse fare con genti di Biscaglia et Guipusca, andando ad investire 1'isola dalla parte del Norto 2), otto giornate lontano dalle forze della regina; et che poi seguitasse 1'armata de Tedeschi et Italiani da un altra parte, per tentare di liberare la regina di Scotia, che all' hora era tenuta prigione in un castello, distante tre giornate dal mare. II nuntio perö, fatto un discorso delle ragioni piü urgenti, che dovevano muovere il re Cattolico a risolversi alia detta impresa d'Inghilterra, lo mando al papa, assicurando Sua Santita, che non vedeva come meglio potesse esservi disposto il re dall' auttorita di Sua Beatitudine medesima, la quale al suo parere non haveva da lasciare sorte alcuna d'officii intatti, perciö che, se non si fosse fatta la detta impresa, si saria potuto in breve tempo piü tosto desiderare che godere la religione Cattolica et 1'obedienza a Sua Maesta nella maggior parte de Paesi Bassi, per le grandi seditioni et tumulti, che erumpevano, et massime doppo che Don Giovanni haveva pigliato il governo, il quale ritrovandosi disarmato,
1) Dit rapport van Sega over zijn onderhoud met WHson bevindt zich Inghilterra, Vol. 1, fol. 367—368 (oorspr. eigenh. get. z d.), en stemt bijna woordelijk met het bovenstaande overeen.
2) Nord.



527
era neeessitate- di lasciarsi condurre ai capricci de cattivi, i quali non si sariano mai raffrenati se non col mezzo della sforza. Averti nondimeno il nnntio S. S44., ehe per quel che gli haveva motivato l'ambasciadore d'Inghilterra, et perchè la regina doppo 1'arrivo di Don Giovanni in Fiandra haveva rassegnata una militia di buon numero di gente, saria stato bene di andare soprasedendo col Stuchlei et col Geraldini nelli disegni loro, perchè in quella stagione havriano potuto piü tosto nuocere che giovare, et che bisognava aspettare la risolutione dell' impresa principale.
Mando anco a Sua Santita un ampio discorso dello stato all' hora presente delle cose di quei paesi, et in particolare del gran danno che apportava a gli affari della religione la pretensione della liberta di conscienza, che veniva fomentata dal principe d'Oranges, dichiaratosi apertamente heretico, et a quelle aggiunse tre scritture, che coutenevono al vivo tutti li successi passati, afünchè Sua Beatitudine fosse a pieno informata del tutto, in evento che da gli Stati fossero mandati a Boma ambasciadori, come si lasciavano intendere di voler fare, se le cose havessero preso qualche piega. Inviö parimente a Sua Beatitudine una lista di tutti gli arcivescovati e vescovati di quelle provincie, aeeiö Sua Santita vedesse quelle che havevano bisogno di provisione, et fece instanza al signor Don Giovanni di solecitarne le nominationi, essendo che fossero somuiamente necessarie, perchè, restando essi senza pastore, havevano maggior liberta gli heretici di seminarvi et piantarvi la loro heresia; di che Don Giovanni gli diede buona speranza.
Doppo questo il nuntio, per non lasciare di tentare ogni strada, ehe havesse potuto avanzare il negotio dell' impresa d'Inghilterra, communiën al signore Ottavio Gonzaga, personaggio di molta authorita appresso Don Giovanni et credito appresso il re, ie ragioni, per le quali Sua Maesta era necessitata a teutaria. Piacquero al signor Ottavio; le volse in scritto per man darle al secretario Antonio Perez, intimo del re et contidente del signor Don Giovanni, et persuase al nuntio di ritornare a parlarne di nuovo al signor Don Giovanni, come egli fece. Et Sua Altezza sotto altri pretesti spedi corriero espresso al re, scrivendoli una gagliardissima lettera per disporlo alia detta impresa, con la quale occasione il nuntio scrisse anc' egli a Sua Maesta, rallegrandosi della pace seguita et daudoli conto, cbe a tale effetto era stato mandato la da Sua Santita, se ben di poi era giunto.che di gia la (pace) era con cl u sa. Et ricevuto intanto nuove lettere. in cifra dal papa, nelle quali si scopriva il gran desiderio et prontezza di Sua Santita alia detta impresa d'Inghilterra, mostri) il scifrato istesso a don Giovanni, dicendogli che non era occasione da tardare, et che saria stato necessario di mandare voce viva in Spagna, et gli parlö anco delli danari delle due lettere di cambio, che haveva portate seco di Boma, acciö sapesse di potersene valere, se gli ne fosse venuta 1'oceasione. Don Giovanni gli diede intentione di mandare in Spagna il secretario Escovedo all' arrivo suo a Malines, dove disegnava di passare in breve et dove Escovedo si saria parimente ritrovato di ritorno d'Anversa: ma quanto a danari Sua Altezza moströ poca intentione di valersene; lo rimesse nondimeno a trattare con Escovedo.
Circa li 16 di Giugno, essendo di poi don Giovanni passato a Malines, il nuntio hebbe commodita di parlare con Escovedo et col signor Ottavio, 1'uno et 1'altro de quali trovö benissimo intentionati nel negotio d'Inghilterra. Ma



528
quanto ai danari Escovedo disse, che non ci potevano attendere per mancamento di credito. Propose nondimeno il nuntio a Sua Santita, che saria stato bene di tenere vivo il credito delli 50 mila scndi, et che fossero state voltate in Anversa le lettere, che haveva per Franckfort, affin di havere il danaro pronto per tutti gli accidenti, che fossero potuti succedere. Stando Don Giovanni a Malines et vedendo le cose andare ogni di di male in peggio, si risolse li 20 del mese di Giugno d'iuviare fra quattro giorni Escovedo in Spagna, cosi per dar conto al re di quei progressi, come per stabilire con Sua Maesta 1'impresa d'Inghilterra. Havendo perciö dimandate al nuntio le ragioni, che lo movevano a persuadere la detta impresa, il nuntio glie le diede in discorso, anco piü ampio di quel che haveva scritto a Roma; et di questa risolutione di mandare Escovedo in Spagna a tale effetto, il nuntio d'ordine di Don Giovanni scrisse a Sua Santita, che non bisognava farne moto nè con l'ambasciadore di Sua Maesta residente a Roma, nè col cardinale Granvela, affinchè il negotio caminasse tanto piü secreto, ricordando di piü a Sua Stó. che saria stato bene d'avisare il nuntio in Spagna, che havesse fatto quegli officii col re all' arrivo d'Escovedo, che il medesimo Escovedo havesse giudicato a proposito; concludendo in somma, che Don Giovanni desiderava che 1'impresa si tentasse a nome di Sua Santita et sotto gli stendardi di Santa chiesa, con quell' ajuto maggiore, che havesse potuto dare il papa, ma col nervo delle forze del re, se cosi havesse risoluto Sua Maesta.
L'andata d'Escovedo non hebbe effetto per all'hora, et non solo si raffreddö il pensiero dell' impresa d'Inghilterra, ma la cosa si ridusse a termine, che ogni di si mutava nuovo pensiero, non si potendo trovar modo d'accordare li soldati Allemani, che facevano la loro querela nationale, nè risolvendosi gli Stati di levare il loro essercito, et scoprendosi congiure et leghe, fatte dal principe d'Oranges con lo regina d'Inghilterra et col re di Danemarca et dai piü potenti delli Paesi Bassi fra di loro et alcune contro la persona di Don Giovanni. Onde egli hebbe animo di ritirarsi nel Lucemburgo per dubbio di qualche improvisa detentione della persona sua. Dal che il nuntio procurö a tutto suo potere di divertirlo, acciö doppo 1'havere Sua Altezza esseguito dal canto suo quasi tutto quel che haveva promesso nella capitolatione della pace, non fosse la prima a mostrare di contravenirci con nuovi motivi, ma andasse temporeggiando senza tanto sospetto d'essere fatta prigione, et aspettasse che gli aversarii fossero i primi a contravenire in qualche cosa appareute et probabile, per potere poi tanto piü giustamente, come provocata, ripigliare 1'armi per il re; et che perö fra tanto era bene di non mostrare segno di timore, di diffidenza ö rottura, ma trattare tuttavia 1'accordo de soldati, avisare Sua Maesta dello stato delle cose, fare ogni sforzo per la congregatione degli Stati Generali, et sopra tutto mandare Escovedo in Spagna, per stringere 1'impresa d'Inghitterra, dalla quale pendeva il freno dei Paesi Bassi. Ma poco giovavano tutte 1'instanze, et cessava affatto la speranza, che al Giraldini fosse dato ajuto per quell' anno nè di gente nè di danari; anzi che Don Giovanni nell' istesso congresso disse al nuntio, che trovandosi in molta necessita di danari havria havuto il bisogno di valersi delli 50 milia scudi di Sua Santita, de quali si è fatta mentione di sopra. Et se bene per tutto il mese d'Agosto nou havria havuto il contante in Genova per farne rimborsare Sua Sautitè, tuttavia che per rispetto dei frangenti, che correvano, bisognava che il nuntio non gli mancasse, come



529
egli stesso ne havria dato conto a Sua Beatitudine, alia quale in effetto ne scrisse; ma per una certa differenza di valutameuto di scudi et altre difficolta, che si scoprivano, per le quali Sua Santita saria venuta a perdere sopra le dette lettere nei cambii circa la somma di tre milia scudi, il nuntio non consenti cosi presto alle petitione. Passati alia fine alcuni giorni et instando maggiore la necessita a Don Giovanni, egli si risolse di valersi delle sodette polize delli 50 milia scudi, con obligarsi a rifare a Sua Santita 1'intiera somma, in evento che per i cambii vi havesse fatta alcuna perdita, et forni lettere sue di cambio per Genova a pagare per tutto Agosto, con di piü polize al nuntio per sna particolare sicurezza. Et il nuntio di rincontro conseguö a Don Giovanni le lettere per Frauckfort, con procure necessarie per riscuotere il eontante
Dato compimento al negotio de danari, Don Giovanni sotto pretesto d'andare a ricevere la regina di Navarra, che s'aspettava fra pochi giorni alli bagni id Spa, se ne passö con tutta la sua fameglia et mobili da Malines a Namurro; ma in effetto per ritirarsi in luogo piü sicuro, posciachè in Brusselles il popoio haveva prese 1'artni, nè si risolveva di deporle. Gli Stati erano pieni di connivenze et siinulationi, et li nobili non davano segno alcuno di sincerita; nè il principe d'Oranges lasciava di macchinare al solito novita et travagli. Et nel particolare della religione li affari passavano malissimo, cose che finalmente fecero risolvere Don Giovanni a mandare Escovedo in Spagna, il quale parti alli 10 di Luglio, per rappresentare al re lo stato delli Paesi Bassi, et proporli il bisogno di tentare 1'impresa d'Inghilterra, con apuntamento, che se di essa si fosse presa risolutione alcuna, Sua Santita ne saria stata avisata di Spagna. II nuntio, che haveva seguitato don Giovani in questa sua retirata a Namurro, non lasciö d'incitare a tutto suo potere Escovedo a fare ogni caldo officio col re, per disporre Sua Maesta alia detta impresa; et mentre aspettava, che li 50 mila scudi fossero pagati a Don Giovanni secondo 1'accordo, che havevano stabilito insieme Sua Altezza et egli, hebbe aviso dai mercanti di Frauckfort qualmente era loro stato revocato 1'ordine di pagare li detti 50 mila scudi, di che resto il nuntio smarrito. non ne havendo aviso alcuno di Boma, et Don Giovanni con molto dispiacere, stante il bisogno, in cui si ritrovava, il disegno che vi haveva fatto sopra. B nuntio perö ne diede aviso a Boma con sue lettere dei 17 di Luglio.
Ma havendo li 18 del medesimo ricevuto per corriero espresso, ordine di Sua Santita di passarsene per nuntio in Spagna, ne diede il di seguente conto a Don Giovanni; et licentiatosi il giorno appresso da Sua Altezza con haverle caldamente raccommandati gli affari della religione Cattolica, se ne passö incontinente a Brusselles, dove fece il medesimo officio con gli Stati, presensentando loro un nuovo Breve di Sua Santita persuasorio alia manutentione della pace, raccommandando loro in universale et in particalare la conservatione della religione Cattolica, et lasciando in mano a monsignor Fonckio li Brevi, che haveva vicevuti di Roma per li vescovi et prelati, che dovevano intervenire a gli Stati Generali, affinchè detto monsignore facesse con loro gli officii a nome suo, in caso pure che si fossero congregati li detti Stati Generali. Et montato su le poste, prese il camino alia volta di Francia, per andare ad imbarcarsi a Nantes: et di Brena diede minuto raguaglio a Boma cosi dello stato,
1) Het bedrag werd door don Juan geïnd, en was in '1581 nog niet aan den paus teruggegeven', zie Archivalia II, n°. 337.
34



530
in cui lasciavia le cose di Fiandra, come della sua partita, della quale Don Giovanni et gli Stati et tutti li buoni in OBfiversale mostrarono mólto dispiacere; sebene di rincontro speravano, che per essere cosi informato come era delle miserie loro, del pericolo grande che correva la religione, et dei rimedii opportuni et necessarii, fosse per giovare et ajutare assai in Spagna a promoverli con quei mezzi, che bisognavano. Et questo è quanto di piü notabile passö nella negotiatione di monsignor Sega, vescovo di Piacenza, mentre egli stette nuntio in Fiandra etc.
Op den rug: Besiduo della relatione del negotiato di Fiandra dell' anno 1577.
Archivalia t, n». 2455.
649. 1577, juli 23. — De nuntius Sega aan kardinaal Gallio: over zijn afscheid bij don Juan en de Staten en over den benarden toestand in de Nederlanden.
Giovedi passato, 18 del presente, al tardi gionse Antonio corriére a Namurro, dove io ero venuto con S. A. per ricevere la regina di Navarra *) nel suo passaggio per li bagni di Spao; et mi presehtö lo spaecio che portava. Et veduto quanto mi si commandava da V. S- Illma. d'ordine di N. Sre. per 1'andata de Spagna, fui il giorno seguente a dame conto al Sermo. Don Giovanni, dal quale mi licentiai il Sabato, passandomene la Domenica a Brusselles, dove feci il medesimo ufiicio con li Stati. Et hieri mi partei di la, et me ne passo innanzi per la strada di Francia per imbarcarmi a Nantes e seguitare alia Ubidienza, che mi vien comandata. La mia partita è rinresciüta a S. A. et a quella parte delli buoni, che sono nelli Stati, stando le cose nel termine, ch'io dirö; pure 1'una et 1'altra parte se ne acqueta, poichè conoscono ch'io posso essere ancora di giovamento in Spagna, come commodamente informato dello stato di questi negotii, il quale per informatione di V. S. Illma. in somma è questo:
Che dopo ricevuta S. A. in governatore per occasione di quattro difficoltè, che si sono trattate, si è scoperta a fatto Pastuta malignita del prencipe d'Orange; è nata male sodisfattione tra alcuni delli nobili e S. A., e tra li nobili stessi fra di loro; si è generata divisione d'animi tra li Stati; si è scoperta 1'instabilita d'alcuni di questi popoli, e particolarmente di quello di Brusselle, cause tutte, che a un tempo medesimo non solo hanno resa difficile la prattica della essecutione della pace, ma (ch'è peggio) hanno aperta la strada a nuova rottura. La quale a mio credere seguitara necessariamente, poichè il signor Don Giovanni per assicuramento della persona sua con 1'occasione della venuta della regina si è ritirato a Namurro et procura d'impadronirsi di quella piazza (hora tenuta a nome delli Stati) per sicurezza della persona sua et per havere quel passo da potere introdurre gente in questi paesi per la strada di Lucemburgo, che sempre è stato et sta alia divëtione di S. M. Catholica. Et perchè credo, che da Mercore *) ö Giovedi seguir% 1'éffetto dello stratagema, che si tenta, ch'è d'impadronirsi della Bocca s), perö mi persuado che subito crescera maggiormente la diffidenza et la rottura et che si ripiglia-
1) Margaretha van Valois, echtgenoote van Hendrik van Navarre.
2) Woensdag 24 Juli had inderdaad de verrassing van het kasteel van Namen plaats.
3) Het kasteel van Namen, dat op een rots ligt.



531
ranrjo le armi, poichè (come intendo) S. A. ha gia assoldato qualche numero di Tedeschi, oltre che restano a sua divotione gli Alemani, che si ritrovanoin questi paesi insieme con alcuni reggimenti di Valoni. Et mi pare, che habbia, di gia richiamato li Spagnuoli, che s'erano mandati alia volta d'Italia. Cose tutte, che quanto prima si scopriranno, saranno causa che li Stati si divideranno, seguitando una parte S. Altezza et 1'altra il prencipe d'Orange; ö che pure tutti unitamente si risolveranno di chiamare il prencipe per haverlo per capo a resistere alle forze di Don Giovanni
Non resta che li popoli col mezo di molti tristi heretici, sparsi
per tutti questi paesi, havendo ancora le spie, son per dire, fino in casa di S. A. nou che nelli Stati e rei consigli. Donde essendo benissimo avisato di tutto quello che passa, ha *) tempo d'ordire le sue contramine, valendo sopra tutti gli hnomini, per quel che si vede, d'astutia et di malignita e non havendo per objetto a fermarsi in questi Stati, ma di tentare piü oltre la fortuna sua. Perö s'ha da pregare Dio, che gli attraversi il camino e rompa li disegni, poiché egli è cosi perversamente impressionato contra Dio et contra il re
Tutte queste difficolta et emergenti loro hanno fatto progressi
tali, che non solo sono divise tutte le sorte di laici, ma (ch'è piü) nel clero istesso passa divisione ancora; poichè molti di questi abbati et molti altri di dignita ecclesiastica zoppicano gran demente, et in particolare nel clero d'Utrech, d'Anversa, di Guanti e d'altri luochi, oltre quelli di Frigia e Gheldria. Hor vedendo S. A. tutte queste confusioni, piglió per espediente di mandare il signor Escovedo in Spagna a darne conto a S. M.; il quale parti li 10 di questo con ordine appresso di tentare 1'impresa d'Inghilterra, poichè di la influisse ogni sorte di male in questi Stati, havendo molto bene considerato, che non ci è tempo da perdere, finchè Francesi sono occupati in altro, et prima ch'il male di qua faccia maggiori progressi; et poi di mettere in sicuro la persona sua, di mantenersi gli Alemanni, di stringersi con quella parte de nobili. che caminano di buona gamba, d'assoldar segretamente certi altri soldati Tedeschi e di dare ordine al ritorno de Spagnuoli per non essere disarmato in caso di bisogno e per essere in pronto, quando S. M. si risolva di non si perdere a fatto questi paesi.
In questi intrichi io non sono stato ricercato d'ufficio alcuno da alcuna delle parti, quantunche io mi sia offerte piü volte cosi alia larga, per non mostrare di volermi ingerire piü oltre di quello, che mi si convenisse, e massime che quasi fino al di d'hoggi le cose sono passate e passano con molte dissimulationi. Et so, che dal particolare delli stipendii delli soldati in poi gli ambasciadori dell'imperatore non si sono essi ancora impacciati in altro. Et al partir nostro di Maline per Namurro, poichè s'era fatto 1'accordo, che scrissi, de gli Alemanni, essi si licentiarono da S. A. e dalli Stati. Hora stando le cose in questi termini io credo, che, rompendosi in breve tempo, il re stabilira piü compitamente la sua autorita in questi paesi, ognivolta che sia serrito come spero, fedelmente ne i progressi della rottura; ma bisogna che S.M. si risolva di far presto tutto quello sforzo, che puö, perchè dal beneficio del tempo puö nascere troppo grande occasione a quelli che sono di mala rolonta. Et se S. M. in questo punto fa un buono sforzo, trovandosi li Stati divisi tra di loro, in-
•1) NI. Oranje.



532
debititi fino a gli occhi e senza credito, li nobili- diffidenti, li paesi essausti, li popoli straccbi et li Francesi occupati, non è dubbio nessuno, che ricuperera in pochi mesi quello che s'è perso con grandissimo dispendio in molti anni. Et per 1'interesse della religione, e per poter servire di mezano secondo che le occasioni si prestassero, et per tenere piü vivicati i buoni, li quali sentono molti la partita mia, crederei io, cbe fusse molto a proposito, che S. Sta. si risolvesse di mandare di qua un nuntio, residente presso S. A., con buone facolta, e particolarmente di visitatore, per mantenersi i buoni. e per acquistarsi ancor de gli altri, e per servire di mezo alia gratia a quelli, che havendo deviato fin qui, volessero ritornare alle ubidienza. Ma non crederei, cbe fosse bene di mandarlo senza partecipatione di S. Mta., alia quale, quando S. Sta. si risolvesse, io procurarei di persuadere le ragioni, perebè è sommamente necessario. Sopratutto bisognaria che fosse persona molto discreta, di vita essemplare et che appresso alia Latina possedesse ancor la lingua Francese, che questo tale a mio credere in questi principii saria di grandissimo giovamento per molte ragioni, che V. S. Illma. puö molto bene considerare, senza ch'io m'estenda piü in lungo narrarglile ad una ad una, ristringendomi a dirle per conclusione di questo discorso, ch'io quanto a me ho per migliore elettione il mottivo della rottura per la stabilimento della religione, che non havrei havuto i progressi della pace, nelli quali si vedeva e si vede tanto svantaggio per essa. Et se bene io credo per quello, che ho discorso di sopra, che non sia per venirsi a stabilimento di congregatione generale di Stati cosi presto, tuttavia non ho voluto lasciare di non presentare il suo Breve1) alli Stati, acciochè conoscendo tuttavia maggiormente 1'affetto paterno di N. S. verso di loro, conoscano insieme la contumacia propria in non bavere mai fatto complimento alcuno con S. Bne., tutto causato dalla discordia loro; poichè con tutto che havessero resoluto a questi di di mandare un oratore per le sodette discordie, fin qui non convengono nella persona. Et perchè a Namurro havevo inteso, cbe bavevano concordato nella persona dell' arcidiacono d'Ipri, perö mi messi a scrivere la cifra, che Y. S. Ulma ricevera con questa. Ho lasciato in mano di mons. Fonch il Breve, in virtü del quale io dovea fare ufficio con li vescovi et altri prelati, insieme con 1'ordine di quello, ch' egli dovra fare con essi a nome mio, caso che per sorte si venisse all' atto della congregatione generale. Et perchè andava attorno una scrittura del tenore che la vedra qui alligata, bo lasciato ordine ad alcuni teologi, e particolarmente al confessore di S. A. et al vescovo di Namur, che sono doi valent' huomini, che ne mettano fuori una (scrittura) di rincontro, tacito authore, perchè sotto specie di carita non si riscaldi questo serpe in seno a i buoni. Et non bo mancato alia mia partita di raccommandare 1'interesse della religione a S. A., alli Stati, alli prelati et a tutti quelli, che mi è parso a proposito; e
me ne vado nel nome del Signore Da Brena le Conté, 23 di Luglio 1577.
Inghilterra. Vol. 1, f. 363—364' (oorspr. eigenh. get.)
650. 1577, JULI 24. — Kardinaal Ptolomeo Gallio aan den nuntius Sega: deze moet, na in Madrid gekomen te zijn, koning Philips trachten over te halen tot den krijgstocht tegen Engeland, in elk geval tot gewapende ondersteuning der Katholieken in Ierland.
Cifra h mons. Sega a 24 Luglio 77. Come ho gia scritto per altre mie, N. S.
1) Van 11 Februari 1.1.; boven n°. 635b.



533
vuole, che V. S. nel ragionar a S. Msta. de le cose di Fiandra dia un gagliardo assalto sopra il negotio Anglicano, procurando faria risolvere a quella impresa, essendosi perciö tante ragioni, quante Y. S. ha prudentissimamente discorse et poste in scritto. Ma se la Mta. ö recusasse, ö andasse tnttavia mettendo dilationi, Y. S. havra da procnrar almeno di haver da S. Mtr'. una risolutione tale, che fra tanto che piacera a Dio di consigliarci meglio, si possa pigliar qualche altro espediente per ajutar il Geraldini, conforme a la promessa fattagli, che certo saria cosa troppo indegna se fosse da noi abhandonato; et sarebbe forse buona risolutione di far che il Stucley, il quale ne more di voglia, havesse una sola, ma grossa et ben armata nave con quantita d'archibugi et altre arme offensive, et andasse in soccorso del detto Geraldini, perchè questi due cavalieri, uniti con il seguito che havranno de li Catolici d'Ibernia, non solo travagliaranno grandemente il regno d'Ibernia, ma forse lo leveranno del tutto a la regina, che non saria poco acquisto, per attender poi, quando Dio vorra, a la cose d'Inghilterra et divertir la regina da travagliar altri. Sopra tutto V. S. ci dia presto risolutione di quello che S. Mtö. vuol fare.
Spagna. Vol. 20, p. 19—20 (naar cijferschrift).
661. 1577, AUGUSTUS 31. — Gregorius XIII vermaant en bezweert den aartsbisschop van Mainz *), met alle kracht te volharden in de pogingen tot pacificatie der Nederlanden. (Evenzoo aan den aartsbisschop van Trier 2) en dien van Keulen 3).
Venerabili fratri archiepiscopo Moguntino, sacri Romani imperii principi electori. Gregorius papa XIII.
Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem.
Accepimus nonnullos Germaniae principes de rebus Belgicis conventuros, Fraternitatemque Tuam una cum iis futuram. Incredibiliter angimur. Quamquam enim Catholicae ecclesiae multum spei situm est in tua praestanti pietate et zelo, tarnen non possumus non gravissime commoveri praeteritorum malorum memoria, imminentium metu, Catholicae religionis jactura, orthodoxae ecclesiae pertubatione. Quos enim fluctus excitarint illius provinciae motus, omnes norunt; quos porro excitaturi sint, facile perspicis. Incumbe igitur per Deum omni cura et studio in pacificationem, et quantum potes auctoritate cousilioque innitere, ut odiorum atque inimicitiarum reliquiae nullae sint; in quo ut summum nostrum desiderium Fraternitati Tuae significamus, sic de
tua voluntate et charitate dubitare non possumus Datum Romae apud
sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die ultima Augusti 1577, pontificatus nostri anno sexto.
Archivalia I, n°. 642.
652. 1577, OCTOBER 5. — Gregorius XIII prijst Margaretha van Parma wegens haar voorgenomen vertrek naar de Nederlanden en moedigt haar aan.
Dilectae in Christio filiae, nobili mulieri, Margarithae Austriae Gregorius papa XIII.
1) Daniël Brendel von Homburg. 3) Salentin von Isenburg.
2) Jacobus von Elz.



534
Dilecta in Christo filia, nobilis muiier, salutem et apostolicam benedictionem.
Dignissimum est probitate et prudeutia tua consilium de rebus Flandricis et conatus tuus, de quo tum ex tuis litteris tum ex sermone dilecti filii Joannis Zunigae cognovimus. Pertinet enim, ut scribis, tum ad Catholici regis Philippi potestatem, tum vero ad Catholica religionis res. Nihil autem potest esse utraque causa praestantius, nihil dignius, in quo Catholicorum principum omnium labor atque industria versetur. Sic enim curatur, ut utrique praecepto ejus Evangelii, quod. hodie in ecclesia legitur, satisfiat: „Reddite quae sunt Caesaris Caesari. et quae sunt Dei Deo" 1). Debent autem homines regibus suis obedientiam, Deo purum ac syncerum cultum, quem Catholica tantum religio retinet. Prosequimur igitur hunc tuum conatum nostra atque apostolica benedictione, precamurque Nobilitati Tuae eadem ipsa, quae praecabatur David: „Exaudiat te Dominus in die tribulationis; protegat te nomen Dei Jacob; mittat tibi auxilium de sancto, et de Sion tueatur te; tribuat tibi secundum cor tuum, et omne consilium tuum confirmet" *). Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 5 Octobris 1577, pontificatus nostri anno sexto.
Archivalia I, n°. 643.
663. 1577, OCTOBER 15, ALTENBERG. — De nuntius Bartholomeo Portia aan den kardinaal-staatssecretaris (Gallio): over de pogingen, door de keurvorsten van Mainz en Trier op het congres van Frankfort aangewend tot pacificatie der Nederlanden.
Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte, p. 173 n°. 66.
654. 1677, NOVEMBER 16. — Gregorius XIII gelast den aartsbisschop van Utrecht, onder bedreiging van kerkelijke straffen zijne geestelijkheid te vermanen, dat zij op geenerleiwijze den opstand tegen den koning ondersteunen mag. — Evenzoo aan de bisschoppen van Tperen s), Namen 4) en Luik *).
Archivalia I, n°. 645. — Gedr. Theiner, Annales II, p. 336.
665. 1577, NOVEMBER 19. — Gregorius "XTTT zendt aan Margaretha van Parma zijn geheim-kamerheer Sylvk) Sabelli met de vermaning, haar vertrek naar de Nederlanden vooral niet langer uit te stellen.
Dilectae in Christo filiae, nobibili mulieri, Margarithae Austriae Gregorius papa XIII,
Dilecta in Christo filia, nobilis muiier, salutem et apostolicam benedictionem.
Quia appropinquat discessus tuus in Flandriam, voluimus ad Nobilitatem Tuam mittere dilectum filium Sylvium Sabellum, nostrum cubicularinm secretum nobisque et nobilitate ipsa et suis multis virtutibus charissimum, ut eam, quam his literis ascribimus, salutem et apostolicam benedictionem dicat etiam coram nostris verbis horteturque Nobilitatem Tuam, ut quoniam negotium est, ut vides, gravissimum, multumque ad id obtinendum, quod cupimus, situm est in praesentia, prudentia, auctoritate tua, non cesses profectionem atque iter,
1) Lucas XX : 35. 4) Antoine Havet,
2) Psalm XIX : 2—3 en 5. 5) Gerardus van Groesbeek.
3) Martin os Rythovins.



535
quantum potes, accelerare. Oramus autem Deum assidue, ut tuis consiliis optimis, et ista auimi tui magnitudine dignissimis, perpetuo adsit pro sua gratia. Haec atque alia ex Silvio ipso eognoscet Nobilitas Tua eique fidem tribuet. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die decima nona Novembris 1577, pontificatus nostri anno sexto. Archivalia I, n°. 646.
656. 1577, NOVEMBER 20. — De Weensche nuntius Giovanni Delfino aan zijn collega Sega te Madrid: over de komst van aartshertog Matthias in de Nederlanden, welke den keizer zeer mishaagt en reden tot bekommering geeft.
Illmo et Revmo. signor mio osservandissimo.
La lettera di V. S. Illma. et Revma. de gl' 8 di Settembre è stata tanto per viaggio, che la non si dovera punto miravigliare, se la risposta ancora sara tarda. Con molta mia consolatione ho inteso 1'arrivo suo a questa corte et appresso sentito il buon odore, che di gia s'è sparso per tutto del molto valore suo, il quale ancor che prima a me fusse notissimo. Godo nondimeno infinitamente, che a la giornata si vada avanzando et largamente comprobando il prudentissimo giudicio di Nostro Signore, che fra molti 1'ha giudicata et eletta a cosi gran carica, come è 1'esser nuntio appresso cotesta Serenissima Maesta Catholica. Et perö pregarö il Signore Iddio, che la conservi sana a beneficio publico et suo privato. L'andata del serenissimo principe Matthias in Fiandra sara gia arrivata a l'orecchie di V. S. Revma, la quale per essere stata improvisa et per tirar seco tante conseguenze, quante la si puö imaginare, ha perturbato mirabilmente gl'animi delle Maesta dell'imperatore et imperatrice, che come hanno fatto fin hora ogn'ufficio acciochè Sua Altezza si rimovesse dal suo pensiero et ritornasse in questi paesi, cosi hora non lasciano a dietro cosa alcuna, acciochè non pigli titolo di governatore senza il consenso di S. Mta. Catholica. Ma essendo S. Altezza d'eta assai tenera et circondata da gl'istessi che 1'hanuo sedutta et chiamata in Fiandra, si puö ragionevolmente dubitare. che non havera 1'occhio a tutte quelle cose, che si converria, et massime aggiungendosi il pericolo de principi vicini, che stanno vigilantissimi per, coglier frutto d'ogni disordine, ehe potesse seguire in quella provineia. Gia hanno i Stati proposti all'arciduca alcuni articoli da giurare in termine d'un mese, ne quali, se bene in qnalche punto mostrano che vogliono riconoscere il re per loro natural signore, pur in effetto si conosce, che il loro fine è molto diverso, arrogandosi tutta 1'auttorita per se se stessi cosi in tempo di pace come di guerra; onde si puö dire, che accettandoli S. Altezza, ella havera solo il fumo et il titolo, et gl'altri il resto et gl'effetti del libero imperio. Piaccia a Dio benedetto, che cotesto Serenissimo re voglia accertarsi della sincerita dell'imperatore et poi appligliarsi a quella deliberatione, che sara piü accommodata a la qualita de tempi presenti Di Vienna, a li 20 di Novembre 1577.
Gio. vescovo de Torcello. {Eigenh. get.) Op den rug het adres: All. Illmo. e Rm0. signor mio ossermo. Mons. et vescovo della Ripa, nuntio di N. S. alia corte Cattolica.
Ottob. Cat. 3207, Pars. I, f. 112—113 (oorspr.). — Zie Archivalia II, n°. 250.



536
667. 1678, FEBRUARI 2. — De Spaansche nuntius Sega aan den kardinaal-staatssecretaris (Ptolomeo Gallio): over zijn onderhond met den koning over de komst van aartshertog Matthias in de Nederlanden, en over de wenschelijkheid, daar eenige nieuwe bisschoppen aan te stellen.
Si muovono questi tali x) appresso, considerando che non è da
tolerare da S. M**. questo affronto; essendo che 1'arciduca et prima della partita et dopo 1'arrivo in Fiandra non ha mai scritto una minima riga al re; argomento che questo suo motto non sia a buon fine; poichè con sue lettere non si vuole ubligare a cosa alcuna, per restare in liberta di possedere con quel titolo, che il tempo et 1'occasione li mostraranno. Gonsiderano in oltre, che essendo ordita tutta questa tela dall' astutia del prencipe d'Orange, inimico di Dio et di S. Mta., non è honesto che con cosi fatta conferma siano canonizate le sue tristitie, poichè in brieve si puö sperare, che ö il medesimo arciduca sia espulso dal prencipe da poichè se ne sara valso per li suoi bisogni, ö che restando, condescenda alia liberta della conscienza, a che mirano quei popoli, dandogline caparra con la vita propria col condescendere egli ancora a qualche heresia, improntando cosi notabile macchia nella candida sincerita di questa Serenissima casa ne i particolari della religione, perdita di tanta importanza per quelle conseguenze, che ne seguitano, che argnisse, che S. M8ta. non debba in modo alcuno acconsentire. Et massime che questa non è petitione delli Stati, ma di quelli solo, che sotto nome di Stati tengono suppressa et suppeditata la sincera volonta della maggior parte di quei popoli, et questo 1'argomentano dal vedere, che il medesimo principe d'Oranges è quello, che gira ogni cosa et che non ha altro obietto se non di vestirsi con questa maschera dell' arciduca, per potere con piü liberta e dire e fare tutte quelle cose, che caminano al suo fine, che è di spogliare a fatto S. Mta. di quei paesi; ponderando in questa prattica la instanza, che hora si fa et a questa hora dev'essere effettuata, che 1'arciduca Mattias non sia ricevuto in Brusselles, finchè non dichiara il prencipe d'Orange suo luocotenente generale in tutti li Stati et governatore di Brabante et appresso alli governi, che tiene, d'Olanda, Zelanda, et Otrech; con tutto cbe a tutti sia notorio, ch'egli sia heretico marzo et ribelle di S. Mta. Considerano appresso, che se S. Mta. lascia passare questo caso senza risentimento, da se s'apre' la strada alia perdita del resto delli suoi Stati, poichè gli altri popoli pigliando essempio da questo caso, si faranno piü arditi per 1'avvenire a tentare sollevationi, poichè se le vedranno dall' essempio di questo facili et riuscibili; et che gia che il signor don Giovanni si ritrovacon buono principio d'essercito in quel luoco, è bene di complirlo formato, et mostrando tutta la forza, castigare la insolentia di quelli, che sono causa di questi inconvenienti, et procurando per forza d'armi la quiete di quei paesi; pro vedere poi di governatore a suo gusto; aggiongendo che di Mattias non si puö fare buono argomento, poichè oltre le altre ragioni si vede approvato et commendato dalla regina d'Inghilterra. In questo anfratto dunque d'opinioni si ritrova
la Corte, et da tutte le parti S. Mtó. combattuta Dopo c'hebbi parlato
con S. M8ta del particolare dell' arciduca Mattias, andai discorrendo con S. M*4. il frutto, che si poteva sperare dell'andata di monsignor di Selii *). Et motti-
1) Vooraf wordt de meening der voorstanders van Matthias mat hunne argumenten uiteen gezet. Vgl. Archivalia I, n°. 2323-2324.
2) Johan van Noircarmes, baron de Selles.



537
vandole quelle difficolta, ch'io sentivo, le proposi, che quaudo questo uffieio fosse ajutato da altri personaggi, li quali particolarmente havessero havuto per objetto di persuadere una congregatione generale, saria stato molto a proposito. Et le dissi, che vacando tante chiese, come vacano in quei paesi, quando un frate, compagno che fu dell'arcivescovo di Saragozza morto, ch'è huomo della provineia di Brabante, fosse stato giudicato soggetto opportuno, haverei
10 pensato, che fosse stato a proposito il nominarlo per una di quelle chiese et inviarlo per Roma, sotto coperta della espeditione, a pigliare lingua da S. S**. ancora per potere roborare quegli nfficii, che facesse non solo in nome di S. Mta., ma di S. B°e. ancora, et di la si fosse iucaminato per Fiandra con le medesime facolta di monsignore di Selli, ö con quello di piü, che fosse parso a proposito, per vedere se con questa moltiplicatione s'havessero potuto captare in qualche parte gli animi di quelle genti; oltre che saria stato di giovamento per scoprire piü chiaramente 1'animo loro in questo particolare anco della religione circa il modo di riceverlo et circa 1'ubidienza. S. M4*. mi rispose, che
11 frate non era soggetto opportuno, et che se io haveno altro soggetto, glielo nominassi; che non le dispiaceva il pensiero. Io le dissi che per allora non mi sovveniva persona alcuna, ma che ci pensarei. Io ci ho pensato poi, et in fatti non mi pareria a proposito, che si nomiuasse persona, che hora si tróvasse in Fiandra; nè qui in questa Corte si trovano soggetti Fiamenghi, che siano al caso. Se in Boma fossero a sorte hnomini a proposito da nominare, crederei che, sei si proponessero a S. Mtó., ella si risolvesse di farlo per non lasciare strada intatta Di Madrid, li 2 di Febraro 1578.
Spagna. Vol. 11, f. 448—451 (oorsp. eigenh. get.).
658. 1578, MAART 1. — Johannes de Vendeville, professor in de rechten te Douai, zendt aan pans (Gregorius XIII) een uitvoerig betoog over de noodzakelijkheid eener spoedige pacificatie der Nederlanden.
Beatissime pater.
Is nunc est rerum status in Flandria sue Belgio, ut viri gravissimi prudentissimique, Belgium ipsum et présentera in eo veruin statum bene cognitum habentes. plane judicent summum esse periculum, ne religio Catholica incredibile irreparabileque damnnm accipiat in universo Belgio, et ante non muitos annos in magna ejus parte pene in totum extinguatur, nisi hoe Belgicum civile bellum brevi finiatnr bona aliqua pacificatione et concordia; itemque bonam partem Belgii esse ejüsmodi, ut regia Majestas ne multorum quidem annorum bello eam recuperare posse videatur; ad haec valde metuendum esse, ne, rege Catholico (praecipuo Ecclesiae contra Turcarum defensore et propugnatore) din occupato in hoe bello Belgico ejusque viribus distractie et quadantenus exhaustis, Turca, non omittens fantam occasionem res bene gerendae nobilissimam aliquam orbis christiani provinciam ejusve partem aliquam occupet. Quocirca judicant Sanctitatem Vestram rectissinie facturam esse remque incredibilis plane momenti, si primo quoque tempore magno studio in hoe ineumbat, ardenter invocato Domino, ut hoe Belgicum civile bellum bona aliqua pacificatione et concordia finiatur, utque res tota componatur inter Suam Majestatem et status Belgii, regem et subditos, patrem et liberos, quamvis nunc parum obsequentes et morigeros. Quod et mihi plane visum est, et etiamnum magis ac magis



538
planeum videtur, ut nunc sunt res et Deo juvante fore videntur, intra duos aut tres menses rem confici posse et ad optatum finem perduci, si interveniant magni intercessores. Videnturque ad id efficiendum esse et Deo juvante fore magnae opportunitates illud conficiendi, esseque media quaedam, quibus Deo juvante (sine quo certissimum est nihil vere bonum effici posse) ea res confici possit sine incommodo religionis Catholicae et salva authoritate suae Majestatis.
Quibus de rebus, si quid hoe ex loco (in quo nunc velut exul hortatn magnorum virorum principis Aurengiae carcerem devitans) seriberem ad Sanctitatem Vestram, putavi me recte facturum esse, hominisque Catholici, et ex animo Christiani, officium et veri, boni fidelisque subditi regis nostri regis nostri Catholici (explentem).
Itaque Beatissime pater, mitto scriptum breve, quod hisce diebus ea de re concepi, humillime rogans S. V., ut dignetur legere quod mitto, vel confestim alicui viro bono et intelligenti legendum et examinandum dare, sive patri generali Societatis Jesu, sive alio, qui ea de re tota referat ad Sanctitatem Vestram, eoque facto dignetur primo quoque tempore in illius pacificationis promotionem incumbere, exsequens (et) ad effectum dedneens id quod ante duos aut tres menses significari voluit D. Be veren dissimo episcopo nostro Attrebatensi *), sibi in animo esse paterne operam dare, ut hic periculosissimus motus Belgicus componatur; primo quoque tempore inquam, quia festitatione opus est, estque periculum in mora; humillime etiam rogans S. V., ut dignetur in optimam partem aecipere quod a me pio christanoque animo factum est, quemadmodum dignata est in optimam partem aecipere scriptum majus, quod ante biennium misi de maximo quodam negotio, valde pertinente ad insigniter promovendam Dei gloriam et salutem animarum, et curavi tradi S. V. per D. arebidiaconum Hannoniae, D. Audoenum.
Conservet Deus Optimus Maximus Sanctitatem Vestram diutissime incolumem Ecclesiae suae, eamque semper dirigat suo Spiritu ad ea sapienter, prudenter et acriter exsequenda, quae pertinent ad gloriam sui nonimis et salutem animarum. Lutitiae, Calendis Martij, anno Domini 1578.
Sanctitatis Vestrae humillimns servus in Domino, Joannis Venduillius, juris professor indignus in universitate Duacensi. Archivalia 1, n°. 2U0.
659. (1578, MAART 1). — Johannes de Vendeville betoogt aan pans (Gregorius XIII), dat in het belang van den Katholieken godsdienst een spoedige vrede in de Nederlanden noodig is, waartoe de pans met den keizer moet samenwerken.
Beatissime pater.
Is nunc est in Flandria seu Belgio rerum status, ut nisi bona aliqua pacificatione seu concordia inter regem nostrum Catholicum et Status Belgii res componatur, plane judicent viri gravissimi prudentissimique, qui in Belgio sunt et qui recenter inde propter imminens sibi periculum a principe Aurengiae et aliis, qui pactos ejus sequuntur, inde se subduxerunt et statum verum bene cognitum habent, esse incredibile periculum, ne religio Catholica maximum et irreparabile damnum accipiat in universo Belgio, et in majore ejus parte intra
1) Hathieu Moulart.



539
aliquot annos pene in totum extinguatur, nempe in Hollandia, Zeelandia, parte maritima comitatus Flandriae et ducatus Brabantiae, ditione Ultrajectensi, utraque Frisia et pene tota Geldria. Eo rem deduxerunt artes, fraudes et technae principis Aurengiae aliorumque Calvinistarum.
Nam nt possit rex Catholicus per illustrissimum fortissimumque D. Austriacum rel hoe anno, partim armis, partim concordia aliqua particulari, reducere in suam obedientiam reliquas Belgii provincias, quae non sunt maritimae et sunt haeresi parum infectae (quod si perfecerit, maximum quid effecerit, et quod sine singulari Dei favore et auxilio non erit admodum facile), difficillimum tarnen fuerit ante aliquot annos subigere et recipere illas alias provincias, quae sunt bona pars Belgii, tum quod sint haeresi infectiores et a regia Majestate alieniores quam reliquae, tum quod earum pleraque oppida ita sint munita mari et magnis finminibus, ut difficillimum futurum sit ea brevi vel expugnare vel ad deditionem faciendam cogere. Cui aecedit, quod cum princeps Aurengiae ae Hollandi et Zeelandi sint valde potentes in mari et in magnis etiam Huminibus re navali plurimum possint, poterunt plerisque illorum oppidorum navigio semper snbvenire et in eacommeatnm recentemque militem et alia necessaria importare, poteritque eadem via etiam ex Anglia, Scotia aliisque regionibus haereticis eis subveniri. Atque adeo summum et pene eertutn periculum esse videtur, ne princeps Aurengiae aliique Calvinistae in illis provinciis et oppidis maritimis, natura loei munitissimis, ita res suas constabiliant, ut nulla vi humana inde exturbari possunt, illicqne multas Genevas praecipuasque et munitissimas atque florentissimas respublicas habeant, et universitatem aliquam, quam hisce proximis annis Leydae (Hollandiae oppido) erexerunt. Et ne sint in mari Oceano plane potentissimi possintque navigationee Catholicorum in Oceano mirum in modum infestare eorumque naves depredari atque adeo etiam navigationes in utramque Indiam magna ex parte impedire, praesertim si cum Anglis et Seotis, eadem haeresi infectis, in hoe eonspirent, foedere cum illis inito. vel etiam non inito. Quod certe fieret summo religionis Christianae detrimento, quae in utraque India per operarios Catholicos tantopere propagatur.
Quin etiam summum periculum esse videtur, ne rege Catholico, occupato in provinciis illis recuperandis ejusque viribus sic distractis, magnaque pecuniarum vi in hoe consnmpta, Turca, utens tanta occasione rei bene gerendae, maximum aliquod incommodum adferat orbi christiano, sive occupando Siciliam, sive occupando unum aut alterum portum Italiae vel etiam fortassis Hispaniae, ac denique aliquam Italiae vel Hispaniae partem, eaque natione respublica christiana in magnum discrimen adducatur. Quod periculum eo majus est, quia verissimillimum est et pene certum principem Aurengiae aliosque Calviuistas, si viderint se premi a rege Catholico sibique ab ejus armis magnum esse periculum, Turcam baud dubie adversus eum concitabunt, quo vires ejus distrahant et alio avertant. Praeterea Helvetiornm exemplo foederibus quibusdam ita se munient, ut nulla vi humana per suam Majestatem ejusve successores subjici possint. Et vero reliquis Belgii provinciis, quae in obedientiam suae Majestatis rediissent. non tantum auferrent omnem usum uavigationis maris etflnminum, verum etiam eas adeo infestarent perpetuo, ut illae futurae sint plane miserrimae et calamitosissimae, quod videntes, fortassis caperent consilium, suis animabus et religioni periculosum.



540
Promitteret quidem princeps Aurengiae provinciis illis maritimis (in quibus nondum id potest quod in Hollandia et Zeelandia), ad eas alliciendas et in bello contra Suam Majestatem retinendas, se in eis nibil esse in religione ejusque exercitio mutaturum; sed procul dubio non prestaret. Nam primum quidem etiam religionis, vel potius im pietatis Calvinistae, exercitium in eas induceret. Deinde vero, rebus suis confirmatis, nullum permitteret exercitium religionis Catholicae, neque scholas et conciones Catholicas (ut eum fecisse videmus in Hollandia et Zeelandia, et fit ab haereticis Calvinistis ubicumque rerum potiuntur, ut Geuevae, Losanae et in pagis Helvetiorum haereticis, itemque in Anglia et Scotia), quod non est et ei admodum difficile, prius mutatis magistratibus (uti facere consueverunt) et conscripto milite haeretico, eadem haeresis specie, partim domestico, partim externo, praesertim cum in illis provinciis permulti sint etiam num Calvinistae, qui, habentes magistratum et militem suarum partium ipsumque principem Aurengrae pro capite, possent quicquid vellent; vellent autem religionem Catholicam (quae sola religio est) in illis provinciis abolitam esse.
Insignem quidem victoriam et, ut videtur miraculosam, de Statibus reportavit Austriacus pridie Calendas Februarii, partim caeso, partim profligato eo exercitu, quem habebant Status prope Namureum, idque minimis copiis. Sitque magna causa, cur Sua Majestas et Catholicissimi quique, qui in Belgio sunt, magnas eo nomine Domino Deo gratias agant de illo singulari favore; et sit sperandum fore, ut ea victoria magno sit adjumento ad reducenda in obedientiam Suae Majestatis multa oppida, parum munita. Plurimum tarnen abest, ut per eam victoriam res confecta sit, cum ob alias causas, tum quia sunt in Belgio tot oppida munitissima, et quia illae provinciae et urbes maritimae (de quibus. supra dixi) sint recuperatu difficillimae. Quid? Quod videtur princeps Aurengiae pro sua astutia et calliditate studiose operam dare, ut ex illa clade exercitus Statuum magnam utilitatem sibi ac suis consequatnr; commodius certiusque efficiendum, quod optat, obtinendo a Statibus, ut et multo majores copiae conscribantur, quam aute conscribi placuerat, et ut multo plus millitum externorum eorumque haereticorum in auxilium advocetur, quam alioqui consensissent Status, et agendo, ut praecipui magistratus militares committantur capitaneis haereticis strenuis et exercitatis; itemque animos populi Belgici magis ac magis inflammando contra D. Austriacum et Hispanos, et quadantenus etiam contra Suam Majestatem; et curando, ut Catholicissimi quique, qui vellent ipsius perniocissimis conatibus obsistere, partim in carcerem conjiciantur, partim carceris metu patriam relinquant; quemadmodum sub finem Octobris eodem consilio et fine curavit in carcerem conjici Eevmos. episcopos Iprensem 1), Brugensem ■) et D. baronem de Rassenghien 3) aliosque viros praestantissimos,qui Gandavi in conventu Statuum comitatus Flandriae conatibus ejus fortiter restiterant; qui adhuc captivi detinentur, neque potuit ulla ratione eorum relaxatio obtineri.
Itaque, Beatissime pater, effecit quidem illa victoria, et quod D. Austriacus, ea victoria utens, proximis hisce mensibus efficere poterit, ut Status Belgii futuri sint longe propensiores quam ante in bonam aliquam concordiam et
1) Martinus Rythovius. 2) Remigius Drutius.
3) Maximiliaan Vylain, baron de Rassenghien. .f



541
rationabilem; sed non effecit, ut Sua Majestas Belgium universum, vel etiam majorem ejus partem, facile et brevi recuperaturus esse videatur. Ideoque plane videtur viris gravissimis et prudehtissimis, bene cognitum habentibus praesentem rerum statum in Belgio, summum esse periculum, ne religio Catholica incredibile irreparabileque damnum in eo accipiat, uisi res, adeo turbatae, bona aliqua concordia seu pacificatione universali componantur; itemque summum esse periculum, ne regia Majestas bonam partem Belgii ante complures annos armis recuperare non possit, quo temporis spatio possent non difficile accedere a Turca vel aliunde tristissima quaedam.
Porro, gravis prima facie, vel etiam post mediocrem cogitationem, videtur fore difficile inter suam Majestatem et Status bonam aliquam concordiam invenire, quae scilicet neque religioni incommodet, et regiae Majestatis authoritatem conservet, obtinereque, ut utraque pars eam amplectatur; praesertim principe Aurengiae aliisque Calvinistis procul dubio enixe daturis operam, ne res componantur, cum ipsi ardentissime cupiant Status retinere in bello contra Suam Majestatem, probe iutelligeutes, hoe bellum esse unicum medium, quo suam haeresim pro libito plautare possint in universo Belgio, et reliqua conticere, quae sibi proposuerunt. Attamen re diligenter expensa, plane videtur summam esse spem inveniendi et obtinendi talem concordiam, si in eam rem ardenter (invocato Domino) incumbatur per magnos aliquos' intercessores seu mediatores, ad eam rem bene idoneos. Primum, quia. tantopere expedit tam Statibus quam Suae Majestati, et quadantenus etiam universae reipublicae christianae, ut res componatur. 2°. Quia Sua Majestas tam aequas planeque paternas conditiones etiamnum offert omnibus provinciis et oppidis, quae in ipsius obedientiam reverti voluerint; neque baud dubie per eam stabit, quominus res per bonam concordiam componantur. 3°. Quia etiam num in provinciis Belgii infectioribus sunt longe plures Catholici quam Calvinistae, atque adeo plures Catholici quam haeretici. 4°. Quia magni illi intercessores essent appositissimi ad eximendam populo Belgico summam illam diffidenciam, quam de domino Austriaco, Hispanis, et quadantenus etiam de Sua Majestate, induxit princeps Aurengiae in animos populi Belgici, sparsis et persuasis mendaciis quibusdam perniciosissimis, ut sunt haeretici et praecipue Calvinistae in hujusmodi mendaciis confingendis, spargendis et populo persuadendis ingeniosissimi; neque mirum, cum idem sit pater haeresis et mendacii. 5°. Quia arma et successus D. Austriaci, qui (Deo juvante) progredietur, efficiënt, ut Status magis ac magis intelligant sibi vehementer expedire, nt res bona pacificatione potius componantur quam ut diutius in bello contra suum regem perseverent. 6'. Quia certo intellectum est, muitos ex primaria nobilitate Belgica pacem vehementer exoptare, tum quia nunc ipsis evidentius est quam unquam ante, principem Auriacum longe alio spectare, quam initio simulabat, sibique ab eo fuisse impositum, tum quia plerique eorum omnia pene bona sua habent in illis provinciis, quae D. Austriacus primum et facilius recuperaturus esse videtur.
Dabunt quidem operam princeps Aurengiae aliique Calvinistae, qui Hollandiae et Zeelandiae rerum potiuntur, ne concordia illa coeat; sed propter causas supradictas et alias nonnullas bona spes est fore, ut in boe ab aliis non audiantur, sed deserantur, si nolint et ipsi redire in obedientiam Suae Majestatis bonis conditionibus, vel certe tolerabilibus. Et vero videntur esse media quaedam non contemnenda, quibus et ipsi adduci possint, ut coeteris



542
provinciis redeuntibus in Suae Majestatis obedientiam etiam redeant, quibusdam eis concessis, quae videntur sine religionis Catholicae detrimento et cum aliquo spirituali lucro eis concedi vel tollerari posse.
Sed ut majore cum spe successus in eam concordiam incnmbatur, magnis intercessoribus opus est, qui et magna authoritate valeant et prudent ia, propterea quod princeps Aurengiae aliique haeretici procnl dubio (eam) impedient, quantum poterunt, ut paulo ante dictum est, neque vero vel sola arma et periculorum metus (ut videtur) Status reducent in obedientiam Suae Majestatis, neque etiam sine armis et successu aliquo D. Austriaci animus Statuum et populi Belgici facile inclinaretur ad concordiam aliquam rationabilem, et talem, ut Sua Majestas vellet in eam consentire. Et etiam, si aliquo modo iuclinaretnr, difficillime tarnen perveniretur, ad bonam concordiam sine idoneis intercessoribus, ita nunc exulceratis animis et in summam diffidentiam adductis artibus principis Aurengiae, diffidencia, iuquam, observationis eorum, quae ipsis promittentnr, et per ipsum injecto eis metu insidiarum, itemque principe Aurengiae et suis summo studio renitente, et Status ac populum a concordia avertente.
Quod cum ita sit, Beatissime pater, videtur incredibiliter expedire, ut Sanctitas Vestra pro summa sua sollicitudine et cura religionis Catholicae suoque paterno in Belgium et universum orbem Christianum affectu, primo quoque tempore, enixe operam det, ut res Belgicae, adeo nunc turbatae, bona aliqua pacificatione et concordia componantur, illud exequens et ad effectum deducens, quod sibi esse in animo significavit D. episcopo Atrebatensi *), uti ex ipso intellexi ante duos fere menses. Primo quoque tempore, inquam, quia festin at ion e opus est. Videntur partim iam esse, partim fore magnae opportunitates rei (Deo juvante) bene conficiendae; et ut curet Sanctitas Vestra hanc rem agi per magnos intercessores, eosque bene idoneos.
Quod ut fiat, videtur longe utilissimum, si Sanctitas Vestra legatum mitteret Cardinalem, eumque virum egregium et valde intelligentem, et ad eam rem tractandam ac conficiendam valde idoneum, eique adjungat D. episcopum Leodiensem a), quia et ipse valde intelligens est et ad hanc rem idoneus, eo magis, quod, ut vidimus, rem uuiversam perspectam habeat et anno superiori in pacificatione diligenter et cum fructu incubnit, possetque ob id etiam valde instructus esse rebus, ad id necessariis.
Et praeterea obnixe roget S. V. imperatorem, ut et ipse mittat summum aliquem virum, eumque principem Catholicum magnae authoritatis, qui cum illis quobus deputatis S. V. in eam rem ardenter (invocato Domino), quamprimum fieri poterit, incumbat. Certe vehementer expedit, ut imperator mittat principem aliquem magnae authoritatis, eumque intelligentem, ut et princeps Aurengiae et Status Belgii non possint non revereri eos, qui missi fuerint, ut nimirum tanto majore authoritate eam rem tractent. et Statibus perspicue ostendant. injustissimum fore bellum ex ipsorum parte, si aequas pacis conditiones, quae tum essent a Sua Majestate oblatae, recusaverint, idque se et principibus et mundo patefacturos esse, et certe metuere, ne Dominum suum adversum habeant.
Quam ad rem fortassis vehementer expediret, S. V. ab imperatore petere, ut roget D. archiducem Austriae Carolnm, patruum suum, ut, adjuncto sibi
1) Mathieu Moulart.
2) Gerard van Groesbeek.



543
alio aliquo summo viro valdeque intelligente, veluti cancellario aut vicecancellario imperii aut alio simili, in eam rem una cum legatis S. V. incnmbat; vel etiam fortassis expediret, S. V. rogare ipsum imperatorem, ut ipsemet una cum legatis S. V. in eam rem incumbere velit, ejusque rei causa Leodium vel Aquisgranum proficisci, eoque deputatos tum D. Austriaci tum Statuum evocare.
Certe videtur fore summa spes rei eonficiendae, si dignaretur ipsemet imperator in eam rem incumbere, una cum deputatis S. V., adjuncto sibi cancelario seu vicecancelario suo aliove simili. Sed tum esset etiam spes no» exigua rei eonficiendae, si D. archidux Carolus ab imperatore deputaretnr eamque provinciam susciperet, idque eo magis, quod Status Belgii et populus Belgicus conciperent longe maiorem spem fore, ut bona concordia ineatur, atque in viola bi li ter obser varen tnr, quae, tantis iutercessoribus intervenientibus, essent ipsis promissa; quod tolleret illam diffidenciam, quam princeps Aurengiae aliique haeretici ad impediendam pacificationem et concordiam summo studio conantur altissime imprimere animis populi, et quod illi non possent aliquo pretextu colorato persuadere populo Belgico, injici mentionem pacificationis ad tempus extrahendum, et auferendas ipsis occasiones aliquas rem bene gerendi, quemadmodum alias dictitarnnt et quadantenus persuasernnt.
Neque vero deberet imperialis Majestas recusare hoe cbaritatis officium, quia ageretur de re maxima planeque incredibilis momenti, neque pertinente ad Belgium tantum, sed et quadantenus ad bonam partem orbis christiani et ad conservationem religionis Catholicae, et (ad) impediendnm, ne Calvinistae (qui ex haereticis sunt omnium precipui rerum publicarum perturbatores regnaque et imperia precipue affectant) habeant novas respublicas, easque munitissimas, et Catholicis omnibus infestissimas, et vero, ne bona pars orbis christiani in maghum a Turca periculum adducatur.
Coeterum quia verisimiliter imperator noliet se huic negotio immisceri neque per se neque per suos deputatos, nisi intelligeret hoe fore gratum vel certe non ingratum regi Catholico, ut his diebus satis intellexi ex summo quodam viro, qui hie Lutetiae agit res imperatoris estque apud eum summo loco, valde expediret, ut videtur, S. V. primo quoque die scribere ad regem Catholicum hac de re, ab eoque petens, ut patiatur imperatorem per se vel summos aliquos viros, suos deputatos, una cum deputatis S. V. incumbere in conciliationem bonae pacis et concordiae inter ipsum et Status Belgii; cum tanti referat, ut ea res componatur et ad rem conficiendam opponendi sint magni intercessores malitiae et artibus principis Aurengiae aliorumque Calvinistarum. qui summo studio conabuntur pacem impedire, significando etiam eidem' regi Catholico, debere eum habere pro comperto istos intercessores sedulo curaturos esse, ne alia concordia ineatur quam quae et religioni Catholicae bene consulat et ipsi suam authoritatem conservet.
Certo eo aptiores essent ad hanc rem conficiendam deputati S. V. et imperator ipse, vel aliqui summi viri, ab eo deputati, tum quia, ut supra dictum est, interest totius plane orbis christiani (cujus cura ad vos duos praecipue pertinet) hanc rem brevi componi, tum quia ad S. V. haec res pecnliariter pertinet religionis Catholicae causa, et propter aliquot prestantissimos episcopos detentos, et ob alias causas. Ad imperatorem autem pecnliariter etiam haec res pertinet, quia aliquae provinciae hujus Belgii adhuc hodie sunt de imperio, et quia omnes hae provinciae Belgiae sunt cum imperio confoederatae, et cum



544
imperio contribuere debent in bellum Turcieum; tum quia Statu3 vehementer commoverentur, si viderent duo summa capita orbis christiani ex charitate, et etiam quia totius orbis christiani interest, eo se demisisse, ut ipsorum controversiam cum suo rege et bellum civile periculosissimum componant ipsisque pacem et tranquillitatem reddant; tum autem, si (Deo juvante) pax confecta esset intercessione S. V. Et Sto. V., hanc rem promonente, Status Belgii populusque Belgicus essent magis dediti Sedi apostolicae quam umquam, probe intelligentes, rebu3 compositis, quantum beneficii ex hoe (a) S. V. facto accepissent.
Si S. V. primoque tempore in eam rem ineumberet, possent adesse intercessores eo tempore, quo verisimiliter erunt utrimque magni exercitus, fortassis ad confligendum parati, prima quoque occasione sese offerente; quo tempore solet plerumque res facilius ad concordiam adduci, quippe jam utrimque instante magno periculo. iaat»
Coeterum, quia sine divino auxilio nihil vere bonum effici potest, imo ne eogitari quidem, et quia ea res valde conducere ad preparandos animos populi et Statuum Belgii ad magis expetendam bonam concordiam, valde expediret S. V. curare, aliquo tempore ante adventum legatorum, diligenter orari in universo Belgio pro pace, indictis publicis supplicationibus generalibus *), in omnibus diocesibus Belgii, circumlato etiam Venerabili sacramento, itemque propositis indulgentiis illis, qui diligenter Dominum Deum orarent pro obtinenda bona pace et concordia, aliaque pia opera facerent, ad quae solet Sedes apostolica populum christianum hortari et invitare ad provocandam et obtinendam Dei misericordiam. Quod eo magis fieri expediret, quando concionatores in illis solennibus populi conventibus, qui esse solent, quoties fiunt supplicationes generales, multa dicerent pertinentia ad excitandum populum Belgicum omnesque ejus ordines ad expetendam bonam pacem et concordiam cum rege.
Sed quia paucos nunc habemus episcopos et eorum, qui supersunt, alii retinentur captivi, ut D. episcopus Iprensis et dominus episcopus Brugensis, alii propter evidens periculum sese subduxerunt ad tempos, et verum videtur princeps Aurengiae rem agere ut novi episcopatus, in Belgio superioribus annis instituti a Paulo IV, rogatu regis Catholici, aboleantur, posset S. V. literis suis, quas hac de re scriberet ad singulos episcopos eorumve vicarios et capitula cathedralia, mittere ad vicarium generalem domini archiepiscopi Cameracensis, ut ipse pro sua prudentia eas confestim mittat et dirigat, quam optime utilissimeque fieri poterit, ad consequendum eum effectum, quem optat S. V.
Fortassis etiam expediret S. V. compositionem hujus belli civilis Belgici per bonam pacem et concordiam etiam commendare precibus aliarum provinciarum orbis christiani, uti alias factum est in rebus non majoris momenti, ut Deus multiplicatis intercessoribus facilius exoretur. Archivalia l, n». 2110.
660. 1578, MAART 16. — Johannes de Vendeville schrijft opnieuw aan Gregorius XIII om te betoogen, dat deze met den keizer moet samenwerken tot herstel des vredes in de Nederlanden.
Archivalia I, n». 2111. — Gedr. Theiner, Annales II, p. 430.
1) Aan dit voorstel gaf de paus gevolg door zijne jnbilé-bulle van 30 Juli 1578.



545
661. 1578, APRIL 17. — De Spaansche nuntius Sega aan den karninaal-staatssecretaris (Gallio): over de buitengewone geldheffing, op de geestelijkheid van Spanje te leggen tot onderstand der krijgskosten in de Nederlanden.
Et dopo lungo discorso in procurare di persuadermi la instante
necessita di S. MBta. per soccorrere alle cose di Fiandra con gran somma di danaro, mi dissero *), che la somma, di che si compiaceva Nostro Signore di fare gratia a S. M8ta., era argomento del buon animo di S. Bne. in servitio tanto importante, commune et necessario, di che S. M8ta. ne basciava i piedi alia S**. Sua. Che ben era vero, che la quantita pareva poca, considerato il bisogno, et che il modo della essattione, che si proponeva da S. Bne. in via d'escusado, non si poteva mettere in atto prattico, se non con molta grarezza di quella parte del clero, che possiede beneficii decimali 'et primitiali, alegando che non consistendo buona parte delli beneficii di Spagna in altro che in decime et primitie, non era bene, che li decimali et primitiali solo portassero il peso della impositione, che veniva per causa cosi universale, ma che era honesto, che la medesima impositione universalmente toccasse tutto il clero; alegando che quando S. M8ta. è venuta a compositione con detti decimali et primitiali, dopo lungo contrasto li deputati di quella parte del clero, che gode beneficii di questa natura, hanno fatto constare, che in somma non si poteva venire a compositione maggiore di ducentö cinquanta milia scudi 1'anno, in che restarono concordi, et che se hora sopra detta concordia si facesse nuova impositione, il clero teneria per fermo, che fosse opera di Sua Mtó. per ottenere per questa strada di N°. S™. quello, che non haveva potuto ottenere col mezo della concordia; et che ne fariano gravi querele. Perö che S. M8ta. stava in questo medesimo proposito, che essendo S. Sta. risoluta di fare la gratia, piü commodo era et piü universale accrescerla al sussidio delle galere, che comprendono tutti libenificii, che tengono rendita, etiandio di stabili, di censi et simili altri frutti, che non sono nè decime nè primitie. Io replicai, che quanto alia quantita, se si conferiva alia molta volonta di N°. S*°. verso di S. M8*4. et al bisogno del negotio, veramente era poca, poichè S. Stó. desiderava molto alia M8ta. S., et 1'importanza del negotio lo meritava; ma che conferita alle persone, delle quali si deve cavare, erano tanti e tante le impositioni, di che fino a questa hora veniva gravato il clero di Spagna et gratiato S. M8*8. da S. Bne., che non doveva parer'duro, che S. Sta. non allargasse piü la mano di quello che havea fatto nella prima oblatione, poichè et per il servitio di Dio, per la riputatione del clero, et per il servitio medesimo di S. M8ta. non conveniva, che S. S**. lo gravasse maggiormente, et che io non havevo commissione d'accrescere un maravide*) sopra la somma proposta; nè mi pareva, che S. Mtó. ci dovesse fare altra difficolta, contentandosi della buona volonta di N". SM., poichè vedeva che cosi prontamente offeriva quello che poteva, per soccorrere alli bisogni instanti per guerra cosi legitima. Et che quanto al modo della essattione non occorreva pensare d'ingroppare gl'interessi di Fiandra con quelli del sussidio delle galere, non havendo essi punto di commune insieme; ma che io propo-
1) Drie afgevaardigden des konings, die met den nuntius kwamen spreken.
2) Spaanseh muntstuk van geringe waarde.
35



546
nerei, ehe si trovasse modo di dare nuovo vocabolo a questa impositione, perché si conoscesse che ha da servire per il negotio di Fiandra solo, et per assestarla si che universalmente comprendesse tutto il clero; che questo quanto a me mi pareva ragionevole, et che quanto alia quantita, io non potevo se non raccommandare a N°. 8». il desiderio di S. MBt4., poichè era cosi honesto et necessario, che speravo che S. Sta., essaminate le forze del clero et legravezze che tiene, non haveria mancato di ponerli quel peso, che li fosse parso che havessero potuto portare per il tempo, che durara la guerra di Fiandra .... (Tenslotte beveelt Sega l) de zaak warm aan) perchè veramente mi consta della necessita della Maesta Sua, della gran somma di danaro, che hisogna consumare nella guerra di Fiandra, e della risoluta intenzione, che tiene S. M., di non abandonare quella impresa, fin chè non veggia salva la religione Catthohca
et la ubidienza
Spagna Vol. U (f. p. 234—236 (oorspr. eigenh. get.).
662. 1678, april 19. — Philips II bedankt paus Gregorius XIII voor de hem verleende subsidie tot bestrijding van den Nederlandschen opstand.
Muy sancto padre 1 La carta de mano de V. Sd. de 16 de Marcio me die su nuncio y me dixo de sa parte la gracia que V. Sd. hasido sempre de hazerme; y aunque al nuncio he dicho en la que le he estimado, y que por ello bese a V Sa. les muy sanctos pies, de muy parte he qnelido yo hazer lo por esta tambien y ordeno a don Juan de Cuniga que baga lo mysmo. SuplicoaV.S . le crea como a my mysmo y que con el animo de padre que selga monido a ayudarme con esta gracia procure de alargarla, lo mas que se podiere y mandarla despachar con el complimyento, que yo espero de V. Sd, pues sabe que lo empleo todo an servicio de Dios y defensa de la religion y conservacion de esa sancta Sede. Nuestro Senor guarde a V. Sd. muy largos anos como la christianidad ha menester. De Madrid a 19 de Abril 1578.
Muy humilde hyo de V. Sd. El Bbt.
Spagna Vol. 11 p. 243—244 (oorspr. geheel eigenh.).
663 1578, april 21. — Gregorius XILI antwoordt aan don Juan, de berichten zijner afgevaardigden Marius en Rogerius over de Nederlandsche troebelen met leedwezen te hebben gehoord, en moedigt hem verder aan.
Dilecto filio, nobili viro, Joanni Austriae Gregorius papa XIII.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem. Ex quo tempore coeperant motus isti Belgici, facile judicavimus, eos hominum perfidia, non ulla Catholici regis culpa excitatos fuisse, idque etiam omnes et sapientes
1) Tegelijk schrijft hij aan den Staatssecretaris, dat de geldhefflng „non dorra passere 200 mila scudi 1'anno, da impiegarsi per soccorso de la gnerra di Fiandra per due anni sol., et deinde ad beneplacitum, poichè potremo esser quasi che sicuri, che per via di guerra non si flniranno li travagli di Fiandra (t. a. p. UI naar cijferschrift.)



547
sentire cognovimus. Quo vero magis hostes ipsi quaerebant spargeudis disseminandisque sermonibus et scriptis sese purgare et tegere, eo magis fraudem apparere atque exstare animadvertimus. Quam enim causam afferrent adversus regem optimum et Christi primum gloriae, tum suorum salutis atque amplitudinis Catholicaeque religionis et disciplinae cultus studiosissimum? Te vero gubernatore quam possent defectionis causam confingere? Quid tibi ad timorem proponere? Et quamquam perfidia ipsa perspicua erat, tarnen libenter audivimus dilectos filios Marium et Rogerium, quos Nobilitas Tua ad nos misit, deque motuum ipsorum ortu, progressu tuaque omnibus in rebus perpetua prudentia et vigilantia, ex ipsorum sermone cognovimus. Summam spem habemus in causae aequitate inque tua virtute. Neque enim deerit Deus suae causae, quique hactenus tuis consiliis atque actionibus praefuit teque Sua ope servavit semperque adjuvit, de secleratis etiam penas sumet eumque exitum tribuet, quem Catholici omnes cupiunt. Nosque ab ipsius bonitate quanta maxima possumus animi contentione et demissione precari non desistimus. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 21 aprilis 1578, pontificatus nostri anno sexto.
Archivalia I, n°. 647.
664. 1578, JUNI 9. — Gregorius XELT schrijft aan den koning van Frankrijk, met groot leedwezen te hebben gehoord, dat Anjou zich naar de Nederlanden begeven wil, en zendt den nuntius Fabio Mirto Frangipani om met hem overleg te plegen.
Archivalia I, ne. 648. — Gedr. Theiner, Annales II, p. 432.
665. 1578, JULI 15. — Gregorius XIII aan de gezamenhjke bisschoppen en geestelijkheid der Nederlanden, die hjj dringend vermaant om door woord en voorbeeld de trouw jegens den katholieken godsdienst en den koning aan te wakkeren.
Archivalia I, n°. 649. — Gedr. Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 429.
666. 1578. JULI 16. — Gregorius XIII stelt strenge kerkelijke straffen op het deelnemen aan de bijeenkomst der Staten-Generaal te Brussel, welke door Philips II verboden is.
Archivalia I, n°. 650. — Gedr. Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 431.
667. 1578, JULI 17. — Gregorius XIII ontslaat de belanghebbenden van alle mogelijke eeden of beloften in strijd met het bevel, om niet verder deel te nemen aan de samenkomst der Staten-Generaal te Brussel.
Archivalia I, n°. 651. — Gedr. Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 435.
668. 1578, JULI 18. — Gregorius XIII verleent aan de bisschoppen van Namen, Middelburg, 's-Hertogenbosch en Roermond, volmacht, om met gestrengheid, ook met toepassing der kerkelijke straffen, op te treden tegen alle geestelijke of wereldlijke personen in hun rechtsgebied, die met de opstandelingen medewerken.
Archivalia I, nn. 652. — Gedr. Archief aartsb. Utrecht, XXII, p. 437.



548
669. 1578, JULI 30. — Gregorius XltT schrijft den jubilé-aflaat en zoowel in als buiten Rome openbare processies en bijzondere gebeden uit, om het einde der troebelen in de Nederlanden en afwending van het gevaar der ketterij te verkrijgen.
Archivalia I, n». 1290. — Theiner, Annales II, p. 431.
670. 1578, AUGUSTUS 25. — De Pransche nuntius Frangipani aan den Spaanschen nuntius Sega: over zijn bezoek te Mons waar bij vruchteloos poogde, Anjou van diens onderneming in de Nederlanden terug te honden.
Illm0. et Revm0. monsignore, signor mio osservandissimo.
V. S. Revma. hara inteso la quarta mia missione in Francia, a far la quarta prova di questi cervelli et della pelle mia, il che, ancorchè malagevolmente per 1'eta, et dirö ancho stracchezza mia, hö fatto perö volontieri per obedienza di N. S. in cosa, che è di servitio di Dio et di beneficio publico. Gionto in Parigi, me ne passai subito nel ducato di Alanzone per trovar monsignor il duca, ehe nol trovai, havendo quei snoi mali conseglieri fattoli acelerar la partenza, per farli schivar rabboccamento mio con lui.
Ritornai in Parigi et conferito ogni cosa col re et regina madre, fur di parere, ch'io dovesse andare a trovar quel signore in Monts in Henault, dove si era inteso esser gionto. Et prima di impegnarsi piü a quella mal consegliata impresa, dovesse io in nome di N. S. farli rimonstranza dell'error suo et far questa ultima prova di ritirarnelo.
Andai in Monts, dove trovai quel signore star con cosi poca autorita, che pareva piü tosto raccommandato a quelle genti che governatore ö protettore, come egli et i suoi dicevano. Haveva con se dentro di Monts la sua casa a8Solutamente et in compagna in certi lochetti aperti poteva havere in quel posto intorno a 1500 soldati.
II governo et 1'arme et la custodia delje ville et paese di quella provineia son del conté di Lahen *), governatore di detta provineia, comandandosi et eseguendosi ogni cosa di autorita et ordine di detto di Lahen.
Non haveva monsignore intendimento alcuno con i Stati Generali, et per questo effetto, stando io la, vi mando Bussi di Ambosa ■), suo primo gentilhomo, eon due altri gentilhomini. Et è da sapere, che tra monsignore sudetto et quei Stati si era bavuta pratiea per otto mesi, la qual pratica sendosi finalmente esclusa per alcune difficulta, il conté sudetto de Lahen, sendo venuto in rottura con Oranges et con i Stati, che cercavano di levarli quel governo, et, se havesser potuto, ancho di farlo prigione, come a chi sta per cadere, si è attaccato a questo ramo, che prima li è venuto alia mano, non confidando di re Catholico per ribellion commessa in quelle guerre. Et per questa via monsignore sudetto fu introdotto in Monts, senza intentione alcuna di Stati Generali.
Io li mostrai le difficulta et incompatibilita, che conoscevo d'ogni sorte
1) Zie Muller-Diegerick, Document» I, p. 369 (noot). — Bussenmaker, De afscheiding der Waalsche gewesten (Haarlem, 1895) I, p. 362.
2) George de Lalaing, graaf van Bennenburg.
3) Bussy d'Amboise, de bijzondere gunsteling van Anjou.



549
di convenenza tra la persona sna et quei Stati et Oranges, prima per la concorrenza di superiorita tra esso et Oranges, non volendo Oranges sottomettersi a lui, come lui non doveva ad Oranges; appresso la disparita di forze, sendo quello portato et sostenuto da Stati, da Alemani et da Inglesi, sendo esso monsignore solo, agiontovi poi la difficulta et contrarieta di pretesti di religione, portando quello 1'heretica, et monsignore la Catholica. Et li misi ultimamente in consideratione la difficulta del principe Matthia, al quale i Stati et Oranges adheriscono, protegendo lor stessi nel pretesto di quel giovenetto, et la regina d'Inghilterra, la qual consente, che si accetti qualche soccorzo di arme Franzesi, quanto bastino a nntrir quei rnmori, ma non vnol la persona di esso monsignore, le quali difficulta, ciascuna per se stessa et molto piü tutte insieme, sono per mio parere' insuperabili, come gia si vede manifestamente per la pratica tuttavia tenuta in lungo, con risposte incerte et indegne, tal che, come io gia li predissi, credo anzi mi par di veder certo, che qnel giovene debba far una ritirata in tempo, che conoscera di haver fatto errore a non ricevere li amorevoli et honorevoli ricordi, che li son stati fatti in nome di N. S.
Vi son concorse dopoi delle genti di questo regno cosi alia sfilata in qualche numero forse di 6 mila et piü persone; perö tutte vil genti, da mangiare, rubbare et far ogni altro mestiero che di combattere. Et chi sa, come so io, il costume di queste genti, che sono andate dell' altre volte senza poter si ritenere ancho contra il proprio re, non si maravigliara, che non si possano ritenere in questo caso.
Dette genti non sono ancho intrate nel paese di Fiandra, et si stanno cosi importate nei confini di Normandia, Piccardia et Campagna, mangiando et rubbando et ruinando quei poveretti paesani.
Queste genti, non accordandosi monsignore coi Stati, saranno di maggior numero, li faranno maggior danno, perchè non essendo pagate, come non saranno, che non vi è il modo, ö che rubberanno et ruineranno quei paesi, et si faranno piü odiosi che i Spagnoli, ö che si disfaranno, come è costume lor di fare, lassando monsignor disarmato, et cosi con poca sua riputatione in ogni caso.
Non ho mancato di ricordarli in nome di N. S. tutto quel che potesse il padre al figlio per ritirarlo da un mal conseglio, mettendoli in consideratione i mali grandi, de' quali puö esser causa, contra 1'honor di Dio, et occasion di guerre tra principi christiani, con travaglio et ruina della christianita tutta, l'ingiustitia, che faceva a un re vicino et suo fratello, il mal nome, che haria dato di se, di avido et invasor di Stati di altri, il che 1'haria fatto odioso et diffidente con gli altri principi et con ogniuno; li ho messo in consideratione molte difficulta insuperabili.
Et perciö 1'ho pregato non lassarsi passar cosi bona occasione di ritirarsi di una ingiusta impresa, ad instanza del papa et altri principi, che lo pregano, et con la autorita di detti principi, come fratello che è di re di Spagna, intrar in loco di arbitro tra quel re et quei suoi Stati, disponendo quello alia clemenza, et questi alia obedienza; di che havrebbe riportato molta laude, con autorita, che si harebbe acquistata di commun arbitrio con tutti i principi christiani. Et delle altre cose che li dissi, et replicai pur assai in questo proposito.
Ma quel giovene ■ signore è cosi mal consegliato, che non vede et non intende nulla di queste cose, et li pare, sendo di gia passato tanto innanzi



550
col' arme dentro quel paese, di non potersene ritirar con sua dignita, che Dio perdoni a quelli, che cosi mal lo cousegliano.
Di tutto ho dato conto al re et alia regina raadre, et 1'uno et 1'altra ne senteno dispiacer grande. Et il re, non potendo ritirar-il fratello da quella impresa, è risoluto di volersene tener ritirato lui, et far conoscere il buon animo suo a N. S., al re di Spagna et a gli altri principi, alli quali tutti ha mandato persone espresse a far dimostratione di queste bono et christiano animo suo.
Forse che monsignore hara cominciato a provar qualche mal passo, potrebbe avvedersi del mal conseglio, che 1'ha spento innanzi, cosi incantamente. Et io per me son di opinione, che le difficulta et la necessita li insegnarauno di non potere et di non dovere perseverarvi.
Nel maneggiar questo negotio ho ritrovato che coloro, che han spento questo giovene a una cosi mal pensata impresa, hanno havuto per principale objetto di poter per questa via metter 1'arme in mano a questi duo re di Spagna et di Francia, et in questo modo di haver concorso di forze dal re et dal regno senza spesa di monsignore, et maneggiare et comandar loro il tutto, et cosi in questo regno, come in quei Stati sollevar su i rebelli et altre genti di licentiosa vita, con mettere ogni cosa in disordine et tener 1'arme in mauo sempre, et finalmente confondere 1'autorita di Dio, quella dei re et la giustitia et le leggi tutte. Di che cosi come ho avertito queste Maesta qui et N°. Sre. in Roma, cosi ho avertito s«eho 1'agente qui di 8. M8ta. Catolica, per la sua parte, a dover esser prudenti tutti in non lasciarse per impacienza tirare ad atto di rottura, che non sarebbe altro che condurre ad effetto il mal conseglio di costoro.
Di alcuni altri particolari, che non si possono cosi confidare al scriver commune, massime del profitto, che si protrebbe cavare dalla inimicitia et divisione di quel di Lalen con Oranges, ne ho dato avviso con fogli apportati a N°. S™.
Io non ho mancato et non mancarö, mentre sarö in queste banne, di pensarvi et dirvi et farvi tutto quel che saprö et potrö per il servitio di Dio et benefitio publico, conforme al ordine che n' ho di N°. Sre., et al debito mio di christiano. Et piaccia a Sua divina Maesta di farne riuscire quel bono effetto, che se ne desidera.
Di tutto ho voluto far questo compendio con V. S. Rma., come la penna et la carta lo comporta, cosi per occasione di farli riverenza, come per sua informatione per poterne dar qualche conto di la a S. M8ta. ö a suoi ministri per gli officii, che si fanno in nome di N. Sre. Et pregandola a conservarmi nella sua bona gratia, riverentemente li bascio la mano; ch'el Signore Dio la conservi sana et felice sempre, come desidera.
Di Parigi, li 25 di Agosto 1578.
Di V. S. 111""1. et Revma. affettionatissimo servitore ) „. , . L arcivescovo di JNazarette. )
Op den rug het adres.- Al' Illmo. et Revm0. signor mio osservandissimo, monsignor il vescovo de la Ripa, nuntio di N°. Sre. appresso al re Catolico a Madrid.
Ottob. lat. 3207 Pars. I f. 41—42* (oorspr.) — Zie Archivalia II, n». 250.



551
671. 1578 OCTOBER 2. — Alexander Farnese bericht aan pans Gregorius XIII het overlijden van don Juan *•), wiens voorloopige opvolger hij is.
Beatissimo padre.
Essendo il Signore Dio stato servito di terminar i giorni del Signor Don Giovanni (che sia in gloria), chiamandolo nltimanente a se doppo esser' stato quindici di indisposto, e lassando tutti noi qua, et me particolarmente, come il piü obligato et che le portavo piü affettione d'ogni altro, ripieno di quell' afflittione et amaritudine, che '1 caso e la perdita universale della christianita, quella di Sua Maesta, et la propria mia ricerca, m'è parso che convenghi all' obligo mio, non solo di partecipar' con la Santita Vostra questo dolöroso accidente, ma di condolermene affettuosamente, come faccia con lei; poichè m'assicuro, che sentira di tal' perdita quella parte del' dispiacere, che conviene,* et con molta ragione, poichè in vero si ritrova meno un' prirM&pe Catholico, prudente et valoroso et osseqniosissimo a cotesta santa Sede et desiderosissimo d'obbedire et servire la persona della Santita Vostra particolaremente. Piacque a quella benedett' anima di renuntiare a me in quest' nltimi suoi giorni il suo carico, facendo sopra ciö quella dichiaratione, che le parve convenire. Et la Santita Vostra puö assicurarsi, ehe se avessi potuto scusarmi di non accettar' peso tale in questi tempi, 1'havrei fatto molto volentieri. Ma il conoscer chiaramente, che non risolvendomi a questo, il servitio di Dio, della religione et di Sua Maesta, a' quali sono per tanti rispetti tanto obbligato, come si sa, ne haveriano potuto ricever' notabil danno, ha causato, che ho accettato questa briga, sino a nuovo ordine di Sua Maesta. E fra tanto procurerö con ogni industria et diligentia possibile, di governare questi negotii conforme a come giudicherö convenire al' benefitio della religione e servitio di Sua Maesta, nè lassarö nelle occasioni, che mi s'appresenteranno iu questo mentre di servir Vostra Beatitudine, conforme all' obbligo, che tenga di farlo. Con che baciandole con la debita reverentia i santissimi piedi, resto pregando N. S™, che 1'essalti et feleciti, come desidera. Dal' forte di Bugia »), a 2 d'Ottobre 1578.
Di V. Stt.
1'humisissimo servitore et vassallo \ Eigenh. get. Alessandbo Fabnesb. ' *
Archivalia I, n°. 2270.
672. 1578, NOVEMBER 10. — Alexander Farnese bericht aan Gregorius XIII, dat Philips II hem' definitief benoemd heeft tot landvoogd der Nederlanden, maar dat hij vreest als zoodanig misschien niet te zullen slagen.
Beatissimo padre.
Mi trovo haver" dato aviso alia Santita Vostra della perdita, che si era fatta del' signor Don Giovanni, che sia in cielo, e delle cause, che m'obbligavono per servitio di Nostro Signore Dio etdi Sua Maesta Cattolica, di sostener' questo peso, sinchè la Maesta Sua fosse servita di dichiarar' altra cosa. Hora con questa vengo a dar conto alia Santita Vostra, come di poi Sua Maesta si
1) Gest. 1 Oct. 1578.
2) Bouges.



552
è eompiaciuta di comandarmi, ch'io continui a servirla in questi Stati col medesimo carico e grado, ché c'haveva quella gloriosa memoria. Onde per 1'obligo, che tengo per tante cause al servitio di Sua Maesta, e per la molta confidenza, che mostra nella persona mia, il che vien da me stimato piü d'ogn'altra cosa di questo mondo, ricevo tal deliberatione per gratia particolare da Sua Maesta, et cosi m'ingegnerö di servirla con la fede e amore, che si conviene, et in modo, che havera occasione di restar' sodisfatta, se non del servitio, almeno della buona volonta, con che m'impiegherö iu esso, et scusarmi. se le cose non riusciranno conforme all' intention' sua et al' bisogno del negotio, poichè stanno al presente della maniera, che la Santita Vostra deve sapere, che causera anco, che appresso di lei et del mondo non doveró esse incolpato, in caso che succeda altrimenti. Et se Sua Divina Maesta mi concedera gratia, ch'io possa metter' ad effetto i miei buoni pensieri, la Santita Vostra puö ben assicurarsi, che son' tanto conforme al suo santo servitio et a quel di Sua Maesta, che le cose della religione et degl'altri giusti et ragiouevoli fini, che si pretendono in questo negotio, passeranno bene et a süa sodisfatione. II che mi sara d'infinito gusto, come anco, che la Santita Vostra mi comandi e tenga per quel devoto servitore che le sono, conservandomi nella sua buona et santa gratia. Con che basiandoli con la debita reverentia i santissimi piedi, resto pregando N. Sre., che la conservi e prosperi per quel lungo tempo, ch'io desidero et la Christianita ha bisogno. Di Bugia, di 10 Novembre 1578.
Di V. S*.
humilissimo servitore et vassallo ) .
Alessandbo Farnese. j ^en ' &e '
Archivalia I, n°. 2271.
673. 1B78, NOVEMBER 28. — De Spaansche nuntius Sega aan den kardinaalstaatssecretaris (Ptolomeo Gallio): over de komst van aartshertog Matthias in de Nederlanden, en over den bisschop van Yperen (Martinus Rythoven), die als afgevaardigde der Staten-Generaal naar Rome gaat.
28 di Novembre.
Ho parlato hoggi a lungo a l'ambasciadore de lo imperatore, et da se stesso è uscito che ha qualche inditio, che questo moto di Matthias è stato per opera de la regina d'Inghilterra, et che è stato allettato a questo sotto speranza di matrimonio; et mi dice, che il medesimo Matthias si lasciö uscir di bocca in un certo luogo del viaggio, che egli andava a dritto camino in Inghilterra, soggiungendomi, che un Giovanni Smiteo 1), che gia piü mesi sono fu ambasciadore de la detta regina a questo re, trovandosi a ragionamento seco, quando venne 1'avviso de la pace seguita in Fiandra, disse che S. M**. Cattolica poteva scrivere il seguito di questa pace per la maggior vittoria, che havesse ottenuta et fusse per ottenere a tempo di sua vita, poichè egli ben sapeva le ruine, che soprastavano, quando non fusse seguita. Sopra
1) Sir John Smith was in 1577 als gezant door Elisabeth naar Spanje gezonden om bevrijding van Engelsche onderdanen te vorderen, die aldaar in de gevangenis van de Inquisitie waren opgesloten. (Meyer, England und die Kath. Kirche, p. 219).



553
le quali parole inferisce, che volesse intendere di questo progresso; et questo cavaliero è molto bene intentionato et sta di una malissima voglia di questo motivo, come quello, che conosce la persona di Matthias per huomo sodo et di giudicio, et che perciö non sia per essersi mosso senza fondamento almeno apparente. Matthias è giovine di 22 anni, bellissimo di corpo, del quale mi ha mostrato un ritratto grande del naturale, tal chè saria facil cosa che questa gatta vecchia *) potesse desiderare di pro var sorge x) tenero. Et tanto maggiormente mi vo confermando in questo, quanto che dal Prada, secretario di don Giovanni, con nna lettera di 4 di questo da Lucemburg mi scrive, che la medesima regina havendo inteso, che li Stati, ö alcuno di essi attendono tuttavia a la prattica del duca di Alanson, ha protestato a li medesimi Stati, che avvertischino di non lassar entrare Francesi al governo di quei paesi, se pretendono di tener amicitia con lei; talchè io non so intendere intieramente questa prattica, se non è che corra qualche divisione tra li Stati medesimi, come ho sempre sperato, parendomi impossibile, che possa durare unione in questa confusione Babillonica. Nè so interpretar queste attioni, che hoggi si faccia entrare il principe di Orange trionfante, dimane Matthias, et appresso si chiami Alanson; che ne la capitulatione si faccia la professione de la religione Cattolica, et poi si domandi la confessione Augustana; si publichi il concilio di Trento, et si viva ne la liberta che si vive di tutte le cose; sitenga stretta lega con la regina d'Inghilterra, col principe di Orange et con altri heretici, et si mandi ambasciadori a N. Sre., come intendo che si ha mandato il vescovo di Ipri; ma che sopra tutto non si ritrovi modo di mandar huomo in Spagna; argomento di mala intentione, et che per consequenza la publicatione del Concilio, et lo ambasciadore a S. S.tó sono cose per dar pastura al mondo, et per gabbar S. Bne., se possono. Essendo perö vero che venga costi il detto vescovo, bisognera con esso star molto occulato col solito riservo in credere, stando tante dissonanze, et finchè non si veda buona chiarezza di sincera intentione. II vescovo è un gran letterato, et in mio concetto lo tengo per huomo da bene, et per un buon Christiano, ma li vescovi in quelle parti, stando le cose in qaesti frangenti, non sunt omnino sui juris. Laudo tuttavia che sia ricevuto con quella piëta, che si ricerca come ambasciadore mandato dal figliol prodigo, et che godendo del beneficio del tempo, si aspetti d'intendere dove sia per battere S. M8ta. La publicatione del Concilio, se pur è vero che sia fatta, non è per altro, se non per mostrar un desiderio di vivere Catholicamente, poichè io haveva molte volte detestato, che il Concilio non si fusse mai messo in essecutione in quelli paesi, onde mi ricordo di haverne scritto costi.... Spagna, Vol. 11 p. 95—98 (naar cijferschrift).
674. 1578, DECEMBER 3. — Gregorius XIII betuigt zijne vreugde en zijn vertrouwen aan Alexander Farnese, wien het opperbevel in de Nederlanden is toevertrouwd.
Archivalia 1, n°. 663. — Gedr. Theiner, Annales 11, p. 434.
675. 1579. — Betoog van Sega aan koning Philips, dat hij zijne krachten moet samentrekken voor de krijgsonderneming tegen Engeland.
Archivalia I, n». 2108.
1) Koningin Elisabeth.
2) Sorcia = muis.



554
676. (ONGEVEER 1579). — Betoog, hoe noodlottig voor den godsdienst en de zaak des konings de pacificatie van Gent is geweest, en hoe alsnog in het geleden nadeel kan worden voorzien.
Demonstratio brevis, quam perniciosa fuerit religioni, regiae majestati et Catholicis Belgii pax Gandavensis; unde colligere licebit, nulla ratione talem pacificationem admittendam, si consultum velimus reipublicae christianae.
In primis quam perniciosa fuerit Belgio haec pax Gandavensis, non opus est alia demonstratione, quam quae ex subsecutis fructibus et effectibus illius preclarae pacis colligi potest, in qua haeretici fraudulenter imposuerunt regi et miseris Catholicis.
Nam ut ab esxecutione illius pacis ordiamur, restitutis exulibus haereticis in bonis et possessionibus suis, exautorizatis militibus regiis, dimissis canibus. venerunt lupi in gregem Dominicum, qui statim in Hollandia et Zelandia, ubi imperium tenebat tune Auraicus, uti modo, omnia monasteria fratrum Minorum de Observantia dejecerunt et funditus everterunt. Subseeuta fuit mox non solum in Hollandia, sed pene in toto Belgio, demolitio omnium castrorum suae majestatis. Demum eo compulsus fuit Austriacus, ut ad castrum Namureense profugerit, nova expectans praesidia.
Mox sic aucta fuit tyrannis Auraici, ut non solum in civitatibus Hollandiae et Zelandiae, suae majestatis subditis, et in ditione Ultrajectensi secundum pacta pacis Gandavensis, sed etiam Brabantiae et Flandriae gubernationem sibi vendicarit, imo fere totius Belgii.
In civitatibus vero Hollandiae et Zelandiae, in quibus ante pacem Gandavensem integra erat religio, ea contra pacta jurata per vim mutata fuit et subditis fidelibus erepta. Catholicorum autem nulla fuit habita ratio, quod tarnen requirebant pacta pacis, adeo ut multis in locis etiamnum maneant spoliati bonis suis immobilibus Catholici, quorum restitutio secundum pacta pacis Gandavensis illis debebatur.
Quod si similis pax ineatur cum rebellibus, qualis inita dicitur cum D. de Montengi1), et D. de la Motte, sua Majestas, dimissis copiis suis, in ultimum discrimen adducet Catholicos omnes una cum sanctissima religione. Neque tantum extremo periculo exponet Belgium, sed etiam in discrimen adducet sanctissimam religionem per universam Europam et suae maiestatis coronam.
Nam ut sunt inquieta haereticorum ingenia, sanguini Catholicorum semper inhiantes, non quiescent donec (in) universa Europa exterminetur religio.
Si sua majestas sibi bene consultum velit, cum ille praècipuus Catholicae religionis hoe saeculo nostro datus videatur a Deo Optimo Maximo defensor et assertor, serio perpendet secum, quot millium animarum jactura hmc subsequetur, de quibus ille justissimo judici redduturus est rationem aliqando, et forte brevi; sanguinem enim earum requiret de manu pastoris, id est regis.
Sane si non potest alia ratio inveniri, quam ut dimittatur miles Hispanus, praestaret extrema tentare quam tale quid committere.
1) Lees- Montigny. - Hier wordt blijkbaar gezinspeeld op de verzoening der beide Groeten, die plaats had in het laatst van 1578 en uitliep op de Unie van Atrecht, 6 Januari 1579. Vgl. Blok, Geschiedenis, IU, blz. 219 vv.



555
Si eoeat diu desiderata pax conditionibus pacis Gandavensis, ubi manebit Auraicus? Ubi Joannes Nassovins? Ubi senatus haereticus iu civitatibus ? Ubi consiliarii, gubernatores etc, a tyranno haeretico Auraico, Catholicis profligatis substituti? Si tales maneant in gubernaculis reipublicae, quam misera erit cönditio Catholieorum? Quid illis expectandum restabit, nisi caedes et internetio erudelissima ? Sicut oves occisionis reputati sumus omnes. An hoe non erit In pis tradere oves? Quam securitatem praestabunt regi haeretici rebelles? Quam fidem servabunt, exarmato rege, qui pacta etiam jurata non servant? Si pax Gandavensis concedatur, qualis erit autboritas optirai regis in subditos ? Sane non expediret publicae paci talem principem, in ordinem redactum, praeesse reipublicae. Nota est historia regum Francorum sub comitibus palatii etc.
Quod ad dimissionem militis Hispani attinet, tatis est constitutie Belgii, quod etiam, restituto rege una cum religione ad comprimendum furorem haereticorum et populi sediosi motus, necesse erit ad tempus constituere in praesidiis cohortes aliquot pro publica pace et religione tuenda, quae alioquin hoe rerum statu per magistratum etiam Catholicum tueri non poterit, neque collapsa justitia erigi.
Sua majestas in optima et justissima causa pro se habet Deum. Non dubium est, quin Dominus aliquando respiciet lachrimas et exaudiet orationes tot millium clamantium in caelum, et suae majestati optatam victoriam contra bostes suos concedet, modo adhibeantur media ut tollantur illa mala, quae merito iram Dei excitare possent et desideratam victoriam impedire.
Causae porro, quae optimi regis contra rebelles et hostes fidei hactenus retardasse videntur felicem progressum, hae assignari possent. In primis: neglecta disciplina militaris, adeo quod in quibusdam locis improbitas militum tanta fuerit, quod etiam manus non abstinuerint a spoliatione templorum. Notum est optimi Christianissimi regis Francornm, Clodovei primi, dictum (ut est apud B. Gregorium Turonensem lib. primo Historiae Francorum) qui dum castra metaret contra Alaricum, Gotharum regem haereticum Ariauum, in Pictavorum urbe morantem, cum ei esset per Turonicum agrum transeundum, pro reverentia S. Martini edictum promulgarit, ne quis de regione illa aliud quam herbarum alimenta aquamque presumeret. Porro quidam ex militibus cujusdam pauperis rustici foennm depredatus est, interpretans illud esse gramen. Cum autem ejus rei querela pervenisset ad regem, mulctato militis capite: „Ubi erit, ait, spes victoriae, si B. Martinus offendatur? Ubi erit spes nostra victoriae consequendae, si Christus offendatur?"
Secundo: oppressio Catholicorum in illis civitatibus, quae se ultro subdiderunt suae majestati. Nam talis oppressio pessimi exempli est illis civitatibus, quae alioquin paratae essent sese dedere.
Tertio: neglectus Catholicorum exulum. Hinc factum est quod in hoe bello civili, nisi Christi ageretur causa, panci essent qui sequerentur partes optini regis.
His malis, si debita adhibeantur remedia, sperandum est de Dei Optimi Maximi misericordia, quod brevi devictis hostibus, Deo suus honor restituetur et suae majestati debita obedientia.
Oorspr. (?) Vat arch. Miscell. Arm. II (= Polit. Varia) Vol. 147 f. 69—70. — Vgl. Archivalia I, n°. 867.



556
677. 1B79, JUNI 30. — Alexander Farnese aan paus Gregorius XHT: over de heugelijke inneming van Maastricht.
Beatissimo padre,
Essendo Nostro Signore Dio stato servito di concedere hieri, che fu la solemnita di S. Pietro, a Sua Maesta Cattolica vittoria di questa villa di Manstricht {sic), m'è parso conveniente dame col' mezzo di questa mia aviso alia Santita Vostra, assicurandomi che per esser' dell' importantia, che è al servitio di Sua Maesta, et per conseguentia di molta reputatione alle cose della religione Cattolica in queste parti, et nella congiuntura, che sono te negotioni, che si trattano, debba sentirne particolare consolatione. Besta hora, che la Santita Vostra sia servita nella buona gratia, et di favorirmi alle volte col' comandarmi et impiegarmi nelle cose di suo servitio, poichè non ha servitore che le sia piü devoto nè ossequioso di quel che son'io, nè che piü prontamente di me spendessi ciö che ho per servitio suo particolare et di cotesta santa Sede. Con che non essendo la presente per altro, resto baciando humilissimamente i santissimi piedi della Santita Vostra et pregandole dal Signore quella lunga vita et prosperita, ch' io, suo devotissimo servitore, desidero, et che la Christianita ha bisogno. Dal campo a Mastricht, a 30 di Giugno 1579.
D. V. S.
humilissimo servitore e vassallo ) get Alessandro Farnese j
Archivalia I, n°. 2272.
678. 1579, JULI 3. — De nuntius Castagna aan kardinaal (Alessandro) Farnese '): lofrede op Parma's bewonderenswaardige houding hij Maastricht en bericht over diens ziekte,
Vgl. Archivalia I, n°. 2330. — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte, II, p. 224 vlg,
679. 1679, JULI 9. — Antonius Lnllus, vicaris-generaal van den aartsbisschop van Besancon, aan kardinaal Santorio te Rome: over Parma's grootmoedige houding na de inneming van Maastricht.
Captum est tandem a principe Parmensi et directum Mastric, quod nos Trajectum Superras vocamus. Exemplum temeritatis populi seditiosi et rebellis. Laudatur ejusdem principis magnanimitas, praeter caetera, et dementia; qui cum victoria fieri potuisset insolentior, nihilominus tarnen postridie articulos omnes (super quibus antea convenerat cum deputatis provinciarum de Henaut, Artois etc.), sine immutatione aut correctione aliqua juravit solemniter. Erant articuli hii pacificationis fore eidem cum iis, quos proposuerunt alii deputati Coloniae, excepta una causa religionis. Captivi illi, quos Orangiae servabat Gandavis, scilicet episcopus Hyprensis et Burgensis {sic) et dominus de Champagney et Moqueron (sic) ■) atque alii, cum corruptie custodibus fugere
1) Oom van Parma.
2) Bedoeld lijn: de bisschoppen van Yperenen Brugge, alsmede de Heeren van Champagney en van Mouscron.



557
tentassent, retenti fuerunt, majori suo malo, ut videtur. Pro certo jam habetur, quod rumor hactenus ferebat, regem Galliae foedera percussisse cnm Genevensibus et Bernensibus. Hoe lugent multi, et mirantur omnes .... Bisuntii, 9 Julii 1579.
Archivalia I, n°. 865.
680. 1579, juli 20. — Gregorius XHT wenscht Parma geluk met de verovering van Maastricht en voorspoed bij verdere krijgsbedrijven.
Dilecto filio, nobili viro, Alexandro Parnesio, Parmae et Placentiae principi Gregorius papa XIII.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Expectabamus quotidie literas Nobilitatis Tuae; jam enim animo praeceperamus eam laetitiam, quam nobis pollicebatur summa Dei benignitas, quae te ista tam praestanti virtute donavit. Acceptis igitur tuis literis de Matrichi (sic) expugnatione, et Deo gratias egimus, et virtuti tuae cogitatione atque animo gratulati sumus, quod etiam his literis facimus. Precamur autem Dei bonitatem, ut, te incolume et duce, cumulet Ecclesiam suam omnibus gaudiis largiaturque eam tranquillitatem, cujus tuendae Catholicaeque reipublicae dignitatis atque amplitudinis conservandae causa tam grave bellum a rege Catholico necessario est susceptum. Quo quidem in bello administrando et gerendo, ut enitet virtus et lans tua, sic Deum oramus, ut tibi perpetuo adsit sua gratia teque protegat, nobisque atque Ecclesiae suae quam diutissime conservet. Datum Bomae apnd sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 20 Julii 1579, pontificatus nostri anno octavo.
Vgl. Archivalia I, n°. 865.
681. 1579, september 7. — Parma aan Giacomo Boncompagni 1): dank voor ontvangen gelukwenschen, naar aanleiding der inneming van Maastricht.
Bacio a Y. 1. le mani dell'amorevole officio di complimento, che 1'è piaciato di far meco al mezzo della sua de 25 di Luglio in proposito della consolatione che mi significa haver sentita del buon fine, che Nostro Signor Iddio è stato servito di dare a questa impresa di Mastricht. E se bene non era necessario per certificazoni piü di quel ch'io sono della buona volonta, che mi porta, et quanto partecipi di tutto le cose di mia sodisfattione, m'è perciö stato gratissimo et lo riconosco dalla molta amorevolezza sua verso di me, alia quale dal canto mio le vien benissimo corrisposto, com'ella se ne potra chiarir' meglio per gl'effetti, con porgermi qualche occasione, et piü spesso che non fa, d'impiegarmi in cose di suo servitio, nel quale le farö conoscer' sempre in me quella prontezza che si conviene .... Di Mastricht, a 7 di Settembre 1579.
Alessandro Farnese.
1) De natuurlijke zoon van Gregorius XIII, verwekt vóór hij in den geestelijken stand was getreden.



558
Op den rug het adres: All' Illmo. Giaeomo Boncompagni, generale
di Santa Chiesa.
Boncompagni-Ludovisi D. 85 (oorspr. geheel eigenh.). Nogmaals schreef Parma zoo hoffelijk aan denzelfde 20 October 1579. Zie Archivalia III, 253, d.
682. 1579, OCTOBER 2. — Castagna aan Parma: troost en bemoediging bij diens tegenspoed.
Al signor principe di Parma.
Mi ha consolato molto la lettera, che V. E. s'è degnata scrivermi con tanta cortesia, vedendo massime, che ella approva il conseglio ch'io prési di mandar il Breve et scriver in quella forma alli paesi d'Artoys, Hennault etc. Et starö hora aspettando, se vorranno rispondere. Ho ben compassione a V. E., che trovandosi in termine (come m'immagino et intendo che si truova) nel quale piü che mai haverebbe bisogno di ressolutione, le conviene nondimeno aspettarla di Spagna, la cui naturale tardita non solo difficulta, ma il piü delle volte guasta molti negotii. Et essendo questa di tanta importanza, so che V. E., astretta dal tempo, da la instanza de gl'huomini et da altre necessita, ha da pensare et da ruminar assai. Ma il suo molto valore, ajutato dal favor di Dio, il quale non puö mancar a chi ha si buona mente verso il suo santo servitio,
dara fine honorato et conveniente al tutto Colonia, 2 Ottobre 1579.
Germ., Vol. 10 f. 123» (gehjkt. afschr.).
683. 1579, OCTOBER 24. — Castagna aan Parma, dien hij aanspoort om zoo mogelijk Kamerijk te heroveren op de ketters.
Al principe di Parma.
Mentre ch'io sono in queste parti, non posso far di non dar qualche fastidio a V. E. con mie lettere, massime per le cose, che pare mi astrenghino per 1'officio ch'io tengo. So ch'ella è informata delle cose di Cambray et dell'aggravio, cbe vien fatto all'arcivescovo di quella citta, qual, oltre l'esser molto grato a S. S., è di quella fameglia1), che per continui servitii et fedelta merita tanto appresso la Maesta Cattolica. Sono informato, che se ben la citta è imperiale, suddita all'arcivescovo, la Eocca ■) è di S. M. Cattolica, et con questo pretesto è stata presa et è ritenuta da gl'adversarii; et quel che vi è castellano, non contentandosi di governare il castello solo, se ingerisce et perverte anco tutta la citta, havendo fatto pregione il suffraganeo et vicario generale del prelato et il primo scabino della citta et cerca d'impadronarsi del tutto. Intendo ancora, che la Rocca non è si forte et munita, che con molta facilita non se gli levasse di mano; onde seguitaria, che 1'ascivescovo potrebbe retornare nella sua citta et mantenerla sempre devota di S. M. et fedele alia religione Cattolica. Ma perchè m'immagino le difficulta et li contrarii, che V. E deve provare ne i maneggi, in che si truova, non ho ardire di domandarle in ciö cosa nessuna, ma solo raccommandarle questo negotio, et in un certo modo escitare la ottima volonta, che è in lei in questo fatto et in ogn'altra
1) Berlaymont.
2) De citadel.



559
buona opera, pensando che almeno a qualche tempo le potria forsi venire opportunita a di dar questa impresa (che come dico, intendo esser breve et facile) alli soldati proprii di Artoys, Hennault etc. per la vicinita, ö in altro modo riacqnistare quella citta et rocca et reunirla a gl'altri paesi vicini, che professano di voler'esser Cattolici et a S. M. devoti; che se detto luogo resta in mano d'altri, non potra se non dare disturbo alli circonvicini. V. E. deve intendere molto meglio di quel che potrei pensar io, ma non posso mancare di racommandarle questo negotio Colonia, 24 Ottobre 1579.
Germ. Vol. 10 f. 236v—237 (gelijkt, afschr.).
684. 1B79, NOVEMBER 21. — Gregorius XIII bemoedigt Margaretha van Parma, bij de nieuwe aanvaarding van hare moeilijke taak in de Nederlanden.
Archivalia I, n°. 674. — Gedr. Theiner, Annales III, p. 106.
685. 1578, MAART 17, MüNCHEN. — De nuntius Bartolomeo Portia aan den kardinaal-staatssecretaris (Gallio): over 's keizers plannen ten opzichte van het congres tot pacificatie der Nederlanden.
Germania, Voi. 82, waar a f. 598— 599 (naar cijferschrift) en 6 f. 594 (oorspr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte I. p. 254.
686. 1578, JUNI 18. — Kardinaal Gallio aan den Spaanschen nuntius Sega: mededeeling, dat de paus in beginsel bereid is, met keizer Budolf samen te werken tot herstel van den vrede in de Nederlanden.
Sono piu giorni, che 1'imperatore ricercö Nostro Signore, che
volesse ratei-porn per trovarc qualche forma di concordia a le cose di Fiandra *). Et havendogli S. S4*. al hora fatto rispondere, che prima di mover parola in questo negotio era necessario di procurar, che 1'arciduca Matthias si levasse di quei paesi, non vedendo S. Sta., come il re potesse dar orecchio a una simile trattatione, mentre che un suo nipote stesse ostinatamente fermo in quei suoi Stati, dove cosi temeriamente era andato, hora S. M. Cesarea ha fatto di nuovo la medesima instanza a S. Bne., dicendo che non si debba lassar di trattar il negotio, perchè circa la persona di Matthias non despera, che si potra trovar qüalche buona forma. Perö sopra queste parole S. S**. ha pensato, che si possa sperar qualche bene. Et cosi, dovendo hora il cardinale Madruzzo 2) andar a la sua chiesa di Trento, S. Stö. si è servita di questa occasione et gli ha ordinato, che vada dritto a trovar 1'imperatore et intenda un poco piü particolarmente 1'intention sua, et qual forma è quella che si puö dar a questo negotiot perchè, se S. S**. la trovera tale, che con ragione possa esser di satisfattione al Serenissimo re Cattolico, non manchera poi d'abbracciare il negotio vivamente, etiam con mandare un personaggio in Spagna, se sara bisogno,
1) Door tusschenkomst van Madruzzi had keizer Rudolf 's pausen bemiddeling bij koning Philips gevraagd, om dezen tot toegevendheid te manen; vgl. 'skeizers brief aan zijn broeder Matthias, d.d. 8 Maart 1578, bij Gachard, Actes des États généraux (Bruxelles 1861) In0.1040.
2) Deze kreeg 25 Juni in denzelfden geest eene uitvoerige instructie mee, waarin sterk op de onverwijlde terugroeping van aartshertog Matthias wordt aangedrongen; zie Hansen, II p. 204.



560
et con far caminar il proprio cardinale Madruzzo sin in Fiandra ö dove bisognera, poichè le qualita sue sono tali, che sara facilmente grato a tutte le parti, et non si poteva metter mano in alcuno piü a proposito di lui. Tutto questo hanno communicato con l'ambasciadore di Spagna qui, acciö lo faccia intendere a S. M. et lei possa essere in tempo, se vona, declararci 1'animo et 1'intention sua et quello che per ultimo desiderarebbe, per dar qualche buon assetto a queste cose
Spagna Vol. 20 f. 231 (minuut van cijferschrift).
687. 1B78, AUGUSTUS 2, — Sega aan kardinaal Gallio: over 's konings dringenden wensch, dat kardinaal Madruzzi 1) als pauselijk legaat of als keizerlijke commissaris de vredesonderhandelingen te Kleef bijwone, en over den vermoedelijk ongnnstigen afloop dezer onderhandelingen.
Et di piü se li da conto della risolutione presa de S. Msta. d'in-
viare a Cleves, dove dovranno essere le due elettori dell'imperio, il duca di Terranova, perchè assista per S. Mta. a questa trattatione; et che se desideraria che vi assistesse ancora il cardinale Madruccio come legato di S. Stu. Ma che portando questa risolutione difficolta, si. per quello che siano per sentire li Stati, anzi il prencipe d'Oranges, capo di essi, che vada legato del papa in questo negotio, si anco per la difficolta della precedenza tra'1 legato et gli elettori dell'imperio, tratti di questo particolare con 1'imperatore. Dal quale, se sara giudicato bene che il cardinale vi intervenga come legato di S. Stö., subito si spedisca un corriere costi all'ambasciadore, che ne procuri da S. Bne. la speditione, et quando dichiararlo legato paresse che fosse per portare difficolta, essendo S. S. Illma. •) prencipe d'imperio, se li metta in considerazione, se a S. Mta. Cesarea paresse bene d'inviarglielo come suo commissario.
In somma S. Mta. desidera sommamente, che il cardinale intravenga in questa dieta, quando si possa fare senza pericolo d'inconvenienti,et, come scrissi co' 1'altra mia, resta molto sodisfatto della persona; et mi ha detto con molto affetto, che baseia i piedi a S. S*8. del paterno pensiero, che tiene delle cose sue. Gia sone fatti tutti li spacci, et vanno con questo corriere. II duca di Teranova è spedito, et partira fra otto ö dieci di; et prima della sua partenza io non mancarö di parlargli, et darli conto di quel che passava in tempo mio in Fiandra con quei pochi ricordi, cbe comportera la mutatione delle cose.
Et intanto s'io bo da dire il mio parere, mi pare, che le cose stiano hora in congiuntura tale, che sia per sperare poco frutto da questa dieta, et specialmente nel particolare della religione; perchè quando si venira all' atto prattico della promessa generalé, che se ne fa, si ritroveranno piü difficolta di quelle che 1'uomo ne pensa, si perchè predominano gli heretici con capo tanto astuto et maiitioso come quelle del prencipe d'Orange, si anco perchè, come costi si puö essere inteso, ancora, sono passati a tanta temerita in molti luoghi di quei paesi li popoli nelle cose della religione, che, se Dio non ci pone la Sua mano, come si ha da sperare e pregare, le opere humane saranno di poco profitto. Et parmi di vedere a me in questo punto la Fiandra fatta una cloaca
1) Ludovico Madrucci, kardinaal, bisschop van Trente.
2) NI. Madruzzi, als bisschop van Trente.



561
di tutte le heresie, poichè in essa corrono heretici et di Francia e di Germania, di Scocia, d'Inghilterra, di Danimarca et di tutte le altre parti circonvicine. Et il prencipe d'Orange per stabilire 1'imperio suo non lasciara di fare tutto il suo possibile per precipitare tutti quei popoli in cosi fatta contumacia, dalla quale nasce il suo stabilimento. Et il mezo opportuno è, che concorrano da tutte le parti genti infette per ajutare a putrefare intieramente quel corpo. Et piaccia a Dio, che in questo io non discorra il vero, come pur troppo dal principio, ch'io fui in Fiandra, in tutte le mie lettere ho predetto sempre quello, che hora si tocca con mano Di Madrid, li 2 d'Agosto 1578.
Spagna. Vol. 11, p. 329—330 (oorspr. eigenh. get.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 211.
688. 1578, AUGUSTUS 80. — Gregorius XIII aan keizer Bndolf, ter aanbeveling van zijn nuntins Castagna, dien bij zendt om de pacificatie der Nederlanden te bevorderen.
Archivalia I, n°. 653. — Gedr. Theiner, Annales II, p. 433.
689. 1578, AUGUSTUS 30. — Gregorius XIII spoort den aartsbisschop van Mainz, wien keizer Bndolf de zaak van de pacificatie der Nederlanden wil opdragen, dringend aan, zich hierin met toewijding en spoed te beijveren. Een dergelijke Breve aan den aartsbisschop van Trier.
Archivalia I, n"l 654—655. — Gedr. Theiner, Annales II, p. 423.
690. 1578, SEPTEMBER 6. — Instructie, door den kardinaal-staatssecretaris Ptolomeo Gallio meegegeven aan den nuntius Castagna, bij diens zending naar het Keulsche vredescongres. — Met aanhangsel.
Arm. 64, Vol. 12, f. 81—93" (oorspr. eigenh. get. en met zegel). — Archivalia I, n°. 861 (waar: Aug. 29). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 218.
691. 1578, SEPTEMBER 10. — Gregorius XILI verzoekt den aartsbisschop van Mainz, zijn vertrouwen te schenken aan den nuntins Castagna, wat betreft de zaak van de pacificatie der Nederlanden. — Evenzoo aan den aartsbisschop van Trier.
Yenerabili fratri, archiepiscopo Moguntino, sacri romani imperii principi eleetori, Gregorius papa XIII.
Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem.
Quantopere nobis cordi sint res Flandricae, quantumqne spei in tua singulari prudentia et pietate positum habeamus, testes sunt nostrae literae, quas proxime ad te dedimus. Nihil enim libentius audivimus quam cum negocium pacificationis fraternitati tuae a charissimo in Christo filio nostro, Rodulpho, Romanorum imperatore electo, commissum fuisse accepimus. Speramus enim fore tua opera, ut is exitus consequatur, quem semper optavimus. Itaque hortati sumus, ut omnibus rebus posthabitis, in id negocium incumberes; id autem facere te non dubitamus. Nihil enim est, in quo tua opera possit esse Deo acceptior, bonis omnibus gratior, universae christianae reipublicae fructuosior, aut in quo possit pietas et zelus tuus sese praeclarius ostendere.
36



562
Quoniam autem res gravissima est, agiturque de sancta religione, deque statu multarum eeclesiarum totiusque ordinis ecclesiastici, non potuimus nostro muneri deesse. Itaque decrevimus antistitem aliquem hinc mittere, qui rehus ipsis interesset nostro nomine, nullumque officium praetermitteret, quod quidem ad optatum exitum pertinere posset. Mittimus autem venerabilem fratrem Joannem Baptistam, archiepiscopum Bossanensem, nuncium nostrum, virum in multis maximisque huius Sedis apostolicae negotiis prudentia, fide et integritate singulari (praeditum), de quo etiam ad Bodulphum ipsum scripsimus. Placebit igitur fraternitati tuae ei omnia communicare ipsumque ad consultationes deliberationesque adhibere; magno enim adjumento et per se ipsum et nostro nomine atque auctoritate esse poterit. Ei autem super his rehus, de quibus cum tua fraternitate aut coram aut per literas aget, omnem fidem tribues. Datum Romae apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 10 Septembris 1578, pontificatus nostri anno septimo.
Archivalia I, n°. 656—657. — Gedr. Theiner, Annales II, p. 433.
692. 1578, SEPTEMBER 10. — Gregorius XIII vermaant o.a. den aartsbisschop van Utrecht, zijn vertrouwen te schenken aan den nuntius Castagna en met hem mede te werken voor de zaak des vredes.
Venerabili fratri, episcopo Trajectensi, Gregorius Papa XIII. Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem.
Ex quo tempore coeperunt motus isti, quibus nobilissima ista provineia gravissimc afflicta est, nihil optavimus magis quam pristinam illi tranquillitatem restitui eamque, ut erat, rebus omnibus florentem videre; nee unquam cessavimus monendo, hortando, rogando, propriis etiam nunciis mittendis, quantum quidem in nobis fuit, id curare atque agere. Idem etiam semper optasse Fraternitatem Tuam non dubitamus, eoque magis, quo gravius iactatur ordo ecclesiasticus et sancta religio, quorum huic parti majus imminet exitium, nisi summa Dei benignitas succurrat. Mittimus igitur venerabilem fratrem Johannem Baptistam, archiepiscopum Bossanensem, nuncium nostrum, virum in multis maximisque huius apostolicae Sedis negociis omni cum' laude versatum, ut cum qnibus pacificationis negocium commissum est adsit nullumque officium praetermittat, quantum quidem praestari poterit nostra auctoritate et gratia. Ejus autem sive verbis sive litteris omnem fidem tribues, remque ipsam tua auctoritate atque opera juvabis. Datum Bomae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 10 Septembris 1578, pontificatus nostri anno septimo.
Archivalia I, n". 660. — Een gelijkluidende breve werd denzelfden dag gericht aan de bisschoppen van Namen, Doornik en 's-Hertogenbosch, alsook aan verschillende abten in Zuid-Nederland (zie Archivalia I, n°. 661).
693. 1578, SEPTEMBER 10. — Gregorius XEH schrijft over hetzelfde onderwerp aan graaf Maximiliaan van Bossu. — Evenzoo aan verschillende Nederlandsche grooten, o.a. aan den graaf van Egmond, aan de Ville (Rennenberg), gouverneur van Friesland, aan den graaf van Valkenburg enz.
Dilecto filio, nobili viro, Maximiliano comiti de Bossu Gregorius papa XIII. Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem. Nostra



563
perpetua solicitudo rerum Flaudricarum et dolor incredibilis, quem semper accepimus ex tantis tamque diuturnis nobilissimae istius (nationis) malis, facit ut nullum temporis punctum iutermittamus de ipsius tranqnillitate et salute cogitandi. Mittimus igitur venerabilem fratrem Joannem Baptismam, archiepiscopum Bossanensem, nuncium nostrum, cujus singularem prudentiam, fidem, integritatem in multis maximisque hujus apostolicae Sedis negotiis semper experti sumus, ut cum iis, quibus pacificationis negocium est commissum, adsit nitaturque, quantum possit, ut res eum exitum habeat, quem incredibiliter cupimus, neque ullum officium praetermitat agatque omnia nostra auctoritate et nomine. Quia autem magnam spem habemus in tua praestante virtute, rogamus, nt te in hoe negocium, Deo accèptissimum bonisque omnibus optatissimum, interponas; tuam enim auctoritatem atque operam plurimum profuturam intelligimus. Ipsi -autem nuncio super omnibus rebus, de quibus vel coram vel per literas cum tua nobilitate aget, omnem fidem tribues. Datum Bomae apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 10 Septembris 1578, pontificatus nostri anno septimo.
Stanislao, Hannoniae *) gubernatori et Tornacensi.
Vicecomiti Gandensi, gubernatori Artesiae.
Philippo Croio, duci Abescotiae 2).
Carolo Philippo Croio, marchioni Haverey.
Comiti de Egmont.
Domino Villerval.
Domino Yillae, gubernatori Frisiae.
Comiti de Mansfeit, gubernatori Luxemburgensi.
Comiti Beulx.
Comiti de Bellamont *), gubernatori Namurcensi. Comiti de Faulquembergh. Carolo comiti de Arembergh. Ad hos omnes eodem exemplo. Archivalia I, n*. 658—659.
694. 1578, SEPTEMBER 30. — Castagna aan kardinaal Gallio: over het geringe vooruitzicht der vredesonderhandelingen.
Dicono esser verissimo, ch' il Casimiro *) hacondotti 28 predicatori
Calvinisti in Anversa e gran copia di libri, e che siano insurti iconoclasti di nuovo, che atterrano non solo le imagini ma le chiese intiere, e che la setta Calvinista piglia tanto piede, ch' è uno stupore. Onde qui si tiene il negotio di Fiandra come per disperato, massime circa la religione. Cosi mi dicono il padre Canisio et il rettore della Compagnia di Giesü, che sono in questa terra. Veggo mancarci un fundamento importantissimo in questo nostro negotio, il quale è, che si presupponeva, ch' il convento si dovesse fare ö nel paese di
1) „Stanislao" is blijkbaar een schrijffout voor: „senescalco". Bedoeld is Pierre de Melun (of Werchin), Sénéchal van Henegouwen, stadhouder van Doornik en het Doorniksche.
2) Aerschot.
3) NI. Berlaimont. Bedoeld moet zijn Gilles de —, baron van Hiergcs, die in Juni 1578 zijn vader als stadhouder van Namen opgevolgd was.
4) Hertog Johan Casimir van de Pal tz, die einde Augustns met een hulpleger naar Brabant en Vlaanderen was opgerukt; zie Bus3emaker, De afscheiding der Waalsche gewesten I, p. 397.



564
Fiandra, ö almeno tanto nel confine, cbe fosse facilissimo e breve il passare in Fiandra, mandare e scrivere e negotiare con gli ecclesiastici et altri, che sono in quei paesi, ma non credendosi, che sia per farsi altróve che in Colonia, ö li vicino, per non volersi questi elettori discostare, et incommodar molto, cessa quel fondamento, tanto piü che tra Colonia e Lieggie dicono esser camino di molto mala qualita con boschi e gente selvaggia, di donde non si passa senza grand' incommodita e certo pericolo. Del tutto raggionerö con questo principe, e sentirö il parere, et il giudicio di S, Altza., la quale è veramente, come si
dice, fermissima nella religione Catholica D'Ispruck, 1'ultimo di
Settembre 1578.
Germ. Vol. 97, f. 115—115» (oorspr. eigenh. get.). — Vol. 10, f. 7 en Pio Vol. 238, f. 3—3* (gelijkt, afschriften). Deels gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 224.
695. 1578, OCTOBER 4. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de totale onzekerheid der vredesonderhandelingen.
Germ. Vol. 97, f. 116—117T (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 236, f. 3T—4 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 225.
696. 1578, OCTOBER 6. — De nuntius te Praag, Oratio Malespina, aan kardinaal Gallio: over zijn gesprek met keizer Rudolf over de zending van Castagna en over de gewenschte afvaardiging van kardinaal Madruzzi.
Germ. Vol. 99, f. 1 (oorspr, eigenh. get.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte I, p. 228.
697. 1678, OCTOBER 9. — Verklaring van keizer Rndolf II, dat hij Castagna als nuntius in de Nederlanden wil erkennen, maar de zending van kardinaal Madruzzi niet gewenscht acht.
Germ. Vol. 99, f. 7 (oorspr., door Malaspina 18 Oct. naar Rome gezonden). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 229.
698. 1578, OCTOBER 11. — De nuntius Malespina aan kardinaal Gallio: over de wenschelijkheid, dat kardinaal Madruzzi worde afgevaardigd naar het vredescongres, zooals hij ook de keizerin heeft aan het verstand gebracht.
Germ. Vol. 99, f. 9 (oorspr. eigenh. get.). —Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 229.
699. 1578, OCTOBER 1.4. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de ongunstige verwachting van aartshertog Ferdinand omtrent de vredesonderhandelingen.
Germ. Vol. 97, f. 123—124 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. Ut—12 (gelijkt, afschr.). — Gedr, Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 232.
700. 1678, OCTOBER 16. — De Spaansche nuntius Sega aan den kardinaal-staatssecretaris (Gallio): over zijn onderhoud met koning Philips, betreffende de vredesonderhandelingen te Kleef.
Spagna Vol. 11, p. 443 (oorspr. eigenh. get.). — Deels gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p 233.
701. 1578, OCTOBER 26. — Kardinaal Gallio aan Castagna: deze moet handelen naar omstandigheden, nu er zooveel blijkt te zijn gewijzigd in. de zaak der vredesonderhandeling.
Germ, Vol,. 97, f. 2—2* (minuut). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 234.



565
702. 1678, OCTOBER 27. — Castagna aan kardinaal Gallio; over zjjn eerste indrukken te Praag omtrent de kans der vredesonderhandelingen.
Germ. Vol, 97, f. 12—13» en Pio Vol, 238, f. 14—15 (gelijkt, afschrilten). — Gedr, Hansen, NuntüUurberichte II, p. 235,
703. 1678, OCTOBER 31. — Castagna aan kardinaal Gallio: over z°jn eerste audiëntie bij keizer Rudolf en over diens ongunstige verwachting omtrent de vredesonderhandelingen.
Germ. Vol. 97, f. 127—127* (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 16»—17* (gelijk, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 237.
704. (1678, OCTOBER 31). — Memorie, door Castagna aan keizer Rudolf overhandigd 1) en uiteenzettende, hoe vurig de paus verlangt, dat door 's keizers bemiddeling de vrede in de Nederlanden worde hersteld.
Arm. 64 Vol. 12, f. 258—259* (oorspr., met verbleekte inkt). — Germ. Vol. 97, p. 298— 300 (gelijkt afschrift). — Ook Pio Vol. 238, f, 21—23* (waar f. 19—21 nog een Italiaansche vertaling). — Gedr. Theiner, Annales III, p. 98.
706. 1678, NOVEMBER 3. — Antwoord van keizer Rudolf op de memorie van Castagna.
Sacra Caesarea Majestas, dominus noster clementissimus, benevole percepit ea, quae nomine S™1. domini Summi Pontificis reverendissimus dominus archiepiscopus Rossanensis, S08. Suae nuntius, tam scripto quam viva voce Majestati ejus exposuit atque ex illis cognovit, quibus de rebus Stas. Sua eumdem nuntium mittendum duxerit. Neque dubitat Caesarea Majestas, quin legatio haec optimo piissimoque in rempublicam christianam zelo instituta susceptaque est.
Quod vero ad rempublicam attinet, equidem Majestas Sua nihil hactenus praetermisit, quod ad difficillimos motus Belgicos sedandos sopiendosque opportunnm judicare potuit, sed tum apud Illustrissimum quondam Don Joannem ab Austria ac Status Belgicos, tum etiam serenissimum Hispaniarum regem Catholicum etc. in rem hanc, non per literas solum verum etiam speciales legatos, summo assiduoque studio incubuit. Cumque nullum aeque idoneum se offerret medium, ac pacis ineundae via, nihil prius habuit et majori cura egit, quam ut negotium eo deduci posset. Atque id tandem effecit, ut Majestati Suae a praefato Serenissimo rege ejusdem pacis tractatio, etsi serius quam negotii qualitas ad rem bene gereudam postulare videbatur, concredita sit. Qua quidem Serenissimi regis resolutione accepta, Majestas Sua dictorum Statuum deciarationem, antea quoque diligenter sollicitatam, urgere non destitit, eosdem, adhibitis opportunis ac maxime efficacibus argumentis et persuadendi rationibus,
1) Dienzelfden dag (31 Oct.) schrijft Castagna aan kardinaal Gallio: „II detto memoriale è fatto con intentione, che Sua Haes1", lo possa, bisognando, mostrare a chi tornasse in proposito, etiam a chi trattasse per li Stati di Fiandra, per levarli ogni ombra, che io non havessi negotiato qualche cosa contro di loro et indrizzato quasi tutto il fatto della religione, per sodisfare quei, dove non si teneva per bene, che io mi impacciassi nelle cose dello stato temporale (Pio 238, f, 17*—18),



566
imprimis vero iis malis atque incommodis, quae alias expectanda forent, illis subinde ob oculos positis, sedulo hortata, ut et ipsi hujusmodi tractationi locum darent. Et quamvis necdum ullum certum ab iisdem Statibus relatum esset responsum, neque de Illustrissimi ducis Terrae Novae, a Serenissimo rege ad hoe deputati, ut futurae tractationi Serenitatis Suae nomine intersit, adventu quicquam certi nuntiaretur, nihilominus tarnen Majestas ejus, ut cui ingravescentis iudies mali atque periculi magnitudo quotidie ob oculos versatur ae merito sane cordi est, nullam tam necessario ac salutari operi longiorem moram interponendam rata decrevit, neque dictorum Statuum declaratione neque prefati ducis (quem tarnen, cum ante plures septimanas ex aula regia illum discessisse Majestas Sua ab eo tempore certior facta sit, jam Genuam appulisse arbitratur) adventu ulterius expectato Caesareos suos commissarios, si non omnes, saltem aliquos eorum Goloniam Agrippiuam praemittere, qui interim, dum ipsorum collegae subsequantur, ejüsmodi tractationis initium faciant.
Et in eo quidem pacificatio ista hoe tempore consistit. De quo cum Majestas Sua dominum nuntium obiter edocere voluit, tum vero Sanctissimi domini Summi Pontificis, cui ipsum nuntium ea quoque de re mittere visum est, judicio acquiescit. Adeoque ejusdem domini nuntii arbitrio relinquit, num et ipse Coloniam, quo in loco pacificationem per Caesareos commissarios instituendam tractandamque esse intelligit, vel etiam in Belgium, se conferre velit, ibidem tum utramque partem hortando, ut in futura tractatione se faciles exhibeant, tnm praesertim Status Belgicos monendo, ne ab orthodoxa religione Catholica ac Sereuissimi regis obedientia recedant, sed qui jam deseiverint, ad eandem redeant, talia praestiturus officia, quae ad hoe, ut tanto optatior pacificationis istius sequatur effectus, idonea judicaverit. Ad quae quidem agenda ipsa haud dubie tractatio opportune viam commonstratura est. Interim non ommittet Majestas Sua, quin commissarijs suis, uti antea se obtulisse meminit, id negotii det, ut praefatum dominum archiepiscopum tanquam Stis. Suae nuntium respiciant, ac non modo omnem ei benevolentiam, humnauitatem et reverentiam exhibeant, verum etiam pro qualitate eorum, quae occurrent, cum ipso correspondeant.
Quod vero ad Beverendissimum dominum cardinalem Madrutium spectat, quem tanquam Caesareum commissarium ejüsmodi tractationi adhiberi Stas. Sua etiamnum desiderat, equidem Caesarea Majestas nee ipsi Stt. Suae obscurum esse existimat, quantum Majestas ejus praefati Bml. domini cardinalis pietati, judicio et in rebus gerendis dexteritati tribuat. Quoniam vero Mtas. Sua designatos a se commissarios jampridem utrique parti nominavit, atque insuper alia nonnulla se hoe loei consideranda offerunt, quae ipsi domino cardinali hic coram in mentem vocata fuisse meminit, idcirco Majestas Sua, quae afioqui nihil prius habet quam Sa. Suae quavis occasione obsequenter morem gerere, id quod hoe loei deseratur, ut pote rei ex voto eonficiendae parum adjumenti allaturum minus consultum fore existimat. Ideoque sibi ita pollicetur Stem. Suam, cujus ea est pia mens atque intentio, ut institutam salubri consilio ac publici boni et tranquillitatis studio tractationem sua authoritate paterne juvet atque promoveat, id, quod diversum forte ab hac sua intentione effectum habiturum esset, ulterius non ursura.
Et haec quidem Caesarea Sua Majestas saepefato domino nuntio respondere voluit, eidem quod reliquum est Caesaream suam benevolentiam propenso



567
animo deferens. Datum Pragae, die tertia Novembris, anno domini millesimo quingentesimo septuagesimo octavo.
P. Leennbübgbe.
Arm. 6i Vol. 12 f. 61—63 (oorspr. met keizerlijk zegel). — Germania Vol. 97 f, 131—132» en Pio Vol. 238 foL 27—29 gelijkt, afschriften). Deels gedr, Hansen, Nuntiaturberichte II p. 239 (noot).
706. 1578, NOVEMBER 10. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de slechte vooruitzichten der vredesonderhandelingen.
Germ. Vol. 97, fol. 133—134 (oorspr. eigenh. gel.). — Pio Vol. 238, f. 23—25» (gelijkt, afschr. — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte H, p. 239.
707. 1678, NOVEMBER 13. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de noodzakelijkheid, dat hij voorloopig te Praag bnjffc, in nauwe samenwerking met den Spaanschen gezant.
Germ Vol. 97, f. 139—140 (oorpr, eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 31»—32» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 243.
708. 1678, NOVEMBER 18. — Castagna aan den Spaanschen gezant te Rome de Züniga: over de sterk dalende kansen der vredesonderhandelingen.
Di Praga, li 13 Novembre 1578.
La faccia del mio negotio è tutta mutata; perö cbe non si spera
hora mai piü che gl'elettori siano 'per far convento, ma solo che 1'imperatore, per non mancar di far quel che puö, ,mandi di qui due della sua Corte, li quali trattino col conté di Svarzenbergh e con gli Stati quel che si potra fare, acciö che si venga alia pace. Havemo trattato qui il signor D. Giovanni di Borgia x) et io quel che con venga di fare, ch'in somma è di aspettare di sapere nuova del signor duca di Terranuova e d'intendere, quali siano li nominandi dall' imperatore per ragionar con loro qui, e procurare che vadino meglio edificati che si puö, et espettare di sapere il luogo, il tempo e le commissioni, gli huomini et il resto quanto si potra; perchè sin hora ogni cosa è incerta,
e tanto immatura quanto il primo giorno, che se ne parlö
Pio Vol. 238, f. 32 (gelijkt, afschr.).
709. 1578, NOVEMBER 16. — Kardinaal Gallio aan Castagna: dat deze zijn gezantschap doorzette, al kan en mag hij zich alleen inlaten met aangelegenheden van den godsdienst.
Al nuntio di Bossano, 15 di Novembre 1578.
L'ultima lettera che ho di V. S., è de li 25 del passato data in Milecin '), in risposta de la quale ho da dirle, che la sua resolutione d'andar innanzi, non ostante quello che le haveva fatto intendere mons. nuntio, è stata buona et è piaciuta a N°. S*8., imperochè senza ordine espresso di S. Mta., Cesarea non conveniva, nè saria stato senza scandalo et indegnita, il ritornare indietro. Per tanto spero,
1) De Spaansche gezant te Praag.
2) Melnik. bij Praag.



568
che Y. S. con 1'abbocarsi con la detta Maesta si sara cbiarita meglio de la mente sua, et levata di sospensione circa quello che possa et debba fare per aspettar il tempo del convento, se pur si fara. Onde dependendo tuttociö dal negociato sopradetto non hö che replicarle in questo. Ma perchè altre volte si scrisse a Y. S., che pareva molto conveniente, che lei fusse admessa nel convento a tutte le trattationi, ho hora da soggiungerle in questo particolare, che N. S., considerando esser qualche volta meglio di non intromettersi negli iuteressi di Stati et cose seculari piü di quello che 1'istessi principi vogliano, acciochè tanto piü si assicurino e tochino con mano la sincera mente et pura intentione, volta al servitio di Dio, con la quale se procédé da la parte de la Sta. Sua, dice che, se si persistera di non voler dar altra parte a Y, S. che de le cose de la religione, come par che s'intenda, non dovera Y. S. lassar di contentarsene, nè far difficulta di sorte alcuna, perchè a 1'ultimo il fine di S. Sta. non è altro che di conservar la religione.
Germania Vol. 97 f. 4—4» (minunt). Deels gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p.245.
710. 1578, NOVEMBER 22. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de ongelukkige voorbereiding van het vredeseongres.
Germ. Vol. 97, f. 143—144. (oorsp. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 34—36 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 246.
711. 1578, NOVEMBER 29. — Castagna aan kardinaal Gallio: over zijne bemoeiingen hij de keizerin en den Spaanschen gezant.
Germ. Vol. 97, f. 146—146» (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 37» (afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte, II, p. 249.
712. 1578, DECEMBER 6. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de herlevende kans der vredesonderhandelingen.
Secondo la diversita delle forme, che va pigliando questo negotio del convento, cosi bisogna, ch'io scriva a Y. S. Illma. e Rma, perö che perlacontinua instanza, che 1'ambasciatore Cattolico fa, che si mandi e che si facci il piü che si puö, e con 1'aviso di quel che s'intende a favore, cioè 1'augmento delle sue forze, la diminutione di quelli de gl'avversarii, il sollevamento di quelli di Artois con li Calvinisti e quelli di Gantes, 1'esser divisi quei populi tra di loro e gia consumati e stufi della guerra, e con simili cose, e forsi altre a me occulte poste insieme, e massime adesso 1'arrivo del duca di Terranova pare che revivischino le speranze, et hora si sta in questo, che Sua Maesta spera di havere per suoi commissarii il vescovo di Herbipoli et il duca di Cleves, e forsi anco 1'elettore di Treviri, e di qui mandera li due gia scritti per le precedenti, cioè il signor Bernardo baron d'Arach, et il vicecancelliero Fianser, e tuttavia combatte gl'altri due elettori ecclesiastici, se bene con poca speranza d'haverli. II proposito dunque per hora, per quanto intendo, sta in questo termine, che si cercbi di haver Maguntia et Colonia, o alcuno di loro, e quando questi manchino, come si tiene per fermo, almeno haver Treveri et il duca di Cleves, o il piü che si puö di questi insieme con Herbipoli. E quando al fine non si potesse far altro, non mancano questi due servitori di Sua Maesta,



569
che si spiccheranno di qua. II medesimo imperatore mi disse hieri, che li Stati non havenano rimesso ancora il negotio in mano di Sua Maesta, et in questo venne a dir parole, che significavano, che ne anche il re rimette assolutamente, ma che tuttavia havrebbe mandati li suoi commissarii, acciö che congregati
tra di loro trattassero il tutto
Scrivendo la presente mi è sopragiunta la lettera di V. S. Illma. delli 15 del passato, che mi è stata gratissima, per vedere ch'il mio arrivo qui sia stato secondo il senso di Nostro Signore. E circa il dovermi intromettere nelle cose di Stato, o solo nell' interesse della religione, gia Nostro Signore havra veduto
11 mio memoriale, dato all' imperatore, che va al medesimo camino, indrizzato tutto alia religione, non escludendomi perö del resto, et in questo non faro difficolta. Ma il male è, che ne anco in questa parte mi ammetteranno, se non
quanto a loro parra, come parte, e non' come congiudice Di Praga, li
6 di Novembre 1578.
Germ., Vol. 97, f. 147—148» (oorspr. eigenh. get.). — Pio, Vol. 138, f. 39t—40» (gelijkt, afschr.). Deels gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 250.
713. 1578, DECEMBER 13, — Castagna aan kardinaal Gallio: over de halstarrigheid der Staten in het aanvaarden van 's keizers bemiddeling.
Germ. Vol. 97, f. 43»—46» (oorsp. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 43» en 46—46» (gelukt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 252.
714. 1578, DECEMBER 20. — Castagna aan den Spaanschen gezant de ZüSiga: over de twee redenen, waarom zijne tusschenkomst bfl de vredesonderhandelingen minder welkom is in de Nederlanden.
Germ. Vol. 10, f. 38 en Pio Vol. 238, f.49—49» (gelijkt, afschriften). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 256 (noot).
715. 1678, DECEMBER 28. — De Praagsche nuntins Malaspina aan zijn collega te Madrid: over het verblijf van Castagna te Praag, welke stad de voorkeur schijnt te verdienen als plaats der vredesonderhandelingen.
Partendo da questa corta Qua encora si trova monsignor di
Rossano, mandato da Nostro Signore, come gia si scrisse, per intervenire alle pacificatione della Fiandra, il convento della quale, per esser sino al presente tanto acerbo et irresoluto, è parso al detto monsignore non potersi fermar in alcun luogö di Germania, nè piü conveniente, nè con maggior utilita del negotio, come a questa corte, poichè da questa Maesta ha da depender la resolution del tutto. Qua ancora si aspetta il duca di Terranova tra 10 o
12 giorni. Alia sua gionta crediamo dover pur vedere qualche forma a tanto
romore, si come di quello, che seguira, ne darö sempre conto a V. S. Revma
Da Praga, li 28 di Decembre del 78.
Ottob. lat. 3207, Pars I f. 115—115» (eigenh. get.). Zie Archivalia II, n». 250.



570
716. 1578, DECEMBER 29. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de redenen, die hem te Praag doen blijven opwachten.
Ho ricevuta la lettera di V. S. Ill,Ba. e Revma. de 6 del presente
alia quale non occorre ch'io dica altro, se non che obedirö Nostro Signore in quanto commanda. Io non mi sono mosso di qui per andare, come pensavo, in Augusta per molte raggioni, cioè per non veder il bisogno d'accostarmi per non vivere tanto in quelle citta, dove sono pochi Cattolici; per tenere indignita il sequestrarmi in un luogo senza far nulla, aspettando forsi quel che non verra mai; per parermi, che non facendosi la congregatione, che si presuppone, ogni resolutione, che fosse fatta di me parria piü honorata, spiccandomi di quiche d'altro luogo, dove si tratta pur qualche cosa del negotio, trovandomevi presente e dove ne posso havere qualche notitia; per fare le preparationi, che bisognano, quando pure ve si facesse a mandar di qua; et hora ultimamente per abboccarmi col duca di Terranuova et intendere, trovandosi ingannato ancor egli di quel che credeva, che risolutione è per pigliare, e che conclusione pigliera seco Sua maesta Cesarea. Perö che vedendo il primo proposito venir meno, bisognera cercare qualche altro partito, se vi sara; sopra che discorrendo con 1'ambasciatore, il quale ne raggiona spesso con 1'imperatore, mi pare che si vada pensando che all'ultimo bisoguera pensare di fare una dieta imperiale con
la persona di Sua Maesta e di tutti gl'elettori e principi soliti Di
Praga, li 29 di Decembre 1578.
Germ. Vol. 97 f. 154—115» (oorspr. eigenh. get). — Pio Vol. 238 f. 50—51 (gelijkt, afschr.). Deels gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 257.
717. 1579, JANUARI 3. — Kardinaal Gallio aan Castagna: instructie dat hij zich moet aansluiten bij Terranova.
A 1'uftima lettera, che ho di V. S. de li 6 del passato
replicherö in sostanza il medessimo gia scritto, che è: che lei si transferisca al luogo, dove intendera essersi ridotto il signor duca di Terranova, et in sua compagnia cerchi d'oprarsi in tutto quello, che conoscera di poter giovare al servitio di Dio et al ben publico, conforme a la santa intentione di Sua Beatitudine Di Boma, a 3 di Gennaro 1579.
Colonia Vol, 1» f. 7 (oorspr. eigenh. get). — Germ. Vol. 97 f. 16 (minuut). Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 258.
718. 1579, JANUARI 12. — Kardinaal Gallio aan den Spaanschen nuntius Sega: over de gewenschtheid van een huwelijk tusschen de infante Isabella en keizer Rudolf, waarvoor de nuntins moet ijveren, als bevorderlijk tevens voor de pacificatie der Nederlanden.
Spagna Vol. 20, f. 424 (minuut voor cijferschrift). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 262.
1) Waarbij Gallio hem onder meer geschreven had: dat Castagna „si fermi in Augusta o in altro luogo che piü le piacera, fin tanto che si venga finita questa prattica del fare o non
fare il convento L'andar in Fiandra non potria se non nocere con mettere in
maggior sospetto li Stati" (Hansen t. a. p. 250).



571
719. 1579, JANUARI 17. — Kardinaal Gallio aan kardinaal Madruzzo: minder gunstige vooruitzichten omtrent de pacificatie der Nederlanden.
Germ, Vol, 9, f. 1 (minuut), — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 262.
720. 1579, JANUARI 17. — Kardinaal Gallio aan Castagna: nadere instructie;
A 1'ultima lettera, che ho di Y. S. de li 20 del passato, m'occorre di rispondere in quella sola parte, che dice quel che V. S. habbi a fare in caso che 1'imperatore si risolvesse, come alcuni dubitano, di non lassar intravenir al convento o trattatione ministro alcuno di S. M. Catholica, nè di N. S. Le dico adunque, che in tal caso piacera a S. Bne., che V. S. si fermi costi o dove piü le sera comodo, aspettando risposta sopra quello che 8. S. vorra poi deliberare. Nè è verisimile, che questo habbi d'andar troppo in lungo, perchè con 1'arrivo del signor duca di Terranova a Praga si puö sperare, che presto
si vedra il fine di tanta fluttuatione di pensieri Di Roma, a 17 di
Gennaro 1579.
Colonia, Vol. 1», f. 11 (oorspr. eigenh. get.). — Germ, Vol. 97, f. 21 (minuut). — Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 263.
721. 1579, JANUARI 23. — Kardinaal Madruzzo aan Castagna: over den zeer twijfelachtigen uitslag der vredesonderhandelingen.
Quanto poi a quello che la tocca del negotio in se, tanta longhezza
mi fa dubitare assai. Io son sempre stato d'opinione, che sia difficile il metter una cosi gran machina in un colpo intiera in sicuro, et ho pensato, che alia meglior causa portasse utile qualche divisione et separatione. Per il che il trattamento mi è sempre parso piü sicuro et proportionato vicino a Stati, che di lontano et ristretto a questa sol impresa senza in ter ven to d'altri negotii, come sol avvenire nelle diete per li humori dirersi. Onde non so, come fosse proporcionato, che si riducesse in corte Cesarea o in dieta imperiale; ma io vedo che parlo in aria, essendo il negotio in termini, hora forse poco da me compresi. Mi duol bene, che le cose della religione in quelle parti vano a camino assai difficile, et in questa perplessita serpe il veneno a molte parti; nè vi si fa rimedio, pendendo il tutto da questa universal cura, quale si differisce hormai troppo. Et Iddio facia, che sia poi tale, che proveda al bisogno con rimedio reale.
Desiderarei bene intender che cavi avantaggio notabile dalle divisioni et male sodisfattioni de quei Stati. II che pur (se non erro) da grandissimo
adito a procurare notabil guadagno per il trattamento impendente Di
Trento, li 23 di Gennaro 1579.
Colonia Vol. 1» fol. 12 (oorspr. eigenh. get.). — VgL Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 263, noot 1.
722. 1579, JANUARI 31. — Kardinaal Gallio aan Castagna: 'over de niet onaannemelijkheid der pacificatie van Gent.
Colonia Vol. 1» f. 14 (oorspr. eigenh. get ). — Germ. Vol. 97, f. 23 (minuut). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte U, p. 964.



572
723. 1579, FEBRUARI 4. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de aankomst van Terranova en met hem gevoerde bespreking.
Germ. Vol. 97, f. 164 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 57»—58 (gehjkt. afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 265.
724. 1579, FEBRUARI 16. — Castagna aan zijn Spaanschen collega Sega, uit Praag, waar hij aan 's keizer's hof de vredesonderhandelingen voorbereidt.
Dopo 1'arrivo del signor duca
Io pensando di fermarmi qui otto giorni, gia vi sono stato piü di tre mesi, sempre sollecitando et riscaldando quanto mi con veniva; hora che è qui il signor duca di Terranova, spero che si pigliara qualche ressolutione, perchè par che s'intenda, che li Stati di Fiandra cominciano ad inclinare di rimettere il negotio di concordia in mano dell' imperatore. Onde crederö, che presto ce inviaremo alia volta di Colonia, dove per la parte del signor duca et mia si fara tutto quel che si potra per far bene. Et in ogni evento, ben si potra esser chiaro, che N. Sre. non manca alia parte sua di amorevole padre, et vigilante pastore, che è di essortare, incitare et promovere tutto quello che conduce alia pace et quiete. Nè S. Mta. Catholica manca alia parte di buono et christiano principe di esser sempre parato et propenso alia benignita et gratia, et al beneficio di quelli suoi populi Di Praga, li 16 di Febraro 1579.
Ottob. lat. Cat, 3207, Pars I, f 117—117» (oorspr. eigenh. get.). — Zie Archivalia II, n°. 250.
725. 1579, FEBRUARI 22. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de gevangenneming van den bisschop van Ross en over de nabijzijnde afreis naar Reulen.
Scrissi per 1'ordinario, ch'il signor duca di Terranuova mi haveva mandato a dire, che 1'imperatore haveva ricevuto avviso dal conté di Svarzenbergh, suo commissario in Fiandra, che li Stati si sariano rimessi a S. M. Cesarea e stanno nel nominar commissarii. Colonia sara il luogo, onde il detto signor duca era per partire tra otto giorni, et io seguitarei la traccia. Hora parten do un corriere per Ferrara, ho voluto per cautela scriverle la presente, per dirle ancora, ch'è stata data una lettera a monsignor nuntio, scrittagli dal vescovo Rossense 1), e dettogli che egli nel camino di la da Spira fu fatto prigione da piü di cento archibugieri e condotto in un castello di un conté Giorgio palatino, il quale non è 1'elettore, essendo stato preso in cambio del Rossense a Rossanense *), il quale dicerano mandato dal papa a pertubare tutta la religione loro. E finchè non arrivö il medesimo conté in quel luogo dopo molte settimane, e che ne furono vedute e rivedute tutte le lettere e scritture, ch'egli et ogni suo servitore portava, e ch'egli non era quel Rossanense, che doveva capitar presto in quelle parti, ma era Scoto et andava in Francia, non fu mai rilasciató, talrnente che si va con gran pericolo. Ma perchè non vedo, come
1) Deze gevangenneming van bisschop John Lesley had plaats 28 December 1578; zie Hansen, t. a. p., p. 269, noot 1.
2) Men verwarde John Lesley, bisschop van Fortrose in Schotland (episcopus Rossensisï, met Thomas O Herlihy, bisschop van Ross in Ierland (episcopus Rossanensis),



573
hora io possa fare di meno di non andare *), mettendomi nelle mani di Dio, m'inviarö eon la maggior cautela, che potrö..,.. Di Praga, li 22 Febraro 1579.
Germ. Vol. 97 f. 169 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 61—64» (gelijkt, afschr.). Deels gedr. Hansen, Nuntiaiurberichtte II, p. 268.
726. (1579, FEBRUARI?) — Betoog van een ongenoemde (waarschijnlijk de Vendeville) aan pans (Gregorins XIII): deze moet een buitengewonen nuntins zenden naar de Waalsche gewesten, om hen tot onderwerping aan den koning en tot uitdrijving der ketters over te halen 2).
Beatissime pater.
Perspectissimum est Sanctitati Vestrae, quantum intersit, nt orbis christiani, tum religionis Catholicae causa, tum ad evitanda summa pericula, in quae orbis christianus facillime incideret si bellum hoe Flandricum diu duraret, ut rex Catholicus (optimus prestantissimusque princeps, et Ecclesiae religionisque Catholicae praecipuus defensor) provincias suas Belgicas, quae nunc partim a principe Aurengiae aliisque Calvinistis tenentur, partim illis confoederatae, suo principi perniciose rebellant, brevi recuperet sive armis, sive bona aliqua pacificatione, quae scilicet neque religioni incommodet et regiae majestati suam auctoritatem conservet. Quam rex, ut nunc sunt res, cum provinciis infectioribus et occupatis a principe Aurengiae (Calvinistarum principe) nunquam obtinebit, nisi Sua Majestas armis rem longe perduxerit, ut scilicet evidenter videant etiam iilae provinciae sibi magnum esse periculum, ne armis subigantur, si in bello perstiterint, cum nunc sint in potestate haereticorum eorumque praesidiis teneantur. Neque dubium est, quin Sanctitas Vestra ardentissime recuperationem illarum provinciarum promovere studeat et accelerare, ut etiam rebus et factis manifestissime aliquoties declaravit, tum misso ad D. Alenchonium legato, qui eum retraheret a malo perniciosoque consilio, tum indulto Jubileo ■) ad exorandum Dominum Deum ejusque gratiam et auxilium, fidei propugnatoribus implorandum.
Porro plane videtur viris gravissimis et prudentissimis, perspectissimum habentibus praesentem rerum statum in Belgio, itemque domino Bevmo. episcopo Attrebatensi *) et mihi, eum nunc esse rerum Belgicarum seu Flandricarum statum, ut Sanctitas Vestra, Deo juvante, plurimum promovere possit sanctum hoe negotium ezpulsionis haereticorum, si ei placuerit primo quoque die nuncium aliquem vel legatum mittere ad Status Arthesiae, Hanuoniae et ejus provinciae, quae Insulas, Duacum et Orchiacum 5) complectitur, vel potius
1) Denzelfden dag meldde hij aan Gallio: „II signor duca di Terranova dice, che li basta per moversi 1'haver inteso da S. M. Cesarea, che si deve andare, et che ha costituito il giorno, cioè d'essere in Colonia la Domenica Letare. Onde dimane disegna partire; et io per
Pordine che ho seguitaró 1'orme" Maar de afreis volgde feitelijk eerst 28 Februari
(Hansen t. a. p., p. 269).
2) Hiertoe besloten zij, nadat reeds in Febr. de onderhandelingen begonnen waren, bij het verdrag van Atrecht, d.d. 17 Mei 1579 (zie Bussemaker, De afscheiding der Waalsche gewesten II, p. 176 en 239). De paus wenschte hen daarmede geluk bij breve van 1 Aug. 1579 (zie Theiner, Annales III, p. 95).
3) Bulle van 30 Juli 1578.
4) Mathieu Moulart, bisschop van Atrecht 1575—1600.
5) Orchies.



574
nuncio, quem Sanctitas Vestra Lntetiae habet, ea mandare, quae mox dicentur.
Est enim Dei beneficio is nunc rerum status in tribus illis provinciis (qne inter Confoederatas omnium maxime sunt Catholicae), ut videatur non difficile interventu Sanctitatis Vestrae adduci posse, ut redeant in obedientiam regis Catholici principis sni; quia animi Statuum et populorum illarum trium provinciarum sunt nnnc non parum alienati a principe Aurengiae et Calvinistis, propterea quod volnerunt et volunt armis eos cogere, ut conciones haereticas et reliqua religionis Calvinisticae exercitie recipiant, quibus ipsi Dei beneficio fortissime responderunt, se potins extrema passuros esse quam hoe ferant. Jamque eam ob causam, arreptis armis collectisque strenuorum militum Walonum copiis, fortiter contra Gandenses (quibus princeps Aurengiae tanquam praecipuis ministris et instrumentis utitur) aliosque Calvinistas consistunt et dimicant >)• Sed tarnen nondum eo profecerunt, ut sese reconcilient regiae Majestati, quae hand dubie paratissima esset eos optimis planeque paternis conditionibus in gratiam recipere et affectu paterno complecti, ut non semel literis suis declaravit. Estque periculum ne princeps Aurengiae, qua est calliditate, eos sibi aliisque Confoederatis certis conditionibus reconciliet; vel aliud consilium perniciosum capiant dedendi se alicui principi extraneo, nisi summus aliquis vir, quem merito revereantur et magni faciant, eos perbrevi hortatur, bonisque rationibus inducat, ut cum rege suo in gratiam redeant, sub quo omnium optime suam religionem conservabunt.
Ideoque, Beatissime pater, plane videtur viris illis gravissimis etprudentissimis, quorum paulo ante mentionem feci, incredibiliter expedire, ut Sanctitas Vestra (cui baud dubie plus tribuent quam cuiquam mortalium) primo quoque die mittere dignetur nuncium aliquem suum, virum prestantem et prudentem, ad Status sive Ordines illarum trium provinciarum, qui summo studio in hoe incumbat, ut eos inducat ad redeundum in gratiam cum suo principe, rege Catholico, eisque diffidentiam illam eximat, quam diabolus per electum suum ministrum, principem Auraicum, omnium provinciarum confoederatarum animis altissime impressit, ipsisque sancte confirmet ipsos a regia Majestate, optimo clementissimoque principe, paterna omnia experturos esse. Itemque litteras adferat Sanctitatis Vestrae ad eosdem Status, eodem pertinentes. Itemque literas peculiares ad tres gubernatores illarum trium provinciarum, nempe ad dominum comitem de Lalaing, gubernatorem Hannoniae et Valencenarum, dominum de Capres, gubernatorem Arthesiae, et dominum de Willerval, gubernatorem provincie Insulensis et Duacensis. Itemque ad dominum ducem Arscotensem ejusque fratrem, dominum marchionem de Haurecq *), qui, quamvis illarum provinciarum gubernatores non sint, multum tarnen in eis possunt propter magnam nobilitatem et magna bona, quae illic habent.
Quibus in literis in primis declaret Sanctitas Vestra, quantopere fuerit recreata post gravissimi animi moerorem, quem conceperit ex miserrimo Flandriae statu, quando intellexit ipsos non passos in suis oppidis et territoriis quicquam ab haereticis fieri contra religionem, atque adeo haereticis, vim facere volentibus, fortiter armis restitisse et resistere, quod non est vulgare animi Catholici argumentum. Eosque valde roget, ut perseverent in illo sancto proposito,
1) De Gentsche buitensporigheden hadden plaats 10 Maart 1579; zie Bussemaker, t. a. p., p. 1S9,
2) Havrech, Havré.



575
Vel certe, quod et melius fore videtur, Sanctitas Vestra mandet suo nuncio, quem Lutetiae apud Galliae regem habet, ut confestim, omnibus postpositis, ad Status illarum trium provinciarum se conferat, illa ipsa facturus, quae nuncius peculiaris, ex Urbe missus, faceret; et in hoe confestim ad ipsum literas illas mittat, quarum modo mentionem feci. Melius, inquam, et satius fore videtur hoe facere, quam mittere ex Urbe nuncium peculiarem; quia celeritate opus est, quae poterit esse longe major, si Sanctitas Vestra hoe injungat nuncio, quem Lutetiae habet, quia poterit ei confestim mitti mandatum Sanctitatis Vestrae cum literis illis per peculiarem postam.
Et quo alteruter eorum instructior esse possit, ad bene et Deo juvante magno successu obeundum illud, quod haberet in mandatis, si ita videretur Sanctitati Vestrae, dominus Revmns. episcopus Attrebatensis (qui hic est) vel ego, vel uterqne nos conferemus ad praedictum nuncium eum in locum Galliae, in quem vellet nos venire, sive Rhemos, sive Guisiam, sive Sanquintinum' sive alio ad eum informandum plenius et particularius de iis, quae valde pertinerent ad obtinendum finem optatum, propterea quod provinciae illae sunt nobis notissimae.
Vehementer etiam expediret, ut videtur, eundem nuncium sibi adjungere comités atque consiliarios duos viros prestantes ac prudentes magnaeque probitatis, veluti R. generalem Minorum (si Lutetiae esset vel in propinquo) et R. provincialem societatis Jesu provinciae Pranciae, vel magistrum nostrum Morum, decanum et ecclesiasten ecclesiae Rhemensis, virum prestantem et valde pium. Eorum enim praesentia posset esse nuncio predicto magno auxilio ad efficiendum id cujus efficiendi causa missus esset.
Quod si forte, diabolo conante tantum bonum impedire, predictus nuntius et hterae Sanctitatis Vestrae parum proficerent, videtur expedire, ut idem nuncius agat deinde paulo severins, Statibusque illarum provinciarum declaret Sanctitatem Vestram, nisi sanis illis consiliis et paternis monitionibns auscultent, usuram auctoritate, a Deo sibi data, propter insignem intollerabilemque injustitiam, qua regem suum afficiunt, et foedus perniciosissimum, quod cum pessimis haereticis in orbis christiani perniciem retineut. Et praeterea dicat, Sanctitatem Vestram regiae Majestati suppetias esse laturam in hoe bello, ex parte regiae Majestatis non tantum justissimo, sed et sancto, quippe regiae Majestati necessario ad conservandam imprimis religionem et jus suum in provinciis, a Deo sibi commissis, et occurrendum summis perioulis orbis christiani contra Calvinistas, eorumque confoederatos et adjutores, daturamque operam, ut Venetii, aliique principes, et respublicae Italiae etiam auxilium mittantregi Catholico, quemadmodum videt Calvinistas, ubicumque degentes, in hoe conspirasse ut Belgium oceupent, illicqne religionem Catholicam aboleant, in boe etiam sibi adjunctis confoederatis quibusdam Catholicis, qui parum considerant quid agant. Atque suum de ea declaratione facienda mandatum ipsis exhibeat nuncius. Est enim virisimillimum illas minas moderatas, conjunctas paternis monitionibus atque a Deo praecibus Sanctitatis Vestrae, permoturas esse Status illarum provinciarum Catholicarum, ut cum rege suo in gratiam redeant, praesertim cum viderentur nunc nutare, et facile in hanc vel illam partem impelli posse.
At vero si neque monitionibus et praecibus, neque comminatione moverentur, vehementer expediret; ut videtur, Sanctitatem Vestram re ipsa



576
prestare id, quod modo dixi, de mittendo atque impetrando non contemmendo auxilio regi Catholico, ut is possit tanto citius hereticos ejicere suis praecipuis Belgii provinciis, quas occuparunt, et in quibus conentur religionem Catholicam abolere, multaque nefanda perpetrant: quod ut brevi fiat, tanti refert Ecclesiae et orbis Christiani, ut initio dictum est, et ne rex Catholicus boe bello Flandrieo ita se exhauriat, ut si forte Turca durante hoe bello aere bellum ei moveat, magnum sit periculum, ne orbis christianus magnum aliquod vulnus accipiat; quemadmodum auxilium tulisse et impetrasse dicitur Pius V regi Galliae abhinc annis 9 aut 10 in bello, quod habebat contra Huguenotas.
• Beatissime pater, eo magis expedit Sanctitatem Vestram faeere ea, quae supra dicta sunt ad tres illas provincias perbrevi reducendas in obedientiam regis Catholici, quia si brevi redeant in ejus obedientiam, poterit hand dubie Sua Majestas perbrevi armis recuperare universum pene Flandriae comitatum, et haereticos (qni in eo nunc praecipue dominantur et debacchantur atque abominanda perpetrant) armis ex eo exturbare; itemque intra non muitos menses universas pene provincias Belgicas recuperare, vel saltem compellere ad pacem aliquam bonam et rationabilem, excepta Hollandia et Zeelandia et urbibus aliquot maritimis, ad quarum recuperationem majore tempore opus esset. Possit, inquam, hoe non difficile Sua Majestas perbrevi efficere, partim eo milite, quem nune iu Belgio habet, partim strenuo milite, qui ex illis provinciis aecederet, uti pro compertissimo habent omnes, qui de ejüsmodi rebus jndicare possunt.
Ideoque, Beatissime pater, incredibile ph>ne est opere pretium, nt Sanctitas Vestra dignetur id facere, quod supra dictum est, idque primo quoque die, quia in celeritate multum momenti positum est, estque in niora periculum.
Ad haec, Beatissime pater, vehementer expediret illum eundem nuncium eadem opera adire dominum Alenchonium, et ex parte Sanctitatis Vestrae summo studio cum eo agere, ut desistat ab incepto, et in Gal Ham ad sua dominia gubernanda revertatur, neque diutius regem Catholieum impediat, quominus suis ditionibus expellat principem Auraicum aliosqne Calvinistas, qui illis in provinciis voluut et conantur religionem Catholicam abolere, easque sibi usurpare, illicque suam praecipuam fidem et rempublicam collocare, uti nunc manifestissime intelligere potest ex iis, quae praedictus princeps Aurengiae hisce mensibus fecit et facere conatus est, tam in comitatu Frandriae, quam alibi, ubicumque potuit.
Hoe quidem facere tentavit Sanctitas Vestra mensibus superioribus, misso ad eum nuneio peculiari; sed tum temporis non erat is, qui nunc est, rerum status. Tune enim erectus erat Alenchonius in summam spem perbrevi potiundi comitatu Burgundiae, ducatu Luxemburgensi, et multis Flandriae oppidis, atque adeo conjunctie armis cum exercitu Statuum ejiciendi ex Belgio exercitum regis Catholici, in unum contra Deum et Christum ejus conspirantibus tantis copiis, et contra exercitum regis, qui tum erat tantum mediocris; quae spes Dei beneficio tam ad nihilum pene cecidit, ut intelligitur ex iis, quae seorsum scripsi in folio, hic adjuncto, de praesenti rerum Flandricarum statu. Ad quem etiam expediret a Sanctitate Vestra scribi bonas litteras ejusdem argumenti. Et fortassis utiliter adjungerentur rursus litterae regis Galliae et reginae matris, eodem pertinentes.
Certe in hoe rerum statu et duce Alenchonio nonnihil etiam offenso



577
principi Auraico et Statibus propter non solutum suis militibus stipendium promissum, et non tradita illa oppida, quae ipsi tradere promiserant, si fiat, quod dictum est, permagna spes esse videtur ab eo impetrandi, ut in Galliam redeat; eo magis quod si Sanctitas Vestra eum enixe de hoe solicitaret, itemque rex Galliae et regina mater, haberet longe honestiorem causam et praetextum redeundi in Galliam sine dedecore, quam haberet alioqui. Diceret enim se non potuisse diutius resistere iustantibus precibus Vestrae Sanctitatis, itemque regis Christianissimi fratris sni et reginae matris, et vero non fuisse sibi prestita, quae fnerant a Statibus promissa.
Quin etiam possit nuncius Sanctitatis Vestrae eum utiliter hortari, ut potius cogitationes suas convertat ad religionem Catholicam conservandam et promovendam, et hereses extirpandas, vel aliquid recuperandum de hostibus nominis christiani, ut fecerunt non pauci prestantes et generosi principes, quorum memoria hodie clarissima est. Et ut cogitet de bonis nuptiis, sibi suoque generi convenientibus, et vere reipublicae christianae utilibus. Itemque eum admonere bellum hoe, si diutius in eo perseveraverit, fortassis alienaturum esse ab ipso animos provinciarum precipue Catholicarum regni Galliae, quarum tarnen benevolentia sit ipsi studiose consectanda.
Postremo, Beatissime pater, videtur omnino expedire, ut nuncius ille Sanctitatis Vestrae habeat in mandatis, ut si neque (quod absit) profecerit apud Status illarum trium provinciarum precipue Catholicarum, neque apud ducem Alenehoninm, paucis post diebus auctoritate vestra principem Aurengiae (pessimum utique hereticum et electum satanae instrumentum) declaret excommunicatum esse, multisque de causis in excommunicationem bullae Coenae Domini *) incurrisse, quippe quia hereticus notorius, et hereticorum dux, et fautor, religionisque Catholicae impins oppugnator; item propter multa nefanda, quae in episcopos, ^Iericos et religiosos perpetravit et templa eorumque ornamenta sacra et altaria evertit, tam per se quam per suos ministros et instrumenta. Atque excommnnicet omnes, qui deinceps illi adhaerebunt, vel foedere cum eo conjuncti erunt, saltem eos qui non habitant in provinciis vel oppidis, quas ipse et alii Calvinistae tenent vi et armis. Hoe enim efficeret verisimiliter, ut provinciae illae Catholicae et Alenchonius, qui se Catholicum profitetur et talie esse debet (et qui, nisi talis esse eredatur, vix futurum est ut Catholicae Galliae provinciae paterentur eum in regnum succedere, hoe rege moriente sine filio) vix audeant illi diutius adherere. Sed quod attinet ad eos Catholicos, qui habitant illis in oppidis, quae occuparunt haeretici et praesidio haeretico tenentur, non multum profueret ea excommunicatio, et tarnen hereticos accenderet ad magis ac magis affligendum Catholicos eorum locorum.
Expediret etiam Sanctitatem Vestram dare illi suo nuncio epistolam unam ad Status civitatis Tornacensis et Tornacesy ejusque provinciae gubernatorem Seneschallum Hispaniae. Nam, et si nondum intelleximus, eos in armis esse contra hereticos ut sunt Status illarum trium provinciarum, nondum tarnen sunt passi quicquam ab hereticis contra religionem Catholicam
1) De bulle in „Coena Domini", welke jaarlijks op „Witten Donderdag" door den paus pleegde afgekondigd te worden, is afkomstig uit de vroege Middeleeuwen; welke paus ze het eerst heeft opgesteld weet men niet; de oudst bekende redactie is van 1364.
37



578
attentari in sua civitate et territorio. Et sunt illis tribus provinciis proximi, atque adeo ab eis pene cincti.
Item expediret eidem nuncio dari mandatum generale agendi etiam tum cum Statibus aliquarum provinciarum vel oppidorum, cum quibus agendum putaret, certius intellecto eorum statu, postquam venisset inter illas provincias, de quibus initio dictum est.
Beatissime pater, etiam si (quod absit) tres illae provinciae certis conditionibus reconciliarentur principi Aurengiae, antequam allatae fuerint litterae Sanctitatis Vestrae, non tarnen frustra et sine magna spe fructus ad eas se conferret nuncius Sanctitatis Vestrae cum literis et mandato. Nam cum illae provinciae sint valde Catholicae, ad eos inducendas, ut deserant foedus, quod inierunt cum hereticis, et bonis conditionibus reconcilientur regi suo, nemo prorsus est aptior quam Sanctitas Vestra, si per literas et nuncium, virum praestantem, in hoe magno studio incumbere voluerit. Et cum futurum sitperdifBcile provincias infectiores, quae nunc ab hereticis tenentur, adducere ad bonam aliquam et rationabilem pacificationem, nisi prius fuerit armis longius processum, illae tarnen provinciae valde Catholicae videntur non difficile adduci posse ad bonam et rationabilem patificatiónem, si Sanctitas Vestra se velit interponere; quod ut facere dignetur incredibiliter expedit, cum in illarum 3 aut 4 provinciarum reconciliatione tantum sit positum momenti ad reliquas pene omnes brevi recuperandas, ut supra dictum est. Sitque illarum 3 aut 4 provinciarum reconciliatio futurum certissimum efficacissimumque medium ad impellendas reliquas provincias, ut descendant ad bonam aliquam pacificationem, vel certe tollerabilem, et vehementer promovendum id, in quod imperator incumbere proposuit.
Tum autem si, antequam litterae Sanctitatis Vestrae fuerint allatae, tres illae proviciae essent certis conditionibus reconciliatae cum principe Aurengiae (quod absit neque ullo modo verisimile est) non possent per illum nuncium Sanctitatis Vestrae induci, ut impium illud foedus deserant et cum regia Majestate in gratiam redeant, tarnen posset idem nuncius magna cum spe successus tractare cum domino Alenchonio ex parte Sanctitatis Vestrae, ut ab hoe incepto velit desistere et in Galliam reverti propter causas supra indicatas. Atque adeo multo majore cum spe ea de re tractaret, quam si provinciae illae non essent cum principe Aurengiae et Statibus reconciliatae, quia, quamdiu non essent eis reconciliatae, sperabit fortassis Alenchonius posse eas induci, ut ipsum in principem vel protectorem accipiant. Ideoque, Beatissime pater, plane videtur vehementer expedire, ut Sanctitas Vestra primo quoque tempore enixe operam det, ut illas 3 aut 4 provincias inducat, ut cedant in obedientiam regis Catholici, faciendo ea, quae tot pene hic scripta sunt.
Propter eas causas, quas dixi sub initium hujus scripti, tentabuntur quidem propodiem (ut certo intellexi) animi gubernatorum illarum trium provinciarum et precipuorum capitaneorum illarum copiarum, quae haereticis resistunt. Idque partim literis lil™1, principis Parmensis, gubernatoris nostri, partim literis quorundam privatorum, qui sunt ipsis amicitiaconjuncti, nempe magistratus illorum oppidorum earumdem provinciarum, de quibus praecipue bene sperabitur. Sed haud dubie incomparabiliter plus proficeretur per Sanctitatem Vestram, eo magis quod neque Illmus. princeps Parmensis, neque illi privati hac de re agere poterunt in conventu Statuum illarum provinciarum,



579
sed quod agent, agere debebunt secreto. At nuncius Sanctitatis Vestrae hoe agere poterit palam in con ven tu Statuum. Et vero, quod ab illis fuerit inchoatum et quadantenus praeparatum in aliquot oppidis, plane, Deo juvante conficerent et ad exitum optatum perducerent litterae Sanctitatis Vestrae, illeque vester nuncius, veniens ad Status illarum provinciarum, magno studio incumbens ad earum reductionem in obedientiam regiae Majestatis.
Praeter eos, quos supra nominavi, videtur expedire, ut Sanctitas Vestra dignetur etiam scribere ad dominum comitem Egmondanum et dominum de Montigny, fratrem domini comitis de Lalaing, qui sunt inter praecipuos duces illarum copiarum Wallonum, quae sunt in armis contra Gandenses aliosque Calvinistas pro religionis Catholicae defensione, ne moleste ferant se praeteritos ideoque minus promoveant reductionem illarum provinciarum in obedientiam Suae Majestatis; eo magis quod ambo sint juvenes. Si quae litterae, quum allatae fuerint, videbuntur ob aliquam causam non esse reddendae, poterit dominus nnncius eas retinere.
Arm. 64 Vol. 12 f. 267—271 (oorspr.) Op den rug is aangeteekend: „Per Monsignore de Rossano". — Vooraf (f. 265—266) gaat een latijnsche samenvatting van dit uitvoerig stuk. — De geestelijkheid van Artois wendde zich bij collectief schrijven van 25 Februari 1579 lot den paus, om diens bemiddeling bij koning Philips te vragen, opdat de gestelde vredesvoorwaarden mogen aangenomen worden. De paus antwoordde hierop welwillend 18 Mei, en vermaant dan: Videtis jam non cum rege bellum geri quam cum Deo,
Sathanaeque ministros vestram calamitatem suae impietatis propagationem ducere
Ook den bisschop van Atrecht zond hij tegelijk een brief van dezelfde strekking (zie Theiner, Annales, III p. 93—95).
727. 1579, maart 7. — Kardinaal Gallio aan Castagna (in antwoord op diens brief van 22 Febr.): over de geringe kans van slagen der onderhandelingen.
Colonia Vol. 1», f. 18 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 97, f. 27 (minuut). — Barberini Vol. 5741. f. 54 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 271.
728. 1579, maart 18. — Castagna aan kardinaal Gallio: over zijne reis met Terranova naar Keulen.
Havendo consideratione alia sicurezza dell' uno e dell' altro, il signor duca di Terronuova et io resolvemmo di camminare insieme; et cosi in 15 giorni arrirammo da Praga Sabbato qui in Augusta.
Germ. Vol. 97 f. 174—176» (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238 f. 64»—67» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen II, Nuntiaturberichte, p. 271.
729. 1679, maart 19. — Castagna aan den Spaanschen gezant de Züniga: over de geringe kans der vredesonderhandelingen.
D'Augusta li 19 Marzo 1579.
Poichè il signor duca di Terranuova scrive a V. E. dandoli conto di quel che fin hora puö, non occorre ch'io scriva il medesimo. Basta ch' ella intendera quanto sia verisimile il credere, che se la viva forza non opera la



580
pace, invano si lavora per essa. Parve al detto duca che fosse bene che il signor duca di Baviera cosi da parte di Sua Santita come di Sua Maesta fosse essortato a favorire il negotio ; ma lo trovammo conforme alia commune opinione, assai alieno da sperarne bene. Qnde caminaremo innanzi con speranza solo, che forsi il signor Iddio aprira la via, fin hora da noi incognita.
Gl'avvisi che vengono, ch'il signor principe di Parma si faccia avanti et habbia dato una buona mano a nemici, non mi paiono mali, ancorchè habbino faccia di contrariarsi alia concordia. E se pigliasse Mastrich, saria una buona
cosa. II signor Idolio 1'indrizzi
Germ. Vol. 10 f. 61 en Pio Vol. 238 f. 68—68» (gelijkt, afschriften). — Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 272 (noot 1).
730. 1579, MAART 21. — Kardinaal Gallio aan Castagna: over eene zoo mogelijk in het vredesverdrag te maken bepaling omtrent den Katholieken godsdienst in het prinsdom Oranje.
La citta d'Oranges, come V. S. sa, è ne le viscere de lo stato
d'Avignone, et per esser ella tutta piena d'heretici, fa gran danno a li nostri sudditi, et si ha da temer di maggiore in progresso di tempo. E, stato messo in consideratione a N. S., che in questo trattato d'accordo, caso che vi si comprenda il principe d'Oranges, si potrebbe procnrar la restitutione de la religion Catholica in quella citta, obligando il principe con un capitolo particolare a tener in detta citta governatori et alt», ministri tutti Catholici, et far restituir a li ecclesiastici tutto quello, che è stato loco occupato. S. S. ha volnto perciö, che io ne ne dia avviso a V. S., acciochè secondo la dispositione de le cose, che vedera, possa metter questo articolo in campo, et provar se potesse con destrezza ottenerlo, il che si rimette a la prudenza sua, sapendo ben che non sara difficulta, et che questo dipendera da la risolutione, che si
pigliera in tal materia di religione per li Stati tutti di Fiandra
Di Boma, a 21 di Marzo 1579.
Colonia Vol. 1» f. 20 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 97 f. 29 (minuut). — Barberini lxii : 1 f. 71 (gelijkt, afschr.) — Vgl. Hansen, Nunliaturberichte II, p. 273.
781. 1579, APRIL 9. — Castagna aan kardinaal Gallio: over zijne aankomst te Keulen en het geringe uitzicht der vredesonderhandelingen.
Germ. Vol. 97, f. 183—185 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 73—75» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 274.
732. 1579, APRIL 11. — Kardinaal Gallio aan Castagna: over de geringe kans van slagen van het vredescongres.
Colonia Vol. 1», f. 27 (oorspr,. eigenh. get.). — Germ. Vol. 97, f. 34 (minuut). — Barberini Vol. 5741, f. 95 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 277.
788. 1579, APRIL 12. — A. Farnese aan Castagna: vreugdebetuiging over diens behouden aankomst te Keulen en bereidverklaring tot diensten.
Ho ricevuto la lettera di V. S. de gli 8 del presente et inteso per essa con infinita mia satisfattione il suo felice arrivo a Colonia, del quale sento



581
quel contento, che conviene si per il benefitio, che la sua presentia et assistentie dovera apportare al servitio di Dio, del re, mio signore, et alia quiete di questi Stati di S. M., come per vedermela vicina, con speranza di potermi impiegar in cose di suo servitio et sodisfattione piü facilmente che se fusse piü lontana. Resta hora, ehe V. S. mi dia occasione di mostrarle con gli effetti questa mia buona volonta et che si persuada, che, senza che mons. Illmo. mio zio x) me 1'havessi comandato, come fa con la lettera, ch'ella mi ha inviata, non sarei lassato, come non lasserö, di corrispondermi con lei, si per quello che tocca al desiderio di S. Stt. et al servitio di S. Mtó. come per le cose di suo particolare interesse, come conviene; con che offerendomi a V. S. di buon' cnore prego Nostro Signore Dio che la conservi, come desidera. Dal campo sotto Mastrich, a 12 d'Aprile 1579.
Colonia Vol. 1» f. 28 (oorspr. eigenh. get.).
78*. 1679, april 14. — A. Farnese aan Castagna: zending van don Oastone Spinola, die over alles den nuntins zal inlichten.
II presente signor Don Gastone Spinola ha ordine particolare da me di visitar V. S. in mio nome et di dichiararle la sodisfattione, che sento, ch'ella si ritrovi in questo maneggio di tanto importantia al servitio di Dio et del re, mio signore, et il desiderio, che tengo d'esser da lei adoporato in cose di suo servitio. Et perehè m'assieuro, che si intorno a questi particololari, come in darle minuto ragguaglio delle cose di qua, lo sapra fare cosi compitamente, come conviene et io desidero. Alia sua relatione mi rimetto, pregando lei che per cortesia le dia quel' credito, che darebbe a me medesimo. . . . Dal campo sopra Mastrich, a 14 d'Aprile 1579.
Colonia Vol. 1» f. 29 (oorspr. eigenh. get.).
735. 1679, april 16. — a—b. Castagna aan kardinaal Gallio: over Willem van Oranje als het groote struikelblok der vredesonderhandelingen, welke vooral in de Nederlanden zeer worden gewantrouwd.
c. Evenzoo aan den Spaanschen gezant de Züniga.
Scritto in cifra a parte.
a. Al cardinale di Como, li 16 Aprile.
Le cose non possono passar bene, perchè il principe d'Oranges ha tanto circondato et ristretto quelle genti, cbe non si fa determinatione alcuna, che non sia regolata da lui, e li deputati e loro instrnttioni sono fatte in sua presenza, il quale non aspira hormai a restar governatore solo delle due provincie, ma spera di potersi impadronire, se non di tutto, di buona parte. E se non si acquista lui, si piü giudicare che ogni opera sara vana, massime che per forza poco si puö sperare con Pesempio di Mastrich, che si difende talmente, che vi è poca speranza di espugnarlo. Onde, quando sia domandata qui la sospensione d'armi, forsi sara tanto piü facile concedersi
6. Da quei principi di Germania, che sono piü nemici de la religione
1) Kardinaal Alexander Farnese.



582
Catholica et poco amici del re di Spagna, et tanto piü da quelli, che sono in Fiandra desiderosi di travaglio, si va seminando, che questi convento non è se non de preti, dependenti da Nostro Signore, e che vi è uno per Sua Santita, che va istigando et movendo il tutto, al quale gli altri cercano di compiacere. Et perö non si puö sperare cosa buona- Per le quali parole questi commessarii imperali nel loro intrinseco dubitano, ö che li Stati di Fiandra non si accordino circa il mandar deputati, ö che mandino con animo poco preparato al bene, solo per mostra et apparenza.
c. Li deputati di Stati sono eletti, e data loro 1'instruttione in Anversa con intervento e presenza del principe d'Oranges, nel volere del quale sta ogni deliberatione. Pensi V. E., come andra il negotio. Se non si converte questo, si dubita, che ogni conato sara vano, et è tant' innanzi, che aspira nelli medesimi Stati a maggior dominio che non è Olanda e Zelanda, tutto fondato in due punti, cioè la falsa religione e I'odio universale con il dominio Spagnuolo. Con questi due piedi camina sempre et ha fascinati quei popoli piü di quel de se possa credere.
a en c. Pio Vol. 238 78' f. 79» (gel\jkt. afschrift). Alleen c gedr. Hansen, p. 280 (noot). b. Germ. Vol. 97 f. 123 (naar cijferschrift). — Ontbreekt in Pio, maar gedr. Hansen, p. 279.
786. 1679, APRIL 20. — Castagna aan hertog Willem van Kleef: lof en dank voor diens bereidvaardigheid om mede te werken aan de vredesonderhandelingen.
Al signor duca di Cleves.
Di Colonia, li 20 Aprile 1579.
Pio Vol. 238, f. 81—82 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Theiner, Annales IV, p. 75.
737. 1679, APRIL 28. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de ongunstige kansen der vredesonderhandelingen, vooral wegens het langdurig beleg van Maastricht.
Sto deliberando se debbo mandare il Breve all'arciduca Matthias,
perchè si sa bene, che non puö aprire lettere di nessuno, nè rispondere che non siano vedute dagli Stati, che vuol dire dal principe di Oranges, dal quale non so quel che si potesse aspettare, essendo dichiarato tanto avverso al nome pontificio. Onde aspettarö forsi la veuuta di deputati, et di quello et de gl'altri me ne valerö se e qüando mi parra opportuno.
11 termine, in che si trovano hoggi le cose, è che si aspettano detti deputati, et in questo mezzo 1'essercito del re sta sopra Mastrich, madifettivo di guastatori, quali non trovano abastanza per qualsivoglia danaro e diligenza. Ha mandato per polvere e palle, che li mancavano, e cerca di stringere la citta, la quale ha dentro soldati e cittadini, e le donne istesse ardentissime e valorose per difendersi. E certo, il signor principe col suo conseglio si vede, che non hebbe vera relatione di quella forza, perchè li fu riferto, che in quattro giorni saria presa, et hora vi si trova tal difficolta che Dio sa quel che fara; il che da non poco danno al negotio della pacificatione, il quale è e sara sempre impedito con ogni forza, industria et arte del principe di Oranges, che muove e governa il tutto con molta prudenza humana, sapendosi mantenere tanto tempo in cosi gran stato piü che patrone Di Colonia, li 23 di Aprile 1579.



583
Scritto cifra a parte. Da quelli principi di Germania, che sono piü inimici della religone e poco amici del re, e tanto piü quelli, che sono in Fiandra, desiderosi di travaglio, si va seminando, che questo convento non è se non de preti, dependenti dal papa, e che vi è uno per Sua Santita, che va instigaudo e movendo il tutto, al quale gl'altri cercano di compiacere, e perö non si puö sperare cosa buona. Per le quali parole li commissarii imperiali nel loro instrinseco dubitano ö che li Stati non si accordino circa il mandar deputati, ö che mandino con animo poco preparato al bene, solamente per mostra et apparenza.
Germ, Vol. f. 97 195—196 (oorspr. eigenh. get) — Pio Vol. 238 f. 83—84 (gelijkt, afschrift). — Deels gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 281.
788. 1579, MEI 5. — Hertog Willem van Kleef aan Castagna: dankbetuiging voor ontvangen brief en verzekering van allen mogelijken goeden wil tot herstel van den vrede.
Colonia Vol. 1». f. 34—35» (oorspr. eigenh. get.). — Gedr. Theiner, Annales III, p. 95
789. 1579, MEI 8. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de voltalligheid der afgevaardigden naar het vredescongres, en over de algemeene stemming dienaangaande in de Nederlanden.
Germ. Vol. 97, f. 200—203 (oorspr. eigenh, get). — Pio Vol, 238, f. 91»—93» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 284.
740. 1579, MEI 8. — Gerard van Groesbeeck, kardinaal-bisschop van Luik, aan Castagna: zending van kanunnik Nicolaas van Woestenraedt naar het vredescongres en verzekering van allerbesten wil tot medewerking *).
Quod, responso ad Rmae D. V. litteras meo proximis diebus misso, me facturum recepi, ut quem istuc legatum mitterem, ei in mandatis darem, ut ipsam a me compellaret eique amantissime salutatae mea officia offerret, id meae hae litterae declarabunt me praestitisse, dato in mandatis venerabili sincere dilecto domino Nicolao a Woestenraedt, juris utriusque doctori, praeposito ecclesiae collegiatae S. Pauli, hujus meae civitatis et ecclesiae meae cathedralis canonico, consiliario meo, qui istuc de meis et ecclesiae ac ditionis meae rebus legatus proficiscitur, easdem has ipsi reddituro, ut ea, quae dixi, faciat. Oro igitur Rmarn d< ut jpsum benigne admittere et audire eique plenam fidem habere velit. Et quoniam ille omnibus ijs in rebus, de quibus cum ipsa, si coram essem agerem, vices meas supplebit, me ad ipsum remittens non faciam has prolixiores, quam ut iis adjungam eandem illam, quam nuper amantissimam et prontissimam officiorum, atque obsequiorum meorum oblatiouem, measque ad Deum O. M. preces, ut per gratiam suam omnia Rmae. D. V. consilia atque actiones prosperare, ipsamque quam diutissime incolumem servare dignetur. Leodio, 8 Maji 1579. Gebabdus Cardinalis Leodiensis.
Colonia Vol. 1» f. 37 (oorspr. eigenh. get.)
1) Van dezelfde gezindheid gaf de kardinaal-bisschop reeds blijk door zijn schrijven aan Castagna van 15 April 1579 (ibidem f. 30—30» oorspr. eigenh. get.).



584
741. (1579, Mei 11). — Toespraak van Castagna *) tot de keizerlijke vredescommissarissen.
Ill,nl. et Revmi. patres ac principes, illustres nobiles ac generosi viri.
Arm. 64 "Vol. 12, f. 231—232» (oorspr. eigenh. van Castagna). — Pio Vol. 238, f. 200— 202». — Gedr. Theiner, Annales III, p. 96. — Archivalia I, n". 2118. — Vgl. een andere en uitvoeriger rede, op hetzelfde congres gehouden, Archivalia II, n°. 188.
742. (1579, Mei 11). — Antwoord der afgevaardigden op gemelde rede.
Arm, 64, Vol. 12, f. 233 (als voren). — Germ, Vol, 97, p, 297 (gelijkt, afschr,). — Ook Pio Vol, 238, f. 202»—203, — Gedr. Theiner, Annales III, p. 97,
743. 1579, MEI 16. — Castagna aan kardinaal Gallio: over geheime onderhandelingen met Jan van Nassau.
Germ. Vol. 97, f, 146»—147 (oorspr, eigenh. get,), — Pio Vol. 238, f. 99»—100. — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p, 290.
744. 1579, MEI 19. — Castagna aan kardinaal Gran veile: gelukwensch met diens terugroeping naar Madrid, en aanbeveling van de zaak der vredesonderhandelingen.
Di Colonia, li 19 Maggio 1579.
Non potrei dire, quanto piacere bo inteso dall' haver sentito che V. S. Ulma< e Rev.ma. sia chiamato in Spagna, perchè per la prattica, che ho (di) quella Corte e conoscenza de gli huomini, mi pareva, che troppo gran carica fosse appoggiata alia persona di S. Mta. con si pochi che 1'ajutassero a postare. E credo che questa sia stata risolutione propria di S. Mta., consigliata con il suo chiaro e mirabil giudicio. Vada dunque in buon viaggio, che N. S. Iddio 1'accompagni con ogni prosperita. Qui si sta ancora nel principio e si fa grand instanza di sospensioni d'armi per liberare per questa via Mastrich. Ma al signor duca di Terranuova pare la domauda ingiusta, massime prima che non si siano veduti li capitoli, che loro domanderanno, per vedere se sono tali, che mostrino di venire alle cose del dovere. Mostrano ancora dispiacere, cb'essendo rimesso il negotio intiero delle cose della pace alia Maesta Cesarea, il signor principe di Parma tratti con i paesi di Artoys, Henault et adherenti, quasi che non debba un governatore generale raccogliere e raccetare chiunque volesse tornare alia debita obedienza.
Non manca chi dubita che questi deputati degli Stati siano per cercare di mandare il negotio in lungo, forsi per dar tempo di conservarsi con principi, favoreroli a loro propositi, e cercare ajuti da diverse bande; il che dicono quelli che considerano, che è gia un mese e mezzo che siamo in Colonia, e siamo nel principio del trattato. Onde hora cominciava il tempo di scrivere a V. S. Til111*., e di ricevere da da lei favore con sue lettere e valermi de suoi prudentissimi et esperimentatissimi consegli, perchè fin hora non si è stato in altro
1) Deze schrijft 15 Hei 1579 aan kardinaal Gallio: .... Lunedi andai aliacongregazione de signori commissarii imperiali, e li dissi alcune parole, che mi parvero al proposito .... la copia delle parole ch' io dissi .... mando con questa (Hansen, t. a, p. 290).



585
che aspettare hor questo, hor quello. Tuttavia mi piace piü ch'ella vada in Spagna per la cagione sopradetta, e perchè so, che dell cose di qua sara raguagliata a pieno dal signor duca di Terranuova, col quale io camino sempre giunto in ogni cosa con gran confidenza, come N°. Sre. e Sua Maesta Cattolica mi hanno commandato
Di sua mano.
Ho poi inteso in questo puuto, che hieri *) li deputati delli Stati presentorno alli signori commissarii imperiali le loro commissioni e capitoli, li quali sono tanto essorbitanti et iniqni, che quelli signori non hanno voluto mandarli al signor duca, acciö risponda, ma vogliono tentar prima, se possono, farli moderare ; il che si crede, che possa ottenersi in qualche parte, ma che siano riterati al segno giusto, non si spera molto
Pio Vol. 238, f. 104—105» (gelijkt, afschr.).
745. 1579, MEI 19. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de hardnekkig gestelde, maar onaannemelijke voorwaarde van godsdienstvrijheid.
Germ. Vol. 97, f. 211—212 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 107—107» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 292.
746. 1579, MEI 24 — Parma aan Castagna: hernieuwde zending van don Gaston Spinola en betuiging van allerbeste gezindheid.
Ricevei col ritorno del capitano- Castro la di V. S. de 2 del presente, per la quale et per quel di piü, ch'egli mi riferse a bocca, compresi il nuovo testimonio, che le parse di darmi della buona mente sua verso di me et di tutta la casa mia, e con tutto che con me, che prima di hora ne son certissimo. Et mi trovo molto obbligato all' amorevolezza di V. S.; non fosse necessario, m'è perciö stato gratissimo e tenuto in quel buon grado, che da lei è stato fatto, et ne la ringratio di buon cuore. Hora con la venuta costa del presente Don Gaston Spinola, m'è parso di tornar di nuovo a visitar V. S. con questa mia et dar ordine a lui, sicome ho fatto, che non solo la certifichi della molta affettione, ch'io le porto et quanto io le corrispouda con 1'ottima mente mia, ma la preghi a darmi alle volte occasione, con la quale effettualmente glielo possa far' meglio conoscere. Piacera adunque a V. S. d'aggradir quest offitio et di creder al predetto quanto le riferira in questo particolare, poichè alia sua relation mi rimetto, et in quanto le dira di piü delle cose di qua. Et resto pregando N°. S™., che conservi et prosperi V. S. come desidera. Dal campo sotto Mastrich, a 24 di Maggio 1579.
Colonia Vol. 1» f. 46 (oorspr. eigenh. get.).
747. 1579, MEI 29. — Castagna aan kardinaal Gallio: over den zeer twijfelachtigen stand der vredesonderhandelingen.
Germ. Vol. 97 f. f. 214—215 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238 f. 115».—116» (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 295.
1) 18 Mei.



586
748. 1579, JUNI 6. — Castagna aan kardinaal Gallio: over een Breve voor aartsbisschop Schenk van Toutenburg.
Germ. Vol. 97, f. 217 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 116» (gelijkt, afschr.). Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 296.
749. 1579, JUNI 12. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de tegenstrijdige meeningen, of oorlog dan vrede bevorderlijk is voor den Katholieken godsdienst.
Germ. Vol. 97, f. 223 — 223» (oorspr. eigenh. get.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 301.
750. 1579, JUNI 18. — Kardinaal Gallio aan Castagna: wenschen en gebeden voor den goeden uitslag van het vredescongres, in het algemeen belang der Christenheid.
Colonia Vol. 1», f. 52 (oorspr. eigedh. get.). — Germ. 97, fol. 47 (minuut). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 302.
751. 1579, JUNI 18. — Castagna aan zgn collega te Praag, Malaspina: deze wordt aangespoord, den keizer te overreden tot palstaan tegenover den eisch van godsdienstvrijheid in de Nederlanden.
Di Colonia, li 18 Giugno 1579.
Io credo, che questi signori elettori e commissarii imperiali ö hanno mandato è manderanno in hreve relatione di quello (che) fin' hora qui si è fatto nel negotio della pacificatione, cioè gl* articoli o capitoli, che hanno presentato li deputati degli Stati, la risposta del signor duca, le repliche di detti Stati, et altre scritture pertinenti a ciö. E perchè la difficolta si riduce principalmente nell articolo della religione, non bastando a costoro, ch' il signor duca li conceda pur troppo, dando quattro anni di tempo a quelli, che non vogliono esser Cattolici, nel paese e nelle loro case, ma vogliono ancora l'essercitio pnblico della loro setta, almeno in alcune principali citta. Io credo, che Nostro Signore *) avviseranno di tutto a Sua Mta. Cesarea et aspetteranno di costa intendere 1'intentione di detta Maesta; onde ho voluto darne avviso a V. S. Rma., acciö si degni in ciö con la sua solita diligenza e destrezza aprir ben gli occhi a questo, acciö di costa non venisse qualche commissione contraria a quello che si aspetta da un imperatore tanto christiano e fautore della religione Cattolica; poichè costoro domandano detto essercitio publico delle loro sette con tanta efficacia e con argomenti tanto apparenti, quanto sia possibile, non ostante che oltre 1'importanza di ogni principe di questo mondo, etiam del papa, di conceder tal cosa, s'ingannano grandemente, credendo ch' il conceder diverse opinioni in fede sia per esser causa di concordia, et il predicare l'essercitio publico dell' heresie sia per esser causa del mantenimento et ajuto della religione Cattolica. Crederei dunque, che V. S. Rma. potesse dire a Sua Maesta, che Nostro Sigore ha inteso, che qui si tratta delle cose della religione, e che prega Sua Maesta a voler tener a cuore, e raccommandare come Sua Santita spera; e con questo modo ella potra giovare molto a questo
1) Lees: i detti signori.



587
negotio, e che sia ancora per andar ricercando con secretezza e senza rumore d'intendere qualche cosa di quel che gia si trattera nel consiglio e darmene avviso
Pio Vol. 238, f. 128»—129 (gelijkt afschr.) — Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 308 (noot).
752. 1579, JUNI 19. — Castagna aan kardinaal Gallio: over zijn onderhoud met vier afgevaardigden der Staten, over de volstrekte onaannemelijkheid van godsdienstvrijheid.
Germ. Vol. 97, f. 180—188 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 136»—1391 gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 303.
768. 1579, JUNI 19. — Castagna aan kardinaal Gallio: over den eisch van godsdienstvrijheid in de Nederlanden.
Di Colonia, li 19 di Giugno 1579.
Scrivo la presente a V. S. Illma. e Rvma. tanto per baciarle le mani, quanto per darle avviso delle cose di qua, il che in sostanza è, che hora siamo nel ferrore del negotio, perö che li deputati delli Stati dettero le loro capitulationi assai dure. II signor duca de Terranuova all' incontro li (trattava) tanto piacevolmente, ch' era troppo; gl' altri hanno replicato piü aspri che mai, et il fatto si riduce al punto preveduto sempre della religione. Dimandano la „religionefred" *) e liberta di coscienza, al che essendo stato fatto riparo, si vanno riducendo alia pace di Gante, con questo di piü, che in Anversa, Gante e due altre citta si comporti l'essercitio publico delle loro sette, gia tanto in esse citta radicate, che non potria mai svellersi; il che cercano con tanta instanza e con tante apparenti ragioni, che persuadono infiniti: che ciö sia manco male, presupponendo per certo, che senza questo non vi sia speranza di pace, la quale esclusa, siano per seguire de' molti mali, cioè scacciare tutti gli ecclesiastici, e romper chiese, come hanno fatto in Gantes, in Anversa, Brusselles et in Ultrajetto in Frisia, e poi ancora occisione di tutti li Cattolici, perdita del dominio regio et altri eccessi. Et argumentano da quel luogo, „quod licet non debeat fieri malum ut inde veniat bonum, debet tarnen tollerari ut evitetur majus malum". In questo si combatte adesso, e questi signori commissarii imperiali hanno mandate tutte le scritture et informationi alia Maesta Cesarea et aspettano la risposta.
Tra questi dieci deputati delli Stati, che sono qui, e tra quelli che rappresentano detti Stati, che sono in Anversa, e finalmente per tutti quelli paesi sono mischiati Cattolici et heretici, ma con questo disavantaggio, che gl'heretici sono zeianti, efficaci, diligentissimi, uniti, armati, con capo, e li Cattolici al contrario, se bene fuori d'Olanda e Zelanda sono piü in numero,.... Pio Vol. 238 f. 131—131» (gelijkt, afschr.).
764. 1579, JUNI 19. — Castagna aan den Spaanschen gezant de Zünlga: over den volstrekt onaannemelijken eisch van godsdienstvrijheid.
Di Colonia, li 19 di Guigno 1579.
Perch' io presuppongo, ch' il signor duca di Terranuova mandi a V. E. la 1) Religionsfrid: over de afkomst van dit woord: Pirenne, IV, p. 132 (2).



588
copia delle concessioni, che egli a nome di S. Mta. Catholica fa a questi Paesi Bassi, io non userö questa curiosita di fare il medesimo. Ma dirö solo, che mi pare impossibile, che a tanta benignita di dette concessioni, le quali saranno publicate per tutto e sono tanto arantaggiose per quelli Stati, che saranno gindicate piü presto soperchie che poche, molti de' quali paesi non siano per accettare e ridursi all' obedienza di Sua Maesta, ancorchè qui non si concludesse la pace generale, la quale si potria sperare, quando gli huomini principali delle citta e provincie havessero libero arbitrio e non dipendesse il tutto, come dipende, da una istessa sola. Si domanda liberta di religione e di coscienza, ma al fine si restringono alia pace di Gante, con questo di piü che in alcune principali citta si tolleri 1'uso et essercitio publico delle loro sette. Questa è la prima difficolta, e la seconda sara lo stare in quei paesi il principe d'Oranges, massime che la pace di Gante non solo glie lo permette, ma lo conferma governatore delle due provincie con 1'adherenti et almirante del mare. Pensi V. E. se questi sono due bocconi difficili da masticare. Noi andiamo cercando di conservare al re quel nome, che lo fa piü glorioso che sette Fiandre, cioè di nrniissimo difensore della fede Cattolica, e crederö che piü tosto sara parso a S. Msta. troppo quello ch'il duca ha concesso ne suoi articoli circa la religione, che voglia che si passi piü avanti in pregiuditio di essa. Basta che mota est aqua, e se non si facesse altro, è forza che alcuna di quelle provincie apra gli occhi e conosca la benedittione, il che saria seguito piü facilmente, quando oltre la presa di Mastrich, che non puö tardar molto, si fosse veduto 1'essercito allegro e pagato, e cresciute piü tosto che sminuite le forze, il che havrebbe
dato tanto vigore, che forsi a quest' hora haveremo la pace
Di sua mano.
Io vado persuadendo a questi signori commissarii inperiali, che saria bene chi dichiarassero gli articoli, dati dal duca, esser reputati da loro honesti e benigni, e non degni d'esser recusati, perchè mi pareria che ciö fosse molto al proposito e giovasse molto all' intentione scritta di sopra, cioè che molti popoli si separariano da gl'altri e torneriano con quelle conditioni all' obedienza.
Pio Vol. 238 f. 132—133 (gelijkt, afschr.).
756. 1579, JUNI 26. — Castagna aan kardinaal Gallio: over den loop der onderhandelingen te Keulen, over den aartsbisschop van Utrecht en prins Willem van Oranje.
Germ. Vol. 97, f. 232-233» (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 153—157 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 309.
756. 1579, JUNI 26. — Castagna aan kardinaal Morone: over den hardnekkigen tegenstand, dien 's konings vredesvoorstellen in de Nederlanden vinden en dien Oranje
stijft.
Di Colonia, li 26 Giugno 1579.
Nel resto siamo piü incerti, che mai vedendo, che le conditioni che s'offeriscono da parte del re a quelli Stati sono tanto avantaggiose per loro, che si puö dire, che si declini non poco dalla mente regia. Non dimeno quel che li doveva lenire et humiliare 1'animo, piuttosto 1'inalza et insuperbisce, e quanto piü se li concede, tanto piü vogliono. Sopra loro parole non si puö fare fondamento,



589
nè altra sicurta si puö havere cfae parole ; et (se) almeno queste fossero buone, e non ogni giorno piü altiere e dnre. Et insomtna, è un popoio concitato, retto con mirabile arte da una sola testa del principe d'Oranges, il quale non assicuri se e li suoi disegni per piü certa via che con oprare, cbe nel paese sia maggior numero d'heretici, de quali sara sempre capo e guida, e quando bene il re recuperasse il tutto, questi saranno sempre satelliti e guardia sua. Dall' altra parte pare, cb'il re habbia 1'animo volto altrove, perchè non si hanno pur lettere, non che altre provisioni, il che non è occulto a quelle genti, tal che non so, qual fine che si possa sperare.
Qui si fa gran forza nel punto della religione, e molti sono persnasi, che per salvare il dominio regio e 1'istessa religione non vi sia altro rimedio, che conceder loro quello che chiamano religione libera. Quella parte di procuratori e deputati delli Stati, che professa apertamente il Calvinismo, o altre sette, domanda questa per unico rimedio, e quelli che professano esser Oattholici, si restringono, quanto all'esercitio publico di settarii, in quattro citta o forsi meno de' principali
Pio Vol. 238, fol. 165*—166» (gelijkt, afschr.). — Vgl. Hansen Nuntiaturberichte II, p. 312 (noot).
757. 1579, JUNI 29. — Castagna aan Gallio: over den loopderondernandelingen, met name over de quaestie der godsdienstvrijheid.
Di Colonia, li 29 Giugno 1579.
E, finito il tempo prefisso nel mandato di procura alli deputati
delli Stati, e si è mandato tanto da loro quanto da signori commissarii per la prorogatione, e se ne aspetta la risposta. Sono ancora aspettati due huomini del principe di Oranges per i suoi interessi, con li quali si pensa di trattare, ch' egli si quieti. Vedremo quel che seguira.
Li detti deputati hanno pensato ad un altra diligenza per ottenere, che in alcune citta sia tollerato 1'uso et essercitio publico de Calvinisti e Lutherani; il che è di fare che alcuni teologi Cattolici, etiam ecclesiastici, in questa citta attestino, che stante il fatto nella maniera che sta, si possa salva coscienza, cioè tollerare, ad esempio di quel che fu fatto nella pacificatione di Gantes, per il che hanno formato il dubio nel modo, che V. S. Illma. vedra per la copia *), che sara con questa. Non hanno perö potuto far tanto secreto, che non mi sia pervenuto ben presto all' orecchie, e che non li metta tal traversa con quelli, ch' io saprö che ricerchino di ciö, che forsi non li riuscira di haver molti, che sottoscrivano il loro proposito; si chè qui non si dorme, havendosi a fare con avversarii molto vigilanti, per Catholici che si mostrino. E Dio voglia, che le forze tanto dell' intelletto quanto del corpo mi bastino, perchè stanno molto sconquassate, massime che oltre le antiche schinelle sento continua indispositione di stommaco con un poco di vertigine, e li denti minanti ruina, privilegii riservati in questi parti fredde et aspre.
Non si puö delle cose future far certo giuditio. Ma io dubito, che questo negotio si ridurra, che alcune provincie o citta di tempo in tempo, andando
1) Zie volgend nummer.



590
accostandosi a queste concessioni, e tornando all' obedienza del re, restando faori Olanda, Zelanda, Gantes, Anversa e qualcbe altra, che sono perverse et ostinate contro la religione Cattolica, non che in essi non siano dei Cattolici assai, ma tenuti bassi da gli heretici piü potenti. Questa è la maggiore speranza, che si habbia, massime per 1'esempio d'Artoys, Henanlt et adberenti, che si sono accordati con il principe di Parma; ma non sono ancora arrivati qui li capitoli, perchè 1'accordo fu fatto il medesimo giorno di S. Pietro.
Crederei, che non fosse male che Nostro Signore facesse un Breve a detti Stati d'Artoys, Henanlt, Douay et adherenti, dicendo che ha inteso, ch' essi non solo sono stati sempre fermi nella religione Cattolica antica Romana, ma che ha inteso, che d' una certa maniera hanno pigliato 1'impresa d'esser difensori e protettori di essa, si come ancora intenderanno per lettere del nnntio. Questo dico, perchè li Brevi, che ho per questi luoghi, sono tanto veechi hormai di piü di dieci mesi, ch' io sto in dubio e deliberatione se de bbo mandarli adesso, poichè per il passato non vi era tempo, nè commodita di mandarli sicuri, come hora che sono accordati et è preso Mastrich, nè si sapeva 1'animo loro. E se questo Breve, ch' io dico, arrivera in tempo, e mi
parra di servirmene, lo mandarö; se non, sara perduto niente
In cifra.
Con tutta la presa di Mastrich, questi ministri del re Cattolico ogni giorno vanno piü abbassandosi, e concedono ancora nella religione; tanto è grande la voglia di questa benedetta pace.
Pio Vol. 238 f. 168—170» (gelijkt, afschr.).
768. (1679 JUNI 29). — Vragen, door afgevaardigden der Staten voorgelegd aan eenige godgeleerden: of koning Philips in deze omstandigheden niet beter doet, aan Holland en Zeeland godsdienstvrijheid toe te staan, waardoor veel grooter kwaad zon worden voorkomen.
Dubia tentata a deputatis Statuum apud theologos aliquos.
Cum res nunc eo devenerit, ut alienae religionis exercitium in multis civitatibus irrepserit idque eo ardore defendatur, ut impossibile sit (saltem prompte) id penitus tollere, vel tentare remedium, nisi cum maximo atque adeo evidenti bonorum Catholicorum discrimine,
Quaeriiur:
Num rex Catholicus ad supplices suorum Catholicorum preces, possit tolerare ad tempus, quod tollere non potest? Cum impotentia hac in parte (quamvis forte rex Hispanico consilio eam aguoscere non velit) tam sit evidens, ut negari non possit.
Cnm remedii tempus incertum sit, num possit, ut certius sit remedium, id ad Ordines, rite convocandos, remittere, cum possit, restaurata cum pace authoritate, tales convocare suaque authoritate ita dirigere. nt justum remedii inditium et judicium ferant? Cujus tanto major spes affulget, quod Catholici, quorum multo major est quam haereticorum numerus, illorum et vehementia et insolentia offensi, sibi in posterum cauturi melius videntur, ne ampliusvel circumveniantur vel opprimantur.



591
Num, si id concedatar, non in gratiam haereticorom, sed Catholicorum, ne pereant, et si fiat cum declaratione regis, se id aegre et dolenter ferre, et cum spe remedii, cumque claro suae religionis testimonio, sufficere ad justificationem Suae Majestatis videatur? Et cum, quam prompte possit adhibere vim, certum sit futuram et religioni Catholicae et ipsis Catholicis omnibus exitiosam; dilatio contra remedii per tolerantiam, quae petitur futura sit magna cum diminutione mali, nimirum si per multas sparsum urbes contagium in unum per singulas infectas provincias tantummodo coarctetur. Quod (salvo doctorum judicio) non foret malum facere ut bona evenient, sed minuere malum ejusque curam in tempus commodius remittere, et inter mala (ut fieri debet) eligere minimum.
Num iis rationibus regis animus confirmari possit, ut sine scrupulo ita pacem et quietem Belgio restituat, aut saltem, posteaquam Catholicis quo potuit modo consuluit, si frustra fiat, omnium calculo justissimum bellum, magno omnium bonorum consensu turbulentis hominibus moveat? Cumque ejus consilii extent multa et gravia exempla, hactenus nullis suffragiis vel publica autorate improbata.
Nimirum Joannes, primus romanus pontifex, qui Justinum imperatorem cum rege Italiae, Theodorico, rogavit, ut Arrianis sua templa, quae deturbaverat, restitueret, ne vis fieret ecclesiis Catholicis in Italia, et impetravit, quamquam primum valde refïagante imperatore, uti satis ample narratur in primo tomo Conciliorum, et est apud Platinam in vita dicti Joannis primi.
Sigismundus imperator, quo regnante, post multa bella tandem concilio Basiljensi admittente, concessus fuit Boemis usus Eucharistiae sub utraque spetie; quod magno consilio factum et permissum fuisse a theologie credibile est, quamvis tum haereseos nota, qui hoe ausi sunt poscere, perstricti fuerint, eoque nomine factum scandalum non caruerit. Quod exemplum reliqui postea secuti reges Bohemiae Husitis sua templa et exercitia sine scrupulo concesserunt.
Albertus, archidux Austriae, ea conditione Moraviam obtinuisse fertur, ne incolas in sua religione per vim turbaret, sed sua exercitia permitteret, ut habent historiae.
Napoli, tempore Frederici imperatoris et Caroli, primi regis Napolitani, Sarracenis sua quoque templa et exercitia permissa fuere in civitate Nocera,' quae ea ratione urbis Paganae agnomen commerita fertur.
Idem rex Siciliae, Rogerus, in Panormo tolerasse fertur, ut testantur Siculae historiae latinae.
Ut omittatur exemplum Judeorum, qui passim cum suae religionis exercitie feruntur et semper admissi fuerunt.
Becentiora vero exempla sunt de Carolo quinto, qui cum imperator esset potens et bellicosus, tandem non videns post multa bello tentata remedium, Interim velut religionis inducias concessit, cui postea successit pacificatio quaedam religionis, qua ab imperatore in hunc usque diem civitatibus, imperio subjectis, permittatur duarum diversarum religionum exercitium.
Quare videatur idem regem Hispanum Catholicum posse admittere, ne religionem simul cum ditionibus perdat, cum se offerat dux Alenzonius, regis Christianissimi frater, qui utriusque religionis tutelam promittit.
Et cum experientia docti simus, ubi libertas seu tolerantia hujus modi exercitii permissa fuit, ibi diminutum potius quam auctum haereticorum



592
numerum, quod certa nos spe fovere deberet religionis causam melius se babituram tolerantia quam violentia.
Op den rug aanteekening van Castagna's hand: Dubia tentata a deputatis Statuum apud theologos aliquos.
Arm. 64 Vol. 12 f. 130—132» (gelijkt, afschr.). — Ook Pio Vol. 238 f. 170»—172».
759. 1679, JUNI 29. — Castagna aan zijn collega Sega te Madrid: over de vredesonderhandelingen, die op den volstrekt onaannemelijken eisch van godsdienstvrijheid dreigen af te stuiten.
Molto illustre et Revm0. signor mio osservandissimo.
Essendo molto tempo, ch'io non ho visitato V. S. Revma. con mie lettere, non voglio mancare con 1'occasione di questo corriero, che'1 signor dnca di Terranuova manda, di farlo con la presente, per darle ancor avviso, come ci troviamo gia su'1 fatto et alle strettè circa il negotio nostro, perö che si sono dati per la parte delli Stati piü volte articoli o capitoli, che mostrano di desiderare et dal signor duca predetto le concessioni, che la Maesta Cattolica vuol concedere a questi suoi sndditi, le quali sono tanto benigne et avantaggiose per loro, che se non le accettano, sara giudicato da tutto il mondo incredibile contamacia et protervia. Tuttavia pare, che non vi sia modo di finir di contentarli. Et quelli, che non amano quiete et pace, et sono di quell' animo, che V. S. Rma. ha gia gustata, quando fu in queste parti, non hanno maggior attacco et pretesto che 1'articolo della religione, la quale cercano di offendere con mille apparenti ma false ragioni; et in questo pretesto, piü che ogn'altro, per li loro interessi et propositi. Noi sappiamo, quanto Sua Maesta Cattolica sia ferma et ressoluta nelle cose della religione, et con questo fundamento io piglio speranza che non sara a quella fatta lesione, o almeno tale, che possa machiare la candidezza dell' animo di detta Maesta, Et cosi pregamo il Signor Dio conceda a questo negotio buon fine, del quale perö non si ha tanta speranza,
quant» bisognaria Di Colonia, li 29 di Giugno 1579.
Ottob, lat. 3207 Pars I f. 124—124» (oorspr. eigenh. get.). — Germania Vol. 10 f. 100 (gelijkt, afschr.) — Zie Archivalia II, n°. 250.
760. 1679, JUNI 29. — Castagna aan Philips II: over zijn vurigen wensch, dat de vredesonderhandelingen mogen slagen, mits evenwel de koning niet veroorlove, dat aan de belangen van den godsdienst tekort worde gedaan.
Di Colonia, li 29 Giugno 1579.
Pio Vol. 238, f. 166»—167 (gelijkt, afschr.), — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 311 (noot 3).
761. (1679, EINDE JUNI?). — Betoog (van Castagna), dat koning PhiUps slechts op twee voorwaarden vrede mag sluiten: behoud van zijn volle souvereiniteit en handhaving van den Katholieken godsdienst; zonder deze moet hij den strgd tot lederen prgs voortzetten, en dan zal hij de rebellen zeker overwinnen.
Sopra 1'accordo delle cose di Fiandra da procurarsi.
II trattar accordo nelle cose di Fiandra puö ben ricevere qualche nome,



593
che honesti alquanto dalla parte del re Cattolico, ma non togliere giamai, che in effetto non sia una concordia fatta dal legitimo principe con suoi vassalli rebelli, nel tempo appunto che piü sono in manifesta rebeïlione et con 1'armi in mano. Anzi ne anco si potra evitare, che ella non sia per esser sempre nominata et scritta la pace di Fiandra tra il re da una parte et li Stati, una con il prencipe d'Orange, dall' altra. Ma lasciando questo riSpetto, poichè non appartienne ad altro che ad una certa reputatione, la quale nondimeno si sa di quanta importanza sia nelli prencipi, le ragione che mi persuadeno, che non sia espediente al re nè alia religione Cattolica de pigliare la via d'accordo, sono le seguenti, dette in summario:
Prima perchè è quasi iinpossibile nou raffreddarsi nelle provisioni di guerra, mentre che si spera pace.
Di poi perchè non vi puö essere confidenza o sicurrezza nè dalla parte delli Statig nè del prencipe d'Orange, peröche chi ha offeso molto terne molto; onde verisimilmente non s'assicurerebbono, se non quando il re fusse in quelli Stati cosi debole, et all' incontro havessero essi le cose disposte et preparate in tal modo, che ogni volta, che a loro non si servassero pienamente le conventioni o privilegii o altro secondo li loro appetiti, potessero resistere et di nuovo tumultuare. Onde nasce che non vogliono fortezze, non presidii forastieri, nè cosa, che li possa tener in officio.
II prencipe d'Orange (secondo il cui conseglio et volere si governa il tutto) non havera mai confidenza alcuna, et ben comprende, che non si puö venire a concordia, se non ö che la sua persona sia da tutti quelli Stati esclusa, et in questo caso baverebbe perduto tutto quello che gia si truova haver operato, la speranza che ha di potersi mantenere, almeno sotto nome di governatore, padrone di Olanda et Zelanda, et ogn' altro suo pensiero et disegno, ö non secludendosi la sua persona restarebbe in perpetuo timore et pericolo, eccetto che non dimoresse in detti luoghi o altri con tanta potenza, che potesse ad ogni suo bisogno suscitare nuova seditione et essere maggiore et piü potente delli ministri regii. II che sarebbe il peggio partito, che a Sua Maesta potesse circa ciö avvenire.
Dalla parte del re Cattolico similmente non pare, che si debba mai tener securo di dover esser piü veramente padrone di quelli Stati (almeno per molti anni), se non per via di forze, sapendo che li animi sono affatto irritati, anzi disperati, che vi è sparso tanto sangue, che li populi, quando si sono una volta alienati, et preso 1'arme et sfacciatamente scoperti contra il principe, se non sono tenuti sempre con il freno del timore, facilissimamente con ogni occasione ricadeno nel furore, che si suoi dire, che chi offende, non perdona mai, et finalmente che la conscienza lesa causa naturalmente inquiètudine.
Quanto a quello che appartiene alia religione Cattolica, io tengo per molto fermo, che questa sia cosi unita et connessa con 1'interesse di stato, che in quei paesi sia quasi impossibile mantener 1'una senza 1'altro, ciö è che se in essi non si estingue 1'heresia, non sia mai per esserne il re vero signore; et non havendovi Sua Maesta piena podesta, non si possi evitari, che 1'heresia non pigli forza, che non s'aspiri di continuo a maggior liberta et licenza, et che ben presto non diventi quel paese in ciö simile alli suoi circonvicini; et finalmente, che la religione et obedienza, debita alia santa Chiesa romana, non si perda consumandosi al meno, come si suoi dire, di febre ethica. Perö ogni
38



594
volta, che queste due cose non si mantengono integre et unite in detti Stati, ogn'altra cosa, et ogn'altro trattato sarebbe non solo vano ma anco nocivo a mio giudicio. Hor quale sia in ciö 1'animo et il fine di quelli, che governano, è chiaro, poichè havendo il re tante volte offerto loro ogni cosa, che sanno desiderare, salvo queste due cose: cioè mutatione de la religione Cattolica et del dominio regio, concedendo loro intierameute la conservatione de loro privilegii et antichi loro nsi nella medesima forma, che erano al tempo dell'imperatore Carlo, et mandatoli (si puö dire) carta bianca, salvo solo questi du punti, non 1'hahno perö voluto accettare. Onde si vede manifesto, che ö in uno ö nell'altra, ö piuttosto in tutte due, vogliono stare liberi et in ostinato peccato, dal quale non si possono distogliere per via di persuasioni, per la dilettatione della liberta et del licentioso vivere, per la diversita delle opinioni de gl'huomini, per la speranza, che si rappresenta loro per piü vie, per il fomento che li vien fatto da prencipi nemici del re et della religione, et per 1'auttorita, che ha gia sopra di loro il prencipe d'Orange. Et perö è vano a mio credere il pensare, che si possi in detti Stati venir a concordia nessuna senza diminutione della religione insieme con la podesta regia, che se non si contentano che si sia perdonato ogni errore di rebellione tanto contro Dio, come contra il loro naturale prencipe, et esser riposti nelli loro pristini termini, come non havessero mai peccato. È forza dire, che altro sia quel che vogliono et non contendono ad effetto, che Fiandra sia quella Fiandra, che era in tempo dell' imperatore, quando era obediente al suo prencipe, Cattolica et religiosa, et per consequente viveva quieta, tranquilla, ricca é% ripiena d'ogni allegrezza et consolatione. Dunque dico, altro è il fine di questa loro contesa, il che non puö esser se non (per) mutatione di stato, liberta, et licenza di vivere; del che ogni minima cosa si concedesse loro, sarebbe un' offendere la sustanza et fundamento della religione et dello stato politico.
Mi si dira forsi, che il re Cattolico non potra conserrar quelli paesi per esser tanto disgiunti dalle sue forze, per la vicinita d'Inghilterra, per esservi stato chiamato et accettato 1'arcidnca Matthias ; et quel che è peggio, potendosi credere, che quelle genti disperate invocaranno tutti li ajuti per ogni via possibile, et tentaranno di sollevar la Francia, li potentati di Oermania, 1'Inghilterra et tutti quelli, che potranno; et trovandosi hora monsignore d'Alanson nel termine in che si truova, facile sara indurlo ad accettare ogni impresa, et tentar' ogni fortuna; et che il paese grasso et ricco potra sostentare lungamente la guerra etc.:
Al che rispondendo, s'io volessi negare le difficulta predette, forsi errarei. Ma dico ben, che non per questo si deve lasciar scorrere un paese, tanto pieno et importante, in preda di chi vuol usarparlo, et di settarii et perturbatori della religione et fede di Christo, come avveneria, se si facesse qualche accordo, che offendesse in qualche parte delli detti due punti, cioè religione et podesta regia. Et mi par piü espediente, che il re lo diffenda, come puö et vi metta ogni sua forza, con risico di perderlo generosamente, che di condescendere a partito, con il quale in effetto nè piü nè meno per perduto si potra tenere. Ma di piü dico ancora et tengo per fermo, che se Sua Maesta seguita con Ia forza che ha, superara tutte queste difficulta; perchè, prima quasi tutti li rebelli al fine snccumbeno, et massime tali come questi, che non son altro cbe una communione di genti di diversi humori et diversi interessi, come



595
sono nobili, privati hnomini, mercanti, artefici et simili; in paese dove tutto il populo vive d'industrie e di mercantie; le quali cessando in pochissimo tempo, cadranno in estrema miseria. Et al fine si puö dire, che è un populo, anzi piü populi senza capo. Dico; senza capo, perchè vi son troppi capi, cioè li Stati, Oranges, Matthias; et tanto piü, se vi chiamano ancor la Francia et 1'InghiIterra. Onde saranno tanti, che vi pretenderanno et verisimilmente se impediranno 1'un 1'altro per concorso, perochè tutte sono cose contrarie et piene di confusioni et impeditiva una dell' altra: cioè Franzesi odiosi a Fiamenghi et inimici mortali d'Inglesi; Germani non si muovono senza molti denari, li quali sono per mancare prima ad ogn' altro che al re Cattolico; li populi1) vedono che vanno in rovina; li mercanti perdono ogni traffico; 1'artefici moreranno di farne; 1'arciduca Matthias si truova mezzo affrontato; li Stati piü teste e piü interessi: Oranges gia logro di denari, di forze, di benevolenza et di credito; Inghilterra prima patirebbe ogn' altra cosa che veder Franzesi, suoi naturali inimici, impatronirsi di quei paesi o parte di essi; et tutti senza danari.
Ma quando ben questi tanti contrarii fussero uniti, è impossibile, che la unione duri. Vi sono infiniti essempii. Ma qual maggiore di quello di Cambrai contra li signori Venetiani, dove erano, si puö dire, tutti li potentati christiani, et quella di Germania, che chiamorono la lega Smalcatica, dove erano principi potentissimi et valorosi in casa loro propria, con tante terre et populi et denari et genti et munitioni; et nondimeno presto andarono in fumo. Et in somma è cosa assai chiara, cbe tutti li moti di piü prencipi insieme, tra li quali non suoi esser mai tanta confidenza che basti, et tutte le sollevatiene de' populi et leghe di mal sodisfatti, sempre sono state di poca durata.
All'incontro il re, al quale non puö mancare denari, et per conseguenza gente, potentissimo da poter mantener longo tempo la guerra, come sin hora ba mostrato, solo, d'un volere, d'un solo proposito, con si buona et giusta causa, se si ferma (come credo) in salda resolutione di ragguistar quelli Stati, senza dubio superara le predette et ogn'altra difficulta.
Onde per concluder, io sono d'opinione, che il trattare d'altro che di far, che il re perdoni a quelli rebelli, restituendosi a Sua Maesta la piena podesta regia et sopratutto la religione Cattolica, saria piü tosto far danno che utile, et che quel prencipe, che ama il bene del detto re et la conservatione della religione, piü tosto deve darli ajuto per recuperare quel cbe è legitimamente suo, che conseglio a far'una pace o concordia con suoi rebelli, dovendo esser'odiosio ad ogni prencipe, che li populi sudditi si rebellino contra li suoi legitimi signori.
Arm. 64 Vol. 12 f. 199-112» (oorspr. met Castagnaa eigenh. verbeteringen in den tekst en bijvoegingen op den rand).
762. 1579, JULI 4 — Kardinaal Gallio aan Castagna: tevredenheid over de passende eer, aan den minister bewezen.
Da altri poi si sono piü freschi avisi de le cose di Mastrich, li
quali mostrano, che fossero a miglior termine per il principe di Parma di
1) Waarschijnlijk moet worden gelezen: li nobili.



596
quello che V. S. scrive ne la detta sua *). Mi è piacciuto grandemente, che V. S. in quelli atti publici di processione et altri habhi havuto luogo conveniente a la dignita di questa Sede, et non ci sia stata occasione di disgustar nè travagliar 1'animo di V. S. per tal conto. . . . Di Roma, a 4 di Luglio 1579.
Colonia Vol. 1 f. 59 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 97 f. 51 (minuut). — Vgl. Hansen Nuntiaturberichte II, p. 315.
763. 1579, JULI 10. — Castagna aan Gallio: over zgn onbuigbaar verzet tegen de godsdienstvrijheid en over de kans van een voorloopig tusschenvoorstel.
Germ. Vol. 97, f. 239—243» (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 175—176 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 316.
764. 1579, JULI 17. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de mogelijkheid om óf in alle óf in sommige Nederlandsche gewesten de godsdienstvrijheid te weren.
Germ. Vol. 97, f. 242—243 (oorspr. eigenh. get.). — Pio Vol. 238, f. 178»—180 (geUjkt. afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 318.
765. 1679, JULI 18. — Kardinaal Gallio aan Castagna: goedkeuring van zijn antwoord aan de afgevaardigden der Staten omtrent de godsdienstvrijheid.
Nostro Signore ha inteso il raggionamente, che hanno havuto
con V. S. quelli signori deputati de li Stati in materia di religione, et la risposta, che lei scrive haver le date, quale è piaciuta a S. S. Quanto a le considerationi proposte et a la chiarezza, che V. S. vorrebbe haver sopra quel capo piü importante, S.S. ha voluto, che ne si faccia sopra un poco di consulta; et la risolutione sara in 1'aggiunto foglio *), al quale mi rimetto. Ottob. lat. 2417 Pars III f. 708 (gelijkt, afschr.)
766. 1579, JULI 20. — Castagna aan Parma: over de wenschelijkheid van wapenstilstand, tot bevordering van het welslagen der vredesonderhandelingen.
Di Colonia, li 20 Luglio 1579.
Dalle scritture, che il signor duca di Terranuova manda, V. E. vedra che se 1'animo di questi deputati delli Stati non è diverso a quanto è scritto, e se li loro principali non saranno difformi dalla volonta, che questi mostrano, non siamo senza speranza di concordia. E perö siamo risoluti il detto signor duca et io di scrivere in una medesima sostanza a V. E., il che è, che ricercando costoro, com'ella vedra, sospensione d'armi, quando ciö non sia pregiudiciale, ö perchè non possa 1'essercito per alcuni giorni far cosa importante, ö per la fresca convalescenza di V. E-, ö per altro, quando a lei paresse concedere detta sospensione per alcuni giorni, forsi saria espediente per far la pace, massime essendosi presa la via della piacevolezza per cercare di mollificare li cuori essacerbati. Dio sa quanto mi rallegro della sua sanita, e quanto ho pregato e
prego per essa
Pio Vol. 238 f. 180»—181 (gelijkt, afschr.).
1) Van 6 Juni II.
2) Ontbreekt.



597
767. 1579, JULI 22. — Castagna zoowel aan den nuntius Malaspina als aan den Spaanschen gezant te Praag, don Juan de Borgia: over de wenschelijkheid, dat de nu aangenomen vredesartikelen onveranderd door den keizer worden goedgekeurd..
A monsignor nuntio Malaspina, et al signor Don Giovanni de Borgia, ambasciatore Cattolico all' imperatore, mutatis mutandis. Di Colonia, li 22 Luglio 1579.
Per questo corriere espresso, il quale deve tornare con la risposta, saranno mandati a S. M4i. Cattolica gl'articoli, che questi signori commissarii hanno formato in questo trattato di concordia, giudicando essere giusti et honesti, tal men te ch'il re li possa concedere e li Stati volentieri accettarli. 11 che è quasi il loro arbitramento, havendo considerate prima tutte le scritture e dimande e risposte, et ogni cosa degna di consideratione. Scrivono ancora detti signori a Sua Maesta Cesarea una lettera, dandoli conto di questo con le copie e dichiarationi necessarie. Hora quel che si desidera è, che tali articoli siano da S. M**. presto, e come stanno, senza alteratione alcuna, approvati e mandati alli Stati con lettere di Sua Maesta, monendo et essortando ad accettarli et alia buona conclusione. Dico questo, perchè essendo un essercito in campagna, ad ogni hora puö occorrere cosa, che disturbi e tagli le fila al meglio essere. Dico senza mutatione alcuna, perchè questi deputati delli Stati, che sono qui, se bene non si approvano in tutto, massime che non hanno tal facolta, par nondimeno, che non dispiacciano loro e si confessano assai vicini alli desiderii de' loro principali, et havendo da fare con hnomini inconstanti, ogni poca d'alteratione potria impedire o almeno ritardare. Con questi si spera, che se non si havra la pace generale, almeno con alcune citta e provincie si verra a concordia. Le cose della religione si sono tirate a quel termine che si è potuto, talmente, che se bene io non posso approvarle, non ho voluto attraversarle, in modo che si potesse per ciö romper il trattato e perdere tanto bene quanto s'aspetta, quando segua dalla concordia. Ma quando si passasse piü oltre, il che non si deve credere, sarebbe male e da non potersi tollerare se non per forza. E perö dico ancora, che non sarebbe bene che si alterasse niente di quanto
è qui scritto, ma ciö fosse tenuto come sentenza diffinitiva
Pio Vol. 238 f. 181—181». (gelijkt, afschr.).
768. 1679, JULI 24. — Castagna aan Giacomo Buoncompagni *): over de kans van slagen der vredesonderhandelingen.
Di Colonia, li 24 Luglio 1579.
Chi vedra 1'allegati capitoli stampati, credera che la pace sia bella e fatta; ma se bene non ne siamo tanto discosti quanto primo, non siamo perö tanto vicini, nè cosi certi quanto bisogneria. Questi sono articoli composti da quest' Illnu. signori elettori e commissarii imperiali, dove si concede quello che è possibile di concedere alli Stati di Fiandra, li quali, se non 1'accettano, mostreranno troppo manifestamente la loro contumacia et ostinatione. E nondimeno si potra pure sperare, che alcune provincie e citta, gia stanche di tanti travagli, li ricevano per quelli cbe sono buoni et avantaggiosi per loro,
1) Broeder Tan paus Gregorius XIII.



598
e s'accostino alia parte del re, e come pare cbe, facendo altrimente, habbiano perduto il cerrello, perebè il re li concede piü di quello, cbe si potesse mai credere. Hanno pienamente.li loro privilegii, liberta, e cousuetudini; scacciano via li loro odiosissimi Spagnuoli et Italiani, et ancora tutte 1'altre forze del re; et in somma non sö quel cbe si vogliano di piü. Con tutto ciö si dubita, cbe la pace, almeno universale, non sia per seguire, e danno la colpa alia religione, poicbè non si vuol permettere a loro ö liberta, che chiamano di religione, ö almeno 1'uso et essercitio publico delle loro sette in alcune citta principali. Questi articoli sono come arbitramenti di questi signori commissarii imperiali, e si hanno da mandare all'imperatore, et ancora a'gli Stati di Fiandra, tanto da Sua Maesta Gesarea, quanto anco da questi signori
Pio Vol. 238 f. 186»—187 (gelijkt, afschr.).
769. 1579, JULI 25. — Kardinaal Gallio aan Castagna: gunstiger vooruitzichten na de inneming van Maastricht.
Hora questo buon successo di Mastrich pare che accresca assai
la speranza de 1'accordo, dovendosi credere, che li Stati, considerando meglio il fatto loro et il termine, in che si trovano, rimetteranno alquanto de la solita durezza et verranno a conditioni piü honesti. Et se quel particolare, che V. S. scrive *) del principe d'Oranges sara pur vero, forse che anch' esso, trovandosi stanco et vedendo mancarsi il credito con li populi et altri, pigliera volontieri qualche partito a casi suoi . . . . Di Roma, a 25 di Luglio 1579.
Colonia Vol. la, f. 77 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 97 f. 66 (minuut). — Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 327.
770. 1579, juli 26. — De Spaansche nuntins Sega aan Castagna: over zijn bevredigend gesprek met koning Philips, omtrent de godsdienstvrijheid in de Nederlanden.
Colonia Vol. 1», f. 81—82 (oorspr. geheel eigenh.). —Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 334, noot 2.
771. 1579, JULI 28. — Castagna aan koning Philips: mededeeling zijner indrukken over den loop der onderhandelingen tot dusverre.
Al re di Spagna.
Dalle scritture et informationi, ch'il duca di Terranuova manda a V. M. Cattolica, potra pienamente intendere lo stato, in che si trova questo negotio et la via, che si è presa per fare, se non quello che si desidera, almeno il meglio cbe si puö; perochè le concessioni, offerte dal detto duca da parte di V. M., et li articoli, ultimamente usciti sotto nome di questi prelati et altri commissarii imperiali *), sono tanto benigni, che verisimilmente doveriano muovere, se non tutte, almeno molte citta et provincie a ridursi alia debita
1) In den brief van 26 Juni 1.1.
2) Bor, Hist. der Nederl. Oorlogen (1679), p. 60—62.



599
obedienza, et con questa intentione si sono stampati per divulgarli Ma seguiti quel che a Dio piace, almeno potra V. M. consolarsi di haver fatto per quiete et salute di questi suoi sudditi tutto quel, che conveniva non solo a benigno principe ma ancora ad amorevole padre, et d'haver mostrato non solo all' imperatore, ma ancora a tutti questi principi di Germania, che V. M, benchè gravemente offesa, usa ogni clemenza; onde s'aggrava tanto piü et resta tutta la colpa sopra la rebellione, la quale deve di ragione a tutti, ma molto piü a principi, esser odiosa. Et se pur questa giunta non facesse quella universale concordia, che si desidera, non lassara perö di far frutto, perchè tutte quelle citta, che non sono oppresse da presidio degl'adversarii ö da gran numero di heretici, quando intenderanno offerirseli capitoli tanto piacevoli, et da un convento di elettori et principi dell' imperio et dall' imperatore istesso, et da tutti gli huomini di non corrotto intelletto judicati benignissimi et per loro avantaggiosi, quando dico saperanno esser' in man loro la quiete propria, non saranno forsi tanto prodigbi del loro bene, che non siano per accettarla. Et se dopo la presa di Mastrich si fusse possuto caminare con una certa equalita delle forze et terrore in una mano, et dell' invito et benignita nell' altra, io non dubito, che saria sin' a quest' hora ö seguita la reconciliatione universale, ö si saria fatto per altra via progresso tale, che pöco restaria alia perfettione dell' opera; perö che la tirannia, cresciuta et fondata solo iu menzogne et arti et sopra il furor popolare, non suoi' esser di longa durata. Et gia le menti almeno della maggior parte de Cattolici sono commosse et confuse, avvertendosi hormai, che quel che fin hora è stato lor volontario, comincia ad essere violento, et che credendosi acquistare liberta, si sono fabricati da se stessi quasi una carcere et servitü miserrimo, et che levandosi il giogo legitimo, si sono imposti il tirannico gravissimo, il qual è forza che fra poco tempo divenga insopportabile, mancando li danari et il modo di cavarne, et crescendo di continuo 1'incommodi innumerabili, che quelli populi patiscano.
Ma sia come si voglia, noi semo andati sempre con ottimo fine, cioè che cessino hormai tanti danni et travagli della guerra, et si recuperi la quiete et tranquillita di quel populi; che si manifesti, come ho detto, la bonta et clemenza di V. M. et la inclinatione et prontezza sua non solo alle cose giuste, ma anco a concessioni gratiosissime; che si acquisti 1'animo et volonta di quei principi, che non sono in tutto alieni dalla ragione; che s'aggravi tanto piü la colpa et confusione di chi non accettara la benedietione et il proprio bene; si dia adito et incentivo a quelli, che non sono ö troppo ciechi nella ostinatione, ö troppo oppressi dalle forze tiranniche di tornare alia debita obedienza; et finalmente, che si conservi, quanto si puö, a V- M. Cattolica. Non vengo alli particolari, lasciandoli al duca di Terranuova, il quale non solo in scriverli et riferirli, ma in farli et operarli non lascia, nè ha lasciato mai tutta quella diligenza, industria et destrezza, che fusse possibile a qualsivoglia amorevole, sollecito et prudente ministro et servitore di V. M., al quale rimettendomi nel resto, bascio la mano a V. M44. Cattolica con la debita et solita mia humilta et devotione, et le prego dal Signore ogni contento et prosperita. Di Colonia, 28 Luglio 1579.
Germania Vol. 10, f. 97»—98» (gelijkt, afschr.). Vgl. Hansen, p. 326, noot 2. 1) Tiele, Bibl. der Nederl. pamfletten, I, p. 201.



600
772. 1.579, JULI 28. — Castagna aan zijn collega Sega te Madrid: over de vredesonderhandelingen te Keulen, die dreigen te zullen mislukken door den hardnekkigen eisch van godsdienstvrijheid.
La presente sara presentata a V. S. Revma. dal signor Figueroa, il quale è un gentilhuomo mandato dal signor duca di Terranuova a Sa. Mta. Cattolica, per darle conto delle cose di qua. Egli mi ha prorn esso di basciarle la mano in mio nome, et come informatissimo darle pieno conto di tutte quelle cose, che potrei io scrivere. Onde lassando a lui li particolari, dirö solo, che semo ancor qui in questo negotio di concordia in termine, che havendosi per parte di S. Mta. offerte conditioni piene di amorevolezza et benignita, et per tali giodicate da la Maesta imperiale, et nondimeno essendo ancora queste ampliate et interpretato tuttavia piü a favore di quei Paesi Bassi, semo con tutto ciö in poca maggior speranza di concordia che siamo stati per il passato. Sono perö stati mandati alcuni altri articoli all' imperatore, fabricati da questi Illustrissimi signori elettori et prencipi commissarii, et similmente sono stati mandati alli Stati di Fiandra, et dall' una et 1'altra parte si aspetta risposta. Certamente, se si potesse per suffragii secreti intender la volonta de populi, pochi sariano, che non accettassero la concordia. Ma si trovano d'una certa maniera legati et fascinati, che par che non habbino libero arbitrio, nèsappino quel che si voglino. Et perö sono indutti a dimandar cose, che non sono in mano del re di concederle, cioè essercitio et uso publico della setta Calvinista. II che fanno domandare quegli, che vogliono turbare la concordia, perchè sanno, che nè il rè lo puö concedere, nè potendo lo concederebbe, per non offender tanto Dio et il nome et instituto antico et fermissimo di Sua Maesta Cattolica Di Colonia, li 28 di Luglio 1579.
Ottob. lat. 3207, Pars I, f. 130—130» (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 10, f. 99 (gelijkt, afschr.). — Zie Archivalia II, n°. 250.
773. 1579, JULI 28. — Castagna aan kardinaal Gran veile: over de verschillende houding van de Protestantsche en de Katholieke afgevaardigden der Staten-Generaal.
Di Sua mano *).
Si è ben certo di dividere tra di loro questi deputati delli Stati, cioè li Cattolici delli heretici; ma questi sono zeianti et acuti, et quelli tepid iet facili. Alli heretici non basta di poter vivere senza pena nella loro setta, ma vogliono poter con l'essercitio publico tirar degl'altri et insieme par dichiarar al mondo, che Sua Maesta et altri principi Catholici non aboriscano li loro essercitii et la loro setta, ma cominciano a comportarla et in con certo modo a gustarla, com' essi dicono. Et li Cattolici di qua, che non hanno il gusto molto delicate, ne senteno facilmente come noi altri li scrupuli in questa materia, non sono alieni di concedere ogni cosa, pensando forsi, ma ingannandosi senza forsi, che per questa via sia per seguir pace et poter poi col tempo risanare 2) alia religione Catholica la ferita, che se li desse in questo trattato. Germ. Vol. 10, f. 99 (gelijkt, afschr.).
1) Bij den voorafgaanden brief: „Di Colonia, li 28 di Luglio 1579."
2) Kr staat: ritornare.



601
774. 1579, juli 81. — Castagna aan kardinaal Gallio: over Willem van Oranje, die al het mogelijke doet om de vredesonderhandelingen tegen te werken.
Germ. Vol. 97, f. 249 (oorspr. eigenh. gel.). — Vol. 10, f. 100» (gelijkt, afschr.). Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 328.
775. 1579, augustus 8. — A. Farnese aan Castagna: zending van kapitein Bernardo di Castro, en hernieuwde verzekering van goede gezindheid.
Alia di V. S. de 20 del passato non risposi subito perstradendomi, che bastasse per allora quello, che scrivevo nel medesimo suggesto al signor duca di Terranuova. Hora ho resoluto di farlo con 1'occasione della venuta costa del capitano Bernardo di Castro, con pregarla primamente a perdonarmi il discuido della tardanza, scusandomi con la debolezza del mal grave passato, et poi con farle mstantia, ch» m'impieghi in molte cose di suo servitio, persuadendosi, che da me sara sempre fatto tutto quello che sara in mia mano, perchè resti sodisfatta, come gl' effetti dimostraranno a suo tempo. Al prete, raccommandatomi da V. S., et al suo staffiere ho procurato di dar la satisfattione, cheho potuto; et se non sara stata a pieno, la creda pure che ciö sara avvenuto per non poter piü. Et perche il signor Don Alonso di Sottomayor, cbe hora vien dalla Corte, et il medesimo capitano Bernardo daranno ragguaglio a V. S. di tutto quello ch'io le potessi dire con questa mia, non saró piü lungo di pregar N. S., che la conservi e prosperi, come desidera; et di buon cuore a V.S. mi offero et raccomando.
Di Mastrich a gl' 8 di Agosto, 1579. Colonia Vol. 1», f. 95 (oorspr. eigenh. get.).
776. 1579, augustus 8. — Kardinaal Gallio aan Castagna: goedkeuring van diens standpunt ten opzichte der vredesonderhandelingen.
Colonia Vol. 1» f. 96 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 97, f. 70 (minuut). - Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 330.
777. 1579, augustus 14. — Castagna aan kardinaal Gallio: nadere instructie gevraagd, ingeval openbare godsdienstvrijheid zou worden toegestaan.
Cifra del arcivescovo di Rossano de' 14 d'Agosto 1579.
Germ. Vol. 97, f. 257—258 (naar cijferschrift). — Germ. Vol. 10, f. 103—104 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 332.
778. 1579, augustus 15. - Kardinaal Gallio aan Castagna: tevredenheid over de standvastige houding van Terranuova.
Colonia Vol. 1, fol. 100 (oorspr. eigenh. get.). - Germ. Vol. 97, f, 74 (minuut). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 333.
779. 1579, augustus 22. - Castagna aan zijn collega Sega te Madrid: over de vredesonderhandelingen te Keulen, waarvan hij nog wel eenig succes verwacht.
Mi è stata Noi aemo ancor qui quasi in calma, et ogni giorno
s uitende in Anversa segni di poca volonta di pace. Et certo quanto a la uni-



602
versale, se ben molti la desiderano, pocbi sono, che la sperino, perebè quelli, cbe governano, hora possono et sono il tutto; et con la quiete non potriano, nè sariano nulla; et il pensiero di levar di la il principe d'Orange, apparisce ogni di piü vano. Li articoli, che questi signori commissarii imperiali hanno mandato alli Stati, et alle provincie et citta particolari, sono pieni di tanta clemenza et benignita, che doveriano muovere tutte quelle citta, che non sono oppresse da grossi presidii et da gente perversa a la debita obedienza, come ha cominciato a fare Malines. Ma mentre che si tratta qui la pace generale si giudica, che molte si trattenghino, finchè vedano che fine havera questa dieta, perchè oltre la speranza che sempre conservano di megliorare conditioni, se qui si concludesse accordo generale, vorrebbono piü tosto entrar' in quello con le altre, che dichiaraudosi in particolare restar' odiosi alle provincie vicine. Onde questa congregatione non lasciara di haver fatto buono effetto, benchè non tutto quello che si desidera, cioè concordia generale; et forsi anco piü operara dopo il fine et il recesso di questi signori, «he non opera adesso per molte ragioni. Stamo ancor aspettando la risposta dell'imperatore a quelli articoli, ch'io dico, la quale tarda molto, il che ci fa meravigliare, etioaspetto da Roma sapere, come N°. S™. la intende circa quello, che in essi si contiene
pertinente alia religione. Altro non ho che dirle Di Colonia li 22 di
Agosto 1579.
Ottob. lat. 3207 Pars I, f. 132—132» (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 10 f. 106 (gelijkt, afschr.). — Zie Archivalia II, n». 250.
780. 1579, AUGUSTUS 22. — Castagna aan 's konings secretaris Zayas: over de ongunstige kans der onderhandelingen.
Al signor Gabriele Zayas, secretario del re Catholico.
Noi semo ancor qui. Et certo, con la presa di Mastrich, insieme
con la publicatione di tante benigue conditioni, che si sono offerte a questi Paesi bassi, si sperava maggior prontezza in molto citta di redursi alia debita obedienza, massime in quelle che non sono oppresse da forze et genti adverse; et tanto piu, che la maggior parte del populo desidera quiete et hanno 1'essempio di Malines. Ma ö che aspettino 1'esito di questa giunta, ö che sperino con il mezzo di essa migliorar conditioni, ö per timore di dechiararsi in particolare finchè non sia concluso o escluso il trattato di concordia generale, ö per altra ragione, ch'io non intendo, pare che molte citta et luoghi stiano sospesi. Con tutto ciö non puö essere, che di tempo in tempo, finita la presente giunta, il signor principe di Parma non vadi acquistando li animi loro con il buon trattamento, che fara a quelle che si redurranno di mano in mano, et con dar fastidio alle ostinate. In questo mezzo in Anversa si fortificano ogni giorno et danno pochissima speranza di pace; et sono in tal suggestione, che quando ben volessero, non possono haver 1'uso del libero arbitrio. Et perchè il tutto consiste nel principe d'Orange, io non truovo nessuno di quelli, cbe intendeno,
cbe sperino cb'ei sia per levarsi di sua volonta da quelle provincie Di
Colonia, 22 Agosto 1579.
Germania Vol. 10, f. 107 (gelijkt afschr.). Vgl. Hansen, Nuntialurberichte U, p. 334, noot 1.



603
781. 1579, AUGUSTUS 28. — Castagna aan markies Bnoncompagni; over de bedenkelijke positie van Parma en den ongunstigen stand der vredesonderhandelingen.
Al signor marchese Buoncompagno.
..... Lo stato di questi Paesi Bassi è, ch'1 principe d'Orange mostra ben chiaro d'esser ressoluto non voler' attaccar prattica di reconciliatione con il re; ma in tutti li luoghi principali ehe puö, va mettendo presidii, crescendo il numero de Calvinisti, et fbrtificandosi con mille modi et arti, certo prudentissime (parlando di quella prndenza mera humana et reprobata). Et si conosce, che ha in animo di potersi mantener' in stato longo tempo, perchè per via di guerra vi vorria tempo et forza grande di poterlo levar da tutti li luoghi, che tiene in Fiandra, Brabantia, Frisia, Gheldria et altri luoghi simili; et al fine, quando queste tutte mancassero, di Holanda et Zelanda, non ha un dubio al mondo, et questo credo, che sia il manco a che aspiri. Per via di pace, le cose sono tanto dissolute, che della generale non vi è speranza alcuna. De luoghi particolari ö sono oppressi da forze d'Orange et da heretici, et queste non hanno 1'uso del libero arbitrio, ö sono ancora in propria liberta, et non si vogliono dichiarare disunite dalle altre, almeno finchè vedono questa dieta in Colonia, della quale aspettano 1'esito, sperando in questo mezzo di doverne sempre megliorar conditioni; et possono aspettar quanto vogliono, poichè non è chi Ie dia fastidio.
Dal' altro conto il signor prencipe di Parma ha ben un luogo molto honorato et fa quanto è possibile ad un signor di gran valore, come è; ma 1'ha confettato di tante et si gravi difficulta, che credo che molte volte ne vorrebbe uscir, se potesse. Perö che dopo la presa di Mastrich, oltre 1'infirmita, non ha mai havuto modo di commandare all' essercito, nè farli far fattione alcuna, per non esser pagato. Cassar le genti non puö, et meno crescerle per lo medesimo diffetto. Le provincie d'Artoys et Hennault con li adherenti, anzi tutte le citta, che vogliono aeeöstarsi al re, il principal capitolo hanno, che si mandino via Spagnuoli, Italiani et tutti forastieri, et ch'1 re paghi le genti loro, con le quali faranno la guerra contra quelli che restaranno in ribellione. II qual punto quanto sia duro da digerire, et che vuol dire: restare il governatore generale in questi luoghi, che adesso sono sotto 1'obedienza (che non sono delli principali) senza forze, a discretione d'altri, con inimico tanto astuto et tanto potente a faccia, V. E. ben l'intende. Et se li Spagnuoli non escono, è tanto 1'odio universale, che non si puö sperare d'haver nessuna parte favorevole. Si sta di continuo in pericolo di qualche abbottinamento; et in summa ci è da far assai. Ma par, che siano gia certi pochi denari in Bisanzone per pagar li raytri et cassarli, et redur 1'essercito a numero tale, che basti a guardar le piazze, che si tengano, et a dar qualche niolestia in campagna alle altre; massime che gia viene 1'inverno, et al re non mancano altri pensieri.
Quanto a questa dieta di Colonia, se bene havera pur fatto qualche bene, havendo aperta la via a chi vorra redursi al dovere, nondimeno da hora innanzi sara dannosa per le cose del re, perchè tiene suspesi molti lnoghi, che aspettano 1'esito; li quali, se fussero ressoluti di non esservi pace generale, si resolveriano forsi a faria in particolare. Ma aspettandosi da principi si lontani, «èè 1'imperatore et il re, 1'ordine, et essendo dura ressolutione et di tardo



604
modo 1'uscir di speranza di quel ehe molto si desidera, si sta cosi aspettando; et ciö non pare che possi esser per poco tempo. Tanto che siamo qui quasi per far ombra et tener caldo il luogo, in pericolo delli huomini et del freddo estremo et della peste, che comincia in qualche parte della citta, henche qui
non sia di tanta stima, come in Italia Di Colonia, 28 Agosto 1579.
Germ. Vol. 10, f. 109—110 (gelijkt, afschr.).
782. 1579, AUGUSTUS 31. — Castagna aan Parma, wien hij inlichting vraagt omtrent de wijze van handelen met de Waalsche gewesten, voor wie de paus een breve van aanmoediging zond.
Al principe di Parma.
Dopo che s'intese, che le provincie di Artoys, Hennault, Douay etc. professavano manifestamente nou solo d'esser Cattolici, ma di voler persuadere et sforzar anche, potendo, le altre a ritenere la antiqua Cattolica religione, et oltre a ciö che per opera di V. E. pareva che si fossero accostate al re et principe loro naturale, è parso bene, etiam per mio conseglio, a N. S. di scriverli un Breve, laudando il loro proposito, essortandoli alia perseveranza, significando quanto honore ne riceveno, et offerendosi alli lor commodi et alia quiete di quei paesi etc, rimettendosi nel resto a quanto li scriverö io. Hor perchè non vorrei mandar questo Breve et mie lettere, se non opportunamente, nè sapendo bene in che termine si tsovino le cose loro, non posso giudicare se è bene il mandarlo et quando, et se io debbo laudarli et trattar solo della buona loro religione et fede, ö se è bene insieme toccar ancora del prudentissimo loro conseglio et ressolutione di essersi accostati al vero et natural prencipe, quando perö ciö sia, et essortarli a farlo, quando non sia; perchè alia fine non è altro il proposito di S. S. se non di giovare et dar animo al far bene. Perö non sapendo io, come dico, lo stato in che le cose di dette provincie stanno, ho pensato scriver la presente a V. E., supplicandola (come fo) si degni darmi tanta luce sopra ciö, quanta le sara servitio et pensara che basti, almeno per poter giudicare il tempo et il modo opportuno di mandar detto Breve, et in ciö consigliarmi et avvertirmi in quel che con tale occasione potessi forsi con mie lettere giovare al ben commune, come è 1'intentione di S. S. Et V. Eccza. mi perdoni se aggiongo fastidio a tanti ch'ella ne sustiene,
perche ciö nasce dal desiderio di far bene et di giovare Di Colonia,
31 Agosto 1579.
Germ. Vol. 10, f. 110—110» (gelijkt, afschr.).
783. (1579, AUGUSTUS?). — Pormnleering eeniger twijfelachtige punten, met name omtrent de godsdienstvrijheid in Holland en Zeeland, die noodzakelijk moeten worden opgehelderd (vermoedelijk van Castagna).
Quae versantur in controversia haec sunt:
An dominus Joannes Austriacus una cum exercitu suo discedet?
An archidux Mathias gubernator Belgicae manebit?
An pacificatio Gandensis observabitur atque exsecutioni demandabitur?
An Ordines Belgici juxta eam pacificationem statuent de religione tam



605
in Hollandia et Zelandia quam in quindecim reliquis provinciis ad modum sequentem?
Utrum in Hollandia et Zelandia permittent exercitium religionis non catholicae? An vero non permittent? Si permittent, utrum omnes et cujuscumque non catholicae? Cujus non catholicae seu quarum permittent, et cujus non catholicae seu quarum non permittent? Et cujus seu quarum non permittent exercitium, sub quibus penis non permittent ?
An deeernent in eisdem Hollandia et Zelandia etiam exercitium religionis Catholicae?
Utrum in quindecim provinciis permittent exercitium religionis non catholicae, an non permittent? Si permittent, utrum omnis et cujuscumque non catholicae, seu quarum permittent, et cujus non catholicae seu quarum non permittent? Et cujus seu quarum non permittent, sub quibus penis non permittent ?
An in quindecim provinciis non permittent exercitium religionis non catholicae, sed tantum temperabunt et moderabuntur penas non catholicis juxta regia edicta super ijsdem penis edita, seu quae vocant placata, irrogari solitas ? Et quomodo eas penas moderabuntur.
Ad obedientiam regis quod attinet: volent archiducem seu quemcumquo alium gubernatorum nihil posse exequi nisi de sententia majoris partis consiliariorum Status regii, per ipsos constitutorum et constituendorum ?
Utr um volent posse constituere et destituere dictos consiliarios? Et quanto tempore volent hanc sibi potestatem reservare, et utrum volent esse perpetuam ?
Queritur utrum, quia Ordines Belgici jurati sunt per edictum perpetuum pacificationis Bruxellensis de manutenendis in omnibus et per omnia religione Catholica romana et obedientia, regi Catholico debita, iidem ordines possint necne, salvo jurejurando hujusmodi, permittere exercitium religionis (non) catholicae in Hollandia et Zelandia? Et omnino quinam sint extremi illi atque ultimi termini, ad quos se Ordines extendere possint, salvo jurejurando praedicto tam circa dispositionem super exercitio religionis quam super obedientiae, regi debitae, observatione?
Arm. 64 Vol. 12, f. 103—103».
784. (1B79, AUGUSTUS?). — Brief van een ongenoemde aan den koninklijken raadsheer Del Eio om te betoogen, dat ook na het afbreken der onderhandelingen, te Mechelen tusschen baron de Selles en de Staten gevoerd, een herstel van den vrede op redelijke voorwaarden nog zeer goed mogelijk en hoogst aanbevelenswaardig is.
Epistola amici cujusdam ad Excellentissimum virum dominum rectorem del Rio, Majestatis Catholicae consiliarium.
Cum intellexissem discessionem factam a communicatione Mechliniae, inter dominum baronem de Selles, Majestatis Catholicae legatum, et dominos deputatos Statuum Belgicae habita, summopere dolui de exiguo fructu ex eadem communicatione reportata. Nam cum haec utriusque partis discessio prorsus tendat ad abruptionem omnis communicationis, fit, ut animi magis exacerbentur, •t cum antea praeparati forent, magis ad bellum excitentur et confirmentur. Unde nobis aliud expectandum non est, nisi universalis in Belgica confusio



606
et perturbatio tam ecclesias ticae quam civilis administratie-nis. Et quia nostra etate non vidimus, neque ego ex historiis diseere potui, stultissimum illum deorum, et omnium malorum sentinam, Martem res pertnrbatas unquam in reetum et tranquillum statum reposuisse, praesertim in eausa sanctae fidei nostrae et religionis Catholicae, non potui me continere, quin hoe meo discnrsu tibi molestum essem, existimans te fortasse argumenta hine collecturum, quae faciant ad rem denuo iu communicationem adducendam, ex qua communicatione per Dei gratiam pax deinde effiorescat, qua Majestatis Suae Catholicae subditorum animae, corpora et bona conserventur, potiusquam ut martiali victoria perdantur, praesertim cum, ut maxime ex eadem victoria animarum, corporum et bonorum hujusmodi lucrum potius quam contra sperari posset, arma et bellum Majestatis Suae presto semper et ad manum esse queant; imo cum tanto solidiore et evidentiore causa Majestatis Suae apud Deum et universum mundum justificatione, quanto major fuerit ipsius moderatio, patientia et continentia in bello tum demum resumendo, ubi nihil inexpertum reliquerit ad jus suum lenibus et placidis mediis obtinendum.
Cum igitur pacificationes, nuper factae, collapsae sint, quaeritur aut de iisdem restituendis, aut de nova facienda. Mihi quidem videtur oblivioni non esse prorsus tradendos articulos, utraque pacificatione tractatos et conclusos, proponendo solum generalem quendam modum ac viam, quae sit: in universum restituatur is ordo eaque politia, quae erat in Belgica tempore quondam augustae memoriae imperatoris Caroli quinti.
Nam praeterquam quod comptures hinc opinionem concipiant, quod Majestas Sua velit rejicere omnia antehac tractata et constituta, tam per pacificationem Gandavensem quam per edictum perpetuum Bruxellensem, impossibile sane erit omnes, quos negocium tangit et quorum bona pars non meminit illius status, qui fuit ante cessionem Belgicae, per dictum quondam dominum imperatorem ad manus Majestatis Suae factam, per generalitatem adeo confusam, intelligere quomodo Majestati Suae placeat se deinceps gerere erga ipsos et quomodo vicissim ipsos se gerere oporteat erga principem et dominum suum naturalem. Causae praesentium tumultuum et querelarum tam regis quam subditorum distincte explicatae sunt magno numero artieulorum, utraque pacificatione comprehensorum, et singulis capitibus suum adhibitnm est remedium. Jam veile tam variis vulneribus et morbis unum genus emplastri et medicamenti adhibere eaque omittere remedia, quae aliquando ab utraque parte bona et convenientia indicata fuerunt, impossibile est id quidem persuadere in tanta egrorum diversitate, quanta est in tam ampla republica. Deinde nunquam tam bonas regulas a majoribus nostris accepimus aut didiscimus, quae citra errorem et infallibiliter applicari possent omnibus malis et periculis, quae posteritati imminerent atat ingruere possent; sed novis morbis nova sunt adhibenda remedia. Ideoque mihi videtur in manus resumenda utraque pacificatio, et distincte declarandi articuli, qUos Majestas Sua velit et censeat esse observandos, et quos contra censeat non debere obtinere neque effectum sortiri una cum aliquibus causis satis pregnantibus, quae ipsam eo indneaut. Inter quos mihi facile una ex gravioribus esse videtur, quod dominus princeps Orangiae et Status Hollandiae et Zelandiae se obstrinxerint ad observationem non tantum pacificationis Gandavensis, verum etiam dicti edicti perpetni, idque duobus diversis scriptis, uno signato per dictum dominum



607
prineipem, et altero ex parte Statuum Hollandiae et Zelandiae, Bruxellam allatis per dominnm a Vuolrenal, missum a Statibus generalibus, una cnm domino Gaill, consiliario et legato Majestatis imperialis ad inducendum dietos principem et Status Hollandiae et Zelandiae ad acceptandum idem edictum perpetuum, inter Suam Celsitudinem et Status generales initum. Quibus quidem in scriptis, tametsi dicti princeps et Status Hollandiae et Zelandiae prolixum quoddam exordium: per quanquam etc. praemisissent, in eo commemorantes incommoda, quae inde caperent, nibilominns tarnen eo tandem devenerunt, ut dictam pacem acceptarent, dummodo Hispanis denunciatie exitus sui ex Antverpia fieret intra mensem Februarii, et exitus ipse re ipsa fieret 20 Martii 1577. Porro manifeste patuit in communicatione, habita in oppido Gertrudenberge (etiam judicio Statuum generalium) coutraventani esse per ipsum principem et Status Hollandiae et Zelandiae utrimque pacem. Unde Majestas Sua censeat se etiam esse absolutam et liberam ab iis observandis.
Articuli autem pacificationis Gandavensis, qui aliquo modo regi displicere possint, sunt:
Quod Status poterunt deliberare et determinare super exercitio religionis in ditionibus Hollandiae et Zelandiae.
Item super restitutione arcium seu locorum munitorum, tormentorum bellicorum, navium et aliarum rerum, ad Majestatem Suam pertinentium, quae his proximis turbis durantibus captae fuerunt per incolas dictarum Hollandiae et Zelandiae ditionuni.
Item super ordine imponendo negociis ditionum in omnibus et singulis, et alioqui prout pro servitio Suae Majestatis ac bono et unione ditionum comperietur convenire.
Super constitutionibus publicandis ad castigationem haereticorum et extirpationem haeresium interim dum vetera placata suspensa sunt.
Super constitutionibus criminalibus, factis et publicatis tempore ducis Albani.
Super iustauratione auctoritatis Magni Concilii Méchliniensis in Hollandia et Zelandia; simul quomodo edicta, publicanda nomine regis aut generalis sui gubernatoris, in Hollandia et Zelandia acceptabuntur.
Item super repositione locorum confederatorum (ut oppidi Bomel) et sub suis provinciis.
An princeps Orangiae, provisionaliter constitutus admiralis, manebit in hoe officio, quod antea non habebat?
Item quod commissarii dentur ad jus singulis administrandum super bonis confiscatis et alienatis, etiam super debitis personalibus. Praeterea quod Status decernant super restitutione bonorum ecclesiasticorum, in Hollandia et Zelandia usurpatorum et alienatorum.
Postremo utrum principi Orangiae subvenietur a Statibus ad solutionem debitorum, per ipsum contractorum ?
Hi sunt articuli duabus illis pacificationibus non decisi, qui ad determinationem Statuum generalium sunt relati, quorum unusquisque peculiarem examinationem et considerationem meretur. Aegre autem satisfieri potest iis, qui eos moverunt, sola quadam restitutione rerum in eo statu, quo erant tempore prefati domini imperatoris.
Optarem Celsitudinem Suam magnitudini animi sui conjunxisse diutur-



608
niorem tollerantiam eorum, quae per principem Orangiae et ipai adhaerentes attentabantur, sub spe reparandi ac restitnendi omnia per ea, quae decernenda fuissent in congregatione dictorum Statuum. Ad quae quidem decreta exsequenda ipsi Status bona fide obligati erant, ac vitam et bona sua obstrinxerant. Ceterum, (quando) res alio redactae sunt, non idcirco necesse est ad bellum velut solum et unicum remedium confugere. Sed videntur mihi distincte explicanda esse capita, quibus Majestas Sua sine violatione authoritatis suae locum dare non possit, et ad eorum singula aut voluntas Majestatis Suae declaranda, aut saltem urgendum, ut Status ad evitandum bellum adeo calamitosum ad singula capita supradicta absolute animum et sententiam suam jam nunc declararent. Verum quidem est, dicturos se ad id in presentia non teneri, propterea quod per pacem Gandavensem convenerit, quod tum demum super dictis articulis et capitibus determinarent, ubi provinciae a militibus liberae, in securitate et tranquillitate forent. Nihilominus oporteret eos sane ad hanc anticipationem inducere, eo quod rex ab exemplis praeteritis non bene queat iis confidere, qui per tot jam annos ab ipsius obedientia se subtraxerint et post factas paces omnibus modis et tecbnis usurpationes suas confirmare et ampliare conati sunt. Et nihil profecto minus possunt subditi principi suo concedere, neque tollerabiliore precio tantas calamitates redimere quam anticipatione suae determinationis et decreti super iis articulis, propter quos bellum suscipiatur; quae quidem determinatio, qualiscumque futura sit, aut presens remedium produceret tantorum malorum, quibus provineia afnigatur, aut saltem adeo manifestam denuo captorum armorum 'justitiam ostenderet, quae nulla possit cavillatione obscurari.
Nam Status edicto illo perpetuo sancte promiserunt in omnibus et per omnia conservare tam sanctam nostram fidem Catholicam, apostolicam, romanam quam obedientiam, Majestati Suae debitam. Cui quidem promissoac jurijurando suo evidenter contravenirent, si, praetermissis ipsorum determinatione ac decreto, questionibus, ad exercitium religionis nostrae et auctoritatem regis spectantibus, ea determinarent ac statnerent, quae essent aut fidei et religioni nostrae, aut regis auctoritati contraria. Quod quidem argumentum vehementer urgebat princeps Orangiae in suo illo exordio, ubi difficiliorem se praebebat ad admittendum edictum illud perpetuum, dicens, se et confederatos suos jam tum se condemnatos agnoscere, eo quod causa ipsorum commissa esset judicibus, qui jam tum per tam expressam obligationem adeo manifestum ei praejudicium fecissent. Atque hec quidem praecipua illa fuit et est causa, quae semper ad dicendum me movit, regem admittenda pace Gandaveusi non admittere quicquam, quod esset contra nostram religionem et authoritatem suam. Nam omnia exacta reciprocam conditipnem includunt, dummodo ab altera parte similiter adimpleatur neque ijs contraveniatur. Et per hanc determinationem rex animos eorum pertentasset et aperte cognovisset, quonam pede duo illa capita metin et circa illa deinceps se gerere voluissent. Atque, ut dictum est, sic Majestas Sua causam satis evidentem habuisset, cur ea determinatio merito ipsi displicet. Nunquam ei arma et vires ad tam manifestam sibi a subditis suis iUatani injuriam cum totius reliqui orbis approbatione propulsandam defuissent, uti neque in omnem eventum sunt defuturae.
Denique sive dicti articuli determinabuntur, sive non, vel per explicationem mentis et voluntatis Majestatis Suae ad eorum singulos, vel per antici-



609
patair. ipsorum Statuum declarationem, qui quidem Status urgerentur ad dicendum jam nunc et resolvendum id quod posthac dicere et declarare ac resolvere vellent.
Restabit adhuc alius articulus bene difficilis, nimirum confirmatio domini archiducis in sua gubernatione. Qui quidem articulus sua in utramque partem habet argumenta. Nam rex merito recusat ei committere gubernationem qui eam sine suo scitu vel approbatione adierit. Alii vero contra huic argumento opponunt dimissionem magnae illius domus Austriacae, quae sola conservet rempuWieam chnstianam (quae quidem divisio, sicuti Tnrca etiam praedixisse visus sit, evemret et, ut metuitur, his comitiis Wormaciensibus sollicitatur) si cum perpetuo suo dedecore ïdem archidux inde rejicietur. Et si obtineri posset ut leges tam arctae (ac provide laquei etcompedes potius nominandae), per btatus archiduci ipsi in acceptatione gubernationis suae impositae, tollerentur aut certe laxarentur, utque gubernatori Consilium eorum naturalium seu patnotarum aut indigenarum adjungeretur, quos rex ipsi dare vellet, quemadmodum Majestas Sua semper fecit, sane hic articulus non esset a communicatione rejiciendus.
Unde perspicue apparet presentis belli causas in duobus his capitibus versan nimirum : observatione paucorum articulorum, pacificatione Gandensi comprehensorum, et continuatione archiducis in sua gubernatione. Qui quidem articuli meo judicio citius conciliarentur quam bellum bene inchoatum feret si communicatio institueretur per homines zelosos, ex animo amantes (conservationem) Cathoneae fidei, obedientiae, legitimae superioritati debitae, et salutis publicae. Qnam rq rem vividum illud quaeso ingenium intendas, nee tibi tam insignem oecasionem de tota republica bene merendi elabi patiaris.
Arm. 64, Vol. 42, f. 104-108 (gelijkt, afschrift der kanselarij van Castagna).
785. (1579, AUGUSTUS?). - Betoog van een ongenoemde »), om aan te dringen op snelle en krachtige maatregelen tegen den Nederlandschen opstand, waarin Oranie met zijne beslist anti-katholieke doeleinden, de raddraaier is.
Quod in bello hoe civili, quod regiae Majestati est cum haereticis, opus sit aceeleratione, magna potentia et fidelitate, demonstratie brevis et dilucida sub correctione melioris judicii.
Regia Majestas pro innata sibi dementia, et singulari mansuetudine in bello hoe civih permtiosissimo hactenus maluit uti dementia quam extremo ngore et vi hostili; quibus si usus fuisset initio, facile jam diu expugnasset hostium suorum obstinationem, neque tempus nova in dies fraudis suaeconsilia inveniendi datum fuisset. Omnis enim illorum res non tam vi formidabili iiuam fraude et fallacia constat; cui nisi consilium firmum oppugnatur, multi temporis et sumptus jactura fiet.
Est quidem in christiano principe immortali laude tune commendanda dementia, quando spes aliqua affulget, subditorum animos exacerbatos mansuetudine, lenique dementia ad officium reduci posse. Caeterum quam perniciosa haec spes fuerit et etiam num periculosa sit non solum Belgio, sed universae
1) Niet onwaarschijnlijk de nuntins Castagna, onder wiens papieren het stuk voorkomt.
39



610
reipublicae Christianae, non opus est alia demonstratione, praeterquam quae coram ob oculos omnium versatur.
Sciunt haeretici ex eventu hujus belli pendere salutem vel perniciem Catholicae religionis in universa Europa, sicut et palam loquuntur, pacata religione et civili pace in Belgio constituta et rebellium audacia per regiam Majestatem repressa, Belgium ipsum futurum praesidium quoddam contra omnium haereticorum subdolos barbarosque conatus et regem formidabilem futurum omnibus vicinis nationibus, non recte de religione Catholica et Catholici regis fortunis et potentia sentientibus. Sciunt, quod integra cum religione regis authoritate Germania sensim reducetur ad gremium Ecclesiae, quando apud Germanos jam diu efferbuit spiritus ille contumax, ut illis jam palam asserentibus religionis permutationem sibi parum emolumenti attulisse pietatis et foelicitatis. Quo fit, ut absque turbis ex arbitrio principum religionem aliam atque aliam accipiant, baud obscuro inditio et significatione, se ex voluntate principum suorum potius quam animi persuasione pendere. Et cum regiam Majestatem coeteris principibus posse praelucere, authoritate etiam et gratia posse persuadere intelligent, omnem lapidem sibi movendum putarunt, collectis sumptibus in consistoriis suis regem omni authoritate ex provinciis his eliminandi, ne Catholicae religioni in his contra se communiendi spes efflorescat.
Ut porro id conficiant haeretici, nbique suos in excubiis habent; neque in aulis Catholicorum principum verisimile est illos deesse, qui illis, qui pro sua prudentia fraudulenta eorum consilia perscrutescere deberent, imponant. Vario praetextu regis causam in odium et suspicionem trahunt, vel certe in eo toti sunt, ne regiae causae contra illos sincere faveatur.
Catholici frigidi, meticnlosi, cunctabundi sunt; qui si similem zelum, astutiam et constantiam in optima causa pro defensione Catholicae religionis habuissent, haereticorum conatus tantum detrimentum reipublicae christianae non attulissent.
Princeps Auraicus, hujus factionis caput, quem sibi Sacramentariorum consistoria consiliorum suorum exsecutorem constituerunt et miris modis obligarunt, ut explosa regis authoritate sibi per tirannidem imperium in Belgio firmet, in hoe quam maxime laborat interim, ut exterminet Catholicam religionem, quae una in animis hominum residens et aequitatis admonens, posset aliquando a se ad legitimum principem reducere subditos. Dolo et astu hoe tirannicum consilium suum exsequitur Auraicus, praetextu scilicet libertatis conscientiae, defensionis privilegiorum et patriae securitatis et jurium, contra Bispaniorum tirannidem. Quo fueo fascionantur subditorum oculi, ne videant, quorsum tendant ejus et haereticorum maehinationes, nimirum ut Catholici regis authoritate convulsa et religione Catholica vel vi vel dolo ejecta, Belgium sibi suaeque subjiciat perfidiae et arcem obtineat ad universum christianorum orbem vexandum. Secta enim ista, ut summam Christi in Sacramentis authoritatem oppugnat et corporis et sanguinis Christi rea est, ita sanguini inhiat christiano.
Fertur etiam aperte aliquando jactasse princeps, se nunquam habiturum in hoe conatu suo fideles, nisi ejectis 'Catholicis.
His conatibus quia obstat ingens Catholicorum numerus, et viri in utroque ordine authoritate et integritate et ingenio% pollentes, operam dat doli machi-



611
natione, ut illos juramentis hujusmodi irretitos habeat, quae sine gravissimo seelere scismatis et perduellionis a nemine praestari possunt, ut hac ratione subditis omnibus, gravi seelere obstrictis, excutiat conscientiam, et paulatim ad heresim et perfidiam metu legitimi magistratus et desperatione recuperationis gratiae perculsos pertrahat. Passim etiam arietes gregis Domini, impositis falsis criminibus aut suspicionibus, tollit tam ecclesiasticos quam saeculares; magistratum contra privilegia mutat; ejectis Catholicis haereticos substituit; et si qui sint adhuc in Statibus Catholici, eorum imprudenti opera et authoritate tantisper abutitur, donec stabilita sua tirannide eos aut ejiciat aut carceribus includat.
In quo strattaggemmate utitur haeriticorum et plebaeorum opera, qui spe praedae ad quaevis flagitia paratissimi sunt.
Nobilitatem Catholicam, cui a natura plus honoris ad suum legitimum principem inesse potest, ut sibi suspectam in vulgi odium trahit et paulatim privat honoribus, substitutis novis hominibus, in quos imperium habet, et qui eundem cum illo funem trahunt. Ad eundem finem in Catholica extirpanda, ut alter Julianus Apostata, iu primis praecipuos verbi Dei praecones paulatim ejicit ex illis provinciis, ubi merum imperium sibi vendicat, relictis aliquot ineptis sacerdotibus, quorum simplicitate et turpitudine haeretici Catholicam religionem illudant.
In iisdem provinciis quoque non admittit scholas cathechisticas, nejuventus, quae reipublicae seminarium est, in Catholica religione instituatur. Non admittit exercitia religionis publica, neque eonciones privatas, aut Catholicorum conventus ad saerificium Missae offerendum et divina Sacrament» participanda, ut paulatim in oblivionem veniat avita pietas.
Ubi quid factum fuerit contra pacta jurata speciosae pacis Gandavensis aut quaevis alia, per dissimulationem tumultum populari vel a praesidiario milite »| callidissimus ■), cum ipse author et instructor sit mali, simulat se invito et ignorante id perpetratum esse, ut dignum in se Catholicorum odium et animadversionem evadat.
In provinciis et civitatibus, in quibus nondum plane ejecta religio est, reclamantibus Catholicis, concionatores hereticos subditis obtrudit, ut populum imperitum, novitatis cupidum, ad heresim pertrahat.
His mediis utitur princeps, ut regem una cum Catholica religione ejiciat e Belgio et ut Catholici, oppressi tirannide, perduellionis crimine et nefando juramento astricti, scismatici facti vel haeretici, nunquam animum adjiciant redeundi ad Suae Majestatis obedientiam, nisi vi et armis cogantur imperata facere.
Porro rationes, quibus regi Catholico visum fuit hactenus cunctatione et dementia utendum in hoe civili bello, duae potissimum occurrere potuerunt:
Primo, quod negotium sit cum subditis, inter quos multi Catholici sunt, fideles Suae Majestatis, de quibus bene speret, quibus consulendum est, ne simul cum seditiosis innocentes periclitentur.
Secundo, quod putabat futurum, ut hostes attriti et destituti nervo belli, tandem ultro redirent ad aequas conditiones pacis.
1) De zinbouw is hier mislukt, maar de zin niet onduidelijk.
2) Hs. A heeft: simulator callidissimus.



612
Caeterum primae rationi illud quam maxime adversatur, quod in plerisque provinciis et civitatibus talis sit oppressio Catholicorum, ut si maxime velint, qui in illis sunt Catholici, redire ad Suae Majestatis obedientiam, non possint propter mutatam per principem reipnblicae faciem et statum.
Secunda quoque ratio invalida est, quod hujusmodi sit provinciarnm status et conditio, ut illis negotiandi occasio atque opes et necessaria comparandi difficulter adimi possint. Animorum quoque illa levitas, ut dum quod volunt assequuntur, quodvis gravamen non refugiunt subire. Et licet magnis oneribus et gravaminibus pressos nimium posset sperari mentes mutaturos aliquando, temporis tarnen hoe intervallum haereticis ad res suas confirmandas in dies occasionem suppeditabit majorem. Nee deerunt principes haeretici, qui pecuniam quoque rebellibus libenter snmministrabunt, ut haeresim foveant et Catholicam religionem opprimant, ne ea restitnta in illos arma promerita vertantur.
Docet historia fortissiuios duces duplici ratione confecisse bella gravissima, aut summa vi et festinatione, aut cunctatione.
In omnibus bellis civilibus semper commendata fuit ad supprimendum hostem vis et celeritas, propterea quod in hujusmodi rebellionis tabe, quasi praesentissimo veneno, plurimum in dies animi capiantur temporis diuturnitate et persuasione metus et formidinis, quem interpretantur esse principum suorum remissionem et poenarum dilationem. Tune vero utilis tempestiva cunctatio est, quando ab externo potente principe oppugnatur regnum, cui non necesse est, vi et armis, sed firmitate loei, astu, et procrastinatione sumptuosa adversarii, ut ejus impetus sensim frangatur et debilitetur. Sic Fabius Maximus divicit Hannibalem, et cunctando restituit rempublicam Romanam. Coeterum nunquam utulis fuit cunctatio principi, qui ejectus suis ditionibus, eas armis recuperare necesse habuit, propterea quod illis diuturna absentia subditorum augeat alienationem.
Haereticorum potius consilium est belli protractatione (in qua illi spem suam haud dubie ponunt) regem laboris et sumptuum taedio ad deferendam causam deducere. Quapropter si rex Catholicus reipublicae Christianae (cui Deus Optimus Maximus suam Majestatem hac tempestate unicum praesidium dedit) tum suae existimationi consultum velit, opere praecium erit, quam maximis viribus non quasi in subditos, sed immanissimos haereticos, quorum audacia miseri subiti circumventi et oppressi tenentur, hoe bellum persequi, et illius fortunam in celeritate et magna de Deo fiducia positam esse existimare, oblata interea provinciis regia munificentia, restitutione omnium privilegiorum et jurium antiquorum, cum gratia illis, qui mature ad Suam Majestatem redierint.
Primum autem belli moles in illas provincias dirigatur, in quibus plures adhuc civitates Catholicam religionem fovent, licet ab haereticis premantur, quia apud hos major erit admissi in regem criminis conscientia et affectio redeundi. His reduetis tantus aliis provinciis metus injicietur, ut de rebus suis tuendis desperent, ut videre fuit post receptionem Ziriezeae 1).
Remissior huius belli progressus in contemptum regiae Majestatis majorem rebelles adducit et occasionem praebet cum externis consilia ineundi, (atque) Suam
1) De overgave van Zierikzee aan de Spanjaarden had plaats 29 Juni 1576.



613
Majestatem (ex) possessione harum provinciarum omnino exstirpandi. Haeretici timidi et fraudulenti, si viderint potentiam regis, quae hactenus non fuit illis talis quam metuere potuerant ostensa, illico confugient, relictis Catholicis, ad illas provincias, ubi se securos putabunt, nimirum Hollandiam et Zelandiam.
Ubi eo ventum erit, invenientur media, illas quoque provincias, tune vicinarum possessione obsessas, subjugandi. Neque deerunt viri graves, qui consilia sua libenter in hoe negotio communicabunt.
Sed quia ad res magnas christianis animis prosequendas multum positum est in Dei omnipotentis auxilio et gratia, (atque) ducum et militum fide, omnis adhibenda erit diligentia, ut disciplinae militaris ratio justitiaqüe constet, ne sint, qui in negotio hoe tanti momenti, postposita communis reipublicae incolumitate, quaestum suum faeientes, in extremum periculum sanctissimam religionem adducant, quorum studium, sicuti Ecclesiae suae Sponsus Christus non posset multum relinquere, ita quoque illorum non fortitudinem et fidem amplissimo successu ornare, qui in hac expeditione tanquam pro aris pugnabunt.
Quo in genere cura quoque adhibenda venit, ut victoria adepta illorum ratio habeat, qui non tam in hanc rebellionem proruperunt sua temeritate quam aliorum audacia et vi pertracti fuerunt; qui interim nunc ab haereticis obsessi, in Catholica religione manentes, non cessant apud Deum Catholici regis causam suis praecibus commendare, ne horum tanquam innocentium perditione Deus offendatur et victoriae splendor obscuretur.
Neque illi negligendi forent, qui ob Catholicam religionem et regiae majestatis authoritatem amissis bonis suis in exilio vitam trahunt, quorum remuneratione et restitutione victoriae successus haud dubie prosperabitur et summa constituetur.
Archivalia I, n». 2127. — Nog een hs. B. in Arm. 64 Vol. 12, f. 31— 34) (ook gelijkt, afschr.).
786. (1579, augustus?). - Betoog (waarecligiilijk van den Keulschen nuntins Castagna), dat onder geen beding godsdienstvrijheid in de Nederlanden mag worden toegestaan.
Nullo modo consultum esse, ut rex suis Belgis diversitatem sive libertatem in religione, quam Religionsfridt vocant, permittat.
Nulla est gens tam fera aut barbara, quae sit religionis expers x)
Quod si requirantur exempla nostrae aetatis, recens adhuc est memoria earum calamitatum, quae ex religionis schismate in episcopatu sive ditione Monasteriensi circa annum 1535, post in regno Francorum et apud alios, necnon postremum ipsis Belgis evenerunt, quibus illis adhuc (proh dolor) miserrime praeini conspicimus. In quibus nominatis locis subditi, ob dissidium et contentionem de religione temere susceptam diris turbis et bellis intestinis tumultuosius commissi, ac in sua victrici conversi, viscera dextra se mutuo misère attrivernnt dominosque suos naturales et eorum praesides ditionibus et
1) De algemeen-wijsgeerige opzet van het betoog, met geschiedkundige voorbeelden gestaafd, dat de godsdienst één moet zijn en religieuze tweespalt de noodlottigste gevolgen heeft, blijve hier achterwege.



614
regnis suis exigere exactosque ab iis arcere conati sunt, non sine subjectis minis de imperio eorum ad alios heredes transferendo.
Haec praememorata certe faciunt, cur merito timeamus, ne si pax inter regem CathoKeUm et suos subditos per medium concessae libertatis in religione resarciatur, illis semper iterum immineant et expectandae sint similes (si non graviores) calamitates et exilia.
Praeterea rex Serenissimns et ejus majores veterem istam et veram nostram religionem Catholicam semper summis viribus, ac non secus quam pro aris et focis pugnantes, tutati sunt, ita ut nomen istud praeclarum Catholici inde reportarint. At foret regi plane indignum et exprobabile, si pacem iterum cum suis tali modo iniret, quo sectas multorum seculoruin sacrosanctis Conciliis damnatas sibi a propriis subditis obtrudi pateretur. Praesertim cum eos in eontrarium sibi devinctos et obligatos habeat ex pactis, quae superioribus annis eum eo fecerunt, ubi sanctissime promiserunt et se devinxerunt religionem Catholicam eandemque Romanam in perpetuum conservare et manutenere; et quod regia Majestas talia pacta rescindere novaque a suis recipere cogeretur, in quibus religio Catholica Romana violetur ae convellatur, ne dicam ad eam in totum subvertendam fenestra aperiatur. Quid ? eum et ipsos subditos non deceat aliud in eontrarium machinari, eo quod se sciant talibns pactis obligatos. Cui accedit, quod post supradicta pacta ipsi sua sponte non solum apud suum regem, sed etiam apud imperatorem ac electores aliosque imperii principes, praesertim in conventu Jleputatorum eorum Wormatiae, et scripto et verbis animum eo declararunt saepius, se videlicet quaerere pacem tali conditione, ut religio Catholica Romana in Belgio sarta tecta retineatur et regi sua authoritas conservetur. Sicut ad duos istos articulos etiam archiducem Matthiam in sui receptione juramento obstrinxerunt.
Nee obstat, si ad versus haec pacta quis objiciat: dominum Johannem de Austria fidem fefellise ac ea pacta ita prius violasse; tum et regem per dominum de Zeilis Ordinibus Belgicis denuntiasse, pacificationem Gandavensem esse irritam; praeterea, quod interea temporis reformatio religionis, Augustana confessio et pax, Religionisfridt dicta, in illis provinciis sit introducta, et sic rem non esse nunc integram. Nam ea facile ita diluuntur. Si dominus Austriacus vel ipse rex adversus ea pacta, praesertim quae primum Gandavi sunt constituta, quicpiam fecit aut denuntiavit (de quo tarnen non constat), Ordines isti, qui nondum de integro suo regi sunt reconciliati, ea exceptione contra alios Ordines et subditos regios, qui cum suo domino naturali in gratiam redierunt vel adhuc redire, et religionem Catholicum Bomanam eonservari et manuteneri et volunt et petunt, uti nequeunt, cum pacificatio Gandavensis, in qua de religione Bomana retinenda praecipue conventum est, non inter regem aut dominum Johannem Austriacum, sed inter principem Arangiae ac suifoederis socios ex una, et alios Ordines sive provincias Belgicas ex altera partibus sit inita et recepta. Et (constat) quod istae duae partes, hoe est ipsi Ordines et subditi Belgii, inter seipsos et sibi mutuo per istam pacificationem sint et perpetuo maneant obligati ad praestandum, de quibus in ea conventum est, sive rex et Auriacus eorum, quorum a quibusdam insimulantur, fuerint revera rei, sive non. Pacta enim ipsos paciscentes ligant. Quod spectat ad ea, quae post in religione apud aliquot provincias sunt mutata aut introducta. Cum ea pacificationi Gandarensi plane repugnent, partes autemeam pacificationem observare



615
et praestare sive exsequi jure tenentur, sequitur necessario, quicquid contra hanc pacificationem ita mutatuin, concessum aut introductum est, illud cassandum, nee aliquid, quod pacificationi Gandavensi adversetur, uspiam apud paciscentes in posterum permittendum sit.
Porro constitutio imperialis, quam Caesarea Majestas et proceres imperii anno 1555 fecerunt et Religions fridt nominamus, vult, quod subditi debeant esse contenti ea religione, quam ejus princeps et dominus recepit, ita ut illis non liceat in ea aliquid propria authoritate mutare aut innovare. Et cum rex ratione suarum ditionum Belgicarum est unus e praecipuis Ordinibus et membris imperii, esset plane iniquum impedire, quominus ea constitutione etiam apud suos uti posset.
Tacetur interim, quam tetrum, horrendum et abominabile chaos in Ecclesia ex concessa ista religionis libertate nasceretur, dum non solum altera, sed et tertia, quarta, quinta et infinitae aliae religionis species, seu potius pernitiosae sectae admittendae forent. Quod quidem impediri aut denegari sectariis tune non facile posset. Cum una tantum sit ver» religio, et sectae omnes aeque damnatae sint, nee virtute Verbi nitantur. Id autem quid esset aliud, quam de religione, nobis a Christo relicta ac tot seculorum suffragiis recepta, adhuc dubitare, ac de industria pati, sive connivere, ut pura seges ab urticiset zyraniis dominantibus obruatur et perforetur.
Quae omnia cum ita sint, fateamur omnes necesse est, non minus periculosum esse reipublicae, etiam in politicis, quam grave peccatum apud Deum, consentire in religionis libertatem vel etiam consulere aut juvare, ut ea in pactis sive pacificationibus concedatur aut permittatur.
Arm. 64 Vol. 12 f. 1—4T (oorspr.?); niet in Archivalia.
787. 1579, SEPTEMBER 4. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de zeer ongunstige stemming, die in de Nederlanden heerscht ten opzichte der vredesonderhandelingen.
Germ. Vol. 97, f. 262 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 10, f. 111—111' (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 338.
788. 1579, SEPTEMBER 4. — Parma aan Castagna: over de breve voor de Waalsche gewesten, met eenige praktische wenken daaromtrent.
Non prima di hieri ricerei la di V. S. dell' ultimo del passato, che per venirmi di sua mano et per comprender per essa, che si ritrora con buona salute, mi ha apportato piü che mediocre contento; il quale maggiormente mi si è augumentato, havendo veduto per il contenuto di essa che N. S. è stato servito di scriver Breve particolare alle provincie d'Artoys, Hennault, Lilla, Douay e Orsi, et ordinar a lei, che in conformita del predetto Breve scriva loro quel che le parera convenire in proposito del buon' animo, chemostrano, et della professione, che fanno, di voler osservar' la religion Cattolica Bomana, e render la dovuta obbedientia al re, mio signore, parendomi che cosi amorevole, benigno et pio ofïïtio, che S. S. fa per tal mezzo con loro, non possi essere se non di giovamento; poichè il veder non solo approvar', ma lodar la resolutione, ehe hanno preso, da Papa tanto santo et essemplare com' è N. S., dovera ragionevolmente apportar' lor consolatione et animarli di andar di bene



616
in meglio, massiüie concorrendoci 1'amonestationi di S. S. et i prudenti e santi ricordi di V. S. Quanto allo stato, in che si ritrovono al presente le cose et i negotii di quelle provincie, mi rimetto a quello che dovera far intendere a Y. S. il signor duca di Terranuova, al quale di mano in mano ho dato parte di quanto è successo in questa pratica. Ben 1'assicuro, che sin'hora non apparisce, che si disconvenghino con 1'accordato; onde loderei, ehe '1 Breve s'inviasse et che V. S. scrivesse, toccandoli non solamente la parte della religion Cattolica, ma quella particolarmente della reduttione all' obbedientia di S. M , lodando il fatto sin'qui et essortandoli alia perseverantia et perfettione del lor'buon proponimento. E circa il tempo, che si ritrova in Mons de Hennault il conté di Mansfeit con altri deputati, che ho mandati la per contrattar' con quelli, che vi si ritrovono condotti delle predette provincie, sopra lo stabilimento de punti, che rimasero imperfetti, mi pareria, che veniria molto a proposito la presentatione del Breve di S. 8. et 1'offitio di Y. S., ma con tutto ciö rimetto al suo prudentissimo giuditio la resolutione di questo et del modo da tenersi da lei in esseguir 1'ordine di S. BV., perchè non intendo, nè pretendo, che faccia piü di quel cbe ba in commessione dalla S. Sua. Et a lei sara a grado, che quello che dico in questa è solo per sodisfar Y. S. che mi ricerca il parere. II che fo con quella schiettezza, che si richiede all' obbligo, che tengo al servitio di S. S. et a quello di S. M. et al desiderio, che ho di compiacer et far servitio a lei Di Mastrich, a 4 di Settembre 1579.
Colonia Vol. 1», f. 109—109» (oorspr. eigenh. get.).
789. 1579, SEPTEMBER 4. — Castagna aan Züniga: over de ongunstige kans der vredesonderhandelingen.
A Bon Giovanni di Züniga.
Tutto il mondo giudichera, che la Maesta del re Catholico ha trattato
con questi suoi sudditi non solo da benigno et clementissimo principe, ma anche da amorevole padre. Et questi principi di Germania non aspettavano mai, che si concedesse tanto, quanto se li concede. Et nondimeno quelle genti stanno piü dure che mai; et in somma non si puö far pace con chi non Ia vuole, nè con chi non puó volerla. Et perö gia semo fnor di tal speranza; anzi si sperava di certo, che vedendosi la presa di Mastrich et tanto larghe conditioni, molte citta in particolare dovessero tornare alia obedienza, et questo accordo ci vien meno. La causa si tien che sia, perchè quelle, cbe sono in liberta et potrebbono venire, se volessero, cioè che non sono oppresse da presidii o da soperchio numero de Calvinisti, stanno suspese, finchè vedano 1'esito di questo convento, non volendosi dechiarare in particolare, finchè si tratta quï con 1'universale, et sperando sempre megliorar conditioni. Et cosi non essendo chi le molesti, godono della liberta et del beneficio del tempo. Onde questa dieta è giudicata hora di nocumento piü tosto che di servitio alcuno a S. M. Catholica. Ma non se li puö dar fine, per li sispetti, che si hanno d'aspettar ordini dall'imperatore et dal re Di Colonia, 4 Settembre 1579.
Germauia, Vol. 10, f. 112—112T (gelijkt, afschr.). — Vgl. Hansen, NuntiaturbericlUe U, p. 338, noot 3.



617
790. 1679, SEPTEMBER 9. — Castagna aan de Waalsche gewesten: brief van lof en aanmoediging, ter begeleiding van de voor hen bestemde breve.
Alli Stati et deputati delle provincie di Artoys, Hennault, Lilla, Douays et Orchiers,
Admodum reverendi, illustres, nobiles, magnifici ac generosi viri.
In tot tantisque Belgii provinciarum perturbationibus, quibus sane in intimis cordis visceribus Sanctissimus dominus noster, Bomanus pontifex, summopere premitur, hoe nihilominus solatio est saltem non mediocriter semper recreatus, quod Arthesia, Hannonia, Insulae, Duacum et Orchiers, provinciae nobilissimae, non solum in antiqua Catholica Bomana religione firmissime permanserunt, nee passae sunt aliqua errorum labe pollui, verum etiam ejusdem fidei quodammodo patrocininm defensionemque in iis regionibus strenue susceperunt. Ex hoe enim in spem non modicam ejus Sanctitas est erecta, illos qui novitates istas amplexi sunt quandoque ad cor reversuros, indeque universum quoque Belgium, Deo adjuvante, pristiuam quietem ac tranquillitatem (quae sine vera religione, unitatis vincnlo, existere neqnit) recuperaturum. Quae spes eo magis augetur, quo vos cum religione justitiam etiam coniunxisse audivit, Serenissimo nempe regi Catholico, vestro naturali principi, adhaerendo illiqne debitam, ut Deus precipit, obedientiam praestando, curandoque perpetua vestra cum laude, ut alii quoque idem debitum agnoscant, ita ut pace et iustitia invicem osculatis, cessent jam annorum gravia incommoda ac damna, quiesque renovetur; quo nee gratius, nee optabilius quidquam Sanctitati Suae accidere posset. Quapropter cum penes bonos et Catholicos omnes, ac praesertim penes ipsum Catholicae ecclesiae caput, pro egregia vestra erga Deum pietate singularique erga patriam charitate immortale nomen aeternamque laudem vobis comparaveritis, optimoque jure non pro vestris tantum, sed et pro omnibus Belgii provinciis fidei Catholicae propugnatornm nomine tituloque decorari possitis, voluit quoque ejus Sanctitus adjunctis his apostolicis suis litteris vobis testatum facere, quanta vos propterea benevolentia atque amore coraplectatur, quaqne in opinione ac existimatione apud ipsam pro tam pio tamque honorifico vestro institnto prudentissimoque consilio sitis, insimulque vos paterne hortari, ut quod hactenus sponte ac generose pro vestra sincera fide insignique nobilitate, solo verae pietatis et charitatis studio dneti, caepistis, in futurum quoque usque in finem ad Dei gloriam et ad vestrae laudis amplificationem perfieiatis. Ego vero quod ad me attinet, uti illud certo vobis possum de Sanctitatis Suae propensissima erga vos omnes voluntate affirmare, nihil esse quod ad vestram dignitatem, utilitatem ac tranquillitatem tuendam spectare possit, quod libentissime, quantum in se erit, non sit praestitura, ita me vestrum omnium esse amantissimum ac studiosissimnm, pergratumque mihi futurum semper, ut si qua in re aliquando meam operam vobis praesto esse posse intellexeritis, illa libere uti velitis; habebitis enim me ad omnia paratissimum. Interim O. M. precari non desinam, ut sancta vestra cönsilia institutumque fortunet, vosque, admodum Rev41., illustres, nobiles, magnifici, ac generosi viri, sanctissimo suo patrocinio perpetuo tueatur. Coloniae Agrippinae, die nona Septembris 1579.
Germ. Vol. 10, f. U4v—115* (gelijkt, afschr.)



618
791. 1579, september 9. — Castagna aan Parma: mededeeling van zijn brief aan de Waalsche gemeenten.
Al principe di Parma.
Con la lettera di V. E. delli 4 bo ricevuto molto favore. Et veduto il prudentissimo conseglio, che si è degnata darmi, mi son ben presto accostato a quello, et cosi ho scritto a quelli signori d'Artoys, Hennault, Lilla, Douay e Orsi una lettera per accompaguar il Breve di N. S., nella quale, oltre il punto della religione, tocco ancora quello della obedienza, sapendo io che S. S. desidera altretanto quanto il re proprio la redduttione di questi Stati alia giustitia. Sara con questa la copia di detta lettera, acciö che V. E. si degni veder, s'io ho esseguito il suo proposito. Et perchè ho pochi con me et poco prattici, non ho potuto mandarla per huomo mio; et perö supplico a V. E., si degni commandar che sia loro presentata a mio nome; et se vorranno dare risposta, che sia che ne pigli cura et vaglia poi quanto valer puö. Io ho cargato un poco la mano nelle laudi et in parole honorate, per inanimar piü et facilitar l'effetto, che si desidera. II signor Dio operi con la sua infinita gratia et conceda a V. E. longa et felicissima vita. Et le bascio reverentemente la mano. Di Colonia, 9 Settembre 1579.
Germ. Vol. 10, f. 114t (gelijkt, afschr.).
792. 1579, september 12. — Kardinaal Gallio aan Castagna: instructie, dat hij met Terranova te Keulen moet blijven ').
Colonia Vol. 1», f. 106—107 (oorspr. eigenh. get). — Germ. Vol. 97, f. 78 (minuut). — Ottob. lat. 2417, Pars III, f. 712' (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 341.
793. 1579, september 18. — Parma aan Castagna: over de breve voor de Waalsche gewesten, die reeds op hare bestemming is.
Con 1'ultima di V. S. ricevei il suo piego adderitto alle provincie di Artues, Hennault, Lilla, Douay et Orsi, et giuntarnente la copia della lettera, ch'ella scrive alle dette provincie, accompagnando il Breve di N. S. et secondando la buona mente et intentione di S. S4*. Et è invero, che par in tutte le parti tale, quale si poteva aspettare dalla molta prudentia et esperientia di V. S. Et conforme al suo ordine, 1'incaminai subito a Mons, dove si trovavano i deputati delle predette provincie; et come me ne venga risposta, harö cura particolare d'inviargliela. Et fra tanto rendo a V. S. le debite gratie per parte di S. M. et mia del pensiero, che si è presa di procurar di ajutar con cosi santo e buon mezzo questo negotio. Et ricordandomele per desiderosissimo d'impiegarmi in cose di suo servitio, resto pregaudo Nostro Signore Dio che conservi V. S. come desidera. Di Mastrich, a 18 di Settembre 1759. Colonia. Vol. la, f. 114, (oorspr. eigenh. get.).
1) Deze instructie werd 26 Sept. e.v. nog eens herhaald door Gallio: „S. S. sta in quella risolutione, che gia ho scritta, cioè che si governi secondo che fara il Ser"». duca di Terranova, et che mentre S. E. stara in coteste parti, V. S. ancbora vi si trattenga sin che di qua havera altro aviso" (Colonia, als voren, f. U5, oorspr.).



619
794. 1579, SEPTEMBER 10. — Castagna aan kardinaal Gallio: over den onzekeren, zoo niet hopeloozen stand der onderhandelingen.
Germ. Vol. 97, f. 270 (oorspr. eigenh, get.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 343.
795. 1679, SEPTEMBER 26. — Brief der keizerlijke commissarissen aan de StatenGeneraal: klacht over het stilzwijgen over de voorstellen van 18 Juli; laatste termijn nu bepaald op 18 October. Anders geven zij het op en verlaten Keulen.
Gachard, n", 2027, II. (Acta pacif., p. 216), brief van 3 Oct. waarin lij kennis geven het schrijven der Staten van 10 Sept te hebben ontvangen en termijn stellen op 31 Oct.
796. 1579, SEPTEMBER 26. — De Spaansche nuntius Sega aan kardinaal Gallio: over Granvelle's standpunt ten opzichte der Keulsche vredesonderhandelingen.
Parlai col signor Cardinale *) delli 50 mila scudi prestati. Mi disse, che poichè io havevo aspettato tanto, aspettassi anco per amor suo quindici di, prima che io ne parlassi a S. Mtö, perchè egli mi si offriva poi per solleeitare, alegandomi che questa dilatione la desiderava, perchè io non impedissi hora con quaesta pretensione la diligenza, che si usa di mettere insieme danari per sodisfare alle genti di Piandra per occasione di quaesta pace. Mi parve, che la domanda fosse tanto honesta, che mi risolsi di non ne parlare.
Et quanto alia pace, mi disse S. S. UI™»., che S. Mtó. si era risoluta di accettare li capitoli proposti dalli commissarii dell'imperatore et delli principi de Germania; egli si era risoluto di accettarla; et che, se bene per essa non le restava sicurezza alcuna, tuttavia che se non fosse stato per altro che per guadagnarsi 1'animo dell' imperatore et delli principi di Germania, egli si era risoluto di accettarla; essendo che con le armi, che gia si sono offerte de pigliare le provincie dell' Artesia et dell' Hannonia et altre secondo la conventione fatta col principe di Parma, et di quelle piü, che se spera, che siano per entrare in quaesta pace, si potra sperare di fare progresso con quelli, che talvolta non volessero accettarla; poichè si vede che con soldati della natione Spagnuola et Italiana (si) tratta dell'impossibile di fare cosa buona per 1'odio, communemente concitatovi contro et da i buoni et da i mali di quei paesi. Talche (con) poco essercito di queste nationi non ci faria frutto, anzi sarebbe distrutto, nè ve lo potendo S. M**. mantenere formato, come saria necessario a voler passare le cose col debito rigore, ha pensato che questo sia il migliore partito, sperando ancora di godere et del beneficio del tempo, et del „divide et impera".
Si spedi di qua 1'huomo, ch'era mandato per intendere la risolutione di S. M44. Hora si sta aspettando la determinatione che venga di Colonia, et cbe corrispondenza si ritrovi nelli Stati. Et passando inanzi questa pace, vi si comprende, come V. S. Illma. havra veduto dalla capitolatione, la regina d'Inghilterre ancora Di Madrid, li 26 di Settembre 1579.
Spagna Vol. 22 p. 428—430 (oorspr. eigenh. get.).
1) Granvelle.



620
797. 1679, SEPTEMBER 28. — De nuntius Castagna aan zijn collega Sega te Madrid: over het mislukken der vredesonderhandelingen, dat alleen te wijten is aan tegenpartij. '
Non ho lassato per ogni buona occasione, che mi si è presentata, di scriver a V. S. Revma., facendole parte di quanto correva intorno a questo negotio de Paesi Bassi, si come faccio al presente, che viene a cotesta corte il signor Don Pietro d'Aragona, figliolo del signor duca di Terranova. Sapra ella dunque, che dopo d'essersi aspettato longo tempo risposta da li Stati Generali a quegli articoli stampati, che furono formati da i signori commessarii imperiali, al fine comparve hieri et conforme all'opinione, che se n'è sempre havuta, cioè che non vogliono pace, o forsi non possono volerla, per essersi troppo sottomessi a chi sta meglio ogn' altro che accordo. Et perö scrivono, che detti articoli non sono conformi alia volonta del paese. Et in somma pare, che se si concedesse loro tutto quello, et anco piü che non dimandano, non per questo si haverehbe pace generale; onde questi signori commessarii per procedere giustificatamente hanno pensato per maggiore cautela constituirli un'altro termine, essortandoli etc, non perchè fin' hora non habbino havuto quanto tempo volessero, ma per maggior confusione loro, et maggiore demostratione della benignita et desiderio di S. Mta. Cattolica di far bene a quei suoi sudditi, benchè tanto rebelli. Et di poi crederö, che questi signore daranno fine, nè si potra piü ragionerolmente trattenerli quï senza proposito, con poca dignita et manco frutto Di Colonia, li 28 di Settembre 1579.
Ottob. lat 3207 Para I, f. 133—133' (oorspr. eigenh. get) — Zie Archivalia II, n°. 250.
798. 1679, OCTOBER 9. — Castagna aan markies Buoncompagni: mededeeling van zijn niet geheel ongunstigen indruk over het resultaat der onderhandelingen.
Al signor marchese Jacopo Buoncompagno.
Circa noi altri di qua, certo se questi signori commessarii vor-
ranno attendere in tutto a quanto scrive la Maesta dell' imperatore, credo che non sara mai fine a questa dieta. Ma questa settimana è comparso un spaccio del re al signor duca di Terranova, che ha dato gran consolatione; perö che per quanto detto signore dice, presuppone che la giunta sia finita, ö che si finisca, ordina, che si stia saldissimo di non concedere piü oltre circa la religione, et che in ogni modo Orange esca da quelli paesi *). Onde li signori commissarii hanno scritto alli Stati d'aspettare tutto questo mese, che rispondano precisamente, se voglione accettare quelli articoli senza alteratione alcuna, o non; perchè passato detto termine se ne vogliono andare, dando fine alia dieta. Si aspettara dunque detto termine et la risposta, che se non occorre qualche nuovo trattato, si pensa di finire, se non cosi subito, almeno per tutto il mese di Novembre. Molte cose possono perö occorrere, che ritardi ancor piü; et in questo mezzo alcune buone citta si vanno riducendo con accettar la capitalatione et accostarsi alia parte del re, talche in ogni modo questa giunta non sara stata senza gran frutto, havendo, dirö cosi, formata le leggi, dilucidatele
1) Vgl. een gelijkluidenden brief aan kardinaal Gallio, bij Hansen II, p. 346.



621
materie, et quasi col dito mostrato la via della pace Colonia, 9 Ottobre 1579.
Germania. Vol. 10, f. 126—126» (gelijkt, afschr.).
799. 1679, OCTOBER 10. — Kardinaal Gallio aan Castagna, dien hij vermaant tot geduldig wachten.
Colonia Vol. 1«, f. 121 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 97, f. 84 (minuut). — Ottob. lat. 2417, Pars III, f. 713 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte n, p. 347.
800. 1679, OCTOBER 17. — Kardinaal Gallio aan Castagna: aanmaning tot gednld, In denzelfden geest als de breven, welke aan de vredes-commissarissen gericht zijn en hierbij gaan.
Colonia Vol. 1», f. 122 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 97, f. 85 (minuut). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 348.
801. 1679, OCTOBER 17. — Gregorins XIII vermaant den aartsbisschop van Trier zich ondanks het geringe resultaat nog niet te onttrekken aan de vredesonderhandelingen omtrent de Nederlanden, maar zijn vertrouwen te blijven schenken aan den nuntius Castagna.
Evenzoo aan den bisschop van Wurzbnrg en aan de raadsbeeren van den hertog van Kleef.
Archivalia I, n». 671—673. — Gedrukt: Theiner, Annale» III, p. 103.
802. 1679, OCTOBER 23. — Castagna aan kardinaal Gallio: over den slakkengang der onderhandelingen.
Germ. VoL 97, f. 278—278» (oorspr. eigenh. get). — Gedr, Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 349.
803. 1679, OCTOBER 26. — Castagna aan Gran veile: over de ongunstige kans der onderhandelingen, waarvan Oranje voornamelijk de schuldige oorzaak is.
Al card. Gran vela.
L'nltima, ch' io ho di V. 8. Illm*. et Revma. è delli 30 d'Agosto, et vedo ch'ella giudica di queste cose, come fusse presente. Questi, per cui volonta di presente si governano li Paesi Bassi, non vogliono mutatione dello stato loro, et il principe d'Orange, che fin' hora si è mantenuto col favor de populi et con arti, hormai si è tanto impossessionato delle cose, che puö ancora, bisognando, per forza mantenersi. Et cosi essi populi si sono da se stessi fabricata la rete, in che si trovano involti; gl' heretici, (che) non possono gustar 1'haver capo et principe dissimile a loro, nelli luoghi piü principali sono li piü potenti. Per le quali raggioni, et molte altre, non si spera dalla congregatione, che si deve fare hoggi alli 25 in Anversa, meglior resposta (se ne daranno alcuna) delle passate, et meglior resolutione di questa ultima di Gheldria. Et quanto all' exercitio delle sette e tutto quel che dimandano circa la religione Cattolica, V. 8. Illm». giudica et paria non solo come buono et fermo christiano, ma come prudentissimo, perchè invero non cercano altro



622
cbe perpetuare il fomento di discordia, sciogliersi da ogni giogo, operare cbe il re offenda Dio et tutti li buoui principi et se stesso et la sua conditione et propria volonta, et reputatione, et in somma tener il mondo perturbato sempre. Ho tanto cercato, che ho trovato quel libretto della supplica di Borgogna, che V. S. BI™1*, scrive; et veramente è pieno di vive raggioni et appropriatissiruo a questa materia, et vorrei che fusse letto da ogn' huomo, massime da conseglieri de principi. A noi non pare che resti hora altro che fare, se non cbe questi signori commissarii non lascino quasi sfasciare la giunta, ma
le diano perfettione, facendo fede della verita, il che mostrano di voler fare
Colonia, 25 Ottobre 1579.
Germ. Vol. 10, f. 131»—132 (gelijkt afschr.)
804. 1579, OCTOBER 30. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de hopeloosheid der onderhandelingen, vooral wegens het godsdienstige vraagstuk.
Cerm. Vol. 97, f. 280—281 (oorspr. eigenh. get.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 351.
805' 1579, OCTOBER 81. — Kardinaal Gallio aan Castagna: deze moet ook heengaan, wanneer de keizerlijke commissarissen Keulen verlaten.
Onde Sua Santita, considerate le cose sopradette et desiderando
la conservation di V. S., mi ba ordinato di scriverle, che quando in effetto saranno partiti 1'arcivescovo di Treveri et il vescovo di Herbipoli, lei ancora se ne ritorni a Roma, et dica al signor di Terranova, che se pur occurrera, che li commissarii ritornino a Colonia et che il negotio si retorni in piede et si speri giovamento de la presenza di un nuntio apostolico, S. S. commettera a mons. Malaspina, che si transferisca costa con ogni prestezza. Se pur il signor duca non si mostrasse ben satisfatto di questa risolutione, V. S. con tante ragioni, che ci sono, dovra cercar di persuaderlo, che cosi convenga farsi per bonore et dignita di questa S. Sede, poichè sarebbe troppa indignita, che un nuntio apostolico stesse, si puö dir, al pari dei consiglieri, che resteranno; tanto piü essendosi persa ogni speranza di poter giovar piü in cosa alcuna al fatto de la religione, ch'è il principal negotio, per il quale V. S. fu mandata, non volendo li commissarii conceder piü et non volendo gli altri accettar il concesso. Se dunque quei dui prelati saranno partiti, V. S. se ne venga a suo piacere, e venga sana Di Boma, a 1'ultimo d'Ottobre 1579.
Colonia, Vol. 1, fol. 128—128» (oorspr. eigenh. get.). Germ. Vol. 97, f. 90 (minuut). — Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 353. — Archivalia I, n°. 195«>.
806. 1579, NOVEMBER 5. — Parma aan Castagna: over de zaak van Luik en van Kamerijk, met hernieuwde betuiging van allerbeste gezindheid.
Ho ricevuto in un' medesimo giorno le di V. S. de 22 e 24 del passato, le quali per venirmi di sua mano et per trattarmi di cose tanto conformi al' servitio di Dio et di S. M. et alia mia inclinatione, ho lette con molta mia consolatione. Onde non posso se non render molte gratie a V. S. della cura, che si è presa in ricordarmi quel (che) tanto conviene. Et circa il particolare toccante a monsignor Illmo. di Liegi, posso farle sapere, che si è preso appunta-



623
merito tale, che 8. 8. lïlma. deve ragionevolmente restar satisfatta dime. Nell' altro di Cambray assicuro V. 8., che per quel che conviene al servitio di S. M. et al benefitio di quell' arcivescovo non mancherö di far tutto quello, che sara in mia mano, perchè s'ottenga quel che si desidera; benchè le difficulta son tali, che non mi posso promettere di riuscir col'intento. Se a V. S. s'appresenta occasione di mostrarmisi amorevole in altro, come ha fatto in questi duoi particolari, rieordandomi quel che conviene in essi, la prego a non pretermetterla, chè le ne resterö in obbligo. Et sopra 1' tutto se posso farle servitio, impieghimi, che m'adopererè sempre in esso volentieri; el' signor Dio conservi e prosperi V. S. come desidera. Di Mastrich, a 5 di Novembre 1579. Colonia Vol. 1», f. 130 (oorspr. eigenh. get.).
807. 1679, november 6. — Castagna aan kardinaal Gallio: over het nabijzijnde einde der onderhandelingen.
Germ. Vol. 97, f. 283—283» (oorspr. eigenh. get.). — Vol. 10, f. 134»—135 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 354.
808. 1679, november 7. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de moeilijkheid, waarin de pauselijke breven hem gebracht hebben ten opzichte van Terranova, en over het zeer gewenschte einde der onderhandelingen.
Gem. Vol. 97, f. 285-286 (oorspr. eigenh. get). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 355 1).
809. 1679, november 12. - De keizerlijke commissarissen berichten aan paus (Gregorius Xm), dat zij hunne vredesonderhandelingen te Keulen als vruchteloos en hopeloos opgeven.
Arm, 64, Vol. 12, f. 229-229» (gelijkt, afschr.). - Gedrukt Theiner, Annales III, p. 104. — Een gelijksoortig bericht aan den keizer, opl2(ofl4)Nov.,j4j-c««aIiaI,n0. 2124.
810. (1579, na november 12). — Uiteenzetting van drie, in het aan den keizer opgezonden protocol *) niet genoemde redenen, waarom zijne commissarissen alle hoop op het welslagen der vredesonderhandelingen te Keulen lieten varen.
Causae, cur domini commissarii Caesarei spem omnem conciliandae pacis universalis in negotio Belgico abjecerint, pro majori parte continentur in prothocollo *) et actis Caesereae majestati transmissis, Illm°. quoque principi domino duci de Terranova, mandatario regio communitatis, praecipue vero ia recessu 13 Novembris partibus communicato.
Sunt praeterea aliae causae, quae propter graves rationes, ita specifice, neque in prothocollo, nee in actis nee iu recessu ita omnino expressae sunt, causam tarnen conciliationis impossibilem reddere videntur.
Quarum prima est: quod Status ab initio hujus tractatus eodemque durante et adhuc hodie contra suas priores oblationes, promissiones et obliga-
1) Een week later, 14 Nov., meldt Castagna aan Gallio: „Arrivó poco dopoi la lettera simihmente delli 17 del signor don Giovanni di Züüiga al duca, dove diceva espressamente dette Brevi esser stati scritti a sua istanza". . . . (Hansen, t. a. p., 357).
S) Dit protocol op last van den hertog van Terranova gedrukt als Belatio ad S C M eorum, quae per S. U. commissarios in negotio pacificationi» Belgicae Coloniae acta sunt (Coloniae 1579).



624
tiones tam Caesareae Majestati quam regi Catholico, postremo quoque imperii Ordinibus factas, non intermittunt urere 1) et destruere aedes sacras, diripere res ecclesiasticas, religiosos necare et profligare, religionem Catholicam pessumdare et omnino extinguere, novas opiniones ingerere, haereses multifarias plantare plebemque tam in prophanis quam sacris causis ita exacerbare, ut in omnes errores non tantum ruant praecipites, sed et mortem potius petere quam eam relinquere, vel pietati Catholicae et avitae locum dare, et exercitium cujuscumque haeresis etiam extra Hollandiam et Zelandiam ubique in omnibus Belgii partibus inducere *), et nuper de novo iterum conspirarint et conjurarint, quae denuo ex literis Arnhemensium, recessu quoque Ordinum ducatus Geldriae, literis demum provinciae Phrisiae interceptis omnino comprobantur, praeter ea, quae ex relationibus fidedignis de iis, quae per deputatos Statuum Antverpiae tractantur, intellecta sunt.
Begius mandatarius vero professus est se alia in causa religionis quam in articulis 18 Julii proposita essent in mandatis non habere, ita quod etiam ex sola hac religionis difficultate partibus omnimo in extremis consistentibus pacem conciliare fuerit quasi impossibile; hoe loco autem consultius forte sit, causam nullam quam religionis tantum non factae pacis exprimere, sed impedimentum ad omnes causas in genere tam prophanas quam religionis referri.
Secundo; quod nostra opinione sub praetextu securitatis tota regisauthoritas, quam una cum puncto religionis in mandato suo sibi rex omnino reservavit, labefactari videtur. Per hanc enim viam omnia castra, fortalitia, munitionesin manibus et potestate sua Status retinere praesumunt, qua occasione omnem regis authoritatem «ludere et quotidie semper rebelliones novas excitare possent; et sic dominis commissariis gravissimum foret regem Catholicum sua intercessione tali modo circumveniri.
Tertio: quod rex Catholicus plane in ea est sententia, pacem nullam constitui, vel constitutam stabilem esse et conservari posse, quamdiu princeps Auraicus in ditionibus regiis maneat. Cum vero in articulis, propositis principi Anraico, non exigua spes facta sit de privata quadam ipsi non incommoda tractatione, de qua postea ad partem admonitus fuit, eaque in re domini commissarii illi omnem suam operam sint polliciti, nihilominus tarnen animum suum mutare vel aliquas reconciliationis conditiones admittere nondum visus est. Imo eontrarium ipso facto quotidie expertum fuit
Ostendunt postea Statuum in articulis suis propositis magnae enormitates et extremitates, novae interim et durante hoe tractatuconjurationes, conspirat ion es et ligae, quas Trajecti inierunt, oppidi Arnhem ensis, provinciae Phrisiae scripta, quam proclives ad pacem sint.
Caeterae rationes ex recessu petendae erunt.
Arm. Vol. 12, f. 159—160 (gelijkt, afschr.). — Archivalia I, n». 2125.
811. 1679, NOVEMBER 14. — Castagna aan kardinaal Gallio: voldoening over het einde der onderhandelingen, die toch niet geheel vruchteloos zijn geweest.
Dunque hiermattina nella loro congregazione publicorno il fine,
che chiamano recesso A me non è dispiaciuto il fine, non solo per il
1) Er staat: ustare.
2) Er staat: inuchere.



625
naturale desiderio di finire et di levarmi di questo paese, poichè non si spera pace, ma ancora perchè vedendo la principal difficulta esser ridotta circa la religione, et vedendo 1'ostinatione di quelli, in tal punto non mi dilettavano (per dir il vero) le lettere, che venivano dall' imperatore, dicendosi che in ogni modo si facesse la pace et che le parti si accommodassero et ciascuno per sua parte s'accostasse alle volonta dell' altra et ad ogni modo s'accordassero etc. Non ch'io creda, che 1'intentione di S. M. Cesarea fusse mai per prejudicare alia religion d'un pelo, perchè so, che è christianissimo principe et di buonissima institntione circa la fede Cattholica, ma perchè da qnalch' uno si saria potuto interpretare altrimente, cioè che per accostarsi, si passasse un poco piü avanti circa questa materia, la quale suspitione non era mia sola, ma ancor di questi signori commissarii, massime ecclesiastici. Del che piü volte havemo parlato insieme, benchè 1'ultima lettera del re Cattholico assecuró del tutto, come scrissi per le precedenti.
E tutti insieme poi giudicamo, che se ben non s'è potuto ottenere la pace generale, nondimeno questo convento non sara stato se non utile et potra operar frutto, cosi per le cause soprascritte, come perchè questi articoli cominciano ad essere gustati da molte citta, le quali si spera, che si andaranno accostando al signor principe di Parma, come a governatore generale, al quale ö sotto questi articoli, ö sotto quelli, fatti con Artoys, Hennault etc, hafaculta di accettarle, et le ricevera humanissimamente, come ha cominciato, in gratia et reconciliatione del re; come si vede ancora, che li Concilii generali fannó salutari decreti, et non subito se ne vede il frutto, ma con il tempo operano a salute.
Faccia il signor Dio, che cosi sia Di Colonia, li 14 di Novembre 1579.
Germ. Vol. 97, f. 288—288» (oorspr. eigenh. get.) — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 359,
812. 1579, NOVEMBER 20. — Castagna aan kardinaal Gallio: voldoening, dat hij niet langer behoeft te blijven, ofschoon hij nog wacht ter wille van Terranova.
La lettera di V. S. 111»». et Revma. dell' ultimo del passato mi
ha tutto rallegrato, perchè in vero era piü indegna cosa ch'io dovessi restar a negotiar con conseglieri, et mi pareva estenuare tutto quel che pare avanzato circa il preceder li elettori dell' imperio. Ma tutto cessa, poichè sono gia partiti tutti li commissarii, eccetto il conté de Svarzemberg, che aspetta ordine dell' imperadore di quel che debba fare. Io non ho voluto lasciare il signor duca di Terranova per vederlo tanto in preda al dolore per la morte della duchessa sua consorte, che non havrei mai crednto tanto, talmente che si poteva dubitare della persona sua. Et perö ho voluto far 1'officio dell' amico et di christiano. Ma il primo del mese futuro, ö con S. Eccza., ö senza, con 1'ajuto di Dio
penso mettermi in viaggio, con animo di far il Natale almeno in Augusta
Colonia, li 20 Novembre 1579.
Germ. Voi. 97. fol. 290 (oorspr. eigenh. get.) — Deels gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 360.
813. 1579, NOVEMBER 20. — Castagna aan Buoncompagni: over het einde der onderhandelingen.
Al marchese Buoncompagno.
Poichè questo negotio è finito, come V. E. havera inteso, non voglio
40



626
mancare di mandarle una scrittara del fine, che chiamano il recesso di questa 'dieta, nella quale si chiarisce tanto la giustitia et prontezza del re, quanto la contumacia di quei sudditti, o piü tosto di quelli, che miseramente li tiranneggiano. Tl che forsi non servira poco per quelle citta et provincie, cbe potranno accostarsi et intrare in detta pace; et ancora sanara la mente a molti principi, massime Germani, che il re non è quel terribile et vindicativo, che li ribelli lo dipingano; ma aprendosi tanto piü la causa de loro travagli esser la propria rebellione, doveria ciö esser' odioso a tutti, et precipuamente a principi, potendö aspettar' il medesimo ogni giorno dalli loro vpssali. Io sarei partito con qnesti signori elettori et principi dell' imperio, se non fosse, che'1 signor duca di Terranova, havendo havuto nuova della morte della duchessa sua moglie, ha sentito piü di quel che si possa credere estremo dolore. Onde non potendo negotiare in questo ultimo, non ho voluto mancar di darli quella consolatione che ho potuto et saputo, et lo aspettarö ancor sin' al primo giorno del mese seguente, nel qual giorno ö in sua compagnia ö senza, penso inviarmi, con animo di far le feste almeno in Augusta, et venirmene pian piano come comportera la stagione, il paese, 1'eta et et le forze mie Colonia, 20 Novembre 1579.
Germ. Vol. 10, f. 141 (gelijkt afschr.).
814. 1579, NOVEMBER 23. — Castagna aan koning Philips: eindindruk over den uitslag van het Keulsche congres.
Germ. Vol. 10, f. 142—143 (gelijkt, afschr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 361.
815. 1679, NOVEMBER 23. — Castagna aan öranvelle: lofspraak op Terranova en aanduiding, dat de opstand nu krachtig moet worden onderdrukt.
Al cardinale di Granvela.
Poichè non pareva piü honesto di trattener le persone di questi signori elettori et principi dell'imperio, si è procurato, che il fine della giunta almeno sia tale, che chiarisca il mondo della giustitia et buona mente della M. Cattolica, et che scopra la vera causa, per la quale non si è ottenuta quella universale reconciliatione, che si desidera. II che credo sia assai ben'esseguito per 1'atto del recesso et per la scrittura diretta all' imperatore, che è nna declaratoria, et quasi un manifesto forsi piü chiaro et efficace di quello che si potesse Sperare; le quali scritture io non mando, per non metter mano a quel che tocca al signor duca, il quale V. S. 111"1». et Revma. sa per lettere et per scritture, ma io sono testimonio de visu et per tutte le prove, (che) non ha lasciato qualsivoglia humana via et forma, ma ha mosso ogni pietra, et con ogni attioni publiche et secrete, con ogni industria, per tirar a fine questa reconciliatione, tanto universale quanto particolare; et ultimamente, con la nuova della morte della duchessa sua consorte è rimasto tanto sbattuto, che è una compassione.
Questa giunta non sara stata senza frutto per le cause che scrivo a S. M.; et V. S. Illina. da se le comprendera molto meglio. Basta che in ogni modo è molto intorbidata 1'acqua, et bisognara forsi che da hora inanzi questo inganno si conservi non piü con arti et con parole, ma con viva forza, il che verrit



627
alli populi ben presto in fastidio. Tenghinsi pur in officio le teste coronate, et S. M. Cattolica stia sana, et non si raffreddino le diligenze, che si possono far di qua, che non puö esser molto discosta la caduta della tirannia, in che si truoyanno hoggi quelle povere provincie Colonia, 23 Novembre 1579.
Germ. Vol. 10, f. 143—143» (gelijkt, afschr.). Vgl. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 362, noot 2.
816. 1579, NOVEMBER 28. — Castagna aan Parma: aanmaning tot gematigdheid ten opzichte der opstandelingen, als zij zich willen onderwerpen, en aanmoediging in den tegenspoed.
Al principe di Parma.
Havera gia V. E. inteso il fine di questo negotio di qua, nel qual non pare che si siano questi signori potuti pur mai accostar a speranza solo di pace generale. Ma cön tntto ciö si puö credere, che siano per seguire buoni effetti, non tanto per le cose gia mosse, ma anche per quelle che si muoveranno di mano in mano, perochè par impossibile, essende aperte due porte, cioè una con li capitoli, concessi ad Artoys et Hennault etc., et Paltra con questi composti qui, che tutti quelli che potranno, non cerchino di entrarvi et redursi hormai alia salute et quiete. II che riescera tanto piü certo, quanto quelle citta, che .sono venute et verranno alia obedienza, saranno, come so che V. E. havera ordinato, cosi ben trattate et contente, che sia un' invito alle altre et un dar animo alli mezzani di adoporarsi tanto piü efficacemente, quanto vedranuo nascere tranquillita et contentezza a quelle citta et luoghi, che per loro opera si redurranno. Et ho piacere, che sia finito questo convento, acciochè quelli buoni effetti, ehe almeno in luoghi particolari forsi ne son per seguire, passino piü tosto per mano di V. E. (come conviene) che per altri. Nel resto ben cognosco, in quante difficulta ha da restar V. E., senza forze, diró cosi, sue proprie; et non me ne posso rallegrare. Ma solo mi consola, che cessando Ie forze, restara quel divin favore et quella gratia naturale della Illma. et Ecc"1*. casa Farnese di saper captivar gl'animi et farsi voler bene sin' alle pietre. II signor Dio la custodisca et conservi, et le dia modo et gratia di superar
col suo valore ogni difficulta Colonia, 23 Novembre 1579.
Germ. Vol. 10, f. 144 (gelijkt, afschrift). Vgl. Hansen. Nuntiaturberichte II, p. 3C2 noot 1.
817. 1579, NOVEMBER 23. — De nuntins Castagna aan zijn collega Sega te Madrid: over zijn nabijzijnd vertrek uit Keulen, waar van de vredesonderhandelingen nog wel indirect eenig resultaat te verwachten is.
Essendo finito questo convento, non voglio mancar con questa occasione che ho di dame avviso V.S. Rma. per dirle, che tra pochi giorni, piacendo a Dio, m'inriarö alia volta di Roma, caminando passo passo, si come la stagione, la natura della provineia et 1'eta mia hormai comporta, dove mi sara favore haver' occasione di farle servitio; et perö la prego a commandarmi.
Qui non si è fatta la pace generale, come si desiderava, ma si è operato in modo che verisimilmente n'usciranno buonissimi frutti, perchè molte citta et provincie s'andaranno reducendo di mano in mano sotto li articoli et conditioni honestissime, et piene di clemenza, che qui si sono composte et offerte.



628
.11 signor duca di Terranova sta aspettando corriero da cotesta Corte; et per esserli venuta nuova della morte della consorte, si truova molto addolorato, et perö non mi è parso di doverlo lassar in tale afflittione. Ma spero bene di rimettermi in viaggio al primo dell' altro mese in compagnia di Sua Eccellenza ..... Di Colonia, li 23 di Novembre 1579.'
Ottob. lat. 3207, Pars I, f. 138 (oorspr, eigenh. get.). — Zie Archivalia II, n°. 250.
818. 1579, NOVEMBER 26. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de onmogelijkheid om de onderhandelingen nog te rekken en over de twee abten-gedeputeerden, die een zeer bevredigende verklaring aflegden.
A quel cb'io scrissi alli 20 del presente, noq ho che aggiungere, se non che havendo gia scritto 1'imperatore ad instanza dell' ambasciatore Catholico a questi signori elettori et principi, che erano qui, cbe almeno dovessero aspettare sin' alli 12 di questo mese, è poi capitato un altro corriero con lettere alli medesimi, che in nessun modo si partino, finchè non è fatta. in qualche modo la pace. Ma 1'un et 1'altra è stata tarda, perchè alia prima, senza esser letta, gia fu corrisposto, havendo dato il fine alli 13 et partitisi alcuni giorni dopoi, et la seconda ha trovato partito ogn'huomo, et quando ben fossero stati presenti, non so, se havesse fatto effetto, per molte ragioni, che è meglio dir a bocca che in scritti,. Et in somma, non sono remasto qui altro che il conté di Svarzemberg et il signor duca et io, tanto che potemo quasi dire di correr'il campo. Et ben si potera aspettare alli 12 et alli 15, perchè semo al fine di tutto il mese, et d'Anverso non è mai capitata risposta alcuna, nè ben, nè male. Et si crede, che ö tra di loro sia discordia, ö che si formi qualche libello famoso, com' è loro solito.
In questo mezzo son venuti da me li due abbati1) et dui altri delli deputati delli Stati, et seusatisi di non me haver visitato prima, per non dar suspetto agl' altri suoi colleghi, mi hanno significato, che essendo hora liberi et non piü rappresentando persone publiche, hanno avanti il duca di Terranova professato di voler' esser' obedienti al re et accettar li articoli qui composti; et che il simile facevano con me, cioè che essendo stati sempre Catholici, (di) voler esser similmente sotto 1'obedienza di Nostro Signore et della S. Chiesa Romana Colonia, 26 Novembre 1579.
Germ. Vol. 97, f. 291 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 10, f. 144*—145 (gelijkt, afschr.). — Deels gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 363.
819. 1579, NOVEMBER 28. — Kardinaal Gallio aan Castagna: slotverzuchting over het mislukte congres.
Colonia Vol. 1», f. 133 (oorspr. eigenh. gel.). — Germ. Vol. 97, f. 96 (minuut). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 364.
820. 1679, DECEMBER 3. — Castagna aan kardinaal Gallio: over de onuitvoerbaarheid van 's keizers nagekomen lastgeving om de onderhandelingen nog voort te zetten.
Germ. Vol. 97, f. 292»—293 (oorspr. eigenh. get.). — Germ. Vol. 10, f. 145»—146 (gelijkt, afschr.), — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 365.
1) Frederik, abt van Maroilles en Johannes, abt van S. Gertrui.



629
821. 1580, januari 4. — Castagna aan kardinaal Gallio: over zijn terugreis tot Augsburg en het onherroepelijk einde der onderhandelingen.
Germ. Vol. 97, f. 296—296 (oorspr. eigenh. get.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 368.
822. 1580, januari 20. — Gebhard Truchsess von Waldbnrg, elect van Keulen, schrijft aan pans Gregorius XIII over zijn volhardend pogen tot bevordering der pacificatie In de Nederlanden en van den Katholieken godsdienst.
Beatissime pater.
Post devota pedum oscnla beatorum Sanctitati Vestrae me meamque dioecesim debita cum obedientia subjicio.
Cam superiori aestate Sanctitatis Vestrae nuncius, Rmus. archiepiscopus Rossanensis, Goloniam Agrippinam ad publicum pacificationis Belgicae negotium venisset et S. V. paternam erga universam Ecclesiam Dei, erga pacem et tranquillitatem sacri Bomani imperii, imprimis vero Germaniae Inferioris; affectum singularemque erga me et ecclesiam meam voluntatem pluribus edisseruisset, maxima profecto me id volnptate affecit. Etsi vero non abs re variis gravissimis de causis perquam difficile apparebat, quando in meo archiepiscopatu tot difficultatibus involvebar, huic externo Belgico negotio me immiscere, unde maxima odia et summam invidiam multorum immensosque sumptus necessario me suscepturum providebam, tarnen, quia hoe non solum sacrae Caesareae Majestati et Serenissimo regi Catholico, verum etiam Sanctitati Vestrae gratum fore intelligebam, sine mora omnes meas vires omnesque cogitationes huc potissimum conferendas esse judicavi, nullisque sumptibus, nullis laboribus, nullis euris et molestiis cum reliquis meis collegis peperci, ut inter regem Catholicum et provincias Bèlgicas sólida diuturnaque pax constitueretur. Quid autem apud illos homines omnibus nostris curis, laboribus, molestiis et sumptibus in re tam sancta tamque difficili et necessaria adhuc prpfecerimus, S. V. proeul dubio ex ipso nuntio, viro sane qui et vitae sanctimonia morumque decore, fide, prudentia et integritate hic omnibus bonis lumen se exhibuit, exemplo fuit et cumulate satisfecit, jamdudum percepit, et ipsemet praesens fusius enarraturus est. Sanctitatemque Vestram sibi persuasum habere velit rogo, me nullo unquam tempore nee loco quicquam praetermissurum, quod Sanctitati Vestrae gratum, Deo et charissimae ejus sponsae Ecclesiae utile et fructuosum, quodque ad conservationem sacratissimae religionis Catholicae, ecclesiasticae libertatis et auctoritatis sanctae Sedis apostolicae, pacis ac tranquillitatis publicae pertinere scivero. Equidem promptissimam meam voluntatem, labores, curas et studia, reipsa potius quam multis verbis, S. V. eomprobata faciam. Cui plus satis pro dolor afflictam ecclesiam meam humillime commendo et submitto. Datae Brulae, 20. Januarii anno 1580. - Sanctitatis Vestrae
devotissimus filius
Gebhardus, electus archiepiscopus Coloniensis, princeps elector.
Gebardüs, manu. pr., Eigenh.
Archivalia I, n°. 2185.



630
823. 1580, FEBRUARI 11. — Margaretha van Parma aan paus Gregorius XIII: bericht, dat zij binnenkort als landvoogdes naar de Nederlanden zal vertrekken.
Beatissimo padre.
Ancor cbe io habbia dato conto alia Santita Vostra, come la Maesta del re mio signore mi ha comandato mene passi al governo di Fiandra, et che per obedirla ho accettato tal carico, benchè sia pieno di tutte le difficulta, mi a parso non di meno far anco sapere a Vostra Santita haver deliberato mettermi in camino, a Dio parendo, la prima settimana de Quaresima. Et bene havrei voluto poter prima venire a baciare li santissimi piedi della Santita Vostra, si come è mio debito, et ricever da lei presentialmente la sua santa beneditione, imperö non mi sendo concesso, mando hora Mutio di Avauzati, mio secretario, a far questo devuto et di me desiderato offitio, et ad intendere da Vostra Beatitudine, se alcuna cosa mi vora comandare per suo servitio et di quella santa Sede, di che la supplico humilmente, et a mandarmi con lui la sua santissima beneditione, con la quale m'incaminerö confidata nella bonta divina, che mi ajutera in causa tanto giusta et sua. Et rimettcndomi a quel di piü che a Vostra Santita dira in mio nome il sudetto secretario, non mi stenderö piü, oltre salvo baciare humilissimamente li santissimi piedi di Vostra Santita et pregarli da Dio benedetto ogni maggiore felicita et contento. Dal Aquila, alli 11 di Febraro 1580.
Di Vostra Beatitudine . humilissima serva et figliuola Margabita d'Aüstbia.
Archivalia I, n°. 2274.
824. 1580, FEBRUARI 11. — Margaretha van Parma aan Giovanno Boncompagni: aanbieding harer diensten, bij gelegenheid van haar a.s. vertrek naar de Nederlanden.
Intendera V. S. Ulma. da Mutio Davenzati, mio secretario, come per ubbedire alia Maesta del re mio signore ho deliberato incaminarmi per la volta di Fiandra la prima settimana di Quaresima. Onde Ia prego di farmi sapere, se alcuna cosa li occorre, perchè in ogni luogo, dove sono, desidero fargli conoscere con li effetti 1'affettione et buona voluta mia verso dilei, che la trovera sempre prohtissima in tutte le sue occorrentie, come piü appieno li referira esso mio, secretario, al quale ho commesso che in mio nome visiti V. S. Illma. Dall' Aquila, alli 11 di Febbraro 1580.
Margarita.
Buoncompagni-Ludovisi D 36 (oorspr. geheel eigenh.). Zie Archivalia III, n*. 253, A.
826. 1580, FEBRUARI 13. — Gregorius XIII moedigt Margaretha van Parma aan bij de aanvaarding harer nieuwe taak in de Nederlanden.
Dilectae in Christo filiae, nobili mulieri, Margaritbae Austriae.
Dilecta in Christo filia, nobilis muiier, salutem et apostolicam benedictionem.
Ex quo tempore cognovimus, charissimum filium nostrum Philippum, regem Catholicum, praefecisse gubernationi Flandriae Nobilitatem Tuam, vehementer probavimus illius consilium, nee quidquam melius fieri posse judicavimus. Debet autem Nobilitas Tua in provineia tam difficili optima spe



631
esse eertumque habere, causae ipsius aequitati et magnitudini (ut enim sapienter scribis, Dei ipsius causa est) tuaeque optimae voluntati affuturum Deum sua ope. Benedictionem, quam postulas, impertimus tanta cum charitate, quantam debemus et dignitati ac virtuti tuae et causae ipsius amplitudini. Mutium, quem ad nos cum literis misisti, et vidimus et audivimus libentissime. Ex eo etiam coetera cognoscet Nobilitas Tua. Datum Eomae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 13 Februarii, 1580, pontificatus nostri anno octavo. Archivalia I, n". 679.
826. 1580, MAART 19. — Gregorius XIII bekrachtigt de keuze van aartsbisschop Gebhard van Keulen, prijst hem wegens zijn betoonden ijver tot pacificatie der Nederlanden en tot bestrijding der ketterij, hem aansporend om op denzelfden weg voort te gaan.
Venerabili fratri, Gebardo archiepiscopo Coloniensi, sacri Romani imperii principi electori, Gregorius papa XIII.
Venerabilis frater salutem et apostolicam benedictionem. Coufirmavimus electionem tuam, ut postulabas, idque libentissime fecimus, quia certum habemus fraternitatem tuam isto in gradu amplissimo omnem curam, studium, auctoritatem publice privatimque collaturam ad Dei gloriam, ad animarum salutem, ad Catholicae fidei 'sinceritatem tuendam, iis in locis, in quibus depravata est, restituendam. Cujus quidem voluntatis magnum argumentum dedisti in rebus Belgicis. Sic enim accepimus, te omni cura et studio de pacificatione nixum fuisse semperque rigilasse, ne quid Catholica religio detrimenti acciperet (neque enim potuisset aliter pax consistere); providisse etiam de gymnasiis, haeretica peste correptis, e tua civitate amovendis, de senatoribus Catholicis eligendis, iisque jurejurando proprio et certo atque ab haereticorum calumniis libero obligandis, de haereticorum conventibus prohibendis, de libris summa cura et diligentia cudendis atque edendis, omnibus denique remediis adversus haereticorum insidias atque impetus adhibendis. Haec enim omnia narravit venerabilis frater, archiepiscopus Rossanensis, tanto nostro cum gaudio, quantum non facile est commemorare. Perge igitur, ut coepisti, quaeque tanta cum pietate et laude aggressus es, perfice ac tuere; eertumque habe semper Deum tuae pietati causaeque suae affuturum, quaeque possunt videri humanae sapientiae difficilia et summa cnm facilitate explicaturum. Si quae autem in re opus esse intelliges nostra auctoritate atque opera, fac nos certiores; habebis parantissimos. Datum Romae, apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die 19 Martis 1580, pontificatus nostri anno octavo. Archivalia ï, n°. 680—683.
827. (1580, JULI). — Bucho Aytta van Zuichem, proost van Sint Bavo te Gent, vraagt tegelijk met Johannes van der Linden, abt van Sint Geertrui te Leuven, en Fredericus d'Yve, abt van Maroilles, aan den pans, dat zij de wellicht op onwettige wijze genoten inkomsten hunner benificie's mogen behouden. Bucho Aytta beroept zich op zgn aandeel bij de bewerking van Rennenberg's verraad en den overgang van Groningen.
Beatissime pater.
Quemadomodum per praesentem supplicationem trium nostrorum nomine



632
Vestrae Sanctitati ab Illm0. et Revmo. domino archiepiscopo Rossanensi *) exhibitam
Qua quidem re perfecta, mense Octobri anni 1578, me quamprimum ab Ordinibus Belgii subduxi et Goloniam recepi, ibique quieti ac religioni Catholicae inservivi, donec tandem regiae Majestati placuit sub mensem Maii anni 1579 indicere conventum Coloniae, quando Catholici, qui adhuc apud Ordines erant, spe boni successus ineundae pacis, memores mei erga religionem Catholicam et rempublicam officii et voluntatis, impense me rogarunt suis scriptis, ut ex ipsorum parte huic tractatui Coloniensi etiam interesse vellem. Quod quidem munus ipso rogante Illm0. duce de Terranova lubentius suscepi, cui pro meo in religionem Catholicam et erga regiam Majestatem studio omnia ea subministravi, quae et religionem Catholicam et regiae Majestatis negocium promovere possent; quique dux mea procuratione et sollicitatione tantum perfecit, nt magnum fundamentum restaurandae religionis Catholicae et authoritatis regiae Majestatis jecerit in hisce Provinciis Inferiorihus, videlicet pertractione gubernatoris Frisiae in partes et obedientiam regiae Majestatis una cum civitate, Metropoli Frisiae, nempe Groeningha *). Ubi dictus gubernator, primum trucidatis aliquot haereticis, coeteris in carcerem. conjectis, et exstirpata omni prorsus haeresi restitutaque religione Catholica suo pristino vigori, ita strenue sese Catholicum et regi addictum cum omnibus civibus profitetur, ut nunc in quintnm mensem arctissimam obsidionem sustineat, et in singulos dies subsidium ab Illm0. principe Parmense expectat, quo .reliquas provincias recuperet et religionem Catholicam ac anthoritatem Regiae Majestatis per eas reducat *). Ac quoniam haeretici jamdudum satis coguoverunt mea opera et procuratione unicum praecipuumque ipsorum propugnaculum, nempe Groeningham, ipsis esse ereptum, non solum bona mea ecclesiastica et patrimonialia confiscarunt et distraxerunt, sed etiam fratres, sorores aliosque propinquos et consanguineos meos, facultatibus sublatis, tandem sedibus quoque religionis Catholicae, meique causa, expulerunt ac proscripserunt; qui omnes in hoe exilio humeris meis incumbunt. Quocirca cum ego, ut supra narrat um est, ex fructibus magnae praepositurae amplius receperim quam justus titulus meae praepositurae, quam per Sedem apostolicam et regiam Majestatem eram consequutus, mihi tribueret idque omne ad vitae necessitates, sumptus conservationis munimentorum ac ornamentorum ecclesiae et exulum Catholicorum alimoniam converterim, et item magnam partem privati aeris et patrimonii in promovenda expeditione et subsidio Groeniugensibus expenderim, supplex rogo Vestram Sanctitatem
Vgl. Archivalia I n°. 869. Op het oorspr. stuk z. d. is onderaan eigenh. aangeteekend: Smus. o. N. fuit contentus. Pt. Cardinalis Comensis 4).
1) Johannes Baptista Castagna, aartsbisschop van Rossano, nuntius van den paus bij de vredesonderhandelingen te Keulen.
2) Het verraad van Rennenberg had plaats 2 Maart 1580.
3) Rennenberg stierf te Groningen Juli 1581; vgl. Blok Geschiedenis II, p. 184, en Trosée, Het Verraad van Rennenberg.
. 4) Ptolomeo Gallio, Staatssecretaris van Gregorius XIII, gewoonlijk de kardinaal van Como geheeten.



633
828. 1580, JULI 28. — De gewezen nuntius Castagna aan den Weener nuntius Malaspina: uiteenzetting der redenen, waarom de Keulsche vredesonderhandelingen zijn mislukt.
La lettera di V. S. Rma. de li 5 del presente me fu resa hieri in questa terra di Oapranica, dove io son venuto per fuggir il caldo di Roma, eontrario ad alcune mie indispositioni. Et perchè Ella mi commanda, che io le scriva tutto quello che mi pare appartenente al negotio, che è passato in Colonia circa la pacificatione, che si procurava, et riconciliatione de li Stati di Fiandra con Ia Maesta Catholica lor signore, et quel di piü che le potesse dar luce ne la dieta imperiale, che si prepara in Norimberga, non ho voluto mancar difarlo, per servirla, benchè poco possa uscir da me, che non sia facile a V. S. Rma. d'intenderlo costa et comprenderlo di mano in mano col suo prudente giudicio,
In detta trattatione tre cose principali pretendeva il rë difficili d'accommodarsi; et vi si aggiungeva la quarta, che non haveva tanta difficulta. La prima, che era che la religion Catholica romana restasse illesa; le seconda, che il dominio regio restasse in piedi; la terza, che si assentasse il principe d'Orange da tutti quei Stati; la quarta, cbe per una certa satisfattione del re il Serenissimo arciduca Matthias si partisse da quelli Stati.
Circa la prima, che è quella che importera piü al negotio di V. S. Revma. ne la futura dieta, si era arrivato a termine, che per la moltitudine de gli heritici, che hora vi sono, era forza comportare, quasi chiudendo gli occhi, che si fermassero ne le loro terre et godessero li lor beni, sin chè si trovasse partito a lo stato loro da li Stati Generali, che si sariano congregati dopo detta riconciliatione, quando si fusse potuto et quando li ministri regii li havessero congregati. Ma si fece punta in quel che dimandavano di piü, cioè liberta di religione o di conscienza, come dicono, o al fine che si coneedesse a detti heretici luoghi et chiese da potervi predicare et far essercitii publici de le lor sette; et qui si fecero forti, volendo dar ad intendere, che questo punto solo sturbava la pace, ma erano mere fallacie, come diró da basso. Questo medisimo si puö credere cbe al fine siano per dimander hora, cominciando perö et facendo ogni sforzo, che s'introduca in quelle parti detta liberta sotto pretesto de la pace di Germania, cioè che ciascuno viva in pace et in liberta di religione, et de la propria conscienza. A questo V. S. R"1*. havera piü defensioni. Prima che gli elettori ecclesiastici, se non mutano proposito, (il che non credo) non vi condescenderanno. Secondo che li elettori secolari professano la setta Lutherana et la confessione Augustana, et sono inimicissimi del Calvinisme, il qnale regna in Fiandra, et se nouvisi provede, piglia tanto campo, che assorbira la Lutherana prima, et poi tutte 1'altre sette. Terzo che se vogliono osservare la pace di Germania, conviene servarla in tutto, et specialmente in un capitolo di essa, che contiene: che ciascun principe possa commandar ne lo Stato suo a li sudditi, che quelli che non sono de la sua religione (cosi chiamano ogni setta), se n'escano fra sei settimane. Et non si deve denegare al re Catholico quel che si concede ad ogni minimo barone di Germania. Et questo capitolo è bene di ricordar spesso, perchè fa molto al proposito, et è approvato da tutti quelli principi. Quarto, che è un' inganno manifesto et voluntario, che possa esser via di pace il tener divisione, diversita et sette contrarie ne la religione, massime in questi paesi,



634
dove sono conditioin de luoghi et humori de gli hnomini molto diversi da quelli di Germania; onde quanto a li detti paesi, confacendosi piü con li costumi, consuetudini et leggerezza Francese, che con la constanza de Germani, conviene piü tosto contemplare 1'essempio de la confusione di Francia, che una certa che par quiete (la quale non puö durare) d'Alemagua. II quinto è che non solo non vi potria consentir N°. S™., ma ne anco credo che 1'accettasse mai la Maesta del re, sapendosi quanto Sua Maesta sia ferma ne la religion Catholica, et essendo tale concessione drittamente contra il suo primo punto et capo de la conservatione de la religione, et poi ancora per conseguenza contra il secondo, che è del suo dominio; li quali dui punti io per me tengo tanto uniti insieme, che non credo si possa sostener uno senza 1'altro. Et quel che è capo et fondamento del tutto, credo che la Maesta dell' imperatore, come tanto christiano et Catholico, non vorra esser mezo o ministro di dar tal ferita a la vera et Catholica religione. Altre risposte etdifese occorreranno a Y. S. Rma., come si suoi dire, in arena, che hora non mi sovvengono.
Circa il secondo capo, cioè il dominio, oltra quel ch'io ho detto, il re gli concedeva tanto, che poco piü gli restava, che il nome di re; tuttavia non si sono contentati, come ella havera veduta ne capitoli, ch'io le mandai stampati, et in tutto il libro del processo, parimente stampato in Colonia, che va attorno, et conviene che V. S. Rma. lo legga.
Circa il terzo, son tutte burle, che si dovesse credere che il principe d'Orange dopo tante fatiche et arti, impadronito di quei cuori, munite tante terre de suoi soldati, cresciuto tanto per tutto il numero de Calvinisti suoi seguaci, commandando a citta et provincie tanto principali, et cavandone si gran construtto, et non havendo dove stare, ne (si puö dire) dove declinare il capo, et con tanti altri suoi interessi et disegni, voglia lasciar quella tirannide, che cosi felicemente sin'hora gli'è succeduta; et questo credo fu il principal capo, che habbi impedito la riconciliatione trattata in Colonia, benchè sotto maschera di religione o d'altro.
Circa il quarto del Serenissimo arciduca non credo che haverebbe dato, o sia per dar impedimento, perchè questi principi cosi stretti di sangue, et tanto amorevoli tra di loro, sariano restati et resteranno ancora d'accordo insieme.
Non mancarono ancora difficulta da parte de popoli et citta; imperocchè a quelli che si reggono, come a republica, havendo gustata la liberta, piace tale stato; et quelli che reggono, si compiacciono di dominare. Quelle che vorriano la pace, ö hanno presidio del principe d'Orange, ö tanto numero de Calvinisti, che molte di loro nel consiglio et deliberationi, et tutte ne la forza, sono inferiori a detti Calvinisti, li quali non vogliono principe nè capo di fede et intentione contraria a loro. Et queste sono si oppresse, che non possono quelli buoni cittadini, che vi sono, disponere di se stessi, nè aprir pur la bocca. Altre per timore et diversi rispetti non si sono risolute al bene; ondedovendo tutte rappresentare un corpo, nè potendosi a ciö unire, nè convenire insieme, ne è seguita la esclusione di ogni speranza di pace universale, et perö si cercö la riconciliatione di quelle particolari, che si sono riunite a la fede et a 1'obedienza di Sua Maesta. Questo in sostauza è quanto è passato in Colonia.
Hora ne la futura dieta si puö sperare, che la Maesta Cesarea et li principi di Germania, vedendo il danno che ne nasce, piglieranno una volta



635
risolutione. conforme a la loro grandezza. Ma se nou levano di la il fondamento, cioè il principe d'Orange, credo che ogni conato sara vano. Et questo non credo che sia per riuscirli senza la forza, unendosi col re, et che come imperatore et principi dell'imperio non habbino altro fine o disegno che di pigliar questa generosa impresa di scacciar li tiranni et restituir nel giusto dominio il vero et legitimo principe Di Capranica, li 28 di Luglio 1580.
Archivalia II, n°. 308. — Arm. 64, Vol. 12, f. 63—68 (minuut).
829. 1580, JULI 30. — Gregorius XHI zendt aan keizer Rudolf zijn nuntins Johannes (Delfini), bisschop van Brescia, om op de bijeenkomst te Neurenberg mee te werken tot de pacificatie der Nederlanden.
Charissimo in Christo filio nostro Rndolpho, Hnngariae et Bohemiae regi, illustri in Romanorum imporatorum electo, Gregorius papa XIII.
Charissimo in Christo fili noster, salutem et apostolicam benedictionem. Certiores facti sumus decrevisse Majestatem Tuam conventum habere Norimbergae super pacificatione Belgicarum rerum. Noluimus deesse nostro officio et muneri in proprio nuncio hinc mittendo, ut praesto sit tum in hoe negotio, tum si quid aliqd erit, in quo possit nostra atque apostolica auctoritate tuae optimae voluntati inservire ad Dei gloriam, provinciaeque illius tranquillitatem, Catholicae que religionis amplitudinem. Elegimus igitur venerabilem fratrem Joannem, episcopum ecclesiae Brixiensis, quem a Tua Majestate diligi non dubitamus, tum propter ejus virtutes, tum propter singularem fidem atque observantiam, quam in omnibus tuis rebus perspicere potuisti. Gratissimum nobis facies, si omnem ei fidem tribues super iis rebus, quas ei commisimus. Tuam autem pietatem nostrae bonorumque omnium expectationi perpetuo responsuram non dubitamus. Datum Bomae, apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die trigesima Julii 1580, pontificatus nostri anno nono.
Arm. 44, Vol. 29, epist. 29. — Gedr. Theiner, Annales III, p. 210.
830. 1581, JANUARI 3. — Gregorius XILT verleent voor de aanstaande Vasten dispensatie in het onthondingsgebod voor Parma en zijn leger.
Gregorius papa XIII. Ad futüram rei memoriam. Quo securitati conscientiae et corporis in co m modis evitandis eorum, qui in exercitu charissimi in Christo filii nostri Philippi, Hispaniarum regis Catholici, sub dilecto filio, nobili viro, Alexandro Parnesio, Parmae et Placentiae principe, pro expeditione Flandriae militant et militabunt, consulatur, cum a nobis petitur, auctoritatem nostram libenter interponimus. Hinc est quod nos, volentes eumdem Alexandrum principem ac copias, quarum ipse Alexander dux existit, specialibus favoribus et gratiis prosequi, attento quod in locis ac regionibus sterilibns commorantur ac in illis partibus ad victum necessarissariis laboratur et piscinm raritas est, eidem Alexandro principi, ac aliis qui in castris et exercitu praedicto erunt, quod integro tempore proximae Quadragesimae ob defectum piscium, carnibns, ovis, caseo, butyro et aliis lacticiniis vesci, absque aliquo conscientiae scrupulo vel poenarum incursu libere et licite valeant, licentiam et facultatem impartimur. Non obstantibus quibusvis prohibitionibus, necnon apostolicis, ac



636
m provincialibus et synodalibus Oonciliis editis generalibus vel speeialibus constitutionibus et ordinationibus, caeterisque contrariis quibuscumque. Datum Romae, apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 3 Januarii 1581, pontificatus nostri anno nono.
Caesar Glorieriüs. Secretaria dei brevi (Gregorii papae 'XIII Di versorum lib. 6), p. 4.
831. (1581, VÓÓR JULI 10). — De Spaansche nuntius Sega aan kardinaal Granvelle: verweer tegen de beschuldiging !), dat de paus niet al het mogelijke zou gedaan hebben en nog doet om koning Philips te helpen tot onderwerping der Nederlanden.
Hieri V. S. Hl111*, mi parlö Ne puö al mio parere la Maesta Sua
trarre conseguenza alcuna della poca inclinatione, che le tenga S. Sta. per occasione delle cose di Fiandra; perchè dal non havere inviato in poi Sua Beatitudine essercito in quelle parti, che le facolta sue non Phanno permesso, nè lo stato istesso ambiguo delle cose, nè i particolari della religione, non ha lasciato di fare tutti gli ufficii, che a buon pontefice, et particolarmente amorevole della Maesta Sua, convenivano, perchè sentendo 1'affiittione di quei paesi et il danno et dispiacere della Maesta Sua, come conveniva, non ha pretermesso di fare con quei popoli tutti gli uffici, che si ha saputo imaginare. Et io ne sono in parte buon testimonio, poichè per mancamento di persone toccö a me 1'andare in Fiandra per il stabilimento della pace; et posso mostrare con scritture, et particolarmente con la mia instruttione, il dolore, che sentiva Sua Beatitudine di quei travagli, et lo intirao desiderio del buon progresso della pace. Ma che piü? Con le lagrime istesse a viva voce la Stó. Sua me lo moströ alia presenza, quando m'incaricö questo negotio.
E' notorio appresso il contento, che publicamente moströ del primo aviso mio della pace seguita, et insieme posso io mostrare il dispiacere,. ehe senti di vedere, che la pace non poteva havere compito effetto.
Non registrarö qui le cause dell'andata del cardinale Madrucci alia Corte dell' imperatore, di mons. di Nazarette 2) in Francia, di mons. di Bossano *) in Colonia, et del padre Toledo iu Lovagno; perchè mi presuppongo che siano piü che note a V. S. Illma., et lascio a parte le penitenze, le orationi et li Giubilei, inditti et publicati per Sua Santita, esseguiti per la persona sua propria per questo santo fine tanto desiderato, perchè queste sono cose note, che non hanno bisogno di dimostratione. Et dirö di piü di quello, che si puö chiarire della volonta di S. Sta. fra le scritture del commendatore maggiore *)
1) Deze beschuldiging was tegelijk met andere grieven uitgebracht in 's konings brief aan Granvelle, waarvan f. 188—191 v een resumé voorafgaat. Daar luidt zij letterlijk:
„Che nelle cose di Fiandra è totalmente abbandonato, et che in questi affari di Fiandra non si è usato seco quello, che si è fatto con altri. Anzi pare, che si lasci perdere la religione in quei paesi a posta, perchè la Maesta Sua perda essi li Stati, li quali, se fossero d'altri, si tratterebbe il negotio altrimenti*' (f. 189T—190).
Dan volgt terstond het bovenstaande verweer van den nuntius, met het bovenschrift: Apologia, als bijlage van zijn brief naar Home, d.d. 10 Juli 1581.
2) Fabio Mirto Frangipani.
3) Giovanni Battista Castagna.
4) Medina Celi of Requesens.
HafBSB



637
et del signor Don Giovanni, che stanno in cielo, et che ne puö far fede viva il signor duca d'Alva; si tocca con mano il bnon desiderio suo della gratia, che con tanta prontezza fece delli 400 mila scudi sopra il sussidio per questo effetto. La quale, se non si è effettuata, è stato piü per sottigliezza dei ministri di Sua Maesta che per difetto di volonta'in Sua Beatitudine, poichè V. S. Illma. sa, che nella oblatione per la impresa d'Inghilterra, che pure doveva servire al medesimo fine della quiete di Fiandra, la Santita Sua non solo di nuovo l'offerse, ma maggior con quel piü, che consta nella scrittura, che diede alia Maesta Sua nell' Escuriale del mese di Settembre 1579. Et perö non la riferisco qui piü in individuo.
Dirö bene per sigillo della volonta di Sua Beatitudine verso questo re, che mi ricordo di haver detto altre volte alia Maesta Sua in buon proposito a nome di Sua Santita, che il papa desideraria di vedere S. Maesta monarca giustamente di tntto il mondo, per la viva speranza, che potrebbe tenere la Cbiesa di Dio de i buoni progressi della religione Cattolica; argomento chiaro, che per essere li Stati di Fiandra di Sua Maesta, non ci è punto di pensiero, non che desiderio nella Santita Sua, che si perdano; ma anzi un vivo intento, che tornino a quella ubidienza di Dio et del lore re, che tanto anticamente hanno professato. Ma se per li nostri peccati ha permesso Iddio, che in questi paesi sfa" entrato nn demonio nel core di nn Giuda, che tanto puö, sa et fa, che colpa se ne ha da attribnire a Sua Santita, constando chiaro di tutte le sodette sue diligenze?
Spagna Vol. 29 f. 192—205» (gelijkt, afschr.).
832. 1681 (SEPTEMBER?). — Instructie voor den Parijschen nuntius Malaspina, die moet trachten den koning van Frankrijk tot een goede verstandhouding met koning Philips te bewegen.
La Santita di N. S. intendendo da piü bande le male sattisfattioni, che ogni di multiplicano tra Francia et Spagna, et dubitando, che possano un giorno esser causa de romper la pace et quiete publica, ha pensato esser debito dell' officio suo il mandar un personaggio al re Christianissimo
Et per discendere in particolari, V. S. dira, che se ben quando il duca d'Alanzon passö tre anni sono in Fiandra, fu giudicio commune, che se S. M. Christianissima havesse voluto impedir quella gita, 1'havria potuto fare facilmente, nondimeno puote per quella volta accettarsi per buona la scuza di S. M. Chr™*. et credersi, che non ci havesse parte. Ma essendosi poi toccato con mano, che quando il duca è andato ultimamente a soccorer Cambrai *), le genti, che stavano per S. M. a le frontiere, se non 1'accompagnavano in Fiandra, gli fecero perö spalla gagliardamente, et se fosse stato bisogno, gli havrebbono anco dato ajuto, non si puö se non credere, che anco la prime andata di esso duca fosse con participatione di S. M. Cbr™»., et che tanti sudditi del re, che hanno seguito il duca in questa impresa, non si sarebbero arrischiati d'andarvi, se havessero saputo di offendere in modo alcuno la Maesta Sua Chrma.
La trattatione di lega con la regina d'Inghilterra, col re di Navarra et col principe d'Oranges, maneggiata dal duca a danni di Spagna, se ben perse
1) Op 16 Augustus 1581.



638
soia non concluse che si sia negociata col consenso di S. M. Chrma., coUsiderata perö con tutte le circonstanze et in specie con quella ambascieria cosi numerosa et di personaggi si grandi, che nel medesimo tempo S. M. Chrma. mando a la detta regina, da inditio molto gagliardo del' opposito et da gran causa di mala satisfattione al re Cattolico
Di che oltre il conto, che havra a rendere a Dio, s'acquistera non poco biasimo et anco 1'odio universale di tutti i buoni, et massime perchè ogni perturbatione saria tanto piü odiosa et degna di biasmo, quanto che dagli andamenti et maneggi passati si puö facilmente giudicare, che non seguira senza Ja confederatione de la regina d'Inghilterra, del re di Navarra et del principe d'Oranges, i quali essendo ribelli di Dio et de la Chiesa santa, non potriano con la loro compagnia se non denigrare in gran parte il candore de la fama et gloria di Sua Maesta
Con tutte queste ragioni et con altre, che a la prudenza di V. S. soveniranno, dovra procürare, che S. M. Chrma. con levarsi da tutte le prattiche, che danno sospetto di haver inclinatione piü a la guerra che a la pace, cercbi di stabilire 1'amicitia et la confidenza col Cattolico, perchè da questo senza dubio risultera maggior servitio a Dio Nostro Signore, maggior benefitio a tutto '1 Christianesimo, maggior gloria et riputatione al la persona di S. M. et finalmente maggior sicuzerezza et prosperita a tutto il regno suo.
Archivalia I, n°. 873.
833. 1582, JANUARI 20. — Gregorius XIII prijst Parma, wijl deze zijn krijgsgeluk in de Nederlanden toeschrijft aan Gods goedheid, die hem steeds moge bijblnven.
Dilecto filio, nobili viro, Parmae et Placentiae principi, Gregorius papa XIII.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Pie sapienterque facit Nobilitas Tua, cum omnem belli prosperitatem acceptam refert divinae bonitati. Sic enim olim propheta ad Amasiam: „si putas in robore exercitus bella consistere, superari te faciet Deus ab hostibus. Dei quippe est adjuvare et in fugam convertere" l). Et David: „Dextera Domini fecit virtutem, et Deus, qui das vindictas mihi et subdis populos meos sub me" ■). Speramus eandem Dei opem in iis, quae restant, conficiendis tuae virtuti sanctissimisque Catholici regis conatibus affuturam, idque ejus bonitatem assidue oramus, Franciscum Humaram, ubi facultas dabitur, ut postulas, commendatum habebimus. Datum Eomae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die vigesima Januarii, millesimo quingentesimo octuagesimo secundo, pontificatus nostri anno decimo. Archivalia I, n». 685.
834. (1682, FEBRUARI 2). — Instructie, door den Spaanschen nuntius (Sega) achtergelaten voor zijn opvolger (Taberna), over het ontstaan en het verloop van den Nederlandschen opstand, waaruit blijken moet, dat tusschenkomst van den h. Stoel vruchteloos zou zijn.
• ., Potra essere che Vostra Signoria tenga alia giornata
1). II Paralip. XXV, 8.
2) Psalm XVII, 48.



639
oceasione di scrivere o parlare delle cose di Fiandra e per ordine del re a Sua Santita, et contra. Mi è perö parso, che negozio cosi grave, antico et intricato meriti, che io gli faccia nn poco di prevenzione, rappresentandosi, quasi che in nn compendio, 1'origine, il progresso, e lo stato presente di quelle eose, acciö chè con 1'intelligenza di questi termini (se pure in esse si trovaranno nel tempo dell' uffizio) ella possa piü facilmente accertarsi in trattar tutto quello, che giornalmente si potri presentare, o quando per il contrario nello stato, in cui stanno, pigliassero altra piega, arguendo dal passato, V. S. potra meglio impadronirsi del caso o stato, che in quel punto sara presente.
Sapra dunque V. S. che li Stati di Fiandra, per varie occasioni di diversi dominii ndotti in un solo particolarmente nella persona dell' imperatore Carlo V di gloriosa memoria, professavano sempre in tutti li tempi intima ubbidienza e sincero amore alli suoi signori, e specialmente al sudetto imperatore, il quale in buona parte sostenne le guerre de Francesi con le forze dei Fmmmenghi, come egli medesimo appunta al re in alcnni ricordi, che gli diè poco prima della sua morte. Quest' istessi Stati, benchè si son governati con le loro antiche leggi, costumi e liberta, liberi da presidii e governi stranieri, hanno nssuto con l'istesso amore et ubbidienza al re che all' imperatore; ma disgustati alcuni dei piü principali per occasione di ripartimenti dei carichi e per lt trattamenti delli Spagnuoli e per altre cause, ad esempio delle sollevazioni di Francia, in tempo del governo di madama di Parma con lo scudo dell' interesse delle religioni, sollevate segretamente e senza scuoprirsi alcune sette di heretici pensorno di ridurre le cose a poco a poco a necessita di potersi scuopnre sicuramente con una manifesta ribellione. Ma soppressi li primi motivi dalla prudenza di Madama di Parma con 1'ajuto de' buoni, castigando alcuni discoperti sollevatori, restavano estinte le invenzioni e li paesi m pacé, quando con Ie catture, che poco dopoi seguirono nell' arrivo del duca di Alba in quei paesi, nacque tanta alterazione, che temendo alcuni di se stessi e particolarmente il principe di Orange, procurorono non solo le sicurezze propne, ma con nuove sollevazioni interessando il piü che poterono li non interessati, pensarono di publicare delli Stati la causa loro particolare, sebbene non furono parte con tutti li rigori e dimostrazioni del duca di poter divertire 1 universale delli Stati della religione Catholica e della divozione et ubbidienza dr Sua Maesta. Ma suscitata poi dal duca del decimo e centesimo denaro, diede con essa altretanto di spirito al prencipe e seguaci, quanto porse al re della divozione dell' universale e dell' animo dei buoni gia in qualche parte alterati, poichè con h nuovi motivi di guerra, con li progressi et ammutinamenti de' soldati e con 1'arte dei ribelli si concitö 1'odio di quelle nazioni, gia cosi fatalmente . stracche dalli lunghi travagli, che di universal consenso si desiderava 1'espulsione dei soldati stranieri e particolarmente dei Spagnoli. Vero è, che per diversi firn, perchè i buoni la desideravano per la speranza della quiete e molti per il desiderio della liberta del vivere, ma il principe li Oranges e seguaci, che erano fatti la parte "piü potente, per debilitare le forze di Sua Maesta in quelle parti e facilitarsi il rauvivare i loro dissegni, assicurandosi in tanto di buon site, forze e (in)seguito impadronito delle Provincie di Olanda e Zelanda e delli animi di quei popoli. E per suscitare nuove eresie, dichiarandosi capi di esse, mfettó di maniere li paesi, che buonamente si poteva vedere, che (d'una) parte di quelle genti difficilmente poteva fidarsi il Padre, come scopertamente ribelli



640
a Dio et a Sua Maesta, e perchè per conseguenza piü strettaménte collegati seco, a un tempo istesso a se stesso accreSceva et al Padre debilitava le forze, sollecitö in questi anfratti la congregatione delli Stati, alli. quali furono mandate le piü sediziose persone di tutte le provincie, perchè li ambivano, e li buoni si trovavano da scoprirsi in questa novita. E finse egli con essi Stati e col resto della nobitta di tener disparere a fine di stringerli e piü vivamente collegarsi con loro, come fece con la capitolazione della pace, che chiamano di
Gante, stipolata li 8 di Novembre dell'anno a scoperta distruaione di
quei paesi, anzi di quei pochi da bene, che restava delli governi del dqca-di Alva e del commendatore maggiore e dell' autorita, giurisdizidne e forza del re in quelle parti, et (all') accrescimento e stabilimento delli disegni suoi; le quali difficolta in quella parte del successo di Anversa e dell' arrivo del sign. Don Giovanni d'Austria, tenne mano segretamente, che si attendesse al nuovo trattato della pace tra il re e li Stati, proposta in nomedi Sua Maesta da Sua Altezza, e si contenti si concludesse col ristretto dell' uso universale della religione Cattolica edell' ubbidienza a Sua Maesta. II sign. Don Giovanni prometteva alli Stati 1'uscita de Spagnuoli et altri soldati stranieri dalli Paesi Bassi e gl' effetti dell' altre capitolazione, che tendevano al fine di esso prencipe, come si vede dalla capitolazione delli 17 di Febraro, fondata in spogliare di tutte le cose, giurisditione e liberta, Sua Maesta et eseguire esso poi con seguaci quello si fosse tornato bene. E questa intenzione si vede dalla congiura delli 9 di Gennaro e dal vedere che non essendo compreso in detta capitolazione nominatamente la cosa che obligasse disarmare il re e capitolo con strettissimi legami, riservd se stesso seiolto e con 1'armi in mano da ogni canto potentissimo. Et osseryata cautamente al tenor della capitolazione della pace Puscita delli Spagnoli da paesi, conoscendo quanto si poteva promfettere .dalli Stati suoi confederati et armati, e quanto poco doveva temere Sua Altezza, governatore di solo nome, suscitö sotto nome di stato diverse pretensioni di demolizione di fortezze, disunione di badie, dateli in titoli alli vescovi nuovi, espulsori delli Alemam dalle piazze, che tenevano della guardia de' moschettieri di Sua Altezza, di restituzione delli suoi beni del figliuolo e di ütrech et Amsterdam, dando insieme egli scritture espresse in suo nome, nelle quali rinovava le cause, perchè egli non era tenuto alia capitolazione della sudetta pace delli 17 Febraro. E scrivendo lettere, piene d' insidie e di veleno per sollevare quelli che a caso nou fossero stati sicuramente confederati, e con una scrittura, nella quale si persuadeva con autorita di sagra Scrittura, istorie e canoni, che si dovevano in quei paesi tollerare due religioni e liberta di coscienza, finchè si venisse ad altra déterminazione, addormentando li buoni e dandosi arte, trattenne Don Giovanni a Sua Maesta e le pubblicö in un atomö per detrarre al re e suoi ministri et accrescere a se stesso credito in concetto di tutti, artifiziosamente ordinando diversi stratagemi, quando contra la fameglia sua e quando contra la famiglia di Don Giovanni, facéndo susCitare in sprezzo dell' ultima capitolazione della -pace molte esorbitanze popolari e particolarmente in Utrecb, Anversa, Gante, Bruselles e paesi di Frigia, introducendo parimenti in diversi luoghi publicamente 1'essercizio della falsa religione, Senza che di qualsisia di qqeste novita si facesse mai non solo nn minimo sentimento, ma ne anco mostra di sentimenti dalli Stati, obligati quantunque armati; argomento manifeste del 1'intelligenza tra di loro,



641
ehe unitamente causam quaerebant, poichè stando il Sign. Don Giovanni disarmato è solo, non li poteva resistere, et essi sotto questa coperta di pace e deirammissione di Sua Altezza al governo godevano del benefizio del tempo per levare in nn punto, quel che fü il primo intento, collo scudo della falsa religione 1'ubbidienza a Sua Maesta, e godere di una disperata liberta, persuadendo esso principe alli Stati medesimi il pregiudizio, che gl'istava con il re, con la pace stabilita con essi per la lega, conclnsa con la regina d'Inghilterra, per il trattato che avevano passato di sottoporsi al dominio de Francesi, cercando di persuadere loro che non si potevano assicurare del castigo che li soprastava per li sopradetti eccessi, salvo che col persistere stretti e collegati nella congiura sudetta delli 9 di Gennaro, gia approvata e fermata dal Sign. Don Giovanni, prima che entrasse nel governo, essendoche con essa tra 1'altre cose erano tutti universalmente obligati a resistere scopertamente all'entrata de' soldati stranieri da introdursi sotto qualsifosse pretesto in quei paesi, dandosi arte di rappresentare con la sudetta capitolazione della pace, 5 con la congiura al popoio et al tempo istesso alli ministri di Sua Maesta la forza sua e quella delli Stati, per tener quello sollevato e questi oppressi, finchè si presentasse occasione colorita di nuova rottura per scacciare essi ministri affatto e restar egli e suoi seguaci nella sudetta liberta. Di qui è che per quanti travagli abbiano patito li Stati con il re, mai non si sono voltati al papa per servirsene di mezzo come padre commune a conciliarsi con la Maesta Sua, perchè questo non era il fine loro. E' ben vero, che con molt' arte ne anco hanno espressamente escluso di non volerlo fare; anzi hanno tenuto Sua Santita sempre in buona speranza. Ne meno si puö dire, che adoperanno me in cosa alcuna, mentre mi trattenni nunzio di Sua Santita in Fiandra per li sudetti effetti di pacificazione; anzi fuggivano ad un certo modo li capi principali e le genti piü nobili il mio eonrmercio, quantunque 1'universale non facesse con me se non onorati segni di dimostrazione, scnoprendo tuttavia dunque maggiormente, come questa era orditura del prencipe alia ritirata di Sua Allezza in Namur, non procurando li Stati di giustificure la causa loro nè con il re, nè col papa. Anzi subito inviorono ambasciatore al re di Francia et al duca d'Alanzone a dargli conto dell' emergente et implorare aiuto. Scrissero lettere a tutte le comm unita delli Stati in esortazione alia persistenza della congiura e dando parole di finta sodisfattione al Sign. Don Giovanni per gl'indizii, che Haveva dati del trattato, che si conspirava contro la sua persona, causa della sudetta ritirata. Yalendosi tuttavia del benefizio del tempo con molte dimande impertinenti lo allettavano *) a raccogliere le sue forze, a scacciare e rompere li presidii, impadronirsi .e smantellare di propia autorita le fortezze, processare tutti quelli che seguivano la parte del re, levando loro le dignita, li carichi e le facolta per atterrire con si fatto rigore tutti quelli, che avessero potuto aver pensiere di seguire la parte di Sua Maesta. E condotto il prencipe di Oranges trionfante in Anversa o Brusselles, e stabilita per suo mezzo nuova confermazione di lega con la regina d'Inghilterra, e fatta nuova levata di gente Scozzese, Vallona et Alemana, dichiarorono esso prencipe generale di questa nuova subornazione; e subornato 1'arciduca Matthias, anzi avendo di nuovo ricorso al duca di Alanzone, 1'introdussero nelli Stati armato, quantunque vi si
1) Er staat: atlesero.
41



642
trovasse tuttavia col sudetto titolo di governatore 1'arcidnca Matthias. Ma riusci questa entrata un fuoco di paglia, perebè il prencipe de Oranges, pollice di tutte queste machine, cbe non tiene per objetto di dare li Stati a persona alcuna, ma di suscitare, se potesse, travaglii piü importanti al re di nuova rottura con la sua istessa casa, o con Francesi, per poter egli in questo mentre con piü autorita, con piü sicurezza regnare, et osservando di ferire e fuggire, non diede nè tempo, nè opportuna occasione o commodita al duca di Alanzone di assentarsi nei paesi di Fiandra; ma nè anche ruppe le praticbe con Francesi, non estingue la lega con Inghilterra, nè lascia la persona dell' arciduca Matthias, dal che si tiene in speranza il papa di buona religione in quelle provincie, e di quando in quando si compiace di far suscitare nuove trattazioni di pace e di concordia, perchè essendo 1'imperio sno tirannico e per conseguenza diurno, non permette che se gli avventi appresso compagno piü potente e va cercando tutte le occasioni, che è gli possono divertire la forza del re, suo avversario, o conciliare a se etinimicare al detto re gl'animi di quei popoli, tenendogli tuttavia tra loro istessi divisi, ö fargli godere benefizio di tempo per non ridursi in necessita precisa, che gli possa concitare contro gl'animi della plebe, gia stracchi e consumati dal lungo progresso delle guerre, le quali per il lungo tempo che durano, hanno causato, che le genti principali sono di tanto assuefatte et avvezze in esse, che si puö ad un certo modo dire, che ci sono piü pochi, che si ricordino di quei tempi felici della pace; ragione, con la quale al vivo si mostra quanto fondata sia la tirannia del prencipe in quei paesi, il quale col ripartire gli emolumenti e le cariche della guerra tra le persone piü principali de quei Stati, va tanto maggiormente stabilendo con 1'interesse di quei la tirannia propria. Nè si vedra, che in vita di lui per qualsisia trattazione di pace si venga ad alcun stabilimento di vero effetto; ma alcuni saranno incentivi per dar tempo al tempo, come si vede all' occhio dell' ultima trattazione di Colonia, nella quale è notorio, che non è mancato nè dall' imperatore, nè dal re che non sia stabilita, ma dalli soli Stati, perchè il prencipe non se contenté e non la vuole. E sebbene 1'imperatore, il re di Francia e la regina d'Inghilterra non cavano piü che tanto costrutto dalli sudetti travagli di Fiandra, non restano forsi sodisfatti dell'arte del preneipe, e massime 1'imperatore, tutti ad un certo modo tuttavia, timorosi della grandezza e forze di questo re pacifico, si compiaciono, e particolarmente Francia et Inghilterra, che seguitino maggiormente come si puö, se gia non succede secondo che ogni uno di esse desiderava, essendo loro notorio, quanto almeno in qualsiasi modo che durino, tenghino esauste le forza di Sua Maesta, la quale con questa occupazione necessariamente finge 1'altre offese, non potendo per qualsisia ragione per attendere ad altro abbandonare 1'impresa di Fiandra per non si lassar perdere 1'antica eredita paterna, la quale non potendo ricuperare onestamente se non con due condizioni, cioè che in essa si viva di quella religione, che vi si viveva in vita del padre, et adesso si dia ubbidienza, che per eredita se li viene, tratta al mio parere d'impossibile che in vita del sndetto prencipe di Oranges sia per stabilirsela, se non per forza d'armi, nè per benefizio di tempo per quello che potesse nascere di dissentioni tra esso prencipe e quei popoli. Ma egli è cosi artificioso e prevede le cose tanto di lontano, e cosi fisso tiene il pensiero nel regnare, che non si disunira con quei popoli, nè lassara



643
che si possa dire che scopertamente si professi nella religione Cattolica, nè falsa religione; ma conservando in voce di Stati la professione della Cattolica, lassara che Puso sia ad arbitrio delle genti, perchè non sia titolo alia guerra di guerra di religione, nè permettera effettuale stabilimento di pace; ne lassara il prencipe Matthias; nè rompera le sue condizioni con Francesi e con Inglesi; nè si lassara ridurre a campo aperto con qualsisia forza o potente essercito, che gli eommandi, talchè dalla morte di quest' uomo in poi io veggio tanto difficile a questo de 1'impadronirsj di quelli Stati, gl'animi de quali sono tanto alieni da questa ubbidienza allevati, creati et incalliti nella presente liberta di vivere, che ardisco ad un certo modo di dire discorrendo per le sudette ragioni, che tratta del difficile, ancorchè Sua Maesta sia per impadronirsene con la forza.
Di qui rediamo, che da un gran pezzo in què il re con molta prudenza ha piü presto fatta guerra con la divisione e col tempo che con 1'armi e «he, quantunque si spenda molto, non è perö per abbandonarla mai, nè per venire a concerto, se non con le sudette due condizioni, le quali non si accettaranno finchè il prencipe terra autorita sopra li Stati. Da che segue per miaopinione, rimottendomi a piü sano consiglio o giudizio, che sara dentro di questi termini sempre senza frutto ogni sorte di trattazione e particolarmente quei uffuzii, che possono nascere da Sua Santita, la quale non ritrovara la difficolta da parte del re, ma da quella de Stati, governati col conseglio del prencipe e con la sudetta ambiguita di religioni, e per male relazioni, sinistramente impres-
sionati da Sua Santita (f. 678).
Archivalia III, n°. 445.
835. 1582, APRIL 18. — De Spaansche nuntius Taberna, bisschop van LodI, aan kardinaal Gallio: over een te Antwerpen gepleegden moordaanslag op Willem van Oranje en over de vermoedelijke gevolgen van zgn dood voor den Neder]andschen opstand.
Se ben credo che V. S. Illm». sia avisata meglio e piü presto di noi altri delle cose di Fiandra, nondimeno non voglio restar di darli conto, ehe Sabato gionse qua il maestro di casa del cavalier Tassi, agente di S. Mta. nella corte Christianissima, con lettere del signor principe di Parma, nelle quali avvisava, che alli 18 del passato il principe d'Orange e 1'amiraglio d'Agamont, essendo a tavola in Anversa, furono ambidui feriti nella testa d'una archibugiata da un giovane Biscaino di bassa conditione *), per le quali feritè 1'amiraglio morse subito et il principe visse solamente sei hore; se ben hoggi poi per un altro corriero, che porta lettere delli 25 d'Anversa, s'è inteso non esser vero che 1'amiraglio fosse ferito, nè il principe morto, anzi che non era desperato della vita. Doppo questo fatto il popoio d'Anversa corse a casa del duca d'Alanson per amazzarlo, dubitando che fosse segnito ad instanza sua per le dissensioni nate prima tra loro, volendo il duca esser padrone assoluto et essendosi perciö retirato il principe. Nondimeno assai presto si chiarirono, che il duca non ne sapeva niente. La morte del principe si crede communemente che sarebbe di gran' servitio a S. M*4. nella recuperatione delli paesi di Fiandra. Alcuni perö dubitano anco del contrario, tenendosi per certo ch'il principe non volesse per padrone il duca d'Alansone, ma
1) Jean Jaureguy was de kantoorbediende van een Spaanschen bankroetier: Blok II, p. 186.



644
si servisse di lui per suoi dissegni particolari, come fece dell' arciduca Mathias. E perö mentre vive, si puo star sicuro cbe mai Alanson sara padrone, si come mancando e stando la mala volonta di quei popoli verso Sua Maesta, li sara forse piü facile impatronirsene assolutamente. Si spera ch'il principe di Parma con 1'occasione di questa novita, massime morendo Orange, accrescera 1'essercito a tutto suo potere per spaventar gl'inimici et insieme anco procurara di ridurre quei popoli alia solita obedienza con offrirli conditioni piacevoli, et ogni. clemenza Di Madrid, il Venerdi santo del 1582.
Spagna Vol. 28 f. 82—82» (oorspr. eigenh. get.).
836. 1582, juni 80. — Gregorius XIII bepaalt, dat allen, die aan den krijgstocht tegen de Nederlandsche opstandelingen deelnemen, op vijf feestdagen van het jaar een vollen aflaat kunnen verdienen.
Gregorius Papa XIII, ad futuram rei memoriam.
Cum, sicut accepimus, charissimus in Christo filius noster Philippus, Hispaniarum rex Cattholicus, numerosum exercitum ad Inferiores Belgicas ditiones contra ejus rebelles et Catholicae fidei hostes ad presens mittat cupiatque militum animarum ejusdem exercitus saluti per nos provideri, nos cupientes animarum predictarum saluti patente consulere, de Omnipotenti Dei, nostra ac beatorum Petri et Pauli apostolorum eius auctoritate confisi, omnibus et singulis militibus predictis, qui nunc in exercitu ejusdem Philippi regis sunt et bello huiusmodi durante pro tempore erunt, ac etiam sacerdotibus, offitialibus et ministris, exercitum huiusmodi comitantibus, in quinque anni festivitatibus, per venerabilem fratrem archiepiscopum Cameracensem, vel ab eo ad id subdelegatos nominandos, vel eorum singulos, confessis et sanctissimo eucharistiae Sacramento refectis, devote ac pias ad Deum preces effundentibus, plenariam omnium peccatorum suorum indulgentiam et remissionem misericorditer in Domino concedimus, presentibus bello predicto durante duntaxat valituris. Volumus autem, ut presentium transumptis, etiam impressis et manu alicujus notarii subscriptis sigilloque personae, in ecclesiastica dignitate constitutae, munitis, eadem prorsus fides ubique adhibeatur, quae presentibus adhiberetur, si forent exhibitae vel ostensae. Datum Romae apud sanctnm Marcum, die 30 Junii 1582, anno XI.
Archivalia I, n°. 686.
837. 1583, juni 20, stavelot. — De nuntius Germanico Malaspina >) aan den kardinaal-staatssecretaris (Gallio): verslag van zijn onderhoud te Lier met Parma, over den benarden toestand van 's konings zaak en van den katholieken godsdienst in de Nederlanden, en over de gewenschte middelen tot verbetering.
Nunz. di Germania. Vol. 101, f. 92»—98 (oorspr.). — Gedr. Hansen, Nuntiaturberichte II, p. 603.
1) Deze was nuntius te Gras, bij aartshertog Karei van Stiermarken (vgl. Hansen, Nuntiaturberichte, p. 730) en had, zooals even te voren uit dezen brief blijkt, op zijn terugreis van Keulen een onderhoud gezocht met Parma, wat hem in Lier bij Antwerpen te beurt viel.



645
838. 1683, NOVEMBER 17. — Margaretha van Parma aan Giacomo Boncompagni: aandiening van haren secretaris Mntio Davanzati, die nit haren naam bericht zal geven van haren terugkeer nit de Nederlanden.
Per dar conto a Sua Beatitudine del complimento del mio viaggio di ritorno dai Paesi Bassi, et arrivo a salvamento in questi miei stati d'Abruzzo, et a baciarli li santissimi piedi et ricordarmeli devotissima serva, mando hora Mutio Davanzati, mio secretario, al qual ho commesso che in mio nome visiti V. E. et di vista mi riporti particolar' raguaglio di suo huon essere, et salute, che come di persona, che molto amo, pud essere certa ne sentirö consolatione intinita. II detto li referira di mio essere quant'li potrei scriver'io; et in oltre fara certa V. E. che non è persona in questo mondo che mi superi in portarli affettione, et in desiderio d'impiegarmi in qual si voglia cosa di suo comodo et servitio; cosi la prego a darmene occasione, acciö possi mostrargliene con effetto, et di tutto cuore offerendomeli et baciandoli le mani resto pregando Iddio per ogni sua felicita, et contento. Di Ortona a mare, alli 17 di Novembre 1583.
Margabita.
Boncompagni-Ludovisi D. 39 (oorspr. eigenh. get.). — Archivalia III, n°. 255*.
839. 1583, NOVEMBER 18. — Margaretha van Parma bericht aan Gregorius XIII hare terugkomst uit de Nederlanden en zendt haren secretaris Mutio Davanzati, om in haren naam den paus te huldigen.
Beatissimo padre.
Non possendo per molti impedimenti venir di persona, come saria mio desiderio, a queH'humil riverenza che devo, mando Muzio Davanzati, mio secretario, che per mia parte con ogni maggior devotione et humilta si presenti alli suoi santissimi piedi, et doppo haverli fatto sapere il mio ritorno da i Paesi Bassi et arrivo a salvamento in queste parti d'Abruzzo, li rapresenti quanto io li sia devotissima serva et 1'ardente zelo et desiderio mio verso il servitio di quella santa Sede. Supplico la Santita Vostra prestargli fede, et rimandarmi con essó la sua santa beneditione, et insieme certezza ch'io sia conservata nella sua benigna gratia, nella quale humilissimamente mi raccomando. Et con ogni devuta humilta li bacio li santissimi piedi, et li prego da Iddio lnnga et felice vita, con il complimento d'ogni suo santo desiderio. Di Ortona a mare, alli 18 di Novembre 1583.
Di Vostra Beatitudine humilissima serva et figliuola )
Margabita d'Austbia. ) el0enh-
Archivalia I, n°. 2276.
840. 1683, DECEMBER 27. — Nicolaas von Polweiller verzoekt de voorspraak van Gregorius XIII bij koning Philips, opdat hem en zijn krijgsvolk de achterstallige soldij uitbetaald worde.
Sanctitatae Tuae, Beatissime Pater, Domine clementissime, cum debitam, paratissimam reverentiam et obedientiam humilemque beatorum pedum oscula



646
defero, tum eidem certum de me esse velim nihil mihi unquam studio in suscipiendis Ecclesiae causa laboribus constantia in perferendis fuisse antiqius. Testabuntur hoe, sat scio, Reverendissimi atque Illustrissimi antistites et cardinales ' Tridentinus *) et Constantiensis *). Testantur hoe ipsum expeditiones meae sub Carolo V periculossisimae. Testatur laboriosa et molestiis plena recuperatio Constantiensis civitatis, quae quidem, immemor honestatis et salutis propriae, jam tum ab Ecclesia et fide Catholica defecerat. Testatur illud mea ac utriusque filii mei decemtennis in Belgio sub Catholicissimo Hispaniarum rege militia. Testantur denique idipsum cum gravissima Ruremondensis obsidio, Namurcensis conflictus, capta urbs Antverpiae, tum etiam alia quae perpessus sum pericula plurima.
Fore autem sperabam ut post demissionem stipendiorum nostrorum solutionem, adeo sancte non tam ab ipso prorege, principe Parmensi, quam ipsiusmet Hispaniarum regis diplomate nobis pollicitam, acciperemus. Confirmabant conceptam hanc spem magnatum quorumdam summae apud regem authoritatis literae, quibus solutio illa certo certius promittebatur. Videbatur etiam sacrae Caesereae majestatis reliquorumque imperii Statuum intercessio non parvum apud regiam majestatem pondus habitura. Sed nescio quo me fato quave temporis injuria fiat ut ista res praeter omnem expectationem meam diutius differatur. Interim ego caeterique mei capitanei in maximis versamur periculis, dum milites, qui sub signis nostris meruere, armati confluunt et solutionem non solum minis atrocibus verum etiam sclopetis emissis insolenter urgent. Scio equidem regiam majestatem nihil nisi justitiam spirare, maximam constantiae rationem habere, ideoque de solutione minime ambigo. At, quia fortunam mihi transversam incurrere et fructus laborum meorum remorari video, optandum esset ut regiae ipsius majestati quasi igniculi quidam subjicerentur, quibus vehementius ad debita virtutis praemia ex(s)olvenda innammaretur. Quare, etsi fortasse imprudenter facere videar quod pontificem maximum, excubantem semper pro Ecclesiae salute, literis appellem, attamen causae bonitate fretus intermittere neutiquam possum, quin Sanctitati tuae, ceu principi maximo et ad beneficentiam nato, rationes meas commendem. Sanctitatem itaque tuam supplex et observantia, qua possum maxima, rogo obtestorque ut pro ea authoritate, qua apud Hispaniarum regem pollet plurimum, dignetur pro me diligenter ad eundem regem Catthoïicissimum perscribere et causam meam, sane quam justissimam, apud ipsius majestatem, quantum fieri potest, promovere, necnon ea de re ad S. T. legatum, apud sacram regiam majestatem existentem, literas commendatitias dare, quo et ipse hoe negocium meum S. T. jussu apud ipsius majestatem pro viribus sollicitet. Hac ratione futurum confido ut pro regiae ipsius majestatis erga S. T. observantia ego caeterique mei capitanei solutionem stipendiorum nostrorum (quae multo sudore et sanguine nobis constant) citra moram accipiamus sicque in eum, quo spectat animus, portum secundo cursu, S. T. aura prosequente, facile pervehamur. Pro hac autem S. T. liberali in me voluntate licet debitam referre gratiam minime possim; operam tarnen dabo et fortasse efficiam ne sit obscurum hoe S. T. beneficium. Memoria quidem et voluntate, si re ipsa non potero, ingrati animi culpam, quoad vixero,
1) Ludovico Madruzzi.
9) Constantinus Marcus Sittich von Hohenems.



647
evitabo. S. T. ut Deus Optimus Maximus Ecclesiae suae diu sospitem conservet eaque me favore et benevolentia paterne eomplectatur, submisse precor ob testorque. Datae Hagenoae, ipso S. Joannis evangelistae festo, anno 1588.
Beatissimae paternitatis tuae obedientissimns et addictissimus filius Nicolaus baeo a Polvillbb. Nunziatura di Spagna, torn. 24, fol. 269— 270».
841. 1684, JANUARI 16. — Advies over de Nederlandsche troebelen, hnnne zes voornaamste oorzaken en de noodige heilmiddelen, door Minutio Minucci uitgebracht bij koning Philips LX
Parere sopra le cose di Fiandra, presentato al re Catolico in Madrid, 1'anno '84 a 15 di Gennaro *).
Ad alcuni pare gran cosa, che li Fiaminghi, toccati da cosi longhe calamita et accorti a si evidenti segnali dell inganno, con che il prencipe d'Oranges li tiene fuori dell'ubbidienza del suo re naturale et fuori della vera strada della salute, non aprano una volta dopo tant'anni 1'orecchie, gl'occhi et ie braccia per intendere, vedere et ricevere la gratia di cosi benigno prencipe, il quale non vuole la ruina et 1'esterminio loro, ma che si conrertano, vivano et godano i beni della pace. Questa dico pare gran cosa a chi non considera le cause ben a dentro; ma chi le considera, non solo non se ne maraviglia, ma vede facilmente, che cosi conviene che sia, et ch'essi non si riduranno mai di sua volonta all'ubbidienza del re Catholico, se non si levano di mezzo le dette cause, quali sono come fossa profundissima, che impedisce il camino a chi pensa mai di venire a resipisoenza. Et queste tali cause, si come è diversa la qualita delle persone, cosi si diversificano elle ancora, et in mio discorso ne cadeno sei, che sono queste:
1°. Alcuni sono in Fiandra, li quali, conscii a se medesimi d'havere troppo sfacciatamente offesa Ia Mta. del re, non solo nella rebellione, ma in altri fatti et detti impudentissimi et sceleratissimi, diffidano della clemenza di S. M*4. Cat0»., come diffidava Cain et Juda di quella di Dio Omnipotente, Bon potendo persuadersi che la misericordia divina fosse maggiore che 1'iniquita loro; la quale biastema fu di piü grave peccato che non fu 1'ammazzare il fratello o tradire il Salvatore. Capo di questa squadra è Oranges, il quale di longa mano ha seguito questo consiglio di collegare seco col vincolo di pari sceleratezza contro la Mtó. Sua i nobili della Fiandra et la plebe ancora, instillando poi loro a poco a poco nella mente la desperatione di perdono. Et questo è quello che li rende hora ostinatissimi et accres.ce l'offesa contro Sua Mta., mettendo in dubbio la clemenza, tanto hormai nota al mondo.
2°. Altri sono, li quali fanno bene li fatti loro con la guerra, et tirati innanzi da fortuna bassa a qualche migliore stato, temono che la pace li ritorni alle miserie o alle mediocrita di prima. Et di questi tali non solo ce n'è gran numero tra li ribelli, ma piacesse a Dio che non ne fossero anco molti di quelli che militano sotto li stipendii di S. Mta. Catholica, li quali essercitando nier.-
1) Dit eigenh. van Minucci.



648
cantilmente i carichi della guerra, s'aecorgono che la pace chiuderia la bottega delle loro mercantie et del guadaguo.
3e. Altri sono, a' quali parendo che presso a' regii non sieno in istima altri che quelli delle provintie Gallicane, quali poco fa si chiamavano Malcontenti et hora si chiamano Riconciliati, et udendo le parole loro, con le quali si vantano di dover essere moderatori d'ogni cosa, non lo ponno patire per la naturale volonta poco buona che regni tra quelli et li Fiamminghi Teutoni, a' quali niuna cosa potrebbe parere piü dura che'1 vedersi preferire in qualche parte gl'altri delle provincie Gallicane.
4°. Una parte dell' infima plebe, ingannata et fasciuata, tiene per religione il riconciliarsi con S. M44., dalla quale ben sa che venirebbe subito conculcata la pessima setta Galvinistica, della qual cosa non intendo al presente di discorrere, poichè tanto se n'è trattato et in Colonia al tempo della pacificatione et in altri luochi, che appena si potrebbe se non replicare le cose gia essaminate et discusse.
5°. Molte citta, le quali hanno tal' hora pensiero di rimettersi alia gratia di S. M*4., si sgomentano anco di farlo per 1'essempio delle calamita, che patiscono 1'altre gia ridotte o restate in perpetua fede; et questo si stima sopra ogn' altra cosa perniciosa. Gran compassione muove il vedere la citta di Lovanio, che per la fedelta sua et per altri rispetti è benemerita, non solo di questa Corona ma di tutta la republica christiana, la quale patisce da sei anni in qua tante miserie, che ne resta poco meno che desolata, perchè di fuori affligonla i nimici, di dentro i soldati presidiarii, quali doverebbero diffenderla; et pure da questi riceve stratii incomparabilmente maggiori che dalli proprii nimici. Le muraglie della citta non sono abbattute, ma molte case particolari sono ben ruinate per cavarne i legnami et farne fuoco, con tutto che la selva vicina, a chi volesse con poca fatica piü tosto troncare un' arbore che destruere una citta, somministri materia da fuoco abbondantemente. II territorio della medesima citta sta inculto, sendo gia morti per varie vie gl'agricoltori a molte migliaja; et quelli pochi che restano, attentandosi di lavorare i campi vicini alia terra, sono stati piü d'una volta su 1'istesse porte menati prigioni da poco numero d' nemici, vedendo cio i soldati del presidio, nè curandosi di soccorrerli, se ben per aventura potevano farlo. Et quello ch'è peggio, molti, c'hanno voluto pur coltivare quel terreno, sono stati sforzati redimere con danari, non solo da gl' adversarii, ma anco dalli ministri regii, la facolta d'arare et di seminare, dove degni sariano stati per tal' opera di premio o almeno di lode. Et pure fosse bastato questo, che, da poi maturate le biade, il piü delle volte sotto pretesto d'alcuna speditione, sono usciti li soldati et 1'hanno consumate et guastate tutte.
Per questo mancando di dentro tutte le cose necessarie al vivere, et consumando li soldati senza discretione quel poco che vi restava, usando anco di piü termini tali di crudelta et di dishonesta, che mettono paura solo a riferirli, li miseri cittadini se ne sono quasi tutti morti di disagi, di farne et di cordoglio. In questo specchio mirano le altre citta, et veggono all' incontro, che quelli li, quali ostinatissitnamente s'oppongono a' Spagnoli et in fine in fine ö vengono per forza espugnati, ö per ultima necessita s'arrendono, sono con tanta mansuetudine trattati, che appena sentono alcun male della perfidia et della ostinatione. Onde 1'altre citta reggono essere piü utile il pruovare,



649
quando piü non si possa resistere, clemenza tale, che sottomettendosi spontaneamente incorrere nelle calamita de Lovaniensi et d'altri simili.
6». Alle citta et a' popoli d'Hollandia et di Zelandia altra ragione persuade di persistere nella rebellione et con loro utilita grandissima, perchè non accostandosi in quelle parti gl'esserciti, non sentono in casa gl'incommodi della guerra, et di quella de' vicini cavano profitto notabile; occupano tutti li datii et le gabelle, pertinenti alia M*». del re, et di parte di quelle contribuiscono quel poco che loro pare per nodrire altrove il fuoco, il quale, mentre abbruccia i vicini, a loro somministra caldo salutare, perchè in tanto vengono a vendere le merci loro, cioè li casei, buttiri, pesci salsi et servose a prezzo molte maggiore, et soli essercitano le navigationi di Spagna et Settentrione, cavando soli il guadagno, del quale soleva godere gran parte di tutte le provincie della Fiandra. Et questo commodo, non amore che portino ad Oranges, fomenta 1'ostinatiöne di quella avarissima gente.
Hora volendo proporre alcune vie, con le quali si potessero levare di mezzo queste sei cause, le quali impediscono la spontanea riconciliatione di molti, ripiglieröle per ordine in questa maniera:
Quanto alia prima è da credere che, se tanti argomenti et testificationi della clemenza di S. Mtö. Catholica non bastano ad assicurare di perdono nè Oranges nè gl'altri partegiani suoi, non si truoveranno mai ragioni bastanti a tal persuasione; tuttavia continuandosi nelli medesimi atti di misericordia et piëta verso li supplici, si avanzera in ogni modo qualche cosa.
Quanto alia seconda, sara utile di spargere quanto piü certe speranze sia possibile di voler lasciare gPofficii et carichi, in che si truovano di presente, a quelli che ricorreranno in tempo alia gratia di S. M**., et di volerli di piü aggradire secondo che meriteranno da qui innanzi. Ma quello che piü importa e da vedere che quegl'istessi, quali fanno professione di seguire la parte regia. ö non habbino tanta commodita di arricchirsi con la guerra, ö almeno non sieno poi stimati i consigli loro, et non si lascino con tanta autorita, che possano impedire i fondamenti della pace. Per la qual cosa molti sono di parere, che '1 prencipe di Parma debba sciegliere con grand' avertimento tali consiglieri, a' quali torni bene la pace piü che la guerra, et importi il conseguirla non meno che al re medesimo secondo la |loro proportione, et di questi valersi nelle deliberationi, et de gl'altri nelle essecutioni.
Alia terza si potra remediare con 1'usare in ciascuna provineia ministri naturali del medisimo luoco, o de' vicini, per quanto si puö, col pro vedere che le congregationi non si facciano sempre nelle provintie Gallicane, et che si raflrenino le parole et vanti, che danno disgusto o scandolo ad altri, assicurando tutti della conservatione de' loro privilegii, et avertendo il prencipe di Parma, che si vagha de consiglieri di tutte le provintie, per quanto puö, nè mostri di stimare piü quelli che questi, se non secondo i meriti della fede et del valore di ciascuno.
Della quarta ho gia protestato di non voler parlare, poichè di quella materia, concernente la religione, si sono gia fatti assai consigli.
Quanto al quinto ponto, conoscendosi in che si peccato fin' hora, è facil cosa truovare il rimedio, attendendo che'1 commandamento di clemenza sia inteso come si deve, et che piü ne partecipino quelli che meno demeritano, et li piü' ostinati insanguinino tal' hora il terreno, aciö non sia abusata la mansuetudine



650
regia. Per il qual effetto importera molto il riformare la disciplina militare, a fine che quelli soldati, li quali sono impiegati per 1'instauratione della religione Catholica et vera fede di Christo, non sieno veduti vivere peggio che Turchi. Ond' è verisimile, che Dio, il quale è somma bonta, et il Figliolo suo, ch' è somma innocenza et agnello immaculato, si sdegnino di vedere difesa la causa sua per mani bruttate in si nefande sceleraggini, un ritratto delle quali fu dato pochi mesi sono al prencipe di Parma da un santissimo prelato di Fiandra. Et fu meraviglia, come huomo di tanta bonta potesse accomodare 1'intelletto a pensare, la voce a pronuntiare, o la penna a scrivere cose tanto detestande; ma fece egli come buon medico, il quale non si rende schiffo di mescolare anco le immonditie puzzolenti et procurare salute all' imfermo. Et 1'officio di quel santo prelato sara stato senza dubbio giovevole, perchè si sa, ch'il prencipe metteva studio, aciö s'emendassero o si castigassero simili abominationi. Et per questo ancora s'harebbe a provedere, che li soldati presidiarii in tutti li luochi usassero verso li cittadini quella modestia che si puö maggiore, et insieme che non uscisssro a rubbare, come gia s'usa communemente quasi con titolo d'honore, nominandosi con voce Alemanna Freybütters, che vuol direliberi ladroni. Di questi tali ne sono nel campo del re et in quello de nemici; nè quelli, nè questi vengono castigati, perchè, se sono presi, pagato lo stipendio d'un mese, quasi per accordo pattuito, vengono liberati; il quale prezzo non essendo curato, non si cura il pericolo. Et cosi il paese resta tutto mal securo. Onde s'è veduto piü d'una volta essere cacciato qualch'uno da' nemici come sospetto di sincera fede verso '1 suo prencipe o verso Dio, et partendo capitare in mano di questi Freybütters, pure del campo regio, et ivi non solo essere costretto a pagare il riscatto, ma ancore a prometterlo per forza d' tormenti maggiore delle sue facolta. L'oviare a tal disordine, oltre 1'utilita, che porta seco da altre parti, sara di gran danno a' nimici, li quali hanno in diversi presidii molti soldati, i quali, mancando di stipendii, mantengono con simil' arte. Et se questi, capitando in mano de regii, saranno senz'altro impiccati, gli altri lasciaranno il mistieri, et all' hora, se non saranno pagati a' suoi tempi, abbandoueranno poi necessariamente le piazze.
Besta la sesta et ultima causa, concefnente 1'HoTlandie et 1'isole, dalle quali sendo venuto il principio di questo male, et pigliando tuttavia vigore di la come da sua radice, la ragion vuole, che si debba anco cominciare di la la cura. Et perö sopra questo ponto mi fermerö un poco piü che ne gl'altri, con tutto che mi converra anco lasciare addietro molte cose per non passare i termini della brevita.
La natura de gl' Hollandesi è assai tiera, ingorda di sangue, avida di certa liberta, seditiosa, facile alle sollevatione per qnalonque apparenzza d'ingiuria, et sopra tutto amica del guadagno et avarissima; le quali cose sendo considerate da gl'antichi signori di quella provineia, accrebbero con 1'arteficio la commodita della natura per disponere tutti gl'animi alle mercantie et alle arti, per la qual causa furono tirati canali da una citta all' altra, aceommodati li porti, instituiti varii opificii, agevolato il commercio con li vicini et con li stranieri, le quali commodita ingente, naturalemente cupida dell' oro, puotero tanto, che soppressero tutte 1'altre inclinationi naturali. Onde fatti communemente molli, si misero alle mercantie, alle arti, alia pescagione et al pascare gl'armenti, scordandosi tanto d'ogn'altra cosa, ch' è stato osservato innanzi



651
questa guerra non solo non essere costume nel paese di portare le anni per la citta, ma che per ordinario ne' viaggi de parecchie giornate niuno trabeva seco spada o altro sorte d'armi. Ma dopo questa guerra alcuni, che approvavano per meno faticosa la vita militare dell' altre et ne speravano emolumento maggiore, hanno fatto vedere, che la ferita naturale era sopita ma non morta, perchè sono riusciti i piü inhumani et crudeli, non diro soldati, ma cani rabbiosi di tutti gli altri de Paesi Bassi, massime contro li Catholici et ecclesiastici. Pure la parte maggiore, anzi potemo quasi dir tutti, hanno atteso piü volentieri alli indirizzi di mercantie et d'arti.
Questa provineia cava il vivere suo iu buona parte dai lattieinii et dalle pescaggioni, in altra dalle navigationi d'Occidente et di Settentrione, perchè, portando di Spagna molte cose di gran prezzo alle terre Osterlinghe, cavano poi di la il grano et per il pane et per le cervose, delle quali fanno grandissimo guadagno, tante che li cervosari sono delli piü ricchi huomeni del paese. La terra non produce grani, che bastassero per la decima parte dell' anno; onde in difetto di quello, che si porta dalle parti Settentrionali, sogliono tal volta servirsene dalli Stati del duca di Cleves et dalla Brabantia, anco in questi tempi di tanta penuria, concedendo il passo et le tratte li ministri regii per prezzo. Poi chè donque cosi gran moltitudine d'huomeni, di che è piena quella provineia piü che mai sia stata, yive dei lattieinii, delle pescaggioni et della navigatione, è da vedere, come si puö spogliarla ö di tutti ö di parte di questi eommodi. Per li lattieinii et li pesci, in quanto godono di quello che loro nasce in casa, è difficile privarli, se non in caso che si truovasse qualche opportunita d'impedire la pescaggione con 1'armata; il qual rimedio bastarebbe quasi solo a domarli. Ma parlando di quello che mandano fuora, di che si pasce tutta Alemagna, puö ben S. Mta. far loro grandissimo danno, ö arrestando totalmente nel Eeno et nella Mosa tutte, le barche, cariehe di tali merci, ö, se si dubita che questa cosa facesse resentire gli Alemani, li quali in verita patiriano infinitamente, si puö dar ordine di far loro costare il passo cosi caro, che poi non vengano a cavare se non picciolissima o niuna utilita della vendita, perchè niuno comprarebbe cosi in un subito per cento quel che fosse solito di comprare per dieci; oltra che per il piü sogliono havere con mercanti di Colonia, di Francfort et d'altri luochi gl'appalti fatti, li quali non si alterarebbono per il prim' anno. Et se 1'iinperio facesse querele per tali accrescimenti di datii nel Reno o nella Mosa, la risposta è in pronto, poichè sotto nome di licentia si permette il medesimo a' ribelli del re; et qui similmente, pur chè si cavi 1'effetto, si potra inventare un nuovo titolo, che non saria nè gabella nèdatio. Nè a S. Mta. manca 1'opportunita de' luochi per simile effetto, ma saria anco ben a proposito Berca, la quale è terra della chiesa di Colonia su '1 Beno, occupata hora da' partegiani dell' apostata Truehses; la quale se si ricuperasse con gl'ajuti del re Catholico, si potrebbe ritenere accordando cosi co '1 nuovo elettore sin al fine di questa guerra di Fiandra, overo lasciandola all' elettore, fare, ch'egli imponesse nuova gravezza alle dette merci, aciö poi c'havessero passato i confini del re truovassero nuovo cohtrasto. Nè 1'elettore harrebbe alcun rispetto di ciö fare, poichè la ragione è gia stata alterata dal conté di Nuuennar, che occupa la detta terra di Berca; et all' elettore sarebbe cara 1'occasione del servitio di S. M4*. et dell' utile proprio. Difficoltato cosi il transito di Germania, non hanno gl' Hollandesi ove smaltire i buttiri, casei



652
et pesci salsi in altra parte, perchè 1'Inghilterra pesca di vantaggio per sè et abbonda di lattieinii, la Francia n'ha parimenti molto del suo, nè ha bisogno di grande quantita di robba straniera in questo genere; il Settentrione provede gl'altri di pesci et ha poco bisogno di lattieinii.
Quanto ai grani, che sogliono havere gl' Hollandesi da' Stati del duca di Cleves et d'altri paesi di Brabantia, facil cosa è privarli, quando li ministri di S. Mta. habbiano particolar ordine di non concedere il passo, et il duca sia pregato a non lasciarne levare da'suoi Stati. Ma, com'ho mostrato di sopra, picciola parte de grani cavano gl' Hollandesi dalli Stati del duca di Cleves o di Brabantia; la somma è quella, che viene dalle terre Osterlingbe, la quale si puö deviare in piü modi. Et prima è da sapere, che la navigatione di Settentrione non è profittevole a gli Hollandesi ogni volta che non portino la le merci di Spagna: spetiarie, znccari, vini, ogli etc. Perö chi toglie loro quaesta navigatione, leva nel medesimo tempo 1'utile dell' altro, et questo è in podesta del re. Nè manca di- meraviglia, che trafficbino cosi securamente in Ispagna li Hollandesi, in casa de' quali, se capita uno Spagnolo o altro vassallo di S. Mta., è trattato come nimico. Nè pare, che potesse notarsi mancamento di fede, se presa 1'occasione di qualche fresco diletto, che accade ogni giorno, et appostato il tempo che fossero in questi mari molte navi di quelle parti, S. M*3. le facesse arrestare tutte in un ponto et pronuntiasse di voler mettere gl' huomeni al remo, le navi et le merci al fisco, eccettuate quelle di coloro, le cui citta in ispatio di tre mesi. rinontiata la tirannidè d'Oranges, si riducessero all'ubbidienza di S. Mtö La qual cosa causerebbe senza dubbio un meravigliosa mutatione tra gente, a cui niuna cosa è piü cara che il danaro; nel qual modo, se si trattenesse qualche notabile numero di navi, si verrebbe ad interessare quasi tutto'1 paese, chi per ragione di mercantie, chi per parenti o amici, che tenesse in quelle.
Et di ciö che ne potesse seguire, addurö un essempio, il quale dara saggio della natura di quelle genti. Fu preso alcuni anni sono Buchone Ayta, preposito di Gand, sommamente odiato da Oranges per vederlo fedel servitore di S. M**., et condotto in Hollandia, di dove si vedeva che non sarebbe uscito, Dio sa quando, nè per riscatto, nè per altro partito del mondo, se non che un fratello suo, avertito da lui, tenne modo di pigliare certo numero di pescatori di quella terra, ov'egli era tenuto in carcere (quale non mi ricordo bene se fosse Delphi o altra). Et condotti i prigioni in Frisia, minacciö di volerli far subito morire, et che non era per loro altra speranza di scampo, se non la liberatione del preposito, suo fratello. Mandati perciö due di loro a trattare, fu fatto tal rumore da padri, da madri, da mogli, da figlioli et altri parenti delli pescatori, gridando, che 1'odio, portato da Oranges ad una persona sola, haveva ad essere causa di morte a tanti cittadini, che'1 tumulto saria passato a sollevatione universale, se'1 preposito non veniva all'hora posto in liberta. Et qual romore et qual sollevatione si puö pensare che nasceria, quando si trattasse non della vita di dieci o quindici poveri pescatori, ma della vita et delle ricchezze di tanti principali mercanti con 1'interesse congionto quasi di tutto'1 paese?
Ma quando anco, per qual si voglia rispetto, S. Mta. non inclinasse a questo, altri modi ci sono di levare a gli Hollandesi i formenti di Settentrione, perchè tutto '1 negotio consiste iu un anno o due; per tale spatio S. Mta. potrebbe



653
mandare huomeni suoi ad ineaparrare tutti li formenti venali di quel paese, se ben poi non intendesse di levarli tutti, ma di perdere in parte 1'arra! Potrebbesi di piü trattare co '1 re di Dannimarca, che per lo stretto di Sont non lasciasse passare altre navi di formenti, che quelle le quali appartenessero a S. Mta. Catoa, pagaudoli bene questo servitio.
Lo stretto di Sont è un passo nel mare Balthico, tra Elsemborg et Eiseneer, sotto '1 promontorio Cimbrico, hor detto Bol, per dove tutte le navi, che dalle terre Osterlinghe, cominciando da Lubecca et caminando per tutta la costa di Mechelburg. Pomerania, Prussia, Livonia verso Oriente, vogliono venire in Fiandra, in Inghilterra *), in Francia et in queste parti Occidentali, tengono necessanamente di passare et di pagare ben grosso datio, nel quale consiste il nervo dell' entrate di quel re. Et se ne anco questo partito piace, potrebbesi far sottomano pigliare in appalto il detto datio di Sont dal medesimo re, il quale, secondo la natura sua, non ricusera conditione alcuna, che li torni a beneficio.
Evvi finalmente un'altra via, ancora di maggior importanza et di maggior consequenze, la quale harrebbe forse bisogno d'essere rappresentata con piü longo discorso di quello che ci concede hora il tempo et il proposito di brevita.
Le terre Osterlinghe sono insieme, con molt' altre comprese, sotto une confederatione o compagnia, che si chiama Hansiatica, nella quale si contengono quasi tutte le terre, vicine all'Oceano et anco fra terra, cominciando dalla Unsia per la Westpbalia, la parte di Sassonia, posta di la dall'Albi, chealtrimenti si chiama Wandalia, il ducato di Mechelburg, la Pomerania, la Prussia et la Livoma fin al sino Finnico. Questa tal compagnia è antichissima, nè è institnita^ per ragione di guerra, ma di sola mercantia (eccetto perö la difesa commune) sopra quattro fiere, ch'erano una in Nouvogardia, gia levata per la tirannide del gran duca di Moscovia, 1'altra in Berga di Norvegia, che parimenti cessa, la terza in Bruges, hora trasportata in Anversa, la quarta in Londra, la quale hoggidi quasi sola fiorisce.
Di questa lega è stato protettore altre volte il Gran mastro di Prussia sotto ricognitjone perö dell' imperio, dopo la cui apostasia si voltorono immel diatemente all' imperio et alia casa d'Austria. Hora le dette citta tengono con la regina d'Inghilterra una importantissima controversia per l'accrescimento de h datii contra li privilegii loro, et per li monopolii, institniti in Allemao-na delli adventurarn et stapularii (che sono collegii di mercanti Inglesi), di che si sono dolute le citta nella passata dieta d'Augusta. Et se ben dal consiglio universale de' preneipi cavarono quella risolutione, che piü faceva a loro proposito, tuttavia non convenne con quella il decreto Cesareo, et ne fu incolpato qualche ministro di S. M*., che con rettorica reale si lasciasse tirare in altra parte. I commissarii delle citta fecero perciö resentimento molto aspero et dissero assai chiaro, che, se non ritruovavano altro patrocinio nell' Imperio et nella casa d'Austria, harrebbono eercato chi meglio li proteggesse. Et pare che minno d'mvocare ö il re di Svetia, ö quel di Dania, ö quel di Polonia, nel quale mchnano di piü. Li Francesi, che stanno ben attenti a tutte le occasiom, hanno anco uccellato a questa; et Alanzone mando gia qualche
ebracht ^ ^ *" d6Zen vokin Minncci's ei«en ha»d tal van verbeteringen aan-



654
tempo ambasciatori suoi a Lubecca, nella qual citta, come capo di detta compagnia, si teneva ragunanza di tutte 1'altre, et tentö di farsi eleggere per protettore, mostrando cb'egli solo era buono per indurre la regina d'Inghilterra a levare le nuove impositioni, le quali importano a detta compagnia millioni d'oro; il che faceva la propositione de' Francesi plausibile. Ma per altri sospetti non diedero perö le citta orecchie alle loro offerte, se ben ringratiorono Alanzone del buon animo con cortesi parole, mostrando che per all' hora non potevano risolversi in altro. 61'ambasciatori Francesi restorono, per seguire la prattica con altra sorte d'officii, et uno di loro morse poi in quelle parti, 1'altro se ne ritorno in Francia, desperato di poter conseguire 1'intento.
Un tale maneggio dovrebbesi instituire per S. Mu. Et si truoverebbe facil modo di poterlo fare non solo senza pregiuditio, ma con dignita dell' Imperio et utile manifesto dell' imperatore; nè per le citta alcuno potrebbe essere protettore piü a proposito, si per essere signore di molte terre della medesima lega, si anco per la speranza di finire mediante 1'autorita et potenza sua la controversia d'Inghilterra et certa differenza, c'hanno co '1 conté Etzardo Embdense di Frisia oriëntale, et piü per rispetto della Fiandra et del regno di Portogallo, per dove, eccettuata 1'Inghilterra, versa la maggior parte del loro traffico. AH' incontro S. Mta. venirebbe a cavare dalla detta compagnia commodita infinite, et quanto alia ragione sopradetta d'impedire il formento a'suoi nemici, et quanto a molte sorti d'aiuti che potrebbe havere in Fiandra et altrove. Et quello, ch'è molto considerabile, darebbesi alia regina d'Inghilterra ferita mortale, levandole piü della meta delle sue entrate, et forse piü de tre quarti, poichè sin da' tempi d'Henrico IIII, re d'Inghilterra, ne' privilegii, concessi ad essa compagnia Hansiatica, narrasi, per causa di voler gratificare la compagnia, 1'utile ch'ella portava al regno, quale diceva essere la principal parte delle rendite reali; pure all' hora non si pagava se non uno per cento di tutta la mercantia, et hora si paga venti. Et all' hora fiorivano 1'altre tre fiere di Nouvogardia, di Berga et di Bruges, quali hora sono o del tutto estinte o molto mancate; onde tanto piü si frequenta quella di Londra. Nè all' hora abbondava Inghilterra di tante lane quanto a questi tempi, perchè, vedutasi la grandezza del guadagno di quelle, si per questo traffico come per li monopolii, narrati di sopra, quasi tutto '1 terreno, che si soleva arare et seminare, è voltato in pascoli, cavando gl' lnglesi molto piü utile dalle lane et panni, per permutarli anco in grano, portato loro largamente dalli Osterlinghi; la qual cosa fu considerata dal gran cancelliere di quel regno tre anni sono, trattandosi in Consiglio, se la regina doveva apertamente congiongersi con Francesi all' occupatione della Fiandra, ove il cancelliere Ceeilio mostrava, che non metteva conto d'irritare piü la tanto potente monarchia di Spagna, massime in si grande mancamento d'huomeni, come pativa 1'Inghilterra, del qual mancamento adduceva per causa, che sendosi lasciata 1'agricoltura et ridotto quasi tutto '1 paese a pascoli, n'è seguita la dispopulatione, perchè dove gia soleva essere bisogno di cento lavoratori per coltivare alcuni campi, bastano hora di vantaggio quattro pastorelli per governo delle migliaia di pecore. Onde a gl'altri non restando il modo di guadagnarsi il vivere, sono iti mancando; et quelli pochi che rimangono, non indurandosi nelle fatiche dell' agricoltura, meno ponno essere habili all' armi.
Dalle quali cose, essaminate con piü fondamenti di quelli che hora si



655
possano descriver, vedrassi facilmente, che buonissima strada è questa di debilitare quel regno et levare alia regina la commodita di nntrire la guerra in casa d'altri, per faria poi, quando sia tempo, in casa di lei, perchè, deviandosi con 1 autorita di S. M44. quel commercio et levandosi di Germania li monopolii d'essi Inglesi secondo le leggi dell' Imperio, appena sarebbe creduto chi esplicasse il danno, che ne ridonderebbe alia regina et a' particolari del regno. Et ella ben se'1 vede; perciö fu quella senza dubbio, che spinse Alanzone a procurare la sopraintendeza della detta compagnia Hansiatica, et da poi ha usato tanto studio et fatte si grosse spese per impedire la determinatione, presa nella dieta d'Augusta.
Molto piü minuta informatione si potria dare di questo, quando S. M44. dissegnasse d'attendervi. Per la dispositione della quale prattica ottimo instrumento sarebbe il dottor Henrico Sudermanno Coloniense, ben eonosciuto da don Guillielmo di S. Clemente et da altri ministri di S. M44., il quale gia trent' anni è sindico della detta compagnia, et come sincero Catholico sente gran ï pena per dubbio ch'ella, smembrandosi dall' Imperio, non si metta sotto qualche prencipe heretico. Et con lui sarebbe buono Giovanni BarvitioHollando, eonosciuto dal duca di Terranuova, da don Giovanni Borgia, da don Guillielmo di S. Clemente, et stipendiato da Sua M44. per diversi servitii fatti.
Qneste tali cose serviriano tutte per seme di quel frutto, il quale si potesse raccogliere con la ridduttione spontanea d'alcune citta o provincie. Ma perchè non si deve nè si puö fondare le speranze in questi soli mezzi, è necessario pensare anco alia forza, a fine che, mentre s'aprono le finestre al sole, s'accenda anco j^ihoco nella stanza, aciö congionto il calor naturale con 1'artificiale, et ajutatisi 1'uno con 1'altro, producano piü tosto il desiderato effetto.
Per la parte della guerra donque non essendo a proposito d'entrare hora in discorso, di quanto S. M44. possa o voglia fare per via del mare, et se le metta conto, assaltare prima 1'Inghilterra secondo i consigli, dati gia da altri, toccaremo noi quel solo che S. Mt4. puö commodissimamente fare per terra.
Et presnposto prima, che secondo le cose dette innanzi, si metta buon ordine a' consigli, aciö si creda a quelli, che sono disederosi del ben publico et cbe hanno per fine della guerra la pace, et che insieme si proveda, che Sua M44. non sia ingannata nell'uso del danaro, nè li soldati defraudati nelli stipendii, nè licentiosi, come sono stati sin qui, ma che tutte le cose per quanto si puö caminino per via diritta et giusta, giudicano li prattici, che secondo
10 stato presente delle cose et la strachezza, che cominciano sentire i ribelli, et la disconfidanza, che gia tengono con Oranges, et il mancamento, ch'hanno di tutte le cose, ma spetialmente di capi autorevoli, sia non solamente possibile, ma ancora facile a finire quella guerra in poco tempo. Et questi tali stimano, che per detta impresa possino bastare in tutto 45 mila pedoni et 6000cavalli;
11 qual numero, se si fa conto secondo le spese che corrono a S. M44., forse doverebbe gia essere in ordine presso che poco; ma chi conta le teste vedera che sempre ne mancano molti. Questo corpo d'essercito consigliano costoro, che non stia in un luoco solo, nè che tenti una sola cosa per volta, ma che si dietribuisca in tre parti, et che.ciascuna a concorrenza attenda al servitio del suo prencipe, et in occasione di bisogno possano soccorrersi 1'nna 1'altra.
La prima parte vorriano, che si assignasse alle provintie Gallicane, perchè



656
reprimessero 1'impeto de' Francesi, se di nnovo tentassero d'entrare, et tenessero quelli di Cambrai in officio et in timore, attendendo fra tanto alle espugnationi di qualche vicino luoco secondo le occasioni, et havendo la principal cura nel contado di Fiandra, ch' è loro vicino. Et per questo effetto pensano che s'havesse ad attribuire loro quindeci mille fanti et tre mille cavalli.
La seconda parte asseguano alia Brabantia, la quale tiene il mezzo di tutti li Paesi Bassi, et è regione campestre, accommodata alia cavalleria. Di questa pare che sin qui non si abbia havuto tanta cura quanta ricereava il bisogno, perchè, perduta quella, cade Namur, che per sè stesso non è forte, et poi resta chiuso il passo a quelli, che d'Italia, di Borgogna o die Lucemburgo volessero penetrare in Artesia o Hannonia (quali havemo di sopra nominate provincie Gallicane), nè per quanto Francesi tentassero poi in quella parte si potrebbe portar loro soccorso; sicome anco la Frisia et la Gheldria restarebbono quasi separate dall' altre, perchè cosi porta la natura del sito, che la Brabantia congionge insieme et collega tutte 1'altre provintie, o le separa tutte. Et oltre di questo, riformandosi la disciplina militare, come s'è detto di sopra, et mantenendosi la Brabantia sogetta (la quale, eccettuate le citta d'Anversa, di Bruselles et di Malines, s'acquistera con poca fatica) si venirebbe a poter coltivare centinaja di migliaja de campi o jugeri arativi, quali da cinqu'anni in qua vanno inculti. Onde si cavaria tanto grano, che nutrirebbe gran parte del detto essercito. Et perciö pensano che in essa provineia di Brabantia si potriano constituire ^diec'otto mille pedoni et due mille cinquecento cavalli, a'quali si daria anco carico de conquistare quella parte del contado di Fiandra, ch' è volta verso Settentrione et Oriente. Et questi medesimi potriano di piü, secondo le occasione, travagliare 1'Hollandia, la Zelandia, il paesi d'Utrech et quelle parti di Gheldria, che si chiamano Batavia et Velua. Ancora è fresca la memoria, che li soldati del re nel reflusso del mare passarono a piedi di Brabantia nell' isole di Zelandia, eccetto quella di Walcheren, nel qual modo si puö anco entrare in Hollandia presso Gorchem, ove il transito non è piü longo d'un tiro d'archibuso, et di la poi è facile da penetrare in tutte 1'altre parti. Nè è dubbio, che se quelle terre vengono assaltate et cominciano a ripruoavre gl' incommodi della guerra, non tarderanno a trattare di pace et d'accordo, massime che Oranges va ogni di scadendo dalla gratia loro, nè tiene presidii in suo nome se non in quattro o cinque luochi. Et quelli che sono prattici del paese tengono per fermo, cbe domata 1'Hollandia, il resto ö si renderebbe spontaneameute, ö si conquistarebbe con pochissima difficolta.
La terza parte dell'essercito, che sara di 12 mille fanti et mille cinquecento cavalli, pensano che si debba constituire in Frisia presso Groninga, la quale citta è necessario che si guardi con gran gelosia, perchè sendo la Frisia tanto disgionta dall'altre provincie, perduta Groninga, sarebbono, si puö dire, chiusi tutti i passi da penetrarvi. Qual paese è assai palustre; perö non ha bisogno di maggior parte di cavalleria, massime che li nobili di Frisia sono ben a cavello. Et si come sin qui hanno mantenuta con 1'armi loro Pubbidienza di S. Mtó. in parte di quel paese, cosi volentieri et piü ardentemente militaranno ogni volta che veggano piü prossima la speranza di finire la guerra. A questa parte di gente apparteria la cura della Frisia, della Transiselania, della Gheldria, d'Utrech et di quella parte d'Hollandia, che le sta piü vicina.



657
E anco opinione d'alcuni, che ajutando S. WK 1'elettore di Colonia et succedendoli d'havere libero possesso di quella chiesa, si potesse, ö per concerto stabilito innanzi, ó per partito che si trattasse da poi, raccommandare a lui et al duca Ferdinando, suo fratello, la Gheldria et la Frisia, aciö con le genti, che 1'havessero servito nell'inipresa di Colonia, tentasse di ridarre quelli paesi all'ubbidienza di S. M4*.; la qual cosa sarebbe piü facile a lui che ad ogn'altro per 1'opportuUita delli Stati di Colonia et di Lieggi et di quelli del duca di Cleves, da'quali potrebbe cavare qualche ajuto, et massime dal vescovato di Monistero, mentre restasse nella persona di quello, che hora lo tiene, o cadesse in altro affettionato a questa Corona. II che importa molto et se ne deve avere gran cura, perchè è molto opportuno alia Frisia et abbonda di cavalleria, tanto che se venisse in mano di chi fosse nimico di S. M44., potrebbe fare piü danno che hora non si crede, massime se succedesse il disegno al duca Henrico di Sassonia o di Lauemburg, il quale occupa le chiese di Brenia, di Paderborno et d'Osnaburgo in quel vicinato, et tiene di piü la moglie (per quanto si dice et si crede), ne' vive come Catholico. Et commettendosi quella impresa all' elettore di Colonia et al fratello, resterebbe tanto minor ïmpaccio all' essercito regio; et in questa maniera S. M44. venirebbea provedere alh Stati suoi nel modo che facevano gia 1'imperatori di Rouia, ma con securezza molto maggiore, perchè essi transferivano il dominio utile delli luochi di frontiere a chi li difendesse, ritenendo per sè solamente il dominio diretto, come si legge in Salustio che a Massinissa fu data da' Romani la Numidia, tolta a Siface, acciö egli la signoreggiasse et la difendesse, la dove S. M44. Cat» , ritenendo in se '1 dominio entero, non verebbe a concedere ad altri se non il governo et ne caverebbe perö il medesimo fine, che saria della defesa delle frontiere, come scrive Lampridio nella vita d'Alessandro Severo et dichiara megho Giulio Frontini et Aggeno ürbico, i quali dicono che questi paesi, cosi concessi, si chiamavano Arcifinii: „ab arcendis finibus". II medesimo institoto fu anco appresso Germani, li quali chiamavano le terre di frontiere Marchie, et quelli a'quali coramettevano il governo et la difesa loro marchiones, il quale era nome d'officio, non di principato. Per la medesima causa furono anco dalli antichi re di Spagna fondati gl'Ordini de' cavallieri et ripartite lore le terre de frontiere, aciö le difendessero contra Mori; alcuno de' quali modi per aventura non riuscirebbe male in Fiandra, accommodandolo perö secondo che ricerca la diversa qualita de' tempi et de' luochi, et massime con la securezza dello transferire i governi, non il dominio, et eleggendo per ciö huomeni di potenza et d'autorita, li quali veniriano a servire per antemurale alli nimici di fuori et per freno gagliardissimo a quelli, che pensassero di calcitrare di dentro.
Ma tornando al proposito nostro, se S. M44. Catc», si truovasse bene di fare 1'essercito anco piü poderoso di quello che s'è detto, tanto si potrebbe sperare di finire la guerra piü tosto, facendo perö la destributione secondo la proportione descritta, secondo Ia quale s'haveriano anco a compartire tutti li danari, cbe si mandassero, et provedere che fossero mandati a tempo, aciö Il soldati non havessero occasione di portarsi male con quelli, che si rendessero spontaneamente, che con gl'altri piü ostinati et duri pare a molti ehe convenga usare qualche severita.
Mentre questo essercito, cosi diviso, trascorresse la campagna et attendesse
42



658
alle imprese secondo la congiontura de' tempi, il prencipe di Parma, come generale di tutti, potrebbe assistere con la sua persona, hora con 1'nna parte, hora con 1'altra, ove vedesse essere maggiore il bisogno di sua presenza; dal qual prencipe giudicano tutti che S. M*4. ricevera servitio buonissimo con piena fede et honorato valore. In tanto se li ribelli, ö con li ajuti delli Francesi, ö con altri, ingrossassero in qualche luoco, saria sempre tempo ö di ritirarsi in securo, ö di congiongersi con un altro membro dell' essercito, ö di far perdere in altra maniera il tempo all' inimico, si che non impedisse i progressi dell' altre parti. Co'1 qual ordine, ben essecutato, spetialmente nella fedelta de' ministri, quali in ciascuno luoco dispensassero ben il danaro, nè per negligenza, per pusillanimita, o per maligna volonta abbandonassero il servitio publico, è da sperare, cbe in poco tempo si riduriano ö per accordo ö per forza quelle provintie all' ubbidienza di S. Mta., la quale Dio Omnipotente fara felice in questa impresa, tanto giusta, come nell' altre, malgrado di quelli, i quali sperano che debba prima finire la vita di S. M*4. che questa guerra, et guidano i suoi consigli a tal fine, sperando che a quel tempo s'habbia da spezzare il nodo, il quale bora non si puö sciogliere. Et si sa di certo, che Oranges non confida in altro.
Restami di toccarre un solo ponto, il quale dopo 1'acquisto di quel paese potrebbe impedire o difficoltare Pinstauratione della religione Oatolica; il che venirebbe a fare il frutto minore, anzi a destruerlo quasi del tutto, poichè la principal intentione di S. M*4. è che Dio Signor nostro sia servito et glorificato. Hora dopo questi romori et queste cosi longhe calamita, osservasi che, sendo cessate le rendite de' beneficii ecclesiastici, non si truovano competitori qualificati, et perciö sono impetrati in Rome da gente mal'atta et vile, la quale si mette a ventura d'nscire di miseria, quando ivi sia la pace. A che, se non si va rimediando in tempo, accadra, che quando piaccia alia Providenza divina di restitnire all'ubbidienza di S. Mt4. et alia vera fede quelle provintie, si pruovera gran mancamento di ministri ecclesiastici buoni, et le chiese istesse si vergogneranno di vedersi servite da gente cosi inutile. Et chi vorra sostituire operarii migliori, bisognera che truovi modo di mantenerli, poichè li beneficii saranno in mano d'altri, che vorranno conservarseli in ogni modo.
Perö saria a proposito far fare officii in Roma, fine che s'havesse in ciö grandissimo risguardo, et si facesse fare scielta d'huomeni da bene, Fiamminghi essuli et altri, dando loro il titolo di tali beneficii, quando si truovano vacare, senza stringerli per hora alia residenza o privarli d'altri officii, beneficii, o traten imenti c'havessero; solo che stessero preparati per lavorare in quella Vigna, quando i tempi saranno migliori; la quale avertenza si deve havere spetialmente in Utrech.
Questo medesimo da huomo, geloso dell'honore di Dio tanto, quanto quello che hora propone qui, è stato messo in consideratione alia S14. di N. S™. con altre circostanze importanti; ma 1'officio sara all'hora d'efficacia, quando sia rappresentato in nome di S. M14. Catca., alia quale pregamo Dio Omnipotente, che doni perpetue vittorie et trionfi contra li rebelli suoi et dispregiatori della vera fede di Christo, redentor nostro, aciö liberata da tale distrattione, possa voltare i pensieri tutti et la potenza infinita in debellare 1'Oriente, per assicurare per sempre la republica christiana dall' impeto et rabbia Turcbesca, la



659
quale impresa, gloriosa sopra tutte 1'altre, pare destinata ne' cieli et riserrata alia felicita et piëta della Mta. Sua.
Carte Hinocciane, Vol. 21 f. 113—131» (minuut). — Archivalia III, n». 477).
842. 1584, JANUARI 20. - Hertog Otto Hendrik van Bronswijk vraagt aan paus Gregorius XIII een jaargeld om wille van den trouwen dienst, door hem in de Nederlanden aan 'skonings zaak bewezen.
Beatissime pater.
Non est quod Sanctitati Vestrae de novo recenseam difficillimam status mei rationem, et vehementer enitar extremam penuriam meam et miseriam, in qua adhuc versor, exagerare, cum Sanctitati Vestrae jam ab aliquot annis' exilium meum, causa religionis Catholicae voluntarium, et quam inierim malam gratiam, non solum apud patrem meum ducem Ottenem Brunswieensem, sed et alios plerosque meos consanguineos, principes Imperii, affatim innotuerit. Qua ex causa factum est, ut non solum ego maxima, qua debui reverentia, ad S. V. pedes devolutus, omni alieno destitutus, suum proprium imploraverim' auxilium, sed et Serenissimi et potentissimi christianae religionis monarchae, Pfcflippi regis Hispaniarum (ita tarnen Sanctitate Vestra auctore) servitio,' quam primum me consecraverim, et hucusque in has Belgiae partes, ut idem Serenissimus rex clementer mihi injunxerat, processerim. Sed cum jam per aliquot menses non solum destructionem et depopulationem harum provinciarnm magno meo dolore perspexerim, sed et inde resultans omnium rerum immensum pretium, egestatem et deffectum, etiam maximo meo damno, (ut puta, cui ultra alioquin necessarii sumptus non suppeditant) dedicerim et bene expertos foerim, ita nt $uam magnopere etiam restringere res meas coner, omnemque apparatum' et faustum longe a me profligem et dejiciam, non tarnen mihi sit possibile (Heet ex liberalitate regia annui quidam in his regionibus dependantur et mihi proveniant nummi) hac tenuitate mea hic demorari aut diu in his regionibus persistere, nisi ampliori quadam et a S. V. et a multoties jam dicto Serenissimo Hispaniarum rege pecunia ad mei sustentationem prospiciatur.
Quapropter pura aegestate impellor, ut (qui omnino ex proprio neque aliunde nihil habeam, quo mihi consulem, et quemadmodum S. V. ab Illustrissimo principe Parmensi, harum provinciarum gubernatore regio, credo jam erit edocta et informata, quod idem ego Serenissimum regem humillime rogayerim et requisierim) benignam Sanctitatis Vestrae gratiam reverenter et omni qua possum majori subjectione etiam invocem, annua mihi velit subvenire et succurrere pensione, et ea quidem tali, qua et hosce graves in his partibus sumptus melius queam sustinere, et (quod semper mihi prae oculis atque mente magis obversatnr) per me Catholica nostra religio subsidium et incrementum suscipere possit.
Liberalitas baec Sanctitatis Vestrae, quam dum omnibus ob fidem Christi exulantibus subveniendo, sibi proprium addicere debet, tum in me erit clarissima et longe perspectissima, magnumque et evidens exemplum statuet omnibus, simili errore, quo ego, a teneris, ut ajunt unguiculis, involutis, ad resipiscendum et ad ecclesiae Catholicae gremium allacriter convolandum, cum non se omni ope neque auxilio destitutos aut neglectos videant, et inde melius vitae et saluti omnium consuletur. Haec modo omnia, ut meipsum, singulari et



660
perspicacissimo S. V**., cujus pedes reverenter deosculor, judicio libentissime submitto, et ut me dignum bac sua annua pensione et gratia, mihi valde necessaria, faciat humillime attestor et precor. Deus Optimus Maximus in totius Christianitatis suae emolumentum et conservationem quam diutissime Sanctitatem Vestram incolumem servet. Datae Tornaci, 20 Januari anno 1584.
Sanctitatis Vestrae hnmillimus et obedientissimus filius Otto Henricus, dux Brunswicensis.
Archivalia I, n°. 2277.
843. 1584, AUGUSTUS 6. — De Spaansche nuntins Taberna aan den kardinaalstaatssecretaris Gallio: over den dood van prins Willem van Oranje
Con 1'altime mie Quattro giorni sono con molto piacere universale s'hebbe nova della morte del principe d'Oranges, quale scrivono di Fiandra et Inghilterra essere stato amazzato da un Borgognone con un' archibusata.... Di Madrid, li 6 d'Agosto 1584.
Spagna, Vol. 31, p. 180—182 (oorspr. eigenh. get.).
844. 1585, JUNI 19. — Parma aan Giacomo Boncompagni: aandiening vanAppio Conti, die naar Rome gaat om pans Sixtus V geluk te wenschen.
Ho dato carico al presente signor Appio Conti, che con la sua venuta a Roma, inviato da me a basciar i santissimi piedi di Sua Beatitudine et congratularsi seco per mia parte della sua assuntione al pontificato, visiti anco 1' E. V. in mio nome et la certifichi, che vive in me il solito desiderio di servir la, et che da lei me ne sia data spesso occasione. V. E. si compiacera adunque d' aggradare questo mio affettuoso offitio et credere al detto signor Appio,
quanto intorno a ciö si allarghera seco, che rimettendomi alia sua relatione
Di Beveren, a 19 di Giugno 1585.
Alessandro Farnese. Boncompagïii-Ludovisi, D 41 (oorspr. eigenh. get.). — Archivalia III, n°. 253;/.
845. (1685, AUGUSTUS). — Beredeneerd voorstel, door Filippo Sega, voormalig nuntius te Madrid, bij pans Sixtus V ingediend, tot een groote krijgsonderneming tegen Engeland, onder aanvoering van Parma en om meteen ook de Nederlanden zoo tot onderwerping te brengen.
Et essendo pochi anni dapoi don Giovan d'Austria di f. m. alle
strette della pacificatione delli Stati di Fiandra con S- Mta. et sapendo 1'inclinatione della Mtö. S. et il desiderio del papa, per corriero espresso fece intendere a quella Santa memoria, che, stabilendosi 1'accordo, saria stata facil cosa, sotto specie di passar per mare in Spagna la gente di guerra, ehe in virtü delle capitulationi della pace si havea da fare, il transfretarla nel regno
1) Behalve dat van 13 April 1582 is dit de eenige mededeeling van dien aard, welke ik in de Spaansche nuntiatuurberichten heb aangetroffen. (H.)



661
d'Inghilterra; quando perö fosse cosi parso bene alia Sta. S. che la si fosse mviata sotto suo nome, sotto i suoi stendardi, et con qualche aiuto d' suoi stipendn. II papa, che ardea di desiderio dell' essecutione, veduta la eongiontura che se li presentava, inviö me a S. Al», sotto la coperta d'assistere alia pacificatione, che si trattava, et alia congragatione de' Stati Generali che seguita la pace si dovea adunare, con ordine severo di persuadere et don Giovanni et li capi dell' essercito a passarsene allegramente in Inghilterra contentandosi che si passasse sotto suo nome et di sovvenire ancora 1'impresa' Ma, come che don Giovanni fosse astretto a concludere la pace per il preciso commandamento che ne tenea dal re, senza aspettar la risolutione del papa, et come che la regina, antivedendo il pericolo cbe li soprastava se li soldati si fossero imbarcati per mare, procurasse che tra gl' altri capitoli della pacificatione uno fosse, che don Giovanni facesse marchiare la gente Spagnola per terra alia volta d'Italia, et la Todesca alia volta di Germania, et la Vallona alle sue case, occorse che giongendo io a Turino, ivi hebbi 1'aviso della pacificatione, dove truovai huomo del signor don Giovanni, che con diligenza era venuto a dimandare il passo per la gente Spagnola al duca di Savoia; talchè il disegno in tutto et per tutto riusci vano. Non lasciai tuttavia di seguire il mio camino di Fiandra, per rappresentare almeno a quei Stati la buona inclinatione del papa nel particolare della pace in loro servitio, se gia non poti mostrare gli effetti et rallegrarmi di tal conclusione, offerendomi et adoprandomi in qualche coseta ancora per Pessecutione di essa, se ben nè quella, come mal fondata, hebbe buon evento.
Di Fiandra me ne passai in Spagna nuntio residente a quella Corte, ma con ordine espresso di tener viva questa prattica d'Inghilterra col re per quello che alia giornata havessero potuto portare le occasioni et le congiontnre come & punto non si perdete quella di vedere 1'adunanza che faceva il re' Csrttohco d'Italiani, Alemani et Spagnoli sotto voce dell' Aracchio, oflerendo 10 in nome di S. S*». alia M". S. la remissione del seqnestro delli frutti di Toledo, che possono importare intorno a due millione d'oro; prorogatione delle gratie del sussidio Escusando et Cruciata, che in quel tempo apunto finiva. La prima concessione, che importano ogn'anno un millione et sei cento milia ducati, et 400 milia ducati di nuovo sussidio sopra'l clero di Spagna, et trecento altri milia contanta da pagarsi da S. Sta, in due anni ogni mese la rato con speranza d'altre gratie, e sempre che, voltanto S. Mta. quelle forze per Inghilterra interprendendo 1'impresa da dovero sotto li stendardi di S. Sta., se ne fossero veduti felici progressi ..... (f. 249v).
(f. 251*). Ma nè questo hebbe effetto per diversi impedimenti, et tra gl altri: per il sospetto, che hebbe il re della sollevatione de gli Ugonoti di Franzia, particolarmente nemici del duca di Ghisa; per la brevita del tempo a tanta risolutione; per li romori che suspicö che saria stato per fare il clero di Spagna per la nuova impositione, che si disegnava in tempo d'una universal carestia, che de danari et vittuvaglie correva per tutti li regni di Spagna; per i\ gran bisogno che iu quel punto si havea d'iriviare soccorso di soldati veechi m Fiandra; per 1'essere molto esausta 1'armata di tutte le sorti di provisioni, et particolarmente delle munitioni et armerie lasciate nelle Terziere et carica' d infermi. Oltre che dicevano, che non era mai stato solito di mandare cosi Plcclol° C01'P° di Sente Spagnola in luogo di tanto pericolo, cosi lontano dal



662
soccorso, in tempo poi ebe le cose di Fiandra non tenevano stato tale, che li fosse stato sicuro ajuto in quel punto il moto d'Inghilterra.
Basta in somma, che nè questa ancora pote essere la congiontura. Ma non è gia che sempre io non habbia trovata inclinatione grandissima nel re, come quello che, appresso al zelo della religione, sodisfattione di S. Sta. et al commodo che saria per risultare alli paesi di Fiandra, viva con ardentissimo desiderio di vendicarsi ancora delle molte et molte ingiurie et gravi danni, ricevuti sempre, et che tuttavia riceve da colei con tante traversie alli buoni progressi della guerra di Fiandra, che per lei non è restato di far tutto quello che humanameute(e) diabolicameute si è potuto imaginare per far perdere, insieme con millioni et la reputatione, quelle provincie hereditarie ancora a S. MUl., passandoli dall' antina loro bonta et piëta christiana a una sfrenata ribellione alia S. Sede apostolica (f. 2527).
(f. 253). Et venendo Anversa in potere del re Cattolico, come gia pare che stia al punto di venire 1), questa giudicarei la proportionata congiontura che dovesse spingere la Mta. S. a muover 1'armi per 1'Inghilterra, per impadronirsi per quel camino delle due provincie d'Olanda et Zelanda, che restano impossibili altrimente a ricuperare, se non per voluntaria deditione, o per guerra maritima. Et ia prima con tanta ostinatione, come sempre si è veduta in esse et nella ribellione et nelle heresie, è duro a credere che sia per seguire; et 1'altra, non possendo fin qui S. Mt:1. nella costa di Fiandra truovare porti maritimi, proportionati alia sicurezza di grossa armata, è impossibile che la tenti, se gia non si risolve andar per Inghilterra, per non mettere senza speranza di profitto a una perdita certa insieme con la riputatione tutta 1'armata, che vi destiuasse.
Et stando hora Francesi non solo senza la scorta d'Alanzone, che era gia di non poco impedimento et traversia, ma talmente intricati tra loro, che difficilmente possono pensare a casa d'altri, per il zelo, che gli Ugonotti temerano de' Cattolici et questi di quelli per 1'uscite del regno rispetto all' interesse della successione; et li heretici Alemani, cosi divisi di setta con li Inglesi, come che essi Luterani et questi Calvinisti si professino, che, quantonque tutti couvengono contra la Sede apostolica, non convengono tuttavia tra loro, si che il zelo della religione possa muover quelli a soccorrer questi; nè Fiamengbi, che tengono il fuoco nelle proprie case, possono pensare di porgere aqua a quelle d'altri (f. 253').
(f. 263T). II tempo poi, il modo, la spesa, la coperta, i mezi che si potriano trovare alia preparatione et all' assalto saria che, quanto prima caduta Anversa alia devotione del re Cattolico, che pur con 1'ajuto di Dio si spera che sia per essere in breve, restando hormai piü poco da couquistare iu terra ferma, et restando la durissima coda da scorticare delle due provincie d'Olanda et Zelanda, il principe di Parma, voltato il pensiero con intelligenza dell' elettore di Colonia alia conquista della villa di Berca, posta sul Beno, vi ponesse un presidio in nome di S. Mta. per tenervelo sin al fine dell'impresa d'Inghilterra, affinchè non restasse libero il necessario commercio di Germania agl'Olandesi en Zelandesi, se non della maniera che piü espediente paresse a S. Mta., et che intanto in Lisbona sotto nuova voce dell' impresa dell' Aracchio o pure
1) Antwerpen werd door Parma ingenomen 16 Aug. 1585.



663
di volere invitare, sotto pretesto di qualche nuovo accidente, potente flotta nell' Indie orientali, si racogliessero dal marchese Santa Croce le navi, gente maritima et soldatesca al numero di 12 mille fanti Spagnoli almeno, munitioni et armamenti che fossero giudicati necessarii per 1'impresa, et a un tempo istesso in Italia si assoldassero altri 12 mille fanti Italiani sotto colore di voler rinfrescare 1'essercito et soccorrere il principe di Parma in Fiandra, etcoucertato il tempo della giomata per tutto il mese di Gennaro prossimo 1586, tempo opportunissimo per quella navigatione, si facesse marchiare la gente Italiana alia volta di Fiandra per terra, et giunta con quella del principe, fatta risegna generale di tutto 1'essercito et scelta di 12 milia fanti et 2 mille cayalli della piü esperta soldatesca, s'inviassero alia volta d'Ostendi, dove, fatto all' istesso tempo concertato comparire le navi Biscagline della nuova inventione, bene artigliate et proviste di marinerezza et di quelle munitioni et vittovaglie, che dissimulatamente si fossero potuto provedere nella costa di Galitia et di Biscaglia, sotto pretesto di prepararsi al passaggio dell' Aracchio o per la flotta del 1'Indie; et imbarcata in esse navi la fanteriaen cavalleria, guidata dal principe di Parma, la dechiarasse per bolla e Breve della Stó. V. generale generalissimo dell' impresa, et congionto insieme con 1'armata, che all' istesso tempo concertato venesse di Lisbona co'1 resto della gente del medesimo effetto, o pure in due o piü flotte, secondo che da piü pratici et periti del paese et della guerra fosse giudicato piü conveniente 1'assaltare ö per una ö per piü parti dell' isola d'Inghilterra, 1'assaltassero; che per quanto altre volte ho mteso da gente pratica di quell' isola, pare che conveniria 1'assaltarla per tre parti, secondo che piü abasso pianamente dirö a V. Sta.
Intanto, havendo bisogno di gran consideratione quel che si è detto di dichiarare il principe di Parma generale, dico che havendosi 1'impresa publicare sotto nome di V. Sta. e sotto stendardi di Santa Chiesa, et essendo egli principalissimo vassallo della medesima, che per questo et per la peritia delle armi, cognitione della soldatesca, prudenza nel governo, pratica, se non per altro, per relatione almeno del paese d'Inghilterra, informatione di molte cose passate,' conoscenza et araore reeiproco con Cattolici, che dentro stanno, et fuorusciti Iuglesi, per sua mano stipendiati dal re, valore di sua persona, zelo della fé Cattolica, fedelta et diligenza al servitio del re, fresca memoria di tante sue gloriose vittorie, tremebondo altrettanto a quei popoli et a tutti li circonvicini, come discreto et humano in sapersi consiliare gl'animi delli stessi nemici alle occasioni, non pare che in questa congiontura si potesse forsi nominare generale piü proprio, poscia che egii medesimo saria confidentissimo sequestratario di quel regno per V. S*a. et per S. Mta. sino a nuova determinatione di esso, secondo che dicevamo di sopra, et sono 1) d'Inghilterra medesima, oltre 1'ordinario calore che daria alle cose di Fiandra, potria giornalmente col consiglio et con 1'opra ajutar quei progressi, li quali tuttavia ne i principii de' moti d'Inghilterra non dovriano essere ne' Paesi Bassi piü di quelli che da loro stessi succedessero et le congiunture delle cose mostrassere alia giomata, essendo che si haveria d'havere per principal objetto in essi il conservare con buoni presidii quel che si tiene, senza pensare a nuovi aquisti per forza, se non fosse a sorte nelle due provincie di Olanda et Zelanda.
1) Of: solo?



664
Ma non essendo per lasciare il re quelle provincie senza governo, nè conveniente parlar di dar successore in esse al principe di Parma, prima che egli non fosse passato in Inghilterra, affinchè tanto piü dissimulato fosse et improviso il suo passaggio, potria il re ordinarii, che lasciato un luogo tenente, alia cui cura restasse il conservare nello stesso stato, che li fossero consignate, quelle provincie dal principe, finchè la Mtó. 8. potesse provedere d'una persona del sangue, che passasse alia cara del governo di esse, se pure pensasse senza venire a nuove coventioni di conservare gli antichi capitoli a gente di tanta contumacia, cosa che pur si crede che anco sempre saria laudata, fintamente almeno, che la M**. Sua si vedesse totalmente superiore et patrone loro.
Et quando si havesse a fare elettione di persona del sangue, si potriano inviare da S. Mta. ö il Serm0. cardinale Alberto, ö madama di Parma, ö il duca Guglielmo di Baviera, et tra questi, stante la grave eta gia di madame et la tenera del cardinale Alberto, io tenerei per il piü accertato il duca Guglielmo, essendo che per 1'esseinplarita della vita Cattolica, pratica et prudenza del governo, autorita di sua persona, spalla del fratello assentito nelli due Stati di Liegi et di Colonia et stretta parentella co'1 duca di Cleves, con 1'ajuto di qualche persona pratica delle armi, et con 1'assistenza d'un' altra dipendente dalla Sta. V., fosse per darsi molta arte et haversi ottima mano in migliorare sino all'intiera perfettione le dissonanze de questi Stati. Et quando poi paresse pure a S. M*4., che il non inviare persona del sangue non fosse per causare difficolta o disturbo, non mancariano altri capitani valorosi di prudenza et di autorita per governare in pace et in guerra. Et tra gl'altri per adesso mi sovengono ö Vespasiano Gonzaga ö il duca di Terranora.
Lasciate douque in buon stato di sicurezza le cose di Fiandra et pigliato buon ordine all'armata di 24 o 25 mille fanti almeno et doi mille cavalli, che tanti basteriano secondo la relatione de gl'huomeni del paese, si crede che fosse per essere opportuno lo sbarcare a un tempo istesso per Irlanda et Inghilterra.
(f. 270v). A questo effetto dunque et per impedire a tutto loro potere li commercii sodetti et li piscaggioni, con pigliare tutte le navi et barche et persone de' particolari mercanti, marinari o pescatori dell' una et dell' altra natione, senza mal trattarli perö, nè concedergli riscatto, ma teuerli presi solo per la causa publica, havriano da restare lesti et ben provisti di soldatesca, marinerezza, armamenti, munitioni et buoni capi tutte tre le parti dell' armata, delle quali constituendosi capitano generale di mare, saria forsi bene che fosse tale, che veuisse subalternato al principe di Parma, da dechiararsi perö generale generalissimo di mare et di terra a questo effetto, per conservare maggiore intelligenza tra di loro et ritirarne piü profito per 1'impresa. Al servitio della quale importeria sempre molto, che si tenesse rispetto alle navi, mercanti et marinari Scozesi, Francesi, Norvegesi, Svetii, Danii et altri Alemani o Polachi, quando perö per la parte d'alcun di loro non si fossero prima fatti moti di rompimenti manifesti di guerra per volere impedire, quel che non si crede per le ragioni dette di sopra, cosi santa opera; et ultimamente essere rigorosissimo con gl'ostinati et humauissimo con quelli che venissero a voluntaria penitenza, et liberalissimo, col pegno perö sempre in mano, con quelli che fossero fautori dell' impresa.
Ma che affatico io piü oltre V. Stó. in toccarli tanti particolari di cosa,



665
alia quale per ancora siamo tanto lontani? Et trattando di commettere 1'impresa a un prencipe, non meno accorto et discreto che valoroso et pieno d'intimo desiderio di servire accortamente a Dio, a V. S14 et a S Mta (f. 271*).
(f. 272). Et perchè dalla publicatione di questi ministri potria nascere confusione et publicita piü presto di quello che fosse per convenire al negotio, saria forse bene, venendo il caso, a crearli molto prima con pretesto di andar a dar sesto et ordine alle cose delle provincie di Fiandra, che vivono a divotione del re Catholico; overo, per non fare anco tanto romore, si potria fare elettione di prelato che, sotto titolo di nuntio al principe di Parma per qualche negocio particolare, sene andasse a quella volta assai prima del termino prefisso, et di la poi, fatto scelta d'altri huomeni, al tempo opportuno se ne passasse in Inghilterra, come s'è detto di sopra, o in qualche altro muodo piü secreto, secondo che et il tempo fosse per insegnare, et piü particolarmente si potria discorrere, quando venisse la congiontura di trattar del modo (f. 272»).
(f. 273v). Et quanto all' oblatione, direi che V. S44. potria far 1'istessa al re, che per mezzo mio fece la S. M. di Gregorio. Et se la S44. V. vedesse qualche tepidezza nel re o ne' ministri, stringendosi valorosamente nella sospensione della confirmatione delle gratie, si poneria sicuramente in ragione. Ma quando paresse loro poca 1'oblatione pecuniaria delli 300 mille scudi, non havria da guardare la S*4. V. al mio parere nè in cento nè in 200 mille scudi piü, per vedere con tanto servitio de Dio aecrescersi tanta riputatione a questa S. Sede, gloria a se stessa. et quiete et contento all' anima della Stó. di Pio V, essendo che si figuri da' pratici che per unire, condure, sbarcare et mantenere sei mesï questa gente in Inghilterra, S. Mtó. sia per spendere meglio di tre millioni d'oro.
Et quando di questa pratica si havesse a trattare in confidenza et secretezza con altri principi, come saria col re di Polonia, con 1'imperatore, co'1 re di Svetia, con l'istesso duca di Ghisa, con quello di Baviera, con quel di Cleves, con li capi della compagnia Anseatica, sogliono essere ottimi instromenti per simili affari, di gran secreto, con gran prestezza et poca spesa, li padri della compagnia del Giesü,
Non lascierö di dire che intendo che qui nella casa professa se ne ritruova uno, poco fa tornato di Londra, dove è stato lungamente prigione, che verisimilmente potra sapere particolari piü freschi di quel regno et dei progressi di quella mala femina, co'1 quale io non ho parlato. Ma se paresse bene alia S*4. V., si potria parlar seco per pigliare informatione di quel piü ch'egli ne sapesse.
Carte Minucciane, Vol. 22, f. 245*-274 (gelijkt, afschr.). — Archivalia UI, n». 491. 846. 1586, MEI 21. — Sixtus V zendt aan Parma den gewjjden hoed endegen »).
Dilecto filio, nobili viro, Alexandro Farnesi, Parmae et Placentiae principi, Sixtus papa V.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Nullis magis sermonibus delectamur quam iis, quibus celebratur specta-
1) Deze eereteekenen werden, na de verovering van Neoss, aan Parma overhandigd door den Keulschen nuntius Bonomi; zie Ehses-Meister, Nuntiaturberichte, !• Abt., le Halfte, S. 209, noot 2.



666
tissima virtus tua. Gelebratur autem ab omnibus magna cum laude prudentiae continentiae, fortitudinis, pietatis in bello isto difficillimo, Dei gloriae causa a rege Catbolico suscepto, usque a prima aetate administrando. Sed sunt hominum laudes ipsae per sese, ut coetera humana omnia, fluxa et eaduca; illa multo maxima ac perennia, quae eximiae virtuti tuae assiduisque laboribus a Deo sunt reposita praemia, quae te tota mente spectare certum habemus, summaeque ejus bonitati gratias agere, quod voluerit tua in primis opera uti in causa omnium gravissima Catholicaeque ecclesiae amplitudini, provinciarumque istarum saluti pernecessaria, tibique tantam facultatem tribuerit tanta in re virtutis explicandae inaestimabiliumque a se praemiorum promerendorum. Qua etiam spe incredibiliter laetamur tua causa. Quia igitur totus et animo et corpore occupatus es in Catholica religione tuenda inque ejus hostibus delendis, mittimus Nobilitati Tuae per dilectum filium Antonium Grimanum, patricium Venetum, cubieularium nostrum secretum, nobisque tum generis tum animi nobilitate in primis charum, ensem et pileum, veteri Romanorum Pontificum instituto benedictum in sacrosanct» Natalis Domini nostri Jesu Christi -celebritate, non ut te adversus Christi hostes incendamus, re enim ipsa semper declarasti nihil posse fieri ardentius, sed ut habeas hoe a nobis testimonium singularis virtutus tuae. Oramus Deum, ut caput tuum muniat galea salutis, dexteram armet gladio spiritus, utque tibi sit pro gladio Gedeonis ad sui nominis gloriam, interitum hostium fideliumque suorum salutem. Volumus autem haec tribui Nobilitati Tuae, peracto- hujus rëi causa per aliquem, in ecclesiastica dignitate constitutum, quem ipse malueris, saerosancto Missae sacrificio. Omnibus autem ei actioni praesentibus, poenitentibus et confessis, Dei misericordia confisi, beatorum apostolorum Petri et Pauli ac nostra auctoritate, viginti quinque annos et totidem quadragenas indulgentiae de thesauro Ecclesiae elargimur. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, di vigesima prima mensis Maji, anno domini millesimo quingentesimo octuagesimo sexto, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 691. — Vert. bij Bor II (boek XXI), p. 739, waar 25 Februari.
847. 1586, JULI 16. — De Spaansche nuntius Cesare Spacciani aan kardinaal Girolamo Kusticucci: over het mislukte gezantschap van den Deenschen koning Frederik II naar Philips II, om dezen tot vrede met de afvallige Nederlandsche gewesten over te halen.
Ho voluto aggiuugere le presenti righe per far'intendere a V. S.
Illma.) che li di passati venne qua come incognito un'ambasciatore del re di Danimarca, per trattare con questa Maesta, che si volesse contentare di acquetarsi con li suoi popoli di Olanda et Zelanda, con permettere, che vivessero a modo loro quanto alia religione, et che potessero essi ancora ritenere le fortezze loro con obedire poi nel resto intieramente al re. Et si crede per cosa certa, che questa ambsciata sia stata proeurata dalla regina d'Inghilterra per addormentare, et anche con peggior fine, che non mostra in se la cosa istessa, che pure è pessima. Et hieri quaesta Maesta gli fece rispondere, che non solamente non voleva mai consentire, che quei popoli vivessero hereticamente, ma era resoluta di lasciar obligo alli suoi successori in perpetuo di non li ricever mai in gratia, se non ritornassero Catholici. Et con questa risposta è stato spedito



667
1'ambasscjatore di Danimarca, secondo cbe hoggi m'ha detto questo di
Venetia Di Madrid, li 13 die Luglio 1586.
Spagna, Vol. 32, f. 179 (oorspr. eigenh. get.).
848. 1686, JULI 28. — Philips II aan den koning (Frederik II) van Denemarken: antwoord op diens bemiddelend voorstel tot vrede met de afvallige Nederlandsche gewesten.
Lettera del re di Spagna al re di Danimarca.
AH'affettione, che V. A. mostra verso di me per la lettera sua, corrisponderö per la parte mia col medesimo amore, et haveró cura, che in quanto occorrera per 1'avenire ella continui, come faro io ancora.
II sentire i grandi travagli havuti, et che tuttavia durano nelli Stati miei Bassi, con cosi longa guerra et rebellione, è cosa degna dell' A. V. et propria di tutti re et principi per esser causa di vasalli contra i suoi signori ,tanto aborrita et di tanto cattivo essempio et consequenza per tutti. Et che da me non li sia stata data occasione per tal motivo, è tanto chiaro, che uon accade ponerlo in dubio. Et quanto nel principio sia stato cagione qualche cattivo spirito *) per ingannare il misero popoio et inqnietarlo per ottener' 1'intento suo sotto qualche apparenza, (hoggi)gia bastantemente (si) puö essere disingannato di tal artificio. Et Ia clemenza paternale, con la quale ho ricevuto tutti quelli, che hanno voluto tornare alia debita obedienza, è sufficiënte testimonio (dell')Pamorevolezza, con Ia quale da me son trattati, perchè gl'altri, che vorranno fare il medesimo, lo conoschino.
Quanto alia liberta delle conscienze, che V. A. dice che sarebbe mezo per acquietare il tutto, non deve esser propostami, poichè essendo chiaro, che niun principe permette altra religione a i sudditi che la sua, principalmente per via di religione, poi per rispetto di Stato ancora, come puö esser lecito a me di far d'altre maniera, non potendo io, che tengo la vera religione, fare altramente di quello, che fanno gl'altri principi nei suoi paesi per false, che sieno le sue religioni ? Perchè oltre al permettere cosa contra la santa fede Cattolica et i'obedienza, che io et li posteri et le sudditi miei dovemo et habbiamo promesso et perpetuamente habbiamo da conservare verso la S. Chiesa Romana, et nostro Santissimo padre, che pressede in essa come vicario di Christo in terra, haverissimo da render conto a Dio di tal mancamento. Onde pitt tosto perderei tutti li- miei Stati che conceder questo, ben 1'assicuro che nessuna altra cosa potranno desiderar' da me quei popoli in beneficio loro, che non trovino.
Et perciö non dovendo esser misurato d'altra misura di quella che a ciascheduno conviene in casa sua, non dubito che PA. V., confessando star' dal canto mio la ragione, come non si puö negare, conoscera cbe non sono per causa mia nati li danni, che seguitano da quella guerra, nè manco resta da me Phaver procurato di oviarli. Et se li miei igannati sudditi vorrano tornare alia vera obedienza, trovaranno perdono, clemenza et piëta, come 1 hanno trovato tutti gl'attri.
Quanto alia cattiva vicinanza, che mi vien fatta da Inghilterra, tutti
1) Oranje.



668
sanno, se in quella regina vi erano cause et obligo per trattar meco altramente. Et PA. Y. puö considerare di quanta poca sostanza sono le ragioni, con le quali vuole escusare quello che fa, poichè le concordie antiche di quel regno con li Paesi Bassi è chiaro, che s'intendono, chi vuol considerarle sanamente, salvo fra i principi d'ambo le parti et non fra i sudditi.
Tuttavia atteso il buon animo, col quale credo che si muova PA. V. a desiderar questa concordia, non ho voluto serrar la porta in cosa, dove mette la mano cosi buon mezzano et fratello. Et perciö quanto tocca alli particolari che mi propone, rimetto et commetto al principe di Parma, mio nepote et governatore generale nei Paesi Bassi, che quando Paltra parte s'accostera al dovere, egli non si allontani da essa, et perchè insieme PA. Y. intenda quanta ragione vi è, perchè seguiti la satisfattione, dove hanno precesso le offese.
Ma quando in Inghilterra si ricusi questo, Y. A. da se potra facilmente conoscere, che non la respettano quanto io la stimo et amo; il cbe è in tal maniera, che sempre mi trovara nelle occasioni perfetto amico et fratello. Dall'Escuriale, alli 28 Luglio 1586.
Spagna, Vol. 32 p. 204—204v (gelijkt, vertaling). — Archivalia I, n°. 1294 en 2279 (waar: 1 April).
849. 1686, AUGUSTUS 23. — Sixtus V wenscht Parma geluk met de verovering van Neuss en moedigt hem verder aan.
Dilecto filio, nobili viro, Alexandro Farnesio, Parmae et Placentiae principi, Sixtus papa Y.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Accepto nuntio optatissimo de Novesio, Dei primum benignitate, tum tua excellenti virtute recuperato, egimus statim divinae bonitati gratias, quantas potuimus maximas, tum Tuae Nobilitate omnium bonorum cumulnm, omnemque foelicitatem precati sumus. Multum vero nos tibi debere aguoscimus. Seis enim nos de Novesio vehementer sollicitos fuisse ejusque recuperandi spem in tua maxime virtute positam esse judicasse postulasseque, ut velles ea in re Catholicae ecclesiae caussae inservire. Tu vero, qui in hanc unam causam usque a pueritia omni studio incubuisti (huc enim semper spectavit Catholici regis conatus in bellico l) bello suscipiendo tuoque ductu gerendo) rem subito peregisti vicistique magna tua cum gloria, summa autem cum animi nostri laetitia. Quae restant in provineia ista Coloniensi, summa facilitate et celeritate recipies. Iis expeditis, totum Belgicum bellum conficies tanta cum gloria, quauta unquam contigit clarissimis ducibus, devictis hostibus acerbissimis et capitalissimis. Talem enim exitum pollicetur Dei benignitas, causae aequitas, virtus tua. Datum Bomae apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die vigesima tertia mensis Augusti, anno Domini millesimo quingentesimo octuagesimo sexto, pontificatus nostri anno secundo.
Archivalia I, n°. 692.
1) Lees: Belgico.



669
860. 1687, FEBRUARI 7. — De Spaansche nuntius (Spacciani) aan den kardinaalstaatssecretaris: over het door Parma aan koning Philips gedane, maar afgewezen voorstel om in Noord-Frankrijk den hertog te Guise te gaan helpen.
Dal medesimo ho anche inteso, che il duca di Parma ha dato
parte a S. M*». et dimandato consiglio, se doveva dare orecehio et ajuto al duca di Guisa, il quale haveva intelligenza di pigliare con un poco di ajuto del re Cattolico di gente o di denari due piazze alli confini di Fiandra di molta importanza, che sono del duca di Birone heretici et sono raccomandati a Francia. Et benchè il duca di Parma dicesse, che per questo non si riolava la pace in Francia, non di meno S. M. Cattolica non ha voluto dar orecehio
a niuno delli due corrieri, spediti qua a posto per questo negotio
Chigi M II 45, f. 10—10» (gelijkt, naar cijferschrift).
861. 1687, JULI 29. — Sixtus V belooft onder zekere voorwaarden aan Philips LT een millioen dukaten voor zjjn krijgstocht tegen Engeland ').
Sixtus papa quintus.
Quod intimis affectibus florentissimam olim, nunc plane perditam, Angliae et Hiberniae conditionem miserantes assidue a Deo lachrimis votisque precati sumus, ut qui nostris illorumque populorum peccatis offensus ea regna juste a se abjecit, placatus piornm precibus et sanguine servorum suorum in eis effusö ad se misericorditer revocaret, nunc tandem veluti signo, ad bene sperandum de illorum salute divinitns elato, haud dubie nostro hoe tempore confidimus eventurum. Siqoidem eharissimus in Christo filius noster, Philippus Hispaniarum rex, christianae pietatis zelo accensus et Catholicae religionis studio inflammatus, jam accingitur ad prelianda bella Domini, nempe ad versus impiam foeminam, jampridem ob impurissimas eius hereses notoriumque schisma anathematis mucrone percussam, quae cum se caput Anglicanae ecclesiae mandet appellari, cumque Catholicae religionis edietis et poenis atrocissimis prohibuerit, exsecrandum vero impietatum atque heresum publice introduxerit exercitium, nobilissimas insulas ab unitate Catholicae ecclesiae sejunetas, oppressas violenta tiramidi detinet, secumque illas in exitium miserrime pertrahit, crudelius saeviens in animas eorum, quos impietati suae obsequentes demittit incolumes, quam in illos, quos pro veritate Catholicae fidei reluclantes, inaudita immanitate novis eruciatuum generibns jubet excarnificari. Quem sane gloriosam motum divino Spiritu afflante in Catholici regis pia mente excitatum, sicut nos nostris cousiliis et adhortationibus saepius urgere hactenus non destituimus, ita nostris et Sedis apostolice collatis opibus temporalibusque auxiliis ad Dei omnipotentis gloriam et Catholicae fidei exaltationem pro ea, quae nos angit omnium gentium regnorumque sollicitudine, omni conatu promoveri paratos nos esse profitemur.
Quapropter, si hoe anno 1587 fiet expeditio, nos ex nostro apostolicaeque
1) Deze toezegging werd op bovengenoemde voorwaarden nog denzelfden dag, maarvoorloopig, aanvaard door den gezant Olivarez (f. 142—142v) eu door Philips zelf 12 Sept. 1587 (f. 148—148v). De betaling werd door paus Sixtus toevertrouwd aan de bankiers Pinelli en Gentili, bij breve van 30 Juli 1587 (f. 156—157 gelijkt, afschriften). — Vgl.Meyer, England und die katholische Kirche (Rom, 1911), S. 274—275.



670
Sedis aerario decies eentena millia aureorum nummorum conferemus. Utque Catholica Majestas ob assignatam hanc pecuniae summam ex credito commoditatem praemature possit aecipere, jam nunc tradimus singrafas mercatorum, qui Majestati Suae curent hanc summam solutam iri terminis et modis infrascriptis. Nempe quingenta millia statim ac classis regia in Angliam appulerit et exercitus in terram fuerit expositus; et deinceps, hoe eodem bello in eadem insula durante vel dicto Angliae regno Dei miseratione capto, alia quingenta millia in uno quoque bimestri usque ad integrum predictorum decies centenum millium solutionem.
Ob id nos in verbo Romani pontificis tum nostro, tum hujus S. Sedis nomine ita praestare atque adimplere promittimus, et Statum, dominium omniaque Romanae Ecclesiae bona obligamus, necnon ad majorem Majestatis Suae cautelam iisdem de rebus publicam scripturam, decretum aut instrumentum de consensu venerabilium fratrum nostrorum S. R. E. cardinalium conficimus.
Praeterea ubi S. M. proposuerit gratias, quas ad hanc expeditionem promovendam desiderata eas considerebimus, et quantopere ad satisfaciendum ejus Majestati prompte simus, re ipsa ostendemus, cum persuasum nobis sit postulationes non nisi rationabiles atque honestas neque admodum onerosas fore.
Quam sane oblationem et promissionem, non aliter quam cum conditionibus, conventionibus et pactis infrascriptis fieri intelligimus:
Ut si predicta Angliae et Hiberniae regna, quemadmodum speramus in Domino, recuperentur, eum Sua Majestas eorundem regnorum nominet regem, de quo sperari tuto possit, ut Catholicam in eis religionem stabilitnrus et conservaturus sit, quique huic S. apostolicae Sedi gratus existat et ab ea eorundem regnorum investituram accipiat.
Ut apostolica Sedes restituatur redintegreturque ad census, jurisdictiones, jura et actiones, quas habebat in iisdem regnis, antequam Henricus Octavus a Romani pontificis et hujus S. Sedis obedientia se subtraheret.
Utque detur opera quam diligentissime, ut ecclesiastica bona ecclesiis, monasteriis, collegiis, hospitalibus et locis piis re ipsa plenarieque restituantur, ea ratione temperamentoque debito adhibito, quod huic S. Sedi ejusque Majestati pro tempore ad Dei obsequium illornmque regnorum utilitatem magis visum fuerit expedire.
Insuper ejus Majestas recipiat et promittat praedictas conditiones, conventiones et pacta se observaturum sub verbo regio per publicam scripturam seu publicum et authenticum instrumentum, ac propterea constituat suum legitimum procuratorem, dilectum nobis filium, don Henricum de Guzmani, comitem de Olivares, S. M. apud nos oratorem ordinarium, vel quempiam alium ejusdem Majestatis ministrum, cum ampla facultate obligandi Majestatem Suam, etiam sub verbo regio, ad effectum conficiendi publicum instrumentum super praemissis. Quod ubi stipulatum confectumque fuerit, eadem Majestas Sua ratificabit, et ut suo quoque tempore a primo futuro Angliae Hiberniaeque rege, a M. S. ut supra nominando, ratificetur efficiet. In quorum omnium fidem praesentes fieri mandavimus, easque nostra manu subscripsimus.
Roma in Esquilio, die 29 Julii 1587.
Ita promittimus: F.
Borghese, III, Vol. 124», f. 140—441» (gelijkt, afschr.). — Gedr. A. O. Meyer, t. a. p., p. 454. — Vgl. Pasture, Inventaire, p. 177.



671
852. 1587, AUGUSTUS 7. — Sixtus V aan Philips II: over den krijgstocht naar Engeland en over de volstrekte gehoorzaamheid in gewetenszaken aan den paus verschuldigd.
Carissime in Christo fili noster, salutem et apostolicam benedictionem.
Questa mattina ho tennto Consistoro, et s'è fatto 1'Alano l) cardinale, per dar soddisfattione a Vostra Maesta. Et ancor che io nel properlo babbia tennto pretesto molto lontano di ogni sos petto, nondimeno mi si dice, che per Roma subito fn cominciato a dire: hora mettianci in ordine per la guerra d'Inghilterra. E questa sospittione correra per tutto, Perö la Majesta Vostra non metta tempo, acciö non faccia maggior danno a quei poveri Christiani, per chè tardandosi quello che lei ha giudicato bene, tornerebbe in male.
Intorno all' ajuto per 1'impresa, io ho fatto esseguir subito tutto quello che il conté d'Olivares ha domandato. E credo, che mandi il tutto a V. M. La V. M. dovendo fare questa impresa, procuri prima bene raconciliarsi con Dio N, 8., per chè il peccato de prencipi distrugge i popoli e disfa i regni, e di niun peccato piü si sdegna Dio che della usurpata giurisdizione sacra (hierover
wordt Philips streng gekappitteld) Io ho gettato per questo gran
peccato di lei molte lacrime, et confido, che lei s'emendera, et che Dio le perdon era. Al vicario di Dio si deve nelle cose della salute obedire senza replica. Et cosi spero, che lei essegnira, et li prego ogni bene. Di Roma, a 7 d'Agosto 1587.
Borghese, I VoL 799 f. 230—232» (gelukt afschr.). — Vgl. Pasture, Inventaire p. 50.
853.U587, DECEMBER 1, KEULEN. — Frangipani aan den bisschop van Würzburg. Mededeelingen omtrent het voorbereiden van de Armada en omtrent geruchten, alsof Elisabeth uit vrees bij de Hollanders zou aandringen op vrede met Spanje.
Ad dominum episcopum Herbipolensem *). Illustriosine et rerandissime domine Colendissime.
De rebus Belgicis quod scripsi praeparatis: Leodii, Nemur, Bruxelles et Antwerpiae, jam festinato est in promptu et cito locus, huic maximo bellieo apparatui constitutus, apparebit. (Ex) Nemur his diebus praeteritis don Joannes Mastrich secum vexit magnum velarum linteatarum numerum pro classe optanda, magnam pulveris tormentarii et nummorum quantitatem. Exereitusque Parmensis audio Tornaci fieri delectum, voce militum prolapsa in Angliam expediendi, classique Hispanicae sub duce marchione Sanctae Crucis Gravelingam uniendi. Ideoque ex literis, Londini datis pridie Calendas Octobris, reginam Angliae classis Hispanicae metu, Biscaja infra paucos dies discedendae, 20 naves ex majoribus, ad praeliandum munitas, quam celerrime praeparandas curasse, valdeque timere exeterorum militum invasionem, muitoque magis suorum defectionem.
At dictis literis, Londini datis, et alteris Ambsterdami (sic) pridie Novembris
i) Dr. William Allen, de stichter van het seminarie te Douay, op aanzoek van Philips tot kardinaal verheven, met het doel hem na de verovering van Engeland aan het hoofd der Katholieken aldaar te plaatsen.
2; Julius Echter von Mespelbrunn, bisschop von Würzburg.



672
datis, fertur reginam Angliae pacem constitui desiderasse, nee amplius veile detinere suspensos ducem Parmensem et regem Dauiae, ideoque destinasse Ortels, agentem Ditionum, et Herbert doctorem ad Hollandenses, ut infra certum temporis spatium decernerent si una secum paci velint assentiri. At arbibrantur omnes non statim ab Hollandensibus pacem amplectendam, sed eorum causam tempori rejiciendam, donec eorum cogitatui satisfiat; attamen redeuntibus ex Hollandia commissariis fertur deputatos negotio pacis Londino discessuros. Quae modo afferuntur de pace nonnullis ob Hispanicam expeditionem incredibilia videntur, cogitantque ex Hollandensium divisione illue omnia
dirigi, brevique aperientur, exitumque spero initiis respondere
Datum Coloniae, Kalendas Decembris 1587.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie Frangipani, XII, B 9, f 83 r en T.
854. 1587, DECEMBER 2. — Frangipani bericht over toebereidselen van de Armada en over geruchten van vrede, welke Holland op aansporing van Elisabeth met Spanje zal sluiten.
Al cardinal di Sans. *).
Le provissioni di guerra, cb'io scrissi farnese qui alle frontiere, se sono unite per seguir' il Signor duca di Parma verso il mare con grandissimo apparato di guerra navale, alquale si scrive che s'unira il marchese di Santa Croce con 1'armata di Biscaia, di che s'intende con lettere di Londra dell'ultimo d'Ottobre, molto temere la regina d'Inghilterra. Et si raggiona di pace, per il ch'haveva mandato verso Hollanda 1'agente delli Stati col dottor Herbert alli Stati d'Olanda aciö 1'habbiano a dar la resolution' se voglione insieme con lei intrar nel detto trattato di pace. Ma si stima che 1'Olanda vorranno veder' prima se sara proposto qualche cosa convenevole al disegno loro et quello ch'il tempo li mostrera. Ma speriamo cbe la discordia, che è tra quei che governano et li popoio portara il 'negotio della pace al fin' desiderato. Li 2 di Decembre 1587.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani, XII, B 9, f. 85T.
855. 1588, FEBRUARI 21, KEULEN. — Frangipani biedt zijne diensten Francisco Verdugo aan. Hij heeft na het innemen van Bonn Parma aangeraden Verdugo daarheen te zenden om de stad te helpen ontzetten. Betuigt zijn ingenomenheid dat dit voorstel is aangenomen. Heeft zich verzet tegen den aartsbisschop van Keulen, die betreffende Bonn een overeenkomst met den vijand wilde sluiten.
Al signor colonello Verdugo.
Fin adesso non ho avuto occasione d'assicurar vostra signoria molto illustrissima della volunta mia verso di lei prontissima in suo servizio, cosi come senza quest' ostaculo ella poteva moverse a valerse di me che 1'havrei servita in ogni tempo come servirö sempre che li piacera commandarmi. Ma adesso cor 1'occasione della perdita di Bonna non posso mancar' di fargli sapere, che conoscendosi da me il pericolo non solamente di questa villa ma di tutta la
1) Julius Antonius Santori, aartsbisschop van s. Severino.



673
sua provineia, restando Bonna in mano del nemico, scrissi al signor duca di Parma per 1'aiuto di Sua Altitudine, supplicandola ultimamente che volesse destinar' la persona di vostra signoria molta illustrissima con la sua gente ti quest' impresa, non bastando Ia cavallaria del signor principe di Chimay. Et avend' inteso che da Sua Altitudine li sia venuto questo ordine, io me ne rallegro con lei infinamente, cosi per il servizio di Dio come per 1'altro di sua Maesta Cattolica. Perö voglio ch' ella sappia che il signor elettore di Colonia, dopo di haver' dimandato aiuto al signor duca di Parma, ha dato tuta la sua autorité al signor Paolo Storio su quest' impresa, su laquale tratta adesso col nemico una tregua di otto mesi, lasciandoli la piazza di Bonna et alcun' altre ville conyicine sue tributarie, con potesta di tenervi quattro cento cavalli oltre la fantaria et fortificarla, al che mi sono opposto come cosa preiudiciale a Dio benedetto, alia Sede apostolica, al re Cattolico, et a tutta la republica christiana. Di che ho dato aviso al signor duca di Parma, et darö in Italia a Nostro Signore, cosi come ho voluto dare a vostra signoria molto illustrissima, alia quale bascio la mano e prego dal signor Dio ogni felicita. Di Colonia, li 21 di Pebraio 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 9, f. 159r en
856. 1588, april 2. — De particuliere secretaris van Sixtus V aan den Spaanschen nuntius (Spacciani): over 's pausen diepe neerslachtigheid wegens de Armada.
Se Tarmata del re Cattolico fossa uscita il Settembre et Ottobre passato, N. S. haveva certa fiducia, che dovesse ottenere vittoria. Hora è tanto disconfidato di se stesso, che non si puö indnrre a credere, che habbia a sortire buon fine. Et ogni volta che si ricorda, che habbia ad uscire, non puö tenere le lagrime, che li piovono largamente da gl' occhi. Et nel leggere la cifra de V. S., se bene la tiene per vanitö, non si ha potuto contenere, che non pianga meco, et tanto dirottomente che ha indotto me ancora in piangere. Ma questo sia tra lei e me.
Giov. Andrea, vescovo di Bertinoro, segretario di N. S. Chigi M II 45, f. li (minuut voor cijferschrift, eigenh.).
857. 1588, MEI 5. — Berichten over Maarten Schenck van Nideck.
Al Signör cardinal Montalto.
Dal Schenchio s'intende variamente; molti dicano che da Westfalia sia passato nelli Paesi Bassi, et habbia dalli Stati procurato ajuto di cavallena; altri scriveno di 300, altri di 500 et fin di 800 cavalli, con animo di occupare qualche altro luogo di questa chiesa in Westfalia. Ma da altri mi si scrive il contrario; che egli si trova solo; ch'a Dio paccia sia cosi.
Di Colonia, li 5 di Maggio, 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 9 f. 316».
43



674
858. 1588, JUNI 10. — De Spaansche nuntius (Spacciani) aan den kardinaalstaatssecretaris: over een namens koningin Elisabeth aan koning Philips gedaan, maar afgewezen vredesvoorstel, in betrekking tot Holland en Zeeland.
Questo, che hora io scrivo, 1'ho inteso da uno huono religioso, che lo sa in secreto; et perciö non mi ho potuto nominare la persona. La settimana passata vennero qui lettere di Inghilterra del 1'ultimo di Aprile, scritte dal secretario della regina ad uno signore, che fa ufficio di ambasciadore di un principe appresso il re Cattolico, nelle quale bravando in principio, finalmente viene a dire, che la regina è tanto amica di pace, che si contenta di restituire a S. M. li suoi lochi di Olanda et Zelanda, con conditione perö, che ogniuno possa vivere et credere a modo suo, et che, quando non si faccia di questa maniera, la regina li difendera; et se bene brava terribilmente, nondimeno lo prega a fare ufficii buoni per la pace. Havute queste lettere, quali non si sa chi le habbia portate, perchè furono trovate su la porta di detto signore, subito se ne ando all' Escuriale a mostrarle a Don Giovanni di Idiaquez et poi a S. Mta., la quale immediatamente fece la risposta molto buona, che in sostanza era, che S. Mta. non si era mossa a questa guerra per recuperare solamente li Stati suoi hereditarii, ma principalmente per ridurre il regno d'Inghilterra alia obedienzia della Chiesa Catholica romana, et liberare quelli popoli da tanta oppressione, che patiscono nell' anima et nel corpo, et che senza questo mai haveria deposto le anni. Et commando al detto cavaliero, che cosi rispondesse risolutamente. Et perchè sono assicurato de visu, et non de auditu, che questo è vero, ho voluto darne subito aviso a V. S. Ulma., persuadendomi che N. Sre. non possa sentire nuova piü grata di questa, benchè della piena et buona volunta di S. Mta., sempre ogniuno è stato sicurissimo. La risposta sudetta credo, che si inviara per via di Francia; et spero che arrivera in tempo, che non ci sara piü occasione di trattare, nè di pensare di pace.
Chigi M 45. f. 129—129» (gelijkt, naar cijferschrift).
859. 1588, AUGUSTUS 16, LEUVEN. — Frangipani aan kardinaal Montalto: berichten over de Armada.
Qui dopo di essersi intesa la venuta con molta prosperita dell'
Armata d'Hispagna nel canale d'Ingliterra et di essersi incontrata con raltra di Drago1), sono stati scritti alcuni particolori soccessi dalla prima settimana del mese insino al di d'hoggi, cosi variatamente, che nè ancho adesso puö dirsi di certo cosa alcuna. Per il che mi son mosso a mandar' 1'avisi qui alligati a vostra signoria illustrissima et reverendissima cosi diversi come sono venuti, anchora che sappia et prima che guinga questa mia, se sara inteso in Roma il soccessodi questo primo incontro dell' Armata. Di Lovanio, li 16 di Agosto, 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 28'. — Gedr. Ehses, Nuntiaturberichte aus Deutschland (Paderborn 1899), p. 180.
1) Francis Drake.



675
860. 1588, augustus 28, leuven. — Frangipani aan den rector der Jezuieten te Trier: over de Armada.
Ad rectorem Trevirensem.
Ex ipsis (literis) igitur multa, quae sparsim in orbe fiunt, scripta
legi, ipsiqne maximas ago gratias. Lubeat Deo suam affiictam Ecclesiam, cui tot undique mala imminent, incolumem tueri, ac classem Hispanicam, ex qua universo coetui Christiano salus pendet, ita dirigere nt foelici victoria contra pessimam illam regni Angliae foeminam *), caeterosque sequaces improbos potiatur, si virium Hispanicarum timore percnlsa ad veritatis lumen non reducatur, quod ut ab Ipso impetremur, quotidie coram sua Divina Majestate prostati adesse debemus. —
Datum Lovanii, die 23 Augusti, 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 32».
861. 1588, augustus 23, leuven. — Frangipani aan den protonatarius DelBio: over de Armada.
Al signor Protonotario Del Rio.
Delle cose dell'Armata nostra, ho visto quel' ch'ella me ne scrive;
che mi è stato carissimo di haverlo letto, et sempre cbe potra, la prego a farm ene parte, tanto maggiormente quanto che piü mi se riferisce in diversi modi. Nostro Signore si degni per la sua misericordia dirizzarla a felice vittoria, perchè da quella dipende la salute di tutta la Christianita.
Del libro, ch'io scrissi a vostra signoria, che li haria indirizzato il vescovo di Gante, non accade ch'ella ne stii piü con pensiero, perchè n'ho digiaavuto risposta. — —
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 32».
862. 1588, augustus 81, leuven. — Frangipani vraagt aan den postmeester N. Tassis, om inlichtingen betreffende de Armada.
A Nicolo Tassis, magistro della posta.
Io intendo qui li avisi della nostra Armata cosi varii, che non so
quel che me ne debba credere. Perö, sapendo che vostra signoria per il carico, che ha, saperne qualche cosa piu fresca — et si puo creder' anco piü vera — la voglio pregare, che, quando non li fusse a fastidio, li piacesse farm en'alle volte qualche parte, rendendola certa che non altrimente mi sara caro questo et di gran consolatione quanto ogni altra cosa, che sin qui habia rieeruto di piacer'da lei.
Prego anco vostra signoria che sia contenta avisarmi dove si trova Sua
Altezza, et se si è nova che deba venir' in Bruxelles o in Anversa. 1 —
Di Lovanio, 1'ultimo di Agosto 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 36*.
1) Koningin Elisabeth.



676
863. 1588, september 16, leuven. — Frangipani aan den staatssecretaris kardinaal Montalto: krijgsplannen van Farma, nu hij voor het oogenblik zich niet heeft kunnen aansluiten bij de onderneming der Armada.
Al signor cardinal Mout'alto.
Essendo poi soccednti quelli confiitti maritimi, et assicurata Sua
Altezza [il duca di Parma] di non poter' nnirsi in quest' anno con 1'Armata di Spagna, si risolvè di divider' il suo esercito, come ha fatto, in tre parti: una per guardia di Fiandra; 1'altera per fin'della guerra di Bonna, ricuperatione di Berca1), Wattendonk*) et altre citta nella Gheldria; et la terza parte, che è la maggiore et meglior', dove è la sua persona, in Campigna') per tentar' la restitucion'di Berghem Opzoom, di che, se a Dio benedetto piacera darli vittoria, si liberaranno tutti questi paesi dall'escursioni di nemici, et si fara facile il reacquisto di Olanda. —
Di Lovanio, li 16 di Settembre, 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 50r. — Gedr. Ehses, p. 181.
864. 1588, october 29, Antwerpen. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: bijzonderheden van het beleg, dat Parma voor Bergen-op-Zoom heeft aangevangen.
Al signor cardinal Mout'alto.
II signor duca di Parma, essendosi risoluto di tentare la recuperatione di Bergbesopzoom per alcuni disegni che passavano, vi s'e impegnato in modo che non si puo assecurare un' sol momento delle resolutioni (che) 1'obligano a pigliar il servitio di Dio et di Sua Maesta Cattolica; et con questa incertezza non ha voluto fin hora chi'o parti di quel sito, ne certificarmi di venir a trovarmi qui cosi presto per la difficolta cbe gli porge la vicinanza del nemico. Cosi vedendo 1'occupation' di Sua Altezza, non mi è parso importunarla per 1'espedition' mia, poichè è molto travagliata dall' assedio di quella villa, non tanto per la fortezza del sito, o per il valore del nemico, quanto per 1'inondatione del paese dall' acqua contraria che casca dal cielo, et dell' altera irreparabile del flusso et reflusso del mare; per il chè non tollerando la staggione un' pensier lungo sul risolverse se deve batter la villa o retirarse, ho determinato aspettar' qui quaesta risolutione, essendo cbe senza la volonta di Sua Altitudine non potrei cosi felicemente giovar la provineia di Colonia, come ricefca il bisogno.
Di Anversa, li 29 di Ottobre 1588.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 69*.
865. 1588, november 23, leuven. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: opbreken van het beleg van Bergen-op-Zoom.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 75T en 76*. — Gedr. Ehses, p. 192.
1) Rynberk.
2) Wachtendonk.
3) De Kempen.



677
866. 1588, DECEMBER 28. — De Spaansche nuntius (Spacciani) aan den kardinaalstaatssecretaris: over koningin Elisabeth's neiging tot vrede met Spanje.
Ho inteso con molta secretezza, che Domenica passata arrivo qua di Fiandra un corriere a S. M*4., che portava speranza grande della pace con la regina d'Inghilterra, la quale pare che non sia molto aliena da restitnire a S. Mta. Olanda et Zelanda et anche le robbe tolte in questi mari. Et si ha nuova, che essa regina si provedeva gagliardamente con rinforzare le fortezze et li porti suoi, et a Londra erano imbarcate tutte le robbe et famiglie di certi ambasciatori, che la regina mandera al duca de Parma per le cose della pace, et si aspettavano ogni hora in Fiandra.
Chigi II 45, f. 106 (gelijkt, naar cijferschrift).
867. 1589, MAART 1, KEULEN. — Frangipani recommandeert Jacobus Berck van Nijmegen voor een ambt, dat is opengekomen.
Al signor Giovanni presidente Ricciardotto *).
So che vostra signoria molto illustra deve haver bona notitia del signor Jacomo Berckio da Neomago, et del bon' et fidei servicio che ha fatto per Sua Maesta Cattolica nell' officio, che ha esercitato di consigliero estraordinario nel ducato di Geldria et Zutphania. Costui, oltre di haver' recusato molte occasioni, che se li sono rapresentate in altri lochi, si trova (per dir' cosi per la speranza che li era stata di maggior' cosa) mal contento. Et intendendo hora che vaca un' stato ordinario, che teneva Pietro Verserchen, desideraria questo buon' homo, per la bona gratia di Sua Altezza serenissima, esser provisto di quest' officio. Et perchè io amo et ajuto volentiero li buoni, per la buona relatione che mi si fa di loro, volontario ancho ho voluto racomandarlo a vostra signoria per Ia sua protettione, pregandola a voler' per amor mio interporre 1'autorita sua, acciö resti sodisfatto di detta dimanda, la qual, oltre di collocarsi (come spero) in persona meritevole, io ne terrö particolare memoria con altrettanta pronta volonta di servir' lei, quando li piacera di me. Di Colonia, il primo di Marzo, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII. B, 10, f. 126». Op
denzelfden voet een gelijk aanbevelingsschrijven, gericht tot Cosmo Massi, secretaris van Parma, 1. c.
868. 1589, APRIL 18, KEULEN. — Aanbevelingsschrijven van Frangipani voor den Nederlander Cornelis Benning of Bering.
Al signor Oratio Mancini.
Per 1'esperienza ch'io ho fatto della molta amorevolezza di vostra signoria molto illustre et reverendo pigliarö ardir di avalerne del favor' suo in servitio dal presentator di questa, che sara il signor Cornelio Benning, gentilhomo di Olanda, il quale per la fede, ch'io n'ho da persona da bene, oltre di esser bon
1) Jean Richardot (Grosset), neef van den meer bekenden Fr. Richardot. Hij was president van dun Geheimen Raad te Brussel.



678
Cattolico, che per la nostra religione si trova fuor' della sua patria et di suoi proprii beni, è ancho cosi di nobilta come di vista dotato. Lui, come giovane, desideroso di veder' il mondo, vuol venir' in Italia, et per poter' appligiarsi alle creanze della corte, voria trattenersi in Boma. Ma perchè com' huomo nuovo non sa a chi ricorrer', mi ha fatto pregar da persona a me molto cara, perchè volesse indirizzarlo a qualch'uno la, ch'io non ho saputo di qual meglior
mezzo avarlermi che del suo. — —
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII. B, 10, f. 169r. — Gelijkluidend aanbevelingsschrijven aan „il signor Filonardi". Benning heet hier Bering, 1. c. f, 169v. Evenzoo aan Minutio Minucci; maar daar heet hij wederom Bering, Lef 169».
869. 1589, APRIL 20, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: overmeestering van Geertruidenberg door Parma.
Al signor cardinal Mont'alto.
La gente di sua maesta Cattolica, ch'era nella provineia di Treveri,
se ne torna qui per ordine del signor marchese di Varambon 1), ch'io scrissi esser' stato destinato dal serenissimo signor duca di Parma governatore della gente di guerra di sua maesta che si trova in questo circolo Benano, et se crede che sia per tentare la ricuperatione di Berche e 1'altra di Arnhem.
II detto signor duca se parti da Brusselles subito ch' intese lo tomulto d'i nemici, che erano alia guardia di Gertruienberga in Olanda, che vi se accostö con tre mille huomini, facendo ritirare il conté Mauri tio, figlio del gia principe di Oranges, ch'ando per assediarli et contenerli per forza nella fede delli Stati; per il che fu la villa soccorsa da Sua Altezza et impadronitose di quella 2), pagando alli soldati, che gli la lassarno, 72 mille ducati per le paghe non havute, et s'impadroni dopo d'un altro luogo, vicino da Sevenbergen, ch'ambi duo sono di molta consideratione, non tanto per la liberation' del paese dall' escursioni di nemici, quanto per 1'adito facile allo reacquisto di Olanda. Sua Altezza se ne sta adesso in Breda, osservando 1'animo d'Olandesi; ch'a Dio piacera illuminarli et indurli all' obedienza del suo re. —
Li 20 di Aprile 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 170v en 171*.
870. 1589, MEI 20, ROME. — Kardinaal Alessandro Montalto aan Frangipani: Sixtus V wil een achttal geleerden, theologen of canonisten, aan de Vaticaanscbe drukkerij verbinden. Den nuntins wordt gelast uit te zien, of er in „Germania Inferior" niet een man te vinden is, bekwaam voor zulk een post.
Illustrissime et reverendissime signore come fratello. La Santita di Nostro Signore per il buon governo de la sua stampa et libreria Vaticana, ha di tenere otto huomini eccellenti, due Italiani, due Tedeschi, due Francesi et due Spagnuoli, che sieno specialmente theologi o canonisti, o habbiano cognitione di historie o de le lingue Latina, Greca, Hebraica, Caldea et altre, con dare a
1) Mare Varambon, Spaansch legeraanvoerder.
2) Geertruidenberg werd verraderlijk aan Parma verkocht (Blok II, p. 283.)



679
ciascuno di loro stanze, pane et vino di palazzo, et di piü tercento scudi 1'anno di provisione, oltre che secondo li meriti dara loco (a) beneficii, pensione, vescovati et altre dignita. Sara perö officio di vostra signoria d'informarsi se ne la Germania Inferiore fosse alcuno atto a questo carico, et dame distinto ragguaglio, acciochè poi interno a ciö si possa fonnare la bolla con maggior maturita et consiglio. —
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 20, f. 57r. — Gedr. Ehses, p. 283.
871. 1589, juni 22, keulen. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: over den aanslag der Engelschen op de haven van Coruna en het verlies, dat zij daarbij van den Spanjaard hebben geleden; over de schade, aan hun vloot toegebracht; over de ziekte van Parma, die in Spa vertoeft.
Al Signor cardinal Mont'alto.
— — — — Con detto aviso si scrive similmente la carica, che han dato Spagnuoli alli 4 mille Inglesi, smontati nel porto della Coronna 1), senza poterne scappare a pene 200, et ancho il danno che ha patito la lor Armata per fortuna di mare, con perdita di molti vascelli, che, se il successo sara vero, come il tempo lo fara manifesto, facilitaria in qualche parte queste lunghe guerre di Fiandra, qual non sente poco detrimente dell' indispositiOne del signor duca di Parma, trovandose anchora Sna Altenza in Spa, se ben con molto acquisto della sua salute, ch'io prego dal signor Dio di molti anni felicissima a N. S. et a vestra signoria illustrissima et reverendissima.
Di Colonia, li 27 di Gingno, 1589. lHjMP»
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 210c en v.
872. 1589, juni 29, keulen. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: over verbetering in den gezondheidstoestand van Parma; Eijnberk door markies Varambon overmeesterd.
Al signor cardinal Mont'alto.
11 signor duca di Parma è ancora sotto la cura dell' acqua Spadana,
donde mi ha scritto 1'Altezza Sua con lettere di 12 il meglioramento notabile in che si trova, et la speranza che teneva di poter presto impiegare la recuperata sua salute et le sue forse in servitio di Dio et della maesta del suo re. II suo esercito è nello stato ch'ho dett'altre volte, senz' altro frutto sin a quest'hora dopo 1'acquisto di Sangesbrudeimberghi (sint Geertruidenberg), eccetto che dell'altro del castello di Reinbech (Rijnberk), assediato come ho scritto a vostra signoria illustrissima et reverendissima, dal signor Marchese di Varambon, che se gli rese il giorno di san Giovanni 2), et, se sara vero (come io credo) facilitara 1'accquisto di Bercha soprailReno, piazza di questa chiesa [di Colonia] occupatagli dall'apostosia di Trusces (Truchsess).
Di Colonia, li 29 di Giugno, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 2I5T.
1) Zie Blok II, p. 284.
2) 24 Juni.



680
873. 1689, JULI 6, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: Karei van Mansfeld voor Hensden; de tegenspoed der Engelschen op de kust van Spanje boezemt den Hollanders vrees in; verdeeldheid onder de Friezen, waarvan Verdugo gebruik moet maken om dat gewest te heroveren.
Al signor cardinal Mont'alto.
Si spera il medesimo fine dal signor Carlo di Mansfeit, ch'é ancor
sotto a Husden (Heusden). Dalla Frisia ho lettere che 1'Olandesi sono impauriti per 1'aviso, sparso tra loro, dello danno ch'ha avuto 1'Armata d'Inghilterra nella riviera di Galitia '), cosi dall'arme di Spagnoli come da fortuna del mare. Et che tra li nemici Frisoni sia tanta confusione et divisione, che facilmente il signor colonello Verdugo potria restituire in simile occasione tutta la Frisia all'obedienza di santa Chiesa et alia recogniiione del re di Spagna, suo principe naturale, se se gli accrescessero forze maggiori, come n'ha supplicato il serenissimo signore duca di Parma, et n'aspetta risposta.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 219*.
874. 1689, JULI 12, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: Varambon omsingelt Rijnberk; de oproerige Nederlanders trachten door bemiddeling van den koning van Denemarken tot een verzoening met Spanje te komen; verhouding van Denemarken tot Spanje en de Nederlanden.
Al signor cardinal Mont'alto.
Et quanto all'arme del signor duca di Parma, sono nel termine
ch'io scrissi la settimana passata, stringendo giornalemente Bercha sul Beno il signor marchese di Varambon, che non puo fuggir'il nemico di rendersegli per la monitione cbe gli manca.
Tutti li ordini delli Stati d'i Paesi Bassi, ribelli del re di Spagna, intendo che siano ricorsi dal re di Danimarca a) per tentar' con 1'autorita sua una riconciliation' loro con sua maesta Cattolica, et secondo mi vien' scritto da Lieggi, sono gia comparsi ambasciadori di Danimarca in Spa dal signor duca di Parma; ne si puö saper fin hora il negotiatio loro.
Danimarea, se ben non è Cattolica, non è pèro nemico della corona di
di Spagna Altre volte fu tentato l'istesso mezo del morto re 3), suo
predecessore, per costregnere li Paesi Bassi con la privatione delli commertii all'ubedienza del lor principe naturale; ne saria riuscita vana la prattica, sela morte non vi fu interposta. — —
Di Colonia, li 12 Lugli, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 211r.
1) Zie het schrijven hierboven, van 22 Juni 1589.
2) Christiaar. IV.
3) Frederik II.



681
875. 1689, JULI 20, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: over vredesonderhandelingen tusschen de Hollanders (?) en Parma te Spa; over den tegenspoed, welke de Engelsche vloot van koopvaardijschepen op de kust van Spanje heeft ondergaan, waardoor de Hollanders het vertrouwen op Engeland verliezen.
Al signor cardinal Mont'alto.
Li Olaudesi sono ancora appresso il detto signor duca in Spa
per trattar' accordo con sua maesta Cattolica, lor principe naturale1). Ne puo 1'assenza di Parma attenderri molto per la cura di quelle acque Spadane. Perö si crede che ne partira presto et si ridura in Brusselles per vedern' il fine.
Li Olandesi non han piü fede all' Inglesi per un danno che han ricevuto ultimamente dall' armata d'Inghliterra in 40 navi, che andavano inPortugallo pro uso loco privato et mercantile. Et se le forze di sua maesta Cattolica potessero comparire in una tal conjonctnra in questi mari, se haria speranza di qualche huon successo, intendosi che 1'armata d'Ingliterra se ne sia ritornata mal conditionata con perdita di molta gente, et quella che vi è sopra è appestata ■), per il che se scrive che la regina non habbia voluto che smontï in terra. — —
Di Colonia, le 20 di Luglio 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII. B, 10, f. 223».
876. 1689, JULI 27, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: merkelijke verbetering in den toestand van Parma; bizonderheden over dat herstelover de onderhandelingen tusschen de afgevaardigden van Holland (?) en Denemarken met Parma te Spa; de krijgsondernemingen voor het oogenblik gestaakt wegens de ziekte van Parma.
Al signor cardinal Mont'alto.
Detto signor duca [di Parma] va continuando nel suo megli-
oramento conevidente certezza di presta et complita salute, essendo megliorato di colore et disgonfiati quasi totalmente il ventre et le ganibe, et reacquistate le forze da caminar a piedi et a cavallo, che per molti giorni li è stato impossibile.
Con Sua Altezza se trovano quelli ambasciadori di Danimarca et d'Olanda, ch'io dissi nelle lettere de' i 12, et trattano con molta segretezza la loco legatione. Ma havendo in questi di Sua Altezza spedito con molta diligenza in Spagna al suo re il presidente Ricciardetto 8), se crede ch'essi portano qnalcche cosa di momento che sperar' si deve in questa conjonctura nello stato in che se trovano li Olandesi, senza gente, senza dinaro et senza capo.
Nel resto 1'arme di soa Maesta Cattolica sono sospese per l'impedimento della cura del signor duca di Parma nell' acque Spedane; ne si è fatto altro progreso quest' anno che la recuperatione di san Geertrubergen da Sua
1) Dit bericht moet op een vergissing berusten, evenals dat in n°. 876.
2) Met de pest besmet.
3) Het voornaamste doel der zending van Jean Richardot naar Spanje was echter om Parma tegen lasterlijke beschuldigingen van zijn vijanden aldaar te verdedigen; zie Blok II, p.284.



682
Altezza del forte presso Berca sul Beno et del castello di Pleimberch dal marchese di Varambon, qual adesso si trova con la sua gente nel espugnatione d'un altro forte posto dal Schenchio sotto Bercha presso Bees, di qua del Beno nel ducato di Cleves, et della continuatione dell' assedio di Huesden,
dove si trova il conté Carlo Mansfelt.
Di Colonia, li 27 di Luglio 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 225» en 226*.
877. 1689, JULI 30, KEULEN. — Frangipani komt bij Parma op voor Erkelenz (tot het toenmalige bisdom van Roermond behoorende), dat door den schatmeester van Montfoort tegen de beschikkingen van den landvoogd in met een zware belasting wordt verdrukt.
Al signor duca di Parma.
La communita di Ercklen mi ha fatto pregar' ch'io volesse proporre all' Altezza Vostra serenissima le infelicita in che' ella si trova, et insieme racomandagli la poverta sua, che per la compassione, ch'io ho a tutti questi questi luoghi simili di qua, non ho potuto mancar' di non farlo volontiero. Detta communita si trova gravata sopra modo di dehiti, per il che non sole si e sbigottita di poter sodisfare Pordinarii pagamenti, che toccano a Sua Maesta Cattolica, ma anco di procurarsi il vivere. Sono duo molini a vento in quella terra; uno n'è stato brugiato da soldati et 1'altro è poco buono, ch'a pena serve, et per tutte duo han' dovuto pagare 35 maldre l) di fromento ogni anno; sopra di che, mi par' ch' hebbe ricorso all' Altezza Vestra proponendoli la poverta in che era diveauta per la constante fede, che ha sempre servata al suo re in servirlo di continuo. Et da lei, come ben informata delli suoi menti, fu concessa gratia di dette moldre di frumento. Hora il redituario di Montforte mostra di non voler haver' riguardo a detta gratia, ma li domanda tutta 1'iutiera summa. Per ciö supplico Vostra Altezza serenissima, si degni ordinar' che la gratia sia osservata.
Questo ufficio non ho potuto mancar' di non farlo, per esser' io di natura inclinato a poveri. Supplico 1'Altezza Vestra serenissima a volersi mostrar' benigna, degnandosi per la sua solita piëta, di non abandonuar' quei poveri cittadini; cb'oltre di far' un elemosina a tanti poveretti, quali non cessaranno pregar' per la sua salute, io gli no servarö obligo particolare.
Di Colonia, li 30 di Luglio.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 10, f. 227» en 228*.
878. 1689, AUGUSTUS 17, KEULEN. — Frangipani aan den staatssecretaris kardinaal Montalto: rampzalig uiteinde van Maarten Schenck van Nideck, verdrinkt vóór Nijmegen; zijn lichaam wordt gevierendeeld, de ledematen aan den stadsmuur opgehangen.
Al Signor Cardinal Mont'alto.
La morte di Schenchio se referisce concordamente da Catholici et
1) Mouder: de hoeveelheid graan, die voor iemand Iegelijk aan den molen mag gemalen worden. Zie Verdam, M.-N. Woordenbn in voce.



683
eretici essere socceduta per harer egli voluto tentar d'occupar la citta di Niomega, citta del re di Spagna, posta sul Beno nella Gheldria. Et entratovi con 3 cento soldati per intelligenza di dentro, se fortificó in due case, donde li cittadini subito, eonosciuto il tradimento, lo ributtorno con tanta carica ch' egli con la sua gente, volendo retirarse con barchette, sopra la barca armata ch'era in mezo del fiume fe' rivoltar in questa furia la sua barca, et resto lui et quanti vi erano dentro soffocati nell' acqua. Ne contenti li Niomagesi della sua morte, volsero pescar il corpo per dividerlo in quattro parti, come ferno in ornamento delle mnra. Schenchio, quando era nel servizio del re di Spagna, restitui alia maesta sua questa citta di Niomega non con arme ma con artificio, et fu causa di farlo retirar dal servitio regio et d'indurlo a far tanto male, quanto ha fatto, perchè se sdegno quando il governo di questa citta fu poi dato a monsignor d'Altapenna et non a lui, ond'egli cercö sempre di lavarla al re, ma prima la muraglia ha posseduto 1'ossa del suo corpo ch'egli sia fatto padrone delle
mura. Di quelli ambasciadori Olandesi non s'intende piü cosa alcuna.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII. B. H, f. 7' en 8T.
879. 1589, AUGUSTUS 24. — Frangipani aan den staatssecretaris, kardinaal Montalto: poging van Prins Manrits om Heusden te ontzetten; tegenslag, welken deze daarbij heeft ondervonden. Vergeefsche onderneming van de Spanjaarden tegen Gorcum.
Napels. Bibliotheca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B 11, f. 12» en 13». —
Gedr. Ehses p. 342, 343.
880. 1589, AUGUSTUS 81, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: gunstige omstandigheden om Holland voor den koning terug te winnen, waarvan Verdugo thans echter geen gebruik kan maken. Hoopvolle verwachtingen aan het overmeesteren van Heusden verbonden.
Al signor cardinal Montalto.
Con tutto ciö se fa temere nella Frisia per le poche forze del signor
colonello Verdugo, consumate col tempo nella conservatione di quello Stato, circondato dalli nemici d'Olanda, dove il popoio vehemente desidera Ia pace, ma vien' impedito da loro che lo governano; per il che le cose di Olanda sono in termine che facilmente se riduriano sotto 1'ubedienza di santa Chiesa et del re loro, se tanti aecedenti non havessero sospese 1'arme di Sua Maesta Cattolica, che non 1'han permesso d'accostarsegli. Con tutto ciö soccedendo la reacquisto ét Hoesden 1), mitigara 1'animi di ribelli, et continuandose il soccesso fortunato della guerra, ritornaria ben presto lo Stato al vero principe naturale.
Di Colonia, 1'ultimo di Agosto, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 17'.
881. 1589, SEPTEMBER 7, KEULEN. — Frangipani bericht den nuntius van Spanje, Annibale de' Grassi, over het rampzalig niteinde van Maarten Schenck buiten Nijmegen.
A monsignore nuntio di N. S. in Spagna.
Di qua habbiamo di nuovo la morte di un gran tristo, ribello del
1) Heusden.



684
re, chiamato il Schone, che potrebbe esser' che la sua mala fama fusse penetrata anco sin la; questo con le sue fraudi et tradimenti et seguito, che haveva di molti suoi pari, ba tenuto travagliato tutto questo paese. Ultimamente dopo molte sceleraggini, soccedutole secondo il suo desiderio, la giustizia di Diol'ha pur gionto in tempo che tramava per tradimento occupar la citta di Niomega; et gia vi era intrato dentro con 300 persone, ma ribattuto da quei de la terra, che se difesero gagliardamente, volse fuggire per salvarsi con una barchetta dentro certe sue navi, et se annego nel Reno. Fine veramente infelice, ma ancor troppo honorato per lui, se ben il suo corpo, ribattuto dal Reno, fu dal
governatore di Niomega posto in pezzi et attacati su le mura della citta.
Di Colonia, li 7 di Settembre 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B, 11, f. 22r.
882. 1589, SEPTEMBER 12, KEULEN. — Frangipani aan Parma: aanbevelingsschrijven voor eenige bewoners van Erkelenz, die in hun nood hulp gaan zoeken bij den landvoogd.
Al signor duca di Parma.
Se della civita di Ercklen non mi fusse stata fede non solo di constanza nella fede Cattolica ma anco di fedelta verso il re, suo signore, a tempo della rebellione di Paesi Bassi, non mi moverei adesso di racommandarla all' Altezza Sua serenissima cosi caldamente come fo. Detta civita, secondo mi vien' riferto, si trova molta oppressa, per la poverta sua, et per ciö ha diliberato di destinar' alcuni di suoi cittadini da lei a proporli qualche suo bisogno. Cosi bavendomi fatto pregar' ch'io volesse accompagnarli con una mia, non ho potuto mancar' di non farlo, sopponendo che Vostra Altezza (vuole) degnarsi di ascoltarli con quella carita et amore, che ella suole fare verso i poveri, che ricorreno da lei.
Di Colonia, li 12 Settembre, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale, Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 26r. en 27r. — Eenzelfde aanbeveling van Frangipani aan Cosimo Masi, particulier secretaris van Parma, 1. cl f. 27r,
883. 1589, SEPTEMBER 21, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-secretaris: nadere bizonderheden over de ziekte van Parma; volledig herstel niet uitgesloten. De landvoogd verkeert in het onzekere, of hij tegen Frankrijk zal moeten optrekken, dan wel Gelder zal binnenvallen.
Al Signor Cardinal Mont'alto.
La malatia del signor duca di Parma è stata hidropsia, curata con
quest' acque Spadane; non perö Sua Altezza s'intrattiene in Spa retirata da ogni cosa di negotio, debole, smagrita, ricaduta, come siscrive, per un poco di flusso di corpo che gli venne. Ma s'il meglioramento della hidropsio se cognosce nella sgonfiatura della vita 1), non se dubita che non sia a fatto sano, et che non possa nell' avenire esercitarse tanto nell' arte militare, quanto ha fatto nel passato.
1) Beteekent hier: lichaamsomvang; vita = buik.



685
Et continuando la stanza di Spa, dove la stagione non permette piü 1'uso dell' acque, et vivendosi C09i retirato de' negotii, se crede che ne si ferma per aspettar' il fine della prattica di Cambrai, acciö che possa determinare s'è per
andar' in persona alli confini, o pure tentar' altro nella Gheldria.
Di Colonia, li 21 d'Ottobre.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 31v.
884. 1589, SEPTEMBER 24. — Frangipani schrijft aan den staatssecretaris, kardinaal Montalto, over het wantrouwen, dat er onder de Hollanders en bewoners van Zeeland heerscht jegens de Engelschen, en over den nood, waarin zij verkeeren; meerderen komen naar Antwerpen terug of wijken naar Keulen uit; de nuntius zal trachten te zorgen, dat het banvonnis jegens de Anabaptisten onder hen te Keulen worde ten uitvoer gebracht.
Al signor cardinal Mout'alto.
Dirö anco 1'iresolution' d'animo di questi Olandesi et Zelandesi,
che ancor'dura per la diffidenza nata tra loro et 1'Inglesi, et anco per 1'incommodita che patiscono di vivere. Onde molti eretici, usciti d'Anversa et ridotti in Middelburgh, costretti della necessita sono ritornati in Anversa con animo di riconciliarnese; sopra di che non dubito che la prndenza et buon'zelo del vescovo di quella villa usara tutta la diligenza necessaria .
Di detti eretici molti ne vengono qui in Colonia, parte per passare nell'Alta Germania, parte per fermarse. Anchora che da questo amplissimo senato mi si inferisca il contrario, si (sa) che s'e ottenuto di cacciar' fuora tutti li Anabaptisti, ma fin hora è firmato il decreto del senato ma non eseguito; perö sono in officio per 1'esecutione, et spero che se fara.
Li 24 di Settembre 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 27».
885. 1589, SEPTEMBER 28. — Frangipani bericht aan den staatssecretaris, kardinaal Montalto, over de weinige hulpmiddelen, welke Verdugo ter beschikking zijn overgebleven na het laatste optreden van Maarten Schenck, en hoe het dezen derhalve onmogelijk is tegelijk de zaak van den koning in de Nederlanden en die van de Liga voor te staan.
Al signor cardinal Mont'altro.
Di piü la Frisia non è sicura per le poche forze del signor Verdugo
havendogli rotto il Schenkio, prima che morisse, tutt'il sossidio che se gli mandava, come scrissi a vostra signoria illustrissima e reverendissima; et hoggi sollicita soccorso per resistere all'impeto de nemici; per il che non vedo come possono quest' arme regie defender' li Stati del re loro et aiutar quelli servitori della sacra Lega. —
Di Colonia, li 28 di Settembre 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale, Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 37».



686
886. 1589, OCTOBER 12, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: Parma verzamelt zijn troepen in Henegouwen om op den loop der gebeurtenissen in Frankrijk voorbereid te zjjn; Karei van Mansfeld heeft daarom de belegering van Heusden moeten opgeven; alleen Verdugo staat nog tegenover de oproerigen in de Nederlanden, maar kan niets tegen hen uitrichten.
Al signor cardinal Mont'alto.
II signor duca di Parma, qual se scrisse la settimana passata, doverse retirare dall acque Spadane in Brusselles; ho aviso che ritornandosi in buono stato di salute, habbia pigliato il camino di Binck1) nell' Hanonia, vicino (a) Mons, dove mi persuado che ridurra tutt' il resto della sua gente, cosi per osservare li soccorsi di Francia come per farvila svernare, non potendo piü sostenerla nè nella Brabanza, nè nella Fiandra. Cosi il conté di Mansfeit intendo che habbia lassato 1'assedio di Hoesden; ehe se sara vero, 1'arme di sua maesta Catholica perderanno molto appresso il nemico, ne saranno temute come prima. Altre adesso non vi sono che si esercitano, eccetto quelle di Frisia sotto il signor colonello Verdugo, per il quale, se puo dire, che combatta 1'angelo di Dio, non havendo forze da resistere, non che vincer il nemico. —
Di Colonia, li 2 di Octobre, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Franpani XII, B, 11, f. 43°.— Uittreksel in het Duitsch bij Ehses, p. 377.
887. 1589, NOVEMBER 2, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: over de krijgstoerustingen der Hollanders, die met behulp van de Engelschen zich willen meester maken van Groningen en van al hetgeen in Friesland voor Spanje is teruggewonnen.
Al signor cardinal Mont'alto.
Ma di öroninghen et di tutt' il resto della Frisia, si non è socceduto
fin' hora il male che se ne terne va; non è perö che 1'Olandesi non si inforzino con nuovi adjuti d'Inghilterra, et non insidiano adesso, che la gente di sua maesta Catholica s'è allontato da loro per ritornar' alli Stati, tutto lo gia conquistato della Frisia alia sua corona; per il che la campagna se trova in potesta del nemico, le ville rinchiuse con li praesidii loro, con gran' tristezza et dolore d'i buoni.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 54».
888. 1589, NOVEMBER 9, KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-secretaris: het leger der Hollanders maakt van het terugtrekken der soldaten van Parma gebruik om het Karthuizer-klooster te Wedderen in "Westfalen te plnnderen.
Al signor cardinal Mont'alto.
H nemico, si come roppe (?) *) la gente del re, fusse remasto esso
1) Binche.
2) Rotta: verdeeld, uiteen gegaan.



687
sotto di quella, se saria levato alli rebelli Olandesi il nervo di tutto le lor forze. Non havendo potuto (il nemico) unire tanta gente senza levarla dalli presidii, dove dopo s'è riterato, restano pero numero (di) loro nella campagna, depredando secondo il solito, come ultimamente ha fatto spogliando un monastero di Certosini '), detto Wedderan (Wedderen), nella diocesi di Monastero, di
tutto 1'oro, argento et sela, che haveva in ornamento della chiesa. —
Di Colonia, li 9 di Novembri 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 62'.
889. 1689, NOVEMBER 16, KEULEN. — Ofschoon nog niet geheel genezen, gaat Parma toch dagelijks op jacht. Met regeeringszaken bemoeit hij zich nog niet, vermoedelijk nit ontevredenheid over de behandeling, welke hij van Spaansche zgde ondervindt. Het grootste ongeluk voor de Nederlanden zou znn, wanneer men hem dwong af te treden.
Al signor cardinal Mont'alto.
Della vita del signor duca di Parma non s'ha qui lo timore,
che se n'ha in Italia, perchè se ben non si puo dire che habbia recuperata la salute per la milza, che ancor' alle volte lo travaglia, è nondimeno nel resto sano, et come sano è quasi a piedi et a cavallo ogni giorno alia cacia. E' ben sequestrato d'ogni sorte di negotio, non senza danno delle cose publiche et maraveglia di molti; con ferma opinione che di ciö sia causa qualche male sodisfattione, che riceve da Spagna, et ch'a tanti mali di questi paesi s'aggiongera quest' ultimo maggiore, quando fussero privi del governo di sua serenissima Altezza.
Di Col onia, li 16 di Novembre, 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f, 64».
890. 1689, NOVEMBER 30. KEULEN. — Frangipani aan den kardinaal-staatssecretaris: gunstige berichten over de gezondheid van Parma.
Al signor cardinal Mont'alto.
Detto signor duca [di Parma] mi si scrive, che s'habbia fatto
rompere la milza da un maestro Napolitano, molto esperto et valent' homo, et che stia ragionevolamente bene,, et che ogni giorno va fuora a caccia la matina a piedi, et dopo mangiare a cavallo.
Di Colonia, im 1'ultimo di Novembre 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. i\, f. 72r.
391. 1689, DECEMBER 7, KEULEN. — Frangipani bericht den staatssecretaris over krijgsbedrijven: 6000 man onder Mansfeld hebben de Rijnstreek verlaten en zijn naar
1) Terwijl op het feest van Allerheiligen (1 Nov.) 1589 de vroegmis werd opgedragen, overvielen de Hollanders het convent; van 8 uren in den ochtend tot 3 uren 'snamiddags hield het plunderen aan. Zie de monographie van Albert Wormstali over Judocus Vredis, een kunstvaardig bewoner van dit klooster (Munster 1896), p. 8.



688
liet Maasgebied getrokken, om, naar verluidt, zich met de troepen van Parma te vereenigen. In het Keulsche vreest men voor hinderlagen van de oproerige Nederlanders, die zich in verbinding hebben gesteld met de bewoners van Gulik.
Al signor cardinal Mont'alto.
— — — — Dalla gente del signor duca di Parma non intendo altra mutation' dallo stato ch'io ne scrissi la seconda passata, eccëtto quella di cinque mille persone, che erano nel Reno sotto il signor conté Carlo di Mansfeit, s'è inteso marciare all' improviso verso la Mosa con voce di giuntarse col detto signor duca, ritornando il signor marchese di Varambon al suo pristino governo.
Altro movimento non ba fatto il nemico di Paesi Bassi. Con tutto ciö non mancano avertimenti di persone Cattolice et pie Olandese, che debiamo qui vegliare per 1'insidie di quelli rebelli, giontamente con questi di Giuliers. Per il che non fu restituito il presidio di Rurort, com' era gia 1'ordiue fuora per la restitutione. Et se tengono li presidii di questa chiesa guardati dalla gente regia senza innovatione alcuna.
Di Colonia, li 7 di Decembre 1589.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. li, f. 78r.
892. 1589, december 21, keulen. — Frangipani aan kardinaal Montalto: over de beschuldigingen, welke tegen den hertog van Parma worden uitgebracht wegens het mislukken der Armada. Het beste zou naar de meening van Frangipani zijn, dat de koning van Spanje vrede sloot met de koningin van Engeland, wijl dan ook de oorlog in de Nederlanden zou ophouden, de noodzakelijke voorwaarde om de vrede in het kerkelijke aldaar te herstellen.
Napels. Biblioteca Nazionale XII, Tom. XI, f. 88. — Gedrukt bij Ehses: Nuntiaturberichte aus Deutschland. Erste Abth., Zweite Halfte, p. 417—418.
893. 1590, april 6, keulen. — Berichten van Frangipani aan den staatssecretaris, kardinaal Montalto, omtrent het sneuvelen van graaf Philips van Egmond, de inneming van het kasteel van Zevenbergen door den graaf van Mansfeld en diens kans op het veroveren van Breda.
Al signor cardinal Mont'alto.
Del conto d'Egmonte, mi si scrive, che nella battaglia *) remase
morto, valerosamente combattendo, et ch'il duca di Parma 1'habbia destinato successore il signor marchese di Santi, qual se preparava all' andata di Prancia per riunir le reliquie della gente del re Catholico.
Con questo aviso della morte di Navarra, me n'e venuto un' altro, et è ch'il signor conté Carlo di Mansfeit habbia preso il castello di Sevemberghe con haver' fatto appicar' li soldati nemici,' che vi erano in guardia, et postose intorno al forte per occuparlo et impedire cbe dalla parte del mare non entra soccorso in Breda, talmente ristretta dalla sua gente che se speranza fusse per reacquistarla et renderla presto al suo re.
Di Colonia, li 5 Aprile 1590.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 11, f. 168r en T.
1) 11 Maart 1590, in den slag bij Ivry.



689
894. 1591, januari 18, keulen. — Frangipani aan Parma: betreurt den voorspoed der Hollanders. Weinig vooruitzicht op vrede met hen; deze zou slechts af te dwingen zfln of door een aanzienlijke krijgsonderneming, ofwel door het afsluiten van hunne havens; geen dezer beide middelen kan echter voor het oogenblik aangewend worden.
Al duca di Parma.
Alli 19 del passato scrissi a vostra serenissima Altezza rallegrandomi del buo feliee ritorno in Brusselles; adesso gli scrivo dolendomi delle gran progresse che ha fatto il nemico nel paese di Vestfalia, non senza pericolo d'impadronirse di Cheisserert l) per avertimento che n' han dato famici.
Per questi danni del nemico non se fanno li conventi circulari dell' imperio, come se moltiplicano Ie querele contra la gente del re; lo che non mi fa credere cosa buona sopra la prattica della pace.
Per lettere d'amici intendo che il nemico se burla di questa pace, ma se la crede, non la crede per altro che per quello gli ne scrive il figluolo del principe d'Oranges »), captivo in Spagna; et in tanto attende a far le sue conditione megliori.
La pace con li ribelli fu sempre da me lodata, com' altre volte ho communicato con vestra serenissima Altezza, et anch' adesso 1'approvo; non perö conosco il nemico tanto alieno da quella, che con molte offerte se gli facciano; non vi consentira mai se non per estrema necessita, nella quale secondo il parer' d'un povero prete, come son io, se ridurebbe ö con un esercito formato, mosso secondo il solito di vestra serenissima Altezza, ö con levargli la commodita del mare. Con tutto ciö vedo 1'uno e 1'altro impossibile fin' hora; perö mi resta rieordargli la liberta del Beno in questi romori sparsi di leva di gente nell' Alemagna et la conservatione della Frisia; con cbe humillissimamente a vestra serenissima Altezza bascio la mano. Da Colonia, li 18 di Gennaio 1591. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 12, f. 5* en ▼.
895. 1591, april 4, keulen. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato 8): heeft Ernst, den keurvorst van Keulen, en door dezen ook zijn broeder, hertog Wilhelm van Beieren, trachten te overtuigen, dat de keizer op een geheel andere manier dan tot nog toe tegenover de Hollanders dient op te treden, wil er een eind komen aan den oorlog in het Keulsche gebied en in Westfalen. De keizer moet hun zooveel mogelijk bondgenooten trachten te onttrekken en daarom de zaak van het Duitsche rijk losmaken van de belangen van Spanje.
Et poichè da cosi lunga guerra sorgono tanti mali et molto
maggiori, persuado 1'un et 1'altro a discorrer sopra il vero modo di dargli fine, dimostrandogli ch'il modo, che se tiene, non mi piace, come lungo, debole et fallace, proponendogli il mio parer di attender prima a disunir 1'animi di quei ribelli, poichè la rebellion' loro si mantiene col consento di molti. Apressö che 1'imperatore si movesse per 1'interesse mero dell' imperio et tacesse la volunta del re di Spagna, perchè il nome Austriaco fa sospetto 1'imperatore nell' impero, dove concorre 1'interesse del re Cattolico, et li ribelli s'insuper-
1) Kaiserswerth. 2) Philips Willem van Oranje.
3) Paolo Emilio Sfondrato, neef en staatssecretaris van Gregorius XIV. De (hierna, p. 693
697) voorkomende (Paolo) Camillo Sfondrato, ook kardinaal, is een neef van hem.
44



690
biscono tanto piü contra la sua corona, perilchè, non essendo principe di Alemagna, che maggior danno di questi doe, del signor Elettore et del signor duca di Cleves, sentino et pateno da simile guerra. Persuado il signor Elettore che n'entenda il parer del signor duca, suo fratello, da proporsi ö a N. S. ö all' imperatore ö al re di Spagna par goderse una volta questo fine; che è tutta la raggione (che) posso rendere a S. S. et a vostra signoria illustrissima et reverendissima dell' attion' mia dall' ultime lettero di 28 a queste di
hoggi.
Di Colonia, li 4 di Aprile. Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 33».
896. 1591, april 25, keulen. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: zet nog nader zijn plan uiteen om de belangen van het Duitsche rijk en van Spanje gescheiden te houden; de keizer en de rijksvorsten moeten in het belang van het Kijk erop aanhouden, dat de oproerige Nederlanden vrede met den koning van Spanje sluiten.
Et questa pace, quando s'abbraciasse da dovero, non vi trovaria
tanta difficolta nel practicarsi quanto s'imagina alcun huomo, purchè s'incaminasse per la strada ch'io accenni nelle lettere di 4 *), cioè che si soggerisce secretamente all' imperatore del re di Spagna et moversi la Maesta Caesarea non a trattarla per comodo di esso re, ma per 1'interesse [del imperoj, et discorrer' con tutti li principi di Alemagna sopra li veri mezzi di liberar 1'impero dalli danni che riceve da cosi Ion ga guerra, perchè con simil discorso di scopriria, anzi si purgaria lo mal affetto di Protestanti contra la corona di Spagna, poichè non si potriano fuggir' queste conclusioni tra loro: prima ch'i danni procedendo della guerra non bas tan o mai 1'impero liberarsene, se non toglie Ia causa loro, èt mentre pensano di liberarnele con nove arme imperiali moveno maggior guerra, et conseqnentamente tirano all impero danni maggiori. Apresso ch'i Stati di tutti i Paesi Bassi siano vero patrimonio, perilchè la guerra non si pao dal imperio giudicar' ingiusta et temeraria per la pace della sua corona, come per 1'altre d'i snoi sudditi rebelli. Et perciö non stimarei molto difficile all' imperatore tirasse al suo voto li detti principi in persuader'a questi rebelli per 1'interesse dell' impero la riconciliatione col loro re. Et in evento che la rifutassero minacciarli di voltarsi le forze imperiali contra di loro s'ardiranno piü. di dannificar' alcun membro del impero sotto qualsivoglia pretesto, cosi come han fatto fin hora et perseverano ancora nella Yestfalia et in tutta la
provineia di Colonia, che non è Stato del re.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 34».
897. 1591, JUNI 5, KEULEN. — Frangipani aan Parma: vraagt namens de geestelijkheid van het Land van Nijmegen zooveel mogelijk hulp, daar die landstreek door het geweld van den vijand geteisterd wordt en in het naaste gevaar verkeert van te worden overmeesterd.
Al signor duca di Parma.
Essendo stato vennte da parte del clero della terra di Nimega, le preghiere loro hanno tanto potuto s'io potessi con vostra Altezza sperarci che subito
1) Hierboven medegedeeld.



691
si renderebbero contenti et assicurati del stato loro. Mi viene fatta fede trovarsi in quel luogo non solamente bon numero di persone ecclesiatiche et religiose de diversi Ordini, ma anco de molti laici di gran divotione et zelo, che gli causano maggior odio et persecutione de nemici, tal che sin hora hanno ricevuto tanti danni, ch'esendo hormai ridotti aH'estrema necessita, 's habbi quasi a temere con 1'universale disolatione di detto logo anco foppressione della religione Cattolica in quella parte. Perö confidandosi che quando anco fossero sfodrati et subjugati da nemici, non sarebbono lasciati in preda da sua maesta Cattolica et vostra Altezza, mi hanno pregato supplicarla insieme con loro, acciö sia servita piü presto prevenire et impiegare quei mezzi per loro liberatione, i quali altramente converrebbe spendere per loro recuperatione. Mi perdoni dunque vostra Altezza se, pregato da questi poveretti, non solamente mi sono volto a racommandargli a Dio, (ma) mi sono anco lasciato transportar' a farne officio con lei, sapendo quanto le cose spirituali hanno bisogno delle temporali, ne mi parendo meno degni di compassione questi afflitti suditi del re che gli habitanti di Parigi. Di modo che di questa impresa voglio anco augurar' una gloria immortale a vostra Altezza, alia quale etc. Di Colonia, li 5 di Oiugno, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 12, f. 44.
898. 1591, juni 6. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: bizonderheden over het vermeesteren van Zntphen door de Staatschen. Gevaar dat dit verlies oplevert voor de Friesche Ommelanden.
L'inimieo di Olanda finalemente s'impadroni della villa di Zutphen quell'istesso giorno di 30 (Maggio) ch'io scrissi la settimana passata a vostra signoria illustrissima, esservisi accortato, et s'è perso per difetto di capitani, secondo si scrive, quali amando piü le proprie mogli et proprii figli che la fede, data al lor principe, resero quella piazza molto vilmente contra la volonta di soldati, uscendosene tutti in quel modo cbe han voluto. Le perdita di questa villa è grande, come dimostra cosi lo gran sforzo ch'uso il duca d'Alba nell' anno 72 per ricuperarla al suo re, come 1'altro usato dal conté di Hollac») in due volte inutilmente per unirla alli Stati di rebelli, appresso i quali all' ultimo il conté Mauritio n'ha havuto il vanto. [La perdita] è grande ancora per lo pericolo della Frisia, dove par' che nlira il nemico, sendosi avortato a
Daventria.
Di Colonia, il 6 Giugno, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 41».
899. 1591, juni 20, keulen. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: nogmaals over het verlies van Deventer. Parma trekt den Rfln over en is op weg naar Rees.
~ ~— U signor duca di Parma intese dopo la sua uscita in campagna la perdita di Zutphen, come donai aviso a vostra signoria illustrissima et reve-
1) Hollac as Philips, graaf van Hohenlohe.



692
rendissima con lettera di 14. Appresso ha inteso 1'altra perdita di Daventria, ch'al nemico dopo tre assalti si rese. Sua Altezza di Parma, intendo, che si trova adesso occnpato in far passare il Reno dalla soa gente all' incontro di
Rees, nel ducato di Cleves.
Di Colonia, li 20 di Giugno, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondtie-Frangipani XII, B. 8, f. 42» en 43».
900. 1591, JUNI 20, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: Parma nit Frankrijk terng om Nnmegen hulp te bieden en Deventer te ontzetten.
Ancorch'io (non) havesse ricuperato le mie forze, come spero di ricuperarle in breve, non potrei dir altro a vostra signoria illustrissima et reverendissima questa volta, che accusarli la ricevuta della sua di 25 di Maggio et avisarla •dell' uscita del signor duca di Parma in campagna con tntte le sue forze militari per liberar Niomega *) dalli danni del nemico et Daventria dall' assedio del conté Mauritio, che vi s'accostö dopo la presa di Zutphen, con animo di non ritornar Sua Altezza in Brusselles, come s'e fatto intendere, si non ricupera al re tutti i luoghi persi, et gli ne reacquisterè di novo, poichè se scrive ch'il re non voglia occuparla nelle cose di Francia, ma lasciarla nelle imprese di suoi Paesi Bassi, che havra inalzato li animi di tutti buoni e posto a terra quelli
delli adversarii suoi. — ,
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B 8, f. 42*.
901. 1591, JUNI 23. — Alexander Farnese antwoordt Ercolo Sfondrato, hertog van Montemarciano, generaal der pauselijke troepen: over de zending van artillerie en levensmiddelen.
Blmo. et Ecc»10. signore mio.
Dal coriero, speditomi da Vostra Eccellenza, ho ricevuto la lettera de 9 del presente mese, et per essa inteso, quanto desidera sapere circa il suo viaggio. Et perchè malamente haverei potuto sodisfare a questo, se prima non havesse inteso il parere del duca d'Unema "), si come di gia gli ne havevo scritto, ho lasciato ordine in Brusselles, che subito ch'arrivato fusse giuntamente con 1'opinione mia si spedisse corriero espresso a V. E. per avisarla puntualmente di quanto giudicava conveniente al suo servitio. Hora essendomi convenuto partirmi con diligenza per la prescia, cbe mi danno questi rebelli di Sua Maesta nelle parti di Frisia, non ho voluto 1'intiera chiarezza da detto duca, la quale tengo per fermo che sia arri vata a Brusselles; et il proprio portara la relatione a V. E., sicome ho comandato a Cosimo, mio secretario8), che faccia et habbia a consignare in sua propria mano. Nel particolare delle vittuaglie et artegliaria
1) 5 Jnni had Frangipani om hulp voor het Land van Nijmegen gevraagd bij Parma. Zie zijn brief hierboven. Over de mislukte poging van Maurits om Nnmegen te verrassen, zie Blok, II, p. 286.
2) De hertog van Mayenne.
3) Cosimo Masi, wiens brief aan denzelfde, uit Brussel 29 Juni 1591 (t. a. p. 155—158), nadere aanwijzingen bevat over den weg, die moet worden gevolgd, en over de positie, die moet worden ingenomen door het pauselijke hulpleger van de Ligue.



693
V. E. si puö assicurare, ch'io comandarö che sia servita come desidera et io devo, essendo in particolare tanto obligato a V. E., et a tutta la sua Eccellentissima cosa, non desiderando cosa in questo mondo piü che havere occasione di servirla, et che possa conoscere da gl'efetti, quanto io le sia servitore et 1'effettione mia, assicurandola che non sapria esprimere il desiderio che ho di
vederla, resto baciandole le mani.
Di Maribon? alli 23, di Giugno 1591.
Servitore di V. E.
Alessandro Fabnese.
Archivalia I, n°. 2283.
902. 1591, JUNI 27, ROME. — Kardinaal Camillo Sfondrato aan Frangipani: het bemachtigen van Zutphen door de Staatschen heeft hem pijnlijk getroffen; toch moet men den moed niet opgeven.
Illustrissimo et reverendissimo signore come fratello. Mi dispiace de la indispositione di vostra signoria, che ella avvisa per la sua di 7 di Giugno; ma come è gia sua famigliare et solita a partirsi presto, spero che a questa hora sera libera.
La presa di Zutphen, fatta da li Stati, è cosa di consideratione et di gran perdita, ma questi sono frutti di cosi lunga guerra, et per tutto questo non bisogna perdersi d'animo. — —
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 21, f. 78».
903. 1591, JÜLI 4, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: Parma nog steeds voor Rees; prins Maurits trekt op Groningen aan.
Sua Altezza se ne sta ancora sul Reno all' incontro di Rees,
riforzando il suo esercito con molta diligenza. Et il conté Mauritio dopo l'acquisto di Daventria s'accostö col suo a Groninghen, che si spera non sia per guadagnarla, come Zutphen et Daventria, per il valor del signor colonello Verdugo, che vi è dentro. —
Di Col onia, li 4 di Luglio, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 44».
904. 1691, JULI 11, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: het optrekken naar Groningen was maar een schijnbeweging; het ging om Delfzijl, dat door de Staatschen ook werkelijk veroverd is. Daardoor de weg naar zee voor den vijand geheel vrjj, die zich thans gemakkelijk van gansch Friesland kan meester maken. Hollanders en Zeeuwen hebben tevens de Schelde voor de scheepvaart gesloten. ~~"
Detti rebelli, simulando di accostarsi a Groningen per asse-
diarla, vi passorno solamente et s'incaminavano verso il villagio di Delfzil, che'ha un forte su la riviera del mare, distante tre leghe da Groningen et da Embden, et 1'occuporno subito con intelligenza di quei di dentro, non altremente che



694
Zutphen en Daventria. Dal qual porte s'é dato adesso al nemico piu facile 1'adito del mare da condurvi tutta la gente et munitione militare, ch'esso vuole, et farsi padrone di tutta la Frisia senza ostacolo nessuno. Di piü intendo hoggi con lettere d'Anversa che habbiano serrato il passo di Olanda et Zelanda a tutti vascelli, che non possino entrar nella Scalda senza penetrarsi
il fin loro.
Di Colonia, li 11 di Luglio, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 45* en v.
905. 1591, JULI 18, ROME. — Kardinaal Camillo Sfondrati aan Frangipani: gelooft niet aan het lichten van troepen in Duitschland ten bate van Hendrik van Navarre. Betreurt het verlies van zoovele steden in de Noordelijke Nederlanden, dat misschien Parma zal dwingen zijn tocht naar Frankrijk op te geven, hetgeen juist in de bedoeling van znn tegenstanders ligt.
— — — — Io non son facile a credere la leva, che vostra signoria avvisa farsi in Alemagna in favore di Novarra, perchè si e intonata molte altre volte, et sempre è rinscita vana. Mi duole bene piü la perdita fatta costi di tante piazze, et le poche nostre et le molte forze de gli Stati, perchè facilmente potrebbono ritinere il duca di Parma, che non passasse in Francia, il che è tutto scopo loro, del'Inglesi, di Navarra et de' Protestati. — — — —
Napels, Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 21, f. 86*.
906. 1591, JULI 25, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: Parma vóór Knodsenburg, dat hij echter nog niet heeft kunnen vermeesteren; het sneuvelen van een zoon van Peter van Mansfeld bij die onderneming; mocht Parma toch vóór zijn vertrek zich van Knodsenburg en ook van Schenkenschans kunnen meester maken!
Non perö il signor duca di Parma è avertito di ogni cosa, trovan-
dosi sua Altezza passata il Reno con tutta la sua gente all' assedio del forte incontro Ia citta di Neomega 1), qual il giorno di 18 dovera comminciar a battere, et fin a quest' hora non s'é inteso altro soccesso, eccetto che la disgratiata morte del conté Ottavio Mansfeit *), et 1'aviso correva nel campo ch'il conté Mauritio veniva con la sua gente per soccorrer il forte et incontrarsi col duca. Nondimeno si spera che presto se gli dara quel forte, et anco 1'altero di Schenchio 8), posto nel capo dell' isola, dove il Reno si divide in due rami, et il sinistro pliglia il nome di Wael. Che se Dio benedetto permettera di privar i nemici di tutti duo questi forti, sara maggiormente 1'acquisto nostro che 1'altro fatto in qnest' anno dal nemico; ne riceveranno detrimento alcuno li Stati del re
1) Knodsenburg.
2) Octavius Sigismund van Mansfeld; brieven van dezen in het staatsarchief te Napels (carte Farnesine); zie de Inventaire van Cauchie en van der Essen, n°. 623 en 631. Hij was een zoon van Ernst van Mansfeld en sneuvelde bij de onderneming van Parma tegen Knodsenburg.
3) Schenkenschans,



695
Cattolico n'i Paesi Bassi dalla partita del detto signor duca, poichè e sollicitato
da Spagna a passar' in Francia.
Di Colonia, li 25 di Luglio, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 47*.
907. 1591, AUGUSTUS 1, KEULEN. - Frangipani aan den nuntius te Weenen: Parma heeft de belegering van Knodsenburg opgegeven,, wijl hij op bevel van den koning naar Frankrijk moet, waar de zaken zeer ongunstig staan; Nnmegen en al wat in de Noordelijke Nederlanden nog aan Spanje behoort in groote bekommering wegens dat vertrek; de Staatschen maken zich gereed tot nieuwe veroveringen.
Al nuntio del imperatore *).
Delle cose nostre di qua vostra signoria illnstrissima e reverendissima havera intesa la ritirata del signor duca di Parma dal forte di Niomega 2) per essere sollicitato dal re nostro all' andata di Francia, cosa di molto dispiacere et terrore di quella citta di Niomega et dell altre convicine, tenute in nome di maesta Cattolica. In questa conjontura, ch'è '1 nemico, s'e insoperbito et si yede far' la rassegna del suo esercito presso Arlem con segni di nou contentarsi in questo anno delle piazze ch' ha rubbato fin hora; che se Diobenedettonon ci adjuta, lo faremo male in mezo a tanti nemici, intendendosi che restera il signor colonello Mondragone in luogo del signor duca per la morte del conté Mansfeit, qual si disse esser passato & miglior vita per dispiacere dell' altra morte del conté Ottavio di Mansfeit, suo figlio »). II signor duca s'incamina verso Brusselles per apparecchiarsi al viaggio di Francia, donde s'hano pochi avisi securi. —
Di Colonia, il primo d'Agosto, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 12, f. 62*.
908. 1691, AUGUSTUS 1, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: geeft bericht over Parma's terugtrekken nit het Land van Maas en Waal; volgens de Spanjaarden is dit geschied op bevel van Philips om naar Frankrijk te gaan; volgens den T|jand om prins Maurits, die met een leger daar is binnengevallen; nederlaag van den markies Del Vasto.
Del signor duca di Parma si tien aviso che sia retirato dall'assedio
del forte di Neomega, et si trova adesso fuora dell' isola da questa parte del Reno, ma non so di certo ancora se la retirata è stata col suo esercito, ne posso scriver' la causa di questa retirata; li nostri dicono che sia per ordine del re, sollicitandolo all'andata di Francia et lasciar qualsivoglia nella quale si trovasse impegnato; li adversarii dicono che sia per esser entrato nell' istessa isola 1'essercito del conté Mauritio, del quale havendo rotto il luogotenente del signor marchese Del Vasto «) due compagnie di cavalli, si fe poi trasportare
1) Camillo Gaetano, patriarch van Alezandrië.
2) Knodsenburg.
3) Het bericht, dat Peter van Mansfeld was gestorven, berustte op een dwaling. Vgl. n°. 906.
4) Ferdinando d'Avalos, markies del Vasto; onderbevelhebber van Parma.



696
dalla vittoria in une imboscata del nemico, ch'egli resto priggione et si perdemo due cornette dei nostri.
Di Colonia, lo primo di Agosto, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 49*.
909. 1591, AUGUSTUS 15, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: Parma op het oogenblik te Brussel; Verdugo door hem belast om den vijand tegen te houden.
II signor duca di Parma, mi persuado, che sia a quest' hora
in Brusselles, havendo lasciato il signor colonello Verdugo, capo della gente che condusse sua Altezza per 1'espugnatione del forte di Neomega, con ordine di soecorer' dove il nemico s'accostasse. —
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 51r.
910. 1691, AUGUSTUS 16, ROME. — Kardinaal Sfondrato aan Frangipani: prins Alexander, de zoon van den hertog van Parma, in Vlaanderen aangekomen om er het krijgsbedrijf te leeren; wijselijk begint hij met het bedrijf van den gewonen soldaat; hoopt, dat Parma erin slaagt zich van Knodsenburg en Schenkenkans meester te maken.
Essendo venuto il principe di Parma in Fiandra per militare
sotto la disciplina del padre, non è miriviglia se commincia dagli essercite de soldati privati, et in quelli se essercita, anzi ne merita molta loda.
Se'1 duca di Parma occupera il forte di fronte Neomega, ch' batte tuttavia, et 1'altro vicino de lo Schenchio1), de quali vostra signoria da tanta speranza, 1'acquisto sera grande, massime se prevale, come vostra signoria afferma, a la perdita che si e fatta di Zutphen et de 1'altre piazze. — —
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 21, f. 92r en T.
911. 1691, AUGUSTUS 21, KEULEN. — Frangipani vraagt namens de geestelijkheid van Steenwijk, welke broodgebrek lijdt, aan den gouverneur van Steenwijk, dat hij haar tegen de afpersingen van de Spaansche bezetting aldaar in bescherming neme.
Gubernatori oppidi Steenvicensi.
Supplicari nobis summa animi modestia fecit cappellanus noster, dominus Lucas a Tongeren, quatenus ecclesiasticos oppidi Steenvicensis vestrae dominationi commendare dignaremur. Cum etenim ipsornm sacerdotum ex prebenda portio admodum exigua sit, ita ut vix atro pane (exulceratissimo pro dolor hoe saeculo) famelicum saturare ventrem valeant, atque hinc non minimum divini cultus dispendium, multorum sane Christi fidelium seandalo, exoritur, ut autem liberius majorique animi agilitate Deo inservire, divino cultui interesse, atque immaculatas pro totius patriae populique quotidianis excessibus, unde nobis haec impedientia mala, calamitates angustiaeque merito eveniunt, hostias
1) Schenkenschans.



697
offerre queant — idcirco humillissime effiagitant ut vestra dominatio, tanquam praecipuus Gattolicorum, maxime vero Christi sacerdotum, patronus ac defensor acerrimus eosdem milite gravare exactionibusve molestare nolit, sed potius auxilio ipsis esse, ut bona et obventiones annuas, quae ipsis ab agricolis debentur, si non in totum saltem majori ex parte, habita temporis loeique ratione ac aequitate, percipere valeant. Nos igitur hujusmodi supplicatione justa inclinati, ejus petitioni annuere paterna sollicitudine minime gravati sumus, petentesut vestra dominatio in hoe nostris commendationibus locum aliquem (quantum fieri potest) concedere velit. Quod si fecerit et nobis rem praestabit longe gratissimam, ipsisque ecclesiasticis utilissimam; atque idipsum assiduis suis precibus apud Deum promoveri studebunt. Coloniae, 21 Augusti 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Prangipani XII, 13. 12, f. 67T.
912. 1591, AUGUSTUS 23. — Kardinaal (Paolo) Camillo Sfondrato aan Frangipani: Parma moet om gewichtige redenen het belegeren van Knodsenburg hebben opgegeven.
Se il duca di Parma si è levato da 1'assedio del forte di Niomega, 1'havera fatto con giusta causa, perchè di uno principe savio et valoroso, come è esso, non si puo presumere altro. — —
Napels. Biblioteca Nationale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 21, f. 94*.
913. 1591, AUGUSTUS 27, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: Parma vertoeft thans op het slot Francbimont; vandaar gaat hij dagelijks naar Spa; wacht daar zijn leger af voor den tocht naar Frankrijk; het graveel heeft den nuntius belet Parma op te zoeken, van welken hij wenscht te vernemen, hoe er voor de koningsgezinden in de Noordelijke Nederlanden is gezorgd.
II signor duca di Parma a questa hora si trova nel castello
di Francimont, et di la va il giorno all' acque Spadane, aspettando la massa della sua gente per passar in Francia. Stavevo in animo di visitar' 1'Altezza sua per intender' la sicurezza che se lascia in questi paesi contra il nemico, ma il dolor del calcolo, che frequentamente mi visita, non mi fa scriver' fuor' di letto questa lettera a vostra signoria illustrissima et reverendissima.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 51T en 52».
914. 1581, AUGUSTUS 29, KEULEN. — Frangipani aan Sfondrato: Parma nog steeds in de buurt van Spa, vertrekt eerst naar Frankrijk, wanneer de Italiaanscbe hulptroepen daar zullen zijn aangekomen; gelooft niet, dat de Hollanders zich rustig zullen houden, nu zij geen weerstand meer hebben te duchten van het Spaansche leger.
— Il signor duca di Parma è ancor appresso 1'acque Spadane,
con voce che presto sia per andar in Brusselles et incaminarsi verso Francia, sperandosi che la gente d'Italia sia adesso dentro il regno, senza la quale difficilmente 1'Altezza sua vi entrera. Del nemico di Olanda non s'intende che habbia tentato fin' hora nova impresa, ma nou si crede che stara in otio adesso, che non ha impedimento nessuno dell' arme regie.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 58».



698
915. 1591, SEPTEMBER 5. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: 31 Aug. of 1 Sept. l.I. is Parma met zijn zoon naar Brussel getogen; wacht daar op hulptroepen nit Duitschland; men is tot nog toe niet erin geslaagd, om het oproerig deel der Spaansche troepen in de Nederlanden te bevredigen en men vreest, dat Maurits deze omstandigheid zal benutten.
II signor duca di Parma parti dall' acque Spedane il giorno dell'
ultimo passato o primo di questo col signor principe suo figlio per Brusselles, dove non era per trattenersi molto, affrettando il suo viaggio per Francia. Perö sollecita il marciare dell' altera gente, levata in Alemagna in nome del re di Spagna per servitio della Lega, al numero di 14.000 fanti et 5000 cavalli.
Et quanto al governo di Fiandra et tutti Paesi Bassi non s'è publicato ancora il successore del signor duca di Parma. Se sperava 1'accordo sopra 1'abbottinamento *) delli 2000 Spagnoli per giuntarnosi con li 5000 homini, cbe restano sotto il colonello Verdugo, per opporsi alli disegni d'i rebelli di Olanda, et sono duri piü hoggi che mai; demandano sempre nove conditioni poco hóneste; perilchè se terne ch'il conté Mauritio non tenti altra impresa quest' anno, ancorchè non se mostra segno fin hora.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8. f. 53».
916. 1691, SEPTEMBER 12, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: Parma nog steeds te Brussel, maar gaat op bevel van Philips naar Frankrijk; Peter van Mansfeld zal zijn plaats innemen als landvoogd; Verdugo komt aan het hoofd der troepen te staan.
Del signor duca di Parma ho nova che sia ancor in Brusselles, attendendo alia sua andata in Francia, per dove è sollicitata da Spagna. Intendo che sia nominato il signor conté di Mansfeldt governatore in suo luogo, et il signor colonello Verdugo mareschial della gente di guerra.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 55T.
917. 1591, SEPTEMBER 19, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: Parma nog steeds te Brussel, wjjl hij manschappen te kort komt. Men vreest dat Maurits een aanslag zal doen op Maastricht, 'tgeen zgn vader indertijd niet heeft aangedurfd.
— II signor duca di Parma si trova ancor in Brusselles, solli-
citando la sua partita per Francia con sollicitar' il marciare della sudetta gente Alemana, ch'havra bisogno di piü gente. Sprove et afflige me con tutti Cattolici questa sua tardanza.
II conté Mauritio con il suo esercito rebelle fa temer ogn'uno che non sia per tentar qualch' impresa su la Mosa, et si dubita di Mastrich, dove il padre con il suo exercito fiorito non ardi mai di accostarsi; tutta volta si spera nel valore et destrezza del signor colonello Verdugo, ch'impedira li suoi disegni.
Napels. Biblioteca nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 56».
1) Soldaten-oproer.



699
918. 1591, SEPTEMBER 26, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: verovering van Hulst door de Staatschen; Parma nog steeds te Brussel; krijgt het leger des Konings in de Nederlanden geen versterking, dan dncht de nuntius het ergste; de raadsheeren te Madrid begrijpen het gevaar niet, mogelijk door wantrouwen misleid; de Staten van Holland eischen openlijk voor de gravin van Nieuwenaar de geconfiskeerde goederen op van haar overleden man en dreigen met geweld, zoodra Maurits machtig genoeg zal zijn.
Et in tanto il conté Mauritio con 1'esercito di Stati ribelli
passo li giorni a dietro la Scbalda, riviera d'Anversa, et s'impadroni di Hulst, una delle terre murate di Fiandra, con pericolo di tumulto nella citta di Anversa, cosi per li danni del nemico tanto vicino, come per il timore che non sia per far' maggior progresso.
II signor duca et signor principe di Parma son ancor iu Brusselles, ritornati il duca della sua devotione della Madonna di Hannonia et il principe da Anversa. Et la passata di ainbiduo in Francia è stata scritta fin qui, come ancor si scrive da Anversa et da Brusselles, per vera, ma adesso ch'il conté Mauritio è di la della Schalda col suo esercito, dimostra il stato presente della Fiandra et della Brabanza tener bisogno di nove deliberationi, quali io non credo debano esser tali che facciano retirar il duca dall' andar in Francia. Ma se nel paese del re conquisto non si lascia maggior presidio di quello vi è, a pena di 5000 homini contra le forze di ribelli et contra li timulti popolari, si perdera di novo con grandissimo praegiudicio della religion Catholica, inclinando tutto al ateismo. Et vedendosi la guerra prolongare et li danni incredibili giornalmente ingraudirsi, ne forniti sopra le provisioni nesessarie, se confirmano li ribelli infideli nell' ostinasion loro, et li fideli s'alienano dal lor principe naturale et da Dio, cosa a mio giudicio non intesa nel Consiglio di Spagna, forse per qualche diffidenza, caggion di tutti mali.
Li Stati rebelli di Olanda han dechiarato con lettere publiche alli Ordini di questa provineia lo patrocinio loro, promesso alia contessa vidua di Nuenar, per reintegrarla nel feudo del conté suo maito, spogliatone come rebello per forza di arme Spagnole et Colonesi, posseduto hoggi parte dal signor Elettor di Colonia, parte dal capitolo primario, et parte dal re Catholico, sotto il dominio del quale si trova hoggi il contado di Moers, come membro del ducato di Geldria; et 1'han denontiato alli Ordini sudetti, pretendendosi ch'il dominio diretto del feudo spetti a questa chiesa, che se 1'esercio delli Stati in mano del conté Mauritio fusse potente et atto ad dividersi, portaria nuova guerra a questa chiesa la pretensione di detta vidua. Se n'è avertito il signor Elettor, et cosi anco il signor duca di Parma per la risposta, ehe si ha da fare.
Di Colonia, li 26 di Settembre, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 56» en 57».
919. 1591, SEPTEMBER 25, KEULEN. — Frangipani aan don Gnillelmo de San Clemente, gezant van Spanje bij den keizer: deelt hem de verovering van Hulst mede,'; het zal Parma waarschijnlijk niet beletten naar Frankrijk te trekken, maar wel hem noodzaken troepen ter bescherming van Vlaanderen en Brabant achter te laten; anders gaat alles verloren; onbegrijpelijk talmen van 'skonings raadslieden te Madrid, maar



700
de nuntius vraagt zich. af, of er geen heimelijk wantrouwen [tegenover Parma] in het spel is.
Al signor don Guglielmo San Clemente, ambasciadore del re Cattolico appresso 1'imperatore.
Intendera rostra eccellenza la passata del nemico rebello Olandese
di la della Scbalda et 1'acquisto che ba fatto d'Hulst, citta murata nella Fiandra, con lo timore che ne serra la riviera et restringa la citta d'Anversa, cosa che fa confirmare li ribelli nell' ostinatione loro contro di Dio et contra il re lor principe naturale, et alienare i buoni dalla devotione verso la Maesta Divina et verso il re; [cosa che] obligara il signor duca di Parma a far' nuove deliberationi, non gia credo di ritirarsi dell' andata di Francia, ma di lassar presidio abastanza nel paese conquistato; altrimente si perdera tutto. II male è cosi publico, ch'io stupisco del Consiglio di Spagna che non vi provede, et perö mi fa dubitare di qualche diffidenza segreta. Sua serenissima Altezza era pochi di sono col signor principe suo figlio in Brusselles attendendo alle praeparationi militari per Francia, perdove s'intendeva che dovea passar di corto insieme col principe, ma la gente levata in Alemagna per li impedimenti, che 1' hanno dati alcuni principi Protestanti, non s'è condotta anc' hor' tutta nel luogo della mostra. — —
Di Colonia, li 26 di Settembre 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 12, f. 81».
920. 1691, september 29, keulen. — Frangipani aan den nuntius te Weenen: over het innemen van Hulst; hoopt, dat Parma daardoor niet van zijn tocht naar Frankrijk zal afgehouden worden; Peter van Mansfeld tot plaatsvervanger van Parma benoemd.
Al signor patriarcha Gaetano 1), nuntio appresso 1'imperatore.
Lo nemico Olandese è intrato in Fiandra et have occupato
fin hora Hulst, citta murata dentro quel contado; che se con celerita non se 1'oppone, fara maggior progresso. Non puo sapersi a quest'hora la deliberatione sopra ciö fatta nel Consiglio di guerra; spero che non sara tale che dimenara il signor duca di Parma dell'intrare in Francia, perdove sua serenissima Altezza sollicita di marciare colla sua gente, che anc' hor' ha da passar' tutto il Reno et condurse in luogo della mostra. Del principe di Parma s'intende che anche esso passara in Francia; voleva il vulgo che fusse rimasto nel governo del padre, ma in suo luogo è nominato il conté di Mansfelt.
Napels^ Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 12, f. 82».
921. 1691, october 3, keulen. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: nu Parma op het punt staat naar Frankrijk te vertrekken, heeft de nuntius aan de bisschoppen van Vlaanderen gelast openlijke gebeden uit te schrijven voor die onderneming, waaraan het heil van Frankrijk en tevens van gansch Neder-Duitschland is verbonden; plundertochten der Staatschen in Westfalen en het Keulsche gebied; nit Holland be-
1) Camillo Gaetano, patriarch van Alexandrië, nuntius te Weenen.



701
richten over toeneming van de Katholieken aldaar; de paus zal daar tijdelijk moeten dispenseeren van het „privilegium fori'.
— La tardanza della ma(novra ?), causata cosi dall' essersi levato tardi
come dall' impedimento che ha trovato in molti passi di principi dell' impero, ha in trattenuto piü del dovere il signor duca di Parma in Brusselles, ma spero che a quest' hora sia partito o all' ordine di partire; che Dio benedetto li done buon viaggio et .felice soccesso, poichè da quello dependa la salute del regno di Francia et il fine di tutti mali di quaesta Germania Inferiore; lo che dimostrai li giorni passati a tutti vescovi della Fiandra, movendoli a farne far da lor popoli orationi alia Maesta superna, dispensandoseli da me tutte 1'indnlgenze delle facolta mie; et cosi, come intendo dal vescovo di Tornai, è stato eseguito con molta piëta cristiana et solemnita spirituale.
Del nemico, dopo 1'haver' ultimamente occupato il luogo di Hulst, ch'io scrissi nelle autecedente lettere di 26 del passato, et mnnitolo di mille fanti et 300 cavalli, non s'è inteso altro, solo che non havendo ostacolo alcuno, attende a ridursi il paese soggetto per sostinersi con le contributioni et a dar di se manifesti segni di occupar' et dannegiar' quanto puö nella Fiandra et nella Frisia. Sperava prima d'impedir 1'andata del signor duca di Parma in Francia; adesso si persuade di obligarlo a lasciar imperfetta quella impresa et ritornar alia difesa di Stati del suo re, confessando manifestamente ch'il felice soccesso della guerra di Francia 1'obligara subito a finir la sua di tanti anni in qualsivoglia modo contra il loro principe naturale. Anzi scorre [il nemico] per tutta la Vestfalia et fin dentro questa provineia, depredando et bruggiando villaggi sotto quel pretesto della gente del re Cattolico, che vi ritiene il signor Elletore di Colonia, et per tanti danni si dubita di qualche abjuratione di popoli dalla fedelta del lor principe et di confederatione col nemico; perilchè volendosi placar i popoli et toglier alli principi dell'impero occasione di portar nuova guerra a questa chiesa, si sollicita la restitutione delle sue piazze, ehe ancor non ha havuto effetto, perchè non s'ha denari di pagare li soldati creditori di molte paghe. —
Et crescendo pur il numero di Cattolici nelli Stati ribelli di Olanda, in modo ch' hoggi di un pastore n'hara piü che haveva prima di tumulti, couosco necessario che N. S. si contentasse dispensar con laici, che durante le guerre possano gindicar nelle cause di preti, et quelli accusar et contra loro avocar inanzi con gindice laico, perchè s'uno laico sara Cattolico et creditor di un prete, per timor della censura ecclesiastica non ricupera il suo, et il prete s'insordesce [nell' impieta sua, poichè non si permetle dalli Stati a persone ecclesiastiche 1'exercitar giuriditione, et non si mancano dottori Cattolici et pii nel Olanda, che esercitariano simil offitio con carita, come si fussero veri vescovi di luogo, et vi s'introduria qualche forma di politia ecclesiastica.
Di Colonia, li 3 di Ottobre 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani. XII, B. 8, f. 577. en 58*. en Y.
922. 1591, OCTOBER 17, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: het meerendeel der Duitsche hulptroepen wordt door de Duitsche rijksvorsten belet zich bij het leger van Parma aan te sluiten; vrees voor een aanslag van de Staatschen op 's Hertogenbosch.
II signor duca di Parma era alli 11 di questo in Brusselles,



702
et di tutta la gente, scritfa altre volte levarsi in Alemagna per servitio della Lega, è stata gran parte impedita da principi Protestanti.
In tanto 1'inimico Olandese ha levato dalli suoi presidii tutta la gente ch' ha potuto per rinforzarsi in campagna et tentar 1'impresa, come si terne, di Bolduc, citta di Brabanza, 12 leghe lontana da Anversa odi Neomega. —
Di Colonia, li 17 di Ottobre 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 59*.
928. 1591, OCTOBER 24, KEULEN. — Frangipani aan kardinaal Sfondrato: de Staatschen in de nabijheid van Nijmegen; het opzet om Leuven te plunderen mislukt.
Li nemici di Olanda sono a terno [di] Neomega; credesi
che non 1'occnparanno per la gente del colonello Verdugo, che gl' è vicino. Havevano tentato di depredar Lovanio, ma scopertosi il tradimento, quella citta s'è salvata. —
Di Colonia, li 24 di Ottobre 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 6üT.
924. 1591, DECEMBER 28, KEULEN. — Frangipani aan Henricus Cuyck: Justus Lipsius heeft aan hem geschreven, dat hjj door den kanselier van de universiteit te Leuven (Cuyck) als hoogleeraar daarheen ontboden is; het krijgsgewoel belet den geleerde voor het oogenblik naar Leuven te komen; de toestand in de Nederlanden schier wanhopig; naar verluidt, zijn bisschoppen van de Zuidelijke Nederlanden op weg naar Rome, om hnlp bij den paus te vragen.
Justum Lipsium, de academia vestra satis bene meritum, a reverentia vestra nuper revocatum ex ipsius literis, postredie Calendarum Decembrium datis, intelleximus. Qua de re eidem multis nominibus gratulamur ex animo, eoque magis quod idipsum accedente serenissimi ducis Parmensis favore, qno eundem et merito prosequi videtur, factum fuerit; nee diffidimus quin opinioni, quam nobismet ex ipsius peroptato congressu concepimus, optime is respondeat. Interim tarnen non leviter perturbamur, quod ipsemet prae militum excursionibus impediatur, quo minus ad vos advolet, tum quia maturius eidem inservire et prodesse non possit, cum etiam, quod hisce oculis cernamus, (quod lippis pene et tonsoribus notum est) res nostras eo in statu reductas, ut vix spes aliqua futuri boni nobis supersit. Si tarnen nobis persuasum minime velimus (quod interdum fit) ut ii, quibus omnium harum provinciarum labentium regimen et cura commissa et demandata est, aliquo fine, nobis ignoto, ducantur, ut sicut clarus clavo truditur, ita malo ipso haec omnia, quae videntur mala, demum trudenda censeantur. Cujus occasione fertur nonnullos Belgii praelatos jam pro implorando summi pontificis auxilio et favore se itineri commisisse. Paxit Deus, ut aliquid boni praestent; interim assiduis precibus rogandus, ut oculis misericordiae Suae nos tandem respiciat. Nullum enim praesentius et ' utilius remedium hoe adinventri posse existimamus. —
Coloniae, 28 Decembris, 1591.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 12, f. 111T en 112'.



703
926. 1692, januari 2, keulen. — Frangipani aan Innocentius IX: weinig kans op een vrede tusschen de Hollanders en Spanje; de gezanten van den keizer wachten te Brussel op de terugkomst van een bode, welken zij naar de Hollanders hebben gezonden; dezen willen eerst hun bondgenooten, de koningin van Engeland en Hendrik van Navarre, raadplegen.
: I* pace ancora tra li ribelli d'i Paesi Bassi et il re di Spagna
util sarebbe per conservare la religion Cattolica in detto Stato, ma non se né vede fin hora segno alcuno, stando ancor in Brusselles li ambasciadori Caesarei, aspettando il ritorno del loro trombetta, mandato alli Olandesi. L'intention di quali s'e scoperta di voler consultare la resposta con la regina d'Ingliterra et re di Navarra, da lor chiamato re di Francia, suoi Confederati, et che li ambasciadori in tanto si fertnassero senza passar'-piü aranti.
Di Colonia, li 2 di Oennaro 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 68».
926. 1592, februari 13, keulen. — Frangipani aan het collegia der drie kardinalen, die (na den dood van Innocentius IX, 30 Dec. 1591) mj de sedisvacantie het bestuur over de Kerk uitoefenen; geluk bg de onderneming in Frankrijk kan alleen den vrede met de oproerige Nederlanders voor Spanje aanbrengen; de gezanten van den keizer hebben Brussel verlaten, maar één hunner is naar Holland gegaan.
speranza qui non s'ha di vedersi il fine di cosi lunga guerra che nell' esito felice delle cose di Francia. Li Stati ribelli si trovano pieni di trionfi, che non li fa prestar oreccchio volontario a trattato di pace. Perè li ambassciadori Cesarei se ne sono ritornati, ma un di loro, cioè il Beide, è solo
passato in Olanda, et non s'intende ancor' 1'operatione sua.
Di Colonia, li 13 di Februio 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8 f. 69».
927. 1592, februari 20, keulen. - Frangipani aan mons. Bertinoro: zal op verlangen van den pans niet aan het „privilegium fori" in de Noordehjke Nederlanden tornen, maar de bezwaren zgn onderwgl nog toegenomen; plundertochten en heiligschennissen van het Staatsche leger alom op het platteland; twaalf Hollandsche schepen, met munitie geladen ten dienste van Hendrik van Navarre, door storm belet zee te kiezen; vredesgeruchten worden niet meer vernomen.
Contra le persone ecclesiastice di Olanda, quali non vogliono
pagar' quel che devono a laici, tentaró un altra volta di poner in usoil parere di N. S. ; ma con 1'haver il tempo piü tosto ingrandita che abbassata la superbia di ribelli, vi si trovera maggiore difficulta di prima poichè, secondo scrissi, nou permetteno giurisdittione ecclesiatica n'i Stati loro.
Del nemico ribellé di Olanda non si vede, ne s'intende altero che latrocinii et profanatione di luoghi sacri per tutta la campagna et diligente cura in dar soccesso per acqua al Navarra; nondimeno la tempesta marina tien impedite 12 navi, eariche di munitioni et sussidii militari, conoscendo cosi, come da tutti universalemente è eonosciuto, che dall' esito delle cose di quel regno depende la sua vita et la sua morte.



704
Del trattato di pace non piü si raggiona. Da quel di Reide, uno delli ambasciadori *), che passo in Olanda, non ancor s'intende come sia stato ricevuto et quello s'habia operato, ch'io non spero bene.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 731 en *.
928. 1592, FEBRUARI 27, KEULEN. — Frangipani aan Clemens VILT: de vijand voor het oogenblik rustig, maar heeft het op Steenwijk gemunt en blijft niet in gebreke Hendrik van Navarre te ondersteunen, overtuigd, dat zij beiden staan of vallen; alle vredesonderhandelingen gestaakt, het zwaard kan thans alleen iets uitrichten.
Adesso il nemico rebelle sta quieto nelli suoi presidii. Non
perö attendeno li Stati a mandar il soccorso, cbe possono, a Navarra, perchè conoscono che loro caderanno con la caduta sua, con intentione ancora di occupar Steinvico in Frisia, ma non uscira fuora 1'esercito loro prima di Aprile.
Lo trattato della pace è cessato. Di quel signor De Reide, uno delli deputati dall' imperatore, che passo in Olanda, non s'intese piü cosa alcuna, segno manifesto che senza 1'arme non si puö ottener pace.
Di Colonia, le 27 di Febraio, 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 77'.
929. 1592, MAART 5, KEULEN. — Frangipani aan mons. Minucio Minucci: beraamde onderneming van den hertog van Tweebrnggen tegen het hertogdom Gulik, waarbij de Hollanders steun zullen verleenen; Manrits tracht zich door middel van loopgraven meester te maken van Nijmegen.
Dalle Paesi Bassi me si scrive secretamente, ch'il duca di Duponti
si pone in ordine per incaminarsi verso questo Stato di Giuliers a Maggio prossimo per tentar' di entrar' nel possesso del paese, et cbe di gia se sia confederato con le Stati di Olanda, acciochè a ogni sua richiesta sia soccorso di gente, et di ciö che gli faccia bisogno. Et gli habbino promesso; et di gia all' intorno di Hamburg et altri luoghi circonvicini si levano a nome del conté Mauritio tre reggimenti di fanteria et mille cavalli; et il detto conté con il conté de Holac *) sono in Neomega, attendendo con molta diligenza et secretezza a far lavorar alcuni stromenti minerali per aprire dove non possono entrare.
Di Colonia, li 5 di Marzo, 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 77r.
980. 1592, MAART 12, KEULEN. — Frangipani aan Clemens VIII: wantrouwen der Hollanders bij het wapengeluk der Spanjaarden in Frankrijk tegen koningin Elisabeth.
Questi soccessi *) si commincianano a prevedere dalli ribelli di
Olanda, donde ancor se scrive cbe li Stati sono entrati in diffidenza con la regina
1) Een der afgevaardigden van den keizer, die te Brussel hadden vertoefd, om vrede te sluiten tusschen Spanje en de oproerige Nederlanden, maar onverrichter zake moesten aftrekken.
2) Hohenlohe.
3) Van den Spanjaard op Hendrik van Navarre.



705
d'Ingliterra per la voce sparsa ch'ella tratti secretamente accordo con il re di Spagna per le forze della sua corona, ch'essa, Inglese, vede formate in Bertagna; „sapientis viri sententia est: eum placuerit Deo via hominis, inimicos quoque
ejus convertet ad pacem".
Di Colonia, li 12 di Marzo, 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8 f. 80».
981. 1592, maart 26, keulen. - Frangipani aan mons. Minucci: het schijnt juist te znn, dat Philips beslag wil leggen op al de schepen der Hollanders welke in de havens van zijn rijk liggen. Dit kan het sluiten van vrede met de oproerigen verhaasten, die in den Haag reeds overwegen, gehjk de berichten luiden, of men niet tot het aangaan van een vredestractaat moet overgaan. Twee andere middelen zag de nuntius gaarne tegen de Hollanders aangewend: beletten van het uitzeilen der visschersvloot en afzonderlijke vrede met Engeland.
— Se sara vera la risolutione del re Cattolico in arrestar' nei suoi regni h navi di suoi rebelli, si moveranno al trattato di pace senza aspettar' il fine dell arme di Francia. Et questa resolutione mi par verisimile per l'aviso ch'io tengo di Olanda da dovernosi congregar' tutti li Ordini di Stato in Haga comitis per esplorar' il parere di ciascuno, se si deve prestar' orecchie al trattato di pace. Ma io non solamente proponevo sempre questo mezo di arresto di navi, ma duo alteri: uno di mantenersi dodeci navi armate in un' d'i porti de re Cattolico in Fiandra per molestar' et impedire la pescagione delle arenghe; Faltero di trattarsi accordo con la regina d'Ingliterra, et non con li Stati, perchè' la regina, facendo al re la guerra per divestirlo dal suo regno, piü facilmente si retirara lei che li Stati dall' offender' la maesta sua Cattolica Et quando ella dubitasse della fede del re, potria rendersene sicura col mezo delli re di Dammarea, di Suetia, et dirö anco di Scotia, per 1'interesse della pace comune. JNon dico 1 altro dell' imperatore et alcuni altri principi d'Alemagna. Ma tra soldati li pareri di preti non sono in molta stima.
Di Colonia, li 26 di Marzo, 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, f. 85*.
932. 1692, juni 27. — Giovanni Andrea Caligari, bisschop van Bertinoro en geheim secretaris van Clemens VUT, schrijft namens den pans aan den kardinaalJegaat bega te Parijs: over de krachtige en milde ondersteuning, welke de h Stoel verleent aan de Ligne, doch waarover deze niettemin erg ontevreden is, en over een vleiende breve voor Parma.
Resta coal bene satisfatta.... Questo dico, perchè V. S. Blm»., che sa piü a la distesa questi particolari che non so io, possa rispondere e serrare la bocca a quelli, che pigliano admiraidone et si contristano, che Sua Santita, misurando le sue forze, si sia ri'stretta a dare un soccesso determinato a la Francia di cento ottanta mila scudi 1'anno, ajuto di consideratione, rispetto massime
a le debih forze di Sua Beatitudine N. S. scrive Un Breve al duca di
45



706
Parma, lodando il valore et prudenza sua in haver servato 1'esercito fra tante difficulta et portatolo in sicuro, essortandolo a fare grande animo et a teuere forte il proposito della diffesa di questa santa causa, della quale come restara con sempiterna memoria glorioso in terra, cosi nel cielo conseguira loco degno alia sua heroica virtü et piëta. — —
Chigi. M III 58, f. 5—5» (gelijkt, voor cijferschrift). — Archivalia III, n°. 331».
983. 1592, juli 20, keulen. — Frangipani beveelt Andreas Braun, voorbeen lid der regeering van Haarlem, aan bij Christophoro de Mondragon.
Al signor Mondragone.
II portator di questa sara un magistro Andrea Bram 1), console d'Harlemia, il quale pretende un' certo annuale della citta d'Anversa, ove egli è, constretto transferirse per conseguire da quel magistrato 1'intento suo. Gonoscendo il sudetto la buona corrispondenza, che è tra me et vostra signoria molto illustre, ha voluto ricorrere da me, acciö l'accompagnassi con queste quattro righe, con speranza che gli habbiuo a reccare notabile servigio. Nella qual credenza sendovi concorso anch' io, mi son mosso a compiacerlo volontieri, si come faccio con pregarla che, potendo ajutare et favorire in questa sua honesta dimanda, lo vogli fare si per beneficio d'esso, huomo da bene, zeloso della religione nostra Catholica, et molto meritevole della gratia sua, come per favorire questo mio desiderio, il qual sempre (mi) offerisco ad ogni cenno prontissimo. Et qui le bascio le mani col pregarle dal sacro Dio ogni consolatione. Di Colonia,
li 20 Luglio 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 13, f. 10».
934. 1592, september 17, keulen. — Frangipani aan Clemens VUT: Coevorden is aan het onderhandelen met den vijand om zich over te geven; de hnlp van Verdugo heeft niet gebaat.
Con li ultimi avisi di Frisia s'ha, che il castello di Coevorden
ha cominciato a proporre conditioni di accordo al nemico, non potendo piü resistere alli continui assalti che ne riceve, senza potersi ajutare cor la gente
del re, che sotto il collonello Verdugo gli fu mandata per soccorso.
' Di Colonia, li 17 Settembre 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. VIII, f. 121v.
935. 1592, september 20. — Instructie voor den Spaanschen nuntius Camillo' Caetano: over den staatkundig-kerkelijken toestand der Nederlanden; ondermeer, over de middelen tot bevordering van den Katholieken godsdienst in de afvallige gewesten.
Archivalia I, n». 2445 en II, n°. 131. — Ook Barber. lat. 5845, p. 11—18» (waar: 20 Sept.). — Gedrukt Maere, Buil. de la Comm. royale, t. 73, n°. 3.
1) Braun.



707
936. 1592, december 10, keulen. — Frangipani aan den staatssecretaris kardinaal Cintio Aldobrandini: meldt den dood van Alexander van Parma; voor-en nadoelen, welke daarnit zullen volgen.
Sara qui allegata una copia di lettera del Sasboldo per aviso
del stato delle cose d'Olanda. Le due lettere di vostra signoria illustrissima e revenrendissima di 20 et 24 di Novembre si riceverno in tempo che comparvero 1'altre di Brusselles con 1'aviso della morte del signor duca di Parma, socceduta
in Aras tra li 2 et 3 di questo per 1'infirmita sua ordinaria. —
Questa morte dara bene et male alli Stati di sua maesta Cattolica et alli altri convicini. Bene, perchè cosi gira la sorte in qnesta tragedia del mondo ch'il signor duca, qual per inanzi era stato trionfante et glorioso, giaceva adesso infermo di cordoglio, calumniato appresso il suo re; 1'esercito disfatto, infamato di eccessi et di violenze, alcun' vere et alcun'altre false; li soldati melanconici et afflitti, et li capitani disperati. Onde è da crederei che havendo la morte levato dall' animo delli huomini totalmente 1'opinione delle sue colpe, et da quello del re il dubio, cho lo teneva sospeso, per la consideratione della fidelta et esperienza del detto signor duca, «ia per uscir tal' ordine dalla maesta sua intorno le cose militari, che temperara 1'asprezza, causata nelli animi di popoli per 1'insolenze di soldati, et raffrenara la mente arditadi questi suoi rebelli, riducendoli nella religion' Cattolica et nell' ubedienza della sua corona, conforme al suo giusto desiderio, et all' accesa volonta sua, manifesta a tutti con 1'infiniti et richi tesori, che vi ha consummato et va tuttavia consumando. II male poi per il sospetto di qualche rivolgimento di Stati, se 1'intervalla sara lunga a provedersi di soccessore, che procuri di guadagnar li animi di popoli, gia vicini a desperarsi per la molta licenza di
soldati.
Di Colonia, li 10 di Decembre, 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 8, ƒ. 136».
937. 1592, december 10. keulen. — Frangipani aan kardinaal Odoardo Farnese: betuigt hem zgn deelneming in het sterven van diens vader Alexander, hertog van Parma.
Al cardinale Farnese *).
L'acerbo caso della morte del serenissimo signor duca, padre di vostra signoria illustrissima et reverendissima, m' ha trafitto cosi il cuore, che posso ben' dire esser' piu diposto a ricever' ufficii di condoglienza ch'atto a farli per la perdita d'un' signore cosi amorevole. Tutta volta, perchè a tal fine ci ha destinati la providenza di Dio, et per esser' la vita nostra sottoposta a questo corso, non accade affatigarmi in consolar' una persona prudente come ella è, sapendo ehe quella prudenza, che nei suoi teneri anni ha sempre usata, userü adesso in questi, che sono (i) primi della sua gioventü. E' piaciuto cosi a Sua Divina Maesta. Perö non potemo farci altro; dolerci del suo decreto, non conviene, perchè la mente nostra non puo arrivare pur ad un' minimo segno delle suoi infiniti secreti; anzi d'ogni fortuna, che si porge, dovemo humilmente
1) 20 Nov. 1591 in het h. college opgenomen.



708
riugraziarlo. Sopra la servitu, ch' ho tenuto con sua sua serenissima signoria, et professione che fo di haverla con tutta sua casa, ne sento quell' intrinseco dolore che possa sentire qualsi voglia del suo sanguine proprio. Perö confidando che vostra signoria illustrissima et reverendissima per sua naturale bonta mi ricevera nell' istesso numero di servitori et nella medisima protettione, che mi teneva quella benedetta anima, adolcirö questo dolore con tal speranza et confidenza, con che humilissimante li bascio la mano. Di Colonia, li 10 di Decembre 1592.
Napels. Biblioteca Nazionale. Correspondentie-Frangipani XII, B. 43, f. 76*. — Op denzelfden dag ook een condoleantie-schrijven aan den duca Ranuccio Farnese en aan kardinaal Enrico Caetano, legaat van den paos in Frankrijk bij de Ligue.



AANHANGSEL.



i



988. 1560, SEPTEMBER 24. — a. Pins IV verzoekt de landvoogdes Margaretha van Parma, haren invloed aan te wenden bjj Willem van Oranje, opdat deze in zijn prinsdom den gevaarlijken ketter Mombrnn verwijdere.
6. Evenzoo aan Antonius (Granvelle), bisschop van Atrecht.
Dilectae in Christo filiae, nobili mulieri, Margarithae de Austria, ducissae Parmae et Placentiae, Flandriae gubernatriei Pius papa quartus.
Dilecta in Christo filia, nobilis muiier, salutem et apostolicam benedictionem. Superioribus diebus accidit, ut quaedam haereticorum manus, Mombruno, iniquitatis filio, homine audacissimo duce, Malosenam oppidum, quod in comitatu Venayssino *) est ditionis sanctae Romanae ecclesiae, occupavit. Qui, etsi cum aliquot ibi dies mansisset, multis impiis facinoribus in Deum et ecclesias editis, postea vi et metu id oppidum relinquere et ex comitatu Venayssino discedere coactus est. Illa tarnen scelerata ejus manus in oppido Auraicae, comitatui Venayssimo finitimo, constitisse dicitur, non sine magno adhuc comitatus Venayssini et civitatis nostrae Avenionensis periculo. Quoniam autem nostri et charissimi in Christo filii nostri Francisci Francorum regis christianissimi ministri ad eos inde expellendos ire distulerunt, propterea quod nobilis vir, princeps Auraicensis abest, in istis Flandriae partibus commorari solitus, Nobilitatem Tuam hortandam his litteris duximns et requirendam, ut cum ipso principe Auraicae, cui hoe facto valde displiciturum esse persuasum habemus, vehementer et accurate agat, primo quoque tempore, ut opportunis remediis curet ac perficiat, neve in eo oppido, neve eius finibus illi haeretici maneant. Quod si ille, quod tarnen non credimus, agere distulerit vel neglexerit, nos subditorum nostrorum quieti et securitati consulere et volumus et debemus, quibuscumque rationibus opus fuerit, inde eos expellendos mandabimus. Ita ergo Nobilitas Tua hac de re agat, ut, sicut confidimus, perpetuam ejus erga sanctam hanc Sedem observantiam et pietatem agnoscere, et meritas hoe nomine gratias ei agere debeamus. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die vigesima quarta Septembris, millesimo quingentesimo sexagesimo, pontificatus nostri anno primo.
Archivalia I, n°. 531—542.
989. 1560, SEPTEMBER 24. — Pins IV vermaant prins (Willem) van Oranje, gewillig het oor te leenen aan den raad van Margaretha van Parma en van Granvelle.
Dilecto filio, nobili viro, principi Auraicensi Pius papa quartus. Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
1) "Venaissin behoorde tot den Kerkelijken Staat.



712
Cum petierimus a venerabili fratre Antonio, episcopo Atrebatensi, et dilecta in Christo filia, nobili muliere, Margaritha de Austria, Flandriae gubernatrice, nt quadam de re, ad nos et sanctam hanc Sedem pertinente, tecum diligenter agant, Nobilitatem Tuam, de qua omnia nobis pollicemur quae a Catholico et devoto eiusdem Sedis principe expectanda sunt, hortamur et monemus, ut ipsorum verbis literisve parem fidem habeas atque nobis ipsis haberes. Et rei ita ita provideat, sicut ipsius officium et honor postulat. Datum ut supra.
Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die vigesima quarta Septembris, millesimo quingentesimo sexagesimo, pontificatus nostri anno primo.
Archivalia I, n°. 543.
940. 1661, AUGUSTUS 22. — Pins IV vermaant prins Willem van Oranje i) een einde te maken aan bet brutaal optreden der ketters in de stad en het prinsdom Oranje, waardoor ook het naburige Venaissin wordt bedreigd.
Dilecto filio, nobili viro, Guilielmo de Nassau, principi Auryacensi. Dilecte fili, nobilis vir, salutem etc.
Quanto christianae reipublicae luctu atque incommodo quantaque orthodoxae fidei perturbatione factum sit, quod christiani nominis principes, pullulantibus et paulatim obrepentibus hereticorum zizaniis ac venenis, initio sollicite et diligenter non occorrerint, nemo est fere qui nesciat. Quam ob rem cum nuper ad nos magna quidem cum amini nostri molestia allatum sit, homines tuae civitatis Auraycensis, juxta fines comitatis nostri Venayssini positae, impiorum quorundam audacia et falsis persuasionibus seductos, quod tuorum quoque inibi ministrorum indiligentia fieri credibile est, a debita Catholicae ecclesiae obedientia palam jam recessisse damnatumque haereticorum in vivendo morem passim sectari, Nobilitatem Tuam his nostris litteris paterne monendam et in Domino requirendam duximus, ut, quoniam ipse longe ab eadem tua civitate abes, pro boni et Catholici principis officio statim, nulla interposita mora, ad hoe malum levandum atque sanandum ea remedia mittere afferreque cures, quae tibi ad id maxime oportuna ac necessaria esse videbuntur, petimusque a te vehementer et ex animo, ut ita provideas et efficias, ut tui Auraycenses subditi tum pro Dei optimi maximi honore, cujus causa in primis agitur, tum vero pro animarum suarum salute, ad sacrosanctae orthodoxaeque Ecclesiae gremium quam primum revertantur, et deinceps Catholice viventes, tibi Catholico principi, sicuti debent, serviant et obediant. Quod quo celerius et diligentius ab eadem Nobilitate Tua pro sua eximia pietate factum fuerit, et majus et uberius divinae gratiae et retributionis aeternae praemium te consecuturum confidimus, nos vero tibi maximas eo nomine gratias habituros et in occasionibus quoque relaturos esse pollicemur. Datum Romae apud sanctum Petrum etc., die 22 Augusti 1561, anno secundo. Archivalia I, n°. 551.
1) Zijn antwoord aan den pans, d.d. 16 Nov. 1561, bij Groen, Archives I, p. 119, n°. 39.



713
941. 1561, AUGUSTUS 22. — Pins IV zendt aan de landvoogdes Margaretha een afschrift der voorafgaande Breve en verzoekt haar in denzelfden geest bij Willem van Oranje werkzaam te zijn.
Dilectae in Christo filiae, nobili mulieri, Margaritae de Austria, Parmae et Placentiae ducissae, Flandriae gubernatrici.
Dilecta in Christo filia, nobilis mulier, salutem etc.
Ex litterarum nostrarum exemplo, quas ad dilectum filium, nobilem virum, priucipem Auraycensem scribimus, quod his cum litteris habebis, facile intelligere poteris, quid pro debito a nobis Omnipotentis Deo obsequio, quidque ex injuncta nobis divinitus apostolicae servitutis sollicitudine pro christiani gregis animarum salute ab eo petimus. Licet autem speramus, ipsum, uti religiosum et Catholicum maxime decet principem, votis et optatis nostris promptum se et facilem exhibiturum, cum praesertim id ad illius ditionem et temporale dominium conservandum valde pertineat, nihilominus haud ignari tuae eximiae pietatis atque religionis et in nos sanctamque hanc Sedem singularis studii ac devotionis, has quoque nostras ad Nobilitatem Tuam litteras dare voluimus, certo nobis persuadentes, te et ipsi Deo et ejus sanctae Catholicaeque ecclesiae hanc libenter operam et alacriter navaturam, ut scilicet apud ipsum principem omni diligentia et auctoritate, quae merito apud eum debet esse maxima, sic agas et urgeas, ut quod ab eo jure optimo petimus, quam primum exequatarQuod profecto erit nobis ab eadem Tua Nobilitate gratum, quam quod gratissimum. Datum Romae apud sanctum Petrum etc: die 22 Augusti 1561, anno secundo.
Archivalia I, n°. 552.
942. 1563, OCTOBER 17. — Pins IV vermaant Willem van Oranje '), dat hij nit de stad Oranje de ketters streng were.
Dilecto filio, nobili viro, Gulielmo de Nansau (sic), principi Auraicensi Pius papa quartus.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Non latere Nobilitatem Tuam potest, nt magna multitudo haereticorum hominum egentium ac perditorum, qui vulgo Ugonoti dicnntur, jam pridem in oppidum ditionis tuae, comitatui Venaissino nostro vicinisissimum, tanquam latrocinii asylum se receperint; quo ex oppido progressi omnibus fere ipsius comitatus castris et oppidis, quae munita non erant, occupatis, tantas calamitates miseris ejus comitatus incolis intulerunt, quantas non facile his litteris explicare possemus, diripiendo omnia et depopulando, non a prophanis, non a sacris rebus et locis manus impias abstinendo, incredibili quadam rabie et odio illam ecclesiasticae ditionis regionem pervastando, totque et tanta scelera religionis, ut appellant Reformatae, praetextu admittendo. Quanto dolore animi afficiamur ex illis fidelium et dilectornm subditorum nostrorum miseriis Nobilitas Tua facile existimare potest; nee dubitamus, quin tibi quoque displiceat, eos tantopere vexari. Scimus enim te virum esse Catholicum, sicut majores tui
1) Zijn onderdanig antwoord aan den paus, d.d. 7 Dec. 1563, is gedr. Collection de documents inédits (Madrid 1844), IV, p, 294.



714
semper fuerunt. Pro certo habemus te moleste ferre tam graves tuae, et omnium Christifidelium matri ecclesiae Bomanae, injurias inferri. Verum illa haereticorum manus non majore nos ac Sedem Apostolicum injuria etdedecore quam te ipsum afficit, quae tanta tua cum contumelia illud ditionis tuae oppidum ad grassandum et latrocinandum sibi deligere ausa est. Non igitur tantum de salute subditorum nostrorum agitur, etiam de tuorum. Non violata fuit solum dignitas Apostolicae Sedis, violata etiam fuit aestimatio tua et magna praeclaro nomini tuo aspersa macula et labes imposita. Oppidum illud antiquum, ex quo nobile cognomen tuum et insignem titulum accepisti, hoe tempore verbo tuum est, re vero in haereticorum est potestate. Quousque igitur, dilecte fili, lento animo pius Ecclesiae filius feres tantas injurias Ecclesiae? Quousque dissimulabis, vir generosus ac nobilis, tantas tuas ipsius contumelias ? Quandiu abutentur viri impii et sacrilegi patientia tua? Excita, quaesumus, virtutem tuam! Memento quam claris majoribus ortus sis; quam turpe tibi sit hanc famam vulgari, hoe memoriae posteritatis prodi, Auriacae principis oppidum connivente illo factum esse alteram Genevam, receptaculurn haereticorum, castellum latronum, asylum hostium Ecclesiae. Non erit difficile illos expellere, si nos adjuvare statueris. Nos quidem, qui pro officio, quod sustinemus, tanta et tam atrocia in Deum et religionem Catholicam ac fideles, Ecclesiae subditos, admissa scelera dissimulare nee possumus nee debemus: statuimus omnes vias tentare, quibus illam impiam manum expellamus ex illis locis et populos ditionis Ecclesiae in libertatem vindicemus; sed videmus, nou posse nos id assequi, nisi illud perfugium ipsis eripiatur. Quocirca Nobilitatem Tuam hortamur, monemus et rogamus et vehementer obsecramus, ut iis, quae diximus, attente consideratis atque perpensis et aliis, quae tibi pro tua prudentia occurrere poterunt, des operam et cures ac vias omnes tu quoque persequaris, ne illi hominum generi amplius oppidum tuum pateat, sed e finibus tuis primo quoque tempore aut sua sponte recedant aut per vim ejiciantur, sicut nos quoque e nostris et Bomanae ecclesiae (ditione) eos ejicere conabimur. Quod si facies, Catholici viri officio satisfacies et conscientiae tuae consules, magnamque maculam, nominis tui claritati inustam, delebis, apparebitque omnibus, sicut nos pro certo semper habuimus, ea, quae illic acta sunt ad hoe tempus contra honorem Dei et Ecclesiae, tibi displicnisse. Quod si tu, quod absit, segnius egeris, et si nos, qui te ut Catholicum virum et bonum et devotum Ecclesiae filium diligimus, inviti quicquam, quod tibi displiceret, facturi essemus, tarnen cogeremur ea inire consilia et ea experiri remedia divini honoris causa et nostri et quietis ac salutis subditorum nostrorum, quibus comitatum ipsum Venaissinum ac civitatem nostram Avenionensem, quorum querelae et gemitus ad nos assidue deferuntur, immo hinc pene exaudiuntur, nostrumque animum incredibili dolore excruciant, a tam infestorum hominum latrociniis, tandem aliquando illo eis adempto receptaculo, liberemus. Datum Bomae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die decima septima Octobris, millesimo quingentesimo sexagesimo tertio, pontificatus nostri anno quarto.
Archivalia I, n°. 259.



719
948. 1568, OCTOBER 17. — Plus IV zendt aan Granvelle een afschrift der voorafgaande Breve en verzoekt hem, in denzelfden geest Mj Oranje zijn invloed aan te wenden.
Dilecto filio nostro Antonio, tituli sancti Bartholomaei in Insula presbitero cardinali, de Granvela vocato, Pius papa quartus.
Dilecte fili noster salutem et apostolicam benedictionem.
Ex litterarum exemplo, quas ad Auraicae principem scfipsimus, intelliges, quam gravis et necessaria causa nos impulit, ut ad eum scriberemus. Omnino speramus eum consulturum, ut debet, existimationi et conscientiae snae illiusque civitatis suae saluti, quae nisi provisum fuerit, in haereticorum potestatem esset sine dubio brevi perventura. Sed tua quoque hortatio et auctoritas magnopere eum poterit commovefe. Quamobrem hortamur et mandamus, ut tanta diligentia ea de re cum illo agas, quantam rei magnitudo postulat. Ut vides, quanto accuratius egeris, tanto nobis gratius feceris. Quid vero actum et perfectum fuerit, facies nos primo quoque tempore certiores. Datum Romae apud sanctum Petrum, etc, die 17 Octobris 1563, pontificatus nostri anno quarto. Archivalia I, n°. 560.
944. 1568, OCTOBER 17. — Evenzoo aan de landvoogdes Margaretha van Parma.
Üilectae in Christo filiae, nobili mulieri, Margarithae de Austria, Flandriae gubernatrici Pius papa quartus.
Dilecta in Christo filia, nobilis muiier, salutem et apostolicam benedictionem.
Mittimus ad nobilitatem tuam exemplum litterarum, quas scripsimus ad dilectum filium, nobilem virum, Gulielmum, principem Auraicae. Ex eis intelliges, quam gravi necessariaque de causa ad eum scripserimus, et simul perspicies, quantae curae nobis sit, ut ille expellet ex urbe illa ditionis suae hominem haereticum, fautorem, receptatorem et ducem haereticorum, ac gubernatorem illi urbi praeficiat aliquem, quem compertum habeat esse vere Catholicum, quique haereticos neque ex illis ditionis ecclesiae locis neque ullos alios recipiat. Nunc nobilitatem tuam hortamur in Domino et omni animi studio ab ea requirimus, ut diligentissime de hac re agas cum ipso Auriacae principe ostendasque illum, si ita fecerit, non nobis modo gratissimum esse facturum, sed etiam charissimo in Christo filio nostro, Hispaniarum regi Catholico. Eas autem praeterea rationes afferes, quas tibi prudentia et pietas tua subjiciet. Quod tuae nobilitatis officium erit, cum te dignum et Deo vehementer acceptum, tum nobis quoque gratissimum, eoque ut quam diligentissime fungaris, etiam atque etiam abs te petimus et rogamus. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die decima septima Octobris, millesimo quingentesimo sexagesimo tertio, pontificatus nostri anno quarto.
Archivalia I, n°. 561.
946. 1668, DECEMBER 29. — Pins IV zendt aan Margaretha van Parma eene voor Willem van Oranje bestemde Breve en verzoekt haar, bg dezen in denzelfden geest haren invloed aan te wenden.
Dilect ae in Christo filiae, nobili mulieri, Margarithae de Austria, Flandriae gubernatrici Pius papa quartus.



716
Djlecta in Christo filia, nobilis muiier, salutem et apostolicam benedictionem.
Etsi post superiores literas ad te nostras, quas cupimus tibi redditas fuisse, a ministris nostris recepta fuerunt oppida et loca omnia comitatus nostri Venayssini, quae haeretici invaserant et tenebant, et illa perditorum acfacinorosorum manus ex illis .partibus recessit, tarnen cum dilectus filius, nobilis vir princeps Auraicensis nondum ea fecerit, de quibus tam diligenter cum eo egimus per literas, quarum tibi exemplum cum ipsis superioribus literis misimus, iterum ad eum scribere coacti fuimus. Ex literis, quas hoe tempore ad eum scribimus, quarum exemplum cum his conjunximus, nobilitas tua intelliget quam graves, quam necessariae causae nos impulerint, ut ad eum scriberemus, et quam multa ab eo corrigi sit necesse, si conceptam labem abolere et urbis illius suae saluti et tranquillitati consulere cupit, nobisque necessitatem adimere, ipso, quod absit, negligente, ad omnia auxilia descendere, quibus pestem eam, civitati nostrae Avenionensi tam propinquam ac comitatui nostro Venayssino finitimam, ejiciamus. Nee vero nos periculum tantum subditorum nostrorum commoret, verum etiam commovent cleri et populi Auraicensis acerbissimae calamitates, cum ea urbs effecta sit asylum haereticorum et sceleratorum omnium receptaculum, cum exul episcopus et clerus et Catholici fere omnes, ecclesiaeque una cum redditibus suis occupatae, sublatis divinis officiis, et haereticorum sinagogae effectae, fidem et auxilium nostrum atque omnium Catholicorum implorent. Quocirca nobilitatem tuam. cujus in Deum pietatem et in Catholicam fidem studium novimus, hortamur et animi studio requirimus atque in remissionem peccatorum tuorum injungimus, ut et litteras nostras principi Auraicensi reddendas cures, ut ea, ad quae illum paterne hortamur, sine mora exequatur, diligentissime adhorteris. Expectabimus avide tuum ejusque responsum, quo statuere possimus quid nobis agendum sit. Tantam enim Dei et Ecclesiae ac nostram injuriam et contumeliam nullo pacto ferendam statuimus. Datum Romae apud s. Petrum, sub annulo Piscatoris, die vigesima nona Decembris, millesimo quingentesimo sexagesimo tertio, pontificatus nostri auno quarto.
Archivalia I, n°. 562.
946. 1563, DECEMBER 30. — Evenzoo aan kardinaal Granvelle.
Dilecto filio nostro Antonio, tituli sancti Bartholomaei in Insula presbytero cardinali, a Granvela nuncupato, Pius papa quartus.
Dilecte fili noster salutem et apostolicam benedictionem.
Quam graves ac necessariae causae nos coegerint iterum ad dilectum filium, nobilem virum, Gulielmnm, principem Auraicensem scribere, ex literarum nostrarum exemplo, quod ad te et dilectam in Christo filiam, nobilem mulierem, Margaritham de Austria, Flandriae gubernatricem misimus, intelliges. Tantae nobis curae est ea res, quantam postulat tum civitatis Avenionensis ac Venayssini comitatus nostri periculum, quae tam propinquae haereticis nee a latrociniis tutae esse possunt, tum injuriarum et contumeliarum magnitudo, quibus in civitate Auriacensi, ipso principe connivente, ne dicamus permittente, Deus, Ecclesia et haec sancta Sedes afficiuntur, sublatis officiis divinis, clero exulante, ecclesiis ab haereticis occupatis, in quibus pestiferae suae doctrinae verenum sathanae



717
ministri assidue eromunt, nemine Catholicorum hiscere audente. Itaque cum ea, quae tam nefarie illic committuntur, nullo pacto ferenda sint, admonendum iterum duximus ipsum principem, ut ea primo quoque tempore corrigat cultumque ibi divinum et religionem in pristinum statum restituat. Quod si facere, quod absit, neglexerit, ad omnia auxilia et remedia descendere statutum nobis ac deliberatum est. Quocirca cum hortemur per litteras ipsam gubernatricem, ut quam diligentissime de eis rebus agat cum ipso Auraicensi principe, a te quoque petimus, ut pro tua prudentia, quanto maximo potueris studio, des operam, ut idem princeps piis et salutaribus monitis nostris pareat et ea, quae ab eo petimus, sine mora exseqnatur. Quo officio nullum hoe tempore gratius a te praestari nobis poterit. Datum Romae apud s. Petrum, die 30 Decembris 1563, pontificatus etc. anno quarto. Archivalia I, n°. 563.
947. 1568, DECEMBER 30. — Pius IV beklaagt zich bij Willem van Oranje over het brutale optreden der ketters in diens stad en prinsdom Oranje en vermaant hem opnieuw daaraan paal en perk te stellen.
Dilecto filio, nobili viro, Gulielmo, principi Auraicensi, Pius papa quartus.
Dilecte fili, nobilis vir, salutem et apostolicam benedictionem.
Nondum responsum a te acceperamus ad eas litteras, quas ad te de mense Octobri misimus, per quas paterno amore te hortabamur, te monebamus, ut quoniam Santambanum *) quemdam praefectum, urbi tuae ditionis Auraicae a te impositum, constabat haereticum esse et haereticorum ducem atque fautorem, haereticisque, undecumque eo confluentibus, urbem illam tuam tanquam asylum quoddam hostium Ecclesiae et velut alteram Genevam patefecisse, non sine gravissima Catholicorum omnium offensione et scandalo, maxima nominis tui labe et salutis aeterne periculo, hominem tam impium ab ejus urbis regimine sine mora removeres aliosque haereticos externos, qui tum magnam partem comitatus nostri Venayssini, Auraicae finitimi, occupatam tenebant et gravissimus calamitatibus populo ditionis Ecclesiae afïïcere non desistebant, nobiscum una expellendos curares. Nondum scimus, idque non parum miramur, ecquid te paterna illa hortatio nostra tantum, quantum confidimus, moverit, et quid cogitaris consulere famae atque existimationi tuae. Etsi autem nos favente Deo postea recepimus oppida et loca omnia comitatus nostri Venayssini, expulso inde illa haereticorum et facinorosorum hominum manu, tarnen quod praefectus ille Auraicae manebit, et id receptaculum haereticis patebit, nihil tantis sumptibus et laboribus profectum esse intelligimus, nee civitatem nostram Avenionensem, tam Auraicae propinquam, et comitatum Venayssini tuta fore a contagione illius pestis et a latrociuiis hominum egentium ac perditorum. Quocirca iterum nobilitatem tuam hortandam, monendam et rogandam duximus, ut quae adhuc ibi acta sunt, indigna pristina existimatione tua et aliena ah officio Catholici viri, qualis a nobis et ab omnibus aliis semper es habitus, sine mora et cunctatione ulla corrigas et emendes. Cogita, quaesumus, fili, et diligenter tecum ipse considera et attende, quam indignum sit dominari in urbe illa tua tam manifeste haereticum et tam acrem Catholicae religionis
1) Gaspard Pape, seigneur de St. Auban.



718
atque Ecclesiae hostem; consilium totum ejusqne advocatum sen procuratorem et omnes fere alios officiales ac magistratus ejus urbis haereticos esse, non jam justitiae ministros, sed haereticae pravitatis magistros et personarum simplicium corruptores; recipi ibi, quotquot ex comitatu Venayssino et aliis ex locis eo confluant, haereticos; fugacem esse inde aut certe metu abesse episcopum et alios ecclesiasticos ac religiosos atque omnes fere Catholicos; sublata esse divina in ecclesiis officia; occlusnm atque interdictum Catholicis concionatoribus aditum; haereticorum ministros, utvocantur, in urbe et castellis ac locis, ei civitati subjectis, publice perniciosa et pestifera sua dogmata profiteri ac praedicare; monasteriorum et ecclesiarum reditus haereticorum arbitratu, et quidem, sicut accepimus, id quod dolenter referimus, permissu tuo dividi ac dispensari, nempe in Dei et sanctae religionis hostium subsidia et alimenta converti. Heu, dilecte fili, quam haec Deo invisa? Quam calamitosa illi civitati tuae, quam acerba Catholicis omnibus sunt? Quam turpem notam nomini tuo incutiunt? Heu quam gravem in te Dei iram excitatura sunt, nisi ea festinaveris corrigere, sicut te et genere tuo dignum est. Noli quaesumus abuti diutius patientia et longanimitate Dei. Cave (ne) ipsius iram tibi thesaurizes, terribilem et auferentem spiritum principum. Audi nos, qui non tua sed te diligimus, qui existimationi, qui saluti tuae consultum cupimus. Desine sperare ullam societatem esse posse haereticis cum Catholicis. Remove illos ex urbe et expelle quamprimum praefectum illum una cum satellitibus suis, equitibus et peditibus sui similibus, quibus, qualescumque sint, pacata jam illa regione non indiges. Enixe coges una cum ipsis quotquot ibi sunt haeretici externi; neve post hac ipsi, aut eorum similes in ea urbe castellisve et locis ullis ejus principatus recipiantur; ne quem eorrumpere possint, mutato edicto et propositis gravibus poenis prohibe. Da operam, summisso statim gubernatore probo atque Catholico, et in eonsiliariorum atque officialium haereticorum locum bonis et catholicis surrogatis, ut cives Auracienses et ejus principatus incolae, qui a veritate Catholicae fidei aberrarunt, a pestifero haereticorum consortio liberati, praeteritis erratis hujusmodi sibi remissis et condonatis, sicut nos quoque subditis nostris ad sanitatem redire volentibus ea remisimus, ad Ecclesiam catholicam revertantur ac fidem illam, quam sacrosancta Triden tina synodus, divino auxilio paulo ante tam foeliciter peracta, docuit, amplectentur et teneant. Cura ut episcopus una cum clero et religiosorum conventibus et aliis Catholicis in eam civitatem reverti et tuto ibi manere ac divina officia pristino Ecclesiae catholicae ritu celebrare possit, receptis ecclesiis, reditibus et domibus suis. Haec sunt, quae a te fieri postulamus. Quae si feceris, ut speramus, apparebit omnibus urbem illam in ditione esse principis vere Catholici. Nos autem retinebimus bonam illam opinionem, quam de te semper habuimus, et in pristina erga te voluntate manebimus. Gratias autem agemus Deo, quod ea, quae contra divinae Majestatis suae honorem, in sanctae Ecclesiae suae dedecus, in maximam nostram et sanctae huius Sedis injuriam et contnmeliam acta sunt, Ipso cor tuum illuminante, ut pius et devotus noster et Ecclesiae filius correxeris. Sin autem tu tuo officio, quod absit, fungi neglexeris, nos fungemur nostro, et ea consilia inibimus, quibus tan tam pestem, antequam vehementius corroboretur, inde ejiciamus et imminens oppidis atque hominibus ditionis ecclesiastiace periculum depellamus; ad quod si vires nostrae et sanctae Romanae ecclesiae non sufficiënt, ad omnia auxilia et remedia descendemus. Quod si



719
evenerint ea, quae fortasse non putas, non nobis, sed tibi, qui paterna monita nostra neglexeris, tribuere et imputare debebis. Inviti quidem quicquam, quod tibi molestum futurum sit, faciemus. Sed si tuam ipse famam et salutem minus diliges, nos officio, et conscientiae nostrae, Deique honori et huius sanctae Sedis existimationi consulemus, et, quacumque ratione poterimus, illorum nostrorum fidelium et dilectorum populorum quieti, paci et securitati atque animarum saluti prospiciemus. Datum Romae apud sanctum Petrum, sub annulo Piscatoris, die 30 Decembris 1563, pontificatus nostri anno quarto. Archivalia I, n°. 564.
948. 1664, FEBRUARI. — Prins Willem van Oranje antwoordt aan paus Pius IV, dat hij ten onrechte is beschuldigd van bescherming der ketterij in het prinsdom Oranje en dat bij den katholieken godsdienst van harte bhjft toegedaan.
Sanctissimo domino nostro Pio quarto Pontifici Maximo. Beatissime pater.
Cum literas S. V., datas Bomae 29 Decembris *), legerem, Sanete pater, multum dolni, quod S. V. nondum recepisset litteras, quibus 17 Decembris ex Bruxella ad priores S. V. literas de mense Octobri responderam. Sperare enim quod ex iis S. V. plene intelligeret, me falso deferri apud S. V., quasi omitterem ea, quae sunt Catholici et orthodoxi principis, cum illa, quae per me acta sunt in principatu meo Anraico in conservanda Catholica religione et pace cum vicinis meis (quae in illis litteris indicavi potius quam plene descripsi), clarissime eontrarium demonstrarent et evincant. Verum cum uil dubitem, quin S. V. eas litteras nunc receperit, desinam eorundem repetitione S. V. molestus esse; solum ad contenta in postremis S. V. litteris respondebo, idque ordine quo a S. V. proponuntur.
Et primo quod ad dominum de Santaubano attinet, hic me inscio primo Auraicam occupavit, et malui eundem ad aliquod mensem ibi (tolerare) *) quam cum periculo novorum motuum illinc deturbare. Verum hoe mense Februario ex Inferiori Germania in Auraicam misi nobilem virum Petrum de Varich, dominum a Grippensten •), et in gubernatorem civitatis et principatus mei Auraici constitui et eidem in consulem adjunxi utriusque juris doctorem, dominum Paulum ab Heyst, in quibus (ut spero) nee S. V. verae religionis zelum, nee subditi mei cujuscumque status justiciam et integritatem desiderabunt. Nisi enim me mea fallit opinio, et expectatio, quam ex praecedenti eorum vita de ipsis concepi, ea est uterque virtute praeditus et eo ardore erga orthodoxam et Catholicam religionem, ut nihil praetermissuri sint eorum, quae temporum malitia patietur constitui et fieri ad Catholicam religionem et reteres Ecclesiae ritus revocandos et restituendos. Simul etiam novo edicto cavi et jussi omnes exteros et vagabundos, qui aliunde in Auraicam confugerant, egredi, et in posterum eis introitum praeclusi.
Quod attinet ad concilium Auraicum, quod S. V. in suis litteris totUm
1) Boven, n°. 947.
2) Er staat: dimittere.
3) Grimmestein? Een brief van hem over zijn optreden in Oranje: Groen, Jrchives I p. 387.



720
heretieum esse affirmat, cum advocato et procuratore meo, sane miror plurimum, quis haec S. V. suggesserit. Nam post diligentissimam inquisitionem de fide et moribus singulorum consulum, concordi omnium testimonio inveni Emar, Bisson et Petrum Psaulnier semper in Cattolica religione perstitisse et hodie perstare, et quamvis quidam non sunt veriti male loqui de Dionisio Bellufen, advocato et procuratore meo, tarnen ille, in Brabantia existens, professus est Catholicam et orthodoxam religionem. Alii, qui prius mihi a consiliis fuerant et delapsi sunt in errores Hugonottorum, alio commigrarunt; solus Joannes Julianus, se profitens religionis Hugonottorum, Auraicae adhuc heret. Dedi autem negocium supradicto domino de Varych et ejus collegae dispiciendi viros probatae fidei et vitae, quos consules et magistratus constituam. Tantisper autem, dum illorum responsum expecto, non video, quomodo quicquam innovare possim aut debeam.
Scribit S. V., episcopum et ecclesiaticos inde fungatos esse aut certe metu abesse. Certe ego episcopum in mense Decembri anni 1561 et interea saepius, cum omnia adhuc satis intrega essent, in principatu meo Auraico saepius per litteras et etiam per meos officiales monui et oravi, ut in Quadragesima, et majori anni parte principalem suam residentiam haberet in civitate Auraica et ageret ea, quae episcopi sunt; rerum hactenus ne tantum ab eo impetrare potui, ut semel civitatem Auricam ingrederetur, imitatus in hoe praedecessores suos.
Ecclesiasticos reliquos abesse et divina cessare officia, me cruciat plurimum. Verum etiam hos *) per litteras ad reditum monui, et quaecumque ad eorum securitatem necessaria putavi, constitui; verum illi hactenus sive ex metu, quem praetexunt, sive ex exiguo affectu et amore erga divinum cultum sese absentarunt.
In mense Aprili anni 1562 post Pascha, ecclesiasticis similem metum praetexentibus, gubernator Auraicus, dominus de Causans, et praefectus nostri stabuli, Alexander de la Boue, ut eis hunc metum adimerent, comitati (sunt) aliquot militibus Cattholicorum, et vix tarnen ullum ecclesiasticum vel numis eo adigere potuerunt, ut Sacrificium perageret. Spero tarnen, quod gratia Spiritus sancti tepentia illorum corda excitabit, et quod presens gubernator de Varych curabit auferri omnem causam et occasionem metus, si quae antea fuit, et ne dum securitatem eis praestabit juxta veteres ecclesiae Bomanae ritus divina officia celebrandi, verum etiam ad id faciendum eos incitabit et impellet.
Quod autem ad ecclesiasticorum bona attinet, ea in manum et protectioncm meam sumpsi, ut magis salva essent ipsis ecclesiasticis. Et cum audivissem, quosdam ex ecclesiasticis Hugonottorum errores palam profiteri, quosdam vero, nomine tenus ecclesiasticos, recusare explere officium, propter quod fruetus sunt relicti, constitui ut per meum advocatum ecclesiasticis, officia explentibus, distribuerentur congruae et solitae portiones, quo utrisque praecideretur ansa, aliquam partem ex ecclesiasticis bonis sibi vendicandi. Verum novato etiam ea in parte priori edicto, constitui inter alia, ut decimae et omnes redditus solvantur eisdem, et ad eandem. formam et rationem, qua solvebantur ante exortos hos motus et tumultus.
Sanctissime pater, quamvis arbitrer me docere posse, quod plurima falsa
1) Hs.: boe



721
suggesta sint S. V., et (quamvis) jus et ratio dictent in omnibus audiendam esse alteram partem, antequam quicquam statuatur aut decernatur, tarnen quia probe agnosco quod, quicquid S. V. in hac causa agit, solum spectat ad Christi honorem et gloriam et ad utilitatem animorum gregis, sibi commissi, et ad honorem mei nominis, solum orabo S. V., ut tantisper differat omne judicium et conatus suos, donec hii, quos ex Inferiori Germania in Auraicam misi, illue advenerint et coeperint explere quae illis mandavi. Hoe si impetro, nil dubito, quin S. V. sese erga me, humillimum suum ministrum, aequiorem praebebit et ultro agnoscet multa falso delata esse, et ex ipsis operibus in me agnoscet S. V. sincerum erga religionem Catholicam animum et summam erga S. V. et Sedem apostolicam observantiam. Atque hic Deum Optimum Maximum oro, ut S. V. suae Ecclesiae diu velit esse incolumem. Datum Bruxellae . . Februarii, anno a Christo nato 1564.
Ejusdem S. V. humillimus et obedientissimus filius G. a Nassau,
Archivalia I, n°. 843.
949. 1666, juni 8. — Prins Willem van Oranje betuigt jegens paus Pins V zijne onderdanigheid en trouw aan den katholieken godsdienst.
Beatissime pater post pedum oscula.
Plurimum gavisus sum ex his, quae Bevdns. archiepiscopus Surrentinus, Sanctitatis Vestrae et Sedis apostolicae nuntius, juxta literas fiduciae sibi datas mihi exposuit. Nihil enim neque gratius neque delectabilius audire potui, quam Sanctitatem Vestram benevolo et propitio erga me et subditos meos esse animo, pro cujus favore et bona gratia emerenda et retinenda quidvis lubens subierim. Et quod ad veteres Ecclesiae ritus et avitam religionem conservandam et retinendam attinet, satis intelligere potuit S. V., quantopere studuerim in hoe turbulente saeculo, ut apud Auraicos (pro tempore et motuum ratione) antiqua et Catholica religio conservaretur. Nee ea in parte uUquam meo offitio deero nee comittam, ut quicquam iu me desiderari possit, quemadmodum latius Bd0. domino Surrentino declaravi et plenius ex ipsius relatu Sanctitas Vestra eognoscet. Quem oravi, ut humillimum meum obseqnium et servitium Vestrae Sanctitati in omnibus offerret, quemadmodum offero per presentes. Deum optimum maximum precor, nt Sanctitatem Vestram suae Ecclesiae diu servet incolumem, et ipsi omnia prospera concedat. Et Sanctitatem Vestram oro, ut me paterno amore prosequi pergat. Bruxellae, 8 Junii 1566.
S. V. humillimus et addictissimns serritor Guilhelmus de Nassau ) _.. .
. , princeps Auraicensis I "
Archivalia II, n». 287». '
960. 1684, december 3. — De kardinaal-staatssecretaris aan den Spaanschen nuntins (Taherna): over te nemen maatregelen tot afwending van het gevaar, dat het prinsdom Oranje onder het beheer kome van prins Maurits en niet van prins Philips Willem.
.Al nuntio in Spagna, a 3 di Decembre. Blro. et molto reverendo signore come fratello.
46



722
Dubitando gl' heretici, che sono in Oranges, di esser spogliati dal re di Franefa di quella piazza, hora che manca loro il favor del principe d'Oranges morto, dal qual havevano gran fomento et ajuto, tra gl'altri mali mezi, che tengono per non esservi cacciati, uno è che hanno ordito una falsita insieme con li Stati d'Olanda, fabricando una falsa attestatione, la qual dicono essere stata lasciata in poter di detti Stati dal principe morto, signata di sua mano con alcuni testimonii, ne le quale si contiene la declaratione de la volunta di esso principe circa il principato d'Orange, che in somma è, che mentre il conté di Beuren, suo primogenito, sara prigione in Spagna et non si trovara in piena liberta ne i paesi di Fiandra, il detto principato debba esser administrato dal conté Mauritio, suo secondo genito, senza obligo di render conto alcuno di detta administratione. In vigor de la quale falsa attestatione il detto conté Mauritio ha fatto una declaratione di haver accettato 1'administratione di detto principato, et 1'ha mandato al parlamento di Oranges. A la qual falsita per il gran danno, che ne seguirebbe a la religion Cattolica, continuando quei tristi in tener quella fortezza, è necessario di proveder in ogni modo; et la provisione opportuna si giudica sarebbe, che Sua Maesta Cattolica facesse parlare al detto conté di Beuren, acciö con lettere patenti facesse una declaratione contraria a la detta attestatione, la qual, quando anco fusse vera, non havria potuto prejudicare a la ragione, che ha in detto principato, come principe naturale di esso. Et la declaratione potrebbe contenere, che considerando il detto conté di Beuren, che gli antichi nemici del suo Stato et quiete dei suoi sudditi, per privarlo de le sue ragioni, non haveriano mancato di far credere falsamente al conté Mauritio, suo fratello, et a suoi buoni sudditi nel detto principato et altri, che egli fusse detenuto in prigione ne le mani del serenissimo re Cattolico, ha per ciö voluto manifestare al mondo la verita, con far noto a ciascuno, qualmente egli è in piena et vera liberta, ricevendo infiuite gratie et favori da Sua Maesta Cattolica, et che il suo regio servitio, et non laprigionia, falsamente asserita da suoi nemici, lo ritiene anco in quelle bande, et che perö li suoi sudditi debbano in avvenire rendergli la debita obedienza, lasciandogli 1'intiera administratione del detto principato, con riconoscere et obedire quelli soli ministri, che saranno mandati da lui, et non da altri, et guardarsi in avvenire dal prestar fede a tali imposture et false inventioni de suoi nemici. Et per maggior validita de le dette lettere et lerar ogni sospetto al re di Francia, che con tal mezo Sua Maesta Cattolica volesse metter il piede ne le sue terre, sarebbe molto a proposito, che il detto conté di Beuren scrivesse a Sua Maesta Christianissima, supplicandola a pigliar sotto la sua protettione il detto principato, et farlo governar secondo le sue leggi, con mettervi tali governatori et ufficiali Cattolici, che Sua Maesta Christianissima giudichera esser piü a proposito per il buon governo di detto principato et quiete di suoi sudditi. Altrimente è molto da temere, che Sua Maesta Christianissima sia per impedire il buon effetto, che patriano far le dette lettere. Potrebbe anco Suo Maesta Cattolica pregar il Christianissimo a voler accettar la detta protettione et administratione, lasciando goder quel principato al conté di Beuren, secondo gl'articoli di pace, convenuti et accordati fra loro, i quali è da sperare, che per cosi poca cosa Sua Maesta Christianissima non vorra rompere, massime havendoli sempre osservati ne la persona et in vita del principe d'Oranges morto. Et oltre ciö si giudica, che non saria se non bene, che Sua Maesta scrivesse



723
al detto re di non tener il conté di Beuren prigione, come asseriscono falsamente li suoi nemici et ribelli. Et cosi con questo rimedio si provederebbe anco ad un' altro pericolo, che si corre etiam maggiore del detto, cio è che il re di Navarra ottenga da Sua Maesta Christianissima la sopraintendenza del detto principato, de la qual s'intende il detto di Navarra far grandissima instanza; perchè se Sua Maesta Christianissima non havra troppo voglia di compiacerli, havra legitimo pretesto di negarglila per non harer a mancar de la sua fede al detto conté di Beuren. Vuole dunque Nostro Signore che Vostra Signoria dia conto di tutto ciè a Sua Maesta, essortandola a proveder quanto prima a si gran pericolo, ö nel modo sudetto, ö in altro, che a la prudenza de la Maesta Sua parera piü espediente et efficace. Spagna, Vol. 30, f. 528—529» (gelijkt, afschr.).
Hierop antwoordt de nuntius 8 Januari 1585:
Nel particolare d'Oranges credo che S. M. ajutara gagliardamente, acciö il governo di quel principato resti al conté di Bura; perö mi sovengono due difficolta nel modo ricordato da V. S. Illm». L'una è, che essendo sempre stata quella terra libera senza riconoscere in cosa alcuna la corona di Francia, non so come s'indurra hora il conté, ó come lo permettera quel popoio, che vi acquisti sorte alcuna di preminenza o sopraintendenza. L'altra è, che se bene il conté non è in prigione stretta, non è perö anco libero, et essendo questo notario al mondo, non so di quanto profitto fosse la attestazione del contrario.
Pure parlandone con S. M. et con li ministri, vedrö dove riuscira il negotio
Di Madrid, li 8 di Gennero 1585.
Spagna, Vol. 31, p. 281 (oorspr. eigenh, get.).
961. 1685, JANUARI 21. — De Spaansche nuntins Taberna aan kardinaal Gallio: over by koning Philips aangewende pogingen om het prinsdom Oranje nit de handen van prins Maurits te redden.
Alli 5 del presente, havendomi dato Sua Maesta audienza, feci 1'offitio, che V. S. Illm*. ordina circa il principato d'Orange, representando quanto gran pericole si corre, che quella terra si facci una altra Ginevra, e li molti inconvenienti, che ne possono venire in generale alia Christianita, et in particolare al stato d'Arignone, et anco a quello di Borgogna, se non vi si remedia presto. Proposi insieme li rimedii, ricordati da V. S. Illma., e li ne diedi un lungo memoriale. Sua Maesta con le solite belle parole rispose, che basciava i piedi a Nostro Signore per la diligenza, che usava continuamente a benefitio della Christianita, e si moströ molto nova in questo particolare. Poi disse, che ci havrebbe fatto sopra consideratione per pigliarci quell' espediente, che fosse parso piü oportuno. Ne ho anco parlato d'ordine di Sua Maesta col signor cardinale Grauvela, al quale pare, che sia molto necessario remediarci; solo aspettara, che Sua Maesta le ne facci parlare. Et io lo solleciterö a Sara-
gozza, parendomi impossibile, che si facci nel camino alcuna risolutione
Di Madrid, li 21 di Gennaro 1585.
Spagna, Vol. 31, f. 290 (oorspr. eigenh. get.).






1
REGISTERS.






REGISTER VAN PERSONEN.
NB. De nummers geven de bladzijden aan.
A.
Adolf, hertog van Gelre, 16. Adolf, graaf van Nassau, 468. Adolf, graaf van Nieuwenaar, 390, 651, 690. Adriaan VI, paus, 6, 34. Adriaan d'Oygnies, heer van Willorval, Ö63, 574.
Adrianus van Oesterwijc, provinciaal der
Dominicanen, 54, 55. Aegidius de Monte, bisschop van Deventer,
138, 142, 221, 224, 225, 227, 239, 243,
245, 246, 255, 316, 339, 343, 355. Aerschot, zie Philips van. Agricola, zie Franciscus. Alarich, koning der Gothen, 555. Albert, aartshertog van Oostenrijk, 277, 591,
664.
Albertus Pighius, proost te Utrecht, 21, 46,
48, 51, 52. Albi, zie Sebastiaan.
Albrecht van Brandenburg, grootmeester der
Duitsche orde, 653. Albrecht, hertog van Beieren, 145. Aldobrandini, zie Cinthio. Aleander, zie Hieronymus. Alessandro Casale, auditeur te Madrid, 493,
494.
Alessandro Crivelli, nuntius in Spanje, 125, 434.
Alessandro Farnese, kardinaal, 556, 581.
Alessandro Montalto, kardinaal-staatssecretaris, 157, 199, 303, 318, 324, 332, 333, 335—337, 340, 341, 344, 352, 356, 376, 378, 380, 383, 386, 387, 674, 676—681, 683—688.
Alfonso Capilnpi, 497.
Alexander VI, paus, 5, 8.
Alexander Farnese, hertog van Parma, 37, 154, 156, 228, 262, 264, 277, 287, 356, 363, 365, 366, 374, 376, 381, 384, 389— 391, 404, 408, 409, 412, 415, 458, 551, 553, 556—558, 578, 580, 582, 584, 585, 500, 595, 596, 601—604, 615, 618, 619, 622—624, 627, 635, 638, 643, 644, 646,
649, 650, 658—660, 662—665, 668, 669, 671—673, 676—682, 684,686—702,706,707.
Alexander Farnese, zoon van Parma, 696, 697, 699, 700.
Alexander de la Roue, gouverneur van het prinsdom Oranje, 720.
Alexander Severus, keizer, 657.
Allen, zie William.
Alonso Sotomayor, don, 601.
Altemps, d', kardinaal, 175.
Alva, hertog van, 137, 144, 153, 189, 197, 201, 202, 205, 206, 208—211, 213, 214, 225, 234, 436, 447, 448, 453, 458, 460,—464, 468, 470—473, 477—481, 483—490, 492, 493, 496, 499—502, 514, 601, 637, 639.
Alvaredo, Augustijn, 483.
Amboise, d', zie Bussy.
Ambrosius, S.,- 265.
Ameronghen, zie Johannes ab.
Amnius, zie Theodericus.
Andreas Braun, oud-burgemeester van Haarlem, 706.
Andreas Fabritius, hoogleeraar te Leuven, 184.
Andreas Caulis, O. Pr., inquisiteur, 37.
Andreas Gaill, rechtsgeleerde, 607.
Andreas Hugo van Delft, provinciaal der Dominicanen, 15.
Angelo, zie Balduinus ab.
Angelo di Anversa, O. Pr., pauselijk commissaris, 190—195.
Anjou, zie Henri d'.
Anjou, zie Frans.
Anna, gravin van Montmorency, 280. Annibale dei Grassi, nuntius te Madrid, 327, 683.
Anselmo Dandino, nuntius te Parijs, 575. Anthonie van Lalaing, graaf van Hoogstraten, 43, 444.
Antonio Carafa, kardinaal, 306, 311, 322, 325 —327, 334, 336, 342, 357, 368.
Antonio Maria Salviati, nuntius te Parijs, 490, 499.
Antonio Perez, secretaris, 527.
Antonius Folcardi, dominicaan te Groningen, 392, 396.



728
REGISTER TAN PERSONEN.
Antonius, heer van Granvelle, kardinaal, 39,47, 48, 121, 125, 166, 213, 230, 336, 433, 515, 628, 584, 600, 619, 626, 636, 711, 715, 716, 723.
Antonius Havet, bisschop van Namen, 121, 172, 253, 260, 532, 548.
Antonius Lullus, vicaris-generaal van Besancon, 556.
Antonius van Mijnden, kanunnik, 51.
Antonius van Stralen, burgemeester van Antwerpen, 458.
Appio Conti, 660.
Aquaviva, zie Giulio.
Arach, zie Bernhard von.
Aragon, zie Ferdinand van.
Aragon, zie Pietro.
Aremberg, zie Jan van Ligne.
Aremberg, zie Karei van.
Arias Montanus, 297.
Armagnac, zie George d'.
Arnoldi, zie Cornelius.
Arnoldus,prior der Karthuizers te 's-Hertogenbosch, 375. Arnoldus, S. J., 333.
Arnoldus Nylen, prior der dominicanen te Groningen, later vicaris-apostoliek van het verweesde bisdom, 349, 354, 355, 358, 364, 365, 382, 391, 394, 395, 397, 399, —403, 409.
Assonville, d', zie Cristoffel.
Arnoldus Amstelius, 353.
Athanasius, S., 265.
Audoenus, aartsdiaken van Henegouwen, 538. Augustinus Aggeus, medecinae doctor, 14. Austria, d', zie Georgius. Avalos, d', zie Ferdinando. Avanzati, zie Mutio. Aymerich, zie Petrus. Aytta, zie Bucho van. Azconas, zie Christoforus.
B.
Baden, zie Frederik van. Bajus, zie Michael.
Baldassar Castiglione, nuntius in Spanje, 21. Baldasser Dreselers, O. Pr., inquisiteur, 203. Balthasar Fabritius, 405. Balthazar Gérards, 660. Balduinus ab Angelo, S. J., 283. Bardoul, zie Martinus. Baronius, zie Caesar.
Bartholomaeus Portia, buitengewoon nuntius,
242, 559. Batenburg, zie Dirk van. Batenburg, zie Gijsbert van. Bathori, zie Stephanus. Bedford, hertog van, 434. Beieren, zie Albrecht van. Beieren, zie Ernst van.
Beieren, zie Hendrik van.
Beieren, zie Lodewijk van.
Beieren, zie Sabina van.
Beieren, zie Wilhelm van.
Beke, zie Levinus van der.
Bellarmüms, zie Franciscus. | Bellomonte, zie Florentiul. [ Bellufen, zie Dionysius. I Benning, zie Cornelis. I Bentinck, zie Johannes.
I Berchmontius, aanvoerder der beelden-
stormerij te Antwerpen, 444, 445. ! Bernhard von Arach, keizerlijk commissaris, | 568.
Bernardo di Castro, kapitein, 585, 601.
Berck, zie Jacobus.
Bergh, zie Willem van den. I Berg, zie Aegidius.
Bergen, zie Maximiliaan van.
Berlaymont, zie Floris. van
Berlaymont, zie Gilles van.
Berlaymont, zie Louis de.
Bernardus Deterinck, 321, 328. | Bernardo Sanzio, pauselijk diplomaat, 47.
Bertano, zie Gurone.
Beverwij ck, zie Vincentius van.
Biron, heer van, 669.
Bisson, raadslid te Oranje, 720.
Bloemendaal, zie Jacobus van.
Blosius, pauselijk secretaris, 11.
Boncompagni, zie Giacomo.
Boneompagni, zie Giovanni.
Boncompagni, zie TJgo.
Bonelli, zie Michele.
Bonomi, zie Giovanni Francesco.
Bollius, zie Petrus.
Borculus, zie Cornelius.
Borgia, zie Giovanni di.
Borromeo, zie Carlo.
Bosch, zie Petrus van den.
Bossu, zie Maximiliaan.
Bourbon (de), zie Charles.
Bracqua, de la, kommandeur der S.-Jansheeren te Breda, 278.
Brancatius, zie Laurentius.
Brandenburg, zie Albrecht van.
Braun, zie Andreas.
Brederode, zie Hendrik.
Brie, zie Carolus de.
Brimeu, zie Karei van.
Brisegno, abt, 264.
Brouhe, J., 149.
Brouwers, zie Martinus.
Bourgondië, zie Philips van.
Bruhes, zie Jan.
Bruyns, zie Gerard.
Brussel, zie Lucas van.
Bucho van Aytta, proost van S.-Baaf te Gent, 377, 406, 631, 652,



REGISTER VAN PERSONEN.
729
Buedens, zie Olivier.
Burgt (de Castro), zie Nicolaas van der.
Burghley, zie William.
Bussy d'Amboise, gunst eling van Anjou, 548.
o.
Caesar Baronius, kardinaal, 415.
Cayas, zie Gabriele de.
Caligari, zie Andrea.
Caligari, zie Giovanni.
Camajanni, zie Pieter.
Camillo Capilupi, 497.
Camillo Gaetano, nuntius, 695, 700, 770.
Camillo Zaechini, graaf, 390, 391.
Campantti, zie Johannes.
Campeggi, zie Lorenzo.
Canisius, zie Gerardus.
Canisius, zie Petrus.
Canisius, zie Theodorus.
Capres, zie Odoardus.
Carafa, zie Antonio.
Carlo Borromeo, kardinaal-staatssecretaris,
125, 127, 176, 236, 434. Carolus de Brie, O. Pr. provinciaal, 220. Carlo Carafa, kardinaal, 55, 62. Carlo Eboli, kamerheer van Pius V, 482. Carolus van Lotharingen, kardinaal, 137, 488. Casale, zie Alessandro. Casembroot, zie Joannes van. Caspar Gropper, buitengewoon nuntius, 145,
224, 226, 233, 234, 236, 242, 506, 507. Caspar de Robles, heer van Billy, 522. Castagna, zie Giovanni Battista. Castello (alias del Ryo), zie Petrus de. Castelnuovo, zie Pietro Paolo da. Castiglione, zie Baldassar. Castro, zie Bernardo di. Catharina 'de' Medici, koningin-moeder, 497,
548, 550, 576, 577. Caulis, zie Andreas. Cavalli, zie Seraphini. Cecil, zie William Burghley. Cerda, zie Juan de. Cervini, zie Marcello.
Cesare Spetiano, nuntius bij den keizer, 157,
666, 669, 674, 677. Champagney, zie Frédéric. Charles de Bourbon, kardinaal, 499. Chimay, prins van, 673.
Christiaan IV, koning van Denemarken, 680, 705.
ChristianusFlandrensis, O. Pr., inquisiteur, 62. Christoffel d'Assonville, lid van den Geheimen
Raad te Brussel, 407. Chriêtophorus Plantqn, drukker, 212, 213,
236, 346, 349, 357, 359.
| Christoforus Azconas, clericus van Toulouse, 124, 141.
Christophoro de Mondragon, legeraanvoerder, 695, 706.
Christophorus Vladeraccus, rector van de Latijnsche school te 's-Hertogenbosch, 876.
Cinthio Aldobrandini, kardinaak-staatssecretaris, 707.
Claudius Solet, zaakwaarnemer van het prioraat van Meerssen, 137.
Clemens VII, paus, 8, 10—14, 16, 18, 21, 26, 28, 29, 31, 34.
Clemens VUT, paus, 420, 421, 425, 427—430, 703, 704, 706. i Clemens Crabeels, bisschop van 's-Hertogenbosch, 284, 295, 296, 300, 316, 323, 332, 333, 341, 352, 386.
Clemente, 8., zie Guglielmo di.
Closse, zie Gysbertus.
Clovis, koning der Franken, 555.
Cobham, zie Henry.
Coemans, zie Jacob.
Coyanus, zie Paulus.
Coligny, zie Gaspard de.
Colonna, zie Marco Antonio.
Constabile, zie Paulus.
Constantmus Maruus Sittich von Hohenems,
bisschop van Constanz, 646. Conti, zie Appio. Coopal, zie Willem. Coppin, zie Nicolaas.
Cornelis Benning (of Bering), Nederlandsch
edelman, 677. I Cornelius Arnoldi, overste van de „Vergade-
ringhe der Maechden van den Hoeck" te
Haarlem, 305. Cornelius Stempelsé, zoon van een oudburgemeester van Gouda, 242, 281, 293. Commendone, zie Giovanni Francesco. Connobius, pauselijk collector in Spanje, 287. I Cornelis van Drenkwaart, kanunnik van
s. Marie te Utrecht, 358, 369. Cornelis Gerritszoon, 256. Cornelis van Mierop, deken en domproost van
Utrecht, 49. Cornelis de Zeger, burgemeester te Deventer,
367.
Cornelius Borculus, vice-proost van Sint-Servaas te Maastricht, 283. Cornelius Jansenius (de oudere), hoogleeraar te Leuven, 163, 172. I Cornelius Oem, raadsheer, 401, 405.
Cornelius Strinvichius, rector van het Collegium Laurentianum te Keulen, 399. Corswarem, zie Philips van. Cosimo Masi, secretaris van Parma, 692. ' Craen, zie Jasper. I Crabbius, Augstijn, 355. | Crepius, zie Willem.



730
REGISTER VAN PERSONEN.
Cresner, zie Elisabeth. Critius, zie Joannes. Croy, zie Jean do. Croy, zie Karei Philips van. Croy, zie Philips van. Cruce, zie Judocus a. Cuyck, zie Hendrik.
Cunerus Petri, bisschop van Leeuwarden,
131, 221, 223, 224, 263. Curtius, zie Petrus.
D.
Damasus I, paus, 507. Dancar, zie Nieoló. Dandino, zie Anselmo.
Daniël Brendel von Homburg, aartsbisschop
van Mainz, 483, 499, 533, 561, Dardinelli,- zie Filippo. Delfini, zie Giovanni. Delft, zie Andreas Hugo van. Desiderius Erasmus, 11. Deterinck, zie Bernardus. Dionysius Bellufen, zaakwaarnemer te Orange,
720.
Dirk van Batenburg (Bronkhorst), 469.
Dirk Diemer, dominicaan, 16.
Dirk van Schoonhoven, O. Pr., provinciaal, 36.
Doys, zie Gerlach.
Dover, kanunnik te Antwerpen, 212.
Drake, zie Francis.
Drenkwaart, zie Cornelis van.
Drenkwaart, zie Johan van. '
Dreselers, zie Baldasser.
Driutius, zie Remigius.
Duncanus, zie Martinus.
E.
Eboli, zie Carolo.
Eccard von Greifenklau, aartsbisschop van Trier, 10.
Eduard VI, koning van Engeland, 505. Eduard Sekler, zoon van den hertog van
Somerset, 505. Edzard, graaf van Oost-Friesland, 654. Egidius, vicaris generaal van het bisdom
Groningen, 338. Egidius Tsionghen, notaris, 236. Eem, zie Jacob Gisbertsz. van der, Egmond, zie Philips van. Egmond, zie George van. Egmond, zie Lamoraal van. Egmond, zie Nicolaas van. Elbertus Riooldi (Richardi ?), 238. Elisabeth Cresner, priorin der „Engelsche
nonnen" te Brugge, 208.
I Elisabeth, koningin van Engeland, 405, 434, 484—486, 503, 511, 517, 519, 525, 552, 553, 637, 638, 641, 642, 653—656, 661, 665, 666, 668, 669, 671, 672, 674, 675, 677, 681, 688, 703—705.
Eisen, zie Johannes Hendriksz. ton.
Eist, zie Johannes. \
Elz, zie Jacob von.
Emanuel Filippo, drukker te Antwerpen, 213. Emanuel Philibert van Lalaing, baron van
Montigny, 554, 674; 679. Emanuel Philips Trognesius, clericus, 379. Emar, raadslid te Oranje, 720. Enckevoirt, zie Willem van. Engelbert Spetholt, priester te Zutphen, 363,
376.
Enrico Gaetano, legaat te Parijs, 708. Erard van der Marck, bisschop van Luik, 14. Erasmus, zie Desiderius. Ercolani, zie Luca. Ercolani, zie Vincenzo. Everard, provinciaal der Jezuïeten, 165. j Ercole Gonzaga, kardinaal, 163.
Ercole Sfondrato, hertog van Montemarciano,
legeraanvoerder, 692. Ernst van Beieren, aartsbisschop van Keulen,
241, 277, 284, 300, 312, 428, 667, 672, 673,
689, 699, 701. Escovedo, zie Juan de. Ernst, graaf van Mansfeld, 694.
r.
Faber, zie Joannes.
Fabio, Mirto Frangipani, nuntius te Parijs,
547, 548, 636. Fabius Maximus, 612. Fabri, zie Sixtus.
Fabrieio Magnanello, protonotarius, 37. Fabritius, zie Andreas. Fabricius, zie Balthasar. Fadrinetti, zie Giovanni. Farnese, zie Alexander, hertog van Parma. Farnese, zie Alexander (zoon). Farnese, zie Odoardo. Farnese, zie Ranucio. Farnesius (Dufour), zie Henricus. Fasciardo, zie Pedro. Fra Felice. O. Pr., 209, 212. Felix, ep. Idricensis, bisschop der Donatisten, 255.
Ferdinand I, keizer, 55.
Ferdinand van Aragon, aartsbisschop van
Saragossa, 537, Ferdinand, prins van Beieren, 657. Ferdinand, aartshertog van Oostenrijk, 564, Ferdinando d'Avalos, markies del Vasto,
onderbevelhebber van Parma, 695. Fernande de la Bare, heer van Mouscron, 557.



REGISTER VAN PERSONEN.
731
Ferrara, zie Franciscus Sylvester van.
Fianser, keizerlijk commissaris, 568,
Figueroa, zie Lope de.
Filippo, zie Emanuel'.
Filippi, zie Pietro Paolo.
Filippo Dardinelli, O. Pr., onderprior, 207,
Filonardi, zie Mareo.
Flandrensis, zie Christiamis.
Flavio Orsini, legaat van Avignon, 496.
Floris van Barlaymont, gouverneur van
Namen, 563. Floris I van Pallandt, graaf van Culemborg, 435. j Florentius de Bellomonte, notaris, 245. Folcardi, zie Antonius. Fonck (Vonck), zie Johannes. Fradique de Tolédo, don, 492, 501. Frangipani, zie Fabio Mirto. Frangipani, zie Octavius Mirto. Frans I, koning van Frankrijk, 37, 154. Frans van Alencon, hertog van Anjou, 547,
548,553,573, 576—578,591,594,637,641—
644, 653—655, 662. Frans van der Hulst, inquisiteur, 8. Frans van Thienen, vicaris-generaal van
Antwerpen, 383, 410, 417. Francis Drake, admiraal, 674. Francisca van Lunenburg, gravin van Egmond,
53.
Francisco Yvara, don, 202t
Francisco Pacheco, kardinaal, 471, 484, 490, 492, 494, 500, 501.
Francisco Verdugo, gouverneur, legeraanvoerder, 337, 338, 354, 364, 672, 680, 683, 685, 686, 693, 696, 698, 699, 702, 706.
Francisco de Vargas, gezant van Karei V, 62.
Franciscus Agricola, pastoor van Sittard, 314.
Franciscus Bellarminus, S. J., kardinaal, 367.
Franciscus Humara, 638.
Franciscus Richardot, bisschop van Atrecht, 172, 183, 205.
Franciscus Sylvester van Ferrara, generaal der Dominicanen, 15.
Franciscus Sonnius, bisschop van 's-Hertogenbosch, 58, 62, 63, 65, 97, 121, 125, 142, 183, 213, 219, 298.
Franciscus Stravius, agent van Gerard van Groesbeek, 247, 252.
Franciscus van Thyl, kanunnik van s.-Wal• burga te Zutfen, 364. .
Frederik II, keizer, 591.
Frederik II, koning van Denemarken, 528, 620, 653, 667, 672.
Frederik van Baden, bisschop van Utrecht, 22.
Frederik Schenk van Tautenburg, aartsbis. schop van Utrecht, 121, 125, 127, 175, 183, 222, 224, 233, 237, 260, 482, 562, 586, 588.
Frederious d'Yve, abt van Maroilles, 628, 631.
Fredericus de Medicis, kardinaal, 149.
Fréderic Perenot, heer van Champagny, 557. I
Friedrich von Wüsberg, bisschop van Würzburg, 483. Frontinus, zie Jnlius.
Fuissenberg (von Fürstenberg), zie Henricus. G,
Gabriele de Cayas, secretaris van Philips II, 145.
Gabriele Zayas, secretaris van Philips II, 602,
Gaetano, zie Camillo,
Gaetano, zie Enrico,
Gaill, zie Andreas.
Gallio, zie Tolomeo.
Gaspard de Coligny, admiraal, 497,
Gaspard Pape, heer van S, Auban, 717, 719.
Gasparus Petri van Stolwijck, kapelaan te
Haarlem, 305, Gastone Spinola, don, 581, 585, Gebhard, zie Johannes,
Gebhard Truchsess von Waldburg, aartsbisschop van Keulen, 289, 629, 631, 651, 67».
Gelre, zie Adolf van»
Gelre, zie Karei van.
Genlis, heer van, 492, 494.
Gentüi, bankier, 669.
George d'Armagnac, kardinaal, 496,
George van Egmond, bisschop van Utrecht,
31, 32, 38, 48—50, 53. George de Lalaing, graaf van Rennenburg,
heer van Ville, 522, 648, 563, 631, Georg, paltzgraaf, 572.
George Westendorp, raadsheer in Friesland, 407, 409.
Georgius d'Austria (Oostenrijk), bisschop van Luik, 52.
Gregorius Gerinx, vicaris capitulaar van Roermond, 373. 404.
Georgius Wusthoefft, kanunnik vanS, Servaas te Maastricht, 349, 376*.
Geraldini, avonturier, 511, 517, 533.
Gerard Bruyns, kanunnik van Deventer, 367.
Gerard van Groesbeek, kardinaal, bisschop van Luik, 75, 188, 222, 224, 241, 244, 247, 252, 262, 268, 446, 516, 522, 524, 542, 583, 622,
Gerardus Canisius, burgemeester van Nijmegen, 367.
Gerardus de Hamicourt, bisschop van S. Omer, 183.
Gerardus Roda, 396.
Gerardus van der Toern, vicaris-generaal van
Utrecht, 3, 4. Gérards, zie Bathazar.
Germanico Malaspina, nuntius te Graz, 644. Gerlach Doys, deken van 8. Lebuinus te
Deventer, 399. Geverdinck, zie Johannes. Ghislerus, bisschop van Selymbria, 142, 143.



732
REGISTER V AN PERSONEN.
Giacomo Boncompagni, zoon van Gregorius XIII, 557, 558, 597, 603, 620, 625, 645, 660.
Giacomo Sadoleto, humanist, 21.
Gijsbert.heervan Batenburg (Bronkhorst), 469,
Gysbertus Closse, notaris, 4.
Gilbertus d'Ognies, bisschop van Doornik, 183.
Gille, graaf van Berlaymont, 233.
Giovanni Boncompagni, broeder van Gregorius XIII, 630.
Giovanni Fransesco Bonomi, nuntius te Keulen, 277, 279, 281, 282, 286, 289—291, 293, 295, 301, 327, 340, 363, 372, 377, 397, 665.
Giovanni de Borgia, Spaansch gezant te Praag, 567, 568, 597, 655.
Giovanni Andrea Caligari, bisschop van Bertinoro, nuntius, later staatssecretaris, 322, 381, 418, 420, 673, 703, 705,
Giovanni Battista Castagna, nuntius te Madrid en te Keulen, 259, 260, 262, 263, 435, 436, 439—442, 445, 447—449, 451, 452, 454, 465, 457—460, 467, 470, 472, 475, 477, 480, 481, 483, 485, 487, 489, 491, 492, 494, 556, 558, 561—565, 567—572, 579—589, 592, 595—598, 600—604, 609—' 613, 614—633, 636.
Giovanni Francesco Commendone, kardinaal, 163, 188.
Giovanni Delfino, buitengewoon nuntius, 535, 635.
Giovanni Antonio Fadrinetti, nuntius te Venetië, 484.
Giovanni di Idasquez, don, minister van Philips II, 674.
Giovanni Girolamo Morone, kardinaal, 37, 498, 508, 588.
Giovanni Evangelista Palotto, aartsbisschop van Cosenza, 349, 352, 375.
Giovanni Poggi, nuntius in Spanje, 49.
Giovanni Primo, don, kamerheer van don Juan, 520.
Giovanni Ricci, O. Pr., 201.
Girolamo Rusticucci, kardinaal-staatssecretaris, 293, 487, 489, 666, 669.
Giulio Santori, kardinaal, 379, 381.
Giustiniani, zie Vincenzo.
Glimes, zie Jan van.
Godfried van Mierlo, bisschop van Haarlem,
65, 58, 142, 220, 221. Goer, zie Reinaart. Granvelle, zie Antoin van. Grassi, zie Annibale dei. Gravius, zie Henricus. Gregorius I, paus, 255. G regorius IX, paus, 167. Gregorius XIII, paus, 144, 145, 147,149, 154,
156, 157, 222—227, 233, 236, 238—241, j
243, 247, 260, 252, 253, 256, 269—261, 264, 266, 269, 270, 273, 276, 277, 279, 280, 284, 287, 288, 291, 293, 300, 301, 304, 410, 413, 421, 422, 490—493, 495, 496, 498—502, 505, 508, 509, 511—513, 519, 522, 525—529, 532, 533, 537, 544— 548, 551, 553, 556, 557, 559, 561, 566— 567, 569—571, 573—579, 583, 586, 604, 615, 617, 618, 621—623, 629—631, 635, 637, 638, 641—646, 659, 661, 665.
Gregorius XIV, paus, 690, 703.
Gregorius Thaumaturgus, S., 266.
Gregorius van Tours, 555.
Greifenklau, zie Eccard von.
Grinsven, zie Petrus.
Giulio Aquaviva, buitengewoon gezant van
den paus, 480. Giulio Santorio, kardinaal, 556. Godefridus Odenhoven, kanunnik van Thorn,
245.
Godescalcus de Novadomo (van Nieuwenhuis), keldermeester van de abdij Tongerloo, 327.
Gonzaga, zie Ercole.
Gonzaga, zie Ottavio.
Gonzaga, zie Vespasiano.
Gosewyn Philipsz, burger van Erkelenz, 373.
Grooten, zie Joannes.
Gropper, zie Caspar.
Gropper, zie Joannes.
Guglielmus Crepius, kanselier van Gelre, 306, 319, 320.
Guglielmo di San Clemente, gezant van Philips II, 700. Guinaldus Pighius, clericus, 51, 52. Guise, de, zie Henri.
Gurone Bertano, pauselijk diplomaat, 472. H.
Haarlem, zie Vincentius van, Habsburg, zie Maria van, Haye, zie Joannes de la. Hamicourt, zie Gerardus de. Hannibal, 612, Hauchin, zie Joannes.
Haultepenne, Spaansch gouverneur van Breda, 683.
Havet, zie- Antonius, Havré, zie Karei Philips. Heydenryx, zie Theodoricus. Heyst, zie Paulus van,
Hendrik IU, koning van Frankrijk, 508, 519, 523, 525, 547, 548, 650, 676, 677, 637, 641, 642, 722.
Hendrik van Navarre, 637, 638, 688, 694, 703, 704, 723.
Hendrik IV, koning van Engeland, 654.
Hendrik VTII, koning van Engeland, 670.



BEGI3TEK VAN PERSONEN.
733
Hendrik van Beieren, bisschop van Utrecht,
8—12, 22—26, 40. Hendrik, graaf van Brederode, 450. Hendrik Cuyck, hoogleeraar te Leuven, later
bisschop van Roermond, 236, 326, 342,
346, 355, 359, 360, 362, 366, 378, 383, 384,
404, 406, 415, 428, 702. Hendrik Michelsz., kanunnik van S. Servaas te
Maastricht, 313, 319. Hendrik Rolemael, pastoor van S. Mathias te
Maastricht, 371. Hendrik, hertog van Saksen, 667. Henricus Farnesius (Dufour), humanist, 219. Hendrik de Guzman, graa fvan Olivares, 669
—671.
Henri d'Anjou, legeraanvoerder, 496.
Henri de Guise, 661, 665, 669.
Henricus Gravius, secretaris van het H. Officie, 378, 380, 406, 415.
Henricus Huerinx, notaris, 3.
Henricus Samerius (ook Semerius), S. J., missionaris te Groningen, 338, 344, 392, 395, 397, 399, 401, 403, 404.
Henricus Terbeeck, kanunnik van S. Pieter te Utrecht, 419, 425, 428.
Henricus Volquinus, kanunnik van Thorn, 245.
Henry Cobham, diplomaat, 506.
Heinrich von Lauenburg, Protestantsch bisschop van Paderborn, 657.
Heinrich Sudermann, syndicus van de Hanze, 655.
Herbert, Dr., gezant van Engeland in Holland, 672.
Herderen, zie Nicolaas van.
Herman van Musschenbroek, raadsheer van
Friesland, 406. Herman van Wied, aartsbisschop van Keulen,
49.
Hessels, zie Joannes. Heuterus, zie Pontus. Hezius, zie Theodorus.
Hieronymus Aleander, pauselijk legaat, 3, 4. Hieronymus Muzzarelli, nuntius bij Karei V, 160.
Hoya, zie Johannes II. Hohenlohe, zie Philips, graaf van. Hormburg, zie Daniël. Hongarije, zie Maria van. Hoorne, graaf van, 458. Houzeau, zie Nicolaas. Hulst, zie Frans van dor. Humara, zie Franciscus. Humano, aio Pietro.
Henricus Fuissenberg (von Fürstenberg), landkommandeur der Duitsche Orde te Maastricht, 371.
I.
Idasquez (zie Giovanni).
Ingenwinckel, zie Johan. Innocentius III, paus, 496. Innocentius IV, paus, 304. Innocentius IX, paus, 418—421. Innocentius XI, paus, 703. Isabella, koningin van Spanje, 442, Isabella, Infante, 570. Isenburg, zie Margaretha van. Isenburg, zie Salentin von.
J.
Jacob Coemans van Horst, scholaster van
Gent, 281. Jacob Gisbertsz. van der Eem, 238. Jacob van Elz, aartsbisschop van Trier, 483,
495, 499, 533, 561, 568, 621, 622. Jacobus van Bloemendaal, Dominicaan, 16, Jacobus Jansonius, hoogleeraar te Leuven,
360, 362.
Jacobus VI (I), koning van Schotland, 705. j Jacobus Berck, raadsheer, 677.
Jacobus van Pamele, bisschop van S. Omer, 303, 322, 326, 327.
Jacobus Peranus, clericus, 319.
Jacobus van Putte, pastoor van Moll, 237.
Jacobus van Zomeren, Dominicaan te Haarlem, 52,
Jan Bruhes, benoemd aartsbisschop van
Utrecht. 280, 333. Jan van Glimes, stadhouder van Henegouwen,
208.
Jan van Ligne, graaf van Aremberg, 467. 471. Jan van Montigny, heer van Villers, 467. Jan de Oude, graaf van Nassau, 555, 584. Jan Gerrits Stempelsé, oud-burgemeester van
Gouda, 226. 242, 281, 282, 348. Jan Utenhove, uitgewekene naar Engeland,
434.
Joannes I, paus, 591.
Joannes van Casembroot, heer v»n Backer. zeele, 458,
Joannes Criticus, clericus te Groningen, 392,
394, 395, 401, 403, 404, 409. Joannes Faber, pastoor van de S, Hippolytus-
kerk te Delft, 305. Joannes Fonck (Vonck), lid van de congregatie
der Signatura, 75, 188, 281, 483, 522, 629,
632.
Joannes Grooten, kanunnik van S.-Servaas te
Maastricht, 283. Joannes Gropper, godgeleerde, 53. Joannes de la Haye, pater-minister van de
Keulsche provincie der Franciscanen, 273,
368.
Joannes Hauchin, aartsbisschop van Mechelen,
286, 290, 299. Joannes Hessels, hoogleeraar te Leuven, 163,
172.



734
REGISTER TAN PERSONEN.
Joannes Julianus, Hugenoot, 720. Joannes (Jean), heer van Noircarmes, 452. Joannes Lensaeus, hoogleeraar to Leuven, 345, 359.
Joannes Moretus, drukker te Antwerpen, 349. Joannes Noems, priester uit het Haarlemsche
diocees, 305. Joannes Richardot, president van Artois, 407, Joannes del Rio, protonotarius, 325, Joannes Rolefynck, regulier-kanunnik, 239. Joannes Segers, kapellaan van S. Nicolaas te
Maastricht, 361, Joannes Segersz., pastoor van Westhoven, 323.
386.
Joannes Straetman, prior van het Dominicaner convent te Brussel, 443, 446, 448, 450, 451, 453, 457, 461, 463, 464, 467, 471, 473—477.
Joannes Theodorici Stekelwerf, kapelaan te Haarlem, 305,
Joannes Suavius (Reomanus), kardinaal, 435.
Joannes Varre, O. Pr., inquisiteur, 37.
Joannes Verbelius, regulier-kanunnik, 309, 311, 332.
Johan III, koning van Zweden, 665, 705. Johan Casimir van de Paltz, paltzgraaf, 563. Johao van Drenkwaart, schout van Dordrecht, 358.
Johann von Schonenberg, aartsbisschop van Trier, 284.
Johan Wilhelm, hertog van Kleef, 568,
Johan van Noircarmes, baron van Selles, 537.
Johannes XXII, paus, 150.
Johannes ab Ameronghen, ingedrongen kanunnik te Utrecht, 51.
Johannes Campanus, ketter, 46.
Johannes Geverdinck, priester te Utrecht, 4.
Johannes Hendriksz. ten Eisen, inwoner van Straelen, 222.
Johannes Eist, landdeken van Groningen, 344.
Johannes II von Hoya, bisschop van Munster, 224.
Johannes Ingenwinckel, pauselijk notaris en
familiaris, 16, 18, 20. Johannes Gebhard, aartsbisschop van Keulen,
75.
Johannes Lentius, raadsheer in het Hof van
Overijssel, 343. Johannes Knijff, bisschop van Groningen, 114,
115, 118—120, 183, 222. Johannes van der Linden, abt van S. Geertruid,
628, 631.
Johannes Mahusius, bisschop van Deventer, 115.
Johannes Mensinck, procurator van aartsbisschop Schenck, 127.
Johannes de Rubo, pastoor van Moll, 238.
Johannes Six, bisschop van S. Omer, 157, 284, 303.
Johannes Slaghek, domproost van Utrecht,
38, 39, 42, 49. Johannes Strijen, bisschop van Middelburg,
147. 149, 251, 291, 294, 300, 339, 345, 348,
357, 421, 422. Jean Jaureguy, moordenaar, 643. Jean de Croy, graaf van Roueulx, 563. Jean de Noircarmes, baron van Selles, 605, 614. Jean Richardot, president van den Geheimen
Raad, 677, 681. Jean de Venderville, hoogleeraar te Douay,
later bisschop van Doornik, 189, 537, 544,
573, 701.
John Lesley, bisschop van Montrose, 572. John Smit (Sir), gezant van koningin Elisabeth, 552.
Juan de Escovedo, secretaris van Philips II, 511, 516, 517, 521, 523, 526—529, 531.
Juan van Oostenrijk, don, 250—253, 491, 500, 506, 509, 511, 512, 514—516, 518, 519, 530, 531, 536, 539—542, 547, 551, 554, 565, 604, 614, 637, 640, 641, 660, 661.
Juan de Vargas, lid van den Raad van Beroerten, 470. Juan de Zuniga, gezant te Rome, 473, 484,
489, 496, 499, 505, 534, 546, 560, 567,
569, 579, 581, 587, 616, 623. Jacopo de Puteo, kardinaal, 63. Jasper Craen, kanunnik te 'B-Hertogenboseh,
375, 376, 416. Joachim Ortell, agent der opgestane gewesten
in Londen, 672. Joachimus Rotharius, O. Pr., 221. Joachim Trognesius, drukker, 387. Josina van der Marck, abdis van Thorn, 241,
243, 247, 252, 337, 379. Joost Ravesteyn (Tiletanus), hoogleeraar te
Leuven, 164. Judicus a Cruce, 291, 292. Judocus Lorichius, godgeleerde uit Freiburg,
286, 287.
Judocus a Muerkerken, kanunnik van den Dom
te Utrecht, 51. Juliaan de Afvallige, keizer, 611, Julius II, paus, 151. 154, Julius III, paus, 158, 447. Jansenius (de oudere), zie Cornelius. Juan de la Cerda, hertog van Medina-Coeli,
489, 491.
Julius Echter von Mespelbrunn, bisschop van
Würzburg, 568, 621, 622, 671. (Sextus), Julius Frontinus, schrijver over
waterbouwkunde, 657, Julius de Medici, kardinaal, 4. Julius Pavesi, buitengewoon nuntius van
Pius V, 178, 179, 434—438. Julius Santori, aartsbisschop van S. Severino,
kardinaal, 672, ' "*»«***



REGISTER TAN PERSONEN.
735
Justinus I, keizer van Byzantium, 691. Justus Lipsius, hoogleeraar te Leiden, 702.
K.
Karei de Groote, 302. Karei IV, keizer, 57.
Karei V, keizer, 21—25, 27—29,31,33,36—40, 48—50, 64, 134, 154, 158, 187, 447, 480, 507, 591, 594, 606, 615, 639, 642, 640.
Karei I, koning van Napels, 591.
Karei IX, koning van Frankrijk, 442, 443, 488, 492, 494, 496—498, 576.
Karei, graaf van Aremberg, 563,
Karei van Brimeu, graaf van Megen, 450, 468.
Karei Philips van Croy, markies van Havré, 563, 574.
Karei, hertog van Gelre, 13,14,16,18,21,—23.
Karei, hertog van Mayenne, 692.
Karei, graaf van Mansfeld, 390, 466, 616, 680,
682, 686—688, 700. Karei, aartshertog van Oostenrijk, 477, 480,
542, 543.
Karei, aartshertog van Stiermarken, 644.
Kessenich, zie Walramus.
Kleef, zie Willem van.
Knijff, zie Johannes.
Koeninck, zie Kadingus.
Kuerinx, zie Henricus.
L.
Lalaing, zie Anthonie, graaf van Hoogstraten. Lalaing, zie George van. Lalaing, zie Philips van.
Lamoraal, graaf van Egmond, 53, 204, 458,
467, 469, 505. Lampridius, geschiedschrijver, 657. Lampsonius, zie Nicolaas. Lanfranco Spinola, protoiiotarius apostolicus,
498.
Lauenburg, zie Heinrich von.
Laurentius Brancatius, O. Pr., 269.
Laurentius Metz, deken van Brussel, later bisschop van 's-Hertogenbosch, 141—143, 145, 146, 213, 219, 221, 226, 233, 234, 237, 260, 285, 437, 521, 548.
Lenoncourt, de, kardinaal, 152, 154.
Lensaeus, zie Joannes.
Lentius, zie J ohannes.
Lentius, zie Marcellus.
Leo X, paus, 3, 17, 29, 33, 34, 166.
Lesley, zie John.
Levinus van der Beke (ïorrentius), bisschop van Antwerpen, 75, 222, 283, 297, 346, 410, 416—418, 424.
Lindanus, zie Petrus.
Lindanus, zie Wilhelmus.
Linden, zie Johannes van der.
Lipsius, zie Justus.
Lodewijk van Beieren, paltzgraaf, 8.
j Lodewijk, graaf van Nassau, 464, 468, 472. Ludovico Madrucci, kardinaal, 323*;382, 324, 380, 381, 418, 55», 560, 564, 566, 571, 636, 646.
Ludovico de Schoerle, lid van den Geheimen Rand, 3».
Luigi Taberna, nuntius te Madrid, 288, 638,
643, 660, 721, 723. Louis van Berlaymont, aartsbisschop van
Kameryk, 430, 544, 558, 623, 644. Louis de Lorraine, aartsbisschop van Rheims,
151, 153.
Luis de Requesens, gezant te Rome, landvoogd, 200, 225, 228, 234, 452, 456, 036. Luis del Rio, lid van den Raad van State, 605. Lope de Figueroa, Spaansch edelman, 600. Lorena, zie Carlo di.
Lorenzo Campeggi, kardinaal legaat, 8, 34.
Lorenzo de ViUavicencio, Augustijn, 483.
Lorichius, zie Judocus.
Lotharingen, zie Carolus van.
Louverval, heer van, 478.
Lucas van Brussel, O. Pr., 28».
Lucas van Tongeren, kapelaan van Frangipani, 322, 328, 336, 337, 349, 315, 352, 353, 361, 374, 696.
Luca Ercolani, O. Pr., 200.
Lullus, zie Antonius.
Lunenburg, zie Franeisea van.
Luther, zie Maarten.
Maarten Luther, 3, 4, 33, 47.
Maarten Schenck van Nideek, legeraanvoerder, 673, 682—685.
Macchiavelli, zie Thomas,
Madrucci, zie Ludovico, ! Mahusius, zie Johannes, I Mayenne, zie Karei. I Malaspina, zie Germanico. j Malaspina, zie Oratio, ! Maldonato, Spaansch krijgsman, 508,
Mancini, zie Oratio,
Manderscheidt, zie Josina van,
Mansfeld, zie Ernst van. I Mansfeld, zie Karei van, i Mansfeld, zie Peter van.
Mansfeld, zie Octavius van.
Mansfeld, zie Philips van.
Manutius, zie Paulus.
Marcello Cervini, protonotarius, 37, 39, 46, 48. Marcellus Lentius, prior-generaal van de
Windesheimscho congregatie, 307, 309,
317, 331, 333. Marck, zie Erard van der, Marck, zie Josina van der. Marco Antonio Colonna, kardinaal, 378, 384. : Marco Filonardi, prelaat, 353.



786
BEGISTEB V1H PERSONEN.
Marco Varambon, Spaansch legeraanvoerder,
878—680, 688. Margaretha van Tsenburg, dekanes van Thorn,
337.
Margaretha van der Mark, gravin van Aremberg, 335, 337, 419, 468, 471, 474, 475.
Margaretha van Oostenrijk, landvoogdes, 9, 14, 23, 48.
Margaretha van Parma, landvoogdes, 99, 132, 135, 136, 172, 176, 178, 213, 433— 435, 438, 439, 441, 446, 448, 450, 452, 453, 456, 458, 459, 461, 462, 465, 466, 514, 533, 534, 559, 630, 639, 645, 664, 711, 713. 715, 716.
Margaretha van Valois, echtgenoote van Hendrik van Navarre, 529, 530.
Maria van Habsburg, keizerin.weduwe, 564, 568.
Maria van Hongarije, landvoogdes, 35, 61, 52. Maria Stüart, koningin van Schotland, 484,
486—488, 503, 526. Marius, afgevaardigde van don Juan, 647. Martinus, S., bisschop van Rheims, 556. Martinus Bardoul, secretaris, 141. Martinus Brouwers, O. Pr., 64. Martinus Duncanus (Donck), deken van de
O. L. Vrouwekerk in den Haag, 288, 374. Martinus Regius, priester in Holland werk
zaam, 306. Martinus Rythovius, bisschop van Yperen, 172,
178, 183, 187, 189, 203, 204, 469, 514,
640, 544, 552, 557, 660. Masi, zie Cosimo.
Massinissa, koning van Numidië, 667. Mathaeus Moulart, bisschop van Atrecht, 167,
424, 538, 542, 573, 575, Matthias, aartshertog van Oostenrijk, 535, 536,
549, 552, 559, 582, 594, 595, 604, 605, 609,
614, 633, 634, 641—644. Maurits. prins. 393. 678, 683, 691--695, 698,
699, 704, 721, 722. Maurits, keurvorst van Saksen, 239. Maurus, zie Rhabanus.
Maximiliaan II, keizer, 442, 443, 481, 494, 606, 508.
Maximiliaan van Bergen, aartsbisschop van
Kamerijk, 179, 183, 184, 465. Maximiliaan de Hennin, graaf van Bossu, 489,
662.
Maximiliaan Morillon, bisschop van Doornik,
167, 291, 422. Maximiliaan Vylain, baron de Rassenghien,
540.
Maximiliaan de Walhain, aartsbisschop van
Kamerijk, 483. Medici de, zie Fredericus. Medici de', zie Julius. Megen, zie Karei van. Melanchton, zie Philips.
Mensinck, zie Johannes. Merode, zie Margaretha de. Mespelbrunn, zie Julius. Metz, zie Laurentius.
Michael Bajus, hoogleeraar te Leuven, 163, 172, 301, 356, 356, 369, 360, 362.
Michael della Torre, nuntius te Parijs, 441, 481.
Michael Visscher Suffridusz, O, Pr,, 54.
Michele Bonelli (Alessandrino, kardinaalstaatssecretaris), 131, 179, 184, 200, 207, 209, 212, 436, 439, 441—443, 445, 447— 452, 455—458, 461, 463, 467, 471, 473— 475, 477, 480, 483, 485, 492, 498.
Michelsz, zie Hendrik.
Mierlo, zie Godefridus van.
Mierop, zie Cornelis van.
Mignanello, zie Fabrizio.
Minutio Minucci, apostolisch secretaris in de Commissie der Zaken voor Duitschland, 280, 289, 418, 424,-427, 429., 647, 704, 705.
Molina, zie Stephanus de.
Mombrun, ketter, 711.
Mondragon, zie Christophoro de.
Moncherat, generaal der Cisterciënsers, 226.
Montaigu, de, graaf, 494.
Montanus, zie Arias.
Montalto, zie Alessandro.
Monte, zie Aegidius.
Montigny, zie Emanuel.
Montgomery (de), kapitein, 504.
Montmorency, zie Anna van.
Montpensier (de), hertog, 498, 499.
Moretus, zie Joannes.
Morgans, zie Thomas.
Morone, zie Giovanni.
Morus, deken van Rheims, 575.
Motte, zie Valentin.
Mouscron, zie Fernande.
Muerkercken, zie Judocus a.
Musschenbroek, zie Herman van.
Mutio di Avanzati, secretaris van Margaretha van Parma, 630, 631, 646.
Muzzarelli, zie Hieronymus.
Mijnden, zie Antonius a.
Nassau, zie Adolf van,
Nassau, zie Jan van.
Nassau, zie Lodewijk van.
Navarre, zie Hendrik van.
Neumolen, zie Sebastiaan.
Nicolaas van der Burgt (de Castro), bisschop
van Middelburg, 97, 121, 124, 126, 148, 183. Nicolaas Coppin, deken van Leuven, 34, 35. Nicolaas van Egmond, Leuvensen godgeleerde,
11.
Nicolaas Houzeau, prior te Mons, 34. Nicolaas van Herderen, O. Pr., 159.



REGISTER VAN PERSONEN.
737
Nicolaas Lampsonius, secretaris van Ernst van Beieren, aartsbisschop van Keulen, 361.
Nicolaas Neels, provinciaal der Dominicanen, 286.
Nicolaas van Nieuwland, bisschop van Haarlem, 97, 121, 125, 183.
Nicolaas, abt van Oldenklooster, 402.
Nicolaas Perenot, raadsheer van Döle, 47.
Nicolaas von Polweiller, kapitein in het Spaansche leger, 645—647.
Nicolaas Wiggers, biechtvader der „Maechden in den Hoek", te Haarlem, 291, 421, 425.
Nicolaas van Woestenraedt, kanunnik van Luik, 583.
Nicolö Dancar, raadsheer van Brabant, 328. Nicolö Ormaneto, nuntius in Spanje, 502,505—
507, 518, 519. Nicolö Tassis, postmeester, 675. Nieuwenaar, zie Adolf van. Nieuwenaar, zie Walburg. Niger, zie Philippus. Nylen, zie Arnoldus, Noems, zie Joannes, Noircarmes, zie Johan van. Nova domo ((van Nieuwenhuis), zie Godeseal-
cus de.
O.
Ottavio Gonzaga, 511, 521, 527,
Ottavio Mirto Frangipani, nuntius te Keulen,
303—311, 313—416, 418—421, 424—430,
671—708.
Octavius, graaf van Mansfeld, kapitein, 694, 695.
Odoardus Bournonville, heer van Capres, 563, 574.
Odoardo Farnese, kardinaal, 707.
Odenhoven, zie Godefridus.
Oem, zie Cornelius.
Oom, zie Viglius.
Oesterwyc, zie Adrianua van.
O Herlihy, zie Thomas.
Ognies, d', zie Gilbertus.
Oygnies, d', zie Adriaan.
Olivares, zie Hendrik de.
Oostenrijk, zie Albert van.
Oostenrijk, zie Ferdinand.
Oostenrijk, zie Juan van.
Oostenrijk, zie Margaretha van.
Oostenrijk, zie Mathias van.
Optatus Milevetanus, 255.
Oranje, zie Philips Willem van.
Oranje, zie Willem van.
Oratio Mancini, Bomeinsch prelaat, 677.
Orazio Malaspina, nuntius te Praag, 564, 569,
586, 697, 622, 633, 637. Ormaneto, zie Nicolö. Orsini, zie Flavio.
Olivier Buedens, proost der reguliere kanunniken, 34. Ortell, zie Joachim. Ostiensis, zie TJgo.
Otto Heinrich, graaf van Brunswijk, 659. j Otto Heinrich, graaf von Schwartzburg, gezant, 667, 672, 626, 628.
P.
Pacheco, zie Francisco.
Pacini, zie Salvatore.
Pallandt, zie Floris van.
Palotto, zie Giovanni Evangelista.
Paltz, zie Johan Casimir vmi de.
Paltz, zie Georg van de.
Pamele, zie Jacobus van.
Pamele, zie Willem van.*
Pape, zie Gaspard.
Parma, zie Margaretha van,
Paulus III, paus, 31, 32, 37, 45, 49, 60, 52.
Paulus IV, paus, 55, 60, 62—64, 69, 74, |lH
134, 150, 544. Paulus Constabile, generaal der Dominicanen,
269.
Paulus Coyanus, provinciaal der Dominicanen, 220.
Paulus van Heyst, raadsheer, 719. Paulus Manutius, humanist, 219. Paulus Taphaeus, pastoor van S. Ursula te Delft, 305.
Paolo Camillo Sfondrato, kardinaal, 693, 694, 697.
Paolo Emilio Sfondrato, kardinaal-staatssecretaris, 401, 405, 409, 413, 414, 426, 689, —699, 701, 702.
Paolo Storio, legeraanvoerder, 673.
Pavesi, zie Julius.
Peranus, zie Jacobus.
Perenot, zie Nicolaas.
Perez, zie Antonio.
Petrus Aymerich, O. Pr., 277.
Petrus Bollius, pastoor van Het Woud, 306.
Petrus van den Bosch, O. Pr., 227.
Petrus Canisius, S. J., 563.
Petrus de Castello (alias del Ryo), kanunnik van Brugge, 123.
Petrus Curtius, bisschop van Brugge, 121.
Petrus Griiisven, kanunnik van 's-Hertogenbosch, 342.
Petrus Lindanus, kanunnik van S. Marie te
Maastricht, 340, 372. Petrus Pintafloris, bisschop van Doornik, 422. Petrus Vorstius, bisschop van Acqui, 32, 33. Petrus van Weede, O. Pr., 188. Pieter Camajanna, buitengewoon nuntius,
445, 448.
Peter van Mansfeld, graaf, 390, 563, 695, 698.
47



738
REGISTER ViN PERSONEN.
Pieter van Varick, heer van Grypestein, 719, 720.
Pietro d'Aragona, zoon van den hertog van Terranova, 620.
Pietro Paolo da Castelnuovo, O. Pr., 197, 201. Pietro Paolo Filippi, O. Pr., 197, 203—206, 208.
Pietro Santo Humano, kamerheer van Pius V, 467.
Pietro Precia, prins, 501. Pietro Vergerio, bisschop van Capo d'Istria, 45.
Pierre Psaulmier, raadslid te Oranje, 720. Pedro Fasciardo (Fajardo), neef van Requesens, 494.
Pedro Pacheco, aartsbisschop van Siguenza,
56, 58. Petri, zie Cunerus. Pictavia, zie Guilhelmus a. Pieters, zie Sjoert.
Philips II, koning van Spanje, 55, 58—60, 63, 64, 99, 115, 134, 144, 147, 158, 162, 166, 175, 178, 184—186, 190, 214, 223, 225, 229, 250, 260, 261, 266, 268, 296— 297, 300, 323, 328, 332, 338, 364—356, 383, 384, 412, 414, 422, 426, 433, 435— 437, 439—442, 444, 445, 447—449, 451, 452, 454—458, 461, 477, 483, 485, 486, 488, 491, 492, 494, 498, 600, 502, 503, 606—607, 612, 517, 518—630, 531, 532, 536, 539, 640, 543, 546, 647, 650, 551,
663, 564, 659, 560, 665, 566, 568, 569, 572, 575, 584, 592, 598, 600, 604—606, 608, 609, 612, 614, 617, 619, 620, 624, 626, 629, 630, 632—634, 637, 640—644, 646, 647, 654, 665, 657—659, 661, 662,
664, 666, 667, 669, 671, 674, 680, 688, —691, 695, 698, 699, 704, 705, 707, 715, 722, 723.
Philips van Aremberg, hertog van Aerschot, 514, 622, 523, 563.
Philips van Bourgondië, bisschop v. Utrecht, 3, 4, 13, 22.
Philips van Corswarem, kamerheer van Gregorius XIII, 228.
Philips van Croy, hertog van Aerschot, 563, 574.
Philips, graaf van Egmond, 522, 562, 563, 579, 688.
Philips, graaf van Hohenlohe, 691, 704. Philips van Mansfeld, clericus, 466. Philips Melanchton, 47.
Philips van Montmorency, graaf van Hoorne, 467, 469.
Philippus Sega, nuntius, 240, 242, 248, 260— 262, 510, 513, 515, 517—519,630—532, 535, 536, 645, 548, 662, 564, 559, 560, 564, 569, 670, 672, 577, 578, 692, 598, 600, 601, 619, 620, 627, 636, 638, 660, 706.
Philips Willem, prins van Oranje, 689, 721— 723.
Philipsz. zie Gosewijn.
Philippus Niger, bisschop van Antwerpen, 121.
Pighius, zie Albertus.
Pighius, zie Guinaldus.
Pighini, zie Sebastiano.
Pighius, zie Stephanus.
Pinelli, bankier, 669.
Pius IV, paus, 75, 76, 84, 88, 92, 96, 99, 105, 110, 112, 114, 115, 118—120, 124, 128, 133, 135, 161, 158, 159, 162, 166, 172, 175, 178, 295, 433, 711—713, 715, 717, 719.
Pius V, paus, 137, 138, 141—144, 176—178, 184, 185, 189, 190, 193, 195, 197, 199, 201, 208—212, 221, 266, 293, 301, 387, 434, 437, 438, 440, 442, 447—449, 452, 454, 456, 457, 458, 461, 462, 465, 466, 470, 471, 473, 477, 479, 481—489, 497, 600, 576, 665, 721.
Plantijn, zie Christophorus.
Poggi, zie Giovanni.
Poitiers, zie Guilelmus de.
Polweiller zie Nicolaas von.
Pontus Heuterus, kanunnik van Deventer, 339.
Portia, zie Bartolomeo.
Prada, dal, secretaris van don Juan, 563.
Primo, zie Giovanni.
Prospero Santacroce, kardinaal, nuntius te
Parijs, 497. Puteo, zie Jacopo de.
B.
Radingus Koeninok, landdeken van Groningen, 344.
Ranuccio Farnese, zoon van Parma, 708. Ravesteyn (Tiletanus), zie Joost. Regius, zie Martinus.
Reide, von, gezant van keizer Rudolf II, 703, 704.
Reinaart Goer, kanunnik van S. Marie te
Maastricht, 372. Remigius Driutius, bisschop van Brugge, 115,
540, 544, 557. Requesens, zie Luis de.
Rhabanus Maurus, 322, 326, 327, 334, 342,
346, 359, 360, 362. Ricci, zie Giovanni. Ricci, zie Timoteo de. Richardot, zie Jean. Richardot, zie Franciscus. Ricoldi (Richardi ?), zie Elbertus. Rio, del, protonotarius, 675. Rio, Zie Joannes del. Rio, zie Luis del. Rythovius, zie Martinus. Roberto Ridolfi, avonturier, 486, 488, 489.



REGISTER TAN PBRSONBN. ^
739
Robles, zie Caspar de.
Roda, zie Gerardus.
Rodriguez, S. J., 228.
Rogerius, koning van Napels, 591.
Rogerius, afgevaardigde van don Juan, 547.
Rolefynck, zie Joannes.
Rolemael, zie Hendrik.
Rotharius, zie Joacbimus.
Roue, zie Alexandre.
Ruard Tapper, hoogleeraar te Leuven, 32, 33, 164.
Rubo, zie Johannes de.
Rudolf II, keizer, 279, 523, 635, 542—544, 559—561, 564, 565, 567, 569—572, 584, 586, 587, 597, 598, 600, 602, 619, 624, 625, 629, 635, 642, 646, 654, 665, 689, 690, 703, 705.
Rusticucei, zie Girolamo.
S.
Sabina van Beieren, gravin, 605. Sadoleto, zie Giacomo.
Salentin von Isenburg, aartsbisschop van
Keulen, 633, Salustius, 657.
Salvatore Pacini, buitengewoon nuntius, 58,
60, 74, 134, 721. Salviati, zie Antonio. Samerius (ook Semerius), zie Henricus. Sanseverino, kardinaal, 365. Santa Croce, markies, 663, 671, 672. Santacroce, zie Prospero. Santfort, zie Theodorus. Santi, di, markies, 688. Santorio, zie Giulio.
Sasbout Vosmeer, vicaris-generaal, later vicaris apostoliek, 291, 305, 317, 329, 330, 334, 344, 374, 381, 385, 410, 421, 425—427, 707.
Sanzio, zie Bernardo.
Schenk, zie Frederik Schenk van Tautenburg. Schenck, zie Maarten. Schonenberg, zie Johann von. Schoerle, zie Ludovico de. Schoonhoven, zie Dirk van. Schwartzburg, zie Otto. Sebastiaan Albi, inquisiteur, 15. Sebastiaan Neumolen, domkanunnik in Keulen, 137.
Sebastiaan, koning van Portugal, 498. Sebastiano Pighini, legaat van Paulus III, 63. Sega, zie Filippo. Segersz, zie Joannes. Sekler, zie Eduard. Selles, zie Jean de.
Seraphini Cavalli, generaal der Dominicanen, 227.
Severina, S., kardinaal van, 319, Sfondrato, zie Ercole.
Sfondrato, zie Paolo Camillo. Sfondrato, zie Paolo Emilio. Sifax, koning van Numidië, 657. Sigismund, keizer, 591.
Simon Vereept, zegelbewaarder van het kapittel van 's-Hertogenbosch, 341, 342. Sirletus, zie Wilhelmus. Sittich, zie Constantinus. Sis', zie J ohannes.
Sixtus V, paus, 293—295, 301, 302, 312, 313, 316. 324—328, 331, 335, 336, 338. 340—342, 345, 348, 356, 359, 361, 365, 367, 372, 376, 380, 381, 383—385, 387, 405, 406, 416, 417, 660, 661, 665, 669, 671, 678.
Sixtus Fabri, generaal der Dominicanen, 289. Sylvio Sabelli, kamerheer van Gregorius XIII, 534.
Slaghek, zie Johannes.
Smith, zie John,
Sollet, zie Claudius.
Sonnius, zie Franciscus.
Sottomayor, zie Alonso.
Spetholt, zie Engelbert.
Spetiano, zie Cesare.
Spinola, zie Gastone.
Spinola, zie Lanfranco.
Stapleton, zie Thomas.
Stekelwerf, zie Joannes Theodorici.
Stempelsé, zie Jan Gerritsz.
Stempelsé, zie Cornelius.
Stephanus Bathori, koning van Polen, 665.
Stephanus de Molina, biechtvader van
Requesens, 225. Stephanus Pighius, kanunnik te Utrecht, 48,
51, 52.
Stolwijck, zie Gasparus Petri van.
Stoop, notaris, 4.
Storio, zie Paolo.
Straetman, zie Joannes.
Stralen, zie Antonius van.
Stravius, zie Franciscus.
Strinvichius, zie Cornelius.
Stuart, zie Maria.
Stukeley, zie Thomas.
Strijen, zie Johannes.
Suavius, zie Joannes.
Sudermann, zie Heinrich.
Suffridus Petri (Sjoert Pieters), regent van het „collegium Trium Coronarum" te Keulen, 279, 306, 312, 320, 325, 327, 336, 392, 394, 395.
T.
Taberna, zie LuigL Taelbloem, zie Willem. Taphaeus, zie Paulus. Tapper, zie Ruard.



740
EÉGISTBE VAN PEESONKN.
Tassi, Spaansch agent te Parijs, 643.
Tassis, zie Nicolö.
Terbeeck, zie Henricus,
Terranova, hertog van, 377, 660, 666—573, 579, 584—587, 592, 696, 598—601, 616, 618, 620, 622—624, 626, 628, 632, 665, 664.
Theodericus Amnius, abt van Oldenklooster, 407.
Theodoricus Heydenryx, zaakwaarnemer van de abdij van Thorn, 252.
Theodericus Tybault, kanunnik van S. Marie te Utrecht, 386, 401, 405.
Theodorich, koning der Oost Gothen, 691.
Theodorus Canisius, kweekeling van het Collegium Germanicum, 414.
Theodorus Hezius, kanunnik te Luik, 11.
Theodorus Santfort, prior der reguliere kanunniken, 332.
Theodorus Wolft, notaris, 175.
Thienen, zie Franciscus van.
Thyl, zie Franciscus van.
Thomas Macchiavelli, secretaris van Margaretha van Parma, 447, 450, 452, 460, 465, 466.
Thomas Morgans, deïst, 378. Thomas O Herlihy, bisschop van Ross, 672. Thomas Stapleton, hoogleeraar te Douai, 383, 384.
Thomas Stukeley (Sir), avonturier, 511, 518, 625.
Thomas van Thielt, afvallig abt van S. Bernard te Antwerpen, 256.
Thomas Wilson, gezant to Brussel, 610, 516, 518, 524, 527.
Tilense, zie Wilhelmus.
Tilman Vosmeer, broeder van Sasbout Vosmeer, 291, 292, 330, 334, 385.
Timoteo de Ricci, O. Pr., prior te Lucca, 199—201, 203—206, 208.
Toern, van der, zie Gerardus.
Toledo, S. J., 636.
Toledo, zie Fadrique de.
Tolomeo Gallio, kardinaal-staatssecretaris, 146, 155, 224, 226, 228, 242, 259, 260, 262, 263, 280, 282, 287—290, 491, 493, 494, 496, 602, 606—608, 510, 513, 515, 617, 518, 524, 625, 532, 536, 646, 646, 652, 559—561, 563—666, 567—573, 579 —689, 595, 596, 598, 601, 615, 618— 625, 628, 632, 643, 644, 721, 723.
Tongeren, zie Lucas van.
Torre della, zie Michael.
Toulouse, graaf van, 496.
Trognesius, zie Emanuel Philips.
Trognesius, zie Joachim.
Tsionghen, zie Egidius.
Truchsess, zie Gebhard.
Tweebruggen, hertog van, legeraanvoerder, 704.
TJ.
Ugo Boncompagni, kardinaal — legant, 175. Ugo, kardinaal van Ostia, 259. Ummer, zie Engelbert Gcrritsz. Urbanus, episcopus Formensis, bisschop der
Donatisten, 255. Utenhove, zie Jan.
V.
Valentin de Pardieu, heer de la Motte, 554.
Valkenburg, zie Walram van.
Valois, zie Margaretha van.
Varambon, zie Marco.
Vargas, zie Juan de.
Vargas, zie Francisco de.
Varick, zie Pieter van.
Varre, zie Joannes.
Venderville, zie Johan de.
Verbelius, zie Joannes.
Verdugo, zie Francisco.
Vereept, zie Simon.
Vergerio, zie Pietro.
Vespasiano Gonzaga, staatsman, 664.
Viglius Oem, Utrechtsch geestelijke, 401, 406.
Viglius van Zuichem van Aytta, voorzitter
van den Raad van State, 435, 437. ViUavicencio, zie Lorenzo. Villers, zie Jan van,
Vincentius van Beverwijck, Leuvensen godgeleerde, 11.
Vincentius van Haarlem, inquisiteur, 15.
Vincentius de Zeelander, S, J., later protonotarius apostolicus, 364,
Vincenzo Ercolani, dominicaan, visitator, 195—189, 200—203, 206—208, 473, 476.
Vincenzo Giustiniani, generaal der Dominicanen, 189.
Visscher, zie Michael Suffridusz.
Vylain, zie Maximiliaan.
Vladeraccus, zie Christophorus.
Volquinus, zie Henricus.
Vorstius, zie Petrus.
Vosmeer, zie Sasbout.
Vosmeer, zie Tilman.
w.
Walburg, gravin van Nieuwenaar, 698. Walhain, zie Maximiliaan de. Walram, graaf van Valkenburg, 563. Walramus Kessenich, kanunnik van Thorn, 245.
Weede, zie Petrus van. Westendorp, zie George. Wied, zie Herman von. Wiggersz., zie Nicolaas.



REGISTER VAN PERSONEN.
741
Wig Ie Omius (Oem), clericus van Utrecht, 386.
Wilhelmus Lindanus, bisschop van Boermond, 115, 137, 144, 152, 155, 156, 162, 166, 173—175, 183, 187, 222, 224, 226, 229, 233, 234, 236, 251, 252, 256, 259—262, 265, 276, 278, 286, 287, 290, 292—294, 307, 309, 314, 316, 317, 319, 320, 325, 327, 332, 340, 348, 349, 357, 367, 372, 374, 507, 548, 675.
Wilhelmus Sirletus, kardinaal-bibliothecaris, 265.
Wilhelmus Tilense, kanunnik-regulier, 332. Wilhelm III, hertog van Beieren, 580,664,665, 689.
Willem, graaf van der Bergh, 464.
Willem Coopal, vicaris-generaal van Haarlem, 291, 305, 329, 347.
Willem Crepius, kanselier van Gelre, 389.
Willem van Enckevoirt, bisschop van Utrecht, 26, 28, 41.-
Willem, graaf van Kleef, 269, 582, 583, 621, 651, 652, 657, 664, 665, 690.
Willem, prins van Oranje, 203, 222, 223, 435, 439, 444, 464, 474, 475, 477, 478, 480, 496, 501, 503, 507, 511—513, 516, 517, 523, 524, 526—531, 536, 538—544, 548— 550, 553—555, 557, 560, 561, 573, 574, 576—578, 580—582, 588, 589, 593—595, 598, 601—603. 606—610, 614, 620, 621,
624, 634, 635, 637—644, 647, 649, 652, 655, 656, 658, 660, 667, 711—714, 716, 717, 719, 721, 722.
Willem van Pamele, voorzitter van den Geheimen Raad te Brussel, 322, 323, 326, 327, 347, 356, 360—362, 369, 407, 416.
Willem Taelboem, kanunnik van S. Omer, 326.
William Allen, hoogleeraar te Douai, later kardinaal, 384, 520, 522, 671.
William Burghley, Cecil, lord Burghleigh, 504, 505, 654.
Wilson, zie Thomas.
Winand Wigghe, scholaster van Xanten, 336. Wirsberg, zie Friedrich von. Wilshoefft, zie Georgius. Woestenraedt, zie Nicolaas van. Wolft, zie Theod.
Wolfgang Oswaldsz., kapelaan van Frangipani, 346, 352, 353, 356, 376, 416.
Z.
Zachini, zie Camillo. Zayas, zie Gabriele. Zeger, zie Cornelis de. Zeelander, zie Vincentius de. Zomeren, zie Jacobus van. Zuichem, van, zie Viglius. Zuniga, zie Juan de.



REGISTER VAN PLAATSEN.
Abruzzen, 645.
Aduard, Cisterciënser abdij, 364. Aelst, 219, 453, 508.
AfHighem, abdij Van S. Pieter, 132—134, 137, 226, 296.
Agnietenberg, S., convent der Regulieren te,
55. Aken, 543.
Aken, S. Mariakerk, 222, 414. Amelia, 118.
Amsterdam, 513, 517, 640, 671. Amsterdam, Kapel der Hi Stede, 254. Alencon, 548.
Antwerpen, 207, 325, 352, 427, 441, 444, 445, 447, 450, 453, 514—517, 522, 523. 527, 528, 531, 563, 582, 587, 590, 601, 602, 607, 621, 624. 628. 640. 641, 643. 646, 653, 656, 662, 671, 675, 685, 699, 700, 706.
Antwerpen, abdij van S. Bernard, 132—134, 137, 255.
Antwerpen, bisdom, 133, 141, 142, 297, 366.
Antwerpen, klooster der Dominicanen, 144.
Antwerpen, Engelsche nonnen te, 208,
Antwerpen, bisschoppelijk kapittel, 383, 411, 413, 416, 417.
Antwerpen, klooster der Minorieten (Observanten), 142, 201, 202.
Aremberg (kasteel van), 335, 474.
Arnhem, 415, 624, 678.
Atrecht, 141, 204. 205, 424. 556, 658, 559, 568, 584, 615, 617—619, 625, 627, 656, 707.
Atrecht (Staten van), 573.
Augsburg, 570, 625. 626, 629, 653.
Avignon, 580, 711, 717, 718, 723.
Bergeik, 387. Bergen-op-Zoom, 208, 676. Bergen-op-Zoom, klooster der Augustinessen, 412.
Bergen-op-Zoom, klooster der FranciscanenObservanten, 412. Bergen-op-Zoom, hospitaal, 412. Bergen-op-Zoom, S. Mariakerk, 412. Bergen-op-Zoom, markiezaat, 410. Bergen-op-Zoom, zwart-zusterklooster, 412.
Bergen (Noorwegen), 653, 654. Bern, 557. Bertinoro, 322. Besancon, 456, 557, 603. Beveren, 660. Binche, 680.
Biscaye, 526, 643, 663, 671, 67,2. Bloemkamp, abdij, 402. Bologna, 29. Bommel, 607. Bonn, 672, 673, 676. Bordeaux, bisdom, 150. Bouges, 551, 552.
Bourgondië, 456, 523, 576, 622, 656, 723.
Brabant, 536, 537, 539, 603, 656, 700, 720.
Braine le Comte, 529, 532.
Breda, 410, 516, 678, 688.
Breda, baronie, 410.
Breda, S. Catharinadal, 411.
Breda, grauw-zusterklooster, 411.
Breda, hospitaal, 411.
Breda, hospitaal der S. Jansorde te, 278.
Breda, S. Janskapel, 278.
Breda, S. Mariakerk, 410.
Breda, zwart-zusterklooster, 411.
Bretagne, 704.
Brugge, 206, 208, 453, 653, 654.
Brugge, dominicaner klooster, 209, 212.
Brugge, klooster Engelendaal, 203, 208.
Brussel, 182, 339, 453, 469, 478, 608, 621, 523, 524, 529, 530, 536, 587, 640, 641, 656, 671, 675, 678, 681, 686, 689, 692, 695— 703, 707, 719.
Brussel, dominicaner convent, 476.
Brussel, Notre Dame de la Chapelle, 182.
Brussel, Eeuwig verbond van, 605, 606, 608,
Brussel, Staten-Generaal, 512, 647—549, 552, 553, 565, 566, 569, 572, 596, 697, 600, 602, 604, 605, 607, 608, 614, 619, 620, 623, 624, 632, 633, 640, 641, 661.
Burgos, 490.
Bursfeld, Congregatie van, 160. Burtscheid, 242.
Calais, 503.



REGISTER VAN PLAATSEN.
743
Champagne, 549. Capranica, 633. Carignano, 520. Ciny, 299.
Coevorden, 403, 706. Corona, 679.
Cusemer, convent 3. Mariapoort te, 407, 409.
Daelhem, 467. Dauphiné, 496. Delfzijl, 693.
Denemarken, 405, 517, 681. Deventer, 247, 363, 361, 399, 691—694. Deventer, bisdom, 112, 138, 142, 145, 343,
344, 355. Deventer, Bergkerk, 239. Deventer, S. Lebuinus-kerk en kapittel, 315,
321, 328, 336, 339, 343, 353, 357. Delft, 255, 289, 376, 381, 383, 652. Delft, S. Aechten-convent, 190, Delft, S. Barbara-convent, 190, Doornik, 157,205,386,421,448,577, 671, 701. Dordrecht, 426.
Douai, 205, 573, 590, 604, 615, 617, 618. Douai, hoogeschool, 59, 60, 383, 537. Douai, priestercollege, 384, 520. Drente, deken van, 403. Druten, 516. Duinkerken, 393. Duitschland, 610. Düsseldorf, 424.
Eembrugge, 238. Eemnes, 238.
Egmond, abdij; inlijving bij do tafelgoederen
van het bisdom Haarlem, 75. Ehrenbreitstein, 11. Emden, 693.
Engeland, 603, 604, 539, 540. Enschede, 239. Erkelenz, 373, 682, 684.
Faenza, 327.
Felwerd, benedictijner klooster te, 159, 160. Feltro, 118. Ferrara, 572. Franchimont, 697.
Frankfort a. M., jaarmarkt te, 265, 528, 529. Frankrijk, 672, 701.
Friesland, 377, 378, 514, 522, 531, 539, 603, 624, 640, 652, 666, 657, 680, 683, 686, 689, 692—694, 701, 706.
Gallicië, 663, 680.
Geertruidenberg, 607, 678, 679, 681.
Gelder hertogdom, 496, 503, 514, 531, 539,
603, 621, 624, 656, 657, 684, 699. Gelder, Hof van. 308, 309. 317, 320, 677. Genève, 540, 567.
Genua, 529.
Gent, 445, 463, 514, 531, 540, 567, 568, 587,
590, 640. Gent, bisdom, 325, Gent, S. Bavo-kerk, 288, 377. Gent, dekenaat, 285. Gent, officiaal, 288. Gbislain (Saint), 494. Glemboux, 478. Goletta (la), 440, 508. Gorinchem, 656, 683. Gouda, 242, 426.
Grammont, klooster van S. Adrianus, 235. Granada, 500. Gratz, 322. Gravenhage, 's-, 705.
Gravenhage, 's-, kapittelkerk van 8. Marie,
175, 288, 374. Grevelingen, 671.
Groningen, 377, 378, 469, 631, 632, 656, 686, 693.
Groningen, Ter Aa-kerk, 397, Groningen, bisdom, 99, 145, 337, 338, 344. Groningen, dominicaner klooster, 354, Groningen, Jezuieten-college, 365, 379, 381,
382, 392, 394, 396, 402, 403, 408, 409. Groningen, kapittel van, 338, 354. Groningen, kloostergoederen, 365, 379, 382. Groningen, S. Maarten-kerk, 364. Groningen, magistraat, 354, 365, 381, 382, 402,
408.
Guipuzcoa, 526, Gulik, 688. 704.
Haarlem, bisdom, 76, 142, 292, 329, 501, 502,
695. Hagenau, 647. Halberstadt, 239. Hamburg, 704.
Hamerstein, klooster van Augustijner-koorheeren, 239.
Hattem, 14.
Hautrage, 492.
Heiligerlee, 467.
Hertogenbosch, 's-, 516, 702.
Hertogenbosch, 's-, bisdom, 5, 92, 141, 284, 295, 327, 328, 483.
Hertogenbosch,'s-, dominicaner klooster, 210.
Hertogenbosch, 's-, kapittel van, 146,233, 340, —342, 352, 353, 375, 376, 416.
Hertogenbosch, 's-, Latijnsche school, 276.
Hertogenbosch, 's-, officiaal, 331, 333.
Hertogenbosch, 's-, parochiekerken, 219.
Hertogenbosch, 's-, refugiehuis der Karthuizers, 375.
Henegouwen, gewest, 434, 478, 638, 556, 558, 559, 584, 590, 603, 604, 615, 617— 619, 625, 627, 666, 686.
Henegouwen (Staten van), 673.



744
REGISTER VAN PLAATSEN.
Heusden, 680, 682, 683, 686.
Holland, 496, 503, 513, 523, 536, 539— 541, 554, 576, 582, 690, 593, 603, 605— 607, 613, 624, 639, 649, 650, 666, 662, 663, 666, 672, 674, 677, 681. 683, 686, 693, 694, 701.
Hongarije, 440.
Hoogstraten, 410.
Hoogstraten, S. Catherinakerk, 411.
Hoogstraten, S. Clara-convent, 411,
Hulst, 699—701.
Ierland, 533. Ivoy, 688'.
Jemmingeri, 211, 472. 473. Jeruzalem, bedevaart, 256. Jodoigne, 478.
Kamerijk, 135, 141, 154, 173, 179, 184, 290,
295, 332, 430, 478, 508, 558, 595, 622, 637,
656, 685. Kempen, de, 676. Kempen, de, aartsdiakonaat, 187. Kessel, klooster van 8. Ursula en de twaalf
duizend Maagden, 129. Keulen, aartsstift, 49, 280, 604, 668, 676, 689,
690, 701.
Keulen, Antonieten-klooster, 426—429. Keulen, Apostelkirche, 320, 325. Keulen, College Trium Coronarum, 312, 325. Keulen, domkapittel, 49.
Keulen, Hollandsch college, 421,424,426—429. Keulen, hoogeschool van, 50. Keulen, Jezuïetenklooster, 397, 427. Keulen, Kruisheeren convent, 428. Keulen, Maria-broederschap, 242. Keulen, klooster van het H. Kruis, 292. Keulen, officialaat, 313—315, 332. Keulen, stad, 208,255,263,265,273, 280, 290,
377,419—421, 564, 566, 568,572,579, 580,
584, 627, 629, 644, 657, 685. Keulen, stadsbestuur, 427. Klaarwater, Benedictinessen klooster te, 159. Kleef, 224, 306, 356, 560, 682. Knodsenburg, 694—697. Koesfeld, 419.
Languedoc, 496. Lausanne, 640.
Leeuwarden, bisdom, 110, 263, 279, 422. Leiden, 426, 539. Lens, 345.
Leuven, 252, 325, 377, 449, 478, 621, 524,
636, 648, 702. Leuven, bisdom, 136.
Leuven, het district aan een vicaris-generaal onderworpen, 355.
Leuven, hoogeschool, 212, 234—236, 301, 346,
356, 369, 360, 384, 702. Leuven, Koninklijk College, 348. Leuven, Bogarden convent, 363. Leuven, dominikaner klooster, 212. Leuven, franciscaner convent, 323. Lier, 523, 644. Lissabon, 498, 662, 663. Londen, 489, 663, 654, 665, 671, 672, 677. Lotharingen, 523. Lubeck, 653, 654. Lucca, 199.
Luik, 477, 478, 523, 543, 564, 622, 657, 664, 680.
Luik, aartsdiaconaat, 298. Luik, bisdom, 203, 222, 277. Luik, officialaat, 373, 393. Luxemburg, bisdom, 144, 223. Luxemburg, gewest, 516, 530, 553, 576, 656. Lottum, 288.
Maas, de, 524, 851, 688. Maas en Waal, Land van, 695. Maaseyck, 478.
Maastricht, 203, 262, 268, 270, 369, 446, 523, 524, 556, 557, 580—582, 584, 585, 588, 590, 595, 598, 599, 603, 616, 671, 699.
Maastricht, 8. Servaas, hoofdkerk en kapittel, 138, 145, 263—265, 268, 270, 282, 300—302, 313, 349, 352, 353, 361, 369, 367, 371, 372, 374, 414, 427, 429, 475.
Maastricht, augustijner klooster, 369—371, 393.
Maastricht, Duitsche Orde, 371, 393. Maastricht, College der Jezuïeten, 264—266,
272, 282, 300. Maastricht, kapittel van S. Marie, 340, 372. Maastricht, 8. Mathiaskerk, 371. Maastricht, 8. Nicolaaskerk, 361. Maastricht, Tertiarissen convent, 369—- 371,
393.
Madrid, 260, 261, 532, 584.
Madrid, augustijner klooster S. Filippo, 262.
Mainz, 273, 568.
Malta, 440.
Mantua, 32.
Marne, Oldenklooster in de, 394, 401—404, 407—409.
Mechelen, 453, 503, 523, 527—529, 531, 602,
605, 656. Mechelen, aartsbisdom, 132, 134. Mechelen, Hooge Raad van, 607. Meersen, proosdij van 8. Remigius, 128, 137,
144, 150, 151, 153—154. Melnik, 567. Meppel, 306. Meurs, 699.
Meurs, Karmelieten, 389—391. Middelburg, 352, 685.



REGISTER VAN PLAATSEN.
745
Middelburg, bisdom, 54, 88, 147, 149, 294. Middelburg, abdij, 76. Moll, 237.
Mons, 204, 303, 548, 616, 686. Montfort, 682. Moravië, 691. Moscou, 663. Munster, 145, 381, 657. Munster, Anabaptisten te, 613. Munster, diocees, 687. Munsterbilsen, abdij van, 49. Muro, 118.
Kamen, 529—632, 540, 641, 646, 656, 671. Namen, bisdom, 260, 385. Nantes, 529, 530. Napels, 591.
Neurenberg, rijksdag te, 633, 635.
Neuss, 665, 668.
Nieppes, 464.
Nizza, 520.
Nocera, 591.
Normandië, 549.
Novogorod, 653, 654.
Nunen, 323.
Nijmegen, 682, 684, 694, 695, 702, 704.
Nijmegen, Land van, 690, 692.
Nijmegen, dekenaat, 367.
Nijmegen, S. Catharina-klooster, 307, 309,
310, 313, 317, 324, 331—333. Nijmegen, Clarissen, 367. Nijmegen, franciscaner convent, 367. Nijmegen, kapittel van S. Stephanus, 307,
309, 310, 313—315, 331—333. Nijmegen, ■ vrouwelijke Tertiarissen, 367.
Oldenoord, 394. Omer, S., 157, 204, 303, 326. Ommelanden, Friesche, 691. Oosterhout, 410.
Oosterwierum, Heveskesklooster, 392. Oosterwierum, S. Janshospitaal, 394, 397. Oranje, prinsdom, 496, 580, 711—713, 716,
717, 719—721, 723. Orchies, 573, 615, 617, 618. Ortona, 646. Ostende, 663.
Overijsel, gewest, 22—25, 656. Overijsel, Hof van, 343. Oudenaarde, 182.
Padua, 602.
Palencia, bisdom, 115, 154, 156, 287.
Pampeluna, 154.
Parijs, 508, 543, 691.
Piëmont, 498.
Piacenza, 465.
Picardië, 549.
Pisa, 201.
Polen, 653.
Popoul (saint), 490.
Portugal, 681.
Praag, 565, 567, 669—672.
Provence, 496.
Rees, 682, 693.
Rheims, abdij van S. Remigius, 128, 150. Rochellc (la), 498. Roermond, 404, 503, 516, 646. Roermond, bisdom, 105, 151, 153, 154, 265,
362. 366, 378, 383, 384, 429. Roermond, kathedraal, 138. Roermond, kapittel, 128. Roermond, Franciscanen, 390, 391. Roermond, Hieronymus-klooster, 129. Roosendaal, 412. Ruhrort, 688.
Rijn, de, 661, 692—695, 700. Rijnberk, 661, 662, 676, 678—680, 682. Rijssel, 205, 573, 615, 617, 618.
Saragossa, 723. Savoje, 520, 623, 661. Schelde, de, 693, 699, 700. Schenkenschans, 694, 696. Schmalkalden, bond van, 595. Schotland, 405, 604, 539, 540. Selymbria, 142.
Sibculo, cisterciënser klooster, 269. Siguenza, 55.
Siloe (Selwerd), abdij, 176, 177, 353. Sittard, 314.
Steenbergen, S. Andreas-kerk, 412. Sont, do, 653.
Spa, 382, 529, 530, 679—681, 684, 686, 687.
Spiers, 572.
Stiermarken, 481.
Steenwijk, 696, 704.
Stockum, kasteel, 478.
Straatsburg, 289.
Straelen, 222.
Termunten, abdij, 176, 177. Thienen, 478. , Thorn, abdij, 49, 50, 241, 243, 247 252, 337, 379.
Tirlemont, dekenaat, 355, 356. Tirlemont, Bogarden convent, 355. Toledo, 681. Tongeren, 478.
Tongerloo, abdij, 76, 132, 137, 157, 295, 327,
328, 378, 381. Torcello, 535. Toulouse, bisdom, 150. Tours, 555. Trente, 559. Turijn, 621, 661.



746
REGISTER VAN PLAATSEN.
Utrecht, aartsbisdom, 84.
Utrecht, bisdom, 21.
Utrecht, gewest, 536, 539, 656.
Utrecht, stad, 803, 376, 426, 427, 513, 517,
531, 687, 624, 640. Utrocht, kapittels, 49, 60, 513. Utrecht, collegiale kerken, 281. Utrecht, Oudmunster, 228, 303. Utrecht, domsproosdij, 38, 40, 45, 48, 96, 172. Utrecht, S. Jansproosdij, 47. Utrecht, S. Marie-kerk, 358, 369, 386, 387,
401, 405. Utrecht, 8. Nicolaaskerk, 172. Utrecht, S. Pieterskerk, 419. Utrecht, S. Hieronymus school, 233. Utrecht, S. Paulus abdij, 172.
Valenciennes, 205, 206, 446, 452, 514. Valkenburg (Limburg), 265. Vlaanderen, 505, 603, 676, 696, 700, 701, 705. Veluwe, 656.
Venaissain, 711—713, 716, 717. Venetië republiek, 575, 595, 667. Vianen, 450.
Vlierbeek, benedictijner abdij, 363.
Vlissingen, 503.
Vught, Karthuizers, 375*
Waal, de, 694.
Wachtendonk, 676.
Walcheren, 54, 656.
Wedderen, Karthuizers, 686.
Westfalen, 673, 686, 689, 690, 701.
Westhoven, 323, 386.
Westmal, Augustinessen-klooster, 412.
Worms, 8, 10.
Wijer, 336.
Xanten, 336.
Yperen, 464, 532. Yperen, bisdom, 385.
Zeeland, 415, 503, 513, 523, 536, 540, 541, 654, 576, 582, 590, 593, 603, 605—607, 613, 624, 639, 649, 650, 656, 662, 663, 666, 674, 677, 685, 693, 694.
Zepperen, S. Hieronymuskamp, 428, 429.
Zevenbergen, 678, 688.
Zierikzee, 612.
Zierikzee, Engelsche nonnen te, 208. Zutphen, 503, 677, 691—694. Zutphen, S. Walburgskerk, 363. Zweden, 663. Zwitserland, 539, 540.



REGISTER VAN ZAKEN.
Aartsdiakens, hun rechtsmacht in het bisdom
van 's-Hertogenbosch na het Concilie van
Trente, 246. Absolutie in den biecht van ketters, 448, 451,
453, 457, 461, 462. Afpersing der Spaansche beambten te Erke-
lenz, 682.
Afpersing der Spaansche bezetting te Roermond, 404.
Anabaptisten in het verweesde bisdom van
Groningen, 351. Anabaptisten te Keulen, 685. Anima-kerk te Rome, 415. Annaten. 384. Arianen, 591.
Armada, 671, 672, 674—676, 679, 688. Augsburgsche Confessie, 276, 480, 553, 633.
Bartholomeus-nacht, 497. Basel, Concilie van, 591. Beeldenstorm te Antwerpen, 443. Beneficiën, 658.
Bisschoppelijke jurisdictie, 413, 507.
Bisschoppelijke visitatie, 292, 293, 416, 507.
Bisdommen in de Nederlanden, Nieuwe, 62— 65, 74, 132.
Bisdom Groningen, gebreken in het verweesde bisdom; hoe ze te verbeteren, 349.
Breviarium Pianum, 387.
Brievenboek van den dominicaan Vincenzo Ercolani, visitator der Predikheerenkloosters in de Nederlanden, 196—208.
Broederschap v. h. Allerh. Sacrament in de 8. Janskerk te 's-Hertogenbosch, 5.
Bulla aurea, 57.
Bulla cruciata, 661.
Bulle „Regnans in excelsis", 486.
Bulla „In Coena Domini", 234, 291, 294, 507, 577.
Bulle, Oprichtings- der Nederl. bisd., 69. Bulle, Omschrijvings- voor Utrecht, 84. Bulle, Omschrijvings- voor Haarlem, 76. Bulle, Omschrijvings-voor Middelburg, 88. Bulle, Omschrijvings- voor 's-Hertogenbosch, 92.
Bulle, Omschrijvings- voor Groningen, 99.
Bulle, Omschrijvings- voor Roermond, 105.
Bulle, Omschrijvings- voor Leeuwarden, 110.
Bulle, Omschrijvings- voor Deventer, 112.
Bullen, Tijdsberekening der, 320.
Bijbel, verspreiding van het N.-Testament in Hollandsche vertaling, met Inleiding en noten onder de Katholieken van Nederland aanbevolen, 256.
Calvinisten te Gent, 568, 574.
Censuren, kerkelijke gesteld op moord van geestelijken, 294.
Censuren, door 9 kapittelheeren en 24 kapelaans van S. Servaas, bij name genoemd, beloopen, 268.
Centuriae Magdeburgenses, 277.
Clandestiene huwelijken, 246, 255, 293.
Collegium Germanicum te Rome, 526.
Concilie, Acta van het Conc. Trullanum, 320, 321, 325—327, 334, 336, 345, 348.
Concilie van Trente en Congregatie van het Concilie, 50, 146, 151, 162, 163, 166, 172— 175, 178, 183—187, 189, 213, 219, 222, 231, 233, 234, 237, 243, 245, 246, 255, 261, 277, 279, 290, 292, 293, 317, 329, 368, 386, 387, 413, 416—418, 433, 456, 470, 483, 507, 553.
Concilium Lateranense IV, 267, 423.
Congregatio Germanica, 426, 427.
Congregatie van de Signatura, 428.
Consistories der Calvinisten, 610.
Conventueelen, Franciscaner Orde, 190.
Correctoren van de Vaticaansche drukkerij, 345, 359, 360, 362, 380, 406.
Dagboek der visitatie-reis naar en in de Nederlanden door P. Pietro da Castelnuovo, O. P. (1568), 201—206.
Dispensatie-brieven, taxae, 397.
Dispensatie van onthoudingsgebod in de Vasten, 419, 635.



748
REGISTER VAN ZAKEN.
Dominicanen, beschikkingen omtrent nagelaten goederen van Dominicanen, in den krijg gestorven, 269.
Dominicanen, maatregelen tegen buiten kloosterlijk verband rondzwervende monniken, 269, 289.
Dominicanen, Provinciaal kapittel te Maastricht, 1584.
Dominicaner kloosters, toestand dezer kloosters in de N. Nederlanden, 280.
Dominicaner Orde in de Nederlanden, godsdienstig-kerkelijke toestand der kloosters aldaar, 668.
Dominicaner Orde, volmachten haar verleend bij het prediken tegen de Jacobieten, 304.
Engelsche katholieken in de Nederlanden, 449. Erfpacht, 403.
Escusando, belast ing op den clerus in Spanje, 661.
Euveldaden der Franschen in Henegouwen, 549.
Euveldaden der Geuzen in Vlaanderen, 464, 576.
Euveldaden der Spaansche soldaten in de
Nederlanden, 457, 508, 555, 650, 696. Exemptie, 413, 418, 420.
Franciscanen, Derde Orde, 190. Franciscanen, Observanten, 190, 193, 273.
Godsdienstvrijheid, 590—592, 604—605, 666, 667, 674, 718.
Handel der Hollanders, hoe te beletten, 651,
652, 662, 664, 689, 705. Hanze, 653—656, 665. Heiligerlee, slag bij, 467. Hugenoten, 472, 492, 496, 497, 504, 508,
676, 661, 662, 713, 720. Hussiten, 591.
Huwelijken in verboden graden in de noordelijke Nederlanden, 385. Huwelijksdispensatie, 419.
Index van verboden boeken, 387. Inquisitie, 8, 15, 32, 36, 37, 39, 52, 232, 265,
321, 380, 436, 453, 457, 507. Italiaansche aalmoezeniers in het leger van
Philips II, 430.
Jansorde, S„ 392.
Jemmingen, slag bij, 472.
Jubüé-aflaat voor afweer der ketterij in de
Nederlanden (Gregorius XIII), 548, 573. Jubilé-aflaat bij het optreden van een nieuwen
paus. 410, 414, 426, 429, 544. Jubilé-aflaat van Pius V wegens de troebelen
in de Nederlanden, 477.
Jubilé-aflaat van Sixtus V tegen de Turken
(1566), 176, 330, 333, 344. Jurisdictio in sacris, ingrijpen van Philips II,
671.
Jus spolii, 343,
Karakter der Hollanders, 650, 651. Karmelieten Orde in de Z.-Nederlanden, 213. Kerkelijke goederen, pauselijk indult omtrent, s 404.
Koninklij k placet voor kerkelijke ambten, 354, 355, 359, 361, 408, 416.
Leuven, voorstellen van het provinciaalconcilie aldaar (1574), 234,
Ligue, 448, 491, 494, 685, 692, 698, 702, 705, 708.
Lutheranisme, verbreiding in de Nederlanden, 434.
Malcontenten, 648.
Menses apostolici, 266.
Missa beati Petri, 345, 349, 357.
Missio Castrensis, 228.
Mooren, oorlogen tegen de, 667.
Oliesel, geldige materie voor het Sakrament, 365.
Opleiding van missionarissen, in Holland,
Zeeland en Friesland werkzaam, 323. Onthoofding van Egmond en Hoorne, 458.
Pacificatie van Gent, 554—556, 571, 587— 589, 604, 606—608, 611, 614, 615, 640.
Pacificatie der Nederlanden, 538—544, 605— 609.
Pacificatie, congres voor — te Keulen, 377, 559—629, 633—635, 642, 648, 661.
Plakkaten, 459, 605, 607.
Plundertochten van het leger der oproerige Nederlanden, 703.
Plunderingen der Walen in het Statenleger, 517.
Privilegium fori, 419—421, 701, 703.
Protectoraat, geestelijk, over de Nederlanden, aan Carolo Borromeo opgedragen in 1566, 176.
Relegionsfrid, 587, 613—615, 640. Residentie, verplichting van, 313. Ridderorde van S. Jan, 292, 293. . Rijksdag te Regensburg, 508.
Sociëteit van Jezus, generaal der, 538. Strijdvragen tusschen de Jezuieten en de Louvensche hoogeschool, 346.
Tienden, 386, 720.
Tonsuur, toe te dienen door abten in FriesI land, 403.



REGISTBK TAN ZAKEN.
749
Turkengevaar, 440, 442, 491, 508, 637, 541, 643, 576, 691, 609, 658.
Vaticaansche drukkerij, 388, 416, 678. Verslag bisdom Antwerpen, N.-Nederlandsch
gedeelte, 410. Verslag van Philippus Sega omtrent zijn
werkkring bij Don Juan, 519—530. Verspieders tegen de Katholieken in Holland,
405.
Visitatio ad limina, 336, 368, 385, 413.
Volmachten, oorspronkelijk door Gregorius XHI verleend aan priesters, in de oproerige Nederlanden werkzaam, 303, 331, 333, 334.
Votum simplex castitatis, 347. Vragen, practische omtrent zielezorg in Holland, 317—319, 333, 334. Vrijbuiters, 650. Vulgaat, 388. Vulgaat, uitgave der, 406.
Wederopluiking van het Katholicisme, 701.
Westfriesland, 300 dukaten toegewezen aan het domkapittel van Utrecht als vergoeding voor het verlies van de proosdij van Westfriesland, 96.
Windesheim, Congregatie van, 310, 313, 323, 324, 331, 332.
Worms, Rijksdag van, 609, 614.



CORRIGENDA.
Blz. 72, regel 21, staat: Middelburgensem, lees: Middelburgensem. Blz. 158, in het opschrift, staat: 1592, lees: 1579. Blz. 264, regel 1, staat: 1590, lees: 1580.
Blz. 522, noot 3, staat: Joost de Soete, heer van Villers, lees: Ville.



m






■